Parapluplan Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders e.a.
Bestemmingsplan - gemeente Nunspeet
Vastgesteld op 02-06-2022 - geheel in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Parapluplan Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders e.a. met identificatienummer NL.IMRO.0302.BP01190-vg02 van de gemeente Nunspeet.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaalde vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels van het plan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 arbeidsmigrant:
personen die hun vaste woon-, of verblijfplaats in een ander land dan Nederland hebben en op grond van een EU-paspoort of werkvergunning legaal in Nederland werkzaam zijn;
1.6 arbeidsmigrant - short stay:
arbeidsmigranten die kort – tot maximaal 1 jaar – in Nederland verblijven. Ze verrichten vaak seizoensarbeid of worden voor een kortere periode van 3 tot 4 maanden via een uitzendbureau ingezet bij verschillende bedrijven (waarbij ze soms tussendoor terugkeren naar het land van herkomst);
1.7 arbeidsmigrant - mid stay:
arbeidsmigranten die voor middellange termijn in Nederland verblijven, van minimaal 1 tot maximaal 3 jaar. Ze verrichten vaak niet- seizoensgebonden werkzaamheden en hebben hun hoofdwoonverblijf buiten Nederland;
1.8 arbeidsmigrant - long stay:
arbeidsmigranten die langer dan 3 jaar in Nederland (gaan) verblijven. Het gaat vaak om mensen die zich hier definitief (willen) vestigen;
1.9 bedrijfswoning:
een woning in of bij een (bedrijfs)gebouw of op een (bedrijven)terrein kennelijk slechts bedoeld voor één huishouden van een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de gebouwen of het terrein, noodzakelijk is;
1.10 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf;
1.11 huishouden:
een persoon of groep personen, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voer(t)(en) en wil(len) voeren. Hierbij moet sprake zijn van onderlinge, met een gezinsverband vergelijkbare, verbondenheid en continuïteit in de samenstelling. Kamer(ver)huur wordt hieronder niet begrepen;
1.12 kamerverhuur:
het geheel of gedeeltelijk verhuren van een woning en/of wooneenheid en/of woonhuis en/of bedrijfswoning aan die geen gezamenlijk huishouden vormen, waarbij de bewoners beschikken over een eigen (slaap)kamer en waarbij zij afhankelijk zijn van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen (keuken, douche en/of toilet) buiten die kamer;
1.13 kamerverhuurpand:
een woning: / wooneenheid:/woonhuis/bedrijfswoning die wordt gebruikt door personen die niet als één huishouden kunnen worden aangemerkt. De woning / wooneenheid kenmerkt zich door het gezamenlijk gebruik van kook- en wasgelegenheid en / of toilet en in de meeste gevallen met een gezamenlijke toegang. In afwijking van deze definitie wordt een kamer in een verzorgings- of verpleeghuis niet aangemerkt als onzelfstandige bewoning in een kamerverhuurpand;
1.14 logiesverblijf
een verblijf, anders dan hotel, dat gericht is op het verstrekken van nachtverblijf voor een langdurige verblijfsperiode van minimaal een week aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben, zoals arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a.;
1.15 onzelfstandige woonruimte:
woonruimte die geen eigen toegang heeft en waarbij de bewoner afhankelijk is van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen (keuken, douche en/of toilet) buiten die woonruimte, waaronder een kamerverhuurpand;
1.16 onzelfstandige bewoning
bewoning van onzelfstandige woonruimte, waaronder kamerverhuur;
1.17 seizoenarbeider:
werknemer die in een periode van grote arbeidsbehoefte tijdelijk op een (agrarisch) bedrijf werkzaam is;
1.18 wonen:
het gehuisvest zijn in een woning en/of wooneenheid en/of woonhuis en/of bedrijfswoning conform de begripsbepaling van woning en/of wooneenheid en/of woonhuis en/of bedrijfswoning;
1.19 woning:
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
1.20 wooneenheid:
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
1.21 woongebouw:
een als zodanig ontworpen en gerealiseerd gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden, niet zijnde een oorspronkelijke (eengezins)woning die bouwkundig in meerdere zelfstandige wooneenheden is gesplitst;
1.22 woonhuis:
een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;
Artikel 2 Reikwijdte
- 1. De regels volgens artikel 1 t/ 8 van dit paraplubestemmingsplan gelden in aanvulling op, dan wel in afwijking van, de regels van de geldende bestemmingsplannen, zoals genoemd in Bijlage 2 van deze Regels, voor zover deze betrekking hebben op het onderwerp "onzelfstandige bewoning" en "logies arbeidsmigranten / seizoenarbeiders e.a". Indien er in een geldend bestemmingsplan geen regels m.b.t. "onzelfstandige bewoning" en "logies arbeidsmigranten / seizoenarbeiders e.a." zijn opgenomen, gelden de regels van het onderhavige bestemmingsplan "Parapluplan Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders e.a.".
- 2. De overige regels van de geldende bestemmingsplannen, zoals genoemd in Bijlage 2 van deze regels, blijven ongewijzigd en onverminderd van kracht.
Hoofdstuk 2 Algemene Regels
Artikel 3 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 4 Algemene Aanduidingsregels T.b.v. Overige Zone - Onzelfstandige Bewoning En Logies Arbeidsmigranten/seizoenarbeiders E.a.
4.1 Specifieke gebruiksregels en Afwijkingsregels m.b.t. Onzelfstandige Bewoning
4.2 Specifieke Gebruiksregel en Afwijkingsregels m.b.t. Logies voor Arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a.
Artikel 5 Algemene Gebruiksregels
5.1 Algemeen gebruiksverbod
Artikel 6 Overige Regels
6.1 Parkeerregels
- a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen en / of voor het wijzigen van het gebruik van een gebouw dan wel voor het wijzigen van het gebruik van een onbebouwd terrein wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw of het terrein in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor:
- 1. het parkeren of stallen van auto's en fietsen;
- 2. het laden of lossen van goederen;
- 3. het realiseren van parkeervoorzieningen voor invaliden.
- b. De onder a. genoemde voorzieningen voor parkeren en laden of lossen worden gerealiseerd op eigen terrein, in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort respectievelijk op of onder het onbebouwde terrein waarvan het gebruik wordt gewijzigd.
6.2 Afwijken van de parkeerregels
Burgemeester en Wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1.1:
- a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of:
- b. voor zover aantoonbaar op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
6.3 Voorwaarden voor het afwijken van de parkeerregels
De in lid 6.2 genoemde omgevingsvergunningen worden uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de parkeersituatie in de openbare ruimte;
- het woon- en leefklimaat;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
6.4 Parkeerfonds
- a. Van de parkeerregels genoemd in lid 6.1 kan, indien er geen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein kunnen worden gerealiseerd, en de parkeerplaatsen niet voldoende in het openbaar gebied aanwezig (kunnen) zijn, door het college van Burgemeester en Wethouders ook worden afgeweken met een omgevingsvergunning, door de aanvrager van een omgevingsvergunning een financiële bijdrage te doen storten in het parkeerfonds.
- b. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid a, komt tot stand volgens Hoofdstuk 3 van de Parkeernota van de gemeente Nunspeet (2014).
- c. De financiële bijdrage voor het parkeerfonds wordt berekend volgens Hoofdstuk 3 van de Parkeernota van de gemeente Nunspeet (2014).
6.5 Beleidsregels
Bij de beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in de leden 6.1, 6.2, 6.3, en 6.4 wordt getoetst aan de beleidsregel Parkeernota van de gemeente Nunspeet (2014) dan wel, in het geval deze tussentijds wordt gewijzigd of vervangen door een andere beleidsregel, aan deze gewijzigde, respectievelijk vervangende, beleidsregel.
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd.
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan:
"Parapluplan Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders e.a." van de gemeente Nunspeet.
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Verbeelding Behorende Bij Het Parapluplan Onzelfstandige Bewoning En Logies Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders E.a.
Bijlage 2 Overzicht Vigerende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan
Op 28 januari 2021 heeft de gemeenteraad op grond van artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) het voorbereidingsbesluit genomen "om onzelfstandige bewoning van woningen tegen te gaan / voor het uitsluiten van logies ten behoeve van seizoenarbeiders en/of arbeidsmigranten". Een voorbereidingsbesluit geldt volgens de wet voor één jaar, en binnen dat jaar moet in elk geval een ontwerpbestemmingsplan ter inzage zijn gelegd wil de voorbereidingsbescherming niet vervallen.
Jurisprudentie wijst uit dat personen die geen huishouden vormen juridisch bij recht kunnen wonen in woningen, indien binnen de bestemmingen "Wonen" en "Woongebied" in de bestemmingsomschrijvingen voor de bestemming / functie "wonen" geen relatie is gelegd met het juiste begrip "huishouden" (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2018:1882, gemeente Schagen, d.d. 6 juni 2018). Ook eerdere gerechtelijke uitspraken benadrukken het belang van goede begripsbepalingen (definities) en de juiste bestemmingsomschrijvingen van respectievelijk de begrippen "wonen", "woning" en van "huishouden" ten behoeve van de bestemmingen "Wonen" en "Woongebied" (zie de uitspraak rechtbank 's-Hertogenbosch van 13 april 2006, ECLI:NL:RBSHE:2006:BC6826, gemeente Helmond, en de daaropvolgende uitspraak van de Raad van State. ECLI:NL:RVS:2007:BA4193 d.d. 2 mei 2007, gemeente Helmond).
Een gangbare definitie voor het begrip huishouden is "een persoon of groep personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voer(t)(en) en wil(len) voeren. Hierbij moet sprake zijn van onderlinge, met een gezinsverband vergelijkbare, verbondenheid en continuïteit in de samenstelling". Uit het voorgaande volgt, dat indien dit niet goed geregeld is in de bestemmingsplannen, het mogelijk is dat woningen onzelfstandig bewoond kunnen worden, dus door personen die geen gemeenschappelijke huishouding voeren.
Voor een aantal bestemmingsplannen binnen de gemeente zijn de begripsbepalingen en de bestemmingsomschrijvingen juridisch niet voldoende geregeld. Dat heeft tot gevolg dat op een aantal locaties onzelfstandige bewoning van de woningen (bijvoorbeeld voor jongeren/studenten of arbeidsmigranten) rechtens (ofwel zonder nadere afweging door de gemeente) juridisch toegestaan is. Deze situatie is onwenselijk. Dit bestemmingsplan beoogt deze omissie te corrigeren.
- 1. Het onderhavige bestemmingsplan richt zich in de eerste plaats op de regulering van onzelfstandige bewoning. Deze regulering vindt plaats om met name concentratie van onzelfstandige bewoning tegen te gaan. Hiermee wordt voorkomen dat de druk op het woon- en leefklimaat en daarmee de druk op de leefbaarheid in woonstraten / woonbuurten niet verder toeneemt voor zover deze factoren althans een relatie hebben met onzelfstandige bewoning. Mede om deze reden is dit paraplubestemmingsplan opgesteld waarin een eenduidige juridische regeling is opgenomen voor de regulering van onzelfstandige bewoning. Door deze regeling wordt in de woonbestemmingen op een juiste manier een relatie gelegd met het begrip 'huishouden'. Hiermee is de onzelfstandige bewoning en zelfstandige bewoning voldoende geregeld.
- 2. Het bestemmingsplan is in de tweede plaats opgesteld om het logies voor arbeidsmigranten/seizoenarbeiders in andere gebouwen en voor andere locaties, dan die voor de bestemmingen "Wonen" en "Woongebied" bestemd zijn, te regelen.
Het bestemmingsplan "Parapluplan Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders e.a" is een zogenoemd parapluplan. Een parapluplan is een overkoepelend bestemmingsplan waarmee in één plan aanpassingen in meerdere bestemmingsplannen kunnen worden doorgevoerd. Het is dan niet noodzakelijk om alle plannen afzonderlijk aan te passen. In nieuwe bestemmingsplannen zal deze regeling onverkort worden opgenomen. Deze juridische regeling zal ook worden opgenomen in het nieuwe Omgevingsplan dat na 1 januari 2023 zal worden vastgesteld.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied van dit Parapluplan betreft het gehele grondgebied van de gemeente Nunspeet. De plangrens van dit bestemmingsplan wordt om die reden door de gemeentegrens gevormd (zie de bijgaande Verbeelding, en zie ook Afbeelding 1 hieronder).
Afbeelding 1: Verbeelding bestemmingsplan "Parapluplan Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders e.a."
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Zoals hiervoor is aangegeven, is het onderhavige bestemmingsplan "Parapluplan Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders e.a." een zogenoemd parapluplan. Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan is dan ook een groot aantal bestemmingsplannen vigerend, vrijwel alle bestemmingsplannen van de gemeente Nunspeet (zie voor een overzicht Bijlage 2). Deze vigerende bestemmingsplannen blijven, met name qua de toegekende bestemmingen, onverkort van kracht, ook als het onderhavige parapluplan wordt vastgesteld en rechtskracht verkrijgt. De regels van het bestemmingsplan "Parapluplan Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders e.a." zijn ofwel een aanvulling op de regels van de vigerende bestemmingsplannen indien daar geen regels met betrekking tot onzelfstandige bewoning van woningen en met betrekking tot logies van arbeidsmigranten / seizoenarbeiders waren opgenomen, of een vervanging van de daarin opgenomen regels met betrekking tot onzelfstandige bewoning van woningen en met betrekking tot logies van arbeidsmigranten / seizoenarbeiders (zie Artikel 2 Reikwijdte van de regels).
1.4 Voorbereidingsbesluit
Op 28 januari 2021 is het voorbereidingsbesluit "om onzelfstandige bewoning van woningen tegen te gaan/en voor het uitsluiten van logies t.b.v. seizoensarbeiders en/of arbeidsmigranten" genomen. Dit voorbereidingsbeluit gold vanaf 29 januari 2021 voor één jaar. Een voorbereidingsbesluit moet binnen één jaar worden gevolgd door het ter inzage leggen van een ontwerpbestemmingsplan, zo niet, dan vervalt de voorbereidingsbescherming. Daarom is het onderhavige bestemmingsplan als ontwerp ter inzage gelegd voor 28 januari 2022 (de terinzageliggingstermijn was van 26 januari t/m 8 maart 2022).
1.5 Wettelijk Kader
1.5.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) en Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Hierna worden de Wro en het Bro kort toegelicht. Ook wordt ingegaan op de digitalisering van dit bestemmingsplan.
Wet ruimtelijke ordening (Wro)
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven". Het onderhavige bestemmingsplan past in deze wettelijke regeling.
Op grond van artikel 3.7 Wro kan de gemeenteraad een voorbereidingsbesluit nemen. Dat is gebeurd met het voorbereidingsbesluit van 28 januari 2021. Volgens artikel 3.7, lid 5 Wro vervalt het voorbereidingsbesluit indien niet binnen een jaar na de inwerkingtreding een ontwerp voor een bestemmingsplan ter inzage is gelegd. Dit voorbereidingsbeluit gold vanaf 29 januari 2021 voor één jaar. Om die reden is het onderhavige bestemmingsplan voor 28 januari 2022 als ontwerp ter inzage gelegd.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een Toelichting. In de Toelichting moet worden vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen voor wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn. Deze onderzoeken spelen bij dit Parapluplan niet of nauwelijks een rol. Dergelijke onderzoeken kunnen echter wel en rol spelen bij het verlenen van omgevingsvergunningen voor afwijkingen van het onderhavige paraplubestemmingsplan.
Een bestemmingsplan is ook een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.
1.5.2 Digitalisering
Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er wordt daarom gewerkt via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de Ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening). Die regelingen zullen in principe per 1 januari 2023 worden vervangen door een nieuw digitaal systeem onder vigeur van de nieuwe Omgevingswet.
1.6 Procedure
Terinzageleggingontwerpplan
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) staat in artikel 3.8, lid 1 dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure volgens afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is. Dit betekent, dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt "eenieder" de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Deze terinzagelegging wordt gepubliceerd op de gemeentelijke pagina's van het blad "Nunspeter Koerier" en langs elektronische weg in het landelijke digitale "Gemeenteblad Nunspeet", op de website www.officielebekendmakingen.nl.
Zienswijzen
Van de eventueel ingekomen zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording daarvan wordt een verslag gemaakt dat als bijlage bij het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan zal worden gevoegd.
Rechtsbescherming
Na vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden de mogelijkheid open om bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.
1.7 Leeswijzer
Het bestemmingsplan bestaat uit meerdere onderdelen: een Verbeelding, dat voor dit bestemmingsplan het gehele grondgebied van de gemeente Nunspeet bevat, de Regels, en de bijbehorende Toelichting.
Het eerste hoofdstuk van de Toelichting betreft de Inleiding. Hierin wordt ingegaan op de aanleiding van dit parapluplan. Ook wordt in dit eerste hoofdstuk de ligging van het plangebied, de geldende juridische regelingen, het wettelijk kader, en de procedure besproken. Deze leeswijzer sluit het eerste hoofdstuk af.
Het tweede hoofdstuk gaat in op het ruimtelijk beleidskader van dit parapluplan. In dit hoofdstuk wordt ook relevante wetgeving besproken.
Hoofdstuk 3 geeft een planbeschrijving van het nieuwe bestemmingsplan. De inhoud van het plan wordt daarin beschreven. Ook worden de uitgangspunten en het doel van dit bestemmingsplan in dat hoofdstuk behandeld.
Hoofdstuk 4 gaat in op de omgevingsaspecten die van belang zijn voor dit bestemmingsplan, voor dit Parapluplan.
Het vijfde hoofdstuk bevat de juridische planbeschrijving. Dit hoofdstuk gaat in op de planregels en geeft een uitleg van die planregels. Verder wordt ingegaan op de op de mogelijkheid tot handhaving van de regels volgens dit bestemmingsplan.
Het laatste hoofdstuk, hoofdstuk 6, gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan, het "Parapluplan Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten / Seizoenarbers e.a.".
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleidskader
2.1 Wetgeving
Zoals in hoofdstuk 1, de Inleiding, al is uiteengezet, laat de Wet ruimtelijke ordening (Wro) het toe om een parapluplan te maken aangaande het beleid met betrekking tot het reguleren van onzelfstandige bewoning van woningen en van het logies met betrekking tot arbeidsmigranten / seizoenarbeiders.
2.2 Rijksbeleid
2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu (IenM) de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Dit is het integrale kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op Rijksniveau in Nederland. De SVIR heeft een groot aantal Rijksnota's vervangen. Uit de SVIR blijkt dat het Rijk de uitvoering van en de verantwoording voor de ruimtelijke ordening zo veel mogelijk bij de provincies en bij de gemeenten wil leggen.
Inhoud van de SVIR
De SVIR is conform de huidige Wet ruimtelijke ordening (Wro) de Structuurvisie van het Rijk op het gebied van Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit. Conform het systeem van de Wro heeft de SVIR geen directe doorwerking naar lagere overheden. Dat laatste wordt geregeld via het Besluit Algemene Regels RO (Barro) en ook via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Het Rijk heeft drie doelen gekozen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- 1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- 2. Het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
De opbouw van de SVIR is als volgt. Hoofdstuk 2 schetst de ontwikkelingen en de ambities van het Rijk voor 2040. Hoofdstuk 3 vertaalt die ambities in rijksdoelen en rijksbeleid met bijbehorende nationale belangen tot 2028. De rijksdoelen en nationale belangen zijn in hoofdstuk 4 van de SVIR gebiedsgericht vertaald naar nationale opgaven per MIRT-regio (MIRT = Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport). Tevens geeft dit hoofdstuk 4 een beeld van de integrale, nationale opgaven in de Noordzee en langs de kust. In hoofdstuk 5 wordt de verantwoording en monitoring behandeld. De structuurvisie wordt afgesloten met een realisatieparagraaf.
Transformatie van (kantoor)gebouwen en bedrijfsterreinen
De toenemende regionale verschillen hebben consequenties voor de verstedelijking in Nederland. Vraag en aanbod van woningen, bedrijventerreinen en kantoren zijn niet overal in evenwicht (kwantitatief en kwalitatief). Dit geldt zowel in groei-, stagnatie- als in krimpgebieden. Dat leidt in een aantal gevallen tot leegstand en verloedering. Daarmee groeit de noodzaak voor herstructurering en transformatie, het mogelijk maken van noodzakelijke functieveranderingen, en het zorgvuldig omgaan met de ruimte in het stedelijk gebied. Het initiatief hiervoor ligt bij provincies en gemeenten, in samenspel met de markt. Bij de transformatie in zowel groei- als krimpgebieden vragen de herbestemming en de herontwikkeling van karakteristiek erfgoed bijzondere aandacht van de decentrale overheden.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Een ruimtelijk plan dient te worden beoordeeld aan de hand van de “Ladder voor duurzame verstedelijking”. Vraaggericht programmeren en het realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, om te anticiperen op stagnatie, en om krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en dient overprogrammering te worden voorkomen. Om beide te bereiken, is de hiervoor genoemde “Ladder voor duurzame verstedelijking” opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), namelijk in artikel 3.1.6, lid 2. Deze ladder is een procesvereiste. Dit houdt in dat bij ruimtelijke besluiten moet worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik.
De “Ladder voor duurzame verstedelijking” heeft als doel een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.
In Artikel 3.1.6, lid 2 Bro staat het volgende over de "Ladder voor duurzame verstedelijking":
“De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.”
2.2.2 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de nieuwe Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties. De NOVI zal de hierboven beschreven Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervangen. Dit laatste zal - hoewel de NOVI is vastgesteld op grond van de (oude) Wet ruimtelijke ordening (Wro) - gebeuren op het moment dat de (nieuwe) Omgevingswet in werking treedt (op 1 januari 2023).
Met de NOVI geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en ontwikkelingen van de leefomgeving in Nederland. In de NOVI wordt ingegaan op urgente opgaven, die zowel lokaal, nationaal, als wereldwijd spelen. Deze opgaven omvatten onder andere klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid, en woningbouw. Het uitgangspunt in de aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar, maar in samenhang, plaatsvinden.
Nationale belangen en prioriteiten
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de lange termijnvisie in beeld. Er zijn 21 nationale belangen bij de fysieke leefomgeving waarbij het Rijk een rol voor zichzelf ziet en waarvoor het kabinet in politieke zin aanspreekbaar is. De behartiging van de nationale belangen, en de realisatie van de daaruit voortvloeiende beleidsdoelen en opgaven, gebeurt niet alleen door het Rijk.
Er zijn vier prioriteiten waar het Rijk op wil sturen en richting geven:
Prioriteit 1: Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
Prioriteit 2: Duurzaam economisch groeipotentieel.
Prioriteit 3: Sterke en gezonde steden en regio's.
Prioriteit 4: Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Afwegingsprincipes
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is om een combinatie te maken en win-win-situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
- Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte.
- Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere.
- Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgevingen zoveel mogelijk voorzien in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.
Uitvoeringsagenda
De NOVI gaat vergezeld van een Uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda is onder andere een overzicht opgenomen van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.
2.2.3 Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro)
Het Rijk legt met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Enerzijds betreft het de belangen die reeds in de (ontwerp-)AMvB Ruimte uit 2009 waren opgenomen en anderzijds is het Barro aangevuld met onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het besluit is op 30 december 2011 (aangevuld d.d. 1 oktober 2012) in werking getreden
2.2.4 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat nadere regels over de ruimtelijke ordening op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). In het Bro zijn regels opgenomen over de inhoud van bestemmingsplannen en over de digitalisering van bestemmingsplannen. In het Bro is ook de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen, die als een procesvereiste geldt bij het vaststellen van bestemmingsplannen.
2.2.5 Woningwet en Bouwbesluit 2012
Bij de huisvesting van personen zijn met name de veiligheidseisen van belang. Bouwwerken dienen te voldoen aan de eisen die gesteld zijn op grond van de Woningwet. Naast enkele algemene bepalingen in die Woningwet, zijn de inhoudelijke voorschriften ondergebracht in het Bouwbesluit 2012. Deze voorschriften zijn gesteld met het oog op externe veiligheid, brandveiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu. Ook zijn in het Bouwbesluit 2012 enkele meldplichten opgenomen en gelden er regels voor het bouwen, slopen en gebruiken van bouwwerken, open erven en terreinen.
2.2.6 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn met name procedureregels opgenomen die ook van belang zijn voor een aantal afwijkingsmogelijkheden die in het onderhavige bestemmingsplan zijn opgenomen.
2.2.7 Huisvestingswet
Tot 2015/2016 regelden gemeentes vaak de onzelfstandige bewoning (de "verkamering") van woningen via de Huisvestingsverordening op grond van de Huisvestingswet. Dit gebeurde via een zogenoemd "omzettingsvergunningstelsel". Voor het omzetten van een zelfstandige woning in onzelfstandige woonruimten (kamerverhuurpanden) was een "omzettingsvergunning" nodig op grond van de Huisvestingsverordening. Dit gebeurde bij steden met veel studenten, en dus veel studentenkamers, zoals bijvoorbeeld de gemeente Enschede en de gemeente Leeuwarden. Met de inwerkingtreding van de Huisvestingswet 2014 was het voor gemeenten niet meer goed mogelijk om via de Huisvestingsverordening en via de daarin eerder opgenomen "omzettingsvergunningstelsel" omzettingsvergunningen te verlenen. Volgens de Huisvestingswet zou het voorkomen van schaarste aan woonruimte de primaire reden moeten zijn om regels te stellen aan het recht van eigenaren om hun woonruimte aan te passen. De belangrijkste reden om regels te stellen aan met name verkamering is echter niet de schaarste maar het bestrijden van leefbaarheidsproblemen. Om die reden was vergunningverlening via de Huisvestingswet (Huisvestingsverordening) met betrekking tot het splitsen van woningen (verkamering) niet meer mogelijk. Deze vergunningverlening moest daarna via het "ruimtelijke ordeningsspoor" plaatsvinden. Vandaar dat gemeentes als Enschede en Leeuwarden daarna parpalubestemmingsplannen vaststelden voor "onzelfstandige bewoning" (in respectievelijk 2017 en 2018).
In de gemeente Nunspeet is het "omzettingsvergunningstelsel" binnen de Huisvestingsverordening nooit ingevoerd, omdat er, zoals bekend, niet heel veel studentenkamers waren binnen de gemeente. Binnen de gemeente Nunspeet speelt echter weer een andere problematiek een rol, zoals verkamering van woningen in verband met huisvesting van arbeidsmigranten of verkamering met het oog op recreatieve doeleinden. De laatste redenen onderstreepten de noodzaak om het onderhavige bestemmingsplan op te doen stellen en dit plan als "parapluplan" te doen vaststellen.
Om negatieve uitwassen tegen te gaan door onzelfstandige bewoning van panden is het ook voor de gemeente Nunspeet aan te bevelen om een dergelijk paraplubestemmingsplan te doen vaststellen. Vandaar dat het onderhavige bestemmingsplan aan de gemeenteraad zal worden voorgelegd ter vaststelling, nadat eerst de zienswijzenprocedure is doorlopen.
2.3 Beleid Provincie Gelderland
3.2 Provinciaal Beleid
Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland komt vooral tot uitdrukking in de door Provinciale Staten vastgestelde Omgevingsvisie en in de Omgevingsverordening.
3.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (2018)
In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (december 2018) staan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijk beleid verwoord.
De Omgevingsvisie beschrijft hoe de provincie de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. De provincie heeft twee doelen gedefinieerd die de rol en kerntaken van de provincie benadrukken. De doelen zijn:
1. een duurzame economische structuurversterking.
2. het borgen van de kwaliteit en de veiligheid van onze leefomgeving.
De Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening integreren en verbinden het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoerplan, het Streekplan (Structuurvisie), het Milieuplan en de Reconstructieplannen tot één plan en tot één verordening.
Omgevingsvisie en Omgevingsverordening bevatten de hoofdlijnen voor de volgende maatschappelijke opgaven in Gelderland voor:
- water;
- natuur en landschap;
- cultuur en erfgoed;
- milieu;
- energietransitie;
- landbouw;
- verkeer en vervoer;
- ruimtelijke ordening.
Met betrekking tot het wonen streeft de provincie er naar om vraag en aanbod op de woningmarkt met elkaar in balans te brengen en te houden. In de Regionale Agenda Wonen agenderen alle (relevante) partijen in een regio de regionale opgaven op het gebied van wonen. Zij maken afspraken over wat zij hieraan gaan doen. De provincie is één van de partijen. Als belangrijke doelgroepen van beleid zijn genoemd:
- ouderen;
- mensen met een zorgindicatie;
- jongeren;
- arbeidsmigranten;
- middeninkomens.
De provincie Gelderland streeft op de woningmarkt naar een vraaggerichte in plaats van aanbodgerichte benadering. Aangetoonde woningbehoefte (de vraag) zou moeten kunnen worden gefaciliteerd, in de vorm, op de plaats en op het moment dat die zich voordoet.
3.2.2 Omgevingsverordening
Op 24 september 2014 werd door Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. De Omgevingsverordening van de provincie Gelderland is gebaseerd op de bovengenoemde Omgevingsvisie. Deze Omgevingsverordening werd op 19 december 2018 geactualiseerd op basis van de Omgevingsvisie van 2018. Op dit moment is een nieuw ontwerp van de Omgevingsverordening vastgesteld. Deze nieuwe provinciale Omgevingsverordening zal aan het eind van het jaar 2021 worden vastgesteld.
In de Omgevingsvisie is het ruimtelijk-maatschappelijk beleid uiteengezet. In de Omgevingsverordening wordt de juridische borging van het beleid geregeld om op die manier de provinciale belangen veilig te stellen. Vrijwel elke ontwikkeling in Gelderland heeft van doen met de inhoud van de Omgevingsvisie en met de bepalingen uit de Omgevingsverordening.
Een nieuw ruimtelijk plan, zoals het onderhavige, moet worden getoetst aan de Regels van de Omgevingsverordening van de provincie.
Volgens artikel 2.1, lid 1 (regionale woonagenda) stellen de gemeentebesturen een Regionale Woonagenda op. Volgens artikel 2.1, lid 2 zullen Gedeputeerde Staten de Regionale Woonagenda vaststellen. In de Omgevingsverordening zijn geen regels opgenomen over een paraplubestemmingsplan die een regeling geeft met betrekking tot onzelfstandige bewoning en met betrekking tot arbeidsmigranten en seizoenarbeiders, zodat de Omgevingsverordening hiervoor geen belemmeringen geeft.
2.4 Beleid Gemeente Nunspeet
2.4.1 Gemeentelijk beleid
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Uitgangspunten Beleid Onzelfstandige Bewoning In Woningen, In Woonhuizen, In Wooneenheden, En In Bedrijfswoningen
3.1.1 Onzelfstandige bewoning in woningen, in woonhuizen, in wooneenheden, en in bedrijfswoningen
Ook in de gemeente Nunspeet komt huisvesting van personen die geen gezamenlijk huishouden vormen in reguliere woningen voor. De sociale samenhang van een woonwijk of woonstraat kan in dergelijke gevallen worden belemmerd en er kan overlast in verschillende vormen ontstaan. Voorbeelden hiervan zijn geluidsoverlast, ander woongedrag, parkeerproblematiek en een verrommelde aanblik van de woning. Om die reden zal onzelfstandige bewoning in woningen in principe worden verboden met de vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan. In bepaalde gevallen kan met een omgevingsvergunning van dit verbod worden afgeweken (zie de regels behorende bij dit bestemmingsplan).
3.1.2 Leefbaarheid
Leefbaarheid geeft aan in hoeverre een bepaald gebied geschikt is om in te wonen en te werken. Leefbaarheid is een verzamelbegrip, waarbij meerdere factoren een rol spelen. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden in fysieke en sociale kenmerken. De dichtheid van bebouwing, de aanwezigheid van groen en parken, de aanwezigheid van voorzieningen, de samenstelling van de bewoners en de veiligheid in de buurt zijn belangrijke factoren.
Het eenduidig vaststellen van de relatie tussen de aanwezigheid van onzelfstandige bewoning en de leefbaarheid in een buurt is lastig. Maar dat er invloed uitgaat van de aanwezigheid van onzelfstandige bewoning op een buurt is vaak een gegeven. Hoewel deze invloed ook positief kan zijn, zijn er ook negatieve aspecten te benoemen. Hierbij zijn factoren als parkeerdruk en (geluids)overlast van belang.
Geconcludeerd kan worden dat er ruimtelijk relevant verschil bestaat tussen bewoning van een pand door bijvoorbeeld studenten en een gezin; de ruimtelijke uitstraling verschilt, alleen al gelet op de leeftijdssamenstelling en het levensritme van de onderscheiden bewoners. Zie ook de uitspraak Raad van State, ABRvS d.d. 10 april 2013, zaaknummer 201202768, gemeente Leeuwarden (bestemmingsplan "Leeuwarden - Vosseparkwijk"), ECLI:NL:RVS:2013:BZ7648.
3.1.3 Druk op de woningmarkt
Doordat woningen kamergewijs worden bewoond, en er dus onzelfstandige bewoning plaatsvindt, ontstaat er op die manier ook druk op de woningmarkt doordat bijvoorbeeld beleggers deze veelal goedkopere woningen opkopen en er op die manier krapte ontstaat in het lagere segment van de woningmarkt, waardoor het voor starters moeilijker wordt om een woning te kopen. Dit beperkt de doorstroming van verschillende doelgroepen, waardoor jongeren moeilijker een start kunnen maken op de woningmarkt.
3.1.4 Jongeren en studenten
In tegenstelling tot steden met een Universiteit of met een Hogeschool is in de gemeente Nunspeet de problematiek met studentenhuisvesting niet zo groot. Wel komt het voor dat jongeren een woning kamergewijs (= onzelfstandig) bewonen. Zoals hierboven in de paragraaf 3.1.2. "Leefbaarheid" is aangegeven, kan door het gebruik van jongeren en studenten van reguliere woningen de leefbaarheid van een straat of wijk worden aangetast.
3.1.5 Arbeidsmigranten/seizoenarbeiders
Van andere (potentiële) groepen kamerbewoners, zoals arbeidsmigranten / seizoenarbeiders e.a. is nog te weinig bekend. Het vraagstuk "huisvesting arbeidsmigranten" heeft landelijke en regionale aandacht. Het aantal arbeidsmigranten en/of seizoenarbeiders is niet exact in beeld. Maar, het is niet gewenst dat woningen binnen de gemeente Nunspeet ongebreideld kunnen worden gebruikt voor verkamering ten behoeve van arbeidsmigranten / seizoenarbeiders. Een nadeel daarvan is dat woningen aan de woningmarkt worden onttrokken; er zal dan druk op de woningmarkt plaatsvinden (zie paragraaf 3.1.3).
Uit een behoeftepeiling (Behoeftepeiling huisvesting arbeidsmigranten, HuisvestingNL 2020) inzake huisvesting van arbeidsmigranten in de gemeente Nunspeet komen de volgende gegevens naar voren. Tussen de 350 en 400 arbeidsmigranten zijn werkzaam in de gemeente Nunspeet. Hiervan zijn circa 100 arbeidsmigranten gehuisvest binnen de gemeente Nunspeet. Deze gegevens dienen met een slag om de arm geïnterpreteerd te worden. Vrijgeven van dergelijke gegevens kan voor bedrijven en uitzendbureaus precair liggen vanwege hun concurrentiepositie. De onderzoeksgegevens zijn dan ook niet 100% waterdicht. Het is dan ook meer bedoeld om een beeld bij de Nunspeetse situatie te geven.
3.1.6 Statushouders
Landelijk speelt ook het vraagstuk over huisvesting van statushouders. In Nunspeet wordt de huisvesting van deze groep opgevangen door de woningcorporatie(s). Er is op dit moment geen aanleiding om te verwachten dat statushouders aangewezen zijn op onzelfstandige bewoning van woningen.
3.1.7 Recreatief gebruik van woningen
Ook worden woningen kamergewijs verhuurd voor recreatief gebruik. De gemeente Nunspeet wil dit gebruik van woningen tegengaan.
3.1.8 Tegengaan van concentratie van onzelfstandige bewoning
In de Regels van dit bestemmingsplan wordt onzelfstandige bewoning allereerst niet toegestaan (wordt verboden in de Specifieke Gebruiksregels). Maar in bepaalde gevallen kan worden afgeweken van dit verbod. In de voorwaarden bij de afwijkingsregels zijn regels opgenomen waarmee de concentratie van onzelfstandige bewoning wordt tegengegaan.
3.1.9 Kwetsbare burgers
Kwetsbare burgers worden vaak gekenmerkt door een opeenstapeling van problemen of beperkingen, zoals lichamelijke beperkingen, chronisch psychische aandoeningen, financiële problemen, verslavingsproblematiek of betrokkenheid bij geweld in afhankelijkheidssituaties. Net als elke andere gemeente kent ook Nunspeet kwetsbare burgers, die - soms noodgedwongen omdat geen andere huisvesting voorhanden is - intrek nemen in een particulier kamerverhuurpand. De omvang van het aantal personen is onbekend; wel lijkt het erop dat deze groep door de veranderingen in de WMO (waaronder de extramuralisering) in omvang toeneemt. Deze bewoning blijkt zowel voor de bewoners als voor de directe omgeving nogal eens te wensen over te laten. Het onderwerp "wonen en zorg" blijft dan ook een punt van constante aandacht van de gemeente Nunspeet en betrokken instanties. Wanneer er bij "wonen en zorg" sprake is van zelfstandige bewoning en wanneer er sprake is van onzelfstandige bewoning is uitgemaakt in jurisprudentie hieromtrent. Bovendien loopt er op dit moment nog een onderzoek binnen de gemeente Nunspeet naar "wonen en zorg". Dit onderzoek is nog niet afgerond. Het is om die reden dat het niet noodzakelijk is geoordeeld om in dit bestemmingsplan specifieke regels voor "wonen en zorg" op te nemen.
3.2 Uitgangspunten Beleid Logies Arbeidsmigranten/seizoenarbeiders E.a.
3.2.1 Uitgangspunten beleid
Binnen de gemeente Nunspeet wonen en werken arbeidsmigranten/seizoenarbeiders. De vraag van lokale werkgevers en het aanbod van huisvesting is niet in balans. Arbeidsmigranten/seizoenarbeiders worden nu op verschillende wijze al dan niet legaal gehuisvest. Om voor deze doelgroep een toetsbaar en menswaardige huisvesting te faciliteren is het ook voor de blik op de toekomst voor de gemeente Nunspeet van belang om een bestemmingsplan op te stellen dat ook regels geeft voor de huisvesting van arbeidsmigranten/seizoenarbeiders, ook buiten woningen.
3.2.2 Mogelijke locaties voor arbeidsmigranten
3.2.3 Randvoorwaarden
Voor de gemeente Nunspeet is het van belang dat de huisvesting van arbeidsmigranten / seizoenarbeiders past bij de omvang en vraag naar arbeidsmigranten binnen de gemeente. Daarnaast hecht de gemeente Nunspeet grote waarde aan het op menswaardige wijze huisvesten van mensen, in dit geval arbeidsmigranten. Hiervoor gelden dan ook de volgende uitgangspunten.
3.2.4 Juridische instrumenten
3.3 Doelstellingen Van Het Onderhavige Paraplubestemmingsplan
3.3.1 Eerste doelstelling: het reguleren van onzelfstandige bewoning van woningen, woonhuizen, wooneenheden, en bedrijfswoningen
Er zijn vormen van wonen waarbij mensen samenleven die geen huishouden vormen. Voor hen kan onzelfstandige bewoning van woningen een passende woonvorm zijn (denk hierbij aan bijvoorbeeld jongeren, en/of studenten, en/of arbeidsmigranten/seizoenarbeiders en/of vluchtelingen).
De onzelfstandige bewoning kan echter op gespannen voet staan met het belang om wijken en buurten leefbaar te houden. Het aandeel onzelfstandige bewoning in een wijk of buurt heeft, evenals het aantal personen dat daar woont, invloed op de leefbaarheid. Een te groot aandeel leidt tot nadelige gevolgen voor de omgeving op het gebied van bijvoorbeeld geluidsoverlast en parkeerproblemen, zeker wanneer in een straat meerdere woningen onzelfstandig worden bewoond. Om te voorkomen dat het woon- en leefklimaat in delen van de gemeente Nunspeet onder druk komt te staan is het wenselijk onzelfstandige bewoning van woningen te reguleren.
3.3.2 Tweede doelstelling: het reguleren van Logies voor arbeidsmigranten en/of seizoenarbeiders e.a.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan ook worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor bijvoorbeeld de belangen van de natuur en het milieu (inclusief de externe veiligheid en de brandveiligheid) en voor de waterhuishouding.
Voor elk bestemmingsplan moet een gemeente aantonen dat het plan uitvoerbaar is. Dat volgt uit het genoemde artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro). Dit paraplubestemmingsplan betreft het reguleren van het gebruik van bedrijfswoningen, dienstwoningen, woningen, woonhuizen en/of wooneenheden anders dan voor één huishouden. In het kader van dit parapluplan zijn geen aanvullende onderzoeken verricht.
Hetzelfde geldt voor het reguleren van huisvesting/logies voor arbeidsmigranten/seizoenarbeiders. Onderzoek en afwegingen ten aanzien van de uitvoering is in dit plan daarom ook niet nodig. Dit kan echter bij de eventuele omgevingsvergunningverlening die op basis van dit parapluplan worden verleend anders zijn; nader onderzoek kan dan noodzakelijk zijn.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is ook voorzien van een toelichting. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken en van het gebruik van de gronden. De verbeelding (zie ook Bijlage 1 bij de Regels) heeft een rol voor de toepassing van de Regels.
Hieronder wordt de opbouw van de Regels kort toegelicht.
5.2 Verbeelding
De verbeelding van dit paraplubestemmingsplan bevat het grondgebied van de gehele gemeente Nunspeet (zie ook Bijlage 1 bij de Regels). Het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding.
5.3 Planregels Algemeen
De regels en de verbeelding (zie ook Bijlage 1 bij de Regels) dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn over het algemeen onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
- In de Inleidende Regels zijn enkele begripsbepalingen specifiek voor dit paraplubestemmingsplan opgenomen. De overige begripsbepalingen van de vigerende bestemmingsplannen binnen de gemeente Nunspeet blijven gelden. (Zie artikel 2 Reikwijdte).
- In artikel 2 is de Reikwijdte van het Paraplubestemmingsplan beschreven.
- b. Een hoofdstuk over bestemmingsregels: dit hoofdstuk is in dit plan niet aan de orde, aangezien er met dit Paraplubestemmingsplan geen bestemmingen worden aangewezen.
c. Hoofdstuk 2 - Algemene regels;
- In artikel 3 is de zogenoemde anti-dubbeltelregel opgenomen. Dit is een verplichting volgend uit het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), en wel artikel 3.2.4 Bro.
- In artikel 4 zijn specifieke gebruiksregels opgenomen m.b.t. onzelfstandige bewoning (lid 4.1) en m.b.t. logies voor arbeidsmigranten / seizoenarbeiders (lid 4.2). Ook zijn er in dit artikel binnenplanse afwijkingsregels opgenomen. Deze specifieke gebruiksregels zijn gekoppeld, via de algemene aanduidingsregels, aan de "Overige zone - Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten / Seizoenarbeders e.a.". In de specifieke gebruiksregels zijn ook verbodsbepalingen opgenomen. Ook zijn er in dit artikel binnenplanse afwijkingsregels opgenomen.
- In artikel 5 zijn de algemene gebruiksregels beschreven, met in artikel 5.1 een Algemeen gebruiksverbod.
- In artikel 6 zijn de overige regels beschreven. Deze overige regels bestaan met name uit de Parkeerregels.
d. Hoofdstuk 3 - Overgangs- en slotregels;
- Er zijn overgangsregels opgenomen in artikel 7. De overgangsregels van de vigerende bestemmingsplannen binnen de gemeente Nunspeet blijven ook gelden (zie ook artikel 2 Reikwijdte).
- In artikel 8 is de Slotregel opgenomen.
5.4 Toelichting Op De Planregels
5.4.1 Artikel 1 Begripsbepalingen
Dit artikel bevat de definities van de in de Regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd. Bij dit Paraplubestemmingsplan is dat extra belangrijk omdat met dit Paraplubestemmingsplan een aantal begrippen zijn geherdefinieerd. Dat is een van de doelstellingen van dit bestemmingsplan zoals eerder in deze Toelichting is uiteengezet. Dat betreft met name de begripsbepalingen "arbeidsmigrant", "huishouden", "kamerverhuur", "kamerverhuurpand", "logiesverblijf", "onzelfstandige woonruimte", "onzelfstandige bewoning", "seizoenarbeider", "wonen", "woning", "wooneenheid", "woongebouw", en "woonhuis".
5.4.2 Artikel 2 Reikwijdte
Dit artikel bepaalt de reikwijdte van dit bestemmingsplan. In het artikel is opgenomen voor welke vigerende bestemmingsplannen het onderhavige paraplubestemmingsplan van toepassing is en in hoeverre de bestaande bestemmingsplannen door de vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan worden gewijzigd of aangevuld.
5.4.3 Artikel 3 Anti-dubbeltelregel
In artikel 3 is de Anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel luidt: "Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing". Deze regel dient op grond van artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) verplicht in elk bestemmingsplan te worden opgenomen. Het is vanwege deze verplichting dat dit artikel is opgenomen.
5.4.4 Artikel 4 Algemene aanduidingsregels t.b.v. Overige zone - Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders.
Dit artikel 4 is een kernartikel van dit bestemmingsplan. n artikel 4 zijn specifieke gebruiksregels opgenomen m.b.t. onzelfstandige bewoning (lid. 4.1) en m.b.t. logies voor arbeidsmigranten / seizoenarbeiders (lid 4.2).
In de leden 4.1.1 en 4.2.1 zijn verbodsbepalingen opgenomen. In lid 4.1.1 zijn verbodsbepalingen opgenomen die het verbieden waar de bestemmingen / functies "wonen" en/of "woongebied" gelden, aldaar woningen en/of woonhuizen en/of wooneenheden en/of bedrijfswoningen te gebruiken voor onzelfstandige bewoning.
In lid 4.2.1 zijn verbodsbepalingen opgenomen die het verbieden binnen de genoemde bestemmingen "Recreatie", "Recreatie - Bungalowpark", "Recreatie - Gemengd terrein", en "Recreatie - kampeerterrein" een gebouw met de bestemming/functie "hotel" te gebruiken voor logies voor arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a., en ook is het verboden een gebouw met een andere recreatieve bestemming/functie dan hotel te gebruiken voor logies voor arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a.
Dezelfde verbodsbepalingen zijn genoemd voor de bestemming "Horeca, en voor de bestemming "Maatschappelijk", en voor "andere bestemmingen".
In de leden 4.1.2, 4.2.2, en 4.2.3 zijn binnenplanse afwijkingsmogelijkheden geformuleerd, waarbij onder de genoemde voorwaarden kan worden meegewerkt aan het toch toestaan van a. onzelfstandige bewoning, en b. logies voor arbeidsmigranten / seizoenarbeiders.
In artikel 4, lid 4.2.4 is de mogelijkheid verwoord dat onder voorwaarden kan worden meegewerkt aan het plaatsen (=bouwen) van woonunits en/of andere bouwwerken/gebouwen ten behoeve logies voor arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a.
Qua procedure kan een dergelijk, zoals hiervoor omschreven, plan, voor het plaatsen (=bouwen) van woonunits en/of andere bouwwerken/gebouwen ten behoeve logies voor arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a., niet middels een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid geregeld worden. Hiervoor is een partiële herziening van het vigerende bestemmingsplan dan wel een uitgebreide (buitenplanse) afwijkingsprocedure ex artikel 2.12, lid 1, onder a, 3º noodzakelijk. |
Toelichting wijze van tellen bij artikel 4.1.2 Afwijken van de specifieke gebruiksregels m.b.t. OnzelfstandigeBewoning
1. Tussen twee kamergewijs verhuurde panden moeten minimaal 4 niet-kamergewijs verhuurde panden liggen. Dit wordt op straat- en blokniveau toegepast. Dit betekent het volgende:
- er wordt bij een kruising van straten niet “om de hoek” geteld; er wordt dus per straat geteld.
- bij een kruising van straten worden aan de andere kant van de straat gelegen panden niet in de berekening betrokken.
2. Voor woningen en/of woningen met kamergewijze verhuur in woongebouwen met 6 of meer woningen en/of woningen met kamergewijze verhuur geldt als aanvullende regel dat er tussen twee woningen met kamergewijze verhuur minimaal twee woningen gelegen moeten zijn.
5.4.5 Artikel 5 Algemene gebruiksregels
In artikel 5 is in lid 5.1. een Algemeen gebruiksverbod opgenomen. Hierin is geregeld dat het verboden is de gronden en bouwwerken te gebruiken, te laten gebruiken of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemmingen, tenzij voor dit afwijkende gebruik op grond van de regels in dit plan een omgevingsvergunning is verleend.
5.4.6 Artikel 6 Overige Regels
In artikel 6 zijn de regels met betrekking tot het parkeren geregeld.
5.4.7 Artikel 7 Overgangsrecht
In artikel 7 is het overgangsrecht met betrekking tot het onderhavige bestemmingsplan verwoord.
5.4.8 Artikel 8 Slotregel
In artikel 8 is de slotregel van het bestemmingsplan verwoord.
5.5 Handhaving
Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen indien er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.
Op dit moment zijn er geen goede regels voor de onzelfstandige bewoning van woningen / en voor het bieden van Logies aan arbeidsmigranten / seizoenarbeiders, waardoor er niet goed gehandhaafd kan worden. Door het opstellen van dit parapluplan wordt een kader geboden waarop wel handhaving kan plaatsvinden.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het paraplubestemmingsplan maakt niet direct ontwikkelingen mogelijk. Het plan leidt daarom ook niet direct tot gemeentelijke kosten en kan dus om die reden als economisch uitvoerbaar geacht worden.
Het is ook niet noodzakelijk om een exploitatieplan of een anterieure overeenkomst over kostenverhaal op te stellen. Mocht dit echter wel aan de orde zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning met behulp van een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid of bij een buitenplanse afwijkingsmogelijkheid, dan wordt met initiatiefnemer een (anterieure) overeenkomst gesloten waarin onder andere de te verhalen kosten zijn opgenomen.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het ontwerp van dit paraplubestemmingsplan wordt voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. In deze periode heeft "eenieder" de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen. Het bestemmingsplan zal daarna door de gemeenteraad worden vastgesteld.