ELSPETERBOSWEG 7
Bestemmingsplan - gemeente Nunspeet
Vastgesteld op 30-09-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan ELSPETERBOSWEG 7 met identificatienummer NL.IMRO.0302.BP01156-vg01 van de gemeente Nunspeet;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen;
1.3 aan huis gebonden bedrijf
een bedrijf, niet zijnde een aan huis gebonden beroep, met kleinschalige bedrijfsactiviteiten, en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten (uitgezonderd prostitutie), dat wil zeggen er moet sprake zijn van één bedrijf dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door een bewoner van het huis, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke en milieutechnische uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
onder een aan huis gebonden bedrijf wordt tevens verstaan een internetwinkel type A1 en A2, zie begrip 1.51 internetwinkel;
1.4 aan huis gebonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie. Deze diensten worden uitgeoefend door een bewoner van het huis in of bij een woonhuis, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 achtererfgebied:
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
1.8 afhaalcentrum internetwinkel:
een locatie waar de consument uitsluitend via internethandel bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistieke opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten;
1.9 ander werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.10 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.11 antennedrager:
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
1.12 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
1.13 bebouwing:
één of meer gebouwen en of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.14 bebouwingsgebied:
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijke hoofdgebouw;
1.15 bebouwingspercentage:
het in procenten uitgedrukte deel van een bouwvlak, bestemmingsvlak dan wel bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.16 bed & breakfast:
een bedrijfsmatige voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als toeristisch-recreatieve activiteit, welke bedrijfsmatige voorziening ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;
1.17 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.18 bedrijfsvloeroppervakte:
de totale vloeroppervlakte binnen de buitenmuren van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroep, bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratie ruimten en dergelijke;
1.19 beganegrondverdieping:
de eerste bouwlaag;
1.20 bestaand bouwwerk:
bestaand en legaal aanwezig bouwwerk op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.21 bestaand gebruik:
bestaand en legaal gebruik op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.22 bestaande:
bestaand en legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van bestemmingsplan;
1.23 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.24 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.25 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak;
1.26 bodemingreep:
grondwerkzaamheden, waartoe onder meer worden gerekend:
- a. het afgraven van grond waaronder ook wordt begrepen het verwijderen van bestaande funderingen en het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
- b. woelen, mengen, diepploegen, ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
- c. het verlagen van het waterpeil;
- d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- e. het uitvoeren van hei- en/of boorwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
- f. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- g. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
- h. het aanleggen van nieuwe en/of het vervangen en/of uitbreiden van bestaande (ondergrondse) transport-, energie-, riool- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
1.27 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.28 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.29 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de onderbouw;
1.30 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.31 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.32 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.33 bouwwerk:
constructie van enige omvang van hout, steen, metaal, of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren, met inbegrip van de daarvan deel uitmakende bouwwerkgebonden installaties;
1.34 collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO):
situatie dat een groep van burgers, georganiseerd als rechtspersoon zonder winstoogmerk of krachtens een overeenkomst, tenminste de economische eigendom verkrijgt en volledige zeggenschap heeft over en verantwoordelijkheid draagt voor het gebruik van de grond, het ontwerp en de bouw van de eigen woning;
1.35 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied (waaronder begrepen landschapselementen) toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.36 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.37 daknok:
hoogste punt van een schuin dak;
1.38 dakvoet:
laagste punt van een schuin dak;
1.39 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen, aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.40 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten behoeve van bedrijven en/of personen, waaronder zijn begrepen internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.41 eigen terrein als bedoeld in de regeling voor parkeren en laden en lossen:
het terrein en/of bouwwerk dat de aanvrager in eigendom of in gebruik heeft en waarover hij kan beschikken en die bij het te realiseren (bouw)plan en/of het bouwwerk horen.
1.42 erf:
bebouwd of onbebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.43 erftoegangsweg:
een erftoegangsweg is het meest lokale wegtype in de Nederlandse wegcategorisering. Het betreft wegen met gemengd langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer, zonder rijrichtingscheiding en meestal zonder gescheiden fietspaden;
1.44 evenement:
een verplaatsbare, voor het publiek toegankelijke, georganiseerde gebeurtenis, (openlucht-)manifestatie, (thema-)dag of week;
1.45 gebouw:
bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.46 gebruiken:
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.47 geluidsgevoelige ruimte:
ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m2. (Zie artikel 1 Wet geluidhinder).
1.48 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is;
1.49 huishouden:
een verzameling van één of meerdere personen die samen één zelfstandig huishouden vormen dat zich kenmerkt door continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid;
1.50 huisvesting in verband met mantelzorg:
huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie tenminste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.
1.51 internetwinkel
een (bedrijfsmatige) dienst bestaande uit een keten van activiteiten gericht op het maken, onderhouden en exploiteren van een website met een afhaalcentrum (zie het begrip 1.8). Ondersteunend aan de website kan tevens een fysieke bezoekmogelijkheid zijn, gericht op het showen en informeren (et cetera) van klanten. Er wordt onderscheid gemaakt in 4 internetwinkels:
A1. Zonder fysieke bezoekmogelijkheid op locatie. Indien een fysieke mogelijkheid elders aanwezig is, dient deze daar passend bestemd te zijn. Dit geldt ook voor het elders aanwezige afhaalcentrum;
A2. Zonder fysieke bezoekmogelijkheid en met een afhaalcentrum. Indien een fysieke bezoekmogelijkheid elders aanwezig is, dient deze aldaar passend bestemd te zijn;
B1. Met fysieke bezoekmogelijkheid. Het afhaalcentrum is elders gevestigd en aldaar passend bestemd;
B2. Met fysieke bezoekmogelijkheid en met een afhaalcentrum;
1.52 inwoning:
twee huishoudens in een woning waarbij er sprake is van een hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft en waarbij er sprake blijft van één aansluiting op de nutsvoorzieningen;
1.53 kap:
een dak dat loodrecht geprojecteerd voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;
1.54 kelder:
een bouwlaag, afgedekt door een vloer, die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden peil, met uitzondering van kruipruimtes;
zie ook het begrip: 1.60 onderbouw of kelders:
1.55 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk en/of dienstverlening, geen detailhandel zijnde en geen prostitutie zijnde, dat in of bij een woning/woonhuis of in of bij de bedrijfswoning wordt uitgeoefend door de gebruiker en waarvan de omvang zodanig is, dat de woning/het woonhuis of de bedrijfswoning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat deze een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.56 maaiveld:
het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.57 mantelzorg:
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend ui een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal medisch adviseur kan worden aangetoond;
1.58 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.59 nutsvoorziening:
gebouwde dan wel ongebouwde voorzieningen ten behoeve van algemene nutsvoorzieningen zoals de watervoorziening, afval, energievoorziening of het (tele)communicatieverkeer;
1.60 onderbouw of kelders:
een bouwlaag, afgedekt door een vloer, die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden peil, met uitzondering van kruipruimtes;
zie ook het begrip: 1.54 kelder:
1.61 ondergeschikte bouwdelen:
hieronder worden verstaan plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken. (Schotel)antennes voor zover gelegen aan het voorerf vallen hier niet onder;
1.62 onderkomens
voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;
1.63 openbaar toegankelijk gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
1.64 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden, dan wel met twee wanden, waarvan maximaal één wand tot de constructie behoort;
1.65 parkeervoorzieningen
parkeerplaatsen ten behoeve van (vracht)auto's en overige verkeersvoertuigen waarbij voldaan dient te worden aan de Parkeernota van de gemeente Nunspeet;
1.66 peil:
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd:
het plaatselijke niveau ten opzichte van Nieuw Amsterdams Peil; - d. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;
1.67 praktijkruimte:
een niet voor bewoning bestemd gebouw of deel van een gebouw, dat uitsluitend dienstbaar is aan de uitoefening van een vrij beroep, zoals dat van accountant, advocaat, architect, arts of kunstenaar;
1.68 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
1.69 risicovolle inrichting:
een inrichting als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.70 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard plaatsvinden; waaronder in elk geval wordt verstaan: een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomaat, een sekstheater, of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.71 twee-aaneen woning
een twee-aaneen woning bestaat uit twee aan elkaar gebouwde woningen.
1.72 verbeelding / plankaart:
a. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Elspeterbosweg 7;
b. de analoge (papieren) kaart van het bestemmingsplan;
1.73 uitvoeren:
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en of in uitvoering geven;
1.74 verblijfsrecreatie:
elke vorm van recreatie gericht op verblijf buiten de eigen woning, waarbij ten minste één overnachting plaatsvindt in een recreatief nachtverblijf;
1.75 voorerfgebied:
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
1.76 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een woning of, bij onduidelijkheid daarover, de als zodanig door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.77 voorgevelrooilijn:
de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing en zoveel mogelijk een gelijkmatige beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
1.78 woning:
een complex van ruimten dat door zijn indeling en inrichting uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.79 wooneenheid:
een complex van ruimten in een woongebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.80 woongebouw:
een als zodanig ontworpen (dan wel gerealiseerd) gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als eenheid beschouwd kan worden;
1.81 woonhuis:
een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;
1.82 wijziging:
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro);
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:
tussen de zijdelingse grens van het perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4 de dakhelling:
de hoek die het dakvlak maakt ten opzichte van het horizontale vlak gerekend in graden;
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplantingen;
- b. speelvoorzieningen;
- c. kunstobjecten;
- d. fiets- en wandelpaden;
- e. watergangen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. in- en uitritten ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
- g. parkeerterrein (parkeerplaatsen) op de plaats waar een functieaanduiding 'parkeerterrein' op de verbeelding is aangegeven.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen;
- b. in- en uitritten ten behoeve van aangrenzende bestemming "Wonen" waar een twee-aan-een woning kan worden gebouwd volgens de bouwaanduiding 'twee aaneen [tae]';
- c. geluidsschermen op de plaats waar dat is aangegeven op de verbeelding bij de functieaanduiding 'geluidscherm' (gs);
met de bijbehorende erf- en terreinafscheidingen, lantaarnpalen en vlaggenmasten.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verkeer en vervoer over de weg (uitsluitend voor erftoegangswegen);
- b. wegen, straten (uitsluitend erftoegangswegen);
- c. parkeerterrein op de plaats waar een functieaanduiding 'parkeerterrein' op de verbeelding is aangegeven;
- d. parkeerplaatsen;
- e. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplantingen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. kunstobjecten;
- h. fiets- en wandelpaden;
- i. watergangen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. in- en uitritten ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
- k. erf- en terreinafscheidingen;
- l. geluidsschermen op de plaats waar dat is aangegeven op de verbeelding bij de functieaanduiding 'geluidscherm' (gs);
met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, nutsvoorzieningen, andere werken en voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in een woning;
en in samenhang daarmee voor:
- b. een aan-huis-gebonden beroep of een aan-huis-gebonden bedrijf;
- c. tuinen en erven;
- d. geluidsschermen op de plaats waar dat is aangegeven op de verbeelding bij de functieaanduiding 'geluidscherm (gs)';
met bijbehorende gebouwen, en voorzieningen zoals paden, bermen, parkeervoorzieningen, warmte-kracht-installaties; warmtepompen; zonnepanelen op daken; andere duurzaamheidsvoorzieningen (niet zijnde windturbines), nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, en bijbehorende bouwwerken, en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals palen, masten, kunstobjecten, technische installaties, en erf- en terreinafscheidingen.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Specifieke gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik van gronden strijdig met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
- b. het gebruik van onbebouwde gronden:
- 1. als stand- of ligplaats van onderkomens;
- 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van zwembaden met een oppervlakte van meer dan 40 m²;
- d. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardenbak tenzij het specifiek wordt toegestaan.
