Sportpark Jaspers Fase 3
Bestemmingsplan - gemeente Winterswijk
Vastgesteld op 20-03-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
het plan
het bestemmingsplan Sportpark Jaspers fase 3 van de gemeente Winterswijk;
bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0294.BP1201SBJASPERSF3-VA01 met bijbehorende regels en bijlagen;
verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
afwijking van de bouwregels en/of van de gebruiksregels
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
archeologisch deskundige
de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
archeologische verwachting
een toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
archeologische waarde
een toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College van de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 Monumentenwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;
bestaand
- a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
- b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, niet zijnde een verblijfsruimte;
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;
bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
evenement
een incidenteel plaatsvindende activiteit met een groot publieksaantrekkend karakter, gericht op het vermaken van publiek;
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
horeca
een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie, tenzij in de regels anders is bepaald;
houtwallen / houtsingels
houtopstanden die dienen ter afscherming van bebouwing dan wel ter versterking of bescherming van de landschappelijke waarden van het gebied. Hieronder worden niet begrepen houtopstanden die worden geteeld in het kader van de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;
normaal onderhoud, gebruik en beheer
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;
omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
omgevingsvergunning ten behoeve van het slopen van bouwwerken
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;
onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;
overkapping
een overkapt bouwwerk bestaande uit maximaal twee al dan niet tot de constructie behorende wanden;
peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;
waardevol landschap
een gebied met bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten;
wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
de oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;
2.2
Voor het meten van de inhoud van woningen worden bijgebouwen niet meegerekend.
2.3
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
2.4
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de verbeelding.
2.5
Daar waar op de verbeelding twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. houtwallen en houtsingels;
- b. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
- c. paden, fietspaden, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen, parkeervoorzieningen.
3.2 bouwregels
Artikel 4 Sport
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Waarde - Archeologische Verwachting 1
5.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologische verwachting 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
5.2 bouwregels
5.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden in de grond (in situ) te behouden.
5.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
5.5 wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Waarde - Archeologische Verwachting 3
6.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologische verwachting 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
6.2 bouwregels
6.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden in de grond (in situ) te behouden.
6.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
6.5 wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Waarde - Archeologische Verwachting 4
7.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologische verwachting 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
7.2 bouwregels
7.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden in de grond (in situ) te behouden.
7.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
7.5 wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
10.1 natte natuur
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten en afstandseisen;
- b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
- c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
- d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.
11.2
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.1 kan slechts worden verleend, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
- b. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
- b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet
onevenredig worden geschaad.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Sportpark Jaspers Fase 3'.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 5 juli 2012, raadsbesluit
De griffier, De voorzitter,
……………… ………………
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op 29 april 2010 heeft de gemeenteraad van Winterswijk groen licht gegeven voor de herinrichting van de sportpark Jaspers. De herinrichting van sportpark Jaspers zal in drie fasen worden voltrokken. De eerste fase behelst het verplaatsen van korfbalvereniging WIKO naar sportpark Jaspers, waar de vereniging een plaats krijgt naast hockeyvereniging Avanti. Hierbij wordt onder andere een gemeenschappelijk kunstgrasveld aangelegd.
In de tweede fase zal onder andere een grondruil met gesloten beurs plaatsvinden, waarmee het bestaande aantal tennisbanen op peil kan worden gehouden. Ook zullen de parkeervoorzieningen worden uitgebreid en zal er een buitenschoolse opvang in de voetbalkantine van v.v. Winterswijk mogelijk worden gemaakt.
De derde en laatste fase van de herinrichting voorziet onder andere in de aanleg van een aantal velden voor de voetbalverenigingen WVC, SKVW en v.v. Winterswijk en de realisatie van een nieuwe accommodatie. Voor honk- en softbalvereniging Hickory wordt een nieuwe locatie gezocht.
De eerste twee fasen zijn reeds geregeld in een bestemmingsplan dat op 28 april 2011 door de gemeenteraad is vastgesteld. Dit bestemmingsplan gaat in op de ontwikkelingen van de derde fase.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied is gelegen aan de noordwestzijde van Winterswijk en omvat een gedeelte van het bestaande sportpark Jaspers. Het plangebied wordt ontsloten via de Jaspersweg. Op sportpark Jaspers zijn momenteel naast hockeyvereniging Avanti, ook voetbalvereniging Winterswijk, de Winterswijkse tennisclub, zwembad Jaspers, korfbalvereniging WIKO en honkbalvereniging Hickory gevestigd. Ook is er nog een schietaccommodatie aanwezig.
Het plangebied ligt op de rand van het stedelijk en landelijk gebied van de gemeente.Ten noorden van het plangebied ligt het landelijk gebied, terwijl ten zuidoosten het plangebied door de Jaspersweg wordt gescheiden van onder andere een hotel en een restaurant. Ten zuidwesten van het plangebied ligt de Groenloseweg (N319) met aan de overzijde een bedrijventerrein en enkele woningen.
Op de navolgende afbeelding is de ligging van het plangebied weergegeven.
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Er zijn twee bestemmingsplannen vigerend voor het plangebied. Voor het grootste gedeelte is dit het bestemmingsplan "Integrale herziening buitengebied Winterswijk". Een ander gedeelte ligt in het bestemmingsplan “Kom Noord”. Hieronder vindt u de verschillende vigerende bestemmingsplannen gecombineerd op één afbeelding.
1.3.1 Integrale herziening buitengebied Winterswijk
Dit plan is door de gemeenteraad vastgesteld op 27 januari 2011. De bestemming van de gronden is agrarisch cultuurlandschap. Er ligt ook een bestemde watergang in het plangebied. Daarnaast geldt de dubbelbestemming archeologische verwachting 1 (deels) en 4 (deels), de gebiedsaanduiding natte natuur, de gebiedsaanduiding waardevol landschap, de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied en tenslotte is nog een gedeelte bestemd met de gebiedsaanduiding ehs - verweving. Deze laatste aanduiding is echter niet juist bestemd. Door een streekplanherziening is de ecologische hoofdstructuur niet meer aanwezig op deze gronden. Per abuis is deze zone in de integrale herziening van het bestemmingsplan buitengebied niet verwijderd. Met de andere aanduidingen en dubbelbestemmingen dient rekening gehouden te worden.
Fragment bestemmingsplan Integrale herziening bestemmingsplan buitengebied
1.3.2 Kom Noord
Het gedeelte waar momenteel nog de honk- en softbalclub Hickory speelt, heeft al een sportbestemming en ligt in het bestemmingsplan "Kom Noord".
Het bestemmingsplan "Kom Noord" is vastgesteld op 17 februari 2005 door de raad van de gemeente Winterswijk en op 6 september 2005 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Gelderland.
Binnen het vigerende bestemmingsplan is het plangebied aangewezen voor "sportdoeleinden". De bestemming "sportdoeleinden" maakt onder andere ontwikkelingen en uitbreidingen van bestaande bebouwing en het bouwen van aan- en bijgebouwen mogelijk. Dit dient echter binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken te gebeuren. Een uitzondering wordt daarbij gemaakt voor gebouwen als fietsenstallingen, onderhoudsruimten, opslagruimten voor spelmaterialen en dug-outs.
