Streek & servicecentrum 't Tappunt, Misterweg 207-209 te Miste
Bestemmingsplan - Winterswijk
Vastgesteld op 18-10-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 het plan
het bestemmingsplan Streek & servicecentrum 't Tappunt, Misterweg 207-209 te Miste van de gemeente Winterswijk;
1.2 bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0294.BP0811BGMISTERW207-VA01 met bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 aan huis verbonden bedrijf
een bedrijf dat in een (gedeelte van) een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is;
1.8 afwijking van de bouwregels en/of van de gebruiksregels
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
1.9 archeologisch deskundige
de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
1.10 archeologische verwachting
een toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.11 archeologische waarde
een toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.12 archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College van de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 Monumentenwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
1.13 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.14 bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.15 bed & breakfastvoorzieningen
het kleinschalig verlenen van logies en ontbijt in een woning, inclusief bijbehorende bijgebouwen;
1.16 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.17 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.18 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.19 beperkt kwetsbaar object
- a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen en -terreinen, zwembaden en speeltuinen;
- b. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder c, vallen;
- c. kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder d, vallen;
- d. objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
- e. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
1.20 bestaand
- a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
- b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.21 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.22 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.23 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, niet zijnde een verblijfsruimte;
1.24 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;
1.25 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.26 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.27 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.28 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.29 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.30 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.31 compenserende maatregelen
maatregelen die worden getroffen ter bescherming of ontwikkeling van kernkwaliteiten en/of omgevingscondities in verband met een, op een andere locatie voorkomende, aantasting van kernkwaliteiten en/of omgevingscondities.
1.32 cultuur en ontspanning
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op kunst en cultuur, spel, vermaak en ontspanning, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.33 dagrecreatie
het totaal van mogelijkheden en voorzieningen voor ontspanning of vrijetijdsbesteding op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden;
1.34 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.35 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
1.36 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
1.37 EHS (Ecologische Hoofdstructuur)
een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden, natuurrijke cultuurlandschappen en verbindingszones, met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten;
1.38 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.39 evenement
een incidenteel plaatsvindende activiteit met een groot publieksaantrekkend karakter, gericht op het vermaken van publiek;
1.40 extensieve (dag)recreatie
recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte;
1.41 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.42 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.43 geluidgevoelige gebouwen
woningen of andere geluidgevoelige gebouwen, waaronder groepsaccommodaties, als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
1.44 groepsaccomodatie
een gebouw bestemd voor recreatief verblijf van groepen;
1.45 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.46 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.47 horeca
een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.48 houtwallen / houtsingels
houtopstanden die dienen ter afscherming van bebouwing dan wel ter versterking of bescherming van de landschappelijke waarden van het gebied. Hieronder worden niet begrepen houtopstanden die worden geteeld in het kader van de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
1.49 inwoning
twee huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van een of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;
1.50 kantoor
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstel-lingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
1.51 karakteristiek
gebouwen die staan op de lijst "gemeentelijk Monumenten Inventarisatie Project" alsmede gebouwen met een voor Winterswijk typische bouwstijl of bebouwing die deel uitmaakt van een beeldbepalend ensemble dan wel bebouwing die door de adviescomissie op het gebied van cultuurhistorie als zodanig kan worden aangemerkt;
1.52 kernkwaliteiten
de wezenlijke landschappelijke en ecologische kenmerken van een bepaald gebied, gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur;
1.53 kleinschalige dagrecreatieve activiteiten
activiteiten van hoofdzakelijk dagrecreatieve aard, zoals voorzieningen ten behoeve van wandel- en fietsrecreatie (onder meer de verhuur van fietsen) en picknickplaatsen, met dien verstande, dat het verstrekken van dranken en/of etenswaren niet is toegestaan;
1.54 kleinschalige terrasvoorziening
terras dat ondergeschikt is aan een andere, in de regels nader omschreven, (hoofd-)functie en dat tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en dranken. Feesten en partijen met commerciële doelstelling zijn niet toegestaan;
1.55 kwetsbaar object
- a. woningen, hieronder begrepen woonwagens en woonschepen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten, onder a;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen;
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.56 landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;
1.57 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.58 mitigerende maatregelen
maatregelen die de aantasting van kernkwaliteiten of omgevingscondities beperken;
1.59 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.60 natuurwaarden
de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden;
1.61 normaal onderhoud, gebruik en beheer
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;
1.62 omgevingscondities
de kwaliteiten van de omgeving voor zover deze van invloed zijn op kernkwaliteiten van een bepaald gebied, gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur;
1.63 omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.64 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.65 omgevingsvergunning ten behoeve van het slopen van bouwwerken
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;
1.66 onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;
1.67 ondersteunende detailhandel
detailhandel die gerelateerd is aan een andere, nader in de regels omschreven (hoofd)functie.
1.68 ondersteunende horeca
horeca die ondergeschikt is en gerelateerd is aan een andere, nader in de regels omschreven (hoofd)functie;
1.69 overkapping
een overkapt bouwwerk bestaande uit maximaal twee al dan niet tot de constructie behorende wanden;
1.70 peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.71 permanente bewoning
bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;
1.72 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.73 recreatieve bewoning
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
1.74 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.75 Staat van bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
1.76 streek & servicecentrum
een bedrijf ten behoeve van promotie van in de regio Achterhoek geproduceerde food- en non-food producten, alsook ondersteunende detailhandel en ondersteunende horeca ten dienste van deze voorzieningen, alsmede aan deze promotie gerelateerde maatschappelijke voorzieningen;
1.77 uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.78 verblijfsfunctie
de functie van gronden als verblijfsplaats voor natuurlijke personen;
1.79 verblijfsrecreatie
recreatie waarbij het verblijf, de overnachting(en), een essentieel onderdeel is;
1.80 verenigingsgebouw
een gebouw dat primair in gebruik is ten dienste van verenigingsactiviteiten ten behoeve van de inwoners van de betreffende buurtschap;
1.81 verkoopvloeroppervlak
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.82 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;
1.83 waardevol landschap
een gebied met bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten;
1.84 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.85 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
2.7 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.8 de oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;
2.9 bijgebouwen en inhoud van woningen
Voor het meten van de inhoud van woningen worden bijgebouwen niet meegerekend.
2.10 toepassing bepaling ondergeschikte bouwonderdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 bestemmingsomschrijving
3.2 bouwregels
3.3 afwijking van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik overeenkomstig de bestemming is pas toegestaan nadat:
- a. de inrit is aangelegd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - inrit' en de bestaande inrit mag slechts gebruikt worden zoals bestaand;
- b. parkeerplaatsen zijn aangelegd.
3.5 afwijking van de gebruiksregels
3.6 wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen:
- a. in de vorm van het wijzigen van de bestemming in de bestemming Horeca, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- 1. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- 2. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
- b. voor het toestaan van een bedrijf dat is opgenomen in categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan wel een bedrijf dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in categorie 3.1, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- 1. geen onevenredige aantasting vindt plaats van de verkeersveiligheid;
- 2. geen onevenredige aantasting vindt plaats van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.
Artikel 4 Waarde - Archeologische Verwachting 1
4.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
4.2 bouwregels
4.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden in de grond (in situ) te behouden.
4.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
4.5 wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Waarde - Archeologische Verwachting 3
5.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
5.2 bouwregels
5.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden in de grond (in situ) te behouden.
5.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
5.5 wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 bestaande maatvoering
7.2 ondergronds bouwen
Het bouwen van ondergrondse bouwwerken is uitsluitend toegestaan onder bovengrondse gebouwen.
7.3 afstand bijgebouwen tot openbare weg
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie tenzij dit uitdrukkelijk krachtens de regels is toegestaan.
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 natte natuur
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten en afstandseisen;
- b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
- c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
- d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.
10.2
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.1 kan slechts worden verleend, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
- b. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
- b. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
11.2 wijziging van een bestemming in de bestemming Bos of Natuur
Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen in de vorm van het wijzigen van de ter plaatse geldende bestemming in de bestemming Bos of Natuur, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- a. er dient een inrichtings- en beheersvisie te worden opgesteld waarin de natuurontwikkeling dan wel de bosaanleg is uitgewerkt;
- b. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
11.3 wijziging van een bestemming in de bestemming Groen
Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen in de vorm van het wijzigen van de ter plaatse geldende bestemming in de bestemming Groen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- a. zorggedragen dient te worden voor een streekeigen landschappelijke inpassing;
- b. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
11.4 wijziging van een bestemming in de bestemming Water
Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen in de vorm van het wijzigen van de ter plaatse geldende bestemming in de bestemming Water ten behoeve van waterretentie, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- a. uit onderzoek blijkt dat waterretentie binnen het gebied noodzakelijk is;
- b. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
Artikel 12 Algemene Procedureregels
procedure nadere eis
Op de voorbereiding van een besluit tot nadere eis is de volgende procedure van toepassing:
- a. een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 4 weken op het gemeentehuis ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
- c. de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
- d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.
