KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Cultuur En Ontspanning
Artikel 5 Gemengd - 1
Artikel 6 Gemengd - 2
Artikel 7 Gemengd - 3
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Recreatie
Artikel 11 Sport
Artikel 12 Tuin
Artikel 13 Verkeer
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 15 Water
Artikel 16 Wonen
Artikel 17 Wonen - 1
Artikel 18 Wonen - 2
Artikel 19 Wonen - 3
Artikel 20 Wonen - 4
Artikel 21 Wonen - 5
Artikel 22 Waarde - Archeologie 1 (Dubbelbestemming)
Artikel 23 Waarde - Archeologie 2 (Dubbelbestemming)
Artikel 24 Waarde - Cultuurhistorie (Dubbelbestemming)
Artikel 25 Geluidzone - Industrie
Artikel 26 Geluidzone - Spoor
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 27 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 28 Algemene Bouwregels
Artikel 29 Algemene Gebruiksregels
Artikel 30 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 31 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 32 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 33 Overgangsrecht
Artikel 34 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Doelstelling
1.3 Ligging En Begrenzing Van Het Bestemmingsplan
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Relevant Beleid
2.1 Inleiding
2.2 Rijksbeleid
2.3 Provinciaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.5 Conclusie
Hoofdstuk 3 Ruimtelijke Analyse
3.1 Inleiding
3.2 Geologie En Geomorfologie
3.3 Archeologie
3.4 Historisch-ruimtelijke Ontwikkeling
3.5 Stedenbouwkundige Hoofdstructuur
3.6 Gebiedsbeschrijving
3.7 Waardevolle Gebouwen, Monumenten En Beschermd Stadsgezicht
3.8 Bestaande Functies
Hoofdstuk 4 Ontwikkelingsvisie
4.1 Inleiding
4.2 Stedenbouwkundige Uitgangspunten
4.3 Ontwikkelingen
Hoofdstuk 5 Relevante Milieuwetgeving
5.1 Inleiding
5.2 Water
5.3 Luchtkwaliteit
5.4 Bedrijven- En Milieuzonering
5.5 Externe Veiligheid
5.6 Planologisch Relevante Leidingen
5.7 Bodem
5.8 Geluid
5.9 Flora En Fauna / Ecologie
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Inleiding
6.2 Regels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Inleiding
7.2 Economische Uitvoerbaarheid
7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.4 Handhaving
Bijlage 1 Extrene Veiligheid Bestemmingsplan Soesterkwartier
Bijlage 2 Rapportage Rbm Ii Vervoer Gevaarlijke Stoffen Per Spoor
Bijlage 3 Bevolkingsgegevens
Bijlage 4 Tabel 3.4 Van De Mer Van Aviv, Mei 2005
Bijlage 5 Rapportage Bp Soesterkwartier

soesterkwartier

Bestemmingsplan - gemeente Amersfoort

Vastgesteld op 20-12-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplanSoesterkwartier van de gemeente Amersfoort;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0307.BP00003-0301;

1.3 aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 achtergevel:

(oorspronkelijke) gevel aan de achterzijde van een gebouw;

1.6 afhankelijke woonruimte:

een ander gebouw waarin mantelzorg wordt verleend;

1.7 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.8 antennedrager:

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de vestiging van een antenne;

1.9 antenne-installatie:

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.10 archeologisch deskundige:

de gemeentelijke archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie;

1.11 archeologisch onderzoek:

onderzoek (bureau en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door de gemeente of namens de gemeente door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet 1988 en werkend volgens de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse archeologie;

1.12 archeologisch belangrijke plaats:

gebied waarin belangrijke archeologische vindplaatsen worden verwacht;

1.13 bebouwing:

één of meer bouwwerken;

1.14 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bebouwingsoppervlak geeft;

1.15 bedrijfsgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.16 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein;

1.17 bedrijfsvloeroppervlakte/brutovloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.18 beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis:

het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, of het uitoefenen van een kleinschalig bedrijf aan huis die:

  1. a. in de van de regels deeluitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemening zijn aangeduid als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft de gevolgen voor de omgeving;
  2. b. geen horeca, seksinrichtingen en detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit en behoudens internetwinkels;
  3. c. in aard en omvang van de bedrijfsuitoefening met de woonfunctie verenigbaar is;

1.19 beschermd stadsgezicht:

groepen van onroerende zaken en terreinen, hieronder begrepen bomen, straten, pleinen, bruggen en water, die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meerdere monumenten bevinden en die ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988 als zodanig zijn aangewezen;

1.20 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;

1.21 bestaand gebruik:

gebruik van grond en bouwwerken dat aanwezig is op het moment van inwerkingtreding van het plan;

1.22 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.23 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.24 Bevi-inrichtingen:

Bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.25 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.26 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;

1.27 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.28 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van souterain, kelder en ruimten in de kap;

1.29 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.30 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.31 bouwmarkt:

detailhandel met een verkoopvloeroppervlak, waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden, zowel aan vakman als particulier;

1.32 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.33 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.34 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.35 bijzondere woonvoorzieningen:

vorm van wonen die voorziet in de aangepaste woonbehoefte van personen of groepen van personen, voor wie reguliere woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn;

1.36 café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;

1.37 cafetaria/snackbar/afhaalservice:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwakalcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.38 coffeeshop:

een alcoholvrij horecabedrijf ten aanzien waarvan de burgemeester in beginsel de handel in hasjiesj en hennep (ook stekjes) zoals omschreven in lijst II behorend bij de Opiumwet, ook wel aangeduid als hasj, marihuana, weed, wiet of stuff, heeft toegestaan;

1.39 cultuurhistorische waarde:

de waarde, gevormd door de duidelijke herkenbaarheid van de historische ontwikkeling van bebouwing, nederzetting en/of landschap, in de structuur, de ruimte en de ruimtevormende elementen daarvan;

1.40 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.41 detailhandel in grove bouwmaterialen:

detailhandel in materialen voor de ruwbouw van gebouwen en dergelijke zoals stenen, zand, beton, bestratingsmateriaal en hout;

1.42 detailhandel in tuininrichtingsartikelen:

detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen worden aangeboden;

1.43 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van de verkoop van auto's, motoren, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, woninginrichting grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven;

1.44 dienstverlening:

het beroepsmatig verlenen van diensten, met uitzondering van prostitutie, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt in:

  1. a. administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening en dergelijke;
  2. b. het verrichten van administratieve en daarmede gelijk te stellen werkzaamheden, al dan niet met daaraan ondergeschikte baliewerkzaamheden;

1.45 dienstverlening publieksgericht:

dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus en dergelijke;

1.46 discotheek of dancing:

een horecabedrijf dat tot doel heeft het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen in combinatie met het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse;

1.47 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.48 erotisch getinte horeca:

een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal en tevens het bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

1.49 evenementen:

grootschalige, periodieke en/of meerdaagse manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen en thematische markten;

1.50 extensieve recreatie:

recreatief medegebruik van gronden, zoals fietsen, paardrijden, varen, vissen, wandelen en zwemmen;

1.51 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.52 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.53 gemeentelijk stadsgezicht:

groepen van onroerende zaken en terreinen, hieronder begrepen bomen, straten, pleinen, bruggen en water, die een samenhangend beeld vormen dat van belang is wegens de schoonheid, het karakter of de cultuurhistorische waarde van het geheel, die zijn vermeld op de gemeentelijke lijst van stadsgezichten;

1.54 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.55 grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting:

detailhandel in meubelen en artikelen ten behoeve van de inrichting van een woning en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 1.000 m²;

1.56 hoofdgebouw:

gebouw, dat op een erf door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.57 horeca-A:

dienstverlening door middel van de exploitatie van restaurants, snackbars, ijssalons en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven waar het gebruik van (alcoholhoudende) drank ondergeschikt is aan het nuttigen van etenswaren;

1.58 horeca-B:

dienstverlening door middel van de exploitatie van cafés, dancings, bowling-centra en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven waar het gebruik van etenswaren ondergeschikt is aan het gebruik van alcoholhoudende drank;

1.59 horeca-C:

dienstverlening door middel van de exploitatie van sportkantines, buurt-huizen, etc, welke exploitatie niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt en ten dienste staat van de hoofdfunctie, welke op het perceel dan wel in het gebouw wordt uitgeoefend;

1.60 horeca-h:

dienstverlening door middel van de exploitatie van een hotel: een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of het verstrekken van alcoholische of niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse;

1.61 huishouden:

een vorm van wonen, zowel in de traditionele vorm van gezin als in de minder traditionele vorm, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid;

1.62 internetwinkel:

een specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet tot stand komt, ter plaatse alleen de bijbehorende opslag en distributie plaatsvindt en afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;

1.63 kantoor:

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.64 kap:

een volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw, dat wordt gevormd door één of meer schuine vlakken of een gebogen vorm;

1.65 kelder:

het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat geheel onder het (straat)peil is gelegen;

1.66 kinderopvang:

bedrijfsmatige dagopvang en/of buitenschoolse opvang voor kinderen in speciaal daarvoor ingestelde verblijven;

1.67 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van wegen en waterlopen, zoals een brug, duiker of viaduct, alsmede beeldende kunst;

1.68 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, medische, sociale, culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en opvangvoorzieningen;

1.69 mantelzorg:

het bieden van hulp die aanvullend, niet beroepshalve aan bejaarden, zieken en andere hulpbehoevenden verleend wordt in een woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en met een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.70 meergezinswoning:

een woning die samen met andere woningen een geheel pand vormt;

1.71 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.72 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.73 parkeereis:

het aantal parkeerplaatsen dat op basis van de in Amersfoort geldende parkeernormen nodig is voor een ruimtelijke ontwikkeling;

1.74 peil:

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor de overige gebouwen: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct aan de weg grenst: de kruin van de weg;
  4. d. voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
  5. e. de (maaiveld)hoogte van een voor een erf of erven als zodanig aangegeven punt;
  6. f. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;

1.75 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.76 prostitutie:

het aanbieden van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding;

1.77 prostitutiebedrijf:

een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt, een erotische massagesalon mede begrepen;

1.78 publieksgerichte beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis:

beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis bestaande uit hoofdzakelijk baliewerkzaamheden of andere diensten die publiek aantrekken, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus, kinderopvang, ateliers en dergelijke; in tegenstelling tot niet-publieksgerichte beroep- en bedrijfsactiviteit aan huis;

1.79 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht; onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een parenclub of prostitutiebedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.80 souterrain:

het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat maximaal 1,2 meter boven het (straat)peil is gelegen;

1.81 sportvoorzieningen:

overdekte en onoverdekte sportaccommodaties;

1.82 telecommunicatiemast:

een constructie die uitsluitend of mede bedoeld is voor het bevestigen en dragen van telecommunicatieapparatuur;

1.83 verbeelding:

de geometrisch bepaalde planobjecten (voorheen plankaart genoemd);

1.84 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan kennelijk als zodanig aangemerkt diende te worden;

1.85 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige dan wel op de plankaart aangegeven grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, die loopt tot aan de perceelsgrenzen;

1.86 waardevol pand:

een gebouw van (buitengewone) architectuurhistorische of cultuurhistorische betekenis, die zijn vermeld op de gemeentelijke lijst van waardevolle panden;

1.87 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de perceelgrens:

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot een bepaalde grens van het erf;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de lengte, breedte en de diepte van een bouwwerk:

tussen de lijnen, getrokken door de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren;

2.8 oppervlakte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen:

bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden niet meegerekend (gedeelten van) aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelegen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat erkers, etc. voor de voorgevel niet meetellen bij de berekening van de oppervlakte;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven in categorie 1 en 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 1;
  2. b. internetwinkels;
  3. c. op de percelen aan de Puntenburgerlaan 64 en 70a en Soesterweg 450/452 is op de verdieping een bedrijfswoning toegestaan;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend nutsvoorzieningen;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, nutsvoorzieningen, wegen en paden, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen en erven;

met dien verstande dat per bedrijf voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen d.d. 27 januari 2009.

3.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. het waarborgen van het bestaande dakenlandschap, waarbij met de kapvorm en -richting en de goot- en nokhoogte aansluiting wordt gezocht bij het oorspronkelijke straatbeeld;
  2. b. de hoogte van de hoofdbebouwing bij vervangende nieuwbouw, waarbij de hoogte van het bestaande hoofdgebouw uitgangspunt is.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c van de Wabo wordt mede verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:

  1. a. Opslag ten behoeve van bedrijvigheid die op grond van dit artikel is toegestaan, is uitsluitend toegestaan achter het verlengde van de voorgevel.
  2. b. Met uitzondering van het bepaalde in artikel 3.1, onder b is detailhandel uitgesloten, behalve voor productiegebonden detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten;
  3. c. Kantoren zijn enkel toegestaan als de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van het hoofdgebouw met een maximum van 2000 m2.

3.5 Afwijking

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wro het plan wijzigen voor het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 4 Cultuur En Ontspanning

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding "speeltuin": een speeltuin;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding “seksinrichting” : een besloten club/privé-huis op de begane grond en/of op de verdiepingen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding "museum": een wijkmuseum met bijbehorende kantoorruimte en/of een woning;
  4. d. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer- en groenvoorzieningen;

met dien verstande dat per bedrijf voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. het waarborgen van het bestaande dakenlandschap, waarbij met de kapvorm en -richting en de goot- en nokhoogte aansluiting wordt gezocht bij het oorspronkelijke straatbeeld;
  2. b. de hoogte van de hoofdbebouwing bij vervangende nieuwbouw, waarbij de hoogte van het bestaande hoofdgebouw uitgangspunt is.

4.4 Afwijking

Artikel 5 Gemengd - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. op de begane grondlaag voor de daarbij genoemde doeleinden:
    1. 1. algemene detailhandelsdoeleinden, met uitzondering van detailhandel in volumineuze goederen, grove bouwmaterialen en tuininrichtingsartikelen en grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting;
    2. 2. administratieve, financiële, zakelijke en publieksgerichte dienstverlening;
    3. 3. bedrijven die in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1;
  2. b. op de verdieping(en): wonen;
  3. c. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer-, nuts- en groenvoorzieningen, met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.
  4. d. in de Paulus Borstraat nr. 41 is een speeltuin toegestaan en op de verdieping is administratieve, financiële, zakelijke en publieksgerichte dienstverlening toegestaan.
  5. e. kinderopvang is toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'jeugdopvang' (jo).

5.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. het waarborgen van het bestaande dakenlandschap, waarbij met de kapvorm en -richting en de goot- en nokhoogte aansluiting wordt gezocht bij het oorspronkelijke straatbeeld;
  2. b. de hoogte van de hoofdbebouwing bij vervangende nieuwbouw, waarbij de hoogte van het bestaande hoofdgebouw uitgangspunt is.

5.4 Afwijking

Artikel 6 Gemengd - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. op de begane grondlaag voor de daarbij genoemde doeleinden:
    1. 1. algemene detailhandelsdoeleinden, met uitzondering van detailhandel in volumineuze goederen, grove bouwmaterialen en tuininrichtingsartikelen en grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting;
    2. 2. administratieve, financiële zakelijke en publieksgerichte dienstverlening;
    3. 3. bedrijven die in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1;
    4. 4. horeca A;
  2. b. op de verdieping(en): wonen;
  3. c. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer-, nuts- en groenvoorzieningen, met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

6.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. het waarborgen van het bestaande dakenlandschap, waarbij met de kapvorm en -richting en de goot- en nokhoogte aansluiting wordt gezocht bij het oorspronkelijke straatbeeld;
  2. b. de hoogte van de hoofdbebouwing bij vervangende nieuwbouw, waarbij de hoogte van het bestaande hoofdgebouw uitgangspunt is.

6.4 Afwijking

Artikel 7 Gemengd - 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. op de begane grondlaag voor de daarbij genoemde doeleinden:
    1. 1. algemene detailhandelsdoeleinden, met uitzondering van detailhandel in volumineuze goederen, grove bouwmaterialen en tuininrichtingsartikelen en grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting;
    2. 2. administratieve, financiële, zakelijke en publieksgerichte dienstverlening;
    3. 3. bedrijven die in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1;
  2. b. wonen;
  3. c. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer-, nuts- en groenvoorzieningen;

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

7.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. het waarborgen van het bestaande dakenlandschap, waarbij met de kapvorm en -richting en de goot- en nokhoogte aansluiting wordt gezocht bij het oorspronkelijke straatbeeld;
  2. b. de hoogte van de hoofdbebouwing bij vervangende nieuwbouw, waarbij de hoogte van het bestaande hoofdgebouw uitgangspunt is.

7.4 Afwijking

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, bermen en beplantingen;
  2. b. parken en plantsoenen;
  3. c. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur en landschap;
  4. d. waterhuishoudkundige voorzieningen, watergangen en -partijen inclusief de daarbij behorende onderhoudspaden en/of -stroken, met inachtneming van de keur van het waterschap;
  5. e. de bescherming van het waterschapsbelang, zoals de instandhouding van de waterkering en de waterhuishouding,
  6. f. voet- en fietspaden;
  7. g. in- en uitritten uitsluitend voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van groen-speelvoorziening” tevens een speelvoorziening (sz);
  9. i. ter plaatse van de aanduiding "paardenbak" tevens een paardenwei (sgpb);
  10. j. geluidswerende voorzieningen;
  11. k. bij deze bestemming behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen;

8.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals abri's en telefooncellen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

8.3 Afwijking

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden I

  1. a. Onverminderd het bepaalde in artikel 32 (“Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwerken zijnde, of van werkzaamheden algemeen”) is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) speelvoorzieningen of voet- of fietspaden aan te leggen, waarvan de gezamenlijke verharde oppervlakte meer bedraagt dan 15% van het bestemmingsvlak, dan wel meer bedraagt dan 1.000 m².
  2. b. Een vergunning als bedoeld onder a is slechts toelaatbaar, indien door de werken en/of werkzaamheden de natuurlijke, cultuurhistorische of landschappelijke waarden van de betreffende groenvoorziening niet in onevenredige mate worden aangetast.
  3. c. Het onder a vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:
    1. 1. werken en/of werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
    2. 2. andere werken en/of werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het verkrijgen van rechtskracht van het plan.

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. onderwijsvoorzieningen, medische, sociale, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke en religieuze voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening;
  2. b. maatschappelijke doeleinden ter plaatse van de gegeven aanduiding
    aanduiding doeleinden
    begraafplaats (bp) begraafplaats
    zorginstelling (zoi) sociale- medische- en woonvoorzieningen
    onderwijs (on) onderwijsvoorzieningen
    religie (re) levensbeschouwelijke en religieuze voorzieningen
    welzijnsinstelling (wel) sociaal medische voorzieningen
    verenigingsleven (vl) sociale voorzieningen
  3. c. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer- en groenvoorzieningen;

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

  1. d. kinderopvang is toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'jeugdopvang' (jo).

9.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. het waarborgen van het bestaande dakenlandschap, waarbij met de kapvorm en -richting en de goot- en nokhoogte aansluiting wordt gezocht bij het oorspronkelijke straatbeeld;
  2. b. de hoogte van de hoofdbebouwing bij vervangende nieuwbouw, waarbij de hoogte van het bestaande hoofdgebouw uitgangspunt is.

9.4 Afwijking

Artikel 10 Recreatie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. volkstuinen;
  2. b. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals parkeer- en groenvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

10.3 Afwijking

Artikel 11 Sport

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sport en dagrecreatie;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'sportzaal': een sportzaal;
  3. c. horeca-C;
  4. d. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer-, en groenvoorzieningen;

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. het waarborgen van het bestaande dakenlandschap, waarbij met de kapvorm en -richting en de goot- en nokhoogte aansluiting wordt gezocht bij het oorspronkelijke straatbeeld;
  2. b. het behouden van de karakteristiek van de groengordel.

11.4 Afwijking

Artikel 12 Tuin

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend erkers, ingangspartijen en andere bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de aangrenzende bestemming:

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (hoofd)ontsluitingswegen bestaande uit ten hoogste 2 rijstroken, met uitzondering van de Twentseweg en het gedeelte van de Plataanstraat tussen de Amsterdamseweg en het Vreeland, bestaande uit ten hoogste 4 rijstroken;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. in-/uitritten;
  4. d. voet- en fietspaden;
  5. e. bermen en groenvoorzieningen;
  6. f. geluidwerende voorzieningen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding -1”: voor de doeleinden die in de aangrenzende bestemming zijn toegelaten (overbouwing);
  8. h. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van het waterhuishoudkundige systeem.

13.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 13.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
  2. b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties, bovengeleidingsportalen, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende) kunstwerken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken max. bouwhoogte
Lichtmasten 12 m
andere masten, wegwijzers, verkeerstekens en -regelinstallaties, (beeldende) kunstwerken en geluidwerende voorzieningen 10 m
overige andere bouwwerken 4 m

Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonerven, woonstraten, pleinen en speelvoorzieningen;
  2. b. ontsluitingswegen, bestaande uit ten hoogste 2 rijstroken;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. in-/uitritten;
  5. e. voet- en fietspaden;
  6. f. bermen en groenvoorzieningen;
  7. g. geluidwerende voorzieningen;
  8. h. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van het waterhuishoudkundige systeem.

14.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 14.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van ten hoogste 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
  2. b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties, bovengeleidingsportalen, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende) kunstwerken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken max. bouwhoogte
Lichtmasten 12 m
andere masten, wegwijzers, verkeerstekens en -regelinstallaties, (beeldende) kunstwerken en geluidwerende voorzieningen 10 m
overige andere bouwwerken 4 m

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de bescherming van het waterschapsbelang, zoals de instandhouding van de waterkering en de waterhuishouding,
  2. b. watergangen en -partijen,
  3. c. onderhoudspaden, taluds, oeverbeschoeiingen, groenvoorzieningen en bermen met de daarbij behorende kunstwerken;
  4. d. overbouwingen en onderdoorgangen ten behoeve van het wegverkeer en langzaam verkeer.

15.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 15.1, mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, zoals stuwen, gemalen, duikers, kades en bruggen, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m, met dien verstande dat de beheerder bij het beoordelen van een aanvraag wordt geraadpleegd omtrent de voorwaarden die, gelet op het waterschapsbelang, aan de uitvoering van de bouwwerken moeten worden gesteld.

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garage'.

16.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

16.3 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c Wabo wordt mede verstaan :

  1. a. het gebruik van garageboxen als woonruimte;
  2. b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.

Artikel 17 Wonen - 1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:
    1. 1. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
    2. 2. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
      • het woonkarakter van de woning;
      • de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk;
    3. 3. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
    4. 4. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
    5. 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
    6. 6. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
    7. 7. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
    8. 8. geen buitenopslag plaatsvindt;
    9. 9. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;
  4. d. garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garage';

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

17.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. het waarborgen van het bestaande dakenlandschap, waarbij met de kapvorm en -richting en de goot- en nokhoogte aansluiting wordt gezocht bij het oorspronkelijke straatbeeld;
  2. b. de hoogte van de hoofdbebouwing bij vervangende nieuwbouw, waarbij de hoogte van het bestaande hoofdgebouw uitgangspunt is;
  3. c. de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken;
    voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken, de karakteristiek van het plangebied en van stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden.

17.4 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c van de Wabo wordt mede verstaan :

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woonruimte;
  2. b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.

17.5 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.1, onder b ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  1. a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  2. b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  3. c. voor het overige wordt voldaan aan de onder 17.1, onder b genoemde voorwaarden.

17.6 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 18 Wonen - 2

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:
    1. 1. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
    2. 2. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
      • het woonkarakter van de woning;
      • de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
    3. 3. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
    4. 4. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
    5. 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
    6. 6. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
    7. 7. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
    8. 8. geen buitenopslag plaatsvindt;
    9. 9. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;
  4. d. garageboxen ter plaatse van de aanduiding "garage";

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

18.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. het waarborgen van het bestaande dakenlandschap, waarbij met de kapvorm en -richting en de goot- en nokhoogte aansluiting wordt gezocht bij het oorspronkelijke straatbeeld;
  2. b. de hoogte van de hoofdbebouwing bij vervangende nieuwbouw, waarbij de hoogte van het bestaande hoofdgebouw uitgangspunt is;
  3. c. de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken;
    voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken, de karakteristiek van het plangebied en van stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden.

18.4 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c van de Wabo wordt mede verstaan :

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woonruimte;
  2. b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.

18.5 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.1, onder b ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  1. a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  2. b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  3. c. voor het overige wordt voldaan aan de onder 18.1, onder b genoemde voorwaarden.

18.6 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 19 Wonen - 3

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:
    1. 1. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
    2. 2. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
      • het woonkarakter van de woning;
      • de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
    3. 3. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
    4. 4. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
    5. 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
    6. 6. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
    7. 7. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
    8. 8. geen buitenopslag plaatsvindt;
    9. 9. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;
  4. d. garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garage';

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

19.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. het waarborgen van het bestaande dakenlandschap, waarbij met de kapvorm en -richting en de goot- en nokhoogte aansluiting wordt gezocht bij het oorspronkelijke straatbeeld;
  2. b. de hoogte van de hoofdbebouwing bij vervangende nieuwbouw, waarbij de hoogte van het bestaande hoofdgebouw uitgangspunt is;
  3. c. de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken;
    voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken, de karakteristiek van het plangebied en van stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden.

19.4 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c van de Wabo wordt mede verstaan :

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woonruimte;
  2. b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.

19.5 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.1, onder b ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  1. a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  2. b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  3. c. voor het overige wordt voldaan aan de onder 19.1, onder b genoemde voorwaarden.

19.6 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 20 Wonen - 4

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:
    1. 1. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
    2. 2. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
      • het woonkarakter van de woning;
      • de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
    3. 3. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
    4. 4. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
    5. 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
    6. 6. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
    7. 7. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
    8. 8. geen buitenopslag plaatsvindt;
    9. 9. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;
  4. d. garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garage';

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

20.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. het waarborgen van het bestaande dakenlandschap, waarbij met de kapvorm en -richting en de goot- en nokhoogte aansluiting wordt gezocht bij het oorspronkelijke straatbeeld;
  2. b. de hoogte van de hoofdbebouwing bij vervangende nieuwbouw, waarbij de hoogte van het bestaande hoofdgebouw uitgangspunt is;
  3. c. de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken;
    voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken, de karakteristiek van het plangebied en van stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden.

20.4 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c van de Wabo wordt mede verstaan :

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woonruimte;
  2. b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.

20.5 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20.1, onder b ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  1. a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  2. b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  3. c. voor het overige wordt voldaan aan de onder 20.1, onder b genoemde voorwaarden.

20.6 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 21 Wonen - 5

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:
    1. 1. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
    2. 2. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
      • het woonkarakter van de woning;
      • de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
    3. 3. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
    4. 4. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
    5. 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
    6. 6. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
    7. 7. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
    8. 8. geen buitenopslag plaatsvindt;
    9. 9. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;
  4. d. garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garage';

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

21.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. het waarborgen van het bestaande dakenlandschap, waarbij met de kapvorm en -richting en de goot- en nokhoogte aansluiting wordt gezocht bij het oorspronkelijke straatbeeld;
  2. b. de hoogte van de hoofdbebouwing bij vervangende nieuwbouw, waarbij de hoogte van het bestaande hoofdgebouw uitgangspunt is;
  3. c. de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken;
    voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken, de karakteristiek van het plangebied en van stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden.

21.4 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c van de Wabo wordt mede verstaan :

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woonruimte;
  2. b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.

21.5 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21.1, onder b ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  1. a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  2. b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  3. c. voor het overige wordt voldaan aan de onder 21.1, onder b genoemde voorwaarden.

21.6 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 22 Waarde - Archeologie 1 (Dubbelbestemming)

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - archeologie 1" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

22.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 22.1 mogen ten dienste van de bestemming Waarde - archeologie 1" uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 23 Waarde - Archeologie 2 (Dubbelbestemming)

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - archeologie 2" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

23.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming Waarde - archeologie 2" uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 24 Waarde - Cultuurhistorie (Dubbelbestemming)

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Cultuurhistorie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de beschermde stadsgezichten. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

24.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 24.1 mogen ten dienste van de bestemming Waarde - Cultuurhistorie" uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 25 Geluidzone - Industrie

25.1 Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' geldt, dat geen nieuwe geluidgevoelige gebouwen in de zin van de Wet geluidhinder mogen worden gebouwd;

25.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25.1, onder voorwaarde dat wordt voldaan aan de Wet geluidhinder.

