KWEKERIJ DE BLOEMKAMPEN
Bestemmingsplan - gemeente Nunspeet
Vastgesteld op 27-11-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan KWEKERIJ DE BLOEMKAMPEN met identificatienummer NL.IMRO.0302.BP01077-vg02 van de gemeente Nunspeet;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbijbehorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan huis verbonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door de gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.6 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een boom- en/of sierkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een bollenteeltbedrijf;
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 bedrijf
een bedrijfseconomische eenheid; onder eenheid worden ook verstaan rechtspersonen die ruimtelijk als één bedrijf optreden. Onder bedrijf - buitengebied gerelateerd wordt begrepen een bedrijf dat vanwege de aard van de bedrijfsvoering past in het buitengebied;
1.9 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.10 bedrijfsmatig
gericht op het behalen van winst;
1.11 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is voor beheer of toezicht, met dien verstande dat bij een agrarische bedrijfswoning sprake mag zijn van inwoning van de rustende boer en familieleden tot de 2e graad;
1.12 bestaande:
bestaand en legaal aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.13 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 bijbehorend bouwwerk:
functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak;
1.16 boerderijwinkel
een winkel bij een agrarisch bedrijf, waar in hoofdzaak eigen of door agrariërs uit de regio geproduceerde agrarische producten worden verkocht;
1.17 boom- en/of sierkwekerij
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen, sierheesters en overige sierbeplanting, een en ander in de vorm van vollegrondteelt dan wel containerteelt;
1.18 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.19 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.20 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.22 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.24 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.25 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.26 extensief recreatief medegebruik
een extensief dagrecreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, waaronder in elk geval niet wordt verstaan: boerengolf, paintball, gemotoriseerde sport;
1.27 extensieve (dag)recreatie:
die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;
1.28 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.29 hoofdgebouw
een gebouw dat gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.30 inwoning
twee huishoudens in een woning waarbij er sprake is van een hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft en waarbij er sprake blijft van één aansluiting op de nutsvoorzieningen;
1.31 kas
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;
1.32 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.33 mantelzorg
zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie;
1.34 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.35 natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;
1.36 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.37 paardenbak
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;
1.38 peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd:
het plaatselijke niveau ten opzichte van Nieuw Amsterdams Peil;
- d. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;
1.39 permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;
1.40 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
1.41 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.42 teeltondersteunende voorzieningen
voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven bij plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:
- a. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
- b. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
- c. het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water); of
- d. het voorkomen van schade door vorst;
1.43 verbeelding
- a. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan KWEKERIJ DE BLOEMKAMPEN;
- b. de analoge (papieren) kaart van het bestemmingsplan KWEKERIJ DE BLOEMKAMPEN met legenda en tekeningnummer NL.IMRO.0302.BP01077-vg02;
1.44 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een woning of, bij onduidelijkheid daarover, de als zodanig door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.45 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.46 woning
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.47 zorgboerderij
het bieden van de mogelijkheid tot zorg aan personen, door middel van een werkgemeenschap van sociaaltherapeutische aard en in de vorm van dagopvang, met overnachtingsgelegenheid voor de begeleiding;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (°).
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Kwekerij
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch - Kwekerij" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een boom- en/of sierkwekerij;
- b. het telen van gewassen - niet in een volkstuin of volkstuincomplex -;
met daarbijbehorende bedrijfsgebouwen, waaronder kassen, bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken, tuinen, erven en agrarische gronden, met dien verstande dat:
- c. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
- d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "water" een waterbassin is toegestaan;
- e. detailhandel niet is toegestaan.
3.2 Bouwregels
Op de voor "Agrarisch - Kwekerij" aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Natuur - Landschap
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos, houtwallen, solitaire bomen, heide, zandverstuivingen, vennen en houtproductie;
- b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarde en de landschappelijke waarde;
- c. een duurzame landschappelijke afscherming door middel van een houtwal/ houtsingel ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
- d. bestaande wegen, wandel-, fiets- en ruiterpaden;
- e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
- f. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals parkeervoorzieningen ten behoeve van toeristische overstappunten;
- g. voorzieningen ten behoeve van educatieve natuurdoeleinden en extensieve (dag)recreatie;
- h. kantoor, werkplaats, opslagterrein en kantine ten behoeve van werkzaamheden gericht op het beheer, behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden en landschappelijke waarden welke ten dienste staan van natuurbeheer;
met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en terreinen.
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Natuur - Landschap' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. 4.4.1 in die zin dat nieuwe wandel-, fiets- en/of ruiterpaden worden aangelegd dan wel de tracés van bestaande wandel-, fiets- en/of ruiterpaden worden gewijzigd, met dien verstande dat:
- 1. de afwijking uitsluitend wordt toegepast voor de aanleg van nieuwe paden en/of het verleggen van bestaande paden ten behoeve van de verbetering van natuurwaarden vanuit beheerinrichting;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verkeer en het vervoer over de weg;
- b. bermen;
- c. watergangen;
met daarbijbehorende gebouwen, zoals bushaltes, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en voorzieningen, zoals fietspaden, taluds, ongelijkvloerse kruisingen, faunapassages, carpoolplaatsen, parkeer- en groenvoorzieningen, met dien verstande dat:
- d. de verkoop van motorbrandstoffen niet is toegestaan.
5.2 Bouwregels
Op de voor "Verkeer" aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Geluidszones langs wegen
Indien en voor zover gronden zijn gelegen binnen een zone van:
- a. 250 m ter weerszijden van een weg met een of twee rijstroken;
- b. 400 m ter weerszijden van een weg met drie of vier rijstroken;
mogen toegelaten geluidgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd of vervangen met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde, behoudens voor zover artikel 76 lid 3 van de Wet geluidhinder van toepassing is.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van:
- a. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale, ter plaatse toegestane bedrijfsvoering;
- b. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden renbaan of menterrein, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- c. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van gemotoriseerde of gemechaniseerde sporten, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- e. het gebruiken of laten gebruiken van recreatiewoningen, groepsaccommodaties, chalets, stacaravans, trekkershutten, toercaravans, vouwwagens, campers, tenten, huifkarren en andere recreatieobjecten voor niet recreatieve overnachtingen;
- f. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
- g. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van zwembaden met een oppervlakte van meer dan 40 m².
8.2 Toegestaan gebruik
Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van:
- a. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en/of leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
- 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
- 2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
- 3. hoogspanningsleidingen;
- 4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer.
8.3 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Afwijkingsbevoegdheid
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
10.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Natuur - Landschap" wijzigen in de bestemming "Verkeer" ten behoeve van incidentele verbeteringen, passagemogelijkheden of aanpassingen ten behoeve van een inrichting als 60 km/uur-gebied, met dien verstande dat:
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
11.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
11.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.4 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
11.5 Strijdig gebruik
- a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 11.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- b. Indien het gebruik, bedoeld in 11.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
11.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Het bepaalde in 11.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan "KWEKERIJ DE BLOEMKAMPEN" van de gemeente Nunspeet.
Aldus vastgesteld door de Raad in de vergadering d.d.
, Voorzitter
, Griffier
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Kwekerij De Bloemenkampen is momenteel gevestigd aan de Killenbeekweg 75 in Hulshorst. Kwekerij De Bloemenkampen is gelegen temidden van de ecologische poort "Hierdense Poort". De "Hierdense Poort" is een gebied tussen Harderwijk en Nunspeet dat de komende jaren omgevormd zal worden tot natuur. De Hierdense Poort moet de robuuste ecologische verbinding gaan vormen tussen de Veluwe en de randmeerkust van het Veluwemeer.
Ten behoeve van de realisatie van de Hierdense Poort dient kwekerij De Bloemenkampen verplaatst te worden naar een locatie elders. Uit een bureaustudie van de Dienst Landelijk Gebied (DLG) zijn twee geschikte inpassingslocaties voor de kwekerij naar voren gekomen. Als inpassingslocatie is uiteindelijk gekozen voor een locatie aan de Hullerweg in Nunspeet aan de rand van het toekomstige bedrijventerrein Lepelingen III. Op deze locatie bestaat de mogelijkheid om op een duurzame wijze een nieuwe kwekerij te ontwikkelen.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de planologische kaders voor de inpassing van kwekerij De Bloemenkampen aan de Hullerweg. Daarnaast voorziet dit bestemmingsplan in de planologische kaders voor de realisatie van nieuwe natuur op de huidige locatie van kwekerij De Bloemenkampen door de kwekerijbestemming te wijzigen in een natuurbestemming.
1.2 Ligging Van Het Plangebied
Het plangebied omvat de toekomstige locatie van kwekerij De Bloemenkampen aan de Hullerweg in Nunspeet. De ligging van het plangebied wordt globaal weergegeven in de onderstaande kaartbeelden.
Afbeelding 1.1 Nieuwe locatie kwekerij De Bloemenkampen (Bron: ArcGIS)
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan "KWEKERIJ DE BLOEMKAMPEN" bestaat uit de volgende stukken:
- de verbeelding (tek.nr. NL.IMRO.0302.BP01077-vg02);
- regels.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de gronden binnen het plangebied aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
1.4 Huidige Planologisch Regiem
Het geldend bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied betreft het bestemmingsplan "Buitengebied Herziening 1996". De huidige bestemmingen aan de Hullerweg laten het kweken van gewassen (en ook containerteelt) toe. Het oprichten van bebouwing ten behoeve van een kwekerij is echter niet mogelijk. Omdat deze ontwikkeling niet in overeenstemming is met het vigerend bestemmingsplan is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk is. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.
1.5 Leeswijzer
Na deze inleiding wordt in Hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie gegeven. Hierin wordt ingegaan op de landschappelijke aspecten en het plangebied zelf.
In Hoofdstuk 3 wordt een beschrijving gegeven van het planvoornemen.
In Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het beleid van rijk, provincie en de gemeente Nunspeet beschreven.
Hoofdstuk 5 passeren alle relevante milieuthema's de revue.
Hoofdstuk 6 gaat in op de aspecten betreffende de flora & fauna, archeologie en de watertoets.
In de Hoofdstuk 7 en Hoofdstuk 8 wordt respectievelijk ingegaan op de juridische aspecten/planverantwoording en de economische uitvoerbaarheid van het project.
Hoofdstuk 9 gaat in op de inspraak en het vooroverleg.
Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie
Kwekerij De Bloemenkampen is momenteel gevestigd aan de Killenbeekweg 75 in Hulshorst. Op deze locatie bedient de kwekerij zich van circa 3,8 hectare kweekgrond waar op doek wordt gekweekt (containerteelt). Daarnaast is ruim 10 hectare in gebruik voor de vollegrondsteelt. De huidige locatie is gelegen temidden van de robuuste ecologische verbindingszone "Hierdense Poort" en vormt daarmee een obstakel voor de realisatie van ecologische doeleinden.
Teneinde de robuuste ecologische verbindingszone te kunnen realiseren zal de kwekerij verplaatst worden naar de Hullerweg. Door de verplaatsing van de kwekerij wordt meer rust en ruimte in het gebied gecreëerd voor nieuwe natuur ten behoeve van de robuuste ecologische verbindingszone "Hierdense Poort".
De nieuwe kwekerij wordt ingepast op een locatie aan de Hullerweg in Nunspeet, aansluitend op het toekomstige bedrijventerrein Lepelingen III. Momenteel zijn deze gronden agrarisch in gebruik en ook als zodanig bestemd. Onderstaande afbeelding geeft een beeld van de nieuwe locatie van kwekerij De Bloemenkampen.
Afbeelding 2.1 Nieuwe locatie kwekerij De Bloemenkampen (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
In hoofdstuk 2 is al ingegaan op de huidige situatie ter plaatse van het plangebied. In dit hoofdstuk wordt op de ruimtelijke ontwikkeling zelf ingegaan.
3.1 Ruimtelijke Ontwikkeling
3.1.1 Ontwikkeling Hierdense Poort
De ontwikkeling van de "Hierdense Poort" is in het masterplan Veluwe 2010 aangewezen als een van de acht ecologische poorten van de Veluwe. Ook is het op basis van rijksbeleid aangewezen als robuuste ecologische verbindingszone. Doel van de poort is het behoud en ontwikkelen van de landschappelijke en ecologische kwaliteiten. De poort is daarmee een belangrijke schakel tussen natuurgebieden op de Veluwe en de randmeerkust. Voor de Hierdense Poort is onder leiding van de Stuurgroep Hierdense poort een Visie en uitvoeringsprogramma opgesteld in 2005. De maatregelen uit dit plan zijn verder opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Harderwijk-Elburg. Het bestaat ondermeer uit de realisatie van nieuwe natuur, aanleg van bos en houtwallen, maatregelen aan wegen, het verplaatsen van een camping en twee kwekerijen (waaronder kwekerij De Bloemenkampen) en het voorkomen van verdere verstening van de poort. Ook wordt als doel gesteld de uitbreiding van het leefgebied van het edelhert als gidssoort. In de poort worden wilde zwijnen echter geweerd. In het Reconstructieplan Veluwe staat dat realisatie van de poort moet plaatsvinden door functieverandering, het uitvoeren van soortenbeleid en de aanleg van een ecoduct over de A28 en het spoor. De Hierdense Poort wordt opgenomen in het Fauna Beheersplan voor de Noord-Veluwe. Daarin wordt regulering en beheersing van de populatie edelherten in de poort geregeld. Uitgangspunt is dat er geen onevenredige schade moet voorkomen, en dat schade wordt vergoed. Ook zal er sprake zijn van lage dichtheden aan herten.
De verplaatsing van kwekerij De Bloemenkampen is als maatregel opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Harderwijk-Elburg. Door de verplaatsing van de kwekerij wordt het mogelijk om de gronden die momenteel in gebruik zijn ten behoeve van de kwekerij in te richten als nieuwe natuur. Dit bestemmingsplan voorziet in de nieuwe locatie voor kwekerij De Bloemenkampen. De omvorming van de gronden naar nieuwe natuur wordt planologisch geregeld middels een separate integrale herziening.
3.1.2 Verplaatsing Kwekerij De Bloemenkampen
Ten behoeve van de realisatie van de "Hierdense Poort" moet kwekerij De Bloemenkampen verplaatst worden. Aan de hand van een studie van DLG is uiteindelijk gekozen voor een locatie aan de Hullerweg, aan de rand van het toekomstige bedrijventerrein Lepelingen III.
Het perceel aan de Hullerweg blijkt voldoende groot voor het vestigen van een reëel en volwaardige kwekerij met voldoende toekomstperspectief. Bij de verplaatsing is een volwaardige kwekerij met containerteelt het uitgangspunt. Dit temeer omdat het provinciaal beleid de vollegrondsteelt zoveel mogelijk wil voorkomen om zo geen afbreuk te doen aan het waardevolle landschap.
Het verplaatsen van een kwekerij en het uitgangspunt dat op de nieuwe locatie enkel containerteelt mag plaatsvinden vergt een behoorlijke investering hetgeen betekend dat er ook eisen worden gesteld aan de minimale bedrijfsomvang. Indien wordt uitgegaan van 3,8 hectare (zonder vollegrondsteelt) blijkt bedrijfsverplaatsing in bedrijfseconomische zin niet haalbaar. Uit resultaten van onderzoeken is gebleken dat de locatie aan de Hullerweg, met een omvang van circa 7,8 hectare waarvan circa 6 hectare kan worden benut voor containerteelt, voldoende groot is voor het vestigen van een volwaardige kwekerij.
Qua bedrijfsbebouwing is voor kwekerij De Bloemenkampen het volgende noodzakelijk:
- een ruimte voor de ontvangst en het verzenden van goederen, kantoor, kantine, sanitaire ruimte;
- een ruimte voor het op- en ompotten van stek- en kweekgoed;
- een ruimte voor het gereed maken van gepotte en omgepotte stek- en kweekgoederen;
- een ruimte voor de tijdelijke opslag van nog te verwerken producten (deze ruimte zal het intensiefst gebruikt worden gedurende de periode oktober-februari).
Bij het bepalen van de grootte aan bedrijfsbebouwing is rekening gehouden met het provinciale beleidsuitgangspunt dat be- en verwerkingswerkzaamheden zoveel mogelijk binnen plaats moet vinden. Daarnaast zou de opslag van materialen (verpakkingsmateriaal, machines etc.) bij voorkeur binnen moeten plaatsvinden. In milieutechnische zin ligt het tevens voor de hand om de opslag en werkzaamheden zoveel mogelijk binnen te laten plaatsvinden in verband met eventuele overlast door geluid of stof. Vanuit ARBO-eisen is het met name in de winterperiode (oktober t/m februari) van belang dat ook binnen gewerkt kan worden. Overigens geldt hier ook bij dat, als de wens van binnenopslag niet van overheidswege geuit zou zijn, de noodzaak daartoe vanuit bedrijfstechnisch oogpunt aanwezig is.
De met de verplaatsing samenhangende investeringen zijn enkel terug te verdienen indien jaarrond kan worden gewerkt. Dit brengt met zich mee dat ook in de winterperiode de productie op peil zal moeten blijven omdat anders de bedrijfsverplaatsing in bedrijfseconomische zin niet haalbaar is.
Het voorgaande in acht nemend leidt ertoe dat er in totaal 1665 m² aan kasruimte moet worden opgericht en een bedrijfshal van 875 m². Daarnaast is het vanuit bedrijfstechnische zin noodzakelijk om een bedrijfswoning te realiseren bij de kwekerij. De bebouwing wordt op korte afstand van het bedrijfsterrein Lepelingen gesitueerd. Op deze wijze is de inbreuk in het landschap minimaal.
Benadrukt wordt dat met de verplaatsing van kwekerij De Bloemenkampen elders een aanzienlijke impuls wordt gegeven aan het landschap door de realisatie van de robuuste ecologische verbindingszone de "Hierdense Poort". Mede door de verplaatsing van kwekerij De Bloemenkampen wordt het mogelijk gemaakt om deze groene verbinding te realiseren tussen de Veluwe en de randmeerkust van het Veluwemeer.
3.1.3 Landschapsplan kwekerij De Bloemenkampen
3.2 Verkeersaspecten-parkeren
De ontsluiting van de kwekerij zal plaatsvinden op de Hullerweg. Het deel van de Hullerweg waarop de ontsluiting plaatsvindt levert, gelet op de functie van deze weg en de beperkte verkeersintensiteit vanuit de kwekerij, vanuit verkeerskundig oogpunt geen bezwaren op.