9.2 Afwijken van de gebruiksregels
9.3 Parkeerregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Algemeen
Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van de regels:
- a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, van welke bouwwerken de oppervlakte niet meer dan 45 m2 en de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
- b. ten behoeve van het bouwen van ondergrondse bergbezinkbassin met een maximale oppervlakte van 2500 m², maximaal 3 meter diep, maximaal 1 meter hoog, met een regelkast van 2 meter hoog en een oppervlakte van 6 vierkante meter;
- c. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen, paden, bebouwings- grenzen en aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
- d. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten, afmetingen en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten, afmetingen en percentages.
10.2 Voorwaarden voor afwijken
Bij de afweging om, al dan niet, tot afwijking over te gaan worden in elk geval de volgende aspecten betrokken:
- a. het belang van de aanvrager;
- b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van nabijgelegen gronden;
- c. de stedenbouwkundige, milieukundige, planologische en verkeerskundige belangen;
- d. de vraag of een zekerheidstelling nodig is m.b.t. de (plan)kosten;
- e. de vraag of er eisen gesteld moeten worden aan het plan met betrekking tot bijvoorbeeld de (perceels)inrichting, sloop, situering, gebruik, termijnen, vormgeving, materiaal- en kleurgebruik et cetera.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Geringe veranderingen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van (bestaande) bestemmings- en bouwgrenzen tot niet meer dan 5 m.
11.2 Uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan
De uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
- c. dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
- d. dat het wijzigingsplan past in een goede waterhuishouding;
- e. dat het wijzigingsplan inpasbaar is in het volkshuisvestingsprogramma indien het gaat om woningbouw;
- f. dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
- g. verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zeker gesteld;
- h. dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'ELSPETERBOSWEG 7' van de gemeente Nunspeet.
Behorend bij het besluit van ...
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan
Het perceel Elspeterbosweg, aangeduid met nr. 7 (gelegen tussen de nrs. 5 en 11), kadastraal bekend als gemeente Nunspeet, sectie E, nr. 2099, te Vierhouten, is eigendom van de gemeente. Het perceel is circa 2.594 m2 groot. Het perceel is in 2006 – relatief kort voor de financiële crisis van 2008 en volgende jaren – door de gemeente verworven. De oorspronkelijke bedoeling was om op dit perceel circa 10 woningen te realiseren. Door diverse oorzaken werd hier tot op heden nog geen (woningbouw)plan gerealiseerd. Er is nu een nieuw plan ontwikkeld voor de bouw van negen woningen.
Het plan voor de negen woningen, met een toegangsweg, en een parkeerterrein, past niet in het vigerende bestemmingsplan "Vierhouten en Hulshorst". Om die reden is de onderhavige partiële herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied is gelegen aan de Elspeterbosweg, aangeduid met nr. 7, gelegen tussen de Elspeterbosweg nr. 5 en Elspeterbosweg nr. 11.
Op de hieronder weergegeven afbeeldingen is het perceel Elspeterbosweg, aangeduid met Elspeterbosweg nrs. 7 (gelegen tussen de nrs. 5 en 11), te zien. Op de afbeelding rechts is een uitsnede van de bestemmingsplankaart (de verbeelding) van het vigerende bestemmingsplan “Vierhouten en Hulshorst” weergegeven. Uit deze kaart valt op te maken, dat het perceel een woonbestemming heeft, echter alleen aan de Elspeterbosweg is op dit perceel een bouwvlak opgenomen voor 1 vrijstaande woning. Het achterste deel van het perceel, heeft, volgens het vigerende bestemmingsplan, de bestemming 'Tuin'. Ook een klein deel van het perceel direct langs de Elspeterbosweg heeft nu de bestemming 'Tuin' (t.b.v. een voortuin).
Afbeelding 1.1: Ligging van het perceel Elspeterbosweg 7 (tussen nrs. 5 en 11) te Vierhouten
1.3 Opbouw Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is een bindend plan voor zowel de overheid als voor de burgers. In een bestemmingsplan wordt de bestemming, ofwel de functie(s) van de grond, aangewezen. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en wat daarop gebouwd mag worden. Omgevingsvergunningen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, een verbeelding en uit de planregels.
Toelichting
De Toelichting wordt opgesteld overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Toelichting is opgenomen:
- een verantwoording van de in het plan gemaakte keuzes van bestemmingen;
- een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
- de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 Bro bedoelde overleg;
- de uitkomsten van het met toepassing van artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verrichte onderzoek;
- een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken;
- de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.
Een Toelichting behoort niet tot het juridische deel van het bestemmingsplan, de juridische delen zijn de Verbeelding en de Regels. Maar, de Toelichting geeft wel de uitleg van de Regels et cetera, zodat in die zin de Toelichting wel een belangrijke betekenis heeft.
Verbeelding
De verbeelding (de bestemmingsplankaart), geeft de bestemming van de grond aan met daarbij eventuele aanduidingen zoals bouwvlakken. Door op de verbeelding te kijken is te zien welke bestemmingen en mogelijke aanduidingen er gelden. De verbeelding bevat de laatste afspraken over het InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO) en de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012.
Regels
De planregels geven de gebruiksmogelijkheden aan van de grond en vaak ook op welke wijze de gronden bebouwd mogen worden. In het vormgeven van de planregels wordt aangesloten bij de SVBP 2012.
1.4 Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het initiatief nader beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en wetgeving, waaronder met name de milieuwetgeving, zoals met betrekking tot het geluid, de luchtkwaliteit, de bodem et cetera. De aspecten met betrekking tot ecologie en water worden in aparte paragrafen in dit hoofdstuk aan de orde gesteld. Verder wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het plan. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. In dat hoofdstuk worden met name de bestemmingen nader toegelicht. Tot slot komt in hoofdstuk 6 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aan de orde, waarbij de uitkomsten van de participatie (inspraak) en de overlegmomenten, zijn opgenomen. Tevens wordt hier ingegaan op de zienswijzen-procedure tijdens de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Het Initiatief
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk 2 komt het initiatief aan bod. Daartoe wordt eerst inzicht gegeven in de huidige functie(s) en bebouwing in het plangebied. Daarbij wordt mede de relatie met de omgeving betrokken. Daarna wordt nader ingezoomd op het beoogde initiatief.
2.2 Huidige Situatie
in de huidige situatie is er sprake van een onbebouwd stuk terrein, de eerder aanwezige bebouwing op het perceel is reeds jaren geleden gesloopt. Het perceel heeft hoofdzakelijk een woonbestemming, maar de achterste zijde (de oostzijde) van het perceel heeft de bestemming 'Tuin'.
Volgens de verbeelding (bestemmingsplankaart) van het vigerende bestemmingsplan "Vierhouten en Hulshorst" is er in de huidige situatie op het perceel één vrijstaande woning toegestaan, zie ook de Afbeelding 2.1 hieronder. Deze woning is feitelijk sinds de sloop daarvan in circa 2010 niet meer aanwezig.
Afbeelding 2.1: Ligging van het perceel Elspeterbosweg 7 (tussen nrs. 5 en 11) te
Vierhouten volgens het bestemmingsplan "Vierhouten en Hulshorst"
2.3 Nieuwe Situatie Volgens Het Nieuwe Plan
2.3.1 Plan voor de bouw van negen woningen
Het college van Burgemeester en Wethouders heeft besloten om een bestemmingsplan te laten opstellen dat de bouw van negen woningen mogelijk maakt. Op het voorste deel, het westelijke deel, worden zeven (starters-)woningen mogelijk gemaakt, aan een toegangsweg loodrecht op de Elspeterbosweg. Op het achterste gedeelte (het oostelijke deel) wordt één twee-ondereen-kap woning mogelijk gemaakt.
Afbeelding 2.2: Verbeelding van het bestemmingsplan "Elspeterbosweg 7" (10-08-2021)
De doelstelling van het onderhavige project is om een inrichting van het perceel, aangeduid met Elspeterbosweg 7 (gelegen tussen de Elspeterbosweg nrs. 5 en 11), te bereiken die een zo groot mogelijke maatschappelijke meerwaarde oplevert voor het dorp Vierhouten, waarbij de voorkeur, zoals in de vergadering van 30 juni 2020 van de raadscommissie Ruimte en Wonen is uitgesproken, uitgaat naar een woonbestemming, en niet naar bijvoorbeeld een grote openbare parkeerplaats met minder woningen waarvan eerder in de planvorming sprake was.
Het project moet voldoen aan de eisen die volgen uit het principe van een “goede ruimtelijke ordening”, dat immers hét kernbegrip is uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Dit betekent, dat niet alleen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro), maar ook aan de Wet geluidhinder (Wgh), de Wet milieubeheer (Wm) en aan de eisen van het op die wet gebaseerde "Activiteitenbesluit" moet worden voldaan. Dit, met name om een goed woonklimaat te kunnen waarborgen voor de woningen nabij de twee horecabedrijven het pannenkoekenrestaurant De Boswachter, Elspeterbosweg 11, en het hotel-restaurant De Vossenberg, Elspeterbosweg 1. Eventuele hinder vanwege deze horecabedrijven is onderzocht. Zie hieronder verder de paragraaf 2.3.4 "akoestisch onderzoek" en de paragraaf 4.2.3 "geluid".
Afbeelding 2.3: Wijziging van de grens van de Verbeelding van het bestemmingsplan
"Elspeterbosweg 7" (10-08-2021), in verband met een wijziging van de
erfgrens tussen het plangebied en het perceel Elspeterbosweg nr. 5.
Naar aanleiding van besprekingen over de erfgrens is met de eigenaren van het buurperceel, Elspeterbosweg 5, in principe overeengekomen dat zij een klein deel van de grond van de gemeente kopen opdat zij de achterzijde van hun perceel goed kunnen blijven bereiken, ook met rolstoelen. Op bovenstaande Afbeelding 2.3 is het strookje grond aangeduid. (Zie ook Bijlage 10 bij deze Toelichting). Door deze (voorgenomen) verkoop is de grens van het bestemmingsplan op dat punt enigszins verschoven. Op de Verbeelding zelf is dat vanwege de schaal moeilijk te zien. Verwezen wordt daarom naar Bijlage 10 bij deze Toelichting.
2.3.2 Het uitgewerkte plan volgens het stedenbouwkundige plan d.d. 18 februari 2020
Na discussies in diverse vergaderingen van de raadscommissie Ruimte en Wonen is er voor het perceel een uiteindelijk een stedenbouwkundig plan opgesteld voor 7 (starters-)woningen en een twee-onder-een-kapwoning (zie het stedenbouwkundige plan d.d. 18 februari 2020, zie afbeelding 2.4). Dit stedenbouwkundige plan wordt hieronder nader uiteengezet. Eerst worden de uitgangspunten voor het stedenbouwkundige plan verwoord.
Uitgangspunten voor het stedenbouwkundige plan
De uitgangspunten voor het stedenbouwkundig plan van 18 februari 2020 zijn als volgt:
- dat de bebouwingszone langs de Elspeterbosweg in stand blijft.
- dat er een open gebied tussen de bebouwing aan de voorzijde van het perceel en de bebouwing aan de achterzijde van het perceel in stand blijft als een “verbinding” met de rest van het gebied in dit deel van Vierhouten, alwaar zich een open zone bevindt. Mede daarom is het parkeerterrein op deze plaats in het midden van het plangebied gepland.
- dat het parkeren voor de 7 (starters-)woningen alleen zal worden toegestaan waar dat op de verbeelding is aangegeven.
- dat op de achterzijde (oostzijde) van het perceel een twee-onder-een-kapwoning kan worden gebouwd. Op dit deel van het perceel kunnen niet nog meer woningen of appartementen worden gebouwd, omdat dit de stedenbouwkundige open structuur van dit deel van Vierhouten te veel zou aantasten. Voor de twee-onder-een-kapwoning zal het parkeren op eigen terrein dienen te worden geregeld.
- de bouwvlakken voor de geplande woningen (minimaal 9 woningen) kunnen niet worden vergroot om nog meer woningen mogelijk te kunnen maken, omdat anders het parkeren voor deze woningen niet goed geregeld kan worden. Daarnaast zou de openheid van het tussengebied dan te zeer worden aangetast. Ook is het (verder) vergroten van de bouwblokken niet goed mogelijk vanwege de geluidsproblematiek.
- het ontwerp van een nog in te schakelen architectenbureau kan eventueel zodanig worden vormgegeven dat er meer dan 9 woningen (te weten: 7 starters-woningen en een twee-onder-een-kapwoning) binnen de geprojecteerde bouwvlakken zouden kunnen worden gerealiseerd.
- de volumes van de woningen passen bij de bestaande maten van de woningen in Vierhouten (bouwhoogte maximaal 10 meter en goothoogte van maximaal 4, respectievelijk 6 meter).
- de woningen dienen verplicht met een kap te worden gebouwd.
- met de uitwerking / uitvoering van het plan zal zorgvuldig rekening dienen te worden gehouden met de aanwezige bomen op en nabij het onderhavige perceel, en deze bomen dienen in principe zoveel mogelijk behouden te worden. De belangrijkste bomen bevinden zich direct nabij het plangebied op de buurpercelen. Bij de ontwikkeling van het perceel dient met dit laatste rekening worden gehouden.
Stedenbouwkundig plan d.d. 18 februari 2020
Op basis van het besprokene in diverse vergaderingen van de raadscommissie Ruimte en Wonen en met de invulling van de hiervoor genoemde stedenbouwkundige randvoorwaarden is een nieuw stedenbouwkundig ontwerp opgesteld, gedateerd 18 februari 2020. Het plan is daarna akoestisch nader onderzocht. De raadscommissie Ruimte en Wonen is op 30 juni 2021 met dit stedenbouwkundig plan akkoord gegaan. Dit stedenbouwkundige plan behelst het hieronder beschreven specifieke plan:
- de ontwikkeling van 7 (starters-)woningen direct vanaf de Elspeterbosweg aan de voorzijde (westzijde) van het perceel.
- de ontwikkeling van een twee-onder-een-kapwoning op het oostelijke deel van het perceel, en
- de aanleg van een parkeerterrein op het middenterrein met een toegangsweg vanaf de Elspeterbosweg (zie hieronder bij het kopje Parkeren), en
- geluidsmaatregelen in de vorm van:
- a. geluidsschermen, op de perceelsgrenzen van het perceel.
- b. het verbieden van het gebruik van 3e bouwlaag (de zolders) voor het gebruik als verblijfsruimtes (dat wil zeggen als geluidsgevoelige functies).
- c. bouwkundige eisen i.v.m. geluid aan de te bouwen woningen, door het stellen van eisen aan de geluidwerendheid aan de gevels.
- hieronder wordt in de paragrafen 2.3.4 “Akoestisch onderzoek” en in paragraaf 4.2.3 "Geluid" nader ingegaan op de te treffen geluidsmaatregelen en de voorwaarden die in de Regels van het bestemmingsplan in verband hiermee worden gesteld.
Het hierboven beschreven stedenbouwkundige plan is op de onderstaande tekening 2.4 weergegeven.
Afbeelding 2.4: Het stedenbouwkundig ontwerp (d.d. 18 februari 2020)
De eerste 7 woningen vanaf de Elspeterbosweg op het perceel zijn met name bedoeld voor starters op de woningmarkt waaraan in de gemeente Nunspeet, en met name ook in Vierhouten, behoefte bestaat. De woningen zullen in principe via een CPO-project (Collectief Particulier Opdrachtgeverschap) worden gerealiseerd. Op dezelfde manier zal in principe ook de twee-onder-een-kapwoning worden gerealiseerd. (Zie hieronder bij de paragraaf “CPO project voor het uitvoeren van het plan voor de bouw van de 9 woningen").
2.3.3 Parkeren
Op het middengebied, gelegen tussen de te realiseren 7 (starters-)woningen (op het westelijke deel van het perceel), en een twee-onder-een-kapwoning (op het oostelijke deel van het perceel), zal een parkeerterrein ten behoeve van de 7 (starters-)woningen worden aangelegd voor 11 parkeerplaatsen. Voor het parkeren ten behoeve van de 7 (starters-)woningen is een capaciteit van 16 parkeerplaatsen (op basis van de parkeernorm van 2,2 parkeerplaatsen per woning) noodzakelijk. De overige (16-11), zijnde 5 parkeerplaatsen, worden langs de Elspeterbosweg aangelegd.
De genoemde parkeerplaatsen worden op de aangegeven plaatsen volgens het bestemmingsplan aangelegd omdat op de, relatief, kleine kavels van de 7 (starters)woningen die loodrecht op de Elspeterbosweg zijn gepland, geen ruimte is voor parkeerplaatsen. Er zal dus worden geparkeerd, voor wat betreft deze 7 woningen, op openbaar gebied. Het voordeel hiervan is, dat de 16 parkeerplaatsen ook dubbel zouden kunnen worden gebruikt, bijvoorbeeld naast het gebruik van deze parkeerplaatsen ten behoeve van de 7 woningen ook voor bezoekers van de horecabedrijven die naast het plangebied zijn gelegen (dat geldt met name voor het pannenkoekenrestaurant, Elspeterbosweg 11. Er dienen in een dergelijke situatie hierover nadere afspraken te worden gemaakt over dit dubbelgebruik.
Het parkeren voor de twee-onder-een-kapwoning op het oostelijke deel van het perceel zal op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.
2.3.4 Geluidhinder - Akoestisch onderzoek
De geluidhinder was de belangrijkste hinderpaal voor de ontwikkeling van woningbouw op het onderhavige perceel Elspeterbosweg 7. Een probleem dat moet worden opgelost om het welslagen van dit ruimtelijke plan voor dit perceel mogelijk te maken. Voor de geschiedenis van de planontwikkeling en de verrichte geluidsonderzoeken verwijzen wij naar het commissievoorstel van de raadscommissie Ruimte en Wonen d.d. 30 juni 2020 dat ook op www.nunspeet.nl is te vinden (bij de stukken van de betreffende commissievergadering van 30 juni 2020).
Uit het oogpunt van een “goede ruimtelijke ordening” dient ook de geluidbelasting van “overige geluidbronnen” te worden beoordeeld, voorzover zij niet binnen het beoordelingskader van de Wet geluidhinder (Wgh) en van het "Activiteitenbesluit" vallen. Bij dit laatste moet in dit geval ook worden gedacht aan het stemgeluid van spelende kinderen in de speeltuin van het restaurant De Boswachter; het geluid vanaf de terrassen van de nabijgelegen horecabedrijven; en het geluid van dichtslaande autodeuren vanaf het parkeerterrein van met name hotel-restaurant De Vossenberg. Zie hiervoor verder de paragraaf 4.2.3. "Geluid".
Voor hoe de problematiek van de geluidshinder voor dit project is opgelost verwijzen wij naar het hoofdstuk 4, paragraaf 4.2.3 "Geluid", van deze Toelichting.
2.3.5 CPO project voor het uitvoeren van het plan voor de bouw van de negen woningen
Het plan, zoals hierboven beschreven, voor de 9 woningen, zijnde 7 (starters-)woningen en een twee-onder-een-kapwoning, zal bij voorkeur als een CPO-project worden uitgevoerd. Geïnteresseerden hebben zich als een CPO-groep kunnen melden bij de gemeente. Er is daartoe een advertentie geplaatst in het blad “Nunspeet Huis aan Huis”. Bij meerdere CPO-groepen diende er, volgens de gemeentelijke beleidsregels, te worden geloot. Er heeft zich één CPO-groep aangemeld. In eerste instantie wordt in overleg met deze CPO-groep, genaamd "De Toekomst", het plan verder ontwikkeld.
Hoewel de voorkeur uitgaat naar een CPO-project, kan te zijner tijd – indien een CPO-project uiteindelijk toch niet haalbaar blijkt, of dat het project mislukt – er ook voor worden gekozen dat de woningen op dit perceel door een ontwikkelaar / c.q. aannemer worden ontwikkeld. Eventueel kan ook worden besloten dat de gemeente zelf verder het project ontwikkelt en uitvoert. Hierover kan op een later tijdstip worden besloten.
2.3.6 Participatie, en Zienswijzenprocedure
Participatie en Inspraak
Voor dit plan is reeds een uitgebreid begin gemaakt met het participatietraject / de omgevingsdialoog in de periode vanaf 2015 tot en met de vergadering van de raadscommissie Ruimte en Wonen d.d. 30 juni 2020. Dit participatietraject / de omgevingsdialoog is vervolgd ten tijde van de opstelling van het onderhavige (ontwerp-)bestemmingsplan. Zie hierover verder hoofdstuk 6, paragraaf 6.2 van deze Toelichting, en de Bijlage 8 bij deze Toelichting.
Zienswijzenprocedure
Het bestemmingsplan is als ontwerp-bestemmingsplan ter inzage gelegd. Hierbij is de wettelijk voorgeschreven zienswijzenprocedure op grond van artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening (Wro) en afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht (Awb) gevolgd. Zie hierover verder hoofdstuk 6 van deze Toelichting.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft het relevante Rijks, provinciaal, en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor het plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en vertaald.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Inleiding
Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu (IenM) - dat ministerie is tegenwoordig genaamd het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) - de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR is het integrale kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op Rijksniveau in Nederland. De SVIR kwam in die tijd in de plaats van een groot aantal Rijksnota's, zoals bijvoorbeeld de Nota Mobiliteit. Uit de SVIR blijkt, dat het Rijk de uitvoering van en de verantwoording voor de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk bij de provincies en bij de gemeenten wilde leggen.
Inhoud van de SVIR
De SVIR is conform de huidige Wet ruimtelijke ordening (Wro) de Structuurvisie van het Rijk op het gebied van Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit. Conform het systeem van de Wro heeft de SVIR geen directe doorwerking naar lagere overheden. Dat laatste wordt geregeld via het Besluit Algemene Regels RO (Barro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
De opbouw van de SVIR is als volgt. Hoofdstuk 2 schetst de ontwikkelingen en ambities van het Rijk voor 2040. Hoofdstuk 3 vertaalt die ambities in rijksdoelen en rijksbeleid met bijbehorende nationale belangen tot 2028. De rijksdoelen en nationale belangen zijn in hoofdstuk 4 van de SVIR gebiedsgericht vertaald naar nationale opgaven per MIRT-regio (MIRT = Meerjarenprogramma Infrastructuur, Milieu en Transport). Tevens geeft dit hoofdstuk 4 een beeld van de integrale, nationale, opgaven in de Noordzee en langs de kust. In hoofdstuk 5 wordt de verantwoording en monitoring behandeld. De structuurvisie wordt afgesloten met een realisatieparagraaf.
In hoofdstuk 3 "Van rijksdoelen naar nationale belangen" worden zes doelstellingen verwoord:
- 1. Het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.
- internationaal bereikbare stedelijke regio's met concentratie van topsectoren.
- ruimte voor energievoorziening.
- buisleidingen en ondergrond.
2. Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid.
- de gebruiker centraal.
- innoveren door beter benutten en transitie naar duurzame mobiliteit.
- instandhouden rijksinfrastructuur door goed beheer en onderhoud.
3. Waarborgen kwaliteit leefomgeving.
- milieukwaliteit.
- waterveiligheid en zoetwatervoorziening.
- cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
- natuur.
- ruimte voor militaire activiteiten.
4. Goed systeem van ruimtelijke ordening.
5. Een integrale aanpak - eenvoudig, sneller en beter.
6. De nationale ruimtelijke hoofdstructuur.
Nederland moet concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig worden. Dat is het motto van de SVIR, de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Het Rijk kan en wil echter niet alles zelf doen. Het Rijk geeft ruimte aan provincies en gemeenten om in te kunnen spelen op de eigen situatie, en om zelf beslissingen te nemen. Infrastructuur en ruimte dienen door alle overheden in samenhang te worden opgepakt.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de SVIR is de basis gelegd voor de zogenoemde "Ladder voor duurzame verstedelijking". Een ruimtelijk plan dient te worden beoordeeld aan de hand van deze “Ladder voor duurzame verstedelijking”. Vraaggericht programmeren en het realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie, en om krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en dient overprogrammering te worden voorkomen. Om beide doelstellingen te bereiken, is de “Ladder voor duurzame verstedelijking” opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze ladder is een procesvereiste. Dit houdt in dat bij ruimtelijke besluiten moet worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik.
SVIR - Planspecifiek
De conclusie is dat het project voor de bouw van de negen woningen past binnen de SVIR. (Zie ook de onderstaande Paragraaf 3.2.4 van deze Toelichting, waarin aan de “Ladder voor duurzame verstedelijking” voor dit project wordt getoetst).
3.2.2 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de nieuwe Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties. De NOVI zal de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervangen. Dit laatste zal - hoewel de NOVI is vastgesteld op grond van de (oude) Wet ruimtelijke ordening (Wro) - gebeuren op het moment dat de (nieuwe) Omgevingswet in werking treedt (op 1 juli 2022).
Met de NOVI geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en ontwikkelingen van de leefomgeving in Nederland. In de NOVI wordt ingegaan op urgente opgaven, die zowel lokaal, nationaal, als wereldwijd spelen. Deze opgaven omvatten onder andere klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid, en woningbouw. Het uitgangspunt in de aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang.
Nationale belangen en prioriteiten
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de lange termijnvisie in beeld. Er zijn 21 nationale belangen bij de fysieke leefomgeving waarbij het Rijk een rol voor zichzelf ziet en waarvoor het kabinet in politieke zin aanspreekbaar is. De behartiging van de nationale belangen. en de realisatie van de daaruit voortvloeiende beleidsdoelen en opgaven gebeurt niet alleen door het Rijk.
Er zijn vier prioriteiten waar het Rijk op wil sturen en richting geven:
- Prioriteit 1: Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
- Prioriteit 2: Duurzaam economisch groeipotentieel.
- Prioriteit 3: Sterke en gezonde steden en regio's.
- Prioriteit 4: Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Afwegingsprincipes
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is om een combinatie te maken en win-win-situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
- 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte.
- 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere.
- 3. Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgevingen zoveel mogelijk voorzien in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.
Uitvoeringsagenda
De NOVI gaat vergezeld van een Uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda is onder andere een overzicht opgenomen van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.
NOVI - Planspecifiek
Het onderhavige bestemmingsplan "Elspeterbosweg 7" maakt de bouw van 9 woningen mogelijk, met daarbij een toegangsweg en een parkeerplaats voor de woningen. Het bestemmingsplan past binnen de beleidsdoelstellingen van de NOVI.
3.2.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Rijk legt met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Enerzijds betreft het de belangen die reeds in de (ontwerp-) AMvB Ruimte uit 2009 waren opgenomen en anderzijds is het Barro aangevuld met onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het besluit is op 30 december 2011 (aangevuld d.d. 1 oktober 2012) in werking getreden.
Het Barro doet geen uitspraken met betrekking tot situaties binnen het projectgebied zoals deze voor de bouw van negen woningen te Vierhouten. Het Barro vormt derhalve in elk geval geen belemmering voor het voorliggende project voor het bouwplan voor de onderhavige negen woningen.
3.2.4 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Ladder duurzame verstedelijking
De Ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 als motiveringseis opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Bro gewijzigd. De aanleiding voor deze wijziging waren de in de praktijk gevoelde knelpunten bij de toepassing van de Ladder en de wens om tot een vereenvoudiging te komen.
De Ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De ladder bestaat uit 'treden' die doorlopen moeten worden om te bezien of een ontwikkeling bijdraagt aan duurzame verstedelijking. De treden zijn nu nog twee:
- 1. de toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling.
- 2. indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied bevat het een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het Bro beschrijft in artikel 1.1.1, lid 1, letter h. wat onder "bestaand stedelijk gebied" wordt verstaan, namelijk: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur".
Het Bro beschrijft wat een "stedelijke ontwikkeling" is in artikel 1,1.1 lid 1, letter i. Daaronder wordt het volgende verstaan: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen".
Door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is een handreiking gemaakt. Deze "Handreiking ladder voor duurzame verstedelijking" werkt verder uit hoe met de Ladder omgegaan moet worden. Voor een verdere uitleg van de Ladder duurzame verstedelijking wordt naar die Handreiking verwezen. De aangepaste Handreiking (van 2017) is te vinden op de website van Infomil.
De jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geeft antwoord op de vraag wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De vraag wordt grotendeels casuïstisch beantwoord. Zo heeft de Afdeling bijvoorbeeld uitgesproken dat de bouw van 11 woningen niet als een stedelijke ontwikkeling wordt gezien. De Afdeling is in die casus van oordeel dat gelet op het aantal woningen dat het plan mogelijk maakt, het plan niet voorziet in een woningbouwlocatie, die een stedelijke ontwikkeling is als bedoeld in artikel 1.1.1, lid 1, aanhef, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is. Voor de bouw van negen woningen is geen uitgebreide laddertoets noodzakelijk. Er behoeft derhalve niet uitgebreid getoetst te worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Van belang hierbij is ook de overzichtsuitspraak van de Raad van State d.d. 28 juni 2017 (ECLI/NL/RVS/2017:1724) over de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Planspecifiek - "Ladder duurzame verstedelijking"
Het plan voorziet in de bouw van negen woningen. In het huidige vigerende bestemmingsplan "Vierhouten - Hulshorst" was de bouw van één woning toegestaan. Er is dus sprake van een nieuwe situatie. Van belang is dus dat:
- 1. De behoefte voor de ontwikkeling wordt aangetoond. Zie hiervoor paragraaf 3.4.2.2, over de Woonvisie "Goed wonen in Nunspeet" waarin de behoefte wordt aangetoond.
- 2. Bovendien is van belang, dat het woningbouwplan wordt gerealiseerd in "bestaand stedelijk gebied", het dorp Vierhouten. Dat is bij dit plan het geval.
Aan de voorwaarden van de "Ladder voor duurzame verstedelijking" wordt voldaan.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Inleiding
In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (december 2018) staan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijk beleid verwoord.
In de Omgevingsvisie is het ruimtelijk-maatschappelijk beleid uiteengezet, in de Omgevingsverordening wordt de juridische borging van het beleid geregeld om op die manier de provinciale belangen veilig te stellen. Vrijwel elke ontwikkeling in Gelderland heeft van doen met de inhoud van de Omgevingsvisie en met de bepalingen uit de Omgevingsverordening.
3.3.2 Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie beschrijft hoe de provincie de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. De provincie heeft twee doelen gedefinieerd die de rol en kerntaken van de provincie benadrukken. Deze doelen zijn:
1. een duurzame economische structuurversterking.
2. het borgen van de kwaliteit en de veiligheid van onze leefomgeving.
De Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening integreren en verbinden het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoerplan, het Streekplan (Structuurvisie), het Milieuplan en de Reconstructieplannen tot één plan en tot één verordening.
Omgevingsvisie en Omgevingsverordening bevatten de hoofdlijnen voor de volgende maatschappelijke opgaven in Gelderland voor:
- water;
- natuur en landschap;
- cultuur en erfgoed;
- milieu;
- energietransitie;
- landbouw;
- verkeer en vervoer;
- ruimtelijke ordening.
Met betrekking tot het wonen streeft de provincie er naar om vraag en aanbod op de woningmarkt met elkaar in balans te brengen en te houden. In de Regionale Agenda Wonen agenderen alle (relevante) partijen in een regio de regionale opgaven op het gebied van wonen. Zij maken afspraken over wat zij hieraan gaan doen. De provincie is één van de partijen. Als belangrijke doelgroepen van beleid zijn genoemd:
- ouderen;
- mensen met een zorgindicatie;
- jongeren;
- arbeidsmigranten;
- middeninkomens.
De provincie Gelderland streeft op de woningmarkt naar een vraaggerichte in plaats van aanbodgerichte benadering. Aangetoonde woningbehoefte (de vraag) zou moeten kunnen worden gefaciliteerd, in de vorm, op de plaats en op het moment dat die zich voordoet.
Omgevingsvisie - Planspecifiek
Er is bij het plan Elspeterbosweg 7 te Vierhouten sprake van een concrete plaatselijke vraag. Dit past geheel binnen het beleid zoals deze is verwoord in de Omgevingsvisie Gelderland. Geconstateerd wordt daarom dat het plan in overeenstemming is met het provinciaal beleid zoals verwoord in de Omgevingsvisie Gelderland en zoals deze is verankerd in de Omgevingsverordening Gelderland.
3.3.3 Omgevingsverordening
Op 24 september 2014 werd door Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. De Omgevingsverordening van de provincie Gelderland is gebaseerd op de bovengenoemde Omgevingsvisie. Deze Omgevingsverordening werd op 19 december 2018 geactualiseerd op basis van de Omgevingsvisie van 2018. Op dit moment (april 2021) is een nieuw ontwerp van de Omgevingsverordening vastgesteld. Deze nieuwe provinciale Omgevingsverordening zal aan het eind van dit jaar definitief worden vastgesteld.
Een nieuw bestemmingsplan, zoals het onderhavige, moet worden getoetst aan de Regels van de Omgevingsverordening van de provincie.
Volgens artikel 2.1, lid 1 (regionale woonagenda) stellen de gemeentebesturen een Regionale Woonagenda op. Volgens artikel 2.1, lid 2 zullen Gedeputeerde Staten de Regionale Woonagenda vaststellen.
Volgens artikel 2 maakt een bestemmingsplan nieuwe woningen alleen mogelijk als die ontwikkeling past binnen een door Gedeputeerde Staten vastgesteld Regionale Woonagenda.
