Fort de Pol, Zutphen
Bestemmingsplan - Gemeente Zutphen
Vastgesteld op 13-11-2023 - geheel in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In dit plan wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Fort de Pol, Zutphen' met identificatienummer NL.IMRO.0301.bp0221DMFortdePol-vs01 van de gemeente Zutphen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 afgraven en ophogen van de bodem:
het verrichten van handelingen, waardoor de hoogteligging van een terrein of de bodem van een water (al dan niet tijdelijk) wordt verlaagd. Hieronder wordt niet begrepen:
- a. de werkzaamheden, die in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering worden verricht zoals (diep)ploegen en frezen;
- b. het maken van ondiepe (circa 1 m) en weder te dichten sleuven en gaten voor het leggen van buizen, drainagebuizen en kabels;
- c. het reguliere onderhoud aan watergangen (baggerwerkzaamheden);
1.5 archeologisch deskundige:
een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties;
1.6 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende, of naar verwachting voorkomende, waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
1.7 (beperkt) kwetsbaar object:
in relatie tot windturbines:
- a. beperkt kwetsbaar object: objecten als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zoals deze luidde ten tijde van vaststelling van het inpassingsplan;
- b. kwetsbaar object: objecten als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder l, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zoals dit luidde ten tijde van vaststelling van het inpassingsplan;
1.8 bestaand:
- a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het inpassingsplan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
- b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het inpassingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologische regime;
1.9 bestaande windturbine:
de aanwezige windturbine van het type Enercon E70 binnen het plangebied;
1.10 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.11 bevoegd gezag:
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, tenzij de Elektriciteitswet 1998 anders bepaalt;
1.12 bijbehorende voorziening:
bij een windturbine(park) behorende voorzieningen ten behoeve van de realisatie en/of het beheer van windturbines zoals bouw- en servicepaden, opstelplaatsen, groenvoorzieningen en terreinafscheidingen, dan wel ten behoeve van het transport van elektriciteit zoals kabeltracés, net- en inkoopstations, transformator- en schakelkasten, alsmede voorzieningen voor telecommunicatie;
1.13 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.14 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die duurzaam en direct met de aarde is verbonden;
1.15 duurzame energievoorziening:
voorziening ten behoeve van het opwekken van energie uit duurzame energiebronnen zoals windkracht, waterkracht en zonlicht, mest en biomassa. Onder duurzame energievoorziening wordt onder meer verstaan windmolens, -turbines en -wokkels, zonnecollectoren en -panelen;
1.16 extensieve dagrecreatie:
recreatief medegebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden, zwemmen en vissen, onder extensieve dagrecreatie vallen geen gemotoriseerde sporten;
1.17 fundering:
de ondersteuningsconstructie, welke geheel of gedeeltelijk ondergronds ligt, waarop het gebouw of bouwwerk geplaatst wordt;
1.18 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijke met wanden omsloten ruimte vormt;
1.19 geluidgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, niet zijnde bedrijfswoningen op geluidgezoneerd industrieterrein, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder, zoals dit luidde ten tijde van vaststelling van het inpassingsplan;
1.20 geluidgezoneerd industrieterrein:
een industrieterrein (of bedrijventerrein) waarbij aan de gronden een zodanige bestemming is toegekend dat op grond van de artikelen 40 en 52 van de Wet geluidhinder in een bestemmingsplan een zone rond dat industrieterrein is vastgelegd, waarbuiten de geluidsbelasting ten gevolge van dat industrieterrein niet meer mag bedragen dan 50 dB(A);
1.21 inkoopstation:
bouwwerk bedoelt voor het onderbrengen van schakel en meetapparatuur ten behoeve van het transport van elektriciteit van de interne parkbekabeling van het windturbinepark naar het externe landelijke elektriciteitsnet;
1.22 Inpassingsplan Windpark IJsselwind:
het provinciaal inpassingspan Windpark IJsselwind met identificatienummer NL.IMRO.9925.IJsselwindZutphen-VST1;
1.23 kunstwerk:
een bouwwerk ten behoeve van verkeersdoeleinden, zoals viaducten, alsmede bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding, zoals dammen, duikers, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, niet zijnde steigers, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.24 maaiveld:
de hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op het gebouw, bouwwerk of windturbine;
1.25 natuurwaarden:
de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden;
1.26 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut (met bijbehorende voorzieningen), zoals transformatorhuisjes, transformatorkasten, inkoopstations, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
1.27 obstakelverlichting:
licht gebruikt in de luchtvaart die de aanwezigheid van een obstakel aangeeft;
1.28 onderhoudsweg:
een (half)verharde weg ten behoeve van de ontsluiting van een windturbine voor het bouwen van en het onderhoud aan een windturbine;
1.29 opstelplaats:
een (semi-)verharde plek ten behoeve van het bouwen van en het onderhoud aan een windturbine, waaronder tevens begrepen onderhoudswegen;
1.30 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.31 parkeervoorziening:
gelegenheid tot parkeren ten behoeve van motorvoertuigen, met uitzondering van garages;
1.32 peil:
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de openbare weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
1.33 plaatsgebonden risico (PR):
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als een rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting. Binnen de PR 10-6 contour is de kans op overlijden 1 op 1 miljoen per jaar. Voor de PR 10-5 contour geldt dat de kans op overlijden 1 op 100.000 per jaar is;
1.34 rotor:
het samenstelsel van drie rotorbladen (ook wel wieken genoemd) en hub (ook wel de neus genoemd) van een windturbine;
1.35 rotorblad:
de wiek van een windturbine;
1.36 rotordiameter:
de diameter van de cirkel die door de tip (het uiteinde) van een rotorblad (wiek) wordt beschreven;
1.37 slagschaduwgebied:
Het gebied waarbinnen er sprake kan zijn van enige waarneembare slagschaduw die als hinderlijk kan worden ervaren, zijnde de afstand vanaf de windturbine waarop de zon voor minimaal 20% kan worden afgeschermd door het rotorblad van de windturbine;
1.38 slagschaduw gevoelig object:
ieder object bedoeld voor bewoning of anderszins voor permanent verblijf van personen (woningen, woonboten of woonwagens en zorginstellingen), voor zover het gebruik in overeenstemming met de geldende bestemming is, en voor zover de gevel of het dakvlak voorzien is van één of meerdere lichtdoorlatende vlakken in de richting van de windturbine(s);
1.39 tip:
de uiterste punt van een rotorblad of wiek van een windturbine;
1.40 voormalige stortplaats:
een stortplaats waar het storten van afvalstoffen is beëindigd, een bodemsanering heeft plaatsgevonden, een leeflaag is aangebracht, en een beschikking is afgegeven door het bevoegd gezag waaruit is gebleken dat er zodanige maatregelen getroffen zijn dat wordt gewaarborgd dat die stortplaats geen nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt. Dan wel, voor zover dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd, de grootst mogelijke bescherming wordt geboden tegen die nadelige gevolgen. Een voormalige stortplaats valt onder de Wet bodembescherming;
1.41 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie, en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, et cetera;
1.42 waterkering:
een voorziening om water tegen te houden, zoals een dijk en een dam;
1.43 windturbine:
een door de wind aangedreven turbine of molen, die wordt gebruikt voor de productie van elektriciteit;
1.44 windturbinepark:
het geheel van windturbines binnen het bestemmingsplan Fort de Pol en Inpassingsplan Windpark IJsselwind met alle daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, zoals opstelplaatsen en onderhoudswegen;
1.45 woning:
een (gedeelte van een) gebouw of een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.46 zonnepaneel
een apparaat dat zonlicht omzet in elektriciteit.
1.47 zonnepark:
een gebied waar door middel via zonnepanelen zonlicht in elektriciteit wordt omgezet, met de daarbij behorende voorzieningen zoals ontsluitingspaden, onderhouds- en nutsgebouwen, erfafscheidingen en landschappelijke voorzieningen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk, geen windturbine zijnde:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, bliksemafleiders en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 maximale bouwhoogte fundering:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de fundering/funderingsplaat;
2.3 de ashoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
2.4 rotordiameter van een windturbine:
de diameter van de cirkel die door de tip (het uiteinde) van een rotorblad (wiek) wordt beschreven.
2.5 tiphoogte of bouwhoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bovenste verticaal staande rotorblad;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Windturbine
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Windturbine' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de opwekking van duurzame elektriciteit door middel van windturbines;
- 1. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - windturbine 1’ is een bestaande windturbine toegestaan;
- b. bijbehorende wegen en paden.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Bedrijventerrein - Zonnepark
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein - Zonnepark' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsmatig geëxploiteerde zonnepanelen en zonnecollectoren;
met bijbehorende:
- b. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van een transformatorvoorziening;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. paden;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. water;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. tuinen en erven;
- j. voorzieningen ten behoeve van de veiligheid en de beperking van veiligheidsrisico's.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Lichtmasten of verlichtingsarmaturen aan andere bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan, indien de lichtuitstraling uitsluitend naar beneden plaatsvindt en niet is gericht op de IJssel en het Twentekanaal.
4.4 Nadere eisen
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. watergangen, waterpartijen en -infiltratievoorzieningen alsmede schouwpaden en andere voorzieningen voor de watervoorziening waaronder bodempassages en duikers;
- c. fiets- wandel- en toegangspaden;
- d. straatmeubilair;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. landschappelijke inpassing en versterking.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
Lichtmasten of verlichtingsarmaturen aan andere bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan, indien de lichtuitstraling uitsluitend naar beneden plaatsvindt en niet is gericht op de IJssel en het Twentekanaal.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. vaarwater ten behoeve van de scheep- en recreatievaart;
- b. waterstaatkundige doeleinden;
- c. instandhouding en ontwikkeling van natuurwaarden;
- d. afvoer van oppervlaktewater, ijs en sediment;
- e. taluds, oevers en onderhoudspaden;
- f. watergangen en waterpartijen;
- g. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en/of waterkering;
- h. watergangen en waterlopen met de daarbij behorende voorzieningen zoals stuwen, sluizen, duikers, steigers en bruggen;
- i. extensieve recreatie;
- j. wandel-, fiets- en toegangspaden;
- k. groenvoorzieningen;
- l. met bijbehorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde en voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op de in artikel 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:
- a. de hoogte van stuwen, sluizen en viaducten bedraagt maximaal 8 meter;
- b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 4 meter.
Artikel 7 Leiding - Gas
7.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De op de verbeelding voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstroken.
- b. De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
7.2 Bouwregels
Op of in de in artikel 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen van overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toelaten.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen t.b.v. van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Leiding - Hoogspanningsverbinding
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), bestemd voor aanleg, het beheer en instandhouding van een hoogspanningsverbinding met de daarbij behorende:
- a. masten en (veiligheids)voorzieningen.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2 en toestaan dat bouwwerken worden gebouwd overeenkomstig de basisbestemming, mits:
- a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig, betrouwbaar en duurzaam functioneren van de betreffende hoogspanningsleiding;
- b. vooraf schriftelijk advies is verkregen van de betreffende netbeheerder.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 9 Waarde - Archeologie Hoge Bekende Waarde
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie hoge bekende waarde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
9.2 Voorwaarden bouwen conform onderliggende bestemming
9.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat er plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische momenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
9.4 Uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie hoge bekende waarde', indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Artikel 10 Waarde - Archeologie Hoge Verwachtingswaarde
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie hoge verwachtingswaarde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat er plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische momenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
10.4 Uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachtingswaarde', indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Artikel 11 Waarde - Archeologie Ijsselbedding
Bestemmingsomschrijving
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie IJsselbedding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden vanwege het feit dat het bekend is dat hier in het verleden de IJssel heeft gelopen.
11.2 Voorwaarden bouwen conform onderliggende bestemming
11.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat er plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische momenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
11.4 Uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
11.5 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie IJsselbedding', indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Artikel 12 Waarde - Archeologie Lage Verwachtingswaarde
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie lage verwachtingswaarde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
12.2 Voorwaarden bouwen conform onderliggende bestemming
12.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat er plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische momenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
12.4 Uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
12.5 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie lage verwachtingswaarde', indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Artikel 13 Waterstaat - Waterkering
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. een waterkering;
- b. de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals duikers, keerwanden en merktekens;
- c. kaden;
- d. dijksloten;
- e. andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
met daaraan ondergeschikt:
- f. groenvoorzieningen, waarbij het onderhoud mag plaatsvinden door begrazing;
- g. voet-, fiets- toegangs- en schouwpaden.
13.2 Bouwregels
- a. Op en in de gronden als bedoeld in artikel 13.1 mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van deze bestemming;
- b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 8,5 meter bedraagt.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.2 en kan bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen worden toegestaan indien het waterschap een positief advies heeft afgegeven.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde,
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 13.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
- 2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
- 3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
- 4. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
- 5. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
- 6. het onttrekken van grondwater en het slaan van bronnen anders dan in het algemeen belang.
- b. een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de waterkering;
- c. geen omgevingsvergunning is nodig voor:
- 1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
- 2. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
Artikel 14 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. instandhouding van de waterstaatsdoeleinden;
- b. taluds, oevers en onderhoudspaden;
- c. afvoer van oppervlaktewater, ijs en sediment.
14.2 Bouwregels
Op of in de gronden als bedoeld in artikel 14.1 mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming of ten dienste van andere daar voorkomende bestemmingen met inachtneming van de in artikel 14.1 genoemde belangen.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 16 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
Artikel 17 Algemene Aanduidingsregels
17.1 geluidzone - industrie
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van gronden en gebouwen, welke deel uitmaken van een industrieterrein, waar geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn toegelaten.
17.2 milieuzone – voormalige stortplaats
17.3 overige zone - parkinfrastructuur
17.4 veiligheidszone - bestaand 1
17.5 veiligheidszone - bestaand 2
17.6 veiligheidszone - windturbine
17.7 vrijwaringszone - dijk
17.8 vrijwaringszone - vaarweg
17.9 vrijwaringszone - windturbine
Artikel 18 Overige Regels
18.1 Verhouding met bestemmingsplannen
- a. voor zover de enkelbestemmingen 'Bedrijf - Windturbine' voor een windturbine, 'Bedrijventerrein - Zonnepark', 'Groen' en 'Water', bedoeld in Artikel 3 tot en met Artikel 6 van dit plan, samenvalt met de (dubbel)bestemmingen uit de onderliggende bestemmingsplannen komen de (dubbel)bestemmingen uit die bestemmingsplannen te vervallen;
- b. voor zover de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas', 'Leiding - Hoogspanningsverbinding', 'Waarde - Archeologie hoge bekende waarde', 'Waarde - Archeologie hoge verwachtingswaarde', 'Waarde - IJsselbedding', 'Waarde - lage verwachtingswaarde', 'Waterstaat - Waterkering' en 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' als bedoeld in Artikel 7 tot en met Artikel 14 van dit plan, samenvallen met de bestemmingen uit de onderliggende bestemmingsplannen komen de (dubbel)bestemmingen uit die bestemmingsplannen te vervallen;
- c. voor zover de gebiedsaanduidingen 'overige zone - parkinfrastructuur', 'vrijwaringszone - windturbine', 'veiligheidszone - windturbine', 'veiligheidszone - bestaand - 1', 'veiligheidszone - bestaand - 2', milieuzone - voormalige stortplaats', 'vrijwaringszone - dijk' en 'vrijwaringszone - vaarweg' als bedoeld in Artikel 17 van dit plan, samenvallen met (dubbel)bestemmingen uit onderliggende bestemmingsplannen gelden de regels in Artikel 17 als aanvulling op de regels van de bestemmingen uit onderliggende bestemmingsplannen. De onderliggende bestemmingen blijven verder van toepassing;
- d. voor zover voor de gebiedsaanduiding 'overige zone - parkinfrastructuur' een verbodsbepaling geldt op basis van (dubbel)bestemmingen uit onderliggende bestemmingsplannen is dit verbod niet van toepassing voor bouwen, werken of werkzaamheden, zoals toegestaan op basis van deze gebiedsaanduiding in artikel 17.3.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
19.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
19.2 Overgangsrecht gebruik
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het inpassingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 20 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het bestemmingsplan Fort de Pol, Zutphen”.
Bijlage 1 Handhavings- En Rekenmethodiek
Bijlage 1 Handhavings- en rekenmethodiek
Bijlage 2 Inrichtingsplan
Bijlage 1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling