Biddinghuizen - Kokkelweg 12 (D4004)
Bestemmingsplan - gemeente Dronten
Vastgesteld op 29-09-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Biddinghuizen - Kokkelweg 12 (D4004) met identificatienummer NL.IMRO.0303.D4004-0ONH van de gemeente Dronten;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbijhorende bijlagen;
1.3 aan- en uitbouw:
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
1.4 aan-huis-verbonden beroep:
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, dat wordt uitgeoefend in of bij een woning, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt, en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
- 1. grondgebonden agrarisch bedrijf:
- a. akker- en vollegrondstuinbouw:
- de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen boom-, hout-, sier- en fruitteelt;
- b. fruitteelt:
- de teelt van fruit op open grond;
- c. boomteelt:
- de teelt van boomkwekerijgewassen;
- d. houtteelt:
- de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;
- e. productiegerichte paardenhouderij:
- een bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden;
- f. sierteelt:
- de teelt van siergewassen op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
- a. akker- en vollegrondstuinbouw:
- 2. niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:
- a. glastuinbouw op de wijze van kassen ten behoeve van ondersteunende teelt:
- de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
- b. intensieve kwekerij:
- de teelt in gebouwen van gewassen, paddenstoelen daaronder begrepen, of dieren anders dan genoemd onder 2.c of 3.;
- c. intensieve veehouderij:
- een agrarisch bedrijf in de vorm van het houden van dieren, op de wijze van een rundveemesterij (exclusief vetweiderij), een varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij, of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van bedrijfsvoeringen waarin dieren worden gehouden overeenkomstig de regels ten aanzien van de biologische productiemethoden;
- a. glastuinbouw op de wijze van kassen ten behoeve van ondersteunende teelt:
- 3. aquacultuur:
- a. de teelt van (zout)watergebonden organismen waaronder begrepen zagers, schelpdieren en vissen;
1.8 agrarische bedrijfskavel:
een op de verbeelding weergegeven aaneengesloten stuk grond, het agrarisch erf, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing en bijbehorende voorzieningen ten behoeve van een agrarisch bedrijf zijn toegelaten;
1.9 agrarische bedrijfsvoering:
bedrijfsvoering van een agrarisch bedrijf;
1.10 bassin:
een bak voor de opslag van mest, water of andere vloeistoffen ten behoeve van agrarische activiteiten;
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.12 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.13 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale netto vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.14 bedrijfswoning:
een woning bij een gebouw op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.15 bestaand:
ten aanzien van de aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:
- bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
1.16 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.17 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.18 bijgebouw:
een vrijstaand afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden, op hetzelfde bouwperceel gelegen, gebouw;
1.19 bosbouw:
het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;
1.20 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.21 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.22 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.23 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.24 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.25 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.26 cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, niet zijnde gronden in gebruik ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering;
1.27 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.28 doelmatige bedrijfsvoering:
het op efficiënte, effectieve, economische en bedrijfstechnisch correct wijze uitvoeren van de bedrijfsprocessen van een bedrijf met inbegrip van de resulterende producten en diensten en de externe relaties met klanten, leveranciers, partners en anderen;
1.29 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.30 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.31 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.32 horecabedrijf en/of -instelling:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.33 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.34 kas:
een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen of planten;
1.35 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, zoals genoemd in Bijlage 3 bij deze regels, waarvoor geen vergunningsplicht op grond van milieuwetgeving geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning uitgeoefend kunnen worden;
1.36 kleinschalige duurzame energiewinning:
energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windmolens/-turbines en vergisting, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, aard- en omgevingswarmte;
1.37 landschappelijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.38 logiesverstrekkend bedrijf:
een bedrijf waar, tegen vergoeding, logies worden verstrekt, waarbij de logieseenheden enkel zijn ingericht voor nachtverblijf;
1.39 mest- en/of organische (bij)productvergisting:
het onder gecontroleerde omstandigheden (volledig afgesloten van lucht) afbreken van organische verbindingen door bacteriën waarbij methaangas vrijkomt. Dit methaangas wordt gebruikt om een warmte-kracht-koppeling installatie aan te drijven. Dit is een speciale motor die methaangas als brandstof heeft en die een generator aandrijft. De verkregen elektriciteit wordt gebruikt op het eigen bedrijf en geleverd aan het net;
1.40 natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
1.41 normaal agrarisch gebruik:
het gebruik, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en grondgebonden agrarisch gebruik van de gronden;
1.42 normaal onderhoud:
het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
1.43 ondergeschikte tweede tak:
een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een agrarisch bedrijf;
1.44 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.45 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;
1.46 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenhoud die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.47 peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein;
1.48 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.49 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.50 recreatieve nevenactiviteiten:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.51 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;
1.52 silo:
een bouwwerk ten behoeve van opslagdoeleinden;
1.53 torensilo:
een gebouw ten behoeve van opslagdoeleinden;
1.54 tunnelkas:
elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten;
1.55 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.56 zorgboerderij:
een zorgfunctie als hoofdtak waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, gecombineerd wordt met agrarische activiteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende activiteiten;
1.57 zorgfunctie:
een zorgfunctie als neventak bij een agrarisch bedrijf waarbij een directe relatie bestaat tussen de sociaal-medische opvang van personen en de agrarische bedrijfsactiviteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische bedrijfsactiviteiten.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de perceelgrens;
Bij onduidelijkheden of interpretatieverschillen betreffende de wijze van meten, is de uitleg van de NEN 2580 (oppervlakten en inhouden van gebouwen, termen, definities en bepalingsmethoden) bepalend.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het agrarische grondgebruik;
- b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel';
- c. de uitoefening van het agrarisch bedrijf uitsluitend op de wijze van een productiegerichte paardenhouderij, ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' en 'paardenhouderij';
- d. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel';
- e. cultuurgrond;
met daaraan ondergeschikt:
- f. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de open polders;
- g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waardevolle erfsingelbeplanting en kavelbeplanting met de daarbijbehorende erfsloten;
- h. het behoud van kavelsloten, indien het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - kavelsloot';
- i. doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer;
- j. kleinschalige duurzame energiewinning;
- k. openbare nutsvoorzieningen;
- l. extensief dagrecreatief medegebruik;
- m. wegen en paden;
- n. waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- o. bedrijfsgebouwen en overkappingen, waaronder koelhuizen;
- p. bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep;
- q. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
- r. torensilo's;
- s. kassen en tunnelkassen;
- t. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in 3.2.1 sub a in die zin dat binnen een agrarische bedrijfskavel tijdelijke woonunits en/of stacaravans ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten worden geplaatst, mits:
- 1. de tijdelijke woonunits en/of stacaravans noodzakelijk zijn voor de huisvesting van arbeidsmigranten die werkzaam zijn op het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf;
- 2. er geen mobiele kampeermiddelen, zoals tenten, toercaravans of kampeerauto's worden geplaatst;
- 3. het aantal arbeidsmigranten dat in de tijdelijke woonunits en/of stacaravans wordt gehuisvest per agrarische bedrijfskavel ten hoogste 50 zal bedragen;
- 4. de tijdelijkheid van de plaatsing van de tijdelijke woonunits en/of stacaravans ten hoogste 3 maanden per jaar bedraagt binnen de periode van 1 april tot 1 november, waarbij na afloop van de termijn de situatie op de agrarische bedrijfskavel weer in de oude staat hersteld moet worden;
- 5. er wordt aangesloten op de uitgangspunten van het op 27 september 2012 vastgestelde beleid "Ruimtelijke beleidsnotitie huisvesting arbeidsmigranten, gemeente Dronten";
- 6. er voldoende parkeergelegenheid binnen de agrarische bedrijfskavel aanwezig is, waarbij wordt uitgegaan van minimaal 1 parkeerplaats per 2 arbeidsmigranten;
- 7. de tijdelijke woonunits en/of stacaravans landschappelijk worden ingepast overeenkomstig de voor de overige bebouwing geldende inpassingsregels;
- 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 3.2.1 sub c en g en lid 3.2.2 sub b in die zin dat bouwwerken deels dan wel geheel buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' worden gebouwd, mits:
- 1. de bouwwerken uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied';
- 2. de regels in lid 3.2.1 betrekking hebbende op de inrichting van de bedrijfskavel van overeenkomstige toepassing zijn op het zoekgebied;
- 3. door middel van een landschappelijk inpassingsplan wordt aangetoond dat de bebouwing aan de niet naar de weg gekeerde zijden wordt omgeven door een erfsingelbeplanting met een breedte van ten minste 6,00 m, met dien verstande dat:
- de erfsingel- of kavelbeplanting zal bestaan uit inheemse boomsoorten;
- er sprake is van een kruid-, struik- en boomlaag;
- voor een doelmatige bedrijfsvoering kan worden voorzien in afwijkende erfbeplanting of kavelbeplanting;
- bij aangrenzende percelen, waarbij de erfsingelbeplanting naast elkaar ligt, de gezamenlijke breedte van de erfsingelbeplantingen ten minste 6,00 m dient te bedragen, waarbij aan weerszijde van de kavelsloot de breedte van de erfsingelbeplantingen ten minste 3,00 m dient te bedragen;
- 4. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 2 onder 1.1.3.;
- c. het bepaalde in lid 3.2.1 sub g in die zin dat gebouwen en overkappingen op minder dan 10,00 m vanaf de niet naar de weg gekeerde grenzen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' worden gebouwd, mits:
- 1. deze afwijking alleen wordt toegepast in situaties waar twee percelen zijdelings aan elkaar grenzen;
- 2. deze afwijking in die gevallen uitsluitend betrekking heeft op de zijde van de bedrijfskavel die grenst aan de naastgelegen bedrijfskavel;
- 3. de gebouwen worden gebouwd in het verlengde van bestaande gebouwen die al binnen de afstand van 10,00 m zijn gebouwd;
- 4. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 2 onder 1.1.1.;
- d. het bepaalde in lid 3.2.1 sub l in die zin dat gebouwen worden voorzien van een plat dak, mits:
- 1. deze vergunning alleen wordt verleend ten behoeve van de realisering van ondergeschikte tussenstukken van meer dan 1,00 m breed ter verbinding van bedrijfsgebouwen onderling dan wel ter verbinding van bedrijfsgebouwen met de bedrijfswoning;
- 2. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 2 onder 1.1.1;
- e. het bepaalde in lid 3.2.2 sub a in die zin dat tennisbanen worden toegestaan, mits:
- 1. tevens de in lid 3.6 sub f bedoelde omgevingsvergunning is verleend;
- f. het bepaalde in lid 3.2.2 sub b in die zin dat mestbassins, mestsilo's en sleufsilo's buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' worden gebouwd, waarbij tevens buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied' worden gebouwd, mits:
- 1. binnen het zoekgebied geen ruimte meer aanwezig is voor het oprichten of aanleggen van de mestbassins, mestsilo's en sleufsilo's;
- 2. de oppervlakte van een bassin of mestsilo ten hoogste 600 m² zal bedragen;
- 3. de oppervlakte van een sleufsilo ten hoogste 300 m² zal bedragen;
- 4. de bouwhoogte van een mestsilo ten hoogste 4,00 m, exclusief afdekking, zal bedragen;
- 5. de bouwhoogte van de opstaande randen van een bassin of sleufsilo ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
- 6. tevens de in lid 3.6 sub b en c genoemde vergunning is verleend;
- 7. de situering van de mestbassins, mestsilo's, mestplaten en sleufsilo's direct aansluitend op en alleen aan de achterzijde van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied' plaatsvindt;
- g. het bepaalde in lid 3.2.2 sub d in die zin dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 15,00 m, mits:
- 1. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 2 onder 1.1.1.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid, anders dan bij het wonen toegestane beroepen, tenzij de gronden daarvoor specifiek zijn aangeduid dan wel anders dan bestaand gebruik waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- b. het opslaan van mest en/of andere agrarische producten buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel', met uitzondering van tijdelijke opslag van akkerbouwproducten (maximaal zes maanden) tot een oppervlakte van ten hoogste 1.000 m²;
- c. het opslaan van agrarische producten of de aanleg van bassins binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan, of, indien geen bedrijfswoning aanwezig is, het dichtst bij de weg gelegen bedrijfsgebouw;
- d. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning of een vrijstaand bijgebouw behorende bij een bedrijfswoning voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, indien:
- 1. de hieruit voortvloeiende activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn in het kader van de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- 2. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij 1 andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 3. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
- 4. de bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 60 m² bedraagt;
- 5. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 6. horeca en detailhandel plaatsvinden;
- e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
- f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
- g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;
- h. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- i. het gebruik van de gronden ten behoeve van een tennisbaan;
- j. het gebruik van bedrijfswoningen voor de huisvesting van arbeidsmigranten;
- k. het gebruik van gronden ten behoeve van de uitoefening van het agrarisch bedrijf buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel', anders dan genoemd onder b en c en tenzij afwijking is verleend op grond van lid 3.4 sub b ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied'.
- l. het in gebruik nemen van gebouwen en bouwwerken zonder de aanleg, binnen 3 jaar na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, en instandhouding van een erfsingel direct aangrenzend aan de bouwperceelsgrens, die voldoet aan het beplantingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 3.5 sub a in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' en/of 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied' wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van:
- 1. agrarische dienstverlenende bedrijvigheid;
- 2. (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting;
- 3. verkoop en ambachtelijke bewerking en verwerking van eigen, streekeigen en aanverwante agrarische producten;
- 4. hoveniersactiviteiten;
- 5. een dierenpension;
- 6. een dierenarts;
- 7. hondendressuur;
- 8. woonzorgboerderijen/kinderdagverblijven;
- 9. houtconservering, kurkwaren, riet- en vlechtwerk;
- 10. een educatief centrum;
- 11. een (kunst)atelier/galerie;
- 12. opslag en stalling van niet-agrarische producten, caravans, aanhangwagens, kampeerauto's en boten;
- 13. een kinderboerderij;
- 14. een groepsaccommodatie;
- 15. kleinschalig kamperen;
- 16. bed and breakfast;
- 17. een theeschenkerij;
- 18. outdoor/sportactiviteiten centrum;
mits rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 2 onder 1.2.;
- b. het bepaalde in lid 3.5 sub b in die zin dat gronden buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' worden gebruikt voor het opslaan van mest en andere agrarische producten, mits:
- 1. de opslag direct aansluitend op en alleen aan de achterzijde van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied' plaatsvindt;
- 2. er ten behoeve van deze opslag geen bouwwerken worden opgericht;
- 3. de oppervlakte van de opslag buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' ten hoogste 1.000 m² bedraagt;
- c. het bepaalde in lid 3.5 sub b in die zin dat gronden buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' worden gebruikt voor het opslaan van mest en andere agrarische producten, waarbij de opslag tevens buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied' plaatsvindt, mits:
- 1. er binnen het zoekgebied geen ruimte meer aanwezig is voor de opslag en de opslag direct aansluitend op en alleen aan de achterzijde van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied' plaatsvindt;
- 2. er ten behoeve van deze opslag geen bouwwerken worden opgericht;
- 3. de oppervlakte van de opslag buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' ten hoogste 1.000 m² bedraagt;
- d. het bepaalde in lid 3.5 sub d in die zin dat gedeelten van een bedrijfswoning of een vrijstaand bijgebouw behorende bij een bedrijfswoning worden gebruikt voor het uitoefenen van een beroep of een bedrijf aan huis als genoemd in Bijlage 3, of die naar aard en invloed op de omgeving hiermee vergelijkbaar zijn, mits:
- 1. de hieruit voortvloeiende activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn in het kader van de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- 2. de oppervlakte ten hoogste 40% bedraagt van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met een maximum van 60 m²;
- 3. de activiteit uitgeoefend wordt door in ieder geval één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij 1 andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 4. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 5. geen horeca en detailhandel plaatsvinden;
- e. het bepaalde in lid 3.5 sub i in die zin dat gronden worden gebruikt voor een tennisbaan, met inachtneming van het gestelde in Bijlage 2 in 1.4.;
- f. het bepaalde in lid 3.5 sub j in die zin dat bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten worden gebruikt voor de huisvesting van arbeidsmigranten, mits:
- 1. de huisvesting uitsluitend per bedrijfskavel wordt aangewend voor de huisvesting van arbeidsmigranten die werkzaam zijn op het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf;
- 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 3. er wordt aangesloten op de uitgangspunten van het op 27 september 2012 vastgestelde beleid "Ruimtelijke beleidsnotitie huisvesting arbeidsmigranten, gemeente Dronten";
- 4. er voldoende parkeergelegenheid binnen de agrarische bedrijfskavel aanwezig is, waarbij wordt uitgegaan van minimaal 1 parkeerplaats per 2 arbeidsmigranten;
- 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in Bijlage 2, het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - tweede bedrijfswoning' wordt aangebracht ten behoeve van een tweede bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf, mits rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 2 onder 1.1.2.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 4
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud en de bescherming van mogelijk te verwachten gematigde / middelhoge archeologische waarden van de gronden.
4.2 Bouwregels
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4 Voorrangsregeling
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie 4' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt verwijderd, indien uit deskundig archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
De bouwgrenzen mogen in afwijking van dit plan uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers over maximaal 2/3 van de voorgevelbreedte, serres over maximaal 2/3 van de voorgevelbreedte , entreeportalen over maximaal 2/3 van de voorgevelbreedte, veranda's over maximaal 2/3 van de voorgevelbreedte en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
- b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden voor de uitstalling, opslag, stand- of ligplaats van kampeerwagens, toer- of stacaravans en tenten;
- b. het gebruik van gronden voor de opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan, met uitzondering van het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of de handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen;
- c. het gebruik van gronden voor het opslaan van gebruiksklare of gebruiksonklare voer-, vaar- of vliegtuigen of onderdelen hiervan;
- d. het gebruik van gronden voor het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, anders dan het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van tuinen en andere open terreinen ;
- e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutie en/of een seksinrichting.
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
8.1 geluidzone - weg
De als 'geluidzone - weg' aangeduide gronden aan weerszijden van wegen zijn, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen vanwege het wegverkeer.
8.2 luchtvaartverkeerzone
De als 'luchtvaartverkeerzone' aangeduide gronden zijn, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor het tegengaan van te hoge bouwwerken en beplanting in verband met het vrijhouden van de invlieghoogtes van het zweefvliegterrein en de luchthaven Lelystad.
8.3 vrijwaringszone - radar
De als 'vrijwaringszone - radar' aangeduide gronden zijn, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd:
- ter voorkoming van radarverstoring van de nabijgelegen radar Nieuw Milligen;
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, inhoudsmaten en afstandsmaten, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
- c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het
bestemmingsplan Biddinghuizen - Kokkelweg 12 (D4004)
van de gemeente Dronten.
Behorend bij het besluit van ...
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het perceel Kokkelweg 12 te Biddinghuizen betreft een agrarisch bedrijfsperceel waarop alleen een oude bewaring staat. Onlangs is op dit perceel gestart met de bouw van een bedrijfswoning. De eigenaar van het perceel wil ter plaatse een paardenhouderij oprichten. Op dit bedrijf zullen maximaal 20 jonge paarden worden getraind. Ten behoeve hiervan wordt de oude bewaring gesloopt en worden enkele nieuwe bedrijfsgebouwen gerealiseerd.
De gewenste situatie kan niet op basis van het geldende bestemmingsplan worden gerealiseerd. De nieuwbouw vindt voor een klein deel buiten de daarvoor aangeduide bedrijfskavel plaats. Daarnaast wordt op het perceel niet voorzien in een agrarisch bedrijf in de vorm van een veehouderij.
De gemeente Dronten staat in principe positief tegenover de beoogde ontwikkeling. Om dit juridisch-planologisch mogelijk te maken, wordt een nieuw bestemmingsplan vastgesteld. Dit plan voorziet hierin.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Dronten, op ongeveer 1,5 kilometer ten zuidwesten van Biddinghuizen. De begrenzing is afgestemd op de huidige bedrijfskavel en het zoekgebied voor uitbreiding, zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan. In figuur 1.1 wordt de ligging van het plangebied op een luchtfoto weergegeven.
Figuur 1.1 De ligging van het plangebied
1.3 Planologische Regeling
Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Buitengebied Dronten (D4000), dat is vastgesteld op 30 april 2015. Het perceel valt hierin onder de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel'. Gebouwen moeten binnen deze aanduiding blijven. Achter en ten oosten van de bedrijfskavel is een zoekgebied aangeduid, waarbinnen bij afwijking de bedrijfskavel uitgebreid kan worden. Voor de gewenste bebouwing kan hiervan gebruik worden gemaakt. Echter, gelet op de regelgeving omtrent stikstofdepositie is veehouderij buiten het bestemmingsplan gelaten. Een paardenhouderij is een veehouderij. Dit gebruik is niet toegestaan op grond van het bestemmingsplan. Het is daardoor niet mogelijk om een akkerbouwbedrijf om te zetten naar een veehouderijbedrijf.
Verder gelden op het plangebied de dubbelbestemming en aanduidingen 'Waarde - Archeologie', 'geluidszone - weg', 'vrijwaringszone - radar' en 'luchtvaartverkeerszone'. In hoofdstuk 4 worden deze aspecten behandeld.
1.4 Leeswijzer
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de huidige situatie en de voorgestelde ontwikkelingen. In hoofdstuk 3 wordt het, voor het plan relevante, beleid op de verschillende niveaus beschreven. In hoofdstuk 4 worden de ontwikkelingen getoetst aan de omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt het juridische systeem toegelicht. Ten slotte worden in hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid verwoord.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
Het bouwperceel aan de Kokkelweg 12 is, tezamen met alle andere bouwpercelen in de omgeving, eind jaren '60 van de vorige eeuw ontwikkeld. Het is nooit als volwaardig agrarisch bedrijf in gebruik geweest, in die zin dat er nooit een bedrijfswoning heeft gestaan. De bewaring die er nu staat is in 1967 gebouwd. In deze periode is ook de erfsingel aangeplant. In 2015 is een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een woonhuis voorop het perceel. Een aanzicht op het plangebied is weergegeven in figuur 2.1.
Figuur 2.1 Aanzicht op het plangebied
Het perceel maakt deel uit van een cluster van drie bedrijfspercelen. De percelen aan de westzijde en aan de overzijde van Kokkelweg worden thans gebruikt als caravanstallingen. Het plangebied ligt verder aangrenzend aan grootschalige kavels akkerbouwland.
2.2 Beschrijving Initiatief
De nieuwe eigenaar wil ter plaatse een paardenhouderijbedrijf beginnen. Op dit bedrijf worden maximaal 20 jonge paarden getraind. Ten behoeve van dit bedrijf worden achter de bedrijfswoning die momenteel in aanbouw is, enkele aaneengebouwde bedrijfsgebouwen gebouwd. Hierin worden een paardenstal, bergingen en een overdekte paardenbak ondergebracht. Rondom de nieuwe bedrijfskavel worden erfsingels aangeplant. De gewenste situatie, ten opzichte van de huidige situatie, is weergegeven in figuur 2.2.
Figuur 2.2 Huidige (links) en gewenste (rechts) situatie plangebied
Het bouwperceel krijgt een oppervlakte van 109 bij 79 meter. Het wordt vergroot van 6.300 m2 naar 8.600 m2. Het totale verharde oppervlak neemt toe met circa 2.800 m2. Om voldoende bergingscapaciteit voor de afvoer van hemelwater te realiseren wordt rondom het perceel een sloot gegraven.
2.3 Landschappelijke Inpassing
De bestaande erfsingels langs het bouwperceel worden zoveel mogelijk behouden. Langs de uit te breiden zijden worden nieuwe erfsingels aangelegd, zodanig dat in de nieuwe situatie rondom het bouwperceel erfsingels liggen. Deze erfsingels worden minimaal 6 meter breed. Voor de inrichting van deze singels (soorten en dichtheid) is voor de kleigronden rondom Biddinghuizen een standaard beplantingsschema opgesteld. Dit is opgenomen in Bijlage 1 bij de regels, samen met een situatietekening waarop de nieuwe erfsingels zijn aangegeven. Op deze wijze wordt het nieuwe bouwperceel op een gebiedseigen wijze ingepast in het landschap.
2.4 Planologische Inpasbaarheid
Het plan stelt het verplaatsen van een 'bestaand' agrarisch bedrijf voor. De aanvrager heeft bij de gemeente de benodigde documentatie geleverd dat het gaat om een gezond en perspectiefvol bedrijf. Op basis van de uitgangspunten van het bestemmingsplan Buitengebied Dronten (D4000) gelden een aantal voorwaarden voor agrarische bedrijfskavels.
Rechthoekig bouwvlak
De gemeente wil de agrarische bedrijven in de gemeente ontwikkelingsmogelijkheden bieden, maar wil tegelijkertijd aandacht besteden aan het behoud van het landschappelijk karakter van de polder. De rechthoekige vorm van de agrarische bedrijfskavels is daarbij een belangrijke cultuurdrager. Aan de rechthoekige vorm wordt voldaan.
Het uitgangspunt is dat de breedte niet groter wordt dan de diepte. Aan deze voorwaarde wordt voldaan. Het bouwperceel wordt 109 meter diep en 89 meter breed.
Omvang
De maximale toegestane oppervlakte van de bedrijfskavels bedraagt 2,5 hectare. Dit is de oppervlakte van het zoekgebied, zoals dat voor de uitbreiding van bedrijfskavels in het bestemmingsplan Buitengebied is opgenomen. Aan deze voorwaarde wordt voldaan. De oppervlakte van het nieuwe perceel minder dan één hectare en past binnen het zoekgebied.
Landschappelijke inpassing
De manier waarop het bouwperceel in de omgeving komt te liggen sluit goed aan op de ordeningsprincipes van het landschap. Naast de rechthoekige vorm van de agrarische bedrijfskavel vormen de erfsingelbeplanting en de hagen rondom de kavels in de fruitteeltgebieden belangrijke dragers voor het landschappelijke karakter.
Het plangebied ligt niet in een fruitteeltgebied en wordt daarom voorzien van een erfsingel, overeenkomstig de voorwaarden die de gemeente Dronten hieraan stelt. De bedrijfskavel is op deze manier op een gebiedseigen wijze ingepast in het landschap.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland.
Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
In de SVIR is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het verplaatsen van een agrarisch bedrijf wordt niet gezien als verstedelijking in dit kader. De ladder is zodoende niet van toepassing.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt niet alleen regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen.
Het plangebied en/of de ontwikkeling raken geen van deze rijksbelangen.
3.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsplan Flevoland 2006
Het beleidskader van de provincie Flevoland voor het totale omgevingsbeleid is omschreven in het Omgevingsplan Flevoland 2006. In dit plan wordt het integrale omgevingsbeleid voor de periode 2006-2015 neergelegd met een doorkijk naar 2030. Het beleid is gebaseerd op een visie voor de periode tot 2030, waarin de hoofdlijnen voor de gewenste verdere ontwikkeling worden geschetst.
De landbouw verandert in een hoog tempo van een beschermde en ondersteunde sector naar een sector die moet concurreren op de wereldmarkt. Bedrijven reageren hierop met schaalvergroting, specialisatie, intensivering en een verschuiving van akkerbouw naar veehouderij. Ook zijn er bedrijven die oplossingen zoeken in verbreding van de bedrijfsvoering, zoals verwerking van agrarische producten, het telen van energie- of andere gewassen, mestvergisting, recreatie en toerisme. De provincie wil ruimte bieden aan deze ontwikkelingen.
Ten aanzien van de ontwikkeling van bouwerven is richtinggevend dat eerst de mogelijkheden binnen het bestaande erf maximaal benut zijn, voordat een ruimtebeslag wordt gelegd op de omgeving. Daarbij wordt de voorwaarde gesteld dat de erfbeplanting hersteld wordt en dat de verkeersafwikkeling op het erf en op de openbare weg veilig is.
Nota Landbouwontwikkeling in Flevoland
In de nota Landbouwontwikkeling in Flevoland (vastgesteld op 6 maart 2003) wordt ingegaan op de te verwachten ontwikkelingen binnen de landbouw alsmede op de perspectieven voor de landbouw in Flevoland. De provincie kan binnen de vastgestelde Europese en nationale kaders de ontwikkelingen op provinciaal en regionaal niveau mede sturen, onder andere door middel van het ruimtelijke ordeningsinstrumentarium of door een gerichte inzet van middelen.