Omgevingsverordening - Planspecifiek
Een nieuw bestemmingsplan moet voldoen aan de Instructieregels voor bestemmingsplannen zoals in de Omgevingsverordening opgenomen.
Het aantal nieuwe woningen dat wordt gebouwd volgens het onderhavige bestemmingsplan past in woningbouwbeleid van de provincie en van de gemeente (zie ook paragraaf 3.4.2 voor het gemeentelijke woningbouwbeleid).
Er staan geen Regels in de Omgevingsverordening die de vaststelling van het bestemmingsplan "Elspeterbosweg 7" zouden kunnen belemmeren.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Omgevingsvisie Nunspeet 2030
De gemeenteraad van Nunspeet heeft op 20 november 2018 de Omgevingsvisie Nunspeet 2030 vastgesteld. De Omgevingsvisie loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet die is gepland op 1 juli 2022. In deze Omgevingsvisie kijkt de gemeente met haar beleid vooruit tot circa 2030.
De Omgevingsvisie vormt de beleidsmatige basis voor het toekomstige Omgevingsplan van de gemeente. In de Omgevingsvisie wordt een strategische ontwikkelrichting voor de gemeente neergelegd. De Omgevingsvisie is opgesteld in NEO-verband, dus door de drie gemeenten Nunspeet, Elburg, en Oldebroek gezamenlijk.
In deel 2, onderdeel B, van de Omgevingsvisie is de centrale koers voor de drie NEO-gemeente uitgezet. Er zijn voor de gezamenlijke NEO-Omgevingsvisie de volgende overkoepelende thema's en opgaven uitgewerkt.
- 1. Leefbare dorpen met een actieve samenleving!
- 2. Aantrekkelijke omgevingskwaliteit en identiteit.
- 3. Een vitaal economisch klimaat.
- 4. Duurzaam, energieneutraal, en klimaatbestendig.
- 5. Bereikbaar, nabij- en toegankelijk.
In deel 2, Onderdeel C, van de Omgevingsvisie volgt een Gebiedsgerichte uitwerking voor de drie NEO-gemeenten. De volgende vijf deelgebieden worden hierbij onderscheiden:
Deelgebied 1: Grootschalig open landschap / Randmerengebied.
Deelgebied 2: Gemengd kleinschalig overgangsgebied.
Deelgebied 3: Natura 2000-gebied Veluwe.
Deelgebied 4: Agrarische enclaves.
Deelgebied 5: Kernen.
In deel 3 van de Omgevingsvisie is de visie voor de gemeente Nunspeet gegeven. De Thematische uitwerking (speerpunten) voor de gemeente Nunspeet zijn volgens deel 3, onderdeel B:
Thema 1: Versterken sociaal-economische positionering.
Thema 2: Een duurzame ontwikkeling van het (agrarische) buitengebied.
Thema 3: Een vitale toeristisch-recreatieve sector bereiken.
Thema 4: Ruimtelijk inpassen van duurzame energieopwekking.
Thema 5: Ontwikkeling stationsomgeving als levendig knooppunt in Nunspeet.
Thema 6: Miliieu- en gezondheidsbeleid initiëren en accommoderen.
Thema 7: Behouden en versterken van de rijke cultuurhistorie van Nunspeet.
De gebiedsgerichte uitwerking voor de gemeente Nunspeet vindt plaats in Ideekaarten in deel 3, onderdeel C, namelijk:
Deelgebied 1: Grootschalig open landschap / Randmerengebied.
Deelgebied 2: Gemengd kleinschalig overgangsgebied.
Deelgebied 3: Natura 2000-gebied Veluwe.
Deelgebied 4: Kern Nunspeet.
Deelgebied 5: Kern Hulshorst.
Deelgebied 6: Kern en agrarische enclave Vierhouten.
Deelgebied 7: Kern en agrarische enclave Elspeet.
3.4.2 Woonvisie "Goed wonen in Nunspeet"
3.4.3 Welstandsbeleid
Welstandstoetsing is gericht op architectuur in relatie tot de ruimtelijke context. De ruimtelijke context zelf wordt vastgelegd in bestemmingsplannen, stedenbouwkundige plannen en in de structuurvisie. Het bestemmingsplan vormt het ruimtelijke kader. De Welstandsnota en de beeldkwaliteitsplannen (die vaak onderdeel zullen uitmaken van de Welstandsnota) schetsen vervolgens de kaders voor de welstandsadvisering. Thema's die te maken hebben met de context van een bouwwerk, zoals plaatsing op het erf, kunnen zowel in het bestemmingsplan als in de welstandsnota zijn gereguleerd.
De gemeente Nunspeet heeft een welstandsnota vastgesteld waarop aan elk woon- of werkgebied binnen de gemeente een bepaald welstandsniveau is toegekend. Ook kan een welstandsniveau gelden voor een bepaalde groep van bouwwerken of een ruimtelijke structuur. In de gemeente Nunspeet worden drie welstandsniveaus onderscheiden:
- welstandsniveau uitgebreide toets.
- welstandniveau eenvoudige toets.
- welstandsniveau geen toets.
Binnen het plangebied geldt het welstandsniveau "uitgebreide toets". Bij de aanvragen omgevingsvergunningen voor het bouwen zullen de bouwplannen op dat moment worden getoetst aan dat welstandsniveau.
In het stedenbouwkundige plan van 18 februari 2020 voor de locatie Elspeterbosweg 7 is rekening gehouden met de Welstandsnota, en wel met het welstandsniveau "uitgebreide toets" en het stedenbouwkundige plan is daaraan reeds getoetst.
3.4.4 Geldend bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan "Vierhouten - Hulshorst". Het perceel heeft hoofdzakelijk een woonbestemming, maar de achterste zijde (de oostzijde) van het perceel heeft de bestemming 'Tuin'.
Volgens de verbeelding (bestemmingsplankaart) van het vigerende bestemmingsplan "Vierhouten en Hulshorst" is er in de huidige situatie op het perceel één vrijstaande woning toegestaan, zie ook de Afbeelding 3.1 hieronder.
Afbeelding 3.1: Ligging van het perceel Elspeterbosweg 7 (tussen nrs. 5 en 11) te
Vierhouten volgens het bestemmingsplan "Vierhouten en Hulshorst"
Aangezien er volgens het vigerende bestemmingsplan slechts één vrijstaande woning mogelijk is op het perceel Elspeterbosweg 7, en het onderhavige plan negen woningen omvat, en er volgens het vigerende bestemmingplan geen weg en geen parkeerplaats kan worden aangelegd, is er een partiële herziening van het vigerende bestemmingsplan noodzakelijk om het woningbouwplan te kunnen realiseren. Daarvoor is het onderhavige bestemmingsplan opgesteld.
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Inleiding
De uitvoerbaarheid en de belangenafweging van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten met betrekking tot het Milieu (bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit, geurhinder, bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid), en ook de aspecten Water, Ecologie en de Economische uitvoerbaarheid van het plan. De maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan komt in hoofdstuk 6 van deze Toelichting aan de orde.
4.2 Milieu
4.2.1 Bodem
4.2.2 Luchtkwaliteit
4.2.3 Geluid
4.2.4 Geurhinder
4.2.5 Milieuzonering
4.2.6 Externe veiligheid
4.3 Water
4.3.1 Water - Wetgeving
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog worden gehouden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen, beleidsstukken, en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn: het beleidskader volgens het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet, en het Nationaal Waterplan.
Europa
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) (2000) gaat ervan uit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water (KRW) geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater, en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen, en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; emissies worden verbeterd; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; en er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
Rijk
Vierde Nota Waterhuishouding (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1998)
De Vierde Nota Waterhuishouding geeft het kader voor het waterbeheren in Nederland, nu en in de toekomst. De hoofddoelstelling is "een veilig en goed bewoonbaar land en het in stand houden / versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd". Om de veerkracht van de watersystemen te vergroten dient de waterconservering en buffering te worden bevorderd en de afwenteling van (water-)problemen op naastgelegen gebieden te worden beperkt.
Waterbeleid in de 21e eeuw (2000)
De hoge waterstanden in de rivieren in 1995 en 1996 en de klimaatscenario's, waarin naast de zeespiegelstijging ook meer en heviger buien worden voorspeld, hebben geleid tot vernieuwde aandacht voor water. Nederland is met zijn lage ligging en hoge verstedelijkingsgraad kwetsbaar voor wateroverlast en de veiligheid is in de toekomst in het geding. Maar ook door de drogere zomers is er het risico van watertekorten en verdroging. De commissie "Waterbeheer 21e eeuw" heeft in opdracht van de regering duidelijk gemaakt dat we anders moeten omgaan met water en ruimte. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast moet ten minste behouden blijven. De aanwezige ruimte mag niet sluipenderwijs verkoren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.
Nationaal Bestuursakkoord Water actueel (NBW actueel)
In 2003 is door het Rijk, de provincies, de waterschappen (Unie van Waterschappen) en de gemeenten (VNG) het Nationaal Bestuursakkoord Water (NB) ondertekend in navolging van het advies Waterbeheer 21e eeuw (WB21). Het doel van het NBW is om rekening houdend met klimaatveranderingen, zeespiegelrijzing, bodemdaling, en verstedelijking, het watersysteem in 2015 op orde te hebben en voor de toekomst op orde te houden. In 2008 werd het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) geactualiseerd.
Waterwet (2009)
Acht bestaande wetten op watergebied, waaronder ook de Wet Gemeentelijke Watertaken, zijn in 2009 vervangen door de Waterwet. Deze Waterwet is inclusief de invoeringsregeling en de invoeringswet op 22 december 2009 in werking getreden. De Waterwet stelt een integraal waterbeheer op basis van de "watersysteembenadering" centraal. De verantwoordelijkheden in het grondwaterbeheer van Rijk, provincie, waterschappen en gemeenten zijn in de Waterwet helderder vastgelegd. De belangrijkste veranderingen zijn de invoering van de watervergunning en een verbeterde doorwerking van water in andere beleidsterreinen, met name in het ruimtelijke domein. Verschillende vergunningenstelsels zijn met de invoering van de Waterwet gebundeld tot één watervergunning voor alle handelingen in het watersysteem. Hierin zijn de vergunningenstelsels uit de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Wet verontreiniging zeewater, de Wet op de waterhuishouding, de Grondwaterwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken en de verordeningen (de Keur) van de waterschappen samengevoegd.
Veel handelingen in het watersysteem vallen onder algemene regels en dan is er geen watervergunning nodig. Een melding is vaak wel noodzakelijk. Vergunningplichtige handelingen volgen uit de Waterwet en ook uit de Keur van het Waterschap (gebaseerd op de Waterwet).
Wet Gemeentelijke Watertaken (2008 en 2009)
Op 1 januari 2008 trad de Wet Gemeentelijke Watertaken in werking. Nieuw was op dat moment dat de gemeenten hiermee de zorgplicht voor hemelwater en grondwater kregen toebedeeld, terwijl de bestaande gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater enigszins werden aangepast. Bij de hemelwaterzorgplicht gaat het om de verwerking van overtollig hemelwater dat de perceeleigenaar niet zelf kan verwerken. De gemeente dient hiervoor dan een aansluitpunt aan te bieden.
