KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Tuin
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Ontheffingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Strafrechtelijke Bepaling
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Plankaart
Hoofdstuk 1 Toelichting
1.1 Inleiding
1.2 Inhoudelijk Kader
1.3 Beleidskader
1.4 Randvoorwaardelijk En Wettelijk Kader
1.5 Economische Uitvoerbaarheid
1.6 Inspraak En Overleg
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 Inspraak- En Vooroverlegnota Functieverandering, Op De Hagen 15, 15a En 17 (Bestemmingsplan Buitengebied)
Bijlage 2 Zienswijzennota Bestemmingsplan Buitengebied, Perceel Op De Hagen 15, 15a En 17
Bijlage 3 Rapport "Bouwen Buiten Nunspeet"
Bijlage 4 Notitie Uitgangspunten En Randvoorwaarden, Erftransformatie Op De Hagen, Nunspeet, Ervenconsulent Gelders Genootschap, 30 Maart 2009
Bijlage 5 Anterieure Overeenkomst
Bijlage 6 Verkennend- En Nader Bodemonderzoek Van 17 December 2008, Met Kenmerk 820908, Uitgevoerd Door Ing. J.s. Stoeten, Mos Grondmechanica
Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek Van 29 Oktober 2008, Met Kenmerk 20082425.pc192, Uitgevoerd Door Ing. P. Colijn, Alcedo
Bijlage 8 Flora & Faunaonderzoek Van Novemver 2008, Uitgevoerd Door J.p.m. Hovens En G. Lenstra, Faunaconsult
Bijlage 9 Nader Flora & Faunaonderzoek Van Mei 2009, Uitgevoerd Door J.p.m. Hovens, R. Snijders En E. Hoppers

PERCEEL OP DE HAGEN 15, 15a EN 17 (Buitengebied)

Bestemmingsplan - gemeente Nunspeet

Vastgesteld op 03-03-2010 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

de partiële herziening bestemmingsplan 'PERCEEL OP DE HAGEN 15,15a en 17 (Buitengebied)' van de gemeente Nunspeet.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0302.BP01023-vg02 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een woning waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van de woning en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de woning.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan huis gebonden beroep:

een beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt.

1.7 ander werk:

een werk, geen gebouw zijnde.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor één persoon, gezin of andere groep van personen, van wie huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is.

1.10 begane grondvloer:

de eerste bouwlaag.

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een hoofdgebouw.

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.16 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.21 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.22 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.23 grondgebonden veehouderij:

agrarische bedrijvigheid, welke voor het verkrijgen van producten afhankelijk is van de groeikracht van de grond, waarop de bedrijvigheid plaatsvindt.

1.24 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.25 hoofdgebouw:

een gebouw dat door omvang en aard op een aaneengesloten samenstel van gronden als het belangrijkste of een van de belangrijkste dient te worden aangemerkt.

1.26 horeca:

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.27 houtsingel:

een minder waardevolle bestaande of aan te planten houtopstand doch voor het landschap een kwalitatieve waardevermeerdering is.

1.28 maatschappelijke voorzieningen:

culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.29 maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt.

1.30 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, als ook een tent.

1.31 permanente bewoning:

bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor wisselende bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats.

1.32 praktijkruimte:

een niet voor bewoning bestemd gebouw of deel van een gebouw, dat uitsluitend dienstbaar is aan de uitoefening van een vrij beroep, zoals dat van accountant, advocaat, architect, arts of kunstenaar.

1.33 sex- en/of pornobedrijf:

een inrichting bestemd voor het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder sex en/of pornobedrijf wordt mede begrepen:

  1. a. seksbioscoop:
    Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
  2. b. seksclub:
    een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht;
  3. c. seksautomaat:
    een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
  4. d. sekswinkel:
    een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;
  5. e. prostitutiebedrijf:
    een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie, zijnde het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen;

1.34 Staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

1.35 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een woning, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van de woning en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de woning.

1.36 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.

1.37 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden.

In deze voorschriften wordt mede verstaan onder:

1.38 gebruiken:

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.39 uitvoeren:

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Voor de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk,waar die afstand het kortst is.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkappellen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'AGRARISCH' aangewezen gronden, zijn bestemd voor:

  1. a. akkerbouw, weidebouw, tuinbouw, kwekerij en grondgebonden veehouderij- en paardenhouderij;
  2. b. de ontwikkeling van landschapswaarden ter plaatse van de aanduiding houtsingel.

3.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in 3.1 , mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd. De hoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 2 m bedragen.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'GROEN' aangewezen gronden, zijn bestemd voor:

  1. a. groen- en speelvoorzieningen;
  2. b. in- en uitritten en paden;
  3. c. watergangen en waterpartijen.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'TUIN' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en in- en uitritten.

5.2 Bouwregels

5.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 5.2.1 ten behoeve van het bouwen van aan- of uitbouwen, zoals erkers en ingangspartijen, vóór de voorgevel van een woning:

  1. a. met een diepte van ten hoogste 1,5 m, mits de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 2,5 m bedraagt;
  2. b. met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 12 m² en een overkapping, met dien verstande, dat bij aaneengebouwde woningen slechts een oppervlakte van 6 m² en een overkapping is toegestaan;
  3. c. met een goothoogte van ten hoogste 3 m, mits:
    1. 1. het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
    2. 2. het straatbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'VERKEER' aangewezen gronden zijn bestemd voor rijbanen, groen, water- en parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden en speelvoorzieningen, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'WONEN' aangewezen gronden zijn bestemd voor, wonen ter plaatse van de aanduidingen:

aanduiding wonen
tae twee-aaneen
aeg aaneengebouwd
vrij vrijstaand

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere bijbehorende voorzieningen als tuinen en erven.

7.2 Bouwregels

7.3 Ontheffing van de bouwregels

7.4 Ontheffing van gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan deze gronden gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van deze gronden en bouwwerken bepaalde.

9.2 Vormen van verboden gebruik

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 9.1 wordt in elk geval verstaan:

  1. a. onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  2. b. onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  3. c. bebouwde en onbebouwde gronden als seks- en/of pornobedrijf.

9.3 Ontheffing

Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in artikel 9.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 10 Algemene Ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van deze regels:

  1. a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, van welke bouwwerken de oppervlakte niet meer dan 45 m² en de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  2. b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen, paden,bebouwingsgrenzen en aanduiding en noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  3. c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  4. d. ten behoeve van het bouwen van antennemasten en/of reclamemasten tot een hoogte van 20 m.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd binnen de volgende grenzen het plan te wijzigen, voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt: het wijzigen van bestemmingsgrenzen, zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

11.2 Procedure bij wijziging

Bij het wijzigen wordt de procedure gevolgd, die is vervat in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 12 Algemene Procedureregels

Bij het verlenen van ontheffing wordt de procedure gevolgd, die is vervat in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Strafrechtelijke Bepaling

Overtreding van het verbod, gesteld in artikel 9.1 wordt hierbij als een strafbaar feit aangeduid in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

14.2 Ontheffing bijgebouwen (sanering)

Indien de in artikel 14.1 bedoelde bouwwerken bebouwing betreft welke reeds aanwezig was ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, zijn burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 14.1 ten behoeve van het geheel vernieuwen van een gedeelte van die bebouwing ten behoeve van bijgebouw.

14.3 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.4 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.3, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.5 Onderbreken strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.3, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 14.3 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van de 'Partiële herziening bestemmingsplan PERCEEL OP DE HAGEN 15,15a en 17 (Buitengebied)' van de gemeente Nunspeet.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van

De voorzitter, De griffier,

……………… ………………

Bijlagen Bij Regels

Bijlage 1 Plankaart

Hoofdstuk 1 Toelichting

1.1 Inleiding

Voor u ligt de partiële herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied" van de gemeente Nunspeet voor het perceel Op de Hagen 15, 15a, 17 te Hulshorst. Een partiële herziening van een bestemmingsplan als deze wordt doorgevoerd bij een (bouw)voornemen dat ruimtelijk wenselijk wordt geacht, maar dat niet past binnen de planologische en juridische voorwaarden van het geldende bestemmingsplan.

Bestemmingplan

Een bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen. Dit zijn de toelichting, de regels en de plankaart. In de toelichting wordt de aanleiding voor het maken van het bestemmingsplan beschreven, alsmede de kaders en de randvoorwaarden hierbij. Dit wordt de ruimtelijke onderbouwing genoemd. De regels bepalen hoe het perceel gebruikt mag worden en wat en hoeveel met welke maatvoering gebouwd mag worden. De plankaart tenslotte is gekoppeld aan de regels en situeert en visualiseert het gestelde in de bouwregels. In tegenstelling tot de regels en de daaraan gekoppelde plankaart heeft de toelichting geen rechtskracht.

Leeswijzer

Achtereenvolgens wordt in de toelichting een beschrijving gegeven van het inhoudelijke kader (wat is de aanleiding van de bestemmingsplanherziening) in paragraaf 1.2, het beleidskader (wat is het geldend ruimtelijk beleid voor het plangebied) in paragraaf 1.3 en tenslotte de beschrijving van alle relevante randvoorwaardelijke aspecten en ruimtelijk relevante milieuaspecten die een rol spelen in de ruimtelijke planvorming (bodem, water, geluid, archeologie etc.) in paragraaf 1.4.

In de paragrafen 1.5 en 1.6 worden de procesmatige aspecten economische uitvoerbaarheid, inspraak en overleg behandeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01023-vg02_0001.jpg"

Figuur 1: Globale aanduiding ligging plangebied

1.2 Inhoudelijk Kader

Het inhoudelijk kader beschrijft het verzoek van de aanvrager op basis waarvan de partiële herziening wordt opgestart, de achtergrond van het gebruik van het perceel, de huidige en het nieuwe planologische situatie, de effecten van het veranderde gebruik en de voorwaarden waaronder deze partiële herziening zou moeten plaatsvinden.

1.2.1 Aanleiding partiële herziening

De firma NedVastgoed BV heeft, in samenwerking met de bewoners van Op de Hagen 15, 15 a en 17, het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Nunspeet verzocht mee te werken aan een bestemmingsplanwijziging ten behoeve van het realiseren van 8 woningen op het perceel Op de Hagen 15, 15a en 17.

Aanleiding voor deze partiële herziening is medewerking van de huidige bewoners, de familie Van Klompenburg - Grootkarzijn, van Op de Hagen 15, 15a en 17, aan een pilotproject; "Bouwen buiten Nunspeet: functieverandering tussen Veluwe en Veluwemeer", geïnitieerd door meerdere instanties en uitgevoerd door landschapsbureau Zijaanzicht uit Arnhem. In dit pilotproject gaat het om een functieverandering, waarbij een uitgebreid stallencomplex, voorheen in gebruik als kalverenmesterij, en een tweetal permanent bewoonde noodwoningen plaatsmaken voor landschappelijk ingepaste woningbouw, gelegen in het buitengebied. Eén van deze noodwoningen heeft dienst gedaan als 2e bedrijfswoning. Er is daarnaast een bouwvergunning afgegeven voor een nieuwe 2e bedrijfswoning, die nog niet is geëffectueerd en voor vaststelling van de herziening zal worden ingetrokken. Men is blijven wonen in de noodwoning.

Zoals in het landschapsplan, behorende bij genoemd pilotproject, is bepaald, zijn in het plan 1 vrijstaande woning, 2 geschakelde woningen en 4 aaneengebouwde woningen ingepast. Daar-naast wordt de bestaande bedrijfswoning zodanig uitgebreid dat deze dubbel bewoond wordt. In eerste instantie is deze uitbreiding bedoeld als mantelzorg. De bestaande noodwoningen worden gesloopt. Het realiseren van de te bouwen woningen past niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Dit maakt een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01023-vg02_0002.jpg"

Figuur 2: topografische kaart; ligging plangebied Op de Hagen 15, 15a en 17

1.2.2 Achtergrond

Omdat de gemeente Nunspeet in het buitengebied met diverse opgaven wordt geconfronteerd, waaronder stoppende agrarische bedrijven, heeft zij het initiatief genomen een ontwerpstudie te starten voor drie pilotlocaties. Deze zijn gelegen in het gebied tussen de rand van het bosgebied van de Veluwe (de hoger gelegen zandgronden) tot aan de kust van het Veluwemeer (het zogenoemde veenweidegebied). Dit naar aanleiding van het streekplan Gelderland 2005, waarin mogelijkheden zijn geboden voor functieverandering. Aan dit pilotproject heeft ook de provincie bijgedragen, zowel in menskracht als middels een financiële bijdrage. De gemeente en de provincie hebben ieder de helft van de kosten gefinancierd. Eén van die pilotlocaties is onderhavig plangebied Op de Hagen 15, 15a en 17. Gezien de aard van deze ontwerpstudie is in dit kader sprake van maatwerk.

Het doel van dit pilotproject was concrete handreikingen en regels te ontwikkelen voor de transformatie van vrijkomende agrarische bebouwing, die de gemeente houvast bieden bij gesprekken met toekomstige initiatiefnemers. Dit pilotproject is daarom al in gang gezet voordat de streekplanuitwerking Functieverandering van de Regio Noord-Veluwe was vastgesteld. Deze studie beoogde de regionale invulling van het Streekplanbeleid concreet te maken. Het vrijkomen van agrarische bebouwing biedt kansen. Functieverandering van deze gebouwen kan het buitengebied een nieuwe impuls geven en de kwaliteit en vitaliteit van het landelijk gebied ten goede komen. Inmiddels is in het Streekplanbeleid invulling gegeven aan functieverandering, mede naar aanleiding van de ontwikkelingen op deze pilotlocatie.

Uitgangspunt van deze pilot is het behoud en hergebruik van karakteristieke woon- en bedrijfsgebouwen en de sloop van de overige bedrijfsgebouwen. In ruil voor vermindering van het bebouwde oppervlak kan vervangende nieuwbouw worden gerealiseerd op de locatie of een andere daarvoor geschikte plek. Functieverandering of hergebruik moet altijd gepaard gaan met verbetering van het landschap. Dit is het principe van verevening.

De Functieverandering in deze herziening leidt tot ca. 75% reductie van het bebouwde oppervlak. Nieuwe woningen met bijgebouwen vormen tezamen met karakteristieke, inheemse beplantingen een nieuw erf.

1.2.3 Situatie

Aan Op de Hagen is de voormalige kalvermesterij gevestigd van de familie Van Klompenburg. Het erf werd vroeger ontsloten vanaf de Harderwijkerweg en dat is nog te merken; het erf ligt niet erg logisch op enige afstand van de doodlopende weg Op de Hagen.

Het bedrijf werd drie jaar geleden noodgedwongen beëindigd, en sindsdien staat het merendeel van de kalverstallen leeg. Een deel van de schuren is in gebruik als tijdelijke op- en overslag en stallingsruimte. Op het terrein staan twee noodwoningen die beide al sinds jaar en dag permanent worden bewoond. Een bouwkavel voor een tweede bedrijfswoning is toegekend maar niet gerealiseerd. Zoals in het voorgaande is vermeld, heeft één noodwoning steeds gefungeerd als 2e bedrijfswoning.

Karakteristiek zijn de rietgedekte boerderij en in mindere mate het bakhuis en de voormalige koeienstal. Bakhuis en koeienstal verkeren bouwkundig echter in zodanig slechte staat dat behoud van deze bijgebouwen onhaalbaar is. Alle leegstaande bedrijfsgebouwen worden gesloopt (ca. 4020 m2). 7 nieuwe woningen op een tweede erf en uitbreiding van de huidige bedrijfswoning, waardoor deze dubbel bewoond wordt in verband met mantelzorg, maken de functieverandering haalbaar. Door grondruil met de buren, die inmiddels heeft plaats gevonden, krijgt het nieuwe erf een eigen gezicht. Een nieuw erf is noodzakelijk om een goede ruimtelijke invulling te krijgen, waardoor kwalitatief een goede oplossing is gecreëerd. In het pilotproject is daar de nodige aandacht aan besteed.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01023-vg02_0003.jpg"

Figuur 3: Huidige situatie Op de Hagen 15, 15a en 17

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01023-vg02_0004.jpg"

Figuur 4: Nieuwe situatie Op de Hagen 15, 15a en 17

1.2.4 Vigerend bestemmingsplan

De partiële herziening valt binnen het bestemmingsplan "Buitengebied", vastgesteld door de gemeenteraad op 17 april 1990, nr. 699. Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland heeft het bestemmingsplan gedeeltelijk goedgekeurd bij besluit van 12 december 1990, nr. RG90.30203-RWG/G5209. In beroep bij de kroon is het plan (gedeeltelijk) goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 16 mei 1994, nr. 94.003813.

Ter uitvoering van artikel 30 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is een nieuw bestemmingsplan vastgesteld voor die gedeelten waaraan goedkeuring is onthouden en zijn de regels aangepast voor het gehele buitengebied. De vaststelling door de gemeenteraad van dit reparatieplan heeft plaatsgevonden op 25 september 1997, nr. 577 en goedkeuring door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 28 april 1998, nr. RE97.96423. Het perceel heeft nu de bestemming "Agrarisch gebied" met een beperkt overgangsrecht. Dit beperkt overgangsrecht heeft betrekking op de beide permanent bewoonde noodwoningen, waarvan er één als 2e bedrijfswoning heeft gefungeerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01023-vg02_0005.jpg"

Figuur 5: Luchtfoto Op de Hagen 15, 15a en 17

1.2.5 Opzet van de herziening

In deze partiële herziening is het gebied beschreven dat betrekking heeft op het perceel waarop de nieuwe bebouwing zal worden gerealiseerd, de bijbehorende erven en gronden en de gronden waarop een gedeelte van een agrarisch bouwperceel valt. Voor realisatie van de woningen worden alle aanwezige leeggekomen agrarische bedrijfsgebouwen op het perceel gesloopt (ca. 4020 m2), ook wanneer deze buiten het plangebied vallen van de te bouwen woningen. In de systematiek van bestemmen wordt inhoudelijk aangesloten bij de systematiek van het bestemmingsplan "Buitengebied". Wel wordt voor zover mogelijk ingespeeld op het bestemmen volgens de SVBP 2008.

Het plangebied krijgt de bestemmingen 'Wonen', 'Agrarisch', 'Groen', 'Tuin' en 'Verkeer', die als zodanig op de plankaart zijn aangegeven, met in voorkomend geval bouw- en functieaanduidingen. De bouwregels zijn afgestemd op de maatvoering en situering van de te realiseren woningen en bijgebouwen, zoals deze door de architect zijn ontworpen en door de Welstandscommissie van een positief advies zijn voorzien. Dat houdt in dat bij het vastleggen van de bouwvlakken op de plankaart rekening is gehouden met de verschijningsvorm, oppervlakte, (goot)hoogte. Uitbreidingsmogelijkheden in de toekomst zijn dan ook niet of nauwelijks aanwezig. Op de bestemming 'Tuinen' mag niet worden gebouwd, tenzij het gaat om vergunningsvrije bouwwerken achter de voorgevel van de woning(en). Het bouwvlak van de agrarische bestemming is volledig komen te vervallen en daar waar dat nodig is bestemd als 'Agrarisch' zonder bebouwingsmogelijkheden. Verder zijn de noodwoningen eveneens vervallen, omdat deze worden gesloopt.

Voor de sloop van ca 4020 m2 komt een vrijstaande woning terug met gedeeltelijk een goothoogte van 3 m en gedeeltelijk van 5 m en een nokhoogte van 9 m, met een interne garage/berging. Verder een dubbele woning met een gedeeltelijke goothoogte eveneens van 3 m en 5 m en een nokhoogte van 9 m, met ook een interne garage/berging. Daarnaast is een aaneengesloten bouwvlak gepland voor 4 aaneengesloten woningen met een goothoogte van 3 m en een nokhoogte van 8 m. Bij dit blokje van 4 woningen is maximaal 50 m2 aan bijgebouwen per woning toegestaan. Tot slot is aan de voormalige bedrijfswoning een uitbreiding toegekend en bestemd als dubbele burgerwoning. Deze uitbreiding is op dit moment bedoeld als mantelzorg. Bij dit oorspronkelijke boerenerf blijft de boerenerfgedachte in takt.

Op het bestaande boerenerf mag maximaal 350 m2 aan bijgebouwen worden geplaatst. Eén bijgebouw is ter vervanging van de oude boerenstal en het ander bijgebouw is bedoeld voor het hobbymatig houden van enkele paarden. Bij dit voormalige boerenerf blijft in ieder geval enkele hectares aaneengesloten grond. Om een boerenerf in ere te kunnen houden moet er in ieder geval een hoofdgebouw aanwezig zijn en tenminste twee bijgebouwen. Dit is overeenkomstig het pilotproject zoals dat is voorgesteld door bureau Zijaanzicht in samenwerking met onder andere een vertegenwoordiger van de provincie.

Om de extra landschappelijke kwaliteit juridisch te borgen zijn een aantal aan te leggen houtsingels aangeduid met de functieaanduiding houtsingel (hs). Een klein gedeelte heeft de bestemming 'Groen' gekregen. Op dit gedeelte wordt de mogelijkheid geboden om een speelplek te kunnen creëren, als daar behoefte aan is. Uiteraard zal deze speelplek op een verantwoorde manier ingepast moeten worden aan deze landelijke omgeving.

1.2.6 Effecten op omgeving

De effecten op de omgeving verbeteren significant ten gevolge van het bouwvoornemen. De agrarische bedrijvigheid, een kalvermesterij, maakt plaats voor een schone woonfunctie. De situering van de bouwblokken op het perceel verschuiven ten gunste van het landschap. De ingediende bouwplannen zijn, voor wat betreft de beeldkwaliteit van de woningen en de kwalitatieve inpassing van de woningen in de omgeving, voorgelegd aan de Welstandcommissie die een positief advies heeft gegeven. Dit aspect wordt verder behandeld bij de toetsing van de ingediende bouwaanvraag.

In de directe omgeving van de pilotlocatie bevinden zich geen functies die hinder zullen ondervinden van deze herziening. De aanwezige functies zijn woningen, verzorgingstehuis Klein Rhijnvis, een tuinder met een aantal kassen, die op voldoende afstand van de nieuw te bouwen woningen staan. Het dichtstbijzijnde agrarische bedrijf bevindt zich ca 270 meter van het plangebied, het betreft een boerenbedrijf met enkel extensieve veehouderij. In de directe omgeving bevinden zich geen intensieve veehouderijen.

Kwaliteit op de kavel

Reeds eerder is aangegeven dat op onderhavige locatie alle aanwezige bebouwing, inclusief 2 noodwoningen (circa 4020m²) wordt gesloopt, waardoor een reductie van bebouwing van 75% zal worden gerealiseerd. Met het verdwijnen van de agrarische activiteiten en het realiseren van vervangende woningbouw wordt het bestemmingsvlak verkleind tot enkel die oppervlakte die benodigd is voor 'Wonen'. De bouwplannen zijn in nauw overleg met de Welstandscommissie ontworpen. Goedkeuring van de welstandscommissie is aanwezig.

Gezien de ligging van het plan in het buitengebied wordt, naast een positief advies van de Wel-standscommisie op het bouwplan, ook een landschapsplan opgesteld, zodat een aantrekkelijk landschap wordt verkregen met ruimtelijke kwaliteit. Dit landschapsplan wordt in nauw overleg met de ervenconsulent van het Gelders Genootschap ontwikkeld. De notitie van uitgangspunten en randvoorwaarden van de ervenconsulent is als bijlage bij deze herziening opgenomen.

1.2.7 Voorwaarden

Aan de indeling van het terrein zal de nodige aandacht worden besteed. Voor de 7 nieuwe woningen wordt één toegang gemaakt, zodat een nieuw boerenerf ontstaat. Bovendien moeten de bijgebouwen (garage/berging) zoveel mogelijk geclusterd worden. De nieuwe woningen op het tweede erf staan geclusterd rondom een centrale open ruimte. Daarnaast wordt de nodige aan-dacht besteed aan een beplantingsplan. Er wordt een landschapsplan opgesteld, mede op basis van het rapport van het landschapsbureau Zijaanzicht, dat in het kader van het pilotproject voor functieverandering is opgesteld. Daarnaast moet circa 4020 m² aan bebouwing worden gesloopt, waaronder twee noodwoningen. Ook moet de milieuvergunning voor het plangebied worden ingetrokken. De bouwvergunning die is afgegeven voor een nieuwe 2e bedrijfswoning, maar nog niet is geëffectueerd, zal voor vaststelling van de herziening worden ingetrokken.

Om de sloop van de agrarische opstallen, de investeringen in landschapselementen en onderhoud hiervan voor een redelijke termijn zeker te stellen wordt voor terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een anterieure (privaatrechtelijke) overeenkomst gesloten tussen gemeente Nunspeet en NedVastgoed BV. Hierin wordt onder andere opgenomen dat:

  • de agrarische opstallen en twee noodwoningen gesloopt moeten zijn voordat de woningen en bijbehorende bijgebouwen kunnen worden gebouwd;
  • milieuvergunningen en nog niet geëffectueerde bouwvergunningen worden ingetrokken;
  • het goedgekeurde landschapsplan binnen een redelijke termijn moet worden uitgevoerd en voor een redelijke termijn onderhouden moet worden.

1.3 Beleidskader

Drie beleidsniveau's zijn vanuit het perspectief van de ruimtelijke ordening aan toetsing onderhevig. Dit zijn:

1. Rijks ruimtelijk beleid: de Nota Ruimte.

2. Provinciaal ruimtelijk beleid: het Streekplan Gelderland 2005

3. Gemeentelijke ruimtelijk beleid: de IRTV, het gemeentelijk bouwbeleid

1.3.1 Rijksbeleid (Nota Ruimte)

Ruimtelijke ordening draait om de verdeling en invulling van de schaarse ruimte. Deze 'strijd om de ruimte' is al decennialang gaande. In de loop der tijd zijn steeds hardere claims op de ruimte gelegd. Claims die uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening worden neergelegd, maar tevens andere gebruiksmogelijkheden beperken.

De Nota Ruimte kiest een nieuwe koers. Hierin wordt aangegeven dat ruimtelijke kwaliteit en dynamiek niet lijnrecht tegenover elkaar staan, maar juist van nut kunnen zijn. In de Nota Ruimte is gekozen voor een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid. 'Toelatingsplanologie' maakt plaats voor 'ontwikkelingsplanologie', doordat men niet langer alleen beperkingen wil stellen, maar juist ontwikkelingen wil stimuleren. Ontwikkelingsplanologie werkt vanuit een gebiedsgerichte aanpak, met als doel de ruimtelijke kwaliteit van het gebied vanuit verschillende deelbelangen te verbeteren.

De verantwoordelijkheid voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit legt het ministerie van VROM bij de betrokken partijen. De lokale overheden moeten zich opstellen als partner van ondernemende mensen en bedrijven en op die manier de dynamiek versterken. De Nota Ruimte biedt hiermee veel ruimte voor decentrale afwegingen. Anderzijds betekent dit ook dat de lokale overheid, meer dan in het verleden, zelf waakzaam moet zijn dat de kwaliteiten en waarden behouden blijven. Locaties gelegen in de nationale hoofdstructuur worden hiervan uitgezonderd.

Het onderhavige projectgebied behoort niet tot de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Gemeen-ten mogen hier samen met de provincie de gewenste ruimtelijke invulling bepalen, binnen de beleidsdoelen en -regels die het Rijk heeft gesteld.

1.3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Gelderland 2005

In het Streekplan Gelderland 2005 wordt de lijn uit de Nota Ruimte gevolgd. Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben beleid opgesteld inzake functieverandering van gebouwen in het landelijk gebied. De inrichting van een locatie in het landelijk gebied moet zo goed mogelijk aansluiten bij de kwaliteiten van de locatie zelf en/of die van de directe omgeving.

De pilotlocatie valt niet in het "Groen-Blauw Raamwerk" en niet in het gebied dat in de ruimtelijke hoofdstructuur, zoals genoemd in het Streekplan 2005 en de herziening van 2008, is aangeduid als "ecologische hoofd structuur (EHS)".

Functieverandering naar wonen in het Streekplan

Functieverandering van gebouwen in het buitengebied moet bijdragen aan een impuls voor leefbaarheid, vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. Bij het veranderen van de functie naar een woonfunctie kunnen meerdere woningen in een gebouw gerealiseerd worden. Alle gebouwen die niet gebruikt worden als woning of bijgebouw, moeten worden gesloopt. Karakteristieke of monumentale gebouwen hoeven daarbij niet te worden gesloopt. De woningen worden zoveel mogelijk in één of twee woongebouwen geplaatst, waarbij het accommoderen van meerdere wooneenheden per woongebouw de voorkeur geniet. Deze mag maximaal een omvang van 50% van de gesloopte bebouwing hebben. Tevens stelt het streekplan dat er meerdere woningen in één woongebouw gerealiseerd kunnen worden.

Streekplanuitwerking Functieverandering Regio Noord-Veluwe

In de "Streekplanuitwerking Functieverandering" van de Regio Noord-Veluwe worden nadere eisen en mogelijkheden beschreven die voor maatwerk op perceelsniveau kunnen zorgen. Het Gelderse provinciale beleid is algemeen, terwijl de "Streekplanuitwerking Functieverandering" specifiek is afgestemd op de regionale behoefte (specifiek beleid).

In de "Streekplanuitwerking Functieverandering" wordt de mogelijkheid geboden onder voorwaarden een ruimere oppervlakte aan bijgebouwen toe te staan voor hobbyboeren. De mogelijkheid is hierbij opgenomen om tot 200m² aan bijgebouwen toe te staan. Voorwaarden zijn dat over minimaal 5.000m² aan grond naast het woonperceel moet worden beschikt en dat de noodzaak van de uitbreiding van de oppervlakte in redelijkheid moet zijn aangetoond.

In onderhavig plan wordt gebruik gemaakt van de hobbyboerenregeling. De familie Van Klompenburg - Grootkarzijn beschikt over circa 3 ha aan gronden bij het woonperceel.

Het voorliggend plan past niet helemaal in de "Streekplanuitwerking functieverandering" Regio Noord-Veluwe. Het verschil zit in het creëren van een nieuw boerenerf. Bij een boerenerf moet worden uitgegaan van één hoofdgebouw en tenminste twee bijgebouwen, in dit geval twee gebouwen met meerdere woningen onder één dak en één vrijstaande woning als hoofdgebouw. Dit hoofdgebouw is in feite ter vervanging van de twee noodwoningen.

Verder wordt er meer aan oppervlakte voor hobbymatige bijgebouwen toegestaan dan in de thans geldende streekplanuitwerking. Dit heeft te maken met het pilotproject dat al voor de streekplan-uitwerking in volle gang was en voor de streekplanuitwerking was afgerond. Bovendien wordt er ruim 4000 m² aan bedrijfsbebouwing afgebroken. Van deze 4000 m² wordt 25% terruggebouwd. In deze bestemmingsplanherziening wordt daarom geappelleerd aan de mogelijkheid om op basis van maatwerk een verbeterde ruimtelijke kwaliteit te generen. Dit wordt benadrukt door de pilot-studie "Bouwen buiten Nunspeet" die de gemeente Nunspeet in samenwerking met de provincie heeft laten maken door het bureau Zijaanzicht uit Arnhem. Zie hiervoor de paragraaf gemeentelijk beleid.

1.3.3 Gemeentelijk beleid

Integrale Ruimtelijke Toekomst Visie Nunspeet & Woonvisie

In het beleidsdocument Integrale Ruimtelijke Toekomst Visie Nunspeet (IRTV) wordt de ambitie van de gemeente Nunspeet verwoord en de koers geschetst waarop de gemeente Nunspeet zich op de middellange termijn wil richten. Voorop staat dat de ontwikkeling gericht moet zijn op een gevarieerd woon- en werkklimaat. De beoogde ruimtelijke ingreep past binnen deze ambitie en de visie.

Gemeentelijk bouwbeleid

De pilotlocatie ligt in het buitengebied van de gemeente Nunspeet. De regels van deze partiële herziening op het Bestemmingsplan Buitengebied zijn afgestemd op de regels van Bestemmings-plan Buitengebied. De bouwregels worden afgestemd op de maatvoering en situering van de te realiseren woningen. Het betreft zaken als oppervlakte, inhoud, (goot)hoogte en toekomstige uitbreidingsmogelijkheden. Voor het overige worden de regels van bestemmingsplan Buitengebied die gelden voor burgerwoningen binnen de bestemming 'Woningen' aangehouden.

Welstand

Het (bouw)voornemen wordt in de bouwvergunningsprocedure getoetst aan de welstandsaspec-ten. Hierbij komen beeldkwaliteitsaspecten en kwalitatieve inpassingscriteria aan de orde. Deze aspecten zijn inmiddels getoetst door de Welstandscommissie van het Gelders Genootschap. Op 12 januari 2009 is door de Welstandscommissie een geoordeeld dat het vooroverleg bouwplan voldoet aan de redelijke eisen van Welstand.

Pilot-studie "Bouwen buiten Nunspeet"

De pilotstudie "Bouwen buiten Nunspeet" is een beleidsdocument die zich richt op veranderende erven in het buitengebied. Hierin wordt besproken hoe de algemene tendens van het verdwijnen van de agrarische functie in het buitengebied zich ook in Nunspeet manifesteert. Voortbordurend op de generieke en specifieke regels die de provincie in haar streekplan heeft vastgesteld voor functieverandering van vrijkomende agrarische bebouwing en erven, zijn de diverse regio's benaderd om een regiovisie op dit fenomeen op te stellen.

In een aantal gevallen is een functieverandering niet in het generiek beleid te plaatsen. Om tegemoet te komen aan de wens van zowel provincie als gemeente voor een beleidskader op maat heeft de gemeente Nunspeet een visie opgesteld voor functieverandering in het randmerengebied. Deze studie beoogd de regionale invulling van het streekplanbeleid concreter te maken aan de hand van concrete ruimtelijke plannen, alsmede een aanvulling te zijn op het regiospecifieke beleid van de streekplanuitwerking.

De provincie Gelderland heeft aan deze pilotstudie haar financiële en inhoudelijk bijdrage geleverd. In een constructieve samenwerking is gekeken naar het landschap, het erf en de bebouwing, om te zien waar de kansen voor de functieverandering het beste tot zijn recht komen. Binnen de kaders van het generieke beleid is er gekeken naar diverse mogelijke oplossingen voor een drietal locaties in het gebied, waaronder het onderhavige plangebied. Gebleken is dat maat-werk ook hier aan de orde is en dat er geen pasklare oplossingen zijn voor beleidsmatige strijdig-heden.

In de pilotstudie worden wel handvatten aangereikt voor de indeling van de nieuwe erven en hoe om te gaan met beplantingsstructuren in de nieuwe situatie. Hiermee wordt beoogd het karakter van het buitengebied zoveel mogelijk te behouden zonder de tendens van de functieverandering onmogelijk te maken. Omdat de pilotstudie in samenwerking met de provincie is vervaardigd en er een gezamenlijk akkoord is bereikt over de maatwerksituatie voor het onderhavige perceel, dient deze nadrukkelijk als drager van de bestemmingsplanherziening. De pilotstudie "Bouwen buiten Nunspeet" is in de bijlage van dit bestemmingsplan bijgevoegd.

1.4 Randvoorwaardelijk En Wettelijk Kader

1.4.1 Verkeer / Infrastructuur

Deze pilot heeft gunstige gevolgen voor de bestaande infrastructuur. In de huidige situatie vinden afslaande en invoegende verkeersbewegingen plaats op Op de Hagen 15, 15a en 17; de bewoners en bezoekers van het onderhavige perceel. In de agrarische bedrijfsfunctie was sprake van verwant vrachtverkeer, hetgeen nu niet meer het geval is.

In de nieuwe situatie vinden eveneens afslaande en invoegende verkeersbewegingen plaats, echter deze zullen ten opzichte van de huidige situatie toenemen wat betreft woonverkeer, het vrachtverkeer verdwijnt. Ten opzichte van de andere functies aan Op de Hagen (woningen) zal de toename van woonverkeer minimaal merkbaar zijn, de afname van vrachtverkeer is positief voor deze functies.

In- en uitrit

Voor 7 van de 8 nieuwe woonhuizen wordt parallel aan de huidige ontsluiting een nieuwe inrit gerealiseerd. Op de figuren 6 & 7 is deze wijziging in kaart gebracht. Gezien de frequentie en het type verkeer op Op de Hagen ontstaat geen verslechtering van de bestaande verkeerssituatie.

Parkeren

Voor nieuwbouwwoningen geldt een parkeernorm op basis van de publicatie van het kenniscentrum voor verkeer, vervoer en infrastructuur (CROW) van juni 2003. Dit is een wettelijke verplichting voortvloeiend uit de bouwverordening. Deze norm geeft voor een niet stedelijk overloopgebied aan dat per woning minimaal 1.8 of 2.0 parkeerplaatsen aanwezig dienen te zijn dan wel gerealiseerd dienen te worden. Aan deze parkeernormen wordt op deze locatie voldaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01023-vg02_0006.jpg"

Figuur 6: Bestaande verkeerskundige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01023-vg02_0007.jpg"

Figuur 7: Nieuwe verkeerskundige situatie

1.4.2 Bodem

MOS grondmechanica heeft een bodemonderzoek uitgevoerd op de planlocatie. Het rapport is als bijlage bij deze partiële bestemmingsplanherziening gevoegd. Uit het rapport wordt het volgende geconcludeerd:

Op basis van het vooronderzoek en verkennend en nader onderzoek, de zintuiglijke beoordeling van grond- en grondwatermonsters en de resultaten van het chemisch-analytisch onderzoek zijn vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren tegen de geplande bestemmingswijziging en herinrichting van het terrein.

Vrijkomende grond

Grond die vrijkomt tijdens eventuele bouwwerkzaamheden dient ter plaatse verwerkt te worden. In de daarvoor af te geven bouwvergunning moet dit opgenomen worden. Is dit niet mogelijk dan zijn er twee alternatieven:

  1. 1. De grond wordt hergebruikt in een werk volgens het Bouwstoffenbesluit. De grond moet dan conform het bouwstoffenbesluit onderzocht worden (op basis van het schone grond protocol), omdat de resultaten van dit bodemonderzoek niet dienen voor kwaliteitsbepaling van de grond. Dit kan als partijbemonstering uitgevoerd worden of in-situ, voor aanvang van de graafwerkzaamheden. Na beoordeling van deze resultaten kan de grond van het terrein elders worden verwerkt.
  1. 2. De grond wordt hergebruikt als bodem volgens de Bodemkwaliteitskaart en Bodembeheer-plan van de gemeente Nunspeet op basis van de vrijstellingsregeling van het Bouwstoffenbesluit. Voorwaarde hierbij is dat bodem als bodem hergebruikt wordt binnen gebieden met een vergelijkbare bodemkwaliteit en dat er melding van het grondverzet gedaan moet worden.

1.4.3 Geluid

Naar aanleiding van deze partiële bestemmingsplanwijziging heeft Alcedo een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uitgangspunt voor het geluidsonderzoek is figuur 4 en de verkeersgegevens zoals verkregen van de gemeente Nunspeet.

De woningen zijn gelegen binnen de geluidszone van de Harderwijkerweg. In dit onderzoek is de geluidsbelasting berekend ten gevolge van de Harderwijkerweg voor het peiljaar 2018. In de bijlage van deze partiële bestemmingsplanherziening is het onderzoeksrapport gevoegd. De situering wordt in bijlage 1 achter het onderzoek weergegeven.

Wegverkeerslawaai

De overdrachtsberekening voor de weg is uitgevoerd overeenkomstig Standaard Reken Methode 1 van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006. De rekenhoogte bedraagt 5 meter. De afstand van de dichtst bij gelegen woning tot de wegas van de Harderwijkerweg bedraagt circa 120 meter. De overige woningen liggen op grotere afstand van de Harderwijkerweg. In de berekening wordt geen rekening gehouden met afscherming als gevolg van de tussenliggende bebouwing (worstcase situatie).

De etmaalintensiteit is conform opgave 8298 motorvoertuigen per etmaal voor teljaar 2008. Voor de bepaling van de etmaalintensiteit voor peiljaar 2018 dient te worden gerekend met een autonome groei van 2% per jaar. De toelaatbare rijsnelheid bedraagt maximaal 60 km/uur. De wegdekverharding bestaat uit een dicht asfalt beton (DAB). De verkeersgegevens zijn samengevat in tabel 1.

Tabel 1: Verkeersgegevens voor prognosejaar 2018


Straatnaam
Etmaal
intensiteit
[mvt/etm]

Periode
Lichte
motorvoertuigen
[mvt/uur]
Middelzware
motorvoertuigen
[mvt/uur]
Zware
motorvoertuigen
[mvt/uur]
Dag 494 128 22
Harderwijkerweg 10.040 Avond 276 68 7
Nacht 53 27 4

De geluidsbelasting van de gevel (invallend) is berekend inclusief aftrek conform artikel 110g van de Wet geluidhinder. Deze aftrek bedraagt voor de Harderwijkerweg 5 dB. De berekeningen zijn uitgevoerd voor peiljaar 2018 en zijn opgenomen in bijlage 2 achter deze brief.

Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de geluidsbelasting op de gevels van de te bouwen woningen ten gevolge van wegverkeerslawaai van de Harderwijkerweg maximaal Lden= 48 dB inclusief 5 dB correctie conform artikel 110g Wgh bedragen en overschrijdt hiermee de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet.

Opgemerkt dient te worden dat in de berekening geen rekening is gehouden met de afschermende werking van de tussenliggende bebouwing. De geluidsbelasting op de gevel van de woningen valt in werkelijkheid lager uit.

1.4.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer uitgebreid met titel 5.2. Luchtkwaliteitseisen. Met deze wijziging zijn ook het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen' en de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen' vastgesteld. De strekking van het besluit en de regeling is dat projecten die minder dan 1% (vanaf inwerkingtreding NSL 3%) van de norm bijdragen aan de luchtkwaliteit, niet afzonderlijk op dit punt behoeven te worden getoetst. In de regelingen worden woningbouwprojecten tot 500 woningen (vanaf inwerkingtreding NSL 1500 woningen) genoemd als projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Aangezien dit plan aanmerkelijk kleiner is dan het aantal genoemde woningen, is geen nader onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit uitgevoerd.

1.4.5 Water

De planlocatie ligt in het landelijk gebied. Daar het gaat om vervanging van een agrarische bedrijfsfunctie naar een woonfunctie, heeft het plan nauwelijks gevolgen voor en door het (grond)water in de omgeving. De invloed die zal ontstaan heeft te maken met de wijze waarop het hemelwater afgevoerd wordt. Omdat de woningfunctie in vergelijk met de agrarische functie een vergelijkbaar gebruik van de gronden kent, zal geen verslechtering van de wateromstandigheden optreden.

De oppervlakte van het bebouwde cq. verharde deel zal door de functieverandering significant afnemen, waardoor infiltratie van het hemelwater kan blijven plaatsvinden. De locatie bevindt zich tevens niet binnen enige Keurzone of binnen aangewezen locaties voor waterberging zoals deze staan weergegeven in het Streekplan.

Grondwater

Het plangebied is relatief hoog gelegen. Het betreft een gebied met gedeeltelijk een grondwater-trap IV en gedeeltelijk een grondwatertrap VI. Het gemiddeld hoogste grondwaterpeil ligt tussen 40 en 80 cm onder het maaiveld en het gemiddeld laagste grondwaterpeil ligt tussen 120 en 160 cm onder het maaiveld, zij het met een minimaal gedeelte tussen de 80 en 120 cm. In en om het gebied is geen grondwateroverlast bekend. Doordat rechtstreeks ter plaatse zowel ondergronds als bovengronds kan worden geïnfiltreerd, zal het grondwater naar verwachting en ten opzichte van de huidige situatie geen overlast veroorzaken. Hierdoor zal het plan 'grondwaterneutraal' worden ontwikkeld. Het plangebied ligt in een Strategisch Actiegebied van WHP3, bovengenoemde infiltratie sluit aan bij de richtlijnen van de WHP3. (wat betekent dat voor 2009 afhankelijk van de grondwatertrap 2,5-5% van het verhard oppervlak moet zijn afgekoppeld).

Oppervlaktewater

Naar aanleiding van dit plan zal geen extra oppervlaktewater (in verbinding staand met het oppervlaktewatersysteem) gecreëerd worden. Ook zal niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Binnen en nabij het projectgebied komt geen waterafhankelijke natuur voor.

DWA en RWA

In het Gemeentelijk Afkoppel Plan is het beleid bepaald dat geen afvoer van hemelwater door aansluiting op de riolering plaats zal vinden. Het hemelwater binnen het plangebied wordt dien-tengevolge niet afgevoerd naar de riolering maar ter plaatse boven- of ondergronds geïnfiltreerd. Door aandacht te besteden bij het verlenen van de bouwvergunning voor niet uitlogende materialen wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater het grond- en/of oppervlaktewater verontreinigt. Het rioolstelsel en de Rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) zijn voldoende groot voor aansluiting van de woningen voor wat betreft droogweerafvoer (DWA).

Conclusie

Het gaat in dit plan om functieverandering, waarbij de bestaande agrarische bebouwing in het landelijk gebied wordt vervangen door woongebouwen. Het perceel valt buiten de Keurzones, het betreft geen HEN-water inclusief beschermingszone, er gaat niet geloosd worden op oppervlaktewater en het perceel valt buiten de zoekgebieden voor waterberging. Omdat het hier ook geen landgoed, weg(en), spoorlijn(en), Tracéwet, damwand(en), scherm(en), ontgrondingen et cetera betreft, valt het onder de "postzegelplannen" zoals Waterschap Veluwe deze vanuit het oogpunt van de watertoets heeft gedefinieerd. Dit betekent dat voor dit plan het "standaard wateradvies" geldt. Er zijn geen afwijkingen die beargumenteerd moeten worden in deze waterparagraaf.

1.4.6 Externe veiligheid

Bij de realisering van deze pilot is geen sprake van vestiging van een (brand)gevaarlijke functie. In de directe omgeving (op ca. 215 m1) is een (brand) gevaarlijke bedrijf gevestigd, het tankstation Gulf Jemie. Op de risicokaart van de provincie Gelderland is dit tankstation niet aangeduid als een risico voor de planlocatie, blijkens de daarbij behorende risicocontour. Het plan is gelegen binnen de 1% letaliteitszone (effectgebied) van de inrichting van Gulf Jemie.

1.4.7 Flora & Fauna

Faunaconsult heeft een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd op de planlocatie. Het rapport is als bijlage bij deze partiële bestemmingsplanherziening gevoegd. Uit het rapport wordt het volgende geconcludeerd:

Het plangebied behoort niet tot de EHS (Ecologische HoofdStructuur) of een Vogelrichtlijn- of Habitatrichtlijngebied en valt ook niet onder de Natuurbeschermingswet. Natura 2000 gebied Veluwe Randmeren bevindt zich meer dan 2,5 km ten noordwesten van het plangebied. Natura 2000 gebied Veluwe bevindt zich op enkele honderden meters afstand ten zuidoosten van het plangebied. De grens valt min of meer samen met die van EHS Natuur in figuur 7.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01023-vg02_0008.png"

Figuur 8: Ligging van het plangebied (rode stip) ten opzichte van de EHS

Zoogdieren

Op grond van het veldbezoek en geraadpleegde verspreidingsgegevens, is het mogelijk dat enkele gebouwen in het plangebied als vleermuizenverblijf dienen. Om de effecten van de voorgenomen ingreep op deze soortgroep te bepalen, is daarom nader vleermuizenonderzoek noodzakelijk. Dit onderzoek zal in mei/juni 2009 worden uitgevoerd.

Indien blijkt dat er vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen (zoals bedoeld in de Flora- en faunawet) in het plangebied aanwezig zijn en door de voorgenomen maatregelen zullen worden aangetast, is leefruimtecompensatie en een ontheffingsaanvraag op de Flora- en faunawet nood-zakelijk. De huidige planopzet als in onderhavige herziening biedt afdoende mogelijkheden om compensatie en mitigatie in te passen en negatieve effecten teniet te doen.

Vogels

In het plangebied zijn tijdens het veldbezoek alleen huismussen waargenomen. In het plangebied bevinden zich geen spechtenholen of nesten van roofvogels. Nesten van vogelsoorten die het Ministerie van LNV jaarrond als een vaste rust- en verblijfplaats beschouwt zijn afwezig. Door de bebouwing en vegetatie te verwijderen buiten de periode 15 maart tot 15 juli (het broedseizoen van de meeste vogels), wordt directe schade aan algemeen voorkomende vogels, hun nesten en eieren voorkomen.

Planten

In het plangebied werden alleen algemeen voorkomende soorten aangetroffen. Er zijn geen beschermde plantensoorten waargenomen en de biotoop is daarvoor ook niet geschikt. Doordat de bestaande bebouwingen en beplanting buiten het broedseizoen (dus buiten de periode 15 maart - 15 juli) worden verwijderd, is er geen schade aan vogels, hun eieren, jongen of nesten te ver-wachten. Voor al deze soorten biedt de directe omgeving van het plangebied voldoende andere foerageergebieden.

Overige beschermde soorten

Reptielen en amfibieën werden tijdens het veldbezoek niet aangetroffen en daarvoor is de biotoop ongeschikt. In het plangebied zijn geen overige beschermde soorten waargenomen en de aanwezige biotoop is verder ongeschikt als habitat voor dergelijke soorten. Het is onwaarschijnlijk dat dergelijke soorten in het plangebied voorkomen.

Voorkomen doden of verwonden dieren

De in de Flora- en faunawet genoemde 'algemene zorgplicht' is ook op beschermde soorten uit de categorie 'algemene soorten' van toepassing. Beschermde diersoorten (ook die van de categorie 'algemene soorten') die tijdens het verwijderen van vegetatie en het vergraven van grond worden aangetroffen, moeten direct worden gevangen en na afloop van de werkzaamheden in het aangrenzende gebied worden vrijgelaten.

1.4.8 Archeologie & Cultuurhistorie

De pilotlocatie is gelegen in een gebied dat op basis van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) aangewezen is als een gebied met een lage archeologische verwachtingswaar-de. Op de Cultuur Historische Waardekaart van de provincie Gelderland heeft het plangebied een middelhoge archeologische verwachting. Het projectgebied is niet aangeduid als een terrein van betekenis op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK).

Een archeologisch onderzoek zal, gezien de verwachtingskaarten, niet noodzakelijk zijn. Daar-naast betreft het onderhavige plan een functiewijziging met enige nieuwbouw, echter op locaties waar gedeeltelijk reeds gebouwen staan. De kans op archeologische vondsten op de locatie wordt dientengevolge niet hoog geacht. Deze gronden zijn grotendeels al verstoord door de huidige bebouwing. Archeologisch onderzoek is derhalve niet vereist. Indien tijdens de grondverstorende werkzaamheden een vermoeden bestaat dat archeologische waarden in het plangebied aanwezig zijn, zal conform de Monumentenwet gehandeld worden.

1.5 Economische Uitvoerbaarheid

Dit project is een particulier initiatief en heeft voor de gemeente geen negatieve financiële gevolgen. Voor eventuele planschade wordt met betrokkene een overeenkomst inzake schade ex artikel 6 lid 24 Wet ruimtelijke ordening (Wro) gesloten.

Inspraak en overleg

Het voorontwerp-bestemmingsplan heeft vanaf 29 april 2009 voor 6 weken ter inzage gelegen in het kader van inspraak- en vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening.

Gedurende deze periode is één inspraakreactie binnengekomen door de heer H. Wajer, Op de Hagen 7 te Hulshorst.

Door de volgende instanties is gereageerd in het kader van het artikel 3.1.1 Bro-overleg:

  1. a. de dienst Ruimte, Economie en Welzijn van provincie Gelderland
  2. b. Vrom-inspectie regio Oost
  3. c. het Waterschap Veluwe

Voor een korte samenvatting op de ingediende inspraak- en vooroverlegreacties en de gemeentelijke reactie hierop wordt verwezen naar de bijgevoegde inspraak- en vooroverlegnota. Het plan is op enkele ondergeschikte punten gewijzigd.

1.6 Inspraak En Overleg

Inspraakprocedure

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 29 april 2009 voor 6 weken ter inzage gelegen in het kader van inspraak- en vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening.

Gedurende deze periode is één inspraakreactie binnengekomen door de heer H. Wajer, Op de Hagen 7 te Hulshorst.

Door de volgende instanties is gereageerd in het kader van het artikel 3.1.1 Bro-overleg:

  1. a. de dienst Ruimte, Economie en Welzijn van provincie Gelderland;
  2. b. Vrom-inspectie regio Oost;
  3. c. het Waterschap Veluwe.


Voor een korte samenvatting op de ingediende inspraak- en vooroverlegreacties en de gemeentelijke reactie hierop wordt verwezen naar de bijgevoegde inspraak- en vooroverlegnota. Het plan is op enkele ondergeschikte punten gewijzigd.

Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 16 september 2009 voor 6 weken ter inzage gelegen ter voldoening aan artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening.

Gedurende deze periode is één zienswijze binnengekomen door de heer H. Wajer, Op de Hagen 7 te Hulshorst.

Voor een korte samenvatting op de ingediende zienswijze en de gemeentelijke reactie hierop wordt verwezen naar de bijgevoegde zienswijzennota. De ingebrachte zienswijze leidt tot een aanpassing van de verbeelding (plankaart) ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. In verband met het kunnen voldoen aan de plantafstanden ten opzichte van belendende percelen, als benoemd in het Burgerlijk Wetboek, boek 5, artikel 42, wordt de functieaanduiding houtsingel (hs) op de verbeelding een halve meter van de perceelsgrens van het perceel Op de Hagen 7 gezet. Op deze wijze kan aan een plantafstand van 0,5 meter voor heggen of heesters en 2 meter voor bomen ten opzichte van een perceelsgrens worden voldaan.

Bijlagen Bij Toelichting

Bijlage 1 Inspraak- En Vooroverlegnota Functieverandering, Op De Hagen 15, 15a En 17 (Bestemmingsplan Buitengebied)

Bijlage 2 Zienswijzennota Bestemmingsplan Buitengebied, Perceel Op De Hagen 15, 15a En 17

Bijlage 3 Rapport "Bouwen Buiten Nunspeet"

Bijlage 4 Notitie Uitgangspunten En Randvoorwaarden, Erftransformatie Op De Hagen, Nunspeet, Ervenconsulent Gelders Genootschap, 30 Maart 2009

Bijlage 5 Anterieure Overeenkomst

Bijlage 6 Verkennend- En Nader Bodemonderzoek Van 17 December 2008, Met Kenmerk 820908, Uitgevoerd Door Ing. J.s. Stoeten, Mos Grondmechanica

Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek Van 29 Oktober 2008, Met Kenmerk 20082425.pc192, Uitgevoerd Door Ing. P. Colijn, Alcedo

Bijlage 8 Flora & Faunaonderzoek Van Novemver 2008, Uitgevoerd Door J.p.m. Hovens En G. Lenstra, Faunaconsult

Bijlage 9 Nader Flora & Faunaonderzoek Van Mei 2009, Uitgevoerd Door J.p.m. Hovens, R. Snijders En E. Hoppers