KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
Artikel 4 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Plankaart
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Planbeschrijving
1.4 Vigerend Bestemmingsplan
1.5 Ruimtelijke Effecten Op De Omgeving
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.5 Conclusie
Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten
3.1 Bodem
3.2 Externe Veiligheid
3.3 Luchtkwaliteit
3.4 Geluid
3.5 Ecologie
3.6 Geur
3.7 Archeologie
3.8 Water
3.9 Kabels En Leidingen
3.10 Verkeer
3.11 Landschappelijke Inpassing
Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving
4.1 Plansystematiek
4.2 Opbouw Regels
4.3 Bestemmingen
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Haalbaarheid
5.2 Privaatrechtelijke Aspecten
5.3 Maatschappelijke Aanvaardbaarheid
Bijlagen
Bijlage 1 Natuurtoets Harderwijkerweg 229 Hulshorst
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek Harderwijkerweg 229 Te Hulshorst
Bijlage 3 Landschapsplan Harderwijkerweg 229

HARDERWIJKERWEG 229

Bestemmingsplan - gemeente Nunspeet

Vastgesteld op 27-10-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplanHARDERWIJKERWEG 229 van de gemeente Nunspeet.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0302.BP01060-vg01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aan- of uitbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan huis gebonden beroep:

een beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt.

1.7 ander werk:

een werk, geen gebouw zijnde.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 begane grondvloer:

de eerste bouwlaag.

1.10 bestaand bouwwerk:

bestaand bouwwerk op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.11 bestaand gebruik:

bestaand gebruik op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een hoofdgebouw.

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.19 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.20 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop,het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.21 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.22 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.23 gebruiken:

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.24 hoofdgebouw:

een gebouw dat door omvang en aard op een aaneengesloten samenstel van gronden als het belangrijkste of een van de belangrijkste dient te worden aangemerkt.

1.25 horeca:

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.26 kap:

een dak dat loodrecht geprojecteerd voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt.

1.27 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, als ook een tent.

1.28 ondergeschikte bouwdelen:

hieronder wordt verstaan plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, geven- en kroonlijsten en overstekende daken

1.29 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden, dan wel met ten hoogste één wand.

1.30 praktijkruimte:

een niet voor bewoning bestemd gebouw of deel van een gebouw, dat uitsluitend dienstbaar is aan de uitoefening van een vrij beroep, zoals dat van accountant, advocaat, architect, arts of kunstenaar.

1.31 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.32 uitvoeren:

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

1.33 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.

1.34 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:

tussen de zijdelings grens van het perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidsmuren.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en ten behoeve van in- en uitritten.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 3.2.1 ten behoeve van het bouwen van aan- of uitbouwen, zoals erkers en ingangspartijen, vóór de voorgevel van een woning:

  1. a. met een diepte van ten hoogste 1,5 m, mits de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 2,5 m bedraagt;
  2. b. met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 12 m2 en een overkapping, met dien verstande, dat bij aaneengebouwde woningen slechts een oppervlakte van 6 m2 en een overkapping is toegestaan;
  3. c. met een goothoogte van ten hoogste 3 m, mits:
    1. 1. het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
    2. 2. het straatbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor, wonen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan huis gebonden beroepen ter plaatse van de aanduidingen:

aanduiding wonen
tae
vrij
twee-aaneen
vrijstaand

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken en andere bijbehorende voorzieningen als tuinen en erven.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 4.2.2, onder b, ten behoeve van het bouwen tot aan de zijdelingse perceelgrens, mits:
    1. 1. het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
    2. 2. het straatbeeld niet onevenredig wordt aangetast;
  2. b. artikel 4.2.2, onder d, ten behoeve van het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan woningen tot de goothoogte van de betreffende woning mits:
    1. 1. het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
    2. 2. het straatbeeld niet onevenredig wordt aangetast;
  3. c. artikel 4.2.2, onder e, ten behoeve van het bouwen van een inpandige garage of een garage, die een architectonische eenheid vormt met de betreffende woning, tot aan de voorgevel van de betreffende woning mits:
    1. 1. het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
    2. 2. het straatbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  1. a. onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  2. b. onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  3. c. gebouwen als seksinrichting.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van deze regels:

  1. a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, van welke bouwwerken de oppervlakte niet meer dan 45 m2en de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  2. b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen, paden, bebouwingsgrenzen en aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  3. c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  4. d. ten behoeve van het bouwen van antennemasten en/of reclamemasten tot een hoogte van 20 m.

Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels

Het bevoegd gezag kan binnen de volgende grenzen het plan wijzigen, voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt: het wijzigen van bestemmingsgrenzen, zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

9.2 Afwijking

Het beveogd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

9.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

9.5 Strijdig gebruik

  1. a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 9.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  2. b. Indien het gebruik, bedoeld in 9.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

9.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 9.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan HARDERWIJKERWEG 229.

Bijlagen Bij Regels

Bijlage 1 Plankaart

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Harderwijkerweg 229 te Hulshorst werd een varkensbedrijf geëxploiteerd. De omvang van dit bedrijf was onvoldoende om dit bedrijf ook in de toekomst voort te kunnen zetten. Uitbreiding van het agrarisch bedrijf was echter geen optie vanwege de ligging nabij het Natura 2000-gebied De Veluwe. Het bedrijf is daarom beëindigd.

Het plan is nu om de vrijgekomen agrarische bebouwing te slopen en op het perceel twee nieuwe woningen te bouwen.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

De locatie is gelegen aan de Harderwijkerweg 229 te Hulshorst. Kadastraal bekend gemeente Nunspeet, sectie I, nummer 2772.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01060-vg01_0001.jpg"

Bron: Google earth

Hulshorst is van oorsprong een agrarisch lintdorp langs de Harderwijkerweg. Langs deze weg ligt een aantal monumenten, zoals het landgoed Hulshorst, het landgoed Groeneveld en huize Klein Groeneveld. Door de bouw van een kerk en een school, midden jaren vijftig, en later een dorpshuis, kreeg Hulshorst een eigen centrum. De openbare gebouwen liggen aan een groene open ruimte binnen het dorp. Het aantal woningen in het centrum is de afgelopen decennia toegenomen. Inmiddels telt Hulshorst bijna 1.900 inwoners (circa 670 huishoudens), waarvan de meeste deel uitmaken van een gezin met kinderen. Ten westen van de Weversweg is nog enige ruimte voor uitbreiding. Het dorp ligt vlakbij natuurgebied De Bloemkampen, Het Hulshorster Zand en de Hierdense Poort.

1.3 Planbeschrijving

Het project omvat de sloop van de agrarische bebouwing en nieuwbouw van 2 woningen. In de onderstaande afbeelding is de bestaande situatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01060-vg01_0002.jpg"

De gebouwen aangeduid met A, B en C worden gesloopt. Deze hebben een gezamenlijke oppervlakte van 629m2. Daarnaast wordt de betonnen mestplaat, aangeduid met D, gesloopt. Deze heeft een oppervlakte van 31 m2.

De voormalige bedrijfswoning blijft staan en wordt een burgerwoning. Daarnaast wordt een 2-onder-1 kap woning met een totale oppervlakte van 313,9 m² gebouwd. Tevens wordt een nieuwe kapschuur gerealiseerd met een oppervlakte van 199,5 m2. Dit is weergegeven in de onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01060-vg01_0003.jpg"

1.4 Vigerend Bestemmingsplan

In het vigerende bestemmingsplan Buitengebied, herziening 1996, heeft het perceel Harderwijkerweg 229 te Hulshorst de bestemmingen 'Woningen', 'Erven' en 'Tuinen'.

Het bestemmingsplan biedt voor dit perceel ruimte voor 1 woning. Uitvoering van het hiervoor beschreven plan is op grond van het bestemmingsplan Buitengebied, herziening 1996 niet mogelijk.

1.5 Ruimtelijke Effecten Op De Omgeving

Op het perceel staat nu een aantal voormalige agrarische gebouwen. Omdat ze geen functie meer hebben geven ze een rommelige indruk. Deze planherziening maakt het mogelijk die gebouwen te slopen en daarvoor twee woningen terug te bouwen. Met de wijziging wordt de verpaupering dus aangepakt. Daarbij heeft het plan per saldo een vermindering van de oppervlakte aan bebouwing tot gevolg.

Met de toename van het aantal woningen nemen ook de activiteit in het gebied toe. Het aantal verkeersbewegingen met personenauto's zal daardoor enigszins toenemen. Gezien het beperkte aantal woningen gaat het echter nog steeds om een minimaal aantal verkeersbewegingen.

De nieuwbouw wordt landschappelijk ingepast. Daarbij is onder meer het advies van de ervenconsulent betrokken. Door de vermindering van de verstening en de landschappelijke inpassing verbetert de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 NOTA RUIMTE

De Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal hebben op respectievelijk 17 mei 2005 en 17 januari 2006 ingestemd met de Nota Ruimte. Met de bekendmaking op 27 februari 2006 is de nota formeel in werking getreden. In de Nota Ruimte is het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020. De periode 2020-2030 geldt daarbij als doorkijk naar de langere termijn.

De Nota Ruimte bevat de visie van het Rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota levert de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. De verantwoordelijkheden van het Rijk en die van anderen zijn in de nota helder onderscheiden. Daarmee is invulling gegeven aan het motto "decentraal wat kan, centraal wat moet".

Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat in Nederland beschikbaar is. Meer specifiek richt het Rijk zich op vier doelen:

  • versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
  • bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  • borging en ontwikkeling van (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  • borging van de veiligheid.

Nationaal landschap

Nationale landschappen zijn gebieden met internationaal zeldzame en nationaal kenmerkende kwaliteiten op landschappelijk, cultuurhistorisch en natuurlijk gebied. Deze kwaliteiten moeten worden behouden, duurzaam beheerd en waar mogelijk versterkt. Uitgangspunt is ’behoud door ontwikkeling’: mits de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt (ja, mits principe) zijn binnen Nationale landschappen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Er is ruimte voor ten hoogste de natuurlijke bevolkingsgroei (migratiesaldo nul) en voor regionale en lokale bedrijvigheid.

De Veluwe is aangewezen als een Nationaal Landschap vanwege de volgende kernkwaliteiten: schaalcontrast van zeer open naar besloten, actieve stuifzanden en de grootte en aaneengeslotenheid van het bos.

Uitwerking van beleid

De uitwerking van het in de Nota Ruimte verwoorde beleid is een taak van provincies en gemeenten. Concreet betekent dit dat het beleid moet worden doorvertaald in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke plannen.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 STREEKPLAN GELDERLAND 2005

Het provinciaal ruimtelijk beleid is vastgelegd in het streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen.

Het streekplan verdeelt Gelderland ruwweg in drie soorten gebieden, het rode raamwerk (stedelijke netwerken), het groen-blauwe raamwerk (waardevolle open gebieden, de ecologische hoofdstructuur en gebieden waar water een belangrijke rol speelt) en multifunctionele gebied.

Het plangebied maakt onderdeel uit van het multifunctioneel gebied, specifieker aangeduid als multifunctioneel platteland. Het staat gemeenten vrij zelf het ruimtelijk beleid voor multifunctionele gebieden te bepalen. Wel wil de provincie dat gemeenten rekening houden met waardevolle landschappen in deze gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01060-vg01_0004.jpg"

Uitsnede Beleidskaart Ruimtelijke Structuur, Streekplan 2005

In het streekplan wordt een aantal aspecten genoemd die een rol kunnen spelen bij het ontwikkelen van realiseerbare ontwikkelingsplannen. Eén van die aspecten is functieverandering van vrijkomende (agrarische) bebouwing. De beleidsinvulling kan op regionaal niveau worden uitgewerkt. De gemeente Nunspeet heeft samen met andere gemeenten op de Noord-Veluwe de streekplanuitwerking Functieverandering Noord-Veluwe opgesteld. Dit beleid is geaccordeerd door Gedeputeerde Staten via de streekplanuitwerking Functieverandering. In paragraaf 2.3.1 wordt nader ingegaan op deze streekplanuitwerking.

2.3 Regionaal Beleid

2.3.1 STREEKPLANUITWERKING FUNCTIEVERANDERING NOORD-VELUWE

De Streekplanuitwerking is tot stand gekomen na een intensief proces in de regio, zowel op ambtelijk als op bestuurlijk niveau. De uitwerking is door GS geaccordeerd. In de Streekplanuitwerking worden spelregels gegeven voor functieveranderingsgevallen. Afhankelijk van het gebied waarin een perceel ligt, de omvang van de te slopen bebouwing en de gewenste vervolgfunctie worden regels gegeven waaraan de functieverandering moet voldoen. In de Streekplanuitwerking zijn ook regels gegeven over uitbreiding van niet-agrarische bedrijven en nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven.

Binnen de regio zijn de mogelijkheden voor functieverandering, nevenactiviteiten en niet-agrarische bedrijven te gedifferentieerd naar (deel)gebieden. De regio onderscheidt de gebiedstypen ecologische hoofdstructuur, multifunctioneel gebied/platteland, zoekgebieden landschappelijke versterking, zoekgebieden wonen en werken en primair agrarisch gebied.

Bij functieverandering naar wonen geldt voor alle gebiedstypen dat minimaal 500 m² aan voormalige bedrijfsgebouwen dient te worden gesloopt. Maximaal 50% van de gesloopte oppervlakte mag worden gebruikt voor wonen in één woongebouw waarbinnen meerdere wooneenheden gerealiseerd kunnen worden. Het aantal wooneenheden dat kan worden gerealiseerd is maatwerk. De invulling is afhankelijk van de omgevingskwaliteit, het bestaande ensemble en het woningbouwprogramma. Bij een functieverandering naar wonen kan zowel hergebruik van bestaande bedrijfsgebouwen plaatsvinden als sloop en vervangende nieuwbouw.

Daarnaast is in de streekplanuitwerking is beleid opgenomen t.b.v. woonlocaties in het buitengebied waar meer dan 5.000 m² agrarische grond bij hoort. Om deze gronden adequaat te kunnen bewerken en om huisvesting voor dieren te kunnen realiseren kan bij dergelijke woonlocaties maximaal 200 m² aan bijgebouwen worden gerealiseerd.

2.4 Gemeentelijk Beleid

2.4.1 INTEGRALE RUIMTELIJKE TOEKOMSTVISIE NUNSPEET 2015

De ruimtelijke toekomstvisie voor Nunspeet is uitgewerkt naar de thema's wonen, werken, recreatie & toerisme & cultuur, voorzieningen, kernen, buitengebied en centrum Nunspeet. Voor dit bestemmingsplan is met name het thema wonen van belang.

De ambitie is om door middel van nieuwbouw, herstructurering en stedelijke vernieuwing voldoende mogelijkheden te bieden voor de doelgroepen om hun specifieke wooncarrières te kunnen doorlopen. De doelgroepen zijn jongeren en starters, ouderen en gezinnen.

Ruimtelijke vertaling

Voor het behoud van de vitaliteit en draagvlak voor voorzieningen, wordt in Hulshorst enige groei van de bevolkingsomvang gestimuleerd in de vorm van kleinschalige woningbouwprojecten. Er wordt naar gestreefd om de nieuwbouw zoveel mogelijk ten goede te laten komen aan woningzoekenden uit de eigen dorpsgemeenschap. Woningbouw in Hulshorst zal hoofdzakelijk plaatsvinden in de sfeer van eengezins koopwoningen. Het gaat om gemiddeld enkele woningen per jaar.

Inbreiding

In de dorpen vindt gefragmenteerd en kleinschalig ook woningbouw plaats op enkele inbreidingslocaties. Het gaat hier om verdichting door invulling van open kavels, zonder dat het open karakter van de dorpen en waardevolle doorzichten van kern naar landschap (en vice versa) geweld wordt aangedaan. Bij bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing wordt ingezet op een transformatie naar de woonfunctie.

2.4.2 WOONVISIE NUNSPEET 2020

In 2008 heeft de gemeente Nunspeet de Woonvisie Nunspeet 2003-2015 geactualiseerd. Op basis van een nieuwe woningmarktverkenning en van de actuele beleidsuitgangspunten, is de Woonvisie Nunspeet 2020 opgesteld. Deze actualisatie heeft geen radicale verandering van het woonbeleid met zich mee gebracht. Groei van de gemeente, met aandacht voor jonge huishoudens en senioren, zijn nog steeds belangrijke accenten.

De Woonvisie is erop gericht dat de gemeente Nunspeet een vitale gemeente blijft. Dit houdt onder andere in een gezonde samenleving met dynamiek op de woon- en werkmarkt. De opgave om deze visie te verwezenlijken gebeurt onder meer door in te spelen op veranderende (woon)wensen in de toekomst. De woningmarkt dient met het oog op de vergrijzing gericht te zijn op ouderen maar ook jongeren dienen een plek te krijgen in de gemeente Nunspeet.

Om de gemeentelijke ambitie van een groei naar 30.000 inwoners in 2015 kracht bij te zetten zal nieuwbouw moeten plaatsvinden. Rekening houdend met de spanning op de woningmarkt en de groei van de eigen behoefte, moet de woningvoorraad jaarlijks met circa 240 woningen aangevuld worden.

Om de kwaliteit en de leefbaarheid die de gemeente Nunspeet aanbiedt te behouden moet ingespeeld worden op de wensen van verschillende doelgroepen. De koers die de gemeente wil gaan varen richt zich op de volgende onderwerpen:

  • inspelen op de wensen van de groeiende groep mensen met een zorgvraag;
  • voldoende aanbod voor lage inkomens;
  • meer kansen op de woningmarkt voor huishoudens met een middeninkomen;
  • kansen voor verhuizers (doorstroming);
  • binden van jonge huishoudens.

Bij deze onderwerpen wil de gemeente een actieve rol gaan spelen aangezien zij zich verantwoordelijk voelt voor haar burgers. In samenwerking met partners en sturing door middel van communicatie en beleid wil de gemeente de ontwikkeling van nieuwe woningen stimuleren.

Focus op kwaliteit

Het aantrekkelijke van wonen in Nunspeet is de combinatie van ruim en rustig wonen, te midden van waardevolle natuur en de goede bereikbaarheid. Nunspeet heeft een landelijk karakter en dat willen de gemeente zo houden. Daarbinnen is variatie mogelijk: van ruim landelijk wonen in de kernen Hulshorst en Vierhouten tot centrumdorps wonen binnen de kernen Nunspeet en in Elspeet. Veranderingen in de woningvoorraad moeten de landschappelijke en cultuurhistorische karakteristieken van de kernen intact laten en waar mogelijk versterken.

De inzet van de woonvisie is het behouden en versterken van deze kwaliteiten. Dit vraagt om vernieuwing van plekken die zijn verrommeld of hun functie hebben verloren en het benutten van kansen, zoals vrijkomende agrarische bebouwing of panden binnen bebouwd gebied. Bij kwaliteitsverbetering kijkt de gemeente verder dan de woningvoorraad: ook de (groene) woonomgeving en het voorzieningenaanbod krijgen aandacht.

In de visie wordt beschreven dat uitbreiding van Hulshorst zich moet concentreren ten westen van de Weversweg. Ook in de bestaande kern zijn nog enkele mogelijkheden tot verdichting en transformatie. In totaal is ruimte voor het toevoegen van ongeveer 50 woningen, en een landelijk dorps woonmilieu.

2.5 Conclusie

Het initiatief dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt sluit aan bij het geschetste beleid. De huidige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. Minder dan de helft van de oppervlakte die wordt gesloopt wordt teruggebouwd als woning. Daarmee voldoet het in project aan de eisen die aan functieverandering worden gesteld. De bouw van de 2-onder-1 kap woning sluit ook goed aan bij het beleid zoals vast gelegd in de Woonvisie Nunspeet 2020. Het biedt vooral kansen aan mensen met middeninkomens waardoor de doorstroming wordt bevorderd.

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

3.1 Bodem

Voor het perceel is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door het Gelders Adviesbureau voor Infrastructuur en Milieu B.V. De resultaten van het onderzoek zijn vastgelegd in het verkennend, dat als bijlage bij dit plan is gevoegd. Er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen aanwezig ten aanzien van de voorgenomen woningbouw. Wel geldt dat in de bouwvergunning moet worden opgenomen dat de grond die vrijkomt tijdens de bouwwerkzaamheden ter plaatse verwerkt kan worden. Is dit niet mogelijk dan zijn er twee alternatieven:

  1. 1. De grond wordt hergebruikt in een werk volgens het Besluit Bodemkwaliteit. De grond moet dan conform dit besluit onderzocht worden, omdat de resultaten van dit bodemonderzoek niet dienen voor kwaliteitsbepaling van de grond. Dit kan als partijbemonstering uitgevoerd worden of in-situ, voor aanvang van de graafwerkzaamheden. Na beoordeling van deze resultaten kan de grond van het terrein elders worden verwerkt.
  2. 2. De grond wordt hergebruikt als bodem volgens de Bodemkwaliteitskaart en Bodembeheerplan van de gemeente Nunspeet op basis van de vrijstellingsregeling van het Bouwstoffenbesluit. Voorwaarde hierbij is dat bodem als bodem hergebruikt wordt binnen gebieden met een vergelijkbare bodemkwaliteit en dat er melding van het grondverzet gedaan moet worden.

Geadviseerd wordt om het ondiepe grondwater niet te gebruiken voor consumptie of voor de besproeiing van consumptiegewassen. Daarnaast wordt geadviseerd om de bijmenging met puin in de bovengrond mm 1 en mm2 uit te zeven.

3.2 Externe Veiligheid

Het "Besluit kwaliteitseisen externe veiligheid inrichtingen milieubeheer" (Bevi) is op 27 oktober 2004 in werking getreden. Hierin zijn normen voor de maximaal toelaatbare/aanvaardbare risico's als gevolg van de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of vervoersassen van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water en via buisleidingen vastgelegd.

In het plangebied en directe omgeving bevinden zich geen risicovolle inrichtingen die van invloed zouden kunnen zijn op de voorgestane ontwikkelingen. De externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

3.3 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De wet bevat een gebiedsgerichte aanpak via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Met name doordat projecten waarvan vastgesteld is dat deze 'Niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL samen om in gebieden waar de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden) de luchtkwaliteit te verbeteren.

Bij het aspect luchtkwaliteit in het bestemmingsplan zijn twee sporen te onderscheiden:

  • het creëren van bestemmingen die potentieel bijdragen aan de (verslechtering van) de luchtkwaliteit;
  • het creëren van bestemmingen die gevoelig zijn voor een (slechte) luchtkwaliteit.

Op grond van de Regeling NIBM draagt een woningbouwlocatie niet in betekenende mate bij indien de locatie niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat. In casu is sprake van 2 woningen. Er is derhalve geen sprake van een ontwikkeling die bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Uit de saneringstool die beschikbaar is via www.saneringstool.nl blijkt dat de GCN-achtergrondconcentratie van fijn stof (PM10) ter hoogte van de projectlocatie tussen de 21 µg/m3 (2017) en 22,4 µg/m3 (2010) ligt. De achtergrondconcentratie van stikstofoxiden (NO2) bedraagt tussen de 17,4 µg/m3 (2017) en 13,4 µg/m3 (2010)22 en 24,5 microgram ligt. De waarden liggen ver onder de richtwaarden.

Het aspect luchtkwaliteit vormt gezien het voorgaande geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

3.4 Geluid

De nieuw te bouwen woningen liggen niet aan een doorgaande weg maar worden ontsloten via een oprit vanaf de Harderwijkerweg. De Harderwijkerweg is een weg met twee rijstroken. De afstand van de nieuw te bouwen woningen tot de Harderwijkerweg bedraagt circa 300 meter. Daarmee liggen de woningen buiten de zone van 250 meter die op grond van de Wet geluidhinder in acht moet worden genomen.

Wel ligt het plangebied binnen de geluidszone van de Schotweg, maar uit onderzoek dat is uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan Buitengebied blijkt dat ruimschoots aan de voorkeursgrenswaarde van 48dB wordt voldaan.

3.5 Ecologie

Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot natuurwetgeving, zoals verwoord in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna.

Door Doeglas water en milieu is een natuurtoets uitgevoerd. De bevindingen zijn vastgelegd in het rapport Natuurtoets Harderwijkerweg 229 Hulshorst dat als bijlage bij dit plan is gevoegd.

In het rapport wordt de aanbeveling gedaan om bomen niet in het broedseizoen te kappen. Uit de natuurtoets blijkt dat er geen negatieve effecten worden verwacht op de flora en fauna voorkomend in de speciale beschermingszones in de directe omgeving van het plangebied. Het plangebied zelf heeft geen duidelijke natuurwaarde. Indien de aanbeveling t.a.v. het kappen in acht worden genomen geldt geen verplichting voor de aanvraag van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet.

3.6 Geur

In de directe omgeving van het plangebied liggen enkele agrarische bedrijfspercelen. Vanuit de Wet geurhinder en veehouderijen is een minimale afstand van 50 meter voorgeschreven. De afstand tot de dichtstbijzijnde agrarische opstallen bedraagt ruim 45 meter. Op het betreffende perceel worden echter geen bedrijfsmatige agrarische activiteiten meer uitgevoerd, waardoor de relatief kleine afstand tussen de nieuw te bouwen woningen en de agrarische opstallen niet zal leiden tot geurhinder.

3.7 Archeologie

Het projectgebied is gelegen in een gebied dat volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) een hoge verwachtingswaarde heeft. Vanwege de hoge verwachtingswaarde is advies ingewonnen bij de regioarcheoloog.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01060-vg01_0005.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01060-vg01_0006.jpg"

Uitsnede IKAW met geel omcirkeld de projectlocatie (Bron: KICH)

Advies regioarcheoloog

In 1832 maakt het plangebied onderdeel uit van een grootschalig landbouwgebied. Door langdurige bemesting wordt het gebied waarin het plangebied is gelegen als dikke eerdgrond aangeduid op de bodemkaart. Dikke eerdgronden kunnen een dikte van meer dan 1 meter bereiken en beschermen zodanig eventueel aanwezige archeologische waarden. De kadastrale minuut uit 1832 laat binnen het plangebied wat hakhoutstruwelen zien en een uitweg dat eveneens als hakhout wordt beschreven. In die hoedanigheid maakte deze struwelen geen onderdeel uit van de landbouwgrond en zal daarom ook niet veel zijn opgehoogd. Ook de doorworteling van de bomen zal een negatieve invloed hebben gehad op eventueel aanwezige archeologische waarden. In de eerste helft van de 20e eeuw komt er ook bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01060-vg01_0007.jpg"


kadastrale minuut van 1832 met in rood aangegeven de grens van het plangebied

Het voorliggende plan voorziet erin dat er nagenoeg op de zelfde locatie als de huidige bebouwing een nieuwe woning (tweekapper) wordt gerealiseerd. Daarnaast wordt een tweetal schuren gebouwd. Gezien de verstoring van de bodem door de huidige bebouwing en het langdurige gebruik als hakhoutstruweel is de kans dat er archeologische waarden worden aangetroffen klein.

De provinciale waardenkaart toont een gemiddelde verwachting op het aantreffen van archeologische waarden. Bij de bouw van de twee schuren wordt geadviseerd om de fundering zo licht mogelijk te houden, zodat de bodem niet of nauwelijks geroerd hoeft te worden. Een strookfundering is wel mogelijk. Hierbij blijft het grootste deel van de ondergrond ongeroerd.

Cultuurhistorische waarden

Van aantasting van cultuurhistorische waarden, door uitvoering van het project, is geen sprake.

3.8 Water

Algemeen

Het plangebied valt onder het beheer van Waterschap Veluwe. Het beleid van Waterschap Veluwe is gericht op het zo lang mogelijk vasthouden van gebiedseigen water, met name in perioden van regenval, gecombineerd met het zoveel mogelijk scheiden van de schone en het verontreinigde water. Eén van de zaken die wordt nagestreefd, is om ervoor te zorgen dat regenwater niet meer direct via het riool wordt afgevoerd (afkoppeling verhard oppervlak). Nieuwe initiatieven dienen hydrologisch neutraal te worden uitgevoerd. Dit houdt in dat het initiatief niet mag leiden tot een verandering van de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse en in de directe omgeving.

Grondwater

Het plangebied is relatief hoog gelegen. Het betreft een gebied met grondwatertrap VII. Dit houdt in dat het gemiddeld hoogste grondwaterpeil op meer dan 80 cm onder het maaiveld ligt en het gemiddeld laagste grondwaterpeil meer dan 160 cm onder het maaiveld ligt. Er is in en om het gebied geen grondwateroverlast bekend. Doordat rechtstreeks ter plaatse zowel ondergronds als bovengronds kan worden geïnfiltreerd, zal het grondwater naar verwachting en ten opzichte van de huidige situatie geen overlast veroorzaken. Hierdoor zal het plan 'grondwaterneutraal' worden ontwikkeld.

Oppervlaktewater

In en om het plangebied zijn geen belangrijke oppervlaktewatersystemen aanwezig. Naar aanleiding van dit plan zal geen extra oppervlaktewater (in verbinding staand met het oppervlaktewatersysteem) gecreëerd worden. Ook zal er niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater en heeft geen nadelige gevolgen voor het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.

DWA en RWA

In het Gemeentelijk Afkoppel Plan is bepaald dat er geen afvoer van hemelwater door aansluiting op de riolering plaats zal vinden. Het hemelwater binnen het plangebied wordt dientengevolge niet afgevoerd naar de riolering, maar kan ter plaatse boven- of ondergronds infiltreren.

Standaard wateradvies

Het gaat in dit plan om de bouw van minder dan 10 woningen. Het perceel valt buiten de keurzones, het betreft geen HEN-water inclusief beschermingszone, er gaat niet geloosd worden op het oppervlakte water en het perceel valt buiten de zoekgebieden voor waterberging. Omdat het hier ook geen landgoed, weg(en), spoorlijn(en), Tracéwet, damwand(en), scherm(en), ontgrondingen et cetera betreft, valt het onder de "postzegelplannen" zoals Waterschap Veluwe deze vanuit het oogpunt van de watertoets heeft gedefinieerd. Dit betekent dat voor dit plan het "standaard wateradvies" geldt. Er zijn geen afwijkingen die beargumenteerd moeten worden in deze waterparagraaf.

3.9 Kabels En Leidingen

De aanwezige kabels en leidingen vormen geen belemmering voor de geplande bouwactiviteiten. Voorafgaand aan de werkzaamheden zal overleg plaatsvinden met de beheerders van de aanwezige kabels en leidingen. De te bouwen woningen zullen worden voorzien van de gebruikelijke nutsaansluitingen.

3.10 Verkeer

Het perceel is gelegen aan de Harderwijkerweg. De ontsluiting van het perceel vindt plaats via een gemeenschappelijke oprit van ca. 300 m. De verkeersaantrekkende werking van het project is gering en door de goede ontsluiting van het perceel zal hierdoor geen hinder ontstaan.

3.11 Landschappelijke Inpassing

De plannen hebben betrekking op een herinrichting van het perceel Harderwijkerweg 229. Daarbij wordt het bestaande groen gerespecteerd. Ten behoeve van het plan is een landschapsplan gemaakt dat als bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd. Het landschapsplan is gebaseerd op een advies van de ervenconsulent van het Gelders Genootschap.

Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving

4.1 Plansystematiek

De Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Daarom stelt onder andere de Wro eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

4.2 Opbouw Regels

De regels zijn onderverdeeld in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels.

De inleidende regels vormen hoofdstuk 1 en bevatten de begrippen en de wijze van meten.

Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. Hierin zijn de regels bij de in het plan voorkomende bestemmingen opgenomen.

Onder algemene regels, hoofdstuk 3 zijn regels opgenomen die niet beperkt zijn tot een specifieke bestemming, maar gelden voor het gehele plangebied, zoals de anti-dubbeltelregel en algemene afwijkingsregels.

Tot slot zijn in hoofdstuk 4 de overgangsregels en de slotregel opgenomen.

4.3 Bestemmingen

In dit bestemmingsplan komen de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen' voor.

Gronden met de bestemming 'Tuin' zijn bedoeld voor tuinen en inritten. Het bouwen van gebouwen is binnen deze bestemming niet toegestaan. Wel is er een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het bouwen van erkers en ingangspartijen voor de voorgevel van de woning.

Gronden met de bestemming 'Wonen' zijn in de eerste plaats bedoeld voor de bouw van woningen. Tevens is er ruimte voor de bouw van aan-, uit- en bijgebouwen. Voor de vrijstaande woning en de twee aanéén gelden verschillende regels ten aanzien van de maatvoering van bijgebouwen. Dit is gedaan vanwege de specifieke afspraken die zijn gemaakt in het kader van functieverandering. Zo is de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen bij de bestaande woning groter dan die bij de twee nieuwe woningen. Daarentegen mogen de goot en nok van de aangebouwde bijgebouwen bij de nieuwe woningen weer hoger zijn. Tot slot is in de bestemmingsregeling voor Wonen een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het toestaan van beroepen en bedrijven aan huis.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Haalbaarheid

Het plan betreft een particulier initiatief. Ten behoeve van de realisering van dit plan hoeven door de gemeente Nunspeet geen voorzieningen te worden getroffen. Door initiatiefnemer is een planschadeovereenkomst ondertekend op grond waarvan eventuele planschadevergoedingen op hem verhaald kunnen worden. Overigens valt er gezien de aard van het plan en de afstand tot eigendommen van derden geen planschade te verwachten.

5.2 Privaatrechtelijke Aspecten

De gronden waarop het bestemmingsplan betrekking heeft zijn in eigendom van de initiatiefnemer. De planning is om zodra de procedure is doorlopen te beginnen met de bouw van de woningen.

Tussen de initiatiefnemer en de gemeente Nunspeet is een privaatrechtelijke overeenkomst worden gesloten. Naast het verhaal van eventuele planschadevergoedingen is hierin geregeld dat het terrein wordt ingericht overeenkomstig het opgestelde landschapsplan.

5.3 Maatschappelijke Aanvaardbaarheid

5.3.1 VOOROVERLEG (3.1.1. Bro)

Op grond van artikel 3.1.1 lid 1 Bro is vooroverleg vereist met het waterschap en met de diensten van de provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Waterschap Veluwe

Zoals in paragraaf 3.8 is verwoord is op grond van het beleid van het Waterschap Veluwe op dit plan de standaard watertoets van toepassing. Afzonderlijk vooroverleg is daarom niet noodzakelijk.


Provincie Gelderland

Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben op 5 juni 2008 een brief gezonden, waarin de werkwijze onder de nieuwe Wro wordt toegelicht. Aangegeven is dat over plannen die puur van lokaal belang zijn en plannen die wel van provinciaal belang zijn, maar geen provinciale verantwoordelijkheid zijn, geen vooroverleg gevoerd hoeft te worden. Over dit bestemmingsplan is daarom geen vooroverleg gevoerd.

Rijk

De toenmalig minister van VROM, dr. Jacqueline Cramer, heeft per brief, d.d. 26 mei 2009, aangegeven dat vooroverleg met het Rijk plaats dient te vinden in die gevallen waar één of meerdere benoemde nationale belangen aan de orde zijn. In de bijlage van de brief is een lijst nationale belangen opgenomen waarover vooroverleg tussen Rijk en gemeente plaats dient te vinden.

Voorliggend plan heeft geen betrekking op de in de bijlage van de brief genoemde nationale belangen. Derhalve is er geen vooroverleg tussen gemeente en de VROM-inspectie vereist.

5.3.2 INSPRAAK

Met het plan wordt uitvoering wordt gegeven aan de 'overeenkomst functieverandering Harderwijkerweg 229 te Hulshorst' die is gesloten tussen de initiatiefnemer en de gemeente Nunspeet. Deze overeenkomst is tot stand gekomen na een uitgebreid proces en op basis van de streekplanuitwerking functieverandering Noord-Veluwe. Met het plan zijn geen belangen van derden in het geding. Daarom is besloten om af te zien van het verlenen van inspraak.

Bijlagen

Bijlage 1 Natuurtoets Harderwijkerweg 229 Hulshorst

Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek Harderwijkerweg 229 Te Hulshorst

Bijlage 3 Landschapsplan Harderwijkerweg 229