Artikel 13 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- f. de ruimte tussen bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 overgangsrecht bouwwerken
14.2 overgangsrecht gebruik
Artikel 15 Slotregel
Dit bestemmingsplan kan worden aangehaald als bestemmingsplan Streek & servicecentrum 't Tappunt, Misterweg 207-209 te Miste van de gemeente Winterswijk.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ......, nr. ......
De voorzitter, De griffier,
……………… ………………
Hoofdstuk 1 Inleiding
Initiatiefnemer de heer J. Leemkuil is voornemens om een streek- en servicecentrum op te richten aan de Misterweg 207-209 in het buurtschap Miste (gemeente Winterswijk). Het gaat om een voormalig agrarisch perceel waarop bestaande bebouwing grotendeels wordt vervangen door nieuwbouw. Het streek- en servicecentrum voorziet in een detailhandel in streekproducten (food & non-food), een proeverij en meerdere servicediensten zoals kinder- en naschoolse opvang, een was- en herstelservice en een medicijnophaalpunt. Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld om deze ontwikkeling mogelijk te maken.
De realisatie van een streek- en servicecentrum is op basis van het geldende bestemmingsplan niet mogelijk. De bij dit plan behorende regels staan de gewenste ontwikkeling niet toe. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk heeft op 2 maart 2010 besloten medewerking te willen verlenen aan deze ontwikkeling. Zij is bereid de strijdigheid met het geldende bestemmingsplan weg te nemen door het geldende plan partieel te herzien.
Een bestemmingsplan regelt datgene wat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening. In de toelichting bij het bestemmingsplan is de beleidsmatige en ruimtelijk-stedenbouwkundige afweging verwoord. In hoofdstuk 2 is het plangebied, de situatie en de ontwikkeling beschreven. Hoofdstuk 3 en 4 bevatten respectievelijk het beleidskader en de resultaten van het ruimtelijk onderzoek. In hoofdstuk 5 is de juridische opzet beschreven en in hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van dit plan.
Hoofdstuk 2 Plangebied
2.1 Beschrijving
In het landschap van Winterswijk is vanouds sprake van een, voor het landelijk gebied, relatief grote dichtheid aan bebouwing. In het Winterswijkse buitengebied is (mede) daardoor sprake van een hechte sociale structuur. Deze sociale structuur komt tot uiting in het functioneren van de buurtschappen. In veel buurtschappen zijn kleinere of grotere bebouwingsconcentraties. Dit zijn plekken waar sociale en culturele activiteiten zich concentreren. De sociale samenhang in de buurtschappen, en de maatschappelijke functies in de buurtschapskernen dragen bij aan de leefbaarheid op het platteland.
Het plangebied ligt ongeveer 5 kilometer ten zuidwesten van Winterswijk aan de Misterweg 207-209 in het buurtschap Miste. De Misterweg (provinciale weg N318) is een doorgaande weg en het plangebied is via een parallelweg ontsloten. Het buurtschap ligt grotendeels ten zuiden van deze weg en is gelegen in een ruim, herkenbaar agrarisch productielandschap.
locatie plangebied (bron: googlemaps)
Met bijna 11 km2 behoort Miste tot de middelgrote Winterswijkse buurtschappen. Zoals geldt voor alle buurtschappen wordt ook het landelijke karakter van Miste in steeds mindere mate bepaald door de landbouw. Per 1 januari 2009 telde Miste 672 inwoners, ofwel 59 inwoners per km2. Voor kinderen in Miste en Corle is er één basisschool, deze staat in Miste. Er is geen reguliere middenstand in Miste, boodschappen worden gedaan in Winterswijk of Bredevoort. Er zijn twee horecagelegenheden, een café-restaurant (Den Tappen) met een meer sociale functie voor het buurtschap en een café-restaurant (Vivaldi) vooral gericht op publiek van buiten Miste.
plangebied (bron: googlemaps)
Het plangebied is circa 6.500 m2 groot en is omsloten aan de oostzijde met negen streekeigen nieuwbouwwoningen en aan de westzijde door sportvelden. Aan de zuidzijde wordt het perceel begrenst door de woning van initiatiefnemer (De Klomp 4) welke is gerealiseerd in 2003. Aan de noordzijde, aan de parallelweg ligt café-restaurant Den Tappen (Misterweg 211). Ten westen van dit café-restaurant is een kleine loods gesitueerd, wat dienst doet als coöperatieve diepvriescentrale.
2.2 Situatie
Den Tappen is in 1647 gestart en in 1920 is een deel ontwikkeld tot café en een deel tot pension, hengstenhouderij, postkantoor en een gemengd agrarisch bedrijf. De huidige situatie is een groot erf met een aantal, deels leegstaande en in slechte bouwkundige staat verkerende schuren. Het plangebied betreft het erf van het voormalig agrarisch bedrijf (varkensbedrijf) van initiatiefnemer. De agrarische activiteiten zijn langzaamaan afgebouwd tot in 2003 alle agrarische activiteiten zijn gestaakt. Voor dit plan is de volgende bebouwing op het erf relevant:
beschrijving | bebouwd oppervlak (m2) | |
aan westzijde | ||
1 | gesloopte varkensstal aan de wegzijde (10x20) | 200 |
2 | werkplaats (4x9) | 36 |
3 | voormalige varkensstal en werktuigenberging (25x12) | 259 |
4 | gebouwtje | 36 |
5 | open kapschuur (9x21,5) | 193 |
aan oostzijde | ||
6, 7 | twee gesloopte gebouwtjes | 103 |
8 | voormalige kraamschuur varkens (17x17) | 289 |
9 | voormalige varkensstal (33x8,5) | 283 |
10 | schuurtje | 27 |
woningen en overig | ||
11 | voormalige boerderij bestaande uit 2 woningen (Misterweg 207-209), tevens recreatieve bewoning, met aanbouw kantoor (65 m2) en gesloopte aanbouw varkensstal (90 m2) | (exclusief woningen) 152 |
12 | overdekt zitje bij parkeerplaats | - |
Totaal voormalige agrarische bebouwing | 1.578 |
Gebouw 5 is in goede staat. De overige gebouwen zijn reeds gesloopt of niet doelmatig meer te gebruiken. De algemeen bouwkundige staat is redelijk tot slecht. De verbouw met sloop varkensstal aan de boerderij (nr 11) is inmiddels gerealiseerd. Het agrarische perceel naast De Klomp 4 van 2 ha is in gebruik voor de sierteelt en boomkwekerij.
entree Misterweg 207-209
Vanuit de historie is het idee ontstaan het erf volledig opnieuw in te richten en met vervangende nieuwbouw een nieuwe functie te geven. De functie van de nieuwe gebouwen is gericht op streekproducten en service voor het buurtschap en de regio: een nieuw streekcentrum. De boerderij vooraan op het perceel blijft behouden en voor recreatieve bewoning ingezet, de huidige functie wijzigt niet. De boerderij is daarmee geen onderdeel van de beoogde ontwikkeling. De open kapschuur (gebouw 5) blijft behouden voor opslag ten behoeve van de nieuwe functie. Dit gebouw is, dankzij zijn eenvoudige constructie en indien de definitieve inrichting dit verlangt, verplaatsbaar.
2.3 Ontwikkeling
Het concept is erop gericht om initiatieven die zich richten op streekproducten (organisaties, bedrijven, particulieren) een plek te geven om gebundeld producten en diensten te verkopen en om door deze bundeling een meerwaarde (beleving, ontspanning) te creëren. Zo wordt bijgedragen aan instandhouding van het agrarisch landschap en de economische versterking van het platteland en van het buurtschap. Daarnaast dragen maatschappelijke functies in buurtschapskernen bij aan de leefbaarheid op het platteland. Om dit in stand te houden is een evenwichtige bevolkingsopbouw noodzakelijk. De kinder- en naschoolse opvang tesamen met de servicediensten betekenen een versterking van de sociale samenhang in het buurtschap. Het concept steunt dan ook geheel op deze plattelandsbinding van Winterswijk; een afzwakking van dit concept heeft negatieve invloed op het rendement.
De deelnemende organisaties en bedrijven (merendeel aangesloten bij de Vereniging Streekproducten Achterhoek) zijn in de eerste plaats gevestigd in de regio Winterswijk / Achterhoek en verrichten activiteiten gebaseerd op de kwaliteit van de streek, zowel de verkoop of uitstalling van streekproducten (food en non-food), proeverij en servicediensten. Daarnaast gaat het om streekproducten uit andere streken die geen vaste plek in de detailhandel hebben, en een afhaalpunt / verkooppunt voor producten als service. De organisaties en bedrijven huren of nemen deel in een gezamenlijke stichting of coöperatie: dit is in onderzoek.
