maatweg
Bestemmingsplan - gemeente Amersfoort
Vastgesteld op 25-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven, waarbij per bouwvlak ten hoogste één agrarisch bedrijf is toegestaan;
- b. het weiden van vee en/of het verbouwen van gewassen (niet in een volkstuin-complex);
- c. de waterhuishouding;
- d. nutsvoorzieningen en kleinschalige infrastructurele voorzieningen;
- e. extensief recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming, en nutsvoorzieningen.
3.2.1 Gebouwen - algemeen
Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan;
3.2.2 Bedrijfswoningen
Het bouwen van bedrijfswoningen is niet toegestaan;
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen is niet toegestaan;
3.2.4 Veldschuren/schuilgelegenheden buiten de bouwvlakken
Bestaande bebouwing buiten de bouwvlakken, zoals veldschuren/schuilgelegenheden, welke krachtens een bouwvergunning, dan wel omgevingsvergunning is opgericht en in overeenstemming met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen.
3.2.5 Andere bouwwerken
Voor andere bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
- a. (kunst)mest- en/of voedersilo's en kuilvoerplaten en -sleuven zijn niet toegestaan buiten de bouwvlakken;
- b. De hoogte van andere bouwwerken buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1,30 meter.
3.3 Specifieke Gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van:
- a. teeltondersteunende voorzieningen;
- b. paardenbakken en/of paddocks, buiten de bouwvlakken.
3.4 Afwijken Van De Bouwregels
3.4.1 Nieuwe veldschuren en/of schuilgelegenheden
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 voor de bouw van nieuwe veldschuren en / of schuilgelegenheden buiten de bouwvlakken, met dien verstande dat:
- a. dit noodzakelijk moet zijn ten behoeve van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
- b. de oppervlakte van een veldschuur niet meer mag bedragen dan 100m2 per bedrijf;
- c. de goothoogte van een veldschuur niet meer mag bedragen dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter;
- d. de oppervlakte van een schuilgelegenheid niet meer mag bedragen dan 30 m2;
- e. de bouwhoogte van een schuilgelegenheid niet meer mag bedragen dan 3 m;
- f. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan.
3.4.2 Andere bouwwerken buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 3.2.5 onder a voor de bouw van andere bouwwerken zoals kuilplaten en sleufsilo's buiten bouwvlakken, met dien verstande dat:
- a. dit noodzakelijk moet zijn ten behoeve van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
- b. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2 per bedrijf;
- c. de hoogte niet meer mag bedragen dan 1 meter;
- d. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan.
3.5 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende andere werken en werkzaamheden uit te voeren:
- a. het aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- b. het ophogen en egaliseren van de gronden;
- c. vellen of rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg kunnen hebben
- d. het aanleggen van een paardenbak en/of paddock.
3.5.1 Uitzondering
Het in lid 3.5 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:
- a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het verkrijgen van rechtskracht van het plan;
- c. werken en werkzaamheden binnen de bouwvlakken;
- d. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten tot elk een oppervlakte van 20 m²;
- e. het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is vereist;
- f. werken en werkzaamheden binnen de bestemming ‘Waterstaat Waterkering’ die worden uitgevoerd ten behoeve van de dijkverbetering.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming Agrarisch wijzigen ten behoeve van de ontwikkeling en instandhouding van natuurwaarden in het gebied tussen Eem en park Schothorst, met dien verstande dat:
- a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet worden beperkt, waaronder in ieder geval wordt verstaan dat de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven niet op onevenredige wijze wordt gehinderd, waarbij met name kan worden gedacht aan de milieuaspecten;
- b. vooraf vast moet staan dat de eigenaar van de gronden medewerking wil verlenen of dat de gronden ten behoeve van natuurontwikkeling kunnen worden verworven;
- c. vooraf vast moet staan dat de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van het gebied - zoals omschreven in paragraaf 3.1.1 van de toelichting van dit bestemmingsplan - duurzaam worden verbeterd, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtings- en beheerplan.
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de in artikel 3 genoemde bestemming(en) wijzigen ten behoeve van het toelaten van nieuwe landgoederen, met dien verstande dat:
- a. vooraf vast moet staan dat de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van het gebied - zoals omschreven in paragraaf 3.1.1 van de toelichting van dit bestemmingsplan - duurzaam worden verbeterd, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtings- en beheerplan;
- b. minimaal 10 hectare gebied wordt aangewend voor de inrichting van het landgoed, waarbij geldt dat:
- dit bij voorkeur een aaneengesloten gebied dient te betreffen;
- voor de ruimtelijke inrichting de landschappelijke structuur als uitgangspunt wordt gehanteerd;
- ten minste 30% van de grond wordt voorzien van bos of houtopstanden dan wel minimaal 20% bos en 50% natuurgebied;
- ten minste 90% van het gebied openbaar toegankelijk moet zijn door middel van fiets- en /of wandelroutes;
- bestaande natuurgebieden die binnen de begrensde delen van de ecologische hoofdstructuur liggen niet mogen worden meegeteld;
- c. er maximaal 2 landhuizen worden gebouwd met elk een inhoud van maximaal 1.500 m³;
- d. de maximale inhoud van de landhuizen is evenredig groter dan 1.500 m³ indien een groter landgoed dan 10 ha wordt gerealiseerd;
- e. in een landhuis uitsluitend woningen mogen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
- een landhuis bij voorkeur bestaat uit één vrijstaande woning;
- indien appartementen worden gerealiseerd, per landhuis maximaal 3 appartementen zijn toegestaan;
- de landhuizen worden gesitueerd in de directe nabijheid van de eventueel aanwezige te handhaven bebouwing;
- de landhuizen mogen worden gesplitst in twee bouwvolumes van 750 m³indien dit noodzakelijk is in verband met de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van het gebied als bedoeld bij 3.6, onder 2;
- f. het volume genoemd onder d met maximaal 20% mag worden vergroot, mits dit niet ten koste gaat van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van het gebied.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven ten behoeve van het onderhoud, de reparatie en de opslag van vaartuigen ten behoeve van de watersport en recreatie;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, nutsvoorzieningen, wegen en paden, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen, en erven;
- c. ter plaatse van de aanduiging "gemaal": uitsluitend een gemaal;
- d. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning": tevens een bedrijfswoning;
- e. horeca van categorie c ter plaatse van de aanduiding “h=c”.
met dien verstande dat per bedrijf voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;
4.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming, en nutsvoorzieningen.
4.2.1 Gebouwen - algemeen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak gebouwd te worden;
- b. er mogen niet meer bouwlagen worden gebouwd dan zoals aangegeven op de verbeelding;
- c. bij bestaande gebouwen is de bestaande hoogte per bouwlaag maatgevend;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'kap' mogen gebouwen worden afgedekt met een kap;
- e. de gronden binnen een bouwvlak mogen geheel worden volgebouwd, tenzij ter plaatse een bebouwingspercentage of een bebouwde oppervlakte is aangegeven; in dat geval geldt dat bebouwingspercentage of de bebouwde oppervlakte;
- f. kelders die geheel zijn gelegen onder het peil zijn binnen het gehele bouwvlak toegestaan, waarbij het bebouwingspercentage mag worden overschreden;
- g. kelders die gedeeltelijk boven het peil uitsteken zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan, waarbij het bebouwingspercentage niet mag worden overschreden;
- h. de gevels van de kelder mogen niet zichtbaar zijn, met uitzondering van een koekoek;
- i. wanneer de kelder is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
- j. het realiseren van een kelder mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden;
- k. in afwijking van het bepaalde in sublid 4.2.1 onder a geldt voor nutsvoorzieningen dat deze tevens buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
- l. Het aantal bedrijfswoningen mag niet toenemen.
4.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwblok worden opgericht;
- b. de maximale bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
palen, masten en reclame- en andere tekens | 10 m |
verlichtingsmasten en antenne-installaties, voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn tevens bouwgrens | 12 m |
luifels | 6 m |
andere overkappingen | 3 m |
erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel | 1 m |
overige erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken | 2 m |
4.3 Specifieke Gebruiksregels
- a. opslag ten behoeve van bedrijvigheid die op grond van dit artikel is toegestaan, is uitsluitend toegestaan achter het verlengde van de voorgevel;
- b. detailhandel is uitgesloten behalve voor productiegebonden detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten;
- c. kantoren zijn enkel toegestaan als de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van het hoofdgebouw met een maximum van 2000 m2;
4.4 Afwijking
4.4.1 Uitbreiding buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2 ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken ten dienste van de bestemming buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
- a. de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 15% van het bouwvlak;
- b. de goot- en / of bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
- c. de bijgebouwen en andere bouwwerken plat mogen worden afgedekt of met een dakhelling kleiner dan 45º ; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45º mogen de aan- en bijgebouwen een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben.
4.4.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, met uitzondering van nutsvoorzieningen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. het betreft een bedrijf dat voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf als genoemd in categorie 1 of 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de bouw- en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
4.4.3 Toestaan zwaardere categorie bedrijvigheid
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor het toestaan van bedrijven uit categorie 3 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel daarmee vergelijkbaar zijn voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat en de verkeersveiligheid plaats;
- b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de bouw- en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
4.5.1 Wijziging naar groenbestemming
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wro het plan wijzigen door de bestemming 'bedrijf' ter hoogte van de aanduiding 'gemaal' te wijzigen naar de bestemming 'groen', indien het bestaande gemaal is verplaatst naar een nieuwe locatie.
4.5.2 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wro het plan wijzigen voor het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.
Artikel 5 Detailhandel
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. op de begane grondlaag:
- 1. algemene detailhandelsdoeleinden, met uitzondering van detailhandel in volumineuze goederen, grove bouwmaterialen en tuininrichtingsartikelen en grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting;
- 2. aan detailhandel verwante bedrijfsactiviteiten en publieksgerichte dienstverlening;
- 3. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer-, nuts- en groenvoorzieningen, met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;
- 4. ter hoogte van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg": een tankstation zonder lpg.
- b. op de verdieping: wonen.
5.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.
5.2.1 Gebouwen algemeen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- b. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeedling is aangegeven.
- c. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven.
5.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. op en in de gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bij de bestemming behorende andere bouwwerken , zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens en terreinafscheidingen;
- b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
palen, masten en reclame- en andere tekens | 10 m |
verlichtingsmasten en antenne-installaties | 12 m |
luifels en ander straatmeubilair | 4 m |
andere overkappingen | 3 m |
verkeerstekens en beeldende kunstwerken | 4 m |
erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel | 1 m |
overige erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken | 2 m |
5.3 Afwijking
5.3.1 Detailhandel op eerste verdieping
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1, ten behoeve van het gebruiken en inrichten van ruimten op de eerste verdieping voor detailhandel en aan detailhandel verwante bedrijfsactiviteiten en publieksgerichte dienstverlening, mits:
- a. de totale verkoopvloeroppervlakte per vestiging met niet meer dan 15% stijgt;
- b. minimaal 1 bovenwoning gehandhaafd blijft voor zover in de bestaande situatie (een) bovenwoning(en) in het pand (is) zijn gevestigd;
- c. hierdoor geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden plaatsvindt.
5.3.2 Uitbreiding buiten bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 a, ten behoeve van het bouwen van een gebouw buiten het bouwvlak, mits:
- a. de oppervlakte van de uitbreiding niet meer bedraagt dan 350 m2;
- b. er geen bezwaren bestaan vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
- c. er geen onevenredige aantasting ontstaat van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzenden gronden.
Artikel 6 Geluidzone - Industrie (Gebiedsaanduiding)
6.1 Bestemmingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden, naast de daarvoor aangewezen andere bestemmingen, primair bestemd voor een zone als bedoeld in artikel 40 en 41 van de Wet geluidhinder (geluidszone).
6.2 Specifieke Bouwregels
Ter plaatse mogen geen nieuwe geluidgevoelige gebouwen in de zin van de Wet geluidhinder worden gebouwd.
6.3 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1, onder voorwaarde dat wordt voldaan aan de Wet geluidhinder.
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, bermen en beplantingen;
- b. parken en plantsoenen;
- c. waterhuishoudkundige voorzieningen, watergangen en -partijen inclusief de daarbij behorende onderhoudspaden en/of -stroken, met inachtneming van de keur van het waterschap;
- d. voet- en fietspaden;
- e. in- en uitritten uitsluitend voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen;
- f. speeltoestellen;
- g. geluidswerende voorzieningen;
- h. objecten voor beeldende kunst;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - schuur': tevens een bestaande schuur en / of berging;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsgebied': tevens verblijfsgebied zoals omschreven in lid 15.1;
- k. bij deze bestemming behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming, zoals abri's, beheerdersgebouwtjes, alsmede nutsvoorzieningen toegestaan.
7.2.1 Niet voor bewoning bestemde gebouwen
Voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen gelden de volgende regels:
- a. de bruto-inhoud van de gebouwen bedraagt ten hoogste 50 m3;
- b. de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m.
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - schuur' is een bestaande schuur en /of berging toegestaan met een grotere bruto-inhoud dan 50 m3. Deze inhoud mag niet worden vergroot.
7.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. Toegestaan zijn andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, informatieborden, wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties, schakelkasten, pergola's, straat- en pleinmeubilair, glascontainers, (beeldende) kunstwerken, kleine speeltuigen, perceelsafscheidingen en kunstwerken ten behoeve van de waterhuishouding en de voet- en fietspaden.
- b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
palen, masten, (beeldende) kunstwerken en reclame- en andere tekens | 10 m |
verlichtingsmasten en antenne-installaties | 12 m |
ballenvangers behorende bij speelvoorzieningen | 6 m |
luifels en ander straatmeubilair | 4 m |
Geluidswerende voorzieningen | 4 m |
andere overkappingen | 3 m |
verkeerstekens | 4 m |
erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken | 2 m |
7.3 Afwijken Van De Bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 voor het bouwen van hogere wegbewijzering, licht- en andere masten en overige andere bouwwerken, een en ander met inachtneming van de volgende regels:
- a. tegen deze hoogte bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
- b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
- c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting en vormgeving;
- d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden.
7.4 Specifieke Gebruiksregels
Op het perceel gelegen tussen de Schans 25 en de Maatweg geldt dat aanvullend op de genoemde bestemmingen in lid 7.1 de bestaande teelt van (kerst)bomen is toegestaan.
7.5 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
- a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) speelvoorzieningen of voet- of fietspaden aan te leggen, waarvan de gezamenlijke verharde oppervlakte meer bedraagt dan 15% van het bestemmingsvlak, dan wel meer bedraagt dan 1.000 m².
- b. Een vergunning als bedoeld onder a is slechts toelaatbaar, indien door de werken en/of werkzaamheden de natuurlijke, cultuurhistorische of landschappelijke waarden van de betreffende groenvoorziening niet in onevenredige mate worden aangetast.
- c. Het onder a vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:
- 1. werken en/of werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- 2. andere werken en/of werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het verkrijgen van rechtskracht van het plan.
Artikel 8 Horeca
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. op de begane grondlaag ter plaatse van de hierna genoemde aanduidingen, voor de daarbij genoemde doeleinden:
aanduiding | doeleinden |
horeca van categorie a | horecabedrijven die, gelet op de aard en omvang ervan, zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in geringe mate storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies in de omgeving van deze horecabedrijven, zoals restaurants, snackbars, ijssalons en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven |
horeca van categorie b | horecabedrijven die, gelet op de aard en omvang ervan, zowel uit functionele als milieu-overwegingen in min of meer ernstige mate storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies in de omgeving van deze horecabedrijven, zoals cafés, dancings, bowlingcentra en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven; op deze gronden is tevens horeca van categorie b toegestaan |
horeca van categorie h | hotel |
- b. op de verdiepingen: wonen;
- c. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer- en groenvoorzieningen, met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;
8.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming, waaronder begrepen bijgebouwen ten behoeve van het wonen en nutsvoorzieningen.
8.2.1 Gebouwen - algemeen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- b. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven.
- c. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven.
8.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. op en in de gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bij de bestemming behorende andere bouwwerken zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens en terreinafscheidingen;
- b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
palen, masten en reclame- en andere tekens | 10 m |
verlichtingsmasten en antenne-installaties | 12 m |
luifels en ander straatmeubilair | 4 m |
andere overkappingen | 3 m |
verkeerstekens en beeldende kunstwerken | 4 m |
erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel | 1 m |
overige erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken | 2 m |
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg': medische voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de gezondheidszorg, met de daarbij behorende kantoorruimten, detailhandel, restauratieve voorzieningen, opvangvoorzieningen , parkeervoorzieningen en voorzieningen voor noodstroom;
- b. ter plaatse van de specifieke aanduiding "wijkcentrum": een wijkcentrum;
- c. ter plaatse van de specifieke aanduiding "scouting": een scouting;
- d. ter plaatse van de specifieke aanduiding "bhv oefenruimte: een oefenruimte voor bedrijfshulpverlening, met de daarbij behorende voorzieningen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': uitsluitend een gebouwde parkeervoorziening;
- f. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen, parkeer-, nuts- en groenvoorzieningen en voetpaden;
- g. geluidwerende voorzieningen;
met dien verstande dat
- ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg' de niet voor het bouwen van gebouwen bestemde gronden worden aangelegd en ingericht volgens de van deze regels (bijlage 2) deel uitmakende terreininrichting Meander Medisch Centrum, definitief ontwerp 10 maart 2011, zoals dat is vastgesteld door het college op 4 januari 2012;
- voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming, alsmede nutsvoorzieningen.
9.2.1 Gebouwen - algemeen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak;
- b. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven;
- c. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'kap' mogen gebouwen worden afgedekt met een kap;
- e. er mogen niet meer bouwlagen worden gebouwd dan zoals aangegeven op de verbeelding;
- f. bij bestaande gebouwen is de bestaande hoogte per bouwlaag maatgevend;
9.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
palen, masten en reclame- en andere tekens | 10 m |
verlichtingsmasten en antenne-installaties | 12 m |
zuurstoftanks | 7,5 m |
luifels en ander straatmeubilair | 4 m |
olietank | 3 m |
Geluidwerende voorzieningen | 4 m |
andere overkappingen | 3 m |
verkeerstekens en beeldende kunstwerken | 4 m |
erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van omheining zuurstoftanks | 6 m |
erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel | 1 m |
overige erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken | 2 m |
- b. zuurstoftanks en erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van omheining zuurstoftanks zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - zuurstoftanks".
- c. een olietank is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - olietank".
9.3 Afwijkingen
9.3.1 hogere erf- en terreinafscheidingen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2, ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel tot ten hoogste 2 m , mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld.
9.3.2 Bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.1 en 9.2 ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken ten dienste van de bestemming buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
- a. het bouwen van bijbehorende bouwwerken tussen (het verlengde van) de voorgevel van het ziekenhuis en de Maatweg niet is toegestaan;
- b. de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2;
- c. de goot- en/of bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
- d. de bijgebouwen en andere bouwwerken plat mogen worden afgedekt of met een dakhelling kleiner dan 450 ; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 450 mogen de aan- en bijgebouwen een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben.
9.3.3 Parkeernormen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 voor het wijzigen van de parkeernormen in verband met en overeenkomstig een nieuwe door de gemeenteraad vast te stellen parkeernota, dan wel een wijziging van de parkeernormen.
Artikel 10 Natuur
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Natuur” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de instandhouding, bescherming en ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden;
- b. groenvoorzieningen en landschapswaarden
- c. watergangen en -partijen inclusief de daarbij behorende onderhoudspaden en/of -stroken.
- d. extensief recreatief medegebruik in de vorm van fiets-, voet- en ruiterpaden;
- e. bruggen ten behoeve van fietsers, voetgangers en ruiters;
- f. agrarisch nevengebruik in de vorm van hooiland of beweiding door vee;
- g. geluidwerende voorzieningen.
10.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in lid 1 mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd.
10.2.1 Gebouwen - Algemeen
Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bestaande bunkers;
10.2.2 Andere bouwwerken
De hoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
Bouwwerken | max. hoogte |
palen, masten, informatieborden en tekens | 3 m |
terreinafscheidingen | 2 m |
geluidwerende voorzieningen | 4 m |
overige andere bouwwerken | 6 m |
10.3 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende andere werken en werkzaamheden uit te voeren:
- a. het aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- b. het ophogen en egaliseren van de gronden;
- c. vellen of rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg kunnen hebben.
10.3.1 Uitzondering
Het in lid 10.3 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:
- a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het verkrijgen van rechtskracht van het plan;
- c. werken en werkzaamheden binnen de bouwvlakken;
- d. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten tot elk een oppervlakte van 20 m²;
- e. het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is vereist;
- f. werken en werkzaamheden binnen de bestemming ‘Waterstaat Waterkering’ die worden uitgevoerd ten behoeve van de dijkverbetering.
10.3.2 Toelaatbaarheid
Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 10.3 zijn niet toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 10.1 bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Artikel 11 Recreatie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatieve voorzieningen, waaronder begrepen een jachthaven, scouting en kanovereniging;
- b. horeca van categorie c ter plaatse van de aanduiding “h=c”;
- c. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer- en groenvoorzieningen,
met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.
11.2.1 Gebouwen - algemeen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- a. alleen toegestaan binnen het bouwvlak;
- b. het bebouwingspercentage mag ten hoogste zoveel bedragen, als ter plaatse op de verbeelding is aangegeven;
- c. Indien geen bebowuingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'kap' mogen gebouwen worden afgedekt met een kap;
- e. er mogen niet meer bouwlagen worden gebouwd dan zoals aangegeven op de verbeelding;
- f. bij bestaande gebouwen is de bestaande hoogte per bouwlaag maatgevend;
11.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
andere palen en masten, waaronder begrepen verlichtingselementen, verkeerstekens en beeldende kunstwerken | 15 m |
luifels en ander straatmeubilair | 4 m |
andere overkappingen | 3 m |
ballenvangers op sportterreinen | 6 m |
erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel | 1 m |
overige erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken | 2 m |
11.3 Afwijking
11.3.1 bouwen buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.2 ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken ten dienste van de bestemming buiten het bouwvlak, zoals bijvoorbeeld bergingen of fietsenstallingen, met dien verstande dat:
- a. de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 15% van het bouwvlak;
- b. de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 m;
- c. de bijgebouwen en andere bouwwerken plat mogen worden afgedekt of met een dakhelling kleiner dan 450 ; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 450 mogen de aan- en bijgebouwen een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben.
11.3.2 hogere erf- en terreinafscheidingen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 11.2.2, ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel tot ten hoogste 2 m , mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld.
11.3.3 parkeernormen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 voor het wijzigen van de parkeernormen in verband met en overeenkomstig een nieuwe door de gemeenteraad vast te stellen parkeernota, dan wel een wijziging van de parkeernormen.
Artikel 12 Sport
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sport en dagrecreatie in de vorm van watersport, waaronder wordt begrepen een roeivereniging en de reddingsbrigade.
- b. horeca-C ter plaatse van de aanduiding “horeca”;
- c. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer-, en groenvoorzieningen, met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;
12.2 Bouwregels
Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.
12.2.1 Gebouwen - algemeen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- a. alleen toegestaan binnen het bouwvlak;
- b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven;
- c. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het volledige bouwvlak worden bebouwd;
- d. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven.
- e. Het aantal bouwlagen van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven.
12.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - 'overbouwing' is de bouw van een overkapping toegstaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. De maximale bouwhoogte van de overkapping bedraagt maximaal 5 meter;
- 2. de overkapping mag worden afgeschermd door middel van een ballustrade met een maximale hoogte van 1,5 meter, gerekend vanaf de vloer van de overkapping;
- 3. de overkapping mag niet lager dan 4,2 meter boven een rijbaan wordt aangebracht;
- 4. de overkapping mag niet lager dan 2,2 meter boven een voetpad wordt aangebracht.
- b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
palen, masten en reclame- en andere tekens | 10 m |
verlichtingsmasten en antenne-installaties | 12 m |
luifels en ander straatmeubilair | 4 m |
andere overkappingen | 3 m |
verkeerstekens en beeldende kunstwerken | 4 m |
ballenvangers op sportterreinen | 6 m |
erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel | 1 m |
overige erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken | 2 m |
12.3 Afwijkingen
12.3.1 bouwen buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 12.2.1, onder a ten behoeve van het bouwen buiten het bouwvlak van bijgebouwen en andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals bijvoorbeeld bergingen of fietsenstallingen, met dien verstande dat:
- a. de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 15% van het bouwvlak;
- b. de goothoogte niet meer bedragen dan 3 m;
- c. de bijgebouwen en andere bouwwerken plat mogen worden afgedekt of met een dakhelling kleiner dan 450 ; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 450 mogen de aan- en bijgebouwen een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben.
12.3.2 hogere erf- en terreinafscheidingen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 12.2.2, ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel tot ten hoogste 2 m , mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 13 Tuin
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ''tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- b. bestaande op- en afritten;
- c. ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein": tevens voor bestaande parkeerterreinen.
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend erkers, ingangspartijen en andere bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de aangrenzende bestemming:
13.2.1 Erkers en ingangspartijen
Aan de voorgevel van een aan de bestemming grenzende woning mogen erkers en ingangspartijen worden gebouwd als deze:
- a. een diepte hebben van ten hoogste 1,5 m, mits de diepte van de overblijvende voortuin tenminste 2,5 m bedraagt;
- b. een gezamenlijke oppervlakte per kadastraal perceel hebben van ten hoogste 12 m2;
- c. een goot- en/of boeiboordhoogte hebben van ten hoogste de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 m;
- d. minimaal 1 meter uit de erfgrens staan;
- e. een maximale breedte van 2/3 van voorgevel hebben;
- f. niet worden gebruikt als (uitbreidingen van) bergingen en schuren.
13.2.2 Bergingen in de voortuin
Bergingen mogen alleen onder de volgende voorwaarden in de tuin worden gebouwd:
- a. het is feitelijk onmogelijk om een vanaf de openbare weg toegankelijke berging op het achter- of zijerf te realiseren;
- b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,40 meter;
- c. de berging is slechts toegankelijk vanaf het eigen erf en wordt gebouwd op een afstand van niet minder dan 0,5 m vanuit de erfgrenzen met het openbaar gebied;
- d. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 3 m2, mits de oppervlakte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 2/3 van de voortuin bedraagt;
- e. er is geen sprake van een gemeentelijk- of rijksmonument en/of een beschermd stadsgezicht;
- f. er is geen sprake van een tuin binnen een waterbergingsgebied of beschermingszone van een dijk.
13.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt:
- a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag ten hoogste 1 m bedragen;
- b. de bouwhoogte van palen en masten, zoals vlaggenmasten, mag ten hoogste 8 m bedragen;
- c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag ten hoogste 2 m bedragen.
13.3 Afwijken Van De Bouwregels
13.3.1 Hogere erfafscheidingen op de erfgrens tussen aaneengebouwde woningen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.3ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen, met dien verstande dat:
- a. de erfafscheidingen uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
- b. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelsgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
- c. de bouwhoogte niet meer dan 2 meter bedraagt;
- d. de erfafscheiding tevens op de naar de weg gekeerde perceelsgrens mag worden gebouwd indien de woning niet beschikt over een achtertuin. In dit geval is het genoemde bij b. niet van toepassing.
- 2. Afwijking als bedoeld in dit artikel kan slechts worden verleend, mits:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt geschaad.
13.3.2 erkers tot de zijdelingse perceelsgrens
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.1 ten behoeve van het bouwen van erkers en ingangspartijen tot op één van de zijdelingse perceelsgrenzen, wanneer aangrenzend en gelijktijdig op het buurperceel een soortgelijke erker of ingangspartij wordt gebouwd.
13.4 Specifieke Gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden voor het parkeren van auto's.
Artikel 14 Verkeer
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (hoofd)ontsluitingswegen bestaande uit ten hoogste 2 rijstroken;
- b. busbanen;
- c. voet- en fietspaden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. in-/uitritten;
- f. bermen en groenvoorzieningen;
- g. geluidwerende voorzieningen;
- h. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid , mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
- b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties, bovengeleidingsportalen, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende) kunstwerken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
Lichtmasten | 12 m |
andere masten, wegwijzers, verkeerstekens en -regelinstallaties, (beeldende) kunstwerken en geluidwerende voorzieningen | 10 m |
overige andere bouwwerken | 4 m |
14.3 Specifieke Gebruiksregels
Busbanen langs de Maatweg mogen niet eerder in gebruik worden genomen dan nadat een geluidsscherm van minimaal 2,5 meter hoogte in de groenbestemming ten zuiden van de kruising Maatweg / Hamseweg, tussen de Maatweg en de Schans is gerealiseerd.
Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer-Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonerven, woonstraten, pleinen en speelvoorzieningen;
- b. ontsluitingswegen, bestaande uit ten hoogste 1 rijstrook;
- c. voet- en fietspaden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. in-/uitritten;
- f. bermen en groenvoorzieningen;
- g. geluidwerende voorzieningen;
- h. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
15.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid , mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van ten hoogste 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
- b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties, bovengeleidingsportalen, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende) kunstwerken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
Lichtmasten | 12 m |
Lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - afwijkende hoogte lichtmasten (sv-ahl) | 4 m |
overige andere bouwwerken | 4 m |
Artikel 16 Water
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de bescherming van het waterschapsbelang, zoals de instandhouding van de waterkering en de waterhuishouding,
- b. watergangen en -partijen,
- c. onderhoudspaden, taluds, oeverbeschoeiingen, groenvoorzieningen en bermen met de daarbij behorende kunstwerken;
- d. ter plaatse van de aanduiding "ligplaats": tevens voor het aanmeren van pleziervaart;
- e. ter plaatse van de aanduiding "aanlegsteiger": tevens voor een aanlegsteiger behorende bij een roeivereniging;
- f. ter plaatse van de aanduiding "brug": tevens voor een brug
- g. overbouwingen en onderdoorgangen ten behoeve van het wegverkeer en langzaam verkeer.
16.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 16.1, mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, zoals stuwen, gemalen, duikers en bruggen, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m, met dien verstande dat de beheerder bij het beoordelen van een aanvraag wordt geraadpleegd omtrent de voorwaarden die, gelet op het waterschapsbelang, aan de uitvoering van de bouwwerken moeten worden gesteld.
Artikel 17 Wonen
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor garageboxen, bergingen en/of tuinen.
17.2 Bouwregels
Voor het bouwen van garageboxen en/of bergingen gelden de volgende regels:
- a. de bouwhoogte van garageboxen en/of bergingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
- b. de garageboxen en/of bergingen moeten plat worden afgedekt.
- c. per bestemmingsvlak mag 1 garagebox en/of berging worden gebouwd.
- d. de maximale oppervlakte van een garagebox en/of berging bedraagt 25 m2
17.3 Nadere Eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van de garageboxen en / of bergingen, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
17.4 Specifieke Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend :
- a. het gebruik van garageboxen en/of bergingen als woonruimte;
- b. het gebruik van garageboxen en/of bergingen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.
Artikel 18 Wonen - 1
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. vrijstaande en/of twee-aaneen gebouwde eengezinswoningen met bijbehorende bouwwerken;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;
- c. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:
- 1. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
- 2. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
- het woonkarakter van de woning;
- de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
- het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
- het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
- 3. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
- 4. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
- 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
- 6. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
- 7. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging (bijlage 1)zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
- 8. geen buitenopslag plaatsvindt;
- 9. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;
met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;
18.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.
18.2.1 Gebouwen - algemeen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:
- a. woningen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- b. er mogen niet meer bouwlagen worden gebouwd dan zoals aangegeven op de verbeelding;
- c. bij bestaande gebouwen is de bestaande hoogte per bouwlaag maatgevend;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'kap' mogen gebouwen worden afgedekt met een kap;
- e. op het hoofdgebouw mogen dakkapellen worden geplaatst indien deze voldoen aan de randvoorwaarden uit de welstandsnota van de gemeente Amersfoort;
- f. op het hoofdgebouw mogen dakopbouwen alleen onder de volgende voorwaarden worden geplaatst:
- 1. minimaal twee maal eerder is een identieke dakopbouw vergund in hetzelfde bouwblok;
- 2. de dakopbouw wordt geplaatst op een tussenwoning.
- g. kelders die geheel zijn gelegen onder het peil zijn binnen het gehele bouwvlak toegestaan, waarbij het bebouwingspercentage mag worden overschreden;
- h. kelders die gedeeltelijk boven het peil uitsteken zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan, waarbij het bebouwingspercentage niet mag worden overschreden;
- i. de gevels van de kelder mogen niet zichtbaar zijn, met uitzondering van een koekoek;
- j. wanneer de kelder is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
- k. het realiseren van een kelder mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.
18.2.2 Bijbehorende bouwwerken
- a. mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat een bijbehorend bouwwerk op een afstand van niet minder dan 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan, dient te worden gebouwd;
- b. de goot- en/of bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 m;
- c. de goot- en/of bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
- d. de bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de aan- en bijgebouwen een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
- e. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag:
- 1. voor percelen tussen de 0 m2 en 100 m2 bij elke woning niet meer bedragen dan 20% van de bij de woning behorende kavel, met een maximum van 20m2;
- 2. voor percelen tussen de 100 m2 en 500 m2 bij elke woning niet meer bedragen dan 20 m2, vermeerderd met 14% van het meerdere van 100 m2 van de bij de woning behorende kavel, met een maximum van 75 m2;
- 3. voor percelen groter dan 500 m2 bij elke woning - mits stedenbouwkundig aanvaardbaar - niet meer bedragen dan 75 m2, vermeerderd met 2,5% van het meerdere van 500 m2 van de bij de woning behorende kavel, met een maximum van 100 m2;
- f. Bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder e wordt de oppervlakte van bijbehorende aangebouwde bouwwerken aan de voorzijde niet meegerekend;
- g. het bouwen van bijbehorende bouwwerken mag niet tot gevolg hebben dat een stedenbouwkundig onaanvaardbare situatie ontstaat en/of dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden;
- h. dakkapellen en/of dakopbouwen op bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan.
18.2.3 Andere bouwwerken
Voor andere bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. het plaatsen van hekwerken op het hoofdgebouw ten behoeve van een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- 1. het hekwerk op het dakterras dient 1,5 meter vanaf de dakrand te zijn gesitueerd;
- 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
- 3. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;
- 4. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
- 5. het hekwerk mag niet leiden tot een overschrijding van de maximale bouwhoogte;
- b. het plaatsen van hekwerken op een bijbehorend bouwwerk ten behoeve van een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- 1. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het bijbehorend bouwwerk;
- 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
- 3. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
- 4. het bijbehorend bouwwerk waarop het hekwerk wordt geplaatst bevindt zich direct aan de achtergevel van het hoofdgebouw;
- c. het plaatsen van een trap van de tuin naar een balkon of dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- 1. de hoogte van het hekwerk van de trap mag niet hoger zijn dan de hoogte van het hekwerk op het terras;
- 2. de trap dient minimaal 1 meter uit de erfgrens geplaatst te worden;
- 3. het plaatsen van de trap is alleen toegestaan indien op de eerste etage de woonkamer is gesitueerd;
- 4. het balkon of dakterras bevindt zich aan de achtergevel.
- d. voor het bouwen van overige andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
palen en masten, zoals vlaggenmasten | 8 m |
luifels en ander straatmeubilair | 4 m |
andere overkappingen, waaronder pergola's en carports | 3 m |
erfafscheidingen voor de voorgevel | 1 m |
overige erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken | 2 m |
18.2.4 ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. ondergrondse bouwwerken die zijn gelegen geheel onder maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
- b. wanneer ondergrondse bouwwerken worden gerealiseerd buiten het bouwvlak, dan moet voldaan worden aan het maximale percentage voor bijbehorende bouwwerken;
- c. de gevels van ondergrondse bouwwerken mogen niet zichtbaar zijn, met uitzondering van een koekoek;
- d. wanneer het ondergrondse bouwwerk is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
- e. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.
18.3 Nadere Eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
18.4 Afwijken Van De Bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 18.2.3 :
- a. ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
- 1. de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
- 2. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
- 3. de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt.
- b. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.4 kan slechts worden verleend, mits:
- 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
18.5 Specifieke Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als woonruimte;
- b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.
18.6 Afwijken Van De Gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.1 onder c.3 ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:
- a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
- b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
- c. voor het overige wordt voldaan aan de onder lid 18.1 onder c genoemde voorwaarden.
18.7 Wijziging Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven en mits het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan.
Artikel 19 Wonen - 2
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. twee-onder-één-kap woningen met bijbehorende bouwwerken;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;
- c. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:
- 1. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
- 2. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
- het woonkarakter van de woning;
- de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
- het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
- het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
- 3. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
- 4. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
- 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
- 6. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
- 7. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging (bijlage 1)zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
- 8. geen buitenopslag plaatsvindt;
- 9. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;
met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;
19.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.
19.2.1 Gebouwen - algemeen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:
- a. woningen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- b. er mogen niet meer bouwlagen worden gebouwd dan zoals aangegeven op de verbeelding;
- c. bij bestaande gebouwen is de bestaande hoogte per bouwlaag maatgevend;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'kap' mogen gebouwen worden afgedekt met een kap;
- e. op het hoofdgebouw mogen dakkapellen worden geplaatst indien deze voldoen aan de randvoorwaarden uit de welstandsnota van de gemeente Amersfoort;
- f. op het hoofdgebouw mogen dakopbouwen alleen onder de volgende voorwaarden worden geplaatst:
- 1. minimaal twee maal eerder is een identieke dakopbouw vergund in hetzelfde bouwblok;
- 2. de dakopbouw wordt geplaatst op een tussenwoning.
- g. kelders die geheel zijn gelegen onder het peil zijn binnen het gehele bouwvlak toegestaan, waarbij het bebouwingspercentage mag worden overschreden;
- h. kelders die gedeeltelijk boven het peil uitsteken zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan, waarbij het bebouwingspercentage niet mag worden overschreden;
- i. de gevels van de kelder mogen niet zichtbaar zijn, met uitzondering van een koekoek;
- j. wanneer de kelder is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
- k. het realiseren van een kelder mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.
19.2.2 Bijbehorende bouwwerken
- a. mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat een bijbehorend bouwwerk op een afstand van niet minder dan 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan, dient te worden gebouwd;
- b. de goot- en/of bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 m;
- c. de goot- en/of bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
- d. de bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de aan- en bijgebouwen een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
- e. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag:
- 1. voor percelen tussen de 0 m2 en 100 m2 bij elke woning niet meer bedragen dan 20% van de bij de woning behorende kavel, met een maximum van 20m2;
- 2. voor percelen tussen de 100 m2 en 500 m2 bij elke woning niet meer bedragen dan 20 m2, vermeerderd met 14% van het meerdere van 100 m2 van de bij de woning behorende kavel, met een maximum van 75 m2;
- 3. voor percelen groter dan 500 m2 bij elke woning - mits stedenbouwkundig aanvaardbaar - niet meer bedragen dan 75 m2, vermeerderd met 2,5% van het meerdere van 500 m2 van de bij de woning behorende kavel, met een maximum van 100 m2;
- f. Bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder e wordt de oppervlakte van bijbehorende aangebouwde bouwwerken aan de voorzijde niet meegerekend;
- g. het bouwen van bijbehorende bouwwerken mag niet tot gevolg hebben dat een stedenbouwkundig onaanvaardbare situatie ontstaat en/of dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden;
- h. dakkapellen en/of dakopbouwen op bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan.
19.2.3 Andere bouwwerken
Voor andere bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. het plaatsen van hekwerken op het hoofdgebouw ten behoeve van een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- 1. het hekwerk op het dakterras dient 1,5 meter vanaf de dakrand te zijn gesitueerd;
- 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
- 3. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;
- 4. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
- 5. het hekwerk mag niet leiden tot een overschrijding van de maximale bouwhoogte;
- b. het plaatsen van hekwerken op een bijbehorend bouwwerk ten behoeve van een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- 1. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het bijbehorend bouwwerk;
- 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
- 3. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
- 4. het bijbehorend bouwwerk waarop het hekwerk wordt geplaatst bevindt zich direct aan de achtergevel van het hoofdgebouw;
- c. het plaatsen van een trap van de tuin naar een balkon of dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- 1. de hoogte van het hekwerk van de trap mag niet hoger zijn dan de hoogte van het hekwerk op het terras;
- 2. de trap dient minimaal 1 meter uit de erfgrens geplaatst te worden;
- 3. het plaatsen van de trap is alleen toegestaan indien op de eerste etage de woonkamer is gesitueerd;
- 4. het balkon of dakterras bevindt zich aan de achtergevel.
- d. voor het bouwen van overige andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
palen en masten, zoals vlaggenmasten | 8 m |
luifels en ander straatmeubilair | 4 m |
andere overkappingen, waaronder pergola's en carports | 3 m |
erfafscheidingen voor de voorgevel | 1 m |
overige erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken | 2 m |
19.2.4 ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. ondergrondse bouwwerken die zijn gelegen geheel onder maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
- b. wanneer ondergrondse bouwwerken worden gerealiseerd buiten het bouwvlak, dan moet voldaan worden aan het maximale percentage voor bijbehorende bouwwerken;
- c. de gevels van ondergrondse bouwwerken mogen niet zichtbaar zijn, met uitzondering van een koekoek;
- d. wanneer het ondergrondse bouwwerk is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
- e. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.
19.3 Nadere Eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
19.4 Afwijken Van De Bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 19.2.3:
- a. ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
- 1. de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
- 2. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
- 3. de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt.
- b. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.4kan slechts worden verleend, mits:
- 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
19.5 Specifieke Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als woonruimte;
- b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.
19.6 Afwijken Van De Gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.1 onder c.3 ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:
- a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
- b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
- c. voor het overige wordt voldaan aan de onder lid 19.1 onder c genoemde voorwaarden.
19.7 Wijziging Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven en mits het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan.
Artikel 20 Wonen - 3
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. vrijstaande woningen met bijbehorende bouwwerken;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;
- c. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:
- 1. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
- 2. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
- het woonkarakter van de woning;
- de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
- het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
- het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
- 3. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
- 4. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
- 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
- 6. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
- 7. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging (bijlage 1)zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
- 8. geen buitenopslag plaatsvindt;
- 9. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;
met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;
20.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.
