Ratumseweg 15-17 - hergebruik maalderij
Bestemmingsplan - gemeente Winterswijk
Vastgesteld op 18-09-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
het plan
het bestemmingsplan Ratumseweg 15-17, hergebruik maalderij van de gemeente Winterswijk;
bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0294.BP1307BGRATUMS1517-VA01 met bijbehorende regels en bijlagen;
verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
aan huis verbonden bedrijf
een bedrijf dat in een (gedeelte van) een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is;
afwijking van de bouwregels en/of van de gebruiksregels
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen waaronder boomteelt en/of het houden van dieren;
archeologisch deskundige
de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
archeologische verwachting
een toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
archeologische waarde
een toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College van de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 Monumentenwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
bed & breakfastvoorzieningen
het kleinschalig verlenen van logies en ontbijt in een woning, inclusief bijbehorende bijgebouwen;
bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
bestaand
- a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
- b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, niet zijnde een verblijfsruimte;
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;
bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
extensieve (dag)recreatie
recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte;
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel;
hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
houtwallen / houtsingels
houtopstanden die dienen ter afscherming van bebouwing dan wel ter versterking of bescherming van de landschappelijke waarden van het gebied. Hieronder worden niet begrepen houtopstanden die worden geteeld in het kader van de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
intensieve veehouderij
een agrarisch bedrijf of een deel daarvan waar ten minste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlak aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer voor het houden van dieren, waarbij dit houden van dieren geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in bebouwing. Het biologisch houden van dieren en het houden van melkrundvee, schapen en paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij;
inwoning
twee huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van een of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;
karakteristiek
gebouwen met een voor Winterswijk typische bouwstijl of bebouwing die deel uitmaakt van een beeldbepalend ensemble dan wel bebouwing die door de adviescomissie op het gebied van cultuurhistorie als zodanig kan worden aangemerkt;
kleinschalige dagrecreatieve activiteiten
activiteiten van hoofdzakelijk dagrecreatieve aard, zoals voorzieningen ten behoeve van wandel- en fietsrecreatie (onder meer de verhuur van fietsen) en picknickplaatsen, met dien verstande, dat het verstrekken van dranken en/of etenswaren niet is toegestaan;
kweektunnel
een halfrond of nagenoeg halfrond verplaatsbaar bouwwerk overtrokken met lichtdoorlatend materiaal en bestemd voor de kweek van gewassen en de bescherming van gewassen tegen neerslag;
landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;
nevenactiviteit
een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat;
niet-grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering niet of nagenoeg niet is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel;
normaal agrarisch gebruik
het zaai- en oogstklaar maken van de bodem evenals het oogsten;
normaal onderhoud, gebruik en beheer
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;
overkapping
een overkapt bouwwerk bestaande uit maximaal twee al dan niet tot de constructie behorende wanden;
peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
schuilgelegenheid
een bouwwerk in een weiland dat beschutting biedt tegen weersinvloeden aan vee;
seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
teeltondersteunende voorzieningen
constructies bedoeld voor de tijdelijke ondersteuning van container(teelt)velden en opengrondteelt, zoals kweektunnels;
waardevol landschap
een gebied met bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten;
woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
de oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
2.2
Voor het meten van de inhoud van woningen worden bijgebouwen niet meegerekend.
2.3
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt.
2.4
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de verbeelding.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Cultuurlandschap
3.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Cultuurlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de uitoefening van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij, is toegestaan tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 25% van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen met een maximum van 350 m2;
- b. de uitoefening van intensieve veehouderij, met dien verstande dat:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte ten behoeve van intensieve veehouderij maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangegeven oppervlakte bedraagt;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' intensieve veehouderij is toegestaan tot een bebouwde oppervlakte van maximaal 1 ha, dan wel de bestaande grotere oppervlakte;
- 3. van de bedrijfsgebouwen slechts één bouwlaag mag worden gebruikt voor het houden van dieren;
- c. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de volgende landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden:
- 1. kleinschalige landschapselementen met een oppervlakte van maximaal 400 m2 zoals poelen, ruigtes, heggen, boomgroepen, houtwallen en -singels;
- 2. on- en halfverharde wegen en paden;
- d. detailhandel, uitsluitend in ter plaatse geproduceerde goederen met dien verstande dat de oppervlakte ten behoeve van detailhandel maximaal 50 m2 mag bedragen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ruiter- fiets- en wandelpaden, ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, watergangen, tuinen en erven.
3.2 bouwregels
3.3 nadere eisen
het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, in relatie tot de bestaande bebouwing indien en voor zover noodzakelijk voor de bescherming van de landschappelijke waarden.
3.4 afwijken van de bouwregels
3.5 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Artikel 4 Groen
4.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. houtwallen en houtsingels;
- b. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
- c. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 bouwregels
4.3 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Artikel 5 Wonen
5.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'gesplitst' een gesplitste woning bestaande uit twee zelfstandige wooneenheden en het aangegeven aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen';
- b. praktijk- en kantoorruimten voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, met dien verstande, dat maximaal 50 m2 van de vloeroppervlakte van de woning en de bijgebouwen ten behoeve van deze activiteiten in gebruik mag zijn en dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
- c. bed & breakfastvoorzieningen, met dien verstande dat maximaal 60 m2 van de oppervlakte van de woning hiervoor mag worden gebruikt met inbegrip van maximaal 2 slaapverblijven van elk maximaal 30 m2 voor in totaal maximaal 4 personen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.
5.2 bouwregels
5.3 nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan maten en afmetingen ten aanzien van (compensatie voor) sloop en nieuwbouw van bijgebouwen en overkappingen indien en voor zover noodzakelijk voor de bescherming van landschappelijke of cultuurhistorische waarden.
5.4 specifieke gebruiksregels
5.5 afwijken van de bouwregels
5.6 afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Waarde - Archeologische Verwachting 2
6.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
6.2 bouwregels
6.3 nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden in de grond (in situ) te behouden.
6.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
6.5 wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Waarde - Archeologische Verwachting 4
7.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
7.2 bouwregels
7.3 nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden in de grond (in situ) te behouden.
7.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
7.5 wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Regeling Voor Cultuurhistorisch Waardevolle Panden
8.1 bouwregels
In afwijking van de regels behorende bij de voorkomende bestemming, mag een bouwwerk met de nadere aanduiding 'cultuurhistorie' slechts gedeeltelijk worden vernieuwd en/of veranderd, mits:
- a. het uitwendig karakter van het bouwwerk in bestaande toestand niet wordt veranderd voor wat betreft de hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen, de dakvorm, de nokrichting en de dakhelling alsmede de gevelindeling door ramen, deuropeningen en erkers;
- b. overigens voldaan wordt aan het bepaalde in de bouwregels behorende bij de ter plaatse geldende bestemming.
8.2 uitzondering op de bouwregels
Het bepaalde in artikel 8.1 is niet van toepassing indien een vernieuwing en/of verandering plaatsvindt in overeenstemming met een krachtens de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijke monumentenverordening verleende vergunning.
8.3 afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.1, indien toepassing van dit artikel zou leiden tot een onevenredige beperking van het gebruik van de gronden.
8.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het slopen van bouwwerken
8.5 uitzonderingen vergunningplicht voor sloop
Het in 8.4 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
- a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan vergunning is verleend;
- b. die het normale onderhoud betreffen;
- c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
8.6 voorwaarden verlenen vergunning voor sloop
De in 8.4 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:
- a. indien de instandhouding van de maalderij geen bijdrage meer levert aan de culuurhistorische waarde van de maalderij en de omgeving; en/of
- b. indien de maalderij niet meer beschikt over de eigenschappen die de maalderij de cultuurhistorische waarden heeft verschaft.
8.7 advies van een deskundige
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning onder 8.1 of 8.4.1 wint het bevoegd gezag advies in van de Adviescommissie Cultuurhistorie omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden van de maalderij en de omgeving.
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 bestaande maatvoering
10.2 ondergronds bouwen
Het bouwen van ondergrondse bouwwerken is uitsluitend toegestaan onder bovengrondse gebouwen, met uitzondering van ondergrondse bouwwerken ten behoeve van de opslag van mest, waarvoor geldt dat deze zijn toegestaan in alle gronden binnen een bouwvlak gelegen in de bestemming 'Agrarisch - Cultuurlandschap'.
10.3 afstand van bijgebouwen tot openbare weg
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie tenzij dit uitdrukkelijk krachtens de regels is toegestaan.
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
12.1 waardevol landschap
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
13.1 algemene afwijkingen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten en afstandseisen;
- b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
- c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
- d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.