De zorgplicht voor het grondwater geldt voor bebouwd gebied. Deze zorg richt zich op het zoveel mogelijk voorkomen of beperken van structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming. Met deze gemeentelijke zorgplichten blijven particulieren de verantwoordelijkheid houden voor het nemen van maatregelen op eigen terrein. De gemeentelijke taken liggen vooral in de openbare ruimte en bij coördinatie en onderzoek. De zorgplicht voor het grondwater geldt voor bebouwd gebied. Deze zorg richt zich op het zoveel mogelijk voorkomen of beperken van structureel nadelige gevolgen van het grondwater.
De Wet Gemeentelijke Watertaken (2008) is later weer integraal opgenomen in de bovengenoemde Waterwet van 2009.
Nationaal Waterplan
Op 22 december 2009 is het Nationaal Waterplan, vastgesteld door het Rijk, op basis van de Waterwet Het Nationaal Waterplan verving de vierde Nota Waterhuishouding. In het Waterplan wordt beschreven welk beleid het Rijk voert in de periode 2009-2015 om te komen tot een duurzaam waterbeheer.
Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Het thema "water als ordenend principe" loopt als een rode draad door het gehele plan "Waterbeheer 21e eeuw (WB21)". Dit houdt in, dat voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied, er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen. Dit waterplan valt onder het regime van de nieuwe Waterwet (22 december 2009).
Waterplan Provincie Gelderland
Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. Het waterplan is beschreven aan de hand van een aantal thema's zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2007 en 2015 er liggen. Hierbij is rekening gehouden met de Europese Kaderrichtlijn Water.
Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem/Veluwe
In de Waterbeheersplannen 2010 - 2015 hebben beide Waterschappen hun ambities en uitvoeringsprogramma's vastgelegd voor de periode 2010 rot en met 2015. De plannen bepalen in grote lijnen de agenda's voor de komende zes jaar. De plannen zijn mede kaderstellend voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied.
Gemeentelijk Waterplan
Er is door de gemeentes Elburg en Nunspeet in 2012 / 2013 een "Afvalwaterketenplan" opgesteld. Met de opstelling van dit plan voldoen de gemeentes Elburg en Nunspeet ook aan de wettelijke verplichting tot het opstellen van een gemeentelijk rioleringsplan.
De thema's die in het "Afwaterketenplan" zijn gekozen om richting te geven aan de gezamenlijke strategie, zijn de volgende:
- de keten als één geheel beschouwen;
- brede scope: afvalwaterketen en watersysteem in relatie tot de buitenruimte;
- kwetsbaarheid verminderen;
- beïnvloeden van handelen bewoners en bedrijven.
4.3.2 Watertoets
Algemeen
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies, en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond, en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen, en uiteindelijk beoordelen, van de in de ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.
De "watertoets" is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. Het plan Elspeterbosweg 7 is afgestemd met het waterschap Vallei en Veluwe. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen.
4.4 Ecologie
4.4.1 Ecologie Wetgeving
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Dit valt onder de Wet natuurbescherming (Wnb). Voor wat betreft soortenbescherming is de Wet natuurbescherming (Wnb) ook van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van planten- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet een ontheffing of een vrijstelling worden aangevraagd.
Gebiedsbescherming
De Wet natuurbescherming richt zich op de bescherming van gebieden. In de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:
- Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden);
- Beschermde Natuurmonumenten;
- Wetlands.
Naast deze drie soorten gebieden is de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur ((P)EHS) in het kader van de gebiedsbescherming van belang. De (P)EHS is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland. Zij bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang:
- vergroten: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor grotere aaneengesloten gebieden;
- verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden;
- verbeteren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog mogelijke natuurkwaliteit haalbaar is.
De EHS bestaat niet meer als zodanig. Daarvoor is de NNN (Natuurnetwerk Nederland) en het GNN (Gelders Natuurnetwerk) in de plaats gekomen.
Soortenbescherming
De Wet natuurbescherming (Wnb) regelt (ook) de bescherming (onder meer) van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor veel soorten geldt dat indien deze zorgplicht wordt nagekomen een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
4.4.2 Ecologie - Planspecifiek
Voordat ruimtelijke ingrepen mogen plaatsvinden dient er eerst een onderzoek te worden uitgevoerd in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) en eventueel andere natuurregelgeving. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of de flora en fauna. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Wet natuurbescherming (Wnb) en het Gelders Natuur Netwerk (GNN). Ook de soortenbescherming wordt geregeld in de Wet natuurbescherming.
Gebiedsbescherming
Gezien de afstand, de functieverandering naar wonen, en het relatief kleinschalige karakter van de ingreep, wordt beoordeeld dat er geen aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van zowel de Natura 2000-gebieden als van het GNN (zie hiervoor paragraaf 4.4.2.2.).
Soortenbescherming
Voor wat betreft de soortbescherming is ook de Wet natuurbescherming (Wnb) van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of de flora en fauna. Indien hiervan wel sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.
4.5 Bezonningsonderzoek
4.5.1 Bezonningsonderzoek - Regelgeving
Van belang is dat voor bezonning en schaduwwerking geen wettelijke eisen bestaan. Over algemeen worden TNO-normen gehanteerd als beoordelingskader voor bezonning. TNO hanteert twee normen, een lichte norm en een strenge norm.
De strenge norm: 3 uur zon per dag (niet aansluitend), in de periode van 21 januari tot en met 22 november; in het midden van de vensterbank, binnenkant raam.
De lichte norm: 2 uur zon per dag (niet aansluitend) in de periode van 19 februari tot en met 21 oktober; in het midden van de vensterbank, binnenkant raam.
4.5.2 Bezonningsonderzoek - Planspecifiek
Door Van Bokhorst Architecten BNA is een bezonningsstudie gedaan. De resultaten daarvan zijn in onderstaande afbeelding zichtbaar gemaakt.
Afbeelding 4.2 Bezonningsstudie van Bokhorst Architecten BNA
Er is een bezonningsstudie uitgevoerd voor het project Elspeterbosweg 7 te Vierhouten. Uit dit onderzoek blijkt dat wordt voldaan aan de bezonningsnormen van TNO. In de periode van maart tot en met september is er niet of nauwelijks schaduwwerking op het pand Elspeterbosweg 5, het enige pand in de directe omgeving van het plangebied dat een "woonbestemming" heeft.
Voor de bezonningsstudie, zie ook Bijlage 7 bij deze Toelichting.
4.6 Verkeer
Onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur. Het plan Elspeterbosweg 7 takt met de ontsluitingsweg direct aan op de Elspeterbosweg. De toename van het verkeer zal bestaan uit het autoverkeer naar en vanaf de negen nieuwe woningen, die worden gerealiseerd.
Het perceel Elspeterbosweg 7 werd voor de uitvoering van het plan voor de negen woningen gebruikt als parkeerplaats voor toeristische bezoekers aan Vierhouten met name ten behoeve van het pannenkoekenrestaurant Elspeterbosweg 11. Door de negen nieuwe woningen zal de verkeerstoename er niet zijn, dan wel zal deze gering zijn.
4.7 Cultuurhistorie En Archeologie
4.7.1 Cultuurhistorie
4.7.2 Archeologie
4.8 Gezondheid
Het aspect gezondheid speelt een rol bij een goede ruimtelijke ordening. Bij dit plan kunnen met name gezondheidsaspecten in verband met de geluidhinder aan de orde zijn. Hiervoor verwijzen wij naar paragraaf 4.2.3. van deze Toelichting. Uit deze paragraaf 4.2.3. blijkt dat de geluidhinder in de woningen verantwoord is door de gemeente voorgenomen (geluids-)maatregelen.
4.9 Milieueffectrapportage
4.9.1 Milieueffectrapportage - Wetgeving
Een milieueffectrapportage (m.e.r.) onderzoekt de milieugevolgen van een plan of project en de (milieuvriendelijkere) alternatieven. Een m.e.r. is verplicht bij grote ruimtelijke ingrepen zoals de bouw van industriële complexen en de aanleg van auto(snel)wegen, maar een m.e.r. is bijvoorbeeld ook verplicht voor de aanleg van een golfbaan en de bij bepaalde uitbreidingen van agrarische bedrijven. Het milieueffectrapport (MER) maakt onderdeel uit van de m.e.r.-procedure.
Of een project m.e.r.-plichtig is moet ten eerste worden getoetst aan het Besluit milieueffectrapportage, artikel 7.4 bijlage C en D. In die twee bijlagen zijn de activiteiten aangewezen waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Ten tweede kan de provinciale milieuverordening aanvullend op het Besluit m.e.r. nog meer activiteiten aanwijzen die kunnen leiden tot m.e.r.-plicht. Ten derde kan uit een passende beoordeling in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) ook een m.e.r.-plicht volgen.
Ook als de drempelwaarden in het Besluit m.e.r. (duidelijk) niet gehaald worden dient aandacht uit te gaan naar de milieugevolgen van een plan of project. Die aandacht naar de milieugevolgen heet dan 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'. Dit is voorgeschreven in artikel 2, lid 5 aanhef, en letter b van het Besluit milieueffectrapportage.
4.9.2 Milieueffectrapportage - Planspecifiek
Het onderhavige plan is niet direct m.e.r.-plichtig op grond van het Besluit milieueffectrapportage. Ook valt het plan niet direct onder de criteria van het Besluit milieueffectrapportage. Er is overeenkomstig artikel 2, lid 5, aanhef, en letter b van het Besluit milieueffectrapportage wel een zogenoemde Vormvije m.e.r.-beoordeling opgesteld (zie bijlage 9 bij deze Toelichting). Op basis van deze Vormvije m.e.r.-beoordeling is door het college van burgemeester en wethouders besloten dat er geen Milieu Effect Rapport (MER) behoeft te worden opgesteld.
Voor de Vormvrije m.e.r.-beoordeling project Elspeterbosweg 7-9 te Vierhouten d.d. 10 mei 2021, zie Bijlage 9 bij deze Toelichting.
4.10 Economische Uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij de vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
- het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
- het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
- het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.
Economische uitvoerbaarheid - Planspecifiek
Voor het onderhavige project is een grondexploitaitie (GREX) vastgesteld door de gemeenteraad in haar vergadering van d.d. 9 juli 2020. Aangezien de grond van het perceel volledig in eigendom is van de gemeente is het niet noodzakelijk om een grondexploitatieplan op te stellen en vast te stellen. Ook zal er om die reden geen anterieure overeenkomst worden gesloten. De gemeente sluit geen overeenkomst met zichzelf hierover. Uit de vastgestelde grondexploitatie volgt dat de uitvoering van het project uitvoerbaar is.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en ook regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De Toelichting heeft geen juridische binding, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De Toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de Toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van de regels en van de verbeelding. Tot slot maken de bijlages bij deze Toelichting en eventueel bij de Regels onlosmakelijk deel uit van het bestemmingsplan.
5.2 Verbeelding
Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, functieaanduidingen, bouwvlakken, et cetera. Voor de verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).
5.3 Planregels - Algemeen
De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in Hoofdstuk II. Ten slotte regelt Hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen, volgens Hoofdstuk II, behandeld.
Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) gebruikt. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde.
Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:
- Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
- Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
- Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk);
- Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
- Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
- Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).
5.4 Planregels Wijze Van Bestemmen
Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:
- Groen, waarbij de functie van openbaar groen wordt neergelegd;
- Tuin, waarbij de functie van (voor)tuinen van de woningen wordt neergelegd;
- Verkeer, waarbij de verkeersfunctie van de centrale ontsluitingsweg wordt neergelegd;
- Wonen.