Artikel 26 Geluidzone - Spoor

26.1 Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - spoor' geldt, dat geen nieuwe geluidgevoelige gebouwen in de zin van de Wet geluidhinder mogen worden gebouwd;

26.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 26.1, onder voorwaarde dat wordt voldaan aan de Wet geluidhinder.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 27 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 28 Algemene Bouwregels

28.1 Overschrijding bouwgrenzen

In uitzondering op het bepaalde in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels) mag de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen worden overschreden, met dien verstande dat:

  1. a. plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen de bouwgrens met ten hoogste 0,3 meter mogen overschrijden;
  2. b. luifels en overstekende daken de bouwgrens met ten hoogste 1 meter mogen overschrijden, met dien verstande dat op de percelen Noordewierweg 87 t/m 165 (oneven), Berkelstraat 1 en Dintelstraat 1, luifels de bouwgrens met ten hoogste 2 meter mogen overschrijden;
  3. c. bij bouwwerken die boven een openbaar voetpad worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;
  4. d. bij bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4,2 meter dient te worden aangehouden.

28.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;

bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het bouwen van luifels, balkons, bordessen, trappen, galerijen, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame, mits:

  1. a. de bouwgrens met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
  2. b. de bouwwerken niet lager worden aangebracht dan 4,20 meter boven een rijbaan en 2,20 meter boven een voetpad.

28.3 Parkeren

  1. a. Bij een gebouw moet ten behoeve van het parkeren en het stallen van auto's in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, met dien verstande dat:
    1. 1. de juiste mate van ruimte wordt bepaald met inachtneming van de Nota Parkeernormen 2009 gemeente Amersfoort, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 27 januari 2009 en de door het college vastgestelde bijbehorende beleidsregels;
    2. 2. de in lid a.1 genoemde parkeernorm flexibel is tot een maximum, in die gevallen waarvoor in de genoemde Nota Parkeernormen 2009 een dergelijk maximum is opgenomen en onder voorwaarde dat voor kantoren op snelweg- of overige locaties en woningen op snelweg- of overige locaties geldt dat de initiatiefnemer een mobiliteitsprofiel opstelt en door de gemeente laat toetsen.
    3. 3. de in lid a.1 bedoelde ruimten voor het parkeren van auto's moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
      • indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2.00 m bij 5,50 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen en bij haaks of gestoken parkeren de ruimte ten minste 2.50 m bij 5,00 m bedragen;
      • indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen en bij haaksparkeren met een uitstapstrook langs het parkeervak ten minste 3,00 m breed en zonder uitstapstrook 3,50 m breed en ten minste 5,00 m lang bedragen.
  2. b. Er kan een parkeernorm worden toegepast die boven de hoge norm ligt mits voldaan wordt aan de de volgende bepalingen:
    1. 1. voldaan moet worden aan het bepaalde in lid a, onder 2.
    2. 2. het te verwachten extra autoverkeer als gevolg van de extra parkeerplaatsen boven de hoge norm leidt niet tot (extra) doorstromingsproblemen op de grote stadswegen.
    3. 3. de aanleg van parkeerplaatsen boven de hoge norm moet een algemeen belang dienen. Zo zullen de parkeerplaatsen die ongebruikt blijven buiten kantooruren op koopavonden en in weekeinden opengesteld voor openbaar gebruik volgens de lokaal vergelijkbaar openbaar parkeerregime.
    4. 4. een parkeergelegenheid met meer dan 200 parkeerplaatsen wordt opgenomen in het gemeentelijke ParkeerrouteInformatieSysteem. De kosten daarvan zijn voor rekening van de aanvrager.

28.4 Laden en lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

28.5 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 28.3 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
  2. b. het bepaalde in lid 28.3, onder a en b, indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend:
    1. 1. een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
    2. 2. een bestemming van het gebouw als parkeergarage, dan wel garagebedrijf.
  3. c. de in lid 4 bedoelde parkeernormen en bedragen, indien door de gemeenteraad nieuwe parkeernormen, dan wel nieuwe bedragen zijn vastgesteld.

Artikel 29 Algemene Gebruiksregels

Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c van de Wabo is in ieder geval het gebruik:

  1. a. van onbebouwde gronden:
    1. 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    2. 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaar¬tui¬gen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    3. 3. als plaats voor sloop-, reparatie- of andere werkzaamheden aan auto's, anders dan incidentele, reguliere onderhoudswerkzaamheden op beperkte schaal;
    4. 4. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen en LPG;
  2. b. van gebouwen en onbebouwde gronden als seksinrichting, met uitzondering van Soesterweg 271.

Artikel 30 Algemene Afwijkingsregels

30.1 Afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan:

  1. a. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, abri's, telefooncellen, fietsenstallingen, weegbruggen en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
  2. b. voor afwijkende kapvormen, met dien verstande dat de kapvorm en -richting en de goot- en nokhoogte passen binnen het straatbeeld;
  3. c. voor het in geringe mate overschrijden van de bestemmings- of bouwgrenzen met ten hoogste 3 m, mits dit noodzakelijk is voor de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing, mits daardoor de geldende oppervlakte van de bij de afwijking betrokken vlakken met niet meer dan 10 % wordt vergroot;
  4. d. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  5. e. voor het realiseren van kinderopvangvoorzieningen;
  6. f. voor afwijking van de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009 voor zover deze Nota is gewijzigd, mits kan worden aangetoond dat aan de gewijzigde parkeernormen kan worden voldaan.

30.2 Voorwaarden

De afwijkingen als bedoeld in lid 30.1 worden geweigerd indien door het verlenen van afwijking:

  1. a. op enig aangrenzend terrein de realisering van de bestemming wordt belemmerd;
  2. b. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende terreinen, bijvoorbeeld door milieukundige belemmeringen;
  3. c. daardoor de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

30.3 Kamergewijze verhuur

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de begripsbepaling “woning” door kamergewijze verhuur toe te staan, mits

  1. a. voldaan wordt aan de beleidsregels “Woonruimteverdeling gemeente Amersfoort” d.d. 27 september 2011 en
  2. b. bij kamerverhuur vanaf vier kamers ook wordt voldaan aan de aanvullende parkeereisen zoals gesteld in de beleidsregels “Woonruimteverdeling gemeente Amersfoort” d.d. 27 september 2011.

Artikel 31 Algemene Wijzigingsregels

31.1 Wro-zone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, voor met “Wro-zone - wijzigingsgebied 1” aangewezen gronden, de bestemming wijzigen ten behoeve van:

  1. a. wonen met de daarbij behorende tuinen en parkeervoorzieningen;
  2. b. verkeersdoeleinden;
  3. c. groen- en speelvoorzieningen;

waarbij geldt dat:

    1. 1. er mogen ten hoogste 6 woningen worden gebouwd, waarvan maximaal 6 aaneengebouwd en maximaal 1 vrijstaand;
    2. 2. aan de zijde van de Narcisstraat mag het aantal bouwlagen niet meer bedragen dan 1;
    3. 3. aan de zijde van de Soesterweg mag het aantal bouwlagen niet meer bedragen dan 2;
    4. 4. de woningen mogen worden afgedekt met een kap;
    5. 5. de voorgevel van de hoofdgebouwen dient ten minste 3 m uit de erfgrens te liggen;
    6. 6. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009;
    7. 7. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de bepalingen van artikel 17.2.2;
    8. 8. voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis gelden de bepalingen van artikel 17.1, onder b en van artikel 17.5.

31.2 Wijziging in verband met archeologische waarden

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door het opnemen van de aanduiding “archeologische waarden”, ten behoeve van de bescherming van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, indien uit onderzoek blijkt dat deze gronden hoge archeologische waarden hebben en daarom bescherming behoeven. Daarbij wordt voor deze gronden in ieder geval een stelsel voor een ogevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van toepassing voor graafwerkzaamheden dieper dan 0,30 meter.

31.3 Wijziging in verband met monumentale waarden

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door het laten vervallen en/of toevoegen van bestemmingsomschrijvingen en omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en/of van aanduidingen:

  1. a. voor “waardevolle boom”, om het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met de registers waarin de betreffende objecten zijn opgenomen;
  2. b. voor “cultuurhistorische waarden” indien uit onderzoek blijkt dat het betreffende object niet gehandhaafd kan worden.

Artikel 32 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden

32.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden algemeen

Behoudens het bepaalde in lid 32.4, is het ter waarborging van het landschappelijke karakter van het plangebied verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. b. het ophogen en egaliseren van gronden;
  3. c. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge kunnen hebben;

32.2 omgevingsvergunningplicht archeologische waarden

Behoudens het bepaalde in lid 32.4, is het ter waarborging van archeologische waarden ter plaatse van de aanduiding "archeologische waarden", verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
  2. b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  3. c. het verhogen of verlagen van grondwaterstanden.

32.3 omgevingsvergunningplicht cultuurhistorische waarden

Behoudens het bepaalde in lid 32.4, is het ter waarborging van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden", verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

het geheel of gedeeltelijk slopen van de gebouwen en/of het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de voorgevel of dakconstructie van gebouwen.

32.4 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in lid 32.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:

  1. a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  2. b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  3. c. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten tot elk een oppervlakte van 60 m²;

32.5 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in de voorgaande leden, zijn niet toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in voorgaande leden bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

32.6 Procedure

  1. a. Voor zij beslissen over een vergunning voor gebouwen met de aanduiding ”cultuurhistorische waarden”, vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies van de gemeentelijke monumentencommissie.
  2. b. Voor zij beslissen over een vergunning voor werken of werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding ”archeologische waarden”, vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies van de gemeentelijke archeologen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 33 Overgangsrecht

33.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

33.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

33.3 Overgangsrecht persoonsgebonden

Voor het gebouw ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht" geldt het volgende:
het gebouw is in strijd met het bestemmingsplan (uitbreidingsplan Puntenburgerlaan-Parallelweg 1, onherroepelijk op 18 augustus 1965) ) in gebruik genomen als "seksinrichting". De eigenaar van het pand mag dit gebruik (laten) voortzetten op grond van het gebruiksovergangsrecht van het facetbestemmingsplan Gebruiksbepalingen en Seksinrichting (onherroepelijk op 1 september 2004).

Zodra het gebruik als sexinrichting, na inwerkingtreding van het plan, voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

33.4 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van artikel 33.2 Overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.

Artikel 34 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan“Soesterkwartier”.

BIJLAGE 1

STAAT VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN

SBI-code nr. omschrijving activiteit milieu-categorie
01 - Landbouw en dienstverlening t.b.v. de landbouw
014 Dienstverlening t.b.v. de landbouw 3
0141.1 Hoveniersbedrijven 1
015 - Vervaardiging van voedsel en dranken
1581 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581 1 - v.c. < 2500 kg meel/week 2
1581 2 - Brood- en beschuitfabrieken 3
1582 Banket, biscuit- en koekfabrieken 3
1586 0 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1586 2 - theepakkerijen 3
1593 t/m 1595 Vervaardiging van wijn, cider e.d. 2
17 - Vervaardiging van textiel
171 Bewerken en spinnen van textielvezels 3
172 0 Weven van textiel:
172 1 - aantal weefgetouwen < 50 3
173 Textielveredelingsbedrijven 3
174, 175 Vervaardiging van textielwaren 3
176, 177 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 3
18 - Vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont
181 Vervaardiging kleding van leer 3
182 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 2
183 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 3
19 - Vervaardiging van leer en lederwaren (excl. kleding)
192 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 3
193 Schoenenfabrieken 3
20 - Houtindustrie en vervaardiging artikelen van hout, riet, kurk e.d.
2010.1 Houtzagerijen 3
202 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 3
203, 204 Timmerwerkfabrieken 3
205 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 2
21 - Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren
2112 0 Papier- en kartonfabrieken:
2112 1 - p.c. < 3 t/u 3
212 Papier- en kartonwarenfabrieken 3
2121.2 0 Golfkartonfabrieken:
2121.2 1 - p.c. < 3 t/u 3
22 - Uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen media
2221 Drukkerijen van dagbladen 3
2222 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 3
2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 2
2223 A Grafische afwerking 1
2223 B Binderijen 2
2224 Grafische reproductie en zetten 2
2225 Overige grafische activiteiten 2
223 Reproductiebedrijven opgenomen media 1
2442 0 Farmaceutische productenfabrieken:
2442 1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 3
2442 2 - verbandmiddelenfabrieken 2
2462 0 Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2462 1 - zonder dierlijke grondstoffen 3
2466 A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 3
25 - Vervaardiging van producten van rubber en kunststof
2512 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512 1 - vloeropp. < 100 m2 3
2513 Rubber-artikelenfabrieken 3
252 0 Kunststofverwerkende bedrijven:
26 - Vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsproducten
261 0 Glasfabrieken:
261 1 - glas en glasproducten, p.c. < 5.000 t/j 3
2615 Glasbewerkingsbedrijven 3
262, 263 0 Aardewerkfabrieken:
262, 263 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 3
262, 263 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 3
2665, 2666 0 Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips:
2665, 2666 1 - p.c. < 100 t/d 3
267 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 1 - zonder breken, zeven en drogen 3
2681 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken 3
2682 B0 Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol):
28 - Vervaard. van producten van metaal (excl. mach./ transportmidd.)
281 0 Constructiewerkplaatsen:
281 1 - gesloten gebouw 3
29 - Vervaardiging van machines en apparaten
29 0 Machine- en apparatenfabrieken:
29 1 - p.o. < 2.000 m2 3
30 - Vervaardiging van kantoormachines en computers
30 A Kantoormachines- en computerfabrieken 3
32 - Vervaardiging van audio-, video-, telecom-apparaten en -benodigdh.
321 t/m 323 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. 3
3210 Fabrieken voor gedrukte bedrading 3
33 - Vervaardiging van medische en optische apparaten en instrumenten
33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. 2
34 - Vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers
343 Auto-onderdelenfabrieken 3
35 - Vervaardiging van transportmiddelen (excl. auto's, aanhangwagens)
354 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 3
36 - Vervaardiging van meubels en overige goederen n.e.g.
361 Meubelfabrieken 3
362 Fabricage van munten, sieraden e.d. 2
363 Muziekinstrumentenfabrieken 2
364 Sportartikelenfabrieken 3
365 Speelgoedartikelenfabrieken 3
40 - Productie en distrib. van stroom, aardgas, stoom en warm water
40 B0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 B1 - < 10 MVA 2
40 C0 Gasdistributiebedrijven:
40 C3 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C 2
40 C4 - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D 3
40 D0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40 D1 - stadsverwarming 3
40 D2 - blokverwarming 2
41 - Winning en distributie van water
41 A0 Waterwinning-/ bereiding- bedrijven:
41 A2 - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of s 3
41 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 B1 - < 1 MW 2
45 - Bouwnijverheid
45 A Bouwbedrijven en aannemersbedrijven met werkplaats 3
50 - Handel/reparatie van auto's, motorfietsen; benzineservicestations
501, 502, 504 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 2
5020.4 A Autoplaatwerkerijen 3
5020.4 B Autobeklederijen 1
5020.5 Autowasserijen 2
51 - Groothandel en handelsbemiddeling
5121 Grth in akkerbouwproducten en veevoeders 2
5122 Grth in bloemen en planten 2
5123 Grth in levende dieren 3
5124 Grth in huiden, vellen en leder 3
5125, 5131 Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 2
5132, 5133 Grth in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsoliën 2
5134 Grth in dranken 2
5135 Grth in tabaksproducten 2
5136 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 2
5137 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 2
5138, 5139 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 2
514 Grth in overige consumentenartikelen 2
5151.3 Grth minerale olieproducten (excl. brandstoffen) 3
5152.2 /.3 Grth in metalen en -halffabrikaten 3
5153 Grth in hout en bouwmaterialen 3
5154 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur 3
5162 Grth in machines en apparaten 2
517 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. 2
60 - Vervoer over land
6022 Taxibedrijven 2
6023 Touringcarbedrijven 3
6024 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) 3
603 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 3
63 - Dienstverlening t.b.v. het vervoer
6312 Veem- en pakhuisbedrijven, koelhuizen 3
64 - Post en telecommunicatie
641 Post- en koeriersdiensten 2
642 A Telecommunicatiebedrijven 1
642 B TV- en radiozenders (zie ook tabel 2: zendinstallaties) 2
71 - Verhuur van transportmiddelen, machines, andere roerende goederen
711 Personenautoverhuurbedrijven 2
712 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 3
713 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 3
72 - Computerservice- en informatietechnologie
72 A Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 1
73 - Speur- en ontwikkelingswerk
731 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 2
732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 1
74 - Overige zakelijke dienstverlening
747 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 3
7481.3 Foto- en filmontwikkelcentrales 2
7484.4 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. 1
92 - Cultuur, sport en recreatie
921, 922 Studio's (film, TV, radio, geluid) 2
9301.1 A Wasserijen en strijkinrichtingen 3
9301.1 B Tapijtreinigingsbedrijven 3
9301.2 Chemische wasserijen en ververijen 2
9301.3 A Wasverzendinrichtingen 2
9301.3 B Wasserettes, wassalons 1
9302 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten 1
9303 0 Begrafenisondernemingen:
9303 1 - uitvaartcentra 1
9304 Badhuizen en sauna-baden 2

1) geen detailhandel

BIJLAGE 2

STAAT VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN FUNCTIEMENGING

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00003-0301_0025.jpg"

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het stedelijk gebied van Amersfoort gelden circa 50 bestemmingsplannen. Veel van deze plannen zijn sterk verouderd. De aanmerkelijk verschillende regelingen, veelal gebaseerd op achterhaald beleid, werken verwarrend en kunnen tot rechtsongelijkheid leiden. Regelmatig blijkt dat gewenste ontwikkelingen niet passen binnen de regelingen van de verouderde bestemmingsplannen. Anderzijds blijken de geldende regelingen vaak onvoldoende basis te bieden voor het voorkomen van ongewenste ontwikkelingen. Het ontbreken van een vertaling van het huidige beleid in bruikbare bestemmingsplannen wordt zowel door de gemeente als door de burgers als een steeds grotere tekortkoming ervaren.
Om hierin te voorzien worden in Amersfoort de bestemmingsplannen geactualiseerd. De verouderde bestemmingsplannen in de bebouwde kom van Amersfoort worden vervangen door nieuwe plannen met eenduidige regelingen. Het Soesterkwartier is een van de wijken waarvoor het verouderde bestemmingsplan geactualiseerd moet worden.
Daarnaast is op 1 juli 2008 de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening ingevoerd. Deze wet bepaalt dat bestemmingsplannen per 1 juli 2013 actueel (jonger dan 10 jaar) moeten zijn. De verplichting tot periodieke herziening is opgenomen om de actualiteit van bestemmingsplannen te waarborgen en gemeenten te dwingen tot een actieve houding. Actuele bestemmingsplannen zijn voor de gemeente belangrijk om (kleinschalige) ruimtelijke activiteiten te faciliteren, ongewenste ontwikkelingen te weren en rechtszekerheid te bieden aan belanghebbenden.

1.2 Doelstelling

Het bestemmingsplan Soesterkwartier heeft tot doel om te komen tot een actuele regeling, dat voldoet aan alle eisen die op grond van de Wet ruimtelijke ordening aan een bestemmingsplan worden gesteld. De gemeente dient te beschikken over een geactualiseerd, gestandaardiseerd, digitaal bestemmingsplan voor het grondgebied van Amersfoort. Het bestemmingsplan moet voldoende flexibel zijn om onnodige procedures voor gewenste ontwikkelingen te voorkomen, maar moet tegelijk voldoende rechtszekerheid bieden aan bewoners van de wijk. Daarnaast moet het plan uitvoerbaar zijn.

1.3 Ligging En Begrenzing Van Het Bestemmingsplan

Het Soesterkwartier bevindt zich aan de westkant van Amersfoort. Kenmerkend voor deze wijk is de geïsoleerde ligging ten opzichte van de rest van de stad. De wijk ligt ingeklemd tussen het spoorwegemplacement aan de zuidzijde en het bedrijventerrein 'Isselt' aan de noordzijde. Deze gebieden maken geen deel uit van het plangebied. Verder is de groene zone (de zogeheten 'Groengordel') in het noorden een heldere afscheiding tussen het Soesterkwartier en de Amsterdamseweg. Op de volgende afbeelding is de ligging van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00003-0301_0001.jpg"

Ligging plangebied

1.4 Geldende Bestemmingsplannen

Voor het Soesterkwartier geldt grotendeels het uitbreidingsplan “Soesterkwartier” van midden jaren '60. In totaal gelden er zeven bestemmingsplannen in dit gebied:

Naam plan nr. Raad GS Kroon/RvS
Soesterkwartier 21 30-03-1965 20-06-1966 -
Secundaire weg S4 23 28-04-1987 15-12-1987 22-06-1989
Binnenring Noord I en II 24 26-09-1995 30-01-01996 -
Uitbreidingsplan Puntenburgerlaan-Parallelweg 21a 29-08-1964 18-08-1965 -
Uitbreidingsplan Puntenburgerlaan-Parallelweg II 21b 27-09-1966 02-08-1967 -
CSG-Noord 4.1 15-06-2000 30-01-2001 02-10-2002
Facet-bestemmingsplan Gebruiksbepalingen en Sexinrichtingen 49 25-03-2003 21-10-2003 01-09-2004

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00003-0301_0002.png"Kaartje geldende bestemmingsplannen

1.5 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding (voorheen de plankaart) waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het bindende deel van het bestemmingsplan.

In voorliggende toelichting wordt allereerst ingegaan op het beleidskader van de rijksoverheid en provincie Utrecht, ook komt het gemeentelijk beleid aan de orde in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 is de actuele situatie voor verschillende ruimtelijke aspecten beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de ontwikkelingsvisie voor het gebied. Hoofdstuk 5 beschrijft de effecten die de ontwikkelingen in het plangebied hebben op het milieu. Daarna volgt de juridische planopzet voor het bestemmingsplan die in hoofdstuk 6 is verwerkt. Tot slot behandelt hoofdstuk 7 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Relevant Beleid

2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de inhoud van het ruimtelijk relevante beleid voor het bestemmingsplan "Soesterkwartier" op rijks-, provinciaal- en gemeentelijk niveau (met dien verstande dat de relevante milieuwetgeving aan de orde komt in hoofdstuk 5). Dit beleid vormt het kader van toetsing van de huidige situatie en nieuwe ontwikkelingen. Het beschreven beleidskader is een bouwsteen voor de visie op het plangebied en de opzet van de juridische regelingen.

2.2 Rijksbeleid

• De Nota Ruimte
In de Nota Ruimte (april 2004) zijn deel 3 van de Vijfde Nota en het Tweede Structuurschema Groene Ruimte geïntegreerd. Algemene uitgangspunten van de nota Ruimte zijn: ontwikkelingsplanologie, decentralisatie, deregulering en uitvoeringsgerichtheid. Het nationale ruimtelijk beleid voor steden en netwerken richt zich op voldoende ruimte voor wonen, werken en mobiliteit en de daarbij behorende voorzieningen, groen, recreatie, sport en water. In het beleid en de uitvoering daarvan is het van belang dat er een goede koppeling en bundeling plaatsvindt tussen verstedelijking, economie, infrastructuur, groen, recreatie, natuur, milieu en veiligheid.

Leefbaarheid
De achteruitgaande leefbaarheid en de tweedeling tussen arm en rijk hebben de afgelopen jaren geleid tot steeds grotere sociaal-economische en sociaal-culturele problemen in de grote steden. Om een eenzijdige sociaaleconomische samenstelling van de bevolking te voorkomen stimuleert het rijk meer variatie in het woningaanbod. Met name in de stad zijn meer hoogwaardige woonmilieus nodig. Dit vraagt enerzijds om verdichting tot hoogstedelijke milieus en anderzijds om verdunning tot groene milieus. Dit voorkomt de trek van midden en hoge inkomens uit de stad. Stedelijke vernieuwing en herstructurering blijven dringend nodig om de leefbaarheid te vergroten.

Recreatie
De kwaliteit en kwantiteit van het groen in en om de stad zijn de afgelopen decennia aanzienlijk verminderd. De beschikbaarheid van bereikbare en toegankelijke sport- en recreatievoorzieningen in en rondom de steden houdt geen gelijke trend met de vergaande verstedelijking van de laatste jaren. Er dreigt een groot tekort aan vaar-, fiets-, wandel- en andere groene recreatiemogelijkheden. Aanbod van voldoende rode en groene ontspanningsmogelijkheden is echter belangrijk voor de leefbaarheid, het welzijn en de gezondheid van de bewoners en zelfs voor de economie. In de ruimtelijke plannen van provincies en gemeentes moet daarom de balans tussen bebouwingen groen integraal worden meegenomen. Het is belangrijk dat voldoende ruimte gereserveerd wordt voor de loop- en fietsafstand liggende en daarmee goed vanuit de stad bereikbare perken, groenvoorzieningen, sportvoorzieningen en recreatiemogelijkheden.

• Structuurschema Groene Ruimte /nota Natuur voor mensen, mensen voor

natuur
Het rijk heeft de Utrechtse Heuvelrug in het Structuurschema Groene Ruimte voor een groot gedeelte aangewezen als kerngebied in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS heeft als doel om de duurzaamheid van de natuur in Nederland te vergroten. Dit betekent dat het natuurareaal wordt uitgebreid en de geïsoleerde ligging van natuurgebieden waar mogelijk wordt opgeheven. Het beleid voor de kerngebieden is er op gericht de aanwezige natuurwaarden veilig te stellen en te vergroten. Waar de (interne) ruimtelijke samenhang van kerngebieden onvoldoende is, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van infrastructurele barrières, zijn maatregelen vereist om de gebieden (beter) met elkaar te verbinden.

De nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur (Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer & Visserij 2000) geeft aan dat de ruimtelijke samenhang en het functioneren van de EHS verder versterkt wordt. Enerzijds door slimmere begrenzingen, en anderzijds door de realisering van groene verbindingen tussen natuurgebieden. De opgave is om de Utrechtse Heuvelrug, in samenhang met de omliggende lagere gebieden en de Veluwe, als één samenhangend geheel te ontwikkelen. Het beleid is daarbij om doorsnijdingen met infrastructuur op te heffen.


Conclusie
Het Soesterkwartier is een bestaande woonwijk binnen het stedelijk gebied van Amersfoort. Het nieuwe bestemmingsplan voor deze wijk past binnen de beleidsuitgangspunten van het rijk.

2.3 Provinciaal Beleid

• Ruimtelijke Structuurvisie Provincie Utrecht
Bij het provinciale beleid is met name de Ruimtelijke Structuurvisie Provincie Utrecht van belang. Deze structuurvisie is ontstaan door een beleidsneutrale omzetting van het streekplan 2005-2015 van de provincie Utrecht. Deze omzetting vond plaats op 1 juli 2008. Provinciale Staten hebben hiervoor de “Beleidslijn nieuwe Wro” vastgesteld op 23 juni 2008.

In de structuurvisie worden verschillende ruimtelijke functies afgewogen en keuzen bepaald. Ook worden bestemmings- en bouwplannen van gemeenten aan het streekplan getoetst.

Binnen de structuurvisie vormen de begrippen kwaliteit, uitvoering en samenwerking gezamenlijk de rode draad. Er is een grote behoefte aan woningen en bedrijventerreinen. Ruimte hiervoor moet zoveel mogelijk worden gezocht binnen de huidige verstedelijking (inbreiden). In totaal is er ruimte gereserveerd voor 72.000 nieuwe woningen in de structuurvisie. Voor bedrijventerreinen is er ongeveer 100 ha aan ruimte gereserveerd. In de structuurvisie zijn ook de bebouwingscontouren van de gemeenten precies vastgelegd en op kaarten aangegeven. Daarbinnen mag worden gebouwd; daarbuiten niet. Voor de komende twee jaar moeten nadere afspraken worden gemaakt over het soort woningen dat wordt gebouwd in een regio, het aantal zorgwoningen en het aandeel sociale woningbouw. Provinciale staten willen dat dit aandeel minimaal 30 procent bedraagt.

Conclusie
Het bestemmingsplan Soesterkwartier ligt in de structuurvisie in het deelgebied 'stedelijk gebied' . Het volledige plangebied ligt binnen de rode bebouwingscontour.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00003-0301_0003.jpg"

Plankaart structuurvisie Utrecht

De Cultuurhistorische Hoofdstructuur

De structuurvisie geeft aan dat de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (verder CHS) bestaat uit samenhangende historisch waardevolle structuren van bovenlokaal belang. Het zijn ruimtelijke herkenbare structuren die kenmerkend zijn voor een bepaalde periode of ontwikkeling. De structuurvisie geeft aan dat het terugbrengen van de Grebbelinie de cultuurhistorische richting geeft aan de mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen. Verandering van beeld en functie is in principe mogelijk als aantoonbaar is dat deze verandering zich in de geest van de cultuurhistorische samenhang voltrekt. Op deze wijze levert cultuurhistorie een bijdrage aan (nieuwe) ruimtelijke kwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00003-0301_0004.jpg"

Cultuurhistorische hoofdstructuur

De provinciale ambities met betrekking tot de CHS kennen drie soorten sturingsmechanismen:

  • veiligstellen: cultuurhistorie is mede sturend voor de ontwikkeling;
  • eisen stellen: cultuurhistorie geeft richting aan de mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen;
  • actief versterken: de provincie start zelf projecten.

De Ecologische Hoofdstructuur
Wat betreft de natuur wordt in algemene zin gekozen voor “natuur voor mensen, mensen voor natuur” (toegankelijke natuur, zeker rond stedelijke concentraties). Maar ook ecologie is belangrijk. Bij de structuurvisie hoort de kaart “Gebieden binnen groene contouren”.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00003-0301_0005.jpg"

Ecologische hoofdstructuur

De EHS heeft in de nieuwe structuurvisie een zogenaamde groene contour gekregen. De grenzen van de EHS zijn daarbij bijna volledig overgenomen uit de natuurgebiedplannen (hier Natuurgebiedplan Eemland).

Nieuwe plannen, projecten of handelingen binnen en in de nabijheid van gebieden die binnen de groene contour vallen en die per saldo significant negatieve gevolgen hebben voor de te behouden waarden en kenmerken, zijn niet toegestaan, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang (het “nee, tenzij” principe). Het Soesterkwartier ligt buiten de (invloedssfeer van) de EHS.

Recreatie en toerisme
In de structuurvisie wordt geconstateerd dat een kwalitatieve en kwantitatieve inhaalslag nodig is. Hierbij zijn de belangrijkste aandachtspunten: voldoende aanbod, bereikbaarheid, toegankelijkheid en diversiteit. De intensiteit van het gebruik verschilt per gebied, afhankelijk van de aantrekkelijkheid en de bereikbaarheid vanuit het stedelijk gebied. Fietsen, wandelen en varen zijn belangrijke vormen van recreatief medegebruik.

Veiligheid
Om toekomstige verbredingen en/of bundeling van hoofdinfrastructuur fysiek en financieel niet te belemmeren, dient langs de hoofdinfrastructuur uitbreidingsruimte beschikbaar te blijven. De structuurvisie gaat ervan uit dat langs alle hoofdinfrastructuur vrijwaringzones nodig zijn. De provincie zal de vrijwaringzones zo veel mogelijk in acht nemen, maar is echter wel van mening dat een vrijstellingsbeleid noodzakelijk is voor situaties waarin vrijwaringzones zorgvuldig ruimtegebruik te zeer in de weg staan.

• Provinciale Ruimtelijke Verordening

Onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening behoefde het bestemmingsplan na vaststelling goedkeuring van gedeputeerde staten. Het Streekplan en Handleiding vormden hierbij het toetsingskader. De nieuwe Wro kent de figuur van goedkeuring niet meer. Ter borging en doorwerking van het provinciaal belang kan de provincie een verordening vaststellen: kaderstelling vooraf. De figuur van verordening is nieuw in de ruimtelijke ordening. Maar de inhoud van de Utrechtse verordening is in die zin niet nieuw. De verordening is namelijk gebaseerd op het Wro-proof gemaakte Streekplan (Beleidslijn nieuwe Wro)en de Wro-proof gemaakte Handleiding (Uitvoering Beleidslijn nieuwe Wro).

De Provinciale Ruimtelijke Verordening is op 21 september 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en in werking getreden op 24 december 2009.

Conclusie
Het Soesterkwartier is een bestaande woonwijk binnen het stedelijk gebied van Amersfoort. Het nieuwe bestemmingsplan voor deze wijk past binnen de beleidsuitgangspunten van de provincie Utrecht.

2.4 Gemeentelijk Beleid

• Structuurvisie Amersfoort
Op 30 juni 2009 heeft de gemeenteraad van Amersfoort de 'Structuurvisie Amersfoort' vastgesteld. Deze structuurvisie is gebaseerd op bestaand beleid.

Bij de gemeentelijke structuurvisie is de Ruimtelijke hoofdstructuur 2030 aangegeven. Hierin wordt het Soesterkwartier aangewezen als 'Woongebied'. De groengordel wordt gezien als 'Stedelijk groen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00003-0301_0006.jpg"

Structuurvisie Amersfoort: Ruimtelijke hoofdstructuur 2030

Uit het 'Ontwikkelingsbeeld' dat bij de structuurvisie is gevoegd, blijkt dat er voor het Soesterkwartier geen ontwikkelingen zijn gepland. Het betreft dus een bestaand gebied, waarvoor volgens het geldende beleid geen ruimtelijke plannen bestaan. Een conserverend bestemmingsplan (de bestaande situatie als uitgangspunt gebruiken voor het vastleggen van bestemmingen) past daarom binnen de vastgestelde structuurvisie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00003-0301_0007.jpg"

Structuurvisie Amersfoort: Ontwikkelingsbeeld

• Amersfoort Vernieuwt
Het Project Amersfoort Vernieuwt is opgestart met als doelstelling dat het in Amersfoort in elke wijk prettig wonen en werken moet zijn. Om dat doel te bereiken, wordt de situatie in enkele wijken aangepakt, middels 'Amersfoort Vernieuwt' projecten. Amersfoort Vernieuwt gaat uit van een totaalaanpak om de kwaliteit in de wijk te verhogen. Er is aandacht voor de omgeving, dus bijvoorbeeld voor verbetering van woningen, winkels, sportvoorzieningen, milieu en groen, maar ook onderwerpen die te maken hebben met samenleven komen aan bod. Met Amersfoort Vernieuwt wordt verder de realisatie van een verschuiving van 10 tot 15% van goedkope sociale woningbouw naar het middensegment beoogd.

Het programma Amersfoort Vernieuwt is een gezamenlijk initiatief van de gemeente en de woningbouwcoöperaties Alliantie Eemvallei en Portaal. Uitgangspunt is dat de planvorming altijd in nauw overleg met de bewoners en andere partijen uit de wijk plaatsvindt.

Voor de wijken Liendert-Rustenburg, Randenbroek-Schuilenburg en de overige locaties wordt de volgende ambitie uitgesproken:

"Wij willen dat over 10 jaar de prioriteitswijken en de overige locaties een substantieel betere leefbaarheid kennen, met een gemiddeld hogere woonkwaliteit, hogere waardering van de woonomgeving, veiliger en betere onderlinge verhoudingen tussen de bewoners".

Delen van het Soesterkwartier behoren tot de 'overige locaties'. Voor het Soesterkwartier was alleen de winkelstrip aan de Noordewierweg 87 t/m 157 aangewezen als project. Voor het overige bestaat Amersfoort Vernieuwt voor het Soesterkwartier op dit moment uit sociale projecten, die niet relevant zijn voor het bestemmingsplan.

• Coalitieakkoord Amersfoort 2010-2014
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort heeft overeenstemming bereikt over het collegeprogramma voor de periode 2010 tot 2014. 'Verbonden, slagvaardig en duurzaam' zijn de centrale waarden in het akkoord.

Kracht van de stad

De collegepartijen hebben elkaar gevonden op een gemeenschappelijk inhoud, ambitie en stijl. De kracht van de stad en haar inwoners staat daarbij centraal. Bewoners, ondernemers en organisaties kunnen verantwoordelijkheid dragen. Het is aan het gemeentebestuur om de kracht van de stad te stimuleren, te benutten en te faciliteren. Het college wil bereikbaar zijn en zal veel in de wijken aanwezig zijn. En het college neemt verantwoordelijkheid. Moeilijke beslissingen over bijvoorbeeld bereikbaarheid, groen en bezuinigingen worden niet vooruit geschoven.

Zeer zware financiële opgave

De gemeente staat voor een zeer zware financiële opgave. Op slagvaardige wijze willen de vijf partijen dat ter hand nemen. Zo willen zij bereiken dat het sociale vangnet een trampoline is, naar deelname en participatie in de maatschappij. Bezuinigingen en innovatie gaan hand in hand. De coalitiepartners zoeken naar vernieuwende en duurzame oplossingen waarbij sociaal-culturele, ecologische en economische samenhang in beeld blijft. Het college gunt Amersfoort een gezonde, duurzame toekomst.

Ruimtelijke Ontwikkeling

Het domein van ruimtelijke ontwikkelingen bevat diverse reguliere opgaven. Zo moeten de bestemmingsplannen worden geactualiseerd. Met oog voor tegenstrijdige belangen wil het college meer ruimte laten aan burgers door flexibeler te bestemmen.

• Beleidsvisie Groen-Blauwe Structuur (31 maart 2004)

De groen-blauwe structuur stimuleert de ontwikkeling van een aantrekkelijke stad om in te wonen, verblijven en werken. Amersfoort kiest ervoor om de groen-blauwe structuur niet alleen te behouden, maar deze ook verder te ontwikkelen. Behouden alleen is onvoldoende. Niet alleen stellen de inwoners van Amersfoort steeds andere eisen aan de groen-blauwe structuur, ook worden bij behoud alleen belangrijke kansen gemist om de groen-blauwe structuur nog waardevoller te maken in de zin van natuur- en cultuurwaarden en recreatieve en landschappelijke waarden.

Het zorgvuldig omgaan met ruimte is een centraal uitgangspunt in het gemeentelijk beleid. Dit betekent dat intensivering en combinaties van functies worden gestimuleerd op plaatsen waar dit bijdraagt aan behoud of verbetering van ruimtelijke kwaliteit. Omdat de ruimte schaars is en velen aanspraak maken op de ruimte in de stad, is het daar noodzakelijk en dikwijls ook wenselijk om te komen tot functiemenging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00003-0301_0008.jpg"

• Prostitutiebeleid

Door het opheffen van het algemeen bordeelverbod op 1 oktober 2000 hebben gemeenten bij het reguleren van prostitutie een grotere rol gekregen. Teneinde ongewenste situaties en ontwikkelingen te kunnen voorkomen of te kunnen tegengaan is het noodzakelijk dat gemeentelijk beleid wordt vastgelegd en dat de regelgeving wordt aangepast. De aanpassing van regelgeving bestaat uit het wijzigen van de APV door invoering van een vergunningstelsel voor seksinrichtingen en een regeling van seksinrichtingen in de bestemmingsplannen.

In het facetbestemmingsplan "Gebruiksbepalingen en seksinrichtingen" van de gemeente Amersfoort is voor alle vigerende bestemmingsplannen een verbod opgenomen voor het gebruik van gronden en/of bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting. Dit gebeurt met uitzondering van 5 locaties waar de bestaande seksinrichtingen in bovengenoemd plan worden gelegaliseerd. Op 1 september 2004 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan aangaande het bovengenoemde facetbestemmingsplan en heeft de regeling, zoals Amersfoort deze hanteert, geaccepteerd (uitspraak nr. 200308704/1).

Het prostitutiebeleid van de gemeente Amersfoort is vastgelegd in de Nota prostitutiebeleid gemeente Amersfoort (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 september 2000). In deze nota is bepaald, dat er maximaal zeven seksinrichtingen in Amersfoort kunnen worden gevestigd.

In verband met het stedelijke karakter, de groei van de gemeente en de centrumfunctie die Amersfoort voor de regio heeft, wordt een verruiming van het huidige aantal seksinrichtingen van 5 naar 7 verantwoord geacht.

De gemeente heeft zich bij de afweging om de inrichtingen te legaliseren laten leiden door onder-staande ruimtelijke aspecten. De overige twee seksinrichtingen zullen op een later tijdstip middels een bestemmingsplanherziening op een geschikte locatie worden ingepast.

De volgende aspecten zijn bij de afweging van een locatie voor de vestiging van een seksinrichting in ieder geval ruimtelijk relevant:

  • geen concentratie van prostitutie in een straat, buurt, wijk of gebied;
  • geen seksinrichting in een flat of specifieke woonstraat;
  • ligging aan een doorgaande weg;
  • geen seksinrichting in tussenwoningen of panden met halfsteens muren;
  • geen onaanvaardbare toename van de verkeersbelasting in een straat;
  • voldoende parkeergelegenheid op het eigen terrein of in de directe omgeving;
  • geen aanstootgevende en/of storende (licht)reclames;
  • geen seksinrichting in de nabijheid van kerken, moskeeën, (avond)scholen, clubgebouwen voor jeugdigen en daarmee vergelijkbare functies.


Ook in onderhavig bestemmingsplan is een verbod opgenomen voor het vestigen van seksinrichtingen. Deze keuze is gebaseerd op het bovengenoemde beleid en tevens een voortzetting van het bestaande beleid want ook in het vigerende bestemmingsplan is een verbod opgenomen.

• Kamergewijze verhuur

In de raadsvergadering van 27 september 2011 is de Huisvestingsverordening 2011 vastgesteld. Eén van de beslispunten is om het nieuw vastgestelde beleid voor kamergewijze verhuur te integreren in de bestemmingsplannen die in procedure zijn. Het bestemmingsplan Soesterkwartier is daarbij met name genoemd.

In de Huisvestingsverordening 2011 is over het omzetten van een zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte (kamergewijze verhuur) bepaald dat Burgemeester en Wethouders beleidsregels maken met voorwaarden en voorschriften.

Deze beleidsregels "Woonruimteverdeling gemeente Amersfoort" (27 september 2011) geven toetsingscriteria over brandveiligheid, gezondheid, comfort, hygiëne en parkeren.

Bij kamerverhuur tot drie kamers wordt geen aanvullende parkeereis gesteld. Kamerverhuur vanaf vier kamers is alleen mogelijk via een gemeentelijke parkeertoets (op kosten van de aanvrager). De gemeente zal bepalen of het parkeren door de kamerverhuur opgevangen kan worden op privaat terrein of in de openbare ruimte. De aanvullende parkeernorm per extra bewoner is 0,6 parkeerplaats bovenop de voor de woning geldende norm. In de openbare ruimte mag de parkeerdruk door de kamerverhuur 's avonds en 's nachts namelijk niet boven de 90% komen.

In dit bestemmingsplan is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om kamergewijze verhuur mogelijk te maken mits aan de beleidsregels wordt voldaan.

2.5 Conclusie

Het Soesterkwartier is een bestaande woonwijk binnen het stedelijk gebied van Amersfoort. Het nieuwe bestemmingsplan voor deze wijk past binnen de beleidsuitgangspunten van rijk, provincie en gemeente.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke Analyse

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de geschiedenis van het gebied en zijn archeologische en cultuurhistorische waarden. Ook komen de beschermde stadsgezichten, beeldbepalende panden en de monumenten in dit hoofdstuk aan de orde. De bestaande situatie in het plangebied wordt omschreven aan de hand van afzonderlijke onderdelen, zoals wonen en groen.

De inventarisatie van milieu-, water- en duurzaamheidaspecten en de gevolgen van dit bestemmingsplan voor deze aspecten staan niet in dit hoofdstuk, maar zijn genoemd in hoofdstuk 5.

3.2 Geologie En Geomorfologie

De wijk Soesterkwartier is, binnen de gemeente Amersfoort, gelegen op noordelijke rand van het stuwwallengebied van de Utrechtse Heuvelrug, op het dekzandgebied van de lager gelegen Gelderse Vallei. Ten noorden van het plangebied ligt de Eem, die het dekzandgebied doorsnijdt.

Het dekzandgebied van de Gelderse Vallei, dat als gevolg van zandverstuivingen ontstond in de laatste ijstijd, wordt gekenmerkt door de afwisseling van dekzandruggen, dekzandlaagten en daarin gelegen beeklopen. Buiten de stedelijke omgeving van Amersfoort betreft het een kleinschalig onregelmatig verkaveld landbouwgebied, wat sterk contrasteert met het heuvelachtige en overwegend beboste landschap van de naastgelegen Utrechtse Heuvelrug. In tegenstelling tot de Heuvelrug zijn de hoogteverschillen (tussen dekzandruggen en –laagten) beperkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00003-0301_0009.jpg"

Geomorfologie van Amersfoort

Het landschap van de dekzanden heeft een kleinschalig en besloten karakter, veroorzaakt door de subtiele reliëfverschillen, de relatief kleine, onregelmatige percelen, de vele (laan)beplanting langs wegen, perceelsgrenzen en erven, en de houtwallen. Het betreft een zogenaamd hoevenlandschap.


Waar de beplantingsstructuur het minst is aangetast wordt een 'landschap van kamers' aangetroffen: een landschap dat wordt gekenmerkt door een aaneenschakeling van ruimtes, omzoomd door beplanting. Landgoed Coelhorst en het binnen de bebouwing van Amersfoort gelegen Park Schothorst zijn hier goede voorbeelden van. De 14 landgoederen maken deel uit van de zogenaamde horstenreeks, een reeks landgoederen in het dekzandgebied tussen Heuvelrug en Eemland. Ook op de flanken van de heuvelrug en langs de aan de voet van de heuvelrug gelegen beken zijn in het verleden diverse landgoederen en buitenhuizen ontstaan. De flank van de heuvelrug wordt (ook bij Amersfoort) nog altijd bepaald door de aaneenschakeling van landgoederen (zoals De Boom, Den Treek, Heiligenberg, Randenbroek).

3.3 Archeologie

• Wet op de Archeologische Monumentenzorg

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (als onderdeel van de Monumentenwet 1988) in werking getreden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta (1992) in de Nederlandse wetgeving opgenomen.

Op grond van de Monumentenwet 1988 (artikel 38a) is de raad verplicht om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten. De wet zegt, dat in het bestemmingsplan regels kunnen worden gesteld voor het overleggen van archeologische onderzoeksrapporten door de aanvragers van een bouw- of aanlegvergunning.

• Archeologische beleidskaart

In lijn met de nieuwe archeologiewetgeving is de Amersfoortse ABP-kaart omgezet in een archeologische beleidskaart waar per gebied wordt aangegeven hoe moet worden omgegaan met de archeologie bij het ontwikkelen en uitvoeren van plannen / bodemverstorende projecten (28 september 2010 vastgesteld door de gemeenteraad).


De nieuwe beleidskaart kent een onderverdeling in gebieden met verschillende kleuren. Per gebied is een beleidsadvies geformuleerd. Zo zijn er gebieden die daadwerkelijk waardevol zijn en daardoor een hoge archeologische verwachting hebben en andere gebieden hebben een middelmatige of zelfs lage archeologische verwachting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00003-0301_0010.jpg"

Uitsnede uit de Archeologische beleidskaart

• Archeologisch Waardevolle Verwachtingsgebied.

Binnen het plangebied bevinden zich geen wettelijk beschermde archeologische monumenten. Wel zijn er gebieden met archeologische waarden en verwachtingen. De waarden en verwachtingen zijn aangegeven op de Archeologische beleidskaart, die op basis van archeologische waarnemingen en vondsten, landschappelijke en historische gegevens tot stand is gekomen.

In het oosten van het plangebied bevond zich de buitenplaats Puntenburg. Dit gebied is aangewezen als een gebied met een hoge archeologische verwachting. Dit betekent dat bij plangebieden groter dan 100 m² waarbinnen bodemingrepen dieper dan 30 cm plaatsvinden voorafgaand een archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

Het plangebied heeft op bovengenoemd gebied na, een middelhoge archeologische verwachting. In geval van ontwikkelingen met bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 500 m² dient voorafgaand een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Het plangebied ligt voor een deel op een dekzandrug, gronden die in algemene zin in de prehistorie voor jager-verzamelaars en landbouwers geschikt waren en ook in de Middeleeuwen bewoond en beakkerd werden.

Meldingen van vondsten zijn er niet in het plangebied en ook archeologisch onderzoek heeft niet plaatsgevonden.

3.4 Historisch-ruimtelijke Ontwikkeling

Het plangebied vormde oorspronkelijk de geleidelijke overgang van de Amersfoortse Berg, een uitloper van de Utrechtse Heuvelrug, naar de veel lager gelegen gronden van het buitengebied 'Hoogland-West'.

Oorspronkelijk werd het gebied, dat grotendeels uit zandgrond bestaat, doorkruist door de 'Oude Zoesterweg' (thans Noordewierweg). In het begin van de 19de eeuw (1815) ontstond een kortere verbinding in de vorm van de 'Straatweg van Zoest' (thans Soesterweg) met een tolhek aan de huidige Snouckaertlaan. Aan deze wegen bevonden zich, vaak aan insteekweggetjes, kleine boerderijen met namen als 'Bierkwijk', 'Het Heidje', 'De Heuvel', 'De Hut', 'Isselt', 'Knoesthof', 'Kweeklust', 'Middelhoef', 'Miaco', 'Het Nieuwe Land', 'De Platluis', 'De Vurige Wagen' en 'Zanderg' De percelen van deze boerderijen lagen haaks op deze doorgaande wegen.

Aan de nieuwe weg werd in 1873, ver buiten de bebouwing, de Israëlitische begraafplaats aangelegd. In 1895 volgde, schuin daar tegenover, de Algemene Begraafplaats met een parkaanleg in Engelse landschapsstijl.

In het oosten van het plangebied lagen enkele buitenverblijven zoals villa Puntenburg (afgebroken in de jaren '30), de buitenplaats Berg en Dal en het buiten 'Ma Retraite', vaak voorzien van een tuinaanleg in Engelse landschapsstijl.

Met de komst van twee spoorlijnen in de jaren zestig en zeventig van de negentiende eeuw werd een afgebakend gebied gecreëerd dat aanvankelijk de toepasselijke benaming Spoorwijk kreeg. De spoorlijn Utrecht-Amersfoort-Zwolle uit 1863 gaf de begrenzing aan de zuidoostkant en de spoorlijn Hilversum-Amersfoort-Rhenen uit 1874 vormde de grens aan de westkant. Het tolhek werd in die tijd 'over het spoor' geplaatst, aan het begin van de huidige Soesterweg. Het spoor, het station en de bijbehorende bedrijvigheid stimuleerden het ontstaan en de groei van een woonwijk. Woningen werden gebouwd om spoorarbeiders onderdak te bieden. Het grote spoorwegemplacement, de overslag en de wagenwerkplaats boden werk voor vele gezinnen in de wijk. In de directe omgeving van de Eem verrees een groot aantal fabrieksgebouwen. Een voetgangersbrug zorgde voor een kortere verbinding tussen Soesterkwartier en binnenstad. Aan de kop van het Soesterkwartier werd ruimte voor een rosarium gemaakt.

De eerste woningen werden in het oosten, dicht bij de stad, gesitueerd aan straten, die haaks op de doorgaande wegen stonden en in feite de oude perceelsgrenzen van de weilanden volgden. Met de bouw van de Sint-Henricuskerk aan de Paulus Borstraat kreeg het Soesterkwartier in 1907 een beeldmerk en een oriëntatiepunt dat van veraf zichtbaar was.

In 1919-1920 werd door de directeur Openbare Werken, C.G. Beltman, een nieuw uitbreidingsplan ontworpen. Het bouwen van lange blokken aan rechte straten, haaks op de doorgaande wegen, werd losgelaten en in aansluiting op de tuinstadgedachte deed het groen meer en meer zijn intrede in de arbeiderswijk. De gemeente bedacht drie stervormige buurten voor het Soesterkwartier. Hiervan is één in 1919 tot stand gekomen in de vorm van de Lelie- en Narcisstraat. Later volgden, in een stedenbouwkundige structuur met kleine pleintjes en zorgvuldig verspringende rooilijnen, nog andere woonwijken rond de Palmstraat, het Anjerplein en de Violenstraat. Naast de door de gemeente ontwikkelde complexen werden veel van deze wijkjes door woningbouwverenigingen, zoals Goed Wonen tot stand gebracht.

In jaren 1930 werden grotere woningen ten noorden van de Noordewierweg, de Rivierenbuurt, gebouwd. Hier vestigden zich vooral de middenstandsklasse. Een forse groengordel met vijverpartijen sloot de wijk in het noorden af.

In de jaren vijftig werd het Soesterkwartier voltooid op grond van de 'bloembladtheorie', zoals uitgewerkt in het uitbreidingsplan van 1949. Het gebied ten noorden van de Noordewierweg kreeg zijn huidige vorm. In het westen bouwden stadsarchitect D. Zuiderhoek en stedenbouwkundige A.H. Rooimans de zogenoemde 'Bomenbuurt'. Aan de rand van een forse groenstructuur met een grote vijver verrezen bejaarden- en eengezinswoningen. Voor het eerst werden in Amersfoort flatgebouwen ontworpen, die de ruim opgezette woonstraten fraai afsluiten. Rond de Jordanus Hoornstraat werd in 1957 nog een wijkje met eengezinswoningen ontworpen.

Tussen 1952 en 1962 werd de Amsterdamseweg aangelegd. Deze doorgaande weg vormt sinds die tijd de grens tussen de woonwijk en het industrieterrein Isselt. Bovendien werden - na jaren van discussie - de stadsring en de tunnel onder de spoorlijn aangelegd waardoor de wijk een betere verbinding kreeg met de rest van de stad. De tunnel werd in 1958 geopend en de Soesterkwartierders hoefden voortaan niet meer voor gesloten spoorbomen te wachten.

In de jaren zeventig en tachtig werden veel woningbouwcomplexen gerenoveerd. Raam- en deurindelingen werden gewijzigd en aan de achterzijde werden de woningen uitgebreid.

Pas eind jaren negentig kreeg de oostelijke kop van het Soesterkwartier als onderdeel van het Centraal Stadsgebied Noord (CSG) een nieuwe impuls. Beeldbepalende fabriekscomplexen, zoals Polak Frutal Works, maakten plaats voor nieuwbouwontwikkelingen met een grotere schaal en maat. In het begin van de eenentwintigste eeuw werden langs het spoor nieuwe kantoorcomplexen ontwikkeld en kreeg het Soesterkwartier een eigen entree naar het stationscomplex. Thans wordt onderzocht op welke wijze het terrein van de Wagenwerkplaats met herbestemming van de monumentale bebouwing een nieuwe functie kan krijgen.

3.5 Stedenbouwkundige Hoofdstructuur

Het Soesterkwartier bestaat voor het grootste gedeelte uit kleinschalige, grondgebonden woonbebouwing met een kap en is in een periode van circa vijftig jaar gefaseerd van oost naar west tot stand gekomen. De ontwikkeling van de stedenbouwkundige opvattingen in die tijdspanne zijn binnen de wijk terug te vinden in de verschillen tussen de diverse buurten, en soms ook binnen één en dezelfde buurt.

Bijna alle woningen hebben een voortuin, maar er is buiten de groengordel en het Isseltseveld relatief weinig openbaar groen.

De ruimtelijke ruggengraat van het gebied wordt gevormd door de oost-west georiënteerde (historische) radialen: Soesterweg, Noordewierweg en Dollardstraat/Vreeland. Haaks op de Noordewierweg staat een aantal noord-zuid verbindingen die voor aansluiting op de Amsterdamseweg zorgen.

Het langgerekte Soesterkwartier wordt verder gekenmerkt door de brede groengordel aan de noordzijde. Aan de zuidzijde bevindt zich de 'Grijze Zone' met bedrijvigheid langs het brede spoorwegemplacement.

Op wijkniveau zijn de Soesterweg, de Noordewierweg en de Dollardstraat/ het Vreeland structuur- en beeldbepalend.

Tussen de structuurbepalende elementen liggen de buurtjes: de Schilders- en Heiligenbuurt, De Palmstraat buurt en Ligusterstraatbuurt (samen ook wel de Spoorbuurt genoemd), de Bloemenbuurt, de Bomenbuurt en de Rivierenbuurt.

3.6 Gebiedsbeschrijving

Binnen het Soesterkwartier zijn de volgende elementen en deelgebieden te onderscheiden:

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00003-0301_0011.jpg"

1. De Soesterweg

2. De Noordewierweg

3. De Dollardstraat

4. Het Vreeland

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00003-0301_0012.jpg"

5. De Groengordel

6. De Schilders- en Heiligenbuurt

7. De Palmstraat buurt

8. De Ligusterstraat buurt

9. De Bloemenbuurt

10. De Bomenbuurt

11. De Rivierenbuurt

12. Het bedrijventerrein

1. De Soesterweg

De Soesterweg is van oorsprong een "Napoleontische straatweg", een belangrijke verbindingsweg. De weg wordt vrijwel geheel begeleid door in de loop der tijd ("organisch") gegroeide lintbebouwing. De algemene begraafplaats vormt een afwijkende open ruimte. Losse bebouwing, twee-onder-een kappers en rijtjes wisselen elkaar af, rooilijnen verspringen, kaprichtingen veranderen. Het bebouwingsbeeld is afwisselend, maar overwegend kleinschalig met een kap en op de weg georiënteerd. De meeste woningen hebben voortuinen.

Het belang van de Soesterweg is in de loop van de tijd afgenomen en op stadsniveau vervangen door de Amsterdamseweg. Wel heeft de Soesterweg nog de kenmerken van een oude weg die naar de stad leidde. Essentieel hiervoor is de karakteristieke bomenlaan. De leeftijd en de omvang van de bomen is wisselend; dit versterkt de indruk van een lange ontwikkelingsgeschiedenis. Plaatselijk missen er bomen uit de rij. Verdere afname van bomen zal ten koste gaan van het kenmerkende beeld.

De weg is grotendeels in gebakken klinkers bestraat. Dit past bij het historische karakter. Het parkeren is weinig eenvormig opgelost, en de boomspiegels hebben te lijden onder de grote parkeerdruk.


2. De Noordewierweg

De Noordewierweg bestaat uit twee delen: het ene deel vervult een centrale ontsluitende functie op wijkniveau. Daarnaast zijn langs dit deel veel voorzieningen gesitueerd, dus ook in dit opzicht vervult de weg hier een centrale rol in de wijk. Dat blijkt echter niet uit de bebouwing: deze is overwegend kleinschalig voor het relatief brede profiel van de weg, en varieert in karakter in relatie tot de achterliggende woonbuurt. Op een aantal plaatsen staat de bebouwing niet parallel aan de weg, en op enkele plaatsen wordt de weg door open ruimten geflankeerd. De architectuur is vaak matig van kwaliteit.

Het andere deel van de Noordewierweg grenst aan het beschermd stadsgezicht van de Bomenbuurt, en heeft een heel ander karakter dan de rest van de weg. Hier geen wijkontsluitingsfunctie of voorzieningen, maar een groene, tuindorp-achtige straat. De aanwezigheid van voortuinen speelt een belangrijke rol in dit groene beeld.

Opvallende elementen langs de Noordewierweg zijn de groene, algemene begraafplaats en de Puntenburgflat met flankerende vijver. Deze vijver is een bijzondere plek in het Soesterkwartier, mede door de ligging nabij een knooppunt van routes en op de overgang van het oude naar het nieuwe Puntenburg. De kwaliteit van deze plek wordt bepaald door het grote wateroppervlak, dat gedeeltelijk wordt omgrensd door bebouwing, en gedeeltelijk door groene oevers.

Afwijkend qua bebouwing zijn verder enkele appartementencomplexen langs het zuidoosten van de weg en de objectmatige bebouwing ter hoogte van het Isseltseveld (aan de noordkant van de Noordewierweg).

Langs het grootste gedeelte van de weg bepaalt het verkeersaspect de inrichting. In het profiel is geen plaats voor een continue bomenrij, die qua maat en schaal wel zou passen. De solitaire bomen op incidentele plekken zijn voor het wegbeeld van grote betekenis. De trottoirs in het winkelgedeelte zijn recent herbestraat met speciale bestrating.


3. De Dollardstraat

De Dollardstraat vormt de noordelijke rand van de woonwijk langs de groengordel van het Soesterkwartier. Het is aan de ene kant een woonstraat, maar aan de andere kant de belangrijkste doorgaande route van het parkgebied. De Dollardstraat heeft een karakteristieke wand die de bebouwing van het Soesterkwartier aan de noordzijde van de wijk afsluit. De wand bestaat uit kleine blokken rijtjeswoningen waarbij de middenwoningen veelal als architectonische blikvangers functioneren. Er is sprake van een sterke ruimtelijke samenhang van de bebouwing. Kenmerkend zijn de oranje kappen, de topgevels en de gedetailleerde hoekoplossingen. De open zijtuinen van de hoekwoningen dragen in grote mate bij aan het aantrekkelijke en ruimtelijke beeld.

Langs het voetpad aan de parkzijde presenteren een aantal verschillende onderdelen van de parkfunctie van de groengordel zich als gazons, heesterbeplanting en nabij de hoek met de IJsselstraat als een verblijfs- en speelplek, die op een bijzondere wijze is vormgegeven met hagen en schelpverharding.

Een bijzonder element is de vrijstaande kerk op de hoek van de Lingestraat, naar ontwerp van architect B.W.Plooij.

4. Het Vreeland

Het Vreeland ligt in het verlengde van de Dollardstraat, in het westelijk deel van de wijk. Het Vreeland wordt begeleid door karakteristieke, schuin geplaatste portiekflats aan de noordzijde, en de koppen van rijtjeswoningen met daartussen bakstenen muren met schuurtjes aan de zuidzijde.

Tussen de flats liggen glooiende weides met bomen. De flats maken onderdeel uit van de groengordel. Het Vreeland is onderdeel van het beschermd stadsgezicht de Bomenbuurt.


5. De groengordel

De groengordel heeft de betekenis van een wijkpark, en vormt een buffer richting de Amsterdamseweg en het bedrijventerrein de Isselt. Het is een belangrijke ontmoetingsplek voor wijkbewoners. In de groengordel zijn, in een paviljoenachtige setting, diverse recreatieve functies ondergebracht, evenals maatschappelijke functies zoals scholen, een kinderdagverblijf en een kerk. Tezamen leggen de functies een groot ruimtebeslag op het park, waardoor de openbare toegankelijkheid van sommige delen ernstig onder druk staat.

Globaal liggen de meeste functies aan de oostzijde van de groengordel. Aan de westzijde, bij het Vreeland, is nog het meeste van het oorspronkelijke volkspark te ervaren.


6. De Schilders- en Heiligenbuurt

De Schilders- en Heiligenbuurt ademt duidelijk een andere sfeer uit dan de overige buurten van het Soesterkwartier, die meer planmatig tot stand zijn gekomen. De (tuin-)dorpse sfeer van het Soesterkwartier is in deze buurt nauwelijks terug te vinden: er is meer sprake van een milieu dat past bij een gebied dat net aan de rand van een stadscentrum is gelegen. Het is het oudste gedeelte van het Soesterkwartier. Er staat overwegend bebouwing van rond de wisseling van de 19de naar de 20ste eeuw in de vorm van kleine arbeiderswoningen en middenstandswoningen. Die laatste komen vooral aan de randen voor.

Er is sprake van een grote variatie in kapvorm, nokrichting, kleur- en materiaalgebruik en architectonische uitwerking.

De Schilders- en Heiligenbuurt vormt geen stedenbouwkundige eenheid qua buurt. Er zijn meerdere deelgebieden te onderscheiden en niet zelden vormt alleen een straat op zich al een sfeer apart. Er bestaan dan ook nauwelijks interne verbindingen binnen de buurt: de meeste (relatief lange) woonstraten zijn vrijwel direct gekoppeld aan de Soesterweg en de Noordewierweg. Een uitzondering vormt de naoorlogse inbreiding rondom de Nicolaas Pienemanstraat. Dit vrij uniforme bouwblok ligt als een eiland in de buurt en kent ook enkele interne verbindingen.

Bijzonder is het complex volkswoningen aan de Sint Bonifaciusstraat (het gemeentelijk stadsgezicht). Hier staan lange bouwblokken van één bouwlaag met zadeldak van rode pannen evenwijdig aan de straat. De geleding wordt aangebracht door (gekoppelde) dakkapellen aan de even zijde en wit gepleisterde topgevels onder een zadeldak aan de oneven zijde.


7. De Palmstraatbuurt

Een bijzondere buurt, met name door de wijze waarop bebouwing en wegenstructuur is gegroepeerd rondom twee groene pleinen. Het geeft de buurt het karakter van een klein tuindorp. De architectuur van de bebouwing sluit hier goed bij aan; het is een fraai, compact architectonische geheel. Aan de Palmstraat staan hoge in rode steen opgetrokken middenstandwoningen rondom een plantsoen. Deze woningen zijn voorzien van kappen met donkere pannen waar variatie in is aangebracht door incidenteel topgevels toe te passen. Het oostelijke deel van de Palmstraat straalt een meer dorpse sfeer uit door de aanwezigheid van kleinere woningen met mansardekappen en rode dakpannen.

Enkele afwijkende dakopbouwen en -kapellen doen afbreuk aan het ruimtelijk beeld.


8. De Ligusterstraatbuurt

Deze buurt is vergelijkbaar met de Palmstraat buurt, maar vormt veel minder duidelijk een eenheid en is veel soberder van opzet en van architectuur. Het valt uiteen in een woonerf en een straat, en een deel van die straat wordt bovendien ingenomen door bedrijfsbebouwing die het aanwezige bebouwingsbeeld verstoort.


9. De Bloemenbuurt

Grote woonbuurt met tuinstadkarakter die uiteenvalt in diverse deelgebieden met elk hun eigen karakteristiek wat betreft stedenbouwkundige opzet en architectuur. De samenhang binnen de deelgebieden is groot. De kwaliteit kan sterk wisselen per deelgebied. De sfeer per buurt varieert van een stedelijker, steniger milieu in het oosten tot een landelijker, groener milieu in het westen.

De bebouwing bestaat grotendeels uit eengezinswoningen in een of twee lagen onder een (steil) zadeldak. Variatie wordt aangebracht in de gevelgeleding door haaks op de kap topgevels toe te passen. Daarnaast zijn hoekwoningen meestal zorgvuldig ontworpen, zodat ook de zijkant een 'gezicht' naar de openbare ruimte heeft gekregen. Het Anjerplein vormt het eerste complex van arbeiderswoningen. Dit plein kenmerkt zich door de situering van woningen aan licht gebogen straten. De horizontale gevels worden regelmatig doorbroken door twee gekoppelde zadeldaken waarvan de topgevels door bakstenen van een ander formaat, kleur en patroon geaccentueerd worden. Het Anjerplein en omgeving is aangewezen als beschermd stadsgezicht. De stervormige verkaveling waarin het oostelijke deel van de wijk is aangelegd is vooral vanuit de lucht (of op de kaart) gezien bijzonder. Het ruimtelijk beeld binnen de buurt zelf bevestigt dit niet. De aanwezige architectuur is van matige kwaliteit. De topgevels van de middelste woningen geven identiteit aan de driesprongen.

Omdat het merendeel van de woningen in de Bloemenbuurt corporatiebezit is (was), is de oorspronkelijke architectuur goed bewaard gebleven.


10. De Bomenbuurt

De Bomenbuurt is een ruim verkavelde buurt met veel openbaar groen. Rondom een centrale waterpartij met lage ouderenwoningen en appartementen in twee bouwlagen, ligt een buurt waar de (stroken-)verkaveling is gericht op een optimale bezonning. In het oostelijke deel lopen de woonstraten haaks op de hoogtelijnen. Dit verloop in hoogte is waarneembaar door verspringen in de bouwblokken. De portiekflats aan het Vreeland zorgen hier voor een karakteristieke visuele beëindiging. De flats hebben een hoge architectonische waarde met bijzondere betonnen details en rijk beklede gevels. In de buurt is veel aandacht besteed aan de erfscheiding tussen privé en openbare ruimte. Aan de westkant is sprake van een strokenverkaveling waardoor de woningen aan twee zijden grenzen aan de openbare ruimte. De woningen kennen een sterke onderlinge samenhang met een overwegend gebruik van donkere bakstenen en rode dakpannen op de zadeldaken. Een afwijkende architectonische detaillering in de gevelgeleding zorgt voor onderlinge variatie. De buurt onderscheidt zich als een bijzondere eenheid in de wijk, en kenmerkt zich door een bijzondere vormgeving van de woningen, en in gelijke mate ook van de woonomgeving. De samenhang tussen stedenbouwkundige opzet, openbare ruimte en architectuur versterkt de kwaliteit. Dit gebied is daarom aangewezen als gemeentelijk stadsgezicht.

Centraal in de buurt ligt de langgerekte Dreefvijver. Een ander opvallend element is het gebouw van de voormalige Theo Thijsseschool.


11. De Rivierenbuurt

Ook deze buurt is groot en langgerekt van vorm, maar straalt in opzet meer ruimtelijke eenheid uit dan de Bloemenbuurt. De Rivierenbuurt was de eerste buurt in het Soesterkwartier die niet vooral ten behoeve van de arbeiders is gebouwd. Het oostelijke deel bestaat uit ruime jaren-dertig (koop-) woningen. Het westelijke deel is jonger en veel soberder, en bestaat voornamelijk uit kleinere huurwoningen, die inmiddels (deels) verkocht worden.

In het oostelijke deel kenmerkt de jaren-dertig architectuur zich door lange dakvlakken en dakoverstekken. De nokrichting is overwegend evenwijdig aan de weg. Op straathoeken zijn bijzondere oplossingen gezocht, waarbij bebouwing naar twee zijden toe een gezicht toont. In de loop der tijd zijn er flink wat dakopbouwen gerealiseerd, waarvan sommige zich beter in het straatbeeld voegen dan andere.

Ook kenmerkend zijn de toepassing van rode steen en oranje pannen, en het gebruik van hout als detail voor gevels, kozijnen en daklijsten.

Bijzonder element: de school aan de Spaarnestraat.


12. Het bedrijventerrein

Aan de Soesterweg bevindt zich aan de westkant een klein bedrijventerrein. De bebouwing bestaat uit lage en middelhoge bebouwing onder een plat dak. De gevels kennen overwegend een lichte kleurstelling. De entree en het kantoorgedeelte bevinden zich voor op het perceel, georiënteerd op de Soesterweg.

3.7 Waardevolle Gebouwen, Monumenten En Beschermd Stadsgezicht

In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, gemeentelijke stadsgezichen, waardevolle panden en waardevolle complexen in het Soesterkwartier. Er zijn verschillende categorieën waartoe panden kunnen behoren:

Categorieën

M Rijksmonument

GM Gemeentelijk monument

RS Rijks beschermd stadsgezicht

GS Gemeentelijk beschermd stadsgezicht

*** Cultuurhistorisch van bijzondere waarde

** Cultuurhistorisch van grote waarde

* Cultuurhistorisch van enige waarde


Rijksmonumenten (M) / Rijks beschermd stadsgezicht (RS) en Monumentenwet 1988

Op basis van de Monumentenwet 1988 worden door het Rijk rijksmonumenten en (door het Rijk) beschermde stads- en dorpsgezichten aangewezen. In deze wet wordt ook het beleid met betrekking tot rijksmonumenten en door het Rijk beschermde stads- en dorpsgezichten verwoord. Artikel 36 van de Monumentenwet 1988 bepaalt dat gemeenten verplicht zijn om een door het Rijk vastgesteld beschermd stads- en dorpsgezicht in een bestemmingsplan op te nemen, omdat een bestemmingsplan de mogelijkheid biedt voorschriften te formuleren die de bescherming van een dergelijk gezicht concretiseert. Het Soesterkwartier bevat geen door het Rijk beschermde stads- en dorpsgezichten. De wijk bevat wel drie gemeentelijke stadsgezichten, die verderop in deze paragraaf worden beschreven.


Het plangebied bevat drie rijksmonumenten, zie hiervoor het overzicht van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, gemeentelijke stadsgezichten en waardevolle panden/complexen verderop in deze paragraaf.


Gemeentelijke monumenten (GM) / Gemeentelijke stadsgezichten (GS) en Gemeentelijke erfgoedverordening 2010

In de gemeentelijke erfgoedverordening wordt het beleid met betrekking tot de gemeentelijke monumenten, gemeentelijke stadsgezichten, archeologische gebieden, waardevolle panden en waardevolle complexen beschreven. Daarnaast vormt de verordening de basis voor de wettelijke bescherming van de gemeentelijke monumenten en stadsgezichten. De thans vigerende erfgoedverordening is op 28 september 2010 vastgesteld door de raad.


De gemeentelijke stadsgezichten worden in het bestemmingsplan beschermd door middel van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. Hier is een omgevingsvergunning aan gekoppeld ter waarborging van cultuurhistorische waarden.


Waardevolle panden en waardevolle complexen

In het plangebied zijn diverse waardevolle panden aanwezig. De panden zijn door zowel architectonische als cultuurhistorische kenmerken waardevol. Panden kunnen een waardering hebben variërend van één tot drie sterren. Waardevolle panden kunnen binnen een beschermd stadsgezicht liggen.

De waardevolle panden zijn op de verbeelding aangegeven met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'. In de regels is een omgevingsvergunning gekoppeld aan deze aanduiding, ter waarborging van de cultuurhistorische waarden.


• Overzicht rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, gemeentelijke stadsgezichten en waardevolle panden/complexen

Hieronder volgt een overzicht van gemeentelijke stadsgezichten, rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, waardevolle panden en waardevolle complexen in het plangebied.

3.7.1 Gemeentelijke stadsgezichten

Adres Beschrijving
Anjerplein e.o. Dit complex heeft grote waarde vanwege samenhang in ritme, bebouwing, wegenpatroon en Amsterdamse Schoolinvloeden welke zeldzaam zijn in Amersfoort. Het is tevens het eerste complex van een particuliere woningbouwvereniging. Het gaat hier om het Anjerplein 1-27, 2-18 en 22-28, Anjerstraat 5-25, 4-44, Asterstraat 3-35, 20-32 Dahliastraat 5-11, 6, Jasmijnstraat 1-15, 4-14, Noordewierweg 216, 230-250, Ranonkelstraat 25-31, 34-46 en Resédastraat 26 en 31.

Het gemeentelijk stadsgezicht 'Anjerplein' bestaat uit het eerste woningbouwcomplex, dat in 1921-1923 door de Amersfoortse architect J.B. van der Haar in opdracht van de woningbouwvereniging Goed Wonen tot stand is gebracht. Het stedenbouwkundig plan is volgens de uitgangspunten van de Tuinstadgedachte ontworpen met pleintjes en zorgvuldig aangebrachte verspringingen in de gevelrooilijn. De lange bouwblokken van één bouwlaag worden besloten door een forse kap met de nog evenwijdig aan de straat. Dit volume wordt geleed door merendeels dubbele, verticale bouwmassa's met een zadeldakje haaks op de weg. De topgevels worden door afwijkend metselwerk geaccentueerd. De ramen zijn voorzien van een roedenindeling, waardoor er een evenwicht is tussen gesloten en open gevelvlak.

Het Anjerplein was na oplevering een groene oase binnen het woningbouwcomplex. Het plein bestond uit een grasveld met daarbinnen ronde perken met heesters. Het grasveld werd omgeven door een eenvoudig hekwerk, bestaande uit afwisselend korte en langere paaltjes verbonden door een golvende band. De begrenzing van het plein werd versterkt door eenvormige erfafscheidingen van de tuintjes. Achter het gaas stond een haag, waarbij de toegangspaden door witte tuinhekjes werden afgesloten.
GS/
***
Bomenbuurt De precieze locatie van dit stadsgezicht wordt aangegeven op de plankaart. Het gebied wordt ruwweg begrensd door de Plataanstraat, de Enk, Larixstraat, Vreeland, Isseltseveld en de Noordewierweg. Het geheel van de woningen is een complex van bijzondere waarde voor de eenheid in stedenbouwkundige aanleg, groenstructuur en architectuur. Het is een zeer goed voorbeeld van naoorlogse woningbouw in Amersfoort.

In 1950 ontwierpen stadsarchitect D. Zuiderhoek en de stedenbouwkundige A.H. Rooimans als voltooiing van het Soesterkwartier dit woningbouwcomplex dat uit verschillende type woningen bestond. In het midden van de wijk werd een grote vijverpartij gesitueerd, waarlangs aan de noordzijde bejaardenwoningen werden geplaatst. Haaks op de Noordewierweg werd een aantal woonstraten aangelegd, waarlangs eengezinswoningen van twee bouwlagen met kap werden gebouwd. In de as van deze wegen werden langs het Vreeland de eerste flatwoningen van Amersfoort als duidelijke oriëntatiepunten gesitueerd. Ten westen van de Plataanstraat verrees een wijkje van eengezinswoningen, gerangschikt volgens het stedenbouwkundige principe van de strokenbouw.
De groenstructuur zorgde voor een grote samenhang binnen het complex. De tuintjes van de woningen maakten deel uit van de openbare ruimte. Erfscheidingen ontbraken en de straatverlichting werd aan de gevels van de woningen aangebracht. Tegen de gevel was ruimte voor struiken en heesters. De laanbeplanting werd met zorg binnen de openbare tuintjes geplaatst, waardoor een relatief breed straatprofiel ontstond. De trottoirs werden in de vorm van waaierverband aangelegd in samenhang met de kleinschalig gedetailleerde architectuur van de gevels. Ook het transformatorhuisje aan de Plataanstraat werd in deze vormgeving ontworpen.
GS/ ***
Sint- Bonifaciusstraat Dit gemeentelijk stadsgezicht betreft Sint Bonifaciusstraat 2-88 en 5-75. Dit complex is van groot belang als voorbeeld van volkswoningbouw gesitueerd in lange bouwblokken langs rechte straten. Het lange perspectief wordt door het sterke ritme van de dakkapellen en topgevels geleed. Dit type is zeldzaam in Amersfoort.

In 1914 ontwierp de Amersfoortse architect Hermanus Kroes in opdracht van de Rooms-Katholieke woningbouwvereniging Sint-Bonifacius dit woningbouwcomplex, dat volgens de toen geldende stedenbouwkundige uitgangspunten langs een rechte straat werd gesitueerd. De bouwblokken bestaan uit één bouwlaag met een zadeldak evenwijdig aan de weg. Door de witte, gestucte band onder de gootlijst werd de lengtewerking geaccentueerd. De lengte werd aan de ene zijde geleed door dakkapellen, terwijl de overliggende straatwand naast dakkapellen ook door hoger opgetrokken topgevels werd geaccentueerd. De gestucte topgevel werd versierd met een ruitvormig patroon, waarbij de zadeldakjes haaks op de weg waren gesitueerd. De vensters met luiken waren traditioneel vormgegeven. De bovenlichten van ramen en deuren waren evenals de dakkapellen voorzien van een roedenverdeling. De tuintjes werden van elkaar gescheiden door hekwerken met een rasterpatroon. Langs één zijde van de weg stond straatverlichting.
GS/ ***

3.7.2 Rijksmonumenten

Adres Omschrijving Beschrijving
Lingestraat 10 Orgel Het orgel, daterend uit de tijd van de Romantiek, behoort tot één van de grootste instrumenten van de Amsterdamse orgelbouwer P. Flaes (1812-1899). Het orgel is in 1883 oorspronkelijk gebouwd voor de doopsgezinde kerk in Haarlem. In 1965 werd het naar Amersfoort overgeplaatst. In 1995/96 heeft een grote restauratie plaatsgevonden. Vanwege het orgel is ook het kerkgebouw op de rijksmonumentenlijst geplaatst. M
Soesterweg 126-128 Israëlitische begraafplaats Het complex van de Israëlitische begraafplaats met aula, woning en houten zerken werd in 1873 aangelegd, vermoedelijk naar ontwerp van stadsarchitect W.H. Kam. Het complex behoort thans tot de oudste bebouwing van het Soesterkwartier M
Soesterweg 187 Algemene begraafplaats Het complex van de Algemene Begraafplaats met parkaanleg en aula werd in 1895 naar ontwerp van stadsarchitect W.H. Kam en tuinarchitect H.F. Hartogh Heys van Zouteveen aangelegd. Het aulagebouw is in Neogotische stijl uitgevoerd, terwijl de begraafplaats in de Gemende Stijl van de Landschapsstijl is aangelegd. M

3.7.3 Gemeentelijke monumenten

Adres Omschrijving Beschrijving
Noordewierweg 90-94 HAKA-gebouw De coöperatiepanden werden in 1932 ontworpen door de Amersfoortse architect G. Adriaans in een stijl die aan de Amsterdamse School verwant is. Het pand stond in de volksmond bekend als 'De HAKA', een benaming die verwijst naar de 'Handelskamer te Rotterdam', een vereniging waarbij de Amersfoortse coöperatie was aangesloten. Vijf jaar later werd naast het pand van de coöperatie een apotheek met bovenwoningen en een enkele woning eveneens naar ontwerp van Adriaans, uitgevoerd door de NV Bouwmaatschappij De Samenwerking. Dit gebouw werd in een verwante stijl aan het hoofdgebouw toegevoegd, waardoor het huidige complex ontstond. GM
Noordewierweg 275 Voormalige Theo Thijsseschool In 1929 ontwierp stadsarchitect ir. C.B. van der Tak in een L-vormig gebouw, waarvan de lage vleugels met kap rond een forse toren met klok zijn gesitueerd. De architectuur is beïnvloed door het werk van de Hilversumse gemeentearchitect W.M. Dudok GM

3.7.4 Waardevolle panden

3.7.d. Waardevolle panden
Adres Omschrijving Beschrijving Status
Dollardstraat 127-129 Voormalige Rehobothkerk Kerkgebouw ontworpen door architect B.W. Plooy in 1952. De hoofdvorm van het gebouw is thans nog zeer gaaf. Kenmerkend voor het gebouw is de klokkentoren, de gevelindeling met rond raam in de voorgevel van het kerkgedeelte en de authentieke roedenverdeling in de vensters. Het pand is zowel cultuurhistorisch als architectonisch van grote betekenis. **
Dollardstraat 141 Voormalige Herman Gorterschool Lagere school ontworpen door architect C. Schippers in 1952. Bij verbouwingen in de loop der tijd is onder meer een nieuwe vleugel tegen het rechter deel van de voorgevel gebouwd. Het schoolgebouw is van het type halschool, en kenmerkt zich door de grote lichtinval in de lokalen, die om de hal zijn gesitueerd. Dit type school, geïnspireerd op de zogenoemde openluchtscholen, is zeer zeldzaam in Amersfoort. **
Matthias Withoosstraat 34 -36 Herenhuizen De twee panden werden in 1907 door architect H. Kroes ontworpen als pastorie en zusterhuis bij de Sint-Henricuskerk, in een eclectische bouwstijl met kenmerken van de Neogotiek en baksteenornamentiek. *
Nicolaas Pienemanstraat 1 Transformatorhuis Transformatorhuis ontworpen door architect H.E. Schulte in 1950 in opdracht van PUEM. De voorgevel is gedeeltelijk gestuct. De architect zou zich hebben laten inspireren door Griekse tempels uit de Oudheid. De stalen deur wordt door ranke kolommen geflankeerd, die een driehoekig timpaan dragen. Daarboven is een zeshoekig ventilatierooster aangebracht. De zijgevels zijn opgetrokken uit schoon metselwerk. *
Noordewierweg 131 Voormalige Emmakerk Het kerkgebouw werd in 1929 ontworpen door de Amersfoortse architect G. van Hoogevest. De bouwmassa, met de kenmerkende toren met houten bekroning, werd oorspronkelijk door een hekwerk met pijlers en draaihek, omgeven. **
Noordewierweg 271 Clubgebouw Het L-vormige, houten clubgebouw voor de speeltuinvereniging werd in 1934 ontworpen door Joh. H. Blom. Het gebouw kenmerkt zich door grote dakvlakken. *
Paulus Borstraat 41-43 Sint-Henricuskerk Na een eerste verzoek uit 1903, ontwierp H. Kroes drie jaar later in Neogotische stijl een tweebeukige hallenkerk met transept. In 1933 werd de kerk ingrijpend verbouwd door architect Elsberg. Inmiddels zijn er na een renovatie nieuwe functies aan de kerkbestemming toegevoegd. *
Pieter Pijpersstraat 8-10 Woonhuis Dubbel burgerwoonhuis uit 1906 in Neo-renaissancestijl. Het pand is gesitueerd binnen een ensemble van stadswoonhuizen, en ondersteunt door bouwmassa eenheid binnen dit ensemble. *
Pieter Pijpersstraat 12 Woonhuis Eenvoudige woning in Neo-renaissancestijl, voorzien van een mansardekap haaks op de weg. De woning dateert uit 1911. *
Pieter Pijpersstraat 14-16 Woonhuis Dubbel burgerwoonhuis uit 1921 in baksteenornamentieke/ Neo-renaissancestijl. Het pand is gesitueerd binnen een ensemble van stadswoonhuizen, en ondersteunt door bouwmassa eenheid binnen dit ensemble. *
Pieter Pijpersstraat 20-22 Woonhuis Dubbel burgerwoonhuis in neorenaissancestijl/ baksteenornamentiek uit 1911. Het pand bevat een authentieke detaillering die kenmerkend is voor dit bouwtype. De hoofdvorm is thans nog gaaf. Het pand is zowel architectonisch als cultuurhistorisch van betekenis. *
Pieter Pijperstraat 32 Woonhuis Woonhuis in baksteenornamentieke stijl uit 1911. Het pand is voorzien van een mansardekap haaks op de weg. Het pand valt op door gevelgeleding, met verspringende vensterdorpels op de eerste verdieping. Het pand bevat een authentieke detaillering die kenmerkend is voor dit bouwtype. *
Puntenburgerlaan 22-24 Woonhuis Voormalig winkel-woonhuis uit 1921 in baksteenornamentieke stijl ontworpen door architect Van Gent. Door ligging op hoek Puntenburgerlaan – Pieter Pijpersstraat vormt het pand een oriëntatiepunt . *
Puntenburgerlaan 36-42 Woonhuis Pand in baksteenornamentieke/ Neo-renaissancestijl uit 1902. In het pand zijn vier woonhuizen gevestigd. Het pand bevat een authentieke detaillering die kenmerkend is voor dit bouwtype. *
Soesterweg 76 Voormalige boerderij Voormalige boerderij uit 1896 met mansardekap, haaks op weg gesitueerd. Dit bouwtype is zeldzaam aan deze straat en het pand is derhalve van cultuurhistorische en stedenbouwkundige betekenis. *
Soesterweg 118 Voormalige boerderij / Café - woonhuis Van oorsprong boerderij uit 1929, in 1957 ingrijpend verbouwd door architect J.H. Blom tot café - woonhuis waarbij onder meer de voorgevel is gewijzigd. Hierbij is tevens de mansardekap opgehoogd. Het pand is zowel architectonisch, stedenbouwkundig als cultuurhistorisch van betekenis. *
Soesterweg 155-163 Woonhuis Pand met vijf woonhuizen uit 1911 in baksteenornamentieke stijl. Het pand is door bouwmassa en detaillering van belang voor het karakter in de straat. De meeste authentieke dakkapellen zijn nog aanwezig. *
Soesterweg 181-183 / Sint Bonifaciusstraat 1 Woonhuis Voormalig winkel-woonhuis uit 1923 in baksteenornamentieke stijl ontworpen door de Apeldoornse architect J.A. Heuvelink. In de jaren 1930 zat hier de bakkerij ''t Smulhuis'. Ondanks dat het pand wit is geschilderd, is de architecturale opbouw nog goed te herkennen. *
Soesterweg 263 Woonhuis Woning uit 1911 in baksteenornamentieke stijl. Deze woning is een voorbeeld van de vroegste bebouwing langs de Soesterweg en is qua hoofdvorm nog authentiek. Het pand is zowel cultuurhistorisch als stedenbouwkundig van betekenis. *
Soesterweg 361-363 Woonhuis Dubbel burgerwoonhuis uit 1921 in baksteenornamentieke stijl. Het pand heeft een mansardekap die haaks op de weg is gesitueerd. Met name nummer 361 is van betekenis door de tekst 'Rywielhandel' op de gevel, die verwijst naar de oorspronkelijke functie. *
Soesterweg 416-430 Woonhuis Pand met meerdere woonhuizen ontworpen door architecten A. Soetens en K.E.L. van Kessel in opdracht van de Stichting Woningvereniging Zuid- Nederland. Het pand toont in qua ontwerp met name bij de topgevels in het midden invloeden van de Delftse school. Het pand is vooral architectonisch van betekenis. *
Soesterweg 472-508 Woonhuis Twee panden met meerdere woonhuizen ontworpen door architecten A. Soetens en K.E.L. van Kessel in opdracht van de Stichting Woningvereniging Zuid- Nederland. De panden zijn in spiegelbeeld naast elkaar gesitueerd en het ontwerp toont architecturale kenmerken van de Delftse School. De panden zijn vooral architectonisch van betekenis. *
Soesterweg 564-566 Fabriek De Amersfoortse architect H.A. Pothoven ontwierp in 1915 in opdracht van H.S.N. Menko een conservenfabriek. Na veel verbouwingen, waar steeds Pothoven als architect werd betrokken. De oorspronkelijke bouwmassa is zorgvuldig vormgegeven. **
Dahliastraat 4a/4b Woonhuis Pand uit 1923, ontworpen door Gerrit Adriaans. Van oorsprong bedoeld als werkplaats voor de woningcorporatie Goed Wonen. Het pand is zowel cultuurhistorisch als architectonisch van betekenis. *
Lupinestraat 13-27 Woonhuis Deze bejaardenwoningen uit 1933 zijn ontworpen door Gerrit Adriaans. De panden zijn een goed voorbeeld van de bouw van Goed Wonen in de Bloemenbuurt van begin 20ste eeuw. De panden zijn zowel cultuurhistorisch als architectonisch van betekenis. *

3.7.5 Waardevolle complexen

Adres Omschrijving Beschrijving
Aucubastraat e.o. Woningbouw-complex Het gemeentelijke woningbouwcomplex is door de directeur Openbare Werken, ir. C.G. Beltman, gebouwd. Het complex is vooral van betekenis door de zorgvuldige stedenbouwkundige opzet met bewust vormgegeven afwisselingen in de rooilijn. *
Jordanus Hoornstraat e.o. Woningbouw-complex Complex van eengezinswoningen in 1957 gebouwd door de dienst Gemeentewerken voor de Stichting Centrale Woningzorg. De zorgvuldig vormgegeven woningen vormen een herkenbaar wijkje met de erkers over twee verdiepingen als beeldbepalende onderdelen. *
Lelie- Narcisstraat e.o. Woningbouw-complex Stervormig, gemeentelijk woningbouwcomplex, in 1919 gebouwd door ir. C.G. Beltman, directeur Openbare Werken. Vooral stedenbouwkundig van betekenis. Oorspronkelijk waren drie 'sterren' gepland. *
Palmstraat Woningbouw-complex Complex in 1926-28 gebouwd door architect N.J. van Tiene voor de Woningstichting voor Spoorwegpersoneel. Het complex is bijna in de vorm van een hofje ontworpen, waarbij kopgebouwen het centrale plantsoen markeren. **
Sint- Willibrordus
straat
Woningbouw-complex Eenvoudig vormgegeven woningbouwcomplex, gesitueerd langs een rechte weg, waarbij de kopbebouwing naar voren is geplaatst. Het complex dateert uit 1924. *
Violenstraat e.o. Woningbouw-complex Architect J.B. van de Haar ontwierp in 1925-1926 in opdracht van de woningbouwvereniging Goed Wonen. In het plan was ruimte voor plantsoentjes en een grote afwisseling in straatprofielen. Vooral de houten topgevels boven de ingangen en op de kop van de bouwblokken zijn kenmerkend. **

3.8 Bestaande Functies

Het Soesterkwartier is een wijk waar voornamelijk gewoond wordt. Daarnaast zijn er op beperkte(re) schaal maatschappelijke voorzieningen, detailhandel, horeca, bedrijven en kantoren. Uiteraard is er in de wijk ook een openbaar gebied, bestaande uit ruimte voor verkeer en verblijf en groenvoorzieningen.

De woonfunctie neemt in het Soesterkwartier de belangrijkste plaats in. De overige functies staan ten dienste van deze woonfunctie en hebben hoofdzakelijk een functie als wijkvoorziening. Enkele concentraties van deze overige functies zijn te vinden langs de Noordewierweg en de Soesterweg.

3.8.1 Wonen

Het Soesterkwartier is een typische arbeiderswijk met een relatief geïsoleerde ligging. De wijk wordt gekenmerkt door een karaktervolle bebouwing die in gedeeltes is gerealiseerd vanaf 1900 tot 1960. De woningvoorraad bestaat in belangrijke mate uit kleinere arbeidershuisjes van een, gezien de leeftijd, matige kwaliteit. Bijna 75% van de voorraad bestaat uit eengezinswoningen, ruim 22% is gestapeld.

Momenteel worden veel van de huurwoningen van de corporaties verkocht aan de bewoners. Nu is nog ruim 60% van de woningen in het Soesterkwartier huurwoning. Dit percentage zal door de verkoop afnemen.

3.8.2 Maatschappelijke voorzieningen

In het Soesterkwartier komen verspreid over het gebied diverse voorzieningen voor.

Binnen het Soesterkwartier bevinden zich de volgende maatschappelijke voorzieningen:

  • Onderwijs en Kinderopvang

In het plangebied komen drie scholen voor basisonderwijs, met ieder nog een dependance in het plangebied, voor.

In het plangebied zijn drie kinderdagverblijven gevestigd, twee peuterspeelzalen en twee BSO's.

  • Religieus

In het plangebied bevinden zich vier gebouwen met een religieuze functie. De moskee aan de Soesterweg 34-36 is verhuisd naar de wijk Liendert en is niet meer als religieus gebouw opgenomen.

  • Gezondheidszorg

In het plangebied is een drietal gebouwen met een medische functie.

  • Sport

In het plangebied zijn weinig openbare sportvoorzieningen aanwezig. Wel zijn er de voetbalvereniging KVVA, de korfbalvereniging KV Soesterkwartier en de tennisvereniging TV Soesterkwartier. Er zijn ook twee gymlokalen aanwezig in de wijk. Eén aan de Twentseweg en één aan de Paulus Borstraat. De laatste is niet meer in gebruik en het is op dit moment onduidelijk wat hiermee gaat gebeuren.

  • Sociaal-cultureel

In het plangebied zijn een paar sociaal-culturele voorzieningen aanwezig, zoals de wijkcentra 'De Tandem' aan de Paulus Borstraat en 'De Sleutel' aan de Noordewierweg. Verder zijn er drie speel-tuinen verspreid over de wijk aanwezig en een scoutinggebouw aanwezig.

  • Woon-zorgcomplex voor ouderen

In het Soesterkwartier bevindt zich woon-zorgcomplex 'Puntenburg' aan de Puntenburgerlaan 100. Dit complex heeft ruim 139 woningen met voorzieningen zoals een kapper. Op hetzelfde terrein bevindt zich nog een complex gelegen aan de IJsselstraat/Dollardstraat. Hier bevinden zich 85 woningen. Het betreft hier allemaal zelfstandige wooneenheden.

3.8.3 Detailhandel

In het Soesterkwartier zijn detailhandelsvoorzieningen voornamelijk te vinden langs de Noordewierweg, en dan met name het gedeelte tussen de Merwedestraat en de Berkelstraat. Verder bevindt zich langs de Puntenburgerlaan een strip met winkels. Langs de Soesterweg is een aantal winkels te vinden en er is een kleine strip met winkels langs de Isseltseveld. In het plangebied is niet een volledig winkelaanbod aanwezig. Net buiten het plangebied bevindt zich een 'Dirk van de Broek' supermarkt aan de Henegouwsestraat en wordt 'De Plantage', waarin ongeveer 3000 m2detailhandel ligt, ontwikkeld. Hoewel deze locaties buiten het plangebied liggen hebben ze zeker invloed op de detailhandel binnen het plangebied.

3.8.4 Horeca

Verspreid over het plangebied komt een flink aantal horecabedrijven voor: 11 horeca-a vestigingen, dit betreft cafetaria's en eethuisjes, 6 horeca-b vestigingen dit zijn voornamelijk cafés en tot slot 9 horeca-c vestigingen, dat is horeca die ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit, zoals de kantine bij de voetbalvereniging. Verder zijn er nog vijf panden waarop dit moment geen bedrijf in zit maar nog wel een horecabestemming op zit. Deze panden houden hun bestemming

3.8.5 Bedrijven

De bedrijvigheid in Soesterkwartier is van geringe omvang. Er bevinden zich in het plangebied slechts op enkele plaatsen bedrijven. Aan de zuidzijde van de Soesterweg bevinden zich de voornaamste bedrijven. Hier moet worden opgemerkt dat de Wagenwerkplaats e.o. buiten het plangebied valt. Verder zijn op enkele binnenterreinen nog bedrijfjes gevestigd.

Een andere vorm van bedrijvigheid in het plangebied zijn de beroepen en bedrijven aan huis. Het gaat hier om bedrijfjes in woningen waarbij de bedrijfsdoeleinden ondergeschikt zijn aan de woonbestemming. Deze vorm van bedrijvigheid bevindt zich verspreid over het plangebied. Voorbeelden zijn schoonheidsspecialisten, pedicuren, administratiebureaus en dergelijke.

  • Seksinrichting

Op de Pieter Pijpersstraat 2 is een seksinrichting gevestigd. Deze locatie is in strijd met het vastgestelde gemeentelijke prostitutiebeleid (zoals opgenomen in paragraaf 2.4 van deze toelichting) aangezien dit pand zich bevindt in een specifieke woonstraat en bovendien is het in strijd met de regel dat slechts één seksinrichting per wijk mag worden gevestigd. Er is een seksinrichting gevestigd aan de Soesterweg 269-271. Deze inrichting voldoet aan de uitgangspunten van het prostitutiebeleid.

De Pieter Pijpersstraat 2 valt in het uitbreidingsplan Puntenburgerlaan-Parallelweg welk plan onherroepelijk is geworden op 18 augustus 1965. De geldende bestemming is “Tuin”, er is geen bebouwingsblok opgenomen.

Voorts is van belang dat op 1 september 2004 het facetbestemmingsplan Gebruiksbepalingen en Seksinrichtingen onherroepelijk is geworden.

Artikel 2A lid 4 bepaalt dat gebruik van gronden, bestaande gebouwen, bouwwerken en andere werken, zoals dat ten tijde van het van kracht worden van dit plan bestaat en dat in strijd is met dit plan, mag worden voortgezet en/of gewijzigd, mits door die wijziging de strijdigheid met het plan niet wordt vergroot. De seksinrichting was in het pand gevestigd vóór 2000 en het gebruik als seksinrichting is destijds niet gewraakt.

De eigenaar van het pand mag dit gebruik daarom (laten) voortzetten op grond van genoemd gebruiksovergangsrecht van het facetbestemmingsplan Gebruiksbepalingen en Seksinrichting.

Zodra het gebruik als seksinrichting, na inwerkingtreding van het plan, voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. Er wordt voor deze specifieke situatie een persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen.

3.8.6 Openbare ruimte

• Interne en externe ontsluitingsstructuur en categorisering wegen

De wijk is voor het gemotoriseerd verkeer op het stedelijk hoofdnetwerk aangesloten door een tweetal wegen: de Amsterdamseweg (gelegen buiten het plangebied) en de Noordewierweg/Isseltseveld. Deze gebiedsontsluitingswegen zijn tevens 50 km-wegen. De overige wegen in het plangebied zijn aangewezen als woonerf of als erftoegangswegen (30 km-wegen).

• Openbaar vervoer

De wijk wordt ontsloten door een stadsbus. Bovendien is het NS-station aan de zuidzijde van de wijk gesitueerd. Het station is onder andere toegankelijk via de noordzijde, de Soesterkwartierzijde.


• Parkeren

De opzet van de wijk is, gelet op het feit dat het een oudere wijk is, niet afgestemd op huidige autogebruik. Er is weinig parkeerruimte aanwezig door de smalle straten. Er wordt relatief veel op de stoep of in de tuin geparkeerd hetgeen een onwenselijk straatbeeld geeft. In de regels behorend bij de bestemming Tuin wordt dan ook opgenomen dat onder strijdig gebruik in ieder geval wordt begrepen het gebruik van de gronden voor het parkeren van auto's.

• Groenvoorzieningen

Verspreid over het plangebied komt relatief weinig groen voor. Behoudens het grote groengebied tussen Vreeland en de Amsterdamseweg, de zogeheten groengordel. Hier bevinden zich diverse sportvoorzieningen, scholen en volkstuinen. Verder zijn er bij de Dreef en Isseltseveld groenstroken aanwezig.

Omdat er weinig groen in het Soesterkwartier aanwezig is, is het zaak het groen te beschermen tegen verdere verdichting.


• Water

In het Soesterkwartier zijn geen primaire watergangen aanwezig. In het gebied komen twee grote vijvers voor, te weten de Dreefvijvers en de vijver bij verzorgingshuis 'Puntenburg' aan de Noordewierweg. In het groengebied ten noorden van de wijk komen enkele watergangen voor. Een hiervan is tevens belangrijk voor de vissport.


• Speelvoorzieningen

Het Soesterkwartier kent drie speeltuinverenigingen. De schoolpleinen van de aanwezige basis-scholen worden ook na schooltijd gebruikt als speelplek. De aanwezige speelplekken liggen verspreid over de wijk maar met name ten zuiden van de Noordewierweg. Het groengebied ten noorden van de wijk is beperkt algemeen toegankelijk. De geografische afdekking van de wijk is afdoende zeker als schoolpleinen en speeltuinverenigingen worden meegerekend.

In 2002 is er een concept "Speelruimteplan Amersfoort 2002 - 2011" opgesteld. Het doel van dit plan is een visie opstellen voor de periode 2002 - 2011, op het (stimuleren van het) spelen en bewegen in de openbare ruimte in het algemeen, en met name door kinderen en jongeren. Hierbij wordt zowel gekeken naar de ruimte voor spelen en bewegen (ingerichte speelplekken, informele speelruimtes, locaties voor medegebruik) als naar de daar eventueel aanwezige speelvoorzieningen of spelaanleidingen.

Het Speelruimteplan geeft aanbevelingen per wijk voor wat betreft de gewenste aantallen en ligging van de verschillende speelruimten. In het kader van dit plan is onderzoek verricht naar de kwaliteit van de huidige speelruimte. De belangrijkste uitkomsten voor het Soesterkwartier zijn dat er genoeg speelvoorzieningen zijn voor de toekomstige aantallen kinderen. Wel kan het zijn dat per deelbuurt enige voorzieningen opgewaardeerd zouden moeten worden of beter benadrukt worden.


• Recreatieve fiets- en wandelpaden

Routes op wijkniveau

Voor de recreatie is een aantal uitgangen binnen de wijk belangrijk omdat zij rechtstreeks leiden naar recreatieve fiets- en/of wandelgebieden. Deze routes vormen een rustiger en daarom aantrekkelijker alternatief voor de fietspaden langs de verkeersaders Amsterdamseweg en Barchman Wuytierslaan.

  • De Soesterweg leidt via de spoorwegovergang langs de sportvelden in Bokkeduinen naar Birkhoven en vervolgens naar de Soesterduinen.
  • De Plataanstraat leidt via de oversteek over de Amsterdamseweg naar de Birkt naar de Eem-polders binnen de gemeente Soest.
  • Voor het westelijk deel van het Soesterkwartier leidt de Twentseweg via de Radiumweg en de Bunschoterstraat naar Hoogland-West.
  • Voor het middendeel van het Soesterkwartier leidt de Merwedestraat naar Hoogland-West maar dan wel via de Industrieweg en de Maatweg.
  • Voor het oostelijk deel van het Soesterkwartier zijn er twee mogelijkheden. Of via de Drentsestraat naar de Nijverheidsweg-Noord en dan de Industrieweg op of via de Friesestraat, Brabantsestraat, Kwekersbrug naar de Ringweg-Koppel en dan naar de Maatweg om hoogland-West te bereiken.
  • De Brouwerstunnel is voor alle routes richting zuidelijk Amersfoort en de aangrenzende gebieden zoals Nimmerdor- Den Treek en de Gelderse Vallei.

Bovenwijkse routes vormen met name voor bewoners van de wijken ten noorden en ten noordoosten van het stadscentrum de verbinding met de bovengenoemde gebieden. Hierbij zijn de Soesterweg en Dollardstraat van groot belang. Door het drukke verkeer is de Noordewierweg minder aantrekkelijk. Verder sluiten de routes aan op de hierboven genoemde routes op wijkniveau.

Hoofdstuk 4 Ontwikkelingsvisie

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de gebiedsvisie op het plangebied beschreven. De visie bestaat uit verschillende elementen die vertegenwoordigd dienen te worden in het plangebied, zoals wonen, verkeer en groen.

4.2 Stedenbouwkundige Uitgangspunten

Het Soesterkwartier bestaat voor het grootste gedeelte uit kleinschalige woonbebouwing en is in een periode van circa 50 jaar gefaseerd van oost naar west tot stand gekomen. De ontwikkelingen in stedenbouwkundige opvattingen in die periode zijn binnen de wijk terug te vinden in de verschillen tussen (en soms ook binnen) de diverse buurten. Deze buurten liggen als een stedelijk "patchwork" (lappendeken) tussen de oost-west lopende ruimtelijke hoofdstructuren van de wijk: de Dollardstraat, de Noordewierweg en de Soesterweg.

Het kunnen aflezen van de geschiedenis van de wijk aan de hand van de ruimtelijke structuur van de wijk en aan de karakteristieken waarmee de verschillende buurten zich van elkaar onderscheiden, vinden wij een belangrijke stedenbouwkundige en cultuurhistorische kwaliteit van de wijk. Bovendien geeft dit onderscheid tussen de buurtjes aan elk afzonderlijk buurtje een eigen identiteit. Dit kan bijdragen aan het buurtgevoel.

Een dergelijk "smakenpallet" binnen één wijk is uniek voor Amersfoort, en een kwaliteit van de wijk. Hier willen we zorgvuldig mee omgaan.

  • De (zuid-)oostelijke punt van de wijk kenmerkt zich door de lange straten die karakteristiek zijn voor de eind negentiende eeuwse schil rond de binnenstad. Deze eenvoudige stedenbouwkundige verkaveling biedt ruimte aan bebouwing met een grote diversiteit en individualiteit.
  • Het westelijke- en middendeel bestaat uit arbeidersbuurten die, in meer of mindere mate, gebouwd zijn volgens de principes van de tuinstadgedachte (Bomenbuurt, Bloemenbuurt en deel Rivierenbuurt). Kenmerk: complexgewijze bebouwing die bestaat uit zorgvuldige en interessante stedenbouwkundige composities, met een grote eenheid in de straatwanden.
  • Het oostelijke deel van de Rivierenbuurt is weer een typische jaren '30 middenstandsbuurt, waarbij de relatief eenvoudige verkaveling bestaat uit zorgvuldig gecomponeerde straatwanden die elk een sterke eenheid vormen, en waarbij de horizontale lijnen dominant zijn.


Gemeenschappelijke deler is de kleinschaligheid (het gros van de bebouwing bestaat uit één of twee lagen met een kap), en het toepassen van de kap.
Ook deze kleinschaligheid van de bebouwing vinden wij een waardevolle karakteristiek van de wijk, evenals het kappenlandschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00003-0301_0013.png"

Grote diversiteit en individualiteit in het oostelijk deel van de wijk

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00003-0301_0014.png"

Complexgewijze bebouwing in de Bloemenbuurt

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00003-0301_0015.png"

De Rivierenbuurt-Oost

Het westelijke- en middendeel van de wijk (Bloemenbuurt, Bomenbuurt en deel Rivierenbuurt) is tot nu toe corporatiebezit geweest. Daardoor is de daar zo kenmerkende eenheid van de straatwanden goed bewaard gebleven. De verwachting is, dat in de 10 jaar waarin dit bestemmingsplan geldig zal zijn, een groot deel van de woningen wordt verkocht. Dit zal, naar verwachting, een grote mate van bouwactiviteit opleveren, waarbij de grenzen van het bestemmingsplan zullen worden opgezocht.

Dit bestemmingsplan anticipeert op deze ontwikkeling, door ontwikkelingsruimte aan te bieden passend bij de karakteristiek van deze buurtjes.


Het nu nog geldende bestemmingsplan dateert uit 1965, en is inmiddels flink verouderd. Het bestemmingsplan uit 1965 is (deels) opgezet als een zogenoemd "ontwikkelingsplan". Dit betekent dat op sommige plaatsen een destijds gewenste (maar soms nooit gerealiseerde) situatie op de kaart is weergegeven over de bestaande situatie. Op andere plekken is door ontwikkelingen de situatie op de kaart inmiddels achterhaald.

Een ander kenmerk is dat er redelijk globaal is bestemd: er worden wel goothoogtes, maar geen nokhoogtes aangegeven. De aangegeven goothoogtes komen overigens op een aantal plaatsen niet overeen met de werkelijke goothoogtes.


In de loop der jaren is, in sommige buurten, veel gebruik gemaakt van deze globale manier van bestemmen. Bijvoorbeeld door het bouwen van dakopbouwen (met name in de Rivieren- en Schildersbuurt). Sommige van deze dakopbouwen passen goed in het straatbeeld. In andere gevallen is de kenmerkende eenheid in de straatwand aangetast door het toepassen van een grote diversiteit aan dakopbouwen.

Elders zijn ontwikkelingen ingezet die juist goed aansluiten bij het karakter van de wijk. Deze ontwikkelingen, voorheen mogelijk gemaakt door planologische procedures, willen we nu bij recht mogelijk maken.


Voorliggend bestemmingsplan beoogt het karakter van de wijk als "patchwork" van buurtjes die zich van elkaar onderscheiden door hun stedenbouwkundige kenmerken te behouden, en ontwikkelingen passend bij het karakter van de wijk mogelijk te maken. Naast de stedenbouwkundige kenmerken per buurtje zijn ook de kleinschaligheid van de bebouwing en het kappenlandschap daarbij belangrijke uitgangspunten.

Daarbij willen we op een zo efficiënt mogelijke manier bestemmen. Grotendeels zal dit op een "standaard" manier gebeuren die ook voor andere wijken goed in te zetten is. Op sommige punten zal het nodig zijn om een zekere vorm van maatwerk te hanteren om de doelstelling te bereiken.


Dit leidt tot de volgende uitwerking in het bestemmingsplan:

De structurerende elementen

De Dollardstraat (met de Groengordel), de Noordewierweg en de Soesterweg zijn de drie structurerende elementen van de wijk. Aan deze lijnen zijn de diverse buurten als het ware "opgehangen". De herkenbaarheid en de ruimtelijke kwaliteit van deze lijnen is belangrijk. In de wijkbeschrijving is goed te lezen dat, en in welk opzicht, de lijnen van elkaar verschillen. De aandachtspunten per structurerend element zijn in dit bestemmingsplan dan ook verschillend.


Het groene beeld van de Soesterweg

Het behoud van de kenmerkende bomenlaan wordt onderkend, maar dit is niet een onderwerp dat in het bestemmingsplan aan de orde komt. In het handboek voor de kwaliteit van de openbare ruimte wordt hier al de nodige aandacht aan gegeven.

Een ander kenmerk van de Soesterweg is de aanwezigheid van voortuinen. Op een enkele plek zit de ingang van een woning om de hoek, in een zijstraat. Aan de Soesterwegzijde ligt dan een zijtuin, niet een voortuin. Om het straatbeeld met de open, vaak groene voortuinen langs de Soesterweg te beschermen, willen we deze zijtuinen een tuinbestemming geven. Hierdoor is het, net als in het vigerende plan, niet mogelijk hier een bijgebouw te plaatsen, of een schutting hoger dan 1 meter op de erfgrens.


Winkelbestemming Soesterweg

De Soesterweg had ooit een centrumfunctie in de wijk, met aan weerszijde enkele kleine winkelstrips. Door het verdwijnen van steeds meer buurtvoorzieningen en doordat het steeds meer moeite kost om wijk(winkel)voorzieningen overeind te houden, is er voor gekozen om de focus m.b.t. de voorzieningen te leggen op de centrale as in de wijk, de Noordewierweg. Inmiddels zijn al veel winkels langs de Soesterweg verdwenen, en omgevormd tot woningen. In het bestemmingsplan zal op deze plekken een woonbestemming worden opgenomen in plaats van de winkelbestemming uit het plan van 1965.

In tegenstelling tot bij de woonbestemming, is in de legenda van de bestemmingsplankaart van het plan uit 1965 geen maximale bebouwingsdiepte vastgesteld voor winkels. Aan de zuidzijde van de Soesterweg zijn daardoor, mede door het ontbreken van achterburen, enkele zeer diepe gebouwen ontstaan.

In het nieuwe plan zal er wel een grens aan de bebouwingsdiepte van (voormalige) winkels worden gesteld. Deze zal worden bepaald in relatie tot de directe omgeving, en in het licht van wat er in de afgelopen planperiode al is gerealiseerd. Voor de voormalige winkelbestemming langs de Soesterweg-zuidzijde betekent dit: een maximale bebouwingsdiepte van 11 meter.


Zijtuinen Dollardstraat

In de Dollardstraat is het open karakter van de zijtuinen van de hoekwoningen zeer kenmerkend, en in het bestemmingsplan van 1965 goed beschermd. De open zijtuinen dragen in hoge mate bij aan het aantrekkelijke beeld van de Dollardstraat, als belangrijk structurerend element van de wijk. Daarom willen we dit beeld beschermen, door de paar zijtuinen die aan de weg grenzen een tuinbestemming te geven. Hierdoor is het, net als in het vigerende plan, niet mogelijk hier een bijgebouw te plaatsen, of een schutting hoger dan 1 meter op de erfgrens.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00003-0301_0016.png"

Open hoeken aan de Dollardstraat


Groengordel

In de groengordel bevinden zich veel niet-openbare functies, zoals scholen en sportverenigingen. Hierdoor is een groot deel van de groengordel niet voor iedereen toegankelijk. Dit komt de parkfunctie van de gordel niet ten goede. Uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is: geen nieuwe functies toestaan die leiden tot een verdere privatisering van de groengordel.

Bestaande functies mogen alleen uitbreiden als dit noodzakelijk is voor het voortbestaan van de functie, en als dit op een manier gebeurt die de openbare toegankelijkheid niet beperkt en het groene beeld niet onevenredig aantast. Dit vereist maatwerk, en soms ook bijzondere oplossingen (ondergronds bouwen, het toepassen van grasdaken, etc.).

Twee elementen uit de groenstructuur van het park worden in het bestemmingsplan vastgelegd:

- De laanbomen langs de dwarswegen, deze dragen bij aan de herkenbaarheid en oriëntatie.

- Het opgaand groen langs de Amsterdamseweg, dat zoveel mogelijk een gesloten wand vormt als buffer naar bedrijventerrein de Isselt.

De herinrichting van de groengordel is een uitvoeringsproject van de Groenblauwe structuur. Doel is het verbeteren van de toegankelijkheid en het gebruik, en het versterken van de ecologische verbinding met Birkhoven Bokkeduinen.

In afwachting van de herinrichting is in samenspraak met bewoners een beheerplan opgesteld. Hierin staan afspraken over het dagelijks beheer.


Noordewierweg

Aan de Noordewierweg ligt het winkelcentrum van de wijk. In het verleden hebben er diverse uitbreidingen op de beganegrond plaats gevonden. Deze willen we in het nieuwe bestemmingsplan door middel van een afwijking mogelijk maken.

De verwachting is, dat het winkelcentrum het moeilijk gaat krijgen in de toekomst. De vraag ligt er, of er hier ook andere functies dan winkels (met erboven wonen) mogelijk gemaakt moeten worden. Door middel van een afwijking wordt dit mogelijk. Het parkeren is daarbij maatgevend.


Het groene deel van de Noordewierweg

Een deel van de Noordewierweg grenst aan het beschermd stadsgezicht van de Bomenbuurt, en heeft een heel ander karakter dan de rest van de weg. Hier geen wijkontsluitingsweg of voorzieningen, maar een groene, tuindorpachtige straat. De aanwezigheid van voortuinen speelt een belangrijke rol in dit groene beeld. Daarom willen we dit beeld beschermen, door de paar zijtuinen die aan de weg grenzen een tuinbestemming te geven. Hierdoor is het, net als in het vigerende plan, niet mogelijk hier een bijgebouw te plaatsen, of een schutting hoger dan 1 meter op de erfgrens.


Bouwhoogtes, kapvormen en straatwanden

Het heel precies bestemmen van alle individuele goot- en nokhoogtes en kaprichtingen vergt een precisie die weinig ruimte laat voor flexibiliteit. Toch zijn dit zaken die in sommige buurtjes heel kenmerkend zijn en de eigenheid (identiteit) van het betreffende buurtje bepalen.

Daarom:

  • Precieze goot- en nokhoogtes en kaprichtingen worden niet geregeld in het bestemmingsplan. Alleen het aantal bouwlagen aangeven, met of zonder kap.
  • Er is een nadere eisen regeling opgenomen, waarbij eisen aan maatvoering, vorm en richting van de kappen kunnen worden gesteld, met als een belangrijk toetsingscriterium het aansluiten op de oorspronkelijke architectuur en het zich voegen in het oorspronkelijke straatbeeld.
  • De welstandsnota aanvullen met tekst die de welstandscommissie meer handvatten biedt om, binnen de kaders van het bestemmingsplan (en waar nodig) de kenmerkende eenheid binnen buurten en straten te beschermen.


Dakopbouwen

In de oostelijke punt van de wijk en langs het meest westelijke deel van de Soesterweg, is in de afgelopen periode sprake geweest van een schaalsprong, waarbij zeer kleine woningen van één laag met een kap zijn getransformeerd tot woningen van twee lagen met een kap. Het naast elkaar bestaan van woningen met één laag en een kap en met twee lagen en een kap past in het gedifferentieerde bebouwingsbeeld van deze straten.

Daarom:

  • wordt de schaalsprong van één laag plus kap naar twee lagen plus kap in de betreffende straten bij recht mogelijk gemaakt (het betreft het meest westelijke deel van de Soesterweg en het Schildersdeel van de Schilders- en Heiligenbuurt). Uitzonderingen zijn de Sint Bonifaciusstraat, de Sint Wilibrordusstraat en de Pieter Pijperstraat. De Sint Bonifaciusstraat - beschermd stadsgezicht - en de Sint Wilibrordusstraat vertonen niet het gedifferentieerde bebouwingsbeeld van de overige straten in deze buurt. De kleinschalige bebouwing vertoont hier juist een grote samenhang, die we waardevol achten en willen beschermen. De Pieter Pijperstraat wordt aan de westzijde gekenmerkt door een aantal aantrekkelijke vrijstaande woningen en twee-onder-een kappers in een stijl kenmerkend voor de late negentiende eeuw. Amersfoort kent niet veel van dergelijke bebouwing, en daarom willen wij er zuinig op zijn en deze straatwand conserverend bestemmen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00003-0301_0017.png"

Schaalsprong

In de Rivierenbuurt zijn in de afgelopen bestemmingsplanperiode veel verschillende soorten dakopbouwen gerealiseerd. Sommige daarvan passen beter in het straatbeeld dan andere. Het bestaan van verschillende vormen van dakopbouwen binnen een straat tast het voor de Rivierenbuurt kenmerkende straatbeeld van zorgvuldig gecomponeerde straatwanden aan.

Daarom:

  • In plaats van het benoemen van specifieke goot- en nokhoogtes worden het aantal bouwlagen plus kap genoemd. Aanvullend is er een nadere eisen regeling met betrekking tot maatvoering, richting en vorm van de kap. Dit maakt het realiseren van dakopbouwen mogelijk binnen bepaalde voorwaarden en daar waar dit binnen het straatbeeld past.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00003-0301_0018.png"

Een diversiteit aan dakopbouwen in de Rivierenbuurt



Woningdieptes

In het oude bestemmingsplan was de diepte van rijtjeswoningen vastgesteld op maximaal 8 meter. In de "goed bij" plannen werd de woningdiepte van rijtjeswoningen standaard op 9 meter gezet. Het uitgangspunt was daarbij de eigentijdse, standaard rijtjeswoning.

Vooral in de Bloemenbuurt en de Rivierenbuurt-west, maar ook op enkele andere plekken in de wijk, komen ondiepe woningen voor (< 8 meter diep). Sommige daarvan zijn zelfs zeer ondiep (4½ - 5½ meter diep). Te vinden aan de Dreef, de Rozenstraat en de Lobeliastraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00003-0301_0019.png"

Zeer ondiepe woningen in de Bloemenbuurt


De meeste van deze woningen zijn van ouds her corporatiebezit geweest. In de loop der jaren heeft de woningbouwvereniging geen gebruik gemaakt van het recht om de hoofdbebouwing te vergroten tot 8 meter diepte. Wel zijn structurele aanbouwen gerealiseerd op de begane grond, om de woningen woontechnisch te verbeteren. Deze aanbouwen overschrijden in de meeste gevallen de 8 meter bouwdiepte.

Daarnaast zijn vaak ook nog andere aan- en bijgebouwen gerealiseerd, waardoor in veel gevallen het totale oppervlak aan aan- en bijgebouwen per perceel groter is dan het in de algemene regeling voor het realiseren van aan- en bijgebouwen maximaal toelaatbare. Dit heeft geleid tot een handhavingsprobleem in met name de Bloemenbuurt.

Momenteel worden deze woningen voor een groot deel in de verkoop gebracht. Dit heeft vaak een grotere (ver-)bouwactiviteit ten gevolg, waarbij vaak de grenzen van het bestemmingsplan worden opgezocht.

Volgens het oude bestemmingsplan zouden de zeer ondiepe woningen over de gehele hoogte van de woning aan de achterzijde mogen uitbreiden tot een woningdiepte van 8 meter. Dat zou een uitbreiding van soms wel 3 ½ meter betekenen, over de volle hoogte. Dit zou een zeer grote druk geven op de kleinschalige verkaveling. Het bestaande beeld zou behoorlijk worden aangetast.

Op de naast en achter gelegen woningen zou een dergelijke uitbreiding een grote impact hebben, waarbij de lichttoetreding, de bezonning en de ruimtelijke kwaliteit van deze woningen onder druk komt te staan.

Om enerzijds tegemoet te komen aan de ruimtebehoefte van de bewoners en anderzijds de karakteristieke verkaveling te kunnen behouden wordt het volgende geregeld:

  • voor rijtjeswoningen in principe de woningdiepte van 8 meter uit het plan van 1965 aanhouden;
  • woningen die dieper zijn dan 8 meter in principe conform de werkelijke situatie bestemmen;
  • bij de zeer ondiepe woningen (diepte kleiner dan 5,5 meter) conform de werkelijke diepte bestemmen (dus de 8 meter uit het plan van 1965 loslaten) en de rest van de kavel tot hoofdbebouwing in één laag plat bestemmen;
  • bij alle woningen aanbouwen aan de achterzijde als hoofdbebouwing in één laag te bestemmen tot een maximale woningdiepte van 9 meter. Hiermee wordt de ruimte voor het realiseren van aan- en bijgebouwen verruimd ten opzichte van de huidige situatie. Deze verruiming is groter naarmate de woning ondieper is.

Daarnaast bestaat natuurlijk ook nog de mogelijkheid tot het realiseren van dakkapellen om de woonruimte te vergroten.

4.3 Ontwikkelingen

Het nieuwe bestemmingsplan voor het Soesterkwartier legt met name de bestaande situatie vast, waarbij onder 'bestaande situatie' de bestaande feitelijke en planologische situatie en geldend, vastgesteld beleid wordt verstaan. Alle verleende vrijstellingen van het geldende bestemmingsplan worden in het nieuwe bestemmingsplan overgenomen.

Bij een aantal percelen spelen recente ontwikkelingen, ontstaan uit lopende vrijstellingsprocedures (oude WRO) of al eerder gemaakte afspraken. Hierna wordt voor deze percelen beschreven hoe hiermee wordt omgegaan in het nieuwe bestemmingsplan.

• Doorsteek Soesterweg / ontsluiting Piet Mondriaanplein

De ontwikkelingen aan de noordzijde van het station aan het Piet Mondriaanplein behelzen onder andere een doorsteek voor langzaam verkeer naar de Soesterweg, om zo een goede verbinding tussen het Soesterkwartier en het station te realiseren. Hiervoor moet een doorsteek worden gecreëerd tussen de woningen Soesterweg 16 en 22. Dit is op basis van het geldende bestemmingsplan voor het Soesterkwartier niet toegestaan.

Aanvankelijk was het de bedoeling om de doorsteek planologisch te regelen via het te actualiseren bestemmingsplan Soesterkwartier. Doordat de actualisatie van het bestemmingsplan Soesterkwartier om diverse redenen is vertraagd, kwam de planning van realisatie van de doorsteek in gevaar. Vanuit bewoners van het Soesterkwartier (geuit door de Belangenvereniging Soesterkwartier en de klankbordgroep Puntenburg) is er gevraagd om een spoedige aanleg van de doorsteek, omdat het de verbinding tussen het Soesterkwartier en het station aanzienlijk verbetert. Ook vanwege de komst van de Hogeschool Utrecht is een spoedige realisatie van de doorsteek gewenst omdat er door de doorsteek een snellere verbinding komt tussen de HU en het Station (Noordzijde).

Daarom wordt voorgesteld om vooruitlopend op de actualisatie van het bestemmingsplan een postzegel bestemmingsplan voor de doorsteek in procedure te brengen. Vervolgens wordt de doorsteek geïntegreerd in het nieuwe bestemmingsplan Soesterkwartier.

• Legalisatie Primulastraat 7

In een bijgebouw bij een woning is ten behoeve van het glasvezelnetwerk een trafostation geplaatst. Dit past niet binnen de geldende woonbestemming.

Om het geheel zonder overschrijding van de geluidsnormen voldoende te kunnen koelen, moet er een koelinstallatie aan de buitenzijde van het bijgebouw worden geplaatst. Ook dit past niet binnen de voorschriften van het geldende bestemmingsplan. Omdat er sprake is van het wijzigen van het gebruik en bouwwerkzaamheden buiten het bestaande bouwwerk, kan dit niet met een ontheffing worden geregeld. Daarom wordt deze ontwikkeling in het nieuwe bestemmingsplan gelegaliseerd.

• Wijzigingsbevoegdheid Soesterweg 253

Voorheen was dit perceel bestemd voor 'bebouwing ten algemene nutte'. Deze bebouwing is weg, waardoor het perceel braak is komen te liggen. Dit perceel is momenteel in gebruik als speelplaats. Voor het vernieuwen van deze speelplaats is in 2006 een tijdelijke vrijstelling verleend voor een periode van 5 jaar. Voor de toekomst is het de bedoeling dat deze speelplaats wordt verplaatst naar de Wagenwerkplaats. Als het perceel weer vrij komt (volgens de vrijstelling in 2011), kan het bestemmingsplan worden gewijzigd en worden ontwikkeld tot een nieuw woningbouwgebiedje. In de bij de toelichting behorende regels en verbeelding wordt dat mogelijk gemaakt.

• Bonifaciusstraat 61

Wijkmuseum met kantoorruimte voor de buurtbeheerder van Portaal en vergaderruimte voor het bestuur van het museum of voor de buurtbeheerder.
In het ontwerp bestemmingsplan is deze ontwikkeling al opgenomen, maar de anterieure overeenkomst is nog niet ondertekend. De ondertekening van de overeenkomst dient plaats te vinden voor vaststelling van dit bestemmingsplan.

Het wijkmuseum wordt gevestigd in een bestaande woning. Naast een museum, ter grote van één woning, komt er op het perceel een kantoor- en vergaderruimte. De kantoorruimte is bedoeld voor de buurtbeheerder van Portaal. Hier wordt elke dag een spreekuur gehouden voor buurtbewoners. Ook de wijkagent komt wel eens aan.

In de vergaderruimte kan de buurtbeheerder of het bestuur van het museum zo nu en dan vergaderen. De kantoor- en vergaderruimte zijn niet voor extern gebruik.

Hoofdstuk 5 Relevante Milieuwetgeving

5.1 Inleiding

De hoofdlijnen van het milieubeleid worden bepaald door Europa en het Rijk. Binnen de Provincie Utrecht is het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011 richtinggevend. Afhankelijk van de uitwerking van de verschillende gebieden moet milieuonderzoek worden uitgevoerd om te bepalen of er en zo ja welke milieuhygiënische belemmeringen in de gebieden van dit bestemmingsplan aanwezig zijn.
Bestaande milieuhinder, zoals geluidhinder van bestaande wegen, kan in beginsel niet via het bestemmingsplan worden verminderd, voor zolang de bestaande situatie wordt gehandhaafd. Pas als nieuwe, ruimtelijke ontwikkelingen in het bestemmingsplan worden nagestreefd - bijvoorbeeld nieuwe woningen, nieuwe bedrijfsfuncties– kan dit worden vastgelegd met een bestemming die past binnen de (ruimtelijk relevante) milieunormen.

5.1.1 Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011

Het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011 (verder PMP) is de verbindende schakel tussen het Europese en nationale milieubeleid enerzijds en de regionale uitwerking van het milieubeleid anderzijds. De provincie hecht er groot belang aan om haar ambities op het gebied van milieu en duurzaamheid vast te leggen en te delen. Dit PMP vervangt het Provinciaal Milieubeleidsplan 2004-2008.

De provincie blijft zich inspannen op het gebied van leefomgevingskwaliteit: zij behouden en herstellen de milieukwaliteit in de provincie, met luchtkwaliteit en geluidhinder als speerpunten. Hierbij staat de gezondheid van de burgers van de provincie Utrecht centraal. Daarnaast wil de provincie door een goede milieukwaliteit de voorwaarden scheppen voor de natuur en instandhouding van de biodiversiteit. De provinciale inspanningen op het gebied van luchtverontreiniging, hinder en externe veiligheid zijn steeds gericht op een gezonde leefomgeving en/of biodiversiteit.

5.2 Water

5.2.1 Europese Kaderrichtlijn Water (2000)

De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aqautische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; verbetering van emissies; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.

5.2.2 Nationale Waterplan (2009)

Het Nationale Waterplan (NWP) is de opvolger van de vierde nota waterhuishouding en geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. Het NWP is het rijksplan voor het waterbeleid. Het NWP beschrijft de maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

5.2.3 Waterwet

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning.

Een belangrijke verandering na het in werking treden van de Waterwet is de onderverdeling in het bevoegde gezag met betrekking tot directe en indirecte lozingen. De directe lozingen vallen onder de Waterwet (Wtw). De indirecte lozingen zijn opgegaan in de Wet Milieubeheer (Wm).


Waterregeling

De waterregeling (ministeriële regeling bij de Waterwet) bevat regels ten aanzien van de organisatie van het waterbeheer, een aantal kaarten betreffende de toedeling van beheer, de begrenzing van oppervlaktewaterlichamen en de aanwijzing van de drogere oevergebieden, alsmede regels voor gegevensverstrekking aan het Rijk ingevolge Europese verplichtingen. Verder regelt de waterregeling een enkel inhoudelijk aspect van het regionaal waterplan en beheerplannen.


Waterbesluit

In het Waterbesluit wordt onder meer de vaststelling van een landelijke rangorde bij watertekorten, de zogenaamde verdringingsreeks vastgelegd. Voor de organisatie van het waterbeheer bevat het Waterbesluit de toedeling van oppervlaktewaterlichamen in beheer bij het Rijk en regels over het verstrekken van informatie met betrekking tot het waterbeheer. Ook regelt het Waterbesluit procedurele en inhoudelijke aspecten van het nationale waterplan en het beheerplan voor de rijkswateren en enkele inhoudelijke aspecten van de plannen in verband met implementatie van de kaderrichtlijn water en de richtlijn overstromingsrisico's. Een vergunningplicht en algemene regels zijn uitgewerkt voor het gebruik van rijkswaterstaatswerken en voor het lozen of onttrekken van water aan oppervlaktewater in beheer bij het Rijk. Voorts bevat het besluit bepalingen over de wijze waarop de aanvraag om een watervergunning wordt gedaan, waaronder de gevallen waarin een elektronische aanvraag wordt ingediend.


Watervergunning

De Waterwet kent één watervergunning. De Wvo-vergunning voor lozingen vanuit gemeentelijke rioolstelsels op het oppervlaktewater (o.a. riooloverstorten) en de heffing op riooloverstorten verdwijnen, daarvoor in de plaats komen algemene regels. Met het wegvallen van vergunningen treedt een belangrijke wijziging op in de samenwerkingsrelatie tussen de gemeente en de waterbeheerder (Rijkswaterstaat of waterschap). Deze wijziging vraagt een andere manier van (samen)werken. Samenwerken op basis van afspraken in plaats van op basis van vergunningvoorschriften.

5.2.4 Waterplan provincie Utrecht

Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. De doelstelling van het plan is: een veilig en bewoonbaar land. Het plan geeft de gewenste ontwikkelingen in het waterbeheer in de provincie Utrecht aan. Hierbij is rekening gehouden met de Europese Kaderrichtlijn water en het beleid Waterbeheer 21e eeuw (WB21). Het thema “water als ordenend principe” loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied, er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen.

5.2.5 Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem

In het Waterbeheersplan 2010 - 2015 heeft Waterschap Vallei & Eem zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. Het plan bepaalt in grote lijnen de agenda van Waterschap Vallei & Eem voor de komende zes jaar. Dit plan is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied.

5.2.6 Waterplan Amersfoort 2005-2015

Het beleid van de gemeente betreft met name het stedelijk gebied en is weergegeven in het “Waterplan Amersfoort 2005- 2015” van 2004. Als onderdeel van de hierin verwoorde visie zijn “duurzaamheidsprincipes”, voorwaarden en ambities beschreven en zijn vervolgens per gebied accenten gelegd met behulp van streefbeelden. Verder sluit het plan nauw aan bij het waterhuishoudingsplan van de provincie en het waterbeheerplan van het waterschap Vallei & Eem.

Het streefbeeld voor oppervlaktewater vanuit het “Waterplan Amersfoort” is voor Centraal Stadsgebied-Zuid “water voor de wijk””. Er is echter binnen het plangebied geen oppervlaktewater aanwezig.

Met betrekking tot de afvoer van hemelwater gaat de voorkeur uit naar het niet aansluiten op de riolering van schone verharde oppervlakken (bijvoorbeeld daken en wegen). In de huidige situatie is een gemengd rioolstelsel aanwezig. Bij vervanging van rioolstelsels wordt zoveel mogelijk het regenwater (met name bij wegverharding) afgekoppeld van het vuilwaterstelsel en wordt zo het schone regenwater zoveel mogelijk in de bodem geïnfiltreerd.

5.2.7 Watertoets

Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21e eeuw, waarin aan water een meesturende rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets wordt beoogd waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Dan pas komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld. Onderzoek ten behoeve van het wateradvies zal door de initiatiefnemer moeten worden uitgevoerd.

5.2.8 Water in relatie tot het plangebied

Bij de beoordeling van een gebied wordt onderscheidt gemaakt tussen grondwater, oppervlaktewater en afval- en regenwater.

Regenwater en grondwater

Ter bescherming van het grondwater is voor dit gebied een convenant ondertekend door provincie, waterschap en gemeente, waarin afspraken zijn gemaakt over de bescherming van het grondwater. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen gebieden binnen en buiten het grondwaterbeschermingsgebied. Het plangebied valt niet binnen het grondwaterbeschermingsgebied, maar wel voor een groot deel binnen de Utrechtse Heuvelrug. Binnen de Heuvelrug en buiten het grondwaterbeschermingsgebied kan regenwater van wegen en daken in de bodem worden geïnfiltreerd.

Om verontreiniging van regenwater te voorkomen mogen geen uitloogbare bouwstoffen als koper, lood en zink en geïmpregneerd hout worden toegepast op plekken waar die met regenwater in aanraking kunnen komen.

Riolering

Het regenwater in het plangebied moet zoveel mogelijk worden verwerkt op eigen terrein, bijvoorbeeld door infiltratie in de bodem. Als dit niet kan, moet het gescheiden worden aangeboden op het gemeentelijk riool. In de huidige situatie is een gemengd rioolstelsel aanwezig. Beleid is dat bij vervanging van rioolstelsels gescheiden stelsels worden aangelegd.

Oppervlaktewater

In het plangebied komt geen oppervlaktewater voor.

5.3 Luchtkwaliteit

5.3.1 Wettelijk kader

Uit de Wet luchtkwaliteit volgt dat een voorgenomen ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is indien in ieder geval aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. 1. Er worden geen grenswaarden voor de luchtkwaliteit overschreden:
  2. 2. Er treedt geen verslechtering van de luchtkwaliteit op, of er vindt per saldo een verbetering van de luchtkwaliteit plaats door compenserende maatregelen;
  3. 3. De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  4. 4. De voorgenomen ontwikkeling is onderdeel van het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).


Ad3 Regeling NIBM geeft voor een aantal categorieën van projecten een (getalsmatige) invulling aan de NIBM-grens. Een van die categorieën zijn woningbouwlocaties. Indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvat, dan wel in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer bedraagt dan 3000 woningen dan is er sprake van een NIBM project .
Indien een voorgenomen ontwikkeling binnen de begrenzing van de Regeling NIBM valt is verdere toetsing aan de grenswaarden niet nodig mits de voorgenomen ontwikkeling niet valt onder het Besluit gevoelige bestemmingen.


Besluit gevoelige bestemmingen

Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Met deze amvb wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen', zoals scholen, kinderdagverblijven, verzorgings-, verpleeg- en bejaardenhuizen, in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein.

5.3.2 Luchtkwaliteit in relatie tot het plangebied

Binnen het plangebied worden geen nieuwe gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Ook biedt het nieuwe bestemmingsplan geen ruimte voor extra verkeersaantrekkende bestemmingen. Onderzoek naar de luchtkwaliteit kan in het kader van dit bestemmingsplan daarom achterwege blijven.

Voor toekomstige situaties geldt dat de grenswaarden van het besluit niet mogen worden overschreden. Bij nieuwbouw van woningen en aanleg van plaatsen waar mensen verblijven, te weten trottoirs en voetpaden, dient getoetst te worden aan de grenswaarden van het Besluit Luchtkwaliteit.

5.4 Bedrijven- En Milieuzonering

5.4.1 Inrichting Activiteitenbesluit

Sinds 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van kracht, kortweg het Activiteitenbesluit genoemd. Met de invoering van dit besluit wordt de systematiek gehanteerd dat alle inrichtingen (die voldoen aan de minimale omvangeisen) onder dit besluit vallen met uitzondering van die inrichtingen die zijn opgenomen in bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Wanneer een inrichting in bijlage 1 is opgenomen is een vergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning) vereist. In het voorliggende plangebied komen geen bedrijven voor die zijn opgenomen in de genoemde bijlage 1 van het Activiteitenbesluit.

5.4.2 Bedrijven- en milieuzonering in relatie tot het plangebied

In de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van bedrijvigheid die in hun bedrijfsuitvoering belemmerd kunnen worden als gevolg van dit bestemmingsplan.

Daarnaast komen in het plangebied enkel bedrijven voor uit de lichte milieucategorie. Dit type bedrijvigheid, dat weinig tot geen overlast veroorzaakt voor de omgeving, is goed in te passen in een gemengd gebied maar ook in een woongebied. In bijlage 1 bij de regels van dit bestemmingsplan is een lijst opgenomen waarin bedrijven staan uit categorie A en B. Categorie A mag bij recht worden gerealiseerd binnen de gemengde bestemmingen in dit plangebied. De categorie B bedrijven kunnen met ontheffing mogelijk worden gemaakt mits ze geen overlast veroorzaken voor de woonomgeving.

5.5 Externe Veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen in de directe omgeving lopen als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt en transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De aan deze activiteiten verboden risico's moeten aanvaardbaar blijven.

5.5.1 Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI)

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor bedrijvigheid is dit geregeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen(BEVI). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is dit geregeld in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Zowel in het besluit als in de circulaire zijn de centrale begrippen het plaatsgebonden en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken ) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur.
Het groepsrisico (GR) drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Voor het GR geldt een verantwoordingsplicht. Indien de oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt overschreden, legt dit in het algemeen ook ruimtelijke beperkingen op aan een gebied buiten de 10-6-contour (PR).

5.5.2 Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (ministerie van Verkeer en Waterstaat)

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is in augustus 2004 de bovenstaande circulaire vastgesteld. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen opgenomen. In nieuwe situaties geldt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Uit de circulaire blijkt dat op meer dan 200 meter afstand van een aangewezen route gevaarlijke stoffen het aspect externe veiligheid geen beperkingen oplegt aan de het ruimtegebruik. Uit de circulaire blijkt voorts dat bij het vervoer van gevaarlijke stoffen beargumenteerd van de grenswaarde, richtwaarde en oriënterende waarde mag worden afgeweken.

5.5.3 Provinciale Milieubeleidsplan en structuurvisie ruimtelijke ordening

Externe veiligheid wordt door de provincie geborgd in het milieubeleidsplan en de structuurvisie ruimtelijke ordening.

Voor het plangebied is beoordeeld of sprake is van activiteiten met gevaarlijke stoffen in en in de omgeving van het plangebied, die mogelijk risico's zouden kunnen opleveren. Meer specifiek is gekeken naar de aanwezigheid van bedrijven die zijn aangewezen in het BEVI, waaronder LPG-tankstations, transportroutes over weg, spoor en water.

5.5.4 Externe veiligheid in relatie tot het plangebied

Naar aanleiding van de aanvullende opmerkingen van de provincie Utrecht op het ontwerp bestemmingsplan Soesterkwartier is aan het het Servicebureau Gemeenten gevraagd om een beoordeling te geven ten aanzien van de externe veiligheid. Op 3 november 2011 heeft het Servicebureau Gemeente een beoordeling uitgebracht elke als bijlage bij de toelichting is opgenomen (Bijlage 1).

De samenvatting van deze beoordeling luidt als volgt:
Het Soesterkwartier ligt binnen het invloedsgebied van een aantal omliggende bedrijven, wegen welke zijn aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en het spoor. Uit de beoordeling volgt dat er geen belemmeringen voor het plangebied zijn ten aanzien van externe veiligheid.

  • Inrichtingen c.q. bedrijven

Op de risicokaart zijn een zestal inrichtingen weergegeven welke onder de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen. In onderstaande figuur worden deze inrichtingen middels een oranje vierkant weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00003-0301_0020.png"

Figuur: uitsnede uit de risicokaart.

Het gaat om de volgende inrichtingen: Shell Serva B.V. aan de Nijverheidsweg-Noord 24; Esso Isselt aan de Amsterdamseweg 55; Shell Nefkens aan de Amsterdamseweg 151; NS Emplacement; ROVA aan de Nijverheidsweg-Noord 35 en Smit & Zn B.V. aan de Neonweg 41.

  • Buisleidingen

Uit de risicokaart blijkt dat er geen hoge druk aardgasleidingen aanwezig zijn.

  • Transport van gevaarlijke stoffen

De Isselt is in zijn geheel als route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen aangewezen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00003-0301_0021.png"

Figuur: uitsnede van de route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (rode wegen).

Plaatsgebonden risico: Voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde van 10-6per jaar. Uit de berekening volgt dat de PR10-6 contour op de Amsterdamse weg ligt en zodoende geen belemmering is voor het Soesterkwartier.

Groepsrisico: Aangezien het groepsrisico niet toeneemt en tevens de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden is verder verantwoording conform de Rnvgs (Nota en circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen) niet noodzakelijk.

  • Transport via spoor.
    Voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde van 10-6 per jaar. Uit de berekening volgt dat de PR10-6 contour op het spoor ligt. Het plaatsgebonden risico vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor is geen belemmering voor het Soesterkwartier.
    Aangezien de oriënterende waarde niet wordt overschreden en het groepsrisico niet verder toeneemt vanwege het bestemmingsplan Soesterkwartier is een verdere verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk
  • Hoogspanningslijnen en zendmasten

De zones rond het bovengrondse hoogspanningsnet zijn door het RIVM vastgelegd in de Netkaart. Er is geen hoogspanningslijn in de directe nabijheid van het Soesterkwartier aanwezig waarvan de indicatieve zone binnen het plangebied ligt.
Uit geen enkele van de veldsterktemetingen blijkt dat de blootstellingslimieten op publiek toegankelijke plaatsen in Nederland worden overschreden.

5.6 Planologisch Relevante Leidingen

Voor planologisch relevante leidingen gelden verschillende beschermings- en veiligheidsafstanden waar in de bestemmingslegging van onder andere nieuwe functies rekening mee moet worden gehouden. Voor ruimtelijke plannen in de omgeving van leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd zijn de volgende circulaires van belang:

  • de circulaire Zonering langs hoogdrukaardgasleidingen;
  • de circulaire Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1, K2 en K3-categorie.

Afhankelijk van druk en diameter gelden verschillende bebouwings- en toetsingsafstanden. De afstand die, in verband met de bescherming en het beheer van de leiding, minstens moet worden aangehouden ten opzichte van andere functies, wordt bepaald door de zakelijk rechtstrook. Binnen deze afstand is in beginsel geen enkele vorm van bebouwing toegestaan.

De minimale bebouwingsafstand is de afstand die tussen de leidingen en andere functies zoals onder andere woningbouw, recreatie en bedrijven moet worden gehanteerd in verband met de veiligheid. De toetsingsafstand is de afstand die bij voorkeur moet worden aangehouden ten opzichte van de leiding. De minimale bebouwingsafstand is alleen van toepassing als er zwaarwegende argumenten zijn om van de toetsingsafstand af te wijken.

Momenteel wordt de circulaire Zonering langs hoogdrukaardgasleidingen herzien. Hierbij worden ook de aan te houden veiligheidsafstanden opnieuw bekeken. VROM adviseert rekening te houden met deze nieuwe regelgeving. De vaststelling van nieuwe afstanden is momenteel nog niet afgerond. Derhalve vigeert momenteel nog de bestaande circulaire.
Voor aan te houden afstanden in verband met de aanwezigheid van overige leidingen (zoals een rioolwaterpersleiding) wordt gebruikgemaakt van de voorganger van de nota "Regels voor Ruimte", de Nota Planbeoordeling van de provincie Utrecht

5.6.1 Planologisch relevante leidingen in relatie tot het plangebied

In het plangebied zitten geen planologisch relevante leidingen.

5.7 Bodem

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening zullen burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer een onderzoek verrichten naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging.

Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op daarvoor geschikte gronden te worden gerealiseerd.

5.7.1 Wet bodembescherming

De Wet Bodembescherming bevat de voorwaarden die kunnen en worden verbonden aan het verrichten van handelingen in of op de bodem. Primair komt bescherming en sanering in de wet aan bod. De wet heeft betrekking op zowel landbodems als waterbodems. De Wet bodembescherming geeft aan wanneer er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en of er dan ook gesaneerd moet worden.

De hoeveelheid grond dan wel grondwater (beide in m³) en de mate van vervuiling, gemiddeld boven de interventiewaarde, zijn de criteria voor een geval van ernstige bodemverontreiniging.

De interventiewaarde is de waarde, waarboven er risico’s zijn voor mens, flora en fauna. De spoedeisendheid, de noodzaak om te saneren, hangt hiervan af maar ook van de mate van verspreiding van de bodemverontreiniging.

Voor gevallen van ernstige bodemverontreiniging is er bij niet gewijzigd grondgebruik soms geen noodzaak tot saneren. Voorbeelden zijn voormalige stortplaatsen en kleine verontreinigingen in het diepere grondwater.

De gevallen van ernstige bodemverontreinigingen zijn door de Gemeente Amersfoort in beeld gebracht. In een aantal gevallen is in een beschikking Wet bodembescherming aangegeven wat er met een geval van ernstige bodemverontreiniging moet gebeuren. Nadat er is gesaneerd, kunnen er restverontreinigingen aanwezig zijn. Soms zijn er gebruiksbeperkingen.

5.7.2 Besluit bodemkwaliteit

In 2002 is een bodemkwaliteitskaart en een bodembeheerplan voor de gehele gemeente opgesteld. De bodemkwaliteitskaart geeft per te scheiden zone een indicatie van de algemene milieuhygiënische kwaliteit van de bodem. Aangegeven wordt wat de achtergrondgehalten van diverse stoffen in dit gebied zijn. Dit kan van belang zijn bij grondverzet. Het plangebied ligt in de zone Soesterkwartier. Het Soesterkwartier is ontwikkeld vanaf de negentiende eeuw. Door de reeds vroege bebouwing en bewoning van de wijk is het achtergrondgehalte aan diverse stoffen (PAK, lood en zink) licht verhoogd. De zone wordt als gemiddeld licht verontreinigd geclassificeerd.

5.7.3 Bodem in relatie tot het plangebied

In de wijk Soesterkwartier zijn in het verleden diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Bij de bodemonderzoeken die in het kader van verkoop of een aanvraag van een bouwvergunning werden uitgevoerd bestond er meestal geen aanleiding om bodemverontreiniging te verwachten (onverdachte locaties). De resultaten van deze onderzoeken bevestigden dit beeld. De gehalten aan verontreinigende stoffen die werden aangetroffen overschrijden de streefwaarden maar liggen beneden de interventiewaarden.


Het Soesterkwartier grenst aan het NS-emplacement aan de zuidzijde en de Isselt aan de noordoostzijde. Hier bevinden zich wel gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Op het NS-emplacement was de voormalige Vetgasfabriek gevestigd. Deze fabriek heeft een omvangrijke verontreiniging met benzeen en naftaleen veroorzaakt in het grondwater. De verontreinigingsvlek strekt zich uit tot in het zuidelijke deel van het plangebied (noordelijk van Soesterweg 45 t/m 139). In 1998 is op het NS-emplacement een tijdelijke grondwaterzuivering aangelegd als tijdelijke beheersmaatregel. In 2003 is de definitieve saneringsmaatregel opgelegd. Deze bestaat uit twee damwanden langs de kern van de verontreiniging. Aan het einde van de twee damwanden is een zogenaamd 'biologisch hekwerk' aangebracht. Hierdoor wordt de kernverontreiniging beheerst, geïsoleerd en zo veel mogelijk afgebroken door de in de grond aanwezige bacteriën.


Verder bevinden zich op het NS-emplacement of aangrenzend aan het emplacement diverse ernstige bodemverontreinigingen. Het gaat om verontreinigingen met minerale olie, zware metalen en PAK in de grond. Een aantal locaties is in het verleden gesaneerd. Een aantal locaties moet nog worden gesaneerd. In het kader van het plaatsen van geluidschermen zijn bijvoorbeeld grondsaneringen uitgevoerd bij de Soesterweg, Ligusterstraat, Palmstraat en bij de Amsterdamseweg ten zuiden van de overweg.


Ten oosten van de Puntenburgerlaan ligt een deel van het CSG-gebied waarin zich een aantal bodemverontreinigingen bevinden (o.a. Wasserij Actief, Cliche, Kortman Intradal/Sara Lee). De grondverontreinigingen zijn in het kader van de herinrichting van het gebied reeds uitgevoerd. De grondwaterverontreinigingen worden geclusterd aangepakt in het kader van de integrale grondwatersanering CSG. De verontreinigingen bevinden zich buiten het plangebied van het Soesterkwartier. Noemenswaardige invloed van de grondwatersanering op het grondwater in het aangrenzende deel van het Soesterkwartier wordt niet verwacht gezien de stromingsrichting (noordoostelijk) en de ligging van de onttrekkingsputten (oostzijde Amsterdamseweg).


Gezien de ouderdom van de bebouwing ligt het voor de hand dat een deel van de woningen in het Soesterkwartier voorzien was van een ondergrondse olietank. Voor het merendeel zijn deze tanks verwijderd of gereinigd en gevuld met zand. Het is echter niet uit te sluiten dat er hier en daar nog een niet-gereinigde tank aanwezig is.

Bodemwarmte
In het gebied is onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden van productie en gebruik van duurzame energie. Uit onderzoek is gebleken dat het gebruik van aardwarmte, in de vorm van warmte-/koude- opslag in de bodem in combinatie met warmtepompen een realistisch alternatief is voor verwarming door middel van aardgas.

Ook binnen de begrenzing van dit bestemmingsplan zijn volop mogelijkheden aanwezig voor het gebruik van warmte- en koude-opslag in de bodem. Bij een collectieve warmte-koudelevering zal rekening gehouden worden met het ruimtebeslag van de installatie en het leidingwerk. Daarnaast kunnen meerdere systemen bij elkaar, elkaar gaan beïnvloeden waardoor afstemming nodig is


Conclusie bodem

Op grond van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan 'Soesterkwartier'.

5.8 Geluid

5.8.1 Wet geluidhinder

De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid zijn de Wet geluidhinder (Wgh) en de Luchtvaartwet. Bij vaststelling van een bestemmingsplan komen in de volgende gevallen de regels van deze Wetten aan de orde: het bestemmen van gronden voor nieuwe geluidgevoelige objecten (b.v. woningen en onderwijsgebouwen) binnen zones langs (spoor-)wegen, zones rondom industrieterreinen en zones rondom luchtvaartterreinen; het bestemmen van gronden voor de aanleg van nieuwe, danwel reconstructie van gezoneerde (spoor-) wegen; het bestemmen van gronden voor (nieuwe) industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen; herziening van zonegrenzen van industrieterreinen en luchtvaartterreinen.
De geluidbelasting op de gevels van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mag in principe niet meer bedragen dan de voorkeursgrenswaarde. Indien de geluidbelasting op de gevel hoger is dan de voorkeurgrenswaarde kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek worden gedaan tot vaststelling van hogere waarden. Hierbij mag de geluidsbelasting de uiterste grenswaarde echter niet overschrijden. De voorkeursgrenswaarde en uiterste grenswaarde voor nieuwe geluidgevoelige bestemmingen kan per geluidsbron verschillen.
Om voor vaststelling van een hogere grenswaarde in aanmerking te kunnen komen, dient aan de volgende wettelijke eis te worden voldaan: het dient om een situatie te gaan waarbij het treffen van maatregelen om het verwachte geluidsniveau terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard stuiten.

Wegverkeerslawaai Langs alle wegen bevinden zich als gevolg van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km-gebieden. Nieuwe geluidgevoelige bestemmingen,zoals woningen en scholen, binnen zones van wegen dienen getoetst te worden aan de normen van de Wgh die gelden voor de betreffende nieuwe situatie. In artikel 74 van de Wet geluidhinder is de zonering van wegen geregeld. De breedte van de zone langs wegen is afhankelijk van de ligging van een weg (in stedelijk gebied of buitenstedelijk) en van het aantal rijstroken. In geval van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen is akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.
De uiterste grenswaarde voor nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen de bebouwde kom langs een bestaande weg bedraagt 63 dB. Buiten de bebouwde kom bedraagt de uiterste grenswaarde voor nieuwe geluidgevoelige bestemmingen 53 dB. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB.

Spoorweglawaai Spoorwegen hebben volgens art 106b van de Wet geluidhinder een zone waarvan de breedte afhankelijk is van het aantal sporen en de intensiteit van het gebruik. In het Besluit geluidhinder is op een kaart per categorie spoorlijn de breedte van de zone aangegeven. Bij nieuwe/gewijzigde geluidgevoelige bestemmingen in de zone moet akoestisch onderzoek worden gedaan. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen. De voorkeursgrenswaarde en uiterste grenswaarde bedragen respectievelijk 55 en 68 dB.

Industrielawaai Rondom industrieterreinen waarop de mogelijkheid aanwezig is tot vestiging van zogenaamde grote lawaaimakers moet een op grond van art. 41 van de Wet geluidhinder een geluidzone worden vastgesteld. In deze zone gelden regels ten aanzien van nieuwbouw van geluidgevoelige bestemmingen. Door middel van zonebeheer moet worden voorkomen dat de geluidbelasting ten gevolge van de geluidemissie van de bedrijven gezamenlijk, de geluidbelasting buiten de zone hoger wordt dan de voorkeursgrenswaarde. Binnen de zone moeten zo nodig maatregelen worden getroffen. De voorkeursgrenswaarden bedragen respectievelijk 50 en 55 dB(A) (etmaalwaarde).

Luchtverkeerslawaai Voor de grotere vliegvelden worden geluidszones berekend door de geluidproductie van alle jaarlijks toegestane starts en landingen met toestellen van verschillende zwaarte/geluidscategorie te sommeren in een computermodel. Deze werkwijze is enigszins vergelijkbaar met hoe dit gebeurt rond industrieterreinen, al betreft het bij vliegvelden de specifieke problematiek van bewegende geluidsbronnen. De zonegrens rond de grotere vliegvelden, die wordt bepaald door de 35 Ke-norm, is gebaseerd op ervaringsgegevens over de geluidsbeleving bij omwonenden. De Bkl-norm, die de zonegrens bepaalt voor de terreinen voor de kleine luchtvaart bevat 'straffactoren' om geluidhinder op 'gevoelige' momenten (in het weekend en tijdens de zes 'drukste maanden') te beperken. Starts en landingen op deze momenten tellen extra zwaar door in de geluidzone. De Ke- en Bkl-geluidnormen worden alleen in ons land gebruikt. Bij nieuwe/gewijzigde geluidgevoelige bestemmingen in de zone moet akoestisch onderzoek worden gedaan. Dit geldt ook voorafgaand aan het wijzigen van de zone. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen. In nieuwe situaties is een hogere grenswaarde mogelijk tot 45 Ke; in geval van vervangende nieuwbouw tot maximaal 65 Ke. E.e.a. onder strikte voorwaarden.

5.8.2 Geluid in relatie tot het plangebied

Binnen het plangebied liggen twee geluidszones namelijk de geluidszone Isselt en de geluidszone van het NS rangeeremplacement e.o.

Geluidszone Isselt

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00003-0301_0022.jpg"


Geluidszone NS Rangeeremplacement e.o.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00003-0301_0023.jpg"

Op basis van hoofdstuk V van de Wet geluidhinder (Wgh) dient rondom een industrieterrein, waarop bepaalde typen lawaaiproducerende bedrijven zijn gevestigd, of kunnen worden gevestigd, een geluidzone te worden vastgesteld. Deze bedrijven zijn aangewezen in artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningbesluit milieubeheer (Ivb) en werden voorheen aangeduid met het begrip A-inrichtingen of grote lawaaimakers. De geluidzone vormt een bufferzone tussen de bedrijven op het industrieterrein en de geluidgevoelige bestemmingen in de omgeving. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting vanwege alle bedrijven op het industrieterrein tezamen niet hoger zijn dan 50 dB(A). Binnen de zone gelden beperkingen voor geluidgevoelige bestemmingen.

Daarom zal bij herontwikkeling of bij wijziging van het plan altijd een akoestisch onderzoek moeten worden uitgevoerd om te kunnen beoordelen of, en op welke voorwaarden medewerking kan worden verleend.

Voor bestaande woningen is een akoestisch onderzoek in het kader van het bestemmingsplan geen vereiste.

5.9 Flora En Fauna / Ecologie

Bij de Nederlandse natuurwetgeving kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming. Soortbescherming vindt plaats via de Flora- en faunawet, de gebiedsbescherming via de Natuurbeschermingswet en de Ecologische hoofdstructuur. Europese wetgeving op dit gebied, zoals de Vogel- en Habitatrichtlijn is inmiddels in de Nederlandse wetgeving verankerd.

5.9.1 EU-vogelrichtlijn 1979 en Habitatrichtlijn 1992

De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming. Nederland heeft de richtlijnen geïmplementeerd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet van 1968 en 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (soortenbescherming). De gebiedsbescherming heeft betrekking op de Vogelrichtlijngebieden die het rijk heeft vastgesteld, de Habitatrichtlijngebieden die het rijk bij de Europese Commissie heeft aangemeld, de beschermde natuurmonumenten en de staatsnatuurmonumenten. Ruimtelijke ingrepen die in deze gebieden plaatsvinden dan wel in de nabijheid van beschermde natuurgebieden, moeten worden getoetst op hun effecten op deze gebieden.

5.9.2 Flora- en faunawet

Soortbescherming vindt plaats via de Flora- en faunawet.Bij soortenbescherming gaat het om het beschermen van individuele soorten flora en fauna, binnen en buiten beschermde gebieden. Naast de flora- en faunawet en de daarin genoemde soorten onderscheiden we ook nog de soorten die worden genoemd op de Rode Lijsten. Ze hebben geen wettelijke status, maar geven wel de kwetsbaarheid van soorten aan. Er wordt bijvoorbeeld aangegeven of een soort bijna is uitgestorven of bedreigd is in zijn voorkomen in Nederland. Een soort die bescherming geniet onder de Flora- en faunawet kan ook op de Rode Lijst voorkomen, maar een soort op de Rode Lijst is niet automatisch beschermd onder de Flora- en faunawet.Tot slot dient de Oranje lijst genoemd te worden. Dit is de lijst van bedreigde soorten binnen de provincie Utrecht welke op basis van vergelijkbare criteria als die voor de landelijke rode lijst tot stand is gekomen. Hiertoe is de trend van het voorkomen van de dier- en plantsoorten in Utrecht sinds 1975 geanalyseerd en er is bepaald welke soorten "ernstig bedreigd", "bedreigd", "kwetsbaar" of "gevoelig" zijn. Oranje lijsten zijn opgesteld voor de diergroepen: zoogdieren, broedvogels, pleisterende vogels, reptielen, amfibieën, zoetwatervissen, dagvlinders, libellen, sprinkhanen, krekels en voor de plantgroepen: mossen van het essenhakhout, kleibospaddestoelen, vaatplanten en kranswieren.

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet rekening gehouden worden met de Flora- en faunawet. Als het waarschijnlijk is dat voor de realisering van een project (dat door een bestemming(wijziging) wordt mogelijk gemaakt) een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet noodzakelijk is, dient bij de vaststelling van dat bestemmingsplan de nodige duidelijkheid te bestaan omtrent de verleenbaarheid van een dergelijke ontheffing.

5.9.3 Natuurbeschermingswet

Gebiedsbeschermingvindt plaats via de Natuurbeschermingswet en de Ecologische hoofdstructuur. Via de gebiedsbescherming zijn bijzondere habitats en rustplaatsen beschermd. Gebiedsbescherming is aan de orde, wanneer een plangebied in of nabij een Natura2000gebied ligt of op grond van de natuurbeschermingswet is aangewezen als beschermd natuurmonument. Bij elk plan of project is een gemeente verplicht om te kijken of het plangebied in of bij (1 tot ongeveer 4 kilometer) een Speciale Beschermingszone (sbz) van een NATURA2000gebied ligt. Als een plan of project in of bij een sbz ligt, wordt van een gemeente verwacht dat zij voor aanvang van het plan of project een passende beoordeling maakt, waarbij de significante gevolgen voor het plan voor het Natura2000gebied worden onderzocht. Als er significante gevolgen worden verwacht, kan alleen om dwingende redenen van openbaar belang en bij afwezigheid van een alternatief, toestemming worden verleend. Er moeten dan wel voor aanvang van het plan of project passende maatregelen worden genomen om de natuurwaarden volledig te compenseren.

5.9.4 Ecologische hoofdstructuur

In de structuurvisie van de provincie Utrecht en het Natuurgebiedsplan Eemland is de bestaande en nog te realiseren Ecologische hoofdstructuur (EHS) aangegeven. De begrenzing van de Ecologische hoofdstructuur (de zogenaamde groene contour) is op onderstaande kaart aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00003-0301_0024.png"

Binnen de EHS worden beperkingen en randvoorwaarden gesteld aan de ruimtelijke ontwikkelingen. Zo dient getoetst te worden of de voorgenomen ontwikkelingen in het beleid van provincie en gemeente passen. Daarnaast is voor het kunnen realiseren van bepaalde ontwikkelingen compensatie van natuurwaarden aan de orde.

5.9.5 Flora en fauna in relatie tot het plangebied

Aangezien er sprake is van een conserverend bestemmingsplan zijn er geen consequenties voor de aanwezige planten en dieren.

Natuurbeschermingswet in relatie tot het plangebied

Het voorliggende plangebied is niet gelegen in of nabij een beschermingszone. In of bij het plangebied ligt geen beschermd natuurmonument.

Ecologische verbindingszones in relatie tot het plangebied

In het plangebied lopen geen ecologische verbindingszones. Vóór de aanleg van de Kersenbaan was het spoor met de bijbehorende bermen een belangrijke verbindingszone tussen Birkhoven en de gebieden ten zuiden van Amersfoort. Met name de hazelworm werd regelmatig in de buurt van dit spoor aangetroffen. Met de aanleg van de Kersenbaan is dit leefgebied verdwenen. De nu nog zeer beperkt aanwezige bermen spelen hooguit nog een rol voor vlinders en insecten. Vanaf de Leusderweg speelt het spoor en haar bermen nog wel een belangrijke rol als leefgebied voor ondere andere de hazelworm en zeldzame planten.

Soortenbescherming in relatie tot het plangebied

De aanwezigheid van soorten is alleen in de groengordel nader onderzocht. In het hele plangebied is de aanwezigheid van vleermuizen aannemelijk, dit betekent dat er bij sloop/renovatie van panden rekening mee moet worden gehouden, evenals bij het kappen van bomen. Verder is de aanwezigheid van gierzwaluwen bekend. De gierzwaluw (evenals de boeren-, huis- en oeverzwaluw) is tijdens de broedtijd van 1 mei tot 15 augustus beschermd, daarnaast is voor deze soorten ook het verwijderen van nesten buiten het broedseizoen strafbaar. Bij renovatie en nieuwbouw dient rekening te worden gehouden met deze soort. Zo kunnen er vrij eenvoudig gierzwaluwneststenen ingemetseld worden bij nieuwbouw. Hiermee wordt nestgelegenheid voor de toekomst gecreëerd.

De Groengordel in het Soesterkwartier vormt het belangrijkste groengebied van de wijk, zowel voor bewoners van de aanliggende wijken als voor ecologie en natuur. Omdat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt zijn er geen consequenties voor de aanwezig planten en dieren.
Middels gericht beheer is leefgebied ontstaan voor diverse waardevolle soorten flora en fauna. De abiotische omstandigheden bieden mogelijkheden om de kwaliteit met betrekking tot natuurwaarden sterk te verbeteren door een aantal beheersmaatregelen uit te voeren.

Ten overvloede wordt per soort kort ingegaan op de resultaten van in 2008 uitgevoerd veldonderzoek (in het kader van het Groenbehhersplan voor de groengordel) en beheersmaatregelen die getroffen kunnen worden om de situatie voor deze groep te verbeteren.


Flora

De aanwezige flora is kenmerkend voor parken en groenzones in stedelijk gebied. Veelal betreft het algemeen voorkomende soorten, zowel van voedselrijke natte milieus als drogere, voedselarme omstandigheden. Daarmee is de variatie in het gebied groot. Met name het voorkomen van dubbelloof op de oever van de sloot achter Vreeland is waardevol. Door lokaal het beheer van gazons te extensiveren, kunnen kruidenrijke vegetaties worden gecreëerd welke van belang zijn voor een groot aantal insecten en andere fauna. Hier kunnen waardevolle vegetaties ontstaan met soorten als pinksterbloem en penningkruid (vochtig) en struikheide en grasklokje (droog en voedselarm).


Sprinkhanen

De Groengordel heeft momenteel een beperkte waarde voor sprinkhanen. Alleen de grazige en kruidenrijke vegetatie in groenzone langs de Enk is van belang voor veldsprinkhanen, de overige grazige vegetaties in de Groengordel worden te intensief onderhouden (gazon), de abiotische omstandigheden zijn ongunstig (voedselrijk en vochtig) en/of de vegetatie is te dicht, waardoor sprake is van een ongunstig microklimaat. Door het voeren van (extensief) beheer dat is gericht op verschraling en het creëren van structuur in vegetatie worden voor deze soorten mogelijkheden geschapen. Voor soorten die meer gevonden zijn aan ruigte of vegetaties met veel verticale structuren (spitskopjes, grote groene sabelsprinkhaan, kustsprinkhaan) is te weinig aanbod van geschikt leefgebied. Voor deze soorten is het creëren van brede mantel-zoomvegetaties en extensief beheer van slootkanten en oevers van belang.


Dagvlinders

De aangetroffen en te verwachten dagvlindersamenstelling is karakteristiek voor een stedelijk groengebied: een hoog aandeel stadsvlinders aangevuld met vlinders van bos en struweel. Soorten van grasland zijn ondervertegenwoordigd en in hun voorkomen beperkt tot een marginaal leefgebied aan de rand van het gebied. De meeste waarnemingen van dagvlinders zijn gedaan op een locatie waar het beheer is afgestemd op dagvlinders (de vlindertuin) of waar natuurvriendelijk beheer wordt uitgevoerd (mantel-zoomvegetatie) en rond het volkstuincomplex, waar sprake is van een hoog aanbod nectarplanten. Het westelijk deel van de groengordel is belangrijk leefgebied van de Sleedoornpage, een soort van de Rode lijst.


Libellen

De Groengordel is momenteel niet van belang voor libellen, voornamelijk als gevolg van de beperkte kwaliteit van de aanwezige wateren. Te treffen maatregelen zijn gericht op het verbeteren van de waterkwaliteit, daarnaast zal het aanleggen van een poel direct positief effect hebben en nieuwe soorten aantrekken.


Vissen

In de Groengordel is slechts zeer beperkt leefgebied voor vis aanwezig, dat bovendien sterk wordt beïnvloed door de toegift van voedingsstoffen. Hierdoor is naar verwachting sprake van een eenzijdig visbestand bestaande uit soorten die tolerant zijn met betrekking tot deze omstandigheden (blankvoorn, brasem, karper) en niet afhankelijk zijn van de aanwezigheid van schoon, helder en zuurstofrijk water met (ondergedoken) waterplanten.


Amfibieën

Naar verwachting komen in de Groengordel vier soorten amfibieën voor, alle algemeen voorkomende soorten van parken en groenzones in stedelijk gebied. Landbiotoop is in voldoende mate aanwezig in de vorm van (bos)plantsoen, volkstuinen en extensief beheerde mantel-zoomvegetaties. De hoeveelheid en kwaliteit van het open water is beperkt. Dit is veelal het gevolg van achterstallig beheer, waardoor sprake is van ophoping van organisch materiaal, of aanwezigheid van vis. De toevoer van nutriënten (brood, vissenvoer) en aanwezigheid van een grote groep soepeenden in de visvijver is niet bevorderlijk voor gebruik van deze waterpartij als voortplantingswater door amfibieën. Voornamelijk door de beperkte kwaliteit en kwantiteit van het voortplantingswater wordt verwacht dat de dichtheid aan amfibieën laag is.


Vogels

De Groengordel is van belang als leefgebied voor algemeen voorkomende soorten van stedelijk gebied. Als gevolg van de recreatie druk op het gebied worden geen verstoringsgevoelige soorten verwacht.


Grondgebonden zoogdieren

In de Groengordel worden diverse algemeen voorkomende soorten grondgebonden zoogdieren verwacht. Dit zijn veelal soorten die algemeen voorkomen in stedelijk gebied en bestand zijn tegen verstoring door recreanten en aanwezigheid van katten en loslopende honden. Voor soorten die hoge eisen stellen aan de inrichting van hun leefgebied en een groot territorium (leefgebied) is de Groengordel ongeschikt.


Vleermuizen

De Groengordel is van belang als foerageergebied voor de lokale populatie van gewone dwergvleermuis en laatvlieger. Daarnaast worden ruige dwergvleermuis en gewone grootoorvleermuis foeragerend verwacht. Voor andere soorten heeft het gebied momenteel geen belang. Een beheer dat is gericht op het behouden en creëren van insectenrijke biotopen is gunstig voor vleermuizen.

Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving

6.1 Inleiding

Een bestemmingsplan bepaalt hoe de gronden gebruikt mogen worden, of er ergens gebouwd mag worden en wat voor bebouwing dat mag zijn. Het gaat om het toelaten van bepaalde gebruiksmogelijkheden (toelatingsplanologie). De grondgebruiker (zoals eigenaar, huurder) mag de functie die het bestemming geeft uitoefenen. Dit houdt in dat de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een aangewezen bestemming daadwerkelijk te realiseren, maar ook dat de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen die in strijd is met de gegeven bestemming, of in strijd met het bestemmingsplan mag bouwen.

Het is belangrijk om voor de toekomstige en bestaande bebouwing en functies een bestemmingsregeling te ontwerpen die zo veel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen. Het plan dient, met andere woorden, flexibel en doelmatig te zijn, en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover, dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.

Waaruit bestaat een bestemmingsplan?

Een bestemmingsplan bestaat uit:

  • De verbeelding (voorheen plankaart).
  • De regels (voorheen voorschriften).
  • De toelichting.

De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. Hierin staat hoe een plan tot stand is gekomen, een beschrijving van het gebied en wat de bedoelingen van de gemeente zijn in het plangebied.

6.2 Regels

• Hoofdstukopbouw van de regels
De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt. Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels.
  2. 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Elk artikel kent de volgende opzet: eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw-en/of gebruiksregels.
  3. 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het gehele plan. Het zijn achtereenvolgens een antidubbeltelbepaling, algemene gebruiksregels en een bepaling uitsluiting aanvullende werking bouwverordening.
  4. 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

• Per bestemming
Hieronder volgt een uitleg van een aantal bestemmingen die het bestemmingsplan kent. Sommige bestemmingen spreken voor zich en worden daarom niet nader toegelicht.

Gemengd 1, 2 en 3

Het betreft drie afzonderlijke bestemmingen. Gemengd 1 is opgenomen voor detailhandel, kantoren en bedrijven in categorie 1 of 2 uit de Bedrijvenlijst.

De verschillende commerciële functies binnen het Soesterkwartier kunnen door deze bestemming worden uitgeruild. Daarbij is wel als voorwaarde opgenomen dat aan de parkeernormen moet worden voldaan.

Gemengd 2 is opgenomen voor alle bestaande horecagelegenheden. Hierdoor mag alle bestaande horeca in het plangebied blijven bestaan, maar bestaat de mogelijkheid om deze functie uit te ruilen met andere commerciële functies. In Gemengd 1 is horeca uitgesloten, om te voorkomen dat er nieuwe horecagelegenheden ontstaan.

Panden aan de Soesterweg waarin detailhandel, kantoren en bedrijven in categorie 1 of 2 uit de Bedrijvenlijst gevestigd is, zijn bestemd voor Gemend 3. In deze panden mag ook de begane grond voor wonen worden gebruikt. Bij Gemengd 1 en 2 mag alleen op de verdieping(en) worden gewoond.

Alleen de hoofdgebouwen zijn binnen het bouwblok opgenomen. Door middel van een afwijking worden uitbreidingen van de commerciële ruimtes mogelijk gemaakt. Voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van uitbreidingen zijn voorwaarden opgenomen. In ieder geval dient voldaan te worden aan de in Amersfoort geldende parkeernormen.Bij afwijken wordt de procedure gevolgd die is vervat in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Maatschappelijk

De niet-commerciële voorzieningen hebben een maatschappelijke bestemming gekregen. Uitzondering hierop vormen de recreatieve functies, zoals sportvelden en volkstuinen. Binnen de bestemming maatschappelijk zijn de volgende functieaanduidingen op de verbeelding terug te vinden: zorginstelling, religie, begraafplaats, onderwijs, schooltuin en welzijninstelling.

Binnen de bestemming Maatschappelijk is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van beperkte uitbreidingen buiten het aangegeven bouwblok. Er is een maximum verbonden aan de uitbreidingsmogelijkheden en er worden eisen gesteld ten aanzien van het inpassen van nieuwe bebouwing in de omgeving. Met name in de Groengordel is dit een belangrijk aspect.

Wonen 1 t/m 5

Aangezien het Soesterkwartier vooral een woonwijk is, is de meeste bebouwing bestemd voor wonen. Er is onderscheid gemaakt in:
Wonen 1, voor aaneengebouwde woningen
Wonen 2, voor 2-onder-1 kap woningen
Wonen 3, voor vrijstaande woningen
Wonen 4, voor gestapelde woningen
Wonen 5 voor meergezinswoningen.

In paragraaf 4.2 Stedenbouwkundige uitgangspunten wordt een toelichting gegeven op de keuzes die zijn gemaakt voor de bebouwingsmogelijkheden binnen deze bestemming.

Binnen alle woningen zijn beroepen en bedrijven aan huis toegestaan.

Waarde- archeologie (dubbelbestemming)

De dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming functioneert naast de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.

Onderhavig plangebied is een gebied met een middelhoge en hoge archeologische verwachting en ligt binnen de bebouwde kom. In de regels en op de verbeelding correspondeert dat respectievelijk met Waarde-Archeologie 1 en 2

Er mag slechts worden gebouwd indien aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende zijn vastgesteld. Er zijn uitzonderingen op het overleggen van een onderzoeksrapport en er kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

Daarnaast is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaaheden uit te voeren, over een oppervlakte van meer dan 500 m² resp. 100 m² en mogen de bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm. Er zijn uitzonderingen mogelijk en er kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

Algemene afwijkingsregels

Met een afwijking is kamergewijze bewoning mogelijk. In artikel 30.3 wordt bepaald dat burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de begripsbepaling "woning" door kamergewijze verhuur toe te staan mits wordt voldaan aan de beleidsregels "Woonruimteverdeling gemeente Amersfoort".

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is, als om de economische uitvoerbaarheid. Bij de uitvoerbaarheid speelt ook de handhaving een belangrijke rol.

7.2 Economische Uitvoerbaarheid

Gelet op het stelsel van de Wro moet de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur (= Besluit ruimtelijke ordening) aangewezen bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 Bro is bepaald dat een bouwplan van een of meer woningen een aangewezen bouwplan is.

Er moet een afweging worden gemaakt over het vaststellen van een exploitatieplan. Dit is niet aan de orde als er sprake is van een overeenkomst.

Exploitatieplan of overeenkomst
Gemeenten zijn op grond van de Wro verplicht om de kosten van de grondexploitatie te verhalen. Ingeval de gemeente de uitgeefbare gronden in eigendom heeft, vindt verhaal van de kosten van de grondexploitatie plaats door verkoop van bouwrijpe grond. Ingeval de gemeente niet over de gronden beschikt, kan de gemeente een overeenkomst over grondexploitatie aangaan waarbij de grondeigenaar zich verbindt de kosten van grondexploitatie aan de gemeente te voldoen. Indien het niet mogelijk is het kostenverhaal bij overeenkomst te verzekeren dient er, gelijktijdig met het bestemmingsplan, een exploitatieplan vastgesteld te worden. In dat laatste geval worden de kosten van de grondexploitatie verhaald door een financiële voorwaarde aan de bouwvergunning te verbinden. Kostenverhaal met behulp van een exploitatieplan wordt het verplichte kostenverhaal genoemd, in tegenstelling tot het vrijwillige kostenverhaal bij overeenkomst. Overeenkomsten die tot stand komen voorafgaand aan de vaststelling van een exploitatieplan worden anterieure overeenkomsten genoemd. Ook na vaststelling van een exploitatieplan is het mogelijk een overeenkomst over grondexploitatie aan te gaan. Laatstbedoelde overeenkomsten worden posterieure overeenkomsten genoemd.

Conclusie

Het bestemmingsplan “Soesterkwartier” betreft een aanpassing van sterk verouderde geldende bestemmingsplannen, waarbij het juridische en planologische instrumentarium is geactualiseerd. Voor het Soesterkwartier is het niet nodig om een exploitatieplan vast te stellen.

Het bestemmingsplan bevat een (beperkt) aantal ontwikkelingen:

Winkelstrip Noordewierweg

Hier wordt het mogelijk gemaakt dat er naast de huidige detailhandel ook andere commerciële doeleinden gevestigd kunnen worden. Voor het omzetten van andere bestemmingen naar commerciële doeleinden is een exploitatieplan verplicht.

Omdat het hier alleen het ruilen tussen commerciële doeleinden betreft, en niet het toevoegen van nieuwe commerciële doeleinden, kan een exploitatieplan in dit geval achterwege blijven.

Soesterweg 253

In dit gebied wordt door middel van een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid geboden om nieuwe woningen te bouwen. Omdat deze grond eigendom is van de gemeente, is het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' en hoeft er geen exploitatieplan vastgesteld te worden.

Bonifaciusstraat 61

Wijkmuseum met kantoorruimte voor de buurtbeheerder van Portaal en vergaderruimte voor het bestuur van het museum of voor de buurtbeheerder.
Deze ontwikkeling wordt alleen in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen, als vooraf een anterieure overeenkomst wordt gesloten.Op grond van deze overeenkomst komt de ontwikkeling en realisatie van het project in beginsel voor rekening en risico van de ontwikkelaar. De door de gemeente gemaakte en te maken plan- en apparaatskosten evenals de mogelijk uit te keren tegemoetkomingen in schade (planschade) worden door de ontwikkelaar aan de gemeente vergoed.

Het bestemmingsplan is vanuit gemeentelijk perspectief financieel en economisch uitvoerbaar.

7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.3.1 Inleiding

De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd wordt. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.

7.3.2 Inspraak

De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.
Volgens de notitie “Rol van de raad in RO procedures” wordt voor het Soesterkwartier de procedure volgens model 2 gevolgt. Dit betekent dat voorafgaand aan de start van de formele bestemmingsplanprocedure geen inspraak plaatsvindt. Wel wordt tijdens het wettelijke vooroverleg een inloopavond voor belangstellenden georganiseerd.

7.3.3 Wettelijk (voor)overleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Hierna volgt een overzicht van de instanties met wie vooroverleg is gevoerd. Per instantie is de reactie samengevat en van een antwoord voorzien op welke manier hiermee is omgegaan in het bestemmingsplan. Eventuele aanpassingen naar aanleiding van de reacties zijn in dit plan verwerkt.

  • Provincie Utrecht

Het bestemmingsplan is niet strijdig met de provinciale belangen zoals opgenomen in de Beleidslijn nieuwe Wro.

Gemeentelijke reactie: De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

Er wordt opgemerkt dat de waarden archeologie en cultuurhistorie (WR-1, WR-2 en WR-C) met kruisjes op de plankaart staan, maar dat de tekst WR-1 en WR-2 ontbreekt, waardoor op de plankaart het onderscheid tussen de verschillende waarden niet te maken is. Daarom de plankaart graag aanpassen.

Gemeentelijek reactie: De verbeelding is uitgevoerd volgens de SVBP. De analoge versie is dan inderdaad op sommige punten minder duidelijk. In de vervolgfase van de bestemmingsplanprocedure wordt de verbeelding digitaal beschikbaar gesteld. Digitaal is de verbeelding duidelijker.

  • VROM-Inspectie

Het bestemmingsplan geeft de betrokken rijksdiensten geen aanleiding tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid.

Gemeentelijke reactie: De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

  • Waterschap Vallei & Eem

Het Waterschap Vallei & Eem adviseert om bij de artikelen 12.1 en 13.1 van de bestemmingsregels op te nemen, dat de betreffende bestemmingen tevens zijn bestemd voor voorzieningen ten behoeve van het waterhuishoudkundige systeem.

Gemeentelijke reactie: In de betreffende regels is de toevoeging opgenomen.

Bij diverse bestemmingsregels in hoofdstuk 2 staat dat kelders zijn toegestaan. Het Waterschap Vallei & Eem adviseert om de kelderconstructie waterdicht uit te voeren om grondwateroverlast te voorkomen. Het permanent bemalen van de parkeerkelder is niet toegestaan.

Gemeentelijke reactie: Het waterdicht uitvoeren van kelders is een eis uit het Bouwbesluit. Het wordt daarom niet als advies in het bestemmingsplan opgenomen. Binnen het plangebied is overigens geen parkeerkelder aanwezig.

  • Brandweer Veiligheidsregio Utrecht

Omdat het een actualisatie van een verouderd bestemmingsplan betreft, waarbij aan de huidige situatie in het Soesterkwartier niets wijzigt, ziet de brandweer geen reden om een advies uit te brengen op dit bestemmingsplan.

Gemeentelijke reactie: De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

Servicebureau Gemeenten

Het servicebureau gemeenten heeft zich beperkt tot een reactie op hoofdstuk 5 van de toelichting, 'Milieuaspecten'. De tekstuele opmerkingen zijn niet in de samenvatting opgenomen, maar zijn in de tekst wel aangepast.

Paragraaf 5.2 is grotendeels achterhaald. De Vierde nota Waterhuishouding (1998) is vervangen door het nationale Waterplan (2009) en het Waterbeleid in de 21e eeuw (2000) is niet meer van toepassing sinds het in werking treden van de Waterwet op 22 december 2009.

Gemeentelijke reactie: Er is een nieuwe tekst in de toelichting opgenomen over de Waterwet.

Om de leesbaarheid van paragraaf 5.3.1 te bevorderen heeft het de voorkeur van het Servicebureau gemeenten om het wettelijk kader duidelijker uiteen te zetten. De systematiek van de wetgeving komt dan beter naar voren. Het Servicebureau gemeenten heeft een tekstvoorstel gedaan voor paragraaf 5.3.1.

Gemeentelijke reactie: Het tekstvoorstel wordt overgenomen. Omdat er voor wat betreft luchtkwaliteit geen relevante ontwikkelingen in het plangebied zijn, is de luchtkwaliteit in het plangebied niet verder onderzocht.

Het Servicebureau gemeenten vraagt zich af of de bewering in paragraaf 5.3.2 juist is, dat in het kader van het Besluit Luchtkwaliteit binnen de gemeente jaarlijks een inventarisatie plaatsvindt van mogelijke bronnen van luchtverontreiniging.

Gemeentelijke reactie: Het betreft een actualisatie van het bestemmingsplan die geen nieuwe bestemmingen mogelijk maakt met een extra verkeersaantrekkende werking en ook geen nieuwe gevoelige bestemmingen. Het tekstdeel over de jaarlijkse inventarisatie is overigens geschrapt.

De tekst in paragraaf 5.4 is deels achterhaald door het in werking treden van de Wabo.

Gemeentelijke reactie: de opmerking is juist en de tekst is aangepast.

De beleidsnota Externe Veiligheid (Provincie Utrecht 2003) is vervangen door het Provinciale Milieubeleidsplan en de structuurvisie ruimtelijke ordening.

Gemeentelijke reactie: De tekst is aangepast zoals voorgesteld door het Servicebureau Gemeenten.

In paragraaf 5.5.4 dient aangevuld te worden, dat de groengordel in het invloedsgebied van Esso Isselt ligt. Hier is reeds een overschrijding van het GR aanwezig.

Gemeentelijke reactie: De tekst is aangepast zoals voorgesteld door het Servicebureau Gemeenten.

In paragraaf 5.5.4 wordt verwezen naar het Extern veiligheidsrapport Spoorzone uit 2003. Het Servicebureau vraagt zich af of er geen recentere rapportage is.

Gemeentelijke reactie: Het is juist dat er in het kader van de ontwikkelingen bij het spoorwegemplacement relevanter onderzoek aanwezig is. De verwijzing naar dit rapport wordt daarom verwijderd. Het nieuwe onderzoek wordt niet opgenomen in de toelichting van dit bestemmingsplan, omdat dit van toepassing is op de ontwikkelingen op het spoorwegemplacement. In het plangebied van het bestemmingsplan Soesterkwartier vinden geen wijzigingen plaats waardoor de personendichtheid toeneemt. De tekst in paragraaf 5.5.4 is hierop aangepast.

In paragraaf 5.7.2 wordt ingegaan op de situatie in het Centraal Stadsgebied-Zuid.

Dit dient vervangen te worden door de situatie voor het Soesterkwartier.

Gemeentelijke reactie: De tekst is aangepast.

In paragraaf 5.8 ontbreekt een stuk over het gemeentelijk beleid op het gebied van geluid.

Gemeentelijke reactie: Omdat er geen nieuwe geluidgevoelige of geluidproducerende bestemmingen worden opgenomen, is het gemeentelijk beleid op dit punt niet relevant voor het bestemmingsplan.

  • SGLA

Van de De SGLA hebben we geen recatie ontvangen.

  • WBT Soesterkwartier

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op Amersfoort Vernieuwt. Volgens het WBT Soesterkwartier wordt er hier ten onrechte vanuit gegaan dat het Soesterkwartier geen prioriteitswijk is. Hierbij wordt door het WBT Soesterkwartier verwezen naar het wijkprogrammaboek 2006 en de wijkatlas Prioriteitenwijken Amersfoort . Het WBT Amersfoort denkt dat er een misverstand is ontstaan tussen de begrippen 'prioriteitswijk' en 'herstructureringswijk'. Dit is niet per definitie het zelfde.

Gemeentelijke recatie: Het Soesterkwartier is in het kader van wijkontwikkeling inderdaad een prioriteitswijk. Wijkontwikkeling betreft in het Sosterkwartier echter uitsluitend sociale projecten die geen ruimtelijke consequenties hebben.

Het WBT Soesterkwartier heeft enkele tekstuele opmerkingen bij hoofdstuk 3.

Gemeentelijke reactie: De tekstuele opmerkingen zijn overgenomen.
Verder wordt gevraagd om het pand aan de Dahliastraat 4a/4b en de bejaardenwoningen in de Lupinestraat op te nemen in het overzicht waardevolle panden.

Gemeentelijke reactie: Dit voorstel is overgenomen. De panden zijn opgenomen in de lijst van waardevolle panden en er is een beschrijving gemaakt.

Volgens het WBT Soesterkwartier is het terrein van Van Rijnsoever aan de Soesterweg, rechts naast nummer 244, ten onrechte buiten het bestemmingsplan voor het Soesterkwartier gehouden.

Gemeentelijke reactie: In het nu geldende bestemmingsplan Soesterkwartier valt het bedoelde perceel ook buiten het plangebied. Voor het nieuwe bestemmingsplan is ervoor gekozen om dat zo te laten. Het perceel wordt opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan voor de Wagenwerkplaats. Als er in het kader van dat project ontwikkelingen op dit perceel plaatsvinden, dan kunnen die in het nieuwe bestemmingsplan voor de Wagenwerkplaats integraal worden meegenomen.

  • Siësta

Het gebouw aan de Dahliastraat 4a/4b zou in de lijst met waardevolle panden moeten worden opgenomen. Het is zelfs de overweging waard om het pand als gemeentelijk monument aan te wijzen.

Gemeentelijke reactie: Het pand is toegevoegd aan de lijst met waardevolle panden.


De (nog resterende) gebouwen van de Noackfabriek aan de Soesterweg staan op de lijst met waardevolle panden. Siësta heeft op 3 december 2007 een verzoek ingediend om deze gebouwen aan te wijzen als gemeentelijk monument.

Gemeentelijke reactie: Er wordt nog onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om het pand aan te wijzen als gemeentelijk monument. Tot die tijd wordt getracht het pand zo goed mogelijk te beschermen door het aan te wijzen als waardevol pand.

  • Consultatiegroep Groengordel

De Dahliatuin heeft de bestemming Maatschappelijk, terwijl de volkstuinen in het westen van de groengordel de bestemming Recreatie hebben. De Dahliatuin wordt gebruikt op een manier vergelijkbaar met volkstuinen. Er wordt daarom gevraagd om de Dahliatuin ook voor Recreatie te bestemmen in plaats van Maatschappalijk.

Gemeentelijke reactie: De bestemming van de Dahliatuin wordt gewijzigd.

In de groengordel is op dit moment een paardenwei gevestigd. De Consultatiegroep Groengordel vraagt waarom de paardenwei in het bestemmingsplan is opgenomen, omdat deze in hun beleving hier illegaal gevestigd is.

Gemeentelijke reactie: De paardenwei is hier niet illegaal gevestigd. Voor de bouwwerken zijn bouwvergunningen verleend en de gemeente verhuurd de grond aan de eigenaar van de paardenwei. Er is geen concreet zicht op een verplaatsing binnen de planperiode van dit bestemmingsplan (10 jaar) daar er geen alternatieve locatie voorhanden is. De paardenwei is om die reden opgenomen is voorliggend bestemmingsplan en heeft binnen de bestemming Groen een aparte aanduiding gekregen.

De korfbalvereniging (Dollardstraat 121) heeft een nieuw clubhuis gebouwd. Wordt het oude clubhuis gesloopt, en klopt het dat alleen voor het nieuwe gebouw een bouwvlak is opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan?

Gemeentelijke reactie: De nieuwbouw is in de plaats gekomen van het oude clubhuis. Voorwaarde bij de bouwvergunning voor de nieuwbouw is de sloop van het oude clubhuis. Een bouwvlak voor het oude clubhuis is daarom in het nieuwe bestemmingsplan niet meer nodig.

7.3.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegd. Iedereen mag in die periode zijn of haar zienswijze kenbaar maken.

De samenvattingen van alle zienswijzen en de gemeentelijke reactie daarop worden separaat in een zienswijzennota opgenomen.

7.3.5 Vaststelling bestemmingsplan

Bij het vaststellen van het bestemmingsplan kan de raad besluiten wijzigingen aan te brengen ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan.

7.4 Handhaving

Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke controle en handhaving ligt op basis van artikel 7.1 van de Wet ruimtelijke ordening bij de gemeente. Daarnaast zijn ook de VROM-Inspectie en de provincie bevoegd tot opsporing van feiten die in het bestemmingsplan strafbaar zijn gesteld. Ook derden belanghebbenden kunnen vorderen dat de bepalingen van het bestemmingsplan worden nageleefd.

De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan.

Belangrijk aspect van handhaving is daarnaast dat het draagvlak heeft. Het gaat hierbij om bestuurlijk draagvlak, ambtelijk draagvlak en maatschappelijk draagvlak. Een lastig onderwerp als handhaving heeft grote kans om aan de aandacht te ontsnappen of terzijde te worden gelegd als het geen draagvlak heeft. Steun, of in ieder geval begrip, van alle bij de handhaving betrokkenen, is dan ook zeer gewenst.

Handhaving kan nadrukkelijk plaatsvinden via publiekrechtelijke maar tevens via privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de belangen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De wijze van toepassing van deze bevoegdheden is geregeld in afdeling 5.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen, waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Aan preventieve handhaving wordt bovendien bijgedragen door duidelijke, consistente en handhaafbare bestemmingsregelingen en het geven van goede voorlichting, een en ander in nauw overleg met de afdeling VTH (Stadsberichten, folders, gemeentelijke website).

In het plan zijn instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd kunnen worden de afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en de bevoegdheid om nadere eisen te stellen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.

Bijlage 1 Extrene Veiligheid Bestemmingsplan Soesterkwartier

Bijlage 1 Extrene veiligheid bestemmingsplan Soesterkwartier

Bijlage 2 Rapportage Rbm Ii Vervoer Gevaarlijke Stoffen Per Spoor

Bijlage 2 rapportage RBM II vervoer gevaarlijke stoffen per spoor

Bijlage 3 Bevolkingsgegevens

Bijlage 3 bevolkingsgegevens

Bijlage 4 Tabel 3.4 Van De Mer Van Aviv, Mei 2005

Bijlage 4 tabel 3.4 van de MER van AVIV, mei 2005

Bijlage 5 Rapportage Bp Soesterkwartier

Bijlage 5 rapportage BP Soesterkwartier