Initiatiefnemer draagt zorg voor het totale concept van samenwerking en imago (missie, PR) en draagt zorg voor de aspecten van terreininrichting, onderhoud en toezicht (milieu, verkeersafwikkeling, vergunningen etc.). De economische én ruimtelijke samenhang is van groot belang voor de continuïteit. Op deze wijze wordt verkoop, promotie streek, proef- en uitstallingruimte voor een groot aantal agrarische en plattelandsbedrijven uit de streek gebundeld en tot een meerwaarde gebracht. Anders gezegd: het centrum is de plek waar een deel van de verkoop of presentatie van landbouwbedrijven en non-foodbedrijven uit de regio een plek vinden. Zo worden -hoewel geen hoofddoel op zich- mogelijke negatieve effecten aldaar voorkomen (verkeer, veiligheid en toezicht, belasting ondernemer, marginaal gebruik gebouwen).
impressie vanaf Misterweg
De verkoop is gericht op toeristen en op de regionale bevolking die geïnteresseerd is in de streek en haar producten. Het terrein zal daarom als geheel aantrekkelijk moeten zijn omdat de verkoop het onderdeel is van de totale beleving van de streek als merk (belevingseconomie). Voor de beleving is het agrarisch karakter uitgangspunt. Terrein en de nieuwe gebouwen sluiten in vormgeving aan bij het agrarische streekkarakter. Zo ontstaat een nieuw toeristisch product dat de plattelandsrecreatie van Winterswijk als geheel versterkt. Op deze wijze draagt het concept direct bij aan:
- Het gemeentelijk beleid rond het belang van werken en wonen in buurtschappen, en de vereiste kwaliteit in termen van sociale cohesie en welstand;
- Het regionale en gemeentelijke beleid van functiewijziging en het vinden van nieuwe economische dragers;
- Het gemeentelijk en regionale beleid van het versterken van het toeristisch-recreatieve product;
- Het rijksbeleid van vermaatschappelijking van de landbouw.
impressie naar Misterweg
Vanuit het concept vindt een mix van activiteiten en functies plaats:
- uitstalling en verkoop van agrarische streekproducten. Zowel producten direct van het land als bewerkte agrarische producten. Zowel producten uit de regio als producten uit andere regio’s die niet in de detailhandel verkrijgbaar zijn;
- uitstalling en verkoop van ambachtelijke streekproducten. Dit zijn overige producten die in de streek gemaakt worden en een duidelijke binding met het platteland en de streek hebben door gebruik van materialen of werkprocedés. Zoals houtproducten. Het kan hierbij ook gaan om (decoratieve) kunst of fotografie;
- verzorgen van afwerking, sortering, verpakking, en dergelijke van producten;
- mogelijkheid tot proeven van streekproducten in de vorm van proeflokaal (open voor publiek van 10 tot 18 uur en voor besloten groepen: arrangementen mogelijk gehele dag). Er zijn lokale streekwijnen en streekbieren: het is de bedoeling deze te schenken en te verkopen. Dit moet uiteraard met een slijterij- en horecavergunning in het kader van Drank- en Horecawet;
- startpunt en informatie recreatieve routes. Mogelijkheid ‘parkeer en fiets’. Mogelijke arrangementen of recreatieve diensten;
- voorzover uit lokale en/of regionale behoefte naar voren komt het aanbieden van diensten zoals servicediensten (was, strijk, verstel, ‘scharen slijpen’, en dergelijke) en informatie / educatieruimte. Ook ruimte mogelijk voor maatschappelijke organisaties of vrijwilligerswerk zoals IVN, spreekuur gezondheidszorg, spreekuur financiële hulp. Verhuur als vergaderplek;
- opvang van kinderen, naschoolse opvang of huiswerkbegeleiding;
- erf: parkeren, uitstalling buitenproducten, speeltoestellen uit de streek, deel uitleg boerderijtuinen en landschap.
Voor het concept is het van belang dat erf en ruimten een goede inrichting en uitstraling (beeldkwaliteit) hebben. Hierbij is vanwege verkeersafwikkeling en mogelijke hinder de recreatieve zone langs de sportvelden gepland met de ingang aan de voorzijde, en is de servicezone langs De Klomp gedacht zodat service en parkeren direct aansluiten en overige hinder voor omwonenden tot een minimum wordt beperkt. Het erf krijgt een losse opbouw van gebouwen rond een open middengedeelte waarbij vanaf de ingang eerst wat kleinere gebouwen en achterin de grotere gebouwen zijn gedacht. Zo krijgt het erf een agrarische uitstraling en goede samenhang met sfeervol karakter. Het totaal aan gebouwen moet van voldoende omvang zijn voor een gezonde exploitatie. En tevens moet het gebruik van de gebouwen flexibel kunnen veranderen. Vanuit de bedrijfsvoering is een bedrijfswoning niet noodzakelijk.
Wat betreft de gebouwen wordt de boerderij gehandhaafd, alsmede de open kapschuur (voor werktuigen). De overige gebouwen en stallen worden (als ze nog niet zijn gesloopt) gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Initiatiefnemer kiest om financieel-economische motieven voor een gefaseerde uitvoering. Het totaal bebouwd oppervlak van de nieuwbouw is gelijk aan de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing.
2.4 Landschappelijke Inpassing
De gemeente Winterswijk heeft in het jaar 2007 de status verkregen van Nationaal Landschap. Kenmerk van een Nationaal Landschap is dat nog veel oorspronkelijke landschapskwaliteiten zijn overgebleven en beleefbaar zijn. Miste is één van de negen buurtschappen gelegen in de gemeente Winterswijk. Het kleinschalige coulisselandschap met karakteristieke bebouwing, essen, houtwallen, solitaire bomen en afwisseling van openheid en bebossing maken hier het landschap uniek en van grote cultuurhistorische waarde.
Het landschapstype van Miste is een oude hoevelandschap met een kenmerkende kleinschaligheid in de akkergebieden die door de beplanting nader geaccentueerd is en de aanwezigheid van veel opgaande begroeiing in de vorm van erfbeplantingen, bossen en bosjes. De kwaliteiten van dit landschapstype zijn in onderstaande figuur samengevat.
bron: Landschapsontwikkelingsplan
Erfinrichting en verharding
Op de locatie worden een viertal gebouwen gerealiseerd die door architectuur en positionering, de sfeer van het typische Winterswijkse boerenerf weergeven. Bijlage 1 bevat een inrichtingsschets en impressie van de bebouwing. De nieuwe functie vraagt om voldoende parkeercapaciteit. Een concentratie van parkeerplaatsen is gesitueerd bij de entree, zodat verkeersbewegingen op het erf zoveel mogelijk worden beperkt. Deze parkeerplaatsen worden aan het oog onttrokken door afscheidende beukenhagen en onderbroken door beplantingsvakken met twee rode beuken. De toegangsweg en belendende parkeerplaatsen worden uitgevoerd in klinkers van gebakken materiaal. Het overige deel van het erf rondom de gebouwen, behoudens enkele paden en eventuele terrassen, wordt voorzien van platgrint.
De te realiseren parkeerplaatsen op het erf liggen verscholen in het groen en worden aan de 'kopzijde' voorzien van varkensruggen om gestructureerd parkeren mogelijk te maken. Bij extensief of geen gebruik zijn zij niet opvallend. Deze parkeerplaatsen zijn meer geschikt voor 'langparkeerders', bijvoorbeeld bezoekers met een recreatief doel. De toepassing van platgrint sluit goed aan op het karakter van boerenerven en biedt tevens mogelijkheden voor het infiltreren van dak- en hemelwater. Als fundatie voor dit platgrint worden kunststof honingraten toegepast die over voldoende draagkracht beschikken en het platgrint fixeren. Om de sfeer van en op het erf te versterken worden plaatselijk solitaire bomen (onder andere fruithoogstam) en tegen de gebouwen aan clusters boerenhortensia's aangeplant.
impressie
Het aan de westzijde gesitueerde gebouw wordt ter afwisseling van de semi-verharding voorzien van een kleine tuin met een afscheidende lage tot halfhoge meidoornhaag. In de tuin bevindt zich een gazon en een bloemenborder.
Beplanting
Om de ontwikkeling landschappelijk zorgvuldig in te passen en te doen aansluiten op de omgeving, wordt de groenstructuur rondom het perceel versterkt met elementen die kenmerkend zijn voor het aanwezige oude hoevelandschap. De bestaande houtopstand aan de westzijde wordt versterkt en aan de zuid- en oostzijde wordt opgaande begroeiing aangelegd. Deze elementen dragen tevens bij aan de natuurwaarde op het terrein en in de omgeving.
landschappelijke inpassing (concept)
De beplanting bestaat uit inheemse bomen en bladverliezende heesters, voldoende afgewisseld met inheemse groenblijvende heesters. Toe te passen soorten zijn:
Bomen | Linde, Paardenkastanje, Hoogstamfruit (appel, peer, pruim), Walnoot, Rode Beuk, Beuk, Inlandse eik, Spaanse aak |
Groen blijvende heesters | Taxus, Scherpe hulst |
Bladverliezende heesters | Hazelaar, Krent, Mispel, Kardinaalsmuts, Meidoorn, Vuilboom, Hortensia, Sleedoorn, Liguster |
Hagen | Rode en groen beuk, Meidoorn, Liguster |
De voorgestelde combinatie van architectuur, materiaalkeuze, semi-verharding en beplanting maken het geheel functioneel, doelmatig, sfeervol en passend in het landschap.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Het nationale beleid dat zich richt op een leefbaar, vitaal en duurzaam platteland is neergelegd in de in 2004 gepresenteerde Nota Ruimte (NR) en Agenda voor een Vitaal Platteland (AVP). Om de hierin aangegeven doelstellingen concreet uit te werken heeft het Rijk, als onderdeel van het AVP, het Meerjarenprogramma Vitaal Platteland (MJP2) opgesteld. Vanaf 2007 is er een nieuwe Europese verordening voor plattelandsontwikkeling van kracht voor de periode 2007-2013, waarvan het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP2) de Nederlandse uitwerking is.
