KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Natuur - Landschap
Artikel 5 Tuin
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 De Verbeelding
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Planbeschrijving
1.4 Vigerend Bestemmingsplan
1.5 Ruimtelijke Effecten Op De Omgeving
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.5 Conclusie
Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten
3.1 Bodem
3.2 Externe Veiligheid
3.3 Luchtkwaliteit
3.4 Geluid
3.5 Ecologie
3.6 Geur
3.7 Archeologie En Cultuurhistorie
3.8 Water
3.9 Kabels En Leidingen
3.10 Verkeer
3.11 Landschappelijke Inpassing
Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving
4.1 Planregels
4.2 Opbouw Regels
4.3 Bestemmingen
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Haalbaarheid
5.2 Privaatrechtelijke Aspecten
5.3 Maatschappelijke Aanvaardbaarheid
Bijlagen
Bijlage 1 Natuurtoets Hooiweg 127
Bijlage 2 Bodemonderzoek Hooiweg 127
Bijlage 3 Landschappelijk Ontwerp Hooiweg 127-129

HOOIWEG 127

Bestemmingsplan - gemeente Nunspeet

Vastgesteld op 24-11-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplanHOOIWEG 127 van de gemeente Nunspeet.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0302.BP01061-vg01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aan- of uitbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan huis gebonden beroep:

een beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt.

1.7 ander werk:

een werk, geen gebouw zijnde.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 begane grondvloer:

de eerste bouwlaag.

1.10 bestaand bouwwerk:

bestaand bouwwerk op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.11 bestaand gebruik:

bestaand gebruik op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een hoofdgebouw.

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.19 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.20 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop,het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.21 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.22 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.23 gebruiken:

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.24 hoofdgebouw:

een gebouw dat door omvang en aard op een aaneengesloten samenstel van gronden als het belangrijkste of een van de belangrijkste dient te worden aangemerkt.

1.25 horeca:

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.26 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, als ook een tent.

1.27 ondergeschikte bouwdelen:

hieronder wordt verstaan plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, geven- en kroonlijsten en overstekende daken

1.28 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden, dan wel met ten hoogste één wand.

1.29 praktijkruimte:

een niet voor bewoning bestemd gebouw of deel van een gebouw, dat uitsluitend dienstbaar is aan de uitoefening van een vrij beroep, zoals dat van accountant, advocaat, architect, arts of kunstenaar.

1.30 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.31 uitvoeren:

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

1.32 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.

1.33 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:

tussen de zijdelings grens van het perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidsmuren.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met uitzondering van een houtteelt- of fruitteeltbedrijf dan wel boom- en/of sierkwekerij;
  2. b. het weiden van vee, anders dan in het kader van de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  3. c. bos- en/of natuurelementen met een oppervlakte van minder dan 2 hectare;
  4. d. bestaande infrastructurele voorzieningen;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water, niet zijnde voorzieningen ten behoeve van ijsbanen of siervijvers;
  6. f. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken, met dien verstande dat:

  1. g. teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan, met uitzondering van folie, mits niet hoger dan 30 cm en niet langer aanwezig dan twee maanden per jaar;
  2. h. kuilvoerplaten, sleufsilo's en voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest niet zijn toegestaan.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van een (kleinschalig) kampeerterrein;
  2. b. buitenopslag.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Natuur - Landschap

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos, houtwallen, solitaire bomen, heide, zandverstuivingen, vennen en houtproductie;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarde en de landschappelijke waarde;
  3. c. bestaande infrastructurele voorzieningen;
  4. d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden en parkeervoorzieningen ten behoeve van toeristische overstappunten;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en terreinen.

4.2 Bouwregels

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.4 Uitsluiting omgevingsvergunning tijdelijke afwijking

In verband met het belang ter bescherming waarvan deze bestemming is opgenomen is het verlenen van een omgevingsvergunning waarmee tijdelijk van het bestemmingsplan wordt afgeweken niet toegestaan.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en in- en uitritten, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.1 ten behoeve van het bouwen van aan- of uitbouwen, zoals erkers en ingangspartijen, vóór de voorgevel van een woning:

  1. a. met een diepte van ten hoogste 1,5 m, mits de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 2,5 m bedraagt;
  2. b. met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 12 m2 en een overkapping, met dien verstande, dat bij aaneengebouwde woningen slechts een oppervlakte van 6 m2 en een overkapping is toegestaan;
  3. c. met een goothoogte van ten hoogste 3 m, mits:
    1. 1. het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
    2. 2. het straatbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor rijbanen, groen, water en parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden en speelvoorzieningen. met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor, wonen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan huis gebonden beroepen ter plaatse van de aanduidingen:

aanduiding wonen
aeg
tae
vrij
aaneen gebouwd
twee-aaneen
vrijstaand

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken en andere bijbehorende voorzieningen als tuinen en erven.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.2, onder d, ten behoeve van het bouwen van een inpandige garage/berging, of een garage/berging die een architectonische eenheid vormt met de betreffende woning, tot aan de goot- en nokhoogte van de betreffende woning mits:

  1. a. het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
  2. b. het straatbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  1. a. onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  2. b. onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  3. c. gebouwen als seksinrichting.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van deze regels:

  1. a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, van welke bouwwerken de oppervlakte niet meer dan 45 m2en de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  2. b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen, paden, bebouwingsgrenzen en aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  3. c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  4. d. ten behoeve van het bouwen van antennemasten en/of reclamemasten tot een hoogte van 20 m.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

Het bevoegd gezag kan binnen de volgende grenzen het plan wijzigen, voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt: het wijzigen van bestemmingsgrenzen, zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

12.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

12.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

12.5 Strijdig gebruik

  1. a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 12.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  2. b. Indien het gebruik, bedoeld in 12.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

12.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 12.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan HOOIWEG 127.

Bijlagen Bij Regels

Bijlage 1 De Verbeelding

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Hooiweg 127 te Elspeet is een agrarisch bedrijf gevestigd, dat wordt beëindigd. De agrarische activiteiten lopen terug en vanwege de ligging nabij het Natura 2000-gebied De Veluwe heeft een agrarisch bedrijf op deze locatie onvoldoende mogelijkheden voor de toekomst.

Het plan is nu om de vrijkomende agrarische bebouwing te slopen en op het perceel acht nieuwe woningen te bouwen.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

De locatie is gelegen aan de Hooiweg 127 te Elspeet. Kadastraal bekend gemeente Nunspeet, sectie F, nummer 5302.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01061-vg01_0001.jpg"

Figuur 1: Ligging plangebied (Bron: Google Earth)

Elspeet telt ruim 4.400 inwoners (circa 1.350 huishoudens). Bijna tweederde van het aantal huishoudens bestaat uit gezinnen met kinderen. Er is voldoende draagvlak voor voorzieningen. De brink is het hart van het dorpscentrum en heeft een grote aantrekkingskracht, zowel van bewoners als toeristen. De ruimtelijke structuur van Elspeet verraadt het agrarische verleden. De huizen werden oorspronkelijk gebouwd in de vorm van linten langs de hoofdwegen, die samenkomen op de brink. Inmiddels heeft de agrarische bedrijvigheid grotendeels plaatsgemaakt voor de woonfunctie.

1.3 Planbeschrijving

Het project omvat de sloop van de vrijkomende agrarische bebouwing en nieuwbouw van 8 woningen. In figuur 2 is de bestaande situatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01061-vg01_0002.jpg"

Figuur 2: Bestaande situatie

De gebouwen aangeduid met 1 t/m 7, en de sleufsilo's aangeduid met 8, worden gesloopt. De te slopen gebouwen hebben een gezamenlijke oppervlakte van 1869m2.

De voormalige bedrijfswoning (9) blijft staan en wordt een burgerwoning. Ook de schuur (10) en het bakhuis (11) blijven behouden. Deze worden als bijgebouwen bij de woning in gebruik genomen. Daarnaast worden 6 eengezinswoningen in een rij en een 2-onder-1 kap seniorenwoning gebouwd. Dit is weergegeven in figuur 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01061-vg01_0003.jpg"

Figuur 3: Nieuwe inrichting

1.4 Vigerend Bestemmingsplan

In het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Agrarische Enclave, heeft het perceel Hooiweg 127 te Elspeet de bestemming 'Agrarisch gebied'. Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor agrarische bedrijvigheid.

Uitvoering van het hiervoor beschreven plan is op grond van het bestemmingsplan Buitengebied Agrarische Enclave niet mogelijk.

1.5 Ruimtelijke Effecten Op De Omgeving

Op het perceel staat nu een aantal agrarische gebouwen die hun agrarische functie verliezen. Deze planherziening maakt het mogelijk die gebouwen te slopen en daarvoor woningen terug te bouwen. Met deze herziening wordt verpaupering tegengegaan. Daarbij heeft het plan per saldo een vermindering van de oppervlakte aan bebouwing tot gevolg. Dat de veehouderij ter plaatse ophoudt te bestaan is gunstig voor het aangrenzende natuurgebied. De negatieve effecten, zoals vermesting en verzuring vervallen hierdoor.

Met de toename van het aantal woningen nemen ook de activiteit in het gebied toe. Het aantal verkeersbewegingen met personenauto's zal daardoor enigszins toenemen. Gezien het beperkte aantal woningen gaat het echter nog steeds om een minimaal aantal verkeersbewegingen.

De nieuwbouw wordt landschappelijk ingepast. Daarbij is onder meer het advies van de ervenconsulent betrokken. Door de vermindering van de verstening en de landschappelijke inpassing verbetert de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 NOTA RUIMTE

De Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal hebben op respectievelijk 17 mei 2005 en 17 januari 2006 ingestemd met de Nota Ruimte. Met de bekendmaking op 27 februari 2006 is de nota formeel in werking getreden. In de Nota Ruimte is het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020. De periode 2020-2030 geldt daarbij als doorkijk naar de langere termijn.

De Nota Ruimte bevat de visie van het Rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota levert de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. De verantwoordelijkheden van het Rijk en die van anderen zijn in de nota helder onderscheiden. Daarmee is invulling gegeven aan het motto "decentraal wat kan, centraal wat moet".

Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat in Nederland beschikbaar is. Meer specifiek richt het Rijk zich op vier doelen:

  • versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
  • bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  • borging en ontwikkeling van (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  • borging van de veiligheid.

Nationaal landschap

Nationale landschappen zijn gebieden met internationaal zeldzame en nationaal kenmerkende kwaliteiten op landschappelijk, cultuurhistorisch en natuurlijk gebied. Deze kwaliteiten moeten worden behouden, duurzaam beheerd en waar mogelijk versterkt. Uitgangspunt is ’behoud door ontwikkeling’: mits de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt (ja, mits principe) zijn binnen Nationale landschappen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Er is ruimte voor ten hoogste de natuurlijke bevolkingsgroei (migratiesaldo nul) en voor regionale en lokale bedrijvigheid.

De Veluwe is aangewezen als een Nationaal Landschap vanwege de volgende kernkwaliteiten: schaalcontrast van zeer open naar besloten, actieve stuifzanden en de grootte en aaneengeslotenheid van het bos.

Uitwerking van beleid

De uitwerking van het in de Nota Ruimte verwoorde beleid is een taak van provincies en gemeenten. Concreet betekent dit dat het beleid moet worden doorvertaald in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke plannen.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 STREEKPLAN GELDERLAND 2005

Het provinciaal ruimtelijk beleid is vastgelegd in het streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen.

Het provinciaal beleid richt zich hoofdzakelijk op twee onderdelen binnen de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur, het rode raamwerk en het groenblauwe raamwerk.

Het rode raamwerk omvat de ‘hoogdynamische’ functies samenhangend met de hoofdinfrastructuur en intensieve vormen van ruimtegebruik zoals stedelijke functies, intensieve vormen van recreatie/leisure, met stedelijke ontwikkeling samenhangende groenontwikkeling (groen in en om de stad) en intensieve agrarische teelten. Dit deel van de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur wordt in de beleidskaart ‘ruimtelijke structuur’ met overwegend rode tinten aangeduid.

Het groenblauwe raamwerk omvat functies en kwaliteiten die afhankelijk zijn van een lage ruimtelijke dynamiek. De gebieden waar deze functies zijn geconcentreerd zijn kwetsbaar voor intensieve vormen van ruimtegebruik. Deze gebieden zijn de ecologische hoofdstructuur en waardevolle open gebieden, en de gebieden waar meer ruimte voor water moet worden gecreëerd (zowel voor rivieren als voor regionale waterberging). Het provinciaal planologisch beleid is gericht op het vrijwaren van deze gebieden van intensieve gebruiksvormen. Dit deel van de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur wordt in de beleidskaart ‘ruimtelijke structuur’ met overwegend groene en blauwe tinten aangeduid.

Daarnaast is er het multifunctioneel gebied dat het grootste deel van de provincie Gelderland beslaat. Dit gebied omvat de steden, dorpen, buurtschappen buiten de provinciaal ruimtelijke hoofdstructuur, waardevolle landschappen en het multifunctioneel platteland. In het provinciaal planologisch beleid wordt op deze gebieden geen expliciete provinciale sturing gericht.

Het plangebied maakt onderdeel uit van het multifunctioneel gebied. Vanuit het provinciaal ruimtelijk beleid geldt hiervoor geen expliciete provinciale sturing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01061-vg01_0004.jpg"

Figuur 4: Uitsnede Beleidskaart Ruimtelijke Structuur (Bron: http://streekplan.gelderland.nl)

In het streekplan wordt een aantal aspecten genoemd die een rol kunnen spelen bij het ontwikkelen van realiseerbare ontwikkelingsplannen. Eén van die aspecten is functieverandering van vrijkomende (agrarische) bebouwing. De beleidsinvulling kan op regionaal niveau worden uitgewerkt. De gemeente Nunspeet heeft samen met andere gemeenten op de Noord-Veluwe de streekplanuitwerking Functieverandering Noord-Veluwe opgesteld. Dit beleid is geaccordeerd door Gedeputeerde Staten via de streekplanuitwerking Functieverandering. In paragraaf 2.3.1 wordt nader ingegaan op deze streekplanuitwerking.