5.4.1 Bestemming "Groen" (artikel 3)
Doeleinden
Binnen de bestemming "Groen" zijn de volgende functies toegestaan:
- a. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplantingen;
- b. speelvoorzieningen;
- c. kunstobjecten;
- d. fiets- en wandelpaden;
- e. watergangen, waterpartijen, en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. in- en uitritten ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
- g. parkeerterrein (parkeerplaatsen) op de plaats waar een functieaanduiding 'parkeerterrein' op de verbeelding is aangegeven.
Bouwregels:
Binnen de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Er mogen derhalve geen gebouwen worden gebouwd.
5.4.2 Bestemming "Tuin" (artikel 4)
Doeleinden
Binnen de bestemming "Tuin" zijn de volgende functies toegestaan:
- a. tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen;
- b. in- en uitritten ten behoeve van aangrenzende bestemming "Wonen" waar een twee-aan-een woning kan worden gebouwd volgens de bouwaanduiding 'twee aaneen [tae]';
- c. geluidsschermen op de plaats waar dat is aangegeven op de verbeelding bij de functieaanduiding 'geluidscherm' (gs).
met de bijbehorende erf- en terreinafscheidingen, lantaarnpalen en vlaggenmasten.
Bouwregels:
Binnen de bestemming mogen geen gebouwen, en geen overkappingen, en geen carports, worden gebouwd.
Andere bouwwerken dan erf- en terreinafscheidingen, geluidsschermen, lantaarnpalen en vlaggenmasten, mogen niet worden gebouwd.
De bouwhoogte van lantaarnpalen voor de openbare verlichting mag maximaal 4 meter bedragen. Het is hierbij toegestaan dat de openbare verlichting aan de gevels van de woningen wordt bevestigd in plaats van aan lantaarnpalen.
De bouwhoogte van de geluidsschermen dient minimaal 2,50 meter en maximaal 2,50 meter te bedragen.
De bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 7 meter bedragen.
Er zijn in deze bestemming zijn twee voorwaardelijke verplichtingen opgenomen in verband met het te bouwen geluidsscherm. Ten eerste voor de activiteit bouwen en ten tweede voor het gebruik.
Voorwaardelijke verplichting geluidsscherm i.v.m. de activiteit bouwen
- a. Daar waar de functieaanduiding 'geluidscherm' op de verbeelding is aangegeven, dient op de aangegeven plaats op de perceelsgrens(perceelsgrenzen) een geluidsscherm met een bouwhoogte volgens de bouwregels van de bestemming "Tuin" te worden gebouwd.
- b. Het geluidsscherm, zoals bij lid 4.2.3, onder a, genoemd, zal door de gemeente Nunspeet worden gebouwd c.q. in opdracht van de gemeente Nunspeet worden gebouwd.
- c. Het geluidsscherm dient daar waar het geluidsscherm op particuliere bouwpercelen wordt gebouwd, door de eigenaren van de bouwpercelen op hun grond te worden geduld.
- d. Daar waar het geluidsscherm op gemeentegrond is geplaatst bevordert de gemeente de instandhouding van het geluidsscherm. Op locaties waar het geluidsscherm geplaatst wordt op particuliere grond wordt de instandhouding van het geluidsscherm geborgd in privaatrechtelijke overeenkomsten.
- e. Indien niet aan de verplichtingen, zoals deze zijn geformuleerd in lid 4.2.3, onder a, b, c, en d, wordt voldaan, is het niet toegestaan dat er ten behoeve van de bouwpercelen met de bestemming/functie 'Wonen' voor de bestemming/functie 'wonen' omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen worden verleend.
Voorwaardelijke verplichting geluidsscherm (i.v.m. het gebruik)
- a. Daar waar de functieaanduiding 'geluidscherm' op de verbeelding is aangegeven, dient op de aangegeven plaats op de perceelsgrens (perceelsgrenzen) een geluidsscherm met een bouwhoogte volgens de bouwregels van de bestemming "Tuin" te worden gebouwd.
- b. Het geluidsscherm, zoals bij lid 4.4.1, onder a, genoemd, zal door de gemeente Nunspeet worden gebouwd c.q. in opdracht van de gemeente Nunspeet worden gebouwd.
- c. Het geluidsscherm dient daar waar het geluidsscherm op particuliere bouwpercelen wordt gebouwd, door de eigenaren van de bouwpercelen op hun grond te worden geduld.
- d. Daar waar het geluidsscherm op gemeentegrond is geplaatst bevordert de gemeente de instandhouding van het geluidsscherm. Op locaties waar het geluidsscherm geplaatst wordt op particuliere grond wordt de instandhouding van het geluidsscherm geborgd in privaatrechtelijke overeenkomsten.
- e. Indien niet aan de verplichtingen, zoals deze zijn geformuleerd in lid 4.4.1, onder a, b, c, en d, wordt voldaan, is het niet toegestaan dat de bouwpercelen met de bestemming/functie 'Wonen' voor de bestemming/functie 'wonen' worden gebruikt.
Afwijking van de bouwregels voor verlaging van de bouwhoogte van het geluidsscherm voor ondergeschikte delen
Er is verder een afwijkingsmogelijkheid opgenomen in artikel 4, lid 4.3, sublid 4.3.1 waarbij het mogelijk is om bij ondergeschikte delen van het geluidsscherm de bouwhoogte te verlagen. Hierbij moet worden gedacht aan praktische redenen (bouwkundige en stedenbouwkundige redenen) waarom het noodzakelijk is om de bouwhoogte van ondergeschikte delen van de geluidsschermen te verlagen. Hiervoor moeten geen akoestische belemmeringen aanwezig zijn.
5.4.3 Bestemming "Verkeer" (artikel 5)
Doeleinden
Binnen de bestemming "Verkeer" zijn de volgende functies toegestaan:
- a. verkeer en vervoer over de weg (uitsluitend voor erftoegangswegen);
- b. wegen en straten (uitsluitend erftoegangswegen;
- c. parkeerterrein op de plaats waar een functieaanduiding 'parkeerterrein' op de verbeelding is aangegeven;
- d. parkeerplaatsen;
- e. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplantingen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. kunstobjecten.
- h. fiets- en wandelpaden;
- i. watergangen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. in- en uitritten ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
- k. erf- en terreinafscheidingen;
- l. geluidsschermen op de plaats waar dat is aangegeven op de verbeelding bij de functieaanduiding 'geluidscherm' (gs);
Met de daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, nutsvoorzieningen, andere werken en voorzieningen.
Bouwregels
Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Gebouwen zijn niet toegestaan binnen deze bestemming.
Van belang is dat de bouwhoogte van van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 meter mag bedragen, maar dat:
De bouwhoogte van geluidsschermen dient minimaal 2,50 en mag maximaal 2,50 meter bedragen.
Bouwregels nutsvoorzieningen
De bouwhoogte van nutsvoorzieningen mag maximaal 1,50 meter bedragen.
De oppervlakte van bouwwerken t.b.v. nutsvoorzieningen mag maximaal 25 m2 bedragen.
Voorwaardelijke verplichtingen i.v.m. geluidsschermen
Er zijn in deze bestemming twee voorwaardelijke verplichtingen opgenomen in verband met het te bouwen geluidsscherm. Ten eerste voor de activiteit bouwen en ten tweede voor het gebruik.
Voorwaardelijke verplichting geluidsscherm i.v.m. de activiteit bouwen
- a. Daar waar de functieaanduiding 'geluidscherm' op de verbeelding is aangegeven, dient op de aangegeven plaats op de perceelsgrens (perceelsgrenzen) een geluidsscherm met een bouwhoogte volgens de bouwregels van de bestemming "Verkeer" te worden gebouwd.
- b. Het geluidsscherm, zoals bij lid 5.2.3, onder a, genoemd, zal door de gemeente Nunspeet worden gebouwd c.q. in opdracht van de gemeente Nunspeet worden gebouwd.
- c. Het geluidsscherm dient daar waar het geluidsscherm op particuliere bouwpercelen wordt gebouwd, door de eigenaren van de bouwpercelen op hun grond te worden geduld.
- d. Daar waar het geluidsscherm op gemeentegrond is geplaatst bevordert de gemeente de instandhouding van het geluidsscherm. Op locaties waar het geluidsscherm geplaatst wordt op particuliere grond wordt de instandhouding van het geluidsscherm geborgd in privaatrechtelijke overeenkomsten.
- e. Indien niet aan de verplichtingen, zoals deze zijn geformuleerd in lid 5.2.3, onder a, b, c, en d, wordt voldaan, is het niet toegestaan dat er ten behoeve van de bouwpercelen met de bestemming/functie 'Wonen' voor de bestemming/functie 'wonen' omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen worden verleend.
Voorwaardelijke verplichting geluidsscherm (i.v.m. het gebruik)
- a. Daar waar de functieaanduiding 'geluidscherm' op de verbeelding is aangegeven, dient op de aangegeven plaats op de perceelsgrens (perceelsgrenzen) een geluidsscherm met een bouwhoogte volgens de bouwregels van de bestemming "Verkeer" te worden gebouwd.
- b. Het geluidsscherm, zoals bij lid 5.4.1, onder a, genoemd, zal door de gemeente Nunspeet worden gebouwd c.q. in opdracht van de gemeente Nunspeet worden gebouwd.
- c. Het geluidsscherm dient daar waar het geluidsscherm op particuliere bouwpercelen wordt gebouwd, door de eigenaren van de bouwpercelen op hun grond te worden geduld.
- d. Daar waar het geluidsscherm op gemeentegrond is geplaatst bevordert de gemeente de instandhouding van het geluidsscherm. Op locaties waar het geluidsscherm geplaatst wordt op particuliere grond wordt de instandhouding van het geluidsscherm geborgd in privaatrechtelijke overeenkomsten.
- e. Indien niet aan de verplichtingen, zoals deze zijn geformuleerd in lid 5.4.1, onder a, b, c, en d, wordt voldaan, is het niet toegestaan dat de bouwpercelen met de bestemming/functie 'Wonen' voor de bestemming/functie 'wonen' worden gebruikt.
Afwijking van de bouwregels voor verlaging van de bouwhoogte van het geluidsscherm voor ondergeschikte delen
Er is verder een afwijkingsmogelijkheid opgenomen in artikel 5, lid 5.3, sublid 5.3.1, waarbij het mogelijk is om bij ondergeschikte delen van het geluidsscherm de bouwhoogte te verlagen. Hierbij moet worden gedacht aan praktische redenen (bouwkundige en stedenbouwkundige redenen) waarom het noodzakelijk is om de bouwhoogte van ondergeschikte delen van de geluidsschermen te verlagen. Hiervoor moeten geen akoestische belemmeringen aanwezig zijn.
5.4.4 Bestemming "Wonen" (artikel 6)
Doeleinden
Binnen de bestemming "Wonen" zijn toegestaan:
- a. het wonen in een woning;
en in samenhang daarmee voor:
- b. een "aan-huis-gebonden beroep" of een "aan-huis-gebonden bedrijf"; (zie hiervoor ook de specifieke gebruiksregels bij artikel 5, lid 5.4.1, en lid 5.4.2).
- c. tuinen en erven;
- d. geluidsschermen op de plaats waar dat is aangegeven op de verbeelding bij de functieaanduiding 'geluidscherm' (gs);
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, en voorzieningen zoals paden, bermen, parkeervoorzieningen, warmte-kracht-installaties, warmtepompen, zonnepanelen op daken, andere duurzaamheidsvoorzieningen (niet zijnde windturbines), nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, en bijbehorende bouwwerken, en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals palen, masten, kunstobjecten, technische installaties, en erf- en terreinafscheidingen.
Bouwregels
In de bouwregels is geregeld dat de hoofdgebouwen gebouwd dienen te worden binnen de op de Verbeelding aangegeven bouwvlakken.
Op de plaats waar op de Verbeelding de bouwaanduiding 'tae' is aangegeven mag uitsluitend een 'twee-onder-een-kap woning' worden gebouwd. Waar een dergelijke aanduiding niet op de Verbeelding is aangegeven is het toegestaan om naast twee-onder-een-kap woningen, ook vrijstaande woningen of aaneengebouwde woningen (geschakelde woningen of rij-woningen) te bouwen.
Hoofdgebouwen van de woningen op bouwpercelen waar de bouwaanduiding 'tae' (tweeaaneen) is aangegeven dienen te worden gebouwd op minimaal 3 meter vanaf de zijdelingse perceelgrenzen.
Voorwaardelijke verplichting waterberging
Er is in de regels een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de bouw/aanleg/gebruik van waterbergingsvoorzieningen waarmee wordt geborgd dat het hemelwater dat valt op de bouwpercelen op hetzelfde bouwperceel duurzaam middels (civiele) voorzieningen wordt geïnfiltreerd, en wel als volgt in lid 6.2.4:
- a. Bij het verlenen van een Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en/of voor het afwijken dient aangetoond te worden dat het hemelwater dat valt op het desbetreffende bouwperceel op datzelfde bouwperceel duurzaam middels (civiele) voorzieningen wordt geïnfiltreerd. Deze (civiele) voorzieningen dienen daarna in stand te worden gehouden.
- b. Indien niet aan lid 6.2.4, onder a, wordt voldaan is het niet toegestaan om het desbetreffende perceel voor de bestemming/functie wonen omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen worden verleend.
Ook bij de specifieke gebruiksregels is een dergelijke voorwaardelijke verplichting opgenomen in lid 6.4.3:
- a. Bij het verlenen van een Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en/of voor het afwijken dient aangetoond te worden dat het hemelwater dat valt op het desbetreffende bouwperceel op datzelfde bouwperceel duurzaam middels (civiele) voorzieningen wordt geïnfiltreerd. Deze (civiele) voorzieningen dienen daarna in stand te worden gehouden.
- b. Indien niet aan lid 6.4.3, onder a, wordt voldaan is het niet toegestaan om het desbetreffende perceel voor de bestemming/functie wonen te gebruiken.
Voorwaardelijke verplichting(en) geluidsschermen
Ten behoeve van de bouw en het gebruik van de geluidsschermen zijn twee voorwaardelijke verplichtingen opgenomen.
Ten eerste is er ten behoeve van de bouw van de geluidsschermen een voorwaardelijke verplichting opgenomen, namelijk in artikel 6, lid 6.2.5, welke als volgt luidt:
- a. Daar waar de functieaanduiding 'geluidsscherm' op de verbeelding is aangegeven, dient op de aangegeven plaats op de perceelsgrens (perceelsgrenzen) een geluidsscherm met een bouwhoogte volgens de bouwregels van deze bestemming "Wonen" te worden gebouwd.
- b. Het geluidsscherm, zoals bij lid 6.2.5, onder a. genoemd, zal door de gemeente Nunspeet worden gebouwd c.q. in opdracht van de gemeente Nunspeet worden gebouwd.
- c. Het geluidsscherm dient daar waar het geluidsscherm op particuliere bouwpercelen wordt gebouwd, door de eigenaren van de bouwpercelen op hun grond te worden geduld.
- d. Daar waar het geluidsscherm op gemeentegrond is geplaatst bevordert de gemeente de instandhouding van het geluidsscherm. Op locaties waar het geluidsscherm geplaatst wordt op particuliere grond wordt de instandhouding van het geluidsscherm geborgd in privaatrechtelijke overeenkomsten.
- e. Indien niet aan de verplichtingen, zoals deze zijn geformuleerd in lid 6.2.5, onder a, b, c, en d, wordt voldaan, is het niet toegestaan dat er ten behoeve van de bouwpercelen met de bestemming/functie 'Wonen' voor de bestemming/functie 'wonen' omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen worden verleend.
Ten tweede is er een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de specifieke gebruiksregels, namelijk in artikel 6, lid 6.4.4, welke als volgt luidt:
- a. Daar waar de functieaanduiding 'geluidscherm' op de verbeelding is aangegeven, dient op de aangegeven plaats op de perceelsgrens (perceelsgrenzen) een geluidsscherm met een bouwhoogte volgens de bouwregels van deze bestemming "Wonen" te worden gebouwd.
- b. Het geluidsscherm, zoals bij lid 6.4.4, onder a. genoemd, zal door de gemeente Nunspeet worden gebouwd c.q. in opdracht van de gemeente Nunspeet worden gebouwd.
- c. Het geluidsscherm dient daar waar het geluidsscherm op particuliere bouwpercelen wordt gebouwd, door de eigenaren van de bouwpercelen op hun grond te worden geduld.
- d. Daar waar het geluidsscherm op gemeentegrond is geplaatst bevordert de gemeente de instandhouding van het geluidsscherm. Op locaties waar het geluidsscherm geplaatst wordt op particuliere grond wordt de instandhouding van het geluidsscherm geborgd in privaatrechtelijke overeenkomsten.
- e. Indien niet aan de verplichtingen, zoals deze zijn geformuleerd in lid 6.4.4, onder a, b, c, en d, wordt voldaan, is het niet toegestaan dat de bouwpercelen met de bestemming/functie 'Wonen' voor de bestemming/functie 'wonen' worden gebruikt.
Voorwaardelijke verplichting geluidsgevoelige ruimtes i.v.m. de geluidbelasting van de woningen Voor gebruiksruimtes op de 3e bouwlaag van de woningen (de bergruimtes en/of zolder(s)) zijn twee voorwaardelijke verplichtingen opgenomen. Ten eerste is er een voorwaardelijke verplichting opgenomen i.v.m. de geluidsgevoelige ruimtes i.v.m. de activiteit bouwen, en wel in artikel 6, lid 6.2.6. Dit is als volgt geregeld:
- a. De gebruiksruimtes van de woningen op de 3e bouwlaag (de bergruimtes en/of de zolder(s)) mogen in verband met de geluidseisen niet als geluidsgevoelige ruimtes (zie begrip 1.47), worden gebouwd.
- b. Indien niet aan de verplichting, zoals in lid 6.2.6, onder a, is geformuleerd, wordt voldaan is het niet toegestaan de woning(en) met de bestemming "Wonen" voor de bestemming/functie wonen te bouwen.
Ten tweede is er een voorwaardelijke verplichting geluidsgevoelige ruimtes i.v.m. de geluidbelasting van de woningen opgenomen in verband met het gebruik, en wel in de specifieke gebruiksregels, in artikel 6, lid 6.4.5. Dit is als volgt geregeld:
- a. De gebruiksruimtes van de woningen op de 3e bouwlaag (de bergruimtes en/of de zolder(s)) mogen in verband met de geluidseisen niet als geluidsgevoelige ruimtes (zie begrip 1.47), worden gebruikt.
- b. Indien niet aan de verplichting, zoals in lid 6.4.5, onder a, is geformuleerd, wordt voldaan is het niet toegestaan de woning(en) met de bestemming "Wonen" voor de bestemming/functie wonen te gebruiken.
Voorwaardelijke verplichting eisen aan de buitengevels i.v.m. het geluid
In verband met te stellen (extra) eisen aan de buitengevels i.v.m. het geluid zijn twee voorwaardelijke verplichtingen opgenomen. Ten eerste is er een voorwaardelijke verplichting opgenomen in verband met de activiteit bouwen, en wel in artikel 6, lid 6.2.7. Dit is als volgt geregeld:
- a. Bij het verlenen van een Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen dient aangetoond te worden dat de de uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering heeft met een minimum van 25 dB.
- b. Indien niet aan de verplichting, zoals in lid 6.2.7, onder a, wordt voldaan is het niet toegestaan de woning(en) met de bestemming "Wonen" voor de bestemming/functie wonen te bouwen.
In de tweede plaats is een voorwaardelijke verplichting opgenomen in verband met de eisen aan de buitengevels i.v.m. het geluid i.v.m. het gebruik, en wel in artikel 6, lid 6.4.6. Dit is als volgt geregeld:
- a. Bij het verlenen van een Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen dient aangetoond te worden dat de de uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering heeft met een minimum van 25 dB.
- b. Indien niet aan de verplichting, zoals in lid 6.4.6, onder a, wordt voldaan is het niet toegestaan de woning(en) met de bestemming "Wonen" voor de bestemming/functie wonen te gebruiken.
Met deze regeling kan in verband met een goed leefklimaat in deze specifieke situatie met de beschreven geluidhinder worden afgeweken van de norm van 20 dB, zoals deze is neergelegd in het Bouwbesluit. Hiermee wordt bereikt dat de akoestische situatie binnen de woningen goed is.
Afwijking van de bouwregels voor verlaging van de bouwhoogte van het geluidsscherm voor ondergeschikte delen
Er is verder een afwijkingsmogelijkheid opgenomen in artikel 6, lid 6.3, sublid 6.3.1, waarbij het mogelijk is om bij ondergeschikte delen van het geluidsscherm de bouwhoogte te verlagen. Hierbij moet worden gedacht aan praktische redenen (bouwkundige en stedenbouwkundige redenen) waarom het noodzakelijk is om de bouwhoogte van ondergeschikte delen van de geluidsschermen te verlagen. Hiervoor moeten geen akoestische belemmeringen aanwezig zijn.
5.4.5 Conclusie bestemmingen
Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Algemeen
Een ontwerp-bestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de gemeenteraad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na deze bekendmaking opnieuw 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden om beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State (ABRvS). Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de terinzagelegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt, indien er althans beroep wordt ingesteld, met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).
6.2 Verslag Inspraak / Participatie Ex Artikel 3.1.6 Bro
Vanaf 1 januari 2021 vraagt de gemeente Nunspeet van initiatiefnemers wanneer zij een (woning)bouwplan indienen dat impact heeft op de omgeving en dat niet past binnen het bestemmingplan, dat initiatiefnemers in dergelijke gevallen hierover met de omgeving in gesprek gaan. Oftewel dat er een zogenoemde omgevingsdialoog wordt gevoerd. Dit om de omgeving te betrekken bij de plannen en om over de voorgenomen plannen actief met de omgeving te communiceren.
De woningbouwontwikkeling aan de Elspeterbosweg 7 te Vierhouten is een initiatief waarmee al ver voor de invoering van het voeren van een omgevingsdialoog op 1 januari 2021, is gestart. In het bijgaande verslag wordt beschreven op welke wijze de dialoog met de omgeving over dit initiatief tot op heden is gevoerd. Zie bijlage 8 bij deze Toelichting.
6.3 Verslag Zienswijzenprocedure
Het bestemmingsplan heeft als ontwerp-bestemmingsplan in de periode van 19 mei 2021 t/m 29 juni 2021 als een papieren versie in het Klant Contact Centrum (KCC) van het gemeentehuis voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Ook is het bestemmingsplan digitaal ter inzage gelegd via www.ruimtelijkeplannen.nl. Er zijn in die periode geen zienswijzen ingediend.