In de NR zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland zijn vastgelegd. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de NR worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland een belangrijke rol speelt. De NR heeft vier algemene doelen:
- versterken van de economie (oplossen van ruimtelijke knelpunten);
- krachtige steden en een vitaal platteland (bevordering leefbaarheid en economische vitaliteit in stad en land);
- waarborging van waardevolle groengebieden (behouden en versterken natuurlijke, landschappelijke en culturele waarden);
- veiligheid (voorkoming van rampen).
In de NR en het MJP2 stuurt het rijk actief aan op ontwikkelingsplanologie om ruimtelijke kwaliteit meer en beter te realiseren. In een reactie op de Tweede Kamer antwoordt de Minister in oktober 2007 dat zij verder gaat werken aan vermaatschappelijking van de landbouw, waaronder zij de ontplooiing van multifunctionele landbouw verstaat. Hiertoe richt zij een Taskforce op die in 2008 is gestart. Onderdeel van het werk van de Taskforce is te werken aan betere regelgeving voor multifunctionele landbouw. Dit is een bijzondere opgave omdat de opschuiving van het primaat van de landbouw in het buitengebied naar een primaat voor plattelandseconomie nog niet in beleid en regelgeving is doorvertaald. De Taskforce onderscheidt de 'normale' verbreding op agrarische bedrijven en bijzondere initiatieven. Bij dit laatste is gedacht aan regionale centra met nieuwe consument-producent-relatie. Voorbeelden zijn: De Eemlandhoeve te Bunschoten, De Zonnehoeve te Zeewolde, Brennels Buiten te Emmeloord, ambachtelijk gastronomisch centrum te Schalkhaar en De Groene Kamer te Tilburg. Vanuit de afzet van streekproducten zijn nieuwe marktformules in beeld, zoals Landwinkel (verkoop erkende streekproducten bij boeren), Landmarkt en MarQt (nieuwe winkels nabij en in de stad voor en door boeren).
Door nieuwe financieringsstructuren van plattelandsgelden (POP2) verandert de rol van de gemeenten om naast het planologisch beleid voor het buitengebied ook de uitvoering van nieuw plattelandsbeleid op te pakken. Recente inzichten laten zien dat mensen op het platteland in het algemeen goed in staat zijn om het platteland vitaal te houden. De belangrijkste beleidsopgaven hebben dan ook niet zozeer te maken met het wegwerken van grote problemen of achterstanden, maar eerder met het benutten van kansen die het platteland biedt:
- Het ondersteunen en waar nodig versterken van de sociale en culturele infrastructuur met name door het uitwisselen van kennis;
- Het versterken van een brede economische basis door onder andere stimuleren van ’passende’ economische ontwikkelingen en het bevorderen van gebiedsgerichte innovaties met economische meerwaarde;
- Het versterken van burgerbetrokkenheid en deelname van burgers bij opstellen en uitvoering van beleid.
Het fundamentele uitgangspunt dat initiatiefnemers en ondernemers zelf aan zet zijn, laat onverlet dat zij waar nodig en mogelijk daartoe wél in staat gesteld moeten worden. Het is aan de verschillende overheden om de randvoorwaarden te creëren waarbinnen burgers hun verantwoordelijkheid kunnen nemen. Het Rijk ziet daarbij een eerste beleidsverantwoordelijkheid weggelegd voor provincies (regierol) en gemeenten.
3.2 Provinciaal Beleid
Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland "Kansen voor de regio's" uit 2005 de status van structuurvisie gekregen. In de structuurvisie zijn de hoofdlijnen voor de ruimtelijke ontwikkeling in de komende tien jaar vastgelegd. De hoofddoelstelling van het Gelders ruimtelijk beleid voor de periode 2005 - 2015 is om de ruimtebehoefte zorgvuldig in regionaal verband te accommoderen en te bevorderen dat publieke en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt. Hierbij gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken. Als uitwerking van deze hoofddoelstelling hanteert de provincie de volgende doelen:
- Sterke stedelijke netwerken en regionale centra bevorderen;
- Versterken van de economische kracht en de concurrentiepositie van Gelderland;
- Bevorderen van een duurzame toeristisch--recreatieve sector in Gelderland met een bovengemiddelde groei;
- De vitaliteit van het landelijk gebied en de leefbaarheid van daarin aanwezige kernen versterken;
- De waardevolle landschappen verbeteren en de Ecologische Hoofdstructuur realiseren;
- De watersystemen veilig en duurzaam afstemmen op de veranderende wateraan- en afvoer en de benodigde waterkwaliteit;
- Een gezonde en veilige milieu(basis)kwaliteit bewerkstelligen;
- Met ruimtelijk beleid bijdragen aan de verbetering van de bereikbaarheid van en in de provincie;
- Bijdragen aan een evenwichtige regionaal gedifferentieerde ruimtelijke ontwikkeling, door de cultuurhistorische identiteiten en ruimtelijke kenmerken als inspiratiebron te hanteren in ruimtelijke planning.
bron: beleidskaart ruimtelijke ontwikkeling, structuurvisie Gelderland 2005
Het plan ligt in een gebied wat door de provincie is aangeduid als Waardevol landschap. Deze gebieden hebben unieke kenmerken, waarden en kwaliteiten. Het doel is deze te behouden en te versterken. Een kernkwaliteit van de omgeving van het plangebied is het kleinschalig, organisch gegroeid halfopen landschap met afwisseling van bosjes, houtwallen, landbouwgrond, lanen, beken en boerderijen. Voor de waardevolle landschappen geldt, met inachtneming van het beleid voor functieverandering in het buitengebied, een ‘ja mits’-benadering voor het toevoegen van nieuwe bouwlocaties en andere ruimtelijke ingrepen. In het gemeentelijk Landschapsontwikkelingsplan (paragraaf 3.3.2) is dit beleid nader ingevuld.
In de structuurvisie zijn ruimtelijke kwaliteit en zuinig en zorgvuldig omgaan met ruimte centrale thema's. Belangrijk onderwerp is de functiewijziging van bestemmingen. Het provinciaal beleid bouwt voort op de regionale visies van de Regio Achterhoek. De Regio Achterhoek is in samenspel met de structuurvisie ingegaan op functiewijziging met de beleidsnota "Functies zoeken plaatsen zoeken functies" (2006). Hierin wordt hergebruik van gebouwen gekoppeld aan instandhouding dan wel verbetering van het buitengebied; hiertoe is ook een vereveningsregeling opgenomen. Dit beleid is vertaald in een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Bestemmingsplan
In het geldende bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk van 27 januari 2011 hebben de gronden van het plangebied de bestemming Wonen - Buurtschapskern. De gewenste ontwikkeling is niet mogelijk binnen deze bestemming. In het bestemmingsplan is beleid opgenomen dat anticipeert op de actuele ontwikkelingen zoals de opkomst van het plattelandstoerisme, de doorgaande herstructurering van de landbouw, de doorgaande schaalvergroting en verschraling van voorzieningen op het platteland en de leefbaarheid die onder druk staat. Bij het opstellen van dit beleid zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- het buitengebied vormt een waardevol cultuurlandschap, bestaande uit een ensemble van houtwallen, open escomplexen, weidegronden, akkers, bosgebieden, beekdalen en karakteristieke bebouwing, dat behouden en versterkt dient te worden;
- de grote natuurgebieden vormen waardevolle ecologische reservoirs en tevens mogelijkheden voor ontspanning en bezinning die beschermd dienen te worden;
- fulltime dan wel parttime agrarische bedrijvigheid dient, met behoud van de landschappelijke waarden, ruimte voor continuering en ontwikkeling te krijgen, mede omdat het agrarische gebruik van gronden een belangrijke bijdrage levert aan de landschappelijke kwaliteit;
- hergebruik van vrijkomende (agrarische) gebouwen wordt aangegrepen om de leefbaarheid te bevorderen en de leegloop van het platteland tegen te gaan door de verbouwing tot nieuwe woningen of tot vestigingsplaatsen van kleinschalige innoverende bedrijvigheid;
- plattelandstoerisme vormt een nieuwe economische drager waarvoor ruimte wordt geboden op een dusdanige wijze dat de voorzieningen nauw verbonden zijn aan de rust, de kleinschaligheid en het agrarische gebruik die het gebied kenmerkt.
uitsnede kaart 15 "Kernen van Miste en Ratum"
Het bestemmingsplan voorziet met een wijzigingsbevoegdheid in een regeling voor functiewijziging. Bij een reguliere functiewisseling geldt dat hergebruik (of vervangende nieuwbouw, wanneer hergebruik niet rendabel is) mogelijk is zowel op het moment dat een agrarisch bedrijf stopt en dus overgaat naar een andere bestemming, maar ook als de locatie inmiddels een woonbestemming heeft gekregen. De nieuwe hoofdactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan in de plaats van de huidige agrarische functie of aanvullend op de bestaande woonfunctie waarbij het geheel een bedrijfsbestemming krijgt. De voorgestane ontwikkeling kan niet worden gerealiseerd met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, omdat met de nieuwbouw het bebouwd oppervlak gelijk blijft.
Voor de versterking van de ruimtelijke kwaliteit vindt dit plan aansluiting op het kader van de wijzigingsbevoegdheid. Ongeacht de omvang geldt voor een nieuwe functie ten allen tijde dat een goede landschappelijke inpassing van de gehele locatie door de aanwezigheid van erfbeplanting gegarandeerd moet zijn. Aanvullend op de goede landschappelijke inpassing is een versterking van de ruimtelijke kwaliteit wenselijk. De voorgestane ontwikkeling draagt bij aan een versterking van de ruimtelijke kwaliteit op lokaal en regionaal niveau. Lokaal met name een sociaal-economische versterking van het buurtschap en regionaal door de spin-off van het concept: De agrarische bedrijvigheid en daaraan gelieerde activiteiten bij deelnemende producenten en het plattelandstoerisme worden gestimuleerd en versterkt.
3.3.2 Landschapsontwikkelingsplan
De ontwikkelingen die zich in het buitengebied voordoen (teruggang van de landbouw, behoefte aan nieuwe economische dragers, toename van recreatie en toerisme, bescherming van de natuur, landschap en cultuurhistorie en toenemende woonfunctie) zullen op een juiste manier in het landschap ingepast moeten worden. Er wordt gekozen voor behoud in combinatie met het onder voorwaarden mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen. Het Landschapsontwikkelingsplan bevat het kader voor de invulling van het 'ja mits' beleid voor de provinciale categorie Waardevol landschap.
De 'ja mits' benadering houdt in dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in principe mogelijk zijn, indien de kernkwaliteiten van het landschap behouden blijven of versterkt worden. Ambachtelijke en dienstverlenende bedrijvigheid en bedrijven die een relatie met de landbouw hebben, worden gekenmerkt als niet-landschapsgebonden bedrijven. Het Landschapsontwikkelingsplan bevat voor deze bedrijven geen belemmeringen.
3.3.3 Kadernota Achterhoekse erven veranderen
De raad van de gemeente Winterswijk heeft in zijn vergadering van 4 november 2009 met nummer Xla-1 als onderdeel van de Welstandsnota, de kadernota "Achterhoekse erven veranderen" vastgesteld. In deze kadernota stelt de gemeente richtlijnen vast om de beeldkwaliteit bij functieveranderingsprojecten te waarborgen. Het kader is ook van toepassing bij de aanleg van nieuwe erven en uitbreiding van een bestaand erf.
3.4 Conclusie
De ontwikkeling past binnen de ambities en draagt bij aan de doelstellingen van het rijks, provinciaal en gemeentelijk beleid. De bepalingen in het geldende bestemmingsplan staat de nieuwe functie niet toe en op basis van de wijzigingsbevoegdheid maar in beperkte omvang. Dit maakt een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
Hoofdstuk 4 Ruimtelijk Onderzoek
4.1 Milieuaspecten
4.1.1 Bedrijven en milieuzonering
Een belangrijke factor voor het behouden en verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving is een juiste afstemming tussen bedrijvigheid, wonen, recreatie en natuur. In de ruimtelijke ordening wordt daarom rekening gehouden met milieuhinder van bedrijven ten opzichte van milieugevoelige functies.
De Wet Geurhinder en Veehouderij dient als toetsingskader voor geurhinder. Aangezien de afstanden tot veehouderijen in de omgeving erg groot zijn (>50 meter), is er geen aanleiding om het
aspect geur nader te onderzoeken. Er is geen sprake van een ontoelaatbare geurbelasting op de voorgestane ontwikkeling. Omgekeerd zal er ook geen belemmering ontstaan voor de ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven.
4.1.2 Bodem
Nieuwe bestemmingen moeten bij voorkeur op schone grond worden gerealiseerd. In de Wet bodembescherming is bepaald dat wanneer de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij gebruikt kan worden door die functie. Voor een bestemmingsplan dient tenminste het eerste deel van een verkennend bodemonderzoek, het historisch (of archief) onderzoek, te worden uitgevoerd. Komt hieruit naar voren dat in het plangebied sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging, dan is een verkennend bodemonderzoek vereist.
bron: geodata2.prvgld.nl/apps/datahotel
De gemeente Winterswijk heeft in regioverband een bodemkwaliteitskaart (Witteveen & Bos, 2 april 2007) opgesteld. Daarnaast is de provinciale ruimtelijke verordening geraadpleegd (datahotel Gelderland). Uit de provinciale informatie blijkt dat het plangebied mogelijk verontreinigd is vanwege de mogelijke aanwezigheid van een ondergrondse HBO tank.
Op het perceel is geen ondergrondse tank aanwezig. De voormalige varkensstallen zijn in het verleden verwarmd door middel van een bovengrondse propaangastank. De locatie is onverdacht zodat de gemeente een ontheffing kan verlenen voor het uitvoeren van een bodemonderzoek. Aan deze ontheffing zit wel een risico, het is namelijk een verwachting. Mocht blijken dat de bodemkwaliteit van een slechtere kwaliteit is als verondersteld, dan zijn de kosten (bijvoorbeeld door stagnatie indien de grond verontreinigd blijkt) voor rekening van initiatiefnemer.
4.1.3 Geluid
Het aandachtsgebied voor geluid langs een verkeersweg in het kader van de Wet geluidhinder heet een geluidzone. Iedere weg heeft een geluidzone. Bij een ontwikkeling met woningen en andere geluidgevoelige objecten in een geluidzone is akoestisch onderzoek verplicht. Als de gevelbelasting (door een grotere afstand of andere maatregelen) niet onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Ldenvoor wegverkeer is te houden, kunnen voor bepaalde situaties hogere grenswaardes worden vastgesteld. Voor een burgerwoning in het landelijk gebied is deze hogere grenswaarde maximaal 53 dB Lden. Voor (agrarische) bedrijfswoningen geldt een grenswaarde van 58 dB Lden.
De voorgestane ontwikkeling betreft geen toevoeging van geluidgevoelige objecten, de aanwezige boerderij betreft een bestaande situatie. Een akoestisch onderzoek ter berekening van de geluidsbelasting op het plan is niet nodig. Omgekeerd voorziet dit plan niet in de toevoeging van geluidsbronnen, zodat er geen invloed is op omliggende geluidsgevoelige objecten.
4.1.4 Luchtkwaliteit
De Wet milieubeheer biedt het kader bij planontwikkeling om te toetsen aan luchtkwaliteitseisen. Een uitzondering op deze verplichting om de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen op de luchtkwaliteit mee te wegen, vormen bepaalde typen projecten die niet in betekende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit. Het begrip NIBM is uitgewerkt in het Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Stb. 2007, 440), en de bijbehorende Regeling niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen).
Een plan draagt niet in betekende mate bij aan de luchtverontreiniging wanneer aannemelijk is (door berekening of motivering) dat de 3% grens niet wordt overschreden. Deze grens is 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1.2 µg/m3 voor zowel PM10 als NO2. De Regeling NIBM geeft voor een aantal categorieën van ruimtelijke ontwikkelingen een invulling aan de NIBM grens. Indien er binnen de getalsmatige begrenzing van de Regeling wordt gebleven, is er geen nader onderzoek nodig. Bij de ruimtelijke ontwikkeling is er dan automatisch sprake van een niet in betekende mate bijdrage aan de luchtkwaliteit.
In het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk van 27 januari 2011 is geconcludeerd dat voor het gehele grondgebied van de gemeente Winterswijk er geen overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen plaatsvindt. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt in dit plan wel inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Voor het wegvak Misterweg ter hoogte van het plangebied gelden de volgende waarden.
gemiddelde jaarconcentraties | NO2 (µg/m3) | PM10 (µg/m3) |
2008 | 22.072 | 25.765 |
2011 | 18.842 | 24.999 |
bron: www.saneringstool.nl
De verkeersaantrekkende werking vanwege de nieuwe functie zal licht toenemen, maar zal zeker niet vergelijkbaar zijn met een verslechtering van 3%. Uit de bovenstaande tabel blijkt dat ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit, de waarden nemen af in de tijd. Dit zal ook in de toekomstige jaren het geval zijn, omdat de luchtkwaliteit zal verbeteren als gevolg van bronmaatregelen zoals schonere motoren. Ter plaatse worden de grenzen voor luchtkwaliteit niet overschreden.
4.1.5 Externe veiligheid
In de Nota Externe Veiligheid Winterswijk van januari 2009 geeft de gemeente invulling op gemeentelijk niveau van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en andere relevante regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Voor het buitengebied is in de nota voor de ambitie Veilig Wonen gekozen. Dat betekent dat er zich geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten binnen een plaatsgebonden risicocontour (bijvoorbeeld een LPG tankstation) mogen bevinden. En voor het groepsrisico wordt een overschrijding van de oriëntatiewaarde niet geaccepteerd.
bron: www.risicokaart.nl
De voorgestane ontwikkeling voorziet in (beperkt) kwetsbare objecten. De risicokaart toont aan dat er geen plaatsgebonden risicocontouren aanwezig zijn in of nabij het plangebied. De Misterweg (N318) is onderdeel van de routering gevaarlijke stoffen. In de nota is geconcludeerd dat binnen de gemeente Winterswijk dit niet leidt tot problemen met betrekking tot het plaatsgebonden en groepsrisico. Het rapport Externe veiligheid risico's op provinciale wegen in Gelderland van januari 2011 geeft inzicht in het groepsrisico (GR) voor de N318. Het GR wordt naast de mogelijke ongevallen en bijbehorende ongevalfrequentie, bepaald door de aanwezige mensen in de nabijheid van een ongeval. Met het GR wordt aangegeven hoe groot het aantal dodelijke slachtoffers bij een ongeval kan zijn. Bij het bepalen van het GR wordt er getoetst aan de oriëntatiewaarde. Voor de oriëntatiewaarde geldt dat naarmate de groep slachtoffers groter wordt, de kans op een dergelijk ongeval (kwadratisch) kleiner is.
Weg | Ligging weg | GR huidige situatie | GR met bouwambities en huidige vervoer |
N318 | A18 / N318 / N330 (A18 afrit 5) – N312 / N318 / N319 (Winterswijk) | 0,073 | 0,076 |
Het GR is berekend voor de huidige situatie en de situatie met realisatie van de bouwambities van gemeente die langs de provinciale wegen liggen. In beide situaties wordt uitgegaan van de huidige vervoerscijfers. Waarbij nader onderzoek is uitgevoerd in geval de GR boven de 0,1 ligt, om te bepalen waar het GR het hoogst is. Als het GR een waarde van 1,0 heeft is het gelijk aan de oriëntatiewaarde. De waarde voor de N318 ligt ruimschoots onder de oriëntatiewaarde.
Voor het bepalen van het GR wanneer het vervoer toeneemt (worst-case benadering, met gelijkblijvende bebouwing) is een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd. Het GR voor de N318 is in het resultaat weliswaar groter dan 0,1, maar niet gelijk of boven de oriëntatiewaarde. De voorgestane ontwikkeling is kleinschalig van aard en voorziet voor wat betreft de kwetsbare objecten (kinderopvang) in een lokale behoefte. Op basis van het bovenstaande is aannemelijk dat de ontwikkeling geen significante invloed heeft op het GR en daarmee het risico van de routering gevaarlijke stoffen voor de externe veiligheid acceptabel blijft.
4.2 Cultuurhistorie En Archeologie
Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Malta. Daarmee werd op Europees niveau
besloten het niet-zichtbare deel van het cultuurhistorisch erfgoed, de archeologische waarden, beter
te beschermen. Het Verdrag van Malta werd op 1 september 2007 geïmplementeerd met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg, een wijziging van de Monumentenwet 1988. Met deze wetswijziging heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Gemeenten zijn wettelijk verplicht bij vaststelling van een bestemmingsplan en bij het bestemmen de in dat plan begrepen grond rekening te houden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. De drie belangrijkste uitgangspunten van het Verdrag van Malta zijn:
- het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming;
- het behoud van archeologische waarden ter plaatse;
- en de introductie van het zogenaamde 'veroorzakerprincipe'.
Het veroorzakersprincipe houdt in dat degene die de ingreep pleegt, financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek naar eventueel aanwezige archeologische waarden. De uitgangspunten van Malta zijn overgenomen in de Erfgoedverordening gemeente Winterswijk 2010 van 15 december 2010. Deze verordening regelt onder meer de aanwijzing van gemeentelijke monumenten en de instandhouding van archeologische terreinen.
4.2.1 Historie
De (aangrenzende) oude herberg Den Tappen lag op een strategisch punt en er werd tol ‘gevestigd’ voor de weg van Winterswijk naar Bredevoort. In 1647 is er sprake van ‘het Baetenhuis’ van waaruit de rentmeester van Bredevoort de inkomsten inde. In 1715 wordt geregistreerd dat ‘het stedeken den Water Tappen’ wordt verkocht. De boeren van Miste hielden bijvoorbeeld in 1717 hun boerbrink, een markevergadering, ‘an den Watertappe’. Rond 1830 heet het dat de boerderij ‘Den Tap’ bestaande uit ‘bouwmanswoning, schuur, huisje en put, met de daarbij behorende gaarden en groengronden en de woeste grond, het Elsgat genaamd’ worden verkocht. In 1916 werden in het buitengebied van Winterswijk vier P.T.T. stations opgericht. In Miste was dat bij de familie Kammeijer die vanaf 1875 ingetrouwd zijn in Den Tappen. In 1885 meldt Kammeijer dat hij zijn woning gebruikt als tapper en slijter, de huidige plek van het café. Later, rond 1920, kwam er een scheiding tussen boerderij met hengstenhouderij en het café. Het boerderijgedeelte, onderwerp van dit plan, is toen afgesplitst met een nieuwbouw van postkantoor, pension, café en hengstenhouderij (huidige erf en pand Misterweg 207-209). De boerderij staat genoemd met de naam Tappen, oud adres B 112. Later is de vestiging als agrarisch bedrijf met varkenshouderij in diverse varkensstallen voortgezet.1
- 1. Bron: 750 jaar Miste, een buurtschap apart, 2005, uitgeverij Fagus. Pagina 142 - 147.
4.2.2 Situatie
Bij de inventarisatie van bekende en te verwachten archeologische waarden in het plangebied is gebruikt gemaakt van de archeologische beleidskaart Winterswijk (ABW) behorende bij de Erfgoedverordening. De ABW is gebaseerd op het principe dat archeologische waarden niet willekeurig over een gebied zijn verspreid, maar gerelateerd zijn aan bepaalde landschappelijke kenmerken of eigenschappen. Op de ABW zijn archeologische verwachtingszones (AWV) opgenomen en in de verordening is per zone het gewenste beleid voor de onderzoeksverplichting bepaald.
uitsnede archeologische beleidskaart Winterswijk (plangebied is grijs omlijnd)
Op basis van de ABW is het plangebied geen archeologisch monument of heeft het een archeologische status vanwege bekende archeologische waarden. De boerderij en het café-restaurant Den Tappen zijn aangeduid met historische boerderijlocatie (blauwe stip) en hebben een zeer hoge verwachtingswaarde (rood, AWV categorie 3). Voor de rest van het plangebied is de archeologische verwachtingswaarde middelmatig (lichtgeel, AWV categorie 6).
Café-restaurant Den Tappen en de boerderij maken geen onderdeel uit van het plangebied. In de nabijheid van de boerderij worden geen werkzaamheden uitgevoerd, zodat eventuele archeologische resten onaangetast blijven. Voor het deel van het plangebied waar wel werkzaamheden gaan plaatsvinden, geldt dat een inventariserend archeologisch onderzoek verplicht is als die werkzaamheden betrekking hebben op een oppervlak van meer dan 50-100 m2 en dieper reiken dan 30 cm onder het maaiveld.
Het perceel is een verhard erf met verspreid diverse opstallen ten behoeve van een agrarisch bedrijf. Uit de historie van het plangebied komt naar voren dat de bodemopbouw in het bouwblok bij de realisatie van de reeds bestaande bebouwing waarschijnlijk is verstoord en opgehoogd. De oorspronkelijke bodem in het plangebied is daarmee niet meer intact, er zijn vermoedelijk geen archeologische resten aanwezig.
De AWV's zijn in de Erfgoedverordening vertaald naar voorschriften voor een omgevingsvergunning. Deze vertaling krijgt zijn weerslag in de bestemmingsplanregels. Op basis van die regels worden toekomstige ingrepen zoals bouwen en graafwerkzaamheden beoordeeld op hun invloed op eventuele archeologische waarden. Indien nodig zal hierbij onderzoek worden uitgevoerd. Voor dit bestemmingsplan is het niet noodzakelijk een onderzoek uit te voeren.
4.2.3 Conclusie
Eventuele archeologische (behoudenswaardige) resten zijn vermoedelijk niet (meer) in het plangebied aanwezig. Uitvoering van het plan zal op basis van het bovenstaande niet leiden tot een onevenredige aantasting van archeologische waarden.
