KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Cultuur En Ontspanning
Artikel 5 Gemengd 1
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Maatschappelijk
Artikel 8 Recreatie
Artikel 9 Sport
Artikel 10 Tuin
Artikel 11 Verkeer
Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 13 Water
Artikel 14 Wonen - 1
Artikel 15 Wonen - 2
Artikel 16 Wonen - Uit Te Werken
Artikel 17 Leiding - Riool (Dubbelbestemming)
Artikel 18 Leiding - Water (Dubbelbestemming)
Artikel 19 Waarde - Archeologie 1 (Dubbelbestemming)
Artikel 20 Waarde - Archeologie 2 (Dubbelbestemming)
Artikel 21 Waarde - Archeologie 3 (Dubbelbestemming)
Artikel 22 Waarde - Archeologie 4 (Dubbelbestemming)
Artikel 23 Waarde - Ecologie (Dubbelbestemming)
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 25 Algemene Bouwregels
Artikel 26 Algemene Gebruiksregels
Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 28 Overgangsrecht
Artikel 29 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing Van Het Bestemmingsplan
1.3 Geldend(e) Plan(nen)
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Huidige Situatie
2.1 Inleiding
2.2 Bestaande Situatie
2.3 Ontstaansgeschiedenis Van Het Gebied
2.4 Monumenten
2.5 Cultuurhistorische Inzichten En Richtlijnen
2.6 Archeologie
2.7 Knelpunten In De Huidige Situatie
2.8 Kansen
Hoofdstuk 3 Relevant Beleid
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.5 Conclusie
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Heiligenbergerbeek
4.2 Fietspaden
4.3 Park Randenbroek En Metgensbleek
4.4 Vosheuvel
4.5 Sportstrook
4.6 Elisabethlocatie
4.7 Zwembadlocatie
4.8 Heiligenbergerweg 171
4.9 Hoveniersbedrijf, Caravanstalling En Hondensportvereniging
4.10 Bestaande Woningen
4.11 Verkeer En Parkeren
4.12 Beheer
Hoofdstuk 5 Milieu-aspecten
5.1 Inleiding
5.2 Water
5.3 Luchtkwaliteit
5.4 Bedrijven- En Milieuzonering
5.5 Externe Veiligheid
5.6 Planologisch Relevante Leidingen
5.7 Bodem
5.8 Geluid
5.9 Duurzaamheid
5.10 Flora En Fauna / Ecologie
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Inleiding
6.2 Dit Bestemmingsplan
6.3 Regels
6.4 Rijksmonument Park Randenbroek
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Inleiding
7.2 Economische Uitvoerbaarheid
7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.4 Handhaving
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging
Bijlage 2 Inrichting- En Beheerplan Park Randenbroek E.o. D.d. 24 Mei 2011 -Definitief Ontwerp- En Gewijzigd Op 7 Februari 2012
Bijlage 3 Afbeelding Zwembadlocatie
Bijlage 4 Structuurvisie Park Randenbroek E.o. D.d. 7 Juli 2009
Bijlage 5 Nota Parkeernormen Amersfoort D.d. 27 Januari 2009
Bijlage 6 Notitie Verlichting Sportvelden Langs Park Randenbroek Te Amersfoort, Bureau Waardenburg B.v. D.d. 6 September 2011
Bijlage 1 Actualisatie Van De Ehs-toets Ten Behoeve Van De Herinrichting Park Randenbroek, Amersfoort Dd. 4 Mei 2011 (Ecogroen Advies Zwolle)
Bijlage 2 Ecologisch Onderzoek Randenbroek Amersfoort Dd. 23 Februari 2009 (Ecogroen Advies Zwolle)
Bijlage 3 Verjongingsbeheer Bomenbestand Randenbroek En Vosheuvel (Alterra Wageningen Ur, 2010)
Bijlage 4 Park Randenbroek, Cultuurhistorische Inzichten En Richtlijnen (Oldenburgers Historische Tuinen Amsterdam, Voorjaar 2010)
Bijlage 5 Kaart Inrichting- En Beheerplan Park Randenbroek E.o. D.d. 24 Mei 2011 En Gewijzigd Op 7 Februari 2012
Bijlage 6 Inrichting- En Beheerplan Park Randenbroek E.o. D.d.. 24 Mei 2011 -Definitief Ontwerp En Gewijzigd Op 7 Februari 2012
Bijlage 7 Structuurvisie Park Randenbroek E.o. Dd. 7 Juli 2009
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek Herstructurering Randenbroek Zuid In Amersfoort Van Witteveen En Bos D.d. 13 April 2010
Bijlage 9 Geluidsbelastingen Vanwege A28 En Heiligenbergerweg
Bijlage 10 Geluidsbelastingen Vanwege A28 En Heiligenbergerweg I
Bijlage 11 Geluidsbelastingen Vanwege A28 En Heiligenbergerweg Ii
Bijlage 12 Akoestisch Onderzoek Skeelerbaan, 29 Maart 2011, Buro Lbp Sight Bv
Bijlage 13 Ruimte Voor Sport- Bijlage Bij Structuurvisie
Bijlage 14 Consultatienota - Bijlage Bij Structuurvisie
Bijlage 15 Combinatiebaan Park Randenbroek - Bijlage Bij Structuurvisie
Bijlage 16 Besluit Hogere Grenswaarden Wgh
Bijlage 17 Formulier Hw-waarden Wgh
Bijlage 18 Aanvullende Gedetailleerde Geluidgegevens Op Rapport Lbp Sight ; Skeelerbaan/combibaan Amersfoort ( Rapport Kenmerk R03413aaao.eg; D.d. 29 Maart 2011)
Bijlage 19 Park Randenbroek Te Amersfoort; Referentiemetingen Omgevinggeluid Lbp Sight D.d. 1 Augustus 2011
Bijlage 20 Notitie Verlichting Sportvelden Langs Park Randenbroek Te Amersfoort, Bureau Waardenburg B.v. D.d. 6 September 2011

park randenbroek

Bestemmingsplan - gemeente Amersfoort

Vastgesteld op 07-02-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplanPark Randenbroek e.o. van de gemeente Amersfoort;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0307.BP00024-0301

1.3 aanbouw:

een uit architectonisch oogpunt herkenbare afzonderlijke en duidelijk ondergeschikte aanvulling op het hoofdgebouw;

1.4 aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 achtergevel:

(oorspronkelijke) gevel aan de achterzijde van een gebouw;

1.7 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.8 ander gebouw:

een bijbehorend bouwwwerk;

1.9 antennedrager:

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de vestiging van een antenne;

1.10 antenne-installatie:

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.11 archeologisch deskundige:

de gemeentelijke archeoloog of een ander door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie;

1.12 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door de gemeente of namens de gemeente door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van Monumentenwet 1988 en werkend volgens de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

1.13 atelier

werkplaats voor een kunstenaar, zulks met inbegrip van ruimten voor het geven van de met de activiteit samenhangende cursussen en workshops;

1.14 bebouwing:

één of meer bouwwerken;

1.15 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bebouwingsoppervlak geeft;

1.16 bedrijfsgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.17 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein;

1.18 bedrijfsvloeroppervlakte/brutovloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.19 beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis:

het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, of het uitoefenen van een kleinschalig bedrijf aan huis die:

  1. a. in de van de regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft de gevolgen voor de omgeving;
  2. b. geen horeca, seksinrichtingen en detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit en behoudens internetwinkels;
  3. c. in aard en omvang van de bedrijfsuitoefening met de woonfunctie verenigbaar is;

1.20 beschermd stadsgezicht:

groepen van onroerende zaken en terreinen, hieronder begrepen bomen, straten, pleinen, bruggen en water, die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meerdere monumenten bevinden en die ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988 als zodanig zijn aangewezen;

1.21 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, dan wel omgevingsvergunning;

1.22 bestaand gebruik:

gebruik van grond en bouwwerken dat aanwezig is op het moment van inwerkingtreding van het plan;

1.23 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.24 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.25 Bevi-inrichtingen:

Bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.26 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.27 bouwen:

het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.28 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.29 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van kelder en ruimten in de kap;

1.30 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.31 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.32 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.33 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.34 bijbehorend bouwwerk

een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.35 café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;

1.36 combibaan:

een gecombineerde natuurijs- en skeelerbaan;

1.37 cultuurhistorische waarde:

de waarde, gevormd door de duidelijke herkenbaarheid van de historische ontwikkeling van bebouwing, nederzetting en/of landschap, in de structuur, de ruimte en de ruimtevormende elementen daarvan;

1.38 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.39 discotheek of dancing:

een horecabedrijf dat tot doel heeft het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen in combinatie met het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse;

1.40 dove gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte van een gebouw ten behoeve van slaap- of woonvertrekken scheidt van de buitenlucht zonder te openen delen en met een in NEN 5077, zoals die geldt op het moment van vaststelling van het plan, bedoelde karakteristieke geluidwering die tenminste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB;

1.41 erf:

al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.42 evenement:

een tijdelijke op grond van de Algemene plaatselijke verordening vergunningplichtige activiteit (in de openlucht) al dan niet in tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, vermaak, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden”.

1.43 extensieve recreatie:

recreatief medegebruik van gronden, zoals fietsen, paardrijden, varen, vissen, wandelen en zwemmen;

1.44 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.45 geluidsluwe gevel :

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht met een maximale geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai van 48 dB;

1.46 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.47 hoofdgebouw:

gebouw, dat op een erf door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.48 horeca van categorie a:

dienstverlening door middel van de exploitatie van restaurants, theehuizen, ijssalons en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven waar het gebruik van (alcoholhoudende) drank ondergeschikt is aan het nuttigen van etenswaren;

1.49 horeca van categorie b:

dienstverlening door middel van de exploitatie van cafés, dancings, bowling-centra en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven waar het gebruik van etenswaren ondergeschikt is aan het gebruik van alcoholhoudende drank;

1.50 horeca van categorie c:

dienstverlening door middel van de exploitatie van sportkantines, buurthuizen, verenigingen, ateliers etc, welke exploitatie niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt en ten dienste staat van de hoofdfunctie, welke op het perceel dan wel in het gebouw wordt uitgeoefend;

1.51 huishouden:

een vorm van wonen, zowel in de traditionele vorm van gezin als in de minder traditionele vorm, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van onderlinge verbondenheid tussen de bewoners en continuïteit in de samenstelling;

1.52 internetwinkel:

een specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet tot stand komt, ter plaatse alleen de bijbehorende opslag en distributie plaatsvindt en afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt.

1.53 kantoor:

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.54 kap

constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste 1 hellend vlak;

1.55 kelder:

het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat geheel onder het (straat)peil is gelegen;

1.56 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van wegen en waterlopen, zoals een brug, duiker of viaduct, alsmede beeldende kunst;

1.57 lawaaisporten:

een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport en (model)vliegsport;

1.58 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, medische, sociale, culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en opvangvoorzieningen;

1.59 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.60 omgevingsvergunning:

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 en 2.2. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.61 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.62 opvangvoorzieningen:

opvang van kinderen in de leeftijd van 0 tot 12 jaar in de vorm van een kinderdagverblijf/creche (0-4 jaar) of buitenschoolse opvang (4 - 12 jaar) in speciaal daarvoor ingestelde gebouwen;

1.63 overbouwing:

een deel van een gebouw, gelegen boven het peil, vrij van het aansluitende afgewerkte terrein, dat ter weerszijden wordt ondersteund door hetzelfde gebouw;

1.64 overkapping:

een ander bouwwerk voorzien van een gesloten dak;

1.65 parkeereis:

het aantal parkeerplaatsen dat op basis van de in Amersfoort geldende parkeernormen nodig is voor een ruimtelijke ontwikkeling;

1.66 peil:

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor de overige gebouwen: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct aan de weg grenst: de kruin van de weg;
  4. d. voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
  5. e. de (maaiveld)hoogte van een voor een erf of erven als zodanig aangegeven punt;
  6. f. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;

1.67 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.68 prostitutie:

het aanbieden van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding;

1.69 prostitutiebedrijf:

een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt, een erotische massagesalon mede begrepen;

1.70 publieksgerichte beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis:

beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis bestaande uit hoofdzakelijk baliewerkzaamheden of andere diensten die publiek aantrekken, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus, kinderopvang, ateliers en dergelijke; in tegenstelling tot niet-publieksgerichte beroep- en bedrijfsactiviteit aan huis;

1.71 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht; onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een parenclub of prostitutiebedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.72 slopen:

geheel of gedeeltelijk afbreken;

1.73 speelvoorziening

kleine speeltuigen, zoals wipkippen, schommels, boomhutten, schuilgelegenheden en andere sport- en spelvoorzieningen;

1.74 sportvoorzieningen:

overdekte en onoverdekte sportaccommodaties;

1.75 telecommunicatiemast:

een constructie die uitsluitend of mede bedoeld is voor het bevestigen en dragen van telecommunicatieapparatuur;

1.76 verbeelding:

de geometrisch bepaalde planobjecten (voorheen plankaart genoemd);

1.77 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan kennelijk als zodanig aangemerkt diende te worden;

1.78 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige dan wel op de plankaart aangegeven grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, die loopt tot aan de perceelsgrenzen;

1.79 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht :

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;

1.80 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de perceelgrens:

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot een bepaalde grens van het erf;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de lengte, breedte en de diepte van een bouwwerk:

tussen de lijnen, getrokken door de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren;

2.7 oppervlakte van bijbehorende bouwwerken

bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend (gedeelten van) bijbehorende bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat erkers, etc. voor de voorgevel niet meetellen bij de berekening van de oppervlakte;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding hovenier (hv), een hoveniersbedrijf;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding caravanstalling (cs), een caravanstallingsbedrijf;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning (bw), tevens een bedrijfswoning;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding nutsvoorziening (nv), een nutsvoorziening;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, nutsvoorzieningen, wegen en paden, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen en erven;

met dien verstande dat dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de van deze regels (bijlage 5) deel uitmakende Nota Parkeernormen d.d. 27 januari 2009.

3.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

3.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt mede verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:
    1. 1. een geluidszoneringsplichtige inrichting;
    2. 2. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Bzro).
  2. b. Detailhandel is uitgesloten, behalve voor productiegebonden detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten;
  3. c. Kantoren zijn enkel toegestaan ten dienste van de bestemming en als de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van het hoofdgebouw met een maximum van 2000 m2.

3.4 Afwijkingen

Artikel 4 Cultuur En Ontspanning

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding kinderboerderij (kb), een kinderboerderij;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding atelier (atl), een atelier;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding theater (th), een theater;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning (bw), tevens een bedrijfswoning;
  5. e. horeca van categorie c ter plaatse van de aanduiding kinderboerderij (kb);
  6. f. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen, nutsvoorzieningen en parkeer- en groenvoorzieningen;

met dien verstande dat dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de van deze regels (bijlage 5) deel uitmakende Nota Parkeernormen d.d. 27 januari 2009.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Opslag ten dienste van de activiteiten op de gronden met de aanduiding specifieke vorm van cultuur- en ontspanning-buitenopslag niet toegestaan (sco-bnt) is uitsluitend toegestaan in de gebouwen.

4.4 Afwijkingen

Artikel 5 Gemengd 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. horeca van categorie a;
  3. c. cultuur en ontspanning in de vorm van een atelier, een creativiteitscentrum, een museum, een (muziek)theater en andere vergelijkbare activiteiten met een op cultuur gerichte publieksfunctie;
  4. d. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen, terrassen en nuts- en groenvoorzieningen;

met dien verstande dat dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de van deze regels (bijlage 5) deel uitmakende Nota Parkeernormen d.d. 27 januari 2009.

5.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

5.3 Afwijkingen

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. natuur en landschap in de vorm van bos, park, plantsoen, gazon, weiland en water;
  2. b. behoud en herstel van cultuurhistorische waarden;
  3. c. behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  4. d. recreatief gebruik onder andere in de vorm van wandelen, spelen, verblijven, en beleven;
  5. e. recreatief medegebruik ten behoeve van de scouting;
  6. f. maximaal drie evenementen als medegebruik per jaar in de periode april tot en met september, gedurende maximaal 3 dagen per evenement inclusief opbouw en afbraak van bijbehorende voorzieningen;
  7. g. groenvoorzieningen, bermen en beplantingen;
  8. h. in- en uitritten en ontsluitingswegen uitsluitend voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding speelvoorziening (sz) tevens een speelvoorziening;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf-bergbezinkbassin (sb-bbb) tevens een bergbezinkbassin;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van verkeer -parkeerplaats (sv-par) tevens een parkeervoorziening;
  12. l. bij deze bestemming behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen, voetpaden en de voorzieningen zoals aangegeven op het van deze regels (bijlage 2) deel uitmakende Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o., definitief ontwerp, zoals dat is vastgesteld door de raad op 24 mei 2011 en is gewijzigd op 7 februari 2012.

met dien verstande dat

  1. m. de niet voor bouwen bestemde gronden worden aangelegd en ingericht volgens het van deze regels (bijlage 2) deel uitmakende Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o., definitief ontwerp, zoals dat is vastgesteld door de raad op 24 mei 2011 en is gewijzigd op 7 februari 2012.
  2. n. bij de aanleg en inrichting van niet voor bouwen bestemde gronden van de zwembadlocatie, zoals aangegeven op de van deze regels (bijlage 3) deel uitmakende afbeelding, wordt uitgegaan van:
  1. 1. het behoud en de versterking van de aanwezige bijzondere bomen;
  2. 2. een ecologische inrichting van de oevers van de beek en
  3. 3. een zichtlijn vanaf het kruispunt Vermeerstraat-Bisschopsweg richting Park Randenbroek.

6.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening nadere eisen stellen aan de plaats, afmetingen en vormgeving van gebouwen en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken en om redenen van stedenbouwkundige inpasbaarheid.

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.5 Afwijkingen

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, voor de met "gebiedsaanduiding Wro-zone-wijzigingsgebied" aangewezen gronden, de bestemming wijzigen ten behoeve van de aanleg van een sportveld met bijbehorende gebouwen, andere bouwwerken en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat:

  1. a. aan de gronden de bestemming Sport wordt gegeven;
  2. b. de hoogte van de gebouwen maximaal één laag met een kap mag bedragen;
  3. c. vooraf duidelijkheid moet bestaan over de financiële uitvoerbaarheid van de plannen;
  4. d. de aan het gebied toegekende waarden volgens de bestemmingsomschrijving en de aan de gronden toegekende dubbelbestemming Waarde-Archeologie 2 (WR-A2) en Waarde-Archeologie 4 (WR-A4) niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  5. e. de wijziging niet mag leiden tot een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van de aanliggende gronden en bebouwing.

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor

a. maatschappelijke doeleinden ter plaatse van de gegeven aanduiding

aanduiding doeleinden
onderwijs (on) onderwijsvoorzieningen
verenigingsleven (vl) voorzieningen voor verenigingen

b. ter plaatse van de aanduiding verenigingsleven (vl) tevens horeca van categorie c;

c. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen, parkeer- , nuts- en groenvoorzieningen.

met dien verstande dat dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de van deze regels (bijlage 5) deel uitmakende Nota Parkeernormen d.d. 27 januari 2009.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

7.3 Afwijkingen

Artikel 8 Recreatie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding volkstuin (vt) uitsluitend volkstuinen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie-dahliatuin (sr-dlt) uitsluitend dahliatuinen;
  3. c. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals parkeer-, nuts- en groenvoorzieningen;

met dien verstande dat dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de van deze regels (bijlage 5) deel uitmakende Nota Parkeernormen d.d. 27 januari 2009.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

8.3 Afwijkingen

Artikel 9 Sport

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvelden en dagrecreatie;
  2. b. opvangvoorzieningen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van maatschappelijk uitgesloten-opvangvoorzieningen (-sm-opv);
  3. c. zorgvoorzieningen ten behoeve van en ondergeschikt aan de bestemming, uitsluitend in de vorm van fysiotherapie en fitness;
  4. d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ijsbaan (ijs) tevens een natuurijsbaan;
  5. e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding skeelerbaan (ske) tevens een combibaan;
  6. f. maximaal 3 evenementen per jaar in de periode april tot en met september met een duur van ten hoogste 3 dagen per evenement inclusief opbouw en afbraak van voorzieningen ten behoeve van dat evenement;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van sport-hondentrainingsveld (ss-ht), tevens een hondentrainingsveld;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van sport-tribune (ss-trb), tevens een tribune;
  9. i. horeca van categorie c;
  10. j. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen, water, parkeer- en groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen en overige bij deze deze bestemming behorende voorzieningen, zoals aangegeven op het van deze regels (bijlage 2) deel uitmakende Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o., definitief ontwerp, zoals is vastgesteld door de raad op 24 mei 2011 en is gewijzigd op 7 februari 2012

met dien verstande dat

  1. k. dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de van deze regels (bijlage 5) deel uitmakende Nota Parkeernormen d.d. 27 januari 2009;
  2. l. de niet voor bouwen bestemde gronden worden aangelegd en ingericht volgens het van deze regels (bijlage 2) deel uitmakende Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o., definitief ontwerp, zoals dat is vastgesteld door de raad op 24 mei 2011 en is gewijzigd op 7 februari 2012.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

9.3 Nadere eisen

9.4 Specifieke gebruiksregels

9.5 Afwijkingen

Artikel 10 Tuin

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend erkers, ingangspartijen en andere bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de aangrenzende bestemming:

10.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden voor het parkeren van auto's.

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (hoofd)ontsluitingswegen bestaande uit ten hoogste twee rijstroken;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. in-/uitritten;
  5. e. water;
  6. f. bruggen;
  7. g. bermen en groenvoorzieningen;
  8. h. geluidwerende voorzieningen;
  9. i. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 11.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
  2. b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties, bovengeleidingsportalen, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende) kunstwerken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken max. bouwhoogte
lichtmasten 12 m
andere masten, wegwijzers, verkeerstekens en -regelinstallaties, (beeldende) kunstwerken en geluidwerende voorzieningen 10 m
overige andere bouwwerken 4 m

Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonerven, woonstraten, pleinen en speelvoorzieningen;
  2. b. ontsluitingswegen;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. in-/uitritten;
  6. f. bermen en groenvoorzieningen;
  7. g. water;
  8. h. bruggen;
  9. i. geluidwerende voorzieningen;
  10. j. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen;

12.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 12.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van ten hoogste 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
  2. b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties, bovengeleidingsportalen, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende) kunstwerken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken max. bouwhoogte
lichtmasten 4 m
andere masten, wegwijzers, verkeerstekens en -regelinstallaties, (beeldende) kunstwerken en geluidwerende voorzieningen 3,5 m
overige andere bouwwerken 3 m

Artikel 13 Water

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. watergangen en -partijen;
  2. b. de bescherming van het waterschapsbelang, zoals de instandhouding van de waterhuishouding en waterberging;
  3. c. onderhoudspaden, taluds, oeverbeschoeiingen, groenvoorzieningen en bermen met de daarbij behorende kunstwerken;
  4. d. recreatief gebruik onder andere in de vorm van varen en vissen;
  5. e. overbouwingen en onderdoorgangen ten behoeve van het wegverkeer en langzaam verkeer.

13.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 13.1 mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, zoals stuwen, gemalen, duikers vuilvang, vistrappen, bruggen en steigers, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m, met dien verstande dat de beheerder bij het beoordelen van een aanvraag wordt geraadpleegd omtrent de voorwaarden die, gelet op het waterschapsbelang, aan de uitvoering van de bouwwerken moeten worden gesteld.

Artikel 14 Wonen - 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:
    1. 1. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
    2. 2. het gebruik van de woning met de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
      • het woonkarakter van de woning;
      • de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
    3. 3. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
    4. 4. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
    5. 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
    6. 6. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
    7. 7. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels (bijlage 1) deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
    8. 8. geen buitenopslag plaatsvindt;
    9. 9. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de van deze regels (bijlage 5) deel uitmakende Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

14.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats, afmetingen en vormgeving van bijbehorende bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken en om redenen van stedenbouwkundige inpasbaarheid.

14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt mede verstaan het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als woonruimte.

14.5 Afwijkingen

14.6 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 15 Wonen - 2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. groen;
  3. c. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:
    1. 1. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
    2. 2. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
      • het woonkarakter van de woning;
      • de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
    3. 3. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
    4. 4. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
    5. 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
    6. 6. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
    7. 7. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels (bijlage 1) deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
    8. 8. geen buitenopslag plaatsvindt;
    9. 9. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de van deze regels (bijlage 5) deel uitmakende Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

15.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt mede verstaan het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als woonruimte.

15.5 Afwijkingen

15.6 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 16 Wonen - Uit Te Werken

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen met de daarbij behorende beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. tuinen en erven;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. water;
  6. f. groenvoorzieningen.

16.2 Uitwerkingsregels

Voor het bouwen en inrichten gelden de volgende bepalingen:

  1. a. op en in de gronden als bedoeld in lid 16.1, mogen uitsluitend worden gebouwd woningen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken en voorzieningen ten dienste van deze bestemming;
  2. b. er mogen ten hoogste vier wooncomplexen (urban villa's) worden gebouwd;
  3. c. het aantal bouwlagen exclusief parkeren bedraagt maximaal 5;
  4. d. voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten gelden de bepalingen van artikel 14.1 onder b;
  5. e. het bewonersparkeren dient (half)verdiept onder de woningen plaats te vinden;
  6. f. per woning dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de van deze regels (bijlage 5) deel uitmakende Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.
  7. g. het uitwerkingsplan dient te worden opgesteld met inachtneming van de randvoorwaarden en uitgangspunten uit de door raad op 7 juli 2009 vastgestelde Structuurvisie Park Randenbroek e.o., welke visie is toegevoegd aan bijlagen bij deze regels en geacht wordt daarvan deel uit te maken;
  8. h. voor de vaststelling van het uitwerkingsplan dient vast te staan dat een aanvaardbare milieuhygiënische woonsituatie in relatie tot de aangrenzende ijs- en skeelerbaan is gewaarborgd;
  9. i. voor de vaststelling van het uitwerkingsplan moet duidelijkheid bestaan over de financiële uitvoerbaarheid ervan;
  10. j. het uitwerkingsplan moet beide bestemmingsvlakken omvatten;
  11. k. bij de uitwerking moet worden voldaan aan het gestelde in de Wet geluidhinder.

16.3 Bouwen volgens uitwerkingsplan

De gronden, als bedoeld in lid 16.1, mogen niet worden bebouwd indien het uitwerkingsplan nog geen rechtskracht heeft.

16.4 Uitwerkingsplicht ex artikel 3.6, lid 1, onder a Wro

Burgemeester en wethouders werken de in lid 16.1 omschreven bestemming uit overeenkomstig het bepaalde in dit artikel en artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 17 Leiding - Riool (Dubbelbestemming)

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - riool (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het transport van rioolwater door een rioolpersleiding.

17.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 17.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken ten dienste van de bestemming waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m.

17.3 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemming, mits:

  1. a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan;
  2. b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen omtrent het onder a gestelde.

Artikel 18 Leiding - Water (Dubbelbestemming)

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Leiding - water (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het transport van water door een hoofdwaterleiding.

18.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 18.1 mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m.

18.3 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemming, mits:

  1. a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan;
  2. b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen omtrent het onder a gestelde.

Artikel 19 Waarde - Archeologie 1 (Dubbelbestemming)

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie 1 (WR-A1)" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden.

19.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming Waarde - archeologie 1 uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 20 Waarde - Archeologie 2 (Dubbelbestemming)

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie 2 (WR-A2)" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden.

20.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming Waarde - archeologie 2" uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 21 Waarde - Archeologie 3 (Dubbelbestemming)

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie 3 (WR-A3)" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden.

21.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming Waarde - archeologie 3" uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 22 Waarde - Archeologie 4 (Dubbelbestemming)

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie 4 (WR-A4)" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden.

22.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming Waarde - archeologie 4" uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 23 Waarde - Ecologie (Dubbelbestemming)

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde-Ecologie (WR-E)" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden zodanig dat voor flora en fauna verbindingen kunnen ontstaan tussen natuur- natuurontwikkelingsgebieden.

23.2 Bouwregels

In afwijking van het in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen volgens de andere bestemmingen van deze gronden, mag op en in de gronden als bedoeld in lid 23.1 niet worden gebouwd.

23.3 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de ecologische verbindingszone.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

1. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

2. het ophogen en egaliseren van gronden;

3. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden;

4. het aanleggen en dempen van sloten, watergangen en andere waterpartijen;

5. het verhogen en verlagen van grondwaterstanden;

6. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg kunnen hebben;

7. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- en afvoer van water ;

8. het draineren van gronden;

9. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 24 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene Bouwregels

25.1 Overschrijding bouwgrenzen

In uitzondering op het bepaalde in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels) mag de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen worden overschreden, met dien verstande dat:

  1. a. plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen de bouwgrens met ten hoogste 0,3 meter mogen overschrijden;
  2. b. luifels en overstekende daken de bouwgrens met ten hoogste 1 meter mogen overschrijden;
  3. c. bij bouwwerken die boven een openbaar voetpad worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;
  4. d. bij bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4,2 meter dient te worden aangehouden.

25.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;

bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende regels in dit plan voor bouwen van luifels, balkons, bordessen, trappen, galerijen, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame, mits:

  1. a. de bouwgrens met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
  2. b. de bouwwerken niet lager worden aangebracht dan 4,20 meter boven een rijbaan en 2,20 meter boven een voetpad.

25.3 Parkeren

  1. a. Bij een gebouw moet ten behoeve van het parkeren en het stallen van auto's in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, met dien verstande dat:
    1. 1. de juiste mate van ruimte wordt bepaald met inachtneming van de van deze regels (bijlage 5) deel uitmakende Nota Parkeernormen 2009 d.d. 27 januari 2009 en de door het college vastgestelde bijbehorende beleidsregels;
    2. 2. de in lid a 1 bedoelde ruimten voor het parkeren van auto's moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
      • indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2.00 m bij 5,50 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen en bij haaks of gestoken parkeren de ruimte ten minste 2.50 m bij 5,00 m bedragen;
      • indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen en bij haaksparkeren met een uitstapstrook langs het parkeervak ten minste 3,00 m breed en zonder uitstapstrook 3,50 m breed en ten minste 5,00 m lang bedragen.

25.4 Laden en lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

25.5 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.3 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Artikel 26 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik:

  1. a. van onbebouwde gronden:
    1. 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    2. 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik en/of beheer van de gronden;
    3. 3. als plaats voor sloop-, reparatie- of andere werkzaamheden aan auto's, anders dan incidentele, reguliere onderhoudswerkzaamheden op beperkte schaal;
    4. 4. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen en LPG;
  2. b. van gebouwen en onbebouwde gronden als seksinrichting.

Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels

27.1 Afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan:

  1. a. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, abri's, telefooncellen, fietsenstallingen, weegbruggen en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
  2. b. voor het in geringe mate overschrijden van de bestemmings- of bouwgrenzen met ten hoogste 3 m, mits dit noodzakelijk is voor de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing;
  3. c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages.

27.2 Voorwaarden

De afwijkingen als bedoeld in lid 27.1 worden geweigerd indien door het verlenen daarvan:

  1. a. op enig aangrenzend terrein de realisering van de bestemming wordt belemmerd;
  2. b. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende terreinen;
  3. c. daardoor de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 28 Overgangsrecht

28.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 28.1 onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde in lid 28.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

28.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 28.2 onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 28.2 onder a na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Lid 28.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

28.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 29 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan“Park Randenbroek e.o.”.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 7 juli 2009 heeft de gemeenteraad van Amersfoort de structuurvisie Park Randenbroek e.o. met de titel "Veelzijdig genieten in een bijzonder stadspark" vastgesteld. Aanleiding voor het maken van de structuurvisie was de vraag van verschillende maatschappelijke groeperingen aan de gemeente om een samenhangende en integrale visie voor het gebied langs de Heiligenbergerbeek te ontwikkelen. Een aantal ontwikkelingen maakte dat noodzakelijk. Zo verhuist de ziekenhuisvestiging Elisabeth naar de Maatweg en krijgt het Sportfondsenbad een nieuwe plek aan de Hogeweg. De tennisvereniging Metgensbleek is inmiddels uit het plangebied vertrokken. De in het gebied aanwezige sportverenigingen hebben
behoefte aan meer ruimte en extra voorzieningen, zoals een skeelerbaan. De noodzakelijke opknapbeurt van het Park Randenbroek tenslotte vraagt om duidelijke uitgangspunten voor inrichting en beheer. Deze veelheid aan wensen en ontwikkelingen maken een samenhangende visie en een integrale afweging van de te maken keuzes noodzakelijk.

De door de gemeenteraad vastgestelde structuurvisie heeft tot doel om het plangebied te ontwikkelen tot een beekdal waarin natuur en cultuur elkaar ontmoeten en dat functioneert als een gevarieerd recreatief groengebied voor heel Amersfoort. De verschillende onderdelen, sport, recreatie, milieu (ecologie en landschap), beheer (water en groen), wonen en verkeer zijn hierbij op elkaar afgestemd.

De structuurvisie geeft een samenhangend en ruimtelijk kader voor de ontwikkelingen in het gebied van het Heiligenbergerbeekdal. Het beekdal wordt een stadspark waarvan het karakter wordt bepaald door het monumentale bomenbestand en de Heiligenbergerbeek. Het park krijgt de allure die past bij een groen rijksmonument. Het gehele gebied wordt een ontmoetingsplek voor de stad in het algemeen en de omliggende wijken in het bijzonder. Samen met een uitbreiding en versteviging van recreatieve en sportieve functies wordt een gebied gerealiseerd met een intensieve, groene belevingswaarde en een stabiele toekomstwaarde voor heel Amersfoort.


Dit bestemmingsplan beoogt de integrale ontwikkeling van het gebied volgens de hiervoor genoemde structuurvisie mogelijk te maken. Voor het opstellen van dit bestemmingsplan is voorts een aparte startnotitie gemaakt, die op 14 december 2010 door de gemeenteraad is vastgesteld. In de startnotitie zijn onder andere omschreven de grenzen van het nieuwe bestemmingsplan, de globale opzet en inhoud en de voor het bestemmingsplan te volgen procedure. Verder heeft de gemeenteraad op 24 mei 2011 het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o. vastgesteld. In dat plan zijn de inrichtingswensen en beheermaatregelen voor het plangebied beschreven. Het Inrichting- en beheerplan vormt mede kader voor dit bestemmingsplan.

Met dit nieuwe bestemmingsplan wordt voorts voldaan aan de uit de Wet ruimtelijke ordening voortvloeiende verplichting om voor het gehele grondgebied van de gemeente te komen tot actuele planologisch-juridische regelingen. Door alle nieuwe bestemmingsplannen volgens een uniforme systematiek op te stellen binnen de kaders van het Handboek bestemmingsplannen, wordt uniformiteit in kaartbeeld en planregels bewerkstelligd. Hierdoor wordt de rechtszekerheid en de praktische hanteerbaarheid van de bestemmingsplannen vergroot. Tevens wordt met het nieuwe bestemmingsplan voldaan aan de verplichting tot digitalisering en digitaal gebruik van bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan is conform de IMRO-standaard (informatie model ruimtelijke ordening) vervaardigd. Hierdoor is het bestemmingsplan eenvoudig in te brengen in het gemeentelijk (raadpleeg-)systeem en kan het op een makkelijke wijze worden uitgewisseld met andere overheden zoals de provincie. De nieuwe digitale systematiek heeft weliswaar gevolgen voor het vertrouwde kaartbeeld en de opbouw van de regels, maar sluit naadloos aan bij de huidige eisen van het bestemmingsplan.

1.2 Ligging En Begrenzing Van Het Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan “Park Randenbroek e.o.” wordt begrensd door de Bisschopsweg in het noorden, de Rubensstraat, De Ringweg Dorrestein en de Dorresteinsesteeg in het westen, de A28 in het zuiden en Heiligenbergerweg in het oosten. De Elisabethlocatie valt buiten de grenzen van dit bestemmingsplan.

afbeelding : begrenzing plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0001.png"

1.3 Geldend(e) Plan(nen)

Binnen het plangebied gelden op dit moment de volgende uitbreidings- c.q. bestemmingsplannen:

Nr Naam plan Vaststelling gemeenteraad
1 Uitbreidingsplan Dorrestein 1964
2 Uitbreidingsplan Randenbroek 1955
3 Uitbreidingsplan in hoofdzaak Leusden 1959
4 Bestemmingsplan Dorrestein 1969

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: (1) een verbeelding waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, (2) planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en (3) deze toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het bindende deel van het bestemmingsplan.

Deze toelichting begint met een beschrijving in hoofdstuk 2 van de huidige situatie. In hoofdstuk 3 volgt het relevante ruimtelijke beleid voor het plangebied.
Hoofdstuk 4 bevat de planbeschrijving.
De milieuaspecten van het plangebied komen vervolgens in hoofdstuk 5 aan de orde. De juridische planopzet wordt toegelicht in hoofdstuk 6.
Tot slot behandelt hoofdstuk 7 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
In hoofdstuk 8 zijn de bijlagen bij deze toelichting opgenomen.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Huidige Situatie

2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de bestaande situatie van het plangebied, de ontstaansgeschiedenis en de huidige cultuurhistorische kwaliteiten. Verder zijn in het kort de knelpunten en de kansen in het gebied op een rijtje gezet. Deze zijn ontleend aan de Structuurvisie Park Randenbroek e.o..

2.2 Bestaande Situatie

Het plangebied

Het plangebied bestaat uit het beekdal van de Heiligenbergerbeek vanaf de Bisschopsweg tot de A28. De oostgrens is de Heiligenbergerweg m.u.v. de Elisabethlocatie. Aan de westkant is dat de bebouwing van het Vermeerkwartier (voorheen Dorrestein). De bosstrook die langs de A28 in westelijke richting loopt, hoort bij het plangebied vanwege de ruimtelijke, ecologische en recreatieve relaties met het landgoed Nimmerdor. Vanaf de Bisschopsweg tot aan de A28 is de lengte van het gebied ongeveer 1,5 km. Het is tussen de 400 en de 500 meter breed.

Functioneel

Het totale plangebied functioneert als groengebied met een stedelijke functie. Het is een belangrijk recreatiegebied voor de omliggende wijken. Globaal kan onderscheid worden gemaakt in het westelijk deel - voornamelijk in gebruik voor de georganiseerde sport - en het oostelijk deel met Park Randenbroek en de Vosheuvel als openbaar toegankelijke groenelementen. Daartussen liggen gebouwen met een stedelijke of randstedelijke functie zoals het ziekenhuis (buiten het gebied van dit bestemmingsplan), het scholencomplex De Vosheuvel, een hoveniersbedrijf en een caravanstalling en een hondenclub. Park Randenbroek heeft een intensief voetpadennet en ook rondom de Vosheuvel kan worden gewandeld. Een doorgaand pad op de westoever van de Heiligenbergerbeek vormt de verbinding tussen Randenbroek en Vosheuvel. Met een aantal doorsteken tussen de sportvelden sluit het pad aan op de naastliggende bebouwing. In het zuiden buigt het pad van de beek af en loopt langs de A28 naar de Dorresteinsesteeg.

afbeelding : bestaande situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0002.png"

Visueel-ruimtelijk

De beek is het bindende element in het gebied. Ruimtelijk dominant is het oude loofbos van de parken Randenbroek en Vosheuvel. De overige beplanting -voor een groot deel bestaande uit smalle stroken langs de beek en tussen de sportvelden- is minder kenmerkend.

Verkeer

De Heiligenbergerweg, Gasthuislaan en Ringweg Randenbroek zijn 50 km-wegen en hebben een stedelijke functie als gebiedsontsluitingweg. De Bisschopsweg, Rubensstraat, Dorresteinsesteeg en Dorresteinseweg zijn 30 km-wegen en hebben naast een woonfunctie een buurtontsluitende functie. De functies in het plangebied worden ontsloten op deze wegen. De A28, die buiten het gebied van het bestemmingsplan ligt, behoort tot het snelwegennet en heeft een doorstroomfunctie van regionale en landelijke betekenis. In het plangebied is geen aansluiting op de A28.

Over de Heiligenbergerweg, Gasthuislaan en Ringweg Randenbroek rijden openbaar vervoerlijnen. De lijnvoering van het openbaar vervoer kan in de loop der jaren wijzigen. De Heiligenbergerweg en de Ringweg Randenbroek maken deel uit van het primaire fietsnetwerk in de stad. De Bisschopsweg, Rubensstraat en de Dorresteinseweg maken deel uit van het secundaire fietsnetwerk (bron: Fietsstimuleringsplan 2008). Ten oosten van het plangebied vindt de ontwikkeling plaats van de woningbouwlocatie Randenbroek-Zuid. Voor de ontsluiting hiervan op de Heiligenbergerweg wordt ter hoogte van boerderij Randijk een nieuw kruispunt aangelegd. Deze kruising biedt voor langzaam verkeer een oversteekmogelijkheid vanuit Randenbroek-Zuid naar het plangebied en vergroot daarmee de toegankelijkheid daarvan.

Natuur en landschap

De ligging van het beekdal op de overgang van de Utrechtse Heuvelrug naar de Gelderse Vallei heeft gezorgd voor een grote variatie in natuur. Op de lagere gronden langs de beek vinden we watergebonden natuur. En natuur die verwijst naar het vroegere agrarische gebruik als hooilanden. Op de hoger gelegen dekzandruggen en landduinen zijn oude landgoedbossen te vinden.

In opdracht van de gemeente Amersfoort is door Ecogroen advies te Zwolle een onderzoek gedaan naar de natuurwaarden in het plangebied ("Ecologisch onderzoek Randenbroek Amersfoort" d.d. 23 februari 2009 en Actualisatie van de EHS-toets ten behoeve van de herinrichting van Park Randenbroek dd. 4 mei 2011). Deze onderzoeken zijn toegevoegd aan de bijlagen bij deze toelichting.

Uit de onderzoeken komt naar voren, dat in het plangebied meerdere beschermde plantensoorten zijn. Ook zijn kraamkolonies van beschermde vleermuizen aangetroffen. Daarnaast zijn paarverblijfplaatsen van de rosse vleermuis en de ruige dwergvleermuis en een zomerverblijfplaats van de rosse vleermuis aangetroffen in Park Randenbroek. Groenstructuren in het gebied worden diffuus door vleermuizen gebruikt als route van en naar hun foerageergebieden. De singels langs de sportvelden en de Heiligenbergerbeek (en aangrenzende groenstructuren) zijn van belang als foerageergebied voor vleermuizen.

Park Randenbroek is verder van belang als leefgebied voor de middelhoog beschermde eekhoorn. Overige beschermde zoogdieren zijn niet te verwachten. Wel zijn vaste verblijfplaatsen van enkele algemeen voorkomende, laag beschermde zoogdiersoorten aangetoond of te verwachten. In het plangebied zijn jaarrond beschermde nestplaatsen aangetroffen van de grote bonte specht, blauwe reiger, zwarte kraai en boerenzwaluw. Tenslotte is het volkstuinencomplex tussen de velden van AFC Quick 1890 en de Heiligenbergerbeek een voortplantingsgebied van de strikt beschermde ringslang. In de directe omgeving ervan zijn ook waarnemingen gedaan van de hazelworm. Het plangebied is geen belangrijk leefgebied voor deze soort, maar mogelijk zijn toch lage dichtheden aanwezig of zijn zwervende dieren te verwachten. In de Heiligenbergerbeek is de middelhoog beschermde kleine modderkruiper aangetroffen. Beschermde ongewervelden en weekdieren zijn niet in het plangebied aangetroffen of te verwachten.

Ten behoeve van de herinrichting van het Park Randenbroek en de Vosheuvel is door Alterra Wageningen UR in 2010 in opdracht van de gemeente een onderzoek uitgevoerd naar de huidige vitaliteit van het bomenbestand in de betrokken gebieden en de noodzaak van en mogelijkheden voor verjonging van het bomenbestand voor de verschillende parkbostypen. Het onderzoeksrapport van Alterra is toegevoegd aan de bijlagen bij deze toelichting.

Uit het onderzoek van Alterra blijkt met name een forse achteruitgang van het bomenbestand van Park Randenbroek gedurende de periode 1996-2010 in het parkbos met ondergroei (middelste deel). De overige delen van Park Randenbroek (het parkbos zonder ondergroei en het park) zijn minder achteruitgegaan. De forse achteruitgang en de huidige vitaliteit benadrukken volgens de rapportage van Alterra de noodzaak tot een voortvarende aanpak van de verjonging van het oude bomenbestand, met name in het parkbos met ondergroei. Het rapport van Alterra is gebruikt bij het opstellen van een inrichting- en beheerplan voor de parkgebieden in dit bestemmingsplangebied. In hoofdstuk 4 van deze toelichting wordt daar nader op ingegaan.

2.3 Ontstaansgeschiedenis Van Het Gebied

Het beekdal van de Heiligenbergerbeek ligt op de overgang van de Utrechtse Heuvelrug en de Gelderse Vallei. De oostelijke oever van het plangebied bestaat uit een dekzandrug met daarop hoog opgestoven landduinen. Op deze duinen liggen van oudsher de landgoederen Randenbroek, Vosheuvel en de Heiligenberg (gemeente Leusden). Tussen de landgoederen liggen van oorsprong door houtwallen omzoomde akkers. De westelijke oever is laag en nat. Het was aanvankelijk in gebruik als weidegrond. In de loop van de tijd heeft het plangebied onder invloed van de verstedelijking zijn huidige vorm gekregen. In de huidige situatie wordt de oostelijke oever nog steeds gekenmerkt door de landgoederen op de hogere landduinen. Tussen deze landgoederen ligt nu bebouwing met een stedelijke functie zoals het ziekenhuis en een scholencomplex voor speciaal onderwijs. De westelijke oever is in de loop van de tijd nagenoeg helemaal in gebruik genomen voor georganiseerde sport in verenigingsverband. Door de stedelijke groei en veranderende omstandigheden is het gebied in de loop der tijd haar samenhang en éénduidigheid kwijtgeraakt. Bovendien doorsnijden de A28 en de ringwegenstructuur van Amersfoort het oorspronkelijke beekdal.

Park Randenbroek

Park Randenbroek is ontstaan in de late Middeleeuwen (1000 – 1500). Al in 1249 wordt een Everard van Randenbroek genoemd. Tussen 1605 en 1660 woonde hier de familie Van Campen. Eén van hen was de beroemde architect en schilder Jacob van Campen, die hier in 1657 overleed. In 1646 kwam Jacob van Campen met de eigenaar van de Heiligenberg overeen om de weg naar de ingangspoort van zijn park recht door te trekken naar de Heiligenberg. Zo ontstond de huidige Heiligenbergerweg. Aan de zuidkant van het Park Randenbroek lag Metgensbleek, dat ooit dienst deed als bleekveld (een veld waar de was te drogen en te bleken werd gelegd). Het van oorsprong middeleeuwse Huize Randenbroek onderging in de 17de en 19de eeuw ingrijpende veranderingen. In 1814 maakte tuinarchitect H. van Lunteren twee ontwerpen voor het park in Engelse landschapsstijl. Vermoedelijk is geen van genoemde plannen van Hendrik van Lunteren uitgevoerd, maar heeft men zich met de omvorming van het classicistische park uit de tijd van Van Campen en Heerman naar een park in landschapsstijl, het meest laten inspireren door het minst spectaculaire plan (zie afbeelding). Kort daarna moet het oude huis zeer ingrijpend zijn verbouwd. Het huis, de daarbij behorende zeventiende en achttiende-eeuwse opstallen, zoals een koetshuis, een orangerie en een duiventil, maar ook het park met zijn hekken staan op de rijksmonumentenlijst.

afbeelding : ontwerp H. van Lunteren van Park Randenbroek

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0003.png"

Midden- en zuiddeel

Het midden- en zuidelijke deel van het plangebied sluiten in het zuiden aan bij het landgoed Heiligenberg in Leusden. De topografische kaart uit 1890 geeft aan dat in dit gedeelte nauwelijks bebouwing aanwezig is. In het midden van het gebied, ter hoogte van de huidige Zwarteweg, bevond zich een tol. Ten zuiden daarvan staat een boerderij met de naam 'Het Hek' aangeduid. Ten zuiden daarvan bevindt zich, loodrecht op de Heiligenberg, een waterloop, die de begrenzing van het middendeel vormt. Op de topografische kaart uit 1952 staat bebouwing aangegeven langs een aantal weggetjes haaks op de Heiligenbergerweg. Ook de naam 'Vosheuvel' komt dan op de kaart voor. Deze boerderij werd in 1931 gebouwd en kreeg in 1976 de functie van stadsboerderij.


Vanaf 1962 werd het Elisabethziekenhuis gebouwd op een terrein, direct ten zuiden van de Ringweg Randenbroek. Uit die tijd dateert ook het ketelhuis, met de in gele steen gemetselde schoorsteen, die sinds 1967 het kruispunt met de Heiligenbergerweg markeert. Het ziekenhuis, ontworpen door het architectenbureau Van der Laan/Hermans/ Van der Eerden/Kirch uit Leiden, werd op 9 december 1969 geopend. De Elisabethlocatie valt met uitzondering van het westelijke onbebouwde gedeelte buiten de grenzen van dit bestemmingsplan.


Het zuidelijk gedeelte was in 1890 vrijwel onbebouwd. In de jaren twintig van de vorige eeuw werd een tuinmanswoning (Heiligenbergerweg 159) ontworpen, die in de jaren zestig plaats maakte voor de bebouwing van het ziekenhuis. Begin jaren dertig werd een benzinebewaarplaats gebouwd (Heiligenbergerweg 171). Geheel in het zuiden werd in het begin van de jaren zeventig aan de Heiligenbergerweg 185 een schoolgebouw gerealiseerd, dat in de decennia daarna met regelmaat werd verbouwd en uitgebreid. Ten noorden daarvan verrees eind jaren zeventig een clubgebouw (Heiligenbergerweg 177). In 2003 werd op het perceel Heiligenbergerweg 187 een nieuw schoolgebouw ontworpen.


Op het terrein ten zuiden van de watergang en grenzend aan de A28 werden vanaf eind jaren veertig van de vorige eeuw schuren en loodsen gebouwd. In 1998 werd een nieuwe woning (Heiligenbergerweg 203) gerealiseerd.

2.4 Monumenten

In het plangebied bevindt zich een aantal rijksmonumenten.

Heiligenbergerweg 113-1 Huize Randenbroek

Huize Randenbroek is in oorsprong een 17de-eeuw huis, dat door Jacob van Campen werd verbouwd. Pas in de 18de eeuw werd de westelijke zijvleugel toegevoegd. Omstreeks 1830 werd het huis vernieuwd. Aan de oostkant is het huis omstreeks 1800 met een keuken uitgebreid. Een aanbouw aan de voorgevel, aan de kant van de Heiligenbergerbeek, uit 1873 en een serre aan de achterzijde zijn bij de restauratie van 1958 verwijderd.

Heiligenbergerweg (koetshuis Randenbroek)

Het gaat hier om een voormalig koetshuis met oorspronkelijk een stalling voor vier panden aan de oprijlaan. Het gebouw dateert uit de 18de eeuw en is na het midden van de 19de eeuw met een kleine woning aan de zuidoostkant uitgebreid.

Heiligenbergerweg (orangerie Randenbroek)

De voormalige oranjerie is gelegen aan de voormalige moestuin en dateert uit het begin van de 19de eeuw.

Heiligenbergerweg (duiventil Randenbroek)

Het bouwwerk, waarin zowel kippen als duiven werden gehouden, dateert uit omstreeks 1830 en is in de as van de orangerie gelegen.

Heiligenbergerweg (tuinmanswoning)

Aan de rand van de voormalige moestuin ligt de voormalige tuinmanswoning, daterend uit het begin van de 20ste eeuw.

Heiligenbergerweg (hek entree Bisschopsweg)

De hoofdentree wordt geaccentueerd door een hek, dat oorspronkelijk bij de Utrechtsepoort stond. In 1865 werd de 'barrière' naar Randenbroek verplaatst. Het hek met de teksten 'Randen' en 'Broek' dateert uit de 19de eeuw en bestaat uit twee middenvleugels, zijvleugels en gebogen zijhekken. De hekpijlers zijn afgedekt met een geprofileerde lijst.

Heiligenbergerweg (hek entree Heiligenbergerweg zuid)

Deze entree bestaat uit twee gemetselde bakstenen hekpijlers op een natuurstenen voet met inspringende hoeken. De natuurstenen afdekplaten bezitten een zware geprofileerde lijst met gebeeldhouwde bekroning. Tussen de pijlers zijn gebogen smeedijzeren hekvleugels. Aan de zijkanten bevinden zich voluut(=krul)vormige hekdelen.

Heiligenbergerweg (hek entree Heiligenbergerweg midden)

Deze entree bestaat uit een klein hek tussen ronde gietijzeren palen met een dennenappelbekroning. Getoogde spijlen hekvleugel met de naam 'Randenbroek'. Gebogen vleugels met spijlen aan de zijkanten.

Park Randenbroek

Tussen 1625-1650 werd met inbreng van Jacob van Campen een formele tuinaanleg gerealiseerd, met onder andere een t-vormige visvijver, fonteinen en een uitzichtheuvel.

Voor het rijksmonument Park Randenbroek is in dit bestemmingsplan geen planologisch-juridische beschermingsregeling opgenomen. De bescherming van dit monument vindt plaats via de lijn van de Monumentenwet 1988.

afbeelding : begrenzing Rijksmonument Park Randenbroek

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0004.png"

2.5 Cultuurhistorische Inzichten En Richtlijnen

Op verzoek van de gemeente Amersfoort heeft Bureau Oldenburgers Historische tuinen in 2010 een onderzoek verricht naar de karakteristieke kenmerken van de aanleg van het Park Randenbroek ("Park Randenbroek : Cultuurhistorische inzichten en richtlijnen, juni 2010"). In het rapport, dat deel uitmaakt van de bijlagen bij deze toelichting, is onder andere een uitvoerig overzicht opgenomen van de ontstaansgeschiedenis van de buitenplaats Park Randenbroek. Uit het rapport komen de resterende aanwijsbare historische overblijfselen van het park naar voren en typische kenmerken van de vormentaal van Van Campen en Van Lunteren. Bij het maken van het Inrichting- en beheerplan voor Park Randenbroek zijn die overblijfselen en kenmerken in beschouwing genomen alsmede de typisch karakteristieke kenmerken van de vroege landschapsstijl van het park. De inhoud van het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o. wordt verder besproken in hoofdstuk 4 van deze toelichting.

2.6 Archeologie

Binnen het plangebied bevinden zich geen wettelijk beschermde archeologische monumenten. Wel zijn er gebieden met archeologische waarden en verwachtingen.

In dit bestemmingsplangebied ligt een archeologisch waardevol gebied van hoge archeologische waarde: Park Randenbroek (gebied WR-A1). Huize Randenbroek heeft in de 17de en 19de eeuw ingrijpende veranderingen ondergaan. Onzeker is of het pand op 14de - eeuwse of oudere funderingen staat, of dat de resten van het middeleeuwse huis zich op een andere plaats binnen het landgoed bevinden.

In het plangebied bevinden zich verder gebieden met een hoge archeologische verwachting direct ten zuiden van Park Randenbroek en een klein gebied in de zuidwesthoek van het plangebied (gebied WR-A2). De strook ten zuiden van Park Randenbroek heeft deze hoge verwachting, omdat het gebied oorspronkelijk ook tot het landgoed Randenbroek behoorde. Het kleine gebied in de zuidwesthoek van het plangebied heeft de hoge verwachting, omdat het hier gaat om een zone met een plaggendek, een oude enkeerdgrond. Deze enkeerdgronden liggen op de relatief hooggelegen gebieden binnen het dekzandgebied en vooral in de nabijheid van oude bewoningskernen. Enkeerdgronden zijn oude bouwlanden, die vanaf de late Middeleeuwen op de Pleistocene zandgronden zijn ontstaan door het opbrengen van mest vanuit potstallen vermengd met plaggen, die gestoken werden op de woeste gronden (zoals heide, bossen en beekdalen). Onder een plaggendek zijn vaak prehistorische en middeleeuwse sporen goed behouden gebleven.

Een gebied met een middelhoge archeologische verwachting (gebied WR-A3) bevindt zich aan de zuidoostzijde van het plangebied. Hier ligt een dekzandrug met een verwachting voor vindplaatsen van prehistorische bewoning. De overige gebieden binnen het plangebied hebben een lage archeologische verwachting (gebied WR-A4). Deze gebieden bestaan uit beekdalgronden aan weerszijden van de Heiligenbergerbeek. Hier zijn lage verwachtingen voor nederzettingssporen. Wel van archeologisch belang zijn mogelijke resten van voorden, bruggen, knuppelpaden of rituele depots.

De archeologische waarden en verwachtingen zijn aangegeven op de Archeologische beleidskaart, die op basis van archeologische waarnemingen en historische gegevens tot stand is gekomen. De Archeologische beleidskaart is door de gemeenteraad op 28 september 2010 vastgesteld.

Voor de gebieden met archeologische waarden en verwachtingen zijn in dit bestemmingsplan beschermende regelingen opgenomen. De plicht daartoe is vastgelegd in de Wet op de archeologische monumentenzorg (zie hoofdstuk 3).

afbeelding: archeologische gebieden

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0005.png"

2.7 Knelpunten In De Huidige Situatie

Bij de huidige inrichting en het gebruik van het gebied van dit bestemmingsplan is een aantal knelpunten. Een aantal voorzieningen en functies in het gebied is naar binnen gekeerd. Zij versterken elkaar niet en zijn onderling niet goed bereikbaar. Het gevolg is dat het gebied niet als een aaneengesloten groenzone wordt beleefd. De A28 vormt een barrière voor mensen, dieren en natuurlijke begroeiing. De aanwezige sportvoorzieningen ten slotte hebben een eigen dynamiek en vragen om passende maatregelen, bijvoorbeeld voor het behoud van vitaliteit.

afbeelding : knelpunten

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0006.png"

Functioneel

Het westelijk deel van het plangebied is minder goed toegankelijk. Daarnaast ontbreekt het aan verblijfsruimte. Op de oostoever zijn het voetpadenstelsel van Park Randenbroek en de Vosheuvel niet met elkaar verbonden. Bij elkaar heeft het gebied als geheel beperkte uitloop- en verblijfsmogelijkheden. Het gebied is door de ligging tussen de binnenstad en het buitengebied van Amersfoort en door zijn omvang bij uitstek een aantrekkelijk recreatief gebied voor de hele stad, maar wordt als zodanig onvoldoende benut.

Visueel-ruimtelijk

Door de grote verschillen in functies en beplantingselementen bestaat er geen ruimtelijke samenhang in het plangebied en wordt het niet als eenheid ervaren. De beek is weliswaar het bindende element in het gebied, maar functioneert in zijn huidige vorm niet als ruimtelijke drager. Het Park Randenbroek boet in ruimtelijk en cultuurhistorische zin in aan kwaliteit door achterstallig onderhoud. De stijlkenmerken zijn vervaagd. Het versterken van de culturele betekenis is gewenst.

Natuur

De natte natuur is onvolledig ontwikkeld vanwege het strakke waterregime van vaste peilen, omleiding en inlaat. De oppervlaktewaterkwaliteit is matig mede vanwege de aanwezige overstorten. Uittredend grondwater (kwel) komt nagenoeg nergens aan het maaiveld aan de oppervlakte doordat het wordt opgevangen door het drainagesysteem van de sportvelden. De beekloop, de oevers en aanliggende gronden hebben te weinig ruimte voor natuurontwikkeling. Het gebied is ecologisch geïsoleerd door de aanwezige stuw en het ontbreken van een droge passage onder de A28.

Verkeer

De barrierewerking van de A28 is groot voor fysieke verbindingen, maar visueel relatief beperkt. Het in de loop der jaren in omvang toegenomen gemotoriseerd wegverkeer veroorzaakt een afnemende geluidskwaliteit in de aangrenzende woongebieden vooral binnen de invloedssfeer van Rijksweg A28 (ca. 600 m uit de rijksweg) en stelt eisen en beperkingen aan de ontwikkelmogelijkheden in het gebied.
De Ringweg Randenbroek deelt het beekdal op maaiveldniveau doormidden. Deze ontsluitingsweg vormt een barriere voor overstekend langzaam verkeer.


Milieuhygiëne

In milieuhygiënische zin zijn luchtkwaliteit, externe veiligheid, geluid en lichthinder in beginsel relevant. Voelbare trillingen, straling, elektromagnetisme, bodem- en waterverontreiniging en geuroverlast hebben geen dreigende betekenis voor de kwaliteit in het leef-/woongebied.


De luchtkwaliteit wordt jaarlijks voor Nederland beschreven in een voor elke burger na 15 maart te raadplegen monitoringspakket www.nsl-monitoring.nl. Dat is gebeurd voor het afgelopen jaar en de jaren 2011 en 2015, waarin aan de luchtkwaliteitseisen voor respectievelijk fijn stof (PM10) en stikstofdioxide(NO2) moet zijn voldaan, en het jaar 2020. De overige stoffen zijn niet relevant voor de beoordeling van een knelpunt. Raadpleging van deze monitoring voorafgaand aan 15 maart 2011 levert op dat langs de A28 fijn stof al vanaf 2009 geen knelpunt oplevert. In de aanloop naar 2015 levert NO2 nog wel hier en daar langs de A28 een knelpunt op dat voortdurend onder de aandacht moet blijven. Vanaf 2015 voldoet ook overal langs de A28 met de huidige kennis de concentratie aan de toelaatbare grenswaarde. Na 15 maart 2011 of na deze datum van de daarop volgende jaren, moet blijken of dit beeld blijvend kan worden bevestigd. Raadpleging van de luchtkwaliteit langs de overige wegen binnen het plangebied levert op dat vanaf 2009 reeds wordt voldaan aan de grenswaarden.


Externe veiligheid is in beeld met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen, waarbij alleen het vervoer over de A28 een relevante betekenis kan hebben. Het zogenaamde Basisnet Weg moet nog worden vastgesteld. Daarbij wordt geregeld dat het vervoer van gevaarlijke stoffen met beperkingen mogelijk blijft, maar ook worden grenzen gesteld aan ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden langs deze infrastructuur. Langs een aantal wegen komen dan ook zones waar ruimtelijke beperkingen zullen gelden. Het vervoer over de A28 moet niet als bedreigend worden gezien voor de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden in het plangebied te meer niet omdat een zeer kwetsbare functie als het Elisabethziekenhuis uit het gebied verdwijnt en de personenverdichting als maat voor het beoordelen van het groepsrisico binnen het plangebied en binnen de invloedssfeer van het transport over de A28 zeer marginaal is door het nauwelijks voorkomen van nieuwbouw. Hetzelfde geldt ook voor het gastransport door de hoofdaardgastransportleiding die ten oosten van de A28 is gesitueerd binnen het grondgebied van de gemeente Leusden.


Geluidhinder kan alleen een knelpunt opleveren in een te dichte nabijheid van de A28 of wanneer niet wordt voldaan aan het gemeentelijke ontheffingsbeleid in het kader van de toepassing van de Wet geluidhinder.

Lichthinder van verlichte sportvelden en of banen behoeft geen knelpunt te zijn indien goed ruimtelijk wordt geordend en is beheersbaar via de lijn van Wet milieubeheer.

Bijzondere functies

De opslag van caravans langs beek en het Verbindingskanaal is visueel een storend element in het gebied. Daarnaast draagt het niet bij aan het parkkarakter en heeft het geen functionele relatie met het park.

Parkgebieden
De gebruiksdruk op Park Randenbroek is hoog. Inrichting en beheer van het park zijn niet optimaal. Er is sprake van oneigenlijk gebruik (auto's, honden, fietsen). De samenhang met andere groengebieden langs de beekoever ontbreekt. Het kleinschalige groengebied de Vosheuvel staat onder druk van de daar gevestigde en aanliggende functies. De combinatie van scouting, school en kinderboerderij lijdt tot slijtage.

Sportaccommodaties

De bebouwing van het Sportfondsenbad en de gymzaal geven een rommelig beeld. Het bad wordt verplaatst naar een locatie aan de Hogeweg. De gymzaal zal blijven staan en haar functie voor het gebied behouden. Het gebruik van de westelijke beekoever voor parkeren is storend voor de ecologische en recreatieve verbindingen langs de beek. Het huidige gebruik van het ijsbaanterrein kan worden verbeterd. Momenteel is dit geen optimale benutting van een dergelijke groene ruimte met zulke afmetingen in de stad. De sportterreinen dragen bij aan de compartimentering en 'verhekking' van het gebied. De zichtbaarheid, doordringbaarheid en beleving van het gebied is daardoor gering. Met name dicht tegen de beek en tussen de sportterreinen is te weinig ruimte voor natuur en recreatie.

2.8 Kansen

De verplaatsing van het ziekenhuis en het zwembad uit het gebied biedt kansen. Hier komt ruimte vrij voor recreatie en natuur. Door de verplaatsingen kan een aantal genoemde knelpunten zoals verbrokkeling, isolering en onderlinge bereikbaarheid van de deelgebieden worden aangepakt. Het voormalige tenniscomplex Metgensbleek is verworven en kan, in samenhang met het park, worden herontwikkeld. Het versterken van de vitaliteit van de sportverenigingen verbetert hun toekomstwaarde, maar ook de betekenis voor de omgeving. Op de langere termijn ligt er een kans om de aansluiting met Leusden te verbeteren wanneer de rijksweg A28 wordt verbreed. Rijkswaterstaat voert hier momenteel twee planstudies uit, te weten Planstudie A28 Utrecht-Amersfoort en Planstudie Knooppunt Hoevelaken (zie hoofdstuk 3.2. Rijksbeleid). Het Heiligenbergerbeekdal biedt ook kansen voor de omringende Amersfoort Vernieuwt-wijken (de Ganskuijl en Randenbroek). Het beekdal is voor deze gebieden een ideale recreatie- en ontmoetingsplek.

Hoofdstuk 3 Relevant Beleid

3.1 Inleiding

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de inhoud van het ruimtelijk relevante beleid voor het gebied van het bestemmingsplan Park Randenbroek e.o op rijks-, provinciaal- en gemeentelijk niveau. De relevante milieu- en waterwetgeving komt aan de orde in hoofdstuk 5 van deze toelichting.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 De Nota Ruimte

In januari 2006 is de Nota Ruimte definitief door het Rijk vastgesteld. In de Nota wordt in hoofdlijnen het nationale ruimtelijke beleid tot 2020 met een doorkijk tot 2030 uiteengezet. Algemene uitgangspunten van de Nota Ruimte zijn: ontwikkelingsplanologie, decentralisatie, deregulering en uitvoeringsgerichtheid.

In de Nota Ruimte is onder andere de visie van het Rijk over natuur vastgelegd. Die is gericht op het behoud, herstel en ontwikkeling van wezenlijke natuurlijke kenmerken en waarden. Vanuit deze doelstelling is onder andere de ecologische hoofdstructuur in het leven geroepen. Het Rijk verwacht dat provincies en gemeenten deze doelstelling laten doorwerken in hun ruimtelijke plannen, zoals het bestemmingsplan.

In de Nota Ruimte wordt ook aandacht besteed aan het groen in en om de stad. In het 'hoofdstuk" recreatie wordt vastgesteld dat de kwaliteit en kwantiteit van het groen in en om de stad in de afgelopen decennia aanzienlijk is verminderd. De beschikbaarheid van bereikbare en toegankelijke sport- en recreatievoorzieningen in en rondom de steden houdt geen gelijke trend met de vergaande verstedelijking van de laatste jaren. Er dreigt een tekort aan vaar-, fiets-, wandel- en andere groene recreatiemogelijkheden. Aanbod van voldoende rode en groene ontspanningsmogelijkheden is belangrijk voor de leefbaarheid, het welzijn en de gezondheid van de bewoners en zelfs voor de economie. In de ruimtelijke plannen van provincies en gemeentes moet daarom de balans tussen bebouwing en groen integraal worden meegenomen. Het is belangrijk dat voldoende ruimte gereserveerd wordt voor de op loop- en fietsafstand liggende en daarmee goed vanuit de stad bereikbare parken, groenvoorzieningen, sportvoorzieningen en recreatiemogelijkheden.

3.2.2 Verkeer

De A28 tussen Utrecht en knooppunt Hoevelaken is onderdeel van twee planstudies. De planstudies zijn door Rijkswaterstaat gestart om de capaciteit en de doorstroming van de A28 en knooppunt Hoevelaken te verbeteren.

In planstudie A28 (Utrecht-Amersfoort) worden maatregelen bepaald voor de korte en middellange termijn. De wegaanpassingen betekenen voor Amersfoort in hoofdzaak het realiseren van plusstroken en weefstroken op het traject Leusden-Zuid/Hoevelaken in beide richtingen, en een verbreding van de verbindingsboog van de A28-Zuid naar de A1-Oost van 1 naar 2 rijstroken. De overige maatregelen betreffen o.a. het aanpassen van viaducten en overige kunstwerken, en de realisatie van geluidsschermen bij Schuilenburg en Randenbroek. De planstudie A28 doorloopt de procedure die is beschreven in de Spoedwet wegverbreding.

Voor het project wordt één vereenvoudigde Milieueffectrapportage (m.e.r.) opgesteld. Het resultaat van de vereenvoudigde m.e.r. wordt beschreven in een Ontwerp Wegaanpassingsbesluit (OWAB). Op het OWAB kan worden ingesproken waarna een Wegaanpassingsbesluit wordt genomen. In de vereenvoudigde m.e.r. worden de gevolgen van de verbreding van de A28 voor het milieu onderzocht. Ook zet de rapportage verzachtende en compenserende maatregelen op een rij. Alle milieumaatregelen die volgens de onderzoeken noodzakelijk zijn, zoals geluidschermen, worden direct aangelegd. De uitvoering van werkzaamheden is gepland in 2011 en 2012.

In de planstudie Knooppunt Hoevelaken worden maatregelen bepaald voor de middellange en lange termijn. Omdat de verkeersproblemen op knooppunt Hoevelaken ingewikkeld zijn worden verschillende alternatieven in een m.e.r onderzocht om tot de beste oplossing te komen. Inmiddels zijn in de m.e.r. 1e fase de verschillende mogelijkheden vergeleken op onder meer probleemoplossend vermogen, inpassing en ruimtebeslag, uitvoerbaarheid en maakbaarheid, budget en wet- en regelgeving. Gekozen is voor het alternatief Verbreden met kansrijke onderdelen van het alternatief Sorteren. Het voorkeursalternatief wordt in de m.e.r. 2e fase in detail uitgewerkt. In de studieperiode zijn diverse momenten waarop inspraak mogelijk is. Naar verwachting wordt in 2011 door het bevoegde gezag een ontwerp-tracébesluit genomen.

Op dit moment is nog niet helemaal duidelijk wat de consequenties van de verschillende studies zijn voor het gebied van dit bestemmingsplan. Zoals het zich nu laat aanzien (situatie april 2011) zullen maatregelen op basis van de planstudie A28 geen invloed hebben op de gewenste ontwikkelingen in het plangebied. In het kader van de planstudie A28 is door Rijkswaterstaat in maart 2011 het Ontwerp-Wegaanpassingsbesluit (OWAB) voor de wegverbredingen A28 Utrecht-Amersfoort gepubliceerd. Tot en met 28 april 2011 is er gelegenheid gegeven om een zienswijze in te dienen. Het definitieve wegaanpassingsbesluit is voorzien in het najaar van 2011.
De begrenzing van het gebied van het bestemmingsplan Park Randenbroek e.o. aan de zijde van A28 is op verzoek van Rijkswaterstaat gelegd op de rijkseigendomsgrens. De bij het Ontwerp- Wegaanpassingsbesluit betrokken gronden vallen daarmee dus buiten de grenzen van dit bestemmingsplan. Op grond van de Spoedwet wegverbreding stelt de gemeenteraad binnen een jaar nadat het wegaanpassingsbesluit onherroepelijk is geworden een bestemmingsplan vast voor de daarbij betrokken gronden. In dat bestemmingsplan zullen mede worden betrokken de gronden van het rijk ter plaatse van de nog in gezamenlijk overleg en met goedkeuring van de gemeente aan te passen uitwegsituatie van het aan de A28 grenzende hoveniersbedrijf c.q. caravanstalling.

De planstudie Knooppunt Hoevelaken bevat wel varianten, waarbij mogelijk gronden in dit plangebied nabij de A28 zijn betrokken. Daarover zullen medio 2011 besluiten worden genomen.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Ruimtelijke Structuurvisie Provincie Utrecht

Bij het provinciale beleid is met name de Ruimtelijke Structuurvisie Provincie Utrecht van belang. Deze structuurvisie is ontstaan door een beleidsneutrale omzetting van het streekplan 2005-2015 van de provincie Utrecht. Deze omzetting vond plaats op 1 juli 2008. Provinciale Staten hebben hiervoor de “Beleidslijn nieuwe Wro” vastgesteld op 23 juni 2008. In de structuurvisie worden verschillende ruimtelijke functies afgewogen en keuzen bepaald. Ook worden bestemmings- en bouwplannen van gemeenten aan de structuurvisie getoetst. Binnen de structuurvisie vormen de begrippen kwaliteit, uitvoering en samenwerking gezamenlijk de rode draad.

In de structuurvisie zijn de bebouwingscontouren van de gemeenten precies vastgelegd en op kaarten aangegeven. Daarbinnen mag worden gebouwd; daarbuiten niet. Het bestemmingsplan Park Randenbroek e.o. ligt binnen de rode bebouwingscontour.

afbeelding : Plankaart structuurvisie Utrecht

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0007.png"

De Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS)

De structuurvisie geeft aan dat de CHS bestaat uit samenhangende historisch waardevolle structuren van bovenlokaal belang. Het zijn ruimtelijke herkenbare structuren die kenmerkend zijn voor een bepaalde periode of ontwikkeling.

afbeelding: Cultuurhistorische hoofdstructuur

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0008.png"

De provinciale ambities met betrekking tot de CHS kennen drie soorten sturingsmechanismen: * veiligstellen: cultuurhistorie is mede sturend voor de ontwikkeling; * eisen stellen: cultuurhistorie geeft richting aan de mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen en * actief versterken: de provincie start zelf projecten. Dit bestemmingplan ligt in het gebied "eisen stellen".

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

Wat betreft de natuur wordt in de Ruimtelijke structuurvisie van de provincie Utrecht in algemene zin gekozen voor “natuur voor mensen, mensen voor natuur”. Bij de structuurvisie hoort de kaart “Gebieden binnen groene contouren”. De EHS heeft een zogenaamde groene contour gekregen. De grenzen van de EHS zijn daarbij bijna volledig overgenomen uit de natuurgebiedplannen. De natuurgebiedplannen zijn in 2009 vervangen door één Natuurbeheerplan voor de hele provincie.

afbeelding : EHS volgens Natuurbeheerplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0009.png"

Met de komst van de nieuwe Wro is de groene contour van de EHS opgenomen in de Provinciale ruimtelijke verordening. Hierin staat beschreven hoe de groene contour vertaald moet worden in het bestemmingsplan.

afbeelding: Overzicht EHS volgens provinciaal beleid (groene lijnen = ecologische verbindingszones; groene pijlen = ecoducten; groene vlakken = kerngebied EHS)

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0010.png"

Nieuwe plannen, projecten of handelingen binnen en in de nabijheid van gebieden die binnen de groene contour vallen en die per saldo significant negatieve gevolgen hebben voor de te behouden waarden en kenmerken, zijn niet toegestaan, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang (het "nee, tenzij" principe). Op basis van een afweging tussen het te beschermen belang en het met het plan of project gemoeide belang wordt al dan niet toestemming verleend door de provincie. Wordt een plan of project na afweging van belangen toch toegestaan, dan moet een besluit worden genomen over mitigerende (mitigeren is verzachten of verlichten) en compenserende maatregelen (het zogenaamde compensatiebeginsel). Als de mitigerende maatregelen onvoldoende zijn, moeten compenserende maatregelen worden getroffen: maatregelen waarmee nieuwe waarden worden gecreëerd die vergelijkbaar zijn (in kwantiteit of kwaliteit) met de verloren gegane waarden.


De Heiligenbergerbeek en de Vosheuvelbeek zijn ecologische verbindingszones en vallen binnen de groene contour. In hoofdstuk 5 (Flora en fauna) wordt hier nader op ingegaan.


Recreatie en toerisme
In de structuurvisie wordt geconstateerd dat een kwalitatieve en kwantitatieve inhaalslag nodig is. Hierbij zijn de belangrijkste aandachtspunten: voldoende aanbod, bereikbaarheid, toegankelijkheid en diversiteit. De intensiteit van het gebruik verschilt per gebied, afhankelijk van de aantrekkelijkheid en de bereikbaarheid vanuit het stedelijk gebied. Fietsen, wandelen en varen zijn belangrijke vormen van recreatief medegebruik. Het recreatief medegebruik door uitbreiding van wandelpaden, fietspaden wordt gestimuleerd.

3.3.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

Onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening moest het bestemmingsplan na vaststelling goedgekeurd worden door Gedeputeerde Staten. Het Streekplan vormde hierbij een belangrijk toetsingskader. De huidige Wet ruimtelijke ordening kent de figuur van goedkeuring niet meer. Ter borging en doorwerking van het provinciaal belang kan de provincie een verordening vaststellen: kaderstelling vooraf. De figuur van verordening is weliswaar nieuw in de ruimtelijke ordening maar de inhoud van de Utrechtse verordening is niet nieuw. De verordening is namelijk gebaseerd op de Wro-proof gemaakte Structuurvisie (Beleidslijn nieuwe Wro) en de Wro-proof gemaakte Handleiding (Uitvoering Beleidslijn nieuwe Wro). De Provinciale Ruimtelijke Verordening is op 21 september 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en in werking getreden op 24 december 2009.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Structuurvisie Amersfoort (2009)

In deze Structuurvisie is geen nieuw beleid geformuleerd, maar is het ruimtelijk relevante bestaande beleid in samenhang gepresenteerd. Het gaat in hoofdlijnen om beleidsnota's en ruimtelijke kaders die voor projecten zijn bepaald. In de structuurvisie is het gebied van dit bestemmingsplan aangeduid als "Groene herstructurering / Stedelijk groen". Verbetering van de groenstructuur met een goede inpassing van de sportfaciliteiten staan hierin centraal.

afbeelding : Structuurvisie Amersfoort (Ruimtelijke hoofdstructuur 2009)

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0011.png"

3.4.2 Structuurvisie Park Randenbroek e.o.

Op 7 juli 2009 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Park Randenbroek vastgesteld. In de structuurvisie worden de visie en de ambitie voor het plangebied beschreven. In de visie wordt het Heiligenbergerbeekdal gezien als de gemeenschappelijke drager van een parkgebied waarin veel functies een plek hebben. Het vormt de verbindende schakel tussen de Amersfoortse binnenstad en de landgoederen op Leusdens grondgebied. Het is de veelheid aan functies die het gebied voor een breed publiek aantrekkelijk maakt. Zo kun je hier sporten in de natuur of wonen dichtbij cultuur. Het is de opgave om al die functies op waarde te schatten en een zorgvuldige afweging te maken bij het maken van noodzakelijke keuzes. De kwaliteit die daarbij voor ogen staat kan worden bereikt door de verschillende deelgebieden gefaseerd aan te pakken. Altijd in relatie tot de omliggende wijken en vanuit een integrale ambitie en een samenhangend kader.

De ambitie bestaat om van Park Randenbroek e.o. een krachtig groen gebied te maken waarvan het karakter wordt bepaald door het monumentale bomenbestand en de Heiligenbergerbeek. Het beekdal wordt een groene icoon voor de stad. Samen met een uitbreiding en versteviging van recreatieve en sportieve functies en nieuwe woningbouw wordt een gebied gerealiseerd met een intensieve, groene belevingswaarde en een stabiele toekomstwaarde voor heel Amersfoort. De herinrichting en (her)ontwikkeling van het beekdal waarborgen nu en in de toekomst de aanwezigheid van voldoende groen in en voor de stad. Het groene beekdal als ontmoetingsplek voor de stad in het algemeen en de omliggende wijken in het bijzonder. De stadsvernieuwing van de wijken Randenbroek en Ganskuijl wordt versterkt door de ingrepen in Park Randenbroek en omgeving.

In de visie worden per deelgebied maatregelen voorgesteld. Deze maatregelen worden beschreven in hoofdstuk 4 ("Planbeschrijving") van deze toelichting.

Doelstellingen en uitgangspunten

De algemene doelstelling van de structuurvisie is de ontwikkeling van het plangebied tot een beekdal waarin natuur en cultuur elkaar ontmoeten en dat functioneert als een gevarieerd recreatief groengebied voor heel Amersfoort. De verschillende onderdelen sport, recreatie, milieu (ecologie en landschap), beheer (water en groen), wonen en verkeer ziojn hierbij op elkaar afgestemd. Uit deze algemene doelstelling komen de volgende subdoelstellingen en uitgangspunten voort.

Gebruik

- Vergroten van het openbaar toegankelijk gebied.
- Verbeteren van de toegankelijkheid en de verblijfsmogelijkheden van het gebied.
- Stimuleren en optimaliseren van functies die voor bewoners uit de hele stad aantrekkelijk zijn.
- Zorgen voor vitale sportverenigingen.
- Inzetten van informatie en educatie om het gebied onder de aandacht te brengen.
- Wonen ingekleed in het groen.

Visueel-ruimtelijk

- Aanbrengen van ruimtelijke samenhang door de toepassing van eenduidig groen (beplanting, bomen) en door het tegengaan van verstening, doorsnijding en versnippering.
- Creëren van meer ruimte en betekenis voor de beek en het beekdal.
- Beter zichtbaar en herkenbaar maken van functies als natuur, cultuur, sport en recreatie.


Natuur

- Zorgen voor behoud en versterking van de droge landnatuur (bos, bomen) en het verbinden van de bestaande landgoedbossen.
- Ontwikkelen van natte landnatuur (broekbos, beekdalgrasland).
- Zorgen voor een betere kwaliteit van de waternatuur.
- Versterken van de functie als ecologische verbindingszone voor zowel land- als waternatuur.

Cultuur

- Versterken van cultuurhistorische kwaliteiten en met name de culturele betekenis van het park, Villa Randenbroek en het beekdal.

3.4.3 Coalitieprogramma 2010-2014

In het Coalitieprogramma 2010-2014 geeft het college aan op welke manier ze zich gaat inzetten voor de stad voor de korte en de lange termijn. Centrale waarden zijn verbondenheid, slagvaardigheid en duurzaamheid. In het programma is vastgelegd, dat de Elisabethlocatie niet wordt bebouwd, maar een groene bestemming krijgt in de vorm van een samen met bewoners in te richten en te beheren stadspark. Voor de sport is vastgelegd, dat waar mogelijk de sportaccommodaties de ruimte krijgen die past bij de sportbehoefte van een jonge groeiende stad. Voor het huidige Sportfondsenbad wordt volgens het Coalitieprogramma een quick scan uitgevoerd naar de opties voor renovatie of vernieuwbouw daarvan om dit als alternatief voor de bouw van een nieuw bad aan de Hogeweg goed in beeld te krijgen. Inmiddels is deze quick scan uitgevoerd. Op basis daarvan en het besluit van het college van burgemeester en wethouders daarover van 5 oktober 2010, wordt conform de structuurvisie Park Randenbroek e.o. uitgegaan van woningbouw op de zwembadlocatie.

3.4.4 Startnotitie bestemmingsplan Park Randenbroek e.o.

De gemeenteraad heeft op 14 december 2010 de startnotitie voor het bestemmingsplan Park Randenbroek e.o. vastgesteld. Deze startnotitie geeft een beeld van de begrenzing en opzet van het nieuwe bestemmingsplan Park Randenbroek e.o., de planning van de bestemmingsplanprocedure en de met het bestemmingsplan samenhangende financiën en participatie. In de notitie wordt verder een voorstel gedaan voor de modelkeuze van het bestemmingsplan.

In de startnotitie is vastgelegd, dat in het nieuwe bestemmingsplan op een aantal punten wordt afgeweken van de in 2009 vastgestelde Structuurvisie Park Randenbroek e.o. Het gaat daarbij om de volgende onderdelen:


1. ter uitvoering van het Coalitieakkoord 2010-2014 krijgt de Elisabethlocatie een groene bestemming in de vorm van een in te richten en te beheren stadspark;
2. in de Sportstrook worden de bestemmingen c.q. bestemmingsgrenzen afgestemd op de meest actuele ruimtebehoefte van de sportverenigingen (voetbalverenigingen en honk- en softbalvereniging);
3. in de Sportstrook wordt de bestemmingsgrens van de combinatiebaan afgestemd op het toekomstige ruimtebeslag voor de ecologische zone langs de beek;
4. in het kader van het nog vast te stellen inrichtingsplan voor het gebied wordt onderzocht of de Dahliatuin kan worden verplaatst naar de Elisabethlocatie;
5. het ijsbaanterrein blijft beschikbaar voor evenementen met uitzondering van de kermis en andere activiteiten die het gebied te zwaar belasten.


In de startnotitie is voorts vastgelegd, dat in het bestemmingsplan de her-/nieuwbouw van de scouting in deelgebied de Vosheuvel mogelijk wordt gemaakt en voorts de resultaten van de verkavelingstudie voor het perceel Heiligenbergerweg 171 (vervangende nieuwbouw en sloop) worden verwerkt.

Bij de vaststelling van de hiervoor genoemde startnotitie zijn door de gemeenteraad een amendement en een motie aangenomen. Met het amendement wordt beoogd om recht te doen aan de groeikansen van de sportverenigingen in het plangebied en de ruimtelijke inpassing in de sportstrook en de bestemming groen mede daaraan te relateren. In de motie worden burgemeester en wethouders opgedragen de procedure voor de Elisabethlocatie separaat te vervolgen indien de procedure van het bestemmingsplan Park Randenbroek e.o. vertraging oploopt door oorzaken die in de locatie Elisabeth zijn gelegen.

3.4.5 Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o.

De gemeenteraad heeft op 24 mei 2011 het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o. vastgesteld. Het plan heeft betrekking op de deelgebieden Park, Beek en Vosheuvel, de Sportstrook en villa Randenbroek. De uitwerking van de deelgebieden zwembad- en Elisabethlocatie wordt later opgepakt. Voor deze locaties zal in overleg met belanghebbenden en betrokkenen een nadere uitwerking gemaakt worden. Met het opstellen van het Inrichting- en beheerplan zijn de inrichtingswensen en beheermaatregelen gelijk opgegaan. Tevens is er getekend en gerekend. De concrete beheermaatregelen worden niet in het plan beschreven, maar in een afzonderlijk beheerplan. De uit te voeren maatregelen in het gebied, zoals die zijn beschreven in het Inrichting- en beheerplan worden toegelicht in hoofdstuk 4 (Planbeschrijving) van deze toelichting.

Ten opzichte van startnotitie bestemmingsplan Park Randenbroek e.o. is in het Inrichting- en beheerplan en in dit bestemmingsplan een aantal zaken aangepast c.q. uitgewerkt. Zo is aangegeven dat in het nieuwe bestemmingsplan ruimte wordt gereserveerd voor een (extra) sportveld voor AFC Quick. Met de vereniging is overeenstemming bereikt over de herinrichting van de huidige accommodatie. Daarmee kan dit extra veld (met de bijbehorende was- en kleedaccommodatie) komen te vervallen. Ook is in de startnotitie aangegeven, dat de sportverenigingen zich in het nieuwe bestemmingsplan kunnen ontwikkelen tot “brede verenigingen' en daarom naast hun reguliere activiteiten ook zorg- en opvangvoorzieningen kunnen ontwikkelen. Voor AFC Quick kunnen die voorzieningen in ieder geval geen kinderopvang omvatten. In het Milieubeleidsplan van de gemeente is vastgelegd dat het om redenen van gezondheid niet aanvaardbaar is om scholen en kinderdagverblijven te situeren binnen 100 m van autosnelwegen. In het ontwerp-bestemmingsplan Park Randenbroek e.o. heeft de Elisabethlocatie een groene bestemming gekregen. De raad heeft bij de vaststelling van dit bestemmingsplan de begrenzing van het plangebied aangepast, waardoor de Elisabethlocatie geen deel (meer) uitmaakt van dit bestemmingsplan.

In overleg met de scouting wordt op de locatie van de huidige noodbebouwing nieuwbouw gerealiseerd. In de oorspronkelijke plannen was die nieuwbouw nog op een andere plek in het deelgebied Vosheuvel gedacht. In de plannen wordt verder rekening gehouden met de komst van een nieuwe ontmoetingsplek ('Groenplein') van de ANWB in deelgebied Vosheuvel. Over de nadere invulling van dit Groenplein wordt nog geparticipeerd met de bewoners van de omliggende wijken.

In de gebieden met de bestemmingen Sport en Groen kunnen bij wijze van medegebruik ook evenementen (maximaal 3 per jaar per bestemming) in de zomerperiode.

In de startnotitie bestemmingsplan Park Randenbroek is aangegeven dat nader onderzoek zou worden gedaan naar de nieuwe locatie van de dahliatuin. Die tuin is momenteel nog gevestigd op de zwembadlocatie. In dit bestemmingsplan wordt de dahliatuin met de bijbehorende voorzieningen gepositioneerd op de locatie Metgensbleek bij de nieuwe entree van het park aan de Ringweg Randenbroek.

Bij de vaststelling van de startnotitie bestemmingsplan Park Randenbroek e.o. is door de raad een amendement aangenomen (“Groeikansen sportclubs”). Het amendement beoogt recht te doen aan de groeikansen voor sportverenigingen en de ruimtelijke inpassing en afstemming in de sportstrook en de bestemming groen mede daaraan te relateren. In het nieuwe bestemmingsplan is het voor de sportverenigingen in de sportstrook mogelijk om hun accommodaties intensiever te gebruiken. De aanleg van een combibaan maakt het voor de AIJV mogelijk om haar activiteiten jaarrond te organiseren. Voor de andere verenigingen geldt dat waar nodig gebouwde accommodaties kunnen worden uitgebreid, veldverlichting wordt toegestaan en kunstgras planologisch tot de mogelijkheden behoort. Met de verenigingen in het gebied is overeenstemming bereikt over de wijze waarop de accommodaties zijn gefaciliteerd in het Inrichting- en beheerplan en in dit bestemmingsplan. De begrenzing van het ijsbaanterrein is aangepast aan de wensen van de AIJV en dichter bij de beek gesitueerd, waardoor een groter gebied beschikbaar blijft voor de natuurijsbaan aan de zijde van de Rubensstraat. De ruimte van het vrijkomende extra veld van AFC Quick blijft beschikbaar om te voorzien in de eventuele toekomstige behoefte aan groei van de sportverenigingen in het gebied. Door daar in het bestemmingsplan geen onomkeerbare planologische mogelijkheden te bieden wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat deze ruimte op termijn voor sport beschikbaar kan komen.

