KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Horeca
Artikel 5 Maatschappelijk
Artikel 6 Tuin
Artikel 7 Verkeer
Artikel 8 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Vrijwaringszone - Molenbiotoop
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel
Bijlage Bij Regels
Bijlage 1 Verbeelding
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.3 Begrenzing Plangebied
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
1.5 Opzet Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Historie Elspeet
2.2 Omgeving Plangebied
2.3 Huidige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal/regionaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Verklaring Ontwikkelingsprogramma
4.2 Stedenbouwkundige Visie
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden
5.1 Geluidhinder
5.2 Verkeer En Parkeren
5.3 Bodem
5.4 Luchtkwaliteit
5.5 Externe Veiligheid
5.6 Milieuhinder Bedrijvigheid
5.7 Geurhinder
5.8 Water
5.9 Flora En Fauna
5.10 Archeologie
5.11 Cultuurhistorie
5.12 Molenbiotoop
5.13 Kabels En Leidingen
5.14 Duurzame Verstedelijking
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Planvorm
6.2 Opbouw Regels
6.3 Toelichting Per Artikel
6.4 Bijzondere Aspecten
6.5 Algemene Bepalingen
Hoofdstuk 7 Kosten
Hoofdstuk 8 Draagvlak
8.1 Inspraak En Vooroverleg
8.2 Ontwerp-terinzagelegging
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Actualisatie Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai Bestemmingsplan Elspeet Noordwest, Tauw, 30 Oktober 2012
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek Bestemmingsplan Elspeet Noord-west Te Elspeet, Cso Adviesbureau, 4 Mei 2009
Bijlage 3 Geohydrologie Elspeet Noordwest, Tauw, 18 Mei 2009
Bijlage 4 Nieuwbouw Elspeet Toetsing Aan De Natuurwetgeving, Bureau Schenkenveld, 21 November 2007
Bijlage 5 Nieuwbouw Elspeet Noordwest "Ecologie", Gemeente Nunspeet, Maart 2009
Bijlage 6 Flora- En Faunaonderzoek Te Elspeet-noord, Faunaconsult, Februari 2012
Bijlage 7 Bureauonderzoek En Inventariserend Veldonderzoek In De Vorm Van Een Verkennend Booronderzoek, Archeoprojecten, April 2009
Bijlage 8 Inventariserend Veldonderzoek In De Vorm Van Proefsleuven, Archeoprojecten, November 2009
Bijlage 9 Inspraak- En Vooroverlegnota

Elspeet Noordwest

Bestemmingsplan - gemeente Nunspeet

Vastgesteld op 09-04-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan ELSPEET - NOORDWEST van de gemeente Nunspeet.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0302.BP01025-vg01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aan huis gebonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door de gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.7 ambulante handel

de verkoop en het te koop aanbieden, alsmede de uitstalling daarvan, van waren aan consumenten buiten vestigingen. Onder ambulante handel wordt mede verstaan (week)markten, standplaatsen buiten de markten en het venten;

1.8 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.

1.10 bebouwingspercentage

de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak, of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;

1.11 bed & breakfast

een bedrijfsmatige voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als toeristisch-recreatieve activiteit, welke bedrijfsmatige voorziening ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;

1.12 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein;

1.13 beroepsmatige activiteiten aan huis

het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk en daarmee gelijk te stellen gebied, niet zijnde vrije beroepsuitoefening, in de woning en de daarbij bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie;

1.14 bestaande afstand, bouwwerk, bijgebouw, object

afstand, bouwwerk, bijgebouw, object, zoals die of dat bestaat en legaal aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bijbehorende bouwwerk

functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak;

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.20 bouwlaag

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd, zulks met uitzondering van onderbouwen en kappen; de eerste bouwlaag is de bouwlaag op de begane grond.

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.25 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een woning en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van die woning;

1.27 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 gebruiken

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.29 hoofdgebouw

een gebouw dat gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.30 horeca

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een seksinrichting

1.31 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.32 inwoning

twee huishoudens in een woning waarbij er sprake is van een hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft en waarbij er sprake blijft van één aansluiting op de nutsvoorzieningen;

1.33 kap

een dak dat loodrecht geprojecteerd voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;

1.34 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel en prostitutie zijnde, waarvan de omvang zodanig is, dat het woonhuis of de bedrijfswoning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.35 maatschappelijke voorzieningen

culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.36 mantelzorg

zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie;

1.37 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.38 ondergeschikte bouwdelen

hieronder wordt verstaan plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;

1.39 onderkomen

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voorzover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.40 peil

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijke niveau ten opzichte van Nieuw Amsterdams Peil;
  4. d. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil.

1.41 praktijkruimte

een niet voor bewoning bestemd gebouw of deel van een gebouw, dat uitsluitend dienstbaar is aan de uitoefening van een vrij beroep, zoals dat van accountant, advocaat, architect, arts of kunstenaar;

1.42 seksinrichting

een inrichting bestemd voor het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seks en/of pornobedrijf wordt mede begrepen:

  1. a. seksbioscoop: Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
  2. b. seksclub: een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht;
  3. c. seksautomaat: een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
  4. d. sekswinkel: een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van sexartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;
  5. e. prostitutiebedrijf: een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie, zijnde het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.

1.43 uitvoeren

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.44 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.45 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een woning of, bij onduidelijkheid daarover, de als zodanig door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.46 voorgevellijn

de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen;

1.47 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. fiets- en voetpaden;
  2. b. groen- en speelvoorzieningen, alsmede voorzieningen voor jongeren/ouderen;
  3. c. watergangen en waterpartijen;
  4. d. bluswatervoorzieningen;

met bij een en ander behorende voorzieningen zoals wegen, paden, in- en uitritten, bermen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en andere bouwwerken, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens, kunstwerken, technische installaties en terreinafscheidingen.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Horeca

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca, met uitzondering van automatenhallen, dancings en discotheken, uitsluitend in en onder de eerste bouwlaag,
  2. b. wonen,

met daarbijbehorende gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, tuinen, erven, terreinen, groen- en parkeervoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca in de vorm van automatenhallen, dancings en discotheken;
  2. b. gebruik van de woning en de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken voor een aan huis verbonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, met dien verstande dat dit is toegestaan indien:
    1. 1. ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de (bedrijfs)woning met de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, mits deze gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²,
    2. 2. de uitstraling als (bedrijfs)woning intact blijft;
    3. 3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
    4. 4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale ontwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
    5. 5. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
    6. 6. geen sprake is van reclame-uitingen en buitenopslag;
  3. c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bewoning;
  4. d. het gebruik van een woning ten behoeve van de huisvesting van een tweede of derde huishouden.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. lid 4.3, onder c, ten behoeve van mantelzorg in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een aparte unit bij een woning, met dien verstande dat:
    1. 1. de zorgbehoefte objectief aannemelijk is gemaakt;
    2. 2. verzekerd is dat na beëindiging van de mantelzorg het bijbehorend bouwwerk ongeschikt wordt gemaakt voor bewoning ten behoeve waarvan een overeenkomst wordt gesloten;
    3. 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. b. in die zin dat een woning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:
    1. 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede of derde (huishouden van een) persoon;
    2. 2. de bestaande bouwmassa van de woning niet wordt vergroot en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;
    3. 3. er sprake blijft van één hoofdtoegang en één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen en er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
    4. 4. er geen sprake is van kadastrale splitsing van het perceel.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming wijzigen in de bestemming "Wonen" en de aansluitende gebiedsbestemming(en) en daarbij aanduidingen opnemen, met dien verstande dat:

  1. a. de horecabedrijfsactiviteiten feitelijk zijn beëindigd;
  2. b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen, die hierna zijn aangegeven:
    maatschappelijke voorzieningen: ter plaatse van de aanduiding:
    zorginstelling met zorgwoningen 'zorginstelling'
    verenigingsgebouw 'verenigingsleven'
  2. b. aan de functie gerelateerde horeca;

met daarbijbehorende gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, andere werken, tuinen, erven, terreinen, groen- en parkeervoorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Tuin

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen;

met bij een en ander behorende voorzieningen zoals in- en uitritten, paden, bermen, parkeervoorzieningen, en andere bouwwerken.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2.1 ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken, zoals erkers en ingangspartijen, vóór de voorgevel van een woning:

  1. a. met een diepte van ten hoogste 1,5 m, mits de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 2,5 m bedraagt;
  2. b. met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 12 m² en een overkapping, met dien verstande, dat bij aaneengebouwde woningen slechts een oppervlakte van 6 m² en een overkapping is toegestaan;
  3. c. met een goothoogte van ten hoogste 3 m, mits:
    1. 1. het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
    2. 2. het straatbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verkeer en het vervoer over de weg;
  2. b. bermen;
  3. c. watergangen;
  4. d. bluswatervoorzieningen;
  5. e. standplaatsen voor ambulante handel;

met daarbijbehorende gebouwen, zoals bushaltes, andere bouwwerken, andere werken en voorzieningen, zoals fiets- en voetpaden, taluds, ongelijkvloerse kruisingen, faunapassages, carpoolplaatsen, parkeer-, speel- en groenvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van de inrichting van:

  • wegen met meer dan 2 rijstroken.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen en in samenhang daarmee voor met een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;

met bij een en ander behorende gebouwen en voorzieningen zoals wegen, paden, bermen, tuinen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens, kunstwerken, technische installaties en terreinafscheidingen.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. lid 8.2.2 onder c ten behoeve van het bouwen tot aan de zijdelingse perceelgrens, mits:
    1. 1. het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
    2. 2. het bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast;
  2. b. lid 8.2.2 e ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken aan hoofdgebouwen tot de goothoogte van het betreffende hoofdgebouw, mits:
    1. 1. het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
    2. 2. het bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast;
  3. c. lid 8.2.2 g en h ten behoeve van het bouwen van een praktijkruimte, als gebouw bij een hoofdgebouw, met dien verstande dat:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte van de praktijkruimten niet meer mag bedragen dan 50% van de gezamenlijke oppervlakte van de het hoofdgebouw en de bijbehorende gebouwen, tot ten hoogste 75 m2;
    2. 2. de goothoogte en de bouwhoogte van de praktijkruimte niet meer mag bedragen dan respectievelijk 3 m en 5 m.
  4. d. lid 8.2.2 g en h ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken tot een gezamenlijke oppervlakte van 75 m2, mits de oppervlakte van de bij het betreffende hoofdgebouw behorende gronden meer dan 600 m2 bedraagt, in welk geval het vereiste dat 50% van de oppervlakte van het erf onbebouwd moet blijven vervalt.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  2. b. het gebruik van een woning en de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken voor een aan huis verbonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, met dien verstande dat dit is toegestaan indien:
    1. 1. ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning met de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, mits deze gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²,
    2. 2. de uitstraling als woning intact blijft;
    3. 3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
    4. 4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale ontwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
    5. 5. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
    6. 6. geen sprake is van reclame-uitingen en buitenopslag;
  3. c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bewoning;
  4. d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  5. e. het gebruik van een woning ten behoeve van de huisvesting van een tweede of derde huishouden.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in :

  1. a. lid 8.4 onder c ten behoeve van mantelzorg in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een aparte unit bij een woning, met dien verstande dat:
    1. 1. de zorgbehoefte objectief aannemelijk is gemaakt;
    2. 2. verzekerd is dat na beëindiging van de mantelzorg het bijbehorend bouwwerk ongeschikt wordt gemaakt voor bewoning ten behoeve waarvan een overeenkomst wordt gesloten;
    3. 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. b. lid 8.4 onder d ten behoeve van bed & breakfast, met dien verstande dat:
    1. 1. bed & breakfast uitsluitend mag plaatsvinden in een legaal aanwezige woning, waarbij geldt dat ook de deel van een (voormalige) boerderij wordt geacht deel uit te maken van de woning;
    2. 2. de gezamenlijke oppervlakte voor bed & breakfast niet meer mag bedragen dan 40% van de gebruiksoppervlakte van de woning en tevens niet meer dan 120 m², waarbij onder de oppervlakte voor bed & breakfast worden begrepen:
      • slaapkamers;
      • bad-, douche- en toiletruimten, die niet gedeeld worden met bewoners;
      • een gemeenschappelijke ruimte van niet meer dan 30 m2;
    3. 3. niet meer dan vier slaapkamers met elk maximaal twee bedden (exclusief kinderbedjes) zijn toegestaan;
    4. 4. een kookvoorziening niet is toegestaan;
    5. 5. de maximum verblijfsduur per recreant niet meer dan tien dagen achtereen mag bedragen;
    6. 6. het gebruik ten behoeve van bed & breakfast geen onevenredige afbreuk mag doen aan:
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
      • de ontwikkelingsmogelijkheden van nabij gelegen bedrijven;
      • het straatbeeld;
      • de verkeersveiligheid;
    7. 7. parkeervoorzieningen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen ten minste gelijk niet zijn aan het aantal slaapkamers dat voor bed & breakfast wordt aangewend;
    8. 8. bed & breakfast uitsluitend mag worden geëxploiteerd door de bewoner(s) van de woning;
    9. 9. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  3. c. lid 8.4 onder e in die zin dat een woning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:
    1. 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede of derde (huishouden van een) persoon;
    2. 2. de bestaande bouwmassa van de woning niet wordt vergroot en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;
    3. 3. er sprake blijft van één hoofdtoegang en één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen en er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
    4. 4. er geen sprake is van kadastrale splitsing van het perceel.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

10.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden strijdig met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van onbebouwde gronden:
    1. 1. als stand- of ligplaats van onderkomens;
    2. 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en produkten;

een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;

  1. c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van zwembaden met een oppervlakte van meer dan 40 m².

11.2 Afwijking van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 11.1 onder c in die zin dat gronden en bouwwerken gebruikt mogen worden ten behoeve van zwembaden met een oppervlakte van niet meer dan 60 m², met dien verstande dat:

  • deze afwijking uitsluitend wordt toegestaan op percelen met een omvang van minimaal 1000 m² met villa-achtige bebouwing.

Artikel 12 Vrijwaringszone - Molenbiotoop

12.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' geldt dat die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - mede aangeduid zijn voor het behoud, het herstel en de bescherming van de windvang van de molen.

12.2 Bouwregels

Op de voor 'vrijwaringszone - molenbiotoop' aangewezen gronden mag de bouwhoogte van bouwwerken in afwijking van hetgeen elders in de regels is bepaald, niet meer bedragen dan:

  1. a. bij een afstand tot 100 m van de molen: de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  2. b. bij een afstand tussen 100 en 400 m van de molen: 1/50 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek, vermeerderd met 3 m.

12.3 Afwijking van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2 in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken wordt verhoogd, mits: de windvang van de molen hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van de regels:

  1. a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, van welke bouwwerken de oppervlakte niet meer dan 45 m2 en de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  2. b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen, paden, bebouwingsgrenzen en aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  3. c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten, afmetingen en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten, afmetingen en percentages, de goot- en bouwhoogte van woningen en bijbehorende bouwwerken is hiervan uitgezonderd.

Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd binnen de volgende grenzen het plan te wijzigen, voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, het wijzigen van bestemmingsgrenzen, zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan ELSPEET - NOORDWEST

van de gemeente Nunspeet.

Behorend bij het besluit van ...

Bijlage Bij Regels

Bijlage 1 Verbeelding

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

Aanleiding
Gemeente Nunspeet heeft het voornemen voor een stedelijke uitbreiding in het noordwestelijke deel van Elspeet. De uitbreiding bestaat hoofdzakelijk uit nieuwe reguliere burgerwoningen. In totaal gaat het om de realisatie van 78 reguliere woningen. Naast deze reguliere burgerwoningen worden ook meerdere op zorggerichte wooneenheden mogelijk gemaakt.

De geplande uitbreiding sluit ruimtelijk aan bij en is een voortzetting van de in het verleden uitgevoerde uitbreiding aan de noordzijde van Elspeet. De ruimtelijke invulling en stedenbouwkundige opzet van de nieuwe uitbreiding sluiten aan bij de in begin 2000 gerealiseerde woningen langs de Gerrit Mouwweg, Ds. Wisseweg, Ds. van Paddenburghweg en Ds. Lamensweg. De nu voorgenomen uitbreiding betreft een voortzetting van de genoemde uitbreiding, maar vormt in principe nog niet de afronding van Elspeet-Noord.

Ten noorden van het uitbreidingsgebied waar dit bestemmingsplan op van toepassing is, ligt nog een gebied dat mogelijk in de toekomst ook nog wordt ontwikkeld voor woningbouw. Deze ontwikkeling vormt dan de afronding van Elspeet noordwest. Omdat momenteel niet duidelijk is of aan de ontwikkeling van woningen in dit gebied voldoende behoefte is, zijn de plannen hiervoor nog niet nader uitgewerkt. Het gebied maakt dan ook geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan.

Het geldende bestemmingsplan maakt de voorgenomen uitbreiding van Elspeet niet mogelijk. Met dit nieuwe bestemmingsplan wordt de voorgenomen uitbreiding gefaciliteerd en voorzien van een passend juridisch kader.

Doel
Het bestemmingsplan heeft niet uitsluitend tot doel een passende bestemming te bieden voor de voorgenomen uitbreiding van Elspeet. Ten zuiden van het uitbreidingsgebied ligt namelijk een locatie waar door middel van een projectbesluit een Kulturhus, 25 zorgwoningen en 24 verpleegunits mogelijk zijn gemaakt en deels gerealiseerd. Om ook dit gebied te voorzien van een actueel bestemmingsplan wordt voor dit gebied een passende bestemming opgenomen.

Het bestemmingsplan voldoet aan de wettelijke eisen en de landelijk gehanteerde standaarden. Voorliggend bestemmingsplan biedt de gemeente derhalve een actueel bestemmingsplan dat voldoet aan de laatste eisen.

1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan ELSPEET - NOORDWEST bestaat, naast deze toelichting, uit de volgende stukken:

  • verbeelding, (tek. nr.NL.IMRO.0302.BP01025-vg01);
  • planregels.

De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

1.3 Begrenzing Plangebied

Het plangebied bevindt zich aan de noordwestelijke zijde van het dorp Elspeet. De westelijke grens bestaat uit de Nachtegaalweg (N310) welke als eenrichtingsverkeerweg (noord-zuid) is ingericht. De zuidelijke grens wordt gevormd door de Staverdenseweg. De noordelijke begrenzing wordt deels gevormd door het perceel van houtzagerij De Weerd.
De begrenzing van de oostzijde wordt gevormd door de Gerrit Mouwweg, Ds. Van Gilstweg en de Ds. Lamensweg. Langs deze oostelijke wegen heeft ook de uitbreiding van 35 woningen uit fase 1 begin 2000 plaatsgevonden. Iets verder ten oosten van het plangebied ligt de Nunspeterweg. Deze weg vormt de zuid-noord route van de N310.

Op de afbeelding is de begrenzing van het plangebied globaal weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01025-vg01_0001.jpg"

afbeelding - globale begrenzing van het plangebied (bron: google earth)

1.4 Geldende Bestemmingsplannen

Het plangebied ligt binnen de grenzen van de bestemmingsplannen zoals in de onderstaande tabel aangegeven.
Het geldende bestemmingsplan "Dorp Elspeet", daterend uit 1969, is van toepassing op het grootste gedeelte van het plangebied. Naast dit plan hebben enkele gebieden in het plangebied een planologisch-juridische bescherming middels een ander bestemmingsplan of planologisch instrument.

Op dit moment kent het plangebied de volgende planologische bescherming:

Bestemmingsplan Vaststelling raad Goedkeuring GS/KB
Dorp Elspeet 3 juni 1969 20 juli 1970
partiële herziening bestemmingsplan Elspeet-dorp 2000 29 april 2004 10 juni 2004

Een deel van het plangebied ligt in het bestemmingsplan "Dorp Elspeet" en heeft in dat bestemmingsplan de bestemming 'agrarische doeleinden II'. Het zuidelijke deel van het plangebied ligt binnen de 'partiële herziening Elspeet-dorp 2000 (zorgeenheden Gerrit Mouwweg)'. Deze partiële herziening heeft de uitbreiding van zorgcentrum Oranjehof door de aanbouw van 15 zorgeenheden mogelijk gemaakt. De zorgeenheden zijn bedoeld voor ouderen met een verzorgingshuis- of verpleeghuisindicatie.

Een gedeelte van het gebied heeft de bestemming 'Maatschappelijke voorzieningen' gekregen. De toegangsweg is bestemd als 'verkeersdoeleinden'. Het bouwblok heeft een bebouwingspercentage van 100 procent en is gescheiden door een hoogtescheidingslijn.

Op basis van een projectbesluitprocedure heeft realisatie van het Kulturhus en de zorgeenheden plaatsgevonden.

1.5 Opzet Bestemmingsplan

De toelichting is als volgt opgebouwd:

  • allereerst wordt in hoofdstuk 2 de bestaande situatie in het plangebied beschreven;
  • in hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst waarbinnen de planvorming plaatsvindt. Vooral het planologisch beleid op provinciaal en gemeentelijk niveau komen aan bod;
  • hoofdstuk 4 bevat een beschrijving van het plan, waarbij de planologische beheeraspecten en de visie ten aanzien van de ontwikkeling van het plangebied aan de orde komen;
  • in hoofdstuk 5 wordt met name aandacht geschonken aan de milieutechnische randvoorwaarden;
  • hoofdstuk 6 bevat de juridische planbeschrijving;
  • in hoofdstuk 7 wordt kort ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan;
  • in hoofdstuk 8 is tot slot plaats voor een korte toelichting op het overleg en de inspraak op het voorontwerpbestemmingsplan. Tevens wordt hier na de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan ingegaan op de binnengekomen zienswijzen.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

2.1 Historie Elspeet

Elspeet is van oorsprong een enkdorp. Veranderingen in de landbouw, een relatief sterk groeiende bevolking, uitbreiding van voorzieningen, de opkomst van het toerisme en het toegenomen verkeer, hebben de ruimtelijke karakteristieken van het enkdorp echter onder druk gezet. Daardoor is het aanzien van Elspeet in de laatste decennia veranderd.

Elspeet mag op basis van provinciaal beleid niet meer uitbreiden. Alleen inbreiding binnen de bestaande dorpscontouren is toegestaan. Als gevolg daarvan is in de loop der jaren de bebouwing in het dorp sterk verdicht. De sterke verdichting van de bebouwing heeft de kenmerken van het enkdorp minder zichtbaar gemaakt. Onder meer verdwijnt geleidelijk het karakteristieke half-open bebouwingsbeeld. Veel oudere bebouwing is bovendien door verbouwing of vervanging ingrijpend veranderd.

Met de voorgenomen bebouwing van Elspeet Noordwest zal het beeld van de noordelijke enk veranderen. Die verandering is gezien de beoogde wijziging van agrarisch in stedelijk gebruik onvermijdelijk. Wel is het mogelijk om het nieuwe woongebied zodanig te ontwerpen dat de oorspronkelijke karakteristiek herkenbaar blijft.

2.2 Omgeving Plangebied

Het plangebied grenst aan de noord-, en oostzijde aan bestaande woongebieden. Aan de zuidoostzijde van het plangebied is het zorgcentrum Oranjehof gevestigd. Zuidelijk van het plangebied is enige kleinschalige bedrijvigheid aanwezig. Aan de Nachtegaalweg is een aantal agrarische bedrijven gevestigd. Achter deze boerderijen is het landelijk gebied gelegen, met daarin open velden en bosgebieden.

2.3 Huidige Situatie

Het plangebied ligt op een flauwe op het westen geëxponeerde stuwwalhelling aan de rand van Elspeet, waarvan de bovengrond bestaat uit smeltwaterafzettingen. Middenin het plangebied ligt een geul, die in het Saalien en Weichselien is uitgeslepen door het afstromend smeltwater. Inmiddels wordt hier geen water meer door vervoerd, maar is het wel het oorspronggebied van de Grote Kolonie beek, die bij Leuvenum uitmondt in de Hierdense beek. Het maaiveld helt naar het westen van 29,5 naar 27,5 m +NAP.
De bodem van het plangebied wordt getypeerd als zwarte enkeerdgrond (gwt VII). Dergelijke bodems ontstaan door eeuwenlange bemesting (met plaggen van de heide en mest uit de schaapskooi). Het plangebied ligt op de oude enk, het gemeenschappelijke akkerland van de eerste boerderijen van Elspeet. In de negentiende eeuw is de enk verkaveld en zijn tussen enkele percelen houtsingels geplant. De structuur hiervan is nog zichtbaar maar de oorspronkelijke houtsingels zijn niet meer aanwezig. Ook de nu aanwezige houtsingel achter de houtzagerij De Weerd is geen oorspronkelijke houtsingel. De aan het voetpad en langs de Gerrit Mouwweg gelegen singel met Robinia's is eveneens van later datum. In het verleden was het plangebied grotendeels in agrarisch gebruik (grasland, moestuin, akker). Momenteel ligt het overgrote gedeelte van het plangebied braak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01025-vg01_0002.jpg"

afbeelding - huidige situatie plangebied

Aan de Nachtegaalweg bevindt zich momenteel houtzagerij De Weerd met een bedrijfswoning. Met het oog op de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied wordt alle aanwezige bebouwing van de houtzagerij gesloopt. Verder vallen binnen het plangebied een zestal bestaande woningen, de zorgwoningen van het zorgcentrum Oranjehof en het restaurant De Posthoorn.

De oppervlakte van het totale bestemmingsplangebied bedraagt circa 6,2 hectare. Het te ontwikkelen deel van het plangebied heeft een oppervlakte van ruim 3,4 hectare.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Een van de centrale uitgangspunten is de scheiding tussen beleid en normstelling. Het beleid wordt in eerste aanzet vormgegeven in een structuurvisie en is juridisch alleen nog bindend voor de rijksoverheid. Naast integraal planologisch beleid, kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur regels worden gesteld omtrent onder andere bestemmingsplannen. De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau, in die zin dat respectievelijk provinciale inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen daarop moeten worden afgestemd.

De kaders van het nieuwe rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. In het kader van de nahangprocedure kunnen in de SVIR nog opmerkingen en wensen van de Tweede Kamer worden verwerkt. De structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als credo "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig". In de SVIR zijn 13 nationale belangen gedefinieerd, waaronder het versterken van de mainportfuncties en het verbeteren van de rijksinfrastructuur, het behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en fauna.

De volgende nationale belangen zijn voor dit bestemmingsplan relevant:

  • Efficiënt gebruik van de ondergrond
    In de ondergrond moet onder andere rekening gehouden worden met archeologie, ondergrondse rijksinfrastructuur (tunnels en buisleidingen) en de bescherming van de grondwaterkwaliteit en -kwantiteit;
  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's
    Luchtkwaliteit, geluidsoverlast, wateroverlast, waterkwaliteit, bodemkwaliteit en het transport van gevaarlijke stoffen kennen een grote samenhang met de andere nationale belangen. Om toekomstige kosten en maatschappelijke schade te voorkomen, moeten bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen de milieueffecten worden afgewogen;
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
    Landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten geven identiteit aan een gebied. Bovendien zijn culturele voorzieningen en cultureel erfgoed van groeiend belang voor de concurrentiekracht van Nederland. Het rijk blijft verantwoordelijk voor het cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed, kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Het beleid ten aanzien van landschap laat het rijk over aan de provincies.

Het bestemmingsplan heeft betrekking op een uitbreiding van het dorp Elspeet. De uitbreidingslocatie wordt reeds omgeven door bestaande dorpsbebouwing van Elspeet en kan dan ook beschouwd worden als een passende locatie voor de dorpsuitbreiding. In het kader van de voorgenomen uitbreiding wordt zorgvuldig omgegaan met de cultuurhistorische en archeologische waarden in het gebied. Waar nodig en mogelijk worden de waarden in het bestemmingsplan van een beschermende regeling voorzien. Ook de andere relevante randvoorwaarden worden in het kader van de voorgenomen uitbreiding uitvoerig afgewogen in het bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 wordt onder andere ingegaan op de luchtkwaliteit, akoestische situatie, bodemkwaliteit, externe veiligheid en ecologie. Het bestemmingsplan sluit op deze wijze aan bij de nationale structuurvisie.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Kern van de nieuwe Wro is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vóóraf kenbaar maken en aangeven langs welke weg zij die belangen denken te realiseren. Het rijk en provincies bemoeien zich voortaan uitsluitend met wat daadwerkelijk van nationaal respectievelijk van provinciaal belang is. Ook moeten rijk en provincies duidelijk maken of de borging van een belang gevolgen heeft voor ruimtelijke besluitvorming door provincies en gemeenten.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 22 augustus 2011 vastgesteld en heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het Rijk waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies. Niet alle nationale ruimtelijke belangen staan in het Barro. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.

Hoewel het bestemmingsplan ontwikkelingsgericht is, zijn geen van de nationale belangen uit het Barro van toepassing. Het bestemmingsplan is niet in strijd met het Barro.

3.1.3 Nationaal Waterplan 2009-2015

Het Nationaal Waterplan is op 12 december 2009 vastgesteld en is het formele rijksplan voor het nationale waterbeleid. In de Waterwet is vastgelegd dat het rijk dit plan eens in de zes jaar opstelt. Het huidige plan geldt voor de periode 2009-2015. Het is de opvolger van de Vierde Nota waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het plan bevat tevens de stroomgebiedbeheerplannen die op grond van de Kaderrichtlijn Water zijn opgesteld. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens aan te merken als structuurvisie.

Het Nationaal Waterplan heeft betrekking op het gehele watersysteem van Nederland, zowel oppervlaktewater, grondwater, als de bijbehorende waterkeringen, oevers en dergelijke. Het kabinet kiest voor een strategie die bestaat uit "meebewegen, weerstand bieden, kansen pakken", adaptieve aanpak en samenwerking binnen en buiten het waterbeheer.

  • Meebewegen, weestand bieden, kansen pakken
    Voor een duurzaam en integraal waterbeleid is het belangrijk om waar nodig en mogelijk water de ruimte te geven en mee te bewegen met en gebruik te maken van natuurlijke processen, zoals dit bijvoorbeeld wordt toegepast bij Ruimte voor de Rivier. Met een gebiedsgerichte aanpak is het vaak mogelijk om het waterbeheer te verbeteren en tegelijk te werken aan versterking van de economie en de leefomgeving, tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.
  • Adaptieve aanpak
    Het kabinet anticipeert met een adaptieve aanpak op toekomstige ontwikkelingen (klimaatverandering, effectiviteit van maatregelen, etc.). Daarmee kunnen adequate maatregelen genomen worden, maar kunnen deze ook aangepast worden aan nieuwe inzichten of veranderende ontwikkelingen.
  • Samenwerking binnen en buiten het waterbeheer
    Waterbeheer is een gezamenlijk proces van rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. Betrokkenheid van alle relevante partijen, zowel publiek als privaat, bij zowel het definiëren van de opgaven als het vinden van oplossingen vindt het kabinet van groot belang. De samenwerking binnen stroomgebieden staat centraal bij de werkwijze van de onderlinge overheden.

Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 5.8. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan. Daarnaast zijn de uitgangspunten van Waterschap Vallei &Veluwe in de waterparagraaf meegenomen.

3.2 Provinciaal/regionaal Beleid

3.2.1 Structuurvisie Gelderland 2005

Het provinciale planologische beleidskader is neergelegd in het Streekplan Gelderland 2005 dat op 29 juni 2005 is vastgesteld. In verband met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 is het Streekplan per 1 juli 2009 beleidsneutraal omgezet naar een provinciale structuurvisie.

De Structuurvisie geeft het provinciale ruimtelijk beleid voor de komende jaren op hoofdlijnen aan. Die lijnen zijn herkenbaar in de "ruimtelijke hoofdstructuur". Deze "ruimtelijke hoofdstructuur" bestaat uit de volgende onderdelen:

  1. 1. De gebieden die belangrijk zijn voor natuur, water, infrastructuur, cultuurhistorie en stedelijke netwerkvorming. De kwaliteit moet verbeteren en verstedelijking moet worden tegengegaan.
  2. 2. De 'rode functies': de ruimte voor wonen, werken en voorzieningen in stedelijke netwerken en regionale centra.
  3. 3. In het overige bebouwde en landelijke gebied krijgen regio's en gemeenten meer vrijheid om de ruimte voor wonen en werken te verdelen.
  4. 4. Ook wil de provincie zich, sterker dan in het verleden, actief richten op de concrete uitvoering van programma's en projecten.

De structuurvisie geeft naast de bovenstaande hoofdlijnen van het beleid ook aan wat het uitgangspunt van het Gelders Kwalitatief woonbeleid is. De woningbehoefte is vastgelegd in het Kwalitatief Woonprogramma (KWP). Het Kwalitatief Woonprogramma dient te voorzien in een aanbod van woningen, dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve woningbehoefte.

Om deze reden bevordert de provincie vooral de realisatie van woningen voor ouderen en starters en van de woonmilieus centrum-stedelijk en landelijk wonen. Voorts wil de provincie onder andere herstructurering en transformatie van bestaand bebouwd gebied en het vergroten van het aanbod aan levensloopbestendige woningen en het versterken van verscheidenheid en identiteit, bevorderen.

De provincie wil door middel van het aanwijzen van zoekzones ruimte reserveren voor stedelijke functies (wonen, werken, winkels, sportvelden en -accommodaties, sociaal-culturele voorzieningen, scholen, kerken, e.d.). Het plangebied is gelegen in een zoekzone voor wonen.

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de noordwesthoek van Elspeet, en maakt de realisatie van 78 woningen, meerdere zorgwooneenheden en overige zorgvoorzieningen mogelijk. De stedelijk ontwikkeling vindt plaats grenzend aan bestaand bebouwd gebied en vergroot het aanbod van woningen binnen de kern Elspeet. Met de stedelijke invulling van het gebied wordt het gebied ruimtelijke gezien beter benut en wordt geen extra beslag gelegd op gronden in het landelijk gebied. Het bestemmingsplan is dan ook niet in strijd met de provinciale uitgangspunten zoals verwoord in de structuurvisie.

3.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Onder de Wro heeft de provincie geen bemoeienis meer met lokale belangen. Gemeenten worden vrij gelaten de lokale aspecten naar eigen inzicht te regelen. In het verleden diende ieder bestemmingsplan door Gedeputeerde Staten te worden goedgekeurd. Onder de Wro is het instrument van de goedkeuring komen te vervallen en heeft plaats gemaakt voor algemene regels (ruimtelijke verordening). Gemeenten dienen deze algemene regels in hun bestemmingsplannen te verwerken, maar behouden enige vrijheid in de wijze waarop zij dit doen. Deze algemene regels betreffen alleen onderwerpen met een duidelijk provinciaal c.q. nationaal belang.

Provinciale Staten van provincie Gelderland hebben op 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. Op 20 december 2011 heeft de provincie, om in te spelen op nieuwe wetgeving, de eerste herziening van de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. De verordening gaat in op de volgende onderwerpen:

  • verstedelijking;
  • wonen;
  • detailhandel;
  • recreatiewoningen en -parken;
  • glastuinbouw;
  • waterwingebied;
  • grondwaterbeschermingsgebied;
  • oppervlaktewater voor drinkwatervoorziening;
  • Ecologische Hoofdstructuur (EHS);
  • waardevol open gebied;
  • bedrijventerreinen;
  • molenbiotopen;
  • Nationale landschappen.

In het kader van dit bestemmingsplan zijn drie aspecten uit de Ruimtelijke Verordening Gelderland relevant, dit zijn verstedelijking, wonen en molenbiotoop. Daarnaast wordt Elspeet omgeven door het Nationaal Landschap Veluwe. Omdat het plangebied zelf geen deel uitmaakt van het nationaal landschap zijn de beleidsuitgangspunten uit de Ruimtelijke Verordening Gelderland niet van toepassing.

Verstedelijking
Conform de Ruimtelijke Verordening Gelderland mogen alleen woningen in een gebied worden gebouwd indien deze volgens de Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking in een zogenaamde zoekzone voor wonen liggen. Het plangebied, waar de uitbreiding gepland is, maakt onderdeel uit van een dergelijke zoekzone voor wonen. Het voorgenomen plan voor uitbreiding van Elspeet sluit derhalve aan bij het provinciale beleidskader.

Wonen
Het Gelderse kwalitatieve woonbeleid gaat uit van regionale woningmarkten. Aan de hand van basisdocumenten (bevolkingsprognose en woningbehoefteonderzoek) levert de provincie aan de regio's informatie over de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte voor de komende jaren. Deze informatie over de woningbehoefte wordt per regio als indicatieve taakstelling door Gedeputeerde Staten vastgesteld in het Kwalitatief Woonprogramma (KWP). De verordening sluit uit dat er bovenop de afspraken in het KWP in een regio woningen worden gerealiseerd, die niet in dat KWP passen. Het bouwen van meer woningen dan waar in een regio behoefte aan is, kan tot onbedoelde migratiestromen leiden en uiteindelijk zelfs tot leegstand in die regio of elders. Op de aansluiting van het voorgenomen plan op het KWP wordt in paragraaf 3.2.3 ingegaan.

Een overmaat aan plancapaciteit van 20-30% boven de KWP afspraak wordt door de provincie Gelderland aangemoedigd. Wat betreft de realisatie van de plannen blijft het KWP uitgangspunt.

Molenbiotoop
De provincie Gelderland streeft naar het behoud en bescherming van het functioneren van molens in Gelderland. Verder dient rekening te worden gehouden met de belevingswaarde en het historisch karakter van de omgeving van de molen. Het bestemmingsplan dient waarborgen te bieden ter bescherming van het functioneren van de molen wat betreft een vrije windvang. De provincie Gelderland zet dan ook in op een beperking voor het oprichten van bebouwing en beplanting binnen een straal van 400 meter gerekend vanaf het middelpunt van de molen, de zogenoemgde molenbiotoop.

Door middel van een specifieke bepaling wordt het functioneren van de molen in het zuiden van het plangebied beschermd.

3.2.3 Woonbeleid provincie Gelderland

Provincie Gelderland, gemeenten en woningcorporaties pakken woonbeleid regionaal aan. Mensen zijn immers steeds minder gebonden aan een bepaalde gemeente. De provincie zorgt er via het Kwalitatief WoonProgramma voor dat het regionale aanbod van woningen zo goed mogelijk aansluit op de vraag. Zo heeft er een omslag plaatsgevonden van kwantiteit (contingenten) naar kwaliteit. Hierbij staat het bouwen naar de behoefte van woningen in de diverse woonmilieus voorop. Er wordt meer gekeken welke bevolkingsgroepen (starters, mensen met een laag inkomen en senioren) behoefte aan woonruimte hebben. De gemeente en de provincie hebben hierover, in het kader van het Kwalitatief Woonprogramma, afspraken gemaakt.

Het meest recente Kwalitatief Woonprogramma is het KWP3. Het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP3) is een actualisering van het Kwalitatief Woonprogramma 2005-2014 (KWP2). Voor de regio Noord-Veluwe waar de gemeente Nunspeet in gelegen is, wordt met name ingezet op kwalitatieve woningbehoefte. Om het woonbeleid op regionaal niveau zo goed mogelijk af te stemmen op de kwalitatieve woningbehoefte, zullen de gemeenten van de regio Noord-Veluwe en de in de regio werkzame woningcorporaties zich gezamenlijk met de provincie inspannen om ten aanzien van het regionaal woonprogramma 2010-2019:

  • 45 % van de nieuw te bouwen woningen in de betaalbare segmenten (de segmenten goedkope huur, betaalbare huur en goedkope koop opgeteld) te realiseren, gelijk aan het netto referentiekader. Dit komt overeen met bijna 3.000 woningen.
  • Te bouwen voor de eigen bevolking, waarbij extra aandacht is voor de woonwensen van starters, ouderen en hulpbehoevenden.

In de periode 2010-2019 in de acht gemeenten van de regio Noord-Veluwe er een behoefte is geconstateerd van 6.700 woningen netto toe te voegen. Hiervan maken de op de planningslijst 2009 bekende plannen met minder dan 10 woningen voor in totaal 500 woningen onderdeel uit. De gemeenten gaan voor voldoende plancapaciteit, rekening houdend met de planuitval van 20%. Dit komt neer op een totale capaciteit voor 8.000 à 8.100 woningen. Expliciet worden de visies van de woningcorporaties betrokken bij invulling van deze ruimte.

In samenspraak met de woningcorporaties is, eind 2009 een lijst van uit te voeren projecten, welke als basis zal dienen voor de minimaal te realiseren woningbouw voor de jaren 2010, 2011 en 2012, opgesteld. Deze lijst zal als bijlage aan het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 worden toegevoegd. Het initiatief ligt bij de provincie.

Het voorgenomen plan betreft de realisatie van 78 woningen in verschillende segmenten en typologieën. Afhankelijk van de actuele behoefte zullen de woningen zowel geschikt zijn voor starters, ouderen en doorstromers. Voorliggend bestemmingsplan is derhalve niet in strijd met het provinciale woonbeleid.

3.2.4 Regionale woonvisie Noord Veluwe

Het provinciale beleid voor de regio is voor wat betreft de woningbouwopgave neergelegd in de regionale uitwerking van het Kwalitatieve woningbouwprogramma (KWP), zijnde een uitwerking van het streekplan. Het KWP gaat uit van een gewenst woningbouwprogramma in verschillende categorieën, waarbij het in beginsel een regionale opdracht betreft om dit programma daadwerkelijk te realiseren. Het KWP wordt op gezette tijden geactualiseerd. De regionale uitwerking is met instemming van de provincie in lokale programma's onderverdeeld. Deze onderverdeling is vastgelegd als het woningbouwprogramma voor de regiogemeenten voor de periode 2003-2015. Een van de hoofdpunten uit het KWP is een omslag van bouwen in met name dure categorieën naar betaalbare segmenten.

Bij de concrete invulling van het uitbreidingsgebied worden de uitgangspunten uit de regionale woonvisie Noord Veluwe als leidraad gebruikt. Op basis van de regionale uitgangspunten wordt bepaald in welk segment en welk type woning gerealiseerd wordt.

3.2.5 Waterplan Gelderland 2009-2015

Het Waterplan Gelderland is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan Gelderland is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd.

In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen.

Voor de realisatie van bepaalde waterdoelen zijn ruimtelijke maatregelen nodig. Hiervoor krijgt het Waterplan Gelderland op basis van de nieuwe Waterwet de status van structuurvisie. In het Waterplan Gelderland is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening de provincie wil inzetten.

Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 5.8. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.

3.2.6 Waterbeheersplan Veluwe 2010-2015/ 2009

Voor de periode 2010-2015 heeft het Waterschap Veluwe het Waterbeheersplan Veluwe opgesteld. Op de onderdelen robuust watersysteem, waterkwaliteit en ecologie wordt er voor de periode 2010-2015 een doorkijk gegeven naar 2027. Op die manier maakt het Waterschap Veluwe de wateropgave voor wat betreft de Kaderrichtlijn Water, inclusief financiering, concreet. Dat wil zeggen dat de wateropgave voor de Veluwe wordt vertaald in de doelen die in 2015 zijn gehaald. Het waterbeheersplan heeft de volgende doelen:

  • Doel 1: Veilige dijken
  • Doel 2: Gewenste grond- en oppervlaktewaterstanden
  • Doel 3: Vermindering wateroverlast en water voor droge tijden
  • Doel 4: Goede onderhoudssituatie
  • Doel 5: Herstel en behoud van bijzondere natuur
  • Doel 6: Goede waterkwaliteit
  • Doel 7: Stedelijk waterbeheer
  • Doel 8: Transport en zuivering van afvalwater
  • Doel 9: Brede kijk

Per doel zijn verschillende opgaven van toepassing die in de periode 2010-2015 zullen worden aangepakt.

Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 5.8. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Integrale Ruimtelijke Toekomstvisie Nunspeet 2015

Medio 2003 heeft de gemeenteraad van Nunspeet de Integrale Ruimtelijke Toekomstvisie (IRTV) Nunspeet 2015 vastgesteld. In deze visie verwoordt de gemeente een breed gedragen ruimtelijke en sociaal-economische ambitie voor de periode tot 2015. De gemeente maakt zich sterk voor behoud van de vitaliteit van de dorpsgemeenschappen. Dit betekent dat men zich sterk maakt voor een kwalitatief hoogwaardig woon- en werkmilieu, uitbreiding en verbetering van de woningvoorraad en het behoud van een gezonde en gedifferentieerde lokale economie. De ambities van de IRTV worden in dit bestemmingsplan vertaald in:

  • het treffen van een adequate juridische regeling die de kwaliteit van de woon- en leefomgeving veilig stelt en tegelijkertijd ruimte biedt voor verbeteringen in woon- en werkmilieu;
  • de blijvende zorg voor de kwaliteit van de inrichting en het beheer van de openbare ruimte, waarvoor een passende bestemmingsregeling vereist is;
  • een goede wisselwerking behouden tussen groen en paars; tussen natuur en economie. De belangrijkste kwaliteit van Nunspeet is immers het woon- en leefklimaat.

De ambitie op het gebied van wonen is een geleidelijke groei. De ambitie is om door middel van nieuwbouw, herstructurering en stedelijke vernieuwing voldoende mogelijkheden te bieden voor de doelgroepen om hun specifieke wooncarrières te kunnen doorlopen. De doelgroepen zijn jongeren en starters, ouderen en gezinnen. Er wordt gestreefd naar een gefaseerde woningbouw van circa 100 woningen per jaar binnen de gehele gemeente Nunspeet. Uitbreiding is met name voorbehouden aan de kernen Nunspeet en Elspeet. Voor Elspeet is in het woningbouwprogramma voor 2003-2015 rekening gehouden met het realiseren van 160 woningen.

De gemeente zet zich daarnaast in voor een goed toegankelijk basisvoorzieningenpakket voor de gehele bevolking. Voor de kern Elspeet wordt ernaar gestreefd het huidige voorzieningenniveau (waaronder de dorpshuizen) te behouden. Ook wordt gewenst de eerstelijns gezondheidszorg in alle kernen van de gemeente te behouden of terug te brengen.

3.3.2 Landschapsontwikkelingsplan Nunspeet (2005)

In het landschapsontwikkelingsplan van de gemeente Nunspeet is een beschrijving van het landschap gegeven met hieruit voortkomend een landschapsvisie. Na de kern Nunspeet heeft Elspeet de grootste uitbreidingsopgave. De nieuwe woongebieden voor Elspeet zullen compact en direct gekoppeld zijn aan de kern; dit om de ruimte tussen dorp en bosrand open te houden. Behoud van de karakteristieke landschapstructuur en -elementen is van belang. Daarnaast moeten belangrijke zichtlijnen, bijvoorbeeld die op de kerk, in de plannen geïntegreerd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01025-vg01_0003.jpg"

afbeelding - uitsnede landschapsvisie Nunspeet

Het plangebied is in het Landschapsontwikkelingsplan al aangegeven als een zoeklocatie voor woningbouw. In het ontwikkelingsplan wordt voor de randen van het plangebied ingezet op realisatie van laanbeplanting om zo de verbinding tussen het dorp en buitengebied te verbeteren. Daarnaast is de ontwikkeling en aanleg van wandelpaden als uitloop van Elspeet een uitgangspunt.

3.3.3 Wonen in Nunspeet, Woonvisie 2008-2020 (2008)

In 2003 heeft de gemeente Nunspeet de Woonvisie Nunspeet 2003-2015 vastgesteld. Sinds 2003 hebben de ontwikkelingen niet stilgestaan, noch op de woningmarkt, noch in beleidstermen. Het gemeentebestuur heeft zich in het Coalitieakkoord 2006-2010 uitgesproken voor een actualisatie van het woonbeleid. Op basis van een nieuwe woningmarktverkenning en van de actuele beleidsuitgangspunten, is deze Woonvisie Nunspeet 2020 opgesteld. Deze actualisatie brengt geen radicale verandering van het woonbeleid met zich mee. Groei van de gemeente, met aandacht voor jonge huishoudens en senioren, zijn nog steeds belangrijke accenten.

De Woonvisie richt zich op het behoud van de gemeente Nunspeet als vitale gemeente. Dit houdt onder andere in een gezonde samenleving met dynamiek op de woon- werkmarkt. Deze visie wordt ondermeer verwezenlijkt door in te spelen op veranderende (woon)wensen in de toekomst. De woningmarkt dient met het oog op de vergrijzing gericht te zijn op ouderen maar ook jongeren dienen een plek te krijgen in de gemeente Nunspeet.

Om de kwaliteit en de leefbaarheid die de gemeente Nunspeet aanbiedt te behouden zal de komende jaren ingespeeld moeten worden op de wensen van verschillende doelgroepen. De koers die de gemeente wil gaan varen richt zich op de volgende onderwerpen:

  • inspelen op de wensen van de groeiende groep mensen met een zorgvraag;
  • voldoende aanbod voor lage inkomens;
  • meer kansen op de woningmarkt voor huishoudens met een middeninkomen;
  • kansen voor verhuizers (doorstroming);
  • binden van jonge huishoudens.

Bij deze onderwerpen wil de gemeente een actieve rol gaan spelen aangezien zij zich verantwoordelijk voelt voor haar burgers. In samenwerking met partners en sturing door middel van communicatie en beleid wil de gemeente de ontwikkeling van nieuwe woningen stimuleren.

In de woonvisie wordt beschreven dat in Elspeet plaats is voor ongeveer 170 woningen. Naast de 78 woningen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt en de zorgwoningen behorende bij het Oranjehof is ook ruimte voor woningontwikkeling op het Vierde Kwadrant. De invulling van de locaties dient aan te sluiten bij de omgeving en de historische agrarische structuur. Mede door de realisatie van de nieuwe woningen krijgen Elspeetse gezinnen de kans om in Elspeet te blijven of weer terug te keren.

3.3.4 Woningbehoefteonderzoek (2010)

De gemeentelijke woningbouwprogrammering voor Nunspeet beweegt zich binnen de kaders van het provinciale kwalitatieve woningbouwprogramma (KWP). Momenteel geldt het KWP3. Het KWP is voor de provincie onderdeel van de structuurvisie (voorheen: streekplan).

In regionaal verband is in het kader van KWP3 afgesproken dat de gemeente Nunspeet tot 2020 in zijn geheel 795 woningen mag realiseren. Daar bovenop is een marge gegund van 20% om eventuele planuitval te compenseren. In totaal mogen derhalve voor 954 woningen bestemmingsplannen worden ontwikkeld. Een groot deel van de 795 woningen is in reeds bestaande plannen vastgelegd.

Om in beeld te krijgen wat de woningbehoefte is binnen de gemeente Nunspeet, is door RBOI in 2010 een woningbehoefte onderzoek uitgevoerd voor zowel Nunspeet als Elspeet. Gelet op de ligging van het plangebied in Elspeet is derhalve het woningbehoefteonderzoek voor de kern Elspeet van belang. Uit het woningbehoefteonderzoek komt een woningbehoefte van circa 275 woningen tot 2020 naar voren. Het gaat hierbij om 35 huurwoningen, 190 koopwoningen (met name rijwoningen en in mindere mate twee-onder-een-kap en vrijstaande woningen) en 50 seniorenwoningen.

De ontwikkeling van het plangebied in het noordwesten van Elspeet zal gefaseerd geschieden. Door de gefaseerde ontwikkeling kan gedurende de ontwikkelingtijd ingespeeld worden op de meest actuele woningbehoefte. De gemeente heeft bij de ontwikkeling van het plangebied een leidende rol en zorgt voor afstemming met het KWP.

3.3.5 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan Nunspeet

In de gemeente Nunspeet spelen op dit moment op het gebied van verkeer en vervoer diverse kwesties. Door de gemeente is in 2008 aan Ligtermoet & Partners opdracht verleend een Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) te maken. Op 12 november 2009 is het GVVP vastgesteld. Hoofddoel van het GVVP is het in samenhang beschouwen en beoordelen van de diverse ontwikkelingen en plannen die actueel zijn op dit moment binnen de gemeente Nunspeet. Met de beoordeling wil de gemeente het beoogde wensbeeld aangaande verkeer en vervoer scherp krijgen.

In het GVVP wordt apart ingegaan op de verkeerssituatie in Elspeet.

De uitgevoerde reconstructie van de doorgaande weg (N310) in Elspeet heeft er niet toe geleid dat de problematiek rondom deze weg is weggenomen. Hoewel met de herinrichting in het verleden zeer nadrukkelijk de verblijfskwaliteit en de verkeersdoorstroming zijn verbeterd, waren er toch nog klachten over de verkeerssituatie en dan met name gericht op de snelheid, de mogelijkheden voor het oversteken en de geluidhinder.

In lijn met het beleid betekent dit dat vooral meer aandacht besteed is aan oversteeklocaties (zebrapaden en snelheidsremmende maatregelen). Om dit alles te bereiken zijn delen van de Nachtegaalweg en de Staverdenseweg ingericht als 30/km gebied. De wegen hebben hiermee de status van dorpsontsluitingsweg gekregen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01025-vg01_0004.jpg"

afbeelding - wegencategorisering Elspeet

Het tweede belangrijke aandachtspunt uit het GVVP is de aansluiting van de Nachtegaalweg/Staverdenseweg. Hier is een Kulturhus gerealiseerd. De locatie is hiermee een belangrijk attractiepunt binnen het dorp, met veel fietsers en voetgangers.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

Hoe de uitbreiding precies wordt vormgegeven en wat de exacte inhoud van de uitbreiding is wordt in dit hoofdstuk beschreven. Een beschrijving van het te ontwikkelen programma en de stedenbouwkundige visie komen uitgebreid aan bod.

4.1 Verklaring Ontwikkelingsprogramma

4.1.1 Woningen

De ontwikkeling bestaat uit de realisering van 78 woningen en meerdere zorggerichte wooneenheden. Kijkend naar de locatie en de omvang van de geplande ontwikkeling is het van groot belang dat de uitbreiding (ruimtelijk) goed in Elspeet wordt ingepast. Dit wordt enerzijds nagestreefd door aan te sluiten bij de aanwezige infrastructuur van Elspeet, anderzijds is het doel om met de uitbreiding zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij de eigen Elspeetse woningbehoefte. Om dit te bolwerken is gekeken naar de vraag en aanbod van woningen in Elspeet. De opzet en invulling van het gebied kunnen als gevolg van een gewijzigde woningbehoefte nog veranderen.

Aanbod

Elspeet heeft een tamelijk eenzijdig opgebouwd woningbestand. Er zijn naar verhouding veel vrijstaande en half-vrijstaande woningen op ruime kavels. Zowel door de woningmarktsituatie als door het woningtype worden voor deze woningen hoge prijzen gevraagd, hetgeen ze buiten het financiële bereik brengt van veel plaatsgebonden woningzoekenden. Het huurwoningenbestand in Elspeet betreft met name woningen in de eengezins- en seniorensfeer, maar is gering van omvang.

Vraag

De meeste Elspeetse woningzoekenden zijn vanwege het geringe aanbod genoodzaakt een woning in Nunspeet te accepteren. In Elspeet is, vanwege het grote aandeel dure (koop) woningen, qua uitbreiding met name behoefte aan betaalbare woningen, zowel voor jongeren (die zelfstandig gaan wonen en één- of tweepersoonshuishoudens vormen), gezinnen als senioren.

Woningbehoefte

De betaalbaarheid van nieuw te bouwen woningen kan op de lange duur uitsluitend verzekerd worden als deze met name in de sociale huursector wordt gerealiseerd. Bij huurwoningen houdt de verhuurder ook op langere termijn volledig grip op de huurprijs en daarmee de betaalbaarheid.

Bij de ontwikkeling van Elspeet Noordwest wordt daarom rekening gehouden met de bouw van meerdere betaalbare woningen. Ze zijn bedoeld voor starters, jonge gezinnen en senioren. Ondanks het feit dat bouwen in deze sector financieel een moeilijke opgave is, spannen gemeente en woningbouwcorporatie zich in om een substantieel deel van het woningbouwprogramma van Elspeet Noordwest te laten bestaan uit deze goedkopere woningen.

Levensloopbestendige woningen

Voor alle woningen geldt als uitgangspunt dat zoveel mogelijk 'levensloopbestendig' moet worden gebouwd. Hiermee wordt bedoeld dat woningen geschikt, of eenvoudig geschikt te maken moeten zijn voor bewoning op de begane grond en dat andere voorzieningen voor bijvoorbeeld oudere bewoners kunnen worden aangebracht.

Dit algemene uitgangspunt heeft in Elspeet nog een extra betekenis gezien de beperkte doorstroming in de woningvoorraad van Elspeet. Dit betekent dat bijvoorbeeld kleine gestapelde woningen weliswaar een tijdelijke oplossing betekenen voor de huisvestingsbehoefte van een- of tweepersoons huishoudens, maar dat er daarna weinig mogelijkheden zijn om door te stromen. Veelal wordt men dan toch gedwongen om te verhuizen naar elders, met name naar Nunspeet.

Het bouwen van kleine gezinswoningen biedt meer gebruiksmogelijkheden (startende gezinnen), en bovendien kan dit type ook benut worden voor senioren en voor andere huishoudens die beperkt van omvang blijven. De bijbehorende kavel moet vanwege de doelgroep 'senioren' bij voorkeur niet te groot zijn.

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten worden gezien de ambities ten aanzien van de kwaliteit van de leefomgeving hier niet op prijs gesteld. Uitzondering vormt de ruimtelijk ondergeschikte beroeps- en bedrijfsmatige activiteit aan huis. Voorop staat dat er geen overlast voor de woonomgeving mag ontstaan.

Aantal woningen

In het gehele uitbreidingsgebied van Elspeet Noordwest is ruimte voor circa 125 woningen. In het kader van de eerste ontwikkelingsfase van het uitbreidingsgebied Elspeet Noordwest zijn 34 woningen gerealiseerd. De eerste fase is ontwikkeld op basis van het Bestemmingsplan Elspeet Noord-1 2000. Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op een tweede deel van het uitbreidingsgebied en staat de realisatie van 78 woningen toe. In de verkavelingschetsen wordt uitgegaan van een behoorlijk aantal woningen in een rij, om daarmee zoveel mogelijk aan te sluiten bij de kwalitatieve vraag in Elspeet. In mindere mate is bij de verkaveling ruimte vrijgemaakt voor vrijstaande en halfvrijstaande woningen. Het woningprogramma ziet er als volgt uit:

rijwoningen 33
halfvrijstaand 22
vrijstaand 7
appartementen 16
totaal aantal woningen 78

De bovenstaande woningaantallen zijn gebaseerd op de huidige woningbehoefte. Het plangebied wordt gefaseerd over een langere periode ontwikkeld. Gedurende deze periode kan de woningbehoefte wijzigen. Om hier op in te kunnen spelen wordt het bestemmingsplan voorzien van een flexibele regeling. Met deze flexibele regeling is het mogelijk om bij de nadere uitwerking van het plangebied een andere verkaveling te hanteren waarmee optimaal ingespeeld kan worden op de actuele woningbehoefte.

4.1.2 Overige functies

Naast de realisatie van 78 reguliere woningen wordt bij de ontwikkeling van Elspeet Noordwest ook ingezet op realisatie van zorgvoorzieningen. Grenzend aan het huidige terrein van steunpunt en zorgcentra Oranjehof worden nieuwe zorgvoorzieningen gerealiseerd. De nieuwe zorgvoorzieningen bestaan uit zes woningen bestemd voor begeleid wonen en twee nieuwe gemeenschappelijke complexen. De woningen bestemd voor begeleid wonen zijn verweven in het gebied met de reguliere woningen en sluiten aan op het terrein van de Oranjehof. De twee nieuwe grootschalige zorgcomplexen zijn gericht op het bestaande terrein van de Oranjehof en sluiten deels aan op de bestaande bebouwing en padenstructuur.

4.1.3 Ontwikkeling in fasen

De ontwikkeling van Elspeet Noordwest is opgedeeld in drie fasen. De eerste fase van de uitbreiding is reeds voltooid. Het betreft hier met name de woningen langs de Wethouder van der Zandeweg en de Ds. van Paddenburghweg. De tweede fase wordt met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt en vormt het middelste deel van de uitbreiding. Fase 3 heeft betrekking op het noordelijke deel van de uitbreiding en betreft de afronding van de uitbreiding. Voor de ontwikkeling van fase 3 zal ter zijner tijd een apart bestemmingsplan worden opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01025-vg01_0005.jpg"

afbeelding - voorlopige ontwikkelingsfasen uitbreiding Elspeet Noordwest

4.2 Stedenbouwkundige Visie

4.2.1 Beeldkwaliteitplan

Het bestemmingsplan vormt het juridische kader voor de daadwerkelijk ontwikkeling van het gebied. Als aanvulling op en ondersteuning van dit wettelijke kader is het Beeldkwaliteitplan Elspeet-Noord samengesteld (24 december 1998). Het beeldkwaliteitplan heeft een richtinggevende functie ten aanzien van de te realiseren kwaliteit van de gebouwde omgeving. In 2012 is de verkaveling ingrijpend aangepast. In overeenstemming daarmee is ook het beeldkwaliteitplan herzien. De volgende paragrafen zijn gebaseerd op dit laatste beeldkwaliteitplan.

Hoewel dit bestemmingsplan uitsluitend betrekking heeft op ontwikkelingsfase 2 wordt in deze paragraaf de totale stedenbouwkundige visie voor Elspeet Noordwest beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01025-vg01_0006.jpg"

afbeelding - stedenbouwkundige invulling Elspeet Noordwest

4.2.2 Uitgangspunten

Het uitgangspunt voor de uitbreidingswijk Elspeet Noordwest is om de wijk zoveel mogelijk een natuurlijk onderdeel van Elspeet te laten worden. De wijk moet geen vreemde nieuwe wijk worden die zich afzet tegen de bestaande omgeving, maar een wijk die verankerd wordt met die omgeving.

De locatie bevindt zich op de noordelijke enk van Elspeet en wordt zoals reeds eerder vermeld begrensd door de Staverdenseweg, de Nachtegaalweg, Wethouder van de Zandeweg en de bebouwing van de noordelijke dorpsrand.

Het verkavelingsplan gaat uit van het inspelen op de kenmerken van de omgeving zoals ze eerder zijn omschreven. Dat wil zeggen:

  1. 1. Het bewaren van de karakteristiek van de buitenrand met half-open lintbebouwing.
  2. 2. Het handhaven van doorzichten over de enk, waardoor de bolling van de enk zichtbaar blijft en het zicht op karakteristieke herkenningspunten ( zoals de kerktoren van de Nederlandse Hervormde Kerk) mogelijk blijft.
  3. 3. Het gebruik maken van bijzondere elementen als de schaapskooi en de bestaande monumentale boerderij aan de Nunspeterweg ten behoeve van de belevingswaarde in het plan.
  4. 4. Aansluiten op de enige jaren geleden gerealiseerde nieuwbouw en rekening houden met bestaande looproutes en beplanting. Tevens is een speelveld in het plan opgenomen, ter vervanging van het bestaande trapveldje.

Het verkavelingsplan is gebaseerd op de diagonale belijning van schapendriften. Vanuit de bolling van de enk leiden zij naar het noorden naar de omgeving van de schaapskooi. Deze lijnen zijn voor de auto omgevormd tot duidelijk begrensde rondgaande wegen. Daar tussendoor loopt diagonaal door het plan een voetpad als een schapendrift van de schaapskooi richting de Hervormde kerk. Dit pad wordt gevat in groenelementen zoals een houtwal en een brink. Bovenop de enk is vanaf dit pad de kerktoren waarneembaar.

Met fysieke maatregelen dient voorkomen te worden dat de straten in de wijk gebruikt gaan worden als sluiproute. Het plan voorziet in twee ontsluitingswegen, een westelijk en een oostelijk leidend naar de brink. Aan de zuidzijde wordt aangetakt op de bestaande woonstraten. De Nachtegaalweg kan ook bereikt worden over radiaal lopende voetpaden. In fase 2 is een (tijdelijke) omlegging van de brink voorzien.

4.2.3 Dragers

In de volgende paragrafen wordt de stedenbouwkundige opzet voor het hele uitbreidingsgebied beschreven in 'dragers' en 'sferen'. Onder 'dragers' worden structuurbepalende, lijnvormige elementen in het plan verstaan. Ze zijn belangrijk voor de beleving en voor de oriëntatie in de wijk.

de Drift

De belangrijkste drager is een aaneenschakeling van groene ruimtes die begint in de omgeving van de schaapskooi en vervolgens diagonaal door het plangebied loopt, gericht op de toren van de Nederlands Hervormde Kerk (zie volgende afbeeldingen). De verbinding wordt gevormd door een voetpad, de Drift. Het pad refereert aan de oude schapendriften die vroeger vanuit het open veld op de torens van de dorpen waren gericht. Het pad verbindt de omgeving van de schaapskooi met het centrum van Elspeet.

In het midden van het plan loopt dit pad door een Brink. De plek met de hoogste bolling van de enk. Je kunt deze plek beschouwen als de huiskamer van het plan. In die huiskamer staan twee schuurvormige gebouwen die afgeleid zijn van het archetype van de schaapskooi.

De vorm van de brink is ontstaan uit twee wegen die in principe ook weer richting schaapskooi leiden, maar verbonden zijn door een krappe boog.

Loodrecht daarop zijn twee straten ontworpen. Een straat begint aan de Nunspeterweg, bij het ruime groene erf van de bestaande boerderij (monument). De andere straat ontsluit het gebied vanaf de Nachtegaalweg. Beide straten eindigen op de brink. Ook vanaf die straten is de bolling van de enk zichtbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01025-vg01_0007.jpg"
afbeelding - schetsmatige weergaven van de ligging van de 'dragers', Beeldkwaliteitplan Elspeet-Noord

de Slingerlaan

Als rondlopende weg door het plan is een 'Slingerlaan' ontworpen. De Slingerlaan ligt met flauwe gebogen lijnen als een schapendrift in de verkaveling en volgt globaal de richting van de buitencontouren van het plan en van de brink in het planmidden. De Slingerlaan heeft een ruim profiel en is duidelijk de belangrijkste laan in het plan. De rijbaan wordt aan weerszijden begeleidt door een groene invulling. De ene zijde bestaat uit een groenstrook met daarin laanbomen en de andere zijde uit parkeerkoffers met daartussen hagen en bomen.

De Slingerlaan is de voortzetting van de Wethouder Van der Zandeweg en vormt een lus met de verlengde Gerrit Mouwweg. Er ontstaat hierdoor één logisch en natuurlijk geheel met deze bestaande bebouwing. Er komt dus geen 'vreemde' nieuwe woonwijk bij, maar een voortzetting van de bestaande structuur alsof deze er altijd al zo heeft gelegen.

4.2.4 Sferen

Het is de bedoeling om binnen de wijk verschillende 'sferen' van bebouwing en open ruimte te creëren. Dat geeft behalve afwisseling de mogelijkheid om zich te oriënteren in de wijk en bovendien kunnen de bewoners zich met 'hun buurt' identificeren.

Het ontwerp kent vier verschillende sferen:

  1. 1. de brink;
  2. 2. de wanden;
  3. 3. de zoom;
  4. 4. de buitenrand.

Door met de sferen in te spelen op de specifieke ligging in het grotere geheel, wordt een logisch totaalbeeld verkregen, waarin ondanks de afwisseling de samenhang niet verloren gaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01025-vg01_0008.jpg"

afbeelding - schetsmatige weergave van de verschillende 'sfeergebieden', Beeldkwaliteitplan Elspeet-Noord


brink

Het groene middengedeelte van het plan functioneert als de brink van de wijk. Hier is het ontwerp gericht op spelen en verblijven. Het wordt een ruime groene plek, waarin nauwelijks verkeer komt. Behalve voor speelgelegenheid is er ruimte voor kijkgroen en bijvoorbeeld een rosarium. De brink doet tevens dienst als wadi. Dat betekent dat regenwater hier wordt opgevangen in een licht gewelfde geul in het gras. Langs de oostelijke rand van de groene ruimte heeft men zicht op de toren van de Nederlands Hervormde Kerk, waardoor de ligging en afstand ten opzichte van het centrum van Elspeet voelbaar is.

accenten
In de brink zijn centraal in het gebied bijzondere woonblokken voorzien. Deze meergezinswoningen dienen de vorm te verkrijgen die doet denken aan een schaapskooi. Dat wil zeggen een lage goot en een steil hellend dak. Ondanks de hoogte zullen deze volumes daardoor slank ogen. De woningen zullen worden voorzien van een terrasvormige buitenruimte die aansluit op de brinkbeplanting.

wanden

Rondom de brink zijn 'wanden' ontworpen, die er een besloten ruimte van moeten maken. De woningen hebben twee bouwlagen met een kap, om de wandvorming te ondersteunen. Hier zijn daarom naast twee-onder-een-kappers ook rijtjeswoningen gesitueerd. De deels al gerealiseerde woonblokken hebben aan de brinkzijde een hogere goothoogte van 2 ½ laag.

De binnenzijde van de slingerlaan valt ook onder de typologie wanden. Ook hier zijn wat forsere bouwvolumes voorzien van 2 lagen met een kap.

de zoom

Aan de buitenzijde van de Slingerlaan zijn voornamelijk halfvrijstaande en vrijstaande woningen gedacht. Daar moet immers de overgang worden gemaakt van de nieuwe wijk naar de bestaande of nog te realiseren half open lintbebouwing. De strook vormt 'de zoom' tussen de dichtere en open bebouwing aan de buitenzijde van het plangebied.

Behalve als overgang heeft de zoom ook de functie de Slingerlaan te begeleiden. Dat kan door twee-aanéén woningen die met de kap in de lengterichting van de laan zijn gesitueerd. Bij vrijstaande woningen heeft een nokrichting haaks op de laan de voorkeur. Door deze wijze van plaatsen wordt namelijk een redelijke hoogte verkregen aan de straat, ook als een lage goot wordt toegepast en bovendien wordt hiermee aangesloten bij een kenmerk van Elspeet, waar de haakse nokrichting voor vrijstaande woningen sterk domineert.

de buitenrand

Deze bebouwingszone wordt gevormd door woningen langs de Nachtegaalweg. Deze woningen moeten aansluiten aan de open bebouwingsstrook aan de overzijde van de Nachtegaalweg. Dat wil zeggen dat er wordt gestreefd naar een strook met vrijstaande bebouwing op brede kavels. Het streven is om door middel van de beplanting op die kavels de Nachtegaalweg een groene uitstraling te geven.

4.2.5 Groen en water

De afvoer van regenwater en opname in de bodem vindt plaats in de groenzones. Hierbij wordt rekening gehouden met de bestaande hoogteverschillen in het terrein. Er wordt een reeks groengebieden aangelegd waarin ruimte wordt gereserveerd voor wadi's. Vanaf de lage zijde van de bolling op de brink kan het water overlopen naar westelijk gerichte groenzones tot een wateropvang bij het trapveld aan de zuidwestzijde van het plan. Normaal gesproken zijn deze wadi's droge beddingen met gras, incidenteel na een regenbui lopen ze vol water, wat in korte tijd in de grond zal wegzijgen. De wadistroken zijn dus ook bruikbaar als kijkgroen en speelgroen.

Aanwezige bomen welke kwalitatief goed zijn zullen in het plan worden geïntegreerd. Het gebruik van hagen, zoals rondom parkeervakken zal eveneens bijdragen aan de groene Veluwse identiteit.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden

5.1 Geluidhinder

5.1.1 Algemeen

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai.

In en in de nabijheid van het plangebied zijn geen geluidzones vanwege railverkeers- of industrielawaai aanwezig. Beide onderdelen worden logischerwijs dan ook niet nader toegelicht in deze paragraaf. In deze paragraaf wordt uitsluitend ingegaan op het wegverkeerslawaai.

5.1.2 Wegverkeerslawaai

Artikel 76 van de Wet geluidhinder verplicht ertoe om bij een bestemmingsplan rekening te houden met de geluidzone van wegen, wanneer sprake is van realisatie van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen een geluidzone.
Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:

  • wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
  • wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 km/uur.

Het voorgenomen bestemmingsplan maakt de bouw van 78 woningen mogelijk, die in de Wet geluidhinder aangemerkt zijn als geluidsgevoelige functie. Het plangebied valt binnen de geluidszone van de Staverdenseweg(deel ten westen van kruising met Nachtegaalweg), waar een maximale snelheid van 50 km/uur geldt. Uit akoestisch onderzoek moet blijken of voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de gevels van de te bouwen woningen ten gevolge van het verkeer op deze weg. Voor bepaling van de geluidsbelasting in het plangebied is het tevens gewenst de effecten van het verkeer op de omliggende wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h te berekenen: Nachtegaalweg en Staverdenseweg(deel ten oosten van kruising met Nachtegaalweg). Formeel hebben deze wegen geen geluidszone, maar vanuit een goede ruimtelijke onderbouwing is het wel gewenst de effecten hiervan in beeld te brengen.

Akoestisch onderzoek
In het kader van dit bestemmingsplan is voor het plangebied door Tauw bv een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het akoestisch onderzoek Actualisatie akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai bestemmingsplan Elspeet Noordwest van 30 oktober 2012 is als Bijlage 1 aan het bestemmingsplan toegevoegd. Uit het onderzoek blijkt dat:

  • ten gevolge van het wegverkeer op de zoneplichtige weg (westelijk deel Staverdenseweg) en de niet-zoneplichtige weg (oostelijk deel Staverdenseweg) de grenswaarde van 48 dB in het plangebied niet wordt overschreden.
  • ten gevolge van het wegverkeer op de niet-zoneplichtige weg (Nachtegaalweg) in een zone van circa 45 in het plangebied sprake is van een overschrijding van de grenswaarde van 48 dB. De geluidsbelasting in deze zone van 45 meter ligt tussen de 48 dB en 58 dB.

Aangezien de Wet geluidhinder niet van toepassing is op 30 km/uur wegen, valt de Nachtegaalweg niet onder het toetsingskader van de Wet geluidhinder. Echter in het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden getoetst aan het beleidskader geluid 2012. In dit beleidskader wordt aangegeven hoe de overweging wordt gemaakt of ook bij niet-gezoneerde geluidbronnen een aanvaardbaar leefklimaat onstaat. Hiervoor moet de gecumuleerde geluidbelasting worden bepaald (zonder aftrek conform art. 11 0g Wgh). Aan de gecumuleerde geluidbelasting wordt een GES-score toegekend. Volgens het beleidskader is er sprake van een onaanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat als de gecumuleerde geluidbelasting 3 dB hoger is dan de ongecumuleerde geluidbelasting én als de GES-score 'onvoldoende' is. In dit bestemmingsplan is de gecumuleerde geluidbelasting vrijwel gelijk aan de ongecumuleerde geluidbelasting omdat de bijdrage van de Staverdenseweg op de bouwvlakken zo laag is dat het niet leidt tot een hogere geluidbelasting dan de ongecumuleerde geluidbelasting. De GES score van de gecumuleerde geluidbelasting bedraagt 'zeer matig' ter plaatste van de grens van de bouwvlakken die het dichtst bij de weg zijn gelegen. De verkaveling is zodanig dat de woningen die het dichtst bij de Nachtegaalweg zijn gelegen minimaal één geluidluwe gevel en een geluidluwe buitenruimte hebben. Uit de toetsing aan het beleidskader blijkt vervolgens dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

De geluidbelasting van de Nachtegaalweg vormt in het kader van de Wet geluidhinder dan ook geen knelpunt voor de realisatie van het plan.

Om een aanvaarbaar binnenniveau in de woningen te kunnen garanderen is het bij de nadere invulling van het plangebied nodig dat bij woningen met een geluidbelasting hoger dan 53 dB wordt onderzocht of aanvullende gevelmaatregelen nodig zijn om een binnenniveau van 33 dB te garanderen.

Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning dient aan de eisen uit het Bouwbesluit getoetst te worden.

5.2 Verkeer En Parkeren

Het plangebied sluit aan op de bestaande infrastructuur van Elspeet en wordt ontsloten via zowel de Nachtegaalweg en de Nunspeterweg. Voor de woningen worden parkeerplekken op straat en op eigen terrein gerealiseerd. Gestreefd wordt naar een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen per eengezinswoning. Deze norm sluit aan bij de actuele parkeerkencijfers zoals de CROW die aangeeft.

De verwachting is dat de toename van het aantal verkeersbewegingen geen capaciteits- of verkeersveiligheidproblemen oplevert. Het bouwen van 78 woningen houdt circa 600 extra voertuigbewegingen per etmaal in. De verspreiding hiervan zal met name over de Nachtegaalweg en de Nunspeterweg gaan. In mindere mate zal het verkeer via de Gerrit Mouwweg en de Wethouder van der Zandweg het woongebied verlaten.

5.3 Bodem

Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het uitgangspunt dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de toekomstige functie. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het daarom van belang om middels een verkennend bodemonderzoek te kijken of de toekomstige functie van het plangebied niet in strijd is met de kwaliteit van de bodem. Het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek zorgt er tevens voor dat voldaan wordt aan de eis uit de gemeentelijke bouwverordening die verplicht dat voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning onderzoek is uitgevoerd naar de kwaliteit van de bodem.

Aangezien bij de voorgenomen ontwikkeling nieuwe 'gevoelige' bestemmingen worden gerealiseerd en kijkend naar de voormalige aanwezigheid van de houtzagerij wordt een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk geacht. Voor het gebied waar de uitbreiding van Elspeet-Noordwest plaatsvindt is in 2009 door adviesbureau CSO een verkennend bodemonderzoek (zie Bijlage 2) uitgevoerd.

In het bestemmingsplangebied zijn in de bovengrond geen verhoogde gehalten aangetroffen. Wel is buiten het plangebied op de hoek van de Nachtegaalweg/Stakenbergweg een verhoogd gehalte aan PAK aangetroffen. De gevonden waarden voldoen aan de maximale waarde voor industrie.
Aangezien de verontreinigde locatie geen deel uitmaakt van het bestemmingsplangebied vormt dit geen belemmering voor dit bestemmingsplan. Mocht de locatie waar het verhoogd gehalte aan PAK is aangetroffen in de toekomst worden ontwikkeld naar woningen dan wordt geadviseerd om de bovengrond te ontgraven.

In het grondwater zijn tijdens het onderzoek geen verhoogde waarden aangetroffen. In het verleden zijn tijdens voorgaande onderzoeken binnen het plangebied wel verhoogde waarden aan metalen aangetroffen zonder aanwijsbare bron. Om deze reden worden de verhoogde waarden beoordeeld als verhoogde achtergrondwaarden. De aangetroffen waarden vormen dan ook geen belemmering voor de functie wonen.

Aanbevelingen

De grond binnen het bestemmingsplangebied mag ter plaatse worden verwerkt. Wanneer hergebruik binnen de locatie niet mogelijk is dan kan dit niet zondermeer worden afgevoerd of elders worden toegepast. Het Besluit bodemkwaliteit, dat sinds 1 januari 2008 deels in werking is getreden kan hierop van toepassing zijn.

De locatie van Houthandel De Weerd (Nachtegaalweg 28) is in dit onderzoek niet opnieuw onderzocht. Er zijn voor deze locatie voldoende onderzoeksgegevens bekend. Op de locatie is sprake van een ernstige bodemverontreiniging met PAK en een kleinere verontreiniging met olie bij een ondergrondse tank. Bodemsanering is noodzakelijk om de grond geschikt te maken voor de functie wonen.

Betreffende het grondwater wordt geadviseerd om het ondiepe grondwater niet te gebruiken voor consumptie of besproeiing van consumptiegewassen.

Op grond van de al uitgevoerde onderzoeken uit 2007 en 2009 aangevuld met de informatie over het gebruik van het gebied, is er geen reden om aan te nemen dat het aspect bodem een belemmering vormt om de voorgenomen ontwikkeling te realiseren. Wel zal voorafgaand aan de uitvoeringsfase een actualiserend onderzoek uitgevoerd worden en zal de bodem ter plaatse van houthandel de Weerd gesaneerd worden.

5.4 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 zijn de milieukwaliteitseisen ten aanzien van lucht opgenomen in hoofdstuk 5.2 van de Wet milieubeheer. Het doel van de luchtwetgeving is om mensen te beschermen tegen risico's van luchtverontreiniging. In Nederland dient iedere ruimtelijke ontwikkeling getoetst te worden aan de luchtwetgeving.

Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is met inwerkingtreding van de Wet Luchtkwaliteit vastgelegd dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Hieronder valt bijvoorbeeld te denken aan de realisatie van nieuwe woonwijken tot 1500 woningen met minimaal 1 ontsluitingsweg.

Een project draagt NIBM bij aan de luchtverontreiniging als de 3% grens niet wordt overschreden. De 3% grens is gedefinieerd als 3% van de grensvoorwaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijnstof (PM10) of stikstofdioxide (NO2).

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;

De voorgenomen ontwikkeling betreft 'slechts' de realisatie van 78 woningen en enkele zorggerelateerde voorzieningen. De omvang van de ontwikkeling is dusdanig 'kleinschalig' dat deze gelijk te stellen is met de projecten die in de Wet luchtkwaliteit zijn aangewezen als 'niet in betekenende mate'. De verwachting is dan ook dat het voorgenomen plan niet in betekenende mate van invloed is op de luchtkwaliteit. Nadere toetsing van het plan aan de Wet milieubeheer is daarom niet noodzakelijk.

Het aspect luchtkwaliteit vormt vooralsnog geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

5.5 Externe Veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen het onderwerp externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:

  • het plaatsgebonden risico (PR) wordt weergegeven met een risicocontour rondom de risicobron. Binnen de risicocontour van 10-6 per jaar mogen geen nieuwe kwetsbare objecten worden geprojecteerd;
  • het groepsrisico kent een oriëntatiewaarde en moet bij ruimtelijke besluiten binnen het invloedsgebied van een risicobron worden verantwoord.

In het kader van de externe veiligheid worden in hoofdzaak drie mogelijke risicobronnen onderscheiden:

  1. 1. Inrichtingen, waarin opslag en/of verwerking van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
  2. 2. Transportroutes, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
  3. 3. Buisleidingen, waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Voor elke risicobron is een apart wettelijk kader opgesteld waarin beschreven staat hoe met de risico's moet worden omgegaan. Het betreft hier de volgende wettelijke kaders:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
  • Circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen” (cRNVGS).
  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Om het aspect externe veiligheid te beoordelen is de risicokaart geraadpleegd. Op basis van informatie afkomstig van de risicokaart kan het volgende worden geconcludeerd.

Inrichtingen

In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen inrichtingen die op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een potentiële belemmering zouden kunnen vormen voor de voorgenomen ontwikkeling.

Transportroutes

In of nabij het plangebied zijn geen vervoerstromen aanwezig die vanwege hun risicocontour een belemmering kunnen vormen voor de voorgenomen ontwikkeling.

Buisleidingen

In of nabij het plangebied bevinden zich geen risicovolle buisleidingen die een belemmering kunnen vormen voor de voorgenomen ontwikkeling.

Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan.

5.6 Milieuhinder Bedrijvigheid

Met de ontwikkeling van het tweede deel van het uitbreidingsgebied Elspeet Noordwest is sprake van realisatie van gevoelige/kwetsbare bestemmingen. Voor zowel de woningen als de zorgvoorzieningen moet een goed woon-/ en leefklimaat nagestreefd worden. Om dit klimaat vast te kunnen stellen is het van belang dat gekeken wordt naar eventuele hinderlijke bedrijfsactiviteiten in de omgeving van het plangebied.

In dit kader is een inventarisatie uitgevoerd van bedrijven die in de nabijheid van het plangebied aanwezig zijn. Bij deze inventarisatie is gebruik gemaakt van de handreiking Bedrijven en Milieuzonering van de VNG uit 2009. In deze handreiking, die door gemeenten veelvuldig wordt gebruikt als toetsingskader, zijn bedrijven ingedeeld in verschillende categorieën. Per categorie geldt een richtafstand waarbinnen het bedrijf hinder kan veroorzaken als gevolg van geluid, geur, stof en/of gevaar.

Voorzover bekend ligt het plangebied niet binnen hinderafstanden van bedrijven die in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn. Het aspect milieuhinder bedrijvigheid vormt dan ook geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.7 Geurhinder

In het verleden is, voor de agrarische bedrijven die gelegen waren in de omgeving van het plangebied, een onderzoek uitgevoerd naar de geurcontouren. Uit het onderzoek bleek dat de geurcontouren van drie bedrijven gedeeltelijk over het plangebied lagen.

Binnen deze contouren zou het niet mogelijk zijn om nieuwe gevoelige bestemmingen, zoals woningen, te realiseren. Omdat dit gegeven de uitvoerbaarheid van het voorgenomen plan belemmerde heeft de gemeente contact opgenomen met de betreffende agrariërs, met als doel de geurcontouren terug te dringen of helemaal te verwijderen.

Het contact dat de gemeente heeft onderhouden met de betreffende agrariërs heeft er toe geleid dat twee agrarische bedrijven zijn opgekocht en één agrarisch bedrijf haar agrarische activiteiten dusdanig heeft gewijzigd dat de contour geen belemmering meer vormt voor de ontwikkeling van Elspeet Noordwest.

Op basis van de 'Gebiedsvisie Nunspeet onderbouwing verordening ogv Wet Geurhinder en Veehouderij' (2008), gaat voor de nieuwbouwlocatie een geurnorm gelden van 6,5 ouE/m3.op de geurgevoelige objecten. Dit houdt in dat het kleinschalige agrarische bedrijf aan de Nachtegaalweg 41 geen belemmering vormt voor de te bouwen woningen. Het voormalige agrarische bedrijf aan de Nachtegaalweg 35 heeft ook haar activiteiten beëindigd. De milieuvergunning is door de gemeente afgekocht en tevens ingetrokken. Het bedrijf aan de Nachtegaalweg 23 heeft haar activiteiten zodanig gewijzigd dat met een afstand van 100 meter tot het plangebied ruimschoots wordt voldaan aan de geldende vaste afstanden.

Het aspect geurhinder vormt derhalve geen belemmering voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan.

5.8 Water

Een belangrijke wettelijke verankering van de relatie tussen het bestemmingsplan en de waterhuishouding vond plaats in 2003, toen de zogenoemde watertoets in het Bro werd opgenomen. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. In het kader van de totstandkoming van een bestemmingsplan houdt de verplichting tot het opstellen van een watertoets in dat in een vroegtijdig stadium van de planvorming overleg plaatsvindt met de waterbeheerder. In een dergelijk overleg wordt stilgestaan bij de consequenties van het nieuwe ruimtelijke plan ten aanzien van de waterhuishouding en de te nemen waterhuishoudkundige maatregelen. De watertoets wordt in de toelichting bij het bestemmingsplan opgenomen in de vorm van een waterparagraaf.

De waterbeheerder van het plangebied is Waterschap Vallei en Veluwe. Tijdens het proces van voorliggend bestemmingsplan is overleg gevoerd met het waterschap over hoe met de verschillende wateraspecten omgegaan dient te worden.

Waterparagraaf

Het plan ligt aan westzijde van de kern Elspeet, op de hoek van de Staverdenseweg en de Nachtegaalweg, in bestaand stedelijk gebied. Het is gebied is ruim 6 ha groot. Het bevindt zich niet binnen enige Keurzone of binnen de zoekgebieden voor waterberging zoals deze staan weergegeven in het Streekplan. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving.

In het kader van de waterparagraaf behorende bij het bestemmingsplan is door Tauw in 2009 een korte studie (zie Bijlage 3) gedaan naar de geohydrologische eigenschappen van het plangebied. Naast de uitgevoerde geohydrologische studie zijn er ook gegevens met betrekking tot water bekend afkomstig uit het reeds eerder opgestelde 'Structuurplan Elspeet Noordwest 2008'. Uit de notitie behorende bij de studie en de gegevens uit het Structuurplan blijkt dat:

Maaiveldhoogten

De gegevens aangaande de maaiveldhoogten in het plangebied zijn gehaald uit de terreinmeting van de gemeente Nunspeet en het Actuele Hoogtebestand Nederland (AHN). Westelijk in het plangebied (langs de Nachtegaalweg) bedraagt de maaiveldhoogte circa 27,4 tot 28,0 m + NAP. In oostelijke richting neemt dit toe tot maximaal circa 29,8 m + NAP.

Bodemopbouw binnen plangebied

Met behulp van boorprofielen voor het verkennende bodemonderzoek, is de lokale bodemopbouw in beeld gebracht voor het plangebied. Binnen het plangebied zijn zes grondboringen gezet tot 4 meter beneden maaiveld. Uit de boringen blijkt dat de eerste meter beneden maaiveld bestaat uit fijn tot zeer grof zand. De tweede meter bestaat uit matig tot zeer grof zand en lokaal fijn zand. De derde meter bestaat uit matig grof zand, lokaal fijn zand en zeer grof zand. Op enkele locaties komt op dit niveau een dunne leemlaag voor. De vierde meter bestaat tot slot uit matig grof tot zeer grof zand en lokaal fijn zand. Tevens is in deze laag een leemlaag aangetroffen.

Op basis van de boringen op de zes locaties kan gesteld worden dat zeer grof zand niet de hoofdcomponent is binnen het plangebied.

Doorlatendheid

De boorprofielen die gebruikt zijn voor het vastleggen van de bodemopbouw zijn ook gebruikt voor het meten van de doorlatendheid in het plangebied. De gemeten doorlatendheid op verschillende boorlocaties laat zien dat deze voldoende groot is voor het aanleggen van zowel bovengrondse als ondergrondse infiltratievoorzieningen.

Grondwater

Op basis van de grondwaterkaart van Nederland, heeft de regionale grondwaterstroming een noordwestelijke richting. Uit de bodemkaart blijkt dat er binnen het plangebied sprake is van grondwatertrap VII. Binnen deze grondwatertrap ligt de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) dieper dan 120 cm beneden maaiveld. De gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) ligt dieper dan 140 cm beneden maaiveld.

Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend. Het gebied ligt niet in de grondwaterfluctuatiezone zoals provincie Gelderland deze heeft gedefinieerd. Door de diepe grondwaterstanden is geen ontwatering nodig, zal grondwater geen overlast veroorzaken in dit plan en niet structureel afgevoerd worden. Hierdoor zal het plan 'grondwaterneutraal' worden ontwikkeld.
Hemelwater zal binnen het plangebied worden geïnfiltreerd. Door bij de bouw geen uitlogende materialen te gebruiken wordt voorkomen dat infiltrerend hemelwater de bodem en het grondwater verontreinigt. Ingrepen voortkomend uit dit plan zullen geen bodemlagen aantasten als gevolg waarvan het grondwatersysteem verandert.

Oppervlaktewater

In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Naar aanleiding van dit plan zal geen extra oppervlaktewater (in verbinding staand met het oppervlaktewatersysteem) gecreëerd worden. Ook zal er niet geloosd worden op het oppervlaktewater.
Het plan veroorzaakt geen nadelige gevolgen voor of door het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.

Natuur

Binnen en nabij het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor.

DWA en RWA

Het afvalwater wordt onder vrij verval geloosd op het bestaande DWA-stelsel in Elspeet. Het hemelwater binnen het plangebied zal niet afgevoerd worden naar de riolering. Binnen het plangebied moet bergings- en infiltratiecapaciteit gerealiseerd worden voor het verwerken van 35 mm neerslag (berekend over het totaal van verhard oppervlak en infiltratievoorzieningen aan het maaiveld in de Nachtegaalweg). Aangezien de capaciteit van het gemengde rioolstelsel beperkt is, kunnen overstorten vanuit de bergings- en infiltratievoorzieningen niet daarop worden aangesloten. Er moet een overstortvoorziening ten behoeve van zeer intensieve buien gemaakt worden, die aangesloten moet worden op de nieuwe regenwaterleiding van Elspeet. Door het toepassen van niet uitlogende materialen wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater het grond- en/of oppervlaktewater verontreinigt.

Het vuilwaterstelsel is niet berekend op toename van het aanbod aan DWA, de uitbreiding is voorzien en betrokken in GRP / OAS. Het DWA-stelsel in het plangebied wordt met een dusdanige capaciteit aangelegd dat het bestaande stelsel geen nadelige gevolgen ondervindt van de uitbreiding. Het DWA- hoofdriool uit het plangebied, wordt in de toekomst ter plaatse van de zuidelijke ontsluitingsweg aangesloten op het hoofdriool in de Nachtegaalweg. De aansluiting op deze locatie blijkt gezien de hoogteligging ook het meest gunstig.

5.9 Flora En Fauna

In Nederland is de bescherming van natuurwaarden in twee wetten geregeld, namelijk in de Flora- en faunawet (2002) en in de Natuurbeschermingswet (1998). De Flora- en faunawet is gericht op de bescherming van soorten, terwijl de Natuurbeschermingswet gericht is op de bescherming van leefgebieden.

5.9.1 Gebiedsbescherming

De Natuurbeschermingswet is gericht op het tegengaan van negatieve effecten op instandhoudings-doelstellingen (habitats en soorten) in beschermde gebieden.

Het plangebied maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied,beschermd natuurmonument of de Ecologische Hoofdstructuur.

Het dichtstbij gelegen Natura 2000-gebied ligt op meer dan 200 meter ten westen van het plangebied. Dit is redelijkerwijs een te grote afstand om negatieve effecten te verwachten. Omdat het plangebied omringd is door woningen, ligt het nog eens extra geïsoleerd ten opzichte van Natura 2000-gebied Veluwe. In of in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen beschermde natuurmonumenten.
Het dichtstbij gelegen EHS-gebied ligt op meer dan 200 meter. Aangezien de EHS geen externe werking heeft, heeft de voorgenomen ontwikkeling van Elspeet Noordwest hier geen negatieve effecten op. Op basis van het bovenstaande is geen vergunning nodig in het kader van de Natuurbeschermingswet.

5.9.2 Soortenbescherming

In de Flora- en faunawet is opgenomen dat bij ruimtelijke plannen met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren het verplicht is om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dit het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, indien dit niet mogelijk is dienen de gevolgen voor beschermde soorten zoveel mogelijk beperkt te worden.

De voorgenomen ontwikkeling houdt ondermeer de bouw van 78 woningen op een braakliggend terrein en de sloop van een houtzagerij in. Het laten uitvoeren van een verkennend onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet is derhalve noodzakelijk.

Onderzoek
Voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan is in 2007 door Bureau Schenkeveld een quickscan (Bijlage4) opgesteld. Om de toen geinventariseerde flora- en faunagegevens actueel te houden, is door Dirk Verheij in 2009 een actualisatie van deze quickscan opgesteld (zie Bijlage 5). De actualisatie is gebaseerd op een nieuw veldbezoek in maart 2009. Uit de beide quickscans blijkt dat:

  • de aard van de ingreep en omvang van de ontwikkeling geen significant negatief effect heeft op de natuur;
  • een nadere inventarisatie in het kader van vleermuizen in de omgeving van de te slopen houtzagerij noodzakelijk is;
  • ondanks de aanwezigheid van dassenburchten (op circa 600 m buiten het plangebied) het niet te verwachten is dat deze diersoort het gebied gebruikt om te foerageren;
  • er in het plangebied geen permanent bewoonde nesten of belangrijke rust- of foerageergebieden van vogels aanwezig zijn. Er broedt vermoedelijk een aantal algemene broedvogels in en rond dit plangebied. Daarom kan men ervan uitgaan dat geen verbodsbepalingen worden overtreden, als buiten het broedseizoen wordt begonnen met bouwactiviteiten en met in achtneming van de daarvoor bestemde gedragscodes;
  • er geen amfibieën, reptielen of vissen waargenomen zijn;
  • gezien de intensieve begrazing door pony's het gebied floristisch bezien een zeer geringe waarde heeft. Tijdens de quickscan uit 2007 is slechts één beschermde plant, namelijk de grote kaardenbol, aangetroffen. Deze groeit (-de) in een ruigte op het braakliggende terrein ten oosten van de houtzagerij (zie www.natuurloket.nl). In het gebied ligt nu een gronddepot.

In aansluiting op de twee bovenstaand vermelde onderzoeken is in februari 2012 door Faunaconsult het Flora- en faunaonderzoek te Elspeet-Noord opgesteld (zie Bijlage 6). In het kader van dit onderzoek zijn:

  • geen rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen. Daarnaast kan op basis van dit onderzoek geconcludeerd worden dat het plangebied niet wordt gebruikt als foerageergebied door vleermuizen;
  • in het plangebied geen sporen van dassen aangetroffen;
  • tijdens de veldbezoeken (9 en 10 juni 2010) steenuilen waargenomen;
  • tijdens het veldwerk geen beschermde planten in het plangebied gevonden;
  • tijdens het veldwerk geen reptielen of overige beschermde soorten aangetroffen.

Aanbevelingen
Op basis van de onderzoeksresultaten uit het onderzoek van Faunaconsult wordt geadviseerd om de werkzaamheden in het plangebied buiten het broedseizoen (periode van 15 maart - 15 juli) uit te voeren. Door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren wordt schade aan vogels, eieren en vogelnesten voorkomen.

Naast bovenstaande aanbeveling moet een deel van het plangebied ingericht worden als optimale steenuilenhabitat. Dit houdt de volgende actiepunten in:

  1. 1. de bebouwing waarin de steenuil nest, dient gesloopt te worden in de periode 1 september – 1 december in het jaar vóór de sloop van de woning aan de Nachtegaalstraat. Ter compensatie dienen er twee steenuilennestkasten in het gebied direct ten westen van de Nachtegaalstraat te worden geplaatst: vóór 1 november in het jaar vóór de sloop.
  2. 2. inrichting van een gebied met een omvang van circa 1,55 ha (50% van oppervlakte plangebied) ten behoeve van de steenuil. Dit optimale leefgebied dient aan de westzijde van de Nachtegaalweg te worden ingericht. De inrichting van het optimale leefgebied dient gereed te zijn, voordat er leefgebied wordt vernietigd.

Met inachtneming van het broedseizoen en de mitigerende maatregelen voor de steenuil wordt de Flora- en Faunawet niet overtreden. Ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet is dan ook niet nodig.
Overigens geldt ten allen tijde de in de Flora- en Faunawet opgenomen 'algemene zorgplicht'.

Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

5.10 Archeologie

In het kader van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) dienen gemeenten er voor te zorgen dat de archeologische waarden en verwachtingen binnen de gemeente bekend zijn. De archeologische (verwachtings-) waarden worden als dubbelbestemming opgenomen op de verbeelding. In de regels wordt aangegeven welke eisen gesteld worden aan ruimtelijke ontwikkelingen. Voor bodemingrepen zijn grenzen opgenomen die bepalen of er wel of geen onderzoek benodigd is. De grenzen zijn gekoppeld aan de verwachtingszones voor het voorkomen van archeologische waarden. Er zijn hoge, middelmatige en lage verwachtingszones. De vrijstellingsgrenzen voor bouwen zijn respectievelijk 120 m² voor een hoge en 500 m² voor een middelmatige verwachting. Voor een lage verwachting geldt geen onderzoeksgrens voor bouwwerken. Wel geldt er voor een lage verwachting een aanlegvergunningstelsel voor bodemingrepen groter dan 5.000 m². Naast de verwachtingszones zijn er ook gebieden waar het van bekend is dat er archeologische waarden aanwezig zijn. Voor deze gebieden geldt een vrijstellingsgrens van 50 m².

Uit de gemeentelijke archeologische kaart blijkt dat het plangebied in een zone met een hoge archeologische verwachting ligt (categorie 2).

Voor het noordelijke deel van het plangebied is in april 2009 door ADC ArcheoProjecten een archeologisch onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 7). Dit bestond uit een bureau- inventariserend- en verkennend booronderzoek. De conclusies waren:

  • Met name in het noordelijk en zuidelijk deel onverstoord terrein is aangetroffen. Daarnaast is voor het centrale deel van het plangebied tijdens het veldonderzoek vastgesteld dat de bodem ter plekke verstoord is.
  • Binnen het plangebied onverstoorde esdekken zijn aangetroffen. Archeologisch gezien geldt een hoge archeologische trefkans onderin het esdek en in de top van de oorspronkelijke C-horizont voor met name prehistorische perioden.
  • Wanneer de grond door de voorgenomen bodemingreep dieper dan 50 cm -mv zal worden verstoord, mogelijk aanwezige archeologische waarden verloren gaan.
  • De verstoring tot een minimum beperkt kan worden door bodemingrepen niet dieper dan 50 cm -mv uit te voeren.

Naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek adviseerde ADC-ArcheoProjecten om in de delen waar een intacte esdek is aangetroffen inventariserend veldonderzoek te laten uitvoeren door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P). In die delen waar de bodem is verstoord, adviseert ADC ArcheoProjecten om geen archeologisch vervolgonderzoek te laten uitvoeren.

De gemeente heeft het advies van ADC-ArcheoProjecten om een sleuvenonderzoek uit te laten voeren opgevolgd. Uit het sleuvenonderzoek (zie Bijlage 8), uitgevoerd door ADC-ArcheoProjecten (november 2009) blijkt dat ondanks de aanwezigheid van een intact esdek geen sporen van een nederzetting of enig ander complextype zijn aangetroffen. Wellicht is een ongunstige ligging van de locatie in het landschap (te nat) een verklaring voor de afwezigheid van archeologische resten.

Op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek adviseert ADC ArcheoProjecten het gebied vrij te geven voor verdere ontwikkeling. Het is onwaarschijnlijk dat het gebied in het verleden (intensief) bewoond of in gebruik is geweest.
Voor het zuidelijke deel en het noordoostelijke deel is in 2000 onderzoek uitgevoerd (RAAP-briefrapport 2000-2025/MW). Het betrof een booronderzoek waarbij in het noordoostelijke deel een archeologische vindplaats werd aangetroffen. ADC heeft in het jaar erop twee haakse sleuven op de vindplaats gegraven en aangevuld met booronderzoek. Met dit onderzoek is de vindplaats afdoende onderzocht. Het zuidelijke deel van het bestemmingsplangebied is al gelijk in 2000 vrijgegeven. Op basis van de uitgevoerde onderzoeken is dan ook geen reden om een dubbelbestemming archeologie op te nemen.

Ondanks de vele onderzoeken die in plangebied zijn uitgevoerd is het echter niet geheel uit te sluiten dat buiten het onderzochte deel toch nog archeologische resten voorkomen. Indien tijdens grondwerkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, dan dient dit alsnog te worden gemeld op basis van de Monumentenwet 1988 en de Wet Archeologische Monumentenzorg.

Het aspect archeologie vormt vooralsnog geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

5.11 Cultuurhistorie

De Modernisering van de Monumentenzorg (MoMo) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van een initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.

In het kader van voorliggend bestemmingsplan worden de onderstaande twee cultuurhistorische aspecten nader toegelicht.

Zichtlijnen
Karakteristiek voor het enkdorp Elspeet zijn het half-open bebouwingsbeeld en het zicht daartussen op bijzondere bebouwing (kerk, molen, oude boerderijen), de zichtlijnen over de open enken en naar het bosgebied. Veel zichtlijnen zijn in Elspeet verdwenen door verdichting van de bebouwing en door bebouwing op de enk (met name de houtzagerij met opslag). Gestreefd wordt naar het herstel van belangrijke zichtlijnen tussen de karakteristieke elementen van het enkdorp. Bij het ontwerp van de stedenbouwkundige structuur voor Elspeet Noordwest is hier zoveel mogelijk rekening meegehouden. Dit is onder andere terug te zien in het waar mogelijk behouden/versterken van de aanwezige groenstructuur.

Monumenten
In het plangebied zijn geen panden aanwezige die de status van rijks- of gemeentelijk monument hebben.

5.12 Molenbiotoop

Met de inwerkingtreding van de eerste herziening van de Ruimtelijke Verordening Gelderland is de Gelderse Molenverordening komen te vervallen. In de provinciale Ruimtelijke Verordening zijn nu regels opgenomen met betrekking tot het realiseren van bebouwing en plaatsen van (hoog)opgaande beplanting.

Vanwege de ligging van het plangebied nabij de molen 'De Hoop', gelegen ten zuiden van het plangebied langs de Molenweg, dient in het bestemmingsplan rekening te worden gehouden met de zogenaamde 'molenbiotoop'. De molenbiotoop heeft betrekking op een straal van 400 meter gerekend vanaf het middelpunt van de molen. Binnen de biotoop zijn gelden beperkingen voor de bouwhoogte en opgaande beplanting om zo de vrije windvang van de molen te waarborgen.

In de omgeving van de molen bevindt zich reeds bebouwing die de windvang beperkt. De bedoeling is dat binnen de straal van 400 meter van de molen de windvang in ieder geval niet verslechterd door nieuwbouw of nieuwe beplanting.

Voor het bepalen van de toegestane hoogten binnen molenbiotoop zijn de provinciale uitgangspunten richtinggevend. Wil er sprake zijn van een ongestoorde windvang, dan gelden de volgende maximale hoogten als richtlijn:

  • 5 m hoogte op een afstand van 100 m
  • 7 m hoogte op een afstand van 200 m
  • 9 m hoogte op een afstand van 300 m
  • 11 m hoogte op een afstand van 400 m

De meest zuidelijk punt van het plangebied bevindt zich op circa 370m afstand van de molen. De molenbiotoop is hier van invloed op de maximale toegestane bouwhoogte van het Kulturhus. Het overige deel van het plangebied dat binnen de molenbiotoop ligt wordt vanwege de grotere afstand en de hogere toegestane hoogte ter plaatse niet beperkt.

5.13 Kabels En Leidingen

In of in de nabijheid van het plangebied zijn geen straalpaden, ondergrondse en bovengrondse leidingen aanwezig die planologisch gezien relevant zijn en een belemmering vormen belemmeringen voor de voorgestane ontwikkeling.

5.14 Duurzame Verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
De 'stappen van de ladder' worden is artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:

  1. 1. voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte;
  2. 2. kan binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio in de behoefte worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  3. 3. wanneer blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld (m.a.w. zorgen voor optimale inpassing en bereikbaarheid).

De voorgenomen uitbreiding van Elspeet sluit aan bij de uitgangspunten van de 'ladder voor duurzame verstedelijking':

  1. 1. in het kader van de voorgenomen uitbreiding van Elspeet is een woningbehoefte onderzoek uitgevoerd (zie paragraaf 3.3.4). Uit dit behoefteonderzoek blijkt dat in Elspeet de komende jaren nog voldoende behoefte is aan nieuwe woningen. Hoewel in het behoefteonderzoek expliciet wordt aangegeven aan wat voor type woning behoefte is wordt het type woning in dit bestemmingsplan niet vastgelegd. De uitbreiding wordt namelijk in verschillende fasen gerealiseerd en door flexibiliteit in het bestemmingsplan op te nemen, kan gedurende het hele realisatieproces, aangesloten worden op de actuele lokale woningbehoefte. Bij de ontwikkeling heeft de gemeente in het kader van het provinciaal KWP een leidende rol. Het is namelijk de taak van de gemeente Nunspeet om de te realiseren woningen af te stemmen met de woningbouwprogramma's van gemeenten in de regio.
  2. 2. het gebied waarop de plannen voor de uitbreiding van toepassing zijn, grenst direct aan het bestaand stedelijke gebied van Elspeet. Ruimtelijk gezien maakt het gebied in zekere zin al deel uit van het dorp. Met de voorgenomen stedelijke invulling van het gebied wordt optimaal gebruik gemaakt van het gebied en wordt geen extra beslag gelegd op gronden in het landelijk gebied. Door het optimaal inrichten van het plangebied wordt voldaan aan het uitgangspunt om eerst bestaande stedelijke locaties te benutten voor stedelijke ontwikkeling;
  3. 3. het plangebied grenst direct aan stedelijk gebied en is onderdeel van de in begin 2000 gestarte uitbreiding van Elspeet. De uitbreiding wordt gezien als afronding van het dorp in noordwestelijke richting. De ontsluiting van het gebied verloopt via de reeds aanwezige wegen aan de randen van het plangebied (Staverdenseweg, Nachtegaalweg en Nunspeterweg).

Geconcludeerd wordt dat in onderhavige situatie sprake is van een duurzame stedelijke ontwikkeling.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Planvorm

In voorliggend bestemmingsplan wordt de planologisch-juridische basis gelegd voor de realisering van de dorpsuitbreiding Elspeet Noordwest. Het bestemmingsplan heeft een belangrijke functie als toetsingskader voor bouwaanvragen en het toekomstige gebruik van de gronden en gebouwen.

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Onderdeel van de nieuwe wetgeving zijn de RO standaarden 2008. Deze standaarden schrijven in grote lijnen voor hoe het bestemmingsplan er uit moet zien en welke benamingen worden gehanteerd. Ook het kleurgebruik op de verbeelding is voortaan vastgelegd in de landelijke standaarden. Vanzelfsprekend voldoet het bestemmingsplan aan deze nieuwe richtlijnen.

Het plan is opgezet als een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, met directe bestemmingen. Het plan bestaat uit de bestemmingen die in de paragrafen 6.3 worden behandeld.

Op de bijbehorende verbeelding is te zien waar en welke bestemmingen van toepassing zijn. Eveneens is op de verbeelding de exacte omvang en ligging van het plangebied vastgelegd.

6.2 Opbouw Regels

Hoofdstuk 1 van de regels geeft de inleidende regels weer. Het betreft de begripsbepalingen, waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd, en de wijze van meten.

In hoofdstuk 2 zijn de bepalingen opgenomen die horen bij de op de verbeelding voorkomende bestemmingen. Deze worden in de volgende paragraaf toegelicht.

In hoofdstuk 3 staan ook enkele bepalingen die voor het hele plangebied gelden, zoals de algemene regels, die burgemeester en wethouders de bevoegdheid geven om op ondergeschikte punten van de regels in hoofdstuk 2 af te wijken.

Hoofdstuk 4 van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotregel.

6.3 Toelichting Per Artikel

Groen

De in het plangebied gelegen openbare, structuurbepalende groenvoorzieningen zijn bestemd als "Groen". Het betreft hier met name de groenstroken langs de Gerrit Mouwweg en de opvallend centraal in het uitbreidingsgebied gelegen groene 'huiskamer'.

Binnen deze bestemming zijn naast groenvoorzieningen en bermen ook fietspaden, wandelroutes, (honden) speelvoorzieningen en watergangen toegestaan.

Horeca

Het restaurant 'De Posthoorn' gelegen aan de Nachtegaalweg heeft in het plan de passende bestemming "Horeca" gekregen. Binnen deze bestemming zijn horecabedrijven als een bar, café, biljartcentrum toegestaan. Aangezien op deze locatie geen zware horecagelegenheid is gewenst, zijn automatenhallen, dancings en discotheken niet toegestaan.

Maatschappelijk

De maatschappelijke voorzieningen die gebouwd worden in het plangebied, zoals het zorgcomplex en het Kulturhus hebben de bestemming "Maatschappelijk" gekregen. Het zorgcentrum is aangeduid met de functieaanduiding "zorginstelling" en het Kulturhus heeft de functieaanduiding "verenigingsleven" gekregen. Met deze aanduidingen wordt specifiek geregeld dat alleen deze vormen van maatschappelijk op deze locaties zijn toegestaan.
Door het opnemen van een bouwvlak is het maximale aantal te bebouwen vierkante meters geregeld. Binnen de maatschappelijke bestemming is aan de functie gerelateerde horeca toegestaan. De maximale goothoogten en bouwhoogten voor de maatschappelijke voorzieningen zijn aangegeven op de verbeelding.

In de bestemming is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waardoor burgemeester en wethouders bevoegd zijn om de specifieke maatschappelijke voorziening te wijzigen. Bij een dergelijke wijziging mag echter geen sprake zijn van onevenredige nadelige gevolgen voor de woonomgeving.

Tuin

Aan de voorzijde van de bestaande grondgebonden woningen aan de Nachtegaalweg en aan de voorzijde van de nieuw te bouwen woningen is een strook opgenomen met de bestemming "Tuin". Binnen deze bestemming is het mogelijk om tuinen en opritten te realiseren, het realiseren van gebouwen is niet toegestaan. Via een afwijking is het mogelijk om op deze gronden aan- en uitbouwen, erkers en ingangspartijen te realiseren. Doel van het vastleggen van deze strook is het bereiken van stedenbouwkundige kwaliteit.

Verkeer

De wegen in het plangebied en de belangrijkste parkeervoorzieningen hebben de bestemming "Verkeer" gekregen. Het betreft hier niet alleen de hoofdinfrastructuur maar ook de wegen die zorgen dat de woningen bereikbaar zijn. Binnen deze bestemming zijn ook water- en groenvoorzieningen toegestaan. Daarnaast zijn standplaatsen voor ambulante handel mogelijk binnen de verkeersbestemming.
De bestemmingen "Verkeer" en "Groen" vormen samen het verblijfsgebied van het plangebied.

Wonen

In het plangebied hebben zowel de bestaande woningen als de gronden waar de nieuwe woningen gerealiseerd worden, de bestemming "Wonen" gekregen. De invulling van de woonbestemming is op twee manieren vormgegeven. Voor de bestaande woningen en een deel van de nieuw te realiseren woningen langs de Nachtegaalweg is een bouwvlak met een maximale goot- en bouwhoogte opgenomen. Daarnaast is het type woning doormiddel van een aanduiding vastgelegd. De verschillende bouwaanduidingen in de bouwvlakken geven aan of het gaat om vrijstaande, aaneengebouwd of twee-aaneen woningen. Op de gronden gelegen buiten het bouwvlak mogen de bijbehorende bouwwerken zoals aan- bijgebouwen worden gebouwd. In de regels zijn nadere bouwregels geformuleerd ten behoeve van de realisatie van de woningen en bijbehorende bouwwerken. De gronden buiten het bouwvlak mogen eveneens ook gebruikt worden als erf, tuin en ontsluitingsweg.

Voor de gronden waar in de toekomst de nieuwe woningen worden gerealiseerd is eveneens een bouwvlak opgenomen. Het betreft hier echter een ruim bouwvlak zonder een vastgelegd woningtype. Het bestemmingsplan maakt het op deze wijze mogelijk om binnen dit bouwvlak de nadere invulling flexibel te bepalen. Zodoende kan bij de invulling van Elspeet Noordwest optimaal worden aangesloten bij actuele ontwikkelingen op de lokale woningmarkt.

In het noordwesten van het plangebied zal op de kavel langs de Nachtegaalweg een schuur worden gebouwd. Dit bijgebouw gaat behoren tot een woning die op gronden net buiten het plangebied zal worden gebouwd. De schuur hoort niet bij de halfvrijstaande woningen die binnen het plangebied in de buurt van de schuur worden toegestaan. Het bijgebouw heeft daarom een specifieke aanduiding gekregen. Ter plaatse van deze aanduiding is een grote oppervlakte bijbehorende bouwwerken toegestaan.

Middels een afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk om een praktijkruimte aan huis te realiseren of de woning zijdelings uit te breiden.
Tevens is het mogelijk om via een afwijkingsbevoegdheid de woning te gebruiken voor mantelzorg, bed&breakfast en andere bedrijfs- beroepsmatige activiteiten. Bij het gebruik van deze bevoegdheid dient wel rekening te worden gehouden met een aantal (ruimtelijke) voorwaarden.

Een woning is bedoeld voor het bewonen door een huishouden, zoals een gezin. Met het begrip huishouden aangesloten bij jurisprudentie van de Raad van State. Dit betekent dat het huisvesting van mensen moet betreffen die een onderlinge verbondenheid hebben en een continuïteit in de samenstelling ervan. Een huishouden is uitdrukkelijk niet meerdere afzonderlijke personen. In zo'n geval is er sprake van meerdere éénpersoonshuishoudens.

6.4 Bijzondere Aspecten

vrijwaringszone - molenbiotoop

In het zuidelijke deel van het plangebied is een aanduiding opgenomen ten behoeve van de molen 'De Hoop' aan de Molenweg. Deze vrijwaringszone moet ervoor zorgen dat er rondom de molen geen bouwwerken gerealiseerd worden die de molen hindert in haar windvang.

6.5 Algemene Bepalingen

Algemene afwijkingen

In het bestemmingsplan is een beperkt aantal afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Zoveel mogelijk is met recht bestemd.
Teneinde te voorkomen dat kleine meetfouten tot grote gevolgen leiden en om enigszins flexibel met maatvoeringen om te kunnen gaan, zijn enkele afwijkingsbepalingen opgenomen . Deze bepalingen maken het mogelijk om in geringe mate te kunnen afwijken van genoemde maten, oppervlaktes enzovoorts. Daarnaast zijn ontheffingen opgenomen ten behoeve van het oprichten van openbare nutsdoeleinden en antennemasten en/of reclamemasten.

Hoofdstuk 7 Kosten

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan.

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de uitbreiding van Elspeet. Het bestemmingsplan is ontwikkelingsgericht maar staat geen (particuliere) ontwikkelingen toe die voor de gemeente Nunspeet financiële risico's met zich meebrengen. De gronden zijn in eigendom van de gemeente en voor de ontwikkeling van het gebied heeft de gemeente budget gereserveerd.

Hoofdstuk 8 Draagvlak

8.1 Inspraak En Vooroverleg

In het kader van het wettelijke verplichte overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan de provincie Gelderland, het Waterschap Veluwe en de VROM-inspectie. Gelijktijdig met het vooroverleg heeft het voorontwerpbestemmingsplan van 2 december 2009 tot 12 januari 2010 voor de duur van zes weken terinzage gelegen. Tijdens deze inzage-periode is op 7 december 2009 in het dorphuis Amicitia te Elspeet een informatiebijeenkomst over het voorontwerp gehouden.

Gedurende het vooroverleg en de terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan zijn meerdere reacties binnengekomen. De verschillende reacties zijn opgenomen in de Inspraak- en vooroverlegnota en zijn daarin voorzien van een gemeentelijke beantwoording. De inspraaknota is als Bijlage 9 aan het bestemmingsplan toegevoegd. De wijzigingen voor het bestemmingsplan als gevolg van de ingediende inspraak- en vooroverlegreacties zijn in het bestemmingsplan verwerkt.

8.2 Ontwerp-terinzagelegging

Het ontwerpbestemmingsplan zal voor de duur van zes weken ter inzage worden gelegd. Binnen deze periode bestaat voor belanghebbenden de mogelijkheid om tegen het plan zijn/haar zienswijze kenbaar te maken. De resultaten van de terinzagelegging op het ontwerp bestemmingsplan en de mogelijke aanpassingen aan het bestemmingsplan die deze tot gevolg kunnen hebben zullen hier worden vermeld.

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 Actualisatie Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai Bestemmingsplan Elspeet Noordwest, Tauw, 30 Oktober 2012

Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek Bestemmingsplan Elspeet Noord-west Te Elspeet, Cso Adviesbureau, 4 Mei 2009

Bijlage 3 Geohydrologie Elspeet Noordwest, Tauw, 18 Mei 2009

Bijlage 4 Nieuwbouw Elspeet Toetsing Aan De Natuurwetgeving, Bureau Schenkenveld, 21 November 2007

Bijlage 5 Nieuwbouw Elspeet Noordwest "Ecologie", Gemeente Nunspeet, Maart 2009

Bijlage 6 Flora- En Faunaonderzoek Te Elspeet-noord, Faunaconsult, Februari 2012

Bijlage 7 Bureauonderzoek En Inventariserend Veldonderzoek In De Vorm Van Een Verkennend Booronderzoek, Archeoprojecten, April 2009

Bijlage 8 Inventariserend Veldonderzoek In De Vorm Van Proefsleuven, Archeoprojecten, November 2009

Bijlage 9 Inspraak- En Vooroverlegnota