Hooglanderveen en Vathorst
Bestemmingsplan - Amersfoort
Vastgesteld op 25-06-2013 - deels onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Hooglanderveen en Vathorst van de gemeente Amersfoort;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0307.BP00066-0301;
1.3 aanduidingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 achtergevel:
(oorspronkelijke) gevel aan de achterzijde van een gebouw;
1.6 aansluitend terrein:
het terrein dat op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt. De grond die in het bestemmingsplan een (andere) bestemming heeft gekregen en waarop in het geheel geen bebouwing is toegestaan, kan niet worden gerekend tot het aansluitend terrein;
1.7 afhankelijke woonruimte:
een bijbehorend bouwwerk waarin mantelzorg wordt verleend;
1.8 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat geheel of overwegend is gericht op het voortbrengen van agrarische producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren, ter verkrijging van plantaardige of dierlijke producten, zoals een weidebouw-, akkerbouw-, pluimvee-, veehouderij-, veemesterij- pelsdierenfokkerij-, fruitteelt-, bloemisterij- en boomkwekerijbedrijf (waaronder mede begrepen tuincentra), niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij, een wormenkwekerijof of een volle grond tuinbouwbedrijf;
1.9 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw en geen bijbehorende bouwwerk zijnde;
1.10 antennedrager:
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de vestiging van een antenne;
1.11 antenne-installatie:
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.12 bebouwing:
één of meer bouwwerken;
1.13 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bebouwingsoppervlak geeft;
1.14 bed & breakfast:
Een bed & breakfast is een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, kortdurende, toeristische verblijfsvoorziening, voor uitsluitend logies en ontbijt, die deel uitmaakt van het hoofdgebouw of is gevestigd in één van de bestaande bijgebouwen en wordt gerund door de gebruikers van het betreffende perceel. Onder een bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
1.15 bedrijfsgebouw:
een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;
1.16 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein;
1.17 bedrijfsvloeroppervlakte/brutovloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
1.18 beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis:
het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, of het uitoefenen van een kleinschalig bedrijf aan huis die:
- a. in de van de regels deeluitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functie menging zijn aangeduid als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft de gevolgen voor de omgeving;
- b. geen horeca, seksinrichtingen en detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit en behoudens internetwinkels;
- c. in aard en omvang van de bedrijfsuitoefening met de woonfunctie verenigbaar is;
1.19 bestaand bouwwerk:
een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, dan wel omgevingsvergunning;
1.20 bestaand gebruik:
gebruik van grond en bouwwerken dat aanwezig is op het moment van inwerkingtreding van het plan;
1.21 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.22 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.23 Bevi-inrichtingen:
Bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.24 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.25 bouwen:
het plaatsen, hetgeheel of gedeeltelijk- oprichten, vernieuwen, of veranderen en het of vergroten van een bouwwerk;
1.26 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.27 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond, geteld vanaf peil en met uitzondering van souterrains, ruimten onder peil en ruimten onder de kap;
1.28 bouwmarkt:
detailhandel met een verkoopvloeroppervlak, waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden, zowel aan vakman als particulier;
1.29 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.30 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.31 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.32 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.33 bovenwoning:
een woning, die zich geheel of nagenoeg geheel bevindt boven de begane grond verdieping van een gebouw;
1.34 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw met een dak;
1.35 bijzondere woonvormen:
vorm van wonen die voorziet in de aangepaste woonbehoefte van personen of groepen van personen, voor wie reguliere woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn;
1.36 coffeeshop:
een alcoholvrij horecabedrijf ten aanzien waarvan de burgemeester in beginsel de handel in hasjiesj en hennep (ook stekjes) zoals omschreven in lijst II behorend bij de Opiumwet, ook wel aangeduid als hasj, marihuana, weed, wiet of stuff, heeft toegestaan;
1.37 cultuurhistorische waarde:
de waarde, gevormd door de duidelijke herkenbaarheid van de historische ontwikkeling van bebouwing, nederzetting en/of landschap, in de structuur, de ruimte en de ruimtevormende elementen daarvan;
1.38 dakopbouw:
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok dan wel het oorspronkelijke platte dak uitkomt;
1.39 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen een afhaalservice van etenswaren, de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.40 detailhandel in grove bouwmaterialen:
detailhandel in materialen voor de ruwbouw van gebouwen en dergelijke zoals stenen, zand, beton, bestratingsmateriaal en hout;
1.41 detailhandel in tuininrichtingsartikelen:
detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen worden aangeboden;
1.42 detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van de verkoop van auto's, motoren, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, woninginrichting grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven;
1.43 dienstverlening:
het beroepsmatig verlenen van diensten, met uitzondering van prostitutie, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt in:
- a. administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening en dergelijke:
het verrichten van administratieve en daarmede gelijk te stellen werkzaamheden, al dan niet met daaraan ondergeschikte baliewerkzaamheden; - b. publieksgerichte dienstverlening:
dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus en dergelijke;
1.44 erf:
al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.45 erotisch getinte horeca:
een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal en tevens het bedrijfsmatig voor verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;
1.46 evenementen:
grootschalige, periodieke en/of meerdaagse manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen en thematische markten;
1.47 extensief recreatief medegebruik:
recreatief medegebruik van gronden, zoals fietsen, paardrijden, varen, vissen, wandelen en zwemmen;
1.48 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.49 geluidsbelasting vanwege wegverkeer
de geluidsbelasting in Lden (zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en bepaald conform de Wet geluidhinder) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;
1.50 geluidsgevoelig gebouw
gebouw dat dient ter bewoning of een ander geluidsgevoelig gebruik als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;
1.51 geluidsgevoelig object
geluidsgevoelig gebouw,geluidsgevoelige ruimte, of geluidsgevoelig terrein als bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.52 geluidsgevoelige ruimte
geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.53 geluidsreducerende maatregelen
fysieke en niet-fysieke maatregelen gericht op het reduceren van de geluidsbelasting vanwege industrie-, bedrijfs of wegverkeerslawaai op geluidsgevoelige objecten, of maatregelen die daar niet specifiek op gericht zijn doch wel tevens een geluidsreducerende uitwerking hebben, zoals bijvoorbeeld verkeersmaatregelen, het aanbrengen van geluidsarm asfalt, geluidswallen of -schermen of de aanleg van nieuwe wegen elders die tot gevolg hebben dat de verkeers- en de geluidsbelasting afneemt;
1.54 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging een geluidzone moet worden vastgesteld;
1.55 gemeenschappelijke doeleinden:
voorzieningen voor gemeenschappelijk gebruik zoals een gemeenschappelijke recreatieruimte, een kinderboerderij, een zwembad, recreatieve sportvoorzieningen almede huishoudelijke berg- en werkruimtes en autoboxen;
1.56 grondgebonden agrarisch bedrijf
agrarisch bedrijf dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten, waarbij de productie geheel of nagenoeg geheel afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond als productiemiddel waar het bedrijf over kan beschikken.
1.57 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.58 grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting:
detailhandel in meubelen en artikelen voor de inrichting van een woning en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 1.000 m²;
1.59 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.60 horeca van categorie a:
horecabedrijven waarbij de nadruk ligt op eten en minder op het serveren van alcoholische drangen (daghoreca zoals restaurant, eetcafé, lunchroom en dergelijke);
1.61 horeca van categorie b:
horecabedrijven waarbij de nadruk ligt op (alcoholisch) drinken (de avond-/nachthoreca, zoals discotheken, cafés en dergelijke);
1.62 horeca van categorie c:
horeca als nevenfunctie in andere instellingen of hoofdfuncties (sportkantine, hotel, buurthuis, pension en dergelijke);
1.63 horeca van categorie h:
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of het verstrekken van alcoholische of niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse;
1.64 huishouden:
een vorm van wonen, zowel in de traditionele vorm van gezin als in de minder traditionele vorm, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van onderlinge verbondenheid tussen de bewoners en continuïteit in de samenstelling;
1.65 intensief veehouderijbedrijf
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarin het houden van dieren geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen, waarbij het op biologische wijze houden van dieren, alsmede het op grondgebonden wijze houden van dieren die een substantieel deel van het jaar weidegang hebben, niet wordt aangemerkt als intensieve veehouderij,
1.66 internetwinkel:
het verkopen van goederen via indeternet, waarbij ter plaatse alleen de bijbehorende opslag en distributie plaatsvidnt en afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;
1.67 inwoning:
twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van een of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn.
1.68 kantoor:
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.69 kampeermiddel:
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.70 kap
constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste 1 hellend vlak;
1.71 kelder:
een gedeelte van een gebouw dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw, danwel van een bijbehorend bouwwerk of door het afgewerkte maaiveld, en dat geheel is gelegen onder het afgewerkte maaiveld.
1.72 koekoek
een met keerwanden uitgevoerd bouwwerk ter hoogte van het snijpunt van de gevel en het maaiveld dat voorziet in de licht- en luchttoetreding van de onderbouw en geen toegang tot het gebouw mag zijn;
1.73 kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor wegen en waterlopen, zoals een brug, duiker of viaduct, alsmede beeldende kunst;
1.74 landgoed:
een functionele eenheid, bestaande uit bos of natuur al dan niet in combinatie met agrarische gronden met een productiedoelstelling; vormen van bos- en landbouw kunnen deel uitmaken van de bedrijfsvoering; het geheel is openbaar toegankelijk; op het landgoed staat één of meer wooncomplexen met tuinen van allure en uitstraling; kenmerkend voor de inrichting van het landgoed is een raamwerk van wegen, waterlopen, lanen en singels, waarbinnen de verschillende ruimtegebruiksvormen zijn gerangschikt; het geheel vormt een ecologische, economische en esthetische eenheid waarvan de invulling is geïnspireerd door het omringende landschap, de cultuurhistorie en de bodemgesteldheid;
1.75 manege:
activiteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het stallen van paarden en/of pony's en het berijden en verzorgen van paarden en pony's, waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen;
1.76 mantelzorg:
het bieden van hulp die aanvullend, niet beroepshalve aan bejaarden, zieken en andere hulpbehoevenden verleend wordt in of bij een woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en met een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.77 nevenactiviteit:
een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit;
1.78 nevenassortiment
een assortiment dat qua omvang ondergeschikt is aan het assortiment van de hoofdactiviteit en daar vanwege de aard niet mee in overeenstemming is;
1.79 niet-agrarische nevenactiviteiten
activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een agrarisch bouwperceel;
1.80 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
1.81 omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.82 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte) van een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1, 75 meter beneden peil;
1.83 onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
1.84 opvangvoorzieningen:
opvang, vooral van kinderen, in speciaal daarvoor ingestelde verblijven;
1.85 overbouwing:
een deel van een gebouw, gelegen boven het peil, vrij van het aansluitende afgewerkte terrein, dat ter weerszijden wordt ondersteund door hetzelfde gebouw;
1.86 parkeereis:
het aantal parkeerplaatsen dat op basis van de in Amersfoort geldende parkeernormen nodig is voor een ruimtelijke ontwikkeling;
1.87 particulier opdrachtgeverschap:
situatie dat de burger of een groep van burgers –in dat laatste geval georganiseerd als rechtspersoon zonder winstoogmerk – volledig juridische zeggenschap heeft over en verantwoordelijkheid draagt voor het gebruik van de grond, het ontwerp en de bouw van de eigen woning;
1.88 peil:
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor de overige gebouwen: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct aan de weg grenst: de kruin van de weg;
- d. voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
- e. de (maaiveld)hoogte van een voor een erf of erven als zodanig aangegeven punt;
- f. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.89 plattelandswoning
een woning bij een agrarisch bedrijf welke op grond van de Wet plattelandswoningen (tevens) bewoond mag worden door iemand die geen functionele binding heeft met dat bedrijf;
1.90 prostitutie:
het aanbieden van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding;
1.91 prostitutiebedrijf:
een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt, een erotische massagesalon mede begrepen;
1.92 publieksgerichte beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis:
beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis bestaande uit hoofdzakelijk baliewerkzaamheden of andere diensten die publiek aantrekken, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus, kinderopvang, ateliers en dergelijke;
1.93 recreatieve voorzieningen:
overdekte en onoverdekte recreatieve accommodaties;
1.94 recreatiewoning:
een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve, niet-permanente bewoning;
1.95 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht; onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een parenclub of prostitutiebedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.96 slopen:
geheel of gedeeltelijk afbreken;
1.97 sociale huurwoning:
huurwoning, waarbij de aanvangshuurprijs ligt onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarvan de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname verzekerd is;
1.98 sociale koopwoning:
koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste het bedrag genoemd in artikel 26, tweede lid, onder g, van het Besluit beheer sociale huursector, waarvan de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname verzekerd is;
1.99 souterrain:
het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat maximaal 1,2 meter boven het (straat)peil is gelegen;
1.100 speeltoestel
ander bouwwerk ten behoeve van het spelen, zoals wipkippen en schommels;
1.101 sportvoorzieningen:
overdekte en onoverdekte sportaccommodaties;
1.102 stacaravan:
een caravan of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden;
1.103 telecommunicatiemast:
een constructie die uitsluitend of mede bedoeld is voor het bevestigen en dragen van telecommunicatieapparatuur;
1.104 verbeelding:
de geometrisch bepaalde planobjecten (voorheen plankaart genoemd);
1.105 verkoopvloeroppervlak:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.106 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan kennelijk als zodanig aangemerkt diende te worden;
1.107 voorgevelrooilijn:
denkbeeldige dan wel op de plankaart aangegeven grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, die loopt tot aan de perceelsgrenzen;
1.108 voormalige agrarische bedrijfswoning:
Een woning die op of na 19 maart in gebruik is of gebouwd is in samenhang met (gedeeltelijke) bedrijfsbeëindiging zoals bijvoorbeeld een voormalige bedrijfswoning, een woning gebouwd in ruil voor beëindiging van een veehouderij, een ruimte-voor-ruimte woning of een landgoedwoning.
1.109 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:
Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;
1.110 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;
1.111 woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
1.112 zorginstelling:
instelling waar zorg wordt verleend, zoals een verzorgingshuis, een verpleeghuis of een hospice.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de perceelgrens:
de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot een bepaalde grens van het erf;
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.6 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 lengte, breedte en de diepte van een bouwwerk:
tussen de lijnen, getrokken door de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren;
2.8 oppervlakte van bijbehorende bouwwerken:
bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend (gedeelten van) bijbehorende bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat erkers, etc. voor de voorgevel niet meetellen bij de berekening van de oppervlakte;
2.9 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
- b. het weiden van vee en/of het verbouwen van gewassen (niet in een volkstuin-complex);
- c. ter plaatse van de aanduding 'landschapswaarden' (lw): het behoud en versterking van de aan het gebied eigen zijnde landschappelijke waarde;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - te handhaven beplanting' (sg-thb), tevens voor behoud, versterking en/of herstel van de aan deze beplanting eigen zijnde landschappelijke waarde;
- e. ontsluitingspaden en langzaamverkeersverbindingen;
3.2 Bouwregels
Op en in deze gronden mogen, ten dienste van de bestemming, uitsluitend de volgende bouwwerken en andere bouwwerken worden gebouwd:
- a. schuilhutten voor dieren met een maximale oppervlakte van 25 m² en een maximale hoogte van 3 m, waarbij geldt dat slechts 1 schuilhut per 2 ha gebouwd mag worden;
- b. erf- of perceelsafscheidingen met een hoogte van maximaal 1,30 m mits van open constructie;
met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarde van het gebied, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en het bebouwingsbeeld.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - te handhaven
beplanting' (sg-thb) is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, het volgende uit te voeren:- 1. het vellen of rooien van de ter plaatse aanwezige houtopstanden;
- 2. het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadingen
van de houtopstanden tot gevolg kunnen hebben;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' (lw) is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden het volgende uit te voeren:
- 1. grasgronden ontginnen;
- 2. grasland te scheuren anders dan voor herinzaai;
- 3. gronden te beplanten met houtgewassen ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het ontwerp van dit plan niet al waren beplant;
- 4. gronden af te graven of op te hogen en te egalisren met meer dan 0,40 m.
- c. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld in 3.3 onder a en b indien door het werk of de werkzaamheden de landschappelijke waarde van het weidegebied en de beplanting niet in onevenredige mate wordt aangetast, dan wel de mogelijkheden voor behoud, versterking en/of herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft, dat een vergunning redelijkheid niet kan worden geweigerd;
- d. het bepaalde in lid 3.3 onder a en b is niet van toepassing op normale onderhoudswerkzaamheden van geringe omvang gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de te handhaven beplanting en de aanwezige landschappelijke waarden.
- e. het bepaalde in lid 3.3 onder a en b is niet van toepassing op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van de ruimtelijke ordening van niet ingrijpende betekenis zijn.
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Open Slagenlandschap
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Open slagenlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
- b. het weiden van vee en/of het verbouwen van gewassen (niet in een volkstuin-complex);
- c. de instandhouding, bescherming en ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het open landschap;
- d. extensief recreatief medegebruik;
- e. de waterhuishouding;
- f. nutsvoorzieningen en kleinschalige infrastructurele voorzieningen;
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van andere bouwwerken voor:
- a. een samenhangend bebouwingsbeeld;
- b. de instandhouding en de bescherming van de waarden zoals genoemd in lid 4.1
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van:
- a. teeltondersteunende voorzieningen;
- b. paardenbakken en paddocks.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende andere werken en werkzaamheden uit te voeren:
- a. het aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- b. het aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
- c. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie-, en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
- d. het ophogen en egaliseren van de gronden;
- e. het verlagen van de bodem en het afgraven van gronden;
- f. het planten of aanbrengen van bomen en/of andere hoogopgaande beplanting;
- g. vellen of rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg kunnen hebben;
- h. het scheuren van grasland en het omzetten van grasland in bouwland;
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Slagenlandschap Met Perceelsrandbegroeiing
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Slagenlandschap met perceelsrandbegroeiing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven, waarbij per bouwvlak ten hoogste één agrarisch bedrijf is toegestaan;
- b. het weiden van vee en/of het verbouwen van gewassen (niet in een volkstuin-complex);
- c. de instandhouding, bescherming en ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het open landschap;
- d. intensieve veehouderij als neventak is toegestaan, mits de daarvoor aangewende oppervlakte van de bebouwing niet meer bedraagt dan 250 m2, tenzij op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan een grotere oppervlakte aanwezig was, in welk geval de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bedoelde grotere oppervlakte;
- e. extensief recreatief medegebruik;
- f. de waterhuishouding;
- g. nutsvoorzieningen en kleinschalige infrastructurele voorzieningen,
met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.
5.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken voor:
- a. een samenhangend bebouwingsbeeld;
- b. de instandhouding en de bescherming van de waarden zoals genoemd in lid 5.1
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van:
- a. teeltondersteunende voorzieningen;
- b. paardenbakken en paddocks, buiten de bouwvlakken.
- a. het gebruik van de gronden binnen de bouwvlakken voor de volgende wijzen van (co-)vergisting van mest, voor zover de capaciteit van de(co-)vergistingsinstallatie minder dan 100.000 kg per dag bedraagt en:
- 1. het bedrijf verwerkt eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op tot het bedrijf behorende gronden gebruikt of naar derden afgevoerd;
- 2. het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt;
- b. het leveren van energie die vrijkomt bij het onder a bedoelde proces van co-vergisting;
- c. het trainen van paarden als nevenactiviteit bij een paardenfokkerij.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende andere werken en werkzaamheden uit te voeren:
- a. het aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- b. het aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
- c. het ophogen en egaliseren van de gronden;
- d. het planten of aanbrengen van bomen en/of andere hoogopgaande beplanting;
- e. vellen of rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg kunnen hebben;
- f. het aanleggen van paardenbakken en/of paddocks.
Artikel 6 Bedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven uit de categorie A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteit die als bijlage 1Staat van Bedrijfsactiviteiten bij deze regels is gevoegd;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf' (sb-gb) uitsluitend voor een een garagebedrijf;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening (nv), uitsluitend voor nutsvoorzieningen;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, voorzieningen voor de waterhuishouding, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, kleinschalige infrastructurele voorzieningen en laad- en losvoorzieningen,
met dien verstande dat per bedrijf voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.
6.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een geluidszoneringsplichtige inrichting en bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Bzro);
- b. opslag ten behoeve van bedrijvigheid die op grond van dit artikel is toegestaan, is uitsluitend toegestaan achter het verlengde van de voorgevel;
- c. detailhandel is uitgesloten behalve voor productiegebonden detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten;
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wro het plan wijzigen voor het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.
Artikel 7 Detailhandel - 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. op de begane grondlaag:
- 1. detailhandel
- 2. aan detailhandel verwante bedrijfsactiviteiten en publieksgerichte dienstverlening;
- 3. horeca van categorie a ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie a' (h=a);
- b. op de verdiepingen: wonen;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals erven en parkeer- en groenvoorzieningen;
met dien verstande dat per functie voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.
7.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 8 Detailhandel -2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel -2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. op de begane grondlaag:
- 1. detailhandel;
- 2. dienstverlening;
- 3. horeca van categorie a;
- 4. wonen;
- 5. verkeersdoeleinden;
- 6. ondergronds-, maaiveld- en bovengronds parkeren;
- b. op de verdiepingen: wonen.
- c. nutsvoorzieningen;
- d. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen en parkeer-, en groenvoorzieningen,
met dien verstande dat vanaf de Vrouwenpolder naar de Paulinapolder een passage van minimaal 6 meter breed wordt aangelegd en in stand gehouden
én,
met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.
8.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' wijzigen door het vergroten van het bouwvlak voor een bij de bestemming behorend gebouw met bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
- a. de bedrijfsvloeroppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' niet meer bedraagt dan 150 m²;
- b. van de onder a genoemde bedrijfsvloeroppervlakte minimaal 50% bestemd wordt voor horeca van categorie a;
- c. de hoogte van het gebouw niet meer mag bedragen dan 4 meter;
- d. het gebouw uit niet meer dan 1 bouwlaag mag bestaan;
- e. er maximaal 1 ondergrondse bouwlaag is toegestaan;
- f. de wijziging niet mag leiden tot een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van de aanliggende gronden en bebouwing.
Artikel 9 Gemengd - 1
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. onderwijs, gezondheidszorg, religie, verenigingsleven, buurt- of wijkcentrum, begraafplaatsen en/of openbare dienstverlening;
- b. dienstverlening;
- c. horeca van categorie a;
- d. vrijstaande, twee aaneengebouwde, aaneengebouwde en gestapelde woningen;
- e. bijzondere woonvormen;
- f. kinderboerderij;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - te handhaven beplanting' (sg-thb), tevens voor behoud, versterking en/of herstel van de aan deze beplanting eigen zijnde landschappelijke waarde;
- h. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' (sba-ob) een overbouwing;
- i. speel- en groenvoorzieningen;
- j. water en waterpartijen;
- k. nutsvoorzieningen;
- l. wegen, voet- en fietspaden, in- en uitritten en parkeervoorzieningen, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;
- m. tuinen en erven;
- n. bij deze bestemming horende overige voorzieningen zoals voorzieningen voor het telecommunicatieverkeer, openbaar vervoer en wegverkeer, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen,
met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de aanvraag;
9.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
9.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken en/of het straat- en bebouwingsbeeld, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 9.2.1 onder a, voor het overschrijden van de grens van het bouwvlak met uitbouwen van maximaal 2 meter op de tweede en hogere bouwlagen, mits wordt voldaan aan de bepalingen van de Wet Geluidhinder;
- b. lid 9.2.1 onder g, sub 1 en 2 en toestaan dat de onderlinge afstand tussen voorgevels en/of achtergevels van bedoelde hoofdgebouwen wordt verkleind tot een afstand van 7 meter;
- c. lid 9.2.4 onder a voor het bouwen van erfafscheidingen met een hoogte van maximaal 5 meter, mits deze op de koppen van bouwvlakken worden opgericht, als overgang van privé naar openbaar gebied, de uitvoering transparant is en bijdraagt aan een gevarieerd bebouwingsbeeld;
- d. lid 9.2.4 onder a voor van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
- de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
- de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
- de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt.
9.5 Specifieke gebruiksregels
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
9.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - te handhaven beplanting' (sg-thb) is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, het volgende uit te voeren:
- 1. het vellen of rooien van de ter plaatse aanwezige houtopstanden;
- 2. het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadingen van de houtopstanden tot gevolg kunnen hebben;
- b. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld in 9.7 onder a, indien door het werk of de werkzaamheden de landschappelijke waarde van de beplanting niet in onevenredige mate wordt aangetast, dan wel de mogelijkheden voor behoud, versterking en/of herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft, dat een vergunning redelijkheid niet kan worden geweigerd;
- c. het bepaalde in lid 9.7 onder a is niet van toepassing op normale onderhoudswerkzaamheden van geringe omvang gercht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de te handhaven beplanting.
Artikel 10 Gemengd - 2
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. vrijstaande, twee aaneengebouwde, aaneengebouwde en gestapelde woningen;
- b. bijzondere woonvormen;
- c. uitsluitend op de begane grond en daaronder gelegen bouwlagen: ook voor onderwijs, gezondheidszorg, religie, verenigingsleven, buurt- of wijkcentrum en/of openbare dienstverlening, niet zijnde opvangvoorzieningen, met een maximum oppervlak van 100 m²;
- d. speel- en groenvoorzieningen;
- e. water en waterpartijen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. wegen, voet- en fietspaden, in- en uitritten en parkeervoorzieningen;
- h. tuinen en erven,
met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;
10.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.
10.3 Specifieke gebruiksregels
10.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 11 Gemengd - 3
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. aaneengebouwde woningen en gestapelde woningen;
- b. bijzondere woonvormen;
- c. zorginstellingen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemeng - voorzieningen' en uitsluitend op de begane grond en daaronder gelegen bouwlagen: ook voor onderwijs, gezondheidszorg, religie, sociaal-culturele voorzieningen, openbare dienstverlening en/of opvangvoorzieningen;
- e. speel- en groenvoorzieningen;
- f. water en waterpartijen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. wegen, voet- en fietspaden, in- en uitritten en parkeervoorzieningen;
- i. tuinen en erven,
met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;
11.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
11.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken en/of het straat- en bebouwingsbeeld, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 11.2.1 onder e en toestaan dat de onderlinge afstand tussen voorgevels en/of achtergevels van bedoelde hoofdgebouwen wordt verkleind tot een afstand van 7 meter;
- b. lid 11.2.2 onder a voor het bouwen van erfafscheidingen met een hoogte van maximaal 5 meter, mits deze op de koppen van bouwvlakken worden opgericht, als overgang van privé naar openbaar gebied, de uitvoering transparant is en bijdraagt aan een gevarieerd bebouwingsbeeld;
- c. lid 11.2.2 onder a voor van het bouwen van erfafscheidingen tot een hoogte van maximaal 3 m.
11.5 Specifieke gebruiksregels
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 12 Gemengd - 4
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. onderwijs en gezondheidszorg;
- b. sport en recreatie;
- c. horeca van categorie c, voor zover dat behoort bij de onder a en b genoemde bestemmingen;
- d. op de begane grond: detailhandel, dienstverlening en horeca van categorie a, mits deze bestemmingen direct grenzen aan de bestemming 'Verkeer' of de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' en ondergeschikt blijven aan de onder a en b genoemde bestemmingen;
- e. op de verdiepingen: ook voor wonen;
- f. wegen, voet- en fietspaden, in- en uitritten en parkeervoorzieningen;
- g. ondergronds-, maaiveld-, en bovengronds parkeren;
- h. groenvoorzieningen;
- i. tuinen en erven;
- j. nutsvoorzieningen,
met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de aanvraag;
12.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.
12.3 Specifieke gebruiksregels
12.4 Afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.3.1 onder c voor publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:
- a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
- b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
- c. voor het overige wordt voldaan aan de onder lid 12.3.1 onder b genoemde voorwaarden.
Artikel 13 Groen
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, bermen en beplantingen;
- b. parken en plantsoenen;
- c. trapveldjes, speelplaatsen en speelvoorzieningen;
- d. dagrecreatie;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - te handhaven beplanting' (sg-thb), tevens voor behoud, versterking en/of herstel van de aan deze beplanting eigen zijnde landschappelijke waarde;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden' (sg-lnw) voor groenvoorzieningen met de daarbij behorende voetpaden, vijvers en andere vormen van oppervlaktewater, alsmede voor het behoud en herstel van de landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarde van het gebied en de landschappelijke waarde van de aanwezige houtopstanden;
- g. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' (sba-ob) een overbouwing;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorzieningen' ook voor speelvoorzieningen, mits een afstand van tenminste 30 meter van woningen en woongebouwen wordt aangehouden, met dien verstande dat deze afstand niet geldt voor individuele kleine speeltuigen;
- i. horeca van categorie a ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie a' (h=a);
- j. ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' ook voor evenementen, speelzand, speelwater, ligweide en moestuinen;
- k. waterhuishoudkundige voorzieningen, watergangen en -partijen inclusief de daarbij behorende onderhoudspaden en/of -stroken, met inachtneming van de keur van het waterschap;
- l. voet- en fietspaden;
- m. in- en uitritten uitsluitend voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen;
- n. geluidswerende voorzieningen;
- o. nutsvoorzieningen
- p. bij deze bestemming behorende overige voorzieningen.
13.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend niet voor bewoning bestemde gebouwen (zoals nutsvoorzieningen) en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming, met dien verstande dat:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie a' mogen in overeenstemming met deze aanduiding ook horecagebouwen worden gebouwd;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorzieningen' mogen in overeenstemming met deze aanduiding ook gebouwen voor het onderhoud en beheer alsmede speelhuisjes worden gebouwd;
.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. aanleggen van speelvoorzieningen of voet- of fietspaden, waarvan de gezamenlijke verharde oppervlakte meer bedraagt dan 15% van het bestemmingsvlak, dan wel meer bedraagt dan 1.000 m²;
- 2. het ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van groen - te handhaven beplanting' (sg-thb) en/of 'specifieke vorm van groen - landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden' (sg-lnw) het vellen of rooien van aanwezige houtopstanden en/of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadingen van de houtopstanden tot gevolg kunnen hebben;
- 3. het ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden' (sg-lnw):
- het aanleggen of verharden van padenof het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlak van meer dan 20 m² per bestemmingsvlak;
- het ontgronden, bodemverlagen of afgraven en ophogen;
- het wijzigen van het profiel van sloten en watergangen dan wel het graven op dempen hiervan;
- het scheuren van grasland, anders dan voor normaal onderhoud;
- b. Een vergunning als bedoeld onder a is slechts toelaatbaar, indien door de werken en/of werkzaamheden de natuurlijke, cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de betreffende groenvoorziening en/of beplanting niet in onevenredige mate worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor behoud, versterking en/of herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft, dat een vergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd;
- c. Het onder a vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:
- 1. werken en/of werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- 2. andere werken en/of werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het verkrijgen van rechtskracht van het plan.
Artikel 14 Horeca
Artikel 14 Horeca
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. op de begane grondlaag ter plaatse van de hierna genoemde aanduidingen, voor de daarbij genoemde doeleinden:
aanduiding doeleinden horeca van categorie a horecabedrijven die, gelet op de aard en omvang ervan, zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in geringe mate storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies in de omgeving van deze horecabedrijven, zoals restaurants, snackbars, ijssalons en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven horeca van categorie b horecabedrijven die, gelet op de aard en omvang ervan, zowel uit functionele als milieu-overwegingen in min of meer ernstige mate storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies in de omgeving van deze horecabedrijven, zoals cafés, dancings, bowlingcentra en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven; op deze gronden is tevens horeca van categorie a toegestaan - b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' mede voor detailhandel, waarbij de regels van artikel '8 Detailhandel -2 mede van toepassing zijn,
- c. op de verdiepingen: wonen en ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en onstpanning' ook voor culturele voorzieningen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer- en groenvoorzieningen,
met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.
14.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken, dakopbouwen en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
14.4 Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 14.2.5:
- a. voor het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
- 1. de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
- 2. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
- 3. de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt.
- b. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.4 onder a kan slechts worden verleend mits:
- 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
14.5 Specifieke gebruiksregels
14.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 15 Kantoor
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening;
- b. nutsvoorzieningen;
- c. ontsluitingen, in- en uitritten en parkeervoorzieningen;
- d. tuinen en groenvoorzieningen;
- e. bij een en ander behorende overige voorzieningen,
met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;
15.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 16 Maatschappelijk - 1
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. onderwijs, gezondheidszorg, religie, verenigingsleven en openbare dienstverlening en opvangvoorzieningen;
- b. ter plaatse van de de aanduiding " horeca van categorie c" (h=c), alsmede horeca van de categorie c;
- c. ter plaatse van de aanduding 'sportcentrum' (spc), alsmede een sportcentrum;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'sport' (s), alsmede sportvoorzieningen (o.a. in de vorm van een skatepark).
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk uitgesloten - opvangvoorzieningen' (-sm-opv) zijn opvangvoorzieningen niet toegelaten;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' (on) uitsluitend voor onderwijs;
- g. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - opvang en onderwijsvoorzieningen" (sm-oo) uitsluitend voor opvang- en onderwijsvoorzieningen;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw) uitsluitend voor een bedrijfswoning;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats (bp) alsmede voor een begraafplaats;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'religie' (re), uitsluitend voor levensbeschouwelijke en religieuze voorzieningen;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling' (zoi) uitsluitend voor een instelling waar wonen en zorg worden gecombineerd;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenartsenpraktijk' (sm-dp) uitsluitend een dierenartsenpraktijk;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang' (sm-ko), uitsluitend voor kinderopvang;
- n. ontsluitingen, in- en uitritten en parkeervoorzieningen;
- o. tuinen en groenvoorzieningen;
- p. nutsvoorzieningen;
- q. bij een en ander behorende overige voorzieningen,
met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de aanvraag.
16.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 17 Maatschappelijk - 2
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. onderwijs en opvangvoorzieningen;
- b. sociaal-culterele voorzieningen;
- c. sportvoorzieningen;
- d. speelvoorzieningen;
- e. horeca van de categorie c;
- f. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- g. fietsenstallingen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. waterpartijen;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. in- en uitritten;
- l. voorzieningen voor warmte-koude-opslag,
met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de aanvraag.
17.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend toegestaan gebouwen, ondergrondse bebouwing voor warmte-koude-opslag en andere bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
17.3 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 18 Maatschappelijk - 3
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. onderwijs, gezondheidszorg, religie, verenigingsleven, cultuur, bibliotheek, openbare dienstverlening en opvangvoorzieningen;
- b. ter plaatse van de de aanduiding "horeca van categorie c" (h=c), maximaal 3 voorzieningen horeca van de categorie c, ten dienste van de hoofdfunctie, te weten een koffieuitgiftepunt in de bibliotheek, een exploitatiepunt in de centrale hal/ kantine van de onderwijsvoorziening en één exploitatiepunt in het wijktheater;
- c. ontsluitingen, in- en uitritten en parkeervoorzieningen;
- d. tuinen en groenvoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. bij een en ander behorende overige voorzieningen,
met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de aanvraag.
18.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.4 Specifieke gebruiksregels
18.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 19 Maatschappelijk - 4
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. onderwijs, gezondheidszorg, religie, sociaal culturele voorzieningen, overheidsvoorzieningen en dienstverlening;
- b. horeca van de categorie a;
- c. gemeenschappelijke doeleinden;
- d. bijzondere woonvormen;
- e. ontsluitingen, in- en uitritten en parkeervoorzieningen;
- f. tuinen, speel- en groenvoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. bij een en ander behorende overige voorzieningen,
met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de aanvraag.
19.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 20 Recreatie
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de beoefening van de vissport als vorm van dagrecreatie;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw) een bedrijfswoning;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie c' (h=c) voor horeca van categorie c;
- d. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals parkeerverhardingen, toegangspaden en groenvoorzieningen,
met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.
20.2 Bouwregels
Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.
20.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 21 Sport
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sport;
- b. ter plaatse van de de aanduiding "horeca van categorie c" (h=c), alsmede horeca van de categorie c;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - te handhaven beplanting' (sg-thb), tevens voor behoud, versterking en/of herstel van de aan deze beplanting eigen zijnde landschappelijke waarde;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' (pg): (half)ondergronds parkeren;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. tuinen en erven;
- i. bij een en ander behorende overige voorzieningen,
met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.
21.2 Bouwregels
Op deze gronden zijn uitsluitend niet voor bewoning geschikte gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.
21.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
21.4 Afwijken van de bouwregels
21.5 Specifieke gebruiksregels
21.6 Afwijken van de gebruiksregels
21.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - te handhaven beplanting' (sg-thb) is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, het volgende uit te voeren:
- 1. het vellen of rooien van de ter plaatse aanwezige houtopstanden;
- 2. het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadingen van de houtopstanden tot gevolg kunnen hebben;
- b. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld in 21.7 onder a, indien door het werk of de werkzaamheden de landschappelijke waarde van de beplanting niet in onevenredige mate wordt aangetast, dan wel de mogelijkheden voor behoud, versterking en/of herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft, dat een vergunning redelijkheid niet kan worden geweigerd;
- c. het bepaalde in lid 21.7 onder a is niet van toepassing op normale onderhoudswerkzaamheden van geringe omvang gericht op, en noodzakelijk voor, de instandhouding van de te handhaven beplanting.
Artikel 22 Tuin
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hoveniersbedrijf' (sb-hb) een hoveniersbedrijf;
- c. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' (sba-ob) een overbouwing;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' een berging;
- e. bij een en ander behorende overige andere bouwwerken en voorzieningen.
22.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend en onder voorwaarden erkers, ingangspartijen, bergingen, overkappingen en andere bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de aangrenzende bestemming.
22.3 Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 22.2.3:
- a. voor het bouwen van hogere erfafscheidingen, met dien verstande dat:
- 1. de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
- 2. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
- 3. de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt.
- b. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.3 kan slechts worden verleend, mits:
- 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 23 Verkeer
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (hoofd)ontsluitingswegen met maximaal 2 rijbanen en ten hoogste 4 rijstroken;
- b. openbaar vervoersstroken en halteplaatsen;
- c. in-, uitvoeg- en opstelstroken;
- d. voet- en fietspaden;
- e. in- en uitritten;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. bermen, taluds en groenvoorzieningen;
- h. watergangen en -partijen;
- i. geluidwerende voorzieningen;
- j. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen (beeldende)kunstwerken en nutsvoorzieningen.
23.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 23.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
- b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties, bovengeleidingsportalen, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende) kunstwerken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
palen en (verlichtings)masten | 15 m |
aanwijsborden, verkeerstekens en -installaties | 15 m |
(beeldende) kunstwerken | 8 m |
geluidwerende voorzieningen | 3 m |
overige andere bouwwerken | 4 m |
Artikel 24 Verkeer - Spoorverkeer
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Spoorverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. personen- en goederenvervoer per rail;
- b. overbouwingen en onderdoorgangen voor het weg- en langzaamverkeer;
- c. voet- en fietspaden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. in- en uitritten;
- f. bermen, taluds en groenvoorzieningen;
- g. watergangen -partijen;
- h. geluidwerende voorzieningen;
- i. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen (beeldende) kunstwerken en nutsvoorzieningen.
24.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 24.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals nutsgebouwtjes en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen waarbij geldt dat:
- 1. de oppervlakte van gebouwen voor spoorwegdoeleinden niet meer dan 50 m² mag bedragen en de hoogte (gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf) niet meer dan 3m;
- 2. de oppervlakte van gebouwen voor nutsvoorzieningen niet meer dan 15 m² mag bedragen en de hoogte (gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf) niet meer dan 4 m.
- b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals bovenleiding-, sein- en andere technische constructies en installaties, geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, verkeerstekens en -regelinstallaties, perronkappen, straatmeubilair en (beeldende) kunstwerken, waarbij de bouwhoogte (gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf) niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
palen en (verlichtings)masten | 10 m |
bovenleidingsconstructies | 10 m |
geluidwerende voorzieningen | 6,5 m |
erf- en perceelsafscheidingen | 2 m |
overige andere bouwwerken | 15 m |
Artikel 25 Verkeer - Verblijfsgebied
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonerven, woonstraten, pleinen;
- b. ontsluitingswegen, bestaande uit ten hoogste 2 rijstroken;
- c. voet- en fietspaden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. in- en uitritten;
- f. bermen, taluds en groenvoorzieningen;
- g. watergangen en - partijen en waterhuishoudkundige voorzieningen zoals duikers, dammen, aanlegsteigers, bootinlaatplaatsen en kadetrappen een en ander met in achtneming van de keur van het waterschap;
- h. (beeldende) kunstwerken;
- i. geluidwerende voorzieningen;
- j. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' (sba-ob) een overbouwing;
- k. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
25.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 25.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van ten hoogste 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
- b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties, bovengeleidingsportalen, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende) kunstwerken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
verlichtingsmasten | 12m |
palen, masten, verkeerstekens en regelinstallaties, (beeldende) kunstwerken en geluidwerende voorzieningen | 10 m |
erf- en perceelsafscheidingen | 2 m |
overige andere bouwwerken | 4 m |
Artikel 26 Water
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. watergangen en -partijen;
- b. waterhuishouding en waterkering
- c. waterbeheer en waterberging;
- d. groenvoorzieningen en bermen;
- e. onderhoudspaden, taluds en oeverbeschoeiingen;
- f. kunstwerken en kademuren;
- g. beheer, behoud en versterking van natuurwaarden op kademuren;
- h. de bescherming van het waterschapsbelang, zoals de instandhouding van de waterkering en de waterhuishouding;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'brug' (br) een brug;
- j. overbouwingen en onderdoorgangen voor het wegverkeer en langzaam verkeer;
- k. aanlegsteigers, bootinlaatplaatsen en kadetrappen met in achtneming van de keur van het waterschap;
- l. recreatievaart, met inachtneming vna de keur van het waterschap.
26.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 26.1, mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, zoals stuwen, gemalen, duikers en bruggen, met in achtneming van het volgende:
- a. de bouwhoogte mag niet meer mag bedragen dan 5 m;
- b. in uitzondering op hethiervoor bepaalde onder a, mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - kunstwerk' een kunstwerk worden gebouwd met een maximale hoogte van 10 meter;
- c. de beheerder dietn bij het beoordelen van een aanvraag te worden geraadpleegd over de voorwaarden die, gelet op het waterschapsbelang, aan de uitvoering van de bouwwerken moeten worden gesteld.
Artikel 27 Wonen - 1
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. aaneengebouwde woningen met bijbehorende bouwwerken;
- b. garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garage' [ga];
- c. kinderopvang ter plaatse van de aanduiding 'sm-ko' (sm-ko);
- d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' (cw): de bescherming en instandhouding van de cultuurhistorische waarden;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek [ka]: de instandhouding van de oorsponkelijke bouwvorm;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water,
met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.
27.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.
27.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken, dakopbouwen en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
27.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- 1. in 27.2.1 onder i en toestaan dat er wijzigingen in deze vorm worden aangebracht, waarbij de oorspronkelijke bouwvorm uitgangspunt blijft;
- 2. lid 27.2.3 onder a en toestaan dat op de overige woningen ook dakopbouwen gerealiseerd mogen worden;
- 3. lid 27.2.5 onder b en erkers en/of ingangspartijen of daarmee vergelijkbare bouwdelen toestaan met een hogere goothoogte, mits deze niet meer dan 0,5 m voor de voorgevel worden gerealiseerd, maximaal de helft van de gevel beslaan en de hoogte van het hoofdgebouw niet wordt overschreden.
- 4. lid 27.2.6 voor het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
- 1. de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
- 2. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
- 3. de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 27.4 onder 1 t/m 5 kan slechts worden verleend, mits:
- 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- 2. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is en het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
27.5 Specifieke gebruiksregels
27.6 Afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.5.1 onder c ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:
- a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
- b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
- c. voor het overige wordt voldaan aan de onder lid 27.5.1 genoemde voorwaarden.
27.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" (cw) is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen en/of geheel of gedeeltelijk de voorgevel of dakconstructie te wijzigen. Dit verbod heeft geen betrekking op werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud dan wel werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
- b. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder lid 27.7 onder a indien het belang van cultuurhistorie hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed;
- c. alvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld in lid 27.7 onder a vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit (voorheen de gemeentelijke monumentencommissie).
27.8 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende bijlage 2 Staatvan bedrijfsactiviteiten voor de regeling beroep en bedrijf aan huis wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.
Artikel 28 Wonen - 2
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. twee aaneengebouwde woningen met bijbehorende bouwwerken;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - electrotechnisch bedrijf' (sb-etb) een electrotechnisch bedrijf;
- c. garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garage' [ga];
- d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' (cw): de bescherming en instandhouding van de cultuurhistorische waarden;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek [ka]: de instandhouding van de oorsponkelijke bouwvorm;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water,
met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.
28.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.
28.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken, dakopbouwen en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
28.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 28.2.1 onder i en toestaan dat er wijzigingen in deze vorm worden aangebracht, waarbij de oorspronkelijke bouwvorm uitgangspunt blijft;
- b. lid 28.2.3 onder a en toestaan dat op de overige woningen ook dakopbouwen gerealiseerd mogen worden;
- c. lid 28.2.5 onder b en erkers en/of ingangspartijen of daarmee vergelijkbare bouwdelen toestaan met een hogere goothoogte, mits deze niet meer dan 0,5 m voor de voorgevel worden gerealiseerd, maximaal de helft van de gevel beslaan en de hoogte van het hoofdgebouw niet wordt overschreden.
- d. lid 28.2.6 voor het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
- de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
- de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 bedraagt;
- de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt.
- 2. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 28.4 kan slechts worden verleend, mits:
- 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- 2. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is en het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
28.5 Specifieke gebruiksregels
28.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 28.5.1 onder c, voor publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:
- a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
- b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
- c. voor het overige wordt voldaan aan de onder sublid 28.5.1, onder b genoemde voorwaarden.
28.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" (cw) is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen en/of geheel of gedeeltelijk de voorgevel of dakconstructie te wijzigen. Dit verbod heeft geen betrekking op werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud dan wel werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
- b. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld in lid 28.7 onder a, indien het belang van cultuurhistorie hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed;
- c. alsvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld in lid 28.7 onder a, vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de gemeentelijke monumentencommissie.
28.8 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende bijlage 2 Staatvan bedrijfsactiviteiten voor de regeling beroep en bedrijf aan huis wijzigen voor het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.
Artikel 29 Wonen - 3
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. vrijstaande eengezinswoningen met bijbehorende bouwwerken;
- b. garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garage' [ga];
- c. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' ook voor twee-aaneen gebouwde woningen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige agrarische bedrijfswoning' (sm-vab) een voormalige agrarische bedrijfswoning als bedoeld in de Regeling beëindiging veehouderijtakken;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hoveniersbedrijf' (sb-hb) een hoveniersbedrijf;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf'(sb - sb) een schildersbedrijf;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - showroom en werkplaats voor motoren' (sb-swm) een showroom en werkplaats voor motoren;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang' (sm-ko) een kinderopvang;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' (cw): de bescherming en instandhouding van de cultuurhistorische waarden;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek [ka]: de instandhouding van de oorsponkelijke bouwvorm;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - te handhaven beplanting' (sg-thb), tevens voor behoud, versterking en/of herstel van de aan deze beplanting eigen zijnde landschappelijke waarde;
- l. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;
- m. garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garage' [ga],
met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.
29.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.
29.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken, dakopbouwen en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
29.4 Afwijking van de bouwregels
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 29.2.1 onder i en toestaan dat er wijzigingen in deze vorm worden aangebracht, waarbij de oorspronkelijke bouwvorm uitgangspunt blijft;
- b. lid 29.2.3 onder a en toestaan dat op de overige woningen ook dakopbouwen gerealiseerd mogen worden;
- c. lid 29.2.5 onder b en erkers en/of ingangspartijen of daarmee vergelijkbare bouwdelen toestaan met een hogere goothoogte, mits deze niet meer dan 0,5 m voor de voorgevel worden gerealiseerd, maximaal de helft van de gevel beslaan en de hoogte van het hoofdgebouw niet wordt overschreden.
- d. lid 29.2.6 voor het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
- de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
- de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
- de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt.
- 2. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 29.4 kan slechts worden verleend mits:
- 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- 2. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is en het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
29.5 Specifieke gebruiksregels
29.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - te handhaven beplanting' (sg-thb) is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, het volgende uit te voeren:
- 1. het vellen of rooien van de ter plaatse aanwezige houtopstanden;
- 2. het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadingen van de houtopstanden tot gevolg kunnen hebben;
- b. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld in 29.6 onder a, indien door het werk of de werkzaamheden de landschappelijke waarde van de beplanting niet in onevenredige mate wordt aangetast, dan wel de mogelijkheden voor behoud, versterking en/of herstel van die waarden niet onevneredig worden verkleind en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft, dat een vergunning redelijkheid niet kan worden geweigerd;
- c. het bepaalde in lid 29.6 onder a is niet van toepassing op normale onderhoudswerkzaamheden van geringe omvang gercht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de te handhaven beplanting.
29.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" (cw) is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen en/of geheel of gedeeltelijk de voorgevel of dakconstructie te wijzigen. Dit verbod heeft geen betrekking op werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud dan wel werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
- b. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder lid 29.7 onder a, indien het belang van cultuurhistorie hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed;
- c. alsvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld in lid 29.7, onder a, vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit (voorheen de gemeentelijke monumentencommissie) .
Artikel 30 Wonen - 4
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen in gestapelde vorm met bijbehorende bouwwerken;
- b. uitsluitend op de begane grond en in de daaronder gelegen bouwlagen:
- 1. kleinschalige bedrijven en werkplaatsen die voorkomen in de categorieën 1 en 2 in de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage 1 deel uitmaakt van de regels van dit plan;
- 2. dienstverlening voor zover die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage 1 deel uitmaakt van de regels van dit plan en tot een b.v.o. per eenheid van niet meer dan 100 m²;
- 3. maatschappelijke voorzieningen, te weten sociaal-culturele, (sociaal) medische, educatieve, religieuze en overheidsvoorzieningen,
waarbij detailhandel binnen de vestiging slechts is toegestaan al ondergeschikte nevenactiviteit, in directe relatie tot de ter plaatse toegestane en uitgeoefende activiteiten.
- c. garageboxen ter plaatse van de aanduiding garage [ga];
- d. wegen, voet- en fietspaden, in- en uitritten en parkeervoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen en groenvoorzieningen;
- f. waterbassins en waterpartijen met onderhoudspaden, taluds, overbeschoeiingen, speelzand, speelstrand en bermen;
- g. tuinen en erven;
- h. nutsvoorzieningen, bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;
met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.
30.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.
30.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken, dakopbouwen en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
30.4 Afwijking van de bouwregels
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 30.2.3 onder b en erkers en/of ingangspartijen of daarmee vergelijkbare bouwdelen toestaan met een hogere goothoogte, mits deze niet meer dan 0,5 m voor de voorgevel worden gerealiseerd, maximaal de helft van de gevel beslaan en de hoogte van het hoofdgebouw niet wordt overschreden.
- b. lid 30.2.5, ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
- de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
- de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
- de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
- 2. Afwijking als bedoeld in dit artikel kan slechts worden verleend, mits:
- 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
30.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 31 Wonen - 5
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. aaneengebouwde woningen, halfvrijstaande woningen, vrijstaande woningen, woningen in gestapelde vorm en woningen voor bijzondere woonvormen, met bijbehorende bouwwerken;
- b. indien binnen het bestemmingsvlak op de verbeelding de aanduiding 'gestapeld' staat aangegeven, mogen ter plaatste van deze aanduiding in elk geval woningen in gestapelde vorm worden gebouwd;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld uitgesloten' [-gs] mogen geen gestapelde woningen worden gebouwd;
- d. garageboxen ter plaatse van de aanduiding garage [ga];
- e. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' (cw): de bescherming en instandhouding van de cultuurhistorische waarden;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - te handhaven beplanting' (sg-thb), tevens voor behoud, versterking en/of herstel van de aan deze beplanting eigen zijnde landschappelijke waarde;
- g. verkeersvoorzieningen in de vorm van (hoofd)ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden, in- en uitritten en parkeerplaatsen, met dien verstande dat verkooppunten voor motorbrandstoffen niet zijn toegelaten;
- h. speelvoorzieningen en groenvoorzieningen;
- i. water, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. tuinen en erven;
- k. bij deze bestemming behorende overige voorzieningen, waaronder nutsvoorzieningen,
met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;
31.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.
31.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
31.4 Afwijking van de bouwregels
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 31.2.1 onder g en h en toestaan dat de onderlinge afstand tussen voorgevels en/of achtergevels van bedoelde hoofdgebouwen wordt verkleind tot een afstand van 7 meter;
- b. lid 31.2.2 onder a voor het verkleinen van de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
- c. lid 31.2.3 onder b en erkers en/of ingangspartijen of daarmee vergelijkbare bouwdelen toestaan met een hogere goothoogte, mits deze niet meer dan 0,5 m voor de voorgevel worden gerealiseerd, maximaal de helft van de gevel beslaan en de hoogte van het hoofdgebouw niet wordt overschreden.
- d. lid 31.2.5 onder d voor het bouwen van erfafscheidingen op het achtererf tot een hoogte van maximaal 3 meter;
- e. lid 31.2.5 onder d voor van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
- de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
- de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
- de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
- 2. Afwijkingen als bedoeld in 31.4 onder a kunnen slechts worden verleend, mits:
- 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
31.5 Specifieke gebruiksregels
31.6 Afwijking van de gebruiksregels
31.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - te handhaven beplanting' (sg-thb) is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, het volgende uit te voeren:
- 1. het vellen of rooien van de ter plaatse aanwezige houtopstanden;
- 2. het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadingen
van de houtopstanden tot gevolg kunnen hebben;
- b. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld in 31.7 onder a, indien door het werk of de werkzaamheden de landschappelijke waarde van de beplanting niet in onevenredige mate wordt aangetast, dan wel de mogelijkheden voor behoud, versterking en/of herstel van die waarden niet onevneredig worden verkleind en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft, dat een vergunning redelijkheid niet kan worden geweigerd;
- c. het bepaalde in lid 31.7 onder a is niet van toepassing op normale onderhoudswerkzaamheden van geringe omvang gercht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de te handhaven beplanting.
31.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" (cw) is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen en/of geheel of gedeeltelijk de voorgevel of dakconstructie te wijzigen. Dit verbod heeft geen betrekking op werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud dan wel werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
- b. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder lid 31.8 onder a, indien het belang van cultuurhistorie hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed;
- c. alsvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld in lid 31.8 onder a, vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit (voorheen de gemeentelijke monumentencommissie).
Artikel 32 Wonen - 6
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 6' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. aaneengebouwde woningen, halfvrijstaande woningen, vrijstaande woningen en woningen voor bijzondere woonvormen, met bijbehorende bouwwerken;
- b. garageboxen ter plaatse van de aanduiding garage [ga];
- c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' (cw): de bescherming en instandhouding van de cultuurhistorische waarden;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen en erven, groen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;
32.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.
32.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
32.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 32.2.1 onder f en g en toestaan dat de onderlinge afstand tussen voorgevels en/of achtergevels van bedoelde hoofdgebouwen wordt verkleind tot een afstand van 7 meter;
- b. lid 32.2.2 onder a voor het verkleinen van de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
- c. het bepaalde in 32.2.3 onder b en erkers en/of ingangspartijen of daarmee vergelijkbare bouwdelen toestaan met een hogere goothoogte, mits deze niet meer dan 0,5 m voor de voorgevel worden gerealiseerd, maximaal de helft van de gevel beslaan en de hoogte van het hoofdgebouw niet wordt overschreden.
- d. lid 32.2.5 onder d voor het bouwen van erfafscheidingen op het achtererf tot een hoogte van maximaal 3 meter;
- e. lid 32.2.5 onder d voor van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
- de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
- de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
- de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
- 2. Afwijkingen als bedoeld in 32.4 onder 1 kunnen slechts worden verleend, mits:
- 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
32.5 Specifieke gebruiksregels
32.6 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 32.1 en de volgende functies toestaan:
- 1. maatschappelijke voorzieningen, waaronder opvang;
- 2. culturele voorzieningen;
- 3. dienstverlening;
- 4. horeca-A;
- 5. kleinschalige bedrijven en werkplaatsen die in de van de regels deel uitmakende bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat btreft de gevolgen voor de omgeving.
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in 32.6 onder a van dit artikel kan worden verleend, mits:
- 1. het bebouwde oppervlak van de bouwpercelen niet meer bedraagt dan 50%;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkhede van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
- 3. in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;
- 4. wordt voldaan aan de van toepassing zijnde wettelijke milieubepalingen.
32.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" (cw) is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen en/of geheel of gedeeltelijk de voorgevel of dakconstructie te wijzigen. Dit verbod heeft geen betrekking op werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud dan wel werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
- b. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder lid 32.7 onder a, indien het belang van cultuurhistorie hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed;
- c. alsvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld in lid 32.7 onder a, vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit (voorheen de gemeentelijke monumentencommissie).
Artikel 33 Wonen - 7
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 7' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. aaneengebouwde woningen, halfvrijstaande woningen, vrijstaande woningen,
woningen in gestapelde vorm en woningen voor bijzondere woonvormen, met bijbehorende bouwwerken; - b. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' (m) ook voor cultuur, medisch, onderwijs en religie, mits het bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 100 m² alsmede voor een informatiecentrum met bijbehorende dienstruimten tot een grondoppervlakte gelijk aan het bestaande hoofdgebouw (Veenslagen 33) en een uitbreiding van maximaal 800 m²;
- c. ter plaatste van de aanduiding 'dienstverlening' (dv) ook voor dienstverlening, mits het bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie a' (h=a) ook voor maximaal 1 horeca vestiging van de categorie a;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' (gd) ook voor gemeenschappelijke doeleinden, mits het bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 100 m² per eenheid;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bestaand': instandhouding van de bestaande bebouwing waarbij voor de volgende percelen het aangegeven oppervlakte aan bijbehorende erf maximaal gehandhaafd mag blijven:
- Veenslagen 39-41: 1300 m²;
- Veenslagen 33: 4000 m²;
- Veenslagen 47: 3500 m²;
- Duisterweg 3: 1000 m²;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' (cw): de bescherming en instandhouding van de cultuurhistorische waarden;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - te handhaven beplanting' (sg-thb), tevens voor behoud, versterking en/of herstel van de aan deze beplanting eigen zijnde landschappelijke waarde;
- i. verkeersvoorzieningen in de vorm van wegen, fiets- en voetpaden, in- en uitritten en parkeerplaatsen, met dien verstande dat verkooppunten voor motorbrandstoffen niet zijn toegelaten;
- j. speelvoorzieningen en groenvoorzieningen;
- k. water, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- l. tuinen en erven;
- m. bij deze bestemming behorende overige voorzieningen, waaronder nutsvoorzieningen,
met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;
33.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.
33.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
33.4 Afwijking van de bouwregels
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 33.2.1 onder b, voor het vergroten van de aanduidingsvlakken 'specifieke bouwaanduiding -bestaand' of 'cultuurhistorische waarden' met 20% en/of het verschuiven daarvan met maximaal 5 meter;
- b. lid 33.2.1 onder c en toestaan dat op een afstand van ten minste 2 meter uit de perceelsgrens langs de Duisterweg wordt gebouwd;
- c. lid 33.2.1 onder g en h en toestaan dat de onderlinge afstand tussen voorgevels en/of achtergevels van bedoelde hoofdgebouwen wordt verkleind tot een afstand van 7 meter;
- d. lid 33.2.2 onder a voor het verkleinen van de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
- e. lid 33.2.3 onder b en erkers en/of ingangspartijen of daarmee vergelijkbare bouwdelen toestaan met een hogere goothoogte, mits deze niet meer dan 0,5 m voor de voorgevel worden gerealiseerd, maximaal de helft van de gevel beslaan en de hoogte van het hoofdgebouw niet wordt overschreden.
- f. lid 33.2.5 onder d voor het bouwen van erfafscheidingen op het achtererf tot een hoogte van maximaal 3 meter;
- g. lid 33.2.5 onder d voor het op de koppen van bouwblokken oprichten van erfafscheidingen met een hoogte van maximaal 5 m als overgang van privé naar openbaar gebied, mits deze transparant worden uitgevoerd en bijdragen aan een gevarieerd bebouwingsbeeld;
- h. lid 33.2.5 onder d voor van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
- de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
- de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
- de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
- 2. Afwijkingen als bedoeld in 33.4 onder a kunnen slechts worden verleend, mits:
- 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
33.5 Specifieke gebruiksregels
33.6 Afwijking van de gebruiksregels
33.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - te handhaven beplanting' (sg-thb) is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, het volgende uit te voeren:
- 1. het vellen of rooien van de ter plaatse aanwezige houtopstanden;
- 2. het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadigingen van de houtopstanden tot gevolg kunnen hebben;
- b. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld in 33.7 onder a, indien door het werk of de werkzaamheden de landschappelijke waarde van de beplanting niet in onevenredige mate wordt aangetast, dan wel de mogelijkheden voor behoud, versterking en/of herstel van die waarden niet onevneredig worden verkleind en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft, dat een vergunning redelijkheid niet kan worden geweigerd;
- c. het bepaalde in lid 33.7 onder a is niet van toepassing op normale onderhoudswerkzaamheden van geringe omvang gercht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de te handhaven beplanting.
33.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" (cw) is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen en/of geheel of gedeeltelijk de voorgevel of dakconstructie te wijzigen. Dit verbod heeft geen betrekking op werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud dan wel werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
- b. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder lid 33.8 onder a, indien het belang van cultuurhistorie hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed;
- c. alsvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld in lid 33.8 onder a, vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit (voorheen de gemeentelijke monumentencommissie).
Artikel 34 Gemengd Uit Te Werken
34.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor 'Gemengd uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. aaneengebouwde, twee aaneengebouwde, vrijstaande en gestapelde woningen;
- b. bijzondere woonvormen en woonwagens;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' (gd) mede voor:
- 1. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van onderwijs, opvangvoorzieningen, gezondheidszorg, sociaal culturele voorzieningen, overheidsvoorzieningen (waaronder begraafplaatsen) en religie.
- 2. detailhandel en dienstverlening;
- 3. horecabedrijven;
- 4. recreatieve doeleinden, waaronder sportvoorzieningen en volkstuinen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - stationslocatie' mede voor:
- 1. stationsvoorzieningen;
- 2. kantoren;
- 3. tentoonstellings- en beursgebouwen
- 4. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van onderwijs, gezondheidszorg, sociaal culturele voorzieningen, overheidsvoorzieningen (waaronder begraafplaatsen) en religie;
- e. kleinschalige bedrijven en werkplaatsen, met een maximum b.v.o. van 100 m², die voorkomen in de categorieen 1 en 2 van bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - te handhaven beplanting' (sg-thb), tevens voor behoud, versterking en/of herstel van de aan deze beplanting eigen zijnde landschappelijke waarde;
- g. (hoofd)ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden en parkeervoorzieningen;
- h. groen- en speelvoorzieningen;
- i. waterpartijen;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. geluidwerende voorzieningen;
34.2 Uitwerkingsregels
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
Algemeen
- 1. op en in de gronden als bedoeld in lid 34.1, mogen uitsluitend worden gebouwd gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van de bestemming;
- 2. gebouwen en andere bouwwerken met een hoogte groter dan 15 m mogen uitsluiten worden gesitueerd nabij de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'gemengd';
- 3. aan de noord- en westzijde van het bestemmingsplangebied komt een aaneengesloten bebouwing die een duidelijke begrenzing vormt van het plangebied, slechts onderbroken door de grachten en buurtwegen.
- 4. de bebouwing langs de Laak en de Calveensewetering orienteert zich op deze waterlopen;
Stationslocatie
- 1. voor kantoren en maatschappelijke voorzieningen geldt dat dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;
- 2. er mag ten hoogste 2000 m² aan gebouwen voor stationsvoorzieningen worden opgericht, met een maximale hoogte van 21 meter;
- 3. voor kantoren geldt binnen het totale bestemmingsplangebied een een maximum b.v.o. van 15.000 m²;
- 4. binnen het gebied aangeduid als 'specifieke vorm van verkeer - stationslocatie' geldt een maximale netto woningdichtheid van 50 woningen per hectare, met dien verstande dat het totale aantal woningen in het plangebied Vathorst (Hooglanderveen uitgezonderd) niet meer mag bedragen dan 10.900; het aantal te bouwen gestapelde woningen mag 100% bedragen; de hoogste dichtheden dienen zoveel mogelijk in de nabijheid van de haltes voor openbaar vervoer gesitueerd te worden;
- 5. binnen het gebied aangeduid als 'specifieke vorm van verkeer - stationslocatie' is het mogelijk een transferium te realiseren;
Wonen
- 1. op gronden met de aanduiding 'programma - wonen' mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het aangegeven aantal woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat het totale aantal woningen in het plangebied Vathorst (Hooglanderveen uitgezonderd) niet meer mag bedragen dan 10.900;
- 2. de gemiddelde netto-woningdichtheid mag ter plaatse van De Velden niet meer bedragen dan 35 en langs de bestaande linten maximaal 25 woningen per hectare, waarvan maximaal 10% gestapeld mag worden;
- 3. de hoogte van woningen mag ten hoogste 12 m bedragen, met uitzondering van 20% van de gebouwen waarvan de hoogte ten hoogste 21 m mag bedragen;
- 4. voor zover de hoogte van nieuwe woningen meer bedraagt dan de hoogte van de bestaande woningen in het plangebied en bestaane woningen grenzend aan het plangebied, zal de afstand van de nieuwe woning tot de bestaande ten minste gelijk zijn aan de hoogte van dat nieuwe gebouw. Peilmoment van de bestaande woning is het moment van terinzagelegging van ontwerpbestemmingsplan 'Vathorst' (15 september 1998);
- 5. per woning voorzien dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;
- 6. per woning dient ten minste 20 m² voor openbaar groen in de vorm van buurtgroen te worden aangewezen;
- 7. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden die bepalingen van artikel 27 die zien op het bouwen en gebruiken van bijbehorende bouwwerken;
- 8. voor kleinschalige bedrijven bij woningen gelden de bepalingen van artikel 27.5.1
Maatschappelijke voorzieningen
- 1. de hoogte van gebouwen voor maatschappelijke voorzieningen mag ten hoogste 15 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van kerk en/of klokkentorens ten hoogste 45 meter mag bedragen;
- 2. voor maatschappelijke voorzieningen geldt voor het gehele bestemmingsplangebied een gezamenlijke terreinoppervlak van ten hoogste 300.000 m²;
Detailhandel, dienstverlening en horeca
- 1. voor detailhandel, dienstverlening en horeca, mag er in totaal binnen het plangebied een b.v.o. van maximaal 34.500 m² worden aangewezen, met dien verstande dat:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'programma - gemengd', uitsluitend daar waar de bestemming het toelaat, de volgende oppervlakten gerealiseerd worden voor het hoofdwinkelcentrum Vathorst:
- maximaal 14.000 m2 b.v.o. voor detailhandel;
- maximaal 2500 m² b.v.o. voor horeca van categorie a en/of horeca van categorie b;
- maximaal 2500 m² b.v.o. voor dienstverlening en overige commerciele voorzieningen,
met dien verstande dat binnen dit aanduidingsgebied het totale b.v.o. niet meer mag bedragen dan 18.000 m2.
- a. ter plaatse van de aanduiding 'programma - gemengd', uitsluitend daar waar de bestemming het toelaat, de volgende oppervlakten gerealiseerd worden voor het hoofdwinkelcentrum Vathorst:
- 2. de hoogte van gebouwen voor detailhandel, diensverlenende bedrijven en horecaberijven mag maximaal 15 m bedragen;
- 3. voor zover de hoogte van een nieuw gebouw voor detailhandel, dienstverlenende bedrijven en horecabedrijven meer bedraagt dan de hoogte van de bestaande woningen in het plangebied en bestaande woningen grenzend aan het plan, zal de afstand van het nieuwe gebouw tot de bestaande woningen ten minste gelijk zijn aan de hoogte van dat nieuwe gebouw. Peilmoment van de bestaande woning is het moment van terinzagelegging van ontwerpbestemmingsplan 'Vathorst' (15 september 1998);
Kantoren
- 1. Voor kantoren mag in totaal binnen het plangebied een b.v.o. van ten hoogste 15.000 m² aangewezen worden;
- 2. de bouwhoogte van kantoren mag maximaal 30 m bedragen; voor zover de hoogte van een nieuw kantoorgebouw meer bedraagt dan de hoogte van de bestaande woningen in het plangebied en bestaande woningen grenzend aan het plan, zal de afstand van het nieuwe kantoorgebouw tot de bestaande woningen ten minste gelijk zijn aan de hoogte van dat nieuwe kantoorgebouw. Peilmoment van de bestaande woning is het moment van terinzagelegging van ontwerpbestemmingsplan 'Vathorst' (15 september 1998);
Tentoonstellings- en en beursgebouwen
- 1. voor tentoonstellings- en beursgebouwen geldt voor het gehele bestemmingsplangebied een terreinoppervlak van ten minste 25 ha en ten hoogste 33 ha;
- 2. de bouwhoogte van tentoonstellings- en beursgebouwen bedraagt maximaal 21 m; voor zover de hoogte van een nieuw tentoonstellings- en beursgebouw meer bedraagt dan de hoogte van de bestaande woningen in het plangebied en bestaande woningen grenzend aan het plan, zal de afstand van het nieuwe tentoonstellings- en beursgebouw tot de bestaande woningen ten minste gelijk zijn aan de hoogte van dat nieuwe kantoorgebouw;
Recreatie
- 1. de hoogte van gebouwen voor sportieve recreatie mag ten hoogste 18 m bedragen;
- 2. voor recreatieve voorzieningen zullen gronden met een gezamenlijk terreinoppervlak van tenminste 11 ha worden aangewezen; ;
Kleinschalige bedrijven en werkplaatsen
- 1. kleinschalige bedrijven en werkplaatsen mogen verspreid worden gerealiseerd, mits de bedrijfsvloeroppervlakte per eenheid niet meer bedraagt dan 100 m²
Verkeer en parkeren
- 1. de hoofdverkeersontsluiting voor gemotoriseerd verkeer vindt ongeveer plaats via de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - hoofdontsluiting'.
- 2. bij de realisering van een verbinding voor openbaar vervoer zal deze globaal het ter plaatse op de verbeelding met de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - aansluiting openbaar vervoer' aangegeven punt aandoen;
- 3. de verkeersontsluiting voor fietsverkeer vindt plaats via een fietspadennet met een maaswijdte van 300 - 400 m, waarbij er rechtstreekse routes lopen naar knooppunten van openbaar vervoer, station en bestaande stad;
- 4. belangrijke recreatieve fietspaden lopen via de bestaande Duisterweg, Calveenseweg en Heideweg;
- 5. voor verkeers- en openbare parkeervorzienignen mogen gebouwen worden gerealiseerd waarbij de hoogte maximaal 3 meter mag bedragen en van gebouwde parkeervoorzieningen in de 'stationslocatie' maximaal 12 meter;
Water
- 1. voor water mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gerealiseerd met een hoogte van maximaal 12 m;
- 2. ligplaatsen voor pleziervaart met bijbehorende voorzieningen mogen gerealiseerd worden;
Groen en speelvoorzieningen
- 1. er mogen gebouwen, waaronder gebouwen voor onderhoud en beheer en speelhuisjes worden gebouwd;
- 2. de hoogte van gebouwen mag maximaal 6 m bedragen;
Nutsvoorzieningen
- 1. er mogen gebouwen en andere bouwwerken voor het openbaar nuts worden gebouwd met een grondoppervlakte van maximaal 50 m² en een maximale hoogte van 4 m;
- 2. de hoogte van andere bouwwerken mag maximaal 12 meter bedragen;
- 3. gebouwen voor een warmte-kracht-koppeling of telefooncentrale en naar de aard daarmee vergelijkbare gebouwen mogen worden gebouwd, waarbij de grondoppervlakte niet meer dan 500 m² per gebouw en de hoogte niet meer dan 6 m mag bedrijagen. Voor de bedoelde voorzieningen mogen tevens schoorstenen met een maximale hoogte van 20 m worden gebouwd;
- 4. windmolens zijn uitsluitend toegestaan in het kader van de waterhuishouding.
Andere bouwwerken
- 1. de hoogte van de overige andere bouwwerken binnen de bestemming mag maximaal 25 meter bedragen ,waarbij voor reclamezuilen bestemd voor reclame voor het op hetzelfde perceel gevestigde bedrijf, maximaal 6 meter mag bedragen, met dien verstande dat daar bij omgevingsvergunning van afgeweken mag worden tot een hoogte van 20 m.
34.3 Bouwen volgens uitwerkingsplan
De gronden, als bedoeld in lid Gemengd uit te werken, mogen niet worden bebouwd indien het uitwerkingsplan nog geen rechtskracht heeft.
34.4 Uitwerkingsplicht ex artikel 3.6, lid 1, onder a Wro
Burgemeester en wethouders werken de in lid 34.1 omschreven bestemming uit overeenkomstig het bepaalde in dit artikel en artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
34.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - te handhaven beplanting' (sg-thb) is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, het volgende uit te voeren:
- 1. het vellen of rooien van de ter plaatse aanwezige houtopstanden;
- 2. het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadigingen van de houtopstanden tot gevolg kunnen hebben;
- b. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld in 34.5 onder a, indien door het werk of de werkzaamheden de landschappelijke waarde van de beplanting niet in onevenredige mate wordt aangetast, dan wel de mogelijkheden voor behoud, versterking en/of herstel van die waarden niet onevneredig worden verkleind en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft, dat een vergunning redelijkheid niet kan worden geweigerd;
- c. het bepaalde in lid 34.5 onder a is niet van toepassing op normale onderhoudswerkzaamheden van geringe omvang gercht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de te handhaven beplanting.
Artikel 35 Wonen Uit Te Werken
35.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor 'Wonen uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. aaneengebouwde, twee aaneengebouwde, vrijstaande en gestapelde woningen;
- 2. bijzondere woonvormen en woonwagens;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied woonschepen' voor maximaal 5 woonschepen;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' (gd), of in de directe nabijheid daarvan, mede voor:
- 1. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van onderwijs, opvangvoorzieningen, gezondheidszorg, sociaal culturele voorzieningen, overheidsvoorzieningen (waaronder begraafplaatsen) en religie.
- 2. detailhandel en dienstverlening;
- 3. horecabedrijven;
- 4. recreatieve doeleinden, waaronder sportvoorzieningen en volkstuinen;
- 5. kleinschalige bedrijven en werkplaatsen, met een maximum b.v.o. van 100 m², die voorkomen in de categorieen 1 en 2 van bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
- 6. ter plaatse van de aanduiing 'specifieke vorm van groen - te handhaven beplanting' (sg-thb);
- 7. (hoofd)ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden en parkeervoorzieningen;
- 8. groen- en speelvoorzieningen;
- 9. waterpartijen;
- 10. nutsvoorzieningen;
- 11. geluidwerende voorzieningen;
35.2 Uitwerkingsregels
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
Algemeen
- 1. op en in de gronden als bedoeld in lid 35.1, mogen uitsluitend worden gebouwd gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van de bestemming;
- 2. gebouwen en andere bouwwerken met een hoogte groter dan 15 m mogen uitsluiten worden gesitueerd nabij de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'gemengd';
- 3. de bebouwing langs de Laak en de Calveensewetering orienteert zich op deze waterlopen;
- 4. aan de noord- en westrand van het bestemmingsplan gebied komt een aaneengesloten bebouwing die een duidelijke begrenzing vormt van het plangebied, slechts onderbroken door de grachten en buurtwegen.
- 5. voordat tot uitwerking wordt overgegaan, wordt voor het gedeelte waar de bestemming samenvalt met de dubbelbestemming Leiding - gas(dubbelbestemming), schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder;
- 6. in het uitwerkingsplan wordt een verantwoording opgenomen over de externe veiligheid voor wat betreft het groepsrisico;
- 7. er mag geen strijdigheid optreden met het Besluit externe veiligheid buisleidingen.
Wonen
- 1. op gronden met de aanduiding 'programma - wonen' mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het aangegeven aantal woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat het totale aantal woningen in het plangebied Vathorst (Hooglanderveen uitgezonderd) niet meer mag bedragen dan 10.900;
- 2. de gemiddelde netto-woningdichtheid mag niet meer bedragen dan 50 woningen per hectare waarvan ten hoogste 26% gestapelde woningen gerealiseerd mogen worden;
- 3. de hoogte van woningen mag ten hoogste 12 m bedragen, met uitzondering van 20% van de gebouwen waarvan de hoogte ten hoogste 21 m mag bedragen;
- 4. voor zover de hoogte van nieuwe woningen meer bedraagt dan de hoogte van de bestaande woningen in het plangebied en bestaane woningen grenzend aan het plangebied, zal de afstand van de nieuwe woning tot de bestaande ten minste gelijk zijn aan de hoogte van dat nieuwe gebouw. Peilmoment van de bestaande woning is het moment van terinzagelegging van ontwerpbestemmingsplan 'Vathorst' (15 september 1998);
- 5. per woning voorzien dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;
- 6. per woning dient ten minste 15m² voor openbaar groen in de vorm van buurtgroen te worden aangewezen;
- 7. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden die bepalingen van artikel 27 die zien op het bouwen en gebruiken van bijbehorende bouwwerken;
- 8. voor kleinschalige bedrijven bij woningen gelden de bepalingen van artikel 27.5.1
Woonschepen
- 1. op de gronden met de aanduiding 'zoekgebied woonschepen' mogen maximaal 5 woonschepen gerealiseerd worden;
- 2. de onderlinge afstand tussen de woonschepen moet minimaal 5 meter bedragen, waarbij de breedte van de ligplaats niet meer dan 7 meter mag bedragen, gemeten uit de kant van de wal;
- 3. de breedte van de woonschepen mag niet meer bedragen dan 6 meter en dient in de breedte van de ligplaats te vallen, de hoogte van de woonschepen mag niet meer bedragen dan 4 meter, gemeten vanaf het waterpeil;
- 4. bij een woonschip mag maximaal 1 bijbehorende bouwwerk gebouwd worden van maximaal 12 m² waarbij de hoogte niet meer mag bedragen dan 2,5.
Maatschappelijke voorzieningen
- 1. de hoogte van gebouwen voor maatschappelijke voorzieningen mag ten hoogste 15 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van kerk en/of klokkentorens ten hoogste 45 meter mag bedragen;
- 2. voor maatschappelijke voorzieningen geldt voor het gehele bestemmingsplan gebied een gezamenlijk terreinoppervlak van ten hoogste 300.000 m²;
Detailhandel, dienstverlening en horeca
- 3. voor detailhandel, dienstverlening en horeca, mag er in totaal binnen het plangebied een b.v.o. van maximaal 34.500 m² worden aangewezen, met dien verstande dat:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'programma - gemengd", uitsluitend daar waar de bestemming het toelaat, de volgende oppervlakten gerealiseerd worden voor het hoofdwinkelcentrum Vathorst:
- maximaal 14.000 m2 b.v.o. voor detailhandel;
- maximaal 2500 m² b.v.o. voor horeca van categorie a en/of horeca van categorie b;
- b. maximaal 2500 m² b.v.o. voor dienstverlening en overige commerciele voorzieningen,
met dien verstande dat binnen dit aanduidingsgebied het totale b.v.o. niet meer mag bedragen dan 18.000 m2. - c. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' , of in de directe nabijheid daarvan, de volgende oppervlakten gerealiseerd worden voor het buurtwinkelcentrum Vathorst:
- maximaal 3500 m2 b.v.o. voor detailhandel;
- maximaal 300 m² b.v.o. voor horeca van categorie a en/of horeca van categorie b;
- maximaal 375 m² b.v.o. voor dienstverlening en overige commerciele voorzieningen,
- a. ter plaatse van de aanduiding 'programma - gemengd", uitsluitend daar waar de bestemming het toelaat, de volgende oppervlakten gerealiseerd worden voor het hoofdwinkelcentrum Vathorst:
- 4. de hoogte van gebouwen voor detailhandel, dienstverlenende bedrijven en horecabedrijven mag maximaal 15 m bedragen;
- 5. voor zover de hoogte van een nieuw gebouw voor detailhandel, dienstverlenende bedrijven en horecabedrijven meer bedraagt dan de hoogte van de bestaande woningen in het plangebied en bestaande woningen grenzend aan het plan, zal de afstand van het nieuwe gebouw tot de bestaande woningen ten minste gelijk zijn aan de hoogte van dat nieuwe gebouw. Peilmoment van de bestaande woning is het moment van terinzagelegging van ontwerpbestemmingsplan 'Vathorst' (15 september 1998);
Recreatie
- 1. de hoogte van gebouwen voor sportieve recreatie mag ten hoogste 18 m bedragen;
- 2. voor recreatieve voorzieningen zullen gronden met een gezamenlijk terreinoppervlak van tenminste 11 ha worden aangewezen;
Kleinschalige bedrijven en werkplaatsen
- 1. kleinschalige bedrijven en werkplaatsen mogen verspreid worden gerealiseerd, mits de bedrijfsvloeroppervlakte per eenheid niet meer bedraagt dan 100 m²
Verkeer en parkeren
- 1. de hoofdverkeersontsluiting voor gemotoriseerd verkeer vindt ongeveer plaats via de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - hoofdontsluiting'.
- 2. bij de realisering van een verbinding voor openbaar vervoer zal deze globaal het ter plaatse op de verbeelding met de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - aansluiting openbaar vervoer' aangegeven punt aandoen;
- 3. de verkeersontsluiting voor fietsverkeer vindt plaats via een fietspadennet met een maaswijdte van 300 - 400 m, waarbij er rechtstreekse routes lopen naar knooppunten van openbaar vervoer, station en bestaande stad;
- 4. belangrijke recreatieve fietspaden lopen via de bestaande Duisterweg, Calveenseweg en Heideweg;
- 5. voor verkeers- en openbare parkeervoorzieningen mogen gebouwen worden gerealiseerd, met een maximum hoogte van 3 meter;
Water
- 1. voor water mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gerealiseerd met een hoogte van maximaal 12 m;
- 2. binnen deelgebied De Laak wordt ten minste 5 ha aangewezen voor water;
- 3. grachten worden in hoofdzaak haaks op de Laak en de Calveensewetering gesitueerd, onderling verbonden door dwarsgrachten. Ongeveer ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - aantakking gracht' krijgen de grachten een verbinding met de Laak.
- 4. ligplaatsen voor pleziervaart met bijbehorende voorzieningen mogen gerealiseerd worden;
Groen en speelvoorzieningen
- 1. er mogen gebouwen, waaronder gebouwen voor onderhoud en beheer en speelhuisjes worden gebouwd;
- 2. de hoogte van gebouwen mag maximaal 6 m bedragen;
Nutsvoorzieningen
- 1. er mogen gebouwen en andere bouwwerken voor het openbaar nut worden gebouwd met een grondoppervlakte van maximaal 50 m² en een maximale hoogte van 4 m;
- 2. de hoogte van andere bouwwerken mag maximaal 12 meter bedragen;
- 3. gebouwen voor een warmte-kracht-koppeling of telefooncentrale en naar de aard daarmee vergelijkbare gebouwen mogen worden gebouwd, waarbij de grondoppervlakte niet meer dan 500 m² per gebouw en de hoogte niet meer dan 6 m mag bedrijagen. Voor de bedoelde voorzieningen mogen tevens schoorstenen met een maximale hoogte van 20 m worden gebouwd;
- 4. windmolens zijn uitsluitend toegestaan in het kader van de waterhuishouding.
Andere bouwwerken
- 1. de hoogte van de overige andere bouwwerken binnen de bestemming mag maximaal 25 meter bedragen, waarbij voor reclamezuilen bestemd voor reclame voor het op hetzelfde perceel gevestigde bedrijf, maximaal 6 meter mag bedragen, met dien verstande dat daar bij omgevingsvergunning van afgeweken mag worden tot een hoogte van 20 m.
35.3 Bouwen volgens uitwerkingsplan
De gronden, als bedoeld in lid 35.1, mogen niet worden bebouwd indien het uitwerkingsplan nog geen rechtskracht heeft.
35.4 Uitwerkingsplicht ex artikel 3.6, lid 1, onder a Wro
Burgemeester en wethouders werken de in lid 35.1 omschreven bestemming uit overeenkomstig het bepaalde in dit artikel en artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
35.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - te handhaven beplanting' (sg-thb) is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, het volgende uit te voeren:
- 1. het vellen of rooien van de ter plaatse aanwezige houtopstanden;
- 2. het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadigingen van de houtopstanden tot gevolg kunnen hebben;
- b. Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld in 35.5 onder a, indien door het werk of de werkzaamheden de landschappelijke waarde van de beplanting niet in onevenredige mate wordt aangetast, dan wel de mogelijkheden voor behoud, versterking en/of herstel van die waarden niet onevneredig worden verkleind en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft, dat een vergunning redelijkheid niet kan worden geweigerd;
- c. het bepaalde in lid 35.5 onder a is niet van toepassing op normale onderhoudswerkzaamheden van geringe omvang gercht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de te handhaven beplanting.
Artikel 36 Leiding - Gas (Dubbelbestemming)
36.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - gas (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het transport van aardgas door een hogedrukgasleiding.
36.2 Bouwregels
Voor het bouwen op en in de gronden als bedoeld in lid 36.1, gelden de volgende regels:
- a. op en in de gronden mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m. Overige gebouwen en andere bouwwerken zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
36.3 Voorrangsbepaling
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming "Leiding - Gas" voorrang krijgt.
36.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3 voor het oprichten van bouwwerken overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemming, mits:
- a. geen afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan;
- b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen over het onder a gestelde.
Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
36.5 Specifieke gebruiksregel
Het gebruik van de gronden overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemmingen mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen over de belangen van het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan.
Noot: zie ook 50 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden
Artikel 37 Leiding - Riool (Dubbelbestemming)
37.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - riool (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het transport van rioolwater door een rioolpersleiding.
37.2 Bouwregels
Voor het bouwen op en in de gronden als bedoeld in lid 37.1, gelden de volgende regels:
- a. op en in de gronden mogen worden gebouwd andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m.
- b. het bouwen volgens andere bestemmingen mag uitsluitend geschiende nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan.
37.3 Specifieke gebruiksregel
Het gebruik van de gronden overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemmingen mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen over de belangen van het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan.
Noot: zie ook 50 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 38 Leiding - Water (Dubbelbestemming)
38.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - water (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het transport van water door een hoofdwaterleiding.
38.2 Bouwregels
Voor het bouwen op en in de gronden als bedoeld in lid 38.1, gelden de volgende regels:
- a. op en in de gronden mogen worden gebouwd andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m.
- b. het bouwen volgens andere bestemmingen mag uitsluitend geschiende nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan.
38.3 Specifieke gebruiksregel
Het gebruik van de gronden overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemmingen mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen over de belangen van het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan.
Noot: zie ook 50 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 39 Leiding - Warmtetransport (Dubbelbestemming)
39.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - warmtetransport (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het transport van water door een transportleiding, met dien verstande dat de warmtetranportleiding van primaire betekenis is.
39.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in 39.1 mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m.
39.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 39.2 voor het oprichtten van bouwwerken overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemming, indien en voor zover uit overleg met de leidingbeheerder blijkt dat daartegen uit hoofde van de bescherming van de transportleiding geen bezwaar bestaat.
Noot: zie ook 50 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 40 Waarde - Archeologie Categorie 3 (Dubbelbestemming)
40.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - archeologie categorie 3 (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
40.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mag niet ten dienste van de bestemming Waarde - archeologie categorie 3 (dubbelbestemming) worden gebouwd.
Artikel 41 Waarde - Archeologie Categorie 4 (Dubbelbestemming)
41.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - archeologie categorie 4 (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
41.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mag niet ten dienste van de bestemming Waarde - archeologie categorie 4 (dubbelbestemming) worden gebouwd.
Artikel 42 Waarde - Archeologie Categorie 5 (Dubbelbestemming)
42.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - archeologie categorie 5 (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
42.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mag niet ten dienste van de bestemming Waarde - archeologie categorie 5 (dubbelbestemming) worden gebouwd.
Artikel 43 Waterstaat - Waterkering (Dubbelbestemming)
43.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - waterkering (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de instandhouding, de bescherming, de verbetering en het beheer van de waterkering;
- b. dijken en kaden;
- c. wegen en paden.
43.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 43.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen.
43.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 43.2 voor het oprichten van bouwwerken overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemming, mits:
- a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de waterkering en de veiligheid daarvan;
- b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij het Waterschap Vallei & Eem over het onder a gestelde.
43.4 Wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaald in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming Waterstaat - waterkering(dubbelbestemming) wijzigen en deze bestemming anders situeren, mits dit dit noodzakelijk is in verband met de realisatie van de definitieve waterkering en zij voorafgaand aan de wijziging een positief advies van het Waterschap Vallei & Eem hebben ontvangen.
Noot: zie ook 50 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 44 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 45 Algemene Aanduidingsregels
45.1 Programma - Wonen
Op gronden met de aanduiding 'programma - wonen' mag ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' ten hoogste het aangegeven aantal woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat het totale aantal woningen in het plangebied Vathorst (Hooglanderveen uitgezonderd) niet meer mag bedragen dan 10.900;
45.2 Programma - Gemengd
Op gronden met de aanduiding 'programma - gemengd' mogen, uitsluitend daar waar de bestemming het toelaat, de volgende oppervlakten gerealiseerd worden voor het hoofdwinkelcentrum Vathorst:
- 1. maximaal 14.000 m2 b.v.o. voor detailhandel;
- 2. maximaal 2500 m² b.v.o. voor horeca van categorie a en/of horeca van categorie b;
- 3. maximaal 2500 m² b.v.o. voor dienstverlening en overige commerciele voorzieningen,
met dien verstande dat binnen dit aanduidingsgebied het totale b.v.o. niet meer mag bedragen dan 18.000 m2.
45.3 Bebouwingsoppervlakte
Op de gronden met de aanduiding 'bebouwingsoppervlakte' geldt in afwijking van hetgeen is bepaald in de artikelen 28.2.2 onder h. en 29.2.2 onder h., dat maximaal 30% van het kadastrale perceel mag worden bebouwd met hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken. De overige bepalingen van de artikelen 28 en 29 blijven hierbij onverminderd van kracht.
45.4 Wro-zone - objectgebonden overgangsrecht
In afwijking van het bepaalde in artikel 51 (overgangsregels) geldt voor bijbehorende bouwwerken, die vallen onder de overgangsbepalingen van het bestemmingsplan Hooglanderveen 2005 (vastgesteld 10 mei 2005), en die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn en afwijken van het plan, op de gronden met de aanduiding 'wro-zone - objectgebonden overgangsrecht' de volgende regeling:
- 1. deze bijbehorende bouwwerken mogen niet worden vergroot, vernieuwd of veranderd, uitgezonderd het plegen van het normale onderhoud;
- 2. deze bijbehorende bouwwerken dienen te worden gesloopt door de eigenaar van het perceel (zoals geregistreerd op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan) voordat deze eigenaar het perceel verkoopt;
- 3. ter compensatie van het bepaalde onder 2 kunnen burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in artikel 29.2.1 onder b. en e. voor het vergroten van het hoofdgebouw met het volume van het te slopen bijbehorende bouwwerk, mits vooraf is vastgesteld dat aan de sloopverplcihting is voldaan;
- 4. het objectgebonden overgangsrecht kan niet worden overgedragen op nieuwe bebouwing, dat wil zeggen dat het betreffende bijbehorende bouwwerk niet mag worden vervangen door een ander bijbehorend bouwwerk.
45.5 Zoekgebied - Woonschepen
Ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied - woonschepen' mogen ten hoogste 5 woonschepen worden gerealiseerd. Hierbij zijn de uitwerkingsregels van artikel 35.2 van toepassing.
45.6 Mileuzone - Geurzone
Binnen het gebied nader aanduid als 'Milieuzone - geurzone' mogen, zolang de bedrijven welke de bron daarvan vormen in bedrijf zijn, geen woningen en andere gevoelige functies worden gebouwd.
45.7 Vrijwaringszone - straalpad
Ter plaatse van de aanduidng Vrijwaringszone - straalpad zijn de gronde mede bedoeld als beschermingszone van een straalverbinding.
Artikel 46 Algemene Bouwregels
46.1 Overschrijding bouwgrenzen
In uitzondering op het bepaalde in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels) mag de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen worden overschreden, met dien verstande dat:
- a. plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen de bouwgrens met ten hoogste 0,3 meter mogen overschrijden;
- b. luifels en overstekende daken de bouwgrens met ten hoogste 1 meter mogen overschrijden;
- c. bij bouwwerken die boven een openbaar voetpad worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;
- d. bij bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4,2 meter dient te worden aangehouden.
46.2 Afwijken luifels, balkons, bordessen en trappen
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het straat- en bebouwingsbeeld, bij een omgevingsvergunning afwijken voor het bouwen van luifels, balkons, bordessen en trappen, mits,
- a. de bouwgrens met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
- b. de bouwwerken niet lager worden aangebracht dan 4,20 meter boven een rijbaan en 2,20 meter boven een voetpad.
46.3 Laden en lossen
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
Artikel 47 Algemene Gebruiksregels
47.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:
- a. van onbebouwde gronden:
- 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaar¬tui¬gen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- 3. als plaats voor sloop-, reparatie- of andere werkzaamheden aan auto's, anders dan incidentele, reguliere onderhoudswerkzaamheden op beperkte schaal;
- 4. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen en LPG;
- b. van gebouwen en onbebouwde gronden als seksinrichting.
47.2 Afwijken evenement
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 47.1 wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden voor kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling is vereist en deze is verleend.
47.3 Afwijken voor meest doelmatig gebruik
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 47.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatig gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 48 Algemene Afwijkingsregels
48.1 Afwijkingen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan:
- a. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, abri's, telefooncellen, fietsenstallingen, weegbruggen en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
- b. voor het in geringe mate overschrijden van de bestemmings- of bouwgrenzen met ten hoogste 3 m, mits dit noodzakelijk is voor de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing, mits daardoor de geldende oppervlakte van de bij de afwijking betrokken vlakken met niet meer dan 10 % wordt vergroot;
- c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
48.2 Voorwaarden
De afwijkingen als bedoeld in lid 48.1 worden geweigerd indien door het verlenen daarvan:
- a. op enig aangrenzend terrein de realisering van de bestemming wordt belemmerd;
- b. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende terreinen;
- c. daardoor de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
48.3 Mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de destbetreffende beplaingen van het plan voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij (bedrijfs)woningen als afhankelijke woonruimte in combinatie met de noodzakelijke verbouw daarvan voor mantelzorg of een mantelzorgwoning, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. door een deskundige is aangetoond dat de afwijking noodzakelijk is in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;
- b. door de vestiging van extra woonruimte mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven;
- c. de maximale toegestane oppervlakte aan bijgebouwen mag niet worden overschreden, met dien verstande dat de oppervlake van een te plaatsen portocabin ten behoeve van mantelzorg niet wordt meegerekend;
- d. de oppervlakte mag maximaal bedragen:
- 1. 30 m2 bij mantelzorg voor één persoon;
- 2. 50 m2 bij mantelzorg voor twee personen;
- e. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd;
- f. er mag geen extra ontsluitingsmogelijkheid op de openbare weg worden gemaakt;
- g. de aanvrager ter toetsing van de aanvraag om afwijking een bouwkundig rapport overlegt, waarin een overzicht wordt gegeven van:
- de bestaande bouwkundige en gebruikssituatie;
- de te treffen voorzieningen
- de nieuwe (inrichtings)situatie
- het terugbrengen in oude staat van de aan- uit en bijgebouwen ná de beïndiging van de mantelzorgsituatie
48.4 Intrekking omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders trekken de in lid 4 bedoelde omgevingsvergunning in als de bij het verlenen bestaande noodzaak vanuit oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Artikel 49 Algemene Wijzigingsregels
49.1 Nieuwe landgoederen
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming Agrarisch met waarden – Hoevenlandschap wijzigen ten behoeve van het toelaten van nieuwe landgoederen met dien verstande dat:
- a. vooraf vast moet staan dat de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van het gebied duurzaam worden verbeterd, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtings- en beheerplan;
- b. minimaal 10 hectare gebied wordt aangewend voor de inrichting van het landgoed, waarbij geldt dat:
- 1. dit bij voorkeur een aaneengesloten gebied dient te betreffen;
- 2. voor de ruimtelijke inrichting de landschappelijke structuur als uitgangspunt wordt gehanteerd;
- 3. ten minste 30% van de grond wordt voorzien van bos of houtopstanden dan wel minimaal 20% bos en 50% natuurgebied;
- 4. ten minste 90% van het gebied openbaar toegankelijk moet zijn door middel van fiets- en /of wandelroutes;
- 5. bestaande natuurgebieden die binnen de begrensde delen van de ecologische hoofdstructuur liggen niet mogen worden meegeteld;
- c. voor de bebouwing geldt dat:
- 1. bestaande woningen mogen worden gehandhaafd;
- 2. alle (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, met dien verstande dat:
- bij een 'cultuurhistorische waarden' geen waardevolle bebouwing mag worden gesloopt;
- bebouwing die in gebruik kan worden genomen als bebouwing ten behoeve van het beheer van het landgoed mag worden gehandhaafd;
- als aan de betreffende bepalingen wordt voldaan, gelijktijdig toepassing mag worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid in artikel 49.4 (ruimte voor ruimte regeling);
- hierbij betrokken wordt de nog bestaande en bij de betreffende woning / het perceel behorende bebouwing zoals die aanwezig was op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan (14 maart 2013);
- 3. er maximaal 2 landhuizen worden gebouwd met elk een inhoud van maximaal 1.500 m³;
- 4. de maximale inhoud van de landhuizen is evenredig groter dan 1.500 m³ indien een groter landgoed dan 10 ha wordt gerealiseerd;
- 5. in een landhuis uitsluitend woningen mogen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
- een landhuis bij voorkeur bestaat uit één vrijstaande woning;
- indien appartementen worden gerealiseerd, per landhuis maximaal 3 appartementen zijn toegestaan;
- de landhuizen worden gesitueerd in de directe nabijheid van de eventueel aanwezige te handhaven bebouwing;
- de landhuizen mogen worden gesplitst in twee bouwvolumes van 750 m³ indien dit noodzakelijk is in verband met de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van het gebied als bedoeld onder 49.1;
- d. het volume genoemd onder 3 met maximaal 20% mag worden vergroot, mits dit niet ten koste gaat van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van het gebied;
- e. de minimale maat als bedoeld onder 49.1 onder b mag worden verlaagd tot 5 ha indien tenminste 1.000 m² aan voormalige bedrijfsgebouwen wordt gesloopt en met dien verstande dat:
- 1. in dat geval geen toepassing mag worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid in 49.4 (ruimte voor ruimte regeling);
- 2. bij een 'cultuurhistorische waarden' geen waardevolle bebouwing mag worden gesloopt, waarbij de helft van de oppervlakte te handhaven waardevolle bebouwing in mindering mag worden gebracht op de sloopnorm;
- 3. er één landhuis mag worden gebouwd met een inhoud van maximaal 1500 m³;
- 4. de maximale inhoud van het landhuis evenredig groter is dan 1.500 m³ indien een groter landgoed dan 5 ha wordt gerealiseerd;
- 5. alleen van deze wijzigingsregels gebruik mag worden gemaakt als de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven niet op onevenredige wijze wordt gehinderd, waarbij met name kan worden gedacht aan de milieu-aspecten.
49.2 Veranderen vorm, situering en/of oppervlakte van het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de verbeelding wijzigen door het veranderen van de vorm, situering en/of de oppervlakte van een bouwvlak binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden …', met dien verstande dat:
- a. er is aangetoond dat dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
- b. er bij uitbreiding van het bouwvlak sprake moet zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf;
- c. de wijziging milieuhygiënisch uitvoerbaar moet zijn;
- d. de oppervlakte na wijziging niet meer bedraagt dan 1,5 hectare;
- e. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan.
- f. indien sprake is van een bedrijf aangeduid als 'intensieve veehouderij':
- 1. de uitbreiding zich verdraagt met de ter plaatse van belang zijnde omgevingskwaliteiten (landschap, natuur en/of water);
- 2. de oppervlakte van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 130% van de oppervlakte van het bouwvlak zoals dat bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan,
met dien verstande dat aan de genoemde voorwaarden niet hoeft te worden voldaan, indien de wijziging plaatsvindt in het kader van het dierenwelzijn en het aantal dierplaatsen niet wordt vergroot en/of de uitbreiding is bedoeld voor bedrijfsgebouwen anders dan voor het huisvesten van dieren.
49.3 Monumentale waarden
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de verbeelding wijzigen door het laten vervallen en/of toevoegen van aanduidingen voor 'cultuurhistorische waarden' indien uit onderzoek blijkt dat het betreffende object niet gehandhaafd kan worden.
49.4 Ruimte voor ruimte regeling
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigingen ten behoeve van de bouw van 1 extra vrijstaande woning, met dien verstande dat:
- a. vooraf vast moet staan dat alle bij de betreffende (bedrijfs)woning behorende bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken worden gesloopt, waarbij:
- 1. per (bestaande en/of nieuw te bouwen) woning de in artikel 27.2.2 bepaalde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag worden gehandhaafd;
- 2. er maximaal 600 m³ aan gebouwen mag worden opgericht indien 1.000 m² bebouwing wordt gesloopt;
- 3. van de onder 2 genoemde sloopnorm mag worden afgeweken, indien sprake is van een aanzienlijke ruimtelijke kwaliteitswinst en de provincie daarover positief heeft geadviseerd;
- 4. 20% van de oppervlakte van kassen mag worden meegeteld bij het bepalen van de onder 2 genoemde 1000 m²;
- 5. bij een op de verbeelding aangegeven 'cultuurhistorische waarden' geen waardevolle bebouwing mag worden gesloopt, waarbij van het meerdere van de oppervlakte als bedoeld onder 1, de helft in mindering mag worden gebracht op de sloopnorm;
- 6. betrokken wordt de nog bestaande en bij de betreffende woning / het perceel behorende bebouwing zoals die aanwezig was op het moment van de tervisielegging van het plan;
- b. vooraf vast moet staan dat de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van het gebied worden verbeterd, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtings- en beheerplan;
- c. alleen van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik mag worden gemaakt als de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven niet op onevenredige wijze wordt gehinderd, waarbij met name kan worden gedacht aan de milieu-aspecten;
- d. de ter plaatse geldende voorkeursgrenswaarde in acht moet worden genomen;
- e. de afwijkingsregel in artikel 48.1 onder c (de zogenaamde 10% regeling) alleen voor de maximale inhoud van de nieuwe woning mag worden toegepast als sprake is van een aanzienlijke extra kwaliteitswinst, bijvoorbeeld door het verwijderen van een relatief grote oppervlakte aan kuilplaten en sleufsilo's.
49.5 Andere activiteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen ten behoeve van het toelaten van andere activiteiten bij woningen met dien verstande dat:
- a. uitsluitend de activiteiten zijn toegestaan zoals die zijn opgenomen in artikel 5.6.2, met inachtneming van de daar aangegeven gebieden en voorwaarden en met dien verstande dat:
- 1. 600 m² mag worden aangehouden waar 300 m² is vermeld;
- 2. 300 m² mag worden aangehouden waar 150 m² is vermeld;
- 3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
- 4. vooraf vast moet staan dat de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van het gebied worden verbeterd, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet worden beperkt, waaronder in ieder geval wordt verstaan dat de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven niet op onevenredige wijze wordt gehinderd, waarbij met name kan worden gedacht aan de milieu-aspecten.
- b. vooraf vast moet staan dat tenminste de helft van de bij de betreffende woning behorende bijbehorende bouwwerken wordt gesloopt, waarbij:
- 1. de in artikel 27.2.2 bepaalde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag worden gehandhaafd;
- 2. bij een op de verbeelding aangegeven 'cultuurhistorische waarden' geen waardevolle bebouwing mag worden gesloopt, waarbij van het meerdere van de oppervlakte als bedoeld onder 1 de helft in mindering mag worden gebracht op de sloopnorm;
49.6 Wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming Agrarisch met waarden -Slagenlandschap met perceelsrandbegroeiing te wijzigen naar 'Wonen', met dien verstande dat:
- a. er sprake moet zijn van bedrijfsbeëindiging;
- b. de woning nader wordt aangeduid als 'specifieke vorm van wonen - voormalige agrarische bedrijfswoning' (sw-vab);
- c. alle bestaande bebouwing wordt opgenomen in de bestemming 'Wonen';
- d. het totaal aantal woningen gelijk blijft;
- e. gelijktijdig toepassing mag worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheden genoemd in artikel 49.1, 49.4 en 49.5
- f. voor zover de bestemming van gronden niet gewijzigd wordt in de bestemming 'Wonen' deze hun bestemming Agrarisch met waarden - Slagenlandschap metperceelsrandbegroeiing behouden, met dien verstande dat het bouwvlak vervalt.
Artikel 50 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
50.1 Omgevingsvergunningplicht Waterstaat - Waterkering
Behoudens het bepaalde in lid 50.5, is het voor de instandhouding, bescherming, verbetering en beheer van de waterkering verboden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterkering', zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- a. het aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- b. verlagen van de bodem en afgraven van de gronden;
- c. het ophogen en egaliseren van gronden;
- d. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
- e. aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
- f. het planten of aanbrengen van bomen en/of andere hoogopgaande beplanting;
- g. het indrijven van voorwerpen anders dan voor dagelijks gebruik.
50.2 Omgevingsvergunningplicht Leiding-gas, Leiding-riool, Leiding-water en Leiding-warmtetransport
Behoudens het bepaalde in lid 50.5, is het verboden ter plaats van de dubbelbestemming 'Leiding - gas', 'Leiding - riool en 'Leiding - water' en Leiding - warmtetransport' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uite te voeren:
- a. het aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- c. het permanent opslaan van goederen;
- d. aanleggen, vergraven, verruimen en/of dempen van watergangen, sloten, vijvers en andere wateren;
- e. aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
- f. het verhogen of verlagen van de grondwaterstanden;
- g. het verwijderen, planten of aanbrengen van hoogopgaande en diepwortelende beplanting en/of bomen;
- h. het indrijven van voorwerpen.
50.3 Omgevingsvergunningplicht archeologische waarden
- a. Het is binnen de bestemming Waarde - archeologie categorie 3(dubbelbestemming) verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren op een grotere diepte dan 30 cm en over een grotere oppervlakte van 100 m²;
- b. Het is binnen de bestemming Waarde - archeologie categorie 4(dubbelbestemming) verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren op een grotere diepte dan 30 cm en over een grotere oppervlakte van 500 m²;
- c. Het is binnen de bestemming Waarde - archeologie categorie 5(dubbelbestemming) verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren op een grotere diepte dan 30 cm en over een grotere oppervlakte van 10.000 m²;
- d. Het bepaalde onder a, b en c is van toepassing op de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden:
- 1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
- 2. het ophogen van de bodem met meer dan 30cm;
- 3. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30cm;
- 4. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30cm bedraagt; - 5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
- 6. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting; - 7. het omzetten van grasland in bouwland;
- 8. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
grotere diepte dan 30 cm.
- e. De aanvrager van de omgevingsvergunning als bedoeld onder a,b,en c, legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
- f. De onder e beschreven verplichting tot het overleggen van een archeologisch rapport geldt niet indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
50.4 Omgevingsvergunningplicht cultuurhistorische waarden
Behoudens het bepaalde in lid 50.5, is het ter waarborging van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- a. het geheel of gedeeltelijk slopen van de gebouwen en/of het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de voorgevel of dakconstructie van gebouwen.
50.5 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Het in lid 50.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:
- a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
- c. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten tot elk een oppervlakte van 60 m²;
50.6 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
Werken en werkzaamheden als bedoeld in de voorgaande leden, zijn niet toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in voorgaande leden bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
50.7 Procedure
- a. Voor zij beslissen over een vergunning voor werken of werkzaamheden ter plaatse van de bestemming Waterstaat - waterkering (dubbelbestemming), vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies aan de keur van het Waterschap.
- b. Voor zij beslissen over een vergunning voor werken of werkzaamheden ter plaatse van de bestemmingen Leiding - gas (dubbelbestemming), Leiding - riool(dubbelbestemming) en/of Leiding - water (dubbelbestemming) vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies aan de leidingbeheerder.
- c. Voor zij beslissen over een vergunning voor gebouwen met de aanduiding ”cultuurhistorische waarden”, vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies van de Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit (voorheen de gemeentelijke monumentencommissie)
- d. Voor zij beslissen over een vergunning voor werken of werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding ”archeologische waarden”, vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies van de gemeentelijke archeologen.
50.8 Voorwaarden
Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning als bedoeld in 50.3 de volgende voorwaarden verbinden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te lagen begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 51 Overgangsrecht
51.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a, voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
51.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
51.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht vrijstelling verlenen.
Artikel 52 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Hooglanderveen en Vathorst”.
Hoofdstuk 1 Hooglanderveen En Vathorst
1.1 Inleiding
Voor Hooglanderveen en Vathorst gelden op dit moment veel verschillende bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen, die voor een deel sterk verouderd zijn. Daarnaast is een groot aantal plannen van Vathorst gericht op uitvoering, terwijl Vathorst inmiddels voor een groot deel gerealiseerd is. Door al deze plannen in één geldend bestemmingsplan te vatten bereiken we dat er één nieuwe, actuele regeling gaat gelden. Deze regeling is gebaseerd op een uniforme systematiek, waardoor zo veel mogelijk eenduidigheid in kaartbeeld en planregels wordt gebracht. Omdat er vanwege de specifieke kenmerken van de deelgebieden ook verschillen zijn, zijn de regels en het kaartbeeld daar waar nodig op afgestemd.
1.2 Aanleiding
Uit de Wet ruimtelijke ordening vloeit voor dat gemeente verplicht zijn om actuele bestemmingsplannen te hebben. In Amersfoort wordt gewerkt aan het nakomen van deze verplichting. Tevens wordt voldaan aan de verplichting tot digitalisering en digitaal gebruik van de bestemmingsplannen.
Het bestemmingsplan is conform de IMRO-standaard (informatie model ruimtelijke ordening) vervaardigd. Hierdoor is het bestemmingsplan eenvoudig in te brengen in het gemeentelijk (raadpleeg-)systeem en kan het bestemmingsplan op een eenvoudige wijze worden uitgewisseld met andere overheden zoals de provincie. De nieuwe digitale systematiek heeft weliswaar gevolgen voor het vertrouwde kaartbeeld en de opbouw van de regels, maar sluit naadloos aan bij de huidige eisen die aan een bestemmingsplan worden gesteld.
1.3 Bestemmingsplan
1.3.1 Aard van de bestemming
Voorliggend plan heeft een beheersgericht karakter. Dit houdt in dat de bestaande situatie, zoals die bij het opstellen van het bestemmingsplan bekend is, wordt vastgelegd. Deze situatie vormt het uitgangspunt voor het toekomstig beheer.
Het plan is hierbij zoveel mogelijk gebaseerd op de geldende bestemmingsplannen. Daarnaast zijn plannen, die reeds bestuurlijk en maatschappelijk zijn geaccordeerd en waarover geen discussie meer bestaat, opgenomen. Het betreft projecten waarvoor vrijstelling/ontheffing/afwijking van het bestemmingsplan is verleend en waarvoor de gehele ruimtelijke-juridische procedure is afgerond.
Het beheersgerichte karakter houdt echter niet in dat de ruimtelijke situatie voor de komende tien jaar wordt bevroren. Onnodige starheid van het plan moet worden voorkomen. Bovendien vindt een vertaling plaats van het recent vastgestelde beleid zoals de Nota detailhandel 2011 en het afwijkingen beleid.
Overige nieuwe ontwikkelingen op perceelsoverschrijdend niveau worden alleen meegenomen in herzieningen van bestemmingsplannen, zoals voorliggend plan, als alle relevante onderzoeken zijn uitgevoerd, burgemeester en wethouders kunnen instemmen met de ontwikkeling en er een (exploitatie)overeenkomst is getekend met de gemeente.
1.3.2 Ligging en begrenzing van het bestemmingsplan
Het plangebied van 'Hooglanderveen en Vathorst' wordt begrensd door de Rijksweg A28, de Rijksweg A1, de gemeentegrens met Nijkerk en de gemeentegrens met Bunschoten.
Het plangebied kan vervolgens onderscheiden worden in de volgende deelgebieden:
- 1. Laak 1,2 en 3;
- 2. Velden 1,2 en 3;
- 3. De Bron;
- 4. Hooglanderveen;
- 5. Vathorst Noord;
- 6. Vathorst West;
1.3.3 Geldend(e) plan(nen)
Binnen het plangebied gelden op dit moment diverse bestemmingsplannen. Deze worden hierna per deelgebied weergegeven.
De Laak 1A | Uitwerkingsplan De Laak 1a 2003 Bestemmingsplan De Laak 1a (gedeeltelijke herziening bestemmingsplan Vathorst) Uitwerkingsplan De Laak 1a, herziening 2005 | |
De Laak 1B | Uitwerkingsplan De Laak 1b 2004; Uitwerkingspan De Laak 1b 2004 (ABC school); | |
De Laak 2A | Bestemmingsplan Vathorst, De Laak 2a | |
De Laak 2B | Bestemmingsplan Vathorst; Bestemmingsplan Buitengebied I en II; Bestemmingsplan Baggerspeciedepot Zevenhuizen 2003; Bestemmingsplan Landelijk gebied Bunschoten; | |
De Laak 3 | Bestemmingsplan Vathorst; Bestemmingsplan Vathorst, gedeeltelijke herziening De Laak 3 (warmtekrachtcentrale) 2005; | |
De Velden 1 | Uitwerkingsplan De Velden 1, Vathorst Uitwerkingsplan De Velden 1, herziening 2005 Herziening Vathorst, De Velden1G/ Buitengebied II 2006 Bestemmingsplan Vathorst Uitwerkingsplan De velden 1G 2004 Uitwerkingsplan De Velden 1E fase 3, 2007 | |
De Velden 2 | Uitwerkingsplan De Velden 2, Vathorst Bestemmingsplan Vathorst Uitwerkingsplan Hoofdwinkelcentrum 1e fase 2006 Bestemmingsplan Vathorst, partiële herziening detailhandel, dienstverlening en horeca, 2008 Partiële herziening winkelcentrum 2e fase, 2008 | |
De Velden 3 | Uitwerkingsplan De Velden 3abc, 2005 Uitwerkingsplan De Velden 3def, 2008 Uitwerkingsplan De Velden 3def, kavel Hoog en Wellerlaan 9 Uitwerkingsplan Randboulevard 2002 Uitwerkingsplan Spoortunnel Zuid 2002 Uitwerkingsplan De Velden 3g (sportvelden Hooglanderveen) Uitwerkingsplan De Velden 3G (muv sportvelden) | |
De Bron | Uitwerkingplan De Bron 2008 Herziening Vathorst, cluster De Bron Vathorst, uitwerkingsplan De Bron Waterplein 2009 Uitwerkingsplan Bronpark 2011 Bestemmingsplan Vathorst | |
Vathorst Noord | Bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk Bestemmingsplan Burgerwoningen, deelplan III | |
Vathorst West | Bestemmingsplan Buitengebied I en II Bestemmingsplan 'Baggerspeciedepot Zevenhuizen 2003' Bestemmingsplan Landelijk gebied Bunschoten | |
Hooglanderveen | Wijzigingsplan Velden 3C, fase II; Wijzigingsplan Van Tuyllstraat e.o. 2007; Uitwerkingsplan locatie Heideweg 2003; Partiële herziening Hooglanderveen 2005, De Velden 2D | |
Overig | Uitwerkingsplan Halte Vathorst Keerspoor 2004; Uitwerkingsplan Kruising Randboulevard - van Tuyllstraat 2006 |
1.3.4 Totstandkoming van het bestemmingplan
Voor het vastleggen van de huidige situatie zijn allereerst de geldende bestemmingsplannen, wijzigings- en uitwerkingsplannen in het plangebied bestudeerd. Daarnaast zijn recente luchtfoto's bekeken en heeft een analyse van documenten plaatsgevonden, waarin voor het plangebied relevante structuren en karakteristieken zijn opgenomen, zoals het 'Masterplan Vathorst, Een wereld van verschil'. Tot slot heeft voor het gehele plangebied inventarisatie in het veld plaatsgevonden.
De ruimtelijke situatie die op deze manier is vastgelegd, betreft een momentopname waarbij geen nieuwe ontwikkelingen zijn meegenomen.
1.4 Leeswijzer
Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding (voorheen:plankaart) waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het bindende deel van het bestemmingsplan.
De toelichting begint met een beschrijving van de bestaande situatie en huidige functies in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 staan de beleidskaders weergegeven en in hoofdstuk 4 staat de planbeschrijving. De uitvoeringsaspecten, met name milieu, worden in hoofdstuk 5 uiteengezet. De juridische planopzet wordt toegelicht in hoofdstuk 6. Tot slot behandelt hoofdstuk 7 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Inleiding
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de ontwikkelingsgeschiedenis van het plangebied, de ligging en het stedenbouwkundig concept. Dit wordt aan de hand van de diverse deelgebieden beschreven. Verder komen de diverse functies, kenmerken en de aanwezige belangen die in het plangebied aanwezig zijn aan bod.
De beschrijving van omgevingsaspecten (zoals water, geluid maar ook archeologie) en de gevolgen van de gewenste ontwikkelingen voor deze aspecten, staan genoemd in hoofdstuk 5.
2.2 Ontwikkelingsgeschiedenis
In 1996 zijn de gemeente Amersfoort en het consortium Vathorst Beheer B.V. gestart met de ontwikkeling van een woon- en werkgebied ten noorden van Amersfoort. De toen toekomstige wijk werd genoemd naar een historisch waardevolle en karakteristieke boerderij in het gebied.
Dwars door het gebied waar de wijk Vathorst is ontwikkeld, lag van oudsher een zandrug met daarop een bebouwingslint. Ten noorden van dit lint was het landschap grootschalig, met langgerekte polderkavels en sloten. Ten zuiden van het lint lag een kleinschalig hoevenlandschap met houtwallen. Het lint ging dwars door het dorp Hooglanderveen, dat in de zuidoostelijke hoek van het plangebied ligt. Ten westen van het dorp lag een kwadrant met langgerekte kavels. Dit kwadrant werd van oorsprong gekenmerkt door de aanwezigheid van kwelwater. Om het landbouwgebruik te verbeteren werd de bodem op veel plaatsen verhoogd.
De wijk Vathorst wordt aan de noordzijde begrensd door de Laak, een harde, kunstmatige lijn gevormd door een waterloop die is doorgetrokken tot aan het Nijkerkernauw. Iets ten zuiden van de Laak vinden we een andere waterloop, de Calveense wetering.
Ten westen van de wijk ligt, langs de A1, een puinstortlocatie. Deze zal na het bereiken van zijn capaciteit afgewerkt worden tot een berg van ca. 45 meter hoog.
Dwars door de oostelijke helft van de wijk – en dus dwars door Hooglanderveen – loopt de noord-zuid georiënteerde spoorlijn Amersfoort- Zwolle. Aan deze spoorlijn is inmiddels het station Vathorst gerealiseerd.
De afstand tot het centrum van Amersfoort is relatief groot. In het Masterplan Vathorst, dat in 1997 is gepresenteerd, is al aangegeven dat een duidelijke identiteit voor de wijk een voorwaarde is. Deze identiteit heeft in dit Masterplan het thema “Een wereld van verschil” meegekregen. Hiertoe zijn, op basis van de hierboven beschreven landschappelijke gegevens, de volgende verschillende stedenbouwkundige sferen benoemd, die op onderstaande afbeelding in kleur zijn terug te vinden:
- behoud van de karakteristiek van het Lint (wonen aan het Lint);
- een compact woongebied tussen de Laak en de Calveense Wetering (wonen aan de Laak);
- een formele structuur rond een bassin met kwelwater (wonen aan de Bron);
- een mozaïek van kavels met houtwallen (wonen in de Velden);
- een werkgelegenheidsgebied langs de A1 (het bedrijventerrein, geen onderdeel van voorliggend bestemmingsplan);
- een functioneel gemengd gebied bij de voorstadhalte (stationslocatie);
(dit gebied valt inmiddels uiteen in een deel van de Laak en een kantorenlocatie). - het zorgvuldig inpassen van het dorp Hooglanderveen in de nieuwe ontwikkelingen, met behoud van het dorpse karakter;
2.3 Monumenten En Waardevolle Panden
Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan bevat een gemeentelijk monument en enkele waardevolle panden. Waardevolle panden zijn panden die nog geen monumentenstatus hebben maar daarvoor wel in aanmerking komen.
Waar de gemeentelijke monumenten worden beschermd door de erfgoedverordening uit 2011, krijgen de waardevolle panden beschermende regels in het bestemmingsplan. Hiervoor is in de regels van dit bestemmingsplan een omgevingsvergunningstelsel opgenomen. Dit betekent dat van deze panden niet zonder omgevingsvergunning gewijzigd kunnen worden. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor één van deze wijzigingen wordt om advies voorgelegd aan de Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit (voorheen de gemeentelijke monumentencommissie).
Het gemeentelijke monument wordt niet opgenomen in het bestemmingsplan omdat deze al beschermd wordt door andere wetgeving.
Onderstaand is een beschrijving opgenomen van het gemeentelijk monument en de waardevolle panden.
Van Tuyllstraat 27, Sint Josephkerk
gemeentelijke monument
De RK Sint Josephkerk werd tussen 1917 en 1919 ontworpen door de beroemde kerkenbouwer Wolter ter Riele. De kerktoren ligt vrijwel in de as van de tegenoverliggende weg.
Het koor werd naar het oosten gericht. De verticale bouwmassa is gelegen op een min of meer rechthoekige plattegrond, bestaande uit drie beuken en gedekt door leien zadeldak met de nok haaks op weg. De oostgevel met het kleine, blokvormig koor is vrij gesloten en bezit een zadeldak met piron (een op een voet staand ornament op het uiteinde de nok van het dak) en smalle spitsboogvensters. In de westgevel domineren de centraal geplaatste ingangspartij met portiek en het daarboven gelegen driedelige spitsboogvenster. Hierachter bevindt zich een hoog volume met galerij en zadeldak evenwijdig aan weg met daarboven een forse toren met tentdak. De toren bezit een aantal gedeeltelijk blinde en gekoppelde spitsbogen, voorzien van galmgaten en uurwerk. Rechts naast ingangspartij is nog een kleine toren ontworpen.
Bornberg 47-49 (voorheen Duisterweg 5) 't Duijsthuisje
waardevol pand
In 1632 werd op deze plaats al een boerderij in de archieven vermeld. De huidige, vermoedelijk begin 19de-eeuwse boerderij, is met de voorgevel naar de Duisterweg gericht. De bouwmassa telt één bouwlaag, die door een pannen wolfdak wordt besloten. De voorgevel bestaat uit zorgvuldig metselwerk met dunne voegen en vlechtwerk. Boven de lichtgetoogde kozijnen zijn fraaie hanekamstrekken aanwezig. De indeling van de voorgevel is symmetrisch; in het midden bevindt zich de ingang, ter weerszijden daarvan vensters en in de zijkamer een klein laag venster. De grote vensters hebben empireramen met brede middenstijl, de kleinere raamopeningen zijn als T-vensters vormgegeven.
Bornberg 47-49
Brenninkmeijerlaan 17
waardevol pand
Dit pand vormt samen met nummer 19 een ensemble van voormalige landarbeidershuisjes, daterend uit het begin van de 20ste eeuw, waarvan alleen de hoofdopzet nog goed herkenbaar is.
Brenninkmeijerlaan 17 en 19
Brenninkmeijerlaan 19
waardevol pand
Dit pand uit het begin van de 20ste eeuw, gelegen op de hoek van de Van Beeklaan en Brenninkmeijerlaan, vormt samen met nummer 17 een ensemble van voormalige landarbeidershuisjes. De topgevels van dit woonhuis, gelegen op de hoek van de Van Beeklaan en Brenninkmeijerlaan, zijn van eenvoudige windveren en makelaars voorzien. Het dak is gedekt met gesmoorde mulderpannen. Boven de T-vensters met luiken zijn hanekammen aangebracht.
Heideweg 85, boerderij Vathorst
waardevol pand
Boerderij Vathorst is een eeuwenoude, mogelijk al middeleeuwse hofstede. De huidige 17de eeuwse boerderij Vathorst bezit een grote allure. Het complex bestaat uit een rietgedekt krukhuis met een naastgelegen bakhuis (gedekt met gesmoorde pannen) en een aantal schuren. Deze bijgebouwen zijn grotendeels afgewerkt met brede houten, geoliede delen, terwijl de daken zijn gedekt met rode (oud)hollandse pannen. De geveltoppen met gesneden makelaars zijn fraai gedetailleerd.
Het hoofdgebouw heeft sierlijk gesneden daklijsten langs de royale dakoverstekken, zowel aan het woonhuisgedeelte als aan de schuur. De schuuringang draagt in de sluitsteen het jaartal 1863. Het metselwerk is fraai, het is voorzien van mooi uitgevoerde korfbogen en met dunnen voegen afgewerkt. Uitermate belangrijks is het woonhuisgedeelte. Dit is onmiskenbaar zeventiende-eeuws, wat nog herkenbaar is aan de grote gevelankers en het klezoorverband op de hoeken. De korfbogen, die de plaats van de oorspronkelijke vensters markeren, bezitten een detaillering die op een datering omstreeks 1620-1630 duidt. De positie van deze bogen en van het oude hoekverband maakt duidelijk dat de krukhuisvorm hier niet het gevolg is van een latere uitbreiding, maar dat er vanouds in de korte oostelijke vleugel een opkamer aanwezig is geweest. Het is niet uit te sluiten dat ook het gebintwerk van deze boerderij van zeer oude datum is. De eikenbomen op het erf en langs de weg, alsmede de bomensingel langs de gehele oostzijde dragen wezenlijk bij aan de belevingswaarde van het geheel. Dat geldt ook voor de fraaie erfindeling, bestaande uit een groot grasveld en met oude klinkers bestrate wegen en paden.
Hogesteeg 10
waardevol pand
Op een verhoogde en ongetwijfeld vrij oude huisplaats ligt een grote boerderij onder een rieten wolfsdak. De gevels zijn gepleisterd en gewit met zwarte plint. Aan de rechterzijde van het woonhuis staat een dwarsgeplaatste aanbouw die mogelijk van jonger datum is. Het pleisterwerk verbergt waarschijnlijk vrij oud muurwerk, terwijl de daarin geplaatste vensters een zesruits-indeling bezitten en van luiken zijn voorzien. Ensemblewaarde met het tegenoverliggende pand Hogesteeg 13.
Hogesteeg 10
Hogesteeg 13 'De Beukelaar'
waardevol pand
Deze redelijk gave boerderij met wolfsdak, gedekt met gesmoorde muldenpannen, dateert uit het eerste kwart van de 20ste eeuw. De gevels zijn uitgevoerd in verzorgd metselwerk van machinale baksteen. De voorgevel wordt bepaald door vier naast elkaar geplaatste vensters van gelijke breedte en hoogte. De roeden van de benedenramen zijn verdwenen. Boven de vensters zijn hanekamstrekken die van gepleisterde blokjes zijn voorzien. Het oorspronkelijk enkele middenvensters op zolder, gelegen onder een hanekamstrek, is naderhand door twee nieuwe vensters vervangen. De vensters op de begane grond hebben bovenlichten met glas-in-lood.
Ensemblewaarde met het tegenoverliggende pand Hogesteeg 10.
Hogesteeg 13
Landweg 1/1A
waardevol pand
Deze uit de tweede helft van de 19de eeuw daterende boerderij bezit een tamelijk zeldzaam voorkomende topgevel aan de voorzijde. Aangezien de vlechtingen in de gevel niet tot aan de top doorgaan, was deze boerderij vermoedelijk oorspronkelijk voorzien van een wolfeind. Uit de getoogde vensters is de roedeverdeling deels verdwenen. De overige gevels zijn ingrijpend vernieuwd. Ensemblewaarde met de Landweg 8 en 9.
Landweg 8
waardevol pand
Dit gepleisterde en gewitte boerderijtje dateert vermoedelijk uit de 19de eeuw. De bouwmassa bezit een geringe dakhelling met topgevels zonder wolfseinden. Bij het pand staat een geoliede bijschuur, bekleed met brede delen. Ensemblewaarde met Landweg 1/1a en 9.
Landweg 9
Waardevol pand
Dit arbeidershuisje, daterend uit het begin van de 20ste eeuw, bezit topgevels met eenvoudige windveren en makelaars. Het dak is gedekt met gesmoorde tuiles-du-nord-pannen. De raamopeningen zijn voorzien van rollagen en de T-vensters bezitten luiken. Ensemblewaarde met Landweg 1/1a en 9.
Oude Veenweg 25-25a, de Grote Broodheuvel en 't Heuveltje
waardevol pand
Deze boerderij, daterend uit het laatste kwart van de 19de eeuw, ligt op de hoogste plek in de naaste omgeving en vormt een ensemble met de naast gelegen bijschuur en een tamelijk recente hooiberg. De bouwmassa telt één bouwlaag met een rietgedekt wolfsdak. De hoofdvorm en detaillering zijn gaaf. Het metselwerk is verzorgd, waarbij de hanekamstrekken boven de vensters en de korfbogen boven de schuurdeuren opvallen.
Op de erfgrens aan de straatzijde staat een laat 19de-eeuws ijzeren hek dat deels uit smeedwerk, deels uit gietijzer bestaat. Naast de boerderij ligt iets terug het woonhuis 't Heuveltje (25a).
Van Tuyllstraat 29, pastorie Sint Josephkerk
waardevol pand
Aan de zuidzijde van de pastorie staat de pastorie, die door een tussenlid met de kerk is verbonden. In deze plat afgedekte bouwmassa is in een boogvormige portiek de entree tot de woning gesitueerd, geflankeerd door segmentvormige vensters met roedenverdeling. Het pand is gebouwd op een rechthoekige plattegrond met daarop twee bouwlagen en een enigszins gewelfd schilddak met de nok evenwijdig aan de weg. Links in de voorgevel bevindt zich een risaliet van twee verdiepingen, besloten door een schilddak met de nok haaks op de weg. De vensters bezitten de vorm van bakstenen kruiskozijnen met glas-in-lood in de bovenlichten. Aansluitend op de kerk is tussen de verdiepingen is een bakstenen sierlijst ontworpen. Tegen de zijgevel is een grote houten, plat afgedekte serre, aangebracht, waarvan de bovenlichten ook van glas-in-lood is voorzien.
Van Tuyllstraat 29
2.4 Archeologie
Binnen het plangebied bevinden zich geen wettelijk beschermde archeologische monumenten of bekende archeologische waarden. Wel zijn er archeologische verwachtingen.
Uitsnede uit archeologische beleidskaart met gebied Hooglanderveen en Vathorst
Archeologisch waardevol verwachtingsgebied met hoge verwachting
In het plangebied bevinden zich verschillende gebieden met hoge archeologische verwachting (AWV 2, oranje op de beleidskaart).
In geval van ontwikkelingen in deze gebieden, met bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 100 m², dient voorafgaand een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Het gaat om de volgende gebieden:
- Ten noordoosten van de Laak liggen drie terpen van mogelijk middeleeuwse oorsprong: Achterhoekerweg 3/3a, Achterhoekerweg 2 en Palissaden 9;
- Ten zuiden van de Laak bevinden zich twee woonterpen van mogelijk middeleeuwse oorsprong: Hogesteeg 10a/11/13. De twee terpen liggen op een opduiking van het dekzand; hier zijn vondsten gedaan uit het Mesolithicum;
- De andere gebieden met hoge archeologische verwachting in Vathorst zijn dekzandruggen, soms met een esdek.
De archeologische verwachting voor dergelijke gebieden geldt voor zowel jager-verzamelaars als landbouwers. Bij eerder archeologisch onderzoek zijn vooral vondsten gedaan uit het Mesolithicum (jager-verzamelaars); het betreft hier vooral kuilen met verbrand materiaal en vuurstenen werktuigen en afslagen.
Archeologisch waardevol verwachtingsgebied met middelhoge verwachting
In het plangebied bevinden zich verschillende gebieden met middelhoge archeologische verwachting (AWV 3 geel op de beleidskaart).
In geval van ontwikkelingen in deze gebieden, met bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 500 m², dient voorafgaand een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
De gebieden met middelhoge archeologische verwachting behoren tot de flanken van de dekzandruggen of dekzandvlakten. Zowel sporen uit de prehistorie - met name uit het Mesolithicum - als uit de Middeleeuwen zijn in dergelijke bodems gevonden.
Archeologisch waardevol verwachtingsgebied met lage verwachting
In de verschillende delen van het bestemmingsplangebied bevinden zich terreinen met een lage archeologische verwachting (AWV 4, groen op de beleidskaart).
In geval van ontwikkelingen in deze gebieden, met bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 10.000 m², dient voorafgaand een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Deze gebieden bestaan uit lage en vrij natte gronden, die in het verleden minder geschikt waren voor bewoning. Hier zijn lage verwachtingen voor nederzettingssporen uit de prehistorie. Archeologische sporen uit de late Middeleeuwen kunnen in dergelijke gebieden wel voorkomen.
Archeologisch onderzoek voorafgaand aan de ontwikkeling van de wijk Vathorst
Voorafgaand aan de ontwikkeling van de wijk Vathorst heeft, met name in de periode van 1999 tot 2005, veel archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Het onderzoek concentreerde zich aanvankelijk op de hoog gelegen dekzandgebieden. Deze bleken echter grootschalig te zijn ontgrond ten behoeve van zandwinning. Het archeologisch onderzoek heeft zich vervolgens verplaatst naar de wat lagere gebieden. Hier bestonden de vondsten vooral uit mesolithische kuilen met spaarzame vuursteenvondsten.
2.5 Functies
Het plangebied van bestemmingsplan Hooglanderveen en Vathorst is een gebied waar veel functies voorkomen. Hoewel het grotendeels een woongebied is, komen ook maatschappelijke functies voor (onder andere onderwijs, opvang, culturele instellingen), sportvoorzieningen, bedrijven, kantoren, winkels en agrarische bedrijven.
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
3.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de inhoud van het ruimtelijk relevante beleid voor het bestemmingsplan 'Hooglanderveen en Vathorst' op gemeentelijk-, provinciaal- en rijksniveau. Dit beleid vormt het kader van toetsing van de huidige situatie en nieuwe ontwikkelingen. Het beschreven beleidskader is daarmee een van de belangrijkste bouwstenen voor de visie op het plangebied en de opzet van de juridische regelingen. Het relevante miliebeleid wordt apart aan de orde gesteld in hoofdstuk 5. Milieu bestaat uit veel verschillende aspecten, vormt een zwaarwegend belang bij bestemmingsplannen en ruimtelijke ontwikkelingen en verdient hierom uitgebreide aandacht.
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.2.1 Gemeente
3.2.2 Provincie
3.2.3 Rijk
3.3 Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan Hooglanderveen en Vathorst is een bestemmingsplan dat de bestaande situatie (opnieuw) vastlegt. Er worden geen grote, nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die niet ook al in voorgaande plannen waren opgenomen (zoals de uitwerkingsregels voor De Laak 2B). Daarmee is het bestemmingsplan niet in strijd met uitgangspunten uit het rijks-, provinciaal- of gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige Planbeschrijving En Stedenbouwkundige Visie
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de gebiedsvisie op het plangebied beschreven. De visie geeft een beschrijving van de hoofdstructuur van de wijk en gaat verder in op de belangrijkste ruimtelijke aspecten.
4.2 Stedenbouwkundige Hoofdstructuur
Vathorst werd in 1994 door het rijk aangewezen als uitbreidingslocatie in het kader van de VINEX ((Vierde Nota Ruimte Extra). Het programma voor Vathorst omvat circa 11.000 nieuwe woningen, 45 ha bedrijventerrein en 100.000 m2 kantooroppervlak.
Vanwege de excentrische ligging ten opzichte van de rest van Amersfoort, is bij het opstarten van de ontwikkeling van de wijk Vathorst al aangegeven dat het creeren van een duidelijke identiteit voor Vathorst een belangrijke opgave was. Deze identiteit heeft in het Masterplan het thema "Een wereld van verschil" meegekregen. Het uitgangspunt daarbij, was om van Vathorst een stadsdeel te maken met een identiteit op basis van verscheidenheid.
In het Masterplan manifesteert zich dan ook een verscheidenheid aan milieus, met verschillen in de programmatische en ruimtelijke opbouw, en in de beoogde (woon-) sfeer.
In de praktijk heeft dit geleid tot een wijk die zich kenmerkt door diversiteit en contrast, niet alleen tussen de te onderscheiden gebieden c.q. (woon)sferen, maar veelal ook daarbinnen. Het was oorspronkelijk de bedoeling het thema "architectonische diversiteit" vooral gestalte te geven door middel van de contrasten tussen de plandelen. Het behouden en waar mogelijk versterken van deze contrasten is een belangrijk ruimtelijk uitgangspunt.
Naast het behouden van de ruimtelijke kwaliteit, is het, waar mogelijk, bieden van uitbreidingsmogelijkheden en een zekere mate van functieverandering ten behoeve van de bewoners ook een belangrijk uitgangspunt in de stedebouwkundige visie.
De elementen die de hoofdstructuur van de wijk bepalen zijn de Laak, de Calveense wetering, het Lint, de Bron en de hoofdontsluiting van de wijk voor gemotoriseerd verkeer: de Boulevard. Dwars door de wijk loopt de spoorlijn. Ook deze lijn is daarmee een structurerend element. Op een lager schaalniveau is er een netwerk van doorlopende langzaamverkeersroutes. Midden in de wijk bevindt zich Hooglanderveen. Het dorp heeft binnen Vathorst een eigen, dorps karakter.
In de navolgende paragrafen wordt een beschrijving gegeven van de structurerende elementen en de deelgebieden die zij definiëren.
4.2.1 Structurerende elementen
Laak en Calveense wetering
De Laak vormt een duidelijke grens tussen het verstedelijkte deel van Vathorst en Vathorst-noord, een extensief recreatiegebied dat onderdeel blijft van het weidse polderlandschap. Het is de bedoeling dat er een recreatieve vaarverbinding voor kano's en fluisterbootjes komt tussen de Laak en het Randmeer.
De Calveense Wetering begeleidt het noordelijke deel van de hoofdverkeersontsluiting van de wijk, de Boulevard.
Tussen de Calveense Wetering en de Laak is een stelsel van grachten en grachtjes aangelegd, die met elkaar de hoofdstructuur van het plandeel de Laak vormen.
De Boulevard
De Boulevard is een rondweg die zorgt voor de hoofdverkeerslontsluiting van de wijk. De Boulevard omsluit ook Hooglanderveen, ligt tussen het bedrijventerrein respectievelijk de Laak en de rest van Vathorst in, en ontsluit alle deelgebieden.
Zowel de herkenbaarheid van de Boulevard zelf als de oriëntatie in de wijk zijn twee belangrijke ontwerpuitgangspunten geweest.
De Boulevard is vormgegeven als een duidelijk herkenbaar element met een zo continu mogelijk, royaal profiel met ventwegen, bomenrijen, groene bermen en rotondes. In de inrichting benadrukken de bestrating, de vormgeving en inrichting van de rotondes, het straatmeubilair, de boombeplanting van de middenberm (eiken) en de onderbeplanting de continuïteit. De boombeplanting van de zijbermen varieert al naar gelang het deelgebied waar de Boulevard aan grenst. De rotondes zijn daarbij steeds de overgangsmomenten.
Ook de bebouwing langs de Boulevard verandert van karakter per deelgebied.
Er is bovendien een onderscheid te maken tussen het noordwestelijke deel waar wel een middenbaan voor hoogwaardig openbaar vervoer is, en het zuidoostelijke deel waar dat niet het geval is.
De spoorlijn
De spoorlijn loopt voor een groot gedeelte door Hooglanderveen en wordt daar grotendeels geflankeerd door achterkanten. Ook in de rest van Vathorst wordt het spoor niet echt ingezet als structurerend element, behalve wellicht op de kantorenlocatie die in dit kader buiten beeld blijft. Toch is het spoor, door zijn scheidende werking, wel degelijk structuurbepalend.
Het Lint
Het Lint doorsnijdt het plangebied van oost naar west (Calveenseweg, Oude Veenweg en Veenweg) en heeft een uitloper in de zuidelijke richting langs het plandeel de Bron tot aan de Boulevard langs het bedrijventerrein (de Duisterweg). Ten oosten van het spoor zet het Lint zich door als centraal liggende hoofdstraat van Hooglanderveen.
Van oorsprong was het Lint een zandrug met daarop een weg waaraan boerderijen lagen. Kenmerkend daarbij waren de diversiteit aan kavelvormen en aan oriëntatierichtingen van de bebouwing. Een deel van de boerderijen is bewaard gebleven, en de bovengenoemde kenmerken hebben als uitgangspunten gediend voor de nieuwe bebouwing. Deze bebouwing heeft veelal een objectmatig karakter en bestaat uit vrijstaande woningen, urban villa's en kleine complexjes.
Verklaring van de cijfers op bovenstaande afbeelding met structurerende elementen:
1. De Laak
2. Calveense Wetering
3. Weg door de Velden
4. Het Lint
5. Bassin
6. Fietssnelweg
7. Kortsluiting
8. Boulevard
9. As naar Vathorst
4.2.2 Deelgebieden
4.3 Verkeer En Parkeren
Auto
Hooglanderveeen en Vathorst liggen vrijwel midden in Nederland en liggen aan "het verkeershart"van Nederland met aansluitingen op de A1 en A28.
Vathorst en Hooglanderveen zijn via de ontsluitingswegen Euroweg, Oostenrijkse Schilling, Bergenboulevard, Laakboulevard, Boerderijenboulevard, Hanzeboulevard en Valutaboulevard aangesloten op de stedelijke hoofdwegenstructuur. Via deze wegen zijn er ontsluitingen naar de A1 (aansluiting Amersfoort-Noord) , naar de A28 (aansluiting Corlaer Amersfoort Vathorst), de verbinding richting Kattenbroek/Rondweg Oost via de Heideweg en via de Hanzetunnel/Nijkerkerstraat richting Hoevelaken (aansluiting A1 Hoevelaken).
Fiets
Vathorst en Hooglanderveen kennen op diverse locaties "verkeersknippen" voor het auto verkeer. Hiermee wordt het (doorgaand) autoverkeer door de woonstraten beperkt, wat de verkeersveiligheid en de leefbaarheid ten goede komt. Eén van de karakteristieke kenmerken is de voorkeurspositie van de fiets. Ter hoogte van de "autoknippen" kan het langzaam verkeer wel via die knippen worden afgewikkeld. Het gebruik van de fiets wordt hiermee gestimuleerd door de snelle en directe verbindingen. Dit draagt tegelijkertijd, direct bij aan verminderde CO2-uitstoot en het verkeersveiliger maken van het gebied.
Ook zijn er goede fietsverbindingen vanuit de wijk met de omliggende gebieden zoals Kattenbroek, Zielhorst, de Hoef en richting Nijkerk en Hoevelaken via de Hanzetunnel.
Openbaar vervoer
Met diverse busverbindingen is het plangebied aangesloten op het omliggende gebied. Buslijn 3 verbindt station Amersfoort Centraal en Amersfoort Station Vathorst. Buslijn 5 rijdt vanaf Busstation Station Amersfoort - Schothorst Emiclaer naar Vathorst v.v.
Buslijn 103 tenslotte, is de regionale lijn die vertrekt vanaf station Amersfoort-Centraal en rijdt via Zeewolde, Hooglanderveen naar Nijkerk v.v.
Er zijn plannen voor een halte langs de Heideweg ter hoogte van de Valutaboulevard
Ook is het plangebied goed bereikbaar met de trein. Station Vathorst is onderdeel van de sprinterlijn Zwolle-Utrecht en Vathorst-Utrecht-Amsterdam.
Parkeren
Nieuwe ontwikkelingen dienen te voldoen aan de door gemeente Amersfoort vastgestelde parkeernormen en overig parkeerbeleid.
Verkeersstructuur Vathorst
Ontwikkelingen
- 1. Programma Verder
Vanuit het regionale programma Verder wordt onderzocht of een rechtstreekse ontsluiting van de Heideweg op de Rondweg-oost wenselijk en haalbaar is. Dit onderzoek wordt binnenkort opgestart - 2. Programma Verder
Ten noorden van de A1 en ten westen van het bestaande Vathorst is Vathorst West één van de nieuwe woningbouwlocaties. Uiteraard maakt de infrastructuur binnen het plangebied deel uit van de exploitatie van het gebied. Voor de aansluiting op het overige wegennet, zijn grote investeringen nodig die niet uit de exploitatie kunnen worden bekostigd. De huidige aansluiting van Vathorst op de A1 is namelijk al overbelast. Op welke manier Vathorst West kan worden ontsloten is nog afhankelijk van het te kiezen ontwikkelingsplan. Het doel is om een adequate aansluiting op de A1 te realiseren voor de nieuw te ontwikkelen woonwijk Vathorst als geheel en Vathorst West in het bijzonder. Een mogelijke oplossing is de aanleg van een nieuwe weg die aansluit bij de aansluiting Bunschoten. Dit vraagt dan wel om de aanleg van een nieuwe weg van 1.5 tot 2km lengte parallel aan de A1. - 3. Parallel aan de A1 ligt de Holleweg. Deze weg is in eigendom van Rijkswaterstaat, zodat deze ruimte gebruikt kan worden voor de uitbreiding van de A1. Tevens heeft het college van B&W d.d. 19 juli 2005 het uitwerkingsplan bedrijventerrein Vathorst II 2005 vastgesteld. Hierin wordt de geluidsbeperkende voorziening gerealiseerd in de vorm van een geluidswal met daarop geluidsschermen (gezamenlijk 12m hoog), zoals dat ook westelijk van de spoorlijn Amersfoort-Zwolle is gerealiseerd. De huidige route via de Lubeckweg en de Holleweg, die nu voor een groot deel door doorgaand verkeer wordt gebruikt is dan niet meer mogelijk. Via de Brenninkmeijerlaan en de parallelweg van de Hanzeboulevard, is een autoverbinding in één richting mogelijk van de Databankweg richting Vathorst. De route langs de Brenninkmeijerlaan en de parallelweg zal worden voorzien van een vrijliggend (brom)fietspad. Bestuurlijke besluitvorming over het éénrichtingsverkeer op de Brenninkmeijerlaan tussen de Databankweg en de Hanzeboulevard dient nog plaats te vinden.
- 4. Als onderdeel van het opwaarderen van de fietsverbinding Amersfoort centrum naar Nijkerk, is het plan in voorbereiding om een fietstunnel te realiseren tussen de Brenninkmeijerlaan en de Willem Tomassenlaan. Hierover dient nog bestuurlijke besluitvorming plaats te vinden.
- 5. In het kader van planstudie Knooppunt Hoevelaken onderzoekt het Rijk de mogelijkheden om de verkeersdoorstroming op de A1 en A28 in en rondom knooppunt Hoevelaken te verbeteren. Binnen deze planstudie worden ook de mogelijkheden onderzocht om aansluiting Hoevelaken geheel of gedeeltelijk te behouden. De uitvoering van planstudie Knooppunt Hoevelaken zal naar verwachting in de periode 2016-2020 plaatsvinden en heeft consequenties op het gebied van ruimtegebruik, geluid, barriérewerking e.d. voor omliggende gebieden.
4.4 Te Verwachten Ontwikkelingen
4.4.1 Ontwikkelingen Vathorst Noord
In de startnotitie is voor dit gebied een aantal ontwikkelingen opgesomd die nader onderzocht zijn zodat er eventueel in dit bestemmingsplan een regeling opgenomen kon worden. De volgende ontwikkelingen zijn meegenomen:
- 1. Aan de Achterhoekerweg 3/3a is sprake van een particulier initiatief in de vorm van een ruimte voor ruimte regeling. Alle voormalige agrarische opstallen worden gesloopt, het erf wordt landschappelijk ingericht. Daarbij worden in de bestaande boerderij 2 woningen gerealiseerd en 1 nieuwe woning. Met de initiatiefnemer is een overeenkomst gesloten waarmee de afspraken zijn vastgelegd en kosten verzekerd. De regeling voor dit perceel is opgenomen in dit bestemmingsplan.
- 2.
- 3. De verbreding van de Laak is in voorliggend bestemmingsplan mogelijk gemaakt, als vervolg op de in 2010 gesloten realisatieovereenkomst met de gemeentes Bunschoten en Nijkerk, de provincie Utrecht en het Waterschap Vallei en Veluwe (voorheen Waterschap Vallei en Eem) voor het verbreden van de Laak;
- 4. Met de wijze van bestemmen is aansluiting gezocht bij de bestemmingsplannen Buitengebied West en Oost. Dit betekent dat de geldende regeling is aangevuld met de mogelijkheid voor niet-agrarische nevenactiviteiten (afwijking) voor ruimte-voor-ruimte en voor landgoederen (wijzigingsbevoegdheid). Daarnaast wordt op basis van een inventarisatie van de aanwezige bedrijfsactiviteiten een onderscheid aangebracht in bedrijfswoningen, voormalige landbouwwoningen en plattelandswoningen. Met dit onderscheid zijn voormalige bedrijfswoningen die burger bewoond worden, dan wel woningen die afgesplitst zijn gelegaliseerd, zonder dat er een beperking vanuit milieuregelgeving ontstaat voor de zittende bedrijven. Voor nieuwe situaties wordt hiervoor ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Voor het overige zijn de genoemde ontwikkelingen niet voldoende concreet gebleken om nu mee te nemen.
4.4.2 Overige ontwikkelingen
Binnen het plangebied is sprake van de volgende geaccordeerde particuliere initiatieven die mee kunnen liften met deze herziening. Met initiatiefnemers is een overeenkomst gesloten waarmee de kosten verzekerd zijn:
- 1. Van Tuyllstraat 28/30a: Het gaat om een uitbreiding van het autobedrijf en vervangende nieuwbouw van de bestaande woning met een verruiming van de mogelijkheden. Dit komt er dan ongeveer als volgt uit te zien.
Vastgesteld is dat voor de nieuwe woning op deze locatie geen geluidsonderzoek nodig is. Er is voldoende afstand tot de A28 en het spoor en de Van Tuyllstraat is een 30 km/uur weg. Uit de geluidskartering blijkt dat de geluidbelasting van de weg op de gevel van de woning tussen de 55 en 60 dB zal zijn. Hiervan uitgaande is een geluidwering van de gevel nodig van 25 dB om aan de vereiste binnenwaarde te kunnen voldoen. Dit betekent dat de woning een geluidwering van ten minste 25 dB moet hebben. Initiatiefnemer heeft aangegeven hiermee akkoord te zijn. De woning zal aan de achterzijde ook een geluidluwe gevel hebben.
Nu met de uitbreiding van het garagebedrijf geen sprake is van toenama van de lawaaimakende activiteiten kan onderzoek ook hier achterwege blijven. - 2. Hoog en Wellerlaan 6: Op dit perceel wordt 1 extra woning mogelijk gemaakt. De loactie staat met rood aangegeven.
Vastgesteld is dat voor deze woning geen akoestisch onderzoek nodig is. De afstand tot het spoor, de A1 en A28 en de Hanzeboulevard is voldoende groot zodat binnen de voorkeursgrenswaarde wordt gebleven. - 3. Zeisum: Voor dit perceel gaat het aantal woningen van 4 naar 8 zoals weergegeven op de navolgende afbeelding.
Voor deze bouwlocatie is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 1 . De conclusie van dit onderzoek is dat er geen hogere waarden of maatregelen nodig zijn. - 4. Duisterweg 3: Op dit perceel worden de huidige bouwmogelijkheden iets verruimd en wordt 1 extra woning mogelijk gemaakt.
- 5. Daarnaast is er een ontwikkeling mogelijk op basis van een raadsbesluit van 26 januari 2010 (besluitnr. 3258198). Daarin heeft de gemeenteraad het besluit genomen om 5 ligplaatsen voor woonboten mogelijk te maken in De Laak 2B in Vathorst. Naar aanleiding van dat besluit is in het voorliggende bestemmingsplan een aanduiding opgenomen op de verbeelding waarbinnen de 5 ligplaatsen mogelijk zijn.
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Inleiding
De hoofdlijnen van het milieubeleid worden bepaald door Europa en het Rijk. Binnen de Provincie Utrecht is het Provinciaal Milieubeleidsplan 2004-2008 richtinggevend. Afhankelijk van de uitwerking van de verschillende gebieden moet milieuonderzoek worden uitgevoerd om te bepalen of er en zo ja welke milieuhygiënische belemmeringen in de gebieden van dit bestemmingsplan aanwezig zijn.
Bestaande milieuhinder, zoals geluidhinder van bestaande wegen, kan in beginsel niet via het bestemmingsplan worden verminderd, voor zolang de bestaande situatie wordt gehandhaafd. Pas als nieuwe, ruimtelijke ontwikkelingen in het bestemmingsplan worden nagestreefd - bijvoorbeeld nieuwe woningen, nieuwe bedrijfsfuncties– kan dit worden vastgelegd met een bestemming die past binnen de (ruimtelijk relevante) milieunormen.
5.1.1 Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011
Het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011 (verder PMP) is de verbindende schakel tussen het Europese en nationale milieubeleid enerzijds en de regionale uitwerking van het milieubeleid anderzijds. De provincie hecht er groot belang aan om haar ambities op het gebied van milieu en duurzaamheid vast te leggen en te delen. Dit PMP vervangt het Provinciaal Milieubeleidsplan 2004-2008.
De provincie blijft zich inspannen op het gebied van leefomgevingskwalitieit: zij behouden en herstellen de milieukwaliteit in de provincie, met luchtkwaliteit en geluidhinder als speerpunten. Hierbij staat de gezondheid van de burgers van de provincie Utrecht centraal. Daarnaast wil de provincie door de goede milieukwaliteit de voorwaarden scheppen voor de natuur en instandhouding van de biodiversiteit. De provinciale inspanningen op het gebied van luchtverontreiniging, hinder en externe veiligheid zijn steeds gericht op een gezonde leefomgeving en/of biodiversiteit.
Conform de Wet milieubeheer is Provinciale Staten verplicht minimaal eenmaal in de vier jaar een milieubeleidsplan vast te stellen. Omdat er nog geen 'nieuw plan' is, is in december 2012 het bestaande plan verlengd zonder ingrijpende wijzigingen, behalve dat de voorgenomen bezuidingingen zijn verwerkt in het verlengde plan.
5.1.2 Milieubeleidsplan Amersfoort 2008-2011
In het milieubeleidsplan formuleert de gemeente Amersfoort haar ambities op het gebied van milieu. In het plan worden drie milieuthema's onderscheiden, 'Gezond en Veilig', 'Klimaat en Energie' en 'Natuur en biodiversiteit'.
Bij 'Gezond en Veilig' moet duurzaam bouwen worden verbreed naar duurzaam wonen.
Bij 'Klimaat en Energie' wordt ingezet op een CO2-neutrale gemeente in 2030.
Bij 'Natuur en Biodiversiteit' wordt aandacht gevraagd voor de landschappelijke kwaliteiten van het gebied.
Het Milieubeleidsplan is voor een periode van 2 jaar verlengd.
5.2 Geologie En Geomorfologie
Vathorst is gelegen aan de noordzijde van Amersfoort, tussen de snelwegen A28 en A1. Het gebied ligt op de overgang van half-open dekzandlandschap (zuid-oost) naar zeer open zeeklei- en veenweidelandschap (noord en noordwest). Bestemmingsplan Vathorst omvat de woonbuurten De Velden, De Bron, Laak en Hooglanderveen, de kantorenlocatie podium en de stedelijke uitloopgebieden Vathorst-Noord en Vathorst-West, die deel uitmaken van respectievelijk Arkemheen en Eemland, gezamelijk het Nationaal Landschap Arkemheen-Eemland vormend.
Bestaande landschappelijke kwaliteiten Vathorst
Het stedelijk deel van Vathorst is ontwikkeld met respect voor het oorspronkelijke landschap. Verschillende aspecten van dat oude landschap zijn als inspiratiebron gebruikt in het stedenbouwkundig plan van Vathorst. (Delen van) oude structuren en landschapselementen zijn behouden en dragen nu in grote mate bij aan de karakteristiek van Vathorst. Hierna volgen de ruimtelijke kwaliteiten die het karakter van Vathorst grotendeels bepalen en die voor de toekomst behouden moeten worden.
Ontginningspatroon behouden
In delen van Vathorst is de verkavelingsstructuur van het voormalige landbouwgebied duidelijk terug te vinden. De richting van de parallelle, lange straten is overeenkomstig met het oude ontginningspatroon, dat binnen Vathorst meerdere richtingen had. Deze richtingsverwisseling geeft de deelplannen van Vathorst De Laak, De Bron en De Velden elk een eigen oriëntatie, wat bijdraagt aan een eigen karakteristiek. Ook de afstand tussen de parallelle straten komt voor een belangrijk deel overeen met de breedte die de kavels ooit hadden.
5.3 Groenelementen
Houtwallen als ruimtevormers en sfeermakers
In deelplan De Bron zijn zeer lange houtwallen behouden, waardoor de maat van de voormalige kavels goed beleefbaar is. De zogenaamde kamertjesstructuur die zo karakteristiek is voor de stuwwalflanken van de Gelderse Vallei is hier nog herkenbaar. In de andere deelgebieden zijn doorgaans kortere delen van houtwallen behouden. De houtwallen bestaan uit meerdere boomvormende soorten en een onderbegroeiing. Het zijn oude structuren en de vegetatie is er goed ontwikkeld, passend bij de grondsoort. In deelgebied De bron, waar het laag, nat en venig is, bestaan de houtwallen voornamelijk uit els en eik met een ondergroei van vlier en gelderse roos. Op en rond Het Lint, gelegen op een zandrug, en in de zuidelijk gelegen Velden, waar de ondergrond ook zandiger is, groeien meer de soorten van zandgronden, zoals berk en robinia (en ook eik) met een ondergroei van hazelaar, lijsterbes en braam. De robuustheid die de houtwallen met hun volwassen beplanting uitstralen heeft een zeer positief effect op de landschappelijke beleving van de wijk Vathorst als geheel. In de directe nabijheid van de houtwallen hebben de woonstraten meteen een eigen, groene sfeer, die per plek subtiel verschilt door de samenstelling van boom- en struiksoorten. Dit levert, tezamen met de richtingsveranderingen en verschillende architectuur van de woningen een diversiteit aan sferen en identiteiten op. Dit is een zeer belangrijke kwaliteit van Vathorst, die zeldzaam is in pas gebouwde wijken.
Akkerflora geeft kleur
De ruimtebeleving in de wijk wordt versterkt doordat nog niet alle woonvlakken zijn bebouwd. Op de meeste nog onbebouwde bouwvlakken is een akkerkruidenmengsel ingezaaid. Deze plekken geven letterlijk kleur geven aan het gebied. Ook zorgen zij ervoor dat de rurale sfeer van het gebied nog niet helemaal verloren is gegaan. Dit is echter een tijdelijke invulling, die verdwijnt met de afbouw van de wijk. In de oorspronkelijke ambities van Vathorst waren wilde bloemenbermen opgenomen. Hoewel deze momenteel niet aanwezig zijn, is het mogelijk dat wilde bermen worden ontwikkeld om op termijn de tijdelijke bloemenvelden te vervangen.
Watergangen voor structuur en hoogstedelijk karakter
Naast de houtwallen zijn ook de watergangen blijvende structurerende elementen in de wijk. De Laak is de noordgrens van de woonwijk en vormt ruimtelijk een duidelijke scheiding met het omliggende landschap. Door de asymmetrische inrichting van de oevers van de Laak, natuurlijk aan de noordzijde en strakker aan de zuidzijde, wordt het water als grens tussen stad en land versterkt. Het water is de wijk in gehaald met brede, strak vormgegeven watergangen. De proporties van de wateren en de kademuren geven de woongebieden hier omheen een hoogstedelijke sfeer. Deze wordt gecompleteerd door het materiaalgebruik en de architectuur en door de afwezigheid van voortuinen. Het water is in deelgebied De Laak een belangrijk structurerend en sfeerbepalend element in de woonwijk. Ook draagt het in sterke mate bij aan de oriëntatie in de wijk. Naast een ruimtelijke functie hebben de diverse wateren in de wijk ook een belangrijke waterbergende functie.
Rondweg is krachtige groen-blauwe structuur
Anders is dat bij De Malewetering, die ruimtelijk gekoppeld is aan de grote infrastructuur van de wijk. Het ruime profiel van de weg met zijn genummerde rotondes, strak gemaaide gazonbermen en zuilvormige eiken in het gelid heeft een strenge, cultuurlijke uitstraling. Waar de Malewetering gebundeld is met deze weg neemt de watergang deze cultuurlijkheid ook aan, ondanks de flauwe oevers. Langs vrijwel de hele lengte van de rondweg ligt aan de buitenzijde een watergang, waardoor de Malewetering, hoewel deze wel breder is, zich ruimtelijk niet onderscheidt. Gezamenlijk vormen infrastructuur en watergang een groene en herkenbare structuur, die echter met zijn grote maat en continue inrichting in de wijk ruimtelijk meer een soort barrière vormt dan een verbindende schakel. Plaatselijk verandert de groene uitstraling iets, zoals waar de begroeide geluidsschermen langs de A28 een beeldbepalende begrenzing van de ruimte langs de rondweg vormen, met tussen de rondweg en het scherm een ruige zone met verspreid staande struiken.
Schakelzones, klein maar fijn
De eerde genoemde richtingsveranderingen in de wijk, die voortkomen uit het oorspronkelijke kavelpatroon dat vanuit diverse richtingen ontgonnen was, leiden tot ruimtelijke 'schakelzones' op de overgangen tussen richtingen. Dit zijn plekken die op de kaart lijken te zijn overgebleven bij de stedenbouwkundige verkaveling, maar in de werkelijkheid van de wijk vervullen zij een bijzondere functie. Zij hebben een informele sfeer en een kleinschalige, natuurlijke inrichting, zoals de paddenpoel, de natuurplek en de weides ten noorden van Hooglanderveen. Deze plekken geven speelsheid en een ongedwongen sfeer aan de wijk. Het losse karakter van de schakelzones draagt bij aan de leefbaarheid van de wijk als geheel.
Doorgaand fietspad met bijzondere bomen
Het Lint is een oude weg, gelegen op een zandrug. Deze weg fungeert in Vathorst als een doorgaand fietspad, dat door de noordelijke deelgebieden voert. In de ambities van Vathorst is opgenomen dat het lint zijn karakter moest behouden door 'nieuwe erven' in het stramien van de reeds bestaande erven te plaatsen. Op verschillende plekken langs het fietspad zijn bomen uit het voormalige landschap behouden.
Noordelijke stadsgrens
Vathorst vormt de noordelijke rand van de Amersfoortse bebouwing. De Laak vormt een herkenbare en strakke scheiding tussen woongebieden en het omringende landschap. Vanaf de noordrand van de bebouwing in deelgebied De Laak is het open gebied waarneembaar, plaatselijk is er echt ver zicht, maar deels is het ook waarneembaar door de afwezigheid van bomen en bebouwing aan de horizon (waar beplanting of de erven van het lint aan de noordzijde van de Laak aanwezig zijn). Op enkele plekken is het open landschap toegankelijk. Dit beperkt enerzijds de belevingsmogelijkheden en beschermt anderzijds het kwetsbare open landschap tegen een te grote recreatiedruk. De westzijde van De Laak ademt tijdens de aanleg sterk het karakter van 'de oprukkende stad'. De bouwactiviteiten en de verrezen woonbebouwing staan in schril contrast met de resterende agrarische erven.
Overige groene plekken
Naast de belangrijke groenstructuren die zijn behouden uit de agrarische historie van Vathorst zijn er nieuwe parken in de wijk ontwikkeld, zoals het Park der tijden (KAI park) en het Bronpark.
De parken bestaan hoofdzakelijk uit gebruiksgroen en siergroen. Hiermee onderscheiden ze zich van de schakelzones en nog onbebouwde plekken (al dan niet met akkerflora), die vooral bestaan uit belevingsgroen en ruraal groen. De parken bieden lokaal aan de omringende woningen een groen kader en kleinschalige recreatieve mogelijkheden.
Verspreid over de wijk zijn kleinere parken ingericht waar de menselijke maat de boventoon voert. Deze maat past bij de lokale positie van deze groenplekken binnen de ruimtelijke structuur van Vathorst. In het centrum van de wijk wordt een waterpartij met natuurlijke oevers aangelegd, dat De Bron ofwel de oorsprong van het water in Vathorst symboliseert. In Hooglanderveen ligt de begraafplaats als een historische groene plek in het dorp en vormt ruimtelijk een ensemble met de hoger gelegen kerk. Sommige woonstraten zijn beplant met bomenlanen, die doorgaans in het stramien van houtwallen liggen. Vaak zijn deze ook aan een sloot gekoppeld en gaat het om de grotere straten. Zij dragen bij aan het onderscheid tussen de straten, aan de oriëntatie en aan het groene karakter van de wijk. Langs het Lint zijn sporadisch onbebouwde plekken overgehouden.
5.4 Water
5.4.1 Europese Kaderrichtlijn Water (2000)
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; verbetering van emissies; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
5.4.2 Nationaal Waterplan (2009)
Het Nationale Waterplan (NWP) is de opvolger van de vierde nota waterhuishouding en geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. Het NWP is het rijksplan voor het waterbeleid. het NWP beschrijft de maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor de toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
5.4.3 Waterplan provincie Utrecht
Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. De doelstelling van het plan is: een veilig en bewoonbaar land. Het plan geeft de gewenste ontwikkelingen in het waterbeheer in de provincie Utrecht aan. Hierbij is rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water en het beleid Waterbeheer 21e eeuw (WB21). Het thema "water als ordenend principe" loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied,er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen.
5.4.4 Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem
In het Waterbeheersplan 2010 - 2015 heeft Waterschap Vallei en Veluwe zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. Het plan bepaalt in grote lijnen de agenda van Waterschap Vallei en Veluwe voor de komende zes jaar. Dit plan is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied.
5.4.5 Waterplan gemeente Amersfoort 2005-2015
Het Waterplan Amersfoort 2005-2015 is het kader voor integraal en duurzaam waterbeheer in Amersfoort. Het plan is gezamenlijk opgesteld door de Gemeente Amersfoort, Waterschap Vallei en Veluwe en Vitens Midden-Nederland. Het Waterplan Amersfoort is gebaseerd op een integrale beschouwing van het systeem van oppervlaktewater, ondiep grondwater en de waterketen vanaf de inzameling van afvalwater tot en met de zuivering van afvalwater.
Aan de hand van drie streefbeelden wordt geschetst hoe het waterbeheer er in 2030 uit zou moeten zien: water met allure, water van de wijk en water voor natuur. Het gaat hierbij met name om het oppervlaktewatersysteem en het ondiepe grondwater en de interactie tussen de waterketen en het oppervlaktewatersysteem.
5.4.6 Gemeentelijk rioleringsplan 2012-2021
De afgelopen planperiode 2007-2011 werden de 'Wet gemeentelijke watertaken' en de Waterwet van kracht. Met deze wetten zijn de gemeentelijke watertaken verbreed en hebben gemeenten de zorgtaak gekregen voor het:
- Doelmatig inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater (Wet milieubeheer, artikel 10.33);
- Inzamelen en verwerken van hemelwater dat redelijkerwijs niet op particulier terrein kan worden verwerkt (Waterwet, artikel 3.5), en;
- Treffen van doelmatige maatregelen tegen structurele grondwateroverlast en verwerking van ingezameld grondwater (Waterwet, artikel 3.6).
De beleidsmatige invulling van deze (verbrede) gemeentelijke watertaken wordt vastgelegd in het wettelijke verplichte gemeentelijke rioleringsplan (Wet milieubeheer, artikel 4.22), daarom ook wel het 'verbreed gemeentelijke rioleringsplan' genoemd.
5.4.7 Watertoets
Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21 eeuw, waarin aan water een meesturende rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets wordt beoogd waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Dan pas komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld.
5.4.8 Water in relatie tot het plangebied
Huidige Situatie
De basis voor de waterstructuur in Vathorst is uitgewerkt in het Waterstructuurplan 2001 en 2007. Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat het oorspronkelijke niveau van de waterafvoer door de ontwikkeling van Vathorst niet verhoogd zal worden. Binnen het plangebied is en wordt dan ook voorzien in een ruime waterbergingscapaciteit. De benodigde wateroppervlakten zijn als ruimtelijk structurerende elementen in het plan opgenomen. Een tweede uitgangspunt is het beperken van verdroging. Hier wordt invulling aan gegeven door regenwater niet naar de rioolwaterzuivering af te voeren, maar waar mogelijk te infiltreren in de grond, danwel waar nodig via natuurlijke voorzuivering te lozen op en te bergen in oppervlaktewater. Het oppervlaktewater in Vathorst is opgedeeld in drie deelstroomgebieden:
- Het stroomgebied van de Malewetering;
- Het stroomgebied van de Calveense Wetering;
- Het stroomgebied van de Laak.
De afvoer van de Malewetering is kunstmatig begrensd, dit om te voorkomen dat er in Kattenbroek wateroverlast zou kunnen ontstaan. Om de afvoeren van de verschillende stroomgebieden beperkt te houden is er in de drietal stroomgebieden een bepaalde hoeveelheid berging gecreëerd. Deze berging is gecreëerd door open water maar ook door middel van infiltratieriolering, waterbergingssystemen in wegfunderingen en doorlatende verharding wordt de afvoer van regenwater beperkt.
Vanuit plantechnisch oogpunt is voor de realisatie van geheel Vathorst minimaal 33 ha. wateroppervlakte vereist. Daarnaast is er voor elk stroomgebied apart een minimale hoeveelheid berging vastgesteld. Kijkend naar de huidige stand van zaken zal er aan de 33 ha. wateroppervlakte worden voldaan. Voor een groot deel is deze 33 ha. al gerealiseerd, een ander deel is in de planfase opgenomen en moet dus nog worden gerealiseerd.
De drie verschillende stroomgebieden worden weergegeven in onderstaande figuur.
De drie verschillende stroomgebieden in Hooglanderveen en Vathorst
De stroomgebieden zijn opgedeeld in verschillende peilvlakken met streefpeilen. Net zoals de bouw van Vathorst wordt ook het watersysteem gefaseerd aangelegd. Door middel van noodverbindingen tussen de stroomgebieden is een tijdelijk watersysteem gerealiseerd. Op het moment dat het watersysteem een meer definitief karakter zal krijgen, zal de functie van noodverbindingen worden herzien.
Wanneer het watersysteem door verdamping en wegzijging te veel water kwijt raakt, kan er water in het gebied worden aangevoerd. Er wordt dan water vanuit het randmeer door middel van pompen naar de hoogste peilvakken van de afzonderlijke stroomgebieden aangevoerd. Vanuit die peilvakken kunnen de lager gelegen peilvakken onder vrij verval van water worden voorzien.
Hemelwater
Het is van belang dat het grondwater wordt beschermd tegen vervuiling, ook in stedelijk gebied. Om hieraan bij te dragen mogen bij ruimtelijke ontwikkelingen geen uitloogbare materialen worden gebruikt zoals koper, lood, zink en geïmpregneerd hout op plekken waar die met regenwater in aanraking kunnen komen.
Het regenwater in het plangebied moet zoveel mogelijk worden verwerkt op eigen terrein, bijvoorbeeld door infiltratie in de bodem. Alleen als dit niet mogelijk is, moet het gescheiden worden aangeboden op het gemeentelijke riool.
Grondwater
De grondwaterstand in de Vathorst varieert tussen de 2,0 en 0,5 meter beneden maaiveld. Onderzoek naar klimaatgevolgen heeft uitgewezen dat de grondwaterstand ten gevolge van klimaatontwikkelingen op verschillende locaties in Amersfoort nog zo’n 20 tot 30 cm gaat stijgen. In onderstaande figuur is het worst case scenario te zien voor Amersfoort. Het onderzoek dat is uitgevoerd laat geen toekomstbeeld zien voor geheel Vathorst. Door het ontbreken van peilbuizen in dit gebied was het niet mogelijk om een dekkende kaart te maken.
Voor nieuwe ontwikkelingen in de in- en uitbreidingen geldt dat deze zo moeten worden geordend en ingericht dat dit past bij de bestaande grondwaterstanden. Hier moet het plan dus passend worden gemaakt.
Riolering
Via het rioleringssysteem mag zo min moge¬lijk hemel¬water het gebied verlaten zodat een zo ge¬ring mogelij¬ke belasting van de waterkwaliteit bereikt wordt. Er wordt naar gestreefd om ten min¬ste 60 % tot maxi¬maal 80 % van het gehele oppervlak af te koppelen van het rioolstelsel, gedifferen¬tieerd per deelgebied.
In Vathorst zijn verschillende typen rioolsysteem aanwezig. Zo zijn Velden 1 en Velden 2a voorzien van een infiltratieriool. Het regenwater wordt doormiddel van dit infiltratieriool in de bodem geïnfiltreerd. Velden 1G, de boulevard en het bedrijventerrein zijn voorzien van een verbeterd gescheiden stelsel. Dit stelsel zal echter op den duur omgebouwd worden naar een gescheiden stelsel.
Een belangrijk uitgangspunt voor het watersysteem van Vathorst is het voorkomen van verdroging en het vasthouden van neerslag. Hier wordt in Velden 3def invulling aan gegeven door het regenwater deels af te voeren via doorlatende verharding en funderingsmateriaal met een groot bergingsvermogen ('Aquaflow'). De neerslag die op deze verharding valt wordt in deze wegfundering geborgen en kan van daaruit infiltreren in de bodem.
Regionale waterkering
In het bestemmingsplan zijn gronden opgenomen met de medebestemming waterkering. De kering is voor een deel een verholen waterkering die maar deels in het landschap is terug te zien. Het gebied buiten de waterkering is boezemland. Binnen dit boezemland moet er niet beneden het peil van de waterkering worden gebouwd. Ondanks dat het om een verholen kering gaat, moet de kering volgens de regels van het waterschap op de kaart wel een gesloten kering zijn. Aan de gronden met de bestemming waterkering zijn regels verbonden welke in de regels bij dit bestemmingsplan nader worden beschreven.
Laakverbreding
In 2008 heeft de gemeenteraad de Ontwikkelingsvisie Laakzone vastgesteld. In de ontwikkelingsvisie is de ambitie uitgewerkt om de zone van het riviertje de Laak met aangrenzende oevers te ontwikkelen tot recreatiezone voor wandelen, fietsen, varen en paardrijden. Deze ambitie wordt gecombineerd met de waterhuishoudkundige opgave van het Waterschap Vallei & Veluwe tot verbetering van de doorstroming van de Laak en versterking van de oevers. De gemeente Amersfoort heeft in 2010 een realisatieovereenkomst gesloten met de gemeentes Bunschoten en Nijkerk, de provincie Utrecht en het Waterschap voor uitvoering van de werkzaamheden in de periode 2010 - 2013. Inmiddels is de planning gewijzigd vastgesteld tot einde 2015.
De ambitie tot verbreding en recreatieve ontwikkeling van de Laak sluit aan op de ontwikkelingsvisie voor de wijk Vathorst. In de wijk Vathorst wordt de Laak verbreed en geschikt gemaakt voor recreatievaart voor kano's en sloepjes. De verbreding van de Laak maakt tevens deel uit van de noodzakelijk wateropvang voor de wijk Vathorst.
Vanaf de locatie Achterhoekerweg richting Bunschoten krijgt de Laak tot aan de plangrens van de wijk Vathorst een profiel van ca. 20 meter breedte. Daarna versmalt de Laak naar 12 meter breedte. Op de Zuidoever komt een utilitair fietspad met natuurvriendelijke oriëntatieverlichting. Dit fietspad dient tevens als ontsluitingsweg voor de weilanden in plangebied Vathorst West. De noordoever van de Laak sluit aan op een ca. 15 meter brede strook 'boezemland', vrijgehouden ten behoeve van de gasbuizen die daar ondergronds lopen. Daarachter begrenst de waterkering het stroomgebied van de Laak. De strook boezemland kan in droge tijd benut worden als speel- en ligweide.
5.4.9 Reactie Waterschap Vallei en Veluwe
Over het aspect water is verschillende keren overleg geweest met het Waterschap Vallei en Veluwe. De tekst in deze waterparagraaf is het resultaat van deze overleggen.
5.5 Luchtkwaliteit
5.5.1 Wettelijk kader
De 'Wet luchtkwaliteit' is opgenomen in de Wet milieubeheer onder hoofdstuk 5, titel 2. De kern van de Wet luchtkwaliteit bestaat uit luchtkwaliteitseisen voor de buitenlucht die in bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn vastgelegd. Uit de Wet luchtkwaliteit volgt dat een voorgenomen ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is indien in ieder geval aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- 1. Er worden geen grenswaarden voor de luchtkwaliteit overschreden;
- 2. Er treedt geen verslechtering van de luchtkwaliteit op, of er vindt per saldo een verbetering van de luchtkwaliteit plaats door compenserende maatregelen;
- 3. De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
- 4. De voorgenomen ontwikkeling is onderdeel van het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).
Ad. 3 De Regeling NIBM geeft voor een aantal categorieën van projecten een (getalsmatige) invulling aan de NIBM-grens. Eén van die categorieën betreft woningbouwlocaties. Indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvat, dan wel in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer bedraagt dan 3000 woningen, is er sprake van een NIBM project.
De relevante stoffen ten gevolge van wegverkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De bijbehorende grenswaarden zijn weergegeven in tabel X. Doorslaggevend voor de beoordeling van NO2 is de jaargemiddelde concentratie. Voor PM10 is de 24-uurgemiddelde concentratie het meest kritisch.
Tabel X: Grenswaarden luchtkwaliteit voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10)
Stof | Te toetsen grootheid | Grenswaarde (µg/m3) | Geldig vanaf |
NO2 | Jaargemiddelde concentratie | 40 | 2015 |
Uurgemiddelde concentratie die maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden | 200 | 2010 | |
PM10 | Jaargemiddelde concentratie | 40 | 2011 |
24-uurgemiddelde concentratie die maximaal 35 maal per kalenderjaar mag worden overschreden | 50 | 2011 |
Besluit gevoelige bestemmingen
Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Met deze amvb wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen', zoals scholen, kinderdagverblijven, verzorging-, verpleeg- en bejaardenhuizen, in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein.
5.5.2 Luchtkwaliteit in relatie tot het plangebied
Binnen het plangebied worden geen nieuwe gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Ook biedt het bestemmingsplan geen ruimte voor extra verkeersaantrekkende bestemmingen. Onderzoek naar de luchtkwaliteit kan in het kader van dit bestemmingsplan daarom achterwege blijven.
Bij het NSL hoort een jaarlijkse monitoring van de concentraties NO2 en PM10. Overheden, waaronder de gemeente Amersfoort, leveren hiervoor gegevens aan. De door de gemeente opgegeven gegevens worden verwerkt samen met landelijke luchtkwaliteitsinformatie en gegevens over emissies van voertuigen. De berekende concentraties worden voor de stedelijke wegen bepaald op een afstand van 10 m uit de wegrand. Bij rijkswegen kan deze afstand groter zijn. De resultaten van de monitoring zijn te vinden op www.nsl-monitoring.nl.
Hieronder zijn voor het plangebied de concentraties PM10 en NO2 uit de monitoringstool 2011 weergegeven.
Fijn stof (PM10), aantal overschrijdingsdagen 24-uurgemiddelde concentratie | |
2011 | ![]() |
2015 | ![]() |
Het maximum aantal van 35 overschrijdingsdagen voor PM10 wordt in en rondom het plangebied niet overschreden.
Stikstofdioxide (NO2), jaargemiddelde concentratie | |
2011 | ![]() |
2015 | ![]() |
2020 | ![]() |
Voor NO2 geldt dat in 2015 in en rondom het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarde van 40 µg/m3. In 2011 waren naast de rijkswegen nog concentraties van tegen de 40 µg/m3 te vinden. Als in 2015 aan de grenswaarde voldaan moet worden, ligt de concentratie NO2 volgens de prognoses van de monitoringstool overal lager dan 35 µg/m3.
Conclusie
In het plangebied wordt naar verwachting overal op tijd voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Omdat geen nieuwe gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt worden, hoeft de luchtkwaliteit niet verder te worden onderzocht.
5.6 Geur
5.6.1 Normen en beleid
In en rondom het plangebied Vathorst bevinden zich diverse veehouderijen. Dit zijn mogelijke bronnen voor geurhinder en daarom gelden voor veehouderijen regels met betrekking tot aan te houden afstanden tot geurgevoelige objecten zoals woningen of bedrijfsgebouwen waar mensen verblijven (In de Wgv worden geurgevoelige objecten gedefinieerd als: "Gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt). Omgekeerd hebben deze regels ook gevolgen voor de mogelijkheden om nieuwe geurgevoelige objecten, zoals nieuwe woningen of nieuwe bedrijfsgebouwen (voor zover deze als voor geurhinder gevoelig kunnen worden aangemerkt) te realiseren. Dit wordt ook wel de omgekeerde werking genoemd. Hierbij zijn de Wet geurhinder en veehouderij en het Besluit landbouw milieubeheer (na 1 januari 2013 het Activiteitenbesluit) de relevante kaders.
Wet geurhinder en veehouderij
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt sinds 1 januari 2007 het toetsingskader voor het verlenen van een milieuvergunning als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De geurbelasting wordt berekend en getoetst met het verspreidingsmodel V-stacks vergunning. Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij, zoals varkens en pluimvee. Voor dieren zonder geuremissiefactor, zoals melkkoeien en paarden, gelden minimaal aan te houden afstanden.
De gemeente Amersfoort, en daarmee plangebied Hooglanderveen en Vathorst, is gelegen binnen een zogenaamd concentratiegebied, zoals verwoord in de Wgv. De (vaste) wettelijke normen die zodoende gelden voor de maximaal toegestane geurbelasting van dieren met geuremissiefactor op een geurgevoelig object, zijn in onderstaande tabel opgenomen.
Wettelijke normen Wgv, Concentratiegebieden (waaronder Amersfoort) | |
Gebiedstypering | Norm |
Binnen de bebouwde kom | 3 Ou |
Buiten de bebouwde kom | 14 Ou |
*Ou = Odour units
De wettelijke normen voor de te hanteren minimale afstand tussen geurgevoelige objecten en dierverblijven met dieren zonder geuremissiefactor zijn opgenomen in onderstaande tabel:
Wettelijke vaste afstanden Wgv | |
Gebiedstypering | Norm |
Binnen de bebouwde kom | 100 meter |
Buiten de bebouwde kom | 50 meter |
In het kader van de Wgv moet de ontwikkeling van Vathorst gezien worden als een uitbreiding van de bebouwde kom van Amersfoort. Het begrip bebouwde kom is in de Wet niet gedefinieerd, maar in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel is aangegeven dat deze bepaald wordt door de aard van de omgeving: op korte afstand van elkaar gelegen bebouwing geconcentreerd tot een samenhangende structuur, dat overwegend een woon- en verblijfsfunctie heeft en waarin dus veel mensen per oppervlakte-eenheid daadwerkelijk wonen.
Uitgaande van Vathorst als bebouwde kom, geldt onder de vigerende geurverordening een maximale geurbelasting van 3 Ou/m3 en een minimale afstand van 100 meter. Binnen de gemeente Amersfoort zijn tot op heden geen afwijkende geurnormen op basis van een gemeentelijke verordening vastgesteld.
Besluit landbouw (per 1 januari 2013 opgenomen in het Activiteitenbesluit)
Tot op heden vallen bedrijven tot 200 koeien, 50 dieren of 50 mestvarkeneenheden onder de werkingssfeer van het Besluit landbouw milieubeheer (Besluit landbouw) en zijn daarmee meldingsplichtig. Alle overige bedrijven hebben een vergunningsplicht.
In artikel 4 van het Besluit landbouw is opgenomen dat de volgende afstanden gelden:
- Een afstand van 100 meter tot objecten in categorie I of II.
- Een afstand van 50 meter tot objecten in categorie III, IV en V.
De genoemde categorieën verwijzen naar de Brochure Veehouderij en Hinderwet (1985), Richtlijn Veehouderij en Stankhinder 1996 en Wet stankemissie veehouderijen, die geldig waren voor invoering van de Wet geurhinder en veehouderij en ten tijde van het opstellen van het Besluit landbouw.
Na 1 januari 2013 wordt het Besluit landbouw opgenomen in het Activiteitenbesluit. Op basis van dit Activiteitenbesluit komen veel meer bedrijven onder de meldingsplicht te vallen. Zo zal de grens liggen bij maximaal 1.200 vleesrunderen, 200 stuks melkrundvee, 340 stuks vrouwelijk jongvee (en overig melkvee), 750 zeugen, 2000 vleesvarkens, 40.000 pluimvee, 2.000 schapen, 3.750 gespeende biggen, 100 paarden en 50 andere landbouwhuisdieren dan hiervoor genoemd.
Afwijkende normen
- Diersoorten met geuremissiefactor
In artikel 6 van de Wgv wordt aan een gemeente de mogelijkheid gegeven afwijkende normen vast te stellen voor de maximaal toegestane geurbelasting, dus voor diersoorten met geuremissiefactor. - Diersoorten zonder geuremissiefactor
Artikel 6 van de Wgv geeft een gemeente ook de mogelijkheid om af te wijken van de vaste afstanden die gelden voor diersoorten zonder geuremissiefactor. Met het in werking treden van de wijziging van het Activiteitenbesluit zijn ook de bepalingen uit de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) als uitgangspunt genomen, zodat voor inrichtingen die onder de werking van het nieuwe Activiteitenbesluit vallen dezelfde regels gelden als voor (omgevings-) vergunningplichtige bedrijven.
5.6.2 Omgekeerde werking
De normen, die voortvloeien uit wetgeving op het gebied van geurhinder van veehouderijen, dienen in de eerste plaats voor de vaststelling van de vraag of voor een veehouderij een omgevingsvergunning kan worden verleend. Deze eisen ten aanzien van de maximale geurbelasting of minimaal aan te houden afstanden zijn ook van belang bij de beoordeling van de vraag of een bepaalde geurgevoelige bestemming kan worden gerealiseerd nabij een veehouderij. Deze zogenaamde 'omgekeerde werking' heeft dus betrekking op ruimtelijke ordeningsbesluiten, zoals bestemmingsplannen en vrijstellingen.
Vaste rechtspraak bij dit soort besluiten is:
- dat er geen sprake mag zijn van een aantasting van de bestaande rechten van de (blijvende) veehouderijen,
- dat er sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Geen aantasting bestaande rechten
Conform deze vaste rechtspraak is voor het plan Vathorst een onderzoek naar de geurhinder en geurhindercontouren van veehouderijen uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn verbeeld in onderstaande afbeelding. Hierbij is gebruik gemaakt van gegevens over de vergunde rechten van de veehouderijen zoals opgenomen in de bestanden Web BvB van de provincie Utrecht en de Provincie Gelderland in een straal van circa 2 kilometer rondom het plangebied.
Uit onderstaande afbeelding blijkt dat binnen de bebouwde kom van Hooglanderveen en Vathorst de bestaande geurbelasting van de veehouderijen cumulatief ruimschoots aan de vastgestelde geurnorm van 3 odour units per m3 lucht voldoet (de groene lijn op de afbeelding). Het agrarische bedrijf binnen de gemeente Nijkerk aan de Domstraat 68 vertoont een overlap met het plangebied van Vathorst. Het betreft hier de cumulatieve beoordeling van de omgekeerde werking van de Wet geurhinder en veehouderij.
Afbeelding: Verbeelding geurcontour Vathorst en omgeving
Waarbij;
- de blauwe contour de geurnorm van 14 odour units per m3 lucht bedraagt (de wettelijke grens voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom).
- de groene contour de geurnorm van 3 odour units per m3 lucht bedraagt (de wettelijke grens voor geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom).
Bij nadere beoordeling blijkt deze woning (Hindeloopenkade 35) te voldoen aan de maximale geurnorm van de Wet geurhinder en veehouderij. De maximaal toelaatbare geurbelasting bedraagt 3 odour units per m3 lucht en de berekende belasting volgens het rekenprogramma V-stacks vergunningen is 2,4 odour units per m3 lucht (zie berekening geurbelasting Hindeloopenkade 35).
Bestaande bedrijven binnen het plangebied
Binnen en buiten het plangebied liggen nog diverse agrarische bedrijven. De bedrijven die binnen het plangebied liggen bevinden zich met name in het noordelijke deel, achter de Laak (Laak Noord) en de gemeente Nijkerk.
Het gebied Laak Noord bestaat met name uit van oorsprong agrarische bouwpercelen waarbinnen in beperkte mate nog agrarische activiteiten plaatsvinden. De activiteiten daar bestaan grotendeels uit het huisvesten van paarden. De woningen die gelegen zijn op de agrarische percelen en waarbij geen agrarische activiteiten zijn, dienen afhankelijk van hun situatie anders beoordeeld worden voor wat betreft de geurhinder dan bestaande burgerwoningen binnen dezelfde omgeving. Deze woningen worden gebruikt als burgerwoning en beoordeeld als voormalige landbouwwoningen of plattelandswoning. Voormalige landbouwwoningen zijn agrarische bedrijfswoningen waarvan het gebruik op of na 19 maart 2000 is gewijzigd in burgerwoning. Een plattelandswoning is een (tweede) bedrijfswoning zoals bedoeld in de Wet plattelandswoningen die op 1 januari in werking treedt.
Aanvaardbaar woon- en leefklimaat
Een toets alleen aan de hand van de norm die ter plaatse geldt op grond van de Wgv is in het kader van de omgekeerde werking onvoldoende. Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen moeten deze plannen ook worden getoetst aan het criterium 'aanvaardbaar woon-, leef en/of werkklimaat' m.b.t. de geurhinder door veehouderijen.
De geurhinder wordt bepaald op basis van de achtergrondbelasting en de voorgrondbelasting. Met de voorgrondbelasting wordt de geurbelasting bedoeld van die veehouderij welke de meeste geurbelasting op een geurgevoelig object veroorzaakt. De achtergrondbelasting wordt veroorzaakt door alle veehouderijen die rondom een geurgevoelig object zijn gelegen. De achtergrondbelasting is een goede maat om de effecten van geurhinder op het woon- en leefmilieu te kunnen beoordelen.
Het RIVM hanteert voor haar milieukwaliteitrapportages en toekomstverkenningen voor
het aspect geurhinder onderstaande 'milieukwaliteitscriteria'. Deze geven de relatie weer tussen de achtergrondbelasting, de kans op geurhinder en een classificatie van het woon- en leefmilieu. Deze classificatie is ook opgenomen in de handleiding bij de Wet (Senternovem/Infomil). In onderstaande tabel is de classificatie voor de achtergrondbelasting opgenomen.
In de bovenstaande verbeelding is de achtergrondbelasting voor het plangebied Vathorst weergegeven. In de berekening zijn alle veehouderijen in een straal van 2 km rondom het gebied meegenomen. De agrarische bedrijven binnen dat gebied met dieren zonder omrekenfactor zijn in de berekening meegenomen door de wettelijke afstand van 50 meter terug te rekenen naar een aantal odour eenheden (780 odour eenheden) dat gelijk staat aan de gestelde 50 meter. Hieruit blijkt dat de achtergrondbelasting in het plangebied van dit bestemmingsplan als zeer goed of goed kan worden geclassificeerd. Geconcludeerd wordt dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat de achtergrondbelasting (de cumulatieve geurhinder door veehouderijen) geen beletsel is voor de realisatie van nieuwe geurgevoelige objecten, zoals bedrijfswoningen of andere geurgevoelige objecten, in dit plangebied, buiten de groene lijn contour.
Mogelijkheden afwijking normstelling
In de toekomstige situatie kan, op basis van de Wgv en na inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit, besloten worden afwijkende normen ten aanzien van de geurbelasting voor alle veehouderijen (vergunningsplichtige en meldingsplichtige) vast te stellen.
Voormalige landbouwwoningen
Agrarische bedrijfswoningen waarvan het gebruik op of na 19 maart 2000 is gewijzigd in burgerwoning, behouden op grond van de Wet geurhinder en veehouderij hetzelfde (lagere) beschermingsniveau als de bedrijfswoning die ze voorheen waren. De datum 19 maart 2000 in de Wet geurhinder en veehouderij is ontleend aan de voormalige Regeling beëindiging veehouderijtakken (de zgn. "ruimte voor ruimte"-regeling). De meeste woningen binnen het gebied Laak Noord zijn onderdeel geweest van een agrarisch bedrijf en hebben na 19 maart 2000 de agrarische activiteit beëindigd. Deze woningen zijn in het bestemmingsplan voorzien van de terminologie voormalige agrarische bedrijfswoning (Wvl), waardoor het duidelijk is dat deze woningen anders beoordeeld dienen te worden dan burgerwoningen in het buitengebied.
Plattelandswoning
Een plattelandswoning is een woning die voorheen een agrarische bedrijfswoning was, maar is afgesplitst van het agrarisch bedrijf om gebruikt te worden als woning voor personen die niet meer functioneel verbonden zijn met het agrarisch bedrijf (burgerwoning).
Bij wet is het planologische regime, en niet langer het feitelijk gebruik, bepalend voor de bescherming die een gebouw of functie geniet tegen negatieve milieueffecten. Door de introductie van de plattelandswoning kunnen gemeenten in een bestemmingsplan de voormalige boerderij als plattelandswoning bestemmen. Voor de wet blijft het een bedrijfswoning, er gelden niet de strengere milieunormen die bij gewone woningen van toepassing zijn. De (voormalige) boerderij kan bovendien worden bewoond door gewone burgers.
Op het gebruik van bestaande agrarische bedrijfswoningen die bewoond worden door personen die geen relatie hebben met het agrarische bedrijf dient, zolang het feitelijk (planologisch) een dienstwoning betreft, in beginsel te worden gehandhaafd. Door deze woning als plattelandswoning te bestemmen wordt het planologisch gebruik gelegaliseerd zonder dat het betreffende bedrijf beperkt wordt in haar bedrijfsvoering. Door invoering van de terminologie plattelandswoning wordt de agrarische bedrijfswoningen bij een agrarische bedrijf die door derden mogen worden bewoond planologische gelegaliseerd en worden deze woningen niet beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf. Binnen dit bestemmingsplan is het op grond van artikel 5.6.4 mogelijk woningen die aan bovenstaande criteria voldoen aan te wijzien als "plattelandswoning". Hiervoor is in het bestemmingsplan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.
Smink Afvalverwerking
Bij Smink Afvalverwerking wordt onder andere bagger en afvalstoffen gestort, groenafval gecomposteerd en afval op- en overgeslagen en bewerkt. Daarom moet rekening gehouden worden met het aspect geur in de omgeving van het bedrijf.
Bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan is de bestaande situatie als uitgangspunt genomen, waarbij gekeken is naar het feitelijke gebruik, de bestaande bebouwing, de mogelijkheden uit het geldende plan en het vastgestelde beleid.
In de milieuvergunning van Smink (verleend in 2008) is vastgelegd dat voor aaneengesloten woonbebouwing de geurbelasting als gevolg van de inrichting de waarde van 6 snuffeleenheden per m3 als 98 percentiel niet mag overschrijden.
Deze contour ligt net buiten de grens van de geprojecteerde woningbouw in het westelijk deel van Vathorst (zie onderstaande figuur).
Geurbelasting van Smink Afvalverwerking. De contour geeft de vergunde waarde van 6 snuffeleenheden per m3 als 98 percentiel voor aaneengesloten woonbebouwing aan.
De geurcontour zoals die voortvloeit uit de actuele milieuvergunning is op de verbeelding van het voorliggende plan aangeduid als: 'Milieuzone – Geurzone'. De bepalingen bij deze geurzone maken het onmogelijk om binnen deze zone woningen en andere gevoelige functies te bouwen.
Tussen de 'Milieuzone – Geurzone' en de geprojecteerde woningen is nog voldoende gebruiksruimte beschikbaar voor het bedrijf. Deze zone zal naar verwachting nog inkrimpen en er zijn aan deze zone geen milieuplanologische voorwaarden of regels verbonden zijn. Hierom kan Smink Afvalverwerking aan de in de milieuvergunning opgenomen voorschriften voldoen voor zowel geur als geluid.
Voor de toets of sprake is van een goede ruimtelijke ordening is de minimale afstand op basis van de VNG-richtlijnen van belang. Op basis van deze richtlijnen geldt er tussen woningen en een stortfront een afstand van 300 meter. Het gaat hier om een indicatieve maatgevende milieuafstand, opgebouwd uit de afstanden voor geur (300m), stof (200), geluid (300) en gevaar (10m). Aangezien het hier gaat om een richtlijn, mag, mits goed gemotiveerd, een andere afstand in acht worden genomen.
De afstand van de teen van de vuilstortplaats en de geprojecteerde woningen in De Velden is groter dan 200 meter. Dit maakt dat de aspecten stof en gevaar (beoordeeld volgens de VNG-richtlijnen) geen betekenis meer hebben nu aan deze afstanden wordt voldaan.
De afdekkingsrichting van de vuilstortplaats heeft zich de laatste jaren van de geprojecteerde woningen in De Velden af bewogen (westwaarts). Aan of bij het stortfront bevinden zich de afstandbepalende geur- en geluidbronnen voor de stortactiviteiten. De horizontaal gemeten afstand tussen de geprojecteerde woningen en dit stortfront is overal ten minste 250 meter en nagenoeg overal 300 meter. Dit komt omdat er in de hoogte met een hellingshoek wordt gestort. De stort heeft al een minimale hoogte van 20 meter bereikt, wat maakt dat deze afstand tussen de geprojecteerde woningen en het actuele stortfront nu groter is. Dit is gunstig voor de geur- en geluidverspreiding. Dit maakt dat de 'Hindercontour vuilstort' niet is overgenomen.
De VNG-richtlijnen zijn gericht op nieuwe activiteiten. Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe milieugevoelige bestemmingen tussen het stortfront en de reeds in het uitwerkingsplan bestemde woningen. Toepassing van de VNG-richtlijnen kan om deze reden achterwege blijven. De richtlijn kan wel als indicatie worden gebruikt voor een bestaande situatie. Hier geldt dat vrijwel overal wordt voldaan aan een afstand van 300 m tussen het stortfront en de geprojecteerde woningen in De Velden. Voor het kleine stortgedeelte van 2500 m² in de uiterste noordoost hoek, nu op 252m vanaf de geprojecteerde woningen, wordt de afstand met het benutten van de stortcapaciteit op korte termijn ook minimaal 300 meter. Ook deze situatie geeft, met de VNG-richtlijnen als indicatie, geen aanleiding voor het opnieuw opnemen van een hindercontour met een afstand van 250 meter of zelfs 300 meter.
Geconcludeerd kan worden dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening nu het niet opnieuw opnemen van de 'Hindercontour Vuilstort' noch een nieuwe contour gebaseerd op de VNG-richtlijn gerechtvaardigd.
Met de situering van de op de milieuvergunning gebaseerde 'Milieuzone – geurzone', wordt aangegeven dat er (gelet op de aanwezige afstand) voor de woningen geen sprake is van een onacceptabele geurbelasting. Doordat er binnen deze contour geen woningen en andere gevoelige functies mogen worden gebouwd, wordt de bedrijfsvoering van Smink Afvalverwerking niet belemmerd.
5.7 Externe Veiligheid
5.7.1 Normen en beleid
Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen in de directe omgeving lopen als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt en transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De aan deze activiteiten verboden risico’s moeten aanvaardbaar blijven.
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen.
5.7.2 Plaatsgebonden risico en groepsrisico
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang; het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Voor bedrijvigheid staat dit in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen staat dit in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Zowel in het besluit als in de circulaire zijn de centrale begrippen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag en gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur.
Het groepsrisico (GR) drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De normen voor het GR hebben een oriënterende waarde (inspanningsverplichting). Indien de oriënterende waarde voor het GR wordt overschreden, legt dit in het algemeen ook ruimtelijke beperkingen op aan een gebied buiten de 10-6 -contour (PR).
5.7.3 Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is in augustus 2004 de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen vastgesteld. In deze circulaire staat het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. In nieuwe situaties geldt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Uit de circulaire blijkt dat op meer dan 200 meter afstand van een aangewezen route gevaarlijke stoffen het aspect externe veiligheid geen beperkingen oplegt aan het ruimtegebruik. Uit de circulaire blijkt verder dat bij het vervoer van gevaarlijke stoffen beargumenteerd van de grenswaarde, richtwaarde en oriënterende waarde mag worden afgeweken.
In juli 2013 treedt naar verwachting het Besluit externe veiligheid transportroutes in werking. Tot die tijd is de genoemde circulaire van toepassing.
5.7.4 Besluit externe veiligheid buisleidingen
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
5.7.5 Externe veiligheid in relatie tot het plangebied
Voor het plangebied zijn de activiteiten met gevaarlijke stoffen in en in de omgeving van het plangebied beschouwd, die mogelijk risico’s zouden kunnen opleveren. Meer specifiek is gekeken naar de aanwezigheid van bedrijven die zijn aangewezen in het BEVI, waaronder LPG-tankstations, en naar transportroutes over weg, spoor en water en door leidingen. Ook hoogspanningslijnen en zendmasten zijn meegenomen. Het Servicebureau|Gemeenten heeft een uitgebreid rapport opgesteld, waarnaar we hier verwijzen (bijlage3 : Externe Veiligheid bestemmingsplan Hooglanderveen en Vathorst. Servicebureau|Gemeenten, projectnummer SB|G/POLR/529224, dd. 24 september 2012). Hieronder worden de conclusies van dit rapport weergegeven. Voor meerdere inrichtingen binnen het plangebied, buisleidingen en transportroutes voor gevaarlijke stoffen moet het groepsrisico worden verantwoord. Waar dat nodig is, is de verantwoording in het rapport in de bijlage gegeven.
Inrichtingen
Voor het plangebied zijn twee LPG tankstations relevant. Dit zijn Shell Neerduist langs de Rijksweg A1 en Esso Hooglanderveen langs de Rijksweg A28. Voor beide tankstations geldt dat wordt voldaan aan de afstandscriteria voor het plaatsgebonden risico. In dit bestemmingsplan wordt geborgd dat er geen kwetsbare objecten binnen de PR 10-6/jaar contour kunnen worden gerealiseerd. Beperkt kwetsbare objecten kunnen alleen met zwaarwegende motieven worden toegelaten.
Het groepsrisico voor beide tankstations is verantwoord in het rapport. In beide gevallen is het berekend maximaal aantal slachtoffers slechts 10. Bij minder dan 10 slachtoffers is er formeel geen sprake van een groepsrisico.
Buisleidingen
In het plangebied liggen de hoge druk aardgasleidingen A-510-01 en W-500-01. Leiding A-510-01 heeft een PR 10-6/jaar contour (zie figuur 15 in het rapport in bijlage 3). In dit bestemmingsplan wordt geborgd dat er geen kwetsbare objecten binnen de PR 10-6/jaar contour kunnen worden gerealiseerd. Het groepsrisico van de buisleidingen is zeer klein. De verantwoording is opgenomen in het rapport.
Er is vanuit het plaatsgebonden of groepsrisico geen belemmering voor het plangebied. Wel wordt bij leiding A-510-01 rekening gehouden met een belemmeringsstrook van 5 meter aan weerszijden van de gasleiding, gemeten vanuit het hart van de leiding. Bij leiding W-500-01 bedraagt de belemmeringsstrook 4 meter.
Transport van gevaarlijke stoffen via de weg
Transport van gevaarlijke stoffen vindt plaats over de rijkswegen A1 en A28. Daarnaast valt bedrijventerrein Vathorst onder de aangewezen route voor gevaarlijke stoffen.
Zowel de rijkswegen als de overige wegen in het plangebied hebben geen 10-6 risicocontour voor het plaatsgebonden risico.
Het maximale groepsrisico voor de A28 boven knooppunt Hoevelaken ligt volgens de berekening bij 0,377 maal de oriënterende waarde en 377 slachtoffers. Het hoogst berekende groepsrisico ligt ter hoogte van kantorenpark Podium.
Binnen 200 meter vanaf de Rijksweg A1 bevindt zich in het plangebied geen voor het groepsrisico relevante bevolking. Nabij Calveen grenst het plangebied wel aan de A1, dit betreft echter een dunbevolkt bedrijventerrein. Voor de gehele A1 is ten behoeve van het bestemmingsplan "Bedrijventerreinen", dat grenst aan voorliggend bestemmingsplan, een berekening gemaakt van het groepsrisico. Deze bedraagt maximaal per kilometer 0,233 maal de oriënterende waarde. De hoogte van dit groepsrisico wordt met name bepaald door de in Nieuwland en Kattenbroek aanwezige bevolking. De in het plangebied Hooglanderveen en Vathorst aanwezige bevolking draagt hier minimaal aan bij.
Bedrijventerreinen Vathorst-Noord en –Zuid zijn vrij toegankelijk voor transporten met gevaarlijke stoffen. Een schatting van het aantal transporten en een vergelijking van de bevolkingsdichtheid met de te hanteren drempelwaarden laat zien dat transport van gevaarlijke stoffen over bedrijventerreinen Vathorst-Noord en –Zuid geen belemmeringen vormt voor het plangebied.
De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt nergens overschreden. Ook neemt het groepsrisico niet toe, zodat geen verdere verantwoording noodzakelijk is.
Transport van gevaarlijke stoffen via het spoor
Het plaatsgebonden risico vanwege het transport van gevaarlijke stoffen per spoor is geen belemmering voor het bestemmingsplan. Uit berekeningen blijkt dat er geen PR 10-6 contour rondom het spoor is (deze ligt dan op het spoor zelf).
Het groepsrisico bedraagt 0,24 maal de oriënterende waarde bij 1075 slachtoffers. Aangezien het groepsrisico niet toeneemt door de bestemmingsplan is geen verdere verantwoording nodig.
Hoogspanningsleidingen en zendmasten
Vanwege hoogspanningsleidingen en zendmasten zijn er geen belemmeringen voor het plangebied.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen op voor het bestemmingsplan. De verantwoording van het groepsrisico voor een aantal inrichtingen, buisleidingen en transportroutes voor gevaarlijke stoffen is gegeven in het rapport in bijlage 3.
5.8 Bodem
5.8.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Volgens het Bro zullen burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer een onderzoek verrichten naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging.
Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op daarvoor geschikte gronden te worden gerealiseerd. De bescherming van de bodem en de handhaving of verbetering van de bodemkwaliteit is landelijk geregeld via de wet bodembescherming en het besluit bodemkwaliteit.
5.8.2 Wet bodembescherming
De Wet Bodembescherming bevat de voorwaarden die kunnen en worden verbonden aan het verrichten van handelingen in of op de bodem. Primair komt bescherming en sanering in de wet aan bod. De wet heeft betrekking op zowel landbodems als waterbodems. De Wet bodembescherming geeft aan wanneer er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en of er dan ook gesaneerd moet worden.
De hoeveelheid grond dan wel grondwater (beide in m³) en de mate van vervuiling, gemiddeld boven de interventiewaarde, zijn de criteria voor een geval van ernstige bodemverontreiniging.
De interventiewaarde is de waarde, waarboven er risico’s kunnen zijn voor mens, flora en fauna. De spoedeisendheid, de noodzaak om te saneren, hangt af van deze risico's maar ook van de mate van verspreiding van de bodemverontreiniging.
Voor gevallen van ernstige bodemverontreiniging is er bij niet gewijzigd grondgebruik soms geen noodzaak tot saneren. Voorbeelden zijn voormalige stortplaatsen en kleine verontreinigingen in het diepere grondwater.
De gevallen van ernstige bodemverontreinigingen zijn door de Gemeente Amersfoort grotendeels in beeld gebracht. In een aantal gevallen is in een beschikking Wet bodembescherming aangegeven wat er met een geval van ernstige bodemverontreiniging moet gebeuren. Nadat er is gesaneerd, kunnen er restverontreinigingen aanwezig zijn. Soms zijn er gebruiksbeperkingen.
5.8.3 Besluit bodemkwaliteit
Het doel van het besluit bodemkwaliteit is het handhaven van de balans tussen de bescherming van de bodemkwaliteit en het gebruik van de bodem voor ontwikkelingen zoals woningbouw. In het besluit zijn regels opgenomen over kwaliteitsborging, bouwstoffen, grond en baggerspecie.
5.8.4 Bodem in relatie tot het plangebied
In 2002 heeft de gemeente Amersfoort een bodemkwaliteitskaart en een bodembeheerplan vastgesteld. Deze bodemkwaliteitskaart is geldig tot uiterlijk 1 juli 2013, momenteel wordt gewerkt aan een nieuwe bodemkwaliteitskaart. De kaart vormt de leidraad voor hergebruik en verplaatsing van grond en geeft per gebied de kwaliteit van de boven- en ondergrond weer. In het Bodembeheerplan staan de voorwaarden voor hergebruik van grond.
Het plangebied ligt in de zone "Vathorst” met uitzondering van de oude dorpskern van Hooglanderveen. Op de kaart ligt het bestemmingsplangebied voor een deel in een zone die op basis van de bodemkwaliteitskaart is gekwalificeerd als "schoon", de dorpskern van Hooglanderveen ligt in een zone die gekwalificeerd is als "licht verontreinigd". De stortplaats “Smink” is uitgezonderd van de zonering.
Uiteraard kan plaatselijk de bodemkwaliteit sterk verschillen, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van een tankstation of door ander menselijk gebruik.
Voor het bestemmingsplan is als eerste met behulp van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Amersfoort een inventarisatie uitgevoerd naar de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied. Binnen het plangebied is nog een aantal gevallen van (ernstige) bodemverontreiniging aanwezig. Plaatselijk zijn in het grondwater verhoogde gehaltes aanwezig van zware metalen.
Voor elk bouwplan moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd. Dit gebeurt in het kader van de Woningwet. In artikel 8 van deze wet is bepaald dat de gemeente moet onderzoeken of door de bouw geen risico's ontstaan voor de gebruikers van het object door eventueel aanwezige verontreiniging. Dit is verder uitgewerkt in de bouwverordening van de gemeente. In de bouwverordening is ook aangegeven in welke situaties eventueel vrijstelling kan worden verleend van de plicht tot bodemonderzoek.
Aangezien de verplichting tot het uitvoeren van bodemonderzoek al sterk verankerd is in wet- en regelgeving en in de bouwverordening, zijn in de regels van dit bestemmingsplan geen bepalingen opgenomen op het gebied van bodemonderzoek. Dit zou mogelijk alleen maar leiden tot overregulering. Per aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt de situatie beoordeeld.
Bodemenergie
In het plangebied zijn goede mogelijkheden voor ondergrondse energieopslag voor open en gesloten systemen. Er zijn binnen het plangebied ook al een aantal van deze systemen gerealiseerd.
Bij bodemenergiesystemen wordt onderscheid gemaakt tussen open en gesloten systemen. De open systemen circuleren grondwater en worden ‘Warmte Koude Opslagsystemen’ (WKO) genoemd. De gesloten systemen wisselen warmte en koude uit via een gesloten buizenstelsel in de ondergrond en worden daarom ‘Bodemwarmtewisselaars’ genoemd. De open systemen hebben een vergunningplicht, de gesloten systemen op dit moment nog niet.
5.9 Geluid
5.9.1 Wet geluidhinder
De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Overeenkomstig de Wgh zijn (spoor- ) wegen en industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen voorzien van zones. Het gebied binnen deze zones geldt als akoestisch aandachtsgebied waar een toetsing uitgevoerd dient te worden. Daarbij beperkt de Wgh zich tot een toetsing ter plaatse van zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Dit zijn onder andere woningen, onderwijsgebouwen, gezondheidszorggebouwen, kinderdagverblijven, woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonboten.
Bij vaststelling van een bestemmingsplan komen in de volgende gevallen de regels van de Wgh aan de orde:
- het bestemmen van gronden voor nieuwe of gewijzigde geluidgevoelige objecten nabij (spoor-) wegen en industrieterreinen;
- het bestemmen van gronden voor de realisatie of wijziging van (spoor-) wegen (met uitzondering van rijksinfrastructuur, zie § 5.8.2) en industrieterreinen;
- het wijzigen van zonegrenzen van industrieterreinen.
De Wgh werkt met een systeem van voorkeursgrenswaarden en maximaal toegestane geluidsbelastingen. Indien een voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, kan onder bepaalde voorwaarden een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Hierbij mag de geluidsbelasting nooit hoger zijn dan de maximaal toegestane geluidsbelasting. De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per locatie en per geluidssoort.
5.9.2 Swung - 1
Per 1 juli 2012 is Swung 1 in werking getreden. Het gaat om een wijziging van de Wet milieubeheer die onder andere heeft geresulteerd in de invoering van geluidsproductieplafonds voor rijksinfrastructuur (rijkswegen en spoorwegen). Een geluidsproductieplafond geeft de toegestane geluidsproductie (geluidwaarde in Lden) vanwege een weg of spoorweg aan. Geluidsproductieplafonds gelden op referentiepunten langs rijkswegen en spoorwegen. De ligging van de referentiepunten, de grenswaarden en de bijbehorende gegevens zijn opgenomen in een openbaar, elektronisch toegankelijk geluidsregister. De wegbeheerders (Rijkswaterstaat en Prorail) moeten aan de grenswaarden op de referentiepunten voldoen en dat jaarlijks aantonen.
De nieuwe regels zijn, wat de rijksinfrastructuur betreft, in plaats gekomen van de regels in de Wet geluidhinder over de aanleg en reconstructie van een weg en de aanleg of wijziging van een spoorweg. Bij bouwen langs rijkswegen en spoorwegen blijft de Wet geluidhinder gelden, maar moet bij de berekening van de geluidsbelasting gebruik gemaakt worden van de brongegevens uit het register. Ook op decentraal beheerde wegen en spoorwegen blijft de Wet geluidhinder van toepassing.
5.9.3 Geluidgevolgen van aanwezige wegverkeer
Bij wegverkeer blijft de beoordeling van de ruimtelijk relevante milieubelasting in praktische zin beperkt tot de milieuaspecten geluid en trillingen.
Geluid
In de Wet geluidhinder (artikel 74 lid 1) is bepaald dat elke weg van rechtswege een geluidszone heeft. Uitgezonderd zijn wegen die zijn gelegen in een 30 km/uur-zone of in een woonerf. De breedte van de geluidszones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van een weg (zie onderstaande tabel).
aantal rijstroken | zonebreedte (meter) | |
stedelijk gebied | 1 of 2 | 200 |
3 of meer | 350 | |
buitenstedelijk gebied | 1 of 2 | 250 |
3 of 4 | 400 | |
5 of meer | 600 |
Tabel: aan te houden geluidszones langs wegen
Zodra binnen deze geluidszones nieuwe geluidgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd dan wel aanpassing van wegen moet plaatsvinden, is akoestisch onderzoek vereist op grond van de Wet geluidhinder. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen. Bij hogere grenswaarden dan de voorkeursgrenswaarde dan wel bij eerder vastgestelde hogere grenswaarden, maar niet hoger dan de maximaal toelaatbare hogere grenswaarde, zal een nieuw ontheffingsbesluit in het kader van de toepassing van de Wet geluidhinder moeten worden genomen (De voorkeursgrenswaarde voor geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt in de meeste gevallen 48 dB (Lden). De maximaal toegestane geluidsbelasting bedraagt 68 dB (Lden), afhankelijk van de situatie). Een ontheffingsbesluit kan worden genomen indien aan nadere randvoorwaarden van het gemeentelijke geluidhinderbeleid wordt voldaan.
De Wet geluidhinder is echter niet het enige instrument voor het ordenen van de omgevingskwaliteit. Inmiddels leert vaste jurisprudentie dat binnen zoneloze wegen (30 km/h-wegen) en buiten geluidzones (bv. onvoldoende of niet afgeschermde rijkswegen) op grond van de Wro in het kader van goede ruimtelijke ordening geluidonderzoeken toch noodzakelijk kunnen zijn en, vooral bij al aanwezige hoge geluidsbelastingen, afwegingen moeten worden gemaakt met betrekking tot het eventueel treffen van maatregelen.
De ontwikkeling van het woongebied van het vigerende plangebied Vathorst en daarop volgende deelgebieden zijn onderworpen aan zgn. verleende hogere grenswaarden in het kader van de Wet geluidhinder. Deze kunnen worden onderscheiden in:
- planinterne 30 km/h- wegen: geen ontheffing nodig in het kader van de Wet geluidhinder;
- overige planinterne wegen: voor een gelimiteerd aantal woningen(950) maximaal toelaatbare grenswaarde 55 dB(A) en voor maximaal 50 woningen 60 dB(A);
- rijksweg A1: voor 50 woningen in het plangebied maximaal 55 dB(A) en voor de overige woningen 50 dB(A); Swung 1 per 1 juli 2012 van toepassing;
- rijksweg A28: voor 50 woningen in het plangebied maximaal 55 dB(A) en voor de overige woningen 50 dB(A); Swung 1 per 1 juli 2012 van toepassing.
Voorts zijn ontheffingsgrenswaarden verleend voor die gevallen die niet via een uitwerking van het vigerende bestemmingsplan tot stand kwamen.
Inmiddels worden de geluidgrenswaarden niet meer in dB(A) maar in dB uitgedrukt. De nieuwe voorkeurgrenswaarde voor wegverkeer en ook overige vastgestelde waarde in dB bedragen 2 dB minder dan de genoemde dB(A) waarden.
In het plangebied van dit bestemmingsplan zijn veel woonwijken en daarbij behorende 30 kilometer zones aanwezig. Deze worden in het kader van de toepassing van de Wet geluidhinder verkeerslawaai buiten beschouwing gelaten, maar in het kader van een goede ruimtelijke ordening betrekken we deze gebieden wel in de omschrijving.
De hoofdinfrastructuur in het plangebied is bepaald door de Boulevard, Verbindingsweg, Bergpas en Hanzetunnel. Mogelijk worden na toepassing van Swung 2 maximaal toelaatsbare waarden voor deze wegen vastgesteld. Alle genoemde wegen hebben minimaal twee rijstroken, zodat een zonebreedte van tenminste 200 meter moet worden aangehouden. Akoestisch onderzoek is verplicht zodra nieuwe geluidgevoelige bestemmingen (wonen, onderwijs, zorg) binnen deze zone worden gerealiseerd en/of wegen worden gereconstrueerd.
In het plangebied worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen gerealiseerd binnen de geluidszones van de wegen. Aanpassingen van wegen vinden niet plaats op basis van dit bestemmingsplan.
Trillingen
Niet bekend is of zich in het plangebied trillingsoverlast als gevolg van voelbare trillingen voordoet. Het kan zich voordoen bij busbanen of bij veel vrachtverkeer. In die situaties moet aandacht besteed worden aan de afstand tot woningen, het type wegdek en de voegovergangen in het wegdek. Er is geen wetgeving voor trillingsoverlast. Voor het beoordelen daarvan en het treffen van maatregelen wordt gebruikt gemaakt van richtlijnen.
5.9.4 Spoorweglawaai
Bij spoorverkeer blijft de beoordeling van de ruimtelijk relevante milieubelasting in praktische zin beperkt tot de milieuaspecten geluid en trillingen. Spoorwegen hebben volgens artikel 106b van de Wet geluidhinder een zone waarvan de breedte afhankelijk is van het aantal sporen en de intensiteit van het gebruik. In het Besluit geluidhinder, via de regeling zonekaart spoorwegen, is op een kaart per categorie spoorlijn de breedte vand e zone aangegeven. Deze kaart ligt ter inzage bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu en is ook alleen daar in te zien.
5.9.5 Geluidgevolgen van aanwezige spoorverkeer
Geluid
Zodra binnen deze geluidszones nieuwe geluidgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd dan wel aanpassing van de spoorbaan moet plaatsvinden, is akoestisch onderzoek vereist op grond van de Wet geluidhinder. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen. Bij hogere waarden dan de voorkeurswaarde van 55 dB moet een nieuw ontheffingsbesluit in het kader van de toepassing van de Wet geluidhinder worden genomen. Dit besluit kan worden genomen indien aan nadere randvoorwaarden van het gemeentelijke geluidhinderbeleid wordt voldaan. De uiterste grenswaarde van 68 dB mag in geen geval worden overschreden.
De ontwikkeling van het woongebied van het vigerende plangebied Vathorst en daarop volgende deelgebieden zijn onderworpen aan de Wet geluidhinder. De voorkeursgrenswaarde Wet geluidhinder was destijds 60 dB(A) omdat het bestemmingsplan voor het jaar 2000 werd vastgesteld. Na het jaar 2000 gold een nieuwe voorkeursgrenswaarde van 57 dB(A). Inmiddels is deze voorkeursgrenswaarde gewijzigd in 55 dB. Er zijn bij de vaststelling van het bestemmingsplan Vathorst in 1999 geen ontheffingswaarden verleend. Dit betekende dat geluidafscherming langs het spoor moet voorzien in een geluidbelasting bij de woningen van niet meer dan 60 dB(A). De Wet geluidhinder is echter niet het enige instrument voor het ordenen van de omgevingskwaliteit. Inmiddels leert jurisprudentie dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening geluidonderzoek niet achterwege mag blijven naar de omvang van geluidreflectie van nieuwbouw richting de omgeving bij in het bestemmingsplan opgenomen bestaande woningen. Bij nieuwbouw van geluidgevoelige functies binnen een zone van 300 meter dient te allen tijde een akoestisch onderzoek te worden verricht.
Trillingen
In de directe nabijheid van de spoorbaan Amersfoort-Zwolle/Apeldoorn kunnen trillingen, vooral als gevolg van het goederenvervoer, trillingsoverlast veroorzaken. Na voorafgaand trillingsonderzoek is daarop ingespeeld bij de inmiddels gerealiseerde nieuwbouwwoningen direct bij het spoor door trillingdempende maatregelen bij woningen te treffen.
5.9.6 Geluidgevolgen van bedrijven
Bedrijven worden altijd beoordeeld op de geluid- en trillingsgevolgen naar de omgeving. Bij geluid kan naast de individuele beoordeling ook nog sprake zijn van een cumulatieve beoordeling van de geluidbelasting veroorzaakt door de gezamenlijke bedrijven. Hierbij moeten bedrijven binnen een begrensd bedrijventerrein de gezamenlijke toelaatbare geluidsbelasting onder elkaar verdelen. Het woongebied Vathorst ligt niet binnen een geluidzone van een bedrijventerrein, omdat vestiging van bedrijven die een bedrijventerrein zoneringsplichtig maken uitgesloten zijn en blijven.
Niet geluidgezoneerd bedrijventerrein Vathorst (grenzend aan de zuidzijde van voorliggend bestemmingsplan)
Het bestemmingsplan Vathorst sluit de vestiging van grote lawaaimakers expliciet uit. Op grond daarvan bevindt zich geen geluidzone rondom het bedrijventerrein dat ten zuiden van voorliggend bestemmingsplan gebied ligt. Het vigerende bestemmingsplan kent echter wel een werkwijze waarbij rekening wordt gehouden met de milieubelangen uit de omgeving. Op dit bedrijventerrein te vestigen bedrijven zijn onderworpen aan een milieu-categoriebeoordeling, waarbij vroegtijdig wordt bezien in hoeverre de milieubelasting naar de omgeving kan worden beperkt zonder de leefkwaliteit in Hooglanderveen en Vathorst te schaden. Het geluidaspect is naast stof- en geuroverlast en extrene veiligheid, een belangrijk onderdeel daarbij. Het vigerende plan laat alleen bedrijven toe in de milieucategorie 1 t/m 3 met de bevoegdheid voor het gemeentebestuur om een bedrijf dat in een naastgelegen hogere categorie, in de milieucategorie 3 te plaatsen. De milieucategorieën hoger dan 4 zijn uitgesloten van vestiging.
Niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voorkomende bedrijven kunnen bij afzonderlijk besluit worden ingedeeld in een milieucategorie.
Naast deze werkwijze wordt de geluidkwaliteit gewaarborgd door de toepassing van milieuwetgeving.
Individuele bedrijven binnen het plangebied
Hoewel niet van toepassing op bestaande bedrijven zal in het kader van goede ruimtelijke ordening (GRO) een indicatie worden gegeven van de gewenste milieuafstanden voor geur (S), geluid(G), stof(D) en externe veiligheid(V) volgens de inzichten van de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering", versie 2009. Van deze afstanden weergegeven in meters kan worden afgeweken mits gedragen door een goede motivering. De grootste afstand is echter maatgevend voor de GRO-beoordeling.
Smink
De geluidvergunde ruimte bij Smink is vastgelegd in zijn milieuvergunning en is niet belemmerend voor het woon- en leefklimaat in Vathorst.
Individuele bedrijven buiten het plangebied
Buiten het plangebied bevinden zich geen bedrijven met enige geluidrelevantie voor het woongebied.
5.9.7 Geluidsnota gemeente Amersfoort (2006)
De gemeente heeft beleid opgesteld met betrekking tot het vaststellen van hogere grenswaarden (Geluidsnota gemeente Amersfoort, vastgesteld op 11 november 2006). Hierin zijn criteria en voorwaarden opgenomen die aan de hogere grenswaarde worden verbonden.
5.10 Duurzaamheid
5.10.1 Normen en beleid
In 2030 is Amersfoort een stad zonder CO2 uitstoot. Deze ambitie van een Duurzame Stad vraagt een aanpak, die alle betrokken partijen verbindt en helpt deze ambities te realiseren. Een duurzaam project realiseren is de samenhang vinden op ruimtelijk, sociaal-cultureel, economisch en ecologisch vlak. De lange termijnopgaven, zoals klimaatbestendigheid, beheersing van de verkeersdruk en energieneutrale gebouwen moeten in zicht blijven.
Aandacht voor duurzaam en milieubewust bouwen in alle stadia van het ontwerp en bouwproces is belangrijk. Al op stedenbouwkundig niveau moeten hierbij keuzes worden gemaakt. Naast het gemeentelijk beleid moet bij de uitwerking van de plannen op bouwplanniveau tevens rekening worden gehouden met het landelijk beleid: het Klimaatakkoord 2007-2011. Hierin is vastgesteld dat in 2020 de nieuwbouw klimaatneutraal moet zijn. Het rijk gaat de komende jaren stapsgewijs de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) aanscherpen. Voor woningbouw is de EPC in januari 2011 van 0,8 al naar 0,6 verlaagd. De volgende aanscherping naar 0,4 wordt in 2015 ingevoerd met als doel energieneutrale nieuwbouwwoningen in 2020.
Andere aspecten zijn technische duurzaamheid, economische en sociale duurzaamheid. Het streven is naar een wijk met balans tussen economische, ecologische en sociale duurzaamheid.
5.10.2 Duurzaamheid plangebied
Vanuit natuur, milieu en ecologie zijn (ecologische duurzaamheid) doelstellingen geformuleerd voor het wonen, werken en recreëren in Vathorst. Milieuvriendelijk bouwen, beperken van energie- en watergebruik, integraal waterbeheer, stimuleren van openbaar vervoer en beperken van automobiliteit zijn daarbij uitgangspunten. Omdat de wijk ruimte wil bieden aan een verscheidenheid aan leefvormen en behoeften, óók voor toekomstige generaties, is flexibiliteit het uitgangspunt; de wijk moet veranderingen in de tijd kunnen opnemen, technisch solide zijn en in beeld en gebruiksmogelijkheden blijven appelleren aan de behoeften. Flexibiliteit van de basisstructuur is één duurzaamheidaspect en richt zich op de functionele duurzaamheid. Flexibel betekent hier dat woningen zonder grote (milieu)problemen kunnen worden aangepast, gesplitst of samengevoegd of zelfs van functie kunnen veranderen. Compact bouwen rond haltes, stations en centrumvoorzieningen draagt bij aan het beperken van de mobiliteit en leidt tot energiebesparing.
5.10.3 Economische en sociale duurzaamheid
Economische duurzaamheid richt zich op de fysieke en functionele levensduur van de wijk. Duurzaamheid in deze zin betekent het voorkomen van kapitaalvernietiging door slijtage en gebrek aan flexibele gebruiksmogelijkheden. Maar evenzeer moet gedacht worden aan de aanwezigheid van economische functies, gericht op het functioneren van de wijk. De mogelijkheid van hun ontwikkeling mag niet worden beperkt door de ruimtelijke structuur en de (afwezigheid van) relaties en verbindingen.
Vanuit het oogpunt van sociale duurzaamheid zijn aan de wijk gehechte bewoners nodig. De basis hiervoor is een aangename wijk, waar het woongenot wordt bepaald door de woning en de woonomgeving en door de voorzieningen en relaties. De verscheidenheid en menging van leefstijlen, de vele functionele mogelijkheden, het kunnen veranderen van woning binnen de wijk (wooncarrière), de vrije keuzes in individualiteit en collectiviteit zijn enkele van de aspecten die hiertoe bijdragen.
5.10.4 Prestatieafspraken voor de duurzaamheid, het instrument GPR-gebouw
De gemeente Amersfoort wil controleerbare prestatieafspraken voor de duurzaamheid van gebouwen. In oktober 2011 is de DCBA- systematiek (uit het werkboek Duurzaam Bouwen en Wonen) voor het vastleggen van prestatiefafspraken voor duurzaamheid van gebouwen vervangen door GPR- gebouw methodiek. Het oorspronkelijke DCBA C- ambitieniveau is vertaald naar de minimale scores van het GPR-gebouw voor de duurzaamheid van gebouwen.
Met dit instrument wordt de duurzaamheidprestatie van een gebouw voor de vijf thema's gekwantificeerd. Deze thema's verdeeld over de drie P's zijn als volgt: "Energie en Milieu (Planet), Gezondheid en Gebruikskwaliteit (People) en Toekomstwaarde (Profit).
De minimale duurzaamheidprestaties gelden voor alle woon- en utiliteitsfuncties (kantoren, bedrijven scholen, winkels en anderen).
Voor het inrichten van de openbare ruimte gelden duurzame richtlijnen, die zijn samengevat in het document "Richtlijnen voor inrichtingswerken in de openbare ruimte".
Met behulp van het instrument GPR-gebouw zijn de gemeentelijke beleidsdoelstellingen vastgelegd c.q. vertaald naar een prestatiescore van het instrument GPR-gebouw. Per thema wordt een score gegeven op een schaal van 0 tot 10. Hoe hoger de score des te lager de milieubelasting.
Voor nieuwbouw moet worden gestreefd naar de volgende scores per thema:
- Energie: 7,5
- Milieu: 7,0
- Gezondheid: 7,0
- Gebruikskwaliteit: 7,0
- Toekomstwaarde: 7,0
Hiermee wordt (deels) invulling gegeven aan de ambitie van de gemeenteraad om als stad in 2030 CO2 neutraal te zijn en daarmee te voldoen aan de kernwaarde duurzaamheid uit het coalitieakkoord.
Bovengenoemde prestatiescores gelden voor alle bouwprojecten of ontwikkelingsgebieden waarbij de gemeente prestatie- of samenwerkingconvenanten met externe partners afsluit voor alle woon- en utiliteitsfuncties.
Met de toekomstige, wettelijke aanscherping van energieprestatie voor woningen en de invoering per 1 januari 2013 van materiaalgebonden prestatie-eisen voor woningen, woongebouwen en kantoorgebouwen, worden de relevante GPR score's verder verhoogd.
5.10.5 Energieprestatie
Voor het energiegebruik van de woningen, bedrijven en andere gebouwfuncties geldt een energieprestatienorm voor de gebouwen die 10% lager is dan de wettelijke geldende energieprestatienorm. Deze enrgieprestatie-eis is vertaald in de GPR-Gebouw minimum score van 7,5 voor thema Energie. Met de volgende wettelijke aanscherping van de energiecoëfficiënt (EPG) in 2015, zal de GPR score voor het thema energie verder worden verhoogd. om uiteindelijk te komen tot energieneutrale nieuwbouw in 2020.
Tot 2020 hoeven de te realiseren woningen in Vathorst niet direct energieneutraal te zijn. De toegepaste maatregelen mogen echter niet belemmerend werken om op termijn energieneutraliteit te bereiken. Voor Vathorst worden samen met de ontwikkelaars de mogelijkheden verkend om toekomstgericht te gaan bouwen (zodanig te bouwen dat duurzame aanpassingen snel en eenvoudig in een later stadium kunnen worden gerealiseerd). Deze maatregelen worden "No Regret maatregelen" genoemd.
5.10.6 Energievisie in plangebied
Er zijn diverse mogelijkheden om aan de landelijke en gemeentelijke ambities op het gebied van energie te voldoen. Er zal daarom een keuze moeten worden gemaakt voor een energieconcept. Hierbij kan worden gekozen voor lokale of collectieve oplossingen. Voor elke nieuw te ontwikkelen plangebied dient een energievisie gemaakt worden die per plangebied, de bestaande kansen en kwaliteiten in kaart brengt.
Er wordt optimaal gebruik gemaakt van passieve zonne-energie door een optimale zongerichte verkaveling en ontwerp, bouwtechnische maatregelen (onder andere extra isolatie, toepassen van zonneboilers, geclusterd compact bouwen en warmteterugwinsystemen uit ventilatielucht). Er wordt gestreefd naar maximale energie inzet, afkomstig van duurzame bronnen (zon, warmte- en koude opslag, biomassa).
In Vathorst wordt voor de energielevering in de verschillende plangebieden een energiemix van HR-ketels, warmtekrachtkoppeling en warmtepompen in combinatie met Warmte - en Koudeopslag toegepast.
In de volgende plangebieden worden energetisch gezien, verschillende energieleveringconcepten gerealiseerd: De Laak (warmtekrachtkoppeling), De Velden (HR ketels, zonnecollectoren en zonnepanelen), De Bron (warmtepompen in combinatie met Warmte - en Koudeopslag gesloten systemen bij ca 600 woningen), Hooglanderveen (HR ketels in combinatie met zonnecollectoren en zonnepanelen).
5.10.7 Grondstoffen / afval
De inzet bij de planontwikkeling van Vathorst richt zich enerzijds op het beperken van het gebruik van grondstoffen. Dit betreft zowel de materiaaltoepassing bij de realisatie van de wijk (beton, zand, hardhout) als het gebruik van energie en water. Anderzijds wordt er naar gestreefd het milieu zo min mogelijk te belasten met afvalstoffen en met vervuiling van bodem, water en lucht.
Voor uitlogende bouwmetalen (koper, lood en zink) voor zover deze worden toegepast op plaatsen die zijn blootgesteld aan weersinvloeden, geldt een toepassingsverbod. Daarnaast dient uitsluitend FSC gecertificeerde hout of gemodificeerd hout zoals verhit vuren, o.a. Plato, of geacetyleerd hout Accoya te worden toegepast.
Een integraal, op duurzaamheid gericht, afvalbeheer behelst een samenhang tussen de wijze van afvalinzameling en de daaruit voortvloeiende stedenbouwkundige maatregelen. In het plangebied De Laak vindt afvalinzameling bij voorkeur ondergronds plaats. In alle andere plangebieden wordt afvalinzameling bovengronds. Afvalcontainers worden op eigen terrein geplaatst (niet in openbare ruimte).
Tijdens de bouw vindt gescheiden inzameling en afvoer van afval plaats.
In 2012 wordt een onderzoek gestart naar een nieuw Grondstoffenplan voor de periode 2013-2016. Er wordt onderzocht welke concrete kansen er liggen voor de implementatie van het concept "'cradle to cradle" (afval=grondstof) in het kader van onder andere de bestaande stad en gebiedsontwikkeling.
5.10.8 Nieuwe bouwinitiatieven
Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend. Bij bouwinitiatieven wordt gekeken naar de kansen op het gebied van duurzaamheid. Maatregelen om deze duurzaam te bouwen / te ontwikkelen zijn in die paragraaf beschreven. Algemeen dient bij bouwprojecten vroegtijdig overlegd te worden met de afdeling milieu van de gemeente Amersfoort over de sturing van ontwerp- en materiaalkeuzen. Doel van dit overleg is:
- het vroegtijdig in kaart brengen van 'duurzaam bouwen' kansen;
- indien het streefniveau niet wordt gehaald (zie paragraaf 5.10.4 "GPR instrument, prestatieafspraken") wordt met de bouwende partij overlegd over de redenen voor ontstane belemmeringen. Gezamenlijk wordt bekeken welke oplossingen mogelijk zijn;
- tijdige toetsafspraken van het voorlopig ontwerp en het definitief ontwerp, evenals het toetsen van het bestek en de uitvoering door de afdeling Vergunningen-, Toezicht en Handhaving (VTH).
5.11 Flora En Fauna / Ecologie
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen is het noodzakelijk te onderzoeken in hoeverre de plannen ten koste gaan van de (aanwezige) flora en fauna. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de 'toets in het kader van gebiedsbescherming' en de 'toets in het kader van soortenbescherming'.
5.11.1 EU-Vogelrichtlijn / 1979 en EU-Habitatrichtlijn / 1992
De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming. Nederland heeft de richtlijnen geïmplementeerd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet van 1968 en 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (soortenbescherming). De gebiedsbescherming heeft betrekking op de Vogelrichtlijngebieden die het rijk heeft vastgesteld, de Habitatrichtlijngebieden die het rijk bij de Europese Commissie heeft aangemeld, de beschermde natuurmonumenten en de staatsnatuurmonumenten. Ruimtelijke ingrepen die in deze gebieden plaatsvinden dan wel in de nabijheid van beschermde natuurgebieden, moeten worden getoetst op hun effecten op deze gebieden.
5.11.2 Boswet
Op bosgebieden buiten de bebouwde kom (volgens de definitie van de Boswet) en groter dan 10 are of - bij rijbeplanting - meer dan 20 bomen, is de Boswet van toepassing. De Boswet beoogt het areaal bos in Nederland in stand te houden. Als bos waarop de Boswet van toepassing is, gekapt wordt is men altijd verplicht tot heraanplant, tenzij er sprake is van een goedgekeurd bestemmingplan. Als dat het geval is, moet compensatie van het betreffende bosareaal elders plaatsvinden. De provincie Utrecht is bevoegd gezag voor naleving van de Boswet.
Als gevolg van dit bestemmingsplan vindt op dit moment geen aantasting plaats van het bosareaal.
5.11.3 Toets in het kader van gebiedsbescherming
De toets in het kader van gebiedsbescherming vindt zijn oorsprong in de Natuurbeschermingswet 1998 en draagt zorg voor de bescherming van natuurwaarden. De wet kent drie typen gebieden:
- Natura 2000-gebieden;
- Beschermde natuurmonumenten;
- Gebieden die de Minister van LNV aanwijst ter uitvoering van verdragen of andere internationale verplichtingen (met uitzondering van verplichtingen op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn).
Plannen dan wel projecten in deze gebieden, maar ook daar buiten in verband met de zogenaamde externe werking, kunnen vergunningplichtig zijn.
5.11.4 Gebiedsbescherming in relatie tot het plangebied
Ten noorden van het bestemmingsplangebied ligt het Natura 2000 gebied 'Arkemheen', dat bestaat uit de Putterpolder en Nijkerkerpolder. Het gebied maakt van oorsprong onderdeel uit van een delta, waarin de beken van de Veluwe en Utrechtse Heuvelrug uitmondden in de Zuiderzee. Vanaf 1250 is het gebied ingepolderd en momenteel maakt het onderdeel uit van een uitgestrekte open polder, bestaande uit weidegebieden met rietmoerasjes en slootjes.
Voor Arkemheen bestaat de kernopgave uit het behouden van de omvang en kwaliteit leefgebied (overwintering) voor de kleine zwaan met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 190 vogels (seizoensgemiddelde). Het gebied is tevens aangewezen voor de smient, met als opgave behoud omvang en kwaliteit leefgebied (overwintering) met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 850 vogels (seizoensgemiddelde). Daarnaast geldt als complementair doel behoud verspreiding, omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud van de populatie bittervoorn.
Door SOVON (De Boer 2008) is een toetsing uitgevoerd van de mogelijke effecten van het ontwerpplan Vathorst-Noord en Vathorst-West op de kleine zwaan. Vathorst-Noord valt binnen het pleistergebied, in Vathorst-West vindt geen overwintering plaats. Beide gebieden liggen buiten en op ruim één kilometer afstand van het N2000 gebied Arkemheen. Uit de toetsing is gebleken dat geen of weinig, niet-significante, negatieve effecten zullen optreden op het instandhoudingsdoel van de kleine zwaan. Het belangrijkste zijn de uistralingseffecten in de vorm van verstoring door een toename van recreatie. Door de kortere afstand van de bebouwing van Amersfoort tot Arkemheen zal de recreatiedruk in het gebied toenemen, waardoor meer verstoring op zal treden. Ook een toename van verstoring van huisdieren (katten, honden) is mogelijk. Beperken van de recreatie, het openhouden van het gebied, het op peil houden van de hoge grondwaterstand en het voortzetten van het huidige grondgebruik zijn de belangrijkste algemene maatregelen om negatieve effecten op de kleine zwaan te voorkomen.
Ten aanzien van de kleine zwanen die buiten Arkemheen foerageren in de nabijheid van Vathorst zijn negatieve effecten te verwachten. Deze zwanen verliezen foerageergebied door bebouwing van Vathorst-West, het opschuiven van de bebouwing en een toename van recreatie. Daarnaast kunnen hoge structuren (hoge gebouwen) een fysieke barrierewerking veroorzaken.
5.11.5 Toets in het kader van soortenbescherming
De toets in het kader van soortenbescherming is met de wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet (1 juli 2002) wettelijk vastgelegd. Bij elk plan dat ingrijpt op standplaatsen van planten of verblijfplaatsen van dieren, dient getoetst te worden wat het effect is op beschermde soorten, die met name genoemd zijn in de Flora- en faunawet.
5.11.6 Flora- en Faunawet
De soortenbescherming heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in een aantal bij de Flora en faunawet behorende besluiten.
Dat houdt in dat bij planvorming uitdrukkelijk rekening gehouden moet worden met de gevolgen die ruimtelijke ingrepen hebben voor de instandhouding van de beschermde soort.
Sinds 22 februari 2008 is een nieuwe AmvB in werking getreden die voorziet in een wijziging van het "Besluit beschermde dier- en plantensoorten". Deze AMvB, betekent dat het ontheffingsregime is aangepast. Met de inwerkingtreding van dit besluit zal sprake zijn van een drietal categorieën beschermingsniveaus:
- Niveau 1: een algemene vrijstelling van in Nederland algemeen voorkomende soorten; Voor deze soorten geldt een vrijstelling voor ruimtelijke ingrepen en bestendig gebruik en beheer. Ontheffing ten behoeve van andere activiteiten kan worden verleend, mits de gunstige staat van instandhouding niet in het geding is ('lichte toetsing');
- Niveau 2: een algemene vrijstelling met gedragscode voor een aantal beschermde soorten; Voor deze soorten geldt een vrijstelling voor werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting en van bestendig gebruik en beheer, als op basis van een door de minister van EL&I goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt. Anders is ontheffing noodzakelijk, na lichte toetsing;
- Niveau 3: streng beschermde soorten; Dit zijn de planten- en diersoorten vermeld in Bijlage 1 van het Vrijstellingenbesluit of in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Uit recente jurisprudentie blijkt dat de regels voor de Habitatrichtlijnsoorten nog strikter zijn. Voor bestendig gebruik en beheer geldt voor de soorten van Bijlage 1 van het Vrijstellingenbesluit een vrijstelling, mits men werkt op basis van een door de minister van EL&I goedgekeurde gedragscode. Voor ruimtelijke ingrepen is altijd een ontheffing op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Deze kan worden verleend na een uitgebreide toetsing (zie onder). Voor de soorten van Bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt hetzelfde regime, met één grote beperking. Ontheffing of vrijstelling kan niet worden verleend voor ruimtelijke ingrepen en bestendig beheer en gebruik, tenzij er (tevens) sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang, of in het belang van het milieu, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van wilde flora en fauna. Voor deze groep soorten kan overigens geen vrijstellingen worden verleend voor artikel 10 (verontrusting).
5.11.7 Flora- en Faunawet in relatie tot het plangebied
De Velden
Beschermde soorten
De Velden betreft een omvangrijk gebied dat niet integraal is onderzocht op flora en fauna. In 2008 is Velden 1f onderzocht door Heinen (2008).
De zwanebloem, een beschermde oeverplant (Tabel 1 Flora- en faunawet), komt verspreid voor in wateren in het gebied. Het is een aan de noordkant van Amersfoort algemeen voorkomende soort. Andere beschermde soorten zijn niet bekend. De natuurgebiedjes in Velden, restanten van het voormalige weidegebied, vormen geschikt biotoop voor de rietorchis (Tabel 2 Flora- en faunawet).
De watergangen zullen een vergelijkbare visfauna hebben als de omliggende gebieden. De kleine modderkruiper (Tabel 2 Flora- en faunawet) zal verspreid voorkomen, de bittervoorn (Tabel 3 Flora- en faunawet) wordt in de bredere (>2 meter) watergangen verwacht. Deze watergangen zullen ook worden gebruikt door algemene soorten amfibieën als bruine kikker, bastaardkikker, gewone pad en kleine watersalamander (alle Tabel 1 Flora- en faunawet). Strikter beschermde soorten worden niet verwacht. Ook reptielen, specifiek de ringslang, worden niet in De Velden verwacht.
Voor vleermuizen zijn de doorgaande oude houtwallen belangrijk. Vleermuizen zijn traditioneel met betrekking tot het gebruik van hun landschap. De houtwallen hebben een functie als vliegroute en foerageergebied. Vooral dit laatste aspect is belangrijk. De houtwallen bestaan voor een belangrijk deel uit inheemse boomsoorten, waar een breed scala aan insecten rond voorkomt. Zij vormen op hun beurt prooi voor de vleermuizen. Met toename van de ouderdom van de bomen ontstaan holten en scheuren, die door vleermuizen als verblijfplaats gebruikt kunnen worden.
In De Velden zijn in veel woningen nestkasten geplaatst voor huismus en gierzwaluw. De eerste weet daar sterk van te profiteren en veel nestkasten zijn inmiddels door deze soort bezet. Het is niet bekend in hoeverre de gierzwaluw reeds gebruik maakt van nestvoorzieningen in de wijk. In de oude en nog niet bebouwde agrarische delen van de De Velden komt de buizerd voor.
Ecologische waarden
In De Velden is zoveel mogelijk gestreefd naar behoud van de oorspronkelijke landschappelijke structuren. Vooral de houtwallen zijn van grote waarde door de aanwezigheid van oude bomen en een gerijpte bodem. Via deze structuren kunnen planten en dieren als egel het gebied in en van daaruit verspreiden via parken en tuinen.
Centraal in het westelijke gedeelte van de Velden is een klein weilandje als natuurgebied behouden. Hier is een grote poel in aangelegd en de oorspronkelijke, deels aangevuld, houtwalstructuur begrenst het gebied. Door het extensieve hooilandbeheer vormt het gebiedje een hotspot voor biodiversiteit in de Velden.
Beperkingen vanuit wetgeving
De volgende regels en beperkingen gelden vanuit vigerende natuurwetgeving:
- ten aanzien van bebouwing geldt dat voorafgaand aan sloop of grootschalige renovatie eerst onderzoek zal moeten plaatsvinden naar gebruik door vleermuizen en vogels, specifiek huismus;
- ten aanzien van de watergangen en slootjes geldt dat voorafgaand aan demping of (gedeeltelijke) vergraving onderzoek moet plaatsvinden naar het belang voor aanwezige beschermde soorten vissen.
De Bron
Het gebied De Bron is niet onderzocht. Een inschatting van de aanwezige soorten wordt gemaakt op basis van kennis van de omliggende gebieden.
De vegetatie in De Bron is vergelijkbaar met de omliggende gebieden. In slootjes zal de zwanebloem (Tabel 1 Flora- en faunawet) voorkomen, een algemene soort langs de noordrand van Amersfoort. Andere beschermde planten worden niet verwacht.
In de slootjes zal de kleine modderkruiper voorkomen, een strikter beschermde soort (Tabel 2 Flora- en faunawet) die vrij algemeen voorkomt in de noordrand van Amersfoort. Ook aanwezigheid van de bittervoorn is hier mogelijk.
De slootjes, ruigten en (voormalige) weilanden vormen leefgebied voor algemeen voorkomende soorten als bruine kikker, kleine watersalamander, gewone pad, veldmuis, bosmuis en egel (Tabel 1 Flora- en faunawet). Strikt beschermde soorten worden niet verwacht.
De opgaande begroeiing, onder andere in de vorm van elzenhoutwallen, kunnen een functie hebben als vliegroute voor vleermuizen. In de beschutting zal door vleermuizen worden gefoerageerd. Ook algemene soorten broedvogels zullen in deze houtwallen voorkomen.
Ecologische waarden
De oorspronkelijke structuren die behouden zijn vormen belangrijke dragers voor natuur in de Bron. Dit zijn de houtwallen (vogels, vleermuizen), sloten (vissen, amfibieen, waterplanten) en bijbehorende oevers (watervogels, grondgebonden zoogdieren). Een zo natuurlijk mogelijk, extensief beheer is belangrijk voor behoud van deze waarden. Grote kans liggen in de toekomstige plas in het centrale gedeelte van de Bron. Deze vult zich met kwelwater, waardoor er volop kansen zijn voor planten die afhankelijk zijn van kwel. Door gebruik te maken van gradienten, zowel boven als onder water ontstaan voor veel watergebonden soorten geschikt leefgebied. Vooral ondiepe zones (<50 cm.) zijn belangrijk voor bijvoorbeeld libellen en kikkers.
Beperkingen vanuit wetgeving
De volgende regels en beperkingen gelden vanuit vigerende natuurwetgeving:
- ten aanzien van bebouwing geldt dat voorafgaand aan sloop of grootschalige renovatie eerst onderzoek zal moeten plaatsvinden naar gebruik door vleermuizen en vogels, specifiek huismus;
- ten aanzien van de watergangen en slootjes geldt dat voorafgaand aan demping of (gedeeltelijke) vergraving onderzoek moet plaatsvinden naar het belang voor aanwezige beschermde soorten vissen.
Laak
Beschermde soorten
Het deelgebied Laak is niet integraal onderzocht op flora en fauna. Door Heinen (2008) is Laak 2 onderzocht. In het kader van monitoring van de watergang de Laak op gebruik door vleermuizen is in 2006, 2007, 2009, 2010 en 2012 onderzoek naar vleermuizen uitgevoerd.
Uit het plangebied is één beschermde soort plant bekend, de zwanebloem (Tabel 1 Flora- en faunawet). Deze soort groeit in de Laak en kan in andere ondiepe wateren en oeverzones verwacht worden, bijvoorbeeld langs de rondweg. Het is een algemene soort in de polders aan de noordkant van Amersfoort. Op termijn kan vestiging van de beschermde muurplanten, waaronder tongvaren, worden verwacht op de kademuren in Laak 1. Bij een recente inspectie zijn hier mannetjesvarens aangetroffen (niet beschermd). De watergangen en oevers langs de rondweg zijn kansrijk voor planten, onder meer door de aanwezigheid van kwel. Een kwelindicator en relatie zeldzame soort is de waterviolier, die lokaal in Laak in watergangen voorkomt.
De watergangen in het plangebied en de Laak zelf vormen leefgebied voor de beschermde kleine modderkruiper (Tabel 2 Flora- en faunawet). Het is aannemelijk dat ook de bittervoorn (Tabel 3 Flora- en faunawet), gelet op de verspreiding in de Eempolder. Het is niet uitgesloten dat in ondiepe oeverzones en kleinere wateren ook de grote modderkruiper (Tabel 3 Flora- en faunawet) voorkomt. Daarnaast is het vetje bekend uit de Laak, een klein visje dat op de Rode Lijst staat (niet beschermd).
In en rond de wateren in Laak zijn algemene soorten amfibieën te verwachten, waaronder gewone pad, bruine kikker en bastaardkikker (alle Tabel 1 Flora- en faunawet). Strikter beschermde soorten amfibieën worden hier niet verwacht. Reptielen, specifiek de ringslang, worden niet verwacht.
Voor grondgebonden zoogdieren zijn vooral de groenstructuren rond de bebouwing van de Laak waardevol. De bermen en oevers vormen leefgebied voor algemene soorten als bosmuis, veldmuis, egel en bosspitsmuis. Strikter beschermde soorten zijn niet bekend en worden evenmin verwacht.
Vleermuizen, specifiek watervleermuis en gewone dwergvleermuis (alle soorten Tabel 3 Flora- en faunawet), maken veel gebruik van de wateren in Laak en de Laak zelf als jachtgebied en vliegroute. Vooral locaties waar een combinatie van water en opgaande beplanting aanwezig is, zoals de watergang langs Laak 3, vormen belangrijk jachtgebied. De onderdoorgang van de Laak onder de A28 is een zeer belangrijke vliegroute voor de watervleermuizen die een verblijf hebben in het Hoevelakense Bos. De onderdoorgang van het spoor onder de A28 is minder van belang als vliegroute. Met het aangroeien van de nieuwe beplanting op het talud van de A28 mag verwacht worden dat deze zone weer zijn waarde terugkrijgt als leefgebied voor vleermuizen. Door de aanleg van de parallelweg langs de A28 is veel leefgebied verloren gegaan, wat een negatief effect heeft gehad op de toen aanwezige vleermuizen. Een andere belangrijke vliegroute wordt gevormd door de beplanting van de Hogesteeg in het westen van Laak. Deze bomen worden gebruikt door de gewone dwergvleermuis.
Verblijfplaatsen van vleermuizen in de nieuwbouw van Laak zijn nog niet bekend. Het is echter de verwachting dat soorten als gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger spoedig gebruik zullen maken van de spouwmuren en andere verblijfplaatsen in de nieuwbouw. Van de gewone dwergvleermuis zijn verblijfplaatsen bekend in oude bebouwing langs de Hogesteeg.
Voor vogels is Laak van beperkte betekenis. Langs de watergangen broeden algemene soorten als wilde eend, meerkoet en waterhoen. In rietkragen langs de Laak en op Laak 3 broedt de kleine karekiet. Deze soort zal verder toenemen met het aangroeien van riet en oevervegetaties. Op termijn is de verwachting dat de huismus zal gaan broeden onder dakpannen; wellicht weet ook de gierzwaluw te profiteren van de nieuwbouw. De agrarische gebouwen langs de Hogesteeg vormen broedgelegenheid voor uilen (kerkuil; Hogesteeg 13a) en huismussen. Bebouwing van de hier nog aanwezige akkers en weilanden zal als consequentie hebben dat uilen moeten uitwijken naar omliggende agrarische gebieden.
Ecologische waarden
De huidige ecologische waarden van Laak zijn terug te voeren op de nieuwe inrichting en bebouwing, de groen-blauwe structuur rondom en het agrarische westelijke gedeelte.
De nieuwe inrichting van Laak bepaalt in hoge mate de mogelijkheden voor ecologie. De door hoge bebouwingsdichtheid en versteningsgraad biedt dit gedeelte vooral leefgebied aan hoogstedelijke soorten. Dit zijn bijvoorbeeld huismus, gewone dwergvleermuis en muurplanten. De laatste groep kan profiteren van de aangelegde kademuren.
De groen-blauwe structuur rondom Laak, bestaande uit de Calveense Wetering, Laak en omliggende oevers en groenstroken, is de drager van natuur in Laak. Het natte profiel vormt leefgebied voor de watergebonden soorten die kenmerken zijn voor de laaggelegen Eempolders. Dit zijn vissen als kleine modderkruiper, vetje en bittervoorn, maar ook (kwel)planten als brede waterpest, waterviolier, holpijp en diverse fonteinkruiden. Langs de oevers groeit zwanebloem. Het droge profiel, vanaf de oever landopwaarts, ontwikkelt zich onder invloed van beheer. Onder extensief maaibeheer ontstaan hier bloemrijke glanshaverhooilanden, welke biotoop vormen voor veel soorten dagvlinders, sprinkhanen en andere fauna.
Het open, agrarische westelijke gedeelte vormt leefgebied voor de kenmerkende fauna van de Eempolder. Door de toenemende verstoring zijn soorten als kleine zwaan en grutto hier verdwenen, maar haas en argusvlinder zijn hier nog te vinden. Het gebied vormt een buffer rond de nog relatief ongestoorde open weilanden van de Eempolder.
Beperkingen vanuit wetgeving
De volgende regels en beperkingen gelden vanuit vigerende natuurwetgeving:
- ten aanzien van bebouwing geldt dat voorafgaand aan sloop of grootschalige renovatie eerst onderzoek zal moeten plaatsvinden naar gebruik door vleermuizen en vogels, specifiek huismus en uilen (agrarische bebouwing);
- ten aanzien van de watergangen en slootjes geldt dat voorafgaand aan demping of (gedeeltelijke) vergraving onderzoek moet plaatsvinden naar het belang voor aanwezige beschermde soorten vissen.
Hooglanderveen
Beschermde soorten
Het gebied is niet dekkend onderzocht; wel zijn in het kader van lokale ontwikkeling kleine locaties onderzocht aan de Brenninkmeijerlaan (Brekelmans 2008), Veenweg (Van Delft et al. 2008) en Altenalaan (Sietses 2008).
Strikt beschermde soorten planten zijn niet uit Hooglanderveen bekend. De licht beschermde brede wespenorchis komt voor in plantsoenen en bosjes. Voor de slootjes in het gebied geldt dat de kleine modderkruiper kan voorkomen. Deze slootjes zullen ook worden gebruikt door algemeen voorkomende, licht beschermde amfibieën als bruine kikker, gewone pad en bastaardkikker. De huismus, waarvan de nestplaatsen jaarrond zijn beschermd, komt algemeen voor in Hooglanderveen en broedt voornamelijk onder dakpannen. Het is waarschijnlijk dat ook de gierzwaluw broedt onder pannengedekte daken, eveneens een soort waarvan de nestplaatsen jaarrond zijn beschermd. Of de steenuil nog voorkomt in Hooglanderveen is niet bekend; vooral rond de Veenweg is nog geschikt leefgebied aanwezig. De bebouwing wordt tevens gebruikt als verblijfplaats door vleermuizen. Het is vrijwel zeker dat de gewone dwergvleermuizen verblijfplaatsen heeft in Hooglanderveen, daarnaast worden ook ruige dwergvleermuis, laatvlieger en gewone grootoorvleermuis verwacht. De bomen en opgaande beplantingen in Hooglanderveen hebben waarschijnlijk een functie als vliegroute en foerageergebied voor vleermuizen. Verblijfplaatsen van vleermuizen in bomen worden alleen verwacht in het oude bosje naast de St. Joseph in het centrum van Hooglanderveen. Hierbij wordt gedacht aan soorten als rosse vleermuis, ruige dwergvleermuis en gewone grootoorvleermuis. Die laatste maakt mogelijk ook gebruik van de kerk als verblijfplaats.
Ecologische waarden
De ecologische waarden van Hooglanderveen hingen lange tijd samen met inrichting en beheer van het omliggende agrarische gebied. In gebouwen en op erven langs de rand zullen uilen als steenuil en kerkuil verblijfplaatsen hebben gebruikt, van waaruit zij in de avondschemering gingen jagen boven de velden. Door het bebouwen van het agrarische gebied rondom Hooglanderveen zijn de met de agrarische bedrijfsvoering geassocieerde waarden verdwenen. De belangrijkste waarden hangen nu samen met de bebouwing en daarom heen liggende groenstructuren. Dit uit zich bijvoorbeeld in een forse huismussenpopulatie, die gebruik maakt van de pannengedekte daken als broedlocatie. Hier zullen ook gierzwaluwen gebruik van maken. De gebouwen worden tevens gebruikt als verblijfplaats door vleermuizen. De aanwezigheid van vleermuizen is niet eerder onderzocht, maar soorten als gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger mogen zeker worden verwacht. De laatste is een liefhebber van weilandjes met paarden en koeien en verwacht mag worden dat de laatvlieger flink te lijden heeft gehad onder het verdwijnen van dit landschap. Wellicht vormden de weilandjes rond de (Oude) Veenweg voor de laatvlieger nog geschikt foerageergebied.
Over de aanwezigheid van vleermuizen in de Oude Kerk en het naastgelegen bosje is niets bekend. Gelet op het beperkte aanbod van oude bomen in Hooglanderveen en directe omgeving zou dit bosje een belangrijke functie kunnen hebben voor boombewonende vleermuizen.
Beperkingen vanuit wetgeving
De volgende regels en beperkingen gelden vanuit vigerende natuurwetgeving:
- ten aanzien van bebouwing geldt dat voorafgaand aan sloop of grootschalige renovatie eerst onderzoek zal moeten plaatsvinden naar gebruik door vleermuizen en vogels, specifiek huismus en gierzwaluw;
- ten aanzien van de watergangen en slootjes geldt dat voorafgaand aan demping of (gedeeltelijke) vergraving onderzoek moet plaatsvinden naar het belang voor aanwezige beschermde soorten vissen;
- de oude bomen naast de Oude Kerk en de kerk zelf hebben mogelijk een functie voor vleermuizen; voorafgaand aan werkzaamheden zal hier eerst onderzoek gedaan moeten worden naar vleermuizen;
- Bij verdere inbreiding in het agrarisch gebied rond de Veenweg zal onderzoek moeten plaatsvinden naar aanwezigheid van de steenuil. Indien verblijfplaatsen worden vastgesteld kan een ontheffingsaanvraag noodzakelijk zijn.
Vathorst West
Beschermde soorten
Het gebied is op beschermde soorten onderzocht in 2008 (Heinen 2008).
In het plangebied is aanwezigheid van de licht beschermde zwanebloem vastgesteld. Deze soort komt algemeen voor in de polders ten noorden van Amersfoort en in slootjes langs de noordrand van Amersfoort. Andere beschermde planten zijn niet bekend. Wel komt in slootjes de brede waterpest voor, een soort van de Rode Lijst. De beschermde kleine modderkruiper komt voor in slootjes in het gebied. Dit kleine visjes is algemeen in slootjes in de noordrand van Amersfoort en in de Eempolder. In grotere wateren kan de bittervoorn voorkomen. Daarnaast worden licht beschermde amfibieën verwacht, waaronder kleine watersalamander en bruine kikker. De (agrarisch) bebouwing in het gebied kan in gebruik zijn als verblijfplaats door vleermuizen, specifiek gewone dwergvleermuis, en huismus. Vleermuizen maken mogelijk ook gebruik van de houtwallen in het gebied als foerageergebied en vliegroute. Specifiek de bredere watergangen kunnen gebruikt worden als foerageergebied en vliegroute door de watervleermuis.
De aanwezigheid van vleermuizen en huismussen heeft als consequentie dat voorafgaand aan sloop of renovatie van gebouwen onderzoek zal moeten plaatsvinden naar deze soorten. Gelet op de te verwachten functies en soorten kunnen vaak effectieve mitigerende maatregelen worden getroffen, bijvoorbeeld door speciale kasten op te hangen. Voorafgaand aan het dempen of vergraven van slootjes dient onderzoek plaats te vinden naar aanwezigheid van beschermde vissen en dienen eventueel nieuwe wateren te worden aangelegd. Aanbevolen wordt doorgaande bomenrijen zoveel mogelijk te behouden en niet te doorsnijden of aan te lichten, in verband met hun mogelijke functie voor vleermuizen. Dit geldt ook voor de doorgaande watergangen, als vliegroute van de watervleermuis.
Ecologische waarden
Het open karakter van Vathorst West is bepalend voor de ecologische waarden. Door de openheid en het agrarisch gebruik zijn hier nog weidevogels te vinden als kievit en tureluur. Dergelijke soorten zijn afhankelijk van voortzetting van het graslandbeheer en verdwijnen bij toenemende (recreatieve) druk en bebouwing. Het gebied vormt tevens een buffer naar het relatief ongestoorde Natura2000 gebied Arkemheen, dat zeer belangrijk is voor weidevogels (broedgebied) en kleine zwaan (overwintering). De boerenerven bieden aan andere soorten leefgebied, waaronder vleermuizen, zwaluwen en uilen. Zij gebruiken het open agrarische gebied om te foerageren en zijn tegelijkertijd afhankelijk van de aanwezige gebouwen voor nest- en verblijfplaatsen. De opgaande begroeiing op de erven zorgt daarbij voor beschutting en schuilplaatsen. Vooral voor boerenzwaluw is de relatie met koeien erg belangrijk, in verband met de vliegen waar zij op jagen. Ook mag verwacht worden dat soorten als bunzing en wezel rond de boerderijen voorkomen. Tot slot de slootjes, die vol zitten met leven. Het waterysteem ontvangt schone kwel van de hogere zandgronden, waardoor kwelafhankelijke soorten als waterviolier en holpijp voorkomen. De slootjes vormen tevens leefgebied voor allerlei vissen, waaronder kleine modderkruiper, bittervoorn en het vetje. Daarnaast zijn de slootjes belangrijk voor regulering van het waterpeil. Wanneer de slootjes echter te snel water afvoeren, neemt het belang van graslanden als weidevogelgebied af.
Beperkingen vanuit wetgeving
De volgende regels en beperkingen gelden vanuit vigerende natuurwetgeving:
- ten aanzien van bebouwing geldt dat voorafgaand aan sloop of grootschalige renovatie eerst onderzoek zal moeten plaatsvinden naar gebruik door vleermuizen en vogels, specifiek huismus, zwaluwen en uilen;
- ten aanzien van de watergangen en slootjes geldt dat voorafgaand aan demping of (gedeeltelijke) vergraving onderzoek moet plaatsvinden naar het belang voor aanwezige beschermde soorten vissen;
- in verband met de nabije ligging van het Natura 2000 gebied Arkemheen dienen ruimtelijke plannen getoetst te worden aan effecten op de instandhoudingsdoelen van dit gebied.
Vathorst Noord
Beschermde soorten
Onderzoek naar de aanwezigheid van beschermde soorten is uitgevoerd in 2008 (De Vries & Lindenholz 2008). Het gebruik van de omgeving van het Hammetje door vleermuizen is uitgebreid onderzocht door De Jong (2006), Limpens (2006) en Brekelmans et al. (2008, 2010, 2011 & 2012).
De zwanebloem (Tabel 1 Flora- en faunawet) komt verspreid voor in het gebied. Het betreft een kenmerkende soort van slootjes en moerasvegetaties in het (veen)weidegebied. Mogelijk komt de brede wespenorchis (Tabel 1 Flora- en faunawet) voor onder opgaande beplantingen op zandige ondergrond. Strikt beschermde planten zijn niet uit het gebied bekend.
De slootjes en de Laak in Vathorst-Noord vormen leefgebied voor de kleine modderkruiper (Tabel 2 Flora- en faunawet). Het betreft een algemeen voorkomend visje in slootjes in de polders ten noorden van Amersfoort. De Laak is ook geschikt als leefgebied voor de bittervoorn (Tabel 3 Flora- en faunawet) en het is niet uitgesloten dat ook de grote modderkruiper (Tabel 3 Flora- en faunawet) voorkomt in het watersysteem in Vathorst-Noord.
In het plangebied worden alleen algemeen voorkomende amfibieën verwacht, waaronder gewone pad, bruine kikker, bastaardkikker, meerkikker en kleine watersalamander (Tabel 1 Flora- en faunawet). Strikt beschermde soorten zijn niet uit de directe omgeving bekend en worden niet verwacht. Ook reptielen komen niet in de directe omgeving voor.
Voor uilen is veel geschikt leefgebied aanwezig en de agrarische gebouwen bieden voldoende nestgelegenheid. Aanwezigheid van steenuil, kerkuil en ransuil is bekend. Van deze soorten zijn de nestlocaties jaarrond beschermd. Rond de boerderijen komen ook huismussen voor, een soort waarvan de nesten eveneens jaarrond beschermd zijn. De polders ten noorden en westen van Vathorst-West worden gebruikt als pleisterplaats en foerageergebied door de kleine zwaan. Daarnaast broeden weidevogels als kievit, tureluur en grutto in en langs de randen van het gebied.
De Laak vormt een belangrijke vliegroute voor de watervleermuis (Tabel 3 Flora- en faunawet). Van deze soort is een grote kolonie aanwezig in het Hoevelakense Bos. De ongeveer 80-100 vleermuizen uit deze kolonie vliegen middels de duiker van de Laak onder de A28 naar Vathorst-Noord. Een groot deel van de vleermuizen vliegt vanaf de Laak naar het Hammetje om daar te jagen. De dieren steken de Domstraat over ter hoogte van de entree naar de parkeerplaats bij de follie. Een ander deel vliegt over de Laak verder westwaarts. Deze dieren jagen in de Eempolders en vliegen wellicht zelfs door richting de Veluwerandmeren. Van de gewone dwergvleermuis is een kraamkolonie bekend in een woning aan de Achterhoekerweg. De dieren uit deze kolonie jagen rond de opgaande beplantingen op de erven en de bosjes bij Achterhoek. Ook rond het Hammetje jagen dwergvleermuizen, maar deze zijn waarschijnlijk afkomstig uit gebouwen in Vathorst of Holkerveen. Laatvlieger, rosse vleermuis, ruige dwergvleermuis en gewone grootoorvleermuis zijn eveneens jagend rond het Hammetje waargenomen. Deze dieren hebben echter verblijfplaatsen buiten het plangebied. Bij de boerderijen van de Achterhoekerweg en Palestina is een boommarter gesignaleerd.
Een bijzonder bewoner van het Hammetje is de bever. De soort is hier echter al enige tijd niet meer waargenomen en het lijkt een zwervend individu te zijn geweest.
Ecologische waarden
Het open karakter van Vathorst Noord is bepalend voor de ecologische waarden. Door de openheid en het agrarisch gebruik zijn hier nog weidevogels te vinden als kievit en tureluur. Dergelijke soorten zijn afhankelijk van voortzetting van het graslandbeheer en verdwijnen bij toenemende (recreatieve) druk en bebouwing. Het gebied vormt tevens een buffer naar het relatief ongestoorde Natura2000 gebied Arkemheen, dat zeer belangrijk is voor weidevogels (broedgebied) en kleine zwaan (overwintering). De boerenerven bieden aan andere soorten leefgebied, waaronder vleermuizen, zwaluwen en uilen. Zij gebruiken het open agrarische gebied om te foerageren en zijn tegelijkertijd afhankelijk van de aanwezige gebouwen voor nest- en verblijfplaatsen. De opgaande begroeiing op de erven zorgt daarbij voor beschutting en schuilplaatsen. Vooral voor boerenzwaluw is de relatie met koeien erg belangrijk, in verband met de vliegen waar zij op jagen. Ook mag verwacht worden dat soorten als bunzing en wezel rond de boerderijen voorkomen. Tot slot de slootjes, die vol zitten met leven. Het waterysteem ontvangt schone kwel van de hogere zandgronden, waardoor kwelafhankelijke soorten als waterviolier en holpijp voorkomen. De slootjes vormen tevens leefgebied voor allerlei vissen, waaronder kleine modderkruiper, bittervoorn en het vetje. Daarnaast zijn de slootjes belangrijk voor regulering van het waterpeil. Wanneer de slootjes echter te snel water afvoeren, neemt het belang van graslanden als weidevogelgebied af.
De plas het Hammetje is een zeer belangrijk foerageergebied voor vleermuizen. Boven het water jagen watervleermuizen en langs de opgaande begroeiing rond de plas gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger. De watervleermuizen bereiken de plas via de Laak en de duiker onder de A28. Hoewel de Domstraattunnel aangepaste verlichting, wordt deze nagenoeg niet meer als vliegroute door vleermuizen gebruikt.
Beperkingen vanuit natuurwetgeving
De volgende regels en beperkingen gelden vanuit vigerende natuurwetgeving:
- ten aanzien van bebouwing geldt dat voorafgaand aan sloop of grootschalige renovatie eerst onderzoek zal moeten plaatsvinden naar gebruik door vleermuizen, boommarter en vogels, specifiek huismus, zwaluwen en uilen;
- ten aanzien van de watergangen en slootjes geldt dat voorafgaand aan demping of (gedeeltelijke) vergraving onderzoek moet plaatsvinden naar het belang voor aanwezige beschermde soorten vissen;
- ten aanzien van de Laak geldt dat deze niet verlicht mag worden; de duikers van de Laak onder de Oeverweg en de A28 dienen permanent gevrijwaard te blijven van obstakels en mogen niet verlicht worden; in de Laak zelf dient permanent een vrije doorgang aanwezig te zijn;
- ten aanzien van het Hammetje geldt dat deze niet verlicht mag worden. Activiteiten mogen geen effect hebben op het belang van het Hammetje als zeer belangrijk foerageergebied voor vleermuizen;
- in verband met de nabije ligging van het Natura 2000 gebied Arkemheen dienen ruimtelijke plannen getoetst te worden aan effecten op de instandhoudingsdoelen van dit gebied.
5.12 Lichthinder
Kunstlicht is belangrijk voor de economie, verkeersveiligheid, sportbeoefening en het gevoel van sociale veiligheid. Glastuinders belichten bijvoorbeeld planten om de productiviteit te verhogen. Er zijn echter ook keerzijden. Blootstelling aan kunstmatige verlichting kan tijdens de nachtperiode negatieve gevolgen hebben voor mens en natuur. Waar het bij dieren leidt tot een verstoring van de oriëntatie en het bioritme, heeft het bij mensen vooral invloed op de kwaliteit van de nachtrust. Daarnaast kost het ook nog eens energie. Het is daarom vanuit meerdere invalshoeken van belang alleen te verlichten als dit echt nodig is. Bij het vaststellen van het bestemmingsplan Vathorst is bepaald met name woningbouw wordt ontwikkeld. De MER Vathorst geeft aan dat bij de plannen voor de rand van Vathorst aandacht aan het onderwerp lichthinder wordt geschonken.
5.12.1 Beleid en normstelling
De huidige regelgeving geeft geen duidelijke afstandsnormen voor het voorkomen van lichthinder. De regelgeving richt zich vooral op de lichtbronnen, de veroorzakers van licht. Specifieke regels over kunstlicht komen voort uit de Wet milieubeheer. De strekking van de regels is dan als volgt:
- lichthinder wordt voorkomen en als dat echt niet mogelijk is wordt het tot een aanvaard baarniveau beperkt;
- de verlichting van gebouwen en van open terrein(en), inclusief de verlichting voor reclamedoeleinden, wordt zodanig uitgevoerd dat directe lichtinstraling op lichtdoorlatende openingen van woon- of slaapvertrekken, in gevels of daken van woningen wordt voorkomen;
- gedurende een specifiek tijdspad is de verlichting uit of niet zichtbaar (bijvoorbeeld bij assimilatiebelichting en verlichting bij sportvelden e.d.).
5.12.2 Veiligheid
Verlichting in de stedelijke omgeving draagt bij aan de verkeersveiligheid. Verlichting van fietspaden buiten de woonstraten (naar het buitengebied) wordt beperkt tot 07:00-19:00 uur. Buiten deze tijden worden wegen en paden niet verlicht. Verlichten buiten deze tijden om, wekt een schijnveiligheid die er niet is bij gebrek aan sociale controle.
5.12.3 Energiezuinigheid
De Nederlandse Stichting Voor Verlichtingskunde (NSVV) heeft richtlijnen opgesteld voor openbare verlichting en voor verlichting van sportvelden. Deze richtlijnen worden door de gemeente Amersfoort gehanteerd in gebieden met openbare verlichting. Over de openbare verlichting, zijn de volgende randvoorwaarden meegeven voor De Laak:
- Woonstraten: de normen van de NSVV worden gevolgd.
- Aan de rand van De Laak, buiten de woonstraten (o.a. fietspaden) wordt de toepassing van verlichting beperkt tot de tijdstippen van 07:00-19:00 uur. Buiten deze tijden worden wegen en paden niet verlicht.
- Aan de noordelijke rand van Laak wordt in geen geval sierverlichting toegepast (dus niet aanlichten van gebouwen, bomen, kunstwerken e.d.).
5.12.4 De Laak
In de woonwijk De Laak zijn diverse lichtbronnen aanwezig zoals fietspaden, wegen en woningen. gebied heeft een aantal percelen de bestemming gemengd. Hier zijn in de welstandnota beperkende voorwaarden voor lichtuitstraling gesteld. Deze criteria zijn:
- geen lichtcouranten (bewegende tekst) of knipperende reclame;
- geen signaalkleuren en/of felle kleuren;
- loodrecht aangebrachte reclame: dia-positief (buiten de tekst/logo mag het fond slechts 20% lichtdoorlaten).
Voor reclame-uitingen is het niet noodzakelijk strengere eisen in het bestemmingsplan op te nemen.
5.12.5 Effect op natuur
Het woongebied De Laak ligt ten zuiden van de watergang Laak. Ten noorden van deze watergang ligt Vathorst Noord. Dit gebied vormt de groene grens van de stad. Voor het behoud en ontwikkeling van de natuurwaarden in dit gebied is het van belang dat onnodig licht wordt voorkomen. Buiten Vathorst Noord is het vogelweide gebied Arkemheen gelegen. Vathorst Noord ligt als buffer tussen deze polder en De Laak. Vanwege de grote afstand tussen De Laak en Arkemheen, worden natuurwaarden in deze polder niet beïnvloed door lichtbronnen uit De Laak.
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Inleiding
6.1.1 Wat is een bestemmingsplan
Een bestemmingsplan bepaalt hoe de gronden gebruikt mogen worden, of er ergens gebouwd mag worden en wat voor bebouwing dat mag zijn. Het gaat om het toelaten van bepaalde gebruiksmogelijkheden (toelatingsplanologie). De grondgebruiker (zoals eigenaar, huurder) mag de functie die het bestemming geeft uitoefenen. Dit houdt in dat de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een aangewezen bestemming daadwerkelijk te realiseren, maar ook dat de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen die in strijd is met de gegeven bestemming, of in strijd met het bestemmingsplan mag bouwen.
Het is belangrijk om voor de toekomstige en bestaande bebouwing en functies een bestemmingsregeling te ontwerpen die zo veel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen. Het plan dient, met andere woorden, flexibel en doelmatig te zijn, en dient rechtszekerheid te bieden over de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover, dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.
6.1.2 Waaruit bestaat een bestemmingsplan
Een bestemmingsplan bestaat uit:
- De verbeelding (voorheen plankaart).
- De regels (voorheen voorschriften).
- De toelichting.
De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. Hierin staat hoe een plan tot stand is gekomen, een beschrijving van het gebied en wat de bedoelingen van de gemeente zijn in het plangebied.
6.1.3 Principe-opzet plangebied
In het voorliggende plan heeft een en ander geleid tot de volgende principe-opzet:
Aan de gebruiker van gronden en opstallen worden zo veel mogelijk vrijheden gegeven om zijn eigen beleid te voeren, zonder dat de overheid daarin regels stelt. Deze vrijheden worden zonder beperking als recht in het plan geformuleerd.
Als in bepaalde gevallen een mogelijke beschadiging van de belangen van andere burgers wordt verwacht, geeft het plan als recht iets beperktere mogelijkheden. Voor uitzonderingssituaties biedt het plan in dat geval wel verruimde mogelijkheden; het is in dit soort situaties niet goed mogelijk om vooraf te bepalen onder welke voorwaarden en in welke situaties deze extra mogelijkheid zal kunnen worden toegekend. Daarom zijn ze voorwaardelijk in het plan opgenomen, in de vorm van een “afwijkingsbevoegdheid”. Het kan in uitzonderlijke gevallen wenselijk zijn nadere eisen te stellen om bepaalde, met name genoemde, waarden te beschermen. De procedure is gelijk aan die voor een afwijking.
6.1.4 Procedurebepalingen bij afwijking en wijziging
De Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat in afdeling 3.4 bepalingen over de openbare voorbereidingsprocedure van een groot aantal uiteenlopende besluiten van bestuursorganen. De procedure is van toepassing als dat bij wettelijke regel is bepaald, of als het bestuursorgaan (in casu het gemeentebestuur) dit zelf heeft bepaald.
Uit praktische overwegingen is het zinvol zoveel mogelijk die uniforme openbare voorbereidingsprocedure te volgen in de gevallen dat een procedure, met o.a. publicatie van het ontwerp-besluit en bezwaarmogelijkheden, nodig wordt geacht.
Het voorliggende bestemmingsplan bevat enige afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden die qua “zwaarte” en reikwijdte directe gevolgen kunnen hebben voor andere belanghebbenden dan de aanvrager van de afwijking.
6.2 Dit Bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. In de volgende paragraaf wordt nog een nadere uitleg gegeven over de regels in het bestemmingsplan.
6.2.1 Regels
De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt. Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels.
- 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Elk artikel kent de volgende opzet: eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw-en/of gebruiksregels.
- 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het gehele plan. Het zijn achtereenvolgens een antidubbeltelbepaling, algemene gebruiksregels en een bepaling uitsluiting aanvullende werking bouwverordening.
- 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.
Naast de bestemmingen kent het bestemmingsplan ook dubbelbestemmingen. Een dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik voor het behoud en de bescherming van de in de dubbelbestemming aangegeven waarden. De dubbelbestemming functioneert naast de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.
Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Functieaanduidingen en bouwaanduidingen worden opgenomen in het artikel van de bestemming waarin ze voorkomen. Gebiedsaaanduidingen hebben een eigen artikel omdat deze aanduidingen zich meestal over meerdere bestemmingen uitstrekken.
6.3 Retrospectieve Toets (Voor Herzieningen)
De bestemmingen in het voorliggende bestemmingsplan Hooglanderveen en Vathorst zijn op onderstaande manier tot stand gekomen.
Hooglanderveen
Voor het gebied Hooglanderveen zijn de mogelijkheden uit de geldende planologisch-juridische regelingen overgenomen. De wijzigingsbevoegheiden uit dit plan niet niet overgenomen voor zover deze tijdens de planperiode van dat plan niet actueel geworden zijn. Temeer ook nu het niet waarschijnlijk is dat hier tijdens de komende planperiode verandering in komt.
Voor de bebouwing in het gebied e.o., welke onder overgangsrecht valt, is in het voorliggende plan een objectgebonden overgangsrecht opgenomen. Hieraan is een sloopverplichting gekoppeld, waarbij voorafgaand aan een wisseling van eigenaren het teveel aan bebouwing moet verdwijnen. Het is niet mogelijk de bebouwing te veranderen, vergroten dan wel te vernieuwen. Het normale onderhoud is uiteraard wel toegestaan. Om sloop van deze bebouwing te stimuleren, is het mogelijk meters bijgebouw in te ruilen voor extra volume bij het hoofdgebouw. Hiervoor kunnen burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen.
Met het verdwijnen van de hindercontour van het agrarische bedrijf aan de Landweg 5 is het ook niet ondenkbaar dat tussen de bestaande bebouwing enkele vrijstaande woningen worden gebouwd op plaatsen waar het landschappelijke beeld niet wordt aangetast. De bebouwing dient een landschappelijk karakter te hebben. Gelet op het maatwerk van initiatieven hiertoe, doorlopen deze een zelfstandige planologische procedure.
Vathorst
Voor Vathorst is in 1999 eenbestemmingsplan vastgesteld met daarin voor de verschilende deelgebieden beschrijvingen in hoofdlijnen en uitwerkingsregels. Op basis daarvan zijn globale uitwerkingsplannen opgesteld en in procedure gebracht, op basis waarvan buurten/deelgebieden gerealiseerd konden worden. De bebouwing die is gerealiseerd op basis van de uitwerkingsplannen wordt nu, in voorliggend bestemmingsplan, voorzien van een juridisch-planologische regeling die de uiteindelijk ontstane situatie vastlegt. Voor gebieden waar nog gebouwd kan worden zijn uitwerkingsregels opgenomen.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Inleiding
Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is, als om de economische uitvoerbaarheid. Bij de uitvoerbaarheid speelt ook de handhaving een belangrijke rol.
7.2 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan “Hooglanderveen en Vathorst” betreft met name een aanpassing van een aantal verouderde bestemmingsplannen en uitwerkingsplannen, waarbij het juridische en planologische instrumentarium is geactualiseerd.
Het bestemmingsplan bevat een (beperkt) aantal particuliere ontwikkelingen waarvoor een overeenkomst wordt gesloten met de initiatiefnemer waarmee de kosten verzekerd zijn. Deze initiatieven zijn inhoudelijk beschreven in paragraaf 4.4:
- 1. Aan de Achterhoekerweg 3/3a: ruimte voor ruimte regeling;
- 2. Van Tuyllstraat 28/30a: uitbreiding van het autobedrijf en vervangende nieuwbouw van de bestaande woning;
- 3. Hoog en Wellerlaan 6: 1 extra woning mogelijk gemaakt;
- 4. Zeisum: het aantal woningen dat gebouwd kan worden neemt toe van 4 naar 8;
- 5. Duisterweg 3: verruiming bouwmogelijkheden en bouw 1 extra woning;
Ook is er een gemeentelijk initiatief dat mogelijk wordt gemaakt in voorliggend bestemmingsplan; de verbreding van de Laak. De mogelijkheid voor verbreding van de Laak vloeit voort uit de in 2010 gesloten realisatieovereenkomst met de gemeentes Bunschoten en Nijkerk, de provincie Utrecht en het Waterschap Vallei en Veluwe (voorheen Waterschap Vallei en Eem) waarin ook het kostenverhaal is verzekerd;
Gelet op het stelsel van de Wet ruimtelijke ordening moet de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur (= Besluit ruimtelijke ordening) aangewezen bouwplan is voorgenomen. Aangezien voorliggend bestemmingsplan een actualisatie betreft van verouderde plannen waarbij de mogelijkheden uit die plannen opnieuw worden opgenomen, en voor de nieuwe ontwikkelingen een overeenkomst is gesloten, is het vaststellen van een (nieuw) exploitatieplan niet nodig.
7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.3.1 Inleiding
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie over het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
7.3.2 Inspraak
De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen over inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen b.v. op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Inspraak zal plaatsvinden volgens de in de "Rol van de Raad" opgenomen gevallen. In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen; model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure, model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de raad toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling.
Dit bestemmingsplan voldoet aan de voorwaarden om de procedure behorende bij model 2 te volgen. Model 2 wordt toegepast bij bestemmingsplannen voor grotere gebieden die geactualiseerd worden, waarbij de bestaande situatie de basis vormt.
Deze kenmerken zijn van toepassing op het nieuwe bestemmingsplan Hooglanderveen en Vathorst. Het nieuwe bestemmingsplan wordt opgesteld voor een groter gebied dat geactualiseerd moet worden. De bestaande, feitelijke en planologische situatie en het geldend, vastgesteld beleid zijn daarbij uitgangspunt. Dit betekent dat er geen inspraak wordt gehouden over het concept-ontwerpbestemmingsplan.
Wanneer de procedure behorende bij model 2 wordt gevolgd, betekent dit dat er (na het vooroverleg met instanties, zie paragraaf 7.3.3) direct een ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd.
Omdat er geen inspraak is gehouden over het conceptontwerpbestemmingsplan, zijn er twee een inloopavond georganiseerd waarvoor naar alle adressen in het plangebied een uitnodiging is gestuurd. Deze inloopavonden zijn gehouden op 22 en 25 oktober 2012. Tijdens deze avonden bestond de gelegenheid om het conceptbestemmingsplan, waar op dat moment nog aan werd gewerkt, te bekijken en vragen te stellen aan ambtenaren van de gemeente. Ook bestond de mogelijkheid tot het indienen van schriftelijke vragen of opmerkingen. Dit alles heeft ertoe geleid dat het bestemmingsplan op onderdelen is aangepast. De resultaten zijn opgenomen in de bijlage 2 van deze toelichting.
Naast de inloopavonden is aan diverse stakeholders de gelegenheid geboden aandachtspunten te delen, vragen te stellen en/of opmerkingen te maken. Bedrijven of verenigingen met een bovengemiddeld belang bij het plan of vertegenwoordigers van andersmans als dan niet georganiseerde belangen zijn hiervoor per brief uitgenodigd. Van deze gelegenheid is gebruik gemaakt door de belangenvereniging Hooglanderveen, Smink afvalverwerking B.V. en de diverse belanghebbenden bij het winkelcentrum Vathorst. Tijdens deze gesprekken is de plansystematiek toegelicht, zijn vragen beantwoord en bezwaren geuit. De bezwaarpunten die na deze gespreken overeind zijn gebleven, met name met betrekking tot het winkelcentrum, zijn terug te vinden in de zienswijzennota Hooglanderveen en Vathorst.
7.3.3 Wettelijk (voor)overleg
Het Besluit ruimtelijke ordening geeft in artikel 3.1.1 aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Op 11 december 2012 hebben de volgende instanties het conceptontwerpbestemmingsplan ontvangen met het verzoek om in het kader van artikel 3.1.1 Wro te reageren op het plan:
- Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
- Provincie Utrecht
- Natuur en Milieufederatie Utrecht
- Waterschap Vallei en Veluwe (voorheen Waterschap Vallei en Eem)
- Kamer van Koophandel Gooi-, Eem en Flevoland
- Vereniging van Amersfoortse Ondernemers
- KPN W&O N&S
- Eneco Energie
- Vitens
- Stedin
- LTO Noord - afdeling Eemland
- VRU brandweer district Eemland
- Burgemeester en wethouders van de gemeente Bunschoten
- Burgemeester en wethouders van de gemeente Nijkerk
- Servicebureau Gemeenten
- Portaal
- De Alliantie Eemvallei
- Nederlandse Spoorwegen
- Prorail Utrecht
- Nederlandse Gasunie (west)
- Amersfoortse Sportfederatie
- Ontwikkelingsbedrijf Vathorst
- SGLA
7.3.4 Reacties uit het vooroverleg
Van de Provincie Utrecht, de veiligheidsregio Utrecht, de gemeente Nijkerk, Prorail, de gemeente Bunschoten, de Gasunie en de Belangenvereniging Hooglanderveen hebben wij een reactie ontvangen. Hieronder volgt een samenvatting van de ontvangen reacties gevolgd door de gemeentelijke reactie.
Provincie Utrecht
De provincie heeft geconcludeerd dat dit bestemmingsplan niet strijdig is met de provinciale ruimtelijke belangen zoals door hen zijn opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Verordening en de Beleidslijn nieuwe Wro.
Reactie gemeente
De reactie van de provincie wordt voor kennisgeving aangenomen.
Veiligheidsregio Utrecht
De veiligheidsregio Utrecht (verder: VRU) stelt vast dat alle relevante ten aanzien van externe veiligheid zijn meegenomen in het ontwerpbestemmingsplan. Door dat het plan consoliderend van aard is, en er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt zal het groepsrisico niet toenemen. Voor de bestaande situatie in het plangebied ziet de VRU dan ook geen reden om aanvullend advies uit te brengen over de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en de voorbereiding op de rampenbestrijding.
Om de zelfredzaamheid van de toekomstige gebruikers van het kantorenpark Podium te vergroten geeft de VRU de volgende adviezen:
- Podium ligt (gedeeltelijk) binnen het effectgebied van het lpg-tankstation Hooglanderveen en grenst aan de rijksweg A28. In het geval van een dreigend BLEVE-scenario (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) en/of een plasbrandscenario is vluchten noodzakelijk. Hierbij dienen de (interne) vluchtwegen de mogelijkheid te bieden om direct van de risicobron weg te vluchten.
- De gebouwen dienen voldoende mogelijkheden te bieden om enkele uren als veilige schuilplaats te dienen, bijvoorbeeld bij het vrijkomen van giftige gassen. Daarbij is van belang dat de mechanische ventilatie van gebouwen centraal uitschakelbaar is.
- Het opstellen van een bedrijfsnoodplan/ontruimingsplan voor de gebouwen is aan te bevelen. Daarbij is het van belang dat rekening te houden met de verschillende rampscenario's op de A28 en het lpg-tankstation. Verder is risicocommunicatie naar gebruikers belangrijk evenals het houden van vluchtoefeningen.
Reactie gemeente
Op dit moment bestaat er vanwege het huidige klimaat op de markt onzekerheid over de ontwikkelingen van het kantorenpark Podium. De vraag is of de bestemmingen zoals die hier zijn voorzien nog voldoende opportuun zijn. Dit vraagstuk is dusdanig belangrijk dat gemeend is hierover een aparte discussie te voeren. Dit betekent dat kantorenpark Podium alsnog uit het plangebied wordt gehaald. Zodra bekend is welke ontwikkelingen hier voorzien zijn, wordt dat middels een eigen bestemmingsplan planologisch-juridisch verankerd.
Bij het opstellen van een toekomstig bestemmingsplan voor de kantorenlocatie Podium wordt uiteraard het aspect externe veiligheid meegenomen. De adviezen uit de reactie in kader van dit vooroverleg zullen, voor zover dat binnen het bestemmingsplan kan, bij betrokken worden. Met de overige aspecten wordt in het kader van de omgevingsvergunningen rekening gehouden.
Gemeente Nijkerk
De gemeente Nijkerk constateert dat de dubbelbestemming 'Waterstaat - waterkering' aan de noordzijde van de Laak ineens aan beide zijden stopt. Hierdoor wordt de indruk gewekt dat er geen gesloten kering is langs de Laak. Geadviseerd om de dubbelbestemming in ieder geval door te zetten tot aan de gemeentegrens met Nijkerk.
Reactie gemeente
Op de verbeelding is de nieuwe kering aangegeven. Uiteraard sluit dit aan op een aanwezige kering zodat er een gesloten kering langs de Laak is. De verbeelding wordt op dit punt gecorrigeerd zodat de gehele kering als dubbelbestemming wordt meegenomen.
Gemeente Bunschoten
De gemeente Bunschoten heeft het concept ontwerpbestemmingsplan bestudeerd waarbij zij zich in het bijzonder hebben gericht op het gebied dat direct grenst aan Bunschoten en in relatie staat met buurtschap Zevenhuizen. Geconstateerd is dat Vathorst West op dit moment nog agrarisch bestemd is waarbij geen woningbouw mogelijk wordt gemaakt. Ook is vastgesteld dat de oorspronkelijke uitbreiding van de baggerstortlocatie aan de noordzijde (locatie Zevenhuizen) is voorzien van een agrarische bestemming. Dit is geheel in overeenstemming met de gemaakte procesafspraken bij het bestemmingsplan Lindeboom. De gemeente Bunschoten kan gelet op haar bevindingen instemmen met het concept ontwerpbestemmingsplan.
Reactie gemeente
De reactie van de gemeente Bunschoten wordt voor kennisgeving aangenomen.
Prorail
Prorail geeft aan dat het concept ontwerpbestemmingsplan 'Hooglanderveen en Vathorst' hen geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
Reactie gemeente
De reactie van Prorail wordt voor kennisgeving aangenomen.
Gasunie
De gasunie merkt op dat in het plangebied een 18 inch 66,2 bar hoge druk hoofdaardgastransportleiding ligt alsmede een 12 inch 40 bar hoge druk regionale aardgastransportleiding. Aan beide zijden van de hartlijn van deze leidingen dient een belemmeringenstrook te gelden van respectievelijk 5 en 4 meter. In dit plan is voor beide leidingen een strook van 5 meter aangehouden. Verzocht wordt om de verbeelding en de toelichting op dit punt aan te passen.
Op de verbeelding is zichtbaar dat de leidingen liggen op bouwvlakken binnen de agrarische bestemming. Dit suggereert dat er binnen de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' gebouwd mag worden. Verzocht wordt om het bouwvlak aan te passen zodat de leiding daar buiten valt.
Verzocht wordt ook om de bestemming 'Wonen - Uit te werken' buiten de belemmeringenstrook van de leiding te leggen.
Bij de bestemming 'Wonen - Uit te werken' is onvoldoende rekening gehouden met de aanwezigheid van de gastransportleiding. Verzocht wordt om artikel 36.2 aan te vullen met de volgende bepalingen:
- 1. voordat tot uitwerking wordt overgegaan, daar waar de bestemming samenvalt met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas', schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder;
- 2. in het uitwerkingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van de externe veiligheid voor wat betreft het groepsrisico;
- 3. geen strijdigheid mag optreden met het Besluit externe veiligheid buisleidingen.
Artikel 37.2 onder b is in strijd met het bepaalde in artikel 14, derde lid Bevb. Hierin is bepaald dat de veiligheid van de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet mag worden geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten. Dit artikel biedt geen beoordelingsvrijheid. Verzocht wordt om dit artikel als volgt aan te passen:
b. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
Ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport en gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van leidingen, wordt verzocht artikel 51.2 aan te vullen met de volgende bepalingen:
- het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- het permanent opslaan van goederen;
- het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het verwijderen van hoogopgaande en diepwortelende beplanting en/of bomen;
- het indrijven van voorwerpen.
Reactie gemeente
De belemmeringenstrook van de 12 inch 40 bar hoge druk regionale aardgastransportleiding wordt aangepast van 5 naar 4 meter.
De bouwvlakken binnen de agrarische bestemming zijn overgenomen van de ter plaatse geldende bestemmingsplannen. Het opnieuw bestemmen van de geldende situatie is uitgangspunt van deze herziening. Het feit dat de gasleiding voor een klein deel door het bouwvlak gaat, betekent niet dat daar gebouwd mag worden. De dubbelbestemming 'Leiding - Gas' regelt dat er op deze bestemming niet zonder meer gebouwd mag worden.
Voor de bestemming 'Wonen - Uit te werken' geldt eveneens dat de planregels voldoende waarborgen dat er niet gebouwd wordt binnen de bestemming 'Leiding - Gas' wanneer dat niet verantwoord is. Artikel 36.2 wordt aangevuld met de bepalingen zoals voorgesteld door de Gasunie.
Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 14, derde lid Bevb (Besluit externe veiligheid buisleidingen) wordt artikel 37.2 onder b aangepast volgens het voorstel van de Gasunie. Ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport en gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van leidingen wordt artikel 51.2 aangevuld.
Belangenvereniging Hooglanderveen
De belangenvereniging vindt het niet duidelijk in welk kader zij om een reactie is gevraagd. Bij de instanties op pagina 95 van de toelichting worden zij niet genoemd, maar zij wordt wel om een reactie gevraagd. Wanneer er nu sprake is van een bezwarenprocedure, dient de reactie als zodanig opgevat te worden.
Op pagina 49 van de toelicht staat een alinea met de titel 'Een dorp in Vathorst'. De belangenvereniging ziet graag dat het triomfantelijke uitroepteken achter de tekst 'en behouden' wordt weggehaald. Op pagina 83 moet 'Sint Jozefkerk' vervangen worden door 'St. Joseph'
Inhoudelijk spreekt de belangenvereniging haar zorg uit over de flexibiliteit in het bestemmingsplan. Het kan toch niet zo zijn dat de dorpse bebouwing zonder procedure een sporthal kan worden of de begraafplaats dorpse bebouwing? Wat groen is moet groen blijven en ook de maatschappelijke bestemming heeft grenzen.
De bestemmingen in de Groene Zoom hebben de instemming van de belangenvereniging. Wijzigingen daarin leiden tot een bezwaar van de vereniging.
Graag laat de belangenvereniging de beslissingsbevoegdheid over de exploitatie van bouwgrond in Vathorst breder dragen dan door het voorgestelde college.
Gemeentelijke reactie
Het besluit op de ruimtelijke ordening geeft in artikel 3.1.1. aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met diverse instanties. In dit kader is het plan toegezonden aan de Belangenvereniging Hooglanderveen. De belangenvereniging wordt toegevoegd aan de lijst in paragraaf 7.3 van het bestemmingsplan.
Op dit moment is er sprake van een overlegfase zodat wij de reactie ook als overlegreactie hebben opgevat. Nadat alle overlegreacties zijn bekeken en zo nodig in het plan gewerkt, kan de formele procedure starten. Het plan wordt daartoe gedurende 6 weken voor iedereen ter inzage gelegd, waarbij het mogelijk is om een zienswijze in te dienen bij de gemeenteraad.
Het uitroepteken wordt verwijderd en Sint Jozefkerk wordt vervangen door St. Joseph.
Bij de herziening van de bestemmingsplannen in Hooglanderveen en Vathorst is de bestaande situatie uitgangspunt. De feitelijke bebouwing, het huidige gebruik en de aanwezige mogelijkheden worden opgenomen in het nieuwe plan. Grootschalige ontwikkelingen komen in dit bestemmingsplan niet voor. Wel wordt gezocht naar een voldoende flexibele regeling die aansluit bij vastgesteld beleid en overeenkomst met de wensen en eisen van deze tijd. Daarbij gaat het vooral om de bouw- en gebruiksmogelijkheden op perceelsniveau. Kennen de geldende plannen wijzigingsmogelijkheden naar bijvoorbeeld andere bestemmingen dan worden deze ongewijzigd overgenomen in het nieuwe plan. Er worden geen nieuwe wijzigingen toegevoegd.
Er is geen aanleiding om wijzigingen aan te brengen in de bestemmingen binnen de Groene Zoom.
De afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden die zijn opgenomen binnen een bestemmingsplan zijn toegekend aan het college. Deze bevoegdheid wordt uitgeoefend binnen de kaders zoals de gemeenteraad die heeft vastgesteld. De bevoegdheid om bestemmingsplannen vast te stellen is volledig toegekend aan de gemeenteraad.
7.3.5 Vaststelling bestemmingsplan
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is geregeld 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Bovendien is de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing verklaard (zienswijzenprocedure).
Het ontwerpbestemmingsplan “Hooglanderveen en Vathorst ” heeft met ingang van donderdag 14 maart tot en met woensdag 24 april 2013 ter inzage gelegen. Binnen deze termijn kon iedereen schriftelijk of mondeling een zienswijze indienen.
De bekendmaking is gepubliceerd in de Stadsberichten in Amersfoort Nu, op de gemeentelijke website en in de digitale Staatscourant. Er zijn 42 zienswijzen ingediend. Enkele zienswijzen hebben aanleiding gegeven tot aanpassing van het bestemmingsplan. Voor een deel gaat het dan om het herstellen van fouten in verbeelding of regels, verduidelijken van regels en tegemoet komen aan wensen. Daarnaast is er aanleiding geweest voor een aantal ambtshalve wijzigingen. In hoofdstuk 3 van de zienswijzennota is een overzicht opgenomen van de wijzigingen. De zienswijzennota behoort bij het raadsbesluit tot vaststelling van het bestemmingsplan.
7.4 Handhaving
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke controle en handhaving ligt op basis van artikel 7.1 van de Wet ruimtelijke ordening bij de gemeente. Daarnaast zijn ook de VROM-Inspectie en de provincie bevoegd tot opsporing van feiten die in het bestemmingsplan strafbaar zijn gesteld.
De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatie-registratiesysteem bij de uitvoering van het bestemmingsplan, onder andere met betrekking tot verleende vergunningen.
In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de belangen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De wijze van toepassing van deze bevoegdheden is geregeld in afdeling 5.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In het plan zijn instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd kunnen worden de afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en de bevoegdheid om nadere eisen te stellen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Voor De Regeling Beroep En Bedrijf Aan Huis
Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten voor de regeling beroep en bedrijf aan huis
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Zeisum
Bijlage 1 Akoestisch onderzoek Zeisum
Bijlage 2 Resultaten Inloopbijeenkomsten
Bijlage 2 Resultaten inloopbijeenkomsten
Bijlage 3 Rapport Externe Veiligheid Bestemmingsplan Hooglanderveen En Vathorst
Bijlage 3 Rapport externe veiligheid bestemmingsplan Hooglanderveen en Vathorst
Bijlage 4 Bijlage 1 Bij Rapport Externe Veiligheid Bestemmingsplan Hooglanderveen En Vathorst
Bijlage 4 Bijlage 1 bij rapport externe veiligheid bestemmingsplan Hooglanderveen en Vathorst
Bijlage 5 Bijlage 2 Bij Rapport Externe Veiligheid Bestemmingsplan Hooglanderveen En Vathorst
Bijlage 5 Bijlage 2 bij rapport externe veiligheid bestemmingsplan Hooglanderveen en Vathorst