2.3 Regionaal Beleid

2.3.1 STREEKPLANUITWERKING FUNCTIEVERANDERING NOORD-VELUWE

De Streekplanuitwerking is tot stand gekomen na een intensief proces in de regio, zowel op ambtelijk als op bestuurlijk niveau. De uitwerking is door GS geaccordeerd. In de Streekplanuitwerking worden spelregels gegeven voor functieveranderingsgevallen. Afhankelijk van het gebied waarin een perceel ligt, de omvang van de te slopen bebouwing en de gewenste vervolgfunctie worden regels gegeven waaraan de functieverandering moet voldoen. In de Streekplanuitwerking zijn ook regels gegeven over uitbreiding van niet-agrarische bedrijven en nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven.

Binnen de regio zijn de mogelijkheden voor functieverandering, nevenactiviteiten en niet-agrarische bedrijven te gedifferentieerd naar (deel)gebieden. De regio onderscheidt de gebiedstypen ecologische hoofdstructuur, multifunctioneel gebied/platteland, zoekgebieden landschappelijke versterking, zoekgebieden wonen en werken en primair agrarisch gebied.

Bij functieverandering naar wonen geldt voor alle gebiedstypen dat minimaal 500 m² aan voormalige bedrijfsgebouwen dient te worden gesloopt. Maximaal 50% van de gesloopte oppervlakte mag worden gebruikt voor wonen in één woongebouw waarbinnen meerdere wooneenheden gerealiseerd kunnen worden. Het aantal wooneenheden dat kan worden gerealiseerd is maatwerk. De invulling is afhankelijk van de omgevingskwaliteit, het bestaande ensemble en het woningbouwprogramma. Bij een functieverandering naar wonen kan zowel hergebruik van bestaande bedrijfsgebouwen plaatsvinden als sloop en vervangende nieuwbouw.

2.4 Gemeentelijk Beleid

2.4.1 INTEGRALE RUIMTELIJKE TOEKOMSTVISIE NUNSPEET 2015

De ruimtelijke toekomstvisie voor Nunspeet is uitgewerkt naar de thema's wonen, werken, recreatie & toerisme & cultuur, voorzieningen, kernen, buitengebied en centrum Nunspeet. Voor dit bestemmingsplan is met name het thema wonen van belang.

De ambitie is om door middel van nieuwbouw, herstructurering en stedelijke vernieuwing voldoende mogelijkheden te bieden voor de doelgroepen om hun specifieke wooncarrières te kunnen doorlopen. De doelgroepen zijn jongeren en starters, ouderen en gezinnen.

Ruimtelijke vertaling

Uitbreiding vindt met name plaats in Nunspeet en Elspeet, waarbij Elspeet de meeste ruimte krijgt voor uitbreiding. De gemiddelde woningdichtheid bedraagt circa 25 woningen per ha. Bij nieuwbouw in de dorpsranden moet rekening worden gehouden met landelijke kwaliteiten, zoals waardevolle doorzichten en bestaande extensieve bouwvormen op voormalige agrarische kavels, waardoor de bebouwingsdichtheid aanzienlijk lager ligt.

2.4.2 WOONVISIE NUNSPEET 2020

In 2008 heeft de gemeente Nunspeet de Woonvisie Nunspeet 2003-2015 geactualiseerd. Op basis van een nieuwe woningmarktverkenning en van de actuele beleidsuitgangspunten, is de Woonvisie Nunspeet 2020 opgesteld. Deze actualisatie heeft geen radicale verandering van het woonbeleid met zich mee gebracht. Groei van de gemeente, met aandacht voor jonge huishoudens en senioren, zijn nog steeds belangrijke accenten.

De Woonvisie is erop gericht dat de gemeente Nunspeet een vitale gemeente blijft. Dit houdt onder andere in een gezonde samenleving met dynamiek op de woon- en werkmarkt. De opgave om deze visie te verwezenlijken gebeurt onder meer door in te spelen op veranderende (woon)wensen in de toekomst. De woningmarkt dient met het oog op de vergrijzing gericht te zijn op ouderen maar ook jongeren dienen een plek te krijgen in de gemeente Nunspeet.

Om de gemeentelijke ambitie van een groei naar 30.000 inwoners in 2015 kracht bij te zetten zal nieuwbouw moeten plaatsvinden. Rekening houdend met de spanning op de woningmarkt en de groei van de eigen behoefte, moet de woningvoorraad jaarlijks met circa 240 woningen aangevuld worden.

Om de kwaliteit en de leefbaarheid die de gemeente Nunspeet aanbiedt te behouden moet ingespeeld worden op de wensen van verschillende doelgroepen. De koers die de gemeente wil gaan varen richt zich op de volgende onderwerpen:

  • inspelen op de wensen van de groeiende groep mensen met een zorgvraag;
  • voldoende aanbod voor lage inkomens;
  • meer kansen op de woningmarkt voor huishoudens met een middeninkomen;
  • kansen voor verhuizers (doorstroming);
  • binden van jonge huishoudens.

Bij deze onderwerpen wil de gemeente een actieve rol gaan spelen aangezien zij zich verantwoordelijk voelt voor haar burgers. In samenwerking met partners en sturing door middel van communicatie en beleid wil de gemeente de ontwikkeling van nieuwe woningen stimuleren.

Focus op kwaliteit

Het aantrekkelijke van wonen in Nunspeet is de combinatie van ruim en rustig wonen, te midden van waardevolle natuur en de goede bereikbaarheid. Nunspeet heeft een landelijk karakter en dat willen de gemeente zo houden. Daarbinnen is variatie mogelijk: van ruim landelijk wonen in de kernen Hulshorst en Vierhouten tot centrumdorps wonen binnen de kernen Nunspeet en in Elspeet. Veranderingen in de woningvoorraad moeten de landschappelijke en cultuurhistorische karakteristieken van de kernen intact laten en waar mogelijk versterken.

De inzet van de woonvisie is het behouden en versterken van deze kwaliteiten. Dit vraagt om vernieuwing van plekken die zijn verrommeld of hun functie hebben verloren en het benutten van kansen, zoals vrijkomende agrarische bebouwing of panden binnen bebouwd gebied. Bij kwaliteitsverbetering kijkt de gemeente verder dan de woningvoorraad: ook de (groene) woonomgeving en het voorzieningenaanbod krijgen aandacht.

In Elspeet is plaats voor ongeveer 170 woningen. Deze worden gerealiseerd in een centrumdorps woonmilieu. Grootste locatie is Elspeet Noord. Daarnaast is ruimte voor woningen op het Vierde Kwadrant en Oranjehof. De invulling van de locaties in Elspeet dient aan te sluiten bij de karakteristieken van de omgeving en de historische agrarische structuur. Het programma in Elspeet sluit aan bij de wens om (aanstaande) Elspeetse gezinnen de kans te geven in Elspeet te blijven (of terug te keren). Dit vraagt om betaalbare woningen in de huur en koop, gecombineerd met enkele middeldure koop- en huurwoningen.

2.5 Conclusie

Het initiatief dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt sluit aan bij het geschetste beleid. De huidige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. Minder dan de helft van de oppervlakte die wordt gesloopt wordt teruggebouwd als woningen. Daarmee voldoet het in project aan de eisen die aan functieverandering worden gesteld. De bouw van de 2-onder-1 kap seniorenwoning en 6 rijwoningen sluit ook goed aan bij het beleid zoals vast gelegd in de Woonvisie Nunspeet 2020. De rijwoningen bieden kansen voor gezinnen en de seniorenwoningen voorzien ook in een specifieke behoefte.

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

3.1 Bodem

Voor het perceel is namens Midden Nederland Milieu een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Hunneman Milieu Advies Raalte BV.. De resultaten van het onderzoek zijn vastgelegd in het BodemonderzoekHooiweg 127, dat als bijlage bij dit plan is gevoegd. Er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen aanwezig ten aanzien van de voorgenomen woningbouw.

3.2 Externe Veiligheid

Het "Besluit kwaliteitseisen externe veiligheid inrichtingen milieubeheer" (Bevi) is op 27 oktober 2004 in werking getreden. Hierin zijn normen voor de maximaal toelaatbare/aanvaardbare risico's als gevolg van de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of vervoersassen van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water en via buisleidingen vastgelegd.

In het plangebied en directe omgeving bevinden zich geen risicovolle inrichtingen die van invloed zouden kunnen zijn op de voorgestane ontwikkelingen. De externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

3.3 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De wet bevat een gebiedsgerichte aanpak via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Met name doordat projecten waarvan vastgesteld is dat deze 'Niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL samen om in gebieden waar de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden) de luchtkwaliteit te verbeteren.

Bij het aspect luchtkwaliteit in het bestemmingsplan zijn twee sporen te onderscheiden:

  • het creëren van bestemmingen die potentieel bijdragen aan de (verslechtering van) de luchtkwaliteit;
  • het creëren van bestemmingen die gevoelig zijn voor een (slechte) luchtkwaliteit.

Op grond van de Regeling NIBM draagt een woningbouwlocatie niet in betekenende mate bij indien de locatie niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat. In casu is sprake van 8 woningen. Er is derhalve geen sprake van een ontwikkeling die in betekenende mate bijdraagt aan de (verslechtering van de) luchtkwaliteit.

Uit de saneringstool die beschikbaar is via www.saneringstool.nl blijkt dat de GCN-achtergrondconcentratie van fijn stof (PM10) ter hoogte van de projectlocatie tussen de 21 µg/m3 (2017) en 22,4 µg/m3 (2010) ligt. De achtergrondconcentratie van stikstofoxiden (NO2) bedraagt tussen de 17,4 µg/m3 (2017) en 13,4 µg/m3 (2010)22 en 24,5 microgram ligt. De waarden liggen ver onder de richtwaarden.

Het aspect luchtkwaliteit vormt gezien het voorgaande geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

3.4 Geluid

In de Wet geluidhinder (Wgh) zijn regels opgenomen voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige bestemmingen (zoals bijvoorbeeld woningen) door het weg- en spoorwegverkeer. Iedere weg heeft van rechtswege een zone. Binnen de geluidszone is het nodig om te kijken naar de te verwachten geluidsbelasting op de gevel van toekomstige geluidsgevoelige bestemmingen. De zonebreedte van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken en of het een binnen- of buitenstedelijke weg is.

De nieuw te bouwen woningen liggen niet aan een doorgaande weg maar worden ontsloten via een oprit vanaf de Hooiweg. De Hooiweg is een weg met twee rijstroken. De nieuw te bouwen woningen liggen op circa 185 meter en daarmee binnen de wettelijke geluidszone van de Hooiweg. Op de Hooiweg vinden minder dan 500 motorvoertuigbewegingen per etmaal plaats. Er wordt ruimschoots voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Vanuit het oogpunt van wegverkeerslawaai is er geen belemmering voor de realisatie van de woningen.

3.5 Ecologie

Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot natuurwetgeving, zoals verwoord in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna.

Door Hamabest Milieu-adviesbureau is een quick-scan uitgevoerd. De bevindingen zijn vastgelegd in de Natuurtoets Hooiweg 127, die als bijlage bij dit plan is gevoegd. Er zijn binnen het plangebied geen strikt beschermde plant- en diersoorten zijn aangetroffen en deze worden ook niet verwacht. Geconcludeerd wordt dat er geen procedurele gevolgen zijn voor het plan. Wel geldt bij het uitvoeren van werkzaamheden de algemene zorgplicht.

3.6 Geur

In de directe omgeving van het plangebied liggen enkele agrarische bedrijfspercelen. Vanuit de Wet geurhinder en veehouderijen is een minimale afstand van 50 meter voorgeschreven. De afstand tot het dichtstbijzijnde agrarische bedrijf bedraagt 112 meter, waarmee hieraan ruimschoots wordt voldaan.

3.7 Archeologie En Cultuurhistorie

Het projectgebied is gelegen in een gebied dat volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) een lage verwachtingswaarde heeft. Het uitvoeren van een (verkennend) archeologisch onderzoek is daarom niet nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01061-vg01_0005.jpg"

Figuur 5: Uitsnede IKAW met rood omcirkeld de projectlocatie (Bron: KICH)

Cultuurhistorische waarden

Van aantasting van cultuurhistorische waarden, door uitvoering van het project, is geen sprake.

3.8 Water

Algemeen

Het plangebied valt onder het beheer van Waterschap Veluwe. Het beleid van Waterschap Veluwe is gericht op het zo lang mogelijk vasthouden van gebiedseigen water, met name in perioden van regenval, gecombineerd met het zoveel mogelijk scheiden van de schone en het verontreinigde water. Eén van de zaken die wordt nagestreefd, is om ervoor te zorgen dat regenwater niet meer direct via het riool wordt afgevoerd (afkoppeling verhard oppervlak). Nieuwe initiatieven dienen hydrologisch neutraal te worden uitgevoerd. Dit houdt in dat het initiatief niet mag leiden tot een verandering van de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse en in de directe omgeving.

Grondwater

In het plangebied is grondwatertrap VII aanwezig. Het gemiddeld hoogste grondwaterpeil ligt tussen de 80-120 cm onder het maaiveld en het gemiddeld laagste grondwaterpeil ligt onder de 120 cm onder het maaiveld. Er is in en om het gebied geen grondwateroverlast bekend. Er is in en om het gebied geen grondwateroverlast bekend. Doordat rechtstreeks ter plaatse zowel ondergronds als bovengronds kan worden geïnfiltreerd, zal het grondwater naar verwachting en ten opzichte van de huidige situatie geen overlast veroorzaken. Hierdoor zal het plan ‘grond­water­neutraal’ worden ontwikkeld.

Door niet uitlogende materialen toe te passen wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater de bodem en het grondwater verontreinigt. In het kader van de verlening van de bouwvergunning zal hieraan de nodige aandacht worden besteed.

Ingrepen voortkomend uit dit plan zullen geen bodemlagen aantasten als gevolg waarvan het grondwatersysteem verandert.

Oppervlaktewater

In de buurt van het plan bevindt zich de Grote Koloniebeek. Deze beek is door de provincie aangeduid als SED-water (specifiek ecologische doel). De Grote Koloniebeek komt uit in de Hierdensebeek. Deze beek heeft de aanduiding HEN-water (hoogst ecologische niveau) en is aangewezen als waterlichaam vanuit de europese regelgeving; Kaderrichtlijn Water.

