Onninkweg 5
Bestemmingsplan - gemeente Winterswijk
Vastgesteld op 19-11-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
het plan
het bestemmingsplan Önninkweg 5 van de gemeente Winterswijk;
bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0294.BP1207BGONNINKWEG5-VA01 met bijbehorende regels en bijlagen;
verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
aan huis verbonden bedrijf
een bedrijf dat in een (gedeelte van) een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is;
afwijking van de bouwregels en/of van de gebruiksregels
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen waaronder boomteelt en/of het houden van dieren;
agrarisch hulpbedrijf
een niet- industrieel bedrijf dat is gericht op het leveren van dieren, goederen en diensten aan agrarische bedrijven dan wel op het verwerken of opslaan van dieren en goederen, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven;
agrarisch verwant bedrijf
een bedrijf dat qua aard van de bedrijfsuitoefening vergelijkbaar is met het agrarisch bedrijf;
archeologisch deskundige
de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
archeologische verwachting
een toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
archeologische waarde
een toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College van de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 Monumentenwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;
bed & breakfastvoorzieningen
het kleinschalig verlenen van logies en ontbijt in een woning, inclusief bijbehorende bijgebouwen;
bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
beperkt kwetsbaar object
- a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen en -terreinen, zwembaden en speeltuinen;
- b. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder c, vallen;
- c. kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder d, vallen;
- d. objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
- e. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
bestaand
- a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
- b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, niet zijnde een verblijfsruimte;
biogasinstallatie
eeninstallatie bedoeld voor het opwekken, opslaan en benutten van biogas waarbij het maximale volume mest 25.000 m3 per jaar bedraagt en waarbij sprake is van de inbreng van minimaal 50% eigen mest dan wel gebruik op eigen gronden;
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;
bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
compenserende maatregelen
maatregelen die worden getroffen ter bescherming of ontwikkeling van kernkwaliteiten en/of omgevingscondities in verband met een, op een andere locatie voorkomende, aantasting van kernkwaliteiten en/of omgevingscondities.
cultuur en ontspanning
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op kunst en cultuur, spel, vermaak en ontspanning, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
dagrecreatie
het totaal van mogelijkheden en voorzieningen voor ontspanning of vrijetijdsbesteding op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden;
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
EHS (Ecologische Hoofstructuur)
een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden, natuurrijke cultuurlandschappen en verbindingszones, met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten;
erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
evenement
een incidenteel plaatsvindende activiteit met een groot publieksaantrekkend karakter, gericht op het vermaken van publiek;
extensieve (dag)recreatie
recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte;
glastuinbouw
niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, waarbij de productie (nagenoeg) volledig plaatsvindt in kassen;
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
geluidbelasting vanwege een industrieterrein
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
geluidbelasting vanwege een spoorweg
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer of op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
geluidgevoelige gebouwen
woningen of andere geluidgevoelige gebouwen, waaronder groepsaccommodaties, als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
groepsaccommodatie
een gebouw bestemd voor recreatief verblijf van groepen;
grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel;
hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
horeca
een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie, tenzij in de regels anders is bepaald;
houtwallen / houtsingels
houtopstanden die dienen ter afscherming van bebouwing dan wel ter versterking of bescherming van de landschappelijke waarden van het gebied. Hieronder worden niet begrepen houtopstanden die worden geteeld in het kader van de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
intensieve veehouderij
een agrarisch bedrijf of een deel daarvan waar ten minste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlak aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer voor het houden van dieren, waarbij dit houden van dieren geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in bebouwing. Het biologisch houden van dieren en het houden van melkrundvee, schapen en paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij;
inwoning
twee huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van een of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;
kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, en voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie;
kantoor
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstel-lingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
karakteristiek
gebouwen die staan op de lijst "gemeentelijk Monumenten Inventarisatie Project" alsmede gebouwen met een voor Winterswijk typische bouwstijl of bebouwing die deel uitmaakt van een beeldbepalend ensemble dan wel bebouwing die door de adviescomissie op het gebied van cultuurhistorie als zodanig kan worden aangemerkt;
kernkwaliteiten
de wezenlijke landschappelijke en ecologische kenmerken van een bepaald gebied, gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur;
kleinschalige dagrecreatieve activiteiten
activiteiten van hoofdzakelijk dagrecreatieve aard, zoals voorzieningen ten behoeve van wandel- en fietsrecreatie (onder meer de verhuur van fietsen) en picknickplaatsen, met dien verstande, dat het verstrekken van dranken en/of etenswaren niet is toegestaan;
kleinschalige terrasvoorziening
terras dat ondergeschikt is aan een andere, in de regels nader omschreven, (hoofd-)functie en dat tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en dranken. Feesten en partijen met commerciële doelstelling zijn niet toegestaan;
kweektunnel
een halfrond of nagenoeg halfrond verplaatsbaar bouwwerk overtrokken met lichtdoorlatend materiaal en bestemd voor de kweek van gewassen en de bescherming van gewassen tegen neerslag;
kwetsbaar object
- a. woningen, hieronder begrepen woonwagens en woonschepen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten, onder a;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen;
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;
LPG-doorzet
de afzet van LPG in m3 per jaar;
maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca ten dienste van deze voorzieningen;
mitigerende maatregelen
maatregelen die de aantasting van kernkwaliteiten of omgevingscondities beperken;
nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
natuurkampeerterrein
een kampeerterrein, dat is gelegen in een aaneengesloten gebied van tenminste 25 hectare, waarvan in ieder geval de helft bestaat uit bos of natuurgebied met dien verstande dat het al dan niet aaneengesloten kampeerterrein niet groter is dan 1 hectare;
natuurwetenschappelijke waarden
de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden;
nevenactiviteit
een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat;
niet-grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering niet of nagenoeg niet is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel;
normaal agrarisch gebruik
het zaai- en oogstklaar maken van de bodem evenals het oogsten;
normaal onderhoud, gebruik en beheer
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;
omgevingscondities
de kwaliteiten van de omgeving voor zover deze van invloed zijn op kernkwaliteiten van een bepaald gebied, gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur;
omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
omgevingsvergunning ten behoeve van het slopen van bouwwerken
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;
onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;
ondersteunende horeca
horeca die ondergeschikt is en gerelateerd is aan een andere, nader in de regels omschreven (hoofd)functie;
overkapping
een overkapt bouwwerk bestaande uit maximaal twee al dan niet tot de constructie behorende wanden;
paardenbak
een omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal ten behoeve van het rijden op paarden;
paardenfokkerij
een agrarisch bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen van paarden alsmede het africhten, trainen en verhandelen van ter plaatse gefokte paarden;
paardenhouderij
een agrarisch verwant bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar;
peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
permanente bewoning
bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;
productiebos
bos gericht op het voortbrengen van bomen ten behoeve van de houtproductie;
prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
recreatieappartement
een gedeelte van een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;
recreatiewoning
een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;
recreatieve bewoning
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
rijhal
een gebouw uitsluitend bestemd voor het africhten van paarden en pony's, ten dienste van en behorende bij een paardenfokkerij of paardenhouderij;
schuilgelegenheid
een bouwwerk in een weiland dat beschutting biedt tegen weersinvloeden aan vee;
seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
Staat van Bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
stacaravan
een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;
teeltondersteunende voorzieningen
constructies bedoeld voor de tijdelijke ondersteuning van container(teelt)velden en opengrondteelt, zoals kweektunnels;
ter plaatse geproduceerde producten
producten die ter plaatse op het erf of op de eigen landbouwpercelen geproduceerd worden;
trekkershut
een gebouw ten behoeve van recreatief verblijf bestaand uit een licht constructie en lichte materialen, niet zijnde een mobiel kampeermiddel of stacaravan;
uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
verblijfsfunctie
de functie van gronden als verblijfsplaats voor natuurlijke personen;
verblijfsrecreatie
recreatie waarbij het verblijf, de overnachting(en), een essentieel onderdeel is;
verenigingsgebouw
een gebouw dat primair in gebruik is ten dienste van verenigingsactiviteiten ten behoeve van de inwoners van de betreffende buurtschap;
verkoopvloeroppervlak
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf waar sprake is van een bedrijfsomvang van minimaal 70 Nederlandse grootte-eenheden (Nge);
voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;
waardevol landschap
een gebied met bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten;
wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
de oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;
de oppervlakte van een bouwvlak ten dienste van intensieve veehouderij
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en de onbebouwde gronden binnen een bouwvlak voor zover deze uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van intensieve veehouderij worden benut.