20.2.1 Gebouwen - algemeen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:
- a. woningen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- b. er mogen niet meer bouwlagen worden gebouwd dan zoals aangegeven op de verbeelding;
- c. bij bestaande gebouwen is de bestaande hoogte per bouwlaag maatgevend;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'kap' mogen gebouwen worden afgedekt met een kap;
- e. op het hoofdgebouw mogen dakkapellen worden geplaatst indien deze voldoen aan de randvoorwaarden uit de welstandsnota van de gemeente Amersfoort;
- f. op het hoofdgebouw mogen dakopbouwen alleen onder de volgende voorwaarden worden geplaatst:
- 1. minimaal twee maal eerder is een identieke dakopbouw vergund in hetzelfde bouwblok;
- 2. de dakopbouw wordt geplaatst op een tussenwoning.
- g. kelders die geheel zijn gelegen onder het peil zijn binnen het gehele bouwvlak toegestaan, waarbij het bebouwingspercentage mag worden overschreden;
- h. kelders die gedeeltelijk boven het peil uitsteken zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan, waarbij het bebouwingspercentage niet mag worden overschreden;
- i. de gevels van de kelder mogen niet zichtbaar zijn, met uitzondering van een koekoek;
- j. wanneer de kelder is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
- k. het realiseren van een kelder mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.
20.2.2 Bijbehorende bouwwerken
- a. mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat een bijbehorend bouwwerk op een afstand van niet minder dan 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan, dient te worden gebouwd;
- b. de goot- en/of bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 m;
- c. de goot- en/of bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
- d. de bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de aan- en bijgebouwen een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
- e. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag:
- 1. voor percelen tussen de 0 m2 en 100 m2 bij elke woning niet meer bedragen dan 20% van de bij de woning behorende kavel, met een maximum van 20m2;
- 2. voor percelen tussen de 100 m2 en 500 m2 bij elke woning niet meer bedragen dan 20 m2, vermeerderd met 14% van het meerdere van 100 m2 van de bij de woning behorende kavel, met een maximum van 75 m2;
- 3. voor percelen groter dan 500 m2 bij elke woning - mits stedenbouwkundig aanvaardbaar - niet meer bedragen dan 75 m2, vermeerderd met 2,5% van het meerdere van 500 m2 van de bij de woning behorende kavel, met een maximum van 100 m2;
- f. Bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder e wordt de oppervlakte van bijbehorende aangebouwde bouwwerken aan de voorzijde niet meegerekend;
- g. het bouwen van bijbehorende bouwwerken mag niet tot gevolg hebben dat een stedenbouwkundig onaanvaardbare situatie ontstaat en/of dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden;
- h. dakkapellen en/of dakopbouwen op bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan.
20.2.3 Andere bouwwerken
Voor andere bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. het plaatsen van hekwerken op het hoofdgebouw ten behoeve van een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- 1. het hekwerk op het dakterras dient 1,5 meter vanaf de dakrand te zijn gesitueerd;
- 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
- 3. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;
- 4. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
- 5. het hekwerk mag niet leiden tot een overschrijding van de maximale bouwhoogte;
- b. het plaatsen van hekwerken op een bijbehorend bouwwerk ten behoeve van een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- 1. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het bijbehorend bouwwerk;
- 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
- 3. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
- 4. het bijbehorend bouwwerk waarop het hekwerk wordt geplaatst bevindt zich direct aan de achtergevel van het hoofdgebouw;
- c. het plaatsen van een trap van de tuin naar een balkon of dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- 1. de hoogte van het hekwerk van de trap mag niet hoger zijn dan de hoogte van het hekwerk op het terras;
- 2. de trap dient minimaal 1 meter uit de erfgrens geplaatst te worden;
- 3. het plaatsen van de trap is alleen toegestaan indien op de eerste etage de woonkamer is gesitueerd;
- 4. het balkon of dakterras bevindt zich aan de achtergevel.
- d. voor het bouwen van overige andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
palen en masten, zoals vlaggenmasten | 8 m |
luifels en ander straatmeubilair | 4 m |
andere overkappingen, waaronder pergola's en carports | 3 m |
erfafscheidingen voor de voorgevel | 1 m |
overige erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken | 2 m |
20.2.4 ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. ondergrondse bouwwerken die zijn gelegen geheel onder maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
- b. wanneer ondergrondse bouwwerken worden gerealiseerd buiten het bouwvlak, dan moet voldaan worden aan het maximale percentage voor bijbehorende bouwwerken;
- c. de gevels van ondergrondse bouwwerken mogen niet zichtbaar zijn, met uitzondering van een koekoek;
- d. wanneer het ondergrondse bouwwerk is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
- e. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.
20.3 Nadere Eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
20.4 Afwijken Van De Bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 20.2.3:
- a. ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
- 1. de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
- 2. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
- 3. de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt.
- b. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.4 kan slechts worden verleend, mits:
- 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
20.5 Specifieke Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande gebouwen als woonruimte;
- b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.
20.6 Afwijken Van De Gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.1 onder c.3 ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:
- a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
- b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
- c. voor het overige wordt voldaan aan de onder lid 20.1 onder c genoemde voorwaarden.
20.7 Wijziging Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven en mits het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan.
Artikel 21 Waarde - Archeologie Categorie 2 (Dubbelbestemming)
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - archeologie categorie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
21.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - archeologie categorie 2' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.
21.2.1 archeologisch onderzoeksrapport
Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
21.2.2 uitzondering
Het bepaalde onder 21.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien:
- a. de aanvraag betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering of;
- b. de met de oprichting van een bouwwerk samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm en de oppervlakte niet meer dan 100 m2 bedraagt of;
- c. op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
21.2.3 verlening vergunning
- a. Burgemeester en wethouders verlenen de onder 21.2.1 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
- b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.
21.2.4 voorwaarden verlening vergunning
De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen en
- c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
21.2.5 weigering
De onder 21.2.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.
21.3 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, tenzij de oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m2;
- a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage,
- b. het ophogen van de bodem met meer dan 30cm;
- c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30cm;
- d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30cm bedraagt; - e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
- f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting; - g. het omzetten van grasland in bouwland;
- h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
grotere diepte dan 30 cm.
Artikel 22 Waarde - Archeologie Categorie 3 (Dubbelbestemming)
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - archeologie categorie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
22.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - archeologie categorie 3' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.
22.2.1 archeologisch onderzoeksrapport
Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
22.2.2 uitzondering
Het bepaalde onder 22.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien:
- a. de aanvraag betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering of;
- b. de met de oprichting van een bouwwerk samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm en de oppervlakte niet meer dan 500 m2 bedraagt;.
- c. op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
22.2.3 verlening vergunning
- a. burgemeester en wethouders verlenen de onder 22.2.1 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of
- b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.
22.2.4 voorwaarden verlening vergunning
De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen en
- c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
22.2.5 weigering
De onder 22.2.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.
22.3 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, tenzij de oppervlakte niet meer bedraagt dan 500m2:
- a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
- b. het ophogen van de bodem met meer dan 30cm;
- c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30cm;
- d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30cm bedraagt; - e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
- f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting; - g. het omzetten van grasland in bouwland;
- h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
grotere diepte dan 30 cm.
Artikel 23 Waarde - Archeologie Categorie 4 (Dubbelbestemming)
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - archeologie categorie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
23.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - archeologie categorie 4' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.
23.2.1 archeologisch onderzoeksrapport
Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
23.2.2 uitzondering
Het bepaalde onder 23.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien:
- a. de aanvraag betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering of;
- b. de met de oprichting van een bouwwerk samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm en de oppervlakte niet meer dan 10.000 m2 bedraagt;
- c. indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
23.2.3 verlening vergunning
- a. burgemeester en wethouders verlenen de onder 23.2.1 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of
- b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.
23.2.4 voorwaarden verlening vergunning
De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen en
- c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
23.2.5 weigering
De onder 23.2.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.
23.3 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, tenzij de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10.000 m2:
- a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
- b. het ophogen van de bodem met meer dan 30cm;
- c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30cm;
- d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30cm bedraagt; - e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
- f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting; - g. het omzetten van grasland in bouwland;
- h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
grotere diepte dan 30 cm.
Artikel 24 Waarde - Ecologie (Dubbelbestemming)
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – ecologie (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daarvoor aangewezen andere bestemming, tevens bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden zodanig dat voor flora en fauna verbindingen kunnen ontstaan tussen natuur- of natuurontwikkelingsgebieden.
24.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de gronden als bedoeld in lid 1 gelden de volgende regels:
- a. op en in de gronden mag niet worden gebouwd;
- b. het bouwen volgens de andere bestemmingen mag uitsluitend geschieden nadat zo nodig advies is ingewonnen van een door het bevoegd gezag aan te wijzen ter zake deskundige en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de ecologische verbindingszone.
24.3 Specifieke Gebruiksregels
Het gebruik van de gronden overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemming mag uitsluitend geschieden indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de ecologische verbindingszone.
Artikel 25 Waterstaat - Waterkering (Dubbelbestemming)
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - waterkering (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de instandhouding, de bescherming, de verbetering en het beheer van de waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen;
- b. een verhard fietspad met een maximale breedte van 2,5 meter op de kruin van de dijk;
- c. een of meerdere onverharde wandelpaden.
25.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 25.1, mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 4 meter mag bedragen.
25.3 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken overeenkomstig de voorschriften van de daarvoor aangewezen andere bestemming, mits:
- a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de waterkering en de veiligheid daarvan;
- b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij het Waterschap & Veluwe omtrent het onder a gestelde.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
Het Maatweggebied is een gebied dat al langere tijd veel aandacht krijgt vanuit de gemeente Amersfoort. Deze aandacht vloeit voort uit de centrale ligging tussen stad, buitengebied en park Schothorst, maar ook uit het feit dat dit gebied als één van de zoekgebieden voor de ontwikkeling van een nieuw medisch centrum in Amersfoort is aangewezen. Ook speelt er nog een aantal andere, kleinere plannen en projecten in het gebied, zoals een noodzakelijke dijkverbetering en verbetering van de infrastructuur.
Structuurplan Maatweg
Bovenstaande vormde voldoende aanleiding om voor het gebied een structuurplan te maken. Op 8 maart 2005 heeft de gemeenteraad het Structuurplan Maatweg vastgesteld. In dit plan zijn in grote lijnen de toekomstige ontwikkelingen in het gebied van de Maatweg aangegeven. Daarvoor, op 28 september 2004, heeft de gemeenteraad besloten om mee te werken aan de realisering van een nieuw ziekenhuis op de locatie Maatweg. Belangrijkste aanleiding om een nieuw ziekenhuis te willen realiseren is dat twee verouderde ziekenhuislocaties, Meander Medisch Centrum Lichtenberg en Elisabeth, vervangen moeten worden. Voor deze bestaande ziekenhuislocaties zijn onverantwoord grote investeringen nodig om ze open te houden, waardoor handhaving van de locaties niet mogelijk is. Zodoende kwam nieuwbouw in beeld, waarbij aan de hand van een locatiestudie is besloten om in het Maatweggebied een nieuw medisch centrum te bouwen, met daaraan verbonden de aankoop en de ontwikkeling door de gemeente van de huidige ziekenhuislocaties Lichtenberg en St. Elisabeth. De gemeenteraad heeft in dezelfde vergadering ook de opdracht aan het college gegeven om een modellenstudie te verrichten voor de locatie Kop van Schothorst.
Voorontwerp bestemmingsplan Maatweg 2007
In het Structuurplan Maatweg en in de studie ziekenhuislocaties Amersfoort zijn in grote lijnen de toekomstige ontwikkelingen in het plangebied aangegeven. Om deze ontwikkelingen te vertalen naar een juridisch bindend kader moet een bestemmingsplan worden vastgesteld met een plankaart (verbeelding), bouw- en gebruiksvoorschriften (regels) en een bijbehorende toelichting. Op 16 januari 2007 is een voorontwerp van het bestemmingsplan 'Maatweg 2007' door het college van B & W vastgesteld, hierin waren de toen bekende ontwikkelingen opgenomen. Het voorontwerp is al onderwerp geweest van inspraak en vooroverleg, de resultaten daarvan zijn verwerkt in de "reactienota inspraak en vooroverleg bestemmingsplan Maatweg 2007".
Het bestemmingsplan, inclusief alle bijbehorende stukken, zijn vervolgens voor advies voorgelegd aan de Provinciale Planologische Commissie. Deze was niet geheel akkoord met het bestemmingsplan: de provincie wilde eerst duidelijkheid hebben over de inrichting van het Maatweggebied.
Naar aanleiding van de opmerking van de provincie is een inrichtingsplan opgesteld voor het gebied, inclusief een 'programma van eisen inrichtingsplan Maatweg' (door het college van B & W vastgesteld op 23 maart 2010). In het programma van eisen zijn de randvoorwaarden en aandachtspunten aangegeven voor de verdere uitwerking van de onderscheiden deelgebieden van het inrichtingsplan. In verband met het opstellen van en de besluitvorming over het Inrichtingsplan Maatweg is de voortgang van het bestemmingsplan Maatweg 2007 vertraagd. De vertraging is versterkt door een viertal oorzaken:
- Het feit dat er plannen voor dijkverbetering van de waterkering langs de Eem moesten worden uitgewerkt door het Waterschap Vallei en Veluwe. Met het waterschap was afgesproken dat deze plannen verwerkt zouden worden in het nieuwe bestemmingsplan;
- Het college van Gedeputeerde Staten gaf aan dat zij de realisering van de ecologische verbindingszone, dijkprofiel en cultuurhistorische waarde Grebbelinie nog onvoldoende gewaarborgd vond in het voorontwerp bestemmingsplan. In overleg met de provincie en andere partijen is de ecologische inrichting nader uitgewerkt. De afspraken over de inrichting zijn op 11 februari 2011 vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst tussen provincie, waterschap en gemeente;
- De nieuwbouw voor het ziekenhuis liep vertraging op. Inmiddels is de bouw in volle gang. Er is een gewijzigd ontwerp voor de parkeergarage van het ziekenhuis ingediend, hiervoor is een aparte omgevingsvergunning verleend.
- Onderzocht moest worden of aanleg van busbanen op de Maatweg noodzakelijk was. Uiteindelijk heeft de gemeenteraad op 18 december 2012 een besluit genomen over de aanleg van de busbanen.
Bouwvergunning & vrijstelling Meander ziekenhuis
Toen duidelijk werd dat de bestemmingsplanprocedure voor het gebied nog geruime tijd in beslag zou nemen, is besloten om voor het nieuwe ziekenhuis een zelfstandige planologische procedure te volgen. Hiertoe is destijds gebruik gemaakt van de mogelijkheden die artikel 19 lid 2 van de (toen geldende) Wet Ruimtelijke Ordening bood om vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan. Een verklaring van de provincie dat zij geen bezwaar heeft tegen het gebruik maken van de vrijstelling was toen verplicht. Gedeputeerde Staten van Utrecht hebben op 30 november 2007 een verklaring van geen bezwaar op grond van artikel 19, lid 2 van de WRO voor de bouw van het ziekenhuis afgegeven. Zodoende kon vrijstelling worden verleend van het geldende bestemmingsplan en kon een bouwvergunning worden aangevraagd en afgegeven. Op 29 april 2010 is de bouwvergunning (tweede fase) voor de bouw van het ziekenhuis verleend. De nieuwbouw van het ziekenhuis is in augustus 2010 van start gegaan.
Voor de parkeergarage van het ziekenhuis is een gewijzigd ontwerp ingediend, hiervoor is - samen met enkele aanpassingen aan het ziekenhuisgebouw - een aparte omgevingsvergunning verleend.
Doel van dit bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan is het vervolg op het voorontwerp bestemmingsplan "Maatweg 2007" en heeft tot doel de realisering van de in het Structuurplan Maatweg en het daarop volgende Inrichtingsplan Maatweg (inclusief het Programma van Eisen Inrichtingsplan Maatweg) beschreven ontwikkelingen mogelijk te maken c.q. vast te leggen. Als belangrijkste kunnen daarbij de volgende plannen en projecten worden genoemd:
- 1. de bestemming van het nieuwe Meander Medisch Centrum aan de Maatweg en de daaruit voortvloeiende verkeersmaatregelen;
- 2. de realisering van de ecologische verbindingszones tussen Coelhorst en Schothorst en tussen de Eem en het Valleikanaal;
- 3. het mogelijk maken van vervangende huisvesting voor Roeivereniging Hemus in het Huis van de Watersport;
- 4. het mogelijk maken van de dijkverbetering van de primaire waterkering langs de Eem;
- 5. het herinrichten van de Maatweg door middel van het realiseren van een busbaan (project VERDER);
- 6. het zichtbaar maken van de Grebbelinie als cultuurhistorische drager in het gebied;
- 7. de realisering van de verbeteringen in de infrastructuur, waaronder het realiseren van een goede ontsluiting ten behoeve van de functies aan de Grebbeliniedijk en de aanleg van de Eempaden;
- 8. het mogelijk maken van nieuwe woningbouw aan de Schans;
- 9. het opnemen van een regeling voor de tuinen en bergingen bij de woonschepen in de Eem.
In hoofdstuk 4 van dit bestemmingsplan gaan wij uitgebreid in op de bovengenoemde projecten, waarbij deze ook ruimtelijk en stedenbouwkundig worden onderbouwd.
Met de genoemde plannen en projecten krijgt het gebied een grotere ruimtelijke en functionele samenhang en wordt een duidelijker entree van de stad gecreëerd. Daarnaast zijn in dit bestemmingsplan regelingen opgenomen voor de bestaande functies in het gebied, zoals de woningen aan de Schans, de bestaande watersportbedrijven en het historische verdedigingswerk 'de Schans'.
In het voorontwerp bestemmingsplan Maatweg 2007 werd nog rekening gehouden met de herontwikkeling van het gebied Balladelaan en woningbouw op de locatie Kop Schothorst.
Onder andere door de economische crisis is de herontwikkeling van het winkelpand stil komen te liggen, wat de ontwikkeling van de Balladelaan en Kop van Schothorst heeft bemoeilijkt. Daarbij kwamen onzekerheden over de toekomst van een bestaand gemaal, eventuele nieuwe busbanen in het plangebied en de afzetbaarheid van de geplande wooneenheden in het gebied. Daarom is besloten om dit plangebied voorlopig niet te ontwikkelen. De locatie waar de ontwikkelingen hadden moeten plaatsvinden maakt nog wel onderdeel uit van dit bestemmingsplan, maar de planologische regeling uit het voorgaande bestemmingsplan wordt niet gewijzigd. Kortom: de huidige situatie is met dit bestemmingsplan vastgelegd en nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn hier op basis van dit bestemmingsplan niet mogelijk.
1.2 Ligging En Begrenzing Van Het Bestemmingsplan
Het plangebied van het bestemmingsplan Maatweg ligt aan de Eem, tussen de wijk Schothorst en industrieterrein Isselt. Het gebied ligt ongeveer anderhalve kilometer ten noordwesten van het centrum.
Figuur: Ligging plangebied in groter verband.
Het gebied Maatweg wordt begrensd door de Eem in het zuidwesten, de Bunschoterstraat in het noordwesten en de Maatweg en deels de bebouwing van Schothorst in het noordoosten en oosten. De plangrens van het bestemmingsplan is afgestemd op de plangrenzen van de recente en/of in voorbereiding zijnde bestemmingsplannen in de omgeving.
De in het plan gebruikte namen
In en rond het plangebied zijn en worden de komende jaren verschillende plannen en projecten gerealiseerd. De daarbij gebruikte namen zijn niet altijd gelijk. In de figuur "Ligging plangebied in groter verband" zijn daarom de in het voorliggende plan gebruikte namen voor de verschillende deelgebieden weergegeven.
1.3 Geldend(e) Plan(nen)
1.3.1 Geldende bestemmingsplannen
Op dit moment gelden voor het gebied Maatweg verschillende bestemmingsplannen, die zowel in de onderstaande tabel als in de figuur "Geldende bestemmingsplannen" zijn weergegeven. Voor elk bestemmingsplan is aangegeven wanneer het door de gemeenteraad is vastgesteld, wanneer het door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd en (indien van toepassing) wanneer de uitspraak van de Kroon of de Raad van State was. De twee facet-bestemmingsplannen zijn niet in figuur 4 terug te vinden, omdat dit plannen zonder plankaart zijn. Deze twee plannen bevatten een regelingen die geldig zijn in heel Amersfoort.
Nr | Naam plan | Raad | GS | Kroon / RvS |
26 | Bestemmingsplan Schothorst | 25-06-1968 | 30-05-1969 | 24-11-1971 |
23 | Bestemmingsplan Secundaire weg S4 | 28-04-1987 | 15-12-1987 | 22-06-1989 |
36 | Bestemmingsplan Buitengebied I en II | 29-09-1987 | 17-05-1988 | 27-05-1991 |
36a | Bestemmingsplan Buitengebied I en II en III, herziening ex art 30 WRO (oud) | 29-09-1992 | 27-04-1993 | - |
24 | Bestemmingsplan Binnenring noord I en II | 26-09-195? | 30-01-1996 | - |
64 | Bestemmingsplan buitengebied West | 20-12-2011 | N.v.t. | 14-11-2012 |
75 | Facet-bestemmingsplan gebruiksbepalingen en aan- en bijgebouwenregeling | 17-02-1998 | 16-07-1998 | 31-08-2000 |
54 | Schothorst Zielhorst 2005 | 10-05-2005 | 29-11-2006 | 30-08-2006 |
-- | Paladijnenweg e.o | 26-05-1998 | 8-12-1998 | 29-06-1999 |
49 | Facet-bestemmingsplan Gebruiksbepalingen- en sexinrichtingen | 25-03-2003 | 21-20-2003 | 01-09-2004 |
Figuur: Geldende bestemmingsplannen. De rode onderbroken lijn geeft globaal de begrenzing van het bestemmingsplan aan.
Bestemmingsplan Schothorst (nummer 26):
Het bestemmingsplan Schothorst uit 1968 (nummer 26) heeft betrekking op de Schans en de aanliggende Grebbeliniedijk. In dit bestemmingsplan zijn de volgende zaken geregeld:
- De Schans heeft de bestemming "Natuurmonument". Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht.
- Een strook langs de Eem van ongeveer 30 meter breed heeft de bestemming "Recreatie". Er zijn twee bebouwingsstroken voor "Bebouwing ten behoeve van de watersport" ingetekend, die ongeveer overeenkomen met de bestaande bebouwing (Elzenaar).
Bestemmingsplan Secundaire weg S4 (nummer 23):
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op een klein gebied langs de Eem, in het zuidwesten van het plangebied. De volgende bestemmingen komen voor:
- Verkeersdoeleinden
- Doeleinden van landschaps- en natuurbehoud - gebied van natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische betekenis.
Bestemmingsplan Buitengebied I en II (nummer 36):
Voor het ziekenhuisterrein en omgeving geldt het bestemmingsplan Buitengebied I en II. Daarin komen de volgende gebieden en bestemmingen voor:
- het ziekenhuisterrein heeft, met de daarbij behorende voormalige dienstwoningen aan de Schans, de bestemming Militaire doeleinden. Daarbij geldt een bebouwingspercentage van 50% en een bouwhoogte van 6,5 meter. De twee dienstwoningen mogen maximaal 9 meter hoog zijn, waarbij de inhoud niet meer mag bedragen dan 600 m³;
- de agrarische gronden ten noordwesten van het ziekenhuisterrein (het Open gebied) hebben de bestemming Agrarisch gebied. Binnen deze bestemming is in principe geen bebouwing toegestaan;
- de woningen aan de Schans zijn opgenomen in de bestemming "Woondoeleinden";
- de Maatweg heeft de bestemming "Verkeersdoeleinden", waarbij de bermen als "Groenvoorziening" zijn bestemd;
- de dijk langs de Eem (de Grebbeliniedijk) heeft de bestemming "Waterstaatsdoeleinden, tevens gebied met cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarde". Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht. Andere bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd als deze "noodzakelijk zijn voor de aanleg, het onderhoud en de instandhouding van het water en de waterbeheersing".
Bestemmingsplan Buitengebied I, II en III, herziening ex artikel 30 WRO (Oud) (nummer 36a):
Het deel van het open gebied dat aan de Bunschoterstraat grenst valt in de artikel 30 herziening en heeft daarin de bestemming "Agrarisch gebied van landschappelijke waarde" gekregen. Deze bestemming sluit aan op de bestemming aan de overzijde van de Bunschoterstraat in het gebied Coelhorst / Weerhorst. In principe is hier geen bebouwing toegestaan.
Bestemmingsplan binnenring Noord I en II (nummer 24):
In het bestemmingsplan Binnenring is onder andere de Maatweg, de Kop van Schothorst en de jachthaven van de Eemkruisers geregeld:
- de Maatweg en de aansluitende wegen hebben de bestemming "Verkeersdoeleinden met bijbehorende voorzieningen" gekregen, waarbij de bermen als bijbehorende voorzieningen zijn aangemerkt;
- de jachthaven van de Eemkruisers heeft de bestemmingen "Water" en "Jachthaven en watersport". De laatste bestemming is ook van toepassing op de gebouwde voorzieningen in het gebied de stuw. De op de plankaart ingetekende bouwvlakken sluiten aan op de bestaande bebouwing;
- de voormalige zoutopslag van de provincie aan de Schans en het gemaal in het gebied Kop van Schothorst hebben de bestemming "Nutsdoeleinden".
- De Kop van Schothorst heeft een groenbestemming
Bestemmingsplan Buitengebied West (nummer 64):
In dit bestemmingsplan is de Bunschoterstraat opgenomen, waaraan een bestemming 'verkeer' is gekoppeld.
Schothorst Zielhorst 2005 (nummer 54)
In dit bestemmingsplan is het deelgebied Balladelaan opgenomen. Binnen dit deelgebied zijn de bestemmingen "detailhandelsdoeleinden algemeen", "Horeca a", "maatschappelijke doeleinden - sociaal/maatschappelijke voorzieningen" en "verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG" opgenomen. De horecabestemming is opgenomen voor een bestaande snackbar, de maatschappelijke bestemming voor een centrum voor culturele educatie en integratie en het verkooppunt voor motorbrandstoffen voor een bestaand, kleinschalig tankstation zonder winkel en overkapping. Voor het overige is dit gebied bestemd voor detailhandelsdoeleinden, waaronder een bestaande supermarkt valt. Het bebouwingspercentage hierbij is 42%.
Een klein deel van het bestemmingsplangebied, te weten het gebied tussen de percelen van de woningen aan de Klarissenstraat en het bestaande pand waarin winkels gevestigd zijn, is door de Raad van State vernietigd. Gevolg is dat voor dit terrein nog het voorgaande bestemmingsplan uit 1998, Paladijnenweg e.o., geldt.
Paladijnenweg e.o.
Dit bestemmingsplan is van kracht in het gebied waar de Raad van State de regeling uit het bestemmingsplan 'Schothorst Zielhorst' heeft vernietigd.
In dit bestemmingsplan hebben de gronden de bestemming "detailhandel", waarbij een maximaal bebouwingspercentage geldt van 35%. Het bestaande gebouw heeft een oppervlakte waarmee deze 35% reeds overschreden wordt, waardoor in dit gebied geen gebouw meer geplaatst mag worden.
Facet-bestemmingsplannen 'gebruiksbepalingen en aan- en bijgebouwenregeling' & 'gebruiksbepalingen- en sexinrichtingen' (nummers 75 en 49).
In dit bestemmingsplan zijn voor heel Amersfoort bepalingen opgenomen over sexinrichtingen en over aan- en bijgebouwen. Sexinrichtingen komen in het plangebied niet voor, deze planregels die hierop betrekking hebben zijn dan ook niet relevant.
Een aan- en bijgebouwenregeling zit nu standaard in alle nieuwe bestemmingsplannen van de gemeente Amersfoort, dus ook in het nu voorliggende bestemmingsplan.
Enkele bouwplannen zijn overigens niet in deze bestemmingsplannen terug te vinden, omdat deze met artikel 19 WRO (oud)-procedures zijn gerealiseerd.
1.3.2 Overige geldende plannen
In het plangebied is via zelfstandige planologische procedures afgeweken van het geldende bestemmingsplan. Op de website www.ruimtelijkeplannen.nl is goed te zien waar is afgeweken, deze gebieden zijn met een grijs vlak aangegeven.
uitsnede www.ruimtelijkeplannen.nl
De grootste afwijking is die voor het Meander Medisch centrum: hiervoor is op 4 januari 2012 een omgevingsvergunning verleend. In de omgevingsvergunning is toestemming verleend om af te mogen wijken van het bestemmingsplan voor het gebruik van de gronden voor ziekenhuisdoeleinden inclusief parkeren. Daarnaast is vergunning verleend voor het kappen van bomen en voor de bouw van het gebouw. Alle relevante stukken behorende bij deze omgevingsvergunning zijn te vinden op www.ruimtelijkeplannen.nl. In dit bestemmingsplan is de regeling uit de omgevingsvergunning en de afwijking van het bestemmingsplan overgenomen en vertaald naar de verbeelding en regels.
1.4 Besluitvorming Tot Nu Toe
De voorgeschiedenis van de beoogde ontwikkelingen in het plangebied kan worden geschetst aan de hand van de meest relevante besluiten uit de afgelopen jaren:
30 januari 2002:
Besluit van de gemeenteraad om op basis van het locatieonderzoek de locatie aan de Maatweg aan te wijzen als de nieuwe locatie voor het ziekenhuis Meander MC.
8 maart 2005:
Vaststelling van het Structuurplan Maatweg door de gemeenteraad.
16 januari 2007:
Besluit college van B & W tot vaststelling van het voorontwerp van het bestemmingsplan Maatweg.
23 maart 2010:
Besluit college van B & W tot vaststelling van het definitief programma van eisen Inrichtingsplan Maatweg, inclusief het inrichtingsplan.
11 februari 2011:
De gemeente sloot een samenwerkingsovereenkomst Grebbeliniedijk met de provincie Utrecht en het Waterschap Vallei en Eem (nu: Vallei en Veluwe).
18 april 2011:
De rijksoverheid wijst de Grebbelinie aan als Rijksmonument. De monumentale status geldt voor het gebied ten noorden van jachthaven de Eemkruisers.
6 juni 2011:
Door de gemeenteraad is een verklaring van geen bedenkingen afgegeven voor het dijkverbeterplan.
Half juni / eind augustus 2011:
Ter visie legging ontwerp dijkverbeterplan
6 december 2011:
Besluit van de gemeenteraad om gereserveerde middelen (€ 800.000,-) beschikbaar te stellen als bijdrage voor het nieuwe onderkomen van roeivereniging Hemus.
18 december 2012:
Besluit gemeenteraad tot de aanleg van busbanen langs de Maatweg - Ringweg Koppel
1.5 Leeswijzer
Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het bindende deel van het bestemmingsplan.
In hoofdstuk 2 geven we een korte beschrijving van de huidige situatie in het plangebied. In hoofdstuk 3 gaan we in op het beleidskader dat voor het plangebied geldt. Naast het Structuurplan Maatweg en het Inrichtingsplan Maatweg wordt daarbij ingegaan op de belangrijkste rapporten en besluiten die in de afgelopen tijd zijn verschenen c.q. genomen.
In hoofdstuk 4 staat de planbeschrijving. Hierin geven we aan welke overwegingen een rol speelden bij het bestemmen van het plangebied en welke ruimtelijke keuzes hierbij zijn gemaakt. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om een gebouw met een maatschappelijke functie (in dit geval een medisch centrum) waarbij gekozen is voor een bestemming waarin meerdere functies mogelijk zijn, zoals ook ondergeschikte horeca. In dit hoofdstuk wordt dan onderbouwd waarom daarvoor gekozen is. Verder is in dit hoofdstuk aangegeven welke nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen met dit bestemmingsplan mogelijk zijn gemaakt (ten opzichte van het te vervangen bestemmingsplan) en welke ruimtelijke overwegingen hierbij een rol speelden. Daarnaast zijn in het verleden ruimtelijke procedures gevolgd, die in dit bestemmingsplan worden vastgelegd. Tot slot gaan we in op de wijzigingen ten opzichte van de voorgaande bestemmingsplannen.
In hoofdstuk 5 staan alle relevante milieuaspecten centraal, zoals luchtkwaliteit in het plangebied, bodemkwaliteit, flora en fauna en duurzaamheid. In dit hoofdstuk zijn zowel het relevante milieubeleid als de concrete gevolgen hiervan in het plangebied vermeld. Aangezien het thema 'milieu' binnen de ruimtelijke ordening een grote rol speelt, ook in de wetgeving, is besloten om alle aspecten die hiermee samenhangen in een apart hoofdstuk onder te brengen.
Een toelichting op de bouw- en gebruiksregels zoals die op de verbeelding en in de (plan)regels zijn opgenomen, is terug te vinden in hoofdstuk 6. De uitvoerbaarheid (economisch en maatschappelijk) van het bestemmingsplan komt aan de orde in hoofdstuk 7.
Bij deze toelichting horen de volgende bijlagen:
- 1. Reactienota inspraak en vooroverleg (voorontwerp PPC 16 januari 2007);
- 2. Notitie verkeer, behorend bij Reactienota inspraak en vooroverleg;
- 3. Eerste bijlage bij Notitie verkeer;
- 4. Tweede en derde bijlage bij notitie verkeer;
- 5. Vaststelling hogere grenswaarden voor nieuwbouw ziekenhuis;
- 6. Externe veiligheidsrisico's irt de nieuwbouw van een ziekenhuis;
- 7. Aanvullende rapportage Externe veiligheid 2011 ziekenhuis;
- 8. Externe veiligheid Rova
- 9. Onderzoek luchtkwaliteit vanwege ziekenhuis (2007)
- 10. Rapportage luchtkwaliteit DHV 2008 ziekenhuis;
- 11. Ziekenhuis Maatweg verkeersberekeningen
- 12. Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai (reconstructie) vanwege ziekenhuis;
- 13. Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Maatweg
- 14. Archeologisch onderzoek terrein Meander MC
- 15. Verkenning buskansen Ringweg Koppel - Maatweg;
- 16. Samenwerkingsovereenkomst Grebbeliniedijk
- 17. Natuurwaarden van structuurplan Maatweg in de gemeente Amersfoort;
- 18. Toetsing inrichting Maatweggebied aan het nee,tenzij regime;
- 19. Actualisatie Natuurtoets voor ziekenhuisterrein
- 20. Rapportage voorkomen van vleermuizen op Maatweg 1, 2011;
- 21. Aanvullend onderzoek vleermuizen ziekenhuisterrein
- 22. Dijkversterking - beoordeling natuurwet en regelgeving
- 23. Nee tenzij toets fietspad
- 24. Samenvatting MER fase 2
- 25. Liniedijk en MOB complex Amersfoort in historisch perspectief
- 26. Basiseisen woningbouw Amersfoort
- 27. Bodemonderzoek Schans 21
- 28. Archeologie: regelgeving en beleid
Zoals de naam al aangeeft zijn alle reacties uit de inspraak en het vooroverleg in 2006 in een apart rapport opgenomen. Naar aanleiding van inspraak en het vooroverleg is aanvullend verkeersonderzoek verricht. Er is voor gekozen om alle aspecten met betrekking tot het verkeer in een afzonderlijk rapport (Notitie Verkeer) op te nemen.
Het bestemmingsplan is conform de IMRO-standaard (informatie model ruimtelijke ordening) vervaardigd. Hierdoor is het bestemmingsplan eenvoudig in te brengen in het gemeentelijk (raadpleeg-)systeem en kan het bestemmingsplan op een eenvoudige wijze worden uitgewisseld met andere overheden zoals de provincie. De nieuwe digitale systematiek heeft weliswaar gevolgen voor het vertrouwde kaartbeeld en de opbouw van de voorschriften, maar sluit naadloos aan bij de huidige eisen van het bestemmingsplan.
1.6 Afwijkingen In Dit Bestemmingsplan Ten Opzichte Van Eerdere Ambities
Dit bestemmingsplan wijkt op meerdere punten af van de ambitites die zijn uitgesproken in het eerder vastgestelde "Structuurplan Maatweg 2005", in het 'voorontwerp bestemmingsplan Maatweg 2007' en in het inrichtingsplan voor het Maatweggebied.
De afwijkingen zijn hoofdzakelijk ontstaan omdat er geen geld beschikbaar (meer) is om bepaalde maatregelen uit te voeren en die maatregelen daarmee ook niet meer financieel uitvoerbaar zijn.
In dit bestemmingsplan wordt meerdere malen verwezen naar het structuurplan, voorontwerp bestemmingsplan en inrichtingsplan, waarbij ook afbeeldingen uit deze plannen zijn gebruikt. Deze afbeeldingen kunnen afwijken van de verbeelding van dit bestemmingsplan, maar zijn toch opgenomen in deze toelichting om de besluitvorming die tot nu toe heeft plaatsgevonden goed te kunnen toelichten.
Het bestemmingsplan (kolom uiterst rechts) wijkt op de volgende punten af van de eerdere ambities (eerste 3 kolommen links):
Hoofdstuk 2 Inventarisatie Plangebied
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk gaan we in op de geschiedenis van het plangebied: hoe is het gebruik van dit gebied historisch tot stand gekomen? En welke cultuurhistorische elementen zijn aanwezig in het gebied?
Verder komt de bestaande (huidige) situatie van het plangebied aan bod: dit hoofdstuk omvat een omschrijving van de stedenbouwkundige hoofdstructuur van het gebied, een beschrijving van de bestaande functies, archeologie, waardevolle gebouwen en monumenten.
De milieu-, water- en duurzaamheidsaspecten die in dit gebied spelen en de gevolgen hiervan op dit bestemmingsplan staan niet in dit hoofdstuk, maar zijn benoemd in hoofdstuk 5.
2.2 Historisch-ruimtelijke Ontwikkeling Plangebied
- Aan de Maatweg 1 was tot voor kort Rietdekkersbedrijf Eggenkamp gevestigd. Dit bedrijf had één bedrijfswoning. In verband met de bouw van het nieuwe ziekenhuis is dit bedrijf verplaatst naar elders (buiten het plangebied).
- Op de ziekenhuislocatie was het MOB (mobilisatiecomplex) van Defensie gevestigd. De opstallen zijn in het najaar van 2005 gesloopt. In 2010 zijn daar de bouwactiviteiten voor het nieuwe ziekenhuis gestart.
- In bijlage 26 bij deze toelichting is een beschrijving te vinden van de Grebbeliniedijk en het MOB complex in historisch perspectief.
2.3 Stedenbouwkundige Hoofdstructuur
De locatie Maatweg vormt één van de groene lobben die tot ver in de stad doordringt en uniek is door de samenkomst van stad/landschap, de rivier de Eem, de Grebbeliniedijk en de Schans. Het vraagt een zorgvuldige benadering om juist in het puntje van deze groene scheg (de Eemscheg) een grote stedelijke functie als een ziekenhuis te ontwikkelen. Dat brengt de verplichting met zich mee om het maximale te doen aan landschappelijke ontwikkeling, zoveel mogelijk bomen te handhaven en zoveel mogelijk ecologie te ontwikkelen.
De stedenbouwkundige hoofdstructuur van het Maatweggebied, alsmede de visie op het plangebied is uitgebreid beschreven in het structuurplan Maatweg. Een samenvatting van het structuurplan Maatweg is opgenomen in pargaraaf 3.1.1 van deze toelichting.
2.4 Bestaande Functies
Woningen
In het plangebied komen 11 zelfstandige woningen voor en 3 bedrijfswoningen. De zelfstandige woningen liggen aan de Schans. Enkele woningen zijn van recentere datum en zijn gebouwd op de plek van een voormalige bedrijfsruimte. Twee woningen behoorden in het verleden bij het voormalige defensie-complex. In de Eem liggen, net buiten het plangebied, 4 woonschepen. Een deel van de oevers is aan de woonschipbewoners verhuurd.
Bestaande woningen aan de Schans, met de Maatweg op de voorgrond.
Bedrijven, bedrijfswoningen en voorzieningen
- Er zijn 3 jachthavens in het plangebied aanwezig. De eerste, jachthaven "de Stuw", ligt in het uiterste oosten van het plangebied, waar de Eem overgaat in het Valleikanaal. Boten liggen hier direct aan de kade, in het Valleikanaal zelf. Aan de kant staan twee houten gebouwen van ongeveer een eeuw oud. Deze gebouwen dienden voorheen als opslagplaats voor hout. Na de tweede wereldoorlog werden deze verplaatst, nu worden de gebouwen gebruikt als botenberging. Naast de houten gebouwen staat een bedrijfswoning.
- De tweede jachthaven heet "Elzenaars Jachthaven". Deze jachthaven ligt aan de Eem, ten zuidwesten van het werk aan de Schans. Op het terrein zijn twee loodsen, twee kleine gebouwtjes en twee bedrijfswoningen aanwezig. De twee kleine, meest zuidoostelijk gelegen gebouwtjes zijn verhuurd aan roeivereniging Hemus. Tevens huurt Hemus een deel van een loods. Hemus is een groeiende vereniging, waardoor zij op termijn willen verhuizen naar het nieuwe verenigingsgebouw ten zuidwesten van het ziekenhuisgebouw.
- De derde jachthaven is die van "de Eemkruisers". De jachthaven ligt ten westen van de kruising Maatweg / Ringweg Koppel. De boten liggen in een gegraven havenarm vanaf de Eem.
- In deelgebied de Stuw, ten zuiden van Ringweg Koppel en gelegen naast jachthaven de Stuw, zijn de waterscouting Karel Doormangroep Amersfoort en Kanovereniging Keistad gevestigd. Beide partijen huren grond, maar beschikken wel over een eigen gebouw. Rondom de gebouwen zijn parkeervoorzieningen en speelveldjes aanwezig.
- Tot slot zijn er in het gebied enkele nutsvoorzieningen: twee nutsgebouwen aan de Schans en een gemaal in deelgebied Kop van Schothorst. Het gemaal wordt vernieuwd.
Onbebouwde gronden
In en rond het plangebied komen de volgende onbebouwde terreinen voor:
- De agrarische gronden tussen de Bunschoterstraat en de ziekenhuislocatie (het Open Gebied).
- De Schans is een oud verdedigingswerk dat deel uitmaakt van de Grebbelinie.
- De dijk als waterkering en ontsluiting van aanliggende recreatieve voorzieningen en woonschepen.
- Deelgebied Kop van Schothorst bestaat uit enkele weiden / trapvelden in combinatie met laanbomen, struikgewas met bomen en houtwallen.
- Het onbebouwde deel van deelgebied de Stuw bestaat deels uit parkeervoorzieningen en deels uit speelveldjes ten behoeve van het scoutingsterrein.
- De dijk als waterkering, ontsluiting van aanliggende recreatievoorzieningen en woonschepen.
Groengebied de Schans
Tussen het adres De Schans 25 en de Maatweg bevindt zich een groenstrook dat tot op heden gebruikt wordt voor de teelt van (kerst)bomen. Het gaat om het volgende gebied:
Deze groenstrook was in het verleden onderdeel van een groter agrarisch perceel. Een bestaande schuur / berging is destijds als bijgebouw op dit perceel neergezet en is tot op heden nog steeds in gebruik. Omdat het perceel niet meer onderdeel uitmaakt van een agrarisch gebied krijgt deze in dit bestemmingsplan een groenbestemming. De bestaande schuur / berging is via een aanduiding aangegeven op de verbeelding. Het huidige gebruik mag worden voortgezet, aangezien dit passend is binnen de groenbestemming. Via een specifieke gebruiksregels is aangegeven dat de bestaande teelt van (kerst)bomen op dit perceel is toegestaan.
De geteelde kerstbomen worden ter plekke verkocht. Dit vindt zeer ondergeschikt plaats, in principe alleen tussen sinterklaas en de kerstdagen. Deze tijdelijke verkoop is gereguleerd via vergunningen en wordt daarom niet via dit bestemmingsplan geregeld.
2.5 Bestaande Infrastructuur
Gemotoriseerd verkeer
De Bunschoterstraat, de Maatweg en de Industrieweg - Ringweg Koppel zijn, met de daarbij behorende parallelwegen en fietspaden, de belangrijkste wegen in en rond het plangebied (dit zijn de zogenaamde gebiedsontsluitingswegen). De Bunschoterstraat is een weg met twee maal twee rijstroken. De Schans is een zogenaamde erftoegangsweg, die ter hoogte van de jachthaven overgaat in een particuliere weg.
Openbaar vervoer
Op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan rijdt de regionale buslijn richting Bunschoten en Spakenburg (lijn 76) over de Maatweg met een frequentie van vier keer per uur (van 06.00 tot 08.00 uur zes keer per uur). De bus naar Hoogland en Nieuwland (lijn 2) rijdt via de Maatweg en de Hamseweg en slaat dus voor de nieuwe ziekenhuislocatie af. Lijn 3 richting Vathorst rijdt in een frequentie van vier keer per uur via de Bunschoterstraat. Ten hoogte van het ziekenhuis komen bushaltes. Het ziekenhuis zal naar verwachting bediend blijven door minimaal 2 buslijnen. De concessieperiode loopt tot het dienstregelingjaar 2017. Er wordt daarna geen frequentiewijziging verwacht.
Langzaam verkeer
Langs de Maatweg, de Bunschoterstraat en de Industrieweg/Ringweg Koppel bevinden zich vrijliggende fietspaden. Er zijn meerdere doorsteken en verbindingen naar de omliggende gebieden, zoals de wijk Schothorst. Langs de Maatweg aan de zijde van het ziekenhuis ligt een weg voor langzaamverkeer (landbouwvoertuigen).
Overige infrastructuur
In het gebied komen geen kabels en leidingen voor die in het kader van het bestemmingplan een regeling behoeven (zoals het landelijke gasleidingennet of hoogspanningskabels). Boven het gebied bevinden zich geen straalpaden. Vanaf het gemaal in deelgebied Kop van Schothorst loopt een duiker naar de haven van de Eemkruisers.
Op de locatie de Stuw ligt een ondergrondse gasleiding. Deze gasleiding komt langs de nieuw aan te leggen busbaan te liggen.
2.6 Natuur En Landschap
Landschap
Het plangebied ligt in een uitloper/restant van het dekzandgebied van de Gelderse Vallei (het hoevenlandschap). Het hoevenlandschap wordt gekenmerkt door de afwisseling van dekzandruggen, dekzandlaagten en daarin gelegen beeklopen. Dit landschap heeft over het algemeen een kleinschalig en besloten karakter.
De ruimtelijke positie van het plangebied ten opzichte van de stad is bijzonder. Amersfoort is namelijk ontstaan bij de samenvloeiing van een aantal beken tot de bredere rivier de Eem. Door de aanwezigheid van enkele groene scheggen langs deze beken en beekdalen heeft het stadscentrum van Amersfoort altijd een vrij directe relatie behouden met het landschap. De aanwezigheid van de Eem, de Grebbeliniedijk en de Schans hebben eraan bijgedragen dat het plangebied als landschappelijke zone bewaard is gebleven.
Beplanting
In het noordelijk deel van het plangebied komt geen opgaande beplanting voor. Langs de Maatweg staat laanbeplanting, deels in de vorm van volwassen eiken. Het Ziekenhuisterrein en de Schans zijn deels bebost. Ook aan weerszijden van de Grebbeliniedijk langs de Eem is beplanting aanwezig, deels in de vorm van bomen en deels in de vorm van struiken.
2.7 Cultuurhistorische Waarden
Bij de cultuurhistorische waarden gaat het in dit gebied om de archeologische waarden en de Grebbelinie. In het plangebied komen verder geen beschermde monumenten, waardevolle panden of monumentale bomen voor.
Archeologische waarden
Vanwege het grote ruimtelijke belang van archeogische waarden en de wettelijke plicht om in bestemmingsplannen rekening te houden met archeologie (zie voor een toelichting bijlage 29 bij deze toelichting) is in dit bestemmingsplan een dubbelbestemming 'waarde-archeologie' opgenomen. Met een dubbelbestemming wordt duidelijk gemaakt dat archeologie op zichzelf moet worden beoordeeld en ten opzichte van de andere bestemming(en) van primair belang is. De dubbelbestemming omvat een regeling voor het bouwen op en gebruik van grond, dat een zwaarder gewicht heeft dan de regeling voor de andere bestemmingen op dezelfde locatie. In de regeling wordt aangehaakt op het beleid dat beschreven staat in de erfgoedverordening van de gemeente Amersfoort, waar een archeologische beleidskaart deel van uitmaakt. Hiermee worden initiaitiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen verplicht om onderzoek te doen naar archeologische waarden in het gebied voordat eventuele bouwwerkzaamheden beginnen. Aangetroffen archeologische resten in een gebied moeten verplicht veilig worden gesteld.
Uitsnede uit de Archeologische beleidskaart.
In het plangebied van dit bestemmingsplan komen geen gebieden met een hoge archeologische waarde (rood op de archeologische beleidskaart) voor. Dat betekent dat de dubbelbestemming "Waarde-archeologie 1" niet voorkomt in dit bestemmingsplan.
Gebieden met een hoge (oranje), middelhoge (geel) en lage (groen) archeologische verwachting komen wel voor in het plangebied. Deze zijn achtereenvolgens aangegeven met een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2, 3 en 4.
De paars aangegeven gebieden betreft rijks- of gemeentelijke monumenten. Volgens de archeologische beleidskaart komen deze in het plangebied niet voor. Echter, op 18 april 2011 is de Grebbelinie als rijksmonument aangegeven. De kaart zal hier nog op worden aangepast. Voor het bestemmingsplan heeft dit geen gevolgen , aangezien hiervoor al is aangegeven dat zaken die via de monumentewet worden beschermd niet specifiek op de verbeelding van het bestemmingsplan hoeven te worden aangegeven.
In het plangebied zijn gebieden met een lage, middelhoge en hoge archeologische verwachting te vinden.
- 1. Gebieden met een hoge archeologische verwachting (oranje gekleurd op de archeologische beleidskaart)
Het gebied met een hoge archeologische verwachting bevindt zich ten noorden en westen van het ziekenhuisterrein én op de Schans. De Schans is een waardevol onderdeel van de Grebbelinie, wat de hoge archeologische verwachting verklaart. Het gebied ten noorden en westen van het ziekenhuisterrein vormde onderdeel van een (flank van een) dekzandrug. Dekzandruggen en de flanken ervan waren in de prehistorie favoriet voor bewoning.
Vanwege de hoge archeologische verwachting is een regeling in het bestemmingsplan opgenomen dat archeologisch onderzoek moet plaatsvinden bij ontwikkelingen met bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 100 m² . |
- 2. Gebieden met een middelhoge archeologische verwachting (geel gekleurd op de archeologische beleidskaart)
De middelhoge archeologische verwachting komt voor op een deel van de Maatweg en ten noorden van de Schans. In deze gebieden is de trefkans op archeologische sporen aanwezig, maar in geringere mate dan bij de hoge verwachtingsgebieden. De gebieden met middelhoge verwachting komen vooral voor in Groot Weede en park Schothorst en worden gekenmerkt door dekzanden en hier en daar hogere ruggen en koppen. Dit soort gebieden waren aantrekkelijk voor jager-verzamelaars, maar kunnen ook sporen uit de Nieuwe Steentijd en de IJzertijd bevatten.
In het bestemmingsplan is een regeling opgenomen dat bij een middelhoge archeologische verwachting archeologisch onderzoek noodzakelijk is indien een ontwikkeling plaatsvindt met bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 500 m2. |
- 3. Gebieden met een lage archeologische verwachting (groen gekleurd op de archeologische beleidskaart)
Het gebied met een lage archeologische verwachting bevindt zich op en rond het ziekenhuisterrein, jachthaven de Eemkruisers, de Kop van Schothorst, Balladelaan en de Stuw. Dergelijke gebieden bestaan uit beekdalgronden, waar lage verwachtingen zijn voor nederzettingsporen.
In het bestemmingsplan is een regeling opgenomen dat bij een lage archeologische verwachting alleen archeologisch bodemonderzoek plaats hoeft te vinden bij bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 10.000 m². |
Op het ziekenhuisterrein heeft archeologisch onderzoek plaatsgevonden door de sectie Archeologie van de gemeente Amersfoort. Het onderzoek is als bijlage 15 opgenomen bij de toelichting van dit bestemmingsplan. Conclusie van het onderzoek is dat gezien de afwezigheid van archeologische sporen deze niet gewaardeerd kunnen worden. Het terrein heeft hiermee een lage archeologische waarde.
De Grebbelinie
De Grebbeliniedijk is aangelegd tegen overstromingen van de Eem, maar de dijk langs de Eem maakt ook onderdeel uit van de 18e eeuwse Grebbelinie. Deze linie, gelegen tussen het Werk bij Krachtwijk in Amersfoort (bij de Krachtwijkerweg) en het Werk aan den Rooden Haan bij Veenendaal, is in 1745-46 aangelegd als achterste steunkade en begrenzing van de inundaties in de Grebbelinie. Nog voor het einde van de 18e eeuw werd deze waterlinie ten noorden van Amersfoort een aantal keren uitgebreid met nieuwe keerkades of komkeringen.
Door zogenaamde inundaties (plas-dras zetten van landerijen) moest een onneembare hindernis voor vijanden ontstaan. De dwars op de Grebbeliniedijk gelegen Coelhorsterkade en het Werk bij Krachtwijk vormden de grens tussen twee inundatiekommen. De linie werd slechts incidenteel als verdedigingswerk gebruikt en veelal niet met groot succes. Rond 1940 is de linie in staat van verdediging gebracht, onder andere door de aanleg van bunkers (kazematten) op de Grebbeliniedijk en een antitankversperring op de Coelhorsterkade. Uiteindelijk werd de linie in 1951 als militair verdedigingswerk opgeheven.
Figuur: Grebbelinie ter hoogte van Maatweggebied
Voor deze beeldbepalende, landschappelijke structuur is door de Stichting Grebbelinie voor het gedeelte tussen de Schans en Krachtwijk (inclusief deze beide verdedigingswerken) in mei 2004 een aanvraag voor de status van rijksmonument ingediend en deze is op 18 april 2011 verleend. Het rijksmonument betreft alleen de dijk en objecten, niet de directe omgeving zoals de voormalige inundatiezones. In het plangebied geldt de monumentale status alleen voor de Grebbelinie ten noorden van jachthaven de Eemkruisers. Voor gebieden en objecten die niet in de aanwijzing zijn meegenomen geldt de aanwijzing beschermde monumenten uit 2009. De Grebbeliniedijk heeft naast cultuurhistorische waarde tevens natuurwetenschappelijke waarden. Het dijktraject vervult echter primair een waterstaatsfunctie.
2.8 Water En Waterkering
De Eem
De Eem is de hoofdader voor de afvoer van overtollig regenwater voor de hele Gelderse Vallei. Daarnaast vormt de Eem de route voor de beroepsscheepvaart en de recreatievaart tussen Amersfoort en de Randmeren. Op industrieterrein Isselt zijn enkele bedrijven (zoals de betoncentrales die tegenover het plangebied liggen) gevestigd waarvoor de bereikbaarheid over water van groot belang is. Daarnaast heeft de Eem ook een functie voor de waterrecreatie, zoals voor roeivereniging Hemus en de aanwezige jachthavens.
Primaire waterkering
De Grebbeliniedijk langs de Eem is een zogenaamde primaire waterkering en is in beheer bij het Waterschap Vallei & Veluwe. Bij hoog water in de Randmeren moet de dijk langs de Eem het achterliggende land beschermen tegen overstromingen Er is een projectplan (inclusief MER) uitgewerkt voor de verbetering van de dijk, zodat de veiligheid op het gewenste niveau kan worden gegarandeerd. Op de dijkverbeteringsplannen wordt verder ingegaan in paragraaf 4.2.6 van deze toelichting.
Figuur: Primaire waterkeringen in Eemland.
Overstromingsrisico's
Net als een groot deel van Amersfoort kan het gebied aan de Maatweg onder water komen te staan bij dijkdoorbraken van de Nederrijn of de Randmeren. In beide gevallen geldt een overschrijvingsfrequentie van eens in de 1.250 jaar. Bij de bouw van het ziekenhuis is met het risico op overstromingen rekening worden gehouden, omdat het juist bij een eventuele overstroming van groot belang is dat het ziekenhuis kan blijven functioneren.
Waterhuishouding in het plangebied
Aan de zuidzijde van het plangebied mondt het Valleikanaal uit in de Eem. Het Valleikanaal heeft vooral een functie voor de waterafvoer. Net buiten het plangebied bevindt zich een stuw. In het plangebied komen enkele watergangen voor. Volgens het Waterplan Amersfoort maakt het plangebied deel uit van het Deelgebied Coelhorst, dat grotendeels op de dekzandrug ligt. Dit gebied is niet opgenomen in een peilbesluit. De grondwaterstand in het gebied verschilt sterk per locatie. Op enkele plekken staat het grondwater aan het maaiveld; er zijn ook plekken waar het grondwater 1,5 meter onder maaiveld staat.
De afvoer van hemelwater en vuil water vanaf de Schans is een aandachtspunt. Sommige bewoners hebben te maken met wateroverlast, doordat in de omgeving grond is opgehoogd. Bij de aanleg van de nieuwe weg vanaf de Schans, bij de aanleg van de Busbaan en bij de herinrichting van de Schans moet rekening worden gehouden met het feit dat een eventuele ophoging van grond leidt tot meer wateroverlast bij de woningen aan de Schans. Bij de uitvoering van deze werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de opvang en afvoer van water, waarbij de wateroverlast bij de Schans niet mag toenemen.
Het plangebied watert af naar een watergang achter de Grebbeliniedijk langs de Eem. Deze watergang loopt naar het gemaal Male Sluis, waar het water wordt uitgeslagen naar de Eem. Het gemaal is verouderd, het waterschap bestudeert of het gemaal zal worden vervangen of dat het water uit Schothorst op een andere wijze kan worden afgevoerd. In deelgebied Kop van Schothorst ligt een duiker voor de afvoer van het water uit de wijk Schothorst. Via het gemaal in deelgebied Kop van Schothorst wordt het water uitgeslagen naar de haven van de Eemkruisers en afgevoerd naar de Eem.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
In dit hoofdstuk komt eerst het Structuurplan Maatweg aan de orde en daarna het Inrichtingsplan Maatweg en het daarbij behorende Programma van Eisen. In de paragrafen over het overige gemeentelijk beleid en het beleid van rijk, provincie en waterschap komen alleen die aspecten aan de orde voor zover die niet in het Structuurplan aan de orde zijn geweest.
3.1 Gemeentelijk Beleid
3.1.1 Structuurplan Maatweg
Op 8 maart 2005 heeft de gemeenteraad het Structuurplan Maatweg vastgesteld. In het Structuurplan zijn de toekomstige ontwikkelingen in het plangebied beschreven. In deze paragraaf is een samenvatting van het Structuurplan opgenomen en besteden we aandacht aan de bestuurlijke besluitvorming over dit plan.
Visie landschap
De locatie Maatweg vormt één van de groene lobben die tot ver in de stad doordringt en uniek is door de samenkomst van stad/landschap, de rivier de Eem en de Schans. Het groene karakter van deze entree van de stad moet gehandhaafd worden. Tevens liggen er kansen om de beleving van de unieke plek waar Eem en Valleikanaal samenkomen te versterken.
De ecologisch-landschappelijke verbindingszones langs de Eem en tussen landgoed Schothorst en landgoed Coelhorst hebben een duidelijk effect op het gebied. Zij geven het ambitieniveau van het plangebied weer en bieden duidelijke grenzen aan de bouwmogelijkheden. De inrichting van de verbindingszones bepaalt voor een groot deel het totale landschapsbeeld, waarbij de Oude Eemloop een inspiratiebron is. Het reconstrueren van de Oude Eemloop draagt bij aan de karakteristiek van het gebied en de belevingswaarde.
Door de Maatweg een dubbele bomenrij te geven wordt de structuur versterkt en zal de weg een laankarakter krijgen.
Door de Grebbeliniedijk als recreatieve route te ontwikkelen wordt de lineaire vorm en de oude functie benadrukt. De verscheidenheid aan beelden langs de oevers (ecologie, industrie, haven, begroeide oevers) kan zo behouden en versterkt worden. Voor De Schans geldt het zichtbaar en beleefbaar maken van de historische structuur. Door het plangebied voor recreatief wandelen en fietsen te ontsluiten krijgt het gebied een meerwaarde voor de bewoners van de stad.
Stedenbouwkundige visie op het gebied
In de huidige situatie ontbreekt het aan ruimtelijke samenhang en keert het gebied zich af van de stad. Door de ontwikkeling van het industrieterrein Isselt en daarna Schothorst en het stadsdeel Amersfoort Noord, met de daarbij behorende infrastructuur, is het gebied omgrensd geraakt door de stad. De wijken hebben zich afgekeerd van het plangebied en heel geleidelijk en op kleine schaal is het agrarisch gebruik afgenomen. Meer op de stad gerichte functies hebben zich in het gebied gevestigd. De huidige functies, waaronder recreatie, werken en wonen, zijn in zichzelf gekeerd en dragen niet bij aan de beleving van het gebied als totaal.
Het gebied heeft zeker een aantal ruimtelijke kwaliteiten, maar deze komen onvoldoende tot uiting. Door op een aantal plekken en weloverwogen bebouwing te realiseren, krijgt het plangebied meer identiteit en oriëntatie en wordt een duidelijker entree van de stad gecreëerd. Daarbij blijft het groene karakter van de stadsentree behouden.
Een ziekenhuis moet op een herkenbare plek in de stad liggen. De in het plangebied aanwezige scheiding tussen het open gebied en het meer gesloten gebied kan hiervoor goed gebruikt worden. Bebouwing en groen kunnen elkaar versterken.
In het gebied dient zo compact mogelijk gebouwd te worden, tot incidenteel een maximale hoogte van 9 bouwlagen. De inrichting van de te bebouwen omgeving, moet daarbij afgestemd worden op de gewenste landschappelijke karakteristiek en ecologische wensen.
In het structuurplan is niet alleen gekeken naar de inpassing van het ziekenhuis in de stad, maar ook naar de transformaties die in de omgeving nodig zijn om tot de gewenste ruimtelijke kwaliteiten te komen. Daarbij is geconcludeerd dat de stad zich ook naar de plek moet voegen en dat het niet gewenst is dat de stad zich met de achterkant naar het ziekenhuis toe richt. Tevens is het belangrijk om voor de te verwachten toestroom van mensen routes te bieden die sociaal veilig zijn (langzaam verkeer).
Langs de Maatweg / de Schans wordt de mogelijkheid geopend enkele bouwkavels te realiseren. Hierdoor kunnen genoemde wegen stedenbouwkundig beter begeleid worden en kan worden bijgedragen aan de sociale veiligheid met betrekking tot de toekomstige fietsroute over de Schans.
Ter hoogte van de Stuw en omgeving verdient het aanbeveling om bij een eventuele herontwikkeling van de bestaande functies de gebouwen in een compactere vorm op de oever te herplaatsen.
Structuurplankaart
De structuurplankaart voor het plangebied is een soort basiskaart waar de belangrijkste ingrepen in het gebied op af te lezen zijn. Per deelgebied zijn de zoekgebieden voor nieuwe bouwlocaties aangegeven. De bebouwingslocaties, maximale hoogten en de oriëntatie van de nieuwe objecten zijn aangegeven. Daarnaast worden belangrijke zichtlijnen en groene landschappelijk-ecologische relaties aangegeven.
Het plangebied is op te delen in verschillende deelgebieden. Voor ieder deelgebied zijn in het Structuurplan de landschappelijke en stedenbouwkundige randvoorwaarden uiteengezet en de relaties met andere deelgebieden benoemd.
Figuur: Structuurplankaart
Ziekenhuislocatie
In het Structuurplan wordt geconstateerd dat de te realiseren nieuwbouwprogramma's nog in beweging zijn en gedurende de loop van het ontwikkelingsproces nog enige tijd zullen blijven variëren. Uitgangspunt is het realiseren van een compact gebouw en een gebouwde parkeervoorziening (voor het personeel). Met het oog op de toekomst dient volgens het Structuurplan rekening te worden gehouden met een uitbreiding van het ziekenhuis.
De entree van het gebouw ligt richting Maatweg, gekoppeld aan de ingang van het terrein. Vanuit de entree worden de verschillende functies met zo kort mogelijke looplijnen geordend. Volgens het Structuurplan dient voor het ziekenhuis rekening gehouden te worden met de realisering van ongeveer 1.500 parkeerplaatsen in gebouwde vorm.
Ecologische verbinding Eemoever en Grebbeliniedijk
Hoofddoelen uit het Structuurplan zijn het vormgeven van een ecologische verbinding langs de Eem, het versterken van de Grebbeliniedijk als lineair cultuurhistorisch element, het inpassen van een recreatief fiets/wandelpad en het inpassen van de bestaande recreatieve functies en woonschepen. Ter plekke van het plangebied wordt ten noorden van de Grebbeliniedijk een watergang gerealiseerd: de Oude Eemloop. Het nieuwe stroomgebied wordt ecologisch / landschappelijk vormgegeven.
Bij de ontwikkeling van de Eemoever moet volgens het Structuurplan worden gekeken naar de verhouding tussen ecologie en recreatie. De huidige functies zullen worden gehandhaafd en gerespecteerd. Waar mogelijk worden de bestaande functies beter ingepast.
Bij de vaststelling van het structuurplan in 2005 heeft de gemeenteraad bij amendement besloten dat Hemus in principe op een ecologisch verantwoorde manier ingepast dient te worden op het ziekenhuisterrein.
Het Waterschap gaat de dijken langs de Eem verbeteren, waarbij een (beperkte) ophoging naar verwachting noodzakelijk is. Deze plannen zullen behoorlijke consequenties hebben. De planontwikkeling voor het doorgaande fiets/voetpad en de plannen voor de aanleg van een ecologische verbindingszone langs de Eem zullen inhoudelijk en in de planning afgestemd worden op die van het Waterschap.
De Oude Eemloop
Doel is realiseren van een nat milieu, waarbij het thema "Oude Eemloop" als inspiratie dient. Door verschillende kaarten over elkaar te leggen komt een beeld van de meest voorkomende loop van de Eem naar voren. In het vervolgtraject kan met de loop, breedte en inrichting nog gespeeld worden. Zo kunnen Oude Eemloop en ziekenhuis op elkaar inspelen. Bij de ontwikkeling van de groene zone met de Oude Eemloop zijn er goede mogelijkheden om hier natuurwaarden te ontwikkelen. Het gebied kan daarmee voor een deel van de doelgroepsoorten een ondersteunende functie vervullen voor de ecologische verbindingszone langs de Eem.
Het is mogelijk de Oude Eemloop gefaseerd aan te leggen. Zo zou eerst het gedeelte ter hoogte van het ziekenhuisterrein kunnen worden aangelegd. De oude Eemloop ligt voor een belangrijk deel op particuliere terreinen. Realisatie is derhalve afhankelijk van de medewerking van deze eigenaren.
Voorbeelduitwerking oude Eemloop in structuurplan
Ecologische verbinding Schothorst - Coelhorst
Het gebied ten zuiden van de Bunschoterstraat zal ecologisch / landschappelijk worden ingericht, met het doel de landgoederen Schothorst en Coelhorst met elkaar te verbinden. Deze verbindingszone voor planten en dieren van de biotooptypen "droge bossen" en "vochtige loofbossen en schraallanden" vormt een verbinding tussen de aanwezige en te ontwikkelen natuurgebieden op en nabij de landgoederen Schothorst en Coelhorst. Bij de inrichting moet tevens gedacht worden aan zichtlijnen, behoud van het open karakter en het samenspel met het ziekenhuis.
Ook voor deze ecologische verbindingszone geldt dat hiervoor al vele jaren plannen bestaan en dat de daadwerkelijke realisering een zaak van lange adem is. De medewerking van grondeigenaren zal daarbij een belangrijke (zo niet doorslaggevende) rol spelen. Ook hier biedt de komst van het ziekenhuis goede kansen de realisering een stapje dichterbij te brengen.
De Stuw en omgeving
Het Structuurplan Maatweg geeft aan dat dit gebied opgewaardeerd kan worden, waarbij de ruimtelijk ecologische samenhang kan worden vergroot. In het gebied zijn kanovereniging Keistad, jachthaven de Stuw en de scouting gevestigd. Het gebied heeft een unieke ruimtelijke kwaliteit door de samenkomst van Eem en Valleikanaal. Door de oriëntatie van de gebouwen en de bestaande hekwerken keert de plek zich erg af van de stad en is de samenkomst van de watergangen slecht beleefbaar.
In het structuurplan is aangegeven dat het aanbeveling verdient om bij een eventuele herontwikkeling van de bestaande functies de bestaande gebouwen in een compactere vorm op de oever te herplaatsen en functiemenging te bevorderen. Hierdoor, en door gerichte maatregelen aan de oevers en de beplanting langs de weg en om de gebouwen, kunnen de ecologische verbindingen worden geoptimaliseerd. Door de herschikking en herinrichting van de overige ruimte en het toegankelijker maken, zal deze bijzondere plek in de stad een grotere betekenis krijgen. Het gebied blijft via de centrumkant ontsloten. Hier is een centrale parkeerplaats voor de verschillende functies.
Deze omschrijving in het structuurplan is inmiddels achterhaald, omdat de geplande dijkverbetering nu via een ander tracé verloopt, namelijk langs de Ringweg Koppel, en omdat daarnaast de ecologische verbinding nu via de kop van Schothorst gaat lopen.Er zijn geen middelen beschikbaar om de ambitie uit het strcutuurplan waar te maken. Het deelgebied de Stuw wordt nu conserverend bestemd.
De Schans en omgeving
Doel is het zichtbaar maken van de historische structuur van de Schans als verdedigingswerk van de Grebbelinie.
Watersportvereniging De Eemkruisers ligt tussen de historische Schans en de Maatweg. Vanaf de Maatweg is de jachthaven aan het oog onttrokken. Momenteel is de Schans een doodlopend straatje waaraan een aantal vrijstaande huizen staat. Het verkeer van watersportvereniging De Eemkruisers en roeivereniging Hemus rijdt over de Schans.
Het water aan de noordzijde van de Schans is waarschijnlijk een deel van een oude Eemloop. De nieuwe Oude Eemloop loopt aan de zuidzijde ter hoogte van de Schans met de Grebbeliniedijk mee. Indien het talud van de Grebbeliniedijk verruigd wordt en het water wordt verbreedt, kan een natuurlijke scheiding tussen de dijk en de Schans ontstaan. In dat geval ontstaat een mogelijkheid om het hek dat het fort momenteel afsluit te verwijderen. Aangezien het hek op particulier terrein staat is het aan de eiegnaar om te bepalen of hij/zij het hek wil verwijderen.
Het fort is niet toegankelijk en sinds 1836 in particuliere handen. Het opwaarderen van de betekenis van de Schans zal in overleg met de eigenaar dienen te geschieden.
Bij de verdere ontwikkeling van de Schans moet een evenwicht gevonden worden tussen het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de ecologische en de cultuurhistorische waarden.
Langs de Schans zijn enkele bouwlocaties aanwezig. Hier kunnen enkele nieuwe woningen gebouwd worden. De woonhuizen zijn georiënteerd op de Schans.
De oude toegang tot het defensieterrein zal worden gebruikt als noodontsluiting voor het ziekenhuis. Tevens voorziet het Structuurplan in een ontsluiting naar de Grebbeliniedijk via deze voormalige ingang. Deze nieuwe weg maakt het mogelijk de functies op en langs de Grebbeliniedijk beter te ontsluiten voor met name gemotoriseerd verkeer. De huidige weg langs de jachthaven van de Eemkruisers zal dan met name een functie krijgen voor (recreatief) fiets- en wandelverkeer.
Deelstudies
In het kader van het Structuurplan Maatweg zijn meerdere deelstudies en onderzoeken verricht. Deze onderzoeken zijn als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen:
Onderzoek: | Van: | Datum: | Opgenomen in bijlage: |
Ziekenhuis Maatweg verkeersberekeningen | Goudappel Coffeng | 5 september 2003 | 11 |
Natuurwaarden van Structuurplan Maatweg in de gemeente Amersfoort | Adviesbureau Mertens | februari 2004 | 18 |
Externe veiligheidsrisico's in relatie tot de nieuwbouw van een ziekenhuis in Amersfoort | Ingenieurs / adviesbureau SAVE | 17 maart 2004 | 6 (in 2011 verscheen een aanvullende rapportage, deze is opgenomen in bijlage 7 |
Besluitvorming in de gemeenteraad
Voorafgaand aan de vaststelling van het Structuurplan heeft de gemeenteraad op 28 september 2004 ingestemd met de Notitie Herhuisvesting Meander Medisch Centrum. Naar aanleiding van dit besluit is studie verricht naar de ontwikkelingsmogelijkheden op de bij de herhuisvesting betrokken locaties. Een van deze locaties is het deelgebied Kop van Schothorst.
Een van de items die bij de totstandkoming van het Structuurplan een rol heeft gespeeld is de (her)huisvesting van Roeivereniging Hemus. Bij de vaststelling van het Structuurplan Maatweg in 2005 heeft de raad een amendement aangenomen, waarin o.a. is vastgelegd, dat de vestiging van Hemus/Huis van de Watersport binnen het plangebied planologisch mogelijk moet worden gemaakt en dat het gebouw op een ecologisch verantwoorde manier moet worden ingepast op het MOB-terrein.
3.1.2 Studie ziekenhuislocaties
De locatie Kop van Schothorst vormt een onderdeel van dit bestemmingsplan. Met dit bestemmingsplan is de huidige situatie in dit deelgebied vastgelegd. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn hier op basis van dit bestemmingsplan niet mogelijk.
De locatie Kop van Schothorst is in het verleden wel onderzocht op een mogelijke toekomstige (woningbouw)ontwikkeling. De gemeenteraad heeft op 5 april 2005 de Studie Ziekenhuislocaties Amersfoort behandeld. In deze studie komen de (her)ontwikkelingsmogelijkheden van de locaties Kop van Schothorst, Lichtenberg en Elisabeth (de huidige ziekenhuislocaties) aan de orde. Deze studie is opgesteld door bureau Khandekar stadsontwerp en landschapsarchitectuur. Voor elke locatie zijn in het rapport twee ruimtelijke ontwikkelingsmodellen opgenomen.
In het voorontwerp bestemmingsplan Maatweg 2007 is nog een uitvoerige beschrijving van de uitgangspunten voor de planontwikkeling van Kop van Schothorst opgenomen. Inmiddels is door het college op 23 februari 2010 besloten om de Kop van Schothorst de komende jaren niet voor woningbouw te ontwikkelen. Dat komt, omdat de eigenaar van het winkelpand aan de Balladelaan de komende jaren niet overgaat tot herontwikkeling. Er is geen goede ruimtelijke ontwikkeling van de locatie Kop van Schothorst mogelijk zonder herontwikkeling van de Balladelaan. Onderzoeken hebben uitgewezen dat er ook geen goede alternatieve ontwikkelingen voor de Kop van Schothorst mogelijk zijn zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit en de geformuleerde kaders, zoals behoud van waardevolle bomen en de ecologische verbindingszone. Het uitgangspunt blijft wel dat de locatie Kop van Schothorst op termijn voor woningbouw in aanmerking kan komen. In dit bestemmingsplan wordt dat uitgangspunt niet overgenomen, omdat niet met zekerheid te zeggen is of de ontwikkeling van deze locatie binnen 10 jaar plaats gaat vinden. De locatie waar de ontwikkelingen moeten plaatsvinden maakt nog wel onderdeel uit van dit bestemmingsplan, maar de planologische regeling uit het voorgaande bestemmingsplan wordt niet gewijzigd. Kortom: de huidige situatie is met dit bestemmingsplan vastgelegd en nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn hier op basis van dit bestemmingsplan niet mogelijk.
3.1.3 Definitief programma van eisen inrichtingsplan Maatweg
Op 23 maart 2010 hebben burgemeester en wethouders het Definitief Programma van Eisen Inrichtingsplan Maatweg e.o. vastgesteld. Onderdeel daarvan is de kaart van het Inrichtingsplan Maatweg. Tezamen met het Structuurplan Maatweg 2005 vormt het Inrichtingsplan Maatweg (en uiteraard het voorliggende bestemmingsplan) het kader voor de in het plangebied te realiseren plannen en projecten. In het Inrichtingsplan en het Programma van Eisen zijn de randvoorwaarden en aandachtspunten weergegeven, die in acht moeten worden genomen bij de verdere uitwerking van de deelgebieden van het Maatweggebied. Het Programma van Eisen vormt onderdeel van de Samenwerkingsovereenkomst Grebbeliniedijk tussen de provincie Utrecht, het Waterschap Vallei en Veluwe en de gemeente Amersfoort. Aan die Samenwerkingsovereenkomst wordt aandacht besteed in paragraaf 3.1.4 van deze toelichting.
Op de kaart van het Inrichtingsplan zijn kort samengevat de belangrijkste "items / wensbeelden" van en voor het gebied beschreven. Die worden hierna toegelicht.
- De Grebbelinie is een belangrijk ontwerpuitgangspunt voor het Maatweggebied. De werking van het systeem is zichtbaar gemaakt. De Grebbelinie bestond in hoofdzaak uit de dijk, dwarskades en inundatiekommen. De dijk is volgens militair principe uitgevoerd in een strak profiel. De dijk ligt tussen de Eem en het land dat onder water kon worden gezet, de inundatievelden. Daarmee is dit een uniek onderdeel van de Grebbelinie. Uit de oorspronkelijke doorsneden van de dijk valt op te maken dat langs de Eem de Eemzijde als de veilige kant van de dijk werd beschouwd. Aan deze kant is de dijk laag. De dijk heeft nog altijd dit opvallende profiel. Water werd bij dreigend oorlogsgeweld in de kommen ingelaten via een sluisje, waardoor het land tot de volgende dwarskade onder water kwam te staan.
- Het Werk aan de Glashut (de Schans) is een essentieel onderdeel van de Grebbelinie Amersfoort. Voor een goed begrip van de historie van de Schans is het zicht erop en de herkenbaarheid sterk verbeterd. Het buitentalud van de Schans is begroeid met gras en solitaire bomen. Ook op het Terreplein staan solitaire bomen, struiken groeien vooral langs de randen. Langs het buitentalud ligt een plas-dras zone met wilgengriend. Het water rond de Schans herinnert aan de sfeer die er vroeger was als de waterlinie in werking was en is belangrijk in de ecologische verbinding.
- Het Meander Ziekenhuis is de nieuwe entree van de stad. Het gebouw staat niet alleen op de rand van stad naar land, het ziekenhuis is zo ontworpen dat gebouw en landschap met elkaar verweven zijn. De directe omgeving van het gebouw kan worden beschouwd als helend landschap. Binnen worden mensen gezond gemaakt; buiten de natuur. Water wordt gezuiverd en ecosystemen worden hersteld.
- Een deel van de weilanden tussen het ziekenhuis en de Bunschoterstraat zou als herinnering aan de inundatiekommen worden ingericht als moerasgebied met slootjes. De weilanden zijn onderdeel van de Ecologische Verbindingszone Coelhorst-Schothorst en de Ecologische Verbindingszone Eem-Valleikanaal. Om de natuurwaarden zo groot mogelijk te latenzou het gebied niet toegankelijk worden. Vanaf de dijk zou er uitzicht zijn over deze inundatievelden, die ook voor retentie van hemelwater uit de woonwijken dienen. Dit onderdeel uit het inrichtingsplan wordt niet uitgevoerd, omdat de financiele uitvoerbaarheid niet gegarandeerd is ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan. Het water komt dan ook niet terug op de verbeelding van dit bestemmingsplan.
- Verenigingsgebouw Hemus wordt strak langs de oever van de Eem gebouwd. De Grebbeliniedijk loopt er direct ten noorden van het gebouw langs.
- De woonschepen in de Eem zijn opgenomen in de oevervegetatie door floatlands met ruime rietkragen. Een deel van de buitendijkse oeverzone is bestemd als privé-tuin met ruimte voor de auto. De woonschepen zijn voor personenauto's en langzaam verkeer bereikbaar via een onderlangs de dijk lopend pad.
- De Jachtwerf Elzenaar is een van de aantrekkelijke authentieke plekken die karakter geven aan de Eem. In het gebruik en de inrichting van de loodsen en het terrein is de oorspronkelijke functie, de botenbouw, nog zichtbaar.
- Jachthaven De Eemkruisers is een aangename plek voor waterrecreatie langs de Eem. Voor de boottoeristen die Amersfoort bezoeken is de haven het eerste contact met de stad. Het gebied heeft een open uitstraling met een uitnodigend gebaar ook naar de niet-bootbezitter. De levendige haven is een aantrekkelijk doel voor een ommetje.
- De Stuw is een recreatief knooppunt in de stad. Kanovereniging, scouting en jachthaven de Stuw bieden een scala aan activiteiten. Hier begint het contact tussen stad en land. Langs de Eemoever versterken de ecologische verbindingszone Eem-Valleikanaal.
Figuur : kaart Inrichtingsplan Maatweg
Het Programma van Eisen, waarin een nadere beschrijving is opgenomen van de randvoorwaarden en aandachtspunten voor de inrichting van het Maatweggebied, is tot stand gekomen in overleg met de eigenaren en gebruikers van de verschillende deelgebieden. Het Programma wijkt op een aantal punten af van het Structuurplan Maatweg 2005. Alvorens het Programma te beschrijven komen eerst in het kort de verschillen met het Structuurplan Maatweg aan de orde.
Wijzigingen in het Programma van Eisen ten opzichte van het Structuurplan Maatweg
Er komt geen gelijkvloerse fietsoversteek over de Maatweg (ter hoogte van de Oude Hooglandseweg). Vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid is het ongewenst een oversteek voor langzaam verkeer aan te leggen tussen twee kruispunten in.
Al vanaf de totstandkoming van het Structuurplan wordt gesproken over het toepassen van geluidsreducerend asfalt (zeer stil asfalt, geluidsarm asfalt) op de Maatweg. Ook in geluidsonderzoeken is hiermee rekening gehouden. Het is echter niet mogelijk om op het volledige wegvak van de Maatweg geluidsreducerend asfalt toe te passen. Dit geldt vooral bij de kruispunten, omdat de werking in korte termijn teniet wordt gedaan door de verkeersbewegingen die daar plaatsvinden. Aangezien ook kort op elkaar een aantal kruispunten ligt, is onderzocht welke vorm van geluidsreducerend asfalt het beste gebruikt kan worden. Het asfalt dat hiervoor geschikt wordt geacht is SMA - NL5.
In het voortraject is ervan uitgegaan dat tractoren in de toekomst op de Maatweg zouden komen te rijden. Dit betekent dat het kruispunt bij de Bunschoterstraat aangepast moet worden. De provincie heeft inmiddels aangegeven niet akkoord te zijn met deze aanpassing van de Bunschoterstraat. Tractoren zullen in de toekomst over de bestaande parallelvoorziening (fietspad of parallelweg) blijven rijden en gebruik blijven maken van de bestaande met verkeerslichten beveiligde oversteek van de Bunschoterstraat.
Het ziekenhuis krijgt een tweede toegang die alleen bestemd is voor ambulances, bevoorradend verkeer en voor bezoekers aan de eerste hulp.
Gelet op de vele bestaande functies aan de dijk en vooral de vele verharde oevers langs de Eem is het niet mogelijk een optimale ecologische verbindingszone langs de Eemzijde te realiseren. Er wordt daarom uitgegaan van het verleggen van de ecologische verbindingszone van de Eem naar de geplande oude Eemloop en de Schans. In verband met het huidige gebruik van deelgebied de Stuw, kan de ecologische verbinding van en naar het Valleikanaal niet in deelgebied de Stuw en omgeving worden gerealiseerd. De ecologische verbinding tussen het Valleikanaal en de Eem zal over de Kop van Schothorst lopen. De verbinding loopt buitenlangs (rode lijn) in verband met de in de toekomst bedachte bebouwing op deze locatie.
Figuur: Ecologische verbindingszone Kop van Schothorst
Beschrijving van de belangrijke aandachtspunten en randvoorwaarden uit het Inrichtingsplan Maatweg c.q. het Programma van Eisen
Grebbeliniedijk
Voor het Inrichtingsplan Maatweg is een eigentijds grebbelinieprofiel ontworpen. In figuur "Grebbelinieprofiel" is weergegeven hoe dit profiel er uit komt te zien. In dit profiel wordt boven op de dijk gefietst en kan aan de Eemzijde gewandeld worden. Het fietspad is voor een deel ook bestemd als coachpad. Dit profiel wordt ook buiten het Maatweggebied doorgezet tot aan Krachtwijk. Onderzocht wordt nog op welke manier het fietspad na de Bunschoterstraat verder zal gaan lopen. Vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid en beheer is een minimale wegbreedte aangegeven op de dijk. Daar waar er sprake is van een ontsluitingsweg is de volgende maatvoering in deze situatie acceptabel: een wegbreedte van 3,5 meter, aan beide zijden van de weg een verharde grasberm van 40 cm en tot slot aan weerszijden een berm van 1,35 meter. De totale minimale gewenste dijkbreedte komt daarbij op 7 meter. Daar waar sprake is van alleen een fietspad op de dijk is een dijkbreedte van 5,50 meter wenselijk. Daarbij is uitgegaan van een fietspad van 2,5 meter breed met aan weerszijden een berm van 1,50 meter breed.
De uitwerking van de deelgebieden die vallen onder de Grebbeliniedijk wordt gedaan door het Waterschap Vallei en Veluwe (uitgezonderd deelgebied de Stuw). Momenteel is het waterschap bezig met de milieueffectrapportage in verband met de dijkverbetering. De start van de uitvoering van de dijkverbetering is gepland in 2013.
Figuur: Grebbelinieprofiel
De Stuw en omgeving
Het inrichtingsplan voor dit deelgebied gaat uit van het verleggen van de dijk richting Ringweg Koppel. Als belangrijke randvoorwaarde voor dit deelgebied geldt, dat het nieuwe ontwerp van de botenstalling in nauw overleg tussen kanovereniging en gemeente moet worden gemaakt. Ook de nieuwbouw van het scoutinggebouw vereist een zorgvuldig overleg tussen gemeente en de scoutingvereniging.
Ten tijde van de opstelling van dit bestemmingsplan is duidelijk geworden dat in deelgebied de Stuw moet worden afgeweken van het inrichtingsplan. Dat betekent dat er geen nieuwe bouwmogelijkheden worden opgenomen voor de roeivereniging en de scouting, de bestaande situtaie is vastgelegd. De reden hiervoor is een gebrek aan financiele middelen om het gebied opnieuw in te richten. Het gebied maakt geen onderdeel uit van het Rijksmonument Grebbelinie, waardoor de directe aanleiding / noodzaak van herinrichting ook minder groot is dan op andere locaties.
Jachthaven De Eemkruisers
De aansluiting van de ecologische verbindingszone vanuit de Kop van Schothorst vindt plaats over de bestaande toegang van de Eemkruisers naar de Schans. Deze zone moet worden uitgewerkt als een "natte verbinding" met moeras, poeltjes etc. De entree van de jachthaven moet opnieuw worden ingericht. Het Waterschap Vallei en Veluwe zal de bestaande bomen en struiken verwijderen in verband met de dijkverbetering. Daarnaast zullen zij een hekwerk terugplaatsen op de door de gemeente en Eemkruisers gewenste locatie.
Jachtwerf Elzenaar
De huidige loods en het clubhuis van Hemus staan vooralsnog nog ingetekend op de kaart van het inrichtingsplan. Bij de verplaatsing van Hemus naar de locatie ter hoogte van het nieuwe ziekenhuisterrein moet worden ingezet op een zo groen mogelijke invulling van het terrein en de gebouwen die de vereniging momenteel in gebruik heeft. Bij de verdere uitwerking van dit deelgebied moet helder worden op welke manier het parkeren ten behoeve van de jachtwerf opgelost wordt. Daarnaast moeten afspraken met Elzenaar worden gemaakt over de toekomstige invulling van het huidige terrein en de gebouwen die Hemus achterlaat.
woonschepen en het Verenigingsgebouw Hemus
De uitwerking van deze subdeelgebieden (Verenigingsgebouw Hemus en woonschepen) zal voor een groot deel plaatsvinden in het kader van het dijkverbeterplan door het waterschap in nauw overleg met de woonbootbewoners en de gebruikers van het Huis van de Watersport.
De uitwerking op het toekomstige terrein van Hemus vindt plaats door Hemus zelf in nauw overleg met de gemeente en het waterschap. De feitelijke bouw van het Huis van de Watersport is pas mogelijk als de dijkverplaatsing en - verbetering heeft plaatsgevonden. Volgens de huidige planning zal dit in 2014/2015 zijn.
De keermogelijkheid voor auto's (met name transportmiddelen voor roeiboten en bevoorrading) bij het toekomstige verenigingsgebouw mag geen gevolgen voor het dijklichaam hebben. In verband met scheepvaartbewegingen moet een veilige vlonder bij het Huis van de Watersport worden gerealiseerd. Over het water mogen verder geen of slechts in zeer beperkte mate gebouwdelen van het verenigingsgebouw uitsteken in verband met de benodigde manoeuvreerruimte van de scheepvaart. Als het parkeren voor het verenigingsgebouw plaatsvindt op het ziekenhuisterrein moet de voetgangersverbinding vanaf het ziekenhuisterrein richting het verenigingsgebouw de ecologie zo min mogelijk belasten.
Viaduct Bunschoterstraat en gemaal
Het gemaal in Kop van Schothorst wordt niet verplaatst. In het gebied moeten maatregelen getroffen worden om het waterpeil aan te passen. In het inrichtingsplan is rekening gehouden met een waterpeil dat is aangegeven door het waterschap en dat rekening houdt met de verplaatsing van het gemaal in de toekomst.
Het werk aan de Glashut, de Schans
Met de eigenaar van de Schans zijn (herinrichtings)maatregelen overeengekomen die in dit deelgebied wenselijk zijn ter versterking en herstel van de Grebbelinie. De maatregelen omvatten naast landschappelijke- en beheersmaatregelen de mogelijkheid om een aantal bouwwerken te verplaatsen en elders in het deelgebied te concentreren. De eerste fase van de werkzaamheden in het gebied heeft inmiddels plaatsgevonden.
Figuur: Werk aan de Glashut / de Schans
De Schans
Om in dit deelgebied woningbouw mogelijk te maken zijn geluidswerende voorzieningen noodzakelijk. De verkaveling zoals opgenomen in het inrichtingsplan moet mogelijk nog aangepast worden op eventuele busbanen op de Maatweg. De mogelijkheden van wegversmalling op het gedeelte van de Schans het dichtst bij het ziekenhuis moeten nader worden onderzocht, rekening houdend met aangrenzend gebruik van aanwonenden (erfafscheiding en parkeren).
Meander Medisch Centrum
In nauw overleg met de gemeente moet de ecologische zone op het terrein van Meander worden vormgegeven. Met Meander is overeenstemming bereikt over het dubbelgebruik van de parkeerplaatsen. Op het terrein komt een voetgangersontsluiting van de parkeerplaatsen naar het Huis van de Watersport. Deze voetgangersontsluiting mag geen verstoring van de ecologische verbindingszone betekenen. De overgang naar het gebied van Meander is vanuit ecologisch oogpunt niet optimaal. Een brug met ruimte voor doorlopende oevers heeft vanuit ecologisch oogpunt een sterke voorkeur boven een duiker. Moeilijkheid daarbij is de ligging van een zestal 50 kV kabels, met een tracébreedte van 1 meter.
De bestaande bomen langs de nieuwe ontsluitingsweg moeten zoveel mogelijk worden gehandhaafd.
Ten behoeve van het verenigingsgebouw Hemus, de woonschepen en deels ook voor het ziekenhuis zal de nieuwe ontsluitingsweg tussen het Werk aan de Glashut en het ziekenhuisterrein worden aangelegd. Ook zal de ontsluitingsweg op de dijk verder doorgetrokken worden richting verenigingsgebouw Hemus om het gebouw te ontsluiten voor bevoorrading en botentrailers.
Weilanden Bunschoterstraat
De huidige eigenaar van het grootste gedeelte van dit deelgebied wil vooralsnog niet meewerken aan het ecologisch inrichten van zijn terrein. Dit deelgebied krijgt de bestemming agrarisch met een wijzigingsbevoegdheid naar natuur. Deze keuze is mede ingegeven vanwege de planschaderisico's. Indien de huidige eigenaar dan op een later moment wel mee wil werken aan de omzetting naar natuur, kan door hem een beroep gedaan worden op rijkssubsidies voor waardevermindering, inrichtingskosten en beheerkosten.
In dit deelgebied is sprake van 2 ecologische verbindingzones. De zone Eem-Valleikanaal is een zogenaamde “natte” ecologische verbindingszone. Omdat de mogelijkheden langs de Eem beperkt zijn, is er in het totale plangebied gekozen voor het realiseren van de oude Eem. Vooral in dit deelgebied is er ruimte en zijn er mogelijkheden voor een optimale inrichting. Voor de specifieke doelsoorten die gebonden zijn aan plas-dras gronden worden dan nog geen voorzieningen geboden in dit gebied. Alleen de oevers van de Eem kunnen heringericht worden. Het deel Oude Eem dat op het terrein van het ziekenhuis wordt gerealiseerd zal daarnaast op een andere manier aansluiting moeten krijgen op de Eem en haar oevers.
Tussen Coelhorst en Schothorst loopt een “droge” verbindingszone. Alleen met medewerking van de betrokken eigenaar zal deze verbindingszone optimaal ingericht kunnen worden.
Verkeersmaatregelen
- De Maatweg wordt gereconstrueerd in verband met de bereikbaarheid van het ziekenhuis. De verkeersafwikkeling op de Maatweg met aanpalende kruispunten moet ongestoord kunnen plaatsvinden. De komst van het ziekenhuis en het grote aantal aansluitingen die op relatief korte afstand van elkaar liggen, maken het wenselijk om een maximumsnelheid van 50 km/h in te stellen waar dat nu nog niet het geval is. Om de doorstroming van verkeer op de Bunschoterstraat en op het kruispunt Bunschoterstraat/Maatweg ook in de nabije toekomst te garanderen in al in 2009 een aantal rijstroken toegevoegd. Zo is op het kruispunt Maatweg/Bunschoterstraat de bestaande linksafstrook Bunschoterstraat verlengd tot aan ongeveer de Van Boetzelaerlaan. Voor het verkeer vanaf de Maatweg is een tweede rechtsafstrook naar de Bunschoterstraat beschikbaar. Voor het kruispunt Maatweg/Hamseweg en Maatweg/Ringweg Koppel zijn geen aanpassingen nodig.
- De Liniedijk gaat dienst doen als ontsluiting voor het Hemus, de woonschepen en de jachthaven. Om parkeren in de berm van de dijk zelf te voorkomen, zijn anti-parkeermaatregelen nodig. In totaal moeten er naar schatting 48 tot 57 pp worden gerealiseerd en 8-2 voor de kajuitjachtjes en 6 of 7 voor de woonschepen).
- Het deel van de Schans richting het ziekenhuis blijft ongewijzigd en het nog aan te leggen deel richting de Eem zal niet breder zijn dan 3,5 meter, met uitzondering van de bocht ter hoogte van de nooduitgang. Voor een recreatief tweerichtingen fietspad moet bij voorkeur een breedte worden aangehouden van 3,50 m (en eventueel 2,50 m).
- Parkeren voor het verenigingsgebouw van Hemus gaat plaatsvinden op het terrein van Meander Medisch Centrum. Op de dijk komen in principe geen parkeerplaatsen. Waarschijnlijk zijn fysieke maatregelen nodig om te voorkomen dat er op de dijk geparkeerd wordt. Ten behoeve van het laden en lossen en noodhulp is het gewenst om bij verenigingsgebouw Hemus een paar (laad- en los) plekken aan te leggen. Het parkeren ten behoeve van de woonbootbewoners gebeurt op de kade direct naast de woonschepen.
3.1.4 Samenwerkingsovereenkomst Grebbeliniedijk
Zoals hiervoor is aangegeven vormt het Inrichtingsplan met het bijbehorende Programma van Eisen onderdeel van de Samenwerkingsovereenkomst Grebbeliniedijk tussen de provincie Utrecht, het Waterschap Vallei en Veluwe en de gemeente Amersfoort. Deze samenwerkingsovereenkomst is op 11 februari 2011 gesloten.
In de Samenwerkingsovereenkomst hebben de betrokken partijen afspraken gemaakt over de samenwerking bij de verbetering van de Grebbeliniedijk en de realisatie van aanvullende voorzieningen. Daarbij zal het Waterschap de dijkverbetering voorbereiden en uitvoeren en rekening houden met de eisen en wensen van de gemeente en de provincie ten aanzien van de aanvullende voorzieningen. Die zijn met name in de overeenkomst genoemd en omvatten:
- de aanleg van wegen, fietspaden voetpaden en bijbehorende voorzieningen binnen het deelgebied Grebbeliniedijk;
- de aanleg van een fietspad, inclusief bijbehorende voorzieningen buiten het deelgebied Grebbeliniedijk tot aan de fietsbrug bij het gemaal van de Malewetering (ligt buiten de grenzen van het voorliggende bestemmingsplan);
- de ontwikkeling van een locatie voor het Hemus binnen het deelgebied Grebbeliniedijk;
- de inpassing van nieuwe ligplaatsen voor de woonschepen die nu in het deelgebied Grebbeliniedijk zijn gelegen;
- de inpassing van de bestaande niet openbare functies (Jachtwerf Elzenaar, Jachthaven De Eemkruisers, Jachthaven de Stuw, de kanovereniging, de scouting en de roeivereniging) binnen het deelgebied Grebbeliniedijk;
- het zichtbaar maken van de zogenaamde kazematten binnen het deelgebied Grebbeliniedijk;
- het aanbrengen van het Grebbelinieprofiel binnen en buiten het plangebied Grebbeliniedijk tot aan Krachtwijk;
- de inrichting van de Grebbeliniedijk als droge component van de ecologische verbindingszone en de inrichting van de vooroever van de Eem als vochtige ecologische verbindingszone.
Het Inrichtingsplan Maatweg c.q. het Programma van Eisen vormt de basis voor de verdere planvorming in het gebied inclusief de planvorming die door het Waterschap zal worden vervaardigd ten behoeve van de verbetering van de dijk. Op basis van het Inrichtingsplan c.q. het Programma van Eisen en het door het Waterschap uit te voeren MER-onderzoek zal het schap het dijkverbeterplan (op grond van de Wet op de Waterkering) opstellen. Daarin zullen naast de voorzieningen voor de dijkverbetering ook de hiervoor aanvullende voorzieningen worden meegenomen.
Voor het projectplan waarin de dijkverbetering is beschreven moet conform de Wet milieubeheer en het Besluit MER de procedure voor de milieueffectrapportage worden doorlopen. Op dit moment wordt gewerkt aan de tweede fase van de MER "Veiligheid Zuidelijke Randmeren en Eem". In de eerste fase MER (van 2004 tot 2007) heeft het Waterschap Vallei en Veluwe onderzocht wat de beste manier is om de veiligheidsnormen in het gebied te realiseren. In 2007 is de definitieve keuze voor dijkverbetering gemaakt. Nu in de tweede fase MER, wordt die keuze voor dijkverbetering in detail uitgewerkt. Alle belanghebbenden worden betrokken bij die uitwerking.
3.1.5 Structuurvisie Amersfoort
De Structuurvisie Amersfoort is vastgesteld door de gemeenteraad van Amersfoort op 30 juni 2009.
In het Ontwikkelingsbeeld volgens de Structuurvisie is het plangebied van de Maatweg aangewezen als "Groene herstructurering", waarbij een transformatie plaatsvindt in de vorm van de nieuwbouw van het ziekenhuis. Het gebied is volgens de structuurvisie een belangrijke verbinding van de stad met het ommeland (ecologie, recreatie en Grebbelinie); een groene zone langs de Eem en aan de stadsrand is dan ook onderdeel van de voorgestane ontwikkeling.
In het gebied krijgen verschillende functies een plek in een groene omgeving. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de realisatie van ecologische zones. de versterking van de Grebbeliniedijk, de aanpassingen van de infrastructuur en een nieuw onderkomen voor de roeivereniging Hemus. De grootste ontwikkeling, aldus de Structuurvisie, is de nieuwbouw van het ziekenhuis, dat ruim 300.000 mensen in Amersfoort en de regio gaat bedienen.
3.1.6 Nota parkeernormen Amersfoort
In de Nota parkeernormen Amersfoort 2009 zijn specifieke parkeernormen geformuleerd voor diverse functies. Ze geven een indicatie van het aantal auto's dat bij een bepaalde functie geparkeerd wordt in een bepaalde tijdsperiode. De normen worden gebruikt voor nieuwbouwsituaties of bij functiewijzigingen, waarvoor een vergunning of ontheffing dient te worden verkregen. In de parkeernormen wordt rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen in het autobezit.
Vanuit de hoofddoelstelling uit het parkeerbeleidsplan ‘bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte en de leefbaarheid’ is het van belang dat er strikte bepalingen worden gehanteerd ten aanzien van parkeren. Parkeren moet op eigen terrein plaatsvinden zodat een ontwikkeling niet of zo min mogelijk zorgt voor extra parkeerdruk in het openbaar gebied. De belangrijkste voorwaarde is dan ook dat het aantal parkeerplaatsen volgens de norm moet worden aangelegd op eigen terrein. Hiervoor zijn in Nota parkeernormen Amersfoort normen opgenomen per type voorziening (kantoren, detailhandel, onderwijs, gezondheidszorg, overige openbare gebouwen en voorzieningen, industrie, bouw en transport en wonen). In de Nota parkeernormen is ook aangegeven dat bij het opstellen van parkeerbalansen rekening wordt gehouden met de mogelijkheid tot meervoudig gebruik van parkeerplaatsen.
3.1.7 Beleidsvisie groen-blauwe structuur
Op 31 maart 2004 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Groen-Blauwe Structuur vastgesteld. Hiermee is een integraal beleidskader voor de grote groengebieden in en rond de stad tot stand gekomen. Het gebied Maatweg maakt in de beleidsvisie deel uit van het deelgebied Eemloop en omgeving.
Groen-Blauwe Structuur in 2002
In de Beleidsvisie wordt eerst de bestaande situatie (anno 2002) beschreven. Het gebied Eemloop en omgeving (het gebied tussen de Eem en de A1) wordt landschappelijk bepaald door de Eem, stromend vanuit de stad door een halfopen landschap naar het zeer open landschap van het Eemland. Een deel van het gebied bevat de hoger gelegen dekzandgronden waar onder meer de landgoederen Schothorst, Coelhorst en de Schans zijn gelegen.
Het deelgebied Eemloop en omgeving heeft als hoofdfunctie landbouw. In Buitengebied West zijn agrarische bedrijven met groeiambities. Ten noorden van de Eem bevindt zich een natuurontwikkelingsgebied. Zowel de oevers als de gebieden ten noorden en ten zuiden van de Eem (waaronder Coelhorst) maken deel uit van een ecologische verbindingszone.
Groen-Blauwe Structuur in 2015
In de beleidsvisie wordt ook de gewenste groene en blauwe structuur beschreven. Voor het gebied Eemloop en omgeving zijn daarbij (in het kader van het voorliggende bestemmingsplan) de volgende zaken van belang. Naast het patroon van extensiever ruimtegebruik naar buiten toe, is in het deelgebied nog een zonering van belang. Langs de Eem ligt de nadruk op de ontwikkeling van natuur. Aan beide zijden van de Eem heeft de natuur grote potenties. De ambitie is om voor het fietsen en wandelen paden langs en nabij de Eem te ontwikkelen (inclusief een coachpad voor het roeien) en hierbij zo min mogelijk de natuurwaarden aan te tasten.
De gemeente streeft ernaar het landgoed en park Schothorst te verbinden met landgoed Coelhorst. Hier wordt ingezet op een aaneengesloten landschapspark dat verder van de stad af extensiever in het gebruik wordt. De gemeente beoogt om in het landschapspark fiets- en wandelpaden te ontwikkelen en houdt ook rekening met andere basisvoorzieningen voor landrecreatie, zoals spelen, liggen, zitten, picknicken en dergelijke. Het landschap en de natuurwaarden zouden versterkt kunnen worden door toevoeging van enkele boscomplexen en nattere gebieden langs de Grebbeliniedijk. In het Maatweggebied maakt ook het terugbrengen van de meanderende oude Eemloop deel uit van de gemeentelijke plannen.
Figuur: Groen-Blauwe Structuur in 2015
3.1.8 Duurzaam bouwen
Aandacht voor duurzaam en milieubewust bouwen in alle stadia van het ontwerp- en bouwproces is belangrijk. Al op stedenbouwkundig niveau moeten hierbij keuzes worden gemaakt. Bij de uitwerking van plannen moet rekening worden gehouden met de volgende beleidsdocumenten:
Klimaatakkoord 2007-2011
Bij nieuwbouw en renovatie is een forse energiebesparing mogelijk. In het “Klimaatakkoord 2007-2011” tussen gemeenten en Rijk wordt gesteld dat in 2020 de nieuwbouw klimaatneutraal moet zijn. Het energieverbruik in woningen en gebouwen moet dan met 50% zijn verlaagd. Het rijk zal de EPC-norm de komende jaren stapsgewijs aanscherpen. Gemeenten gaan innovatieve initiatieven in de gebouwde omgeving actief oppakken. Ook zal er een innovatieprogramma energiebesparing bij nieuwbouw en renovatie worden opgezet voor de uitvoering van veldexperimenten, waarin op gebouw- en gebiedsniveau in goed overleg tussen betrokken partijen een hogere energieprestatie zal worden gerealiseerd dan de huidige energieprestatie-eis in de nieuwbouw.
Wat de energieprestatie (epc) van gebouwen betreft is de gemeentelijke ambitie een score die 10 % lager ligt dan de geldende epc volgens het Bouwbesluit.
Meer met Minder
In het plan 'Meer met Minder' richt de nationale overheid zich voor de nieuwbouw op aanscherping van de nationale normen die al bestaan (de EPC). Voor woningbouw gaat de EPC van 0,8 naar 0,6 in 2011 en naar 0,4 in 2015 met als doel de energieneutrale woning in 2020. Voor de utiliteitsbouw geldt een vergelijkbare aanscherping met als doel alle nieuwe utiliteitsbouw 50% energie-efficiënter in 2017. Voor bestaande woningen en utiliteitsbouw zal het kabinet de mogelijkheden verkennen voor invoering van een vergelijkbare normstelling voor de energieprestatie. Er wordt een energielabel voor gebouwen (utiliteits-en woningbouw) ingevoerd. Het energielabel is met ingang van 2008 al verplicht voor woningeigenaren die hun huis gaan verkopen of verhuren
Het werkboek duurzaam bouwen
De in dit beleidsdocument vastgelegde uitgangspunten zijn vertaald naar een ambitieniveau, uitgedrukt in een puntenscore van de in het kader van de gehanteerde GPR-checklist. Voor GPR-gebouw is een basis-ambitie vastgesteld van een score van 7 voor elke thema (energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit, toekomstwaarde). Er geldt een inspanningsverplichting om hoger te scoren.
Voor bepaalde materialen geldt een toepassingsverbod. Dit betreft de uitlogende bouwmetalen koper, lood en zink voorzover deze metalen worden toegepast op plekken onderhevig aan weersinvloeden en het toepassen van hout zonder FSC-keurmerk. Het gebruik van beton met puingranulaat wordt aanbevolen.
3.1.9 Waterplan Amersfoort
Op 1 februari 2005 heeft de gemeenteraad het "Waterplan Amersfoort" vastgesteld. Als onderdeel van de hierin verwoorde visie zijn "duurzaamheidsprincipes", voorwaarden en ambities beschreven en zijn vervolgens per gebied accenten gelegd met behulp van streefbeelden. Verder sluit het plan nauw aan bij het waterhuishoudingsplan van de provincie en het waterbeheerplan van Waterschap Vallei & Veluwe.
Het streefbeeld voor oppervlaktewater voor het gebied Maatweg is in hoofdzaak "Water voor natuur". Voor het streefbeeld "Water voor natuur" ligt het accent vooral op het behouden en versterken van natuurwaarden. Verder is belangrijk dat de huidige bergingscapaciteit niet verkleind wordt. Een andere doelstelling is dat hemelwater niet mag worden afgevoerd naar de RWZI, maar zoveel mogelijk ter plaatse wordt vastgehouden. Dit stelt eisen aan de kwaliteit van het te lozen water. Om verontreiniging van oppervlaktewater te voorkomen worden beperkingen gesteld aan het gebruik van uitloogbare bouwmaterialen (zie ook bij 'duurzaam bouwen').
In het gebied heerst een hoge grondwaterstand. Bij nieuwe ontwikkelingen is het gewenst om zodanig te bouwen dat duurzaam geen hinder ontstaat door bijvoorbeeld voldoende hoge vloerpeilen of kruipruimteloos bouwen.
3.1.10 Besluit woonschepen
Op 26 januari 2010 heeft de raad een besluit genomen over de woonschepen in de Eem. Daarbij is besloten dat aan de Schans 4 ligplaatsen worden aangewezen voor woonschepen. De (verplaatsing van de) woonschepen worden vastgelegd in een apart bestemmingsplan. Dat bestemmingsplan is ten tijde van de opstelling avn dit bestemmingsplan (nog) niet onherroepelijk. Het nu voorliggende bestemmingsplan regelt uitsluitend de tuinen van de ligplaatsen met de bijbehorende bijgebouwen.
3.1.11 Wijziging woonplaatsgrens tussen Amersfoort en Hoogland
Op 6 juni 2012 heeft het Meander Medisch Centrum een verzoek gedaan om het nieuwe ziekenhuis aan de Maatweg een adres te geven in de woonplaats Amersfoort in plaats van Hoogland.
Naar aanleiding van dit verzoek heeft het college van burgemeester en wethouders op 13 november 2012 besloten om de woonplaatsgrens zodanig aan te passen dat de gronden die in eigendom zijn van het Meander Medisch Centrum binnen de woonplaats Amersfoort komen te liggen. Op onderstaande afbeelding is te zien op welk gebied de woonplaatsgrenswijziging betrekking heeft.
3.1.12 Nieuwe landgoederen
Het agrarisch (buiten)gebied van Amersfoort verandert snel. Naast de schaalvergroting en verbreding in de landbouw stoppen veel kleinere agrarische bedrijven of zijn al gestopt. De schuren blijven staan en worden soms gebruikt voor andere doelen. De Ruimte voor ruimte regeling (voor percelen waar al gebouwen staan) en de nieuwe landgoederenregeling (voor zowel onbebouwde als bebouwde percelen) zijn economische en beleidsinstrumenten om verrommeling tegen te gaan en een duurzame manier om ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. Dit is kwaliteit op het gebied van cultuurhistorie, ecologie, recreatie en landschap. In het kader van dit bestemmingsplan gaan we alleen in op de landgoederenregeling, aangezien het agrarisch gebied in dit bestemmingsplan geen bestaande gebouwen bevat.
De nieuwe landgoederenregeling het Maatweggebied is in de nieuwe structuurvisie van de provincie niet aangegeven als 'buitengebied', maar als 'stedelijk gebied'. Dit betekent dat in het Maatweggebied in principe geen directe provinciale belangen gelden. De vraag of regelingen die gelden voor het buitengebied ook worden toegepast in 'stedelijk gebied' moet daarom door de gemeente zelf worden beantwoord. Het agrarisch deel van het Maatweggebied grenst direct aan het buitengebied van Amersfoort. Qua gebruik en uitstraling wijkt het gebied niet af van (bijvoorbeeld) het buitengebied dat ten westen van de Bunschoterstraat ligt. Hierdoor kunnen regelingen in het buitengebied die het mogelijk maken om percelen anders te gaan gebruiken (waarbij geen negatieve gevolgen ontstaan voor landschap en milieu) ook hier van toepassing worden verklaard. Om deze reden is binnen de agrarische bestemming in het Maatweggebied de regeling 'nieuwe landgoederen' opgenomen. Kenmerk voor de regelingen is dat het initiatief bij de grondeigenaren ligt. De gemeente en provincie faciliteren en begeleiden.
De regeling voor nieuwe landgoederen is in een wijzigingsbevoegdheid verwerkt.
Regeling nieuwe landgoederen:
Kenmerk van nieuwe landgoederen is dat agrarisch gebruik grotendeels natuurontwikkeling wordt, met extensief recreatief medegebruik. Nieuwe landgoederen zijn een vorm van rood voor groen. In ruil voor sloop van overbodige schuren, het omzetten van een deel van het gebied in groen en het openstellen van het gebied, mag de eigenaar een nieuw landhuis bouwen.
5 beoogde effecten van een nieuw landgoed zijn:
- 1. Versterking van de landschapskarakteristiek
- 2. Tegengaan verrommeling
- 3. Het bieden van de duurzaam en groen alternatief voor landbouw
- 4. Vergroting van de recreatieve waarde
- 5. Vergroting van de ecologische waarde
De richtlijnen voor nieuwbouw op een nieuw landgoed zijn:
- 5 hectare landgoed: bestaande erf 10%=0,5 ha. Maximaal 1500 m3 nieuwbouw, in ruil voor sloop van minimaal 1000m2 schuren.
Een nieuw landgoed heeft minimaal 5 hectare aaneensluitend gebied. Sloop van de bestaande schuren is noodzakelijk en bij de nieuwbouw komen geen losse bijgebouwen. De nieuwbouw moet passen op het bestaande erf. Als het volume van de nieuwbouw groter is dan de historische boerderij, bestaat in de gemeente Amersfoort de mogelijkheid de nieuwbouw te splitsen. Zo is het in te passen op het bestaande erf en ontstaat een nieuw erfensemble. Voorwaarde voor nieuwbouw is ook dat het erf ingepast wordt door de kavelgrenzen in te planten.
- 10 hectare landgoed: inclusief bestaand erf van 1 ha (erf telt mee in oppervlakte landgoed), maximaal 3000 m3 nieuwbouw, in ruil voor sloop alle schuren.
De 10 hectare is aaneensluitend gebied. Sloop van de bestaande schuren is noodzakelijk en bij de nieuwbouw komen geen losse bijgebouwen. De nieuwbouw moet passen op het bestaande erf. Als het volume van de nieuwbouw groter is dan de historische boerderij, bestaat in de gemeente Amersfoort de mogelijkheid de nieuwbouw te splitsen. Zo is het in te passen op het bestaande erf en ontstaat een nieuw erfensemble. Voorwaarde voor nieuwbouw is ook dat het erf ingepast wordt door de kavelgrenzen in te planten.
- 10 hectare landgoed: de 10 hectare is zonder een bestaand erf. Het nieuwe erf is 10% dus maximaal 1 ha. Maximaal 3000 m3 nieuwbouw. Hier heeft het nieuwe landhuis zijn eigen karakteristiek. Bij de nieuwbouw komen geen losse bijgebouwen.
Het agrarisch gebied in het Maatweggebied is ongeveer 10 hectare groot en bevat geen bijgebouwen. Daarom is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om 3000m3 nieuwbouw te realiseren.
3.1.13 Bomenbeleid
De gemeente Amersfoort beschikt sinds 10 januari 2012 over vastgesteld bomenbeleid. Belangrijkste doel is op een pro-actieve en efficiente wijze zorg te dragen voor behoud van waardevolle bomen en groenstructuren door minder regels voor inwoners en gedeelde verantwoordelijkheid voor een groene leefomgeving. In het nieuwe bomenbeleid draait de gemeente de verplichting van een kapvergunning om. Van de ruim 63.500 bomen die in de straten, plantsoenen en parken van Amersfoort staan komen ruim 11.000 waardevolle bomen op een lijst. Voor die bomen geldt een kapverbod, waarvoor alleen bij hoge uitzondering een ontheffing mogelijk is. Er komen ook particuliere bomen op de bomenlijst. Voor de andere bomen geldt geen kapverbod.
Het nieuwe bomenbeleid betekent dat van tevoren voor iedereen duidelijk is welke bomen niet mogen worden gekapt. De waardevolle bomen zijn in drie categorieën ingedeeld: monumentale bomen, belangrijke beeldbepalende bomen en bomen langs hoofdstructuren zoals het Valleikanaal en de invalswegen zoals de Utrechtseweg, Leusderweg en Arnhemseweg. De indeling is van belang bij de beoordeling van ontheffingsaanvragen. Monumentale bomen krijgen de grootste bescherming. Deze mogen in principe niet worden gekapt. Voor de overige categorieën geldt dat bij het kappen van een boom, een nieuwe boom van moet worden geplaatst.
Zodra de bomenlijst is vastgesteld door het college van B&W kan dit worden doorgevoerd in de Algemeen Plaatselijke Verordeningde (APV). Wanneer een boom van de lijst toch moet worden gekapt is daarvoor een ontheffing nodig op basis van de APV. Voor het bestemmingsplan betekent dit dat er geen monumentale bomen, karakteristieke bomen en / of laanstructuren meer worden opgenomen.
De bescherming van bomen in de straten, plantsoenen en parken van Amersfoort regelen we niet meer via het bestemmingsplan, aangezien hiervoor al het bomenbeleid van kracht is. Alleen in gebieden met een bestemming "Natuur" blijft de bescherming van bomen in het bestemmingsplan geregeld, door middel van een omgevingsvergunningplicht bij het kappen van bomen. In dit bestemmingsplan is de kap van bomen in het kader van dijkverbetering uitgezonderd van de omgevingsvergunningplicht. Bescherming tegen eventuele overstromingen beschouwen wij als een zwaarder wegend belang dan de bescherming van individuele (groepen) bomen. |
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Inleiding
In deze paragraaf is het relevante provinciale beleid omschreven. Alleen beleid dat gevolgen heeft voor het plangebied van dit bestemmingsplan wordt hier benoemd, te weten de ruimtelijke structuurvisie, de provinciale verordening en "de Grebbelinie boven water". Van belang om te weten is dat de huidige structuurvisie loopt tot en met 2015, maar dat al in januari 2010 begonnen is met het voorbereiden van een nieuwe structuurvisie. Tegelijkertijd wordt een nieuwe provinciale verordening voorbereid om zaken uit de nieuwe structuurvisie als provinciaal belang vast te stellen.
Een voorontwerp van de nieuwe structuurvisie is op 5 juli 2011 door Provinciale Staten vastgesteld. Daarop hebben diverse belanghebbenden kunnen reageren. Vervolgens hebben van 3 april tot en met 14 mei 2012 het ontwerp van de ruimtelijke structuurvisie 2013-2028, ontwerp provinciale ruimtelijke verordening én de planMER (Milieu Effect Rapportage behorende bij de provinciale structuurvisie en verordening) ter inzage gelegen, waarop een ieder zienswijzen kon indienen. De zienswijzen zijn van een eerste reactie van de provincie voorzien in een nota van beantwoording, dat op 28 augustus 2012 is vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Utrecht. Vervolgens kon iedereen die een zienswijze of opmerking heeft ingediend zijn of haar zienswijze op een hoorzitting kunnen toelichten en kunnen reageren op de nota van beantwoording. Vervolgens stellen Provinciale Staten van de provincie Utrecht de provinciale structuurvisie én de provinciale ruimtelijke verordening definitief vast, waarbij de nota van beantwoording en de toelichtingen tijdens de hoorzittingen worden betrokken. Vaststellling vindt plaats rond de jaarwisseling van 2012/2013, waarna begin 2013 de nieuwe provinciale structuurvisie en verordening in werking treden.
3.2.2 Ruimtelijke structuurvisie provincie Utrecht
Bij het provinciale beleid is met name de Ruimtelijke Structuurvisie Provincie Utrecht van belang. Deze structuurvisie is ontstaan door een beleidsneutrale omzetting van het streekplan 2005-2015 van de provincie Utrecht. Deze omzetting vond plaats op 1 juli 2008. Provinciale Staten hebben hiervoor de “Beleidslijn nieuwe Wro” vastgesteld op 23 juni 2008. In de structuurvisie worden verschillende ruimtelijke functies afgewogen en keuzen bepaald. Ook worden bestemmings- en bouwplannen van gemeenten aan de structuurvisie getoetst.
Figuur: Plankaart Structuurvisie Provincie Utrecht.
De rode contouren
De provincie wil dat nieuwe bouwmogelijkheden binnen bestaand stedelijk gebied goed worden benut. Dit heeft geleid tot een ruimtelijk beleid dat compactheid van bebouwingskernen nastreeft. Dit is vertaald in een ruimtelijke afbakening van de kernen door middel van de rode contouren. Door de rode contouren wordt de contrastwerking tussen stad en land waar mogelijk versterkt. De verstedelijkingsambities van de gemeenten moeten plaatsvinden binnen de rode contouren. De rode contouren omsluiten in het algemeen de bestaande bebouwingskernen met de stedelijke uitbreidingslocaties. Aan de westzijde van de stad is de rode contour op de Bunschoterstraat gelegd. Dat wil zeggen dat het hele plangebied van het bestemmingsplan Maatweg binnen de rode contour valt. Het hele plangebied is aangegeven als bestaand stedelijk gebied. Binnen de rode contour stuurt de provincie niet op aantallen. Als de ontwikkelingen binnen de rode contour passen in het kwalitatieve en kwantitatieve ruimtelijke beleid uit het streekplan (behoud van kwaliteiten en waardevolle structuren, voldoende ruimte voor groen en water in de stad), dan beschouwt de provincie ze als passend in het proces van vernieuwing en functieaanpassing.
Cultureel erfgoed
De Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) bestaat uit samenhangende, historisch waardevolle structuren van bovenlokaal belang. Het zijn ruimtelijk herkenbare, dan wel in de ondergrond aanwezige structuren die kenmerkend zijn voor een bepaalde periode of ontwikkeling. Voor het gebied Maatweg gaat het daarbij om de Grebbelinie. Deze verdedigingslinie is aangeduid als een zogenaamde Megastructuur.
Figuur: Cultuurhistorische hoofdstructuur.
De provinciale ambities met betrekking tot de CHS kennen drie soorten sturingsmechanismen:
- veiligstellen: cultuurhistorie is mede sturend voor de ontwikkeling;
- eisen stellen: cultuurhistorie geeft richting aan de mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen;
- actief versterken: de provincie start zelf projecten.
Voor de Grebbelinie geldt zowel "veiligstellen" als "eisen stellen". Aan het veranderingsproces binnen gebieden met de aanduiding "eisen stellen" wil de provincie vanuit de cultuurhistorie voorwaarden verbinden, als kader bij het opstellen van ruimtelijke plannen en programma's van eisen voor ontwerpen en inrichtingsplannen.
Ecologische hoofdstructuur
Wat betreft de natuur wordt in algemene zin gekozen voor "natuur voor mensen, mensen voor natuur" (toegankelijke natuur, zeker rond stedelijke concentraties). Maar ook ecologie is belangrijk. Bij het streekplan hoort de kaart "Gebieden binnen groene contouren".
Figuur: Ecologische hoofdstructuur.
Voor het behoud van de biodiversiteit in Nederland is jaren '90 van de vorige eeuw de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) bedacht. Een nadere begrenzing, met name geografisch, van de EHS heeft plaatsgevonden in natuurgebiedsplannen. Voor Amersfoort zijn het Natuurgebiedsplan Eemland, Gelderse Vallei en Utrechtse Heuvelrug relevant. De natuurgebiedsplannen zijn sinds 2009 vervangen door één Natuurbeheerplan voor de hele provincie. Een nieuw Natuurbeheerplan (2011) is onllangs vastgesteld. De Ecologische Hoofdstructuur is planologisch in het streekplan (2005-2015) verankerd. De EHS heeft in het provinciale beleid een zogenaamde groene contour gekregen. De grenzen van de EHS zijn daarbij bijna volledig overgenomen uit de natuurgebiedsplannen (hier Natuurgebiedsplan Eemland). Op de streekplankaart "gebieden binnen de groene contour" zijn voor het plangebied Maatweg twee ecologische verbindingszones aangegeven: langs de Eem en het Valleikanaal en vanaf de Eem naar Park Schothorst. Binnen deze groene contour geldt het "Nee,tenzij principe": Een project dat de natuur te veel ('significant') aantast, mag niet worden toegestaan in het bestemmingsplan. Nee, tenzij (a) het een groot openbaar belang dient en (b) er geen alternatieven zijn buiten de natuur. Iedereen die een plan heeft voor een project in of nabij de EHS, is daarom verplicht te onderzoeken of er sprake is van significante aantasting. Om tot een nieuw bestemmingsplan te komen overlegt de gemeente met de provincie over het al dan niet toestaan van een project.
Met de komst van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is de groene contour van de EHS opgenomen in de Provinciale ruimtelijke verordening (Art.5.2) Hierin staat beschreven hoe de Groene contour vertaald moet worden in het bestemmingsplan
Recreatie en toerisme
In het streekplan c.q de structuurvisie wordt geconstateerd dat een kwalitatieve en kwantitatieve inhaalslag nodig is. Hierbij zijn de belangrijkste aandachtspunten: voldoende aanbod, bereikbaarheid, toegankelijkheid en diversiteit. De intensiteit van het gebruik verschilt per gebied, afhankelijk van de aantrekkelijkheid en de bereikbaarheid vanuit het stedelijk gebied. Fietsen, wandelen en varen zijn belangrijke vormen van recreatief medegebruik. Het recreatief medegebruik door uitbreiding van wandelpaden, fietspaden wordt gestimuleerd.
Veiligheid
Om toekomstige verbredingen en/of bundeling van hoofdinfrastructuur fysiek en financieel niet te belemmeren, dient langs de hoofdinfrastructuur uitbreidingsruimte beschikbaar te blijven. Het streekplan c.q. de structuurvisie gaat ervan uit dat langs alle hoofdinfrastructuur vrijwaringszones nodig zijn. De provincie zal de vrijwaringszones zo veel mogelijk in acht nemen, maar is wel van mening dat een vrijstellingsbeleid noodzakelijk is voor situaties waarin vrijwaringszones zorgvuldig ruimtegebruik te zeer in de weg staan. Daarom geldt ook langs de primaire waterkeringen langs het Eemmeer en de Eem een vrijwaringszone: 175 meter buitendijks en 100 meter binnendijks. In overleg met het waterschap kan tot een andere maat gekomen worden.
Overig provinciaal beleid
Natuurgebiedsplan Eemland
In het Natuurgebiedsplan Eemland, dat op 1 mei 2002 is vastgesteld, is de nieuwe begrenzing van de EHS vastgelegd. Daarnaast worden de natuurdoeltypen en subsidiepakketten beschreven die bij de begrenzing horen. Het natuurgebiedsplan is in hoofdzaak bedoeld om het gebied af te bakenen waarbinnen subsidies aan te vragen zijn voor het beheren en inrichten van natuurgebieden. De zonering uit het Natuurgebiedsplan is in het streekplan c.q. de structuurvisie overgenomen. Binnen het bestemmingsplangebied liggen twee ecologische verbindingszones (evz), die in het Natuurgebiedsplan zijn opgenomen als de evz Coelhorst - Amersfoort Schothorst. Volgens het Natuurgebiedsplan is hier 10 ha nieuwe natuur voorzien. De ecologische verbindingszones zijn met een dikke lijn op de kaart van het Natuurgebiedsplan aangegeven.
In het Natuurgebiedsplan wordt de volgende beschrijving van de ecologische verbindingszones gegeven:
- Coelhorst & Eem: deze verbindingszone is belangrijk voor het instandhouden en ecologisch versterken van de Eem als "ecologische corridor" in het gebied Eemland en loopt door tot in de bebouwde kom van Amersfoort (waar deze uiteindelijk uitkomt in de Gelderse Vallei). Binnen de bebouwde kom is geen ruimte voor de ontwikkeling van oeverlandjes en is de te ontwikkelen verbinding verder afhankelijk van initiatieven voor natuurvriendelijke oevers binnen de gemeente Amersfoort;
- Eem - Schothorst: langs de Grebbeliniedijk wordt een zone beoogd met bos, schraalland en poelen. Voor de realisatie van een functionele verbinding met het parkbos van Schothorst wordt daaropvolgend een zone beoogd die wordt ingericht met houtsingels, schraalland en poelen, aansluitend op de aanwezige faunapassage onder de Bunschoterstraat en op een gewenste faunapassage onder de Hamseweg.
- Gidssoorten fauna: Poelkikker, Kamsalamander, Groene glazenmaker, Patrijs, Ree, Das, Ringslang, Rugstreeppad, Oranjetip, diverse vleermuissoorten en Hermelijn.
Figuur: Natuurgebiedsplan Eemland.
De natte verbindingszone vlak langs de Eem ondersteunt de Grebbeliniedijk, die parallel eraan de "droge verbinding" vormt. Streefbeeld is een verbindingszone die bestaat uit de rivier de Eem met rijke oeverbegroeiing en aanliggende natuurgebiedjes met moerasvegetatie, schrale graslandjes, poelen en vochtige ruigte en op de wat drogere (hogere) plaatsen bloemrijk grasland.
Beheer- en inrichtingsvisie Eem
In de Beheer- en inrichtingsvisie Eem uit 2003 is het beleid vertaald naar een streefbeeld voor de Eem. Aan de hand van dit streefbeeld zullen maatregelen worden geformuleerd waarmee dit streefbeeld, binnen een termijn van 15 jaar, geheel of gedeeltelijk wordt gerealiseerd. De visie is de leidraad voor de toekomstige inrichting en beheer van de Eem en haar oevers. Ontwikkelingen in de nabijheid van de Eem moeten onder andere getoetst worden aan dit plan.
Uit en thuis in de provincie Utrecht
Het provinciale Actieplan recreatie en toerisme "Uit en thuis in de provincie Utrecht" is in december 2004 vastgesteld. Het plan bevat een actieprogramma op 7 thema's. Voor het gebied Maatweg is daarbij met name thema 5 van belang: recreatieve ontsluiting met routestructuren en paden: voorzien in ontbrekende schakels en aanpakken barrières.
Waterhuishoudingsplan
Op 23 november 2009 hebben Provinciale Staten het Provinciaal Waterplan 2010-2015 vastgesteld. Dit Waterplan (“richting Robuust”) is een strategisch beleidsplan en omvat het beleid voor waterveiligheid, waterbeheer en gebruik en beleving van water. De provincie Utrecht heeft hierin de keuze gemaakt voor duurzaamheid en kwaliteit, waarin duurzame watersystemen centraal staan, om daarmee een aantrekkelijke woon-, werk- en leefomgeving voor de toekomst veilig te stellen. Hierbij is rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water en het beleid Waterbeheer 21e eeuw (WB21).
Meerjarenactieprogramma Streekplan 2005-2007
Op 19 april 2005 hebben Gedeputeerde Staten het Meerjarenactieprogramma Streekplan 2005 - 2007 (MAP-Streekplan) vastgesteld. In het MAP-Streekplan is opgenomen hoe de provincie actief uitvoering gaat geven aan het streekplanbeleid. In het MAP-Streekplan zijn circa 35 acties en vijf gebiedsgerichte uitvoeringsprojecten opgenomen. Voor de uitvoering van het MAP-Streekplan is 10,5 miljoen euro beschikbaar. Dit bedrag wordt vrijwel geheel besteed aan de vijf gebiedsgerichte uitvoeringsprojecten. Een van deze projecten is de Grebbelinie. Voor het herstel en ontwikkeling van de Grebbelinie is in het Meerjarenactieprogramma Streekplan 1,5 miljoen euro gereserveerd. Het gaat daarbij om een combinatie van het herstel van de structuren en elementen van de Grebbelinie als verdedigingslinie, de ontwikkeling van recreatie en toerisme en versterking van natuur en landschap.
De Grebbelinie boven water (gebiedsvisie voor de Grebbelinie)
Door provincies, gemeenten en waterschap wordt de Grebbelinie erkend als een belangrijke structuur voor de Gelderse Vallei. Reden voor de provincie Utrecht om na te gaan hoe de Grebbelinie kan worden opgeknapt, beter beleefbaar en herkenbaar kan worden gemaakt en hoe storende elementen kunnen worden verzacht. Hierdoor kan de waarde van de linie beter tot uiting komen en kan de kracht van deze lijn worden gebruikt om ontwikkelingen op het gebied van natuur(ontwikkeling), recreatie en waterbeheer te versterken en te verbeteren. Op initiatief van de provincie Utrecht en in samenspraak met verschillende partijen (provincie Gelderland, twaalf gemeenten, Waterschap, SBB en diverse andere organisaties) is een gebiedsvisie voor de Grebbelinie opgesteld en op 14 september 2006 gepresenteerd en door de betrokken partijen ondertekend. De gebiedsvisie 'De Grebbelinie boven water!' geeft een algemeen beeld voor de gehele lijn van de Grebbelinie. Daarnaast is de gebiedsvisie een document dat handvatten geeft voor andere ruimtelijke en sectorale plannen.
Aan de visie is een uitvoeringsprogramma gekoppeld met daarin een groot aantal projecten die op korte en middellange termijn worden uitgevoerd. Er zijn 11 sleutelprojecten, waarvan de "recreatieve ontsluiting van het gebied ten noorden van Amersfoort" er een is. Het gaat daarbij met name om de realisering van de Eempaden in combinatie met het versterken van de ecologische hoofdstructuur en de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten.
3.2.3 Nieuwe provinciale ruimtelijke structuurvisie en verordening
In de nieuwe provinciale ruimtelijke structuurvisie beschrijft de provincie Utrecht haar ruimtelijk beleid voor de periode tot 2028. Deze periode sluit aan bij die in de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het rijk. De provincie geeft aan welke doelstellingen van provinciaal belang zijn, welk beleid de provincie voert op deze doelstellingen én hoe uitvoering gegeven wordt aan het beleid. Uitvoering is deels geregeld via de Provinciale Ruimtelijke Verordening, die tegelijk met de provinciale ruimtelijke structuurvisie is opgesteld.
Om de provincie Utrecht aantrekkelijk te houden om te wonen, werken en recreëren heeft de provincie met regiopartijen de 'strategie Utrecht 2040' ontwikkeld. De doelen uit dit strategiedocument vragen om een integrale aanpak die voor het provinciale ruimtelijke beleid resulteert in drie pijlers:
- 1. een duurzame leefomgeving
- 2. vitale dorpen en steden
- 3. landelijk gebied met kwaliteit
Vanuit waar de provincie nu staat leiden de drie pijlers tot twee belangrijke beleidsopgaven, te weten een accent op de binnenstedelijke opgave door ten minste 2/3 van de woningbouwopgave binnenstedelijk te realiseren en behoud en versterking van de kwaliteit van het landelijk gebied.
Om de beleidsopgaven goed tot uitvoering te kunnen brengen, kan de provincie een drietal instrumenten inzetten, te weten de provinciale ruimtelijke verordening, de proactieve of reactieve aanwijzing en tot slot het inpassingsplan. Deze instrumenten kunnen worden ingezet om conreet benoemde 'provinciale belangen' te beschermen. De aanwijzingen en het inpassingsplan zijn vooral bedoeld als 'stok achter de deur', een uiterst middel om de provinciale belangen te beschermen. Met de provinciale verordening maakt de provincie aan gemeenten en andere belanghebbenden al op voorhand duidelijk met welke provinciale belangen zij geacht worden rekening te houden. Hiervoor staat in de verordening aangegeven welke regels of toelichting ruimtelijke plannen moeten bevatten.
De provincie heeft in een tweetal schema's duidelijk weergegeven welke onderwerpen zij als provinciaal belang aanmerkt. Hierbij is aangehaakt op de drie pijlers:
De provincie geeft de volgende redenen op om bovenstaande onderwerpen als provinciaal belang aan te wijzen:
Voor het Maatweggebied is de Grebbelinie als cultuurhistorische hoofdstructuur van belang. De uitgangspunten voor de Grebbelinie, dat in de nieuwe structuurvisie en verordening militair erfgoed wordt genoemd, blijven zowel bij de provincie als bij de gemeente overeind. Uitgangspunt is nu 'behoud door ontwikkeling', wat betekent dat bij ruimtelijke ontwikkelingen het behouden en versterken van de openheid van de voormalige inundatiegebieden en de samenhang tussen de elementen van de linie van groot belang zijn. In dit bestemmingsplan zijn regels opgenomen om de toekomstige dijkverbetering, in combinatie met het zichtbaar maken van het oude Grebbelinieprofiel, mogelijk te maken. Verder blijkt uit toetsing aan de nieuwe provinciale structuurvisie en verordening dat voor het Maatweggebied in principe geen provinciale belangen gelden. Het Maatweggebied valt binnen de rode contour en wordt beschouwd als "stedelijk gebied".
Opvallend ten opzichte van de voorgaande structuurvisie en verordening is dat de 'groene contouren' door het Maatweggebied zijn verdwenen. Deze groene contouren zijn geen provinciaal belang meer. Dit betekent overigens niet dat het gemeentelijk beleid wijzigt in deze gebieden, bescherming van deze groene gebieden is nog altijd een uitgangspunt in het bestemmingsplan.
Voor het overige geldt dat zowel Groot Weede als park Schothorst binnen de rode contour en daarmee in het verstedelijk liggen, waar verder geen provinciale belangen aan de orde zijn.
3.3 Beleid Waterschap Vallei & Veluwe
Waterbeheersplan 2010-2015
Het waterbeheerplan van het Waterschap Vallei & Veluwe geeft het beleidskader voor het watersysteem in het stedelijk gebied. Het doel in dit gebied is het voorkomen van wateroverlast en watertekort en het behouden en versterken van de belevingswaarde, de recreatieve waarde en de ecologische waarde van het water. Daarnaast wordt het beleid gericht op het voorkomen van wateroverlast in omliggende gebieden en het verminderen van lozingen van verontreinigende stoffen. Doelen zijn:
• Het zo goed mogelijk vasthouden van water.
• Het behouden en ontwikkelen van waardevolle water- en oevervegetaties en het verbeteren van de waterkwaliteit. Dit laatste bereiken we door het verminderen van (diffuse) lozingen en het verbeteren van het beheer.
Veiligheid
In verband met de wettelijke veiligheidseisen is een verbetering van de dijken langs de Eem noodzakelijk. In paragraaf 4.2.6 van deze toelichting zijn die plannen voor de dijkverbetering verder toegelicht.
Op basis van de Keur (een verordening) van het waterschap heeft de Grebbeliniedijk een kernzone en aan beide zijden een beschermingszone. In deze zone is voor alle werken en werkzaamheden die de waterkering aan kunnen tasten vooraf een schriftelijke vergunning van het waterschap nodig. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om graafwerkzaamheden, bouwen, maar ook de soort beplanting. De beschermingszone heeft een breedte van 50 meter.
Figuur: Overzichtskaarten huidige keurzones waterkeringen In de plannen van het waterschap wordt het gedeelte van de waterkering tussen de Stuw Balladelaan en het spoor verlegd langs de Eem tot aan de Koppelpoort.
Figuur: Beschermingszones rond de Grebbeliniedijk.
Verder moet er waterberging worden gerealiseerd voor het vasthouden van hemelwater op het eigen terrein. Deze bepaling geldt met name voor het ziekenhuisterrein. De hoeveelheid water die moet worden aangebracht is ongeveer 10% van de oppervlakte van het toegenomen hard oppervlak.
Het functioneren van de huidige waterstructuur dient intact te blijven. Vergunningen voor wijzigingen aan de bestaande waterstructuur en waterkering moet worden aangevraagd bij het waterschap.
3.4 Rijksbeleid
Nota Ruimte
In de Nota Ruimte (april 2004) zijn deel 3 van de Vijfde Nota en het Tweede Structuurschema Groene Ruimte geïntegreerd. Algemene uitgangspunten van de nota Ruimte zijn: ontwikkelingsplanologie, decentralisatie, deregulering en uitvoeringsgerichtheid. Het nationale ruimtelijk beleid voor steden en netwerken richt zich op voldoende ruimte voor wonen, werken en mobiliteit en de daarbij behorende voorzieningen, groen, recreatie, sport en water. In het beleid en de uitvoering daarvan is het van belang dat er een goede koppeling en bundeling plaatsvindt tussen verstedelijking, economie, infrastructuur, groen, recreatie, natuur, milieu en veiligheid.
De kwaliteit en kwantiteit van het groen in en om de stad zijn de afgelopen decennia aanzienlijk verminderd. De beschikbaarheid van bereikbare en toegankelijke sport- en recreatievoorzieningen in en rondom de steden houdt geen gelijke trend met de vergaande verstedelijking van de laatste jaren. Er dreigt een groot tekort aan vaar-, fiets-, wandel- en andere groene recreatiemogelijkheden. Aanbod van voldoende rode en groene ontspanningsmogelijkheden is belangrijk voor de leefbaarheid, het welzijn en de gezondheid van de bewoners en zelfs voor de economie. In de ruimtelijke plannen van provincies en gemeentes moet daarom de balans tussen bebouwingen groen integraal worden meegenomen. Het is belangrijk dat voldoende ruimte gereserveerd wordt voor de loop- en fietsafstand liggende en daarmee goed vanuit de stad bereikbare perken, groenvoorzieningen, sportvoorzieningen en recreatiemogelijkheden.
Nationaal Verkeers- en Vervoersplan 2001-2020 / Van A naar Beter
De hoofddoelstelling is: Nederland biedt aan iedereen een doelmatig, veilig en duurzaam functionerend verkeers- en vervoerssysteem, waarvan de kwaliteit voor de individuele gebruiker in een goede verhouding staat tot de kwaliteit voor de samenleving als geheel. Deze hoofddoelstelling wordt in het NVVP vertaald naar doelstellingen voor bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid.
Bereikbaarheid: tegemoet komen aan de behoefte aan mobiliteit en transport. Gestreefd wordt naar behoud en verbetering van de leefbaarheid. De verbindingen over de weg moeten positief worden gewaardeerd door burgers, bedrijven en potentiële investeerders. De bereikbaarheid wordt beter door minder oponthoud en een betrouwbare reistijd.
Leefbaarheid: nog schoner, nog zuiniger, nog stiller. Nederland wil tot de best presterende landen in Europa op het gebied van milieu en leefomgeving behoren. Dit betekent voor verkeer en vervoer: minder uitstoot van vervuilende stoffen, minder geluidshinder en minder versnippering van landschap.
Vierde Nota Waterhuishouding (NW4)
De hoofddoelstelling van de NW4 is: het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het in stand houden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd. De vierde Nota waterhuishouding stelt als uitgangspunt dat de na te streven doelen voor het waterbeheer alleen door een integrale benadering kunnen worden bereikt. Dit betekent dat er afstemming moet zijn tussen water-, ruimtelijke ordening- en milieuaspecten.
Waterbeheer in de 21ste Eeuw (WB21)
Het Nederlandse waterbeleid is sterk aan veranderingen onderhevig (geweest). Met name op nationaal en provinciaal niveau is nieuw beleid ontwikkeld naar aanleiding van onder andere de wateroverlastproblemen in 1993 en 1995. Een belangrijk onderdeel vormt het beleid vanuit het advies van de Commissie Integraal Waterbeheer. In dit advies is aangegeven dat de volgende principes dienen te worden gehanteerd:
1. Anders omgaan met waterbeheer. Dit betekent: 1) overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms vasthouden in de bodem en in oppervlaktewater, zonodig 2) water tijdelijk bergen in retentiegebieden langs de waterlopen, waarvoor ruimte moet worden gecreëerd en pas als 1) en 2) te weinig opleveren, water afvoeren naar elders.
2. Ruimte voor water
Dit betekent: geen nieuwe ruimte onttrekken aan het watersysteem, water weer een sturend principe te laten zijn in de ruimtelijke ordening in Nederland en in het ruimtelijk beleid waar nodig ruimte beschikbaar te stellen voor het tijdelijk bergen van water.
3. Meervoudig ruimtegebruik
Dit betekent voor stedelijk gebied: water combineren met stedelijke herinrichting en stadsuitbreiding.
Ook op kwalitatief gebied bestaat er een strategie ten aanzien van de omgang met water. Deze luidt: hergebruik van water, het schoonhouden van water, het scheiden van schone en vuile waterstromen en ten slotte het zuiveren van vervuild water.
Nationaal Bestuursakkoord Water
Dit akkoord staat voor een vernieuwde aanpak van het waterbeleid. Een van de onderdelen van het akkoord is de Watertoets. Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21e eeuw, waarin aan water een meesturende rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets wordt beoogd waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Dan pas komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de verschillende plannen en projecten (en de onderlinge samenhang daartussen) toegelicht. Zoals ook al in de Inleiding (hoofdstuk 1) is opgemerkt, is het bestemmingsplan een verdere uitwerking van het Structuurplan Maatweg, het voorontwerp van het bestemmingsplan Maatweg 2007, de Studie Ziekenhuislocaties Amersfoort en het Inrichtingsplan Maatweg c.q. het daarbij behorende Programma van Eisen Inrichtingsplan Maatweg.
4.2 Nieuwe Ruimtelijke Ontwikkelingen
4.2.1 Meander Medisch Centrum
4.2.2 Kop van Schothorst
De Kop van Schothorst zal de komende jaren niet worden ontwikkeld met woningbouw. In de inleiding van dit bestemmingsplan is al kort aangegeven wat hiervoor de oorzaken zijn.
In het Structuurplan Maatweg is aangegeven dat de ecologische verbindingszone Valleikanaal - Eem over deelgebied de Stuw loopt. Door de 'Werkgroep Ecologische Verbindingszone Valleikaal' is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om een deel van deze ecologische verbinding niet via deelgebied de Stuw te laten lopen, maar via deelgebied Kop van Schothorst. In het onderzoek is geconcludeerd dat, vanuit ecologisch perspectief bezien, de variant over de locatie Kop van Schothorst de meeste potenties biedt om een functionele ecologische verbindingszone te realiseren.
Dat is ook onderkend in het Inrichtingsplan Maatweg c.q. het daarbij behorende Programma van Eisen. In verband met het huidige gebruik van deelgebied de Stuw, kan de ecologische verbinding van en naar het Valleikanaal niet in dat gebied worden gerealiseerd. De ecologische verbinding tussen het Valleikanaal en de Eem zal daarom over de Kop van Schothorst lopen.
Bij het bestemmen van dit deelgebied wordt vooralsnog uitgegaan de handhaving van het huidige gemaal.
4.2.3 Verenigingsgebouw Hemus
4.2.4 Woningbouw de Schans
4.2.5 Natuurontwikkeling en Eempaden
4.2.6 Plannen voor dijkverbetering
4.2.7 Project VERDER
Het VERDER - pakket is een pakket maatregelen dat wordt uitgevoerd tot en met 2020 on de regio Midden-Nederland bereikbaar te houden en de economische positie te versterken. Amersfoort is verantwoordelijk voor de uitwerking en uitvoering van de Amersfoortse projecten. In augustus 2010 is een uitvoeringsprogramma vastgesteld voor de uitwerking en de uitvoering van de VERDER projecten voor Amersfoort. Één van deze projecten is het versnellen van de openbaar vervoerroute Amersfoort centrum - Vathorst, deeltraject Brabantsestraat, Kwekersweg, Ringweg Koppel en de Maatweg. In onderstaande afbeelding is het deeltraject op een kaart weergegeven.
Traject VERDER ter hoogte van Maatweggebied
Doelstelling is een snelle en betrouwbare openbaar vervoer verbinding voor de buslijnen van het centrum naar Vathorst, onder andere door middel van busstroken bij de Maatweg en bij de aanloop naar de kruisingen Maatweg / Ringweg Koppel. Op de kruising worden de verkeerslichten aangepakt zodat de bus hier prioriteit krijgt.
Op 9 oktober 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders een besluit genomen over de uit te voeren werkzaamheden op het traject Kwekersweg - Ringweg Koppel - Maatweg. Tegelijkertijd heeft het college aan de gemeenteraad voorgesteld om een budget van €1,76 miljoen uit het VERDERpakket ter beschikking te stellen voor deze werkzaamheden, onder voorbehoud van goedkeuring door de regionale VERDER partners.
Op 18 december 2012 heeft de gemeenteraad besloten tot de aanleg van busbanen langs de Maatweg - Ringweg Koppel.
4.2.8 Deelgebied de Stuw
In het Structuurplan Maatweg is aangegeven dat de ruimtelijke, landschappelijke en ecologische kwaliteiten van deelgebied de Stuw verbeterd kunnen worden door een eventuele herontwikkeling van de bestaande functies en bebouwing. Zowel de Karel Doormangroep Amersfoort Zeeverkenners en Zeewelpen als Kanovereniging Keistad oriënteren zich op de mogelijkheden om tot een betere huisvesting te komen.
Het huidige clubgebouw van Keistad bestaat uit een verenigingsgebouw met kantine, douche en kleedruimten en opslagruimte. Het grootste deel van de opslag vindt plaats in zeecontainers naast het clubgebouw. Keistad is voornemens om de kleedruimten te vernieuwen en uit te breiden en de zeecontainers te vervangen door een nieuwe kanostalling. In dit bestemmingsplan zijn daarvoor de mogelijkheden geboden.
Ook de andere vereniging in dit deelgebied kampt met ruimtegebrek en wil nieuw bouwen. Op dit moment zijn daarvoor nog geen concrete bouwplannen bekend. Niettemin wordt in het bestemmingsplan wel rekening gehouden met de mogelijkheid van nieuwbouw (300 m2), zodat kleine wijzigingen in de toekomst makkelijk kunnen worden doorgevoerd. Daarvoor is op de verbeelding een bouwblok opgenomen, die ten opzichte van de bestaande bebouwing in noordelijke richting is verplaatst. Dat is noodzakelijk omdat het inrichtingsplan voor dit deelgebied uitgaat van het verleggen van de dijk in de richting van de Ringweg Koppel.
In dit deelgebied wordt in het Inrichtingsplan Maatweg rekening gehouden met een herinrichting van de toegangsweg tot dit terrein vanaf de Ringweg Koppel met een nieuwe langsparkeerstrook. Bij de in het bestemmingsplan gekozen mogelijkheden voor ver/nieuwbouw is rekening gehouden met een in het gebied gelegen gasleiding.
In dit deelgebied bevindt zich ook jachthaven de Stuw. Gelet op de bijzondere ligging van dit watersportbedrijf staat het bestemmingsplan in principe alleen de huidige bedrijfsactiviteiten toe. De bouwmogelijkheden zijn beperkt tot de bouwmogelijkheden volgens het huidige bestemmingsplan. Op verzoek van de eigenaar worden in beperkte mate horeca-activiteiten, mits ondergeschikt aan en ten dienste van de jachthaven, toegestaan. In het Inrichtingsplan Maatweg is rekening gehouden met een herinrichting van het parkeerterrein bij de jachthaven.
In verband met het huidige en toekomstige gebruik van het deelgebied de Stuw, kan de ecologische verbinding van en naar het Valleikanaal niet in dit deelgebied worden gerealiseerd. De ecologische verbinding tussen het Valleikanaal en de Eem zal over Kop van Schothorst lopen.
4.2.9 Jachthaven de Eemkruisers
In het Inrichtingsplan Maatweg is aangegeven dat de aansluiting van de ecologische verbindingszone vanuit de Kop van Schothorst plaats vindt over de bestaande toegang van de Eemkruisers naar de Schans. Dat maakt dat de entree van de jachthaven in combinatie met de dijkverbeteringswerkzaamheden opnieuw moet worden ingericht. In het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met een vergroting van het bestaande clubgebouw en benodigde extra bebouwing op het haventerrein ten behoeve van opslag en onderhoud.
4.2.10 Jachthaven Elzenaar
Gelet op de bijzondere ligging van dit bedrijf staat het bestemmingsplan alleen de huidige bedrijfsactiviteiten toe. Een deel van de bedrijfsbebouwing van Elzenaar wordt nu nog gebruikt door Hemus. Met de verplaatsing van deze roeivereniging naar de locatie van het Huis van de Watersport komt de desbetreffende loods vrij. In overleg met de eigenaar moeten afspraken worden gemaakt over de toekomstige invulling van de loods. Dat vereist een zorgvuldige afweging om te voorkomen dat een stapeling van activiteiten ontstaat langs dit gedeelte van de Eem. Uitgangspunt is dat een verstoring in het gebied en het aantal verkeersbewegingen beperkt blijft, In het bestemmingsplan is daarom uitgegaan van een bestemming die aansluit bij de huidige activiteiten van het bedrijf. Verder worden in beperkte mate horeca-activiteiten, mits ondergeschikt aan en ten dienste van de jachthaven, toegestaan
Het gebied wordt ontsloten via de verbindingsweg tussen de Schans en de dijk. Het bestaande autopad wordt omgevormd tot een pad op de dijk, een graspad voor wandelaars en een asfaltpad voor fietsen en auto's.
Parkeren in de berm is niet mogelijk. Vanaf de dijk komt een afrit naar de parkeerplaatsen voor het bedrijf. Langs het gebied van Elzenaar is op de dijk een recreatief voet-fietspad gepland. Tussen het terrein en het pad langs de bovenkant van het dijktalud komt een haag.
4.2.11 woonschepen
In de Eem zijn 4 ligplaatsen aangewezen voor woonschepen, die via een afzonderlijke planologische procedure reeds zijn toegestaan. Deze toewijzing vond plaats naar aanleiding van een raadsbesluit in januari 2010 om (onder andere) aan de Schans 4 ligplaatsen aan te wijzen en in te richten.
De nieuwe ligplaatsen worden voorzien van een tuin inclusief berging. De tuinen maken deel uit van het gebied van het voorliggende bestemmingsplan. De woonschepen zijn bereikbaar via een autotoerit langs de teen van het dijktalud. Het eigen terrein bij de woonschepen loopt minimaal tot 7 meter uit de beschoeiing van de Eem. Er geldt een parkeernorm van 1,7 parkeerplaatsen per woonschip. De benodigde parkeerplaatsen worden direct naast de tuinen van de woonschepen gerealiseerd. De begrenzing van de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied is bij elk woonschip ruim genoeg dat er twee auto's per woonschip kunnen parkeren. Hierbij gaan wij uit van een maatvoering voor een parkeerplaats van 2,5 bij 5 meter.
In elke tuin van een woonschip mag een berging worden gebouwd. Om het zicht op de Eem vanaf het openbare gebied zo veel mogelijk vrij te houden is de maximale hoogte per berging beperkt tot 3 meter en het maximale oppervlak per berging tot 25 m2.
4.3 Verkeer- En Verkeersmaatregelen
Onderzoek en discussie
Naar aanleiding van het voorontwerp van het bestemmingsplan en de inspraakreacties is veel discussie geweest over en onderzoek verricht naar het verkeer in het gebied. Ten opzichte van het voorontwerp zijn de plannen op enkele punten aangepast. Van de discussie en het onderzoek wordt uitgebreid verslag gedaan in de "Notitie Verkeer" en de "Second Opinion Maatweg" die daar deel van uitmaakt (zie bijlage 2 bij deze toelichting). Op basis van de Second Opinion is gekozen voor Variant 2, die hieronder kort beschreven wordt. Voor een meer uitgebreide toelichting wordt naar de Notitie Verkeer verwezen.
Verkeersprognoses
In het kader van het Structuurplan Maatweg heeft bureau Goudappel Coffeng in 2003 verkeersberekeningen gemaakt. De berekeningen zijn gemaakt om enerzijds de gevolgen van de bouw van het ziekenhuis voor de verkeersintensiteiten op de wegen in en rond het plangebied te bepalen en anderzijds om het benodigd aantal parkeerplaatsen te berekenen. Inmiddels is gebleken dat de berekening van de verkeersintensiteiten uit dat rapport geactualiseerd moeten worden. Daar zijn verschillende redenen voor. Uit waarnemingen en tellingen blijkt dat de ontwikkelingen in de toename van het verkeer en de verdeling van het verkeer over de wegen in de stad anders is dan eerder werd voorspeld. Daarnaast zijn er nieuwe inzichten over de verkeersaantrekkende werking van het ziekenhuis en is inmiddels duidelijkheid dat de openbaar vervoerlijn naar Vathorst over de Maatweg zal rijden. Tot slot kan worden opgemerkt dat het onderzoek van Goudappel Coffeng het jaar 2010 als horizon had, wat niet toereikend is voor het bestemmingsplan.
De meest recente verkeersmodellen kijken nu vooruit tot het jaar 2020. Omdat de looptijd van het bestemmingsplan tot 2017 gaat, zijn uit het recente verkeersmodel de verkeersprognoses in en rond het gebied Maatweg gedestilleerd (zie figuur Verkeersprognoses 2010). Dit zijn ook de gegevens waarmee in de milieu-onderzoeken wordt gerekend, zoals die verderop in dit hoofdstuk beschreven worden. In de figuur zijn voor de verschillende wegvakken de etmaalintensiteiten op een gemiddelde werkdag, na realisatie van het ziekenhuis en voor het jaar 2017, aangegeven.
Figuur: Verkeersprognoses 2017 (werkdagintensiteiten).
Er van uitgaande dat in het spitsuur 10% van het etmaaltotaal wordt afgewikkeld en rekening houdend met het feit dat per rijstrook 2000 voertuigen per uur afgewikkeld kunnen worden, kan worden geconcludeerd dat de te verwachten intensiteiten in 2020 op de bestaande wegenstructuur kan worden afgewikkeld. In de toekomst zal het snelheidsregime op een deel de Maatweg verlaagd worden van 80 naar 50 km per uur door dit deel de Maatweg binnen de bebouwde kom te halen. Het gaat om het volgende traject van de Maatweg:
De verlaging van de snelheid betekent dat landbouwverkeer op de Maatweg toegelaten kan worden (maar niet op het kruispunt met de Bunschoterstraat).
Variant 2
Volgens Variant 2 zullen de volgende verkeersmaatregelen worden uitgewerkt en gerealiseerd:
- ter hoogte van de hoofdingang van het ziekenhuis een aansluiting op de Maatweg voor autoverkeer, fietsers, voetgangers en bevoorradend verkeer;
- ter hoogte van de hoofdingang bushalten langs de Maatweg;
- een aparte ontsluitingsweg voor ambulances;
- verkeer naar de woonschepen en het Huis van de Watersport via de Schans en een nieuw aan te leggen weg richting Eemdijk;
- het handhaven van het fietspad aan de noordzijde van de Maatweg.
Verkeersafwikkeling kruispunten
Op basis van de verkeersprognose voor 2017 zijn de verkeerslichteninstallaties op de kruispunten Maatweg - Bunschoterstraat, Maatweg - Hamseweg en Maatweg - Ringweg Koppel doorgerekend. Bij die berekeningen is rekening gehouden met een goede doorstroming van de Lijn Vathorst, die over de Maatweg en de Bunschoterstraat zal gaan rijden. Uit het onderzoek is gebleken dat bij enkele kruisingen extra rijstroken nodig zijn om een goede afwikkeling van het verkeer mogelijk te maken:
- op het kruispunt Maatweg - Bunschoterstraat is dat vanaf de Maatweg naar de Bunschoterstraat een tweede rechtsafstrook erbij en vanaf de Bunschoterstraat naar de Maatweg een linksafstrook erbij. Om dat mogelijk te maken dient er op de Maatweg een extra ingaande strook aangelegd te worden;
- op het kruispunt Maatweg - Ringweg Koppel is vanaf de Maatweg een extra linksafstrook en een extra rechtsafstrook nodig (deze is inmiddels in het kader van de Lijn Vathorst gerealiseerd);
- op het kruispunt Maatweg - Hamseweg zijn geen extra maatregelen noodzakelijk.
Langzaam verkeer
Hiervoor is al aangegeven dat in het plangebied, met name langs de grote wegen, verschillende fietspaden/routes voorkomen. De ventweg aan de zuidwestzijde van de Maatweg zal in de toekomst alleen nog een functie hebben voor het fietsverkeer, omdat onder andere landbouwverkeer op de Maatweg mag rijden als de maximum snelheid wordt verlaagd. In het Structuurplan Maatweg is de mogelijkheid open gehouden om het fietspad aan de noordoostzijde van de Maatweg in de toekomst te laten vervallen. Naar aanleiding van de inspraakreacties is besloten het fietspad in stand te houden. Het wordt landbouwvoertuigen via een algemene ontheffing toegestaan om gebruik te maken van het westelijke fietspad van de Maatweg. Dit is noodzakelijk omdat landbouwvoertuigen niet rechtstreeks vanaf de Maatweg naar de parallelweg van de Bunschoterstraat kunnen rijden.
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Hoofdlijnen Milieubeleid / Kaders
De hoofdlijnen van het milieubeleid worden bepaald door Europa en het Rijk. Binnen de Provincie Utrecht is het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011 (door Gedeputeerde Staten met twee jaar verlengd en dus nog steeds actueel) richtinggevend.
Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011
(door Gedeputeerde Staten met twee jaar verlengd en dus nog steeds actueel)
De provincie Utrecht wil de milieukwaliteit in onze provincie op peil houden en waar nodig herstellen. Onderwerpen die in het Provinciaal Milieubeleidsplan centraal staan, zijn bodem, water, lucht, voorraadbeheer, verstoring en externe veiligheid. Door projecten uit te voeren op deze gebieden, kan bijgedragen worden aan brede maatschappelijke thema's: leefomgevingkwaliteit, gezondheid, integrale veiligheid en biodiversiteit. Het Provinciaal Milieubeleidsplan gaat ook specifiek in op enkele betrokken doelgroepen: landbouw, bedrijven, consumenten, bouwen & wonen en verkeer. Veel aandacht is er voor een gebiedsgerichte benadering. Per gebiedstype, zoals 'natuur' of 'agrarisch', wordt bekeken welke milieukwaliteit in ieder geval nodig is (basiskwaliteit) en hoe die nog vergroot kan worden (ambitiekwaliteit). De provincie formuleert in het Provinciaal Milieubeleidsplan concrete milieudoelen en ook haar eigen rol met betrekking tot de realisatie ervan. Die realisatie wordt verder uitgewerkt in het actieprogramma dat de provincie opstelt.
Op het gebied van geluid, externe veiligheid en luchtkwaliteit is op nationaal niveau beleid van kracht dat het kader vormt voor de beschrijvingen van de milieugevolgen in dit plangebied:
Geluid: Wet geluidhinder
De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Bij vaststelling van een bestemmingsplan komen in de volgende gevallen de voorwaarden uit deze wet aan de orde:
- het bestemmen van gronden voor nieuwe geluidgevoelige objecten (daaronder vallen woningen en het ziekenhuis) binnen zones langs (spoor-)wegen en zones rondom industrieterreinen;
- het bestemmen van gronden voor de aanleg van nieuwe, danwel reconstructie van gezoneerde (spoor-) wegen;
- het bestemmen van gronden voor (nieuwe) industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen;
- herziening van zonegrenzen van industrieterreinen.
De Wet geluidhinder gaat uit van zones langs (spoor)wegen en zones bij industrieterreinen waarbinnen voor bouwplannen en bestemmingsplannen (die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken) een akoestische toetsing moet worden uitgevoerd. De geluidbelasting op de gevels van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen (woningen, scholen, zorginstellingen) mag in principe niet meer bedragen dan de wettelijk vastgelegde voorkeursgrenswaarde. De voorkeursgrenswaarde is de geluidsbelasting die altijd toelaatbaar is op de gevel van de geluidsgevoelige bestemming.
Indien de geluidbelasting op de gevel hoger is dan de voorkeursgrenswaarde kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek worden gedaan tot vaststelling van een hogere waarde. Hierbij mag de geluidbelasting de uiterste grenswaarde niet overschrijden. De voorkeursgrenswaarde en uiterste grenswaarde voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per geluidbron. Aangezien het ziekenhuis en de bestaande woningen de belangrijkste geluidgevoelige functies zijn in het plangebied, geven we hier een overzicht van de voorkeurswaarden en maximale ontheffingswaarde per geluidsbron voor deze twee functies:
Ziekenhuis | |||
Bron: | Voorkeurswaarde (Lden) | Maximale ontheffingswaarde (Lden) | Reeds verleende ontheffings-waarde (Lden) |
wegverkeer binnenstedelijk | 48 dB | 63 dB | 52 dB (Bunschoterstraat) 49 dB (Maatweg) |
Industrielawaai (in Letm) | 50 dB (A) | 60 dB (A) | 60 dB(A) (gevels ziekenhuis) 55 dB(A) (gevels andere gezondheidsgebouwen) |
Woningen | ||
Bron: | Voorkeurswaarde (Lden): | Maximale ontheffingswaarde (Lden) |
Wegverkeer binnenstedelijk | 48 dB | 63 dB |
Industrielawaai | 50 dB(A) | 55 dB(A) |
Lden staat voor 'level day-evening-night' en is een maat om de geluidsbelasting door omgevingslawaai uit te drukken. Sinds 2004 is het gebruik van Lden in alle europese lidstaten verplicht.
De gemeente heeft beleid opgesteld met betrekking tot het vaststellen van hogere grenswaarden (Geluidsnota gemeente Amersfoort 2008, versie 12, kenmerk 2782729). Hierin zijn criteria opgenomen voor het verlenen van ontheffing van de voorkeursgrenswaarde en voorwaarden die aan de ontheffing worden verbonden. De maximale ontheffingswaarde is de geluidsbelasting die maximaal toelaatbaar is op de gevel als er ontheffing is verleend. In de geluidsnota van de gemeente staat exact aangegeven onder welke criteria ontheffing kan worden verleend en welke voorwaarden aan een dergelijke ontheffing worden verbonden. Hierbij maken we onderscheid tussen ontheffingen vanwege weg- en spoorverkeer en ontheffingen vanwege industrielawaai.
Op het ogenblik wordt gewerkt aan een grootschalige aanpassing van de Wet geluidhinder. Dit gebeurt onder de noemer van Swung (Samen Werken in de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid). De afgelopen jaren is namelijk gebleken dat de huidige Wet geluidhinder onvoldoende bescherming biedt tegen de gevolgen van de autonome groei van het verkeer. Doordat de huidige wet voor het verdisconteren van de groei van het verkeer aangrijpt op fysieke aanpassing van wegen of spoorwegen, laat deze de groei die plaatsvindt zonder aanpassing van de infrastructuur ongemoeid. Dit leidt, aldus de verantwoordelijke minister, tot onbeheerste (niet aan regels gebonden) toenames van de geluidsbelasting op omliggende woningen. Om aan deze onbeheerste groei een einde te maken en geluidgevoelige objecten beter te beschermen is per 1 juli 2012 de invoering van geluidsproductieplafonds voor de rijksinfrastructuur (Swung-1) geregeld via een nieuw hoofdstuk 11 Geluid in de Wet milieubeheer. Hoge geluidsbelastingen worden aangepakt met een omvangrijke saneringsoperatie.
Hoofdstuk 11 Wet milieubeheer heeft naast "Geluidsbelastingkaarten en actieplannen" betrekking op de aanleg en reconstructie van een hoofdweg en de aanleg of wijziging van een hoofd(spoor)weg. In het kader van het project "Verder" is sprake van een dergelijke reconstructie, aangezien de Maatweg hierdoor wijzigt.
Dit nieuwe hoofdstuk heeft geen betrekking op de bouw van geluidsgevoelige objecten langs wegen en spoorwegen met geluidproductieplafonds. Daarop blijven voor de beoordeling van geluidhinder vooralsnog de regels van de Wet geluidhinder van toepassing. Ook op decentraal beheerde wegen en spoorwegen blijft de Wet geluidhinder van toepassing. Deze onderwerpen zullen onderdeel uitmaken van de volgende stap in de herziening van de geluidregelgeving.
Op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan wordt gewerkt aan een eerste wetsvoorstel voor de provinciale wegen, gemeentelijke wegen en gezoneerde industrieterreinen (Swung 2).
Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt niet in de nabijheid van een bestaande of geplande Rijksweg, waardoor Hoofdstuk 11 Wet Milieubeheer niet van toepassing is. Ten zuiden van het Maatweggebied ligt industrieterrein Isselt, de geluidszone hiervan ligt over het gehele plangebied. Verder zijn de Maatweg en Bunschoterstraat belangrijk: deze doorgaande wegen leveren ook een zekere geluidsbelasting op. Geluid is hiermee een niet te onderschatten factor in dit gebied. |
Geluidzone Isselt in relatie tot het plangebied.
Luchtkwaliteit: nationaal beleid luchtkwaliteit
Op het gebied van luchtkwaliteit is in Nederland titel 5.2 van de Wet milieubeheer van belang, dat normen voor luchtkwaliteit bevat en een uitwerking vormt van (o.a.) de Europese Kaderrichtlijn luchtkwaliteit.
Nederland heeft in de wetgeving ruimtelijke ordening en normen voor luchtkwaliteit aan elkaar gekoppeld. Nederland betrekt al sinds jaar en dag álle relevante belangen (dus ook die van het milieu) bij ruimtelijke besluiten. Dit uitgangspunt van een 'goede ruimtelijke ordening' is verankerd in de Wet ruimtelijke ordening. De Europese Unie schrijft zo'n koppeling niet voor.
Sinds 2007 is via de Wet ruimtelijke ordening en titel 5.2 van de Wet milieubeheer bepaald dat een voorgenomen ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is indien in ieder geval aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- 1. Er worden geen grenswaarden voor de luchtkwaliteit overschreden;
- 2. Er treedt geen verslechtering van de luchtkwaliteit op, of er vindt per saldo een verbetering van de luchtkwaliteit plaats door compenserende maatregelen;
- 3. De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
- 4. De voorgenomen ontwikkeling is onderdeel van het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).
Ad. 1 :
Een grenswaarde is een maximaal niveau voor in de lucht aanwezige stoffen dat op basis van alle aanwezige kennis wordt vastgesteld om schade aan gezondheid of aan het milieu te voorkomen. Het gaat hierbij om stoffen als fijn stof, benzeen en koolmonoxide. Overschrijding van de grenswaarde is niet toegestaan en voor lidstaten van de EU is een grenswaarde te zien als een resultaatsverplichting.
Ad. 3:
De regeling "Niet in betekenende mate" geeft voor diverse soorten projecten, zoals de ontwikkeling van woningen of de aanleg van een weg, aan wat de objectieve grens is waarbinnen een project "niet in betekenende mate" bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 en PM10. Dit komt neer op een bijdrage van 1,2 microgram/m3 voor beide componenten. Dit betekent dat als aangetoond kan worden dat een voorgenomen ontwikkeling niet meer dan 1,2 µg/m3 bijdraagt aan de jaargemiddelde concentratie van zowel NO2 en PM10, het project niet getoetst hoeft te worden aan de grenswaarden en inpasbaar is vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit. Hierbij geldt één voorwaarde: de voorgenomen ontwikkeling mag niet vallen onder het 'Besluit gevoelige bestemmingen'.
Besluit gevoelige bestemmingen
Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Hierin wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen', zoals scholen, kinderdagverblijven en verzorgingsuizen, in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Het gaat hierbij om alle vergelijkbare soorten functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein.
Ruimtelijke plannen toetsen we aan de wetgeving met betrekking tot luchtkwaliteit. Het ziekenhuis ligt op ruime afstand van de Bunschoterweg, een provinciale weg tussen de Isselt en de A1. De afstand van de dichtstbijzijnde ziekenhuisgebouwen tot de Maatweg (een drukke doorgaande weg, maar geen provinciale weg) bedraagt ongeveer 50 meter. |
Externe veiligheid: nationaal en provinciaal beleid
Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen in de directe omgeving lopen als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Verder richt de wetgeving rond externe veiligheid zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer winkels, horeca, parkeerterreinen en kantoren met een oppervlakte van minder dan 1500 m2.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI)
Bij ruimtelijke plannen moet ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen. Voor beide aspecten geldt dat onderzoek moet worden gedaan naar het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij/zij zich onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt. De kans op overlijden van 1 op de miljoen per jaar (PR=10-6) is een harde grenswaarde welke niet mag worden overschreden.
Het groepsrisico drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang (ten minste 10, 100 of 1000 personen) overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting waar gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Rondom de risicobron wordt een invloedgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximale aantal aanwezige personen, de zogenaamde orienterende waarde. Deze orienterende waarde is een richtwaarde. Het bevoegd gezag mag, uitsluitend als dit voldoende gemotiveerd is, van deze richtwaarde afwijken. Verantwoordingsplicht door het verantwoordelijke bestuur geldt voor elke toename van het groepsrisico, dus ook wanneer de oriënterende waarde niet wordt overschreden.
Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is in augustus 2004 een circulaire vastgesteld. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen opgenomen. In nieuwe situaties geldt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Uit de circulaire blijkt dat op meer dan 200 meter afstand van een aangewezen route gevaarlijke stoffen het aspect externe veiligheid geen beperkingen oplegt aan het ruimtegebruik. Uit de circulaire blijkt verder dat bij het vervoer van gevaarlijke stoffen beargumenteerd van de richtwaarde en oriënterende waarde mag worden afgeweken. Van de grenswaarde mag niet worden afgeweken.
Provinciaal milieubeleidsplan en structuurvisie ruimtelijke ordening
Externe veiligheid heeft door de provincie een vertaling gekregen in het milieubeleidsplan en de structuurvisie ruimtelijke ordening. De meeste bekende risico's zijn vertaald in de zogenaamde 'risicokaart', welke op internet voor een ieder te raadplegen is. Het is een provinciale kaart met als doel om burgers te informeren over de risico's in hun directe leefomgeving. Verder is het een belangrijk hulpmiddel voor hulpdiensten en beleidsmakers. De kaart wordt doorlopend geactualiseerd.
Risicokaart op internet (17-8-2012). Risicocontouren, risicovolle objecten (rood) en kwetsbare objecten (groen) zijn op deze kaart weergegeven.
Bedrijven en milieuzonering: nationaal beleid
Milieuzonering legt een relatie tussen de milieuaspecten van een bedrijf - zoals geluid, geur, gevaar en stof - en de omgeving. Daarnaast is de mate waarin een bedrijfstype personen- of goederenverkeer genereert mede bepalend voor de mate van hinder, en dus voor de mogelijkheid tot vestiging of uitbreiding. Bij milieuzonering wordt gekeken of er voldoende afstand wordt aangehouden tussen en milieubelastende activiteit en milieugevoelige functies, zoals woningen, in ruimtelijke plannen.
Bij een goede ruimtelijke ordening hoort het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen te zorgen voor voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals wonen), worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.
In het kader van de milieuwetgeving is een bedrijf relevant wanneer het bedrijf een inrichting is ingevolge de Wet Milieubeheer. Er is sprake van een inrichting wanneer bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden of een activiteit in een omvang van bedrijfsmatig. In het Besluit omgevingsrecht (Bor) is aangegeven of een inrichting wel of niet vergunningplichtig is. Voor een niet vergunningplichtige inrichting gelden de regels uit het activiteitenbesluit. Een vergunningplichtige inrichting dient te voldoen aan de vergunningvoorschriften en, in de meeste gevallen, deels aan de voorschriften uit het activiteitenbesluit.
Om het begrip ‘milieuzonering’ hanteerbaar te maken, is gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. Deze publicatie betreft een hulpmiddel voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming. Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven welke milieu-invloed (in de vorm van geluid, geur, gevaar en stof) hiervan kan uitgaan en welke afstand hierbij (minimaal) in acht genomen moet worden.
In de VNG-publicatie is een zogenaamde richtafstandenlijst opgenomen. In deze lijsten is voor allerlei soorten bedrijvigheid aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur worden aangehouden. Naast richtafstanden zijn ook andere kenmerken vermeld, zoals de verkeersaantrekkende werking. De weergegeven richtafstanden en andere kenmerken gelden voor een gemiddeld nieuw bedrijf binnen de betreffende type bedrijvigheid. De VNG-publicatie maakt voor de toepassing van de richtafstandenlijst onderscheid in de omgevingstypen ‘rustige woonwijk en rustig buitengebied’ en ‘gemengd gebied’. De richtafstandenlijsten vermelden de afstanden die bij voorkeur worden aangehouden tussen bedrijven en een ‘rustige woonwijk en rustig buitengebied’. Als er sprake is van het omgevingstype ‘gemengd gebied’ kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst worden verminderd.
Planologisch relevante leidingen: nationaal beleid
Planologisch relevante leidingen zijn - kort gezegd - leidingen die bouw- en gebruiksbeperkingen kunnen opleveren. Voor planologisch relevante leidingen gelden verschillende beschermings- en veiligheidsafstanden waar in de ruimtelijke planvorming rekening mee gehouden moet worden.
Ruimtelijke plannen met daarin leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd moeten verschillende beschermings- en veiligheidsafstanden bevatten. Dit is geregeld in het "Besluit externe veiligheid buisleidingen".
Afhankelijk van druk en diameter gelden verschillende bebouwings- en toetsingsafstanden). De afstand die, in verband met de bescherming en het beheer van de leiding, minstens moet worden aangehouden ten opzichte van andere functies, wordt bepaald door de zogenaamde belemmeringenstrook. Binnen deze strook is in beginsel geen enkele vorm van bebouwing toegestaan.
Op 1 januari 2011 is de circulaire Zonering langs hogedrukaardgasleidingen vervangen door het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen. Het besluit regelt de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en de gemeenten. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In het besluit staat onder andere dat in bestemmingsplannen buisleidingen moeten worden getoond inclusief de bijbehorende belemmeringenstrook en dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op grond waarvan de aanleg van een buisleiding of de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar object bij een buisleiding wordt toegelaten, een grenswaarde van 10-6 per jaar in acht wordt genomen.
Thema's in dit bestemmingsplan:
Afhankelijk van de uitwerking van de verschillende gebieden in bestemmingsplannen moet milieuonderzoek worden uitgevoerd om te bepalen of er en zo ja welke milieuhygiënische belemmeringen in de gebieden van dit bestemmingsplan aanwezig zijn. In dit bestemmingsplan is dit achtereenvolgens beschreven voor de thema's:
- Milieugevolgen van aanwezige infrastructuur (externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit)
- Milieugevolgen van aanwezige bedrijven (externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit, bedrijven en milieuzonering)
- Bodem (kwaliteit)
- Duurzaamheid
- Flora en Fauna / ecologie
- Milieu effect rapport
5.2 Milieugevolgen Van Aanwezige En Geplande Infrastructuur
5.2.1 Wegverkeer
Bij wegverkeer blijft de beoordeling van de ruimtelijk relevante milieubelasting in praktische zin beperkt tot de milieuaspecten geluid, trillingen, luchtverontreiniging en externe veiligheid met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Geluid
In de Wet geluidhinder (artikel 74 lid 1) is bepaald dat elke weg van rechtswege een geluidszone heeft. Uitgezonderd zijn wegen die zijn gelegen in een 30 km/uur-zone of in een woonerf. De breedte van de geluidszones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van een weg (zie onderstaande tabel).
Tabel: aan te houden geluidszones langs wegen
aantal rijstroken | zonebreedte (meter) | |
stedelijk gebied | 1 of 2 | 200 |
3 of meer | 350 | |
buitenstedelijk gebied | 1 of 2 | 250 |
3 of 4 | 400 | |
5 of meer | 600 |
Zodra binnen deze geluidszones nieuwe geluidgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd dan wel aanpassing van wegen moet plaatsvinden, is akoestisch onderzoek vereist op grond van de Wet geluidhinder. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen. Bij hogere grenswaarden dan de voorkeursgrenswaarde dan wel bij eerder vastgestelde hogere grenswaarden, maar niet hoger dan de maximaal toelaatbare hogere grenswaarde, zal een nieuw ontheffingsbesluit in het kader van de toepassing van de Wet geluidhinder moeten worden genomen. Dit besluit kan worden genomen indien aan nadere randvoorwaarden van het gemeentelijke geluidhinderbeleid wordt voldaan. De Wet geluidhinder is echter niet het enige instrument voor het ordenen van de omgevingskwaliteit. Inmiddels leert vaste jurisprudentie dat binnen zoneloze wegen (30 km/h-wegen) en buiten geluidzones (bv. onvoldoende of niet afgeschermende rijkswegen) op grond van de Wro in het kader van goede ruimtelijke ordening geluidonderzoek toch noodzakelijk kan zijn en, vooral bij al aanwezige hoge geluidsbelastingen, afwegingen moeten worden gemaakt met betrekking tot het eventueel treffen van maatregelen.
Bij de geluidhinder als gevolg van het autoverkeer moet onderscheid gemaakt worden tussen de verhoging van de geluidsbelasting door het extra verkeer van het nieuwe ziekenhuis of de aanpassing in de wegen (beide worden in de Wet geluidhinder "reconstructie" genoemd) en de geluidsbelastingen waar bij de realisering van de nieuwe bebouwing rekening mee gehouden moet worden. In onderstaande tekst is zowel gebruik gemaakt van de berekeningen die door DHV in juni 2006 ten behoeve van het voorontwerp van het bestemmingsplan zijn gemaakt, als het "Akoestisch onderzoek Ontwikkeling ziekenhuis Maatweg te Amersfoort" uit 2010. (ook van DHV). Dit laatste onderzoek is opgenomen als bijlage 12 bij deze toelichting.
Reconstructie van wegen
Voor alle wegvakken waar ook een fysieke wijziging aan de weg optreedt dient een vergelijking te worden gemaakt tussen de geluidsbelastingen in het jaar voor de wijziging en het peiljaar 10 jaar na de wijziging. Dit om te bezien of er sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Als er door de fysieke wijzigingen een toename optreedt van meer dan 1,5 dB(A) ten opzichte van het jaar voor de wijziging (of ten opzichte van een eerder vastgestelde hogere waarde) is er sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. De gemeente moet deze effecten dan compenseren (middels bron, overdrachts- of gevelmaatregelen). Uit de berekeningen blijkt dat dit niet het geval zal zijn.
In en rond het plangebied bevinden zich enkele ontsluitingswegen waarop door de komst van het ziekenhuis extra verkeer wordt gegenereerd. Ook hier geldt dat als de geluidsbelastingen met meer dan 1,5 dB(A) toenemen, sprake is van een reconstructie. In de tabel van figuur "Verkeersintensiteiten met en zonder ziekenhuis" worden de verkeersintensiteiten in 2017 met en zonder de komst van het ziekenhuis met elkaar vergeleken en wordt per wegvak de toename van de (oude) etmaalintensiteiten, ten gevolge van de komst van het ziekenhuis, in beeld gebracht (berekeningen juni 2006).
Figuur: Verkeersintensiteiten met en zonder ziekenhuis (weekdagintensiteiten).
Uit deze figuur blijkt dat op de Maatweg ten oosten en ten westen van het ziekenhuis de grootste toenames in geluidsbelastingen optreden. Nergens geldt echter dat de geluidsbelasting met meer dan 1,5 dB(A) toeneemt. Daarnaast wordt de rijsnelheid op de Maatweg ten westen van de kruising met de Hamseweg verlaagd naar 50 km per uur. Doordat deze snelheidsverlaging een verbetering (bij gelijkblijvende verkeersintensiteit) van circa 3 dB(A) oplevert wordt hierdoor het effect van het extra verkeer dat het ziekenhuis veroorzaakt meer dan gecompenseerd.
Ten oosten van de kruising met de Hamseweg geldt op de Maatweg al een maximum snelheid van 50 km/uur. Voor dit traject is een apart akoestisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten te lezen zijn in bijlage 13 van deze toelichting. Naar aanleiding van opmerkingen tijdens een inloopavond over het concept bestemmingsplan is besloten om ook geluidsonderzoek te laten verrichten ter hoogte van het adres Hamseweg 100. In bijlage 14 van deze toelichting is het onderzoeksrapport opgenomen. In beide akoestische onderzoeken is gekeken naar de geluidsbelasting van de Maatweg op de omringende woningen, vanwege de aanleg van de busbaan en de nieuwbouw van woningen aan de Schans. In paragraaf 4.2.4.3 van deze toelichting (onder het kopje 'geluid') is nader ingegaan op de geluidsbelasting van de Maatweg op de omringende woningen.
Geluidhinder in plangebied
In figuur "Geluidsbelastingen in 2017" is de totale geluidbelasting door DHV in beeld gebracht anno 2017 op basis van de bovengenoemde intensiteiten (berekeningen juni 2006). Het betreft hier de zogenaamde vrije veld contouren. De geluidsbelastingen zijn hierin gecumuleerd en exclusief de aftrek welke mogelijk is op grond van de Wet geluidhinder (2 dB aftrek voor de Bunschoterstraat en 5 dB aftrek voor de overige wegen).
Van iedere weg is een afzonderlijke geluidscontour bepaald. Daarbij is uitgegaan van de huidige verharding. Voor de Maatweg is ook een variant onderzocht met zogenaamd Zeer Stil Asfalt (ZSA). Dit asfalt kan echter niet worden toegepast op kruisingen en ter plaatse van opstelstroken in verband met de mechanische belasting door het verkeer (waar het niet goed tegen bestand is). De definitieve besluitvorming over wel of niet toepassen van dit type verharding heeft geresulteerd in de toepassing van een dunne deklaag, type SMA-NL5 of vergelijkbaar. Zoals hiervoor is aangegeven, wordt daarmee (behalve direct in de nabijheid van kruisingen) een reductie van 3 dB(A) bereikt.
Op grond van de Wet geluidhinder is het niet zonder meer toegestaan nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen te realiseren boven de voorkeursgrenswaarde van 48 dB(A), zonder ontheffing (hogere grenswaarde). Op basis van de totale verkeersbelasting (anno 2017) is bezien waar en in hoeverre deze grens wordt overschreden. Voor de nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen met een hogere belasting dan 48 dB(A) zal een ontheffingsprocedure worden gevolgd. Voor het ziekenhuis en de woningbouw aan de Schans is een ontheffing nodig, tenzij het gevels betreft die volgens de definitie van de Wet geluidhinder niet als zodanig beschouwd hoeven te worden (gevels zonder door de gebruiker te openen delen).
Figuur: Geluidsbelastingen in 2017.
Geluidhinder bij ziekenhuis
In het hiervoor genoemde rapport van DHV zijn de geluidsbelastingen op de gevels van het ziekenhuis gedetailleerd in beeld gebracht. Dit onderzoek is verricht ten behoeve van de procedure hogere grenswaarde. In het onderzoek zijn zowel berekeningen in de oude etmaalintensiteiten opgenomen, als in de nieuwe Lden. Daarbij blijkt dat de berekeningen in Lden iets ongunstiger uitvallen:
- De geluidsbelasting door van het wegverkeer op de Maatweg overschrijdt met maximaal 1 dB de voorkeursgrenswaarde van 48 dB (op een deel van de voorgevel van het ziekenhuis). De geluidsbelasting vanwege de Bunschoterstraat is op een aantal gevels groter dan de voorkeursgrenswaarde (het gaat daarbij met name om de kopgevels van de vleugels van het ziekenhuis). De maximale geluidsbelasting bedraagt 51 dB na aftrek van 2 dB overeenkomstig artikel 103 van de Wet geluidhinder. De maximaal te verlenen hogere grenswaarde van 63 dB wordt derhalve niet overschreden.
In het rapport is dan ook geconcludeerd dat ten behoeve van de realisatie van het ziekenhuis hogere grenswaarden kunnen worden vastgesteld.
Luchtkwaliteit
De meest relevante luchtverontreinigende stoffen langs verkeerswegen zijn stikstofdioxide(NO2) en fijn stof (PM10). Van deze twee is NO2 doorgaans maatgevend voor de beoordeling.
De grenswaarden van deze luchtverontreinigende stoffen zijn de volgende:
Doorslaggevend voor de beoordeling van NO2 is de jaargemiddelde concentratie. Voor PM10 is de 24-uurgemiddelde concentratie doorslaggevend voor de beoordeling. Bij berekeningen wordt er vanuit gegaan dat dit overeenkomt met een jaargemiddelde concentratie van 32,6 ug/m3.
De luchtkwaliteit als gevolg van de aanwezige infrastructuur is weergegeven op topografische kaarten en wordt jaarlijks in heel Nederland gemonitord. Directe aanleiding voor het op deze manier motoren van de luchtkwaliteit is dat Nederland moet voldoen aan europese grenswaardem voor luchtkwaliteit. In Nederland is het 'Nationaal Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit' opgestart met als doel om de europese normen te halen. Oorspronkelijk lukte het Nederland niet om tijdig te voldoen aan de normen, maar door Europa is uitstel verleend omdat het nationaal samenwerkingsverband voldoende garandeert dat binnen een bepaalde termijn wél aan de normen voldaan wordt. Doelstelling voor Nederland is dat sinds juni 2011 wordt voldaan aan de norm voor fijn stof (PM10) en op 1 januari 2015 aan de norm voor stikstofdioxide. Overheden, waaronder de gemeente Amersfoort, leveren jaarlijks invoergegevens aan zodat de kaarten kunnen worden geactualiseerd. De door de gemeente opgegeven gegevens worden jaarlijks verwerkt tezamen met landelijke luchtkwaliteitsgegevens en emissies van voertuigen. De berekende concentraties zijn voor de stedelijke wegen bepaald op een afstand van 10 m uit de wegrand. Bij rijkswegen kan deze afstand groter zijn. Invoergegevens zijn bijvoorbeeld bouwprojecten die kunnen leiden tot een extra verkeersaantrekkende werking. Op deze manier ontstaat een gedetailleerde kaart voor vrijwel elke wijk met waarden voor fijn stof en stikstofdioxide tot 2015. Deze kaart is openbaar en te vinden op http://viewer.nsl-monitoring.nl
Voor meer algemene informatie over de monitoring en de bijbehorende kaarten kan www.nsl-monitoring.nl worden geraadpleegd.
Op grond van de Wet luchtkwaliteit, welke is opgenomen in de Wet milieubeheer onder hoofdstuk 5, titel 2, moet van ieder besluit (zoals het vaststellen van een bestemmingsplan) bezien worden of dit negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit met zich meebrengt. Door de komst van het ziekenhuis gaan er op de wegen in en rondom het plangebied meer auto's rijden met daardoor ook gevolgen voor de luchtkwaliteit. Daarom is aan TNO gevraagd deze in beeld te brengen. TNO heeft in maart 2007 haar onderzoeksresultaten opgeleverd, het rapport met conclusies is als bijlage 9 aan deze toelichting toegevoegd.
Omdat op het moment dat het ziekenhuis haar deuren opent (volgens planning 2013) er een wijziging in de verkeersintensiteiten rond het plangebied optreedt is dit het maatgevende jaar waarin de luchtkwaliteit beoordeeld moet worden. Daarvoor is gekeken of er op enig punt op 4 meter uit de as van de dichtstbijzijnde rijstrook sprake is van een overschrijding van een van de in het Besluit luchtkwaliteit genoemde grenswaarden. Dit is niet alleen gedaan op de Maatweg maar ook is gekeken naar drukke aansluitende wegen waar ook nog (zij het in geringere mate) een toename van het verkeer door de ingebruikname van het nieuwe ziekenhuis zal optreden.
Figuur: Maatgevende profielen onderzoek luchtkwaliteit.
De conclusie was dat er in 2010 geen overschrijding van de normen plaatsvindt buiten de verkeers-bestemming en dat er wat betreft het Besluit dus verder geen bezwaren zijn ten aanzien van de uitvoering.
De luchtkwaliteitsberekeningen door TNO zijn uitgevoerd op een aantal maatgevende dwarsdoorsneden. In bovenstaande figuur "Maatgevende profielen onderzoek luchtkwaliteit" zijn deze aangegeven.
Langs ieder dwarsprofiel is het verloop van de concentraties fijn stof en stikstofdioxide bepaald. Als voorbeeld is hieronder het dwarsprofiel over de drukste straat (Bunschoterstraat / dwarsprofiel 1) met de maatgevende stof (stikstofdioxide) weergegeven.
Figuur: Luchtkwaliteit Bunschoterstraat.
Om een goed overzicht te verkrijgen van de luchtkwaliteit in het gehele plangebied zijn kaarten vervaardigd met betrekking tot de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide en fijn stof. TNO heeft hiervoor een grid-berekening uitgevoerd waarbij per vak van 10x10 meter de concentratie is bepaald. Ten aanzien van het maximaal toegelaten aantal overschrijdingen van de norm voor het 24-uursgemiddelde (er mogen maximaal 35 dagen voorkomen met een 24-uurs gemiddelde concentratie van 50 ug/m3 of meer) kan worden opgemerkt dat deze rekentechnisch overeenkomt met een jaargemiddelde concentratie van 32,4 ug/m3 fijn stof. Buiten de verkeersbestemmingen wordt ook deze norm nergens overschreden.
Omdat op het industrieterrein geen bedrijven voorkomen met grote emissies naar de lucht zijn deze niet in het onderzoek betrokken. In het definitieve rapport van TNO zal wel op basis van een literatuurstudie aandacht besteed worden aan de (fijn)stof emissie van de betoncentrales. Dit moet echter als een pro forma onderzoek gezien worden aangezien de verwachting is dat daarvan niet of nauwelijks invloed uitgaat op het plangebied.
In het onderzoek is uitgegaan van de verkeersstroom anno 2010 dus inclusief het ziekenhuis. Enkele woningen extra aan de Schans en het daarbij behorende bestemmingsverkeer zijn daarbij verwaarloosbaar. De extra woningbouw die is voorzien ter hoogte van Kop van Schothorst en de daar-bijbehorende verkeersproductie zijn geacht in de verkeersprognoses inbegrepen.
Figuur: Jaargemiddelde NO2-concentraties (in ug/m3) in 2010.
Voor het Maatweggebied kunnen nu gegevens worden ontleend aan de landelijke monitoringstool die in 2012 in gebruik is.
Voor fijnstof (PM10) ziet het beeld er vanaf 2011 en later als volgt uit:
Uit bovenstaande figuur blijkt dat nergens sprake is van overschrijding van de grenswaarde voor de PM10 die vanaf 2011 geldt.
De monitoringstool levert de volgende luchtkwaliteitsgegevens op voor stikstofdioxide (NO2):
NO2 in 2011
NO2 in 2015 en later
Tot 2015 geldt een grenswaarde voor NO2 van 60 ug/m3 en vanaf 2015 geldt 40 ug/m3. De bovenstaande afbeeldingen laten zien dat ruimschoots wordt voldaan aan deze grenswaarden.
Externe veiligheid
In onderstaande figuur zijn de lokale transportroutes gevaarlijke stoffen weergegeven. Het aandachtsgebied waarbinnen het groepsrisico moet worden verantwoord bedraagt 200 m weerszijden van de transport routes.
Te zien is dat de Bunschoterstraat een belangrijke transportroute gevaarlijke stoffen is voor industrieterrein Isselt. Binnen een straal van 200 meter vanaf de Bunschoterstraat zijn geen gebouwen / bestemmingen opgenomen waar gedurende langere tijd personen kunnen verblijven. Een verantwoording van het groepsrisico is hier daarom niet aan de orde.
5.3 Milieugevolgen Van Aanwezige En Geplande Bedrijven
Bedrijven worden altijd beoordeeld op de milieugevolgen naar de omgeving. Het betreft hier voornamelijk geluid, trillingen, luchtverontreiniging, stof, geur en externe veiligheid. Andere milieugevolgen als bijvoorbeeld straling doen zich in de praktijk niet veel voor. Bij geluid kan naast de individuele beoordeling ook nog sprake zijn van een cumulatieve beoordeling van de geluidsbelasting veroorzaakt door de gezamenlijke bedrijven. Hierbij moeten bedrijven binnen een begrensd industrieterrein de gezamenlijke toelaatbare geluidsbelasting onder elkaar verdelen. Deze verdeling bepaalt dan uiteindelijk voor die bedrijven de toelaatbare geluidsbelasting per individueel bedrijf.
5.3.1 Geluid
Geluidgezoneerd industrieterrein - Isselt
Het plangebied ligt praktisch geheel in de geluidzone van industrieterrein "Isselt". Rond dit industrieterrein is op 3 juni 1993 met een Koninklijk Besluit een geluidzone vastgesteld. De achterliggende gedachte van een dergelijke zone is dat daarmee een buffer gevormd wordt tussen geluidsgevoelige en geluidsproducerende functies. Buiten deze zone mag het geluidsniveau tengevolge van het industrieterrein niet hoger zijn dan 50 dB(A). Het toch realiseren van geluidsgevoelige functies (zoals een ziekenhuis en/of woningen) binnen de zone is slechts bij uitzondering toelaatbaar. Voor zover deze geluidsgevoelige functies een belasting ondervinden die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) is een ontheffing nodig. Het bouwen zonder ontheffing kan alleen als de bebouwing niet beschikt over gevels (zoals gedefinieerd in de Wet geluidhinder) met te openen delen (zogenaamde dove gevels). Voor het ziekenhuis kan ontheffing worden verleend tot maximaal 60 dB(A). Voor andere gezondheidszorgvoorzieningen en nieuwe woningen kan een ontheffing tot maximaal 55 dB(A) verleend worden.
Daarnaast is het van belang met bouwen van nieuwe geluidsgevoelige functies dichter bij het industrieterrein ervoor te zorgen dat de (bestaande) bedrijven hierdoor niet benadeeld worden. In de bestaande situatie is het zo dat de (wettelijk toegestane en in afzonderlijke milieuvergunningen vastgelegde) geluidsruimte van alle op Isselt aanwezige bedrijven samen de ruimte die de zone biedt bijna geheel opvult (de 50 dB(A) contour ligt nog net binnen de zone). Om te voorkomen dat de komst van het ziekenhuis en de woningen op enigerlei wijze beperkingen aan de op dit moment nog aanwezige geluidsruimte opleggen heeft bureau DHV (die het zonebeheermodel van Isselt op de computer heeft staan) deze ruimte met enkele extra geluidsbronnen op het industrieterrein fictief opgevuld. Zodoende ontstaan "worst case" contouren die op of net buiten de zonegrens liggen. Hierop worden de ontwerpen van de woningen en het ziekenhuis afgestemd. Door deze aanpak is gegarandeerd dat bedrijven niet in de huidige werkwijze worden beperkt en dat de ruimte die er rechtens momenteel nog op grond van de geluidzone aanwezig is behouden blijft ten behoeve van de bedrijven. Met andere woorden: in de situatie met ziekenhuis en nieuwe woningen kan men qua geluid net zoveel uitbreiden als dat ook voorheen mogelijk was. De nieuwe plannen in de geluidszone vormen hiervoor geen belemmering.
In het kader van het bestemmingsplan en de destijds gevoerde procedure hogere grenswaarde zijn twee berekeningen gemaakt. In de eerste plaats zijn berekeningen uitgevoerd met het opgevulde zone-model, maar met de bestaande situatie in het Maatweggebied. Dit levert de zogenaamde vrije-veld contouren op. Deze berekeningen zijn met name nodig voor het bepalen van de bebouwingscontouren op de plankaart van het bestemmingsplan. Vervolgens zijn ook berekeningen gemaakt met het nieuwe ziekenhuis. Deze berekeningen zijn nodig om te bepalen aan welke gevels van het ziekenhuis geluidwerende maatregelen getroffen moeten worden. Beide onderzoeken zijn door DHV uitgevoerd. .
In opdracht van Meander Medisch centrum heeft DHV de 60 dB(A) geluidscontouren vanwege het industrieterrein Isselt (het zogenaamde opgevulde model), berekend en aangeleverd. Het betreft de contouren op verschillende hoogtes, bij de nieuwbouwlocatie van Meander Medisch Centrum aan de Maatweg. Met de geluidscontouren kunnen per verdieping de bouwplangrenzen worden vastgesteld, zodanig dat aan een eventuele hogere grenswaarde van 60 dB(A) wordt voldaan. Als buiten deze contouren wordt gebouwd, moeten in ieder geval dove gevels toegepast worden.
Figuur: 60 dB(A) contouren van industrieterrein Isselt.
Voor de berekeningen van de 60 B(A) geluidscontouren is gebruik gemaakt van het zonebeheermodel van Industrieterrein Isselt. Dit is het model met daarin de vergunde situatie van 24 januari 2006. Het zonebeheermodel is zodanig aangepast dat de geluidsbelasting op de zonegrens 50 dB(A) bedraagt, dat betekent dat de totale geluidsruimte is opgevuld. Bij de berekening van de contouren is rekening gehouden met de groepsreducties en met de drie opvulbronnen. De resultaten van de berekeningen zijn driedimensionaal weergegeven in de bovenstaande figuur. De lijnen in verschillende kleuren geven de 60 dB(A) contour op verschillende hoogten aan. Hieruit blijkt dat de bouwmassa van het ziekenhuis ruim binnen de 60 dB(A) contouren blijft.
Hierna is een kaartje opgenomen van de geluidscontouren ten gevolge van het industrieterrein (inclusief de opvulbronnen) op een hoogte van 5 meter, waarbij ook het ziekenhuis in het rekenmodel is ingebracht. Op het kaartje is de buitengrens van de zone te herkennen als een dikke grijze lijn. De geluidscontouren zijn in kleur weergegeven. Ook uit deze tekening blijkt dat het maximale ontheffingsniveau van 60 dB(A) ter plaatse van de geplande nieuwbouw van het ziekenhuis niet wordt overschreden. Uit de tekening blijkt ook dat het ziekenhuis een geluidwerende functie heeft voor het gebied ten noordoosten van dit gebouw. Ook blijkt dat op een groot deel van de gevels van het ziekenhuis zelf de geluidbelasting lager zal zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A).
Figuur: De (fictieve) maximaal opgevulde geluidscontouren van industrieterrein Isselt.
Individuele bedrijven binnen het plangebied: ziekenhuis
Het ziekenhuis (en het komende en gaande verkeer op het terrein) wordt als een geluidsbron beschouwd. In het kader van de Wet milieubeheer is door Meander Medisch Centrum een vergunning aangevraagd waarin onder andere het geluidsaspect geregeld is. Bij de beoordeling van de geluidsniveaus ten gevolge van het ziekenhuis is gestreefd naar een zo laag mogelijke belasting (met toepassing van het zogenaamde ALARA principe (as low as reasonable achievable), met een maximum dat vergelijkbaar is met het op dit moment toegestane geluidsniveau ten gevolge van de overige industriële geluidsbronnen (op Isselt zelf). Ook de overige milieuaspecten (onder andere lucht, veiligheid, bodembescherming) zijn in deze milieuvergunning worden geregeld. De milieuvergunning voor het ziekenhuis is verleend op 10 maart 2009. Een akoestisch onderzoek maakt onderdeel uit van de vergunning.
Individuele bedrijven binnen het plangebied: Jachthavens Elzenaar, de Stuw en de Eemkruisers
In het plangebied bevinden zich drie verschillende, kleinschalige jachthavens.
Op basis van de VNG publicatie "bedrijven en milieuzonering", versie 2009, bedraagt de gewenste milieuafstand voor geluid 50 meter. Hierbij gaat het om jachthavens met diverse voorzieningen. Aangezien de jachthavens in dit plangebied kleinschalig zijn en dus niet beschikken over 'diverse voorzieningen', is de gewenste milieuafstand naar verwachting nog iets kleiner. Het gaat hier om richtafstanden, waarvan het bestuur gemotiveerd kan afwijken. De jachthavens in het plangebied kennen allemaal een veel grotere afstand tot gevoelige bestemmingen dan de genoemde richtafstand van 50 meter. Op het gebied van geluid zijn dan ook geen negatieve effecten voorzien als gevolg van de jachthavens.
Individuele bedrijven buiten het plangebied
Er zijn geen bedrijven in de nabijheid van het plangebied bekend met een richtafstand voor geluid die tot in het plangebied reikt. Een verdere beoordeling op dit punt is dan ook niet aan de orde.
ROVA Nijverheidsweg
De ROVA maakt onderdeel uit van het geluidgezoneerde industrieterrein Isselt. De op haar van toepassing zijnde gemiddelde geluidsbelating is afgestemd op de toelaatbare cumulatieve geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein Isselt.
Het verkeersaantrekkend karakter van het bedrijf speelt voor de geluidsbelasting ook een rol, echter de gebouwen schermen het verkeersgeluid richting plangebied af.
Op basis van de VNG publicatie "bedrijven en milieuzonering", versie 2009, bedraagt de gewenste milieuafstand voor geluid 50 meter. Dit is ook de korste afstand tot het plangebied. Deze afstand is een richtafstand, waarvan het bestuur gemotiveerd kan afwijken. Dat is echter nu niet aan de orde.
5.3.2 Trillingen, luchtverontreiniging, stof en geur
In en rond het plangebied zijn geen bedrijven bekend die een dermate negatieve invloed veroorzaken op gevoelige bestemmingen, dat een motivatie hier aan de orde is.
5.3.3 Externe veiligheid
ROVA Nijverheidsweg
De ROVA beschikt over een gecompartimenteerd depot chemische afvalstoffen.
Bij de ROVA wordt niet voldaan aan de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico van 10-6/jaar bij beperkt kwetsbare objecten. Dit heeft echter niet te maken met het plangebied van dit bestemmingsplan, maar met nabijgelegen bebouwing op de Isselt zelf. Aangezien het hier reeds bestaande situaties op een industrieterrein betreft ligt het voor de hand af te wijken van de richtwaarde.
Het invloedsgebied van ROVA bedraagt 300 meter. In onderstaande afbeelding is te zien dat dit invloedsgebied, waarbinnen het groepsrisico moet worden berekend en waarbinnen een toename van het aantal personen niet zonder motivering kan plaatsvinden, over het deelgebied de Stuw loopt.
Invloedsgebied ROVA, waarbinnen het groepsrisco moet worden berekend
In dit deelgebied zijn geen wijzigingen voorzien in het bestemmingsplan waardoor de personendichtheid kan toenemen. Het groepsrisico vanwege ROVA is al berekend in het kader van het bestemmingsplan 'bedrijventerreinen'. De rapportage is als bijlage 8 opgenomen bij deze toelichting. Pagina 16 t/m 20 gaan specifiek in op het groepsrisico behorende bij ROVA.
Smit en Zoon B.V. Neonweg
Door ingenieurs- en adviesbureau Saver is onderzoek gedaan naar de externe veiligheidsrisico's van Smit en Zoon B.V. in relatie tot het ziekenhuis. Uit de in het rapport opgenomen analyse van de externe veiligheidssituatie blijkt dat er geen onaanvaardbare situaties ontstaan en dat door het treffen van maatregelen aan het gebouw de gevolgen van eventuele rampen beperkt kunnen blijven.
Locatie Smit en Zoon BV ten opzichte van het plangebied.
De locatie voor het ziekenhuis ligt ver buiten de toelaatbare Plaatsgebonden Risico contour (10-6) van het bedrijf Smit & Zoon en daarmee wordt voldaan aan de daarbij gestelde wettelijke normen.
Daarnaast is onderzoek gedaan naar het groepsrisico. De realisatie van het ziekenhuis verhoogt het groepsrisico van het bedrijf Smit en Zoon, maar deze blijft binnen de daarvoor geldende richtwaarden. Door de toename van het groepsrisico zijn er wel beperkingen voor een verdere toename van het aantal aanwezigen binnen de invloedssfeer van Smit en Zoon.
Figuur: Groepsrisico Smit en Zn zonder en met ziekenhuis.
Het ziekenhuis ligt binnen de invloedssfeer van incidenten met gevaarlijke stoffen op het rangeeremplacement in Amersfoort, Smit & Zoon, Ponnoplastic en het LPG-transport over de Bunschoterstraat. Bij het rangeeremplacement gaat het om giftige stoffen en brand en bij Smit & Zoon en Ponnoplastic gaat het vooral om de effecten als gevolg van een brand. In het onderzoek isgekeken naar de mogelijkheden om de effecten van eventuele calamiteiten te beperken. Het accent ligt hier met name op de zelfbeschermingsmaatregelen die het ziekenhuis kan treffen bij een ongeval dat zich op zeker moment voordoet, met name omdat het ziekenhuis (vanwege de beperkte zelfredzaamheid van patiënten) een zeer kwetsbare bestemming is. Om die reden is bij het ontwerp en de bouw van het ziekenhuis rekening gehouden met incidenten.
Als gevolg van de aanwezigheid van het bedrijf Smit en Zoon zijn de volgende voorschriften verbonden aan de voor het ziekenhuis geldende omgevingsvergunningen:
- Het gebouw moet zo dicht mogelijk tegen de oostelijke erfgrens worden gepositioneerd. Deze maatregel heeft ook te maken met mogelijk explosiegevaar van een LPG-tankwagen op de Bunschoterstraat. Aan de westkant zijn de koppen van de gebouwen vrijwel geheel gesloten uitgevoerd.
- De technische installaties van het ziekenhuis dienen te worden voorzien van maatregelen om de luchtinlaat tijdelijk af te sluiten als zich een calamiteit in de omgeving voordoet.
- Vergunninghoudster dient de vereiste essentiële maatregelen en voorzieningen als beschreven in de aanvraag te hebben gerealiseerd en in stand te houden.
- In de wijziging is gebouw SK7 vervallen, en gebouw FR verkleind (bovenste verdieping over de lengte gehalveerd). Het nieuwe bouwdeel KU is slechts een laag hoog. Per saldo is een afname van het voor de drukgolf kwetsbare geveloppervlak bereikt.
In de omgevingsvergunning voor het onderdeel milieu zijn de volgende aanvullende voorwaarden opgenomen:
- Gebouw en klimaatbeheersing dienen zodanig te zijn uitgerust, dat gedurende minmaal 4 uur veilig in het gebouw geschuild kan worden.
- In het rampenbestrijdingsplan van het ziekenhuis wordt het scenario "calamiteit bij Smit & Zoon" opgenomen. Een gedeelte van de in het ziekenhuis aanwezige personen is verminderd zelf redzaam (de patiënten). Snel vluchten is voor deze groep niet mogelijk. Het gebouw is daarom voorzien van maatregelen om bij een optredende brand bij Smit & Zoon, te voorkomen, dat toxische gassen (rook) binnen kunnen dringen. Voorts is in het calamiteitenplan van het ziekenhuis opgenomen:
- 1. Een procedure voor het sluiten van ventilatieopeningen
- 2. Het waarschuwen van inpandig aanwezige personen dat zij binnen moeten blijven
- 3. Een ontruimingsplan voor het gecontroleerd verlaten van het gebouw
- 4. De inzet van personeel voor Bedrijfshulpverlening (BHV)
- 5. De inrichting van een aangewezen ruimte als crisis- en communicatieruimte
Maatgevend is de bestrijding van een calamiteit bij het bedrijf Smit en Zoon. Een calamiteit met extern effect is een zeer grote brand. Er is binnen het bedrijf Smit en Zoon een brandmeldinstallatie met een directe doormelding naar de alarmcentrale. De opkomststijd van de brandweer ligt ruim binnen de normtijd (brandweer kazerne ligt op 2 km afstand) en het brandweerkorps een beroepskorps betreft. Er is voldoende bluswater aanwezig. De brandweer oefent regelmatig bij en met het bedrijf.
De wijziging van (de vergunning van) het ziekenhuis brengt geen verandering in de veiligheidssituatie ten opzichte van de met artikel 19.2 vergunde situatie.
5.4 Bodem(kwaliteit)
In het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6) is bepaald dat burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer onderzoek moeten verrichten naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op daarvoor geschikte gronden te worden gerealiseerd. De bescherming van de bodem en de handhaving of verbetering van de bodemkwaliteit is landelijk geregeld via de wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit.
Wet bodembescherming
De Wet Bodembescherming bevat de voorwaarden die (kunnen) worden verbonden aan het verrichten van handelingen in of op de bodem. Primair komt bescherming en sanering in de wet aan bod. De wet heeft betrekking op zowel landbodems als waterbodems. De Wet bodembescherming geeft aan wanneer er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en of er dan ook gesaneerd moet worden.
De hoeveelheid grond dan wel grondwater (beide in m³) en de mate van vervuiling daarin, gemiddeld boven de interventiewaarde, zijn de criteria voor een geval van ernstige bodemverontreiniging. De interventiewaarde is de waarde, waarboven er risico’s zijn voor mens, flora en fauna. De spoedeisendheid, de noodzaak om te saneren, hangt hiervan af maar ook van de mate van verspreiding van de bodemverontreiniging.
Voor gevallen van ernstige bodemverontreiniging is er bij niet gewijzigd grondgebruik soms geen noodzaak tot saneren. Voorbeelden zijn voormalige stortplaatsen en kleine verontreinigingen in het diepere grondwater.
De gevallen van ernstige bodemverontreinigingen zijn grotendeels door de gemeente Amersfoort in beeld gebracht. In deze gevallen is in een beschikking Wet bodembescherming aangegeven wat er met een geval van ernstige bodemverontreiniging moet gebeuren. Nadat er is gesaneerd, kunnen er restverontreinigingen aanwezig zijn. Soms zijn er gebruiksbeperkingen.
Besluit bodemkwaliteit
Het doel van het Besluit bodemkwaliteit is het handhaven van de balans tussen de bescherming van de bodemkwaliteit en het gebruik van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen zoals woningbouw. In het besluit zijn regels opgenomen over kwaliteitsborging, bouwstoffen, grond en baggerspecie. Grondverzet kan plaatsvinden conform het Besluit bodemkwaliteit.
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan
In 2002 heeft de gemeente Amersfoort een bodemkwaliteitskaart en een bodembeheerplan vastgesteld. Deze bodemkwaliteitskaart is geldig tot uiterlijk 1 juli 2013, momenteel wordt gewerkt aan een nieuwe bodemkwaliteitskaart. De kaart vormt de leidraad voor hergebruik en verplaatsing van grond en geeft per gebied de kwaliteit van de boven- en ondergrond weer. In het Bodembeheerplan staan de voorwaarden voor hergebruik van grond.
Het plangebied ligt voor het grootste deel in de zone "Buitengebied West". Richting de Balladelaan en het Valleikanaal vallen kleine delen van het plangebied in de zone "Schothorst-Zuid".
Op de kaart ligt het bestemmingsplangebied in een zone die op basis van de bodemkwaliteitskaart is gekwalificeerd als "schoon".
Zones weergegeven met verschillende classificaties (dieptetraject 0-1,0 m-mv)
In het plangebied kan de bovenste meter grond als "schoon" worden geclassificeerd. In de delen die vallen in de zone "Schothorst-Zuid" geldt dat de 80-percentielwaarde van de stoffen koper en PAK groter is dan de streefwaarde voor die stoffen (verhoogde achtergrondwaarde). Bij classificatie aan de 80-percentielwaarde is de zone licht verontreinigd.
Plaatselijk kan de bodemkwaliteit sterk verschillen, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van een tankstation of door ander menselijk gebruik.
In het plangebied zijn geen bodemonderzoeken uitgevoerd, met uitzondering van de locatie van het Meander Medisch Centrum. De resultaten van het bodemonderzoek op het ziekenhuisterrein zijn beschreven in paragraaf 4.2.1. Het gebruiksverleden van het plangebied wijst niet op een mogelijke verontreiniging van de grond. Voor elk bouwplan moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd. Dit gebeurt in het kader van de Woningwet. In artikel 8 van deze wet is bepaald dat de gemeente moet onderzoeken of door de bouw geen risico's ontstaan voor de gebruikers van het object door eventueel aanwezige verontreiniging. Dit is verder uitgewerkt in de bouwverordening van de gemeente. In de bouwverordening is ook aangegeven in welke situaties eventueel vrijstelling kan worden verleend van de plicht tot bodemonderzoek. Aangezien de verplichting tot het uitvoeren van bodemonderzoek al sterk verankerd is in wet- en regelgeving en in de bouwverordening, zijn in de regels van dit bestemmingsplan geen bepalingen opgenomen op het gebied van bodemonderzoek. Dit zou mogelijk alleen maar leiden tot overregulering. Per aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt de situatie beoordeeld. |
5.5 Duurzaamheid
Gemeentelijk beleid
In 2030 is Amersfoort een stad zonder CO2 uitstoot. Deze ambitie van een Duurzame Stad vraagt een aanpak, die alle betrokken partijen verbindt en helpt deze ambities te realiseren. Een duurzaam project realiseren is de samenhang vinden op ruimtelijk, sociaal-cultureel, economisch en ecologisch vlak. De lange termijnopgaven, zoals klimaatbestendigheid, beheersing van de verkeersdruk en energieneutrale gebouwen moeten in zicht blijven.
Aandacht voor duurzaam en milieubewust bouwen in alle stadia van het ontwerp en bouwproces is belangrijk. Al op stedenbouwkundig niveau moeten hierbij keuzes worden gemaakt. Naast het gemeentelijk beleid moet bij de uitwerking van de plannen op bouwplanniveau tevens rekening worden gehouden met het landelijk beleid: het Klimaatakkoord 2007-2011. Hierin is vastgesteld dat in 2020 de nieuwbouw klimaatneutraal moet zijn. Het rijk gaat de komende jaren stapsgewijs de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) aanscherpen. Voor woningbouw is de EPC in januari 2011 van 0,8 al naar 0,6 verlaagd. De volgende aanscherping naar 0,4 wordt in 2015 ingevoerd met als doel energieneutrale nieuwbouwwoningen in 2020.
Energie
De Trias Energetica is het basis principe om tot duurzaamheid te komen. Het begrip is in 1996 geïntroduceerd door Agentschap NL. Het zijn drie stappen die opeenvolgend uitgevoerd moeten worden:
- 1. Zoveel mogelijk verminderen energievraag (o.a. door goede isolatie, overstekken);
- 2. Resterende energievraag invullen met duurzame energie (o.a. Warmte Koude Opslag, zonnepanelen, zonnecollector);
- 3. Eventueel overgebleven energievraag zo efficient mogelijk opwekken.
Er zijn diverse mogelijkheden om aan de landelijke en gemeentelijke ambities op het gebied van energie te voldoen. Er zal daarom een keuze moeten worden gemaakt voor een energieconcept. Hierbij kan gekozen worden voor lokale of collectieve oplossingen.
Materiaalgebruik (nieuwbouw)
Voor uitlogende bouwmetalen (koper, lood en zink) voor zover deze worden toegepast op plaatsen die zijn blootgesteld aan weersinvloeden, geldt een toepassingsverbod.
Daarnaast dient uitsluitend FSC gecertificeerde hout of gemodificeerd hout zoals verhit vuren, o.a. Plato, of geacetyleerd hout Accoya toegepast te worden.
Het instrument GPR-gebouw
De gemeente Amersfoort wil controleerbare prestatieafspraken voor de duurzaamheid van gebouwen. Daarom heeft zij gekozen voor het vastleggen van resultaatverplichtingen met behulp van het landelijke instrument GPR-gebouw. Met dit instrument wordt de duurzaamheidprestatie van een gebouw voor 5 thema's gekwantificeerd. Deze thema's zijn “Energie”, “Milieu”, “Gezondheid”, “Gebruikskwaliteit” en “Toekomstwaarde”. Per thema wordt een score gegeven op een schaal van 0 tot 10.
Het landelijke beleid is gericht op energieneutrale nieuwbouw vanaf 2020. Dit komt overeen met een GPR-score van 10 voor het thema Energie. In 2011 hanteert de gemeente Amersfoort een streefniveau van 7,5 voor het thema Energie. Voor de andere thema's; “Milieu”, “Gezondheid”, “Gebruikskwaliteit” en “Toekomstwaarde” hanteren we de minimum resultaatverplichting van 7,0 gehanteerd.
Eind 2011/begin 2012 evalueren we deze afspraken om te bezien hoe voor het thema 'Energie' toegewerkt kan worden naar een hogere GPR score. Het streven is om in 2012 de 'Energie' score te verhogen naar 8,0. Met de volgende wettelijke aanscherping van de energiecoëfficiënt (EPC) naar 0,4 in 2015, zal de GPR score voor het thema energie verder worden verhoogd. Hiermee wordt (deels) invulling gegeven aan de ambitie van de gemeenteraad om als stad in 2013 CO2 neutraal te zijn en daarmee te voldoen aan de kernwaarde duurzaamheid uit het coalitieakkoord.
Groene daken en gevels
Het realiseren van groene daken (vegetatiedaken) en gevels is sterk aanbevolen. Behalve een waarde voor planten en dieren heeft dit ook een functie voor waterberging waardoor piekbelasting op de riolering wordt verminderd. Bovendien helpen groene daken en gevels hittestress te voorkomen en vangen ze fijnstof, wat een positief effect heeft op de luchtkwaliteit. Overige natuurvriendelijke maatregelen in de bouw zijn te vinden in de checklist “Natuurvriendelijke maatregelen in de bouw”. Deze checklist is door de Vogelbescherming Nederland, in samenwerking met BAM utiliteitsbouw, ontwikkeld en te vinden op internet.
Bij bouwinitiatieven wordt gekeken naar de kansen op het gebied van duurzaamheid. Ten behoeve van de nieuwbouw van het ziekenhuis heeft Meander Medisch Centrum een werkgroep duurzaam bouwen in het leven geroepen, waarbij is overlegd met het Servicebureau Gemeenten en de gemeente. Deze werkgroep brengt de mogelijkheden en kansen op het gebied van duurzaam bouwen in kaart. |
5.6 Flora En Fauna / Ecologie
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen is het noodzakelijk te onderzoeken in hoeverre de plannen ten koste gaan van de (aanwezige) flora en fauna. Hierbij maken we onderscheid in de 'toets in het kader van gebiedsbescherming' en de 'toets in het kader van soortenbescherming'.
Gebiedsbescherming vindt in Nederland plaats via de Natuurbeschermingswet en de Ecologische hoofdstructuur, soortbescherming via de Flora en Faunawet. Europese regelgeving op dit gebied is inmiddels in de Nederlandse wetgeving verankerd.
5.6.1 Europese regelgeving
De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn (EU-vogelrichtlijn, 1979) en de Habitatrichtlijn (EU-habitatrichtlijn, 1992). Europese richtlijnen geven een te bereiken doel aan, waarna lidstaten deze verplicht met hun eigen wetten moeten bereiken. Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming. Nederland heeft de richtlijnen geïmplementeerd in respectievelijk de Natuurbeschemingswet van 1968 en 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora en Faunawet (soortenbescherming).
Met de vogelrichtlijn heeft de Europese Unie vastgelegd hoe vogels in Europa beschermd moeten worden. Europa wil het verdwijnen van vogelsoorten tegengaan. Daarom moeten volgens de vogelrichtlijn alle Europese, in het wild levende vogelsoorten (inclusief nesten en leefgebieden) door de Europese landen worden beschermd. Daarnaast moeten de landen maatregelen nemen om voor deze vogels een 'voldoende gevarieerdheid van leefgebieden en een voldoende omvang ervan te beschermen, in stand te houden of te herstellen'.
Met de Habitatrichtlijn wil Europa voorkomen dat er wilde dieren- en plantensoorten, uitsterven. Ook eventuele kwetsbare leefgebieden dienen in dit kader te worden beschermd. Plannen die een negatieve invloed hebben op soorten of leefgebieden kunnen niet zonder meer worden uitgevoerd. Alleen projecten met een groot maatschappelijk belang waarbij compensatie van de natuur wordt geregeld kunnen gerealiseerd worden. Verder staat in de Habitatrichtlijn dat er een samenhangend Europees ecologisch netwerk van speciale beschermingszones moet worden gevormd. Hiermee verplicht de richtlijn de lidstaten om speciale gebieden aan te wijzen, onder de naam Natura 2000.
In Nederland is de gebiedsbescherming geregeld via de vogelrichtlijngebieden die het rijk heeft vastgesteld, de Habitatrichtlijngebieden die het rijk bij de Europese Commissie heeft aangemeld, de beschermde natuurmonumenten en de staatsnatuurmonumenten (Nationale parken). Ruimtelijke ingrepen die in deze gebieden plaatsvinden dan wel in de nabijheid van beschermde natuurgebieden, moeten worden getoetst op hun effecten op deze gebieden. De gebieden die zijn beschermd op grond van de Habitatrichtlijn én de Vogelrichtlijn vallen onder Natura 2000. Binnen onze landgrenzen zijn nu 166 Natura-2000 gebieden aangewezen.
In het plangebied van dit bestemmingsplan komen geen natuurgebieden voor die op grond van Europese regelgeving beschermd zijn. Dit geldt ook voor de nabijheid van het plangebied.
5.6.2 Nederlandse regelgeving
Nationale landschappen
Een deel van het plangebied is onderdeel van het nationaal landschap "Arkelheen-Eemland". Het gaat hier om het gebied direct ten westen van het Meander Medisch Centrum, zoals ook op de onderstaande afbeelding te zien is:
Nationale Landschappen zijn gebieden met een unieke combinatie van natuur, cultuur en geschiedenis. Bij Nationale Landschappen is er een samenhang tussen het behoud en de ontwikkeling van natuur (planten, dieren), reliëf (zoals beekdalen en terpen), grondgebruik (agrarisch, recreatief) en bebouwing (zoals dorpsgezichten en forten).
In Nederland zijn 20 gebieden aangewezen als Nationaal Landschap. Deze gebieden krijgen extra aandacht vanuit het rijk vanwege kun belang voor cultuurhistorie en natuur, maar zijn niet direct wettelijk beschermd.
Het deel van dit bestemmingsplan dat onderdeel vormt van het nationaal landschap kent tot op heden een agrarisch gebruik. Het is een open landschap, waar in het verleden de Eem liep. Dit bestemmingsplan legt de huidige agrarische functie vast, maar biedt ook een bevoegdheid aan het college om de bestemming te wijzigen zodat ter plekke een landgoed kan ontstaan of de bestemming naar 'natuur' kan worden omgezet. In beide gevallen dient rekening gehouden te worden met de oude Eemloop, waar mogelijk wordt deze in het landschap hersteld.
Flora en Faunawet:
Soortbescherming vindt plaats via de Flora- en Faunawet. Bij soortenbescherming gaat het om de bescherming van individuele soorten flora en fauna, zowel binnen als buiten beschermde gebieden. Hierbij moet gedacht worden aan alle in Nederland in het wild voorkomende zoorgdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, een aantal vissen, libellen en vlinders, enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en een honderdtal vaatplanten. Naast de in de wet genoemde soorten onderscheiden we ook nog de soorten die worden genoemd op de zogenaamde 'Rode lijsten'. In de rode lijsten staan de in hun voortbestaan bedreigde dier- en plantensoorten, inclusief beschermingsmaatregelen om deze soorten weer in aantal te laten toenemen. Er is bijvoorbeeld aangegeven of een soort bijna uitgestorven is of bedreigd is in zijn voorkomen in Nederland. Een soort op de rode lijst is niet automatisch beschermd onder de Flora- en Faunawet, maar doordat overheden en terreinbeherende organisaties rekening houden met de genoemde soorten in de lijst, kan de bedreigde status in de toekomst, in een gunstig scenario, vervallen.
In Utrecht wordt naast een rode lijst een oranje lijst gehanteerd. Dit is de lijst van bedreigde soorten binne de provincie Utrecht welke op basis van vergelijkbare criteria als die voor de landelijke rode lijst tot stand is gekomen. Hiervoor is sinds 1975 onderzocht welke dier- en plantensoorten "ernstig bedreigd", "bedreigd", "kwetsbaar", of "gevoelig" zijn. Oranje lijsten zijn opgesteld voor de volgende diergroepen: zoogdieren, broedvogels, pleisterende vogels, reptielen, amfibieën, zoetwatervissen, dagvlinders, libellen, sprinkhanen en krekels. In de Oranje lijsten staan ook plantgroepen, te weten: mossen van het essenhakhout, kleibospaddestoelen, vaatplanten en kranswieren.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de Flora- en Faunawet. Als het waarschijnlijk is dat voor de realisering van een project (dat door een bestemmings(wijziging) mogelijk wordt gemaakt) een ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet noodzakelijk is, dient bij de vaststelling van dat bestemmingsplan duidelijkheid te bestaan over de verleenbaarheid van een dergelijke ontheffing.
Sinds 22 februari 2008 is een nieuwe Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) in werking getreden die voorziet in een wijziging van het "Besluit beschermde dier- en plantensoorten". Met de wijziging is het beschermingsregime feitelijk versoepeld, voor het uitvoeren van werkzaamheden is niet altijd meer een ontheffing nodig voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte. Met de inwerkingtreding van het besluit is sprake van een drietal categorieën beschermingsniveaus voor soorten:
- Niveau 1: een algemene vrijstelling van in Nederland algemeen voorkomende soorten;
- Niveau 2: een algemene vrijstelling met gedragscode voor een aantal beschermde soorten;
- Niveau 3: streng beschermde soorten.
Nieuwe ontwikkelingen worden beoordeeld in relatie tot wettelijk beschermde planten en dieren en hun natuurlijke omgeving. Indien het voortbestaan op locatie van beschermde soorten planten of dieren uit categorie 2 en 3 door een ingreep negatief beïnvloed worden, is het daarnaast nodig ontheffing aan te vragen van verboden handelingen op grond van de Flora- en faunawet. Het bevoegd gezag hierin is het Ministerie van LNV. De afweging van het belang van rode lijstsoorten vindt plaats in het spoor van de ruimtelijke ordening.
Natuurbeschermingswet:
Gebiedsbescherming vindt in Nederland plaats via de Natuurbeschermingswet én de ecologische hoofdstructuur. Via de gebiedsbescherming zijn bijzondere leefomgevingen en rustplaatsen beschermd. Gebiedsbescherming is aan de orde als een plangebied in of nabij een Natura 2000 gebied ligt of op grond van de natuurbeschermingswet is aangewezen als beschermd natuurmonument. Bij elk plan of project is de gemeente verplicht om te kijken of het plangebied in of nabij (1 tot ongeveer 4 kilometer) een speciale beschermingszone van een Natura 2000 gebied ligt. Als een plan of project in of bij een speciale natuurbeschermingszone ligt, wordt van de gemeente verwacht dat zij voor aanvang van het plan of project een passende beoordeling maakt, waarbij de significante gevolgen voor het plan voor het Natura 2000 gebied wordt onderzocht. Als er significante gevolgen worden verwacht, kan alleen om dringende redenen van openbaar belang en bij afwezigheid van een alternatief, toestemming worden verleend. Voor aanvang van het plan of project moeten dan passende maatregelen worden genomen om natuurwaarden te conpenseren.
In de jaren '90 van de vorige eeuw is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) bedacht; verschillende natuurgebieden zijn met elkaar verbonden door groene zones waarlangs planten en dieren zich kunnen verplaatsen. De ecologische hoofdstructuur is door de provincie Utrecht begrensd in diverse natuurgebiedsplannen.
Het plangebied van dit bestemmingsplan is binnenstedelijk en ligt op ruime afstand van Euopees of nationaal (wettelijk) beschemde natuurgebieden. Wel is het Maatweggebied aangewezen als ecologische verbindingszone binnen de ecologische hoofdstructuur. Plant- en diersoorten kunnen via het Maatweggebied in contact blijven met stadspark Schothorst en met Eem, Valleikanaal en (uiteindelijk) Gelderse Vallei. De inrichting van de oevers van het Valleikanaal is al afgestemd op de Flora- en Fauna, in het Maatweggebied vinden nog toekomstige ingrepen plaats. De inrichting van een deel van het gebied wordt gebaseerd op een aantal doelsoorten die van de verbinding gebruik moeten gaan maken. In het kielzog van deze doelsoorten profiteren veel andere soorten mee. De volgende soorten komen voor in en om het Valleikanaal en stadspark Schothorst: Insecten: oranjetipje, Kleine vuurvlinder, Argusvlinder, Hooibeestje (vlinders) en weidebeekjuffer (libel) Vissen: riviergrondel, bermpje, kleine modderkruiper, grote modderkruiper, bittervoorn, winde, alver en snoek Amfibien: bruine kikker, gewone pad en groene kikker Reptielen: ringslang Vogels: fuut, waterhoen, meerkoet, kleine karekiet, bosrietzanger en rietgors Zoogdieren: bosspitsmuis, vleermuizen (watervleermuis en meervleermuis), waterspitsmuis, dwergmuis, woelrat en wezel. Om het die soorten naar de zin te maken zijn langs het Valleikanaal riet(land), poelen, natte graslanden, moeras, plasdraszones, bloemrijke graslanden en bosjes aangelegd, alsmede faunapassages onder bruggen door. De herinrichting van het Valleikanaal als ecologische verbindingszone is afgerond met uitzondering van delen bij de Hogeweg en de Kop van Schothorst. Het beheer is afgestemd op de soorten die er voorkomen. Om natuurwaarden te beschermen en eventuele leefgebieden van soorten in stand te houden, krijgt de toekomstige ecologische verbingszone in het Maatwweggebied naast onderliggende groenbestemmingen en Verkeersbestemmingen een aanduiding "waarde-ecologie". Ontwikkelingen die een bedreiging kunnen vormen voor de ecologische waarden zijn op deze locaties niet direct toegestaan. Bij herinrichtingen van het gebied vindt altijd een toets plaats op de gevolgen voor Flora en Fauna. In het kader van de dijkverbetering is onderzoek uitgevoerd door Ecogroen advies. Het onderzoeksrapport is als bijlage 23 bij deze toelichting opgenomen. Bij het onderzoek is de streng beschermde grote modderkruiper aangetroffen in de bermsloot van de dijk bij de Schans. Voor deze soort is door het Waterschap een ontheffing aangevraagd in verband met het dempen van de bermsloten. |
5.6.3 Gemeentelijke regelingen
Naast alle wet- en regelgeving op europees en landelijk niveau is op gemeentelijk niveau beleid ontwikkeld om Flora en Fauna in en rond Amersfoort te beschermen. Het betreft deels een uitwerking van het Europees en landelijk beleid, maar ook aanvullend, specifiek Amersfoorts beleid komt voor. Het beleid in Amersfoort is er op gericht natuur en biodiversiteit zoveel mogelijk in stand te houden.
Milieubeleidsplan Amersfoort 2008-2011
In het milieubeleidsplan van de gemeente Amersfoort staat centraal wat de gemeente in 2011 op het terrein van milieu wil hebben bereikt. Hiertoe geeft het milieubeleidsplan resultaatgerichte ambitites voor 2030 en haalbare doelen voor 2011.
De milieubalans (nulmeting) dient daarbij als referentie en jaarlijks maken we een concreet milieu actie programma. Hierin evalueren we de eerder ingezette acties, toetsen we het milieurendement, signaleren we nieuwe ontwikkelingen, stellen we wenselijk geachte beleidswijzigingen voor en beschrijven we acties voor het komende jaar. In het plan worden drie milieuthema's onderscheiden, 'Gezond en Veilig', 'Klimaat en Energie' en 'Natuur en biodiversiteit'. Enkele speerpunten in het milieubeleidsplan: duurzaam bouwen moet worden verbreed naar duurzaam wonen. Diffuse verontreiniging van afstromend regenwater moet fors worden verminderd en de kansen voor schoon water moeten worden benut bij ruimtelijke ontwikkelingen. Bij 'Klimaat en Energie' wordt ingezet op CO2-neutrale gemeente in 2030. Bij 'Natuur en Milieu' wordt de nodige aandacht gevraagd voor het versterken en uitbreiden van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Beleidsvisie Groen-Blauwe structuur
De uitgangspunten uit de beleidsvisie Groen-Blauwe structuur zijn beschreven in paragraaf 3.1.7 van deze toelichting.
5.7 Milieu Effect Rapport
In het Besluit m.e.r. staat beschreven voor welke activiteiten en plannen een Milieu Effect Rapport opgesteld dient te worden. De realisering van het nieuwe ziekenhuis viel en valt hier niet onder. De dijkverbetering wel. Hiervoor is dan ook een MER opgesteld. Een samenvatting van de MER fase 2 voor de dijkverbetering is als bijlage 25 bij deze toelichting opgenomen.
Hoofdstuk 6 Toelichting Op Verbeelding En Regels
6.1 Algemeen
Zoals de naam al aangeeft worden in dit hoofdstuk de regelingen zoals die in het bestemmingsplan zijn opgenomen toegelicht. Voordat op de verschillende bestemmingen wordt ingegaan die op de verbeelding zijn terug te vinden, komen eerste enkele meer algemene onderwerpen aan de orde.
Plansystematiek
Uit de vorige hoofdstukken is duidelijk naar voren gekomen dat de verschillende plannen en projecten die de komende periode in het gebied Maatweg gerealiseerd zullen worden ieder hun eigen planning, dynamiek en besluitvorming kennen. Voor een deel van de plannen, zoals de bouw van het nieuwe ziekenhuis, zijn de hoofdlijnen van de toekomstige ontwikkelingen bekend. Van anderen, zoals de dijkverbetering, is dat nog niet het geval. Het is daarom niet goed mogelijk om alle plannen en projecten op dezelfde manier in het bestemmingsplan op te nemen.
De Wet op de Ruimtelijke Ordening biedt echter verschillende mogelijkheden om zaken in het bestemmingsplan te regelen:
- Gedetailleerde bestemmingen, waarbij vrij nauwkeurig wordt aangegeven waar en tot hoe hoog mag worden gebouwd en waarvoor de gebouwen en gronden mogen worden gebruikt. Dit is een goede manier van werken voor de bestaande situatie in het plangebied, zoals de woningen aan De Schans.
- Globale(re) bestemmingen, waarbij het plan meer ruimte laat voor verschillende invullingen. De grote lijnen zijn echter duidelijk in het plan vastgelegd. Deze manier van werken is toegepast voor de bestemming "Natuur" en de Maatweg.
- Uit te werken bestemmingen. Die komen in dit bestemmingsplan niet voor.
- Wijzigingsbevoegdheden, die kunnen worden gebruikt als de toekomstige ontwikkelingen nog niet voldoende duidelijk zijn. Op de plankaart is dan de bestaande situatie door middel van gedetailleerde of globale bestemmingen opgenomen. Door middel van de wijzigingsbevoegdheid kan de bestemming veranderd worden als de toekomstige ontwikkelingen wel duidelijk zijn. Deze manier van werken is in dit bestemmingsplan o.a. toegepast voor natuurontwikkeling.
Anders dan uit te werken bestemmingen, die alleen worden toegepast als duidelijk is dat de gewenste ruimtelijke ontwikkeling ook daadwerkelijk plaats zal vinden (dat betekent dat onder andere duidelijkheid moet bestaan over de financiële haalbaarheid en de randvoorwaarden van bijvoorbeeld geluid en luchtkwaliteit), wordt bij het instrument van de wijzigingsbevoegdheid de bestaande situatie het uitgangspunt voor de regeling in het plan. Het betreft een bevoegdheid van burgemeester en wethouders en geen verplichting. In de regels kunnen de randvoorwaarden worden opgenomen waaraan voldaan moet worden voordat de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast c.q. de bestemming kan worden gewijzigd.
De regelingen met betrekking tot het bouwen
De bepalingen met betrekking tot het bouwen worden op deze plaats toegelicht. Deze zijn immers voor de meeste bestemmingen gelijk.Over het algemeen mogen alleen gebouwen gerealiseerd worden binnen de op de verbeelding ingetekende bouwvlakken Daarop gelden enkele uitzonderingen, zoals:
- binnen de bestemming Woondoeleinden mogen op de gronden buiten de vlakken aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen (carports) gerealiseerd worden;
- de regels bieden de mogelijkheid om nutsgebouwtjes te bouwen binnen bijvoorbeeld de verkeersbestemming;
- in de regels is geregeld dat ondergeschikte bouwdelen de op de plankaart ingetekende bebouwingsgrenzen mogen overschrijden. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om regenpijpen en dakoverstekken.
Op de verbeelding is aangegeven hoe hoog de gebouwen binnen de bouwvlakken mogen zijn. De delen waarvoor verschillende hoogtebepalingen gelden, zijn door middel van de hoogtescheidingslijn op de verbeelding aangegeven (ziekenhuislocatie) In de regels is vastgelegd dat de hoogtematen niet gelden voor zogenaamde dakopbouwen, zoals liftinstallaties, ornamenten en balkonhekken.
In principe mag een bouwvlak helemaal bebouwd worden. Dat is niet het geval als op de plankaart in een vlak een bebouwingspercentage is vermeld.
6.2 De Verschillende Bestemmingen
In deze paragraaf wordt een korte toelichting gegeven op de regelingen zoals die in de verschillende bestemmingen zijn opgenomen.
6.2.1 Bestemming Bedrijf
Jachthaven de Stuw en Elzenaar Jachthaven zijn watersportbedrijven voor de pleziervaart. Deze bedrijven hebben in het bestemmingsplan de bestemming "Bedrijf" gekregen met de functieaanduiding "pleziervaart' (bedrijven ten behoeve van het onderhoud, de reparatie en de opslag van vaartuigen ten behoeve van de watersport en recreatie). Ook de (voormalige) loods op het terrein van Elzenaar, die in gebruik is door Roeivereniging Hemus, heeft deze bestemming gekregen.
Gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden opgericht. Daarbij zijn de bouwmogelijkheden beperkt tot de bouwmogelijkheden van de huidige bestemmingsplannen. Bij de bedrijven zijn in de regels regelingen voor de (reeds bestaande) bedrijfswoningen opgenomen. In navolging van de huidige bestemmingsplannen zijn de bedrijfswoningen van deze watersportbedrijven langs de Eem in de bedrijfsbestemming opgenomen.
Bij Jachthaven de Stuw is "horeca-c" toegestaan.
Gelet op de bijzondere ligging van twee watersportbedrijven laat het bestemmingsplan in principe alleen de desbetreffende bedrijfsactiviteiten toe. Dit komt overeen met de regelingen in de vigerende bestemmingsplannen. Andere bedrijfsactiviteiten zijn mogelijk door toepassing van een in het plan opgenomen ontheffingsmogelijkheid. Daarbij kunnen andere bedrijfsactiviteiten uit categorie 1 en 2 van de bij het bestemmingsplan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten worden toegelaten.
Staat van Bedrijfsactiviteiten
De "Staat van Bedrijfsactiviteiten" is een bedrijvenlijst en wordt in de meeste Amersfoortse bestemmingsplannen opgenomen. De Staat van Bedrijfsactiviteiten (die als bijlage in de regels is opgenomen) legt een koppeling tussen de aard van de bedrijven en de ter plaatse acceptabele milieubelasting. Per milieu-component (geur, stof, geluid en/of gevaar) wordt voor de verschillende bedrijven een afstand genoemd, die tot de dichtstbijzijnde woonbebouwing in acht moet worden genomen. De lijst is gebaseerd op een publicatie van de VNG en kent in principe een indeling in zes milieucategorieën. De indeling is afgeleid van de voor dat bedrijf geldende "grootste afstand" tot woonbebouwing. Voor het bestemmingplan zijn de volgende categorieën relevant:
- categorie 1: grootste afstand 0 of 10 m;
- categorie 2: grootste afstand 30 m;
- categorie 3: grootste afstand 50 of 100 m.
Ten opzichte van de basislijst van de VNG heeft een inperking plaatsgevonden. Zo zijn de bedrijven uit de hogere categorieën weggelaten, omdat deze voor het bestemmingsplan niet relevant zijn. Dat geldt ook voor categorieën als landbouw, zeevaart, detailhandel en kantoren. Omdat de lijst zich toespitst op het gebied Maatweg, kan het zijn dat voor enkele typen bedrijvigheid de categorisering is verhoogd of verlaagd.
De bestemming "Bedrijf" is voorts van toepassing op de nutsvoorziening in het gebied van Kop van Schothorst. Deze bestemming heeft in dit bestemmingsplan de functieaanduiding "gemaal' gekregen. Gebouwen ten behoeve van deze functie dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht.
6.2.2 Bestemming Maatschappelijk
Een groot deel van het ziekenhuisterrein aan de Maatweg is bestemd voor "Maatschappelijk" met op de verbeelding de aanduiding "gezondheidszorg" Op het ziekenhuisterrein mogen voorzieningen ten behoeve van de gezondheidszorg worden gerealiseerd. Voor de duidelijkheid is daarbij aangegeven dat ook de daarbij behorende voorzieningen zoals kantoren en (gebouwde) parkeervoorzieningen horen. Verder zijn ook detailhandel en horeca-activiteiten toegelaten. Een eis daarbij is wel dat deze voorzieningen bij de hoofdfunctie (gezondheidszorg) horen.
Zoals in het Structuurplan Maatweg en het Inrichtingsplan Maatweg is vastgelegd, zal een deel van het ziekenhuisterrein worden betrokken bij de ontwikkeling van de ecologische verbindingszone langs de Eem en de realisering van de Oude Eemloop. Deze gronden hebben in het bestemmingsplan de bestemming "Natuur" gekregen (zie hierna). Daarbij is op de verbeelding de begrenzing uit het Inrichtingsplan Maatweg (DS Landschapsarchitecten) overgenomen. Ook een deel van het eigenlijke ziekenhuisterrein zal ingericht en gebruikt worden ten behoeve van de natuur- en landschapsontwikkeling. Dit kan binnen de bestemming Maatschappelijk.
Omdat het maaiveld rond het ziekenhuis verschillende hoogten zal krijgen, zijn de maximale bouwhoogten op de verbeelding gegeven ten opzichte van NAP. Daarbij moet worden bedacht dat het huidige maaiveld op ongeveer 0,9 meter boven NAP ligt en de Maatweg op 2,2 meter.
6.2.3 Bestemming Recreatie
Langs de Eem zijn verschillende voorzieningen ten behoeve van de sport en de recreatie gevestigd, zoals Kanovereniging Keistad, de scouting en de jachthaven van de Eemkruisers. Deze voorzieningen zijn bestemd voor "Recreatie" met de functieaanduiding "jachthaven" voor de Eemkruisers. Bij deze voorzieningen is 'horeca-c" toegestaan. Gebouwen ten behoeve van deze recreatieve voorzieningen zijn toegestaan in het bouwvlak. Het bestemmingsplan maakt nieuwbouw mogelijk ten behoeve van de scouting en in beperkte mate uitbreiding van de bouwmogelijkheden voor Keistad en de Eemkruisers.
6.2.4 Bestemming Sport
Langs de Eem nabij het ziekenhuisterrein wordt het nieuwe Huis van de Watersport gevestigd. De desbetreffende gronden zijn bestemd voor "Sport" met de aanduiding "watersportvereniging". Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd. Binnen de aangrenzende bestemming Natuurgebied kan de ontsluiting voor voetgangersverkeer van en naar het ziekenhuisterrein plaatsvinden en de ontsluiting van het Huis van de Watersport vanaf de toegangsweg voor laden en lossen en enkele invalidenparkeerplaatsen.
6.2.5 Bestemmingen Wonen (Wonen, Wonen 1, Wonen 2 en Wonen 3)
De bestaande woningen in het plangebied zijn, inclusief de daarbij behorende erfbebouwing en tuin, bestemd tot "Wonen". Ook de nieuwe woningen die langs de Schans gerealiseerd zullen worden zijn opgenomen in de bestemming "Wonen". Op de verbeelding en in de regels is een onderscheid gemaakt tussen verschillende woonbestemmingen. Het gaat daarbij om de bestemming vrijstaande en/of twee-aaneengebouwde woningen (Wonen1), twee-aan-een gebouwde woningen (Wonen 2) en vrijstaande woningen (Wonen 3).
Rond de bestaande woningen (Wonen 2 en Wonen 3) is op de verbeelding een bouwvlak getekend. Dit geeft aan waarbinnen de woning gebouwd moet worden. In elk bouwvlak staat een maximaal toegestane goothoogte en hoogte. Het bouwvlak is in enkele gevallen niet beperkt tot de bestaande woning. Wanneer daarvoor voldoende ruimte bestaat, worden in de regel de volgende dieptes voor het bouwblok gehanteerd: 10 m voor halfvrijstaande woningen en 12 m voor vrijstaande woningen. Voor bestaande woningen die een grotere diepte kennen dan de genoemde dieptes, is de bestaande diepte maatgevend. Voor zover het bouwvlak niet in beslag wordt genomen door de eigenlijke woning (het hoofdgebouw), mag er ook erfbebouwing gerealiseerd worden (zonder dat dit meetelt in de maximale oppervlakte erfbebouwing).
Voor de nieuw te bouwen woningen aan de Schans (Wonen 1) zijn op de plankaart twee grotere bouwblokken ingetekend. De bouwblokken liggen 4 meter uit de erfgrens van de bestaande woning de Schans 19. De maximale hoogte is 9 meter.
De aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen (carports) mogen in en buiten het bouwvlak met de bestemming "Wonen" worden gebouwd. De goothoogte van de erfbebouwing is beperkt tot 3 m. Ook aan de oppervlakte te bouwen erfbebouwing is een maximum gesteld. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15% van de oppervlak van de kavel, met een maximum van 75 m². Erfbebouwing die binnen het bouwblok is gesitueerd wordt niet meegerekend bij deze oppervlaktebepaling.
Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Het bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid voor het door de bewoner in de eigen woning uitoefenen van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten. Daar is in de regels wel een aantal voorwaarden aan verbonden.
De bestemming Wonen (zonder nummer) is gereserveerd voor de tuinen bij de woonschepen op de oever van de Eem. Bij de in de Eem afgemeerde schepen hoort een tuin met mogelijkheden voor een berging. Per woonschip mag één berging worden gebouwd met een oppervlakte en een hoogte van respectievelijk maximaal 6 m2 en 3 m. De berging dient te worden geplaatst naast de bijbehorende woonboot tussen de lijnen van de voorkant en de achterkant van het schip haaks op de kade. Het daadwerkelijke oevergebruik is geregeld in de huurcontracten die de woonschipbewoners met de gemeente hebben afgesloten. Daarbij moet worden opgemerkt dat de gemeente streeft naar het realiseren van een wandel-, fiets- en coachpad langs de Eem. Hiervoor dienen de huurcontracten met de woonschipbewoners herzien te worden. Het bestemmingsplan staat dit niet in de weg.
6.2.6 Bestemming Tuin
De voortuinen van de woningen aan de Schans zijn bestemd voor "Tuin". Binnen deze bestemming zijn, behoudens erkers en ingangspartijen, uitsluitend andere bouwwerken toegestaan.
6.2.7 Bestemmingen Agrarisch (Agrarisch met waarden, Agrarisch)
Het gebied tussen het nieuwe ziekenhuis en de Bunschoterstraat heeft de bestemming "Agrarisch met waarden" gekregen. Deze bestemming komt overeen met het bestaande bestemmingsplan voor dit gebied. Er is hier geen bebouwing toegestaan. De gronden zijn bestemd voor de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven en tevens voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de voorkomende, dan wel daaraan eigenlijke landschapppelijk waarden.
De desbetreffende gronden maken deel uit van zowel de ecologische verbinding Coelhorst-Schothorst als de ecologische verbinding Eem-Valleikanaal. De daadwerkelijke realisering van de zones is afhankelijk van de medewerking van de eigenaren. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid (van Agrarisch naar Natuur) opgenomen die het mogelijk maakt om uiteindelijk tot de aanleg van een ecologische verbinding te komen. Daarbij zijn er twee randvoorwaarden waaraan moet worden voldaan. De eigenaren moeten medewerking verlenen aan de natuurontwikkeling en de financiële uitvoerbaarheid van de plannen moet gewaarborgd zijn. Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het realiseren van nieuwe landgoederen. Deze regeling is identiek aan de regeling zoals die in het bestemmingsplan voor het buitengebied (west) is opgenomen.
6.2.8 Bestemming Verkeer - Wegverkeer
De Maatweg en de Ringweg Koppel hebben de bestemming Verkeers-Wegverkeer. Daarbij zijn ook de aanliggende ventwegen en fietspaden in deze bestemming opgenomen. Binnen deze bestemming kunnen de noodzakelijke verbeteringen van en aanpassingen aan de hoofdwegen gerealiseerd worden.
6.2.9 Bestemming Verkeer - Verblijfsgebied
De overige wegen in het gebied hebben de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied gekregen. Het gaat daarbij om de Schans, de toegangswegen tussen de Schans en de dijk en tussen het ziekenhuis, het pad voor auto's en fietsen op de dijk langs Jachthaven Elzenaar tot aan het Huis van de Watersport, de afrit vanaf de dijk naar Jachthaven Elzenaar, de autotoerit vanaf de dijk naar de locatie van de woonschepen en het fiets-coach pad op de dijk vanaf het Huis van de Watersport naar de Bunschoterstraat.
6.2.10 Bestemming Natuur
Een deel van de gronden langs de Eem (omgeving Huis van de Watersport en deelgebied de Stuw), het gebied ten zuidwesten van het ziekenhuis en de Schans hebben de bestemming Natuur gekregen. Voor een groot deel van de gronden langs de Eem en de oude Schans komt dit overeen met de huidige bestemming.
In zekere zin is de bestemming Natuur zoals die in het voorliggende bestemmingsplan is opgenomen een globale bestemming. Want naast de instandhouding en bescherming van de huidige natuur- en landschapswaarden zijn in de regels van bestemmingsomschrijving ook andere functies opgenomen, zoals:
- de ontwikkeling van nieuwe natuur- en landschapswaarden;
- het herstel en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van de Grebbelinie;
- groenvoorzieningen en beplantingsstroken;
- watergangen en -partijen;
- extensieve recreatie, waarbij het met name gaat om de realisering van een wandel- (en fiets)paden langs de Eem.
Binnen de bestemming Natuurgebied mogen in principe geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van de bestaande bunkers op de Grebbeliniedijk.
Omdat de cultuurhistorische waarden van de Grebbeliniedijk op basis van de Monumentenwet 1988 beschermd zijn, hoeft dit in het kader van het bestemmingsplan niet dubbel te gebeuren.
Omgevingsvergunning voor het realiseren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
De Wet op de Ruimtelijke Ordening biedt de mogelijkheid om ook voor het realiseren van bepaalde werken en werkzaamheden een vergunning voor te schrijven: de 'omgevingsvergunning voor het realiseren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden'. Dit houdt in dat het verboden is bepaalde werken en werkzaamheden uit te voeren zonder voorafgaande vergunning van Burgemeester en Wethouders. Door het aanvragen van een omgevingsvergunning kunnen ingrepen eerst worden beoordeeld op hun gevolgen voor de omgeving, voordat al dan niet toestemming wordt gegeven.
Het vereiste van een omgevingsvergunning wordt geregeld in een bestemmingsplan. De gemeenteraad kan daarbij zelf bepalen voor welke activiteiten een aanlegvergunning nodig is. Zowel bij de bestemming Natuur als bij de bestemming Agrarisch gaat het om de bescherming van de natuur- en landschapswaarden. Het is ook mogelijk om aan de vergunning bepaalde voorwaarden te verbinden. Het overtreden van de regels voor aanlegvergunningen is strafbaar. Bij aanlegvergunningsplichtige werken kan het ook gaan om ingrepen die natuur- en landschapsontwikkeling als doel hebben (bijvoorbeeld het vernieuwen van een groenstructuur) of om ingrepen ten behoeve van de (recreatieve) infrastructuur (bijvoorbeeld de aanleg van een fietspad). Werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen zijn niet aanlegvergunningsplichtig.
6.2.11 Bestemming Groen
De groenelementen die structuurbepalend zijn voor het plangebied zijn (voor zover ze niet de bestemming Natuur hebben) bestemd als "Groen". De bestemming is ruim van opzet, zodat hierin ook watergangen en -partijen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden kunnen worden opgenomen alsmede in- en uitritten en geluidwerende voorzieningen. Net als bij de andere bestemmingsplannen in Amersfoort zijn nieuwe verhardingen groter dan 1000 m² zijn gebonden aan een aanlegvergunning. Dit om een nadere afweging van de betrokken waarden en belangen mogelijk te maken.
6.2.12 Bestemming Waterstaat (dubbelbestemming)
De Grebbeliniedijk langs de Eem is een zogenaamde primaire waterkering die het achterliggende land bij hoog water in de Eem of op het Eemmeer tegen overstromingen beschermd. De dijk dient daarom in het plan te worden opgenomen en beschermd. Hiervoor is de bestemming "Waterstaat-Waterkering" gebruikt. De begrenzing van die bestemming is afgeleid van het voor de dijkverbetering door het Waterschap Vallei & Veluwe opgestelde projectplan op grond van de Waterwet en het Inrichtingsplan Maatweg. Voor het projectplan loopt momenteel een mer-procedure. De bestemming Waterstaat-Waterkering gaat uit van het verleggen van de dijk naar de Ringweg Koppel en het verschuiven van die dijk landinwaarts ten behoeve van de nieuwbouw aan de oever van de Eem van het Huis van Watersport. De dijk loopt verder "achterlangs" bij de jachthaven De Eemkruisers.
De bestemming Waterstaat is niet alleen aan de dijk zelf gegeven, maar ook aan een deel van de omliggende gronden toegekend. Graafwerkzaamheden in de stroken grond langs de dijk kunnen immers ook gevolgen hebben voor de stabiliteit van het dijklichaam. Zoals elders in deze toelichting is beschreven, is de breedte van de bestemming Waterkering in principe 50 meter (waarvan het gedeelte dat in de Eem ligt buiten het plangebied valt).
De Grebbeliniedijk en de aangrenzende gronden hebben niet alleen een functie als waterkering, maar hebben bijvoorbeeld ook waarde als natuurgebied. Op en rond de dijk zijn ook verschillende functies gevestigd. De Grebbeliniedijk en de aangrenzende beschermingszones hebben dan ook een zogenaamde dubbelbestemming gekregen. Dat wil zeggen dat de gronden twee bestemmingen hebben: een bestemming afgestemd op het huidige of toekomstige grondgebruik en de bebouwing en de bestemming "Waterstaat-waterkeringt".
In principe mag in de bestemming "Waterstaat-waterkering" alleen gebouwd worden ten behoeve van de waterkering zelf. Bouwen ten behoeve van de andere aan de gronden toegekende bestemmingen is pas mogelijk na een ontheffing van burgemeester en wethouders. Dat college moet voor het verlenen van de ontheffing de dijkbeheerder raadplegen. Daarnaast geldt voor het verrichten van bepaalde werken en werkzaamheden een aanlegvergunningenstelsel. Aanlegvergunningen zijn onder andere nodig voor graafwerkzaamheden in en rond de Grebbeliniedijk. Ook hier dienen burgemeester en wethouders vooraf met het waterschap te overleggen. Naast de regelingen in het bestemmingsplan is ook het vergunningenstelsel uit de Keur van toepassing.
Daarnaast is op de verbeelding de vrijwaringszone (56 meter vanuit de beschoeiing langs de Eem) aangegeven. Binnen deze zone zijn in principe geen nieuwe ontwikkelingen toegestaan die toekomstige noodzakelijke dijkverbeteringen in de weg kunnen staan. Bij het toepassen van de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden moet rekening gehouden te worden met de vrijwaringszone.
6.3 Wijzigingsbevoegdheden
Wijzigingsbevoegdheid natuur- & landschapsontwikkeling en nieuwe landgoederen
Het is de bedoeling dat langs de verbinding Coelhorst-Schothorst en langs / nabij de Eem en het Valleikanaal een doorgaande ecologische verbindingszone wordt gerealiseerd. Een deel van deze gebieden is in het voorliggende bestemmingsplan al bestemd voor "Natuur", maar hierop zijn uitzonderingen, zoals bijvoorbeeld de voor "Agrarisch" bestemde gronden langs de Bunschoterstraat. De in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid geeft de mogelijkheid om uiteindelijk tot doorgaande of aaneengesloten ecologische verbindingszones te komen. Er zijn twee belangrijke randvoorwaarden waaraan voldaan moet worden: de huidige eigenaar van de gronden moet vrijwillig medewerking verlenen aan de natuurontwikkeling en de financiële uitvoerbaarheid van de plannen moet geregeld zijn.
Daarnaast is in Amersfoort een regeling voor bepaalde delen van het buitengebied opgenomen om onder voorwaarden nieuwe landgoederen te realiseren. Deze regeling is opgenomen voor gronden ten westen van de Bunschoterstraat, maar aangezien het agrarisch gebied in het Maatweggebied qua gebruik en uitstraling vrijwel identiek is aan het agrarisch gebied ten westen van de Bunschoterstraat, ligt het voor de hand om ook hier de regeling voor nieuwe landgoederen over te nemen. Deze wijzigingsbevoegdheid is daarom ook opgenomen in dit bestemmingsplan. De wijzigingsbevoegdheid is toegelicht in paragraaf 3.1.12 van deze toelichting.
Deze wijzigingsbevoegdheden zijn van toepassing op de gronden die zijn bestemd als "Agrarisch".
Wijzigingsbevoegdheid waterhuishouding
Het water uit de watergangen in Schothorst wordt via een gemaal in het gebied Kop van Schothorst en een duiker onder de Maatweg door uitgeslagen naar de Eem. Het Waterschap Vallei & Veluwe heeft plannen om dit gemaal te vervangen, waarbij ook onderzocht wordt of een andere locatie de voorkeur verdient. Het is daarbij mogelijk dat het nieuwe gemaal op een andere locatie in het plangebied wordt gerealiseerd. Daarbij dienen mogelijk ook de watergangen van en naar het nieuwe gemaal aangepast te worden. Om een andere locatie van het gemaal mogelijk te maken, is in de voorschriften een afzonderlijke wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheid omvat mede de mogelijkheid om de gronden ter plekke van het te vervangen bestaande gemaal in Kop van Schothorst te wijzigen in "de bestemming "Groen".
Wijzigingsbevoegdheid Staat van Bedrijfsactiviteiten
Door middel van een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om de als bijlage bij de regels opgenomen "Staat van Bedrijfsactiviteiten" te actualiseren. Daarmee kan de Staat worden aangevuld met nieuwe bedrijfsactiviteiten, die nu (nog) niet op de lijst voorkomen, en die qua milieuhinder redelijkerwijs zijn te vergelijken met de wel op de lijst voorkomende bedrijfsactiviteiten. Tevens kan van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik worden gemaakt om bijvoorbeeld bepaalde bedrijfsactiviteiten lager in te schalen, als is gebleken dat door toepassing van nieuwe technieken de milieubelasting van die activiteiten structureel lager is geworden.
6.4 Overige Regelingen
In deze paragraaf worden nog enkele regelingen en artikelen behandeld die hiervoor nog niet aan de orde zijn geweest.
Inleidende regels
In hoofdstuk I van de regels wordt een deel van de gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten en worden enkele algemene bebouwingsregels gegeven.
Algemene regels
In hoofdstuk III zijn de bepalingen opgenomen die betrekking hebben op het plan als geheel. Dit betreft o.a. algemene bouw- en gebruiksregels, algemene afwijkingsregels, de algemene wijzigingsregels.
Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk IV is aangegeven hoe met reeds bestaande bebouwing en/of gebruik wordt omgegaan dat strijdig is met de bepalingen van dit bestemmingsplan. In de slotregel staat de naam van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid Van Het Plan
Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is, als om de economische uitvoerbaarheid. Bij de uitvoerbaarheid speelt ook de handhaving een belangrijke rol.
7.1 Bij De Voorbereiding Van Het Plan
Werkgroep Verkeer Maatweg Amersfoort
Bij de vaststelling van het Structuurplan Maatweg op 8 maart 2005 is door de raad een motie aangenomen met de opdracht aan het college om nader overleg met direct betrokken in het gebied te hebben over de toekomstige afwikkeling van het verkeer. Ter uitvoering van de motie is de Werkgroep Verkeer Maatweg Amersfoort samengesteld. De Werkgroep is samengesteld uit enkele belangenverenigingen, omwonenden, Meander Medisch Centrum en een ambtelijke delegatie. De Werkgroep werd voorgezeten door een onafhankelijke voorzitter. Doel van de Werkgroep was zich te buigen over de blijvende gevolgen op het gebied van verkeer ten gevolge van de komst van het Meander Medisch Centrum aan de Maatweg. Rond de start van de inspraak over het "voorontwerp" van het bestemmingsplan heeft de Werkgroep een advies uitgebracht. De Werkgroep heeft ook geadviseerd over het voorliggende "voorontwerp PCC" en de daarbij behorende deelrapporten. De adviezen zijn opgenomen in de Notitie Verkeer.
Inrichtingsplan Maatweg
Het concept programma van eisen (inclusief het getekend programma van eisen Maatweg e.o.) is op 17 juni 2008 vastgesteld door burgemeester en wethouders. Op basis van dit besluit hebben gesprekken met eigenaren/gebruikers in het gebied plaatsgevonden. De bedoeling van de gesprekken was ten eerste om de eigenaren en gebruikers van het gebied te informeren over de ideeën van de gemeente over het totale plangebied. Daarna is geïnventariseerd welke specifieke wensen zij hebben over het deelgebied waarvan zij eigenaar en/of gebruiker zijn en of dit verenigbaar te maken is met de ideeën die er zijn vanuit de gemeente. De gesprekken met de eigenaren en gebruikers zijn samen met het waterschap gedaan. Met de meeste eigenaren/gebruikers is meerdere malen overleg gevoerd. Voor een deel hebben de gemaakte opmerkingen geresulteerd in een wijziging van het inrichtingsplan. Voor een ander deel zijn de opmerkingen/ wensen opgenomen in het programma van eisen voor de nadere uitwerking.
Het Inrichtingsplan Maatweg met het bijbehorende Programma van Eisen is in nauw overleg met de Provincie Utrecht en het Waterschap Vallei & Veluwe tot stand gekomen. De betrokken partijen hebben ook met dit plan ingestemd.
7.2 Resultaten Inspraak
Het voorontwerp van het bestemmingsplan Maatweg 2007 is onderwerp van inspraak geweest. De resultaten van de inspraak zijn verwerkt in de “Reactienota inspraak en vooroverleg bestemmingsplan Maatweg 2007”. Daarnaast is voor dit bestemmingsplan op 12 december 2012 een informatiebijeenkomst gehouden voor de belanghebbenden in het gebied en is het plan ter beoordeling toegestuurd aan de partners van het wettelijke vooroverleg.
7.3 Resultaten Vooroverleg
In het Besluit ruimtelijke ordening staat bij artikel 3.1.1. dat "burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn".
In december 2012 is het vooroverleg voor het concept ontwerp van het bestemmingsplan gestart. Het plan is toegestuurd aan de volgende instanties:
- Provincie Utrecht
- Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
- Rijksdienst voor het cultureel erfgoed
- Natuur en Milieufederatie Utrecht
- Waterschap Vallei en Veluwe
- KPN Infra
- Vitens
- Stedin
- Veiligheids Regio Utrecht
- Woonadviescommissie voor de woningbouw
- Fietsersbond
- Servicebureau gemeenten
- Gasunie
- Samenwerkende groeperingen leefbaar Amersfoort
- Amersfoortse sporfederatie
Hierna volgt een overzicht van de ingekomen vooroverlegreacties en de gemeentelijke reactie hierop. Per reactie is aangegeven welke gevolgen deze heeft voor het bestemmingsplan of de bestemmingsplanprocedure. Indien een instantie niet in het overzicht staat betekent dit dat deze instantie niet heeft gereageerd.
Gasunie: |
Het plan is door ons getoetst aan het huidige externe veiligheidsbeleid van het ministerie van I&M voor onze aardgastransportleidingen, zoals bepaald in het per 1 januari 2011 in werking getreden Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Op grond van deze toetsing komen wij tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitsgrens van onze dichtst bij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling. |
Gemeentelijke reactie: |
Voor kennisgeving aangenomen. |
Servicebureau gemeenten: |
In paragraaf 5.1, bij de beschrijving van het nationaal beleid luchtkwaliteit, is bij nummer 3 een tekst opgenomen over de regeling "niet in betekenende mate". Daarbij is een woningbouwlocatie (met niet meer dan 1500 woningen en één ontsluitingsweg genoemd als voorbeeld. Dit is niet logisch, omdat het in dit geval niet gaat om woningen. In dit geval zou de volgende tekst beter staan: " Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 en PM10. Dit komt neer op een bijdrage van 1,2 microgram/m3 voor beide componenten. Dit betekent dat als aangetoond kan worden dat een voorgenomen ontwikkeling niet meer dan 1,2 µg/m3 bijdraagt aan de jaargemiddelde concentratie van zowel NO2 en PM10, het project niet getoetst hoeft te worden aan de grenswaarden en inpasbaar is vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit. " |
Gemeentelijke reactie: |
Een terechte opmerking. Wij nemen de door u voorgestelde tekst over in de toelichting van het bestemmingsplan. |
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
In de toelichting, in paragraaf 5.1, is een beschrijving van het nationaal beleid op het gebied van bedrijven en milieuzonering opgenomen. In de derde alinea wordt verwezen naar het Activiteitenbesluit en staat de de gehanteerde systematiek is dat in bijlage 1 van het besluit omgevingsrecht is aangegeven welke inrichtingen onder de Wet Milieubeheer vallen en welk deel van deze inrichtingen vergunningplichtig is. Deze beschrijving van de milieuwetgeving klopt niet helemaal. Voorgesteld wordt om het als volgt aan te passen: " In het kader van de milieuwetgeving is een bedrijf relevant wanneer het bedrijf een inrichting is ingevolge de Wet Milieubeheer. Er is sprake van een inrichting wanneer bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden of een activiteit in een omvang van bedrijfsmatig. In het Besluit omgevingsrecht (Bor) is aangegeven of een inrichting wel of niet vergunningplichtig is. Voor een niet vergunningplichtige inrichting gelden de regels uit het activiteitenbesluit. Een vergunningplichtige inrichting dient te voldoen aan de vergunningvoorschriften en, in de meeste gevallen, deels aan de voorschriften uit het activiteitenbesluit. " |
Gemeentelijke reactie: Wij hebben de door u voorgestelde tekst overgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan. |
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
In de toelichting, in paragraaf 5.1, is een beschrijving van het nationaal beleid op het gebied van bedrijven en milieuzonering opgenomen. In de vijfde alinea staat dat kenmerkend voor diverse milieuaspecten is dat de belasting verder van de bron afneemt. Dit is een open deur, aanbevolen wordt om deze zin niet op te nemen in de tekst. |
Gemeentelijke reactie: De zin is inmiddels verwijderd. ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
In de beschrijving van het nationaal beleid over buisleidingen wordt verwezen naar het "besluit externe veiligheid inrichtingen". Dit moet zijn het "besluit externe veiligheid buisleidingen". Gemeentelijke reactie: Dit hebben wij in de tekst aangepast. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- In paragraaf 5.2 (milieugevolgen vanwege aanwezige en geplande infrastructuur) staat onder het kopje 'luchtkwaliteit' een verwijzing naar het Besluit luchtkwaliteit 2005. Dit besluit is in 2007 vervangen door de Wet luchtkwaliteit. Deze wet is opgenomen in de Wet milieubeheer onder hoofdstuk 5, titel 2. Verder is in de tekst aangegeven TNO gevraagd is om de luchtkwaliteit in beeld te brengen. Dit is vreemd, omdat bijlage 8 van de toelichting een luchtkwaliteitsrapport bevat die is opgesteld door DHV. Gemeentelijke reactie: Wij passen de tekst aan zodat verwezen wordt naar de Wet luchtkwaliteit. Daarnaast hebben wij het TNO rapport toegevoegd (als bijlage 8). Dit rapport is opgesteld in het kader van het nieuwe bestemmingsplan voor het Maatweggebied. Het rapport dat is opgesteld door DHV betreft een actualisatie, dat meer specifiek is gericht op de vrijstellingsprocedure die is gevoerd voor het ziekenhuis. Dit rapport is nu als bijlage 9 opgenomen bij de toelichting van het bestemmingsplan. ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- In paragraaf 5.2.1, kopje "externe veiligheid" is de volgende tekst opgenomen: "LPG tankwagens op de Bunschoterstraat vallen wel binnen de 200 meter grens. Ter bescherming van personen op de parkeervelden bij de poliklinieken en kantoren is door een plooi in het landschap voldoende beschutting gecreëerd". Deze tekst klopt niet Gemeentelijke reactie: We hebben de tekst verwijderd, bij nameting (via de satellietbeelden) blijkt de afstand tussen de parkeervelden & parkeergarage en de Bunschoterstraat meer dan 200 meter te bedragen. De tekst is daarmee achterhaald. ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- In paragraaf 5.3 (milieugevolgen vanwege aanwezige en geplande bedrijven), kopje 'individuele bedrijven binnen het plangebied: ziekenhuis' staat dat het ziekenhuis een geluidsbron is en dat in het kader van de Wet milieubeheer door Meander Medisch Centrum een vergunning wordt aangevraagd waarin onder andere het geluidsaspect geregeld zal worden. In de tekst staat ook dat dit een separate procedure is, dat nog niet alle (interne) geluidsbronnen van het ziekenhuis bekend zijn en dat daardoor nog geen onderzoek beschikbaar is. De milieuvergunning voor het ziekenhuis is echter al verleend. De definitieve beschikking is van 10 maart 2009. Een akoestisch onderzoek maakt onderdeel uit van de vergunning. Gemeentelijke reactie: We hebben de tekst verwijderd, bij nameting (via de satellietbeelden) blijkt de afstand tussen de parkeervelden & parkeergarage en de Bunschoterstraat meer dan 200 meter te bedragen. De tekst is daarmee achterhaald. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- De tekst in paragraaf 5.3.3. die gaat over externe veiligheid vanwege ROVA klopt niet. De juiste tekst staat in het bestemmingsplan bedrijventerreinen. De afstand is conform Bevi/Revi 50m. Het groepsrisico ontbreekt, terwijl Rova een Bevi inrichting is. Gemeentelijke reactie: We nemen de tekst uit het bestemming bedrijventerreinen over in de toelichting van dit bestemmingsplan. Voor de verantwoording van het groepsrisico zullen wij verwijzen naar het onderzoek dat in het kader van dat bestemmingsplan al is uitgevoerd. Het onderzoek nemen wij ook in dit bestemmingsplan op als bijlage bij de toelichting. |
In de beschrijving van het nationaal beleid over buisleidingen wordt verwezen naar het "besluit externe veiligheid inrichtingen". Dit moet zijn het "besluit externe veiligheid buisleidingen". Gemeentelijke reactie: Dit hebben wij in de tekst aangepast. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- In paragraaf 5.2 (milieugevolgen vanwege aanwezige en geplande infrastructuur) staat onder het kopje 'luchtkwaliteit' een verwijzing naar het Besluit luchtkwaliteit 2005. Dit besluit is in 2007 vervangen door de Wet luchtkwaliteit. Deze wet is opgenomen in de Wet milieubeheer onder hoofdstuk 5, titel 2. Verder is in de tekst aangegeven TNO gevraagd is om de luchtkwaliteit in beeld te brengen. Dit is vreemd, omdat bijlage 8 van de toelichting een luchtkwaliteitsrapport bevat die is opgesteld door DHV. Gemeentelijke reactie: Wij passen de tekst aan zodat verwezen wordt naar de Wet luchtkwaliteit. Daarnaast hebben wij het TNO rapport toegevoegd (als bijlage 8). Dit rapport is opgesteld in het kader van het nieuwe bestemmingsplan voor het Maatweggebied. Het rapport dat is opgesteld door DHV betreft een actualisatie, dat meer specifiek is gericht op de vrijstellingsprocedure die is gevoerd voor het ziekenhuis. Dit rapport is nu als bijlage 9 opgenomen bij de toelichting van het bestemmingsplan. ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- In paragraaf 5.2.1, kopje "externe veiligheid" is de volgende tekst opgenomen: "LPG tankwagens op de Bunschoterstraat vallen wel binnen de 200 meter grens. Ter bescherming van personen op de parkeervelden bij de poliklinieken en kantoren is door een plooi in het landschap voldoende beschutting gecreëerd". Deze tekst klopt niet Gemeentelijke reactie: We hebben de tekst verwijderd, bij nameting (via de satellietbeelden) blijkt de afstand tussen de parkeervelden & parkeergarage en de Bunschoterstraat meer dan 200 meter te bedragen. De tekst is daarmee achterhaald. ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- In paragraaf 5.3 (milieugevolgen vanwege aanwezige en geplande bedrijven), kopje 'individuele bedrijven binnen het plangebied: ziekenhuis' staat dat het ziekenhuis een geluidsbron is en dat in het kader van de Wet milieubeheer door Meander Medisch Centrum een vergunning wordt aangevraagd waarin onder andere het geluidsaspect geregeld zal worden. In de tekst staat ook dat dit een separate procedure is, dat nog niet alle (interne) geluidsbronnen van het ziekenhuis bekend zijn en dat daardoor nog geen onderzoek beschikbaar is. De milieuvergunning voor het ziekenhuis is echter al verleend. De definitieve beschikking is van 10 maart 2009. Een akoestisch onderzoek maakt onderdeel uit van de vergunning. Gemeentelijke reactie: De informatie is inderdaad verouderd. Wij nemen de door u verstrekte informatie over in de toelichting van het bestemmingsplan. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- De tekst in paragraaf 5.3.3. die gaat over externe veiligheid vanwege ROVA klopt niet. De juiste tekst staat in het bestemmingsplan bedrijventerreinen. De afstand is conform Bevi/Revi 50m. Het groepsrisico ontbreekt, terwijl Rova een Bevi inrichting is. Gemeentelijke reactie: We nemen de tekst uit het bestemming bedrijventerreinen over in de toelichting van dit bestemmingsplan. Voor de verantwoording van het groepsrisico zullen wij verwijzen naar het onderzoek dat in het kader van dat bestemmingsplan al is uitgevoerd. In het deel van het invloedsgebied dat over de Stuw loopt zijn (in dit bestemmingsplan) geen ontwikkelingen voorzien waardoor de personendichtheid toeneemt. ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- In de toelichting van het bestemmingsplan staat over het bedrijf Smit en Zoon: "op het gebied van externe veiligheid is het bedrijf Smit & Zoon op industrieterrein Isselt het belangrijkst". Wat wordt met deze tekst bedoeld? Gemeentelijke reactie: Deze tekst is verouderd. In de beginfase van het opstellen van het bestemmingsplan gingen wij ervan uit dat alleen het bedrijf Smit en Zoon (milieu)invloed had op het plangebied van dit bestemmingsplan. Daarom noemden wij dit bedrijf het 'belangrijkst'. Hiervoor is al gebleken dat (bijvoorbeeld) ook een bedrijf als ROVA invloed kan hebben op het plangebied (externe veiligheid), waardoor de tekst verwijderd kan worden. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- De tekst over externe veiligheid rond het bedrijf Smit en Zoon is waarschijnlijk niet meer de meest recente informatie. In 2010/2011 heeft Smit en Zoon een nieuwe vergunning aangevraagd en een onderzoek naar externe veiligheid ingediend. Voor nadere informatie dient de provincie Utrecht (bevoegd gezag) te worden benaderd. Gemeentelijke reactie: Voordat het ontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gaat zullen wij de tekst over externe veiligheid rond het bedrijf Smit en Zoon B.V. actualiseren. De toelichting wordt op dit punt aangepast. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- In de toelichting van het bestemmingsplan is meerdere malen aangegeven dat een hogere waarden procedure gevolgd moet worden (voor het ziekenhuis). Wanneer worden deze procedures gevolgd? Een dergelijke procedure behoort gelijktijdig met de bestemmingsplanprocedure te gebeuren. Gemeentelijke reactie: Voor het ziekenhuis is al een hogere waarden procedure gevolgd. Het vaststellingsbesluit van de hogere waarden hebben wij als bijlage 5 aan dit bestemmingsplan toegevoegd. De hogere waarden zijn gebaseerd op de bouwmogelijkheden die waren opgenomen in het voorontwerp van dit bestemmingsplan, dus inclusief de nog te realiseren uitbreidingen van het ziekenhuis (twee 'vingers' volgens het model uit het structuurplan voor eht gebied). We passen de beschrijving in de toelichting van dit bestemmingsplan aan, zodat duidelijk wordt wat de status is van de hogere waarden procedure ter plekke. |
Veiligheidsregio Utrecht: Aangezien adviezen uit 2011 in het kader van het vooroverleg in dit plan zijn verwerkt en de exteren veiligheid goed is beschreven en verwoord, zie ik geen aanleiding tot het geven van aanvullende adviezen. Gemeentelijke reactie: Ter kennisgeving aangenomen. |
Waterschap Vallei en Veluwe: De dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering staat niet aangegeven op de plankaart Gemeentelijke reactie: We nemen de dubbelbestemming op in het bestemmingsplan. Het door u toegezonden ontwerp van de dijk gebruiken wij hiervoor als basis. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Ook komt de aanduiding Vrijwaringszone - dijk niet overeen met het dijkverbeterplan (Dijkverlegging Hemus en dijkverlegging Ringweg Koopel). Gemeentelijke reactie: De aanduiding vrijwaringszone - dijk halen wij uit het bestemmingsplan, we gebruiken nu alleen nog de dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering om eventuele verwarring te voorkomen. Het ontwerp van de dijk gebruiken wij als basis, zodat de situatie weer overeen komt met het dijkvebeterplan. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Ter plaatse van de jachthaven Elzenaar ontbreekt in het bestemmingsvlak G een te realiseren weg (dijkafrit en parkeerplaatsen) welke in het dijkverbeterplan is opgenomen. Gemeentelijke reactie: Om ter plekke een weg te kunnen realiseren hebben wij bij de bestemmingsomschrijving van de bestemming groen omschreven dat de gronden ook bestemd zijn voor in- en uitritten uitsluitend voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen. Het parkeren is mogelijk binnen de bestemming "Bedrijf". Hierdoor zijn de maatregelen uit het dijkverbeterplan rechtstreeks toegestaan. ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ Der aanduiding "T" (tuin) is niet in de legenda opgenomen. Gemeentelijke reactie: Deze aanduiding hebben wij nu alsnog opgenomen. |
Afdeling Economie en Wonen, gemeente Amersfoort Verzocht wordt om de volgende tekst op te nemen in de toelichting van het bestemmingsplan: " Alle nieuwbouwplannen in Amersfoort worden getoetst door de Woonadviescommissie Amersfoort. De Woonadviescommissie toetst de ontwerpen van nieuwbouwwoningen en hun directe woonomgeving. Toegankelijkheid, veiligheid, bruikbaarheid, doelmatigheid, gezondheid, comfort en flexibiliteit in gebruik zijn kwaliteiten waarop wordt gelet. De Woonadviescommissie toetst de plannen vanuit de optiek van toekomstige bewoners. Uitgangspunt voor het ontwerp van woningen in Amersfoort zijn de Basiseisen voor de woningbouw en woonomgeving. Hierin staan eisen die als doel hebben dat alle woningen in Amersfoort goed toegankelijk zijn, praktisch goed bruikbaar en flexibel zijn. De Woonadviescommissie toetst of woningen voldoen aan de Basiseisen. " Gemeentelijke reactie: De tekst is opgenomen in de toelichting, bij de ruimtelijke onderbouwing voor de nieuwbouwwoningen aan de Schans. De Basiseisen hebben wij als bijlage 27 toegevoegd aan het bestemmingsplan. |
7.4 Resultaten Zienswijzen
Het ontwerp bestemmingsplan "Maatweg" heeft na publicatie in Amersfoort Nu en de Staatscourant van 14 maart 2013 tot en met 24 april 2013 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon een ieder schriftelijk of mondeling bij de gemeenteraad een zienswijze indienen.
In totaal hebben 13 personen / partijen een zienswijze ingediend op het ontwerp bestemmingsplan. De zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in een aparte zienswijzennota, dat als bijlage 30 aan deze toelichting is toegevoegd.
7.5 Vaststelling Bestemmingsplan
De gemeenteraad heeft dit bestemmingsplan op 25 juni 2013 vastgesteld.
7.6 Economische Uitvoerbaarheid
De voorziene ontwikkelingen kennen een sluitende grondexploitatie en zijn daarmee uitvoerbaar. Bij vaststelling van het bestemmingsplan zal een grondexploitatie worden vastgesteld. In onderstaande paragrafen wordt de bekostiging van de belangrijkste ontwikkelingen toegelicht.
Nieuwbouw ziekenhuis
De kosten van grondexploitatie aan de zijde van de gemeente bestaan uit de kosten van verwerving, bouwrijp maken, aanleg van voorzieningen, plan- en apparaatskosten en (mogelijke) planschade. De aanleg van voorzieningen betreft de reconstructie van de Maatweg.
Voornoemde kosten van grondexploitatie worden nagenoeg geheel gedekt op grond van financiële afspraken met Meander MC vastgelegd in de verkoopovereenkomst bouwterrein Maatweg en een aanvulling op de verkoopovereenkomst bouwterrein Maatweg, beide gedateerd 17 december 2004. Daarnaast zijn er op bestuurlijk niveau afspraken gemaakt tussen de gemeente en Meander MC onder andere blijkende uit het besluit van de gemeenteraad van 28 september 2004 (reg.nr. 1497405).
Het gedeelte van de kosten van grondexploitatie welk niet is gedekt op grond van voornoemde financiële afspraken betreft de reconstructie van de Maatweg. De daaraan verbonden kosten kunnen niet geheel worden toegerekend aan het Meander MC. Onder verkeersmaatregelen wordt aangegeven hoe de reconstructiekosten gedekt worden.
De realisatie van de ontwikkeling geschiedt voor rekening en risico van Meander MC. De realisatie is inmiddels in volle gang. De bouw zal omstreeks eind 2013 worden opgeleverd. Omtrent de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling bestaat derhalve geen twijfel.
Verkeersmaatregelen
In het kader van VERDER worden de volgende maatregelen uitgevoerd:
- Kruising Ringweg Koppel - Maatweg: Voor deze kruising wordt een aparte by-pass (vrije busbaan) aangelegd voor het busverkeer van de Ringweg Koppel naar de Maatweg. Door deze aanpassing hoeft het busverkeer niet meer te wachten op autoverkeer uit andere richtingen. De by-pass loopt door in een busstrook tot aan de kruising met de Hamseweg.
- Kruising Maatweg - Hamseweg: De busstrook van de Ringweg Koppel loopt over deze kruising. Na de kruising voegt de bus in bij het autoverkeer. Bij de kruising Maatweg - Bunschoterstraat is al een busstrook aanwezig, waardoor de bus richting Vathorst en Bunschoten ook daar ongehinderd door kan rijden.
Voor de ontsluiting van het nieuwe ziekenhuis worden de hoofdingang en de ambulance ingang aangesloten op de Maatweg, wordt bij de hoofdingang een verkeersregelinstallatie aangelegd, worden twee bushaltes aangelegd, wordt een noodontsluiting aangelegd tussen Schans en Grebbeliniedijk en wordt de groene inrichting langs de Maatweg gerealiseerd. De kosten van deze maatregelen worden gedekt door een bijdrage van Meander MC (op grond van aanvulling op de verkoopovereenkomst bouwterrein Maatweg, d.d. 17 december 2004) en de bijdrage uit VERDER (raadsbesluit d.d. 18 december 2012). De kosten van het geluidscherm langs de woningbouwlocatie aan De Schans wordt ook uit het VERDER-budget bekostigd.
Grebbeliniedijk
Het project maakt onderdeel uit van het Hoogwater Beschermingsprogramma (HWBP), een onderdeel van Rijkswaterstaat. Het overgrote deel van het dijkverbeterproject wordt gefinancierd door het HWBP. De kosten van grondexploitatie aan de zijde van de gemeente bestaan uit plan- en apparaatskosten, de kosten van de aanleg van een aantal voorzieningen, zoals het fietspad op de dijk en (mogelijke) planschade.
Eventuele kosten van planschade in verband met het verlenen van vergunningen voor de voorzieningen ten behoeve van het Waterschap worden door hen vergoed, Daartoe is een schriftelijke toezegging aan de gemeente gedaan. De plan- en apparaatskosten worden verhaald via de aan de vergunningen verbonden leges.
Met het Waterschap Vallei en Veluwe en de provincie Utrecht is op 11 februari 2011 een Samenwerkingsovereenkomst aangegaan. Daarin is de financiering van de dijkverbetering en de aanvullende voorzieningen geregeld. De samenwerkingsovereenkomst maakt deel uit van de bijlagen bij deze ruimtelijke onderbouwing. De dijkverbetering wordt (met subsidie van het Rijk) gefinancierd door het waterschap. In de overeenkomst is aangegeven welke middelen beschikbaar zijn om de aanvullende voorzieningen te realiseren. De gemeenteraad heeft besloten middelen beschikbaar te stellen voor het fietspad (€ 600.000,=, investeringskrediet Paden langs de Eem, 8 december 2009), dekking kosten huisvesting roeivereniging Hemus (€1.100.000, 6 december 2011) en woonschepen (voor gebied Maatweg/De Schans € 45.000, 26 januari 2010).
Hemus
De kosten van nieuwbouw van de huisvesting door roeivereniging Hemus worden conform de 1/3 regeling voor 2/3 betaald door roeivereniging Hemus. De gemeente draagt 1.100.000 euro bij (1/3 van de kosten). De gemeenteraad besloot op 6 december 2011 om de 1.100.000 euro te dekken uit RSV2 (800.000 euro) en budget 1/3 regeling sport (300.000 euro).
Ecologische verbindingszone
De kosten van de aanleg van de ecologische verbinding langs de Eem en het Valleikanaal worden bekostigd door derden (in belangrijke mate Meander MC), subsidie van de provincie Utrecht en de gemeente (beschikbaar stellen grond Kop van Schorhorst/gedeelte voormalig MOB terrein).
Woningbouw De Schans
De gemeentelijke kosten voor de bouw van 6 woningen aan De Schans van kosten van verwerving, bouwrijp maken, aanleg van voorzieningen, plan- en apparaatskosten en (mogelijke) planschade. De kosten worden gedekt uit de verwachte verkoopopbrengsten.
7.7 Handhaving Van Het Plan
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke controle en handhaving ligt op basis van artikel 7.1 van de Wet ruimtelijke ordening bij de gemeente. Daarnaast zijn ook de inspectie van het ministerie van Infratructuur en Milieu en de provincie bevoegd tot opsporing van feiten die in het bestemmingsplan strafbaar zijn gesteld. Daarnaast kunnen derden belanghebbenden vorderen dat de bepalingen van het bestemmingsplan worden nageleefd.
De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatie-registratiesysteem bij de uitvoering van het bestemmingsplan, onder andere met betrekking tot verleende vergunningen.
Belangrijk aspect van handhaving is daarnaast dat het draagvlak heeft. Het gaat hierbij om bestuurlijk draagvlak, ambtelijk draagvlak en maatschappelijk draagvlak. Een lastig onderwerp als handhaving heeft grote kans om aan de aandacht te ontsnappen of terzijde te worden gelegd als het geen draagvlak heeft. Steun, of in ieder geval begrip, van alle bij de handhaving betrokkenen, is dan ook zeer gewenst. Het bestuurlijke en ambtelijke draagvlak kan worden verkregen door tijdens het opstellen van het handhavingsbeleid regelmatig met elkaar om tafel te zitten, door de ins en outs van handhaving te bespreken, door de behaalde resultaten door te spreken en door toetsbare afspraken met elkaar te maken. Daarnaast is ook de “maatschappij” bij de handhaving betrokken via bijvoorbeeld de wijkbeheerteams en de gemeentelijke wijkmanagers.
Handhaving kan nadrukkelijk plaatsvinden via publiekrechtelijke maar tevens via privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de belangen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De wijze van toepassing van deze bevoegdheden is geregeld in afdeling 5.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen, waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Aan preventieve handhaving wordt bovendien bijgedragen door duidelijke, consistente en handhaafbare bestemmingsregelingen en het geven van goede voorlichting, een en ander in nauw overleg met de afdeling Bouw- en Gebruikskwaliteit (Stadsberichten, folders, gemeentelijke website).
In het plan zijn instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd kunnen worden de afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en de bevoegdheid om nadere eisen te stellen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteit - Functiemenging
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteit - functiemenging
Bijlage 2 Terreininrichting Meander Medisch Centrum
Bijlage 2 Terreininrichting Meander Medisch centrum
Bijlage 1 Reactienota Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 1 Reactienota inspraak en vooroverleg
Bijlage 2 Notitie Verkeer, Behorend Bij Reactienota Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 2 Notitie verkeer, behorend bij Reactienota inspraak en vooroverleg
Bijlage 3 Eerste Bijlage Bij Notitie Verkeer
Bijlage 3 Eerste bijlage bij Notitie verkeer
Bijlage 4 Tweede En Derde Bijlage Bij Notitie Verkeer
Bijlage 4 Tweede en derde bijlage bij notitie verkeer
Bijlage 5 Vaststelling Hogere Grenswaarden Voor Nieuwbouw Ziekenhuis
Bijlage 5 Vaststelling hogere grenswaarden voor nieuwbouw ziekenhuis
Bijlage 6 Externe Veiligheidsrisico's Irt De Nieuwbouw Van Een Ziekenhuis
Bijlage 6 Externe veiligheidsrisico's irt de nieuwbouw van een ziekenhuis
Bijlage 7 Aanvullende Rapportage Externe Veiligheid 2011 Ziekenhuis
Bijlage 7 Aanvullende rapportage Externe veiligheid 2011 ziekenhuis
Bijlage 8 Externe Veiligheid Rova
Bijlage 8 Externe veiligheid Rova
Bijlage 9 Onderzoek Luchtkwaliteit Vanwege Ziekenhuis (2007)
Bijlage 9 Onderzoek luchtkwaliteit vanwege ziekenhuis (2007)
Bijlage 10 Rapportage Luchtkwaliteit Dhv 2008 Ziekenhuis
Bijlage 10 Rapportage luchtkwaliteit DHV 2008 ziekenhuis
Bijlage 11 Ziekenhuis Maatweg Verkeersberekeningen
Bijlage 11 Ziekenhuis Maatweg verkeersberekeningen
Bijlage 12 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai (Reconstructie) Vanwege Ziekenhuis
Bijlage 12 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai (reconstructie) vanwege ziekenhuis
Bijlage 13 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai Maatweg
Bijlage 13 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Maatweg
Bijlage 14 Nader Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 14 Nader akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 15 Archeologisch Onderzoek Terrein Meander Mc
Bijlage 15 Archeologisch onderzoek terrein Meander MC
Bijlage 16 Verkenning Buskansen Ringweg Koppel - Maatweg
Bijlage 16 Verkenning buskansen Ringweg Koppel - Maatweg
Bijlage 17 Samenwerkingsovereenkomst Grebbeliniedijk
Bijlage 17 Samenwerkingsovereenkomst Grebbeliniedijk
Bijlage 18 Natuurwaarden Van Structuurplan Maatweg In De Gemeente Amersfoort
Bijlage 18 Natuurwaarden van structuurplan Maatweg in de gemeente Amersfoort
Bijlage 19 Toetsing Inrichting Maatweggebied Aan Het Nee,tenzij Regime
Bijlage 19 Toetsing inrichting Maatweggebied aan het nee,tenzij regime
Bijlage 20 Actualisatie Natuurtoets Voor Ziekenhuisterrein
Bijlage 20 Actualisatie Natuurtoets voor ziekenhuisterrein
Bijlage 21 Rapportage Voorkomen Van Vleermuizen Op Maatweg 1, 2011
Bijlage 21 Rapportage voorkomen van vleermuizen op Maatweg 1, 2011
Bijlage 22 Aanvullend Onderzoek Vleermuizen Ziekenhuisterrein
Bijlage 22 Aanvullend onderzoek vleermuizen ziekenhuisterrein
Bijlage 23 Dijkversterking - Beoordeling Natuurwet En Regelgeving
Bijlage 23 Dijkversterking - beoordeling natuurwet en regelgeving
Bijlage 24 Nee Tenzij Toets Fietspad
Bijlage 24 Nee tenzij toets fietspad
Bijlage 25 Samenvatting Mer Fase 2
Bijlage 25 Samenvatting MER fase 2
Bijlage 26 Liniedijk En Mob Complex Amersfoort In Historisch Perspectief
Bijlage 26 Liniedijk en MOB complex Amersfoort in historisch perspectief
Bijlage 27 Basiseisen Woningbouw Amersfoort
Bijlage 27 Basiseisen woningbouw Amersfoort
Bijlage 28 Bodemonderzoek Schans 21
Bijlage 28 Bodemonderzoek Schans 21
Bijlage 29 Archeologie: Regelgeving En Beleid
Bijlage 29 Archeologie: regelgeving en beleid