Rietenweg-Hullerweg
Bestemmingsplan - gemeente Nunspeet
Vastgesteld op 21-03-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan "bestemmingsplan" met identificatienummer NL.IMRO.0302.BP01209-vg01 van de gemeente Nunspeet.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan huis verbonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door de gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.6 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
1.7 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 bebouwingsgebied
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;
1.9 bed & breakfast
een bedrijfsmatige voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als toeristisch-recreatieve activiteit, welke bedrijfsmatige voorziening ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;
1.10 bedrijf
een bedrijfseconomische eenheid; onder eenheid worden ook verstaan rechtspersonen die ruimtelijk als één bedrijf optreden. Onder bedrijf - buitengebied gerelateerd wordt begrepen een bedrijf dat vanwege de aard van de bedrijfsvoering past in het buitengebied;
1.11 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.12 bedrijfsmatig
in de uitoefening van een beroep of bedrijf of tegen vergoeding;
1.13 bestaande
bestaand en legaal aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; indien en voor zover twee bestemmingsvlakken middels de figuur relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak;
1.16 bijbehorend bouwwerk
functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.17 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.18 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; indien en voorzover twee bouwpercelen middels de figuur relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bouwperceel;
1.20 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.21 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.22 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.23 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.24 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.25 eigen terrein als bedoeld in de regeling voor parkeren en laden en lossen
het terrein en/of bouwwerk dat de aanvrager in eigendom of in gebruik heeft en waarover hij kan beschikken en die bij het te realiseren (bouw)plan en/of het bouwwerk horen;
1.26 erf
een al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een woning en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van de woning;
1.27 erfbeplanting
afschermende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bouwvlak van een agrarisch bedrijf of binnen of direct aansluitend aan een ander bedrijf of een woning;
1.28 erfinrichtingsplan
juridisch bindend plan dat aangeeft op welke wijze inpassing van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen op een erf plaatsvindt. Tot deze inpassing behoren situering van de opstallen en de inrichting van het perceel, waaronder de erfbeplanting ten opzichte van het landschap. Het gaat om bestaande en gewenste karakteristieken en kwaliteiten van het erf. Een en ander uit zich in een ontwerpgerichte benadering waarin de karakteristieken en kwaliteiten verder worden versterkt;
1.29 extensief recreatief medegebruik
een extensief dagrecreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, waaronder in elk geval niet wordt verstaan: boerengolf, paintball, gemotoriseerde sport;
1.30 extensieve (dag)recreatie
die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;
1.31 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.32 gebruiksvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van die delen van een gebouw met eenzelfde gebruiksbestemming;
1.33 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.34 huishouden
een verzameling van een of meerdere personen die samen een zelfstandig huishouden vormen dat zicht kenmerkt door continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid;
1.35 inwoning
twee huishoudens in een woning waarbij er sprake is van een hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft en waarbij er sprake blijft van één aansluiting op de nutsvoorzieningen;
1.36 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel zijnde en prostitutie, dat in of bij een woonhuis of de bedrijfswoning wordt uitgeoefend door de gebruiker, en waarvan de omvang zodanig is, dat het woonhuis of de bedrijfswoning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.37 landschappelijke inpassing
inpassing in het omringende landschap door bij de situering in te spelen op de landschappelijke kenmerken en/of door het gebruik van beplanting die past bij het landschapstype ter plaatse, om de bebouwing minder nadrukkelijk in het landschap te plaatsen;
1.38 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.39 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
1.40 mantelzorgunit
een tijdelijk bijbehorend bouwwerk ten behoeve van mantelzorg;
1.41 natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de geologische, geomorfologsiche, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;
1.42 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.43 paardenbak
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;
1.44 peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijke niveau ten opzichte van Nieuw Amsterdams Peil;
- d. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;
1.45 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
1.46 recreatief verblijf
de overnachting die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie (dus niet als hoofdverblijf);
1.47 recreatiewoning
een gebouw dat dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.48 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.49 stacaravan
een gebouw, bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf en dat binnen 24 uur demontabel is. De stacaravan mag niet zijn/worden opgebouwd uit steenachtige materialen;
1.50 verbeelding
- a. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Rietenweg-Hullerweg;
- b. de analoge (papieren) kaart van het bestemmingsplan Rietenweg-Hullerweg met legenda en tekeningnummer NL.IMRO.0302.BP01209-vg01;
1.51 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een woning of, bij onduidelijkheid daarover, de als zodanig door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.52 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.53 woning
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.54 woonhuis
een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.2 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
- b. het weiden van vee, anders dan in het kader van de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
- c. bos- en/of natuurelementen met een oppervlakte van minder dan 2 hectare;
- d. wegen, wandel-, fiets- en ruiterpaden, toegangswegen;
- e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water, niet zijnde voorzieningen ten behoeve van ijsbanen of siervijvers;
- f. reguliere erfbeplanting, tuinen, landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
- g. teeltondersteunende voorzieningen;
- h. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarde en de landschappelijkewaarde van de gronden;
met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken, tuinen en erven.
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch' in de bestemming ' Natuur - Landschap ' ten behoeve van natuurontwikkeling in het kader van de ecologische hoofdstructuur, met dien verstande dat:
- a. het een aaneengesloten gebied van niet minder dan 2 ha betreft;
- b. de natuurbestemming niet mag leiden tot beperkingen voor agrarische bedrijven en op aangrenzende landbouwgronden;
- c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in een woning of een woonhuis al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
- b. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken, tuinen en erven.
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Waarde - Archeologie 3
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Waarde - Overgangszone
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Overgangszone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals deze tot uitdrukking komen in vorm van landgoederen, de bestaande houtwallenstructuur en de doorzichten en zoals deze zijn vastgelegd in paragraaf 3.3.1. van Bijlage 4 bij de toelichting.
7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Antidubbeltelregel
8.1 Grond
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwperceelgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
9.2 Geluidzones langs wegen
Indien en voor zover gronden zijn gelegen binnen een zone van:
- a. 250 m ter weerszijden van een weg met een of twee rijstroken;
- b. 400 m ter weerszijden van een weg met drie of vier rijstroken;
mogen toegelaten geluidgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd of vervangen met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde, behoudens voor zover artikel 76 lid 3 van de Wet geluidhinder van toepassing is.
9.3 Afwijkende maatvoering
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
9.4 Afwijkende afstand
In die gevallen dat de bestaande afstand van bouwwerken tot enige op de verbeelding aangegeven lijn, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
10.1 Strijdig gebruik
Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale, ter plaatse toegestane bedrijfsvoering;
- b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als renbaan of menterrein, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- c. het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van gemotoriseerde of gemechaniseerde sporten, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- e. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
- f. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van zwembaden met een oppervlakte van meer dan 40 m²;
- g. het gebruiken of laten gebruiken ten behoeve van bewoning van bijbehorende bouwwerken - die al dan niet omgevingsvergunningvrij zijn gerealiseerd - waarin de bewoning in verband met mantelzorg niet binnen drie maanden is beëindigd.
10.2 Toegestaan gebruik
Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van:
- het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en/of leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
- 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
- 2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
- 3. hoogspanningsleidingen;
- 4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer.
10.3 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 Afwijkingsbevoegdheid
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
12.1 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 13 Overige Regels
13.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
13.2 Verwijzing naar adressen
De adressen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, betreffen de adressen zoals deze op de verbeelding zijn terug te vinden op het moment van vaststelling van het plan. Deze zijn niet leesbaar op ruimtelijke plannen.
13.3 Aanvullende werking welstandscriteria
De ter plaatse en in de regels geboden ruimte ten aanzien van de situering, de maatvoering en de vormgeving van bouwwerken kan nader worden ingevuld door de welstandscriteria, zoals opgenomen in de gemeentelijke "Welstandsnota" en het "Aanvullend welstandsbeleid bij nieuwbouw en uitbreiding van agrarische bedrijven in de gemeente Nunspeet".
13.4 Parkeerregels Nunspeet
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
14.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het 14.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
14.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.4 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
14.5 Strijdig gebruik
- a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 14.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- b. Indien het gebruik, bedoeld in 14.4 , na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
14.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Het bepaalde in 14.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Rietenweg-Hullerweg', van de gemeente Nunspeet.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de percelen gelegen aan de Rietenweg en op de hoek van de Rietenweg en Hullerweg te Nunspeet (hierna: het plangebied), in het buitengebied van de gemeente Nunspeet. Ter plaatse zijn de gronden bestemd als 'Agrarisch - Kwekerij' en 'Agrarisch'. Initiatiefnemer is voornemens om middels het vigerende 'functieveranderingsbeleid' van de gemeente Nunspeet een nieuwe woning te realiseren, gepaard gaande met een goede landschappelijke inpassing. Als compensatie is reeds op de locatie Kleine Kolonieweg 160 te Elspeet (hierna: slooplocatie) voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt. Van deze totale sloopoppervlakte van de bedrijfsbebouwing wordt circa 615 m² ingezet (aangekocht) ten compensatie voor de nieuwe woning. De meters zijn aangekocht middels een koopovereenkomst, het is daarom dan ook niet nodig om genoemde slooplocatie onderdeel uit te laten maken van voorliggend bestemmingsplan. De slooplocatie is daarbij reeds voorzien van een nieuw, eigen planologisch kader. Het wordt daarom enkel aangehaald wanneer dat nodig is voor de toetsing van het desbetreffende gemeentelijke beleid.
Tevens wordt met voorliggend bestemmingsplan de gronden van de kwekerij herbestemd. De gronden zijn al jaren in gebruik als agrarische cultuurgronden en van een kwekerij ter plaatse is geen sprake. Aangezien de beoogde nieuwe woning binnen de milieucontouren van de kwekerij zou bevinden worden de planologische bedrijfsmatige mogelijkheden tot uitvoering van een kwekerij wegbestemd.
Op basis van de huidige planologische regime is voorliggend initiatief in strijd met de vigerende bouw- en gebruiksmogelijkheden. Binnen de agrarische bestemming ontbreken immers de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een reguliere woning. Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nunspeet heeft middels een principebesluit (21 september 2022) een positief standpunt ingenomen inzake het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch' naar de bestemming 'Wonen'.