Fragment bestemmingsplan Kom Noord
1.4 Leeswijzer
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (voorheen plankaart), regels (voorheen voorschriften) en een toelichting. De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit vijf hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de bestaande situatie in het plangebied beschreven, gevolgd door een beschrijving van de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen. Hoofdstuk 3 gaat in op de haalbaarheid van het plan. Hier komen aspecten als beleid, milieu, flora en fauna en water aan de orde. In hoofdstuk 4 worden de opzet van het plan en de wijze van bestemmen behandeld. Hoofdstuk 5 ten slotte is gereserveerd voor de resultaten van de procedure.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie Plangebied En Omgeving
Het plangebied ligt in het noordwesten van de kern Winterswijk. Sportpark Jaspers is één van de twee hoogwaardige buitensportparken bij de kern Winterswijk en vervult daarbij een belangrijke rol voor zowel het gemeentelijke sportbeleid, als voor het bevorderen van de leefbaarheid in Winterswijk.
Het bestaande sportpark ligt op de rand van het landelijk en stedelijk gebied van Winterswijk en is goed bereikbaar voor de inwoners van Winterswijk en het omliggende landelijk gebied.
Ten westen van het sportpark is de Groenloseweg (N319) gelegen, die Winterswijk met Groenlo verbindt.
Op het sportpark zijn diverse verenigingen gevestigd. In het noorden van het bestaande sportpark zijn hockeyvereniging Avanti en korfbalclub WIKO gelegen. Deze twee verenigingen delen twee kunstgrasvelden en kleedaccommodaties. Beide kunstgrasvelden zijn voorzien van verlichting. Beide verenigingen beschikken over een eigen clubhuis.
Aan de oostzijde van het bestaande sportpark zijn zwembad Jaspers, honkbalvereniging Hickory en de schietaccommodatie van SVW '72 gevestigd. Zwembad Jaspers is een zwem- en recreatiebad met verschillende baden en attracties. Er is een wedstrijdbad, een recreatiebad, een peuterbad, een whirlpool, glijbaan, stroomversnelling en een Turks stoombad. Ook is er een kleine horecavoorziening in het zwembad gevestigd.
Aan de zuidzijde is de Winterswijkse tennisclub gelegen. De vereniging beschikt over zeven buitenbanen en vier overdekte banen alsmede een eigen clubhuis.
Ook v.v. Winterswijk heeft een plaats op sportpark Jaspers. De voetbalvereniging beschikt over drie voetbalvelden, een trainingsgedeelte en een eigen kantine.
De gronden waarop het sportpark wordt uitgebreid worden momenteel grotendeels agrarisch gebruikt. Het gedeelte waarop de nieuwe accommodatie zal worden gebouwd en de parkeervoorziening is gepland, is reeds in gebruik als sportterrein voor de honk- en softballvereniging Hickory.
Clustering en multifunctioneel gebruik van accommodaties
De gemeente Winterswijk maakt zich hard voor de clustering en herschikking van huidige buitensportaccommodaties tot een tweetal hoogwaardige buitensportparken, gelegen aan weerskanten van de kom van Winterswijk. Eén van deze sportparken is sportpark Jaspers.
De gemeente bevordert daarbij een multifunctioneel gebruik van accommodaties, waarbij de nadruk ligt op behoud en kwaliteit boven kwantiteit. Hierbij zijn niet alleen sporttechnische eisen van belang, maar ook eisen als voldoende ruimte, bereikbaarheid, toegankelijkheid en sociale veiligheid.
Daarbij zet de gemeente specifiek in op de aanleg en het gebruik van kunstgrasvelden om het multifunctionele gebruik te bevorderen.
Het resultaat van deze clustering houdt onder meer in dat de voetbalverenigingen WVC en SKVW gaan verhuizen naar sportpark Jaspers en dat honk- en softbalvereniging Hickory een nieuw onderkomen krijgt op een andere locatie.
Herinrichting sportpark Jaspers
De herinrichting van sportpark Jaspers zal in drie fasen worden voltrokken. Onderhavig bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van de derde en laatste fase.
Fase 1
De eerste fase behelste het verplaatsen van korfbalvereniging WIKO van de Morgenzonweg naar sportpark Jaspers, waar de vereniging een plaats heeft gekregen naast hockeyvereniging Avanti. De kleedruimtes zijn uitgebreid, er is een nieuwe kantine gerealiseerd en een fietsenstalling geplaatst. Daarnaast is ook een tweede kunstgrasveld aangelegd. Beide velden zijn voorzien van verlichting. Deze ontwikkeling is reeds beschreven en verantwoord in het op 8 juli 2010 door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplan “Verplaatsing korfbalclub WIKO”.
Fase 2
Het gaat bij deze tweede fase louter om een herinrichting van de bestaande functies en verenigingen in het plangebied. Het aantal tennisbanen of het aantal voetbalvelden blijft bijvoorbeeld gelijk.
In de tweede fase is een grondruil voorzien tussen de horecagelegenheid ter plaatse van de Groenloseweg 90 en de gemeente Winterswijk. Zodoende kan op deze locatie een nieuwe tennisbaan worden gerealiseerd en blijft het totale aantal van 7 buiten- en 4 binnenbanen gehandhaafd. De horecagelegenheid zal de verworven ruimte in gebruik nemen als parkeergelegenheid. Ten oosten van de tennisbanen worden ongeveer 33 nieuwe parkeerplaatsen aangelegd. In de huidige situatie parkeert men ten westen van de tennisbanen.
Ook worden er circa 210 parkeerplaatsen ten noordwesten van zwembad Jaspers gerealiseerd.
Deze parkeerplaatsen zijn ter vervanging van de oorspronkelijke parkeerplaatsen ten noorden van het zwembad. Daarnaast zijn deze parkeerplaatsen beoogd voor hockeyvereniging Avanti en korfbalclub WIKO in het noorden van het sportpark, aangezien de daar momenteel aanwezige plaatsen ook zullen verdwijnen.
Daarnaast wordt in de kantine van de voetbalvereniging v.v. Winterswijk voorzien in de vestiging van een buitenschoolse opvang (BSO) voor maximaal 30 kinderen. Ook zullen in fase 2 drie verlichte kunstgrasvelden worden gerealiseerd. De hoogte van de lichtmasten wordt daarbij vastgelegd op maximaal 17,5 meter in plaats van de in het vigerende bestemmingsplan toegestane 8 meter. De masten met een dergelijke hoogte zijn in de huidige situatie reeds aanwezig.
Een gevolg van de herinrichting is dat er wellicht ten oosten van de voetbalkantine van v.v. Winterswijk tijdelijke kleedkamerbarakken moeten worden gerealiseerd, zodat gewoon omgekleed en gedoucht kan worden tijdens de herinrichting. Om deze reden is het bouwvlak aan deze zijde van de kantine wat ruimer begrensd, zodat dit mogelijk is.
Fase 2 is mogelijk gemaakt door het door de gemeenteraad op 28 april 2011 vastgestelde bestemmingsplan "Sportpark Jaspers, fase 1 en 2".
2.2 Het Plan
Fase 3
De derde en laatste fase van de herinrichting voorziet onder andere in de aanleg van een aantal voetbalvelden en bijbehorende voorzieningen voor de voetbalverengingen WVC, SKVW en v.v. Winterswijk, zodat sportpark Jaspers in de toekomst een kwalitatief goede thuishaven vormt voor deze clubs. De bestaande accommodatie van de honk- en softbalvereniging Hickory zal worden afgebroken. Hieronder vindt u een afbeelding van de nieuwe situatie.
Hoofdstuk 3 Haalbaarheid
3.1 Beleid
3.1.1 Provinciaal beleid
Streekplan Gelderland 2005 (structuurvisie)
Het ruimtelijke beleid van de provincie Gelderland tot 2015 is vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen.
Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.
Daarbij heeft de provincie een tweeledige provinciale hoofdstructuur waarbij Gelderland enerzijds 'hoog dynamische' functies met een intensieve vorm van ruimtegebruik kent, zoals stedelijke functies en intensieve vormen van recreatie/leisure. Anderzijds kent de provincie 'laag dynamische' functies. Deze gebieden zijn kwetsbaar voor intensieve vormen van ruimte gebruik, zoals de ecologische hoofdstructuur (EHS), waardevolle open gebieden en ruimte voor water moet worden gecreëerd. Het provinciaal planologisch beleid is er op gericht deze gebieden te vrijwaren van intensieve
gebruiksvormen en wordt ook het groenblauwe raamwerk genoemd.
Op de streekplankaart ligt het plangebied in het 'Waardevol landschap'. Het ´Waardevol landschap´ maakt deel uit van het multifunctioneel gebied van de provincie.
Het multifunctioneel gebied beslaat het grootste deel van de provincie. Dit gebied omvat de steden, dorpen, buurtschappen buiten de provinciaal ruimtelijke hoofdstructuur, waardevolle landschappen en het multifunctioneel platteland. In het provinciaal planologisch beleid wordt op deze gebieden geen expliciete provinciale sturing gericht.
De vitaliteit van het multifunctionele platteland wordt bevorderd door planologische beleidsvrijheid
te geven aan gemeenten wat betreft de grondgebonden landbouw en nieuwe economische dragers voor vrijkomende agrarische bebouwing. Het ruimtelijke beleid boor waardevolle landschappen is het behouden en versterken van de landschappelijke kwaliteiten.
Voor het waardevolle landschap 'Winterswijk', worden de volgende kernkwaliteiten toe worden gedicht:
- kleinschalig, organisch gegroeid halfopen landschap met afwisseling van bosjes, houtwallen, landbouwgrond, lanen, beken, boerderijen. Hierbij is de oostelijke helft wat kleinschaliger dan de westelijke helft;
- rijk aan microreliëf en een duidelijke terraswand aan de westzijden;
- meanderende beken in smalle dalen als doorgaande structuren, met natuurlijke begroeiing in een halfopen landschap;
- fraaie open essen en bijzondere broekgebieden;
- historisch nederzettingenpatroon, vervlochten in het landschap.
Sociaal-culturele infrastructuur
De sociaal-culturele infrastructuur is een bepalende factor voor de kwaliteit van de samenleving. Het is met name de verantwoordelijkheid van de (samenwerkende) gemeenten om bij de ruimtelijke inrichting rekening te houden met die sociaal-culturele infrastructuur. Uitgangspunt is om bij ruimtelijke inrichtingsplannen ook voorzieningen te realiseren die nodig zijn om een goede sociaal-culturele infrastructuur in stand te houden of op te bouwen. Door een gunstige situering van functies ten opzichte van aanwezige voorzieningen kan er een goede bereikbaarheid worden gerealiseerd en voldoende draagvlak blijven bestaan.
Aanbod en vraag in het voorzieningenpatroon verandert voortdurend. Voorbeelden zijn de verschuivende vraag op het gebied van zorg (kleinschalige verpleegunits in de wijk) en voorzieningen op het gebied van welzijn, cultuur, recreatie, sport, onderwijs en kunst. Voorkomen moet worden dat de sociaal-culturele kwaliteit van de leefomgeving onder een bepaald minimum zakt. Met andere vormen van bundeling, bijvoorbeeld op basis van bereikbaarheid in netwerken, kan dit worden voorkomen. Sprekende voorbeelden hiervan zijn scholen en sportaccommodaties.
Ruimtelijke Verordening Gelderland
Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen.
Provinciale Staten hebben de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld in december 2010 en de deze geldt sinds maart 2011. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. De voorgenomen uitbreiding ligt volgens de kaart behorende bij de Ruimtelijke Verordening buiten het bebouwd gebied van de kern Winterswijk. Een sportveldencomplex moet worden bestempeld als een stedelijke functie.
Nieuwe stedelijke functies kunnen buiten bestaand gebied worden toegestaan als deze niet redelijkerwijs kunnen worden gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied. Daarnaast moet de ontwikkeling ook bijdragen aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Er zijn voor deze uitbreiding geen alternatieve locaties omdat er aansluiting gezocht wordt bij een al bestaand sportpark. Uitbreiding richting landelijk gebied is de enige optie. De inrichting is zo compact mogelijk. Daarnaast laat het landschapsplan (zie paragraaf 3.4 en 3.6 van de toelichting) zien dat er sprake is van een goede ruimtelijke kwaliteit. Het plan is overeenkomstig de provinciale verordening.
Momenteel is een wijziging van de RVG in voorbereiding, verwachting is dat deze in juli 2012 wordt vastgesteld.
3.1.2 Gemeentelijk beleid
Sport in Winterswijk (sportnota)
Sportverenigingen spelen een belangrijke rol in de lokale samenleving. Zij leveren in die hoedanigheid een cruciale bijdrage aan de leefbaarheid in Winterswijk, het meedoen van inwoners aan de maatschappij en het verbeteren van de gezondheid van de inwoners. De gemeente ziet ook in de toekomst het belang van sterke sportverenigingen in, vandaar dat zij de sportverenigingen wil ondersteunen in het (verder) versterken van hun maatschappelijke functie.
Daarbij spelen accommodaties een centrale rol, niet alleen in het gemeentelijke sportbeleid, maar zeker ook in het bevorderen van de leefbaarheid in Winterswijk. Zonder voldoende (sport)accommodaties van goede kwaliteit kan het sportstimuleringsbeleid onvoldoende worden ingevuld.
In het vernieuwde gemeentelijke accommodatiebeleid zal de nadruk komen te liggen op realisatie en behoud van een kwalitatief hoogstaand basisvoorzieningenniveau. De gemeente hanteert hierbij onder andere de volgende visiepunten:
- Bevorderen van zoveel mogelijk multifunctioneel gebruik van accommodaties dan wel clustering van accommodaties. Clustering en multifunctioneel gebruik bevorderen immers de participatiemogelijkheden (bijvoorbeeld een combinatie van sport, ontspanning en zorgverlening). Bovendien versterken multifunctioneel gebruik en clustering de samenwerkingsmogelijkheden tussen de verschillende aanbieders, zoals blijkt uit de ontwikkelingen die gaande zijn op het terrein van bijvoorbeeld 'de brede school'.
- Nadruk op behoud en kwaliteit boven kwantiteit, waarbij niet alleen sporttechnische eisen maar ook eisen als voldoende ruimte, bereikbaarheid, toegankelijkheid en sociale veiligheid van belang zijn.
- Waar mogelijk en (financieel) haalbaar: aanleg/gebruik van kunstgrasvelden teneinde het multifunctionele gebruik te bevorderen.
- De meeste sportverenigingen in Winterswijk hebben aangegeven bereid te zijn om sportaccommodaties te delen met andere verenigingen en deze ontwikkeling zelfs als onafwendbaar te zien vanwege onder andere:
- 1. de steeds hogere (beheer- en onderhouds-) kosten van sportaccommodaties in het algemeen;
- 2. de beperkte middelen die voor de bekostiging van sportaccommodaties beschikbaar zijn;
- 3. de steeds strengere eisen die aan met name de sanitaire en horecavoorzieningen gekoppeld aan sportaccommodaties worden gesteld;
- 4. de matige kwaliteit van veel sportaccommodaties op dit moment (o.a. achterstallig onderhoud);
- 5. de toenemende moeite om vrijwilligers te vinden voor het runnen van verenigingen en het beheren van sportaccommodaties;
- 6. de wens om te kunnen beschikken over zo hoogwaardig mogelijke voorzieningen waaronder kunstgrasvelden (buitensport) en bijvoorbeeld een turnhal (binnensport).
In het beleidsstuk geeft de gemeente een korte opsomming over de drie verschillende groepen accommodaties die worden onderscheiden, namelijk: zwembaden, binnensportaccommodaties en buitensportaccommodaties.
Qua buitensportaccommodaties maakt de gemeente zich hard voor de clustering (binnen de kern) en eventueel herschikking van huidige buitensportaccommodaties tot een tweetal hoogwaardige buitensportparken, gelegen aan weerskanten van de kom van Winterswijk, namelijk het gebied waar nu de hockeyvereniging Avanti, de voetbalvereniging Winterswijk, de Winterswijkse tennisclub, zwembad Jaspers en honkbalvereniging Hickory zijn gevestigd, en de aan de andere kant van Winterswijk de Trias-velden. Met die twee sportparken worden beide kanten van Winterswijk 'bediend', ook wat betreft het buitengebied. Enige uitzonderingen op dit plaatje vormen de velden van MEC en Meddo die worden gehandhaafd.
Daarnaast neemt het zwembad Jaspers een bijzondere plaats in. De gemeente wil het overdekte zwembad voor de Winterswijkse gemeenschap graag behouden.
Structuurvisie Kom Winterswijk
Op 24 februari 2011 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Kom Winterswijk 2010-2020 vastgesteld. In dit beleidsdocument is het ruimtelijke beleid voor de komende jaren vastgelegd. Op pagina 42 van de structuurvisie is aangegeven dat de gemeente in de toekomst streeft naar verdere concentratie van sportverenigingen aan de noordwestzijde van Winterswijk op sportpark Jaspers. De voetbalvelden aan de Morgenzonweg kunnen hiermee uitgeplaatst worden. De ambitie is om sportaccommodatie Jaspers door te ontwikkelen tot een multifunctionele sportaccommodatie met een gedeeld gebruik door drie voetbalverenigingen.
Er zullen aparte routes aangewezen worden tussen het dorp en de sportvoorzieningen die nagenoeg allemaal in het buitengebied liggen. Sportpark Jaspers is vanuit noordelijke wijken goed bereikbaar. Met een verbeterde oversteekbaarheid van de Groenloseweg wordt het sportpark ook vanuit de wijken ten zuiden van de Groenloseweg veilig bereikbaar.
3.1.3 Conclusie
Onderhavig plangebied is aangewezen als 'waardevol landschap' en wordt momenteel reeds gebruikt als sportcomplex. Doordat de gemeente bij de nieuwe inrichting van het sportpark bijvoorbeeld de bestaande houtwal respecteert en speciale verlichting wil toepassen, gaat men bewust om met het waardevolle landschap.
Daarnaast blijkt dat de gemeente Winterswijk inzet op twee hoogwaardige buitensportparken, waarvan sportpark Jaspers er één is. De gemeente zet hierop in omdat clustering het multifunctioneel gebruik van de accommodaties versterkt, de samenwerking tussen verenigingen laat toenemen en het tegenwicht kan bieden aan de oplopende (beheer- en onderhouds)kosten en een toenemend tekort aan vrijwilligers.
De herinrichting van sportpark Jaspers past goed binnen deze beleidsdoelstellingen. Door de clustering van verschillende verenigingen wordt een hoogwaardig sportpark gecreëerd. In dit sportpark worden (kunst)grasvelden en parkeerplaatsen gedeeld door verschillende verenigingen.
3.2 Milieuaspecten
3.2.1 Bodem
Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet getoetst worden of de bodemkwaliteit de planontwikkeling belemmert. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. In de regel wordt een bodemonderzoek uitgevoerd om dit te kunnen beoordelen.
De actuele bodemkwaliteit binnen het plangebied is met onderzoeken in 2010 en 2011 vastgesteld (Certicon, Twee sloten Jaspers Winterswijk, waterbodemonderzoek, P2010-2670, 30 nov 2010; Rouwmaat, Verkennend bodemonderzoek terrein 'Jaspers (fase III)' te Winterswijk, MT.20297, 8 dec 2010; Rouwmaat, Verkennend asbestonderzoek 'Jaspers (fase III)' te Winterswijk, MT.20297-2, 15 sept 2011, zie bijlage 1). De onderzoeken zijn uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau conform de geldende protocollen (NEN5740/NEN5725). Met de onderzoeken zijn in de bodem geen noemenswaardig verhoogde gehalten gemeten (max. > AW2000). De bodemkwaliteit is geschikt voor de toekomstige functie. Er zijn geen (sanerings)maatregelen nodig om de bodemkwaliteit te verbeteren.
3.2.2 Agrarische activiteiten
Er is getoetst aan de dichtstbijgelegen agrarische locaties: Honesweg 6 (ca. 260 meter afstand van het plangebied) en Ravenhorsterweg 88-90 (ca. 160 meter afstand van het plangebied). Deze liggen beiden buiten de invloedssfeer van plangebied. Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij is de minimale benodigde afstand 50 meter. Agrarisch gezien geen er geen belemmeringen.
3.2.3 Geluid
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van de wet dient bij het wijzigen van het bestemmingplan dan ook het aandacht te worden besteed aan het aspect geluid.
Er is een akoestisch onderzoek, opdrachtnummer 10-302r1 (versie 1 juli 2011) door Van der Boom opgesteld, zie bijlage 2.
Er is onderzocht welke geluidbelasting ontstaat rond en tengevolge van de nieuw aan te leggen sportvelden en schietbaan. Stemgeluid buiten valt buiten het onderzoek. Transporten van bezoekers en de schietbaan moet wel worden getoetst.
Op basis van het onderzoek blijkt de grenswaarden ten gevolge van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en de maximale geluidsniveaus niet worden overschreden. Er zijn geen maatregelen /geluidbeperkende voorzieningen voor de uitbreiding noodzakelijk om aan de eisen te voldoen.
De verkeersaantrekkende werking is tevens in beeld gebracht. De geluidsbelasting op de woningen langs de weg- binnen het invloedsfeer van het bedrijf ligt onder de voorkeursgrenswaarde.
De uitbreiding voldoet aan de geluidwaarden en er zijn derhalve geen belemmeringen aanwezig.
3.2.4 Luchtkwaliteit
Er is onderzoek uitgevoerd inzake luchtkwaliteit ten gevolge van wegverkeer van en naar de uitbreiding van het sportpark, opdrachtnummer 10-302 datum 20 december, versie 16 december 2010, zie bijlage 3.
Het effect is bepaald van de verkeersaantrekkende werking van het plan op de luchtkwaliteit. Onderzocht is of het project “niet in betekende mate” bijdraagt aan de luchtverontreiniging conform de Wet luchtkwaliteit.
De luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor deze ruimtelijke ontwikkeling.
3.2.5 Bedrijven en milieuzonering
Indien door middel van een plan nieuwe, gevoelige functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de milieuzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen omliggende bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast door de realisatie van een nieuwe gevoelige functie.
Milieuzonering richt zich uitsluitend op de zonering van milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) ten opzichte van gevoelige functies (zoals woningen). In de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" (2009) worden op basis van onderzoeks- en ervaringsgegevens richtafstanden aanbevolen tussen bedrijvigheid en milieuhindergevoelige functies voor de thema's geur, stof, geluid en gevaar. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in richtafstanden voor zowel het omgevingstype gemengd gebied als rustige woonwijk en rustig buitengebied.
Op grond van de VNG brochure is de grootste richtafstand voor een veldsportcomplex met verlichting 50 meter voor het aspect geluid. Binnen 50 meter van de sportvelden liggen echter geen milieugevoelige objecten.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoering.
3.2.6 Externe veiligheid
Er is advies gevraagd bij Regio Achterhoek. Het advies van 20 november 2010, heeft als kenmerk 2010u000633, zie bijlage 4.
Conclusie:
Het groepsrisico hoeft voor dit plan niet nader te worden gemotiveerd. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de realisatie van dit bestemmingsplan.
3.3 Water
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie "Vasthouden-Bergen-Afvoeren" staat hierbij centraal. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt “stand still - step forward”. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvaten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem.
3.3.1 Rijksbeleid
Nationaal Waterplan
In december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen.
Het plangebied ligt in het gebied 'Hoog Nederland'. Dit gebied omvat grofweg de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord- Brabant en Limburg.
Hoog Nederland is grotendeels vrij afwaterend, dat wil zeggen dat het water onder vrij verval naar de rivieren en de zee stroomt. Het gebied bevat enkele scheepvaartkanalen die door het rijk worden beheerd en daarnaast vooral regionale wateren in beheer bij de waterschappen. Kenmerkend voor dit deelgebied is de directe samenhang tussen het grond- en oppervlaktewatersysteem en de van nature meanderende beken met aangrenzende beekdalgronden die incidenteel in tijden van extreem natte perioden op natuurlijke wijze kunnen overstromen. De belangrijkste wateropgaven voor hoog Nederland zijn watertekort, grondwater, wateroverlast en waterkwaliteit.
3.3.2 Provinciaal beleid
Waterplan Gelderland 2010-2015
Het Waterplan Gelderland 2010-2015 bevat het waterbeleid van de provincie en is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet.
Het Waterplan is tegelijk opgesteld met de ontwerp water(beheer)-plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. Het Waterplan Gelderland 2010-2015 is op 1 januari 2010 in werking getreden.
In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen.
Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.
Het plangebied heeft op grond van het Waterplan de basisfunctie 'stedelijk gebied'. Zowel in nieuw als in bestaand stedelijk gebied streeft de provincie naar een duurzaam watersysteem. Nadelige effecten op de waterhuishouding moeten in beginsel voorkomen worden. Hierbij wordt het water in de stad met het omringende watersysteem als één geheel beschouwd. De inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundige systeem zijn in stedelijk gebied gericht op:
- het voorkomen of zo veel mogelijk beperken van wateroverlast;
- de ontwikkeling en het behoud van de natuur in het stedelijk gebied;
- het voorkomen van zettingen;
- het herbenutten van ontwateringswater voor drink- en industriewatervoorziening of voor herstel van verdroogde natuur;
- het weren van de riolering van (diepe) drainage en instromend grond- en oppervlaktewater;
- het beperken van de vuilbelasting door riooloverstorten en hemelwateruitlaten;
- het beperken van de invloed van bronbemaling;
- het realiseren van de basiskwaliteit voor oppervlaktewater.
3.3.3 Beleid Waterschap Rijn & IJssel
Waterbeheerplan
Het Waterschap Rijn & IJssel heeft in 2009 een nieuw waterbeheerplan vastgesteld voor de periode 2010-2015. Met de voornemens uit het Waterbeheerplan wil het waterschap actief inspelen op alle lopende en komende veranderingen zoals de wijzigingen in de waterwetgeving en de Kaderrichtlijn Water. Er zijn mogelijkheden om de waterkwaliteit nog verder te verbeteren en om meer ruimte te bieden voor het vasthouden van water. Het gewenste peilbeheer wordt in het hele gebied in de komende periode planmatig opgepakt voor de landbouw en de natuur. Het beheer van water en afvalwater in stedelijk gebied krijgt steeds meer aandacht. In het landelijk gebied wil het waterschap kansen bieden voor recreatie op of bij het water.
Het Waterbeheerplan 2010-2015 bevat het beleid op hoofdlijnen voor alle taakgebieden van Waterschap Rijn & IJssel. Dit plan is opgesteld samen met vier andere waterschappen, die deel uitmaken van deelstroomgebied Rijn-Oost. Het plan geeft aan welke doelen het Waterschap nastreeft en welke maatregelen en projecten daarvoor in de planperiode worden ingezet. De maatregelen die uitgevoerd worden en de bijbehorende financiële middelen zijn op hoofdlijnen aangegeven.
De opdracht van de waterschappen in Rijn-Oost is te zorgen voor voldoende water, schoon water en voor veilig wonen en werken op de taakvelden watersysteem, waterketen en veiligheid.
Het waterschap houd daarbij rekening met agrarische, economische, ecologische en recreatieve belangen. Aandachtspunten zijn het verbeteren van ecologische en chemische waterkwaliteit (terugdringen van oppervlaktewatervervuiling) en het voorkomen van wateroverlast, waarbij rekening wordt gehouden met het veranderende klimaat.
In zowel landelijk als stedelijk gebied kunnen ruimtelijke ontwikkelingen een positief maar ook een negatief effect hebben op het watersysteem.
3.3.4 Waterplan Winterswijk
De gemeente Winterswijk, het Waterschap Rijn & IJssel en de provincie Gelderland hebben het Waterplan Winterswijk opgesteld. Dit plan wordt in de periode 2001-2010 uitgevoerd. De geldigheidsduur van het plan is verlengd tot 2013.
3.3.5 Situatie plangebied
De watertoetstabel met relevante en niet-relevante waterhuishoudkundige thema's
Thema | Toetsvraag | Relevant |
HOOFDTHEMA'S | ||
Veiligheid | 1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering? 2. Ligt in of nabij het plangebied een kade? | Nee Nee |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is er toename van het afvalwater (DWA)? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? | Ja Nee Ja |
Wateroverlast (oppervlaktewater) | 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak? 2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? | Ja Nee Nee |
Grondwater- overlast | 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel? 3. Is in het plangebied sprake van kwel? 4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren? | Ja Nee Nee Ja |
Oppervlakte- waterkwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied? | Ja Nee Nee |
Grondwaterkwaliteit | 1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? | Ja Nee |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? | Ja |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? | Nee Ja |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? | Ja Nee |
AANDACHTSTHEMA'S | ||
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Natte natuur
De hydrologische beinvloedingszone is gerelateerd aan de natte bosjes bij de zuiveringsinstallatie. Deze vallen onder de Ecologische hoofdstructuur. Er dienen geen inrichtingen plaats te vinden die negatieve gevolgen hebben voor de grondwaterstand en -stroming gerelateerd aan deze bosjes. In het waterhuishoudingsplan is hier rekening mee gehouden (zie hieronder). In het bestemmingsplan is de aanduiding "natte natuur" opgenomen om toekomstige ontwikkelingen te kunnen toetsen aan effecten op de waterhuishouding. Werkzaamheden die conform waterhuishoudingsplan worden uitgevoerd, zijn niet vergunningplichtig.
Waterhuishoudingsplan
In overleg met het Waterschap Rijn & IJssel is in september 2011een Waterhuishoudingsplan voor het plangebied opgesteld. In het plan worden alle relevante waterthema's behandeld. Het plan is opgenomen als bijlage 5.
Conclusie van dit rapport is als volgt: "Aan de hand van de lokale geohydrologische karakteristieken, de eisen van de gemeente Winterswijk, het Waterschap Rijn en IJssel en de voorgestelde toekomstige invulling is gekeken naar geschikte oplossingen voor het infiltreren en bergen van hemelwater in het plangebied.
Uit een afweging van diverse varianten voor de hemelwaterafvoer is naar voren gekomen dat berging en infiltratie via een watergang, in combinatie met een ophoging van het gebied, de meest haalbare optie is. Vanwege het relatief hoge grondwaterpeil en de lage ligging van het plangebied ten opzichte van de Jaspersweg ontstaat de noodzaak tot ophoging van het terrein. Door deze ophoging zullen de sportvelden op een goed zichtbaar niveau komen te liggen en ontstaat er de mogelijkheid om het hemelwater van de verharding bovengronds af te voeren.
Door middel van berging en infiltratie via een watergang ontstaat er een robuuste en duurzame hemelwaterafvoer en krijgt het water een zichtbare en ecologische waarde. Tevens valt de aan te leggen watergang te combineren met beplanting en groen, waardoor er een geheel ontstaat met een groene uitstraling van sportpark Jaspers.
Aanbevolen wordt om de ophoging van het terrein, ter plaatse van de sportvelden, uit te voeren als een goed waterdoorlatende laag waardoor het hemelwater zoveel mogelijk op locatie geborgen kan worden.
Verder wordt aanbevolen om een beheersplan op te stellen waarin aspecten ten aanzien van onderhoud en beheer worden beschreven om een goede werking van de waterhuishouding gedurende een langere tijd te waarborgen."
De gemeente Winterswijk volgt de aanbevelingen op.
3.4 Flora En Fauna
Voordat ruimtelijke ingrepen mogen plaatsvinden moet eerst een onderzoek plaatsvinden in het kader van de Flora- en faunawet en eventueel andere natuurregelgeving.
3.4.1 Gebiedsbescherming
In het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) dient er getoetst te worden of de beoogde ontwikkelingen een negatieve invloed hebben op de beschermde gebieden.
Het plangebied ligt niet in een gebied dat is aangewezen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Het dichtstbijzijnde beschermde natuurgebied ligt op ruim 2.000 meter afstand ten westen van het plangebied. Het betreft het Natura 2000-gebied “Korenburgerveen”. Tussen het beschermde gebied en het plangebied ligt al een verstorende provinciale weg en bossen, die eventuele verstoring beperken.
Gezien de afstand zijn negatieve effecten door het plaatsen van lichtmasten uit te sluiten op het beschermde gebied. Overige effecten worden gezien de kleinschalige en lokale ingreep en afstand niet verwacht.
Negatieve effecten op instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied zijn uit te sluiten. Een vergunningaanvraag in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 wordt niet noodzakelijk geacht.
Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied dat is aangewezen in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het dichtstbijzijnde gebied dat is aangewezen als onderdeel van de EHS ligt op een afstand van circa 300 meter. Gezien de afstand en tussenliggende elementen (bossen, houtwallen en waterzuiveringsstation) zijn zowel directe als indirecte negatieve effecten met de plannen op de EHS niet verwachten.
3.4.2 Soortenbescherming
In het kader van de Flora- en faunawet dient te worden nagegaan of vaste rust- en verblijfplaatsen door de ingreep worden aangetast (verwijderd, ongeschikt gemaakt) of dieren opzettelijk worden verontrust. De beoogde ontwikkelingen kunnen biotoopverlies of verstoring (indirect biotoopverlies) tot gevolg hebben. Invloeden die leiden tot een verminderde geschiktheid van het plangebied als bijvoorbeeld foerageergebied zijn niet ontheffingsplichtig, tenzij het een zodanig belang betreft dat bij het wegvallen van deze functie ook de vaste rust- en verblijfplaatsen van soorten niet langer kunnen functioneren. Door de werkzaamheden kunnen alle aanwezige soorten negatieve effecten ondervinden van de ingreep. Voor de meeste soorten is dit tijdelijk van aard.
Een uitgevoerde quickscan leidde tot de conclusie dat voor de flora geen aanvullend onderzoek nodig was, aangezien de bodemgesteldheid ongeschikt werd geacht voor de aanwezigheid van streng beschermde soorten. In geval van ruimtelijke ontwikkeling is voor de licht beschermde soorten geen ontheffing vereist. Er zijn geen jaarrond beschermde vogelnesten in het plangebied aangetroffen. Het verwijderen van bomen moet buiten het broedseizoen plaatsvinden en mag ook daarbuiten geen verstoring van de voortplanting van broedvogels opleveren. De quickscan adviseerde nader onderzoek naar eekhoornnesten in de bladloze periode van loofbomen en een aanvullend vleermuizenonderzoek. Vanwege het ontbreken van voldoende geschikt leefgebied verwachtte dit rapport geen reptielen, zwaar beschermde amfibieën, beschermde vissen of beschermde ongewervelden in het plangebied.
Tijdens het vervolgonderzoek zijn geen vaste verblijfplaatsen van eekhoorns aangetroffen. In het gebied zijn 5 soorten vleermuizen aangetroffen, namelijk de Gewone dwergvleermuis, de Laatvlieger, de Bruine grootoorvleermuis, de Rosse vleermuis en de Watervleermuis. Een vliegroute aan de westzijde van het plangebied langs de Leurdijksbeek en een zware houtwal bleek essentieel voor de Gewone dwergvleermuis en zeer belangrijk, ook als foerageergebied, voor de Laatvlieger. Doordat in de plannen de zware houtwal tussen een te realiseren oefenveld en het daarnaast geprojecteerde sportveld verdwijnt, vindt aantasting van vliegroute en foerageergebied plaats. Daarvoor is een mitigatie- en compensatieplan opgesteld (niet vellen in de seizoenen waarin de vleermuizen actief zijn en een omleidingsroute creëren rond het oefenveld door het versterken van de beplantingen ter plaatse). Bij het aanbrengen van verlichting zal met de eisen die de vleermuizen stellen rekening worden gehouden (beperken strooilicht; niet aanlichten beplantingen).
In bijlage 6 vindt u het totale landschapsplan waarbij zowel met landschap als met flora en fauna rekening is gehouden. In paragraaf 3.6 vindt u meer informatie over het onderdeel landschap.
3.5 Archeologie
3.5.1 Archeologische waarden
Het plangebied ligt vrijwel helemaal binnen een landschappelijke eenheid met een lage verwachte dichtheid aan archeologische resten, waarbij de archeologische resten zijn afgedekt door een meer dan 50 cm dikke conserverende laag of aanwezig direct onder het maaiveld. Een beperkt deel van het plangebied ligt binnen een landschappelijke eenheid met een hoge verwachte dichtheid aan archeologische resten. De archeologische resten zijn hier afgedekt door een meer dan 50 cm dikke conserverende laag.
Binnen het plangebied bevindt zich een bekende archeologische nederzetting uit de IJzertijd (Freriks Es). (Raap-catalogusnummer 220.)
In de provinciale nota “Provinciaal Beleidskader Archeologie, Interimkader 2009-2012” (10 maart 2009) is een groot deel van de gemeente Winterswijk aangewezen als Gelderse parel. Het plangebied ligt binnen deze parel. De consequenties van de parelgebieden zijn overigens op dit moment nog niet duidelijk.
3.5.2 Archeologietoets
Algemeen
Bij veranderingen van de bestaande bestemming dient naar het aspect van de archeologie te worden gekeken. Op die locaties binnen het plangebied waar in de toekomst nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zullen plaatsvinden, zal bekeken moeten worden of het uitvoeren van archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Op basis van het onderzoek kan worden beslist hoe met de eventueel aanwezige archeologische waarden dient te worden omgegaan.
Gemeentelijk archeologisch beleid
Op 25 november 2010 is de nieuwe Erfgoedverordening met bijbehorende archeologische beleidskaart door de gemeenteraad vastgesteld.
Op grond van dit beleid dient de archeologische beleidskaart als onderlegger voor nieuwe bestemmingsplannen te worden gebruikt. Dus ook voor het onderhavige bestemmingsplan.
Beoordeling
Binnen het gebied met een lage archeologisch verwachting is een archeologisch onderzoek noodzakelijk als de geplande bodemverstoring groter is dan 2500 m2 en dieper reikt dan 30 cm minus maaiveld (IVO-protocol 1).
Binnen het gebied met een hoge archeologische verwachting is een archeologisch onderzoek noodzakelijk als de geplande bodemverstoring groter is dan 100 m2 en dieper reikt dan 40 cm minus maaiveld (IVO-protocol 2).
Binnen de zone rondom de archeologische nederzetting uit de Ijzertijd (straal van 50 m rondom centrumcoördinaten) is archeologisch onderzoek noodzakelijk bij overschrijding van het oppervlaktecritirium van 50 m2 (en diepte van meer dan 30 cm minus maaiveld) (IVO-protocol 2).
Gezien de geplande inrichting is een archeologisch onderzoek noodzakelijk en inmiddels uitgevoerd. In bijlage 7 vindt u het bijbehorende rapport "Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, deels karterend deels verkennend booronderzoek, Jaspersweg te Winterswijk, gemeente Winterswijk Synthegra Rapport S100293, 15-12-2010". Op grond van het uitgevoerde archeologisch onderzoek wordt vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht.
Conclusie
- 1. De gemeentelijke archeologische beleidskaart dient als onderlegger te worden gebruikt voor het nieuwe bestemmingsplan.
- 2. Voor de voornoemde geplande inrichting is het noodzakelijke archeologische onderzoek uitgevoerd. Op basis van het inmiddels uitgevoerde archeologische onderzoek wordt in het plangebied geen vervolgonderzoek noodzakelijk geacht.
3.6 Landschap En Cultuurhistorie
Het uitbreidingsgebied ligt buiten de EHS, in multifunctioneel landschap (onderdeel van Waardevol Landschap). Ruimtelijke ontwikkeling (en ook bestemmingsplanwijziging) is hier mogelijk, mits de kernkwaliteiten van de locatie daarbij behouden blijven of worden versterkt. Het is van de belang om bij de nieuwe inrichting van het terrein rekening de houden met, de in het Streekplan beschreven, landschappelijke kernkwaliteiten voor het Oost-Nederlands plateau:
- Kleinschalig, organisch gegroeid halfopen landschap met afwisseling van bosjes, houtwallen, landbouwgrond, lanen, beken, boerderijen; oostelijke helft kleinschaliger dan westelijke helft.
- Rijk aan microreliëf (steilranden, essen en eenmansessen), een duidelijke terrasrand (westzijde).
- Meanderende beken in smalle dalen als doorgaande structuren, met natuurlijke begroeiing (elzen en essen) in halfopen landschap; overstromingsvlaktes in laagtes;
- Fraaie, open essen (opvallend groot op de plateaurand van Aalten tot Groenlo) en bijzondere broekgebieden;
- Historisch nederzettingenpatroon vervlochten in het landschap: oude boerderijplaatsen (zoals scholtehoeven), vele gehuchten en grotere nederzettingen.
Al voordat de sportvelden hier gerealiseerd werden, was er sprake van een vrij kleinschalig landschap ter plekke. Dat beeld komt grotendeels overeen met de historische kaart van 1930, maar niet met die van 1900, toen veel houtwallen en houtsingels heel anders in het landschap waren verdeeld. In 30 jaar tijd was er blijkbaar veel veranderd: houtwallen en –singels verdwenen om plaats te maken voor nieuwe op vaak andere plaatsen. De perceelsindeling veranderde daardoor drastisch. Het huidige sportpark Jaspers heeft zich goed weten te voegen naar het dertiger jaren landschap van de vorige eeuw. Dit landschap is verdeeld in kamers van verschillende vorm en afmetingen, bestaande uit agrarische percelen en sportvelden, omgeven door houtopstanden, en die daardoor in meerdere of mindere mate besloten zijn. Het is een typisch voorbeeld van een stuk nog redelijk gaaf gebleven oudhoevig landschap van Meddo.
Het LOP biedt aanknopingspunten voor de wijze waarop met ruimtelijke ontwikkeling kan worden omgegaan en daarbij gelijktijdig kansen voor landschapsontwikkeling te benutten. Landschappelijk behoort het sportpark Jaspers inclusief de uitbreiding tot het tamelijk kleinschalige oudhoevige landschap van Meddo, dat wel grootschaliger is geworden door het verwijderen van houtwallen, onder meer als gevolg van de Ruilverkaveling Winterswijk-West. Het LOP wenst versterking van bestaande oude houtwallen, de aanleg van verbindende houtopstanden (houtsingels en –wallen) daartussen en het koppelen van nieuwe beplantingen aan de bestaande beeklopen. Het terrein aan de westzijde tegen de uitbreiding aanliggend, is in cultuurhistorisch opzicht waardevol, maar het uitbreidingsgebied zelf, als gevolg van de vele veranderingen aan het begin van de vorige eeuw, niet. Het uitbreidingsgebied is visueel-ruimtelijk waardevol vanwege de beplantingen.
Het uitbreidingsgebied bestaat uit 4 kamers van verschillende vorm en grootte. Door het uitbreidingsplan wordt het aantal kamers teruggebracht tot drie: het sportpark wordt in het nieuwe plan met een bomenbeplanting visueel gescheiden van het parkeerterrein en met een 2 m hoge haagbeplanting worden de 2 natuurgrasvelden van elkaar gescheiden. Het gebied wordt daardoor grootschaliger. Herstel van de beslotenheid is echter geen onderdeel van het plan. Als het gezien de beschikbare ruimte al mogelijk zou zijn om extra beplantingen tussen de sportvelden aan te leggen dan zouden de velden daardoor extra onderhoudsbehoeftig worden, hetgeen veel energie, kosten en extra milieuverontreiniging met zich meebrengt.
De volgende landschappelijke versterkingen zullen worden gerealiseerd:
- 1. Langs de Leurdijksbeek zullen bomen en pleksgewijs struweel worden aangeplant, waardoor de kamergrens aan de zuidwestzijde zal worden versterkt.
- 2. Ter hoogte van zwembad Jaspers zal de boslaan worden doorgetrokken door tweezijdige aanplant van zomereiken richting Jaspersweg.
- 3. Het terrein bij de schietbaan wordt ontdaan van rommel, de schietkelder na verwijdering van de huidige met kruiden begroeide laag opnieuw afgedekt met schraal zand waarop zich een schrale, bloemrijke, kruidenbegroeiing kan ontwikkelen (die jaarlijks gehooid wordt) en het terrein vervolgens aan de zuidkant met inheemse doornstruiken ingeplant. Tussen deze struikenrand en de afgedekte schietbaan kan zich bloemrijke ruigte ontwikkelen.
- 4. Nabij de zuidoostpunt van een te beplanten grondwal, die zal worden aangelegd aan de noord-, oost- en zuidzijde van het meest oostelijk gelegen sportveld, komt een vijver te liggen die het drainwater van de sportvelden opvangt. Aangrenzend aan de grondwal en de vijver kan bloemrijk grasland ontwikkeld worden. Zowel de vijver als het bloemrijke grasland hebben landschappelijke waarde.
In bijlage 6 vindt u het totale landschapsplan waarbij zowel met landschap als met flora en fauna rekening is gehouden. In dit plan wordt bij de landschappelijke onderbouwing verwezen naar het Gebiedsplan Natuur en Landschap van 2008. Ondertussen is echter ook het Natuurbeheerplan 2011 vastgesteld. In dit plan wordt echter niets concreets gezegd over de Ecologische Verbindingszone en de bijbehorende kaart voor 2012 onderscheidt nog slechts het bostype eiken-, beuken- en dennenbos in de nabije EHS-natuur. Omdat het plangebied buiten de EHS ligt, is het ons inziens niet nodig het rapport van Staring Advies hierop aan te passen.
3.7 Verkeer En Parkeren
3.7.1 Verkeer
Het plangebied wordt ontsloten op de Jaspersweg via de bestaande weg naar het parkeerterrein bij het zwembad. De Jaspersweg is een gebiedsontsluitingsweg met een gemiddelde werkdagintensiteit van bijna 6.000 motorvoertuigen (2008). In het Verkeersstructuurplan 2010 van de gemeente Winterswijk is aangeven dat de (theoretische) maximum intensiteit op deze wegen 12.000 motorvoertuigen per etmaal is. Op deze weg is dus nog ruimte voor groei. De toename van verkeer is met name in de avonden en weekenden te verwachten. Op die momenten heeft de rotonde Groenloseweg-Jaspersweg nog voldoende capaciteit.
Veel sporters komen per fiets naar het sportcomplex. Om de veiligheid voor fietsers te waarborgen wordt een vrijliggend fietspad aangelegd (in ieder geval in een richting, maar bij voorkeur in beide richtingen) langs de Jaspersweg aan de kant van het sportcomplex tussen Pasbree en het sportcomplex. Ook wordt de aansluiting van de ontsluitingsweg van het sportcomplex op de Jaspersweg aangepast zodat de snelheid van het autoverkeer meer geremd wordt en de oversteek voor (groepen) fietsers zo veel mogelijk verbeterd wordt.
3.7.2 Parkeren
Voor de aanleg van de parkeerplaatsen is aansluiting gezocht bij de standaarden zoals die zijn opgenomen in de parkeerkencijfers van het CROW (publicatie 182).
In fase 1 en 2 zijn in totaal 248 parkeerplaatsen gerealiseerd. Deze zijn als volgt opgebouwd:
- tennis: 3 parkeerplaatsen per baan, 11 banen = 33 parkeerplaatsen;
- hockey, korfbal en voetbal: 27 parkeerplaatsen per veld, 5 velden = 135 parkeerplaatsen;
- zwembad: bestaand aantal van 80 wordt gehandhaafd.
In fase 3, waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, worden voor 4 voetbalvelden en de schietbaan nog eens 200 parkeerplaatsen aangelegd. De opbouw hiervan is als volgt berekend:
- voetbal: 27 parkeerplaatsen per veld, 4 velden = 108 parkeerplaatsen;
- schietbaan: 27 parkeerplaatsen.
Er is daarbij een overcapaciteit voor het totale sportpark van 65 parkeerplaatsen. Voor de schietbaan zijn 27 parkeerplaatsen aangehouden. In de parkeerkencijfers van het CROW is dit de maximale norm voor een sportveld, waaronder de schietbaan is geschaard.
De hoeveelheid fietsenstallingen bedraagt 25 plaatsen per veld en voor een veld met tribune 25 fietsparkeerplaatsen per 100 zitplaatsen. Het minimum te plaatsen fietsparkeerplaatsen bedraagt hier dus 75. Het definitief aantal hangt af van de grootte van de tribune.
Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig initiatief.
3.8 Economische Uitvoerbaarheid
Er is een planschaderisico-analyse uitgevoerd voor het plan. Conclusie van deze analyse is dat het planschaderisico klein is. Voor het plan Jaspers is door de gemeenteraad een budget beschikbaar gesteld. Dit bedrag is opgenomen in de gemeentelijke begroting. De uitvoering van het plan kan hieruit worden gefinancierd. De economische uitvoerbaarheid is hiermee aangetoond.
Hoofdstuk 4 Wijze Van Bestemmen
4.1 Algemeen
4.1.1 Wat is een bestemmingsplan?
Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie.
Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft, uit te oefenen. Dit houdt in dat:
- de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en
- de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (de overgangsbepalingen zijn hierbij mede van belang).
Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden' (omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden).
Een bestemmingsplan regelt derhalve:
- het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);
en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:
- het bebouwen van de gronden;
- het verrichten van werken (aanleggen).
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de Bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijk beleid.
4.1.2 Over bestemmen, dubbelbestemmen en aanduiden
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:
- 1. Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, eenbestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één 'enkel' bestemming (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regels van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
- 2. Via een aanduiding. Een aanduiding is een teken op de verbeelding. Dat teken kan bestaan uit een lijn, een figuur, of een lettercode etc. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat 'iets' kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook een eigen regel hebben.
4.1.3 Hoofdstukindeling van de regels
De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regelsworden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).
- 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsregels met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Ten slotte zijn eventueel bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.
- 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een antidubbeltel-bepaling, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels en algemene afwijkingsregels.
- 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk is het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.
4.2 Dit Bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 5 Procedure
5.1 Vooroverleg
De Inspectie Leefomgeving en Transport heeft aangegeven dat officieel vooroverleg (3.1.1. Bro) niet nodig is, aangezien het plan geen rijksbelang treft. Het Waterschap Rijn & IJssel is betrokken bij de uitvoering van de herinrichting van het terrein en heeft geen formele reactie gegeven. De provincie Gelderland heeft in een vooroverlegreactie aangegeven dat er voldoende aandacht besteed moet worden aan het Waardevolle landschap. Er moet rekening gehouden worden met de kernkwaliteiten die zijn vastgelegd in de streekplanuitwerking "Kernkwaliteiten waardevolle landschappen". Ook heeft de provincie gewezen op hydrologie, het is van belang rekening te houden met de zone "natte natuur".
5.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan is op 27 maart 2012 gepubliceerd in de inforubriek van het Achterhoek Nieuws en de Staatscourant. Het plan heeft vanaf 28 maart zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen in te dienen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Bijlage 1 Bodemonderzoeken
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek
Bijlage 3 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 3 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 4 Advies Externe Veiligheid
Bijlage 4 Advies externe veiligheid
Bijlage 5 Waterhuishoudingsplan
Bijlage 5 Waterhuishoudingsplan
Bijlage 6 Landschapsplan (Inclusief Flora En Fauna)
Bijlage 6 Landschapsplan (inclusief flora en fauna)