2.2
Voor het meten van de inhoud van woningen worden bijgebouwen niet meegerekend.
2.3
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
2.4
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de verbeelding.
2.5
Daar waar op de verbeelding twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Cultuurlandschap
3.1 bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch - Cultuurlandschap aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de uitoefening van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij, is toegestaan tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 25% van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen met een maximum van 350 m2;
- b. de uitoefening van intensieve veehouderij, met dien verstande dat:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte ten behoeve van intensieve veehouderij maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangegeven oppervlakte bedraagt;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' intensieve veehouderij is toegestaan tot een bebouwde oppervlakte van maximaal 1 ha, dan wel de bestaande grotere oppervlakte;
- 3. van de bedrijfsgebouwen slechts één bouwlaag mag worden gebruikt voor het houden van dieren;
- c. het bestaande aantal bedrijfswoningen per bouwvlak, waarbij inwoning is toegestaan in één van de aanwezige bedrijfswoningen;
- d. maximaal 1 paardenbak per bouwvlak met een maximale oppervlakte van 800 m2, met dien verstande dat tevens de bestaande paardenbakken buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
- e. praktijk- en kantoorruimten voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, met dien verstande, dat maximaal 50 m2 van de vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de bijgebouwen ten behoeve van deze activiteiten in gebruik mag zijn en dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
- f. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de volgende landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden:
- 1. kleinschalige landschapselementen met een oppervlakte van maximaal 400 m2 zoals poelen, ruigtes, heggen, boomgroepen, houtwallen en -singels;
- 2. hoogteverschillen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen';
- 3. openheid ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid';
- 4. on- en halfverharde wegen en paden;
- g. een biogasinstallatie binnen het bouwvlak, met dien verstande dat:
- 1. het agrarisch bedrijf eigen geproduceerde mest verwerkt en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe. Het digestaat (de co-vergiste mest) wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt;
- 2. het agrarisch bedrijf eigen geproduceerde mest verwerkt en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe. Het digestaat wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt of naar derden afgevoerd;
- 3. het agrarisch bedrijf aangevoerde mest geproduceerd door derden verwerkt en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe. Het digestaat wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt;
- h. een zend-, ontvang- en/of sirenemast ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
- i. opslag ten behoeve van agrarische activiteiten alsmede de stalling van vee ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
- j. detailhandel, uitsluitend in ter plaatse geproduceerde goederen met dien verstande dat de oppervlakte ten behoeve van detailhandel maximaal 50 m2 mag bedragen;
- k. bed & breakfastvoorzieningen, met dien verstande dat maximaal 60 m2 van de oppervlakte van de woning, dan wel het (bedrijfs-)gebouw waar de woning deel van uitmaakt, hiervoor mag worden gebruikt met inbegrip van maximaal 2 slaapverblijven van elk maximaal 30 m2 voor in totaal maximaal 4 personen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ruiter- fiets- en wandelpaden, ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, watergangen, tuinen en erven.
3.2 bouwregels
3.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, in relatie tot de bestaande bebouwing indien en voor zover noodzakelijk voor de bescherming van de landschappelijke waarden.
3.4 afwijking van de bouwregels
3.5 specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van detailhandel zoals bedoeld in artikel 3.1 onder j.
3.6 afwijking van de gebruiksregels
3.7 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Artikel 4 Wonen
4.1 bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het bestaande aantal woningen dan wel het aangegeven aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarbij inwoning is toegestaan;
- b. praktijk- en kantoorruimten voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, met dien verstande, dat maximaal 50 m2 van de vloeroppervlakte van de woning en de bijgebouwen ten behoeve van deze activiteiten in gebruik mag zijn en dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
- c. bed & breakfastvoorzieningen, met dien verstande dat maximaal 60 m2 van de oppervlakte van de woning hiervoor mag worden gebruikt met inbegrip van maximaal 2 slaapverblijven van elk maximaal 30 m2 voor in totaal maximaal 4 personen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.
4.2 bouwregels
4.3 afwijking van de bouwregels
4.4 afwijking van de gebruiksregels
Artikel 5 Waarde - Archeologische Verwachting 1
5.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologische verwachting 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
5.2 bouwregels
5.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden in de grond (in situ) te behouden.
5.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
5.5 wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Waarde - Archeologische Verwachting 4
6.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologische verwachting 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
6.2 bouwregels
6.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden in de grond (in situ) te behouden.
6.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
6.5 wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 bestaande maatvoering
8.2 ondergronds bouwen
Het bouwen van ondergrondse bouwwerken is uitsluitend toegestaan onder bovengrondse gebouwen, met uitzondering van ondergrondse bouwwerken ten behoeve van de opslag van mest, waarvoor geldt dat deze zijn toegestaan in alle gronden binnen een bouwvlak gelegen in de bestemming Agrarisch – Cultuurlandschap.
8.3 afstand bijgebouwen tot openbare weg
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie tenzij dit uitdrukkelijk krachtens de regels is toegestaan.
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
10.1 EHS
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten en afstandseisen;
- b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
- c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
- d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.
11.2
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.1 kan slechts worden verleend, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
- b. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
12.1 geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
- b. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
12.2 wijziging van een bestemming in de bestemming Bos of Natuur
Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen in de vorm van het wijzigen van de ter plaatse geldende bestemming in de bestemming Bos of Natuur, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- a. er dient een inrichtings- en beheersvisie te worden opgesteld waarin de natuurontwikkeling dan wel de bosaanleg is uitgewerkt;
- b. de aanleg van bos is niet toegestaan op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid';
- c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- d. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
12.3 wijziging van een bestemming in de bestemming Groen
Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen in de vorm van het wijzigen van de ter plaatse geldende bestemming in de bestemming Groen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- a. deze wijzgingsbevoegdheid mag niet worden uitgeoefend op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid';
- b. zorggedragen dient te worden voor een streekeigen landschappelijke inpassing;
- c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- d. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
12.4 wijziging van een bestemming in de bestemming Water
Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen in de vorm van het wijzigen van de ter plaatse geldende bestemming in de bestemming Water ten behoeve van waterretentie, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- a. uit onderzoek blijkt dat waterretentie binnen het gebied noodzakelijk is;
- b. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
12.5 wijziging in verband met de omschakeling van een agrarisch bedrijf of woning naar meerdere woningen
Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen voor wat betreft het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een bouwvlak binnen de bestemming Agrarisch - Cultuurlandschap in de bestemming Wonen ten behoeve van meerdere woningen en het wijzigen van de bestemming Wonen naar meerdere wooneenheden binnen de bestemming wonen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- a. in het geval er geen vervangende nieuwbouw plaatsvindt:
- 1. mogen maximaal twee van de karakteristieke gebouwen zoals deze bestonden op 25 januari 2007 voor in totaal maximaal drie wooneenheden worden gebruikt (inclusief de voormalige eventuele gesplitste bedrijfswoning);
- 2. dienen alle overige voormalige bedrijfsgebouwen alsmede kassen, te worden gesloopt, tenzij het monumentale of karakteristieke bebouwing betreft, en dienen voorts alle aanwezige kassen en overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, te worden gesloopt;
- 3. dient de inhoud van elke afzonderlijke wooneenheid minimaal 400 m3 te bedragen;
- 4. bijgebouwen en overkappingen zijn toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal de bestaande oppervlakte tot een absoluut maximum van 150 m2 per wooneenheid, met dien verstande dat het meerdere aan bijgebouwen en overkappingen wordt gesloopt, tenzij het karakteristieke bebouwing betreft;
- b. onder de voorwaarde dat, hergebruik van de bijgebouwen niet wenselijk is vanwege de slechte beeldkwaliteit van de gebouwen, of fysiek niet mogelijk is vanwege de maatvoering en het materiaalgebruik van de gebouwen, wordt vervangende nieuwbouw voor een woonfunctie toestaan mits:
- 1. sanering plaatsvindt van alle aanwezige (bedrijfs-)gebouwen, met een minimum oppervlak van 500 m2, en alle kassen plaatsvindt, met uitzondering van monumentale of karakteristieke bebouwing met dien verstande dat sloop van de bedrijfswoning niet noodzakelijk is;
- 2. de nieuwbouw maximaal één gebouw ten behoeve van maximaal twee wooneenheden, met bijbehorende bijgebouwen, omvat, met een totale oppervlakte van maximaal 50% van de oorspronkelijke oppervlakte aan gesloopte (bedrijfs-)gebouwen, niet zijnde kassen met dien verstande dat:
a. het totale aantal woningen (inclusief de voormalige eventuele gesplitste bedrijfswoning) op de locatie niet meer mag bedragen dan drie;
b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen maximaal 150 m2 per wooneenheid bedraagt; - 3. de inhoud van elke afzonderlijke woning minimaal 400 m3 bedraagt en maximaal 750 m3;
- c. in het wijzigingsplan wordt bepaald dat de oppervlakte van het gebouw dat voor bewoning wordt gebruikt niet mag vergroot ten opzichte van de op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit bestaande oppervlakte;
- d. in de nabijheid gelegen functies en waarden mogen niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad;
- e. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- f. er dient een beeldkwaliteitsplan te worden opgesteld waaruit de ruimtelijke inpassing van in de omgeving blijkt. Bij de beschrijving van de ruimtelijke inpassing dient in ieder geval aandacht te worden besteed aan de noodzaak van:
- 1. sloop van ontsierende bebouwing en bouwwerken;
- 2. een landschappelijke inpassing in de vorm van de aanleg van streekeigen erfbeplanting;
- 3. een verkeerskundige inpassing in de vorm van de aanleg of versterking van de (recreatieve)infrastructuur;
- g. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
- 1. dat bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
- 2. dat geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
- 3. dat met betrekking tot wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
- 4. dat met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
- 5. dat het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
12.6 wijziging in verband met de omschakeling van een agrarisch bedrijf of een woning naar een kleinschalig niet-agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen voor wat betreft:
- het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een bouwvlak binnen de bestemming Agrarisch - Cultuurlandschap in de bestemming Bedrijf;
- het veranderen van de bestemming Wonen in de bestemming Bedrijf;
met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- a. toegestaan zijn bedrijven als bedoeld in bijlage 1 dan wel bedrijven die voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaken gelijk kunnen worden gesteld aan bedrijven genoemd in bijlage 1;
- b. minimaal 50% van het bedrijfsvloeroppervlak aan bestaande bedrijfs- of bijgebouwen en alle kassen dienen te worden gesloopt, tenzij het monumentale of karakteristieke bebouwing betreft;
- c. in afwijking van het bepaalde onder b kan in uitzonderlijke gevallen waarbij de ruimtelijke inpassing reeds bijzondere grote inspanningen vergt met een geringere hoeveelheid sloop worden volstaan;
- d. voor bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt de in onderstaande tabel aangegeven maximumoppervlakte in m2 zoals die geldt ter plaatse van de aanduidingen zoals opgenomen in de tabel met dien verstande dat voor zover de functie plaatsvindt binnen één gebouw, de oppervlakte maximaal de oppervlakte van dat gebouw mag bedragen.
'EHS natuur' | 'EHS verweving' | 'EHS verbinding' | 'waardevol landschap' | |
Verblijfsrecreatie / toerisme | 750 m2 | 750 m2 | 750 m2 | 900 m2 |
Dagrecreatie / toerisme | 750 m2 | 750 m2 | 750 m2 | 900 m2 |
Zorg | 750 m2 | 750 m2 | 750 m2 | 900 m2 |
Opslag | x | 750 m2 | 750 m2 | 750 m2 |
Overige hoofdfuncties | x | 750 m2 | 750 m2 | 750 m2 |
bij een combinatie van meer(dere) nevenactiviteiten is de hoogste oppervlaktenorm bepalend met dien verstande dat de vloeroppervlakte ten behoeve van een bepaalde nevenactiviteit nooit de voor die nevenactiviteit aangegeven maximum vloeroppervlakte mag overschrijden;
- e. uitbreiding van de krachtens het wijzigingsplan toegestane oppervlakte ten behoeve van niet-agrarische functies is, na inwerkingtreding van het wijzigingsplan, niet toegestaan;
- f. voor zover de recreatieve-activiteiten in de openlucht mogen worden uitgeoefend, in aanvulling op het bepaalde in de tabel, het hiervoor gebruikte oppervlak maximaal 300 m2 mag bedragen;
- g. er dient een inrichtingsplan te worden opgesteld waaruit de ruimtelijke inpassing van de bedrijvigheid in de omgeving blijkt. Bij de beschrijving van de ruimtelijke inpassing dient in ieder geval aandacht te worden besteed aan de noodzaak van:
- 1. sloop van ontsierende bebouwing en bouwwerken;
- 2. verkleining van het bouwperceel of bestemmingsperceel;
- 3. een landschappelijke inpassing in de vorm van de aanleg van streekeigen erfbeplanting;
- 4. een ecologische inpassing in de vorm van de aanleg van kleinschalige natuurelementen;
- 5. een verkeerskundige inpassing in de vorm van de aanleg of versterking van de (recreatieve)infrastructuur;
- h. er mag geen sprake zijn van een onevenredige toename van de verkeersaantrekkende werking;
- i. parkeren dient volledig op eigen terrein plaats te vinden;
- j. in de nabijheid gelegen functies en waarden mogen niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad;
- k. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- l. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
- 1. dat bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
- 2. dat geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
- 3. dat het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
Artikel 13 Algemene Procedureregels
procedure nadere eis
Op de voorbereiding van een besluit tot nadere eis is de volgende procedure van toepassing:
- a. een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 4 weken op het gemeentehuis ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
- c. de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
- d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.
Artikel 14 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- f. de ruimte tussen bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 overgangsrecht bouwwerken
15.2 overgangsrecht gebruik
Artikel 16 Slotregel
Dit bestemmingsplan kan worden aangehaald als bestemmingsplan Önninkweg 5 van de gemeente Winterswijk.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van P.M. , nr. -
De griffier, De voorzitter,
……………… ………………
Hoofdstuk 1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de aanleiding voor de bestemmingsplan en de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven. Dit wordt geïllustreerd door middel van het opnemen van een kaartfragment, waaruit de ligging van het plangebied blijkt. Verder wordt een opsomming van de vigerende bestemmingsplannen gegeven, die met het nieuwe bestemmingsplan worden herzien.
Het perceel Önninkweg 5 ligt in het buitengebied van Winterswijk en behoort tot de buurtschap Ratum. De woning Önninkweg 5 maakt samen met nummer 3 deel uit van een pand dat gesplitst is in twee afzonderlijke wooneenheden. De eigenaren van het perceel Önninkweg 5 hebben de gemeente verzocht om de woning uit te mogen breiden met ca. 30 m2 om het woongenot te vergroten. Het geldende bestemmingsplan staat uitbreiding van gesplitste woningen niet toe.
Het geldende bestemmingsplan waar de locatie in gelegen is, is het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk, vastgesteld door de gemeenteraad op 27 januari 2011. Hieronder vindt u een fragment van de bestaande verbeelding. Het betreffende perceel is binnen de rode cirkel aangeduid (bestemming wonen met de aanduiding gesplitst).
Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie
In dit hoofdstuk komt aan de orde wat de huidige situatie is met betrekking tot de ruimtelijke structuur en de functionele structuur. Wat betreft de ruimtelijke structuur wordt aandacht gegeven aan de volgende elementen: de wegenstructuur (verschillende typen en/of categorieën wegen), groen- en waterstructuur en bebouwingsstructuren. In verband met de overzichtelijkheid is het opnemen van toelichtende kaarten wenselijk.