Naar aanleiding van dit plan zal geen extra oppervlaktewater (in verbinding staand met het oppervlaktewatersysteem) gecreëerd worden. Ook zal er niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Door niet uitlogende materialen toe te passen wordt voorkomen dat het oppervlaktewater wordt verontreinigd. Het plan veroorzaakt geen nadelige gevolgen voor of door het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.

DWA en RWA

Het vuilwater (DWA) wordt door middel van drukriolering afgevoerd. Op dit riool mag geen hemelwater (RWA) worden aangesloten. Het hemelwater binnen het plangebied zal niet afgevoerd worden naar de riolering, maar zal binnen het plangebied boven- of ondergronds worden geïnfiltreerd.

De RWZI is voldoende groot om de uit dit plan voortkomende extra afvoer te verwerken. Er moet bekeken worden of de aanwezige persleiding de extra afvoer kan verwerken.

In het Gemeentelijk Afkoppel Plan is het beleid bepaald dat er geen afvoer van hemelwater door aansluiting op de riolering plaats zal vinden. Het hemelwater binnen het plangebied wordt dientengevolge niet afgevoerd naar de riolering maar ter plaatse boven- of ondergronds geïnfiltreerd.

Procedures

Doordat dit plan nabij een SED-water ligt dat vervolgens uitmondt in een HEN-water, is dit plan aan het waterschap Veluwe voorgelegd. Eventuele opmerkingen hieruit zijn in deze paragraaf opgenomen.

Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden.

3.9 Kabels En Leidingen

De aanwezige kabels en leidingen vormen geen belemmering voor de geplande bouwactiviteiten. Voorafgaand aan de werkzaamheden zal overleg plaatsvinden met de beheerders van de aanwezige kabels en leidingen. De te bouwen woningen zullen worden voorzien van de gebruikelijke nutsaansluitingen.

De bestaande riolering is niet geschikt om het afvalwater van de beoogde woningen af te voeren. Er zijn daarom diverse aanpassingen noodzakelijk, waaronder het realiseren van een pompput, het vergroten van de leidingen tot aan de Stakenbergweg en het realiseren van een buffer op eigen terrein.

3.10 Verkeer

De woningen worden ontsloten op de Hooiweg. Vanwege de reeds aanwezige bebouwing is er al een uitrit aanwezig.

Als gevolg van het verdwijnen van de agrarische functie neemt het aantal vervoersbewegingen af, maar de nieuwe woningen leveren nieuwe verkeersbewegingen op. Per saldo zal het aantal verkeersbewegingen niet tot nauwelijks toenemen. Bovendien neemt het aantal vervoersbewegingen van zwaar (landbouw)verkeer af.

3.11 Landschappelijke Inpassing

De plannen hebben betrekking op een herinrichting van het perceel Hooiweg 127. Ten behoeve van het plan is het Landschappelijk ontwerp Hooiweg 127-129 opgesteld dat als bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd. Het landschapsplan is gebaseerd op een advies van de ervenconsulent.

Om de uitvoering van het landschapsplan te verzekeren is een privaatrechtelijke overeenkomst met de initiatiefnemer gesloten.

Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving

4.1 Planregels

De gemeente Nunspeet beschikt niet over een handboek met standaardregels. Voor dit plan is bij het opstellen van de regels zoveel mogelijk aangesloten bij de regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2010 dat in procedure is.

4.2 Opbouw Regels

De regels zijn onderverdeeld in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels.

De inleidende regels vormen hoofdstuk 1 en bevatten de begrippen en de wijze van meten.

Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. Hierin zijn de regels bij de in het plan voorkomende bestemmingen opgenomen.

Onder algemene regels, hoofdstuk 3 zijn regels opgenomen die niet beperkt zijn tot een specifieke bestemming, maar gelden voor het gehele plangebied, zoals de anti-dubbeltelregel en algemene afwijkingsregels.

Tot slot zijn in hoofdstuk 4 de overgangsregels en de slotregel opgenomen.

4.3 Bestemmingen

In dit bestemmingsplan komen de bestemmingen 'Agrarisch', 'Natuur - Landschap', 'Tuin', 'Verkeer' en 'Wonen' voor.

De bestemming 'Agrarisch' omvat alleen een gebiedsbestemming, zonder bouwvlak. Dit betekent dat de gronden agrarisch gebruikt mogen worden, maar dat er binnen het plangebied geen ruimte is voor agrarische bedrijfsgebouwen.

Langs de oost- en noordzijde van het plangebied is een strook grond bestemd tot 'Natuur - Landschap'. Binnen deze bestemming zijn allerlei functies mogelijk die te maken hebben met groen en landschap. Daarnaast zijn de gronden mede bedoeld voor extensieve recreatie. Ter bescherming van waardevolle elementen is bepaald dat voor de uitvoering van bepaalde werkzaamheden een omgevingsvergunning is vereist. Hierop geldt een aantal uitzonderingen, waaronder voor het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van de uitvoering van het landschapsplan.

Gronden met de bestemming 'Tuin' zijn bedoeld voor tuinen en inritten. Het bouwen van gebouwen is binnen deze bestemming niet toegestaan. Wel is er een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het bouwen van erkers en ingangspartijen voor de voorgevel van de woning.

De bestemming 'Verkeer' is opgenomen om ontsluiting van ieder van de in het plangebied voorkomende woningen te regelen. Daarnaast zijn deze gronden ook bestemd voor groen, water, parkeren en speelvoorzieningen. Ieder afzonderlijk woonkavel grenst aan de verkeersbestemming. Dit betekent echter niet dat er binnen het plangebied geen andere wegen of paden mogelijk zijn. Ook een aantal van de andere bestemmingen staat de aanleg van wegen en paden toe.

Gronden met de bestemming 'Wonen' zijn in de eerste plaats bedoeld voor de bouw van woningen. Tevens is er ruimte voor de bouw van aan-, uit- en bijgebouwen. Voor de vrijstaande woning en de twee aaneen gelden verschillende regels ten aanzien van de maatvoering van bijgebouwen. Dit is gedaan vanwege de specifieke afspraken die zijn gemaakt in het kader van functieverandering. Zo is de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen bij de bestaande woning groter dan die bij de twee nieuwe woningen. Daarentegen mogen de goot en nok van de aangebouwde bijgebouwen bij de nieuwe woningen weer hoger zijn. Tot slot is in de bestemmingsregeling voor Wonen een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het toestaan van beroepen en bedrijven aan huis.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Haalbaarheid

Het plan betreft een particulier initiatief. Ten behoeve van de realisering van dit plan moet de riolering ter plaatse worden aangepast. De kosten hiervoor komen voor rekening van de initiatiefnemer. Door de initiatiefnemer is een planschadeovereenkomst ondertekend op grond waarvan eventuele planschadevergoedingen op hem verhaald kunnen worden. Overigens valt er gezien de aard van het plan en de afstand tot eigendommen van derden geen planschade te verwachten.

5.2 Privaatrechtelijke Aspecten

De gronden waarop het bestemmingsplan betrekking heeft zijn in eigendom van de initiatiefnemer. De planning is om zodra de procedure is doorlopen te beginnen met de bouw van de woningen.

Tussen de initiatiefnemer en de gemeente Nunspeet is een privaatrechtelijke overeenkomst worden gesloten. Naast het verhaal van eventuele planschadevergoedingen is hierin geregeld dat het terrein wordt ingericht overeenkomstig het opgestelde landschapsplan.

5.3 Maatschappelijke Aanvaardbaarheid

5.3.1 VOOROVERLEG (3.1.1. Bro)

Op grond van artikel 3.1.1 lid 1 Bro is vooroverleg vereist met het waterschap en met de diensten van de provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Waterschap Veluwe

Zoals in paragraaf 3.8 is verwoord is op grond van het beleid van het Waterschap Veluwe op dit plan de standaard watertoets van toepassing. Afzonderlijk vooroverleg is daarom niet noodzakelijk.

Provincie Gelderland

Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben op 5 juni 2008 een brief gezonden, waarin de werkwijze onder de nieuwe Wro wordt toegelicht. Aangegeven is dat over plannen die puur van lokaal belang zijn en plannen die wel van provinciaal belang zijn, maar geen provinciale verantwoordelijkheid zijn, geen vooroverleg gevoerd hoeft te worden. Met dit bestemmingsplan is geen provinciaal belang gemoeid. Daarom is geen vooroverleg gevoerd.

Rijk

De toenmalig minister van VROM, dr. Jacqueline Cramer, heeft per brief, d.d. 26 mei 2009, aangegeven dat vooroverleg met het Rijk plaats dient te vinden in die gevallen waar één of meerdere benoemde nationale belangen aan de orde zijn. In de bijlage van de brief is een lijst nationale belangen opgenomen waarover vooroverleg tussen Rijk en gemeente plaats dient te vinden.

Voorliggend plan heeft geen betrekking op de in de bijlage van de brief genoemde nationale belangen. Derhalve is er geen vooroverleg tussen gemeente en de VROM-inspectie vereist.

5.3.2 INSPRAAK

Met het plan wordt uitvoering wordt gegeven aan de 'overeenkomst functieverandering Hooiweg 127 te Elspeet' die is gesloten tussen de initiatiefnemer en de gemeente Nunspeet. Deze overeenkomst is tot stand gekomen na een uitgebreid proces en op basis van de streekplanuitwerking functieverandering Noord-Veluwe. Met het plan zijn geen belangen van derden in het geding. Daarom is besloten om af te zien van het verlenen van inspraak.

Bijlagen

Bijlage 1 Natuurtoets Hooiweg 127

Bijlage 2 Bodemonderzoek Hooiweg 127

Bijlage 3 Landschappelijk Ontwerp Hooiweg 127-129