KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk - Jeu De Boules
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Antidubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Huidige Situatie Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Het Plan
2.1 Een Nieuwe Hal
Hoofdstuk 3 Haalbaarheid Van Het Plan
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.5 Milieu
3.6 Waterhuishouding
3.7 Verkeer
3.8 Flora En Fauna
3.9 Lucht En Geluid
3.10 Externe Veiligheid
3.11 Molenbiotoop
3.12 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 4 Wijze Van Bestemmen
4.1 Algemeen
4.2 Verbeelding
4.3 Regels
Hoofdstuk 5 Procedure
5.1 Overleg
5.2 Inspraak
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 3 Quickscan Ecologie
Bijlage 4 Watertoets
Bijlage 5 Notitie Verkeer
Bijlage 6 Risico Inventarisatie

Alverna, Veenseweg 17

Bestemmingsplan - gemeente Wijchen

Vastgesteld op 10-05-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplanAlverna, Veenseweg 17 van de gemeente Wijchen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0296.ALVVEENSEWEG17- met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 de kaart:

de kaart die deel uitmaakt van het plan en als zodanig is gewaarmerkt (identificatie nummer NL.IMRO.0296.ALVVEENSEWEG17-);

1.4 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.5 bebouwingsgrens:

de op de kaart, blijkens de daarop voorkomende verklaring, als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan;

1.6 bebouwingspercentage:

de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van nader aangewezen gronden;

1.7 bestaand:

bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.8 bestaand gebouw:

een gebouw dat op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan bestaat, krachtens een voor dat tijdstip verleende bouwvergunning in uitvoering is of in uitvoering kan worden genomen, dan wel de bouwvergunning nadien moest worden verleend wegens overschrijding van de termijn genoemd in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening, in relatie met artikel 50, lid 2 van de Woningwet;

1.9 bouwen:

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten.

1.10 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.11 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.12 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.13 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.14 maatschappelijke voorzieningen:

culturele, educatieve, sociale, medische en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen voor het verenigingsleven, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.15 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a, b en/of c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

1.16 openbare ruimte

ruimte die voor iedereen toegankelijk is.

1.17 peil:

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen, het gemiddelde van het aansluitende afwerkte maaiveld.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk - Jeu De Boules

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Maatschappelijk - Jeu de boules" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. b. gebouwen - een dienstwoning niet daaronder begrepen
  2. c. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. d. erven;
  4. e. groenvoorzieningen;
  5. f. parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op de voor "Maatschappelijk - Jeu de boules" aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. externe veiligheid.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. 3.2.1 onder b ten behoeve van de verhoging van de bouwhoogte tot maximaal 10 m.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de 3.1, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. gebruik van gronden voor prostitutie- of escortbedrijf;
  2. b. het gebruik van gronden voor opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten;
  2. b. tuinen;
  3. c. water(lopen);
  4. d. paden en in- en uitritten;
  5. e. geluidwerende voorzieningen;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. h. parkeren en jeu-de-boules banen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, voorzieningen en (on)bebouwde gronden.

4.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 4.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende regels;

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemming), mede bestemd voor:

  1. a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden;

met de daarbijbehorende:

  1. b. bouwwerken;
  2. c. voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden mag, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, niet worden gebouwd.

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

In aanvulling op het bepaalde in de bestemming gelden de volgende regels:

  1. a. een gebouw waarbij gelet op de omvang of functie daarvan ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van auto's mag alleen worden gebouwd als uit de aanvraag om bouwvergunning blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte wordt gerealiseerd;
  2. b. als voldoende in de zin van de voorgaande regel wordt in ieder geval aangemerkt een aantal m² parkeer- of stallingsruimte dat volgens bijlage als minimale oppervlakte moet worden aangehouden per m² vloeroppervlakte van het gebouw met de betreffende functie.

Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels

8.1 Vrijwaringszone - Molenbiotoop

Ter plaatse van de aanduiding "Vrijwaringszone - Molenbiotoop" gelden, aanvullend op de voor deze gronden aangegeven bestemmingen, nadere regels voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig en van de waarde als landschapsbepalend element.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het plan:

  1. a. ten aanzien van ondergeschikte punten met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen in het terrein, met dien verstande dat de op de kaart aangewezen afstand tussen enige bebouwingsgrens en enige weggrens niet wordt verkleind, de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de ontheffing gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  2. b. voor afwijkingen ten aanzien van de voorgeschreven afmetingen en percentages van de bebouwing, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% mogen bedragen van de in deze regels genoemde, dan wel op de kaart aangewezen of daarvan te herleiden maten en/of percentages;
  3. c. ten aanzien van het bepaalde over het bouwen van (hoofd-)gebouwen binnen het bouwvlak en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,ventilatiekanalen, en schoorstenen;
    2. 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    3. 3. (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bebouwingsgrens met niet meer dan 1,20 m wordt overschreden;
    4. 4. ten aanzien van het bepaalde over het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat:
  4. d. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10 m;

9.1 Afwegingskader

Een in artikel 9 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. externe veiligheid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd,mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

10.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 10.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

10.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 10.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.4 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

10.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

10.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het lid 10.4, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

10.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 10.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

10.8 Hardheidsclausule

Voorzover van toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanAlverna, Veenseweg 17.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De pétanquevereniging Le Chateau beschikt over een eigen accommodatie met 9 binnenbanen en 32 buitenbanen in een bosrijke omgeving in Wijchen. Pétanquevereniging Le Chateau is voornemens om de boulehal op het perceel Veenseweg 17 in Wijchen uit te breiden. Het huidige plan is een uitbreiding van 640m², in het bestemmingsplan wordt echter rekening gehouden met 800m². Op deze manier wordt een mogelijke extra uitbreiding in de toekomst mogelijk gemaakt. Het perceel aan de Veenseweg 17 is kadastraal bekend als perceel H 5089 te Wijchen en heeft een oppervlakte van 5915 m². Afbeelding 1 geeft de ligging van de locatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0296.ALVVEENSEWEG17-DFBP_0001.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0296.ALVVEENSEWEG17-DFBP_0002.jpg"

Afbeelding 1. Indicatieve ligging locatie

1.2 Huidige Situatie Plangebied

Het plangebied ligt in een bosrijke omgeving met een noordelijke en noordwestelijk begrenzing aan de Veenseweg te Wijchen. De noordoostzijde van het plangebied bestaat uit een verharde toegangsweg met parkeergelegenheid, die toegang tot biedt vanaf de Veenseweg. De hoofdingang wordt gevormd door een boulehal (voormalig gymzaal) met 9 binnenbanen en is gelegen binnen de noordwestzijde van het plangebied. Het buitenterrein van het plangebied bestaat uit een accommodatie met 32 buitenbanen liggend in een gevarieerd loofbos met beperkte ondergroei. Afbeelding 2 geeft een beeld van de huidige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0296.ALVVEENSEWEG17-DFBP_0003.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0296.ALVVEENSEWEG17-DFBP_0004.png"

Afbeelding 2: impressie huidige situatie boulehal en omgeving

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Het plangebied maakt deel uit van het bestemmingsplan Kern Alverna 2008, vastgesteld door de gemeenteraad van Wijchen in haar vergadering van 9 april 2009 en in werking getreden (en onherroepelijk geworden) met ingang van 30 juli 2009.

Het plangebied heeft het de bestemming 'maatschappelijk' en 'groen'. Gronden met deze bestemming zijn hoofdzakelijk bestemd voor respectievelijk maatschappelijke doeleinden, maatschappelijke dienstverlening en speelvoorzieningen en voor plantsoenen en groenvoorzieningen. Gebouwen dienen te worden gebouwd binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Tevens geldt een dubbelbestemming 'molenbeschermingszone' waarmee de belangen van een bestaande molen als werktuig en als beeldbepalend element in stand blijven.

De voorgenomen ontwikkeling is niet mogelijk binnen deze bestemmingen. Een herziening van dit bestemmingsplan is noodzakelijk om de gewenste ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, de regels en de verbeelding. In de plantoelichting worden de beweegredenen tot het geven van een bepaalde bestemming aan een gebied, evenals een interpretatie van de bestemming, gegeven. De regels en de verbeelding vormen samen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. In de diverse bijlagen zijn onderliggende onderzoeken opgenomen.

Hoofdstuk 2 Het Plan

2.1 Een Nieuwe Hal

Op het terrein van pétanquevereniging Le Chateau aan de Veenseweg te Wijchen wordt uitbreiding van de bestaande bebouwing gepland; er komt een speelhal bij. De bestaande boulehal wordt behouden, evenals de aanwezige buitenbanen. De nieuwe hal wordt tegen het bestaande gebouw aangebouwd. De nieuwe hal heeft een lengte van 40 meter en een breedte van 16 meter. De nok van de kap bevindt zich op circa 7 meter hoogte. Het wordt opgebouwd uit dubbelwandige stalen panelen. Afbeelding 3 geeft een beeld van de nieuw te bouwen hal. Afbeelding 4 geeft de exacte ligging van de uitbreiding in het gebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0296.ALVVEENSEWEG17-DFBP_0005.jpg"

Afbeelding 3: Schetsplan nieuwe hal, aanzichten

afbeelding "i_NL.IMRO.0296.ALVVEENSEWEG17-DFBP_0006.jpg"

Afbeelding 4: ligging uitbreiding in het plangebied

Hoofdstuk 3 Haalbaarheid Van Het Plan

3.1 Inleiding

De bestemmingswijziging van het plangebied dient te voldoen aan de voorgeschreven wettelijke vereisten en moet passen binnen diverse beleidskaders. In het hoofdstuk wordt nader ingegaan op rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nota Ruimte

De Nota Ruimte is een strategische nota op hoofdlijnen, waarin het nationaal ruimtelijk beleid is ondergebracht. Met de inwerkingtreding van de nota zijn de Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening

Extra en het Structuurschema Groene Ruimte vervallen. In de nota wordt het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020 met een doorkijk tot 2030. In het rijksbeleid is aangegeven dat het de verantwoordelijkheid van provincies en (samenwerkende) gemeenten is om het beleid met betrekking tot steden, dorpen en bereikbaarheid integraal en concreet gestalte te geven.

3.2.2 Wet ruimtelijk ordening (Wro)

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Met deze nieuwe wet wordt gestreefd naar een samenhangend pakket van regels voor de ruimtelijke ordening. De wet biedt een nieuw stelsel om beleid voor een duurzame leefomgeving mogelijk te maken en te normeren. De nieuwe Wro draagt bij aan vereenvoudiging en versnelling van procedures en beroepsprocedures. Ten aanzien van bestemmingsplannen geldt met het nieuwe regime nu onder meer dat deze verplicht gesteld zijn voor het gehele gemeentelijke grondgebied en de bestemmingsplanprocedure is verkort tot ongeveer 22 tot 24 weken. In het stelsel van de nieuwe Wro is de digitalisering en elektronische beschikbaarstelling van nagenoeg alle planologische visies, plannen, besluiten, verordeningen en algemene maatregelen van bestuur verplicht. De ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is op 1 juli 2009 van kracht geworden.

3.2.3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden.

Hiermee zet het ministerie van VROM een belangrijke stap om de regeldruk voor bedrijven en burgers te verminderen. 26 vergunningen die de fysieke leefomgeving betreffen zijn samengevoegd tot één omgevingsvergunning.

De samenvoeging maakt een doelmatige manier van werken mogelijk door een integrale vergunningverlening en handhaving. In de omgevingsvergunning worden de verschillende toestemmingen voor locatiegebonden activiteiten geïntegreerd, waarbij sprake zal zijn van een samenloop met andere locatiegebonden activiteiten die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving, zoals een bouwvergunning, kapvergunning, milieuvergunning, monumentenvergunning, reclamevergunning, et cetera.

De invoering van de Wabo zal ook gevolgen hebben voor de inhoud van bestemmingsplannen en andere ruimtelijke planvormen en dan in het bijzonder voor de planregels. De reden hiervan ligt in de verschillende Algemene maatregelen van Bestuur (AmvB), zoals het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor), de wijziging van de begrippen en het vervallen van bijvoorbeeld artikel 7.10 Wro.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Streekplan 2005

Het streekplan geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkeling in de komende tien jaar. Deze beleidskaders zijn bepaald door Provinciale Staten.

Dit streekplan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Om de afstemming met regionale ontwikkelingen te optimaliseren is dit streekplan mede gebaseerd op regionale structuurvisies die zijn aangeleverd door de Gelderse regio's. De provincie wil sterker inzetten op regionale afstemming in ruimtelijke ontwikkeling. Daarom vraagt de provincie de samenwerkende overheden de diverse ruimtelijke opgaven in regionale plannen en programma's af te stemmen op de ruimtelijke structuur.

De sociaal-culturele infrastructuur is een bepalende factor voor de kwaliteit van de samenleving. Het is met name de verantwoordelijkheid van de (samenwerkende) gemeenten om bij de ruimtelijke inrichting rekening te houden met die sociaal-culturele infrastructuur. Uitgangspunt is om bij ruimtelijke inrichtingsplannen ook voorzieningen te realiseren die nodig zijn om een goede sociaal-culturele infrastructuur in stand te houden of op te bouwen.

Aanbod en vraag in het voorzieningenpatroon verandert voortdurend. Voorbeelden zijn de verschuivende vraag op het gebied van zorg en voorzieningen op het gebied van welzijn, cultuur, recreatie, sport, onderwijs en kunst. Voorkomen moet worden dat de sociaal-culturele kwaliteit van de leefomgeving onder een bepaald minimum zakt.

In algemene zin geldt dat uitbreiding of herstructurering/transformatie van stedelijk gebied bekeken moet worden op zijn consequenties voor de sociale en culturele kwaliteit van de leefomgeving. Elementen als ruimte voor voorzieningen, speelruimte, ontmoetingsmogelijkheden zijn daarbij medebepalend.

3.3.2 Ruimtelijke verordening Gelderland 2010

Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Structuurvisie Wijchen 2009

De Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) verplicht de gemeente om ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, één of meerdere structuurvisies vast te stellen. Met de vaststelling van de structuurvisie voor het gehele grondgebied op 9 juli 2009 voldoet de gemeente aan deze verplichting.

Hoewel een structuurvisie iets zegt over grondgebruik en ruimtelijke ordening is een structuurvisie niet hetzelfde als een bestemmingsplan. In tegenstelling tot een bestemmingsplan heeft een structuurvisie geen rechtstreekse werking richting burgers. Een structuurvisie spreekt dan ook niet over verboden, vergunningen of verplichtingen, maar geeft inzicht in de voorgenomen ontwikkelingsrichting van de gemeente.

De structuurvisie Wijchen is opgebouwd volgens de zogenaamde "lagen- en themabenadering". Dit wil zeggen dat de ruimte uiteengelegd wordt in drie lagen, te weten de ondergrond, de infrastructuur en de occupatie. Deze lagen worden vervolgens gebruikt om diverse thema's zoals bodem en water, natuur, landschap, bedrijvigheid, recreatie, wonen en dergelijke nader in beeld te brengen. Door deze lagen over elkaar heen te leggen ontstaat een beeld van kansen en belemmeringen voor een gebied.

De kwaliteit van de woon- en leefomgeving in Wijchen wordt over het algemeen als zeer goed gewaardeerd. Behoud van deze hoge kwaliteit is van essentieel belang voor de gemeente. Hieraan wordt vooral inhoud gegeven door al in een vroeg stadium van de planvorming na te gaan of bepaalde ontwikkelingen vanuit milieutechnisch oogpunt kunnen en wenselijk zijn.

Ten aanzien van sport heeft de gemeente een veelvoud aan recreatie- en sportvoorzieningen (bungalowpark, campings, sportparken en sportcomplexen). De gemeente zet in op behoud en versterking van deze reeds gerealiseerde voorzieningen.

3.4.2 Strategische visie Wijchen 2025

De strategische visie 2025 geeft een kijk op Wijchen in 2025 en geeft aan op welke manier deze doelstellingen bereikt kunnen worden. In de strategische visie worden deze activiteiten gebundeld in een achttal strategische opgaven. Het streven om de gemeente Wijchen in de komende jaren verder te ontwikkelen als een bedrijvige, sociaal sterke en duurzaam groene gemeente, waarin de eigen identiteit van de kern Wijchen en de kleine kernen gewaarborgd blijven zal de bindende factor zijn bij alle deze toekomstige activiteiten en projecten.

Sociale cohesie is belangrijk en in Wijchen is deze gericht op een evenwichtige bevolkingssamenstelling, een hierop afgestemd en divers woningaanbod, met aandacht voor specifieke doelgroepen. Bijzondere aandacht gaat uit naar een aantrekkelijke leefomgeving, ontwikkeling van voorzieningen (zorg, sport, sociaal-maatschappelijke, culturele functies, et cetera).

Wijchen zorgt voor een aantrekkelijke leefomgeving met mogelijkheden voor ontspanning in zowel stad als buitengebied. Behalve de regionale taak die Wijchen op dit punt vervult, worden hier met name de recreatieve mogelijkheden in en om het huis bedoeld. Dit vereist onder meer een aantrekkelijke openbare ruimte, een goed langzaam-verkeersnetwerk, het slechten van barrières op de overgang van de kern Wijchen naar het buitengebied en het op peil houden van de diverse voorzieningen. Op gebied van sportvoorzieningen is aandacht nodig voor de omvang, diversiteit en ligging ervan.

3.5 Milieu

3.5.1 Inleiding

Ten behoeve van de realisatie van de plannen omtrent de boulehal en om het inzicht in de uitvoerbaarheid van het plan te vergroten zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd. In dit hoofdstuk wordt hiervan een opsomming en samenvatting gegeven. De volledige onderzoeken zijn allemaal opgenomen in de bijlagen. Alle onderzoeken hebben zowel de mogelijkheid van de bouw van een hal van 640m² onderzocht, als ook de mogelijk extra uitbreiding van 160m².

3.5.2 Bodem

Het verkennend bodemonderzoek is gebaseerd op de NEN 5740, Bodem – Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) januari 2009. Het onderzoek is uitgevoerd door Grontmij in mei 2011.

Door middel van het uitgevoerde bodemonderzoek is inzicht verkregen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie. Gezien de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de voor de onderzoekslocatie opgestelde hypothese “niet verdachte locatie”, strikt genomen niet juist is. Er zijn immers op de onderzoekslocatie licht verhoogde gehalten aangetroffen van Kwik en PAK. Deze worden echter niet beschouwd als verontreiniging.

Voor het matig verhoogde nikkelgehalte in het grondwater is na de eerste conclusie aanbevolen een herbemonstering uit te voeren. Deze herbemonstering is uitgevoerd op 5 juli 2011. Bij herbemonstering van het grondwater is het matig verhoogde nikkelgehalte bevestigd. Betreffende stoffen worden echter vaker verhoogd aangetroffen op niet-verdachte locaties zonder dat daarvoor een oorzaak is aan te wijzen. De aangetroffen verhoogde gehalten worden niet beschouwd als verontreiniging maar als achtergrondgehalte.

De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen bouw op de locatie.

Wel dient bij de eventuele afvoer van grond rekening te worden gehouden met de voorschriften van het Besluit bodemkwaliteit of de gemeentelijke regelgeving met betrekking tot toepassing van grond. Grond met licht verhoogde gehalten is niet zonder meer elders toepasbaar.

3.5.3 Archeologie

Bij de uitbreiding van de bestaande hal worden graafwerkzaamheden uitgevoerd die de bodem en eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen verstoren. In het kader van de bestemmingsplanherziening is daarom een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Omdat het gebied een hoge archeologische verwachting heeft is er niet een inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Met het bevoegd gezag is afgesproken direct over te gaan naar een programma van eisen voor een proefsleuvenonderzoek.

De start van het veldwerk wordt in overleg met de opdrachtgever bepaald. Minimaal twee weken van tevoren dient het bevoegde gezag, in deze de gemeente Wijchen, op de hoogte te worden gesteld van de daadwerkelijke start van het veldwerk (telefonisch of per mail). Direct na afronding van het veldwerk vindt (telefonisch of per mail) overleg plaats met het bevoegd gezag over de eerste resultaten van het veldwerk. Indien belangwekkende zaken worden aangetroffen die niet in het PvE waren voorzien, vindt overleg plaats met de bevoegde overheid en opdrachtgever. Indien substantieel van het PvE afgeweken dient te worden, bijvoorbeeld bij het aantreffen van onverwachte sporen en structuren, dient hiervoor schriftelijk toestemming verkregen te worden van de bevoegde overheid en opdrachtgever. Naar aanleiding van het evaluatie- en selectierapport en voorafgaand aan de uitwerking vindt met het bevoegd gezag en opdrachtgever (telefonisch of per mail) overleg plaats over de uitwerking. De conceptrapportage wordt beoordeelt door de gemeente Wijchen, waarna de definitieve rapportage kan worden goedgekeurd.

3.6 Waterhuishouding

De watertoets omvat het proces van informeren, afstemmen en adviseren om te komen tot een inhoudelijke beoordeling van de waterhuishoudkundige gevolgen van het bestemmingsplan. Deze beoordeling wordt verwoord in een waterparagraaf, welke hieronder is opgenomen.

3.6.1 Beleidskader

Het algemene waterbeleid dat op het plangebied van toepassing is, staat beschreven in de Vierde Nota Waterhuishouding van de rijksoverheid, het Waterplan Gelderland van de provincie Gelderland en het Waterbeheerplan 2010-2015 van het Waterschap Rivierenland. In het kort schrijven al deze plannen de trits voor: vasthouden, bergen, afvoeren en het voorkomen van afwentelen van problemen in ruimte en tijd (duurzaamheidbeginsel). De trits betekent dat neerslag bij voorkeur wordt vastgehouden op de plaats waar het valt. Gemeente Wijchen heeft deze trits ook verankerd in de Waternota en het Uitvoeringsprogramma Waternota Wijchen.

Daarnaast omvat het gemeentelijk waterbeleid (strategische waternota en uitvoeringsplan) thema's en uitgangspunten voor een meer duurzaam waterbeheer binnen de gemeente Wijchen: waarborgen droge voeten, veiligstellen volksgezondheid, vasthouden gebiedseigen water, drinkwaterbesparing, waarborgen schoon water en waterbodems, afstemming grondgebruik en watersysteem, versterken belevingswaarde water (o.a. cultuurhistorisch, landschappelijk). Ook beschikt de gemeente over het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). Het GRP dat gericht is op het voorkomen, beperken of tot een aanvaardbaar risico terugbrengen van wateroverlast en schade aan milieu en volksgezondheid. In de waterparagraaf is de vertaalslag gemaakt van het gemeentelijk beleid naar het plangebied.

3.6.2 Gebiedskenmerken

Hoogteligging

Op basis van de AHN (www.ahn.nl) is bepaald dat het plangebied aan de westkant op circa NAP+8,60 m ligt en dat het terrein naar de oostzijde iets oploopt naar NAP +8,80 / 8,90 m. De Veenseweg ligt op basis van putdekselhoogtes aan de westzijde op NAP +8,64 m en loopt richting het noordoosten op naar NAP +8,78 m (bron: gemeente Wijchen).

Bodemopbouw (ondiep)

De beschrijving van de ondiepe bodemopbouw is gebaseerd de Bodemkaart van Nederland (www.bodemdata.nl) en veldwerkgegevens die verzameld zijn voor het geohydrologisch onderzoek. Uit de bodemkaart van Nederland is afgeleid dat in het plangebied bestaat uit Vlakvaag- en Duinvaaggronden met als voornaamste bodemcode Zn30. Deze gronden bestaan uit grof zand. Uit de boorbeschrijvingen blijkt dat de bodemopbouw vanaf maaiveld tot 1,60 tot 1,90 m – mv bestaat uit matig grof, zwak siltig zand. Daaronder zit een laag van circa 0,70 m sterk zandig, zwak humeus, sterk roesthoudend, klei. Vervolgens is vanaf circa 2,30 m – mv tot einde boordiepte matig fijn tot uiterst grof, zwak siltig en zwak tot sterk grindig zand aanwezig.

Bodemopbouw (diep)

Onder de zandige deklaag bevindt zich tot circa 5,0 m + NAP een goed doorlatende bodemlaag bestaande uit matig grof zand (Formatie van Boxtel). Vanaf 5,0 m + NAP tot 2,0 m - NAP is een goed doorlatende bodemlaag bestaande uit grof tot zeer grof zand (Formatie van Kreftenheye) aanwezig. Daaronder is tot circa 20,0 m -NAP afzetting van matig grof zand van de Formatie van Drente. Van 20 m -NAP tot 43 m -NAP bestaat de ondergrond uit de Formatie van Peize – Waalre. Deze afzettingen bestaan uit matig fijn tot matig grof zand. Binnen de Formatie van Peize Waalre is een kleilaag aanwezig van circa 25 m -NAP tot 32 m -NAP (Waalre klei). Vanaf 43 m -NAP tot circa 88 m -NAP bestaat de ondergrond uit de Formatie van Oosterhout. Daaronder is een weerstandbiedende laag aanwezig tot 105 m -NAP van klei en uiterst fijn, slibhoudend zand behorende tot de Formatie van Breda – Ville. Deze laag kan in het kader van dit project als geohydrologische basis beschouwd worden.

Infiltratie

De haalbaarheid voor het infiltreren van hemelwater is afhankelijk van de grondwaterstanden en van de waterdoorlatendheid van de bodem. Voor het creëren van een infiltratievoorziening is een doorlaatfactor (k) van minimaal 0,5 m/dag nodig. Na verloop van tijd zal de doorlatendheid afnemen als gevolg van verontreinigingen, slibvorming, etc. Daarom wordt bij voorkeur een minimale doorlaatfactor aangehouden van 1,0 m/dag. Van het vrijgekomen bodemmateriaal bij de geohydrologische boringen is op basis van de textuur en organisch stofgehalte per onderscheidde bodemlaag een inschatting gemaakt van de doorlatendheid. De aangetroffen zandlaag boven de kleilaag heeft een goede tot zeer goede doorlatendheid met een k-waarde van 1,5 tot 6 m/dag. De aangetroffen kleilaag heeft een slechte doorlatendheid met een k-waarde van <0,1 m/dag. Onder de kleilaag is een zeer goed doorlatende grindige zandondergrond aanwezig met een k-waarde van >6 m/dg. Gezien de hoge k-waarden van de zandlagen boven de kleilaag is infiltratie naar de ondergrond mogelijk.

Grondwater

Op basis van de Bodemkaart van Nederland heeft het plangebied een grondwatertrap VI – VII*. Dit komt overeen met een hoogste grondwaterstand van 40-80 tot >140 cm-mv en een laagste grondwaterstand van >120 cm-mv. Op basis van de boringen is alleen in boring 6 een duidelijke GHG en GLG vastgesteld op respectievelijk 2,30 en 3,40 m-mv. Tijdens de veldwerkzaamheden is de grondwaterstand aangetroffen op circa 2,71 m -mv. Uit de gegevens is af te leiden dat de GHG rond NAP +6,40 m bevindt. De gemeente Wijchen heeft op basis van het “Handboek afkoppelen” aangegeven, dat de GHG op de planlocatie zich op 6,70-6,80 m+NAP bevindt (bron: gemeente Wijchen, Handboek Afkoppelen, Tauw, 25 september 2006). Omdat deze GHG hoger ligt wordt deze aangehouden om mogelijk grondwateroverlast zoveel mogelijk te beperken.

Oppervlaktewater

In de directe omgeving van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

Hemel- en afvalwater

In het westelijk deel van de Veenseweg ligt een gemengd rioolstelsel met een diameter van Ø400mm. Waar de weg afbuigt richting het oosten bestaat het riool uit een Ø 300/450 mm. Het afvalwater van de huidige locatie loost op dit rioleringssysteem. Het dakwater van het huidige gebouw is waarschijnlijk aangesloten op het gemengd stelsel. De parkeervoorzieningen op de planlocatie zijn niet verhard en er zijn geen speciale voorzieningen aanwezig voor de opvang van regenwater.

Ecosysteem

Het plangebied is niet gelegen in de Ecologische hoofdstructuur (EHS). Het plangebied is niet gelegen in een beschermingszone voor natte natuur en drinkwaterwinningen.

3.6.3 Beleidsuitgangspunten en consequenties voor het ruimtelijk plan

Wateroverlast en volksgezondheid

Om wateroverlast te voorkomen dient rekening te worden gehouden met voldoende ontwatering. Uitgangspunt daarbij is dat de ontwatering ter plaatse van gebouwen met een kruipruimte minimaal 1,0 m dient te zijn. Het bouwpeil van de nieuwe hal dient afgestemd te worden op het bestaande gebouw waarop wordt aangesloten. Het niveau van het vloerpeil ligt circa. 0,10 meter boven het huidige maaiveld. De exacte hoogte is op dit moment niet bekend. Gezien de GHG van ca. NAP +6,80 m ter plaatse van het plangebied en de maaiveldhoogte van ca. 8,60 m+NAP, zal aan deze eis worden voldaan. Gezien de lage grondwaterstanden en de afwezigheid van oppervlaktewater (bron: Legger waterschap Rivierenland) worden geen risico's verwacht in het kader van de volksgezondheid.

Afkoppeling en waterberging

De gemeente streeft naar het vasthouden van gebiedseigen water door benutting van de natuurlijke bergingscapaciteit van bodem en oppervlaktewater. Transport van schoon hemelwater via de riolering moet worden vermeden. Overeenkomstig de beslisboom voor hemelwater (bron: BORG) en de beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken (bron: wRw 2003) dient zoveel mogelijk hemelwater te worden afgekoppeld van het rioleringsstelsel met de voorkeursvolgorde:

  1. 1. benutting,
  2. 2. bodeminfiltratie;
  3. 3. vertraagde afvoer naar en berging in oppervlaktewater;
  4. 4. afvoeren via rioolstelsel.

Uitgangspunt bij nieuwbouw is aanleg van een gescheiden HWA en DWA-afvoer (hemelwater- en droogweerafvoer).

Om aan bovenstaande eisen te voldoen zal het dakwater van de nieuwe boulehal worden afgekoppeld. De doorlatendheid van de bodem is goed tot zeer goed (k-waarde 1,5 - 6 m/dg) biedt goede kansen voor lokale infiltratie van regenwater. Op de planlocatie is geen ruimte aanwezig voor bovengrondse berging. Omdat de ondergrond geschikt is voor infiltratie is gekozen voor een ondergrondse voorziening. Voor ondergrondse voorzieningen wordt vaak bui 8 uit de leidraad riolering toegepast. In overleg met de gemeente is besloten de bergingsvoorziening te berekenen op een T=10+10% situatie (39,1 mm/m2). Theoretisch is een berging van minimaal 800 m2 x 0,04 m/m2 = 32 m3 nodig. Gelijktijdig met de instroom van regenwater in een infiltratievoorziening vindt echter ook infiltratie plaats. Rekening houden met een doorlatendheid van 3 m/dag is een voorziening nodig van 18 m2 (3 x 6 x 0,60 meter b x l x d). Bij de maatgevende neerslagsituatie bedraagt het waterpeil in de voorziening tenminste 0,55 m. Bij het aanbrengen van de voorziening dient de onderzijde van de infiltratievoorziening boven de GHG (NAP +6,40 m) te liggen. Daarnaast geldt dat de dekking boven kunststof infiltratievoorzieningen

(kratten) tenminste 0,80 m moet bedragen. In bijlage 1 is de berekening van de infiltratievoorziening opgenomen. Bij de aanleg van een ondergrondse infiltratievoorziening is het belangrijk dat vervuiling van de voorziening met blad en zand wordt voorkomen. Daarvoor dienen in de regenpijpen blad- en zandvangers geplaatst te worden.

Bij calamiteiten zal het teveel aan water dat niet meer in de voorziening past, via de bladvanger op het maaiveld stromen. Bij het nog op te stellen waterhuishoudkundig plan dient rekening gehouden te worden met het feit dat dit water niet naar belendende percelen afstroomt.

Vuilwaterbehandeling

In de huidige situatie is het pand van de Pétanquevereniging Le Chateau aangesloten op het gemengd stelsel in de Veenseweg. In de nieuwe situatie vinden hierin geen wijzigingen plaats en zal er geen toename van de afvoer plaatsvinden.

Waterkwaliteit

Verontreiniging van hemelwater afkomstig van daken dient primair te worden voorkomen door toepassing van niet-uitlogende materialen, zoals omschreven in de Dubo-bepalingen, maar ook door beperking van de toepassing van lood, koper, zink en zacht pvc. In dit plan worden de Dubo-bepalingen toegepast waardoor geen verslechtering van afstromend hemelwater optreedt.

Natuurwaarden

In het plan zijn geen bijzondere natte natuurwaarden aanwezig.

Drinkwaterbesparing

Gebruik van hoogwaardig drinkwater dient zoveel mogelijk te worden beperkt tot hoogwaardige toepassingen. Zo mogelijk wordt hemelwater gebruikt voor laagwaardige toepassingen. Voor zover relevant wordt verspilling van drinkwater voorkomen door toepassing van waterbesparende voorzieningen. Bij de aanleg van sanitaire voorzieningen dient hiermee rekening te worden gehouden.

Waterschap Rivierenland

In het kader van de watertoets is de digitale watertoets ingevuld. Daaruit kwam naar voren dat het waterschap geen belang heeft.

3.6.4 Vuilwaterbehandeling

In de huidige situatie is het pand van de Pétanquevereniging Le Chateau aangesloten op het gemengd stelsel in de Veenseweg. In de nieuwe situatie vinden hierin geen wijzigingen plaats. Indien in de nieuwe hal afvalwater vrij komt zal dit worden aangesloten op het bestaande systeem van het bestaande pand.

3.6.5 Waterkwaliteit

Verontreiniging van hemelwater afkomstig van daken dient primair te worden voorkomen door toepassing van niet-uitlogende materialen, zoals omschreven in de Dubo-bepalingen, maar ook door beperking van de toepassing van lood, koper, zink en zacht pvc.

3.6.6 Natuurwaarden

De plannen zullen geen negatieve effecten geven van de vereiste (grond)waterkwaliteit en -kwantiteit.

3.6.7 Drinkwaterbesparing

Gebruik van hoogwaardig drinkwater dient zoveel mogelijk te worden beperkt tot hoogwaardige toepassingen. Zo mogelijk wordt hemelwater gebruikt voor laagwaardige toepassingen. Voor zover relevant wordt verspilling van drinkwater voorkomen door toepassing van waterbesparende voorzieningen. Bij de aanleg van sanitaire voorzieningen dient hiermee rekening te worden gehouden.

3.7 Verkeer

Ten aanzien van verkeer en mobiliteit heeft Grontmij in september 2011 een onderzoek uitgevoerd naar de parkeerbalans, aansluiting op de Veenseweg en effecten van de ontwikkeling op omliggende wegen. De conclusies van beide onderdelen komen hieronder puntsgewijs aan de orde.

Parkeerbalans

Het parkeerterrein van Le Chateau biedt plaats aan ongeveer 50 auto's. Dit blijft onveranderd; er verdwijnt geen parkeercapaciteit vanwege de nieuwbouw.

Type speelgelegenheid Verwacht aantal auto's 2022 Bezettingsgraad
Speelavonden eigen leden 26 52%
Toernooien 47 94%
Competitie 16 32%

Tabel 1: verwacht aantal auto's per speelgelegenheid 2022

Bovenstaande tabel laat zien dat er één type speelgelegenheid is waarbij er sprake is van een hoge bezettingsgraad; de (maandelijkse) toernooien. Hierbij wordt opgemerkt dat de organiserende jeu de boules-vereniging aan de NJBB een maximum aantal deelnemende teams dient op te geven. Momenteel wordt dit maximum bepaald op basis van het aantal (binnen)banen. In de toekomst kan er (o.b.v. ervaringen) voor gekozen worden om de parkeercapaciteit leidend te laten zijn bij het bepalen van het maximum. Op deze manier kan geanticipeerd worden op eventuele capaciteitsproblemen bij toernooien. Eventueel kan de gemeente Wijchen een rol spelen in het bepalen van dit maximum. Voor de andere 2 speelgelegenheden worden tevens geen problemen verwacht.

Aansluiting op Veenseweg

Het parkeerterrein van Le Chateau sluit aan op de Veenseweg, een erftoegangsweg met beperkte verkeersintensiteit. Op basis van de huidige intensiteit worden geen veiligheids- of afwikkelingsproblemen verwacht.

Effecten verkeersintensiteit omliggende wegen

De Veenseweg ligt in de invloedssfeer van het project Herinrichting Graafseweg Alverna. Binnen dit project is o.a. opgenomen dat de toegang tot de Leemweg (die ten zuiden van het pètanqueterrein loopt) wordt afgesloten. De verwachting is dat hierdoor een klein deel van het verkeer dat momenteel van de Graafseweg via de Leemweg naar Wijchen rijdt, in de toekomst via de Veenseweg zal rijden. De verwachting is echter dat het niet om structurele verschuivingen van intensiteiten gaat;

  • De route via de parallelweg van de Graafseweg en de Leemweg blijft qua wegbreedte aantrekkelijker dan de route via de Veenseweg, ondanks dat laatstgenoemde route korter is.
  • De gemeente Wijchen bereidt aanvullende verkeersmaatregelen voor om dit verkeer te stimuleren de route via de parallelweg en de Leemweg te gebruiken i.p.v. de Veenseweg.

Bezoekers van Le Chateau zullen op 3 manieren naar het terrein rijden:

  • Via de parallelweg van de Graafseweg, komend uit de richting van Nijmegen;
  • Via de paralleweg van de Graafseweg, komend uit de richting van Grave;
  • Via de Leemweg vanuit Wijchen.

Er is geen schatting van de verdeling van de bezoekers over deze 3 routes, maar verwacht wordt dat deze redelijk gespreid is aangezien alledrie de routes een deel van Wijchen en omgeving voeden.

De consequenties van bovengenoemde intensiteittoename op het omliggende wegennet worden als volgt geïnterpreteerd:

  • Veenseweg: relatief gezien vindt er op een aantal momenten een aanzienlijke intensiteittoename plaats (ca. 10%), maar van enige hinder, veiligheids- of capaciteitsproblemen zal naar verwachting geen sprake zijn.
  • Leemweg: Op deze weg zal de toename vanwege de uitbreiding van Le Chateau niet zichtbaar zijn.
  • Parallelweg Graafseweg: Zie Veenseweg.
  • Graafseweg: zie Leemweg.

De conclusie luidt dat de verkeerstoename die als gevolg van de uitbreiding van Le Chateau verwacht wordt, zeer beperkt is en nergens tot problemen zal leiden.

3.7.1 Conclusies water

Op grond van het Besluit Ruimtelijke Ordening moet in de toelichting van ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hierin wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de taken en belangen van het waterschap. De watertoets voor dit plan heeft plaatsgevonden via de Digitale Watertoets van waterschap Rivierenland (op 23 mei 2011).

Uit de gegevens die de initiatiefnemer van het plan heeft verstrekt volgt dat er sprake is van een plan dat geen of een geringe invloed heeft op de taken en belangen van het waterschap. Waterschap Rivierenland heeft geen bezwaar tegen dit plan. Het plan hoeft in het kader van de watertoets niet meer voorgelegd te worden aan Waterschap Rivierenland.

3.8 Flora En Fauna

De natuur in Nederland wordt beschermd vanuit twee invalshoeken: bescherming van gebieden en bescherming van soorten. De gebiedsbescherming is geregeld via de Natuurbeschermingswet (Natura 2000-gebieden en Beschermde natuurmonumenten) en het Streekplan (onder andere Ecologische Hoofdstructuur (EHS), weidevogel- en ganzenbeschermingsgebieden). De soortbescherming is geregeld door middel van de Flora- en Faunawet.

De verschillende natuurwetgevingen in Nederland hebben als belangrijkste component het zorgplichtbeginsel, dat van elke initiatiefnemer verlangt dat hij zich vooraf op de hoogte stelt van eventuele schadelijke effecten op voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.

In mei 2011 is daarom door een bevoegd ecoloog van Grontmij een natuurtoets op de locatie uitgevoerd om eventuele schadelijke effecten van de voorgenomen ontwikkeling te inventariseren. Uit dit onderzoek worden de volgende conclusies getrokken:

  • Het plangebied maakt geen deel uit van een Natura2000-gebied. De voorgenomen ontwikkeling heeft tevens geen externe werking op Natura2000-gebieden. Nadere toetsing in het kader van de Natuurbeschermingswet is niet noodzakelijk;
  • Het plangebied ligt niet binnen het Groen-blauwe raamwerk. Er zijn tevens geen negatieve effecten vanuit externe werking op de wezenlijk kenmerken van de EHS of overige geformuleerde kernkwaliteiten van het Streekplan te verwachten. Nader toetsing is niet noodzakelijk;
  • Het plangebied bevat een houtopstand groter dan 1000m². Derhalve is een kapmelding in het kader van de Boswet noodzakelijk;
  • Het plangebied vormt mogelijk een geschikte groeiplaats voor de algemeen beschermde Brede wespenorchis (tabel 1 Flora- en Faunawet). Ten aanzien van deze tabel 1 soort geldt een vrijstelling van ontheffingsplicht Flora- en Faunawet bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen. Nader onderzoek is niet nodig;
  • Er bevinden zich nestlocaties van algemeen voorkomende broedvogels binnen het plangebied. Daarnaast zijn er enkele nestlocaties van de Grote bonte specht en Groene specht geconstateerd. Voor beide spechtensoorten zijn voldoende uitwijkmogelijkheden binnen het plangebied en naar de directe omgeving voorhanden. Jaarrond beschermde vaste rust- en verblijfplaatsen van vogels zijn niet aanwezig. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk;
  • Er zijn enkele algemeen beschermde zoogdiersoorten ( tabel 1 soorten Flora- en Faunawet) binnen het plangebied te verwachten. Ten aanzien van deze soorten geldt een vrijstelling van ontheffingsplicht Flora- en Faunawet voor de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen. Verblijfplaatsen van strikt beschermde grondgebonden zoogdieren zijn niet te verwachten binnen het plangebied. Mogelijk vormt het plangebied wel een leefgebied van de Eekhoorn. Er zijn echter geen negatieve effecten op de functionaliteit van het leefgebied van de soort te verwachten. Nadere toetsing is niet noodzakelijk;
  • De bestaande boulehal biedt mogelijkheden voor de aanwezigheid van vaste rust- en verblijfplaatsen voor Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger. Er zijn echter geen voornemens voor de uitvoering van sloopwerkzaamheden aan het gebouw, waardoor geen nader onderzoek naar het gebouw ondernomen hoeft te worden. Mogelijke verblijfplaatsen in bomen bevinden zich aan de noord en noordwestzijde van het plangebied. Op de geplande locatie van de boulehal zijn geen geschikte bomen aanwezig, die mogelijk dienen als verblijfplaats. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt geen afbreuk aan de functionaliteit van het plangebied als foerageergebied verwacht. De Veenseweg vormt een mogelijke vliegroute voor vleermuizen. Er zullen echter geen wijzigingen m.b.t. de weg plaats vinden, waardoor de mogelijke functionaliteit behouden blijft;
  • Het plangebied is mogelijk een leefgebied voor de Gewone pad en Bruine kikker. Ten aanzien van beide soorten geldt een vrijstelling van ontheffingsplicht Flora- en Faunawet voor de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen. Voor vissen en reptielen is er geen geschikt leefgebied binnen het plangebied voorhanden en is nader onderzoek niet noodzakelijk;
  • Overige beschermde soorten zijn niet te verwachten door het gebrek aan geschikt leefgebied.

3.8.1 Aanbevelingen

Op basis van conclusies wordt voor ecologie het volgende aanbevolen:

  • Men dient een kapmelding uit te voeren bij het ministerie van EL&I;
  • Uitvoering van kapwerkzaamheden en bouwactiviteiten dienen buiten het broedseizoen van vogels worden uitgevoerd (ongeveer 15 maart tot ongeveer 15 juli). Indien werkzaamheden kort voor of na het broedseizoen worden uitgevoerd, dan dient door een terzake deskundige op het gebied van broedvogels bepaald te worden of werkzaamheden alsnog uitgevoerd kunnen worden;
  • Voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving geldt de zogenoemde 'zorgplicht' (artikel 2 van de Flora- en Faunawet). De zorgplicht houdt in dat iedereen die weet of vermoedt dat zijn handelen of het nalaten daarvan, nadelige gevolgen veroorzaakt voor de flora- en/of faunasoorten, verplicht is dergelijk handelen zoveel mogelijk achterwege te laten dan wel de gevolgen te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. Men dient hiernaar te handelen tijdens de uitvoering van werkzaamheden.

3.9 Lucht En Geluid

Onderzoek naar de consequenties van dit plan op de onderdelen lucht en geluid zijn niet aan de orde.

3.10 Externe Veiligheid

In opdracht van Pétanquevereniging Le Chateau is een risico-inventarisatie uitgevoerd naar het aspect externe veiligheid door Grontmij in mei 2011. Doel van de risico-inventarisatie is om inzichtelijk te maken of en waar zich mogelijke knelpunten kunnen voordoen. Hierbij wordt binnen een straal van 1 kilometer om het plangebied gekeken naar de volgende punten. Afbeelding 6 geeft deze locatie weer.

  • Bovengrondse hoogspanningslijnen;
  • Kwetsbare objecten;
  • Risicovolle inrichtingen;
  • Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • Transport van gevaarlijke stoffen over spoor, water en weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0296.ALVVEENSEWEG17-DFBP_0007.jpg"

Afbeelding 6: Inventarisatiegebied in de rodecirkel

3.10.1 Aanbevelingen

Het voornemen ondervindt geen belemmeringen van bovengrondse hoogspanningslijnen, risicovolle inrichtingen, ondergrondse buisleidingen en transport van gevaarlijke stoffen over spoor, water en weg. Voor wat betreft het aspect externe veiligheid kan het voornemen verder in procedure worden gebracht.

3.11 Molenbiotoop

Molens staan nooit op een willekeurige plek. Het molentype dat men aantreft zegt iets over de geschiedenis van het landschap. Binnen dat landschap is de molenlocatie zo gekozen dat de molen optimaal kon functioneren. De omgeving waarmee een molen in relatie staat, noemen we de molenbiotoop. Een goede molenbiotoop is van fundamenteel belang voor de werking en het behoud van de molen. Een goede windvang is immers erg van belang. Wat in het landschap in de omgeving van de molenbiotoop gebeurt, moet dus in goede relatie met de werking en ligging van de molen gebeuren.

De molen die mogelijk invloed heeft op de ontwikkeling van de boulehal is de 'Schoonoord' aan de Valendrieseweg in Alverna. Deze molen is op circa 350 meter gelegen van de uitbreiding van de boulehal. Met name de bouwhoogte speelt hierbij een belangrijke rol. De formule om de maximale bouwhoogte van nieuwe bouwwerken te bepalen is de volgende:

H = X/n + 3

Waarin:

  • H = de toelaatbare bouwhoogte in meters (gemeten vanaf het peil ter plaatse van de molen);
  • X = de afstand in meters vanaf het gebouw tot de wieken van de molen;
  • n = 50 (coëfficiënt voor het stedelijk gebied);

De maximale bouwhoogte is daarmee vastgesteld op 10 meter. Aangezien de regels 7 meter voorschrijven heeft de ontwikkeling geen invloed op de werking van de molen en de bijbehorende molenbiotoop.

3.12 Economische Uitvoerbaarheid

Deze wordt middels een realisatieovereenkomst tussen de gemeente Wijchen en initiatiefnemer geregeld in de toekomst. De gemeente heeft aangegeven deze werkwijze te willen hanteren.

Hoofdstuk 4 Wijze Van Bestemmen

4.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan vormt de juridische basis voor de realisatie van het bouwplan. Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en toelichting. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de regels vormen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De plantoelichting beschrijft de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan als zodanig.

Dit ontwerp bestemmingsplan voldoet aan de SVBP 2008 en de IMRO 2008.

4.2 Verbeelding

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven. In de regels is vervolgens per bestemming geregeld welk gebruik en welke bebouwing is toegestaan. Náást bestemmingen kunnen op de verbeelding ook aanduidingen worden opgenomen. Een aanduiding (lijn, letter, cijfer of symbool) betekent in de regel iets 'extra's' ten opzichte van de bestemmingsregeling (gebruik en/of bebouwing). Een aanduiding heeft alleen betekenis als in de regels aan de betreffende aanduiding een gevolg wordt verbonden. Sommige aanduidingen hebben een indicatieve betekenis, bijvoorbeeld topografische gegevens.

4.3 Regels

4.3.1 Algemeen

De regels geven inhoud aan de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, dat werkelijk noodzakelijk is.

4.3.2 Afwijkingsbepalingen

Het kan in een concrete situatie voorkomen dat afwijking van de gestelde normen gewenst is. Hiertoe zijn in het bestemmingsplan afwijkingsbepalingen opgenomen, te weten ontheffingsbevoegdheden. De bevoegdheid om van bepaalde regels af te wijken is gebaseerd op artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening. Via een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) kunnen burgemeester en wethouders in een concreet geval van het plan afwijken. Deze bevoegdheid maakt afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd blijft.

4.3.3 Structuur

De regels zijn onderverdeeld in de volgende vier hoofdstukken.

  • Inleidende regels;
  • Bestemmingsregels;
  • Algemene regels;
  • Overgangs- en slotregels.

In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten. Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingen met per bestemming een beschrijving van de toegestane gebruiksvormen en bebouwing. Eventueel zijn ook afwijkingsbevoegdheden opgenomen. De hoofdstukken 3 en 4 bevatten de algemene, slot- en overgangsregels.

4.3.4 Bestemming en functieaanduidingen

Zoals eerder aangegeven kan de hal niet worden gerealiseerd onder het vigerend bestemmingsplan. De regels spitsen zich toe op de geprojecteerde uitbreiding van de boulehal. Dit wordt mogelijk gemaakt binnen de bestemming 'Maatschappelijk - Jeu de boules'. Hiermee worden maatschappelijke voorzieningen mogelijk gemaakt. Daarnaast is de bestemming 'Groen' opgenomen. Hierin zijn bijvoorbeeld groenvoorzieningen en parkeren mogelijk. Als laatste is de aanduiding 'Vrijwaringszone – Molenbiotoop' opgenomen. Hierin zijn nadere regels voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig en van de waarde als landschapsbepalend element beschreven.

Hoofdstuk 5 Procedure

5.1 Overleg

5.1.1 Provincie

De gemeente Wijchen heeft aangegeven geen vooroverleg met de provincie Gelderland te hoeven voeren. Er is in dit plan geen provinciaal belang.

5.1.2 Welstand

De welstand beoordeelt het plan wanneer de concepten van het gehele plan integraal aan de gemeente worden voorgelegd.

5.1.3 Regio-archeoloog

De archeologische onderzoeken zijn voorgelegd aan regio-archeoloog en gemeente. Deze partijen zijn na aanpassing van hun opmerkingen akkoord met de aanpak.

5.2 Inspraak

PM, volgt na terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 2 Archeologisch onderzoek

Bijlage 3 Quickscan Ecologie

Bijlage 3 Quickscan ecologie

Bijlage 4 Watertoets

Bijlage 4 Watertoets

Bijlage 5 Notitie Verkeer

Bijlage 5 Notitie verkeer

Bijlage 6 Risico Inventarisatie

Bijlage 6 Risico inventarisatie