Het parkeren ten behoeve van de kwekerij vindt plaats op eigen terrein. Gezien de grootte van het nieuwe perceel voor de kwekerij is hier ruimte voldoende voor. Het parkeren ten behoeve van de bedrijfswoning vindt plaats op eigen erf.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de SVIR heeft hetRijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Voor de drie rijksdoelen worden de onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is, waarop het resultaten wil boeken en welke instrumenten hiervoor worden ingezet.
Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland ( de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:
- Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol;
- Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma’s zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;
- Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe);
- Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.
4.1.2 Nationaal Landschap
In de SVIR is een aantal gebieden aangewezen als Nationaal Landschap. De natuurlijke waarden in deze gebieden moeten waar mogelijk worden bewaard en beheerd. De Veluwe is aangewezen als een Nationaal Landschap vanwege de volgende kernkwaliteiten:
- schaalcontrast van zeer open naar besloten;
- actieve stuifzanden;
- de grootte en aaneengeslotenheid van het bos.
De provincies zijn verantwoordelijk voor de uitwerking en uitvoering van het beleid voor Nationale Landschappen. In hun uitvoeringsplannen beschrijven de provincies hoe ze de kernkwaliteiten van het betreffende Nationale Landschap willen behouden, beheren en versterken. Ruimtelijke ontwikkelingen in deze gebieden zijn mogelijk, zolang de kernkwaliteiten worden behouden of verstrekt (ja-mits principe).
Rondom de Veluwe zullen een aantal ecologische poorten in de vorm van Robuuste verbindingen uitgevoerd worden. Deze poorten hebben invloed op het bestaande landschap en zullen leiden tot een aanvulling op- en versterking van de bestaande kernkwaliteiten. Hier wordt invulling gegeven aan landschapsontwikkeling met een Nationale kwaliteit. Deze Ecologische poorten maken derhalve onderdeel uit van het Nationaal Landschap.
4.1.3 Conclusie toetsing aan het rijksbeleid
Het voorliggend bestemmingsplan voorziet in de planologische kaders voor de verplaatsing van kwekerij De Bloemenkampen om zodoende de robuuste ecologische verbindingszone (ecologische poort) "Hierdense Poort" te kunnen realiseren. Met de verplaatsing van de kwekerij worden de kaders geschapen voor de realisatie van nieuwe natuur ten behoeve van de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur en het verbinden van Natura 2000-gebieden als de Veluwe en de Veluwerandmeren. Zowel de huidige als de nieuwe locatie zijn gelegen in het Nationaal Landschap "Veluwe". Door de verplaatsing wordt het mogelijk om de kernkwaliteiten in het Nationaal Landschap, op een vanuit ecologisch oogpunt strategische plek, verder te ontwikkelen en te versterken. Derhalve wordt geconcludeerd dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in overeenstemming is met de uitgangspunten van het rijksbeleid.
4.2 Provinciaal Beleid
Het provinciaal beleid behelst een doorvertaling van rijksbeleid en is verwoord in tal van plannen. De belangrijkste betreft het Streekplan Gelderland 2005. Daarnaast zijn enkele streekplanuitwerkingen in het voorliggende geval van belang.
4.2.1 Streekplan Gelderland 2005
4.2.2 Uitwerkingen van het Streekplan 2005
Het streekplan is na 2005 aangevuld met een aantal uitwerkingen. Een streekplanuitwerking verduidelijkt een aantal onderwerpen in het streekplan. Bij de vaststelling van het streekplan Gelderland 2005 hebben Provinciale Staten bepaald dat bij sommige onderwerpen het beleid meer verduidelijking nodig heeft. Deze verduidelijking heeft vorm gekregen in de vorm van een uitwerking van het streekplan. In het voorliggende geval zijn met name de streekplanuitwerking "Kernkwaliteiten waardevolle landschappen" en de streekplanuitwerking "Nationale Landschappen" van belang. Deze zullen hierna behandeld worden.
4.2.3 Ruimtelijke verordening Gelderland
Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan ruimtelijke plannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen.
De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan op deze regels afstemmen.
Naast regels voor gemeenten kunnen in een ruimtelijke verordening ook regels worden opgenomen voor burgers. In de Ruimtelijke Verordening Gelderland zijn direct bindende regels voor burgers opgenomen over nieuwvestiging en uitbreiding van solitaire glastuinbouwbedrijven. De verordening is slechts een juridische vertaling van het reeds geldende beleid, er is geen nieuw beleid aan toegevoegd.
Kwekerij De Bloemenkampen heeft aangegeven dat het minimaal 1665 m² een kasruimte nodig heeft (naast de bedrijfshal van circa 875 m²). Dit is niet in overeenstemming met het provinciaal beleid inzake Teeltondersteunende voorzieningen zoals verwoord in paragraaf 4.2.1.5. Het provinciaal beleid hanteert als uitgangspunt dat maximaal 1000 m².
Hardheidsclausule
De Ruimtelijke verordening Gelderland bevat echter een hardheidsclausule. Artikel 23 van de verordening biedt Gedeputeerde Staten de mogelijkheid geboden om de bepalingen van de hoofdstukken 2 tot en met 17 van deze verordening buiten toepassing te laten of hiervan af te wijken voor zover strikte toepassing hiervan tot onbillijke situaties zou leiden. Hierbij moet gedacht worden aan situaties (o.a. o.a. medisch, sociaal, economisch) die zo uniek en belanghebbenden in dusdanig onredelijke mate treffen, dat het daarvoor redelijk is een uitzondering te maken op de regels in deze verordening.
In de Hierdense Poort wordt een enorme ruimtelijke kwaliteitswinst geboekt door realisatie van de ecologische poort. Het gehele buitengebied in de gemeente Nunspeet is aangemerkt als EHS of als Waardevol open gebied. Voor kwekerijen is de directe omgeving van Nunspeet de enige vestigingslocatie. Daarnaast is er sprake geweest van lange onderhandelingen voordat de Ruimtelijke Verordening Gelderland werd vastgesteld. Gedurende deze onderhandelingen is de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld waardoor er sprake was van gewijzigde (beleids)uitgangspunten waarbij het voornemen niet meer binnen het provinciaal beleid zou passen. Mede gelet hierop wordt de hardheidsclausule toegepast, omdat anders een onbillijkheid van onevenredige aard plaatsvindt.
In het voorliggende geval wordt gebruik gemaakt van deze hardheidsclausule om zodoende meer dan 1000 m² aan teeltondersteunende voorzieningen te kunnen realiseren. Verplaatsing van kwekerij De Bloemenkampen is enkel mogelijk indien de kwekerij jaarrond productie kan draaien. Hiervoor is extra kas- en bedrijfsruimte een vereiste.
De verplaatsing van kwekerij De Bloemenkampen betreft een bijzondere situatie. Door de verplaatsing kan de ecologische verbindingszone "Hierdense Poort" worden gerealiseerd. Realisatie van de EHS is van groot maatschappelijk belang. In paragraaf 3.1.2 is reeds verwoord dat extra kasruimte vanuit bedrijfstechnische en bedrijfseconomische zin noodzakelijk is.
4.2.4 Reconstructieplan Veluwe
4.2.5 Uitvoeringsprogramma Harderwijk - Elburg
4.2.6 Beleidsplan Veluwe 2010
Het beleidsplan Veluwe 2010 geeft de Veluwe economisch en ecologisch een kwaliteitsimpuls. Dit is nodig omdat de afstemming tussen wonen, werken en recreëren in het verleden niet altijd goed is verlopen. Veluwe 2010 draagt ertoe bij dat het unieke karakter van het gebied niet verloren gaat. Het programma Veluwe 2010 is in 2007 integraal opgenomen in het Provinciaal Meerjarenprogramma (PMJP) Vitaal Gelderland. De samenwerkende partners zijn, naast de provincie Gelderland, onder andere zes rijksdepartementen, achttien gemeenten, terreinbeheerders, recreatieorganisaties, landbouwers, waterschappen en bedrijfsleven. Zij zijn verenigd in de Veluwecommissie en maken samen plannen voor de Veluwe.
De Veluwe is het grootste bos- en natuurgebied van Nederland. De kracht ervan zijn de rust en de ruimte. Maar het gebied is kwetsbaar. Door haar unieke karakter is de Veluwe aantrekkelijk om te wonen, te werken en te ontspannen. Verstedelijking, wegenaanleg, militair gebruik en de groei van recreatieterreinen
In het beleidsplan zijn 48 projecten benoemd die de provincie Gelderland samen met andere partijen uitvoert op de Veluwe. De belangrijkste daarvan zijn: Ecoducten, Ecologische poorten (waaronder de "Hierdense Poort"), Fietstotaalplan, Groei en Krimp, Hart van de Veluwe, Imagoversterking Veluwe, Nationaal Landschap Veluwe, P-Veluwe, Radio Kootwijk en Veluwetransferia.
4.2.7 Toetsing van het initiatief aan de provinciale uitgangspunten
De verplaatsing van kwekerij De Bloemenkampen past weliswaar niet geheel binnen het geldend provinciaal beleid (i.v.m. de oppervlakte aan kasruimte), het draagt wel bij aan het verwezenlijken van provinciale (ecologische) doelstelling in de vorm van de realisatie van de ecologische verbindingszone "Hierdense Poort". De realisatie van de "Hierdense Poort" wordt gezien als een belangrijk onderdeel van de EHS en is opgenomen in alle hiervoor genoemde beleidsdocumenten. Geconcludeerd wordt derhalve dat voorliggend bestemmingsplan de planologische kaders biedt voor het behalen en de realisatie van enkele provinciaal (ecologische) beleidsdoelstellingen.
4.3 Gemeentelijk Beleid
Het beleid van de gemeente Nunspeet is vastgelegd in diverse beleidsstukken. In dit geval is het belangrijkste beleidsdocument de "Integrale Ruimtelijke Toekomstvisie Nunspeet 2015".
4.3.1 Integrale Ruimtelijke Toekomstvisie Nunspeet 2015
4.3.2 Toetsing van het initiatief aan de gemeentelijke uitgangspunten
De ontwikkeling van de ecologische poort de "Hierdense Poort" en de daarmee samenhangende verplaatsing van kwekerij De Bloemenkampen past goed binnen het gemeentelijk beleid zoals verwoord in het IRTV. De verplaatsing biedt de mogelijkheid om ter plaatse van de huidige locatie nieuwe natuur te realiseren, op deze wijze wordt bijgedragen aan de realisatie van ecologische doelstellingen in het buitengebied van de gemeente Nunspeet. Derhalve wordt geconcludeerd dat de in dit bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling goed past binnen de gemeentelijke beleidskaders.
Hoofdstuk 5 Milieu-aspecten
5.1 Algemeen
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering en geur
5.2 Geluid
5.2.1 Algemeen
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen ten aanzien van de geluidsbelasting van geluidsgevoelige functies. Op basis van artikel 77 van de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan waarbij een nieuwe geluidsgevoelige functie wordt toegevoegd een akoestisch onderzoek te worden ingesteld.
5.2.2 Wegverkeerslawaai
In beginsel heeft iedere (spoor)weg een geluidszone, maar dat geldt niet voor de volgende wegen:
- wegen gelegen in een als woonerf aangeduid gebied;
- wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur.
In hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder (Wgh) is (in geval van zonering) de verplichting opgenomen tot het verrichten van een akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting op de gevels van woningen (en daarmee gelijk te stellen geluidsgevoelige objecten) binnen de in artikel 74 genoemde onderzoekszone van een (spoor)weg.
Gezien de grote afstand van de nieuwe bedrijfswoning aan de Hullerweg tot aan de dichtstbijzijnde gezoneerde weg wordt niet verwacht dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai is derhalve niet noodzakelijk.
5.2.3 Industrielawaai
5.3 Bodemkwaliteit
5.3.1 Algemeen
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen dient een bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Sigma Bouw & Milieu uit Emmen heeft een verkennend bodemonderzoek (projectnummer 11-M5690) op de nieuwe locatie voor kwekerij De Bloemenkampen aan de Hullerweg uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 3 bij deze toelichting.
Het onderzoek wordt in de navolgende paragraaf behandeld.
5.3.2 Verkennend bodemonderzoek locatie Hullerweg
Op basis van de historische informatie uit het vooronderzoek blijkt dat zich op de onderzoekslocatie in het verleden voor zover bekend niet anders dan als weideperceel en akker in gebruik is geweest. Voor zover bekend hebben op de onderzoekslocatie geen bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden. De onderzoekslocatie is in eerste aanleg als milieuhygiënisch "onverdacht" aangemerkt. Op basis van deze hypothese is het bodemonderzoek op de onderzoekslocatie uitgevoerd conform de bijbehorende onderzoeksstrategie, volgens NEN 5740, strategie voor onverdachte locaties (ONV).
De conclusies en aanbevelingen uit dit onderzoek worden hieronder behandeld. Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 3 bij deze toelichting.
5.4 Luchtkwaliteit
5.4.1 Wet Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet heeft het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervangen. De aanleiding daartoe is de maatschappelijke discussie die ontstond als gevolg van de directe koppeling tussen ruimtelijke ordeningsprojecten en luchtkwaliteit. De directe koppeling had tot gevolg dat veel geplande (en als noodzakelijk of gewenst ervaren) projecten geen doorgang konden vinden in overschrijdingsgebieden. Bovendien moest voor ieder klein project met betrekking tot luchtkwaliteit een uitgebreide toets gedaan worden.
Met de ‘Wet luchtkwaliteit’ en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. De kern van de ‘Wet luchtkwaliteit’ bestaat uit de (Europese) luchtkwaliteitseisen. Verder bevat zij basisverplichtingen op grond van de richtlijnen, namelijk: plannen, maatregelen, het beoordelen van luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage.
5.4.2 Niet in betekenende mate
In de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate’ (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
5.4.3 Besluit gevoelige bestemmingen
Bijzondere aandacht verdient het op 16 januari 2009 in werking getreden Besluit gevoelige bestemmingen. Met deze AmvB wordt de bouw van zogeheten gevoelige bestemmingen - zoals een school- in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen (gemeten vanaf de rand van de weg). Waar in een dergelijk onderzoek grenswaarden voor fijnstof of stikstofdioxide worden overschreden, mag het aantal mensen dat hoort bij een gevoelige bestemming niet toenemen.
5.4.4 Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit
Het onderhavige project is, gelet op het feit dat het enkel de verplaatsing van een bestaande kwekerij betreft, aan te merken als een project dat ‘niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging’. Toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit kan achterwege blijven.
Uit de jaarlijkse rapportage van de luchtkwaliteit blijkt dat er, in de omgeving van het plangebied, langs wegen geen overschrijdingen van de grenswaarden aan de orde zijn. Een overschrijding van de grenswaarden is ook in de toekomst niet te verwachten. Daarnaast voorziet de in dit bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling niet in functies die vallen onder definitie gevoelige bestemming.
Geconcludeerd wordt dat Wet Luchtkwaliteit, het Besluit NIBM en het Besluit gevoelige bestemmingen geen belemmering vormt voor het project.
5.5 Externe Veiligheid
5.5.1 Algemeen
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen en moet worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
- het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
- de Regeling externe veiligheid (Revi);
- de Registratiebesluit externe veiligheid;
- het Besluit risico's Zware Ongevallen (Brzo);
- het Vuurwerkbesluit.
Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs). Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing.
Het doel van het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' is om de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.
5.5.2 (Beperkt) kwetsbare objecten
Onder beperkt kwetsbare objecten wordt onder andere verstaan verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal 2 woningen per hectare en dienst- en bedrijfswoningen van derden, hotels, restaurants, kantoren en winkels voor zover deze objecten niet tot de kwetsbare objecten behoren en bedrijfsgebouwen en vergelijkbare objecten.
Kwetsbare objecten zijn onder andere woningen (met uitzondering van de beperkt kwetsbare objecten) en andere objecten waar zich gedurende een groot deel van de dag grote groepen mensen bevinden of een deel van de dag kwetsbare groepen mensen bevinden.
5.5.3 Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon dodelijk getroffen wordt door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag en gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting. De grenswaarde voor het PR is voor nieuwe kwetsbare objecten (op enkele uitzonderingssituaties na) gesteld op een niveau van 10-6 per jaar op het object. Voor beperkt kwetsbare objecten is deze waarde een richtwaarde, wat wil zeggen dat hiervan alleen om gewichtige redenen van afgeweken kan worden. De norm 10-6 per jaar betekent dat de kans op een dodelijke situatie door een ongeval met gevaarlijke stoffen op een te bebouwen plek maximaal één op de miljoen per jaar mag zijn.
5.5.4 Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) drukt de cumulatieve kans per jaar uit dat tenminste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting, waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is. Dit wordt vertaald in een dichtheid van personen binnen het invloedsgebied van de inrichting. De normen voor het GR hebben een oriënterende waarde.
5.5.5 Situatie in en bij het plangebied
Aan hand van de Risicokaart Gelderland is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de risicokaart Gelderland staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In de volgende afbeelding is een uitsnede van de risicokaart weergegeven.
Afbeelding 5.1 Uitsnede risicokaart Gelderland (Bron: Provincie Gelderland)
Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:
- zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
- zich bevindt in een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
- niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
- niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving terzake van externe veiligheid.
5.6 Milieuzonering
5.6.1 Algemeen
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. Met betrekking tot de in dit bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling gelden de richtafstanden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk:
Milieucategorie | Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied | Richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 20 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Kenmerkend voor de land- en tuinbouw in ons land zijn de intensieve teeltsystemen met een relatief hoog gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Er zijn geen wettelijke bepalingen voor de minimaal aan te houden afstand tussen gronden waarop gewassen in de open lucht worden geteeld en nabij gelegen, voor gewasbeschermingsmiddelen, gevoelige objecten als woningen. Bij het spuiten van gewasbeschermingsmiddelen komt namelijk drift vrij. Drift is een term die gebruikt wordt voor de spuitvloeistof die tijdens de bespuiting van buiten het te behandelen gebied terecht komt als gevolg van wind- en luchtstromen. Op basis van jurisprudentie wordt voor boomgaarden/ kwekerijen een richtafstand van 50 meter (spuitzone) aangehouden in verband met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.
5.6.2 Onderzoeksresultaten milieuzonering
Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. De feitelijke situatie betreft de verplaatsing van kwekerij De Bloemenkampen naar de Hullerweg in Nunspeet. Kwekerij De Bloemenkampen kan op basis van de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" worden ingedeeld bij "Groothandel in bloemen en planten".
Voor een dergelijk inrichting geldt een grootste richtafstand van 30 meter voor het aspect geluid. De dichtstbijzijnde woning is gelegen op een afstand van circa 40 meter. Aan de richtafstand van 30 meter wordt derhalve voldaan.
Wat betreft de op basis van jurisprudentie aan te houden richtafstand van 50 meter in verband met de spuitzone wordt niet voldaan. De dichtstbijzijnde woning is gelegen op een afstand van circa 40 meter. Echter zoals ook blijkt uit subparagraaf 3.1.3 en uit het landschapsplan uit Bijlage 1 bij deze toelichting bevindt aan de zijde van deze woning een houtwal met daarop dichte begroeiing. Deze houtwal met begroeiing heeft een dusdanig belemmerende werking, ook als zijnde windhaag, voor eventuele gewasbeschermingsmiddelen dat een afstand van circa 40 meter tot aan de dichtstbijzijnde woning voldoende is.
Hoofdstuk 6 Flora & Fauna, Archeologie En Watertoets
6.1 Flora En Fauna
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur. Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.
6.1.1 Gebiedsbescherming
6.1.2 Flora en Faunawet
6.2 Archeologie
Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) van kracht geworden. Deze wet, een wijziging op de Monumentenwet 1988, regelt de omgang met het archeologisch erfgoed. Nieuw in de wet is dat gemeenten een archeologische zorgplicht krijgen en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
De gemeente Nunspeet heeft een eigen archeologische verwachtingskaart op laten stellen. Op deze gedetailleerde kaart wordt een lage waarde toegedicht aan het plangebied aan de Hullerweg. Het betreft hier een dekzandvlakte waarop vooralsnog geen aanwijzingen zijn aangetroffen van archeologische waarden. Voor 1800 is het gebied ontgonnen en in 1832 bestaat het plangebied uit een divers aantal kavels dat in eigendom is van het Feitenhof van Elburg. Het betreft kavels bouwland (203, 205, 210 en 212), dennenbos (208) weiland (206, 214 en 215) en heide (207) die omgeven worden door houtwallen (hakhout).
Afbeelding 6.2 Kadastrale minuutplan 1832
De verkaveling binnen het plangebied blijft lange tijd (tot circa 1960) praktisch ongewijzigd. Wel verandert het grondgebruik binnen de kavels ten gunste van bouwland. Het kavel dennenbos verandert voor 1932 ook in bouwland. Mogelijk dat door het gebruik van de kavels als bouwland de percelen door bemesting enigszins zijn opgehoogd. Door het historische gebruik van de grond alsmede de daarbij behorende activiteiten binnen het plangebied (bouwland, dennenbos en het kappen daarvan) en de lage verwachtingswaarde die de gemeentelijke verwachtingskaart voor archeologie aangeeft, is een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.
Indien bij grondwerkzaamheden een archeologische vondst aan het licht komt, is de vinder verplicht conform de Monumentenwet artikel 53 deze vondsten te melden bij het bevoegd gezag, de gemeente Nunspeet of de regioarcheoloog.
Afbeelding 6.3 Historische kaart 1932
6.3 Wateraspecten
6.3.1 Vigerend beleid
6.3.2 Waterparagraaf
Zoals in voorgaande subparagrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).
Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten En Planverantwoording
7.1 Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.
7.2 Opzet Van De Regels
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. Ook de Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen is vanaf deze datum verplicht. De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.
De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2008.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels (begrippen en wijze van meten);
- 2. Bestemmingsregels;
- 3. Algemene regels (o.a. afwijkingen);
- 4. Overgangs- en slotregels.
7.2.1 Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
- Begrippen ( Artikel 1)
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.
- Wijze van meten ( Artikel 2)
Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
7.2.2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:
- I. Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan:
- II. Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage, etc.);
- III. Afwijkingen van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels.
7.2.3 Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
- Anti-dubbeltelregel ( Artikel 6)
Deze regel bepaalt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden ingediend.
- Algemene bouwregels (Artikel 7)
In dit artikel worden de algemene bouwregels beschreven.
- Algemene gebruiksregels (Artikel 8)
In dit artikel worden de gebruiksregels beschreven.
- Algemene afwijkingsregels (Artikel 9)
In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven.
- Algemene wijzigingsregels (Artikel 10)
Dit artikel beschrijft de algemene wijzigingsregels.
7.2.4 Overgangs- en slotbepalingen
In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.
7.3 Verantwoording Van De Regels
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.
In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.
Agrarisch - Kwekerij(Artikel 3)
Functie
De bestemming "Agrarisch - Kwekerij" is bedoeld voor de uitoefening van een boom- en/of sierkwekerij en het telen van gewassen. Eén en ander met de daarbijbehorende bedrijfsgebouwen, waaronder kassen, bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken, tuinen, erven en agrarische gronden. Daarnaast zijn deze gronden tevens bestemd voor landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting en is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "water" een waterbassin toegestaan.
Bebouwingsmogelijkheden
In de bouwregels is onderscheid gemaakt in gebouwen, bedrijfswoningen, bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Gebouwen mogen enkel worden opgericht binnen een bouwvlak met dien verstande dat teeltondersteunende voorzieningen en een pomphuisje ten behoeve van het waterbassin ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd. De goot- en bouwhoogte van gebouwen mag respectievelijk niet meer bedragen dan 4,5 en 10 meter. De dakhelling dient minimaal 15° te bedragen.
De totale oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan 875 m² en de totale oppervlakte aan kassen mag niet meer dan 1665 m² bedragen.
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" mag een bedrijfswoning worden gebouwd. Hierbij is bepaald dat de oppervlakte van de woning niet meer dan 120 m² mag bedragen. De goot- en bouwhoogte mag respectievelijk niet meer dan 4 en 9 meter bedragen. Kelders onder de bedrijfswoning mogen uitsluitend loodrecht onder het hoofdgebouw worden gerealiseerd tot een diepte van 3 meter.
De bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning moeten op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd. Hierbij is bepaald dat de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 75 m² en de goot- en bouwhoogte respectievelijk niet meer mag bedragen dan 4 en 6 meter. Kelders mogen uitsluitend worden gerealiseerd loodrecht onder het gebouw tot een diepte van niet meer dan 3 meter.
Tot slot zijn binnen deze bestemming bij recht bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Eén en ander is gekoppeld aan maximale bouwhoogten.
Natuur - Landschap(Artikel 4)
Functie
De bestemming "Natuur - Landschap" is toegekend aan de te behouden houtsingel ten oosten van de locatie voor de kwekerij. Hoofduitgangspunt voor deze gebieden is het behouden en verder ontwikkelen van de natuur, in dit geval betreft dat het de te behouden houtwal/ houtsingel.
Daarnaast is deze bestemming tevens bedoeld voor voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, voorzieningen ten behoeve van educatieve natuurdoeleinden en extensieve (dag)recreatie en een kantoor, werkplaats, opslagterrein en kantine ten behoeve van werkzaamheden gericht op het beheer, behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden en landschappelijke waarden welke ten dienste staan van natuurbeheer. Eén en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en terreinen.
Bebouwingsmogelijkheden
Gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen binnen deze bestemming worden opgericht tot een maximale bouwhoogte van 2,5 meter.
Verkeer (Artikel 5)
Functie
De bestemming "Verkeer" is toegekend aan de toegangsweg tot de nieuwe locatie van de kwekerij aan de Hullerweg in Nunspeet. Binnen deze bestemming zijn daarnaast bermen, en watergangen toegestaan. Eén en ander met de daarbijbehorende gebouwen, zoals bushaltes, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en voorzieningen, zoals fietspaden, taluds, ongelijkvloerse kruisingen, faunapassages, carpoolplaatsen, parkeer- en groenvoorzieningen.
Bebouwingsmogelijkheden
Als gebouwen zijn enkel bushalten of andere wachtruimten toegestaan tot een maximale oppervlakte van 30 m² en met een maximale bouwhoogte van 4 meter. Daarnaast zijn binnen deze bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 6 meter.
7.4 Handhaving
Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (bouwactiviteiten en gebruik van gronden en gebouwen) getoetst.
Middels het stelsel van vergunningsverlening worden de regels toegepast. Als blijkt dat zonder of in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.
Handhaving heeft echter alleen zin wanneer de noodzaak en het nut hiervan kunnen worden aangetoond, een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) heeft plaatsgevonden en draagvlak onder betrokkenen kan worden verkregen voor het beleid.
De gemeente Nunspeet hanteert een strikt handhavingsbeleid. In dit beleid worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt;
- géén stilzwijgend gedogen;
- gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk legaliseren;
- gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed.
Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijk traject zal gelijktijdig worden ingezet.
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
Voor het bestemmingsplan is geen exploitatieplan opgesteld. Conform artikel 6.12 lid 2 Wro kan de gemeenteraad besluiten geen exploitatieplan op te stellen indien het verhalen van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is. Dit is bij het onderhavige plan het geval. Eventuele kosten voor de gemeente zijn verzekerd op basis van de gemeentelijke legesverordening. De gemeente is eigenaar van de gronden aan de Hullerweg, eventuele planschadekosten zit bij de verkoopprijs van de gronden in.
Hoofdstuk 9 Inspraak En Vooroverleg
9.1 Inspraak
Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In het voorliggende geval is geen inspraak vereist. Derhalve zal het voorliggende bestemmingsplan niet als voorontwerp bestemmingsplan voor inspraak ter inzage worden gelegd.
9.2 Vooroverleg
Het bestemmingsplan is conform artikel 3.1.1. Bro in vooroverleg gebracht bij alle relevante overheidsinstanties. Van geen van de instanties is in het kader van het vooroverleg een reactie ontvangen.
9.3 Zienswijzen
Op 17 januari 2012 is een zienswijze ingediend (ontvangen onder nummer 1.0018656). In overleg met de indiener moet deze zienswijze als ingetrokken worden beschouwd omdat daadwerkelijke realisatie van de kwekerij inmiddels al heeft plaatsgevonden via een andere procedure.
De (ingetrokken) zienswijze heeft wel tot overleg geleid naar aanleiding waarvan enkele inhoudelijke afspraken zijn gemaakt. Dit zijn de volgende punten:
- 1. De wal ten noorden van Autodemontage Henk van Olst wordt doorgeplant met 4 taxussen van maat 200 - 225;
- 2. De gemeente bevestigt de afspraken zoals gemaakt in de brief van 14 juni 2012 nl;
- a. De hakhoutwal wordt onderhouden als duurzame groensingel in de toekomst.
- b. De gemeente Nunspeet is verantwoordelijk voor het onderhoud van de groensingel.
- c. Het onderhoud aan de groensingel wordt in onderling overleg met de heer T. Friessen uitgevoerd.
- d. In de groensingel wordt selectief gedund en er vindt geen kaalslag plaats in verband met privacy, beschutting, ecologische waarden en spuitzones van de aanliggende handelskwekerij.
- 3. In het vast te stellen bestemmingsplan 'KWEKERIJ DE BLOEMKAMPEN' zal de houtwal/ groensingel worden opgenomen waarbij het afschermende karakter van de houtwal/ groensingel publiekrechtelijk zal worden vastgelegd in het bestemmingsplan.
Met name het gestelde onder 3. Is van belang voor dit bestemmingsplan. Dit is vastgelegd in Artikel 4 lid 4.1 onder c en lid 4.4.1.
Bijlage 1 Notitie Ruimtelijke Kwaliteit, Functieverandering Agrarische Bebouwing Naar Wonen In De Gemeente Nunspeet
Bijlage 2 Verbeelding
Bijlage 1 Landschapsplan
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek industrielawaai
Bijlage 3 Bodemonderzoek Locatie Hullerweg
Bijlage 3 Bodemonderzoek locatie Hullerweg