13.2 voorwaarden om af te wijken
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.1 kan slechts worden verleend, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
- b. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
14.1 geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen
Het bevoegd gezag mag het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
- b. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
14.2 wijziging van een bestemming in de bestemming Bos of Natuur
Het bevoegd gezag mag de ter plaatse geldende bestemming wijzigen in de bestemming 'Bos' of 'Natuur', met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- a. er dient een inrichtings- en beheersvisie te worden opgesteld waarin de natuurontwikkeling dan wel de bosaanleg is uitgewerkt;
- b. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
- d. in de uitvoering van het wijzigingsplan aangesloten wordt bij de regels voor de bestemmingen 'Bos' of 'Natuur' van het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk.
14.3 wijziging van een bestemming in de bestemming Groen
Het bevoegd gezag mag de ter plaatse geldende bestemming wijzigen in de bestemming 'Groen', met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- a. er wordt zorggedragen voor een streekeigen landschappelijke inpassing;
- b. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
14.4 wijziging van een bestemming in de bestemming Water
Het bevoegd gezag mag de ter plaatse geldende bestemming wijzigen in de bestemming 'Water' ten behoeve van waterretentie, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- a. uit onderzoek blijkt dat waterretentie binnen het gebied noodzakelijk is;
- b. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
- d. in de uitvoering van het wijzigingsplan aangesloten wordt bij de regels voor de bestemming 'Water' van het bestemmingsplan Integrale herziening buitengebied Winterswijk.
14.5 wijziging in verband met de omschakeling van een woning naar een kleinschalig niet-agrarisch bedrijf
Het bevoegd gezag mag de bestemming 'Wonen' wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- a. enkel bedrijven als genoemd in zijn toegestaan, dan wel bedrijven die wat betreft aard en omvang gelijk kunnen worden gesteld aan bedrijven genoemd in ;
- b. voor bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt de in onderstaande tabel aangegeven maximumoppervlakte in m2 zoals die geldt ter plaatse van de 'Waardevol landschap' met dien verstande dat voor zover de functie plaatsvindt binnen één gebouw, de oppervlakte maximaal de oppervlakte van dat gebouw mag bedragen.
Verblijfsrecreatie / toerisme | 900 m2 |
Dagrecreatie / toerisme | 900 m2 |
Zorg | 900 m2 |
Opslag | 750 m2 |
Overige hoofdfuncties | 750 m2 |
bij een combinatie van meer(dere) nevenactiviteiten is de hoogste oppervlaktenorm bepalend met dien verstande dat de vloeroppervlakte ten behoeve van een bepaalde nevenactiviteit nooit de voor die nevenactiviteit aangegeven maximum vloeroppervlakte mag overschrijden;
- a. uitbreiding van de krachtens het wijzigingsplan toegestane oppervlakte ten behoeve van niet-agrarische functies is, na inwerkingtreding van het wijzigingsplan, niet toegestaan;
- b. voor zover de recreatieve-activiteiten in de openlucht mogen worden uitgeoefend, in aanvulling op het bepaalde in de tabel, het hiervoor gebruikte oppervlak maximaal 300 m2 mag bedragen;
- c. er dient een inrichtingsplan te worden opgesteld waaruit de ruimtelijke inpassing van de bedrijvigheid in de omgeving blijkt. Bij de beschrijving van de ruimtelijke inpassing dient in ieder geval aandacht te worden besteed aan de noodzaak van:
- 1. sloop van ontsierende bebouwing en bouwwerken;
- 2. verkleining van het bouwperceel of bestemmingsperceel;
- 3. een landschappelijke inpassing in de vorm van de aanleg van streekeigen erfbeplanting;
- 4. een ecologische inpassing in de vorm van de aanleg van kleinschalige natuurelementen;
- 5. een verkeerskundige inpassing in de vorm van de aanleg of versterking van de (recreatieve)infrastructuur;
- d. er mag geen sprake zijn van een onevenredige toename van de verkeersaantrekkende werking;
- e. parkeren dient volledig op eigen terrein plaats te vinden;
- f. in de nabijheid gelegen functies en waarden mogen niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad;
- g. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- h. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
- 1. dat bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
- 2. dat geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
- 3. dat het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
Artikel 15 Algemene Procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit tot 'nadere eis' is de volgende procedure van toepassing:
- a. een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 4 weken op het gemeentehuis ter inzage;
- b. het bevoegd gezag maakt de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
- c. de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
- d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij het bevoegd gezag schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.
Artikel 16 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- f. de ruimte tussen bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1 overgangsrecht bouwwerken
17.2 overgangsrecht gebruik
Artikel 18 Slotregel
Dit bestemmingsplan kan worden aangehaald als bestemmingsplan Ratumseweg 15-17, hergebruik maalderij van de gemeente Winterswijk.
Aldus vastgesteld d.d. 18 september 2014, nr. IX-2
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Indicatieve Lijst Nevenactiviteiten En Hergebruik
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Landschapsinrichtingsschets
Hoofdstuk 1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de aanleiding voor dit bestemmingsplan gegeven. Daarnaast wordt ingegaan op een aantal feitelijkheden van het plan zoals de ligging van het plangebied en de begrenzing. Dit wordt geïllustreerd door middel van een kaartfragment. Als laatste wordt het huidige beleidskader gegeven dat voor dit plangebied van toepassing is.
1.1 Aanleiding
Op het adres Ratumseweg 15-17 staat een voormalige maalderij met bijbehorende bedrijfswoning. De eigenaar heeft de gemeente verzocht om het maalderijgebouw een nieuwe functie te geven als woongebouw met daarin (maximaal) twee zelfstandige wooneenheden. Daarnaast wenst de eigenaar de bestaande bedrijfswoning officieel te splitsen in twee zelfstandige wooneenheden. Deze ontwikkeling past niet binnen het geldende bestemmingsplan.
1.2 Planbeschrijving
De maalderij op het erf heeft haar oorspronkelijke functie verloren. Weliswaar is het gebouw geen monument, maar het pand is wel karakteristiek en heeft een historische waarde. De eigenaar heeft in overleg met de gemeente Winterswijk het initiatief genomen dit gebouw een nieuwe functie te geven. Door het gebouw een nieuwe functie te geven kan het in stand worden gehouden. In dit initiatief wordt het bestaande maalderijgebouw hergebruikt en verbouwd tot woongebouw.
Het plangebied gezien vanaf de Ratumseweg. Links de maalderij, rechts de bedrijfswoning
De bestaande bedrijfswoning wordt reeds dubbel bewoond. Dit zal in dit plan feitelijk geregeld worden. In dit initiatief worden daarmee in het totaal vier wooneenheden gerealiseerd. De overige (voormalige) bedrijfsgebouwen op deze locatie worden deels gesloopt en deels hergebruikt als bijgebouwen bij de vier woningen.
1.3 Ligging En Begrenzing
Het plangebied ligt aan de Ratumseweg in het buitengebied van de gemeente Winterswijk. Het buitengebied is opgedeeld in meerdere buurtschappen. Het deel van de Ratumseweg waar de planlocatie ligt, ligt in het buurtschap Henxel.
De planlocatie in de omgeving
De feitelijke situatie
Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie
In dit hoofdstuk komt aan de orde wat de huidige situatie is met betrekking tot de ruimtelijke structuur en de functionele structuur. Wat betreft de ruimtelijke structuur wordt aandacht gegeven aan de elementen: wegenstructuur (verschillende typen en/of categorieën wegen), groen- en waterstructuur en bebouwingsstructuren.
Met betrekking tot de functionele structuur wordt aangehaald wat het feitelijke huidige gebruik en de mogelijkheden van de locatie en de directe omgeving zijn.
2.1 Ruimtelijke Structuur
De planlocatie is gelegen aan de Ratumseweg. De Ratumseweg vindt aansluiting op de Vredenseweg, een uitvalsweg van Winterswijk naar het Duitse Vreden. De Ratumseweg is ingericht als 60 km weg. De omgeving van Ratum is agrarisch gebied, veelal afgewisseld met kleine bosschages. Langs de wegen staan bomenrijen. In het landschap liggen verspreid (voormalige) boerenerven
2.2 Functionele Structuur
Het plangebied is gelegen in het buitengebied van Winterswijk en behoort tot buurtschap Henxel. In de nabijheid is een golfbaan aanwezig.
Functioneel werden het plangebied en de opstallen gebruikt ten behoeve van een agrarisch hulpbedrijf, een maalderij. Het bedrijf ligt in het landelijk gebied. De omliggende gronden ten noorden en zuiden van het plangebied zijn bestemd als 'Agrarisch - Cultuurlandschap' en worden als zodanig gebruikt. Ten oosten van het perceel ligt een melkveehouderij. Aan de andere zijde van dit melkveebedrijf, ligt weer een perceel met de bestemming 'Wonen'. Ten westen van het plangebied ligt, direct aansluitend aan het plangebied, een woning.
Op het perceel staat een bedrijfswoning met daarin twee wooneenheden (via een inwoningsconstructie). Er is een voormalige maalderij aanwezig (bedrijfsgebouw). Daarnaast staat er nog een voormalig bedrijfsgebouw met een oppervlakte van circa 990 m2 dat nu in gebruik is als bijgebouw bij de bedrijfswoning.
2.3 Vigerend Bestemmingsplan
Het geldende bestemmingsplan ter plaatse van de locatie is het bestemmingsplan "Integrale herziening buitengebied Winterswijk", vastgesteld door de raad op 27 januari 2011.
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan "Integrale herziening buitengebied Winterswijk"
Het perceel heeft een bedrijfsbestemming met de aanduiding 'Agrarisch hulpbedrijf'. Er is 1.227 m2 aan bedrijfsbebouwing toegestaan binnen het bouwvlak. Wonen is binnen deze bestemming alleen toegestaan als dit gerelateerd is aan het bedrijf. De aanwezige woning is volgens de regels een bedrijfswoning. Er is maximaal één (bedrijfs)woning toegestaan.
Bij het tekenen van de bestemmingsplankaart is een omissie ontstaan met de bestemmingsgrens. De kuilvoerplaten ten noorden van het perceel hebben een bedrijfsbestemming gekregen, terwijl deze horen bij het naastgelegen agrarische bedrijf Ratumseweg 19. Dit gedeelte had de bestemming 'Agrarisch - Cultuurlandschap' moeten hebben. Dit plan zal deze omissie corrigeren.
Naast een bedrijfsbestemming heeft het perceel Ratumseweg 15-17 de gebiedsaanduiding 'Waardevol landschap', 'Reconstructiewetzone - Verwevingsgebied' en 'Reconstructiewetzone - Extensiveringsgebied'. De aanduiding Waardevol landschap geeft aan dat bij een nieuwe ontwikkeling rekening gehouden moet worden met de aanwezige landschappelijke waarden en dat deze waar nodig en mogelijk versterkt moeten worden. De Reconstructiewetzone heeft alleen consequenties voor agrarische bedrijvigheid en geeft regels voor de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven. Voor de geplande ontwikkeling is de zone niet relevant.
Als laatste bestemming heeft het perceel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4'. Dit heeft tot gevolg dat er bij ingrepen in de bodem in bepaalde gevallen archeologisch onderzoek verricht moet worden.
Een hele smalle strook ter hoogte van de kuilvoerplaten heeft de 'Waarde - Archeologische verwachting 2'. Hier is de verwachting op het vinden van archeologische vondsten hoger en is dus eerder, bij een ruimtelijke ontwikkeling waarbij een bodemingreep nodig is, een archeologisch onderzoek van toepassing.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal-, en gemeentelijk beleid opgenomen.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Op 22 november 2011 heeft de Tweede kamer de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) met bijbehorende stukken aangenomen. De Minister van Infrastructuur en Ruimte heeft op 13 maart 2012 het vaststellingsbesluit zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden.
De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteit- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid vervangt de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de structuurvisie Randstad 2040. De structuurvisie heeft betrekking op:
- rijksverantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden;
- rijksbelangen met betrekking tot (inter)nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie;
- rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische structuur.
Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt. Daarnaast wordt (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Alleen in de stedelijke regio's rond de mainports (Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a.) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking.
Overige sturing op verstedelijking zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los. Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen noemt het Rijk enkel nog de 'ladder' voor duurzame verstedelijking (gebaseerd op de 'SER-ladder'). Hierdoor neemt de bestuurlijke druk af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.
3.1.2 AMvB Ruimte (Barro)
De inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (afgekort Wro) op 1 juli 2008 heeft gevolgen voor de doorwerking van het nationale ruimtelijk beleid. Totdat de Wro in werking was getreden werd het geldende rijksbeleid vastgelegd in Planologische Kernbeslissingen (PKB's). Sinds 1 juli 2008 zijn deze alleen nog bindend voor het Rijk en niet meer voor andere overheden. Het Rijk kiest ervoor om het deel van het ruimtelijk beleid dat bedoeld is bindend te zijn voor andere overheden, ook onder de Wro te borgen. De Wro geeft daarvoor het Rijk de beschikking over het instrument Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB).
De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. De AMvB richt zich primair tot de gemeente. De AMvB kan aan de gemeente opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren. Deze algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk kan het daarbij gaan om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies zoals natuur in de ecologische hoofdstructuur (EHS) of met het vrijwaren van functies, bijvoorbeeld kapitaalintensieve functies in gebieden waar rivierverruiming noodzakelijk is.
De AMvB is ook bekend als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (afgekort Barro) en bevat een aantal beslissingen van wezenlijk belang (13 nationale belangen) uit de SVIR. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is op 30 december 2011 in werking getreden. De ministeriële regeling die bij dit besluit hoort is tegelijkertijd in werking getreden.
3.1.3 Gevolgen van het rijksbeleid op het plan
In de SVIR is opgenomen dat nagenoeg het hele grondgebied van de gemeente Winterswijk een "Waardevol landschap" is. Het Rijk laat echter de gevolgen hiervan en de nadere invulling van het beleid omtrent Waardevol landschap over aan de provincie. Voor dit plan geldt dat er verder geen sprake is van rijksbelangen of rechtstreekse doorwerking op het plangebied van toepassing is. Het plan is conform het geldende rijksbeleid.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Provinciale Structuurvisie
Het streekplan Gelderland 2005 is door Provinciale Staten van Gelderland op 29 juni 2005 vastgesteld en geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkeling in de komende tien jaar. Dit streekplan voorziet in een integrale herziening van het vigerende ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland (streekplan Gelderland 1996 en de daaropvolgende partiële herzieningen). Het plan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Om de afstemming met regionale ontwikkelingen te optimaliseren is dit streekplan mede gebaseerd op regionale structuurvisies die zijn aangeleverd door de Gelderse regio's. Het streekplan schept kaders voor diverse uitwerkingen. Met de inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 heeft het Streekplan Gelderland 2005 de status van Structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.
Uitsnede provinciale Beleidskaart ruimtelijke structuur
In de afbeelding is een uitsnede van de Beleidskaart weergegeven. De globale locatie van het plangebied is met een rode cirkel aangegeven. De kaart geeft aan dat ter plaatse sprake is van een "Waardevol landschap" en "extensivering van intensieve veehouderij" van toepassing is. De volgende kernkwaliteiten worden aan het Winterswijkse landschap toegekend:
- Kleinschalig, organisch gegroeid halfopen landschap met afwisseling van bosjes, houtwallen, landbouwgrond, lanen, beken, boerderijen; oostelijke helft kleinschaliger dan westelijke helft.
De kleinschaligheid is deels te herleiden tot de kleinschalige geologie en geomorfolgie van het Oost-Nederlands Plateau, dat sterk afwijkt van het aanliggende dekzandlandschap: met heel karakteristieke structuren van kleine ingesneden beken op korte afstand van elkaar.
Grondgebonden landbouw op economische basis draagt bij aan een landschap dat door eigenaren, gebruikers, bewoners en toeristen als ‘levend’ wordt ervaren.
- Meanderende beken in smalle dalen als doorgaande structuren, met natuurlijke begroeiing (elzen en essen) in halfopen landschap; overstromingsvlaktes in laagtes.
De structuur van beken en beekjes die samenstromen in de Groenlosche Slinge en de Bovenslinge wordt bepaald door de ondergrond en menselijke activiteit. Langs de beken zijn veel kleine tot middelgrote (loof)bossen gelegen. Op hogere plaatsen langs de beken is het natuurlijke reliëf opgehoogd met esdekken.
- Fraaie, open essen (opvallend groot op de plateaurand van Aalten tot Groenlo) en bijzondere broekgebieden. Binnen de begrenzing van de open escomplexen komen gebiedjes voor die geen oude open bouwlanden zijn, maar bijvoorbeeld overgangen naar beekdalen, kleine beekdalen en bosjes. Deze gebiedjes zijn toleranter voor toevoegingen als opgaande beplanting. Bijzondere broek- en veengebieden zijn het Korenburgerveen en omgeving en het Wooldsche Veen, die getuigen van kleinschalige turfwinning.
- Historisch nederzettingspatroon, vervlochten in het landschap: oude boerderijplaatsen (zoals scholtenhoeven), vele gehuchten en grotere nederzettingen.
De enige grote nederzetting in het gebied zelf is Winterswijk, dat als een spin in een web van wegen zit. Aan de westrand van het gebied en het plateau liggen Groenlo, Lichtenvoorde en Aalten. De vele gehuchten liggen verspreid in het land, de meeste bestaan uit oude en jongere gebouwen, van oorsprong veelal hoeven, in een karakteristieke losse structuur gegroepeerd bij of rond essen en esjes en in veel gevallen aan een beek. Escomplexen liggen bij zulke gehuchten: onder meer Vragender, Barlo, Meddo, Huppel, Kotten, Miste en Corle.
3.2.2 Provinciale ruimtelijke verordening
Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Provinciale Staten hebben de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld in december 2010 en deze geldt sinds maart 2011. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op delen van of het hele provinciale grondgebied, of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan op deze regels afstemmen.
3.2.3 Reconstructiewet concentratiegebieden
De gemeente Winterswijk maakt onderdeel uit van het reconstructieplan Achterhoek-Liemers. Het reconstructieplan verdeelt de gemeente in twee gebieden: extensiverings- en verwevingsgebieden. Voor extensiveringsgebieden geldt dat natuur en ontwikkeling van het landschap voorop staan. Verweving staat voor het samengaan van diverse functies, zoals recreatie, landbouw en natuur. Omdat grote delen van de gemeente ook waardevol landschap is, is voor een groot deel 'extensiveringsgebied" van toepassing.
Voor de Ratumseweg zijn beide gebiedsaanduidingen van toepassing. Het grootste deel van het plangebied kent echter de aanduiding 'verwevingsgebied'. Hier staat het samengaan van functies voorop.
3.2.4 Gevolgen van het provinciale beleid op het plan
Voor waardevolle landschappen zoals het Winterswijkse buitengebied geldt dat kernkwaliteiten van een landschap zoveel mogelijk versterkt moeten worden. Voor ruimtelijke ingrepen wordt een 'ja, mits' benadering gehanteerd. Voor zover de waardevolle landschappen deel uitmaken van het multifunctioneel gebied is de voorwaarde dat de nieuwe bebouwing leidt tot landschappelijke versterking en dat recht wordt gedaan aan de kernkwaliteiten van de betreffende landschappen. Dit betekent dat voor dit plan is gekeken naar de landschappelijke inpassing van het initiatief. Om het plan zo goed mogelijk in te passen is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Deze is opgenomen als bijlage in dit plan. De inrichting van het erf conform dit landschappelijke inpassingsplan wordt via de regels verankerd in het bestemmingsplan en is dus een voorwaarde (verplichting) voor de realisatie van dit plan.
Het Reconstructieplan heeft voor dit plan geen gevolgen. Het Reconstructieplan heeft namelijk enkel gevolgen voor agrarische bedrijven; en ligt in het aanwijzing en het bepalen van de omvang van agrarische bouwvlakken.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Visie Buitengebied
De woonfunctie is altijd aanwezig geweest in het Winterswijkse cultuurlandschap. Er is echter een verschuiving waar te nemen in het type bewoner van het buitengebied: van boer naar burger. Deze verschuiving wordt onder andere veroorzaakt door de teruggang in de landbouw en de groeiende voorkeur voor landelijk wonen. Deze verschuiving heeft invloed op het gebruik en de beleving van het cultuurlandschap. Het buitengebied is daardoor niet langer alleen een ‘productieruimte’ voor de landbouw. Het is ook een woon-, werk- en recreatiegebied geworden. De gemeente Winterswijk streeft er naar de verschuivende functies van het buitengebied op elkaar af te stemmen. Het belang van de landbouw is hierbij nog steeds groot.
De functie wonen is van groot belang voor een leefbaar buitengebied. Een woning in het buitengebied is meer dan een gebouw. Het is een plek waar mensen wonen en vaak ook werken. Het is voor veel mensen een plek met betekenis en geschiedenis. Wonen en werken zijn beide een basis voor een leefbaar platteland. De woonfunctie is naast een economische drager ook een sociale drager. Daarom streeft de gemeente naar een divers woningaanbod in het buitengebied.
Door de veranderingen in het buitengebied wordt wonen gezien als één van de economische dragers van het buitengebied. De gemeente kiest er daarom voor de mogelijkheden voor deze functie uit te breiden. Hierbij wordt gezocht naar het inpassen van nieuwe woningen in bestaande gebouwen. Er wordt zeer zorgvuldig omgegaan met nieuwbouw in het buitengebied. Woningsplitsing moet daarbij ook mogelijk zijn voor agrarische bedrijven. Hergebruik is nodig omdat:
- dit het financieren van beheer en onderhoud van karakteristieke panden meer mogelijkheden geeft;
- er een efficiënt gebruik van bestaande gebouwen plaatsvindt;
- verstening van het landschap wordt voorkomen.
In dit plan wordt een karakteristiek (voormalig) bedrijfsgebouw hergebruikt als woongebouw. Dit past volledig binnen het gemeentelijke beleid zoals dat geformuleerd is in de Visie Buitengebied.
3.3.2 Functies zoeken plaatsen zoeken functies in Winterswijk
Regio Achterhoek heeft als uitwerking van het streekplan de nota ‘Functies zoeken plaatsen zoeken functies’ opgesteld. Gemeente Winterswijk heeft deze nota vertaald in gemeentelijk beleid in haar notitie ‘Functies zoeken plaatsen zoeken functies in Winterswijk’. Hierin is het beleid vastgelegd ten aanzien van hergebruik/ functieverandering van vrijgekomen gebouwen in het buitengebied, naar woon- of werkfuncties. In het beleidsstuk wordt beschreven op welke wijze de gemeente functieverandering van vrijgekomen gebouwen vormgeeft.
Functieverandering van vrijgekomen gebouwen wordt gezien als hét instrument om de vitaliteit en de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied te vergroten, knelpunten in het buitengebied weg te nemen en in te spelen op bestaande behoeften. Daarbij wordt gebruik gemaakt van kaders die het mogelijk maken om in concrete gevallen maatwerk te leveren. Met dit beleid wil de gemeente de volgende doelen bereiken:
- Behoud van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied en waar mogelijk die kwaliteiten verder ontwikkelen. Dit betekent dat vooral rust,ruimte en groen behouden en versterkt moeten worden.
- Impulsen geven aan nieuwe economische activiteiten, aan de agrarische sector, de natuur, de recreatie en de woonfunctie van het landelijk gebied.
- Bijdragen aan doelstellingen vanuit het Reconstructieplan Achterhoek en Liemers door met toepassing van maatwerk uitplaatsing van intensieve veehouderijen uit de extensiveringsgebieden te stimuleren.
De gemeente heeft de volgende uitgangspunten geformuleerd waaraan een functieveranderingsplan wordt getoetst:
- a. Alleen bestaande legale gebouwen, (aanwezig op 25 januari 2007) in het buitengebied komen in aanmerking voor hergebruik mits voldaan kan worden aan alle overige voorwaarden:
- b. Uitbreiding van een gebouw is in enkele gevallen toegestaan met een maximum percentage van 10% en onder voorwaarde dat dit past binnen de bestemming ter plaatse en de functie en de hoofdvorm niet worden aangetast
- c. Er dient voldoende ruimte aan bijgebouwen over te blijven, in ieder geval 100 m2 en dit mag bij een woonbestemming niet leiden tot nieuwbouw;
- d. Er mag geen onaanvaardbare verkeersaantrekkende werking optreden;
- e. De nieuwe functie dient te voorzien in parkeren op eigen terrein;
- f. Hergebruik van bestaande gebouwen wordt toegestaan buiten het bouwblok tot een afstand van maximaal 25 meter van de bestaande bebouwing;
- g. In alle gevallen dient er een landschappelijke inpassing plaats te vinden;
- h. In alle gevallen vindt er verevening plaats, hoe groter de ruimtelijke impact, hoe groter de vereveningsbijdrage zal zijn. Het Landschapontwikkelingsplan (LOP) geeft hiervoor criteria. De uiteindelijke vereveningsbijdrage wordt bepaald middels een ambtelijke commissie;
- i. Sloop en vervangende nieuwbouw is slechts toegestaan als hergebruik niet mogelijk is;
- j. Er dient minimaal 500 m2 gesloopt te worden en in alle gevallen alle niet karakteristieke overige bebouwing inclusief evt. aanwezige mestplaten, mestzakken en kuilvoerplaten, (dit laatste telt niet mee voor de te slopen oppervlakte) waarbij maximaal de helft van de gesloopte bebouwing teruggebouwd mag worden inclusief bijgebouw;
- k. Overige werkfuncties zoals bijvoorbeeld kleine ambachten en caravanopslag zijn wel mogelijk in overige bebouwing waarbij overtollige bebouwing gesloopt dient te worden;
- l. Detailhandel is toegestaan als werkfunctie mits er streekeigen of ter plaatse vervaardigde agrarische producten worden verkocht. De nieuwe functies moeten binnen de aard en schaal van de omgeving passen, de landschappelijke kwaliteit van een gebied moet gelijk blijven maar dient bij voorkeur verbeterd te worden;
- m. Bij functieverandering naar werken is kleinschaligheid de insteek;
- n. De nieuwe functie mag geen belemmering vormen voor de agrarische bedrijfsvoering van omliggende agrarische bedrijven. Andere in de omgeving aanwezige functies mogen tevens niet onevenredig worden geschaad;
- o. Bedrijven waarbij opslag buiten plaats zal gaan vinden zijn niet toegestaan.
Conclusie
Voor de toepassing van dit plan gelden alleen de punten onder: a, c, d, e, g, h, j en n. De realisatie van het plan voldoet aan bovengenoemde uitgangspunten volgens het functieveranderingsbeleid. In hoofdstuk 4 wordt hier verder op ingegaan.
3.3.3 Woonvisie Winterswijk
Op 27 januari 2011 heeft de gemeenteraad de Regionale Woonvisie vastgesteld. Door het vaststellen van de regionale woonvisie heeft de gemeente Winterswijk zich verplicht om niet meer woningbouwplannen te ontwikkelen dan de regionale afspraken toelaten. Er is een planningslijst opgesteld waarop aangegeven is welke woningbouwplannen wel door kunnen gaan.
Dit plan maakt, naast de twee bestaande woningen, twee extra wooneenheden mogelijk. De woningen tellen mee bij de 50 woningen die in Winterswijk gereserveerd zijn voor hergebruikverzoeken (VAB-beleid). De realisatie van de twee extra wooneenheden die dit plan mogelijk maakt, is opgenomen in de lijst voor woningbouw.
3.3.4 Landschapontwikkelingsplan Winterswijk
Voor alle Waardevolle Landschappen, waaronder Winterswijk met haar buitengebied, verlangt de provincie een Landschapsontwikkelingsplan (LOP) dat de kwaliteiten op (inter)lokale schaal in beeld brengt. Winterswijk onderschrijft deze wens van harte en laat met het LOP zien hoe de gemeente aan het behoud en de versterking van de kwaliteiten uitvoering wil geven. De gemeente Winterswijk is in het LOP in 17 verschillende deelgebieden onderscheiden. Ieder deelgebied kent zijn eigen karakteristieken met daaraan gekoppeld de gebiedseigen regels.
Ratumseweg 15-17 valt in het Landschapsontwikkelingsplan onder het gebiedsdeel 'Ratum'. Dit gebiedsdeel wordt getypeerd als oud hoevelandschap met een langgerekte essengordel naast diverse eenmansesjes. Het grootste deel van het gebied is dan ook van grote cultuurhistorische waarde, met uitzondering van een weinig waardevol gedeelte oost van ‘De Voortwisch’ en een klein gebiedje in het zuidoosten met een middelhoge waarde. In Ratum zijn 8 historisch bouwkundige monumenten aanwezig, alle van agrarische oorsprong. Het is van belang het ensemble van deze gebouwen met hun omgeving zo goed mogelijk te conserveren en waar nodig te versterken. Hierin kan het hergebruikbeleid een rol spelen wanneer agrarisch gebruik niet meer actueel is, waarbij eventueel weinig waardevolle overtollige bebouwing kan worden gesloopt. In het gebied ligt een concentratie van landgoederen. De Ratumsebeek, die op veel plaatsen door het besloten landschap meandert, voert het water af dat in de bossen is gebufferd. In het gebied komen veel natuurwaarden voor, waaronder zeer veel vogels, vlinders, reptielen en libellen.
Planspecifiek
Landschappelijk moet in dit gebied de essengordel met eenmansesjes goed zichtbaar blijven door accentuering van de steilranden met struweelbeplanting en het open houden van de gordel zelf. Het gaat hier om de bleekgroene gebieden in de figuur hieronder. Voor de natte natuur is de ontwikkeling van poelen gewenst. Met name voor vogels is een verbetering van de structuur van bosranden wenselijk door de ontwikkeling van zoom- en mantelvegetaties.
Verder vergt in dit deelgebied het versterken van de Ratumsebeek aandacht. Voor het deelgebied Meddo/Huppel (deelgebied 6) is aangegeven hoe dit verder vorm kan krijgen. Het plaatje is ontleend aan een factsheet van de Kader Richtlijn Water (Waterschap Rijn en IJssel) en geeft het stroomgebied van de Ratumse- en Willinkbeek weer.
Uitsnede uit het LOP; deelgebied Ratum
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden, Milieuaspecten En Waterparagraaf
4.1 Randvoorwaarden
4.1.1 Flora en fauna
Gebiedsbescherming
De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:
- Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden);
- beschermde Natuurmonumenten;
- wetlands.
Naast deze drie soorten gebieden is de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur ((P)EHS) in het kader van de gebiedsbescherming van belang. De (P)EHS is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland. Zij bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones die tussen de natuurgebieden liggen. De EHS draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang:
- vergroten: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor grotere aaneengesloten gebieden;
- verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden;
- verbeteren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog mogelijke natuurkwaliteit haalbaar is.
Soortbescherming
De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van LNV (artikel 75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek
Om de gevolgen van gebiedsbescherming te beoordelen is de site www.synbiosys.alterra.nl geraadpleegd. Onderstaand een screenshot van die site waarbij alle raadpleegbare gebieden zijn 'aangevinkt'.
Natuur nabij het plangebied. De EHS is in lichtgroen aangegeven.
Het plangebied is gelegen binnen Nationaal Landschap "Winterswijk". Daarnaast ligt het plangebied ca. 250m van de Ecologische hoofdstructuur. Binnen een straal van 3 km. ligt het Natura2000 gebied "Willinks Weust". Delen van dit Natura2000 gebied zijn daarbij nader beschermde natuurmonumenten.
Omdat het plangebied niet in de EHS ligt of het Natura2000 of er direct aan grenst kan in dit geval volstaan worden met het vermelden van de aanwezigheid van de gebieden. Het project heeft geen significant negatieve effecten op de gebieden, omdat er feitelijk weinig verandert aan de ruimtelijke situatie. Gebouwen blijven bestaan. Soorten die eventuele nesten hebben in de bebouwing zullen niet gestoord worden, door bijvoorbeeld sloop van panden. De bestaande (voormalige) bedrijfswoning is feitelijk al gesplits en de voormalige maalderij hoeft enkel van binnen verbouwd te worden. De functieverandering van bedrijf naar wonen zorgt voor een reductie van eventueel geluidsproductie. Feitelijk wordt daarmee een rustiger klimaat gerealiseerd. Door middel van een juiste landschappelijke inpassing van het initiatief zal een bijdrage worden geleverd aan de natuurlijke inrichting van het perceel. Dit zorgt voor een verhoging van de natuurwaarde.
4.1.2 Landschappelijke inpassing
Landschapstype
Het plangebied aan de Ratumseweg te Winterswijk ligt in het Oude Hoevelandschap. Het landschap is ontstaan door kleinschalige akkers te ontginnen in het oorspronkelijke bosgebieden. Deze akkers worden kampen of eenmansessen genoemd en waren klein genoeg om door één man bewerkt te kunnen worden. Het Oude Hoevelandschap is al eeuwen lang in cultuur. Door eeuwenlange bemesting kwamen de kampen en grotere essen steeds hoger in het landschap te liggen. Opvallend aan dit kleinschalige landschap is dat vrijwel niets recht is: bochtige wegen en onregelmatig gevormde perceelsgrenzen. Kenmerkend voor dit landschapstype is de aanwezigheid van veel opgaande begroeiing in de vorm van erfbeplanting, houtwallen en singels. Daarnaast zijn de beekdalen zeer kenmerkend. Verder is hier verspreid liggende bebouwing in de vorm van (pacht)boerderijen en statige Scholtenboerderijen van toepassing. De planlocatie ligt aan de historische grillig gevormde gebiedsontsluitingsweg de Ratumseweg. Deze weg is zeer goed herkenbaar op de luchtfoto's door de laanbeplanting. Aan zowel de noord- als de zuidzijde van de Ratumseweg liggen essen. De es aan de noordzijde is groter en hoger gelegen dan de es aan de zuidzijde. Aan de zuidzijde van de Ratumsedijk liggen brede houtsingels die de percelen van elkaar scheiden.
Landschappelijke inpassing
Vanwege de kwaliteit van het landschap en het predikaat nationaal landschap, alsmede de wens van de gemeente om het Winterswijkse buitgengebied zo authentiek mogelijk te houden is voor deze ontwikkeling een landschapsinrichtingsplan opgesteld. Met dit inrichtingsplan wordt aangegeven hoe de inrichting van het perceel ten opzichte van de omgeving moet worden in gepast. De uitwerking van dit inrichtingsplan is voorwaardelijk verplicht in de regels van het bestemmingsplan.
De nieuwe elementen uit het inrichtingsplan zijn afgestemd op het gemeentelijke Landschap Ontwikkelingsplan.
Voor dit plan geldt dat een nieuwe houtsingel, haaks op de Ratumseweg wordt ingepast. Er wordt aangesloten bij de bestaande laanbeplanting langs de weg en aanliggende houtwallen. Aan de westkant komt een kleine houtsingel die zal zorgen voor een afronding van het perceel die het gehele terrein een robuuste groene uitstraling geeft. Daarnaast zorgt deze singel op termijn voor een mooie groene achtergrond voor de nieuw te ontwikkelen woonlocatie in de oude Maalderij. Er is gekozen voor een robuuste houtsingel van 15-20 meter breed waardoor de planlocatie echt opgenomen wordt in het omliggende landschap (laanbeplanting en houtwallen). De houtwal zal bestaan uit eik aangevuld met ruwe berk en lijsterbes en met struiken als meidoorn, hazelaar, veldesdoorn, hondsroos, vuilboom en Gelderse roos (plantafstand 1 m. x1 m, driehoeksverband). Door de locatie rondom de multifunctionele weide relatief open te houden van opgaande beplanting is de achterliggende es (open ruimte) beleefbaar vanaf de Ratumseweg. Aan de rand van de weide wordt een Linde geplant.
Doelsoorten uit het Landschapsontwikkelingsplan van de gemeente Winterswijk die voordeel kunnen hebben van de beplantingen zijn baardvleermuis, gewone grootoorvleermuis, das, bruine eikenpage en ransuil.
Meer algemeen zullen de houtsingels schuilgelegenheid bieden aan kleine zoogdieren, struweelvogels en bosvogels, amfibieën (landhabitat), zullen bloembezoekende insecten er nectar vinden (bijvoorbeeld bosrandvlinders en bijen; ook de aan de rand van de weide te planten linde is een belangrijke leverancier van nectar) en zullen zaden en vruchten etende zoogdieren en vogels er aan hun trekken kunnen komen. Doordat de insectenrijkdom zal toenemen, profiteren ook daarvan levende soorten ervan (vleermuizen, diverse vogelsoorten, spitsmuizen).
Door bodemvorming zullen de houtsingels geleidelijk geschikt raken voor bosplanten en plantensoorten van bosranden. Zaden die vanuit de houtsingels aan de overkant van de weg zijn komen aanwaaien of met dieren zijn meegekomen, kunnen dan in de houtsingels tot ontwikkeling komen.
Erfinrichting
Het bedrijfsgebouw wordt opgesplitst in twee wooneenheden. Beide gebouwen krijgen een privétuin aan de oostkant tot aan de houtsingel. De tuin langs de weg krijgt een voorname en formele inrichting. Deze wooneenheid zal blijven functioneren als de voorkant van het gebouw. De tuin wordt omheind door een haag van Carpinus betulus (Haagbeuk) en sluit aan op de nieuwe houtsingel. De maalderij zal 'ondergeschikt' blijven ten opzichte van de bedrijfswoning, en haar formele voortuin. De 'voortuin' van de maalderij krijgt een industrieel karakter passend bij het vroegere gebruik. De tuin wordt niet omheind door een haag en blijft bij voorkeur bestaan uit gazon. Tussen het gazon en de maalderij komt een zone met halfverharding. De weegbrug zal visueel behouden blijven. Voorgesteld wordt om de put te dempen en de contouren van de weegbrug te accentueren. Wanneer dit gedaan wordt met dezelfde halfverharding als aan de voorzijde worden de maalderij en weegbrug als eenheid herkenbaar.
Uitwerking van de landschappelijke inpassing van de nieuwe situatie
4.1.3 Archeologie en cultuurhistorie
Archeologie
Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn. Om deze reden zijn alle gronden in Winterswijk geïnventariseerd en beoordeeld op mogelijk aanwezige archeologische relicten. Er worden 4 waarden onderscheiden, iedere categorie kent een eigen verwachting op vondsten, waarbij 1 de hoogste verwachtingswaarde is en 4 de laagste.
In het bestemmingsplan Buitengebied Winterswijk (vastgesteld in 2011) heeft dit plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4'. Op basis van deze dubbelbestemming is een archeologisch onderzoek vereist voor het oprichten van een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 2.500 m2.
In dit plan vindt hergebruik plaats van bestaande gebouwen, te weten de (voormalige) bedrijfswoning, het maalderijgebouw en de overige bedrijfsgebouwen. Omdat er sprake is van het hergebruik van bestaande gebouwen is geen sprake van (mogelijke) verstoring van archeologische waarden.
Cultuurhistorie
In verband met de herbestemming van de maalderij aan de Ratumseweg 15-17 is de Adviescommissie Cultuurhistorie gevraagd om de cultuurhistorische waarde van dit gebouw te beoordelen. In haar advies geeft de commissie aan dat de maalderij zonder meer karakteristiek is. Het gebouw heeft de kenmerkende constructie en uitstraling van een maalderij en is weinig aangetast. Een passende herbestemming zou volgens de Adviescommissie Cultuurhistorie een verrijking zijn voor het buitengebied van Winterswijk.
Vooraanzicht van de maalderij
Kenmerkend zijn o.a. hoofdvorm van het gebouw, de typische indeling van de voorgevel, met de luiken en ramen voor een maalderij. De oostelijke zijgevel toont ook nog de originele indeling met een verhoogd laad- en losperron. Tevens is er bij de oostelijke zijgevel nog een overkapping aanwezig. Het Muldershuis is de naastliggende woning aan de oostzijde. Deze is in goede staat en vormt volgens de Adviescommissie Cultuurhistorie samen met de maalderij een prachtig ensemble.
Laad- en losperron van de maalderij
De hoofdvorm en genoemde elementen moeten behouden blijven evenals de indeling van beide gevels. Achter de aanwezige luiken en deuren kan een galsconstructie met behoud van de oorspronkelijke deuren en luiken als luikfunctie. Ook de raamindeling en uitstraling moeten behouden blijven. De oospronkelijke materialen moeten behouden blijven net als de maatvoering. Het laad- en losperron evenals de overkapping dienen behouden te worden.
4.1.4 Verkeer en parkeren
De transformatie van een bedrijfslocatie met één bedrijfswoning met inwoning naar een woonlocatie met twee extra woningen brengt geen onevenredige toename van het aantal verkeersbewegingen met zich mee. Het verkeer ten behoeve van de woonfunctie kan zonder verkeerskundige maatregelen worden afgewikkeld op de Ratumseweg. Het parkeren voor de woonfunctie vindt plaats op eigen erf. Het erf biedt hiervoor ook meer dan voldoende ruimte.
4.1.5 Kabels en leidingen
Een check voor de aanwezigheid van kabels en leidingen is belangrijk wanneer er gegraven wordt op een perceel. Aangezien er op dit perceel niet wordt gegraven is controle hierop in dit geval niet nodig. Wanneer er in de toekomst wel wordt gegraven, zal alsnog op de aanwezigheid van kabels en leidingen gecontroleerd moeten worden.
4.2 Milieuaspecten
4.2.1 Milieuzonering
In de ruimtelijke ordening wordt rekening gehouden met de milieuhinder van bedrijven/activiteiten ten opzichte van milieugevoelige functies. Dit plan betreft de verbouw van een voormalig bedrijf naar wonen. Wonen is een milieugevoelige functie en dient met betrekking tot milieuzonering als zodanig behandeld te worden.
Het naburige perceel Ratumseweg 11 heeft een woonbestemming. In 1973 is voor dit perceel een vergunning verleend voor een autobandenservicebedrijf op basis van de toenmalige Hinderwet. Er vinden al geruime tijd geen bedrijfsactiviteiten meer plaats op dit perceel. De oude vergunning is van rechtswege onder het Activiteitenbesluit (categorie B) komen te vallen. De eigenaar heeft in mei 2013 laten weten dat er geen bedrijfsactiviteiten meer plaatsvinden. Doordat deze er niet meer zijn, zijn de bestaande rechten van rechtswege vervallen. Er hoeft geen rekening gehouden te worden met een afstand ten opzichte van dit perceel. Er zijn verder geen restricties voor het realiseren van woningen.
Met betrekking tot milieuzonering omtrent het aspect 'Geur' wordt verwezen naar paragraaf 4.2.3.
4.2.2 Luchtkwaliteit
Op basis van de EU- richtlijn 1999/30/EG van de Raad van de Europese Unie betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2) en stikstofoxiden (NOx), zwevende deeltjes (PM10) en lood (Pb) in de lucht (Pb EG L163) dient Nederland de wettelijke luchtkwaliteitsnormen voor bovengenoemde stoffen en tevens voor koolmonoxide (CO) en benzeen (C6H6) vast te leggen. Het vorige Besluit Luchtkwaliteit 2005 is na de recente inwerkingtreding van de “Wet Luchtkwaliteit (Wlk)” vervallen.
Sinds 15 november 2007 zijn de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen opgenomen in hoofdstuk 5 Wet Milieubeheer (zie Staatsblad 2007, nr. 414, d.d. 30 oktober 2007). In artikel 5.16 Wm (lid 1) is opgenomen onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden mogen uitoefenen.
Wanneer aan één van de voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid. De voorwaarden zijn:
- a. er is geen sprake van een feitelijke en dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- b. een project leidt niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- c. een project draag ‘niet in betekende mate’ bij aan de luchtverontreiniging;
- d. een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) of binnen een regionaal programma van maatregelen (de NSL kan pas worden vastgesteld na de nieuwe EU-richtlijnen luchtkwaliteit en de acceptatie van het derogatieverzoek van Nederland; vermoedelijk 2009).
In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio’s om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio’s waar overschrijdingen plaatsvinden. In het Besluit Niet In Betekende Mate (NIBM) is een ondergrens (3% criterium) opgenomen waarbij ‘projecten’ geen aantoonbare gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit. Dit geldt onder andere voor projecten voor het realiseren van maximaal 500 woningen met 1 ontsluitingsweg, alsmede voor landbouwbedrijven waaronder akker- en tuinbouw, ongeacht de grootte.
Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico’s optreden.
Planspecifiek
Het plan heeft slechts betrekking op de realisatie van twee nieuwe woningen naast een bestaande voormalige gesplitste bedrijfswoning. Een dergelijke uitbreiding van het aantal woningen valt onder de aanwijzing op grond van artikel 4, eerste lid van het Besluit Niet In Betekende Mate (luchtkwaliteitseisen) in artikel 4, tweede lid van de Regeling Niet In Betekende Mate (luchtkwaliteitseisen) juncto voorschrift 3B.1 van de bijlage 3b behorende bij de Regeling.
Op basis van bovengenoemde kan worden geconstateerd dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Op grond van artikel 5.16, eerste lid van de Wet milieubeheer kan zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit het project uitgevoerd worden.
Gelet op de lage achtergrondconcentraties in de gemeente Winterswijk zal de blootstelling aan de luchtverontreiniging in de geprojecteerde woning ruim onder de geldende norm ligt.
Verder onderzoek is niet noodzakelijk. Het plan is conform de gestelde eisen met betrekking tot luchtkwaliteit.
4.2.3 Geur
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient als toetsingskader voor geurhinder. De Wgv bevat grenswaarden en afstanden voor geurbelasting.
Met behulp van de agrarische milieuvergunningen zijn de agrarische bedrijven rondom het plangebied geïnventariseerd. Het gaat hierbij om één melkrundveehouderij op het adres Ratumseweg 19 en een varkenshouderij op Ratumseweg 21. Dit bedrijf heeft een vergunning voor het houden van melkvee op basis van een vergunning van 31 mei 1981. Uit de vergunning blijkt dat een klein aantal melkvee gehouden mag worden. Het naastgelegen bedrijf is een varkensbedrijf. In principe is hier een vergunning op van toepassing uit 1988 (8 maart) voor maximaal 429 varkens. Vanaf 2010 worden hier echter geen varkens meer gehouden. Op basis van onder andere het Reconstructieplan is het voor beide bedrijven mogelijk hier als zodanig gevestigd te blijven. Omschakelen naar een andere functie, waaronder intensieve veehouderij, is niet mogelijk. De minimale afstand tussen het melkveebedrijf op nr. 19 (hierbij is de grens van het bouwperceel aangehouden) en een geurgevoelig object bedraagt op basis van de Wgv 50 meter.
De bestaande voormalige bedrijfswoning is al een geurgevoelig object. Splitsing van deze woning wijzigt de geursituatie niet. De woningen die in de maalderij worden gerealiseerd zijn nieuwe geurgevoelige objecten. Voor deze nieuwe woningen geldt dat aan de minimale afstand van 50 meter tussen het geurgevoelige object en het agrarische bedrijf ruimschoots wordt voldaan (circa 75 meter tot de meest nabijgelegen grens van het agrarische bouwvlak). Het agrarische bedrijf hindert daarmee deze nieuwe woningen niet. Omgekeerd zijn de nieuwe woningen ook geen beperking voor de huidige en toekomstige bedrijfsvoering van het agrarische bedrijf.
Naast de afstand tot het agrarische bedrijf zelf moet er ook rekening worden gehouden met een minimale afstand van 25 meter tussen een bestaande kuilvoeropslag en de woningen. Ook aan deze afstand wordt voldaan. Dit omdat de kuilvoerplaten op circa 30 meter van de bedrijfswoning en op circa 35 meter van het maalderijgebouw liggen. Tot slot ligt er nabij het plangebied een mestopslag. Voor deze mestopslag geldt op basis van het Activiteitenbesluit milieubeheer een minimale afstandseis van 50 meter tot nieuwe geurgevoelige objecten. Ook daaraan wordt voldaan, omdat de mestopslag op circa 55 meter van het maalderij gebouw ligt.
Afstanden van de bestaande maalderij en het naastgelegen gebouw tot de kuilvoer en mestopslag
Door de realisatie van het plan is er geen sprake van belemmeringen voor het naastgelegen veehouderijbedrijf. Er wordt een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd voor de nieuwe woningen in het maalderijgebouw.
4.2.4 Geluid
De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
- woningen;
- geluidsgevoelige terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen);
- andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh):
- 1. verzorgingstehuizen;
- 2. psychiatrische inrichtingen;
- 3. medische centra;
- 4. poliklinieken;
- 5. medische kleuterdagverblijven.
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidsbelastingkaarten en actieplannen.
In opdracht van Streco Vastgoed is een onderzoek ingesteld naar de geluidbelasting door wegverkeer op een aantal nieuw te realiseren woningen op de locatie Ratumseweg 15-17 te Winterswijk. Het onderzoek is uitgevoerd door Adviesburo Van der Boom d.d. 10 oktober 2013 en is opgenomen in Bijlage 2 van deze toelichting.
De woningbouwlocatie is gelegen buiten de bebouwde kom van Winterswijk binnen de geluidzone van de Ratumseweg. De te realiseren woningen liggen op ca. 15 tot 17 meter uit de as van de weg.
De geluidbelasting bedraagt na aftrek van 5 dB ex art 110-g Wgh ten hoogste 48 dB ten gevolge van wegverkeer op de Ratumseweg. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt daarmee op de woningen niet overschreden. Voor de woningen is geen hogere waarde voor wegverkeer van toepassing.
4.2.5 Externe veiligheid
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (chemische fabriek, lpg-vulpunt) en mobiele bronnen (route gevaarlijke stoffen). Externe veiligheid onderscheid zich in twee categoriën risico's: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten.
In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) (stb. 250, 2004) wordt een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (artikel 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico’s acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico’s te verkleinen.
Ten behoeve van dit project zijn de nabijgelegen risico's geïnventariseerd. Op onderstaande afbeelding zijn de risicobronnen afgebeeld.
Uitsnede Risicokaart, in de omgeving van het plangebied zijn geen risicobronnen aanwezig
Planspecifiek
De ontwikkeling is niet geprojecteerd in de nabijheid van risicovolle inrichtingen of gevaarlijke transportroutes (wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleiding). Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de realisering van dit bestemmingsplan.
4.2.6 Bodem
Bij een bestemmingsplanprocedure dient op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) te worden nagegaan of de bodemkwaliteit de planontwikkeling in de weg staat. Aan de hand van beschikbare bodeminformatie wordt onderbouwd wat de verwachte bodemkwaliteit is, of aanvullend bodemonderzoek nodig is en of er saneringsmaatregelen nodig zijn om de bodemkwaliteit geschikt te maken voor het beoogde gebruik.
Historie
Het terrein is in het verleden gebruikt als maalderij. Met dossieronderzoek zijn de volgende (voormalige) bodembedreigende activiteiten geïdentificeerd. De aanwezigheid van:
- een dieselaggregaat;
- een ondergrondse brandstoftank;
- kolenopslagplaats (berging);
- twee bovengrondse brandstoftank.
Uitgevoerde bodemonderzoeken en beschrijving verontreinigingssituatie
In de periode vanaf 1995 tot 2013 zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd en is een saneringsplan opgesteld:
- Basisdocument Inventariserend bodemonderzoek Ratumseweg 15 Winterswijk-Henxel, De Klinker Milieu Adviesbureau, 28 juni 1995;
- Verkennend Bodemonderzoek Winterswijk H.J. Helder en ZN. B.V. Ratumseweg 15 te Winterswijk-Henxel, Geofox B.V., 14 november 1995, 47910/luk;
- Nader bodemonderzoek Ratumseweg 15 Winterswijk-Henxel, Adviesbureau Geofox B.V., 26 juni 2003, Projectnr.: 47912/WVL/rfr;
- Nader- en actualisatie bodemonderzoek Ratumseweg 15-17 Winterswijk-Henxel, Verhoeve Advies & Realisatie, 31 oktober 2013, PFR/ADV/VAR/213068;
- Saneringsplan Ratumseweg 15 te Winterswijk, Stichting Bodemcentrum, 15 november 2013, 120111.
Met de uitgevoerde bodemonderzoeken zijn de (voormalige) bodembedreigende activiteiten onderzocht. De bodemsituatie kan als volgt worden samengevat:
- Op een deel van het terrein is sprake van een puinhoudende laag met een heterogene verontreiniging aan Zink. Vastgesteld is dat deze verontreiniging niet ernstig is (< I).
- Op het terrein zijn twee oliespots aangetoond. De verontreiniging bevindt zich enkel in de grond en is goed afgeperkt. De totale omvang van de sterke olieverontreiniging (>I) is ca. 105 m3.
- Er is sprake van een sterke verontreiniging met asbest. De verontreiniging is goed afgeperkt. De totale omvang van de sterke asbestverontreiniging (>I) is ca. 75 m3. De asbestverontreiniging bevindt zich binnen één van de oliespots.
Op 21 februari 2014 is door de provincie Gelderland een besluit vaststelling Ernst en Spoedeisendheid genomen (zie Bijlage 3). Uit het besluit volgt dat sprake is van een niet spoedeisend geval van ernstige bodemverontreiniging.
Kaart verontreinigingscontouren weergegeven
Saneringsmaatregelen
Met het oog op de toekomstige ontwikkeling is eind 2013 door Stichting Bodemcentrum een saneringsplan opgesteld en bij de provincie ingediend. De provincie heeft op 21 februari ingestemd met het saneringsplan (Bijlage4).
De sanering wordt uitgevoerd door ontgraving van de grondverontreiniging. Het streven is om de verontreinigingen met minerale olie en asbest tot de functiewaarde wonen te verwijderen uit de grond. Indien dit niet mogelijk blijkt, wordt een functiegerichte sanering uitgevoerd door het aanbrengen van een leeflaag of verharding. Hiermee wordt de locatie geschikt gemaakt voor het toekomstige woongebruik. In het besluit van de provincie is aangegeven dat de sanering in 2014 moet plaatsvinden.
Conclusie
Als gevolg van voormalige (bedrijfs)activiteiten is op het perceel aan de Ratumseweg 15-17 te Winterswijk-Henxel ernstige bodemverontreiniging met minerale olie en asbest ontstaan. Er zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd om de verontreiniging in beeld te krijgen. Om het plangebied geschikt te maken voor de toekomstige functie is een bodemsanering nodig. Het ingediende saneringsplan (2013) voorziet in het geschikt maken van het perceel voor de toekomstige functie Wonen. De provincie Gelderland heeft in februari 2014 ingestemd met dit saneringsplan en zal toezien op naleving ervan.
Met het beschikte saneringsplan is voldoende geborgd dat de bodemkwaliteit geschikt wordt gemaakt voor de toekomstige woonfunctie. Vanuit bodemkundig oogpunt zijn er daarom geen bezwaren tegen de voorgenomen planontwikkeling.
4.3 Waterparagraaf
Op grond van het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) dient in de toelichting afzonderlijk te worden aangegeven wat de gevolgen zijn van het plan voor de waterhuishouding. Om waterbeheer en ruimtelijke ordening goed op elkaar af te stemmen is de watertoets ontwikkeld. Deze watertoets stelt de randvoorwaarden voor ruimtelijke en/of stedenbouwkundige aanpassingen in relatie tot het oppervlakte- en grondwater in het plangebied en de directe omgeving. Zo dient bij de aanleg van nieuw verhard oppervlak o.a. inzicht geboden te worden hoe wordt omgegaan met de opvang van hemelwater.
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het Waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema Watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie "Vasthouden-Bergen-Afvoeren". Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt “stand still - step forward”. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft Waterschap Rijn en IJssel naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.
Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoetsproces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.
Relatie met het plangebied
In het voorliggende bestemmingsplan wordt uitgegaan van het hergebruik van de bestaande gebouwen. Het plan betreft het formeel splitsen van een bedrijfswoning aan de Ratumseweg 15-17. Daarnaast wordt de bestemming van de naast de bedrijfswoning gelegen maalderij gewijzigd in wonen (2 eenheden). Er vindt geen uitbreiding van verhard oppervlak plaats.De oppervlakte aan bebouwing neemt af ten opzichte van de bestaande situatie door de sloop van een deel van de (voormalige) bedrijfsgebouwen.
In bijgaande watertoetstabel zijn de relevante waterhuishoudkundige thema's inzichtelijk gemaakt.
Thema | Toetsvraag | Relevant | |
Veiligheid | 1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? | Nee Nee | |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap? | Ja Nee Nee | |
Wateroverlast (oppervlakte-water) | 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? | Nee Nee Ja Nee | |
Oppervlakte- waterkwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? | Ja | |
Grondwater- overlast | 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? 4. Beoogt het plan aanleg van drainage? | Nee Nee Nee Nee | |
Grondwater- kwaliteit | 1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee | |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? | Nee Nee | |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? | Nee Nee | |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? | Nee Nee Nee Nee | |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee | |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee | |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Riolering en afvalwaterketen
De bestaande bedrijfswoning aan de Ratumseweg 15-17 is aangesloten op het gemeentelijk (druk)rioleringssysteem (P102). Na de splitsing in twee reguliere woningen is de tweede woning separaat op het rioleringssysteem aangesloten. De twee woningen in de voormalige maalderij worden separaat op de riolering aangesloten. De capaciteit van het rioleringssysteem is voldoende voor de afvoer van het afvalwater.
Wateroverlast
Het bestaande verharde oppervlak is niet op riolering aangesloten en wordt geïnfiltreerd in de bodem en/of beperkt geloosd op een watergang. Er vindt geen uitbreiding van verhard oppervlak plaats.
Hoofdstuk 5 Juridisch Bestuurlijke Aspecten
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de regels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.
5.1 Juridische Opzet Van Het Plan
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
5.1.1 De regels
De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt Hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen. Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), gevolgd wordt door de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde. Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw. Niet alle kopjes hoeven van toepassing te zijn binnen een bestemming. De standaardopbouw is als volgt:
- Bestemmingsomschrijving;
- Bouwregels;
- Nadere eisen (wanneer van toepassing);
- Afwijken van de bouwregels (wanneer van toepassing);
- Specifieke gebruiksregels (wanneer van toepassing);
- Afwijken van de gebruiksregels (wanneer van toepassing);
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (wanneer van toepassing).
5.1.2 Toelichting op de bestemmingen
Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:
- Agrarisch - Cultuurlandschap, grondenbestemd ten behoeve van de uitoefening van agrarische bedrijven;
- Groen, als gevolg van de voorwaardelijk verplichting om binnen deze bestemming de voorwaarden uit het inrichtingsplan te realiseren;
- Wonen, gronden ten behoeve van woondoeleinden;
- Waarde - Archeologische verwachting 2, gronden die bescherming genieten in verband met een verwachting op het vinden van archeologische vondsten wanneer in de bodem geroerd wordt;
- Waarde - Archeologische verwachting 4, gronden die bescherming genieten in verband met een verwachting op het vinden van archeologische vondsten wanneer in de bodem geroerd wordt. De vind kans is echter kleiner dan gronden met verwachtingswaarde 2;
Dit plan kent als bijzondere noemenswaardigheid dat het in casu gaat om hergebruik van een voormalige maalderij waaraan een cultuurhistorische waarde is toegekend. Het pand heeft daarom de aanduiding 'Cultuurhistorie' gekregen. Hieraan zijn regels verbonden om behoud van het pand te waarborgen.
Daarnaast krijgt de bestaande bedrijfswoning de specifieke bouwaanduiding 'gesplitst'. Dit is gedaan omdat per woning een aantal vierkante meters aan bijgebouwen is toegstaan.
5.1.3 De verbeelding
Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, etc. Voor de verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond.
Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Op basis van ‘afdeling 6.4 grondexploitatie’, artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
- het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
- het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en
- het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.
Het project wordt op particulier initiatief gerealiseerd. De kosten in verband met de herontwikkeling van de maalderij naar woningen zijn dan ook voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten voor het volgen van de bestemmingsplanprocedure zijn via de gemeentelijke legesverordening aan de initiatiefnemer doorberekend. Met de initiatiefnemer is een planschadeovereenkomst gesloten op basis waarvan eventuele planschade wordt afgewenteld op de initiatiefnemer. Een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld, omdat de kosten anderszins verzekerd zijn.
Hoofdstuk 7 Inspraak En Vooroverleg
Er heeft geen voorontwerp van dit bestemmingsplan voor inspraak ter inzage gelegen. Het ontwerpplan is conform de Wet ruimtelijke ordening zes weken ter inzage gelegd. De publicatie van de terinzagelegging heeft plaatsgevonden in de Staatscourant en de inforubriek van de gemeente in Achterhoek Nieuws van 6 mei 2014 waarna het plan vanaf 7 mei 2014 zes weken ter inzage heeft gelegen. Er zijn gedurende de inzagetermijn geen zienswijzen ingediend.
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Landschapsinrichtingsplan
Bijlage 2 Geluidsrapport
Bijlage 3 Besluit Spoedeisendheid Bodemsanering
Bijlage 4 Instemmings Saneringsplan Provincie Gelderland
Bijlage 1 Indicatieve Lijst Nevenactiviteiten En Hergebruik
Bijlage 1 Indicatieve lijst nevenactiviteiten en hergebruik
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Landschapsinrichtingsschets
Bijlage 3 Landschapsinrichtingsschets
Bijlage 1 Landschapsinrichtingsplan
Bijlage 1 Landschapsinrichtingsplan
Bijlage 2 Geluidsrapport
Bijlage 3 Besluit Spoedeisendheid Bodemsanering
Bijlage 3 Besluit spoedeisendheid bodemsanering