Om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken is een herziening van het vigerende bestemmingsplan noodzakelijk. In voorliggend bestemmingsplan wordt daarom aangetoond dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en vanuit planologisch oogpunt verantwoord is.
1.2 Ligging Van Het Plangebied
Het plangebied ligt globaal ingeklemd in de hoek tussen de Rietenweg en de Hullerweg te Nunspeet en staat kadastraal bekend als gemeente Nunspeet, sectie B, perceelnummers 7977, 7978 en 8776. In afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied ten opzichte van de directe omgeving en de kern van Nunspeet weergegeven. Het plangebied is hierin met respectievelijk de rode ster en contouren aangeduid.
![]() |
Afbeelding 1.1: Ligging van het plangebied ten opzichte van de Nunspeet en de nabije omgeving (Bron: PDOK) |
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan 'Rietenweg-Hullerweg" bestaat uit de volgende stukken:
- verbeelding (tek.nr. NL.IMRO.0302.BP01209-vg01) en een renvooi;
- regels (met bijbehorende bijlagen)
Op de verbeelding zijn de bestemmingen binnen het plangebied aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan, maar maakt geen onderdeel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
1.4 Geldend Bestemmingsplan
1.4.1 Geldende bestemmingsplannen
Het plangebied ligt binnen de begrenzing van de volgende bestemmingsplannen:
- "Buitengebied 2019";
- "Parapluplan Bed en Breakfast";
- "Parapluplan Parkeren";
- "Parapluplan Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders e.a.";
- "Welstand Nunspeet 2015".
De genoemde paraplubestemmingsplannen voorzien in aanvullende regels voor wat betreft bed & breakfast en parkeren. Het "Parapluplan Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders e.a." voorziet in aanvullende regels ten aanzien van bewoning van de (reguliere) woningen in de gemeente Nunspeet waarbij deze woningen niet mogen worden bewoond door meer dan één (zelfstandig) huishouden. In het bestemmingsplan "Welstand Nunspeet 2015" is het welstandsbeleid van de gemeente geborgd.
In voorliggend geval is hoofdzakelijk het bestemmingsplan "Buitengebied 2019" relevant. In afbeelding 1.2 is een uitsnede van de verbeelding behorende bij dat bestemmingsplan opgenomen. Het plangebied wordt op deze afbeelding aangeduid met de rode omlijning.
![]() |
Afbeelding 1.2: Uitsnede bestemmingsplan "Buitengebied 2019"(Bron: ruimtelijkeplannen.nl) |
1.4.2 Beschrijving bestemmingen
Op basis van het bestemmingsplan "Buitengebied 2019" zijn de gronden binnen het plangebied voorzien van de enkelbestemming 'Agrarisch' met de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Overgangszone'. De gronden zijn tevens voorzien van de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone – verwevingsgebied'.
Enkelbestemming 'Agrarisch - Kwekerij'
De voor 'Agrarisch - Kwekerij' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een boom- en/of sierkwekerij en het telen van gewassen, niet zijnde een volkstuin. En mede het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat teeltondersteunende voorzieningen ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd,
Enkelbestemming 'Agrarisch'
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf, teeltondersteunende voorzieningen, het behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden van de gronden met de daarbijbehorende veldschuren, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en andere werken.
Dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2 en 3'
De voor 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.
Dubbelbestemming 'Waarde - Overgangszone'
De voor 'Waarde - Overgangszone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals deze tot uitdrukking komen in vorm van landgoederen, de bestaande houtwallenstructuur en de doorzichten.
Gebiedsaanduiding 'Reconstructiewetzone – verwevingsgebied'
Ter plaatse van de aanduiding ' reconstructiewetzone - verwevingsgebied ' geldt dat Burgemeester en wethouders het plan kunnen wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de vigerende bestemming ten behoeve van vergroting van het bestemmingsvlak van de bestemming onder bepaalde voorwaarden.
1.4.3 Strijdigheid
Binnen het plangebied is het voornemen, ter compensatie in het kader van rood voor rood, een vrijstaande woning te realiseren (zie aanleiding in paragraaf 1.1). De agrarische gronden beschikken niet over de juiste bouw- en gebruiksmogelijkheden. Daarnaast dient de landschappelijke inpassing te worden geborgd. Tot slot worden de planologische mogelijkheden tot de uitoefening van een kwekerij wegbestemd.
Om het gewenste plan mogelijk te maken dient het bestemmingsplan te worden herzien. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het gewenste juridische planologisch kader om de voorgenomen ontwikkeling te kunnen realiseren.
1.5 Leeswijzer
De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een zevental hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in Hoofdstuk 2 een beschrijving van het plangebied. In Hoofdstuk 3 is het beleidskader opgenomen dat van toepassing is op dit bestemmingsplan. In Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de milieu- en omgevingsaspecten. In Hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de wijze van bestemmen en juridische verantwoording. Ten slotte wordt in Hoofdstuk 6 en Hoofdstuk 7 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Beschrijving Huidige Situatie
Het plangebied ligt ingeklemd op de hoek van de Rietenweg met de Hullerweg in het buitengebied van de gemeente Nunspeet. Het ligt op de rand van het buitengebied en ten noordwesten van de kern van Nunspeet. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich woonpercelen, agrarische bedrijvigheid, agrarische cultuurgronden en een bedrijventerrein.
Deelgebied beoogde woning
Langs de westzijde van het deelgebied van de beoogde woning, vormt de Rietenweg en aan de zuidoostzijde de Hullerweg met een houtsingel de begrenzing van het plangebied. Aan de noord- en noordoostzijde vormen agrarische cultuurgronden de begrenzing. Het plangebied zelf bestaat in de huidige situatie uit agrarische cultuurgronden (grasland). Er zijn geen gebouwen of bouwwerken aanwezig.
Deelgebied kwekerij
Aan de overzijde van de Rietenweg liggen de gronden van de 'kwekerij'. Het deelgebied wordt aan de noordzijde en zuidzijde begrenst door twee woonerven. Aan de westzijde vormen agrarische cultuurgronden de begrenzing. Het plangebied zelf bestaat in de huidige situatie uit agrarische cultuurgronden (grasland). Er zijn geen gebouwen of bouwwerken aanwezig.
In afbeelding 2.1 en 2.2 zijn respectievelijk een luchtfoto en straatbeelden van de huidige situatie binnen het plangebied weergegeven. De locatie van de beoogde woning is indicatief met rode ster weergegeven.
![]() |
Afbeelding 2.1: Luchtfoto huidige situatie plangebied (Bron: PDOK) |
![]() ![]() |
Afbeelding 2.2: Straatbeeld huidige situatie plangebied (Bron: Google.Streetview) |
2.2 Beschrijving Toekomstige Situatie
2.2.1 Het plan
Het voornemen is om een nieuwe woning met bijgebouw te realiseren, met de ontsluiting aan de Rietenweg. De woning zal een landelijk en passende uitstraling krijgen. In paragraaf 2.2.2 en in Bijlage 1 wordt de landschappelijke inpassing nader toegelicht.
Om de compensatiewoning te mogen bouwen is reeds aan de Kleine Kolonieweg 160 te Elspeet voormalig agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt. In afbeelding 2.3 is de desbetreffende sloopopgave weergegeven. Van voorliggende slooplocatie wordt circa 615 m² aan rechten aangekocht. Op de slooplocatie zijn reeds de gebouwen gesloopt en zijn de terugbouwmogelijkheden met het wijzigingsplan "Stakenbergweg 106 & Kleine Kolonieweg 160" wegbestemd. De aankoop van de sloopmeters is vastgelegd middels een koopovereenkomst.
Slooplocatie
Middels de sloop van voldoende oppervlakte kan (elders) een compensatiewoning teruggebouwd worden. Echter is de kavel aan de Kleine Kolonieweg 160 van een te kleine omvang om hier een woning terug te bouwen. De woningen zouden ruimtelijk te dicht op elkaar worden gerealiseerd. Hiervoor is gekozen dit nieuwbouwrecht te verkopen en elders een compensatiewoning te realiseren. Dit is het plangebied aan de Rietenweg 21 te Nunspeet geworden.
![]() |
Afbeelding 2.3: Sloopopgave Kleine Kolonieweg 160 te Elspeet (Bron: BJZ.nu) |
2.2.2 Landschappelijke inpassing
Als voorwaarde voor de realisatie van het planvoornemen moet de woning landschappelijk ingepast worden alsmede gerealiseerd worden binnen een afstand van 20 meter gemeten vanaf de houtsingel van de Hullerweg. De agrarische cultuurgrond ter plaatse van de voormalige 'kwekerij' blijft in huidige hoedanigheid bestaan. Door BJZ.nu is dan ook een landschappelijk inpassingsplan gemaakt welke is toegevoegd als Bijlage 1 van deze toelichting. In afbeelding 2.4 is een uitsnede van het landschappelijk inpassingsplan weergegeven. Opgemerkt wordt, zoals eerder reeds beschreven, dat enkel de nieuwbouwlocatie landschappelijk wordt ingepast. De voormalige 'kwekerij' blijft zoals de huidige situatie behouden als agrarische cultuurgrond (grasland).
De woonbestemming ligt op (meer dan) 30 meter vanaf het bedrijventerrein Lepelingen. Zodoende vormt dit geen belemmering voor het voornemen zoals beschreven in paragraaf 4.5.
Erfinrichting
De in- en uitrit (ontsluitingsweg) is gesitueerd aan de Rietenweg. De voor- of zijgevel van de woning wordt binnen de 20 meter van de houtsingel van de Hullerweg gesitueerd. Dit geldt als voorwaarde gesteld in het principebesluit, tevens is omtrent deze afstand aanvullend overleg geweest.
Groenstructuren
Op het perceel worden diverse groen structuren aangebracht en versterkt. Ten noorden wordt een nieuwe houtsingel gerealiseerd (1). De houtsingel zal bestaan uit een van de volgende soorten: zomereik, berk, els,lijsterbes, gelderse roos, meidoorn, sleedoorn, vuilboom, hazelaar. De bomenrij ten westen van het woonperceel (2) bestaat bijvoorkeur, uit zomereik of linde.
Om de tuin van het woonerf met de omliggende gronden te begrenzen wordt deze omsloten middels een robuuste haag, bijvoorkeur een meidoornhaag (3). Op het erf worden ook fruitbomen geplant bijvoorkeur, hoogstammen (4).
![]() |
Afbeelding 2.4: Landschappelijk inpassingsplan (Bron: BJZ.nu) |
2.3 Verkeer En Parkeren
2.3.1 Algemeen
Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de mogelijke extra verkeersgeneratie en parkeerbehoefte die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. Hiervoor kunnen berekeningen worden uitgevoerd op basis van de publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, publicatie 381` (december 2018)' van het CROW. Het CROW ontwikkelt en publiceert kennis onder andere op het gebied van verkeer en parkeren. De kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de verkeersgeneratie en het benodigde aantal parkeerplaatsen.
De gemeente Nunspeet beschikt samen met de buurgemeenten (Elburg, Hattem en Oldebroek) over een eigen parkeernota. Hierin zijn de uitgangspunten zoals vermeld in de CROW-publicatie 'verkeer en parkeren' omtrent verstedelijkingsgraad, stedelijke zone en functie grotendeels overgenomen. Daarnaast is ter plaatse van het plangebied het paraplubestemmingsplan “Parapluplan Parkeren” van toepassing. Dit bestemmingsplan “Parapluplan Parkeren” verwijst voor de te hanteren parkeernormen naar de Parkeernota van de gemeente Nunspeet. In de beleidsregels is nader uitgewerkt wat de parkeerbehoefte bij een bepaald gebruik (de parkeernormen) is en - als de extra parkeerbehoefte niet op eigen terrein kan worden gerealiseerd - onder welke voorwaarden er een ontheffing respectievelijk een afwijkingsvergunning kan worden verleend.
2.3.2 Uitgangspunten
Ten aanzien van de verstedelijkingsgraad en stedelijke zone worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- Verstedelijkingsgraad: Weinig stedelijk;
- Stedelijke zone: Buitengebied;
- Functie: Wonen, koop, vrijstaand.
Opgemerkt wordt dat ter plaatse van de voormalige kwekerij deze bedrijfsmogelijkheden wegbestemd worden. Per saldo zal er ter plaatse meer ruimte zijn voor parkeren en een afname aan verkeersbewegingen.
Ten aanzien van de stedelijke zone 'buitengebied' wordt vanuit de parkeernota verwezen naar de publicatie van het CROW. In onderstaande paragraaf 2.3.3 wordt dit nader uitgewerkt.
2.3.3 Parkeren
Uitgaande van voorgenoemde uitgangspunten geldt per vrijstaande woning een gemiddelde parkeernorm van 2,5 parkeerplaatsen per woning (afgerond 3).
Het woonerf beschikt over voldoende ruimte om aan de eigen parkeerbehoefte te voldoen. Gesteld wordt dat in de parkeerbehoefte op eigen terrein ruimschoots wordt voorzien.
2.3.4 Verkeersgeneratie
Huidige situatie
In de huidige situatie is ter plaatse van het plangebied geen woning aanwezig. De nieuw te realiseren woning heeft een verkeersgeneratie van 8,2 verkeersbewegingen per etmaal. In het totaal betreft het een toename van afgerond 9 auto's per etmaal.
In de gewenste situatie ontsluit de woning zich via de eigen in- en uitrit op de Rietenweg. Gesteld wordt dat dit geen onevenredige hinder veroorzaakt voor de omgeving en dat de omliggende wegen beschikken over voldoende capaciteit om het verkeer als gevolg van het voornemen op een veilige wijze af te wikkelen.
2.3.5 Conclusie
Het aspect 'Verkeer en parkeren' vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend bestemmingsplan.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)
3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
3.1.3 Conclusie toetsing van het initiatief aan het rijksbeleid
Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.
3.2 Provinciaal Beleid
Het provinciaal beleid behelst een doorvertaling van rijksbeleid en is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste beleid betreffen de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland en de Omgevingsverordening Gelderland.
3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland
3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland
3.2.3 Conclusie toetsing van het initiatief aan het provinciaal beleid
Geconcludeerd wordt dat voorliggend voornemen in overeenstemming is met het provinciale beleid.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Omgevingsvisie 2018 Nunspeet
3.3.2 Integrale toekomstvisie Nunspeet 2030
3.3.3 Woonvisie gemeente Nunspeet 2020-2025
3.3.4 Welstandsnota Nunspeet 2015
3.3.5 Notitie functieverandering - Uitgangspunten voor nieuw functieveranderingsbeleid van agrarisch naar wonen
3.3.6 Conclusie gemeentelijk beleid
Geconcludeerd wordt dat de in voorliggend bestemmingsplan besloten ontwikkeling past binnen het gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Geluid
4.1.1 Algemeen
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeurswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeurswaarde te voldoen.
4.1.2 Situatie plangebied
4.1.3 Conclusie
Het aspect geluid vormt vanuit de Wet geluidhinder geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
4.2 Bodem
4.2.1 Algemeen
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht conform de NEN-richtlijnen.
4.2.2 Situatie plangebied
In voorliggend geval is door Sigma Geo- & Milieutechniek B.V, een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd rond de beoogde woning. Dit onderzoek is toegevoegd aan de toelichting onder Bijlage 2. Naar aanleiding van de resultaten van het verkennend milieukundig bodemonderzoek worden de volgende conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan.
Voor de planologische wijziging van de voormalige kwekerij wordt gesteld dat de gronden hier de bestemming 'Agrarisch' blijft houden. De bedrijfsmatige mogelijkheden tot een kwekerij worden enkel wegbestemd. Er wordt geen verblijsobject gerealiseerd. Een bodemonderzoek wordt hiervoor niet noodzakelijk geacht.
Zintuiglijke waarnemingen:
Op basis van zintuiglijke waarnemingen is in het opgeboorde bodemmateriaal geen asbestverdacht materiaal waargenomen (indicatieve waarneming). Op basis van zintuiglijke waarnemingen zijn in het opgeboorde monstermateriaal geen bijzonderheden waargenomen.
Bovengrond (0.0-0.5 m-mv)
De bovengrondmengmonsters MM1 en MM2 bevatten geen van de onderzochte componenten verhoogd t.o.v. de achtergrondwaarde en/of detectiewaarde.
Ondergrond (0.5-2.0 m-mv)
Ondergrondmengmonster MM3 bevat geen van de onderzochte componenten verhoogd t.o.v. de achtergrondwaarde en/of detectiewaarde.
Peilbuis 1 (1.4-2.4 m-mv)
Het grondwater t.p.v. peilbuis 1 bevat geen van de onderzochte componenten verhoogd t.o.v. de streefwaarde en/of detectiewaarde.
Toetsing hypothese
Op basis van de vooraf gestelde hypothese is de onderzoekslocatie in eerste aanleg als milieuhygiënisch onverdacht aangemerkt.
4.2.3 Conclusie
Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.3 Luchtkwaliteit
4.3.1 Beoordelingskader
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
In de Wet luchtkwaliteit staan onder andere grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
- Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
- Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).
4.3.2 Besluit en de Regeling niet in betekende mate bijdragen
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtverontreiniging van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend omstikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
- woningen: 1.500 met een enkele ontsluitingsweg;
- woningen: 3.000 met twee ontsluitingswegen;
- kantoren: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.
4.3.3 Besluit gevoelige bestemmingen
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
4.3.4 Situatie plangebied
Voorliggend plan voorziet in het planologisch toevoegen van een woning en de sloop van bebouwing in het buitengebied van de gemeente Nunspeet. In paragraaf 4.3.2 zijn voorbeelden van de lijst met categorieën van gevallen opgenomen, die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Gelet op de aard en omvang van dit project in vergelijking met de voorgenoemde categorieën, kan worden aangenomen dat voorliggend project 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging.
4.3.5 Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
4.4 Externe Veiligheid
4.4.1 Algemeen
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
- het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
- de Regeling externe veiligheid (Revi);
- het Registratiebesluit externe veiligheid;
- het Besluit risico's Zware Ongevallen 2015 (Brzo 2015);
- het Vuurwerkbesluit.
Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen'(Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:
- het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
- de Regeling basisnet;
- de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).
Het vervoer van gevaarlijke stoffen per buisleiding is geregeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.
4.4.2 Situatie plangebied
Aan de hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In afbeelding 4.1 is een uitsnede van de Risicokaart met betrekking tot het plangebied (indicatief weergegeven als groene cirkel) en de directe omgeving weergegeven.
![]() Afbeelding 4.1: Uitsnede Risicokaart (Bron: Atlasleefomgeving.nl) |
Transport Buisleiding
Gezien de uitsnede van de risicokaart blijkt dat het plangebied ligt nabij een transportroute buisleiding. Dit betreft de buisleiding van de GasUnie met de naam N-570-20. De buisleiding heeft een diameter van circa 316 mm en een maximale werkdruk van 40 bar. Hierbij behoort een 1% letaliteitsgrens op 140 meter en een 100 % letaliteitsgrens van 70 meter. Gelet op de onderlinge afstand, circa 340 meter vanaf de leiding tot het plangebied, worden belemmeringen op voorhand uitgesloten.
Spoorroute 360
Het plangebied ligt tevens op 1.300 meter afstand van spoorroute 360 (tussen Amersfoort-Oost en Hattem). Vanaf het spoor ligt een invloedsgebied met Toxisch scenario over het plangebied. Dit komt door het vervoer van stofindicatie D4 (toxische vloeistof) waarvan het invloedsgebied groter dan 4 kilometer kan zijn, op basis van artikel 7 uit de Bevi dienen de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid te worden beschouwd. Hieronder worden deze thema's besproken.
Bestrijdbaarheid
De bestrijdbaarheid zorgt op deze afstand van het spoor niet voor vraagstukken. De bestrijding vindt vooral plaats in het brongebied. De inzet zal vooral gericht zijn op het neerslaan van de gifwolk.
Zelfredzaamheid
In heval van een ongeval moeten personen kunnen schuilen. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van taxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn parameters.
Nieuwe bouwwerken zijn goed geïsoleerd, waardoor ze een goede bescherming bieden tegen het binnen dringen van het gas. Belangrijk is wel dat luchtbehandelingsinstalaties met één druk op de knop uit te schakelen zijn (valt buiten procedure BP). Daarnaast dient in geval van een ongeval tijdig gewaarschuwd te worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het Waarschuwing en Alarmering Systeem (WAS) als onderdeel van de algemene rampenbestrijding. Het bebouwde gebied van de Noord-West Veluwse gemeente valt binnen het bereik en dekking van de sirenepalen.
Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:
- zich bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
- zich niet bevindt in een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
- niet ligt binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
- niet ligt binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
4.4.3 Conclusie
Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.5 Bedrijven En Milieuzonering
4.5.1 Algemeen
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven.
Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
4.5.2 Gebiedstypen
In de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' is een tweetal gebiedstypen onderscheiden; 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer. Op basis van de VNG-uitgave wordt het buitengebied gerekend tot een met het omgevingstype 'rustige woonwijk' vergelijkbaar omgevingstype.
Het omgevingstype 'gemengd gebied' wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' omschreven als een gebied met een matige tot sterke functiemenging waarbij bijvoorbeeld direct naast woningen andere functies voor kunnen komen zoals winkels, horeca en kleine bedrijven.
De richtafstanden (met uitzondering van het aspect gevaar) uit het omgevingstype rustige woonwijk kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsmaat worden verlaagd indien sprake is van een 'gemengd gebied'. Daarbij wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' opgemerkt dat het vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik de voorkeur verdient functiescheiding niet verder door te voeren dan met het oog op een goed woon- en leefklimaat noodzakelijk is.
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Nunspeet, nabij het plangebied zijn hoofdzakelijk woonfuncties en agrarische functies gelegen. Gezien de omliggende functies is er sprake van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.
![]() |
4.5.3 Situatie plangebied
4.5.4 Conclusie
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
4.6 Geur
4.6.1 Algemeen
4.6.2 Resultaten en conclusie onderzoek
Voorliggend onderzoek heeft betrekking op twee verschillende zaken. Ten eerste is het woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuw te realiseren woning aangaande het aspect geurhinder onderzocht. Ten tweede is onderzocht of omliggende veehouderijen (onevenredig) worden geschaad in hun belangen. Voorliggend onderzoek geeft antwoord op deze twee vragen.
Onevenredige schade veehouderijen
Tussen de te realiseren woning en de reeds aanwezige veehouderijen zijn andere woonbestemmingen aanwezig.
Verder wordt opgemerkt dat het voornemen tevens aan de wettelijke afstand van 50 meter buiten de bebouwde kom voldoet. Gelet op vorenstaande tast het plan geen planologische rechten van de omringende veehouderijen aan.
Beoordeling woon- en leefklimaat
Om het woon- en leefklimaat te kunnen beoordelen is zowel de voor- als ook de achtergrondgeurbelasting berekend.
De voorgrondgeurbelasting en achtergrondgeurbelasting bedraagt respectievelijk hoogstens 0,8 OUE/m³ en 1,11 OUE/m³. Het woon- en leefklimaat voor beide geurbelastingen kan worden geclassificeerd als ‘zeer goed’.
Bij het beoordelen van het woon- en leefklimaat bestaat de volgende vuistregel: de voorgrondgeurbelasting is maatgevend als die tenminste de helft bedraagt van de achtergrondbelasting. In deze situatie is de voorgrondgeurbelasting maatgevend en is het woon- en leefklimaat te kwalificeren als ‘zeer goed’.
4.6.3 Conclusie
Het aspect 'geur' vormt geen belemmering voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.
4.7 Ecologie
4.7.1 Algemeen
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuur Netwerk Nederland (voorheen EHS). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.
4.7.2 Gebiedsbescherming
4.7.3 Soortenbescherming
4.7.4 Conclusie
Er worden geen negatieve effecten op de NNN en Natura 2000-gebieden verwacht. Het aspect 'ecologie' vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.8 Archeologie & Cultuurhistorie
4.8.1 Archeologie
4.8.2 Cultuurhistorie
4.8.3 Conclusie
De aspecten 'archeologie' en 'cultuurhistorie' vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
4.9 Besluit Milieueffectrapportage
4.9.1 Algemeen
De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:
- Op basis van artikel 7.2a, lid 1 Wm (als wettelijk plan); Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is.
- Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 3); Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen).
- Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 4); Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).
In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of bestemmingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.
Een belangrijk element in het Besluit m.e.r. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
4.9.2 Situatie plangebied
4.9.3 Conclusie
Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.-plichtig. Er zijn eveneens geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan.
4.10 Water
4.10.1 Vigerend beleid
4.10.2 Watertoets
4.10.3 Conclusie
Het aspect 'water' vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend voornemen.
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten En Planverantwoording
5.1 Inleiding
De in deze toelichting beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die (digitaal) bindend is voor overheid en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.
5.2 Opbouw Van De Regels
5.2.1 Algemeen
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. Dit bestemmingplan is opgesteld conform de normen van de SVBP 2012 (Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2012). De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels;
- 2. Bestemmingsregels;
- 3. Algemene regels;
- 4. Overgangs- en slotregels.
5.2.2 Inleidende regels
5.2.3 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:
- Bestemmingsomschrijving: Hierin is de omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan binnen deze bestemming opgenomen. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies.
- Bouwregels: In deze regels zijn eisen opgenomen waaraan de binnen de bestemming voorkomende bebouwing moet voldoen. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd is hierin vastgelegd.
- Afwijken van de bouwregels: Deze afwijking geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om met omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels in het plan.
- Specifieke gebruiksregels: In de specifiek gebruiksregels is bepaald welk gebruik van gronden en opstallen in elk geval strijdig is met of wordt toegestaan binnen deze bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd.
- Afwijken van de gebruiksregels: Deze afwijking geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om met omgevingsvergunning af te wijken van functies die in eerste aanleg strijdig zijn met de bestemmingsomschrijving of de specifieke gebruiksregels;
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden: Hier wordt gespecificeerd welke activiteiten wel of geen vergunning vereisen.
5.2.4 Algemene regels
- Anti-dubbeltelregel (Artikel 8): dit artikel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een plan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld;
- Algemene bouwregels (Artikel 9): in dit artikel worden de algemene bouwregels voor het bouwen beschreven, onverminderd het bepaalde in de overige artikelen;
- Algemene gebruiksregels (Artikel 10): in dit artikel is aangegeven wat onder verboden gebruik wordt verstaan. Deze regel gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming.
- Algemene afwijkingsregels (Artikel 11): in dit artikel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van deze bevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
- Algemene wijzigingsregels (Artikel 12): in dit artikel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
- Overige regels (Artikel 13): in dit artikel zijn de overige regels opgenomen.
5.2.5 Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.
5.3 Bestemmingen
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd.
Qua systematiek is aangesloten bij het bestemmingsplan "Buitengebied 2019" (vastgesteld op 25 juni 2020).
'Artikel 3 Agrarisch'
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn voornamelijk bestemd voor het uitoefenen van een agrarisch bedrijf, het weiden van vee, anders dan in het kader van de uitoefening van het agrarisch bedrijf, bos en natuurelementen, bestaande wegen, wandel-, fiets- en ruiterpaden, toegangswegen. En ook voor nieuwe toegangswegen bij de nieuwe woning, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting. Er mogen geen gebouwen op deze gronden worden gebouwd.
'Artikel 4 Wonen'
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn voornamelijk bestemd voor het wonen in een woning of een woonhuis al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit. Binnen de bestemming is het bouwen van een woning toegestaan tot 120m2 met bijbehorende bijgebouwen. Voor de situering van de nieuwe woning is een bouwvlak met een gevellijn opgenomen. Binnen de gevellijn moet één of meer gevels (voor- of zijgevel) worden gebouwd.
Onderhavig plan ziet toe op de realisatie van een woning. In de regels van de woonbestemming is zoveel mogelijk aangesloten aan de woonbestemming in het buitengebied van de gemeente Nunspeet. Afgeweken is voor de benodigde voorwaardelijke verplichtingen van de landschappelijke inpassing.
'Artikel 5 Waarde - Archeologie 2' en 'Artikel 6 Waarde - Archeologie 3'
De voor 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden van de rijksmonumentale gebieden en de daaromheen liggende bufferzones.
'Artikel 7 Waarde - Overgangszone'
De voor 'Waarde - Overgangszone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals deze tot uitdrukking komen in vorm van landgoederen, de bestaande houtwallenstructuur en de doorzichten.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
De gemeentelijke kosten zijn beperkt tot de ambtelijke kosten, welke worden verhaald middels de gemeentelijke legesverordening. Eventuele planschade komt voor rekening van de initiatiefnemer. Ten behoeve van deze ontwikkeling is een planschadeovereenkomst (anterieure overeenkomst) met de initiatiefnemer gesloten. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en is op grond van artikel 6.12 Wro geen exploitatieplan nodig.
Hoofdstuk 7 Vooroverleg, Inspraak En Zienswijzen
7.1 Vooroverleg
7.1.1 Het Rijk
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
7.1.2 Provincie Gelderland
In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro wordt het voorliggende bestemmingsplan voorgelegd aan de provincie Gelderland.
7.1.3 Waterschap Vallei en Veluwe
Door middel van de digitale watertoets is het waterschap geïnformeerd. Uit de digitale watertoets bleek dat sprake is van de procedure 'normale procedure'. In het kader van het wettelijke vooroverleg wordt het plan voorgelegd aan het waterschap.
7.2 Inspraak En Burgerparticipatie
Het ontwerpbestemmingsplan heeft voor een periode van 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. In deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend. Het ontwerpbestemmingsplan wordt ongewijzigd vastgesteld.
Bijlage 1 Bedrijvenlijst
Bijlage 2 Sloopopgave
Bijlage 3 Landschappelijke Inpassing
Bijlage 3 Landschappelijke inpassing
Bijlage 4 Cultuurhistorische Waarden En Landschapstype
Bijlage 4 Cultuurhistorische waarden en landschapstype
Bijlage 1 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 1 Landschappelijk inpassingsplan
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 3 Geuronderzoek
Bijlage 4 Stikstofonderzoek
Bijlage 5 Quickscan Natuurwaardenonderzoek
Bijlage 5 Quickscan natuurwaardenonderzoek
Bijlage 6 Archeologisch Adviesdocument
Bijlage 6 Archeologisch adviesdocument