Komplannen Westervoort
Bestemmingsplan - Gemeente Westervoort
Vastgesteld op 22-09-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan "Komplannen Westervoort" met identificatienummer NL.IMRO.0293.BPKom2013001-VA01 van de gemeente Westervoort.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan huis verbonden bedrijf
een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de bewoner van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is.
1.4 aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de bewoner van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.5 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.6 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.7 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.8 aanduidingsvlak
een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.
1.9 afhankelijke woonruimte
een aan-, uit- of bijgebouw die qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg aanwezig is.
1.10 afwijking
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening.
1.11 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van een paardenfokkerij, een paarden- of ponyhouderij, een pelsdierfokkerij of een intensieve veehouderij.
1.12 ander-werk
een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid.
1.13 andere geluidsgevoelige gebouwen
gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.14 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.
1.15 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten.
1.16 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.17 bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van (een deel van) het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.18 bed & breakfast
het verstrekken van logies met ontbijt binnen de bestaande (bedrijfs-) woning of het hoofdgebouw.
1.19 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.20 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.21 bedrijfsmatige exploitatie
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie.
1.22 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.23 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.24 beperkt kwetsbaar object
- verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen,
zwembaden en speeltuinen; - kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten vallen;
- sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten vallen;
- objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen,
bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval; - objecten die met de boven genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn.
1.25 bestaand
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
- bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.26 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.27 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.28 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.29 bijgebouw
een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.30 boerderijkamers
een (gedeelte van een) agrarisch bedrijfsgebouw met inpandige appartementen, voorzien van een keuken, slaapkamer(s), sanitaire en overige voorzieningen, en dat dient voor het bieden van een recreatief nachtverblijf.
1.31 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.32 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.33 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.34 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels van een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.35 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.36 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.37 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.38 buitenrijbaan
een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijdactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.
1.39 cultuur en ontspanning
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning;
[zoals bijvoorbeeld een atelier, attractiepark, bioscoop, bowlingbaan, casino, congrescentrum, creativiteitscentrum, dansschool, dierentuin, evenementterrein, kinderboerderij, museum, muziekschool, muziektheater, speeltuin en theater, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie]
1.40 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.41 dienstverlening
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek.
1.42 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond.
1.43 erf
al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
1.44 erker
een uitbouw van het hoofdgebouw met de omvang en uitstraling van een uitgebouwd venster, veelal gelegen voor het verlengde van de voorgevel.
1.45 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.
1.46 evenement
periodieke en/of incidentele manifestaties zoals een sportmanifestatie, concert, bijeenkomst, voorstellingen, tentoonstelling, show, thematische beurs en thematische markt waarbij de voorbereiding ter plaatse (bijvoorbeeld opbouwen), het evenement zelf en de nazorg ter plaatse (bijvoorbeeld afbouwen) langer dan 24 uur duurt. Onder een evenement worden in ieder geval niet begrepen de sinterklaasintocht, de sleuteloverdracht (bij carnaval), kortdurende optochten en bijeenkomsten en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen activiteiten.
1.47 extensieve (dag)recreatie
recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen,
zwemmen en vissen.
1.48 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.49 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.
1.50 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.51 geluidsbelasting vanwege een spoorweg
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer of op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder spoorwegen.
1.52 geluidsbelasting vanwege het wegverkeer
de gemiddelde geluidsbelasting over de dag-, avond- en nachtperiode ( Lden) uitdrukt in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.53 grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel.
1.54 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder.
1.55 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is.
1.56 horeca
een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.57 kampeermiddel
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.58 kantoor
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.59 kas
een gebouw waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal ten behoeve van het kweken van vruchten, groenten, bloemen en/of planten.
1.60 kleinschalig kamperen
het houden van een kampeerterrein als bedoeld in artikel 8 lid 2 sub a van de Wet op de openluchtrecreatie.
1.61 kwetsbaar object
- a. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten, onder 1.24;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen;
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis zijn gevestigd;
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.62 landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht.
1.63 lichte horeca
een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag dranken en/of etenswaren worden verstrekt aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven.
1.64 LPG-doorzet
de doorzet van LPG in m3 per jaar.
1.65 maatschappelijke voorzieningen
culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening met uitzondering van een ziekenhuis, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.66 maatvoeringsgrens
de grens van een maatvoeringsvlak.
1.67 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt.
1.68 manege
een bedrijf dat op eigen terrein binnen en/of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport.
1.69 mantelzorg
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en / of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.70 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening.
1.71 natuurwaarden
de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden.
1.72 nevenactiviteit
een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat.
1.73 normaal onderhoud, gebruik en beheer
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.
1.74 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
1.75 omgevingsvergunning ten behoeve van sloop
vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder b van de Wet ruimtelijke ordening.
1.76 onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen.
1.77 oprit
het gedeelte van het bouwperceel voor het bereiken van de bij het bouwperceel behorende garage en / of carport en / of andere bij de desbetreffende bestemming behorende gebouwen waar verkeer over rijdt. Een oprit is altijd direct bereikbaar vanaf de openbare weg.
1.78 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.79 overkapping
een bouwwerk op het bouwperceel van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats dan wel ten dienste van de ter plaatse toegestane activiteit en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.
1.80 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.81 peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.
1.82 permanente bewoning
bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats.
1.83 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.84 recreatieve bewoning
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie.
1.85 recreatiewoning
een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning.
1.86 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.87 slopen
het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken.
1.88 Staat van Bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.
1.89 Staat van Horeca-activiteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van horecabedrijven.
1.90 stacaravan
een kampeermiddel dat mede gelet op de afmetingen en constructie, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen te worden voortbewogen.
1.91 standplaatsen
het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de open lucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen zoals een kraam, een wagen of een tafel.
1.92 steenhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van straatstenen, tegels, grind en andere tuinbenodigdheden, niet zijnde planten, tuingereedschap of tuinhuisjes, aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending in het kader van de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.93 terrassen
een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie worden bereid en/of verstrekt.
1.94 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.95 uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
1.96 uitwerking
een uitwerking als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder b van de Wet ruimtelijke ordening.
1.97 verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen digitale ruimtelijke informatie.
1.98 verkoopvloeroppervlak
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.
1.99 volumineuze goederen
goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals goederen in bouw- en doe-het-zelf producten, automobielen, motorfietsen, boten, caravans, e.d.
1.100 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt.
1.101 webwinkel
een (bedrijfsmatige) dienst waarbij het showen, informeren en verkopen volledig online geschiedt en waarbij de toelevering, opslag en uitlevering van de goederen vanuit een daartoe correct bestemde locatie plaats vindt.
1.102 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
1.103 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.104 woonwagen
voor bewoning bestemd (hoofd)gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.105 zorgwoning
een woning die gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een zekere zorgbehoefte met de bij de zorg behorende dienstverlening waarbij de diensverlening ook door derden mag worden gebruikt.
1.106 zware horeca
een bedrijf waar hoofdzakelijk in de avonduren en/of de vroege nacht dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals een bar-dancing, discotheek of nachtclub, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Bij de vaststelling van de goothoogte worden goten van ondergeschikte bouwdelen zoals dakkappelen niet meegerekend.
2.5 de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
2.6 de horizontale diepte van een gebouw
de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.
2.7 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 de oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
2.10 overige bepalingen
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
- b. bestaande bedrijfswoningen;
- c. kleinschalig kamperen;
- d. extensieve (dag)recreatie;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en (fiets)paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water- en (nuts)voorzieningen, tuinen en erven en daarmee naar aard en omvang vergelijkbaar gebouwen en voorzieningen.
3.2 bouwregels
3.3 afwijken van de bouwregels
3.4 wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het veranderen van bouwgrenzen, al dan niet in verband met het vergroten van de oppervlakte van het bouwperceel, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. na vergroting mag de oppervlakte van het bouwperceel maximaal 1,5 ha bedragen;
- b. de vergroting dient noodzakelijk te zijn in het kader van een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
- c. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
- e. er dient een compacte bouwperceelsvorm te blijven bestaan waarbij de nieuwe vorm van het bouwperceel de oude vorm in grote lijnen volgt.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven ter plaatse van de aanduidingen:
garage garagebedrijf opslag opslag voor steenhandel specifieke vorm van bedrijf - glashandel glashandelbedrijf - b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan;
- c. buitenopslag van goederen met een hoogte van maximaal 3 meter en ter plaatse van de aanduiding 'opslag' voor buitenopslag met een hoogte van maximaal 5 meter met dien verstande dat buitenopslag niet is toegestaan op gronden gelegen voor de voorgevel van de bebouwing en in het verlengde daarvan;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en (fiets)paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water- en (nuts)voorzieningen, tuinen en erven en daarmee naar aard en omvang vergelijkbaar gebouwen en voorzieningen.
4.2 bouwregels
4.3 specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt mede verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:
- a. bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
- b. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
- c. vuurwerkbedrijven;
- d. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r.
4.4 wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het toestaan van een bedrijf dat is opgenomen in de naasthogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan ter plaatse is toegestaan, dan wel een bedrijf dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk gesteld kan worden met een bedrijf van die naasthogere categorie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. er mag geen onevenredige aantasting plaats vinden van de verkeersveiligheid;
- b. er mag geen onevenredige aantasting plaats vinden van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.
Artikel 5 Centrum
5.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. centrumfuncties die op de begane grond worden uitgeoefend:
- 1. cultuur en ontspanning;
- 2. detailhandel;
- 3. dienstverlening;
- 4. horeca als bedoeld in categorie I en II van de Staat van inrichtingen (horeca);
- 5. maatschappelijke voorzieningen;
- b. ondersteunende functies op de verdieping die ondergeschikt zijn ten opzichte van de onder lid a genoemde functies.
- c. wonen op de verdieping(en), tot het bestaande aantal woningen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en (fiets)paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water- en (nuts)voorzieningen, tuinen en erven en daarmee naar aard en omvang vergelijkbaar gebouwen en voorzieningen.
5.2 bouwregels
5.3 afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 voor het toestaan van een kantoor mits:
- a. dit past in het straatbeeld;
- b. het de winkelfunctie van het centrum niet onevenredig schaadt;
- c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 6 Gemengd
6.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. cultuur en ontspanning
- b. dienstverlening;
- c. kantoor;
- d. maatschappelijke voorzieningen;
- e. sportvoorzieningen;
- f. bestaande (boven)woningen;
- g. ter plaatste van de aanduiding 'nutsvoorziening' een nutsvoorziening;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en (fiets)paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water- en (nuts)voorzieningen, tuinen en erven en daarmee naar aard en omvang vergelijkbaar gebouwen en voorzieningen.
6.2 bouwregels
Artikel 7 Groen
7.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
- b. parken en plantsoenen;
- c. (fiets)paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- d. speelvoorzieningen, water- en (nuts)voorzieningen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' ook voor volkstuinen;
met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen en met inachtneming van de keur van het waterschap.
7.2 bouwregels
7.3 wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Groen wijzigen in de bestemming Wonen en / of de bestemming Tuin met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. er geen nieuwe woning mogelijk wordt gemaakt;
- b. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de verkeersveiligheid;
- c. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.
Artikel 8 Horeca
8.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het bestaand aantal horecabedrijven ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2‘ voor horeca in de categorieën I en II van de Staat van Horeca-activiteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' ook voor detailhandel;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur' ook voor het verhuren van kamers;
- d. wonen op de verdieping(en), tot het bestaande aantal woningen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en (fiets)paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water- en (nuts)voorzieningen, tuinen en erven en daarmee naar aard en omvang vergelijkbaar gebouwen en voorzieningen.
8.2 bouwregels
8.3 afwijken van de gebruiksregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.1 voor het toestaan van een andere vorm van horeca dan ter plaatse is toegestaan, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen
- b. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' ook voor een kantoor;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en (fiets)paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water- en (nuts)voorzieningen, speelvoorzieningen, tuinen en erven en daarmee naar aard en omvang vergelijkbaar gebouwen en voorzieningen.
9.2 bouwregels
Artikel 10 Natuur
10.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden;
- b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de ecologische verbindingszone;
- c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
- d. extensieve dagrecreatie;
met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en (fiets)paden.
10.2 bouwregels
10.3 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 11 Sport
11.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor veldsporten met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en (fiets)paden, ondergeschikte detailhandel en horeca, sanitaire voorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water- en (nuts)voorzieningen, tuinen en erven en daarmee naar aard en omvang vergelijkbaar gebouwen en voorzieningen.
11.2 bouwregels
11.3 specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van sporten die veel omgevingslawaai tot gevolg hebben, zoals (model)vliegsport en motorcross.
Artikel 12 Tuin
12.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven met een oprit c.q. toegangspaden met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en andere-werken.
12.2 bouwregels
12.3 afwijken van de bouwregels
Artikel 13 Verkeer
13.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op verblijf alsmede de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
- b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
- c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
- d. nutsvoorzieningen waaronder (ondergrondse) containers;
- e. autoboxen, ter hoogte van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - autobox';
- f. het gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van de weekmarkt;
- g. het gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van maximaal drie standplaatsen;
- h. het gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar per locatie en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen;
- i. in afwijking van het hiervoor bepaalde geldt dat voor de Dorpstraat maximaal zes evenementen per jaar zijn toegestaan;
- j. terrassen, uitsluitend aan de naar de openbare weg gekeerde zijde van een horecabedrijf;
met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals straatmeubilair.
13.2 bouwregels
Artikel 14 Verkeer - Spoor
14.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Spoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorvervoervoorzieningen;
- b. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op verblijf alsmede de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
- c. parkeer- en groenvoorzieningen;
- d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
- e. geluidwerende voorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen waaronder (ondergrondse) afvalcontainers;
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde en voorzieningen.
14.2 bouwregels
Artikel 15 Water
15.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
- b. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- c. groen- en speelvoorzieningen;
met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde waaronder bruggen, vlonders, steigers, dammen en/of duikers.
15.2 bouwregels
Artikel 16 Wonen
16.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het bestaande aantal woningen ter plaatse van de aanduidingen:
‘aaneengebouwd‘ aaneengebouwde woningen; ‘gestapeld‘ gestapelde woningen; ‘twee-aaneen‘ twee-aan-een gebouwde woningen; ‘vrijstaand‘ vrijstaande woningen; ‘zorgwoning‘ zorgwoningen; ‘woonwagenstandplaats‘ woonwagenstandplaats. - b. in afwijking van artikel 16.1 lid a zijn ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' nieuwe woningen toegestaan tot het maximum aangegeven aantal;
- c. aan huis verbonden beroepen met dien verstande dat de oppervlakte beperkt is tot een maximum van 60 m2 van het hoofdgebouw en/of het aangebouwde bijgebouw;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' voor dienstverlenende functies naast de woonfunctie;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is een onderdoorgang/portaal ten behoeve van langzaam verkeer toegestaan; deze gronden mogen op de hoogte van het peil niet worden bebouwd;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en (fiets)paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water- en (nuts)voorzieningen, tuinen en erven en daarmee naar aard en omvang vergelijkbaar gebouwen en voorzieningen.
16.2 bouwregels
16.3 afwijken van de bouwregels
16.4 afwijken van de gebruiksregels
Artikel 17 Wonen - Uit Te Werken
17.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen;
- b. aan huis verbonden beroepen;
- c. wegen, straten, wandel- en fietspaden;
- d. parkeer-, groen-, speel- en nutsvoorzieningen;
- e. waterlopen en voorzieningen voor de waterhuishouding;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en (fiets)paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water- en (nuts)voorzieningen, tuinen en erven en daarmee naar aard en omvang vergelijkbaar gebouwen en voorzieningen.
17.2 uitwerking
Artikel 18 Leiding - Gas
18.1 Bestemmingsomschrijving
18.2 Bouwregels
Op of in de in 18.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
18.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen t.b.v. van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.
18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 19 Waterstaat - Waterkering
19.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor: de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals duikers, keerwanden en merktekens.
19.2 bouwregels
19.3 afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 19.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.
19.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 20 Waterstaat - Waterstaatkundige Functies
20.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functies' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
- b. de waterhuishouding;
- c. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit;
met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.
20.2 bouwregels
20.3 afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 20.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van Rijkswaterstaat.
20.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 21 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 22 Algemene Bouwregels
22.1 goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en de Wabo tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
22.2 afstand van bouwwerken
In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en de Wabo tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
22.3 bebouwingspercentage
In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en de Wabo tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Artikel 23 Algemene Gebruiksregels
23.1 strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud.
23.2 woningen
Nieuwe bedrijfs- en / of (boven)woningen zijn alléén toegestaan indien dat elders in deze regels nadrukkelijk wordt bepaald.
Artikel 24 Algemene Aanduidingsregels
24.1 geluidzone - industrie
Artikel 25 Algemene Afwijkingsregels
25.1 Algemene afwijkingen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
- b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
- c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m met dien verstande dat deze omgevingsvergunning uitsluitend mag worden verleend op gronden behorende bij de bestemmingen Groen, Verkeer, Verkeer - Spoor;
- d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m;
- e. het vergroten van het oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en / of hoofdgebouwen tot een groter oppervlakte dan toegestaan op basis van de overige geldende regels ten behoeve van de bouw van een afhankelijke woonruimte mits een dergelijk gebruik noodzakelijk is vanuit oogpunt van mantelzorg. Hierbij geldend voorts de volgende bepalingen:
- 1. een deskundige is betrokken m.b.t. de noodzakelijkheid van de mantelzorg;
- 2. de vergroting van het oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m2;
- 3. de overige bouwregels van de bestemming in acht worden genomen.
25.2 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 25.1 kan slechts worden verleend, mits:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 26 Algemene Procedureregels
Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid en/of uitwerkingsbevoegdheid worden de procedureregels van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in acht genomen.
Artikel 27 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
- b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 28 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- f. de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 29 Overige Regels
29.1 Archeologie en Cultuurhistorie
Op dit bestemmingsplan is naast het bepaalde in dit bestemmingsplan tevens het bepaalde in het bestemmingsplan 'Archeologie en Cultuurhistorie' van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
30.1 overgangsrecht bouwwerken
30.2 overgangsrecht gebruik
Artikel 31 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Komplannen Westervoort".
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van ……………………..
De voorzitter, De griffier,
……………… ………………
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De geldende bestemmingsplannen voor Westervoort zijn deels verouderd en moeten daarom vernieuwd worden. Dit is voor de gemeente een belangrijke reden om door middel van een inhaalslag actuele bestemmingsplannen te vervaardigen. Daarnaast worden planherzieningen die in de tussentijd gerealiseerd zijn, meegenomen in één integraal bestemmingsplan. Het doel van het bestemmingsplan is het bieden van een recent juridisch-planologisch kader voor Westervoort.
1.2 Ligging Van Het Plangebied
Het plangebied ligt ten zuidoosten van de spoorlijn Anhem-Zevenaar. Van het plangebied is een gebied uitgezonderd. Het betreft het gebied waar recent een nieuw bestemmingsplan voor is gemaakt: het plan 'Kern Westervoort' (vastgesteld 28-01-2013).
Het plangebied bestaat voornamelijk uit woningbouw. Het plangebied omvat de volgende woonwijken: Mosterdhof, de Weem, Vredenburg, Emmerik, Broeklanden, de Lange Maat, Hoogeind, De Leigraaf, De Steenderens en de Ganzenpoel. Onderstaande afbeelding toont de ligging van het plangebied in de omgeving.
![]() | |
Ligging globale grens plangebied (bron: Bing Maps) |
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Het plangebied van het nieuwe bestemmingsplan omvat de geldende bestemmingsplannen: Komplannen (05-02-2007), De Waaij (27-06-2005), Reparatieplan De Waaij (05-2007), Dijkwoningen de Waaij (23-08-2011), Broeklanden 18-20 (03-08-2010), Broeklanden Familieboerderij (03-08-2010), Klapstraat 192 (21-07-2011), Aardgastransportleiding Westervoort (08-07-2010) en de wijzigingsplannen van de Paepestraat (05-2009) en Dorpstraat (07-2008).
In dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen. De huidige situatie wordt conform feitelijk gebruik bestemd. Er zijn wel enkele locaties waar in de geldende plannen nog bouwtitels onbenut zijn. Die bouwtitels worden in dit bestemmingsplan overgenomen. Het zijn dus geen nieuwe ontwikkelingen maar bestaande mogelijkheden. Het zijn:
- Dijkwoning de Waaij: hierbij is nog één woning niet gebouwd. Deze locatie is reeds opgenomen in het bestemmingsplan 'Dijkwoningen de Waaij'.
- Klapstraat 192: op deze locatie is één woning gepland conform het bestemmingsplan 'Klapstraat 192';
- Grote Breide-Heilweg: dit perceel behoudt de bestemming 'Wonen - Uit te werken', overeenkomstig met het vigerende bestemmingsplan 'Komplannen'. Op deze locatie kan woningbouw plaatsvinden mits het plan voldoet aan de gestelde uitwerkingsregels. Voor deze locatie zijn maximaal 8 woningen toegestaan.
- Vredenburgstraat 56 en tussen 65-67: Aan de Vredenburgstraat zijn twee percelen nog onbebouwd. Op deze locaties is op ieder perceel één bouwtitel aanwezig.
- Locatie hoek Heilweg-'t Hoge Eind en locatie Heilweg naast 76 ieder één woning overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan 'Komplannen'.
1.4 Opzet Van Het Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is een bindend plan voor zowel overheid als burgers. In een bestemmingsplan wordt de bestemming, ofwel de functie van de grond aangewezen. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en wat daarop gebouwd mag worden. Omgevingsvergunningen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, een verbeelding en planregels.
Toelichting
De toelichting wordt opgesteld overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de toelichting zijn opgenomen:
- een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van wijze van bestemmen;
- een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
- de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 Bro bedoelde overleg;
- de uitkomsten van het met toepassing van artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht verrichte onderzoek;
- een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken;
- de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.
Omdat bij de voorbereiding van het bestemmingsplan geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer is opgesteld, worden in de toelichting, conform artikel 3.1.6 lid 2 Bro, ten minste neergelegd:
- een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden;
- voor zover nodig een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overige waarden van de in het plan begrepen gronden en de verhouding tot het aangrenzende gebied;
- een beschrijving van de wijze waarop krachtens hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer vastgestelde milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken.
Verbeelding
De verbeelding, een kaart, geeft de bestemming van de grond aan met daarbij eventuele aanduidingen zoals bouwvlakken. Door op de verbeelding te kijken is te zien welke bestemmingen en mogelijke aanduidingen er gelden. De verbeelding omvat de laatste afspraken over InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO) en Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012.
Planregels
De planregels geven de gebruiksmogelijkheden aan van de grond en, vaak, ook op welke wijze de gronden bebouwd mogen worden. In het vormgeven van de planregels wordt aangesloten bij de SVBP 2012.
1.5 Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het plan beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving opgenomen. In dit hoofdstuk wordt het project ook inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. Tot slot bevat hoofdstuk 5 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de inspraak en overlegmomenten zijn opgenomen.
Hoofdstuk 2 Het Plan
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk komt aan de orde wat de huidige situatie is met betrekking tot de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied. Er wordt allereerst aandacht besteed aan de historie van het plangebied. Verder komen in dit hoofdstuk de ruimtelijke structuur (bebouwing, groen, water, wegen, monumenten) en de functionele structuur (woonfunctie, bedrijven, voorzieningen) aan bod. Ten slotte wordt aandacht besteed aan eventueel aanwezige waardevolle elementen en worden de aanwezige belemmeringen, zoals hoofdtransportleidingen beschreven.
2.2 Ruimtelijke Situatie
De bebouwing in het plangebied bestaat in hoofdzaak uit woningen, waarbij onderscheid gemaakt kan worden in projectmatige bouw, individuele bouw en historische linten. Daarnaast zijn verspreid over het plangebied een aantal wijkfuncties zoals: Kulturhuis De Nieuwhof, wooncentrum De Wilgenpas, buurtcentra bij Broeklanden en de Korte Griet en diverse scholen zoals De Klimroos, De Schakel en De Brug.
De woningbouw dateert grotendeels van na 1950, maar met name vanaf 1980 is Westervoort stevig gegroeid. Het grootste deel van de wijken is opgebouwd uit projectmatige bouw, met veelal aaneengeschakelde eengezinswoningen en enkele gestapelde woonvormen tot maximaal 5 lagen. De verschillende bouwperioden van de jaren ‘50 tot en met ‘90 zijn duidelijk herkenbaar in de vormgeving van de wijken. Binnen het plangebied is dan ook op diverse manieren omgegaan met voor- en achterkanten, aanbouwen, dakvormen, tuinen, parkeren, hofjes, groenstructuur, etc. Opvallend tussen en langs deze wijken zijn de karakteristieke linten met individuele bebouwing zoals de Dorpstraat, de Klapstraat, Pals en de Heilweg en het open bebouwingpatroon langs de Rijndijk en de IJsseldijk. De linten en de dijken vormen de oudste bewoningsgebieden van Westervoort en op een aantal plaatsen is daar ook nog de oorspronkelijke oude bebouwing te vinden. Het nieuwste deel binnen het plangebied is 'De Waaij', in de wijk De Weem gelegen. Deze inbreiding is nagenoeg geheel gerealiseerd.
2.3 Beheer Van De Bestaande Ruimtelijke Situatie
In het plan is de bestaande situatie als zodanig bestemd. Enkele bijzonderheden komen in deze paragraaf aan bod.
Kenmerkende straten
De Dorpstraat, Klapstraat, Pals, Vredenburgstraat zijn kenmerkende straten in Westervoort. Grote delen van deze straten bestaan uit oude linten, waarbij de bebouwing een afwisselende bouwbreedte en bouwhoogte heeft. In het bestemmingsplan zijn in deze gebieden de maximale bouwbreedte en bouwhoogte preciezer bestemd dan in de overige straten in het plan. Hierdoor wordt getracht het karakteristieke beeld van de lintbebouwing te bewaren en hiermee wordt invulling gegeven aan het cultuurhistorische beleid van de gemeente. Door een afwijkingsmogelijkheid kan worden afgeweken van de bouwregels. Het gaat er om dat het straatbeeld van een oud lint in takt blijft. Als dit in takt blijft kan er worden afgeweken. Ook via de architectuur van het bouwplan kan veel gedaan worden om aan te sluiten bij het historisch beeld en kan via de afwijking meegewerkt worden aan het plan. In de overige straten blijft meer ruimte bestaan om kleinschalige uitbreidingen toe te staan.
Buurtcentra
Het buurtwinkelcentrum Broeklanden en Korte Griet hebben de bestemming Centrum. Binnen deze bestemming zijn verschillende functies zoals horeca, detailhandel en dienstverlening mogelijk. Dit zorgt voor de nodige flexibiliteit in het plan. Wanneer er bijvoorbeeld een winkelpand leeg staat, is het binnen de regels van het bestemmingsplan ook mogelijk om daar een dienstverlenend bedrijf te beginnen of een kantoor. Binnen de bestemming Centrum is wonen op de verdiepingen mogelijk, als deze reeds aanwezig zijn zoals het buurtcentrum bij Korte Griet. Wonen op de begane grond is niet gewenst omdat het -doorgaans- een minder levendige functie is die de centrumfunctie niet versterkt. Andersom geldt voor de centrumfuncties op de verdieping dat deze niet zijn toegestaan.
Mengbestemming
Bij een aantal locaties binnen het plangebied die goed ontsloten zijn en waarbij verschillende functies bij elkaar liggen is gekozen voor de bestemming Gemengd. De bestemming Gemengd biedt voor de betreffende panden de nodige flexibiliteit: er wordt ruimte geboden om bij de omgeving passende functies uit te oefenen. Het gaat dus om méér dan (slechts) één functie. Zo is het mogelijk om, onder de voorwaarden zoals die in de regels gesteld zijn, zonder planherziening een maatschappelijke functie om te bouwen tot bijvoorbeeld een kantoorpand of een dienstverlenende functie. Een voorbeeld daarvan zijn de panden aan de Broeklanden 18-20, waar nu in een pand een tandheelkundig centrum is gevestigd en waar ook prima een andere functie zou passen. Ruimtelijk gezien is dit goed inpasbaar en het voorkomt onnodige leegstand. Binnen de bestemming Gemengd zijn alleen de bestaande bovenwoningen toegestaan.
Bedrijvigheid in woonomgeving
Het gemeentelijk beleid is erop gericht om geen nieuwe (startende) bedrijven toe te staan binnen de woonomgeving, overeenkomstig het tot op heden gevoerde beleid. In het verleden waren er in het plangebied meer bedrijven aanwezig, die verplaatst, gesaneerd of geweerd zijn. De reeds in het plangebied aanwezige bedrijven worden conform feitelijke situatie bestemd. Het plangebied leent zich er niet voor om bedrijven of bedrijfsactiviteiten zoals opslag, e.d. te huisvesten. Aan huis verbonden beroepen zijn hier van uitgezonderd. Deze kleinschalige bedrijfsactiviteiten passen juist weer goed in een woonwijk. Op enkele locaties zijn in / bij de woning iets grootschaligere bedrijfsactiviteiten aanwezig dan wat onder een aan huis verbonden beroep kan worden verstaan. Dit wordt in dit bestemmingsplan als een dienstverlenend bedrijf gezien en hebben daarom de aanduiding 'dienstverlening' gekregen. Onder een dienstverlenende functie wordt onder andere de volgende functies bedoeld: een praktijkruimte, een klein kantoor zonder baliefunctie, kapper etc. Hierbij is het van belang dat de woonfunctie ook aanwezig blijft op het perceel.
Bebouwing voor de woning
Ten aanzien van aan-, uit-, bijgebouwen en overkappingen (bijbehorende bouwwerken) bij een woning zijn specifiekere bouwregels opgenomen binnen de bestemmingen Wonen en Tuin. Deze bijbehorende bouwwerken moeten 3 meter achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw van de woning worden gebouwd t.b.v. het (straat)beeld.
Op verschillende plaatsen staan er bijhorende bouwwerken vóór deze 3 meter lijn, soms ook vóór de voorgevel. Voor zover deze legaal gebouwd zijn, en dat is meestal het geval, zijn deze gebouwen óók toegestaan (vanuit juridisch perspectief: ze zijn dus positief bestemd). In bijvoorbeeld de wijken Mosterdhof en Broeklanden komt dit veel voor. Middels een afwijkingsregeling in de bestemming Tuin kunnen nieuwe bijgebouwen gebouwd worden. Bij het al dan niet meewerken aan een verzoek om af te wijken wordt natuurlijk gekeken naar de reden waarom het gevraagd wordt als ook of vergelijkbare gebouwen in de buurt al voorkomen.
Op verschillende locaties, en zeker ook in de wijk Mosterdhof, komt het ook voor dat er gebouwen vóór de hoofdmassa staan die functioneel gezien een onderdeel zijn van hoofdmassa en / of die daar min of meer mee zijn vergroeid (een schuin oplopend dak bijvoorbeeld). In deze situaties is voor een vergelijkbare bestemmingsoplossing gekozen als bij de bijhorende bouwwerken in de tuin, maar dan binnen de bestemming Wonen en met de aanduiding 'hoofdgebouw'.
Hoofdstuk 3 Haalbaarheid Van Het Plan
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aspecten die van belang zijn voor de haalbaarheid of uitvoerbaarheid van het plan. Het betreft veelal onderzoeken die noodzakelijk zijn op grond van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Eveneens is in dit hoofdstuk het relevante rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van het plan(gebied) beknopt opgenomen.
3.2 Beleid
3.2.1 Rijksbeleid
In dit bestemmingsplan wordt de feitelijke situatie bestemd en zijn geen grote ontwikkelingen voorzien. Verschillende nota's van het Rijk, zoals Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geven geen concrete input die van belang zijn voor het plan.
3.2.2 Provinciaal beleid
Structuurvisie ruimtelijke ordening Gelderland
Het streekplan Gelderland 2005 is door de Provinciale Staten van Gelderland op 29 juni 2005 vastgesteld en geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkeling in de komende tien jaar. Dit streekplan voorziet in een integrale herziening van het vigerende ruimtelijke beleid van de provincie Gelderland (streekplan Gelderland 1996 en de daaropvolgende partiële herzieningen). Het plan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Om de afstemming met regionale ontwikkelingen te optimaliseren is dit streekplan mede gebaseerd op regionale structuurvisies die zijn aangeleverd door de Gelderse regio's. Het streekplan is een kaderscheppend plan voor diverse uitwerkingen. Met de inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.
Planspecifiek
In dit bestemmingsplan wordt de feitelijke situatie bestemd en zijn geen grote ontwikkelingen voorzien. Het streekplan Gelderland geeft geen specifieke input die voor het plan van toepassing is.
Ruimtelijke Verordening Gelderland
Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen.
Provinciale Staten hebben de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld in december 2010 en deze geldt sinds maart 2011. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan op deze regels afstemmen.
Planspecifiek
In dit bestemmingsplan wordt de feitelijke situatie bestemd en zijn geen grote ontwikkelingen voorzien. De Verordening Ruimte Gelderland geeft geen specifieke input die voor het plan van toepassing is.
3.2.3 Ontwerp Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland
Ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan ligt de Omgevingsvisie en verordening van Gelderland ter visie. Deze verordening is nog niet bindend maar is voor de toekomst wel leidend met betrekking tot het te voeren beleid. De omgevingsvisie en verordening vervangen het Streekplan en de provinciale verordening Gelderland.
Met de verordening worden de onderwerpen uit de Omgevingsvisie waarvoor de provincie verantwoordelijk is juridisch gewaarborgd. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
Planspecifiek
De Ontwerp Omgevingsvisie en Omgevingsverordening geven ten opzichte van het huidige Streekplan en Ruimtelijke verordening geen aanvullend beleid met betrekking tot actualisaties. Voorliggend plan past hierdoor ook binnen dit beleid.
3.2.4 Gemeentelijk beleid
Toekomstvisie 2026
Op 7 juli 2008 heeft de gemeenteraad van Westervoort de toekomstvisie "Westervoort op weg naar 2026" vastgesteld.
De Toekomstvisie is het kader dat de komende twintig jaar richtinggevend is voor alle beleidsontwikkelingen. Het gaat om de grote lijnen. Actualiteiten, landelijke, regionale en lokale ontwikkelingen kunnen de komende decennia hierin 'landen'. Inwoners van Westervoort, organisaties en politici waren betrokken bij de totstandkoming.
Westervoort is een fijne woon- en leefgemeente, waar mensen zich thuis voelen. Om dat vast te houden en te verbeteren heeft Westervoort in de toekomst vooral een kwalitatieve versterking nodig. Er is veel van waarde in Westervoort, maar de totale leef- en woonkwaliteit kan niet zonder impulsen om de komende decennia het hoofd te bieden.
Westervoort wil zich ontwikkelen tot een gemeente waar jong en oud op een aantrekkelijke en gevarieerde wijze kunnen wonen en leven. Door zijn unieke ligging en voorzieningen in de directe omgeving heeft Westervoort een prima uitgangspunt om de vele kansen voor de toekomst te grijpen. Daarop richt de Toekomstvisie 2026 zich. Daarmee is de Toekomstvisie ook de grondslag voor de structuurvisie geweest, waarin het ruimtelijk beleid van de gemeente is vastgelegd.
Planspecifiek
In dit bestemmingsplan wordt de feitelijke situatie bestemd en zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. De Toekomstvisie 2026 geeft geen specifieke input die voor het plan van toepassing is.
Structuurvisie 'Westervoort 2020'
Op 20 september 2010 heeft de gemeenteraad van Westervoort de Structuurvisie ‘Westervoort 2020’ vastgesteld. Hierin is de visie van de gemeente Westervoort op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor het gehele gemeentelijk grondgebied voor de periode tot 2020 verwoord. De ambities van Westervoort voor de functies wonen, economie, mobiliteit, welzijn, groen & water, milieu, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit zijn in de Structuurvisie samengebracht voor zover deze gaan over de ruimtelijke structuur van het dorp en het buitengebied. Het doel van de Structuurvisie is het aangeven van de kaders waarbinnen ontwikkelingen en projecten kunnen plaatsvinden én het communiceren van de ambities van de gemeente met derden.
Planspecifiek
In dit bestemmingsplan wordt de feitelijke situatie bestemd en zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. De Structuurvisie 'Westervoort 2020' geeft geen specifieke ontwikkelingen aan voor het plangebied. Wel wordt aangegeven dat het van belang is om de woningvoorraad op te plussen en zo geschikt te maken voor verschillende doelgroepen en ze levensloopbestendig te maken. Het bestemmingsplan biedt binnen het bouwvlak enige ruimte om aanpassingen op dit gebied te realiseren, zonder dat een planherziening direct nodig is.
Beleidsvisie Wonen
Goed woonbeleid vraagt inzicht in de effecten van recent gevoerd beleid en verwachte trends voor de komende jaren. Met de Beleidsvisie Wonen geeft de gemeente Westervoort richting aan het te voeren woonbeleid. De gemeenteraad van Westervoort heeft de 'Beleidsvisie Wonen gemeente Westervoort' op 7 december 2009 vastgesteld.
Met de 'Beleidsvisie Wonen gemeente Westervoort' wordt ingespeeld op de actuele woonvraagstukken in Westervoort. Bijzondere aandacht wordt besteed aan drie doelgroepen: doorstromers, starters en senioren.
Planspecifiek
In dit bestemmingsplan wordt de feitelijke situatie bestemd en zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. De Beleidsvisie Wonen geeft geen specifieke ontwikkelingen aan voor het plangebied. Wel wordt aangegeven dat de bestaande woningvoorraad aangepast moet worden aan de veranderende vraag en deze levensloopbestendig te maken. Het bestemmingsplan biedt binnen het bouwvlak enige ruimte om aanpassingen op dit gebied te realiseren, zonder dat een planherziening direct nodig is.
Groenstructuurplan Levende Aders II (2011)
In 2011 is het groenstructuurplan 'Levende Aders II' opgesteld. Nieuwe ontwikkelingen en inzichten, ten opzichte van het beheer van de openbare ruimte, zijn in dit groenstructuurplan verwerkt. Het beschikbare budget voor het beheer van de openbare ruimte is beperkt en naar verwachting blijft dit zo gezien de huidige recessie. De uitdaging is om een groenstructuurplan op te stellen waarbij gezocht wordt naar een versobering van de openbare ruimte zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit en de identiteit van het groen.
De volgende vragen komen aan bod:
- op welke manier kan er een versobering plaatsvinden met vernieuwde groeninzichten?
- op welke manier kan de hoofdstructuur verbeterd worden?
- op welke manier kan het ecologische netwerk worden verbeterd en behouden blijven?
- waar liggen de prioriteiten ten opzichte van het beheer en de groenrenovaties?
Het groenstructuurplan heeft de volgende doelen:
- het behouden en verbeteren van de kwaliteit en identiteit van het groen
- het vastleggen van de hoofdstructuur en deze verbeteren
- het ecologische netwerk behouden en verbeteren
- prioriteiten vaststellen ten opzichte van beheer en groenrenovaties
Planspecifiek
In dit bestemmingsplan wordt de feitelijke situatie bestemd. Het Groenstructuurplan Levende Aders II geeft geen specifieke input die voor het plan van toepassing is.
3.3 Milieu
3.3.1 Bodem
In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming is met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied.
Planspecifiek
Aangezien er binnen voorliggend plan geen nieuwe ontwikkelingen (bouwplannen) worden meegenomen, vormt de bodem geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
3.3.2 Lucht
In het kader van het opstellen van een bestemmingsplan moeten er met betrekking tot luchtkwaliteit twee aspecten in beeld gebracht worden. Ten eerste of de luchtkwaliteit de nieuwe functie toelaat (de gevoeligheid van de bestemming) en ten tweede wat de bijdrage is van het plan aan die luchtkwaliteit.
Planspecifiek
Aangezien er in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen worden voorzien, vormt luchtkwaliteit geen belemmering voor de uitvoerbaarheid.
3.3.3 Geluid
De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
- woningen;
- geluidsgevoelige terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen);
- andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh):
- 1. verzorgingstehuizen;
- 2. kinderdagverblijven
- 3. psychiatrische inrichtingen
- 4. medisch centra;
- 5. poliklinieken;
- 6. medische kleuterdagverblijven.
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.
De gemeente Westervoort heeft in 2007 geluidbeleid vastgesteld. Het beleid bestaat uit een Nota Geluidsbeleid waarin de hoofdlijnen van het beleid uiteen worden gezet en een viertal deelnota's, te weten een Nota Hogere Grenswaarden, een Nota Bedrijven en geluid, een Nota geluid en evenementen en een Nota Bouwlawaai. Met het Geluidbeleidsplan en de daarin opgenomen bijlagen is gevolg gegeven aan de voornemens uit het gemeentelijke milieubeleidsplan om de geluidssituatie binnen de gemeente te inventariseren, geluidskaarten op te stellen en het opstellen van een gemeentebreed geluidsbeleid.
De doelstelling van het beleid is het behouden van de goede kwaliteit van de leefomgeving en het benutten van kansen om, daar waar het noodzakelijk is, de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren. Een belangrijke subdoelstelling is het realiseren van een passende geluidskwaliteit in elk gebied. Het geluidsbeleid heeft vooral betrekking op nieuwe situaties zoals de aanleg van nieuwe wegen en woonwijken.
Planspecifiek
Aangezien er in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen worden voorzien, vormt geluid geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
3.3.4 Milieuzonering
Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van al aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.
Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) heeft in 2009 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uitgegeven. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt, dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:
- het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen;
- het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.
Planspecifiek
In het plan zijn twee bedrijven aanwezig. Aan Rijndijk 35 is een garagebedrijf gevestigd. Verder behoort een zone langs de noordzijde van het spoor bij het groothandelsbedrijf Reijmer, deze strook wordt gebruikt voor opslag van onder andere stenen. De genoemde bedrijven zijn reeds vele jaren aanwezig op de locatie en leveren geen overlast op voor de omgeving.
Voor het industrieterrein Kleefse Waard - Koningspleij (Arnhem-Noord) is een ontwerp bestemmingsplan opgesteld. Hierbij is de vastgestelde geluidszone opgenomen. Deze geluidszone is in het voorliggend bestemmingsplan opgenomen.
Verder zijn er geen milieuzoneringsaspecten die invloed hebben op dit bestemmingsplan aangezien er in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen worden voorzien.
3.4 Water
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kunnen verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en kan de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
- vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
- schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan het bod.
Waterwet
Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering'. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers.
Het doel van de Waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In de integrale watervergunning gaan zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) op in één aparte watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Gemeentelijk Rioleringsplan
In 2012 is het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld voor de periode 2012-2016. Dit plan geeft het beleid weer voor de afval- en hemelwaterstroom en het grondwater. Daarmee wordt invulling gegeven aan de gemeentelijke watertaken zoals genoemd in de Waterwet.
De gemeente zamelt al het stedelijk afvalwater in dat vrijkomt binnen het grondgebied van de gemeente en transporteert het naar het overnamepunt van het waterschap. Daar waar geen gescheiden riolering aanwezig is wordt het afvalwater samen met het hemelwater aangeleverd. Na (grootschalige) renovaties en herinrichting moet het afvalwater gescheiden van het hemelwater aangeboden worden. Het hemelwater wordt zoveel mogelijk uit het afvalwaterstelsel gehouden. Dit betekent dat bedrijven en particulieren het hemelwater dat op hun perceel valt, eerst zelf op eigen perceel moet proberen te verwerken en, indien dat niet redelijkerwijs kan, het gescheiden aan moeten leveren aan de riolering. Dit geldt voor alle nieuwbouw en bestaande bouw, tenzij het afvalwater en hemelwater oorspronkelijk werd afgevoerd naar het gemengd riool.
Perceeleigenaren zijn zelf verantwoordelijk voor het grondwater op eigen terrein. Dat betekent dat de afvoer van dat grondwater naar een, eventueel door de gemeente aangelegde, drainageleiding voor eigen rekening komt. Onder voorwaarden neemt de gemeente maatregelen in openbare gemeentelijke gebieden als er sprake is van structurele nadelige gevolgen door de grondwaterstand.
Watertoets
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen.
Waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel ontwikkeld waarmee met een aantal vragen in beeld te brengen is welke wateraspecten relevant zijn en met welke intensiteit het watertoetsproces doorlopen dient te worden.
![]() |
Ingevulde watertoetstabel |
Aangezien het plan conserverend van aard is en geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, is er in de watertoetstabel merendeel 'nee' als antwoord aangegeven. Aan de noordzijde van het plangebied ligt de IJssel. Het invloedsgebied van de IJssel en de waterkering (de IJsseldijk) hebben een beschermde status. Voor deze zone langs de dijk is een dubbelbestemming opgenomen ten behoeve van de veiligheid en het onderhoud van de dijk.
Planspecifiek
Het bestemmingsplan is ter informatie toegezonden aan het Waterschap Rijn en IJssel. Er zijn geen opmerkingen ontvangen op het plan.
Het bestemmingsplan is op het gebied van water uitvoerbaar.
3.5 Ecologie
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.
Gebiedsbescherming
De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:
- Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden);
- beschermde Natuurmonumenten;
- wetlands.
Naast deze drie soorten gebieden is de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur ((P)EHS) in het kader van de gebiedsbescherming van belang. De (P)EHS is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland. Zij bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'.
Soortenbescherming
De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van LNV (artikel 75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.
Planspecifiek
In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die ten koste kunnen gaan van ecologische waarden. Het bestemmingsplan is daarmee op het gebied van ecologie uitvoerbaar.
3.6 Archeologie En Cultuurhistorie
In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Zij pleit voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie, dus (onder meer) monumenten en archeologie gezamenlijk, in structuurvisies, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De verwachting daarbij is dat overheden, initiatiefnemers, eigenaren, ontwikkelaars en ruimtelijke ontwerpers er toe aangezet worden om de waarde van het cultureel erfgoed als kans te zien bij de ontwikkeling van gebieden en het realiseren van economische en maatschappelijke doelen.
Sinds 1 januari 2012 is het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden. Met dit besluit wordt uitvoering gegeven aan enkele maatregelen uit de beleidsbrief Modernisering van de Monumentenzorg die op 28 september 2009 aan de Tweede Kamer is aangeboden. Met dit besluit is het verplicht geworden om cultuurhistorische waarden vooraf in het proces van ruimtelijke ordening te verankeren. Sinds de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) in 2007 is dit al een feit voor archeologische waarden. De verantwoordelijkheid voor cultuurhistorische waarden komt bij de gemeente te liggen. Dit houdt in dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening houdt met zowel de aanwezige ondergrondse als de bovengrondse cultuurhistorische waarden. Voorafgaande daaraan moeten gemeenten een inventarisatie en analyse maken van de cultuurhistorische waarden.
Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet 1988. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en / of het initiatief aangepast kan worden.
Planspecifiek
Volgens de Monumentenwet heeft de gemeenteraad de mogelijkheid grenzen aan te geven waarbinnen het uitvoeren van een archeologisch onderzoek wel of niet verplicht is, de zogenaamde vrijstellingsgrenzen. De gemeente Westervoort heeft het rapport 'Archeologische Monumentenzorg in de gemeente Westervoort' opgesteld. In dit rapport zijn de archeologische kenmerken en cultuurhistorische elementen in Westervoort in kaart gebracht en toegelicht.
Zoals de Monumentenwet aangeeft heeft de gemeenteraad de vrijstellingsgrenzen en de archeologische beleidskaart vastgesteld, waarna dit archeologisch beleid is vastgelegd in het bestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie vastgesteld (28-10-2013). Dit bestemmingsplan legt een bij het beleid passende regeling neer voor geheel het grondgebied van de gemeente Westervoort. Het voorliggende bestemmingsplan neemt daarom geen regeling op en verwijst naar het bestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie.
Aangezien in dit plan geen ontwikkelingen zijn voorzien, wordt het plan op het gebied van archeologie en cultuurhistorie uitvoerbaar geacht.
3.7 Verkeer En Parkeren
Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is de verkeersstructuur van een bepaald gebied. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die getoetst moeten worden aan de eisen op het gebied van verkeer en parkeren. Dit bestemmingsplan is daarmee op het gebied van verkeer en parkeren uitvoerbaar.
3.8 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Die activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen. Deze activiteiten kunnen een risico veroorzaken voor de leefomgeving. Daarnaast worden de risico's van het opstijgen en landen op vliegvelden ook onder het thema externe veiligheid gevangen. De risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten; het plaatsgebonden (hierna: PR) en het groepsrisico (hierna: GR).
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of dit plan is gelegen binnen het invloedsgebied van een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), een hogedruk aardgasleiding die valt onder het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en/of een transportroute (weg, spoor, water of buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen (o.a. LPG en benzine) worden vervoerd.
De gemeente Westervoort wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. Om die verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeente Westervoort de Beleidsvisie Externe Veiligheid vastgesteld (30-05-2011). Doel van het externe veiligheidsbeleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente Westervoort aanwezig zijn en hoe er met deze en toekomstige risico's om dient te worden gegaan. Het vaststellen van het bestemmingsplan Komplannen Westervoort is niet in strijd met het gemeentelijk beleid.
Planspecifiek
Via de site risicokaart.nl kan voor de locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Bijgaand een screenshot van die site.
Locatie BP Komplannen Westervoort en ligging risicobronnen in de omgeving volgens
www.risicokaart.nl (geraadpleegd op 25-2-2014).
Inventarisatie risicobronnen
Voor het plangebied heeft de Omgevingsdienst Regio Arnhem (ODRA2014EV004) een inventarisatie uitgevoerd naar de risicobronnen in en rond het plangebied Komplannen Westervoort. De inventarisatie levert de volgende inzichten op:
- Binnen het plangebied zijn geen inrichtingen met een externe veiligheidsrisico (Bevi-inrichtingen) aanwezig en bovendien biedt het bestemmingsplan geen mogelijkheid voor vestiging van nieuwe risicobronnen;
- Het invloedsgebied van het LPG-tankstation ligt net niet over een bouwvlak van het bestemmingsplan Komplannen Westervoort. Daarmee is het niet noodzakelijk om het tankstation te betrekken in de risicoanalyse.
- Het invloedsgebied van de buisleiding N559-35-KR-002 (noordzijde) ligt niet over het plangebied Komplannen Westervoort. Daarmee is het niet noodzakelijk om deze aardgasleiding te betrekken in de risicoanalyse
- Het invloedsgebied van de vaarroute Rijn – Gelderse IJssel ligt niet over het plangebied Komplannen Westervoort. Daarmee is het niet noodzakelijk om deze vaarroute te betrekken in de risicoanalyse
- Het invloedsgebied van de drie oostelijk gelegen buisleidingen ligt over het plangebied Komplannen Westervoort. Ten behoeve van deze hogedruk aardgasleidingen is een risicoanalyse (QRA) uitgevoerd.
Risicoanalyse
Uit de kwantitatieve risicoberekening voor de hogedruk aardgasleidingen A505, A507 en A663 ter hoogte van Westervoort en Duiven blijkt dat:
- Binnen de plaatsgebonden risicocontour 10-6 geen kwetsbare objecten zijn gelegen;
- Het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt.
Door het conserverend karakter van het plan is een toename van het groepsrisico door vaststelling van het plan uitgesloten. Bovendien blijkt de hoogte van het bestaande groepsrisico lager dan de geldende oriëntatiewaarde. In overeenstemming met het Besluit externe veiligheid buisleidingen (artikel 12) moet de gemeente in het ruimtelijk plan invulling geven aan een beperkte verantwoording groepsrisico op basis van artikel 12, lid 3b. In het kader van deze verantwoording moet conform artikel 12, lid 2 advies gevraagd worden aan (het bestuur) van de regionale brandweer.
Verantwoording groepsrisico
De gemeente Westervoort is op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen verplicht het groepsrisico voor het plangebied Komplannen Westervoort in het onderhavige ruimtelijke plan te verantwoorden. De gemeente heeft bij het invullen van de verantwoordingsplicht een grote mate van beoordelingsvrijheid. Ten aanzien van artikel 12, lid 1 onderdeel f. en g. heeft de regionale brandweer adviesrecht.
Bij het invullen van de verantwoordingsplicht is gebruik gemaakt van het advies van Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden. Conform het Besluit externe veiligheid buisleidingen worden in de beperkte motvering (verantwoording) van het betrokken besluit de volgende gegevens opgenomen:
a. De aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied
Het plan Komplannen Westervoort heeft een conserverend karakter, waarbij wordt aangenomen dat het aantal aanwezigen binnen het invloedsgebied van de buisleidingen niet significant kan toenemen. Binnen het huidige invloedsgebied zijn vooral woningen aanwezig, waarbij het totaal aantal aanwezigen ('s nachts) rond de 3600 personen ligt.
b. De hoogte van het groepsrisico
Het groepsrisico is berekend met het risicoanalysepakket CAROLA. Het groepsrisico ligt (ruim) onder de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico.
De gemeente Westervoort acht de hoogte van het groepsrisico van de drie hogedruk aardgasleidingen acceptabel, om de volgende redenen:
- 1. Het groepsrisico van de hogedruk aardgasleidingen ligt (ruim) onder de oriënterende waarde.
- 2. Het plangebied is maatschappelijk en economisch belangrijk voor de gemeente Westervoort.
3.9 Economische Uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
- het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
- het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
- het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.
Planspecifiek
Het plan maakt geen ontwikkelingen mogelijk en er zijn geen externe partijen betrokken. De plankosten zijn voor de gemeente Westervoort en daarvoor is budget beschikbaar. Voor dit bestemmingsplan is geen exploitatieplan opgesteld. Eventuele planschade komt voor rekening van de gemeente Westervoort. Het bestemmingsplan is daarmee economisch uitvoerbaar.
3.10 Handhaafbaarheid
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, indien na de vaststelling van het plan door de gemeenteraad geen handhaving door de gemeente plaatsvindt. Het is daarom van belang om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van het plan.
Voor een goed handhavingsbeleid zijn vier factoren van belang:
1. Voldoende kenbaarheid van het plan.
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degene die het moeten naleven. De wet kent enkele waarborgen ten aanzien van de te volgende procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraak en rechtsbeschermingmomenten ingebouwd.
2. Draagvlak voor beleid en regeling in het plan.
De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het plangebied. Het is normaal dat niet iedereen zich kan vinden in ieder onderdeel van het plan. Een algemeen positieve benadering komt de handhaafbaarheid echter ten goede.
3. Realistische en inzichtelijke regeling
Een juridische regeling moet realistisch en inzichtelijk zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Daarnaast en bovenal moeten de regels goed controleerbaar zijn. De regels moeten mede om die rede niet meer regelen dan strikt noodzakelijk is.
4. Actief gemeentelijk handhavingsbeleid
Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie binnen het plangebied. Daarnaast moeten geschikte maatregelen worden getroffen indien de regels worden overtreden. Indien dit wordt nagelaten ontstaat er rechtsonzekerheid.
Het gemeentelijk handhavingsbeleid is neergelegd in een drietal documenten.
- a. De Integrale handhavingnota 2005 is op 6 december 2004 vastgesteld door de gemeenteraad. Deze nota heeft tot doel het gemeentebrede handhavingsbeleid weer te geven en om van daaruit het beoogde handhavingsbeleid te ontwikkelen voor deelterreinen als Algemene Plaatselijke Verordening, bijzondere wetten, bouw- en woningtoezicht, ruimtelijke ordening en milieu. Dit betekent dat de uitgangspunten van deze nota van toepassing zijn op de handhavingstrajecten op die deelterreinen en dat op die terreinen nog specifiek handhavingsbeleid wordt ontwikkeld. Gemeentelijke bestuursorganen handelen overeenkomstig het algemene en specifieke beleid bij de handhaving.
- b. De nota Handhaving Bouwregelgeving 2006 is door de gemeenteraad op 21 februari 2006 vastgesteld en bevat het beleid voor de uitvoering van de handhavingstaak. De speerpunten voor de handhaving zijn:
1. (brand)veiligheid en gezondheid;
2. controles tijdens de bouw;
3. bestaande gevallen.
In de nota is onder meer vastgelegd op welke wijze toezicht plaatsvindt, hoe het college handhaaft en wanneer het college een overtreding gedoogt. - c. De Nota Handhaving APV en bijzondere wetten 2007. Deze nota is op 19 december 2006 vastgesteld door zowel het college van burgemeester en wethouders als de burgemeester. Deze nota geeft weer op welke wijze het college en de burgemeester omgaan met de handhaving van regels op het terrein van de Algemene Plaatselijke verordening (APV), de Afvalstoffenverordening, de Drank- en Horecawet en de Wet op de Kansspelen.
Hoofdstuk 4 Wijze Van Bestemmen
4.1 Algemeen
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
4.2 Verbeelding
Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).
4.3 Planregels
Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde.
Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:
- Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
- Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
- Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk);
- Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
- Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
- Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).
4.4 Wijze Van Bestemmen
Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:
- 1. Agrarisch. Een bestaand agrarisch bedrijf, met omliggende agrarische gronden, krijgt deze bestemming;
- 2. Bedrijf waarbij de functie bedrijf wordt vastgelegd;
- 3. Centrum waarbij de functies in het buurtcentrum zoals detailhandel, horeca, etc. worden vastgelegd.
- 4. Gemengd waarbij verschillende functies zoals dienstverlening, kantoor, maatschappelijke functies etc. worden vastgelegd;
- 5. Groen, waarbij de groene functie wordt vastgelegd. Deze bestemming is toegekend aan die delen van de openbare ruimte waarbij het van belang is dat deze in hoofdzaak een groen karakter behouden. Veranderingen in de inrichting, w.o. enkele nieuwe parkeerplaatsen of een nieuwe langzaamverkeerroute, passen in deze bestemming maar het gebied als geheel dient een groen karakter te behouden;
- 6. Horeca, waarbij de horecafunctie wordt vastgelegd;
- 7. Maatschappelijk, waarbij de maatschappelijke functie wordt vastgelegd;
- 8. Natuur, voor een natuurgebied(je) in het plangebied;
- 9. Sport, voor de sportvelden;
- 10. Tuin, waarbij de tuinfunctie wordt vastgelegd. Noot: in delen van het plangebied komen bijgebouwen vóór de voorgevel voor. Die liggen allemaal in de bestemming Tuin. Voor zover deze gebouwen legaal zijn (en dat zullen ze vrijwel allemaal zijn) mogen deze aanwezig zijn. Ze zijn 'positief' bestemd. Het is toegestaan dat nieuwe bijgebouwen voor de voorgevel gebouwd worden. Daarvoor is een afwijkingsregeling opgenomen. Als een gebouw gepland wordt dat goed past in de stedenbouwkundige structuur, waarbij natuurlijk nadrukkelijk gekeken wordt of dergelijke gebouwen in de buurt ook al voor komen, kan medewerking worden verleend aan de bouw. Specifieke gegevens over de locatie en de achtergrond bij de aanvraag worden daar ook bij betrokken. Het kan zo zijn dat een nieuw gebouwtje net even anders is dan bij de buren. Het feit dat dit bestemmingsplan via de afwijking voorziet in de mogelijkheid om dergelijke gebouwen te bouwen wil echter nog niet zeggen dat het dus een recht is. Per keer dient afgewogen te worden of medewerking verleend kan worden;
- 11. Verkeer, waarbij de reguliere verkeersfunctie wordt vastgelegd. Voorts geldt hier dat het reguliere openbare gebruik ook is toegelaten. Denk bijvoorbeeld aan een standplaats;
- 12. Verkeer - Spoor, waarbij de specifieke verkeersfunctie van het spoor wordt vastgelegd;
- 13. Water voor aanwezige grotere waterpartijen en grotere sloten;
- 14. Wonen waarbij de woonfunctie wordt vastgelegd. Op locaties waarbij voor de hoofdmassa (het hoogste deel) een hoofdgebouw is aangebouwd heeft tevens een woonbestemming met een specifieke bouwaanduiding voor het toestaan van hoofdgebouwen die onderdeel zijn van de hoofdmassa. De regeling die hier geldt is vergelijkbaar met de regeling voor bestaande bijgebouwen in de bestemming Tuin (zie mede hiertoe ook punt 10 in deze opsomming).
Dit plan kent verder geen noemenswaardige bijzonderheden.
Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.
Hoofdstuk 5 De Procedure
5.1 Algemeen
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende zes weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Gemeenteraad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking zes weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De opschorting van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.2 Verslag Artikel 3.1.1 Bro Overleg
Volgens de door gedeputeerde staten van Gelderland vastgestelde WRO-agenda (brief GS van Gelderland van 5 juni 2008, nr. 2008-008347) is in dit geval sprake van een lokaal belang zonder provinciale verantwoordelijkheid, belangen of activiteiten. Planbegeleiding en vooroverleg zijn in dit geval dan ook niet nodig. Evenmin zijn Rijksbelangen in het geding. In het kader van de watertoets is overleg gepleegd met het waterschap Rijn en IJssel. Zij kunnen zich vinden in het plan.
5.3 Verslag Inspraak
Aangezien met dit bestemmingsplan de huidige situatie wordt bestendigd en geen (noemenswaardige) nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt is dit bestemmingsplan direct als ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd. Belanghebbenden kunnen op het ontwerpbestemmingsplan eventueel hun zienswijzen indienen.
5.4 Verslag Zienswijzen
In de bijlage wordt verslag gedaan van de zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan en de gemeentelijke reactie hierop.
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
CATEGORIE I "LICHTE HORECA"
Horecabedrijven, die gelet op de aard en omvang ervan zowel vanuit functionele als uit milieuoverwegingen (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) niet of nauwelijks storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze horecabedrijven. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
Ia. aan de detailhandelsfunctie verwante horeca
- automatiek
- broodjeszaak
- cafetaria
- crêperie
- croissanterie
- koffiebar
- lunchroom
- snackbar
- tearoom
- ijssalon
Ib. overige lichte horeca
- bistro
- hotel/pension
- restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice)
CATEGORIE II "MIDDELZWARE HORECA"
Horecabedrijven, die gelet op de aard en omvang ervan zowel vanuit functionele als uit milieuoverwegingen aanzienlijk storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze horecabedrijven:
- bar
- bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bruto-vloeroppervlak groter dan 250 m²
- biljartcentrum
- café (openbare gelegenheid waar men dranken kan gebruiken, met daaraan ondergeschikt dansgelegenheid)
- café-restaurant (met of zonder bezorg- en/of afhaalservice)
- dansschool
- proeflokaal
- restaurant met een bezorg- en/of afhaalservice (pizzeria, chinees, drive-in, etc.)
- shoarma/grillroom
- zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen)
CATEGORIE III "ZWARE HORECA"
Horecabedrijven, die gelet op de aard en omvang ervan zowel vanuit functionele als uit milieuoverwegingen in min of meer ernstige mate storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze horecabedrijven:
- coffeeshop
- dancing (dansgelegenheid)
- discotheek/discobar (openbare drank- en dansgelegenheid)
- nachtclub (gelegenheid voor dansen en ander vermaak die 's nachts geopend is)
- partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen)
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten