KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - 1
Artikel 4 Bedrijf - 2
Artikel 5 Cultuur En Ontspanning
Artikel 6 Detailhandel
Artikel 7 Gemengd - 1
Artikel 8 Gemengd - 2
Artikel 9 Groen
Artikel 10 Horeca
Artikel 11 Kantoor
Artikel 12 Maatschappelijk
Artikel 13 Recreatie
Artikel 14 Sport
Artikel 15 Tuin
Artikel 16 Verkeer
Artikel 17 Verkeer - Spoorverkeer
Artikel 18 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 19 Water
Artikel 20 Wonen
Artikel 21 Wonen - 1
Artikel 22 Wonen - 2
Artikel 23 Wonen - 3
Artikel 24 Wonen - 4
Artikel 25 Geluidzone - Industrie (Gebiedsaanduiding)
Artikel 26 Leiding - Riool (Dubbelbestemming)
Artikel 27 Waarde - Archeologie Categorie 1 (Dubbelbestemming)
Artikel 28 Waarde - Archeologie Categorie 2 (Dubbelbestemming)
Artikel 29 Waarde - Archeologie Categorie 3 (Dubbelbestemming)
Artikel 30 Waarde - Archeologie Categorie 4 (Dubbelbestemming)
Artikel 31 Waarde - Beschermd Stadsgezicht (Dubbelbestemming)
Artikel 32 Waarde - Cultuurhistorie (Dubbelbestemming)
Artikel 33 Waarde - Ecologie (Dubbelbestemming)
Artikel 34 Waarde - Natuur En Landschap (Dubbelbestemming)
Artikel 35 Waterstaat - Waterkering (Dubbelbestemming)
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 36 Anti-dubbeltelregel
Artikel 37 Algemene Bouwregels
Artikel 38 Algemene Gebruiksregels
Artikel 39 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 40 Overgangsrecht
Artikel 41 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Bestemmingsplan
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Inleiding
2.2 Historisch-ruimtelijke Ontwikkeling Plangebied
2.3 Stedenbouwkundige Hoofdstructuur
2.4 Bestaande Functies
2.5 Demografie
2.6 Archeologie
2.7 Waardevolle Gebouwen, Monumenten En Beschermd Stadsgezicht
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
3.1 Inleiding
3.2 Ruimtelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Inleiding
4.2 Beschrijving Van Ruimtelijke Keuzes / Stedenbouwkundige Uitgangspunten
4.3 Nieuwe Ruimtelijke Ontwikkelingen
4.4 Wijzigingen Ten Opzichte Van De Voorgaande Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 5 Milieu
5.1 Hoofdlijnen Milieubeleid / Kaders
5.2 Milieugevolgen Van Aanwezige Infrastructuur
5.3 Milieugevolgen Van Aanwezige Bedrijven
5.4 Water
5.5 Bodem
5.6 Duurzaamheid
5.7 Flora En Fauna / Ecologie
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Inleiding
6.2 Regels In Dit Bestemmingsplan
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Inleiding
7.2 Economische Uitvoerbaarheid
7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.4 Handhaving
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging
Bijlage 1 Instellingen En Bedrijven In Koppel
Bijlage 2 Instellingen En Bedrijven In Kruiskamp
Bijlage 3 Instellingen En Bedrijven In Liendert
Bijlage 4 Instellingen En Bedrijven In Rustenburg
Bijlage 5 Brief Servicebureau Gemeenten
Bijlage 6 Uitgangspunten En Wijzigingen In Bestemmingsplan Amersfoort Oost
Bijlage 7 Rapport Externe Veiligheid Bestemmingsplan Amersfoort Oost
Bijlage 8 Bijlage Bij Rapport Externe Veiligheid (1)
Bijlage 9 Bijlage Bij Rapport Externe Veiligheid (2)
Bijlage 10 Bijlage Bij Rapport Externe Veiligheid (3)
Bijlage 11 Bijlage Bij Rapport Externe Veiligheid (4)
Bijlage 12 Bijlage Bij Rapport Externe Veiligheid (5)
Bijlage 13 Zienswijzennota Bestemmingsplan Amersfoort Oost

bestemmingsplan Amersfoort-oost

Bestemmingsplan - gemeente Amersfoort

Vastgesteld op 02-10-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Amersfoort oost van de gemeente Amersfoort;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0307.BP00047-0201;

1.3 aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aansluitend terrein:

het terrein dat op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt. De grond die in het bestemmingsplan een (andere) bestemming heeft gekregen en waarop in het geheel geen bebouwing is toegestaan, kan niet worden gerekend tot het aansluitend terrein.

1.6 achtergevel:

(oorspronkelijke) gevel aan de achterzijde van een gebouw;

1.7 afhankelijke woonruimte:

een bijbehorend bouwwerk waarin mantelzorg wordt verleend;

1.8 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.9 antennedrager:

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de vestiging van een antenne;

1.10 antenne-installatie:

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.11 archeologisch belangrijke plaats:

gebied waarin belangrijke archeologische vindplaatsen worden verwacht;

1.12 bebouwing:

één of meer bouwwerken;

1.13 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het te bebouwen oppervlak geeft;

1.14 bedrijfsgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.15 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein;

1.16 bedrijfsvloeroppervlakte/brutovloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.17 beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis:

het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, of het uitoefenen van een kleinschalig bedrijf aan huis die:

  1. a. in de van de regels deel uitmakende bijlage 2 'Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemening' zijn aangeduid als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft de gevolgen voor de omgeving;
  2. b. geen horeca, seksinrichtingen en detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit en behoudens internetwinkels;
  3. c. in aard en omvang van de bedrijfsuitoefening met de woonfunctie verenigbaar is;

1.18 beschermd stadsgezicht:

groepen van onroerende zaken en terreinen, hieronder begrepen bomen, straten, pleinen, bruggen en water, die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meerdere monumenten bevinden en die ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988 als zodanig zijn aangewezen;

1.19 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, danwel omgevingsvergunning;

1.20 bestaand gebruik:

gebruik van grond en bouwwerken dat aanwezig is op het moment van inwerkingtreding van het plan;

1.21 bestaande woonboten:

woonboten die aanwezig zijn en die beschikken over de benodigde vergunningen op het moment van inwerkingtreding van het plan;

1.22 bestaande horecaboten van categorie a of h

boten met horeca van categorie a of h die aanwezig zijn en die beschikken over de benodigde vergunningen op het moment van inwerkingtreding van het plan;

1.23 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.24 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.25 Bevi-inrichtingen:

Bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.26 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.27 bouwen:

het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk;

1.28 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.29 bouwlaag:

een van voor- tot achtergevel doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd op een maximale hoogte van 3,5 meter, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van kelder en ruimten in de kap. Een dakterras wordt tevens beschouwd als bouwlaag;

1.30 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.31 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.32 bouwmarkt:

detailhandel met een verkoopvloeroppervlak, waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden, zowel aan vakman als particulier;

1.33 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten.

1.34 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.35 bovenwoning

een woning, die zich geheel of nagenoeg geheel bevindt boven de begane grond verdieping van een gebouw;

1.36 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.37 bijzondere woonvoorzieningen:

vorm van wonen die voorziet in de aangepaste woonbehoefte van personen of groepen van personen, voor wie reguliere woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn;

1.38 café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;

1.39 cafetaria/snackbar/afhaalservice:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwakalcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.40 coffeeshop:

een alcoholvrij horecabedrijf ten aanzien waarvan de burgemeester in beginsel de handel in hasjiesj en hennep (ook stekjes) zoals omschreven in lijst II behorend bij de Opiumwet, ook wel aangeduid als hasj, marihuana, weed, wiet of stuff, heeft toegestaan;

1.41 cultuurhistorische waarde:

de waarde, gevormd door de duidelijke herkenbaarheid van de historische ontwikkeling van bebouwing, nederzetting en/of landschap, in de structuur, de ruimte en de ruimtevormende elementen daarvan;

1.42 dakopbouw:

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt.

1.43 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.44 detailhandel in grove bouwmaterialen:

detailhandel in materialen voor de ruwbouw van gebouwen en dergelijke zoals stenen, zand, beton, bestratingsmateriaal en hout;

1.45 detailhandel in tuininrichtingsartikelen:

detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen worden aangeboden;

1.46 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van de verkoop van auto's, motoren, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, woninginrichting grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven;

1.47 dienstverlening:

het beroepsmatig verlenen van diensten, met uitzondering van prostitutie, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt in:

  1. a. administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening en dergelijke;
  2. b. het verrichten van administratieve en daarmede gelijk te stellen werkzaamheden, al dan niet met daaraan ondergeschikte baliewerkzaamheden;

1.48 dienstverlening publieksgericht:

dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus en dergelijke;

1.49 discotheek of dancing:

een horecabedrijf dat tot doel heeft het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen in combinatie met het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse;

1.50 erf:

al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.51 evenementen:

grootschalige, periodieke en/of meerdaagse manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen en thematische markten;

1.52 extensieve recreatie:

recreatief medegebruik van gronden, zoals fietsen, paardrijden, varen, vissen, wandelen en zwemmen;

1.53 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.54 geluidsbelasting vanwege wegverkeer

de geluidsbelasting in Lden (zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en bepaald conform de Wet geluidhinder) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;

1.55 geluidsgevoelig gebouw

gebouw dat dient ter bewoning of een ander geluidsgevoelig gebruik (zoals zorg en onderwijs), als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;

1.56 geluidsgevoelig object

geluidsgevoelig gebouw,geluidsgevoelige ruimte , of geluidsgevoelig terrein als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.57 geluidsgevoelige ruimte

geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.58 geluidsreducerende maatregelen

fysieke en niet-fysieke maatregelen gericht op het reduceren van de geluidsbelasting vanwege industrie-, bedrijfs of wegverkeerslawaai op geluidsgevoelige objecten, of maatregelen die daar niet specifiek op gericht zijn doch wel tevens een geluidsreducerende uitwerking hebben, zoals bijvoorbeeld verkeersmaatregelen, het aanbrengen van geluidsarm asfalt, geluidswallen of -schermen of de aanleg van nieuwe wegen elders die tot gevolg hebben dat de verkeers- en de geluidsbelasting afneemt;

1.59 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.60 gemeentelijk stadsgezicht:

groepen van onroerende zaken en terreinen, hieronder begrepen bomen, straten, pleinen, bruggen en water, die een samenhangend beeld vormen dat van belang is wegens de schoonheid, het karakter of de cultuurhistorische waarde van het geheel, die zijn vermeld op de gemeentelijke lijst van stadsgezichten;

1.61 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.62 grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting:

detailhandel in meubelen en artikelen ten behoeve van de inrichting van een woning en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 1.000 m²;

1.63 hoofdgebouw:

gebouw, dat op een erf door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.64 horeca van categorie a:

dienstverlening door middel van de exploitatie van restaurants, snackbars, ijssalons en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven waar het gebruik van (alcoholhoudende) drank ondergeschikt is aan het nuttigen van etenswaren;

1.65 horeca van categorie b:

dienstverlening door middel van de exploitatie van cafés, dancings, bowling-centra en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven waar het gebruik van etenswaren ondergeschikt is aan het gebruik van alcoholhoudende drank;

1.66 horeca van categorie c:

dienstverlening door middel van de exploitatie van sportkantines, buurthuizen, hotels etc, welke exploitatie niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt en ten dienste staat van de hoofdfunctie, welke op het perceel dan wel in het gebouw wordt uitgeoefend;

1.67 horeca van categorie h:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of het verstrekken van alcoholische of niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse;

1.68 huishouden:

een vorm van wonen, zowel in de traditionele vorm van gezin als in de minder traditionele vorm, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van onderlinge verbondenheid tussen de bewoners en continuïteit in de samenstelling;

1.69 internetwinkel:

een specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet tot stand komt, ter plaatse alleen de bijbehorende opslag en distributie plaatsvindt en afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;

1.70 kantoor:

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.71 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.72 kap

constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met 2 schuine dakvlakken of een gebogen vorm of met 1 schuin vlak indien het een lessenaarsdak betreft;

1.73 kelder:

het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat geheel onder het (straat)peil is gelegen;

1.74 koekoek:

Een met keerwanden uitgevoerd bouwwerk ter hoogte van de gevel en het maaiveld dat voorziet in de licht- en luchttoetreding van de onderbouw en geen toegang tot het gebouw mag zijn

1.75 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van wegen en waterlopen, zoals een brug, duiker of viaduct, alsmede beeldende kunst;

1.76 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, medische, sociale, culturele, levensbeschouwelijke en religieuze voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en opvangvoorzieningen;

1.77 mantelzorg:

het bieden van hulp die aanvullend, niet beroepshalve aan bejaarden, zieken en andere hulpbehoevenden verleend wordt in of bij een woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en met een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.78 nevenactiviteit:

een activiteit die maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw beslaat;

1.79 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.80 omgevingsvergunning:

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.81 onderdoorgang:

een op de verbeelding aangegeven gebied binnen het bouwvlak waar een doorgang mogelijk moet zijn binnen de eerste bouwlaag en waarboven bebouwing mag worden opgericht ten behoeve van de op de verbeelding aangegeven bestemming

1.82 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.83 opvangvoorzieningen:

opvang, vooral van kinderen, in speciaal daarvoor ingestelde verblijven;

1.84 overbouwing:

een deel van een gebouw, gelegen boven het peil, vrij van het aansluitende afgewerkte terrein, dat ter weerszijden wordt ondersteund door hetzelfde gebouw;

1.85 parkeereis:

het aantal parkeerplaatsen dat op basis van de in Amersfoort geldende parkeernormen nodig is voor een ruimtelijke ontwikkeling;

1.86 particulier opdrachtgeverschap:

situatie dat de burger of een groep van burgers –in dat laatste geval georganiseerd als rechtspersoon zonder winstoogmerk – volledig juridische zeggenschap heeft over en verantwoordelijkheid draagt voor het gebruik van de grond, het ontwerp en de bouw van de eigen woning;

1.87 peil:

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor de overige gebouwen: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct aan de weg grenst: de kruin van de weg;
  4. d. voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
  5. e. de (maaiveld)hoogte van een voor een erf of erven als zodanig aangegeven punt;
  6. f. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;

1.88 pleziervaart

het varen als vorm van ontspanning, waaronder onder andere wordt begrepen het roeien, het zeilen, het varen met een kano en het varen met een fietsboot.

1.89 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.90 prostitutie:

het aanbieden van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding;

1.91 prostitutiebedrijf:

een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt, een erotische massagesalon mede begrepen;

1.92 publieksgerichte beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis:

beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis bestaande uit hoofdzakelijk baliewerkzaamheden of andere diensten die publiek aantrekken, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus, kinderopvang, ateliers en dergelijke; in tegenstelling tot niet-publieksgerichte beroep- en bedrijfsactiviteit aan huis;

1.93 recreatieve voorzieningen:

overdekte en onoverdekte recreatieve accommodaties;

1.94 recreatiewoning:

een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve, niet-permanente bewoning;

1.95 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht; onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een parenclub of prostitutiebedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.96 slopen:

geheel of gedeeltelijk afbreken;

1.97 sociale huurwoning:

huurwoning, waarbij de aanvangshuurprijs ligt onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarvan de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname verzekerd is;

1.98 sociale voorzieningen

gebouw waarbinnende hoofdactiviteit gericht is op het begeleiden van mensen naar werk of naar een plaats binnen de maatschappij, waaronder begrepen tijdelijke opvang en begeleid wonen;

1.99 souterrain:

het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat maximaal 1,2 meter boven het (straat)peil is gelegen;

1.100 speeltoestel

ander bouwwerk ten behoeve van het spelen, zoals wipkippen en schommels;

1.101 speelvoorziening

een gebied in de openbare ruimte speciaal ingericht om buitenspeel- en/of recreatiemogelijkheden te bieden aan kinderen;

1.102 sportcentrum

gebouw of deel van een gebouw dat gebruikt wordt voor de beoefening van individuele of groepssporten.

1.103 sportvoorzieningen:

overdekte en onoverdekte sportaccommodaties;

1.104 telecommunicatiemast:

een constructie die uitsluitend of mede bedoeld is voor het bevestigen en dragen van telecommunicatieapparatuur;

1.105 verbeelding:

de geometrisch bepaalde planobjecten (voorheen plankaart genoemd);

1.106 verenigingsleven

het in georganiseerd verband uitoefenen van een gedeelde hobby, zoals een muziekvereniging en hobbyclub.

1.107 verkoopvloeroppervlak:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.108 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan kennelijk als zodanig aangemerkt diende te worden;

1.109 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige dan wel op de plankaart aangegeven grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, die loopt tot aan de perceelsgrenzen;

1.110 waardevol pand:

een gebouw van (buitengewone) architectuurhistorische of cultuurhistorische betekenis, die zijn vermeld op de gemeentelijke lijst van waardevolle panden;

1.111 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;

1.112 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

1.113 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de perceelgrens:

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot een bepaalde grens van het erf;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bijbehorend bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, technische ruimtes, liftkokers en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de lengte, breedte en de diepte van een bouwwerk:

tussen de lijnen, getrokken door de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren;

2.8 oppervlakte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen:

bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend (gedeelten van) aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelegen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat erkers, etc. voor de voorgevel niet meetellen bij de berekening van de oppervlakte;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven in categorie 1 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 1 van de bestemmingsplanregels;
  2. b. internetwinkels;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg”, tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg, met daarbij behorende detailhandel en een autowasstraat;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning", tevens een bedrijfswoning;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding "atelier", tevens een atelier;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding "sportcentrum", tevens een sportcentrum;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie c", tevens horeca van categorie c;
  8. h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, nutsvoorzieningen, wegen en paden, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en erven.

met dien verstande dat per bedrijf voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

3.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming, en nutsvoorzieningen.

3.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een geluidszoneringsplichtige inrichting en bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Bzro);
  2. b. opslag ten behoeve van bedrijvigheid die op grond van dit artikel is toegestaan, is uitsluitend toegestaan achter het verlengde van de voorgevel;
  3. c. met uitzondering van het bepaalde in lid 3.1 onder b en c, is detailhandel uitgesloten behalve voor productiegebonden detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten;
  4. d. kantoren zijn enkel toegestaan als de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van het hoofdgebouw met een maximum van 2000 m2;

3.4 Afwijking

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wro het plan wijzigen voor het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 4 Bedrijf - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven in categorie 1 en 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 1 van de bestemmingsregels;
  2. b. internetwinkels;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg”, tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg, met daarbij behorende detailhandel en een autowasstraat;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding "seksinrichting", tevens een besloten (seks)club op de verdieping van het gebouw;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning", tevens een bedrijfswoning;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie c", tevens horeca van categorie c;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding "sportcentrum", tevens een sportcentrum;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding "gemengd", tevens het verenigingsleven alsmede levensbeschouwelijke en religieuze voorzieningen;
  9. i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, nutsvoorzieningen, wegen en paden, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en erven;

met dien verstande dat per bedrijf dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

4.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

4.3 Specifieke bouwregels

In afwijking van het bepaalde in 4.2.2 mag ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'overkapping' een hogere overkapping worden gebouwd ten behoeve van een tankstation.

4.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een geluidszoneringsplichtige inrichting en bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Bzro);
  2. b. opslag ten behoeve van bedrijvigheid die op grond van dit artikel is toegestaan, is uitsluitend toegestaan achter het verlengde van de voorgevel;
  3. c. met uitzondering van het bepaalde in lid 4.1 onder b en c, is detailhandel uitgesloten behalve voor productiegebonden detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten;
  4. d. kantoren zijn enkel toegestaan als de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van het hoofdgebouw met een maximum van 2000 m2;

4.5 Afwijking

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wro het plan wijzigen voor het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 5 Cultuur En Ontspanning

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. speeltuinen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding "muziekschool": een muziekvereniging;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie c", tevens horeca van categorie c;
  4. d. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeer-, nuts- en groenvoorzieningen.

met dien verstande dat per bedrijf voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

5.3 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Detailhandel

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. algemene detailhandelsdoeleinden, met uitzondering van detailhandel in volumineuze goederen, grove bouwmaterialen en tuininrichtingsartikelen en grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting;
  2. b. aan detailhandel verwante bedrijfsactiviteiten en publieksgerichte dienstverlening;
  3. c. ter hoogte van de aanduiding 'onderdoorgang': een onderdoorgang;
  4. d. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals parkeer- en nutsvoorzieningen;

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

6.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

6.3 Afwijking

Artikel 7 Gemengd - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. op de begane grondlaag voor de daarbij genoemde doeleinden:
    1. 1. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van educatieve, medische en openbare dienstverlening, buurthuizen en wijkcentra;
    2. 2. administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding'"onderwijs": een school;
    4. 4. bedrijven die in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1;
  2. b. op de verdieping(en): wonen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding "kantoor": een kantoor op de begane grondlaag en de eerste verdieping en woningen op de overige verdiepingen;
  4. d. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer-, nuts- en groenvoorzieningen;

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

7.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming alsmede nutsvoorzieningen toegestaan.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de hoogte van de hoofdbebouwing bij vervangende nieuwbouw, waarbij de hoogte van het bestaande hoofdgebouw uitgangspunt is.

7.4 Afwijking

Artikel 8 Gemengd - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. op de begane grondlaag voor de daarbij genoemde doeleinden:
    1. 1. algemene detailhandelsdoeleinden, met uitzondering van detailhandel in volumineuze goederen, bouwmarkten en grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting;
    2. 2. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van educatieve en medische dienstverlening, openbare dienstverlening, buurthuizen en wijkcentra;
    3. 3. administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening;
    4. 4. bedrijven die in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf": tevens op de begane grond een bedrijf zoals omschreven in artikel 4 (Bedrijf -2)
  3. c. op de verdieping(en): wonen
  4. d. ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang": een onderdoorgang;
  5. e. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer-, nuts- en groenvoorzieningen.

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

8.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming alsmede nutsvoorzieningen toegestaan.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de hoogte van de hoofdbebouwing bij vervangende nieuwbouw, waarbij de hoogte van het bestaande hoofdgebouw uitgangspunt is.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Ter hoogte van het perceel Meridiaan 14 is het gebruik van gronden voor parkeren niet toegestaan voor (het verlengde van) de voorgevel.

8.5 afwijking

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, bermen en beplantingen;
  2. b. parken en plantsoenen;
  3. c. waterhuishoudkundige voorzieningen, watergangen en -partijen inclusief de daarbij behorende onderhoudspaden en/of -stroken, met inachtneming van de keur van het waterschap;
  4. d. voet- en fietspaden;
  5. e. in- en uitritten uitsluitend voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen;
  6. f. speeltoestellen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding "speelvoorziening": tevens een speelvoorziening, met dien verstande dat (individuele) kleine speeltoestellen overal zijn toegestaan;
  8. h. Ter plaatse van de aanduiding "stuw": een stuw
  9. i. ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht": het behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarde van het verkavelingspatroon en de inrichting van de openbare ruimte ter plaatse;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding "ecologie": het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden zodanig dat dit voor flora en fauna verbindingen kunnen ontstaan tussen natuur- of natuurontwikkelingsgebieden;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding "natuur en landschap": het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
  12. l. geluidswerende voorzieningen;
  13. m. objecten voor beeldende kunst;
  14. n. bij deze bestemming behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming, zoals abri's, beheerdersgebouwtjes, alsmede nutsvoorzieningen toegestaan.

9.3 Afwijking

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Onverminderd het bepaalde in artikel 31, 32 en 33 is het verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) speelvoorzieningen of voet- of fietspaden aan te leggen, waarvan de gezamenlijke verharde oppervlakte meer bedraagt dan 15% van het bestemmingsvlak, dan wel meer bedraagt dan 1.000 m².
  2. b. Een vergunning als bedoeld onder a is slechts toelaatbaar, indien door de werken en/of werkzaamheden de natuurlijke, cultuurhistorische of landschappelijke waarden van de betreffende groenvoorziening niet in onevenredige mate worden aangetast.
  3. c. Het onder a vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:
    1. 1. werken en/of werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
    2. 2. andere werken en/of werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het verkrijgen van rechtskracht van het plan.

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. op de begane grondlaag: de doeleinden zoals hierna beschreven ter plaatse van de aanduidingen:
aanduiding doeleinden
horeca van categorie a horecabedrijven die, gelet op de aard en omvang ervan, zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in geringe mate storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies in de omgeving van deze horecabedrijven, zoals restaurants, snackbars, ijssalons, fritures en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven
horeca van categorie b horecabedrijven die, gelet op de aard en omvang ervan, zowel uit functionele als milieu-overwegingen in min of meer ernstige mate storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies in de omgeving van deze horecabedrijven, zoals cafés, dancings, bowlingcentra en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven; op deze gronden is tevens horeca van categorie a toegestaan
  1. b. op de verdieping(en): wonen.
  2. c. op de verdieping(en): kantoren ter plaatse van de aanduiding "kantoor";
  3. d. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen, parkeer-, nuts- en groenvoorzieningen;

met dien verstande dat op het perceel Grote Koppel 5 ook horeca van categorie a is toegestaan op de verdieping en met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

10.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, alsmede nutsvoorzieningen toegestaan.

10.3 Afwijking

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wro de bestemming wijzigen naar een bestemming "Gemengd-2", mits de wijziging geen onevenredig nadelige gevolgen voor de omgeving heeft in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast en waarbij wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de nota parkeernormen Amersfoort 2009 d.d. 27 januari 2009.

Artikel 11 Kantoor

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding "wonen": wonen op de verdieping(en);
  3. c. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf": tevens voor bedrijven in categorie 1 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 1 van de bestemmingsplanregels;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding "sportcentrum": tevens een sportcentrum;
  5. e. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen, parkeer-, nuts- en groenvoorzieningen;

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

11.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming, alsmede nutsvoorzieningen.

11.3 Afwijking

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. onderwijsvoorzieningen, medische, sociale, culturele, levensbeschouwelijke en religieuze voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening;
  2. b. (uitsluitend) de volgende maatschappelijke doeleinden ter plaatse van de gegeven aanduiding:
aanduiding doeleinden
zorginstelling (zoi) medische- en woonvoorzieningen
onderwijs (on) onderwijsvoorzieningen, alsmede peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en voor- en naschoolse opvang.
religie (re) levensbeschouwelijke en religieuze voorzieningen
gezondheidszorg (gz) medische voorzieningen, tevens voor dieren
jongeren ontmoetings plek (jop) jongerencentrum
jeugdopvang (jo) peuterspeelzaal, kinderdagverblijf, voor- en naschoolse opvang
specifieke vorm van maatschappelijk - wijkcentrum (sm-wc) wijkcentrum, al dan niet in combinatie met een bibliotheek
  1. c. ter plaatse van de aanduiding "waarde-cultuurhistorie" (dubbelbestemming): behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarde van gebouwen, zoals omschreven in artikel 32;
  2. d. ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie c": tevens horeca van categorie c;
  3. e. ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang": een onderdoorgang;
  4. f. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen, parkeer-, nuts- en groenvoorzieningen;

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming, alsmede nutsvoorzieningen.

12.3 Afwijkingen

Artikel 13 Recreatie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. volkstuinen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie c", tevens horeca van categorie c;
  3. c. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, parkeer-, nuts- en groenvoorzieningen;

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, alsmede nutsvoorzieningen toegestaan.

13.3 Afwijkingen

Artikel 14 Sport

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sport en dagrecreatie;
  2. b. ter hoogte van de aanduiding "zwembad": tevens een zwembad;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie c", tevens horeca van categorie c;
  4. d. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen, parkeer-, speel-, groen- en nutsvoorzieningen;

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, alsmede nutsvoorzieningen toegestaan.

14.3 Afwijkingen

Artikel 15 Tuin

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend erkers en ingangspartijen, bergingen en andere bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de aangrenzende bestemming:

15.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 16 Verkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (hoofd)ontsluitingswegen bestaande uit ten hoogste 2 x 2 rijstroken;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. in-/uitritten;
  5. e. bermen en groenvoorzieningen;
  6. f. geluidwerende voorzieningen;
  7. g. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van het waterhuishoudkundige systeem.

16.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 16.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
  2. b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties, bovengeleidingsportalen, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende) kunstwerken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken max. bouwhoogte
lichtmasten 12 m
andere masten, wegwijzers, verkeerstekens en -regelinstallaties, (beeldende) kunstwerken en geluidwerende voorzieningen 10 m
overige andere bouwwerken 4 m

Artikel 17 Verkeer - Spoorverkeer

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Spoorverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. personen- en goederenvervoer per rail;
  2. b. overbouwingen en onderdoorgangen ten behoeve van het weg- en langzaamverkeer;
  3. c. bermen en groenvoorzieningen;
  4. d. geluidwerende voorzieningen;
  5. e. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.

17.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 17.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes, met een maximale bruto-inhoud van 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 meter;
  2. b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals lichtmasten en bovenleidingsportalen, over- en onderbouwingen, geluidwerende voorzieningen en spoorwegmeubilair, waarbij de bouwhoogte niet meer bedragen mag dan hierna is aangegeven:
bouwwerken max. bouwhoogte
lichtmasten 12 m
overige masten en bovenleidingsportalen 10 m
geluidwerende voorzieningen 4 m

Artikel 18 Verkeer - Verblijfsgebied

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonerven, woonstraten, pleinen en speelvoorzieningen;
  2. b. ontsluitingswegen, bestaande uit ten hoogste 2 rijstroken;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. in-/uitritten;
  6. f. bermen en groenvoorzieningen;
  7. g. geluidwerende voorzieningen;
  8. h. speeltoestellen;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding "speelvoorziening": tevens een speelvoorziening, met dien verstande dat (individuele) kleine speeltoestellen overal zijn toegestaan;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding "waarde-cultuurhistorie": behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarde van straatmeubilair;
  11. k. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van het waterhuishoudkundige

18.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 18.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van ten hoogste 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
  2. b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties, bovengeleidingsportalen, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende) kunstwerken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan hierna is aangegeven:
bouwwerken max. bouwhoogte
palen, masten en reclame- en andere tekens 10 m
verlichtingsmasten en antenne-installaties 12 m
luifels en ander straatmeubilair 4 m
andere overkappingen 3 m
verkeerstekens en -regelinstallaties, (beeldende) kunstwerken en geluidwerende voorzieningen 10 m
erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken 2 m
  1. c. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'overbouwing' mogen verbindingen worden gerealiseerd tussen gebouwen in de vorm van loopbruggen.

Artikel 19 Water

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de bescherming van het waterschapsbelang, zoals de instandhouding van de waterkering en de waterhuishouding,
  2. b. ter plaatse van de aanduiding "ligplaats": tevens voor het aanmeren van pleziervaart, van bestaande woonboten, van bestaande boten met horeca van categorie a en h en voor steigers.
  3. c. Ter plaatse van de aanduiding "stuw": een stuw
  4. d. watergangen en -partijen,
  5. e. onderhoudspaden, taluds, oeverbeschoeiingen, groenvoorzieningen en bermen met de daarbij behorende kunstwerken;
  6. f. overbouwingen en onderdoorgangen ten behoeve van het wegverkeer en langzaam verkeer.

19.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 19.1, mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, zoals stuwen, gemalen, duikers en bruggen, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m, met dien verstande dat de beheerder bij het beoordelen van een aanvraag wordt geraadpleegd omtrent de voorwaarden die, gelet op het waterschapsbelang, aan de uitvoering van de bouwwerken moeten worden gesteld.

Artikel 20 Wonen

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garage'.

20.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

20.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend :

  1. a. het gebruik van garageboxen als woonruimte;
  2. b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.

Artikel 21 Wonen - 1

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. eengezinswoningen met bijbehorende bouwwerken;
  2. b. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:
    1. 1. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
    2. 2. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
      • het woonkarakter van de woning;
      • de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
    3. 3. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
    4. 4. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
    5. 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
    6. 6. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
    7. 7. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging (bijlage 2)zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
    8. 8. geen buitenopslag plaatsvindt;
    9. 9. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.
  3. c. ter plaatse van de aanduiding "waarde-cultuurhistorie": tevens behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarde van gebouwen, zoals omschreven in artikel 30;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht": tevens behoud en bescherming van bestaande gebouwen en het bestaande verkavelingspatroon, zoals omschreven in artikel 31;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding "garage": garageboxen;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

21.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.

21.3 Specifieke bouwregels

In afwijking van het bepaalde in 21.2.1 onder f mogen in het gebied tussen Liendertseweg, Zangvogelweg, Zwaluwenstraat/Spreeuwenstraat en het Waterwingebied dakopbouwen worden geplaatst onder de volgende voorwaarden:

  1. 1. Voor alle dakopbouwen geldt:
    1. a. de dakopbouwen mogen alleen worden geplaatst op woongebouwen bestaande uit twee bouwlagen en een kap;
    2. b. de voorwaarden genoemd bij 2. en 3. zijn van toepassing indien het gaat om de eerste dakopbouw in een woonblok;
    3. c. indien het gaat om een tweede of latere dakopbouw is de eerstgeplaatste dakopbouw in het woonblok leidend.
  1. 2. Indien het een dakopbouw betreft waarbij de nok zich exact boven de oorspronkelijke nok van het hoofdgebouw bevindt:
    1. a. de dakhelling dient gelijk te zijn aan de oorspronkelijke dakhelling;
    2. b. de dakopbouw bedraagt aan de voorzijde van de woning maximaal de helft van de diepte het onderliggende dakvlak, gemeten tussen nok en voorgevel;
    3. c. de dakopbouw bedraagt aan de achterzijde van de woning maximaal de helft van de diepte van het onderliggende dakvlak, gemeten tussen nok en achtergevel;
    4. d. de maximale goothoogte van de dakopbouw is gelijk aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.
  1. 3. Indien het een dakopbouw betreft waarbij de nok zich niet exact boven de oorspronkelijke nok van het hoofdgebouw bevindt:
    1. a. de dakopbouw dient geplaatst te worden tussen de nok en achtergevel van het hoofdgebouw;
    2. b. het dakvlak van de dakopbouw dient aan één zijde te bestaan uit een doortrekking van het oorspronkelijke voordakvlak en voor het overige uit een dakhelling evenwijzig aan de oorspronkelijke dakhelling;
    3. c. de dakopbouw bedraagt aan de achterzijde van de woning maximaal tweederde van de diepte van het onderliggende dakvlak, gemeten tussen nok en achtergevel;
    4. d. de maximale goothoogte van de dakopbouw is gelijk aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.

21.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

21.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend :

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als woonruimte;
  2. b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.

21.6 Afwijken van de gebruiksregels

21.7 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 22 Wonen - 2

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. twee-onder-een-kap woningen met bijbehorende bouwwerken;
  2. b. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:
    1. 1. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
    2. 2. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
      • het woonkarakter van de woning;
      • de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
    3. 3. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
    4. 4. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
    5. 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
    6. 6. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
    7. 7. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging (bijlage 2) zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
    8. 8. geen buitenopslag plaatsvindt;
    9. 9. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.
  3. c. ter plaatse van de aanduiding "waarde-cultuurhistorie": behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarde van gebouwen, zoals omschreven in artikel 30;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht": tevens behoud en bescherming van bestaande gebouwen en het bestaande verkavelingspatroon, zoals omschreven in artikel 31;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding "garage": garageboxen;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

22.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken toegstaan die ten dienste staan van de bestemming.

22.3 Specifieke bouwregels

In afwijking van het bepaalde in 22.2.1 onder f mogen in het gebied tussen Liendertseweg, Zangvogelweg, Lageweg en het Waterwingebied dakopbouwen worden geplaatst onder de volgende voorwaarden:

  1. 1. Voor alle dakopbouwen geldt:
    1. a. de dakopbouwen mogen alleen worden geplaatst op woongebouwen bestaande uit twee bouwlagen en een kap;
    2. b. de voorwaarden genoemd bij 2. en 3. zijn van toepassing indien het gaat om de eerste dakopbouw in een woonblok;
    3. c. indien het gaat om een tweede of latere dakopbouw is de eerstgeplaatste dakopbouw in het woonblok leidend.
  1. 2. Indien het een dakopbouw betreft waarbij de nok zich exact boven de oorspronkelijke nok van het hoofdgebouw bevindt:
    1. a. de dakhelling dient gelijk te zijn aan de oorspronkelijke dakhelling;
    2. b. de dakopbouw bedraagt aan de voorzijde van de woning maximaal de helft van de diepte het onderliggende dakvlak, gemeten tussen nok en voorgevel;
    3. c. de dakopbouw bedraagt aan de achterzijde van de woning maximaal de helft van de diepte van het onderliggende dakvlak, gemeten tussen nok en achtergevel;
    4. d. de maximale goothoogte van de dakopbouw is gelijk aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.
  1. 3. Indien het een dakopbouw betreft waarbij de nok zich niet exact boven de oorspronkelijke nok van het hoofdgebouw bevindt:
    1. a. de dakopbouw dient geplaatst te worden tussen de nok en achtergevel van het hoofdgebouw;
    2. b. het dakvlak van de dakopbouw dient aan één zijde te bestaan uit een doortrekking van het oorspronkelijke voordakvlak en voor het overige uit een dakhelling evenwijzig aan de oorspronkelijke dakhelling;
    3. c. de dakopbouw bedraagt aan de achterzijde van de woning maximaal tweederde van de diepte van het onderliggende dakvlak, gemeten tussen nok en achtergevel;
    4. d. de maximale goothoogte van de dakopbouw is gelijk aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.

22.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

22.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend :

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als woonruimte;
  2. b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.

22.6 Afwijken van de gebruiksregels

22.7 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 23 Wonen - 3

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vrijstaande woningen met bijbehorende bouwwerken;
  2. b. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:
    1. 1. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
    2. 2. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
      • het woonkarakter van de woning;
      • de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
    3. 3. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
    4. 4. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
    5. 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
    6. 6. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
    7. 7. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging (bijlage 2) zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
    8. 8. geen buitenopslag plaatsvindt;
    9. 9. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.
  3. c. ter plaatse van de aanduiding "waarde-cultuurhistorie": behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarde van gebouwen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding "woonwagenstandplaats": een woonwagenstandplaats;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding "garage": garageboxen;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

23.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.

23.3 Specifieke bouwregels

In afwijking van het bepaalde in 23.2.1 onder f mogen in het gebied tussen Liendertseweg, Zangvogelweg, Lageweg en het Waterwingebied dakopbouwen worden geplaatst onder de volgende voorwaarden:

  1. 1. Voor alle dakopbouwen geldt:
    1. a. de dakopbouwen mogen alleen worden geplaatst op woongebouwen bestaande uit twee bouwlagen en een kap;
    2. b. de voorwaarden genoemd bij 2. en 3. zijn van toepassing indien het gaat om de eerste dakopbouw in een woonblok;
    3. c. indien het gaat om een tweede of latere dakopbouw is de eerstgeplaatste dakopbouw in het woonblok leidend.
  1. 2. Indien het een dakopbouw betreft waarbij de nok zich exact boven de oorspronkelijke nok van het hoofdgebouw bevindt:
    1. a. de dakhelling dient gelijk te zijn aan de oorspronkelijke dakhelling;
    2. b. de dakopbouw bedraagt aan de voorzijde van de woning maximaal de helft van de diepte het onderliggende dakvlak, gemeten tussen nok en voorgevel;
    3. c. de dakopbouw bedraagt aan de achterzijde van de woning maximaal de helft van de diepte van het onderliggende dakvlak, gemeten tussen nok en achtergevel;
    4. d. de maximale goothoogte van de dakopbouw is gelijk aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.
  1. 3. Indien het een dakopbouw betreft waarbij de nok zich niet exact boven de oorspronkelijke nok van het hoofdgebouw bevindt:
    1. a. de dakopbouw dient geplaatst te worden tussen de nok en achtergevel van het hoofdgebouw;
    2. b. het dakvlak van de dakopbouw dient aan één zijde te bestaan uit een doortrekking van het oorspronkelijke voordakvlak en voor het overige uit een dakhelling evenwijzig aan de oorspronkelijke dakhelling;
    3. c. de dakopbouw bedraagt aan de achterzijde van de woning maximaal tweederde van de diepte van het onderliggende dakvlak, gemeten tussen nok en achtergevel;
    4. d. de maximale goothoogte van de dakopbouw is gelijk aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.

23.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

23.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend :

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als woonruimte;
  2. b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.

23.6 Afwijken van de gebruiksregels

23.7 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 24 Wonen - 4

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen in gestapelde vorm met de bijbehorende bouwwerken;
  2. b. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:
    1. 1. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
    2. 2. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
      • het woonkarakter van de woning;
      • de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
    3. 3. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
    4. 4. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
    5. 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
    6. 6. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
    7. 7. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging (bijlage 2) zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
    8. 8. geen buitenopslag plaatsvindt;
    9. 9. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.
  3. c. ter plaatse van de aanduiding "gemengd": tevens gemengde doeleinden als bedoeld in artikel 7.1 onder a;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding "garage": garageboxen;
  5. e. ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang": een onderdoorgang;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

24.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

24.3 Specifieke bouwregels

In afwijking van het bepaalde in 24.2.1 onder f mogen in het gebied tussen Liendertseweg, Zangvogelweg, Lageweg en het Waterwingebied dakopbouwen worden geplaatst onder de volgende voorwaarden:

  1. 1. Voor alle dakopbouwen geldt:
    1. a. de dakopbouwen mogen alleen worden geplaatst op woongebouwen bestaande uit twee bouwlagen en een kap;
    2. b. de voorwaarden genoemd bij 2. en 3. zijn van toepassing indien het gaat om de eerste dakopbouw in een woonblok;
    3. c. indien het gaat om een tweede of latere dakopbouw is de eerstgeplaatste dakopbouw in het woonblok leidend.
  1. 2. Indien het een dakopbouw betreft waarbij de nok zich exact boven de oorspronkelijke nok van het hoofdgebouw bevindt:
    1. a. de dakhelling dient gelijk te zijn aan de oorspronkelijke dakhelling;
    2. b. de dakopbouw bedraagt aan de voorzijde van de woning maximaal de helft van de diepte het onderliggende dakvlak, gemeten tussen nok en voorgevel;
    3. c. de dakopbouw bedraagt aan de achterzijde van de woning maximaal de helft van de diepte van het onderliggende dakvlak, gemeten tussen nok en achtergevel;
    4. d. de maximale goothoogte van de dakopbouw is gelijk aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.
  1. 3. Indien het een dakopbouw betreft waarbij de nok zich niet exact boven de oorspronkelijke nok van het hoofdgebouw bevindt:
    1. a. de dakopbouw dient geplaatst te worden tussen de nok en achtergevel van het hoofdgebouw;
    2. b. het dakvlak van de dakopbouw dient aan één zijde te bestaan uit een doortrekking van het oorspronkelijke voordakvlak en voor het overige uit een dakhelling evenwijzig aan de oorspronkelijke dakhelling;
    3. c. de dakopbouw bedraagt aan de achterzijde van de woning maximaal tweederde van de diepte van het onderliggende dakvlak, gemeten tussen nok en achtergevel;
    4. d. de maximale goothoogte van de dakopbouw is gelijk aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.

24.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

24.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend :

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als woonruimte;
  2. b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.

24.6 Afwijken van de gebruiksregels

24.7 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 25 Geluidzone - Industrie (Gebiedsaanduiding)

25.1 Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden, naast de daarvoor aangewezen andere bestemmingen, primair bestemd voor een zone als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder (geluidszone).

25.2 Specifieke bouwregels

Ter plaatse mogen geen nieuwe geluidgevoelige gebouwen in de zin van de Wet geluidhinder worden gebouwd;

25.3 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25.1, onder voorwaarde dat wordt voldaan aan de Wet geluidhinder.

Artikel 26 Leiding - Riool (Dubbelbestemming)

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - riool (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor het transport van rioolwater door een rioolpersleiding, een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

26.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 26.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken ten dienste van deze dubbelbestemming waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m.

26.3 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken overeenkomstig de regels van de andere bestemming, mits:

  1. a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan;
  2. b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen.

Artikel 27 Waarde - Archeologie Categorie 1 (Dubbelbestemming)

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie categorie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

27.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - archeologie categorie 1' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  2. b. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  3. c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm;
  4. d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
    parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm bedraagt;
  5. e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
  6. f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
    verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  7. g. het omzetten van grasland in bouwland;
  8. h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
    grotere diepte dan 30 cm.

Artikel 28 Waarde - Archeologie Categorie 2 (Dubbelbestemming)

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie categorie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

28.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - archeologie categorie 2' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  2. b. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  3. c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm;
  4. d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
    parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm bedraagt;


e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;


f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;


h. het omzetten van grasland in bouwland;


i. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
grotere diepte dan 30 cm.

Artikel 29 Waarde - Archeologie Categorie 3 (Dubbelbestemming)

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie categorie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

29.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - archeologie categorie 3' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  2. b. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  3. c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm;
  4. d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
    parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm bedraagt;
  5. e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
  6. f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
    verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  7. g. het omzetten van grasland in bouwland;
  8. h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
    grotere diepte dan 30 cm.

Artikel 30 Waarde - Archeologie Categorie 4 (Dubbelbestemming)

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie categorie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

30.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - archeologie categorie 4' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  2. b. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  3. c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm;
  4. d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
    parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm bedraagt;
  5. e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
  6. f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
    verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  7. g. het omzetten van grasland in bouwland;
  8. h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
    grotere diepte dan 30 cm.

Artikel 31 Waarde - Beschermd Stadsgezicht (Dubbelbestemming)

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van bestaande gebouwen en het bestaand verkavelingspatroon. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;

31.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 31.1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - beschermd stadsgezicht' uitsluitend worden andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 meter worden gebouwd;

31.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 32 Waarde - Cultuurhistorie (Dubbelbestemming)

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – cultuurhistorie (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daarvoor aangewezen andere bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;

32.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in 32.1 geldt dat het bouwen volgens de andere bestemmingen uitsluitend mag geschieden nadat schriftelijk advies is ingewonnen van de gemeentelijke monumentencommissie.

32.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 33 Waarde - Ecologie (Dubbelbestemming)

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – ecologie (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daarvoor aangewezen andere bestemming, tevens bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden zodanig dat voor flora en fauna verbindingen kunnen ontstaan tussen natuur- of natuurontwikkelingsgebieden.

33.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden als bedoeld in lid 1 gelden de volgende regels:

  1. a. op en in de gronden mag niet worden gebouwd;
  2. b. het bouwen volgens de andere bestemmingen mag uitsluitend geschieden nadat zo nodig advies is ingewonnen van een door het bevoegd gezag aan te wijzen ter zake deskundige en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de ecologische verbindingszone.

33.3 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemming mag uitsluitend geschieden indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de ecologische verbindingszone.

Artikel 34 Waarde - Natuur En Landschap (Dubbelbestemming)

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - natuur en landschap (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. 1. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
  2. 2. werken en/of werkzaamheden in het kader van de uitvoering van het groenbeheerplan waterwingebied, zoals die is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 5 oktober 2010.

34.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden als bedoeld in lid 1 gelden de volgende regels:

  1. a. op en in de gronden mag niet worden gebouwd;
  2. b. het bouwen volgens de andere bestemmingen mag uitsluitend geschieden nadat zo nodig advies is ingewonnen van een door het bevoegd gezag aan te wijzen ter zake deskundige over de aanwezige en te behouden landschaps- en natuurwaarden.

Artikel 35 Waterstaat - Waterkering (Dubbelbestemming)

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - waterkering (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding, de bescherming, de verbetering en het beheer van de waterkering en waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen

35.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 35.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen.

35.3 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 35.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken overeenkomstig de voorschriften van de daarvoor aangewezen andere bestemming, mits:

  1. a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de waterkering en de veiligheid daarvan;
  2. b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij het Waterschap Vallei & Eem omtrent het onder a gestelde.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 36 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 37 Algemene Bouwregels

37.1 Overschrijding bouwgrenzen

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels) mag de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen worden overschreden, met dien verstande dat:

  1. a. plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen de bouwgrens met ten hoogste 0,3 meter mogen overschrijden;
  2. b. luifels en overstekende daken de bouwgrens met ten hoogste 2 meter mogen overschrijden;
  3. c. bij bouwwerken die boven een openbaar voetpad worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;
  4. d. bij bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4,2 meter dient te worden aangehouden.

37.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 37.1 voor het bouwen van grotere luifels, balkons, bordessen, trappen, galerijen, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame, mits:

  1. a. de bouwgrens met niet meer dan 3 meter wordt overschreden;
  2. b. de bouwwerken niet lager worden aangebracht dan 4,20 meter boven een rijbaan en 2,20 meter boven een voetpad.

37.3 Parkeren

  1. a. Bij een gebouw moet ten behoeve van het parkeren en het stallen van auto's in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, met dien verstande dat:
    1. 1. de juiste mate van ruimte wordt bepaald met inachtneming van de Nota Parkeernormen 2009 gemeente Amersfoort, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 27 januari 2009 en de door het college vastgestelde bijbehorende beleidsregels;
    2. 2. de in lid 37.3 a, onder 1 genoemde parkeernorm flexibel is tot een maximum, in die gevallen waarvoor in de genoemde Nota Parkeernormen 2009 een dergelijk maximum is opgenomen en onder voorwaarde dat voor kantoren op snelweg- of overige locaties en woningen op snelweg- of overige locaties geldt dat de initiatiefnemer een mobiliteitsproef opstelt en door de gemeente laat toetsen.
    3. 3. de in lid a bedoelde ruimten voor het parkeren van auto's moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
      • indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2.00 m bij 5,50 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen en bij haaks of gestoken parkeren de ruimte ten minste 2.50 m bij 5,00 m bedragen;
      • indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen en bij haaksparkeren met een uitstapstrook langs het parkeervak ten minste 3,00 m breed en zonder uitstapstrook 3,50 m breed en ten minste 5,00 m lang bedragen.
  2. b. In afwijking van het bepaalde in lid a.1 geldt dat voor ontwikkelingen in de binnenstad de parkeereis opgelost wordt in bestaande of nieuw te realiseren parkeervoorzieningen aan de rand van de binnenstad.
  3. c. Er kan een parkeernorm worden toegepast die boven de hoge norm ligt mits voldaan wordt aan de de volgende bepalingen:
    1. 1. voldaan moet worden aan het bepaalde in lid 37.3 a, onder 2.
    2. 2. het te verwachten extra autoverkeer als gevolg van de extra parkeerplaatsen boven de hoge norm leidt niet tot (extra) doorstromingsproblemen op de grote stadswegen.
    3. 3. de aanleg van parkeerplaatsen boven de hoge norm moet een algemeen belang dienen. Zo zullen de parkeerplaatsen die ongebruikt blijven buiten kantooruren op koopavonden en in weekeinden worden opengesteld voor openbaar gebruik volgens het lokaal vergelijkbaar openbaar parkeerregime.
    4. 4. een parkeergelegenheid met meer dan 200 parkeerplaatsen wordt opgenomen in het gemeentelijke ParkeerrouteInformatieSysteem. De kosten daarvan zijn voor rekening van de aanvrager.

37.4 Laden en lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

37.5 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 37.3 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
  2. b. het bepaalde in lid 37.3, onder a en b, indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend:
    1. 1. een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
    2. 2. een bestemming van het gebouw als parkeergarage, dan wel garagebedrijf.
  3. c. de in lid37.3 a onder 1 bedoelde parkeernormen, indien door de gemeenteraad nieuwe parkeernormen zijn vastgesteld.

Artikel 38 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:

  1. a. van onbebouwde gronden:
    1. 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    2. 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaar¬tui¬gen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    3. 3. als plaats voor sloop-, reparatie- of andere werkzaamheden aan auto's, anders dan incidentele, reguliere onderhoudswerkzaamheden op beperkte schaal;
    4. 4. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen en LPG;
  2. b. van gebouwen en onbebouwde gronden als seksinrichting, met uitzondering van de locatie met aanduiding "seksinrichting".

Artikel 39 Algemene Afwijkingsregels

39.1 Afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan:

  1. a. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, abri's, telefooncellen, fietsenstallingen, weegbruggen en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
  2. b. voor het in geringe mate overschrijden van de bestemmings- of bouwgrenzen met ten hoogste 3 m, mits dit noodzakelijk is voor de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing, mits daardoor de geldende oppervlakte van de bij de afwijking betrokken vlakken met niet meer dan 10 % wordt vergroot;
  3. c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  4. d. voor het realiseren van kinderopvangvoorzieningen;
  5. e. voor afwijking van de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009 voor zover deze nota is gewijzigd, mits kan worden aangetoond dat aan de gewijzigde parkeernormen kan worden voldaan.

39.2 Voorwaarden

De afwijkingen als bedoeld in lid 39.1 worden geweigerd indien door het verlenen daarvan:

  1. a. op enig aangrenzend terrein de realisering van de bestemming wordt belemmerd;
  2. b. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende terreinen;
  3. c. daardoor de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

39.3 mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.1, 22.1, 23.1 of 24.1 voor het gebruik van aan, uit- en bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen als afhankelijke woonruimte in combinatie met de noodzakelijke verbouw daarvan voor mantelzorg of een mantelzorgwoning, met inachtneming van de volgende voorwaarden

  1. a. door een deskundige is aangetoond dat de afwijking noodzakelijk is in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;
  2. b. door de vestiging van extra woonruimte mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  3. c. de maximale toegestane oppervlakte aan bijgebouwen mag niet worden overschreden, met dien verstande dat de oppervlake van een te plaatsen portocabin ten behoeve van mantelzorg niet wordt meegerekend;
  4. d. de oppervlakte mag maximaal bedragen:
      • 30 m2 bij mantelzorg voor één persoon;
      • 50 m2 bij mantelzorg voor twee personen;
  5. e. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd;
  6. f. er mag geen extra ontsluitingsmogelijkheid op de openbare weg worden gemaakt;
  7. g. de aanvrager overlegt ter toetsing van de aanvraag om afwijking een bouwkundig rapport, waarin een overzicht wordt gegeven van:
    1. 1. de bestaande bouwkundige en gebruikssituatie;
    2. 2. de te treffen voorzieningen
    3. 3. de nieuwe (inrichtings)situatie
    4. 4. het terugbrengen in oude staat van de aan- uit en bijgebouwen ná de beëindiging van de mantelzorgsituatie

39.4 intrekking omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders trekken de in lid 39.3 bedoelde omgevingsvergunning in als de bij het verlenen bestaande noodzaak vanuit oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 40 Overgangsrecht

40.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in sub a, voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

40.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

40.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon van dat overgangsrecht vrijstelling verlenen.

Artikel 41 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Amersfoort oost”.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In de wijken Koppel, Kruiskamp, Liendert en Rustenburg zijn - net als in andere delen van Amersfoort - meerdere bestemmingsplannen van kracht die uiteenlopende bouw- en gebruiksmogelijkheden bieden en die verouderd of bijna verouderd zijn. Een 'verouderd' bestemmingsplan is een bestemmingsplan dat ouder is dan 10 jaar. Wettelijk is namelijk bepaald dat bestemmingsplannen elke 10 jaar geactualiseerd moeten worden, zodat actueel Rijks-, Provinciaal en gemeentelijk beleid in de plannen verwerkt is en de planologische situatie zoveel mogelijk overeenkomst met de feitelijke situatie. Verder gelden voor bestemmingsplannen nu landelijk voorgeschreven standaarden, de 'standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2008' (SVBP2008). Door deze standaarden worden alle bestemmingsplannen in Nederland identiek opgezet en vormgegeven, wat de leesbaarheid en vergelijkbaarheid voor bewoners, ondernemers en andere gebruikers ten goede komt. Verder worden bestemmingsplannen in heel Nederland nu volgens het het 'informatiemodel ruimtelijke ordening' (IMRO2008) opgesteld. Hierdoor zijn bestemmingsplannen binnen de gemeente nu eenvoudig te raadplegen en kunnen deze eenvoudig worden uitgewisseld met andere overheden zoals de provincie. Met de vaststelling van dit nieuw bestemmingsplan "Amersfoort Oost" is de komende 10 jaar sprake van een actueel en digitaal vergelijkbaar bestemmingsplan dat voldoet aan alle wettelijke verplichtingen.

Met dit bestemmingsplan leggen we de bestaande situatie in de wijken, zoals die bij het opstellen van het bestemmingsplan bekend was, vast. Hierbij geldt het uitgangspunt dat niet direct de werkelijke situatie op straat is bestemd, maar dat eerst is bekeken of de 'oude' bestemming uit het voorgaande bestemmingsplan meer bouw- of gebruiksmogelijkheden bood dan tot nu toe is benut. Wanneer er sprake was van ruimere (nog onbenutte) mogelijkheden zijn deze ook in dit nieuwe bestemmingsplan opgenomen. Dit vergroot de flexibiliteit van dit nieuwe bestemmingsplan en voorkomt dat al snel nieuwe planologische procedure moeten worden doorlopen voor relatief kleine wijzigingen. Tevens sluit dit uitgangspunt aan bij het coalitieakkoord 2010-2014, waarin staat dat bestemmingsplannen moeten worden geactualiseerd en dat meer ruimte moet worden gelaten aan burgers door globaler te bestemmen.

De ruimtelijke situatie in de wijken is niet voor de komende tien jaar bevroren. Uitgangspunt is dat onnodige starheid van het plan moet worden voorkomen. Het is namelijk niet zinvol om voor elke kleine wijziging een afzonderlijk bestemmingsplan te maken. Kleinschalige ontwikkelingsmogelijkheden op perceelsniveau, zoals een kleine uitbreiding van de woning aan de achterzijde of het starten van een bedrijf aan huis, zijn dan ook meegenomen in dit bestemmingsplan.

Ondanks het feit dat dit bestemmingsplan voor het grootste deel de bestaande situatie in de wijken vastlegt, is er een aantal locaties opgenomen waarin nieuwe bouw- of gebruiksmogelijkheden worden vermeld (ten opzichte van het oude bestemmingsplan). Het gaat om enkele kleine plannen die worden uitgevoerd in het kader van 'Amersfoort Vernieuwt' en waarvoor ten tijde van de ter inzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan al stedenbouwkundige randvoorwaarden of een definitief stedenbouwkundig ontwerp, benodigde onderzoeken (zoals archeologisch onderzoek of een bodemonderzoek) en een vastgestelde anterieure overeenkomst of grondexploitatie beschikbaar waren. In deze gevallen zou het opstarten van een aparte planologische procedure alleen maar extra tijd en (belasting)geld kosten, terwijl zo'n ontwikkeling net zo makkelijk meegenomen kan worden in dit bestemmingsplan. Verder zijn ruimtelijke plannen, die al bestuurlijk en maatschappelijk zijn goedgekeurd en waarover geen discussie meer bestaat, opgenomen in dit bestemmingsplan. Het betreft in werking getreden bestemmingsplannen of projecten waarvoor vrijstelling/ontheffing/afwijking van het bestemmingsplan is verleend en waarvoor de gehele ruimtelijke-juridische procedure reeds is afgerond. Overige nieuwe ontwikkelingen (op perceelsoverschrijdend niveau) zijn niet meegenomen. Hiervoor wordt zo nodig een afzonderlijk bestemmingsplan gemaakt of een besluit om af te wijken van het bestemmingsplan genomen. Bij voorkeur wordt het afzonderlijke bestemmingsplan of het afwijkingsbesluit gedurende de procedure van dit bestemmingsplan alsnog ingepast, maar dan moet er vóór de ter inzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan al sprake zijn van een in werking getreden besluit.

In de wijken binnen het plangebied zijn - met uitzondering van Rustenburg - relatief veel voorzieningen aanwezig, met name in de vorm van scholen en sportvoorzieningen. Voor deze voorzieningen is een bestemming opgenomen waarbij flexibiliteit in gebruik en medegebruik van gebouwen uitgangspunt is (bijvoorbeeld: een muziekvereniging mag een sportzaal als oefenruimte gebruiken als dit niet leidt tot geluidsoverlast bij woningen). De mate van flexibiliteit is begrensd, omdat een te grote vrijheid in planologische gebruiksmogelijkheden kan leiden tot diverse vormen van overlast, zoals een hoge parkeerdruk of geluidsoverlast. Verder zijn op en rond het Neptunusplein, langs de Meridiaan en langs de Wiekslag diverse winkels te vinden. Ook hier is in het bestemmingsplan voldoende flexibiliteit behouden, zodat het voor ondernemers in de wijken makkelijker is om kleine wijzigingen in de bedrijfsvoering door te voeren.

Globaal bestemmen en eventueel medegebruik van voorzieningen vormen dus uitgangspunten van dit bestemmingsplan. Toch is in enkele gevallen gedetailleerd bestemmen een betere keuze. Het gaat dan om gebieden met monumenten, beschermde stadsgezichten of anderszins belangrijke uitstraling dat de moeite waard is om te behouden. In deze gevallen is het bestemmingsplan er vooral op gericht om het bestaande te 'beschermen' en nieuwe ontwikkelingen alleen onder strikte voorwaarden toe te staan. Als voorbeeld kan het beschermde stadsgezicht van de buurt "Jericho/Jeruzalem" genoemd worden.

De wijken Koppel, Kruiskamp, Liendert en Rustenburg zijn zogenaamde "Amersfoort venieuwt"- wijken. Het programma Amersfoort vernieuwt is een gezamenlijk initiatief van de gemeente en de woningbouwcorporaties Alliantie Eemvallei en Portaal, waarin wordt ingezet op een blijvende verbetering van de kwaliteit van de wijken en van de stad. Om dit doel te bereiken wordt binnen Amersfoort vernieuwt ingezet op zes thema's: samenleven, wonen, werken, onderwijs, leefbaarheid en voorzieningen. Dit zijn de ingrediënten voor een vitale wijk, waar bewoners prettig leven. Een van de doelstellingen van Amersfoort Vernieuwt is dat de toegankelijkheid van de woningmarkt van Amersfoort verbetert. Hiertoe wordt ingezet op bouwen gericht op doorstroming en diversiteit. De komende jaren worden er woningen gesloopt en komen daar huur- en koopwoningen voor terug. Zo krijgen de wijken een gevarieerder uiterlijk met bewoners die er graag willen (blijven) wonen. Binnen dit bestemmingsplan komen een aantal sloop-nieuwbouw locaties voor, zoals langs de Ringweg Kruiskamp-Koppel (Orion & Park Weelde 2) en de Van Randwijcklaan (Lemaire).

1.2 Bestemmingsplan

1.2.1 Ligging en begrenzing van het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan “Amersfoort Oost” beslaat de wijken Koppel, Kruiskamp, Liendert en Rustenburg. Het gebied wordt - met de klok mee - begrensd door:

- de Koppel

- de Eem

- het Valleikanaal

- de spoorlijn richting Hoevelaken

- Outputweg

- Hogeweg

- de bebouwing aan de Spreeuwenstraat

- de Zwaluwenstraat

- het Valleikanaal

- de Hogeweg

- Flierbeeksingel

- Scheltussingel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0001.jpg"

Plangebied bestemmingsplan Amersfoort Oost.

Bron: Google maps, bewerking gemeente Amersfoort.

1.2.2 Geldend(e) plan(nen)

Binnen het plangebied zijn de volgende bestemmingsplannen vervangen:

Nr. Naam plan Vastgesteld door Raad Goedkeuring GS Kroon/RvS
1 Bestemmingsplan Kruiskamp - Koppel 2002 28 januari 2003 20 mei 2003 Geen beroep
2 Bestemmingsplan Liendert - Rustenburg 2003 28 januari 2003 20 mei 2003 Geen beroep
3 Park Weelde 2 4 januari 2010 N.v.t. Geen beroep
4 Beringstraat 28 september 2010 N.v.t. Geen beroep
5 Lemaire In procedure In procedure In procedure
6 Spoorwegzone 29 juni 2004 28 september 2004 Geen beroep
7 Uitbreidingsplan Kruiskamp 27 maart 1951 22 april 1952 Geen beroep
8 Stadsvernieuwingsplan CSG - uitwerkingsplan Eemkwartier Oost 22 augustus 1995 17 oktober 1995 25 juni 1998
9 Stadsvernieuwingsplan CSG - Bestemmingsplan Gildenkwartier herziening I 25 juli 1996
3 september 1996 25 juni 1998

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0002.jpg"

De bestemmingsplannen die met dit nieuwe bestemmingsplan vervangen worden.

Bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking gemeente Amersfoort

1.2.3 Totstandkoming van het bestemmingplan

Om een goed beeld te vormen van het plangebied heeft voorafgaand aan de opstelling van dit bestemmingsplan een inventarisatie plaatsgevonden vanaf de openbare weg, via luchtfoto's en aan de hand van verleende vergunningen en de te vervangen bestemmingsplannen.

Bij de inventarisatie vanaf de openbare weg zijn de te vervangen bestemmingsplannen meegenomen en is aan de hand daarvan per perceel bekeken of de situatie nog overeenkwam met de bouw- en gebruiksregels uit dat bestemmingsplan. Van percelen waar sprake was van een duidelijke afwijking van het bestemmingsplan (zoals tuinen die ten koste van een parkeergelegenheid vergroot zijn of grote bouwwerken die voor de voorgevel geplaatst zijn) is een foto en een rapportage gemaakt. Per afwijking is vervolgens de keuze gemaakt of deze in het nieuwe bestemmingsplan direct wordt toegestaan (legaliseren), via een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid wordt toegestaan (per geval beoordelen) of wordt geweigerd met al dan niet een aanschrijving op de strijdige bouw of het strijdige gebruik. Verder is bekeken of in het te vervangen bestemmingsplan de bouwhoogtes van alle gebouwen en andere bouwwerken goed waren vermeld en of het gebruik van de openbare ruimte overeenkwam met het bestemmingsplan. Een voorbeeld is een groenstrook die in het te vervangen bestemmingsplan is aangegeven als 'verblijfsgebied'. In het nieuwe bestemmingsplan wordt dan de keuze gemaakt of deze strook definitief een groenbestemming moet krijgen of dat de verblijfsgebied bestemming gehandhaafd blijft, bijvoorbeeld om het mogelijk te maken om parkeerplaatsen te realiseren.

Bij de inventarisatie via luchtfoto's is bekeken alle gronden die in gebruik zijn door één eigenaar ook in eigendom van deze eigenaar zijn. In sommige gevallen is geconstateerd dat tuinen zijn vergroot door gemeentegrond hieraan toe te voegen, zonder deze aan te kopen. Verder is bekeken hoeveel bebouwing er aan de achterzijde van de percelen aanwezig is (niet zichtbaar is vanaf de openbare weg) en of dit passend is binnen de bouwmogelijkheden van het bestemmingsplan. In de gevallen dat meer dan 50% van de achterzijde van het perceel bebouwd is, is de vraag gesteld of dit kan worden toegestaan of dat dit strijdig moet blijven met het bestemmingsplan. Tot slot is via de luchtfoto's goed de begrenzing van bepaalde functies te zien. Ook hierbij wordt bekeken of dit nog overeenkomst met het te actualiseren bestemmingsplan.

De inventarisatie aan de hand van vergunningen houdt in dat voor het gehele plangebied een overzicht is gemaakt van vergunningen die zijn verleend om af te mogen wijken van het te vervangen bestemmingsplan. Hieruit kan bijvoorbeeld blijken dat in het plangebied veel vergunningen zijn verleend voor dakopbouwen, waarbij moest worden afgeweken van het te actualiseren bestemmingsplan. In zo'n geval kan worden overwogen om voortaan dakopbouwen direct in het bestemmingsplan toe te staan, zodat vergunningen sneller en makkelijker kunnen worden verleend.

Bij de inventarisatie aan de hand van de te vervangen bestemmingsplannen zijn de toelichtingen en de regelingen van de nu geldende bestemmingsplannen bestudeerd. In de toelichtingen is de historisch - ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied toegelicht en is aangegeven welke belangrijke ruimtelijke elementen in het plangebied aanwezig zijn, zoals hoofdgroenstructuren en monumenten. Verder is in de te vervangen bestemmingsplannen te zien of de bouw- en gebruiksmogelijkheden van een perceel ruimer zijn dan tot nu toe wordt benut. Indien dit het geval is, kunnen de ruimere mogelijkheden worden aangehouden om flexibiliteit in het plan te handhaven.

Aan de hand van bovenstaande inventarisaties is een verbeelding (plankaart) getekend en zijn deze toelichting en regels gemaakt. Alle aandachtspunten die uit de inventarisaties voortkwamen hebben geleid tot een aantal ruimtelijke keuzes voor dit bestemmingsplan, welke in paragraaf 4.2 is toegelicht.

Dit bestemmingsplan is vooral bedoeld als actualisering: de ruimtelijke situatie die op deze manier is vastgelegd, is in feite een soort 'foto' van het plangebied, een momentopname waarbij in principe geen nieuwe ontwikkelingen zijn meegenomen. Enkel recente plannen die al in werking zijn getreden, zoals plan Park Weelde 2 (hoek van Randwijcklaan / ringweg Kruiskamp) en Lemaire (tussen van Randwijcklaan en Roggeveenstraat), zijn ook opgenomen in het plangebied. De ontwikkelingslocaties in dit bestemmingsplan zijn beschreven in paragraaf 4.3.

De werkwijze voor het opstellen van dit bestemmingsplan is beschreven in de "startnotitie bestemmingsplan Amersfoort Oost'. In deze startnotitie is onder andere beschreven hoe de begrenzing van het plangebied is bepaald, hoe de communicatie is opgepakt, hoe Amersfoort vernieuwt projecten een vertaling krijgen in dit bestemmingsplan, hoe de ontwikkelingslocaties worden opgenomen in het bestemmingsplan en welke aandachtspunten in het gebied spelen.

De startnotitie is op 30 augustus 2011 vastgesteld door de gemeenteraad.

1.3 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen:

1) een verbeelding (voorheen: plankaart) waarop de bestemmingen, bouwvlakken en (bouw)aanduidingen per perceel zijn opgenomen,

2) de planregels waarin de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de op de verbeelding aangegeven bestemmingen zijn opgenomen.

3) een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven, inclusief een onderbouwing van de ruimtelijke keuzes die zijn gemaakt.

Deze toelichting begint met een beschrijving van de bestaande situatie van het plangebied in hoofdstuk 2, waarin de huidige functies zijn beschreven. Hierbij moet niet alleen gedacht worden aan woningen, bedrijven, voorzieningen, groen, water en infrastructuur in het plangebied, maar ook aan zaken als archeologie, geologie en bodem (situatie ondergronds).

In hoofdstuk 3 zijn de beleidskaders van dit bestemmingsplan beschreven. Alleen (toekomstig) ruimtelijk relevant beleid dat van toepassing is op het plangebied van dit bestemmingsplan is vermeld. Achtereenvolgens wordt ingegaan op relevant rijksbeleid, provinciaal beleid en gemeentelijk beleid.

In hoofdstuk 4 staat de planbeschrijving. Hierin is aangegeven welke overwegingen een rol speelden bij het bestemmen van het plangebied en welke ruimtelijke keuzes hierbij zijn gemaakt. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om een gebouw met een maatschappelijke functie waarbij gekozen is voor een bestemming waarin meerdere functies mogelijk zijn. In dit hoofdstuk wordt dan onderbouwd waarom daarvoor gekozen is. Verder is in dit hoofdstuk aangegeven welke nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen met dit bestemmingsplan mogelijk zijn gemaakt (ten opzichte van het te vervangen bestemmingsplan) en welke ruimtelijke overwegingen hierbij een rol speelden. Tot slot gaan we in op de wijzigingen ten opzichte van de voorgaande bestemmingsplannen.

In hoofdstuk 5 staan alle relevante milieuaspecten centraal, zoals luchtkwaliteit in het plangebied, bodemkwaliteit, flora en fauna en duurzaamheid. In dit hoofdstuk zijn zowel het relevante milieubeleid als de concrete gevolgen hiervan in het plangebied vermeld. Aangezien het thema 'milieu' binnen de ruimtelijke ordening een grote rol speelt, ook in de wetgeving, is besloten om alle aspecten die hiermee samenhangen in een apart hoofdstuk onder te brengen.

In hoofdstuk 6 is de juridische planbeschrijving ondergebracht. Hierin is de hoofdstukopbouw van de regels toegelicht en is per bestemming een korte uitleg gegeven hoe deze bestemmingen moeten worden gelezen en opgevat.

In hoofdstuk 7 zijn zowel de maatschappelijke uitvoerbaarheid als de economische uitvoerbaarheid beschreven. Bij de maatschappelijke uitvoerbaarheid komt de vraag aan bod hoe verschillende instanties, andere overheden en belanghebbenden bij de totstandkoming van dit bestemmingsplan zijn betrokken. Bij de economische uitvoerbaarheid draait het om de verdeling van kosten wanneer via een bestemmingsplan een ruimtelijke ontwikkeling / bouwplan mogelijk wordt gemaakt. Dit kan wettelijk worden geregeld via een exploitatieplan of via een anterieure overeenkomst, waarbij vooraf afspraken tussen de gemeente en andere partijen worden gemaakt.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk gaan we in op de geschiedenis van het plangebied: hoe zijn de wijken tot stand gekomen en wat zijn typische kenmerken die deze wijken doen verschillen met overige wijken in Amersfoort? In het verlengde hiervan komen ook beschermde stadsgezichten, beeldbepalende panden en monumenten in dit hoofdstuk aan de orde.

Verder komt de bestaande (huidige) situatie van het plangebied aan bod: dit hoofdstuk omvat een omschrijving van de stedenbouwkundige hoofdstructuur van het gebied, een beschrijving van de bestaande functies, demografie, archeologie en waardevolle gebouwen, monumenten en beschermd stadsgezicht.

De milieu-, water- en duurzaamheidsaspecten die in dit gebied spelen en de gevolgen hiervan op dit bestemmingsplan staan niet in dit hoofdstuk, maar zijn benoemd in hoofdstuk 5.

2.2 Historisch-ruimtelijke Ontwikkeling Plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan bestaat uit een viertal deelgebieden, die in het verleden als zelfstandige wijken zijn ontstaan.

Koppel:

Het deelgebied Koppel is globaal begrensd door de Ringweg Koppel in het noorden, de spoorlijn Amersfoort-Zwolle in het oosten en de Eem in het zuidwesten.

Dit gebied vormde vroeger de overgang van de hoger gelegen binnenstad (ca. 3 meter boven NAP) naar het lager gelegen terrein tussen Amersfoort en Hoogland met een gemiddelde hoogte van ca. 1 meter boven NAP.

Het gebied waar nu de wijk Koppel ligt, werd al in de middeleeuwen de Koppel genoemd. De naam is waarschijnlijk afgeleid van coppel, een woord dat in deze regio de betekenis 'gemeenschappelijke weide' had. In dit geval ging het om een stuk markegronden van Amersfoort (het woord marke betekent letterlijk grens of scheiding en wordt ook gebruikt om het gebied mee aan te geven dat bij een dorp hoort), de gronden die gemeenschappelijk gebruikt werden. Dit weidegebied werd in 1399 door de Utrechtse bisschop aan de stad afgestaan.

Vanaf het einde van de 14e eeuw werd een nieuwe stadsomwalling aangelegd, waardoor een gedeelte van De Koppel binnen de stad kwam te liggen. De toegang tot de Koppel werd gevormd door de Koppelpoort, een poort die al in 1427 wordt vermeld in documenten. Deze poort had niet alleen een defensieve functie, maar ook een waterstaatkundige. In de poort is een houten valschot aanwezig waarmee de waterstand in de stadsgrachten geregeld kon worden. Het schot werd ook altijd 's avonds en in tijden van gevaar gesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0003.jpg"

Sinds de bouw van de poort waren handelsactiviteiten geconcentreerd aan wat nu de Grote Koppel heet. Hier lagen de huizen en pakhuizen zoals de stedelijke graanopslagplaats 'de Spijker', die door middel van een landpoort direct vanuit de stad bereikt kon worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0004.jpg"

Graanopslag 'de Spijker', 1890. Bron: Archief Eemland

Bebouwing van betekenis in Koppel is ontstaan langs de Eem, waar vanaf het midden van de 17e eeuw pakhuizen en handelsgebouwen zijn neergezet. Het grote schilderij met het gezicht op Amersfoort van Matthias Withoos uit 1672 toont de Grote Koppel en het daar achterliggende terrrein in volle glorie. Dit schilderij behoort met zijn 2,5 bij 4 meter tot de grootste stadsgezichten van Nederland en is te zien in museum Flehite in Amersfoort. De kade wordt gedomineerd door 'de Spijker' en op de achtergrond zijn molens en tabaksschuren zichtbaar.

De noordgrens werd vanaf de 18de eeuw bepaald door het dijklichaam van de Grebbelinie. Deze linie behoorde tot één van de grootste Nederlandse verdedigingslinies met forten, kades en dijken. Het gebied ten oosten van de dijk kon bij gevaar onder water worden gezet. De Hooglandsedijk vormt daar nog een onderdeel van.

Een kaart uit 1846, vervaardigd door D.J. Thomkins, geeft een gedetailleerd beeld van het gebied. Langs de Hooglandseweg is enige bebouwing aanwezig, waaronder een 'Koornmolen'. Aan de zuidwestkant, dicht tegen de binnenstad aan, bevond zich een landgoed met een tuinaanleg in Engelse landschapsstijl. De vijver werd gevoed door de waterloop van de Oude Eem.

De eerste grote, ingrijpende verandering in het gebied was de aanleg van de spoorlijn Amersfoort-Zwolle in 1863, dat nu de oostelijke begrenzing van de wijk vormt. De industriële ontwikkeling van het gebied werd hiermee bevorderd. Op de topografische kaart van 1890 staat aan de Eem een 'Stoomhoutzagerij' aangeduid. Vanaf het jaar 1906 kwamen de eerste Amersfoortse uitbreidingsplannen tot stand die uitgingen van een planmatige bebouwing van deze wijk. In deze tijd werden de Schimmelpenninckstraat en –kade aangelegd met kenmerkende stadswoonhuizen. Later kwam daar ook industriebebouwing bij, onder andere graanbedrijven.

Aan de Eem stonden van 1939 tot in 2001 de graansilo's van de COVA (Coöperatieve Op- en Overslagvereniging Amersfoort), zij waren beeldbepalend voor de Amersfoortse haven. Geleidelijk aan ontstond ook een kleine concentratie villa-achtige bebouwing langs de Hooglandseweg (toen nog de tolweg Hamscheweg). Voor het overige was er nog sprake van landelijk gebied. Het gebied kreeg met de aanleg van het Valleikanaal in 1937 een nieuwe begrenzing. De kanaal had vooral als functie wateroverlast te voorkomen. Hiermee werd de basis voor de ontwikkeling ten oosten van Amersfoort gelegd.

Daadwerkelijke uitbreiding vindt pas plaats op basis van het in 1952 opgestelde 'Uitbreidingsplan in Hoofdzaak' van architect D. Zuiderhoek. Deze architect ontwikkelde samen met A.H. Rooimans, de stedenbouwkundig medewerker van de gemeente, zijn zogenoemde "bloembladtheorie", waarbij de binnenstad opnieuw het geografisch centrum van Amersfoort moest worden. De Koppel was een van de bloembladen die ingevuld moest worden. Op basis van dit plan wordt de wijk "Jericho-Jeruzalem" (tussen de Koppelweg en Hooglandsedijk) aangelegd. De woningblokjes, grotendeels als zogenoemde 'montagewoningen' gebouwd, werden volgens de uitgangspunten van de moderne stedenbouw in een omvangrijke groenstructuur ontworpen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0005.jpg"

Luchtfoto Jericho Jeruzalem, 1959

Bron: archief Eemland

Het gebied ten noorden van de Hooglandseweg komt tussen 1962 en 1971 tot ontwikkeling. De hoofdontsluiting het gebied vindt plaats vanaf de ringweg, waarbij de Meridiaan het hart van de wijk vormt. De Meridiaan gaat bij de spoorlijn over in een fietspad (Meridiaantunnel), die een directe fietsverbinding met het centrum vormt. Een directe autoverbinding met het centrum is hier niet (meer) aanwezig, omdat dit een te grote verkeersbelasting in de wijk tot gevolg zou hebben. Een directe autoverbinding zou grote gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit ter plekke en het geluidsniveau op omliggende woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0006.jpg"

Koppel in een topografische kaart uit 1952. Op de kaart is de historische bebouwing langs de Eem goed te zien.

In 2005 is in Koppel een sporthal aan de Keerkring gesloopt. Op de locatie van de gesloopte sporthal en de omgeving (tot aan de andere kant van het spoor in Kruiskamp) is het woningbouwproject "de Melange' gerealiseerd, bestaande uit 370 woningen en appartementen. De grootste wijzigingen in Koppel vinden plaats tussen Jeruzalem en de Eem, hier is het voormalige industrieterrein getransformeert tot de nieuwe stadse woonwijk Gildenkwartier.

Moerasje langs de Hooglandsedijk

Het moerasje is een uniek stukje natuur, maar ook een plek met geschiedenis. Een belangrijk onderdeel van dit gebied vormt een oude loop van de Eem, die het moerasje aan de noordzijde begrenst. Deze arm van de Eem is ontstaan nadat de Eem in 1555 tussen de Koppelpoort en de Schans vervangen is door een gegraven stuk. Een ander deel van deze oude loop is nog te zien in het hier vlakbij gelegen Groeneveld.

Het gebied rond het moeras behoorde tot 1940 tot de gemeente Hoogland en bestond vooral uit weilanden, waarbij de Hooglandse dijk boven het gebied uitstak. Deze Hooglandse dijk is een overblijfsel van de Grebbelinie: een denkbeeldige lijn die liep vanaf de Grebbeberg bij Rhenen tot aan Bunschoten bij de Zuiderzee. In tijden van oorlog kon men dit hele gebied onder water zetten, zodat het voor de vijand een moeilijk te nemen hindernis vormde.

Het gebied is laag gelegen ten opzichte van het centrum van Amersfoort en stroomde 's winters geregeld onder water. Door de aanleg van het Valleikanaal (1937) is hierin verandering gekomen. De waterstand in het moeras wordt nu beheerst. Door het verlagen van de waterstand veranderde het moeras langzaam in bos.

In 1962 is door de gemeente een plan ontworpen om het gebied meer toegankelijk te maken. Door herinrichting en aanleg van een knuppelpad werd het toegankelijk gemaakt. Voor scholen werden er veldlessen gegeven. Zo werd het moerasgebied het eerste educatieve natuurgebiedje in Amersfoort.

In 2003 is het gebied opnieuw opgeknapt. Het plan van 1962 heeft hierbij model gestaan. Hoewel het gebied de naam “moerasgebied Hooglandse dijk” heeft is er meer te zien dan alleen moeras. In dit gebied is te zien wat er gebeurt als we de natuur haar gang laten gaan. Zonder beheer wordt iedere waterpartij uiteindelijk bos. Dit noemen we verlanden. In het gebied is open water te zien, maar ook rietland, natte graslanden, moeras en bosjes.

Kruiskamp:

Het deelgebied Kruiskamp is globaal begrensd door het Valleikanaal en de Ringweg Kruiskamp in het noordoosten, de Hogeweg in het zuiden, de Beek in het zuiden en tenslotte door de spoorlijn Amersfoort-Zwolle in het noordwesten.

Dit gebied vormt de overgang van de wat hoger gelegen Binnenstad (ca. 3 meter boven NAP) naar iets lager gelegen weilanden in het oosten. Dit gebied kampte tot de aanleg van het Valleikanaal in 1937 met wateroverlast, waardoor het gebied slechts spaarzaam met boerderijen was bebouwd.

Het gebied van de huidige wijk Kruiskamp ligt buiten de oude stadsmuren en behoorde omstreeks 1400 nog tot de stedelijke markegronden (gronden die bij Amersfoort horen en gemeenschappelijk gebruikt werden). De Kruiskamp wordt in 1469 voor het eerst vermeld als Cruijscamp en verwijst naar een kamp, een omheind stuk (weide)gebied. Het ging hier mogelijk om land waarvan de opbrengst ooit bedoeld was voor het deelnemen aan een kruistocht naar het Heilig Land.

De oudste wegen waren toegangswegen die vanaf de Bloemendalse- en Kamperbuitenpoort door het gebied liepen. Buiten de Kamperbuitenpoort - aan de huidige Hogeweg -stond ter hoogte van de Magelhaenstraat het Lazarushuis, een opvangtehuis voor melaatsen. Melaatsheid of 'huidvraat' wordt vaak gelijkgesteld met lepra.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0007.jpg"

Het Lazarushuis aan de Hogeweg

bron: het Utrechts Archief.

De aanzet tot de stichting van het Lazarushuis werd gegeven door het besluit van het stadsbestuur dat na 1404 geen melaatsen meer mochten worden opgenomen in het St. Pieters Gasthuis, omdat dit binnen de stadsmuren lag. Melaatsen moesten, op last van de overheid, buiten de gemeenschap worden gehouden in verband met het besmettingsgevaar. De oudste vermelding van het Lazarushuis is te vinden in een oorkonde uit 1416. Het huis moet dus als zelfstandige instelling zijn gesticht in de periode tussen 1404 en 1416. Het terrein bestond uit het huis met landerijen waar schapen werden geweid en gewassen verbouwd. Bij gebrek aan melaatsen werd het Lazarushuis in 1641 gesloten. Later is het gebouw een tabaksboerderij geworden, die uiteindelijk in 1858 afbrandde.

De oostgrens van het gebied werd vanaf de 18de eeuw bepaald door het dijklichaam van de Grebbelinie. Deze linie behoorde tot één van de grootste Nederlandse verdedigingslinies met forten, kades en dijken. Het gebied ten oosten van de dijk kon bij gevaar onder water worden gezet. Slechts hier en daar is een fragment van de Grebbelinie nog in het stratenpatroon te herkennen.

Het gebied Kruiskamp was landelijk en van deze landelijke structuur resteren nu nog de Hooglandseweg Zuid, de Kruiskamp, Liendertseweg en Hogeweg. Rond 1850 bestond de bebouwing uit enkele geïsoleerd gelegen panden en een kleine concentratie aan de Hogeweg. Op de hoek van de Van Assenstraat en de Pullstraat stond boerderij de Kruiskamp. Deze boerderij wordt onder andere op een kaart uit 1846 aangegeven. De boerderij is rond 1927 afgebroken om er een protestants christelijke lagere school te bouwen.

In 1887 werd aan de Hogeweg het nu nog steeds bestaande "Militair hospitaal" gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0008.jpg"

Het militair hospitaal, gezien vanaf de Hogeweg. Op de voorgrond zijn enkele persooneelsleden te zien. De datum van de foto is niet bekend.

Op basis van uitbreidingsplannen uit 1906 en 1919 komt de ontwikkeling van Kruiskamp in een stroomversnelling. Als eerste wordt rond 1914 een betrekkelijk compact ontworpen buurtje tussen de Kruiskamp, van Assenraadstraat en Scheltussingel (de Beek) aangelegd. Centraal in het buurtje ligt een pleintje en verbindingsstraat (Methorststraat) die aansluit op een nieuwe betonnen brug en enkele bijzondere gebouwen zoals scholen. In de buurt van deze uitbreidingswijk lag de Grebbelinie. Deze werd als plantsoengordel gepland, maar tot realisatie is het nooit gekomen.

Tussen 1930 en 1937 werd de buurt rond de Trompstraat verwezenlijkt. Ook werd een groot deel van de bebouwing ten oosten van de Van Assenstraat aangelegd.

In 1952 ontwikkelde stadsarchitect D. Zuiderhoek zijn "bloembladtheorie", waarbij de binnenstad opnieuw het geografisch centrum van Amersfoort moest worden. In dat kader worden tussen 1952 en 1962 meerdere nieuwe wijken gepland zoals de omgeving van de Evertsenstraat en de Kortenaerstraat, de wijk tussen de Liendertseweg en Van Randwijcklaan en rond de Columbusweg. De rand langs het spoor werd ingericht voor sport- en recreatievoorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0009.jpg"

Kruiskamp in een topografische kaart uit 1952, met het militait hospitaal en andere historische bebouwing langs de Hogeweg.

Vanaf het begin van de jaren '80 wordt een begin gemaakt met kleinschalige herontwikkelings- en stadsvernieuwingsprojecten. Voorbeelden zijn de 'nieuwbouw' ten noorden van de hoek Scheltussingel / Randwijcklaan (hier stond een vroeger een zuivelfabriek), het verzorgingshuis St. Elizabeth en de vervangende nieuwbouw direct ten zuidoosten van de kruising Columbusweg / Magelhaenstraat.

Na de eeuwwisseling zijn enkele sloop/nieuwbouwprojecten uitgevoerd (stadsvernieuwing) ten noorden van het Van Diemenpad en de Evertsenstraat. Hierdoor is de Kruiskamp rondom het spoor ingrijpend veranderd, de bebouwing bestaat hier nu uit een mix van oud- en nieuwbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0010.jpg"

Stadsvernieuwing rondom het spoor in Kruiskamp en Koppel.

Kruiskamp is in 2007 door het rijk aangewezen als krachtwijk en maakt onderdeel uit van de 40-wijkenaanpak. Voor deze wijken werden voor de zittingsperiode van het kabinet Balkenende IV extra investeringen voorzien om de stapeling van sociale, fysieke en economische problemen die zich daar voordoen te bestrijden. In dat kader is samen met partners uit de wijk, bewoners, gemeente en de woningcorporaties een wijkactieplan gemaakt. Centrale onderwerpen hierin zijn wonen, werken, leren & opgroeien, leefbaarheid & veiligheid en integratie. Het programma Amersfoort vernieuwt vormt in feite de concrete uitwerking van de wijkaanpak. De aanpak in Kruiskamp, waarvan het wijkactieplan een uitwerking is, is later onder Amersfoort vernieuwt geschoven.

Liendert:

Het deelgebied Liendert is globaal begrensd door de spoorlijn Amersfoort-Apeldoorn in het noorden, het Waterwingebied in het oosten, de Hogeweg in het zuiden en het Valleikanaal in het westen.

Het gebied behoort tot de lagere delen van Amersfoort waardoor tot de aanleg van het Valleikanaal in 1937, het gebied slechts spaarzaam met boererijen was bebouwd. De wijk Liendert ontleent zijn naam aan de hoeve Liendert of Lienlaer. Een opvolger van deze oude boerderij is nog steeds even buiten de wijk te vinden op de hoek Rodderikweg / Robbeknolerf. Boederij Liendert behoorde in de middeleeuwen tot de maalschap (dit is een soort buurtschap of markegenootschap) Wede en Emiclaer en bestond zeker al in 1282, maar heeft een geschiedenis die nog veel verder teruggaat. Gedeelten van de tegenwoordige wijk behoorden tot een grenswijziging in 1940 bij de gemeente Hoogland.

Tot in de jaren van de vorige eeuw was Liendert een gebied dat regelmatig te maken had met wateroverlast vanuit de Gelderse vallei en de Zuiderzee. De aanleg van de Afsluitdijk en het Valleikanaal bracht een aanzienlijke verbetering in de situatie van het gebied. Tot de jaren '60 bleef het gebied een weidelandschap, met een verkavelingsstructuur dat behoort tot een slagenlandschap. Een slagenlandschap is een gebied waarin vaak smalle en evenwijdige percelen loodrecht op een weg of oeverwal werden aangelegd. De percelen hadden de afmeting van een slag, ongeveer 1600 meter lang en 96 meter breed. Liendert werd door vier vrijwel evenwijdig aan elkaar lopende wegen doorsneden met haaks daarop de verkavelingsstructuur.

Plannen voor woningbouw en voor de ontwikkeling van een echte wijk in Liendert dateren van na de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog moest een uitbreidingsplan worden gemaakt om de sterk groeiende bevolking het hoofd te kunnen bieden. Voor die tijd had Amersfoort zich nog voornamelijk in westelijke en zuidelijke richting uitgebreid. Met de door de architect Zuiderhoek geïntroduceerde bloembladtheorie moest hier wat aan gedaan worden. In het uitbreidingsplan "Plan in Hoofdzaak" werd de bloembladtheorie voor het eerst benoemd. Bouwplannen voor de wijk Liendert zijn eind 1961 door de gemeenteraad goedgekeurd. Het betrof bouwplannen voor ruim 3000 woningen, waarvan de eerste in april 1964 werd betrokken. De wijken Kruiskamp en Koppel waren reeds in de jaren '50 gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0011.jpg"

Liendert in een topografische kaart uit 1952.

Liendert grenst aan een groot groengebied, het 'waterwingebied'. In dit gebied wordt geen water meer gewonnen, maar het blijft een belangrijke groene 'long' tussen de wijken Liendert en Rustenburg. In het groen bevinden zich grote waterpartijen, wandel- en fietspaden.

Rustenburg:

Het deelgebied Rustenburg wordt globaal begrensd door de spoorlijn Amersfoort-Apeldoorn in het noorden, door de rijksweg A28 in het oosten, door de Hogeweg in het zuiden en door het Waterwingebied in het westen.

Het gebied behoort tot de lagere delen van Amersfoort waardoor tot de aanleg van het Valleikanaal in 1937, het gebied slechts spaarzaam met boerderijen was bebouwd. De wijk Rustenburg dankt zijn naam aan de Boerderij Rustenburg die aan de Lageweg lag. Deze weg is nu alleen nog in Liendert terug te vinden. De boerderij stamt uit 1972 of eerder, sinds dit jaar is de boerderij in bronnen genoemd. De Hogeweg die de wijk nu in het zuiden begrenst, was ooit een zogenaamde hessenweg, waarlangs kooplieden uit Westfalen in Duitsland in brede huifkarren hun aardewerk aanvoerden om in Amersfoort te verschepen naar Amsterdam.

Net als in Liendert was Rustenburg in de middeleeuwen een nat en moerassig gebied. het gebied is waarschijnlijk na de middeleeuwen geschikt gemaakt voor landbouwgebruik, maar ook daarna bleven de weilanden erg nat. Het was een slagenlandschap (zie beschrijving bij Liendert) waarin enkele boerderijen stonden.

Rustenburg werd droger en minder gevoelig voor overstromingen na de aanleg van de Afsluitdijk en het Valleikanaal in de jaren '30. Dit heeft niet direct tot grote veranderingen in Rustenburg geleid: het gebied onderging tot de jaren '60 nauwelijks veranderingen. In het midden van de jaren '60 werd de A28 aangelegd, waarmee het gebied ineens een 'harde' oostelijke begrenzing kreeg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0012.jpg"

Liendert in een topografische kaart uit 1952.

De wijk Rustenburg komt pas tot stand in de tweede helft van de jaren zeventig. Het was de laatste wijk die na de Tweede Wereldoorlog tot stand kwam op grond van het zogenaamde "Uitbreidingsplan in Hoofdzaak". In dit uitbreidingsplan presenteerde de stadsarchitect D. Zuiderhoek zijn 'bloembladtheorie', waarbij de binnenstad opnieuw het geografisch centrum van Amersfoort moest worden. De bouw begon in 1975.

Waterwingebied:

Tussen de wijken Liendert en Rustenburg ligt het zogeheten 'waterwingebied'. Aan het eind van de jaren 30 werden hier putten geslagen voor de drinkwatervoorziening van Amersfoort en een aantal omliggende gemeentes.

Het Waterwingebied ligt in de Gelderse Vallei. Deze vallei is ontstaan tijdens de voorlaatste ijstijd (200.000 jaar geleden), toen landijs de stuwwallen aan weerszijde van de vallei (Veluwe en Utrechtse Heuvelrug) vormden. Vanuit deze stuwwallen zijn beken ontstaan door de Gelderse Vallei en zijn door windwerking zandpakketten afgezet. In het Waterwingebied zijn aan de noord- en zuidzijde zanddekken aanwezig, terwijl centraal door het gebied een beekdal loopt van de Groene Steegh. De Groene Steegh is momenteel niet meer als beek in het gebied herkenbaar, op een genormaliseerde watergang na. De bodem van het Waterwingebied kan worden getypeerd als beekeerdgrond. Dergelijke gronden hebben eeuwenlange menselijke bewerking ondergaan, waarbij een organische rijke bovenlaag is ontstaan. Beekeerdgronden staan meestal onder directe invloed van grondwater. Tot de aanleg van de wijken Liendert en Rustenburg in de jaren '60 is het Waterwingebied in agrarisch gebruik geweest. Op de natte delen rond de Groene Steegh, waar tevens een boerderij aanwezig was, bestond dit gebruik uit beweiding of hooiland, terwijl op de drogere en hoger gelegen zandgrond akkerbouw mogelijk was. Het gebied was in de lengterichting verkaveld, waarbij sloten en houtwallen of knotbomen de perceelsscheiding vormden. Vanaf de jaren '30 tot 2003 is het gebied gebruikt als Waterwingebied. Dit gebruik is in het Waterwingebied nog zichtbaar in de aanwezigheid van talloze waterputten. Het water dat hier van tientallen meters opgepomp wordt is ergens in de middeleeuwen als regenwater gevallen. Na herinrichting in de jaren '70 is het gebied als recreatiegebied in gebruik genomen. Dit heeft geresulteerd in aanleg van bosplantsoenen en recreatieve voorzieningen. Verwijzingen naar het voormalig gebruik zijn nog aanwezig in de vorm van restanten van sloten en knotbomen. Tegenwoordig is het waterwingebied een soort stadspark met veel oude landschapselementen, zoals graslanden, houtsingels en kikkerpoelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0013.jpg"

Waterwingebied, 1987. Foto is genomen vanaf een flat in Liendert.

Langs het waterwingebied loopt de Weg van de Vrijheid. Plannen uit de jaren '90 om van deze weg een doorgaande weg te maken die het bedrijventerrein ten noorden van het gebied met de A28 verbindt, zijn nooit uitgevoerd. De Outputweg ten oosten van Rustenburg vervult nu deze functie, waarmee een infrastructurele barrierewerking is voorkomen.

Bronnen bij deze paragraaf: Bestemmingsplannen Kruiskamp-Koppel en Liendert-Rustenburg, archief Eemland, het Utrechts archief, de 'Historische Wijkanalyseuit 1986 (heruitgave 1991) en de publicatie "architectuur en stedenbouw 1940-1965", opgesteld door bureau STOA in opdracht van de gemeente Amersfoort.

2.3 Stedenbouwkundige Hoofdstructuur

In het plangebied van dit bestemmingsplan wordt de stedenbouwkundige hoofdstructuur voornamelijk bepaald door de volgende elementen:

  • Ringweg koppel-kruiskamp
  • Spoorlijn Amersfoort- Zwolle/Apeldoorn
  • Snelweg A28
  • De Eem
  • Waterwingebied
  • Het Valleikanaal
  • Radialen: Van Randwijcklaan, Liendertseweg, Hogeweg.

Per wijk zijn verschillende deelgebieden en (bijbehorende) stedenbouwkundige hoofdstructuren te onderscheiden

Koppel:

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0014.jpg"

De Ringweg Koppel, de Eem, het Valleikanaal en de spoorlijn vormen de structuurlijnen op stadsniveau en tevens de heldere grenzen van de wijk Koppel. De Ringweg Koppel is een belangrijke doorgaande route. Een lange gevelwand met middelhoogbouw begeleidt deze weg en wordt incidenteel onderbroken door laagbouw. Hierdoor kent deze weg een afwisseling tussen groene en stenige ruimten en open en gesloten wanden. De spoorlijn passeert de wijk met name vanaf de achterkant en is daarmee geen beeldbepalende structuur. Langs de spoorlijn ligt een sportterrein als autonoom element.

Op wijkniveau zijn de Meridiaan, de Hooglandseweg, de Kwekersweg en de Hooglandsedijk belangrijke structuurlijnen. De Meridiaan is een ontsluitingsweg met een breed profiel met daarin veel groen. De bebouwing staat niet direct aan de weg, maar begeleidt de weg wel als gevelwand. Deze hoofdweg kent een assymetrisch profiel, waarbij aan één zijde een bebouwingswand met winkelstrips is gevormd, terwijl de overzijde bestaat uit afwisselend groenvoorzieningen, losstaande gebouwen en de kop van een flat.

De Hooglandsedijk is een nog duidelijk zichtbare verhoging langs het park (vanwege de vroegere Eemloop), de bebouwing erlangs is op de dijk georienteerd. Tussen de Hooglandseweg en de Hooglandsedijk bevindt zich een klein park ('het Moerasje') als centraal groenelement in de wijk.

De Kwekersweg kent een breed profiel met daarin een fraaie bomenlaan, de bebouwing is hierop georiënteerd.

De wijk kent in haar stedenbouwkundige structuur weinig samenhang en bestaat uit verschillende afzonderlijke deelgebieden met een eigen karakteristiek (zie ook de afbeelding hiervoor):

1. Jericho-Jeruzalem

De wijk “Jericho-Jeruzalem” is kleinschalig van opzet en is ontwikkeld met aandacht voor historische lijnen als de Koppelweg en de Hooglandsedijk. Om zo snel mogelijk na de oorlog in de woningbehoefte te voorzien zijn bouwmethoden ontwikkeld waarin geprefabriceerde onderdelen een belangrijke rol spelen. Zo is Jericho-Jeruzalem opgetrokken uit montagewoningen met betonplaten beklede woningen. De woningen kennen twee bouwlagen met een laag, flauw hellend zadeldak. De stedenbouwkundige opzet van de woningen is interessant door de groenstroken, door de blokverkaveling rondom kleine groene ruimtes en door de aandacht voor licht- en luchttoetreding. Vanwege haar bijzondere karakter heeft de wijk sinds 1986 de status van gemeentelijk stadsgezicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0015.jpg"

2. Hooglandseweg

De Hooglandseweg vormt de historische route van de binnenstad naar Hoogland. Hier staan de grootste en meest luxe woningen binnen Koppel. De bebouwing is voornamelijk vrijstaand en gevarieerd, hoewel er in het algemeen sprake is van één bouwlaag met kap. De kleinschalige bebouwing varieert in bouwstijl en ouderdom. Nabij de Ringweg is de bebouwing grootschaliger.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0016.jpg"

3. Koppel Noord

In de wijk ten noorden van de Hooglandseweg liggen verspreid grootschalige gebouwen voor maatschappelijke functies, zoals scholen en een kerkgebouw. Straatprofielen zijn veelal niet symmetrisch. De ruimtelijke samenhang van dit gebied wordt vooral bepaald door de consequent doorgevoerde orthogonale richting van de gebouwen en hun overwegend grotere schaal. Dit woongebied is opgezet volgens de principes van het Nieuwe Bouwen. De Meridiaan vormt tezamen met Orion en Boogschutter het wegenkruis waaromheen laagbouw en middelhoogbouw elkaar afwisselen. Het hart van dit gebied is de Meridiaan, een brede hoofdontsluiting met parallelwegen en brede bermen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0017.jpg"

De Meridiaan

Ten westen van de Meridiaan is sprake van traditionele portiekflats met kap. Ten oosten van de Meridiaan staan modernere galerijflats tot zes bouwlagen onder een plat dak. Onlangs is hier een renovatie uitgevoerd aan de buitenzijde. Langs de Meridiaan bevindt zich ook een winkelstrip op de begane grond van een portiekflat.

De Orion is een Amersfoort Vernieuwt project waarbij deel sloop en nieuwbouw plaatsvindt. Hiervoor is een aparte bestemmingsplanprocedure doorlopen.

4. Gildenkwartier

Lange tijd lag er vooral industrie langs de Eemoever. Het water heeft echter ook veel te bieden in de vorm van ruimtelijke kwaliteit. Langs de Eemzijde is een restant historische woningbouw gericht op de Eem. Het nieuwe Gildekwartier zogt voor een nieuw front langs de Eem.

Het herontwikkelingsgebied langs de Eem is in zichzelf gekeerd met een front naar de Eem en bestaat uit een mix van laagbouw en appartementen tot zes bouwlagen.

Het Kop Gildenkwartier is een project dat nog in de planning zit. Deze ontwikkeling gaat vergezeld van een beeldkwaliteitsplan met een programma van eisen ten aanzien van architectuur en stedenbouw.

5. Spoorwegzone (ten noorden van de spoorlijn)

Nieuw woongebied aan weerszijden van het spoor. De bebouwing in dit gebied sluit qua structuur aan bij de naoorlogse woningbouw, maar zorgt in de wijk voor meer variatie qua bebouwing en de toevoeging van eengezinswoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0018.jpg"

Kruiskamp:

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0019.jpg"

De historische uitvalsroutes van vroeger zijn het skelet van de stedenbouwkundige hoofdstructuur van nu. Als spaken in een wiel lopen de Liendertseweg, de Van Randwijcklaan, de Columbusweg en de Hogeweg tussen de Singel en het Valleikanaal. Alle assen zijn geörienteerd op de Onze-Lieve-Vrouwen toren.

Haaks op de hoofdroutes is een stratenpatroon waaraan de diverse planmatige uitbreidingen zijn gerealiseerd rondom pleinen. Er is sprake van een sterke stedenbouwkundige variatie in woningtypen tussen de verschillende uitbreidingen.

Op wijkniveau is de Van Randwijcklaan een belangrijke structuurlijn gezien de centrale ligging binnen de wijk en het aanliggende wijkwinkelcentrum Neptunusplein.

De Ringweg Kruiskamp en de Hogeweg zijn tezamen met de spoorlijn structuurlijnen op stadsniveau. De ringweg Kruiskamp is een belangrijke doorgaande route.

In Kruiskamp kunnen de volgende deelgebieden worden onderscheiden:

1. Schimmelpenninckbuurt

Een kleine woonbuurt met historische stadswoningen langs de Hooglandseweg. Langs de Schimmelpenninckstraat staan de (grote) woningen in clusters aaneen met een zelfde bouwstijl per blok. Aan de Schimmelpenninckkade staan (half-) vrijstaande woningen met een meer individuele uitstraling en aan de Hooglandseweg-Zuid staan diverse kleine villa's en herenhuizen.

2.Tuinstedelijke bebouwing

Een compact ontworpen woonbuurt in gesloten bouwblokken rondom kleine pleintjes en enkele bijzondere gebouwen, zoals gebouw “De Roef”. In de omgeving van Kruiskamp staan kleine arbeiderswoningen in rijen onder een zadeldak en dwarskappen.

Aan de westzijde van de Kruiskamp staan nog enkele vrijstaande historische panden. Ten oosten van de Van Assenraadstraat staan grotere woningen met een hoog zadeldak. De woningen langs de Scheltussingel zijn met name ten westen van de Van Assenraadstraat fraai georiënteerd op de singel en groenstructuur.

3. Trompstraat e.o.

Vooroorlogse woonbuurt met tuinstedelijk karakter. Kenmerkend zijn de brede groene straatprofielen met daaraan woningen in een licht verspringende rooilijn. De woningen hebben een zadeldak, sommige woningen ook een dwarskap van oorsprong.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0020.jpg"

4. Militair Hospitaal

Bijzonder complex van militaire bebouwing uit 1887 dat in een paviljoenachtige setting op het terrein is gelegen. Door middel van gangen is het hoofdgebouw met de bijgebouwen verbonden. De gebouwen hebben de status van Rijksmonument.

5. Spoorwegzone (ten zuiden van de spoorlijn)

Nieuw woongebied aan weerszijden van het spoor. De bebouwing in dit gebied sluit stedenbouwkundig aan bij de naoorlogse woningbouw, maar zorgt voor wat betreft bebouwing voor meer variatie in de wijk door de toevoeging van eengezins (koop)woningen en appartementen in een kwalitatief hoogwaardig woonmilieu. Een park met waterpartij vormt het hart van het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0021.jpg"

6. Kruiskamp-Zuid

Ten zuiden van de Columbusweg bevindt zich een wat gefragmenteerd gebied met grootschalige bebouwing, nieuwe inbreidingen en het historische lint langs de Hogeweg. Er staan hier relatief veel (half-)vrijstaande woningen. De nieuwe inbreidingen bestaan uit appartementen en eengezinswoningen. De Hogeweg toont een gevarieerd bebouwingsbeeld uit diverse bouwperioden. Tussen de Hogeweg en de rest van de buurt bevindt zich een gedeeltelijk groene zone waarin ook bijzondere bebouwing staat, zoals het Militair Hospitaal, maar ook het Sint Elisabeth Verpleeghuis.

7. Overig Kruiskamp en Parkweelde 2

Dit betreft het vijftiger jaren deel van Kruiskamp, waarin een mix van laag- en middelhoogbouw staat. Er is sprake van een traditionele architectuur met zadeldak. De bebouwing staat in blok- of strokenverkaveling bijeen. Van het laatste zijn de portiekflats aan de Vasco da Gamastraat een goed voorbeeld. De laagbouw ligt in de luwte van de middelhoogbouw. Pleinen en groenvoorzieningen, met daarin niet zelden bijzondere bebouwing (school Evertsenstraat) zorgen voor een afwisseling van het beeld. In de wijk komen verder eengezinswoningen voor. Een viertal portiekflats zijn herontwikkeld naar eengezinswoningen en appartementen in het plan Parkweelde 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0022.jpg"

8. Winkelcentrum Neptunusplein, Willem Barendsstraat e.o., parkje Parkweelde 1

Aan de van Randwijcklaan is het Neptunusplein gelegen als winkelhart van Kruiskamp. Het gebied heeft een eigen karakteristiek en uitstraling met een grote parkeergelegenheid erbij. Het woongebied erachter rond de Willem Barendsstraat is herontwikkeld en opgeknapt en voegt zich goed in de bestaande omgeving. De appartementenbouw hiervan vormt stedenbouwkundig gezien een mooie wand van het heringerichte parkje.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0023.jpg"

Liendert:

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0024.jpg"

De stedenbouwkundige hoofdstructuur van Liendert is karakteristiek voor de naoorlogse woningbouw. De wijk heeft een heldere ruimtelijke opzet dat is bepaald door het idee van “licht, lucht, en ruimte'. Liendert heeft een heldere orthogonale verkeersstructuur, voorzieningenstructuur en groen- en waterstructuur met een duidelijke functiescheiding in wonen, voorzieningen, werken en recreatie. De Hogeweg, de Ringweg Kruiskamp met het Valleikanaal en de spoorlijn zijn de aan Liendert grenzende structuurlijnen op stadsniveau. De wijk heeft aantrekkelijke groene randen.

In de wijk zijn zes ontsluitingswegen structuurbepalend: drie radialen met haaks daarop 3 lange wegen door de wijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0025.jpg"

De Liendersteweg is de noordelijke radiaal van de wijk en heeft een beeldbepalende rol in de wijk. Het is een belangrijke entreeweg voor Liendert en een belangrijke fietsroute van de stad naar het Waterwingebied, het station Schothorst, de Hoef en Amersfoort Noord. Het bebouwingsbeeld en de groenstructuur aan de Liendersteweg is nu zeer wisselend van beeld: hoogbouw (5-7 bouwlagen) met grasberm en laanbeplanting en laagbouw met voortuintjes. Deze geringe samenhang wordt als minpunt ervaren. In de Visie Groen Blauwe Structuur is de Liendersteweg als groen verbindingselement in de stad aangegeven.

De van Randwijcklaan is de belangrijkste ontsluitingsweg en radiaal van de wijk. Het is een brede asfaltweg met fietsstroken. Het brede profiel wordt versterkt door de aanwezigheid van water en aan beide zijden gras met volwassen bomenrij. Met uitzondering van de Van Randwijckflat is weinig bebouwing direct op deze weg georiënteerd.

De Lageweg als zuidelijke radiaal van de wijk heeft voor het grootste gedeelte een samenhangende groenstructuur bestaande uit een laanbeplanting in grasbermen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0026.jpg"

De centraal gelegen Wiekslag is een belangrijke wijkontsluitingsas met aan de zuidzijde voornamelijk eengezienswoningen met voortuinen en in het noorden aan een zijde ook voorzieningen in het groen. De Wiekslag wordt wisselend aan een zijde begeleid door een bomenrij in een grasberm. Van continuïteit in de bomenlaan en de berm is geen sprake. Voor de toekomst is het streven de samenhang voor de gehele Wiekslag te versterken (waarbij de Wiekslag wordt gezien als centrale voorzieningenas).

De Trekvogelweg is een brede weg tussen de woonwijk en de hoogbouw aan de rand van het Waterwingebied. Aan de zuidzijde zijn de eengezinswoningen met de voortuinen karakteristiek.

De brede Zangvogelweg heeft een groen karakter door de groenstrook met de vrijstaande voorzieningen langs het Valleikanaal. De bebouwing aan de noord-oostzijde bestaat met name uit portiekflats, hoogbouw en met uitzondering een rijtje laagbouwwoningen.

De voorzieningen zijn ondergebracht in de brede groene stroken langs het Valleikanaal, de van Randwijcklaan en de Lageweg. Langs de Wiekslag zijn vooral de scholen ingepakt in het groen en de winkels zijn vooral geconcentreerd aan het Vogelplein. De randen van de wijk en belangrijke kruispunten worden gemarkeerd door hoogbouw.

In Liendert kunnen de volgende deelgebieden worden onderscheiden:

1. Groenzone Valleikanaal

Dit gebied is het gezicht van de wijk Liendert vanaf zowel de Ringweg Kruiskamp en het kanaal, als vanuit de wijk zelf. Het vormt de groene overgang tussen de infrastructuurbundel van ringweg en kanaal naar de achtergelegen woonbuurten. In deze brede groenstrook bevinden zich diverse maatschappelijke (wijk-)voorzieningen, die als objecten vrij in de groene ruimte staan. De bebouwing kent overwegend een eenduidige hoofdvorm, die ofwel rechthoekig, ofwel vierkant is. De bouwhoogte varieert van laagbouw voor kleine schoolgebouwen tot hoogbouw (acht lagen) voor verzorgingsflats en 'urban villa's'. De bebouwing is voorzien van platte daken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0027.jpg"

2. Liendertsedreef e.o.

Kleine woonbuurt rondom de Liendertsedreef, een historische agrarische weg. De verkaveling langs deze weg heeft nog een organisch karakter met een gevarieerd bebouwingsbeeld dat gedeeltelijk nog vooroorlogs is. Verder bevinden zich in de buurt kleinschalige naoorlogse uitbreidingen. De verkaveling is hier minder strak dan in de rest van de wijk. De bebouwing bestaat overwegend uit eengezinswoningen, zowel rijtjes als (half-)vrijstaand,in twee bouwlagen met kap. Er is relatief veel particulier groen ten opzichte van openbaar groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0028.jpg"

3. Voorzieningenzone Wiekslag

Langs de Wiekslag liggen centraal in de wijk een aantal zones met hoofdzakelijke wijkvoorzieningen als scholen, soms winkels, kerk en dergelijke. Het gaat om de zones tussen de Liendertseweg en de Van Randwijcklaan, langs de Pelikaanstraat en langs de Lageweg. Vrijstaande gebouwen in een ruime groene setting bepalen het beeld.

4. Vogelplein

Het Vogelplein is het wijkwinkelhart van Liendert-Rustenburg. Daarnaast heeft de wijk een winkelstrip aan de Rietzangerstraat bij de Lidl en aan de zuidkant van de Wiekslag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0029.jpg"

5. Liendert

De wijk heeft een orthogonale verkaveling met een zorgvuldige gekozen stedenbouwkundige afwisseling in woningtypen en (middel-)hoog- en laagbouw. De woningen zijn gelegen aan woonstraten, maar ook woonpaden komen veelvuldig voor. De laagbouw bestaat hoofdzakelijk uit twee bouwlagen met kap. Door herhaling van een doordachte mix van rijtjes-, senioren en portiekwoningen ontstaan karakteristieke stedenbouwkundige 'stempels'. Langs de ontsluitingswegen, belangrijke kruispunten en aan de rand van de wijk komt hoogbouw voor. De (middel-)hoogbouw staat in een hof- of strokenverkaveling in het groen.

De wijk is divers in woningtypen en bouwhoogte, maar eenduidig in de sobere architectonische vormgeving. Het vele openbare groen, de ruime en heldere opzet van de wijk is over het algemeen een belangrijk kenmerk en kwaliteit van de wijk.

Te verwachten ontwikkelingen zijn de binnenstedelijke herstructureringsopgaven van Amersfoort Vernieuwt, zoals genoemd in het ontwikkelingsplan Liendert-Rustenburg 2007-2011. Eerst te verwachten projecten:

  • Liendertseweg e.o.: sloop / nieuwbouw
  • ABC school Liendert / herontwikkeling schoollocaties en schooltuin

Rustenburg

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0030.jpg"

De randen van Rustenburg worden bepaald door drie (boven) stedelijke structuurlijnen: de spoorlijn Amersfoort-Apeldoorn, het Waterwingebied en de A28. Rustenburg wordt gekenmerkt door een hiërarchisch opgebouwd wegenpatroon. Een centrale rondweg door de wijk (Van Randwijcklaan-Rustenburgerweg) ontsluit de diverse buurten en de wijk als geheel.

De ligging langs snel- en spoorwegen heeft er verder toe geleid dat rondom Rustenburg een hechte groenstructuur, inclusief geluidswallen is aangelegd. De hoofd groen- en waterstructuur in de wijk bestaat uit De Groenesteeg (oost-west) en dwars daarop een groenzone van noord naar zuid. Op de kruising van de Groenesteeg en de Van Randwijcklaan ligt de Molendijkflat. Dit hoge flatgebouw in het centrum van de wijk is een belangrijk opvallend oriëntatiepunt en het enige hoge gebouw in de wijk. Naast de Molendijkflat is een plan voor een appartementengebouwtje van 4 bouwlagen. Hiervoor loopt een aparte procedure.

De Groenesteeg doorsnijdt de wijk van oost naar west. Dit is een historische route die nu als belangrijke drager van de groen- en voorzieningenstructuur functioneert. De historische Groenesteeg functioneert als langzaam-verkeersverbinding. De bebouwing is niet op deze steeg georiënteerd. Dwars op de Groenesteeg loopt een groenzone door de wijk met watergang langs de Dreven: de Graafdreef, Jonkmandreef en Reintendreef.

Verder is de wijk door groen en geluidswallen visueel afgeschermd van de structuurlijnen op stadsniveau. De wijk is dan ook weinig zichtbaar.

De centrale rondweg Van Randwijcklaan-Rustenburgerweg heeft geen doorgaand karakter en daarom ook geen breed profiel. Kleinschalige bebouwing begeleidt de rondweg, maar is er soms ook dwars op geplaatst.

In Rustenburg kunnen de volgende deelgebieden worden onderscheiden:

1. Noordelijk kleurrijk buurtje

Opvallend is de concentratie huurwoningen van de Stichting Portaal in het noorden van Rustenburg rond de Van Dillewijndreef –Bunninkpad- Geallieerdenstraat. Het is een kleurrijk buurtje met bijzondere kapvorm opgedeeld in twee delen met een verschillende dakhelling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0031.jpg"

2. De overige woonbuurten aan de noordkant

De overige woonbuurten aan de noordzijde van de wijk kenmerken zich door stempels.

Rustenburg is net als Liendert opgebouwd uit diverse woonblokken die op ongeveer dezelfde wijze zijn vormgegeven en waar de bebouwing aan rustige woonstraten en -paden is gelegen. De verkaveling is planmatig en grotendeels in stroken. Ook komen er stempelverkavelingen voor, hoewel minder grootschalig dan in andere wijken. In Rustenburg is er minder gevarieerd in woningtypen. Rustenburg kenmerkt zich door laagbouw, heeft een ruime opzet, is gericht op wonen en heeft veel groen. Rustenburg bestaat hoofdzakelijk uit grondgebonden eengezinswoningen van twee bouwlagen met kap. De wijk kent verder een grote variatie in oorspronkelijk gebouwde aan- en uitbouwen, maar dit doorbreekt de samenhang binnen de bouwblokken niet. Kenmerkend is de geleidelijke overgang tussen privé en openbare ruimten. Veel woningen zijn gelegen aan voetpaden of woonerven. De bebouwing bevindt zich met name in een verblijfsgebied en is slechts in geringe mate georiënteerd op de doorgaande wegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0032.jpg"

3. Woningblokken Rustenburg oost

Aan de oostzijde van Rustenburg zijn een aantal woonblokken aanwezig die duidelijk afwijken van overig Rustenburg in bouwvorm en stedenbouwkundige opzet. Het gaat om gesloten bouwblokken bestaande uit woningen van 2 bouwlagen met een flauw hellend dak. De hoekwoningen bestaan uit één bouwlaag. Bij de hoekwoningen is de achtertuin erg klein en is de voortuin vaak in gebruik genomen als achtertuin. Consequentie is dat bewoners ook 2 meter hoge dichte schuttingen plaatsen voor de voorgevel. Stedenbouwkundig heeft dit een grote invloed op de ruimtelijke kwaliteit en beleving van de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0033.jpg"

4. Plompstraat/ Pothovenplein/ van de Polplein

Rondom de Plompstraat, het van de Polplein en het Pothovenplein staan in hoven geschakelde grote woningen langs woonerven.

5. Vrijstaande woningen

Centraal binnen de wijk en aan de randen bevinden zich kleine clusters met grotere en luxere woningen, zoals langs de Van Donkelaarstraat en de van de Polplein. De woningen rond de Van Donkelaarstraat bestaan over het algemeen uit één bouwlaag met een forse kap en ruime kavel eromheen. De vrijstaande woningen bij het Van de Polplein zijn aardig verscholen in het groen en bestaan voornamelijk uit twee bouwlagen met een kap.

6. Voorzieningengebied Verzetsplein-Fuglerplein

In het gebied tussen de Rustenburgerlaan, Van Randwijcklaan en het Verzetsplein is er sprake van een andere stedenbouwkundige opzet dan de rest van de wijk. Hier is losse autonome bebouwing (voorzieningen) in een groene setting te vinden. Het gebied wordt doorsneden door de Groenesteeg. De Molendijkflat is door de hoogte een belangrijk herkenningspunt in de wijk. Ook de grote vijverpartij en het verzetsmonument voor de Molendijkflat zijn belangrijke herkenningspunten. Naast de Molendijkflat wordt waarschijnlijk de voormalige supermarktlocatie herontwikkeld voor appartementen. Aan het Füglerplein zijn voorzieningen als de sporthal en de school omringd door groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0034.jpg"

2.4 Bestaande Functies

Koppel, Kruiskamp en Liendert zijn echte stadswijken, waar woningbouw wordt afgewisseld met voorzieningen en winkels. Met name langs de (doorgaande) wegen richting het centrum zijn veel voorzieningen en winkels te vinden, zoals langs de Meridiaan (Koppel), Van Randwijcklaan (Kruiskamp en Liendert) en Lageweg (Liendert). In de wijken zijn relatief veel flats te vinden, maar ook rijtjeswoningen en vrijstaande woningen komen voor.

Rustenburg kent slechts één flat, de Molendijkflat. Alle overige woningen zijn eengezinswoningen, waardoor in deze wijk een stuk minder mensen wonen dan in de overige drie. Voorzieningen in Rustenburg liggen centraal aan het Furglerplein, verder zijn alleen woningen te vinden.

2.4.1 Wonen

Koppel en Kruiskamp:

In Koppel zijn 1223 woningen aanwezig (per 1 januari 2011). Tien jaar geleden waren dit er nog 906, wat betekent dat in die tijd de woningvoorraad met 35% is gegroeid. Dit is een stuk hoger dan de gemiddelde groei van 20% van de Amersfoortse woningvoorraad als geheel. In Kruiskamp bedraagt het aantal woningen nu 2599, tegenover 2464 woningen tien jaar geleden. De groei bedraagt hier 5%, flink lager dan het Amersfoortse gemiddelde.

Zowel in Koppel als in Kruiskamp zijn weinig koopwoningen aanwezig. In 2009 bestond in Koppel 32,3% van de woningen uit koopwoningen. In Kruiskamp lag dit percentage iets hoger, op 36,3%. Dit is echter nog aanzienlijk lager dan het percentage koopwoningen in dit jaar voor heel Amersfoort, namelijk 56,3%. In de laatste jaren is het percentage koopwoningen in Kruiskamp sterk gestegen, onder andere door nieuwbouw in het kader van 'Amersfoort venieuwt' en door verkoop van corporatiewoningen. In Koppel is het aandeel koopwoningen nagenoeg gelijk gebleven.

Het percentage corporatiewoningen in Koppel en Kruiskamp bedroeg in 2009 respectievelijk 61,3% en 55,6%, aanzienlijk hoger dan het Amersfoortse gemiddelde van 33,1%. De corporaties Alliantie en Portaal hebben dan ook veel woningen in bezit in deze wijken. De huurwoningen zijn voornamelijk wooneenheden in flats, gebouwd in de jaren '50 en '60. In Kruiskamp is de sociale huur vooral geconcentreerd in buurten als Neptunusplein (62%) en Columbusweg (60%). In Koppel heeft de buurt Jericho/Jeruzalem het hoogste percentage sociale huur, te weten 93%. De buurt Meridiaan is een goede tweede met ongeveer 76% aan sociale huurwoningen. Het aandeel sociale huur in Kruiskamp is de laatste jaren flink afgenomen, door grote toevoeging van koopwoningen in de nieuwbouw, sloop van sociale huur en toevoeging van duurdere huur. In koppel is het aandeel sociale huur ongeveer gelijk gebleven.

In Kruiskamp is ongeveer 55% van de woningen gestapeld en wordt slechts 3,9% gerekend tot twee-onder-een-kap of vrijstaand. Koppel heeft ongeveer dezelfde verhoudingen, waarbij de verschillen in de buurten opvallen. Het Gildenkwartier en de Meridiaan hebben veel hoogbouw, terwijl Jericho/Jeruzalem alleen maar laagbouw kent.

De gemiddelde woningwaarde van koopwoningen in Koppel ligt (in 2009) rond de €299.000. Dat is meer dan het Amersfoortse gemiddelde van €265.000. De reden hiervan is dat het aantal koopwoningen in Koppel beperkt is en dat deze koopwoningen vooral vrijstaand zijn. Het gaat om de de woningen langs de Hooglandseweg-Noord, die de gemiddelde woningwaarde flink opstuwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0035.jpg"

Vrijstaande woningen langs de Hooglandseweg in Koppel

In Kruiskamp ligt de gemiddelde woningwaarde lager, te weten rond de €216.000. De laatste jaren stijgt de gemiddelde waarde, waarschijnlijk door de toevoeging van koopwoningen in de wijk. De waardeontwikkeling in Kruiskamp is gemiddeld hoger dan de gemiddelde waardeontwikkeling in Amersfoort als geheel. Dit geldt niet voor Koppel: daar is de waardeontwikkeling net iets lager dan het gemiddelde van Amersfoort.

Liendert en Rustenburg:

Liendert heeft met 3312 woningen de grootste woningvoorraad van het plangebied. Tien jaar geleden waren er twee woningen meer, de woningvoorraad is nauwelijk gewijzigd. In Rustenburg is er in tien jaar geen enkele woning bijgekomen of aan de woningvoorraad onttrokken: zowel tien jaar geleden als nu zijn er 1322 woningen aanwezig.

Wat het woningaanbod betreft zijn er grote verschillen te bespeuren tussen de wijken Liendert en Rustenburg. In Liendert bestaat een groot deel van de woningvoorraad uit zogenaamde 'naoorlogse hoogbouw', zoals ten noorden van de Trekvogelweg. Hier blijft de koopsector met 37% achter bij het Amersfoortse gemiddelde van 56,3%. In Rustenburg is het aandeel koopwoningen juist hoger dan gemiddeld: maar liefst 65% behoort tot de koopsector. In Rustenburg Noord komen alleen eengezinswoningen voor, in Rustenburg Zuid staan ook een klein aantal meergezinswoningen. Zowel in Liendert als in Rustenburg is het aantal koopwoningen licht gestegen door de verkoop van corporatiewoningen.

Rustenburg zit met het percentage corporatiewoningen op het Amersfoortse gemiddelde, te weten 33%. Het percentage in Liendert ligt een stuk hoger, te weten 52,5%. Ook in deze wijken zijn de corporaties Portaal en de Alliantie duidelijk aanwezig. In Liendert is de sociale huur vooral geconcentreerd in de buurten Vinkenbaan, (66%) en Liendert-Zuid (79%). In de buurt die hier tussenin ligt, de Albatrosstraat (en omgeving), is het aandeel sociale huurwoningen lager, te weten 23%. Het merendeel (63%) is hier koopwoning en ook de particuliere huurwoningen spelen hier een belangrijke rol. De Liendertseweg en de Horsten nemen een tussenpositie in.

In het noorden van Rustenburg houden de voorraad koop- en huurwoningen elkaar aardig in evenwicht, terwijl in het zuiden de koopwoningen domineren (ongeveer driekwart van de voorraad). Het aandeel sociale huurwoningen in noord-Rustenburg is iets dalende en zat in 2009 rond de 46%.

In Liendert is ongeveer 65% van de woningen gestapeld en wordt slechts 3,5% gerekend tot twee-onder-een-kap of vrijstaand. Alleen de Liendertsedreef wijkt af van dit patroon: iets meer dan de helft is gestapeld (vooral in de omgeving Sperwerhorst), terwijl 18% twee-onder-een-kap of vrijstaand is. Rustenburg kent vrijwel geen gestapelde woningen, met uitzondering van de Molendijkflat en een klein aantal meergezinswoningen in het zuiden van Rustenburg.

In Liendert ligt de gemiddelde woningwaarde, gebaseerd op de WOZ, in 2009 rond de €174.000,- hetgeen lager is dan het Amersfoortse gemiddelde. Ook Rustenburg bevindt zich onder dit gemiddelde, maar de afwijking is in dit geval minder groot. De gemiddelde woningwaarde in Rustenburg bedraagt in 2009 €250.000,- Hier bevindt de laagste waarde zich rond de Vinkenbaan en de hoogste waarde in de buurt van de Liendertsedreef. In Rustenburg bevinden de hoogste waarden zich ten zuiden van de van Randwijcklaan de de laagste waarden ten noorden hiervan.

2.4.2 Maatschappelijke voorzieningen

Koppel en Kruiskamp:

In Koppel ligt een klein aantal maatschappelijke voorzieningen verspreid in de wijk. Er zijn twee scholen voor voortgezet onderwijs en twee basisscholen. Één school, de Triangel, richt zich op lager onderwijs. De basisscholen vormen samen met een peuterspeelzaal de "ABC school Kruiskamp-Koppel". In de wijk heeft een periode een schoolgebouw leeg gestaan (Hooglandseweg-Noord 140), voorheen zat hier de Hogeschool Utrecht. Na een grondige renovatie in het voorjaar en de zomer van 2011, waarin onder andere asbest is verwijderd en achterstallig onderhoud is weggewerkt, is het gebouw gereed gemaakt voor de onderwijsactiviteiten van de Professor Groenschool. Deze school heeft diverse bestaande locaties samengevoegd in dit nieuwe gebouw. Nu het gebouw inmiddels weer is betrokken als schoolgebouw houdt het een maatschappelijke bestemming.

De ingebruikname van het pand door de Professor Groenschool betekent dat een bestaande locatie in Kruiskamp na de verhuizing is afgestoten. De school was gevestigd aan de Kortenaerstraat 10 in Kruiskamp en staat nu nog leeg. Voor deze locatie zijn (ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan) nog geen concrete toekomstplannen ontwikkeld, waardoor het op dit moment nog te vroeg is om met het bestemmingsplan voor te sorteren op nieuwe functies/gebruiksmogelijkheden. De huidige bestemming (maatschappelijk- opvang en onderwijsvoorzieningen) houden we daarom zoveel mogelijk aan.

Verder zijn in Koppel een kerk (Apostolisch genootschap), een activiteitencentrum, een kledingbank en een weggeefwinkel te vinden.

De kledingbank zit in een groot schoolgebouw aan de Keerkring dat al tijden leeg staat. Tijdens het opstellen van dit bestemmingsplan waren er geen concrete plannen voor dit onderwijsgebouw, waardoor het ook voor deze locatie nog te vroeg is om nieuwe functies / gebruiksmogelijkheden toe te staan. Het pand heeft nu, net als in het voorgaande bestemmingsplan, een brede maatschappelijke bestemming. Voor plannen die worden ontwikkeld op deze locatie (anders dan maatschappelijke functies) moet een afzonderlijke planologische procedure worden gevoerd, waarbij wordt afgeweken van dit bestemmingsplan.

Tot slot bevindt zich in de Orionflat een beheerderskantoortje (onderdeel van de woonbestemming in het bestemmingsplan).

In Kruiskamp ligt het aantal maatschappelijke voorzieningen hoger dan in Koppel: maar liefst 29 verschillende voorzieningen zijn te onderscheiden, allemaal verspreid in de wijk. Zeven van de voorzieningen zitten in een woning of op de begane grond van een flatgebouw. Er zijn maar liefst vijf basisscholen (in aparte gebouwen), waarvan twee onder de vlag van de Van der Hoevschool. Drie van de basisscholen zijn speciaal onderwijs, twee zijn regulier. Één van de gebouwen is leeg komen te staan door de verhuizing van de Professor Groenschool. In ABC-school verband werken de Michaelschool, Vlindervallei en Jorisschool (Tafelronde) samen. Stichting kinderopvang Amersfoort en Stichting Welzijn Amersfoort nemen hier ook aan deel.

Het voortgezet onderwijs telt in de wijk één school. Verder telt de wijk vier religieuze gebouwen, te weten 3 kerken en 1 moskee. De overige maatschappelijke voorzieningen varieren sterk qua functie. Er is een vestiging van het Rode Kruis, er is een tandartsen- en een huisartsenprakrijk, bibliotheek, activiteitencentrum, gasthuis, en een dierenkliniek. De allerkleinsten in Kruiskamp kunnen terecht in één van de twee peuterspeelzalen, in een kinderdagverblijf of bij de buitenkast. Op de begane grond van flats zijn een tandarts, twee beheerderskantoortjes, een bewonersvereniging en een fysiopraktijk te vinden. In woningen in de wijk zijn een psychologenpraktijk en een praktijk voor mondhygiene te vinden.

Liendert en Rustenburg:

Liendert telt 45 maatschappelijke voorzieningen, waarvan 14 zijn gevestigd in een woning of op de begane grond van een flat. Dit is het grootste aantal voorzieningen in het gehele plangebied. De voorzieningen liggen verspreid in de wijk. Onderwijs en religie zijn het sterkst vertegenwoordigd: er zijn 5 scholen voor voortgezet onderwijs, 4 basisscholen, 1 school voor speciaal onderwijs, 3 kerken / kerkgenootschappen, een islamitisch centrum en een moskee. In de wijk staat 1 schoolgebouw leeg aan de Zangvogelweg, hier zat vroeger het ROC Midden-Nederland. Ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan werd het gebouw te koop / te huur aangeboden.

Voor de jongste inwoners van Liendert zijn er 4 peuterspeelzalen (waarvan 3 in één gebouw), 2 kinderdagverblijven en 1 buitenschoolse opvang.

Op het gebied van zorg en gezondheid zijn in het plangebied een fysiopraktijk, ontharingsstudio, tandartsenpraktijk, huisartsenpraktijk / gezondheidscentrum en audiologisch centrum te vinden. Tot slot zijn er een wijkcentrum, jongerencentrum, woonzorgcentrum en zwembad te vinden. Het zwembad gaat verhuizen naar de Hogewegzone, waardoor het huidige gebouw aan de Parelhoenstraat leeg komt te staan. Concrete plannen voor een nieuwe invulling zijn nog niet voor handen, waardoor we nu nog uitgaan van een sportbestemming. In woningen of op de begane grond van flats in Liendert zijn ook diverse maatschappelijke functies te vinden: zo zijn er 5 tandartsenpraktijken, 2 fysiopraktijken, een kleine zorginstelling, logopediepraktijk, een verloskundigenpraktijk en kraamzorg. Tot slot zijn er een beheerderskantoortje en 2 buitenkasten te vinden.

In Rustenburg zijn er vier maatschappelijke voorzieningen geclusterd aan het Furglerplein. Elders in de wijk zijn geen gebouwen met maatschappelijke voorzieningen te vinden. Aan het Furglerplein bevinden zich twee basisscholen met een sporthal, een peuterspeelzaal en een buitenschoolse opvang. Verder is in de wijk slechts 1 maatschappelijke functie in een woning te vinden. Het betreft een salon voor huisverbetering.

In bijlage 1 t/m 4 van deze toelichting is te zien welke maatschappelijke voorzieningen in de wijken aanwezig zijn. Alle maatschappelijke voorzieningen die beschikken over een eigen gebouw krijgen, net als in het voorgaande bestemmingsplan, een maatschappelijke bestemming. Met een aanduiding is duidelijk gemaakt om wat voor maatschappelijke voorziening het gaat. Er is bewust voor gekozen om op de panden géén algemene, brede maatschappelijke bestemming op te nemen (uitgezonderd enkele panden die in het voorgaande bestemmingsplan al zo'n brede bestemming hadden), omdat de planologische mogelijkheden dan dusdanig verruimd worden dat er kans is op planschadeclaims van omwonenden. Daarnaast zijn veel maatschappelijke voorzieningen niet met elkaar te vergelijken qua bezoekersaantallen, parkeerdruk en ruimtelijke uitstraling. Bij het wijzigen van een maatschappelijke functie moeten daarom eerst de gevolgen voor de omgeving in beeld zijn gebracht.

Bestaande maatschappelijke voorzieningen in flats en andere woongebouwen krijgen een woonbestemming met een aanduiding "gemengd" (gd). In dit bestemmingsplan kiezen we niet voor een aanduiding "maatschappelijk" (m) binnen de woonbestemming, omdat ook andere functies binnen de woonbestemming voorkomen. Daarnaast maakt een aanduiding "gemengd" (gd) een uitwisseling van functies mogelijk, wat past binnen de doelstelling van globaal bestemmen. Door de woonfunctie met aanduiding op te nemen op de verbeelding is goed te zien dat het gaat om een woonbestemming waar een ondergeschikte maatschappelijke bestemming aan is toegevoegd. Wanneer de maatschappelijke functie eindigt of verhuist kan de woonfunctie in het pand worden teruggebracht.

De leegstaande panden met een (voorheen) maatschappelijke functie krijgen de maatschappelijke bestemming met de aanduiding en de bouwmogelijkheden die ze in het voorgaande bestemmingsplan ook al hadden. Aangezien voor deze gebouwen nog geen concrete plannen ontwikkeld zijn, heeft het nu nog geen zin om in het bestemmingsplan hiervoor de planologische mogelijkheden te verruimen. Daarnaast spelen de eerder genoemde mogelijke planschadeclaims een rol.

2.4.3 Detailhandel

Koppel en Kruiskamp:

Detailhandel is zowel in Koppel als in Kruiskamp sterk geclusterd. In Koppel zijn winkels te vinden langs de Meridiaan, dat een van de belangrijkste ontsluitingsroutes van de wijk is. De winkels zijn kleinschalige en sterk op de eigen wijk gericht.

In Kruiskamp bevindt de belangrijkste detailhandelsconcentratie zich aan het Neptunusplein en de Van Randwijcklaan. Het Neptunusplein is een winkelcentrum met zowel lokale winkels als landelijke ketens. Door de aanwezigheid van een grote hoeveelheid winkels en een grote supermarkt, aangevuld door enkele maatschappelijke voorzieningen, heeft deze winkelconcentratie een grote aantrekkingskracht in de wijk en in mindere mate ook daarbuiten. Het Neptunusplein grenst aan de Van Randwijcklaan, waar twee woonflats zijn met diverse winkels op de begane grond. Verder is in Liendert aan de Liendertseweg en aan de Almondestraat een flat aanwezig waar detailhandel op de begane grond zit. Deze winkels zijn kleinschaliger en meer op de eigen wijk gericht.

Liendert en Rustenburg:

In Liendert liggen de meeste detailhandelsconcentraties ten noorden van de Van Randwijcklaan. Langs de Rietzangerstraat, ter hoogte van de Vinkenbaan, zijn winkels op de begane grond van een woongebouw gevestigd. Schuin hiertegenover bevindt zich een supermarkt in een eigen gebouw. Iets ten zuiden van dit gebied, aan het Vogelplein, is nog een winkelconcentratie aanwezig. Ook hier zitten diverse winkels, aangevuld door een supermarkt. Ook zijn aan het Vogelplein enkele maatschappelijke voorzieningen gevestigd, zoals een huisartsenpraktijk en een wijkcentrum. Ten zuiden van de Van Randwijcklaan is alleen langs de Wiekslag een winkelconcentratie aanwezig, op de begane grond van een woongebouw. Deze winkels zijn gericht op de wijk.

De bewoners van Rustenburg zijn voor hun inkopen aangewezen op de andere wijken: hier zijn geen detailhandelsvestigingen aanwezig.

In bijlage 1 t/m 4 van deze toelichting is te zien welke winkels in de wijken zijn gevestigd. Daarbij is ook aangegeven welke bestemming deze krijgen.
Uitgangspunt is dat panden waar uitsluitend detailhandel zit een bestemming 'detailhandel' krijgt. Alle overige winkelconcentraties, waar ook woningen op de verdiepingen zitten, krijgen de bestemming "gemengd". Wij kiezen voor deze bestemming omdat de winkelfunctie en de woonfunctie in dergelijke panden gelijkwaardige functies zijn en een woon- of detailhandelsfunctie daarom niet voor de hand ligt.

2.4.4 Horeca

Koppel en Kruiskamp:

In Koppel zijn 6 horecavestigingen aanwezig, varierend van snackbar tot café. Langs de Grote Koppel zijn 2 restaurants aanwezig, allebei met terras. In de winkelconcentratie aan de Meridiaan zijn 4 horecagelegenheden gevestigd. Hier zitten een Doner Kebab salon, caferia, café en snackbar.

In Kruiskamp zijn 8 horecapanden aanwezig, waarvan momenteel 2 leeg staan. Op de adressen Schimmelpenninckstraat 2 en van Galenstraat 31 waren voorheen coffeeshops gevestigd, deze zijn vertrokken en zullen niet terugkeren (zie ook: paragraaf 3.2.3.9, coffeshopbeleid). Het pand aan de van Galenstraat is nu in gebruik als eetcafé, wat past binnen de bestaande horecabestemming. Het pand aan de Schimmelpenninckstraat 2 staat leeg en het is niet bekend wat de eigenaar van dit pand van plan is. Indien de horecabestemming wegbestemd zou worden ontstaat het risico dat de eigenaar een planschadeclaim indient. Om deze reden houden we de bestaande horecabestemming op dit pand aan.

Op de Schimmelpenninckstraat 55b was een restaurant gevestigd, maar dit pand staat nu leeg. ook hier blijft de bestaande horecabestemming intact. Verder zijn in de wijk een restaurant, lunchroom, snackbar, café en eethuis te vinden.

Terrassen bij horecagelegenheden, voor zover deze zich op of aan de weg bevinden, zijn in Amersfoort gereguleerd in de Algemene Plaatslijke Verordening (APV) en in de terrassennota 2009. In de APV staat dat het verboden is om zonder een terrasvergunning een terras te exploiteren en dat burgemeester en wethouders de ingebruikname van de weg voor een terras kunnen wigeren indiend:

  • het beoogde gebruik geen schade toebrengt aan de weg danwel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;
  • indien dat gebruik een belemmering kan worden voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.

Verder is in de APV aangegeven dat in een terrasvergunning voorschriften worden gegeven over de afmetingen, het onderhoud en het uiterlijk aanzien van het terras.

In de terrassennota 2009 is informatie te vinden over het aanvraagformulier van de terrasvergunning, het juridisch kader en enkele uitgangspunten die de gemeente hanteert.

Aangezien zowel de APV als de terrassennota al regelingen bevatten voor terrassen waarbij de verkeerveiligheid en het gebruik van de weg in de overwegingen worden meewogen, is het niet noodzakelijk om aanvullend in het bestemmingsplan een regeling op te nemen in de regels. Hiermee voorkomen we dubbele regelgeving en voorkomen we dat terrassen overal binnen de bestemming verkeer (-verblijfsgebied) geplaatst kunnen worden zonder nadere eisen te stellen.

In dit bestemmingsplan gelden eventuele terrasschermen of overkappingen als bijbehorende bouwwerken binnen de bestemming. Deze moeten passend zijn binnen de hiervoor geldende regels

Liendert en Rustenburg:

In Liendert en Rustenburg zijn de horecagelegeheden op één hand te tellen. In Liendert gaat het om een restaurant aan de Rietzangerstraat en een snackbar en cafetaria aan de Wiekslag. In Rustenburg zijn er geen horecagelegenheden. De uitgangspunten voor terrassen die hierboven voor Koppel en Kruiskamp zijn beschreven, zijn ook hier van toepassing.

In bijlage 1 t/m 4 van deze toelichting is te zien welke horecagelegenheden in de wijken zijn gevestigd. Daarbij is ook aangegeven welke bestemming deze krijgen.
De voormalige coffeeshops houden hun horecabestemming, conform de regeling in het voorgaande bestemmingsplan.

Panden waar horeca in zit krijgen de bestemming 'horeca', ongeacht of er ook andere functies in het pand zitten. De reden hiervoor is dat horeca gezien kan worden als een "zware" functie met een relatief grote ruimtelijke impact (groot bezoekersaantal, ruimte openingstijden). Door horecavestigingen als zodanig te bestemmen is voor een ieder goed zichtbaar waar horeca is toegestaan. Daarnaast kan in de regels van het bestemmingsplan dan makkelijker een onderscheid worden gemaakt tussen soorten horeca. Een snackbar heeft immers een geheel andere uitstraling en ruimtelijke impact dan een café.

Locaties waar eten en drinken alleen kan worden afgehaald of bezorgd krijgen in dit bestemmingsplan de bestemming "gemengde doeleinden". Uitgangspunt is dat alleen sprake is van horeca als ter plekke eten of drinken kan worden geconsumeerd. Hierdoor kan het voorkomen dat de ene snackbar is aangeduid als 'gemengde doeleinden' (alleen afhaal) en de andere als 'horeca' (er zijn stoelen / tafels aanwezig waar gegeten/gedrinken kan worden). Door dit uitgangspunt te hanteren voorkomen we dat er discussies ontstaan of iets wel of niet als horeca moet worden beschouwd.

Terrassen toetsen we aan de APV en de terrassennota. Terrasschermen en overkappingen toetsen we als bijbehorende bouwwerken binnen de bestemming.

2.4.5 Bedrijven

Koppel en Kruiskamp:

In Koppel zijn 7 bedrijfslocaties aanwezig verspreid over de wijk. In de wijk Jericho-Jeruzalem zijn twee kleine bedrijfspanden gerealiseerd waar nu creatieve bedrijfjes gevestig zijn. Aan de Galjoenweg is dit een creatief collectief waarbij ruimtes worden verhuurd aan creatieve bedrijven en aan de Korvetweg is dit een atelier. Langs de Koppelweg ligt een oud bedrijfsverzamelgebouw, waar nu onder andere een fitnesscentrum, een voedselbank en reïntegratiebureau gevestigd zijn. Tegenover het bedrijfsverzamelgebouw bevindt zich de thuisbasis van een muziek- en showband en concertorkest. Ten westen van het bedrijfsverzamelgebouw zit een voormalig tankstation, dit gebouw staat momenteel leeg.

Het gebied rondom het bedrijfsverzamelgebouw staat ook bekend als "Kop Gildenkwartier". Voor dit gebied is een stedenbouwkundig ontwerp / beeldkwaliteitsplan ontwikkeld en is door het college van burgemeester en wethouders een selectieprocedure vastgesteld van ontwikkelaars om het plan voor Kop Gildenkwartier verder uit te werken. Er zijn vier beoogde ontwikkelaars die gevraagd zijn een voorstel bij de gemeente in te dienen. De voorstellen moeten voldoen aan de door de gemeente vastgestelde randvoorwaarden.In het eerste kwartaal van 2012 wordt een keuze gemaakt, waarna de eerste voorbereidingen voor de bouw kunnen beginnen. Dit is te laat om de nieuwe ontwikkelingen in dit bestemmingsplan mee te kunnen nemen.Voor de Kop Gildenkwartier moet daarom een aparte planologische procedure worden gevoerd. Tot nu toe houden we voor het bedrijfsgebouw en de directe omgeving een woonbestemming aan, dit is namelijk de bestaande bestemming uit het voorgaande bestemmingsplan.

Verder in Koppel is in een bijgebouw bij een woning aan de Hooglandseweg-Noord een schoonmaakbedrijf gevestigd. Tot slot bevindt zich aan de Meridiaan 14 een autobedrijf / garage. Hierboven zitten enkele woningen. Er zijn ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan geen concrete plannen om deze situaties te wijzigen.

Kruiskamp telt maar liefst 28 bedrijfspanden, waarvan de meeste zijn geclusterd. Er zijn drie clusters van bedrijven te onderscheiden. De meest opvallende is het gebied rondom de Logenstraat, Van Galenstraat en van Gouverdestraat. Dit is een klein bedrijventerrein midden in de wijk waar een diversiteit aan bedrijvigheid voorkomt, varierend van een shaitsu praktijk en een sportcentrum tot auto elektra, opslag van auto's en zelfs een seksinrichting. Meerdere panden in dit gebied staan leeg of hebben momenteel een onduidelijke functie.

Het tweede cluster aan bedrijvigheid bevindt zich langs de Hogeweg, ten zuiden van het Sint Elisabeth Gasthuis. Hier zitten 5 verschillende bedrijven, gericht op auto's, perziche tapijten en edelsmederij.

Het derde cluster aan bedrijvigheid zit aan de Van Galenstraat. Van de 6 bedrijfspanden zijn er 4 waarvan de functie momenteel onbekend is. Ook leegstand komt voor.

Verder zijn verspreid in de wijk nog enkele bedrijfspanden te vinden. Deze liggen aan de Hooglandseweg-Zuid, Liendertseweg, Schimmelpenninckkade, Van Brakelstraat en Van Westreenenstraat.

Liendert en Rustenburg:

In Liendert en Rustenburg is slechts één bedrijf te vinden, het tankstation aan de Liendertseweg. Het betreft een klein tankstation (zelfbediending) zonder LPG installatie.

In bijlage 1 t/m 4 van deze toelichting is te zien welke bedrijvigheid in de wijken is gevestigd. Daarbij wordt ook aangegeven welke bestemming dhieraan wordt gekoppeld.
Bedrijven krijgen de bestemming "bedrijf'. Het moet dan gaan om bedrijven die beschikken over een eigen bedrijfspand of in een bedrijfsverzamelgebouw zitten. Ook indien er andere functies in een pand aanwezig zijn, zoals woningen, wordt de bedrijfsbestemming gehanteerd. Reden hiervoor is dat een bedrijf gezien kan worden als een 'zware' functie met een relatief grote ruimtelijke impact (eventuele geluidshinder, bezoekersaantal).

In Kruiskamp zijn meerdere bedrijfslocaties te vinden waar leegstand voorkomt of waar de functies onduidelijk zijn. In deze gevallen is - bij gebrek aan een concreet toekomstplan - de regeling uit het oude bestemmingsplan overgenomen.

2.4.6 Sportvoorzieningen

De grootste sportvoorziening in de wijken bevindt zich langs de spoorlijn. In Koppel wordt tussen de Keerkring en de spoorlijn gevoetbald door de Amersfoort Paars Wit combinatie. Sportvoorzieningen als deze worden vaker langs spoorlijnen gesitueerd, omdat er dan een buffer ontstaat voor geluidsoverlast van passerende treinen.

Aan het Jan van Riebeekpad in Liendert bevindt zich een tweede, iets kleinere, sportvoorziening. Ook deze bevinden zich direct naast de spoorlijn. Het betreft een handbalvereniging en een tennisvereniging. Verder zijn in Liendert een fitnessclub en een sporthal te vinden. De sporthal is niet direct verbonden aan een school en krijgt daarom een sportbestemming. Het fitnesscentrum zit in een eigen gebouw zonder andere functies en krijgt daarom ook een sportbestemming. In Kruiskamp is aan de Dirk Loogenstraat de "Free fight association" te vinden binnen een bedrijfspand (bedrijfsbestemming, voor de afwijkende functie is een vergunning verleend). Aan de Lageweg bevindt zich een fitneescentrum in een eigen pand (sportbestemming).

In Rustenburg staan in het geheel geen (solitaire) sportvoorzieningen. Aangezien sommige sporthallen door de sterke koppeling met de scholen niet gezien worden als zelfstandige sportvoorzieningen, krijgen deze geen sportbestemming maar worden deze meegenomen in de maatschappelijke bestemming van de scholen.

Sportvoorzieningen in de vier wijken krijgen de bestemming 'sport'. Sporthallen behorend bij een school worden onder de maatschappelijke bestemming van de school gevoegd. Zelfstandige sporthallen krijgen wel de bestemming sport.

2.4.7 Openbare ruimte

De vier wijken in dit bestemmingsplan hebben, ondanks het feit dat het echte stadswijken zijn, een groene uitstraling. Met name langs doorgaande wegen, rondom maatschappelijke voorzieningen en rondom de flats zijn veel groenstroken te vinden die een grote invloed hebben op de uitstraling van de wijk. Het groen is bij de aanleg van de wijken 'mee-ontworpen' en vormt daarmee een belangrijk onderdeel van de identiteit van de wijk. Tussen Liendert en Rustenburg bevindt zich het Waterwingebied, dat zich tussen een recreatiegebied en een natuurgebied in bevindt. Dit gebied vormt de belangrijkste groene long van de wijken. Een andere belangrijke groenstructuur wordt gevormd door het valleikanaal. Het kanaal wordt aan beide zijden begrenst door groene oevers. Langs één van deze oevers loopt een voetpad in het groen. Een ander voetpad in het groen is de Groenesteeg. Dit pad loopt vanaf de burgemeester Molendijkflat dwars door Rustenburg en vormt een belangrijke groene verbinding.

Verder zijn in de wijken relatief veel straten / wegen met een breed profiel te vinden, zoals de Meridiaan in Koppel en de Van Randwijcklaan in Kruiskamp en Liendert. De 'levensader' van de wijken is de Ringweg, die de wijken verbindt met andere wijken in Amersfoort en met de rest van Nederland.

In de wijken zijn gebieden aanwezig waar de openbare ruimte een belangrijke rol speelt. Het gaat om grotere groenstroken en pleinen die het beeld voor een groot deel bepalen. Parkeren is in deze gebieden niet toegestaan en afwisselend zijn er zitplaatsen, speelterreinen of kunstwerken te vinden. Voorbeelden zijn de groenstrook tussen de Binckestraat en de Evertsenstraat, het groen langs de Drapiersgilde, het Neptunusplein en het plein ten noordoosten hiervan.

Het groen in de wijken wordt als zodanig bestemd.

De belangrijkste doorgaande wegen, zoals de Ringweg, krijgen een bestemming verkeer. Overige wegen krijgen een bestemming Verkeer-verblijfsgebied. Hiermee wordt op de kaart beter zichtbaar wat de hoofdinfastructuur van de wijk is.

Voor de pleinen en beeldbepalende groenstroken wordt een verblijfsgebied- of groenbestemming opgenomen waarbinnen parkeren niet is toegestaan maar waar speelvoorzieningen wel mogelijk worden gemaakt.

2.4.8 Groengebieden

In het bestemmingsplangebied komen vier grotere groengebieden voor, aangevuld met een aantal bermen en watergangen die deze gebieden met elkaar verbinden. De groene gebieden zijn het Waterwingebied, het moerasgebied van de Hooglandse dijk, het Valleikanaal en de geluidwal van Rustenburg.

Waterwingebied

Het Waterwingebied is een ongeveer 20 hectare groot groengebied op de grens van de wijken Liendert en Rustenburg in Amersfoort. Het gebied is momenteel in gebruik als park en recreatiegebied.

Het waterwingebied krijgt een groenbestemming , aangevuld met een aanduiding "waarde - natuur en landschap". Met de aanduiding krijgt het groengebied extra bescherming en worden cultuurhistorische elementen zoals de oude waterputten beschermd.

Valleikanaal

Water uit de Geldse Vallei stroomt via het Valleikanaal en de Eem richting het noorden. Het Valleikanaal heeft hiermee een zeer belangrijke waterbergende functie, zonder Valleikanaal zou de Gelderse Vallei regelmatig onder water staan.

Daarnaast vervult het Valleikanaal een belangrijke ecologische en recreatieve functie. Veel planten en dieren vinden het prettig om langs of in het water te leven, waardoor het Valleikanaal als een doort groen/blauw lint de natuur in Eemland verbindt met de natuur in de Gelderse Vallei. Verder kan langs het kanaal worden gewandeld of gefietst. Het Valleikanaal is in diverse beleidsstukken aangewezen als ecologische hoofdstructuur.

De oevers van het Valleikanaal krijgen een groenbestemming, aangevuld met een aanduiding "waarde-ecologie". Met de aanduiding worden de oevers beschermd tegen ontwikkelingen en wordt de ecologische hoofdstructuur zichtbaar gemaakt.

Moerasgebied Hooglandse dijk

Tussen de Hooglandseweg Noord en de Kwekersweg ligt de Hooglandsedijk. Langs deze dijk, achter de Hogeschool van Utrecht, ligt een bijzonder natuurgebied: het Moerasgebied Hooglandsedijk. Het is een deel van de historische Grebbelinie, de verdedigingslijn die loopt van de Grebbeberg bij Rhenen tot aan Bunschoten. Het moeras was in de jaren zestig van de vorige eeuw het allereerste educatieve natuurgebiedje in Amersfoort. Hier kregen de eerste schoolklasjes hun veldlessen biologie. Oorspronkelijk lag in dit gebied een oude loop van de rivier de Eem. Door de aanleg van het Valleikanaal werd de waterstand verlaagd en veranderde de oude loop in een moeras. Het moeras is in 2003 flink opgeknapt en sluit nu aan op de ecologische verbindingszone (‘weg’ voor planten en dieren) tussen Gelderse Vallei en Eemland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0036.jpg"

Plankenpad door het moerasgebied Hooglandse dijk

Het moeras krijgt een groenbestemming , aangevuld met een aanduiding "waarde - natuur en landschap". Met de aanduiding krijgt het groengebied extra bescherming en worden de cultuurhistorische elementen (het feit dat het een oude Eemloop / onderdeel Grebbelinie betreft) beschermd.

2.5 Demografie

Koppel en Kruiskamp*:

Kruiskamp telde op 1 januari 2011 5.842 inwoners, Koppel 2.684. Het inwonertal in Kruiskamp is de afgelopen jaren flink gestegen. Dit is te danken aan de grote hoeveelheid nieuwbouw die de afgelopen jaren is opgeleverd; er zijn meer woningen teruggebouwd dan gesloopt. In Koppel is het aantal inwoners nagenoeg gelijk gebleven. Het hoogste geboortecijfer tussen 2009 en 2007 betrof de Evertsenstraat (nieuwe jonge gezinnen) en het hoogste sterftecijfer was in de buurt Columbusweg (verzorgingshuis Elisabeth). In Koppel betreft het hoogste geboortecijfer de Meridiaan en het hoogste sterftecijfer het Gildekwartier. De gemiddelde bevolkingsdichtheid is in Kruiskamp de afgelopen jaren gestegen door de inbreiding die heeft plaatsgevonden. In de Koppel ligt de dichtheid lager, behalve in het Gildekwartier (deze buurt bestaat voornamelijk uit gestapelde bouw). De leeftijdsopbouw van zowel Kruiskamp als Koppel is gemiddeld; vergelijkbaar met Amersfoort in totaliteit, met relatief veel mensen in de leeftijdscategorie tussen de 18 en 65. In Kruiskamp zie je relatief meer starters en in Koppel juist weer meer mensen tussen de 40 en 65 jaar: de zogenaamde

‘empty nest-fase’. Dit heeft te maken met het feit dat de wijk ruim een kwart eeuw oud is en dat er in die buurt relatief weinig doorstroming was. Ook door de woningvoorraad in het Gildekwartier (veel luxe appartementen) wonen er meer mensen uit deze leeftijdsklasse. Het aandeel 65-plus ligt rond de 12%, net als in de rest van Amersfoort. In Kruiskamp is het aandeel 65+ afgenomen met 1,4%. In Koppel nam deze bevolkingsgroep juist met hetzelfde percentage toe. De komende 10 jaar zal dit percentage verder toenemen en uitlopen ten opzichte van het Amersfoortse gemiddelde.

Meridiaan vormt het meest kinderrijke deel van Koppel: bijna 19% is onder de 12 jaar. In Kruiskamp is dit de buurt rondom de Evertsenstraat. Het kleinste aandeel kinderen treft men aan in de buurt Neptunusplein, Gildekwartier en Jericho/Jeruzalem. Het aandeel jeugd (14 tot 20 jaar) ligt in beide wijken, maar vooral in Kruiskamp, onder het Amersfoortse gemiddelde. Alleen in Meridiaan ligt het percentage beduidend hoger. Hier zijn ook problemen met de jongeren bekend. Vanaf 2010 zijn hier buurtmentoren aan de slag gegaan.

Bijna de helft van de huishoudens in Kruiskamp betreft alleenstaanden (47%). In Koppel is dit met 40% ook nog licht boven het Amersfoortse gemiddelde (37%). Beide wijken worden ook gekenmerkt door een groot aandeel eenoudergezinnen (Kruiskamp 7%, Koppel 9%). Deze percentages liggen hoger dan het gemiddelde in Amersfoort. Vooral in Koppel is er een groot aandeel eenoudergezinnen (afgezien van het Gildekwartier). Overigens is in beide wijken het aandeel eenoudergezinnen sinds 2007 toegenomen. In het Gildekwartier wonen vooral veel echtparen zonder kinderen (45%). Hun aandeel is de laatste twee jaar iets gedaald. Deze ontwikkeling weerspiegelt vooral de leeftijdsfase waarin veel huishoudens in het Gildekwartier verkeren: veel 50-plussers waarvan de kinderen het ouderlijk huis verlaten hebben. Het aandeel gezinnen met kinderen is lager dan gemiddeld. Beiden rond de 22%. Voor Amersfoort in totaliteit is dat ongeveer 30%.

De niet-westerse bevolking is in Amersfoort redelijk sterk vertegenwoordigd in buurten met goedkope huurwoningen. Vooral waar veel flats van woningcorporaties zijn. Is in Amersfoort gemiddeld 14% van niet-westerse herkomst, in Kruiskamp is dat 38% en in Koppel 30%. Deze percentages zijn sinds 2007 op de meeste plaatsen nagenoeg gelijk gebleven en hier en daar gedaald. Alleen in de buurt rondom het Neptunusplein is er sprake van een lichte stijging. Overigens vallen Meridiaan en Columbusweg op door hun relatief hoge percentage niet-westerse bevolking. Opvallend is dat in Koppel het percentage Turken en Marokkanen in de wijk nagenoeg gelijk is. En in Kruiskamp is het aandeel Turken het grootst. Deze percentages zijn op buurtniveau overigens niet hetzelfde.

Liendert en Rustenburg*:

Liendert en Rustenburg verschillen sterk van karakter. Liendert is in de jaren zestig gebouwd, Rustenburg dateert van de tweede helft van de jaren zeventig. Waar Liendert voor het merendeel uit flats en sociale huurwoningen bestaat, treft men in Rustenburg vooral eengezinswoningen in de koopsector aan. Het meest voorkomende type woning leidt tot een vrij hoge doorstroming in Liendert, terwijl in Rustenburg weinig verhuisd wordt. Ook qua bevolkingssamenstelling en leefklimaat leiden deze woonmilieus tot grote verschillen.

Liendert telde op 1 januari 2011 7.299 inwoners, Rustenburg 3.134. Het inwonertal in Liendert is vrijwel hetzelfde gebleven vanaf 2000. In Rustenburg is sprake van een geleidelijke afname, circa 10% sinds 2000. Dit is toe te schrijven aan het vertrek van inwonende kinderen. Het hoogste geboortecijfer tussen 2009 en 2007 betrof De Horsten (de meeste jonge gezinnen) en het hoogste sterftecijfer was in de buurt Liendert-Zuid (aanwezigheid verzorgingshuis De Liendert). De gemiddelde bevolkingsdichtheid is in Rustenburg veel lager dan in Liendert, onder meer doordat het waterwingebied bij Rustenburg wordt gerekend.

De leeftijdsopbouw van Liendert is redelijk gemiddeld: relatief veel twintigers (starters) en 65-plussers. In Rustenburg is vooral de leeftijdsklasse 55-65 jaar sterk vertegenwoordigd. Dit zijn de bewoners in de zogenaamde ‘empty nest-fase’ die kenmerkend is voor een wijk van ruim een kwart eeuw oud. Daarnaast zijn ook de mensen van 65 jaar en ouder oververtegenwoordigd. Het aandeel 65-plussers steeg in Rustenburg sinds 2007 met 2% tot 17,5%. In 2000 bedroeg dit percentage slechts 11%, vergelijkbaar met het Amersfoortse gemiddelde. De meeste senioren wonen in Liendert-Zuid (met verzorgingshuis De Liendert) en Rustenburg Zuid (met de Molendijkflat), 32% respectievelijk 23% is ouder dan 65 jaar. In Liendert, maar vooral in Rustenburg, wordt de komende 10 jaar een sterke stijging van het aandeel 65-plussers verwacht, tot 28% in Rustenburg in 2019. Op dat moment zal Rustenburg in Amersfoort de wijk zijn met het hoogste percentage 65-plussers. Deze groep is dan tweemaal zo groot als het Amersfoortse gemiddelde.

De Horsten vormen het meest kinderrijke deel van Liendert: ruim 22% is onder de 12 jaar. Het kleinste aandeel kinderen vinden we in de buurten Albatrosstraat, Liendert-Zuid en in Rustenburg Zuid. Het aandeel jeugd van 14 tot 20 jaar is in de Liendert en Rustenburg vergelijkbaar met het gemiddelde in Amersfoort. Alleen in de Liendertsedreef, Liendert Zuid en Rustenburg Noord ligt het percentage 14 tot 20 jarigen iets hoger. Sinds 2007 is het aandeel jongeren van 14 tot 20 jaar in Liendert afgenomen. In Rustenburg is het gelijk gebleven. Uit de prognose voor 2019 blijkt ook geen toe-of afname van deze percentages.

Het merendeel van de huishoudens in Liendert bestaat uit alleenstaanden (44%) en eenoudergezinnen (10%). Deze percentages liggen hoger dan het gemiddelde in Amersfoort. De eenoudergezinnen wonen vooral in De Horsten (12%), en Vinkenbaan (12%). Alleenstaanden komen vooral voor in de buurten Albatrosstraat (53%), Liendert-Zuid (47%) en Vinkenbaan (44%). In Liendert is sinds 2006 het aandeel alleenstaanden en eenoudergezinnen nauwelijks veranderd. In Rustenburg wonen vooral veel (oudere) tweepersoons huishoudens (40%). Dit aandeel is de laatste twee jaar nog iets gestegen. Deze ontwikkeling doet zich al langer voor en weerspiegelt vooral de leeftijdsfase waarin veel huishoudens in Rustenburg verkeren. Er zijn veel 50-plussers waarvan de kinderen het ouderlijk huis hebben verlaten. Tussen 2007 en 2009 nam het percentage alleenstaanden in Rustenburg met 1% toe, maar het ligt nog steeds 10% lager dan het Amersfoortse gemiddelde.

De niet-westerse bevolking is in Amersfoort redelijk sterk vertegenwoordigd in de buurten met goedkope huurwoningen en met name in de flats van de woningcorporaties. In Amersfoort en in Rustenburg is gemiddeld 14% van de inwoners van niet-westerse afkomst, in Liendert is dat 37%. Deze percentages zijn sinds 2007 nagenoeg gelijk gebleven. Alleen in Rustenburg Noord en in de buurt van de Vinkenbaan is sprake van een lichte stijging. In Liendert is de hoogste concentratie niet-westerse allochtonen te vinden in de buurten Vinkenbaan (48%) en De Horsten (44%). In Rustenburg wonen allochtonen vooral in het noordelijk deel, het aandeel is daar 25%.

* Teksten zijn grotendeels (rechtstreeks) afkomstig uit de 'wijkatlas Kruiskamp en Koppel' en de 'wijkatlas Liendert en Rustenburg'.

2.6 Archeologie

Algemeen

In 1992 hebben de lidstaten van de Raad van Europa het verdrag van Malta ondertekend. Het verdrag van Malta, dat ook wel het verdrag van Valletta wordt genoemd, heeft als doel het cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt beter te beschermen. Het gaat hierbij om archeologische resten als nederzettingen, grafvelden en gebruiksvoorwerpen.

In het verdrag zijn drie belangrijke principes genoemd om het archeologisch erfgoed te beschermen:

  1. 1. Streven naar behoud van archeologische waarden op de oorspronkelijke plaats, aangezien de bodem zorgt voor een goede conservering van archeologische resten;
  2. 2. Tijdig rekening houden met de mogelijkheid van of aanwezigheid van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen, door vooraf onderzoek te doen naar de ondergrond. Door tijdig onderzoek te verrichten kunnen archeologische waarden makkelijker veilig worden gesteld;
  3. 3. De verstoorder (vaak de initiatiefnemer van een ruimtelijke ontwikkeling) betaalt voor het doen van opgravingen en het documenteren van archeologische waarden, wanneer behoud op de oorspronkelijke plaats niet mogelijk is.

In Nederland is op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden (waarmee de monumentenwet 1988 is gewijzigd). Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta (1992) in de Nederlandse wetgeving opgenomen. Bovenstaande principes zijn nu stevig verankerd in de wet en daarmee ook in de ruimtelijke ordening.

Archeologische beleidskaart
In lijn met de nieuwe Nederlandse archeologiewetgeving is een al bestaande Amersfoortse kaart met archeologisch belangrijke plaatsen (ABP-kaart) omgezet in een archeologische beleidskaart waar per gebied wordt aangegeven hoe moet worden omgegaan met de archeologie bij het ontwikkelen en uitvoeren van plannen / bodemverstorende projecten. Deze archeologische beleidkaart is op 28 september 2010 vastgesteld door de gemeenteraad en kent een onderverdeling in gebieden met verschillende kleuren. Per gebied is een beleidsadvies geformuleerd. Zo zijn er gebieden die daadwerkelijk waardevol zijn en daardoor een hoge archeologische verwachting hebben en andere gebieden hebben een middelmatige of zelfs lage archeologische verwachting.

Bescherming per gebied

Ter voldoening aan artikel 38a van de Monumentenwet nemen we in bestemmingsplannen een regeling ten aanzien van de archeologische monumenten op, voor zover die al niet (anderszins) zijn beschermd via de Monumentenwet. De rode gebieden op de archeologische beleidskaart zijn al beschermd via de Monumentenwet. Dit zijn veelal rijksmonumenten met een hoge bescherming, deze hoeven dan ook niet meer specifiek op de verbeelding van het bestemmingsplan te worden aangegeven voor extra bescherming.

Voor de overige gebieden is in het bestemmingsplan een regeling opgenomen om de waarden onder de grond te beschermen.

------------

Artikel 38a Monumentenwet:

"De gemeenteraad houdt bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.1, onderscheidenlijk artikel 3.38, van de Wet ruimtelijke ordening en bij de bestemming van het in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten."

------------

Regeling in bestemmingsplan Amersfoort Oost

Vanwege het grote ruimtelijke belang van archeogische waarden en de wettelijke plicht om in bestemmingsplannen rekening te houden met archeologie is in dit bestemmingsplan een dubbelbestemming 'waarde-archeologie' opgenomen. Met een dubbelbestemming wordt duidelijk gemaakt dat archeologie op zichzelf moet worden beoordeeld en ten opzichte van de andere bestemming(en) van primair belang is. De dubbelbestemming omvat een regeling voor het bouwen op en gebruik van grond, dat een zwaarder gewicht heeft dan de regeling voor de andere bestemmingen op dezelfde locatie. In de regeling wordt aangehaakt op het beleid dat beschreven staat in de erfgoedverordening van de gemeente Amersfoort, waar een archeologische beleidskaart deel van uitmaakt. Hiermee worden initiaitiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen verplicht om onderzoek te doen naar archeologische waarden in het gebied voordat eventuele bouwwerkzaamheden beginnen. Aangetroffen archeologische resten in een gebied moeten verplicht veilig worden gesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0037.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0038.jpg"

Uitsnede uit de Archeologische beleidskaart.

In het plangebied van dit bestemmingsplan komen zowel vastgestelde archeologisch waardevolle gebieden als verwachtingsgebieden voor.


Archeologisch waardevolle gebieden

In het plangebied zijn twee gebieden met een hoge archeologische waarde aanwezig. In Koppel gaat het om een gebied rondom de Grote Koppel (Gildenkwartier) en in Liendert om het gebied tussen de Nansenstraat en de Hogeweg.

De hoge archeologische waarde rondom de Grote Koppel (Gildenkwarter) heeft te maken met de bebouwing die hier al vroeg aanwezig was, net buiten historische Koppelpoort. Hier waren handelsactiviteiten geconcentreerd, waar vanaf het midden van de 17e eeuw ook pakhuizen, handelsgebouwen, industriebebouwing en graansilo's zijn gebouwd. In dit gebied is de kans groot dat overblijfselen van deze vroege bebouwing worden aangetroffen.

De hoge archeologische waarde van het gebied tussen Nansenstraat en Hogeweg heeft te maken met het feit dat hier het Lazarushuis gebouwd is (zie paragraaf 2.2 van dit bestemmingsplan, bij 'kruiskamp'). Later is hier, op dezelfde locatie, een boerderij gesticht, die is afgebrand in 1858. Het terrein is nu ingevuld met enkele woonhuizen op de percelen Hogeweg 104 t/m 108.

Vanwege de hoge archeologische waarde op deze locaties is een regeling in het bestemmingsplan opgenomen dat altijd archeologisch onderzoek moet plaatsvinden voorafgaand aan bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld. Hiervoor is een dubbelbestemming "waarde-archeologie" opgenomen.


Archeologisch waardevolle verwachtingsgebieden

In het plangebied zijn gebieden met een lage, middelhoge en hoge archeologische verwachting te vinden.

Het gebied met een hoge archeologische verwachting bevindt zich alleen in het zuidelijke deel van Rustenburg en Liendert tot aan de Hogeweg. Het maakt deel uit van een grote dekzandrug, een brede strook voornamelijk ten noorden van de Hogeweg gelegen. Dekzandruggen en de flanken ervan waren in de prehistorie favoriet voor bewoning. Op de dekzandrug, waarvan een deel in het plangebied ligt, zijn veel archeologische vondsten gedaan, niet alleen uit de prehistorie, maar ook uit de tijd van de tabaksteelt. In het plangebied zelf zijn vondsten uit de IJzertijd en de 17e tot 19eeeuw gedaan en oostelijker, ter plaatse van het huidige bedrijventerrein Wieken, zijn 25 boerderijplaatsen uit de IJzertijd opgegraven en sporen van tabaksteelt en tabaksschuren.

Vanwege de hoge archeologische verwachting is een regeling in het bestemmingsplan opgenomen dat archeologisch onderzoek moet plaatsvinden bij ontwikkelingen met bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 100 m² .

Het gebied met een lage archeologische verwachting bevindt zich rond de Van Randwijcklaan in Liendert en Rustenburg en langs de Groenesteeg in Rustenburg. De gebieden met een lage archeologische verwachting bestaan uit beekdalgronden. Hier zijn lage verwachtingen voor nederzettingssporen.

In het bestemmingsplan is een regeling opgenomen dat bij een lage archeologische verwachting alleen archeologisch bodemonderzoek plaats hoeft te vinden bij bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 10.000 m².

Alle overige delen van het plangebied kennen een middelhoge archeologische verwachting. In het gebied met middelhoge archeologische verwachting is de trefkans op archeologische sporen aanwezig, maar in geringere mate dan bij de hoge verwachtingsgebieden. Het gebied wordt gekenmerkt door dekzanden met hier en daar hogere ruggen en koppen. Dit soort gebieden waren aantrekkelijk voor jager-verzamelaars, maar ook kunnen bewoningsporen uit de Nieuwe Steentijd en de IJzertijd voorkomen. In de Middeleeuwen bevonden zich boerderijen in dit gebied.

In het bestemmingsplan is een regeling opgenomen dat bij een middelhoge archeologsche verwachting archeologisch onderzoek noodzakelijk is indien een ontwikkeling plaatsvindt met bodemingrepen dieper dan 30cm en groter dan 500 m2.

2.7 Waardevolle Gebouwen, Monumenten En Beschermd Stadsgezicht

Amersfoort is rijk aan Rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, waardevolle gebouwen en beschermde stadsgezichten. Naast bescherming van deze belangrijke historische elementen via de monumentenwet en gemeentelijke monumentenverordening bieden bestemmingsplannen vaak regels om deze elementen voor de volgende generaties te behouden. Met name in Koppel en Kruiskamp zijn waardevolle locaties aanwezig, omdat deze gebieden vrijwel direct tegen de stadsmuur aanlagen langs belangrijke doorgangsroutes.

De wijken Koppel, Kruiskamp, Liendert en Rustenburg zijn na de Tweede Wereldoorlog gebouwd. Hier zijn dan ook fraaie voorbeelden van de zogenoemde Wederopbouwarchitectuur (1945-1965) aanwezig. Een selectie van deze waardevolle panden wordt de komende tijd op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.

Koppel:

In Koppel zijn de volgende waardevolle elementen aanwezig:

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0039.jpg"

* : stedenbouwkundige toetsing

** : bovendien beoordeling van de consequenties voor het aanzicht vanaf de openbare weg

***: bovendien een toetsing van de achtergevel.

In Koppel is een gemeentelijk stadsgezicht aangewezen. Al ruim voordat de aandacht zich in Nederland op de Wederopbouwarchitectuur richtte, heeft de gemeenteraad van Amersfoort in 1988 de wijk 'Koppel' aangewezen als beschermd gemeentelijk stadsgezicht. De bescherming richt zich op het behoud van de stedenbouwkundige karakteristiek, als samenhangend geheel tussen stedenbouwkundig plan, de karakteristieke groenstructuur en de architectuur van de 'montagewoningen'. Hoewel in Nederland veel van dergelijke wijken zijn gerealiseerd, zijn in de loop der tijd veel voorbeelden verdwenen of onherkenbaar verbouwd. Amersfoort bezit een wijkje waarin de relatie met de groenstructuur èn de Hooglandsedijk als onderdeel van de Grebbelinie ook landelijk gezien op hoge waarde wordt geschat.

In het gebied langs de Koppelweg werden na de Tweede Wereldoorlog montagewoningen gebouwd om een antwoord te bieden aan de ontstane woningnood. In Nederland waren in die tijd vier systemen beschikbaar. Amersfoort koos voor het Nederlandse Airey-montagebouwsysteem, dat in navolging van de Engelse Aireywoningen op de markt werd gebracht door de “NV Nederlandse Maatschappij voor Volkshuisvesting” te Amsterdam. De architect was prof. ir. J.F. Berghoef uit Aalsmeer. De groenstructuur en het verkavelingspatroon karakteriseren het gebied, waarin op een enkele plaats een waterelement is opgenomen. De woningen zijn in aantallen variërend van 3 tot 8 gegroepeerd in blokken die in verschillende richtingen zijn gesitueerd. Deze op principes van de moderne stedenbouw gebaseerde strokenbouwverkaveling zorgde voor voldoende licht- en luchttoetreding. De blokken zijn twee bouwlagen hoog en worden afgedekt door een zadeldak en grijze pannen. De gevel, voorzien van een spouw, is bekleed met de voor dit systeem kenmerkende betonnen casettenplaten.

Verder zijn in Koppel in totaal 3 rijksmonumenten aangewezen. Deze bevinden zich aan de Grote Koppel, op nummer 12 en 13. Deze twee panden vormen onderdeel van een oude bebouwingswand van de kade van de Oude Eemhaven. Het straatbeeld werd gevormd door de nummers 3 tot en met 14 en pakhuis 'het Spijkertje'. De panden met nummers 3 en 4 zijn in verband met een verbreding van het spoor afgebroken en herbouwd aan de overzijde van het spoor, langs de Schimmelpenninckstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0040.jpg"

Grote Koppel 12 en 13

Ook het voormalige pakhuis voor 'koloniale waren' met de naam d'Eersteling staat sinds 2000 op de rijksmonumentenlijst. Dit door de Amersfoortse architect Herman Kroes gebouwde pand uit 1907 wordt gekenmerkt door de oranje kleurige ontlastingsbogen boven vensters en deuren. In het monument zijn thans kantoorfuncties ondergebracht.

Tot slot is aan de Kwekersweg in Koppel een voormalig tankstation te vinden met een monumentale status (gemeentelijk monument). Kenmerken van het tankstation zijn een doorlopende muur die het servicestation van de ruimte voor de pompbediende scheidt, de naar elkaar hellende daklijnen en de lichte, ijle constructie die ervoor zorgt dat het station lijkt te zweven. Het gebouw bevindt zich momenteel in een slechte staat, maar wordt in de toekomst opgeknapt. Het benzinestation maakt onderdeel uit van de plannen voor de kop van het Gildenkwartier.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0041.jpg"

Het tankstation in betere tijden...

Vanwege het bijzonder karakter van het beschermde stadsgezicht langs de Koppelweg is een dubbelbestemming "waarde-beschermd stadsgezicht" in het bestemmingsplan opgenomen. Hierin staat dat de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de uitbouw van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing. Voor het slopen van bouwwerken of het uitvoeren van werken/werkzaamheden zijn aanvullende toetsingscriteria opgenomen voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning.

Rijksmonumenten zijn in heel Nederland wettelijk beschermd in de Monumentenwet 1988. In deze wet staan verbodsbepalingen waaraan een ieder zich dient te houden. Indien een vergunning wordt aangevraagd voor werkzaamheden aan het pand, moet beoordeeld worden of er monumentale waarden in het geding zijn. In zo'n geval wordt de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed om advies gevraagd.
Aangezien rijksmonumenten wettelijk goed beschermd zijn, is een regeling in het bestemmingsplan in principe onnodig. Rijksmonumenten worden dan ook niet niet specifiek benoemd in de regels of met een aanduiding aangegeven op de verbeelding van dit bestemmingsplan. Wel wordt bij rijksmonumenten het bouwvlak direct om het bestaande hoofdgebouw heen gelegd, zodat direct te zien is dat een uitbreiding niet zomaar mogelijk is.

De gemeentelijke monumenten zijn door het college als zodanig aangewezen. In de erfgoedverordening van de gemeente Amersfoort zijn verbodsbepalingen opgenomen voor deze elementen om aantasting te voorkomen en zijn voorwaarden en weigeringsgronden opgenomen voor een aanvraag van een (omgevings)vergunning. Aanvullende bepalingen in het bestemmignsplan zijn daarom niet nodig.

De waardevolle elementen kennen geen bescherming op basis van sectorale wet- of regelgeving. Gelet op het beeldbepalende karakter van deze elementen is het wel wenselijk om bescherming te bieden via dit bestemmingsplan. Daarom krijgen deze elementen een dubbelbestemming "waarde-cultuurhistorische waarden", wat in de regels gekoppeld is aanvullende eisen ten aanzien van het (ver)bouwen. Aangezien het gaat om zowel een aantal woningen als straatmeubilair, zijn deze dubbelbestemmingen op de woningen (bestemming wonen) én de kade langs de Eem gelegd (bestemming Verkeer-verblijfsgebied).

Kruiskamp:

In Koppel zijn de volgende waardevolle elementen aanwezig:

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0042.jpg"

* : stedenbouwkundige toetsing

** : bovendien beoordeling van de consequenties voor het aanzicht vanaf de openbare weg

***: bovendien een toetsing van de achtergevel.

In Kruiskamp is één aangewezen rijksmonument aanwezig. Dit rijksmonument is het Militair hospitaal aan de Hogeweg 70 (officiële ingang bevindt zich aan het Zeevaarderspad), dat in 1877 in opdracht van het ministerie van Defensie is gebouwd voor het in Amersfoort gelegerde garnizoen. Vanaf de Hogeweg loopt het entreepad direct naar het hoofdgebouw, dat in de vorm van een grote villa is gebouwd. De villa bezit een combinatie aan stijlen, waarvoor de term 'eclectisme' ook wel wordt gebruikt. Zo is de ingang met rusticawerk renaissancistisch van aard, tonen de hoekpilasters verwantschap met de Engelse tudor-gotiek (middeleeuwse architectuur in de Tudor-periode van 1485-1603, vooral toegepast in Engeland) en is het rondboogfries (naast elkaar uitgemetselde rondbogen, vaak ter decoratie van de gevel) Romaans van karakter. Zes paviljoens zijn via gebogen verbindingsgangen met het hoofdgebouw verbonden. Het gebouw is van grote betekenis door de relatie met de militaire en geografische ontwikkelingsgeschiedenis van Amersfoort en is zeldzaam door de bijzondere bouwstijl. Het gebouw is nu door het ministerie van defensie in gebruik als kantorencomplex.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0043.jpg"

In Kruiskamp is één gemeentelijk monument te vinden. Het betreft het pand aan de Van Assenraadstraat 2, waar nu een peuterspeelzaal, een vrouw-kind centrum en vadercentrum in gevestigd zijn. Dit pand is in 1927-1928 gebouwd als christelijke lagere school en ontworpen door architect B.W. Plooy in de stijl van de Amsterdamse school (kenmerken: gebruik van veel baksteen en het toepassen van versieringen in de gevels, in baksteen of gebeeldhouwd natuursteen. De gevels worden gekenmerkt door horizontale ramenreeksen met daarboven steile daken en soms torentjes). Het gebouw bestaat uit twee vleugels van één bouwlaag met daarin de leslokalen. OP het snijpunt van de twee vleugels bevindt zich een hoger volume met daarin de hoofdingang die wordt bekroond met een torentje in de vorm van een dakruiter. Het gebouw is gemeentelijk monument omdat het stedenbouwkundig een grote betekenis voor de wijk heeft en omdat het een goed voorbeeld is van de bouwstijl van de Amsterdamse school.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0044.jpg"

Gebouw van Assenraadstraat 2

Aan de Hooglandseweg-Zuid staat een aantal villa's die als ensemble beeldbepalend zijn voor het karakter van de Hooglandseweg-Zuid. De villa's zijn op grond van de monumentenverordening Amersfoort aangewezen als gemeentelijk monument. Per villa zijn merendeels twee woningen ontworpen. Het herenhuis op de percelen Hooglandseweg-Zuid 16 en 18 is ontworpen door de gebroeders Ruitenberg met als bouwstijl de Zakelijkheid. Hooglandseweg-Zuid 20 en 22A vormen samen een dubbel herenhuis die gekenmerkt wordt door de de ornamenten uitgevoerd in baksteen. De architect van dit rond 1890 gebouwde pand was waarschijnlijk Chr. Lensing. Hooglandseweg-Zuid 26 is een villa die een mengvorm is van een herenhuis (rechthoekige plattegrond) en een stadse vakwerkvilla (dakvorm en balkons). Ook is de geveldetaillering van deze in 1885 waarschijnlijk door Chr. Lensing ontworpen villa, is van belang. Tot slot bevinden de woningen met huisnummer 28 en 30 zich in een in 1887 gebouwd herenhuis in neo-classicistische stijl (specifieke periode grofwel tussen 1740 en 1860 waarin men terug verlangde naar de ideale schoonheid van de klassieke Romeinse en Griekse architectuur) door waarschijnlijk Chr. Lensing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0045.jpg"

Villa's aan de Hooglandseweg-Zuid (nrs. 26 en 28/30)

Enkele bouwblokken die niet binnen een bepaalde categorie van monumenten vallen maar die wel van waarde zijn bevinden zich aan de Van Assenraadstraat 1-33, Kruiskamp 1-95, Methorststraat 1-27 en 2-34, Scheltussingel 1-35, Schimmelpenninckstraat 2-20, 25-47 en 36-80. Dit complex volkswoningen bestaat uit bouwblokken van één bouwlaag met een zadeldak evenwijdig aan de weg, waarin maximaal zeven woningen zijn ontworpen. Het ritme van de gevelwand wordt bepaald door topgevels met zadeldaken loodrecht op de weg. Het complex is van belang door de relatie met de toenmalige stedenbouwkundige opvattingen in Nederland, de tuinstadgedachte, waarvan elementen in dit ontwerp zijn overgenomen. Tijdens renovatie zijn echter ingrijpende wijzigingen aangebracht, zowel architectonisch als stedenbouwkundig, waardoor de oorspronkelijke opzet met moeite herkenbaar is. Deze complexen volkswoningen genieten geen bescherming op basis van sectorale wet- of regelgeving. Gelet op het beeldbepalende karakter is het gewenst hiervoor een nadere bescherming in het voorliggende bestemmingsplan op te nemen.

Tenslotte zijn nog waardevolle panden gesitueerd aan de Evertsenstraat 39 en Hooglandseweg-zuid 1, 3 en 15. Van deze panden is de Everttsenstraat 39 een goed voorbeeld van wederopbouwarchitectuur. In de recente inventarisatie van panden uit de wederopbouwperiode wordt voorgesteld om dit pand op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen. Dit in 1952 door de stadsarchitect D. Zuiderhoek ontworpen type schoolgebouw voor het openbaar lager onderwijs, bestaat uit drie vleugels waarin leslokalen waren ondergebracht. Door de garderobes tussen de lokalen te plaatsen, was een gang overbodig en kregen de lokalen van twee zijden licht- en luchttoetreding. Heel bijzonder is, dat de centraal gelegen vleugel op kolommen is gezet. In verband met de gehorigheid is in dit meer geïsoleerde gedeelte, in navolging van Scandinavische voorbeelden, het handenarbeidlokaal ondergebracht. Bij de nieuwbouwplannen is dit schoolgebouw gerestaureerd. Het maakt sinds 2011 deel uit van de ABC school Vlindervallei.

Rijksmonumenten zijn in heel Nederland wettelijk beschermd in de Monumentenwet 1988. In deze wet staan verbodsbepalingen waaraan een ieder zich dient te houden. Indien een vergunning wordt aangevraagd voor werkzaamheden aan het pand, moet beoordeeld worden of er monumentale waarden in het geding zijn. In zo'n geval wordt de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed om advies gevraagd.
Aangezien rijksmonumenten wettelijk goed beschermd zijn, is een regeling in het bestemmingsplan in principe onnodig. Rijksmonumenten worden dan niet niet specifiek benoemd in de regels of met een aanduiding aangegeven op de verbeelding van dit bestemmingsplan. Wel wordt bij rijksmonumenten het bouwvlak direct om het bestaande hoofdgebouw heen gelegd, zodat direct te zien is dat een uitbreiding niet zomaar mogelijk is.

De gemeentelijke monumenten zijn door het college als zodanig aangewezen. In de erfgoedverordening van de gemeente Amersfoort zijn verbodsbepalingen opgenomen voor deze elementen om aantasting te voorkomen en zijn voorwaarden en weigeringsgronden opgenomen voor een aanvraag van een (omgevings)vergunning. Aanvullende bepalingen in het bestemmignsplan zijn daarom niet nodig.

De waardevolle elementen kennen geen bescherming op basis van sectorale wet- of regelgeving. Gelet op het beeldbepalende karakter van deze elementen is het wel wenselijk om bescherming te bieden via dit bestemmingsplan. Daarom krijgen deze elementen een dubbelbestemming "waarde-cultuurhistorische waarden", wat in de regels gekoppeld is aanvullende eisen ten aanzien van het (ver)bouwen. De dubbelbestemmingen zijn beschreven in de regels bij de bestemmingen "wonen" en "Maatschappelijk".

Liendert en Rustenburg:

In Liendert en Rustenburg zijn de volgende waardevolle elementen aanwezig:

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0046.jpg"

* : stedenbouwkundige toetsing

Hogeweg 118 valt net buiten het plangebied van dit bestemmingsplan en wordt hier verder buiten beschouwing gelaten.

Het waardevolle element aan de Wiekslag kent geen bescherming op basis van sectorale wet- of regelgeving. Gelet op het beeldbepalende karakter van dit element is het wel wenselijk om bescherming te bieden via dit bestemmingsplan. Daarom krijgt dit element een dubbelbestemming "waarde-cultuurhistorische waarden", wat in de regels gekoppeld is aanvullende eisen ten aanzien van het (ver)bouwen. In de bestemming Wonen is de dubbelbestemming beschreven.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk staat een overzicht van het ruimtelijk relevante beleid van zowel het rijk, de provincie als de gemeente. Alleen vastgesteld beleid dat in meer of mindere mate invloed heeft op dit bestemmingsplan wordt hier genoemd. Aan het rijksbeleid wordt iets meer aandacht besteed, omdat daarin veel wijzigt op dit moment. Relevante milieuwetgeving komt aan bod in hoofdstuk 5, omdat 'milieu' uit veel verschillende aspecten bestaat en inmiddels een zwaarwegend belang vormt dat van grote invloed is op bestemmingsplannen en met name ruimtelijke ontwikkelingen. Met het benoemen van milieu als één van de beleidskaders zouden we dit thema tekort doen.

Het ruimtelijk relevante beleid dat hier aan bod komt vormt het kader van toetsing van nieuwe ontwikkelingen in het plangebied. Het beschreven beleidskader is daarmee een van de belangrijkste bouwstenen voor de visie op het plangebied en de opzet van de juridische regelingen.

3.2 Ruimtelijk Beleid

3.2.1 Rijk

In het regeerakkoord "vrijheid en verantwoordelijkheid" van de VVD en het CDA (september 2010) is aangekondigd dat het Rijk veel afspraken over verstedelijking, groene ruimte en het landschap over laat aan provincies en gemeenten. De uitwerking hiervan staat in de 'ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte', dat in de zomer van 2011 ter inzage is gelegd. De structuurvisie vervangt onder andere de Nota ruimte, het nationaal verkeers- en vervoersplan en de structuurvisie Randstad 2040.

In de structuurvisie worden twee beleidsthema's voor het eerst samengevoegd in één nota, te weten ruimte en mobiliteit. In de structuurvisie ligt de nadruk op deregulering en decentralisatie: "beslisruimte zo dicht mogelijk bij de burger". Zo wordt de lijst met nationale ruimtelijke belangen teruggebracht van 39 belangen naar 13 en gaat het rijk zich niet meer bemoeien met (de inrichting van) het landschap. Ook stelt het rijk geen doelen meer voor bundeling en verdichting van verstedelijking en voert het geen locatiebeleid meer voor bedrijven en voorzieningen. De reden om meer verantwoordelijkheden en beslisruimte bij provincie en gemeenten te leggen is dat de regionale verschillen in Nederland toenemen. Dat maakt maatwerk noodzakelijk. Een voorbeeld is het feit dat Nederland te maken met bevolkingskrimp in het noorden, oosten en uiterste zuiden van het land én groei van de bevolking in het westen. Ook de economische ontwikkeling van gebieden varieert enorm.

Verder ligt in de structuurvisie de nadruk op het stimuleren economische groei. Zo wordt geïnvesteerd in infrastructuur, waarbij de stedelijke regio's Amsterdam, Rotterdam en Eindhoven prioriteit krijgen. Ook waterveiligheid, milieukwaliteit, bescherming van cultureel erfgoed en natuur krijgen de aandacht.

Sommige nationale belangen uit de structuurvisie moeten juridisch worden verankerd. Hiertoe wordt de Algemene maatregel van bestuur (amvb) ruimte ontwikkeld, die in juridische termen aangeduid wordt als het 'besluit algemene regels ruimtelijke ordening (barro)' Deze amvb is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. De amvb ruimte is nog niet in werking getreden. Wanneer dit wel gebeurd is nog onbekend. Tot slot kan gemeld worden dat waarschijnlijk vóór de zomer van 2012 een nieuw wetsvoorstel voor een raamwet omgevingsrecht is opgesteld. Dit moet een eenvoudig en samenhangend wettelijk stelsel zijn voor ruimtelijke ordening, infrastructuur, water, wonen, milieu, natuur, landbouw, archeologie en monumenten. Doel hiervan is om de doorlooptijd van procedures te verkorten en om het omgevingsrecht simpeler en beter te maken. Met ditzelfde doel wordt ook de Crisis- en Herstelwet verankerd in reguliere wetgeving.

In het ontwerp van de structuurvisie infrastructuur en ruimte zijn geen specifieke nationale opgaven voor Amersfoort benoemd. Dit betekent waarschijnlijk dat er geen sprake (meer) is van specifieke rijksbelangen in Amersfoort en dat voor de meeste bestemmingsplannen vrijwel geen overleg met het rijk noodzakelijk is. Aangezien de structuurvisie en de amvb ruimte nog niet in werking zijn getreden, moet hier nog aan het 'oude' rijksbeleid worden getoetst. Dat er nog veel gaat veranderen in het ruimtelijk omgevingsrecht is duidelijk, maar dit is pas uitgekristalliseerd als dit bestemmingsplan al in werking is getreden.

3.2.2 Provincie

3.2.3 Gemeente

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk staan de ruimtelijke keuzes die we in het bestemmingsplan maken beschreven. Hiermee geven we aan hoe we de huidige situatie in het plangebied concreet in de verbeelding en regels van het bestemmingsplan hebben verwerkt. Allereerst beschrijven we de algemene ruimtelijke keuzes, bijvoorbeeld de manier waarop hoekwoningen zijn bestemd.

4.2 Beschrijving Van Ruimtelijke Keuzes / Stedenbouwkundige Uitgangspunten

Ruimtelijke keuzes algemeen:

1) Hoekwoningen:

In het plangebied zijn twee soorten hoekwoningen te vinden: één waarbij de entree aan dezelfde kant is gelegen als de overige entrees in de rij woningen en één waarbij de entree in de kopgevel is gesitueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0068.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0069.jpg"

Entree aan dezelfde kant als de overige entrees. Aan de rechterkant de vertaling in het bestemmingsplan.

Bij hoekwoningen met de entree aan dezelfde kant is in dit bestemmingsplan een tuinbestemming aan de voorzijde opgenomen tot 1 meter achter de voorgevel. Vanaf 1 meter achter de voorgevel zit een woonbestemming. Een verschil tussen de twee bestemmingen is dat binnen een tuinbestemming erfafscheidingen tot maximaal 1 meter hoog mogen worden gebouwd en binnen een woonbestemming tot maximaal 2 meter hoog. Verder mogen binnen de woonbestemming bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, terwijl dat binnen de tuinbestemming in principe niet is toegestaan. Met de tuinbestemming aan de voorzijde van de woningen voorkomen we dat het zicht vanaf de openbare weg op de bebouwing weggenomen wordt door schuttingen en andere bouwwerken. Hiermee voorkomen we een anoniem straatbeeld met blinde muren en hoge, dichte schuttingen. De tuinbestemming ligt tot 1 meter achter de voorgevel, zodat bijbehorende bouwwerken altijd achter de oorspronkelijke hoofdmassa worden gebouwd. Het hoofdgebouw blijft hierdoor als zodanig zichtbaar

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0070.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0071.jpg"

Entree aan de kopse kant. Aan de rechterkant de vertaling in het bestemmingsplan.

Bij hoekwoningen met de entree aan de kopgevel loopt de tuinbestemming door tot 1 meter achter de voordeur van de woning. Daardat de entree van de woning gericht is op een andere straat dan de overige woningen, is het niet logisch om de woonbestemming al van 1 meter achter de voorgevel op te nemen. In zo'n geval zou het namelijk mogelijk zijn om voor of pal naast de voordeur bijbehorende bouwwerken op te richten, waardoor het zicht op het hoofdgebouw vanaf de openbare weg wordt belemmerd. Stedenbouwkundig is dat niet wenselijk.

Bij dergelijke kopwoningen beschouwen we de belangrijkste gevel richting de openbare weg als de voorgevel. De achtergevel zit in het voorbeeld hierboven (zie foto) dus links van de entree. Daar begint dan ook de achtertuin, waardoor het voor de hand ligt om hier een woonbestemming op te nemen. Vanaf de achtergevel mag dan ook tot aan de perceelsgrens worden gebouwd.

De zijkanten van woningen met de entree aan de kopse kant hadden tot nu toe in het bestemmingsplan een woonbestemming waarbij bijgebouwen werden toegestaan. Zo kon het voorkomen dat pal naast de voordeur bebouwing is opgericht. In dit nieuwe bestemmingsplan is dat niet meer toegestaan, maar de bouwwerken die op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan al aanwezig waren, vallen onder het overgangsrecht en kunnen daarmee blijven staan.

2) Dakkapellen aan achterzijde, zijkant en voorzijde van de woning:

Achterzijde / zijkant:

Veel woningen in de vier wijken van dit bestemmingsplan beschikken over een dakkapel aan de achterzijde van de woning. In mindere mate beschikken woningen over een dakkapel op een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak. Dakkapellen aan de achterzijde van de woning en op het niet naar openbaar gebied toegekeerde zijdakvlak zijn (onder voorwaarden) omgevingsvergunningvrij, waardoor veelal niet getoetst hoeft te worden aan het bestemmingsplan en het dus ook niet noodzakelijk is om hiervoor eisen te stellen in het bestemmingsplan. De eisen die gesteld worden aan dakkapellen om vergunningvrij te zijn komen vrijwel overeen met de welstandscriteria van de gemeente Amersfoort. Er is dan ook geen aanleiding aanwezig om in het bestemmingsplan een regeling op te nemen die meer mogelijkheden biedt dan wat wettelijk al is toegestaan.

Hoewel een toetsing aan het bestemmingsplan niet aan de orde is, is de regeling voor vergunningvrije dakkapellen aan de achterzijde of op het niet naar openbaar gebied toegekeerd zijdakvlak ook in de regels van het bestemmingsplan opgenomen. Reden hiervoor is dat het bestemmingsplan waarschijnlijk eerder wordt geraadpleegd door inwoners dan een wettekst en dat voorkomen wordt dat een initiaitefnemer meerdere regelingen naast elkaar moet leggen om te bepalen wat hij / zij wel of niet mag bouwen.

De regeling voor dakkapellen aan de achterzijde en op niet naar openbaar toegankelijk gekeerde zijdakvlakken luidt als volgt:

Toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • voorzien van een plat dak
  • gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m
  • onderzijde meer dan 0,5 , en minder dan 1 m boven de dakvoet
  • bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok
  • zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak
  • niet op een woonwagen, niet op een gebouw waarvan is bepaald dat het slechts voor een bepaalde periode in stand mag worden gehouden en niet op een bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf door één huishouden.

Voorzijde / zijkant:

Ook dakkapellen aan de voorzijde van woningen komen in het plangebied voor. Deze kunnen onder dezelfde voorwaarden als hiervoor omgevingsvergunningvrij zijn, maar alleen als redelijke eisen van welstand niet van toepassing zijn. In Amersfoort gelden voor dakkapellen wekstandseisen, waardoor een toetsing aan het bestemmingsplan noodzakelijk is. Dit geldt ook voor dakkapellen op een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak (hierna: dakkapel aan de zijkant).

Vanwege de verplichte toetsing aan het bestemmingsplan is het noodzakelijk om standaard voorwaarden te verbinden aan de dakkapellen aan de voorzijde of aan de zijkant. Dit biedt duidelijkheid aan alle inwoners. Hierbij is zoveel aangesloten bij de welstandsnota van de gemeente Amersfoort en de wettelijke terminologie. Dit resulteert in de volgende voorwaarden:

  • voorzien van een plat dak, met uitzondering van dakkapellen op daken met een dakhelling van meer dan 45º
  • gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m
  • onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet
  • bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok
  • zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak

Verder gelden de eisen zoals aangegeven in de welstandsnota van de gemeente Amersfoort.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0072.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0073.jpg"

Al deze dakkapellen zijn toegestaan

Dakkapellen zijn alleen op het hoofdgebouw toegestaan en dus niet op aan- of bijgebouwen. De dakkapellen worden niet specifiek genoemd in de regels, maar zijn wel passend omdat ze de maximaal toegestane bouwhoogte (vaak bepaald door het aantal verdiepingen + een kap) niet overschrijden en binnen het bouwvlak vallen.

De reden dat dakkapellen alleen op het hoofdgebouw zijn toegestaam is dat aan- en bijgebouwen ondergeschikte, kleine bouwmassa's moeten zijn die zich duidelijk onderscheiden van de hoofdmassa. Door plaatsing van dakkapellen buiten het hoofdgebouw krijgt de aanbouw of het bijgebouw in uiterlijk meer 'body', waardoor het ondererscheid tussen oorspronkelijke en later toegevoegde massa vervaagt. Dit is stedenbouwkundig niet wenselijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0074.jpg"

Dakkapel op aanbouw, dit is in dit bestemmingsplan niet toegestaan

3) Dakopbouwen

Met dakopbouwen worden hier verhogingen van de nok van het hoofdgebouw bedoeld, zoals te zien is in onderstaande afbeeldingen. Deze zijn al regelmatig toegepast (met name in Liendert) door middel van het afwijken van het bestemmingsplan.

Liendert tussen Liendertseweg en Lageweg

In Liendert zijn tussen de Liendertseweg en Lageweg al dermate veel dakopbouwen toegepast, dat we in dit bestemmingsplan er voor kiezen om hier nieuwe dakopbouwen nu ook rechtstreeks toe te staan. In veel gevallen gaat het om woningen met een dak dat vanaf de nok aan twee zijden schuin afloopt, waarbij de opbouw dezelfde helling als het dak eronder volgt. De opbouw heeft een breedte van ongeveer de helft van het oorspronkelijke dak en kent dezelfde kleurstelling. Omdat onder deze voorwaarden vrijwel altijd vergunning wordt verleend voor een dergelijke dakopbouw, ligt het voor de hand om de dakopbouwen rechtstreeks toe te staan in het bestemmingsplan. Een vergunning is dan nog altijd nodig, maar er hoeft geen uitgebreide procedure meer te worden gevolgd om af te wijken van het bestemmingsplan. Daarnaast levert het opnemen van een regeling in het bestemmingsplan transparantie op: het is voor een ieder duidelijk waaraan een dakopbouw moet voldoen.

Voor deze dakopbouwen geldt tussen Liendertseweg en Lageweg de volgende regeling:

  • De dakhelling van de dakopbouw moet gelijk zijn aan de oorspronkelijke dakhelling van het hoofdgebouw;
  • De dakophoging aan de voorzijde van de woning (A) is maximaal de helft van het betreffende dakvlak (1/2 A);
  • De dakophoging aan de achterzijde van de woning (B) is maximaal de helft van het betreffende dakvlak (1/2 B);
  • De maximale goothoogte van de dakopbouw bedraagt de oorspronkelijke nokhoogte.

Zie ook de afbeelding hieronder:

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0075.jpg"

Een soortgelijke regeling geldt ook voor dakopbouwen waarbij de voorzijde van het dak verder omhoog wordt "doorgetrokken" richting de achtergevel. Deze opbouwen hebben een breedte van ongeveer 2/3 van het dak tussen nok en achtergevel en kennen ook dezelfde kleurstelling. Ook voor dergelijke dakopbouwen zijn vrijwel altijd vergunningen verleend. Voor deze dakopbouwen geldt tussen Liendertseweg en Lageweg de volgende regeling:

  • De dakhelling bestaat voor een deel uit een doortrekking van het dakvlak aan de voorzijde van de woning en voor een deel uit een dakvlak dat evenwijdig loopt aan de dakhelling aan de achterzijde van de woning;
  • de dakophoging bedraagt maximaal 2/3 van het dakvlak aan de achterzijde (2/3 A);
  • De maximale goothoogte van de dakopbouw bedraagt de oorspronkelijke nokhoogte.

Zie ook de afbeelding hieronder:

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0076.jpg"

Overige locaties

Op overige locaties komen ook dakopbouwen voor, zij het in mindere mate. Hier kiezen we ook iets meer sturing wanneer het om de eerste dakopbouwen in een woonblok gaat. In dit bestemmingsplan is gekozen voor een regeling waarbij de eerste twee dakopbouwen in een bouwblok via een afwijking van het bestemmingsplan dienen te worden gerealiseerd. De daaropvolgende dakopbouwen in hetzelfde bouwblok mogen vervolgens rechtstreeks (zonder afwijking) worden gebouwd, waarbij de eerste twee identieke dakopbouwen richtinggevend zijn. De eerste twee initiatiefnemers in een bouwblok bepalen dus wat voor soort dakopbouw gerealiseerd wordt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0077.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0078.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0079.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0080.jpg"

4) Maximale hoogte van gebouwen / kappen

In de oude bestemmingsplannen voor Koppel, Kruiskamp, Liendert en Rustenburg werd vrij gedetailleerd een maximale goot- en bouwhoogte aangegeven per perceel. Hoewel dit duidelijkheid biedt, kon het voorkomen dat (ver)bouwplannen net niet pasten in het bestemmingsplan, omdat deze (bij wijze van spreken) net 10 cm hoger waren dan de toegestane goothoogte. Ook kon het voorkomen dat maximale bouwhoogtes foutief waren opgenomen, waardoor verdiepingen op papier niet bestonden die er in werkelijkheid wel zijn. Tot slot is het voorgekomen dat een te hoge goothoogte in het bestemmingsplan is aangehouden, waardoor de oorspronkelijke voorgevel werd 'opgetild' en er een geheel nieuw soort hoofdgebouw is ontstaan. Dat tast de oorspronkelijke architectuur en stedenbouwkundige opzet aan en is daarom niet gewenst.

Om situaties zoals hierboven beschreven te voorkomen, is in dit bestemmingsplan gewerkt met een toegestaan maximum aantal bouwlagen. Deze zijn op de verbeelding aangegeven en staan vermeld in de regels. Kleine afwijkingen tussen goot- en bouwhoogte in het bestemmingsplan en hoogtes in de werkelijke situatie komen hierdoor niet meer voor. Met een 'bouwlaag" bedoelen we een doorlopend gedeelte van een gebouw dat van voor- tot achtergevel door op (ongeveer) gelijke hoogte liggende vloeren, plafonds of balklagen is begrensd. Souterrains, kelders en ruimten in de kap tellen niet mee als bouwlaag. Ook als een verdieping slechts aan één zijde (gedeeltelijk) begrenst wordt door een kap spreken we in dit bestemmingsplan niet meer van een bouwlaag. Dit is om onduidelijkheid te voorkomen en discussies over 'wat is een bouwlaag' voor te zijn.

In het plangebied komen zowel gebouwen met platte daken als gebouwen met kap voor. Op de verbeelding van het bestemmingsplan is alleen een aantal bouwlagen aangegeven indien het gebouw met een plat dak dient te zijn afgedekt. Indien het gebouw dient te zijn afgedekt met een kap (bovenop het aantal bouwlagen), dan is een bouwaanduiding "kap" opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0081.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0082.png"
een bouwlaag met kap twee bouwlagen met kap

De bouwlagen worden gemeten vanaf de voorgevel, wat vaak de naar de openbare weg gekeerde gevel is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0083.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0084.png"
Één bouwlaag met kap. Weliswaar heeft dit gebouw aan de voorgevel twee bouwlagen, maar alleen een van voor- tot achtergevel doorlopend gedeelte van een gebouw (op gelijke hoogte begrensd) beschouwen we als bouwlaag. Vijf bouwlagen (souterrain telt niet mee)
afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0085.png"
Twee bouwlagen met kap (weliswaar 3 lagen vanaf de openbare weg, maar aan de achterzijde is de derde laag begrensd door een kap, waardoor deze niet meetelt als bouwlaag).

5) stedenbouwkundige toets bij plaatsing van veel bijbehorende bouwwerken

In dit bestemmingsplan is (voor woningen) een regeling opgenomen dat op grotere percelen meer bijbehorende bouwwerken mogen worden geplaatst. Voor percelen tot 500 m2 hoeft alleen getoetst te worden aan de regels, bij grotere percelen moet beoordeeld worden of de hoeveelheid en locatie van bijbehorende bouwwerken nog stedenbouwkundig aanvaardbaar is.

Bij gestapelde woningen vindt altijd een stedenbouwkundige toets plaats voor bijbehorende bouwwerken, omdat de ruimte rondom gestapelde woningen vaak toegankelijk is en in het zicht ligt.

6) Carports

Tot 1 januari 2003 mochten carports (overkappingen met een open constructie) zonder bouwvergunning op het gehele bij een woning behorende perceel gerealiseerd worden. Tegenwoordig is voor de bouw van een carport die bijvoorbeeld (gedeeltelijk) voor de voorgevel van een woning moet komen, weer een vergunning nodig. Met de nieuwe regelgeving is een belangrijke wens van veel gemeenten en stedenbouwkundigen in vervulling gegaan, omdat de bouw van carports voor de voorgevel in veel situaties niet wenselijk wordt geacht. Het nieuwe bestemmingsplan laat de bouw van dergelijke carports daarom in principe niet toe. De bestaande carports die buiten het bouwblok of de te bebouwen erven vallen vallen onder het overgangsrecht.

7) Flats / woningen met bedrijvigheid, winkels of bergingen op de begane grond.

In het plangebied zijn er twee soorten gebouwen waarbij bedrijvigheid of winkels op de begane grond zitten en waar op alle verdiepingen gewoond wordt.

De eerste soort zijn de flats waarbij oorspronkelijk garageboxen op de begane grond aanwezig waren, maar maar later bedrijfjes in zijn gevestigd. Deze flats hebben in het bestemmingsplan een woonbestemming en een aanduiding "gemengd". Met de woonbestemming wordt duidelijk dat het gehele gebouw oorspronkelijk voor woondoeleinden is gebruikt en met de aanduiding 'gemengd' wordt duidelijk dat hieraan andere functies zijn toegevoegd.

De tweede soort zijn de gebouwen waarbij direct (bij de bouw) al ruimte op de begane grond is gecreeërd voor winkels of andere bedrijvigheid en waar op de verdiepingen woningen zijn te vinden. Deze gebouwen hebben in dit bestemmingsplan de bestemming 'gemengd', omdat de woon- en winkelfunctie hier gelijkwaardige functies zijn en sinds de bouw nooit één van de functies het gehele gebouw in beslag nam.

Sommige gebouwen (flats) in het plangebied hebben in dit bestemmingsplan een woonbestemming met aanduiding "gemengd", terwijl in de praktijk geen bedrijfjes te vinden zijn op de begane grond. Dit zijn panden waar al in het voorgaande bestemmingsplan een aanduiding 'gemengd' van kracht was, maar waarvan tot nu toe geen gebruik is gemaakt. In dit bestemmingsplan zijn de aanduidingen 'gemengd' dan bewust niet weggehaald, omdat dat een mogelijke toekomstige vestiging van bedrijfjes in de huidige garageboxen bemoeilijkt. Dit zou haaks staan op het uitgangspunt om globaler te bestemmen en om ruimte te bieden voor kleine bedrijfjes binnen de woonbestemming (zie het hoofdstuk 'ruimtelijk beleid - gemeente").

8) Winkelstrips

In het plangebied zijn diverse winkelgebieden / winkelstrips aanwezig, waarvan de meest bekende en drukst bezochte het Neptunusplein is. In sommige gevallen is er sprake van een gebouw waarin alleen een winkel aanwezig is, in andere gevallen bevinden zich woningen boven de winkels.

De winkelstrips waarboven woningen zitten hebben in dit bestemmingsplan de bestemming 'gemengd'. Binnen de gemengde bestemming zijn niet alleen

Verder is een uitgangspunt dat gebouwen waarin uitsluitend winkels zitten als 'detailhandel' worden bestemd. In de landelijke standaard voor bestemmingsplannen is namelijk bepaald dat een bestemming "gemengd" alleen gebruikt mag worden indien er sprake is van minimaal twee gelijkwaarde functies in het gebouw.

9) Groen en verblijfsgebied

In de wijken binnen dit bestemmingsplan zijn vaak wegen te vinden waar kleine groenstrookjes naast liggen. In bestemmingsplannen kunnen deze op twee manieren worden bestemd: als groen of als verblijfsgebied. Bij de laatste optie is het mogelijk om op termijn de groenstrook op te offeren voor bijvoorbeeld het creëren van extra parkeerplaatsen of een verlegging / reconstructie van de weg.

Voor de vier wijken in het bestemmingsplan zijn geen concrete herinrichtingsplannen voor wegen gepland (de reconstructie van de Van Randwijcklaan is gereed). Er zijn op korte termijn geen concrete plannen om het aantal parkeervoorzieningen uit te breiden. Om deze reden wordt elke groenstrook langs doorgaande wegen als zodanig bestemd (uitgezonderd losse bomen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0086.jpg"

Groenstroken langs de Van Randwijcklaan worden als groen bestemd.

10) Niet volledig benutte bouwmogelijkheden uit vorig bestemmingsplan

In dit bestemmingsplan kijken we of de huidige situatie in de wijken nog overeenkomt met de situatie op de verbeelding van het oude bestemmingsplan. Opvallend is dat in sommige gevallen een bouwvlak in het oude bestemmingsplan staat, terwijl in de praktijk deze mogelijkheden nog niet volledig benut zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0087.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0088.jpg"

Voorbeeld groot bouwvlak in huidig bestemmingsplan, wordt aangehouden

Uitgangspunt is dat niet-benutte bouwruimte uit het oude bestemmingsplan in dit nieuwe bestemmingsplan wordt aangehouden. Hierdoor kan eventueel in de toekomst nog een uitbreiding plaatsvinden zonder dat daarvoor een nieuwe planologische procedure gevoerd hoeft te worden. Dit scheelt tijd en kosten, zonder dat de planologische situatie nadeliger wordt voor omwonenden of de initiatiefnemers.

11) Garageboxen bij woonbestemmingen

Garageboxen zoals in onderstaande afbeelding komen verspreid in het plangebied voor. De meeste worden gebruikt door bewoners in de straat / buurt, uitzonderingen daar gelaten. Het gebruik van de boxen is niet goed te zien en niet goed te controleren, maar wij gaan er van uit dat het overgrote deel gebruikt wordt voor stalling van de auto of als extra berging bij de woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0089.jpg"

Deze functies hebben een sterke relatie met de woonbestemming en krijgen in dit bestemmingsplan daarom ook de bestemming 'wonen'. Een bouwvlak is voor deze boxen niet opgenomen, omdat deze alleen gebruikt wordt voor hoofdgebouwen. Om toch te laten zien dat hier gebouwen in de vorm van garageboxen geplaatst mogen worden, zit op de bestemming wonen een nadere aanduiding 'garage' (ga). In de regels staat omschreven wat onder 'garage' moet worden verstaan.

In het vorige bestemmingsplan waren garageboxen nog bestemd als 'garagebox', maar dat is met de nieuwe landelijke standaarden voor bestemmingsplannen niet meer mogelijk.

12) Maatschappelijke gebouwen en omgeving

Het plangebied kent veel vrijliggende maatschappelijke gebouwen, al dan niet in het groen. Stedenbouwkundig gezien is dit een belangrijke waarde in het plangebied. De hoofdgebouwen zijn, net als in het voorgaande bestemmingsplan, begrensd door een bebouwingsvlak. Bouwen buiten het bebouwingsvlak is niet toegestaan, om de hoofdvorm en massa, alsmede de vrijstaande ligging van het hoofdgebouwen niet aan te tasten.

Door de vrije ligging van de maatschappelijke gebouwen zijn de gronden daaromheen vaak goed zichtbaar. Om deze reden is het niet direct toegestaan om bijbehorende bouwwerken, zoals bijgebouwen, te bouwen op het terrein. Via een afwijkingsmogelijkheid bieden we wel een gelegenheid om bijbehorende bouwwerken te bouwen, maar hierbij vindt dan wel eerst een stedenbouwkundige toets plaats om te bepalen of de uitstraling van het gebied niet teveel wordt aangetast. Om te voorkomen dat de terreinen teveel 'verstenen' mag tot een maximaal gezamenlijk oppervlak van 15 % van het kadastrale perceel worden gebouwd.

13) Water

In het vorige bestemmingsplan werd niet elk oppervlakte als zodanig bestemd. Dat wordt nu anders: water is water, hoe klein de oppervlakte ook is. Hiermee is de waterstructuur van de wijken goed zichtbaar op de verbeelding.

14) Woonwagenstandplaatsen

In het plangebied komen twee woonwagenstandplaatsen voor: een gebied met vier standplaatsen in Kruiskamp en een grote gebied met woonwagens in Koppel. Beide kwamen in het oude bestemmingsplan al voor en zijn in dit nieuwe bestemmingsplan overgenomen. De hoofdfunctie is wonen, met een aanduiding 'woonwagenstandplaats' (wp). Dit is conform de landelijke standaard voor bestemmingsplannen. In de regels van het bestemmingsplan is aangegeven wat binnen deze aanduiding is toegestaan.

15) Volkstuinen

In het vorige bestemmingsplan kregen de volkstuinen een bestemming "maatschappelijk". In de nieuwe landelijke standaard voor bestemmingsplannen valt een volkstuin onder de bestemming 'recreatie', al dan niet aangevuld met een nadere aanduiding 'volkstuin' (vt). Aangezien in dit bestemmingsplan geen andere recreatieve bestemmingen aanwezig zijn dan volkstuinen, voldoet de bestemming recreatie.

16) Speeltuinen

De bestaande speeltuinen aan de Van Assenraadstraat / Pullstraat in Kruiskamp en de Wiekslag in Liendert krijgen de bestemming Cultuur en ontspanning, met een nadere aanduiding 'speeltuin' (spt). In het oude bestemmingsplan was de bestemming nog 'maatschappelijk', maar dat voldoet niet meer aan de eisen van de landelijke standaard voor bestemmingsplannen.

17) Kinderopvang, peuterspeelzaal, voor- en naschoolse opvang

Voorzieningen als kinderopvang, peuterspeelzalen en voor- en naschoolse opvang die beschikken over een eigen (al dan niet gehuurd) gebouw zijn in dit bestemmingsplan voorzien van een bestemming Maatschappelijk met aanduiding 'jeugdopvang'.

In het voorgaande bestemmingsplan hadden alle bestaande scholen een bestemming "opvang- en onderwijsvoorzieningen", waardoor ook de hiervoor genoemde voorzieningen allemaal rechtstreeks waren toegestaan. Deze relatief ruime bestemming houden we aan, omdat anders de gebruiksmogelijkheden van panden waarin de scholen zitten beperkt zouden worden. Daarnaast maakt een ruimere bestemming het (procedureel) makkelijker om te voorzien in de eventuele behoefte aan opvangvoorzieningen voor kinderen.

18) Horeca en coffeeshops

Horeca in het plangebied krijgt een horecabestemming. Dit geldt ook voor een horecagelegenheid met woningen daarboven. Binnen de bestemming horeca is toegelicht dat woningen op de verdiepingen zijn toegestaan. Reden om horeca zo specifiek te bestemmen is dat een dergelijke functie een grote impact kan hebben op de omgeving (bezoekersaantallen, ruime openingstijden) en het de voorkeur heeft om bewoners en belanghebbenden op een zo transparant mogelijke manier te laten zien waar de gemeente horeca toestaat. Met een horeca aanduiding op de verbeedling is dit in één oogopslag te zien.

Coffeeshops komen in het plangebied niet meer voor en worden ook niet meer toegestaan. De panden van de voormalige coffeeshops houden wel hun horecabestemming.

4.3 Nieuwe Ruimtelijke Ontwikkelingen

Liendertseweg e.o.

In Liendert zijn plannen ontwikkeld om een achttal portiekflatgebouwen langs de Liendertseweg en Wiekslag te slopen en te vervangen door nieuwe eengezinswoningen en appartementen. Reden hiervoor is dat de flats niet meer voldoend aan de eisen van deze tijd.

De gemeente en de Alliantie hebben voor dit gebied een concept stedenbouwkundig plan gemaakt, dat ook besproken is met bewoners en omwonenden. Een verdere uitwerking heeft echter niet kunnen plaatsvinden. De planning voor deze ontwikkeling lwijkt teveel af van de planning van dit bestemmingsplan, waardoor het niet mogelijk is om hiermee gelijk op te trekken. De ontwikkeling is daarom buiten beschouwing gelaten in dit bestemmingsplan, besloten is om de huidige situatie in dit bestemmingsplan op te nemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0090.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0091.jpg"

Nieuwe plannen voor de Liendertseweg en omgeving zijn niet meegenomen in dit bestemmingsplan. De bestaande situatie is leidend in dit bestemmingsplan. Zodra de plannen daadwerkelijk leiden tot ruimtelijke ontwikkelingen, wordt hiervoor een aparte planologische procedure doorlopen.

ABC school Liendert:

In Liendert zijn plannen ontwikkeld voor het bouwen van een Amersfoortse Brede Combinatie (ABC-) School met opvang en welzijnswerk tussen de Leeuwerikstraat en Wiekslag.

In de Amersfoortse Brede Combinatie (ABC-)school werken voorzieningen als onderwijs, opvang en welzijnswerk voor kinderen van 0 tot 12 jaar samen. In sommige wijken delen ze een gebouw, in andere stemmen ze vooral met elkaar af. In Liendert komt er een ABC-school op de plek van basisschool De Windroos. Dat is tussen de Wiekslag, de Leeuwerikstraat en de Vinkenbaan. In het nieuwe gebouw komen de basisscholen De Wiekslag en De Windroos, een peuterspeelzaal en een kinderopvang.

De plannen voor de ABC-school en het gebied eromheen worden momenteel nog uitgewerkt en er vinden diverse onderzoeken plaats. Helaas wijkt de planning voor deze ontwikkeling teveel af van de planning van dit bestemmingsplan, waardoor het niet mogelijk is om hiermee gelijk op te trekken. De ontwikkeling is daarom buiten beschouwing gelaten in dit bestemmingsplan, besloten is om de huidige situatie in dit bestemmingsplan op te nemen.

In de meest recente planning voor de ABC school is uitgegaan van het betrekken van een nieuw gebouw in 2014.

Kop Gildenkwartier

De Kop van het Gildenkwartier maakt deel uit van het omvangrijke stedelijke herontwikkelingsgebied Centraal Stadsgebied Noord. In 2006 is een stedenbouwkundige studie gemaakt voor de ontwikkeling van de Kop van het Gildenkwartier, met naast woningbouw ook ruimte voor commerciële voorzieningen, behoud van het bestaande monumentale benzinestation en optioneel woningbouw op het terrein van muziekvereniging Juliana en Bernhard. Enkele uitgangspunten die indertijd gehanteerd werden zijn echter gewijzigd. Zo hebben veranderende marktomstandigheden hun invloed gehad op het te realiseren programma. Ook zijn de parkeernormen aangescherpt en werd het opheffen van een driehoekig plantsoentje aan de Koppelweg door de gemeente als onwenselijk gezien.

De laatste inzichten en randvoorwaarden voor het gebied staan beschreven in het "Definitief Onwerp Stedenbouw Beeldkwaliteit Kop van het Gildenskwartier - Amersfoort". Aan de hand hiervan worden de plannen verder uitgewerkt en wordt een planologische procedure opgestart. Uit praktische overwegingen is besloten om de nieuwbouwplannen NIET mee te nemen in dit bestemmingsplan. Omwonenden worden op de hoogte gesteld wanneer een planologische procedure start voor de nieuwbouw.

Plannen voor de kop van het Gildenkwartier zijn niet in dit bestemmingsplan opgenomen. De bestaande situatie is leidend in dit bestemmingsplan.

Plannen waarvoor al een aparte planologische procedure is gestart:

Nieuwbouw bij Orionflat

Ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan ligt een ontwerp bestemmingsplan Orion ter inzage. Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om 92 woonappartementen op te richten, circa 1.400 m2 bruto vloeroppervlak maatschappelijke functies op de begane grond en een bijbehorende parkeervoorziening. Het plangebied ligt in de wijk De Koppel en wordt begrensd door de Ringweg-Koppel in het noorden en de Meridiaan in het oosten. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door de Grote Beer en aan de zuidzijde door de grasveldjes aan de Orion.

Naar verwachting wordt het bestemmingsplan Orion vastgesteld tijdens de ter inzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. Daarom is besloten om in dit bestemmingsplan al aan te haken op het nieuwe plan, de verbeelding is daarom 1 op 1 overgenomen. Voor het volledige bestemmingsplan met de onderbouwing van de nieuwbouw wordt verwezen naar www.ruimtelijkeplannen.nl (zoek op naam "Orion").

Nieuwbouw woningen aan het Verzetsplein

Ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan heeft al een ontwerp bestemmingsplan Verzetsplein ter inzage gelegen. Het bestemmingsplan ‘Verzetplein’ maakt het mogelijk een woongebouw met 15 appartementen op te richten, bestaande uit vier bouwlagen. Parkeren is voorzien in de parkeerkelder en deels op het maaiveld.

Het plangebied ligt in het centrale deel van de wijk Rustenburg ten noorden van de Van Randwijcklaan. Het plangebied wordt begrensd door het Verzetsplein in het noorden en oosten, de Van Randwijcklaan in het zuiden en een wandelpad door het plantsoen in het westen.

Naar verwachting wordt het bestemmingsplan Verzetsplein vastgesteld tijdens de ter inzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. Daarom is besloten om in dit bestemmingsplan al aan te haken op het nieuwe plan, de verbeelding is daarom 1 op 1 overgenomen. Voor het volledige bestemmingsplan met de onderbouwing van de nieuwbouw wordt verwezen naar www.ruimtelijkeplannen.nl (zoek op ID "NL.IMRO.0307.BP00045-0201").

4.4 Wijzigingen Ten Opzichte Van De Voorgaande Bestemmingsplannen

Dit bestemmingsplan vervangt een aantal oudere bestemmingsplannen in het plangebied. Alleen al vanwege het feit dat we in de tussentijd landelijke standaarden voor bestemmingsplannen zijn ingevoerd ziet het nieuwe bestemmingsplan er anders uit dan het voorgaande. Daarnaast zijn sinds het vorige bestemmingsplan enkele bouwwerken opgericht nadat hiervoor een vergunning is verleend, deze zijn nu ook terug te vinden op de verbeelding en ook heierdoor wijkt dit bestemmingsplan af van de voorgaande. Tot slot zijn er in de tussentijd enkele standaard regelingen of nieuwe beleidsregels van kracht geworden die bij elk nieuw bestemmingsplan worden geïmplementeerd.

In het overzicht dat als bijlage 6 is opgenomen bij de toelichting van dit bestemmingsplan maken we duidelijk welke uitgangspunten in dit bestemmingsplan nu wel of juist niet overeenkomstig de voorgaande bestemmingsplannen zijn. In het overzicht is een rangschikking gemaakt op thema, zoals "wonen". Aan het einde van het overzicht staat aangegeven welke nieuwe gebouwen, bouwwerken of functies in het plangebied nu in het bestemmingsplan zijn opgenomen die in de voorgaande bestemmingsplannen nog niet zichtbaar waren. Hiervoor zijn tussentijds aparte planologische procedures doorlopen met een eigen ruimtelijke onderbouwing. Deze gebouwen, bouwwerken of functies nemen wij over in dit bestemmingsplan, maar de complete ruimtelijke onderbouwing herhalen we hier niet omdat hierop niet meer gereageerd kan worden (procedure is in het verleden al doorlopen) en omdat we dit plan overzichtelijk willen houden. De onderbouwingen zijn desgewenst bij de gemeente op te vragen.

Hoofdstuk 5 Milieu

5.1 Hoofdlijnen Milieubeleid / Kaders

De hoofdlijnen van het milieubeleid worden bepaald door Europa en het Rijk. Binnen de Provincie Utrecht is het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011 (door Gedeputeerde Staten met twee jaar verlengd en dus nog steeds actueel) richtinggevend.

Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011

(door Gedeputeerde Staten met twee jaar verlengd en dus nog steeds actueel)

De provincie Utrecht wil de milieukwaliteit in onze provincie behouden en waar nodig herstellen. Onderwerpen die in het Provinciaal Milieubeleidsplan centraal staan, zijn bodem, water, lucht, voorraadbeheer, verstoring en externe veiligheid. Door projecten uit te voeren op deze gebieden, kan bijgedragen worden aan brede maatschappelijke thema's: leefomgevingkwaliteit, gezondheid, integrale veiligheid en biodiversiteit. Het Provinciaal Milieubeleidsplan gaat ook specifiek in op enkele betrokken doelgroepen: landbouw, bedrijven, consumenten, bouwen & wonen en verkeer. Veel aandacht is er voor een gebiedsgerichte benadering. Per gebiedstype, zoals 'natuur' of 'agrarisch', wordt bekeken welke milieukwaliteit in ieder geval nodig is (basiskwaliteit) en hoe die nog vergroot kan worden (ambitiekwaliteit).
De provincie formuleert in het Provinciaal Milieubeleidsplan concrete milieudoelen en ook haar eigen rol met betrekking tot de realisatie ervan. Die realisatie wordt verder uitgewerkt in het actieprogramma dat de provincie opstelt.

Op het gebied van geluid, externe veiligheid en luchtkwaliteit is op nationaal niveau beleid van kracht dat het kader vormt voor de beschrijvingen van de milieugevolgen in dit plangebied:

Geluid: Wet geluidhinder

De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Bij vaststelling van een bestemmingsplan komen in de volgende gevallen de voorwaarden uit deze wet aan de orde:

  • het bestemmen van gronden voor nieuwe geluidgevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen en onderwijsgebouwen) binnen zones langs (spoor-)wegen en zones rondom industrieterreinen;
  • het bestemmen van gronden voor de aanleg van nieuwe, danwel reconstructie van gezoneerde (spoor-) wegen;
  • het bestemmen van gronden voor (nieuwe) industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen;
  • herziening van zonegrenzen van industrieterreinen.

De Wet geluidhinder gaat uit van zones langs (spoor)wegen en zones bij industrieterreinen waarbinnen voor bouwplannen en bestemmingsplannen (die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken) een akoestische toetsing moet worden uitgevoerd. De geluidbelasting op de gevels van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen (woningen, scholen, zorginstellingen) mag in principe niet meer bedragen dan de wettelijk vastgelegde voorkeursgrenswaarde. De voorkeursgrenswaarde is de geluidsbelasting die altijd toelaatbaar is op de gevel van de geluidsgevoelige bestemming.

Indien de geluidbelasting op de gevel hoger is dan de voorkeursgrenswaarde kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek worden gedaan tot vaststelling van een hogere waarde. Hierbij mag de geluidbelasting de uiterste grenswaarde niet overschrijden. De voorkeursgrenswaarde en uiterste grenswaarde voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per geluidsbron. Aangezien de woonfunctie de meest voorkomende functie is in het plangebied, geven we hier een overzicht van de voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarde per geluidsbron voor woningen:

Bron: Voorkeursgrenswaarde (Lden) Maximale ontheffingswaarde (Lden)
Wegverkeer binnenstedelijk 48 dB 63 dB
Wegverkeer langs auto(snel)wegen buitenstedelijk 48 dB 53 dB
Railverkeer 55 dB 68 dB
Industrielawaai 50 dB(A) 55 dB(A)

Lden staat voor 'level day-evening-night' en is een maat om de geluidsbelasting door omgevingslawaai uit te drukken. Sinds 2004 is het gebruik van Lden in alle europese lidstaten verplicht. Binnen de geluidzone van de Outputweg geldt volgens het vigerende bestemmingsplan een maximaal toelaatbare waarde van 50 dB(A).

De gemeente heeft beleid opgesteld met betrekking tot het vaststellen van hogere grenswaarden (Geluidsnota gemeente Amersfoort 2007). Hierin zijn criteria opgenomen voor het verlenen van ontheffing van de voorkeursgrenswaarde en voorwaarden die aan de ontheffing worden verbonden. De maximale ontheffingswaarde is de geluidsbelasting die maximaal toelaatbaar is op de gevel als er ontheffing is verleend.

In de geluidsnota van de gemeente staat exact aangegeven onder welke criteria ontheffing kan worden verleend en welke voorwaarden aan een dergelijke ontheffing worden verbonden. Hierbij maken we onderscheid tussen ontheffingen vanwege weg- en spoorverkeer en ontheffingen vanwege industrielawaai.

Momenteel werkt het rijk aan een modernisering van de geluidregelgeving. De afgelopen jaren is namelijk gebleken dat de huidige Wet geluidhinder onvoldoende bescherming biedt tegen de gevolgen van de autonome groei van het verkeer. Doordat de huidige wet voor het verdisconteren van de groei van het verkeer aangrijpt op fysieke aanpassing van wegen of spoorwegen, laat deze de groei die plaatsvindt zonder aanpassing van de infrastructuur ongemoeid. Dit leidt, aldus de verantwoordelijke minister, tot onbeheerste (niet aan regels gebonden) toenames van de geluidsbelasting op omliggende woningen. Om aan deze onbeheerste groei een einde te maken en geluidgevoelige objecten beter te beschermen wordt het deel uit de Wet geluidhinder dat de rijksinfrastructuur bestrijkt herzien en ingevoegd in de Wet milieubeheer. Deze maatregel is bekend als 'swung 1', wat staat voor: samen werken aan de uitvoering van nieuw geluidbeleid. In vervolg hierop wordt een wetsvoorstel voorbereid voor de provinciale en gemeentelijke infrastructuur en een voorstel voor een aanpassing van het onderdeel industrielawaai van de Wet geluidhinder (Swung 2). In het kader van 'swung 1' worden, voor de beheersing van de geluidsbelastingen, geluidsproductieplafonds als instrument ingevoerd. Hoge geluidsbelastingen worden aangepakt met een omvangrijke saneringsoperatie. Uitvoering van swung 2 vindt later plaats, maar de systematiek is naar verwachting vergelijkbaar als die van swung 1.

De modernisering van de geluidregelgeving bevindt zich nog in een te vroeg stadium om te verwerken in dit bestemmingsplan, maar is te belangrijk en te ingrijpend om hier niet te vermelden.

Het plangebied van dit bestemmingsplan wordt gedeeltelijk begrensd door de spoorlijn Amersfoort- Zwolle/Apeldoorn en ligt nabij de A28, industrieterrein Isselt en industrieterrein de Hoef. Geluid is daarmee een niet te onderschatten factor in dit gebied.

Luchtkwaliteit: nationaal beleid luchtkwaliteit

Op het gebied van luchtkwaliteit is in Nederland titel 5.2 van de Wet milieubeheer van belang, dat normen voor luchtkwaliteit bevat en een uitwerking vormt van (o.a.) de Europese Kaderrichtlijn luchtkwaliteit.

Nederland heeft in de wetgeving ruimtelijke ordening en normen voor luchtkwaliteit aan elkaar gekoppeld. Nederland betrekt al sinds jaar en dag álle relevante belangen (dus ook die van het milieu) bij ruimtelijke besluiten. Dit uitgangspunt van een 'goede ruimtelijke ordening' is verankerd in de Wet ruimtelijke ordening. De Europese Unie schrijft zo'n koppeling niet voor.

Sinds 2007 is via de Wet ruimtelijke ordening en titel 5.2 van de Wet milieubeheer bepaald dat een voorgenomen ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is indien in ieder geval aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

1. Er worden geen grenswaarden voor de luchtkwaliteit overschreden;

2. Er treedt geen verslechtering van de luchtkwaliteit op, of er vindt per saldo een verbetering van de luchtkwaliteit plaats door compenserende

maatregelen;

3. De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij

aan de luchtverontreiniging;

4. De voorgenomen ontwikkeling is onderdeel van het Nationaal

Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Ad. 1 Een grenswaarde is een maximaal niveau voor in de lucht aanwezige stoffen dat op basis van alle aanwezige kennis wordt vastgesteld om schade aan gezondheid of milieu te voorkomen. Het gaat hierbij om stoffen als fijn stof, benzeen en koolmonoxide. Overschrijding van de grenswaarde is niet toegestaan en voor lidstaten van de EU is een grenswaarde te zien als een resultaatsverplichting.


Ad. 3 De regeling "Niet in betekenende mate" geeft voor diverse soorten projecten, zoals de ontwikkeling van woningen of de aanleg van een weg, aan wat de objectieve grens is waarbinnen een project "niet in betekenende mate" bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Zo is een woningbouwlocatie dat niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvat en één ontsluitingsweg bevat een project dat als "niet in betekenende mate" wordt beschouwd. Indien een voorgenomen ontwikkeling binnen de begrenzing van de regeling "niet in betekenende mate" valt is verdere toetsing aan de grenswaarden niet nodig. Hierbij geldt één voorwaarde: de voorgenomen ontwikkeling mag niet vallen onder het 'Besluit gevoelige bestemmingen'.


Besluit gevoelige bestemmingen

Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden.Hierin wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen', zoals scholen, kinderdagverblijven, verzorging-, verpleeg- en bejaardenhuizen, in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Het gaat hierbij om alle vergelijkbare soorten functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein.

Ruimtelijke plannen toetsen we aan de wetgeving met betrekking tot luchtkwaliteit. In dit geval is er echter geen sprake van ruimtelijke plannen, het bestemmingsplan is conserverend van aard.

Externe veiligheid: nationaal en provinciaal beleid

Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen in de directe omgeving lopen als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken.

Verder richt de wetgeving rond externe veiligheid zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer winkels, horeca, parkeerterreinen en kantoren met een oppervlakte van minder dan 1500 m2.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI)

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

Voor beide aspecten geldt dat onderzoek moet worden gedaan naar het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij/zij zich onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt. De kans op overlijden van 1 op de miljoen per jaar (PR=10-6) is een harde grenswaarde welke niet mag worden overschreden.

Het groepsrisico drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang (ten minste 10, 100 of 1000 personen) overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting waar gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Rondom de risicobron wordt een invloedgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximale aantal aanwezige personen, de zogenaamde orienterende waarde. Deze orienterende waarde is een richtwaarde. Het bevoegd gezag mag, uitsluitend als dit voldoende gemotiveerd is, van deze richtwaarde afwijken. Verantwoordingsplicht door het verantwoordelijke bestuur geldt voor elke toename van het groepsrisico, dus ook wanneer de oriënterende waarde niet wordt overschreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0092.png"

Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is in augustus 2004 een circulaire vastgesteld. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen opgenomen. In nieuwe situaties geldt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Uit de circulaire blijkt dat op meer dan 200 meter afstand van een aangewezen route gevaarlijke stoffen het aspect externe veiligheid geen beperkingen oplegt aan het ruimtegebruik. Uit de circulaire blijkt verder dat bij het vervoer van gevaarlijke stoffen beargumenteerd van de richtwaarde en oriënterende waarde mag worden afgeweken. Van de grenswaarde mag niet worden afgeweken.

Provinciaal milieubeleidsplan en structuurvisie ruimtelijke ordening

Externe veiligheid heeft door de provincie een vertaling gekregen in het milieubeleidsplan en de structuurvisie ruimtelijke ordening. De meeste bekende risico's zijn vertaald in de zogenaamde 'risicokaart', welke op internet voor een ieder te raadplegen is. Het is een provinciale kaart met als doel om burgers te informeren over de risico's in hun directe leefomgeving. Verder is het een belangrijk hulpmiddel voor hulpdiensten en beleidsmakers. De kaart wordt doorlopend geactualiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0093.png"

Uitsnede uit risicokaart: risicovolle inrichtingen (rood), buisleidingen (stippellijn) en kwetsbare objecten (groen)

Bedrijven en milieuzonering: nationaal beleid

Milieuzonering legt een relatie tussen de milieuaspecten van een bedrijf - zoals geluid, geur, gevaar en stof - en de omgeving. Daarnaast is de mate waarin een bedrijfstype personen- of goederenverkeer genereert mede bepalend voor de mate van hinder, en dus voor de mogelijkheid tot vestiging of uitbreiding. Bij milieuzonering wordt gekeken of er voldoende afstand wordt aangehouden tussen en milieubelastende activiteit en milieugevoelige functies, zoals woningen, in ruimtelijke plannen.

Bij een goede ruimtelijke ordening hoort het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen te zorgen voor voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals wonen), worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

Het wettelijk kader wordt gevormd door het "Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer", ook wel Activiteitenbesluit genoemd. De systematiek die wordt gehanteerd is dat in bijlage 1 van het besluit omgevingsrecht is aangegeven welke inrichtingen onder de Wet Milieubeheer vallen en welk deel van deze inrichtingen vergunningplichtig is.

Om het begrip ‘milieuzonering’ hanteerbaar te maken, is gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. Deze publicatie betreft een hulpmiddel voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming. Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven welke milieu-invloed (in de vorm van geluid, geur, gevaar en stof) hiervan kan uitgaan en welke afstand hierbij (minimaal) in acht genomen moet worden. Kenmerkend voor deze aspecten is dat de belasting verder van de bron afneemt.

In de VNG-publicatie is een zogenaamde richtafstandenlijst opgenomen. In deze lijsten is voor allerlei soorten bedrijvigheid aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur worden aangehouden. Naast richtafstanden zijn ook andere kenmerken vermeld, zoals de verkeersaantrekkende werking. De weergegeven richtafstanden en andere kenmerken gelden voor een gemiddeld nieuw bedrijf binnen de betreffende type bedrijvigheid. De VNG-publicatie maakt voor de toepassing van de richtafstandenlijst onderscheid in de omgevingstypen ‘rustige woonwijk en rustig buitengebied’ en ‘gemengd gebied’. De richtafstandenlijsten vermelden de afstanden die bij voorkeur worden aangehouden tussen bedrijven en een ‘rustige woonwijk en rustig buitengebied’. Als er sprake is van het omgevingstype ‘gemengd gebied’ kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst worden verminderd.

Planologisch relevante leidingen: nationaal beleid

Planologisch relevante leidingen zijn - kort gezegd - leidingen die bouw- en gebruiksbeperkingen kunnen opleveren. Voor planologisch relevante leidingen gelden verschillende beschermings- en veiligheidsafstanden waar in de ruimtelijke planvorming rekening mee gehouden moet worden.

Ruimtelijke plannen met daarin leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd moeten verschillende beschermings- en veiligheidsafstanden bevatten. Dit is geregeld in het "Besluit externe veiligheid inrichtingen".

Afhankelijk van druk en diameter gelden verschillende bebouwings- en toetsingsafstanden). De afstand die, in verband met de bescherming en het beheer van de leiding, minstens moet worden aangehouden ten opzichte van andere functies, wordt bepaald door de zogenaamde belemmeringenstrook. Binnen deze strook is in beginsel geen enkele vorm van bebouwing toegestaan.

Op 1 januari 2011 is de circulaire Zonering langs hogedrukaardgasleidingen vervangen door het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen. Het besluit regelt de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en de gemeenten. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In het besluit staat onder andere dat in bestemmingsplannen buisleidingen moeten worden getoond inclusief de bijbehorende belemmeringenstrook en dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op grond waarvan de aanleg van een buisleiding of de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar object bij een buisleiding wordt toegelaten, een grenswaarde van 10-6 per jaar in acht wordt genomen.

Thema's in dit bestemmingsplan:

Afhankelijk van de uitwerking van de verschillende gebieden in bestemmingsplannen moet milieuonderzoek worden uitgevoerd om te bepalen of er en zo ja welke milieuhygiënische belemmeringen in de gebieden van dit bestemmingsplan aanwezig zijn. In dit bestemmingsplan is dit achtereenvolgens beschreven voor de thema's:

  • Milieugevolgen van aanwezige infrastructuur (externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit)
  • Mileugevolgen van aanwezige bedrijven (externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit, bedrijven en milieuzonering)
  • Water (berging en kwaliteit)
  • Bodem (kwaliteit)
  • Planologisch relevante leidingen
  • Flora en Fauna / ecologie
  • Milieu
  • Duurzaamheid

5.2 Milieugevolgen Van Aanwezige Infrastructuur

5.2.1 Wegverkeer

Bij wegverkeer blijft de beoordeling van de ruimtelijk relevante milieubelasting in praktische zin beperkt tot de milieuaspecten geluid, trillingen, luchtverontreiniging en externe veiligheid met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Geluid

In de Wet geluidhinder (artikel 74 lid 1) is bepaald dat elke weg van rechtswege een geluidszone heeft. Uitgezonderd zijn wegen die zijn gelegen in een 30 km/uur-zone of in een woonerf. De breedte van de geluidszones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van een weg (zie onderstaande tabel).

Tabel: aan te houden geluidszones langs wegen

aantal rijstroken zonebreedte (meter)
stedelijk gebied 1 of 2 200
3 of meer 350
buitenstedelijk gebied 1 of 2 250
3 of 4 400
5 of meer 600

Zodra binnen deze geluidszones nieuwe geluidgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd dan wel aanpassing van wegen moet plaatsvinden, is akoestisch onderzoek vereist op grond van de Wet geluidhinder. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen. Bij hogere grenswaarden dan de voorkeursgrenswaarde dan wel bij eerder vastgestelde hogere grenswaarden, maar niet hoger dan de maximaal toelaatbare hogere grenswaarde, zal een nieuw ontheffingsbesluit in het kader van de toepassing van de Wet geluidhinder moeten worden genomen. Dit besluit kan worden genomen indien aan nadere randvoorwaarden van het gemeentelijke geluidhinderbeleid wordt voldaan.

De Wet geluidhinder is echter niet het enige instrument voor het ordenen van de omgevingskwaliteit. Inmiddels leert vaste jurisprudentie dat binnen zoneloze wegen (30 km/h-wegen) en buiten geluidzones (bv. onvoldoende of niet afgeschermende rijkswegen) op grond van de Wro in het kader van goede ruimtelijke ordening geluidonderzoek en toch noodzakelijk kunnen zijn en, vooral bij al aanwezige hoge geluidsbelastingen, afwegingen moeten worden gemaakt met betrekking tot het eventueel treffen van maatregelen.

In het plangebied van dit bestemmingsplan zijn veel woonwijken en daarbij behorende 30 kilometer zones aanwezig. Deze worden in het kader van de toepassing van de Wet geluidhinder verkeerslawaai buiten beschouwing gelaten, maar in het kader van een goede ruimtelijke ordening betrekken we deze gebieden wel in de omschrijving.
De hoofdinfrastructuur in het plangebied is bepaald door de Hogeweg, Ringweg Kruiskamp / Koppel, Meridiaan, Liendertseweg, van Randwijcklaan, Lageweg en Outputweg (grens plangebied). In het kader van 'swung' stellen we in de toekomst een maximaal toelaatbare waarde vast. Alle genoemde wegen hebben minimaal twee rijstroken, zodat een zonebreedte van tenminste 200 meter moet worden aangehouden. Akoestisch onderzoek is verplicht zodra nieuwe geluidgevoelige bestemmingen (wonen, onderwijs, zorg) binnen deze zone worden gerealiseerd en/of wegen worden gereconstrueerd. Aangezien de Ringweg Kruiskamp / Koppel bestaat uit 2 x 2 rijstroken, moet aan weerszijden van deze weg een zonebreedte van 250 meter worden aangehouden.

In het plangebied worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen gerealieerd binnen de geluidszones van de wegen. Aanpassingen van wegen vinden niet plaats op basis van dit bestemmingsplan.

Trillingen

Niet bekend is of zich in het plangebied trillingsoverlast als gevolg van voelbare trillingen voordoet. Het kan zich voordoen bij busbanen of bij veel vrachtverkeer. In die situaties moet aandacht besteed worden aan de afstand tot woningen en het type wegdek en voegovergangen in het wegdek. Er is geen wetgeving voor trillingsoverlast. Voor het beoordelen daarvan en het treffen van maatregelen wordt gebruikt gemaakt van richtlijnen.

Luchtkwaliteit

De meest relevante luchtverontreinigende stoffen langs verkeerswegen zijn stikstofdioxide(NO2) en fijn stof (PM10). Van deze twee is NO2 doorgaans maatgevend voor de beoordeling.

De grenswaarden van deze luchtverontreinigende stoffen zijn de volgende:

Stof Niveau
[ug/m3)
Geldig
vanaf
Stikstofdioxide (NO2)
(NO2)
Jaargemiddelde concentratie 40 2015
Uurgemiddelde concentratie die maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden 200 2010
Fijn stof (PM10) Jaargemiddelde concentratie 40 2011
24-uurgemiddelde concentratie, die maximaal 35 maal per kalenderjaar mag worden overschreden 50 2011

Doorslaggevend voor de beoordeling van NO2 is de jaargemiddelde concentratie. Voor PM10 is de 24-uurgemiddelde concentratie doorslaggevend voor de beoordeling. Bij berekeningen wordt er vanuit gegaan dat dit overeenkomt met een jaargemiddelde concentratie van 32,6 ug/m3.

De luchtkwaliteit als gevolg van de aanwezige infrastructuur is weergegeven op topografische kaarten en wordt jaarlijks in heel Nederland gemonitord. Directe aanleiding voor het op deze manier motoren van de luchtkwaliteit is dat Nederland moet voldoen aan europese grenswaardem voor luchtkwaliteit. In Nederland is het 'Nationaal Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit' opgestart met als doel om de europese normen te halen. Oorspronkelijk lukte het Nederland niet om tijdig te voldoen aan de normen, maar door Europa is uitstel verleend omdat het nationaal samenwerkingsverband voldoende garandeert dat binnen een bepaalde termijn wél aan de normen voldaan wordt. Doelstelling voor Nederland is dat sinds juni 2011 wordt voldaan aan de norm voor fijn stof (PM10) en op 1 januari 2015 aan de norm voor stikstofdioxide.
Overheden, waaronder de gemeente Amersfoort, leveren jaarlijks invoergegevens aan zodat de kaarten kunnen worden geactualiseerd. De door de gemeente opgegeven gegevens worden jaarlijks verwerkt tezamen met landelijke luchtkwaliteitsgegevens en emissies van voertuigen. De berekende concentraties zijn voor de stedelijke wegen bepaald op een afstand van 10 m uit de wegrand. Bij rijkswegen kan deze afstand groter zijn. Invoergegevens zijn bijvoorbeeld bouwprojecten die kunnen leiden tot een extra verkeersaantrekkende werking. Op deze manier ontstaat een gedetailleerde kaart voor vrijwel elke wijk met waarden voor fijn stof en stikstofdioxide tot 2015. Deze kaart is openbaar en te vinden op http://viewer.nsl-monitoring.nl

Voor meer algemene informatie over de monitoring en de bijbehorende kaarten kan www.nsl-monitoring.nl worden geraadpleegd.

In Koppel, Kruiskamp, Liendert en Rustenburg zijn momenteel nog knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit bekend bij de Hogeweg en de Ringweg-Koppel/Kruiskamp. In beide gevallen zijn de gemeten concentraties Stikstofdioxide (NO2) nog te hoog. De knelpunten zijn in 2015 grotendeels verholpen.

Overschrijdingen van de concentraties fijnstof komen in het plangebied niet voor.

Fijnstof (PM10)
2011 afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0094.jpg"

In bovenstaande figuur is de concentratie fijnstof weergegeven. Overal is sprake van een concentratie lager dan 30 ug/m3. Er wordt vanaf 2011 voldaan aan de toelaatbare grenswaarde van 32,6 ug/m3.

Onderstaande afbeeldingen maken inzichtelijk hoe de concentraties stikstofdixide zich ontwikkelen:

Stikstofdioxide (NO2)
2011 afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0095.jpg"
2015 afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0096.jpg"
2020 afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0097.jpg"

Voor stikstofdioxide geldt dat in 2015 overal wordt voldaan aan de grenswaarde 40 ug/m3. Met uitzondering van het wegvak tussen de Operaweg en de oprit rijksweg A28 naar Utrecht bedraagt de concentratie in 2015 overal minder dan 37 ug/m3. Langs het genoemde wegvak bedraagt de concentratie 37-38 ug/m3. Daarbij zij opgemerkt dat in 2015 het wegvak is gereconstrueerd. Deze reconstructie is nog niet verwerkt in de landelijke monitoringstool. Na reconstructie zal de concentratie NO2 in 2015 minder bedragen dan 37 ug/m3. Belangrijke oorzaak hiervan is een dan aanwezige ongelijkvloerse kruising tussen een gedeeltelijk verdiepte Hogeweg en een gedeeltelijk verhoogde Operaweg, waardoor sprake is van een verbeterde doorstroming van het wegverkeer op de Hogeweg. In 2020 is de concentratie NO2 volgens de monitoringstool overal lager dan 37 ug/m3.

Met behulp van het CARII rekenmodel (v10) is berekend dat na reconstructie van de Hogeweg in 2015 bij een stagnerende verkeersomvang van tenminste 45.000 motorvoertuigen per etmaal pas sprake kan zijn van een dreigende overschrijding van de dan geldenden grenswaarde. Deze verkeersomvang doet zich noch in 2015 noch in 2020 voor. Bovendien zal de bij een dergelijke verkeersomvang behorende opstopping van het stadsverkeer (een gemiddelde snelheid kleiner dan 15 km/h en gemiddeld 10 stops per afgelegde kilometer) zich hier niet voordoen. Voor de overige wegen geldt ook dat de grenswaarde voor de NO2 vanaf 2015 niet wordt overschreden.

Tot slot zijn in Rustenburg in de periode augustus tot en met december 2007 op meerdere meetpunten, aangeduid in onderstaande figuur ,door TNO metingen uitgevoerd naar de NO2-concentraties. De gemeten concentraties NO2 op deze meetpunten varieerden in 2007 tussen 22 en 33 ug/m3. De in 2007 toen geldende grenswaarde bedroeg voor NO2: 46 ug/m3. Tot 2015 bedraagt de grenswaarde nu inmiddels 60 ug/m3 en vanaf 2015 moet worden voldaan aan 40 ug/m3. De metingen lieten zien dat al in 2007 ruimschoots aan de grenswaarde 40 ug/m3 werd voldaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0098.jpg"

Samengevat wordt binnen het plangebied vanaf 2011 voor PM10 en vanaf 2015 voor NO2 voldaan aan de daarvoor geldende grenswaarden.

Externe veiligheid

Binnen de gemeente Amersfoort is een route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld. In onderstaande afbeelding is zichtbaar dat door het plangebied geen routes voor vervoer van gevaarlijke stoffen lopen.

Wel lopen de Rijksweg A28 en de Outputweg aan de oostzijde van het plangebied en zijn wegen in De Isselt aangewezen als route voor vervoer gevaarlijke stoffen. Enkele van de betreffende wegen in De Isselt benaderen het plangebied aan de zuid-westzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0099.jpg"

Aangewezen transportroutes gevaarlijke stoffen in en rond Amersfoort.

A28:

Over de A28 vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Rijkswaterstaat houdt tellingen van het vervoer van gevaarlijke stoffen op de weg bij. Dit gebeurt conform de “Telmethodiek voor het vervoer van gevaarlijke stoffen op de weg, 23 augustus 2005”. In bijlage 7 van deze toelichting hebben wij de relevante wegvakgegevens met de bijbehorende transportgegevens, inclusief de 'worst case' verwachte groei opgenomen.

Conform de vuistregels waarnaar wordt verwezen in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen zijn meer dan 6500 LPG tankwagens (GF3) benodigd om een 10-6-risicocontour te hebben. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat de A28 bij het wegvaknummer langs Rustenburg géén 10-6-risicocontour heeft voor het plaatsgebonden risico.

Het groepsrisico is afhankelijk van de jaarlijkse frequentie van transportbewegingen, van de bevolkingsdichtheid langs de weg en van de afstand waarop de bevolking zich van de weg bevindt. Ook het groepsrisico wordt in hoge mate bepaald door het transport van vloeibare, onder druk staande, brandbare gassen (voornamelijk LPG en propaan). Het groepsrisico is berekend met behulp van RBM II, versie 2.0.0, build 270. De rapportage van de berekening is als bijlage 11 bijgevoegd. Uit de berekening volgt dat de PR 10-6/jaar contour op de Rijksweg A28 ligt en dat de oriënterende waarde niet wordt overschreden

Het bestemmingsplan Amersfoort – Oost laat geen nieuwe ontwikkelingen toe. Aangezien het groepsrisico niet verder toeneemt en de oriënterende waarde niet wordt overschreden is het groepsrisico formeel geen probleem voor de externe veiligheid. Verdere verantwoording van het groepsrisico is conform de Rnvgs niet noodzakelijk.

Overige wegen:

Naast de Rijksweg A28 zijn nog enkele andere wegen rondom het plangebied aangewezen voor het transport van gevaarlijke stoffen. De intensiteit van de transporten met gevaarlijke stoffen is op deze wegen aanzienlijk lager dan op de A28. Nu de ligging van de PR 10-6/jaar contour voor de Rijksweg A28 op de weg zelf ligt, is evident dat de contour op de overige wegen ook niet buiten de weg zelf ligt. De betreffende wegen zijn dan ook niet nader onderzocht.

NB: het volledige onderzoek 'externe veiligheid' in verband met de actualisatie van het bestemmingsplan Amersfoort Oost is te vinden in bijlage 7 bij deze toelichting. Externe veiligheid als gevolg van transport gevaarlijke stoffen is beschreven in pagina 22 tot en met 27.

5.2.2 Spoorverkeer

Bij spoorverkeer blijft de beoordeling van de ruimtelijk relevante milieubelasting in praktische zin beperkt tot de milieuaspecten geluid, trillingen en externe veiligheid met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Geluid

Spoorwegen hebben volgens art 106b van de Wet geluidhinder een zone waarvan de breedte afhankelijk is van het aantal sporen en de intensiteit van het gebruik. In het Besluit geluidhinder, via de regeling zonekaart spoorwegen, is op een kaart per categorie spoorlijn de breedte van de zone aangegeven. Deze kaart ligt ter inzage bij het ministerie van Infrsatructuur en Milieu en is ook alleen daar in te zien.

De voor het plangebied relevante spoorbanen hebben van rechtswege een geluidszone van 300 m aan weerszijden van de baan. Zodra binnen deze geluidszones nieuwe geluidgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd dan wel aanpassing van de spoorbaan moet plaatsvinden, is akoestisch onderzoek vereist op grond van de Wet geluidhinder. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen. Bij hogere waarden dan de voorkeurswaarde van 55 dB moet een nieuw ontheffingsbesluit in het kader van de toepassing van de Wet geluidhinder worden genomen. Dit besluit kan worden genomen indien aan nadere randvoorwaarden van het gemeentelijke geluidhinderbeleid wordt voldaan. De uiterste grenswaarde van 68 dB mag in geen geval worden overschreden.

De Wet geluidhinder is echter niet het enige instrument voor het ordenen van de omgevingskwaliteit. Inmiddels leert jurisprudentie dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening geluidonderzoek niet achterwege mag blijven naar de omvang van geluidreflectie richting de omgeving bij in het bestemmingsplan op te nemen nieuwbouw.

In het plangebied van dit bestemmingsplan geldt een aan te houden zone van 300 meter vanaf het spoor. Opvallend zijn de relatief nieuwe woningen die aan de Chirurgijnsgilde en Binckesstraat zijn gebouwd: deze bevinden zich op zeer korte afstand van het spoor. Dit zijn zogenaamde "experimenteergebieden stad en milieu", waarbij onderzocht wordt onder welke voorwaarden geluidsgevoelige bestemmingen en railverkeer dichter op elkaar kunnen worden gesitueerd. In deze gevallen liggen de woningen of het spoor zelf verdiept en beschikken alle woningen over een geluidsluwe gevel of buitenruimte. Aan deze geluidsluwe zijde bedraagt de geluidsbelasting vanwege het spoor niet meer dan 55 dB. Het geluid van het spoor wordt verder in het gehele plangebied, met als enige uitzondering het waterwingebied, afgeschermd door een geluidsscherm. Met deze maatregelen bevindt de geluidsbelasting vanwege het spoor zich op een acceptabel niveau.

Bij nieuwbouw van geluidgevoelige functies binnen een zone van 300 meter dient te allen tijde een akoestisch onderzoek te worden verricht.

Trillingen

In de directe nabijheid van de spoorbaan Amersfoort-Zwolle/Apeldoorn kunnen trillingen, vooral als gevolg van het goederenvervoer, trillingsoverlast veroorzaken. Na voorafgaand trillingsonderzoek is daarop ingespeeld bij de inmiddels gerealiseerde nieuwbouwwoningen direct in de spoorzone in de wijk Kruiskamp door trillingdempende maatregelen bij woningen te treffen. Dergelijke maatregelen zijn ook getroffen bij gebouwen in spoorzones buiten het plangebied.

Externe veiligheid

- gevaarlijke stoffen over het spoor -

Risico's vanwege het spoor zijn berekend met behulp van RBM II, versie 2.0.0, build 270. De rapportage van de berekeningen is als bijlage 12 bijgevoegd.

Plaatsgebonden risico

Voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde van 10-6 per jaar. Uit de berekening volgt dat de PR10-6 contour op gemiddeld op 2 meter vanuit het hart van de spoorbundel ligt. Hiermee is het plaatsgebonden risico vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor geen belemmering.

Groepsrisico

Voor het bestemmingsplan Amersfoort – Oost bedraagt het groepsrisico, tot het moment dat het rijden met lage snelheden is doorgevoerd, 0,403 maal de oriënterende waarde bij 1135 slachtoffers. In het eindrapport van het basisnet spoor is vermeld (paragraaf 3.2.2.4) dat in situaties waar in de praktijk met lage snelheden wordt gereden voor het basisnet toch is gerekend met hoge snelheden zolang het afdwingen van lage snelheden nog niet in seinregelgeving is doorgevoerd.

Aangezien de oriënterende waarde in deze situatie niet wordt overschreden en het groepsrisico niet verder toeneemt vanwege het bestemmingsplan Amersfoort-Oost, is een verdere verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk.

NB: het volledige onderzoek 'externe veiligheid' in verband met de actualisatie van het bestemmingsplan Amersfoort Oost is te vinden in bijlage 7 bij deze toelichting. De volledige berekeningen en verantwoording van plaatsgebonden risico en groepsrisico zijn opgenomen op pagina's 28 tot en met 30.

- Spoorwegemplacement -

Zoals uit onderstaande figuur blijkt ligt een groot deel van het plangebied in het effectafstand gebied van het Goederenemplacement Amersfoort. Dit betreft een Bevi inrichting. Het invloedsgebied van dit emplacement ligt over het plangebied. Zodoende dient bij de besluitvorming van het bestemmingsplan Amersfoort-Oost rekening te worden gehouden met het goederenemplacement.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0100.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0101.png"

Uitsnede uit de risicokaart in verband met emplacement

Voor het goederenemplacement is op 1 december 1998 door Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht een revisievergunning ingevolgde de Wet milieubeheer verleend. Nadien zijn diverse meldingen geaccepteerd en veranderingsvergunningen verleend. Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht waren bevoegd gezag vanwege het samenstellen van treinen en treinstellen middels heuvelen en stoten. Anno 2012 vindt deze activiteit niet meer plaats waardoor momenteel burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort bevoegd gezag zijn. In januari 2012 is een concept-aanvraag om een omgevingsvergunning in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ingediend. Een kwantitatieve risicoanalyse maakt onderdeel uit van deze aanvraag. Zolang nog geen besluit over deze aanvraag is genomen moet formeel uit worden gegaan van de op 1 december 1998 verleende milieuvergunning. Voor de vergunning van 1 december 1998 is door DHV een risicoanalyse opgesteld. Omdat deze gedateerd was heeft Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht opdracht gegeven een nieuwe risicoanalyse (d.d. 8 december 2009, projectnr 091547, AVIV B.V.) op te stellen.

Plaatsgebonden risico

Uit de risicoanalyse van 8 december 2009 blijkt dat het goederenemplacement geen PR 10-6 risicocontour heeft. Dit blijkt tevens uit de concept-aanvraag van januari 2012.

Onderstaande figuur geeft de in 8 december 2009 berekende risicocontouren weer:

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0102.png"

Het plaatsgebonden risico van het goederenemplacement is geen belemmering voor het plangebied.

Groepsrisico

Uit de risicoanalyse van 8 december 2009 blijkt een groepsrisico zoals weergegeven in onderstaande figuur. Hiervan uitgaande is het groepsrisico maximaal circa 1,8 maal de oriënterende waarde bij 2000 slachtoffers. Conform de concept-aanvraag van januari 2012 is een overschrijding van de oriënterende waarde berekend van maximaal 3,5 maal de oriënterende waarde bij 1000 slachtoffers. Aangezien over deze aanvraag nog discussie plaatsvindt en deze zich nog in een concept stadium bevindt wordt vooralsnog uitgegaan van de QRA van 9 december 2009.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0103.png"

Op basis van artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen moet het berekende groepsrisico worden verantwoord. De verantwoording voor het spooremplacement hebben wij opgenomen in bijlage 7 van deze toelichting (pagina 13 t/m 17). Ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan worden geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegelaten in het invloedsgebied van het spoorwegemplacement.

NB: het volledige onderzoek 'externe veiligheid' in verband met de actualisatie van het bestemmingsplan Amersfoort Oost is te vinden in bijlage 7 bij deze toelichting.

5.2.3 Ondergrondse infrastructuur

Bij ondergrondse infrastructuur blijft de beoordeling van de ruimtelijk relevante milieubelasting in praktische zin beperkt tot buisleidingen met betrekking tot het transport van aardgas als gevaarlijke stof. De beoordeling beperkt zich tot externe veiligheid.

Externe veiligheid

Nabij het beoogde plangebied loopt een hoge druk aardgasleiding (buisleiding). Deze is in onderstaande figuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0104.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0105.png"

Risico's vanwege de buisleiding zijn conform de rekenmethodiek Besluit externe veiligheid buisleidingen met behulp van CAROLA, versie 1.0.0.51, parameterbestand 1.2 berekend. De rapportage van de gemaakte berekening is als bijlage 9 bij deze toelichting gevoegd.

Voor de aanwezige bevolking is uitgegaan van de populator-tool van de professionele risicokaart. Voor het industrieterrein de Wieken-Vinkenhoef is uitgegaan een bevolking van 40 personen per hectare. Dit komt overeen met een industrieterrein met een gemiddelde bezettingsgraad zoals vermeld in de Handreiking verantwoording groepsrisico. Gebruikte bevolkingsgegevens zijn als bijlage 10 bijgevoegd.

Plaatsgebonden risico

Uit de berekening volgt dat de PR 10-6/jaar contour van de nabij het plangebied gelegen buisleidingen op de leidingen is gelegen. De PR contour vormt zodoende geen belemmering voor het plangebied.

Groepsrisico

Nabij het plangebied zijn twee hoge druk leidingen gelegen. Langs de Hogeweg is buisleiding W-520-05 gelegen met een diameter van 219,1 mm en een druk van 40 bar. Ten oosten van de A28 is buisleiding A-510 gelegen met een diameter van 914 mm en een druk van 66 bar. Bij de berekening is rekening gehouden met de huidige en de toekomstige ligging van buisleiding A-510.

Het groepsrisico bedraagt bij leiding W-520-05 maximaal 1,525*10-6 maal de oriënterende waarde bij 13 slachtoffers.

Het groepsrisico bedraagt bij leiding A-510-toekomstig maximaal 0,152 maal de oriënterende waarde bij 107 slachtoffers.

Het groepsrisico bedraagt bij leiding A-510-bestaand maximaal 0,29 maal de oriënterende waarde bij 153 slachtoffers.

Het groepsrisico dient conform artikel 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen te worden verantwoord. De verantwoording voor de buisleidingen hebben wij opgenomen in bijlage 7 van deze toelichting (pagina 17 t/m 22). Ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan worden geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegelaten in het invloedsgebied van de buisleidingen.

NB: het volledige onderzoek 'externe veiligheid' in verband met de actualisatie van het bestemmingsplan Amersfoort Oost is te vinden in bijlage 7 bij deze toelichting.

5.2.4 Zendmasten

Uit www.antenneregister.nl blijkt dat in en nabij het plangebied meerdere zendmasten liggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0106.png"

Uitsnede uit het antenneregister

Agentschap Telecom, toezichthouder op het gebruik van elektromagnetische velden, voert jaarlijks door heel Nederland steekproefsgewijs veldsterktemetingen uit om na te gaan of de blootstellingslimieten nergens worden overschreden. Uit geen enkele van de veldsterktemetingen blijkt dat de blootstellingslimieten op publiek toegankelijke plaatsen in Nederland worden overschreden.

5.3 Milieugevolgen Van Aanwezige Bedrijven

Bedrijven worden altijd beoordeeld op de milieugevolgen naar de omgeving. Het betreft hier dan voornamelijk, geluid, trillingen, luchtverontreiniging, stof, geur, externe veiligheid. Andere milieubeoordelingen als bijvoorbeeld straling doen zich in de praktijk niet veel voor. Bij geluid kan naast de individuele beoordeling ook nog sprake van een cumulatieve beoordeling van de geluidbelasting veroorzaakt door de gezamenlijke bedrijven. Hierbij moeten bedrijven binnen een begrensd bedrijventerrein de gezamenlijke toelaatbare geluidsbelasting onder elkaar verdelen. Deze verdeling bepaalt dan uiteindelijk voor die bedrijven de toelaatbare geluidsbelasting per individueel bedrijf.

5.3.1 Geluidgezoneerd bedrijventerrein - Isselt

Rondom industrieterreinen waarop de mogelijkheid aanwezig is tot vestiging van zogenaamde 'grote lawaaimakers' moet op grond van art. 41 van de Wet geluidhinder een geluidzone worden vastgesteld. Grote lawaaimakers zijn instellingen die benoemd zijn in bijlage 1, onderdeel D, van het 'besluit omgevingsrecht". In de geluidszone gelden regels ten aanzien van nieuwbouw van geluidgevoelige bestemmingen. Door middel van zonebeheer moet worden voorkomen dat, ten gevolge van de geluidemissie van de bedrijven gezamenlijk, de geluidbelasting buiten de zone hoger wordt dan de voorkeursgrenswaarde. Binnen de zone moeten zonodig maatregelen worden getroffen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 50 dB(A) (etmaalwaarde), de uiterste grenswaarde bedraagt 55 of 60 dB(A) (etmaalwaarde), afhankelijk van de situatie.

Op Industrieterrein Isselt zijn meerdere lawaaimakers gevestigd en niet uitgesloten. Rondom het industrieterrein is dan ook een geluidszone getrokken, dat voor een klein deel over het plangebied valt, in de wijk Jericho-Jeruzalem. Op onderstaande afbeelding is de totale geluidszone van Isselt te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0107.jpg" Geluidzones:

- Isselt (paars)
- Spoorwegzone Soesterkwartier (oranje)

De geluidscontour van 50 dB(A) mag de grens van de geluidszone niet overschrijden. Fictief kan worden berekend wanneer zich dat net niet voordoet. In die situatie weet men dan ook waar precies de 55 – en 60 dB(A)-contouren liggen. Binnen deze zone, voor zover gelegen binnen het plangebied, mogen geluidgevoelige bestemmingen gebouwd worden mits, via een ontheffingsbesluit Wet geluidhinder, de geluidsbelasting niet meer bedraagt dan de toegelaten grenswaarden hoger dan 50 dB(A). Daarbij moet wel worden voldaan aan nadere randvoorwaarden uit het gemeentelijke geluidhinderbeleid.

Ontwikkelingen op het bedrijventerrein Isselt kunnen bij handhaving van de geluidzone leiden tot een 'terugtrekkende' geluidscontouren, wanneer de omvang van het geluidgezoneerde bedrijventerrein Isselt krimpt door het realiseren van mengfuncties op het terrein. Verwacht mag worden dat de 50 dB(A)- geluidscontour van het resterende geluidgezoneerde bedrijventerrein op een zodanig grote afstand van het plangebied komt te liggen dat dit geen deel meer hoeft uit te maken van de geluidzone een geluidbeoordeling achterwege kan blijven.Daartoe moet eerste de geluidzone worden herzien.

5.3.2 Niet gezoneerd bedrijventerrein - de Hoef

Het bestemmingsplan de Hoef sluit de vestiging van grote lawaaimakers expliciet uit. Op grond daarvan bevindt zich geen geluidzone rondom dit bedrijventerrein. Het bestemmingsplan kent echter wel een – bij Koninklijk Besluit van 12 oktober 1987 goedgekeurde - werkwijze waarbij rekening wordt gehouden met de milieubelangen uit de omgeving. Op dit bedrijventerrein te vestigen bedrijven zijn onderworpen aan een milieu-categoriebeoordeling, waarbij vroegtijdig wordt bezien in hoeverre de milieubelasting naar de omgeving kan worden beperkt zonder de leefkwaliteit in de omliggende wijken (Rustenburg, Liendert en Zielhorst) te schaden. Naast deze werkwijze dient de leefkwaliteit te worden gewaarborgd door de toepassing van milieuwetgeving.

5.3.3 Niet gezoneerd bedrijventerrein - de Wieken VInkenhoef

Het bestemmingsplan de Wieken Vinkenhoef sluit de vestiging van grote lawaaimakers ook expliciet uit. Op grond daarvan bevindt zich geen geluidzone rondom dit bedrijventerrein. Het bestemmingsplan kent in principe dezelfde werkwijze voor bedrijfsvestigingen als het bestemmingsplan de Hoef.

5.3.4 Bedrijventerreinen binnen het plangebied

In het plangebied is slechts één bedrijventerrein aanwezig, te weten rondom de Dirk Loogenstraat. Hier mogen bedrijven tot maximaal milieucategorie 2 worden geplaatst. Er zijn geen milieuhinderlijke bedrijven bekend binnen het plangebied.

5.3.5 Individuele bedrijven

Hoewel niet van toepassing op bestaande bedrijven zal in het kader van goede ruimtelijke ordening (GRO) een indicatiie worden gegeven van de gewenste milieuafstanden voor geur (S), geluid(G), stof(D) en externe veiligheid(V) volgens de inzichten van de VNG-brochure “Bderijven en milieuzonering”, versie 2009. Van deze afstanden weergegeven in meters kan worden afgeweken mits gedragen door een goede motivering. De grootste afstand is echter maatgevend voor de GRO-beoordeling.

5.3.6 Bedrijven buiten het plangebied

ROVA Nijverheidsweg 35 – S50-D30-G50-V30

ROVA is de afvaladvies-, regie- en verwijderingsorganisatie van 19 gemeenten in Midden- en Oost-Nederland. Aan de Nijverheidsweg 35 zit een milieubrengstation, waardoor er gevolgen optreden op het gebied van externe veiligheid en geluid.

Externe veiligheid:

ROVA is een Bevi inrichting (een bedrijf dat volgens het 'besluit externe veiligheid inrichtingen' als 'inrichting' moet worden bestempeld) vanwege de opslag van meer dan 10 ton aan gevaarlijke stoffen. De maximale opslagcapaciteit bedraagt 200 ton gevaarlijke stoffen. De opslag betreft gevaarlijk afval in het centraal depot bijzondere afvalstoffen (CDBA). In de huidige milieuvergunning van 28 november 2006 is vermeld dat de opslaglocatie een oppervlak van 800 m2 heeft en is voorzien van een automatische sprinklerinstallatie (beschermingsniveau 1).

- plaatsgebonden risico -

De ROVA is een categoriale inrichting. Dit wil zeggen dat in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en bijbehorende regeling vaste afstanden worden gegeven waarbij wordt voldaan aan de grenswaarde dan wel de richtwaarde van 10-6 per jaar voor het plaatsgebonden risico. Conform tabel 3 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen bedraagt deze afstand 50 meter. Vanaf de rand van het opslaggebouw ligt de 50 meter contour nog net in de Eem (zie onderstaande figuur). Hiermee vormt de ROVA vanwege het plaatsgebonden risico geen belemmering voor het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0108.png"

Plaatsgebonden risico ROVA

- Groepsrisico -

De omvang van het groepsrisico is bepaald conform de 'Handreiking verantwoording groepsrisico'. Het invloedsgebied van de ROVA bedraagt conform tabel 2 van bijlage 2 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen 300 meter. In onderstaande figuur is de 300 meter contour vanaf de oostzijde van de PGS opslag (opslag gevaarlijke stoffen) weergegeven. Het invloedsgebied van de ROVA ligt over de rand van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0109.png"

invloedsgebied vanaf de PGS opslag van de ROVA

Vanwege het invloedsgebied dient het groepsrisico als gevolg van de opslag in dit bestemmingsplan te worden verantwoord. Dit volgt uit artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer. De verantwoording hebben wij opgenomen in bijlage 7 van deze toelichting (pagina 6 t/m 12). Hierbij is de personendichtheid voor de bepaling van het groepsrisico bepaald met behulp van het populatiebestand welke in de risicokaart is opgenomen. Ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan worden geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegelaten in het invloedsgebied van de ROVA.

Geluid:

De ROVA maakt deel uit van het geluidgezoneerde bedrijventerrein de Isselt . De op haar van toepassing zijn de gemiddelde geluidsbelasting is afgestemd op de toelaatbare cumulatieve geluidsbelasting als gevolg van het bedrijventerrein de Isselt.

NB: het volledige onderzoek 'externe veiligheid' in verband met de actualisatie van het bestemmingsplan Amersfoort Oost is te vinden in bijlage 7 bij deze toelichting.

SARA LEE, Brabantsestraat – S300-D100-G200-V100

De gemeente Amersfoort is bevoegd gezag in het kader van de toepassing van de Wet milieubeheer en stelt eisen met betrekking tot de kwaliteit van de leefomgeving. De GRO-afstanden zijn ontleend aan de VNG-categorie zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken. De werkelijke afstanden zullen hier fors minder bedragen dan deze brochureafstanden. Eerder moet worden gedacht aan een aan te houden maatgevende indicatieve afstand van 100 m. Geur en geluid zijn hier maatgevend.

Het bedrijf Sara Lee gaat vertrekken van deze locatie.

ZANDFOORT a/d EEM - S0-D0-G30-V10

De gemeente Amersfoort is bevoegd gezag in het kader van de toepassing van de Wet milieubeheer en stelt eisen, ook in het kader van ruimtelijke ordening.

SHELL SERVA, Amsterdamseweg 7

Shell Serva B.V. is een tankstation waar onder andere LPG wordt verhandeld. Vanwege de verkoop van LPG valt het tankstation onder de werkingssfeer van het Bevi. Het invloedsgebied van een LPG tankstation wordt gemeten vanaf het reservoir alsmede het vulpunt. De invloedsgebieden vallen buiten het plangebied, waardoor verdere beschouwing van het groepsrisico niet relevant is.

BEDRIJVENSTROOK DE HOEF LANGS SPOORBAAN APELDOORN ca.50 m

Het bestemmingsplan de Hoef laat in deze strook bedrijven toe in maximaal de milieucategorie 3 opgenomen in de (verouderde) Staat van inrichtingen in het bestemmingsplan. De gemeente Amersfoort is bevoegd gezag in het kader van de toepassing van de Wet ruimtelijke ordening (werkwijze de Hoef) en in het kader van de toepassing van de Wet milieubeheer. Beide GRO- en Wm- toepassingen bepalen uiteindelijk de kwaliteit van de leefomgeving in het plangebied. Om blijvend een goede leefkwaliteit goede leefkwaliteit op een woonafstand van tenminste ca. 50 m (volgens de VNG-brochure 2009 behoort hierbij maximaal een categorie 3.1-bedrijf) te kunnen waarborgen is de Hoefse GRO-werkwijze daarvoor een betere garantie dan de Wm-toepassing.Deze werkwijze dient ook de belangen van de bedrijven beter dan uitsluitend de Wm-toepassing.

UIT TE WERKEN BEDRIJVENSTROOK DE WIEKEN VINKEN HOEF LANGS RIJKSWEG A28 APELDOORN ca.250 m

Het bestemmingsplan de Wieken Vinkenhoef is van latere datum dan het bestemmingsplan de Hoef maar gaat in principe uit van de Hoefse werkwijze rond bedrijfsvestigingen. Het verschil met het plan de Hoef is dat het plangebied van de Wieken Vinkenhoef op een minimale afstand van de woonwijk Rustenburg is gelegen van ca. 250 m (5 keer zoveel als bij de Hoef) en bovendien ook nog daarvan wordt gescheiden door een ca. 6m +mv hoog gelegen Rijksweg A28, die bovendien is voorzien van een geluidscherm van 3 m hoog. Volgens de VNG-brochure 2009 zou zonder afscherming een milieucategorie 4.1 (200m) en lager uit GRO-overwegingen acceptabel zijn in deze bedrijvenstrook. Is alleen geluid maatgevend voor de beoordeling dat kunnen, afhankelijk van de geluidafschermende werking die fors is richting Rustenburg voorzover de geluidbronnen zich dichtbij het maaiveld bevinden, in principe hogere milieucategorien worden toegestaan.

Bevinden de geluidbronnen zich op grote hoogte boven het maaiveld (bv. de rotoren van windmolens) dan kan deze activiteit alleen indien dit geluid niet maatgevend is voor de beoordeling. Daarmee wordt bedoeld dat bij de beoordeling rekening wordt gehouden met het aanwezige in de woonwijk Rustenburg geluidgedempte wegverkeersgeluid van de Rijksweg A28 en met de nachtperiode waarin wegverkeersgeluid grotendeels afwezig is.

De gemeente Amersfoort is bevoegd gezag in het kader van de toepassing van de Wet ruimtelijke ordening (werkwijze de Wieken Vinkenhoef) en in het kader van de toepassing van de Wet milieubeheer, voorzover sommige bedriven niet onder het bevoegd gezag van de provincie Utercht komen te vallen. Beide GRO- en Wm- toepassingen bepalen uiteindelijk de kwaliteit van de leefomgeving in het plangebied. Om blijvend een goede leefkwaliteit goede leefkwaliteit op een woonafstand van tenminste ca. 250 m te kunnen waarborgen de GRO-werkwijze van het plan de Wieken Vinkenhoef daarvoor een betere garantie dan de Wm-toepassing. Deze werkwijze dient ook de belangen van de bedrijven beter dan uitsluitend de Wm-toepassing.

TOEKOMSTIGE ZWEMBAD HOGEWEGZONE

Bij de voorgenomen ontwikkeling van de Hogewegzone wordt met betrekking tot de de leefkwaliteit in met name de wijk Liendert rekening gehouden met het te realiseren zwembad. Bij het opstellen van het Milieueffectrapport Hogewegzone zijn de milieueffecten van het zwembad betrokken en is in beeld gebracht welke kwaliteitseisen haalbaar zijn.

5.4 Water

5.4.1 Europees beleid op het gebied van water

Kaderrichtlijn water

Op Europees niveau is de Kaderrichtlijn Water uit 2000 van belang. De kaderrichtlijn is een Europese richtlijn die voorschrift dat de waterkwaliteit van de europese wateren (vanaf 2015) aan bepaalde eisen moeten voldoen. Deze Kaderrichtlijn gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks hiervan afhankelijk zijn voor verdere achteruitgang worden behoed. Verder wordt een duurzaam gebruik van water bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn. Tot slot wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.

De lidstaten van de EU hebben de kaderrichtlijn uitgewerkt binnen hun eigen wet- en regelgeving.

5.4.2 Nationaal en provinciaal waterbeleid

Waterwet

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Hiermee kan de komende tijd worden voldaan aan de eisen die het waterbeheer van de toekomst stelt aan Nederland. Belangrijk doel van de waterwet was om tot één wet voor waterbeheer te komen in plaats van de 8 (!) verschillende wetten die tot dan toe van kracht waren. Dit levert een belangrijke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningenstelsels en administratieve lasten. Voor onder andere het lozen van afvalwater op het oppervlaktewater, het onttrekken van grondwater of het bouwen van een steiger moet nu één watervergunning worden aangevraagd. In de wet worden ook zoveel mogelijk handelingen met algemene regels gereguleerd, waarbij er geen vergunning meer hoeft te worden aangevraagd.

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk element in de Waterwet is de onderverdeling in het bevoegde gezag met betrekking tot directe (rechtstreeks op het oppervlaktewater) en indirecte lozingen (via de gemeentelijke riolering en rioolafvalwaterzuiveringsinstallatie op het oppervlaktewater. De directe lozingen vallen onder de Waterwet, terwijl de indirecte lozingen zijn opgegaan in de Wet Milieubeheer.

Nationale waterplan

Het Nationale Waterplan geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. Het is in feite het rijksplan voor waterbeheer in Nederland, waarin beschreven is hoe welke maatregelen in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

In het nationale waterplan is Nederland in diverse gebieden ingedeeld, elk met eigen opgaven en beleidskeuzes rond het thema water. Het plangebied van dit bestemmingsplan valt binnen twee gebieden, te weten 'Hoog Nederland' en 'stedelijk gebied'. Hoog Nederland omvat grofweg de zandgronden van Nederland, waartoe ook dit gebied behoort. Streefbeeld voor dit gebied is een watersysteem dat op een ecologisch gezonde en duurzame wijze functioneert. Centraal staat een aanpak die gericht is op herstel en reactiveren van natuurlijke processen, zoals het herstel van beken. Eventuele problemen op het gebied van watertekort en wateroverlast moeten zijn aangepakt en tot een beheersbaar niveau zijn teruggebracht.

Voor het plangebied geeft onderstaande kaart van het Waterschap Vallei en Eem een goed beeld van het totale watersysteem. Hierin is te zien dat de singels en het Valleikanaal een belangrijke functie vervullen in de berging van water uit diverse beken in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0110.png"

In het plangebied van dit bestemmingsplan zijn geen beken aanwezig, maar de watergangen die dit plangebied begrenzen (valleikanaal, de singels) hebben wel een belangrijke functie in de afvoer van al het water uit de beken. De capaciteit is voldoende, maatregelen op dit vlak zijn niet nodig.

Voor het stedelijk gebied is het streefbeeld een veilig woon- en werkgebied, waar de kans op overstromingen bijzonder klein is en waar wateroverlast misschien af en toe voorkomt, maar wel is teruggebracht tot een maatschappelijk geaccepteerd niveau.

In Liendert en Rustenburg is soms sprake van een hoge grondwaterstand met de bijbehorende wateroverlast. In Rustenburg ligt een uitgebreid net van drainage. Als deze drainage niet goed functioneert kan er overlast ontstaan. Daarom dient in het gebied rekening gehouden te worden met hoge grondwaterstanden, door kruipruimteloos te bouwen. De gemeente heeft onderzoek laten doen naar de invloed van het klimaat op de gorndwaterstanden in de stad. De conclusie daarvan is dat de grondwaterstanden en de winterperioden hoger zullen worden.

Provinciaal waterplan

Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. De doelstelling van het plan is: een veilig en bewoonbaar land. Het plan geeft de gewenste ontwikkelingen in het waterbeheer in de provincie Utrecht aan. Hierbij is onder andere rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water. Het thema “water als ordenend principe” loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied,er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen. In het plan zijn provinciale belangen benoemd op het gebied van waterkwaliteit en waterberging, waarmee gemeenten rekening dienen te houden bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Er zijn geen provinciale belangen te beschermen in het plangebied van dit bestemmingsplan.

5.4.3 Beleid waterschap en gemeente

Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem

In het Waterbeheersplan 2010 - 2015 heeft Waterschap Vallei & Eem zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. Het plan bepaalt in grote lijnen de agenda van Waterschap Vallei & Eem voor de komende zes jaar. Dit plan is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied.

Voor het plangebied van dit bestemmingsplan zijn twee zaken benoemd die van belang zijn: een primare waterkering in Koppel en een afvalwatertransportleiding.

Een primare waterkering is een dijk die beschermd tegen water van grote rivieren, het IJsselmeer, het Markermeer en de zee. Langs de Eem loopt een primaire waterekering tot aan de spoorlijn in Koppel. In onderstaande afbeelding is te zien dat deze waterkering onderdeel uitmaakt van een stelsel aan waterkeringen (Randmeer- en Eemdijken) om water vanuit het IJsselmeer tegen te houden. Indien een van deze dijken zou bezwijken, zou het grootste deel van het plangebied onder water kunnen komen te staan. De dijken voorkomen vooral dat de polders ten noorden van Amersfoort overstromen bij hoogwater in het Ijsselmeergebied. Dit vormt namelijk een van de laagste delen van Amersfoort en omgeving.

Het Waterschap Vallei en Eem kent een hoge waarde toe aan veiligheid. Preventie staat hierbij voorop, overstromingen moeten worden voorkomen. De wettelijk vastgelegde veiligheidsnorm voor die delen van het beheersgebied die door primaire waterkeringen worden beschermd, is dat de kans op overstroming vanuit het IJsselmeer niet groter mag zijn dan 1 op 1250 per jaar. Daarvoor moet het Waterschap zorgen dat de dijken te allen tijde op orde zijn. Daarnaast moet het waterschap adequaat kunnen optreden als onverhoopt toch dijkdoorbraken en overstromingen voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0111.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0112.jpg"

Primaire waterkering in Koppel

In 2004 heeft het waterschap een toetsing uitgevoerd van de primaire waterkeringen. Gebleken is dat langs de Randmeren en de Eem grote delen, met een lengte van 24 kilometer, niet voldoen aan de normen. Dit is gevolg van het feit dat de Randmeren recent zijn aangewezen als buitenwater (dit zijn wateren als rivierwater en IJsselmeerwater) dat er voor deze waterkeringen zwaardere normen gelden dan voorheen. De tekortkomingen betreffen voornamelijk de stabiliteit, piping (waterstromingen onder de dijken door) en de hoogte.

In 2009 is een nieuwe toetsing uitgevoerd. Het doel voor de primaire keringen is dat de onvoldoende scorende dijken uit de toetsing van 2004 zijn verbeterd in 2013 en de eventueel onvoldoende scorende dijken uit de toetsing van 2009 zijn verbeterd vóór 2016.

De primaire waterkering langs de Eem loopt tot aan het spoor in Koppel. Er is sprake van dijkverbetering tussen het Valleikanaal en de brug waar de Brabantsestraat overheen loopt. Tussen de brug en het spoor is de bestaande kade voldoende hoog.
Uitgangspunt is dat primaire waterkeringen op de verbeelding zichtbaar worden gemaakt, zo ook in dit bestemmingsplan. Dit gebeurt door een aanduiding "waterstaat-waterkering" op te nemen. In een dergelijke aanduiding is bepaald dat zonder ontheffing geen bouwwerken mogen worden opgericht en alleen werkzaamheden ten behoeve van de versterking van de dijk mogen plaatsvinden. Dit alles om de belangrijke waterkerende functie van de dijk goed te beschermen.

Verder loopt door het plangebied een afvalwatertransportleiding. Via een tweetal rioolgemalen loopt deze leiding door de kernen Achterveld en Leusden, via Amersfoort naar het terrein van Rova aan de Nijverheidsweg-Noord. Het mag duidelijk zijn dat boven een dergelijke leiding niet mag worden gebouwd, zodat ten alle tijden onderhoud kan worden gepleegd of eventuele lekkages kunnen worden opgelost.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0113.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0114.jpg"

Afvalwatertransportleiding

Om de afvalwatertransportleiding goed te beschermen tegen ruimtelijke ontwikkelingen die invloed hebben op de ondergrond, is in de verbeelding van dit bestemmingsplan een aanduiding "leiding-riool" opgenomen. In de regels is vervolgens toegelicht dat ter plekke van de leiding niet gegraven of gebouwd mag worden.

Waterplan gemeente Amersfoort

In het waterplan staat de gezamenlijke ambitie van de gemeente Amersfoort, Waterschap Vallei en Eem en Hydron Midden-Nederland beschreven om te komen tot duurzaam en integraal waterbeheer in Amersfoort. In het Waterplan Amersfoort zijn die visie en de hieruit voortvloeiende activiteiten van gemeente, waterschap, waterbedrijf en andere betrokkenen vastgelegd.

In het waterplan Amersfoort gaat het in eerste instantie om het stedelijk gebied van de gemeente Amersfoort, waarbij het watersysteem en de waterketen integraal worden beschouwd. Het Amersfoortse watersysteen is beschreven aan de hand van deelsystemen. Deze worden onderscheiden om rekening te kunnen houden met de variaties in fysieke omstandigheden en gebruik. Per deelgebied zijn accenten gelegd met behulp van de volgende streefbeelden: "water met allure", "water van de wijk" en "water voor natuur".

In het waterplan komen achtereenvolgens de huidige situatie (per deelsysteem), een visie tot 2030 en de doelstellingen om de ambities uit de visie te bereiken. Voor heel Amersfoort gelden een tiental duurzaamheidsprincipes, als toetsingscriteria voor duurzaam en integraal waterbeheer. Deze zijn achtereenvolgens:

  1. 1. Voorkom (water)overlast
  2. 2. Zorg voor een inrichting en beheer die horen bij de functie
  3. 3. Hou wat schoon is schoon
  4. 4. Houd de waterbalans gesloten
  5. 5. Sluit aan bij natuurlijke processen en kansen
  6. 6. Behoud en versterk de aanwezige waarden
  7. 7. Zorg voor (multi)functionaliteit, flexibiliteit en beheersbaarheid
  8. 8. Wentel problemen niet af (b.v. naar een ander gebied)
  9. 9. Werk samen
  10. 10. Houd het waterbeheer betaalbaar

Deze duurzaamheidsprincipes zijn aangevuld met een aantal voorwaarden, minimale eisen waaraan inrichting wn beheer van het watersysteem en de waterketen moet voldoen. Afhankelijk van het gebied zijn nog extra ambities geformuleerd aan de hand van streefbeelden. In de figuur hieronder is de samenhang tussen de begrippen te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0115.jpg"

Grondwaterplan Amersfoort

Het Amersfoortse grondwaterplan is door de gemeenteraad in 2005 vastgesteld. Reden voor het opstellen van dit plan is dat in Amersfoort op een aantal lokaties grondwateroverlast voorkomt en mensen en instanties vaak niet weten wie daarvoor verantwoordelijk is. Overlast van grondwater kan leiden tot natte kruipruimten en vochtige woningen. Beplanting in tuinen kan beperkt worden in de groei door een te natte ondergrond.

Doelstelling van het grondwaterplan is om duidelijkheid te scheppen over verantwoordelijkheden en taken bij grondwateroverlast, om bestaande overlastsituaties aan te pakken en nieuwe overlastsituaties te voorkomen en tot slot om een bijdrage te leveren aan een duurzaam beheer van het grondwater.

In het grondwaterplan is gemeld dat grondwateroverlast voorkomt in de wijken Kruiskamp, Liendert en Rustenburg. Om dit tegen te gaan is in het plangebied zelf onderzoek verricht naar de grondwaterstanden. Bij dit onderzoek zijn de gemiddeld hoogste grondwaterstanden vastgelegd in een kaart, dat onderdeel uitmaakt van het gemeentelijk rioleringsplan. De kaart wordt gebruikt op momenten dat het riool wordt vervangen, zodat dan tegelijkertijd eventuele maatregelen genomen kunnen worden om het grondwaterpeil te laten zakken. De gemeente kan alleen in openbaar gebied maatregelen treffen tegen grondwateroverlast. Landelijk is gebruikelijk dat als gewenste grondwaterstand in openbaar terrein ter plaatse van wegen maximaal 0,7 m beneden de as van de weg wordt aangehouden. In de wijken in het plangebied wordt deze norm nog niet altijd gehaald.

Bij hoge grondwaterstanden zijn diverse ingrepen mogelijk door de gemeente:

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0116.jpg"

Op de plaatsen waar rioolvervanging, herprofilering van bestrating of andere ingrepen in de openabre ruimte zijn gepland, wordt op basis van de ontwateringkaart en andere relevate informatie bezien of drainage gewenst is. Als dat het geval is, kan een gebiedsgericht drainagesysteem worden ontworpen, dat gelijktijdig met andere werkzaamheden kan worden aangelegd.

Vanwege de grondwaterstanden is in Rustenburg horizontale drainage aangelegd op een diepte van 3 meter onder maaiveld. Horizontale drainage houdt in dat het (overtollig) water via buizen horizontaal wordt afgevoerd naar elders. In de wijken Kruiskamp en Liendert is verticale drainage toegepast. Hierbij wordt een gat geboord dat vaak wordt opgevuld met grof, waterdoorlatend zand of grind. Via het gat kan makkelijker grondwater worden onttrokken aan de bodem. In Kruiskamp zijn drie en in Liendert zijn twee onttrekkingsputten geplaatst. Deze putten zijn in 2002 geplaatst, maar hebben sindsdien niet gefunctioneerd omdat de grondwaterstand niet boven de ingestelde hoogte is gestegen. Daarom zijn deze putten in 2010 buiten gebruik gesteld.

5.4.4 Water in relatie tot het plangebied / watertoets

Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21 eeuw, waarin aan water een belangrijke rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets zijn waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces betrokken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Indien voorkomen echt niet mogelijk is, komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld.

Waterkeringen en watergangen

In het plangebied is een primaire waterkering aanwezig. Deze is als zodanig bestemd door een aanduiding "waterstaat-waterkering" op te nemen.

Vaste afspraak met het waterschap is dat primaire watergangen, die een belangrijke waterbergende en -afvoerende functie vervullen, in het bestemmingsplan rechtstreeks worden bestemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0117.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0118.jpg"

Regenwater en grondwater

Het is van belang dat grondwater wordt beschermd tegen vervuiling, ook in stedelijk gebied. Om hieraan bij te dragen mogen bij ruimtelijke ontwikkelingen geen uitloogbare materialen worden gebruikt zoals koper, lood, zink en geïmpregneerd hout op plekken waar die met regenwater in aanraking kunnen komen.

Het regenwater in het plangebied moet zoveel mogelijk worden verwerkt op eigen terrein, bijvoorbeeld door infiltratie in de bodem. Alleen als dit niet mogelijk is, moet het gescheiden worden aangeboden op het gemeentelijk riool.

Riolering

In het plangebied loopt een rioolwatertransportleiding, die rechtstreeks in de verbeelding en in de regels opgenomen is. Bouwen of het uitvoeren van werkzaamheden boven deze leiding is niet toegestaan.

In het totale plangebied komt voor het grootste deel een gescheiden rioolstelsel voor. Dit houdt in dat het afvalwater en regenwater (vanaf daken en straten) door twee aparte stelsels worden afgevoerd. Regenwater wordt direct op oppervlaktewater geloost en dus niet meer met afvalwater vermengd. Bij nieuwbouw van woningen moet ook een gescheiden stelsel worden aangelegd, dat wordt aangesloten op de bestaande systemen.

Waterberging

In het plangebied zijn geen grote problemen bekend rondom waterberging. Het meeste regenwater infiltreert in de grond en komt uiteindelijk terecht in de Eem of het Valleikanaal. Door de aanwwezigheid van het waterwingebied is er tussen Liendert en Rustenburg een relatief groot gebied aanwezig waar regenwater ongehinderd in de grond kan infiltreren. Aangezien de wijken hieromheen relatief "versteend" zijn, is de inzet gericht op het zo groen en onverhard mogelijk houden van het waterwingebied.

In het plangebied komen vrijwel geen grote ontwikkelingen voor. Alleen de ontwikkeling van de ABC school in Liendert is een nieuwe planologische situatie. De gevolgen voor de waterhuishouding staat beschreven in de paragraaf over dit gebied. Algemeen geldt dat watercompensatie moet plaatsvinden zodra er sprake is van een toename van verhard oppervlak van meer dan 1000 vierkante meter.

Bebouwing

In het plangebied komen geen grote ondergrondse bouwwerken voor, los van een klein aantal halfverdiepte garages onder wooncomplexen. Bij nieuwe bouwplannen moeten eventuele kelders / parkeergarages waterdicht worden aangelegd.

Onderhoud
Watergangen en ander oppervlaktewater moet ten alle tijden bereikbaar zijn om onderhoud te kunnen plegen, bijvoorbeeld bij het uitbaggeren van water.

Natuurvriendelijke oevers

Uitgangspunt is dat in alle wijken uiteindelijk meer dan 10% aan natuurvriendelijke oevers aanwezig is.

5.5 Bodem

In het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6) is bepaald dat burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer onderzoek moeten verrichten naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op daarvoor geschikte gronden te worden gerealiseerd. De bescherming van de bodem en de handhaving of verbetering van de bodemkwaliteit is landelijk geregeld via de wet bodembescherming en het besluit bodemkwaliteit.

Wet bodembescherming

De Wet Bodembescherming bevat de voorwaarden die (kunnen) worden verbonden aan het verrichten van handelingen in of op de bodem. Primair komt bescherming en sanering in de wet aan bod. De wet heeft betrekking op zowel landbodems als waterbodems. De Wet bodembescherming geeft aan wanneer er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en of er dan ook gesaneerd moet worden.

De hoeveelheid grond dan wel grondwater (beide in m³) en de mate van vervuiling daarin, gemiddeld boven de interventiewaarde, zijn de criteria voor een geval van ernstige bodemverontreiniging.

De interventiewaarde is de waarde, waarboven er risico’s zijn voor mens, flora en fauna. De spoedeisendheid, de noodzaak om te saneren, hangt hiervan af maar ook van de mate van verspreiding van de bodemverontreiniging.

Voor gevallen van ernstige bodemverontreiniging is er bij niet gewijzigd grondgebruik soms geen noodzaak tot saneren. Voorbeelden zijn voormalige stortplaatsen en kleine verontreinigingen in het diepere grondwater.

De gevallen van ernstige bodemverontreinigingen zijn grotendeels door de Gemeente Amersfoort in beeld gebracht. In deze gevallen is in een beschikking Wet bodembescherming aangegeven wat er met een geval van ernstige bodemverontreiniging moet gebeuren. Nadat er is gesaneerd, kunnen er restverontreinigingen aanwezig zijn. Soms zijn er gebruiksbeperkingen.

Besluit bodemkwaliteit

Het doel van het besluit bodemkwaliteit is het handhaven van de balans tussen de bescherming van de bodemkwaliteit en het gebruik van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen zoals woningbouw. In het besluit zijn regels opgenomen over kwaliteitsborging, bouwstoffen, grond en baggerspecie.

Grondverzet kan plaatsvinden conform het Besluit Bodemkwaliteit.

Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan

In 2002 heeft de gemeente Amersfoort een bodemkwaliteitskaart en een bodembeheerplan vastgesteld. Deze bodemkwaliteitskaart is geldig tot uiterlijk 1 juli 2013, momenteel wordt gewerkt aan een nieuwe bodemkwaliteitskaart. De kaart vormt de leidraad voor hergebruik en verplaatsing van grond en geeft per gebied de kwaliteit van de boven- en ondergrond weer. In het Bodembeheerplan staan de voorwaarden voor hergebruik van grond.

Het plangebied ligt in de zones "de Kruiskamp & de Koppel & Randenbroek", "Liendert en Schuilenburg" en "Amersfoort Noordoost (o.a. Rustenburg)". Op de kaart ligt het bestemmingsplangebied voor een deel in een zone die op basis van de bodemkwaliteitskaart is gekwalificeerd als "schoon", en voor een deel in een zone die gekwalificeerd is als "licht verontreinigd".

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0119.jpg"

Voor Amersfoort Noordoost en dus ook Rustenburg en voor Liendert valt op dat in alle gevallen de bovenste meter grond als "schoon" kan worden geclassificeerd. Uiteraard kan plaatselijk de bodemkwaliteit sterk verschillen, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van een tankstation of door ander menselijk gebruik. In Kruiskamp en Koppel komt ook de classificatie 'licht verontreinigd' voor.

In de Koppel heeft, in verband met de grootschalige ontwikkelingen in het Gildenkwartier die daar plaatsvonden, zeer uitgebreid bodemonderzoek plaatsgevonden. Dit onderzoek heeft tot gevolg gehad dat in een groot deel van het gebied een bodemsanering heeft plaatsgevonden. De sanering vond plaats tot een diepte van 1 meter en over dat deel van de Koppel waar gevaren bestonden voor de volksgezondheid. Waar geen risico's waren is de verontreiniging niet gesaneerd. Voor delen in de wijk Koppel kunnen gebruiksbeperkingen zijn aan het bodemgebruik om risico's te voorkomen.

In Kruiskamp, Liendert en Rustenburg is, vergeleken met Koppel, een geringer aantal bodemonderzoeken uitgevoerd.

Voor elk bouwplan moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd. Dit gebeurt in het kader van de Woningwet. In artikel 8 van deze wet is bepaald dat de gemeente moet onderzoeken of door de bouw geen risico's ontstaan voor de gebruikers van het object door eventueel aanwezige verontreiniging. Dit is verder uitgewerkt in de bouwverordening van de gemeente. In de bouwverordening is ook aangegeven in welke situaties eventueel vrijstelling kan worden verleend van de plicht tot bodemonderzoek.
Aangezien de verplichting tot het uitvoeren van bodemonderzoek al sterk verankerd is in wet- en regelgeving en in de bouwverordening, zijn in de regels van dit bestemmingsplan geen bepalingen opgenomen op het gebied van bodemonderzoek. Dit zou mogelijk alleen maar leiden tot overregulering. Per aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt de situatie beoordeeld.

5.6 Duurzaamheid

Gemeentelijk beleid

In 2030 is Amersfoort een stad zonder CO2 uitstoot. Deze ambitie van een Duurzame Stad vraagt een aanpak, die alle betrokken partijen verbindt en helpt deze ambities te realiseren. Een duurzaam project realiseren is de samenhang vinden op ruimtelijk, sociaal-cultureel, economisch en ecologisch vlak. De lange termijnopgaven, zoals klimaatbestendigheid, beheersing van de verkeersdruk en energieneutrale gebouwen moeten in zicht blijven.

Aandacht voor duurzaam en milieubewust bouwen in alle stadia van het ontwerp en bouwproces is belangrijk. Al op stedenbouwkundig niveau moeten hierbij keuzes worden gemaakt. Naast het gemeentelijk beleid moet bij de uitwerking van de plannen op bouwplanniveau tevens rekening worden gehouden met het landelijk beleid: het Klimaatakkoord 2007-2011. Hierin is vastgesteld dat in 2020 de nieuwbouw klimaatneutraal moet zijn. Het rijk gaat de komende jaren stapsgewijs de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) aanscherpen. Voor woningbouw is de EPC in januari 2011 van 0,8 al naar 0,6 verlaagd. De volgende aanscherping naar 0,4 wordt in 2015 ingevoerd met als doel energieneutrale nieuwbouwwoningen in 2020.

Energie

De Trias Energetica is het basis principe om tot duurzaamheid te komen. Het begrip is in 1996 geintroduceerd door Novum (nu: Agentschap NL) Het zijn drie stappen die opeenvolgend uitgevoerd moeten worden:

  1. 1. Zoveel mogelijk verminderen energievraag (o.a. door goede isolatie, overstekken);
  2. 2. Resterende energievraag invullen met duurzame energie (o.a. Warmte Koude Opslag, zonnepanelen, zonnecollector);
  3. 3. Eventueel overgebleven energievraag zo efficient mogelijk opwekken.

Er zijn diverse mogelijkheden om aan de landelijke en gemeentelijke ambities op het gebied van energie te voldoen. Er zal daarom een keuze moeten worden gemaakt voor een energieconcept. Hierbij kan gekozen worden voor lokale of collectieve oplossingen.

Materiaalgebruik (nieuwbouw)

Voor uitlogende bouwmetalen (koper, lood en zink) voor zover deze worden toegepast op plaatsen die zijn blootgesteld aan weersinvloeden, geldt een toepassingsverbod.

Daarnaast dient uitsluitend FSC gecertificeerde hout of gemodificeerd hout zoals verhit vuren, o.a. Plato, of geacetyleerd hout Accoya toegepast te worden.

Het instrument GPR-gebouw

De gemeente Amersfoort wil controleerbare prestatieafspraken voor de duurzaamheid van gebouwen. Daarom heeft zij gekozen voor het vastleggen van resultaatverplichtingen met behulp van het landelijke instrument GPR-gebouw. Met dit instrument wordt de duurzaamheidprestatie van een gebouw voor 5 thema's gekwantificeerd. Deze thema's zijn “Energie”, “Milieu”, “Gezondheid”, “Gebruikskwaliteit” en “Toekomstwaarde”. Per thema wordt een score gegeven op een schaal van 0 tot 10.

Het landelijke beleid is gericht op energieneutrale nieuwbouw vanaf 2020. Dit komt overeen met een GPR-score van 10 voor het thema Energie. In 2011 hanteert de gemeente Amersfoort een streefniveau van 7,5 voor het thema Energie. Voor de andere thema's; “Milieu”, “Gezondheid”, “Gebruikskwaliteit” en “Toekomstwaarde” hanteren we de minimum resultaatverplichting van 7,0 gehanteerd.

Eind 2011/begin 2012 evalueren we deze afspraken om te bezien hoe voor het thema 'Energie' toegewerkt kan worden naar een hogere GPR score. Het streven is om in 2012 de 'Energie' score te verhogen naar 8,0. Met de volgende wettelijke aanscherping van de energiecoëfficiënt (EPC) naar 0,4 in 2015, zal de GPR score voor het thema energie verder worden verhoogd. Hiermee wordt (deels) invulling gegeven aan de ambitie van de gemeenteraad om als stad in 2013 CO2 neutraal te zijn en daarmee te voldoen aan de kernwaarde duurzaamheid uit het coalitieakkoord.

Groene daken en gevels

Het realiseren van groene daken (vegetatiedaken) en gevels is sterk aanbevolen. Behalve een waarde voor planten en dieren heeft dit ook een functie voor waterberging waardoor piekbelasting op de riolering wordt verminderd. Bovendien helpen groene daken en gevels hittestress te voorkomen en vangen ze fijnstof, wat een positief effect heeft op de luchtkwaliteit. Overige natuurvriendelijke maatregelen in de bouw zijn te vinden in de checklist “Natuurvriendelijke maatregelen in de bouw”. Deze checklist is door de Vogelbescherming Nederland, in samenwerking met BAM utiliteitsbouw, ontwikkeld en te vinden op internet.

Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend. Bij bouwinitiatieven wordt gekeken naar de kansen op het gebied van duurzaamheid. In paragraaf 4.3 is de ontwikkeling van de ABC school Liendert toegelicht. Maatregelen om deze duurzaam te bouwen / te ontwikkelen zijn in die paragraaf beschreven. Algemeen dient bij bouwprojecten vroegtijdig overlegd te worden met de afdeling milieu van de gemeente Amersfoort over de sturing van ontwerp- en materiaalkeuzen. Doel van dit overleg is:

- Het vroegtijdig in kaart brengen van 'duurzaam bouwen' kansen;

- Indien het streefniveau voor energie niet gehaald wordt, vindt overleg plaats met de bouwende partij over de redenen voor ontstane belemmeringen. Gezamenlijk wordt bekeken welke oplossingen mogelijk zijn.

- Het maken van tijdige toetsafspraken van het voorlopig ontwerp en het definitief ontwerp, evenals het toetsen van het bestek en de uitvoering door de afdeling Vergunningen-,Toezicht en Handhaving.

5.7 Flora En Fauna / Ecologie

Bij het opstellen van ruimtelijke plannen is het noodzakelijk te onderzoeken in hoeverre de plannen ten koste gaan van de (aanwezige) flora en fauna. Hierbij maken we onderscheid in de 'toets in het kader van gebiedsbescherming' en de 'toets in het kader van soortenbescherming'.

Gebiedsbescherming vindt in Nederland plaats via de Natuurbeschermingswet en de Ecologische hoofdstructuur, soortbescherming via de Flora en Faunawet. Europese regelgeving op dit gebied is inmiddels in de Nederlandse wetgeving verankerd.

5.7.1 Europese regelgeving

De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn (EU-vogelrichtlijn, 1979) en de Habitatrichtlijn (EU-habitatrichtlijn, 1992). Europese richtlijnen geven een te bereiken doel aan, waarna lidstaten deze verplicht met hun eigen wetten moeten bereiken. Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming. Nederland heeft de richtlijnen geïmplementeerd in respectievelijk de Natuurbeschemingswet van 1968 en 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora en Faunawet (soortenbescherming).

Met de vogelrichtlijn heeft de Europese Unie vastgelegd hoe vogels in Europa beschermd moeten worden. Europa wil het verdwijnen van vogelsoorten tegengaan. Daarom moeten volgens de vogelrichtlijn alle Europese, in het wild levende vogelsoorten (inclusief nesten en leefgebieden) door de Europese landen worden beschermd. Daarnaast moeten de landen maatregelen nemen om voor deze vogels een 'voldoende gevarieerdheid van leefgebieden en een voldoende omvang ervan te beschermen, in stand te houden of te herstellen'.

Met de Habitatrichtlijn wil Europa voorkomen dat er wilde dieren- en plantensoorten, uitsterven. Ook eventuele kwetsbare leefgebieden dienen in dit kader te worden beschermd. Plannen die een negatieve invloed hebben op soorten of leefgebieden kunnen niet zonder meer worden uitgevoerd. Alleen projecten met een groot maatschappelijk belang waarbij compensatie van de natuur wordt geregeld kunnen gerealiseerd worden. Verder staat in de Habitatrichtlijn dat er een samenhangend Europees ecologisch netwerk van speciale beschermingszones moet worden gevormd. Hiermee verplicht de richtlijn de lidstaten om speciale gebieden aan te wijzen, onder de naam Natura 2000.

In Nederland is de gebiedsbescherming geregeld via de vogelrichtlijngebieden die het rijk heeft vastgesteld, de Habitatrichtlijngebieden die het rijk bij de Europese Commissie heeft aangemeld, de beschermde natuurmonumenten en de staatsnatuurmonumenten (Nationale parken). Ruimtelijke ingrepen die in deze gebieden plaatsvinden dan wel in de nabijheid van beschermde natuurgebieden, moeten worden getoetst op hun effecten op deze gebieden. De gebieden die zijn beschermd op grond van de Habitatrichtlijn én de Vogelrichtlijn vallen onder Natura 2000. Binnen onze landgrenzen zijn nu 166 Natura-2000 gebieden aangewezen.

In het plangebied van dit bestemmingsplan komen geen natuurgebieden voor die op grond van Europese regelgeving beschermd zijn. Dit geldt ook voor de nabijheid van het plangebied. Het waterwingebied tussen Liendert en Rustenburg is géén beschermd natuurgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0120.jpg"

Beschermde gebieden binnen een straal van ongeveer 3 kilometer vanaf het plangebied.

In het uiterste noordwesten is een deel van het (beschermde) nationaal landschap Arkelheem-Eemland te zien. bron: synbiosys.alterra.nl

5.7.2 Nederlandse regelgeving

Flora en Faunawet:

Soortbescherming vindt plaats via de Flora- en Faunawet. Bij soortenbescherming gaat het om de bescherming van individuele soorten flora en fauna, zowel binnen als buiten beschermde gebieden. Hierbij moet gedacht worden aan alle in Nederland in het wild voorkomende zoorgdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, een aantal vissen, libellen en vlinders, enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en een honderdtal vaatplanten. Naast de in de wet genoemde soorten onderscheiden we ook nog de soorten die worden genoemd op de zogenaamde 'Rode lijsten'. In de rode lijsten staan de in hun voortbestaan bedreigde dier- en plantensoorten, inclusief beschermingsmaatregelen om deze soorten weer in aantal te laten toenemen. Er is bijvoorbeeld aangegeven of een soort bijna uitgestorven is of bedreigd is in zijn voorkomen in Nederland. Een soort op de rode lijst is niet automatisch beschermd onder de Flora- en Faunawet, maar doordat overheden en terreinbeherende organisaties rekening houden met de genoemde soorten in de lijst, kan de bedreigde status in de toekomst, in een gunstig scenario, vervallen.

In Utrecht wordt naast een rode lijst een oranje lijst gehanteerd. Dit is de lijst van bedreigde soorten binne de provincie Utrecht welke op basis van vergelijkbare criteria als die voor de landelijke rode lijst tot stand is gekomen. Hiervoor is sinds 1975 onderzocht welke dier- en plantensoorten "ernstig bedreigd", "bedreigd", "kwetsbaar", of "gevoelig" zijn. Oranje lijsten zijn opgesteld voor de volgende diergroepen: zoogdieren, broedvogels, pleisterende vogels, reptielen, amfibieën, zoetwatervissen, dagvlinders, libellen, sprinkhanen en krekels. In de Oranje lijsten staan ook plantgroepen, te weten: mossen van het essenhakhout, kleibospaddestoelen, vaatplanten en kranswieren.

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de Flora- en Faunawet. Als het waarschijnlijk is dat voor de realisering van een project (dat door een bestemmings(wijziging) mogelijk wordt gemaakt) een ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet noodzakelijk is, dient bij de vaststelling van dat bestemmingsplan duidelijkheid te bestaan over de verleenbaarheid van een dergelijke ontheffing.

Dit bestemmingsplan laat geen ontwikkelingen toe waarvoor ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet nodig is.

Sinds 22 februari 2008 is een nieuwe Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) in werking getreden die voorziet in een wijziging van het "Besluit beschermde dier- en plantensoorten". Met de wijziging is het beschermingsregime feitelijk versoepeld, voor het uitvoeren van werkzaamheden is niet altijd meer een ontheffing nodig voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte. Met de inwerkingtreding van het besluit is sprake van een drietal categorieën beschermingsniveaus voor soorten:

  • Niveau 1: een algemene vrijstelling van in Nederland algemeen voorkomende soorten;
  • Niveau 2: een algemene vrijstelling met gedragscode voor een aantal beschermde soorten;
  • Niveau 3: streng beschermde soorten.

Nieuwe ontwikkelingen worden beoordeeld in relatie tot wettelijk beschermde planten en dieren en hun natuurlijke omgeving. Indien het voortbestaan op locatie van beschermde soorten planten of dieren uit categorie 2 en 3 door een ingreep negatief beïnvloed worden, is het daarnaast nodig ontheffing aan te vragen van verboden handelingen op grond van de Flora- en faunawet. Het bevoegd gezag hierin is het Ministerie van LNV. De afweging van het belang van rode lijstsoorten vindt plaats in het spoor van de ruimtelijke ordening.

Niet het hele bestemmingsplangebied is uitgebreid onderzocht op de aanwezigheid van beschermde planten en dieren. Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan zijn er slechts beperkte wijzigingen. Op basis van de kennis van de flora en fauna van Amersfoort verwachten we geen soorten die een bestemming in de weg kunnen staan. Wel moet bij uitvoering van (bouw)plannen de flora-en faunawet in acht worden genomen.

In de stedelijke omgeving is de aanwezigheid van de gewone dwergvleermuis, gierzwaluwen en huismussen te verwachten. Dit zijn allemaal soorten met een beschermde vaste verlijfplaats. Bij aanwezigheid van deze soorten moet hiermee rekening worden gehouden en zonodig moeten mitigerende (voorkomen of reduceren van de negatieve effecten) en compenserende maatregelen genomen worden.

Het waterwingebied is in 2010 onderzocht op wettelijk beschermde soorten. In het waterwingebied is één algemeen voorkomende beschermde plantensoort aangetroffen, de brede wespenorchis. Verder zijn drie soorten amfibieën vastgesteld: de bruine kikker, gewone pad en de bastaardkikker. Het betreft algemeen voorkomende soorten, zowel in Amersfoort en omgeving als in de rest van Nederland. In 2010 zijn in (en vlakbij) het gebied 11 soorten broedvogels met een jaarrond beschermde nestplaats vastgesteld, met als strict beschermde nesten de gierzwaluw, huismus en sperwer.

Soorten waarvan inventarisatie gewenst is zijn de boomklever, boomkruiper, ekster, glanskop, grote bonte specht, ijsvogel, koolmees, pimpelmees, spreeuw en zwarte kraai. Van de Rode lijst komen Matkop en Ringmus voor.

In totaal zijn in 2010 zes soorten vleermuizen waargenomen: gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis, laatvlieger, watervleermuis en gewone grootoorvleermuis. De grootste concentraties van jagende vleermuizen zijn aangetroffen in de meer vochtige, lager gelegen terreindelen: met name de omgeving van de watergang langs de gehele westrand en de smalle deelgebieden in het zuiden. In het hoger en droger gelegen noordoostelijk deel (de zandrug) zijn aanzienlijk minder jagende vleermuizen waargenomen. In het Waterwingebied zijn geen verblijfplaatsen of belangrijke vliegroutes van vleermuizen vastgesteld. Het Waterwingebied vormt een zeer belangrijk foerageergebied voor de gewone dwergvleermuis, die kolonies in de directe omgeving van het park heeft. Voor de andere soorten vleermuizen geldt dat het Waterwingebied van beperkter belang is.

De (her)inrichting van het waterwingebied brengt geen schade toe aan wettelijk beschermde soorten.

Natuurbeschermingswet:

Gebiedsbescherming vindt in Nederland plaats via de Natuurbeschermingswet én de ecologische hoofdstructuur. Via de gebiedsbescherming zijn bijzondere leefomgevingen en rustplaatsen beschermd. Gebiedsbescherming is aan de orde als een plangebied in of nabij een Natura 2000 gebied ligt of op grond van de natuurbeschermingswet is aangewezen als beschermd natuurmonument. Bij elk plan of project is de gemeente verplicht om te kijken of het plangebied in of nabij (1 tot ongeveer 4 kilometer) een speciale beschermingszone van een Natura 2000 gebied ligt. Als een plan of project in of bij een speciale natuurbeschermingszone ligt, wordt van de gemeente verwacht dat zij voor aanvang van het plan of project een passende beoordeling maakt, waarbij de significante gevolgen voor het plan voor het Natura 2000 gebied wordt onderzocht. Als er significante gevolgen worden verwacht, kan alleen om dringende redenen van openbaar belang en bij afwezigheid van een alternatief, toestemming worden verleend. Voor aanvang van het plan of project moeten dan passende maatregelen worden genomen om natuurwaarden te conpenseren.

In de jaren '90 van de vorige eeuw is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) bedacht; verschillende natuurgebieden zijn met elkaar verbonden door groene zones waarlangs planten en dieren zich kunnen verplaatsen. De ecologische hoofdstructuur is door de provincie Utrecht begrensd in diverse natuurgebiedsplannen, waarvan de meest recente het natuurbeheerplan 2011 is. In het streekplan is de ecologische hoofdstructuur via groene contouren aangegeven. Dit is verder in paragraaf 3.2.2. (ruimtelijk beleid provincie) beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0121.jpg"

Ecologische verbindingszone Valleikanaal

Het plangebied van dit bestemmingsplan is binnenstedelijk en ligt op ruime afstand van beschemde natuurgebieden, zoals te zien in paragraaf 5.10.1.

Het Valleikanaal is aangewezen als ecologische verbindingszone binnen de ecologische hoofdstructuur. Via Eem en Valleikanaal kunnen planten- en diersoorten uit de Gelderse Vallei in contact blijven met het Eemland. De inrichting van de oevers van het Valleikanaal is hierop afgestemd. De inrichting van het gebied is gebaseerd op een aantal doelsoorten die van de verbinding gebruik moeten gaan maken. In het kielzog van deze doelsoorten profiteren veel andere soorten mee.
De vokgende soorten komen voor in en om het Valleikanaal:

Insecten: oranjetipje, Kleine vuurvlinder, Argusvlinder, Hooibeestje (vlinders) en weidebeekjuffer (libel)
Vissen: riviergrondel, bermpje, kleine modderkruiper, grote modderkruiper, bittervoorn, winde, alver en snoek
Amfibien: bruine kikker, gewone pad en groene kikker
Reptielen: ringslang
Vogels: fuut, waterhoen, meerkoet, kleine karekiet, bosrietzanger en rietgors
Zoogdieren: bosspitsmuis, vleermuizen (watervleermuis en meervleermuis), waterspitsmuis, dwergmuis, woelrat en wezel.

Om het die soorten naar de zin te maken zijn aangelegd riet(land), poelen, natte graslanden, moeras, plasdraszones, bloemrijke graslanden en bosjes. En faunapassages onder de bruggen door. De herinrichting van het Valleikanaal als ecologische verbindingszone is afgerond met uitzondering van de delen bij de Hogeweg en Kop van Schothorst. Het beheer is afgestemd op de soorten die er voorkomen.

Om natuurwaarden te beschermen en eventuele leefgebieden van soorten in stand te houden, krijgen de oevers van de Eem / Valleikanaal naast een groenbestemming een aanduiding "waarde-ecologie". Ontwikkelingen die een bedreiging kunnen vormen voor de ecologische waarden zijn op deze locaties niet direct toegestaan.

5.7.3 Gemeentelijke regelingen

Naast alle wet- en regelgeving op europees en landelijk niveau is op gemeentelijk niveau beleid ontwikkeld om Flora en Fauna in en rond Amersfoort te beschermen. Het betreft deels een uitwerking van het Europees en landelijk beleid, maar ook aanvullend, specifiek Amersfoorts beleid komt voor. Het beleid in Amersfoort is er op gericht natuur en biodiversiteit zoveel mogelijk in stand te houden.

Milieubeleidsplan Amersfoort 2008-2011

In het milieubeleidsplan van de gemeente Amersfoort staat centraal wat de gemeente in 2011 op het terrein van milieu wil hebben bereikt. Hiertoe geeft het milieubeleidsplan resultaatgerichte ambitites voor 2030 en haalbare doelen voor 2011.

De milieubalans (nulmeting) dient daarbij als referentie en jaarlijkt maken we een concreet milieu actie programma. Hierin evalueren we de eerder ingezette acties, toetsen we het milieurendement, signaleren we nieuwe ontwikkelingen, stellen we wenselijk geachte beleidswijzigingen voor en beschrijven we acties voor het komende jaar. In het plan worden drie milieuthema's onderscheiden, 'Gezond en Veilig', 'Klimaat en Energie' en 'Natuur en biodiversiteit'. Enkele speerpunten in het milieubeleidsplan: duurzaam bouwen moet worden verbreed naar duurzaam wonen. Diffuse verontreiniging van afstromend regenwater moet fors worden verminderd en de kansen voor schoon water moeten worden benut bij ruimtelijke ontwikkelingen. Bij 'Klimaat en Energie' wordt ingezet op CO2-neutrale gemeente in 2030. Bij 'Natuur en Milieu' wordt de nodige aandacht gevraagd voor het versterken en uitbreiden van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

In het milieubeleidsplan is in Liendert wateroverlast geconstateerd. Doelstelling voor 2011 is dat maatregelen zijn genomen tegen hinderlijke wateroverlast.

Groene Saldo regeling

In het collegeprogramma is aandacht gevraagd voor het belang van groen als kwaliteitskenmerk van de woon- en leefomgeving in het kader van de binnenstedelijke vernieuwing. "Het wijk- en buurtgroen mag namelijk niet het kind van de rekening worden bij de binnenstedelijke vernieuwing". Voorgesteld is om een 'groene saldoregeling' te ontwikkelen die als richtinggevend principe gehanteerd kan worden bij het maken van vernieuwingsplannen. Amersfoort heeft met haar beleidsvisie 'de Groen Blauwe Structuur' een goede basis voor de integrale ontwikkeling van groene en blauwe functies in handen. De binnenstedelijke vernieuwing en uiteenlopende andere ruimtelijke ontwikkelingen bieden de mogelijkheid de integrale inpassing van het groen in de stad extra te versterken. Amersfoort Vernieuwt biedt de kans om de kwaliteit van het openbare groen in de stad integraal op te pakken en te verbeteren. Het versterken van de groene kwaliteit is het uitgangspunt voor elke wijk, de groene saldo regeling is de methode om dit te realiseren.

Het beoogde effect van groencompensatie is het leefbaar en gezond houden van de stad, en de natuurwaarden en soortenrijkdom in stand houden of verbeteren. Het gaat hier om de verschillende kwaliteiten en functies van het openbare groen. Hieronder vallen ook blauwe functies en speelvoorzieningen. Onder openbaar groen verstaan wij het groene deel van het publieke domein, wat voor iedereen vrij toegankelijk is en waar iedereen gebruik van kan maken.

Het compenseren van groen dient bekeken te worden op verschillende ruimtelijke schaalniveaus. Op deze manier is sturing op het bewaken van het totaal aan groen in de stad mogelijk. De compensatieregeling is een instrument wat behulpzaam is in projecten en bedoeld als ondersteuning aan het proces. Daarnaast dient de compensatieregeling een ander doel, namelijk het inzichtelijk maken van besluiten over groen en bewuste afwegingen die daarbij worden gemaakt. In de bestaande wet- en regelgeving en door het aanwezige maatschappelijk bewustzijn wordt wel degelijk rekening gehouden met groen. Een compensatie instrument maakt het proces van gefundeerd afwegen van verschillende belangen inzichtelijk en draagt bij in de communicatie.Compenseren kan op verschillende manieren gebeuren, namelijk kwantitatief, kwalitatief of financieel.

De groene saldo regeling is alleen van toepassing op Amersfoort venieuwt projecten. In dit bestemmingsplan zijn geen gebiedsontwikkelingen opgenomen waar de groene saldo regeling op van toepassing is.

Beleidsvisie Groen-Blauwe structuur 2004

Algemeen doel van de gemeente is het behoud van de en de variatie aan landschappen binnen en buiten de stad. De uitgangssituatie voor de groen-blauwe Structuur van Amersfoort is gunstig: de verschillende landschappen rondom de stad, die voor een deel terug komen in de stad, bieden volop mogelijkheden voor natuurontwikkeling en recreatie.

In de beleidsvisie is een gewenste toekomstige groene en blauwe structuur in de stad en het buitengebied van Amersfoort geschetst. De planhorizon hierbij is 2015. Belangrijke uitgangspunten zijn het versterken en het benutten van de differentiatie en het verbeteren van verbindingen tussen de stad en het verbinden van de groene en blauwe structuren binnen en buiten de stad. Voorkomen moet worden dat sommige gebieden geisoleerd raken van de omgeving. Als voorbeeld is het Waterwingebied genoemd, waar de Hogeweg en de A28 een barrière naar de vallei vormen. Daarnaast moeten kansen voor natuurontwikkeling worden aangegrepen en beoogt de gemeente de natuur meer de stad in te brengen. Het herkenbaar houden van landgoederen en linten, de Grebbelinie, de stadsgrachten, de restanten van de oude Eemloop, waarden van Zocherplantsoen en Klein Zwitserland en het Belgenmonument zijn voor de cultuurhistorie van belang.

De beleidsvisie bevat een kaart waarop de gewenste Groen-Blauwe Structuur van de gemeente Amersfoort in één oogopslag zichtbaar zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0301_0122.jpg"

Belangrijkste groene elementen in het plangebied van dit bestemmingsplan zijn de groene elementen langs het spoor, de Meridiaan, Liendertseweg, Van Ranwijcklaan en Hogeweg. De groene elementen in deze zones worden strikt als groen bestemd, waarmee het een beschermd karakter krijgt. Hierdoor blijft de hoofdgroenstructuur intact.

Het Valleikanaal (als onderdeel van de Grebbelinie), de oude Eemloop (het moerasje langs de Hooglandsedijk) en het waterwingebied vormen een dermate belangrijke ecologische functie in het plangebied, dat deze groengebieden niet alleen als groen bestemd worden, maar ook een aanvullende bescherming krijgen via aanduidingen. De oevers van het Valleikanaal krijgen de aanduiding 'waarde-ecologie' om aan te geven dat hier sprake is van een ecologische verbindingszone. Aan de 'waarde-ecologie' koppelen we een regeling die de ecologische waarden beschermd: ontwikkelingen die mogelijk de ecologische hoofdstuctuur aantasten zijn niet direct toegestaan.
Het moerasje langs de Hooglandsedijk en het waterwingebied krijgen een aanduiding 'waarde-natuur en landschap'.

Het groengebied langs de A28 vormt een belangrijke (geluids)buffer tussen de A28 en Rustenburg. Dit groengebied behoeft geen aanvullende bescherming middels een aanduiding aangezien hier niet direct landschappelijke of ecologische waarden aanwezig zijn die bescherming behoeven.

Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving

6.1 Inleiding

Een bestemmingsplan bepaalt hoe de gronden gebruikt mogen worden en of er ergens gebouwd mag worden. Indien er gebouwd mag worden staat aangegeven wat voor bebouwing dat mag zijn.

Het is (voor de gemeente) belangrijk om voor de toekomstige en bestaande bebouwing en functies een bestemmingsregeling te ontwerpen die zo veel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen in de toekomst. Het plan dient, met andere woorden, flexibel en doelmatig te zijn, en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte die gebodem wordt voor verandering. Daar staat tegenover, dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk kunnen zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.

Waaruit bestaat een bestemmingsplan?

Een bestemmingsplan bestaat uit:

  • De verbeelding (voorheen: plankaart).
  • De regels (voorheen: voorschriften).
  • De toelichting op de verbeelding en de regels.

De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen voor elk perceel in het plangebied. Aan deze bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. Hierin staat hoe het plan tot stand is gekomen, een beschrijving van het gebieden -waar nodig- een beschrijving waarom een bepaalde bestemming is opgenomen.

6.2 Regels In Dit Bestemmingsplan

Hoofdstukopbouw van de regels:

De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt. Het gaat om begrippen die op meerdere manieren op te vatten / uit te leggen zijn en die kunnen leiden tot discussie. Ook is aangegeven hoe gemeten moet worden bij het toepassen van de regels.
  1. 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen over het gebruik van en het bouwen op de bestemmingen opgenomen. Bij elke bestemming staat in de eerste paragraaf ('bestemmingsomschrijving') aangegeven welke gebruiksmogelijkheden zijn toegestaan. De grondgebruiker (dat kan zowel een eigenaar als huurder zijn) mag de functies behorende bij de bestemming uitoefenen. Een grondgebruiker kan niet worden verplicht om een aangewezen bestemming daadwerkelijk te realiseren, maar tegelijkertijd mag de grondgebruiker ook geen andere functie uitoefenen die in strijd is met de gegeven bestemming(en). Ook mag niet in strijd met het bestemmingsplan worden gebouwd. De regels met betrekking tot het bouwen, zoals maximale bouwhoogte en maximaal bebouwingspercentage, staan bij elke bestemming in de tweede paragraaf ('bouwregels'). Verder staan per bestemming vaak eventuele nadere eisen vermeld die burgemeester en wethouders kunnen stellen bij gebruikmakeing van bouw- of gebruiksregels en eventuele afwijkingen van het bestemmingsplan waarvoor burgemeester en wethouders onder bepaalde voorwaarden een (omgevings)vergunning kunnen verlenen.
  1. 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het gehele plan / alle bestemmingen en dienen dus altijd in combinatie met de bestemmingsregels gelezen te worden.
  1. 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Overgangsrecht houdt -kort gezegd - in dat reeds aanwezige bouwwerken of reeds bestaand gebruik van grond, passend binnen een oud bestemmingsplan of waarvoor een vergunning is verleend, maar niet meer passend in dit nieuwe bestemmingsplan, mag blijven staan / kan worden voortgezet en onder voorwaarden kan worden vernieuwd.

Per bestemming:

Hieronder volgt een uitleg van een aantal bestemmingen die het bestemmingsplan kent. Sommige bestemmingen spreken voor zich en worden daarom niet nader toegelicht.

Naast de bestemmingen kent het bestemmingsplan dubbelbestemmingen. In een dubbelbestemming staan aanvullende regels voor het bouwen, slopen en/of het gebruik van grond of gebouwen, met als doel om de in de bestemming aangegeven waarden te beschermen (zoals acheologische waarden of cultuurhistorische waarden). De dubbelbestemming geldt naast de regeling die is verbonden aan de overige bestemmingen ter plekke, aan beide moet worden getoetst.

Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Aanduidingen bevatten meer specifieke voorwaarden die gesteld worden aan het gebruik of het bouwen en gelden voor een specifiek gebied of pand binnen het bestemmingsplangebied. Een aanduiding kan gelden voor een gebied waarbinnen meerdere bestemmingen aanwezig zijn. Een voorbeeld van een aanduiding is de aanduiding "horeca", dat soms gebruikt wordt om aan te geven dat binnen een specifiek pand horca is toegestaan.

Bedrijf (1 en 2)

Alle bedrijven in het plangebied (uitgezonderd kantoren en detailhandel) hebben de bestemming "Bedrijf" gekregen. Daarnaast is de bestemming "Bedrijf" opgenomen voor de nutsvoorzieningen in het plangebied die niet voldoen aan de standaard bouwregels die daarvoor zijn opgenomen (maximale bruto-inhoud van 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m). In de bestemming is een bouwvlak opgenomen waarbinnen de nutsvoorziening is toegestaan met een maximale bouwhoogte van 4 meter.

Bedrijven kunnen in dit bestemmingsplan vallen onder de bestemming "bedrijf-1" of "bedrijf-2". Binnen de bestemming "bedrijf-1" zijn alleen bedrijven van categorie 1 uit de staat van bedrijfactiviteiten toegestaan, binnen de bestemming "bedrijf-2" zijn ook bedrijven van categorie 2 toegestaan. De staat van bedrijfsactiviteiten is een lijst waarop de mate van milieuhinder per bedrijf wordt aangegeven. Categorie 2 bedrijven veroorzaken over het algemeen meer hinder voor de omgeving dan categorie 1 bedrijven, bijvoorbeeld omdat deze bedrijven meer geluid procduceren. De staat van bedrijfsactiviteiten is als bijlage 1 bij de regels van dit bestemmingsplan toegevoegd.

Cultuur en ontspanning

De bestemming "Cultuur en ontspanning" is opgenomen voor de speeltuinen in het gebied. Volgens de landelijke standaard voor bestemmingsplannen, de SVBP 2008, moeten speeltuinen in deze bestemming worden ondergebracht. Bij de speeltuinen zijn de bestaande gebouwen aangegeven met een bouwvlak.

Detailhandel

De bestemming "detailhandel" is opgenomen voor panden waarbinnen zich uitsluitend winkels bevinden, waaronder een supermarkt en bouwmarkt. Wanneer er wel meerdere functies in het pand aanwezig zijn (zoals winkels waarboven woningen zitten) is de bestemming "gemengd" gebruikt.

Gemengd (1 en 2)

Panden waarbinnen meerdere functies aanwezig zijn, geven we aan met een bestemming "gemengd". In dit bestemmingsplan onderscheiden we de bestemming "gemengd-1" en "gemengd-2". Bij gemengd-1 zijn op de begane grond andere functies dan het wonen toegestaan, zoals bepaalde vormen van dienstverlening, kleine bedrijfjes en bepaalde maatschappelijke voorzieningen.

Ook bij gemengd-2 zijn op de begane grond andere functies dan het wonen toegestaan. Het gaat om dezelfde functies als bij 'gemengd-1', maar dan aangevuld met detailhandel. Het moet dan gaan om kleinschalige detailhandel, dus bijvoorbeeld niet een bouwmarkt of meubelhandel.

Groen

In het plangebied komen veel groengebieden voor, waarbij het waterwingebied en het moeras langs de Hooglandsedijk het meest bekend zijn. De bestemming 'groen' is erop gericht om het groene karakter in stand te houden waar dat nodig is. Daarom wordt hier geen bebouwing mogelijk gemaakt.

De gronden met een groenbestemming zijn bestemd voor groenvoorzieningen, parken en plantsoenen, voet- en fietspaden en kleine speelvoorzieningen (zoals wipkippen of een losse glijbaan). Er mogen alleen nutsvoorzieningen en bouwwerken zoals palen, masten en verlichtingselementen worden gerealiseerd.

Horeca

De panden in het gebied die geheel of gedeeltelijk in gebruik zijn voor horeca hebben een horeca bestemming gekregen. Met een aanduiding is aangegeven om wat voor categorie horeca het gaat. Dit kan horeca van categorie a zijn (oa restaurants), categorie b (oa café's en dancings). Op de verdieping(en) is wonen toegestaan.

Kantoor

In het plangebied bevinden zich enkele specifieke kantoorpanden. Deze panden hebben de bestemming "Kantoor" gekregen. Afwijkende functies zijn met aanduidingen zichtbaar gemaakr op de verbeelding.

Maatschappelijk

Een groot aantal percelen in het plangebied heeft de bestemming "Maatschappelijk" gekregen. In principe is bij elk pand met een aanduiding aangegeven om wat voor een maatschappelijke voorziening het gaat. In de gevallen dat het voorgaande bestemmingsplan geen beperkingen stelde aan het soort maatschappelijke voorziening, is ook nu een algemene, ruime maatschappelijke bestemming opgenomen. Bij maatschappelijke voorzieningen kan gedacht worden aan scholen, religieuze gebouwen, buurtcentra of opvang.

Binnen de specifieke maatschappelijke bestemmingen is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het realiseren van een ander soort maatschappelijke voorziening. Zo kan bijvoorbeeld (puur theoretisch) een schoolgebouw dat niet meer gebruikt wordt omgezet worden naar een buurtcentrum. Voorwaarde is dat de wijziging geen nadelige gevolgen heeft voor de woonomgeving vanwege geluids-, verkeers- of parkeeroverlast en dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Recreatie

De bestemming recreatie is gebruikt voor de twee volkstuinencomplexen in het plangebied. Hier geldt dat gebouwen zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd. Een bouwvlak is opgenomen voor de gebouwen die gezamenlijk worden gebruikt, zoals een verenigingsgebouw. Buiten deze bouwvlakken mag per volkstuin maximaal 1 gebouw worden geplaatst met een maximale oppervlakte van 9 m2. Op deze manier is het mogelijk om per volkstuin bijvoorbeeld een tuinhuisje te plaatsen, zonder dat het gebied teveel bebouwd raakt. Via een afwijkingsbevoegdheid kunnen eventueel grotere gebouwen dan 9 m2 worden geplaatst, zoals een fietsenstalling.

Sport

De sportverenigingen in het gebied hebben de bestemming "Sport" gekregen. Deze gronden kunnen worden gebruikt voor sportvelden en dagrecreatie. Ook voor sporthallen is een bestemming "sport" gebruikt, met uitzondering van sporthallen die voornamelijk door een school worden gebruikt (dan valt de sporthal binnen de maatschappelijke bestemming van de school). Veelal is bij sportverenigingen een kantine / kleine bar aanwezig, deze zijn met een aanduiding "horeca van categorie c toegestaan" aangegeven.

Verder is binnen de bestemming Sport de bouw van lichtmasten tot een hoogte van 15 meter bij de sportvelden mogelijk. Deze regeling was in het voorgaande bestemmingsplan ook al mogelijk.

Tuin

Voortuinen bij de woningen hebben de bestemming "Tuin" gekregen. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend erkers, ingangspartijen en andere bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de aangrenzende bestemming. Daarnaast is een verboden gebruik opgenomen voor parkeren.

Verkeer (- verblijfsgebied)

In het plangebied komen 2 typen wegen voor: gebiedsontsluitingswegen (vaak de doorgaande wegen) en de erftoegangswegen (vaak de 30 kilomter zones in woongebieden). De gebiedsontsluitingswegen hebben de bestemming "Verkeer" gekregen, de erftoegangswegen de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied". De gebiedsontsluitingswegen zijn de Ringweg Koppel-Kruiskmap, Liendertseweg, van Randwijcklaan, Lageweg en Rustenburgerweg. Deze wegen zijn van belang voor de bereikbaarheid van de stad. Alle overige wegen zijn erftoegangswegen.

Binnen deze bestemmingen mogen alleen nutsvoorzieningen en andere bouwwerken zoals palen, masten en verlichtingselementen en geluidwerende voorzieningen worden gerealiseerd.

Verkeer (-spoorverkeer)

Deze bestemming is gegeven aan de gronden ter plaatse van de spoorlijn Amersfoort - Zwolle/Apeldoorn. Binnen deze bestemmingen mogen alleen nutsvoorzieningen en andere bouwwerken zoals palen (waaronder de elektriciteitsvoorziening), masten , verlichtingselementen en geluidswerende voorzieningen worden gerealiseerd.

Water

Alle watergangen in het plangebied hebben de bestemming "Water" gekregen in het bestemmingsplan. Dit in tegenstelling tot het voorgaande bestemmingsplan, waar alleen nog de primaire watergangen als water werden bestemd. In het plangebied is een stuw aanwezig, deze is weergegeven met een aanduiding. Alleen langs de Grote Koppel mogen boten worden aangemeerd, dit is op de verbeelding terug te zien via de aanduiding 'ligplaats'.

Wonen

In het plangebied komen 4 woonbestemmingen voor, elk aangeduid met een nummer. De vier woonbestemmingen worden voor alle bestemmingsplannen gebruikt zodat een eenduidige bestemmingsregeling ontstaat voor de woningen in Amersfoort.

De hoofdbestemming 'wonen' (zonder nummer) is in dit plan alleen gebruikt om de garageboxen in het gebied aan te geven. Het is namelijk niet altijd duidelijk bij welk woningtype een garagebox hoort en garageboxen worden niet per definitie gehuurd/gekocht door de bewoners van de aangrenzende woningen. Bij de garageboxen is ook een aanduiding "garage" opgenomen.

  • Wonen-1: deze bestemming is gegeven aan de aaneengesloten (eengezins)woningen. Op de verbeelding ligt het bouwvlak bij deze bestemming steeds om een rij woningen. Daarbinnen zijn de hoofdgebouwen van de woningen toegestaan, waarbij voldaan moet worden aan een aantal bouw- en gebruiksregels (zoals het maximaal aantal verdiepingen). Daarbuiten, maar binnen de bestemmingsgrens, mogen de bijbehorende bouwwerken (zoals bergingen) worden gerealiseerd, waarbij ook weer voldaan moet worden aan een aantal bouw- en gebruiksregels. Sommige woningen zijn beeldbepalend voor de omgeving, deze krijgen bescherming in dit bestemmingsplan via een aanduiding 'waarde-cultuurhistorie'. In de regels is dit terug te zien via eeen aantal aanvullende eisen ten aanzien van het (ver)bouwen.
  • Wonen-2: deze bestemming is gegeven aan de twee-onder-één-kap-woningen. Op de verbeelding ligt het bouwvlak bij deze bestemming steeds om een blok van twee woningen. Daarbinnen zijn de woningen toegestaan, waarbij voldaan moet worden aan een aantal bouw- en gebruiksregels. Daarbuiten, maar binnen de bestemmingsgrens, mogen de bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd, waarbij ook weer voldaan moet worden aan een aantal bouw- en gebruiksregels. Sommige woningen zijn beeldbepalend voor de omgeving, deze krijgen bescherming in dit bestemmingsplan via een aanduiding 'waarde-cultuurhistorie'. In de regels is dit terug te zien via eeen aantal aanvullende eisen ten aanzien van het (ver)bouwen.
  • Wonen-3: deze bestemming is gegeven aan de vrijstaande woningen. Op de verbeelding ligt het bouwvlak bij deze bestemming om één woning. Daarbinnen is de woning toegestaan, waarbij voldaan moet worden aan een aantal bouw- en gebruiksregels. Daarbuiten, maar binnen de bestemmingsgrens, mogen de bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd, waarbij ook weer voldaan moet worden aan een aantal bouw- en gebruiksregels. Sommige woningen zijn beeldbepalend voor de omgeving, deze krijgen bescherming in dit bestemmingsplan via een aanduiding 'waarde-cultuurhistorie'. In de regels is dit terug te zien via eeen aantal aanvullende eisen ten aanzien van het (ver)bouwen. Binnen de bestemming voor vrijstaande woningen zijn ook woonwagenstandplaatsen opgenomen. Deze zijn alleen toegestaan op de locaties die met een aanduiding 'woonwagenstandplaats' zijn aangeduid. In het plangebied zijn twee van deze locaties aanwezig.
  • Wonen-4: deze bestemming is gegeven aan de gestapelde woningen (appartementen). Op de verbeelding ligt het bouwvlak bij deze bestemming om het gebouw. Daarbinnen is de bebouwing voor gestapelde woningen toegestaan, waarbij voldaan moet worden aan een aantal bouw- en gebruiksregels. Veel gestapelde woningen in dit plangebied zijn flats met op de begane grond garageboxen. In de bestemming is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen zodat het college onder voorwaarden kan toestaan dat deze garageboxen worden gebruikt voor gemengde doeleinden.

In alle woonbestemmingen is een regeling opgenomen voor niet-publieksgerichte beroepen en bedrijven aan huis. Deze regeling biedt de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden een beroep of bedrijf aan huis uit te oefenen. Via een afwijkingsbevoegdheid kan het college ook (onder voorwaarden) publiekgerichte beroepen en bedrijven aan huis toestaan. Een andere afwijkingsbevoegdheid maakt het voor het college mogelijk om onder voorwaarden kamerverhuur in een pand toe te staan. Aan een afwijking van een bestemmingsplan is een procedure met zienswijzentermijn gekoppeld.

Leiding - riool (dubbelbestemming)

Onder de Ringweg Kruiskamp/Koppel, Korvetweg en Eemzijde loopt een rioolwaterpersleiding. De gronden met deze dubbelbestemming zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), ook bestemd voor het transport van rioolwater door een rioolpersleiding. Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m.

Waarde - archeologie (dubbelbestemming)

Het plangebied is een gebied met zowel hoge archeologische waarden als lage, middelhoge en hoge archeologische verwachtingen binnen de bebouwde kom aanwezig. In de regels en op de verbeelding zijn hiervoor de dubbelbestemmingen "Waarde-Archeologie 1 t/m 4" (afhankelijk van de verwachting ter plekke) opgenomen.

Er mag slechts worden gebouwd indien aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende zijn vastgesteld. Er zijn uitzonderingen op het overleggen van een onderzoeksrapport en er kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden. Daarnaast is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van meer dan 500 m². Ook hierop zijn uitzonderingen mogelijk en kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

Waarde - beschermd stadsgezicht (dubbelbestemming)

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor het beschermde stadsgezicht "Jericho jeruzalem". In de dubbelbestemming is aangegeven wat de te beschermen waarden van het stadsgezicht zijn. Hier gelden aanvullende voorwaarden voor slopen en (ver)bouwen.

Waarde - cultuurhistorie (dubbelbestemming)

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor waardevolle, beeldbepalende panden/elementen in het plangebied. Aan deze dubbelbestemming zijn aanvullende eisen voor het (ver)bouwen opgenomen, zodat de vastgestelde beeldbepalende elementen beschermd kunnen worden.

Waarde - ecologie (dubbelbestemming)

De dubbelbestemming "Waarde - ecologie" is gelegd op het Valleikanaal en de oevers ten noorden en zuiden hiervan. Hier is een ecologische verbindingszone aanwezig. In Kruiskamp zijn drie kleine groengebieden aanwezig die grenzen aan het Valleikanaal en die ook onderdeel uitmaken van de ecologische verbindingszone. Ook hier ligt een dubbelbestemming 'waarde-ecologie'. De (oever-)stroken langs het Valleikanaal dienen met deze dubbelbestemming zo veel mogelijk vrij te blijven van bebouwing. Alleen ten behoeve van de andere bestemming, in dit geval "groen.", mag worden gebouwd uitsluitend nadat zo nodig advies is ingewonnen van een door het bevoegd gezag aan te wijzen ter zake deskundige en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de ecologische verbindingszone.

Waarde - natuur en landschap (dubbelbestemming)

Deze dubbelbestemming is opgenomen bij het Moeras langs de Hooglandsedijk en bij het waterwingebied. De genoemde uitgangspunten en voorwaarden zoals beschreven bij 'waarde - ecologie' gelden ook hier, met het verschil dat deze gebieden niet officieël onderdeel uitmaken van een ecologische verbindingszone.

Geluidzone - industrie (gebiedsaanduiding)

Deze gebiedsaanduiding is opgenomen voor de geluidzone van het bedrijventerrein Isselt. Hier mogen geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen in de zin van de Wet geluidhinder worden gerealiseerd (zoals woningen), tenzij voldaan wordt aan een maximale geluidgrenswaarde van 50 dB(A) op de gevel.

Waterstaat - waterkering (dubbelbestemming)

Deze dubbelbestemming is opgenomen omaan te geven waar de waterkering van de Eem is gesitueerd. Aan deze dubbelbestemming zijn voorwaarden verbonden aan het uitvoeren van werken/ werkzaamheden die de stabiliteit en hoofdfunctie van de waterkering kunnen aantasten.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg met instanties en bewoners dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is, als om de economische uitvoerbaarheid. Bij de uitvoerbaarheid speelt ook de handhaving van de regels uit dit plan een belangrijke rol.

7.2 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan “Amersfoort Oost” betreft met name een aanpassing van een aantal verouderde bestemmingsplannen, waarbij de bouw- en gebruiksregels zijn geactualiseerd. Er zijn geen grote ontwikkelingslocaties in het plangebied aanwezig.


De Wet ruimtelijke ordening verplicht gemeenten om een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop, bijvoorbeeld door middel van een bestemmingsplan, een aangewezen bouwplan is voorgenomen. Gemeenten zijn op grond van de Wro verplicht om de kosten van de grondexploitatie te verhalen. In die gevallen dat de gemeente de uitgeefbare gronden in eigendom heeft, vindt verhaal van de kosten van de grondexploitatie plaats door verkoop van bouwrijpe grond. Wanneer de gemeente niet over de gronden beschikt, kan de gemeente een overeenkomst over grondexploitatie aangaan waarbij de grondeigenaar zich verbindt de kosten van grondexploitatie aan de gemeente te voldoen. Indien het niet mogelijk is het kostenverhaal bij overeenkomst te verzekeren dient er, gelijktijdig met het bestemmingsplan, een exploitatieplan vastgesteld te worden. In dat laatste geval worden de kosten van de grondexploitatie verhaald door een financiële voorwaarde aan de bouwvergunning te verbinden. Kostenverhaal met behulp van een exploitatieplan wordt het verplichte kostenverhaal genoemd, in tegenstelling tot het vrijwillige kostenverhaal bij overeenkomst. Overeenkomsten die tot stand komen voorafgaand aan de vaststelling van een exploitatieplan worden anterieure overeenkomsten genoemd. Ook na vaststelling van een exploitatieplan is het mogelijk een overeenkomst over grondexploitatie aan te gaan. Laatstbedoelde overeenkomsten worden posterieure overeenkomsten genoemd.

In het plangebied zijn geen grote ontwikkelingslocaties aanwezig. Er is daarom geen noodzaak om een exploitatieplan vast te stellen of een anterieure overeenkomst te sluiten.

7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd voordat een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.

7.3.1 Inspraak

De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen b.v. op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.

Volgens de notitie "Rol van de raad in RO procedures" is voor het bestemmingsplan Amersfoort Oost de procedure van model 2 gevolgd. Dit betekent dat voorafgaand aan de start van de formele bestemmingsplanprocedure (de wettelijke procedure zoals beschreven in de Wet ruimtelijke ordening) geen inspraak plaatsvindt. Wel wordt een inloopavond voor belanghebbenden georganiseerd.

Aanvullend op het voorgaande hebben we bij de totstandkoming van het bestemmingsplan Amersfoort Oost de belangrijkste stakeholders in het gebied, zoals de alliantie of de diverse scholen, een brief gestuurd met een aankondiging van het nieuwe bestemmingsplan. Deze brieven zijn op 28 september 2011 verzonden. In de brief vroegen we naar eventuele ontwikkelings-, uitbreidings- of verhuisplannen in de komende 10 jaar en naar eventuele ruimtelijk relevante aandachtspunten voor het bestemmingsplan. Twaalf stakeholders hebben naar aanleiding van de brief op- of aanmerkingen aan ons doorgegeven. Deze stakeholders hebben allemaal een schriftelijke reactie van ons ontvangen en zijn op de hoogte gehouden van de vervolgstappen in de bestemmingsplanprocedure.

Verder hebben we op 5 oktober 2011 een vooraankondiging geplaatst in de stadsberichten van het huis-aan-huisblad Amersfoort Nu dat het bestemmingsplan Amersfoort Oost wordt voorbereid.

Daarna, op 18 november 2011, zijn alle personen binnen het plangebied per brief uitgenodigd om het concept van het bestemmingsplan tijdens een inloopavond te bekijken. Het concept van dit bestemmingsplan is ook op internet geplaatst. Reageren op het conceptbestemmingsplan kon per email of via een opmerkingenformulier tijdens de inloopavond.

Op 7 en 8 december 2011 zijn de inloopavonden voor alle personen in Kruiskamp/Koppel (7 december) en Liendert/Rustenburg (8 december) gehouden. Wij schatten in dat in totaal ongeveer 180 personen de inloopavonden hebben bezocht. Na afloop hebben wij van 25 personen een ingevuld formulier met opmerkingen ontvangen. Daarnaast ontvingen wij 7 emails met opmerkingen. Al deze personen hebben een persoonlijk bericht ontvangen en zijn op de hoogte gehouden van het vervolg van de procedure.

Nadat de opmerkingen van de stakeholder en van de bezoekers van de inloopavonden zijn verwerkt is op 24 januari 2012 het concept-ontwerpbestemmingsplan naar diverse partijen verzonden in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg.

7.3.2 Wettelijk (voor)overleg

In het Besluit ruimtelijke ordening staat bij artikel 3.1.1. dat ..."burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn".

Op 24 januari 2012 is het vooroverleg voor het concept-ontwerp van het bestemmingsplan gestart. Het plan is toegestuurd aan de volgende instanties:

  • Provincie Utrecht
  • Rijkswaterstaat
  • Ministerie van Defensie
  • Rijksdienst voor het cultureel erfgoed
  • Natuur en Milieufederatie Utrecht
  • Kamer van Koophandel (Gooi- en eemland)
  • Vereniging van Amersfoortse ondernemers
  • Vereniging van Amersfoortse bedrijven
  • Waterschap Vallei en Eem
  • Vitens
  • Stedin
  • Veiligheids Regio Utrecht
  • Fietsersbond
  • Servicebureau gemeenten
  • Portaal
  • Alliantie
  • Prorail
  • Gasunie
  • Samenwerkende groeperingen leefbaar Amersfoort
  • Amersfoortse spoerfederatie
  • Vrienden van het Waterwingebied.

Hierna volgt een overzicht van de ingekomen vooroverlegreacties en de gemeentelijke reactie hierop. Per reactie is aangegeven welke gevolgen deze heeft voor het bestemmingsplan of de bestemmingsplanprocedure.

Provincie Utrecht
Het plan is niet strijdig met de provinciale ruimtelijke belangen zoals wij deze hebben opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Verordening en de Beleidslijn nieuwe Wro.
Gemeentelijke reactie:
Wij nemen deze reactie ter kennisgeving aan.
Rijkswaterstaat:
Verzoek is om in het bestemmingsplan aandacht te besteden aan en, voor zover dat in de tijd mogelijk is, rekening te houden met ontwikkelingen en besluitvorming in het kader van de Planstudie Hoevelaken. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan mogelijke consequenties die het ontwerp voor de A28 ter hoogte van het plangebied zou kunnen hebben voor de ligging van de Outputweg, dat direct aan het plangebied grenst.
Gemeentelijke reactie:
In het concept ontwerp bestemmingsplan hebben we in de toelichting al aandacht besteed aan het wegaanpassingsbesluit voor de A28, maar inderdaad nog niet aan de planstudie Hoevelaken. Daarom nemen we nu een extra paragraaf op in de toelichting (zie de nieuwe paragraaf '3.2.1.3 Planstudie Hoevelaken') waarin we alsnog hiermee rekening houden.
Servicebureau Gemeenten:
Door het servicebureau Gemeenten is Hoofdstuk 5 Milieu zowel tekstueel als inhoudelijk beoordeeld. Het servicebureau heeft in de tekst een aantal voorgestelde aanpassingen aangegeven. Het voert te ver om hier alle voorgestelde aanpassingen te benoemen. In plaats daarvan is de brief van het servicebureau als bijlage 5 toegevoegd aan deze toelichting van het bestemmingsplan.
Gemeentelijke reactie:
De voorgestelde aanpassingen zijn nuttig, deze nemen wij over. Zie ook de beantwoording van de vooroverlegreacties van de Gasunie en de Veiligheidsregio Utrecht.
Wat betreft het provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011: deze is door Gedeputeerde Staten met twee jaar verlengd en dus nog actueel. Dit hebben wij nu vermeld in de toelichting.
Gasunie:
Net buiten het plangebied zijn twee gastransportleidingen gelegen welke van invloed zijn op de externe veiligheid in het plangebied, zoals in de toelichting aangegeven. Echter, staan hierin een aantal onjuistheden welke wij middels dit schrijven graag aangepast zien worden. Op pagina 112 van de toelichting wordt gesproken over de circulaire 'Zonering langs hogedrukaardgasleidingen' en de circulaire 'Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1, K2 en K3-categorie. Zoals u wellicht weet is op 1 januari 2011 het Bevb in werking getreden waa
rmee de circulaires zijn komen te vervallen voor wat betreft onze gastransportleidingen. Het verzoek is dit te verwijderen.

Gemeentelijke reactie:
Wij hebben de verwijzing naar de desbetreffende circulaires verwijderd.

Op pagina 113 wordt gesproken over een zakelijk rechtstrook. In de huidige wetgeving wordt gesproken over een belemmeringenstrook. Verzocht wordt om de term "zakelijk rechtstrook" te vervangen door "belemmeringenstrook".

Gemeentelijke reactie:
Wij passen deze term aan.

Op pagina 123 wordt tevens ingegaan op veiligheidsafstanden conform de circulaire 'Zonering langs hogedrukaardgasleidingen' uit 1984, welke reeds is vervangen door het Bevb. Met de inwerkingtreding van het Bevb dient binnen een bestemmingsplan het plaatgebonden (PR) en groepsrisico (GR) verantwoord te worden (artikel 11 en 12 Bevb).
Op basis hiervan wijzen wij u tevens op het bepaalde in artikel 19 van het Bevb. Artikel 19 bepaalt dat een bestemmingsplan binnen 5 jaar na de inwerkingtreding van het Bevb in overeenstemming moet zijn met het Bevb.
Gelet hierop treft u bijgaand ons advies op het gebied van externe veiligheid aan. Wij wijzen u erop dat de gemeente zelf verantwoordelijk is voor de verantwoording van het GR en behoort dit samen met het PR op te nemen in de toelichting van het bestemmingsplan.

Gemeentelijke reactie:
Wij nemen uw advies over. Wij voeren een kwantitatieve risicoanalyse uit, waarvan de resultaten vóór de ter inzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan in de toelichting worden opgenomen. Op basis daarvan vindt ook een verantwoording plaats van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Er staat op pagina 123 vermeld dat het gaat om invloed van een hoge druk hoofdaardgastransportleiding en een lage druk aardgastransportleiding. Wij willen u erop wijzen dat beide gastransportleidingen behoren tot de categorie hoge druk aardgastransportleidingen. Het verzoek is daar waar lagedruk aardgastransportleiding staat, dit te vervangen door hoge druk regionale gastransportleiding.

Gemeentelijke reactie:
Wij passen de tekst hierop aan.
Veiligheidsregio Utrecht:
Geadviseerd wordt om op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen de hoogte van het groepsrisico vast te stellen aan de hand van een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) voor het transport op de weg en vervolgens hier de verantwoording op te baseren.

Gemeentelijke Reactie:
Wij nemen uw advies over. Wij voeren momenteel een kwantitatieve risicoanalyse uit, waarvan de resultaten vóór de ter inzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan in de toelichting worden opgenomen. Op basis daarvan vindt ook een verantwoording plaats van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Geadviseerd wordt om op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen de exacte hoogte van het groepsrisico te vermelden voor de huidige situatie inzake het transport over het spoor alsmede een verantwoording over dit groepsrisico.
Gemeentelijke reactie:
Wij nemen uw advies over. Wij voeren een kwantitatieve risicoanalyse uit, waarvan de resultaten vóór de ter inzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan in de toelichting worden opgenomen. Op basis daarvan vindt ook een verantwoording plaats van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Geadviseerd wordt om - op grond van artikel 12 van het besluit externe veiligheid buisleidingen - naast de toekomstige hoogte van het groepsrisico van de hogedruk aardgastransportleiding A-510-KR ook het huidige groepsrisico te verantwoorden, gebaseerd op de QRA die is opgesteld voor het Verzetsplein door het servicebureau gemeenten.

Gemeentelijke reactie:
Wij nemen uw advies over. Voor de volledigheid voeren wij momenteel een kwantitatieve risicoanalyse uit, waarvan de resultaten vóór de ter inzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan in de toelichting worden opgenomen. Op basis daarvan vindt ook een verantwoording plaats van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Verzocht wordt om in de tekst de term "lagedruk aardgastransportleiding" aan te passen en hier het kenmerk van de hogedruk aardgasleiding W-520-05-KR te vermelden.

Gemeentelijke reactie:
Deze term hebben wij inmiddels aangepast

Geadviseerd wordt om alle betrokkenen in het effectgebied van de maatgevende scenario's die zich kunnen voordoen ten gevolge van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, spoor en hogedruk aardgastransportleiding , voorlichting te geven over deze risico's en wat zij moeten doen wanneer één van deze scenario's zich voordoet.

Gemeentelijke reactie:
Bij de uitvoering van de kwantitatieve risico analyse en bij de verantwoording van het plaatsgebonden en groepsrisico nemen we dit advies mee.
Vrienden van het Waterwingebied:
De letteraanduiding "WR-NL" is alleen te zien als de afbeelding flink vergroot wordt. Dat komt mede door alle + + die op de kaart zijn aangebracht. De dubbelbestemming 'archeologie' geldt voor het gehele plangebied, waardoor overige dubbelbestemmingen vrijwel niet terug te zine zijn op de verbeelding. Volgens ons kan volstaan worden met het alleen opnemen van de letter/cijfercombinatie en het aangeven van een duidelijke begrenzing. Een begrenzing zal sowieso opgenomen moeten worden om voldoende rechtszekerheid aan de kaart te kunnen ontlenen. Als bij alle + tekens ook nog begrenzingen moeten worden opgenomen, zal dit de leesbaarheid van de verbeelding niet vergroten. Wij stellen voor om de + tekens te laten vervallen, omdat het hele plangebied bestaat uit dubbelbestemmingen.

Gemeentelijke reactie:
Er zijn inderdaad veel plustekens op de verbeelding opgenomen. Deze tekens worden zowel voor archeologische waarden als voor gebieden met aanduiding "natuur en landschap" gebruikt. Helaas is het niet mogelijk om dit aan te passen, omdat wij verplicht zijn de landelijke standaard voor bestemmingsplannen, de SVBP 2008, te gebruiken. Deze standaard verplicht ons ook om te werken met de plustekens.

Bij de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan plaatsen wij niet alleen een PDF van het bestemmingsplan op de gemeentelijke website, maar maken wij ook gebruik van de website www.ruimtelijkeplannen.nl. Ook dit is verplicht voor gemeenten. Via de genoemde website kunt u op een gebied of perceel klikken, waarna u direct ziet welke bestemmingen en aanduidingen ter plekke geldig zijn. Ook biedt de site de mogelijkheid om te zien waar de begrenzing van de bestemmingen / aanduidingen loopt.

Verzocht wordt om de volgende begrenzingen op te nemen in de verbeelding van het bestemmingsplan:
- begrenzing van het beheerplan Waterwingebied (Waarde - Natuur en Landschap)
- begrenzingen van de waardes Archeologie 2, 3 en 4 in Waterwingebied
- opnemen speelvoorzieningen.

Gemeentelijke reactie:
Zie de bovenstaande beantwoording. Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen de begrenzingen zichtbaar worden gemaakt, ook van de waarden 'archeologie 2, 3 en 4. Bij het begrenzen van de waarde 'Natuur en Landschap' hebben wij de begrenzing van het beheerplan Waterwingebied aangehouden. De speelvoorzieningen maken wij nu ook zichtbaar op de verbeelding.

Het groenbeheerplan Waterwingebied komt in de toelichting uitvoerig aan bod, maar is nog niet verankerd in de regels. Elke verwijzing hiernaar in artikel 34 ontbreekt. Verzocht wordt om het groenbeheerplan te verankeren in artikel 34 (Waarde Natuur en Landschap).

Gemeentelijke reactie:
Een koppeling met het groenbeheerplan binnen de aanduiding 'Natuur en Landschap" ligt inderdaad voor de hand. Daarom geven we nu binnen artikel 34 (Waarde-Natuur en landschap) aan dat de gronden mede bestemd zijn voor "werken en / of werkzaamheden in het kader van de uitvoering van het groenbeheerplan waterwingebied, zoals die is vastgesteld door het college van burgmeester en wethouders op 5 oktober 2010".

Er ontbreekt op de verbeelding een begrenzing Waarde-Ecologie bij / langs het Valleikanaal. Uit de toelichting blijkt dat deze specifieke dubbelbestemming ook geldt voor de oevers, poelen en vleermuisbunker. Dit blijkt (nog niet uit de verbeelding en ook niet uit de regels in artikel 33.
In het Valleikanaal staat wel bij herhaling de bestemming WA, maar de bestemming WR-E is wel heel summier opgenomen.
Ook bij het Moerasje aan de Hooglandsedijk ontbeekt de begrenzing, ditmaal van de dubbelbestemming Waarde-natuur en landschap.

Gemeentelijke reactie:
De genoemde begrenzingen kunnen zichtbaar worden gemaakt op www.ruimtelijkeplannen.nl vanaf het moment dat wij het ontwerp bestemmingsplan hierop geplaatst hebben. Wij informeren u zodra u het bestemmingsplan hier kunt raadplegen.

Op de verbeelding zijn de inmiddels gesloopte garageboxen nog steeds opgenomen als bestemming: 'garage'.Verzocht wordt om de bestemming te veranderen naar groen.

Gemeentelijke reactie:
De garageboxen zijn inderdaad gesloopt inmiddels. Hier houden we een bestemming 'verkeer-verblijfsgebied' aan (i.v.m de betonnen fundering), waarbinnen ook groenvoorzieningen kunnen worden aangelegd. Overigens worden de parkeerplaatsen die verdwijnen met het slopen van de garageboxen gecompenseerd aan de noordoostzijde van de flats, door enkele langsparkeervakken te realiseren. In het bestemmingsplan nemen we ook voor deze nieuwe parkeerplaatsen een bestemming Verkeer-verblijfsgebied op.

In artikel 34 (Waarde- natuur en landschap) wordt ook het cultureel erfgoed beschermd Wat is de reden om dit en andere cultuurhistorische elementen niet op te nemen als dubbelbestemming van artikel 32 (Waarde - cultuurhistorie)?
Is er een juridisch verschil tussen het opnemen in artikel 32, dan wel artikel 34 van de regels?

Gemeentelijke reactie:
Met cultureel erfgoed bedoelen we in dit geval alleen de bestaande waterputten in het Waterwingebied, die wij willen behouden. Echter, door de hiervoor genoemde verwijzing naar het groenbeheerplan worden de waterputten ook al beschermd. Een van de uitgangspunten in het groenbeheerplan is namelijk dat de putten behouden blijven en dat één daarvan wordt ingericht als verblijfsplaats voor vleermuizen. In artikel 34 verwijderen we daarom de term 'cultureel erfgoed', deze is overbodig.
Artikel 32 gebruiken we om gebouwen in het plangebied te beschermen die een karakteristieke uitstraling hebben.

Verzocht wordt om monumentale bomen die in de voorgaande bestemmingsplannen werden vermeld op te nemen op de lijst met monumentale bomen.

Gemeentelijke reactie:
Monumentale bomen uit de bestemmingsplannen komen inderdaad op de lijst met monumentale bomen te staan.
Samenwerkende Groeperingen leefbaar Amersfoort
Wij constateren dat door het samenvoegen van een aantal bestemmingsplannen, die vooral wijkgericht waren, nu één bestemmingsplan tot stand is gekomen. We vragen ons af of een dergelijk groot bestemmingsplan de duidelijkheid ten goede komt.

Gemeentelijke reactie:
Het betreft nu inderdaad een groot gebied, maar doordat wij het bestemmingsplan nu ook volgens een landelijke standaard digitaliseren wordt het mogelijk om een individueel perceel aan te klikken om te zien welke bestemmingen daar gelden. Wij gaan er vanuit dat de meeste belanghebbenden vooral willen zien wat er op hun eigen terrein geldt aan bouw- en gebruiksmogelijkheden. Voor belanghebbenden die het bestemmingsplan als geheel willen beoordelen hebben wij een overzicht van de uitgangspunten en van de wijzigingen ten opzichte van de voorgaande bestemmingsplannen opgenomen.

Verzocht wordt om de leesbaarheid van het overzicht van veranderingen t.o.v. de voorgaande bestemmingsplannen te verbeteren.

Gemeentelijke reactie:
De leesbaarheid van het overzicht laat inderdaad te wensen over. Wij lossen dit op door het overzicht (in PDF formaat) als bijlage aan het bestemmingsplan toe te voegen. In de toelichting verwijzen we naar deze bijlage.

Op zichzelf hebben wij geen moeite met het opnemen van een mogelijkheid voor het realiseren van kamerverhuur, maar wij willen niet laten u te wijzen op het risico van overlast. Bij de benadering van de woonvisie in de Ronde werd door insprekers gewezen op de door splitsing van huizen ontstane overlast omdat meer bewoners op hetzelfde oppervlak moeten wonen. Er was sprake van overlast door geluid, parkeren en gedrag. Juist in kwetsbare wijken, waar we ook in dit bestemmingsplan mee te maken hebben, kan dit voor problemen zorgen. Wij vragen u daarom zeer kritisch te kijken naar de plaatsen waar kamerverhuur toegestaan kan worden. Om overlast te voorkomen verdient het aanbeveling om duidelijke eisen / randvoorwaarden te stellen waaraan kamerverhuur moet voldoen.

Gemeentelijke reactie:
Wij zijn het met u eens dat voorkomen moet worden dat kamerverhuur leidt tot overlast. Daarom zijn in paragraaf 3.1 van de huisvestingsverordening Amersfoort en in hoofdstuk 3 van de 'beleidsregels woonruimteverdeling gemeente Amersfoort' regels opgenomen waaraan voldaan moet worden bij kamerverhuur. Beide documenten kunt u terugvinden op onze website. Kamerverhuur is in het bestemmingsplan niet direct toegestaan, maar kan alleen worden toegestaan als burgemeester en wethouders hiervoor een omgevingsvergunning verlenen. In de regels geven we aan dat hierbij moet worden voldaan aan de hiervoor genoemde regels. Per geval wordt dus bekeken of kamerverhuur wenselijk is.

Bij flats is veelal sprake van een gebrek aan parkeerruimte, zodat gemengde doeleinden in garageboxen voor extra overlast kan zorgen. Verzocht wordt om voor deze doeleinden in de afwijkingsbevoegdheid extra eisen / randvoorwaarden op te nemen zodat voldaan kan worden aan de parkeernormen en inrichtingseisen ter voorkoming van overlast.

Gemeentelijke reactie:
Wij zijn het met u eens dat nieuwe invullingen van de garageboxen niet mogen leiden tot een gebrek aan parkeerrruimte. Daarom stellen we bij de afwijkingsbevoegdheid (binnen de bestemming (Wonen-4) als eis dat voldaan moet worden aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

Langs de oevers van het Valleikanaal zijn weliswaar voorwaarden verbonden aan het bouwen in de groenbestemming, maar het toestaan van een dergelijke mogelijkheid geeft toch al aanleiding tot veel discussie. Een duidelijke keuze voor de ecologische inrichting van dit gebied laat niet toe dat hier een bouwmogelijkheid toch weer wordt toegestaan. Wij verzoeken u deze bouwmogelijkheid te laten vervallen.

Gemeentelijke reactie:
Als wij het bouwen in zijn geheel niet zouden toestaan, dan mogen ook geen "overige bouwwerken", zoals paaltjes, verlichting of afvalbakken in de grond worden gezet. Alleen voor dergelijke zaken houden wij de mogelijkheid open om het bouwen onder voorwaarden toe te staan.

Wij ondersteunen de opmerkingen in de brief die u heeft ontvangen van de Vrienden van het Waterwingebied. Wij vragen u deze over te nemen

Gemeentelijke reactie:
Wij verwijzen u naar onze beantwoording van de vooroverlegreactie van de Vrienden van het Waterwingebied.

7.3.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft na publicatie in Amersfoort Nu en de Staatscourant van 3 mei tot en met 13 juni 2012 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon een ieder schriftelijk of mondeling bij de gemeenteraad een zienswijze indienen. Vier personen hebben binnen de inzagetermijn een schriftelijke zienswijze ingediend. De zienswijzen zijn opgenomen en beantwoord in een "zienswijzennota bestemmingsplan Amersfoort Oost" (met nummer #4169153), dat als bijlage 13 bij deze toelichting is opgenomen.

In de zienswijzennota zijn ook een zevental ambtshalve wijzigingen opgenomen. Bij een controle van het bestemmingsplan tijdens de zienswijzenprocedure bleek namelijk dat nog enkele zaken gewijzigd moesten worden, omdat deze tot nu toe (per abuis) niet goed waren opgenomen in het bestemmingsplan. Deze wijzigingen zijn bij de vaststelling van het bestemmingsplan doorgevoerd. De eigenaren van percelen waar een ambthalve wijziging is doorgevoerd zijn op de hoogte gesteld van deze wijziging, evenals de direct omwonenden.

7.4 Handhaving

Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke controle en handhaving ligt op basis van artikel 7.1 van de Wet ruimtelijke ordening bij de gemeente. Daarnaast zijn de VROM-Inspectie en de provincie bevoegd tot opsporing van feiten die in het bestemmingsplan strafbaar zijn gesteld. Daarnaast kunnen derden belanghebbenden vorderen dat de bepalingen van het bestemmingsplan worden nageleefd.

De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijke registratie van wijzigingen bij de uitvoering van het bestemmingsplan, onder andere met betrekking tot verleende vergunningen.

Tijdens de voorbereidingen van dit bestemmingsplan in 2011 heeft een uitvoerige inventarisatie plaatsgevonden. Bij elk perceel in het plangebied is bekeken of de gebouwen, de bouwwerken en het gebruik nog in overeenstemming waren met de bepalingen uit het voorgaande bestemmingsplan. Dit gebeurde door alle percelen zowel vanaf de openbare weg als via een luchtfoto te bekijken. Percelen waar opvallende zaken werden waargenomen, zoals een woning waar een bijgebouw in de voortuin is geplaatst of waar een tuin op gemeentegrond is uitgebreid, zijn gefotografeerd en op een inventarisatielijst geplaatst. Deze inventarisatielijst is vervolgens doorgenomen met het handhavingsteam van de gemeente Amersfoort om de vervolgacties te bepalen. Hierbij was het "handhavingsuitvoeringsprogramma" van Amersfoort leidend. Zo werd in het handhavingsuitvoeringsprogramma voor 2011 een hoge prioriteit toegekend aan illegaal geplaatste bouwwerken voor de voorgevel. Adressen in het plangebied waar dit voorkwam hebben een aanschrijving ontvangen.

Belangrijk aspect van handhaving is dat het draagvlak heeft. Het gaat hierbij zowel om bestuurlijk draagvlak, ambtelijk draagvlak en maatschappelijk draagvlak. Een lastig onderwerp als handhaving heeft grote kans om aan de aandacht te ontsnappen of terzijde te worden gelegd als het geen draagvlak heeft. Steun, of in ieder geval begrip, van alle bij de handhaving betrokkenen, is dan ook zeer gewenst. Het bestuurlijke en ambtelijke draagvlak kan worden verkregen door tijdens het opstellen van het handhavingsbeleid regelmatig met elkaar om tafel te zitten, door de ins en outs van handhaving te bespreken, door de behaalde resultaten door te spreken en door toetsbare afspraken met elkaar te maken. Daarnaast is ook de "maatschappij" bij de handhaving betrokken via bijvoorbeeld de wijkbeheerteams en de gemeentelijke wijkmanagers.

Handhaving kan nadrukkelijk plaatsvinden via publiekrechtelijke maar tevens via privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de belangen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De wijze van toepassing van deze bevoegdheden is geregeld in afdeling 5.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen, waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Aan preventieve handhaving wordt bovendien bijgedragen door duidelijke, consistente en handhaafbare bestemmingsregelingen en het geven van goede voorlichting, een en ander in nauw overleg met de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving (Stadsberichten, folders, gemeentelijke website).

In het plan zijn instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd kunnen worden de afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en de bevoegdheid om nadere eisen te stellen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging

Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging

Bijlage 1 Instellingen En Bedrijven In Koppel

Bijlage 1 Instellingen en bedrijven in Koppel

Bijlage 2 Instellingen En Bedrijven In Kruiskamp

Bijlage 2 Instellingen en bedrijven in Kruiskamp

Bijlage 3 Instellingen En Bedrijven In Liendert

Bijlage 3 Instellingen en bedrijven in Liendert

Bijlage 4 Instellingen En Bedrijven In Rustenburg

Bijlage 4 Instellingen en bedrijven in Rustenburg

Bijlage 5 Brief Servicebureau Gemeenten

Bijlage 5 Brief Servicebureau Gemeenten

Bijlage 6 Uitgangspunten En Wijzigingen In Bestemmingsplan Amersfoort Oost

Bijlage 6 Uitgangspunten en wijzigingen in bestemmingsplan Amersfoort Oost

Bijlage 7 Rapport Externe Veiligheid Bestemmingsplan Amersfoort Oost

Bijlage 7 Rapport externe veiligheid bestemmingsplan Amersfoort Oost

Bijlage 8 Bijlage Bij Rapport Externe Veiligheid (1)

Bijlage 8 Bijlage bij rapport externe veiligheid (1)

Bijlage 9 Bijlage Bij Rapport Externe Veiligheid (2)

Bijlage 9 Bijlage bij rapport externe veiligheid (2)

Bijlage 10 Bijlage Bij Rapport Externe Veiligheid (3)

Bijlage 10 Bijlage bij rapport externe veiligheid (3)

Bijlage 11 Bijlage Bij Rapport Externe Veiligheid (4)

Bijlage 11 Bijlage bij rapport externe veiligheid (4)

Bijlage 12 Bijlage Bij Rapport Externe Veiligheid (5)

Bijlage 12 Bijlage bij rapport externe veiligheid (5)

Bijlage 13 Zienswijzennota Bestemmingsplan Amersfoort Oost

Bijlage 13 Zienswijzennota bestemmingsplan Amersfoort Oost