De meldingsplicht bij Onze minister, namens deze de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, van een zaak die in het plangebied wordt aangetroffen en waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat het een archeologische vondst betreft, blijft van kracht (Monumentenwet 1988, artikel 53, lid 1).
4.3 Ecologie
4.3.1 Flora en Faunawet
Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. De huidige wet is vooral gericht op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. Indien plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn.
bron: www.natuurloket.nl
Soortenbescherming ingevolge de Flora- en Faunawet is van toepassing op het plangebied. Bijlage 2bevat het rapport OHNL-2011-1293, geleverd door natuurloket.nl op 14 juli 2011. Het rapport geeft een beknopt overzicht van het aantal waargenomen beschermde soorten per soortgroep in het kilometerhok waarbinnen het plangebied ligt. De gegevens zijn verzameld in de afgelopen 10 tot 20 jaar, afhankelijk van de soortgroep, en per soortgroep is een indicatie opgenomen hoe goed het gebied onderzocht is. In de afgelopen 10 tot 20 jaar zijn in het kilometerhok waarbinnen het plangebied ligt, een zeer beperkt aantal beschermde soorten waargenomen.
Het plangebied is een erf met opstallen van een voormalig agrarisch bedrijf en de omgeving bestaat uit sportvelden en woonbebouwing. Het terrein is grotendeels verhard, ingericht als tuin (gazon) en op de scheiding met de sportvelden staat een houtopstand. Door het huidige gebruik is de floristische waarde zeer laag. Ten aanzien van fauna zijn de opstallen minder geschikt voor de huisvesting van vleermuizen vanwege tocht en het grotendeels ontbreken van spouwen/holtes. Ook zijn er geen oude of holle bomen aanwezig die mogelijk vleermuizen huisvesten. De lijnvormige houtopstand is potentieel geschikt als foerageer/migratiegebied, deze blijft intact en wordt versterkt.
Door in de inrichting van het plangebied meer structuur aan te brengen dan in de huidige situatie, wordt het gebied aantrekkelijker voor vogelsoorten. Dit heeft een blijvende verbetering van het leefgebied tot gevolg. In de te slopen opstallen zijn broedvogels te verwachten. Het verstoren van broedvogels is verboden en hiervoor is geen ontheffing mogelijk. Wanneer werkzaamheden buiten het broedseizoen of gefaseerd plaatsvinden (waardoor verstoring zoveel mogelijk wordt voorkomen) hebben de inrichtingsmaatregelen een positief effect op de aanwezige vogels.
Het terrein en de omliggende inrichting huisvesten geen beschermde soorten of zijn van bijzondere waarde, waardoor thans geen ontheffing noodzakelijk is in het kader van de Flora- en Faunawet. Bij de herinrichting dient te allen tijde rekening te worden gehouden met de zorgplicht vanuit de Flora- en Faunawetgeving.
4.3.2 Natuurbeschermingswet
De natuurbeschermingswet biedt de minister de mogelijkheid gebieden aan te wijzen als beschermd natuurmonument. In of nabij deze beschermde natuurmonumenten is het, zonder vergunning van Gedeputeerde Staten van Gelderland, verboden handelingen te verrichten, te doen verrichten of te gedogen die schadelijk zijn voor het natuurschoon, de natuurwetenschappelijke betekenis van het natuurmonument, of voor planten en dieren in het natuurmonument. De Habitatrichtlijngebieden en de Vogelrichtlijngebieden zijn aangewezen als beschermde natuurmonumenten. Deze gebieden vormen gezamenlijk de Natura 2000 gebieden. Bij werkzaamheden in of nabij een Natura 2000 gebied dient getoetst te worden of er negatieve effecten zijn op de natuurwaarden.
plangebied (rode stip) ten opzichte van Bekendelle (geel)
Het plangebied ligt niet in of nabij een beschermd natuurgebied. Op de locatie worden geen bijzondere of beschermde natuurwaarden verwacht. Externe effecten op het meest nabij gelegen Natura 2000 gebied (Bekendelle) zijn eveneens niet te verwachten vanwege de grote afstand (> 2 km) tot dit gebied. Significant negatieve effecten op het Natura 2000 gebied zijn niet te verwachten. Nader onderzoek naar de externe werking is niet noodzakelijk.
4.3.3 Conclusie
Het aspect ecologie is geen belemmering voor uitvoering van dit plan. Wel is tijdens de uitvoering van het plan de zorgplicht vanuit de Flora- en Faunawetgeving van toepassing (Flora en Faunawet, artikel 2, lid 1).
4.4 Verkeer
Voor parkeren in het buitengebied geldt het principe dat het op eigen terrein gerealiseerd moet worden. Er bestaan kengetallen voor parkeren, maar deze zijn opgesteld voor stedelijk gebied. Om toch een indicatie te krijgen wat nodig is, is aansluiting gezocht bij soortgelijke functies in stedelijk gebied en zijn de kengetallen uit de categorie schil- / overloopgebieden toegepast. Hierbij is uitgegaan van de maximum gegeven waarde. Let wel het is een benadering, genoemde functies hebben geen betrekking op voorgestane ontwikkeling.
functie | kengetal |
wijk-, buurt- en dorpscentra | 4,5 per 100 m2 bvo* |
(week)markt | 4,5 per 100 m2 bvo* |
arbeidsextensieve/bezoekersintensieve bedrijven (showroom) | 1,4 per 100 m2 bvo* |
café/bar/discotheek/cafetaria | 7,0 per 100 m2 bvo* |
creche/peuterspeelzaal/kinderdagverblijf | 0,8 per arbeidsplaats |
bron: ASVV 2004
* bvo: bruto vloeroppervlak
Voor het parkeren wordt in dit plan uitgegaan van ruim 50 parkeerplaatsen, wat voor 1.578 m2bedrijfsbebouwing neerkomt op circa 3,2 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo. Hierbij is in de verdeling onderscheid gemaakt in een toeristische en een servicezijde (zie paragraaf 2.4). Op deze wijze wordt voldoende parkeergelegenheid op eigen erf gecreëerd die afgestemd is op de aard van het centrum en de sfeer van de inrichting. Parkeren moet op eigen terrein gerealiseerd worden, hiervoor is voldoende ruimte aanwezig.
Het plangebied is ontsloten via een parallelweg op de Misterweg (provinciale weg N318). Met de voorgestane ontwikkeling nemen de verkeersbewegingen van en naar het perceel toe. Omdat de bestaande infrastructuur voldoende restcapaciteit bevat om deze verkeersbewegingen op te vangen, is geen sprake van een onevenredige toename. Het plan vormt verkeerskundig geen probleem.
4.5 Water
Om waterbeheer en ruimtelijke ordening goed op elkaar af te stemmen is de watertoets ontwikkeld. De watertoets biedt inzicht in de randvoorwaarden die gelden voor ruimtelijke aanpassingen ten opzichte van het oppervlakte- en grondwater in het plangebied en de omgeving. Uitgangspunt is dat het water zoveel mogelijk binnen een plangebied wordt vastgehouden en dat relatief schoon water ook relatief schoon blijft. Daarbij geldt dat het regenwater, dat op verharde oppervlaktes valt en schoon genoeg is (zoals van gevels en daken), zoveel mogelijk wordt vastgehouden of wordt geborgen. De gemeente heeft hierbij een zorgplicht voor de inzameling, transport en verwerking van afvalwater en regenwater en voor de aanpak van grondwaterproblemen.
Het plangebied valt, voor het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer van het oppervlaktewater, onder de verantwoording van het Waterschap Rijn en IJssel en zal ter beoordeling worden voorgelegd.
4.6 Kabels En Leidingen
Er zijn in de nabije omgeving van het plangebied geen bovenlokale leidingen bestemd. Langs de weg liggen lokale leidingen. Zakelijke rechtstroken of veiligheidsstroken zijn niet op het erf gelegen. Evenzo zijn er geen straalpaden of hoogspanningsverbindingen van belang.
Er lopen geen leidingen op het perceel, zodat melding voor leidingen niet is vereist.
Hoofdstuk 5 Juridische Opzet
5.1 Algemeen
Dit bestemmingsplan bestaat uit één verbeelding, planregels en een toelichting. Van deze drie onderdelen vormen de digitale versie van de verbeelding en de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. De planregels geven weer wat de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en/of op te richten bebouwing is. De toelichting heeft weliswaar geen bindend werking, maar bevat de ruimtelijke onderbouwing van het bestemmingsplan. Het is daarmee de onderbouwing van de keuzes die zijn gemaakt voor de verbeelding en de regels.
5.2 Systematiek Van De Planregels
De opbouw van het bestemmingsplan is conform de RO Standaarden 2008. Vanuit het oogpunt van methodiek, rechtsgelijkheid en dienstverlening sluit dit bestemmingsplan aan op de systematiek van het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk van 27 januari 2011.
De planregels bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Hierna wordt de indeling van de regels toegelicht. Vervolgens komen de bestemmingen aan de orde.
5.2.1 Inleidende regels
Begrippen
In de begrippen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begrippen zijn opgenomen, die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring of meerdere uitleg vatbaar zijn.
De begrippen van het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk zijn overgenomen met toevoeging van de volgende nieuwe begrippen:
ondersteunende detailhandel
detailhandel die gerelateerd is aan een andere, nader in de regels omschreven (hoofd)functie.
streek & servicecentrum
een bedrijf ten behoeve van promotie van in de regio Achterhoek geproduceerde food- en non-food producten, alsook ondersteunende detailhandel en ondersteunende horeca ten dienste van deze voorzieningen, alsmede aan deze promotie gerelateerde maatschappelijke voorzieningen.
De begrippen afkomstig uit het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk, tevens opgenomen in dit plan, die in het kader van de nieuwe begrippen relevant zijn:
maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca ten dienste van deze voorzieningen.
ondersteunende horeca
horeca die ondergeschikt is en gerelateerd is aan een andere, nader in de regels omschreven (hoofd)functie.
Wijze van meten
De wijze van meten bevat technische regelingen met betrekking tot het bepalen van oppervlaktes, percentages, hoogtes, dieptes, breedtes en dergelijke waarmee op een eenduidige manier uitleg wordt gegeven aan wat onder de diverse begrippen wordt verstaan.
5.2.2 Bestemmingsregels
Om recht te doen aan het uitgangspunt dat het plan niet meer dient te regelen dan noodzakelijk is, kent het plan slechts een beperkt aantal bestemmingen. Ook de bijbehorende bouw- en gebruiksregels zijn waar mogelijk beperkt in aantal en in mate van gedetailleerdheid. De regels hebben voor elke bestemming dezelfde opbouw met achtereenvolgens, voor zover aanwezig, de volgende leden:
- bestemmingsomschrijving
- bouwregels
- nadere eisen (indien aanwezig)
- afwijken van de bouwregels (indien aanwezig)
- specifieke gebruiksregels (indien aanwezig)
- afwijken van de gebruiksregels (indien aanwezig)
- omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Centraal staat de bestemmingsomschrijving. Daarin worden limitatief de functies en waarden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan respectievelijk worden beschermd. De bestemmingsomschrijving kan daarbij nog een nadere beperking geven in de vorm van een bestemmingscategorie of bijvoorbeeld een gebiedsbegrenzing, een maximale oppervlakte- of inhoudsmaat dan wel een beperking tot de bestaande bebouwing.
De bouwregels zijn direct aan de bestemmingsomschrijving gerelateerd. Ook de gebruiksregels zijn gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving, zij het dat deze regels zijn opgenomen in de algemene gebruiksregels in hoofdstuk 3. Hierin is bepaald dat het verboden is de onbebouwde grond en/of de daarop aanwezige bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met het in het plan bepaalde. Bedoeld wordt een gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving.
De afwijkings- en wijzigingsregels geven burgemeester en wethouders bevoegdheden om onder voorwaarden af te wijken van een regel dan wel onder voorwaarden het plan te wijzigen.
flexibiliteitsbepalingen
Zoals uit het voorgaande al bleek, zijn in de regels verschillende afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor het bevoegd gezag. In alle gevallen gaat het om afwijkingsmogelijkheden van in de bestemmingsbepalingen opgenomen regels. Indien één van deze bevoegdheden wordt gebruikt, zal een (belangen)afweging moeten plaatsvinden. Het gaat immers om de toepassing van bevoegdheden. Dat wil zeggen dat de geboden afwijkingsmogelijkheden mogen worden gebruikt, maar dat er ook voor kan worden gekozen geen gebruik te maken van de bevoegdheid. Dit laatste houdt in dat een eventueel verzoek om toepassing te geven aan een bevoegdheid wordt afgewezen. Teneinde richting te geven aan de (belangen)afweging, zijn bij elke afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid één of meerdere afwegingscriteria/voorwaarden opgenomen.
De individuele belangen van de betrokkenen, de betrokken waarden en het algemene belang zullen tegen elkaar moeten worden afgewogen. Een enkele keer is bepaald dat door de verzoeker of door het bevoegd gezag het één en ander moet worden aangetoond. Wanneer iets voldoende is aangetoond is het aan het bevoegd gezag om een verzoek te beoordelen. In enkele gevallen wordt het advies van een onafhankelijk deskundige verlangd. De bevoegdheden zijn concreet begrensd, om duidelijk te maken waar de scheiding ligt tussen de afwijkingsmogelijkheid en de wijzigingsbevoegdheid. Deze begrenzing is uitgedrukt in bijvoorbeeld een maximale oppervlakte, inhoud, enz. Bij de toepassing van de bevoegdheid wordt niet standaard de maximale ruimte geboden, maar vindt maatwerk plaats waarbij de concrete situatie ter plekke, in relatie tot het verzoek, bepalend is.
5.2.3 Algemene regels
Algemene regels zijn regels die gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben. Het betreft de anti-dubbeltelregel en algemene bouw-, ontheffings- en procedureregels.
anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
algemene bouwregels
In deze regels zijn de algemene regels ten aanzien van het ondergronds bouwen opgenomen met bijbehorende maatvoering. Daarnaast zijn regels opgenomen ten aanzien van bestaande afstanden en andere maten ingeval van strijdigheid met de nieuwe bestemmingsregels. Ook is hierin geregeld wanneer overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen door ondergeschikte bouwdelen is toegestaan.
algemene ontheffingsregels
In deze bepaling wordt aan Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid gegeven om ontheffing te verlenen ten behoeve van niet-ingrijpende bouwactiviteiten. De criteria, die bij toepassing van de ontheffingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.
algemene procedureregels
In deze bepaling staat aangegeven welke procedure dient te worden gevolgd bij de voorbereiding van een besluit tot toepassen van een ontheffings- en wijzigingsbevoegdheid. Hierbij wordt verwezen naar procedures die zijn opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht en de Wet ruimtelijke ordening.
5.2.4 Overgangs- en slotregels
De overgangs- en slotregels zijn algemeen van aard en gelden voor alle bestemmingen. De volgende slotbepalingen zijn opgenomen in dit laatste hoofdstuk.
overgangsrecht
In deze bepaling wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht. Aangesloten is bij het Besluit ruimtelijke ordening.
slotregel
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat de titel van het plan en de vaststellingsbepaling.
5.3 Beschrijving Per Bestemming
Bedrijf
Op basis van de systematiek van het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk is het streek & servicecentrum met toepassing van een functieaanduiding specifiek bestemd. De regels sluiten waar mogelijk aan bij genoemd bestemmingsplan. Voor het bebouwd oppervlak van de bedrijfsbebouwing is een maatvoeringsaanduiding opgenomen.
Binnen deze bestemming is een streek & servicecentrum mogelijk met bijbehorende ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen. Een bedrijfswoning is uitgesloten.
Waarde - archeologische verwachting
Dubbelbestemmingen zijn op de verbeelding aangegeven gebieden waar naast de eigenlijke bestemming een specifiek belang geldt. Het gaat in dit plan om de onderstaande dubbelbestemmingen met betrekking tot archeologie. Deze zijn overgenomen uit het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk.
- Waarde - archeologische verwachting 1: bescherming van archeologische waarden;
- Waarde - archeologische verwachting 3: bescherming van archeologische waarden.
Een dubbelbestemming houdt meestal een beperking van de gebruiks- en/of bouwmogelijkheden van de onderliggende bestemming(en) in, vanwege het specifieke belang welke het beoogt te beschermen. Bij deze dubbelbestemmingen is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen voor het uitvoeren van bepaalde werken.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Inspraak En Overleg
Het ontwerpbestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Gedurende deze termijn kan een ieder zienswijzen tegen het voorgenomen besluit inbrengen.
Het bestemmingsplan is in het kader van overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening gezonden aan de volgende instanties:
- Waterschap Rijn en IJssel
- Provincie Gelderland
- VROM inspectie
- ...
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Voorliggend bestemmingsplan beoogd een streek & servicecentrum mogelijk te maken. Hiertoe wordt vervangende nieuwbouw gerealiseerd en het terrein landschappelijk ingepast. Het terrein is in eigendom van initiatiefnemer. De economische uitvoerbaarheid van de onderneming is door initiatiefnemer met een bedrijfsplan nader onderbouwd.
Het plan betreft een particulier initiatief waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden. De kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan en eventuele planschadekosten ex artikel 6.1 Wro komen voor rekening van initiatiefnemer. Hiervoor wordt een anterieure overeenkomst gesloten tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Bovenstaande betekent dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld, omdat de kosten ex artikel 6.12 lid 2a Wro ‘anderszins verzekerd zijn’.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Inrichtingsschets En Impressie
Bijlage 1 Inrichtingsschets en impressie
Bijlage 2 Vooronderzoek Flora & Fauna
Bijlage 2 Vooronderzoek Flora & Fauna