Met betrekking tot de functionele structuur worden, voor zover aanwezig en relevant, de volgende elementen opgenomen: wonen (aantal woningen, aantal bewoners, type woningen, ouderdom van de woningen) wooncentra, centrumvoorzieningen, maatschappelijke voorzieningen, de aanwezigheid van detailhandel en/of horeca en bedrijven. Van alle elementen wordt een omschrijving en beschrijving gegeven. Ook hierbij is het opnemen van toelichtende kaarten wenselijk.
Op deze kaart is het perceel Önninkweg 5 in de rode cirkel aangegeven.
Het perceel Önninkweg 5 ligt in het buitengebied van Winterswijk en behoort tot de buurtschap Ratum. Önninkweg 5 is bestemd als wonen met de aanduiding gesplitst. Het pand is in 1995 afgesplitst van nummer 3. Op het perceel is naast de gesplitste woning ca. 250 m2 aan bijgebouwen aanwezig. Deze bijgebouwen zijn in 2001 en 2005 vergund. Het perceel is tot een aantal jaren geleden agrarisch gebruikt en had in het vorige bestemmingsplan de bestemming wonen met beperkt agrarisch gebruik. In 1998 is de milieuvergunning voor een varkensmesterij ingetrokken.
Luchtfoto omgeving Önninkweg 5
Naast de enkelbestemming Wonen is er een dubbelbestemming Archeologische verwachting 1. Het perceel ligt in de reconstructiewetzone extensiveringsgebied en heeft de gebiedsaanduiding ehs (ecologische hoofdstructuur) verweving. In de verschillende hoofstukken van deze toelichting gaan wij in op de bestemmingen en gebiedsaanduidingen.
De Önninkweg is een doorgaande onverharde weg die de Rotweg en de Bredelerweg met elkaar verbindt. De omgeving bestaat uit agrarisch gebied, met daartussen enkele bos- en natuurpercelen. Het dichtsbijzijnde perceel is een agrarisch bedrijf. Er zijn enkele burgerwoningen in de omgeving aanwezig.
Luchtfoto perceel Önninkweg 5
Hoofdstuk 3 Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen. Ook wordt aandacht besteed aan relevant Europees beleid.
Op het gebied van het Rijksbeleid kan o.a worden gedacht aan de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening.
Op provinciaal niveau kan onder andere worden gedacht aan het Streekplan / structuurvisie Gelderland.
Op gemeentelijk niveau zijn onder andere de volgende beleidsstukken van belang: visie buitengebied en het landschapsontwikkelingsplan.
Voor de relevante beleidskaders verwijzen wij naar de toelichting van het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk. Het verzoek is passend in het algeheel ruimtelijk beleid. Het beleid van hogere overheden bepaalt niks over toegestane uitbreidingen van woningen.
Beleidswijziging uitbreiding gesplitste woningen
Dit bestemmingsplan wijkt op één onderdeel af van het beleid in het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk. Het bestemmingsplan 'Integrale herziening Buitengebied Winterswijk' staat uitbreiding van gesplitste woningen namelijk niet toe. De woonbestemming voor 'gewone' woningen staat het toe om via een ontheffing 20 m2 uit te breiden. Dit kan als de kenmerkende vorm van de hoofdbouwmassa niet wordt aangetast. Bij het maken van het nieuwe bestemmingsplan voor het buitengebied is de discussie over het uitbreiden van gesplitste woningen niet uitvoerig gevoerd. Het al bestaande beleid om deze woningen niet uit te breiden is gehandhaafd en vertaald in het bestemmingsplan buitengebied. Reden om de uitbreiding toen niet toe te staan was dat de woningen al groot genoeg zijn (dat is immers de reden om ze te splitsen). Een tweede argument is dat een gewenste aanbouw meestal welstandstechnisch lastig is. Dit komt doordat er sprake is van één gebouw (oorsponkelijk gebouwd als één woning) met twee zelfstandige wooneenheden. Wanneer (bij beide wooneenheden) uitbreiding wordt toegestaan bestaat het gevaar dat de verhouding tussen hoofdgebouw en aanbouw en de beeldkwaliteit onder druk komt te staan. Voor een goede ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied zou dit ongewenst zijn.
Met de inwerktreding (per 1 oktober 2010) van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is de mogelijkheid ontstaan om onder voorwaarden een (gesplitste) woning vergunningvrij uit te breiden (art. 2 lid 3 onder a Besluit omgevingsrecht). Hierbij is geen welstandstoets noodzakelijk. De gemeente heeft hier dus geen enkele invloed/sturingsmogelijkheid.
De voorwaarden om via de Wabo een (gesplitste) woning uit te breiden zijn als volgt:
- Uitbreiding mag alleen op een achtererf gebied: 2,5 meter uit de achtergevel, 2,5 meter uit de zijgevel en 1 meter achter de voorgevel;
- Hoogte: tot maximaal 4 m en 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw.
De regeling in de Wabo heeft twee nadelen:
- Uitbreiding van een gesplitste woning conform de Wabo kan leiden tot een beperkte beeldkwaliteit, vanwege het ontbreken van een welstandstoets;
- Uitbreiding van een gesplitste woning conform de Wabo sluit mogelijk niet aan bij woonwensen van initiatiefnemers. Wellicht bestaat de wens om een uitbreiding te realiseren die qua omvang en hoogte niet past binnen de voorwaarden die zijn opgenomen in de Wabo, zoals hier dus het geval is.
Het verzoek van de initiatiefnemer past niet binnen de kaders van het vergunningvrij bouwen van de Wabo, vanwege de overschrijding van de gestelde normen qua hoogte en oppervlakte. Er is een planologische procedure (bestemmingsplan) nodig om het gewenste plan uit te kunnen voeren.
De volgende redenen zijn er om mee te werken aan een beleidswijziging:
- De nieuwe 'Regionale structuurvisie Achterhoek' gaat uit van een ja, mits benadering als het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen. Dit wil zeggen dat ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn, mits op een goede wijze rekening wordt gehouden met landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische kwaliteiten;
- Er is winst te behalen op het gebied van beeldkwaliteit: een initiatiefnemer is niet gebonden aan de voorwaarden van Wabo, wanneer ervoor wordt gekozen om een gesplitste woning via het bestemmingsplan uit te breiden. Wel vindt er in deze situatie een welstandstoets plaats op basis van een door de raad vastgestelde welstandsnota.
Bovenstaande is voor het gemeentebestuur aanleiding om uitbreiding van gesplitste woningen wel mogelijk te maken via het bestemmingsplan. Een initiatiefnemer heeft dan de keuze om een gesplitste woning uit breiden conform de voorwaarden uit de Wabo (vergunningsvrij) of via het bestemmingsplan (Wet ruimtelijke ordening (Wro)).
Het is wel wenselijk om enige kaders te stellen voor het toestaan van de uitbreiding. Om niet vast te zitten aan vastgestelde normen, wordt uitbreiding van een gesplitste woning niet gekoppeld aan een maximale uitbreidingsnorm (m2). Wel geldt als voorwaarde dat de uitbreiding qua schaal en maatvoering moet aansluiten op de hoofdbouwmassa, waarbij de kenmerkende vorm van de hoofdbouwmassa niet wordt aangetast. De initiatiefnemer is dan redelijk vrij in de keuze en dus kan de markt zijn werking doen.
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden, Onderzoek En Verantwoording
Het geldende bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk staat de uitbreiding van gesplitste woningen niet toe. In planregel 18.3.1 staat het volgende:
18.3.1 Vergroten woning
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.2.1 en 18.2.2 voor het vergroten van de oppervlakte en inhoud van een woning, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- a. de oppervlakte mag met maximaal 20 m2 worden uitgebreid;
- b. de kenmerkende vorm van de hoofdbouwmassa dient gehandhaafd te blijven;
- c. de bepalingen in artikel 18.3.5 (toetsing belangenafweging) zijn onverkort van toepassing;
- d. omgevingsvergunning voor het vergroten van de oppervlakte en inhoud van een woning mag niet worden verleend voor zover het een gesplitste woning betreft.
Het bestemmingsplan bevat geen mogelijkheden om binnen een woonbestemming met de aanduiding gesplitst uitbreiding toe te staan. De enige manier om dit mogelijk te maken is dan ook het maken van een nieuw partieel bestemmingsplan voor de locatie waarbij de planregels wijzigen.
Hoofdstuk 5 Haalbaarheid Plan
In dit hoofdstuk worden de relevante milieu-aspecten en overige af te wegen ruimtelijke belangen aan de orde gesteld. Hierbij komen onder andere aan de orde het wegverkeerslawaai, geluidszones, bedrijvigheid, bodem, vervoer gevaarlijke stoffen, archeologie, de flora en de veiligheid.
5.1 Wet Milieubeheer - Milieuzonering - Geur
In 1989 is een milieuvergunning verleend voor een varkensmesterij op het perceel Önninkweg 3. In 1998 is deze vergunning ingetrokken. Het aan de overzijde van de weg gelegen perceel Önninkweg 4-6 is een agrarisch perceel (melkveehouderij). Uitgangspunt in het buitengebied is dat er rondom agrarische bedrijven een afstand van 50 meter aangehouden wordt waarbinnen geen (nieuwe) milieugevoelige objecten toegestaan worden (Wet geurhinder en veehouderij, artikel 3 en 4). De toevoeging van een milieugevoelig object (hieronder valt ook uitbreiding van een woning) binnen de 50 meter kan van invloed zijn op de agrarische bedrijfsontwikkeling van dat bedrijf. Dit zou kunnen betekenen dat er bij wijzigingen in de milieusituatie van het agrarisch bedrijf extra maatregelen nodig zijn. Dit kan belemmerend werken voor het agrarisch bedrijf doordat er hogere kosten mee gemoeid zijn. In dit geval is de afstand van de uitbreiding van de woning tot de feitelijke milieuplichtige inrichting groter. De begrenzing van het agrarisch bouwvlak ligt op kleinere afstand dan 50 meter gerekend vanaf het bestemmingsvlak Önninkweg 3-5. De geplande uitbreiding van de woning ligt op circa 75 meter vanaf het agrarische bouwvlak gemeten. Deze uitbreiding zal dus geen probleem opleveren voor het naastgelegen agrarisch bedrijf. Om te voorkomen dat er in de toekomst binnen de zone van 50 meter een milieugevoelig object gebouwd zal worden, is het wel wenselijk om het bestaande woonbestemmingsvlak Önninkweg 3-5 te verkleinen en dit als agrarisch gebied te bestemmen. Dit is geen probleem, aangezien op dit gedeelte van het bestemmingsvlak geen gebouwen staan en het stuk als weiland gebruikt wordt.
Fragment geldende bestemmingsplan met de afstand vanaf het agrarisch bouwvlak Önninkweg 4-6
Reconstructiewet
Er geldt ter plaatse van het perceel Önninkweg 5 een gebiedsaanduiding Reconstructiewetzone extensiveringsgebied. Deze zone is van belang bij agrarische bedrijven die intensieve veehouderij hebben. Aangezien er geen agrarische activiteiten (anders dan eventueel hobbymatig) plaatsvinden op het perceel, heeft de reconstructiewetzone geen invloed op dit plan en levert deze dan ook geen belemmeringen op.
Overig
Overige milieuzoneringen vormen geen belemmeringen.
5.2 Bodem
Inleiding
Voor het perceel aan de Onninkweg 5 is een aanvraag ingediend om het bestaande woonhuis met ca. 30 m2 uit te breiden. Deze notitie beschrijft de bodemtoets in het kader van de bestemmingsplanprocedure.
De bodemtoets is gebaseerd op de aangeleverde informatie en beschikbare kennis op het moment dat deze notitie is opgemaakt. Wijzigingen in informatie of kennis kunnen ertoe leiden dat de bodemtoets niet meer adequaat is of komt te vervallen.
Archiefonderzoek
Het archiefonderzoek heeft het volgende aan het licht gebracht:
- Voor zover bekend is op het perceel niet eerder bodemonderzoek uitgevoerd (geen melding GeoBIS);
- Er is geen ondergrondse tank bekend (geen melding in StraTank);
- In het verleden is op het perceel een agrarisch bedrijf aanwezig geweest. De vergunning is per 1997 opgeheven. De verwachting/ervaring is dat voormalige (agrarische) bedrijfsonderdelen niet tot een noemenswaardige bodemverontreiniging hebben geleid.
- In het historisch bodembestand (HBB) zijn geen bodembedreigende activiteiten bekend.
Bodemtoets/bodemparagraaf
Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet getoetst worden of de bodemkwaliteit de planontwikkeling belemmert. Wanneer op het betreffende perceeldeel geen (ernstige) bodemverontreiniging wordt verwacht, mag worden aangenomen dat er geen belemmeringen zijn voor de functiewijziging en dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem.
De bodemkwaliteit op het perceel is niet eerder met bodemonderzoek vastgesteld. Op grond van het uitgevoerde archiefonderzoek wordt verondersteld dat op het betreffende perceeldeel geen sprake is van een (ernstige) bodemverontreiniging. Het uitvoeren van bodemonderzoek om de feitelijke bodemkwaliteit vast te leggen is niet noodzakelijk en er zijn geen (sanerings)maatregelen nodig om de bodemkwaliteit te verbeteren. De bodemkwaliteit wordt geschikt geacht voor de toekomstige functie.
Bouwaanvraag
Voor het te realiseren bouwwerk dient naar alle waarschijnlijkheid een omgevingsvergunning (bouw) te worden aangevraagd. Omdat het een wijziging naar een zogenaamde “verblijfsruimte” (dat wil zeggen dat één en dezelfde persoon structureel meer dan 2 uur per dag in het bouwwerk aanwezig is) betreft, zal de gemeente – ditmaal op grond van de Woningwet/Bouwverordening – opnieuw moeten beoordelen of bodemonderzoek nodig is. De gemeente toetst dit mede aan de hand van door de initiatiefnemer aangeleverde informatie over de actuele (bodem)situatie ter plaatse.
Op grond van de nu beschikbare bodeminformatie wordt verwacht dat ontheffing van het verplichte bodemonderzoek kan worden verleend.
5.3 Luchtkwaliteit
Het plan heeft slechts betrekking op uitbreiding van een woning. Een dergelijke uitbreiding valt onder de aanwijzing op grond van artikel 4, eerste lid van het Besluit niet in betekende mate (luchtkwaliteitseisen) in artikel 4, tweede lid van de Regeling niet in betekende mate (luchtkwaliteitseisen) juncto voorschrift 3B.1 van de bijlage 3b behorende bij de Regeling niet in betekende mate (luchtkwaliteitseisen).
Op basis van de bovengenoemde kan worden geconstateerd dat het plan draagt in niet betekenende mate (NIBM) bij aan luchtverontreiniging. Op grond van artikel 5.16, eerste lid van de Wet milieubeheer kan zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Gelet op de lage achtergrondconcentraties in de gemeente Winterswijk zal de blootstelling aan de luchtverontreiniging in de geprojecteerde woning ruim onder de geldende normen liggen.
Verder onderzoek is niet noodzakelijk. Er zijn geen belemmeringen aanwezig.
5.4 Geluid
Wegverkeer
Volgens artikelen 76a en 77 van de Wet geluidhinder moet bij vaststelling, herziening of vrijstelling / ontheffing van het vigerende bestemmingsplan waarin woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt binnen de zones van (spoor)wegen, akoestisch onderzoek worden verricht.
