park schothorst
Bestemmingsplan - gemeente Amersfoort
Vastgesteld op 25-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Park Schothorst e.o. van de gemeente Amersfoort;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0307.BP00068-0301;
1.3 aanduidingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 achtergevel:
(oorspronkelijke) gevel aan de achterzijde van een gebouw;
1.6 afhankelijke woonruimte:
een bijbehorend bouwwerk waarin mantelzorg wordt verleend;
1.7 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat geheel of overwegend is gericht op het voortbrengen van agrarische producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij, een wormenkwekerij, een boomkwekerij of een volle grond tuinbouwbedrijf;
1.8 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw en geen bijbehorende bouwwerk zijnde;
1.9 antennedrager:
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de vestiging van een antenne;
1.10 antenne-installatie:
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.11 archeologisch belangrijke plaats:
gebied waarin belangrijke archeologische vindplaatsen worden verwacht;
1.12 bebouwing:
één of meer bouwwerken;
1.13 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bebouwingsoppervlak geeft;
1.14 bedrijfsgebouw:
een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;
1.15 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein;
1.16 bedrijfsvloeroppervlakte/brutovloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
1.17 beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis:
het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, of het uitoefenen van een kleinschalig bedrijf aan huis die:
- a. in de van de regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemening zijn aangeduid als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft de gevolgen voor de omgeving;
- b. geen horeca, seksinrichtingen en detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit en behoudens internetwinkels;
- c. in aard en omvang van de bedrijfsuitoefening met de woonfunctie verenigbaar zijn;
1.18 beschermd stadsgezicht:
groepen van onroerende zaken en terreinen, hieronder begrepen bomen, straten, pleinen, bruggen en water, die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meerdere monumenten bevinden en die ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988 als zodanig zijn aangewezen;
1.19 bestaand bouwwerk:
een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, danwel omgevingsvergunning;
1.20 bestaand gebruik:
gebruik van grond en bouwwerken dat aanwezig is op het moment van inwerkingtreding van het plan;
1.21 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.22 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.23 Bevi-inrichtingen:
Bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.24 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.25 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en/of vergroten van een bouwwerk;
1.26 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.27 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van kelder, souterrains en ruimten in de kap;
1.28 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.29 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.30 bouwmarkt:
detailhandel met een verkoopvloeroppervlak, waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden, zowel aan vakman als particulier;
1.31 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.32 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond en bedoeld is om ter plaatse te functioneren;
1.33 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw met een dak;
1.34 bijzondere woonvoorzieningen:
vorm van wonen die voorziet in de aangepaste woonbehoefte van personen of groepen van personen, voor wie reguliere woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn;
1.35 café:
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;
1.36 cafetaria/snackbar/afhaalservice:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwakalcoholische en niet-alcoholische dranken.
1.37 coffeeshop:
een alcoholvrij horecabedrijf ten aanzien waarvan de burgemeester in beginsel de handel in hasjiesj en hennep (ook stekjes) zoals omschreven in lijst II behorend bij de Opiumwet, ook wel aangeduid als hasj, marihuana, weed, wiet of stuff, heeft toegestaan;
1.38 cultuurhistorische waarde:
de waarde, gevormd door de duidelijke herkenbaarheid van de historische ontwikkeling van bebouwing, nederzetting en/of landschap, in de structuur, de ruimte en de ruimtevormende elementen daarvan;
1.39 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.40 detailhandel in grove bouwmaterialen:
detailhandel in materialen voor de ruwbouw van gebouwen en dergelijke zoals stenen, zand, beton, bestratingsmateriaal en hout;
1.41 detailhandel in tuininrichtingsartikelen:
detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen worden aangeboden;
1.42 detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van de verkoop van auto's, motoren, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, woninginrichting grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven;
1.43 dienstverlening:
het beroepsmatig verlenen van diensten, met uitzondering van prostitutie, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt in:
- a. administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening en dergelijke;
- b. het verrichten van administratieve en daarmede gelijk te stellen werkzaamheden, al dan niet met daaraan ondergeschikte baliewerkzaamheden;
1.44 dienstverlening publieksgericht:
dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus en dergelijke;
1.45 discotheek of dancing:
een horecabedrijf dat tot doel heeft het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen in combinatie met het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse;
1.46 distributieplanologisch onderzoek (dpo)
een onderzoek dat uitsluitsel kan geven over de uitbreidings- en groeimogelijkheden voor de detailhandel in een bepaald winkelgebied, waarbij het distributieplanologisch verzorgingsniveau voor de consument centraal staat. Afzetgebied en omgevingsfactoren als parkeren, bereikbaarheid en uitstraling worden daarbij betrokken;
1.47 erf:
al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.48 erotisch getinte horeca:
een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal en tevens het bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;
1.49 evenementen:
grootschalige, periodieke en/of meerdaagse manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen en thematische markten;
1.50 extensieve recreatie:
recreatief medegebruik van gronden, zoals fietsen, paardrijden, varen, vissen, wandelen en zwemmen;
1.51 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.52 geluidsbelasting vanwege wegverkeer
de geluidsbelasting in Lden (zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en bepaald conform de Wet geluidhinder) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;
1.53 geluidsgevoelig gebouw
gebouw dat dient ter bewoning of een ander geluidsgevoelig gebruik als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;
1.54 geluidsgevoelig object
geluidsgevoelig gebouw, geluidsgevoelige ruimte of geluidsgevoelig terrein als bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.55 geluidsgevoelige ruimte
geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.56 geluidsreducerende maatregelen
fysieke en niet-fysieke maatregelen gericht op het reduceren van de geluidsbelasting vanwege industrie-, bedrijfs- of wegverkeerslawaai op geluidsgevoelige objecten, of maatregelen die daar niet specifiek op gericht zijn doch wel tevens een geluidsreducerende uitwerking hebben, zoals bijvoorbeeld verkeersmaatregelen, het aanbrengen van geluidsarm asfalt, geluidswallen of -schermen of de aanleg van nieuwe wegen elders die tot gevolg hebben dat de verkeers- en de geluidsbelasting afneemt;
1.57 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging een geluidzone moet worden vastgesteld;
1.58 gemeentelijk stadsgezicht:
groepen van onroerende zaken en terreinen, hieronder begrepen bomen, straten, pleinen, bruggen en water, die een samenhangend beeld vormen dat van belang is wegens de schoonheid, het karakter of de cultuurhistorische waarde van het geheel, die zijn vermeld op de gemeentelijke lijst van stadsgezichten;
1.59 grondgebonden agrarisch bedrijf
agrarisch bedrijf dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten, waarbij de productie geheel of nagenoeg geheel afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond als productiemiddel waar het bedrijf over kan beschikken.
1.60 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.61 grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting:
detailhandel in meubelen en artikelen ten behoeve van de inrichting van een woning en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 1.000 m²;
1.62 hoofdgebouw:
gebouw, dat op een erf door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.63 horeca van categorie a:
dienstverlening door middel van de exploitatie van restaurants, snackbars, ijssalons en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven waar het gebruik van (alcoholhoudende) drank ondergeschikt is aan het nuttigen van etenswaren;
1.64 horeca van categorie b:
dienstverlening door middel van de exploitatie van cafés, dancings, bowling-centra en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven waar het gebruik van etenswaren ondergeschikt is aan het gebruik van alcoholhoudende drank;
1.65 horeca van categorie c:
dienstverlening door middel van de exploitatie van sportkantines, buurthuizen, etc... welke exploitatie niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt en ten dienste staat van de hoofdfunctie, welke op het perceel dan wel in het gebouw wordt uitgeoefend;
1.66 horeca van categorie h:
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of het verstrekken van alcoholische of niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse;
1.67 huishouden:
een vorm van wonen, zowel in de traditionele vorm van gezin als in de minder traditionele vorm, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van onderlinge verbondenheid tussen de bewoners en continuïteit in de samenstelling;
1.68 internetwinkel:
een specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet tot stand komt, ter plaatse alleen de bijbehorende opslag en distributie plaatsvindt en afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;
1.69 kantoor:
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.70 kampeermiddel:
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.71 kap
constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste 1 hellend of een gebogen vlak;
1.72 kelder:
een gedeelte van een gebouw dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw, danwel van een bijbehorend bouwwerk of door het afgewerkte maaiveld, en dat geheel is gelegen onder het afgewerkte maaiveld.
1.73 koekoek
een met keerwanden uitgevoerd bouwwerk ter hoogte van het snijpunt van de gevel en het maaiveld dat voorziet in de licht- en luchttoetreding van de onderbouw en geen toegang tot het gebouw mag zijn;
1.74 kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van wegen en waterlopen, zoals een brug, duiker of viaduct, alsmede beeldende kunst;
1.75 landelijk bedrijf
een bedrijf dat naar de aard van zijn activiteiten gebonden is aan het agrarisch buitengebied of waarvan de activiteiten zijn gericht op het buitengebied. Hierbij kan sprake zijn van de volgende combinatie van activiteiten:
- natuur en landschapsbeheer;
- het leveren van diensten ten behoeve van het natuur-, landschaps- en bosbeheer, voor ze over de activiteiten van een dergelijk bedrijf passen binnen categorie 1 van de in de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering", tweede druk, 1999;
- zorgboerderij, waarbij het agrarische bedrijf een functie vervult voor de dagbesteding van minder-valide mensen.
1.76 landgoed:
een functionele eenheid, bestaande uit bos of natuur al dan niet in combinatie met agrarische gronden met een productiedoelstelling; vormen van bos- en landbouw kunnen deel uitmaken van de bedrijfsvoering; het geheel is openbaar toegankelijk; op het landgoed staat één of meer wooncomplexen met tuinen van allure en uitstraling; kenmerkend voor de inrichting van het landgoed is een raamwerk van wegen, waterlopen, lanen en singels, waarbinnen de verschillende ruimtegebruiksvormen zijn gerangschikt; het geheel vormt een ecologische, economische en esthetische eenheid waarvan de invulling is geïnspireerd door het omringende landschap, de cultuurhistorie en de bodemgesteldheid;
1.77 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, medische, sociale, culturele, levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en opvangvoorzieningen;
1.78 manege:
activiteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het stallen van paarden en/of pony's en het berijden en verzorgen van paarden en pony's, waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen;
1.79 mantelzorg:
het bieden van hulp die aanvullend, niet beroepshalve aan bejaarden, zieken en andere hulpbehoevenden verleend wordt in of bij een woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en met een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.80 nevenactiviteit:
een activiteit die maximaal 40% van de oppervlakte van het hoofdgebouw beslaat;
1.81 nevenassortiment
een assortiment dat qua omvang ondergeschikt is aan het assortiment van de hoofdactiviteit en daar vanwege de aard niet mee in overeenstemming is en maximaal 10% van de oppervlakte van het hoofdgebouw beslaat;
1.82 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
1.83 omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.84 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte) van een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;
1.85 onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
1.86 opvangvoorzieningen:
opvang, vooral van kinderen, in speciaal daarvoor ingestelde verblijven;
1.87 overbouwing:
een deel van een gebouw, gelegen boven het peil, vrij van het aansluitende afgewerkte terrein, dat ter weerszijden wordt ondersteund door hetzelfde gebouw;
1.88 parkeereis:
het aantal parkeerplaatsen dat op basis van de in Amersfoort geldende parkeernormen nodig is voor een ruimtelijke ontwikkeling;
1.89 particulier opdrachtgeverschap:
situatie dat de burger of een groep van burgers –in dat laatste geval georganiseerd als rechtspersoon zonder winstoogmerk – volledig juridische zeggenschap heeft over en verantwoordelijkheid draagt voor het gebruik van de grond, het ontwerp en de bouw van de eigen woning;
1.90 peil:
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor de overige gebouwen: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct aan de weg grenst: de kruin van de weg;
- d. voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
- e. de (maaiveld)hoogte van een voor een erf of erven als zodanig aangegeven punt;
- f. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.91 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.92 prostitutie:
het aanbieden van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding;
1.93 prostitutiebedrijf:
een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt, een erotische massagesalon mede begrepen;
1.94 publieksgerichte beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis:
beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis bestaande uit hoofdzakelijk baliewerkzaamheden of andere diensten die publiek aantrekken, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus, kinderopvang, ateliers en dergelijke; in tegenstelling tot niet-publieksgerichte beroep- en bedrijfsactiviteit aan huis;
1.95 recreatieve voorzieningen:
overdekte en onoverdekte recreatieve accommodaties;
1.96 recreatiewoning:
een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve, niet-permanente bewoning;
1.97 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht; onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een parenclub of prostitutiebedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.98 slopen:
geheel of gedeeltelijk afbreken;
1.99 sociale huurwoning:
huurwoning, waarbij de aanvangshuurprijs ligt onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarvan de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname verzekerd is;
1.100 sociale koopwoning:
koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste het bedrag genoemd in artikel 26, tweede lid, onder g, van het Besluit beheer sociale huursector, waarvan de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname verzekerd is;
1.101 souterrain:
het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat gedeeltelijk onder het (straat)peil is gelegen;
1.102 speeltoestel
ander bouwwerk ten behoeve van het spelen, zoals wipkippen en schommels;
1.103 speelvoorziening
een gebied in de openbare ruimte speciaal ingericht om buitenspeel- en/of recreatiemogelijkheden te bieden aan kinderen;
1.104 sportvoorzieningen:
overdekte en onoverdekte sportaccommodaties;
1.105 stacaravan:
een caravan of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden;
1.106 telecommunicatiemast:
een constructie die uitsluitend of mede bedoeld is voor het bevestigen en dragen van telecommunicatieapparatuur;
1.107 verbeelding:
de geometrisch bepaalde planobjecten (voorheen plankaart genoemd);
1.108 verkoopvloeroppervlak:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.109 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan kennelijk als zodanig aangemerkt diende te worden;
1.110 voorgevelrooilijn:
denkbeeldige dan wel op de plankaart aangegeven grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, die loopt tot aan de perceelsgrenzen;
1.111 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:
Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;
1.112 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;
1.113 woonark of waterwoning:
een schip met een rechthoekige hoofdvorm die niet op varen duidt, dat gelegen is op een vaste ligplaats en bedoeld is voor permanente bewoning;
1.114 woonschip:
een varend schip met een als zodanig herkenbaar uiterlijk dat geschikt is voor permanente bewoning;
1.115 woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
1.116 zorginstelling
instelling waar zorg wordt verleend, zoals een verzorgingshuis, een verpleeghuis of een hospice.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de perceelgrens:
de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot een bepaalde grens van het erf;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 de lengte, breedte en de diepte van een bouwwerk:
tussen de lijnen, getrokken door de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren;
2.8 oppervlakte van bijbehorende bouwwerken:
bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend (gedeelten van) bijbehorende bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat erkers, etc. voor de voorgevel niet meetellen bij de berekening van de oppervlakte;
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het verbouwen van gewassen (niet in een volkstuin-complex), waarbij per bouwvlak ten hoogste één agrarisch bedrijf is toegestaan;
- b. de waterhuishouding;
- c. nutsvoorzieningen en kleinschalige infrastructurele voorzieningen;
- d. extensief recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming, en nutsvoorzieningen.
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het weiden van vee en/of het verbouwen van gewassen (niet in een volkstuincomplex);
- b. een bedrijfswoning;
- c. productiegebonden detailhandel tot een maximum van 100 m2;
- d. behoud, versterking en/of herstel van zowel de landschappelijke waarden van het hoevenlandschap als de sloten en houtwallen die voor de flora en fauna van belang zijn;
- e. de waterhuishouding;
- f. ontsluitingspaden en langzaamverkeersverbindingen;
- g. nutsvoorzieningen en kleinschalige infrastructurele voorzieningen;
- h. ter plaatse van de aanduiding "opslag": een schuur ten behoeve van de opslag van goederen;
- i. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden": de bescherming en instandhouding van de cultuurhistorische waarden.
4.2 Bouwregels
- 1. Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.
- 2. De realisering van de bestemmingen mag niet leiden tot het bemoeilijken of verhinderen van het behoud, versterking en/of herstel van de landschappelijke waarden van het hoevenlandschap, de sloten en de houtwallen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 en 4.2 ten behoeve van de bouw van schuilhutten voor dieren, met dien verstande dat:
- a. de oppervlakte per schuilhut niet meer mag bedragen dan 25 m2;
- b. de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
- c. slechts één schuilhut per 2 ha mag worden gebouwd;
- d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van het gebied, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, het bebouwingsbeeld en het vrije uitzicht vanaf de achterzijde van de bestaande woningen aan de Hamseweg.
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 onder e, voor het verhogen van het bebouwingspercentage tot ten hoogste 75%, mits:
- a. de bedrijfseconomische noodzaak wordt aangetoond;
- b. de overtollige bedrijfsruimten worden gesloopt
- c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van het gebied, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en het bebouwingsbeeld.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 voor het toestaan van niet-agrarische nevenactiviteiten in de bestaande gebouwen, met dien verstande dat:
- a. uitsluitend de in de onderstaande tabel genoemde activiteiten zijn toegestaan in de aangegeven gebieden en met inachtneming van de volgende randvoorwaarden:
Activiteit | Voorwaarden | ||
1 | agrarische hulp- en loonactiviteiten | max. 300 m2, gebouwen en onbebouwd samen | |
2 | paardenpension zonder buitenbak | max. 300 m2 gebouwen | |
3 | bed and breakfast | max. 300 m2 gebouwen | |
4 | bezoekers- en/of cursusruimte, inclusief horeca-C | max. 300 m2 gebouwen | |
5 | detailhandel overwegend in ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten | max 150 m2 gebouwen | |
6 | sociale dienstverlening, zoals een zorgboerderij of kinderdagverblijf | max. 300m2 gebouwen | |
7 | zuivelverwerking en andere bewerking van agrarische producten, die op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan gelegen agrarische bedrijven zijn geproduceerd | max. 300 m2 gebouwen | |
8 | ambachtelijke bedrijven, zoals een dakdekker, rietdekker, schildersbedrijf, meubelmaker of installatiebedrijf | max. 300 m2 gebouwen | |
9 | zakelijke dienstverlening, zoals een adviesbureau of een computerservicebureau | max. 300 m2 gebouwen | |
10 | andere niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten, die in ruimtelijk en funcioneel opzicht met de hiervoor genoemde activiteiten gelijk kunnen worden gesteld | max. 300 m2 gebouwen | |
11 | de stalling van caravans, campers, boten en vergelijkbare goederen | alleen in gebouwen |
- b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten behoeve van de volgens het bepaalde onder a toegelaten activiteiten niet meer mag bedragen dan 300m2;
- c. ten behoeve van de niet-agrarische nevenactiviteiten de bestaande gebouwen niet mogen worden uitgebreid en geen nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd;
- d. de activiteiten die niet in gebouwen plaatsvinden binnen het bestaande bouwblok plaats moeten vinden;
- e. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
- f. de parkeerbehoefte op eigen terrein en binnen het bestaande bouwblok wordt opgelost;
- g. de activiteiten landschappelijk worden ingepast indien de terreininrichting wordt gewijzigd, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet worden beperkt, waaronder in ieder geval wordt verstaan dat de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven niet op onevenredige wijze wordt gehinderd, waarbij met name kan worden gedacht aan de milieu-aspecten.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning):
- a. de in het gebied aanwezige houtwallen te vellen of rooien of werkzaanheden te verrichten, welke de dood of ernstige beschadiging van de houtwallen tot gevolg kunnen hebben;
- b. de in het gebied aanwezige sloten (gedeeltelijk) te dempen, te versmallen of te verbreden;
- c. grasgronden te ontginnen;
- d. gronden te beplanten met houtgewassen ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan niet reeds waren beplant;
- e. gronden af te graven, op te hogen en te egaliseren met meer dan 0,4 m.
- 2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1 is slechts toelaatbaar, indien door de werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 1, de landschappelijke waarde van het hoevenlandschap en/of de sloten en houtwallen in onevenredige mate worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor behoud, versterking en/of herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft, dat een vergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd.
- 3. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1 is niet vereist bij:
- a. normale onderhoudswerkzaamheden van geringe omvang gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavinge plangebied;
- b. andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van de ruimtelijke ordening van niet ingrijpende betekenis zijn.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de in 4.1 genoemde bestemming(en) wijzigen ten behoeve van de bestemming wonen als bedoeld in artikel 16, met dien verstande dat:
- a. de wijziging uitsluitend binnen het bouwvlak mag worden toegepast;
- b. de woonfunctie uitsluitend is toegestaan indien het bestaande bedrijf wordt beëindigd;
- c. uitsluitend 1 woning mag worden gerealiseerd;
- d. de bepalingen als bedoeld in artikel 16 in acht worden genomen.
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de in 4.1 genoemde bestemming(en) wijzigen ten behoeve van een landelijk bedrijf, met dien verstande dat:
- a. de wijziging uitsluitend binnen het bouwvlak mag worden toegepast;
- b. de activiteiten inclusief opslag plaatsvinden binnen de gebouwen;
- c. de bepalingen die gelden voor dit artikel, vanaf lid 2, in acht worden genomen;
- 3. Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de in 4.1 genoemde bestemming(en) wijzigen ten behoeve van het toelaten van nieuwe landgoederen, met dien verstande dat:
- a. vooraf vast moet staan dat de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van het gebied duurzaam worden verbeterd, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtings- en beheerplan;
- b. minimaal 10 hectare gebied wordt aangewend voor de inrichting van het landgoed, waarbij geldt dat:
- dit bij voorkeur een aaneengesloten gebied dient te betreffen;
- voor de ruimtelijke inrichting de landschappelijke structuur als uitgangspunt wordt gehanteerd;
- ten minste 30% van de grond wordt voorzien van bos of houtopstanden dan wel minimaal 20% bos en 50% natuurgebied;
- ten minste 90% van het gebied openbaar toegankelijk moet zijn door middel van fiets- en /of wandelroutes;
- bestaande natuurgebieden die binnen de begrensde delen van de ecologische hoofdstructuur liggen niet mogen worden meegeteld;
- c. voor de bebouwing geldt dat:
- bestaande woningen mogen worden gehandhaafd;
- alle (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, met dien verstande dat:
- 1. bij een aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ geen waardevolle bebouwing mag worden gesloopt;
- 2. bebouwing die in gebruik kan worden genomen als bebouwing ten behoeve van het beheer van het landgoed mag worden gehandhaafd;
- 3. hierbij betrokken wordt de nog bestaande en bij de betreffende woning / het perceel behorende bebouwing zoals die aanwezig was op het moment van de tervisielegging van het plan;
- a. er maximaal 2 landhuizen worden gebouwd met elk een inhoud van maximaal 1.500 m³;
- b. de maximale inhoud van de landhuizen is evenredig groter dan 1.500 m³ indien een groter landgoed dan 10 ha wordt gerealiseerd;
- c. in een landhuis uitsluitend woningen mogen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
- een landhuis bij voorkeur bestaat uit één vrijstaande woning;
- indien appartementen worden gerealiseerd, per landhuis maximaal 3 appartementen zijn toegestaan;
- de landhuizen worden geclusterd op één aaneengesloten erf, worden gesitueerd in de directe nabijheid van eventueel aanwezige te handhaven bebouwing en worden gekoppeld aan de bestaande ontsluitingsstructuur;
- de landhuizen mogen worden gesplitst in twee bouwvolumes van 750 m³indien dit noodzakelijk is in verband met de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van het gebied als bedoeld bij 4.6, onder 3;
- d. het volume genoemd onder d met maximaal 20% mag worden vergroot, mits dit niet ten koste gaat van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van het gebied;
- e. de minimale maat als bedoeld onder b mag worden verlaagd tot 5 ha indien tenminste 1.000 m² aan voormalige bedrijfsgebouwen wordt gesloopt en met dien verstande dat:
- in dat geval geen toepassing mag worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid in artikel 4.6, onder 4 (ruimte voor ruimte regeling);
- er één landhuis mag worden gebouwd met een inhoud van maximaal 1500 m³;
- de maximale inhoud van het landhuis evenredig groter is dan 1.500 m³ indien een groter landgoed dan 5 ha wordt gerealiseerd;
- alleen van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik mag worden gemaakt als de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven niet op onevenredige wijze wordt gehinderd, waarbij met name kan worden gedacht aan de milieu-aspecten.
- 4. Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de in 4.1 genoemde bestemming(en) wijzigen ten behoeve van de bouw van 1 extra vrijstaande woning, met dien verstande dat:
- a. vooraf vast moet staan dat alle bij de betreffende (bedrijfs)woning behorende bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken worden gesloopt, waarbij:
- per (bestaande en/of nieuw te bouwen) woning de in artikel 15 en 16 bepaalde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag worden gehandhaafd;
- er maximaal 600 m³ aan gebouwen mag worden opgericht indien 1.000 m² bebouwing wordt gesloopt;
- van de genoemde sloopnorm mag worden afgeweken, indien sprake is van een aanzienlijke ruimtelijke kwaliteitswinst en de provincie daarover positief heeft geadviseerd;
- 20% van de oppervlakte van kassen mag worden meegeteld bij het bepalen van de genoemde 1000 m²;
- betrokken wordt de nog bestaande en bij de betreffende woning / het perceel behorende bebouwing zoals die aanwezig was op het moment van de tervisielegging van het plan.
- b. vooraf vast moet staan dat de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van het gebied worden verbeterd, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtings- en beheerplan;
- c. alleen van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik mag worden gemaakt als de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven niet op onevenredige wijze wordt gehinderd, waarbij met name kan worden gedacht aan de milieu-aspecten;
- d. de ter plaatse geldende voorkeursgrenswaarde in acht moet worden genomen;
- e. de afwijkingsregel in artikel 26.1, onder c (de zogenaamde 10% regeling) alleen voor de maximale inhoud van de nieuwe woning mag worden toegepast als sprake is van een aanzienlijke extra kwaliteitswinst, bijvoorbeeld door het verwijderen van een relatief grote oppervlakte aan kuilplaten en sleufsilo’s
- a. vooraf vast moet staan dat alle bij de betreffende (bedrijfs)woning behorende bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken worden gesloopt, waarbij:
Artikel 5 Groen - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, bermen en beplantingen;
- b. parken en plantsoenen;
- c. recreatief gebruik onder andere in de vorm van spelen, verblijven en beleven;
- d. schaapskooien;
- e. het weiden van vee;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen, watergangen en -partijen inclusief de daarbij behorende onderhoudspaden en/of -stroken, met inachtneming van de keur van het waterschap;
- g. bestaande voet- en fietspaden;
- h. in- en uitritten uitsluitend voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen;
- i. ter plaatse van de aanduiding “speelvoorziening” (sz): tevens een speelvoorziening;
- j. geluidswerende voorzieningen;
- k. bij deze bestemming behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening nadere eisen stellen aan de plaats, afmetingen en vormgeving van gebouwen en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken en om redenen van stedenbouwkundige inpasbaarheid.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van lawaaisporten, andere intensieve vormen van recreatie zoals fietscrossen en military en als kampeerterrein.
5.5 Afwijking
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Groen - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, bermen en beplantingen;
- b. parken en plantsoenen;
- c. het weiden van vee;
- d. waterhuishoudkundige voorzieningen, watergangen en -partijen inclusief de daarbij behorende onderhoudspaden en/of -stroken, met inachtneming van de keur van het waterschap;
- e. onverharde voetpaden;
- f. in- en uitritten uitsluitend voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen;
- g. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - open landschap": uitsluitend voor open graslanden, met al dan niet bestaande solitaire bomen en/of boomgroepen, alsmede bestaande onverharde voetpaden;
- h. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - bosbeplanting": uitsluitend voor bosbeplanting, met al dan niet aanwezige bestaande onverharde voetpaden;
- i. Ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden": een kinderboerderij en een middeleeuws erf;
- j. bij deze bestemming behorende bestaande voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen en ooievaarsnesten.
6.2 Bouwregels
- a. Op en in deze gronden zijn uitsluitend andere bouwwerken in de vorm van straatmeubilair, (beeldende) kunst, informatieborden, wegwijzers en waterpompende windmolens toegestaan, waarbij de volgende maximale bouwhoogte dient te worden aangehouden:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
(beeldende) kunstwerken | 10 m |
ooievaarsnesten | 5 m |
straatmeubilair | 3 m |
informatieborden en wegwijzers | 2 m |
waterpompende windmolens | 3 m |
- b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn ter hoogte van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" tevens gebouwen en overkappingen toegestaan in de vorm van schuilhutten, plaggenhutten en diervoederplaatsen.
6.3 Afwijking
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Groen - 3
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen -3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, bermen en beplantingen;
- b. parken en plantsoenen;
- c. recreatief gebruik onder andere in de vorm van wandelen, spelen, verblijven en beleven;
- d. schaapskooien;
- e. het weiden van vee;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen, watergangen en -partijen inclusief de daarbij behorende onderhoudspaden en/of -stroken, met inachtneming van de keur van het waterschap;
- g. onverharde voetpaden;
- h. in- en uitritten uitsluitend voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen;
- i. ter plaatse van de aanduiding “speelvoorziening” (sz): tevens een speelvoorziening;
- j. evenementen als medegebruik;
- k. geluidswerende voorzieningen;
- l. bij deze bestemming behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening nadere eisen stellen aan de plaats, afmetingen en vormgeving van gebouwen en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken en om redenen van stedenbouwkundige inpasbaarheid.
7.4 Specifieke gebruiksregels
- 1. Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van lawaaisporten, andere intensieve vormen van recreatie zoals fietscrossen en military en als kampeerterrein.
- 2. Ten zuiden van de Bedekte Weg (dekzandrug), mogen evenementen worden georganiseerd onder de volgende voorwaarden:
- a. er mogen maximaal vijf evenementen per jaar worden georganiseerd, waarvan vier met versterkte muziek en/of een omroepinstallatie;
- b. de vier evenementen met versterkte muziek en/of omroepinstallatie duren gezamenlijk in totaal maximaal tien dagen, exclusief op- en afbouw;
- c. het evenement zonder versterkte muziek en/of een omroepinstallatie duurt maximaal zeven dagen, exclusief op- en afbouw;
- d. voor de vier evenementen met versterkte muziek en/of omroepinstallatie geldt een maximaal geluidniveau van 70 dB(A);
- e. voor de evenementen met versterkte muziek en/of omroepinstallatie geldt een maximale norm voor dB(C) ten opzichte van de norm voor dB(A) van +15 , waarbij wordt uitgegaan van een afstand van het meetpunt tot het podium van meer dan 100 meter.
- f. alle evenementen dienen te voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in de evenementennota van de gemeente Amersfoort, zoals geldend op de dag waarop de aanvraag voor het evenement inkomt.
- 3. Direct ten oosten van de Hamseweg mogen evenementen worden georganiseerd en mogen luchtballonnen opstijgen en landen onder de volgende voorwaarden:
- a. voor de evenementen geldt dat deze maximaal vijftien keer per jaar mogen worden georganiseerd, waarvan tien met versterkte muziek en/of een omroepinstallatie;
- b. de tien evenementen met versterkte muziek en/of omroepinstallatie duren gezamenlijk in totaal maximaal tien dagen, exclusief op- en afbouw;
- c. voor acht van de tien evenementen met versterkte muziek en/of omroepinstallatie geldt een maximaal geluidniveau van 70 dB(A);
- d. voor twee van de tien evenementen met versterkte muziek en/of omroepinstallatie geldt een een maximaal geluidniveau van 85 dB(A);
- e. voor de evenementen met versterkte muziek en/of omroepinstallatie geldt een maximale norm voor dB(C) ten opzichte van de norm voor dB(A) van +15 , waarbij wordt uitgegaan van een afstand van het meetpunt tot het podium van meer dan 100 meter.
- f. alle evenementen dienen te voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in de evenementennota van de gemeente Amersfoort, zoals geldend op de dag waarop de aanvraag voor het evenement inkomt.
- 4. In de zuidpunt van vijver Emiclaer, mogen evenementen worden georganiseerd onder de volgende voorwaarden:
- a. voor de evenementen geldt dat deze maximaal vijftien keer per jaar mogen worden georganiseerd, waarbij tien met versterkte muziek en/of een omroepinstallatie;
- b. de evenementen met versterkte muziek en/of omroepinstallatie duren gezamenlijk in totaal maximaal 7 dagen, exclusief op- en afbouw;
- c. voor de tien evenementen met versterkte muziek en/of omroepinstallatie geldt een maximaal geluidniveau van 70 dB(A);
- d. voor de evenementen met versterkte muziek en/of omroepinstallatie geldt een maximale norm voor dB(C) ten opzichte van de norm voor dB(A) van +15 , waarbij wordt uitgegaan van een afstand van het meetpunt tot het podium van meer dan 100 meter.
- e. alle evenementen dienen te voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in de evenementennota van de gemeente Amersfoort, zoals geldend op de dag waarop de aanvraag voor het evenement inkomt.
7.5 Afwijking
7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Kantoor
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening;
- b. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer- en groenvoorzieningen;
met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;
8.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.
8.3 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. onderwijs- en opvangvoorzieningen, medische, sociale, culturele, levensbeschouwelijke en religieuze voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening;
- b. uitsluitend de volgende maatschappelijke doeleinden ter plaatse van de gegeven aanduiding:
aanduiding | doeleinden |
onderwijs (on) | onderwijsvoorzieningen, alsmede peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en voor- en naschoolse opvang. |
muziekschool (ms) | muziekschool, almede peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en voor- en naschoolse opvang. |
specifieke vorm van maatschappelijk - milieueducatie (sm-med) | centrum voor natuur- en milieueducatie, educatieve voorzieningen, werkplaats voor sociale activering, bezoekerscentrum, middeleeuws erf, boerderijen, sterrenwacht, alsmede bij de hiervoor genoemde functies behorende kantoorruimte. |
- c. ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie c": tevens horeca van categorie c;
- d. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen, parkeer-, nuts- en groenvoorzieningen;
met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.
9.3 Specifieke gebruiksregels
Daar waar twee bouwlagen zijn toegestaan geldt aanvullend dat:
- a. waardevolle groenelementen op het terrein, zoals bomen, zoveel mogelijk ingepast dienen te worden in het plan.
- b. de maximale (verharde) oppervlakte van het bij het gebouw behorende erf maximaal 450 m2 bedraagt;
- c. maximaal 1040 m2 grond mag worden verhard ten behoeve van de ontsluiting en het parkeren;
- d. het bouwplan vergezeld dient te worden door een inrichtingsplan dat is goedgekeurd door een door de gemeente aan te wijzen landschapsarchitect, waarin in ieder geval de volgende aspecten worden betrokken:
- 1. relatie van het gebouw tot het bestaande cultuurhistorische ensemble van de gebouwen en het groen in het landgoed.
- 2. wijze waarop het gebouw wordt opgenomen in de groene parkbosrand van de kern van het landgoed.
- 3. wijze waarop de context van de omgeving mee is ontworpen (onder andere de parkeerplaats en restanten van de omgeving van de boomgaard) bij de terreininrichting.
9.4 Afwijkingen
Artikel 10 Recreatie
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. volkstuinen;
- b. ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie c", tevens horeca van categorie c;
- c. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer- en groenvoorzieningen;
met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, alsmede nutsvoorzieningen toegestaan.
10.3 Afwijkingen
Artikel 11 Sport
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sport en dagrecreatie;
- b. zorgvoorzieningen ten behoeve van en ondergeschikt aan de bestemming, uitsluitend in de vorm van fysiotherapie en fitness;
- c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van sport-tribune" (ss-trb): een tribune;
- d. ter plaatse van de aanduiding "opslag"(op): een schuur ten behoeve van de opslag van goederen;
- e. ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie c", tevens horeca van categorie c;
- f. ter plaatse van de aanduiding "jeugdopvang" (jo), tevens kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang;
- g. bij een en ander horende voorzieningen, zoals tuinen, parkeer-, speel-, groen- en nutsvoorzieningen.
met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, alsmede nutsvoorzieningen toegestaan.
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening ter voorkoming van hinder en/of ter voorkoming van negatieve beinvloeding van de verkeersveiligheid en van mens en dier, nadere eisen stellen aan de situering, het aantal, de hoogte, de lichtsterkte, het type armatuur en het gebruik van paralumen van lichtmasten c.q. verlichtingselementen en andere lichtuitstralende elementen.
11.4 Afwijkingen
Artikel 12 Tuin
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': tevens voor het parkeren;
- c. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden": de bescherming en instandhouding van de cultuurhistorische waarden.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend en onder voorwaarden erkers, ingangspartijen, bergingen en andere bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de aangrenzende bestemming:
12.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 12.2.3 :
- a. ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
- 1. de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
- 2. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
- 3. de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt.
- b. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.3 kan slechts worden verleend, mits:
- 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden voor het parkeren van auto's.
12.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen. Dit verbod heeft geen betrekking op werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud dan wel werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
- b. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder a, indien het belang van cultuurhistorie hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed;
- c. alvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld onder a, vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de gemeentelijke monumentencommissie.
Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonerven, woonstraten en pleinen en speelvoorzieningen;
- b. ontsluitingswegen, bestaande uit ten hoogste 2 rijstroken;
- c. voet- en fietspaden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. in- of uitritten;
- f. bermen, groenvoorzieningen en water;
- g. geluidwerende voorzieningen;
- h. speeltoestellen;
- i. ondergrondse vleermuiskelders;
- j. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden": de bescherming en instandhouding van de cultuurhistorische waarden;
- k. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van waterhuishoudkundige doeleinden.
13.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 13.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van ten hoogste 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
- b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties, bovengeleidingsportalen, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende) kunstwerken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
palen, masten en reclame- en andere tekens | 10 m |
verlichtingsmasten en antenne-installaties | 12 m |
luifels en ander straatmeubilair | 4 m |
andere overkappingen | 3 m |
verkeerstekens en -regelinstallaties, (beeldende) kunstwerken en geluidwerende voorzieningen | 10 m |
erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken | 2 m |
13.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen. Dit verbod heeft geen betrekking op werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud dan wel werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
- b. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder a, indien het belang van cultuurhistorie hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed;
- c. alvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld onder a, vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de gemeentelijke monumentencommissie.
Artikel 14 Water
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de bescherming van het waterschapsbelang, zoals de instandhouding van de waterkering en de waterhuishouding,
- b. watergangen en -partijen,
- c. onderhoudspaden, taluds, oeverbeschoeiingen, groenvoorzieningen en bermen met de daarbij behorende kunstwerken;
- d. overbouwingen en onderdoorgangen ten behoeve van het wegverkeer en langzaam verkeer.
14.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 14.1, mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, zoals stuwen, gemalen, duikers en bruggen, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m, met dien verstande dat de beheerder bij het beoordelen van een aanvraag wordt geraadpleegd omtrent de voorwaarden die, gelet op het waterschapsbelang, aan de uitvoering van de bouwwerken moeten worden gesteld.
Artikel 15 Wonen - 2
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. twee-onder-een-kap woningen met bijbehorende bouwwerken;
- b. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:
- 1. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
- 2. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
- het woonkarakter van de woning;
- de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
- het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
- het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
- 3. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
- 4. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
- 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
- 6. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
- 7. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging (bijlage 2) zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
- 8. geen buitenopslag plaatsvindt;
- 9. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;
met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.
15.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
15.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als woonruimte.
15.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" (cw) is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen en/of geheel of gedeeltelijk de voorgevel of dakconstructie te wijzigen. Dit verbod heeft geen betrekking op werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud dan wel werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
- b. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder lid 15.5, onder a, indien het belang van cultuurhistorie hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed;
- c. alsvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld in lid 15.5, onder a, vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de gemeentelijke monumentencommissie.
15.6 Afwijken van de gebruiksregels
15.7 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.
Artikel 16 Wonen - 3
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. vrijstaande woningen met bijbehorende bouwwerken;
- b. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:
- 1. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
- 2. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
- het woonkarakter van de woning;
- de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
- het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
- het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
- 3. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
- 4. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
- 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
- 6. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
- 7. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging (bijlage 2) zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
- 8. geen buitenopslag plaatsvindt;
- 9. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.
- c. ter plaatse van de aanduiding "waarde-cultuurhistorie": behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarde van gebouwen;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;
met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.
16.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.
16.3 Afwijken van de gebruiksregels
16.3.1 Kamerverhuur
Burmeester en wethouder kunnen bij een omgevingvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.1, onder a ten behoeve van het gebruiken van een woning voor kamergewijze verhuur, met dien verstande dat moet worden voldaan aan de in Amersfoort geldende normen voor omzetting naar kamerverhuur zoals vastgelegd in paragraaf 3.1 van de 'huisvestingsverordening Amersfoort 2011' en hoofdstuk 3 van de 'beleidsregels woonruimteverdeling gemeente Amersfoort'.
16.3.2 Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.1, onder b.3 ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:
- a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
- b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
- c. voor het overige wordt voldaan aan de onder 16.1 onder b genoemde voorwaarden.
16.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
16.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. ter plaatse van de aanduiding "waarde-cultuurhistorie"is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen en/of geheel of gedeeltelijk de voorgevel of dakconstructie te wijzigen. Dit verbod heeft geen betrekking op werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud dan wel werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
- b. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder lid 16.5, onder a, indien het belang van cultuurhistorie hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed;
- c. alsvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld in lid 16.5, onder a, vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de gemeentelijke monumentencommissie.
16.6 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.
Artikel 17 Geluidzone - Industrie
17.1 Bestemmingsomschrijzing
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden, naast de daarvoor aangewezen andere bestemmingen, primair bestemd voor een zone als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder (geluidszone).
17.2 Specifieke bouwregels
Ter plaatse mogen geen nieuwe geluidgevoelige gebouwen in de zin van de Wet geluidhinder worden gebouwd;
17.3 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.1 onder voorwaarde dat wordt voldaan aan de Wet geluidhinder.
Artikel 18 Waarde - Archeologie Categorie 1 (Dubbelbestemming)
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - archeologie categorie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
18.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - archeologie categorie 1' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
- b. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
- c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm;
- d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm bedraagt; - e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
- f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting; - g. het omzetten van grasland in bouwland;
- h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
grotere diepte dan 30 cm.
Artikel 19 Waarde - Archeologie Categorie 2 (Dubbelbestemming)
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - archeologie categorie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
19.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - archeologie categorie 2' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
- b. het ophogen van de bodem met meer dan 30cm;
- c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30cm;
- d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30cm bedraagt; - e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
- f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting; - g. het omzetten van grasland in bouwland;
- h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
grotere diepte dan 30 cm.
Artikel 20 Waarde - Archeologie Categorie 3 (Dubbelbestemming)
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - archeologie categorie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
20.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - archeologie categorie 3' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
- b. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
- c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm;
- d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm bedraagt; - e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
- f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting; - g. het omzetten van grasland in bouwland;
- h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
grotere diepte dan 30 cm.
Artikel 21 Waarde - Archeologie Categorie 4 (Dubbelbestemming)
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - archeologie categorie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
21.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - archeologie categorie 4' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
- b. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
- c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm;
- d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm bedraagt; - e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
- f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting; - g. het omzetten van grasland in bouwland;
- h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
grotere diepte dan 30 cm.
Artikel 22 Waarde - Ecologie (Dubbelbestemming)
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – ecologie (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daarvoor aangewezen andere bestemming, tevens bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden zodanig dat voor flora en fauna verbindingen kunnen ontstaan tussen natuur- of natuurontwikkelingsgebieden.
22.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de gronden als bedoeld in lid 1 gelden de volgende regels:
- a. op en in de gronden mag niet worden gebouwd;
- b. het bouwen volgens de andere bestemmingen mag uitsluitend geschieden nadat zo nodig advies is ingewonnen van een door het bevoegd gezag aan te wijzen ter zake deskundige en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de ecologische verbindingszone, waaronder begrepen de bestaande groenstructuren en watergangen.
22.3 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van de gronden overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemming mag uitsluitend geschieden indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de ecologische verbindingszone, waaronder begrepen de bestaande groenstructuren en watergangen.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 23 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 24 Algemene Bouwregels
24.1 Overschrijding bouwgrenzen
In uitzondering op het bepaalde in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels) mag de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen worden overschreden, met dien verstande dat:
- a. plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen de bouwgrens met ten hoogste 0,3 meter mogen overschrijden;
- b. luifels en overstekende daken de bouwgrens met ten hoogste 1 meter mogen overschrijden;
- c. bij bouwwerken die boven een openbaar voetpad worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;
- d. bij bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4,2 meter dient te worden aangehouden.
24.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld;
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 24.1 voor het bouwen van luifels, balkons, bordessen, trappen, galerijen, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame, mits:
- a. de bouwgrens met niet meer dan 3 meter wordt overschreden;
- b. de bouwwerken niet lager worden aangebracht dan 4,20 meter boven een rijbaan en 2,20 meter boven een voetpad.
24.3 Parkeren
- a. Bij een gebouw moet ten behoeve van het parkeren en het stallen van auto's in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, met dien verstande dat:
- 1. de juiste mate van ruimte wordt bepaald met inachtneming van de Nota Parkeernormen 2009 gemeente Amersfoort, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 27 januari 2009 en de door het college vastgestelde bijbehorende beleidsregels;
- 2. de in lid a.1 genoemde parkeernorm flexibel is tot een maximum, in die gevallen waarvoor in de genoemde Nota Parkeernormen 2009 een dergelijk maximum is opgenomen;
- 3. de in lid a bedoelde ruimten voor het parkeren van auto's moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
- indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2.00 m bij 5,50 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen en bij haaks of gestoken parkeren de ruimte ten minste 2.50 m bij 5,00 m bedragen;
- indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen en bij haaksparkeren met een uitstapstrook langs het parkeervak ten minste 3,00 m breed en zonder uitstapstrook 3,50 m breed en ten minste 5,00 m lang bedragen.
- b. Er kan een parkeernorm worden toegepast die boven de hoge norm ligt mits voldaan wordt aan de de volgende bepalingen:
- 1. voldaan moet worden aan het bepaalde in lid a, onder 2;
- 2. het te verwachten extra autoverkeer als gevolg van de extra parkeerplaatsen boven de hoge norm leidt niet tot (extra) doorstromingsproblemen op de grote stadswegen;
- 3. de aanleg van parkeerplaatsen boven de hoge norm moet een algemeen belang dienen. Zo zullen de parkeerplaatsen die ongebruikt blijven buiten kantooruren op koopavonden en in weekeinden opengesteld voor openbaar gebruik volgens de lokaal vergelijkbaar openbaar parkeerregime;
- 4. een parkeergelegenheid met meer dan 200 parkeerplaatsen wordt opgenomen in het gemeentelijke ParkeerrouteInformatieSysteem. De kosten daarvan zijn voor rekening van de aanvrager.
24.4 Laden en lossen
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
24.5 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. het bepaalde in lid 24.3 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
- b. het bepaalde in lid 24.3, onder a en b, indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend:
- 1. een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
- 2. een bestemming van het gebouw als parkeergarage, dan wel garagebedrijf.
- c. de in lid 24.3 a onder 1 bedoelde parkeernormen en bedragen, indien door de gemeenteraad nieuwe parkeernormen, dan wel nieuwe bedragen zijn vastgesteld.
Artikel 25 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:
- a. van onbebouwde gronden:
- 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- 3. als plaats voor sloop-, reparatie- of andere werkzaamheden aan auto's, anders dan incidentele, reguliere onderhoudswerkzaamheden op beperkte schaal;
- 4. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen en LPG;
- b. van gebouwen en onbebouwde gronden als seksinrichting.
Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels
26.1 Afwijkingen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan:
- a. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, abri's, telefooncellen, fietsenstallingen, weegbruggen en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
- b. voor het in geringe mate overschrijden van de bestemmings- of bouwgrenzen met ten hoogste 3 m, mits dit noodzakelijk is voor de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing, mits daardoor de geldende oppervlakte van de bij de afwijking betrokken vlakken met niet meer dan 10 % wordt vergroot;
- c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
- d. voor afwijking van de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009 voor zover deze nota is gewijzigd, mits kan worden aangetoond dat aan de gewijzigde parkeernormen kan worden voldaan.
26.2 Voorwaarden
De afwijkingen als bedoeld in lid 26.1 worden geweigerd indien door het verlenen daarvan:
- a. op enig aangrenzend terrein de realisering van de bestemming wordt belemmerd;
- b. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende terreinen;
- c. daardoor de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
26.3 Mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1 of 16.1 voor het gebruik van aan, uit- en bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen als afhankelijke woonruimte in combinatie met de noodzakelijke verbouw daarvan voor mantelzorg of een mantelzorgwoning, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. door een deskundige is aangetoond dat de afwijking noodzakelijk is in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;
- b. door de vestiging van extra woonruimte mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven;
- c. de maximale toegestane oppervlakte aan bijgebouwen mag niet worden overschreden, met dien verstande dat de oppervlake van een te plaatsen portocabin ten behoeve van mantelzorg niet wordt meegerekend;
- d. de oppervlakte mag maximaal bedragen:
- 1. 30 m2 bij mantelzorg voor één persoon;
- 2. 50 m2 bij mantelzorg voor twee personen;
- e. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd;
- f. er mag geen extra ontsluitingsmogelijkheid op de openbare weg worden gemaakt;
- g. de aanvrager ter toetsing van de aanvraag om afwijking een bouwkundig rapport overlegt, waarin een overzicht wordt gegeven van:
- 1. de bestaande bouwkundige en gebruikssituatie;
- 2. de te treffen voorzieningen;
- 3. de nieuwe (inrichtings)situatie;
- 4. het terugbrengen in oude staat van de aan- uit en bijgebouwen ná de beïndiging van de mantelzorgsituatie.
26.4 intrekking omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders trekken de in lid 3 bedoelde omgevingsvergunning in als de bij het verlenen bestaande noodzaak vanuit oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Artikel 27 Algemene Wijzigingsregels
27.1 Wijziging in verband met archeologische waarden
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door het opnemen van de aanduiding “archeologische waarden”, ten behoeve van de bescherming van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, indien uit onderzoek blijkt dat deze gronden hoge archeologische waarden hebben en daarom bescherming behoeven. Daarbij wordt voor deze gronden in ieder geval een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing voor graafwerkzaamheden dieper dan 0,30 meter.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 28 Overgangsrecht
28.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a, voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
28.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
28.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht vrijstelling verlenen.
Artikel 29 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Park Schothorst e.o.”.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In park Schothorst zijn - net als in andere delen van Amersfoort - meerdere bestemmingsplannen van kracht die verouderd of bijna verouderd zijn. Een 'verouderd' bestemmingsplan is een bestemmingsplan dat ouder is dan 10 jaar. Wettelijk is namelijk bepaald dat bestemmingsplannen elke 10 jaar geactualiseerd moeten worden, zodat Rijks-, Provinciaal en gemeentelijk beleid in de plannen verwerkt is en de planologische situtaie zoveel mogelijk overeenkomst met de feitelijke situatie. Verder gelden voor bestemmingsplannen nu landelijk voorgeschreven standaarden, de 'standaard vergelijkbare bestemmingsplannen' (SVBP2008, vanaf 1 juli 2013 SVBP2012). Doot het verplichte gebruik van deze standaarden worden alle bestemmingsplannen in Nederland identiek opzet en vormgegeven, wat de leesbaarheid en vergelijkbaarheid voor bewoners, ondernemers en andere gebruikers ten goede komt. Verder worden bestemmingsplannen in heel Nederland nu volgens het 'informatiemodel ruitmtelijke ordening' (IMRO2008, vanaf 1 juli 2013 IMRO2012) opgesteld. Hierdoor zijn bestemmingsplannen binnen de gemeente nu eenvoudig te raadplegen en kunnen deze eenvoudig worden uitgewisseld met andere overheden zoals de provincie. Met de vaststelling van het bestemmingsplan "park Schothorst e.o." is de komende 10 jaar sprake van een actueel en digitaal vergelijkbaar bestemmingsplan dat voldoet aan de wettelijke verplichtingen.
Dit bestemmingsplan heeft vooral een beheergericht karakter. Dit houdt in dat het bestaande gebruik en de bestaande uitstraling van het park, zoals bekend bij het opstellen van het bestemmingsplan, is vastgelegd. Het beheergerichte karakter van dit bestemmingsplan houdt niet in dat de ruimtelijke situatie in het park en de omgeving voor de komende 10 jaar wordt bevroren. Uitgangspunt is dat onnodige starheid van het plan moet worden voorkomen. Het is namelijk niet zinvol om voor elke kleine wijziging een afzondelijk bestemmingsplan te maken. Daarnaast zijn in het plangebied particuliere percelen aanwezig , waarbinnen het mogelijk moet zijn om kleine wijzigingen in de vorm van functiewijzigingen of kleine bouwwerken toe te staan als dit geen invloed heeft op de directe omgeving. Bij de particuliere percelen is bekeken of de 'oude' bestemming uit het voorgaande bestemmingsplan meer bouw- of gebruiksmogelijkheden bood dan tot nu toe is benut. Wanneer er sprake is van ruimere (nog onbenutte) mogelijkheden zijn deze ook in dit nieuwe bestemmingsplan opgenomen. Dit vergroot de flexibiliteit van dit bestemmingsplan en sluit aan bij het uitgangspunt uit het coalitieakkoord 2010-2014 dat 'bestemmingsplannen moeten worden geactualiseerd en dat meer ruimte moet worden gelaten aan burgers door globaler te bestemmen.
Ondanks het feit dat dit bestemmingsplan voor het grootste deel de bestaande situatie in en rond het park vastlegt, is er een klein aantal locaties opgenomen waarin nieuwe (ten opzichte van het oude bestemmingsplan) bouw- of gebruiksmogelijkheden worden vermeld. Het gaat om enkele kleine plannen waarvoor ten tijde van de ter inzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan al stedenbouwkundige randvoorwaarden of een definitief stedenbouwkundig ontwerp, benodigde onderzoeken (zoals archeologisch onderzoek of een bodemonderzoek) en een vastgestelde anterieure overeenkomst of grondexploitatie beschikbaar waren. In deze gevallen zou het opstarten van een aparte planologische procedure alleen maar extra tijd en (belasting)geld kosten, terwijl deze ontwikkeling net zo makkelijk meegenomen kan worden in dit bestemmingsplan. Verder zijn ruimtelijke plannen, die al bestuurlijk en maatschappelijk zijn goedgekeurd en waarover geen discussie meer bestaat, opgenomen in dit bestemmingsplan. Het betreft in werking getreden bestemmingsplannen of projecten waarvoor vrijstelling/ontheffing/afwijking van het vooragaande bestemmingsplan is verleend en waarvoor de gehele ruimtelijke-juridische procedure reeds is afgerond. Overige nieuwe ontwikkelingen (op perceelsoverschrijdend niveau) zijn niet meegenomen. Hiervoor wordt zo nodig een afzonderlijk bestemmingsplan gemaakt of een besluit om af te wijken van het bestemmingsplan genomen. Bij voorkeur wordt het afzonderlijke bestemmingsplan of het afwijkingsbesluit gedurende de procedure van dit bestemmingsplan alsnog ingepast, maar dan moet er vóór de ter inzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan al sprake zijn van een in werking getreden besluit.
1.2 Bestemmingsplan
1.2.1 Ligging en begrenzing van het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan “Park Schothorst e.o.” beslaat het gehele parkgebied én het gebied tussen Hamseweg, Maatweg en van Boetzelaerlaan.
Begrenzing van het plangebied
De reden dat het gebied tussen Hamseweg en Maatweg wordt 'meegenomen' in dit bestemmingsplan is dat het open gebied tussen park Schothorst en de Eem een belangrijke ecologische verbinding vormt. Via deze verbinding kunnen verschillende diersoorten zich verplaatsen tussen park Schothorst en de Eem. Door deze verbinding "naar buiten toe" is de ecologische waarde van het park relatief hoog.
Het gebied tussen Maatweg en Eem (ziekenhuislocatie en omgeving) is ook onderdeel van de ecologische verbindingszone, maar hiervoor was al een bestemmingsplanprocedure gestart toen de voorbereidingen voor dit bestemmingsplan werden getroffen. Dit gebied hoeft daarom niet te worden meegenomen in het nieuwe bestemmingsplan.
1.2.2 Geldend(e) plan(nen)
Binnen het plangebied gelden op dit moment de volgende bestemmingsplannen:
Nr. | Naam plan | Vastgesteld door Raad | Goed- gekeurd door GS | Uitspraak Kroon/RvS |
1 | Amersfoort - Noord Stadsdeelpark deelplan 1 | 22 maart 1988 | 21 juni 1988 | n.v.t. |
2 | Amersfoort - Noord Stadsdeelpark deelplan II | 22 maart 1988 | 21 juni 1988 | n.v.t. |
3 | Amersfoort - Noord Stadsdeelpark deelplan III | 8 maart 1989 | 9 mei 1989 | n.v.t. |
4 | Amersfoort - Noord Stadsdeelpark deelplan IV | 1 augustus 1991 | 24 september 1991 | n.v.t. |
5 | Herziening bestemmingsplan Groot - Weede 2007 | 25 mei 1999 | 14 december 1999 | 1 augustus 2001 |
De bestemmingsplannen die met dit nieuwe bestemmingsplan vervangen worden.
bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking gemeente Amersfoort
1.2.3 Totstandkoming van het bestemmingplan
Om een goed beeld te vormen van het plangebied heeft voorafgaand aan de opstelling van dit bestemmingsplan een inventarisatie plaatsgevonden vanaf de openbare weg, via luchtfoto's en aan de hand van verleende vergunningen en de te vervangen bestemmingsplannen.
Bij de inventarisatie vanaf de openbare weg zijn de te vervangen bestemmingsplannen meegenomen en is aan de hand daarvan per deelgebied bekeken of de situatie nog overeenkwam met de bouw- en gebruiksregels uit dat bestemmingsplan. Van locaties waar sprake was van een duidelijke afwijking van het bestemmingsplan (zoals een gewijzigde inrichting van het gebied of grote bouwwerken op een particulier perceel) is een foto en een rapportage gemaakt. Per afwijking is vervolgens bekeken of hiervoor een vergunning is verleend. Indien er geen vergunning is aangetroffen, is de keuze gemaakt of de afwijking in het nieuwe bestemmingsplan direct wordt toegestaan (legalisatie), via een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid wordt toegestaan (per geval beoordelen) of wordt geweigerd met al dan niet een aanschrijving op de strijdige bouw of het strijdige gebruik. Wanneer een afwijking in het bestemmingsplan wordt toegestaan / gelegaliseerd, moet gemotiveerd worden waarom dit nu passend is binnen het huidige of toekomstige beleid. Verder is bekeken of in de te vervangen bestemmingsplannen de bouwhoogtes van alle gebouwen en andere bouwwerken goed zijn vermeld en of het gebruik van de openbare ruimte overeenkomt met het bestemmingsplan.
Bij de inventarisatie via luchtfoto's is met name gekeken naar de particuliere percelen in het gebied die vanaf de openbare weg niet goed te zien zijn. Bekeken is hoeveel bebouwing er aan de achterzijde van de particuliere percelen aanwezig is (dat niet zichtbaar is vanaf de openbare weg) en of dit passend blijkt te zijn binnen de bouwmogelijkheden van het bestemmingsplan. In dit geval bleek de bebouwing in het gehele plangebied in overeenstemming met de mogelijkheden dat het bestemmingsplan bood. Verder is via de luchtfoto's goed de begrenzing van bepaalde functies te zien. Ook hierbij is bekeken of dit overeenkomst met de geboden mogelijkheden uit het te vervangen bestemmingsplan.
De inventarisatie aan de hand van vergunningen houdt in dat voor het gehele plangebied een overzicht is gemaakt van vergunningen die zijn verleend om af te mogen wijken van het te vervangen bestemmingsplan.
Bij de inventarisatie aan de hand van de te vervangen bestemmingsplannen zijn de toelichtingen en de regelingen van de nu geldende bestemmingsplannen bestudeerd. In de toelichtingen is de historisch - ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied toegelicht en is aangegeven welke belangrijke ruimtelijke elementen in het plangebied aanwezig zijn, zoals hoofdgroenstructuren en monumenten. Verder is in de te vervangen bestemmingsplannen te zien of de bouw- en gebruiksmogelijkheden van een perceel ruimer zijn dan tot nu toe wordt benut. Indien dit het geval is, kunnen de ruimere mogelijkheden worden aangehouden om flexibiliteit in het plan te handhaven.
Aan de hand van bovenstaande inventarisaties is een verbeelding (plankaart) getekend en zijn deze toelichting en regels gemaakt. Alle aandachtspunten die uit de inventarisaties voortkwamen hebben geleid tot een aantal ruimtelijke keuzes voor dit bestemmingsplan, welke in paragraaf 4.2 zijn toegelicht.
Dit bestemmingsplan is vooral bedoeld als actualisering: de ruimtelijke situatie die op deze manier is vastgelegd, is in feite een soort 'foto' van het plangebied, een momentopname waarbij in principe geen nieuwe ontwikkelingen zijn meegenomen. Hierop zijn twee uitzonderingen: de nieuwbouw van het Centrum voor Natuur- en Milieueducatie en plannen voor horeca en/of (zoeg)wonen in de witte villa aan de Schothorsterlaan. Verder kunnen als gevolg van tussentijdse beleidswijzigingen verschillen voorkomen tussen dit bestemmingsplan en de voorgaande bestemmingsplannen. Zo is er inmiddels een evenementennota vastgesteld en geldt in Amersfoort een 'beroepen en bedrijven aan huis' regeling. In paragraaf 4.2 en 4.3 zijn de belangrijkste uitgangspunten van dit bestemmingsplan omschreven en zijn de twee genoemde ontwikkelingen verder toegelicht.
Enkel recente plannen die al in werking zijn getreden, zoals de plaatsing van een overkapping over een bestaande paardenrijbak aan de Engweg 115, zijn ook opgenomen in het plangebied.
De werkwijze voor het opstellen van dit bestemmingsplan is beschreven in de "startnotitie bestemmingsplan Park Schothorst en omgeving". In deze startnotitie is onder andere beschreven hoe de communicatie is opgepakt en welke aandachtspunten in het gebied spelen. De startnotitie is op 24 april 2012 vastgesteld door de gemeenteraad.
1.3 Leeswijzer
Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen:
- 1. een verbeelding (voorheen:plankaart) waarop de bestemmingen, bouwvlakken en (bouw)aanduidingen per perceel zijn opgenomen;
- 2. de planregels waarin de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de op de verbeelding aangegeven bestemmingen zijn opgenomen;
- 3. een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven, inclusief een onderbouwing van de ruimtelijke keuzes die zijn gemaakt.
Deze toelichting begint met een beschrijving van de bestaande situatie van het plangebied in hoofdstuk 2, waarin de huidige functies zijn beschreven. Hierbij moet niet alleen gedacht worden aan groen, water, voorzieningen, woningen en infrastructuur in het plangebied, maar ook aan zaken als archeologie, geologie en bodem (situatie ondergronds).
In hoofdstuk 3 zijn de beleidskaders van dit bestemmingsplan beschreven. Alleen (toekomstig) ruimtelijk relevant beleid dat van toepassing is op het plangebied van dit bestemmingsplan wordt vermeld. Achtereenvolgens wordt ingegaan op relevant rijksbeleid, provinciaal beleid en gemeentelijk beleid.
In hoofdstuk 4 staat de planbeschrijving. Hierin is aangegeven welke overwegingen een rol speelden bij het bestemmen van het plangebied en welke ruimtelijke keuzes hierbij zijn gemaakt. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om een gebouw met een maatschappelijke functie waarbij gekozen is voor een bestemming waarin meerdere functies mogelijk zijn. In dit hoofdstuk wordt dan onderbouwd waarom daarvoor gekozen is. Verder wordt in dit hoofdstuk aangegeven welke nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen met dit bestemmingsplan mogelijk zijn gemaakt (ten opzichte van het te vervangen bestemmingsplan) en welke ruimtelijke overwegingen hierbij een rol speelden.Tot slot gaan we in op de wijzigingen ten opzichte van de voorgaande bestemmingsplannen.
In hoofdstuk 5 staan alle relevante milieuaspecten centraal, zoals luchtkwaliteit in het plangebied, bodemkwaliteit, flora en fauna en duurzaamheid. In dit hoofdstuk zijn zowel het relevante milieubeleid als de concrete gevolgen hiervan in het plangebied vermeld. Aangezien het thema 'milieu' binnen de ruimtelijke ordening een grote rol speelt, ook in de wetgeving, is besloten om alle aspecten die hiermee samenhangen in een apart hoofdstuk onder te brengen.
In hoofdstuk 6 is de juridische planbeschrijving ondergebracht. Hierin is de hoofdstukopbouw van de regels toegelicht en is per bestemming een korte uitleg gegeven hoe deze bestemmingen moeten worden gelezen en opgevat.
In hoofdstuk 7 zijn zowel de maatschappelijke uitvoerbaarheid als de economische uitvoerbaarheid beschreven. Bij de maatschappelijke uitvoerbaarheid komt de vraag aan bod hoe verschillende instanties, andere overheden en belanghebbenden bij de totstandkoming van dit bestemmingsplan zijn betrokken. Bij de economische uitvoerbaarheid draait het om de verdeling van kosten wanneer via een bestemmingsplan een ruimtelijke ontwikkeling / bouwplan mogelijk wordt gemaakt. Dit kan wettelijk worden geregeld via een exploitatieplan of via een anterieure overeenkomst, waarbij vooraf afspraken tussen de gemeente en andere partijen worden gemaakt.
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Inleiding
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van het plangebied. Allereerst gaan we in op de geschiedenis van park Schothorst en de omgeving: hoe is het park tot stand gekomen en wat zijn kenmerken die dit gebied zo bijzonder maken? In het verlengde hiervan komen ook beeldbepalende panden en monumenten in dit plangebied aan bod.
Vervolgens beschrijven we de huidige situatie van het plangebied: in dit hoofdstuk staan een omschrijving van de stedenbouwkundige hoofdstructuur, een beschrijving van de momenteel aanwezige functies, een beschrijving van archeologie en tot slot een beschrijving van waardevolle gebouwen, monumenten en cultuurhistorie in het gebied.
2.2 Historisch-ruimtelijke Ontwikkeling Plangebied
Geomorfologie
De geschiedenis van park Schothorst en de omgeving is goed af te lezen aan de ondergrond. Het plangebied wordt gekenmerkt door een afwisseling tussen dekzandhoogten en -laagten uit de ijstijd (Laat Glaciaal), zo'n 12.000 jaar geleden. Dit door de wind aangevoerde zand ligt als een dek of deken over oudere afzettingen heen. De lagen zijn ontstaan in de richting van de heersende wind.
Tijdens die laatste ijstijd kende ons land een koel en gematigd klimaat dat werd afgewisseld met koude perioden. Plantengroei was nauwelijks mogelijk; de bodem was grotendeels kaal. Hierdoor kreeg de wind meer en meer vat op het fijne zand dat de aarde bedekte. Doordat de wind overwegend vanuit het westen en zuidwesten kwam, werd het zand steeds verder richting het oosten geblazen. Alleen op plaatsen waar planten kans zagen om vat te krijgen op het fijne zand werd het zand vastgehouden en opgestuwd. Zo ontstonden zandduinen en - valleien, die later iets meer werden gladgestreken door de wind. Toen het vervolgens weer warmer werd leidde een combinatie van wind en ontdooiende, met water verzadigde, grond tot het naar beneden glijden van grond en het opvullen van de valleinen met zand. Het vele dooiwater stroomde over het zand weg, waardoor beekdalen ontstonden.
Ongeveer 10.000 jaar geleden werd het klimaat warmer en vochtiger. Hierdoor ontstond een weelderige plantengroei met in de dekzandlaagten moerassen met zeggen, biezen en grassen (broek of goor genaamd) en in de hoger gelegen delen bossen. In het plangebied is nu nog de afwisseling tussen dekzandhoogten en dekzandlaagten in het landschap terug te vinden. Het plangebied ligt op een overgang van het dekzand van de Gelderse Vallei en het klei-op-veengebied van de Eemvallei.
Geomorfologische kaart
De dekzandruggen waren al in de prehistorie aantrekkelijk voor bewoning, in het plangebied zijn dan ook bewonerssporen ontdekt. Hoewel archeologische vondsten aantonen dat het gebied in ieder geval al vanaf de IJzertijd bewoond wordt (grofweg vanaf 700 v. Chr. tot het begin van de jaartelling), is het tot in de Karolingische tijd (grofweg de 8e tot en met de 10e eeuw van onze jaartelling) nog onherbergzaam en nauwelijks toegankelijk. Grotere nederzettingen ontwikkelen zich pas wanneer de streek op grotere schaal ontgonnen en ontsloten wordt. Woonplaatsen ontstaan dan vooral op de dekzandruggen.
Doorsnede landschap bij Amersfoort
Vanaf de middeleeuwen (grofweg van 500 tot 1500) werd dit landschap door de mens tot in alle uithoeken ontgonnen. Het bos op de dekzandhoogten en -welvingen maakte plaats voor akkers, weilanden, boerderijen en zandwegen. De afwatering in de goren werd geregeld: op het laagste punt groef men een wetering en het moerasland werd ontgonnen tot grasland (vooral hooiland). De boomsoorten die in het oorspronkelijke bos voorkwamen keerden terug in het cultuurlandschap, maar hun groeivorm en groeiplaats werden vanaf nu door de mens bepaald.
Bewoning van het landschap
Het ontstaan van bewoning van het landschap is terug te vinden in namen van vroegere boerderijen, zoals Groot Wede, emiclaer en Kattenbroek. Deze boerderijen herinneren nog aan een herkomst uit de Hooglandse maalschap. Malen waren oorspronkelijk eigenaren van boerderijen, die gemeenschappelijke gebruiksrechten op de woeste grond van het gebied genoten, bijvoorbeeld voor het laten scharrelen van een kudde schapen of het kappen van bomen voor hout als brandstof en bouwmateriaal. Deze Hooglandse maalschap bestond in de dertiende eeuw in ieder geval uit vijftien boerderijen of malenhoeven.
De bewonersgeschiedenis en de geomorfologie in het plangebied leiden tot de karakteristieken van het hoevenlandschap. Opvallend in een dergelijk landchap is dat vrijwel niets recht is: veel bochtige wegen en onregelmatig gevormde perceelgrenzen. Verder zijn beslotenheid, aanwezigheid van houtwallen, en verspreid liggende en vrij grote boerderijen kenmerken van het landschap. Waardevol is vooral het dekzandreliëf, waarvan de hoogteverschillen zijn versterkt door het voorkomen van door eeuwen plaggenbemesting ontstane bolle akkers.
Aan de Schothorsterweg 31 (nu: Schothorsterlaan) stond de middeleeuwse boerderij De Oude Hoef. Deze werd in de negende eeuw al bewoond. Het was een van de boerderijen die bij de malen van Hoogland hoorde. Bij opgravingen in 1987 is een waterput met schoenen uit de twaalfde of dertiende eeuw gevonden. De boerderij is het verleden afgebroken en nu dus niet meer in het plangebied aanwezig.
Boerderij de oude Hoef
Van het terrein, waar nu het landhuis ‘Schothorst’ ligt, is bekend, dat er al rond 1600 een boerenhoeve was te vinden. In 1780 werd de buitenplaats Schothorst gesticht op de plek van de gelijknamige boerderij; halverwege de negentiende eeuw kreeg dit huis zijn tegenwoordige gedaante. De negentiende-eeuwse tuinaanleg in Engelse landschapsstijl is van de hand van S.A. van Lunteren. Hij heeft van het hart van Schothorst een landschappelijk park gemaakt, compleet met slingerende paden, siervijvers, doorkijkjes en een keur aan voornamelijk uitheemse boomsoorten. Tot 1938 is het landgoed in handen gebleven van particulieren (waaronder van 1850 tot 1938 de familie Verloren van Themaat). In dat jaar werd het gekocht door het Centraal Bureau van het Nederlandsche Landbouwcomité van Coöperatieve Aankoopverenigingen uit Rotterdam om er een instituut voor moderne veevoeding te stichten.
De boerderij waar het Centrum voor Natuur en Milieu Educatie (CNME) gevestigd was, is rond 1938-1940 gebouwd. De boerderij is in september 2010 door brand verwoest, inmiddels zijn er concrete plannen voor de nieuwbouw van het CNME.
Op de topografische kaart uit 1890 is te zien dat er verder slechts enkele paden in de omgeving van de buitenplaats lagen. Deze voerden naar van oorsprong middeleeuwse boerderijen met namen als Den Eng, De Koop, De Heetkamp en De Goren. Tot in het midden van de jaren dertig bepaalden de Liniedijk en de bestrate weg van de Bloemendalse Poort naar Den Ham de zuidwestgrens. Met de aanleg vanaf 1937 van het Valleikanaal werd deze de grens van het gebied.
Groei van Amersfoort
Vanaf de tweede wereldoorlog is de bebouwde kom van Amersfoort snel opgeschoven richting het plangebied. Op grond van de ‘bloembladtheorie’ van de stadsarchitect Zuiderhoek werden vanaf de Tweede Wereldoorlog nieuwe wijken aan de noord- en oostkant van de binnenstad gebouwd. De binnenstad moest namelijk weer het hart van de gemeente worden. Schothorst werd een uitbreidingswijk en kwam in twee fasen tot stand. Tussen 1970 en 1980 werd Schothorst-Zuid gebouwd, Schothorst-Noord volgde tussen 1983 en 1986. Vanuit de wijk Koppel voeren drie radiaalwegen door Schothorst. De in de jaren zestig verlengde Bunschoterstraat gaf Amersfoort een nieuwe ontsluitingsweg. Hiermee verloor de Hamseweg haar oude functie als doorgaande weg naar Hoogland. Het jaar 1974 vormde een belangrijk moment in de geschiedenis van Hoogland: de gemeente werd opgeheven en een deel van het grondgebied is aan Amersfoort toegevoegd. In dat deel is ook landgoed Schothorst gesitueerd.
Ook vanaf de jaren '80 is er veel veranderd: Amersfoort werd aangewezen als groeistad en de ruimtelijke ontwikkelingen werden voornamelijk bepaald door de uitvoering van beleidskeuzen in het kader van het structuurplan Amersfoort -Noord. Hoogland is uitgebreid met woonbuurten de Bik en de Ham en Amersfoort is uitgebreid met de woonwijken Zielhorst, Kattenbroek en Nieuwland. Bij het realiseren van deze woonwijken is steeds het grondgebied van het huidige stadspark gespaard gebleven van woningbouw met het ook op het handhaven van een groene corridor tussen de grootschalige woongebieden. Ook het gebied tussen Hamseweg en Maatweg is gevrijwaard gebleven van stedelijke bebouwing, vanwege de functie van ecologische verbinding dat dit gebied vervult. In verband met de ecologische verbinding zijn in het verleden bij de verdubbeling van de Bunschoterstraat voorzieningen aangebracht waardoor diverse dieren deze belangrijke verkeersverbinding zonder problemen kunnen passeren. In dat kader is in het verleden ook een bouwblok aan de zuidzijde verkleind, ten opzichte van het nu geldende bestemmingsplan.
Ontstaan huidig park Schothorst
In 1974 kocht de gemeente Amersfoort de gronden en opstallen van de boerderij Schothorst aan vanwege hun situering in het bestemmingsplan Schothorst: 20 hectare werd met huizen bebouwd, 20 hectare werd sport- en recreatieterrein en 20 hectare bleef zoals het was: het huidige landgoed Schothorst. In het structuurplan is de basis gelegd voor het park Schothorst: op basis van landschappelijk- ecologisch onderzoek is het landgoed opgenomen in een veel groter, groen gebied.
Van medio 1983 tot het late voorjaar van 1987 zijn verzoeken en voorstellen voor het gebied geïnventariseerd, om uiteindelijk te komen tot een programma van eisen voor het gehele park. Met een schetsontwerp op basis van dat programma is voor het eerst naar buiten getreden, waarna inspraakrondes plaatsvonden. Daarna is het plan nog enkele keren bijgesteld.
Vanuit de gemeente hebben vooral de groenbeheerders een grote invloed gehad bij het formuleren van de financiële en technische randvoorwaarden voor het onderhoud van het park. De groenbeheerders hebben vervolgens ook de basis gelegd voor het tot volle wasdom komen van dit gebied. Uitgangspunten waren het ontwikkelen en in stand houden van ecologische diversiteit,het ruimtelijke beeld en het gebruik. Gestreefd is naar een samenhangend geheel in plaats van 'een aaneenrijging van mooie kralen'. Zodoende is een basisiplan tot stand gekomen dat een stevig kader bood, maar ook voldoende flexibiliteit om niet als keurslijf te worden gevoeld. De hoofdlijnen zijn erin uitgezet: de belangrijkste ruimtes en hun bestemmingen, de paden en dergelijke. Daarnaast zijn afspraken over kleur en materialen als een constante in het basisplan vastgelegd.
Het stadspark en de woongebieden rondom zijn in samenhang met elkaar en ongeveer tegelijkertijd ontwikkeld. Om binnen de gegeven mogelijkheden zo goed mogelijk te kunnen inspelen op de wensen van de gebruikers, is, wanneer een wijk voor een gedeelte was voltooid, het aangrenzende deel van het park uitgewerkt tot een definitief ontwerp en vastgelegd in een bestemmingsplan. Op deze plannen hebben de omwonenden kunnen reageren, waarna de gemeente en de provincie de noodzakelijk besluiten namen. Daarna is overgegaan tot uitvoering.
Naamgeving gebieden
Een ‘horst’ is een zandige hoogte. Het woord ‘schot’ valt moeilijker te verklaren. In een grijs verleden duidde het woord op een klein, door een houten omheining afgeschoten terrein, waar vee werd opgesloten. Nog later werd het schot een schuur of hok. Op oude kaarten worden ook schaapskooien, die ver van een boerenerf, maar dicht bij een heideterrein waren gelegen, met schot aangeduid. Het gaat bij Schothorst dus om een hoger gelegen schot temidden van drassig land.
2.3 Landschappelijke Hoofdstructuur
Stadspark Schothorst:
Eind jaren 80 van de vorige eeuw werd Amersfoort aangewezen als groeistad. De groei moest in hoofdzaak (11.000 woningen en bijbehorende voorzieningen) plaats vinden aan de noordkant van de stad, in het gebied Amersfoort Noord.
Er werd een stedenbouwkundig concept ontwikkeld op basis van nauwgezette onderzoekingen van de kenmerken van het bestaande landschap (cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische waarden). Van die onderzoekingen werd verslag gedaan in de Nota 3D Ecologie en Landschap, 1979.
De planvorming was gebaseerd op de nadrukkelijke intentie om gebruik te maken van deze kenmerken als dragende kwaliteit voor de nieuw te maken woonomgeving. Een tweede uitgangspunt voor de structurering van het gebied kwam voort uit de opvatting dat het eigentijdse stadspark in Nederland niet louter gezien moet worden als groene long of plek van natuurbeleving en rust, maar vooral ook moet fungeren als stedelijke ontmoetingsplek, met functies die levendigheid laten ontstaan. Een derde uitgangspunt was de bewuste keuze om in de stedenbouwkundige uitgangspunten een bewezen planmatige benadering van benodigde omvang en spreiding van groenvoorzieningen op verschillende schaalniveaus op te nemen. Een onderscheid werd gehanteerd tussen “stadsdeelgroen”, “wijkgroen” “buurtgroen” en “blokgroen”. Van groot naar klein schaalniveau werd hiermee gezorgd dat er een verscheidenheid aan groene functies beschikbaar is.
Vanuit het landschappelijke onderzoek kwamen als grote structurerende en kwaliteitsbepalende elementen naar voren: het Landgoed Schothorst, de dekzandrug (herkenbaar aan zijn reliëf en openheid) en de dekzandlaagte (half besloten natte weide gebieden). Door deze elementen in hun onderlinge relatie op te nemen in een groot aaneengesloten groengebied werden de ligging en de diversiteit in ruimtelijke beleving bepaald van een centraal gelegen park.
De woongebieden werden rondom dit parkgebied geprojecteerd. (Schothorst, Zielhorst, Kattenbroek en Hoogland). Tussen Kattenbroek en Hoogland kreeg het park een langgerekte uitloper, zodat Hoogland in ruimtelijk opzicht een zelfstandige eenheid zou blijven. Om het door stedelijke gebieden omringde park een ruimtelijke en ecologische verbinding met het buitengebied Hoogland West te laten houden werd er aan de zuidwest zijde (het gebied Groot Weede) een corridor open gehouden.
Er ontstond voldoende programma om een stadspark van 112 ha te realiseren, door bundeling van de waardevolle landschappelijke elementen met het openbaar groen dat op stadsdeel- en wijkniveau ontwikkeld zou worden, met het opnemen van groene functies die wel betekenis voor bewoners hebben, maar geen openbare toegankelijkheid kennen (volkstuinen, sportvelden, begraafplaats, scholen en bijzondere voorzieningen zoals het CNME) en met het handhaven van bestaande functies zoals Eemfors (voormalig RWA).
Doorgaand autoverkeer vindt in het parkgebied niet plaats; de voorzieningen worden vanuit de randen ontsloten door middel van toegangen die eindigen op de parkeervoorzieningen. Voor fietsverkeer zijn er wel enkele doorgaande routes, die de wijken rond het parkgebied over en weer met elkaar verbinden. Dit zorgt voor snelle en veilige verbindingen, waarbij het concentreren van de verkeersstromen leidt tot zo veel mogelijk sociale veiligheid. Voor wandelaars is er een grote verscheidenheid aan paden beschikbaar variërend van verbindingen tussen de wijken tot struin- en natuurpaden in het landgoedbos.
De inrichting van de groene ruimte vertoont, in samenhang met de aanwezigheid van oorspronkelijke landschappelijke elementen, een grote verscheidenheid aan kenmerken. Bewust zijn verschillen geïntroduceerd tussen gebieden waar natuur het beeld bepaalt, gebieden waar cultuurhistorie de ruimtelijke kwaliteit bepaalt, en plekken en gebieden waar in een eigentijdse vormentaal aan functies en elementen is ontworpen. Gekoppeld aan dit onderscheid zorgt een passend beheer voor een meer of minder cultuurlijke uitstraling. Deze verschillen lopen grotendeels parallel aan de verschillen in gebruiksintensiteit. De cultuurhistorsche plekken zijn ingericht om stijlkenmerken van architectuur en landschap te behouden en te versterken. Door de beperkte oppervlakte en een intensief gebruik vereisen ze een intensieve beheermatige begeleiding en specifieke kennis.
Natuurlijke plekken, ingericht en beheerd om verscheidenheid van flora en fauna te faciliteren, stellen beperkingen aan de intensiteit van het gebruik, maar dragen wel sterk bij aan de esthetiek en belevingswaarde van het park, en daarin ligt dan ook een belangrijk deel van hun functie: het beleven van de schoonheid en de verrassingen van de natuur, de wisseling van de seizoenen, en de mogelijkheid om je “buiten” te wanen op korte afstand van de woongebieden. De eigentijdse cultuurlijke vormgeving en het bijbehorende beheer dienen vooral de “stedelijke” ontmoetingsfunctie op diverse plekken, zoals speel- en zitplekken, rosarium, en de flaneeroever van de vijver.
De inpassing van de niet vrij toegankelijke groene functies (sportvelden, volkstuinen etc.) is steeds met zorg vormgegeven, waarbij veelvuldig gebruik gemaakt is van bomen en geschoren hagen. De hagen maskeren hekken, en bieden tegelijkertijd voldoende open zicht. Met bomen, in rijen en groepen, wordt de ruimte van de complexen in kamers verdeeld, en is er een continuïteit van de parksfeer binnen en buiten het complex
Boombeplantingen zijn in het parkgebied uiteraard van zeer grote betekenis. Binnen het oude landgoed zijn markante bomenlanen en individuele bomen behouden en aangevuld en vernieuwd, en elders zijn in het park nieuwe diverse boomformaties en lanen aangeplant, die de basis vormen van de ruimtelijke geleding van het park, en lommerrijke, en in toenemende mate ook monumentale begeleiding vormen van routes.
Boombeplantingen, groene functies en wijkvoorzieningen in park Schothorst
De wijkvoorzieningen bevinden zich, in de nabijheid van de woonsituaties, in de randen van het park, in de vorm van speelplekken en trapveldjes. De inrichting hiervan is destijds in overleg met de omwonenden bepaald.
De planopzet van het park is uitgebreid beschreven in de publicatie Stadspark Schothorst Amersfoort (Herma Hekkema, Dienst Stadsontwikkeling Gemeente Amersfoort, 1993, ISBN 90-74176-04-6):
"
landschappelijke krakteristiek
Uitgangspunt is het in stand houden van kenmerkende landschappelijke elementen. Ze zijn opgevat als blauwdruk voor het ontwerp van het stadspark. Reliëf, watergangen, houtwallen, wegen met laanbeplanting, karakteristieke bebouwing en boomgroepen en het landgoed Schothorst bleven bewaard en werden in hun uitstraling versterkt. Bij het in stand houden van bestaande elementen is het vinden van een geschikte (her-)bestemming als vereiste gesteld. De eigenschappen van de bodemsoorten en van grond- en oppervlaktewater zijn van groot belang geacht voor de ontwikkeling van het park. De opzet is, zeker met betrekking tot extensief gebruikte delen in het hart van het plangebied, gericht op het scheppen van optimale condities voor de natuurlijke flora en fauna. Door zijn grootte maakt het park bovendien het ontstaan van een ecologisch systeem in een randstedelijke context mogelijk. Een corridor ten westen van het park ter hoogte van de Hamseweg biedt de natuur daartoe een verbinding met het buitengebied met dezelfde landschappelijke kenmerken.
Zerker sfeerbepalend zijn het landgoed Schothorst met zijn opmerkelijke afwisseling van weiden en bossen, een lager gelegen plek nabij de wijk Kattenbroek en de monumentale dekzandrug, een in de laatste ijstijd ontstane hoogte in het landschap. Deze elementen zijn niet zonder meer behouden, maar zo autonoom en herkenbaar mogelijk gemaakt en voorzien van een geëigende, op het park toegespitste functie. Zo is het landgoed bestemd als bosgebied en vestiging van het Centrum voor Natuur- en Milieu-educatie, een gemeentelijke installing voor natuureducatie, onderzoek, documentatie, beheer en planning. De dekzandrug vormt functioneel en ruimtelijk het hoofdmoment van het park en wordt gebruikt als speel- en ligweide en doet ook dienst als manifestatieterrein. Door zijn maat en karakter vormt de rug het ultieme hoogtepunt van de vrije, open ruimtelijkheid in het hart van het park. De dekzandlaagte os omgevormd tot een vijver van zes hectare groot. De plas is ingeklemd tussen het winkelcentrum Emiclaer en een amfitheater-achtige opbouw tegen de dekzandrug. Terwijl de dekzandrug vooral een natuurlijke sfeer uitstraald, is de waterpartij met zijn overwegend ovale vorm juist een staaltje van hedendaags design. De vijver ligt dan ook in het brandpunt van stedelijke activiteit.
Wisselwerking
Contrast is belangrijk in het park. Er zijn stevig en stedelijk vormgegeven onderdelen naast heel landelijke, drukte en levendigheid naast rust en stilte, zonovergoten maar ook schaduwrijke plekken, een stukje ruig gras vol wilde planten pal naast een geschoren gazon, een vijver met aan de ene kant een strakke kademuur en aan de overzijde een refeliger oever met een verscheidenheid aan materialen, een weide vol koeien, geflankeerd door een veld waarop wordt gevoetbald. Ruimtelijk-visueel staat de afwisseling van open en gesloten ruimten voorop. Daardoor is het park niet in een simpele blik te overzien, maar blijft het gebied spannend en prikkelend. Deze wisselwerking wordt kracht bijgezet door de groenstructuur, in het bijzonder door de bomenrijen langs fiets- en wandelpaden. Functioneel vormen struiken en bomen een rustig raamwerk in de wijze waarop verschillende recreatieve voorzieningen, door groen omkaderd en gekoppeld aan de sociaal veilige hoofdroutes, een plaats kregen.
Het hechte stramien dient ook een hoger doel. De urbane cultuur wordt momenteel gekenmerkt door diversiteit en veranderlijkheid. Terwijl de verschillende functies misschien aan mode onderhevig zijn en veranderd kunnen worden, blijft de groenstructuur een constante, een basis die tegen een stootje kan.
Meer dan de helft van het nieuwe stadspark bestaat uit openbaar gebied. Allereerst zijn er de vijver en de dekzandrug, een royale en ideale plek voor sport en spel of lekker lui languit liggen. Maar ook andere plekken nodigen uit tot een divers gebruik.
Soms is een gebied gereserveerd voor een bestemming in de toekomst. Dat is bijvoorbeeld het geval met een groot terrein in het noordwesten nabij De Ham, dat als begraafplaats kan worden ingericht. Door die bestemming zal de locatie niet zonder meer worden bebouwd. Voorlopig blijft zij, beweid door koeien, als een relict in het parkgebied liggen. Op het terrein in onder auspiciën van de gemeentelijke sectie Monumentenzorg een oude schaapskooi, die door de aanleg van het bedrijventerrein De Hoef in de verdrukking kwam, opnieuw gebouwd.
Knooppunt van routes
Rond het stadspark liggen geen drukke verkeerswegen. De toegankelijkheid voor wandelaars en fietsers staat voorop; doorgaande autoroutes zijn er niet in het parkgebied. Rondom zijn bij de hoofdentrees - Schothorsterlaan, Oudaan, Het Masker en de Sportlaan - parkeervoorzieningen aangelegd. Hier, langs de randen van het park, zijn ook de georganiseerde sport- en andersoortige, intenstief gebruikte voorzieningen gesitueerd.
De langzaam-verkeerroutes zijn er aan gekoppeld; bruggetjes en paden, die in de wijken aansluiten op een fijnmazig net van voetpaden, maken het park nog toegankelijker.
Het park biedt door zijn centrale ligging een knooppunt van routes. Dat komt de openbaarheid en de sociale veiligheid ten goede. Er is deels voortgeborduurd op bestaande assen in het gebied: de Schothorsterlaan, het Winkelpad, de Molenweg en het Kerkepad over de dekzandrug heen tussen de weilanden door.
Vooral de noordzuid-route, de Hoolesteeg, die het centrum van Amersfoort verbindt met dat van Amersfoort-Noord, is van belang. Daarnaast zorgt een oost-westelijk verbinding, het Enkeerpad, voor de connectie van Hoogland en het centrum van Zielhorst. Aan deze routes, in de nabijheid van parkeervoorzieningen, zijn uiteenlopende functies gekoppeld, niet alleen sportfaciliteiten, maar ook bijvoorbeeld een kwekerij, een vestiging van de sociale werkvoorziening, een tuincentrum, volkstuinen. En ook sociaal-culturele voorzieningen als een bibliotheekfiliaal, scoutinggebouwtjes en scholen hebben een plek in het park. Tegen de woonbebouwing aan is een zone ontwikkeld met een hoge mate van activiteit. Door een verhouding van tweederde openbaar toegankelijke en eenderde georganiseerde functies en een behoorlijke diversiteit kunnen de verschillende voorzieningen op een plezierige, afwisselende wijze ten opzichte van elkaar worden gesitueerd.
Woningen vormen in het stadspark niet echt een factor van betekenis. Ze zijn er in het omringende gebied immers al in ruime mate. Toch zijn er enkele woonhuizen en wooncomplexen tussen het groen te vinden, zowel reeds bestaande als nieuwe. In het ontwerp vervullen deze nieuw-gebouwde elementen een rol als accent of oriëntatiepunt.
In het hart van het park zouden woningen het weidse en ruimtelijke karakter verstoren. Nieuwe huizen zijn dan ook alleen gebouwd langs de randen. Aan de Bovenkruier, gelegen in de lob van Hoogland, zijn vrije-sectorwoningen gerealiseerd; maar voor het overige hebben vooral ouderen het voorrecht te wonen in het stadspark.
Spieren stalen
Door een grote druk op de steden, zich uitend in intensivering, commercialisering en hoge grondkosten, worden nogal wat stedelijke sportterreinen in Nederland gesaneerd om plaats te maken voor wegen, woningen, kantoren, bedrijven. Daar komt bij dat nogal wat oudere sportfaciliteiten te kampen hebben met een dalend aantal leden. Maar ruimte en voorzieningen om de spieren te stalen blijven nodig, zeker gezien de stijgende populariteit van sport en beweging. De sportaccommodaties van het Stadspark Schothorst vervullen dan ook niet alleen een functie voor het stadsdeel Amersfoort-Noord, maar vaak ook op stedelijk en zelfs op regionaal niveau. Bovendien maakt een aantal scholen gebruik van de faciliteiten.
Sportvoorzieningen onderbrengen zonder het openbare en overwegend groene karakter van het park om zeep te helpen, is geen sinecure. Sommige zijn dermate grootschalig of vergen zoveel gebouwd volume dat ze niet in het park passen, en de samenhang verloren doen gaan. Een selectie was noodzakelijk en mogelijk, omdat in de directe nabijheid het traditioneel opgezette sportpark Zielhorst-Oost werd aangelegd.
Zelfs het opnemen van kleinschaliger sportaccommodaties stuit op een zekere tweeslachtigheid. Aan de ene kant vormen ze een belangrijke trekpleister en brengen ze leven in de brouwerij, maar de voorzieningen zelf, toegespitst als ze zijn op contributie betalende leden en toeschouwers met een eentreekaartje op zak, hebben maar een beperkt openbaar karakter. Geprobeerd is evenwel alle sportvoorzieningen een zo open mogelijke uitstraling te geven, door bijvoorbeeld een verdiepte ligging. En ook rond de sportcomplexen zorgen hagen en bomenrijen tussen de velden voor een ruimtelijke samenhang. In plaats van het effect van blinde vlekken passen deze voorzieningen in de totale beleving van het park. De situering langs de rand met de woonbebouwing is beovendien niet alleen van belang voor een goede bereikbaarheid, maar komt ook het karakter van het park - intensief in de nabijheid van de woonwijken, rustig en weids naar het midden - ten goede.
Kleur en materiaal
Over het algemeen zijn de in het park toegepaste materialen vrij ingetogen van karakter. De wandelpaden zijn in een gemêleerde, rood-bruine steen geplaveid, fietspaden hardrood geasfalteerd. Herkenning speelt in de uitwerking en de detaillering van het park een belangrijke rol. De Laanbeplanting heeft overal een zelfde opzet, met een vergelijkbare breedte en afstand van bomen ten opzichte van elkaar. Eenheid zit 'm eveneens in de keuze van lichtmasten, banken, prullebakken en dergelijke.
Ook de bijzondere elementen - de pergola's die dienen als entrees van de volkstuinencomplexen en die toegepast zijn in de verschillende siertuinen - komen qua sfeer overeen doordat telkens is gekozen voor een wit gemoffeld metaal als basismateriaal. Bij de beplanting is er vooral aandacht voor de sfeer van de verschillende jaargetijden. Bolgewassen kondigen het voorjaar aan, weer andere planten doen je ervaren dat het hoogzomer is. Er zijn naast groen blijvende hagen ook hagen die in het najaar hun bladeren verlizen en er zijn beukenhagen met in de winter een diep-donkerbruin blad dat in de lente plaats maakt voor tere, lichtgroene blaadjes.
Het park is rond het landgoed vooral gecomponeerd uit gras, bomen en hagen. Er zijn relatief weinig heesters. Hier en daar versterken ze het groene karakter van het bosgebied. Voor het overige horen heesters bij bijzondere plekken, zoals de wijkparkjes die in de vier hoeken van het plangebied zijn gesitueerd tussen de wijken waaruit Amersfoort-Noord is opgebouwd.
De wijkparken tonen vaak een explosie van vorm en kleur. Terwijl elders het landschapseigene als uitgangspunt voor het ontwerp diende en voor de beplanting is voortgeborduurd op de inheemse vegetatie, zetten hier vooral cultuurgewassen de toon.
De trapveldjes en speelplaatsen van het park zijn gelegen in de buurt van de woonbebouwing. Veel onderdelen kwamen tot stand in samenspraak met de omwonenden.
Resultaat
Stadspark Schothorst. Een park met een opmerkelijk lichtkunstwerk, wijkparkenvol vrolijke kleuren, een ovale vijver met chique vormgegeven kades. Maar ook een park met trapveldjes en allerlei sportvoorzieningen. En een park dat spreekt van respect voor de inheemse flora- en fauna, voor de kenmerken van het bestaande landschap, voor de regulerende werking van de natuur.
De eerste ideeën voor het park gaan terug tot de vroege jaren '80, toen de parkenkoorts in Nederland nog niet echt had toegeslagen. Het Amersfoortse ontwerp neemt in een aantal opzichten dan ook een eigen positie in. Alleen al door zijn maat onderscheidt het zich van de meeste eigentijdse stadsparken in Nederland, die hooguit zo'n veertig hectare meten en vaker een hectare of acht. En hoewel het Stadspark Schothorst in zijn functioneren een echt stadspark is, toont het, naast uitbundigheid, een voor een hedendaags ontwerp opmerkelijke rust. De gekozen middelen zijn doorgaans heel klassiek van substituut in een overgeromantiseerde stijl en ook niet als decor, gesnoeid in bijzondere, monumentale vormen, maar om haar eigen intrensieke waarde. Terwijl het land vandaag meer en meer wordt bebouwd, richt het ecologische onderzoek zich nog voornamelijk op de echte buitengebiede. Met de aanpak van het Stadspark Schothorst is niet alleen de openbaarheid en de landschappelijke waarde van een groot gebied gewaarborgd, maar werd ook een stap gezet in de richting van een stadsecologische aanpak zonder daarbij het vormgevingsaspect te verwaarlozen of in pseudo-natuurlijke banen te leiden. Het resultaat: een hecht samengaan van geschiedenis, recreatie, landschap, ontwerp en milieu.
"
Het park Schothorst bestaat nu zo'n 25 jaar. Het heeft zich in die tijd bewezen als een waardevolle, veelzijdige buitenruimte, te midden van de omliggende woongebieden, maar ook met een betekenis voor de stad als geheel. Het park is een echt stadspark geworden.
Kleine ruimtelijke veranderingen zijn er in de loop van de tijd geweest, maar hebben de kwaliteiten die oorspronkelijk bedoeld en ontworpen zijn niet wezenlijk aangetast.
De ruimtelijke opzet van het park is ook voor de komende decennia nog vitaal en flexibel genoeg om veranderingen op te nemen, mits uitgegaan wordt van het principe, dat veranderingen altijd ten dienste moeten staan van het totaal, de hechte combinatie van geschiedenis, landschap en ecologie, recreatie en eigentijds ontwerp.
Uit het voorwoord van de publicatie 'Stadspark Schothorst Amersfoort (Herma Hekkema 1993) van drs. A.L.M.M. Asselbergs, toenmalig wethouder van de gemeente Amersfoort: Van het gebied gaat een enorme rust uit, waar je je tempo kunt verlagen. Wanneer je daar en in het gehele hart van het park rondwandelt, ga je na een minuut of tien vanzelf langzamer lopen. En de waan van de dag vervliegt. Door de grootte, de vorm en de centrale ligging van het groengebied kan zelfs iemand die langs de buitenste rand van Amersfoort Noord woont binnen tien minuten midden in het park zijn. Het stadspark is om de hoek. Je mist wezenlijke elementen in de beleving van de stad, als je om de hoek alleen een woestijn van lawaai en zinloze stedelijkheid aantreft. Een blokje om, een eindje wandelen in het groen, je hond uitlaten: heel eenvoudige dingen dragen bij aan de humaniteit van de stad. |
Groot Weede:
Groot Weede maakt deel uit van het uitgestrekte hoevenlandschap rondom Hoogland. In het plangebied zijn kenmerken van dit landschapstype nog maar beperkt herkenbaar, deze kenmerken zijn buiten het plangebied, rond Coelhorst en Weerhorst, beter bewaard gebleven.
Het hoevenlandschap is een vrij besloten landschap met een onregelmatige blokverkaveling, veel houtwallen, bosjes en laanbeplantingen. Er liggen veel verspreide boerderijen met ruime erven, omsloten door erfbeplanting. In het plangebied manifesteert het hoevenlandschap zich vooral als een kleinschalig open landschap met erfbeplantingen, laanbeplantingen en houtwallen. Twee houtwallen vormen samen met de randbeplanting langs de Bunschoterstraat en de wegbeplanting langs de Van Boetzelaerlaan en de Hamseweg de coulissen in het landschap. Hierdoor wordt het plangebied in een aantal "kamers" verdeeld. Als gevolg van de bouw van een veestal in aansluiting bij het agrarisch bedrijf binnen het plangebied, is enige erfbeplanting verdwenen. Tevens is een deel van de hier aanwezige houtsingel gerooid. Daarmee is het aantrekkelijke karakter van het agrarisch erf verzwakt.
Langs de Hamseweg bevinden zich aan de noordkant en aan de zuidkant een aantal burgerwoningen. In het noordelijk deel gaat het om 5 vrijstaande woningen en 2 twee-onder-één-kapwoningen. In het zuidelijk deel gaat het om 4 vrijstaande en 10 twee-onder-één-kapwoningen. De woningen bestaan voor het merendeel uit twee bouwlagen met kap en zijn gesitueerd op zeer ruime kavels. Opvallend is de fraaie erfbeplanting van de noordelijke cluster van woningen. Vooral de hoog opgaande bomen dragen hier bijzonder bij aan het ingetogen en besloten karakter van de erven.
Met het oog op het handhaven van de ecologische verbinding tussen het Stadspark Schothorst en het buitengebied is Groot Weede steeds gevrijwaard gebleven van stedelijke bebouwing. In verband met die ecologische verinding zijn bij een verdubbeling van de Bunschoterstraat voorzieningen gemaakt waardoor diverse dieren deze belangrijke verkeersverbinding zonder problemen kunnen passeren.
2.4 Bestaande Functies
Park Schothorst en het gebied tussen Maatweg en Hamseweg zijn omringd door woonwijken, maar hebben hun groene karakter weten te behouden. In de gebieden wordt op een aantal plekken ook gewoond, zij het in beperkte mate. De grond tussen Maatweg en Hamseweg in gebruik als landbouwgrond, hier bevindt zich de 'biologisch dynamische boerderij heerlijkheid Groot Weede'. Verder zijn in het plangebied diverse recreatieve- en sportfuncties te vinden, zoals volkstuinen, een manage en een voetbalvereniging.Tot slot is in het plangebied een school te vinden en een gebouw met diverse maatschappelijke functies.
Bij het bestemmen van de diverse bestaande functies in het plangebied houden we rekening met de landelijke standaard voor bestemmingsplannen, de 'SVBP 2008'. Deze standaard is ingevoerd om bestemmingsplannen in heel Nederland onderling beter vergelijkbaar te maken. Dit betekent ook dat voorgeschreven is onder welke hoofdbestemming een bepaalde functie valt. Aangezien de standaarden in het voorgaande bestemmingsplan nog niet werden gebruikt, kan het zijn dat sommige functies in het plangebied nu onder een andere hoofdbestemming vallen, terwijl qua bouw- en gebruiksregels feitelijk niets veranderd. Zo krijgt de kinderboerderij nu een hoofdbestemming 'cultuur en ontspanning', terwijl deze in het voorgaande bestemmingsplan een bestemming 'maatschappelijk' had. Om duidelijk te maken waar de hoofdbestemmingen veranderen als gevolg van de nieuwe standaarden, is in bijlage 1 van deze toelichting per functie aangegeven wat de oude hoofdbestemming was en hoe de hoofdbestemming nu luidt. |
2.4.1 Wonen
In het plangebied staan in totaal 49 woningen, waarvan het overgrote deel langs de Hamseweg en de Schothorsterlaan. Drie woningen staan langs de Boetzelaerlaan, een klein aantal woningen staat verspreid in het landgoed Schothorst, één woning staat langs de Molenweg en één langs de Pottenbakkerlaan. Een van de woningen in het landgoed is onderdeel van een koetshuis, dat als Rijksmonument is aangewezen. Aan de Hamseweg 80 bevindt zich een bedrijf aan huis (LeMar), dat bedrijven adviseert en ondersteunt in het optimaliseren van hun evenementen.
Alle woningen in het plabgebied zijn vrijstaand of twee-aaneen, andere typen woningen komen niet voor. De woningen zijn in particulier eigendom, met uitzondering van 9 woningen aan de Schothorsterlaan die in bezit zijn van de Alliantie. In totaal wonen 88 personen in het plangebied. De afgelopen 10 jaar is het aantal inwoners in het plangebied gedaald, terwijl het totaal aantal inwoners in Amersfoort groeide. Naar verwachting zal dit ook de komende 10 jaar zich zo voordoen, hoewel de bevolkingsgroei in Amersfoort wel afzwakt.
Alle woningen zijn met een woonbestemming aangegeven. Beroepen en bedrijven aan huis, zoals bij de Hamseweg 80, zijn onder bepaalde voorwaarden binnen de regels toegestaan. |
2.4.2 Maatschappelijke / educatieve voorzieningen
In het plangebied zijn verspreid enkele maatschappelijke voorzieningen te vinden.
De grootste maatschappelijke voorziening in het plangebied is het terrein van Amfors, dat zich tussen de Schothorsterlaan en het winkelpad bevindt. De Amfors Groep is een leer-werkbedrijf en heeft als doel het bevorderen van de integratie van gehandicapte en niet-gehandicapte medewerkers. Binnen de Amfors Groep zijn diverse bedrijven ondergebracht die bijdragen aan dit doel. In park Schothorst waren in een boerderij de bedrijven Eemfors, Cleanfors en Edufors gevestigd. Eemfors richt zich aanleg, onderhoud en reiniging van de buitenruimte. Cleanfors richt zich op interieurverzorging binnen diverse kantoren en instellingen in Eemland en op glasbewassing en het schoon opleveren van nieuwbouw- en renovatieprojecten. Edufors tenslotte richt zich op opleidingen en trainingen in branches waar veel vraag is naar personeel.
In 2010 is de boerderij door brand verwoest, waardoor de bedrijven noodgedwongern moesten verhuizen naar een locatie op het bedrijventerrein de Isselt. De terreinen van Amfors worden nog wel gebruikt: voor het bedrijf Eemfors worden vanuit deze terreinen de activiteiten voor groenonderhoud in Amersfoort uitgevoerd. Hier zijn bijvoorbeeld voertuigen en materiaal te vinden die bij het groenonderhoud worden gebruikt.
Verder is in het plangebied een school te vinden, te weten de Montessori basisschool De Kosmos aan de Bovenkruier 1. Aan de Hamseweg 70 zat in het verleden het Wellant college, maar deze onderwijsinstelling is inmiddels verhuisd. Het pand is inmiddels verouderd en is anti-kraak bewoond. Er zijn geen plannen om hier een nieuwe onderwijsinstelling te vestigen, de eigenaar van de grond denkt na over een mogelijke alternatieve invulling.
Gebouw 't Driespan op het adres Sportlaan 28 bevat meerdere maatschappelijke voorzieningen. Hier zijn peuterspeelzaal Dikkertje Dap, muziekvereniging St. Caecilia en Scholen in de kunst gevestigd. De laatstgenoemde instelling heeft als doel om mensen te stimuleren aan kunst deel te nemen, hun eigen culturele weg te ontwikkelen en kennis te laten maken met wat kunst te bieden heeft. Om dit doel te bereiken verzorgt de organisatie cursussen, projecten en voorstellingen in de kunstrichtingen beeldend, dans, muziek en theater.
Aan de Pottenbakkerlaan 34 zit scouting Soekwa. Verenigingen als deze beschouwen we in dit bestemmingsplan als een maatschappelijke voorziening. Hierdoor krijgen ook de imkers / bijenvereniging en de sterrenwacht aan de Schothorstelaan 23 -27 een maatschappelijke bestemming.
Tot slot is de boerderij "Heerlijkheid Groot Weede" naast melkveehouderij ook nog een zorgboerderij, maar mensen met een verstandelijke beperking werken. De zorg is kleinschalig opgezet en dus ondergeschikt aan de agrarische functie.
De maatschappelijke voorzieningen in het plangebied die beschikken over een eigen gebouw krijgen, net als in het voorgaande bestemmingsplan, een maatschappelijke bestemming. Met een aanduiding maken we duidelijk om wat voor maatschappelijke voorziening het ter plekke gaat. Andere maatschappelijke voorzieningen zijn dan niet rechtstreeks toegestaan. We nemen géén brede maatschappelijke bestemmingen op, omdat de planologische mogelijkheden dan ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan flink worden verruimd. Indien een andere maatschappelijke voorziening zich op een locatie vestigt kan dit grote gevolgen hebben voor de bezoekersaantallen, parkeerdruk en ruimtelijke uitstraling (met name richting het park). Bij het wijzigen van een maatschappelijke functie moeten daarom eerst de gevolgen voor de omgeving in beeld zijn gebracht. Om dit te bewerkstelligen is in dit bestemmingsplan een afwijkingsmogelijkheid binnen de bestemming opgenomen, waarmee een ander soort maatschappelijke voorziening kan worden toegestaan door het college indien voldoende is onderzocht welke gevolgen dit heeft voor de omgeving. Voor het perceel aan de Hamseweg waar het leegstaande schoolpand staat nemen we de maatschappelijke bestemming met de aanduiding en de bouwmogelijkheden op dat het in het voorgaande bestemmingsplan ook al had. Aangezien voor het perceel nog geen concrete plannen ontwikkeld zijn, heeft het nu nog geen zin om in het bestemmingsplan hiervoor de planologische mogelijkheden te wijzigen of verruimen. Het terrein van de scouting krijgt in dit bestemmingsplan - net als in het voorgaande bestemmingsplan - een maatschappelijke bestemming. |
Educatieve voorzieningen zijn onder andere aanwezig in de vorm van het middeleeuws erf 'De Bergkamp'. Deze bevindt zich aan de Schothorsterlaan binnen het landgoed Schothorst. Op het terrein is - onder andere - een middeleeuwse boerderij te vinden. Iets ten zuiden daarvan staat een sterrenwacht en in het oosten heeft lange tijd het Centrum voor Natuur en Milieu Educatie (CNME) gestaan. Op korte termijn zal een nieuw CNME worden gebouwd, zie hiervoor ook paragraaf 4.3.
Alle gebouwen met een publieksfunctie en een educatief karakter, zoals de sterrenwacht, de middeleeuwse boerderij en het CNME, krijgen een maatschappelijke bestemming met een aanduiding "milieueducatie". Daarbinnen zijn onder andere het CNME, sterrenwacht en middeleeuwse boerderij toegestaan. Het middeleeuws erf valt binnen de groenbestemming van dit bestemmingsplan, maar om het unieke karakter van dit erf te benadrukken gebruiken we tevens een aanduiding 'cultuurhistorische waarden'. |
2.4.3 Bedrijven
Met "bedrijven" bedoelen we in dit hoofdstuk bedrijvigheid dat gebruikelijk op een bedrijventerrein te vinden is, zoals logistiek, opslag of het vervaardigen van producten. Alleen langs de Hamseweg zijn een tweetal bedrijven te vinden die voldoen aan dit profiel: het gaat om een reclameverspreidingsbureau aan de Hamseweg 96 (Lassche reclame) en een drukkerij aan de Hamseweg 90 (T-druk). In beide gevallen zijn de bedrijfsactiviteiten ondergebracht in een bijgebouw achter de woningen en in beide gevallen gaat het om activiteiten met een lage milieucategorie.
Op overige adressen langs de Hamseweg zijn soms grote bijgebouwen met een bedrijfsuitstraling (zoals loodsen) te vinden, maar uit een inventarisatie van het plangebied blijkt dat daar geen bedrijfsactiviteiten meer aanwezig zijn.
De twee bedrijfsactiviteiten aan de Hamseweg zijn beperkt in omvang, kennen een lage milieucategorie en zijn alleen gesitueerd in een bijgebouw achter de woning. Deze bedrijven passen daarmee binnen de beroep en bedrijf aan huis regeling van de gemeente Amersfoort (zie ook paragraaf 3.2.3.5). De regeling is binnen de woonbestemming verwerkt. Het is in dit geval niet nodig om een bedrijfsbestemming op te nemen op deze percelen, we houden voor deze percelen een woonbestemming aan. |
2.4.4 Agrarisch met waarden
Tussen de Hamseweg en Maatweg bevindt zich de "Biologisch-dynamische boerderij Heerlijkheid Groot Weede". Hier worden 35 melkkoeien, 2 stieren, jongvee en kalfjes gehouden. In totaal zijn er 70 beesten te vinden op de boerderij.
De boerderij is naast melkveehouderij ook nog een zorgboerderij, waar mensen met een verstandelijke beperking werken. De zorg is kleinschalig opgezet, er wordt dus niet ingewoond. Verder is op de boerderij een winkel te vinden, waar biologische producten worden verkocht. De winkel heeft vaste openingtijden en wordt ook gebruikt om groente- en fruitpakken af te leveren aan personen die deze via internet hebben besteld.
De boerderij en het bijbehorende perceel krijgen een bestemming 'agrarisch', conform het voorgaande bestemmingsplan. Aangezien er voorlopig geen ontwikkelingen te verwachten zijn op dit terrein houden we in principe de bouw- en gebruiksmogelijkheden uit het voorgaande bestemmingsplan aan. Naar aanleiding van een verzoek van de eigenaren van de boerderij is het bouwvlak wel iets aangepast en zijn enkele wijzigingsbevoegdheden opgenomen binnen de bestemming. Zie hiervoor ook paragraaf 4.2, bij nummer 16. De winkel maakt onlosmakelijk onderdeel uit van de boerderij, hier worden eigen produkten verkocht. In de regels bij de agrarische bestemming is daarom aangegeven dat de winkel in deze vorm is toegestaan, tot een maximum aantal vierkante meters. |
2.4.5 Sportvoorzieningen
In park Schothorst zijn meerdere grote (buiten)sportvoorzieningen aanwezig, voornamelijk geconcentreerd in een drietal sportclusters. De grootste sportvoorziening wordt gevormd door voetbalvereniging Hoogland aan de Sportlaan 30. Deze vereniging beschikt over maar liefst 6 voetbalvelden. Ten westen van de voetbalvereniging zit Tennisclub Hoogland. Deze vereniging beschikt over 7 tennisbanen en 1 oefenbaan. Ten noorden van de voetbalvereniging, aan de Engweg is een overdekte rijbak voor paarden aanwezig, waar de paardensportvereniging de Eemruiters instructies verzorgt in springen en dressuur en waar de mensport (rijden met paard en wagen) wordt beoefend.
Een ander groot sportcluster - bestaande uit voetbalvelden en tennisbanen - bevindt zich in het oosten van het plangebied. Aan de Hoolesteeg 6 is de 'voetbalvereniging zeehelden Amersfoort" verantwoordelijk voor een vijftal voetbalvelden. Direct ten zuiden daarvan, aan de Hoolesteeg 4, zijn acht tennisbanen aanwezig voor leden van de 'Lawn tennis vereniging Randenbroek'.
Een derde sportcluster wordt gevormd door korfbalvelden, een atletiekbaan en een fitnesscentrum, allemaal gelegen aan de Schothorsterlaan. Op nummer 5 zit de Christelijke korfbalvereniging MIA, dat beschikt over vier korfbalbanen en twee tennisbanen.Op nummer 78 zit atletiekvereniging Altis met een grote baan. De baan en de kleedkamers worden door de vereniging gehuurd van SRO. In hetzelfde gebouw zijn ook het bedrijf TIGRA (gezondheidsbevordering, werkhervatting en verzuimpreventie) en Fsyio Amersfoort gevestigd. Één gebouw verder, op nummer 76, zitten Finesscentrum Be Fit en fysiotherapie Frida Kennis.
Slechts één sportvoorziening ligt niet in de drie genoemde sportclusters, maar beschikt over een aparte locatie in het landgoed Schothorst. Het betreft de Amersfoortse handboogschietvereniging Centaur, gelegen aan de Schothorsterlaan 19.
Alle sportvoorzieningen in het plangebied zijn aangegeven met de bestemming "sport". |
2.4.6 Recreatieve voorzieningen
Recreatieve voorzieningen zijn in het gebied aanwezig in de vorm van drie volkstuincomplexen: 'de Brinken' aan de Pottenbakkerlaan 11, 'emiclaer" aan de Corbusierstraat en een kleinschalig volkstuinencomplex direct ten noorden van de Schothorsterlaan 33. Op het terrein van de Brinken is een oude schaapkooi aanwezig, deze wordt nu gebruikt als berging voor de tuinders. De terreinen zijn aangegeven met de bestemmign "Recreatie". Daarbinnen zijn de bestaande, vergunde gebouwen aangegeven met een bouwvlak. Gezien de ligging in het monumentale landgoed is het oprichten van bebouwing in de volkstuintjes zelf niet toegestaan.
De volkstuinen in het plangebied zijn aangegeven met de bestemming "Recreatie". |
2.4.7 Groenvoorzieningen
In het stadspark wisselen speel- en ligweides, parken en plantsoenen, bos en open landschap en water elkaar af. In dit bestemmingsplan vallen deze voorzieningen allemaal onder de groenbestemming (groen 1, groen 2 en groen 3), met als doel de leesbaarheid van de verbeelding te vergroten. In het voorgaande bestemmingsplan werden nog vele soorten groenbestemmingen onderscheiden.
2.4.8 Bos / open landschap
In het landgoed Schothorst wisselen open landschap en bos elkaar af. Deze zorgvuldige afwisseling van landschappen is één van de kenmerken die het rijksmonument bijzonder maken. Om de verhouding tussen open landschap en bos in het landgoed te beschermen, is gebruik gemaakt van de aanduidingen 'bos" en "specifieke vorm van groen - open landschap". Bij deze aanduidingen zijn verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het kappen van bomen bij de aanduiding 'bos' of het verbod op het planten van bomen bij de aanduiding 'specifieke vorm van groen - open landschap'.
2.4.9 Natuur
In het plangebied komen enkele kleinere natuurgebieden voor, te weten een gebied direct ten oosten van de Molenweg (tegenover nummers 15 t/m 21), een gebied ten zuiden van de Schothorsterlaan en tot slot het groen ten zuiden van de bruggen over vijver Emiclaer. De kleine natuurgebieden vallen allemaal onder de bestemming Groen 2.
Een zone langs de Hamseweg vormt de ecologische hoofdstructuur tussen Groot Weede en landgoed Schothorst. Om deze essentiele verbinding voor Flora en Fauna te beschermen is een dubbelbestemming "Waarde - Ecologie" opgenomen, conform overige bestemmingsplannen in Amersfoort met een ecologische hoofdstructuur.
2.4.10 Openbare ruimte
Alle pleinen, parkeerterreinen, wegen en verharde fietspaden in het gebied vallen onder de bestemming "Verkeer-verblijfsgebied".
2.5 Archeologie
Algemeen
In 1992 hebben de lidstaten van de Raad van Europa het verdrag van Malta ondertekend. Het verdrag van Malta, dat ook wel het verdrag van Valletta wordt genoemd, heeft als doel het cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt beter te beschermen. Het gaat hierbij om archeologische resten als nederzettingen, grafvelden en gebruiksvoorwerpen.
In het verdrag zijn drie belangrijke principes genoemd om het archeologisch erfgoed te beschermen:
- 1. Streven naar behoud van archeologische waarden op de oorspronkelijke plaats, aangezien de bodem zorgt voor een goede conservering van archeologische resten;
- 2. Tijdig rekening houden met de mogelijkheid van of aanwezigheid van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen, door vooraf onderzoek te doen naar de ondergrond. Door tijdig onderzoek te verrichten kunnen archeologische waarden makkelijker veilig worden gesteld;
- 3. De verstoorder (vaak de initiatiefnemer van een ruimtelijke ontwikkeling) betaalt voor het doen van opgravingen en het documenteren van archeologische waarden, wanneer behoud op de oorspronkelijke plaats niet mogelijk is.
In Nederland is op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden (waarmee de monumentenwet 1988 is gewijzigd). Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta (1992) in de Nederlandse wetgeving opgenomen. Bovenstaande principes zijn nu stevig verankerd in de wet en daarmee ook in de ruimtelijke ordening.
Archeologische beleidskaart
In lijn met de nieuwe Nederlandse archeologiewetgeving is een al bestaande Amersfoortse kaart met archeologisch belangrijke plaatsen (ABP-kaart) omgezet in een archeologische beleidskaart waar per gebied wordt aangegeven hoe moet worden omgegaan met de archeologie bij het ontwikkelen en uitvoeren van plannen / bodemverstorende projecten. Deze archeologische beleidkaart is samen met de erfgoedverordening op 28 september 2010 vastgesteld door de gemeenteraad en kent een onderverdeling in gebieden met verschillende kleuren. Per gebied is een beleidsadvies geformuleerd. Zo zijn er gebieden die daadwerkelijk waardevol zijn en daardoor een hoge archeologische verwachting hebben en andere gebieden hebben een middelmatige of zelfs lage archeologische verwachting.
Bescherming per gebied
Ter voldoening aan artikel 38a van de Monumentenwet nemen we in bestemmingsplannen een regeling ten aanzien van de archeologische monumenten op, voor zover die al niet (anderszins) zijn beschermd via de Monumentenwet. De paarse gebieden op de archeologische beleidskaart zijn al beschermd via de Monumentenwet. Dit zijn veelal rijksmonumenten met een hoge bescherming, deze hoeven dan ook niet meer specifiek op de verbeelding van het bestemmingsplan te worden aangegeven voor extra bescherming.
Voor de overige gebieden is in het bestemmingsplan een regeling opgenomen om de waarden onder de grond te beschermen.
------------
Artikel 38a Monumentenwet:
"De gemeenteraad houdt bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.1, onderscheidenlijk artikel 3.38, van de Wet ruimtelijke ordening en bij de bestemming van het in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten."
------------
Regeling in bestemmingsplan Park Schothorst e.o.
Vanwege het grote ruimtelijke belang van archeogische waarden en de wettelijke plicht om in bestemmingsplannen rekening te houden met archeologie is in dit bestemmingsplan een dubbelbestemming 'waarde-archeologie' opgenomen. Met een dubbelbestemming maken we duidelijk dat archeologie op zichzelf moet worden beoordeeld en dat archeologie ten opzichte van de andere bestemming(en) van primair belang is. De dubbelbestemming omvat een regeling voor het bouwen op en gebruik van grond, dat een zwaarder gewicht heeft dan de regeling voor de andere bestemmingen op dezelfde locatie. In de regeling haken we aan op het beleid dat beschreven is in de erfgoedverordening van de gemeente Amersfoort, waar een archeologische beleidskaart deel van uitmaakt. Hiermee zijn initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen verplicht om onderzoek te doen naar archeologische waarden in het gebied voordat eventuele bouwwerkzaamheden beginnen. Aangetroffen archeologische resten in een gebied moeten verplicht veilig worden gesteld.
Uitsnede uit de Archeologische beleidskaart.
In het plangebied van dit bestemmingsplan komen zowel vastgestelde archeologisch waardevolle gebieden als verwachtingsgebieden voor.
- 1. Wettelijk beschermde monumenten (rijks- of gemeentelijk, paars gekleurd op de archeologische beleidskaart)
Een dergelijk gebied komt binnen de grenzen van het bestemmingsplan niet voor.
- 2. gebieden met hoge archeologische waarde (rood gekleurd op de archeologische beleidskaart)
In het plangebied zijn drie gebieden met een hoge archeologische waarde aanwezig. Het eerste (en grootste) gebied is het landgoed Schothorst, dat het hart vormt van het stadspark. Het landgoed kent een lange bestaansgeschiedenis: al vanaf de middeleeuwen stond hier een boerderij en vanaf 1780 werd hier de buitenplaats Schothorst gesticht. Het tweede gebied is het terrein 'Heerlijkheid Groot-Weede' ten zuiden van de Van Boetzelaerlaan, waar nu de biologisch-dynamische boederij wordt geëxploiteerd. De archeologische waarde heeft te maken met het feit dat hier al in de dertiende eeuw (mogelijk teruggaand tot de achtste eeuw) een boerderij aanwezig was als onderdeel van het Hooglandse maalschap. Het derde en laatste gebied is het perceel Pottenbakkerlaan 9, dat eveneens een lange geschiedenig met bewoning kent. Ook hier stond in de middeleeuwen al een boerderij. Dit is boerderij Kattenbroek, een malenhoeve, die deel uitmaakte van het maalschap van Hoogland. Dit Maalschap, een soort markegenoorschap, gaat terug tot in de 12e eeuw.
Vanwege de hoge archeologische waarden op deze locaties is een regeling in het bestemmingsplan opgenomen dat altijd archeologisch onderzoek moet plaatsvinden voorafgaand aan bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld. Hiervoor is een dubbelbestemming "waarde-archeologie categorie 1" opgenomen. |
- 3. Gebieden met een hoge archeologische verwachting (oranje gekleurd op de archeologische beleidskaart)
De hoge archeologische verwachting is de meest voorkomende waarde in het plangebied. Grofweg kennen alleen de vijver emiclaer, het gebied tussen Hamseweg en Maatweg, een gebied ten westen van landgoed Schothorst een een klein gebiedje in het uiterste noorden een lagere archeologische verwachting.
De hoge archeologische verwachting heeft te maken dat hier een grote dekzandrug aanwezig is. Dekzandruggen en de flanken ervan waren in de prehistorie favoriet voor bewoning. In het plangebied zijn, met name op de flanken van de dekzandrug, veel vondsten van prehistorische bewoning gedaan. Het betreft vooral boerderijen uit de Ijzertijd (800 vC tot begin van de jaartelling).
Vanwege de hoge archeologische verwachting is een regeling in het bestemmingsplan opgenomen dat archeologisch onderzoek moet plaatsvinden bij ontwikkelingen met bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 100m2. |
- 4. Gebieden met een middelhoge archeologische verwachting (geel gekleurd op de archeologische beleidskaart)
De middelhoge archeologische verwachting komt voor in het uiterste westen, zuidoosten en noorden van het plangebied. In deze gebieden is de trefkans op archeologische sporen aanwezig, maar in geringere mate dan bij de hoge verwachtingsgebieden. Het gebied wordt gekenmerkt door dekzanden emt hier en daar hogere ruggen en koppen. Dit soort gebieden waren aantrekkelijk voor jager-verzamelaars, maar kunnen ook bewoningsporen uit de Nieuwe Steentijd en de IJzertijd bevatten.
In het bestemmingsplan is een regeling opgenomen dat bij een middelhoge archeologische verwachting arecheologisch onderzoek noodzakelijk is bij bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 500 m2. |
- 5. Gebieden met een lage archeologische verwachting (groen gekleurd op de archeologische beleidskaart)
Het noordelijke deel van vijver emiclaer en een deel van het gebied tussen Hamseweg en Maatweg kent een lage archeologische verwachting. De gebieden bestaan uit beekdalgronden, waar lage verwachtingen zijn voor nederzettingssporen.
In het bestemmingsplan is een regeling opgenomen dat bij een lage archeologische verwachting alleen archeologisch onderzoek plaats hoeft te vinden bij bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 10.000 m2. |
2.6 Waardevolle Gebouwen, Monumenten, Cultuurhistorie
Amersfoort is rijk aan rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, waardevolle gebouwen, beschermde stadsgezichten en overige cultuurhistorisch waardevolle elementen. Naast bescherming van deze belangrijke historische elementen via de Monumentenwet 1988 en de gemeentelijke erfgoedverordening 2010 bieden bestemmingsplannen regels om deze elementen voor de volgende generaties te behouden.
Om mensen enthousiast te maken voor de rijke geschiedenis van de stad Amersfoort is de website www.amersfoortopdekaart.nl ontwikkeld. Deze website is in 2009 gestart (in het kader van het jubileumjaar Amersfoort 750 jaar) en bevat inmiddels een uitgebreide database. Via een satellietkaart kan bekeken worden waar waardevolle elementen aanwezig zijn en door hierop te klikken verschijnen direct foto's en omschrijvingen. Ook waardevolle elementen in en rond park Schothorst zijn op deze kaart gezet.
Rijksmonumenten in park Schothorst, zichtbaar gemaakt via Amersfoort op de kaart.
In park Schothorst en omgeving zijn de volgende waardevolle elementen aanwezig:
* | Cultuurhistorisch van betekenis -> | Vooral stedenbouwkundige toetsing |
** | Cultuurhistorisch van grote betekenis -> | Stedenbouwkundige toetsing + beoordeling gevels gelegen aan de openbare weg |
*** | Cultuurhistorisch van bijzondere betekenis -> | Stedenbouwkundige toetsing + beoordeling van alle gevels |
Rijksmonument - landgoed Schothorst:
Het landgoed Schothorst is van algemeen belang vanwege de architectuur- en cultuurhistorische waarde als relatief gaaf voorbeeld van een negentiende-eeuws landgoed, waarin landhuis, koesthuis oranjerie en parkaanleg een grote samenhang kennen. Het landgoed is aan de westzijde begrensd door de weg die vanaf de splitsing van de Schothorsterlaan naar de volkstuinen loopt. De noordgrens is bepaald door de volkstuinen en de oostgrens loopt ten oosten van van de voormalige locatie van het Centrum vooor Natuur- en Milieu educatie.
De huidige parkaanleg - in Engelse landschapsstijl - is ontstaan in 1876, naar een ontwerp van S. A. van Lunteren. Het Landhuis vormt het middelpunt van het terrein met daaromheen een landschappelijke tuinaanleg met koetshuis en oranjerie. Belangrijk stedenbouwkundig element in de parkaanleg vormt de Schothorsterlaan vanaf de Hamseweg, vanwege het zicht op het gepleisterde landhuis.
De Schothorsterlaan tussen de Hamseweg en het landhuis
Het landhuis is in neoclassicistische stijl ontworpen en ligt in een omgeving dat wordt gevormd door gazons, die op hun beurt begrenst worden door boompartijen. Het vormt het middelpunt van het ensemble van park, koetshuis en oranjerie. Tevens bezit het landhuis een cultuurhistorische waarde als opvolger van eerdere bebouwing op deze locatie, te weten een boerderij uit 1600. Omstreeks 1850 kwam het landgoed in bezit van mr. Pieter Verloren van Themaat, waarna al snel een ingrijpende verbouwing plaatsvond van het landhuis. Deze verbouwing is vermoedelijk ook ontworpen door S. A. van Lunteren. Het betrof de wijziging van het bestaande gebouw en de nieuwbouw van een voorhuis, waarin veel ruimte werd geboden aan een voorname trappartij en enkele representatieve vertrekken aan de linker- en rechterzijde hiervan. Hierna is het gebouw nauwelijks veranderd.
Vanuit de lucht zijn de hoofdmassa en het aangebouwde voorhuis van het landhuis makkelijk te onderscheiden.
Het koetshuis ligt op slechts 75 meter ten noordoosten van het landhuis. Het gebouw is - net als het landhuis - met de voorzijde gericht op de cirkelvormige weg en wordt grotendeels omringd door bestrating, met uitzondering van een tuin aan de oostzijde van het gebouw. De tuin grenst aan een woongedeelte van het koetshuis. Het woongedeelte heeft een aparte ingang aan de oostzijde, de ingang voor paarden en koetsen bevindt zich direct aan de weg. Het gehele pand is van algemeen belang vanwege zijn architectuurhistorische waarde en als gaaf voorbeeld van een koesthuis, ontworpen in de stijl van de neorenaissace.
Het koetshuis in park Schothorst
De Oranjerie ligt op enige afstand ten noorden van het landhuis en koetshuis. Het betreft een tuinmanswoning dat van algemeen belang is vanwege de achitectuurhistorische waarde. Het ontwerp is in de stijl van de neorenaissance uitgevoerd.
Oranjerie in park Schothorst
Gemeentelijk monument - Schaapskooi (Pottenbakkerlaan):
Ten zuiden van het Enkeerpad, aan de Pottenbakkerlaan 11, ligt een oude schaapskooi. De schaapskooi bestaat uit één bouwlaag opgetrokken in baksteen en hout en is besloten door een schilddak van riet met pannen dakspiegels. Het pand is van eenvoudige architectuur, maar heeft een bijzondere zeldzaamheidswaarde. Het gebouw ligt tegenwoordig in een volkstuinencomplex, waar het als berging wordt gebruikt.
Schaapskooi Pottenbakkerlaan
Gemeentelijk monument - Schaapkooi (t.o. Molenweg):
Ten oosten van de Molenweg ligt een oude schaapskooi dat in veel opzichten vergelijkbaar is met de schaapskooi aan de Pottenbakkerlaan. Ook hier is er sprake van eenvoudige architectuur en een bijzondere zeldzaamheidswaarde. De Schaapskooi is goed te zien vanaf het nabij gelegen fietspad en vanaf de Molenweg.
Waardevol - Mussertpalen:
Direct langs de Hamseweg vallen de kleine paaltjes met aan drie zijden het wapen van de provincie Utrecht op.
Deze paaltjes worden "Mussertpalen" genoemd. Rond 1930 zijn de palen langs de doorgaande wegen in de provincie Utrecht geplaatst op initiaitef van A.A. Mussert, die van 1920 tot 1934 werkzaam was bij de provinciale Waterstaat Utrecht. In 1920 kwam Anton Mussert in dienst van de Provinciale Waterstaat van Utrecht. Hij werd speciaal belast met het provinciaal wegenplan, een nieuwe landelijke ontwikkeling. Als gevolg van het plan werden verscheidene wegen aan de provincie overgedragen. Het beheer kwam echter niet bij de provincie te liggen, maar bij derden. Kosten voor het beheer moesten moesten worden gedeclareerd bij Provinciale Waterstaat en als gevolg daarvan moest nauwkeurig worden aangegeven waar de grens lag tussen de provinciale grond en de aangrenzende particuliere grond.
Dit straatmeubilair is vanuit cultuurhistorisch oogmerk waardevol.
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk staat een overzicht van het ruimtelijk relevante beleid van zowel het rijk, de provincie als de gemeente. Alleen vastgesteld beleid dat in meer of mindere mate invloed heeft op dit bestemmingsplan is hier benoemd. Aan het rijksbeleid besteden we iets meer aandacht, omdat daarin veel wijzigt op dit moment. Relevante milieuwetgeving komt aan bod in hoofdstuk 5, omdat 'milieu' uit veel verschillende aspecten bestaat en inmiddels een zwaarwegend belang vormt dat van grote invloed is op bestemmingsplannen en met name ruimtelijke ontwikkelingen. Met het benoemen van milieu als één van de vele beleidskaders zouden we dit thema tekort doen.
Het ruimtelijk relevante beleid dat hier aan bod komt vormt het kader van toetsing van nieuwe ontwikkelingen in het plangebied. Het beschreven beleidskader is daarmee een van de belangrijkste bouwstenen voor de visie op het plangebied en de opzet van de juridische regelingen.
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.2.1 Rijk
In het regeerakkoord "vrijheid en verantwoordelijkheid" van de VVD en het CDA (september 2010) is aangekondigd dat het Rijk veel afspraken over verstedelijking, groene ruimte en het landschap over laat aan provincies en gemeenten. De uitwerking hiervan staat in de 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte', dat op 13 maart 2012 is vastgesteld. De structuurvisie vervangt onder andere de Nota ruimte, het nationaal verkeers- en vervoersplan en de structuurvisie Randstad 2040.
In de structuurvisie zijn twee beleidsthema's voor het eerst samengevoegd in één nota, te weten ruimte en mobiliteit. In de structuurvisie ligt de nadruk op deregulering en decentralisatie: "beslisruimte zo dicht mogelijk bij de burger". Zo is de lijst met nationale ruimtelijke belangen teruggebracht van 39 belangen naar 13 en gaat het rijk zich niet meer "bemoeien" met (de inrichting van) het landschap. Ook stelt het rijk geen doelen meer voor bundeling en verdichting van verstedelijking en voert het geen locatiebeleid meer voor bedrijven en voorzieningen. De reden om meer verantwoordelijkheden en beslisruimte bij provincie en gemeenten te leggen is dat de regionale verschillen in Nederland toenemen. Dat maakt maatwerk noodzakelijk. Een voorbeeld is het feit dat Nederland te maken met bevolkingskrimp in het noorden, oosten en uiterste zuiden van het land én groei van de bevolking in het westen. Ook de economische ontwikkeling van gebieden varieert enorm.
Verder ligt in de structuurvisie de nadruk op het stimuleren economische groei. Zo wordt geïnvesteerd in infrastructuur, waarbij de stedelijke regio's Amsterdam, Rotterdam en Eindhoven prioriteit krijgen. Ook waterveiligheid, milieukwaliteit, bescherming van cultureel erfgoed en natuur krijgen de aandacht.
Sommige nationale belangen uit de structuurvisie moeten juridisch worden verankerd. Hiertoe is de Algemene maatregel van bestuur (amvb) ruimte ontwikkeld, die in juridische termen aangeduid wordt als het 'besluit algemene regels ruimtelijke ordening (barro)' Deze amvb is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.
Tot slot kan gemeld worden dat waarschijnlijk in 2015 een nieuwe raamwet omgevingsrecht wordt vastgesteld. Dit moet een eenvoudig en samenhangend wettelijk stelsel zijn voor ruimtelijke ordening, infrastructuur, water, wonen, milieu, natuur, landbouw, archeologie en monumenten. Doel hiervan is om de doorlooptijd van procedures te verkorten en om het omgevingsrecht simpeler en beter te maken. Met ditzelfde doel wordt ook de Crisis- en Herstelwet verankerd in reguliere wetgeving.
In de structuurvisie infrastructuur en ruimte zijn geen specifieke nationale opgaven voor Amersfoort benoemd. Dit betekent dat er geen sprake (meer) is van specifieke rijksbelangen in Amersfoort en dat voor de meeste bestemmingsplannen geen overleg met het rijk noodzakelijk is. Aangezien de structuurvisie en de amvb ruimte nog niet in werking zijn getreden, moet hier nog aan het 'oude' rijksbeleid worden getoetst. Dat er nog veel gaat veranderen in het ruimtelijk omgevingsrecht is duidelijk, maar dit is pas uitgekristalliseerd als dit bestemmingsplan al in werking is getreden.
3.2.2 Provincie
In deze paragraaf is het relevante provinciale beleid omschreven. Alleen beleid dat gevolgen heeft voor het plangebied van dit bestemmingsplan is hier benoemd, te weten de ruimtelijke structuurvisie, de provinciale verordening en "de Grebbelinie boven water".
Van belang om te weten is dat de huidige structuurvisie loopt tot en met 2015, maar dat al in januari 2010 begonnen is met het voorbereiden van een nieuwe structuurvisie. Tegelijkertijd wordt een nieuwe provinciale verordening voorbereid om zaken uit de nieuwe structuurvisie als provinciaal belang vast te stellen.
Een voorontwerp van de nieuwe structuurvisie is op 5 juli 2011 door Provinciale Staten vastgesteld. Daarop hebben diverse belanghebbenden kunnen reageren. Vervolgens hebben van 3 april tot en met 14 mei 2012 het ontwerp van de ruimtelijke structuurvisie 2013-2028, ontwerp provinciale ruimtelijke verodening én de planMER (Milieu Effect Rapportage) ter inzage gelegen, waarop een ieder zienswijzen kon indienen. De zienswijzen zijn van een eerste reactie van de provincie voorzien in een nota van beantwoording, dat op 28 augustus 2012 is vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Utrecht. Vervolgens kon iedereen die een zienswijze of opmerking heeft ingediend zijn of haar zienswijze op een hoorzitting kunnen toelichten en kunnen reageren op de nota van beantwoording. Vervolgens stellen Provinciale Staten van de provincie Utrecht de provinciale structuurvisie én de provinciale ruimtelijke verordening definitief vast, waarbij de nota van beantwoording en de toelichtingen tijdens de hoorzittingen worden betrokken. Vaststellling vindt plaats rond de jaarwisseling van 2012/2013, waarna begin 2013 de nieuwe provinciale structuurvisie en verordening in werking treden.
In paragraaf 3.2.2.4 gaan we specifiek in op de nieuwe ruimtelijke structuurvisie en verordening, alsmede de gevolgen daarvan op dit bestemmingsplan.
3.2.3 Gemeente
Hoofdstuk 4 Landschappelijke Visie En Planbeschrijving
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk staan de ruimtelijke keuzes die we in het bestemmingsplan maken beschreven. Hiermee geven we aan hoe we de huidige situatie in het plangebied concreet in de verbeelding en regels van het bestemmingsplan hebben verwerkt. Allereerst beschrijven we de algemene ruimtelijke keuzes, bijvoorbeeld de manier waarop de groenfunctie is beschermd of de manier waarop wij woningen opnemen in het bestemmingsplan
4.2 Beschrijving Van Ruimtelijke Keuzes / Landschappelijke Uitgangspunten
- 1. Woningen:
In het plangebied komen diverse woningen voor. Net als in het voorgaande bestemmingsplan mogen vanaf 1 meter achter de voorgevel bijbehorende bouwwerken worden gebouwd en geldt aan de voorzijde van de woning - tot 1 meter achter de voorgevel - een strenger bouwregime. Een verschil tussen de twee bestemmingen is dat binnen een tuinbestemming erfafscheidingen tot maximaal 1 meter hoog mogen worden gebouwd en binnen een woonbestemming tot maximaal 2 meter hoog.
Met de tuinbestemming aan de voorzijde van de woningen voorkomen we dat het zicht vanaf de openbare weg op de bebouwing weggenomen wordt door schuttingen en andere bouwwerken. Hiermee voorkomen we een anoniem straatbeeld met blinde muren en hoge, dichte schuttingen. De tuinbestemming ligt tot 1 meter achter de voorgevel, zodat bijbehorende bouwwerken altijd achter de oorspronkelijke hoofdmassa worden gebouwd. Het hoofdgebouw blijft hierdoor als zodanig zichtbaar
Bij de woningen is, net als in het voorgaande bestemmingsplan, aangegeven uit hoeveel bouwlagen een woning mag bestaan en wanneer een woning kan worden afgedekt met een kap.
- 2. Dakkapellen aan achterzijde, zijkant en voorzijde van de woning:
Achterzijde / zijkant:
Dakkapellen aan de achterzijde van de woning en op het niet naar openbaar gebied toegekeerde zijdakvlak zijn (onder voorwaarden) omgevingsvergunningvrij, waardoor veelal niet getoetst hoeft te worden aan het bestemmingsplan en het dus ook niet noodzakelijk is om hiervoor eisen te stellen in het bestemmingsplan. De eisen die gesteld worden aan dakkapellen om vergunningvrij te zijn komen vrijwel overeen met de welstandscriteria van de gemeente Amersfoort. Er is dan ook geen aanleiding aanwezig om in het bestemmingsplan een regeling op te nemen die meer mogelijkheden biedt dan wat wettelijk al is toegestaan.
Hoewel een toetsing aan het bestemmingsplan niet aan de orde is, is de regeling voor vergunningvrije dakkapellen aan de achterzijde of op het niet naar openbaar gebied toegekeerd zijdakvlak ook in de regels van het bestemmingsplan opgenomen. Reden hiervoor is dat het bestemmingsplan waarschijnlijk eerder wordt geraadpleegd door inwoners dan een wettekst en dat voorkomen wordt dat een initiaitefnemer meerdere regelingen naast elkaar moet leggen om te bepalen wat hij / zij wel of niet mag bouwen.
De regeling voor dakkapellen aan de achterzijde en op niet naar openbaar toegankelijk gekeerde zijdakvlakken luidt als volgt:
Toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- voorzien van een plat dak
- gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m
- onderzijde meer dan 0,5 , en minder dan 1 m boven de dakvoet
- bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok
- zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak
- niet op een woonwagen, niet op een gebouw waarvan is bepaald dat het slechts voor een bepaalde periode in stand mag worden gehouden en niet op een bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf door één huishouden.
Voorzijde / zijkant:
Ook dakkapellen aan de voorzijde van woningen kunnen in het plangebied worden gerealiseerd. Deze kunnen onder dezelfde voorwaarden als hiervoor omgevingsvergunningvrij zijn, maar alleen als redelijke eisen van welstand niet van toepassing zijn. In Amersfoort gelden voor dakkapellen wekstandseisen, waardoor een toetsing aan het bestemmingsplan noodzakelijk is. Dit geldt ook voor dakkapellen op een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak (hierna: dakkapel aan de zijkant).
Vanwege de verplichte toetsing aan het bestemmingsplan is het noodzakelijk om standaard voorwaarden te verbinden aan de dakkapellen aan de voorzijde of aan de zijkant. Dit biedt duidelijkheid aan alle inwoners. Hierbij is zoveel aangesloten bij de welstandsnota van de gemeente Amersfoort en de wettelijke terminologie. Dit resulteert in de volgende voorwaarden:
- voorzien van een plat dak, met uitzondering van dakkapellen op daken met een dakhelling van meer dan 45º;
- gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m
- onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet
- bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok
- zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak
Verder gelden de eisen zoals aangegeven in de welstandsnota van de gemeente Amersfoort.
Dakkapellen zijn alleen op het hoofdgebouw toegestaan en dus niet op aan- of bijgebouwen. De dakkapellen zijn niet specifiek genoemd in de regels, maar zijn wel passend omdat ze de maximaal toegestane bouwhoogte (vaak bepaald door het aantal verdiepingen + een kap) niet overschrijden en binnen het bouwvlak vallen. De reden dat dakkapellen alleen op het hoofdgebouw zijn toegestaam is dat aan- en bijgebouwen ondergeschikte, kleine bouwmassa's moeten zijn die zich duidelijk onderscheiden van de hoofdmassa. Door plaatsing van dakkapellen buiten het hoofdgebouw krijgt de aanbouw of het bijgebouw in uiterlijk meer 'body', waardoor het onderscheid tussen oorspronkelijke en later toegevoegde massa vervaagt. Dit is stedenbouwkundig niet wenselijk.
- 3. Carports
Tot 1 januari 2003 mochten carports (overkappingen met een open constructie) zonder bouwvergunning op het gehele bij een woning behorende perceel gerealiseerd worden. Tegenwoordig is voor de bouw van een carport die bijvoorbeeld (gedeeltelijk) voor de voorgevel van een woning moet komen, weer een vergunning nodig. Met de nieuwe regelgeving is een belangrijke wens van veel gemeenten en stedenbouwkundigen in vervulling gegaan, omdat de bouw van carports voor de voorgevel in veel situaties niet wenselijk wordt geacht. Het nieuwe bestemmingsplan laat de bouw van dergelijke carports daarom in principe niet toe.
- 4. Dakopbouwen
Met dakopbouwen worden (gedeeltelijke) verhogingen van de nok van het hoofdgebouw bedoeld. Dakopbouwen zijn in het plangebied (nog) niet toegepast bij woningen. In dit bestemmingsplan kiezen we voor een regeling waarbij de dakopbouwen via een afwijking van het bestemmingsplan dienen te worden gerealiseerd. Medewerking aan een dakopbouw wordt alleen verleend als deze stedenbouwkundig inpasbaar is.
- 5. Maximale hoogte van gebouwen / kappen
In de oude bestemmingsplannen voor park Schothorst werd per perceel het maximaal aantal toegestane bouwlagen aangegeven, al dan niet in combinatie met een maximale bouwhoogte. In het bestemmingsplan voor Groot-Weede werd per perceel de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte aangegeven. Hoewel dit duidelijkheid biedt, kon het voorkomen dat (ver)bouwplannen net niet pasten in het bestemmingsplan, omdat deze (bij wijze van spreken) net 10 cm hoger waren dan de toegestane goothoogte.
Om situaties zoals hierboven beschreven te voorkomen, is in dit bestemmingsplan voor het totale plangebied gewerkt met een toegestaan maximum aantal bouwlagen. Deze zijn op de verbeelding aangegeven en staan vermeld in de regels. Kleine afwijkingen tussen goot- en bouwhoogte in het bestemmingsplan en hoogtes in de werkelijke situatie komen hierdoor niet meer voor. Met een 'bouwlaag" bedoelen we een doorlopend gedeelte van een gebouw dat van voor- tot achtergevel door op (ongeveer) gelijke hoogte liggende vloeren, plafonds of balklagen is begrensd. Souterrains, kelders en ruimten in de kap tellen niet mee als bouwlaag. Ook als een verdieping slechts aan één zijde (gedeeltelijk) begrenst wordt door een kap spreken we in dit bestemmingsplan niet meer van een bouwlaag. Dit is om onduidelijkheid te voorkomen en discussies over 'wat is een bouwlaag' voor te zijn.
In het plangebied komen zowel gebouwen met platte daken als gebouwen met kap voor. Op de verbeelding van het bestemmingsplan is alleen een aantal bouwlagen aangegeven indien het gebouw met een plat dak dient te zijn afgedekt. Indien het gebouw dient te zijn afgedekt met een kap (bovenop het aantal bouwlagen), dan is een bouwaanduiding "kap" opgenomen.
De bouwlagen worden gemeten vanaf de voorgevel, wat vaak de naar de openbare weg gekeerde gevel is.
- 6. Stedenbouwkundige toets bij plaatsing van veel bijbehorende bouwwerken
In dit bestemmingsplan is voor woningen een regeling opgenomen dat op grote percelen meer bijbehorende bouwwerken mogen worden geplaatst. Voor percelen tot 500 m2 hoeft alleen getoetst te worden aan de regels, bij grotere percelen moet beoordeeld worden of de hoeveelheid en locatie van bijbehorende bouwwerken nog stedenbouwkundig aanvaardbaar is.
- 7. Detailniveau bestemmingsplan
Om het bestemmingsplan zo overzichtelijk mogelijk te presenteren, gebruiken we voor het park drie groenbestemmingen. Dit in tegenstelling tot het voorgaande bestemmingsplan, waarin meer soorten groenbestemmingen werden gebruikt, zoals "bosbeplanting", "graslanden" en "groenvoorzieningen". Dergelijke soorten groen zijn nu allemaal binnen één en dezelfde groenbestemming toegestaan.
De reden om drie verschillende groenbestemmingen te hanteren is dat wij binnen het landgoed Schothorst en de natuurgebieden (bestemming Groen 2) meer voorwaarden stellen aan ruimtelijke ontwikkelingen dan daarbuiten (Groen 1). De derde groenbestemming is identiek aan Groen 1, met uitzondering van het feit dat hier onder strikte voorwaarden evenementen als medegebruik zijn toegestaan.
Groen 2:
Het landgoed is van monumentale waarde en kent een stedenbouwkundige opzet die in de loop der tijd nauwelijks gewijzigd is.
Gebied dat een Groen 2 bestemming krijgt. Het huidige landschap is beschermd.
Het gebied heeft een zeer grote waarde voor zowel bezoekers aan het park als Flora en Fauna en bevat een mooi ensemble aan gebouwen. Verder is in dit gebied de verhouding tussen open landschap en bos waardevol, deze verhouding is bewust toegepast in het stedenbouwkundig plan. Een goed voorbeeld is het open landschap ten zuidwesten van de witte villa, waardoor het gebouw zichtbaar is vanaf de Schothorsterlaan. Ook dergelijke zichtlijnen zijn van grote waarde in het gebied. Het verharde oppervlak in dit gebied beperkt, sommige delen bevatten enkel onverharde voetpaden. In het gebied ligt - mede vanwege de waarde van het gebied voor Flora en Fauna - de nadruk op extensieve recreatie, zoals wandelen en fietsen.
Open terrein bij de witte villa
De kleine natuurgebieden ten zuiden van de Schothorsterlaan, ten oosten van de Molenweg en bij vijver Emiclaer, krijgen ook een Groen 2 bestemming. Ook hier geldt dat vanwege de waarde van de gebieden voor Flora en Fauna de nadruk op extensieve recreatie ligt.
Natuurgebieden met een Groen 2 bestemming
De diverse waarden van de genoemde gebieden beschermen we door middel van een Groen 2 bestemming. Binnen deze bestemming is het bouwen van gebouwen of bijbehorende bouwwerken, alsmede het aanleggen van verhardingen zoals een fietspad niet mogelijk. In het landgoed geven we binnen de bestemming aan welke delen uit open landschap bestaan en welke delen uit bos. In het open landschap mag geen groen worden geplant en in bos mag niet worden gekapt. Op deze manier blijven de bestaande verhoudingen intact.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning van de hiervoor genoemde regels afwijken, mits de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden van de groenvoorzieningen niet worden aangetast.
Groen 1:
Buiten het landgoed Schothorst krijgen de gronden in het park de bestemming 'Groen 1". Ook deze gebieden zijn waardevol, maar ze zijn geen monument. Deze gebieden spelen ook een grote rol voor Flora en Fauna , maar kunnen voor meer intensieve recreatie worden gebruikt, bijvoorbeeld voor een speel- en ligweide. In de regels is dan ook recreatief gebruik onder andere in de vorm van wandelen, spelen, verblijven en beleven toegestaan. De regels voor deze groenbestemming zijn iets minder 'streng' dan de regels voor het landgoed, bijvoorbeeld omdat de verhouding tussen open landschap en bos hier niet strict is voorgeschreven.
Onder voorwaarden mogen binnen Groen 1 kleine gebouwtjes of bouwwerken worden gerealiseerd. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning verhardingen aanleggen (bijvoorbeeld voor fietspaden of parkeervoorzieningen), speelvoorzieningen toestaan of bouwwerken hoger dan in de regels aangegeven toestaan, mits dit stedenbouwkundig inpasbaar is en mits de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de groenvoorziening niet worden aangetast. Een toets aan de natuurlijke waarden is hier niet aan de orde.
Groen 3:
De beschrijving van groen 1 is ook van toepassing bij groen 3. Binnen deze bestemming zijn ook evenementen als medegebruik toegestaan (onder voorwaarden).
Gebieden met een Groen 3 bestemming.
In het onderstaande schema zijn de verschillen tussen de drie groenbestemmingen nog een keer overzichtelijk weergegeven:
- 8. Bomen / Laanbeplanting
Park Schothorst bestaat uit vele verschillende functies, zoals sportvelden, open landschap, recreatieterreinen, volkstuinen en woningen. In het stedenbouwkundig ontwerp van het stadspark zijn deze functies visueel van elkaar afgescheiden door middel van laanbeplanting. Hiermee wordt bijvoorbeeld voorkomen dat vanuit natuurgebieden in het park direct zicht is op sport- of overige functies. Tevens zorgt laanbeplanting voor een zekere begeleiding van zichtlijnen, zoals bij de Schothorsterlaan richting de witte Villa.
Laanbeplanting in park Schothorst. Op deze luchtfoto is te zien hoe voetbalvelden visueel zijn afgescheiden van open recreatiegebied.
Verder zijn de diverse boomgroepen in het stadspark kenmerkend. Deze waren in het voorgaande bestemmingsplan als zodanig bestemd.
De laanstructuren en boomgroepen worden in het kader van het nieuwe bomenbeleid geinventariseerd en waar nodig beschermd. Dit is ook beschreven in paragraaf 3.2.3.9.
De bescherming van de bomen in het bestemmingsplan verdwijnt, omdat de bescherming nu in het bomenbeleid is geregeld en wij willen voorkomen dat we zaken dubbelop beschermen.
- 9. Niet volledig benutte bouwmogelijkheden uit vorig bestemmingsplan
In dit bestemmingsplan kijken we of de huidige situatie nog overeenkomt met de situatie op de verbeelding van het oude bestemmingsplan. Opvallend is dat in sommige gevallen een bouwvlak in het oude bestemmingsplan staat, terwijl in de praktijk deze mogelijkheden nog niet volledig benut zijn.
Uitgangspunt is dat niet-benutte bouwruimte uit de oude bestemmingsplannen in dit nieuwe bestemmingsplan wordt aangehouden. Hierdoor kan eventueel in de toekomst nog een uitbreiding plaatsvinden zonder dat daarvoor een nieuwe planologische procedure gevoerd hoeft te worden. Dit scheelt tijd en kosten, zonder dat de planologische situatie nadeliger wordt voor omwonenden of de initiatiefnemers.
- 10. Maatschappelijke gebouwen en clubgebouwen in relatie tot de omgeving
Het plangebied kent meerdere vrijliggende gebouwen met een maatschappelijke bestemming of een sportbestemming. De gebouwen liggen in het groen van park Schothorst, met uitzondering van het (leegstaande) onderwijsgebouw aan de Hamseweg, dat grenst aan het agrarisch gebied in Groot-Weede.
De vrijstaande ligging en de inpassing van de maatschappelijke gebouwen en clubgebouwen in het groen is stedenbouwkundig een belangrijke waarde in het plangebied. De hoofdgebouwen zijn, net als in het voorgaande bestemmingsplan, begrensd door een bebouwingsvlak. Bouwen buiten het bebouwingsvlak is niet toegestaan, om de hoofdvorm en massa, alsmede de vrijstaande ligging van het hoofdgebouwen niet aan te tasten.
Door de vrije ligging van de maatschappelijke gebouwen en de clubgebouwen zijn deze vanaf de gronden daaromheen vaak goed zichtbaar. Om deze reden is het niet direct toegestaan om bijbehorende bouwwerken, zoals bijgebouwen, te bouwen op het terrein. Via een afwijkingsmogelijkheid bieden we wel een gelegenheid om bijbehorende bouwwerken te bouwen, maar hierbij vindt dan wel eerst een stedenbouwkundige toets plaats om te bepalen of de uitstraling van het gebied niet teveel wordt aangetast. Om te voorkomen dat de terreinen teveel 'verstenen' mag tot een maximaal gezamenlijk oppervlak van 15 % van het kadastrale perceel worden gebouwd.
- 11. Volkstuinen
In het vorige bestemmingsplan kregen de volkstuinen een bestemming 'dagrecreatie - volkstuin'. In de nieuwe landelijke standaard voor bestemmingsplannen valt een volkstuin onder de bestemming 'recreatie', al dan niet aangevuld met een nadere aanduiding 'volkstuin' (vt). Aangezien in dit bestemmingsplan geen andere recreatieve bestemmingen aanwezig zijn dan volkstuinen, voldoet de bestemming recreatie.
Voor de bestaande volkstuinen geldt dat bestaande hoofdgebouwen op het terrein, zoals een verenigingsgebouw of een berging, via een bouwvlak zijn aangegeven op de verbeelding. Daarbuiten mogen in principe geen nieuwe gebouwen worden gebouwd, omdat gebouwen zorgvuldig (stedenbouwkundig) dienen te worden ingepast in de groene omgeving van park Schothorst.
- 12. Kinderopvang, peuterspeelzaal, voor- en naschoolse opvang
In het voorgaande bestemmingsplan 'Groot-Weede' had het schoolgebouw aan de Hamseweg een bestemming "opvang- en onderwijsvoorzieningen", waardoor ook voorzieningen als voor- en naschoolse opvang rechtstreeks waren toegestaan. Deze relatief ruime bestemming houden we aan, omdat anders de gebruiksmogelijkheid van het pand beperkt zou worden. Daarnaast maakt een ruimere bestemming het (procedureel) makkelijker om te voorzien in de eventuele behoefte aan opvangvoorzieningen voor kinderen.
- 13. Uitwisseling functies in clubgebouwen
Uitgangspunt is verbreding van de sportaccommodaties, waarbij ook extra maatschappelijke taken ondergebracht moeten kunnen worden. In dit bestemmingsplan is uitgegaan van een brede sportbestemming op de sportterreinen, zodat meerdere sportieve activiteiten op één terrein mogelijk zijn en een terrein ook intensiever kan worden benut.
Verder is binnen de sportbestemming een mogelijkheid opgenomen om af te wijken van het bestemmingsplan, door ondergeschikt maatschappelijke voorzieningen, zoals kinderopvang, toe te staan. Met 'ondergeschikt' wordt maximaal 30% van het bestemmingsvlak bedoeld, hiermee voorkomen we dat de nieuwe functie teveel ten koste gaat van de hoofdbestemming sport. De maatschappelijke voorzieningen zijn niet beperkt tot binnen het bouwvlak, omdat deze vaak ook buitenruimte nodig hebben. Een voorbeeld hiervan is kinderopvang, waarbij het verplicht is om buiten speelgelegenheid te bieden aan de kinderen.
Maatschappelijke voorzieningen zijn niet rechtstreeks in de sportbestemming opgenomen, omdat eerst moet worden beoordeeld of deze onevenredig nadelige gevolgen hebben voor de woonomgeving in de vorm van geluids-, verkeers-, of parkeeroverlast en wordt voorzien in de gemeentelijke parkeernota van 27 januari 2009.
Over de uitwisseling van functies in sportgebouwen is een beschrijving opgenomen in paragraaf 3.2.3.8.
- 14. Vervallen reservering begraafplaats
In het voorgaande bestemmingsplan was in een deel van het stadspark een mogelijkheid opgenomen voor het gebruik van de gronden als begraafplaats (bijvoorbeeld in geval van calamiteiten). Deze mogelijkheid is nu verwijderd, omdat inmiddels besloten is dat deze reservering voor een begraafplaats op deze locatie niet noodzakelijk is. Overige locaties vangen de eventuele piekvraag naar grafruimte op.
- 15. Evenementen als medegebruik
In park Schothorst zijn drie terreinen aanwezig waar regelmatig (meer dan drie keer per jaar) activiteiten in de buitenlucht plaatsvinden: het terrein langs de Hamseweg, de Dekzandrug en het zuidelijk deel van de vijver Emiclair. Voor deze gebieden hebben we regels in het bestemmingsplan opgenomen. Alle terreinen hebben een groenbestemmiings, aangezien dat de hoofdbestemming is in het stadspark en evenementen alleen als medegebruik zijn toegestaan. De terreinen op de Dekzandrug en langs de Hamseweg hadden in het voorgaande bestemmingsplan een aanduiding 'manifestatieterrein'. Hieraan was een bevoegdheid van burgemeester en wethouders gekoppeld om ter plekke manifestaties toe te staan. Nu staan we evenementen als medegebruik direct toe in het bestemmingsplan, aangezien in de tussentijd door de gemeente een evenemenennota is vastgesteld waarin de spelregels voor evenementen in de gebieden uitgebreid staan beschreven. Om rechtszekerheid te bieden in dit bestemmingsplan zijn de voorwaarden waaraan evenementen in het stadspark moeten voldoen overgenomen in de regels van dit bestemmingsplan. Een uitgebreide omschrijving over evenementen is opgenomen in paragraaf 3.1.3.10.
16. Agrarisch gebied (boerderij) Groot-Weede
Het agrarisch gebied in Groot-Weede is ruim 18 hectare groot. Binnen dit gebied bevindt zich de 'heerlijkheid groot Weede', een biologisch dynamische boerderij. Aangezien het gebied onderdeel uitmaakt van een oud hoevenlandschap, is ter plekke de bestemming "agrarisch met waarden" opgenomen, waarbij om de bebouwing van de boerderij een bouwvlak is getrokken. Tot zover is de regeling identiek aan de regeling van het voorgaande bestemmingsplan "Groot Weede".
Naar aanleiding van een inloopavond over dit bestemmingsplan heeft de huidige eigenaar van de boerderij gevraagd of een drietal zaken die in het (agrarisch) buitengebied van Amersfoort zijn toegestaan ook hier van toepassing kunnen worden verklaard. Het betreft het toestaan van een bed and breakfast, het eventueel toepassen van de ruimte-voor-ruimte regeling en het toepassen van de landgoederenregeling. Daarnaast is gevraagd om het bouwvlak uit het voorgaande bestemmingsplan dusdanig aan te passen, dat een bestaande (vergunde) kippenschuur binnen het bouwvlak valt. De kippenschuur is 73 m2 groot en bestaat uit 1 bouwlaag en een kap.
Het bouwvlak voor de boerderij is tot nu toe als volgt in bestemmingsplan Groot Weede opgenomen:
Bouwvlak in bestemmingsplan 'Groot Weede'.
Ter hoogte van de pijl zit een bestaande kippenschuur.
Landschappelijk zijn er geen bezwaren tegen het opnemen van de kippenschuur binnen het bouwvlak, omdat het vooral de zuidelijke grens van het bouwvlak is dat van belang is bij het beschermen van flora en fauna en het landschappelijk karakter van het gebied (hoevenlandschap). Ten zuiden van het bouwvlak ligt de belangrijkste verbindingszone tussen stadspark Schothorst en het Maatweggebied, deze wordt niet aangetast. Verder neemt de zichtbaarheid van het landschap vanaf de Hamseweg door de oostwaartse verschuiving niet af. Tot slot is van belang dat het totaal aantal vierkante meters aan toegestane bebouwing in het gebied niet toeneemt.
Met de bovenstaande argumenten in het achterhoofd is gekozen voor een kleine oostwaardse verschuiving van het bouwvlak, zodat de kippenschuur onderdeel uitmaakt van het bouwvlak. Feitelijk neemt hierdoor het aantal vierkante meters dat nog bebouwd mag worden voor gebouwen binnen het bouwvlak iets af, maar dit wordt gecompenseerd door het feit dat de gebruiksmogelijkheden toenemen.
De overige drie gevraagde regelingen, te weten bed & breakfast, ruimte voor ruimte en een landgoederenregeling, worden over het algemeen alleen in het agrarisch buitengebied toegepast. Aangezien Groot Weede veel overeenkomsten heeft met het buitengebied van Amersfoort en het agrarisch gebruik de boventoon voert in het gebied, ligt het toepassen van de daarbij behorende regelingen ook voor de hand. Om deze reden zijn binnen de bestemming "Agrarisch met waarden" een drietal wijzigingsbevoegdheden opgenomen om de bestemming te wijzigen. Daarbij zijn randsvoorwaarden opgenomen om de karakteristieken van het hoevenlandschap te beschermen en om eventuele hinder voor omwonenden en flora en fauna te voorkomen, in welke vorm dan ook. Ter bescherming van de waarden van het gebied mag de hoeveelheid bebouwing in geen geval toenemen. Een beschrijving van de regelingen is opgenomen in hoofdstuk 3 van dit bestemmingsplan.
4.3 Nieuwe Ruimtelijke Ontwikkelingen
In dit plan zijn twee kleine ruimtelijke ontwikkelingen voorzien, te weten de bouw van een nieuw Centrum voor Natuur en Milieueducatie (feitelijk herbouw omdat het oude centrum is afgebrand) en het toestaan van horeca op het perceel Schothorsterlaan 11, aanvullend op de huidige bestemming.
- 1. Nieuw Centrum voor Natuur en Milieu Educatie (CNME)
In december 2010 besloot de gemeenteraad tot het bouwen van een nieuw centrum voor natuur- en milieueducatie, nadat deze in september 2010 door brand is verwoest.
Bijna twee jaar later, op 18 september 2012, besloot de gemeenteraad dat de gemeente zelf opdrachtgever voor de nieuwbouw wordt en dat er een aantal essentiële uitgangspunten uit het programma van eisen voor de nieuwbouw wordt vastgesteld, te weten:
- locatiekeuze
Uit een locatiestudie en marktverkenning bleek dat de huidige locatie van het CNME de meest geschikte is voor de beoogde functies. Er is daarmee geen noodzaak om uit te zien naar alternatieve locaties. De huidige locatie heeft als voordeel dat er synergie blijft tussen de de diverse functies, gebruikers en bezoekers van het gebied. Synergie is nu aanwezig tussen de sterrenwacht, bijenvereniging, middeleeuws erf en volkstuinen. Alternatieve locaties bieden die synergie niet en hebben als aanvullend nadeel dat ondergrondse infrastructuur (elektriciteit, riolering) nog ontbreekt.
- De keuze voor een flexibel, duurzaam gebouw, dat past in de cultuurhistorische, landelijke en natuurlijke omgeving.
Het nieuwe gebouw moet een groene ontmoetingsplek worden voor de stad. Het ecologisch beheer van het landgoed en het middeleeuws erf wordt voortgezet, met dank aan de inzet van vrijwilligers en mensen van het project sociale activering. Het gebouw wordt zelf natuurlijk ook duurzaam gebouwd, ingericht en gebruikt. Door de verschillende functies van het CNME en om het mogelijk te maken in te spelen op nieuwe ontwikkelingen, is het van belang dat het gebouw flexibel en aanpasbaar is. Het nieuwe gebouw moet een karakteristieke uitstraling krijgen in een natuurlijke context met respect voor de cultuurhistorie.
- Een goed toegankelijk, maar sociaal veilig en vandalismebestendig complex.
Het park en landgoed zijn openbaar toegankelijk. Om deze reden is het noodzakelijk om donkere en onoverzichtelijke plekken in het gebouw te voorkomen. Waar mogelijk dient rekening gehouden te worden met vandalismebestendige voorzieningen.
- Een bruto vloeroppervlak van het gebouw van 955 m2 met een maximale afwijking van 20%. Het oppervlak van de bijbehorende buitenruimte bedraagt 300 m2 met een maximale afwijking van 50%.
Het volledig functioneel en ruimtelijke programma van eisen voor het CNME, zoals dat op 18 september 2012 aan de gemeenteraad is aangeboden, is als bijlage 1 toegevoegd aan deze toelichting. Een belangrijk uitgangspunt hierbij is dat de aard en omvang van het nieuwe CNME gelijk is aan het oude, en dat daarom geen extra verkeersbewegingen en/of parkeerdruk te verwachten zijn.
De ontwerpfase voor het gebouw start met de selectie van een bij de bouwopgave passende architect met kennis en ervaring op het gebied van duurzaamheid en flexibele, multifunctionele gebouwen. De architectenselectie verloopt via de regels van de nota Inkoop- en aanbestedingsbeleid gemeente Amersfoort 2008-2012. De geselecteerde architect zal vervolgens in overleg met de gemeente een voorlopig ontwerp voor het gebouw gaan opstellen, dat voldoet aan het programma van eisen.
Betrokken partijen, omwonenden en de raadsleden worden betrokken bij de plannen en krijgen gelegenheid om aan de wieg te staan van de uitwerking van het plan. Daarvoor zal een ontwerpatelier worden georganiseerd.
Binnen de herziening van het bestemmingsplan voor park Schothorst en Groot Weede willen we de herontwikkeling van het CNME faciliteren. Daartoe zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld, die verwerkt zijn in de regels en de verbeelding van het bestemmingsplan (voor zover ze direct ruimtelijk relevant zijn). Binnen deze stedenbouwkundige randvoorwaarden is het mogelijk om de uitgangspunten uit het programma van eisen een plek te geven.
De landschappelijke randvoorwaarden hebben betrekking op de landschappelijke inpassing van het gebouw en op cultuurhistorische context. De stedenbouwkundige randvoorwaarden in dit bestemmingsplan zijn vertaald, zijn:
- a. het gebouw mag bestaan uit 2 bouwlagen met daaronder een soutterain;
- b. Het soutterain ligt deels ondergronds. De maximale hoogte van het deel van het soutterain dat boven het aangrenzende terrein ligt is niet begrensd.
- c. de tweede bouwlaag dient maximaal 70% van het oppervlak van de onderliggende verdieping te beslaan;
- d. de tweede bouwlaag mag worden uitgevoerd als kap;
- e. het gebouw dient een zo compact mogelijke footprint te krijgen.
- f. het maximale grondoppervlak van het gebouw bedraagt 600 m2 (via een bebouwingspercentage op de verbeelding), met een maximale afwijking van 20%;
- g. bestaande groenelementen op het terrein, zoals bomen, dienen ingepast te worden in het plan.
- h. de maximale (verharde) oppervlakte van het bij het gebouw behorende erf bedraagt 300m2, met een maximale afwijking van 50%;
- i. Ten behoeve van de ontsluiting en het parkeren mag maximaal 1040 m2 grond worden verhard.
- j. Het bouwplan dient vergezeld te worden door een inrichtingsplan welke is goedgekeurd door een door de gemeente aan te wijzen landschapsarchitect, waarin in ieder geval aandacht is besteed aan de volgende zaken:
- 1. relatie van het gebouw tot het bestaande cultuurhistorische ensemble van gebouwen en het groen in het landgoed.
- 2. wijze waarop het gebouw wordt opgenomen in de groene parkbosrand van de kern van het landgoed.
- 3. wijze waarop de context van de omgeving mee is ontworpen (onder andere parkeerplaats en restanten van de omgeving van de boomgaard) bij de terreininrichting.
Met deze landschappelijke randvoorwaarden en de voorwaarden aan inrichting van het gebied respecteert het nieuwe gebouw het oorspronkelijke, cultuurhistorische ensemble van gebouwen in het landgoed, alsmede het groen.
In onderstaande afbeelding is te zien hoe de oorspronkelijke opzet van het gebouw en het groen er uit zag:
- 2. Horeca / (zorg)wonen op perceel Schothorsterlaan 11
Midden in het landgoed Schothorst, op het adres Schothorsterlaan 11, staat de Witte Villa. De wens bestaat om hier lichte horeca, bijvoorbeeld in de vorm van een lunchroom, op de begane grond mogelijk te maken. Daarnaast is door de eigenaren van het gebouw gevraagd om wonen en/of zorgwonen ter plekke mogelijk te maken. Hierbij zouden geen aanpassingen worden doorgevoerd aan de gevels van de Witte Villa. De horecagelegenheid zou alleen overdag moeten opengaan.
Ruimtelijke gevolgen als gevolg van een horecazaak of woningen op deze locatie zijn te voorzien in de vorm van extra verkeersbewegingen in het gebied, een hogere parkeerdruk en een eventuele toename van het geluid wanneer ter plekke ook een terras of tuinen worden toegestaan. Een toename van verkeer, parkeerdruk en geluid kan gevolgen hebben voor de natuurwaarden in het gebied, waardoor onderzoek noodzakelijk is naar de mogelijkheden van inpassing van horeca in dit gebied.Binnen dit bestemmingsplan is daarom geen directe mogelijkheid opgenomen voor het vestigen van een horecagelegheid of woningen. Wel is een bevoegdheid opgenomen voor het afwijken van het bestemmingsplan om ter plekke horeca en/of wonen toe te staan. Bij de afwijkingsbevoegdheid staat aangegeven hoe de landschappelijke en natuurwaarden worden beschermd, bijvoorbeeld door het oppervlak van het terras te beperken en door onderzoek te verlangen naar de gevolgen van horeca op de natuurwaarden ter plekke. Als voorwaarde geldt ook dat de cultuurhistorische waarde van het pand als gevolg van de functiewijziging niet mag worden aangetast. Dit betekent bijvoorbeeld dat het bouwen van een afzuiginstallatie waarbij door de muren heen moet worden geboord niet direct is toegestaan.
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Hoofdlijnen Milieubeleid / Kaders
De hoofdlijnen van het milieubeleid zijn bepaald door Europa en het Rijk. Binnen de Provincie Utrecht is het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011 (door Gedeputeerde Staten met twee jaar verlengd en dus nog steeds actueel) richtinggevend, hierin is het europese en landelijke beleid verwerkt.
Op het gebied van geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, milieuzonering van bedrijven en planologisch relevante leidingen is op nationaal niveau specifiek beleid van kracht dat het kader vormt voor de beschrijvingen van de milieugevolgen in dit plangebied. In deze paragraaf gaan we kort in op de hoofdlijnen van deze thema's, in de paragrafen die hierna volgen geven we specifiek aan welke gevolgen al deze thema's hebben voor de bewoners, de flora en fauna, het water en de bodem in het plangebied.
Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011
(door Gedeputeerde Staten met twee jaar verlengd en dus nog steeds actueel)
De provincie Utrecht wil de milieukwaliteit in onze provincie op niveau houden en waar nodig verbeteren. Onderwerpen die in het Provinciaal Milieubeleidsplan centraal staan, zijn bodem, water, lucht, voorraadbeheer, verstoring en externe veiligheid. Door projecten uit te voeren op deze gebieden, wordt bijgedragen aan de leefomgevingkwaliteit, gezondheid, integrale veiligheid en biodiversiteit. Het Provinciaal Milieubeleidsplan gaat specifiek in op enkele betrokken sectoren: landbouw, bedrijven, consumenten, bouwen & wonen en verkeer. Veel aandacht is er voor een gebiedsgerichte benadering. Per gebiedstype, zoals 'natuur' of 'agrarisch', wordt bekeken welke milieukwaliteit in ieder geval nodig is (basiskwaliteit) en hoe die nog vergroot kan worden (ambitiekwaliteit).
De provincie formuleert in het Provinciaal Milieubeleidsplan concrete milieudoelen en ook haar eigen rol met betrekking tot de realisatie ervan. Die realisatie wordt verder uitgewerkt in een actieprogramma dat de provincie opstelt.
Geluid: Wet geluidhinder
De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Bij vaststelling van een bestemmingsplan komen in de volgende gevallen de voorwaarden uit deze wet aan de orde:
- het bestemmen van gronden voor nieuwe geluidgevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen en onderwijsgebouwen) binnen geluidzones langs (spoor-)wegen en geluidzones rondom industrieterreinen;
- het bestemmen van gronden voor de aanleg van nieuwe, danwel reconstructie van gezoneerde (spoor-) wegen;
- het bestemmen van gronden voor (nieuwe) industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen;
- herziening van zonegrenzen van industrieterreinen.
De Wet geluidhinder gaat uit van zones langs (spoor)wegen en zones bij industrieterreinen waarbinnen voor bouwplannen en bestemmingsplannen (die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken) een akoestische toetsing moet worden uitgevoerd. De geluidbelasting op de gevels van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen (woningen, scholen, zorginstellingen) mag in principe niet meer bedragen dan de wettelijk vastgelegde voorkeursgrenswaarde. De voorkeursgrenswaarde is de geluidsbelasting die altijd toelaatbaar is op de gevel van de geluidsgevoelige bestemming.
Indien de geluidbelasting op de gevel hoger is dan de voorkeursgrenswaarde kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek worden gedaan tot vaststelling van een hogere waarde. Hierbij mag de geluidbelasting de uiterste grenswaarde niet overschrijden. De voorkeursgrenswaarde en uiterste grenswaarde voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per geluidsbron. Aangezien de woonfunctie de meest voorkomende functie is in het plangebied, geven we hier een overzicht van de voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarde per geluidsbron voor woningen:
Bron: | Voorkeursgrenswaarde (Lden): | Maximale ontheffingswaarde (Lden): |
Wegverkeer binnenstedelijk | 48 dB | 63 dB |
Wegverkeer langs auto(snel)wegen binnenstedelijk | 48 dB | 53 dB |
Railverkeer | 55 dB | 68 dB |
Industrielawaai | 50 dB(A) | 55 dB(A) |
Lden staat voor 'level day-evening-night' en is een maat om de geluidsbelasting door omgevingslawaai uit te drukken. Sinds 2004 is het gebruik van Lden in alle europese lidstaten verplicht.
De gemeente heeft beleid opgesteld met betrekking tot het vaststellen van hogere grenswaarden (Geluidsnota gemeente Amersfoort 2007). Hierin zijn criteria opgenomen voor het verlenen van ontheffing van de voorkeursgrenswaarde en voorwaarden die aan de ontheffing worden verbonden. De maximale ontheffingswaarde is de geluidsbelasting die maximaal toelaatbaar is op de gevel als er ontheffing is verleend.
In de geluidsnota van de gemeente staat exact aangegeven onder welke criteria ontheffing kan worden verleend en welke voorwaarden aan een dergelijke ontheffing worden verbonden. Hierbij maken we onderscheid tussen ontheffingen vanwege weg- en spoorverkeer en ontheffingen vanwege industrielawaai.
Momenteel werkt het rijk aan een modernisering van de geluidregelgeving. De afgelopen jaren is namelijk gebleken dat de huidige Wet geluidhinder onvoldoende bescherming biedt tegen de gevolgen van de autonome groei van het verkeer. Doordat de huidige wet voor het verdisconteren van de groei van het verkeer aangrijpt op fysieke aanpassing van wegen of spoorwegen, laat deze de groei die plaatsvindt zonder aanpassing van de infrastructuur ongemoeid. Dit leidt, aldus de verantwoordelijke minister, tot onbeheerste (niet aan regels gebonden) toenames van de geluidsbelasting op omliggende woningen. Om aan deze onbeheerste groei een einde te maken en geluidgevoelige objecten beter te beschermen is het deel uit de Wet geluidhinder dat de rijksinfrastructuur bestrijkt herzien en ingevoegd in de Wet milieubeheer. Deze maatregel is bekend als 'Swung-1', wat staat voor: samen werken aan de uitvoering van nieuw geluidbeleid. In vervolg hierop wordt een wetsvoorstel voorbereid voor de provinciale en gemeentelijke infrastructuur en een voorstel voor een aanpassing van het onderdeel industrielawaai van de Wet geluidhinder (Swung-2). In het kader van Swung-1' zijn, voor de beheersing van de geluidsbelastingen, geluidsproductieplafonds als instrument ingevoerd. Hoge geluidsbelastingen worden aangepakt met een omvangrijke saneringsoperatie. Uitvoering van Swung-2 vindt later plaats, maar de systematiek is naar verwachting vergelijkbaar met die van Swung-1.
Swung-1 is op 1 juli 2012 van kracht geworden.
Het plangebied van dit bestemmingsplan is voor een deel begrensd door de Maatweg, dat een belangrijke doorgaande verbinding vormt tussen Kruiskamp Koppel en bedrijventerrein Isselt enerzijds en de noordelijke wijken van Amersfoort en de A1 anderszijds. Door het plangebied loopt ook de Hamseweg, een belangrijke verbinding tussen de Maatweg en het centrum van Hoogland. Verder ligt het plangebied voor een heel klein deel in de geluidscontour van bedrijventerrein Isselt. Geluid is daarmee een niet te onderschatten factor in dit gebied. |
Luchtkwaliteit: nationaal beleid luchtkwaliteit
Op het gebied van luchtkwaliteit is in Nederland titel 5.2 van de Wet milieubeheer van belang, dat normen voor luchtkwaliteit bevat en een uitwerking vormt van (o.a.) de Europese Kaderrichtlijn luchtkwaliteit.
Nederland heeft in de wetgeving ruimtelijke ordening en normen voor luchtkwaliteit aan elkaar gekoppeld. Nederland betrekt al sinds jaar en dag álle relevante belangen (dus ook die van het milieu) bij ruimtelijke besluiten. Dit uitgangspunt van een 'goede ruimtelijke ordening' is verankerd in de Wet ruimtelijke ordening. De Europese Unie schrijft zo'n koppeling niet voor.
Sinds 2007 is via de Wet ruimtelijke ordening en titel 5.2 van de Wet milieubeheer bepaald dat een voorgenomen ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is indien in ieder geval aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
1. Er worden geen grenswaarden voor de luchtkwaliteit overschreden;
2. Er treedt geen verslechtering van de luchtkwaliteit op, of er vindt per saldo een verbetering van de luchtkwaliteit plaats door compenserende maatregelen;
3. De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
4. De voorgenomen ontwikkeling is onderdeel van het Nationaal
Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).
Ad. 1 Een grenswaarde is een maximaal niveau voor in de lucht aanwezige stoffen dat op basis van alle aanwezige kennis wordt vastgesteld om schade aan gezondheid of milieu te voorkomen. Het gaat hierbij om stoffen als fijn stof, benzeen en koolmonoxide. Overschrijding van de grenswaarde is niet toegestaan en voor lidstaten van de EU is een grenswaarde te zien als een resultaatsverplichting.
Ad. 3 De regeling "Niet in betekenende mate" geeft voor diverse soorten projecten, zoals de ontwikkeling van woningen of de aanleg van een weg, aan wat de objectieve grens is waarbinnen een project "niet in betekenende mate" bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Zo is een woningbouwlocatie dat niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvat en één ontsluitingsweg bevat een project dat als "niet in betekenende mate" wordt beschouwd. Indien een voorgenomen ontwikkeling binnen de begrenzing van de regeling "niet in betekenende mate" valt is verdere toetsing aan de grenswaarden niet nodig, mis de voorgenomen ontwikkeling niet valt onder het 'Besluit gevoelige bestemmingen'. In het Besluit 'niet in betekenende mate' is een anticumulatiebepaling opgenomen, die het 'opknippen' van projecten moet tegengaan. Projecten moeten als één locatie worden beschouwd als ze gebruik maken van dezelfde ontsluitingsstructuur én binnen een afstand van 1000 meter van elkaar liggen.
Ad. 4 In Nederland is het 'Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit' (NSL) opgestart met als doel om de Europese normen te halen. Oorspronkelijk lukte het Nederland niet om tijdig te voldoen aan de normen, maar door Europa is uitstel verleend omdat het nationaal samenwerkingsprogramma voldoende garandeert dat binnen een bepaalde termijn wél aan de normen voldaan wordt. Doelstelling voor Nederland is dat sinds juni 2011 wordt voldaan aan de norm voor fijn stof (PM10) en op 1 januari 2015 aan de norm voor stikstofdioxide (NO2).
Besluit gevoelige bestemmingen
Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Hierin wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen', zoals scholen, kinderdagverblijven, verzorgings-, verpleeg- en bejaardenhuizen, in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Het gaat hierbij om alle vergelijkbare soorten functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein.
De meest relevante luchtverontreinigende stoffen langs verkeerswegen zijn stikstofdioxide(NO2) en fijn stof (PM10). Van deze twee is NO2 doorgaans maatgevend voor de beoordeling.
De grenswaarden van deze luchtverontreinigende stoffen zijn de volgende:
Stof | Niveau [ug/m3] | Geldig vanaf | |
Stikstofdioxide (NO2) | Jaargemiddelde concentratie | 40 | 2015 |
Uurgemiddelde concentratie die maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden | 200 | 2010 | |
Fijn stof (PM10) | Jaargemiddelde concentratie | 40 | 2011 |
24-uurgemiddelde concentratie, die maximaal 35 maal per kalenderjaar mag worden overschreden. | 50 | 2011 |
Doorslaggevend voor de beoordeling van NO2 is de jaargemiddelde concentratie. Voor PM10 is de 24-uurgemiddelde concentratie doorslaggevend voor de beoordeling. Bij berekeningen wordt er vanuit gegaan dat dit overeenkomt met een jaargemiddelde concentratie van 32,6 ug/m3.
Ruimtelijke plannen toetsen we aan de wetgeving met betrekking tot luchtkwaliteit. In dit geval is het bestemmingsplan voornemelijk conserverend van aard. Het nieuwe CNME is qua grootte en qua functies vrijwel gelijk aan het CNME van voor de brand. Planologisch is hier daarom geen sprake van een ontwikkeling die in betekenende mate kan bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. De wijziging van het bouwvlak bij de boerderij in Groot Weede is dusdanig, dat het maximum aantal m2 te bouwen bedrijfsgebouwen gelijk blijft. Ook hier in daarom in feite geen sprake van een mogelijke verslechtering van de luchtkwaliteit. |
Externe veiligheid: nationaal en provinciaal beleid
Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen in de directe omgeving lopen als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Verder richt de wetgeving rond externe veiligheid zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderdagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer winkels, horeca en kantoren met een oppervlakte van minder dan 1500 m2.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI)
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
Voor beide aspecten geldt dat onderzoek moet worden gedaan naar het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij/zij zich onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt. De kans op overlijden van 1 op de miljoen per jaar (PR=10-6) is een harde grenswaarde welke niet mag worden overschreden.
Het groepsrisico drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang (ten minste 10, 100 of 1000 personen) overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting waar gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Rondom de risicobron wordt een invloedgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximale aantal aanwezige personen, de zogenaamde orienterende waarde. Deze orienterende waarde is een richtwaarde. Het bevoegd gezag mag, uitsluitend als dit voldoende gemotiveerd is, van deze richtwaarde afwijken. De verantwoordingsplicht door het verantwoordelijke bestuur geldt voor elke toename van het groepsrisico, dus ook wanneer de oriënterende waarde niet wordt overschreden.
Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is in augustus 2004 een circulaire vastgesteld. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen opgenomen. In nieuwe situaties geldt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Uit de circulaire blijkt dat op meer dan 200 meter afstand van een aangewezen route gevaarlijke stoffen het aspect externe veiligheid geen beperkingen oplegt aan het ruimtegebruik. Uit de circulaire blijkt verder dat bij het vervoer van gevaarlijke stoffen beargumenteerd van de richtwaarde en oriënterende waarde mag worden afgeweken. Van de grenswaarde mag niet worden afgeweken.
In 2013 treedt het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) in werking. Tot die tijd is de genoemde circulaire van toepassing.
Provinciaal milieubeleidsplan en structuurvisie ruimtelijke ordening
Externe veiligheid heeft door de provincie een vertaling gekregen in het milieubeleidsplan en de structuurvisie ruimtelijke ordening. De meeste bekende risico's zijn vertaald in de zogenaamde 'risicokaart', welke op internet voor een ieder te raadplegen is (www.risicokaart.nl). Het is een provinciale kaart met als doel om burgers te informeren over de risico's in hun directe leefomgeving. Verder is het een belangrijk hulpmiddel voor hulpdiensten en beleidsmakers. De kaart wordt doorlopend geactualiseerd.
Op de risicokaart is te zien dat in het plangebied twee kwetsbare objecten zijn aangegeven: te weten het Wellant college (inmiddels vertrokken) en school de Kosmonaut. De Bunschoterstraat (gele lijn) is een transportroute gevaarlijke stoffen, zie hiervoor paragraaf 5.2 van dit bestemmingsplan.Er zijn in en rond het plangebied geen (planologisch relevante) buisleidingen aanwezig.
Bedrijven en milieuzonering: nationaal beleid
Milieuzonering legt een relatie tussen de milieuaspecten van een bedrijf - zoals geluid, geur, gevaar en stof - en de omgeving. Daarnaast is de mate waarin een bedrijfstype personen- of goederenverkeer genereert mede bepalend voor de mate van hinder, en dus voor de mogelijkheid tot vestiging of uitbreiding.
Bij milieuzonering en bij een goede ruimtelijke ordening hoort het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen te zorgen voor voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals wonen), worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.
In het kader van de milieuwetgeving is een bedrijf relevant wanneer het bedrijf een inrichting is ingevolge de Wet Milieubeheer. Er is sprake van een inrichting wanneer bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden of een activiteit in een omvang van bedrijfsmatig. In het Besluit omgevingsrecht (Bor) is aangegeven of een inrichting wel of niet vergunningplichtig is. Voor een niet vergunningplichtige inrichting gelden de regels uit het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). Een vergunningplichtige inrichting dient te voldoen aan de vergunningvoorschriften en, in de meeste gevallen, deels aan de voorschriften uit het Activiteitenbesluit
Om het begrip 'milieuzonering' hanteerbaar te maken, is gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. Deze publicatie betreft een hulpmiddel voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming. Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven welke milieu-invloed (in de vorm van geluid, geur, gevaar en stof) hiervan kan uitgaan en welke afstand hierbij (minimaal) in acht genomen moet worden. Kenmerkend voor deze aspecten is dat de belasting verder van de bron afneemt.
In de VNG-publicatie is een zogenaamde richtafstandenlijst opgenomen. In deze lijsten is voor allerlei soorten bedrijvigheid aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur worden aangehouden. Naast richtafstanden zijn andere kenmerken vermeld, zoals de verkeersaantrekkende werking. De weergegeven richtafstanden en andere kenmerken gelden voor een gemiddeld nieuw bedrijf binnen de betreffende type bedrijvigheid. De VNG-publicatie maakt voor de toepassing van de richtafstandenlijst onderscheid in de omgevingstypen 'rustige woonwijk en rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'. De richtafstandenlijsten vermelden de afstanden die bij voorkeur worden aangehouden tussen bedrijven en een 'rustige woonwijk en rustig buitengebied'. Als er sprake is van het omgevingstype 'gemengd gebied' kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst worden verkleind.
5.2 Milieugevolgen Van Aanwezige Infrastructuur
5.2.1 Wegverkeer
Bij wegverkeer blijft de beoordeling van de ruimtelijk relevante milieubelasting in praktische zin beperkt tot de milieuaspecten geluid, trillingen, luchtverontreiniging en externe veiligheid met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Geluid
In de Wet geluidhinder (artikel 74 lid 1) is bepaald dat elke weg van rechtswege een geluidszone heeft. Uitgezonderd zijn wegen die zijn gelegen in een 30 km/uur-zone of in een woonerf. De breedte van de geluidszones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van een weg (zie onderstaande tabel).
Tabel: aan te houden geluidszones langs wegen
aantal rijstroken | zonebreedte (meter) | |
stedelijk gebied | 1 of 2 | 200 |
3 of meer | 350 | |
buitenstedelijk gebied | 1 of 2 | 250 |
3 of 4 | 400 | |
5 of meer | 600 |
Zodra binnen deze geluidszones nieuwe geluidgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd dan wel aanpassing van wegen moet plaatsvinden, is akoestisch onderzoek vereist op grond van de Wet geluidhinder. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen. Bij hogere waarden dan de voorkeurswaarde dan wel bij eerder vastgestelde hogere waarden, maar niet hoger dan de maximaal toelaatbare hogere grenswaarde, moet een nieuw ontheffingsbesluit in het kader van de toepassing van de Wet geluidhinder worden genomen. Dit besluit kan worden genomen indien aan nadere randvoorwaarden van het gemeentelijke geluidhinderbeleid wordt voldaan.
De Wet geluidhinder is echter niet het enige instrument voor het ordenen van de omgevingskwaliteit. Inmiddels leert vaste jurisprudentie dat langs wegen zonder zone (30 km/h-wegen) en buiten geluidzones (bv. onvoldoende of niet afgeschermde rijkswegen) op grond van de Wro in het kader van goede ruimtelijke ordening geluidonderzoeken toch noodzakelijk kunnen zijn en, vooral bij al aanwezige hoge geluidsbelastingen, afwegingen moeten worden gemaakt met betrekking tot het eventueel treffen van maatregelen.
Het grootste deel van het plangebied is aangewezen als 30-kilometer zone. De enige uitzonderingen zijn de doorgaande wegen Hamseweg en Maatweg, daar geldt een maximale snelheid van respectievelijk 50 kilometer en 80 kilometer per uur. Het gehele park Schothorst en het gebied tussen Hamseweg en Maatweg is een 30 kilometer zone. Deze zones worden in het kader van de toepassing van de Wet geluidhinder verkeerslawaai buiten beschouwing gelaten, maar in het kader van een goede ruimtelijke ordening betrekken we deze gebieden wel in de omschrijving. De hoofdinfrastructuur in het plangebied is bepaald door de Hamseweg en Maatweg (westelijke grens plangebied). Beide wegen hebben twee rijstroken, zodat een zonebreedte van tenminste 200 meter moet worden aangehouden. Akoestisch onderzoek is verplicht zodra nieuwe geluidgevoelige bestemmingen (wonen, onderwijs, zorg) binnen deze zone worden gerealiseerd en/of wegen worden gereconstrueerd. In het plangebied worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen gerealieerd binnen de geluidszones van de wegen. Aanpassingen van wegen vinden niet plaats op basis van dit bestemmingsplan. |
Indicatie van de zonebreedte vanaf de Maatweg. Vrijwel het gehele gebied tussen Maatweg en Hamseweg valt binnen geluidszones van wegen.
Trillingen
Niet bekend is of zich in het plangebied trillingsoverlast als gevolg van voelbare trillingen voordoet. Het kan zich voordoen bij busbanen of bij veel vrachtverkeer. In die situaties moet aandacht besteed worden aan de afstand tot woningen en het type wegdek en voegovergangen in het wegdek. Er is geen wetgeving voor trillingsoverlast. Voor het beoordelen daarvan en het treffen van maatregelen wordt gebruikt gemaakt van richtlijnen.
Luchtkwaliteit
De luchtkwaliteit als gevolg van de aanwezige infrastructuur is weergegeven op topografische kaarten en wordt jaarlijks in heel Nederland gemonitord. Directe aanleiding voor het op deze manier monitoren van de luchtkwaliteit is dat Nederland moet voldoen aan Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
Overheden, waaronder de gemeente Amersfoort, leveren jaarlijks invoergegevens aan, waarmee de zogenaamde 'monitoringstool' wordt geactualiseerd. De door de gemeente opgegeven gegevens worden jaarlijks verwerkt tezamen met landelijke luchtkwaliteitsgegevens en emissies van voertuigen. De berekende concentraties zijn voor de stedelijke wegen bepaald op een afstand van 10 m uit de wegrand. Bij rijkswegen kan deze afstand groter zijn. Invoergegevens zijn bijvoorbeeld bouwprojecten die kunnen leiden tot een extra verkeersaantrekkende werking. Op deze manier ontstaat een gedetailleerde kaart voor vrijwel elke wijk met waarden voor fijn stof en stikstofdioxide voor verschillende jaren. Deze kaart is openbaar en te vinden op http://viewer.nsl-monitoring.nl.
Voor meer algemene informatie over de monitoring en de bijbehorende kaarten kan www.nsl-monitoring.nl worden geraadpleegd.
In het uiterste westen van het plangebied, langs de Bunschoterstraat (N199), ligt de concentratie stikstofdioxide net onder de 40 ug/m3. Hiermee is formeel geen knelpunt aanwezig, maar de concentratie ligt nog wel hoger dan in andere gebieden. In 2015 is dit verschil naar verwachting verdwenen, dan hebben vrijwel alle wegvakken in de omgeving een concentratie lager dan 35 ug/m3.
Overschrijdingen van de concentraties fijnstof komen in het plangebied niet voor.
2011 | ![]() |
In bovenstaande figuur is de concentratie fijnstof weergegeven. Overal is sprake van een concentratie lager dan 35 ug/m3. Sinds 1 januari 2011 wordt voldaan aan de toelaatbare grenswaarde van 32,6 ug/m3.
Onderstaande afbeeldingen maken inzichtelijk hoe de concentraties stikstofdixide zich ontwikkelen:
Stikstofdioxide (NO2) | |
2011 | ![]() |
2015 | ![]() |
2020 | ![]() |
Voor stikstofdioxide geldt dat in 2015 in principe in geheel Amersfoort wordt voldaan aan de grenswaarde 40 ug/m3.
Binnen het plangebied wordt vanaf 2011 voor zowel PM10 als voor NO2 voldaan aan de daarvoor geldende grenswaarden. |
Externe veiligheid
In onderstaande figuur zijn de lokale transportroutes gevaarlijke stoffen weergegeven. Aan weerszijden van de transportroutes ligt een aandachtsgebied waarbinnen het groepsrisico beoordeeld dient te worden. In de praktijk blijkt dat vanaf een afstand van 200 meter het aantal bewoners nog nauwelijks invloed heeft op het groepsrisico. Een deel van het gebied tussen Hamseweg en Maatweg ligt binnen het aandachtsgebied van de transportroute naar bedrijventerrein Isselt.
Aangewezen transportroutes gevaarlijke stoffen in en rond Amersfoort.
Aangezien de transportroute naar bedrijventerrein Isselt loopt over de Bunschoterstraat, ligt alleen het westelijk deel van het gebied tussen Hamseweg en Maatweg binnen de het aandachtsgebied waar het groepsrisico moet worden verantwoord. Echter, uit onderstaande luchtfoto blijkt dat in deze zone niet gewoond wordt en ook geen andere gevoelige functies aanwezig zijn waar personen zich gedurende langere tijd bevinden. Er zijn ook geen ontwikkelingen voorzien waardoor het gebruik wijzigt in dit gebied. |
Om deze reden is een zogenaamde 'kwantitatieve risicoanalyse externe veiligheid' hier niet nodig. Verantwoording van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico heeft in dit gebied geen toegevoegde waarde. |
5.3 Milieugevolgen Van Aanwezige Bedrijven
Bedrijven worden altijd beoordeeld op de milieugevolgen naar de omgeving. Het betreft hier dan voornamelijk, geluid, trillingen, luchtverontreiniging, stof, geur en externe veiligheid. Andere milieubeoordelingen als bijvoorbeeld straling doen zich in de praktijk niet veel voor. Bij geluid kan naast de individuele beoordeling ook nog sprake zijn van een cumulatieve beoordeling van de geluidbelasting veroorzaakt door de gezamenlijke bedrijven. Hierbij moeten bedrijven binnen een begrensd bedrijventerrein de gezamenlijke toelaatbare geluidsbelasting onder elkaar verdelen. Deze verdeling bepaalt dan uiteindelijk voor die bedrijven de toelaatbare geluidsbelasting per individueel bedrijf.
5.3.1 Geluidgezoneerd bedrijventerrein Isselt
Rondom industrieterreinen waarop de mogelijkheid aanwezig is tot vestiging van zogenaamde 'grote lawaaimakers' moet op grond van art. 41 van de Wet geluidhinder een geluidzone worden vastgesteld. Grote lawaaimakers zijn inrichtingen die benoemd zijn in bijlage 1, onderdeel D, van het 'besluit omgevingsrecht". In de geluidszone gelden regels ten aanzien van nieuwbouw van geluidgevoelige bestemmingen. Door middel van zonebeheer moet worden voorkomen dat als gevolg van de geluidemissie van de bedrijven gezamenlijk de geluidbelasting buiten de zone hoger wordt dan de voorkeurswaarde. Binnen de zone moeten zonodig maatregelen worden getroffen. De voorkeurswaarde bedraagt 50 dB(A) (etmaalwaarde), de uiterste grenswaarde bedraagt 55 of 60 dB(A) (etmaalwaarde), afhankelijk van de situatie.
Op Industrieterrein Isselt zijn meerdere grote lawaaimakers gevestigd en nieuwe grote lawaaimakers zijn niet uitgesloten. Rondom het industrieterrein is dan ook een geluidszone getrokken, dat voor een klein deel over het plangebied valt. Op onderstaande afbeelding is de totale geluidszone van Isselt te zien, inclusief dat deel van de geluidzone dat binnen de grenzen van het plangebied valt. Het betreft een klein gebied ten oosten van de Maatweg en drie percelen (woningen) langs de Hamseweg.
De geluidscontour van 50 dB(A) mag de grens van de geluidszone niet overschrijden. Fictief kan worden berekend wanneer zich dat net niet voordoet. In die situatie weet men dan ook waar precies de 55 dB(A)– en 60 dB(A)-contouren liggen. Binnen deze twee zones, voor zover gelegen binnen het plangebied, mogen geluidgevoelige bestemmingen alleen gebouwd worden als, via een ontheffingsbesluit Wet geluidhinder, de geluidsbelasting niet meer bedraagt dan de toegelaten maximale grenswaarden. Daarbij moet wel worden voldaan aan nadere randvoorwaarden uit het gemeentelijke geluidhinderbeleid.
In dit bestemmingsplan worden binnen de getoonde geluidzone (of in de directe omgeving hiervan) geen nieuwe ontwikkelingen toegestaan waarbij geluidgevoelige objecten kunnen worden geplaatst en waarvoor ontheffing moet worden aangevraagd op grond van de Wet Geluidhinder. Het gemeentelijk geluidhinderbeleid is daarom nu ook niet van toepassing. |
5.3.2 Individuele bedrijven
Hoewel niet van toepassing op bestaande bedrijven geven we voor de in het plangebied aanwezige bedrijven in het kader van een goede ruimtelijke ordening (GRO) een indicatie van de gewenste milieuafstanden voor geur (S), geluid (G), stof (D) en externe veiligheid (V) volgens de inzichten van de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering”, versie 2009. Van deze afstanden weergegeven in meters kan worden afgeweken mits gedragen door een goede motivering. De grootste afstand is echter maatgevend voor de GRO-beoordeling.
Sinds 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van kracht, kortweg het Activiteitenbesluit genoemd. Met de invoering van dit besluit wordt de systematiek gehanteerd dat alle inrichtingen (die voldoen aan de minimale omvangeisen) onder dit besluit vallen met uitzondering van die inrichtingen die zijn opgenomen in bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Wanneer een inrichting in bijlage 1 is opgenomen is een vergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning) vereist.
In het plangebied is alleen boerderij Groot Weede een bedrijf dat valt in de genoemde bijlage 1 van het Bor. Buiten het plangebied is dat het Meander Medisch centrum.
Biologisch-dynamische boerderij Groot Weede
In het plangebied bevindt zich de 'biologisch-dynamische boerderij Groot Weede'. Deze boerderij bestaat onder andere uit een melkveehouderij en is ook deel in gebruik als zorgboerderij.
Volgens de VNG publicatie "bedrijven en milieuzonering", versie 2009, zijn de richtafstanden voor het 'fokken en houden van overige graasdieren' (niet zijnde paarden) zijn als volgt:
geur (S): 50 meter
geluid (G): 30 meter continu
Stof (D): 30 meter
externe veiligheid (V): 0 meter.
De grootste afstand bedraagt in dit geval 50 meter. Binnen of rond deze afstand staan we in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen toe waarbij gevoelige objecten geplaatst zouden kunnen worden (zoals nieuwe woningen).
Bij nieuwe ontwikkelingen rondom dit bedrijf dient er vanwege de agrarische activiteiten, het houden van vee, op grond van het besluit landbouw milieubeheer een geurafstand van 100 meter van een emissiepunt van een dierverblijf tot een nieuw te realiseren geurgevoelig object dat gelegen is binnen de bebouwde kom in acht te worden genomen. Bestaande geurgevoelige objecten die binnen deze afstand aanwezig zijn vormen geen beperkingen voor de bestaande bedrijfssituatie. In dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe geurgevoelige objecten voorzien binnen een afstand van 100 meter.
Amfors
Tussen de Schothorsterlaan en het Winkelpad ligt een terrein van Amfors.
In 2010 is op deze locatie een boerderij door brand verwoest, waardoor de bedrijven noodgedewongen moesten verhuizen naar een locatie op het bedrijventerrein de Isselt. De terreinen van Amfors worden nog wel gebruikt: voor het bedrijf Eemfors worden vanuit deze terreinen de activiteiten voor groenonderhoud in Amersfoort uitgevoerd. Hier zijn bijvoorbeeld voertuigen en materiaal te vinden die bij het groenonderhoud worden gebruikt. Verder vindt hier afval- / compostopslag plaats.
Volgens de VNG publicatie "bedrijven en milieuzonering", versie 2009, zijn de richtafstanden voor 'vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d' als volgt:
geur (S): 30 meter
geluid (G): 50 meter continu
Stof (D): 30 meter
externe veiligheid (V): 30 meter.
De grootste afstand bedraagt in dit geval 50 meter. Binnen of rond deze afstand staan we in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen toe waarbij gevoelige objecten geplaatst zouden kunnen worden (zoals nieuwe woningen).
Diverse sportvoorzieningen
In stadspark Schothorst zijn diverse sportvoorzieningen aanwezig, zoals voetbalclubs, tennisverenigingen, een
Volgens de VNG publicatie "bedrijven en milieuzonering", versie 2009, zijn de richtafstanden voor 'tennisbanen (met verlichting)' en een 'veldsportcomplex (met verlichting)' als volgt:
geur (S): 0 meter
geluid (G): 50 meter continu
Stof (D): 0 meter
externe veiligheid (V): 10 meter.
De grootste afstand bedraagt in dit geval 50 meter. Binnen of rond deze afstand staan we in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen toe waarbij gevoelige objecten geplaatst zouden kunnen worden (zoals nieuwe woningen).
5.3.3 Bedrijven buiten het plangebied
Langs de Maatweg is momenteel het Meander Medisch Centrum in aanbouw. Dit Medisch Centrum is in 2013 gereed.
Volgens de VNG publicatie "bedrijven en milieuzonering", versie 2009, zijn de
richtafstanden voor 'ziekenhuizen' als volgt:
geur (S): 10 meter
geluid (G): 30 meter continu
Stof (D): 0 meter
externe veiligheid (V): 10 meter.
De grootste afstand bedraagt in dit geval 30 meter. Geen enkel deel van het plangebied uit dit bestemmingsplan ligt op een kortere afstand dan 30 meter vanaf het terrein van het ziekenhuis.
5.4 Milieugevolgen Van Evenementen Als Medegebruik
Ook evenementen worden in dit bestemmingsplan beoordeeld op hun effecten op de omgeving. Vanwege de grootte en de ligging nabij het beschermde landgoed is vooral de dekzandrug van belang in de beoordeling van de eventuele gevolgen van evenementen.
Bij evenementen blijft de beoordeling van de ruimtelijk relevante milieubelasting in praktische zin beperkt tot het milieuaspect geluid. In het geval van de dekzandrug zijn zowel de geluidsniveaus op de omliggende woningen als de gevolgen van het geluid op Flora en Fauna van belang.
Geluidniveaus op omliggende woningen
In het kader van de evenementennota Amersfoort 2009-2015 is in 2009 de akoestische situatie van park Schothorst onderzocht. Het rapport is als bijlage 3 bij deze toelichting opgenomen. Het rapport bevat een toelichting op de beperkingen aan het produceren van (muziek)geluid die volgens de evenementennota aan een festival op het terrein opgelegd worden. Dit omvat ook een beoordeling of de eisen reeel zijn en enerzijds het daadwerkelijk organiseren van een festival mogelijk maken en anderszijds niet onnodig ruim zijn. In hoofdstuk 6 van het rapport zijn diverse conclusies getrokken.
Een van de belangrijkste conclusies luidt dat bij een toelaatbaar geluidniveau van 80 tot 85 dB(A) de geluidsniveaus in de dichtst bij liggende woningen meer dan 50 dB(A) bedraagt. Deze niveaus zijn zo hoog dat een aantal bewoners elders bezigheden gaan zoeken. Als tijdelijk ongemak wordt dit nog wel geaccepteerd, maar vanwege het gedwongen karakter niet prettig ervaren. Het betreft de middelgrote en grote festivals. Overwogen kan worden om deze te beperken tot ten hoogte één festival per maand met een geluidbelasting van 80 dB(A) of meer en op maximaal twee avonden per festival.
Op de dekzandrug in Stadspark Schothorst zijn in principe geen evenementen toegestaan met een toelaatbare geluidsbelasting van 80 - 85 dB(A). Hetzelfde geldt voor de andere twee terreinen waar soms evenementen plaatsvinden. |
Bij kleinere muziekfestivals (tot ca. 5000 bezoekers) zijn toelaatbare geluidsniveaus tot 75 dB(A) nodig. In de dichtst bij gelegen woningenvarieert het geluidsniveau tussen 40 en 50 dB(A). Deze niveaus worden als tijdelijk ongemak vaak geaccepteerd.
Op de dekzandrug in Stadspark Schothorst en de overige terreinen met evenementen zijn in principe geen evenementen toegestaan met een toelaatbare geluidsbelasting van 75 dB(A). |
Algemene festivals met beperkte geluidsbelastingen tot 70 dB(A) zullen / blijken voor omwonenden weinig problemen opleveren. Aan de geluidsluwe zijde van de dichtst bij gelegen woningen kunnen geluidsniveaus van 40 dB(A) optreden.
In het bestemmingsplan is aangegeven dat op de drie terreinen een maximale geluidsbelasting geldt van 70 dB(A). Deze maximale geluidsbelasting is ook in de evenementennota gehanteerd, waarbij is aangegeven dat dit het geluidsniveau is dat tot op heden voor het dorpsfeest hoogland is gehanteerd. Het aantal dagen dat evenementen mogen plaatsvinden is bij alle drie de terreinen begrensd. |
Andere conclusies zijn het stellen van de sluitingstijd op 23.00 voor festivals met een toelaatbare geluidsbelasting van 75 dB(A) en hoger en het aanvullen van de eisen in dB(A) met eisen in dB(C).
In de evenementennota 2009-2015 is exact aangegeven welke sluitingstijden voor evenementen worden gehanteerd: " Voor de evenementen geldt op zondag een eindtijd van 19.00 uur. Op vrijdagen en zaterdagen wordt een eindtijd van 23.00 uur gehanteerd, met een ontheffingsmogelijkheid tot 24.00 uur. Op de overige dagen geldt een eindtijd van 20.00 uur, met een ontheffingsmogelijkheid tot 22.00 uur. Een uitzondering op de eindtijden wordt gemaakt voor het Dorpsfeest Hoogland. Dit evenement wordt al jaren met een grote betrokkenheid van veel omwonenden op deze locatie georganiseerd. De afspraken die tot op heden met deze organisatie zijn gemaakt willen we handhaven. Dat betekent dat het Dorpsfeest op één donderdag kan programmeren tot 23.00 uur en op de aansluitende vrijdag en zaterdag tot 0.30 uur. " Tevens zijn de eisen nu aangevuld met eisen in dB(C), deze zijn ook in de regels opgenomen. |
Gevolgen van geluid op Flora en Fauna
In 2009 heeft een oriënterend onderzoek plaatsgevonden naar effecten van evenementen op beschermde doorten die op landgoed Schothorst voorkomen. Dit onderzoek vond plaats in het kader van de Flora- en Faunawet. Het volledige onderzoek is bijlage 2 opgenomen bij dit bestemmingsplan.
De algemene conclusie luidt dat evenementen kunnen leiden tot negatieve effecten op (broed)vogels, vleermuizenen grondgebonden zoogdieren en daarmee kunnen leiden tot overtredeing van verbodsbepalingen. Uit diverse onderzoeken blijkt dat negatieve effecten optreden, maar dat deze effecten vaakl moeilijk te kwantificeren en onvoorspelbaar zijn. Op het gebied van festivals en verstoring van fauna bestaat helaas een kennislacune. De grootste effecten zijn te verwachten in de meest kwetsbare periode van broedende vogels (nestbouw en eileg) en vleermuizen in het kraamseizoen, bij meerdaagse evenementen waarbij sprake is van hoge geluidsbelasting en uitstraling van verlichting naar de bosrand.
Op 12 november 2009 heeft overleg plaatsgevonden met een medewerker van de dienst regelingen van het ministerie van LNV over evenementen op de dekzandrug in relatie tot de Flora en Faunawet. Daarbij is afgesproken dat de organisatie van het Highlands blues- en rockfestival in samenwerking met de ecoloog van de gemeente Amersfoort aan de Dienst Regelingen ter beoordeling vooraf een plan zal voorleggen. Daarin wordt specifiek voor dit festival aangegeven welke maatregelen worden genomen om te voorkomen dat artikel 11 van de Flora en Faunawet (het verstoren van nesten), wordt overtreden.
5.5 Water
5.5.1 Europees beleid
Kaderrichtlijn water
Op Europees niveau is de Kaderrichtlijn Water uit 2000 van belang. De kaderrichtlijn is een Europese richtlijn die voorschrijft dat de waterkwaliteit van de Europese wateren (vanaf 2015) aan bepaalde eisen moeten voldoen. Deze Kaderrichtlijn gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks hiervan afhankelijk zijn voor verdere achteruitgang worden behoed. Verder wordt een duurzaam gebruik van water bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn. Tot slot wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
De lidstaten van de EU hebben de kaderrichtlijn uitgewerkt binnen hun eigen wet- en regelgeving.
5.5.2 Nationeel en provinciaal beleid
Waterwet
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Hiermee kan de komende tijd worden voldaan aan de eisen die het waterbeheer van de toekomst stelt aan Nederland. Belangrijk doel van de waterwet was om tot één wet voor waterbeheer te komen in plaats van de 8 verschillende wetten die tot dan toe van kracht waren. Dit levert een belangrijke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningenstelsels en administratieve lasten. Voor onder andere het lozen van afvalwater op het oppervlaktewater, het onttrekken van grondwater of het bouwen van een steiger moet nu één watervergunning worden aangevraagd. In de wet worden ook zoveel mogelijk handelingen met algemene regels gereguleerd, waarbij er geen vergunning meer hoeft te worden aangevraagd.
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk element in de Waterwet is de onderverdeling in het bevoegde gezag met betrekking tot directe (rechtstreeks op het oppervlaktewater) en indirecte lozingen (via de gemeentelijke riolering en rioolafvalwaterzuiveringsinstallatie op het oppervlaktewater. De directe lozingen vallen onder de Waterwet, terwijl de indirecte lozingen zijn opgegaan in de Wet Milieubeheer.
Nationale waterplan
Het nationale Waterplan geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. Het is in feite het rijksplan voor waterbeheer in Nederland, waarin beschreven is hoe welke maatregelen in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
In het nationale waterplan is Nederland in diverse gebieden ingedeeld, elk met eigen opgaven en beleidskeuzes rond het thema water. Het plangebied van dit bestemmingsplan valt binnnen het gebied 'Hoog Nederland'. Hoog Nederland omvat grofweg de zandgronden van Nederland, waartoe ook dit gebied behoort. Streefbeeld voor dit gebied is een watersysteem dat op een ecologisch gezonde en duurzame wijze functioneert. Centraal staat een aanpak die gericht is op herstel en reactiveren van natuurlijke processen, zoals het herstel van beken. Eventuele problemen op het gebied van watertekort en wateroverlast moeten zijn aangepakt en tot een beheersbaar niveau zijn teruggebracht.
Voor het plangebied geeft onderstaande kaart van het Waterschap Vallei en Eem een goed beeld van het totale watersysteem. Hierin is te zien dat de singels en het Valleikanaal een belangrijke functie vervullen in de berging van water uit diverse beken in de omgeving.
In het plangebied van dit bestemmingsplan zijn geen beken aanwezig. |
Provinciaal waterplan
Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. De doelstelling van het plan is: een veilig en bewoonbaar land. Het plan geeft de gewenste ontwikkelingen in het waterbeheer in de provincie Utrecht aan. Hierbij is onder andere rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water. Het thema “water als ordenend principe” loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied,er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen. In het plan zijn provinciale belangen benoemd op het gebied van waterkwaliteit en waterberging, waarmee gemeenten rekening dienen te houden bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Er zijn geen provinciale belangen te beschermen in het plangebied van dit bestemmingsplan.
5.5.3 Beleid waterschap en gemeente
Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem
In het Waterbeheersplan 2010 - 2015 heeft Waterschap Vallei & Eem zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. Het plan bepaalt in grote lijnen de agenda van Waterschap Vallei & Eem voor zes jaar. Dit plan is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied.
Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt in een zone waar overstromingsgevaar geldt bij het falen van de primaire waterkering langs de Eem.
Een primare waterkering is een dijk die beschermd tegen water van grote rivieren, het IJsselmeer, het Markermeer en de zee. Langs de Eem loopt een primaire waterekering tot aan de spoorlijn in Koppel. In onderstaande afbeelding is te zien dat deze waterkering onderdeel uitmaakt van een stelsel aan waterkeringen (Randmeer- en Eemdijken) om water vanuit het IJsselmeer tegen te houden. Indien een van deze dijken zou bezwijken, zou het grootste deel van het plangebied onder water kunnen komen te staan. De dijken voorkomen vooral dat de polders ten noorden van Amersfoort overstromen bij hoogwater in het Ijsselmeergebied. Dit vormt namelijk een van de laagste delen van Amersfoort en omgeving.
Het Waterschap Vallei en Eem kent een hoge waarde toe aan veiligheid. Preventie staat hierbij voorop, overstromingen moeten worden voorkomen. De wettelijk vastgelegde veiligheidsnorm voor die delen van het beheersgebied die door primaire waterkeringen worden beschermd, is dat de kans op overstroming vanuit het IJsselmeer niet groter mag zijn dan 1 op 1250 per jaar. Daarvoor moet het Waterschap zorgen dat de dijken te allen tijde op orde zijn. Daarnaast moet het waterschap adequaat kunnen optreden als onverhoopt toch dijkdoorbraken en overstromingen voorkomen.
In 2004 heeft het waterschap een toetsing uitgevoerd van de primaire waterkeringen. Gebleken is dat langs de Randmeren en de Eem grote delen, met een lengte van 24 kilometer, niet voldoen aan de normen. Dit is gevolg van het feit dat de Randmeren recent zijn aangewezen als buitenwater (dit zijn wateren als rivierwater en IJsselmeerwater) dat er voor deze waterkeringen zwaardere normen gelden dan voorheen. De tekortkomingen betreffen voornamelijk de stabiliteit, piping (waterstromingen onder de dijken door) en de hoogte.
In 2009 is een nieuwe toetsing uitgevoerd. Het doel voor de primaire keringen is dat de onvoldoende scorende dijken uit de toetsing van 2004 zijn verbeterd in 2013 en de eventueel onvoldoende scorende dijken uit de toetsing van 2009 zijn verbeterd vóór 2016.
Waterplan gemeente Amersfoort
In het waterplan staat de gezamenlijke ambitie van de gemeente Amersfoort, Waterschap Vallei en Eem en Hydron Midden-Nederland beschreven om te komen tot duurzaam en integraal waterbeheer in Amersfoort. In het Waterplan Amersfoort zijn die visie en de hieruit voortvloeiende activiteiten van gemeente, waterschap, waterbedrijf en andere betrokkenen vastgelegd.
In het waterplan Amersfoort gaat het in eerste instantie om het stedelijk gebied van de gemeente Amersfoort, waarbij het watersysteem en de waterketen integraal worden beschouwd. Het Amersfoortse watersysteen is beschreven aan de hand van deelsystemen. Deze worden onderscheiden om rekening te kunnen houden met de variaties in fysieke omstandigheden en gebruik. Per deelgebied zijn accenten gelegd met behulp van de volgende streefbeelden: "water met allure", "water van de wijk" en "water voor natuur".
In het waterplan komen achtereenvolgens de huidige situatie (per deelsysteem), een visie tot 2030 en de doelstellingen om de ambities uit de visie te bereiken. Voor heel Amersfoort gelden een tiental duurzaamheidsprincipes, als toetsingscriteria voor duurzaam en integraal waterbeheer. Deze zijn achtereenvolgens:
- 1. Voorkom (water)overlast
- 2. Zorg voor een inrichting en beheer die horen bij de functie
- 3. Hou wat schoon is schoon
- 4. Houd de waterbalans gesloten
- 5. Sluit aan bij natuurlijke processen en kansen
- 6. Behoud en versterk de aanwezige waarden
- 7. Zorg voor (multi)functionaliteit, flexibiliteit en beheersbaarheid
- 8. Wentel problemen niet af (b.v. naar een ander gebied)
- 9. Werk samen
- 10. Houd het waterbeheer betaalbaar
Deze duurzaamheidsprincipes zijn aangevuld met een aantal voorwaarden, minimale eisen waaraan inrichting wn beheer van het watersysteem en de waterketen moet voldoen. Afhankelijk van het gebied zijn nog extra ambities geformuleerd aan de hand van streefbeelden. In de figuur hieronder is de samenhang tussen de begrippen te zien.
Grondwaterplan Amersfoort
Het Amersfoortse grondwaterplan is door de gemeenteraad in 2005 vastgesteld. Reden voor het opstellen van dit plan is dat in Amersfoort op een aantal lokaties grondwateroverlast voorkomt en mensen en instanties vaak niet weten wie daarvoor verantwoordelijk is. Overlast van grondwater kan leiden tot natte kruipruimten en vochtige woningen. Beplanting in tuinen kan beperkt worden in de groei door een te natte ondergrond.
Doelstelling van het grondwaterplan is om duidelijkheid te scheppen over verantwoordelijkheden en taken bij grondwateroverlast, om bestaande overlastsituaties aan te pakken en nieuwe overlastsituaties te voorkomen en tot slot om een bijdrage te leveren aan een duurzaam beheer van het grondwater.
5.5.4 Water in relatie tot het plangebied
Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21 eeuw, waarin aan water een belangrijke rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets zijn waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces betrokken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Indien voorkomen echt niet mogelijk is, komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld.
Watergangen
Vaste afspraak met het waterschap is dat primaire watergangen, die een belangrijke waterbergende en -afvoerende functie vervullen, in het bestemmingsplan rechtstreeks worden bestemd.
Een belangrijk gegeven voor het stadspark is dat (op de noordkant van vijver Emiclaer na) er geen gebiedsvreemd water vanuit de wijken het stadspark in kan om de waterkwaliteit optimaal te houden. Er is dus sprake van een gesloten waterhuishouding.
Regenwater en grondwater
Het is van belang dat grondwater wordt beschermd tegen vervuiling, ook in stedelijk gebied. Om hieraan bij te dragen mogen bij ruimtelijke ontwikkelingen geen uitloogbare materialen worden gebruikt zoals koper, lood, zink en geïmpregneerd hout op plekken waar die met regenwater in aanraking kunnen komen.
Het regenwater in het plangebied moet zoveel mogelijk worden verwerkt op eigen terrein, bijvoorbeeld door infiltratie in de bodem. Alleen als dit niet mogelijk is, moet het gescheiden worden aangeboden op het gemeentelijk riool.
Riolering
In het totale plangebied komt voor het grootste deel een gemengd rioolstelsel voor. Dit houdt in dat het afvalwater en regenwater (vanaf daken en straten) door één stelsel worden afgevoerd.
Bij nieuwbouw van woningen moet ook een gescheiden stelsel worden aangelegd, dat wordt aangesloten op de bestaande systemen.
Waterberging
In het plangebied zijn geen grote problemen bekend rondom waterberging. Het meeste regenwater infiltreert in de grond en komt uiteindelijk terecht in de Eem of het Valleikanaal. Het stadspark kent een groot oppervlak groen, de inzet is gericht op het zo groen en onverhard mogelijk houden van het gebied.
In het plangebied komen vrijwel geen grote ontwikkelingen voor die invloed kunnen hebben op de waterberging ter plekke. Alleen de ontwikkeling van het nieuwe CNME is een nieuwe planologische situatie. Het oppervlak van het nieuwe gebouw, alsmede het verharde oppervlak neemt ten opzichte van de voorgaande situatie echter nauwelijks toe. Algemeen geldt dat watercompensatie moet plaatsvinden zodra er sprake is van een toename van verhard oppervlak van meer dan 1000 vierkante meter, dat is hier niet aan de orde.
Bebouwing
In het plangebied komen geen grote ondergrondse bouwwerken voor. Bij nieuwe bouwplannen moeten eventuele kelders / parkeergarages waterdicht worden aangelegd.
Onderhoud
Watergangen en ander oppervlaktewater moet ten alle tijden bereikbaar zijn om onderhoud te kunnen plegen, bijvoorbeeld bij het uitbaggeren van water.
Natuurvriendelijke oevers
Uitgangspunt is dat meer dan 10% aan natuurvriendelijke oevers aanwezig is.
5.6 Bodem
In het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6) is bepaald dat burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer onderzoek moeten verrichten naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op daarvoor geschikte gronden te worden gerealiseerd. De bescherming van de bodem en de handhaving of verbetering van de bodemkwaliteit is landelijk geregeld via de wet bodembescherming en het besluit bodemkwaliteit.
Wet bodembescherming
De Wet Bodembescherming bevat de voorwaarden die (kunnen) worden verbonden aan het verrichten van handelingen in of op de bodem. Primair komt bescherming en sanering in de wet aan bod. De wet heeft betrekking op zowel landbodems als waterbodems. De Wet bodembescherming geeft aan wanneer er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en of er dan ook gesaneerd moet worden.
De hoeveelheid grond dan wel grondwater (beide in m³) en de mate van vervuiling daarin, gemiddeld boven de interventiewaarde, zijn de criteria voor een geval van ernstige bodemverontreiniging. De interventiewaarde is de waarde, waarboven er risico’s zijn voor mens, flora en fauna. De spoedeisendheid, de noodzaak om te saneren, hangt hiervan af maar ook van de mate van verspreiding van de bodemverontreiniging.
Voor gevallen van ernstige bodemverontreiniging is er bij niet gewijzigd grondgebruik soms geen noodzaak tot saneren. Voorbeelden zijn voormalige stortplaatsen en kleine verontreinigingen in het diepere grondwater.
De gevallen van ernstige bodemverontreinigingen zijn grotendeels door de Gemeente Amersfoort in beeld gebracht. In deze gevallen is in een beschikking Wet bodembescherming aangegeven wat er met een geval van ernstige bodemverontreiniging moet gebeuren. Nadat er is gesaneerd, kunnen er restverontreinigingen aanwezig zijn. Soms zijn er gebruiksbeperkingen.
Besluit bodemkwaliteit
Het doel van het besluit bodemkwaliteit is het handhaven van de balans tussen de bescherming van de bodemkwaliteit en het gebruik van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen zoals woningbouw. In het besluit zijn regels opgenomen over kwaliteitsborging, bouwstoffen, grond en baggerspecie. Grondverzet kan plaatsvinden conform het Besluit Bodemkwaliteit.
Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan
In 2002 heeft de gemeente Amersfoort een bodemkwaliteitskaart en een bodembeheerplan vastgesteld. Deze bodemkwaliteitskaart is geldig tot uiterlijk 1 juli 2013, momenteel wordt gewerkt aan een nieuwe bodemkwaliteitskaart. De kaart vormt de leidraad voor hergebruik en verplaatsing van grond en geeft per gebied de kwaliteit van de boven- en ondergrond weer. In het Bodembeheerplan staan de voorwaarden voor hergebruik van grond.
Zowel Groot Weede als Stadspark Schothorst liggen in de zone "Amersfoort Noordoost". Op de kaart ligt het bestemmingsplangebied geheel binnen een zone die op basis van de bodemkwaliteitskaart is gekwalificeerd als "schoon".
In het plangebied kan de bovenste meter grond als "schoon" worden geclassificeerd. Uiteraard kan plaatselijk de bodemkwaliteit sterk verschillen, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van een tankstation of door ander menselijk gebruik. Historisch verdachte locaties zijn de boederij Groot Weede en enkele percelen langs de Hamseweg.
In het totale plangebied zijn niet veel bodemonderzoeken uitgevoerd. Dit heeft te maken met het gebruiksverleden, dat niet wijst op een mogelijke verontreiniging van de grond. Enkele onderzoeken zijn uitgevoerd in het noordelijk deel van Groot Weede, waar het agrarisch gebruik de boventoon voert. Hieruit volgden geen verontreinigingen. Voor delen in het gebied Groot Weede kunnen gebruiksbeperkingen zijn aan het bodemgebruik om risico's te voorkomen, dit geldt voor de historisch verdachte locaties. Voor elk bouwplan moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd. Dit gebeurt in het kader van de Woningwet. In artikel 8 van deze wet is bepaald dat de gemeente moet onderzoeken of door de bouw geen risico's ontstaan voor de gebruikers van het object door eventueel aanwezige verontreiniging. Dit is verder uitgewerkt in de bouwverordening van de gemeente. In de bouwverordening is ook aangegeven in welke situaties eventueel vrijstelling kan worden verleend van de plicht tot bodemonderzoek. Aangezien de verplichting tot het uitvoeren van bodemonderzoek al sterk verankerd is in wet- en regelgeving en in de bouwverordening, zijn in de regels van dit bestemmingsplan geen bepalingen opgenomen op het gebied van bodemonderzoek. Dit zou mogelijk alleen maar leiden tot overregulering. Per aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt de situatie beoordeeld. |
5.7 Duurzaamheid
Gemeentelijk beleid
In 2030 is Amersfoort een stad zonder CO2 uitstoot. Deze ambitie van een Duurzame Stad vraagt een aanpak, die alle betrokken partijen verbindt en helpt deze ambities te realiseren. Een duurzaam project realiseren is de samenhang vinden op ruimtelijk, sociaal-cultureel, economisch en ecologisch vlak. De lange termijnopgaven, zoals klimaatbestendigheid, beheersing van de verkeersdruk en energieneutrale gebouwen moeten in zicht blijven.
Aandacht voor duurzaam en milieubewust bouwen in alle stadia van het ontwerp en bouwproces is belangrijk. Al op stedenbouwkundig niveau moeten hierbij keuzes worden gemaakt. Naast het gemeentelijk beleid moet bij de uitwerking van de plannen op bouwplanniveau rekening worden gehouden met het landelijk beleid: het Klimaatakkoord 2007-2011. Hierin is vastgesteld dat in 2020 de nieuwbouw klimaatneutraal moet zijn. Het rijk gaat de komende jaren stapsgewijs de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) aanscherpen. Voor woningbouw is de EPC in januari 2011 van 0,8 al naar 0,6 verlaagd. De volgende aanscherping naar 0,4 wordt in 2015 ingevoerd met als doel energieneutrale nieuwbouwwoningen in 2020.
Energie
De Trias Energetica is het basis principe om tot duurzaamheid te komen. Het begrip is in 1996 geintroduceerd door Novum (nu: Agentschap NL) Het zijn drie stappen die opeenvolgend uitgevoerd moeten worden:
- 1. Zoveel mogelijk verminderen energievraag (o.a. door goede isolatie, overstekken);
- 2. Resterende energievraag invullen met duurzame energie (o.a. Warmte Koude Opslag, zonnepanelen, zonnecollector);
- 3. Eventueel overgebleven energievraag zo efficient mogelijk opwekken.
Er zijn diverse mogelijkheden om aan de landelijke en gemeentelijke ambities op het gebied van energie te voldoen. Er zal daarom een keuze moeten worden gemaakt voor een energieconcept. Hierbij kan gekozen worden voor lokale of collectieve oplossingen.
Materiaalgebruik (nieuwbouw)
Voor uitlogende bouwmetalen (koper, lood en zink) voor zover deze worden toegepast op plaatsen die zijn blootgesteld aan weersinvloeden, geldt een toepassingsverbod. Daarnaast dient uitsluitend FSC gecertificeerde hout of gemodificeerd hout zoals verhit vuren, o.a. Plato, of geacetyleerd hout Accoya toegepast te worden.
Het instrument GPR-gebouw
De gemeente Amersfoort wil controleerbare prestatieafspraken voor de duurzaamheid van gebouwen. Daarom heeft zij gekozen voor het vastleggen van resultaatverplichtingen met behulp van het landelijke instrument GPR-gebouw. Met dit instrument wordt de duurzaamheidprestatie van een gebouw voor 5 thema's gekwantificeerd. Deze thema's zijn “Energie”, “Milieu”, “Gezondheid”, “Gebruikskwaliteit” en “Toekomstwaarde”. Per thema wordt een score gegeven op een schaal van 0 tot 10.
Het landelijke beleid is gericht op energieneutrale nieuwbouw vanaf 2020. Dit komt overeen met een GPR-score van 10 voor het thema Energie. In 2011 hanteert de gemeente Amersfoort een streefniveau van 7,5 voor het thema Energie. Voor de andere thema's; “Milieu”, “Gezondheid”, “Gebruikskwaliteit” en “Toekomstwaarde” hanteren we de minimum resultaatverplichting van 7,0 gehanteerd.
Deze afspraken zijn geëvalueerd om te bezien hoe voor het thema 'Energie' toegewerkt kan worden naar een hogere GPR score. Het streven is om in 2012 de 'Energie' score te verhogen naar 8,0. Met de volgende wettelijke aanscherping van de energiecoëfficiënt (EPC) naar 0,4 in 2015, zal de GPR score voor het thema energie verder worden verhoogd. Hiermee wordt (deels) invulling gegeven aan de ambitie van de gemeenteraad om als stad in 2013 CO2 neutraal te zijn en daarmee te voldoen aan de kernwaarde duurzaamheid uit het coalitieakkoord.
Groene daken en gevels
Het realiseren van groene daken (vegetatiedaken) en gevels is sterk aanbevolen. Behalve een waarde voor planten en dieren heeft dit ook een functie voor waterberging waardoor piekbelasting op de riolering wordt verminderd. Bovendien helpen groene daken en gevels hittestress te voorkomen en vangen ze fijnstof, wat een positief effect heeft op de luchtkwaliteit. Overige natuurvriendelijke maatregelen in de bouw zijn te vinden in de checklist “Natuurvriendelijke maatregelen in de bouw”. Deze checklist is door de Vogelbescherming Nederland, in samenwerking met BAM utiliteitsbouw, ontwikkeld en te vinden op internet.
Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend. Bij bouwinitiatieven wordt gekeken naar de kansen op het gebied van duurzaamheid. Algemeen dient bij bouwprojecten vroegtijdig overlegd te worden met de afdeling milieu van de gemeente Amersfoort over de sturing van ontwerp- en materiaalkeuzen. Doel van dit overleg is: - Het vroegtijdig in kaart brengen van 'duurzaam bouwen' kansen; - Indien het streefniveau voor energie niet gehaald wordt, overleg te laten plaatsvinden met de bouwende partij over de redenen voor ontstane belemmeringen. Gezamenlijk wordt bekeken welke oplossingen mogelijk zijn. - Het maken van tijdige toetsafspraken van het voorlopig ontwerp en het definitief ontwerp, evenals het toetsen van het bestek en de uitvoering door de afdeling Vergunningen-,Toezicht en Handhaving. Nieuw Centrum voor Natuur en Milieu Educatie: Om een duurzame ontmoetingsplek te kunnen zijn moet het gebouw van het CNME zelf natuurlijk ook duurzaam gebouwd, ingericht en gebruikt worden. Door de verschillende functies van het CNME en om het mogelijk te maken in te spelen op nieuwe ontwikkelingen is het van belang dat het gebouw flexibel en aanpasbaar is. Het nieuwe gebouw moet op een eigentijdse manier passen in de landelijke en natuurlijke omgeving van het landgoed. Wij hanteren de systematiek ´GPR-Gebouw´ voor prestatieafspraken op het gebied van duurzaamheid. GPR-Gebouw geeft een score op vijf thema’s: milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit, toekomstwaarde en energie. Wij hebben de ambitie dat het CNME energieneutraal wordt. Energieneutraal betekent een GPR-score 10 op het thema energie (vanaf 2020 is energieneutraal bouwen wettelijk verplicht). Op dit moment is nog onzeker of dit binnen de beschikbare middelen mogelijk is. De minimale score voor het thema energie stellen wij op 8, gelijk aan de duurzame variant voor de renovatie plannen voor het gemeentehuis. Op de overige thema’s is een score 7 minimaal. Extra inzet op duurzaamheid wordt beloond bij de beoordeling van plannen. |
5.8 Flora En Fauna / Ecologie
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen is het noodzakelijk te onderzoeken in hoeverre de plannen invloed hebben op de (aanwezige) flora en fauna. Hierbij maken we een onderscheid tussen de 'toets in het kader van gebiedsbescherming' en de 'toets in het kader van soortenbescherming'.
Gebiedsbescherming vindt in Nederland plaats via de Natuurbeschermingswet en de ecologische hoofdstructuur, soortbescherming via de Flora en Faunawet. Europese regelgeving op dit gebied is inmiddels in de Nederlandse wetgeving verankerd.
5.8.1 Europese regelgeving
De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn (EU-vogelrichtlijn, 1979) en de Habitatrichtlijn (EU-habitatrichtlijn, 1992). Europese richtlijnen geven een te bereiken doel aan, waarna lidstaten deze verplicht met hun eigen wetten moeten bereiken. Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming. Nederland heeft de richtlijnen geïmplementeerd in respectievelijk de Natuurbeschemingswet van 1968 en 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora en Faunawet (soortenbescherming).
Met de vogelrichtlijn heeft de Europese Unie vastgelegd hoe vogels in Europa beschermd moeten worden. Europa wil het verdwijnen van vogelsoorten tegengaan. Daarom moeten volgens de vogelrichtlijn alle Europese, in het wild levende vogelsoorten (inclusief nesten en leefgebieden) door de Europese landen worden beschermd. Daarnaast moeten de landen maatregelen nemen om voor deze vogels een 'voldoende gevarieerdheid van leefgebieden en een voldoende omvang ervan te beschermen, in stand te houden of te herstellen'.
Met de Habitatrichtlijn wil Europa voorkomen dat er wilde dieren- en plantensoorten, uitsterven. Ook eventuele kwetsbare leefgebieden dienen in dit kader te worden beschermd. Plannen die een negatieve invloed hebben op soorten of leefgebieden kunnen niet zonder meer worden uitgevoerd. Alleen projecten met een groot maatschappelijk belang waarbij compensatie van de natuur wordt geregeld kunnen gerealiseerd worden. Verder staat in de Habitatrichtlijn dat er een samenhangend Europees ecologisch netwerk van speciale beschermingszones moet worden gevormd. Hiermee verplicht de richtlijn de lidstaten om speciale gebieden aan te wijzen, onder de naam Natura 2000.
In Nederland is de gebiedsbescherming geregeld via de vogelrichtlijngebieden die het rijk heeft vastgesteld, de Habitatrichtlijngebieden die het rijk bij de Europese Commissie heeft aangemeld, de beschermde natuurmonumenten en de staatsnatuurmonumenten (Nationale parken). Ruimtelijke ingrepen die in deze gebieden plaatsvinden dan wel in de nabijheid van beschermde natuurgebieden, moeten worden getoetst op hun effecten op deze gebieden. De gebieden die zijn beschermd op grond van de Habitatrichtlijn én de Vogelrichtlijn vallen onder Natura 2000. Binnen onze landgrenzen zijn nu 166 Natura-2000 gebieden aangewezen.
In het plangebied van dit bestemmingsplan komen géén natuurgebieden voor die op grond van Europese regelgeving beschermd zijn. Echter, op nationaal niveau is wel een vorm van bescherming vastgelegd. In het plangebied is namelijk een gebied langs het winkelpad en het verlengde hiervan, richting de Eem, aangewezen als ecologische hoofdstructuur.
De door het rijk aangewezen ecologische hoofdstructuur binnen het plangebied en direct daarbuiten. Bron: synbiosys.alterra.nl
Verder zijn op nationaal niveau een aantal 'nationale landschappen' aangewezen die het rijk wil beschermen. De ecologische hoofdstructuur verbindt deze nationale landschappen met andere natuurgebieden. Direct ten westen van het plangebied ligt het nationaal landschap Arkelheem-Eemland. Het nationaal beleid is erop gericht dat provincies en uiteindelijk ook gemeenten het gebied beschermen door regels te stellen in provinciale structuurvisies en in bestemmingsplannen.
Ten westen van het plangebied ligt het (beschermd) nationaal landschap Arkelheem-Eemland. Bron: synbiosys.alterra.nl
5.8.2 Nederlandse regelgeving
Flora en Faunawet:
Soortbescherming vindt plaats via de Flora- en Faunawet. Bij soortenbescherming gaat het om de bescherming van individuele soorten flora en fauna, zowel binnen als buiten beschermde gebieden. Hierbij moet gedacht worden aan alle in Nederland in het wild voorkomende zoorgdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, een aantal vissen, libellen en vlinders, enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en een honderdtal vaatplanten. Naast de in de wet genoemde soorten onderscheiden we ook nog de soorten die worden genoemd op de zogenaamde 'Rode lijsten'. In de rode lijsten staan de in hun voortbestaan bedreigde dier- en plantensoorten, inclusief beschermingsmaatregelen om deze soorten weer in aantal te laten toenemen. Er is bijvoorbeeld aangegeven of een soort bijna uitgestorven is of bedreigd is in zijn voorkomen in Nederland. Een soort op de rode lijst is niet automatisch beschermd onder de Flora- en Faunawet, maar doordat overheden en terreinbeherende organisaties rekening houden met de genoemde soorten in de lijst, kan de bedreigde status in de toekomst, in een gunstig scenario, vervallen.
In Utrecht wordt naast een rode lijst een oranje lijst gehanteerd. Dit is de lijst van bedreigde soorten binne de provincie Utrecht welke op basis van vergelijkbare criteria als die voor de landelijke rode lijst tot stand is gekomen. Hiervoor is sinds 1975 onderzocht welke dier- en plantensoorten "ernstig bedreigd", "bedreigd", "kwetsbaar", of "gevoelig" zijn. Oranje lijsten zijn opgesteld voor de volgende diergroepen: zoogdieren, broedvogels, pleisterende vogels, reptielen, amfibieën, zoetwatervissen, dagvlinders, libellen, sprinkhanen en krekels. In de Oranje lijsten staan ook plantgroepen, te weten: mossen van het essenhakhout, kleibospaddestoelen, vaatplanten en kranswieren.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de Flora- en Faunawet. Als het waarschijnlijk is dat voor de realisering van een project (dat door een bestemmings(wijziging) mogelijk wordt gemaakt) een ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet noodzakelijk is, dient bij de vaststelling van dat bestemmingsplan duidelijkheid te bestaan over de verleenbaarheid van een dergelijke ontheffing.
Dit bestemmingsplan laat géén ontwikkelingen toe waarvoor op grond van de Flora- en Faunawet ontheffing nodig is. |
Sinds 22 februari 2008 is een nieuwe Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) in werking getreden die voorziet in een wijziging van het "Besluit beschermde dier- en plantensoorten". Met de wijziging is het beschermingsregime feitelijk versoepeld, voor het uitvoeren van werkzaamheden is niet altijd meer een ontheffing nodig voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte. Met de inwerkingtreding van het besluit is sprake van een drietal categorieën beschermingsniveaus voor soorten:
- niveau 1: een algemene vrijstelling van in Nederland algemeen voorkomende soorten.
- niveau 2: een algemene vrijstelling met gedragscode voor een aantal beschermde soorten.
- niveau 3: streng beschermde soorten.
Nieuwe ontwikkelingen worden beoordeeld in relatie tot wettelijk beschermde planten en dieren en hun natuurlijke omgeving. Indien het voortbestaan op locatie van beschermde soorten planten of dieren uit categorie 2 en 3 door een ingreep negatief beïnvloed worden, is het daarnaast nodig ontheffing aan te vragen van verboden handelingen op grond van de Flora- en faunawet. Het bevoegd gezag hierin is het Ministerie van LNV. De afweging van het belang van rode lijstsoorten vindt plaats in het spoor van de ruimtelijke ordening.
Voor een deel van het bestemmingsplangebied, te weten park Schothorst, heeft in 2010/2011 een onderzoek plaatsgevonden naar de aanwezige natuurwaarden. Aanleiding hiervoor is het feit dat de gemeente Amersfoort haar beheerplan voor het gebied herziet, waarmee weer een actuele visie op de invulling van de functies van het park ontstaat voor zowel de korte als lange termijn. Het oude beheerplan is in 1983 vastgesteld, het nieuwe beheerplan moet in 2012 / 2013 worden vastgesteld. Voorafgaand aan het opstellen van het beheerplan had de gemeente behoefte aan strategisch advies over de ecologische gebruikswaarde van het park. Belangrijkste conclusies uit het onderzoek naar de aanwezige natuurwaarden zijn: 1) De gemeente is er in geslaagd om binnen de nieuwbouw(wijken) een aanzienlijke grote centrale ruimte te behouden. Ook het kleinschalige karakter is behouden gebleven, zij het dat het nu veel meer dan in het verleden om stedelijke dan om agrarische functies gaat. Er heeft weliswaar een flinke verschuiving plaatsgevonden in de soortensamenstelling, maar het stadspark is nog steeds groen, gevarieerd en ecologisch waardevol. Verdwenen zijn de soorten die gevoelig zijn voor verstoring en/of voor wie het gebied te klein is geworden (reëën, veel bosvogels). Erbij zijn gekomen de watergebonden soorten van de vijver van emiclaer (diverse eenden, aalscholvers, ijsvogels, oeverzwaluwen, diverse libellen) en soorten die profiteren van het verschralingsbeheer op de graslanden in het park (o.a. orchideën, grote ratelaar en kale jonker, diverse vlinders). Er lijkt zich in het park een nieuw ecologisch evenwicht te hebben gevormt. De verstoringgevoelige soorten zijn weliswaar verdwenen, maar de soorten die er nu voorkomen hebben stabiele populaties en zijn kennelijk minder gevoelig voor de hoge recreatiedruk. Bijzondere soorten als bosuil, sperwer, diverse spechten, zes verschillende vleermuissoorten en de eekhoorn weten zich al jarenlang in het gebied te handhaven. Het gebied vormt een oase voor bosvogels en is in de trektijd ronduit belangrijk voor bessenetende en andere vogels. Op enkele plekken hadhaven zich ook interessante vegetaties, vooral van het steeds zeldzamer wordende hooilandtype. Ook voor paddenstoelen is het stadspark buitengewoon interessant. Bij een goed beheer, dat vooral afwijkt van het huidige, lijkt de hoge ecologische betekenis van het park ook in de toekomst gegarandeerd. 2) De ecologische meest waardevolle gebieden van het stadspark worden gevormd door de bosjes, de lanenstructuur en de graslanden van het oude landgoed. Daarnaast zijn vooral het moerasje langs de Schothorsterlaan, het ijsbaantje langs de Molenweg en de vijver van emiclaer ecologisch waardevol. Ook een aantal landschappelijke structuren zijn ecologische van belang. Het gaat om een aantal eikenlanen en om enkele watergangen. Samen met de bijzondere soorten vormen deze gebieden de ecologische kernwaarden van het gebied. 3) De grootste bedreiging vooor het park is dat dit geisoleerd komt te liggen van andere (natuur)gebieden. De praktijk wijst uit dat soorten dan uit een gebied verdwijnen. De (geplande) ecologische verbindingszone tussen de Eem en het landgoed Schothorst is in dit opzicht een essentiële verbinding van het park met het buitengebied. 4) In diverse overheidsnota's is een ecologische verbindingszone aangegeven tussen park Schothorst en de Eem, onder andere langs het Winkelpad. De verbinding zou moeten functioneren voor poelkikker, kamsalamander, groene glazenmaker (een libel), partijs, ree, das, ringslang, rugstreeppad, oranjetip (een dagvlinder), diverse vleermuissoorten en hermelijn. Naar het daadwerkelijk functioneren van de zone is nooit onderzoek gedaan en een deel van de verbindingszone is nooit aangelegd (traject Hamseweg-Maatweg). Maar op voorhand is duidelijk dat de zone voor een aantal van de genoemde soorten niet geschikt zal zijn. (groene glazenmaker, patrijs) omdat geschikt biotoop in het park niet voorhanden is. Ree en das zijn niet gewenst, omdat het gebied te klein is en er vermoedelijk teveel verkeersslachtoffers onder deze dieren zouden vallen. De verbindingszone zou, mits goed aangelegd, mogelijk wel kunnen functioneren voor soorten als ringslang, vleermuizen, hermelijn en oranjetipje, mogelijk ook voor rugstreeppad en poelkikker. De verbindingszone zou bovendien kunnen functioneren voor een aantal kleinere zoogdieren, diverse insecten, bosvogels en -via hun zaden - voor planten. 5) De ecologische gevolgen van intensivering op de huidige populaties en ecologische functies lijken tot nu toe mee te vallen. Daarbij moet worden aangetekend dat veel gevoelige soorten al in de beginjaren van het park zijn verdwenen. De evenementen op de dekzandrug hebben bij het huidige aantal en bij de huidige eisen in de vergunning, geen onoverkomenlijke gevolgen voor de kernwaarden van het stadspark, noch voor de functionaliteit van de ecologische verbindingen. Wel moet bij vergunningen voor evenementen gewezen worden op de verantwoordelijkheid die men heeft voor de ecologische waarden van het naastgelegen landgoedbos. Een bedreiging vormt de sluipende intensivering die ontstaat door kleine ingrepen in het park, zoals een nieuw hek, de omzetting van een natuurlijk sportveld in een kunstgrasveld, kleine uitbreidingen en verhardingen of het verwijderen van kleine bosjes. Het park wordt daardoor steeds minder 'leefbaar' voor karakteristieke planten en dieren. In het bestemmingsplan en in het beheerplan voor het gebied zou daarom een halt moeten worden toegeroepen aan deze veranderingen. 6) Het huidige beheer in park Schothorst blijkt behoorlijk effectief, dit kan worden voortgezet. De natuur van het park is gebaat bij een indeling in drukkere en minder drukke gebiedsdelen (zonering). Op het oude landgoed is een verdere zonering nauwelijks nog mogelijk. Wel verdient het aanbeveling om het natte bos in de noordrand van het oude landgoed, tegen de dekzandrug aan, vrij te houden van betreding. 7) Kansen voor nieuwe natuur liggen er vooral in de sfeer van: - een netwerk van extensief beheerde grasstroken - ruige bosjes (nestgelegenheid in het voorjaar, bessen in het najaar) - poelen en natte slootkanten - één of meer onkruidakkertjes. De meeste kansen ontstaan door maatregelen te nemen in het beheer, dat hier verder buiten beschouwing wordt gelaten. Verder wordt aanbevolen om te zorgen voor meer kleinschalig open water in het gebied, waardoor de (bio)diversiteit wordt gestimuleerd. Dit kan door her en der poelen te graven, op plaatsen waar de ondergrond zich daarvoor leent. De poelen vormen bij voorkeur een lint tussen enerzijds het moerasje De Brede Goren en het ijsbaantje en verder langs de Molenweg richting scouting Soekwa. Behalve peoelen kunnen ook bestaande watergangen worden verbreed en verdiept, zoals die tussen de Duivensteeg en het ijsbaantje. Ook in het ijsbaantje kan een iets dieper stuk worden gegravenm waarin altijd open water blijft staan. Tot slot liggen er kansen voor een meer ecologisch beheer van de sportvelden die veelal door de SRO worden beheerd. Het gaat dan vooral om de randen en de bosjes op het terrein en een enkel overhoekje. |
Natuurbeschermingswet:
Gebiedsbescherming vindt in Nederland plaats via de Natuurbeschermingswet én de ecologische hoofdstructuur. Via de gebiedsbescherming zijn bijzondere leefomgevingen en rustplaatsen beschermd. Gebiedsbescherming is aan de orde als een plangebied in of nabij een Natura 2000 gebied ligt of op grond van de natuurbeschermingswet is aangewezen als beschermd natuurmonument. Bij elk plan of project is de gemeente verplicht om te kijken of het plangebied in of nabij (1 tot ongeveer 4 kilometer) een speciale beschermingszone van een Natura 2000 gebied ligt. Als een plan of project in of bij een speciale natuurbeschermingszone ligt, wordt van de gemeente verwacht dat zij voor aanvang van het plan of project een passende beoordeling maakt, waarbij de significante gevolgen voor het plan voor het Natura 2000 gebied wordt onderzocht. Als er significante gevolgen worden verwacht, kan alleen om dringende redenen van openbaar belang en bij afwezigheid van een alternatief, toestemming worden verleend. Voor aanvang van het plan of project moeten dan passende maatregelen worden genomen om natuurwaarden te conpenseren.
In de jaren '90 van de vorige eeuw is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) bedacht; verschillende natuurgebieden zijn met elkaar verbonden door groene zones waarlangs planten en dieren zich kunnen verplaatsen. De ecologische hoofdstructuur is door de provincie Utrecht begrensd in diverse natuurgebiedsplannen, waarvan de meest recente het natuurbeheerplan 2011 is. In het streekplan is de ecologische hoofdstructuur via groene contouren aangegeven (zie ook paragraaf 3.2.2. - ruimtelijk beleid provincie).
Ecologische verbindingszone Winkelpad. Op deze luchtfoto is ook goed te zien hoe functies zoals de atlatiekbaan door een groen omlijsting aan het zicht worden onttrokken. Bron: bing maps, 16 mei 2012
Het plangebied van dit bestemmingsplan is omringd door woonwijken en kan daarmee als 'binnenstedelijk' worden beschouwd. Er is geen sprake van een beschermd natuurgebied. Het Winkelpad én een smalle strook grond tussen Maatweg en Hamsweg zijn aangewezen als ecologische verbindingszone binnen de ecologische hoofdstructuur. Via deze ecologische verbinding kunnen planten- en dierensoorten zich verplaatsen tussen de Eem en park Schothorst. Langs de Eem loopt de ecologische verbindingszone verder richting nationaal landschap Arkelheem - Eemland en richting het centrum van Amersfoort. De verbindingszones worden dusdanig ingericht dat planten en dieren zich hier makkelijk kunnen verplaatsen. Ook de oevers van de Eem zijn hierop afgestemd. De inrichting van het gebied is gebaseerd op een aantal doelsoorten die van de verbinding gebruik moeten gaan maken. In het kielzog van deze doelsoorten profiteren veel andere soorten mee. Om het die soorten naar de zin te maken zijn riet(land), poelen, natte graslanden, moeras, plasdraszones, bloemrijke graslanden en bosjes aangelegd. Tevens is er een ecopassage aanwezig onder de Bunschoterstraat, ter hoogte van de brug naar Isselt. Om natuurwaarden te beschermen en eventuele leefgebieden van soorten in stand te houden, krijgt de zone langs het Winkelpad naast een groenbestemming een aanduiding "waarde-ecologie". Ontwikkelingen die een bedreiging kunnen vormen voor de ecologische waarden zijn op deze locaties niet direct toegestaan. |
5.8.3 Gemeentelijke regelgeving
Naast alle wet- en regelgeving op europees en landelijk niveau is op gemeentelijk niveau beleid ontwikkeld om flora en fauna in en rond Amersfoort te beschermen. Het betreft deels een uitwerking van het Europees en landelijk beleid, maar ook aanvullend, specifiek Amersfoorts beleid komt voor. Het beleid in Amersfoort is er op gericht natuur en biodiversiteit zoveel mogelijk in stand te houden.
Milieubeleidsplan Amersfoort 2008-2011 (verlengd voor een periode van 2 jaar en dus nog steeds geldig)
In het milieubeleidsplan van de gemeente Amersfoort staat centraal wat de gemeente in 2011 op het terrein van milieu wil hebben bereikt. Hiertoe geeft het milieubeleidsplan resultaatgerichte ambitites voor 2030 en haalbare doelen voor 2011.
De milieubalans (nulmeting) dient daarbij als referentie en jaarlijkt maken we een concreet milieu actie programma. Hierin evalueren we de eerder ingezette acties, toetsen we het milieurendement, signaleren we nieuwe ontwikkelingen, stellen we wenselijk geachte beleidswijzigingen voor en beschrijven we acties voor het komende jaar. In het plan worden drie milieuthema's onderscheiden, 'Gezond en Veilig', 'Klimaat en Energie' en 'Natuur en biodiversiteit'. Enkele speerpunten in het milieubeleidsplan: duurzaam bouwen moet worden verbreed naar duurzaam wonen. Diffuse verontreiniging van afstromend regenwater moet fors worden verminderd en de kansen voor schoon water moeten worden benut bij ruimtelijke ontwikkelingen. Bij 'Klimaat en Energie' wordt ingezet op CO2-neutrale gemeente in 2030. Bij 'Natuur en Milieu' wordt de nodige aandacht gevraagd voor het versterken en uitbreiden van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
In het milieubeleidsplan is als doelstelling aangegeven dat landgoed Schothorst in 2011 een kenniscentrum moet zijn voor duurzaamheid. Hierin vervult met name het Centrum voor Natuur en Milieu Educatie een belangrijke rol. Aangezien het CNME in 2010 te maken heeft gehad met een verwoestende brand, is deze doelstelling niet geheel gehaald. De doelstelling staat nog wel overeind. Verder is in het milieubeleidsplan aangegeven dat de gebruikswaarde van Landgoed Schothorst kan worden vergroot door het voorzieningenniveau te verbreden en meer toegankelijk te maken. In dit bestemmingsplan is een neiuwe regeling opgenomen die de bouw van een nieuw CNME mogelijk maakt. Hieraan zijn diverse voorwaarden gekoppeld om het gebouw landschappelijk goed in te kunnen passen. Voor meer informatie over het nieuwe CNME wordt verwezen naar paragraaf 4.3 van deze toelichting. |
Beleidsvisie Groen-Blauwe structuur 2004
In deze beleidsvisie is een gewenste toekomstige groene en blauwe structuur in de stad en het buitengebied van Amersfoort geschetst. Een beschrijving van deze visie en de hieruit voortvloeiende gevolgen voor dit bestemmingsplan staan in paragraaf 3.2.3.6.
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Inleiding
Een bestemmingsplan bepaalt hoe de gronden gebruikt mogen worden en of er ergens gebouwd mag worden. Indien er gebouwd mag worden staat aangegeven wat voor bebouwing dat mag zijn.
Het is (voor de gemeente) belangrijk om voor de toekomstige en bestaande bebouwing en functies een bestemmingsregeling te ontwerpen die zo veel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen in de toekomst. Het plan dient, met andere woorden, flexibel en doelmatig te zijn, en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte die gebodem wordt voor verandering. Daar staat tegenover, dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk kunnen zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.
Waaruit bestaat een bestemmingsplan?
Een bestemmingsplan bestaat uit:
- De verbeelding (voorheen: plankaart).
- De regels (voorheen: voorschriften).
- De toelichting op de verbeelding en de regels.
De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen voor elk perceel in het plangebied. Aan deze bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. Hierin staat hoe het plan tot stand is gekomen, een beschrijving van het gebieden -waar nodig- een beschrijving waarom een bepaalde bestemming is opgenomen.
6.2 Regels In Dit Bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. In de volgende paragraaf wordt nog een nadere uitleg gegeven over de regels in het bestemmingsplan.
Hoofdstukopbouw van de regels:
De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt. Het gaat om begrippen die op meerdere manieren op te vatten / uit te leggen zijn en die kunnen leiden tot discussie. Ook is aangegeven hoe gemeten moet worden bij het toepassen van de regels.
- 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen over het gebruik van en het bouwen op de bestemmingen opgenomen. Bij elke bestemming staat in de eerste paragraaf ('bestemmingsomschrijving') aangegeven welke gebruiksmogelijkheden zijn toegestaan. De grondgebruiker (dat kan zowel een eigenaar als huurder zijn) mag de functies behorende bij de bestemming uitoefenen. Een grondgebruiker kan niet worden verplicht om een aangewezen bestemming daadwerkelijk te realiseren, maar tegelijkertijd mag de grondgebruiker ook geen andere functie uitoefenen die in strijd is met de gegeven bestemming(en). Ook mag niet in strijd met het bestemmingsplan worden gebouwd. De regels met betrekking tot het bouwen, zoals maximale bouwhoogte en maximaal bebouwingspercentage, staan bij elke bestemming in de tweede paragraaf ('bouwregels'). Verder staan per bestemming vaak eventuele nadere eisen vermeld die burgemeester en wethouders kunnen stellen bij gebruikmakeing van bouw- of gebruiksregels en eventuele afwijkingen van het bestemmingsplan waarvoor burgemeester en wethouders onder bepaalde voorwaarden een (omgevings)vergunning kunnen verlenen.
- 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het gehele plan / alle bestemmingen en dienen dus altijd in combinatie met de bestemmingsregels gelezen te worden.
4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Overgangsrecht houdt -kort gezegd - in dat reeds aanwezige bouwwerken of reeds bestaand gebruik van grond, passend binnen een oud bestemmingsplan of waarvoor een vergunning is verleend, maar niet meer passend in dit nieuwe bestemmingsplan, mag blijven staan / kan worden voortgezet en onder voorwaarden kan worden vernieuwd.
Per bestemming:
Hieronder volgt een uitleg van een aantal bestemmingen die het bestemmingsplan kent. Sommige bestemmingen spreken voor zich en zijn daarom niet nader toegelicht.
Naast de bestemmingen kent het bestemmingsplan dubbelbestemmingen. In een dubbelbestemming staan aanvullende regels voor het bouwen, slopen en/of het gebruik van grond of gebouwen, met als doel om de in de bestemming aangegeven waarden te beschermen (zoals acheologische waarden of cultuurhistorische waarden). De dubbelbestemming geldt naast de regeling die is verbonden aan de overige bestemmingen ter plekke, aan beide moet worden getoetst.
Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Aanduidingen bevatten meer specifieke voorwaarden die gesteld worden aan het gebruik of het bouwen en gelden voor een specifiek gebied of pand binnen het bestemmingsplangebied. Een aanduiding kan gelden voor een gebied waarbinnen meerdere bestemmingen aanwezig zijn. Een voorbeeld van een aanduiding is de aanduiding "horeca", dat soms gebruikt wordt om aan te geven dat binnen een specifiek pand horca is toegestaan.
Agrarisch met waarden
Het totale agrarische gebied in Groot Weede krijgt de bestemming "agrarisch met waarden". Het bestaand agrarisch gebruik mag hier worden voortgezet, mits dit niet ten koste gaat van de aanwezige cultuurhistorische waarde in de vorm van een hoevenlandschap of de waarde die het gebied vervult als ecologische verbindingszone tussen park Schothorst en het Maatweggebied en buitengebied.
Groen (1 en 2)
In het plangebied komt veel groen voor, waarbij een onderscheid te maken is tussen groen waarbij recreatief gebruik de boventoon voert (groen 1) en groen waar natuurwaarden de boventoon voeren (groen 2). De bestemming 'groen' is erop gericht om het groene karakter in stand te houden waar dat nodig is. Daarom wordt hier geen bebouwing mogelijk gemaakt.
De gronden met een bestemming Groen 1 zijn bestemd voor groenvoorzieningen, parken en plantsoenen, speel en ligweiden, voet- en fietspaden en kleine speelvoorzieningen (zoals wipkippen of een losse glijbaan). Er mogen alleen nutsvoorzieningen en bouwwerken zoals palen, masten en verlichtingselementen worden gerealiseerd.
De gronden met een bestemming Groen 2 zijn bestemd voor natuurwaarden, groenvoorzieningen en onverharde voet- en fietspaden.
Kantoor
In het plangebied is de witte villa (Schothorsterlaan 11) in gebruik als kantoorpand. Binnen de kantoorbestemming is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het afwijken van het bestemmingsplan om ter plekke horeca en/of wonen toe te staan. Bij de afwijkingsbevoegdheid staat aangegeven hoe de landschappelijke en natuurwaarden worden beschermd, bijvoorbeeld door het oppervlak van een eventueel terras te beperken en door onderzoek te verlangen naar de gevolgen van horeca op de natuurwaarden ter plekke. Als voorwaarde geldt ook dat de cultuurhistorische waarde van het pand als gevolg van de functiewijziging niet mag worden aangetast. Dit betekent bijvoorbeeld dat het bouwen van een afzuiginstallatie waarbij door de muren heen moet worden geboord niet direct is toegestaan. Ook bij het wonen is het aanbrengen van wijzigingen aan het pand die de cultuurhistorische waarde aantasten niet toegestaan.
Maatschappelijk
Een aantal percelen in het plangebied heeft de bestemming "Maatschappelijk" gekregen. In principe is bij elk pand met een aanduiding aangegeven om wat voor een maatschappelijke voorziening het gaat. In de gevallen dat het voorgaande bestemmingsplan geen beperkingen stelde aan het soort maatschappelijke voorziening, is ook nu een algemene, ruime maatschappelijke bestemming opgenomen.
Binnen de specifieke maatschappelijke bestemmingen is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het realiseren van een ander soort maatschappelijke voorziening. Zo kan bijvoorbeeld (puur theoretisch) een schoolgebouw dat niet meer gebruikt wordt omgezet worden naar een buurtcentrum. Voorwaarde is dat de wijziging geen nadelige gevolgen heeft voor de woonomgeving vanwege geluids-, verkeers- of parkeeroverlast en dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Recreatie
De bestemming recreatie is gebruikt voor de volkstuinencomplexen in het plangebied. Hier geldt dat gebouwen alleen binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd. Een bouwvlak is opgenomen voor de gebouwen die gezamenlijk worden gebruikt, zoals een verenigingsgebouw. Buiten deze bouwvlakken mogen geen gebouwen worden geplaatst, om het groene karakter van het stadspark te beschermen.
Via een afwijkingsbevoegdheid kunnen eventueel gebouwen buiten het bouwvlak worden geplaatst, zoals een fietsenstalling. Het plan wordt door de gemeente beoordeeld op passendheid in de omgeving.
Sport
De sportverenigingen in het gebied hebben de bestemming "Sport" gekregen. Deze gronden kunnen worden gebruikt voor sportvelden en dagrecreatie.
Veelal is bij sportverenigingen een kantine / kleine bar aanwezig, deze zijn met een aanduiding "horeca van categorie c toegestaan" aangegeven.
Verder is binnen de bestemming Sport de bouw van lichtmasten tot een hoogte van 15 meter bij de sportvelden mogelijk. Deze regeling was in het voorgaande bestemmingsplan ook al mogelijk.
Tuin
Voortuinen bij de woningen hebben de bestemming "Tuin" gekregen. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend erkers, ingangspartijen en andere bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de aangrenzende bestemming. Daarnaast is een verboden gebruik opgenomen voor parkeren.
Verkeer - verblijfsgebied
In het plangebied komen 2 typen wegen voor: gebiedsontsluitingswegen (vaak de doorgaande wegen) en de erftoegangswegen (vaak de 30 kilometer zones). De enige gebiedsontsluitingsweg in het gebied is de Hamseweg. Deze weg is van belang voor de bereikbaarheid van de stad. Alle overige wegen zijn erftoegangswegen.
Binnen deze bestemmingen mogen alleen nutsvoorzieningen en andere bouwwerken zoals palen, masten en verlichtingselementen en geluidwerende voorzieningen worden gerealiseerd.
Verkeer (-spoorverkeer)
Deze bestemming is gegeven aan de gronden ter plaatse van de spoorlijn Amersfoort - Zwolle/Apeldoorn. Binnen deze bestemmingen mogen alleen nutsvoorzieningen en andere bouwwerken zoals palen (waaronder de elektriciteitsvoorziening), masten , verlichtingselementen en geluidswerende voorzieningen worden gerealiseerd.
Water
Alle watergangen in het plangebied hebben de bestemming "Water" gekregen in het bestemmingsplan. Dit in tegenstelling tot het voorgaande bestemmingsplan, waar alleen nog de primaire watergangen als water werden bestemd. In het plangebied is een stuw aanwezig, deze is weergegeven met een aanduiding. Alleen langs de Grote Koppel mogen boten worden aangemeerd, dit is op de verbeelding terug te zien via de aanduiding 'ligplaats'.
Wonen
In het plangebied komen 4 woonbestemmingen voor, elk aangeduid met een nummer. De vier woonbestemmingen worden voor alle bestemmingsplannen gebruikt zodat een eenduidige bestemmingsregeling ontstaat voor de woningen in Amersfoort.
De hoofdbestemming 'wonen' (zonder nummer) is in dit plan alleen gebruikt om de garageboxen in het gebied aan te geven. Het is namelijk niet altijd duidelijk bij welk woningtype een garagebox hoort en garageboxen worden niet per definitie gehuurd/gekocht door de bewoners van de aangrenzende woningen. Bij de garageboxen is ook een aanduiding "garage" opgenomen.
Wonen-1: deze bestemming is gegeven aan de aaneengesloten (eengezins)woningen. Op de verbeelding ligt het bouwvlak bij deze bestemming steeds om een rij woningen. Daarbinnen zijn de hoofdgebouwen van de woningen toegestaan, waarbij voldaan moet worden aan een aantal bouw- en gebruiksregels (zoals het maximaal aantal verdiepingen). Daarbuiten, maar binnen de bestemmingsgrens, mogen de bijbehorende bouwwerken (zoals bergingen) worden gerealiseerd, waarbij ook weer voldaan moet worden aan een aantal bouw- en gebruiksregels. Sommige woningen zijn beeldbepalend voor de omgeving, deze krijgen bescherming in dit bestemmingsplan via een aanduiding 'waarde-cultuurhistorie'. In de regels is dit terug te zien via eeen aantal aanvullende eisen ten aanzien van het (ver)bouwen.
Wonen-2: deze bestemming is gegeven aan de twee-onder-één-kap-woningen. Op de verbeelding ligt het bouwvlak bij deze bestemming steeds om een blok van twee woningen. Daarbinnen zijn de woningen toegestaan, waarbij voldaan moet worden aan een aantal bouw- en gebruiksregels. Daarbuiten, maar binnen de bestemmingsgrens, mogen de bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd, waarbij ook weer voldaan moet worden aan een aantal bouw- en gebruiksregels. Sommige woningen zijn beeldbepalend voor de omgeving, deze krijgen bescherming in dit bestemmingsplan via een aanduiding 'waarde-cultuurhistorie'. In de regels is dit terug te zien via eeen aantal aanvullende eisen ten aanzien van het (ver)bouwen.
Wonen-3: deze bestemming is gegeven aan de vrijstaande woningen. Op de verbeelding ligt het bouwvlak bij deze bestemming om één woning. Daarbinnen is de woning toegestaan, waarbij voldaan moet worden aan een aantal bouw- en gebruiksregels. Daarbuiten, maar binnen de bestemmingsgrens, mogen de bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd, waarbij ook weer voldaan moet worden aan een aantal bouw- en gebruiksregels. Sommige woningen zijn beeldbepalend voor de omgeving, deze krijgen bescherming in dit bestemmingsplan via een aanduiding 'waarde-cultuurhistorie'. In de regels is dit terug te zien via eeen aantal aanvullende eisen ten aanzien van het (ver)bouwen. Binnen de bestemming voor vrijstaande woningen zijn ook woonwagenstandplaatsen opgenomen. Deze zijn alleen toegestaan op de locaties die met een aanduiding 'woonwagenstandplaats' zijn aangeduid. In het plangebied zijn twee van deze locaties aanwezig.
Wonen-4: deze bestemming is gegeven aan de gestapelde woningen (appartementen). Op de verbeelding ligt het bouwvlak bij deze bestemming om het gebouw. Daarbinnen is de bebouwing voor gestapelde woningen toegestaan, waarbij voldaan moet worden aan een aantal bouw- en gebruiksregels. Veel gestapelde woningen in dit plangebied zijn flats met op de begane grond garageboxen. In de bestemming is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen zodat het college onder voorwaarden kan toestaan dat deze garageboxen worden gebruikt voor gemengde doeleinden.
In alle woonbestemmingen is een regeling opgenomen voor niet-publieksgerichte beroepen en bedrijven aan huis. Deze regeling biedt de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden een beroep of bedrijf aan huis uit te oefenen. Via een afwijkingsbevoegdheid kan het college ook (onder voorwaarden) publiekgerichte beroepen en bedrijven aan huis toestaan. Een andere afwijkingsbevoegdheid maakt het voor het college mogelijk om onder voorwaarden kamerverhuur in een pand toe te staan. Aan een afwijking van een bestemmingsplan is een procedure met zienswijzentermijn gekoppeld.
Leiding - riool (dubbelbestemming)
Onder de Ringweg Kruiskamp/Koppel, Korvetweg en Eemzijde loopt een rioolwaterpersleiding. De gronden met deze dubbelbestemming zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), ook bestemd voor het transport van rioolwater door een rioolpersleiding. Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m.
Waarde - archeologie (dubbelbestemming)
Het plangebied is een gebied met zowel hoge archeologische waarden als lage, middelhoge en hoge archeologische verwachtingen binnen de bebouwde kom aanwezig. In de regels en op de verbeelding zijn hiervoor de dubbelbestemmingen "Waarde-Archeologie 1 t/m 4" (afhankelijk van de verwachting ter plekke) opgenomen.
Er mag slechts worden gebouwd indien aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende zijn vastgesteld. Er zijn uitzonderingen op het overleggen van een onderzoeksrapport en er kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden. Daarnaast is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van meer dan 500 m². Ook hierop zijn uitzonderingen mogelijk en kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.
Waarde - beschermd stadsgezicht (dubbelbestemming)
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor het beschermde stadsgezicht "Jericho jeruzalem". In de dubbelbestemming is aangegeven wat de te beschermen waarden van het stadsgezicht zijn. Hier gelden aanvullende voorwaarden voor slopen en (ver)bouwen.
Waarde - cultuurhistorie (dubbelbestemming)
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor waardevolle, beeldbepalende panden/elementen in het plangebied. Aan deze dubbelbestemming zijn aanvullende eisen voor het (ver)bouwen opgenomen, zodat de vastgestelde beeldbepalende elementen beschermd kunnen worden.
Waarde - ecologie (dubbelbestemming)
De dubbelbestemming "Waarde - ecologie" is gelegd op het Valleikanaal en de oevers ten noorden en zuiden hiervan. Hier is een ecologische verbindingszone aanwezig. In Kruiskamp zijn drie kleine groengebieden aanwezig die grenzen aan het Valleikanaal en die ook onderdeel uitmaken van de ecologische verbindingszone. Ook hier ligt een dubbelbestemming 'waarde-ecologie'. De (oever-)stroken langs het Valleikanaal dienen met deze dubbelbestemming zo veel mogelijk vrij te blijven van bebouwing. Alleen ten behoeve van de andere bestemming, in dit geval "groen.", mag worden gebouwd uitsluitend nadat zo nodig advies is ingewonnen van een door het bevoegd gezag aan te wijzen ter zake deskundige en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de ecologische verbindingszone.
Waarde - natuur en landschap (dubbelbestemming)
Deze dubbelbestemming is opgenomen bij het Moeras langs de Hooglandsedijk en bij het waterwingebied. De genoemde uitgangspunten en voorwaarden zoals beschreven bij 'waarde - ecologie' gelden ook hier, met het verschil dat deze gebieden niet officieël onderdeel uitmaken van een ecologische verbindingszone.
Geluidzone - industrie (gebiedsaanduiding)
Deze gebiedsaanduiding is opgenomen voor de geluidzone van het bedrijventerrein Isselt. Hier mogen geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen in de zin van de Wet geluidhinder worden gerealiseerd (zoals woningen), tenzij voldaan wordt aan een maximale geluidgrenswaarde van 50 dB(A) op de gevel.
6.2.1 Regels
Hoofdstukopbouw van de regels:
De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk zijn begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt. Het gaat om begrippen die op meerdere manieren op te vatten / uit te leggen zijn en die kunnen leiden tot discussie. Ook is aangegeven hoe gemeten moet worden bij het toepassen van de regels.
- 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen over het gebruik van en het bouwen op de bestemmingen opgenomen. Bij elke bestemming staat in de eerste paragraaf ('bestemmingsomschrijving') aangegeven welke gebruiksmogelijkheden zijn toegestaan. De grondgebruiker (dat kan zowel een eigenaar als huurder zijn) mag de functies behorende bij de bestemming uitoefenen. Een grondgebruiker kan niet worden verplicht om een aangewezen bestemming daadwerkelijk te realiseren, maar tegelijkertijd mag de grondgebruiker ook geen andere functie uitoefenen die in strijd is met de gegeven bestemming(en). Ook mag niet in strijd met het bestemmingsplan worden gebouwd. De regels met betrekking tot het bouwen, zoals maximale bouwhoogte en maximaal bebouwingspercentage, staan bij elke bestemming in de tweede paragraaf ('bouwregels'). Verder staan per bestemming vaak eventuele nadere eisen vermeld die burgemeester en wethouders kunnen stellen bij gebruikmaking van bouw- of gebruiksregels en eventuele afwijkingen van het bestemmingsplan waarvoor burgemeester en wethouders onder bepaalde voorwaarden een (omgevings)vergunning kunnen verlenen.
- 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het gehele plan / alle bestemmingen en dienen dus altijd in combinatie met de bestemmingsregels gelezen te worden.
- 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Overgangsrecht houdt -kort gezegd - in dat reeds aanwezige bouwwerken of reeds bestaand gebruik van grond, passend binnen een oud bestemmingsplan of waarvoor een vergunning is verleend, maar niet meer passend in dit nieuwe bestemmingsplan, mag blijven staan / kan worden voortgezet en onder voorwaarden kan worden vernieuwd.
Per bestemming:
Hieronder volgt een uitleg van een aantal bestemmingen die het bestemmingsplan kent. Sommige bestemmingen spreken voor zich en worden daarom niet nader toegelicht.
Naast de bestemmingen kent het bestemmingsplan dubbelbestemmingen. In een dubbelbestemming staan aanvullende regels voor het bouwen, slopen en/of het gebruik van grond of gebouwen, met als doel om de in de bestemming aangegeven waarden te beschermen (zoals acheologische waarden of cultuurhistorische waarden). De dubbelbestemming geldt naast de regeling die is verbonden aan de overige bestemmingen ter plekke, aan beide moet worden getoetst.
Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Aanduidingen bevatten meer specifieke voorwaarden die gesteld worden aan het gebruik of het bouwen en gelden voor een specifiek gebied of pand binnen het bestemmingsplangebied. Een aanduiding kan gelden voor een gebied waarbinnen meerdere bestemmingen aanwezig zijn. Een voorbeeld van een aanduiding is de aanduiding "horeca", dat soms gebruikt wordt om aan te geven dat binnen een specifiek pand horca is toegestaan.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Inleiding
Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg met instanties en bewoners dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is, als om de economische uitvoerbaarheid. Bij de uitvoerbaarheid speelt ook de handhaving van de regels uit dit plan een belangrijke rol.
7.2 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan “Park Schothorst e.o". betreft met name een aanpassing van een aantal verouderde bestemmingsplannen, waarbij de bouw- en gebruiksregels zijn geactualiseerd. In het plangebied zijn twee ontwikkelingen voorzien, die zijn beschreven in paragraaf 4.3. Het betreft de ontwikkeling van een nieuw Centrum voor Natuur en Milieu Educatie (CNME) en een particulier initiaitief om in de witte villa, gelegen aan de Schorhorsterlaan 11, horeca en / of (zorg)woningen te realiseren.
De Wet ruimtelijke ordening verplicht gemeenten om een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop, bijvoorbeeld door middel van een bestemmingsplan, een aangewezen bouwplan is voorgenomen. Een bouwplan is een 'aangewezen bouwplan' als deze valt binnen de omschrijving in artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening:
- a. de bouw van een of meer woningen;
- b. de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
- c. de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m² bruto-vloeroppervlakte of met een of meer woningen;
- d. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
- e. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m² bruto-vloeroppervlakte bedraagt;
- f. de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m² bruto-vloeroppervlakte.
Gemeenten zijn op grond van de Wro verplicht om de kosten van de grondexploitatie te verhalen. In die gevallen dat de gemeente de uitgeefbare gronden in eigendom heeft, vindt verhaal van de kosten van de grondexploitatie plaats door verkoop van bouwrijpe grond. Wanneer de gemeente niet over de gronden beschikt, kan de gemeente een overeenkomst over grondexploitatie aangaan waarbij de grondeigenaar zich verbindt de kosten van grondexploitatie aan de gemeente te voldoen. Indien het niet mogelijk is het kostenverhaal bij overeenkomst te verzekeren dient er, gelijktijdig met het bestemmingsplan, een exploitatieplan vastgesteld te worden. In dat laatste geval worden de kosten van de grondexploitatie verhaald door een financiële voorwaarde aan de bouwvergunning te verbinden. Kostenverhaal met behulp van een exploitatieplan wordt het verplichte kostenverhaal genoemd, in tegenstelling tot het vrijwillige kostenverhaal bij overeenkomst. Overeenkomsten die tot stand komen voorafgaand aan de vaststelling van een exploitatieplan worden anterieure overeenkomsten genoemd. Ook na vaststelling van een exploitatieplan is het mogelijk een overeenkomst over grondexploitatie aan te gaan. Laatstbedoelde overeenkomsten worden posterieure overeenkomsten genoemd.
Nieuw Centrum voor Natuur en Milieu Educatie:
De bouw van het nieuwe Centrum voor Natuur en Milieu Educatie (CNME) wordt financieel volledig gedekt met verzekeringsuitkeringen naar aanleiding van de brand in september 2010. Dit geldt zowel voor de bouwkosten, bijkomende kosten, terreininrichting als de gemeentelijke plankosten. De totale stichtingskosten zijn gelijk aan de verzekeringsuitkeringen. Er is daarom geen noodzaak om een exploitatieplan vast te stellen of een anterieure overeenkomst te sluiten.
Horeca en/of (zorgwonen) in de Witte Villa, Schothorsterlaan 11
De huidige bestemming van de Witte Villa is 'Kantoor'. In de regels van dit bestemmingsplan maken we niet direct horeca en/of (zorg)wonen mogelijk, omdat nog onderzocht moet worden welke invloed deze ontwikkelingen hebben op de omgeving, bijvoorbeeld op het gebied van geluid of parkeren. Daarom is gekozen voor een wijzigingsbevoegdheid, waarmee op termijn de bestemming kan worden gewijzigd als de gevolgen voor de omgeving zijn onderzocht. Op dit moment is een economische onderbouwing dan ook niet aan de orde, dit volgt bij de uitwerking van de plannen.
Het bestemmingsplan is gezien het bovenstaande economisch uitvoerbaar. De gemeentelijke kosten voor de bouw van het nieuwe CNME zijn gedekt. Een eventuele functiewijziging in de Witte villa moet nog nader worden uitgewerkt, waardoor een economische onderbouwing nu nog niet aan de orde is. |
7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.3.1 Inleiding
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
7.3.2 Inspraak
De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen b.v. op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.
Volgens de notitie "Rol van de raad in RO procedures" is voor het bestemmingsplan Amersfoort Oost de procedure van model 2 gevolgd. Dit betekent dat voorafgaand aan de start van de formele bestemmingsplanprocedure (de wettelijke procedure zoals beschreven in de Wet ruimtelijke ordening) geen inspraak plaatsvindt. Wel wordt een inloopavond voor belanghebbenden georganiseerd.
Aanvullend op het voorgaande hebben we bij de totstandkoming van het bestemmingsplan Amersfoort Oost de belangrijkste stakeholders in het gebied, zoals de alliantie of de diverse scholen, een brief gestuurd met een aankondiging van het nieuwe bestemmingsplan. Deze brieven zijn op 28 september 2011 verzonden. In de brief vroegen we naar eventuele ontwikkelings-, uitbreidings- of verhuisplannen in de komende 10 jaar en naar eventuele ruimtelijk relevante aandachtspunten voor het bestemmingsplan. Twaalf stakeholders hebben naar aanleiding van de brief op- of aanmerkingen aan ons doorgegeven. Deze stakeholders hebben allemaal een schriftelijke reactie van ons ontvangen en zijn op de hoogte gehouden van de vervolgstappen in de bestemmingsplanprocedure.
Verder hebben we op 5 oktober 2011 een vooraankondiging geplaatst in de stadsberichten van het huis-aan-huisblad Amersfoort Nu dat het bestemmingsplan Amersfoort Oost wordt voorbereid.
Daarna, op 18 november 2011, zijn alle personen binnen het plangebied per brief uitgenodigd om het concept van het bestemmingsplan tijdens een inloopavond te bekijken. Het concept van dit bestemmingsplan is ook op internet geplaatst. Reageren op het conceptbestemmingsplan kon per email of via een opmerkingenformulier tijdens de inloopavond.
Op 7 en 8 december 2011 zijn de inloopavonden voor alle personen in Kruiskamp/Koppel (7 december) en Liendert/Rustenburg (8 december) gehouden. Wij schatten in dat in totaal ongeveer 180 personen de inloopavonden hebben bezocht. Na afloop hebben wij van 25 personen een ingevuld formulier met opmerkingen ontvangen. Daarnaast ontvingen wij 7 emails met opmerkingen. Al deze personen hebben een persoonlijk bericht ontvangen en zijn op de hoogte gehouden van het vervolg van de procedure.
Nadat de opmerkingen van de stakeholder en van de bezoekers van de inloopavonden zijn verwerkt is op 24 januari 2012 het concept-ontwerpbestemmingsplan naar diverse partijen verzonden in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg.
7.3.3 Wettelijk (voor)overleg
In het Besluit ruimtelijke ordening staat bij artikel 3.1.1. dat ..."burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn".
Op 12 oktober 2012 is het vooroverleg voor het concept ontwerp van het bestemmingsplan gestart. Het plan is toegestuurd aan de volgende instanties:
- Provincie Utrecht
- Rijksdienst voor het cultureel erfgoed
- Natuur en Milieufederatie Utrecht
- Waterschap Vallei en Eem
- KPN Infra
- Vitens
- Stedin
- Veiligheids Regio Utrecht
- Fietsersbond
- Servicebureau gemeenten
- Gasunie
- Samenwerkende groeperingen leefbaar Amersfoort
- Amersfoortse sporfederatie
- Vereniging tot bescherming en behoud van stadsdeelpark Amersfoort Noord
Hierna volgt een overzicht van de ingekomen vooroverlegreacties en de gemeentelijke reactie hierop. Per reactie is aangegeven welke gevolgen deze heeft voor het bestemmingsplan of de bestemmingsplanprocedure. Indien een instantie niet in het overzicht staat betekent dit dat deze instantie niet heeft gereageerd.
Provincie Utrecht |
Het bestemmingsplan is niet strijdig met de provinciale ruimtelijke belangen zoals wij deze hebben opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Verordening en de Beleidslijn nieuwe Wro. |
Gemeentelijke reactie: |
Ter kennisname aangenomen. |
Servicebureau Gemeenten: |
Het servicebureau gemeenten heeft een reactie gegeven op hoofdstuk 5 "milieuaspecten", zoals vermeld in de toelichting op het concept ontwerp bestemmingsplan. 1) In de toelichting van het bestemmingsplan staat: "...om aan deze onbeheerste groei een einde te maken en geluidgevoelige objecten beter te beschermen wordt het deel uit de Wet geluidhinder dat de rijksinfrastructuur bestrijkt herzien en ingevoegd in de wet milieubeheer". Opmerking: de desbetreffende wetgeving is al aangepast. 2) De algemene informatie op pagina 70 onder het kopje geluid combineren met de tekst op pagina 65. 3) Op pagina 71 is in de eerste alinea aangegeven dat het plangebied is aangewezen als 30 kilometer zone. Geldt dit ook voor de Schothorsterlaan? 4) In de toelichting is bij 5.4 het volgende aangegeven: "Op 12 november 2009 heeft overleg plaatsgevonden met een medewerker van de dienst regelingen van LNV over evenementen op de dekzandrug in relatie tot de Flora en Faunawet. Daarbij is afgesproken dat de organisatie van het Highlands blues- en rockfestival in samenwerking met een ecoloog van de gemeente Amersfoort aan de Dienst Regelingen ter beoordeling vooraf een plan zal voorleggen. Daarin wordt specifiek voor dit festival aangegeven welke maatregelen worden genomen om te voorkomen dat artikel 11 van de Flora en Faunawet (het verstoren van nesten), wordt overtreden. Hoe zit het met de milieugevolgen van het feestweekend Hoogland (4 dagen) op het evenemententerrein? 5) Verzocht wordt om de algemene informatie over luchtkwaliteit in paragraaf 5.2 te verplaatsen naar paragraaf 5.1, waar de kaders zijn beschreven. Verder wordt verzocht om in paragraaf 5.2 de volgende tekst op te nemen dan wel te laten staan: "De luchtkwaliteit als gevolg van de aanwezige infrastructuur is weergegeven op topografische kaarten en wordt jaarlijks in heel Nederland gemonitord. Directe aanleiding voor het op deze manier monitoren van de luchtkwaliteit is dat Nederland moet voldoen aan Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit. Overheden, waaronder de gemeente Amersfoort, leveren jaarlijks invoergegevens aan zodat de kaarten kunnen worden geactualiseerd. De door de gemeente opgegeven gegevens ... etc..." 6) In paragraaf 5.1 (hoofdlijnen milieubeleid/kaders) is vermeld dat parkeerterreinen beperkt kwetsbare objecten zijn. Uit een uitspraak van de Raad van State van 28 februari 2007 (200601450/1 Heumen) blijkt dat een parkeerterrein niet zonder meer als beperkt kwetsbaar object kan worden aangemerkt. 7) In paragraaf 5.1, bij de kop 'Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen', is schematisch de aandacht voor externe veiligheid weergegeven. Dit is een figuur welke wordt gebruikt bij het basisnet. Dit is toekomstige wetgeving. 8) In paragraaf 5.1 is aangegeven dat er geen sprake is van risico's in verband met infrastructuur. Dit klopt niet. De Bunschoterstraat N199) is een aangewezen route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het plangebied ligt in de invloedssfeer van deze route. 9) In paragraaf 5.1 wordt bij leidingen gerefereerd naar het Bevi. Dit moet het besluit externe veiligheid buisleidingen zijn. Het hele hoofdstuk over leidingen kan uit de tekst, aangezien er geen leidingen door het gebied lopen. In paragraaf 5.2.2. is vermeld dat er geen buisleidingen in het plangebied liggen. Dat is reeds geconcludeerd in paragraaf 5.1, uit de risicokaart blijkt reeds dat er geen buisleidingen in het plangebied liggen. De tekst in paragraaf 5.2.2. is hiermee een dubbeling (inclusief de tekst over de spoorlijn) en kan verwijderd worden. 10) In paragraaf 5.2 staat dat het aandachtsgebied waarbinnen het groepsrisico moet worden verantwoord 200 meter bedraagt. Dit is niet juist. 11) In paragraaf 5.1 is onder de kop 'bedrijven en milieuzonering:nationaal beleid' een beschrijving opgenomen over het Activiteitenbesluit. Deze beschrijving klopt niet helemaal. Voorgesteld wordt om het als volgt aan te passen: "In het kader van de milieuwetgeving is een bedrijf relevant wanneer het bedrijf een inrichting is ingevolge de Wet Milieubeheer. Er is sprake van een inrichting wanneer bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden of een activiteit in een omvang van bedrijfsmatig. In het Besluit omgevingsrecht (Bor) is aangegeven of een inrichting wel of niet vergunningplichtig is. Voor een niet vergunningplichtige inrichting gelden de regels uit het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). Een vergunningplichtige inrichting dient te voldoen aan de vergunningvoorschriften en, in de meeste gevallen, deels aan de voorschriften uit het Activiteitenbesluit". 12) In paragraaf 5.2.3. zijn de individuele bedrijven beschreven in het plangebied. Niet vermeld is dat aan de Schothorsterlaan diverse bedrijven (Centrum voor Natuur en Mileu Educatie, Amfors, (afval- / compostopslag), atletiekbaan en andere sportinrichtingen. 13) Op het terrein tussen de Hamseweg en de atletiekbaan vinden ook diverse evenementen plaats, kermis, circus en religieuze bijeenkomsten. Daarnaast wordt het terrein gebruikt voor het opstijgen van luchtballons. 14) De beschrijving van milieuwetgeving in paragraaf 5.3.2. klopt niet. 15) In paragraaf 5.3.2. wordt ingegaan op de individuele bedrijven. Specifiek wordt de biologisch-dynamische boerderij heerlijkheid Groot Weede aan de van Boetzelaerlaan 3 vermeld. Bij nieuwe ontwikkelingen rondom dit bedrijf dient er vanwege de agrarische activiteiten, het houden van vee, op grond van het besluit landbouw milieubeheer een geurafstand van 100 meter van een emissiepunt van een dierverblijf tot een nieuw te realiseren geurgevoelig object dat gelegen is binnen de bebouwde kom in acht te worden genomen. Bestaande geurgevoelige objecten die binnen deze afstand aanwezig zijn vormen geen beperkingen voor de bestaande bedrijfssituatie. |
Gemeentelijke reactie: |
1) Wij passen de toelichting aan zodat uit de tekst duidelijk wordt dat de wetgeving al is aangepast (Swung 1). 2) De algemene informatie op pagina 70 is bewust opgenomen om de tekst in het kader, dat specifiek ingaat op de situatie in het plangebied, beter te kunnen begrijpen (met name voor personen die geen achtergrond in ruimtelijke ordening of milieuwetgeving hebben). Wij hebben daarom de voorkeur om in dit geval de tekst zo te laten staan. 3) Ja. 4) Het eventueel verstoren van nesten is aan de orde tijdens het broedseizoen, dat globaal loopt vanaf maart tot en met juli/augustus. Festival Highlands wordt georganiseerd in mei/juni, waardoor er gevolgen kunnen ontstaan voor broedende vogels. Daarom is het van groot belang dat vooraf een plan wordt overlegd met de ecoloog van de gemeente Amersfoort. De hooglandse feesten worden in het derde weekend van september georganiseerd, dus buiten het broedseizoen. De kans dat in deze periode nesten worden verstoord is daarom aanzienlijk lager. Het vooraf een plan voorleggen bij de Dienst regelingen van het ministerie van LNV is hier niet aan de orde. 5) Dit voorstel hebben wij overgenomen, de tekst is nu aangepast. 6) U heeft gelijk, dit passen wij in de tekst aan. 7) Om eventuele verwarring te voorkomen is de figuur uit de tekst verwijderd. 8) Dit passen wij aan in de tekst. In paragraaf 5.2 gaan wij nader in op de Bunschoterstraat en de gevolgen voor het plangebied. 9) Wij halen het hoofdstuk over leidingen uit de toelichting van het bestemmingsplan, er zijn inderdaad geen leidingen aanwezig. 10) De tekst hebben wij hier aangepast. 11) Uw tekstsuggestie hebben wij overgenomen in de toelichting. 12) We hebben de beschrijving uitgebreid met de door u genoemde instellingen 13) Het gebruik van het terrein langs de Hamseweg als evenemententerrein omschrijven wij nu zowel in de toelichting als in de regels. Hierbij gaat het ook om het opstijgen van luchtballonnen. 14) De betreffende tekst hebben wij verwijderd aangezien de milieuwetgeving op een andere plaats in het bestemmingsplan al is omschreven. De beschrijving is inmiddels kloppend gemaakt. 15) In paragraaf 5.3.2. nemen we deze opmerking over. |
Waterschap Vallei en Eem: In de toelichting wordt in paragraaf 5.5.4 Water in realtie tot het plangebied uitgebreid gesproken over de Primaire waterkering langs de Eem. Ook staat vermeld dat de primaire kering de bestemming Waterstaat-Waterkering heeft gekregen. Deze bestemming komt niet voor op de plankaart en in de regels. Aangezien dit deel van de primaire waterkering komt te vervallen tot aan de stuw Balladelaan hoeft dit ook niet in dit bestemmingsplan te worden opgenomen. Dit is echter pas van kracht als het dijkverbeterplan en leggerprocedure voor de Dijkverbetering Zuidelijke Randmeren en Eem is afgerond. We weten pas na november 2012 of de procedure medio 2013 afgerond is. Wij adviseren de beschrijving in de Toelichting aan te passen en de beschrijving van de kering eruit te halen. Gemeentelijke reactie: Wij volgen uw advies en halen de beschrijving van de kering uit de toelichting van het bestemmingsplan. |
7.3.4 Zienswijzen
Het ontwerp bestemmingsplan "Park Schothorst en omgeving" heeft na publicatie in Amersfoort Nu en de Staatscourant van 10 januari 2013 tot en met 20 februari 2013 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon een ieder schriftelijk of mondeling bij de gemeenteraad een zienswijze indienen.
In totaal hebben 10 personen / partijen een zienswijze ingediend op het ontwerp bestemmingsplan. De zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in een aparte zienswijzennota, dat als bijlage 4 aan deze toelichting is toegevoegd.
7.3.5 Vaststelling bestemmingsplan
De gemeenteraad heeft dit bestemmingsplan op 11 juni 2013 vastgesteld.
7.4 Handhaving
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke controle en handhaving ligt op basis van artikel 7.1 van de Wet ruimtelijke ordening bij de gemeente. Daarnaast zijn de inspectie leefomgeving en transport en de provincie Utrecht bevoegd tot opsporing van feiten die in het bestemmingsplan strafbaar zijn gesteld. Daarnaast kunnen derden belanghebbenden vorderen dat de bepalingen van het bestemmingsplan worden nageleefd.
De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijke registratie van wijzigingen bij de uitvoering van het bestemmingsplan, onder andere met betrekking tot verleende vergunningen.
Tijdens de voorbereidingen van dit bestemmingsplan in 2012 heeft een uitvoerige inventarisatie plaatsgevonden. Bij elk perceel in het plangebied is bekeken of de gebouwen, de bouwwerken en het gebruik nog in overeenstemming waren met de bepalingen uit het voorgaande bestemmingsplan. Dit gebeurde door alle percelen zowel vanaf de openbare weg als via een luchtfoto te bekijken. Tijdens deze inventarisatie zijn geen bouwwerken aangetroffen die in strijd waren met het voorgaande bestemmingsplan én waarvoor geen (omgevings)vergunning is verstrekt door de gemeente. Het gebruik van de gronden was overal in het plangebied conform het voorgaande bestemmingsplan of conform een hiervoor verleende (omgevings)vergunning. Ook voor de huidige noodlocatie van het CNME is een (tijdelijke) vergunning verleend. Het noodgebouw wordt verwijderd zodra het CNME zijn intrek neemt in de nieuwbouw. |
Belangrijk aspect van handhaving is dat het draagvlak heeft. Het gaat hierbij zowel om bestuurlijk draagvlak, ambtelijk draagvlak en maatschappelijk draagvlak. Een lastig onderwerp als handhaving heeft grote kans om aan de aandacht te ontsnappen of terzijde te worden gelegd als het geen draagvlak heeft. Steun, of in ieder geval begrip, van alle bij de handhaving betrokkenen, is dan ook zeer gewenst. Het bestuurlijke en ambtelijke draagvlak kan worden verkregen door tijdens het opstellen van het handhavingsbeleid regelmatig met elkaar om tafel te zitten, door de ins en outs van handhaving te bespreken, door de behaalde resultaten door te spreken en door toetsbare afspraken met elkaar te maken. Daarnaast is ook de "maatschappij" bij de handhaving betrokken via bijvoorbeeld de wijkbeheerteams en de gemeentelijke wijkmanagers.
Handhaving kan nadrukkelijk plaatsvinden via publiekrechtelijke maar tevens via privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de belangen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De wijze van toepassing van deze bevoegdheden is geregeld in afdeling 5.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen, waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Aan preventieve handhaving wordt bovendien bijgedragen door duidelijke, consistente en handhaafbare bestemmingsregelingen en het geven van goede voorlichting, een en ander in nauw overleg met de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving (Stadsberichten, folders, gemeentelijke website).
In het plan zijn instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd kunnen worden de afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en de bevoegdheid om nadere eisen te stellen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Tbv Regeling Beroep En Bedrijf Aan Huis
Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten tbv Regeling beroep en bedrijf aan huis
Bijlage 1 Functioneel En Ruimtelijk Programma Van Eisen Cnme
Bijlage 1 Functioneel en ruimtelijk programma van eisen CNME
Bijlage 2 Effecten Van Evenementen In Stadspark Schothorst Op Beschermde Soorten
Bijlage 2 Effecten van evenementen in Stadspark Schothorst op beschermde soorten
Bijlage 3 Akoestische Situatie Park Schothorst
Bijlage 3 Akoestische situatie park Schothorst