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan door de raad op 7 februari 2012 zijn wijzigingen aangebracht in het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o. De afbeelding hieronder is de kaart van het gewijzigde Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o. Een belangrijke wijziging omvat het "schrappen" van fietspaden langs de Heiligenbergerbeek en de (dwars)fietsverbinding vanaf de Ringweg Dorrestein (amendement van de raad d.d. 24 januari 2012) alsmede het laten vervallen van de (dwars)fietsverbinding vanaf de Ringweg Dorrestein.


afbeelding: kaart Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0012.png"

afbeelding: legenda Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0013.png"

3.4.6 Beleidsvisie Groen-Blauwe Structuur (31 maart 2004)

Algemeen doel van de gemeente is het behoud van en de variatie aan landschappen binnen en buiten de stad. De uitgangssituatie voor de Groen Blauwe Structuur van Amersfoort is gunstig. De verschillende landschappen rondom de stad, die voor een deel terugkomen in de stad, bieden volop mogelijkheden voor natuurontwikkeling en recreatie. Versterking en het benutten van de differentiatie is dan ook het belangrijkste uitgangspunt voor de Groen Blauwe Structuur.


Het bestemmingsplangebied Park Randenbroek is in de Groen Blauwe Structuur aangewezen als 'Park". Er wordt gestreefd naar een ruimtelijk integrale en samenhangende structuur met een verbetering van de landschappelijke, recreatieve en ecologische structuur, cultuur en natuur.

3.4.7 Gemeentelijk Verkeer- en vervoerplan

Het gemeentelijk beleid is gericht op het realiseren van een doelmatig verkeer- en vervoerssysteem voor alle vervoerswijzen om de bereikbaarheid in en van Amersfoort te waarborgen. Daarbij worden sluipverkeer en doorgaand verkeer geweerd en de verkeersveiligheid en leefbaarheid verbeterd. Stilstaand verkeer is slecht voor de luchtkwaliteit. Met de toenemende ontwikkelingen in de stad ligt hier een opgave om een efficiënt verkeer- en vervoerssysteem in te richten voor alle modaliteiten. De gemeente wil de beschikbare verkeersruimte op het wegennet optimaal gaan benutten. Dit houdt in dat gekeken wordt naar een slimmere indeling van bestaande rijstroken en ook, waar dit winst voor de totale afwikkeling oplevert, extra opstelstroken op kruispunten met verkeerslichten worden toegevoegd.

In het Fietsstimuleringsplan 2008 is een directe fietsverbinding tussen de Heiligenbergerweg en de Dorresteinseweg als ontbrekende schakel in het hoofdfietsnetwerk aangegeven.

3.4.8 Nota Parkeernormen

In de nota parkeernormen Amersfoort 2009 zijn specifieke parkeernormen geformuleerd voor diverse functies. Ze geven een indicatie van het aantal auto's dat bij een bepaalde functie geparkeerd wordt in een bepaalde tijdsperiode. De normen worden gebruikt voor nieuwbouwsituaties of bij functiewijzigingen, waarvoor een vergunning of ontheffing dient te worden verkregen. In de parkeernormen wordt rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen in het autobezit. Vanuit de hoofddoelstelling uit het parkeerbeleidsplan ‘bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte en de leefbaarheid is het van belang dat er strikte bepalingen worden gehanteerd ten aanzien van parkeren. Parkeren moet indien mogelijk zoveel mogelijk op eigen terrein plaatsvinden zodat een ontwikkeling niet of zo min mogelijk zorgt voor extra parkeerdruk in het openbaar gebied. De belangrijkste voorwaarde is dan ook dat het aantal parkeerplaatsen volgens de norm moet worden aangelegd. Hiervoor zijn in Nota Parkeernormen Amersfoort normen opgenomen per type voorziening. In het parkeerbeleidsplan is tevens aangegeven dat bij het opstellen van parkeerbalansen rekening wordt gehouden met de mogelijkheid tot meervoudig gebruik van parkeerplaatsen.

3.4.9 Archeologie

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (als onderdeel van de Monumentenwet 1988) in werking getreden. Op grond van de Monumentenwet is de raad verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden. Deze waarden en verwachtingen zijn aangegeven op de archeologische beleidskaart, die op basis van archeologische waarnemingen en vondsten, landschappelijke en historische gegevens tot stand is gekomen. De archeologische beleidskaart is door de gemeenteraad vastgesteld op 28 september 2010.


Zoals is beschreven in hoofdstuk 2 van deze toelichting bevinden zich binnen het plangebied van Park Randenbroek e.o. geen wettelijk beschermde archeologische monumenten. Wel zijn er gebieden met archeologische waarden en verwachtingen.

In de gebieden van hoge archeologische waarden dient in het geval van ontwikkelingen met bodemingrepen dieper dan 30 cm een voorafgaand archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. In de gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde is in het geval van ontwikkelingen met bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 100 m² een voorafgaand archeologisch onderzoek nodig. In de gebieden met een middelhoge archeologische verwachting ligt de grens voor een voorafgaand onderzoek bij bodemingrepen groter dan 500 m² en voor gebieden met een lage verwachting is dat 10.000 m2.

3.4.10 De kracht van Sport, kadernota voor het sportbeleid 2008-2015

Deze nota vormt het beleidskader dat beschrijft op welke wijze in de periode 2008-2015 invulling wordt gegeven aan het gemeentelijke sportbeleid. Het formuleert doelstellingen voor de sport op zichzelf maar ook voor de sport in samenhang met andere beleidssectoren, zoals jeugd- en gezondheidsbeleid. De centrale missie is dat Amersfoort een sportieve stad wil zijn waarin de kracht van de sport in zijn meest brede betekenis wordt benut. Daartoe wordt gestreefd naar:
* een sportaanbod dat voor iedereen toegankelijk is;
* sportvoorzieningen die zoveel mogelijk aansluiten bij vraag en behoefte;
* een 'gezonde' verenigingsstructuur die een afspiegeling vormt van de samenleving;
*het vergroten van de mogelijkheden voor de ontwikkeling van jong talent.

In de nota wordt een aantal thema's uitgewerkt. Voor dit bestemmingsplan is met name van belang het thema "vitale verenigingen". Het is belangrijk dat verenigingen die dat willen extra maatschappelijke taken uitvoeren (zg 'brede verenigingen"). Het gaat daarbij bijvoorbeeld om sportaanbod op school of naschoolse opvang, het actief werven en begeleiden van jeugd en kader afkomstig uit etnische groepen, aanbod ten behoeve van mensen met een beperking etc. De gemeente streeft er naar dat in 2015 circa 10% van de verenigingen 'sterk' is. Zo sterk dat deze verenigingen niet alleen in staat zijn om de eigen leden te bedienen, maar zich ook richten op het onderwijs, de naschoolse opvang, de wijk en/of de vaak kwetsbare doelgroepen die in verhouding minder aan sport.

3.5 Conclusie

Dit bestemmingsplan maakt de integrale (her)ontwikkeling van het Heiligenbergerbeekdal (met uitzondering van de Elisabentlocatie) mogelijk op basis van de in Structuurvisie Park Randenbroek e.o. en de startnotitie bestemmingsplan Park Randenbroek e.o. voorgestelde maatregelen. Deze maatregelen, die verder worden beschreven in hoofdstuk 4 van deze toelichting, zijn in overeenstemming met het hiervoor beschreven ruimtelijk relevante beleid van rijk, provincie en gemeente.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

In de hoofdstukken 2 en 3 van deze toelichting zijn onder andere de knelpunten en kansen in het plangebied beschreven en de gemeentelijke ambitie voor het plangebied. In dit hoofdstuk worden op basis daarvan de beschrijvingen van het plan per deelgebied toegelicht. Deze beschrijvingen zijn in het bijzonder ontleend aan:

  1. 1. de per deelgebied vastgestelde kaders en de maatregelen uit Structuurvisie Park Randenbroek e.o.
  2. 2. de startnotitie van het bestemmingsplan Park Randenbroek e.o..en
  3. 3. het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o. en

Het onder 3 genoemde Inrichting- en beheerplan is integraal opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting. Zoals al eerder is beschreven zijn bij het opstellen van het Inrichting- en beheerplan mede betrokken de onderzoeken naar de cultuurhistorische waarden van Park Randenbroek ((Oldenburgers Historische Tuinen Amsterdam, voorjaar 2010), naar de mogelijke verjongingsmethoden voor de bosgebieden van Park Randenbroek en Vosheuvel (Alterra Wageningen UR, 2010) en naar de ecologische kwaliteiten van het gebied (Ecologisch onderzoek Randenbroek Amersfoort 2009). Deze onderzoeken zijn toegevoegd aan de bijlagen bij deze toelichting.

In de hierna volgende paragrafen wordt de inrichtingsmaategelen in het bestemmingsplangebied beschreven. Het onderdeel 'beheer' komt aan het einde van dit hoofdstuk aan de orde.

4.1 Heiligenbergerbeek

Het gebied van het bestemmingsplan omvat een aantal deelgebieden. De gemeenschappelijke drager van deze gebieden is de Heiligenbergerbeek.

Kaders voor het deelgebied

In de Structuurvisie Park Randenbroek e.o. is het doel voor de beek als volgt geformuleerd: "De Heiligenbergerbeek is meer dan alleen 'een beek'. Het is een belangrijke ecologische verbindingszone voor watergebonden natuur. Via het verbindingskanaal wordt niet alleen het water van het bekensysteem van de Heiligenbergerbeek, maar worden ook de oevers met het Valleikanaal verbonden. Het is onze ambitie om de Heiligenbergerbeek, samen met de oude bosgebieden van Randenbroek en Vosheuvel tot een zichtbaar verbindende schakel met de omgeving te maken."

Maatregelen

De maatregelen die voor dit deelgebied in de structuurvisie genoemd worden, zijn:

  1. 1. Het aanleggen van geïsoleerde beekarmen langs de beek.
  2. 2. Het plaatselijk vergraven van de oevers van de beek.
  3. 3. Het stimuleren van de vorming van broekbos op plekken waar nu kwelwater aan de oppervlakte komt.
  4. 4. Het aanleggen van een vistrap naast de stuw.
  5. 5. Het bevaarbaar blijven van de beek voor boten van de Waterlijn en de scouting tot aan de stuw.

afbeelding: Maatregelenkaart (uit: Structuurvisie Park Randenbroek e.o.)

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0014.png"

Beschrijving van de inrichting van het deelgebied volgens het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o.

In het Heiligenbergerbeekdal liggen er kansen voor natte waternatuur gekoppeld aan de beek en voor natuur van oude loofbossen. Aansluitend op de oevers van de beek wordt een doorlopend stuk natuur gecreëerd, waardoor de verplaatsing door planten en diersoorten makkelijker wordt. Zeker bij de natte natuur, waarbij ook veel grondgebonden soorten horen (ringslang, wezel, bunzing), is aaneengesloten natuur van groot belang. Aan de oostzijde van de beek wordt meer ingezet op het versterken van de natuur van oude loofbossen. In de structuurvisie zijn op het Elisabethterrein daarom ook al bosgebieden getekend die aansluiten op het Randenbroekerbos. Voor de soorten die kenmerkend zijn voor oude bomen zijn vooral doorlopende boomkruinen van belang. We denken daarbij aan de vleermuizen, bosuil, diverse spechtensoorten en eekhoorns.

Door de beek meer ruimte te geven en beter beleefbaar te maken, wordt het de verbindende schakel in het park en met de omgeving. De Heiligenbergerbeek en het Verbindingskanaal zijn in het provinciaal Natuurbeheerplan aangewezen als een ecologische verbindingszone. De ecologische verbindingszone (EVZ) Heiligenbergerbeek vormt samen met het Valleikanaal een onderdeel van de verbinding tussen de verschillende beken met aanliggende natuurterreinen in de Gelderse Vallei en Eemland. De verbindingszone, die deels binnen de bebouwde kom van Amersfoort ligt, moet hier met name functioneren voor soorten van biotooptypen, brongebieden en beken. Hiertoe is het van belang dat barrières voor fauna passeerbaar gemaakt worden en dat er natuurvriendelijke oevers aangelegd worden.


Aan de beek als ecologische drager wordt in het Inrichting- en beheerplan en in dit bestemmingsplan zoveel mogelijk ruimte gegeven. Daar waar het mogelijk is worden paden verlegd, waardoor oevers vergraven kunnen worden en verschillende natuurlijke milieus gecreëerd worden. In het noordelijke gedeelte (ten noorden van de Ringweg Randenbroek) zijn de mogelijkheden, mede door de aanwezigheid van Park Randenbroek, beperkt. In het zuidelijke gedeelte is meer ruimte. Aan de westzijde wordt de ruimte bepaald door de aanwezigheid van de sportcomplexen. Aan de oostzijde ligt in de toekomst, na het verdwijnen van het ziekenhuis, de meeste potentie. Hier wordt een nat broekbos aangelegd met een natuurspeelplaats.

De Heiligenbergerbeek behoort volgens de beoordelingssystematiek van de Kaderrichtlijn Water (KRW) tot het type 'langzaam stromende middenloop/benedenloop op zand' met de status 'sterk veranderde beek'. In de Heiligenbergerbeek komen verschillende vissoorten voor, van stroomminnend (o.a. Winde, Riviergrondel, Bermpje) tot soorten die voorkomen in stilstaand water en vegetatieminnende soorten (o.a. Zeelt, Bittervoorn, Ruisvoorn). Voor voortplanting en het vinden van voedsel vindt lokale migratie plaats. Op dit moment biedt de beek benedenstrooms van stuw Dorrestein niet voldoende habitat (leefgebied) voor de genoemde soorten. Om het aandeel stroomminnende vissoorten te vergroten is ter plaatse van de stuw ruimte gereserveerd voor de aanleg van een vistrap, waardoor vissen de stuw stroomopwaarts kunnen passeren. De vispassage biedt zo kansen om het herstel van stroomminnende soorten te bevorderen en kan dienst doen als extra leefgebied voor vissen en andere stroomminnende fauna. Het ontwerp van de stuw wordt samen met het waterschap Vallei en Eem verder vormgegeven

Er wordt een grotere ecologische diversiteit en beleving tot stand gebracht door de beek meer ruimte te geven, de taluds flauwer te maken, een gevarieerd maaibeheer toe te passen en meer licht toe te laten treden. Langs de beek wordt een afwisseling van droge en vochtige graslanden aangelegd. Met name de vochtige graslanden verwijzen naar de hooilanden die ooit massaal langs de beek voorkwamen. Vanaf het water van de beek komt een geleidelijke overgang naar de graslanden langs de beek. Op een aantal plaatsen langs de beek, ten zuiden van de Gasthuislaan, worden ijsvogelwanden aangelegd. Net ten zuiden van de Gasthuislaan wordt een bloemrijk nat schraalland aangelegd. De graslanden kunnen 's winters onder water staan maar zullen 's zomers oppervlakkig uitdrogen. Aan de oost-oever van de beek wordt een moeras aangelegd met riet en rietgras, grote zeggen en biezen. Dit moeras is van belang voor vogels, libellen, vissen, amfibieën en enkele zoogdieren. De naam Randenbroek verwijst nog naar de vroegere broekbossen. Een broekbos is een nat bos op laaggelegen drassig land met hoge grondwaterstand. Aan de oost-oever van de beek wordt een elzenbroekbos aangelegd.


Daarnaast wordt een aantal specifieke maatregelen voor dieren genomen. De ringslang komt nu al voor langs de beek. Op de volkstuincomplexen legt de slang haar eieren in de composthopen. Om de verspreiding van de ringslang langs de beek te stimuleren worden op meerdere plekken langs de beek broeihopen aangelegd. Vooral plekken die slecht toegankelijk zijn voor de mens lenen zich daarvoor (bv. het eilandje bij de vistrap en het nat schraalland). De ijsvogel heeft voor het maken van nesten een steile oeverwand of de wortelkluit van een omgevallen grote boom nodig. Op een aantal plekken langs de beek worden steile oevers gemaakt of wortelkluiten neergelegd. Om een aantal vleermuissoorten een winter- en/of zomerverblijf te geven wordt er op de hoek van Heiligenbergerbeek met Vosheuvelbeek ook een vleermuisverblijf gemaakt.

afbeelding: Impressie van de vistrap

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0015.png"

4.2 Fietspaden

Maatregelen

De maatregelen die in de Structuurvisie Park Randenbroek e.o. genoemd worden, zijn:

  1. 1. Het uitbreiden van het padenstelsel langs de beek met een wandelpad langs de beek.
  2. 2. Het verbinden van Park Randenbroek en de Dorresteinsesteeg met een langzaam verkeersroute.
  3. 3. Het verbinden van Park Randenbroek met het overige plangebied met een doorgaande langzaamverkeerroute.

Beschrijving van de inrichting volgens het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o.

Een belangrijke doelstelling in de structuurvisie is het verbeteren van de toegankelijkheid van het gebied en de relatie tussen de omliggende wijken en het park te verbeteren. In het Inrichting- en beheerplan en in dit bestemmingsplan is er vanuit gegaan dat alle functies in het gebied goed zo goed als mogelijk bereikbaar moeten zijn op de fiets. Op dit moment zijn er geen officiële fietspaden in het gebied, maar wordt er wel gefietst. Dit levert soms ergernis op bij de wandelaars. Daarom wordt het netwerk van wandelpaden verbeterd en wordt een aantal fietspaden toegevoegd aan het gebied.

Er worden volgens het Inrichting- en beheerplan geen nieuwe fietspaden langs de beek aangelegd om de verstoring voor de natuur bij de ecologische verbindingszone zoveel mogelijk te beperken. De raad heeft daartoe op 24 januari 2012 een amendement aangenomen.

Op verschillende plaatsen wordt het bestaande wandelpad verplaatst, waardoor een grotere afstand tot de beek ontstaat. Het gebied tusen de beek en de wandelpaden krijgt een groene op de ecologische diversiteit afgestemde inrichting.


De recreatieve fietsroutes, die in het plangebied worden aangelegd, vormen twee oost-west verbindingen door het gebied. De noordelijke oost-west verbinding loopt vanaf de entree van Park Randenbroek, over de bestaande oprijlaan naar de Rubensstraat. Dit fietspad wordt 3 m breed, waarmee het voldoet aan de eisen van de brandweer met betrekking tot bereikbaarheid. De zuidelijke oost-west verbinding loopt van de entree van de Vosheuvel naar de Dorresteinsesteeg en sluit daar aan op de route richting Den Treek. Voor deze laatste route zal een nieuwe brug over de beek gelegd worden.

In het gebied worden maatregelen genomen om te voorkomen dat de paden worden gebruikt door brommers en snorfietsen. Dat is mogelijk door het plaatsen van borden die het gebruik van de paden door brommers en snorfietsen verbiedt. De fietspaden in het gebied worden met een verkeersbesluit aangewezen als 'onverplicht fietspad'.

Uit de peiling via het digitale platform www.parkrandenbroek.nl van de meningen over de toekomstige inrichting van het plangebied is naar voren gekomen, dat een meerderheid van de deelnemers tegen het verlichten van de fietspaden is. Daarom is besloten dat de fietspaden onverlicht blijven, met uitzondering van het fietspad in het park, de hoofdlaan c.q. de aftakkingsroute van de hoofdlaan ten behoeve van de bewoners en gebruikers van de gebouwen in dat gebied. Langs deze paden is ook nu al verlichting aanwezig.

4.3 Park Randenbroek En Metgensbleek

4.3.1 Park Randenbroek

Kaders voor het deelgebied

In de Structuurvisie Park Randenbroek e.o. is het doel voor Park Randenbroek en Metgensbleek als volgt geformuleerd. "Park Randenbroek is een klein restant van een landgoed uit de zeventiende eeuw. De Engelse landschapsstijl met zijn hoogteverschillen dateert uit de negentiende eeuw. De gebruiksdruk op Park Randenbroek is erg hoog. De inrichting en het beheer van het park zijn verre van optimaal. Er is sprake van oneigenlijk gebruik. De samenhang en verbinding met andere groengebieden langs de beekoever ontbreken. Park Randenbroek en Metgensbleek worden opgeknapt en deels opnieuw ingericht. De cultuurhistorische betekenis en de recreatieve waarde vormen uitgangspunten bij de renovatie. Het park is samen met Huize Randenbroek een rijksmonument".


Maatregelen

De maatregelen die voor dit deelgebied in de Structuurvisie Park Randenbroek e.o. genoemd worden, zijn:

  1. 1. Het terugbrengen van de oorspronkelijke stijlkenmerken, zoals afwisselende natuur met doorkijken, glooiingen en verweven bospaden, boomgroepen en waterlopen.
  2. 2. Het bomenbestand verjongen op basis van het oorspronkelijke parkontwerp van Van Lunteren.
  3. 3. Het verbeteren van de loop en de begaanbaarheid van het padenstelsel
  4. 4. Het verbinden van Park Randenbroek met het overige plangebied met een doorgaande langzaamverkeerroute.
  5. 5. Het zichtbaar maken van een doorgaand stelsel van waterlopen door ze uit te diepen, op te schonen en vrij te leggen.
  6. 6. Het verwijderen van parkelementen die niet in de oorspronkelijke opzet passen.
  7. 7. Het markeren van de entrees van het park, bijvoorbeeld door een gebouw met een passende functie.
  8. 8. Het bieden van ruimte en mogelijkheden voor een cultureel programma voor het park.
  9. 9. Het vergroten van de sociale veiligheid door inrichting- en beheermaatregelen.
  10. 10. Het maken van een nieuwe entree bij Metgensbleek met een parkeerterrein voor bezoekers van het gebied.
  11. 11. Het verplaatsen van de Dahliatuin.


afbeelding : Park Randenbroek (uit: Structuurvisie Park Randenbroek e.o.)


afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0016.png"

Beschrijving van de inrichting van dit deelgebied volgens het Inrichting- en beheer plan Park Randenbroek e.o.

De hiervoor genoemde maatregelen zijn uitgewerkt in het Inrichting- en beheerplan voor dit deelgebied en in dit bestemmingsplan. Ook de gegevens van de in hoofdstuk 2 van deze toelichting genoemde rapporten van Alterra en Oldenburger Historische tuinen zijn gebruikt voor de uitwerking van de maatregelen.

Het park kan worden ingedeeld in drie kenmerkende deelgebieden: Park, Parkbos zonder onderbegroeiing (open) en Parkbos met onderbegroeiing (dicht).

afbeelding: Karakteristieken van Park Randenbroek

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0017.png"

Deelgebied Het Park betreft het westelijke gedeelte, met daarin het hoofdhuis (Huize Randenbroek), het voorterrein met speelplaats en entree aan de Bisschopsweg, het achterterrein met de kenmerkende vijver en de voormalige moestuin met orangerie, de duiventil en Metgensbleek. Van oudsher is dit deelgebied een aantrekkelijk gedeelte van het park met veel kleurige, bloeiende heesters, zichtlijnen, boomgroepen en waterlopen. Ook vonden in en rond het huis de meeste activiteiten plaats. In de loop van de tijd is hier veel verloren gegaan.


In deelgebied Het Park zijn de volgende maatregelen voorzien:
- De oorspronkelijke stijlkenmerken zijn in het ontwerp weer teruggebracht door onder meer het herstellen van de zichtlijnen en het terugbrengen van de bloeiende heesters die een decoratieve rol spelen. Om dit te kunnen realiseren (licht en zicht) zullen op enkele plekken bomen verwijderd worden. In het hoofdstuk beheer van het Inrichting- en beheerplan staat uitgebreider beschreven waar bomen gekapt worden. Op andere plekken zullen duurzame (en in de toekomst monumentale) bomen aangeplant worden.
- De vijver wordt voorzien van een nieuwe beschoeiing. Tegelijkertijd wordt de (slingerende) vormgeving weer hersteld en het eiland zichtbaar gemaakt. De eendenvoederplaats verdwijnt en wordt vervangen door een verharde rand aan de noord- en oostzijde van de vijver. Ter plaatse van de waterbron (pomp) wordt een arcade van stenen aangelegd.
- De paden in dit gedeelte worden intensief gebruikt. Een gedeelte is al verhard met een min of meer natuurlijk (gele) bij het park passende uitstraling. Ook de overige paden in dit gedeelte van het park zullen vergelijkbaar verhard worden.
- De (kabouter)speelplaats zal voorzien worden van nieuwe speeltoestellen die aansluiten bij de sfeer van het park.
- Het straatmeubilair en de verlichting krijgen een historische uitstraling.
- Overwogen wordt om in de voormalige moestuin een beeldentuin in te richten, die afgesloten kan worden.
- De entrees van het park worden opnieuw bestraat en zullen voorzien worden van bloeiende sierheesters. Hierdoor wordt de allure van het park versterkt.


Deelgebied Parkbos zonder onderbegroeiing (open) betreft de buitenranden van het bosgebied langs de Heiligenbergerweg (schapenweide) en Bisschopsweg. Dit gebied bestaat vooral uit beukenbos met een kruidlaag. Door het open karakter is het zicht op de omgeving gewaarborgd. Uit het onderzoek van Oldenburger blijkt dat dit een belangrijke karakteristiek van de historische tuin is. Om de rondgang langs de binnenranden van het park voor zoveel mogelijk gebruikers (waaronder de bewoners van Nijenstede) mogelijk te maken, zal het pad in de buitenrand van het park verhard worden.


Deelgebied Parkbos met onderbegroeiing (dicht) betreft het bosgebied in het midden van het Park. Het is een gemengd bos met een struiklaag. Hierdoor is het gebied geschikt om rond te dwalen. Doordat er op dit moment erg veel slechte bomen zijn, zal er veel gekapt moeten worden. Maar in dit gebied zullen ook dode bomen blijven staan om nestholtes te bieden voor vogels en vleermuizen. Het komende jaar worden de bomen zorgvuldig onderzocht op kraam-, winter of zomerverblijven voor vleermuizen. Ook de bomen die van belang zijn voor de Eekhoorns of Reigers worden geïnventariseerd en gespaard. Kenmerkend in dit gebied zijn de historische uitzichtheuvels. De (houten) traptreden naar deze heuvels zullen vervangen worden met een meer historisch en duurzaam materiaal. Langs de trappen komt aan één zijde een leuning. De uitgesleten, halfverharde paden zullen hersteld worden, maar blijven halfverharde paden om zo het boskarakter te behouden.

Om de eenheid te versterken tussen de gebieden in het Park en Metgensbleek wordt, conform de historische situatie, langs de Ringweg Randenbroek een sloot gegraven. Hierdoor zijn de kenmerkende grenzen van het Rijksmonument weer hersteld. De waterlopen worden weer watervoerend en scheiden het park van de omgeving waardoor ze een natuurlijke barrière vormen.

Park Randenbroek en Metgensbleek vallen beiden binnen de grens van het Rijksmonument. Ook Huize Randenbroek, het Koetshuis, Oranjerie, de Duiventil, de Tuinmanswoning en de hekken behoren tot het Rijksmonument. In het inrichtingsplan willen we ook de samenhang tussen de verschillende gebouwen en het park versterken. Dat gebeurt deels door de inrichting van de omgeving van de gebouwen, zoals het parkeren op eigen terrein, geen parkeren voor de villa, de terrassen bij de villa en bijvoorbeeld het versterken van de ruimtelijke samenhang tussen Metgensbleek en het park. Ook bij het zoeken naar de juiste invulling voor de villa wordt hier rekening gehouden met de synergie tussen villa en park.

afbeelding : Toekomstige inrichting Park Randenbroek en Metgensbleek (uit Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o.)

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0018.png"

4.3.2 Huize Randenbroek

Kaders

In de Structuurvisie Park Randenbroek e.o. staat over Huize Randenbroek: "Huize Randenbroek is al eeuwenlang een beeldbepalend pand in Park Randenbroek. Het landgoed staat met huis, opstallen en park op de rijksmonumentenlijst. Voor de villa, waar nu nog tijdelijk verschillende functies zijn ondergebracht, wordt een passende bestemming gezocht. Een bestemming voor een publieksfunctie die de rijke historie van het huis en het gebied extra onder de aandacht brengt. We denken aan een combinatie van functies waarbij met name 'lichte' horeca, zoals een theehuis of een restaurant een aantrekkelijke optie is. Een relatie met de cultuurhistorische betekenis van het pand is een pré. De toevoeging van een woonfunctie in de villa kan bijdragen aan de sociale veiligheid.”

Randvoorwaarden

Volgens de door burgemeester en wethouders in 2007 vastgestelde projectdefinitie voor Huize Randenbroek gelden de volgende randvoorwaarden:

  1. 1. De villa krijgt zowel binnen als buiten een openbare functie met bijvoorbeeld 'lichte' horeca, zoals een theehuis.
  2. 2. De functie moet laagdrempelig zijn
  3. 3. Er moet zowel overdag als 's avonds 'beweging' zijn
  4. 4. De toevoeging van een woonfunctie in de villa kan bijdragen aan de sociale veiligheid.
  5. 5. Er moet dynamiek en levendigheid worden toegevoegd aan het park
  6. 6. De nieuwe functie moet passen bij de stijlkenmerken en de opzet van het pand en het park.
  7. 7. De hoofdfunctie moet ook een publiekstrekker zijn.

Beschrijving van de bestemming en de inrichting volgens het Inrichting- beheerplan Park Randenbroek e.o.

In het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met een gemengde functie voor Huize Randenbroek. Daarbij moet met name worden gedacht aan een combinatie van wonen met "lichte" horeca (zoals een theehuis en een restaurant) en activiteiten met een publieksfunctie gericht op cultuur, natuur en recreatie. Parkeren bij de villa is niet toegestaan. Er worden mogelijkheden geboden om de villa in beperkte mate uit te breiden.

Het terrein rond Huize Randenbroek zal aangepast worden aan de nieuwe bestemming. Er wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de entreezijde en de tuinzijde. De entreezijde wordt voorzien van een cirkelvormige voorruimte. Deze vormgeving wordt veel aangetroffen in tuinen en parken uit een vergelijkbare tijd en is op oude foto's van Huize Randenbroek ook terug te vinden. De ruimte voor het gebouw wordt begrensd door een haag met daarvoor bloeiende heesters en kan dienst doen als terras. Aan de achterzijde is een nieuw terras op de zon ontworpen. Van dit terras zijn geen oude ontwerpen bekend. De vormgeving is geïnspireerd op vergelijkbare voorbeelden (onder andere Kasteel Groeneveld te Baarn).

afbeelding: Impressie van Huize Randenbroek

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0019.png"

4.3.3 "Bewoners" park

In Park Randenbroek wordt gewoond in het koetshuis en de woningen bij de voormalige moestuin. Het streven is om zoveel mogelijk auto's uit het park te weren. Met de verschillende bewoners is overleg gevoerd om de geparkeerde auto's zoveel mogelijk uit het "openbaar gebied" te halen en deze op "eigen terrein" te parkeren.
De bewoners kunnen nog maar via één route per auto hun huis bereiken, hetzij via de hoofdlaan, dan wel via de aftakking van de hoofdroute dicht bij de entree aan de Heiligenbergenweg. Hierdoor wordt het rondrijden in het park niet meer mogelijk.

Ten behoeve van de gebruiker (kunstenaar) van het perceel bij de duiventil wordt in het Inrichting- en beheerplan en dit bestemmingsplan de bouw van een kapschuur toegestaan. Dat biedt mogelijkheden om de werkzaamheden op deze plek meer te ordenen en uit het zicht te halen waardoor de belevingswaarde van de duiventil wordt hersteld. Eenzelfde voorziening wordt ook mogelijk gemaakt voor de gebruiker (houtbewerker) van het voormalige koetshuis. De kapschuren worden gebouwd van hout in een bij het park passende stijl. In de nieuwe schuur zijn bedrijfsactiviteiten ten behoeve van houtbewerking toegestaan. In het koetshuis blijven de functies poppentheater en workshops toegestaan alsmede de woonfunctie.
De tuinmanswoning in het park wordt bestemd voor wonen.
In de orangerie is een beeldhouwerij gevestigd. Het is toegestaan om in het pand te wonen en bedrijvigheid ten behoeve van de beeldhouwerij uit te oefenen. Ook de buitenruimte en bijgebouwen kunnen ten behoeve van de beeldhouwerij worden gebruikt.

afbeelding: duiventil in Park Randenbroek (uit: beekberichten Stichting Heiligenbergerbeekdal)

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0020.png"

4.3.4 Metgensbleek

Maatregelen

In de Structuurvisie Park Randenbroek e.o. zijn voor Metgensbleek de volgende maatregelen geformuleerd:

  1. 1. Het maken van een nieuwe entree met een parkeerterrein voor bezoekers van het gebied.
  2. 2. Het verplaatsen van de Dahliatuin.

Beschrijving van de inrichting en de bestemming volgens het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o.

Metgensbleek is tot een aantal jaren geleden in gebruik geweest als tennisbaan. Uit het historisch onderzoek blijkt dat het gebied gebruikt is als bleekveld voor onder andere lakens. Uit de historische kaarten en ontwerpen blijkt dat de open ruimte, de ruimtelijke driedeling van het gebied en de omliggende sloten karakteristiek zijn. Deze elementen zijn daarom als leidraad voor de nieuwe inrichting genomen.

Uit de participatie via de website www.parkrandenbroek.nl blijkt een sterke voorkeur voor de dahliatuin op de plek van Metgensbleek. In het Inrichting- en beheerplan en in dit bestemmingsplan is de dahliatuin op de plek van Metgensbleek bestemd.
In de planvorming ontstaat een driedeling door de parkeerplaats aan de westzijde en de daarnaast gelegen dahliatuin die door een sloot in twee delen wordt verdeeld. Langs de sloot komen fruitbomen als verwijzing naar de vroegere fruitboomgaard en om het gebied ook kleur te geven in het voorjaar. Rondom de dahliatuin wordt een hek en haag gepland en een sloot aangelegd. Tussen de haag en de sloot ontstaat ruimte voor bloeiende slootbermen. De dahliatuin wordt openbaar toegankelijk, onder de huisregels van de dahliatuinvereniging.

De parkeerplaats aan de westzijde van Metgensbleek biedt ruimte voor 22 auto's. Deze parkeerplaats is bedoeld voor alle bezoekers van het park en vervangt de huidige parkeerplaats bij de entree aan de Heiligenbergerweg. Afhankelijk van de ontwikkelingen in Huize Randenbroek kan deze parkeerplaats in de toekomst nog uitgebreid worden tot 44 auto's. De uitvoering van deze parkeerplaats past in de stijl van het landgoed. Brede beukenhagen met forse bomen omzoomen het terreintje. Het parkeerterrein is door een loopbruggetje verbonden met de rest van het park. Door de aanleg van de parkeerplaats ontstaat aan deze zijde van het park een nieuwe entree. Deze nieuwe entree zal, net als de anderen, gemarkeerd worden door een poort. De daadwerkelijke uitvoering van het parkeerterrein Metgensbleek is afhankelijk van een nadere evaluatie naar de parkeersituatie in het gebied. De raad heeft daartoe op 24 januari 2012 een motie aangenomen (motie "Parkeervoorzieningen nu nog niet definitief vaststellen").

4.4 Vosheuvel

Kaders voor het deelgebied

In de Structuurvisie Park Randenbroek e.o. is voor dit deelgebied omschreven, dat het wordt opgenomen in het van oost naar west en van noord naar zuid lopende net van paden voor langzaam verkeer. Door de aanplant van droogbos aan de oostkant van de beek wordt de boskern landschappelijk verbonden met het Park Randenbroek. Net zoals in het park wordt ook bij de Vosheuvel het bomenbestand gefaseerd verjongd. Slijtpaden worden verwijderd en van de bestaande paden wordt de loop en het profiel aangepast. In het gebied wordt rekening gehouden met de vervangende nieuwbouw ten behoeve van de scouting. Om het gebied van de kinderboerderij beter bij de parkopzet te betrekken, worden ook hier groepen met opgaande bomen geplant.

Maatregelen

De maatregelen die in de Structuurvisie Park Randenbroek e.o. genoemd worden, zijn:

  1. 1. Het opnemen van de Vosheuvel in het padennetwerk voor langzaam verkeer.
  2. 2. Het verbinden van de boskern met het Park Randenbroek door de aanplant van droogbos aan de oostkant van de beek.
  3. 3. Het aanleggen van een broekbos aan de oostzijde van de beek.
  4. 4. Het gefaseerd verjongen van het bomenbestand.
  5. 5. Het verwijderen van slijtpaden.
  6. 6. Het aanpassen van de loop en het profiel van de bestaande paden.
  7. 7. Aandacht besteden aan de gebouwen voor de scouting.
  8. 8. Het planten van groepen met opgaande bomen om het gebied van de kinderboerderij beter bij de parkopzet te betrekken.

afbeelding : Vosheuvel (uit: Structuurvisie Park Randenbroek e.o).

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0021.png"I

Beschrijving van de inrichting van dit deelgebied volgens het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o.

In het recente verleden heeft het oplossen van de parkeerproblematiek rond de scholen tot een belangrijke verbetering van het functioneren van het gebied geleid.
In overleg met de scouting zal op de locatie van de huidige noodbebouwing een nieuw definitief gebouw worden geplaatst. Naast de scouting wordt ruimte gemaakt voor een nieuw fiets- en voetpad, die aansluiten op de eerder gerealiseerde verkeersoplossing. De oude boskern van de Vosheuvel zal conform de aanbevelingen uit het rapport van Alterra verjongd worden. Daar waar mogelijk wordt het bosgebied vergroot met de aanplant van nieuwe bomen. Door de aanplant van boomgroepen wordt het gebied rond de kinderboerderij meer betrokken bij de totaalopzet van het park. In de nabijheid van de Vosheuvel, zal langs het water een natuurspeelplaats aangelegd worden. De kinderboerderij krijgt een grotere beheerschuur en de rustweiden voor de dieren worden uitgebreid. Voor de scouting en de waterlijn wordt een nieuwe steiger aangelegd. Het pad over de stuw verdwijnt en wordt verplaatst naar het noorden.

afbeelding : nieuwbouw scouting

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0022.png"

In de nabijheid van de Vosheuvel zal langs het water een natuurspeelplaats aangelegd worden. Naast de natuurspeelplek wordt een nieuwe ontmoetingsplek gemaakt. De ANWB heeft het initiatief genomen om op deze plek in combinatie met de natuurspeelplek en de beek een 'Groenplein' te ontwikkelen. Dit wordt een plek waar ouders kunnen verpozen terwijl de kinderen aan het spelen zijn, met beschutte zitplaatsen, vlonders om op te liggen en werkplekken voor “het nieuwe werken”. Op deze plek onderzoeken we de mogelijkheid van een mobiele kiosk. Over de nadere invulling van dit Groenplein wordt samen met de ANWB nog geparticipeerd met bewoners van de omliggende wijken.

afbeelding : Toekomstige inrichting Vosheuvel (uit Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o.)

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0023.png"

4.5 Sportstrook

In de sportstrook langs de Heiligenbergerbeek is een viertal sportverenigingen gehuisvest. Van noord naar zuid gaat het om de Amersfoortse Ijsvereniging (AIJV), (zaterdag)voetbalvereniging CJVV, honk- en softbalvereniging BSC Quick en de voetbalvereniging AFC Quick 1890.

Kaders voor het deelgebied

In de Structuurvisie Park Randenbroek en omgeving heeft de gemeenteraad de opdracht gegeven voor het deelgebied Sportstrook de projecten, de groene omzoming en inrichting van het gebied en de herinrichting van het ijsbaanterrein uit te voeren. Verder moet worden onderzocht hoe de ruimtebehoefte voor de uitbreiding van CJVV en de wensen in het kader van de brede sportvereniging zo optimaal mogelijk binnen de geldende kaders van de visie kunnen worden gerealiseerd.

Maatregelen

De maatregelen die in de Structuurvisie Park Randenbroek e.o. genoemd worden, zijn:

  1. 1. Het verminderen met één honkbalveld bij BSC Quick.
  2. 2. Het eventueel toevoegen twee extra velden, naast het kunstgrasveld dat al is aangelegd bij voetbalvereniging CJVV.
  3. 3. Het realiseren van deze twee extra velden op het 'overbodige' honkbalveld.
  4. 4. Het laten verzorgen van naschoolse opvang door sportverenigingen.
  5. 5. Het realiseren van een speel- en ligweide op de parkeerplaatsen van het ziekenhuis en op een deel van het aangrenzende (voormalige) voetbalveld van VV VOP.
  6. 6. Het onderzoeken van mogelijk toenemende parkeeroverlast.
  7. 7. Het actief zoeken naar oplossingen om de parkeerdruk en de sociale veiligheid bij het parkeerterrein van AFC Quick 1890 en het bos langs de A28 te verbeteren.
  8. 8. Het verwijderen van de smalle elementen van het bosplantsoen en vervangen door opgaande monumentale bomen.
  9. 9. Het verwijderen van de aanwezige hekken en vervangen door hagen.
  10. 10. Het eventueel aanleggen van trapveldjes op het voormalig VOP-terrein, op de ijsbaanlocatie en nabij de sporthal.
  11. 11. Het maken van een nieuwe ontsluiting voor de volkstuinen.

De maatregelen die in de structuurvisie specifiek voor het ijsbaanterrein zijn genoemd, zijn:

  1. 12. Het aanleggen van een skeelerbaan, die in de winter als ijsbaan wordt gebruikt'
  2. 13. Het verplaatsen van de randsloot aan de oostkant van het ijsbaanterrein naar het westen.
  3. 14. Het beschikbaar houden van het terrein voor evenementen.
  4. 15. Het aanleggen van een aantal grotere boomgroepen.
  5. 16. Het vervangen van de aanwezige hekken door hagen en sloten.

afbeelding : Sportstrook (uit: Structuurvisie Park Randenbroek e.o.)

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0024.png"

afbeelding: IJsbaanterrein (uit: Structuurvisie Park Randenbroek e.o.)

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0025.png"

De hiervoor genoemde maatregelen waren onder andere gebaseerd op een onderzoek uit 2009 door het Mulierinstituut naar de ruimtebehoefte van de sportverenigingen. Inmiddels is de ruimtebehoefte van de sportverenigingen in de sportstrook veranderd. Dat heeft geleid tot een aanpassing van de maatregelen ten opzichte van de structuurvisie. Met deze maatregelen wordt bereikt, dat de verenigingen in het gebied kunnen beschikken over volwaardige accommodaties die aan de huidige sporttechnische eisen kunnen voldoen.

Aanpassingen ten opzichte van de structuurvisie en de startnotitie

In het Inrichting- en beheerplan en in dit bestemmingsplan wordt de meest actuele ruimtebehoefte van de sportverenigingen meegenomen. Deze behoefte is anders dan de in de structuurvisie en de startnotitie bestemmingsplan Park Randenbroek e.o. vastgestelde ruimtebehoefte.


CJVV kan met een omzetting naar kunstgras en een uitbreiding van het bestaande clubgebouw binnen de grenzen van de huidige accommodatie voorzien in de behoefte. In de eindsituatie beschikt de club over 4 (kunstgras)velden met een volwaardige wedstrijdafmeting. Alle velden kunnen op grond van het bestemmingsplan worden voorzien van verlichting zodat een optimaal trainings- en wedstrijdgebruik mogelijk is. De vereniging heeft daarmee voldoende ruimte om de wachtlijsten op te lossen. Het clubgebouw van CJVV wordt uitgebreid, waarmee de club tevens de mogelijkheid krijgt zich te ontwikkelen tot een 'brede sportvereniging". Met deze inrichting van de accommodatie vervallen de in de structuurvisie opgenomen twee extra velden voor CJVV aan de zuidzijde van de Gasthuislaan.

Het huidige honkbalveld van BSC Quick blijft gehandhaafd. Om de fietsroute tussen de Dorresteinsesteeg en de Vosheuvel voldoende ruimte te geven, wordt het softbalveld iets in noordelijke richting opgeschoven. Aan de noordzijde van dit opgeschoven softbalveld blijft een gedeelte over dat als park ingericht wordt. Het veld wordt voorzien van een hek met haag. De niet meer gebruikte kleedkamers bij het honkbalveld zullen gesloopt worden. Hierdoor ontstaat ruimte om de parkeerplaats iets uit te breiden. Om de uitstraling van de parkeerplaats te verbeteren worden bovendien enkele bomen geplant. Achter het hoge hek aan de achterzijde van het honkbalveld, zal een nieuwe rij populieren geplant worden. Langs de velden worden hoge hekken met gaas geplaatst om misgeslagen ballen op te kunnen vangen zodat er geen gevaar is voor de omliggend gebieden van de honk- en softbalvelden.

Aan de zuidzijde van het honkbalveld wordt een nieuwe ontsluitingsroute voor het volkstuinencomplex gemaakt. Hierdoor is het mogelijk om de bestaande, langere route, vrij van auto's te houden.

In de eindsituatie heeft AFC Quick 1890 de beschikking over 4 volwaardige (kunstgras)wedstrijdvelden. Om de realisatie van een vierde volwaardig veld op het huidige complex van AFC Quick 1890 mogelijk te maken, worden onder andere de aanwezige bomen tussen de velden verwijderd. Op die manier kan een jeugdveld veranderd worden in een volwaardig veld. In de nieuwe situtatie worden weer bomen aangeplant. De parkeerplaats aan het einde van de Dorresteinsesteeg is sociaal erg onveilig en wordt daarom opgeheven. Ter compensatie wordt het parkeerterrein nabij de entree van AFC Quick 1890 uitgebreid. De vereniging krijgt de mogelijkheid om de gebouwde accommodatie uit te breiden.

Vooral in het zuidelijke gedeelte van de sportstrook komt een grote hoeveelheid slechte bomen voor. Inventarisatie heeft uitgewezen dat veel bomen een levensverwachting hebben van minder dan vijf jaar. Nieuwe bomen zullen veelal als groepen of als laan geplant worden. Er wordt uitgegaan van duurzame (en in de toekomst beeldbepalende) bomen die aansluiten bij de sfeer van de rest van het park.

Deze hiervoor beschreven inrichting van de accommodaties van BSC Quick en AFC Quick wijkt af van de in de startnotitie bestemmingsplan Park Randenbroek e.o. voorgestelde inrichting. Daarbij was aan de noordzijde van de accommodatie van BSC Quick nog sprake van een gecombineerd veld voor soft- en voetbal (t.b.v. AFC Quick 1890). Nu dat voetbalveld is vervallen ontstaat in het gedeelte nabij de Ganskuijl meer openbare ruimte voor de inrichting van speelplekken en een ligweide. Ook is het mogelijk om langs de beek meer ruimte aan de natuur te geven. Aan de noordzijde van het tweede softbalveld blijft wel ruimte aanwezig om in de toekomst eventueel alsnog een extra sportveld aan te leggen, als de groei van de verenigingen dat nodig maakt.

De voorgestelde inrichting van de sportstrook is besproken met de besturen van de afzonderlijke verenigingen, de Amersfoortse Sport Federatie en de betreffende landelijke sportbonden. De velden die worden aangelegd krijgen de benodigde wedstrijdformaten dan wel dispensatie van de sportbond voor een afwijkende maatvoering. Verder wordt in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt dat er verlichting langs de velden kan komen, waardoor ze intensiever gebruikt kunnen worden.

In de bestemmingen en in het bijzonder in de gebruiksmogelijkheden van de accommodaties wordt rekening gehouden met de ambities van verenigingen om te functioneren als een 'brede sportvereniging”. Verder worden mogelijkheden geboden voor multifunctioneel gebruik van de accommodaties. Vanwege de korte afstand tot de A28 zijn die mogelijkheden bij AFC Quick 1890 beperkter dan bij de andere verenigingen. Zo is een locatie voor kinderopvang in de accommodatie van deze vereniging niet mogelijk. In het Milieubeleidsplan van de gemeente is vastgelegd dat het om redenen van gezondheid niet aanvaardbaar is om scholen en kinderdagverblijven te situeren binnen 100 m van autosnelwegen.

In de nieuwe situatie beschikt de Amersfoortse IJsvereniging tenslotte over een combibaan van 400 meter met een breedte van 10 meter, inclusief verlichting. In de winter wordt deze baan voorzien van een laagje water (5 a 10 cm), zodat het al na enkele dagen vorst als schaatsbaan kan worden gebruikt. Gedurende de rest van het jaar is de baan in gebruik als (semi-openbare) skeelerbaan . Aan de westkant van de combibaan wordt een dijkje aangelegd waarop een haag geplant wordt (hoogte dijk en haag 1,2 m vanaf maaiveld). Naast de combibaan blijft aan de westkant de natuurijsbaan bestaan die in de winter onder water wordt gezet. Die zal vooral in gebruik zijn als recreatiebaan (vergelijkbaar met huidige gebruik). Dit gedeelte blijft zomers openbaar toegankelijk, zodat wandelaars hun hond kunnen uitlaten, kinderen kunnen spelen en omwonenden kunnen voetballen en picknicken. Aan de kant van de Rubensstraat zullen boomgroepen geplant worden. Met de beschreven situatie worden op de ijsbaan zowel de sportieve wedstrijd- als recreatieschaatser bediend en neemt de multifunctionaliteit van de accommodatie toe. Door de aanleg van de combibaan zal het niet meer mogelijk zijn om de kermis op het ijsbaanterrein te houden.

De aanleg van de skeelerbaan leidt tot een functionele meerwaarde van het ijsbaanterrein, een stedelijke voorziening. Het versterkt het voorzieningenniveau van de sportstrook en is daarmee van belang voor de stad als geheel, maar vooral ook voor een goed functioneren van de Amersfoortse IJsvereniging. Het stelt de vereniging daarmee ook in staat zich te ontwikkelen tot een vitale vereniging. De 'band' met de huidige clubaccommodatie op het ijsbaanterrein is essentieel voor een goed functioneren van de vereniging. Daarom dient de skeelerbaan ook op het ijsbaanterrein te worden aangelegd.

Het ijsbaanterrein blijft openbaar toegankelijk. De natuurijsbaan en de skeelerbaan kunnen in de zomer overdag worden gebruikt door bewoners of scholen in de buurt. De skeelerbaan staat voor de avonduren open voor leden/kaarthouders van de vereniging. Over de openbare toegankelijkheid van de skeelerbaan zal door de vereniging huisregels worden opgesteld en worden met de beheerder afspraken gemaakt in de verhuurovereenkomst

Door de vervanging van de huidige (buiten) hekken door een laag hek met hagen zijn het ijsbaanterrein en de sportcomplexen meer zichtbaar. Het aanbrengen van boomgroepen op de terreinen zelf zorgt ervoor dat de terreinen visueel-ruimtelijk deel gaan uitmaken van het park. Door de herinrichting van het ijsbaanterrein ontstaat aan de oostzijde ruimte om het recreatieve fietspad aan te leggen. Door het verwijderen van de slechte bomen is het ook mogelijk om ter plaatse van het voetbalcomplex van CJVV dit fietspad te realiseren.


In de structuurvisie is vastgelegd dat in de toekomstige situatie het ijsbaanterrein beschikbaar blijft voor evenementen. In het bestemmingsplan wordt daarmee rekening gehoudendoor in de bestemming Sport evenementen toe te staan.

afbeelding: Toekomstige inrichting Sportstrook (uit: Inrichting- en beheerplan)

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0026.png"

afbeelding : impressie van het ijsbaanterrein

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0027.png"

afbeelding: Toekomstige inrichting ijsbaanterrein (uit: Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o.)

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0028.png"

4.6 Elisabethlocatie


Zodra het nieuwe ziekenhuis aan de Maatweg is opgeleverd (waarschijnlijk in 2012), verdwijnt de ziekenhuisfunctie. Voor de Elisabethlocatie zijn er, zowel in het verleden als nog recent, meerdere stedenbouwkundige uitwerkingen voor woningbouw gemaakt. In de Structuurvisie Park Randenbroek e.o. is nog geen definitieve keuze gemaakt voor een bepaald model. De uiteindelijke keuze hing af van de woningbehoefte in 2013, de bijdrage aan het groene karakter en de randvoorwaarde van budgetneutraliteit.

De Elisabethlocatie maakt geen deel uit van dit bestemmingsplan met uitzondering van het westelijke onbebouwde gedeelte van het terrein, dat als parkzone zal worden ingericht met een plek voor geïsoleerde beekarmen, elzenbroekbos en een ijsvogelmuur.

afbeelding : Toekomstige inrichting westelijke gedeelte Elisabethlocatie (uit Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o.)

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0029.png"

4.7 Zwembadlocatie

Kaders uit de structuurvisie

  1. 1. We houden rekening met de nieuwe zichtlijn vanaf het kruispunt Vermeerstraat – Bisschopsweg richting Park Randenbroek.
  2. 2. We onderzoeken de mogelijkheid om het verharde sportveld te verplaatsen richting het ijsbaanterrein.
  3. 3. We behouden de aanwezige bomenstructuur en versterken die waar nodig. Dat geldt met name voor de monumentale Hongaarse eik.
  4. 4. We creëren, half verdiept onder de woningen, parkeergelegenheid voor bewoners. Bezoekers kunnen parkeren langs de Bisschopsweg en eventueel de Rubensstraat. De parkeerdruk in de omgeving mag hierdoor niet toenemen.

afbeelding : Zwembadlocatie (uit: Structuurvisie Park Randenbroek e.o.)

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0030.png"

Gelet op de uitkomst van de quick scan over het zwembad aan de Bisschopsweg en het collegebesluit daarover van 5 oktober 2010 wordt in het nieuwe bestemmingsplan uitgegaan van woningbouw op deze locatie. Volgens de Structuurvisie Park Randenbroek e.o. wordt daarbij rekening gehouden met de bouw van vier wooncomplexen in vier of vijf lagen met een gebouwde parkeergelegenheid voor de bewoners. De uitwerking van dit deelgebied wordt later opgepakt en is daarom niet meegenomen in het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o.. In overleg met belanghebbenden en betrokkenen wordt hiervoor een nadere uitwerking gemaakt. Om die reden wordt in het bestemmingsplan voor deze locatie vooralsnog uitgegaan van een globale, nader uit te werken bestemming "Wonen". In dit bestemmingsplan worden daarbij (globaal) de randvoorwaarden en uitgangspunten van de toekomstige inrichting vastgelegd. Deze worden in een later te maken uitwerkingsplan nader gedetailleerd. In de Structuurvisie Park Randenbroek e.o. zijn die verschillende randvoorwaarden en uitgangspunten vastgelegd.

De niet voor "Wonen" bestemde gronden en het met de verhuizing van het zwembad vrijkomende terrein krijgt in dit bestemmingsplan een groene bestemming. Daarin is ruimte voor de verplaatsing van het verharde sportveld. Er wordt in het bestemmingsplan verder uitgegaan van handhaving van de gymzaal achter het huidige zwembad, waarin het clubgebouw van de AIJV gevestigd blijft.

4.8 Heiligenbergerweg 171

Zoals in de door de raad op 14 december 2010 vastgestelde startnotitie voor het bestemmingsplan Park Randenbroek is vastgelegd, is in het nieuwe bestemmingsplan rekening gehouden met vervangende nieuwbouw op het perceel Heiligenbergerweg 171. Op dit perceel kan de bestaande woning (met sloop van de schuur) worden vervangen door twee halfvrijstaande woningen. Het bestemmingsplan laat het echter ook toe om in plaats van de nieuwbouw van twee halfvrijstaande woningen de bestaande woning (met bestaande bijgebouwen) op dit perceel te handhaven. In hoofdstuk 5 wordt beschreven hoe eventuele nieuwe woningbouw op nr 171 zich verhoudt tot relevante regels van de milieuwetgeving.

4.9 Hoveniersbedrijf, Caravanstalling En Hondensportvereniging

In de Structuurvisie Park Randenbroek e.o. is aangegeven, dat het hoveniersbedrijf en de caravanstalling langs de beek en het verbindingskanaal visueel storende elementen zijn in het gebied. Ze dragen niet bij aan het parkkarakter, hebben geen functionele relatie met de rest van het gebied en verstoren de ecologische verbindingszone. Omdat een verplaatsing van deze functies (financieel) niet haalbaar is worden ze volgens de huidige situatie in het bestemmingsplan bestemd. Ook voor de accommodatie van de langs de A28 gelegen hondensportvereniging wordt de bestaande situatie in het bestemmingsplan vastgelegd.

4.10 Bestaande Woningen

De bestaande woningen in het gebied worden als zodanig bestemd. Het gaat daarbij om de tuinmanswoning in Park Randenbroek, de woning bij het koetshuis in Park Randenbroek, de twee woningen ter weerszijden van de Ringweg Randenbroek, de (burger)woningen bij het hoveniersbedrijf en de caravanstalling langs de A28 en de woning in de Vosheuvel.

4.11 Verkeer En Parkeren

4.11.1 Verkeer

De ontwikkelingen die door het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt hebben de volgende consequenties voor de verkeersdruk in het gebied. Op de zwembadlocatie komt vervangende woningbouw. In de nieuwe situatie zal dat niet tot een grotere verkeersdruk leiden. De overige functies in Park Randenbroek, zoals de skeelerbaan en de horeca, zullen iets meer verkeer genereren dan de huidige activiteiten in het park, maar de toename van de verkeersbelasting voor de omliggende wegen is beperkt ten opzichte van het huidige gebruik.


Het vertrek van het ziekenhuis is gunstig voor de verkeersbelasting van de wegen rondom het plangebied en voor de verkeersafwikkeling, met name van de Heiligenbergerweg en de Ringweg Randenbroek/Gasthuislaan. De parkeervoorzieningen van het ziekenhuis zijn nu namelijk op deze wegen ontsloten. Deze verkeersdruk komt te vervallen. Intensivering van de activiteiten in de sportstrook en frequenter gebruik leidt tot meer verkeer dan in de huidige situatie. Ook hier gaat het echter om beperkte hoeveelheden verkeer ten opzichte van nu. Dit leidt niet tot verkeerskundige problemen.

4.11.2 Parkeren

Momenteel zorgen de aanwezigheid van het ziekenhuis en het zwembad voor parkeerdruk in het plangebied. Na de realisatie van het nieuwe ziekenhuis aan de Maatweg en de verplaatsing van het zwembad naar de Hogeweg valt deze druk weg.

De voorzieningen die in het gebied aanwezig zijn of worden aangelegd, hebben in veel gevallen parkeerplaatsen nodig. Uitgangspunt daarbij is de gemeentelijke nota parkeernormen. Deze geeft een normering voor verschillende functies. Ten behoeve van alle sportvoorzieningen heeft een berekening van de benodigde parkeercapaciteit plaatsgevonden. In het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o. en in dit bestemmingsplan is voor elke sportvoorziening voldoende ruimte aanwezig. Tevens wordt een aantal parkeerplaatsen opgeheven en veranderd in openbaar groen. Dat geldt o.a. voor de parkeerplaats aan de Ringweg Randenbroek tegenover CJVV. Deze wordt voornamelijk gebruikt door het personeel van het Elisabeth en zal worden opgeheven als het ziekenhuis verplaatst is. Ook de parkeerplaatsen aan de Heiligenbergerweg in het park worden opgeheven. In het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o. is vastgelegd, dat de feitelijke uitvoering van de groenbestemming van de huidige parkeerplaats aan de Ringweg Randenbroek tegenover CJVV afhankelijk is van de vraag of en in welke mate deze parkeergelegenheid in de toekomstige situatie nodig is om in de parkeerbehoefte van de omliggende voorzieningen te voorzien. Daartoe zal een jaar na het vertrek van het ziekenhuis een evaluatie worden gedaan. Tot die tijd blijft de parkeergelegenheid bestaan. De raad heeft verder op 24 januari 2012 een motie aangenomen met betrekking tot de parkeergelegenheid bij Metgensbleek. De uitvoering van deze parkeergelegenheid is eveneens afhankelijke van de hiervoor genoemde nadere evaluatie.

CJVV, AFC Quick 1890 en BSC Quick

Voor de sportvelden langs de Rubensstraat (voetbal) en Dorresteinsesteeg (voetbal en honk-softbal) geldt dat er voldoende parkeerruimte beschikbaar is voor de voorgestelde indeling van de sportvelden. Voor sportvelden geldt een norm van 20 parkeerplaatsen per hectare netto speelveld. Een voetbalveld is 0,5 hectare per veld, een honkbalveld 0,75 hectare en een softbalveld ca. 0,4 hectare. Het aantal sportvelden langs de sportstrook neemt niet toe (ten opzichte van de bestaande situatie een honkbalveld minder). In die zin is er geen toename te verwachten in de parkeerdruk ten opzichte van de bestaande situatie.


Bij het complex van CJVV liggen volgens de parkeernormen voldoende parkeerplaatsen (circa 80) voor de vier aanwezige velden. Het aantal velden wijzigt niet en daarmee de parkeerbehoefte ook niet. In het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o. en in dit bestemmingsplan zijn voor het zuidelijk deel van de sportstrook in totaal zeven sportvelden opgenomen: vier voetbalvelden en drie honk- cq. softbalvelden voor respectievelijk AFC Quick 1890 en BSC Quick. Langs de Dorresteinsesteeg komen vier voetbalvelden en een honk- en softbalveld. Bij AFC Quick 1890 wordt het bestaande parkeerterrein heringericht en komen 66 parkeerplaatsen. Dat is volgens de geldende parkeernormen voldoende voor vier velden. Bij BSC-Quick komen 68 parkeerplaatsen. De Dorresteinsesteeg kan indien nodig dienen als overloopruimte bij hoge parkeerdruk.


Langs de Ringweg Dorrestein, ter hoogte van de Oudenhage, komt een softbalveld en is ruimte voor een eventueel toekomstig extra sportveld. Er zijn hiervoor circa 25 parkeerplaatsen beschikbaar op de rijbaan van de Ringweg Dorrestein. Dat is ruim voldoende voor de parkeerbehoefte.

De sportverenigingen moeten zich kunnen ontwikkelen tot “brede verenigingen” met extra maatschappelijke taken zoals bijvoorbeeld naschoolse opvang. De verkeersaantrekkende werking van dergelijke activiteiten is beperkt en valt bovendien niet of hooguit beperkt samen met de normale parkeerdruk van de sportlocaties. Extra parkeergelegenheid ten behoeve van eventuele activiteiten in het kader van de “brede verenigingen” is daarom niet nodig


Zwembadlocatie
Bij de nieuwe woningbouw op de zwembadlocatie wordt het bewonersparkeren opgelost op eigen terrein. Bezoekersparkeren kan plaatsvinden langs de Bisschopsweg en de Rubensstraat. Hiervoor wordt nieuwe parkeergelegenheid aangelegd. Daarbij gaat het om ongeveer 20 bezoekersparkeerplaatsen. De huidige parkeergelegenheid op het terrein op de hoek Rubensstraat-Bisschopsweg (19 plaatsen) verdwijnt bij de toekomstige woningbouw en wordt gecompenseerd langs de Bisschopsweg en de Rubensstraat.


Skeelerbaan

Op basis van de verwachte druk van de skeelerbaan wordt in het bestemmingsplan uitgegaan van een parkeerbehoefte van 20 parkeerplaatsen. Hiervoor wordt parkeergelegenheid aangelegd langs de Rubensstraat tussen de Bisschopsweg en de entree van de ijs-/skeelerbaan. Voor de inschatting van de parkeerbehoefte van de skeelerbaan is niet alleen gekeken naar ervaringscijfers van de vereniging (aantal sporters en inschatting autogebruik) maar ook naar de gemeentelijke Nota Parkeernormen. In die nota staat een norm van 20 parkeerplaatsen per hectare voor sportvelden. Daaraan wordt in het voorliggende geval voldaan. De oppervlakte van de skeelerbaan is 4000 m2 (400 x 10 m). De totale footprint met binnenbaan is circa 1 hectare. Ook is ook gekeken naar situaties elders in het land (Hengelo, Rijssen). Bij de berekening van de parkeerbehoefte in die gevallen is gekeken naar de normen van het CROW ('haalbaarheidsanalyse skeelerbaan Rijssen'), waarbij wordt uitgegaan van 13-27 parkeerplaatsen per hectare netto terrein, ofwel gemiddeld 20. Het aantal van 20 parkeerplaatsen is dus op basis van de verschillende informatiebronnen (informatie AIJV, Nota Parkeernormen en voorbeelden elders) bepaald.

Bij elkaar worden er langs de Rubensstraat en de Bisschopsweg dus maximaal 60 extra parkeerplaatsen gerealiseerd ten behoeve van de woningbouw en de skeelerbaan en ter compensatie van het parkeerterrein op de hoek Rubensstraat/Bisschopsweg.


Functies in Park Randenbroek

Bij Metgensbleek wordt in eerste instantie een parkeerterrein aangelegd met een omvang van 22 plaatsen. Dit is bedoeld voor bezoekers van het park, de eventuele dahliatuin en het bezoek van bewoners van de functies in het park. Huize Randenbroek krijgt mede een functie voor horeca. Voor de parkeerbehoefte is daarbij uitgegaan van een ruimtebeslag van 200 m2 brutovloeroppervlakte. In dat geval zijn daarvoor volgens de vigerende parkeernormen in totaal 24 parkeerplaatsen nodig (12 plaatsen per 100 m2). In het bestemmingsplan is de ruimte gereserveerd om deze toe te voegen naast de hiervoor genoemde 22 bij de eventuele dahliatuin. Omdat CJVV een zaterdagvereniging is, is het parkeerterrein op de zondag ook beschikbaar als overloop.

Vosheuvel

De parkeersituatie bij de school, de scouting en de kinderboerderij wijzigt niet.

Woningen Heiligenbergerweg 171

Het parkeren ten behoeve van de woningen op het perceel Heiligenbergerweg 171 moet op eigen terrein plaatsvinden.

De hiervoor genoemde maatregelen zijn vertaald naar het bestemmingsplan. Voor de wijze waarop dat is gebeurd wordt onder andere verwezen naar hoofdstuk 6 van deze toelichting (Juridische planbeschrijving).

4.12 Beheer

Hiervoor zijn de maatregelen genoemd voor de inrichting van het gebied. Het is van belang dat het gebied na de herinrichting ook op een zorgvuldige wijze wordt beheerd. Het inrichting- en beheerplan is geen uitgewerkt beheerplan met werkbeschrijvingen. Hiervoor zal een apart beheerplan opgesteld worden na de vaststelling van het definitief ontwerp. Wel zijn alle beheermaatregelen die nodig zijn om de nieuw gemaakte inrichting te beheren, in beeld gebracht en doorgerekend.

Het te beheren areaal zal met het inrichten van Metgensbleek en het omvormen van sportvelden naar openbaar parkgebied groter worden. De aanleg van nieuwe (groen)elementen in onder andere het historische park en het ontwikkelen van een parkzone langs de beek met moerassige zones en bloemrijke hooilanden vraagt om uitvoering van meer specifieke maatregelen dan het huidige beheer. Daarnaast zijn in de eerste jaren na aanleg extra inspanningen nodig zoals groeibegeleiding van jonge aanplant van bomen en heestergroepen verschralingsbeheer. Uiteindelijk zal, mede door het inbrengen van nieuwe groenelementen en natuurontwikkeling, het beheer op een intensiever niveau gebracht worden. Met het verbeteren van de ontsluitingsstructuur wordt ook rekening gehouden met het beheer van randstroken langs deze wandel- en fietspaden. Binnen dit randbeheer kan afstemming plaatsvinden voor functies zoals hondenuitlaatroute en aanliggende verblijfsplekken.


In het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o. is per deelgebied het beheer in hoofdlijnen beschreven. Om de inrichting van het gebied te kunnen maken en de kwaliteit daarvan voor langere tijd te kunnen behouden zullen er veel bomen vervangen moeten worden door jonge gezonde bomen. Dat betekent dat er moeilijke keuzes gemaakt moeten worden. Om die keuzes zo zorgvuldig mogelijk te kunnen maken zijn er verschillende onderzoeken uitgevoerd. Deze keuzes maken in een kapplan, waarin wordt aangegeven welke bomen in het gebied gekapt zullen worden en om welke redenen. In dit kapplan worden de bomen opgenomen die gekapt worden met een stamdiameter van 10 cm of meer.

Onderzoeken naar bomen

In het kader van het Inrichting- en beheerplan park Randenbroek e.o. zijn er verschillende onderzoeken uitgevoerd naar de bomen in het park en omgeving. Er is door de Nationale Bomenbank een VTA onderzoek uitgevoerd naar de vitaliteit en veiligheid van bomen langs de paden in het park en langs de beek (VTA staat voor Visual Tree Assessment. VTA is de methode die is ontwikkeld om bomen op stabiliteit en gevaar voor de omgeving te controleren). Dit onderzoek maakt deel uit van het Inrichting- en beheerplan. Alterra, Wageningen Universiteit heeft een onderzoek gedaan naar de vitaliteit van de bomen in het park Randenbroek en Vosheuvel. Uit dit onderzoek blijkt, dat als er ook in de toekomst sprake is van een oud landgoedbos, de noodzaak tot verjongen van het bomenbestand om zo de vitaliteit van het bos te versterken en de leeftijdsopbouw te verbeteren, noodzakelijk is. Tevens blijkt dat een groot aantal bomen in het park, met name de Beuken ernstig zijn aangetast door de Honingzwam. Oldenbuger Historische tuinen heeft een onderzoek gedaan naar de cultuurhistorische karakteristieken van het park Randenbroek. Het park is een rijksmonument. Op basis van dit onderzoek wordt onder andere voorgesteld om een aantal zichtlijnen te herstellen en de struiklaag onder de buitenste bosstroken te verwijderen. Ecogroen Advies heeft in 2008 en in 2011 een onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van wettelijk beschermde soorten in het gebied. En heeft de plannen getoetst aan de EHS-regelgeving. Tenslotte heeft Bureau Waardenburg in 2011 een actualiserend onderzoek gedaan naar de verblijfplaatsen van met name de verschillende soorten vleermuizen in de bomen in het park en omgeving.

Redenen voor bomenkap

Bomen kap voor veiligheid en vitaliteit: De belangrijkste reden waarom bomen aangewezen worden voor kap is vanwege de gezondheid van de bomen en de vitaliteit van het bos. Het gaat dan om bomen die gevaarlijk zijn voor de bezoekers van het gebied, bijvoorbeeld omdat ze nu al plotseling kunnen omvallen of binnen een periode van 5 jaar het risico aanwezig is dat ze om te vallen. Deze bomen worden nu aangewezen voor kap omdat ze anders nieuwe jong aangeplante bomen kunnen vernielen komende jaren. Een van de reden dat deze bomen ziek zijn is een aantasting door de Honingzwam. Deze bomen worden gekapt en verwijderd, de geinfecteerde grond wordt verwijderd en er worden jonge gezonde bomen geplant. Daarnaast worden bomen gekapt om jonge gezonde bomen die er nu al staan de ruimte en het licht te geven om tot een volwassen boom uit te groeien. Op die manier wordt het bos weer een vitaal bos met een gevarieerde opbouw in leeftijd en ondergroei.En tot deze groep bomen behoren ook bomen die als ongewenste opslag zijn doorgegroeid, zoals de Amerikaanse vogelkers, oftewel Bospest. Deze maatregelen worden voorgesteld voor het park en Vosheuvel. In totaal betreft deze groep circa 575 bomen (32%).

Bomenkap voor herstel cultuurhistorie in park: Er is ook gekeken welke bomen gekapt dienen te worden om het parkdeel van park Randenbroek te herstellen in oude glorie, conform het onderzoek van Carla Oldenburger. Het park is tenslotte een Rijksmonument, dat het verdiend om weer in allure hersteld te worden. Daarom worden er heesters en stinzeplanten geplant of een gazon aangelegd. Om deze planten voldoende licht te bieden worden bomen gekapt. Ook worden er bomen gekapt om de karakteristieke inrichting van het monumentale park te herstellen. Ten behoeve van de zichtlijnen worden circa 30 bomen gekapt.In totaal betreft deze groep circa 240 bomen (14%).
Voor de aanleg van wandel- en fietspaden door het park en langs de beek worden circa 70 bomen gekapt (5%). Omdat (amendement raad d.d. 24 januari 2012) geen fietspad wordt aangelegd langs de beek en evenmin een (dwars)fietsverbinding vanaf de Ringweg Dorresestein kunnen alsnog vijf bomen worden gehandhaafd.

Bomenkap voor natuurontwikkeling: Een andere reden waarom bomen worden aangewezen om te kappen is voor de verbetering van de natuur langs de beek. In het Inrichting- en beheerplan is gekozen om beekbegeleidende natuur terug te brengen langs de Heiligenbergerbeek, de beek is immers een ecologische verbindingszone. Langs de beek wordt het wandelpad verder van de beek af aangelegd, waardoor er meer rust voor de natuur langs de beek ontstaat en er ruimte is voor natuurvriendelijke oevers. Om het gebied tussen de beek en het wandelpad ecologisch in te richten wordt een groot deel van dit gebied afgegraven en worden de huidige bomen aangewezen voor kap. In de nieuwe inrichting wordt dit gebied daardoor beter geschikt wordt voor dieren die langs de beek leven. Tevens worden bomen aangewezen voor kap om een beekbegeleidend grasland, ijsvogelwand en een vleermuisbunker aan te leggen. Aan de oostzijde van de beek worden bomen aangewezen voor kap om een nat beekbegeleidend broekbos aan te leggen (waarvoor de grond afgegraven moet worden om het juiste grondwaterpeil te realiseren). In totaal betreft dit circa 660 bomen (39%).

Tot slot worden er bomen gekapt voor de aanleg van de Dahliatuin op de voormalige tennisbanen van Metgensbleek, toegangsweg naar de volkstuinen of herinrichting van de sportvelden. In totaal zijn dit circa 130 bomen (7%).

In totaal wordt uitgegaan van het kappen van 1675 bomen.

Nieuwe bomen

Er worden ook veel bomen geplant. Er worden circa 750 bomen geplant en 5000 stuks bosplantsoen (waarvan een groot deel boom is). In totaal zullen er meer bomen in het gebied geplant worden dan dat er gekapt zullen worden. Veel zieke bomen in het park worden vervangen door jonge gezonde bomen. Langs de beek wordt een nat broekbos ingericht.

Proces

In het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o. dat op 24 mei 2011 door de gemeenteraad is vastgesteld, is aangekondigd dat er een kapplan wordt opgesteld waarin de redenen voor de aanwijzing voor kap worden weergegeven. In een eerder ontwerp van het hiervoor genoemde Inrichting en beheerplan was een raming gegeven voor de te kappen bomen. Het totaal aantal geraamde te kappen bomen was daar circa 1550. Op basis van de hierboven genoemde onderzoeken is samen met een extra externe boomdeskundige, Alterra, Bureau Waardenburg en een aantal interne deskundigen ter plekke in het gebied geinventariseerd welke bomen gekapt moeten en kunnen worden. Nadat de bomen gemerkt zijn, is onderzocht of er tussen de gemerkte bomen exemplaren zijn die toch moeten blijven staan om dat ze belangrijk zijn voor de natuur (bijvoorbeeld omdat ze huisvesting bieden aan vleermuizen of reigers). Op basis van deze inventarisatie is per deelgebied voor iedere gemerkte boom in het kapplan (kaart en lijst) aangegeven welke soort boom het betreft, de diameter van de boom en de reden voor de kap. De bomen zijn genummerd en deze nummers verwijzen naar de nummers op een kaart. Op deze kaart en de bijhorende lijst zijn alle gemerkte bomen weergegeven. Aan de hand van deze gegevens zal een kapvergunning aangevraagd worden voor de bomen met een diameter groter dan 10 cm. Na de verlening van de kapvergunning bestaat er de mogelijkheid om bezwaar te maken.

Voor een nadere beschrijving van de bomenkap en het kapplan wordt verwezen naar hoofdstuk 4.5 van het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o. Het kapplan met een uitvoerige toelichting is samen met het eerdergenoemde VTA-onderzoek toegevoegd aan het Inrichting- en beheerplan. Dat plan maakt deel uit van dit bestemmingplan (regels en toelichting).

Hondenbeleid

In het gebied van het beekdal wordt voor verschillende plaatsen een ander beleid voorgesteld voor honden. Op een aantal plekken, zoals het noordelijk deel van het ijsbaanterrein, het van Swollaantje tussen CJVV en het ijsbaanterrein, de nieuwe openbare plek bij de Gasthuislaan (huidige westelijke parkeerplaats van het ziekenhuis) en het wandelpad tussen AFC Quick en de volkstuinen mogen honden los lopen. Langs de beek en de fietspaden horen honden aangelijnd te lopen. Ook in park Randenbroek en het gebied de Vosheuvel zijn honden aangelijnd toegestaan. Op de combibaan geldt een hondenverbod.

Hoofdstuk 5 Milieu-aspecten

5.1 Inleiding

De hoofdlijnen van het milieubeleid worden bepaald door Europa en het Rijk. Binnen de provincie Utrecht is het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011 richtinggevend. Afhankelijk van de uitwerking van de verschillende gebieden moet milieuonderzoek worden uitgevoerd om te bepalen of er en zo ja welke milieuhygiënische belemmeringen in het gebied van dit bestemmingsplan aanwezig zijn. Bestaande milieuhinder, zoals geluidhinder van bestaande wegen, kan in beginsel niet via het bestemmingsplan worden verminderd, voor zolang de bestaande situatie wordt gehandhaafd. Pas als nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het bestemmingsplan worden nagestreefd - bijvoorbeeld nieuwe woningen - kan dit worden vastgelegd met een bestemming die past binnen de (ruimtelijk relevante) milieunormen.

5.1.1 Provinciaal Milieubeleidsplan (PMP) 2004-2008

De provincie Utrecht wil de milieukwaliteit in onze provincie behouden en waar nodig herstellen. Onderwerpen die in het PMP centraal staan, zijn bodem, water, lucht, voorraadbeheer, verstoring en externe veiligheid. Door projecten uit te voeren op deze gebieden, kan bijgedragen worden aan brede maatschappelijke thema's: leefomgevingkwaliteit, gezondheid, integrale veiligheid en biodiversiteit. Het PMP gaat ook specifiek in op enkele betrokken doelgroepen: landbouw, bedrijven, consumenten, bouwen & wonen en verkeer. Veel aandacht is er voor een gebiedsgerichte benadering. Per gebiedstype, zoals 'natuur' of 'agrarisch', wordt bekeken welke milieukwaliteit in ieder geval nodig is (basiskwaliteit) en hoe die nog vergroot kan worden (ambitiekwaliteit). De provincie formuleert in het PMP concrete milieudoelen en ook haar eigen rol met betrekking tot de realisatie ervan. Die realisatie wordt verder uitgewerkt in het actieprogramma dat de provincie opstelt.

5.1.2 Milieubeleidsplan Amersfoort 2008-2011

In het milieubeleidsplan formuleert de gemeente Amersfoort haar ambities op het gebied van milieu. In het plan worden drie milieuthema's onderscheiden, 'Gezond en Veilig', 'Klimaat en Energie' en 'Natuur en biodiversiteit'. Het voorliggende bestemmingsplan raakt aan verschillende thema's , zoals bijvoorbeeld de geluidssituatie van de A28 in relatie tot de bouw van nieuwe woningen in het plan en de aandacht voor duurzaamheid bij nieuwbouw en renovatie. Bij 'Natuur en biodiversiteit' wordt bijvoorbeeld de nodige aandacht gevraagd voor het versterken en uitbreiden van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

5.2 Water

5.2.1 Europese Kaderrichtlijn Water (2000)

De Europese Kaderrichtlijn Water is sinds december 2000 van kracht en is gericht op het realiseren van duurzaam waterbeheer. De volgende doelstellingen zijn geformuleerd:

- oppervlaktewater; bereiken van ecologisch goede toestand voor grotere wateren en bereiken van chemisch goede toestand voor alle wateren;
- grondwater; beschermen, verbeteren en herstellen van grondwater, streven naar evenwicht in onttrekking en aanvulling en reduceren van de grondwaterverontreiniging;
- beschermde gebieden; deze moeten voldoen aan de strengste normen die hiervoor zijn opgesteld (Europese dan wel nationale);
- harmonisatie Europese waterwetgeving in twee stappen, 2007 en 2013 en
- duurzaamheidscriteria; zorgvuldige afweging van belangen middels een economische analyse.

De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed. Duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn. Er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.

De Europese richtlijn vindt zijn doorwerking in de Waterwet, in het Nationaal Waterplan, het Provinciaal Waterplan en de waterbeheersplannen van de waterschappen. De Kaderrichtlijn Water (KRW) is voor dit bestemmingsplan specifiek van belang in verband met de Heiligenbergerbeek. Deze beek is aangewezen als waterlichaam in het kader van de KRW. De Heiligenbergerbeek behoort volgens de beoordelingssystematiek van de KRW tot het type 'langzaam stromende middenloop/benedenloop op zand' (R5) met de status 'sterk veranderde beek'. Dit betekent dat er in het verleden onomkeerbare ingrepen hebben plaatsgevonden, waardoor niet meer kan worden teruggekeerd naar een geheel natuurlijk systeem.

Het water heeft weinig stroming. In de zomer kan de beek zelfs geheel stagnant worden. Volgens de KRW moet worden nagegaan welke verbeteringen mogelijk zijn en deze ook uit te voeren. Uitgangspunt voor verbetering is het huidige profiel van de Heiligenbergerbeek. De herstelmaatregelen gaan uit van een optimalisering van de vegetatie langs de oevers en in het water. Voor een goede ecologische toestand is plaatselijk een goede ondergedoken vegetatie van belang. Daarbij moet gedacht worden aan verbreding van de beek op enkele plaatsen en het aanbrengen van drasoevers. Aandachtspunt is dat deze oevers niet verruigen. Deze inrichting sluit goed aan bij de inrichting van de ecologische verbindingszone met bosoevers, soortenrijke graslanden en rietoevers. (uit Inrichtingsvisie Heiligenbergerbeek, Heigraaf en Oude Lunterse Beek van de provincies Utrecht en Gelderland en het Waterschap Vallei en Eem 2008).

Binnen het plangebied wordt gezorgd voor meer vegetatie langs de oever. Er worden natuurvriendelijke oevers aangelegd met plasdras. Meer vegetatie in het water wordt in de beheerplannen met het waterschap meegenomen. Om meer stroming en variatie in het profiel te krijgen wordt plaatselijk de beek versmald, of door middel van stobben in het water verengd.

5.2.2 Nationale Waterplan (2009)

In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

5.2.3 Waterwet (2009)

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Naast de Waterwet blijft de Waterschapswet als organieke wet voor de waterschappen bestaan. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. Een belangrijke verandering na het in werking treden van de Waterwet is de onderverdeling in het bevoegde gezag met betrekking tot directe en indirecte lozingen. Alle indirecte lozingen vallen onder het Wm bevoegde gezag (gemeente en provincie). Alle directe lozingen vallen onder het gezag van de Waterwet (waterschappen voor de regionale wateren en Rijkswaterstaat voor de rijkswateren). De directe lozingen vallen onder de Waterwet. De indirecte lozingen zijn opgegaan in de Wet Milieubeheer ( Wm).

5.2.4 Nationaal Bestuursakkoord Water

Dit akkoord staat voor een vernieuwde aanpak van het waterbeleid. Een van de onderdelen van het akkoord is de Watertoets. Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21e eeuw, waarin aan water een meesturende rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets wordt beoogd waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Dan pas komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld.

5.2.5 Waterplan provincie Utrecht

Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. De doelstelling van het plan is: een veilig en bewoonbaar land. Het plan geeft de gewenste ontwikkelingen in het waterbeheer in de provincie Utrecht aan. Hierbij is rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water en het beleid Waterbeheer 21e eeuw (WB21). Het thema “water als ordenend principe” loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied, er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen.

5.2.6 Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem

In het Waterbeheersplan 2010 - 2015 heeft Waterschap Vallei & Eem zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. Het plan bepaalt in grote lijnen de agenda van Waterschap Vallei & Eem voor de komende tijd. Dit plan is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied.

5.2.7 Waterplan gemeente Amersfoort

Op 1 februari 2005 heeft de gemeenteraad het "Waterplan Amersfoort" vastgesteld. Als onderdeel van de hierin verwoorde visie zijn "duurzaamheidsprincipes", voorwaarden en ambities beschreven en zijn vervolgens per gebied accenten gelegd met behulp van streefbeelden. Verder sluit het plan nauw aan bij het waterhuishoudingsplan van de provincie en het waterbeheerplan van Waterschap Vallei & Eem. Het streefbeeld voor oppervlaktewater voor het gebied van Park Randenbroek e.o. is in hoofdzaak "Water voor natuur". Voor het streefbeeld "Water voor natuur" ligt het accent vooral op het behouden en versterken van natuurwaarden. Verder is belangrijk dat de huidige bergingscapaciteit niet verkleind wordt. Een andere doelstelling is dat hemelwater niet mag worden afgevoerd naar de RWZI, maar zoveel mogelijk ter plaatse wordt vastgehouden.

5.2.8 Water in relatie tot het plangebied

Een gedeelte van de Elisabethlocatie ten zuiden van de Ringweg Randenbroek en ten oosten van de Heiligenbergerbeek krijgt een natuurlijker inrichting. Het gebruik wordt daardoor extensiever. Dit heeft een positieve invloed op de waterhuishouding. Doordat vrijwel alles in het gebied onverhard is vindt er nog nauwelijks afstroming van regenwater plaats naar de beek. Dit wordt nog verminderd doordat tevens extra oppervlaktewater wordt toegevoegd. Door verminderde activiteit is het risico op verontreiniging van regenwater verkleind.


In het gebied ten zuiden van het huidige ziekenhuisterrein (scholen en kinderboerderij) vinden geen wijzigingen plaats die invloed hebben op de waterhuishouding. Met name bij de kinderboerderij blijft de zorg dat geen meststoffen uitspoelen naar het oppervlaktewater. Het scholencomplex is aangesloten op een gemengd stelsel. In de toekomst zou dit afgekoppeld kunnen worden. Van belang is daarom dat bij veranderingen en groot onderhoud uitlogende bouwmaterialen aan het gebouw worden vermeden. Het regenwater van de verharding voor het scholencomplex (toegangsweg en verkeersvoorziening) wordt middels een infiltratievoorziening onder de verharding in de bodem geïnfiltreerd.


Het gebied ten westen van de Heiligenbergerbeek is en wordt voornamelijk bestemd voor sport en voor recreatieve doeleinden. Ook dit verandert niet ten opzichte van de huidige situatie. Om verontreiniging van grond en oppervlaktewater te voorkomen, moet het gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen worden vermeden.


Het gebied ligt niet binnen het Utrechtse Heuvelruggebied of het grondwaterbeschemingsgebied, waar de provincie nadere regels heeft gesteld om het grondwater te beschermen.

5.2.9 Reactie Waterschap Vallei en Eem

Het Waterschap is betrokken geweest bij het opstellen van de plannen voor het gebied. In het kader van het vooroverleg heeft het Waterschap ook gereageerd op het conceptontwerpbestemmingsplan. In de reactie is gevraagd om in de toelichting bij het bestemmingsplan nadrukkelijker aandacht te geven aan de Kaderrichtlijn Water en het specifieke belang daarvan voor de Heiligenbergerbeek. In deze toelichting is daaraan aandacht besteed. Voor het overige heeft dit plan geen aanleiding gegeven voor op- en aanmerkingen. Voor een uitvoeriger samenvatting van de reactie van het Waterschap en het gemeentelijke antwoord daarop wordt verwezen naar hoofdstuk 7 van deze toelichting.

5.2.10 Conclusies water

Het waterbeheer is geen belemmering voor de in het bestemmingsplan opgenomen gebruik van de gronden in het plangebied.

5.3 Luchtkwaliteit

5.3.1 Wet Milieubeheer Luchtkwaliteitseisen

Op 15 november 2007 is de nieuwe Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet, die is ondergebracht onder hoofdstuk 5.2 in de Wet milieubeheer, noemt 'gevoelige bestemmingen' en maakt een onderscheid tussen projecten die 'in betekenende mate' en 'niet in betekenende mate (NIBM)' leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Projecten die 'niet in betekenende mate' leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven volgens deze wet niet langer afzonderlijk te worden getoetst op de grenswaarde, tenzij een dreigende overschrijding van één of meerdere grenswaarden te verwachten is. Daarnaast zal uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening afgewogen moeten worden of het aanvaardbaar is om een bepaald project op een bepaalde plaats te realiseren. Hierbij speelt de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging een rol.

Van belang voor deze ontwikkeling zijn het Besluit niet in betekenende mate (Besluit nibm), de onderliggende Regeling niet in betekenende mate en de Regeling beoordeling luchtkwaliteit. Het Besluit nibm bepaalt dat een ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie luchtvervuiling als deze minder dan 3% van de grenswaarde, ofwel 1,2 microgram per m3, bijdraagt aan de concentraties luchtvervuiling. Een hulpmiddel voor de toepassing hiervan is de Regeling niet in betekenende mate. In deze regeling is de bovengenoemde 3%-grens uitgewerkt in concrete getallen. Zo ligt voor woningbouwplannen de grens van 3% bij 1500 woningen in het geval van één ontsluitingsweg.

5.3.2 Luchtkwaliteit in relatie tot het plangebied

In dit bestemmingsplan wordt slechts een beperkt aantal nieuwe woningen mogelijk gemaakt, zodat dit project aangemerkt kan worden als zijnde 'niet in betekenende mate'. Dit betekent dat er geen nader onderzoek en toetsing aan de in de Wet Luchtkwaliteit gestelde grenswaarden hoeft plaats te vinden. Met andere woorden, de beoogde ontwikkeling op de locatie Heiligenbergerweg 171 en de woningbouw (appartementen) op de zwembadlocatie voldoen aan het wettelijke kader, zoals vastgelegd in hoofdstuk 5.2 van de Wet milieubeheer.

Daarnaast is het mogelijk om op elk gewenst moment de luchtkwaliteit kwantitatief via berekeningen voor 11 opeenvolgende jaren in beeld te brengen. De praktijk in Amersfoort laat voor het plangebied binnen de invloedssfeer van de binnenstedelijke wegen, die belast worden met extra verkeer als gevolg van woningbouwplannen, zien dat zelfs bij overschrijding van de toelaatbare aantallen van 1500 woningen er nog voldoende ruimte is voordat grenswaarden worden overschreden.

5.4 Bedrijven- En Milieuzonering

Om tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten te komen wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. De milieuzonering zorgt voor een voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) in ruimtelijke plannen.

5.4.1 Inrichting Wet milieubeheer

Sinds 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van kracht, kortweg het Activiteitenbesluit genoemd. Met de invoering van dit besluit wordt de systematiek gehanteerd dat alle inrichtingen (die voldoen aan de minimale omvangeisen) onder dit besluit vallen met uitzondering van die inrichtingen die zijn opgenomen in bijlage 1 van het Activiteitenbesluit. Wanneer een inrichting in bijlage 1 is opgenomen is een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer / Wabo (milieuvergunning / omgevingsvergunning) vereist. In het gebied van dit bestemmingsplan is het ziekenhuis op de Elisabethlocatie als enige "bedrijf" opgenomen in bijlage 1 van het Activiteitenbesluit en dient dan ook te beschikken over een milieuvergunning. Het ziekenhuis is in dit bestemmingsplan "wegbestemd".

5.4.2 Bedrijven- en milieuzonering in relatie tot het plangebied

In het plangebied of de directe omgeving daarvan is geen sprake van bedrijvigheid, waarvan de bedrijfsvoering belemmeringen kan opleveren voor de nieuwe woningbouw (Heiligenbergerweg en zwembadlocatie). Evenmin zijn er nieuwe bedrijfsfuncties voorzien die conflicteren met bestaande gevoelige functies, zoals woningen.

Om een en ander nader te kunnen beoordelen biedt de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" een algemeen aanvaard hulpmiddel. Bij het ontbreken van een wettelijke regeling terzake kunnen de richtafstanden uit die publicatie worden gebruikt om te beoordelen of er sprake is van goede ruimtelijke ordening. Wordt aan de richtafstanden voldaan dan kan worden aangenomen dat op het punt van geluidhinder, geuroverlast, stofhinder en externe veiligheid sprake is van een goede ruimtelijke ordening tussen een milieubelastende activiteit en woningen. Hoewel dat zelf geen ruimtelijk ordeningsinstrument is, wordt meer dan voorheen, de toepassing van de Wet milieubeheer - voorzover van toepassing op een activiteit- betrokken bij de genoemde goede ruimtelijke ordening tussen activiteiten en woningen. Zo mag het ruimtelijk ordenen van woningen milieuvergunde rechten van activiteiten niet onmogelijk maken. Voor het beoordelen van activiteiten in relatie tot hun potentieel kwetsbare omgeving en omgekeerd is hier gebruik gemaakt van de VNG-brochure "Bedrijven en Milieuzonering", uitgave 2009. Bij de beoordeling wordt uitgegaan van de grootste afstand. De kwaliteit van de omgeving kan echter van dien aard zijn dat dit het toelaten van een minder groter afstand rechtvaardigt. Ook is het denkbaar dat bijvoorbeeld het milieuaspect geluid een minder grote afstand toelaat, maar dat de grootste afstand toch moet worden gehanteerd, omdat een ander milieuaspect dan geluid dat vereist. De brochure is overigens niet bedoeld om bestaande (reeds bestemde) situaties te beoordelen

Woningen

De nieuwe woningen (één vervangende nieuwbouwwoning en één nieuwe woning) aan de Heiligenbergerweg (171) bevinden zich op een grotere afstand tot de aanwezige "bedrijven" dan de in de VNG-publicatie voorgeschreven afstand. Voor scholen (SBI-code: 85) en kinderboerderijen (SBI-code 91041) wordt daarbij uitgegaan van een grootste afstand van 30 m. Uit het oogpunt van geluid is een minder grote afstand denkbaar, omdat de huidige omgevingskwaliteit sterk wordt bepaald door een hoge geluidbelasting, voornamelijk afkomstig van de Heiligenbergerweg.

Skeelerbaan/combibaan

Inleiding
Nieuwe bestemmingen moeten voldoen aan de eis van goede ruimtelijke ordening. Om dat te kunnen beoordelen is in de eerste plaats de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” een algemeen aanvaard hulpmiddel. In de toelichting bij het ontwerp-bestemmingsplan (hoofdstuk 5.4.2) was aangegeven dat de skeelerbaan/combibaan voldoet aan de richtafstanden tussen belastende activiteiten en woningen. Omdat een skeelerbaan/combibaan niet met name in de publicatie wordt genoemd, is hierbij gekeken naar vergelijkbare activiteiten (tennisbaan met verlichting en veldsportcomplex met verlichting). Deze worden ingedeeld in categorie 3.1 van de VNG-publicatie met een bijbehorende richtafstand van 50 m tot woningen. Aan deze afstand voldoet de skeelerbaan/combibaan. Omdat aan de VNG-publicatie echter geen duidelijke afstandseis voor een skeelerbaan/combibaan kan worden ontleend is specifiek akoestisch onderzoek (LBP Sight 29 maart 2011) uitgevoerd. Op basis van dat onderzoek is in het ontwerp-bestemmingsplan Park Randenbroek e.o. geconcludeerd, dat een geluidsafscherming van 1.75 m hoog tussen de skeelerbaan/combibaan en de woningen gewenst zou zijn. Inmiddels zijn de omstandigheden met betrekking tot de bedrijfsvoering van de skeelerbaan/combibaan gewijzigd. Zo heeft de Amersfoortse IJsvereniging aangegeven geen gebruik te zullen maken van een muziekinstallatie, met uitzondering van de dagen dat er wordt geschaatst. Dat is belangrijk omdat een dergelijke installatie zeer bepalend (meer dan skeeleren en praten) is voor de te beoordelen akoestische situatie. De Amersfoortse IJsvereniging heeft verder aangegeven, dat de baan niet tot 23.00 uur maar tot 22.00 uur in gebruik is. Met het inkorten van de bedrijfsvoering met betrekking tot het praten en het skeeleren met 1 uur (25%), daalt de gemiddelde geluidsbelasting ten opzichte van het volledig benutten van de avondperiode (dus tot 23.00 uur) met 1,25 dB(A). Vanwege de gewijzigde omstandigheden is de akoestische situatie opnieuw beoordeeld en zijn nu bij die beoordeling ook betrokken de actuele meetgegevens van het referentieniveau van het omgevingsgeluid (= het momenteel heersende achtergrondniveau) bij de woningen aan de straatkant van de Rubensstraat. De akoestische informatie wordt ook gebruikt om na de vaststelling van het bestemmingsplan in het kader van de toepassing van de Wet milieubeheer de gewenste geluidkwaliteit te kunnen handhaven.

Akoestisch onderzoek

De akoestische situatie met betrekking tot de skeelerbaan/combibaan is als volgt beoordeeld. In het akoestische rapport (LBP-Sight van 29 maart 2011, kenmerk R034131aaA0.eg, genaamd “Skeelerbaan/combibaan park Randenbroek Amersfoort, akoestisch onderzoek) zijn in een referentiesituatie elders (Den Haag) geluidmetingen uitgevoerd naar het zogenaamde bronniveau bij het skeeleren. Deze bronnen en de benodigde bedrijfsduur zijn vervolgens ingevoerd in een rekensimulatiemodel van de geplande skeelerbaan/combibaan volgens het bestemmingsplan Park Randenbroek e.o. Met de gebruikelijke geluidsoverdrachtsberekeningen kon vervolgens zonder en met geluidmaatregelen de geluidsbelasting op elk willekeurig punt in de omgeving worden bepaald en getoetst aan de geldende milieukwaliteiteisen in dB(A). De in het akoestisch onderzoek gebruikte gegevens over bezoekersaantallen van de skeelerbaan/combibaan in de avond zijn mede ontleend aan de gegevens van de Amersfoortse IJsvereniging. Deze aantallen zijn in het onderzoek nog opgehoogd. De gehanteerde aantallen voertuigen moeten als een worst-case benadering worden beschouwd, omdat in het algemeen de meeste bezoekers per fiets zullen komen. Er is verder in het onderzoek uitgegaan van skeeleraars 75% van de tijd “praten”.

Er zijn dus ter plaatse geen geluidmetingen uitgevoerd met betrekking tot het skeeleren zelf. Wel is dat gebeurd ten aanzien van het achtergrondniveau zonder combibaan en zonder gebruik ijsbaan (= de huidige situatie).

Om een indruk te krijgen van de huidige omgevingsgeluidkwaliteit zonder skeelerbaan/combibaan (=referentieniveau) zijn op 20 juli 2011 geluidmetingen aan de Rubensstraat uitgevoerd door LBP Sight. Deze gegevens maken deel uit van de bijlagen bij deze toelichting (Referentiemetingen omgevingsgeluid d.d. 1 augustus 2011). Uit de metingen blijkt dat de referentiewaarde voor het omgevingsgeluid in de maatgevende avondperiode minimaal 40 dB(A) bedraagt. Gedurende 95% van de tijd (3,8 uur) was deze waarde aanwezig. Daarmee dient die als grenswaarde voor de te beoordelen activiteit. Daarbij wordt nog opgemerkt dat op het moment van de metingen de vakantieperiode was aangebroken. Om die reden mag verwacht worden dat het jaargemiddelde geluidsniveau iets hoger zal liggen.


Wat zijn de geldende milieukwaliteitseisen in het kader van goede ruimtelijke ordening

Voor de geldende milieukwaliteitseisen kent de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” , uitgave 2009 (pagina 195) de volgende geluidcriteria voor een “rustige woonwijk”: 45 dB(A) langtijdgemiddeld beoordelingsniveau; 65 dB(A) maximaal (piekgeluiden) en 50 dB(A) ten gevolge van verkeersaantrekkende werking. Omdat het hier om etmaalwaarden gaat (pagina's 191 en 205 van de VNG-publicatie) geldt voor de maatgevende avondperiode (19.00-23.00 uur) in een rustige woonwijk: 40 dB(A) langtijdgemiddeld beoordelingsniveau; 60 dB(A) maximaal (piekgeluiden) en 45 dB(A) ten gevolge van verkeersaantrekkende werking.

Voor de Rubensstraat is in de beoordeling uitgegaan van een rustige woonwijk. Bij de beoordeling van een gemengd gebied gelden 5 dB(A) hogere waarden. Daarbij wordt overigens opgemerkt dat het ook voor een als rustig getypeerde woonwijk mogelijk is deze verhoogde waarden te hanteren, mits goed gemotiveerd. De op 20 juli 2011 in de avondperiode uitgevoerde geluidmeting (rapport Referentiemetingen omgevingsgeluid d.d. 1 augustus 2011) naar het referentieniveau voor het omgevingsgeluid bevestigt het volgens de VNG-publicatie te hanteren langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van 40 dB(A) als grenswaarde voor deze periode.

Huidige situatie

Het huidige gebruik beperkt zich tot min of meer langdurig omgevingslawaai afkomstig van het ijsbaanterrein en het wegverkeer op de Rubensstraat. Het gebruik van een skeelerbaan/combibaan verlengt de tijdsduur van het optredende omgevingsgeluid met name omdat in de niet-winterse periode de buitenruimten behorende bij de woningen aan de Rubensstraat meer in gebruik zullen zijn dan gedurende de winterperiode. Maatgevend voor de beoordeling zijn de woningen gelegen op de kortste afstand van de geplande skeelerbaan/combibaan. Deze woningen zijn gelegen aan de Rubensstraat (nrs 25-61) tussen de Memlingstraat en de Johannes Bosboomstraat. De achtertuinen van de woningen worden door de woningen afgeschermd van het geluid afkomstig van de skeelerbaan/combibaan. De voortuinen van de woningen met een minimale diepte van 4 m bevinden zich in de huidige situatie onafgeschermd tussen de woningen en de Rubensstraat. Bij een aantal woningen is weliswaar sprake van een aan de gevel grenzende buitenruimte met een diepte van ca. 1 m op de eerste verdieping, maar die is van zodanig geringe omvang, dat niet gesproken kan worden van een geluidgevoelige buitenverblijfsruimte.

Resultaten akoestisch onderzoek

Uit het akoestisch onderzoek van LBP Sight van 29 maart 2011 is, rekening houdend met de “nieuwe” bedrijfsvoering van de skeelerbaan/combibaan, gebleken dat zich aan de Rubensstraat op verdiepingshoogte (5 m + mv) de navolgende ten hoogste optredende geluidsbelastingen voordoen bij de woningen ten gevolge van het praten en het skeeleren op de skeelerbaan/combibaan (dus exclusief muziekinstallatie en het in gebruik zijn van de baan van 19.00-22.00 uur). Het gaat daarbij om de langtijdgemiddelde geluidsniveaus in de maatgevende avondperiode: 39,54 dB(A) + 35,64 dB(A) = 41,02 dB (A) = 41 dB(A) zonder geluidsafscherming; 39,54 dB(A) + 35,16 dB(A)= 40,89 dB(A) = 41 dB(A) met geluidafscherming van 1.2 m en 37,45 dB(A) + 30,26 dB(A)= 38,20 dB(A) = 38 dB(A) met geluidafscherming van 1.75 m

Dezelfde berekeningen zijn ook gemaakt op begane grond niveau (1,5 m + mv): 37,88 dB(A) + 34,12 dB(A) = 39,41 dB (A) = 39 dB(A) zonder geluidsafscherming, 37,86 dB(A) + 32,12 dB(A)= 38,89 dB(A) = 39 dB(A) met geluidafscherming van 1.2 m en 37,45 dB(A) + 30,26 dB(A)= 38,20 dB(A) = 38 dB(A) met geluidafscherming van 1.75 m.

Ten opzichte van het akoestische onderzoek van LBP Sight van 29 maart 2011, zijn in de bovenstaande berekening (verder) gedetailleerde geluidsgegevens gebruikt (tot twee decimalen achter de komma). Deze gegevens maken deel uit van de bijlagen bij deze toelichting (Aanvullende gedetailleerde geluidgegevens op rapport LBP Sight; skeelerbaan/combibaan Amersfoort).


Wat blijkt uit de bovenstaande berekeningen ?

Uit bovenstaande berekeningsgegevens blijkt, dat wanneer de hoogte van de geluidsvoorziening langs de skeelerbaan/combibaan 1,75 m + mv is, zoals die nog in het ontwerp-bestemmingsplan park Randenbroek e.o. was opgenomen, de geluidbelasting op verdiepinghoogte maximaal 38 dB(A) bedraagt. Deze hoogte van 1.75 m is niet noodzakelijk nu het gemeten referentieniveau van het omgevingsgeluid hoger is. Wanneer geen geluidafscherming wordt aangelegd of de hoogte beperkt zich tot 1.2 m, dan bedraagt de geluidsbelasting in beide gevallen 41 dB(A). Daarbij moet wel worden opgemerkt, dat het op deze verdiepinghoogte van 5 m = mv eigenlijk niet uitmaakt of wel of geen geluidsmaatregel naast de skeelerbaan/combibaan wordt getroffen omdat zich op deze hoogte bij de woningen geen geluidgevoelige buitenverblijfsruimten bevinden. In dat geval is niet de toelaatbare geluidsbelasting buiten maar binnen de woning maatgevend. Het binnenniveau in de woningen langs de Rubensstraat (uitgaande van een geluidwering van de gevels van 20 dB(A)) gedurende de avonduren ligt tussen de 22 en 25 dB(A), wat aanvaardbaar is. Een extra geluidvoorziening bovenop een wal (tot een totale hoogte van 1,2 m) levert een verwaarloosbare geluidreductie op. Het bereiken van de grenswaarde van 40 dB(A) op deze verdiepinghoogte door de inzet van een nog grotere ophoging ten behoeve van de geluidreductie van 1 dB(A) is behalve akoestisch ondoelmatig ook uit kostenoverwegingen niet aanvaardbaar.

Uit de berekeningsgegevens voor de geluidkwaliteit op de begane grond blijkt verder dat het langtijdgemiddelde niveau lager is dan op de verdiepinghoogte van de woningen. Tot een afschermhoogte 1,2 m + mv hebben maatregelen tegen praatgeluid nauwelijks betekenis (verschil is 0,02 dB(A)). Het skeelergeluid wordt in vergelijking met geen geluidvoorziening wel met 2 dB(A) gereduceerd bij een schermhoogte van 1,2 m, waarmee afgerond een grenswaarde van 39 dB(A) haalbaar is voor de gezamenlijke bijdrage van skeeleren en praten. Dit is lager dan het referentieniveau voor het omgevingsgeluid. Een geluidafscherming van 1,2 m is hier niet doelmatig te meer daar ook hier (afgerond) dezelfde waarde wordt bereikt wanneer geen extra geluidsafscherming wordt aangelegd.

Bij een afschermhoogte van 1,75 m + mv neemt de bijdrage van het praatgeluid af met 0,4 dB(A) en de bijdrage van het skeeleren zelfs met bijna 2 d(B)A ten opzichte van een afscherming ter hoogte van 1,2 m en met 4 dB(A) ten opzichte van de situatie zonder geluidbeperkende voorziening. Maar gesteld kan worden dat bij geen afscherming langs de skeelerbaan/combibaan, geen gebruik van de muziekinstallatie en het gebruiken van de baan in de avondperiode tot uiterlijk 22.00 uur een optimum zit van 'niet-betrokkenheid' van bewoners bij de baan, waarbij de geluidkwaliteit van de omgeving weer min of meer beleefd wordt zoals het was zonder een skeelerbaan/combibaan (namelijk een geluidsbelasting van niet meer dan 40 dB(A).

Maatregelen in het kader van goede ruimtelijke ordening

In de regels van het bestemmingsplan zal worden vastgelegd, dat geen gebruik mag worden gemaakt van een muziekinstallatie, met uitzondering van de dagen dat er wordt geschaatst, en dat de skeelerbaan/combibaan tot 22.00 uur in gebruik mag zijn. Ook via de toepassing van de Wet milieubeheer zal de geluidkwaliteit worden gewaarborgd.

Maatwerkvoorschriften bij toepassing van de Wet milieubeheer

Zonder maatwerkvoorschriften zou de Wet milieubeheer een 5 dB(A) hogere geluidsbelasting in de avonduren toelaten dan is toegepast in het kader van goede ruimtelijke ordening (Wro), namelijk een invallende geluidbelasting van 45 dB(A). Daarmee zou een ruimere bedrijfsvoering, mogelijk ten nadele van de woonomgeving, toelaatbaar zijn dan de door de ijsvereniging voorgestelde bedrijfsvoering. Om dat te voorkomen en ook in de praktijk op de voorgestelde bedrijfsvoering uit te komen zullen maatwerkvoorschriften op grond van het Besluit algemene regels voor de inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit Wet milieubeheer) worden gesteld, waarbij voor de avondperiode een 5 dB(A) strengere waarde wordt toegepast dan gangbaar is volgens het Activiteitenbesluit. Artikel 2.20 en dan met name de leden 1 en 5 van het Activiteitenbesluit geven de gemeente de bevoegdheid om deze strengere maatwerkvoorschriften toe te passen. Het rapport van LBP Sight van 29 maart 2011 is, rekening houdend de gewijzigde bedrijfsvoering en de tijdstippen waarop de baan in gebruik is (tot 22.00 uur) uitgangspunt voor de op te stellen maatwerkvoorschiften aangaande het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT), het maximaal geluidsniveau LAmax en de bedrijfstijden.

De navolgende maatwerkvoorschriften zullen worden gesteld:

1. In afwijking van de waarden uit tabel 2.17a van het Activiteitenbesluit gelden de volgende geluidgrenswaarden voor de inrichting:

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0031.png"

2. De skeelerbaan/ combibaan mag tussen 22.00 en 07.00 uur niet in gebruik zijn voor sportbeoefening

3. Op en langs de skeelerbaan/ combibaan mag geen muziekgeluid ten gehore worden gebracht met uitzondering van de dagen dat er wordt geschaatst. De omroepinstallatie mag alleen gebruikt worden voor het doen van noodzakelijke mededelingen die een directe relatie hebben met de skeelerbaan/ combibaan.

Conclusies

Geconcludeerd kan worden dat bij gewijzigde bedrijfsvoering en bedrijfsduur (geen gebruik van een muziekinstallatie en het in gebruik zijn van de skeelerbaan/combibaan tot 22.00 uur) zonder extra geluidafscherming langs die baan aan de grenswaarde van 40 dB(A) voor de avondperiode wordt voldaan. Het eventueel aanleggen van een geluidvoorziening van 1.2 m of 1,75 m, zoals in het ontwerp-bestemmingsplan bij de ongewijzigde bedrijfsvoering en bedrijfsduur nog werd aangenomen, om op de begane grond bij de woningen lagere geluidsniveaus te halen, is niet doelmatig nu het gemeten referentieniveau van omgevingsgeluid ten minste 40 dB(A) bedraagt. Deze waarde komt overeen met de waarde gehanteerd in de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009, zodat sprake is van goede ruimtelijke ordening in de zin van de Wet ruimtelijke ordening. Waarborging van de 'nieuwe' bedrijfsvoering (dat wil zeggen geen muziekinstallatie in gebruik en de bedrijfsduur in de avondperiode beperken tot 22.00 uur) zal plaatsvinden in het kader van de toepassing van de Wet milieubeheer door maatwerkvoorschriften op te leggen aan de Amersfoortse IJsvereniging voor het in gebruik hebben van de skeelerbaan/combibaan. Ook in de regels van het bestemmingsplan wordt vastgelegd, dat het gebruik van een muziekinstallatie is verboden en de bedrijfsduur in de avondperiode wordt beperkt tot 22.00 uur.

Op de dagen dat er wordt geschaatst mag wel muziek ten gehore worden gebracht. Het toestaan van muziek tijdens schaatsdagen is een al tientallen jarenlang gebruik dat wordt gecontinueerd. Het geldende bestemmingsplan bestemt de desbetreffende gronden ook voor “ijsbaan”. Hoewel met een combibaan meer schaatsdagen mogelijk zijn dan met een traditionele natuurijsbaan, blijft het aantal dagen dat daadwerkelijk kan worden geschaatst beperkt. Tijdens schaatsdagen zijn de buitenruimten bij de woningen aan de Rubensstraat doorgaans niet in gebruik. In deze periode zal er dus geen hinder zijn van het buiten(muziek)geluid. Afgezien daarvan zal in de dagen dat er muziek wordt gedraaid de AIJV op dat punt moeten blijven voldoen aan de geluidseisen van het Activiteitenbesluit. Ook daarmee worden voldoende de belangen van omwonenden beschermd.

Zoals in het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o. is aangegeven, zal langs de skeelerbaan/combibaan worden volstaan met de aanleg van een dijkje waarop een haag geplant wordt (hoogte dijk en haag 1,2 m vanaf maaiveld). De dijk is om technische redenen noodzakelijk (onder water zetten baan) en met de haag wordt in combinatie met de andere maatregelen (aanleggen boomgroepen, vervangen hekken door hagen) een verantwoorde landschappelijke inpassing van de sportvoorziening in het gebied bereikt. Met de voorgestelde maatregelen wordt voorts tegemoet gekomen aan de bezwaren van diverse reclamanten tegen een geluidafscherming van 1.75 m, zoals die in het ontwerp-bestemmingsplan Park Randenbroek e.o. was opgenomen. Een scherm wordt blijkens de zienswijzen door reclamanten als zeer ontsierend voor het aanzien van het terrein ervaren. De Amersfoortse IJsvereniging heeft daarnaast bezwaren tegen een afscherming van 1.75 m omdat daarmee het beheer en de regie vanuit het verenigingsgebouw tijdens schaatsdagen in de winter wordt bemoeilijkt c.q. onmogelijk wordt gemaakt, een geluidsafscherming mede vanwege het niet gebruiken van een muziekinstallatie niet nodig is en ten slotte ook leidt tot onnodige meerkosten. De Amersfoorte IJsvereniging pleit daarom voor een groene afscherming aan de westkant van de combibaan met een hoogte van maximaal 1,2 m.

Overige voorzieningen

De kortste afstand tussen de (westelijk van de skeelerbaan gelegen) natuurijsbaan en de woningen bedraagt circa 30 m. Hiermee wordt niet voldaan aan de richtafstand van 50 m. De baan sluit echter aan op een bestaand sportcomplex en is reeds in de huidige situatie als ijsbaan bestemd. Bovendien kan hier niet worden gesproken van een gemiddeld veldsportcomplex, maar gaat het om zeer beperkt gebruik als ijsbaan (veelal maar een zeer korte periode in het jaar). Er is ter plaatse van de woningen een goed verblijfsklimaat te garanderen.

Voor de overige veldsportcomplexen geldt, dat die in de huidige situatie al als zodanig zijn bestemd. Hier is dus geen sprake van een nieuwe situatie. Ook lichtmasten zijn in de huidige situatie al mogelijk. Het geldende bestemmingsplan verzet zich daar niet tegen. Ten aanzien van de hoogte van de masten heeft in de huidige situatie de Bouwverordening aanvullende werking en zijn masten mogelijk tot 15 m. De sportcomplexen vallen verder onder de werking van de Wet milieubeheer c.q. het Activiteitenbesluit. Dit besluit stelt voorschriften aan de verlichting. De tijden waarop de verlichting uit moet zijn ((tussen 23.00-07.00 uur en indien er geen sport wordt beoefend) is in dat besluit vastgelegd. Het Activiteitenbesluit bevat ook een zorgplicht. Onder de zorgplicht met betrekking tot lichthinder valt het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinderlijke lichtschijnsels in woon- of slaapvertrekken van woningen als gevolg van lichtinstallaties. Uit de toelichting bij het Activiteitenbesluit blijkt dat de invulling van deze zorgplicht moet worden afgeleid uit de "Algemene Richtlijnen betreffende lichthinder" van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV). Deze richtlijn bevat regels voor sportcomplexen op het gebied van lichthinder. Er zijn grenswaarden voor verlichting gesteld, waaraan moet worden voldaan. Voor lichthinder kan de gemeente aanvullende nadere eisen stellen om te waarborgen dat aan de richtlijnen wordt voldaan. Als de voorschriften uit het Activiteitenbesluit - in samenhang met de richtlijn van de NVVS voor lichtmasten - in acht worden genomen is er geen sprake van onevenredige lichthinder.

Het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) bevat verder geluidsvoorschriften waaraan sportaccommodaties moeten voldoen. Zo mag het geluidsniveau (ook het niveau van aanwezige installaties) afkomstig van een sportcomplex op de gevel van nabijgelegen woningen overdag gemiddeld niet hoger zijn dan 50 dB(A). Voor de avondperiode geldt - afhankelijk van het tijdstip de strengere norm van 45 of (na 23.00 uur) 40 dB(A). De gemeente kan in aanvulling hierop nadere eisen stellen om te zorgen dat daadwerkelijk aan de toegestane niveaus wordt voldaan. Daarnaast heeft de sportvereniging uiteraard zelf de verantwoordelijkheid (zorgplicht) om geluidsoverlast voor omwonenden zoveel mogelijk te beperken. Als niet wordt voldaan aan de bovengenoemde voorschriften, kan de gemeente naar aanleiding van een klacht over geluidsoverlast overgaan tot handhavingmaatregelen.


De exacte plek van de nieuwe woningen op de zwembadlocatie is nog niet bekend. Die wordt bepaald in het nog vast te stellen uitwerkingsplan. In de uitwerkingsregels voor deze nieuwe woningbouw is vastgelegd, dat voor de vaststelling van het uitwerkingsplan moet zijn aangetoond dat een aanvaardbare milieuhygiënische woonsituatie ten opzichte van de omliggende "bedrijf"functies (ijs- en skeelerbaan) is gewaarborgd.

Voor hondentrainingsvelden geldt een richtafstand van 50 m tot gevoelige functies. Binnen die afstand zijn in het bestemmingsplan geen nieuwe woningen of andere gevoelige functies voorzien en evenmin aanwezig.

5.5 Externe Veiligheid

5.5.1 Beoordelingskader

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's voor de omgeving, bij het gebruik, de productie, opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Circulaire RisicoNormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (Circulaire RNVGS) zijn risiconormen opgenomen voor inrichtingen en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (water, weg en spoor). Verwacht wordt dat op korte termijn het Besluit externe veiligheid transport in werking zal treden (Basisnet weg). Hierin wordt het beleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over rijkswegen, spoor en binnenwater wettelijk geregeld. Hieraan moet getoetst worden bij een aantal besluiten in het kader van de ruimtelijke ordening of in het kader van de Wet milieubeheer (Wm). De wetgeving ten aanzien van aardgastransportleidingen is op dit moment herzien en vastgelegd in een AMvB voor buisleidingen. Deze AMvB sluit aan op het Bevi. Tot voor kort was de "circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen" van kracht. Per 1 januari 2011 zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van kracht. Een kwantitatieve toetsing aan deze nieuwe besluiten heeft nog niet plaatsgehad. Voor de beoordeling wordt aangesloten bij het in juni 2010 uitgevoerde onderzoek van DHV, "MER Ontwikkelingsplan Hogewegzone Amersfoort Beoordeling externe veiligheid". Het plangebied sluit aan op het onderzoeksgebied dat is gebruikt bij het in 2011 vast te stellen bestemmingsplan Hogewegzone. De resultaten daarvan worden gebruikt voor de beoordeling van het plangebied op externe veiligheid.


De overheid stelt grenzen aan de externe risico's van gevaarlijke stoffen. De grenzen zijn vertaald in normen voor het plaatsgebonden risico (PR) en een oriëntatiewaarde / verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR). De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen.


Het PR richt zich als maat voor het risico vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen vooral op de te realiseren basisveiligheid voor personen in de omgeving van die activiteiten. Het wordt uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon op een plaats in de omgeving van een risicovolle activiteit zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van door die activiteit veroorzaakte calamiteit. Een kans op overlijden van 1 op de miljoen per jaar (PR=10-6) wordt aanvaardbaar geacht. De PR 10-6 is voor kwetsbare objecten een harde grenswaarde welke niet mag worden overschreden. Het PR wordt "vertaald" als een risicocontour rondom de risicovolle activiteit, waarbinnen geen kwetsbare objecten mogen liggen.

Het GR is bedoeld voor het beperken van de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR is een maat voor de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een risicovolle activiteit en van een daardoor veroorzaakte calamiteit. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het aantal maximaal aanwezige personen, de z.g. oriënterende waarde (OW). Het gaat om een richtwaarde. Het bevoegd gezag mag, mits afdoende gemotiveerd, van deze richtwaarde afwijken (de verantwoordingsplicht). De verantwoordingsplicht geldt voor elke toename van het GR, dus ook als de OW niet wordt overschreden. Externe veiligheid moet altijd in preventieve zin deel uitmaken van de besluitvorming bij nieuwe situaties en kan bij besluitvorming over bestaande situaties leiden tot aanvullende maatregelen.


Verantwoording van het groepsrisico bij een verandering van het groepsrisico is sinds 2004 een onderdeel van het externe veiligheidsbeleid in Nederland. Het is geïntroduceerd in het Bevi en nader uitgewerkt in het Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico. Beide hebben primair betrekking op inrichtingen. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen volgt de verantwoordingsplicht uit de Circulaire RisicoNormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen.


Voor aardgastransportleidingen bestaat op dit moment nog geen verantwoordingsplicht. Het ministerie van VROM werkt aan een wijziging van het huidige beleid met deterministische afstanden naar een toekomstig risicobeleid, waar de verantwoording van het groepsrisico deel van uit gaat maken.

Voor het bovenstaande geldt vanaf 1 januari 2011 het Besluit buisleidingen.

5.5.2 Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en Basisnet Weg

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is met ingang van 1 januari 2010 de genoemde circulaire van kracht. De regeling vervalt per 31 juli 2012, wanneer de Wet op het Basisnet Weg van kracht wordt. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen opgenomen. In nieuwe situaties geldt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van het Basisnet Weg in 2012 wordt geregeld dat het vervoer van gevaarlijke stoffen met beperkingen mogelijk blijft, maar ook worden grenzen gesteld aan ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden langs deze infrastructuur. Langs een aantal wegen komen dan ook zones waar ruimtelijke beperkingen zullen gelden.


Externe veiligheid is met betrekking tot de beoordeling van het vervoer van gevaarlijke stoffen alleen relevant voor het vervoer over de A28. In bijlage 5 van genoemde circulaire is in tabel 5 een veiligheidszone opgenomen met een breedte van 14 m, gemeten vanaf het midden van de A28. Deze zone en zonegrens bevinden zich op de rijksweg A28 zelf. Binnen deze zone bevinden zich geen kwetsbare bestemmingen en worden ook geen kwetsbare bestemmingen geprojecteerd, zodat op het punt van het plaatsgebonden risico vanwege dit vervoer sprake is van een aanvaardbare situatie, waarbij de benodigde vervoerscapaciteit voor dit vervoer over de A28 en de ruimtelijke ordening van functies bij vaststellen van het plan Randenbroek elkaar nimmer belemmeren.


Ten aanzien van het groepsrisico is uit rapportages ten behoeve van de komende vaststelling van het Basisnet Weg bekend dat de oriënterende grenswaarde voor dit risico in de huidige situatie niet wordt overschreden. Het vervoer over de A28 moet dan ook niet als bedreigend worden gezien voor de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden in het plangebied te meer niet, omdat een zeer kwetsbare functie als het Elisabethziekenhuis uit het gebied verdwijnt. Daardoor neemt naar verwachting niet alleen de personenverdichting als maat voor het beoordelen van het groepsrisico binnen het plangebied en binnen de invloedssfeer van het transport over de A28 aanzienlijk af en maar ook de mate van kwetsbaarheid (een ziekenhuis is kwetsbaarder dan woningen). Het toevoegen 2 nieuwe woningen op een afstand van meer dan 300 m en een groter aantal woningen (zwembadlocatie) op meer dan 1 km uit de A28 levert onder het oude of nieuwe beoordelingsregime per saldo altijd een verlaging op van het groepsrisico GR.

5.5.3 Circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

Hetzelfde als genoemd onder 5.5.1 met betrekking tot de verlaging van het GR geldt dan ook voor het gastransport door de hoofdaardgastransportleiding die ten oosten van de A28 is gesitueerd binnen het grondgebied van de gemeente Leusden.


Met betrekking tot het PR wordt in het eerdergenoemde DHV-rapport opgemerkt "Op basis van de risicoberekeningen die zijn uitgevoerd door de Kema kan worden geconcludeerd dat er geen plaatsgebonden risicocontour 10-6 aanwezig is. Het plaatsgebonden risico van de aardgastransportleidingen levert dus geen beperkingen op in de huidige situatie". Voor het plangebied is deze conclusie ook van toepassing met dien verstande dat hier hooguit 1 leiding (de hoofdaardgastransportleiding) ter beoordeling staat en in de Hogeweg 2 leidingen zijn beoordeeld.

5.5.4 Provinciaal milieubeleidsplan en structuurvisie ruimtelijke ordening

Externe veiligheid wordt door de provincie geborgd in het provinciaal milieubeleidsplan en de structuurvisie ruimtelijke ordening.

5.6 Planologisch Relevante Leidingen

In het plangebied ligt een aantal ruimtelijk relevante leidingen. Ter hoogte van de Rubensstraat 67 tussen de sportvelden van voetbalvereniging CJVV en het ijsbaanterrein liggen een groot vuilwaterriool en een persleiding voor de afvoer van afval- en regenwater van de wijken Vermeerkwartier, Dorrestein-Zuid en Leusderkwartier. Verder ligt een ondergronds gelegen bergbezinkbassin tussen het sportveld en de Heiligenbergerbeek.


De beschermingszone bedraagt 3 meter aan weerszijden van de hiervoor genoemde leidingen.


afbeelding : Ligging persleiding, hoofdriool en bergbezinkbassin

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0032.png"

5.7 Bodem

5.7.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Volgens het Bro zullen burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer een onderzoek verrichten naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op daarvoor geschikte gronden te worden gerealiseerd.

5.7.2 Wet bodembescherming

De Wet bodembescherming bevat de voorwaarden die kunnen en worden verbonden aan het verrichten van handelingen in of op de bodem. Primair komt bescherming en sanering in de wet aan bod. De wet heeft betrekking op zowel landbodems als waterbodems. De Wet bodembescherming geeft aan wanneer er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en of er dan ook gesaneerd moet worden. De hoeveelheid grond dan wel grondwater (beide in m³) en de mate van vervuiling, gemiddeld boven de interventiewaarde, zijn de criteria voor een geval van ernstige bodemverontreiniging. De interventiewaarde is de waarde, waarboven er risico’s zijn voor mens, flora en fauna. De spoedeisendheid, de noodzaak om te saneren, hangt hiervan af maar ook van de mate van verspreiding van de bodemverontreiniging. Voor gevallen van ernstige bodemverontreiniging is er bij niet gewijzigd grondgebruik soms geen noodzaak tot saneren. Voorbeelden zijn voormalige stortplaatsen en kleine verontreinigingen in het diepere grondwater.

De gevallen van ernstige bodemverontreinigingen zijn door de Gemeente Amersfoort in beeld gebracht. In een aantal gevallen is in een beschikking Wet bodembescherming aangegeven wat er met een geval van ernstige bodemverontreiniging moet gebeuren. Nadat er is gesaneerd, kunnen er restverontreinigingen aanwezig zijn. Soms zijn er gebruiksbeperkingen.

5.7.3 Besluit bodemkwaliteit

Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit in werking getreden. Het Besluit bodemkwaliteit regelt de toepassing van bouwstoffen, grond en baggerspecie. Voor gebieden waar een bodemkwaliteitskaart en een bodembeheerplan is opgesteld, mag tot maximaal 5 jaar na inwerkingtreding van het Besluit bodemkwaliteit gebruik worden gemaakt van een overgangsregeling. Voor de gemeente Amersfoort geldt daarom dat grondverzet nog kan plaatsvinden volgens de vrijstellingsregeling grondverzet. In 2002 is een bodemkwaliteitskaart en een bodembeheerplan voor de gehele gemeente opgesteld. Op deze kaart ligt het bestemmingsplangebied van Park Randenbroek e.o. in een zone die op basis van de bodemkwaliteitskaart is gekwalificeerd als schoon en een deel ligt in een zone die gekwalificeerd is als licht verontreinigd.

5.7.4 Bodem in relatie tot het plangebied

In het plangebied zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd. Geconcludeerd wordt dat de kwaliteit van de bodem geen belemmering vormt voor het beoogde gebruik van het bestemmingsplangebied. Het gebied ter plekke van het voormalige tenniscomplex vormt hierop een uitzondering. Op het hele terrein van ca 7000 m2 wordt veel gravel en kolengruis aangetroffen. Op basis van wettelijke verplichtingen is er geen saneringsnoodzaak, afhankelijk van het gebruik kunnen hier wel gebruiksbeperkingen zijn.

5.8 Geluid

5.8.1 Wet geluidhinder en Luchtvaartwet

De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid zijn de Wet geluidhinder (Wgh) en de Luchtvaartwet. Die laatste wet is voor het bestemmingsplangebied niet van toepassing. Bij vaststelling van een bestemmingsplan komen in de volgende gevallen de regels van de Wgh aan de orde: het bestemmen van gronden voor nieuwe geluidsgevoelige objecten (b.v. woningen en onderwijsgebouwen) binnen zones langs (spoor-)wegen en zones rondom industrieterreinen. Hier zijn alleen zones langs wegen voor wegverkeer van toepassing. Het gebied binnen deze zone geldt als akoestisch aandachtsgebied waar, voor bouwplannen en bestemmingsplannen, een akoestische toetsing uitgevoerd dient te worden.

5.8.2 Geluidsnota gemeente Amersfoort

De Wet geluidhinder kent een boven – en een ondergrens voor het toelaten van geluidsbelasting bij kwetsbare geluidgevoelige bestemmingen. Beneden de ondergrens gelden geen voorwaarden of beperkingen voor de ontwikkelingsmogelijkheden voor geluidgevoelige bestemmingen. Boven deze ondergrens en tot de bovengrens is sprake van beleidsruimte die is verwoord in de Geluidsnota van de gemeente Amersfoort, november 2008 versie 12. Bij het ontwikkelen van nieuwbouwplannen voor woningen en wegen alsmede voor aanpassingen van bestaande wegen moet rekening worden gehouden met de in deze nota genoemde randvoorwaarden.

5.8.3 Verkeerslawaai

In de Wgh is bepaald dat elke weg van rechtswege een geluidszone heeft (art. 74 lid 1). Een uitzondering hierop zijn wegen die zijn gelegen in een 30 km/uur-zone of in een woonerf. De breedte van de geluidszones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van een weg. In stedelijk gebied gelden de navolgende maten: • voor een weg bestaande uit 1 of 2 rijstroken: 200 meter; • voor een weg bestaande uit 3 of meer rijstroken: 350 meter. In geval van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen is akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.

In dit bestemmingsplan is de A28 relevant. Daarbij behoort een geluidszone met een breedte van 600 m. Relevant voor de praktische beoordeling van te projecteren (nieuwe) geluidsgevoelige bestemmingen (2 woningen Heiligenbergerweg 171) is het gebied gelegen ten oosten van de Gasthuislaan.

De overige relevante wegen hebben een geluidszone met in beginsel een breedte van 200 m. Omdat op de Rubensstraat en de Bisschopsweg een verkeerssnelheid toelaatbaar is van niet meer dan 30 km/h, kunnen deze beide wegen in principe buiten de beoordeling van de Wet geluidhinder blijven.

In onderstaand overzicht is een indicatie weergegeven van de geluidcontourligging op 5 m +mv van vier afzonderlijke wegen, waarbij de 30 km/h-wegen zijn doorberekend alsof sprake is van 50 km/h-wegen. De geluidsbelastingen zijn bepaald voor de situatie dat de Kersenbaan verkeerskundig nog niet functioneert. In het geval deze wel verkeerskundig functioneert zullen de contouren op een kortere afstand liggen van de wegas als onderstaand is aangegeven.

Vermeerstraat ter hoogte van het Sportfondsenbad (50 km/h-weg)

50 dB contour – 40 m
48 dB contour – 50 m
45 dB contour – 90 m

Bisschopsweg ter hoogte van het Sportfondsenbad (<50 km/h-weg)

55 dB contour – 12 m
53 dB contour – 20 m
48 dB contour – 40 m

Rubensstraat ter hoogte van het Sportfondsenbad (<50 km/h-weg)

48 dB contour – 15 m

Heiligenbergerweg ter hoogte van Nijenstede(50 km/h-weg)

48 dB contour - 120 m (binnen deze afstand komen in het plangebied geen te projecteren (nieuwe) woningen voor).

Zwembadlocatie

Een globale indicatie is dat binnen de geluidszone van 50 km-wegen de te projecteren woningen op de zwembadlocatie een geluidsbelasting ondergaan van circa 48 dB (dus in elk geval niet meer dan 53 dB). De bestaande wegen zullen ten behoeve van het verkrijgen van een lagere geluidbelasting bij de te projecteren nieuwbouwwoningen op de zwembadlocatie in ieder geval niet worden voorzien van geluidarm asfalt. Daar liggen financiële en onderhoudstechnische redenen aan ten grondslag. Dat geldt met name voor het voor de geluidbeoordeling relevante kruispunt Vermeerstraat/Bisschopsweg. Andere geluidafschermende maatregelen langs bestaande wegen zijn stedenbouwkundig en verkeerskundig onaanvaardbaar. Bij het te zijner tijd voor de bouw van de woningen vast te stellen uitwerkingsplan zal tevens ontheffingsbesluit op grond van de Wet geluidhinder worden genomen. Daarin kunnen de ontheffingswaarden, die altijd minder zullen bedragen dan de maximaal toelaatbare waarde van 63 dB, nader worden vastgesteld. Met de inwerkingtreding van de Crisis- en herstelwet is het door een wijziging van de Wet geluidhinder (artikelen 76 en 77) mogelijk geworden om hogere waarden vast te stellen (en te toetsen) in de procedure voor een uitwerkings- (of wijzigings)plan indien bij het vaststellen van het bestemmingsplan, waarin die uitwerkingsmogelijkheid is opgenomen, is onderbouwd dat de gewenste uitwerkingsbevoegdheid akoestisch mogelijk is. Daarvan is in dit geval sprake.

A28 en Heiligenbergerweg 171

De woningen aan de Heiligenbergerweg liggen in de geluidszones van de A28 en de Heiligenbergerweg. Binnen deze zones komen twee te projecteren nieuwbouwwoningen (twee-onder-een-kap) ter vervanging van één bestaande woning aan de Heiligenbergerweg 171. Een ontheffingsbesluit op grond van de Wet geluidhinder, waarin de gedetailleerde geluidsbelastingen kunnen worden vastgelegd, is noodzakelijk bij de woningbouw op dit perceel. De geluidbelasting van de A28 bedraagt maximaal 54 voor vervangende woning en 53 dB voor de nieuwe woning en de geluidsbelasting van de Heiligenbergerweg bedraagt in beide gevallen maximaal 61 dB. Op termijn zal de geluidbijdrage van de rijksweg afnemen wanneer een geluidscherm langs het wegvak tussen de Heiligenbergerweg en de Arnhemseweg wordt gerealiseerd.


Aan de voorwaarde dat elke woning tenminste over een geluidluwe gevel (geluidbelasting niet meer dan 48 dB vanwege afzonderlijk de rijksweg en de Heiligenbergerweg) moet beschikken kan worden voldaan, zodat er geen belemmering is te komen tot een ontheffingsbesluit in het kader van de toepassing van de Wet geluidhinder. Deze voorwaarde zal worden verbonden aan de ontheffing alsmede de voorwaarde dat de kopgevel van de derde bouwlaag van de woning die naar de rijksweg A28 is gekeerd een dove gevel moet zijn. In de begripsbepalingen bij de regels van dit bestemmingsplan is beschreven wat wordt verstaan onder een dove en een geluidluwe gevel. De procedure om te komen tot vaststelling van de hogere waarden wordt tegelijkertijd met de vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan gevolgd.


De berekeningsresultaten voor de locatie Heiligenbergerweg 171 zijn tot stand gekomen op basis van uitgangspunten, zoals die zijn gehanteerd bij het akoestisch onderzoek voor het gebied van Randenbroek - Zuid. Deze zijn opgenomen in het akoestisch onderzoeksrapport van Witteveen en Bos "Akoestisch onderzoek herstructurering Randenbroek Zuid in Amersfoort" van 13 april 2010, referentie AMF 157-4/nija4/009 en opdrachtgever De Alliantie Ontwikkeling. Dit rapport maakt deel uit van de bijlagen bij deze toelichting.

5.9 Duurzaamheid

Aandacht voor duurzaam en milieubewust bouwen in alle stadia van het ontwerp- en bouwproces is belangrijk. Al op stedenbouwkundig niveau moeten hierbij keuzes worden gemaakt. Bij de uitwerking van plannen moet rekening worden gehouden met de volgende beleidsdocumenten.

5.9.1 Klimaatakkoord 2007-2011

Bij nieuwbouw en renovatie is een forse energiebesparing mogelijk. In het Klimaatakkoord 2007-2011” tussen gemeenten en Rijk wordt gesteld dat in 2020 de nieuwbouw klimaatneutraal moet zijn. Het energieverbruik in woningen en gebouwen moet dan met 50% zijn verlaagd. Het rijk zal de EPC-norm de komende jaren stapsgewijs aanscherpen. Gemeenten gaan innovatieve initiatieven in de gebouwde omgeving actief oppakken. Ook zal er een innovatieprogramma energiebesparing bij nieuwbouw en renovatie worden opgezet voor de uitvoering van veldexperimenten, waarin op gebouw- en gebiedsniveau in goed overleg tussen betrokken partijen een hogere energieprestatie zal worden gerealiseerd dan de huidige energieprestatie-eis in de nieuwbouw.

5.9.2 Meer met minder

In het plan 'Meer met Minder' richt de nationale overheid zich voor de nieuwbouw op aanscherping van de nationale normen die al bestaan (de EPC). Voor woningbouw gaat de EPC van 0,8 naar 0,6 in 2011 en naar 0,4 in 2015 met als doel de energieneutrale woning in 2020. Voor de utiliteitsbouw geldt een vergelijkbare aanscherping met als doel alle nieuwe utiliteitsbouw 50% energie-efficiënter in 2017. Voor bestaande woningen en utiliteitsbouw zal het kabinet de mogelijkheden verkennen voor invoering van een vergelijkbare normstelling voor de energieprestatie. Er wordt een energielabel voor gebouwen (utiliteits-en woningbouw) ingevoerd. Het energielabel is met ingang van 2008 al verplicht voor woningeigenaren die hun huis gaan verkopen of verhuren

5.9.3 Het werkboek Duurzaam Bouwen

De in dit beleidsdocument vastgelegde uitgangspunten zijn vertaald naar een ambitieniveau, uitgedrukt in een puntenscore van het instrument GPR gebouw. De gewenste basisscore is een 7 voor elk thema (Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikskwaliteit, Toekomstwaarde). Daarnaast wordt er een inspanning verwacht om per thema hoger te scoren, afhankelijk van de bouwopgave en de lokatiespecifieke kansen.

Voor bepaalde materialen geldt een toepassingsverbod. Dit betreft de uitlogende bouwmetalen koper, lood en zink indien deze metalen worden toegepast op plekken onderhevig aan weersinvloeden en het toepassen van hout zonder FSC-keurmerk of een daaraan gelijkwaardig keurmerk. Het gebruik van beton met puingranulaat wordt aanbevolen.

5.9.4 Duurzaamheid in relatie tot het plangebied

Bij de bouw van nieuwe woningen in het plangebied worden de prestatieafspraken van de GPR basis 7 voor elk thema en een inspanningsverplichting om hoger te scoren gerealiseerd. Voor het plangebied is nog onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden van productie en gebruik van duurzame energie. Uit onderzoek is gebleken dat het gebruik van aardwarmte, in de vorm van warmte-/koude- opslag in de bodem in combinatie met warmtepompen, in dit gebied een realistisch alternatief is voor verwarming door middel van aardgas. Binnen de begrenzing van dit bestemmingsplan lijke mogelijkheden aanwezig voor het gebruik van warmte- en koude-opslag in de bodem. Daartoe zal nader onderzoek worden gedaan.

5.10 Flora En Fauna / Ecologie

Bij de Nederlandse natuurwetgeving kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming. Soortbescherming vindt plaats via de Flora- en faunawet, de gebiedsbescherming via de Natuurbeschermingswet en de Ecologische hoofdstructuur. Europese wetgeving op dit gebied, zoals Vogel- en Habitatrichtlijn is inmiddels in de Nederlandse wetgeving verankerd.

5.10.1 EU-Vogelrichtlijn (1979) en EU-Habitatrichtlijn (1992)

De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming. Nederland heeft de richtlijnen geïmplementeerd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet van 1968 en 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (soortenbescherming). De gebiedsbescherming heeft betrekking op de Vogelrichtlijngebieden die het rijk heeft vastgesteld, de Habitatrichtlijngebieden die het rijk bij de Europese Commissie heeft aangemeld, de beschermde natuurmonumenten en de staatsnatuurmonumenten. Ruimtelijke ingrepen die in deze gebieden plaatsvinden dan wel in de nabijheid van beschermde natuurgebieden, moeten worden getoetst op hun effecten op deze gebieden.

5.10.2 Flora- en Faunawet

De soortenbescherming heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in een aantal bij de Flora en faunawet behorende besluiten. Dat houdt in dat bij planvorming uitdrukkelijk rekening gehouden moet worden met de gevolgen die ruimtelijke ingrepen hebben voor de instandhouding van de beschermde soort.

Sinds 22 februari 2008 is een nieuwe AmvB in werking getreden die voorziet in een wijziging van het "Besluit beschermde dier- en plantensoorten". Deze AMvB, betekent dat het ontheffingsregime is aangepast. Met de inwerkingtreding van dit besluit zal sprake zijn van een drietal categorieën beschermingsniveaus:

  • Niveau 1: een algemene vrijstelling van in Nederland algemeen voorkomende soorten;
  • Niveau 2: een algemene vrijstelling met gedragscode voor een aantal beschermde soorten;
  • Niveau 3: streng beschermde soorten.


Tegen deze wettelijke achtergrond worden de nieuwe ontwikkelingen beoordeeld in relatie tot wettelijk beschermde planten en dieren en hun natuurlijke omgeving. Indien het voortbestaan op locatie van beschermde soorten planten of dieren uit categorie 2 en 3 door een ingreep negatief beïnvloed worden, is het daarnaast nodig ontheffing aan te vragen van verboden handelingen op grond van de Flora- en faunawet. De afweging van het belang van rode lijstsoorten vindt plaats in het spoor van de ruimtelijke ordening.

5.10.3 Natuurbeschermingswet

Gebiedsbescherming vindt plaats via de Natuurbeschermingswet en de Ecologische hoofdstructuur. Via de gebiedsbescherming zijn bijzondere habitats en rustplaatsen beschermd. Gebiedsbescherming is aan de orde, wanneer een plangebied in of nabij een Natura2000gebied ligt of op grond van de natuurbeschermingswet is aangewezen als beschermd natuurmonument. Bij elk plan of project is een gemeente verplicht om te kijken of het plangebied in of bij (1 tot ongeveer 4 kilometer) een Speciale Beschermingszone (sbz) van een Natura2000gebied ligt. Als een plan of project in of bij een sbz ligt, wordt van een gemeente verwacht dat zij voor aanvang van het plan of project een passende beoordeling maakt, waarbij de significante gevolgen voor het plan voor het Natura2000gebied worden onderzocht. Als er significante gevolgen worden verwacht, kan alleen om dwingende redenen van openbaar belang en bij afwezigheid van een alternatief, toestemming worden verleend. Er moeten dan wel voor aanvang van het plan of project passende maatregelen worden genomen om de natuurwaarden volledig te compenseren.

5.10.4 Ecologische hoofdstructuur

In de structuurvisie van de provincie Utrecht en het Natuurbeheerplan is de bestaande en nog te realiseren Ecologische hoofdstructuur (EHS) aangegeven. De Ecologische hoofdstructuur is begrensd door middel van de zogenaamde groene contour". Binnen de EHS worden beperkingen en randvoorwaarden gesteld aan de ruimtelijke ontwikkelingen. Zo dient getoetst te worden of de voorgenomen ontwikkelingen in het beleid van provincie en gemeente passen. Daarnaast is voor het kunnen realiseren van bepaalde ontwikkelingen compensatie van natuurwaarden aan de orde.

De Heiligenbergerbeek en het Verbindingskanaal zijn ecologische verbindingszones en vallen binnen de groene contour.

5.10.5 Flora- en fauna in relatie tot het plangebied

Het plangebied van Park Randenbroek e.o. is in het rapport "Ecologisch onderzoek Randenbroek Amersfoort" van Ecogroen advies dd. 23 februari 2009 onderzocht op de effecten op beschermde gebieden (Nee, tenzij-toets). De toets is uitgevoerd op basis van de Structuurvisie Park Randenbroek. Het rapport is als bijlage bij de plantoelichting gevoegd.

In de genoemde rapportage wordt geconcludeerd, dat op basis van de ligging en aard van de ruimtelijke ingrepen, wordt ingeschat dat de plannen geen negatieve effecten hebben op de in de omgeving aanwezige Natura 2000-gebieden en Beschermde natuurmonumenten. Ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) geldt dat de Heiligenbergerbeek een ecologische verbindingszone is en valt binnen de groene contour. Op basis van de huidige uitgangspunten voor herinrichting van het gehele beekdal wordt verwacht dat de EHS niet wordt aangetast, maar juist wordt versterkt. Beschermde natuurwaarden buiten de EHS worden niet aangetast. In de rapportage worden aanbevelingen gedaan om de negatieve effecten te beperken.

Het nee, tenzij beleid van de provincie kent een getrapte benadering. Als er sprake is van een ingreep in een gebied met een groene contour (in dit geval de Heiligenbergerbeek en de Vosheuvelbeek) dient te worden nagegaan of wezenlijke waarden en kenmerken significante schade ondervinden door de ingreep. Als daarvan geen sprake is kan de ingreep doorgaan als de ruimtelijke afweging dat toestaat. In dat geval is het compensatiebeginsel niet van toepassing.

Door Ecogroen advies is een inventarisatie en beoordeling gedaan van de natuurwaarden in het plangebied (“Ecologisch onderzoek Randenbroek Amersfoort” dd. 23 februari 2009). Daarin is uitvoerig beoordeeld hoe de beoogde ontwikkelingen in het plangebied zich verhouden tot wezenlijke waarden en kenmerken. Die wezenlijke waarden en kenmerken zijn op basis van de door de provincie aangewezen hoofdaspecten ook beschreven. Uit het onderzoek blijkt dat de plannen in het gebied niet leiden tot significant negatieve effecten op de natuurwaarden en de EHS (zowel daarin als daarbuiten), mits een aantal mitigerende maatregelen wordt toegepast. Hieruit volgt, dat voor het bestemmingsplan het 'nee, tenzij regime' niet geldt.

Op 4 mei 2011 heeft Ecogroen advies een actualisatie van de EHS-toets gemaakt op basis van het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o. ("Actualisatie van de EHS-toets ten behoeve van de herinrichting Park Randenbroek Amersfoort dd. 4 mei 2011). Ook deze rapportage maakt deel uit van de bijlagen bij deze toelichting. In het rapport wordt geconcludeerd, dat de maatregelen in het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek ten opzichte van de Structuurvisie niet leiden tot andere conclusies ten aanzien van het EHS-beleid en derhalve geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS. De ontwikkelingen in het plangebied zullen juiste een versterking van de ecologische verbindingszone tot gevolg hebben.

Er is verder onderzoek gedaan naar de effecten van verlichting van de sportvelden op de vleermuizen. Dat onderzoek (Notitie "Verlichting sportvelden langs Park Randenbroek te Amersfoort, Bureau Waardenburg b.v. d.d. 6 september 2011) is toegevoegd aan de bijlagen bij deze toelichting. Uit het onderzoek komt een aantal aanbevelingen voor het voorkomen van verstoring van vleermuizen door de verlichting van de skeelerbaan/combibaan en de sportvelden naar voren. Deze aanbevelingen zullen in acht worden genomen. Met het oog daarop is in de regels van dit bestemmingsplan de mogelijkheid opgenomen om nadere eisen te stellen aan de situering, het aantal, de hoogte, de lichtsterkte, het type armatuur en het gebruik van paralumen van lichtmasten. Verder is in de regels van dit bestemmingsplan vastgelegd, dat bij het aanvragen van een omgevingsvergunning een verlichtingsplan wordt overlegd. Met de aanbeveling uit het rapport van Waardenburg b.v. om te zorgen voor voldoende beplanting tussen de sportvelden en de beek en het park is in het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o. rekening gehouden.

De in het onderzoek genoemde mitigerende maatregelen zullen worden getroffen. Nieuwe fietspaden worden niet langs langs de beek aangelegd. Op verschillende plaatsen wordt het bestaande wandelpad verplaatst, waardoor een grotere afstand tot de beek ontstaat. Het gebied tussen de beek en de paden krijgt een groene op de ecologische diversiteit afgestemde inrichting. Daarbij wordt aangesloten op de voor het gebied vastgestelde 'natuurdoeltypes'. Voor de Heiligenbergerbeek en Vosheuvelbeek gelden de natuurdoelen 'moeras' en 'vochtig hooiland' en verder 'nat schraalland' en 'hakhout en middenbos'. Een uitgebreidere beschrijving van de natuurdoelen is te vinden in het Inrichting- en beheerplan park Randenbroek e.o. Deze doelen zijn overgenomen uit het door de provincie opgestelde Natuurbeheerplan 2011 en de inrichtingsvisie Heiligenbergerbeek, Heigraaf en Oude Lunterse Beek, opgesteld door de Provincies Utrecht en Gelderland en Waterschap Vallei en Eem (2008).

Natuurdoeltypes binnen de ecologische verbindingszone

De Heiligenbergerbeek en de Vosheuvelbeek zijn aangewezen als ecologische verbindingszones binnen de ecologische hoofdstructuur. De Heiligenbergerbeek met aanliggende natuurterreinen wordt door de Vosheuvelbeek verbonden met het bekenstelsel van de Gelderse Vallei. De verbindingszone moet hier met name functioneren voor soorten van biotooptypen, brongebieden en beken. Hiertoe is het van belang dat barrières voor fauna passeerbaar gemaakt worden en dat er natuurvriendelijke oevers aangelegd worden. Daarnaast liggen er in een strook langs de Heiligenbergerbeek binnen Amersfoort mogelijkheden voor ontwikkeling van beekbegeleidende natuur.


Het gebied moet een functie krijgen voor een groot aantal soorten. Deze doelsoorten zijn benoemd in het werkdocument ecologische verbindingszones (1993),aangevuld met een aantal karakteristieke soorten voor de Gelderse Vallei. Vlinders (Oranjetipje, Kleine vuurvlinder, Argusvlinder, Hooibeestje, Weidebeekjuffer); Vissen (Riviergrondel, Bermpje, Kleine modderkruiper, Grote modderkruiper, Bittervoorn, Winde, Alver, Snoek); Amfibieën (Bruine kikker, Kamsalamander, Gewone pad, Poelkikker); Reptielen (Ringslang) ; Vogels (Fuut, Waterhoen, Meerkoet, Kleine karekiet, Bosrietzanger, Rietgors, Ijsvogel); Zoogdieren (Bosspitsmuis, Vleermuizen, Waterspitsmuis, Hermelijn, Dwergmuis en Wezel)


Om soorten te verleiden langs de beek te gaan moet de inrichting aan een aantal randvoorwaarden voldoen. De verbindingen bestaan uit een netwerk van oevers die natuurvriendelijk zijn ingericht eventueel met oeverlandjes. Deze corridors bestaan uit een mozaïek van plas-drasbermen, ruigtes, riet, struweel, (schraal)grasland en kleine bosschages. Op enkele plaatsen kunnen paaiplaatsen (ondiepe inham) en overwinteringsplaatsen (water van 1,5 -2 meter diep) voor vissen en amfibieën worden ontwikkeld. Op regelmatige afstand langs de watergangen komen geïsoleerde poelen voor. Deze kleine stapstenen in de vorm van poelen die voor amfibieën zijn ingericht liggen maximaal 300 tot 500 meter uit elkaar. De oppervlakte van een kleine stapsteen is tenminste 0,5 tot 1 hectare. Op een onderlinge afstand van 1,5 tot 2 kilometer worden grotere stapstenen ontwikkeld van 1 tot 4 ha. Kleinere en minder mobiele soorten kunnen hier een leefgebied vinden. In plaats van poelen kan ook gekozen worden voor ondiepe plaatsen met stilstaand water aansluitend aan de beek.

Voor Heiligenbergerbeek en Vosheuvelbeek gelden de natuurdoelen Moeras (N05.01) en vochtig hooiland (N10.02). En verder nat schraalland (N10.01) en hakhout en middenbos(N17.01). Een uitgebreidere beschrijving van de natuurdoelen is te vinden in het Inrichting-en beheerplan Park Randenbroek e.o. Hier zijn ook de kwaliteitseisen (uit handboek natuurdoeltypen) met betrekking tot grondwaterstand, zuurgraad en voedselrijkdom van de bodem verder uitgewerkt.

Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving

6.1 Inleiding

6.1.1 Wat is een bestemmingsplan

Een bestemmingsplan bepaalt hoe de gronden gebruikt mogen worden, of er ergens gebouwd mag worden en wat voor bebouwing dat mag zijn. Het gaat om het toelaten van bepaalde gebruiksmogelijkheden (toelatingsplanologie). De grondgebruiker (zoals eigenaar, huurder) mag de functie die het bestemmingsplan geeft uitoefenen. Dit houdt in dat de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een aangewezen bestemming daadwerkelijk te realiseren, maar ook dat de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen die in strijd is met de gegeven bestemming of in strijd met het bestemmingsplan mag bouwen.

6.1.2 Waaruit bestaat een bestemmingsplan

Een bestemmingsplan bestaat uit:

  • De verbeelding (voorheen plankaart).
  • De regels (voorheen voorschriften).
  • De toelichting.

De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. Hierin staat hoe een plan tot stand is gekomen, een beschrijving van het gebied en wat de bedoelingen van de gemeente zijn in het plangebied.

6.2 Dit Bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

6.3 Regels

De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt. Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels.
  2. 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. In dit bestemmingsplan gaat het om 21 gebiedsgebonden bestemmingen (inclusief dubbelbestemmingen). Elk artikel kent de volgende opzet: eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen waar nodig specifieke gebruiksregels en/of afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw-en/of gebruiksregels.
  3. 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het gehele plan.
  4. 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

De bestemmingsregels omvatten onder andere gedetailleerde bestemmingen, uit te werken bestemmingen en wijzigingsbevoegdheden. Bij gedetailleerde bestemmingen (artikel 3 tot en met 15 van de planregels) wordt vrij nauwkeurig aangegeven waar en tot hoe hoog mag worden gebouwd en waarvoor de gebouwen en gronden mogen worden gebruikt. Uit te werken bestemmingen (artikel 16 van de planregels) worden toegepast als wel de hoofdlijnen van de toekomstige ontwikkelingen bekend zijn, maar bijvoorbeeld nog niet de exacte ruimtelijke invulling (woningbouw op de zwembadlocatie). Wijzigingsbevoegdheden worden gebruikt als de toekomstige ontwikkelingen of de plaats van functies nog niet voldoende duidelijk zijn. Door middel van een wijzigingsbevoegdheid kan een bestemming alsnog veranderd worden als die duidelijkheid er wel is (bijvoorbeeld ten behoeve van een extra sportveld).

De regelingen met betrekking tot het bouwen

De bepalingen met betrekking tot het bouwen worden op deze plaats toegelicht. Deze zijn immers voor de meeste bestemmingen gelijk. Over het algemeen mogen alleen gebouwen gerealiseerd worden binnen de op de plankaart ingetekende bouwvlakken. Daarop gelden wel enkele uitzonderingen, zoals bijvoorbeeld :

1. bij de woningen mogen in sommige gevallen buiten het bouwvlak bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;

2. in de regels is vastgelegd, dat ondergeschikte bouwdelen de op de verbeelding ingetekende bebouwingsgrenzen mogen overschrijden;

3. op de gronden met de bestemming "recreatie" mogen overal kleine gebouwtjes ten dienste van de bestemming worden gebouwd (volkstuinen).

Op de verbeelding is aangegeven hoe hoog de gebouwen binnen de bouwvlakken mogen zijn. Indien er twee getallen staan, wordt daarmee de maximale goot- en bouwhoogte geregeld. Als er één getal staat, is de maximale bouwhoogte geregeld. In sommige bouwvlakken gelden verschillende hoogten. De delen waarvoor verschillende hoogtebepalingen gelden, zijn door middel van een hoogtescheidingslijn op de verbeelding aangegeven. In principe mag een bouwvlak blok helemaal bebouwd worden. Dat is niet het geval als op de verbeelding in een bouwvlak een bebouwingspercentage is vermeld.

Hierna is een overzicht opgenomen van de verschillende bestemmingen/bestemmingsregels van het bestemmingsplan met een bijbehorende toelichting.

6.3.1 Bestemming Bedrijf

Het hoveniersbedrijf en de caravanstalling langs de A28 zijn volgens de bestaande situatie in het bestemmingsplan opgenomen. De gronden hebben de bestemming Bedrijf met de nadere aanduidingen 'hovenier" en "caravanstalling". Ten behoeve van het hoveniersbedrijf zijn bedrijfsgebouwen en een bedrijfswoning mogelijk (Heiligenbergerweg 203). De twee-aaneen gebouwde woningen aan de Heiligenbergerweg 201/201a zijn bestemd voor Wonen 2.

De gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. In het bestemmingsplan zijn regels opgenomen ten aanzien van de erfbebouwing bij de bedrijfswoning, zowel ten aanzien van de situering als de oppervlakte. Deze erfbebouwing is buiten het bouwvlak c.q. de bouwvlakken gehouden.
In beperkte mate zijn kantoorfuncties ten dienste van de bestemming toegestaan.

Ook een aantal nutsvoorzieningen in het plangebied (in Park Randenbroek en op de sportstrook) valt onder de bestemming Bedrijf.

6.3.2 Bestemming Cultuur en Ontspanning


De bestemming Cultuur en Ontspanning is gegeven aan de gronden van de kinderboerderij langs de Heiligenbergerweg en de percelen van de gebruikers van de gronden in Park Randenbroek. Aan de gronden zijn specifieke aanduidingen gegeven (kinderboerderij en atelier/theater). In de begripsbepalingen bij dit bestemmingplan is "atelier" als volgt omschreven: werkplaats voor een kunstenaar, zulks met inbegrip van ruimten voor het geven van de met de activiteit samenhangende cursussen en workshops.


De percelen in Park Randenbroek worden gebruikt door een bronsgieter, een beeldhouwer en een houtbewerker. Ze hebben daar hun atelier en geven cursussen en workshops. Op het perceel van de houtbewerker zijn voorts (poppen)theateractiviteiten toegestaan. In of bij de orangerie en het koetshuis zijn (bedrijfs)woningen aanwezig. De woning bij het koetshuis is bestemd voor Wonen 1 (zie hoofdstuk 6.3.11). De aanwezigheid van woningen in het park is belangrijk mede met het oog op de sociale veiligheid.


Onder voorwaarden zijn op desbetreffende percelen in Park Randenbroek andere aan cultuur en ontspanning gerelateerde functies mogelijk.

In het bestemmingsplan is rekening gehouden met de bouw van een kapschuur op de percelen van het voormalige koetshuis en de duiventil. In het bestemmingsplan is verder vastgelegd dat opslag ten behoeve van de activiteiten op het perceel bij de duiventil niet buiten de gebouwen mag plaatsvinden.


Binnen de bestemming Cultuur en Ontspanning kan ten dienste van de aanwezige functies door bewoners en gebruikers worden geparkeerd.

Voor de kinderboerderij is rekening gehouden met een grotere beheerschuur en een uitbreiding van de rustweide voor de dieren. Op de boerderij is een bedrijfs/dienstwoning toegestaan alsmede ondergeschikte horeca ten dienste van de hoofdfunctie. Op de kinderboerderij kunnen buiten de bouwvlakken (met ontheffing) nog bergingen, fietsenstallingen of dierenverblijven worden gebouwd.

6.3.3 Bestemming Gemengd 1

Huize Randenbroek heeft de bestemming "Gemengd 1". Deze bestemming is gebruikt omdat er een combinatie van functies in het gebouw mogelijk is. Daarbij is naast wonen, horeca en een aantal vormen van cultuur en ontspanning mogelijk. In het bestemmingsplan zijn beperkte mogelijkheden opgenomen om de villa uit te breiden. Er kan niet geparkeerd worden met uitzondering van een aantal parkeerplaatsen in het park ten behoeve van de bewoners van de villa. Deze parkeerplaatsen maken deel uit van de bestemming Groen (het overige parkeren ten behoeve van Huize Randenbroek is mogelijk op het parkeerterrein bij Metgensbleek).

6.3.4 Bestemming Groen

Een groot deel van het gebied van het bestemmingsplan is bestemd voor Groen. Het daarbij om grote delen van Park Randenbroek, (de oevers van) de Heiligenbergerbeek en het Verbindingskanaal, de Vosheuvel, onderdelen van de Sportstrook en de zwembadlocatie en de westelijke zijde van de Elisabethlocatie. In de regels bij deze bestemming is opgenomen dat de inrichting van het desbetreffende gebied moet plaatsvinden volgens het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o. Dat plan maakt ook deel uit van de regels.

Overeenkomstig het besluit van de gemeenteraad van 14 december 2010 maakt de zwembadlocatie deel uit van dit bestemmingsplan. De zwembadlocatie maakt geen deel uit van het Inrichting- en beheerplan. Op de kaart bij dat plan is de locatie aangegeven als nader uit te werken gebied. Voor de inrichting van het groengebied op deze locatie moeten de randvoorwaarden en uitgangspunten uit de Structuurvisie Park Randenbroek e.o. in acht worden genomen. In die visie is onder andere voor de (groene) inrichting van de zwembadlocatie vastgelegd, dat de aanwezige bomenstructuur wordt behouden en versterkt (dat geldt met name voor de monumentale Hongaarse eik) en rekening wordt gehouden met de nieuwe zichtlijn vanaf het kruispunt Vermeerstraat/Bisschopsweg richting Park Randenbroek. Het vorenstaande is vastgelegd in de regels van het bestemmingsplan.

afbeelding: gebieden met de bestemming groen met de begrenzing van de zwembadlocatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0033.png"

In de bestemming Groen zijn onder andere begrepen cultuur, natuur en landschap, recreatief gebruik o.a. in de vorm van voetpaden, in- en uitritten, wegen ter ontsluiting van de aangrenzende percelen (zoals de weg naar de volkstuinen). Parkeren binnen de bestemming Groen is, evenementen uitgezonderd, uitsluitend mogelijk waar dat met een aanduiding op de verbeelding is aangegeven (bewoners Huize Randenbroek).

De gebieden binnen de bestemming Groen kunnen bij wijze van medegebruik ook worden gebruikt voor evenementen (maximaal 3 per jaar) in de zomerperiode. Door middel van aan de evenementenvergunning verbonden voorwaarden kan o.a. worden geborgd, dat evenementen geen onevenredige hinder veroorzaken. Voorts kan de plaats van het evenement worden bepaald, de tijdstippen en kunnen in voorkomende gevallen vergunningen worden geweigerd indien de kwaliteiten van het gebied of de ondergrond (zoals een kermis op het terrein van de skeelerbaan) zich verzetten tegen het desbetreffende soort evenement.

Het begrip evenementen is in de regels van het bestemmingsplan als volgt gedefinieerd: “Een tijdelijke op grond van de Algemene plaatselijke verordening vergunningplichtige activiteit (in de openlucht) al dan niet in tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, vermaak, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden”. Deze definitie is ontleend aan de definitie uit de Algemene plaatselijke verordening.

Gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van de bestemming alsmede nutsvoorzieningen kunnen worden opgericht. Op twee plaatsen binnen de bestemming Groen is een bouwvlak opgenomen. Dat is gebeurd ten behoeve van het gebouw op de schapenwei en ter plaatse van een bergbezinkbassin ten noorden van de accommodatie van CJVV. Die laatstgenoemde voorziening kan uitsluitend ondergronds worden gerealiseerd.

Speelvoorzieningen kunnen alleen op een paar plekken worden gerealiseerd (met de aanduiding speelvoorzieningen). Anders dan de wandelpaden vallen de fietspaden in het gebied buiten de bestemming Groen. Omdat dat belangrijke structurerende onderdelen in het gebied zijn, zijn die afzonderlijk bestemd voor Verkeer-Verblijfsgebied.

In de bestemming Groen is tenslotte een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van de aanleg van een sportveld. Het gaat daarbij om het gebied ten noorden van het tweede softbalveld van BSC Quick. In dit gebied wordt ruimte gereserveerd om in de toekomst eventueel een extra veld aan te leggen als de groei van de verenigingen dat nodig maakt. In de wijzigingsbevoegdheid zijn de randvoorwaarden opgenomen die bij de wijziging in acht moeten worden genomen.

6.3.5 Bestemming Maatschappelijk

De scholen en de scouting in deelgebied De Vosheuvel zijn bestemd voor Maatschappelijk met respectievelijk de aanduidingen "onderwijs"en "verenigingsleven". In het bestemmingsplan is rekening gehouden met de vervangende nieuwbouw van de scouting. Voorts is vastgelegd, dat onder voorwaarden een andere maatschappelijke voorziening, zoals kinderopvang, mogelijk is. In het gebouw van de scouting is "horeca C" mogelijk. In het bouwvlak van de scholen is het bestaande complex inclusief de zes noodlokalen en de stafruimte opgenomen.

6.3.6 Bestemming Recreatie

De volkstuinen (Dahliatuin in Metgensbleek en de volkstuin in de sportstrook langs de A28) zijn bestemd voor recreatie. Vanwege de verschillen in de aard van het gebruik zijn voor deze twee functies aparte aanduidingen gebruikt. In het bestemmingsplan is rekening gehouden met de bouw van een nieuwe accommodatie in Metgensbleek. Gebouwen mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak en daarbuiten (andere volkstuinen). Buiten de bouwvlakken kunnen alleen kleine gebouwtjes ten dienste van de aanduiding 'volkstuin' worden gebouwd. Eventueel kunnen via een afwijking buiten het bouwvlak grotere gebouwen, zoals een fietsenstalling, worden gerealiseerd.

6.3.7 Bestemming Sport

De sportverenigingen in het gebied hebben de bestemming "Sport" gekregen. Deze gronden kunnen worden gebruikt voor sportvelden en dagrecreatie. Op een aantal plekken (met een aanduiding aangegeven) zijn tevens andere voorzieningen mogelijk, zoals de natuurijs- en de skeelerbaan/combibaan en een hondentrainingsveld. Verder is in beperkte mate horeca toegestaan en zijn mogelijkheden geboden voor een multi-functioneel gebruik van de accommodaties. Dat komt onder andere tot uitdrukking door opvangvoorzieningen/kinderopvang (met uitzondering van de accommodatie van AFC Quick) in de gebouwen en ondergeschikte maatschappelijke voorzieningen te faciliteren in het bestemmingsplan. De verenigingen kunnen daarmee functioneren als "brede sportverenigingen". De inrichting van de sportaccommodaties c.q. de bestemming Sport moet worden afgestemd op het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o. Dat plan is toegevoegd aan de regels van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan maakt onder andere een uitbreiding / verhoging van het clubgebouw van CJVV, BSC Quick en AFC Quick mogelijk, de herinrichting van het gebied ten noorden van BSC Quick (damessoftbalveld) en de uitbreiding van de parkeergelegenheid bij AFC Quick. Verder is binnen de bestemming Sport de bouw van lichtmasten bij de sportvelden mogelijk en zijn tribunes toegestaan waar dat met een aanduiding op de verbeelding is aangegeven. Lichtmasten kunnen worden gebouwd tot een hoogte van 15 m. Voor honk- en softbal geldt een afwijkende maat. Lichtarmaturen voor het binnen- en buitenveld moeten 22 m bedragen. In de regels is verder de mogelijkheid opgenomen om ter voorkoming van hinder nadere eisen te stellen aan de situering, het aantal, de hoogte, de lichtsterkte, het type armatuur en het gebruik van paralumen van lichtmasten c.q. verlichtingselementen en andere lichtuitstralende elementen. Bovendien is ter voorkoming van een onevenredige verstoring van vleermuizen vastgelegd, dat bij het aanvragen van een omgevingsvergunning een verlichtingsplan moet worden overlegd.

In de bestemming Sport is verder de skeelerbaan/combibaan voor de AIJV gefaciliteerd. Door middel van aanduidingen op de verbeelding zijn op de accommodatie van AIJV een natuurijsbaan en een skeelerbaan/combibaan mogelijk. De begrenzing van deze functies is afgestemd op het Inrichting-en beheerplan Park Randenbroek e.o. Bij de positionering van de 'combibaan' is rekening gehouden met het ruimtebeslag voor de ecologische zone en fietspad langs de beek. De gebieden binnen de bestemming Sport kunnen bij wijze van medegebruik ook worden gebruikt voor evenementen (maximaal 3) in de zomerperiode. Door middel van aan de evenementenvergunning verbonden voorwaarden kan o.a. worden geborgd, dat evenementen geen onevenredige hinder veroorzaken. Voorts kan de plaats van het evenement worden bepaald, de tijdstippen en kunnen in voorkomende gevallen vergunningen worden geweigerd indien de kwaliteiten van het gebied of de ondergrond (zoals een kermis op het terrein van de skeelerbaan) zich verzetten tegen het desbetreffende soort evenement.

Het begrip evenementen is in de regels van het bestemmingsplan als volgt gedefinieerd: “Een tijdelijke op grond van de Algemene plaatselijke verordening vergunningplichtige activiteit (in de openlucht) al dan niet in tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, vermaak, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden”. Deze definitie is ontleend aan de definitie uit de Algemene plaatselijke verordening.

6.3.8 Bestemming Tuin

De voortuinen bij de woningen in het plangebied zijn bestemd voor "Tuin". Op deze gronden mag behoudens erkers en ingangspartijen en andere bouwwerken geen bebouwing worden opgericht. Evenmin mag er worden geparkeerd.

6.3.9 Bestemmingen Verkeer en Verkeer - verblijfsgebied

De Gasthuislaan en Ringweg Randenbroek zijn bestemd voor "Verkeer". Het gaat daarbij om hoofdontsluitingswegen met twee rijstroken. Deze wegen hebben een stedelijke functie. Naast wegen zijn de desbetreffende gronden mede bestemd voor voet- en fietspaden, in- en uitritten, bermen en groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water. De gronden zijn mede bestemd voor water omdat een aantal wegen of paden een watergang kruisen. Voor de overige (delen van) wegen in het gebied van het bestemmingsplan en de noordelijke en zuidelijke oost-west fietsverbinding geldt de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied. Deze gronden hebben een verblijfskarakter en de wegen hebben naast een woonfunctie een (buurt)ontsluitende functie. Ook de parkeerplaatsen bij Metgensbleek en de entree van De Vosheuvel zijn bestemd voor Verkeer-Verblijfsgebied. De begrenzing van de bestemmingen Verkeer en Verkeer-Verblijfsgebied zijn afgestemd op de grenzen van de aanliggende bestemmingsplannen.

6.3.10 Bestemming Water

De Heiligenbergerbeek, het Verbindingskanaal, de waterpartijen en vijvers in de verschillende deelgebieden en de waterlopen in Park Randenbroek zijn bestemd voor water. Door middel van een dubbelbestemming Waarde - Ecologie zijn de ecologische belangen van het water en de bijbehorende oevers vastgelegd.

6.3.11 Bestemmingen Wonen 1 en Wonen 2

De woningen in het plangebied zijn bestemd voor Wonen - 1 (vrijstaande woningen) en Wonen - 2 (twee aaneengebouwde woningen). Behoudens twee nieuwe woningen aan de Heiligenbergerweg omvat deze bestemming verder alleen de bestaande woningen in het gebied. Onder voorwaarden kunnen in de woningen beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten worden verricht. De woningen zijn toegestaan binnen de bouwvlakken. Bij de woningen zijn bijbehorende bouwwerken mogelijk, waarvan de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 15% van het bouwperceel met een een maximum van 75 m2. Voor het perceel Ringweg Randenbroek 123 geldt een afwijkende regeling. Daar mag een bijbehorend bouwwerk van maximaal 150 m2 mag worden gebouwd. Dit bijgebouw moet worden gesitueerd op voldoende afstand van de zijdelingse perceelsgrenzen en achter de woning, zodat het vanaf de Ringweg Randenbroek duidelijk is dat het hier gaat om een ondergeschikte bouwmassa. Daarbij wordt uitgegaan van een maximale goot- en nokhoogte van het respectievelijk 3,5 m en 6,5 m en een zadeldak, parallel aan de weg met een hoek van maximaal 35 graden.

6.3.12 Bestemming Wonen (Uit te werken)

De toekomstige appartementen op de zwembadlocatie zijn bestemd voor Wonen (uit te werken). De bouw van de woningen is uitsluitend mogelijk op basis van een nog vast te stellen uitwerkingsplan. Er is voor een uit te werken bestemming gekozen omdat dit deelgebied later wordt opgepakt. De uitwerking wordt in overleg met belanghebbenden en betrokkenen gemaakt. In de regels bij deze bestemming zijn globaal de randvoorwaarden en uitgangspunten voor de toekomstige inrichting aangegeven (maximaal vier wooncomplexen, aantal bouwlagen etc). Daarbij is aangesloten bij de Structuurvisie Park Randenbroek e.o. De bestemming Wonen voor de zwembadlocatie impliceert dat de Dahliatuin op deze plek verdwijnt. De niet voor wonen bestemde gronden op deze locatie krijgen de bestemming Groen.


In de uitwerkingsregels is o.a. vastgelegd, dat eerst een uitwerkingsplan voor de woningen kan worden vastgesteld nadat is gewaarborgd dat een aanvaardbare milieuhygiënische woonsituatie in relatie tot het ijsbaan- en skeelerbaanterrein kan worden bereikt. De beide bestemmingsvlakken (W-U) dienen tegelijkertijd te worden uitgewerkt. Zolang het uitwerkingsplan geen rechtskracht heeft mag er niet op de gronden worden gebouwd.

6.3.13 Dubbelbestemmingen

De dubbelbestemmingen liggen over de reguliere bestemmingen heen. Uitgangspunt is dat de bij die dubbelbestemming betrokken belangen extra bescherming behoeven.

De dubbelbestemmingen Leiding - riool en Leiding - water hebben betrekking op een vuilwaterriool en een persleiding voor de afvoer van afvalwater/regenwater tussen de sportvelden van CJVV en het ijsbaanterrein. Ter bescherming van die leidingen is aan weerszijden een beschermingszone van 3 m opgenomen op de verbeelding.

afbeelding: ligging dubbelbestemming Leiding - riool (L-R)

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0034.png"

afbeelding: ligging dubbelbestemming Leiding - water (L-W)

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0035.png"

Verder zijn er in het bestemmingsplan dubbelbestemmingen voor archeologie en ecologie.
De archeologische waarden moeten beschermd worden. Bij verstoringen in de bodem dienen archeologische rapporten te worden opgesteld alvorens met de verstorende activiteit kan worden begonnen. Dit geldt zowel voor bouwwerkzaamheden als voor overige werkzaamheden. Aan een te verlenen vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden. De dubbelbestemming Waarde-archeologie bestaat uit verschillende categorieën (4) en omvat het gehele gebied van het bestemmingsplan.

De dubbelbestemming Waarde - ecologie heeft betrekking op de ecologische verbindingszones in het gebied (Heiligenbergerbeek en Verbindingskanaal) met de aangrenzende oevers. Deze bestemming waarborgt dat de ecologische belangen bij het bouwen of het uitvoeren van werkzaamheden nadrukkelijk worden meegewogen.

afbeelding: ligging dubbelbestemming ecologie (WR-E)

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0036.png"

6.4 Rijksmonument Park Randenbroek

Park Randenbroek (parkgebied en gebouwde objecten) is aangewezen als rijksmonument. Dit rijksmonument wordt niet afzonderlijk in het bestemmingsplan geregeld noch op de verbeelding noch in de regels omdat de Monumentenwet 1988 daarop van toepassing is. Die wet kent een eigen beschermingsregime en heeft de instandhouding van monumentale en cultuurhistorische waarden tot doel heeft. Voor iedere wijziging aan een rijksmonument is een aparte vergunning noodzakelijk op basis van de Monumentenwet en vanaf 1 oktober 2010 de Wabo (artikel 2.1,lid 1,onder f :"het is verboden zonder omgevingsvergunning een beschermd monument te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen dan wel te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht").

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is, als om de economische uitvoerbaarheid. Bij de uitvoerbaarheid speelt ook de handhaving een belangrijke rol.

7.2 Economische Uitvoerbaarheid

Op grond van het bepaalde in artikel 3.1.6 onder f. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting inzicht te worden gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Deze uitvoerbaarheid heeft in het bijzonder betrekking op de financieel economische uitvoerbaarheid. In dat verband is hiernaar onderzoek verricht. Het resultaat van het onderzoek vindt zijn weerslag in een exploitatieoverzicht.

7.2.1 Investeringen

Dit bestemmingsplan bestaat uit verschillende deelgebieden.

Deelgebieden Heiligenbergerbeek, Park Randenbroek en Metgensbleek, Vosheuvel en de Sportstrook

De investeringen in de deelgebieden Heiligenbergerbeek, Park Randenbroek en Metgensbleek, Vosheuvel en de Sportstrook bedragen circa € 11,4 miljoen. Dit is exclusief de investering in Huize Randenbroek in het deelgebied Park Randenbroek en Metgensbleek. Het uitgangspunt hierbij is dat een investering wordt gedekt uit toekomstige inkomsten. De genoemde investering van circa € 11,4 miljoen, bestaat uit planuitvoeringskosten, planontwikkelings-, planvoorbereidings-, en plantoezichtskosten, rentekosten en beheerskosten. Gedetailleerde informatie over de investeringen en de dekking staat in het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o..


De investering voor het initiatief van de ANWB om een 'Groenplein' te ontwikkelen in het deelgebied Vosheuvel is niet in de hiervoor genoemde € 11,4 miljoen opgenomen. Over de nadere invulling van dit 'Groenplein' wordt samen met de ANWB nog geparticipeerd met de bewoners van de omliggende wijken. Het voor de realisatie van dat plan benodigde bedrag zal door de ANWB worden betaald en bedraagt € 600.000,-

Deelgebied Sportstrook

De AIJV heeft voor de financiële uitvoerbaarheid van de voorgestelde inrichting van het ijsbaanterrein een dekkingsplan ingediend. De investering bedraagt € 0,5 miljoen. De gemeente zal daaraan een bijdrage leveren van € 0,22 miljoen, waarvan circa € 0,13 miljoen subsidie uit de zg 1/3-regeling (subsidieregeling sportvoorzieningen). Het restant zal door de AIJV uit eigen middelen en middels een lening worden bijgedragen.

Voor de aanleg van twee kunstgrasvelden voor CJVV, ten bedrage van € 0,65 miljoen, is geen budget beschikbaar. Dit is voor de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet relevant. Het bestemmingsplan bestemt de accommodatie van CJVV voor sport. Dat impliceert het gebruik van de velden voor sportbeoefening, ongeacht het materiaal van de ondergrond (natuur- of kunstgras). Op grond van het bestemmingsplan kan de huidige situatie (kunstgras en natuurgras) gewoon worden voortgezet. Door de gemeente is inmiddels een schriftelijke toezegging gedaan voor een inspanningsverplichting voor het beschikbaar stellen van de budgetten voor kunstgras aan CJVV. Op dit moment heeft CJVV deze extra kunstgrasvelden ook nog niet nodig. De kosten voor uitbreiding van het bestaande clubgebouw is niet opgenomen in de investeringsraming. CJVV kan aanspraak maken op de bestaande gemeentelijke 1/3e regeling. De uitbreiding wordt door de vereniging zelf gefinancierd.

Om de fietsroute tussen de Dorresteinseweg en de Vosheuvel voldoende ruimte te geven wordt het softbalveld van BSC Quick iets in noordelijke richting opgeschoven. Daarnaast wordt de parkeerplaats uitgebreid. Deze investeringen worden gefinancierd uit de gemeentelijke budgetten voor de inrichting van de openbare ruimte.

Voor de aanleg van twee kunstgrasvelden voor AFC Quick, ten bedrage van € 0,65 miljoen, is geen budget beschikbaar. Dit is voor de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet relevant. Het bestemmingsplan bestemt de accommodatie van AFC Quick voor sport. Dat impliceert het gebruik van de velden voor sportbeoefening, ongeacht het materiaal van de ondergrond (natuur- of kunstgras). Op grond van het bestemmingsplan kan de huidige situatie (kunstgras en natuurgras) gewoon worden voortgezet. Overigens is door burgemeester en wethouders inmiddels een schriftelijke toezegging voor een inspanningsverplichting voor het beschikbaar stellen van de budgetten voor kunstgras aan AFC Quick gedaan. Op dit moment heeft AFC Quick deze extra kunstgrasvelden ook nog niet nodig. De kosten voor uitbreiding van het bestaande clubgebouw van AFC Quick is niet opgenomen in de investeringsraming. AFC Quick kan aanspraak maken op de bestaande gemeentelijke 1/3e regeling. De uitbreiding van de clubaccommodatie wordt door de vereniging zelf betaald.

Heiligenbergerweg 171

Dit perceel is gemeentelijk eigendom. Op deze locatie is rekening gehouden met vervangende nieuwbouw van woningen. Over het handhaven, verkopen of herontwikkelen van dit perceel is nog geen besluit genomen. Het besluit hierover is mede afhankelijk van ontwikkelingen op de vastgoedmarkt. De eventuele investeringen met betrekking tot dit perceel zijn afhankelijk van een nog te nemen besluit daarover en zijn daarom niet opgenomen in de bovenstaande investering van € 11, 4 miljoen. Een dekkingsvoorstel zal onderdeel uitmaken van het nog te nemen besluit.

Scouting

Een gebouw van de scouting is door brand verloren gegaan. De gemeente draagt niet bij aan de her-/nieuwbouw hiervan. De nieuwbouw wordt gefinancierd door de vereniging.


Deelgebied Elisabethlocatie

Dit deelgebied maakt met uitzondering van het als parkzone bestemde westelijke gedeelte geen deel uit van het bestemmingsplan.

Deelgebied Zwembadlocatie

Door uitgifte van grond voor woningbouw kunnen de herontwikkelingskosten van de zwembadlocatie naar verwachting geheel worden gedekt. Het uitgangspunt in de Structuurvisie Park Randenbroek e.o. is dat deze ontwikkeling budgettair neutraal zal worden uitgevoerd door de bouw van “urban villa's”. Deze locatie wordt mogelijk aangewezen als ontwikkellocatie voor Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO). Bij de vaststelling van het uitwerkingsplan voor de woningbouw op de zwembadlocatie zal een nader onderzoek naar de financiële uitvoerbaarheid plaatsvinden. In dit stadium kan worden volstaan met een globaal onderzoek daarnaar. Dat wijst uit dat dit planonderdeel financieel haalbaar is.

Omdat het bestemmingsplan een goede ruimtelijke ordening dient moet bij de vaststelling van het uitwerkingsplan eveneens worden aangetoond, dat er behoefte bestaat aan de beoogde appartementen. In de woonvisie Amersfoort 2011-2020, die dit jaar is vastgesteld, wordt aangegeven aan welk type appartementen behoefte is. Uit het reeds uitgevoerde marktonderzoek blijkt dat er behoefte is aan kwalitatief aantrekkelijke appartementen voor empty nesters.

7.2.2 Inkomsten

De inkomsten voor de investeringen bestaan uit gemeentelijke middelen ten bedrage van € 4,9 miljoen en subsidies van o.a. de provincie Utrecht en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat ten bedrage van € 5,3 miljoen. Verder is in 2011 op basis van het Besluit rijkssubsidiering instandhouding monumenten (Brim 2011) een subsidie toegekend van € 300.000,- voor het "complex historische buitenplaats Randenbroek". Het tekort van € 1,3 miljoen heeft betrekking op maatregelen in het deelgebied Sportstrook en betreft de aanleg van de hierboven genoemde 4 kunstgrasvelden ten bedrage van € 1,3 miljoen.

Dahliatuin

De investering in de verplaatsing van de Dahliatuin, ca. € 0,1 miljoen wordt gedekt uit de hierboven genoemde gemeentelijke middelen en subsidies

Deelgebied Sportstrook

Een van de doelstellingen van de Structuurvisie Park Randenbroek e.o. c.q. dit bestemmingplan is het stimuleren van vitale sportverenigingen in de sportstrook. Daartoe wordt een aantal wijzigingen in dit gebied voorgesteld. De daarmee gemoeide kosten worden gedekt uit eigen gemeentelijke middelen en subsidies (openbare gebieden) en uit eigen bijdragen van de clubs (uitbreiding clubaccommodatie CJVV en AFC Quick, aanleg skeelerbaan, plaatsing lichtmasten etc.). Zoals de stand van zaken nu is, zijn nog niet voor alle voorgestelde maatregelen de volledige geldbedragen beschikbaar. Er resteert op dit moment nog een tekort van € 1,3 miljoen. De benodigde financiële middelen zullen worden betrokken bij het opstellen van de komende gemeentelijke meerjarenbegrotingen.

Deelgebied Elisabethlocatie

De inrichting van het als parkzone bestemde westelijke gedeelte van de Elisabethlocatie wordt gefinancierd uit gemeentelijke middelen en subsidies.

7.2.3 Exploitatieplan

Het deelgebied Park, Beek en Vosheuvel is grotendeels gemeentelijk eigendom. De percelen die particulier eigendom zijn krijgen geen nieuwe bouwmogelijkheden, die kunnen worden aangeduid als “aangewezen bouwplannen” volgens het Besluit ruimtelijke ordening c.q. zijn geen bouwmogelijkheden waarbij sprake is van verhaalbare bestuurlijke kosten. Er hoeft op dit onderdeel dus geen exploitatieplan bij het bestemmingsplan te worden vastgesteld. Ook voor de toekomstige inrichting van de zwembadlocatie ten behoeve van woningbouw en de herverkaveling van het perceel Heiligenbergerweg 171 hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Dat geldt eveneens voor de toekomstige bestemming van de Elisabethlocatie.

7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.

7.3.1 Inspraak

De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen b.v. op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Inspraak zal plaatsvinden volgens de in de “Rol van de Raad” opgenomen gevallen. In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen; model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure, model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de raad toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling. Zoals is aangegeven in de startnotitie bestemmingsplan Park Randenbroek e.o. wordt voor dit bestemmingsplan de procedure behorende bij model 2 gevolgd. Model 2 wordt toegepast bij bestemmingsplannen voor grotere gebieden die geactualiseerd worden en/of urgente en belangrijke ontwikkelingen omvatten die niet passen binnen het geldende planologische regime. Deze kenmerken zijn van toepassing op dit bestemmingsplan.

Model 2 impliceert dat er geen afzonderlijke inspraakprocedure over het ontwerpbestemmingsplan zal plaatshebben. Een extra reden om geen afzonderlijke inspraakprocedure te houden is dat voor het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o., dat vertaald is in dit bestemmingsplan, al een participatietraject is gehouden. Alle mensen die betrokkenen zijn geweest bij de totstandkoming van de Structuurvisie Park Randenbroek e.o. zoals belangengroepen en direct omwonenden en bewoners en huurders in het park zijn ook betrokken bij het opgestelde Inrichting- en beheerplan. Daarnaast zijn ook belangstellenden zoals inwoners van en bedrijven in Amersfoort hiertoe uitgenodigd.

De procedure behorende bij model 2 houdt in dat er direct een ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd, waarbij een ieder de mogelijkheid heeft een zienswijze over het plan in te dienen bij de gemeenteraad. De terinzagelegging en de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen worden gepubliceerd in de Stadsberichten van Amersfoort Nu, de digitale Staatscourant en op de gemeentelijke website. Volgens de Wro moet het bestemmingsplan niet alleen in papieren vorm worden gepubliceerd en ter inzage gelegd, maar ook digitaal via de gemeentelijke website en tevens via een daarvoor bestemde landelijke voorziening.

7.3.2 Communicatie en participatie over het Inrichting- en beheerplan

In de totstandkoming van de Structuurvisie Park Randenbroek e.o.is er uitgebreid
geparticipeerd. In deze visie zijn de kaders en randvoorwaarden voor de inrichting van het gebied vastgelegd. Daarbij staat de planning van de uitvoering van de maatregelen onder tijdsdruk door de voorwaarden van de subsidies. Juist omdat het een park voor de stad is, zijn ondanks de tijdsdruk belanghebbenden en belangstellenden in de gelegenheid gesteld om hun mening te geven over het Inrichting- en beheerplan.


De maatregelen uit de Structuurvisie Park Randenbroek e.o., het Inrichting- en
beheerplan Park Randenbroek e.o. en dit bestemmingsplan hebben direct invloed op de woon- of werkomgeving van de bewoners of huurders in het park. Daarom is met deze partijen individueel overleg gevoerd hoe de maatregelen uitgevoerd kunnen worden. Bewoners van en huurders in de bovengenoemde deelgebieden zijn onder andere de stadsboerderij de Vosheuvel, de besturen van de AIJV, CJVV, AFC Quick en BSC Quick, de bewoners en gebruikers van de percelen in Park Randenbroek, de Dahliatuinvereniging Randenbroek, scouting Cay Noya, Stichting Waterlijn, Stichting Heiligenbergerbeekdal en BIJT. Om de kennis en betrokkenheid van de belangengroepen en direct omwonenden te gebruiken, zijn er ook met hen gesprekken gevoerd. De belangengroepen zijn onder andere Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort (SGLA), en Stichting Heiligerbergerbeekdeel, Belangenvereniging Ijsbaanterrein (BIJT), Amersfoortse Sport Federatie. Omdat Park Randenbroek een park voor de stad is, hebben ook belangstellenden zoals inwoners van en bedrijven in Amersfoort die niet in de deelgebieden zijn gevestigd, de mogelijkheid gekregen om deel te nemen in het proces van het opstellen van het inrichtings- en beheerplan. Tot slot is er overleg gevoerd met een aantal professionele partners zoals de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), provincie Utrecht, Stichting Utrechts Landschap en het Waterschap Vallei en Eem.

Het participatieproces voor het inrichting- en beheerplan voor park Randenbroek e.o. is op een innovatieve wijze vormgegeven, conform de nieuwe bestuurstijl van het college: open processen met behulp van Amersfoort 2.0. Naast de gebruikelijke participatiemethoden, zoals een informatiebijeenkomst en individuele gesprekken met belanghebbenden is er gebruik gemaakt van een digitaal platform www.parkrandenbroek.nl. Hier is de kracht van open processen benut door op internet een digitaal platform te creëren: de website www.parkrandenbroek.nl. Op
deze website zijn aan de hand van een digitale kaart van het gebied, elf inrichtingskwesties in het ontwerpproces als keuzes voorgelegd. Die inrichtingskwesties hadden onder andere betrekking op het sluiten van het park 's avonds, verlichting langs het fietspad langs de beek, wel of geen verhuizing van de Dahliatuin naar Metgensbleek, beeldentuin en vistrap etc.

De resultaten van het participatieproces geven duidelijkheid over hoe het Inrichtingen beheerplan moet worden vorm gegeven. Ook zijn de resultaten richtinggevend geweest voor de verdere besluitvorming over het definitieve ontwerp. De uitkomsten
van de stemming op het digitale platform zijn hieronder in een tabel opgenomen.


afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00024-0301_0037.png"

In het participatieproces zijn ook de bekende communicatiemiddelen ingezet, waardoor schriftelijk of mondeling een mening kon worden gegeven over het voorlopig ontwerp van het Inrichting- en beheerplan. Het plan is ter inzage gelegd in de Informatiewinkel. Er zijn in december 2010 en januari 2011 wandelingen in het park georganiseerd waar deelnemers met elkaar en de wethouder over de plannen van gedachten konden wisselen. Er is een inloopbijeenkomst over het voorlopig ontwerp van het gebied gehouden. Tijdens deze bijeenkomst heeft de gemeente informatie gegeven over verschillende onderdelen van dit ontwerp en vragen beantwoord. Ook
hebben belangstellenden en belanghebbenden hun mening kunnen geven over het
ontwerp. Zowel de peiling van de meningen via de website als tijdens de inloopbijeenkomst zijn richtinggevend geweest voor het definitief ontwerp.


De verschillende reacties worden hierna opgesomd, vergezeld van eventuele aanpassingen in het Inrichting- en beheerplan.

Algemene wijzigingen

Naar aanleiding van vragen op het digitaal platform en tijdens de inloopbijeenkomst zijn er in het gebied plekken aangewezen waar honden vrij mogen lopen, aangelijnd of niet mogen lopen. Er zijn verschillende reacties gekomen van mensen die hardlopen met de vraag of er voorzieningen voor hardlopers en sporters kunnen komen in het gebied, bijvoorbeeld routes met verschillende afstanden en eventueel sporttoestellen langs de wandelpaden. Dit verzoek wordt in de verdere uitwerking van het ontwerp meegnomen.

Park Randenbroek

Op het digitale platform is de vraag gesteld of het park s' avonds gesloten zou moeten worden om overlast te voorkomen. Uit de stemming bleek een voorkeur om het park s' avonds open te houden. Uit de stemming bleek verder een groot draagvlak voor de inrichting van het park. Ook voor een invulling van de villa met een horecafunctie gecombineerd met een culturele en/of woonfunctie en de inrichting van een beeldentuin is een groot draagvlak.


Metgensbleek

In de participatie is de keuze voorgelegd of de dahliavereniging op de locatie Metgensbleek of op het toekomstige Elisabethterrein geplaatst zou moeten worden. Uit de stemming kwam nadrukkelijk een voorkeur voor de dahliatuin op Metgensbleek naar voren. In de discussie op het digitaal platform kwam ook de wens naar voren voor meer begroeiing en kleur in het voorjaar. Deze wens wordt ingevuld met de aanplant van fruitbomen of kleurrijke heesters.
Tevens werd gevraagd of de dahliatuin openbaar toegankelijk zou worden. Met de dahliavereniging is afgesproken dat de tuin openbaar toegankelijk wordt onder hun huisregels. Ook de cultuurhistorische ruimtelijke indeling wordt teruggebracht in de tuin.

Heiligenbergerbeek

In grote meerderheid wordt verlichting van de fietspaden langs de beek afgewezen. Deze wens is gerespecteerd. Inmiddels is in verband met een door de raad op 24 januari 2012 aangenomen amendement vastgelegd dat o.a. geen fietspaden worden aangelegd langs de beek.
De aanleg van een vistrap in de beek ter hoogte van de stuw werd bijna unaniem gesteund.


Sportstrook

De ambitie om de sportstrook landschappelijk bij het oostelijk deel van het park te betrekken door het planten van hagen en bomen kreeg veel steun. Het ijsbaanterrein is op verzoek van de AIJV en de Belangenvereniging IJsbaanterrein circa 9 meter opgeschoven richting de beek. De hekken en hagen rondom het terrein zijn verhoogd tot 1.40m. De AIJV huurt het terrein van de gemeente. Met de AIJV is afgesproken dat de combibaan toegankelijk wordt voor kaarthouders. De vereniging zal huisregels opstellen voor de openbare toegankelijkheid van de combibaan in de zomer (tot het tijdstip waarop de vereniging gaat trainen). Ook de natuurijsbaan is in de zomer openbaar toegankelijk, met inachtneming van de huisregels van AIJV.


Met CJVV is overeenstemming over de inrichting van hun terrein en de voetbalvelden. CJVV krijgt er twee kunstgrasvelden erbij. De uitbreiding van de clubaccommodatie wordt in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt.


De gesprekken met BSC Quick en de KNBSB hebben er toe geleid dat er een volwaardig honkbalveld en twee volwaardige softbalvelden worden aangelegd. Het honkbalveld en het eerste softbalveld krijgen verlichting. De oorspronkelijk gedachte kleedaccommodatie bij het tweede softbalveld komt te vervallen. Er worden extra hekken geplaatst in verband met de veiligheid van mensen buiten het veld. Misgeslagen ballen zijn gevaarlijk voor wandelaars of fietsers.


AFC Quick heeft tijdens de inloopbijeenkomst en in gesprekken aangegeven dat ze willen afzien van het vijfde veld ten noorden van BSC Quick, als ze vier volwaardige voetbalvelden krijgen. Twee van deze velden worden kunstgrasveld.

7.3.3 Wettelijk (voor)overleg over het bestemmingsplan

Het Besluit ruimtelijke ordening geeft in artikel 3.1.1. aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. In het kader van het vooroverleg is het conceptontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan de navolgende instanties: de provincie Utrecht, Rijkswaterstaat, de VROM-inspectie, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, de Natuur- en Milieufederatie Utrecht, het Waterschap Vallei en Eem, het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, de Stichting het Utrechts Landschap, de Brandweer, de WAC voor de woningbouw, Gemeente Leusden, Fietsersbond afdeling Amersfoort, het Servicebureau Gemeenten, het Gehandicapten en Patiënten Platform Amersfoort, de Alliantie Eemvallei, de Stichting Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort en de Amersfoortse Sportfederatie. Het conceptontwerpbestemmingsplan is op 19 januari 2011 aan de hiervoor genoemde instanties toegestuurd. Tot 19 februari 2011 bestond de gelegenheid om op het plan te reageren.

7.3.4 Reacties uit het vooroverleg over het bestemmingsplan

Van de in hoofdstuk 7.3.3. genoemde instanties zijn geen reacties ontvangen van Rijkswaterstaat, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, de Natuur- en Milieufederatie Utrecht, het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, de WAC voor de woningbouw, de Gemeente Leusden, het Gehandicapten en Patiënten Platform Amersfoort en de Alliantie Eemvallei. De reacties uit het vooroverleg van de overige instanties worden hierna samengevat en van gemeentelijk commentaar voorzien.


Reactie van de Brandweer Veiligheidsregio Utrecht


De brandweer deelt de conclusie uit de toelichting van het bestemmingsplan, dat het aspect externe veiligheid (in het bijzonder het transport van gevaarlijke stoffen over de A28 en de aanwezigheid van een hogedruk aardgastransportleiding in de nabijheid van het plangebied) geen beperkingen oplevert voor de in het bestemmingsplan geregelde ontwikkelingen.


Verder wordt geadviseerd in het bestemmingsplan regels op te nemen over de bereikbaarheid voor brandweervoertuigen en bluswatervoorzieningen van de woningen en rijksmonumenten in het plangebied. Een gebouw dient tot minimaal 40 m benaderbaar te zijn voor blusvoertuig. Daarbij wordt verwezen naar de handleiding 'Bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid' van de NVBR (september 2003). De in de toelichting van het bestemmingsplan beschreven doelstelling om auto's zo veel mogelijk uit het park te weren kan volgens de Brandweer conflicteren met de bereikbaarheid voor blusvoertuigen.


Antwoord gemeente


Ten opzichte van de huidige situatie zal de toegankelijkheid van het plangebied sterk verbeteren. Dit is ook een van de belangrijkste doelstellingen uit de Structuurvisie Park Randenbroek e.o. en het Inrichting- en beheerplan voor het gebied. De verbeterde toegankelijkheid komt onder andere tot uitdrukking in het verbeteren van het netwerk van wandelpaden en het toevoegen van een aantal fietspaden aan het gebied.


Weliswaar is het streven om zo veel mogelijk auto's uit het park te weren, maar dat betekent niet dat de functies in het park niet met de auto bereikbaar zijn. De bewoners en gebruikers kunnen de gebouwen per auto bereiken. De route heeft een breedte van tenminste 3 m en is daarmee ook door een blusvoertuig te gebruiken. Dit geldt ook voor de hoofdfietsroute tussen de Ganskuil en de Haydnstraat.


Het uitgangspunt om in het park droge landnatuur te behouden en te versterken en bestaande landgoedbossen te verbinden leidt tot een verhoogde kans op natuurbrand. Dat geldt met name voor de droge periodes. Om die risico's te beperken moeten maatregelen in het bestemmingsplan worden opgenomen, zoals een gedegen onderhoud van de vegetatie, het beperken van dichte begroeiing en een goede bereikbaarheid van het park voor brandweervoertuigen. De minimale rijbaanbreedte moet tenminste 3 m zijn met een obstakelvrije ruimte langs de kanten van de weg.


Antwoord gemeente


De door de brandweer voorgestelde maatregelen zullen worden betrokken bij het bepalen van de inrichting van het gebied in het kader van de vaststelling van het definitieve Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o. Maatregelen, zoals onderhoud en het beperken van dichte begroeiing worden niet in het bestemmingsplan geregeld.


Reactie van de Provincie Utrecht


In het voorontwerpbestemmingsplan zijn de provinciale ruimtelijke belangen op een correcte wijze meegewogen. In het streekplan is de in het gebied gelegen beek als ecologische verbindingszone aangewezen. De beek ligt daarmee binnen de groene contour. De beek ligt eveneens binnen de rode contour. De onderzoeken geven aan dat de ecologische verbindingszone voldoende kan functioneren mits een aantal mitigerende maatregelen worden genomen. De gemeente zal die maatregelen ook treffen. De invulling van het plan is onder andere bepaald in het samenwerkingsproject tussen de gemeente en de provincie, dat betrekking heeft op de groen blauwe slinger rondom Amersfoort. In dit kader zijn de provinciale ruimtelijke belangen al meegewogen.
In een aanvullende reactie beveelt de provincie nog aan om een defintieve ecologische toets te verrichten aan de hand van het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o.


Antwoord gemeente


Zoals de provincie aangeeft zullen de in het onderzoek ("Ecologisch onderzoek Randenbroek Amersfoort" dd. 23 februari 2009) genoemde mitigerende maatregelen worden getroffen. Nieuwe fietspaden worden zo ver als mogelijk van de beek aangelegd. Op verschillende plaatsen wordt het bestaande wandelpad verplaatst, waardoor een grotere afstand tot de beek ontstaat. Het gebied tussen de beek en de fiets- en wandelpaden krijgt een groene op de ecologische diversiteit afgestemde inrichting. Daarbij wordt aangesloten op de voor het gebied vastgestelde 'natuurdoeltypes'. Voor de Heiligenbergerbeek en Vosheuvelbeek gelden de natuurdoelen 'moeras' en 'vochtig hooiland' en verder 'nat schraalland' en 'hakhout en middenbos'. Een uitgebreidere beschrijving van de natuurdoelen is te vinden in het Inrichting- en beheerplan park Randenbroek e.o. Deze doelen zijn overgenomen uit het door de provincie opgestelde Natuurbeheerplan 2011 en de Inrichtingsvisie Heiligenbergerbeek, Heigraaf en Oude Lunterse Beek, opgesteld door de Provincies Utrecht en Gelderland en het Waterschap Vallei en Eem (2008). Tenslotte worden de fietspaden langs de beek niet verlicht.


De mitigerende maatregelen alsmede het noodzakelijke beheer en toezicht zijn opgenomen in het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o. In het bestemmingsplan wordt aangegeven dat de gebieden met inachtneming van het Inrichting- en beheerplan worden ingericht.

Conform de aanbeveling van de provincie is door Ecogroen advies een actualisatie van de ehs-toets voor het plangebied gemaakt "("Actualisatie van de EHS-toets ten behoeve van de herinrichting Park Randenbroek, Amersfoort dd. 4 mei 2011"). In de rapportage wordt geconcludeerd dat de maatregelen in het Inrichting- en beheerplan ten opzichte van de Structuurvisie Park Randenbroek e.o. niet leiden tot een andere conclusie ten aanzien van het EHS-beleid. In zijn totaliteit kan gesteld worden dat door het natuurvriendelijk inrichten van de oevers van de beek, de realisatie van broekbos, moeras en bloemrijk nat schraalland, het aanleggen van geïsoleerde beekarmen langs de beek en het nemen van een aantal specifieke maatregelen voor soorten, de functie van de ecologische verbindingszone aanzienlijk wordt versterkt. Daarnaast zijn in het Inrichting- en beheerplan maatregelen vastgelegd die verstoring door licht, geluid en recreatieve uitloop beperken tot een minimum. Geconcludeerd wordt dan ook dat als gevolg van de plannen, zoals deze zijn weergegeven in het Inrichting- en beheerplan, geen negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS zullen optreden. De ontwikkelingen binnen het gebied Randenbroek zullen juist een versterking van de verbindingsfunctie van de EVZ Heiligenbergerbeek tot gevolg hebben.


Reactie van de Fietsersbond Amersfoort


De Fietsersbond onderschrijft het uitgangspunt dat het plangebied meer toegankelijk moet worden om de cohesie tussen de verschillende delen van het gebied en de omliggende wijken te vergroten.


Met de aanleg van nieuwe fietspaden wordt het gebied voor de voetgangers minder veilig, zeker waar fiets- en voetpad elkaar kruisen. Daarom moet de noordelijke oost-west fietsverbinding over de oprijlaan naar het grote huis niet doorgetrokken worden over het bruggetje. Waar fiets- en wandelpaden elkaar verder kruisen, moet extra aandacht worden geschonken aan het veilig maken van die plekken. Verder mogen fietspaden niet worden gebruikt door brommers of snorfietsen.


Antwoord gemeente


Met het doortrekken van de noordelijke oost-west fietsverbinding over het bruggetje wordt de relatie van het park met de omgeving (verder) versterkt en verbetert de toegankelijkheid en bereikbaarheid van de functies in en bij het park (sport, villa, scouting etc). Dit is een van de belangrijke doelstellingen uit de Structuurvisie Park Randenbroek e.o. De fietsverbinding biedt ook een veilige route door en in het gebied. Het niet doortrekken van de fietsverbinding doet afbreuk aan die doelstelling. In de verdere uitwerking wordt aandacht gegeven aan een zorgvuldige vormgeving van kruisingen van fiets- en voetpaden.


In het gebied worden maatregelen genomen om te voorkomen dat de paden worden gebruikt door brommers en snorfietsen. Dat is mogelijk door het plaatsen van borden die het gebruik van de paden door brommers en snorfietsen verbiedt. De fietspaden in het gebied worden met een verkeersbesluit aangewezen als 'onverplicht fietspad'. Omdat daarmee de toegankelijk van fietsers wordt belemmerd zullen geen aanvullende fysieke maatregelen, zoals bijvoorbeeld sluisjes, worden getroffen.


De Fietsersbond meent voorts dat vanwege natuurbelangen de fietspaden in het groene gebied onverlicht moeten blijven.


Antwoord gemeente


Ook uit de peiling via het digitale platform www.parkrandenbroek.nl van de meningen over de toekomstige inrichting van het plangebied is naar voren gekomen, dat een meerderheid van de deelnemers tegen het verlichten van de fietspaden is. Daarom is besloten dat de fietspaden ter voorkoming van negatieve effecten op de fauna onverlicht blijven, met uitzondering van het utilitaire fietspad tussen de Ganskuil en de Haydnstraat en in het park de hoofdlaan c.q. de aftakkingsroute van de hoofdlaan t.b.v. de bewoners en gebruikers van de gebouwen in dat gebied.


Reactie van Stichting Het Utrechts Landschap


Het Utrechts Landschap vindt dat met de voorgestelde plannen (Inrichting- en beheerplan en bestemmingsplan) grote winst wordt behaald op de terreinen van cultuurhistorie, beeldkwaliteit, natuur en recreatie.


Een punt van aandacht is de toegenomen spanning tussen niet-openbare terreinen en de recreatieve benuttingsmogelijkheden van de westoever van het beekdal. De openbare toegang tot de terreinen aan de westzijde draagt bij aan een verdere recreatieve benutting van het plangebied. Nog onzeker is of de woningen op de zwembadlocatie in openbaar groen komen te liggen. Een niet-openbare combibaan op het ijsbaanterrein blokkeert wandelmogelijkheden en de volkstuinen blokkeren de meest waarschijnlijke toekomstige wandelverbinding voorbij de A28. In het kader van de planstudie Knooppunt Hoevelaken ligt er een kans om een recreatieve aansluiting (onderlangs of bovenlangs de A28) naar het buitengebied van Leusden te maken. Die aansluiting wordt in het bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. Gevraagd wordt om de mogelijkheden voor een dergelijke verbinding alsnog via een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan op te nemen. Omdat in combinatie met de volkstuinen en ruimte op de westoever ook de gronden ter plaatse van de caravanstalling en het hoveniersbedrijf nodig zijn om een recreatieve en ecologische verbinding voorbij de A28 tot stand te brengen, wordt gevraagd ook voor de laatstgenoemde gronden in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van de gewenste functiewijziging op te nemen.


Antwoord gemeente


De woningbouw op de zwembadlocatie is vastgelegd in het nieuwe bestemmingsplan. Voor de inrichting van het gebied wordt een nadere uitwerking gemaakt. Het resterende gebied van de zwembadlocatie krijgt een groene bestemming. Daarin is o.a. ruimte voor het te verplaatsen verharde speelveld en wandelpaden. Het groene gebied krijgt een openbare functie. Ter plaats wordt uitgegaan van het behoud en de versterking van de bijzondere bomen, een zichtlijn vanaf het kruispunt Vermeerstraat-Bisschopsweg in de richting van Park Randenbroek en een ecologische inrichting van de oevers van de beek. Ook het terrein van de combibaan en de natuurijsbaan is, met achtneming van de in de huurovereenkomst met de vereniging overeen te komen afspraken, openbaar toegankelijk. Ten opzichte van de bestaande situatie is er in de nieuwe situatie sprake van een substantiële vermindering van de bebouwde oppervlakte en verharding op de zwembadlocatie.


In de plannen zijn goede doorgaande wandel- en fietspaden opgenomen. Om een directe wandelverbinding langs de beek naar het Lockhorsterbos aan de andere zijde van de A28 mogelijk te maken wordt gevraagd om delen van het plangebied te voorzien van een wijzigingsbevoegdheid om op termijn de bestemming te wijzigen ten gunste van een recreatieve verbinding. In de Structuurvisie Park Randenbroek e.o. wordt het belang van het verbeteren van de aansluiting met Leusden wanneer de A28 wordt verbreed, onderkend. Dit belang is ook door de gemeente naar voren gebracht bij de initiatiefnemers van de A28-maatregelen. Die maatregelen zijn echter pas op de langere termijn voorzien.


De resultaten van de planstudie Knooppunt Hoevelaken zijn nog niet bekend. Daarmee is nog geen zicht op de daarbij behorende maatregelen en voorzieningen, is de financiële haalbaarheid niet duidelijk en is evenmin duidelijk of en welke gronden in het plangebied daarbij zijn betrokken. Daarom is er voor gekozen om de bestaande situatie van de desbetreffende gronden in het bestemmingsplan vast te leggen. Het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid impliceert dat in voldoende mate inzicht wordt geboden in de toekomstige ontwikkeling. Dit vloeit voort uit het rechtszekerheidbeginsel. Dat inzicht kan op dit moment nog niet worden geboden, zowel op het punt van de mogelijkheden om recreatieve en ecologische verbindingen tot stand te brengen als ten aanzien van de gevolgen voor de rest van de functies in het plangebied. Dat alles dient te zijner tijd nader en integraal te worden afgewogen. Als daarvoor wijzigingen van het bestemmingsplan nodig zijn zal een (partiële) herziening van het bestemmingsplan worden gemaakt. Een wijzigingsbevoegdheid is bovendien niet het aangewezen juridische instrument om belangrijke punten van een bestemmingsplan te herzien en verder moet reeds bij het ontwerpen van een wijzigingsconstructie worden onderzocht of de gecreëerde mogelijkheden passen binnen een goede ruimtelijke ordening. Daarvoor is op dit moment nog geen c.q. onvoldoende informatie beschikbaar.


Reactie van de het Servicebureau Gemeenten


Door het Servicebureau Gemeenten is met name hoofdstuk 5 (Milieu-aspecten) van de toelichting bij het bestemmingsplan beoordeeld. In dit hoofdstuk worden op verschillende plaatsen voorstellen gedaan voor tekstwijzigingen en -aanvullingen.


Antwoord gemeente


De voorgestelde tekstaanpassingen zijn verwerkt in de toelichting bij het bestemmingsplan. Deze hebben met name betrekking op het actueel maken van de tekst over het voor het bestemmingsplan relevante milieubeleid.


Reactie van de Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort


De SGLA is verheugd met de komst van het nieuwe bestemmingsplan, dat een kwaliteitsimpuls geeft voor een groot groengebied in Amersfoort-Zuid. Het proces met betrekking tot de totstandkoming van het Inrichting- en beheerplan en het gebruik daarbij van internet is goed verlopen met dien verstande dat de veiligheid van de gemeentelijke website niet helemaal goed is gebleken. Daarom moet met terughoudendheid worden gekeken naar de resultaten van de stemmingen.


Antwoord gemeente

De resultaten van het internet-participatieproces geven duidelijkheid over hoe het definitieve Inrichting- en beheerplan vorm moet worden gegeven. De resultaten zijn richtinggevend voor de verdere besluitvorming over het definitieve ontwerp en het bestemmingsplan. Vanaf 8 december 2010 tot en met 30 januari 2011 kon via het digitale platform www.parkrandenbroek.nl worden gestemd. Het is bekend, dat na sluitingstijd van de stemming, op 31 januari 2011, er in een korte tijd nog uitzonderlijk veel stemmen (circa 2000) uitgebracht werden tegen de aanleg van de skeelerbaan (onderdeel 11 op het digitale platform). Alleen de stemmen die zijn uitgebracht voor 30 januari 24.00 uur zijn meegeteld in de uitslag. De website is geblokkeerd en de back-up van de uitslag teruggezet op het platform. Deze stemmen hebben geen invloed op de uitslag omdat ze niet meer zijn meegeteld. Daarna zijn alle uitgebrachte stemmen nogmaals op IP-adres gescreend en alle dubbele IP -adressen verwijderd. De uitslag van de stemming is na deze correctie niet significant veranderd.

De uitkomsten van de stemming op het digitale platform zijn in deze toelichting opgenomen.


De regeling in het bestemmingsplan voor de Heiligenbergerbeek is goed. Daarin komt voldoende het belang van de beek als ecologische drager van het gebied tot uitdrukking. Het is wel van belang dat de beek bevaarbaar blijft voor de Waterlijn.


Antwoord gemeente


De beek blijft bevaarbaar voor de Waterlijn.


Er komen veel fietspaden in het park. Deze moeten wel zodanig worden aangelegd dat het gebruik daarvan door brommers en scooters wordt voorkomen. Ook moet voorkomen worden dat het geen doorgaande fietsroute wordt (toegangshekjes). Vanwege de effecten op flora en fauna wordt verlichting van de fietspaden afgewezen. Tenslotte moeten fiets- en wandelpaden direct langs de EVZ Heiligenbergerbeek worden vermeden. Daarbij wordt verwezen naar het uit 2009 daterende ecologische onderzoek voor het plangebied.


Antwoord gemeente


In het gebied worden maatregelen genomen om te voorkomen dat de paden worden gebruikt door brommers en snorfietsen. Dat is mogelijk door het plaatsen van borden die het gebruik van de paden door brommers en snorfietsen verbiedt. De fietspaden in het gebied worden met een verkeersbesluit aangewezen als 'onverplicht fietspad'. Omdat daarmee de toegankelijk van fietsers wordt belemmerd zullen geen aanvullende fysieke maatregelen op de fietspaden, zoals bijvoorbeeld sluisjes, worden getroffen. In het beheerplan voor het gebied zullen ook middelen worden vrij gemaakt om toezicht in het gebied te houden en waar nodig te handhaven.


Ook uit de peiling via de website van de meningen over de toekomstige inrichting van het plangebied is naar voren gekomen, dat een meerderheid van de deelnemers tegen het verlichten van de fietspaden is. Daarom is besloten dat de fietspaden ter voorkoming van negatieve effecten op de fauna onverlicht blijven, met uitzondering van het utilitaire fietspad op de Elisabethlocatie en de hoofdlaan c.q. de aftakkingsroute van de hoofdlaan t.b.v. de bewoners en gebruikers van de gebouwen in het park.


Fiets- en wandelpaden in het gebied, ook langs de beek, dragen bij aan een verbetering van de toegankelijkheid en beleefbaarheid van het plangebied. Ze verbinden de voorzieningen in het park en vormen tevens een recreatieve groene verbinding van het park met de omgeving (stad en Nimmerdor) en de groengebieden in de stad. Dit zijn ook belangrijke doelstellingen uit de Structuurvisie Park Randenbroek e.o. De in het plangebied voorgestelde maatregelen, waaronder de geplande fiets- en wandelpaden, vormen geen aantasting van de ecologische verbindingszone. Dat blijkt mede uit het uit 2009 daterende rapport van Ecogroen advies. Daarin wordt geconcludeerd, dat met de voorziene herinrichting van het gehele beekdal de ecologische hoofdstructuur niet wordt aangetast maar juist wordt versterkt. De in dat rapport genoemde mitigerende maatregelen zullen worden getroffen. Nieuwe fietspaden worden zo ver als mogelijk van de beek aangelegd. Op verschillende plaatsen wordt het bestaande wandelpad verplaatst, waardoor een grotere afstand tot de beek ontstaat. Het gebied tussen de beek en de fiets- en wandelpaden krijgt een groene op de ecologische diversiteit afgestemde inrichting. Daarbij wordt aangesloten op de voor het gebied vastgestelde 'natuurdoeltypes'. Voor de Heiligenbergerbeek en Vosheuvelbeek gelden de natuurdoelen 'moeras' en 'vochtig hooiland' en verder 'nat schraalland' en 'hakhout en middenbos'. Een uitgebreidere beschrijving van de natuurdoelen is te vinden in het Inrichting- en beheerplan park Randenbroek e.o. Deze doelen zijn overgenomen uit het door de provincie opgestelde Natuurbeheerplan 2011 en de Inrichtingsvisie Heiligenbergerbeek, Heigraaf en Oude Lunterse Beek, opgesteld door de Provincies Utrecht en Gelderland en het Waterschap Vallei en Eem (2008).


De mitigerende maatregelen alsmede het noodzakelijke beheer en toezicht zijn opgenomen in het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o. In het bestemmingsplan wordt aangegeven dat de gebieden met inachtneming van het Inrichting- en beheerplan worden ingericht.


Bij de inrichtingsmaatregelen in het park wordt teruggegrepen op het oorspronkelijke ontwerp. Dat wordt gewaardeerd maar er dient ook rekening te worden gehouden met waardevolle "nieuwe elementen" in het park. Daarbij is het van belang gebruik te maken van de kennis van de bewoners ter plaatse. Nieuwe gebouwen bij de entrees van het park worden afgewezen.


Antwoord gemeente


Een belangrijk uitgangspunt bij de opstelling van het Inrichting- en beheerplan en het bestemmingsplan is het versterken van de cultuurhistorische kwaliteiten en met name de cultuurhistorische betekenis van het park, Huize Randenbroek en het beekdal. Het onderzoek naar de cultuurhistorische waarden (Oldenburger Historische tuinen 2010) van het Park Randenbroek is ook een belangrijke onderlegger geweest voor het maken van het Inrichting- en beheerplan. Ook met 'nieuwe elementen' in het gebied wordt rekening gehouden. Zo wordt met de voormalige moestuin een vrij nieuw element gerenoveerd en versterkt.

Behoudens een gebouwde voorziening in Metgensbleek ten behoeve van de dahliatuin (in het verleden heeft op deze plek een washuisje gestaan) komen er geen nieuwe gebouwen bij de entrees van het park.


De toekomstige inrichting van Metgensbleek moet worden afgestemd op de historische bleekvelden. De Dahliatuin kan daarmee worden gehandhaafd op de huidige plek. Verder moet er geen parkeerterrein bij Metgensbleek komen. Beter is het om de bestaande parkeerlocatie naast het ziekenhuis te handhaven. Met deze maatregelen is een forse kostenbesparing mogelijk. De daarmee vrijkomende middelen kunnen worden gebruik voor de groene inrichting van de Elisabethlocatie.

Antwoord gemeente


In de Structuurvisie Park Randenbroek e.o. is vastgelegd, dat Metgensbleek een aantrekkelijke nieuwe locatie is voor de Dahliatuin. Vanwege de geplande woningbouw op de zwembadlocatie is de inpassing op deze plek van de Dahliatuin moeilijk. Dat heeft te maken met het feit dat ter plaatse ook het speelveldje moet worden ingepast, de beek ecologisch wordt ingericht, er nieuwe wandelpaden komen en de monumentale bomen en gymzaal moeten worden gehandhaafd. Handhaving van de Dahliatuin op de zwembadlocatie verdraagt zich bovendien niet met de doelstelling om van het groene gedeelte van de zwembadlocatie een aantrekkelijk, openbaar en parkachtig gebied te maken. Ook overigens is Metgensbleek een goede plek voor de Dahliatuin. Deze voorziening komt vlak bij de nieuwe entree van het park met een centraal gelegen parkeerterrein voor alle bezoekers van het park. Dat maakt een gecombineerd parkeergebruik met de gebruikers en bezoekers van de Dahliatuin mogelijk. Tussen de moestuin en de dahliatuin zal synergie ontstaan.


Metgensbleek is een kenmerkend parkelement uit het verleden van Randenbroek. Met name de open ruimte en ruimtelijke driedeling met omliggende sloten is karakteristiek. Deze elementen zijn leidend bij de inrichting en zijn te combineren met een tuinencomplex Bij de inrichting wordt gedacht aan planten die in deze tijd veel belangstelling trekken, zoals dahlia's. Als verwijzing naar de kweek van vruchtbomen door Jacob van Campen zullen ook fruitrassen op Metgensbleek worden aangelegd. Die suggestie is ook gedaan in het onderzoek van Oldenburgers Historische Tuinen Amsterdam, 2010 ("Park Randenbroek, Cultuurhistorische Inzichten en Richtlijnen). Het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o. zal hierop worden aangepast. Met de Dahliavereniging zullen verder nadere afspraken worden gemaakt over de openbaarheid van de tuin in Metgensbleek.


De parkeerlocatie naast het ziekenhuis verdwijnt. Deze voorziening is niet nodig om in de parkeerbehoefte voor de functies in het plangebied te voorzien. Dat maakt het mogelijk om op deze plek en op een deel van het aangrenzende terrein een groengebied te maken. Daarmee vergroten we de kwaliteit ten westen van de beek en ontstaat een betere aansluiting van de westelijke en de oostelijke beekoever. Een belangrijk uitgangspunt in de Structuurvisie Park Randenbroek e.o. is ook om langs de beek een zo breed mogelijke parkzone te creëren. Het toevoegen van park met een speel- en ligweide op deze plek heeft ook voor de bewoners en met name de bewoners van de Ganskuijl een belangrijke functie. Hier is grote behoefte aan groen en aan speel- en ontmoetingsplekken.


Het parkeerterrein bij Metgensbleek is ter vervanging van de huidige parkeergelegenheid bij de entree aan de Heiligenbergerweg. De eerstgenoemde parkeergelegenheid dient ten behoeve van het park, de functies in het park en de dahliatuin. De parkeerplaatsen bij het ziekenhuis zijn hiervoor geen alternatief.


Het ijsbaanterrein dient openbaar toegankelijk te blijven. Met de voorgestelde regeling in het conceptontwerpbestemmingsplan is het gebied niet langer bruikbaar als trap- en speelveld en verdwijnt de openbare toegankelijkheid. Een skeelerbaan met een lengte van 400 m is bovendien in strijd met de structuurvisie. Het is beter om de combibaan te vestigen op een verderop gelegen honkbalveld. Voor deze variant (variant S3 van de ASF) is een breed draagvlak en het biedt een beter perspectief voor de inrichting van de hele sportstrook.


Antwoord gemeente


Het ijsbaanterrein blijft openbaar toegankelijk. De natuurijsbaan en de skeelerbaan kunnen in de zomer overdag worden gebruikt door bewoners of scholen in de buurt. De skeelerbaan staat voor de avonduren open voor leden/kaarthouders van de vereniging. Over de openbare toegankelijkheid van de skeelerbaan zal door de vereniging huisregels worden opgesteld en worden met de beheerder afspraken gemaakt in de verhuurovereenkomst.


De inrichting van het gebied is in overeenstemming met de Structuurvisie Park Randenbroek. In de structuurvisie staat als kader voor het ijsbaanterrein: "Het ijsbaanterrein is bij uitstek geschikt voor een multifunctionele, recreatieve functie voor heel Amersfoort. Deze functie kan nog worden versterkt door hier conform het voorstel van de ijsbaanverenging een combinatiebaan aan te leggen.


In het verleden is onderzoek gedaan naar de mogelijke verplaatsing van de ijs- en skeelerbaan naar het voormalige veld van VV VOP. Bij vaststelling van de Structuurvisie Park Randenbroek e.o. in 2009 is dat door de raad afgewezen. Destijds is geoordeeld, dat dit het smalste deel van het parkgebied is. De ijs- en skeelerbaan zouden fysiek tegen de beek aan komen te liggen. Dit conflicteert met het de ambitie om de beek juist meer ruimte te geven. Vanuit de ruimtelijke structuur is de wens om juist op deze plaats meer ruimte te maken van natuur en recreatie o.a. ten behoeve van de Ganskuil. Verplaatsing van de ijsbaan naar deze plek leidt bovendien tot aanzienlijke kostenverhogingen, waarvoor geen middelen beschikbaar zijn. Deze overwegingen zijn nog onverkort van kracht.


De groene bestemming en inrichting van de Elisabethlocatie is een goede zaak. Er wordt op aangedrongen om de schoorsteen van het ziekenhuis te handhaven en de omgeving ervan in te richten als barbecue- en ontmoetingsplaats.


Antwoord gemeente


De Elisabethlocatie krijgt ter uitvoering van het Coalitieakkoord 2010-2014 een groene bestemming in de vorm van een in te richten en beheren stadspark. De definitieve inrichting van het gebied wordt nog nader bepaald in overleg met alle betrokkenen. In dat kader zal ook een besluit worden genomen over een eventuele toekomstige andere functie van het gebied met de schoorsteen en het ketelhuis. In het voorliggende bestemmingsplan wordt daarom uitgegaan van een passende bestemming van deze gronden, waarbij een toekomstige functie ondersteunend moet zijn aan de centrale doelstelling van het gebied volgens de Structuurvisie Park Randenbroek e.o. Daarbij wordt primair gedacht aan een aan natuur, cultuur en recreatie gerelateerde gebruiksvorm. De bestemming van de gronden heeft daarom in het bestemmingsplan een gemengd karakter gekregen. Inmiddels is ook een verzoek van de Stichting Industrieel Erfgoed in de stad Amersfoort (Siesta) ingekomen om de schoorsteen en het ketelhuis aan te wijzen als gemeentelijk monument. Dat zal worden overwogen nadat in overleg de definitieve inrichting van het gebied is vastgesteld en de plaats en bestemming daarin van de gronden ter plaatse van de schoorsteen en het ketelhuis.


In het bestemmingsplan zal het gebied worden bestemd voor maatschappelijke voorzieningen (sociale en sociaal-culturele voorzieningen), cultuur en ontspanning (zoals bijvoorbeeld een atelier, een creativiteitscentrum, een museum, een (muziek-)theater, een ontmoetingsplek, horeca en groen.

Er bestaat begrip voor de aanwijzing van de zwembadlocatie voor woningbouw. De inrichting van het terrein met woningbouw moet wel worden afgestemd op de hoogte en soort woningen in de aangrenzende wijken. Hoogbouw heeft een verstorende uitwerking op de omgeving. Ter voorkoming van planschade als gevolg van woningbouw op de zwembadlocatie is het raadzaam om vooraf de staat van de bebouwing in de aangrenzende wijken in kaart te brengen. De resultaten daarvan moeten worden opgenomen in de economische uitvoerbaarheidsparagraaf van het bestemmingsplan.


Antwoord gemeente


In het bestemmingsplan is de regeling voor de woningen op de zwembadlocatie en in het bijzonder de bouwhoogte daarvan afgestemd op de Structuurvisie Park Randenbroek e.o. Daarin is vastgelegd, dat het aantal bouwlagen exclusief parkeren maximaal 5 mag bedragen.

Eventuele schade als gevolg van feitelijke bouwwerkzaamheden staat los van het bestemmingsplan.


Tenslotte wordt geadviseerd om de Amersfoortse afdeling van de Bomenstichting intensief te betrekken bij het op te stellen beheerplan voor het gebied.


Antwoord gemeente


De voorstellen voor het beheerplan zullen breed worden gecommuniceerd.


Reactie van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu / de VROM-inspectie


Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu c.q. de VROM-inspectie beoordeelt bestemmingsplannen indien er in dat plan nationale belangen uit de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB,TK 2007-2008,31500-1) aan de orde zijn of sprake is van strijd met nationaal beleid. Daarvan is in het voorliggende geval geen sprake. Het bestemmingsplan geeft de betrokken rijksdiensten dan ook geen aanleiding tot het maken van opmerkingen, gelet op die nationale belangen.


Antwoord gemeente


Van de reactie van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu c.q. de VROM-inspectie wordt kennis genomen.


Reactie van het Waterschap Vallei en Eem


In hoofdstuk 3 van de toelichting bij het bestemmingsplan ontbreekt informatie over de Kaderrichtlijn Water. Deze richtlijn is mede kader voor het bestemmingsplan. Gevraagd wordt om hieraan alsnog aandacht in de toelichting te besteden.


Antwoord gemeente


Informatie over de Europese Kaderrichtlijn Water is opgenomen in hoofdstuk 5 van de toelichting. Naar aanleiding van de reactie van het Waterschap Vallei en Eem zijn nadrukkelijker de doelstellingen van de Kaderrichtlijn in de toelichting vermeld en is aangegeven wat het specifieke belang van deze richtlijn is voor het bestemmingsplan.


In de toelichting is de navolgende tekst toegevoegd: "De Heiligenbergerbeek is aangewezen als waterlichaam in het kader van de Kaderrichtlijn Water (KRW). De Heiligenbergerbeek behoort volgens de beoordelingssystematiek van de KRW tot het type 'langzaam stromende middenloop/benedenloop op zand' (R5) met de status 'sterk veranderde beek'. Dit betekent dat er in het verleden onomkeerbare ingrepen hebben plaatsgevonden, waardoor niet meer kan worden teruggekeerd naar een geheel natuurlijk systeem.


Het water heeft weinig stroming. In de zomer kan de beek zelfs geheel stagnant worden. Op basis van de KRW moet worden nagegaan welke verbeteringen mogelijk zijn en deze uit te voeren. Uitgangspunt voor verbetering is het huidige profiel van de Heiligenbergerbeek. De herstelmaatregelen gaan uit van een optimalisering van de vegetatie langs de oevers en in het water. Voor een goede ecologische toestand is plaatselijk een goede ondergedoken vegetatie van belang. Daarbij moet gedacht worden aan verbreding van de beek op enkele plaatsen en het aanbrengen van drasoevers. Aandachtspunt is dat deze oevers niet verruigen. Deze inrichting sluit goed aan bij de inrichting van de ecologische verbindingszone met bosoevers, soortenrijke graslanden en rietoevers. (uit Inrichtingsvisie Heiligenbergerbeek, Heigraaf en Oude Lunterse Beek van de provincies Utrecht en Gelderland en het Waterschap Vallei en Eem 2008).

Binnen het plangebied wordt gezorgd voor meer vegetatie langs de oever. Er worden natuurvriendelijke oevers aangelegd met plasdras. Meer vegetatie in het water wordt in de beheerplannen met het waterschap meegenomen. Om meer stroming en variatie in het profiel te krijgen wordt plaatselijk de beek versmald, of door middel van stobben in het water verengd".


Voor het verrichten van werkzaamheden in, aan of nabij watergangen kan het nodig zijn om watervergunning aan te vragen op grond van de Keur van het waterschap. Gevraagd wordt om de regels (artikel 13.2 en artikel 23) op dit onderdeel aan te passen c.q. uit te breiden.


Antwoord gemeente


Het bestemmingsplan regels bepaalde zaken niet omdat deze elders zijn geregeld. Een voorbeeld daarvan is watergerelateerde vergunningen, zoals de keur- of watervergunning. Dergelijke vergunningen moeten afzonderlijk van het bestemmingsplan worden geregeld en worden dus niet opgenomen in de regels. Bovendien is met de in artikel 13.2 opgenomen regeling, waarin het horen van de waterbeheerder is voorgeschreven, voldoende het waterschapsbelang gewaarborgd.


Reactie van de ASF Amersfoortse Sportfederatie


Het conceptontwerpbestemmingsplan maakt het onmogelijk voor de verenigingen om te groeien. Er is alleen rekening gehouden met huidige behoefte van de verenigingen. De ASF vindt dat de oppervlakte in het bestemmingsplan voor sport gelijk moet blijven. Dat is mogelijk door binnen de sportstrook recreatieve grasvelden aan te leggen en dus geen bestemmingswijziging door te voeren. De grasvelden kunnen indien nodig eenvoudig worden omgezet naar een voetbal- of honkbalveld.


Antwoord gemeente


In de nieuwe plannen voor het gebied van de sportstrook is het voor de sportverenigingen mogelijk om een hun accommodaties intensiever te gebruiken. De aanleg van een combibaan maakt het voor de AIJV mogelijk om haar activiteiten jaar rond te organiseren. Voor de andere verenigingen geldt, dat waar nodig gebouwde accommodaties kunnen worden uitgebreid, veldverlichting wordt toegestaan en kunstgras planologisch tot de mogelijkheden behoort. In het Inrichting- en beheerplan en in het bestemmingsplan wordt voor het complex van AFC Quick voorzien in vier volwaardige wedstrijdvelden op de huidige locatie. De club heeft aangegeven daarmee op het bestaande complex uit de voeten te kunnen. Aanvankelijk was in de plannen voorzien in een extra veld voor deze vereniging (met een separate kleed-/wasaccommodatie) ten noorden van de accommodatie van BSC Quick. AFC Quick heeft voorkeur voor een aanpassing van de huidige velden.


Daarmee kan het extra veld voor AFC Quick komen te vervallen. Op die wijze komt op deze plek ook ruimte beschikbaar om te voorzien in de eventuele toekomstige behoefte aan groei van de andere sportverenigingen. Door daar geen onomkeerbare planologische mogelijkheden te bieden (groene inrichting) wordt in het Inrichting- en beheerplan en in het bestemmingsplan door middel van een 'wijzigingbevoegdheid' rekening gehouden met de mogelijkheid dat deze ruimte op termijn voor sport beschikbaar kan komen. Zo wordt ook uitvoering gegeven aan de door raad bij de vaststelling van de startnotitie van het bestemmingsplan aangenomen motie. Daarin is aangegeven dat recht moet worden gedaan aan de groeikansen voor sportverenigingen en de ruimtelijke inpassing en afstemming in de sportstrook en de bestemming groen mede daaraan moeten worden gerelateerd.


Verder bestaan grote zorgen over de vermindering van parkeerruimte. Daarmee ontstaat onveiligheid en overlast voor de buurt.


Antwoord gemeente


Ten behoeve van alle sportvoorzieningen heeft een berekening van de benodigde parkeercapaciteit plaatsgevonden. Daarvoor zijn de gemeentelijke parkeernormen gehanteerd. In het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o. en het bestemmingsplan is voor elke sportvoorziening voldoende ruimte aanwezig. Voor de sportvelden langs de Rubensstraat (voetbal) en Dorresteinsesteeg (voetbal en honk-softbal) geldt dat er voldoende parkeerruimte beschikbaar is voor de voorgestelde indeling van de sportvelden in het Inrichtingsplan- en beheeerplan en in het bestemmingsplan. Voor sportvelden geldt een norm van 20 parkeerplaatsen per hectare netto speelveld. Een voetbalveld is 0,5 hectare per veld, een honkbalveld 0,75 hectare en een softbalveld ca. 0,4 hectare. Het aantal sportvelden langs de sportstrook neemt niet toe (ten opzichte van de bestaande situatie een honkbalveld minder). In die zin is er geen toename te verwachten in de parkeerdruk ten opzichte van de bestaande situatie.

Bij het complex van CJVV liggen volgens de parkeernormen voldoende parkeerplaatsen (circa 80) voor de vier aanwezige velden. Het aantal velden wijzigt niet en daarmee de parkeerbehoefte ook niet. In het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o. en in dit bestemmingsplan worden voor het zuidelijk deel van de sportstrook in totaal zeven sportvelden opgenomen: vier voetbalvelden en drie honk- c.q. softbalvelden voor respectievelijk AFC Quick 1890 en BSC Quick. Langs de Dorresteinsesteeg komen vier voetbalvelden en een honk- en softbalveld. Bij AFC Quick 1890 wordt het bestaande parkeerterrein heringericht en komen 66 parkeerplaatsen. Dat is volgens de geldende parkeernormen voldoende voor vier velden. Bij BSC-Quick komen 68 parkeerplaatsen, ruim voldoende voor de twee velden. De Dorresteinsesteeg kan indien nodig dienen als overloopruimte bij hoge parkeerdruk.


Volgens de meest recente plannen komt langs de Ringweg Dorrestein, ter hoogte van de Oudenhage,een softbalveld en is er ruimte voor een eventueel toekomstig extra sportveld. Er zijn hiervoor circa 25 parkeerplaatsen beschikbaar op de rijbaan van de Ringweg Dorrestein. Dat is voldoende voor de parkeerbehoefte van dit veld c.q. deze velden. Daarbij wordt ook uitgegaan van dubbelgebruik omdat de speelseizoenen van softbal en de andere sporten elkaar maar beperkt overlappen.


Op basis van de verwachte druk van de skeelerbaan wordt in het bestemmingsplan uitgegaan van een parkeerbehoefte van 20 parkeerplaatsen. Hiervoor wordt parkeergelegenheid aangelegd langs de Rubensstraat tussen de Bisschopsweg en de entree van de ijs-/skeelerbaan.


Voor de inschatting van de parkeerbehoefte van de skeelerbaan is niet alleen gekeken naar ervaringscijfers van de vereniging (aantal sporters en inschatting autogebruik) maar ook naar de gemeentelijke Nota Parkeernormen. In die nota staat een norm van 20 parkeerplaatsen per hectare voor sportvelden. Daaraan wordt in het voorliggende geval voldaan. De oppervlakte van de skeelerbaan is 4000 m2 (400 x 10 m). De totale footprint met binnenbaan is circa 1 hectare. Tenslotte is ook gekeken naar situaties elders in het land (Hengelo, Rijssen). Bij de berekening van de parkeerbehoefte in die gevallen is gekeken naar de normen van het CROW ('haalbaarheidsanalyse skeelerbaan Rijssen'), waarbij wordt uitgegaan van 13-27 parkeerplaatsen per hectare netto terrein, ofwel gemiddeld 20. Het aantal van 20 parkeerplaatsen is dus op basis van de verschillende informatiebronnen (informatie AIJV, Nota Parkeernormen en voorbeelden elders) bepaald.


Bij de brief van de ASF zijn de schriftelijke reacties van BSC Quick, de AIJV en CJVV gevoegd en voorts de brief van het college dd. 17 december 2010 aan het bestuur van CJVV.


BSC Quick meent dat gezien het aantal beschikbare velden en hoeveelheid teams die daarvan gebruik moeten maken veldverlichting absoluut noodzakelijk. Daar is geen rekening mee gehouden in het bestemmingsplan terwijl daarover wel bestuurlijke toezeggingen zijn gedaan. Met drie velden voor BSC Quick is bovendien geen rekening gehouden met toekomstige groei. Tenslotte is ook het achterstallige onderhoud van de accommodatie een groot probleem voor de vereniging.


Antwoord gemeente


Wij onderschrijven de behoefte van BSC Quick aan veldverlichting. In het bestemmingsplan worden daartoe ook mogelijkheden geboden.


De voorgestelde maatregelen leiden voor BSC Quick tot een accommodatie met drie volwaardige wedstrijdvelden. Daarmee kan het complex optimaal functioneren als trainings- en wedstrijdfaciliteit.


Het onderhoud van de accommodatie van de club staat los van het Inrichting- en beheerplan en het bestemmingsplan. Voor dat onderhoud gelden de afspraken tussen de verenging en de beheerder van de accommodatie. Korte tijd geleden zijn daarover tussen de betrokken partijen nadere afspraken gemaakt.


De AIJV is het niet eens met de verkleining van het ijsbaanterrein. Dat is strijdig met de doelstellingen van de club, het gemeentelijke sportbeleid, de door de raad bij de startnotitie aangenomen motie en leidt tot een financieel nadeel voor de vereniging. De bestaande ijscapaciteit moet worden behouden om te voorzien in de behoefte. Bovendien kan hiermee voldoende lengte worden behouden voor kortebaan wedstrijden volgens de richtlijnen van de KNSB. In 1998 is door de gemeente toegezegd, dat geen verdere verkleining van het ijsbaanterrein zou plaatsvinden. Met de verkleining van het ijsbaanterrein resteert een te kleine natuurijsbaan en is het daarmee ongeschikt voor gebruik in de winterperioden. Die baan moet tenminste 40 m breed zijn.


De AIJV heeft verder bezwaar tegen het traject van het fietspad langs de beek en daarmee de verschuiving van de terreingrens van het ijsbaanterrein. Een verschuiving met maximaal 5 m in plaats van 20 m is aanvaardbaar. Daarmee blijft voldoende ruimte aanwezig voor een fietspad en een nieuwe groene afrastering. De AIJV vindt dat de afrastering en de randsloten binnen het ijsbaanterrein moeten blijven. Als dat niet het geval is verliezen zij zeggenschap over het terrein en komt de exploitatie in gevaar. Bovendien gaat het ten koste van de veiligheid in ijssituaties. De bomen en hagen op en rondom het ijsbaanterrein moeten worden afgestemd op de sportfunctie. Daarover wil de AIJV graag nader overleg met de gemeente. De verkleining van het ijsbaanterrein is niet mogelijk op basis van de huurovereenkomst. De volledige omvang van het terrein is nodig om een ijsbaan in gebruik te kunnen hebben.


Antwoord gemeente


In overleg met de AIJV is besloten om het terrein van de skeelerbaan ten opzichte van de positionering in het Inrichting- en beheerplan en in het bestemmingsplan op te schuiven in de richting van de Heiligenbergerbeek. Hiermee komt er meer ruimte beschikbaar voor de naast de skeelerbaan gelegen groenstrook c.q. natuurijsbaan en is ook de afstand van de skeelerbaan tot de woningen aan de Rubensstraat vergroot zonder dat dit ten koste gaat van de multifunctionaliteit van het terrein. Het gebied dat 's winters in gebruik is als natuurijsbaan blijft zomers openbaar toegankelijk. Ook het terrein van de skeelerbaan is 's zomers openbaar toegankelijk als de vereniging er geen gebruik van maakt. Daarvoor worden door AIJV in overleg met de gemeente huisregels opgesteld, die worden vastgelegd in de verhuurovereenkomst.


Het verenigingsgebouw van de AIJV maakt geen deel uit van het zwembadterrein. Het dient in het bestemmingsplan te worden toegevoegd aan het ijsbaanterrein.


Antwoord gemeente


Het verenigingsgebouw van de AIJV is in het bestemmingsplan bestemd voor "Sport". Het maakt geen deel uit van het zwembadterrein. Binnen de sportbestemming is het gebruik van het gebouw ten behoeve van de ijsvereniging en als gymzaal zonder meer mogelijk.


CJVV geeft aan bereid te zijn om de in de Structuurvisie gereserveerde twee voetbalvelden ten zuiden van de Gasthuislaan op te geven in ruil voor een optimalisatie van de capaciteit en kwaliteit van de velden en het clubgebouw op het huidige sportpark Vermeerkwartier. Daarvoor moet de gemeente in het bestemmingplan meewerken aan een uitbreiding van het clubgebouw en de aanleg van kunstgras op het huidige 4e veld en de aansluitende keepershoek op korte termijn. Verder moeten op de middellange termijn de twee resterende grasvelden worden omgezet in volwaardige kunstgrasvelden. De mogelijkheid van lichtmasten moet in het bestemmingsplan worden geregeld alsmede het gebruik van de accommodatie voor brede maatschappelijke functies. Tenslotte moet in het bestemmingplan een oplossing worden gevonden voor het te verwachten parkeerprobleem op zaterdag door het verdwijnen van de overloopparkeerplaats bij het ziekenhuis.


Antwoord gemeente


Bij CJVV wordt in het Inrichting- en beheerplan en in het bestemmingsplan voorzien in 4 velden en zijn er mogelijkheden voor veldverlichting. Ook wordt de uitbreiding van het clubhuis planologisch-juridisch mogelijk gemaakt evenals het gebruik daarvan voor opvang- en zorgvoorzieningen. Daarmee wordt voorzien in de door de vereniging gewenste optimalisatie van de capaciteit en de kwaliteit van het complex. Bij het complex van CJVV liggen volgens de gemeentelijke parkeernormen voldoende parkeerplaatsen (circa 80) voor de vier aanwezige velden. Het aantal velden wijzigt ten opzichte van de huidige situatie niet en daarmee ook de parkeerbehoefte niet. Op piekmomenten biedt de Ringweg Dorrestein een overloopmogelijkheid voor CJVV en de Dorresteinseweg voor AFC Quick en BSC Quick.


In de brief van het college dd. 17 december 2010 aan het bestuur van CJVV wordt de gemeentelijke medewerking toegezegd aan de uitbreiding van het clubhuis van de vereniging en wordt de inspanningsverplichting bevestigd om de komende periode de aanleg van twee kunstgrasvelden mogelijk te maken.

7.3.5 Reacties van derden op het conceptontwerpbestemmingsplan

Naast de reactie van de hiervoor genoemde personen en organisaties in het kader van het vooroverleg over het conceptontwerpbestemmingsplan is tijdens periode van dat vooroverleg voorts een reactie op het conceptontwerpbestemmingsplan ontvangen van de Belangenvereniging Ijsbaanterrein (BIJT).


Die reactie wordt hierna samengevat en van gemeentelijk commentaar voorzien.


Reactie van de Belangenvereniging Ijsbaanterrein BIJT


De belangenverenging is tegen de aanleg van een skeelerbaan op het ijsbaanterrein aan de Rubensstraat. In de loop van de jaren hebben de plannen tot een steeds grotere baan geleid en is steeds meer groen verdwenen. Daarenboven wordt het totale terrein nog verder verkleind door een groenstrook te bestemmen als scheiding tussen het fiets- en voetpad langs de beek.


Antwoord gemeente


Het Inrichting- en beheerplan en het bestemmingsplan zijn een uitwerking van de Structuurvisie park Randenbroek e.o. die in juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. In de structuurvisie staat als kader voor het ijsbaanterrein: "Het ijsbaanterrein is bij uitstek geschikt voor een multifunctionele, recreatieve functie voor heel Amersfoort. Deze functie kan nog worden versterkt door hier een combinatiebaan aan te leggen". In het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o. is naast de aanleg van een combibaan een aantal andere zaken vastgelegd. De randsloot aan de oostkant van het ijsbaanterrein wordt verplaatst naar het westen. Op die manier ontstaat er meer ruimte voor de aanplant van bomen, boomgroepen en voor ecologie langs de beek. De aanleg van een aantal grotere boomgroepen maakt het terrein ruimtelijk tot onderdeel van het park.


De uitgangspunten zoals ze hierboven geformuleerd zijn, waren de kaders voor de opstelling van het bestemmingsplan voor het ijsbaanterrein. Daar is tijdens de vaststelling van de startnotitie bestemmingsplan Randenbroek in december 2010 een motie aan toegevoegd, waarin de raad aangeeft recht te willen doen aan de groeikansen voor sportverenigingen en de ruimtelijke inpassing en afstemming in de Sportstrook en de bestemming groen mede daaraan te relateren.


De inrichting van de sportstrook en ook het ijsbaanterrein voldoen naar onze mening aan de doelstelling en uitgangspunten van de structuurvisie en de aangenomen motie van de raad over de sportstrook. De aanleg van de skeelerbaan leidt tot een functionele meerwaarde van het ijsbaanterrein, een stedelijke voorziening. De combinatie van evenementen, skeeleren en ijsbaan versterkt de multifunctionele recreatieve functie van het gebied en maakt het tot een aantrekkelijke plek voor de hele stad. Het versterkt het voorzieningenniveau van de sportstrook en is daarmee niet alleen van belang voor de stad als geheel, maar vooral ook voor een goed functioneren van de Amersfoortse Ijsvereniging. Het stelt de vereniging daarmee ook in staat zich te ontwikkelen tot een vitale vereniging. De 'band' met de huidige clubaccommodatie op het ijsbaanterrein is essentieel voor een goed functioneren van de vereniging. Daarom dient de skeelerbaan ook op het ijsbaanterrein te worden aangelegd.


Met de IJsbaanvereniging zijn nog aanvullende gesprekken gevoerd over de exacte begrenzing van het terrein en de ligging van het fietspad. Die gesprekken hebben ertoe geleid, dat de skeelerbaan wordt verschoven in oostelijke richting. In de nieuwe situatie komt de skeelerbaan dus verder van de woningen aan de Rubensstraat te liggen. Deze aanpassingen zullen worden verwerkt in het (definitieve) Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o. en het bestemmingsplan.


In het gepresenteerde plan voor de skeelerbaan ontbreken tal van zaken ter bescherming van het woon- en leefklimaat. De baan komt dichter bij de woningen aan de Rubensstraat te liggen. Om de skeelerbaan exploitabel te maken moeten aanvullende activiteiten worden georganiseerd. Dat betekent een intensiever gebruik van de baan. Muziek en het gebruik van geluidsinstallaties bij de baan en/of gedurende langere schaatsperiodes zijn niet acceptabel en in strijd met alle wettelijke voorschriften. Hetzelfde geldt voor het gebruik van de lichtinstallatie. Dat tast het woon- en leefklimaat aan en is bovendien schadelijk voor het dierenleefmilieu in en om het park. Commerciële exploitatie van de baan dient te worden uitgesloten. Dat moet worden geborgd in een met alle betrokken partijen te sluiten privaatrechtelijke overeenkomst en de gemeente moet eigenaar van het ijsbaanterrein blijven.


Antwoord gemeente


Er bestaat begrip voor de zorgen met betrekking tot de aantasting van woon- en leefklimaat. Wij menen echter dat de aanleg van de skeelerbaan op deze plek uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening verantwoord is en dat sprake blijft van een goed woon- en leefklimaat voor de bewoners. Dat blijkt mede uit een in opdracht van de gemeente uitgevoerd akoestisch onderzoek met betrekking tot de aanleg van de skeelerbaan. Er is onderzoek gedaan (buro LBP Sight, maart 2011) naar de geluideffecten van het gebruik van de skeelerbaan. Dit onderzoek maakt deel uit van de bijlagen bij deze toelichting. In het onderzoek is gekeken naar vier geluidbronnen: de verkeersaantrekkende werking van de skeelerbaan, het skeelergeluid, het praten bij het skeeleren en het gebruik van 4 omroepinstallaties. Uit dit onderzoek blijkt dat de verkeersaantrekkende werking niet meer bedraagt dan 50 dB(A) en de gezamenlijke geluidbelasting van de overige geluidbronnen op de begane grond -beoordeeld als langtijdgemiddeld beoordelingsniveau- bij de woningen Rubensstraat aan de wegzijde niet meer bedraagt dan 45 dB(A) gedurende de avondperiode, wanneer de skeelerbaan aan de westzijde wordt voorzien van een geluidafscherming met een afschermhoogte van 1,75 m boven het maaiveld.

Uiteraard wordt bij de inrichting van het ijsbaanterrein rekening gehouden met de belangen van omwonenden. Tussen de skeelerbaan en de natuurijsbaan komt een wal met een scherm. De gemeente blijft ook eigenaar van het terrein en zal een verhuurovereenkomst sluiten met de AIJV. In deze overeenkomst zullen goede afspraken worden gemaakt en voorschriften worden gesteld over het gebruik van het terrein en de daarbij behorende geluids- en lichtinstallatie. In aanvulling daarop kunnen door de gemeente natuurlijk ook via het milieuspoor nadere eisen worden gesteld voor het reguleren van het geluidsniveau en lichthinder op en vanwege een sportcomplex. Waar nodig zullen wij van die instrumenten gebruik maken.


Het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (kortweg het Activiteitenbesluit) bevat geluidsvoorschriften bevat waaraan sportaccommodaties moeten voldoen. Zo mag het geluidsniveau (ook het niveau van aanwezige installaties) afkomstig van een sportcomplex op de gevel van nabijgelegen woningen overdag gemiddeld niet hoger zijn dan 50 dB(A). Voor de avondperiode geldt - afhankelijk van het tijdstip de strengere norm van 45 of (na 23.00 uur) 40 dB(A). Zoals is aangegeven kan in aanvulling hierop door de gemeente nadere eisen worden gesteld om te zorgen dat daadwerkelijk aan de toegestane niveaus wordt voldaan. Daarnaast heeft de sportvereniging uiteraard zelf de verantwoordelijkheid (zorgplicht) om geluidsoverlast voor omwonenden zoveel mogelijk te beperken. Als niet wordt voldaan aan de bovengenoemde voorschriften, kan de gemeente naar aanleiding van een klacht over geluidsoverlast overgaan tot handhavingmaatregelen.


Ook voor het aspect lichthinder van sportaccommodaties is het Activiteitenbesluit relevant. De tijden waarop de verlichting uit moet zijn ((tussen 23.00-07.00 uur en indien er geen sport wordt beoefend) is in dat besluit vastgelegd. Het Activiteitenbesluit bevat ook een zorgplicht. Onder de zorgplicht met betrekking tot lichthinder valt het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinderlijke lichtschijnselen in woon- of slaapvertrekken van woningen als gevolg van lichtinstallaties. Uit de toelichting bij het Activiteitenbesluit blijkt dat de invulling van deze zorgplicht moet worden afgeleid uit de "Algemene Richtlijnen betreffende lichthinder" van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV). Deze richtlijn bevat regels voor sportcomplexen op het gebied van lichthinder. Er zijn grenswaarden voor verlichting gesteld, waaraan moet worden voldaan. Voor lichthinder kan de gemeente aanvullende nadere eisen stellen om te waarborgen dat aan de richtlijnen wordt voldaan. Waar nodig zullen ook wij dit instrument gebruiken. Als de voorschriften uit het Activiteitenbesluit - in samenhang met de richtlijn van de NVVS voor lichtmasten - in acht worden genomen is er in beginsel geen sprake van onevenredige lichthinder.


De vrees voor commerciële exploitatie van de baan is niet terecht. Daarvan zal geen sprake zijn. De baan zal in de zomer overdag kunnen worden gebruikt door bewoners of scholen en in de buurt en staat voor de avonduren open voor leden/kaarthouders van de vereniging. Daarvoor zal de vereniging huisregels opstellen en zullen in overleg met beheerder afspraken in de verhuurovereenkomst worden gemaakt. Die regels c.q. afspraken voorzien niet in het gebruik voor motor- of autosport. Deze gebruiksvormen (lawaaisporten) worden ook nadrukkelijk verboden in het bestemmingsplan. Het westelijke deel aan de Rubensstraat blijft in de zomer openbaar toegankelijk. In de winter wordt dit deel en de skeelerbaan onder water gezet ten behoeve van het schaatsen.


De bestemming Sport voor het ijsbaanterrein is te algemeen. Dat impliceert ook een gebruik ten behoeve van motor- en autosport. Daarom dient aan de desbetreffende bestemming de bestemming 'ijs-skeelerbaan' te worden toegevoegd. Verder is onduidelijk of er ook een clubgebouw op het ijsbaanterrein mag worden gebouwd. Onduidelijk is hoe het parkeren op en rond het terrein wordt opgelost. Het geplande aantal van 20 plaatsen is te weinig. Er is nu al een grote parkeerdruk in het gebied. Bezoekers van de baan zullen de auto dan ook op het overblijvende deel van het ijsbaanterrein parkeren of langs de Rubensstraat en de zijstraten. Hoe staat de gemeente tegenover een parkeerverbod op het ijsbaanterrein en welke andere parkeervoorzieningen, zoals behoud van het parkeerterrein bij het ziekenhuis, kunnen worden gerealiseerd?


Antwoord gemeente


Op het ijsbaanterrein mag geen nieuw clubgebouw worden gebouwd. Dat is in het bestemmingsplan uitgesloten. Het bestaande gebouw van de AIJV (gymzaal) blijft gehandhaafd. Het aantal parkeerplaatsen voor de skeelerbaan is berekend op basis van de te verwachten parkeerdruk. Volgens de informatie van de vereniging komen er op een drukke avond (circa 60 personen) 10 tot 15 personen met de auto. Het overgrote deel van de bezoekers komt met de fiets. Het is niet bekend hoeveel mensen er bij natuurijs komen. Wat wel bekend is dat het bezoek vooral uit de buurt komt binnen een straal van enkele kilometers. In voorkomende gevallen kunnen bezoekers parkeren aan de Bisschopsweg, de Ringweg Dorrestein en de andere bestaande parkeervoorzieningen in de omgeving. Dat geldt ook voor evenementen die op het ijsbaanterrein worden gehouden. De parkeervoorziening bij het ziekenhuis komt mettertijd te vervallen.


Voor de inschatting van de parkeerbehoefte van de skeelerbaan is niet alleen gekeken naar ervaringscijfers van de vereniging (aantal sporters en inschatting autogebruik) maar ook naar de gemeentelijke Nota Parkeernormen. In die nota staat een norm van 20 parkeerplaatsen per hectare voor sportvelden. Ook daaraan wordt in het voorliggende geval voldaan. De oppervlakte van de skeelerbaan is 4000 m2 (400 x 10 m). De totale footprint met binnenbaan is circa 1 hectare. Tenslotte is ook gekeken naar situaties elders in het land (Hengelo, Rijssen). Bij de berekening van de parkeerbehoefte in die gevallen is gekeken naar de normen van het CROW ('haalbaarheidsanalyse skeelerbaan Rijssen'), waarbij wordt uitgegaan van 13-27 parkeerplaatsen per hectare netto terrein, ofwel gemiddeld 20. Op basis van de verschillende informatiebronnen (informatie AIJV, Nota Parkeernormen en voorbeelden elders) is het aantal van 20 parkeerplaatsen dus bepaald.


Onduidelijk is welke evenementen op de skeelerbaan mogelijk zijn. Vanwege het intensieve gebruik van de skeelerbaan gedurende het gehele jaar, moeten andere evenementen niet meer toegestaan worden.


Antwoord gemeente


In het gebied van het bestemmingsplan en dus ook op de skeelerbaan zijn evenementen mogelijk. Zowel binnen de bestemming Sport als in de bestemming Groen (o.a. Park Randenbroek) kunnen per bestemming maximaal 3 vergunningplichtige evenementen per jaar worden gehouden. Wij achten het gebied en/of de daarin aanwezige kwaliteiten niet geschikt voor veel evenementen. Daarom is een maximum gesteld van zes evenementen per jaar. Welke evenementen in het gebied worden gehouden weten wij niet. Dat is afhankelijk van de toekomstige initiatieven die worden ontplooid. Door middel van aan de op grond van de Algemene plaatselijke verordening vereiste evenementenvergunning te verbinden voorwaarden kan worden geborgd, dat evenementen geen onevenredige hinder veroorzaken voor de buurt. Voorts kan de plaats van het evenement worden bepaald, de tijdstippen en kunnen in voorkomende gevallen vergunningen worden geweigerd indien de kwaliteiten van het gebied of de ondergrond (zoals een kermis op het terrein van de skeelerbaan) zich verzetten tegen het desbetreffende evenement. Het begrip evenementen is in de regels van het bestemmingsplan als volgt gedefinieerd: "Een tijdelijke op grond van de Algemene plaatselijke verordening vergunningplichtige activiteit (in de openlucht) al dan niet in tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, vermaak, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden". Deze definitie is ontleend aan de definitie uit de Algemene plaatselijke verordening.


De skeelerbaan kan beter worden gesitueerd op het voormalige voetbalveld van VV VOP. Gevraagd wordt om dit alternatief te onderzoeken.


Antwoord gemeente

In het verleden is onderzoek gedaan naar de mogelijke verplaatsing van de ijs- en skeelerbaan naar het voormalige veld van VV VOP. Bij vaststelling van de Structuurvisie Park Randenbroek e.o. in 2009 is dat door de raad afgewezen. Destijds is geoordeeld, dat dit het smalste deel van het parkgebied is. De ijs- en skeelerbaan zouden fysiek tegen de beek aan komen te liggen. Dit conflicteert met het de ambitie om de beek juist meer ruimte te geven. Vanuit de ruimtelijke structuur is de wens om juist op deze plaats meer ruimte te maken van natuur en recreatie. Verplaatsing van de ijsbaan naar deze plek leidt bovendien tot aanzienlijke kostenverhogingen, waarvoor geen middelen beschikbaar zijn. Deze overwegingen zijn nog onverkort van kracht.

7.3.6 Zienswijzen

Het ontwerp-bestemmingsplan Park Randenbroek heeft vanaf 2 juni tot en met 13 juli 2011 ter ter visie gelegen. Van de gelegenheid om schriftelijk zienswijzen in te dienen is door 39 reclamanten gebruik gemaakt. De zienswijzen zijn samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien in de zienswijzennota (doc.nr. # 3898841, behoort bij raadsvoorstel reg nr.4015562). Een aantal zienswijzen geeft aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. Ook zijn in de zienswijzennota ambtshalve aanpassingen voorgesteld, waaronder het uit het bestemmingplan halen van een groot deel van de Elisabethlocatie.

7.3.7 Vaststelling bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is samen met de zienswijzennota ter vaststelling voorgelegd aan de gemeenteraad. Op 7 februari 2012 heeft de gemeenteraad van Amersfoort bij besluitnummer 4015562 het bestemmingsplan “Park Randenbroek e.o.” gewijzigd vastgesteld. Eveneens zijn wijzigingen aangebracht in het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o.. Een belangrijke wijziging ten opzichte van het ontwerp-bestemmingsplan is dat een groot deel van de Elisabehtlocatie niet in dit bestemmingsplan is opgenomen en dat geen fietspaden langs de Heiligenbergerbeek en vanaf de Ringweg Dorrestein worden aangelegd.

7.4 Handhaving

Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke controle en handhaving ligt op basis van de Wet ruimtelijke ordening bij de gemeente. Daarnaast zijn ook de VROM-Inspectie en de provincie bevoegd tot opsporing van feiten die in het bestemmingsplan strafbaar zijn gesteld. Daarnaast kunnen ook derde-belanghebbenden vorderen dat de bepalingen van het bestemmingsplan worden nageleefd.

De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatie-registratiesysteem bij de uitvoering van het bestemmingsplan, onder andere met betrekking tot verleende vergunningen.

Belangrijk aspect van handhaving is daarnaast dat het draagvlak heeft. Het gaat hierbij om bestuurlijk draagvlak, ambtelijk draagvlak en maatschappelijk draagvlak. Een lastig onderwerp als handhaving heeft grote kans om aan de aandacht te ontsnappen of terzijde te worden gelegd als het geen draagvlak heeft. Steun, of in ieder geval begrip, van alle bij de handhaving betrokkenen, is dan ook zeer gewenst. Het bestuurlijke en ambtelijke draagvlak kan worden verkregen door tijdens het opstellen van het handhavingsbeleid regelmatig met elkaar om tafel te zitten, door de ins en outs van handhaving te bespreken, door de behaalde resultaten door te spreken en door toetsbare afspraken met elkaar te maken. Daarnaast is ook de "maatschappij" bij de handhaving betrokken via bijvoorbeeld de wijkbeheerteams en de gemeentelijke wijkmanagers.

Handhaving kan nadrukkelijk plaatsvinden via publiekrechtelijke maar tevens via privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de belangen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De wijze van toepassing van deze bevoegdheden is geregeld in afdeling 5.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen, waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Aan preventieve handhaving wordt bovendien bijgedragen door duidelijke, consistente en handhaafbare bestemmingsregelingen het geven van goede voorlichting, een en ander in nauw overleg met de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving (Stadsberichten, folders, gemeentelijke website).

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging

Bijlage 2 Inrichting- En Beheerplan Park Randenbroek E.o. D.d. 24 Mei 2011 -Definitief Ontwerp- En Gewijzigd Op 7 Februari 2012

Bijlage 2 Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o. d.d. 24 mei 2011 -definitief ontwerp- en gewijzigd op 7 februari 2012

Bijlage 3 Afbeelding Zwembadlocatie

Bijlage 3 afbeelding zwembadlocatie

Bijlage 4 Structuurvisie Park Randenbroek E.o. D.d. 7 Juli 2009

Bijlage 4 Structuurvisie Park Randenbroek e.o. d.d. 7 juli 2009

Bijlage 5 Nota Parkeernormen Amersfoort D.d. 27 Januari 2009

Bijlage 5 Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009

Bijlage 6 Notitie Verlichting Sportvelden Langs Park Randenbroek Te Amersfoort, Bureau Waardenburg B.v. D.d. 6 September 2011

Bijlage 6 Notitie Verlichting sportvelden langs Park Randenbroek te Amersfoort, Bureau Waardenburg b.v. d.d. 6 september 2011

Bijlage 1 Actualisatie Van De Ehs-toets Ten Behoeve Van De Herinrichting Park Randenbroek, Amersfoort Dd. 4 Mei 2011 (Ecogroen Advies Zwolle)

Bijlage 1 Actualisatie van de EHS-toets ten behoeve van de herinrichting Park Randenbroek, Amersfoort dd. 4 mei 2011 (Ecogroen advies Zwolle)

Bijlage 2 Ecologisch Onderzoek Randenbroek Amersfoort Dd. 23 Februari 2009 (Ecogroen Advies Zwolle)

Bijlage 2 Ecologisch onderzoek Randenbroek Amersfoort dd. 23 februari 2009 (Ecogroen advies Zwolle)

Bijlage 3 Verjongingsbeheer Bomenbestand Randenbroek En Vosheuvel (Alterra Wageningen Ur, 2010)

Bijlage 3 Verjongingsbeheer Bomenbestand Randenbroek en Vosheuvel (Alterra Wageningen UR, 2010)

Bijlage 4 Park Randenbroek, Cultuurhistorische Inzichten En Richtlijnen (Oldenburgers Historische Tuinen Amsterdam, Voorjaar 2010)

Bijlage 4 Park Randenbroek, Cultuurhistorische inzichten en richtlijnen (Oldenburgers Historische Tuinen Amsterdam, voorjaar 2010)

Bijlage 5 Kaart Inrichting- En Beheerplan Park Randenbroek E.o. D.d. 24 Mei 2011 En Gewijzigd Op 7 Februari 2012

Bijlage 5 kaart Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o. d.d. 24 mei 2011 en gewijzigd op 7 februari 2012

Bijlage 6 Inrichting- En Beheerplan Park Randenbroek E.o. D.d.. 24 Mei 2011 -Definitief Ontwerp En Gewijzigd Op 7 Februari 2012

Bijlage 6 Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o. d.d.. 24 mei 2011 -definitief ontwerp en gewijzigd op 7 februari 2012

Bijlage 7 Structuurvisie Park Randenbroek E.o. Dd. 7 Juli 2009

Bijlage 7 Structuurvisie Park Randenbroek e.o. dd. 7 juli 2009

Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek Herstructurering Randenbroek Zuid In Amersfoort Van Witteveen En Bos D.d. 13 April 2010

Bijlage 8 Akoestisch onderzoek herstructurering Randenbroek Zuid in Amersfoort van Witteveen en Bos d.d. 13 april 2010

Bijlage 9 Geluidsbelastingen Vanwege A28 En Heiligenbergerweg

Bijlage 9 Geluidsbelastingen vanwege A28 en Heiligenbergerweg

Bijlage 10 Geluidsbelastingen Vanwege A28 En Heiligenbergerweg I

Bijlage 10 Geluidsbelastingen vanwege A28 en Heiligenbergerweg I

Bijlage 11 Geluidsbelastingen Vanwege A28 En Heiligenbergerweg Ii

Bijlage 11 Geluidsbelastingen vanwege A28 en Heiligenbergerweg II

Bijlage 12 Akoestisch Onderzoek Skeelerbaan, 29 Maart 2011, Buro Lbp Sight Bv

Bijlage 12 Akoestisch onderzoek skeelerbaan, 29 maart 2011, buro LBP Sight BV

Bijlage 13 Ruimte Voor Sport- Bijlage Bij Structuurvisie

Bijlage 13 Ruimte voor Sport- bijlage bij Structuurvisie

Bijlage 14 Consultatienota - Bijlage Bij Structuurvisie

Bijlage 14 Consultatienota - bijlage bij Structuurvisie

Bijlage 15 Combinatiebaan Park Randenbroek - Bijlage Bij Structuurvisie

Bijlage 15 Combinatiebaan Park Randenbroek - bijlage bij Structuurvisie

Bijlage 16 Besluit Hogere Grenswaarden Wgh

Bijlage 16 Besluit hogere grenswaarden Wgh

Bijlage 17 Formulier Hw-waarden Wgh

Bijlage 17 Formulier HW-waarden Wgh

Bijlage 18 Aanvullende Gedetailleerde Geluidgegevens Op Rapport Lbp Sight ; Skeelerbaan/combibaan Amersfoort ( Rapport Kenmerk R03413aaao.eg; D.d. 29 Maart 2011)

Bijlage 18 Aanvullende gedetailleerde geluidgegevens op rapport LBP Sight ; skeelerbaan/combibaan Amersfoort ( rapport kenmerk R03413aaAO.eg; d.d. 29 maart 2011)

Bijlage 19 Park Randenbroek Te Amersfoort; Referentiemetingen Omgevinggeluid Lbp Sight D.d. 1 Augustus 2011

Bijlage 19 Park Randenbroek te Amersfoort; Referentiemetingen omgevinggeluid LBP Sight d.d. 1 augustus 2011

Bijlage 20 Notitie Verlichting Sportvelden Langs Park Randenbroek Te Amersfoort, Bureau Waardenburg B.v. D.d. 6 September 2011

Bijlage 20 Notitie Verlichting sportvelden langs Park Randenbroek te Amersfoort, Bureau Waardenburg b.v. d.d. 6 september 2011