Daarnaast moet ook in het kader van een goede ruimtelijke ordening bekeken worden of het noodzakelijk is om de akoestische gevolgen van een weg in kaart te brengen om te onderzoeken of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
De ontwikkeling is gelegen langs een 60 km zone weg. De Önninkweg is een onverharde weg. Er zijn geen concrete verkeerstellingen in de directe omgeving bekend. Op basis van ervaringen elders in Winterswijk wordt geschat dat er maximaal 100 voertuigbewegingen per etmaal zijn. Aangezien er boerenbedrijven zijn aan deze weg, zullen er relatief veel zware voertuigen rijden. Deze aantallen zijn dusdanig laag dat een indicatieve geluidsberekening uitwijst dat de geluidsnormen zeker niet overschreden worden. Nader onderzoek wordt niet nodig geacht. Bij de te verlenen omgevingsvergunning voor de aanbouw zal aangetoond moeten worden dat een goed binnenklimaat qua geluid gegarandeerd is.
5.5 Externe Veiligheid
De ontwikkeling is niet geprojecteerd in de nabijheid van inrichtingen waar risicovolle inrichtingen op van toepassing is, transportroutes (wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleiding) voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De ontwikkeling is niet gelegen in de nabijheid van een hoogspanningslijn. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de realisering van dit bestemmingsplan.
5.6 Archeologie En Cultuurhistorie
Archeologie
Er geldt een archeologische verwachtingswaarde voor het perceel, waarbij één gedeelte valt onder verwachtingswaarde 1 (hoogste verwachting) en het andere gedeelte in verwachtingswaarde 4 (lage verwachting). Hieronder ziet u de verschillende verwachtingswaardes op de kaart aangegeven waarbij het donkerrode gebied verwachtingswaarde 1 is en het groene 4.
De gewenste uitbreiding ligt geheel binnen een gebied met een hoge archeologische verwachting.
Algemeen
Bij veranderingen van de bestaande bestemming dient naar het aspect van de archeologie te worden gekeken. Op die locaties binnen het plangebied waar in de toekomst nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zullen plaatsvinden, zal bekeken moeten worden of het uitvoeren van archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Op basis van het onderzoek kan worden beslist hoe met de eventueel aanwezige archeologische waarden dient te worden omgegaan.
Gemeentelijk archeologisch beleid
Op 25 november 2010 is de nieuwe Erfgoedverordening met bijbehorende archeologische beleidskaart door de gemeenteraad vastgesteld. De archeologische beleidskaart geeft de archeologische (onderzoeks)verplichtingen voor verschillende bodemingrepen. Deze kaart is als onderlegger gebruikt voor de vaststelling van het Bestemmingsplan Buitengebied.
Op grond van dit beleid dient de archeologische beleidskaart als onderlegger voor nieuwe bestemmingsplannen te worden gebruikt.
Beoordeling
Op grond van de archeologische beleidskaart wordt archeologisch onderzoek noodzakelijk geacht als de bodemverstoring groter is dan 50 m2 èn dieper reikt dan 30 cm minus maaiveld.
De voorgenomen bestemmingsplanwijziging beoogt een uitbreiding van de bestaande bebouwing met ca. 30 m2 mogelijk te maken. Derhalve wordt een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk geacht.
Conclusie
- 1. De gemeentelijke archeologische beleidskaart dient als onderlegger te worden gebruikt voor het nieuwe bestemmingsplan. Voor de op te nemen planregels e.d. wordt kortheidshalve verwezen naar het bestemmingsplan buitengebied.
- 2. Op het onderhavige perceel is archeologisch onderzoek in het kader van de bestemmingsplanwijziging/omgevingsvergunning bouw niet noodzakelijk. Mits het bruto-oppervlak van de bodemingreep niet groter is dan 50 m2.
- 3. Vanwege de hoge archeologische verwachting wordt met name gewezen op de hieronder toegelichte meldingsplicht.
Grondwerkzaamheden, archeologische vondsten en meldingsplicht
Eventuele archeologische vondsten bij sloop-, bouw en/of graafwerkzaamheden moeten worden gemeld!
Bij de uitvoering van niet archeologische graafwerkzaamheden dient te allen tijde de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) in acht te worden genomen:
Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Het verdient tevens aanbeveling de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente, waar de vondst is gedaan, hiervan per direct in kennis te stellen.
Cultuurhistorie
Het gebouw aan de Önninkweg 5 is niet aangeduid als cultuurhistorisch waardevol en is ook geen monument.
5.7 Flora En Fauna - Landschap
Natura 2000
Bij alle ruimtelijke ontwikkelingen moet getoetst worden of de ontwikkeling mogelijk is op grond van regelgeving omtrent Natura 2000. Natura 2000 is de benaming voor een Europees netwerk van natuurgebieden waarin belangrijke flora en fauna voorkomen, gezien vanuit een Europees perspectief. Met Natura 2000 willen we deze flora en fauna duurzaam beschermen. In juridische zin komt Natura 2000 voort uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen; in Nederland vertaald in de Natuurbeschermingswet.
Het dichtstbijzijnde Nederlandse Natura 2000-gebied is Willinks Weust. Dit ligt op ca. 0,5 kilometer afstand.
Bekeken moet worden of er een aanvraag omtrent een Nb-vergunning aangevraagd moet worden. Als dit het geval is, kan de omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan slechts verleend worden, als het waarschijnlijk is dat een Nb-vergunning verleend zal worden.
In dit geval zijn wij van mening dat de combinatie van de aard van de wijziging (uitbreiding van een bestaande woning) met de afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied er niet toe leidt dat er sprake zal zijn van een significante aantasting van de natuurlijke kenmerken van het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstelling van het gebied. Natura 2000 vormt geen belemmering om mee te werken aan het verzoek. De initiatiefnemer blijft er zelf verantwoordelijk voor dat de activiteiten zich verdragen met de Natura 2000-regelgeving.
Ecologische hoofdstructuur
Het perceel Önninkweg 5 is gelegen in de ecologische hoofdstructuur met de aanduiding verwevingsgebied. Een toelichting van het EHS beleid vindt u in de toelichting van het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk (vanaf pagina 31).
Bron: http://ags.prvgld.nl/GLD.Atlas (site provincie Gelderland)
De kaart geeft de drie hoofdcategorieën van de Ecologische hoofdstructuur (EHS natuur, EHS verweven en EHS Verbindingszone). Deze kaart geeft ook informatie over de te beschermen en ontwikkelen natuurwaarden. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen deze kernkwaliteiten niet aantasten en moeten gericht zijn op het versterken van de samenhang. Waar geen specifieke natuurdoelen beschreven zijn, is het beschermen van de aanwezige natuur en landschapswaarden aandachtspunt en in het bijzonder het borgen van de ecologische samenhang tussen aangrenzende natuurgebieden.
Een aantal kaartlagen geeft informatie over de omgevingscondities die van essentieel belang zijn voor een goede ontwikkeling van de natuur in de EHS. Nieuwe ontwikkelingen mogen geen achteruitgang van deze omgevingscondities veroorzaken.
Er is sprake van een significante aantasting van kernkwaliteiten en omgevingscondities wanneer een ruimtelijke ontwikkeling kan leiden tot één of meer van de volgende effecten:
- Een vermindering van areaal en kwaliteit van bestaande natuur-, bos- en landschapselementen en gebieden die zijn aangewezen voor nieuwe natuur en agrarische natuur.
- Een vermindering van de uitwisselingsmogelijkheden voor planten en dieren in verbindingszones en tussen de verschillende leefgebieden in de overige delen van de EHS.
- Een vermindering van de kwaliteit van het leefgebied van alle soorten waarvoor conform de Flora- en faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing vereist is en als zodanig worden genoemd in de AmvB Vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora en Faunawet. Het gaat hier om soorten uit de tabellen 2 en 3 van de AmvB en vogels.
- Een vermindering van het areaal van de grote natuurlijke eenheden (aaneengeslotenheid).
- Een belemmering voor het verloop van natuurlijke processen in de grote eenheden.
- Een verstoring van de natuurlijke morfologie, waterkwaliteit, watervoering en verbondenheid met het landschap van HEN-wateren (wateren met de beleidsdoelstelling 'Hoogste Ecologische Niveau').
- Een verandering van de grond- en oppervlaktewateromstandigheden (kwaliteit en kwantiteit) die de voor de natuurdoeltypen gewenste grond- en oppervlaktewatersituatie (verder) aantast.
- Een verhoging van de niet gebiedseigen geluidsbelasting in stiltebeleidsgebieden (N.B. De gehele Ecologische Hoofdstructuur behoort daartoe).
In dit geval is het initiatief zo kleinschalig dat er geen sprake is van de genoemde effecten en dus ook geen sprake is van significante aantasting. In het bestemmingsplan wordt wel opnieuw een zone EHS opgenomen. Binnen deze zone wordt aangegeven dat de gronden mede bestemd zijn voor het beschermen en ontwikkelen van landschappelijke en ecologische waarden. Daarnaast geldt een omgevingsvergunningplicht voor werken die de waarden aan zouden kunnen tasten.
Flora en fauna
In gebouwen kan sprake zijn van inwoning van beschermde diersoorten. Dit betreft gebouwen bewonende vleermuizen en steenmarters. Inwoning door steenmarters is eenvoudig te constateren (stankoverlast, geluiden). Steenmarters mogen door werende maatregelen worden verhinderd een gebouw of woning binnen te komen zodra met zekerheid gesteld kan worden dat deze dieren op het moment van het nemen van de maatregel niet in het gebouw aanwezig zijn. De ruimtes in spouwmuren en donkere zolders kunnen bewoond worden door vleermuizen. Als spouwmuren en donkere zolders niet worden aangetast, kan zonder probleem inpandig worden verbouwd. Als spouwmuren wel worden aangetast (door een verbinding met de ruimte in de spouw te creëren), moet eerst worden vastgesteld of deze door vleermuizen worden gebruikt. Dan is daarvoor onderzoek nodig. Hetzelfde geldt voor donkere zolders. Als dit onderzoek gebruik van spouwen en/of donkere zolders door vleermuizen aantoont, moeten compenserende en mitigerende maatregelen worden getroffen teneinde de verbouwing mogelijk te maken. Deze moeten door een vleermuizendeskundige worden voorgeschreven en liefst bij de uitvoering ook worden begeleid door deze.
Aanwezige flora en fauna vormt hier in beginsel geen belemmering. Er wordt geen groen weggehaald, en ook geen opstallen waar beschermde dieren in zouden kunnen zitten. Bij verbouw moet wel met bovenstaande rekening gehouden worden.
Landschap
Landschapsontwikkelingsplan
Het in 2009 vastgestelde Landschapsontwikkelingsplan geeft aan dat het perceel gelegen is in het deelgebied 5 "Ratum". Het totale gebied wordt als volgt omschreven:
"Het buurtschap Ratum is een oud hoevelandschap met een langgerekte essengordel naast diverse eenmansesjes. Het grootste deel van het gebied is dan ook van grote cultuurhistorische waarde, met uitzondering van een weinig waardevol gedeelte oost van 'De Voortwisch' (inclusief de golfbaan zelf) en een klein gebiedje in het zuidoosten met een middelhoge waarde. In Ratum zijn 8 historisch bouwkundige monumenten aanwezig, alle van agrarische oorsprong. Het is van belang het ensemble van deze gebouwen met hun omgeving zo goed mogelijk te conserveren en waar nodig te versterken. Hierin kan het hergebruikbeleid een rol spelen wanneer agrarisch gebruik niet meer actueel is, waarbij eventueel weinig waardevolle overtollige bebouwing kan worden gesloopt. Fragmenten van de fundamenten van de voormalige kerk van Ratum bevinden zich (deels?) onder de nieuwbouw van boerderij Jacobshuis ter plekke van de in 1943 afgebrande voormalige boerderij, een historisch plekje dus om zuinig op te zijn. In het gebied ligt een concentratie van landgoederen. De Ratumsebeek, die op veel plaatsen door het besloten landschap meandert, voert het water af dat in de bossen is gebufferd. In het gebied komen veel natuurwaarden voor, waaronder zeer veel vogels, vlinders, reptielen en libellen.
In de Willinkbeek, deels behorend tot dit deelgebied, maar ook tot deelgebied 7, zijn vanaf de grens met Duitsland stroomafwaarts over 3 km lengte achtereenvolgens Bontzandsteen, Muschelkalk (ter hoogte van boerderij Willink op natuurlijke wijzeontsloten), Rhaet, Lias (de klei uit de Onder-Jura is ten zuiden van boerderij Rensker aansluitend op de Muschelkalk ontsloten), Formatie van Ratum en Afzetting van Kotten ontsloten. De twee laatstgenoemde formaties behoren tot het Midden-Oligoceen. Over een lengte van 1 km is Rupelien ontsloten, behorend tot de Formatie van Ratum. De ontsluitingen hebben wetenschappelijke en educatieve waarde. In de Ratumsebeek zijn tussen de boerderijen Kremer en Lutgenkossink natuurlijke ontsluitingen van de Onder-Liasklei te vinden. Doordat ze zeldzaam en representatief zijn ontwikkeld, hebben ze grote wetenschappelijke en educatieve waarde. Ook in het Tenkinkbosch is op verschillende plaatsen in de Ratumsebeek Liasklei aanwezig. De grijze klei is hier met name ontsloten in de steile stootoevers van de beek. Herstel is hier mogelijk door de versterkingen met puin weer ongedaan te maken. De essengordel van Henxel en Ratum, gelegen tussen de Ratumsebeek en de Willinkbeek, ligt op een jong-Pleistoceen beekdal, dat in Henxel ca 30 m diep ten opzichte van de omgeving is ingesneden. Naar het oosten toe wordt deze insnijding veel minder diep. De opvulling van dit zogenoemde spitsdal bestaat uit afwisselingen van fijn en grof zand en klei- en veenlagen. Aan het einde van de geschiedenis van dit systeem is dit blijkbaar dichtgestoven en zijn de essen ontstaan. De essen zijn zo goed ontwikkeld dat ze nu boven de omgeving uitsteken als een lange hoge rug. Doordat hier de afwatering stagneerde ontstond met name ten zuiden van het systeem een nat gebied. Daardoor wordt daar plaatselijk zand met zoetwaterschelpjes aangetroffen. Als gevolg van Vroeg Middeleeuwse begreppeling is in dit gebied de Willinkbeek ontstaan. Ook de Ratumsebeek zal in die tijd uit begreppeling zijn voortgekomen. Doordat de systemen een kenmerkend meanderend patroon hebben gekregen, zijn ze van grote geomorfologische waarde.
Landschappelijk moet in dit gebied de essengordel met eenmansesjes goed zichtbaar blijven door accentuering van de steilranden met struweelbeplanting en het open houden van de gordel zelf. Het gaat hier om de bleekgroene gebieden in de figuur hiernaast.
De omgeving van de Dondergoorweg behoeft versterking door de aanleg van singels. De luchtfoto op de volgende pagina toont het gebied waarom het gaat.
Voor de natte natuur is de ontwikkeling van poelen gewenst. Met name voor vogels is een verbetering van de structuur van bosranden wenselijk door de ontwikkeling van zoom- en mantelvegetaties.
Ter realisatie van de visie wordt het beheer van de bossen gericht op het bufferen van water. Hiervoor kan in de bossen de grondwaterstand enigszins worden verhoogd. Het is wel van belang dat hierbij rekening wordt gehouden met de waterhuishoudkundige voorwaarden die vanuit de landbouw nodig zijn. Verder kunnen de naaldhoutbossen worden omgevormd naar loofhout.
Eén van de belangrijke recreatieve elementen is de golfbaan met de zomerhuisjes, die een goede landschappelijke inpassing nodig heeft. Verder vergt in dit deelgebied het versterken van de Ratumsebeek aandacht. Voor het deelgebied Meddo/Huppel (deelgebied 6) is aangegeven hoe dit verder vorm kan krijgen. Het plaatje is ontleend aan een factsheet van de Kader Richtlijn Water (Waterschap Rijn en IJssel) en geeft het stroomgebied van de Ratumse- en Willinkbeek weer."
Perceel Önninkweg 5
Als we deze algemene beschrijving vertalen naar het perceel Önninkweg 5, kan het volgende geconstateerd worden. Het betreft hier het oudhoevige landschap van Ratum. In het voorjaar zijn een aantal nieuwe bomen geplant langs de erftoegangsweg. Hiermee is het perceel voldoende landschappelijk ingepast.
Hieronder vindt u enkele foto's van het perceel en de bebouwing.
Foto met daarop de in het voorjaar van 2012 aangeplante bomen.
5.8 Verkeer En Parkeren
De Önninkweg is een onverharde zandweg waar weinig verkeer over heen komt. Er mag 60 km/uur gereden worden. De uitbreiding van de woning zal niet leiden tot meer parkeerdruk. Op het erf is voldoende parkeerruimte.
Hoofdstuk 6 Waterparagraaf
Op grond van het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) dient in de toelichting afzonderlijk te worden aangegeven welke de gevolgen voor het plan zijn voor de waterhuishouding.
Önninkweg 5 is aangesloten op de riolering. Het plan betreft een uitbreiding van de bestaande woning. Het toegestane verhard oppervlak wordt daarmee iets vergroot. Voor de waterhuishouding heeft het plan geen negatieve effecten. Hieronder vindt u een tabel met de verschillende waterthema's.
Thema | Toetsvraag | Relevant |
HOOFDTHEMA'S | ||
Veiligheid | 1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering? 2. Ligt in of nabij het plangebied een kade? | Nee Nee |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is er toename van het afvalwater (DWA)? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? | Nee Nee Nee |
Wateroverlast (oppervlaktewater) | 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak? 2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? | Ja Ja, zie * onder tabel Nee |
Grondwater- overlast | 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel? 3. Is in het plangebied sprake van kwel? 4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren? | Nee Nee Nee Nee |
Oppervlakte- waterkwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied? | Ja, zie * onder tabel Nee Nee |
Grondwater-kwaliteit | 1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? | Nee Nee |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? | Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? | Nee Nee |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? | Nee Nee |
AANDACHTSTHEMA'S | ||
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
* In overleg met het Waterschap Rijn & IJssel is in 2009 het volgende afgesproken over hemelwaterbehandeling in het buitengebied. De uitgangspunten genoemd op pagina 4 van de notitie "2009-09 Duurzaam en veilig water in de stad (afkoppelbeslisboom)" van het Waterschap Rijn & IJssel wordt aangehouden. Dit betekent:
- Bij plannen met een verhard oppervlak kleiner dan 500 m2 in de nieuwe situatie hoeft in principe geen infiltratie/berging gerealiseerd te worden. Het hemelwater kan rechtstreeks op sloot worden aangesloten.
- Bij plannen tot 2500 m2 verhard oppervlak kan in overleg 20 mm statische berging als uitgangspunt genomen worden. Deze berging moet worden gerealiseerd op of nabij het betreffende perceel. De berging kan in de vorm van een greppel of poel worden aangelegd.
- Bij plannen groter dan 2500 m2 moeten buien tot 40 mm (T=10+10%) vertraagd worden afgevoerd richting het watersysteem. De afvoer uit de retentievoorziening is maximaal de landelijke afvoer, deze wordt door middel van een knijpconstructie bereikt. (Gedurende bui T=10+10% is dit gemiddeld 1,5 maal de maatgevende afvoer van het bruto oppervlak van het plangebied.) De knijpconstructie wordt zo ontworpen dat buien tot 40 mm (T=10+10%) vertraagd worden afgevoerd richting het watersysteem.
Hoofdstuk 7 Planbeschrijving En Juridisch Bestuurlijke Aspecten
In aansluiting op de meer abstract geformuleerde planuitgangspunten wordt in dit hoofdstuk, vaak middels toelichtende tekeningen, een concrete uitwerking en beschrijving gegeven van het plan.
Met name is dit van belang voor het inzichtelijk maken van nieuwe ontwikkelingen in het plangebied. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.
Het plan bestaat uit het uitbreiden van een bestaande gesplitste woning. De bestemming blijft wonen met de aanduiding gesplitst. In de planregels wordt opgenomen dat uitbreiding van de woning mogelijk is als de kenmerkende vorm van de hoofdbouwmassa gehandhaafd blijft. De bestaande dubbelbestemmingen worden opnieuw opgenomen, dit betreffen de dubbelbestemming Archeologische verwachting 1 en 4. Daarnaast worden de bestaande gebiedsaanduidingen weer overgenomen (Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied en EHS verweving). Het bestemmingsvlak voor wonen wordt ten opzichte van het vorige bestemmingsplan verkleind zodat er een afstand van 50 meter ten opzichte van het naastgelegen agrarisch bedrijf ontstaat. Dit betreffende stuk grond krijgt een agrarische bestemming (zonder bouwvlak).
Op de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan vindt u het nieuwe bestemmingsvlak.
Hieronder een tekening van de bestaande achtergevel.
Hieronder een tekening met de gewenste achtergevel, die dit bestemmingsplan mogelijk maakt.
Voor het opstellen van de regels is gebruik gemaakt van de bestemmingsregels van het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk. Een toelichting op de woonbestemming vindt u hieronder. Voor een toelichting op de overige regels verwijzen wij u naar het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk.
Wonen
inhoud van woningen
- De woningen zijn als zodanig bestemd en mogen bij recht een praktijk- en kantoorruimte van maximaal 50 m2 hebben en bed & breakfastvoorzieningen voor maximaal 4 personen.
- Een vergroting van de toegestane inhoud, van de toegestane oppervlakte bijgebouwen en van de herbouw van een woning wordt toegestaan mits de kenmerkende vorm van de hoofdbouwmassa gehandhaafd blijft. Hierbij is geen maximum genoemd. De hoofdbouwmassa moet als zodanig herkenbaar blijven.
- Tevens kan via een omgevingsvergunning ten behoeve van het afwijken van de gebruiksregels de splitsing van woningen worden toegestaan, alsmede de realisatie van een paardenbak.
bijgebouwen en overige bouwwerken
Artikel 1 geeft een omschrijving van de begrippen bijgebouw, aan- en uitbouwen en overkappingen. Bedoeld worden erkers, vrijstaande of aangebouwde garages, bergingen, schuurtjes, carports en daarmee gelijk te stellen gebouwen. Bij gesplitste woningen is 300 m2 aan bijgebouwen toegestaan. Dit is een gezamenlijke oppervlakte, waarbij de eigenaren onderling het gebruik dienen te regelen. Bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan, indien zij behoren bij de woonfunctie en worden opgericht binnen het bestemmingsvlak van de bestemming wonen. Daarbij dienen zij te voldoen aan de bouwregels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde.
nevenactiviteiten
Binnen de woning en de bijgebouwen zijn aan huis verbonden beroepen toegestaan. Ook kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning ten behoeve van het afwijken van de gebruiksregels verlenen voor het gebruik van een woning als vakantie-/recreatiewoningen en het toestaan van allerlei nevenactiviteiten.
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond. In dit geval betreft het een particulier initiatief, waardoor de gemeente geen kosten hoeft te maken voor de uitvoering van werken. Door het sluiten van een planschadeovereenkomst wordt eventuele planschade verhaald op de initiatiefnemer.
Hoofdstuk 9 Inspraak En Vooroverleg
Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan is geen gelegenheid tot inspraak overeenkomstig de gemeentelijke Inspraakverordening geboden. Het ontwerpplan wordt conform de Wet ruimtelijke ordening zes weken ter inzage gelegd. De publicatie van de terinzagelegging vindt plaats in de Staatscourant en de inforubriek van de gemeente in het Achterhoeks Nieuws van p.m. 2012, waarna het plan vanaf p.m. zes weken ter inzage ligt. De resultaten van de voorbereidingsprocedure zullen in het vaststellingsbesluit worden verwerkt.
Bijlage 1 Indicatieve Lijst Van Neven-/hergebruiksactiviteiten
Bijlage 1 indicatieve lijst van neven-/hergebruiksactiviteiten