Doel van de nota is om aan te geven wat de te verwachten ontwikkelingen in de landbouw in Flevoland zijn en op welke wijze de provincie ontwikkelingen wil en kan beïnvloeden. Opgemerkt is dat in Flevoland de grondgebonden landbouw de drager is van het karakteristieke open landschap. De ontwikkelingsmogelijkheden van de grondgebonden landbouw worden gehandhaafd en versterkt.
Beleidsregel Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied
De provincie Flevoland heeft op 17 juni 2008 de beleidsregel Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied vastgesteld. In deze beleidsregel heeft de provincie de belangrijkste aspecten voor ontwikkelingen in het landelijk gebied vastgelegd. Het gaat hier voornamelijk om de belangrijkste randvoorwaarden voor bijvoorbeeld uitbreiding van bouwpercelen en functiewijzigingen. Ten eerste moet verstedelijking van het landelijk gebied voorkomen worden. De schaal van de activiteit moet in het landelijk gebied passen en niet agrarische activiteiten moeten bij voorkeur plaats vinden in de bestaande bebouwing. Niet toegestaan zijn activiteiten die thuis horen op een bedrijventerrein door bijvoorbeeld de hoeveelheid werknemers en de verkeersaantrekkende werking die van de functie uitgaat. Ten tweede moet bij vergroting van het bouwperceel aangetoond zijn dat uitbreiding binnen het bestaande bouwperceel niet mogelijk is. Tevens moet aangetoond zijn dat uitbreiding noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering en dat de toekomst van het agrarisch bedrijf voldoende gewaarborgd is. Tot slot mogen bij vergroting van het bouwperceel de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten niet aangetast worden. Erfsingels moeten behouden of hersteld worden en de vorm van het perceel moet passen in het landschap.
Conclusie provinciaal beleid
De voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de voorwaarden die de provincie voor agrarische bedrijven stelt en past binnen de kaders van de beleidsregel 'kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied'. De noodzaak voor de uitbreiding komt voort uit de nieuwe bedrijfsvoering die op het perceel is beoogd. De bedrijfskavel is nu relatief klein (0,6 hectare). Binnen deze oppervlakte is geen ruimte voor de realisatie van een paardenhouderij.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Dronten 2030
Op 29 november 2012 is de Structuurvisie Dronten 2030 vastgesteld. Deze vervangt de Structuurvisie Dronten 2020. De structuurvisie is een ruimtelijke ontwikkelingsvisie, waarin de huidige en gewenste waarden en kwaliteiten worden beschreven. De visie heeft als doel om de verschillende belangen, bijvoorbeeld tussen landschap, kernen en gemeenschap, zorgvuldig af te wegen en hieruit een integrale richting te bepalen voor de periode tot 2030.
De polder, waarin ook het plangebied van dit bestemmingsplan ligt, is in de visie aanmerkt als het grootschalige agrarische kerngebied. Agrarische bedrijvigheid en rust staan hier voorop. Landbouw is de belangrijkste functie in het gebied en de drager van het landschap. Dit moet ook in de toekomst zo blijven: de landbouw krijgt de ruimte en de openheid van de polder wordt behouden.
In januari 2011 is de Kaderstellende notitie herziening bestemmingsplan Buitengebied vastgesteld. In deze notitie worden de ontwikkelingsmogelijkheden aangegeven in het landelijk gebied. De mogelijkheden zijn nader uitgewerkt in het bestemmingsplan Buitengebied.
Bestemmingsplan Buitengebied (D4000)
Het nieuwe bestemmingsplan voor het buitengebied vormt een uitvoeringskader voor het gemeentelijk beleid ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen in het landelijk gebied. Voor het ontwikkelen van agrarische bedrijfskavels en voor nevenactiviteiten op deze bedrijfskavels gelden een aantal voorwaarden. In paragraaf 2.4 is de gewenste ontwikkeling getoetst aan deze voorwaarden. Geconcludeerd is dat de ontwikkeling in overeenstemming is met de uitgangspunten uit het bestemmingsplan Buitengebied.
De paardenhouderij is niet mogelijk op basis van het bestemmingsplan, omdat veehouderijen buiten het plan zijn gehouden. Dit vanwege gewijzigde regelgeving omtrent stikstofdepositie op beschermde natuurgebieden in de omgeving. Ervan uitgaande dat alle agrarisch bedrijven in de gemeente omgezet kunnen worden naar een veehouderij, zou dat een significante theoretische toename betekenen. Daarom moet bij een omzetting van een akkerbouwbedrijf naar een veehouderij per geval worden beoordeeld wat het effect is op natuurgebieden.
Verder geldt de regeling van het bestemmingsplan Buitengebied als basis voor de regeling van dit bestemmingsplan. Op deze manier sluit het bestemmingsplan goed aan op het nieuwe planologisch kader voor het buitengebied.
Welstandsnota gemeente Dronten (2013)
De gemeente Dronten heeft welstandsbeleid geformuleerd in de Welstandsnota 2013. Daarmee wil zij aan burgers duidelijkheid geven over de koers die de gemeente vaart met haar welstandstoezicht.
Het belangrijkste onderdeel van de Welstandnota 2013 bestaat uit de welstandscriteria. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de algemene- en de sneltoetscriteria. Tevens is er onderscheid in beeldbepalende- en niet beeldbepalende locaties. De welstandscriteria zijn hierop afgestemd.
Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat aangesloten wordt bij het wensbeeld. Het uitgangspunt voor bouwplannen is dat de bouwaanvraag vergezeld gaat van een definitief positief welstandsadvies.
Archeologiebeleid gemeente Dronten
De gemeente Dronten heeft archeologiebeleid, waarmee zij wil bereiken, dat:
- bij ruimtelijke ontwikkelingen zorgvuldig wordt omgegaan met archeologische waarden, zodat deze waar mogelijk behouden blijven voor toekomstige generaties;
- archeologische waarden meer worden ingezet ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit, identiteit en cultuurbeleving.
Ten behoeve daarvan heeft de gemeente de archeologische waarden en verwachtingen die binnen de gemeentegrenzen voorkomen zoveel mogelijk geïnventariseerd en op een Archeologische waarden- en verwachtingenkaart gevisualiseerd. Deze kaart is doorvertaald in een Archeologische beleidskaart en voorbeeldplanregels.
De Archeologische beleidskaart dient te worden betrokken bij ruimtelijke plannen. De implementatie en effectuering van het gemeentelijk archeologiebeleid in het ruimtelijk beleid vindt dus via deze planvormen en vergunningen plaats.
Het doel van het gemeentelijk archeologiebeleid is het behoud van belangrijke archeologische waarden, zonder daarbij andere belangen uit het oog te verliezen. Het beleid beperkt zich daarom tot archeologische terreinen waarvan de behoudenswaardigheid al is aangetoond en tot reële archeologische verwachtingen.
Conclusie gemeentelijk beleid
Het bestemmingsplan is afgestemd op het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Dronten. De ontwikkeling voldoet aan de voorwaarden die de gemeente aan agrarische bouwpercelen stelt. Op deze manier is het plan in overeenstemming met het gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 4 Toets Aan Wet- En Regelgeving
4.1 Vormvrije Mer-beoordeling
In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D14) is de oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren opgenomen. Voor paarden geldt een drempelwaarde van 100 stuks, waarbij dieren jonger dan 3 jaar in de opfok niet worden meegeteld.
De ontwikkeling vindt niet plaats in gevoelig gebied, omdat er geen sprake is van een Nationaal Landschap, een beschermd natuurmonument, een Natura 2000 gebied, een watergebied van internationale betekenis of van een kern- of natuurontwikkelingsgebied of verbindingszone binnen de EHS. Op het nieuwe perceel worden maximaal 20 jonge paarden gehouden.
In deze situaties dient er door het bevoegd gezag gemotiveerd te worden waarom er geen mer-beoordeling zal worden uitgevoerd. Bij deze motivering dient te worden getoetst aan alle andere selectiecriteria als bedoeld in bijlage III van de Europese richtlijn 2011/92/EU), op basis waarvan een MER gemaakt zou moeten worden. Deze zogenaamde 'vormvrije mer-beoordeling' is opgenomen in Bijlage 1. Geconcludeerd wordt dat er kan worden uitgesloten dat het plan belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu heeft. Hierdoor is er geen aanleiding om een volledige mer-beoordeling of planMER uit te voeren.
4.2 Geluid
Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen. Als de geluidsbelasting hoger is dan 48 dB, dan kan een hogere waarde worden vastgesteld. Voor een woning bij een agrarisch bedrijf is dit maximaal 58 dB.
In het bestemmingsplan voor het buitengebied zijn de 48 dB-contouren van een groot aantal wegen, waaronder de Kokkelweg, aangegeven met de aanduiding 'geluidszone - weg'. De nieuwe bedrijfswoning is buiten deze aanduiding vergund, waarmee dus wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. De geluidszone is in dit bestemmingsplan overgenomen, waarmee is gewaarborgd dat er geen geluidsgevoelige objecten binnen de 48 dB-contour wordt gebouwd.
4.3 Milieuzonering
Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.
Een paardenhouderijbedrijf is ingedeeld in milieucategorie 3.1, waarbij een richtafstand van 50 meter geldt. In een gemengde omgeving kan deze afstand worden gereduceerd door 30 meter. Overwegend agrarische bebouwingslinten zijn aangemerkt als gemengd gebied. Overigens geldt wel een wettelijke afstand van 50 meter tussen geuremissiepunten van veehouderijen en geurgevoelige objecten.
Nabij het plangebied liggen twee bedrijfspercelen met daarop bedrijfswoningen. De bedrijfswoning van het naastgelegen perceel staat op 15 meter vanaf de erfgrens, waarmee niet wordt voldaan aan de richtafstand. De gebouwen en terreinen die feitelijk door de paardenhouderij worden gebruikt liggen wel op grotere afstand dan 30 meter van deze bedrijfswoning. Voor de bedrijfswoning aan de overzijde van de Kokkelweg geldt dat ruimschoots wordt voldaan aan de richtafstanden.
Geconcludeerd wordt dat er ter plaatse van de bedrijfswoningen geen onevenredige hinder ontstaat als gevolg van de te vestigen paardenhouderij. Het betreft bovendien een relatief kleinschalige paardenhouderij. Bij de uitwerking van de plannen wordt rekening gehouden met de wettelijke geurafstanden. Het perceel biedt voldoende ruimte om aan deze afstand te voldoen.
4.4 Bodem
Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.
De ontwikkeling van het bouwperceel is voorzien op akkerbouwgrond die altijd als zodanig is gebruikt. Als gevolg van deze functie zijn geen potentiële verontreinigingen ontstaan. De bodem is dus in principe geschikt voor het nieuwe gebruik. In het kader van de vergunningverlening is wel een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk.
4.5 Water
Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.
Proces van de watertoets
Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Zuiderzeeland (kenmerk: 20151026-37-11814). Het plan raakt lagen die voor het waterschap van belang zijn, namelijk een slecht kwelgebied. Bovendien stelt het plan een forse verhardingstoename voor. Voor de ontwikkelingen wordt daarom de normale watertoetsprocedure doorlopen.
Voldoende water
Wateroverlast
Voor projecten geldt het principe 'waterneutraal bouwen' als uitgangspunt. Dat wil zeggen dat, wanneer het verhard oppervlak toeneemt, compenserende maatregelen worden genomen om de piekafvoeren op te vangen. Dit kan door het vasthouden of bergen van het water door de aanleg van een waterberging of een infiltratievoorziening.
In het waterkader van het waterschap Zuiderzeeland is opgenomen dat als er een toename is van de oppervlakteverharding (buiten de bebouwde kom) van 2.500 m2 en binnen de bebouwde kom van 750 m2 er sprake zal moeten zijn van watercompensatie. De verhardingstoename als gevolg van dit plan is circa 2.800 m2. De mate van compensatie is afhankelijk van de maximale toelaatbare peilstijging in het betreffende gebied. Het plangebied ligt in een gebied waar er maximale toelaatbare peilstijging geldt van minder dan 0,8 %. De bergingsnorm die hieraan gekoppeld is bedraagt 6 % van de extra verharding. Dit is 168 m2. De compensatie wordt gerealiseerd in de vorm van een sloot rondom de nieuwe bedrijfskavel.
Schoon water
Hemelwater
Het schoon hemelwater afkomstig van schone oppervlakken wordt geïnfiltreerd of direct afgevoerd naar open water. Oppervlakken die vervuild zijn of waar de kans op vervuiling groot is worden bij voorkeur afgevoerd via een lokale zuivering bijvoorbeeld een (in)filtratievoorziening en/of slibafscheider naar het oppervlaktewater.
Afvalwater
Voor de afvoer van afvalwater wordt gebruik gemaakt van een gecertificeerd IBA-systeem. In het kader van de vergunningverlening vind hierover afstemming met het waterschap plaats.
Proces
Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg toegezonden aan het waterschap voor een wateradvies. Er is geen reactie ontvangen. Aangezien het plan binnen de door het waterschap gestelde kaders past, wordt hieruit opgemaakt dat het waterschap geen bezwaren heeft.
4.6 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten (Bevi, Bevb, Basisnet). Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden.
Rondom het plangebied zijn geen risicobronnen aanwezig. Het plangebied ligt ook niet in de invloedsgebieden van risicobronnen op grotere afstand, zoals een hogedruk aardgastransportleiding direct langs Biddinghuizen en vervoer van gevaarlijke stoffen op de N305. Deze risicobronnen liggen op bijna een kilometer afstand. Als gevolg van dit plan ontstaan dus geen externe risico's.
4.7 Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Een project komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De uitbreiding van een bouwperceel ten behoeve van een kleinschalige paardenhouderij veroorzaakt geen sterke verkeersaantrekkende werking. Dit draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Het plangebied ligt in het landelijk gebied van Dronten, waar sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit. Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het plan geen overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen tot gevolg heeft.
4.8 Ecologie
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van natuurgebieden. Dit gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) beschermd. De bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Flora- en faunawet.
Gebiedsbescherming
Nabij het plangebied liggen geen beschermde natuurgebieden. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied betreft De Veluwerandmeren. Dit gebied ligt op 3,7 kilometer vanaf het plangebied. Het volgende gebied, De Veluwe, ligt op 10 kilometer afstand. Op deze afstand zijn directe gevolgen als gevolg de paardenhouderij uit te sluiten. Wel moet de toename aan stikstofdepositie op dit gebied in beeld worden gebracht en getoetst aan de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS), die per 1 juli 2015 van kracht is.
Flevoland heeft de uitbreiding van landbouwbedrijven in het kader van de PAS aangemeld als prioritair project. Dit betekent dat voor dergelijke ontwikkelingen uitbreidingsruimte is gereserveerd. Gezien deze reservering mag worden verwacht dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is in het kader van de Natuurbeschermingswet. Voor de aanvraag van de omgevingsvergunning zullen de benodigde AERIUS-berekeningen worden gemaakt en wordt het project (indien nodig) gemeld bij de Provincie Flevoland. Gelet op de zeer beperkte omvang van de nieuwe veehouderij en de afstand tot de Veluwerandmeren, zijn er vanuit dit aspect geen belemmeringen voor de uitvoering van dit plan.
De Hoge Vaart is aangewezen als een verbindingszone in de EHS. Deze ligt op ruim 800 meter vanaf het plangebied. De beleidsdoelstelling van de EHS komen, gelet op de omvang van het plan en de afstand tot de beschermde gebieden, niet in het geding.
Gezien de aard en de omvang van de voorgestelde ontwikkeling en de afstand van het plangebied tot beschermde gebieden, kan worden gesteld dat dit project geen (significante) effecten op de natuurwaarden in de omgeving heeft.
Soortenbescherming
Het huidige bouwperceel is lange tijd niet tot extensief in gebruik geweest. Momenteel vinden er weer intensieve activiteiten plaats, waaronder de bouw van een bedrijfswoning en onderhoudswerkzaamheden in de erfsingels. De ecologische waarde van het bouwperceel is daarom klein.
De bewaring binnen het plangebied is niet geschikt voor verblijfplaatsen van beschermde soorten. De wanden zijn opgebouwd uit enkele betonplaten en de dakopbouw is zodanig eenvoudig daar hier geen holten en andere beschuttingen aanwezig kunnen zijn. In het kader van de sloopmelding beoordeeld de gemeente of een ecologische inventarisatie nodig is.
De uitbreiding van het bouwperceel ligt op een kavel akkerbouwland dat een intensief gebruik en beheer kent. De te verwijderen beplanting is vanwege de productiefunctie niet interessant voor beschermde soorten. Eventueel aanwezige soorten hebben voldoende mogelijkheden om te vluchten of elders te foerageren.
Wel dient rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van broedvogels. Conflicten met de Flora- en faunawet op dit punt kunnen worden voorkomen door de beplanting buiten het broedseizoen te verwijderen.
Het uitvoeren van ecologisch onderzoek is niet nodig. Voor alle soorten is de algemene zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren tijdens de werkzaamheden moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.
4.9 Cultuurhistorie
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Binnen het plangebied is geen sprake van cultuurhistorische waarden. Wel kunnen de structuren en kenmerken van het landschap als cultuurhistorisch waardevol worden aangemerkt. Zoals beschreven in paragraaf 2.3 wordt het perceel op een verantwoorde manier ingepast in het landschap. Het is niet nodig om aanvullende eisen te stellen ten aanzien van de bescherming van cultuurhistorische waarden.
4.10 Archeologie
In de Monumentenwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
De archeologische verwachtingskaart van de gemeente Dronten laat zien dat het plangebied ligt in een gebied met een gematigde archeologische verwachtingswaarde. Volgens de archeologische beleidskaart ligt het plangebied in archeologisch waardevol gebied 4. De beleidsdoelstelling voor archeologisch waardevol gebied 4 is het uitvoeren archeologisch vooronderzoek om vast te stellen of er sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden. Archeologisch vooronderzoek is echter alleen nodig in geval van bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen. De vrijstellingscriteria die gelden voor categorie 4-gebieden zijn:
- oppervlakte plangebied tot 1,7 hectare, en
- diepte bodemingreep afhankelijk van vrijstellingsdiepte.
Volgens de beleidskaarten geldt een vrijstellingsdiepte van 40 centimeter. De oppervlakte van het plangebied van dit bestemmingsplan is 2,5 hectare, waarvan voor minder dan één hectare bouwmogelijkheden worden geboden. Het uitvoeren van nader onderzoek is daarom niet nodig. Mochten er bij werkzaamheden toch sporen en vondsten worden aangetroffen, dan geldt op grond van artikel 53 van de Monumentenwet een meldingsplicht bij het bevoegd gezag.
Op basis van het archeologiebeleid is in dit bestemmingsplan een beschermende regeling opgenomen waarmee eventueel aanwezige archeologische resten worden beschermd in geval van bodemingrepen in de toekomst. Zo wordt op een verantwoorde wijze met het bodemarchief omgegaan en is het bestemmingsplan uitvoerbaar.
4.11 Kabels, Leidingen En Zoneringen
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Wel liggen er enkele relevante zones over het plangebied. Het gaat om een radarverstoringsgebied en om een luchtvaartverkeerszone. Vanwege de ligging van het plangebied in deze zones gelden beperkingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken. Deze beperkingen zijn respectievelijk 78 en 45 meter. Dit levert voor de uitvoering van dit bestemmingsplan geen belemmeringen op. De zones zijn, overeenkomst het bestemmingsplan Buitengebied, beschermd binnen gebiedsaanduidingen.
Hoofdstuk 5 Juridische Planvormgeving
5.1 Algemeen
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
De wijze van bestemmen is afgestemd op het bestemmingsplan Buitengebied D4000 met enkel de toevoeging van een veehouderij in de vorm van een paardenhouderij. In het plangebied komen de volgende bestemmingen voor:
Agrarisch
Het gehele plangebied valt onder de bestemming 'Agrarisch' Binnen deze bestemming is grondgebonden agrarische bedrijfsvoering toegestaan. De bebouwing van agrarische bedrijven is mogelijk binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – bedrijfskavel'. Tevens geldt de aanduiding 'paardenhouderij', waarbinnen naast landbouw ook een grondgebonden veehouderij in de vorm van een paardenhouderij mogelijk is.
De bestemming is verder gericht op het behoud en de ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden. De kavelsloot is van belang voor de waterhuishouding en vanuit landschappelijk oogpunt. Deze is daarom aangeduid als 'specifieke vorm van water – kavelsloot'. Deze mag niet gedempt worden.
In de specifieke gebruiksregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen, waarmee is gewaarborgd dat de erfsingel conform het beplantingsplan worden aangelegd en in stand wordt gehouden.
Waarde – Archeologie 4
In overeenstemming met het gemeentelijke archeologiebeleid is de dubbel-bestemming 'Waarde - Archeologie 4' opgenomen. Voor bodemingrepen groter dan 1,7 hectare en dieper dan 0,40 centimeter is een omgevingsvergunning nodig. Aan dergelijke ingrepen is de verplichting tot het uitvoeren van een archeologisch onderzoek gekoppeld.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Wat dat betreft wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro opgenomen bestemmingsplanprocedure.
Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan heeft het overleg met de betrokken overlegpartners plaatsgevonden. Het plan is hiervoor toegezonden aan provincie Flevoland en aan het waterschap Zuiderzeeland. De provincie heeft per e-mail van 4 april 2016 gereageerd. Zij hebben het plan op provinciale belangen beoordeeld en hebben geen op- en aanmerkingen op het plan. Van het waterschap is geen reactie ontvangen.
Vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan, overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4), gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode wordt de mogelijkheid geboden voor het indienen van zienswijzen. Het verslag met betrekking tot de zienswijzen wordt opgenomen in deze toelichting.
Eventueel ingekomen zienswijzen worden al dan niet verwerkt in het bestemmingsplan. Na ter inzage legging besluit de gemeenteraad over de vaststelling van het bestemmingsplan. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
De ontwikkeling is een particulier initiatief. De uitvoering van het plan komt voor rekening van de aanvrager. Deze heeft hiervoor de noodzakelijke financiële middelen.
Grondexploitatie
Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.
In dit bestemmingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen dient een grondexploitatieplan opgesteld te worden tenzij het kostenverhaal anderszins verzekerd is. In dit plan is het kostenverhaal geregeld in een exploitatieovereenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Hierin is onder andere het planschadeverhaal geregeld. Verder worden de plankosten via leges op de initiatiefnemer verhaald. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en wordt van het vaststellen van een exploitatieplan afgezien.
Bijlage 1 Beplantingsplan
Bijlage 2 Toetsingskader
Specifieke toetsingscriteria voor ontwikkeling en beheer van activiteiten
die binnen de bestemmingen zijn toegestaan
Bij de toetsing van activiteiten aan het plan, zal worden getoetst aan onder
meer de volgende specifieke en algemene criteria.
1. 1. Agrarisch gebruik
1. 1. 1 Bebouwing binnen aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel'
Binnen de op de verbeelding aangeduide bedrijfskavelsdient door toepassing van nadere eisen of afwijkingsregels een concentratie van de bebouwing, compactheid en een ruimtelijke samenhang te ontstaan.
Bij nieuwbouw dient gelet te worden op de relatie met het aanwezige bebouwingspatroon en de eventueel aanwezige landschappelijke, natuurlijke,
archeologische en/of cultuurhistorische waarden van de bouwpercelen.
1. 1. 2 Tweede agrarische bedrijfswoning
Een tweede bedrijfswoning bij agrarische bedrijven kan na wijziging worden toegelaten, als dit als gevolg van de aard van de bedrijfsactiviteiten noodzakelijk is. Dit is het geval bij een bedrijfsomvang van minimaal 120 NGE en als de bedrijfswoning noodzakelijk is in verband met permanent toezicht en de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf. Bij permanent toezicht gaat het om continue (dag en nacht) persoonlijk toezicht. Van een meermansbedrijf is sprake bij tenminste twee volwaardige arbeidskrachten.
Tevens zal er in deze gevallen worden getoetst aan de zekerheid omtrent de duurzaamheid van het toezicht en/of van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf. Dit kan het geval zijn als er sprake is van een redelijke verwachting dat het bedrijf zal worden voortgezet en/of uitgebreid.
1. 1. 3 Vergroting aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel'
De afwijkingsmogelijkheden om de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' te vergroten zal alleen worden toegepast als:
- er zicht is op langdurige vergroting van de productie-omvang als gevolg van schaalvergroting of een behoefte voortvloeiend uit de extensivering en/of verbreding van de bedrijfsactiviteiten;
- binnen de bestaande aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' moet geen ruimte meer zijn voor de benodigde uitbreiding;
- bij de vergroting dient er bij voorkeur sprake te blijven van een rechthoekige aanduiding voor de bedrijfskavel met de diepte langer dan de breedte. In specifieke gevallen kan bijvoorbeeld vanwege de vorm van het landschap of natuurlijke obstakels in het landschap een rechthoekige aanduiding voor de bedrijfskavel niet haalbaar zijn;
- deze uitbreiding uitsluitend binnen de aanduidingsgrenzen van het zoekgebied plaatsvindt.
Het gebruik van gronden ten behoeve van de uitoefening van het agrarisch bedrijf kan buiten de bedrijfskavel worden vergroot met de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied'. Bij deze verandering van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' moet in het bijzonder worden gelet op:
- de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, waaronder de verkavelingsrichting;
- het aanleggen van nieuwe erfsingelbeplanting of kavelbeplanting in het fruitteeltgebied;
- de relatie met het aanwezige bebouwingspatroon; en
- de nabijheid van milieugevoelige functies.
Vanwege de mogelijke relatie met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm zal de waterbeheerder om advies worden gevraagd.
1.2. Nevenactiviteiten
De afwijkingsmogelijkheid om bij de uitoefening van een agrarisch bedrijf een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie of bij een niet-agrarisch bedrijf of een woonfunctie een nevenfunctie te vestigen kan worden toegelaten als in ieder geval wordt voldaan aan de volgende criteria:
- gebruik dat inbreuk maakt op het landschap zal niet of slechts onder voorwaarden voor wat betreft de inpassing in het landschap worden toegestaan. Er mag geen negatieve invloed op de kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur plaatsvinden.
- het gebruik moet qua aard en schaal passen bij de specifieke kwaliteiten en de schaal van de omgeving, waarbij terughoudend om zal worden gegaan met reclame-uitingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen uitingen;
- de vestiging mag geen onevenredige afbreuk doen aan de milieusituatie en ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de directe omgeving;
- het parkeren ten behoeve van het ander gebruik dient binnen de bedrijfskavel of het bestemmingsvlak op het eigen terrein plaats te vinden;
- er mag geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik, buiten de gebouwen plaatsvinden. Dit criterium is niet van toepassing als het gaat om het toelaten van (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting;
- het gebruik dient bij voorkeur binnen de bestaande bebouwing plaats te vinden, met uitzondering van nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf, omdat bij deze bedrijven de bestaande bebouwing al voor het agrarisch bedrijf wordt gebruikt. Bij niet-agrarische bedrijven en woonfuncties geldt dat nieuwbouw uitsluitend plaats kan vinden indien wordt aangetoond dat de bestaande bebouwing al ten behoeve van de hoofdfunctie (bedrijvigheid of wonen) wordt gebruikt;
- er moet zijn voldaan aan de specifiek per gebruik gestelde criteria, zoals opgenomen in onderstaande tabel.
Activiteit | Opmerkingen: 1.aard activiteit 2.relatie met kenmerken landelijk gebied 3.kleinschaligheid 4.belemmeringen 5.overige opmerkingen | |||||||||||||
Verkoop en ambachtelijke bewerking en verwerking van eigen, streekeigen en aanverwante agrarische producten | 1. Denk aan jam, sap, zuivel, wijn, brood e.d. gemaakt van de agrarische producten geteeld in de nabije omgeving. (NB geen grote slachterij). Grootschalige productie hoort echter thuis op een bedrijventerrein. Daarnaast is enige detailhandel mogelijk. 2. Er is een relatie met het landelijk gebied. Een ligging nabij afzetgebieden (woonkern en recreatie) is gunstig. Nabij de EHS letten op mogelijke negatieve effecten vanwege verkeer. 3. Maximaal 500 m². Een verkoopruimte t.b.v. detailhandel in de eigen producten mag in totaal maximaal 200 m² beslaan. 4. Let op geuroverlast en eventueel geluid en verkeersaantrekkende werking. | |||||||||||||
Agrarische dienstverlenende bedrijvigheid | 1. Loonbedrijven, toeleverings- en opslagbedrijven, veehandelsbedrijven. Bij bestaande agrarische bedrijven alleen kleinschalig en milieuhygiënisch en landschappelijk aanvaardbaar. 2. Relatie met agrarische bedrijven. 3. In gebouwen. 4. Let op (zwaar) verkeer. 5. Let ook op bosbouw machinerie. | |||||||||||||
(Bedrijfseigen) mest en/of organische (bij)productvergisting | 1. De mest en/of organische (bij)producten van het eigen bedrijf aangevuld met mest en/of organische (bij)producten van andere bedrijven, al dan niet in een samenwerkingsverband, mogen op de bedrijfskavel worden verwerkt en vergist. 2. De gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken ten behoeve van de (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting mag maximaal 1000 m² bedragen, exclusief opslag. | |||||||||||||
Hoveniersbedrijven(0141) | 1. Hoveniers die tuinen aanleggen, planten kweken en bijbehorend machinepark hebben, maar zich niet toeleggen op de detailhandel in tuinproducten. 2. Op zich is het deels een agrarisch bedrijf (bomen en plantenteelt) die tevens diensten levert. Een vestiging nabij het afzet gebied en/of goede bereikbaarheid ligt in de rede. Past op zich binnen landschappelijke verdichtingszones. 3. Binnen bestaande bedrijfskavel, waarbij voldoende parkeergelegenheid en manouvreerruimte op de bedrijfskavel behouden moet blijven. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen. 4. Let op de verkeersaantrekkende werking, met name bij de EHS en stiltegebieden. | |||||||||||||
Dierenpension | 1. Asiel voor “kleine dieren”, maar in principe ook voor “grote dieren” zoals een paardenrusthuis. Het agrarisch productiegebied kan als weide en uitlaatgebied worden gebruikt. 2. Activiteit met een “groen” gehalte. Een ligging nabij het verzorgingsgebied ligt in de rede (“kleine dieren” nabij woonkern en “grote dieren” eerder in het landelijk gebied). Vanwege geluid opletten bij situering nabij EHS en stiltegebieden. Bij EHS tevens letten op ammoniak. 3. “Beweiding” van de dieren kan op het agrarisch productiegebied plaatsvinden. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen. 4. Let op geluidsoverlast en verkeersaantrekkende werking. | |||||||||||||
Dierenarts | 1. Dierenarts voor huisdieren en/of voor de “grotere dieren”. 2. Voor een agrarisch gebied kan de laatste een welkome aanvulling in het agrarische gebied betekenen. Een goede bereikbaarheid is wenselijk evenals bij huisdieren een ligging nabij het verzorgingsgebied. Vanwege de verkeersaantrekkende werking opletten bij situering nabij EHS. 3. “Beweiding” van de dieren kan op het agrarisch productiegebied plaats vinden. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen. 4. Bij (omvangrijke) stalling/huisvesting letten op geluidsoverlast. | |||||||||||||
Hondendressuur (9133.1) | 1. Het africhten van honden wordt vaak niet wenselijk geacht binnen een woongebied. Daarom wordt veelal uitgeweken naar een bedrijventerrein. Echter, situering in het landelijk gebied zou ook kunnen. 2. Met dressuur gaat doorgaans nogal wat geluid gepaard, hetgeen verstoring kan veroorzaken. Verder is nabijheid van het verzorgingsgebied gunstig. 3. “Beweiding” van de dieren kan op het agrarisch productiegebied plaatsvinden. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen. 4. Let op geluidsoverlast en uitloop. | |||||||||||||
Woonzorgboerderijen, kinderdagverblijf | 1. Het bieden van zorg aan een specifieke doelgroep die zorg behoeft. Het meehelpen op de boerderij maakt onderdeel uit van de behandeling en/of opvang. 2. De verkeersaantrekkende werking is mede afhankelijk van de soort zorg. De nabijheid van voorzieningen kan gewenst zijn. Er kan een verstorende werking van uit gaan door uitloop. Daarom nadere aandacht hiervoor nabij de EHS. 3. Voor appartementen en bijbehorende kantine en eetgelegenheden wordt uitgegaan van 2.000 m². Afhankelijk van de soort opvang kan meer ruimte nodig zijn. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen. 4. Voldaan moet worden aan de Wet geluidhinder. Voorts letten op de afvalwaterbehandeling. 5. Soms specifieke inpassing nodig. | |||||||||||||
Houtconservering, kurkwaren, riet- en vlechtwerk (2010.2,102) | 1. Ambachtelijke hout-, kurk- en rietbewerking met weinig machines. Gedacht wordt aan een mandenvlechter of een maker van (rieten) stoelen e.d. 2. De activiteit kan aanvullend zijn ten opzichte van andere recreatieve activiteiten. 3. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen. 4 .Voldaan moet worden aan de Wet geluidhinder. 5. Voorts letten op de afvalwaterbehandeling. | |||||||||||||
Educatief centrum (803,804) | 1. Educatie die gerelateerd is aan de landbouw en/of natuur. Uitbreiding met feesten en partijen is niet toegestaan. 2. Een locatie nabij het object van voorlichting ligt in de rede. Een goede bereikbaarheid is van belang. Verder kan het een aanvulling vormen in een meer recreatief gebied. 3. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen. 4. Let op verkeersaantrekkende werking en mogelijke verstoring die van de activiteit kan uitgaan. 5. ten behoeve van recreatie nevenactiviteiten is ondergeschikte horeca toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 75 m2. | |||||||||||||
Kunst(atelier)/ galerie | 1. Gedacht kan worden aan glas, keramiek, munten en sieraden. 2. Een ligging nabij afzetgebieden ligt in de rede. Er is sprake van een “kijk”-gehalte (recreatieve component). 3. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen. 4. Let op milieuhygiënische aspecten. 5. ten behoeve van recreatie nevenactiviteiten is ondergeschikte horeca toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 75 m2. | |||||||||||||
Opslag en stalling van niet agrarische producten, caravans, aanhangwagens, kampeerauto’s en boten | 1. Opslag van goederen die nog enigszins gerelateerd kunnen worden aan het landelijk gebied. 2. Vanwege vervoer kan het wenselijk zijn de opslag nabij een doorgaande weg of – bij boten en caravans - nabij recreatiegebieden te leggen. 3. Bij voortzetting van het agrarisch bedrijf is erfvergroting eerst aan de orde na opheffing van de opslag. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen. 4. Opslag buiten is ontsierend. 5. Opletten dat een schuur voor agrarisch gebruik wordt aangevraagd terwijl de (bestaande) schuren voor opslag worden gebruikt en niet bedrijfseconomisch noodzakelijk zijn voor het agrarische bedrijf. | |||||||||||||
Kinderboerderij | 1. Het houden van verschillende soorten dieren (inheems en uitheems) anders dan voor de productie. De gelegenheid voor bezichtiging staat voorop. 2. Ligging nabij het verzorgingsgebied ligt in de rede. Het kan een aanvulling zijn op andere recreatieve voorzieningen. Er kan een verkeersaantrekkende werking van uit gaan. 3. Bebouwing op de bedrijfskavel, geen bebouwing erbuiten. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen. Ten behoeve van recreatieve nevenactiviteiten is ondergeschikte horeca toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 75 m². 4. Let op (dier)hygiënische aspecten en verkeersaantrekkende werking. | |||||||||||||
Groepsaccommodatie | 1. De tijdelijke huisvesting (van groepen toeristen, maar ook van seizoensarbeiders) van maximaal 50 personen met een daarbij passende keuken, eetgelegenheid en aantal slaapplaatsen (in de vorm van slaapzalen). 2. Gestreefd wordt naar een locatie nabij recreatieve en andere toeristische voorzieningen en recreatieve infrastructuur. 3. Bebouwing op de bedrijfskavel, geen bebouwing erbuiten. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen. 4. Let op en verkeersaantrekkende werking. | |||||||||||||
Kamperen bij de boer | 1. Het betreft het gelegenheid bieden aan maximaal 25 kampeermiddelen gedurende de periode van 15 maart tot 1 november van elk jaar. Ook het “ecologisch” kamperen (kamperen gericht op wandelende en fietsende rustzoekers) valt hieronder. 2. De activiteit kan een aanvulling vormen op de andere recreatieve voorzieningen. Aansluiting bij het (landelijk) voet- en fietspadennet ligt in de rede. Het kampeerterrein moet aangelegd worden binnen de erfsingelbeplanting. 3. Ook in het agrarisch zoekgebied. De gezamenlijke oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of (voormalig) bouwperceel bedragen. 4. Let op afvalverwijdering en was- en toiletgelegenheid. Was- en toiletgelegenheid moet binnen de bestaande bebouwing gerealiseerd worden 5. Let op specifieke verordeningen. | |||||||||||||
Bed & breakfast | 1. Het bieden van logies voor kort verblijf (tot 1 á 2 weken) voor een beperkt aantal personen tegelijk. 2. De activiteit kan een aanvulling zijn op andere recreatieve voorzieningen. Daarnaast zou kunnen worden aangesloten bij bestaande (winkel) voorzieningen. Een redelijke bereikbaarheid is wenselijk. 3. Bij een woonbestemming in het woonhuis of eventueel aanwezige voormalige bedrijfsgebouwen. De grens met een forsere recreatieve voorziening ligt rond de 5 kamers (circa 10 gasten). De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen. 4. Let op mogelijke hinder vanuit de omgeving (geur e.d.) | |||||||||||||
Theeschenkerij | 1. De bedrijfsvloeroppervlakte van de theeschenkerij mag maximaal 100 m² bedragen. Er mogen geen buitenterrassen worden aangelegd. 2. Het kan een aanvulling zijn op andere recreatieve voorzieningen. Voor de activiteit is de aanloop van belang, om welke reden een redelijke bereikbaarheid wenselijk is. 5. Er kan een verkeersaantrekkende werking van uit gaan. | |||||||||||||
Outdoor/ sportactiviteiten centrum | 1.Locatie van waaruit buitensportactiviteiten worden georganiseerd en tevens opslag van artikelen ten behoeve van buitensportactiviteiten. 2.Ligging nabij gebieden waar buitensportactiviteiten kunnen plaatsvinden ligt in de rede. 3.Opslag van artikelen binnen gebouwen. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de niet agrarische nevenactiviteiten op een bedrijfskavel mag ten hoogste 30% van de bedrijfskavel of bestemmingsvlak bedragen. Ten behoeve van recreatieve nevenactiviteiten is ondergeschikte horeca toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 75 m². 4. Let op en verkeersaantrekkende werking. |
1. 3. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
1. 3. 1 Algemeen
De beleidskeuze ten aanzien van de hoofdfuncties (landbouw, natuur en landschap) en de toegevoegde functies in het buitengebied heeft consequenties
ten aanzien van de toelaatbaarheid van activiteiten die uit oogpunt van de verschillende functies worden ondernomen. Bij de toetsing hiervan is het "evenredigheidsbeginsel" van toepassing.
Dit houdt met name in dat bij de toetsing dient te worden beoordeeld of het positieve effect van de activiteit opweegt tegen de negatieve gevolgen voor de andere functies. Voor een aantal specifieke bestemmingen geldt aanvullend het volgende.
1. 3. 2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden binnen de bestemming “Agrarisch”
a. Toetsing zal plaatsvinden aan de hand van het volgende schema vanuit de vraag of er al dan niet sprake is van een onevenredige afbreuk aan landschap, bodem en/of natuur, en of de agrarische activiteit al dan niet kan worden toegestaan:
Gevolgen van de activiteit voor landschap of natuur | Vrijwel afwezig | Matig | Groot | ||
Nut van de agrarische activiteit | |||||
Gering | Toestaan | Niet toestaan, tenzij onder voorwaarden | Niet toestaan | ||
Redelijk groot | Toestaan | Toestaan | Niet toestaan, tenzij onder voorwaarden | ||
Groot | Toestaan | Toestaan | Toestaan, mits compensatie |
b. Voor de toetsing van omgevingvergunningsplichtige activiteiten vanuit de toegevoegde functies (recreatie, infrastructuur, e.d.) geldt dat de activiteiten kunnen plaatsvinden wanneer geen of slechts marginale schade aan de basisfuncties (landbouw, natuur en landschap) wordt toegebracht. De toegevoegde functies zijn ondergeschikt aan de basisfuncties. Door het stellen van voorwaarden kan eventuele schade worden voorkomen of zoveel mogelijk worden beperkt. Voor toetsing van toegevoegde functies onderling, wordt uitgegaan van nevengeschiktheid. Bij toetsing van het begrip landschap gaat het met name om de openheid en de verkavelingsstructuur van het landelijk gebied. Bij het toestaan van activiteiten zal zoveel mogelijk aangesloten moeten worden
bij bestaande landschappelijke elementen en/of boschages.
Het samenvoegen van kleinere percelen en/of het wijzigen van waterlopen zal worden getoetst aan de gevolgen voor het verkavelingspatroon. Hieraan mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan.
Het planten van bomen en struiken zal worden getoetst aan de landschappelijke
inpassing en de waarden van de structuurbepalende en individuele elementen. Aan die waarden, alsmede de bepalende overgang van het landschap naar de waardevolle elementen, mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan.
1. 3. 3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden met betrekking tot laanbeplanting
Voor het verwijderen van laanbeplanting langs wegen vanwege het verstrijken van de levensduur van de beplanting, zal middels een ecologisch onderzoek aangetoond moeten worden, dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ecologische waarden c.q. ecologische betekenis van de laanbeplanting.
Blijkt uit het ecologisch onderzoek dat er een ontheffing op basis van de Flora- en faunawet noodzakelijk is, zal de verwijdering zoveel mogelijk worden afgestemd op het behoud van de ecologische waarden c.q. ecologische betekenis, bijvoorbeeld door het gefaseerd uitvoeren van de verwijdering, al dan niet in combinatie met een herplant van bomen.
1. 3. 4 Omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden binnen de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 4"
Binnen de archeologisch waardevolle gebieden zal een omgevingsvergunning alléén worden verleend indien er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de voorkomende archeologische waardevolle terreinen en elementen.
Een deskundige op het gebied van archeologie zal om advies worden gevraagd.
1. 4. Paardrijbakken en tennisbanen
Een omgevingsvergunning voor paardrijbakken en tennisbanen, uitsluitend toegestaan ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik, tenzij sprake is van een bedrijfsmatige paardenhouderij, zal uitsluitend verleend worden op of direct aansluitend aan een eigen erf bij een (bedrijfs) woning dan wel een agrarische bedrijfskavel. De paardrijbak en/of de tennisbaan moet landschappelijk aanvaardbaar en inpasbaar zijn. Daarbij dienen de bakken en/of banen zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg te worden gesitueerd.
Een paardrijbak en/of tennisbaan mag geen hinder (geur, geluid, licht en stof) veroorzaken voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m). Tevens is verlichting bij een paardrijbak en/of een tennisbaan niet toegestaan in kwetsbare agrarische gebieden dan wel in of nabij natuurgebieden.
Algemene toetsingscriteria
A. Rangorde:
ondergeschikte doeleinden mogen geen ernstige afbreuk doen aan bovengeschikte doeleinden. Onder- en nevengeschikte doeleinden mogen geen onevenredige afbreuk aan elkaar doen.
B. Bebouwingsbeeld:
ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient gestreefd te worden naar het instandhouden c.q. tot-stand-brengen van een, in stedenbouwkundig en landschappelijk opzicht, samenhangend bebouwingsbeeld.
Bij afwijking van de maatvoeringseisen zal hierop worden gelet. Voorts moet in zijn algemeenheid verstening van het buitengebied zoveel mogelijk worden voorkomen. Dit geldt met name in relatie tot toegevoegde functies.
C. Woonsituatie:
ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. garanderen van een redelijke lichttoetreding en een redelijk uitzicht, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.
D. Verkeersveiligheid:
ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot-stand-brengen van een verkeersveilige situatie.
E. Sociale veiligheid:
ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient voorkomen te worden dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.
F. Milieusituatie:
ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.
In het bijzonder dient bij de situering en omvang van milieubelastende functies erop te worden gelet dat de mogelijke uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt.
G. Openbare nutsleidingen:
ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met een doelmatig en veilig functioneren van nutsleidingen. Dit dient, waar nodig, te resulteren in het aanhouden van het bebouwingsvrije afstand en met name voor hoofdtransportleidingen.
H. Gebruiksmogelijkheden:
ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.
I. Landschappelijke waarden:
ten aanzien van de plaats en afmetingen van bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. het tot-stand-brengen van de landschappelijke waarden van het buitengebied.
J. Natuurlijke waarden:
ten aanzien van de plaats en afmetingen van bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. het tot-stand-brengen van de natuurlijke waarden van het buitengebied.
K. Cultuurhistorische waarden:
ten aanzien van de plaats en afmetingen van bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. het herstel van de cultuurhistorische c.q. archeologische en cultuurhistorische waarden van het buitengebied.
Bijlage 3 Bedrijvenlijst Kleinschalige Bedrijfsmatige Activiteiten
SBI-code / Bedrijfs(sub)groep of activiteit
01 LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
0141.1 hoveniersbedrijven
22 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
221 Uitgeverijen (kantoren)
2223 Grafische afwerking
223 Reproductiebedrijven opgenomen media
36 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN NIET ELDERS
GENOEMD
36.1 Vervaardiging van meubels: meubelstoffeerderijen
45 BOUWNIJVERHEID
45.4 Afwerken van gebouwen: woningstoffeerderijen
50HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
5020.4 Autobeklederijen
51 GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
511 Handelsbemiddeling (kantoren)
52 DETAILHANDEL EN REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN
527 Reparatie ten behoeve van particulieren (excl. auto's en motorfietsen)
61, 62 VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT
61, 62 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren)
63 DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6322, 6323 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren)
633 Reisorganisaties
634 Expediteurs, cargadoors (kantoren)
64 POST EN TELECOMMUNICATIE
642 Telecommunicatiebedrijven
72 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 Computerservice- en informatietechnologie-bureaus en dergelijke.
73 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek
74 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren
80 ONDERWIJS
8041 Rijscholen, zonder instructielokaal
93 OVERIGE DIENSTVERLENING
9302 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten
9303 Begrafenisondernemingen: kantoorruimte c.a. ten behoeve van uitvaartverzorging
9305 Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd.