Bedrijventerrein Oost 2e aanvulling 2013
Bestemmingsplan - Gemeente Wijchen
Vastgesteld op 27-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Bedrijventerrein Oost 2e aanvulling 2013 van de gemeente Wijchen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0296.BTOO2eaanvull2013-VGBP met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 ASVV 2004:
aanbevelingen van het CROW (Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek) voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom (publicatie 2004);
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.7 bebouwingspercentage:
het percentage van het bouwperceel dat met gebouwen en of overkappingen mag worden bebouwd;
1.8 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.9 Besluit milieu-effectrapportage 1994:
Besluit van 4 juli 1994, houdende uitvoering van het hoofdstuk Milieu-effectrapportage van de Wet milieubeheer, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van dit plan;
1.10 Besluit omgevingsrecht:
Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.11 bestaand (bebouwing en gebruik):
- bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.12 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.15 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.16 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.17 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.20 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.21 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, niet direct toegankelijk vanuit het hoofdgebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.22 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.23 escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
1.24 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.25 geluidzoneringsplichtige bedrijven:
bedrijven en/of inrichtingen welke zijn genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
1.26 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan weder-verkopers, instellingen, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.27 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.28 Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer:
Besluit van 5 januari 1993, houdende uitvoering van de hoofdstukken 1 en 8 van de Wet milieubeheer en hoofdstuk V van de Wet geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van dit plan;
1.29 kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden;
1.30 M.E.R-(beoordelings)plichtige bedrijven:
een bedrijf waarvoor, doordat er binnen het bedrijf een activiteit wordt of kan worden uitgeoefend welke in kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 wordt genoemd, een Milieu-effectrapport moet worden opgesteld danwel ingevolge de Wet milieubeheer een beoordeling dient plaats te vinden of een milieu-effectrapport moet worden opgesteld;
1.31 omgevingsvergunning:
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.32 onzelfstandige kantoren:
een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft;
1.33 peil:
- a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst, en voor andere bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
- c. voor bouwwerken onder het maaiveld: het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw;
1.34 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de oppervlakte maximaal 10 % van de bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt met een maximum van 100 m2;
1.35 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.36 risicovolle inrichting:
een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Bevi;
1.37 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.38 volumineuze detailhandel:
detailhandel in auto's, boten, caravans, keukens, badkamers en sanitair en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen; bij rechtstreeks samenhangende artikelen kan gedacht worden aan inbouwapparatuur en tegels;
1.39 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:
Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.40 Wet milieubeheer:
Wet van 13 juni 1979, Stb. 442, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
1.41 Wet ruimtelijke ordening:
Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
1.42 zijdelingse perceelsgrens:
grens van een bouwperceel die de bouwgrens snijdt.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en de situering en omvang van parkeervoorzieningen indien dit noodzakelijk is ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede milieukwaliteit;
- c. de verkeersveiligheid, -afwikkeling en de parkeersituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden of bouwwerken voor;
- a. woondoeleinden, waaronder bedrijfswoningen;
- b. zelfstandige kantoren, anders dan op grond van deze regels is toegestaan;
- c. detailhandel, waaronder detailhandel in volumineuze goederen, met uitzondering van productiegebonden detailhandel.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Bouwregels
5.1 Nutsvoorzieningen
In aanvulling op de regels inzake situering van bouwwerken als bedoeld in 'Hoofdstuk 2Bestemmingsregels' van dit bestemmingsplan is het oprichten van bouwwerken toegestaan ten algemene nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes niet meer bedraagt dan 50 m3 en de hoogte ervan niet meer dan 3,5 m.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en in aanvulling op de elders in deze regels opgenomen gebruiksregels, wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden of bouwwerken voor;
- a. het storten van puin en als opslag- of bergplaats van stoffen en/of materialen, werktuigen en gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of andere voorwerpen of onderdelen hiervan, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en/of realisering van de in het plan aangewezen bestemmingen;
- b. het stallen van handelswaar, waaronder hiervoor bestemde motorvoertuigen, in het openbaar gebied;
- c. seksinrichtingen en escortbedrijven en/of (straat)prostitutie.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
7.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit plan afwijken voor:
- a. het toestaan van een vergroting van de bij recht in deze regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. het toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- c. het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt, mits de afwijking niet meer dan 2,5 mbedraagt;
- d. het toestaan van een vergroting van de bij recht in deze regels gegeven hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- e. het toestaan van een vergroting van het bij recht in deze regels bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
- 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 8 m2 bedraagt;
- 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd, om het bestemmingsplan te wijzigen voor het oprichten van een antennemast voor de mobiele telecommunicatie, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. de antennemast is aantoonbaar noodzakelijk voor een adequaat dekkend netwerk voor mobiele telecommunicatie en site-sharing behoort aantoonbaar niet tot de mogelijkheden;
- b. de antennemast is niet hoger dan noodzakelijk voor een adequaat dekkend netwerk voor mobiele telecommunicatie met een maximum van 40 m;
- c. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de met naburige gronden verbonden belangen.
Artikel 9 Algemene Procedureregels
Bij het stellen van nadere eisen overeenkomstig een in dit plan opgenomen nadere eisen regeling nemen burgemeester en wethouders het bepaalde in afdeling 3.4 Awb in acht.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
10.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Oost 2e aanvulling 2013.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 1 Archeologisch onderzoek
Bijlage 2 Selectiebesluit Archeologie
Bijlage 2 Selectiebesluit archeologie
Bijlage 3 Flora En Faunaonderzoek
Bijlage 3 Flora en faunaonderzoek
Bijlage 4 Milieukundig Bodemonderzoek
Bijlage 4 Milieukundig bodemonderzoek
Bijlage 5 Hydrologisch Onderzoek
Bijlage 5 Hydrologisch onderzoek