KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Centrum - 1
Artikel 5 Centrum - 2
Artikel 6 Centrum - 3
Artikel 7 Centrum - 4
Artikel 8 Cultuur En Ontspanning - 1
Artikel 9 Cultuur En Ontspanning - 2
Artikel 10 Gemengd
Artikel 11 Groen
Artikel 12 Horeca - 1
Artikel 13 Horeca - 2
Artikel 14 Horeca - 3
Artikel 15 Kantoor
Artikel 16 Maatschappelijk
Artikel 17 Tuin - 1
Artikel 18 Tuin - 2
Artikel 19 Verkeer
Artikel 20 Verkeer - Garagebox
Artikel 21 Verkeer - Parkeergarage
Artikel 22 Verkeer - Railverkeer
Artikel 23 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 24 Water
Artikel 25 Wonen
Artikel 26 Leiding - Riool (Dubbelbestemming)
Artikel 27 Waarde - Archeologie Categorie 1 (Dubbelbestemming)
Artikel 28 Waarde - Beschermd Stadsgezicht (Dubbelbestemming)
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 29 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 30 Algemene Bouwregels
Artikel 31 Algemene Gebruiksregels
Artikel 32 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 33 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 34 Overgangsrecht
Artikel 35 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Bestemmingsplan
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Ontwikkelingsgeschiedenis
2.2 Cultuurhistorie
2.3 Beschermd Stadsgezicht, Monumenten En Archeologie
2.4 Functies
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
3.1 Inleiding
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.3 Conclusie
Hoofdstuk 4 Onderzoek En Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Aanbevelingen Nieuw Bestemmingsplan
4.3 Water
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Bedrijven- En Milieuzonering
4.6 Externe Veiligheid
4.7 Bodem
4.8 Geluid
4.9 Duurzaamheid
4.10 Flora En Fauna / Ecologie
4.11 Planologisch Relevante Leidingen
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Ruimtelijke Aspecten
5.3 Functionele Aspecten
5.4 Nieuwe Plannen In Het Plangebied
Hoofdstuk 6 Toelichting Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
6.2 Hoofduitgangspunten
6.3 Dit Bestemmingsplan
6.4 Regeling Beschermd Stadsgezicht
6.5 Functiemenging Centrum En Gemengd
6.6 Artikelsgewijze Toelichting
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Inleiding
7.2 Economische Uitvoerbaarheid
7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.4 Handhaving
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Tbv Regeling Beroep En Bedrijf Aan Huis
Bijlage 3 Geluidsrapport St. Aegtenkapel D.d. 8 Juli 2011
Bijlage 4 Cultuurhistorische Analyse - Behorende Bij De Regels
Bijlage 5 Ordekaart - Behorende Bij De Regels
Bijlage 6 Kappenkaart - Behorende Bij De Regels
Bijlage 7 Kaart Kleine Historische Elementen Behorende Bij De Regels
Bijlage 8 Gevelbeelden - Behorende Bij De Regels
Bijlage 1 Aanwijzingsbesluit Beschermd Stadsgezicht
Bijlage 2 Cultuurhistorische Analyse - September 2015
Bijlage 3 Ordekaart Uit De Cultuurhistorische Analyse
Bijlage 4 Kappenkaart Uit De Cultuurhistorische Analyse
Bijlage 5 Kaart Kleine Historische Elementen Uit De Cultuurhistorische Analyse
Bijlage 6 Luchtkwaliteit Binnenstad
Bijlage 7 Geluidsonderzoek Buitenruimte Kleine Haag 3
Bijlage 8 Externe Veiligheid & Geluid Bestemmingsplan Amersfoort-binnenstad; Projectnummer Sb|g/lekr/533013 Dd. 1 Oktober 2012
Bijlage 9 Externe Veiligheid & Geluid Emplacement
Bijlage 10 Externe Veiligheid & Geluid Pr Gr Spoor

Bestemmingsplan "Binnenstad"

Bestemmingsplan - gemeente Amersfoort

Vastgesteld op 13-10-2015 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Binnenstad met identicifatienummer NL.IMRO.0307.BP00071-0301, van de gemeente Amersfoort;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 achtergevel:

de (oorspronkelijke) gevel aan de achterzijde van een gebouw;

1.6 afhaalpunt:

een locatie waar de consument via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van deze eerdere bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten;

1.7 afhaalzaak:

een specifieke vorm van detailhandel waar in hoofdzaak kant-en-klare maaltijden en kleine etenswaren, alsmede alcoholvrije drank en consumptie-ijs worden verkocht voor directe consumptie anders dan ter plaatse;

1.8 afhankelijke woonruimte:

een bijbehorend bouwwerk waarin mantelzorg wordt verleend;

1.9 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen hoofdgebouw en geen bijbehorende bouwwerk zijnde;

1.10 archeologisch onderzoeksrapport:

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan de aanwezigheid van archeologische waarden kan worden vastgesteld en de aard en/of kwaliteit daarvan kunnen worden bepaald;

1.11 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de daarin voorkomende archeologische relicten;

1.12 basisprincipes van historische architectuur:

de voor nieuwbouw toe te passen architectuurprincipes, waarmee eenheid en samenhang in het straatbeeld wordt nagestreefd;

1.13 basisprincipes van historische winkelonderpuien:

de bij een gevelwijziging van winkelonderpuien toe te passen architectuurprincipes, waarmee herstel en behoud van (historische) winkelonderpuien wordt nagestreefd;

1.14 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.15 bebouwingspercentage:

een met een aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft welk deel van het bij het hoofdgebouw behorende erf ten hoogste mag worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken en overkappingen;

1.16 bed & breakfast:

een kleinschalige overnachtings- en verblijfsaccommodatie in een woning, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt;

1.17 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.18 bedrijfsgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.19 bedrijfsvloeroppervlakte/brutovloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.20 beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in woningen:

het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, of het uitoefenen van een kleinschalig bedrijf aan huis die:

  1. a. in de van de regels deeluitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft de gevolgen voor de omgeving;
  2. b. geen horeca, seksinrichtingen en detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit en behoudens internetwinkels;
  3. c. in aard en omvang van de bedrijfsuitoefening met de woonfunctie verenigbaar is;

1.21 beschermd stadsgezicht:

groepen van onroerende zaken en terreinen, hieronder begrepen bomen, straten, pleinen, bruggen en water, die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meerdere monumenten bevinden en die ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988 als zodanig zijn aangewezen;

1.22 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, dan wel omgevingsvergunning;

1.23 bestaand gebruik:

gebruik van grond en bouwwerken dat aanwezig is op het moment van inwerkingtreding van het plan;

1.24 bestaande situatie:

situatie zoals die bestaat op het moment van inwerkingtreding van dit plan;

1.25 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.26 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.27 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.28 bouwhistorisch onderzoek

onderzoek naar de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis van gebouwen, complexen van gebouwen of gebieden, in hun ruimtelijke samenhang, aan de hand van de vorm, de constructies, de gebruikte materialen en de afwerking;

1.29 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.30 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.31 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van kelder en ruimten in de kap;

1.32 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.33 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.34 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.35 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.36 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.37 coffeeshop:

een alcoholvrij horecabedrijf ten aanzien waarvan de burgemeester in beginsel de handel in hasjiesj en hennep (ook stekjes) zoals omschreven in lijst II behorend bij de Opiumwet, ook wel aangeduid als hasj, marihuana, weed, wiet of stuff, heeft toegestaan;

1.38 culturele voorzieningen:

voorzieningen in de vorm van:

  • musea, ateliers, galeries, bibliotheken, muziek-, dans- en toneelscholen en andere daarmee vergelijkbare kunst- en cultuurgerelateerde voorzieningen;
  • theaters, bioscopen, schouwburgen, concert- en congresgebouwen en andere daarmee vergelijkbare kunst- en cultuurgerelateerde voorzieningen;

1.39 cultuurhistorische analyse:

de bij deze regels behorende en daarvan deel uitmakende analyse, waarin de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, daaronder begrepen de stedenbouwkundig-historische waarden, de architectuurhistorische waarden en bouwhistorische waarden van het gebied van dit plan worden beschreven;

1.40 cultuurhistorische waarde:

de waarde, gevormd door de duidelijke herkenbaarheid van de historische ontwikkeling van bebouwing, nederzetting en/of landschap, in de structuur, de ruimte en de ruimtevormende elementen daarvan;

1.41 dak:

een bovenbeëindiging van een gebouw;

1.42 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst, tenzij sprake is van een bestaande borstwering, waarbij de onderdorpel van het kozijn van de dakkapel aansluit op het schuine dakvlak en de goot doorloopt ter plaatse van de dakkapel;

1.43 dakopbouw:

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt;

1.44 dakterras:

buitenruimte op het dak van een gebouw dat toegankelijk is voor mensen;

1.45 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit alsmede bij de hoofdfunctie passende en daaraan ondergeschikte horeca van categorie 3, kantoren en productie van ter plaatse te koop aan te bieden goederen;

1.46 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, met uitzondering van prostitutie, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt in:

a. zakelijke dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten gericht op administratief, financieel, ontwerp, advies, juridisch of daarmee gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.

b. publieksgerichte dienstverlening: dienst door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus, ateliers en dergelijke;

1.47 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat is gelegen buiten het bouwvlak bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening die inrichting niet verbieden;

1.48 evenementen:

grootschalige, één- of meerdaagse manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen en thematische markten;

1.49 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.50 gevelbeelden:

bij deze regels behorend en daarvan deel uitmakend samenstel van foto's en tabellen, waarop de gevels fotografisch zijn vastgelegd en in de tabellen de goothoogte, bouwhoogte, gevel- en/of pandbreedte, de aanwezige bouwhistorische verwachting en de aanwezige waardevolle winkelonderpuien zijn aangegeven;

1.51 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.52 hoofdgebouw:

een samenstel van een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.53 horeca van categorie 1:

Horeca van categorie 1 Restaurant, bistro, crêperie, tapasbar, pizzeria, kookstudio Een zelfstandig horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholvrije en alcoholhoudende dranken;
Cafetaria, snackbar, grill-room, fastfoodrestaurant, automatiek, snelbuffet Een zelfstandig horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden (al dan niet voor de consumptie ter plaatse), al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholvrije en alcoholhoudende dranken
Lunchroom, konditorei Een zelfstandig (dag)horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide of bewerkte etenswaren al dan niet voor de consumptie ter plaatse
Koffiehuis, theehuis Een zelfstandig (dag)horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstekken van alcoholvrije dranken voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren
IJsalon Een zelfstandig (dag)horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van consumptie-ijs voor de consumptie ter plaatse

1.54 horeca van categorie 2:

Horeca van categorie 2 Café, bar, kroeg, bodega, proeflokaal Een zelfstandig horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren;
Discotheek, bar-dancing, danscafé, partycentrum Een zelfstandig horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek, het gelegenheid geven tot dansbeoefening en het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren
Brasserie, eetcafé, grandcafe Een zelfstandig horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse en het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken voor de consumptie ter plaatse

1.55 horeca van categorie 3:

Horeca van categorie 3 Het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte nevenactiviteit en waarbij:
1. de horeca-activiteiten passen bij de hoofdfunctie, dienen ter ondersteuning daarvan en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie;
2. de omvang van de horeca-activiteiten niet meer mag bedragen dan 30% van de (verkoop)vloeroppervlakte van de ter plaatse aanwezige functie en/of voorziening

1.56 horeca van categorie 4:

Horeca van categorie 4 Hotel, logies, pension Een zelfstandig horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht), al dan niet met de daarbij behorende voorzieningen als een restaurant en congres- en vergaderfaciliteiten

1.57 huishouden:

een vorm van wonen, zowel in de traditionele vorm van gezin als in de minder traditionele vorm, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van onderlinge verbondenheid tussen de bewoners en continuïteit in de samenstelling;

1.58 internetwinkel:

een specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet tot stand komt, ter plaatse alleen de bijbehorende opslag en distributie plaatsvindt en afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;

1.59 kaart kleine historische elementen

de bij deze regels behorende en daarvan deel uitmakende kaart, waarop de waardevolle kleine historische elementen zijn aangegeven;

1.60 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten gericht op administratief, financieel, ontwerp, advies, juridisch of daarmee gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie;

1.61 kap:

een constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste 2 schuine dakvlakken of een gebogen vorm of met 1 schuin vlak indien het een lessenaarsdak betreft;

1.62 kappenkaart:

bij deze regels behorende en daarvan deel uitmakende kaart, waarop de vorm en richting van kappen is aangegeven;

1.63 kelder:

een gedeelte van een gebouw dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw, danwel van een bijbehorend bouwwerk of door het afgewerkte maaiveld, en dat geheel is gelegen onder het afgewerkte maaiveld;

1.64 kiosk:

een solitair gebouw van beperkte omvang en geplaatst in de openbare ruimte, dat voor consumptie- en/of detailhandelsdoeleinden mag worden gebruikt;

1.65 koekoek:

een met keerwanden uitgevoerd bouwwerk ter hoogte van het snijpunt van de gevel en het maaiveld dat voorziet in de licht- en luchttoetreding van de onderbouw en geen toegang tot het gebouw mag zijn;

1.66 kunstwerk:

een ander bouwwerk ten behoeve van wegen en waterlopen, zoals een brug, duiker of viaduct, alsmede beeldende kunst;

1.67 legale bouwwerken:

bestaande bouwwerken die aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd;

1.68 luifel:

een ander bouwwerk in de vorm van een afdak of platte overkapping aan de gevel van een gebouw zonder ondersteuning van muren of andere bouwwerken;

1.69 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen in de vorm van welzijn, zorg, onderwijs, woonzorginstellingen, religie, openbare dienstverlening, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.70 mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.71 multimediabedrijf:

een bedrijf dat producten maakt of bedrijfsmatig diensten verleent op het gebied van beeld, geluid en tekst met gebruikmaking van radio, televisie, internet etc;

1.72 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.73 omgevingsvergunning:

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.74 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte) van een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;

1.75 ordekaart:

de bij deze regels behorende en daarvan deel uitmakende kaart, waarop de monumenten (orde 1), beeldbepalende panden (orde 2), beeldondersteunende panden (orde 3) en indifferente/afwijkend van de gebiedskarakteristieken panden (orde 4) zijn aangegeven;

1.76 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.77 overbouwing:

een deel van een gebouw, gelegen boven het peil, vrij van het aansluitende afgewerkte terrein, dat ter weerszijden wordt ondersteund door hetzelfde gebouw;

1.78 overkapping:

een ander bouwwerk, dat geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak, daaronder begrepen luifels;

1.79 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.80 parkeereis:

het aantal parkeerplaatsen dat op basis van de in Amersfoort geldende parkeernormen nodig is voor een ruimtelijke ontwikkeling;

1.81 passagiersvaartuigen:

(bedrijfs)vaartuigen gebruikt als of bestemd voor georganiseerde rondvaarten voor grotere aantallen personen ten behoeve van toeristische en/of sociaal-culturele activiteiten;

1.82 peil:

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor de overige gebouwen: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct aan de weg grenst: de kruin van de weg;
  4. d. voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
  5. e. de (maaiveld)hoogte van een voor een erf of erven als zodanig aangegeven punt;
  6. f. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;

1.83 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.84 prostitutie:

het aanbieden van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding;

1.85 prostitutiebedrijf:

een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt, een erotische massagesalon mede begrepen;

1.86 publieksgerichte beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis:

beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis bestaande uit hoofdzakelijk baliewerkzaamheden of andere diensten die publiek aantrekken, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus, gastouderopvang, ateliers en dergelijke; in tegenstelling tot niet-publieksgerichte beroep- en bedrijfsactiviteit aan huis;

1.87 schaalladder van gevelelementen:

de voor nieuwbouw (en eventueel gevelwijzigingen) toe te passen schalen c.q. schaalniveaus, waarmee de mate van verfijning van gevels van hoofdgebouwen wordt aangegeven.

1.88 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht; onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een parenclub of prostitutiebedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.89 schijnkap

een kap die aan de voorzijde en/of achterzijde van een gebouw bestaat uit een hellend dakvlak en voor het overige overgaat in een plat dak;

1.90 short stay:

het structureel aanbieden van een zelfstandige woning voor tijdelijke bewoning aan één huishouden voor een aaneensluitende periode van tenminste één week en maximaal zes maanden;

1.91 slopen:

geheel of gedeeltelijk afbreken;

1.92 souterrain:

het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat maximaal 1,2 meter boven het (straat)peil is gelegen;

1.93 speeltoestel:

ander bouwwerk ten behoeve van het spelen o.a. in de vorm van (combi)speeltoestellen met glijden, klauteren en evenwichtfuncties;

1.94 terras:

een al dan niet overdekte buitenruimte bij een horecagelegenheid;

1.95 urilift:

een openbaar in de grond te verzinken urinoir c.q. antiwildplas-installatie;

1.96 verbeelding:

de geometrisch bepaalde planobjecten (voorheen plankaart genoemd);

1.97 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan kennelijk als zodanig aangemerkt diende te worden;

1.98 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige dan wel op de plankaart aangegeven grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, die loopt tot aan de perceelsgrenzen;

1.99 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;

1.100 wonen:

verblijf houden en gehuisvest zijn in woningen of andere complexen van ruimten geschikt en bestemd voor huisvesting, waaronder kamers, studio's en short-stay;

1.101 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.102 woonzorginstelling:

instelling waar wordt gewoond en zorg wordt verleend, zoals een verzorgingshuis, een verpleeghuis of een hospice.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de perceelgrens:

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot een bepaalde grens van het erf;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk conform de gevelbeelden:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. De bouwhoogte wordt naar boven afgerond naar de dichtstbijzijnde halve meter. Indien van een bouwwerk meerdere goothoogten te zien zijn dan is bij de gevelbeelden de hoogste bouwhoogte weergegeven met een (kruis) * aanduiding. In dat geval varieert de bouwhoogte;

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk conform de gevelbeelden:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. De goothoogte wordt naar boven afgerond naar de dichtstbijzijnde halve meter. Indien van een pand meerdere goothoogten te zien zijn (bijvoorbeeld vanwege geleding in de gevelopbouw) dan is bij de gevelbeelden de hoogste goothoogte weergegeven met een (kruis) * aanduiding. In dat geval varieert de goothoogte;

2.7 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 de lengte, breedte en de diepte van een bouwwerk:

tussen de lijnen, getrokken door de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren;

2.10 de gevel/pandbreedte van een bouwwerk conform de gevelbeelden:

de afstand tussen de verticale linker- en rechterbegrenzing van een zich als architectonische eenheid manifesterende voorgevel. Omdat (winkel)onderpuien niet altijd deze begrenzing volgen is in voorkomende gevallen de breedte op de verdiepingen maatgevend.
Wanneer de gevel/pandbreedte niet relevant is, is deze voor het betreffende adres op de gevelbeelden als "niet van toepassing (n.v.t.)" aangeduid;

2.11 oppervlakte van bijbehorende bouwwerken:

bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend (gedeelten van) bijbehorende bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat erkers, etc. voor de voorgevel niet meetellen bij de berekening van de oppervlakte;

2.12 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.13 de vloeroppervlakte van een bouwwerk:

de totale vloeroppervlakte van alle bouwlagen van een gebouw(en) met inbegrip van alle daartoe behorende ruimten, gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven uit categorie A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging, die als bijlage (1) bij deze regels is gevoegd;
  2. b. uitsluitend een transformatorstation ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - transformatorstation (sb-ts)",
  3. c. uitsluitend een nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening (nv)";
  4. d. de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, water, erven, groenvoorzieningen, parkeer- en laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;

met dien verstande dat per bedrijf voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid, zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

3.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend hoofdgebouwen, overkappingen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wro het plan wijzigen voor het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 4 Centrum - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de hierna genoemde doeleinden op de hierbij aangegeven plaatsen:
doeleinden begane grond / kelder eerste verdieping overige verdiepingen
detailhandel en/of detailhandel met horeca van categorie 3 ja ja nee
publieksgerichte dienstverlening ja ja nee
maatschappelijke voorzieningen met horeca van categorie 3 nee ja nee
zakelijke dienstverlening / kantoren nee ja nee
bedrijven, die in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als categorie A en B nee ja nee
culturele voorzieningen, m.u.v. theaters, bioscopen, schouwburgen, concert- en congresgebouwen en andere daarmee vergelijkbare instellingen, met horeca van categorie 3 nee ja nee
wonen nee ja ja
horeca van categorie 1 ja ja nee
horeca van categorie 2 nee nee nee
horeca van categorie 4 nee nee nee
  1. b. voetgangersgebied ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer- voetgangersgebied" (sv-vg);
  2. c. de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, water, erven, groenvoorzieningen, parkeer- en laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;

en tevens voor:

  1. d. fietsenstallingen in de kelder;

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

4.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

4.3 Nadere eisen

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Centrum - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de hierna genoemde doeleinden op de hierbij aangegeven plaatsen:
doeleinden begane grond/ kelder eerste verdieping overige verdiepingen
detailhandel en/of detailhandel met horeca van categorie 3 ja ja 1 nee
publieksgerichte dienstverlening ja ja 1 nee
maatschappelijke voorzieningen met horeca van categorie 3 nee nee nee
zakelijke dienstverlening / kantoren nee nee 2 nee 2
bedrijven, die in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als categorie A en B nee nee nee
culturele voorzieningen m.u.v. theaters, bioscopen, schouwburgen, concert- en congresgebouwen en andere daarmee vergelijkbare instellingen, met horeca van categorie 3 nee nee nee
wonen nee 3 ja ja
horeca van categorie 1 ja ja 1 nee
horeca van categorie 2 nee 4 nee nee
horeca van categorie 4 nee nee 5 nee 5

1 Met dien verstande dat een zelfstandige vestiging op de eerste verdieping niet is toegestaan, maar uitsluitend vestiging op de eerste verdieping is toegestaan ten dienste van de op de begane grond aanwezige detailhandel, publieksgerichte dienstverlening en horeca van categorie 1 en mits minimaal één bovenwoning gehandhaafd blijft voor zover op het moment van inwerkingtreding van dit plan (een) bovenwoning(en) in het pand aanwezig is (zijn).

2 Ter plaatse van de aanduiding "kantoor" (k) is tevens zakelijke dienstverlening op de eerste verdieping en de overige verdiepingen toegestaan. Op het perceel Kamp 77 en 79 is tevens zakelijke dienstverlening toegestaan op de begane grond.

3 Ter plaatse van de aanduiding "wonen" (w) is tevens wonen in de kelder en op de begane grond toegestaan.

4 Ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 2" (h=2) is tevens horeca van categorie 2 in de kelder, op de begane grond en op de verdiepingen toegestaan; op het perceel Weversingel 2 is tevens horeca van categorie 2 op de verdiepingen toegestaan.

5 Ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 4" (h=4) is tevens horeca van categorie 4 op de verdiepingen toegestaan.

  1. b. een onderdoorgang ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" (ond);
  2. c. de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, water, erven, groenvoorzieningen, parkeer- en laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;

en tevens voor:

  1. d. fietsenstallingen in de kelder;
  2. e. een speelautomatenhal met horeca van categorie 3 op de begane grond ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - speelautomatenhal" (sco-sh);

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

5.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken, overkappingen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

5.3 Nadere eisen

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Centrum - 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de hierna genoemde doeleinden op de hierbij aangegeven plaatsen:
doeleinden begane grond / kelder eerste verdieping overige verdiepingen
detailhandel en/of detailhandel met horeca van categorie 3 ja ja ja
publieksgerichte dienstverlening ja ja ja
maatschappelijke voorzieningen met horeca van categorie 3 nee nee nee
zakelijke dienstverlening / kantoren nee nee nee
bedrijven, die in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als categorie A en B nee nee nee
culturele voorzieningen m.u.v. theaters, bioscopen, schouwburgen, concert- en congresgebouwen en andere daarmee vergelijkbare instellingen, met horeca van categorie 3 nee nee nee
wonen nee nee nee
horeca van categorie 1 ja ja ja
horeca van categorie 2 nee nee nee
horeca van categorie 4 nee nee nee
  1. b. de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, water, erven, groenvoorzieningen parkeer- en laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;


en tevens voor

c. fietsenstallingen in de kelder;


met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

6.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

6.3 Nadere eisen

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Centrum - 4

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de hierna genoemde doeleinden op de hierbij aangegeven plaatsen:
doeleinden begane grond / kelder eerste verdieping overige verdiepingen
detailhandel en/of detailhandel met horeca van categorie 3 ja ja 1 nee
publieksgerichte dienstverlening ja ja 1 nee
maatschappelijke voorzieningen met horeca van categorie 3 nee nee nee
zakelijke dienstverlening / kantoren nee 2 nee 2 nee 2
bedrijven, die in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als categorie A en B nee nee nee
culturele voorzieningen m.u.v. theaters, bioscopen, schouwburgen, concert- en congresgebouwen en andere daarmee vergelijkbare instellingen, met horeca van categorie 3 nee nee nee
wonen nee 5 ja ja
horeca van categorie 1 ja ja 1 nee
horeca van categorie 2 ja nee 3 nee 3
horeca van categorie 4 nee 4 nee 4 nee 4

1 Met dien verstande dat een zelfstandige vestiging op de eerste verdieping niet is toegestaan, maar uitsluitend vestiging op de eerste verdieping is toegestaan ten dienste van de op de begane grond aanwezige detailhandel, publieksgerichte dienstverlening en horeca van categorie 1 en mits minimaal één bovenwoning gehandhaafd blijft voor zover op het moment van inwerkingtreding van dit plan (een) bovenwoning(en) in het pand aanwezig is (zijn).

2 Ter plaatse van de aanduiding "kantoor" (k) is tevens zakelijke dienstverlening op de begane grond/kelder en op verdiepingen toegestaan.

3 Behoudens bestaande legale vestigingen op de eerste en de overige verdiepingen al dan niet als doorkoppeling van de op de begane grond aanwezige vestiging van horeca van categorie 2.

4 Ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 4" (h=4) is tevens horeca van categorie 4 in alle bouwlagen toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 4" (h = 4) bij de panden Hof 38, Groenmarkt 12 en 13 en Krankeledenstraat 18 en 20 is horeca van categorie 4 uitsluitend op de verdiepingen toegestaan.

5. Ter plaatse van de aanduiding "wonen" (w) is tevens wonen op de begane grond toegestaan.

  1. b. de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, water, erven, groenvoorzieningen parkeer- en laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;

en tevens voor

c. fietsenstallingen in de kelder;


met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

7.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

7.3 Nadere eisen

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.5 Specifieke gebruiksregels

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 8 Cultuur En Ontspanning - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en Ontspanning - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. culturele voorzieningen in de vorm van musea, ateliers, galeries, bibliotheken, muziek-, dans- en toneelscholen en andere daarmee vergelijkbare kunst- en cultuurgerelateerde instellingen met horeca van categorie 3 en ondergeschikte detailhandel;
  2. b. voorzieningen gericht op ontspanning in de vorm van leisure, sauna's, yogastudio's, wellness, badhuizen, creativiteitscentra en daarmee gelijk te stellen voorzieningen met horeca van categorie 3 en ondergeschikte detailhandel;
  3. c. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van voorzieningen inzake welzijn, zorg, onderwijs, woonzorginstellingen, religie, openbare dienstverlening, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen voorzieningen met horeca van categorie 3 en ondergeschikte detailhandel;
  4. d. een bezoekerscentrum ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning-bezoekerscentrum" (sco-bc);
  5. e. een muziekschool ter plaatse van de aanduiding "muziekschool" (ms);
  6. f. horeca van categorie 1 met uitzondering van het bedrijfsmatig exploiteren van zaal- en vergaderaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 1" (h=1); met dien verstande dat op de bovenverdieping van het perceel Plantsoen Oost 2 (toren bij restaurant Monnikendam) uitsluitend een ijssalon is toegestaan;
  7. g. detailhandel ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" (dh);
  8. h. een onderdoorgang ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" (ond);
  9. i. het behoud, beheer en herstel van de historische muren en poorten ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding muur" (sba-mu);
  10. j. het behoud, beheer en herstel van historische hekwerken en poorten ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding hekwerk" (sba-hw);
  11. k. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, water, erven, groenvoorzieningen parkeer- en laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;

en tevens voor:

  1. l. commerciële activiteiten in de vorm van huwelijksvoltrekkingen, vergaderingen en vergelijkbare bijeenkomsten, ontbijt-, lunch-, brunch en dinerbijeenkomsten en recepties ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning-commercieel" (sco-co);


met dien verstande dat per bedrijf voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen, zoals die geldt ten tijde van de aanvraag.

8.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend hoofdgebouwen, overkappingen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

8.3 Specifieke gebruiksregels

8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 9 Cultuur En Ontspanning - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en Ontspanning - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. culturele voorzieningen in de vorm van musea, ateliers, galeries, bibliotheken, muziek-, dans- en toneelscholen en andere daarmee vergelijkbare kunst- en cultuurgerelateerde instellingen met horeca van categorie 3 en ondergeschikte detailhandel;
  2. b. theaters, bioscopen, schouwburgen, concertgebouwen en congresgebouwen met horeca van categorie 3 en ondergeschikte detailhandel;
  3. c. voorzieningen gericht op ontspanning in de vorm van leisure, sauna's, yogastudio's, wellness, badhuizen, creativiteitscentra en daarmee gelijk te stellen voorzieningen met horeca van categorie c en ondergeschikte detailhandel;
  4. d. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van voorzieningen inzake welzijn, zorg, onderwijs, woonzorginstellingen, religie, openbare dienstverlening, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen voorzieningen met horeca van categorie 3 en ondergeschikte detailhandel;
  5. e. een onderdoorgang ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" (ond);
  6. f. het behoud, beheer en herstel van de historische muren en poorten ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding muur" (sba-mu);
  7. g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, water, erven, groenvoorzieningen parkeer- en laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;

met dien verstande dat per bedrijf voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

9.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend hoofdgebouwen, overkappingen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

9.3 Specifieke gebruiksregels

9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 10 Gemengd

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de hierna genoemde doeleinden op de hierbij aangegeven plaatsen:
doeleinden begane grond / kelder eerste verdieping overige verdiepingen
detailhandel en/of detailhandel met horeca van categorie 3 ja nee nee
publieksgerichte dienstverlening ja nee nee
maatschappelijke voorzieningen met horeca van categorie 3 ja nee nee
zakelijke dienstverlening / kantoren ja nee 1 nee 1
bedrijven, die in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als categorie A en B ja nee nee
culturele voorzieningen m.u.v. theaters, bioscopen, schouwburgen, concert- en congresgebouwen en andere daarmee vergelijkbare instellingen, met horeca van categorie 3 ja nee nee
voorzieningen gericht op ontspanning in de vorm van leisure, sauna's, yogastudio's, wellness, badhuizen, creativiteitscentra en daarmee gelijk te stellen voorzieningen met horeca van categorie 3 ja nee nee
wonen ja 5 ja 5 ja 5
horeca van categorie 1 ja nee 2 nee
horeca van categorie 2 nee 3 nee nee
horeca van categorie 4 nee 4 nee 4 nee 4

1 Ter plaatse van de aanduiding "kantoor" (k) is tevens zakelijke dienstverlening op de eerste verdieping en de overige verdiepingen toegestaan.

2. Behoudens legale bestaande vestigingen op de bestaande plaats en in de bestaande omvang.

3 Ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 2" (h=2) is tevens horeca van categorie 2 in de kelder en op de begane grond toegestaan met dien verstande dat op het perceel Langegracht 45 en op het perceel Krommestraat 46 alleen horeca van categorie 2 op de verdiepingen is toegestaan.

4 Ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 4" (h=4) is tevens horeca van categorie 4 in de kelder, op de begane grond, op de eerste verdieping en op de overige verdiepingen toegestaan.

5 Ter plaatse van de aanduiding "wonen uitgesloten" (-w) is geen wonen toegestaan.

  1. b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer voetgangersgebied" (sv-vg) een voetgangersgebied;
  2. c. ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" (ond) een onderdoorgang;
  3. d. de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, water, groenvoorzieningen, parkeer- en laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;


en tevens voor:

  1. e. opslag op de eerste verdieping en de overige verdiepingen indien deze functie ten dienste staat van de toegelaten functies die op de begane grond aanwezig zijn en minimaal één bovenwoning gehandhaafd blijft voor zover op het moment van inwerkingtreding van dit plan (een) bovenwoning(en) in het pand (is) aanwezig is;
  2. f. fietsenstallingen in de kelder;
  3. g. een seksinrichting op de gehele begane grond en ter grootte van maximaal 60 m2 op de verdieping ter plaatse van de aanduiding "seksinrichting" (si);
  4. h. een speelautomatenhal met horeca van categorie c op de begane grond ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - speelautomatenhal" (sco-sh);
  5. i. een onderwijsvoorziening op de eerste verdieping en de overige verdiepingen ter plaatse van de aanduiding "onderwijs" (on);
  6. j. detailhandel en publieksgerichte dienstverlening op de verdiepingen ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" (dh);
  7. k. het behoud, beheer en herstel van de historische muren en poorten ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding muur" (sba-mu);

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

10.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

10.3 Nadere eisen

10.4 Afwijken van de bouwregels

10.5 Specifieke gebruiksregels

10.6 Afwijken van de gebruiksregels

10.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening de aanduiding 'horeca van categorie 2' (h=2) schrappen indien het gebruik ten behoeve van de functie horeca definitief is beëindigd.

Artikel 11 Groen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, bermen, gazons en beplantingen;
  2. b. parken en plantsoenen;
  3. c. waterhuishoudkundige voorzieningen, watergangen en -partijen inclusief de daarbij behorende onderhoudspaden en/of -stroken;
  4. d. voetpaden;
  5. e. bestaande ondergrondse parkeergarages en/of ondergrondse fietsenstallingen;
  6. f. behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden ten behoeve van ecologische verbindingen;
  7. g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen, kunstobjecten en kunstwerken (waaronder duikers, bruggen en faunapassages) en ondergrondse afvalinzamelingsvoorzieningen;

en tevens voor:

  1. h. een bergbezinkbassin ter plaatse van de aanduiding "bergbezinkbassin" (bbb);
  2. i. het behoud, beheer en herstel van de historische muren en poorten ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding muur" (sba-mu);
  3. j. het behoud, beheer en herstel van historische hekwerken en poorten ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding hekwerk" (sba-hw);
  4. k. het behoud, beheer en herstel van bruggen met voorzieningen ten dienste van een (langzaam)verkeersroute ter plaatse van de aanduiding ''brug" (br);
  5. l. speelvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding "speelvoorziening" (sz).

11.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend toegestaan niet voor bewoning bestemde gebouwen die ten dienste staan van de bestemming, nutsvoorzieningen, bestaande ondergrondse parkeergarages en/of ondergrondse fietsenstallingen en een bergbezinkbassin.

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en omvang van gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde indien de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse, zulks vereisen.

11.4 Afwijken

Artikel 12 Horeca - 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  1. a. horeca van categorie 1, waaronder begrepen het bedrijfsmatig exploiteren van zaal- en vergaderaccommodaties;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, water, groenvoorzieningen, terrassen, parkeer- en laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

12.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend hoofdgebouwen, overkappingen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

Artikel 13 Horeca - 2

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  1. a. horeca van categorie 1, waaronder begrepen het bedrijfsmatig exploiteren van zaal- en vergaderaccommodatie, in de kelder en op de begane grond;
  2. b. hotel- en/of vergaderfaciliteiten op de verdiepingen;
  3. c. terrassen ten dienste van horeca van categorie 1 en hotel= en/of vergaderfaciliteiten ter plaatse van de aanduiding "terras" (tr);
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, water, groenvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

13.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend hoofdgebouwen, overkappingen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

13.3 Specifieke bouwregels

  1. a. Onder zaal- en vergaderaccommodatie als bedoeld in artikel 13, lid 1 onder a wordt verstaan: een vorm van horeca die bestaat uit het gelegenheid geven tot het houden van congres- en partycentrumachtige activiteiten, vergaderingen, productpresentaties, besloten diners, recepties en (huwelijks)feesten;
  2. b. De gronden met de aanduiding "terras" (tr) mogen als zodanig uiterlijk tot 23.00 uur worden gebruikt, behoudens het terras aan de zijde van de Kleine Haag, dat uiterlijk tot 22.00 uur mag worden gebruikt;
  3. c. Het bepaalde onder b. is niet van toepassing voor zover de terrassen na 23.00 uur respectievelijk 22.00 uur worden gebruikt als rokersruimte;
  4. d. Op de gronden met de aanduiding "terras" (tr) mag geen mechanisch versterkt geluid worden voortgebracht, uitgezonderd beperkte mechanische versterking van tokkelinstrumenten.

Artikel 14 Horeca - 3

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca van categorie 1, waaronder begrepen het gebruik ten dienste van vergaderingen en huwelijksvoltrekkingen;
  2. b. zaalaccommodatie uitsluitend in de dagperiode (07.00 - 19.00 uur);
  3. c. uitsluitend een ijssalon in de toren linksboven (gezien vanaf de Stadsring);
  4. d. uitsluitend opslag ten dienste van horeca van categorie 1 en zaalaccommodatie in de toren rechtsboven (gezien vanaf de Stadsring);
  5. e. terrassen ten dienste van horeca van categorie 1 en zaalaccommodatie in de dagperiode ter plaatse van de aanduiding "terras" (tr); de terrassen bij de waterpoort omvatten uitsluitend de drie nissen onder de torens;
  6. f. het behoud, beheer en herstel van historische muren en poorten ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding muur" (sba-mu);
  7. g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, water, groenvoorzieningen en opslagfaciliteiten;

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

14.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend hoofdgebouwen, overkappingen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

14.3 Specifieke bouwregels

  1. a. Onder zaalaccommodatie als bedoeld in artikel 14.1 wordt verstaan: een vorm van horeca die bestaat uit het gelegenheid geven tot het houden van (huwelijks)feesten, partijen, recepties, besloten diners, evenementen en andere daarmee gelijk te stellen activiteiten;
  2. b. Muziekgeluid ten dienste van zaalaccommodatie is uitsluitend in de dagperiode en in de gebouwen (en niet op de terrassen) toegestaan met dien verstande dat alle deuren en ramen gesloten blijven en het muziekgeluid binnen niet meer mag bedragen dan 90 dB(A);
  3. c. Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken voor zaalaccommodatie in avondperiode (19.00 - 23.00 uur) en in de nachtperiode (23.00-07.00 uur).

Artikel 15 Kantoor

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. zakelijke dienstverlening, waaronder begrepen congres- en vergaderaccommodatie;
  2. b. kantoren;
  3. c. bestaande ondergrondse parkeergarages en ondergrondse fietsenstallingen;
  4. d. ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" (ond) een onderdoorgang;
  5. e. het behoud, beheer en herstel van de historische muren en poorten ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding muur" (sba-mu);
  6. f. de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, water, erven, groenvoorzieningen parkeer- en laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;

en tevens voor :

  1. g. horeca van categorie 2 ter plaatse van de aanduiding “horeca van categorie 2” (h=2);
  2. h. gemengd (uitsluitend op de begane grond, de eerste verdieping en de vide) ter plaatse van de aanduiding "gemengd" (gd) in de vorm van:
    1. 1. detailhandel met horeca van categorie 3;
    2. 2. publieksgerichte dienstverlening;
    3. 3. maatschappelijke voorzieningen, met uitzondering van woonzorginstellingen, met horeca van categorie 3;
    4. 4. culturele voorzieningen met horeca van categorie 3;
    5. 5. voorzieningen gericht op ontspanning in de vorm van leisure, sauna's, yogastudio's, wellness, badhuizen, creativiteitscentra en daarmee gelijk te stellen voorzieningen met horeca van categorie 3;
    6. 6. horeca van categorie 1;
    7. 7. bedrijven uit de categorie A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging, die als bijlage (1) bij deze regels is gevoegd;

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen, zoals die geldt ten tijde van de aanvraag.

15.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend hoofdgebouwen, overkappingen, bestaande ondergrondse parkeergarages en ondergrondse fietsenstallingen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

15.3 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 16 Maatschappelijk

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van voorzieningen inzake welzijn, zorg, onderwijs, woonzorginstellingen, religie, openbare dienstverlening, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen voorzieningen met horeca van categorie 3, ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte kantoren en andere nevenfuncties;
  2. b. culturele voorzieningen in de vorm van musea, ateliers, galeries, bibliotheken, muziek-, dans- en toneelscholen en andere daarmee vergelijkbare kunst- en cultuur- gerelateerde instellingen met horeca van categorie 3, ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte kantoren en nevenfuncties;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding "begraafplaats" (bg) een begraafplaats;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding "'drugsopvang" (do) een opvang voor alcoholverslaafden;
  5. e. de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, water, erven, groenvoorzieningen parkeer- en laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;

en tevens voor:

  1. f. dak- en thuislozenopvang ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk-opvang" (sm-opv);
  2. g. het behoud, beheer en herstel van de historische muren en poorten ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding muur" (sba-mu);
  3. h. het behoud, beheer en herstel van historische hekwerken en poorten ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding hekwerk" (sba-hw);

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen, zoals die geldt ten tijde van de aanvraag.

16.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend hoofdgebouwen, overkappingen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

16.3 Specifieke gebruiksregels

16.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 17 Tuin - 1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. bestaande ondergrondse parkeergarages en/of ondergrondse fietsenstallingen;
  3. c. met de bijbehorende toegangen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;

en tevens voor:

  1. d. parkeren ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" (p);
  2. e. terrassen ter plaatse van de aanduiding "terras" (tr);
  3. f. het behoud, beheer en herstel van de historische muren en poorten ter plaatse van de aanduiding "'specifieke bouwaanduiding muur" (sba-mu);
  4. g. behoud, beheer en herstel van historische hekwerken en poorten ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding hekwerk" (sba-hw).

17.2 Bouwregels

17.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2.3:

  1. a. ten behoeve van het bouwen van palen en masten, zoals vlaggenmasten, tot een hoogte van ten hoogste 6 meter;
  2. b. ten behoeve van het bouwen van overige andere bouwwerken tot een hoogte van ten hoogste 2 meter;
  3. c. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.3 kan slechts worden verleend, indien:
    1. 1. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gebouwen en erven;
    2. 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse.

17.4 Specifieke gebruiksregels

17.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 18 Tuin - 2

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. bestaande ondergrondse parkeergarages en/of ondergrondse fietsenstallingen;
  3. c. met de bijbehorende toegangen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;

en tevens voor:

  1. d. parkeren ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" (p);
  2. e. terrassen ter plaatse van de aanduiding "terras" (tr);
  3. f. het behoud, beheer en herstel van de historische muren en poorten ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding muur" (sba-mu);
  4. g. behoud, beheer en herstel van historische hekwerken en poorten ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding hekwerk" (sba-hw).

18.2 Bouwregels

18.3 Afwijken van de bouwregels

18.4 Specifieke gebruiksregels

18.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 19 Verkeer

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (hoofd)ontsluitingswegen bestaande uit ten hoogste 4 rijstroken;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. in- en uitritten;
  5. e. bermen, groenvoorzieningen en water;
  6. f. bestaande ondergrondse parkeergarages en ondergrondse fietsenstallingen;
  7. g. overbouwingen en onderdoorgangen ten behoeve van het railverkeer;
  8. h. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen en kunstwerken.

19.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 19.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwen en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 meter;
  2. b. bestaande ondergrondse parkeergarages en ondergrondse fietsenstallingen;
  3. c. andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen, ten dienste van de bestemming, zoals palen, masten, reclame-uitingen, lichtmasten, wegwijzers, verkeerstekens en -regelinstallaties, bovengeleidingsportalen, schakelkasten, straatmeubilair, afvalinzamelcontainers, (beeldende) kunstwerken, hekwerken en muren, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken max. bouwhoogte
- palen en masten
- reclame-uitingen
- lichtmasten
- wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties
- schakelkasten
- straatmeubilair
- (beeldende) kunstwerken
- overige andere bouwwerken
6 m
3 m
6 m
5 m
1,5 m
2 m
4 m
2 m

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en omvang van gebouwen en andere bouwwerken indien de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals deze beschreven in de cultuurhistorische analyse, zulks vereisen.

Artikel 20 Verkeer - Garagebox

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Garagebox' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de stalling van personenauto's, motorrijwielen en (brom)fietsen;
  2. b. de berging van huishoudelijke artikelen, caravans en aanhangwagens;
  3. c. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen en fietsenstallingen.

20.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 20.1, zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

20.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik ten behoeve van detailhandel en andere activiteiten met een bedrijfsmatig karakter, waaronder opslag.

Artikel 21 Verkeer - Parkeergarage

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeergarage' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ondergrondse en bovengrondse parkeervoorzieningen en/of fietsenstallingen;
  2. b. bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals hellingbanen en entreegebouwen, alsmede nutsvoorzieningen.

21.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 21.1 zijn uitsluitend gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

Artikel 22 Verkeer - Railverkeer

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. railverkeer;
  2. b. overbouwingen en onderdoorgangen ten behoeve van het weg- en langzaamverkeer;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. in- en uitritten;
  6. f. bermen, water en groenvoorzieningen;
  7. g. geluidwerende voorzieningen;
  8. h. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.

22.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 22.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwen en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen met een maximale bruto-inhoud van ten hoogste 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 meter;
  2. b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, informatieborden, wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties, bovengeleidingsportalen, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende) kunstwerken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken max. bouwhoogte
- palen, masten en reclame- en andere tekens 8 m
- verlichtingsmasten en antenne-installaties 10 m
- ander straatmeubilair 4 m
- verkeerstekens en -regelinstallaties, (beeldende) kunstwerken en geluidwerende voorzieningen 8 m
- erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken 4 m

Artikel 23 Verkeer - Verblijfsgebied

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer;
  2. b. ontsluitingswegen, bestaande uit ten hoogste twee rijstroken;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. water en kruisingen met water;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. in- en uitritten;
  7. g. bermen en groenvoorzieningen;
  8. h. geluidwerende voorzieningen;
  9. i. bestaande ondergrondse parkeergarages en/of ondergrondse fietsenstallingen;
  10. j. terrassen bij horecagelegenheden;
  11. k. evenementen;
  12. l. markten en standplaatsen;
  13. m. (ondergrondse) afvalinzamelvoorzieningen;
  14. n. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen, fietsenstallingen, kunstobjecten, kunstwerken en kademuren;

en tevens voor:

  1. o. het behoud, beheer en herstel van de historische muren en poorten ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - muur" (sba-mu);
  2. p. het behoud, beheer en herstel van historische hekwerken en poorten ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - hekwerk" (sba-hw);
  3. q. behoud, beheer en herstel van de historische bruggen ter plaatse van de aanduiding "brug" (br);
  4. r. behoud, beheer en herstel van historische stuwen ter plaatse van de aanduiding "stuw" (stw);
  5. s. een bergbezinkbassin ter plaatse van de aanduiding "bergbezinkbassin" (bbb);
  6. t. een urilift ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - urilift" (sba-u);
  7. u. een overkapping voor de doeleinden die in deze of de aangrenzende bestemming zijn toegelaten ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - overkapping" (sba-o);
  8. v. een speelvoorziening ter plaatse van de aanduiding "speelvoorziening" (sz).

23.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 23.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwen en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van ten hoogste 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 meter;
  2. b. ondergrondse bouwwerken in de vorm van een bergbezinkbassin ter plaatse van de aanduiding "bergbezinkbassin" (bbb);
  3. c. bestaande ondergrondse parkeergarages en/of ondergrondse fietsenstallingen;
  4. d. overkappingen ter plaatse van de"specifieke bouwaanduiding - overkapping" (sba-o) volgens de bestaande hoogte en omvang;
  5. e. uriliften ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - urilift" (sba-u) volgens de bestaande hoogte en omvang;
  6. f. andere bouwwerken, niet zijnde overkappingen, ten dienste van de bestemming, zoals palen, masten, reclame-uitingen, lichtmasten, informatieborden, wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties, schakelkasten, straatmeubilair, afvalinzamelcontainers, (beeldende) kunstwerken, kleine speeltoestellen, (multi)parasols op terrassen en terrasschermen ten dienste van de horeca, hekwerken en muren, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken max. bouwhoogte
palen en masten
reclame-uitingen
lichtmasten
informatieborden
wegwijzers,verkeerstekens en regelinstallaties
schakelkasten
straat- en pleinmeubilair
afvalinzamelcontainers
(beeldende) kunstwerken
speeltoestellen
hekwerken en muren
terrasschermen direct aan de gevel
overige terrasschermen
6 m
3 m
6 m
3 m
4 m
1,5 m
2 m
2 m
5 m
3 m
1 m
1,5 m
1 m
(multi)parasols
hekwerken en muren
overige andere bouwwerken
3 m
1 m
2 m

23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, omvang en vormgeving van gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde indien de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse, zulks vereisen.

23.4 Afwijken

Artikel 24 Water

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. waterhuishouding en waterkering;
  3. c. waterbeheer en waterberging;
  4. d. groenvoorzieningen en bermen;
  5. e. kruisingen met wegverkeer en langzaam verkeer;
  6. f. kunstwerken;
  7. g. behoud, beheer en herstel van kademuren;
  8. h. behoud, beheer en versterking van natuurwaarden op de kademuren;
  9. i. behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden ten behoeve van ecologische verbindingen;

en tevens voor:

  1. j. behoud, beheer en herstel van de historische bruggen ter plaatse van de aanduiding "brug" (br);
  2. k. behoud, beheer en herstel van historische stuwen ter plaatse van de aanduiding "stuw" (stw);
  3. l. behoud, beheer en herstel van de historische sluizen ter plaatse van de aanduiding "sluis" (sba-sl);
  4. m. steigers voor het aanleggen van passagiersvaartuigen ter plaatse van de aanduiding "steiger" (ste);

24.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend toegestaanandere bouwwerken ten dienste van de bestemming.

24.3 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2.1 onder b voor het bouwen van steigers ten behoeve van de aanleg van passagiersvaartuigen, met dien verstande dat:

  1. a. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse.
  2. b. de veiligheid, de bereikbaarheid over water en het beheer van watergangen en oevers niet worden aangetast;
  3. c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de ecologische verbindingszone;
  4. d. alvorens burgemeester en wethouders besluiten omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning raadplegen zij de waterbeheerder.

Artikel 25 Wonen

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. uitsluitend bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen ter plaatse van de bouwaanduiding "bijgebouwen" (bg);
  3. c. een onderdoorgang ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" (ond);
  4. d. bestaande ondergrondse parkeergarages en/of ondergrondse fietsenstallingen;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals, zoals tuinen, water, erven, groenvoorzieningen, parkeer- en laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;

en tevens voor:

  1. f. detailhandel en publieksgerichte dienstverlening ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" (dh);
  2. g. publieksgerichte dienstverlening ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van dienstverlening - publieksgerichte dienstverlening (sdv-pdv)";
  3. h. kantoren ter plaatse van de aanduiding "kantoor" (k);
  4. i. een atelier ter plaatse van de aanduiding "atelier" (at);
  5. j. religieuze voorzieningen ter plaatse van de aanduiding "religie" (re);
  6. k. een creativiteitscentrum ter plaatse van de aanduiding 'creativiteitscentrum" (cc);
  7. l. een theater ter plaatse van de aanduiding "theater" (th);
  8. m. een welzijninstelling ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk" (m);
  9. n. gezondheidszorg ter plaatse van de aanduiding "gezondheidszorg" (gz);
  10. o. een multimediabedrijf ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf-multimediabedrijf" (sb-mm);
  11. p. een badhuis ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - badhuis" (sco-bh);
  12. q. bedrijven, die in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als categorie A en B in de bijlage (1) die bij deze regels is gevoegd, ter plaatse van de aanduiding "bedrijf" (bd);
  13. r. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca-verhuur" (sh-vhr) het commercieel verhuren en/of in gebruik geven van ruimten ten behoeve van zakelijke bijeenkomsten alsmede vergaderingen, trainingen, presentaties, tentoonstellingen, diners, lunches en andere kleinschalige particuliere bijeenkomsten in besloten kring, met dien verstande dat deze activiteiten uitsluitend zijn toegestaan in het souterrain en tot een maximum oppervlakte van 130 m2;
  14. s. het behoud, beheer en herstel van de historische muren en poorten ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding muur" (sba-mu);
  15. t. het behoud, beheer en herstel van historische hekwerken en poorten ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding hekwerk" (sba-hw);

met dien verstande dat per toegelaten functie voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid, zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

25.2 Bouwregels


Op en in deze gronden zijn uitsluitend hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken, overkappingen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

25.3 Nadere eisen

25.4 Afwijken van de bouwregels

25.5 Specifieke gebruiksregels

25.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 26 Leiding - Riool (Dubbelbestemming)

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het transport van (riool)water door een rioolpersleiding.

26.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 26.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken ten dienste van de bestemming waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 meter.

26.3 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.1 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemming, met dien verstande dat:

  1. a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan;
  2. b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen omtrent het onder a gestelde.

Artikel 27 Waarde - Archeologie Categorie 1 (Dubbelbestemming)

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie categorie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het behoud en bescherming van de archeologische waarden;
  2. b. de regels van deze bestemming hebben, bij strijdigheid met de andere daar voorkomende bestemmingen, voorrang.

27.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 27.1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - archeologie categorie 1' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  2. b. het ophogen van de bodem met meer dan 30 centimeter;
  3. c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 centimeter;
  4. d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
    parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 centimeter bedraagt;
  5. e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 centimeter;
  6. f. het aanleggen of rooien van houtopstanden waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 30 centimeter en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  7. g. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
    grotere diepte dan 30 centimeter.

Artikel 28 Waarde - Beschermd Stadsgezicht (Dubbelbestemming)

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden. Deze waarden zijn beschreven in de cultuurhistorische analyse en de daarbij behorende kaartbeelden;
  2. b. de regels van deze bestemming hebben, bij strijdigheid met de andere daar voorkomende bestemmingen, voorrang.

28.2 Bouwregels

28.3 Nadere eisen

28.4 Afwijken van de bouwregels

28.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

28.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

28.7 Algemene voorwaarden voor afwijken en omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en voor het slopen van een bouwwerk

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 29 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 30 Algemene Bouwregels

30.1 Ondergeschikte bouwdelen

In uitzondering op het bepaalde in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels) en met overschrijding van bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen mogen ondergeschikte bouwdelen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. plinten, pilasters, kozijnen, lijstwerk, hemelwaterafvoeren,stoepen, luiken, overstekende daken, afdaken, luifels en gevelverlichting de bouwgrens met ten hoogste 0,3 meter mogen overschrijden;
  2. b. bij bouwwerken die boven een trottoir worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;
  3. c. bij bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4,2 meter dient te worden aangehouden.

Artikel 31 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:

  1. a. van onbebouwde gronden:
    1. 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    2. 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    3. 3. als plaats voor sloop-, reparatie- of andere werkzaamheden aan auto's, anders dan incidentele, reguliere onderhoudswerkzaamheden op beperkte schaal;
    4. 4. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen en LPG;
  2. b. van gebouwen en onbebouwde gronden als seksinrichting tenzij de gronden als zodanig zijn aangeduid.

Artikel 32 Algemene Afwijkingsregels

32.1 Afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan:

  1. a. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, abri's, telefooncellen, fietsenstallingen, en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 meter en de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
  2. b. voor het in geringe mate overschrijden van de bestemmings- of bouwgrenzen met ten hoogste 3 meter, mits dit noodzakelijk is voor de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing, mits daardoor de geldende oppervlakte van de bij de afwijking betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt vergroot;
  3. c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten, afmetingen en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten, afmetingen en percentages;

met dien verstande dat afwijkingen als bedoeld in lid 32.1, onder a tot en met c worden geweigerd indien door het verlenen daarvan:

  1. 1. onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende hoofdgebouwen en erven;
  2. 2. de verkeersveiligheidsbelangen onevenredig worden geschaad;
  3. 3. een onevenredige aantasting plaatsvindt van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse.

Alvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld in lid 32.1 vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.

32.2 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor het gebruik van bijbehorende bouwwerken bij woningen als afhankelijke woonruimte in combinatie met de noodzakelijke verbouw daarvan voor mantelzorg of een mantelzorgwoning, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. door een deskundige is aangetoond dat de afwijking noodzakelijk is in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;
  2. b. door de vestiging van extra woonruimte mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  3. c. de maximale toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag niet worden overschreden;
  4. d. daardoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse.

32.3 Afhaalpunt

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor het gebruiken van hoofdgebouwen als afhaalpunt, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gebouwen en erven;
  2. b. een afhaalpunt mag geen onevenredig nadelige effecten hebben ten aanzien van de verkeersafwikkeling en -doorstroming;
  3. c. de maximale oppervlakte van een afhaalpunt mag niet meer bedragen dan 25 m2.

32.4 Gebouwde fietsenstallingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor het gebruiken van hoofdgebouwen voor het stallen van fietsen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gebouwen en erven;
  2. b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse.

Artikel 33 Algemene Wijzigingsregels

33.1 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 34 Overgangsrecht

34.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a, voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

34.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  5. e.

Artikel 35 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Binnenstad”.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

Er is een aantal aanleidingen om een nieuw bestemmingsplan voor de binnenstad te maken.

1. De vier geldende stadsvernieuwingsplannen voor de binnenstad dateren van vóór 1990. Ze zijn niet meer adequaat op de actuele situatie en wetgeving afgestemd.
2. De resultaten van onderzoeken naar het bestaande (planologisch)juridisch instrumentarium voor de binnenstad laten zien dat een verbetering en aanscherping van de regelingen gewenst is om de cultuurhistorische kwaliteiten en bijzondere kenmerken (nog) beter en blijvend te beschermen.
3. Om het de vele binnenstedelijke functies mogelijk te maken zich ook in de toekomst in de binnenstad verantwoord en eigentijds te kunnen ontwikkelen is een actueel planologisch-juridisch kader nodig met een doorwerking van het sectorale beleid.
4. Volgens de Monumentenwet 1988 geldt de verplichting om voor beschermde stads- en dorpsgezichten een beschermend bestemmingsplan te maken.
5. De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor dat bestemmingsplannen per 1 juli 2013 actueel (niet ouder dan 10 jaar) moeten zijn.

Het nieuwe bestemmingsplan heeft als doel de totstandkoming van een eenduidige en samenhangende juridisch-planologische regeling. Het nieuwe bestemmingsplan richt zich voornamelijk op beheer van de bestaande situatie en het vastleggen van de bestaande kwaliteiten. Het omvat geen (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen, voorzover die al niet zijn vastgelegd in de geldende stadsvernieuwingsplannen voor de binnenstad.

In het proces om te komen tot het voorliggende bestemmingsplan is een Cultuurhistorische analyse van de binnenstad opgesteld. Dit document is een belangrijke onderlegger voor dit bestemmingsplan en de daarin op te nemen regels.

1.2 Bestemmingsplan

1.2.1 Ligging en begrenzing van het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan “Binnenstad" beslaat het in 1984 door het Rijk aangewezen beschermde stadsgezicht van de binnenstad met een aantal daaraan grenzende gebiedsdelen. Het beschermde stadsgezicht omvat de Kern en de Schil; de twee groeifasen van de historische stad.
De begrenzing van het bestemmingsplan wordt gevormd door de Stadsring, de spoorlijn, de Schimmelpennickkade, de Scheltussingel en de Flierbeeksingel.

Figuur: Begrenzing bestemmingsplan Binnenstad

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00071-0301_0001.png"

1.2.2 Geldend(e) plan(nen)

Dit bestemmingsplan Binnenstad vervangt de hierna genoemde stadsvernieuwings- en bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan vervangt ook een aantal in de loop van de jaren vastgestelde uitwerkingsplannen voor de binnenstad.

Naam plan Raad GS
Stadsvernieuwingsplan Kern 30 juni 1987 16 februari 1988
Stadsvernieuwingsplan Bloemendal 30 januari 1990 11 september 1990
Stadsvernieuwingsplan Kamp-Zuidsingel 30 januari 1990 22 mei 190
Stadsvernieuwingsplan CSG 28 februari 1990 2 oktober 1990
Bestemmingsplan CSG Noord 15 juni 2000 30 januari 2001
Bestemmingsplan van de horecaregeling Svp Kern 28 januari 2003 2 september 2003
Bestemmingsplan Achter de Arnhemse Poortwal 6 november 2012

1.2.3 Plansystematiek

In het bestemmingsplan is gekozen voor een gedetailleerde wijze van bestemmen. Gedetailleerde plannen bieden de beste waarborg voor het bewaken en beschermen van de typische kwaliteiten van de historische binnenstad, die immers voor een groot deel is opgebouwd uit kleine bouweenheden, die elk een individueel karakter hebben en van elkaar verschillen, maar op onderdelen ook veel overeenkomsten vertonen. Die voor het unieke karakter van de historische binnenstad essentiële verschillen tussen de individuele bouweenheden tonen zich zowel aan de straat, door middel van wisselende breedtes en hoogtes, verschillende gevelbeëindigingen en gevelontwerpen, als in het dakenlandschap, door middel van verschillende kapvormen, dakhellingen, nokrichtingen etc. Om die verscheidenheid, binnen de smalle bandbreedte van de overeenkomsten, te waarborgen is een gedetailleerd bestemmingsplan de best werkbare optie.


Gedetailleerd bestemmen betekent dat er met betrekking tot de regels voor het bouwen grip kan worden gehouden om te voorkomen dat waarden verloren gaan. Vernieuwing op het gebied van bouwen moet uiteraard wel mogelijk worden gemaakt via bijvoorbeeld flexibiliteitbepalingen (afwijkingsregels). Functioneel kan ook flexibiliteit worden geboden om ruimte te bieden aan (economische) dynamiek.

Een goede bescherming van het cultureel erfgoed heeft ook grote economische waarde. Onderzoeken wijzen dat uit (o.a. publicatie ‘Cultureel erfgoed op waarde geschat’ Platform 31 / VU-Universiteit van Twente). Steden kunnen zich met cultureel erfgoed profileren en daarmee bezoekers, bewoners en bedrijven aan zich binden.

De keuze voor een gedetailleerd bestemmingsplan sluit ook aan bij de aanbevelingen van Flexus AWC uit Rotterdam. Dit bureau heeft in 2010 onderzoek gedaan naar het ruimtelijke instrumentarium voor de binnenstad en het functioneren van het stadsvernieuwingsplan Kern. Ook een vergelijkend onderzoek naar recente binnenstadsplannen van andere gemeenten (Utrecht, Amsterdam, Alkmaar, Haarlem) laat zien dat voor eenzelfde aanpak wordt gekozen met eenzelfde onderbouwing (gedetailleerde plannen bieden de beste bescherming).

1.3 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding (voorheen:plankaart) waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het bindende deel van het bestemmingsplan.


De toelichting begint in hoofdstuk 2 met een beschrijving van de bestaande situatie van het plangebied. In hoofdstuk 3 staan de belangrijkste beleidskaders van het bestemmingsplan en in hoofdstuk 4 zijn de omgevingsaspecten, waaronder de relevante milieuthema's, beschreven. Hoofdstuk 5 bevat de planbeschrijving en hoofdstuk 6 een toelichting op de juridische planopzet. Tot slot behandelt hoofdstuk 7 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Om de omvang van deze toelichting beperkte te houden, is een deel van de informatie (ook) opgenomen als bijlagen (bij de toelichting en soms ook bij de regels) bij dit bestemmingsplan. Het gaat om de navolgende bijlagen:

  • de aanwijzingstekst van het Rijk uit 1984, waarbij de binnenstad van Amersfoort tot beschermd stadsgezicht is aangewezen
  • de cultuurhistorische analyse van de binnenstad (cultuurhistorische analyse beschermd stadsgezicht binnenstad Amersfoort)
  • de (architectuur)ordekaart
  • de kappenkaart
  • de kaart "kleine historische elementen"
  • de gevelbeelden
  • de rapportage "Luchtkwaliteit Binnenstad"
  • de rapportage "Geluidsonderzoek buitenruimte Kleine Haag 3
  • de rapportage "Externe Veiligheid & Geluid Bestemmingsplan Amersfoort-Binnenstad" (projectnummer SB|G/LEKR/533013 dd. 1 oktober 2012)
  • de rapportage "Externe Veiligheid & Geluid emplacementen
  • de rapportage "Externe Veiligheid & Geluid PR GR Spoor".

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

In dit hoofdstuk wordt de bestaande situatie van het plangebied beschreven. Allereerst is er aandacht voor de ontwikkelingsgeschiedenis van de binnenstad. Vervolgens komt de cultuurhistorie aan de orde en wordt ingezoomd op de functies in de binnenstad. Tenslotte worden in hoofdstuk 2.4 ook de functies per deelgebied nader belicht.

2.1 Ontwikkelingsgeschiedenis

Amersfoort kent een lange geschiedenis. De stad dankt haar ontstaan en vroegste ontwikkelingen in belangrijke mate aan de kenmerken van het landschap. De eerste bewoning, in de Midden Steentijd, vond met name plaats op de randen van de hoger gelegen gebieden van de stad. De aanwezigheid van hoog en laag gelegen gebieden en de beschikbaarheid van water, hout en voedselbronnen maakten deze omgeving tot een aantrekkelijke vestigingsplaats. Verschillende archeologische opgravingen van nederzettingen bevestigen dit. De ontwikkeling van Amersfoort wordt in grote mate bepaald door de aanwezigheid van water. De beken kwamen in dit gebied samen en gingen als Eem verder richting Zuiderzee. De naam Amersfoort wordt vaak verklaard als 'voorde (oversteekplaats) over de Amer (Eem)'. Waar deze plek is geweest is onduidelijk. Het zou een plek moeten zijn waar een oude landroute een natuurlijke waterweg kruist. Mogelijke plekken zijn: waar de Bloemendalsestraat het Havik kruist en waar de Langestraat de Weversingel kruist.

2.1.1 Ontwikkelingsgeschiedenis in de periode 1100 - 1579 (Van Nederzetting tot Stad)

Amersfoort wordt voor het eerst genoemd in een document uit 1028, wanneer de bisschop van Utrecht goederen ontvangt van de Duitse keizer Koenraad II. De belangrijkste wegen van de binnenstad waren in die tijd de noord-zuid route (o.a. Bloemendalsestraat) en de oost-west route, waar de Langestraat onderdeel van was.
De hofkapel bevond zich op de plek van de huidige Sint-Joriskerk. Vanuit de hofkapel kon de omgeving worden gecontroleerd en de boeren uit de omgeving brachten hun goederen erheen. In dezelfde periode werden grote delen van de stad ontgonnen. Bewoning vond plaats in eenvoudige houten huizen. Waarschijnlijk waren in deze periode alleen de romaanse Sint Joriskerk en de bisschopshof uit baksteen vervaardigd. Het oudst bekende stenen woonhuis in de stad is Hof 39, thans Logement de Gaaper, dat dateert uit circa 1300.

Amersfoort groeide hierna snel uit tot stad en verwierf in 1259 de bijbehorende stadsrechten. In dezelfde periode werd de gehele Hof opgehoogd, waardoor het plein als één geheel ging functioneren. Na de verlening van stadsrechten volgde de aanleg van een dubbele stadsgracht en (de eerste) omwalling, thans nog herkenbaar in de grachten rond de Muurhuizen. De eerste stadsmuur was circa één meter dik en werd door enkele stadspoorten onderbroken: Havickerpoort (Bloemendalsebinnenpoort), Viepoort (Kamperbinnenpoort) en de Rodetorenpoort (Utrechtsebinnenpoort). De toegang via het water werd verdedigd door twee waterpoorten: één bij het huidige Tinnenburg en één aan het eind van de Langegracht. De bouw van de eerste stadsmuur luidde de verstening van de stad in. Onder meer aan de Mooierstraat, 't Havik, Krommestraat en de Langestraat verrezen in de veertiende eeuw stenen huizen.

De omwalling had vooral een defensieve functie en leidde ruimtelijk gezien tot een abrupte overgang tussen de stad en het platteland. Al voor 1400 werd de haven buiten de oude stad, langs de huidige Grote en Kleine Koppel, geplaatst. De meeste straten waren ongeplaveid. In 1450 besloot het stadsbestuur om enkele wegen te bestraten vanwege het toenemende verkeer. De Hof was al vrij vroeg bestraat ten behoeve van de markten die er gehouden werden.


In de veertiende eeuw verdubbelde het aantal inwoners van Amersfoort tot een totaal van circa 1500. Door deze sterke groei besloot het stadsbestuur een tweede, ruimere stadsomwalling aan te leggen. De aanleg hiervan duurde tot het midden van de 15e eeuw. Hierna waren er zes poorten die toegang gaven tot de stad: Koppelpoort, Kamperbuitenpoort, Slijkpoort, Utrechtsepoort, Bloemendalsepoort en Andriespoort. Daarnaast was ook de waterpoort Monnikendam in de tweede stadsmuur gesitueerd. Op de plaats van de eerste stadsmuur verrezen vanaf eind 15de eeuw de huidige Muurhuizen, waarbij de voorgevels vaak op de stadsmuurrestanten werden gebouwd.


In de 15e eeuw leek de grootste bloei van de stad voorbij. De bierbrouwerij en textielnijverheid waren de belangrijkste bedrijfstakken in de stad, maar ten opzichte van andere steden verslechterde de concurrentiepositie van Amersfoort. De stad kreeg in deze periode wel een economische impuls door de vondst van een miraculeus Mariabeeldje in de Amersfoortse gracht in 1444. Deze vondst had een sterke pelgrimage naar de stad tot gevolg. Daarnaast had het ook effect op de bebouwing. Zo werd de Mariakapel, waar het beeldje werd vereerd, uitgebouwd tot een Gotische kruiskerk en werd er een 'wandelhuis' (Oude Gasthuis) voor arme pelgrims in de Langestraat gerealiseerd. In deze periode werden meerdere instellingen voor de armen- en ziekenzorg verwezenlijkt (het St.-Pietersgasthuis, het complex Armen de Poth). In de zestiende eeuw ontstonden tevens het Sint-Elisabethgasthuis (1559) en het Heilige-Sacraments of Bloklandsgasthuis (1573). In 1551 werd het Sint Nicolaasweeshuis aan het Zand gesticht.

De Sint Joriskerk was destijds Amersfoorts enige parochiekerk. In de Langestraat was ter hoogte van de Vismarkt de Heilige-Geestkapel gevestigd (Lutherse Kerk). Vóór 1390 was tevens de reeds genoemde Mariakapel gerealiseerd. Uit de opbrengsten van de pelgrimage werd de 98 meter hoge O.L.V.-toren en Gotische kruiskerk bekostigd. Ook bevonden zich veel kloosters in de stad: het Franciscanenklooster aan de Westsingel (het latere Observantenklooster, gebouwd tussen 1471-1479), de Mariënhof aan de Zuidsingel (tot 1547 het Sint Ursulaklooster uit 1479), de Sint Aegtenkapel aan het Zand (gebouwd tussen 1408-1410), het Sint Barbaraklooster aan de Herenstraat (gebouwd tussen 1450-1500), het Sint Agnietenklooster aan de Zuidsingel (gebouwd in 1397) en het Sint Jansklooster bij de Beestenmarkt (gebouwd in 1444, vergroting van een al bestaande kapel). Ook scholen waren al vroeg in de binnenstad gevestigd. De Latijnse School, het latere Gymnasium, is in 1376 opgericht en was vanaf 1487 (oudste vermelding) aan de huidige Appelmarkt gevestigd. De school verhuisde hierna meerdere malen. Aan ditzelfde plein is het oudste café (uit 1530) van Amersfoort gevestigd, thans Appelmarkt 15. Opmerkelijk is dat veel straten en pleinen die Jacob van Deventer op zijn kaart van Amersfoort uit 1560 tekende nu nog bestaan. Van de circa 70 binnenstadsstraten, hebben 55 nog exact dezelfde plaats.

2.1.2 Ontwikkelingsgeschiedenis in de periode 1579-1800 : Bevolkingsgroei en verstedelijking

Het katholieke Amersfoort weigerde in 1579 zich bij de opstandelingen tegen koning Filips II, verenigd in de Unie van Utrecht, aan te sluiten. Dit leidde tot militair ingrijpen door soldaten onder leiding van Jan van Nassau. Amersfoort werd veroverd en belandde zo tegen de zin van de meeste inwoners in het protestantse kamp. Zoals ook elders in het land vond er in Amersfoort in deze tijd een beeldenstorm plaats, waarbij onder andere de Onze-Lieve-Vrouwekerk en Sint-Joriskerk (in 1572) tijdelijk in protestantse handen kwamen. Een aantal katholieke instellingen kwam vanaf het einde van de 16e eeuw vrij. Het Sint-Aegtenklooster werd omgevormd tot bedrijfsruimte, het Observantenklooster fungeerde als stadsdoelen en logement en in het klooster Mariënhof huisde vanaf 1612 het Burgerweeshuis. De Sint-Annakapel bij de Poth werd door enkele gezinnen bewoond tot deze in 1657 afbrandde. In deze periode werden de Amersfoortse stadsmuren gedeeltelijk aan de binnenzijde met aarde versterkt en buiten de stadspoorten werden bastions gebouwd als extra versterking bij de toegangswegen. De stadsmuur met aarden wal bleek echter al spoedig onvoldoende te beschermen tegen aanvallen met buskruit en verloor in de periode hierna snel zijn functie. Rond de stadsmuur lag destijds een dubbele buitengracht, zoals op de oude kaarten van de stad is te zien. Het binnenste deel hiervan werd in 1594 gedempt, en in 1613 werd het buitenste deel verbreed. In 1733 werd deze gracht opnieuw verbreed.


Amersfoort is qua inwonersaantal in de zestiende eeuw te vergelijken met steden als Zutphen, Gorinchem en Zwolle. In 1608 werd een galerij langs de Sint Joriskerk gerealiseerd, die als boterhal ging fungeren en achter de kerk ontstond de Appelmarkt. Op het noordelijke deel ontstond de Groenmarkt. Tot midden 17e eeuw werden de huidige Muurhuizen gebouwd. In 17e eeuw verloren de stadsmuren en bastions grotendeels hun functie. Sommige onderdelen verdwenen en andere kregen een nieuwe functie toebedeeld. Zo was vanaf 1700 een Joodse begraafplaats op het voormalig bolwerk aan de Bloemendalsestraat gevestigd.

In 1671 vervaardigt Matthias Withoos het schilderij Gezicht op Amersfoort. Dit schilderij geeft een goede indruk van het stedelijke aanzien van Amersfoort in de 17e eeuw.

Figuur: Gezicht op Amersfoort


afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00071-0301_0002.png"


Vanaf begin 17e eeuw tot de 19e eeuw was er een grote bloei in tabakshandel in Amersfoort. Ook bier- en textielproductie waren een belangrijke bedrijfstak in die tijd. In de loop van de 17e en 18e eeuw nam de betekenis van de handels- en dienstensector in de Amersfoortse economie toe. Door bevolkingsgroei en toenemende vraag vanuit de regio ontwikkelde Amersfoort zich in de 18e eeuw tot een volwaardig regionaal markt- en dienstencentrum. De Onze-Lieve-Vrouwekerk kwam niet ongeschonden uit deze periode. In de 16e eeuw vatte de toren al meerdere malen vlam door blikseminslag. In 1787 werd de kerk getroffen door grotere rampspoed. Het in de kerk opgeslagen buskruit vatte vlam en de kerk werd verwoest door de explosie. In 1805 werd het puin pas opgeruimd en kreeg Amersfoort een Onze-Lieve-Vrouweplein met toren maar zonder een kerk.

2.1.3 Ontwikkelingsgeschiedenis in de periode 1800 - 1900 : Groei en stagnatie

De 19e eeuw kan omschreven worden als periode met sterke bevolkingsgroei en industrialisatie. Amersfoort groeide van 8580 inwoners in 1795 naar 15300 inwoners in 1889. Buiten de stadsmuren was begin 19e eeuw nog nauwelijks bebouwing.
In Amersfoort werkten destijds veel arbeiders in de tabaks- en textielindustrie. Vanaf eind jaren twintig van de 19e eeuw was er sprake van verval in deze sectoren. Mede door stijgende voedselprijzen nam het aantal bedeelden sterk toe. Meerdere crises en concurrerende steden betekenden eind 19e eeuw de definitieve ondergang van de textielindustrie in Amersfoort. De productie van tabak nam in deze eeuw ook sterk af.
Vanaf het begin van de jaren dertig van de 19e eeuw kon Amersfoort een garnizoensstad genoemd worden. In 1831 werd aan de Beestenmarkt een kazerne gebouwd waar honderden militairen vanaf dat moment waren gelegerd. Het complex werd eind twintigste eeuw gesloopt. De aanwezigheid van militairen had een grote invloed op het culturele leven van de stad. De opleving van de sociëteiten in die periode getuigen daarvan.

In de eerste helft van de 19e eeuw werd een groot deel van de stadsmuren en poorten afgebroken om plaats te maken voor een nieuw plantsoen. Alleen de Koppelpoort en Monnikendam en gedeelten van de stadsmuur Achter de Kamp en bij de Sint Annastraat bleven behouden. Tuinarchitecten H. van Lunteren en J.D. Zocher ontwierpen de nieuwe groenstrook, die de hele oude stad omsloot. Tussen 1828 en 1843 werd het nieuwe plantsoen gerealiseerd.

Hoewel de middeleeuwse plattegrond nog duidelijk herkenbaar is verloor Amersfoort in de loop van de 19e eeuw voor een belangrijk deel haar middeleeuwse uiterlijk. Vanaf de 18e eeuw werden gevels gemoderniseerd naar de laatste mode, vaak met witte bepleistering en kroonlijst. Veel kerken werden gerealiseerd in neoclassicistische stijl, zoals de Lutherse Kerk, St. Franciscus Xaveriuskerk en de Elleboogkerk.

2.1.4 Ontwikkelingsgeschiedenis in de periode 1900 -1945 : Modernisering en restauratie

De Amersfoortse bevolking groeide in de 20e eeuw van circa 16.000 inwoners rond 1900 naar ruim 88.000 inwoners in 1975. Aan het begin van de eeuw werd veel promotie gemaakt voor Amersfoort als woonplaats. Door een toenemend bevolkingsaantal werden grotere openbare gebouwen gerealiseerd, zoals een politiekantoor, gemeentehuis en ziekenhuis. Het Sint Elisabethgasthuis verhuisde in 1907 van Muurhuizen 33 naar de nieuwbouw in de Sint Andriesstraat.

In 1901 werd de Woningwet ingevoerd, die tot doel had iedere burger van geschikte woonruimte te voorzien door nieuwbouw te bevorderen en krotwoningen tegen te gaan. Steden met meer dan 10.000 inwoners waren verplicht een uitbreidingsplan op te stellen. In Amersfoort had de wet een sterke groei van de wijken rond de kern tot gevolg. Ook in de Amersfoortse kern werden dergelijke 'woningwetwoningen' gerealiseerd, bijvoorbeeld aan en achter de Sint Annastraat.
Rond 1910 ontstond er woningnood in Amersfoort en tijdens de Eerste Wereldoorlog nam dit dramatische vormen aan. Veel onbewoonbaar verklaarde panden in de binnenstad konden niet worden ontruimd bij gebrek aan vervangende woonruimte. De gemeente liet daarom meerdere woningcomplexen in de stad realiseren. In de binnenstad verrezen hierdoor het Pothkwartier en het Dreyershofje (1938), beiden onder leiding van de toenmalige stadsarchitect C.B. van der Tak.


Begin 20e eeuw was er zowel landelijk als in Amersfoort sprake van een groeiende aandacht voor monumenten. Vanaf eind jaren twintig tot aan de Tweede Wereldoorlog vonden er meerdere wijzigingen in de kern en schil van de binnenstad plaats. Onder leiding van Van der Tak worden begin jaren veertig, tijdens de Tweede Wereldoorlog, meerdere panden in de binnenstad gerestaureerd.
In de eerste helft van de twintigste eeuw ontstonden er meerdere infrastructurele problemen door het toenemende verkeer in de binnenstad. In 1917 was de paardentram opgeheven en er verschenen steeds meer auto's in het centrum. Meerdere plannen werden ontworpen om de problemen in de kern op te lossen en tevens een betere verbinding met de omliggende wijken te realiseren. In 1929 wordt een plan van Van der Tak door de raad goedgekeurd waarin de verkeerssituatie rond de Kamperbinnenpoort werd verbeterd. Hij ontwierp een plan waarin de poort werd gerestaureerd en aangevuld werd met een dubbele voetgangersgalerij. Het verkeer werd vervolgens grotendeels om de binnenstad heen geleid.

2.1.5 Ontwikkelingsgeschiedenis in de periode 1945 - 1984 : Verkeersproblematiek en nieuwbouw

Na de Tweede Wereldoorlog vond er een leegloop plaats van de kern als woonwijk. Van circa 7500 mensen in 1947 woonden er in 1975 nog minder dan 4000 inwoners in de binnenstad. Vanuit de binnenstad verhuisden veel inwoners naar de nieuwe omliggende wijken.
In 1958 werd door toenemend verkeer in de binnenstad de Stadsring rond de binnenstad aangelegd, waardoor een groot deel van het plantsoen en de gracht verdween. In de jaren hierna werden meerdere regelingen doorgevoerd om het verkeer beter te geleiden.

Het gebied Kamp - Langestraat - Varkensmarkt - Utrechtsestraat - Arnhemsestraat was vanaf de jaren '60 een aaneengesloten winkelgebied geworden. De binnenstad kreeg hierdoor steeds meer een verzorgingsfunctie voor de omliggende wijken. Regelmatig vonden in de binnenstad markten plaats, die vaak een regionale functie hadden.

Tussen 1970-1974 werd het nieuwe stadhuis, naar een ontwerp van architect A. Kranendonk, gerealiseerd. De Flint (Coninckstraat 56-60) kwam in dezelfde periode tot stand. Dit gebouw, ontworpen door architect O. Greiner, is een goed voorbeeld van de bouwstijl structuralisme in Amersfoort. In dezelfde periode werd er een reeks nieuwbouwwoningen aan de Teut gerealiseerd (1979) en werd het gebied rond de Boldershof gesaneerd en opnieuw bebouwd met woningen.

2.1.6 Ontwikkelingsgeschiedenis in de periode 1984 - 2012 : Terug naar de context

In 1984 wordt Amersfoort groeistad. Dit had tot gevolg dat er meer functies verschenen in de binnenstad, zoals appartementencomplexen. Dit is een opmerkelijke ontwikkeling, omdat appartementencomplexen van oorsprong niet voorkomen in de historische stad. Sommige bouwprojecten uit deze periode zorgden voor veel beroering. De nieuwbouw van de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek aan de Kerkstraat in 1988, beter bekend als de Stad van Cahen, viel op door het gebruik van wit baksteen en beton. Dit leverde een groot contrast op in het historisch stadsbeeld. Ook de uitbreiding van het stadhuis in 1994 door architect Pi de Bruijn leverde een groot contrast op met de bestaande bebouwing. In 1988 werd er ook nieuwbouw gepleegd met een appartementencomplex aan de Breestraat, dat door het gebruik van een kaarsrechte rooilijn en het gebruik van platte daken ook een wezensvreemd element in de binnenstad vormde.

In 1995 wordt een complex woningen van de Vlaamse architect Jo Crepain in gebruik genomen. Dat plan bestaat uit tien woningen langs de Breestraat, met daarnaast in de 'torens' nog een tiental appartementen. Het ontwerp maakt gebruik van de kenmerkende elementen die ook in de Muurhuizen aanwezig zijn, zoals het toepassen van een zadeldak op de woonhuizen (dat zich wel over een grote lengte uitstrekt), het gebruik van baksteen en de torens die het karakter van een stadspoort dragen. In dezelfde periode, begin jaren negentig, wordt een ontwerp van architect Berry Dillen aan Muurhuizen 45-51 gerealiseerd. In het ontwerp bleef het rijksmonument Muurhuizen 47 behouden. Het plan voegt zich naar de historische stad, maar heeft ook een eigen stijl door onopvallende details. De voorgevels hebben zoals zoveel Muurhuizen, een gesloten karakter met hooggeplaatste vensters. De lichtgetinte stucwerkgevels bevatten subtiele kleurschakeringen. Ook in dit ontwerp zorgt het toepassen van een zadeldak voor een architectuur die is ingebed in de omgeving.

Andere grote vernieuwingsprojecten in de binnenstad waren Beestenmarkt (1981-1983), de Koestraat en het Lieve Vrouwe Theater (jaren negentig).


Eind jaren negentig werd het gebied bij de Sint Jorisstraat gesaneerd om plaats te maken voor het (huidige) Sint Jorisplein. In de voormalige sociëteit Amicitia kwam rond 2000 een winkelstraat. Het Mooierplein werd in dezelfde periode opgeknapt en verbouwd tot het kinderwinkelcentrum het Drakennest, naar ontwerp van architect Berry Dillen.

Belangrijke gebouwen en nog niet genoemde restauraties, verbouwingen of gebouwen uit de 20e eeuw in de binnenstad zijn: verbouwing van Sint Pieters- en Bloklandsgasthuis door H. Kroes in 1907, restauratie van het Burgerweeshuis (Kleine Haag 2) door stadsarchitect D. Zuiderhoek in 1946, de restauratie van het Observantenklooster in 1980-1982 en de terugplaatsing van de vishal van het Onze Lieve Vrouwekerkhof naar zijn oorspronkelijke plek aan de Kortegracht in 1986.

2.2 Cultuurhistorie

2.2.1 Cultuurhistorische waarden

De in hoofdstuk 2.1 van deze toelichting beschreven historische ontwikkeling van de stad heeft geleid tot de binnenstad van Amersfoort die nu zichtbaar is. Deze binnenstad heeft tal van cultuurhistorische waarden. Met de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht in 1984 (zie hoofdstuk 2.3) is een duidelijk signaal gegeven dat het gebied als totaal bescherming verdient.

In dit hoofdstuk worden de belangrijkste cultuurhistorische waarden van de binnenstad beschreven. Deze zijn ontleend aan de Cultuurhistorische analyse van de binnenstad. In de bijlagen bij deze toelichting is de volledige tekst van deze analyse opgenomen. Daarin is de bestaande kwaliteit van de stad geanalyseerd op basis van de kenmerkende historisch-ruimtelijke karakteristieken.

De Cultuurhistorische analyse kan in feite worden beschouwd als een aanvulling op de aanwijzingstekst van het beschermde stadsgezicht van het rijk uit 1984. Het opstellen van de analyse is ook een van de belangrijkste aanbevelingen uit het in 2010 verrichte onderzoek van Flexus AWC uit Rotterdam. In hoofdstuk 1 van deze toelichting is al kort ingegaan op dat onderzoek. Flexus heeft in het onderzoek onder meer geconcludeerd dat de aanwijzingstekst van het rijk uit 1984, waarbij de binnenstad tot beschermd stadsgezicht werd verklaard, niet voldoende geschikt is om als basis te dienen voor een effectief beschermingsbeleid of als richtsnoer voor de te beschermen waarden in de binnenstad. Essentiële stedenbouwkundige en historisch ruimtelijke aspecten, zoals het kappenlandschap, de opbouw van de historische bouwblokken en de binnenterreinen, worden niet genoemd in de aanwijzingstekst. De Cultuurhistorische analyse voorziet in deze leemten.


De beschreven cultuurhistorische waarden behoeven bescherming in dit bestemmingsplan. Dat gebeurt onder andere door het opnemen van een dubbelbestemming "Waarde - Beschermd stadsgezicht" in de regels van dit bestemmingsplan. In de hoofdstukken 5 en 6 van deze toelichting wordt daar nader op ingegaan.

Historiserend of eigentijds bouwen ?

Belangrijk uitgangspunt bij dit alles is dat de historische binnenstad niet bevroren wordt, maar zich kan blijven ontwikkelen tot een vitale, levendige stad. De in de cultuurhistorische analyse beschreven kernwaarden zijn gebaseerd op in het verleden toegepaste principes. Natuurlijk kunnen invullingen op een historiserende manier in het stedelijk weefsel worden ingevoegd, maar aan de andere kant is en blijft het een uitdaging voor de moderne architectuur om een antwoord te vinden op de vraag hoe eigentijdse architectuur zodanig in de historische stad kan worden ingevoegd, dat de samenhang, de identiteit en aantrekkelijkheid van het beschermd stadsgezicht toenemen. Het recente verleden heeft aangetoond dat dit mogelijk is.

2.2.2 Kernwaarden van de binnenstad

Deze beschrijving van de kernwaarden van de binnenstad is ontleend aan de Cultuurhistorische analyse.

De binnenstad vormt een goed herkenbare, afzonderlijke ruimtelijke eenheid binnen het stedelijk gebied van Amersfoort, waarin de kenmerken van een 'voordestad' nog aanwezig zijn.

Voordestad

Dit zijn steden gelegen in een vallei of laagte tussen twee hoogtes of heuvelruggen in, waar beken of kleine rivieren vaak in meerdere beddingen doorheen stromen en waar wegen deze natte vallei op de meest begaanbare plekken doorkruisen. In Nederland zijn er niet veel voorbeelden van voordesteden, in tegenstelling tot Vlaanderen, waar veel representanten van dit stadstype te vinden zijn (Brussel, Gent, Oudenaarde, Leuven, Mechelen etc.). In zijn algemeenheid worden voordesteden gekenmerkt door lichte hoogteverschillen, water dat zowel meanderend en ‘natuurlijk, als in meer gekanaliseerde vorm door de stad loopt, meerdere waterprofielen (het normale
grachtenprofiel naast profielen waarbij tuinen en achterkanten van percelen aan
het water grenzen) en een hoofdstructuur waarbij vanuit een sterk verstedelijkte
kern dicht bebouwde radiale uitvalswegen naar de stadspoorten lopen, waar tussenin minder verstedelijkte en zelfs agrarische of tuinbouwgebieden liggen.

De groeifasen van de historische stad zijn goed zichtbaar in het ruimtelijk onderscheid tussen Kern en Schil. Het stratenpatroon is sinds het midden van de 17e eeuw op enkele ondergeschikte punten na en met uitzondering van enkele nieuwere straten aan de randen niet meer gewijzigd. Het wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van hoofdstraten, nevenstraten en stegen.

Figuur: Kern en schil van het beschermde stadsgezicht

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00071-0301_0003.png"


Uniek is de concentrische aanleg van de Muurhuizen, singels en het plantsoen. De ringen worden doorkruist door een centrale as (Utrechtse-, Arnhemse-, Langestraat en Kamp) als primaire drager van de sociaal-economische ontstaansgeschiedenis van de stad met haaks daarop het grachtenlint (Kortegracht, Langegracht, Grote Spui en Kleine Spui). Aan de centrale as zijn de belangrijkste marktpleinen gelegen.

Typerend voor de binnenstad is de toepassing van het gesloten bouwblok opgebouwd uit een verkavelingsstructuur met smalle perceelsmaten. De straten bestaan uit nagenoeg gesloten gevelwanden met strakke rooilijnen, die geringe onregelmatigheden bezitten. De toegangen tot de panden bevinden zich direct aan de straat. De tuinen en erven zijn, met uitzondering van huizen met de achterzijden aan het water, binnen het bouwblok gelegen en in de meeste gevallen vrijwel onzichtbaar vanaf de openbare weg.


Het bebouwingsbeeld is met uitzondering van de aan de randen gelegen gebieden voor het overgrote deel nog steeds samenhangend en waardevol met subtiele onderlinge variaties, gekenmerkt door 'eenheid in verscheidenheid'. Het dakenlandschap met steile kappen behoort eveneens tot de belangrijkste stedenbouwkundige karakteristieken van de Amersfoortse binnenstad. De daken variëren, evenals het bebouwingsbeeld, subtiel ten opzichte van elkaar en contrasteren nauwelijks qua vorm en type.

De binnenstad van Amersfoort c.q. het beschermde stadsgezicht is klein in verhouding tot andere Nederlandse steden. De Kern en de Schil zijn slechts 55 hectare groot. Dat is minder dan 1% van het totale grondoppervlak van de gemeente Amersfoort. Door die geringe oppervlakte is het stadsgezicht van Amersfoort zeer kwetsbaar.

2.2.3 Historisch-ruimtelijke karakteristieken van de binnenstad

In dit hoofdstuk worden de historisch-ruimtelijke karakteristieken van de belangrijkste kernwaarden van de binnenstad verder beschreven.

2.3 Beschermd Stadsgezicht, Monumenten En Archeologie

2.3.1 Beschermd stadsgezicht

Vanaf 1984 is de binnenstad officieel door het rijk aangewezen als beschermd stadsgezicht. Hoofdmotieven voor de aanwijzing van de binnenstad van Amersfoort, het gehele gebied binnen de buitenste 14e eeuwse wallen, was een combinatie van de ruimtelijke opbouw van de stad met de kenmerkende concentrische uitleg, de typische muurhuizen, de uitvalswegen en de Eem, de schaal van de bebouwing en het bebouwingsbeeld. Dat werd in grote delen van de binnenstad zeer samenhangend en waardevol geacht.

De hoofddoelstelling van de aanwijzing is: "[....] de karakteristieke met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het gebied. De aanwijzing beoogt op die wijze een basis te geven voor een ruimtelijke ontwikkeling, die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruik maakt en daarop voortbouwt".

Uit de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht vloeit voort dat een bestemmingsplan moet worden gemaakt, waarin de cultuurhistorische waarden voldoende zijn gewaarborgd. De volledige toelichting met betrekking tot de aanwijzing van de binnenstad tot beschermd stadsgezicht is in de bijlagen bij deze toelichting opgenomen.

Figuur: Begrenzing beschermd stadsgezicht

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00071-0301_0012.png"


Figuur: Historisch ruimtelijke waarderingskaart volgens Aanwijzingsbesluit

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00071-0301_0013.png"

2.3.2 Monumenten en waardevolle panden

Het beschermde stadsgezicht binnenstad omvat meerdere soorten monumenten: rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en waardevolle panden (beeldbepalend en beeldondersteunend). Bij die laatste categorie wordt een onderscheid gemaakt in panden van enige waarde (*), panden van grote waarde (**) en panden van bijzondere waarde (***).

In de figuur hierna zijn de rijksmonumenten met een rode kleur aangeduid, de gemeentelijke monumenten hebben een blauwe kleur en de waardevolle panden zijn respectievelijk voorzien van een gele (*), een oranje (**) en een bruine (***) kleur.

Figuur : monumenten en waardevolle panden in de binnenstad

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00071-0301_0014.png"

Voor Monumenten gelden naast het bestemmingsplan ook de bepalingen uit de Monumentenwet en de gemeentelijke Erfgoedverordening. Relevant voor het bestemmingsplan is vooral dat de situering, de afmetingen, de gevelbreedte, dakvorm en nokrichting (veelal volgens de bestaande situatie) worden vastgelegd en waar nodig en mogelijk de architectuur (zoals gevelindeling- en detaillering).

2.3.3 Archeologie

De binnenstad van Amersfoort heeft een rijk en gevarieerd bodemarchief, dat sporen bevat vanaf de prehistorie. De prehistorische vondsten zijn artefacten van vuursteen en aardewerk. Zelfs sporen van boerderijen, met name uit de Ijzertijd (800 tot het begin van de jaartelling), zijn in de binnenstad bewaard gebleven. De vroegste middeleeuwse sporen van bewoning stammen uit de 11e eeuw. Dit betreft boerderijen - op de hogere delen in het binnenstadgebied - en akkers, sloten en beschoeiingen. In de 12e en 13e eeuw beginnen de stedelijke ontwikkelingen met havenwerken, het graven van grachten en het verharden van wegen. Tegen 1300 begint de verstening van de stad. Niet alleen huizen van baksteen verrijzen, maar ook de stadsmuur wordt dan uit steen opgetrokken. Buiten deze vroegste omwalling bevinden zich tot ver in de Middeleeuwen en op sommige plaatsen tot in de Nieuwe Tijd, veel boerderijen. Nadat rond 1400 de tweede stadsmuur is gebouwd, blijft het gebied binnen de muren sterk agrarisch. Van de 15e eeuw en later dateren de vele overblijfselen van nijverheid, zoals bierbrouwovens en leerlooiersputten. Tot slot is er een categorie archeologische resten die regelmatig wordt aangetroffen in de bodem van Amersfoort: kerken en begraafplaatsen.

De Archeologische beleidskaart van de gemeente Amersfoort geeft inzicht in de te beschermen gebieden waar zekerheid van vondsten het grootst is. Daarnaast geeft de kaart inzicht in gebieden met archeologische verwachtingen. De kaart kent een onderverdeling in gebieden met verschillende kleuren. Per gebied is een beleidsadvies geformuleerd. Ter voldoening aan artikel 38a van de Monumentenwet wordt in bestemmingsplannen (door middel van een dubbelbestemming) een regeling ten aanzien van de archeologische monumenten opgenomen. Het gebied van de binnenstad ligt voor het overgrote deel in een gebied met een hoge archeologische waarde (met een rode kleur op de beleidskaart aangegeven). In geval van ontwikkelingen met bodemingrepen dieper dan 30 cm dient voorafgaand een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Die verplichting wordt vastgelegd in de regels van dit bestemmingsplan.

Figuur: detail uit Archeologische beleidskaart

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00071-0301_0015.png"

Figuur: onderzoeksplicht in archeologische gebieden

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00071-0301_0016.png"

2.4 Functies

In dit hoofdstuk worden de belangrijkste functies die in de binnenstad aanwezig zijn beschreven en nader belicht per deelgebied (hoofdstuk 2.4.9.).

2.4.1 Wonen

De binnenstad is het centrum van de stad voor winkelen, uitgaan en toerisme. Er komen daarom veel bezoekers. Daarnaast zijn er de bewoners van deze wijk van de stad. Bewoners zorgen onder andere voor sociale controle. De bewoners van de binnenstad zijn ook in het bijzonder bij die stad betrokken. Voor de vitaliteit van de binnenstad is het daarom belangrijk dat er ook goed gewoond kan worden. In de periode 2005-2011 is zowel het aantal woningen als ook het aantal bewoners van de binnenstad licht toegenomen. De toename van het aantal woningen komt deels door particuliere initiatieven en deels door projecten van de NV Stadsherstel, die woningen boven winkels heeft gerealiseerd.


In vergelijking met de gemiddelde verdeling in Amersfoort heeft de binnenstad een hoog percentage jong volwassenen en een laag percentage kinderen. De leeftijdscategorie van 20 tot 34 jaar is het grootste (35% van de binnenstadbewoners, in totaal ongeveer 1850 personen), gevolgd door de leeftijdscategorie van 35 tot 49 jaar (22% van de binnenstadbewoners, in totaal ongeveer 1160 personen). Deze verdeling in de binnenstad laat in de laatste jaren een constant beeld zien.


Figuur: Woningen en bewoners in de binnenstad

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00071-0301_0017.png"

2.4.2 Detailhandel

De functie van de binnenstad als stads- en regiocentrum komt vooral tot uitdrukking in het winkelelement. De winkelstructuur in de binnenstad is de laatste jaren niet sterk veranderd. De grootste concentratie winkels is nu gevestigd aan de Kamp, Grote Sint Jansstraat, Langestraat, Arnhemsestraat, Utrechtsestraat, Sint Jorisplein, Varkensmarkt en Krommestraat. Daarnaast is er een aantal plekken aan te wijzen waar in de laatste jaren relatief veel verandering heeft plaatsgevonden (opening en/of sluiting van winkels): Lavendelstraat/Havik, Amicitia/Achter de Arnhemse Poortwal, Koestraat, Krommestraat, Mooierstraat/Drakennest.

Figuur: Winkels in 2005 en 2011

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00071-0301_0018.png"

In het winkelgebied is een aantal gebieden van een verschillend karakter te onderscheiden. In de drukste winkelstraten (ook wel het kernwinkelgebied genoemd) is in vrijwel elk pand een winkel gevestigd of anders een activiteit die op het publiek gericht is (kantoren of bedrijven met balie, horeca). Het kernwinkelgebied omvat de Utrechtsestraat, Arnhemsestraat, Varkensmarkt, Sint Jorisplein e.o., Hellestraat, Langestraat, Amicitia, het eerste gedeelte van de Krommestraat, de Kamp, Zuidsingel (gedeelte tussen de Kamp en de Sint Andriesstraat) en Grote Sint Jansstraat. Er is ook een secundair winkelgebied dat grenst aan het kernwinkelgebied. Het vormt een belangrijk onderdeel van het totale winkelgebied. Behalve winkels komen hier echter ook tal van andere functies voor, waaronder veel wonen en bedrijven. Vaak betreft het hier de wat kleinere winkels. Tot het secundaire winkelgebied behoren (het tweede deel van) de Krommestraat, de Koestraat, Grote Haag, Kleine Sint Jansstraat, delen van de Zuidsingel en de Weversingel. De aanloopgebieden grenzen niet altijd aan het kernwinkelgebied, maar liggen op de route daarheen. De winkels aan deze routes hebben soms een buurtverzorgende functie. Daarnaast ontlenen ze een deel aan hun afzet aan passanten van en naar het centrum. Voor de binnenstad is de aanlooproute van belang omdat deze met name voor het langzaam verkeer een bezoek aan de binnenstad stimuleert. De Bloemendalsestraat vervult een dergelijke functie, maar ook straten buiten het plangebied, zoals de Arhemseweg, de Utrechtseweg en de Hendrik van Viandenstraat. Op enkele plaatsen zijn ook winkels en/of publiekstrekkende functies aanwezig aan het Havik en de Grote en Kleine Spui.

In Amersfoort is ongeveer 1/3 deel van winkels onderdeel van een keten. Deze winkels omvatten wel 2/3 deel van het winkelvloeroppervlak. Vooral de grotere panden in de binnenstad zijn ingenomen door de ketens (het Sint Jorisplein is bijvoorbeeld geheel gevuld met ketens). Verder is in de binnenstad de sector mode en luxe (kledingwinkels, warenhuizen en dergelijke) zeer sterk vertegenwoordigd. Deze branche is in de binnenstad het grootste, gevolgd door huishoudelijke artikelen en speelgoed


In de binnenstad van Amersfoort is er sprake van een leegstandspercentage van 6,7%. Het gemiddelde in heel Nederland is 6,3%, maar in met Amersfoort vergelijkbare steden is dat zelfs ruim 10%. Als de leegstand wordt vertaald in vloeroppervlakte dan bedraagt het percentage leegstand in Amersfoort 5% (voor een gezonde doorstroming van winkels moet er altijd een frictieleegstand van 2% zijn).

2.4.3 Horeca


Horeca levert een belangrijke bijdrage aan de levendigheid en ontmoetingsfunctie van de binnenstad. Horeca kan de winkelfunctie ondersteunen, maar het speelt ook een belangrijke rol bij het vervullen van de toeristische functie van Amersfoort. De meeste horecazaken in de binnenstad zijn restaurants. Daarnaast zijn er voornamelijk cafés.


De horecastructuur in de binnenstad is niet sterk aan veranderingen onderhevig. De grootste concentratie horecazaken is gevestigd op de Hof, Groenmarkt, Appelmarkt, Lieve Vrouwe Kerkhof, Koestraat en aan de Bloemendalsestraat. Er is een aantal plekken aan te wijzen waar relatief veel veranderingen hebben plaatsgevonden (opening en/of sluiting van horecazaken): Kamp, Krommestraat, Bloemendalsestraat, Hof/Lavendelstraat.

Amersfoort als geheel scoort bovengemiddeld tot goed op de ranglijst van de 50 grootste gemeenten voor wat betreft de culinaire diversiteit en culinaire kwaliteit en het aanbod van cafés.

2.4.4 Bedrijven en werkgelegenheid

Amersfoort is een aantrekkelijke vestigingsplaats voor allerlei soorten bedrijven. De binnenstad voorziet in bijna 5.000 arbeidsplaatsen, waarvan het grootste gedeelte werkzaam is in kantoren, bedrijven en publiekgerichte dienstverlening. Tot 2010 was er sprake van een stijging van het aantal arbeidsplaatsen. Die stijging is vooral terug te leiden naar de vestiging van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed in de stad en een toename van het aantal arbeidsplaatsen bij de gemeente Amersfoort. Na 2010 is een daling van het aantal arbeidsplaatsen zichtbaar, waarschijnlijk veroorzaakt door de economische recessie.

2.4.5 Maatschappelijke voorzieningen en cultuur

Verspreid over de binnenstad is een breed scala aan maatschappelijke voorzieningen aanwezig, zoals onderwijs, maatschappelijke zorgvoorzieningen en religieuze voorzieningen. Ook op het gebied van cultuur en toerisme heeft de binnenstad en de directe omgeving daarvan veel te bieden.
Belangrijke maatschappelijke en culturele voorzieningen zijn bijvoorbeeld:
- Theater De Flint (met het naastgelegen Cultuurhuis)
- Theater De Lieve Vrouw
- Musea Flehite, het Mondriaanhuis
- (voormalige) kerkgebouwen, zoals Sint Aegtenkapel, Elleboogkerk, Sint Joriskerk, Evangelische Lutherse Kerk, de synagoge aan Korte Gracht, Franciscus Xaverius
- Onderwijsvoorzieningen, zoals de Beiaardschool
- Woonzorgvoorziening de Boldershof, kloosterverzorgingshuis Agnietenhove.

In een aantal gevallen hebben gebouwen hun oorspronkelijke functie verloren of gaan die op korte termijn verliezen. Er wordt gezocht naar een nieuwe invulling van deze gebouwen (Elleboogkerk, Kade). In de binnenstad zijn verder geen scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs gevestigd.

De Amersfoortse binnenstad scoort goed voor wat betreft het aanbod aan cultuur in de vorm van galerieën, musea en het aantal filmdoeken. De stand kent vier musea en twee theaters. Amersfoort kent ook vele evenementen. De bezoekersaantallen aan amateur- en podiumkunst en musea zijn tot 2010 sterk gestegen. Uitzondering daarop is Flehite (vanwege verbouwing en asbestverwijdering in de periode 2007-2009). De bezoekersaantallen van de evenementen in de stad zijn hoog.

2.4.6 Groen

De singels vormen in de stad een groene binnenring, die bestaat uit een doorlopende boombeplanting langs het water. Als beeldbepalend groen ondersteunt deze beplanting de structuur en het historisch karakter van de binnenstad. De achtertuinen van veel panden aan de Muurhuizen vormen samen met de bomen aan de singels een opvallend groen beeld. Ook de tuinen aan de achterkant van de Krommestraat en de Breestraat hebben een belangrijke betekenis naar het openbare gebied. Voor een oude binnenstad heeft Amersfoort relatief weinig groen in zijn binnenterreinen. In het historische hart van de binnenstad is wel een aantal binnenterreinen aanwezig, die vanaf de openbare weg nauwelijks zichtbaar zijn. Boomkruinen verraden de plek van deze groene enclaves.

De plantsoenen vormen belangrijke groenelementen in de stad. Opvallend zijn de aan het plantsoen grenzende fraaie achtertuinen van 't Zand en de Zuidsingel. De tuinen maken ruimtelijk deel uit van de groenstructuur van de buitensingel. Dat geldt ook voor de verderop gelegen joodse begraafplaats.
De spontaan gegroeide beplanting op de kademuren is mede door de vaak zeldzame soorten zowel vanuit ecologisch oogpunt als de betekenis voor het stadsbeeld van grote waarde.

Figuur: Bomen in de binnenstad

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00071-0301_0019.png"

2.4.7 Verkeer (Auto, langzaam, verkeer, openbaar vervoer en parkeren)

De binnenstad wordt gekenmerkt door van oudsher smalle straten in een historische omgeving, vele voorzieningen en daardoor een hoge aantrekkingskracht voor bewoners, consumenten en werknemers. Het is dan ook bij uitstek een verblijfsgebied, waar een 30-km/uurregime geldt.

Het kernwinkelgebied met de Langestraat als hoofdas is bovendien buiten venstertijden alleen toegankelijk voor voetgangers, om daarmee een aantrekkelijk winkelklimaat te bieden. Dit kernwinkelgebied is fysiek afgesloten met beweegbare palen. Bewoners met een eigen parkeerplaats in het gebied kunnen een ontheffing krijgen om het gebied ook buiten de venstertijden in te kunnen rijden. Voor de uitgifte van ontheffingen gelden regels.


Vrachtverkeer kan binnen de venstertijden het kernwinkelgebied in rijden om ter plaatse van de bestemming te laden en lossen. Buiten het kernwinkelgebied zijn daarvoor speciale laad- en losplaatsen gemaakt, zoals op diverse plaatsen op de Kamp en aan de Weversingel.

De verkeerscirculatie in de binnenstad is erop gericht om sluipverkeer tegen te gaan; autoverkeer heeft een herkomst of een bestemming in dit gebied. Daarvoor zijn eenrichtingregimes en afsluitingen zoals op de Westsingel ingesteld. Het weren van sluipverkeer draagt bij aan de verkeersveiligheid, de leefbaarheid en de bereikbaarheid. Hoofdstromen van autoverkeer worden afgewikkeld op de Stadsring, een wijkontsluitingsweg, waar nu nog een belangrijk aandeel doorgaand verkeer (dus zonder herkomst of bestemming in de binnenstad) wordt afgewikkeld.

Figuur: Verkeersstructuren auto

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00071-0301_0020.png"

De binnenstad is met name het domein van voetgangers en fietsers. Autoverkeer blijft mogelijk, maar wordt niet extra gefaciliteerd. Een autoluwere binnenstad met minder straatparkeren kan op enig moment mogelijk zijn als er ook voldoende alternatieven in parkeerplaatsen en/of andere vervoerwijzen beschikbaar zijn.

Bezoekers van de binnenstad worden gestimuleerd met de fiets te komen door het aanbod van gratis bewaakte ondergrondse stallingen in de Muurhuizen, Hellestraat en Utrechtsestraat. Ook tijdens de vele evenementen zijn deze stallingen geopend. Fietsroutes en belangrijke bestemmingen zijn op ANWB-borden aangegeven. Tussen 11.00 uur en 17.30 uur en tijdens de koopavond mag er niet gefietst worden in het kernwinkelgebied. De singels vervullen daardoor een belangrijke functie voor de afwikkeling van het fietsverkeer.
Het fietsnetwerk in de binnenstad volgt de Stadsring, de singels en daartussen de verbindende grotere straten.

In de toekomst zal ingezet gaan worden op meer fietsparkeermogelijkheden in de binnenstad. Er wordt een aantal maatregelen genomen om het fietsparkeren in de binnenstad te verbeteren en overlast van geparkeerde fietsen te verminderen. Zo komen er extra parkeerplekken voor de fiets in de binnenstad. Daarnaast neemt de gemeente maatregelen om de toegankelijkheid te verbeteren, onder meer door een proef met fietsparkeervakken. De binnenstad is een druk bezochte plek. Om de winkelstraten te ontlasten worden vooral aan de rand van het winkelgebied extra stallingsplekken gemaakt, zoals langs de Zuidsingel, de Stadsring en rond het begin van de Utrechtsestraat. Met name rond die laatstgenoemde locatie is behoefte aan goede stallingmogelijkheden om looproutes vrij te houden. Er wordt ook gezocht naar een plek voor een nieuwe bewaakte fietsenstalling. Het aantal stallingplekken in de binnenstad wordt in totaal uitgebreid met circa 350 plekken. Daarnaast wordt aandacht gegeven aan een betere bekendheid van de gratis bewaakte fietsenstallingen Kamperbinnenpoort en Jorisplein.


Veel mensen parkeren hun fiets in en rond de winkelstraten. Om overlast van geparkeerde fietsen zo veel mogelijk te voorkomen, komt er in het winkelgebied een proef met fietsparkeervakken. De bedoeling daarvan is dat fietsen netter worden gestald zodat er ruimte vrij blijft voor voetgangers. Daarnaast gelden er speciale parkeerverboden op plekken waar de veiligheid of toegankelijkheid in het geding is. Dat geldt in de stegen rond De Hof. Door middel van borden wordt dit kenbaar gemaakt.

Figuur: Verkeersstructuren fiets

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00071-0301_0021.png"

Er geldt een systeem van vergunningparkeren en betaald parkeren in en rondom de binnenstad. Daarmee wordt parkeeroverlast tegengegaan en de bereikbaarheid gewaarborgd. De parkeergarages die een functie voor de binnenstad vervullen zijn de garages Sint Jorisplein, Stadhuisplein, Koestraat, Soeverein, Beestenmarkt en Flintplein. Bezoekers van de binnenstad parkeren bij voorkeur in de garages. De tarieven in de garages zijn daarom niet hoger dan de straattarieven. Op drukke momenten is er met name bij de garages Sint Joris en Koestraat een grote toeloop van parkeerders. Op straat zijn vergunningplaatsen voor bewoners en in beperkte mate ook plaatsen met regime van betaald parkeren. Voor de uitgifte van parkeervergunningen gelden regels, zoals bijvoorbeeld de afgifte van maar één bewonersvergunning per adres. Ook is het aantal uit te geven vergunningen beperkt.


Gehandicapten kunnen met hun gehandicaptenparkeerkaart gratis parkeren op de vergunningplaatsen en op plaatsen met betaald parkerenregime. Op diverse plaatsen zoals bij het stadhuis zijn algemene gehandicaptenparkeerplaatsen.


Parkeernormen voor de binnenstad zijn voor kantoren laag om daarmee het gebruik van de fiets en het openbaar vervoer te stimuleren. Dit draagt bij aan de bereikbaarheid (doorstroming) en leefbaarheid in de stad. Autodelen wordt gestimuleerd met het aanbieden van vaste parkeerplaatsen voor Greenwheelauto's op de locaties Achter Davidshof, Stadsring, Achter de Kamp, Boldershof en Sint Andriesstraat. Autodelen leidt tot een minder hoog eigen-autobezit. Ook zijn parkeerplaatsen gereserveerd op (nu nog) de locatie Achter Davidshof voor het opladen van elektrische voertuigen. Daarmee wordt de aanschaf van voertuigen zonder schadelijke uitstoot in de stad en zonder geluidoverlast gestimuleerd. Een eventueel autoluwere binnenstad omwille van het historische stadsbeeld en de economische aantrekkingskracht gaat gepaard met het opheffen van parkeerplaatsen op straat. Voor deze straatparkeerplaatsen is dan vervangende parkeergelegenheid voor bewoners gewenst.


In de binnenstad zijn taxiopstelplaatsen voor met name het uitgaand verkeer. Deze plaatsen zijn aan de Kamp, het Havik en op de Varkensmarkt. Het busvervoer volgt hoofdzakelijk de hoofdwegen zoals de Stadsring. Via de Westsingel, Varkensmarkt en Zuidsingel wordt wel de binnenstad bediend. Theater de Flint aan de noordzijde wordt door een busverbinding op de Scheltussingel aangedaan. Nieuwe vormen van openbaar vervoer zoals tuc-tuc's rijden ook in de binnenstad.

Vanaf station Amersfoort ligt de binnenstad op circa 10 minuten lopen. In de huidige situatie gaan er verschillende bussen naar de binnenstad. De binnenstad wordt via halte Varkensmarkt bediend door de bus die van station Amersfoort naar station Vathorst rijdt (lijn 5) en de bus die naar Liendert en Rustenburg rijdt (lijnen 6 en 7). Deze bussen hebben alle drie een maximale frequentie van vier keer per uur.


Andere haltes die een rol spelen in de bereikbaarheid per bus van de binnenstad zijn de o.a. de haltes Stadhuis op de Stadsring, halte Centrum en halte De Kei. Op station Amersfoort zijn OV-fietsen en taxi's beschikbaar.

2.4.8 De deelgebieden nader belicht

In de binnenstad worden vier deelgebieden onderscheiden. Dat zijn de Kern (1), deelgebied Bloemendal (2), deelgebied Kamp-Zuidsingel (3) en deelgebied CSG-zuid (4 en 5).

Figuur: deelgebieden binnenstad

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00071-0301_0022.png"

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

Voor de binnenstad gelden gemeentelijk beleidskaders, die doorwerken in het bestemmingsplan. Daarnaast is er natuurlijk provinciaal en nationaal beleid dat voor het bestemmingsplan van toepassing is. Het belangrijkste beleid wordt in dit hoofdstuk op een rijtje gezet. De relevante milieuwetgeving komt aan de orde in hoofdstuk 4 van deze toelichting.

3.2 Ruimtelijk Beleid

3.2.1 Gemeente

3.2.2 Provincie

3.2.3 Rijk

3.3 Conclusie

Het bestemmingsplan is voor een belangrijk deel conserverend van aard. In eerste instantie wordt de bestaande situatie vastgelegd. Voor het beschermde stadsgezicht is een aanvullende beschermingsregeling opgenomen. In het bestemmingsplan worden enkele ontwikkelingen (met name functiemenging) binnen het bestaand stedelijk gebied mogelijk gemaakt gericht op kwaliteitsverbetering.

Het in dit bestemmingsplan vastgelegde beleid past binnen het in dit hoofdstuk beschreven relevante rijksbeleid, provinciaal beleid en het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Onderzoek En Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Flexus AWC uit Rotterdam heeft in 2010 onderzoek gedaan naar het functioneren van stadsvernieuwingsplan Kern en heeft aanbevelingen gedaan voor dit bestemmingsplan. De resultaten van dat onderzoek worden kort in dit hoofdstuk besproken.

Verder worden in dit hoofdstuk alle voor het bestemmingsplan relevante milieuaspecten besproken.

4.2 Aanbevelingen Nieuw Bestemmingsplan

In 2010 is door Flexus AWC onderzoek gedaan naar het functioneren van stadsvernieuwingsplan Kern. In dat kader is ook een analyse gemaakt van de aanwijzingstekst van het rijk uit 1984, waarbij de binnenstad tot beschermd stadsgezicht werd verklaard. De conclusie van Flexus AWC is dat de aanwijzingstekst niet voldoende geschikt is om als basis te dienen voor een effectief beschermingsbeleid of als richtsnoer voor de te beschermen waarden in de binnenstad. Zo worden in die tekst essentiële stedenbouwkundige en historisch ruimtelijke aspecten van de binnenstad niet genoemd (o.a. kappenlandschap, opbouw historische bouwblokken en binnenterreinen). Flexus AWC heeft daarom de aanbeveling gedaan om voor de binnenstad (in aanvulling op de aanwijzingstekst) een integrale en actuele Cultuurhistorische analyse te maken.

Verder is een belangrijke conclusie uit het rapport van Flexus AWC dat het beschermd stadsgezicht Binnenstad in verhouding tot andere Nederlandse steden klein en daardoor uiterst kwetsbaar is. Vandaar dat het versterken van de voor Amersfoort zo typerende 'samenhang' binnen het gezicht bij nieuwe ontwikkelingen voorop moet staan en dat bouwen in 'contrast' voor de nog zeer gave delen van de stad moet worden vermeden. Dit betekent dat de binnenstad niet 'op slot' gaat, maar dat aandacht aan een passende stedenbouwkundige en architectonische uitwerking moet worden besteed.

In het onderzoek van Flexus AWC wordt verder een aantal aanbevelingen gedaan voor het maken van een nieuw bestemmingsplan voor de binnenstad. Hierna worden de belangrijkste aanbevelingen genoemd:

1. laat het maken van het bestemmingsplan vooraf gaan door een integrale cultuurhistorische analyse en waardenstelling van de binnenstad;
2. maak een gedetailleerd bestemmingsplan en maak cultuurhistorie kaderstellend door onder andere het gebruik van de dubbelbestemming "Beschermd stadsgezicht";
3. neem het gebruik van kappen, van pandsgewijze invullingen en het gebruik van binnenterreinen en erven/achtergevels op in de bouwregels van het bestemmingsplan;
4. bescherm architectuur en het architectonisch totaalbeeld beter (in eerste instantie in het bestemmingsplan) en handhaaf daarvoor het 'stratenboek' of een vergelijkbaar instrument;
5. neem een regeling op ten aanzien van de bescherming van bouwhistorische waarden;
6. kader alle afwijkingen op in een verplichte adviesprocedure van een terzake deskundige adviescommissie;
7. formuleer beleid ten aanzien van veel voorkomende kleine verbouwingen, zoals dakterrassen;
8. formuleer voor Muurhuizen een zeer conserverend beleid.


De resultaten van het onderzoek van Flexus AWC en de mede daaruit voortvloeiende Cultuurhistorische analyse zijn de basis om voor de binnenstad de gewenste bescherming opnieuw te formuleren. In hoofdstuk 5 "Planbeschrijving" worden de belangrijke te beschermen kwaliteiten, voor zover die relevant zijn voor het bestemmingsplan, concreet gemaakt.

4.3 Water

4.3.1 Europa en Rijk

De Europese Kaderrichtlijn Water 2000 gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: (1) aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen voor verdere achteruitgang worden behoed; (2) emissies worden verbeterd; (3) duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; (4) er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.

Het Nationale Waterplan 2009 (NWP) is de opvolger van de vierde nota waterhuishouding en geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. Het NWP is het rijksplan voor het waterbeleid. Het NWP beschrijft de maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor de toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

4.3.2 Provincie en waterschap

Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. De doelstelling van het plan is: een veilig en bewoonbaar land. Het plan geeft de gewenste ontwikkelingen in het waterbeheer in de provincie Utrecht aan. Hierbij is rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water en het beleid Waterbeheer 21e eeuw (WB21). Het thema “water als ordenend principe” loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied,er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen.

In het Waterbeheersplan 2010 - 2015 heeft Waterschap Vallei & Eem zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. Het plan bepaalt in grote lijnen de agenda van Waterschap Vallei & Eem voor de komende zes jaar.

4.3.3 Waterplan gemeente Amersfoort 2005-2015

Het Waterplan Amersfoort 2005-2015 is het kader voor integraal en duurzaam waterbeheer in Amersfoort. Het plan is gezamenlijk opgesteld door de Gemeente Amersfoort, Waterschap Vallei & Eem en Vitens Midden-Nederland. Het Waterplan Amersfoort is gebaseerd op een integrale beschouwing van het systeem van oppervlaktewater, ondiep grondwater en de waterketen vanaf de inzameling van afvalwater tot en met de zuivering van afvalwater.


Aan de hand van drie streefbeelden wordt geschetst hoe het waterbeheer er in 2030 uit zou moeten zien: water met allure, water van de wijk en water voor natuur. Het gaat hierbij met name om het oppervlaktewatersysteem en het ondiepe grondwater en de interactie tussen de waterketen en het oppervlaktewatersysteem.

Het Amersfoortse grondwaterplan is door het college in 2005 vastgesteld. Reden voor het opstellen van dit plan is dat in nieuwe regelgeving gemeenten een formele zorgplicht hebben gekregen in het grondwaterbeheer, in Amersfoort op een aantal locaties grondwateroverlast voorkomt en mensen en instanties vaak niet weten wie daarvoor verantwoordelijk is. Overlast van grondwater kan leiden tot natte kruipruimten en vochtige woningen.


Doelstelling van het grondwaterplan is om duidelijkheid te scheppen over verantwoordelijkheden en taken bij grondwateroverlast, om bestaande overlastsituaties aan te pakken en nieuwe overlastsituaties te voorkomen en tot slot om een bijdrage te leveren aan een duurzaam beheer van het grondwater. Zodra het GRP 2012-2021 is vastgesteld vervalt het grondwaterplan en is dit beleid overgenomen in het GRP.

4.3.4 Watertoets

Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21 eeuw, waarin aan water een meesturende rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets wordt beoogd waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Dan pas komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld.

4.3.5 Water in relatie tot het plangebied

Het streefbeeld voor het oppervlaktewater in de binnenstad is "Water met Allure". Bij dit streefbeeld ligt het accent op de belevingswaarde en cultuurhistorie. Tevens fungeert het oppervlaktewater ook als berging voor regenwater.


Hemelwater

Het is van belang dat grond- en oppervlaktewater worden beschermd tegen vervuiling. Uitloogbare materialen zoals koper, lood, zink en geïmpregneerd hout mogen niet worden gebruikt op plekken waar die met regenwater in aanraking kunnen komen. Verder moet aandacht worden besteed aan het gebruik van andere belastende stoffen.


Grondwater

De grondwaterstand in de binnenstad varieert tussen de 1,30 en 2,00 meter beneden maaiveld. Onderzoek naar klimaatgevolgen heeft uitgewezen dat de grondwaterstand ten gevolge van klimaatontwikkelingen op verschillende locaties in Amersfoort nog zo'n 20 tot 30 cm gaat stijgen. Om problemen door grondwateroverlast in de toekomst te voorkomen moeten eventuele kelders en parkeergarages bij nieuwbouwplannen waterdicht worden aangelegd. Poldersystemen zijn niet toegestaan.


Oppervlaktewater

De Heiligenbergerbeek loopt vrijwel parallel aan de Heiligenbergerweg die vanaf Leusden naar de binnenstad van Amersfoort loopt. Deze beek mondt uit op de singels om de historische binnenstad en vertakt zich verder in de drie grachten die deels overkluisd onder de huizen doorlopen. De ringgracht wordt vanuit het oosten gevoed door de Flierbeek vanuit de wijk Randenbroek. Door middel van een afgesloten duiker kan de Flierbeek ook in verbinding staan met het Valleikanaal. Het gebied watert grotendeels onder vrij verval af via de Oostbuitensingel en de Stoney-stuw naar de Eem. Ook komt een deel van het water via de grachten en de sluis ter hoogte van Kleine en Grote Spui in de Eem.

Peilbeheer

Het peilbeheer in Amersfoort is sterk gerelateerd aan de waterkwaliteit. Het peil is ingesteld bij Sluis Het Spui en is 0,60 +NAP. Om de waterkwaliteit in het bijzonder in de zomerperiode op een bepaal peil te houden, zorgt het waterschap voor een continue aanvoer vanuit de Heiligenbergerbeek van 0,5 m3/sec.

Kademuren

Aan de kademuren in de binnenstad groeien bijzondere zeldzame varens. Bij onderhoudswerkzaamheden worden zodanige materialen gebruikt (met name de voegen) dat deze varens daarop kunnen groeien.


Riolering

In de binnenstad ligt voor het overgrote deel een gemengd rioolstelsel. Dit houdt in dat zowel het vuilwater als het regenwater door dezelfde leiding worden afgevoerd. In enkele straten liggen na vernieuwing van het riool gescheiden stelsels. Het vuilwater wordt afgevoerd via het vuilwateriool en het regenwater komt in een infiltratie-riool terecht. Het regenwater infiltreert op deze manier in de bodem en bij een te grote toevoer van water stort het water over in de stadsgrachten (hardstenen spuwers).


Op dit moment wordt het water in de stadsgrachten nog belast met water uit riooloverstorten uit het gemengde rioolstelsel. Door afkoppeling van regenwater bij rioolvervanging zullen deze overstorten op termijn gesaneerd kunnen worden. Het streven is om bij rioolvervangingen zoveel mogelijk een gescheiden rioolstelsel aan te leggen.

4.3.6 Reactie Waterschap Vallei en Eem

Het plan is, vanuit de waterhuishouding bezien, voor het waterschap beperkt van belang. De motivatie daarvoor is dat plannen zonder (nieuwe) grootschalige(r) ontwikkelingsmogelijkheden nauwelijks tot geen effect hebben op de waterhuishouding. Dit betekent dat er geen essentiële waterbelangen worden geraakt en het waterschap op basis daarvan een positief wateradvies geeft.

4.4 Luchtkwaliteit

4.4.1 Wettelijk kader


De 'Wet luchtkwaliteit' is opgenomen in de Wet milieubeheer onder hoofdstuk 5, titel 2. De kern van de Wet luchtkwaliteit bestaat uit luchtkwaliteitseisen voor de buitenlucht die in bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn vastgelegd. Uit de Wet volgt dat een voorgenomen ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is indien in ieder geval aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

1. Er worden geen grenswaarden voor de luchtkwaliteit overschreden;

2. Er treedt geen verslechtering van de luchtkwaliteit op of er vindt per saldo een verbetering van de luchtkwaliteit plaats door compenserende maatregelen;

3. De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;

4. De voorgenomen ontwikkeling is onderdeel van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).


De Regeling NIBM (zie onder punt 3) geeft voor een aantal categorieën van projecten een (getalsmatige) invulling aan de NIBM-grens. Eén van die categorieën is bijvoorbeeld woningbouw. Indien een dergelijke locatie niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvat (in het geval van één ontsluitingsweg) of 3000 woningen (in het geval van twee ontsluitingswegen), dan is er sprake van een NIBM project.

De relevante stoffen ten gevolge van wegverkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De bijbehorende grenswaarden zijn weergegeven in de onderstaande tabel. Doorslaggevend voor de beoordeling van NO2 is de jaargemiddelde concentratie. Voor PM10 is de 24-uurgemiddelde concentratie het meest kritisch.

Figuur: Tabel grenswaarden luchtkwaliteit voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10)

Stof Te toetsen grootheid Grenswaarde (mg/m3) Geldig vanaf
NO2 Jaargemiddelde concentratie 40 2015
Uurgemiddelde concentratie die maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden 200 2010
PM10 Jaargemiddelde concentratie 40 2011
24-uurgemiddelde concentratie, die maximaal 35 maal per kalenderjaar mag worden overschreden 50 2011

4.4.2 Luchtkwaliteit in relatie tot het plangebied

Binnen het plangebied worden geen grote nieuwe ontwikkelingen toegelaten anders dan kleinschalige functiewijzigingen in de bestaande bebouwing en ontwikkelingen, waarover al eerder besluiten zijn genomen of die al opgenomen waren in de geldende stadsvernieuwingsplannen voor de binnenstad. Ook biedt het bestemmingsplan geen ruimte voor extra verkeersaantrekkende bestemmingen. Onderzoek naar de luchtkwaliteit kan in het kader van dit bestemmingsplan daarom achterwege blijven.

Bij het NSL hoort een jaarlijkse monitoring van de concentraties NO2 en PM10. Overheden, waaronder de gemeente Amersfoort, leveren hiervoor gegevens aan. De door de gemeente opgegeven gegevens worden verwerkt samen met landelijke luchtkwaliteitsinformatie en gegevens over emissies van voertuigen. De berekende concentraties worden voor de stedelijke wegen bepaald op een afstand van 10 m uit de wegrand. Bij rijkswegen kan deze afstand groter zijn. De resultaten van de monitoring zijn te vinden op www.nsl-monitoring.nl. In de bijlagen bij deze toelichting zijn voor het plangebied de concentraties PM10 en NO2 uit de monitoringstool 2012 weergegeven. Daaruit blijkt dat maximum aantal van 35 overschrijdingsdagen voor PM10 in en rondom het plangebied niet wordt overschreden. Voor NO2 geldt dat vanaf 2015 in en rondom het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarde van 40 mg/m3.

4.5 Bedrijven- En Milieuzonering

Om tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten te komen wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. De milieuzonering zorgt voor een voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) in ruimtelijke plannen.

4.5.1 Inrichting Besluit omgevingsrecht

Sinds 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van kracht, kortweg het Activiteitenbesluit genoemd. Met de invoering van dit besluit wordt de systematiek gehanteerd dat alle inrichtingen (die voldoen aan de minimale omvangeisen) onder dit besluit vallen met uitzondering van die inrichtingen die zijn opgenomen in bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Wanneer een inrichting in bijlage 1 is opgenomen is een vergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning) vereist. In het plangebied komen geen bedrijven voor die zijn opgenomen in de genoemde bijlage 1 van het Bor.

4.5.2 Bedrijven- en milieuzonering in relatie tot het plangebied

In de directe omgeving is geen sprake van bedrijvigheid die in hun bedrijfsuitvoering belemmerd kunnen worden als gevolg van dit bestemmingsplan.

4.6 Externe Veiligheid

4.6.1 Beleid en normstelling

Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen in de directe omgeving lopen als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt en transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De aan deze activiteiten verboden risico’s moeten aanvaardbaar blijven.

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen.

4.6.2 Plaatsgebonden risico en groepsrisico

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor bedrijvigheid staat dit in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen staat dit in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Zowel in het besluit als in de circulaire zijn de centrale begrippen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur.

Het groepsrisico (GR) drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De normen voor het GR hebben een oriënterende waarde (inspanningsverplichting). Indien de oriënterende waarde voor het GR wordt overschreden, legt dit in het algemeen ook ruimtelijke beperkingen op aan een gebied buiten de 10-6-contour (PR).

4.6.3 Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is in augustus 2004 de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen vastgesteld. In deze circulaire staat het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. In nieuwe situaties geldt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Uit de circulaire blijkt dat op meer dan 200 meter afstand van een aangewezen route gevaarlijke stoffen het aspect externe veiligheid geen beperkingen oplegt aan de het ruimtegebruik. Uit de circulaire blijkt verder dat bij het vervoer van gevaarlijke stoffen beargumenteerd van de grenswaarde, richtwaarde en oriënterende waarde mag worden afgeweken.

In 2014 treden het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen in werking. Tot die tijd zijn zogenaamde risicoruimten te vinden in de genoemde circulaire.

4.6.4 Besluit externe veiligheid buisleidingen

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

4.6.5 Externe veiligheid in relatie tot het plangebied

Voor het plangebied zijn de activiteiten met gevaarlijke stoffen in en in de omgeving van het plangebied beschouwd, die mogelijk risico's zouden kunnen opleveren. Meer specifiek is gekeken naar de aanwezigheid van bedrijven die zijn aangewezen in het Bevi, waaronder LPG-tankstations, en naar transportroutes over weg, spoor en water en door leidingen. Ook hoogspanningslijnen en zendmasten zijn meegenomen. Daarover is een uitvoerige rapportage opgesteld, die deel uitmaakt van de bijlagen bij deze toelichting ( Externe Veiligheid & Geluid Bestemmingsplan Amersfoort-Binnenstad; projectnummer SB|G/LEKR/533013 dd. 1 oktober 2012). Hieronder worden de belangrijkste punten uit dit rapport weergegeven. Voor het NS-emplacement moet het groepsrisico worden verantwoord. Deze verantwoording is opgenomen in de hiervoor genoemde rapportage.


Emplacement

Een groot deel van het plangebied ligt in het effectgebied van het Goederenemplacement Amersfoort. Dit betreft een Bevi inrichting. Het invloedsgebied van dit emplacement ligt over het plangebied. Bij de besluitvorming over het bestemmingsplan Amersfoort Binnenstad moet rekening worden gehouden met het goederenemplacement.


Voor het goederenemplacement is op 1 december 1998 door Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht een revisievergunning ingevolgde de Wet milieubeheer verleend. Nadien zijn diverse meldingen geaccepteerd en veranderingsvergunningen verleend. Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht waren bevoegd gezag vanwege het samenstellen van treinen en treinstellen middels heuvelen en stoten. Anno 2012 vindt deze activiteit niet meer plaats waardoor momenteel burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort bevoegd gezag zijn. In januari 2012 is een concept-aanvraag om een omgevingsvergunning in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ingediend. Een kwantitatieve risicoanalyse maakt onderdeel uit van deze aanvraag. Zolang nog geen besluit over deze aanvraag is genomen moet formeel uit worden gegaan van de op 1 december 1998 verleende milieuvergunning. Voor de vergunning van 1 december 1998 is door DHV een risicoanalyse opgesteld. Omdat deze gedateerd was heeft Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht opdracht gegeven een nieuwe risicoanalyse (d.d. 8 december 2009, projectnr 091547, AVIV B.V.) op te stellen.


Uit de risicoanalyse van 8 december 2009 blijkt dat het goederenemplacement geen PR 10-6/jaar risicocontour heeft. Dit blijkt tevens uit de concept-aanvraag van januari 2012. Het plaatsgebonden risico van het goederenemplacement is geen belemmering voor het plangebied.


Uit de risicoanalyse van 8 december 2009 blijkt verder dat het groepsrisico maximaal circa 1,8 maal de oriënterende waarde is, bij 2000 slachtoffers. Conform de concept-aanvraag van januari 2012 is een overschrijding van de oriënterende waarde berekend van maximaal 3,5 maal de oriënterende waarde bij 1000 slachtoffers. Aangezien over deze aanvraag nog discussie plaatsvindt en deze zich nog in een concept stadium bevindt wordt vooralsnog uitgegaan van de QRA van 8 december 2009.


Conform artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer dient bij het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan het groepsrisico te worden verantwoord. Deze verantwoording is opgenomen in de rapportage, die is toegevoegd aan de bijlagen bij deze toelichting.

Overige inrichtingen

Binnen het plangebied zijn twee inrichtingen gelegen waar consumentenvuurwerk wordt opgeslagen en verkocht. Het de betreft de locaties Langestraat 102 en Kamp 5. Hoewel de opslag gedurende het hele jaar zou mogen plaatsvinden, gebeurt dit in de huidige praktijk vrijwel alleen in de laatste maand en eerste week van het jaar. In de periode dat geen vuurwerk wordt opgeslagen worden de opslagruimten gebruikt voor andere doeleinden. De risicoafstanden van de opslagen zijn in beide gevallen inpandig gelegen.


Overige inrichtingen die relevant zijn voor externe veiligheid bevinden zich op een zodanige afstand van het plangebied dat ze hier niet van belang zijn. Het schakelstation aan het Smallepad is geen inrichting die van belang is vanuit het oogpunt van externe veiligheid.

Buisleidingen

De afstand van het plangebied tot de dichtstbij gelegen hoge druk aardgasleiding (buisleiding) is zo groot, dat deze hier niet relevant is.


Transport van gevaarlijke stoffen via de weg

Binnen de gemeente Amersfoort is een route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld. De aangewezen routes voor vervoer van gevaarlijke stoffen lopen niet door of direct langs het plangebied.


Omdat er geen transport van gevaarlijke stoffen door de binnenstad mag plaatsvinden is dit geen onderwerp dat hier verder moet worden beschouwd.


Transport van gevaarlijke stoffen via het spoor

Uit de berekening van het plaatsgebonden risico volgt dat de PR 10-6/jaar contour gemiddeld op 2 meter vanuit het hart van de spoorbundel ligt. Hiermee is het plaatsgebonden risico vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor geen belemmering.


Uit de berekening van het groepsrisico volgt een maximaal groepsrisico van 0,403 maal de oriënterende waarde bij 1135 slachtoffers.


Het bestemmingsplan Binnenstad laat geen nieuwe ontwikkelingen toe anders dan kleinschalige functiewijzigingen in de bestaande bebouwing en ontwikkelingen, waarover al besluiten zijn genomen. Het is een conserverend plan. Aangezien het groepsrisico niet verder toeneemt en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, is geen verdere verantwoording van het groepsrisico vereist.


Hoogspanningsleidingen en zendmasten

Vanwege hoogspanningsleidingen en zendmasten zijn er geen belemmeringen voor het plangebied.


5.5.6 Conclusie

Vanuit het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan. De verantwoording van het groepsrisico voor het emplacement is in de rapportage in de bijlage bij deze toelichting gegeven.

4.7 Bodem

4.7.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

De bodem vormt samen met de groene en de blauwe structuur de drager van ruimtelijke ontwikkeling en een bron van energie, materialen, voedsel en leven. De kwaliteit van het bodem draagt in belangrijke mate bij aan de diensten die het systeem van bodem, water en groen kunnen betekenen voor de bovengrondse activiteiten. In het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6) is bepaald dat burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer onderzoek moeten verrichten naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op daarvoor geschikte gronden te worden gerealiseerd. De bescherming van de bodem en de handhaving of verbetering van de bodemkwaliteit is landelijk geregeld via de wet bodembescherming en het besluit bodemkwaliteit.

4.7.2 Wet bodembescherming

De Wet Bodembescherming bevat de voorwaarden die (kunnen) worden verbonden aan het verrichten van handelingen in of op de bodem. Primair komt bescherming en sanering in de wet aan bod. De wet heeft betrekking op zowel landbodems als waterbodems. De Wet bodembescherming geeft aan wanneer er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en of er dan ook gesaneerd moet worden.


De hoeveelheid grond dan wel grondwater en de mate van vervuiling daarin (gemiddeld boven de interventiewaarde) zijn de criteria voor een geval van ernstige bodemverontreiniging. De interventiewaarde is de waarde, waarboven er risico's zijn voor mens, flora en fauna. De spoedeisendheid en de noodzaak om te saneren, hangt hiervan af maar ook van de mate van verspreiding van de bodemverontreiniging.


Voor gevallen van ernstige bodemverontreiniging is er bij niet gewijzigd grondgebruik soms geen noodzaak tot saneren. Voorbeelden zijn voormalige stortplaatsen en kleine verontreinigingen in het diepere grondwater.


De gevallen van ernstige bodemverontreinigingen zijn grotendeels door de Gemeente Amersfoort in beeld gebracht. In deze gevallen is in een beschikking Wet bodembescherming aangegeven wat er met een geval van ernstige bodemverontreiniging moet gebeuren. Nadat er is gesaneerd, kunnen er restverontreinigingen aanwezig zijn. Soms zijn er gebruiksbeperkingen.

4.7.3 Besluit bodemkwaliteit

Het doel van het besluit bodemkwaliteit is het handhaven van de balans tussen de bescherming van de bodemkwaliteit en het gebruik van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen zoals woningbouw. In het besluit zijn regels opgenomen over kwaliteitsborging, bouwstoffen, grond en baggerspecie. Grondverzet kan plaatsvinden conform het Besluit Bodemkwaliteit.

In 2002 heeft de gemeente Amersfoort een bodemkwaliteitskaart en een bodembeheerplan vastgesteld. Momenteel wordt gewerkt aan een nieuwe bodemkwaliteitskaart. De kaart vormt de leidraad voor hergebruik en verplaatsing van grond en geeft per gebied de kwaliteit van de boven- en ondergrond weer. In het Bodembeheerplan staan de voorwaarden voor hergebruik van grond.

4.7.4 Bodem in relatie tot het plangebied

Het plangebied ligt in de zone "Binnenstad". Deze zone is op basis van de bodemkwaliteitskaart gekwalificeerd als "matig verontreinigd" op grond van het voorkomen van ophooglagen, verhoogde gehalten aan zware metalen en PAK. Uiteraard kan plaatselijk de bodemkwaliteit sterk verschillen, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van een (voormalige) bedrijfsactiviteit of door ander menselijk gebruik. Voor het bestemmingsplan is als eerste met behulp van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Amersfoort een inventarisatie uitgevoerd naar de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in de binnenstad. In het gebied van dit bestemmingsplan zijn in het verleden in totaal 439 bodemonderzoeken uitgevoerd. Binnen het plangebied zijn nog een aantal gevallen van bodemverontreiniging aanwezig in de grond en in het grondwater. Voor elk bouwplan moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd. Dit gebeurt in het kader van de Woningwet. In artikel 8 van deze wet is bepaald dat de gemeente moet onderzoeken of door de bouw geen risico's ontstaan voor de gebruikers van het object door eventueel aanwezige verontreiniging. Dit is verder uitgewerkt in de bouwverordening van de gemeente. In de bouwverordening is ook aangegeven in welke situaties eventueel vrijstelling kan worden verleend van de plicht tot bodemonderzoek.


Aangezien de verplichting tot het uitvoeren van bodemonderzoek al sterk verankerd is in wet- en regelgeving en in de bouwverordening, zijn in de regels van dit bestemmingsplan geen bepalingen opgenomen op het gebied van bodemonderzoek.

Op basis van de onderzoeksgegevens van de bodem wordt geconcludeerd dat de kwaliteit van de bodem plaatselijk een belemmering kan vormen voor het beoogde gebruik. Per aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt de situatie beoordeeld.

Energieopslag

In het plangebied zijn goede mogelijkheden voor ondergrondse energieopslag voor open en gesloten systemen, eventueel in combinatie met energie uit het oppervlaktewater. Er zijn binnen en nabij het plangebied ook al een aantal van deze systemen gerealiseerd. De open systemen circuleren grondwater en worden 'Warmte Koude Opslagsystemen' (WKO) genoemd. De gesloten systemen wisselen warmte en koude uit via een gesloten buizenstelsel in de ondergrond en worden daarom 'Bodemwarmtewisselaars' genoemd.

4.8 Geluid

4.8.1 Wet geluidhinder

De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Overeenkomstig de Wgh zijn (spoor-) wegen en industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen voorzien van zones. Het gebied binnen deze zones geldt als akoestisch aandachtsgebied waar een toetsing uitgevoerd dient te worden. Daarbij beperkt de Wgh zich tot een toetsing ter plaatse van zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Dit zijn onder andere woningen, onderwijsgebouwen, gezondheidszorggebouwen, kinderdagverblijven, woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonboten.


Bij vaststelling van een bestemmingsplan komen in de volgende gevallen de regels van de Wgh aan de orde:

1. het bestemmen van gronden voor nieuwe of gewijzigde geluidgevoelige objecten nabij (spoor-) wegen en industrieterreinen;
2. het bestemmen van gronden voor de realisatie of wijziging van (spoor-) wegen (met uitzondering van rijksinfrastructuur, zie § 5.8.2) en industrieterreinen;
3. het wijzigen van zonegrenzen van industrieterreinen.


De Wgh werkt met een systeem van voorkeursgrenswaarden en maximaal toegestane geluidsbelastingen. Indien een voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, kan onder bepaalde voorwaarden een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Hierbij mag de geluidsbelasting nooit hoger zijn dan de maximaal toegestane geluidsbelasting. De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per locatie en per geluidssoort.

4.8.2 Swung 1

Per 1 juli 2012 is Swung 1 in werking getreden. Het gaat om een wijziging van de Wet milieubeheer, die onder andere heeft geresulteerd in de invoering van geluidsproductieplafonds voor rijksinfrastructuur (rijkswegen en spoorwegen). Een geluidsproductieplafond geeft de toegestane geluidsproductie (geluidwaarde in Lden) vanwege een weg of spoorweg aan. Geluidsproductieplafonds gelden op referentiepunten langs rijkswegen en spoorwegen. De ligging van de referentiepunten, de grenswaarden en de bijbehorende gegevens zijn opgenomen in een openbaar, elektronisch toegankelijk geluidsregister. De wegbeheerders (Rijkswaterstaat en Prorail) moeten aan de grenswaarden op de referentiepunten voldoen en dat jaarlijks aantonen.


De nieuwe regels zijn, wat de rijksinfrastructuur betreft, in de plaats gekomen van de regels in de Wet geluidhinder omtrent de aanleg en reconstructie van een weg en de aanleg of wijziging van een spoorweg. Bij het bouwen langs rijkswegen en spoorwegen blijft de Wet geluidhinder gelden, maar moet bij de berekening van de geluidsbelasting gebruik gemaakt worden van de brongegevens uit het register. Ook op decentraal beheerde wegen en spoorwegen blijft de Wet geluidhinder van toepassing.

4.8.3 Verkeerslawaai

In de Wgh is bepaald dat elke weg van rechtswege een geluidszone heeft (Wgh art. 74 lid 1). Een uitzondering hierop zijn wegen die zijn gelegen in een 30km/uur-zone of in een woonerf. De breedte van de geluidszones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van een weg.

Figuur: zones langs wegen

aantal rijstroken zonebreedte (meter)
stedelijk gebied 1 of 2 200
3 of meer 350
buitenstedelijk gebeid 1 of 2 250
3 of 4 400
5 of meer 600

In geval van een nieuwe of gewijzigde weg of nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen is akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen. De voorkeursgrenswaarde voor geluidgevoelige bestemmingen bedraagt in de meeste gevallen 48 dB (Lden). De maximaal toegestane geluidsbelasting bedraagt 68 dB (Lden), afhankelijk van de situatie.

4.8.4 Spoorweglawaai

Spoorwegen hebben een zone, waarvan de breedte afhankelijk is van de hoogte van het geluidsproductieplafond. In artikel 1.4 van het Besluit geluidhinder is de breedte van de zone aangegeven. De zonebreedte varieert van 100 tot 1.200 meter. Bij ontwikkelingen rond geluidsgevoelige bestemmingen in de zone of wijzigingen aan de spoorlijn moet akoestisch onderzoek worden gedaan. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.
De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting bedragen respectievelijk 55 en 68 dB (Lden), afhankelijk van de situatie.

4.8.5 Industrielawaai


Rondom industrieterreinen waarop de mogelijkheid aanwezig is tot vestiging van zogenaamde grote lawaaimakers, is op grond van art. 41 van de Wgh een geluidszone vastgesteld. In geval van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de zone of een wijziging aan het industrieterrein of de geluidszone is een akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.


De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting bedragen respectievelijk 50 en 65 dB(A) (Letm), afhankelijk van de situatie. Buiten de zone mag de geluidsbelasting nooit meer dan 50 dB(A) (Letm) bedragen. Er dient te worden gewaarborgd dat deze waarde, en de eventuele vastgestelde hogere grenswaarden, niet worden overschreden. Middels zogenaamd zonebeheer wordt daarvoor continu de totale vergunde geluidsbelasting vanwege het industrieterrein beheerd.

4.8.6 Geluidsnota Amersfoort

De gemeente heeft beleid opgesteld met betrekking tot het vaststellen van hogere grenswaarden (Geluidsnota gemeente Amersfoort, vastgesteld op 11 november 2006). Hierin zijn criteria en voorwaarden opgenomen die aan de hogere grenswaarde worden verbonden.

4.8.7 Geluid in relatie tot het plangebied


In het plangebied worden geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten anders dan kleinschalige functiewijzigingen in de bestaande bebouwing en ontwikkelingen, waarover al eerder besluiten zijn genomen of die al zijn opgenomen in de geldende stadsvernieuwingsplannen. Het is een conserverend plan. Daarom is geen akoestisch onderzoek nodig voor weg-, spoor- of industrielawaai.

Het plangebied ligt voor een deel in de zone van de Stadsring en van een aantal wegen buiten het plangebied en van de spoorlijn Amersfoort - Zwolle. Bij nieuwe toekomstige ontwikkelingen moet hier rekening mee worden gehouden. Alle wegen in de binnenstad zelf hebben een maximum snelheid van 30 km/uur en hebben dus geen wettelijke zone. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet hier echter wel rekening mee worden gehouden bij nieuwe toekomstige ontwikkelingen. Het plangebied ligt niet in de geluidzone van industrieterrein Isselt of het spooremplacement. Wel zijn er inrichtingen gevestigd die relevant zijn wat betreft geluid.

Wegverkeer

In het kader van de Geluidskartering van de gemeente Amersfoort is globaal de geluidsbelasting van alle relevante wegen op omliggende gevoelige bestemmingen berekend. In het plangebied hebben een aantal woningen aan de Stadsring de hoogste geluidbelasting. Ook in het 30 km/uur gebied is op sommige plaatsen de geluidbelasting relatief hoog.


Figuur: Geluidcontouren voor wegverkeerslawaai

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00071-0301_0027.png"

Railverkeer

Aan de noordwestelijke zijde van het plangebied loopt de spoorlijn Amersfoort - Zwolle. In het kader van de Geluidskartering is ook de globale geluidsbelasting van de spoorlijn op omliggende gevoelige bestemmingen berekend. Ook hier moet in gedachten gehouden worden dat de berekeningen vrij globaal zijn. Uit de kartering blijkt dat binnen het plangebied slechts een klein aantal woningen (± 10) voorkomen met een geluidbelasting hoger dan 55 dB (Lden). Deze woningen liggen aan de Kleine Spui en Plantsoen-Noord.


Figuur: Geluidcontouren voor railverkeerslawaai afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00071-0301_0028.png"

Geluid geprojecteerde woningen Muurhuizen

In het bestemmingsplan zijn de panden Zuidsingel 1 en Muurhuizen 1-3 (mede) bestemd voor wonen. Deze woonbestemmingen zijn beoordeeld op de berekende geluidbelasting afkomstig van het wegverkeer op de relevante 30 km/h- wegen Zuidsingel en de Muurhuizen. De 30 km/h-wegen beschikken niet over een geluidzone als bedoeld in de Wet geluidhinder, zodat een beoordeling op grond van deze milieuwet achterwege kan blijven en kan worden beperkt tot een beoordeling in het kader van 'goede ruimtelijke ordening' als bedoeld in de Wro. Daartoe zijn geluidberekeningen uitgevoerd (de geluidbelasting wegverkeer vanwege Zuidsingel op Zuidsingel 1 en Muurhuizen 1-3 alsmede de geluidbelasting wegverkeer vanwege Muurhuizen op Zuidsingel 1 en Muurhuizen 1-3).


Uit de berekeningen volgt dat de hoogste geluidbelasting op de gevels van de panden vanwege de Zuidsingel 55 dB bedraagt. De toelaatbare binnenwaarde bedraagt 33 dB. Dat betekent dat er een geluidwering moet zijn van 22 dB. De panden beschikken over die geluidwering. Uit de geluidberekeningen volgt verder dat de hoogste geluidbelasting op de gevels van de panden vanwege het verkeer op de Muurhuizen ten hoogste 52 dB bedraagt. De toelaatbare binnenwaarde bedraagt 33 dB. Dat betekent dat er een geluidwering moet zijn van 19 dB. De panden beschikken over die geluidwering.

Figuur : Geluidkaart
afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00071-0301_0029.png"


Geconcludeerd kan worden dat er geen belemmering is voor de woningen op het terrein van de milieuregelgeving (nu de Wet geluidhinder niet van toepassing is). In het kader van goed ruimtelijk ordenen wordt er op basis van uitgevoerde akoestische berekeningen vanuit gegaan dat de nu aanwezige geluidwering de gewenste woonkwaliteit met betrekking tot het omringende wegverkeersgeluid zonder extra maatregelen afdoende waarborgt.

4.9 Duurzaamheid

4.9.1 Beleid

In 2030 is Amersfoort een stad zonder CO2 uitstoot. Deze ambitie van een Duurzame Stad vraagt een aanpak, die alle betrokken partijen verbindt en helpt deze ambities te realiseren. Een duurzaam project realiseren is de samenhang vinden op ruimtelijk, sociaal-cultureel, economisch en ecologisch vlak. De lange termijnopgaven, zoals klimaatbestendigheid, beheersing van de verkeersdruk en energieneutrale gebouwen moeten in zicht blijven.

Aandacht voor duurzaam en milieubewust bouwen in alle stadia van het ontwerp en bouwproces is belangrijk. Al vanaf de visie, de master- en de stedenbouwkundig planfase beïnvloeden gemaakte keuzes de te behalen duurzaamheid. Bij de uitwerking van de plannen moet rekening gehouden worden met het landelijk en het gemeentelijk beleid. Landelijk heeft het Rijk ambities vastgelegd in het werkprogramma 'Schoon en Zuinig: Nieuwe energie voor klimaat'. Via convenanten en akkoorden is het Rijk met zowel het bedrijfsleven, de provincies als de gemeentes afspraken aangegaan om invulling te geven aan de nationale ambities, zoals:

  • Het Lente-akkoord. Het Lente-akkoord richt zich op het verlagen van het energiegebruik van nieuwe woningen en utiliteitsgebouwen met 25% in 2011 en 50% in 2015 en streeft naar energieneutrale nieuwbouw vanaf 2020.
  • Convenant Energiebesparing bestaande gebouwen ('Meer met minder'). Meer met minder richt zich op het realiseren van tenminste 100 PJ energiebesparing in 2,4 miljoen bestaande woningen en andere gebouwen in 2020.

Daarnaast zijn de gemeentelijke ambities op het gebied van duurzaamheid vastgelegd in het Milieubeleidsplan gemeente Amersfoort, waarin onder meer is vastgelegd om het duurzaam bouwen te basereb op het instrument GPR-Gebouw.

4.9.2 Het instrument GPR-gebouw


De gemeente Amersfoort wil controleerbare prestatieafspraken voor de duurzaamheid van gebouwen. Daarom heeft zij gekozen voor het vastleggen van resultaatverplichtingen met behulp van het landelijke instrument GPR-gebouw. Met dit instrument wordt de duurzaamheidprestatie van een gebouw voor 5 thema's gekwantificeerd. Deze thema's zijn “Energie”, “Milieu”, “Gezondheid”, “Gebruikskwaliteit” en “Toekomstwaarde”. De prestaties worden per thema uitgedrukt een score op een schaal van 0 tot 10, hoe lager de milieubelasting, hoe hoger de score.

Met behulp van het instrument GPR-gebouw zijn de gemeentelijke beleidsdoelstellingen zijn vastgelegd c.q. vertaald naar een prestatiescore van het instrument GPR-gebouw. Voor nieuwbouw moet worden gestreefd naar de volgende scores per thema:

Energie: 7,5

Milieu: 7,0

Gezondheid: 7,0

Gebruikskwaliteit: 7,0

Toekomstwaarde: 7,0


Hiermee wordt (deels) invulling gegeven aan de ambitie van de gemeenteraad om als stad in 2030 CO2 neutraal te zijn en daarmee te voldoen aan de kernwaarde duurzaamheid uit het coalitieakkoord. Bovengenoemde prestatiescores gelden voor alle bouwprojecten en projecten waarbij de gemeente prestatie- of samenwerkingsconvenanten met externe partners afsluit. Met de volgende wettelijke aanscherping van de energie-efficiënt (EPC) in 2015, zal de GPR score voor het thema energie verder worden verhoogd.

4.9.3 Energie


Een belangrijke leidraad om een kostenefficiënt en duurzaam resultaat te bereiken is de Trias Energetica. De Trias Energetica bestaan uit drie stappen, die opeenvolgend moeten worden uitgevoerd. (Stap 1 - verminder de energievraag door bouwkundige, passieve maatregelen die geen hulpenergie vragen; Stap 2a - gebruik energie uit interne of externe reststromen; Stap 2b - gebruik voor de overblijvende energievraag zoveel mogelijk duurzame energiebronnen; Stap 3 - vermijd eindige (fossiele) energiebronnen. Er zijn diverse mogelijkheden om aan de landelijke en gemeentelijke ambities op het gebied van energie te voldoen. Er zal daarom een keuze moeten worden gemaakt voor een energieconcept. Hierbij kan gekozen worden voor lokale of collectieve oplossingen.

Van belang is dat de gehele binnenstad van Amersfoort door het Rijk is aangewezen als beschermd stadsgezicht. Dat betekent dat het verduurzamen van de historische binnenstad met de grootste zorgvuldigheid moet geschieden. Duurzaamheidsmaatregelen dienen te passen binnen de monumentale waarden en het historisch stadsbeeld. Het aanbrengen van isolatie of toepassen van duurzame energie mag de monumentale waarden van panden en het historisch stadsbeeld niet aantasten.

Naast individuele maatregelen zijn er diverse collectieve mogelijkheden. Door het toepassen van ondergrondse infrastructuur en ondergronds opwekking, zoals warmte- en koudeopslag in de bodem (WKO), warmte uit het riool (Riothermie) en het gebruik van restwarmte, kunnen alsnog duurzame energiesystemen worden toegepast zonder dat ze het beschermde stadsgezicht aantasten. Bij de ontwikkeling van (her)ontwikkelingsprojecten zal de haalbaarheid van dergelijke systemen onderzocht kunnen worden.

4.9.4 Materiaalgebruik

Voor uitlogende bouwmetalen (koper, lood en zink) voor zover deze worden toegepast op plaatsen die zijn blootgesteld aan weersinvloeden, geldt een toepassingsverbod. Daarnaast dient uitsluitend FSC gecertificeerde hout of gemodificeerd hout zoals verhit vuren, o.a. Plato, of geacetyleerd hout Accoya toegepast te worden.

4.9.5 Vergroenen stedelijke omgeving

Bij alle nieuwe bouwinitiatieven wordt het vergroenen van de stedelijke omgeving, door bijvoorbeeld groen in de openbare ruimte, sterk aanbevolen Behalve een waarde voor planten en dieren levert 'groen' een positieve bijdrage aan de gezondheid van de bewoners. Daarnaast heeft groen ook een functie voor waterberging waardoor de piekbelasting op de riolering wordt verminderd. Bovendien helpt groen in de stad hittestress te voorkomen en fijnstof op te vangen, wat een positief effect heeft op de luchtkwaliteit. Het aanleggen van groene daken en gevels kunnen in meerdere opzichten een bijdrage leveren aan de (milieu)kwaliteit van de stedelijke omgeving, maar passen niet (altijd) in het historische stadsbeeld. Uitgangspunt is dat gevels in hoofdzaak worden uitgevoerd in baksteen of een vergelijkbaar steenachtig materiaal. Hellende daken moeten worden afgedekt met pannen, leien of zink. Groene daken zijn in voorkomende gevallen wel mogelijk op een plat dak of bij bijbehorende bouwwerken (aanbouwen of schuren) achter het hoofdgebouw.

4.9.6 Duurzaamheid in relatie tot het plangebied


Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend. Bij bouwinitiatieven wordt gekeken naar de kansen op het gebied van duurzaamheid. Daarbij worden zoveel als mogelijk wel de monumentale en historische waarden van gebouwen en onbebouwde ruimte gerespecteerd.

4.10 Flora En Fauna / Ecologie

Bij het opstellen van ruimtelijke plannen is het noodzakelijk te onderzoeken in hoeverre de plannen ten koste gaan van de (aanwezige) flora en fauna. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de 'toets in het kader van gebiedsbescherming' en de 'toets in het kader van soortenbescherming'.

4.10.1 EU-Vogelrichtlijn / 1979 en EU-Habitatrichtlijn / 1992

De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming. Nederland heeft de richtlijnen geïmplementeerd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet van 1968 en 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (soortenbescherming). De gebiedsbescherming heeft betrekking op de Vogelrichtlijngebieden die het rijk heeft vastgesteld, de Habitatrichtlijngebieden die het rijk bij de Europese Commissie heeft aangemeld, de beschermde natuurmonumenten en de staatsnatuurmonumenten. Ruimtelijke ingrepen die in deze gebieden plaatsvinden dan wel in de nabijheid van beschermde natuurgebieden, moeten worden getoetst op hun effecten op deze gebieden.

4.10.2 Toets in het kader van gebiedsbescherming

De toets in het kader van gebiedsbescherming vindt zijn oorsprong in de Natuurbeschermingswet 1998 en draagt zorg voor de bescherming van natuurwaarden. De wet kent drie typen gebieden:

  • Natura 2000-gebieden;
  • Beschermde natuurmonumenten;
  • Gebieden die de Minister van LNV aanwijst ter uitvoering van verdragen of andere internationale verplichtingen (met uitzondering van verplichtingen op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn).

Naast de gebiedsbescherming die voortkomt uit de Natuurbeschermingswet 1998 kennen we de gebiedsbescherming van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is door de provincie Utrecht begrensd in diverse natuurgebiedsplannen In de provinciale Structuurvisie heeft de EHS een zogenaamde Groene Contour gekregen.


Nieuwe plannen, projecten of handelingen binnen en in de nabijheid van gebieden die binnen de groene contour vallen en die per saldo significant negatieve gevolgen hebben voor de te behouden waarden en kenmerken, zijn niet toegestaan, tenzij er geen reële alternatieven zijn én er sprake is van redenen van groot openbaar belang (het “nee, tenzij” principe).

4.10.3 Toets in het kader van soortenbescherming - Flora- en faunawet


De soortbescherming wordt geregeld via soortbeschermingsregels uit de Europese Habitatrichtlijn, de Europese Vogelrichtlijn en de Flora- en faunawet. De soorten die genoemd zijn onder de Europese regelgeving vallen onder de categorie 'streng beschermd'. Daarnaast is er een aanvullende lijst met soorten die vallen onder de Flora- en faunawet. Deze soorten vallen onder de categorie 'streng beschermd' en 'beschermd'.


Verder zijn de zogenaamde Rode Lijsten van belang. Deze hebben geen wettelijke status, maar geven wel de kwetsbaarheid van soorten aan. Naast de Rode Lijsten bestaan ook de Oranje lijsten. Dit zijn lijsten van bedreigde soorten binnen de provincie Utrecht welke op basis van vergelijkbare criteria als die voor de landelijke rode lijst tot stand is gekomen. Oranje lijsten zijn opgesteld voor: zoogdieren, broedvogels, pleisterende vogels, reptielen, amfibieën, zoetwatervissen, dagvlinders, libellen, sprinkhanen, krekels en voor de plantgroepen: mossen van het essenhakhout, kleibospaddestoelen, vaatplanten en kranswieren.

4.10.4 Flora- en Faunawet in relatie tot het plangebied

Het rekening houden met de Flora- en faunawet in het kader van het vaststellen van een bestemmingsplan speelt een rol in het kader van de uitvoerbaarheid van dat plan. Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) verrichten burgemeester en wethouders ten behoeve van de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het gebied van de gemeente onderzoek naar de bestaande toestand in en naar de mogelijke en wenselijke ontwikkelingen van de gemeente. Als het waarschijnlijk is dat voor de realisering van een project (dat door een bestemmingswijziging mogelijk wordt gemaakt) een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet noodzakelijk is, dient bij de vaststelling van het bestemmingsplan de nodige duidelijkheid te bestaan omtrent de verleenbaarheid van een dergelijke ontheffing.


De binnenstad is geen Vogel- of Habitarichtlijngebied. Het gebied valt ook niet onder de Natuurbeschermingswet. Gebiedsbescherming die er ligt, is gerelateerd aan de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Het plangebied is niet volledig geïnventariseerd op de aanwezigheid van beschermde soorten. Op basis van losse waarnemingen en kennis van het gebied is er wel wat te zeggen over de natuurwaarden van het gebied. Op de kademuren en muren van oude gebouwen komen beschermde muurplanten voor. Tongvaren, Steenbreekvaren, Klein glaskruid en Gele helmbloem komen op meerdere plaatsen in het plangebied voor. Bij renovatie en werkzaamheden aan deze oude muren moet er een gerichte inventarisatie naar deze soorten plaatsvinden. Zonodig dient er een ontheffing op basis van de flora- en faunawet aangevraagd te worden. Renovaties dienen er op gericht te zijn dat de muur ook in de toekomst een duurzame groeiplaats voor deze beschermde planten is. Hierbij hoort het gebruik van speciale stenen, mortel en een zorgvuldige manier van werken.

Bijna alle gebouwen in de binnenstad zijn potentiële vaste verblijfplaatsen voor gebouwbewonende vleermuizen. Het gaat daarbij om de streng beschermde Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger. De OLV heeft waarschijnlijk de functie van (massa)winterverblijf. Daarnaast zijn gebouwen geschikt voor huismus, zwarte roodstaart en gierzwaluw, soorten waarvan de nestplaats jaarrond beschermd is. Op de aanwezigheid van deze soorten dient voorafgaand aan werkzaamheden gecontroleerd te worden. In het Zocherplantsoen en de grotere binnentuinen staan oude en monumentale bomen. De holtes in deze bomen kunnen een functie hebben voor een aantal beschermde soorten. Het gaat daarbij om boombewonende vleermuizen als Rosse vleermuis, Ruige dwergvleermuis en Gewone grootoorvleermuis. Uit het verleden zijn waarnemingen van de Bosuil in het Zocherplantsoen bekend.

Zwaar beschermde amfibieën worden op basis van terreinkenmerken en bekende verspreidingsgegevens niet in het plangebied verwacht. Waarschijnlijk vindt er wel overwintering plaats van enkele laag beschermde amfibieënsoorten in vijvers. Reptielen, beschermde libellen, dagvlinders en andere ongewervelden worden op basis van biotoopkenmerken en bekende verspreidingsgegevens ook niet in het plangebied verwacht.


De aanwezigheid van deze beschermde soorten levert geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan op. Wel dient er bij nieuwe plannen tijdig voorafgaand aan werkzaamheden flora- en faunaonderzoek uitgevoerd te worden en zonodig een ontheffing aangevraagd te worden bij het ministerie van EL&I. Hoewel er mogelijk mitigerende en compenserende maatregelen opgelegd kunnen worden is het wel aannemelijk dat deze ontheffingen worden verleend.

In verband met de geplande bouw van woningen aan de Valkestraat en de Stovestraat is in 2013 nog afzonderlijk onderzoek gedaan naar eventueel aanwezige beschermde planten en dieren op deze locatie. Het onderzoek heeft uitgewezen, dat er binnen het projectgebied geen beschermde soorten voorkomen of verwacht worden. Dat betekent dat er geen ontheffing van de Flora- en faunawet noodzakelijk is en er in dit opzicht dan ook geen belemmeringen zijn voor de geplande bouwontwikkelingen. De woning Valkestraat 10 wordt gesloopt. Tegen de nok van deze woning groeien enkele varens. Geconstateerd is dat er sprake is van muurvarens. Dat is geen beschermde soort. In verband met sloop van woning is dus ook geen ontheffing op grond van de flora- en faunawet nodig.

4.10.5 Regeling in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan zijn de grotere structurele groenvoorzieningen (plantsoen) en andere openbare terreinen bestemd voor 'Groen'. Het water van de grachten en de singels is bestemd voor 'Water'. Ook de kademuren maken deel uit van deze bestemming. Binnen de beide bestemmingen is instandhouding en versterking van de aanwezige natuurwaarden gewaarborgd. Een aantal (particuliere) binnenterreinen en tuinen heeft de bestemming Tuin. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.11 Planologisch Relevante Leidingen

In het plangebied bevindt zich een rioolvoorziening. Het gaat om het bergbezinkbassin aan het Smallepad 5 tegenover het gebouw van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Verder is er een rioolpersleiding in het Smallepad tussen de Stadsring en het einde van het bergbezinkbassin aan het Smallepad. Deze voorzieningen woorden in het bestemmingsplan geregeld. Voor het overige bevinden zich in het bestemmingsplan geen leidingen en/of kabels, waarvoor een specifieke regeling nodig is in dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de uitgangspunten uit deze toelichting in het bestemmingsplan vorm worden gegeven. Uiteraard geldt dat alleen voor die zaken die ruimtelijk relevant zijn. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de ruimtelijke aspecten (hoofdstuk 5.2) en de functionele aspecten (hoofdstuk 5.3).

5.2 Ruimtelijke Aspecten

5.2.1 Regeling beschermd stadgezicht

De aanwijzing van het plangebied tot beschermd stadsgezicht heeft gevolgen voor het gebruik en de vormgeving van de panden en terreinen binnen dat beschermd stadsgezicht. Doel van de aanwijzing is om de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij het opstellen van het bestemmingsplan.

Binnen het bestemmingsplan

Het voorliggende bestemmingsplan bestemt primair de bestaande situatie met verwerking van het bestaande beleid. Nieuwe ontwikkelingen en transformaties worden alleen in het bestemmingsplan geregeld, voor zover het locaties betreft die in de geldende stadsvernieuwingsplannen al zijn voorzien van een bouwbestemming of in situaties van vervangende nieuwbouw bij sloop.

In de aanwijzingstekst en in de Cultuurhistorische analyse zijn de kwaliteiten van het beschermde stadsgezicht opgesomd. In het bestemmingsplan wordt gekozen voor maatwerk omdat daarmee deze kwaliteiten het beste kunnen worden beschermd. In het kader van dit bestemmingplan is ook een ordekaart gemaakt. Voor de panden met de hoogste waarden gelden de meest stringente regels.

Het regelen van het beschermd stadsgezicht is voor een deel terug te vinden in de 'gewone' bouwregels (de enkelvoudige bestemmingen). Daarin staan de toegelaten functies centraal. In aanvulling op deze regels bevat het nieuwe bestemmingsplan ook een dubbelbestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht. Zo'n dubbelbestemming is geen verplichting maar een wel veel voorkomend fenomeen in bestemmingsplannen voor beschermde stadsgezichten. Het is vooral handig als er meer bouwregels en aanduidingen zijn voor een groter gebied met meerdere bestemmingen. De dubbelbestemming bevat de (algemene) voorschriften, die gelden voor alle bestemmingen in een groter gebied (in dit geval dus het beschermde stadsgezicht). Ter behoud en bescherming van de aanwezige waarden en kwaliteiten wordt daarbij vooral uitgegaan van het handhaven van de huidige situatie. Het gaat dan om regels over de situering van bebouwing, de hoogte, de gevel- en pandbreedte en de dakvorm en nokrichting, maar ook om eisen ten aanzien van de architectuur van gebouwen (o.a. gevelvorm, gevelindeling, geveldetaillering etc.). In de dubbelbestemming is ook een regeling opgenomen ten aanzien van de gevallen waarin bouwhistorisch onderzoek moet worden verricht. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij wijzigingen in de interne structuur of de kapvorm van gebouwen.

De met de dubbelbestemming samenhangende belangen hebben voorrang op de belangen van de onderliggende bestemming. Het goed borgen van cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan betekent uiteraard niet, dat er niets meer mag gebeuren. Cultuurhistorie zet geen rem op ontwikkelingen. Er is geen betere garantie voor behoud van cultuurhistorisch erfgoed, dan dat dit wordt gebruikt en een (nieuwe) functie heeft of kan krijgen.

Buiten het bestemmingsplan
Niet alleen binnen maar ook buiten het bestemmingsplan bestaan er regels die de kwaliteiten van het beschermde stadsgezicht waarborgen. Het beschermde stadsgezicht bestaat uit vele monumenten. Naast het bestemmingsplan gelden voor monumenten aparte aanvullende regels via de omgevingsvergunning voor monumenten op basis van de Wabo of de gemeentelijke Erfgoedverordening. De bescherming van bomen vindt plaats via het vereiste van een kapvergunning in de Algemene Plaatselijke Verordening. Tenslotte is bescherming van de vormgeving van de gebouwen geregeld via de welstandsnota. Binnen het beschermde stadsgezicht geldt het meest strikte welstandsregime. Dat is beschreven in de gemeentelijke welstandsnota. Na het vaststellen van dit nieuwe bestemmingsplan voor de binnenstad zal ook een aanpassing van de welstandsnota voor de binnenstad worden doorgevoerd.

5.2.2 Ruimtelijke aspecten


Met de regels van het bestemmingsplan, waaronder de dubbelbestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht, worden de ruimtelijke kwaliteiten van de bebouwde en onbebouwde ruimte in de binnenstad beschermd. Die zijn beschreven in de Cultuurhistorische analyse. Voor de bebouwde ruimte moet daarbij worden gedacht aan het behoud van rooilijnen, bouwhoogten, kappen, bouwblokken, parcellering en de karakteristieken van gevels. Voor de onbebouwde ruimte is het behoud van het patroon van straten, grachten, stegen en binnenterreinen belangrijk.

5.3 Functionele Aspecten

5.3.1 Wonen


De Binnenstad is en blijft een aantrekkelijk woonmilieu voor verschillende bewonersgroepen. Vanwege de andere functies van de binnenstad kan slechts gedeeltelijk worden voorzien in de vraag naar wonen. Om de kwaliteit van de leefbaarheid en het gevelbeeld en daarnaast de sociale veiligheid in de binnenstad te waarborgen, is het ook van belang dat er boven winkels en bedrijven in de binnenstad wordt gewoond.


Met name in de schil van de binnenstad is sprake van aaneengesloten "pure" woongebieden, zoals het Pothkwartier. In het hart van de stad en vooral het kernwinkelgebied en de aanloopstraten is de woonfunctie meer (maar niet alleen) op bovenverdiepingen aanwezig. In het bestemmingsplan worden, anders dan de plekken die in het huidige stadsvernieuwingsplan al van een woonbestemming zijn voorzien (zoals de locaties Valkestraat/Stovestraat en AAP II), geen nieuwe bouwlocaties voor wonen opgenomen. De huidige woonfunctie in het plangebied wordt gehandhaafd.


In de binnenstad van Amersfoort wordt ten aanzien van het wonen in het nieuwe bestemmingsplan een onderscheid gemaakt in drie soorten gebieden:

1. De (min of meer) aaneengesloten woongebieden (Pothkwartier, Beestenmarkt) of woonstraten (zoals Muurhuizen, Stovestraat, Valkestraat etc). In het nieuwe bestemmingsplan worden deze woongebieden gehandhaafd. De eventueel aanwezige niet-woonfuncties zijn hier "te gast".

2. In de aanloopstraten naar het kernwinkelgebied (de gemengde gebieden) wordt gewoond maar er is niet duidelijk sprake van één functie die overheerst. Naast de woonfunctie zijn hier andere functies, zoals winkels, kleine kantoren en bedrijven, maatschappelijke voorzieningen, nevengeschikt. In deze gemengde gebieden is wonen op de begane grond maar ook op de verdiepingen toegestaan.

3. In het kernwinkelgebied (inclusief de directe uitlopers daarvan) overheersen niet-woonfuncties, met name detailhandel, publiekgerichte dienstverlening en horeca. Ter plaatse wordt op de begane grond zoveel mogelijk een aaneengesloten winkelfront nagestreefd. Het is dan ook niet wenselijk om op de begane grond de woonfunctie te stimuleren. Op de bovengelegen verdiepingen wordt wonen wel toegestaan maar ook andere functies.


Het gebied tussen de Valkestraat en de Stovestraat is in het Stadsvernieuwingsplan Kern bestemd voor wonen (10 tot 15 woningen). Deze bestemming blijft in dit nieuwe bestemmingsplan onveranderd.

5.3.2 Detailhandel en dienstverlening


Voor de leefbaarheid van de historische binnenstad zijn de economische functies van groot belang. Om deze functies voor de binnenstad te behouden is het belangrijk om in het bestemmingsplan, naast uiteraard het behoud van het historische karakter van de stad, de dynamiek van de economie zoveel mogelijk te faciliteren. Uitgangspunt van gemeentelijk beleid is de versterking van de winkelfunctie door uitbreiding van het kernwinkelgebied tot de voorzieningenkern. De Nota Detailhandel 2011 spreekt in dit verband van het “concentratiegebied voor detailhandel”. Met die uitbreiding van het kernwinkelgebied wordt in dit bestemmingsplan rekening gehouden.


Figuur: Concentratiegebied voor detailhandel volgens de Nota Detailhandel 2011


afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00071-0301_0036.png"


Het concentratiegebied voor de detailhandel omvat een groot aantal straten. Deze straten hebben echter niet allemaal hetzelfde karakter en aanbod. Zo kan een onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de “echte” winkelstraten met een aaneengesloten front van winkels en andere publiekstrekkende functies op de begane grond en anderzijds de aanloopstraten (naar die winkelstraten toe), waar juist meer een mix van functies is gevestigd. Binnen het kernwinkelgebied zelf is weer een verschil zichtbaar tussen de grootschalige en kleinschaliger winkels. Vanwege die verschillen en de gevolgen die dat heeft voor de functionele mogelijkheden, is in dit bestemmingsplan met verschillende bestemmingen een onderverdeling in de straten aangebracht. Daarbij zijn afhankelijk van de typering van de straten functies al dan niet toegestaan. In het bestemmingsplan wordt daarbij gewerkt met de verzamelbestemmingen Centrum en Gemengd. Deze bestemmingen lenen zich goed voor een omgeving met een veelheid aan functies. Functieveranderingen zijn hier, onder bepaalde voorwaarden, vrij gemakkelijk te faciliteren.

Binnen de bestemming Centrum is de centrumfunctie bovengeschikt aan wonen (het gebied dat voorheen het kernwinkelgebied werd genoemd) en binnen de bestemming Gemengd zijn centrumfuncties en wonen nevengeschikt (aanloopstraten). Het gemengde karakter komt ook tot uitdrukking in het feit dat in die aanloopstraten wonen ook altijd op de begane grond is toegestaan alsmede een breed spectrum van op het publiek gerichte functies.

De belangrijkste winkelstraten worden in het nieuwe bestemmingsplan dus bestemd voor Centrum, waarbij een onderscheid is tussen Centrum 1 (grootschalig en modern), Centrum 2 (het gedeelte van de voorzieningenkern, dat kleinschaliger is en waar de nadruk meer ligt op de historische omgeving en de waarde van de panden) en Centrum 3 (de winkel-warenhuizen).

5.3.3 Horeca (Centrum 4)


In het bestemmingsplan worden verschillende horeca-categorieën onderscheiden. De zwaarste horecacategorie is B (2). Hieronder vallen cafe's, bars en discotheken etc. Ook een brasserie, eefcafe en grandcafe vallen onder deze categorie vanwege de impact van deze voorzieningen op de omgeving. De nadruk ligt hier op het gebruik van alcoholhoudende dranken met name in de avonduren.


De zwaarte hangt af van de mate waarin horecabedrijven overlast voor omwonenden kunnen meebrengen. Horeca als restaurants en lunchrooms zijn potentieel weinig overlastgevend. Deze worden aangeduid als 'zachte horeca' en horeca A (1). Horeca als cafés en discotheken zijn in potentie meer overlastgevend en dan wordt gesproken over 'harde horeca', aangeduid met horeca B (2). Daarnaast hanteren we voor horeca als ondergeschikte nevenactiviteit de aanduiding horeca C (3) en zijn hotels aangeduid als horeca D (4). Horeca C (3) betreft horeca-activiteiten die ondergeschikt zijn aan een andere de hoofdfunctie (winkel, cultureel, maatschappelijk). Er is hier geen sprake van een zelfstandig horecabedrijf. Deze activiteiten vallen onder de bestemming van de hoofdfunctie.

Horeca van categorie 1 Restaurant, bistro, crêperie, tapasbar, pizzeria, kookstudio Een zelfstandig horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholvrije en alcoholhoudende dranken
Cafetaria, snackbar, grill-room, fastfoodrestaurant, automatiek, snelbuffet Een zelfstandig horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden (al dan niet voor de consumptie ter plaatse), al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholvrije en alcoholhoudende dranken
Lunchroom, konditorei Een zelfstandig (dag)horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide of bewerkte etenswaren al dan niet voor de consumptie ter plaatse
Koffiehuis, theehuis Een zelfstandig (dag)horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstekken van alcoholvrije dranken voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren
Ijssalon Een zelfstandig (dag)horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van consumptie-ijs voor de consumptie ter plaatse
Horeca van categorie 2 Café, bar, kroeg, bodega, proeflokaal Een zelfstandig horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren
Discotheek, bar-dancing, danscafé, partycentrum Een zelfstandig horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek, het gelegenheid geven tot dansbeoefening en het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren
Brasserie, eetcafé, grandcafe Een zelfstandig horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse en het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken voor de consumptie ter plaatse
Horeca van categorie 3 Het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte nevenactiviteit
Horeca van categorie 4 Hotel, logies, pension Een zelfstandig horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht), al dan niet met de daarbij behorende voorzieningen als een restaurant en congres- en vergaderfaciliteiten

Het huidige vestigingsbeleid voor horeca B (2) wordt voortgezet. In de binnenstad blijft horeca B (2) dus geconcentreerd in de twee horecaconcentratiegebieden (Hof, Lavendelstraat, Groenmarkt en Lieve Vrouwekerkhof, Lieve Vrouwestraat, Krankeledenstraat). Deze gebieden hebben de bestemming Centrum 4. Daarbuiten blijft een restrictief beleid gelden en wordt uitsluitend horeca B (2) toegestaan waar dat op dit moment al aanwezig is. In hoofdstuk 2 van deze toelichting zijn de bestaande horeca B-vestigingen in de binnenstad opgesomd.


Voor horeca A (1) is er ruime flexibiliteit in uitbreiding van bestaande en vestiging van nieuwe horeca. Voor deze functie komt in principe het hele stadshart in aanmerking, waarbij het accent ligt op de gebieden in de voorzieningenkern (Centrum 1, 2 en 3) en de aanloopstraten van die kern (Gemengd 1). Daarbuiten zijn alleen bestaande horeca A (1)-vestigingen mogelijk.

Voor het bestemmingsplan betekent dit dat horeca B (2) zonder meer is toegestaan op de pleinen. De pleinen maken ook deel uit van het Concentratiegebied van de detailhandel volgens de Nota Detailhandel, maar krijgen omdat daar de horecafunctie overheerst een aparte bestemming (Centrum 4). Binnen die bestemming zijn naast horeca (B-2 maar ook A-1) toegestaan detailhandel, publieksgerichte dienstverleningen wonen op de verdieping. Op een paar plekken zijn nog kantoren op de pleinen. Die krijgen een maatbestemming. Dat geldt ook voor de hotels (horeca D 4) aan deLieve Vrouwekerkhof.
Op de pleinen is dus horeca B (2) overal toegestaan (bestaande en nieuwe vestigingen). De bestaande vestigingen buiten die pleinen worden als zodanig "strak" bestemd om grip te houden op het aantal en de plaats.

Een aparte regeling in het bestemmingsplan is opgenomen voor ondergeschikte horeca in winkels en bij culturele en maatschappelijke voorzieningen.


Voor het plaatsen van een terras is een vergunning vereist op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening. Het bestemmingsplan regelt alleen dat ze zijn toegestaan binnen de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied. Terrassen binnen de bestemmingen Centrum en Gemengd zijn in principe niet toegestaan.
Verder wordt in het bestemmingsplan geen uitbreiding van bestaande hotels of vestiging van nieuwe opgenomen. Verzoeken daartoe worden afzonderlijk afgewogen.

De zelfstandige horecavestigingen in de binnenstad zijn bestemd voor Horeca. Het gaat dan onder meer om de Mariënhof aan de Zuidsingel en restaurant de Monnikendam aan Plantsoen-Oost.

5.3.4 Bedrijven en zakelijke dienstverlening


Voor de levendigheid en het economisch functioneren van de binnenstad zijn ook zakelijke dienstverlening en bedrijven in de binnenstad van groot belang. Het beleid is er dan ook op gericht om in de binnenstad een aantrekkelijk vestigingsmilieu voor deze functies te behouden (zie o.a. de Visie Werklocaties Amersfoort). Met de regeling voor "beroepen aan huis" wordt al voor een deel voorzien in de mogelijkheden van kleinschalige bedrijvigheid.

In de binnenstad kunnen zakelijke dienstverlening en ambachtelijke bedrijven een plaats krijgen. Bedrijven en kantoren dienen in het (grootschaliger) kernwinkelgebied of in de aanloopstraten in de mix van functies een plek te krijgen. Daarbij gaat het om de gebieden met de bestemmingen Centrum 1 (op de verdieping) en Gemengd (op de begane grond met eventueel opslag op de verdieping).


De milieueffecten en de ruimtelijke inpasbaarheid van initiatieven voor nieuwe kleinschalige bedrijvigheid vraagt specifieke aandacht. Regulering van de effecten op de omgeving vindt plaats door het in de regels van het bestemmingsplan opnemen van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (alleen bedrijven in categorie A en B). In hoofdstuk 6 van deze toelichting wordt hier nader op ingegaan.


In het kleinschalige deel van de voorzieningenkern, zoals de Langestraat, de Kamp, het eerste deel van de Krommestraat, de Hellestraat, de Utrechtsestraat en de Arnhemsestraat, is de aanwezigheid van nieuwe bedrijven, anders dan detailhandel en dienstverlening en eventueel horeca, niet wenselijk.


De grootschalige (bestaande) kantoorvoorzieningen in de binnenstad worden als zodanig bestemd (Stadhuis, Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, kantoren aan de Kamp). De bestemming "Bedrijf" komt o.a. voor aan het Smallepad (Transformatorhuis).

5.3.5 Maatschappelijke en culturele voorzieningen

Bestaande maatschappelijke en culturele voorzieningen worden positief bestemd, waarbij een zekere mate van vrije uitwisseling van functies mogelijk wordt gemaakt. In de binnenstad zijn er gebouwen die hun oorspronkelijke functie hebben verloren en waarvan het belangrijk is dat daarvoor een herbestemming wordt gevonden. Een herbestemming die het mogelijk maakt de doorgaans monumentale gebouwen in stand te houden (bv. de Elleboogkerk). Binnen de bestemming Cultuur en Ontspanning zijn verschillende functies mogelijk.

Op verzoek van de gemeente is in 2012 onderzoek gedaan naar de (her)bestemming van een aantal culturele gebouwen in de stad ("De Kiemkracht van Amersfoort"). Daarbij ging het onder meer om de Aegtenkapel, de Elleboogkerk en het KAdE- gebouw.

Dat onderzoek heeft geleid tot het besluit van het college van burgemeester en wethouders (februari 2013), dat de Aegtenkapel in gebruik blijft voor de (muziek) programmering van de Flint en als locatie voor een aantal met name genoemde commerciële activiteiten. In het nieuwe bestemmingsplan wordt daarmee binnen de vergunde mogelijkheden rekening gehouden.


Hoewel de Elleboogkerk een unieke mogelijkheid zou bieden voor de uitbreiding van museum Flehite, zijn daarvoor geen financiële mogelijkheden aanwezig. Daarom is besloten om deze kerk te verkopen of te verhuren. In het bestemmingsplan wordt uitgegaan van een culturele en/of maatschappelijke bestemming van dit gebouw. Deze bestemming sluit aan bij de geldende bestemming van het pand in het stadsvernieuwingsplan Kern.

Voor een culturele invulling van de kunsthal KAdE op de huidige locatie aan het Smallepad zijn geen financiële mogelijkheden. Daarom is besloten om het vrijkomende pand te verhuren. In het bestemmingsplan is het gebouw van KAdE bestemd voor kantoren (dat is ook de bestemming in het geldende bestemmingsplan) en zijn er voorts mogelijkheden voor een aantal andere functies (culturele voorzieningen en gemengd).

In 2014 is het vrijkomende gebouw van Scholen in de Kunst aan de Muurhuizen verkocht. Het pand is met de verhuizing van de muziekschool naar het Eemhuis niet meer noodzakelijk voor culturele of andere gemeentelijke doeleinden. Het gebouw krijgt een bestemming voor kantoren en wonen.


In navolging van de SVBP wordt in het bestemmingsplan onderscheid gemaakt tussen de hoofdbestemmingen "Maatschappelijk" en "Cultuur en Ontspanning". De maatschappelijke bestemming heeft vooral betrekking op zorg (Sint Pieters en Bloklands Gasthuis, Onze Lieve Vrouwe Stichting) en religie (Sint Joriskerk). De hoofdbestemming "Cultuur en Ontspanning" heeft betrekking op een breed spectrum aan functies variërend van een museum tot een theater. In het bestemmingsplan wordt daarom een onderscheid gemaakt tussen geluidsproducerende voorzieningen als theater en schouwburg (Cultuur en Ontspanning 2) en de voorzieningen als musea (Cultuur en Ontspanning 1).


In delen van de voorzieningenkern (Centrum 1 en Gemengd 1) worden kleinschalige maatschappelijke en culturele voorzieningen eveneens mogelijk gemaakt. In het kleinschaliger winkelgebied (Centrum 2) is dat niet gewenst. Daar ligt het accent immers op detailhandel en publieksgerichte dienstverlening.


Op dit moment zijn tijdelijk het zorgcentrum voor de opvang van alcoholverslaafden aan de Kleine Haag 1-3 en een dagopvang voor daklozen aan het Smallepad 4 in het plangebied gevestigd. In het Raadsbesluit ‘Aanwijzen locaties opvangvoorzieningen dak- en thuislozen’ van april 2008 (nummer 2661942) was de Kleine Haag tijdelijk aangewezen voor de opvang van alcoholverslaafde daklozen en daarna bestemd voor de algemene dagopvang van daklozen zonder overheersende verslavingsproblematiek. De locatie aan het Smallepad is in april 2009 voor 5 jaar vergund.
De gemeenteraad heeft op 7 mei 2013 een besluit genomen over het continueren van deze maatschappelijke functies. De locaties Kleine Haag en Smallepad zijn aangewezen als definitieve locaties voor de opvang van alcoholverslaafden (Kleine Haag) en dag-, nacht- en winteropvang van daklozen (Smallepad). Dit is het resultaat van een zoektocht in de stad naar vervangende locaties voor twee opvangvoorzieningen voor dak- en thuislozen.

Voor de vestiging aan de Kleine Haag is het nog belangrijk dat maatregelen worden getroffen ter bestrijding van geluidoverlast van de buitenruimte voor de direct omwonenden. Daarvoor is in opdracht van Centrum Maliebaan akoestisch onderzoek gedaan (De Kleine Haag, geluidbeheersing buitenruimte, SPA ingenieurs d.d. 17 januari 2013). Dat onderzoek is toegevoegd aan de bijlagen bij deze toelichting.
Maatgevend voor het geluid zijn de woningen ten noordwesten (Zuidsingel) en ten zuidwesten (Grote Haag) van de buitenruimte. Door de buitenruimte in meer of mindere mate af te dichten en/of te isoleren kan het geluid worden gereduceerd. Uitgangspunt is dat de geluidsbelasting van de buitenruimte op de gevels en daken van de omliggende woningen overdag maximaal 50 dB(A) mag bedragen, 's avonds 45 dB(A) en 's nachts 40 dB(A). Daarvoor wordt in de regels van dit bestemmingsplan een 'voorwaardelijke verplichting' opgenomen. Die luidt als volgt: "Het gebruik van de gronden met de bestemming Maatschappelijk ter plaatse van de aanduiding 'drugsopvang' (do), is alleen dan toegestaan indien het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van de buitenruimte van de desbetreffende opvang voor alcoholverslaafden op de gevels en daken van de omliggende woningen niet meer bedraagt dan 50 dB (A) tussen 07.00 en 19.00 uur, 45 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur en 40 dB(A) tussen 23.00 en 07.00 uur, bepaald conform de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999".
Ook door middel van afspraken (in de prestatieovereenkomst) met de exploitant/gebruiker van de vestiging van de Kleine Haag zal worden geborgd, dat er geen onevenredige geluidhinder ten gevolge van het gebruik van de buitenruimte voor de buurt ontstaat.

Op 17 december 2013 is een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een permanent gebouw voor de opvang van dak- en thuislozen aan het Smallepad 4. Die vergunning is verleend en het gebouw is inmiddels gerealiseerd.


In de regels van het bestemmingsplan zijn "aanduidingen" opgenomen (in de bestemming Maatschappelijk) voor de drugsopvang (opvang voor alcoholverslaafden) aan de Kleine Haag en dak- en thuislozenopvang aan het Smallepad.

5.4 Nieuwe Plannen In Het Plangebied

Binnen het plangebied zijn momenteel diverse plannen in ontwikkeling. Deze plannen zijn in dit bestemmingsplan verwerkt.
Aan de Achter de Arnhemse Poortwal op de hoek met de Slijkpoortsteeg wordt een project in het kader van "Wonen boven winkels" gerealiseerd. Daarvoor is in 2012 een apart bestemmingsplan vastgesteld. Het plan omvat de nieuwbouw van 20 appartementen en 6 winkels op de begane grond. De Slijkpoortsteeg wordt heringericht en gedeeltelijk overbouwd. Het plan sluit aan op de in 2007 tot stand gekomen eerste fase van het project (Achter de Arnhemse Poortwal 37-59). Ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan is het plan waarschijnlijk helemaal gerealiseerd.

Voor de woningbouw aan de Valkestraat/Stovestraat is in november 2014 een omgevingsvergunning verleend. Het gaat om de bouw van 10 woningen. Deze plannen zijn op de verbeelding van dit bestemmingsplan ingetekend.


Ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan zijn ook de vernieuwingsplannen van Theater de Flint gerealiseerd. Ook deze plannen zijn meegenomen in dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Toelichting Juridische Planopzet

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de in dit plan gelegde bestemmingen en de daarbij behorende regels toegelicht. Allereerst worden in de volgende paragraaf de hoofduitgangspunten van de juridische regeling toegelicht. In paragraaf 6.3 wordt de systematiek van bestemmen uitgelegd in relatie tot de wettelijk voorgeschreven standaardisering en digitalisering. Vervolgens wordt in paragraaf 6.4 ingegaan op de opzet van de regeling betreffende het beschermd stadsgezicht met de bouwregels (voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken) en een uitleg van de dubbelbestemming "Waarde-Beschermd Stadsgezicht". Deze dubbelbestemming werkt door in het gehele plan. In paragraaf 6.5 wordt de functiemenging die in het bestemmingsplan is geregeld uitgelegd. In de daarop volgende paragraaf (6.6) worden de bestemmingen toegelicht. Tot slot komen nog enkele bijzondere onderwerpen aan bod, zoals bed & breakfast, aan huis verbonden beroep en bedrijf, prostitutie etc.

6.2 Hoofduitgangspunten

De juridische regeling van het bestemmingsplan kent de volgende hoofduitgangspunten:


Het bestemmingsplan is beschermend van aard. Een belangrijke doelstelling van het bestemmingsplan is het beschermen van het aangewezen beschermde stadsgezicht en de in de Cultuurhistorische analyse beschreven kwaliteiten. De Cultuurhistorische analyse is daarom verwerkt in het bestemmingsplan. Daarnaast zijn in de binnenstad talloze gemeentelijke en rijksmonumenten te vinden. Daarom is gekozen voor een gedetailleerde wijze van bestemmen. De bouwmogelijkheden in het plan zijn beperkt. De bestaande bebouwing wordt “als recht” toegestaan. Daarbuiten zijn er, behoudens de plannen die recent zijn vergund of momenteel in voorbereiding zijn, weinig rechtstreekse nieuwe bouwmogelijkheden. Ook de bestaande (in de geldende stadsvernieuwingsplannen vastgelegde) maar nog niet gerealiseerde bouwrechten worden gerespecteerd.

Het uitgangspunt c.q. de hoofdregel van het bestemmingsplan voor de bebouwde ruimte is dat de hoofdgebouwen in vrijwel alle opzichten volgens de bestaande situatie moeten worden gehandhaafd. Daarvoor wordt gebruikt gemaakt van gevelbeelden en een kappenkaart. De bestaande bebouwing krijgt een strak geregisseerde bescherming en de huidige fysieke kenmerken en uiterlijke verschijningsvorm van de bebouwing dienen in de bestaande toestand te worden bewaard. In dit bestemmingsplan geldt dat voor een belangrijk deel van de binnenstad niet alleen voor de hoofdmaten en contourlijnen van de bebouwing maar ook voor bijvoorbeeld de gevelindeling en het gevelontwerp. Alleen bij behoud en/of verbetering van de fysieke kwaliteiten en ruimtelijke verschijningsvorm (een en ander afgemeten aan de kwaliteiten van het pand zelf en aan de karakteristieken van het beschermde stadsgezicht) kan een verandering begeleid worden toegestaan. Hoe en tot hoever die veranderingen kunnen gaan is mede afhankelijk van de kwaliteiten van het pand en de daarmee samenhangende (architectuur)orde waarin de panden in de binnenstad zijn ingedeeld.


Wijzigingen aan panden zijn dus alleen mogelijk als daardoor de kwaliteiten van het pand als zodanig niet worden aangetast en de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden worden gerespecteerd. De bescherming van de historische kwaliteiten van de stad is kaderstellend. Dat komt ook tot uitdrukking door het opnemen van de dubbelbestemming "Beschermd stadsgezicht" voor het gehele plangebied en het in het bestemmingsplan verwerken van de cultuurhistorische analyse.

De binnenstad van Amersfoort is een dynamisch gebied. Aangezien de bouwmogelijkheden vrij beperkt zijn, moet de ontwikkelingsruimte gevonden worden in het zo goed mogelijk benutten van alle ruimte voor de verschillende functies. Gelet op de dynamiek is op een aantal plaatsen gekozen voor ruimere verzamelbestemmingen, zoals Centrum en Gemengd. Functieveranderingen zijn hier, onder bepaalde voorwaarden, vrij gemakkelijk mogelijk.

De bestemming Centrum omvat veel menging, met name omdat detailhandel daaronder valt. De gebieden met deze bestemming liggen in het concentratiegebied voor de detailhandel. Ook voor de horecaconcentratiegebieden geldt de bestemming Centrum (Centrum 4).
De bestemming Gemengd heeft vooral betrekking op de aanloopstraten in het voorzieningengebied. Deze bestemming omvat eveneens een vrij uitgebreide menging, maar met meer aandacht voor de woonfunctie. Die is mogelijk op de begane grond en op de verdiepingen. De bestemming “Wonen” als zodanig komt ook voor, maar heeft betrekking op de 'pure' woongebieden.

Alhoewel het plan beschermend van aard is, is het niet de bedoeling om de binnenstad 'op slot te zetten'. Met name via afwijkingsmogelijkheden kunnen op een gecontroleerde en gedoseerde wijze veranderingen worden toegestaan van wat als recht is toegestaan. Deze bevoegdheden zijn in het plan gekoppeld aan toetsingscriteria, waarmee met name de belangen van het beschermde stadsgezicht alsook de belangen van direct omwonenden beschermd kunnen worden. Daarmee krijgt het plan, met respect voor de cultuurhistorische waarden en uitstraling, ook op de toekomst gerichte flexibiliteit.

6.3 Dit Bestemmingsplan

6.3.1 Digitalisering en standaardisering

Met de invoering van de Wet op de ruimtelijke ordening is tevens geregeld dat bestemmingsplannen langs elektronische weg worden vastgelegd. Bestemmingsplannen dienen digitaal raadpleegbaar zijn. Dat wil zeggen dat op het beeldscherm de 'kaart' te zien is en dat voor ieder vlak op het beeldscherm duidelijk wordt welke regels voor de betreffende gronden gelden.

Er is één landelijke voorziening waar alle ruimtelijke plannen voor een ieder volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Om te bewerkstelligen dat alle bestemmingsplannen toegankelijk zijn via deze landelijke voorziening dienen ze te voldoen aan landelijk vastgelegde standaarden. De
bekendste standaard is de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP). In deze standaard zijn de hoofdgroepen van bestemmingen bepaald, zoals Wonen, Bedrijven e.d. Het is verplicht om deze hoofdgroepen van bestemmingen aan te houden. Daarnaast zijn er nog aanduidingen, Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken binnen een bestemming nader of specifieker te regelen. Het gaat hierbij om specificaties met betrekking tot het gebruik of de bouwmogelijkheden. De aanduidingen hebben daardoor juridische betekenis en komen ook altijd in de regels van het bestemmingsplan voor.

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. In de volgende paragraaf wordt nog een nadere uitleg gegeven over de regels in het bestemmingsplan.

6.3.2 Regels

De regels van dit bestemmingsplan zijn verdeeld over vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt. Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels.
  2. 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Elk artikel kent de volgende opzet: eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen, die gelden voor de gronden met de desbetreffende bestemming. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw-en/of gebruiksregels. In de bestemmingsregels is ook de dubbelbestemming "Waarde - Beschermd Stadsgezicht" opgenomen. Deze dubbelbestemming bevat ook bouwregels, maar die gelden voor het gehele plangebied.
  3. 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het gehele plan. Het zijn onder andere een antidubbeltelbepaling en algemene gebruiksregels.
  4. 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

6.4 Regeling Beschermd Stadsgezicht

Eén van de belangrijkste doelstellingen van het bestemmingsplan is het regelen van het beschermd stadsgezicht. Dit is terug te vinden op verschillende plaatsen in de regels. Ten eerste zijn de 'gewone' stedenbouwkundige bouwregels opgenomen binnen alle bij de functies behorende bestemmingen. In deze bouwregels wordt een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken. De specifieke bouwregels voor de hoofdgebouwen staan vooral in de dubbelbestemming Beschermd stadsgezicht. In de enkelbestemmingen staan vooral de regels ten aanzien van de toegestane functies en de bijbehorende bouwwerken.

6.4.1 Bouwregels bestemmingsplan

6.4.2 Dubbelbestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht

Het plangebied van het bestemmingsplan is vrijwel geheel aangewezen als beschermd stadsgezicht. Met de dubbelbestemming Beschermd stadsgezicht worden de waarden van dat gezicht beschermd. In aanvulling op de bouwregels in de (enkel)bestemmingen zijn in de dubbelbestemming beschermd stadsgezicht extra regels opgenomen. Deze regels gelden voor de hoofdgebouwen in het gehele plangebied. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in vier soorten bouwregels:

  1. 1. Bouwregels voor bestaande hoofdgebouwen op gevelbeelden en kappenkaart
  2. 2. Bouwregels voor bestaande hoofdgebouwen niet op gevelbeelden en kappenkaart
  3. 3. Bouwregels voor nieuwe hoofdgebouwen op invullocaties
  4. 4. Bouwregels voor sloop-nieuwbouw van hoofdgebouwen

Bouwregels voor bestaande gebouwen op gevelbeelden en kappenkaart

Deze gebouwen in het beschermde stadsgezicht kenmerken zich onder meer door een afwisseling in bouwmassa, dakvorm en situering en de individualiteit per pand. Het is belangrijk om die kwaliteiten te bewaren.

In de dubbelbestemming is bepaald dat de voorgevel en achtergevel van deze gebouwen in de voor- en achtergevelrooilijn dienen te worden gebouwd. Deze lijnen bepalen ook de hoofdmassa van het bouwblok. Verder bepaalt de achtergevelrooilijn ook mede de vorm en het karakter van de tuinen en/of binnenterreinen en is het vastleggen van die lijn in het bestemmingsplan ook daarom belangrijk.

In de dubbelbestemming is verder vastgelegd, dat de goothoogte en bouwhoogte van deze hoofdgebouwen in het bouwvlak niet meer en minder mogen bedragen dan de bestaande hoogten, zoals die zijn aangegeven op de gevelbeelden bij het bestemmingsplan. Voor de voorgevels en soms de zijgevels van veel hoofdgebouwen in het plangebied is een gevel(foto)opname gemaakt. Daarbij zijn de bestaande hoogten per pand ingemeten. De gevelopamen en de toegestane goot- en bouwhoogte in het bouwvlak zijn terug te vinden in de bijlage behorende bij de regels van het bestemmingsplan (dit zijn de gevelbeelden). Deze hoogten zijn dus niet ter plaatse op de verbeelding aangeduid. Voor de panden, waarvoor geen gevelbeelden zijn gemaakt, geldt dat de hoogten wel op de verbeelding zijn aangeduid.
Door middel van de gevelbeelden worden ook de gevelindeling, -detaillering en - vorm vastgelegd.

Gevelbeelden
In een groot deel van het gebied van het bestemmingsplan er is voor gekozen grip te houden op het bouwen om te kunnen waarborgen dat historische waarden en kwaliteiten in de loop der jaren niet geleidelijk verloren gaan. Dat betekent dat in eerste instantie wordt uitgegaan van de bestaande situatie. De bestaande (historische) hoofdbebouwing is op de verbeelding voorzien van een bouwvlak. De bestaande goot- en bouwhoogte worden als uitgangspunt genomen. In de dubbelbestemming Waarde-Beschermd Stadsgezicht wordt daarbij verwezen naar de gevelbeelden.
De gevelbeelden bestaan uit twee delen:
- een foto-opname van de gevel (voorgevel en in voorkomende gevallen de zij- en/of achtergevel, zoals aan de Muurhuizen);
- een overzicht per gevelopname van het adres, de orde, de bouwhoogte, de goothoogte, de gevel/pandbreedte, een aanduiding van de eventueel aanwezige bouwhistorische verwachting en de waardevolle winkelonderpuien.

Voorbeeld gevelbeeld :
afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00071-0301_0038.png"


Orde: per pand / adres is aangegeven tot welke architectuurorde (monumenten, beeldbepalend pand, beeldondersteunend pand of indifferente/afwijkend van de gebiedskarakteristiek) deze moet worden gerekend. In sommige gevallen is sprake van meerdere ordes per adres.

Bouwhoogte: de hoogte gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. De bouwhoogte wordt naar boven afgerond naar de dichtstbijzijnde halve meter.

Goothoogte: de hoogte gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel voor zover waarneembaar en meetbaar vanaf de openbare weg aan de voorzijde en soms de zijkant van de gevel van het pand (in voorkomende gevallen, zoals aan de Muurhuizen, Krankeledenstraat, Breestraat, Krommestraat/Langegracht, achterzijde 't Zand /Plantsoen en achterzijde Zuidsingel/Plantsoen, worden ook de hoogten van de achterzijde in de gevelbeelden vastgelegd). De goothoogte wordt naar boven afgerond naar de dichtstbijzijnde halve meter.

Indien van een pand meerdere goothoogten te zien zijn (bijvoorbeeld vanwege een geleding in de gevelopbouw) dan is bij de gevelbeelden de hoogste goothoogte weergegeven met een (kruis) * aanduiding. In dat geval is er sprake van een goothoogte die varieert.

Met betrekking tot de individualiteit per pand is ook de gevel/pandbreedte van de hoofdgebouwen vastgelegd in de regels van het bestemmingsplan door middel van de gevelbeelden. De gevel/pandbreedte is gedefinieerd als "de afstand tussen de verticale linker- en rechter begrenzing van een zich als architectonische eenheid manifesterende voorgevel". Omdat (winkel)onderpuien niet altijd deze begrenzing volgen is in voorkomende gevallen de breedte op de verdiepingen maatgevend.

Panden van orde 4 met een bouwhistorische verwachting krijgen in de gevelbeelden een (kruis) * aanduiding (panden in orde 1,2 en 3 hebben te allen tijde een bouwhistorische verwachting).
Ook de panden met een waardevolle winkelonderpuien krijgen in de gevelbeelden een (kruis) * aanduiding.

In een aantal gevallen is het belangrijk om in het bouwvlak het onderscheid tussen het voor- en achterhuis te handhaven. In dat geval wordt gewerkt met zogenaamde hoogtescheidingslijnen c.q. aanduidingen om te bereiken dat het achterhuis niet wordt "opgetrokken" tot de hoogte van het voorhuis c.q. de gemeten hoogte volgens de gevelbeelden aan de straatzijde. Voor die "achterhuizen" geldt dan dat de bestaande (veelal lagere hoogte dan het voorhuis) moet worden aangehouden. Daarmee blijft het verschil tussen voor- en achterhuis herkenbaar. In voorkomende gevallen is het vanuit cultuurhistorisch oogpunt ook belangrijk, dat de achtergevel van het voorhuis zichtbaar blijft. Dan is het ook belangrijk dat het achterhuis niet kan worden verhoogd.


De gevelbeelden bevatten ook de opgave van de bestaande gevel/pandbreedte. Dit is van belang voor de individualiteit per pand. Deze gevelbreedte van de hoofdgebouwen mag volgens de regels van de dubbelbestemming niet meer of minder bedragen dan is aangegeven op die beelden. Dat betekent ook dat panden niet zonder meer kunnen worden samengevoegd.


Om de aanwezige historische waarden en kwaliteiten van de panden in de binnenstad verder vast te leggen zijn niet alleen de bestaande hoogten en breedtes aangegeven, maar is ook van vrijwel elk pand uit de gevelbeelden de gevel- en vensterindeling, de geveldetaillering, de gevelvorm en de gevelindeling afleesbaar. Het is belangrijk om ook in dat opzicht de bestaande situatie vast te leggen. Zo wordt ook in dat opzicht de bestaande (architectonische) situatie beschermd. In de dubbelbestemming ligt daarom vast dat de karakteristieken van de gevels volgens de gevelbeelden moeten worden gehandhaafd.

Een bijzondere categorie "gevels" vormen de achterkanten van de bouwblokken (achtergevels) tussen Spui en Sint Agathastraat en tussen Kleine Haag en Herenstraat. Daar is vanaf het plantsoen zicht mogelijk op de daarachter liggende historische bebouwing en achtergevels. Deze gevels manifesteren zich als voorkanten. Dat geldt ook voor de achtergevels van de Muurhuizen, Krankeledenstraat en de Breestraat (gezien vanaf de singels) en de achterkanten van de Krommestraat (gezien vanaf de Langegracht).

De achterzijde van deze panden moet als voorzijde aan de plantsoengordel, de singels en de Langegracht worden beschouwd. Vanwege het belang van deze gevels voor het historische stadsbeeld worden ze (net als de voorgevels elders in het plangebied) opgenomen in de gevelbeelden. Dat betekent dat het uiterlijk van deze gevels (breedte, hoogte, detaillering) niet mag worden gewijzigd. Ook voor deze ''achterkanten” wordt in de dubbelbestemming dan ook uitgegaan van het handhaven van de bestaande situatie.

Zoals eerder beschreven is het dakenlandschap één van de kenmerkende kwaliteiten van de binnenstad. De bestaande karakteristieken van de kappen, zoals de nokrichting, dakvorm en dakvlakindeling dienen daarom te worden gehandhaafd. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van een kappenkaart. Ook wordt hiermee de individualiteit van de panden gewaarborgd en daarmee de “eenheid in verscheidenheid”, die zo kenmerkend is voor de binnenstad.

Winkelonderpuien

Tenslotte bevat de dubbelbestemming voor de bestaande hoofdgebouwen nog een regeling ten aanzien van winkelonderpuien. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen de waardevolle winkelonderpuien in de stad en de overige winkelonderpuien.
De waardevolle winkelonderpuien zijn bijzondere historische puien van bestaande en in dit bestemmingsplan als zodanig bestemde winkels of panden, die mede zijn bestemd voor winkels. Bij panden van elke orde kunnen waardevolle winkelonderpuien voorkomen. Soms kan het daarbij gaan om winkelonderpuien die een hogere cultuurhistorische waarde hebben dan het betreffende pand.
Op de gevelbeelden bij die panden is aangegeven in welke gevallen er sprake is van zo'n waardevolle pui. Bij wijzigingen van dergelijke waardevolle winkelonderpuien geldt een restauratieve aanpak met behoud en herstel van architectuur-, bouw- en cultuurhistorische waarden van de winkelonderpui, waarbij de basiskarakteristieken van historische winkelonderpuien, zoals die zijn beschreven in de cultuurhistorische analyse, het uitgangspunt voor het ontwerp vormen.

Voor de overige (niet als waardevol aangewezen) bestaande winkelpuien in panden van orde 2, 3 of 4 geldt, dat is voorgeschreven dat die naar een situatie moeten worden gebracht die meer in overeenstemming is met de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht en de specifieke locatie, waarbij voor orde 3 en orde 4 panden geldt dat zoveel mogelijk moet worden aangesloten bij de basiskarakteristieken van de historische onderpuien. Voor orde 2 panden geldt dat die basiskarakteristieken het uitgangspunt van het ontwerp moeten vormen.

Nieuwe winkelonderpuien (mits passend binnen de desbetreffende bestemming van de hoofdgebouwen) zijn toelaatbaar als geen afbreuk wordt gedaan aan de waarden van de gevel, waarin de pui wordt geplaatst. De winkelonderpui moet aansluiten bij de gevel waar deze in wordt geplaatst.

De basisprincipes van historische winkelpuien zijn beschreven in de cultuurhistorische analyse, die deel uitmaakt van (de regels van) dit bestemmingsplan. Ze bestaan uit de volgende onderdelen: de pui moet (1) in zijn geheel een 'dragende tektoniek' hebben met een rank karakter; (2) een raster vormen van horizontale 'banden' en 'verticale 'stroken', waarbij de banden corresponderen met de elementen plint, middenstuk en beëindiging; (3) een duidelijke borstwering hebben die in het vlak van de gevel zelf ligt; (4) een afzonderlijk vormgegeven overgangselement hebben tussen pui en bovenbouw en (5) een verfijnde detaillering en meerlagig reliëf hebben.

In hoofdstuk 2.2.3 van deze toelichting zijn de waardevolle winkelonderpuien in de binnenstad opgesomd.

Figuur: een waardevolle winkelonderpui aan de Langestraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00071-0301_0039.png"


Bouwregels voor bestaande gebouwen niet op gevelbeelden en kappenkaart

Het gaat hier om bestaande veelal (grote) solitaire objecten. Ze vormen een zelfstandige architectonische eenheid binnen het grotere geheel. Het zijn veelal “jongere” bouwwerken, die niet of niet volledig aansluiten bij de cultuurhistorische kenmerken en schaal van de binnenstad, hoewel zij desondanks wel individuele waarden kunnen bezitten. Van deze panden zijn geen gevelbeelden gemaakt. De goot- en bouwhoogten van deze gebouwen zijn op de verbeelding aangegeven. Daarbij gaat het om de navolgende gebouwen c.q. gebouwencomplexen: Beestenmarkt, Waltoren, gedeelte Amicitia, Boldershof, De Flint (met parkeergarage), winkel-woongebouw aan de Grote Haag, woningbouwcomplex Koestraat?haagplein, gedeelte Hellestraat, Sint Jorisplein e.o., bebouwing op de hoek Stadsring en Molenstraat, Mooierplein e.o., "nieuwe" gedeelte Stadhuis en een aantal kleinere objecten, zoals garageboxen en parkeervoorzieningen.

Bouwregels voor nieuwe gebouwen op invullocaties
In de vigerende stadsvernieuwingsplannen zijn op verschillende plekken mogelijkheden voor nieuwbouw in de binnenstad opgenomen, die nog niet daadwerkelijk zijn gerealiseerd. Deze mogelijkheden zijn in dit bestemmingsplan gerespecteerd. Het gaat om onder meer om de navolgende locaties:

Uit het stadsvernieuwingsplan Kern -> Lieve Vrouwestraat (achter Langegracht 11, 12, 13), achterzijde (Valkestraat) Kortegracht 16, weerszijden Van Oldebarneveltsteeg (tussen Kortegracht en Valkestraat), bouwblok naast ' t Zand 10, percelen aan de noordkant van de Stovestraat en het perceel naast Stovestraat 1 a - e, Groenmarkt 2

Uit het stadsvernieuwingsplan Kamp-Zuidsingel -> Achter de Kamp tussen 2-30 en bouwblok naast Pothstraat nr 63.

Uit het stadsvernieuwingsplan Bloemendal -> bouwblok naast Grote Spui 1 , Bloemendalsestraat 26 en Teut 22 (vrijkomende locatie)

Met betrekking tot de situering van de nieuwe gebouwen en de toegestane hoogten op de invullocaties is aangesloten bij de regelingen in de geldende stadsvernieuwingsplannen en/of de stedenbouwkundige situatie van de omliggende bebouwing. Omdat op deze locaties nog geen gebouwen zijn gebouwd, kunnen de bouwregels verder niet worden gekoppeld aan de gevelbeelden en de kappenkaart van de bestaande gebouwen in de stad. Daarom is in het bestemmingsplan voorgeschreven dat de vormgeving van nieuwe gebouwen moet zijn afgestemd op de cultuurhistorische analyse (basisprincipes van historische architectuur en de schaalladder van gevelelementen). Deze basisprincipes en de schaalladder zijn beschreven in de hoofdstukken 2 en 4 van deze toelichting en (uitvoeriger) in de Cultuurhistorische analyse.

De vormgeving van nieuwe gebouwen op invullocaties moet dus voldoen aan de basisprincipes van historische architectuur, zoals beschreven in de Cultuurhistorische analyse. Verder moet bij de vormgeving van hoofdgebouwen de schaalladder van gevelelementen (eveneens beschreven in de Cultuurhistorische analyse) worden toegepast.

Schalen in de schaalladder

Schaal 1: Volume
Op dit schaalniveau wordt de bouwmassa van het pand of complex als geheel in zijn hoofd-volumes ontleed, zoals het basisvolume (het bouwvolume onder de hoofdkap), de kap, torens en oorspronkelijke aan- en uitbouwen.

Schaal 2: Hoofdindeling
Op dit niveau wordt de hoofdcompositie van de volledige gevel geanalyseerd. Hiertoe behoren die gevelelementen die de gevel als geheel indelen in horizontale lagen en verticale stroken of 'secties'. Vrijwel altijd zijn deze elementen 'gevelomspannend', 'gevelbreed' of 'gevelhoog'.

Schaal 3: Compositie van de hoofdindeling
In dit schaalniveau is de gevelcompositie binnen de horizontale lagen en verticale stroken/ secties van schaalniveau 2 ondergebracht, alsmede de grotere compositorische elementen hierbinnen.

Schaal 4: Middelgrote elementen
Dit schaalniveau bestaat hoofdzakelijk uit functionele en soms decoratieve gevelelementen die de grotere bouwstenen vormen van de in schaal 3 beschreven compositie. Enkelvoudige gevelopeningen (vensters èn deuren) mét hun kozijnen zijn de belangrijkste exponenten van deze laag. Andere elementen van dit niveau zijn kleine balkons en erkers, grotere onderdelen van bordessen, dakkapellen, vlakken siermetselwerk en schoorstenen. Ook de horizontale hoofdonderdelen van de kroonlijst (architraaf, fries- en kroonlijst) of gootlijst behoren tot dit schaalniveau.

Schaal 5: Middelkleine elementen
In dit schaalniveau worden de elementen uit schaal 4 gedetailleerd, geaccentueerd en verfijnd door middelkleine en vooral functionele/constructieve elementen, zoals het raamhout (inclusief stijlen, middendorpels en kalven); de strekken, ontlastingsbogen, boogvelden, lateien en waterslagen boven en onder de gevelopeningen; siermetselwerk van beperkte afmetingen en de samenstellende onderdelen van zuilen, pilasters, kroonlijsten, balkons en erkers. Ook luiken en blinden behoren tot deze schaal.

Schaal 6: Ornamenten
Dit schaalniveau bestaat met name uit expliciet toegevoegde, zelfstandige ornamentiek van middelklein en klein niveau, zoals: raam- en sierroeden; balusters en spijlen van een hekwerk; sluit-, hoek- en aanzetstenen rond gevelopeningen; versiering binnen boogvelden; klein siermetselwerk en gevelstenen, guirlandes en siervazen. Ook gevelankers en hang- en sluitwerk behoren tot dit schaalniveau.

Schaal 7: Detaillering
Dit is het meest verfijnde schaalniveau dat bestaat uit de verfijning van de elementen uit schaal 6, zoals sierstenen binnen boogvelden, sierelementen op of verfijnde detaillering van spijlen van hekwerken, details van hang en sluitwerk, beslag op deuren, maar ook de profilering van kozijn- en raamhout, profilering van natuursteen of baksteen, verfijnde profilering van een kroonlijst, de verfijnde bewerking van smeedwerk, de kleine details van beeldhouwwerk. Het voegwerk behoort eveneens tot dit schaalniveau.

Figuur: voorbeeld uitleg schalen Havik 35 (uit:Cultuurhistorische analyse)

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00071-0301_0040.png"

Het aantal toe te passen schaalniveaus in de gevels is afhankelijk van de gebiedsspecificatie volgens de cultuurhistorische beleidskaart. Deze kaart onderscheidt een viertal 'gebiedstypen' (gebied waar maximaal behoud en herstel voorop staat; gebied waar het historisch karakter voorop staat; gebied dat aansluit op het historisch karakter en gebied met een op zichzelf staand karakter. Het aantal toe te passen schalen bij nieuwbouw in de gevel en de mate waarin die aanwezig moeten zijn is afhankelijk van de kwaliteiten van het gebied, waarin wordt gebouwd. Hoe "hoger" de kwaliteiten van het gebied, hoe groter het aantal toe te passen schalen en de aandacht die moet worden besteed aan de uitwerking daarvan. In de van dit bestemmingsplan deel uitmakende Cultuurhistorische analyse (hoofdstuk 5.7) wordt hier uitvoerig op ingegaan.
Bij de "schaalbeoordeling" speelt de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit een belangrijke rol.

Figuur: Cultuurhistorische beleidskaart met de 4 gebieden

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00071-0301_0041.png"


Bouwregels voor vervangende nieuwbouw

Het is belangrijk dat er ook helder beleid is voor het geval er (als gevolg van sloop) vervangende nieuwbouw in de binnenstad plaatsvindt. Daarom zijn ook daarvoor regels in de dubbelbestemming opgenomen. Uitgangspunt is dat er wordt gebouwd conform de gevelbeelden en de kappenkaart van de bestaande bebouwing en dat bij de verdere vormgeving van gebouwen wordt aangesloten bij de in de cultuurhistorische analyse beschreven kwaliteiten van de stad ten aanzien van architectuur (basisprincipes van historische architectuur en schaalladder van gevelelementen).

Er is nog een uitzondering geformuleerd op de regel om te bouwen conform de gevelbeelden en de kappenkaart. Indien de (bestaande) breedte van hoofdgebouwen een van de gebiedskenmerken afwijkende gevel-of pandbreedte heeft, dan moet de gevel- of pandbreedte bij nieuwbouw minimaal 5 meter en maximaal 8 meter bedragen. Indien op de kappenkaart sprake is van een plat dak dan moert de dakhelling bij nieuwbouw minimaal 45 graden en maximaal 60 graden bedragen, waarbij schijnkappen niet zijn toegestaan.


Bij vervangende nieuwbouw van een gesloopt hoofdgebouw moet de vormgeving dus voldoen aan de basisprincipes van historische architectuur, zoals beschreven in de Cultuurhistorische analyse. Verder moet bij de vormgeving van nieuwe hoofdgebouwen de schaalladder van gevelelementen (eveneens beschreven in de Cultuurhistorische analyse) worden toegepast. Het aantal toe te passen schaalniveaus in de gevels is afhankelijk van de gebiedsspecificatie volgens de cultuurhistorische beleidskaart.

Afwijkingen

Om redenen van flexibiliteit zijn er in de dubbelbestemming ook afwijkingen van de verschillende bouwregels mogelijk. Afwijkingen zijn alleen mogelijk als aan de daarbij beschreven voorwaarden wordt voldaan. Te allen tijde geldt verder, dat met de afwijkingen geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de cultuurhistorische analyse beschreven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht en dat de gemeentelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit over de omgevingsvergunning voor de afwijking heeft geadviseerd.

Bij de afwijkingen van de bouwregels voor bestaande gebouwen op gevelbeelden en kappenkaart gelden afhankelijk van de orde van het betrokken hoofdgebouw verschillende criteria voor het wijzigen van gebouwen. Afwijkingen van de bouwregels voor orde 1-panden zijn mogelijk als de daarvoor vergunning (Monumentenwet en/of Erfgoedverordening) is of kan worden afgegeven.
Wijzigingen via een afwijking in en aan panden van orde 2 zijn alleen mogelijk als wordt gekozen voor een restauratieve aanpak met behoud en herstel van de architectuurhistorische, bouwhistorische en cultuurhistorische waarden van gevels, kap en interne structuur van het hoofdgebouw. De restauratieve aanpak houdt in dat alleen die wijzigingen mogelijk zijn, die de – zo nodig door een bouwhistorisch onderzoek onderbouwd – aanwezige waarden in stand houden of herstellen, waarbij rekening wordt gehouden met de oorspronkelijke vorm, kleur en materialisering. Bij de planbeoordeling zijn de regels van het bestemmingsplan van toepassing.

Wijzigingen in en aan die panden van orde 3 zijn alleen mogelijk als wordt gekozen voor behoud en herstel van de architectuurhistorische, bouwhistorische en cultuurhistorische waarden van de gevel, de kap en de interne structuur het pand. Er zijn wijzigingen in de architectuur mogelijk, mits deze de oorspronkelijke karakteristieken van het pand niet verstoren en/of het uiterlijk van het pand verbeteren. Op grond van onderzoek en analyse van vergelijkbare panden kan een beeld worden gevormd hoe een pand er in het verleden heeft uitgezien. De resultaten van dat onderzoek en die analyse vormen een inspiratie voor het opstellen van een verbeterplan.


Wijzigingen van de panden in orde 4 zijn tenslotte mogelijk, waarbij kan worden gekozen uit instandhouding of transformatie van gevels en kappen naar een situatie die beter past in het beschermde stadsgezicht c.q. een situatie die meer in overeenstemming is met de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht en de specifieke locatie. Er is ruimte voor herstel en/of verbetering van onder meer (gevel)detaillering, ornamentiek, veranderingen in de architectuur en het stedenbouwkundige volume. Bij orde 4 zijn dus grotere veranderingen mogelijk, waarbij enerzijds kan worden gekozen voor herstel maar anderzijds ook voor een transformatie, die aansluit bij de uitgangspunten van de historische stad, zoals parcellering, gevelindeling en dakenlandschap.

Bouwhistorie

De gevelbeelden worden ook gebruikt om bij afwijkingen in voorkomende gevallen voorafgaand bouwhistorisch onderzoek te verlangen als er wordt gebouwd of gesloopt of panden worden samengevoegd. Bouwhistorisch onderzoek is noodzakelijk bij de panden met een bouwhistorische verwachting. In de dubbelbestemming zijn daarvoor regelingen opgenomen voor panden in orde 2 en 3 en een deel van de panden in orde 4. Deze panden hebben een bouwhistorische verwachting. De noodzaak tot het doen van voorafgaand bouwhistorisch onderzoek van panden in orde 1 ligt al vast in de Monumentenwet en/of de Erfgoedverordening en hoeft dus niet in het bestemmingsplan te worden geregeld. In het beschermd stadsgezicht zijn de laatste decennia veel nieuwe panden en complexen gebouwd, waarbij de oorspronkelijke bouwhistorische waarden zijn verdwenen. Bij wijzigingen en/of ingrepen in deze panden is daarom geen bouwhistorisch onderzoek noodzakelijk.

Figuur : Bouwhistorische verwachtingskaart

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00071-0301_0042.png"

Elementen op daken en kappen

In de dubbelbestemming is verder een regeling opgenomen om elementen op daken en kappen van hoofdgebouwen toe te voegen, zoals dakkapellen, dakramen, dakloggia's en dakterrassen. Voor alle overige elementen die aan of op het dak en de gevel kunnen worden aangebracht, zoals luifels, zonneschermen, reclame en zonnepanelen, wordt het beleid voor de binnenstad omschreven in de welstandsnota.

Omdat er bij de genoemde elementen wel sprake is van "bouwen" is er in aanvulling op de welstandsnota nog wel een regeling voor deze elementen in het bestemmingsplan nodig. Luifels, rolluiken, zonneschermen, reclame aan de gevel en losse reclame-elementen etc. is veelal bouwen voor de voorgevelrooilijn. Daarvoor is een aparte regeling getroffen in de dubbelbestemming. Dat geldt ook voor het bouwen van zonnepanelen en antennes (onder andere relevant voor de dakvlakindeling, de bouwhoogte en de kappenkarakteristiek).

Dakterrassen zijn soms bij recht (hoofdgebouwen die niet op de gevelbeelden staan) en soms via een afwijking (hoofdgebouwen die wel op de gevelbeelden staan) toegestaan. Er geldt in beide gevallen een aantal voorwaarden ten aanzien van de terrasafscheidingen op dakterrassen. Dakterrassen zijn in het algemeen alleen toegestaan als de woonfunctie op de verdiepingen daardoor wordt bevorderd. Die voorwaarde geldt niet voor hoofdgebouwen die niet op de gevelbeelden staan (zoals bijvoorbeeld het Stadhuis). Het gaat hierbij veelal om grote solitaire objecten, waarin geen woonfuncties zijn gevestigd. Voor het bouwen van dakterrassen op invullocaties of bij vervangende nieuwbouw geldt geen aparte regeling. Bij de nieuwbouw van hoofdgebouwen moet de vormgeving aansluiten op de basisprincipes van architectuur van de binnenstad. In dat kader vindt een integrale beoordeling van het plan inclusief elementen op daken en kappen plaats (waaronder niet alleen dakterrassen, maar ook dakkapellen en dakloggia's).


Voor het bouwen van dakkapellen gelden in de dubbelbestemming verschillende regels ten aanzien van de hoogte, het aantal en de breedte. Ook zijn voorschriften opgenomen met betrekking tot de afstand van dakkappellen tot de nok van het dak en de goot. Voor dakramen geldt een min of meer vergelijkbare regeling. Ook is in de dubbelbestemming aangegeven waar en onder welke voorwaarden dakloggia's kunnen worden gebouwd. Vanwege de gevolgen voor de aantasting van het waardevolle dakenlandschap, kunnen dakloggia's alleen op hoofdgebouwen van orde 4 worden geplaatst.

Nadere eisen en omgevingsvergunning voor aanleggen en slopen

Ook regelt de dubbelbestemming dat er nadere eisen gesteld kunnen worden aan bouwwerken. Deze eisen kunnen ook worden gesteld bij de inrichting van de openbare ruimte of materiaal- en kleurgebruik van gebouwen. De dubbelbestemming bevat verder een omgevingsvergunningvereiste voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden en het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen en waardevolle kleine ruimtelijke elementen, zoals (tuin)muren, hekwerken, bruggen en sluizen. Deze kleine elementen zijn beschreven in de cultuurhistorische analyse (en kaart "Kleine Historische Elementen").

Kleine ruimtelijke elementen

De voor de structuur van de stad belangrijkste "kleine ruimtelijke elementen" (muren en hekwerken met de bijbehorende poorten, bruggen, sluizen en stuwen) zijn op de verbeelding aangeduid. De overige elementen staan op de kaart "Kleine Historische Elementen". Deze kaart maakt deel uit van de regels van dit bestemmingsplan. Het is verboden om zonder vergunning de waardevolle kleine historische elementen (die op de verbeelding staan en op de kaart "Kleine Historische Elementen") geheel of gedeeltelijk te slopen.

Slopen

Bij het slopen van hoofdgebouwen in de binnenstad geldt, dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat er een ander bouwwerk wordt gebouwd dat in overeenstemming is met de regels van het bestemmingsplan (Bouwregels voor vervangende nieuwbouw). In voorkomende gevallen moet de aanvrager van de vergunning voor sloop ook een bouwhistorisch onderzoeksrapport overleggen.
In het geval van monumenten (orde 1-panden) geldt een wettelijke (of via een verordening geregelde) bescherming die slopen niet zomaar toestaat.

6.5 Functiemenging Centrum En Gemengd

De binnenstad is een dynamisch gebied. Het kenmerkt zich door de vele vormen van functiemenging. Functiemenging wil zeggen dat er combinaties van activiteiten mogelijk zijn binnen panden en gebieden. De toegestane functiemenging in het bestemmingsplan verschilt per deelgebied. Er wordt onderscheid gemaakt naar de volgende deelgebieden:

1. de voorzieningenkern waar het accent ligt bij detailhandel met een zoveel mogelijk aaneengesloten winkelfront langs de begane grond (Centrum 1, 2 en 3);

2. de horecaconcentratiegebieden (Centrum 4) en

3. de aanloopstraten naar de kern (Gemengd).

Voor het overige zijn er, veelal door middel van aanduidingen op de verbeelding, binnen de andere bestemmingen dan Centrum en Gemengd ook functiemengingen mogelijk. Die worden besproken in het hoofdstuk 6.6. "Artikelsgewijze toelichting".

In de tabellen hieronder is aangegeven welke functies op de begane grond en de verdiepingen zijn toegestaan binnen de verschillende bestemmingen Centrum en Gemengd. Voor de kelders geldt dat hier dezelfde functies zijn toegestaan die op de begane grond zijn toegestaan. In sommige gevallen zijn functies alleen onder voorwaarden toegestaan en op een specifieke plek juist niet. Daarvoor wordt verwezen naar de regels. De betekenis van de in de tabellen gebruikte begrippen horeca A = 1, B = 2, C = 3 en D = 4 is uitgelegd in hoofdstuk 5 van deze toelichting. Horeca C (3) (ondersteunend) is bij diverse functies in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

Activiteiten Centrum 1 kelder/
begane grond
eerste verdieping overige verdiepingen
Detailhandel Ja Ja Nee
Publieksgerichte dienstverlening Ja Ja Nee
Maatschappelijke voorzieningen Nee Ja Nee
Zakelijke dienstverlening / kantoren Nee Ja Nee
Bedrijven Nee Ja Nee
Horeca 1 Ja Ja Nee
Horeca 2 Nee Nee Nee
Horeca 4 Nee Nee Nee
Culturele voorzieningen Nee Ja Nee
Wonen Nee Ja Ja
Activiteiten Centrum 2 kelder/ begane grond eerste verdieping overige verdiepingen
Detailhandel Ja Ja Nee
Publieksgerichte dienstverlening Ja Ja Nee
Maatschappelijke voorzieningen Nee Nee Nee
Zakelijke dienstverlening / Kantoren Nee Nee Nee
Bedrijven Nee Nee Nee
Horeca 1 Ja Ja Nee
Horeca 2 Nee Nee Nee
Horeca 4 Nee Nee Nee
Culturele voorzieningen Nee Nee Nee
Wonen Nee Ja Ja
Activiteiten Centrum 3 kelder/ begane grond eerste verdieping overige verdiepingen
Detailhandel Ja Ja Ja
Publieksgerichte dienstverlening Ja Ja Ja
Maatschappelijke voorzieningen Nee Nee Nee
Zakelijke dienstverlening / Kantoren Nee Nee Nee
Bedrijven Nee Nee Nee
Horeca 1 Ja Ja Ja
Horeca 2 Nee Nee Nee
Horeca 4 Nee Nee Nee
Culturele voorzieningen Nee Nee Nee
Wonen Nee Nee Nee
Activiteiten Centrum 4 kelder/ begane grond eerste verdieping overige verdiepingen
Detailhandel Ja Ja Nee
Publieksgerichte dienstverlening Ja Ja Nee
Maatschappelijke voorzieningen Nee Nee Nee
Zakelijke dienstverlening / Kantoren Nee Nee Nee
Bedrijven Nee Nee Nee
Horeca 1 Ja Ja Nee
Horeca 2 Ja Nee Nee
Horeca 4 Nee Nee Nee
Culturele voorzieningen Nee Nee Nee
Wonen Nee Ja Ja
Activiteiten Gemengd kelder/
begane grond
eerste verdieping overige verdiepingen
Detailhandel Ja Nee Nee
Publieksgerichte dienstverlening Ja Nee Nee
Maatschappelijke voorzieningen Ja Nee Nee
Zakelijke dienstverlening / Kantoren Ja Nee Nee
Bedrijven Ja Nee Nee
Voorzieningen gericht op ontspanning Ja Nee Nee
Horeca 1 Ja Nee Nee
Horeca 2 Nee Nee Nee
Horeca 4 Nee Nee Nee
Culturele voorzieningen Ja Nee Nee
Wonen Ja Ja Ja

6.5.1 Bestaande afwijkende functies

In de regels zijn alle functies bij iedere bestemming in een tabel opgenomen. Voor alle duidelijkheid zijn ook de functies die niet zijn toegestaan opgenomen in deze tabel. Voor deze functies geldt dat zij niet zijn toegelaten, tenzij sprake is van bestaande functies die al dan niet apart op de verbeelding zijn aangeduid. Dit staat veelal aangegeven via een voetnoot in de tabel bij de regels.

6.6 Artikelsgewijze Toelichting

Op een aantal bestemmingen is in deze paragraaf een nadere toelichting opgenomen.

6.6.1 Artikel 1 en 2

In artikel 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen. Artikel 2 bevat de wijze van meten. In artikel 1 zijn onder meer de begrippen "ordekaart", "gevelbeelden", "kappenkaart", "cultuurhistorische analyse" en "bouwhistorisch onderzoek" uitgelegd.

6.6.2 Artikel 3 Bedrijf

Onder andere het transformatorstation aan het Smallepad en het bestaande bedrijf aan de Pothstraat zijn bestemd voor bedrijf. Ook de verspreid in het plangebied liggende grotere nutsgebouwen, zoals gebouwen ten behoeve van elektriciteitsvoorzieningen, zijn in deze bestemming ondergebracht. Deze nutsgebouwen zijn groter dan de nutsgebouwtjes die op grond van de algemene afwijkingsregels van dit bestemmingsplan kunnen worden toegelaten.

6.6.3 Artikel 4, 5 en 6 - Centrum 1, 2 en 3

In de regels zijn vier verschillende centrumbestemmingen opgenomen. Centrum 1, 2 en 3 omvatten de belangrijkste winkelstraten. Centrum 1 omvat de gebieden van het winkelgebied met een grootschaliger en vaak ook moderne uitstraling, Centrum 2 is het gedeelte van de voorzieningenkern, dat kleinschaliger is en waar de nadruk meer ligt op de historische omgeving en de waarde van de panden. In Centrum 3 bevinden zich de winkelwarenhuizen.
In aanvulling op hoofdstuk 6.5 over functiemenging kan ter toelichting op de verschillende bestemmingen in het kort nog het volgende over de toegestane functies worden opgemerkt.

1. Detailhandel en publieksgerichte dienstverlening mogen overal op de begane grond. Ook nieuwe vestigingen zijn toegestaan. Deze functies zijn ook mogelijk op de eerste verdieping. In de bestemming Centrum 3 zijn ze ook toegestaan op de overige verdiepingen. Op de overige verdiepingen in Centrum 1 en 2 ligt het accent juist op de woonfunctie.
De bestemming Centrum 3 is toegekend aan de meer grootschalige winkel-warenhuizen. Deze panden lenen zich niet voor een woonfunctie op de verdieping en in deze panden zijn daarom ook niet-woonfuncties op de overige verdiepingen toelaatbaar.
2. Maatschappelijke en culturele voorzieningen zijn mogelijk op de eerste verdieping in de gebieden met de bestemming Centrum 1. In de overige centrumbestemmingen is dat niet mogelijk. De maatschappelijke en culturele voorzieningen passen voor het overige beter in de aanloopgebieden naar het kernwinkelgebied (bestemming Gemengd). Het kernwinkelgebied zelf is immers primair bedoeld voor winkels.
3. Nieuwe vestigingen van zakelijke dienstverlening en/of kantoren zijn niet toegestaan met uitzondering van panden op de eerste verdieping in Centrum 1-gebieden. Bestaande vestigingen mogen worden gehandhaafd. Ook bedrijven (categorie A en B) zijn alleen toelaatbaar op de eerste verdieping in de bestemming Centrum 1.
4. Wonen mag uitsluitend op de verdiepingen met uitzondering van de panden in de bestemming Centrum 3.
5. Horeca in de categorie (A) 1 is toegestaan op de begane grond en op de eerste verdieping. Voor horeca in de categorie 2 geldt, dat alleen de bestaande vestigingen zijn toegestaan. Nieuwe vestigingen zijn alleen elders (Centrum 4) mogelijk.
In Centrum 1, 2 en 3 is horeca 3 toegestaan bij detailhandel en maatschappelijke en culturele voorzieningen tot maximaal 30% van de (verkoop)vloeroppervlakte.

Binnen de woonfunctie zijn alle woonvormen mogelijk. Dat doet recht aan de wens om in de binnenstad een gedifferentieerde bevolkingssamenstelling en woningvoorraad te behouden en te versterken. Flexibiliteit is belangrijk om de verschillende bewonersgroepen te kunnen blijven bedienen (jongeren/studenten, starters en senioren). In artikel 1 van de regels is het begrip "wonen" dan ook als volgt geformuleerd: "wonen" is verblijf houden en gehuisvest zijn in woningen of andere complexen van ruimten geschikt en bestemd voor huisvesting, waaronder kamers, studio's en short-stay (short stay is het structureel aanbieden van een zelfstandige woning voor tijdelijke bewoning aan één huishouden voor een aaneensluitende periode van tenminste één week en maximaal zes maanden).

Bij uitzondering kan in een aantal straten op de gronden met de bestemming Centrum 2 met een omgevingsvergunning wonen op de begane grond wel mogelijk worden gemaakt. Daarmee kunnen op specifieke plekken (bv de Kamp en de Mooierstraat/Scherbierstraat) moeizaam functionerende publiekstrekkende bestemmingen worden gewijzigd. Een omgevingsvergunning wordt alleen verleend als die strekt ter voorkoming van leegstand, waarbij in ieder geval sprake is van leegstand als het pand meer dan een jaar niet in gebruik is geweest. In dat geval is er sprake van structurele leegstand. Verder geldt voor de Kamp dat de centrumfunctie (detailhandel, publieksgerichte dienstverlening en horeca) in hoofdzaak behouden blijft.

In de bestemming Centrum 2 (en Gemengd) is verder nog een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de aanduiding 'horeca van categorie (B) 2' (h=2) te schrappen indien het gebruik ten behoeve van de functie horeca definitief is beëindigd.
De bestemming Centrum 2 omvat mede de speelautomatenhal (op begane grond) aan de zijde van de Kamp

De bouwregels zijn beschreven in hoofdstuk 6.4 van deze toelichting. Er zijn voor de centrumbestemmingen specifieke regelingen getroffen voor de maximale bebouwingsoppervlakte met betrekking tot de bijbehorende bouwwerken. In sommige gevallen mogen de erven binnen de centrumbestemmingen volledig worden bebouwd. Deze erven zijn in de praktijk al grotendeels bebouwd en het is niet bezwaarlijk als deze gronden volledig worden bebouwd. In andere gevallen is het belangrijk dat er een zekere openheid en onbebouwde ruimte op de erven blijft bestaan. Op een aantal aan de Centrumbestemmingen grenzende plekken is gekozen voor de bestemming Tuin. Deze bestemming wordt nader toegelicht in hoofdstuk 6.6.11 van deze toelichting.

In de bestemmingen Centrum (en Gemengd) is het niet toegestaan om terrassen te hebben bij een horecagelegenheid. Veelal is zo'n terras omsloten door bebouwing. Het omgevingsgeluid is dan doorgaans heel laag en stemgeluid van het terras zal dan vaak leiden tot overlast voor de omliggende (woon)functies. Daarmee is een goed leef- en woonklimaat in de binnenstad niet gediend. Alleen wanneer (bijvoorbeeld door het treffen van voorzieningen of het stellen van voorwaarden aan de openstelling of het maximaal aantal bezoekers) dat klimaat aantoonbaar niet onevenredig wordt aangetast zou het mogelijk kunnen zijn om een (buiten)terras te vestigen.

6.6.4 Artikel 7 - Centrum 4

De horecapleinen c.q. -concentratiegebieden zijn bestemd voor Centrum 4. Horeca in de categorie 2 is zonder meer toegestaan op de pleinen op de begane grond. Bestaande vestigingen zijn ook toegestaan op de eerste verdieping. Binnen de bestemming Centrum 4 zijn naast horeca (categorie 2 maar ook categorie 1) toegestaan detailhandel, publieksgerichte dienstverlening en op de verdiepingen wonen.
Op een paar plekken zijn nog kantoren gevestigd op de pleinen. Die krijgen (door middel van een aanduiding op de verbeelding) een maatbestemming. Dat geldt ook voor de hotels aan het Lieve Vrouwekerkhof. Op de pleinen is dus horeca 2 overal toegestaan (bestaande en nieuwe vestigingen). De bestaande vestigingen buiten die pleinen worden als zodanig “strak” bestemd om grip te houden op het aantal en plaats.

Behoudens legale bestaande vestigingen is geen (uitbreiding van) horeca 2 op de verdiepingen toegestaan. Voor bepaalde ondersteunende functies (garderobe, keuken, toilet) zijn onder voorwaarden wel mogelijkheden op de verdieping aanwezig. De reden voor het beperken van horeca 2 op de verdiepingen is het voorkomen van eventuele overlast voor bewoners van de verdiepingen van de panden in het desbetreffende horecagebied.

6.6.5 Artikel 8 en 9 - Cultuur en Ontspanning 1 en Cultuur en Ontspanning 2

Cultuur en ontspanning is de bestemming die bedoeld is voor culturele functies en andere functies gericht op ontspanning alsmede op maatschappelijke voorzieningen.

Onder deze bestemming vallen onder andere bioscopen, theaters, musea en dergelijke. Er is onderscheid aangebracht tussen de cultuur en ontspanning die iets meer of minder impact heeft op de omgeving. In Cultuur en Ontspanning 1 zijn de musea en ateliers en dergelijke toegestaan en maatschappelijke voorzieningen. In Cultuur en Ontspanning 2 zijn tevens activiteiten toegestaan die meer geluid met zich meebrengen, zoals theaters, bioscopen, concertgebouwen en schouwburgen (de Flint en theater De Lieve Vrouw).

Door dit onderscheid in bestemmingen aan te brengen kan op de plaats waar nu een 'lichte' vorm van cultuur en ontspanning is toegestaan deze functie niet zomaar vervangen worden door een 'zwaardere' vorm van cultuur en ontspanning.

In de bestemming Cultuur en Ontspanning is een aantal specifieke functies aangeduid, zoals de Sint Aegtenkapel. Aan deze kapel is in het bestemmingsplan, in aanvulling op de culturele en maatschappelijke gebruiksmogelijkheden volgens de bestemmingsomschrijving, een specifieke functie gekoppeld om te bereiken dat die wordt gebruikt conform de op 14 februari 2012 door burgemeester en wethouders verleende vrijstelling. Het gaat daarbij om een aantal commerciële activiteiten voor het gebruik van de kapel door de Flint. Ook de Onze Lieve Vrouwetoren (bezoekerscentrum en beiaardierschool), de Kamperbinnenpoort (atelier en detailhandel) en de Koppelpoort (atelier) zijn opgenomen in de bestemming Cultuur en Ontspanning, mede vanwege de bijzondere cultuurhistorische kwaliteiten van deze gebouwen.
Binnen de bestemming Cultuur en Ontspanning zijn ondergeschikte horeca- en detailhandelsactiviteiten toegestaan.

Om redenen van flexibiliteit kunnen de gebouwen binnen de bestemming Cultuur en Ontspanning eventueel ook voor andere commerciële activiteiten worden gebruikt. Daarvoor is een afwijkingsbevoegdheid in de regels van het bestemmingsplan opgenomen. Die afwijkingsmogelijkheid is gereserveerd voor de gebieden die op de verbeelding zijn aangeduid met "specifieke vorm van horeca-verhuur".

6.6.6 Artikel 10 - Gemengd

Tot de categorie Gemengd behoren de aanloopstraten naar de voorzieningenkern. Naast detailhandel komt in deze straten een mix van functies voor. Het zijn straten met functiemenging en een eigen dynamiek. Op de begane grond zijn diverse functies toegelaten (detailhandel, publieksgerichte dienstverlening, maatschappelijk, kantoren, cultuur, bedrijven, voorzieningen gericht op ontspanning). Wonen op de bovenverdiepingen is ‘verplicht’, tenzij door middel van een aanduiding op de verbeelding ook andere functies zijn toegestaan.


In de bestemming Gemengd bevindt zich een coffeeshop (binnen de bestemming horeca 1) en de seksinrichting aan de Coninckstraat (nummer 4-8). De gehele begane grond en de verdieping (tot een grootte van maximaal 60 m2) mag als seksinrichting worden gebruikt ( volgens de revisievergunning dd. 13-12-2011).

Bij detailhandel en de maatschappelijke en culturele voorzieningen is ondergeschikte horeca toegestaan. Voor de horeca-activiteiten bij maatschappelijke en culturele voorzieningen geldt dat die moeten dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig mogen worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie. Ten slotte bevat de bestemming Gemengd om redenen van flexibiliteit een afwijkingsmogelijkheid om de verdieping te gebruiken voor een aantal andere functies.


De bestemming Gemengd omvat mede de speelautomatenhal (op begane grond) aan de zijde van de Achter de Kamp.


De bouwregels zijn beschreven in hoofdstuk 6.4. Buiten het bouwvlak zijn bijbehorende bouwwerken toegestaan tot 45 m2. De erven mogen binnen de gemengde bestemmingen voor 50% worden bebouwd. Dit sluit aan bij de regelingen zoals deze waren opgenomen in de stadsvernieuwingsplannen. Waar dat op de verbeelding is aangegeven mogen erven voor meer dan 50% worden bebouwd.

In de bestemming Gemengd is het niet toegestaan om terrassen te hebben bij een horecagelegenheid. Veelal is zo'n terras omsloten door bebouwing. Het omgevingsgeluid is dan doorgaans heel laag en stemgeluid van het terras zal dan vaak leiden tot overlast voor de omliggende (woon)functies. Daarmee is een goed leef- en woonklimaat in de binnenstad niet gediend. Alleen wanneer (bijvoorbeeld door het treffen van voorzieningen of het stellen van voorwaarden aan de openstelling of het maximaal aantal bezoekers) dat klimaat aantoonbaar niet onevenredig wordt aangetast zou het mogelijk kunnen zijn om een (buiten)terras te vestigen.

6.6.7 Artikel 11 - Groen

De plantsoengordel rond de binnenstad is bestemd voor Groen. Daarbinnen zijn de speelplekken aangeduid. Groen omvat naast het plantsoen ook onder andere voetpaden, water en bruggen. Het fietspad in Plantsoen-Noord valt buiten de bestemming Groen en is bestemd voor Verkeer. De plantsoengordel kent een bijzonder element in de vorm van de (nog resterende) stadsmuren. Voor deze muren geldt dat deze niet zomaar gesloopt mogen worden en dat hiervoor een omgevingsvergunning is vereist. Dit is verder geregeld in de dubbelbestemming Beschermd Stadsgezicht (zie hoofdstuk 6.4.2.). Dat geldt ook voor andere waardevolle kleine ruimtelijke elementen in onder andere de bestemming Groen.

Onder de vijver bij het gebouw van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed aan het Smallepad is een bergbezinkbassin aanwezig. Deze ondergrondse voorziening is grotendeels gesitueerd op gronden met de bestemming Groen. In de regels bij die bestemming is opgenomen, dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf-bergbezinkbassin" (sb-bbb) tevens ondergronds een dergelijk bassin mag worden gebouwd (zie ook dubbelbestemming Leiding - riool). Om redenen van flexibiliteit kan onder voorwaarden worden toegestaan, dat in de bestemming Groen wegen, fietspaden en parkeervoorzieningen worden aangelegd.

Hoewel de mogelijkheden om te bouwen binnen de bestemming Groen beperkt zijn, kunnen bouwwerken soms toch ingrijpend zijn in de stedenbouwkundige context. Om daarop voldoende sturingsmogelijkheden te houden is aan de bestemming Groen een nadere eisen-regeling verbonden ten aanzien van de plaats en de afmetingen van bouwwerken. Daarmee kan greep worden gehouden op de ingrepen in de waardevolle plantsoengordel.

6.6.8 Artikel 12 - Horeca - 1


In het bestemmingsplan worden verschillende horeca-categorieën onderscheiden. Die zijn in hoofdstuk 5 toegelicht. De 'zware' horeca is gevestigd in het horecaconcentratiegebied (Centrum 4) en op enkele plekken daarbuiten. De horecavestigingen buiten de bestemmingen Centrum en Gemengd zijn afzonderlijk bestemd voor Horeca.
De bestemming Horeca -1 omvat de horecapaviljoens op het Sint Jorisplein en aan het begin van de Utrechtsestraat. Horeca van categorie 1 omvat zelfstandige horecabedrijven, zoals restaurants, lunchrooms en cafetaria's.

6.6.9 Artikel 13 Horeca - 2


Deze bestemming heeft betrekking op de gronden van de Mariënhof. In de regels is vastgelegd, dat de begane grond van de Mariënhof mag worden gebruikt voor horeca van categorie 1, waaronder begrepen het bedrijfsmatig exploiteren van zaal- en vergaderaccommodatie. Onder zaal- en vergaderaccommodatie worden verstaan congres- en partycentrumachtige activiteiten, vergaderingen, productpresentaties, besloten diners, recepties en (huwelijks)feesten. Deze definitie is afgeleid van een op 19 juni 2007 verleende vrijstelling ex artikel 19, lid 3 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. De verdiepingen van de Mariënhof mogen worden gebruikt voor hotel- en/of vergaderfaciliteiten. De bestaande terrassen in de voortuin en het binnenhof zijn als zodanig bestemd. Aan de zijde van de Kleine Haag wordt een terras toegevoegd. In de regels van het bestemmingsplan zijn openingstijden en gebruiksregels (o.a. geen gebruik van mechanisch versterkt geluid) van de terrassen vastgelegd.

6.6.10 Artikel 14 Horeca - 3

Restaurant de Monnikendam en de waterpoort (met de bijbehorende torens) zijn bestemd voor Horeca 3. In de regels is vastgelegd, dat de serre en de torens mogen worden gebruikt ten dienste van een restaurant (horeca van categorie 1) alsmede vergaderingen en (ceremonies van) huwelijksvoltrekkingen. Het gebruik als zaalaccommodatie is alleen in de dagperiode toegestaan. In de regels van het bestemmingsplan is omschreven wat onder zaalaccommodatie wordt verstaan.
Op basis van een gehouden akoestisch onderzoek is vastgesteld dat een gebruik van de locatie voor feesten en partijen in de avond en nacht niet mogelijk is.
In het bestemmingsplan worden ook de terrassen van het horecabedrijf vastgelegd (het bestaande terras, een klein terras langs het water en terrassen in de drie nissen onder de poort).
Het gebruik van de toren linksboven als ijssalon wordt apart geregeld. Voor het ten gehore brengen van muziek zijn geluidseisen opgenomen en de regels.

6.6.11 Artikel 15 - Kantoor

In het plangebied zijn verschillende kantoorgebouwen aanwezig, zoals het Stadhuis en het gebouw van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) aan het Smallepad. Deze zijn als zodanig bestemd. Op een paar plekken zijn door middel van aanduidingen op de verbeelding ook andere functies mogelijk. Het gebouw van KADE in het RCE-gebouw is in dit bestemmingsplan tevens bestemd voor een aantal andere functies (Cultuur en Ontspanning en Gemengd).

Ook een aantal andere panden in de stad, zoals Muurhuizen 1-3, Muurhuizen 9, Muurhuizen 159-165 en Zuidsingel 1 kunnen eveneens worden gebruikt ten dienste van kantoren.

Om redenen van flexibiliteit kunnen de gebouwen binnen de bestemming Kantoor eventueel ook voor andere (commerciële) activiteiten worden gebruikt. Daarvoor is een afwijkingsbevoegdheid in de regels van het bestemmingsplan opgenomen. Die afwijkingsmogelijkheid is gereserveerd voor de gebieden die op de verbeelding zijn aangeduid met "specifieke vorm van horeca-verhuur" (sh-vhr).

6.6.12 Artikel 16 - Maatschappelijk

Binnen deze bestemming zijn verschillende maatschappelijke instellingen en voorzieningen ondergebracht. Het gaat daarbij om voorzieningen als welzijn, zorg, onderwijs, openbare dienstverlening, (woon)zorginstellingen, religie, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren. Daarbij is een zekere uitwisseling van functies mogelijk gemaakt. Een aparte aanduiding is opgenomen voor de begraafplaats, de voorziening voor drugsopvang aan de Kleine Haag en de dak- en thuislozenopvang aan het Smallepad. In het bestemmingsplan is rekening gehouden met de nieuwbouw van de opvang ter vervanging van de containerbouw aan het Smallepad.

Om te bereiken dat de buitenruimte van de drugsopvang aan de Kleine Haag geen onevenredige geluidsoverlast oplevert voor de buurt, is in de desbetreffende regels een 'voorwaardelijke verplichting' opgenomen: "Het gebruik van de gronden met de bestemming Maatschappelijk ter plaatse van de aanduiding 'drugsopvang' (do), is alleen dan toegestaan indien het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van de buitenruimte van de desbetreffende opvang voor alcoholverslaafden op de gevels en daken van de omliggende woningen niet meer bedraagt dan 50 dB (A) tussen 07.00 en 19.00 uur, 45 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur en 40 dB(A) tussen 23.00 en 07.00 uur, bepaald conform de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999".


Binnen de bestemming Maatschappelijk is ondergeschikte horeca in combinatie met en ten dienste van de maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Ook culturele voorzieningen zijn mogelijk.

Om redenen van flexibiliteit kunnen gebouwen binnen de bestemming Maatschappelijk eventueel ook voor andere commerciële activiteiten worden gebruikt. Daarvoor is een afwijkingsbevoegdheid in de regels van het bestemmingsplan opgenomen. Die afwijkingsmogelijkheid is gereserveerd voor de gebieden die op de verbeelding zijn aangeduid met "specifieke vorm van horeca-verhuur".

Ook het gebouwencomplex van de Onze Lieve Vrouwe Stichting aan de Zuidsingel en de Herenstraat is bestemd voor Maatschappelijk. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming van de bestaande gebouwen te wijzigen in "Wonen" en om een volledig ondergrondse parkeergarages te bouwen in de binnentuin achter de bebouwing aan de Herenstraat (zie verder hoofdstuk 6.6.18).

6.6.13 Artikel 17 en 18 - Tuin 1 en 2

Aan alle overwegend onbebouwde terreinen (monumentale tuinen) en groene binnenterreinen c.q. tuinen is de bestemming Tuin gegeven. Deze gebieden vormen één van de bijzondere kwaliteiten van het beschermd stadsgezicht.


Er is in de bestemming Tuin onderscheid in Tuin 1 en Tuin 2. De bestemming Tuin 1 heeft betrekking op de groene binnenterreinen, een aantal tuinen die grenzen aan de plantsoengordel en verschillende monumentale tuinen. Binnen deze bestemming is het niet toegestaan om gebouwen op te richten. Legale gebouwen die bestaan ten tijde van het ter inzage leggen van het bestemmingsplan mogen wel worden gehandhaafd. De bestemming Tuin 1 staat niet ten dienste van een specifieke functie (bijvoorbeeld wonen of gemengd), maar is opgenomen om het onbebouwde karakter op deze plaatsen te behouden. De voor Tuin 1 bestemde gronden dienen te worden ingericht als tuin. In de binnenstad zijn enkele delen van tuinen ingericht ten behoeve van parkeren of een terras. Hiervoor zijn aparte aanduidingen op de verbeelding opgenomen. Voor het overige kunnen de tuinen in principe niet worden gebruikt voor parkeren en niet voor terrassen bij horeca of detailhandel.

Figuur : Binnentuin

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00071-0301_0043.png"

Bijzonder zijn de tuinen die grenzen aan de openbare ruimte (monumentale tuinen). In de Cultuurhistorische analyse (onderdeel 'Tuinen Muurhuizen') wordt uitvoerig aandacht besteed aan het unieke stedenbouwkundige en monumentale karakter van deze tuinen. Deze tuinen zijn bestemd voor Tuin 2. Het gaat dan om de tuinen aan de binnenzijde van de singels behorende bij de woningen aan de Muurhuizen, de Breestraat en de Krankeledenstraat. Het groene karakter van die tuinen met daarachter het beeld van de historische gevels van o.a. de Muurhuizen is van groot belang. De cultuurhistorische waarden hiervan moeten worden behouden en waar mogelijk versterkt. Dit betekent dat het eventueel plaatsen van schuren en bergingen in die tuinen (voor zover nog niet aanwezig) alleen mogelijk is, als dit met de grootst mogelijk zorg plaatsvindt. Iedere tuin is daarbij uniek, waardoor per perceel maatwerk nodig is. Uitgangspunten zijn, dat in vrijwel iedere tuin (Tuin 2) plaats is voor maximaal één bijbehorend bouwwerk of een overkapping van beperkte omvang en uitgevoerd in een bij het stadsgezicht passend materiaalgebruik. Dat betekent in sommige gevallen dat eerst bestaande bijbehorende bouwwerken moeten worden afgebroken om een nieuwe te kunnen bouwen. In sommige gevallen zijn er in het geheel geen bijbehorende bouwwerken mogelijk omdat percelen bijvoorbeeld te smal zijn.

Waar nieuwbouw mogelijk is, dient het zicht op de monumentale achtergevel van de muurhuizen (zichtlijnen) behouden te blijven. Ook is het van belang om een strook van minimaal 3 meter diep vanaf de kademuur onbebouwd te laten. Deze strook is voor de continuïteit van het groene karakter van de gordel van grote waarde. Dit houdt in dat de schuurtjes in een strook tussen de monumentale bebouwing en de open te houden strook langs de kademuur op de kavel gesitueerd kunnen worden. Soms zijn verschillende mogelijkheden aanwezig. De keuze voor links of rechts op de kavel is dan afhankelijk van de plek van de eventuele berging op de naastgelegen percelen, terwijl de positie binnen de strook afhankelijk is van de mogelijke aanwezigheid van een aanbouw aan de achtergevel. Iedere aanvraag dient apart aan de hand van de bestemmingsregels en het beleid in de Cultuurhistorische analyse (onderdeel "Tuinen Muurhuizen) te worden beoordeeld en getoetst.

Om de situering van de bergingen goed te kunnen sturen zijn bijbehorende bouwwerken daarom alleen mogelijk met een afwijking. In de regels van het bestemmingsplan is vastgelegd, dat bij wijze van "afwijking" per tuin maximaal één berging (bestaande bijbehorende bouwwerken daarbij inbegrepen) kan worden gebouwd met een omvang van maximaal 8 m2 en een goothoogte van maximaal 2.20 meter (nokhoogte 4 meter). Bijbehorende bouwwerken moeten worden afgedekt met een kap. De situering, vormgeving en de architectonische uitstraling moeten in overeenstemming met de Cultuurhistorische analyse en de welstandsnota. De breedte van het bijbehorende bouwwerk (zichtzijde vanaf de singel) mag niet meer bedragen dan 25% van de tuinbreedte tot een maximum van 3 meter.

In de regels is verder vastgelegd, dat het verharden van de achtertuinen (Tuin 1 en Tuin 2) wordt beperkt tot maximaal 1/3 deel van de tuin. Daarvoor is een specifieke gebruiksregel in deze bestemmingen opgenomen. Ook in de nog geldende stadsvernieuwingsplannen werd "tuin" aangemerkt als "grotendeels onverharde gronden ten behoeve van beplantingen en bomen". Ook zijn hoge erfafscheidingen en afscheidingen evenwijdig aan het water niet toegestaan.

In de bestemming Tuin 2 is op een aantal percelen ter hoogte van de Krankeledenstraat een terras ten behoeve van de toegestane horecafuncties in de panden aan die straat toegestaan. De desbetreffende gronden zijn op de verbeelding aangeduid. Omdat deze tuinen achter de Krankeledenstraat voor wat betreft karakter en functie verschillen van de overige Muurhuizentuinen grenzen aan het horecaconcentratiegebied en nu verrommeld zijn, is een (gedeeltelijke) invulling van de tuinen met terrassen mogelijk. Terrassen moeten wel op voldoende afstand (minimaal 3 meter) van de kade worden gesitueerd. Ook de bestaande terrassen aan de achterzijde (Langegracht) van de panden aan Krommestraat zijn als zodanig in de bestemming Tuin (1) aangeduid. Dat geldt ook voor een terras aan de achterzijde van Flehite (Tuin 2).

Verder is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om in de bestemming Tuin 1 een terras ten dienste van horeca te realiseren mits er geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- men leefklimaat plaatsvindt en uiteraard de kwaliteiten van het beschermde stadsgezicht worden gerespecteerd.
In principe is het niet toegestaan om te parkeren op de gronden met de bestemming Tuin 2.

6.6.14 Artikel 19, 20, 21, 22 en 23 - diverse verkeersbestemmingen

De bestemming Verkeer (artikel 19) is van toepassing op de wegen waar de nadruk ligt op de afwikkeling van het doorgaande verkeer. Dit betreft de Stadsring. De particulier toegankelijke bergingen en garageboxen in het plangebied hebben de bestemming Verkeer-Garagebox gekregen (artikel 20). Voor garageboxen geldt dat ze gebruikt dienen te worden voor stalling en berging. Gebruik van de garageboxen als detailhandel is nadrukkelijk niet toegestaan. Daarom is hiervoor een specifieke gebruiksregel opgenomen. De bovengrondse parkeergarages (de Flint) en de daarmee samenhangende bovengrondse gebouwen c.q. gebouwtjes, zoals op het Stadhuisplein en op de Beestenmarkt, zijn bestemd voor Verkeer-Parkeergarage (artikel 21).

Ondergrondse bouwwerken, waaronder parkeergarages, zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan mits dat geen nadelige invloed heeft op de bodem- en waterhuishouding en op aanwezige archeologische waarden. Dat is vastgelegd in de diverse (bouw)bestemmingen. In de andere bestemmingen, zoals Verkeer, Verblijf, Tuin en Groen zijn alleen de bestaande ondergrondse stallingsruimten toegestaan en bevatten de algemene wijzigings)regels onder voorwaarden de mogelijkheid om nieuwe ondergrondse parkeervoorzieningen te bouwen. Een van die voorwaarden is dat het ondergronds bouwen de realisering van de bovenliggende bestemming niet belemmert of aantast.

De spoorlijn heeft de bestemming Verkeer-Railverkeer (artikel 22). In deze bestemming zijn de spoorbaan (Amersfoort-Zwolle/Apeldoorn) en de daarbij behorende voorzieningen opgenomen alsmede onderdoorgangen en overbouwingen voor het weg- en langzaam verkeer.

De meeste wegen in het plangebied zijn opgenomen in de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 23). Dit zijn de wegen met hoofdzakelijk een functie voor het bestemmingsverkeer. Ook de pleinen, erven en straten maken hier deel van uit.

Evenementen moeten in een bestemmingsplan zijn toegestaan als er sprake is van grootschaliger periodieke meerdaagse evenementen. In de binnenstad worden jaarlijks terugkerende evenementen georganiseerd. Om die reden zijn binnen de bestemming “Verkeer - Verblijfsgebied” ook evenementen toegestaan. Evenementen zijn verder geregeld via het evenementenbeleid. Daarnaast is voor evenementen een vergunning nodig op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening.

Verder is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om onder voorwaarden kiosken te bouwen binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. In de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied zijn ook de drie uriliften in de stad (in de Windsteeg, op de Hof en het Lievevrouweplein) opgenomen.

Waar in de regels bij de bestemming Verkeer wordt gesproken over terrassen, worden terrassen bij een horecavoorziening bedoeld. Voor terrassen geldt dat deze zijn toegestaan binnen de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied. Deze zijn dus niet apart aangeduid. Het terrassenbeleid is opgenomen in de gemeentelijke Horecanota c.q. de Algemene Plaatselijke Verordening. Op basis van deze verordening is een terrasvergunning nodig en zijn of kunnen eisen worden gesteld aan de situering en het gebruik van de gronden ten behoeve van terras. Binnen debestemming Verkeer-Verblijfsgebied is tenslotte een aantal speelplekken aangeduid. Verder zijn binnen deze bestemming markten en standplaatsen opgenomen.

(Tuin)muren, hekwerken, kolenhokken, poorten, bruggen en andere elementen zijn voor het stadsgezicht van waarde. Ze moeten worden gezien als een waardevol cultuurgoed in de stad. Deze "kleine"elementen zijn aangegeven op de kaart "Kleine historische elementen" in de Cultuurhistorische analyse. Bescherming van deze elementen (verbod om geheel of gedeeltelijk te slopen) is geregeld in de dubbelbestemming Beschermd stadsgezicht. Dat geldt ook voor de privéstoepen, vaak voorzien van stoepplaten en hun afscheidingen, die zo kenmerkend en uniek zijn voor de Nederlandse historische stad (zoals aan de Langegracht ter hoogte van de Elleboogkerk). Ook zij moeten, evenals de binnen het bouwblok gesitueerde stoepen, worden gezien als waardevol cultuurgoed en worden in dit bestemmingsplan beschermd.

Figuur: Kaart Klein historische elementen

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00071-0301_0044.png"


Onder de vijver bij het gebouw van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed aan het Smallepad is een bergbezinkbassin aanwezig. Deze ondergrondse voorziening is grotendeels gesitueerd op gronden met de bestemming Groen en voor een klein deel in de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied. In de regels bij deze bestemming is opgenomen, dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf-bergbezinkbassin" (sb-bbb) tevens ondergronds een dergelijk bassin mag worden gebouwd (zie ook dubbelbestemming Leiding - riool).

In de Verkeersbestemmingen zijn nadere eisen opgenomen ten aanzien van de omvang en de plaats van gebouwen en andere bouwwerken. Daarmee kan greep worden gehouden op de ingrepen in de openbare ruimte.

6.6.15 Artikel 24 - Water

Water is in het gebied van de binnenstad een belangrijk structurerend element. De watergangen van de singels, de grachten en de Havik hebben de bestemming 'Water'. Waar dat als zodanig met een aanduiding op de verbeelding is aangegeven zijn bruggen en sluizen toegestaan. Omdat het water bijdraagt aan het bijzondere karakter van de binnenstad moet de waterstructuur beschermd worden. Privatisering van water (en de wal/kadekant) dient te worden vermeden om dit karakter niet aan te tasten. Het bouwen van steigers (voor particulier gebruik) is daarom niet toegestaan. De bestaande steigers van de Waterlijn (Langegracht, Westsingel bij Flehite, Kamperbinnenpoort Zuidsingel, Weversingel onder de sluisjes, Plantsoen-Noord Schimmelpennickkade en ter hoogte van Monnikendam) zijn uiteraard wel toegestaan. In het regels is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om ook elders in de binnenstad steigers te bouwen maar uitsluitend ten behoeve van de aanleg van passagiersvaartuigen. Een voorwaarde is dat met die steigers de schoonheid en het karakter van het beschermde stadsgezicht niet wordt aangetast.

Vanwege de bijzondere floristische kwaliteiten van de muurplanten op de kademuren omvat de bestemming Water eveneens het beheer, behoud en de ontwikkeling van de aldaar aanwezige natuurwaarden. De gronden zijn tevens bestemd voor behoud en herstel van de waardevolle kademuren, bruggen en sluizen in het plangebied. In de dubbelbestemming Beschermd Stadsgezicht is geregeld dat deze waardevolle elementen niet (zonder vergunning) kunnen worden gesloopt.

6.6.16 Artikel 25 - Wonen

Deze bestemming is gegeven aan gebieden en complexen met uitsluitend of overwegend een woonfunctie, zoals de aaneengesloten woongebieden (Pothkwartier, Beestenmarkt, Haagplein) en de andere woonstraten (zoals Muurhuizen en Vijver). De eventueel aanwezige niet-woonfuncties zijn hier "te gast". Deze krijgen een op de niet-woonfunctie afgestemde aanduiding op de verbeelding. Zo zijn in de bestemming Wonen voor een aantal bestaande functies aanduidingen opgenomen die tevens een andere functie dan Wonen toestaan, zoals kantoren, ateliers, bedrijven, publieksgerichte dienstverlening en gezondheidszorg.

Voor Muurhuizen in het bijzonder geldt dat met de (versterking van de) woonfunctie het gewenste unieke beeld van deze straat en het groene karakter van de tuinen het beste zijn geborgd. Op een paar plekken zijn wel kantoren aanwezig (zoals Muurhuizen 1-3, Muurhuizen 9, Muurhuizen 159-165 en Zuidsingel 1). Deze worden ingepast.


Binnen de bestemming Wonen is het toegestaan om een aan huis gebonden beroep of bedrijf uit te oefenen.

6.6.17 Artikel 26 - Leiding - riool (dubbelbestemming)

Deze dubbelbestemming ligt over de reguliere bestemming heen. Het gaat om een rioolwaterpersleiding. Uitgangspunt is dat de bij die dubbelbestemming betrokken belangen extra bescherming behoeven. Ter bescherming van de rioolwaterpersleiding is aan weerszijden een beschermingszone van 3 m opgenomen op de verbeelding.

Onder de vijver bij het gebouw van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed aan het Smallepad is een bergbezinkbassin aanwezig. Deze ondergrondse voorziening is gesitueerd op gronden met de bestemming Verkeer-Verblijf. In de regels bij die bestemming is opgenomen, dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf-bergbezinkbassin" (sb-bbb) tevens ondergronds een dergelijk bassin mag worden gebouwd.

figuur : bergbezinkbassin Smallepad

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00071-0301_0045.png"

6.6.18 Artikel 27 - Waarde - Archeologie categorie 1 (dubbelbestemming)

Voor het gehele plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' (categorie 1 - gebieden met hoge archeologische waarden). Dit betekent dat bij de bestemmingsplantoets rekening moet worden gehouden met die archeologische waarden. In het bestemmingsplan is daarvoor een omgevingsvergunning verplicht gesteld voor aanlegactiviteiten als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo. Dit zijn vaak werkzaamheden waarbij de bodem kan worden verstoord. In het bestemmingsplan is bepaald dat er voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning voor een bouw- of aanlegactiviteit archeologisch onderzoek dient plaats te vinden. De bevindingen van het onderzoek worden opgenomen in een archeologisch rapport. Worden er belangwekkende archeologische sporen aangetroffen, dan kan aan de omgevingsvergunning een voorschrift worden verbonden. Bijvoorbeeld over opgraving, behoud van de sporen in de bodem of over deskundige begeleiding van de activiteit door een archeoloog. De grondslag hiervoor ligt in de artikelen 39 tot en met 41 van de Monumentenwet 1988 en artikel 5.2 van het Besluit omgevingsrecht (Bor).Voor rijksbeschermde stads- en dorpsgezichten bevat artikel 5.2 lid 3 van het Bor nog een specifieke bepaling. Deze richt zich op de omgevingsvergunning voor het slopen – als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder h Wabo – van een bouwwerk in een beschermd gezicht. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan hieraan een voorschrift voor de manier van slopen worden verbonden.

6.6.19 Artikel 28 - Waarde - Beschermd stadsgezicht (dubbelbestemming)

Deze (dubbel)bestemming is in hoofdstuk 6.4.2 nader uitgewerkt en toegelicht.

6.6.20 Artikel 29 en verder


In hoofdstuk 3 (artikel 29 - 33) zijn Algemene regels opgenomen die gelden voor het gehele plan:


1. Artikel 29 bevat de Antidubbeltelbepaling. Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat een stuk grond dat al eens was betrokken bij het toestaan van een bouwplan bij de beoordeling van latere bouwplannen nogmaals wordt betrokken.

2. In artikel 30 zijn algemene bouwregels opgenomen, namelijk dat bouw- en bestemmingsgrenzen overschreden mogen worden door o.a. reclame-uitingen, plinten, kozijnen, rolluiken en stoepen en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen. Hiermee wordt voorkomen dat voor al deze kleine ondergeschikte onderdelen van gebouwen strijd met het bestemmingsplan ontstaat en dat hiervoor een aparte afwijkingsprocedure gevoerd moet worden. In een aantal gevallen is wel afwijking mogelijk om de bouw- en bestemmingsgrenzen te overschrijden. Die mogelijkheden zijn wel aan voorwaarden verbonden. In alle gevallen geldt, dat met de afwijking de belangen die betrokken zijn met de instandhouding van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals beschreven in de Cultuurhistorische analyse, niet onevenredig mogen worden geschaad.
Dit artikel bevat ook een regeling over ondergronds bouwen.

3. Artikel 31 bevat de algemene gebruiksregels. In de Wro is reeds bepaald dat het verboden is de gronden te gebruiken in strijd met de gegeven bestemming. In aanvulling hierop is in dit bestemmingsplan expliciet bepaald dat het niet is toegestaan onbebouwde gronden te gebruiken als staanplaats, opslagplaats of stortplaats. Verder is vastgelegd, dat gronden en gebouwen niet mogen worden gebruikt als seksinrichting, tenzij dat nadrukkelijk in het bestemmingsplan is toegestaan.

4. In artikel 32 zijn algemene afwijkingsregels opgenomen, bijvoorbeeld om met niet meer dan 10% te mogen af wijken van de aangegeven maatvoering. Ook zijn regels opgenomen voor het gebruik van woningen als afhankelijke woonruimte in combinatie met de noodzakelijke verbouw daarvan voor mantelzorg.


6. Artikel 33 bevat tenslotte de algemene wijzigingsregels. Hierin zijn regelingen opgenomen om ondergrondse parkeergarages en fietsenstallingen te bouwen en nieuwe hotels mogelijk te maken. Ook is het mogelijk om de ordekaart te wijzigen en "horeca van categorie b" van de verbeelding te verwijderen indien het gebruik ten behoeve van die definitief is beëindigd. De algemene wijzigingsregels bevatten ook voorschriften ten aanzien van het wijzigen van de gevelbeelden en de kappenkaart alsmede de bouw van fietsenstallingen in de kelders en op de begane grond van hoofdgebouwen.

Voor het gebouwencomplex van de Onze Lieve Vrouwe Stichting aan de Zuidsingel en de Herenstraat is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming van de bestaande gebouwen te wijzigen in "Wonen" en om een volledig ondergrondse parkeergarage te bouwen in de binnentuin achter de bebouwing aan de Herenstraat. Wonen kan uitsluitend mogelijk worden gemaakt binnen de bestaande gebouwafmetingen van de panden aan de Zuidsingel, de Herenstraat en de kapel. Wonen, in de vorm van één bouwlaag met een kap, is bovendien toegestaan ter plaatse van de bestaande bijgebouwen, grenzend aan de Herenstraat en Plantsoen-Noord. In de wijzigingsbevoegdheid is onder meer vastgelegd dat de bouwkundige consequenties ten dienste van het wonen aantoonbaar geen onevenredige aantasting betekenen van de monumentale waarden van de bij de wijziging betrokken gebouwen. Uitsluitend ten dienste van het wonen in de bestaande gebouwen kan met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid een volledig onder het maaiveld gelegen parkeergarage worden gebouwd ter hoogte van de binnentuin achter de bebouwing aan de Herenstraat.

6.6.21 Artikel 34 - Overgangsrecht


In artikel 34 (hoofdstuk 4) is het overgangsrecht beschreven. Het overgangsrecht is voorgeschreven in het Besluit op de ruimtelijke ordening. Het overgangsrecht regelt dat bouwwerken en gebruik, die in het oude bestemmingsplan legaal waren toegestaan ook zijn toegestaan in het nieuwe bestemmingsplan. In de regels van het bestemmingsplan is enkele keren opgenomen dat bestaande maatvoering of bestaande functies toelaatbaar zijn. Het verschil tussen het overgangsrecht en deze regels over de bestaande maatvoering of bestaande functies is dat overgangsrecht uitgaat van een situatie die onder het nieuwe bestemmingsplan niet wenselijk meer is, waarvan het de bedoeling is dat deze op termijn beëindigd wordt. Wat betreft de onderdelen waar expliciet is opgenomen dat de bestaande situatie wordt gerespecteerd, geldt dat deze niet beëindigd hoeft te worden, maar in stand kan blijven.


Artikel 35 bevat tenslotte de slotregel. In dit artikel is de naam van het bestemmingsplan, de citeertitel, omschreven.

6.6.22 Bijzondere onderwerpen

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is, als om de economische uitvoerbaarheid.

7.2 Economische Uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan heeft primair tot doel om de bestaande situatie te actualiseren. De kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan komen voor rekening van de gemeente.

Het bestemmingsplan is voor een groot deel conserverend van aard. Het plan voorziet, naast de gebruikelijke (beperkte) uitbreidingsmogelijkheden van de bestaande functies, slechts in beperkte mate in nieuwe ontwikkelingen. Het betreft in alle gevallen particuliere initiatieven waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van de apparaatskosten voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze laatste kosten worden door middel van leges gedekt.

In het bestemmingsplan is de (globale) woonbestemming aan de Stovestraat-Valkestraat uitgewerkt. Binnen deze uitgewerkte bestemming (Wonen) is het mogelijk om woningen te realiseren. Voor deze locatie geldt dat via een privaatrechtelijk overeenkomst met de ontwikkelaar afspraken zijn gemaakt met betrekking tot het kostenverhaal van de plan- en apparaatskosten en de eventuele vergoeding van planschade.

Gezien het voorgaande is een exploitatieplan voor dit bestemmingsplan niet nodig. Mochten er zich in de toekomst ontwikkelingen voordoen waarbij de gemeente kosten moet maken dan zullen die uitsluitend betrekking hebben op wijzigingen van het bestemmingsplan. Er zal dan van geval tot geval worden bezien of er een kostenverhaalovereenkomst kan c.q. moet worden gesloten.

Het bestemmingsplan is vanuit gemeentelijk perspectief financieel en economisch uitvoerbaar.

7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.3.1 Inleiding

De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.

7.3.2 Inspraak

De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen b.v. op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Inspraak zal plaatsvinden volgens de in de Notitie "Rol van de Raad" opgenomen gevallen. In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen; model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure, model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de raad toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling.

Dit bestemmingsplan voldoet aan de voorwaarden om de procedure behorende bij model 2 te volgen. De raad heeft daartoe op 18 december 2012 een besluit genomen. Dit betekent dat er geen inspraak wordt gehouden over het concept- ontwerpbestemmingsplan. Wanneer de procedure behorende bij model 2 wordt gevolgd, betekent dit dat er (na het vooroverleg met de betrokken instanties, zie paragraaf 7.3.3.) direct een ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd. Omdat er geen inspraak is gehouden over het conceptontwerpbestemmingsplan, is/zijn er wel (1) vooraf overleg geweest over het bestemmingsplan met de door de raad aangewezen stakeholders en (2) inloopavonden georganiseerd waarvoor naar alle adressen in het plangebied een uitnodiging is gestuurd.

7.3.3 Wettelijk (voor)overleg

Het Besluit ruimtelijke ordening geeft in artikel 3.1.1 aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In november 2013 hebben de volgende instanties het conceptontwerpbestemmingsplan ontvangen met het verzoek daarop in het kader van artikel 3.1.1 Wro te reageren:

  1. 1. Oudheidkundige Vereniging Flehite
  2. 2. Gemeentelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit
  3. 3. Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed
  4. 4. Provincie Utrecht
  5. 5. Ministerie van Infrastructuur en Milieu / Rijkswaterstaat
  6. 6. Ministerie van Economische Zaken. Landbouw Innovatie
  7. 7. Natuur- en milieufederatie Utrecht
  8. 8. Kamer van Koophandel, Gooi- Eem- en Flevoland
  9. 9. Vereniging Amersfoortse Ondernemers
  10. 10. Vereniging Amersfoortse Bedrijven
  11. 11. Waterschap Vallei en Veluwe
  12. 12. KPN W&O en N&S
  13. 13. Eneco Energie
  14. 14. Vitens
  15. 15. Stedin
  16. 16. Connexion
  17. 17. Stichting Het Utrechts Landschap
  18. 18. Veiligheidsregio Utrecht, branddistrict Eemland
  19. 19. WAC voor de Woningbouw
  20. 20. Amersfoortse Winkeliersfederatie
  21. 21. Fietsersbond, afdeling Amersfoort
  22. 22. Servicebureau Gemeenten
  23. 23. Coördinerend overleg huisvesting Senioren
  24. 24. Rijksgebouwendienst, directie Noordwest
  25. 25. Portaal
  26. 26. Woningstichting Ons Belang
  27. 27. De Alliantie Eemvallei
  28. 28. Nederlandse Spoorwegen
  29. 29. Pro Rail Utrecht
  30. 30. Nederlandse Gasunie
  31. 31. Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort
  32. 32. Amersfoortse Sportfederatie
  33. 33. Stichting Heiligenbergerbeekdal
  34. 34. Siësta
  35. 35. Ondernemers Binnenstad Amersfoort OBA
  36. 36. Binnenstads Bewoners Netwerk BBN
  37. 37. Koninklijke Horeca Nederland
  38. 38. Vereniging Eigenaren Binnenstad

7.3.4 Reacties uit het vooroverleg

Naar aanleiding van het verzoek om te reageren op het concept-ontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg, zijn reacties ontvangen van:

- Provincie Utrecht

- Gasunie

- VRU / Brandweerdistrict Eemland

- Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

- Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort

- Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Amersfoort

- Woonadviescommissie Amersfoort

- Gemeentelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit

Reactie Provincie Utrecht

Het conceptontwerpbestemmingsplan geeft, in het kader van het provinciaal belang zoals dat is opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 en de daarbij behorende Verordening, geen aanleiding tot opmerkingen.

Reactie Gasunie

De Gasunie heeft het conceptontwerpbestemmingsplan getoetst aan het actuele externe veiligheidsbeleid van het Ministerie van I&M (o.a. Besluit externe veiligheid buisleidingen). Geconstateerd wordt dat het gebied van het bestemmingsplan buiten de 1% letaliteitsgrens van de dichtstbij gelegen aardgastransportleiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de planvorming en –ontwikkeling van de binnenstad.

Reactie VRU/Brandweerdistrict Eemland

De oude binnenstad is kwetsbaar voor brand. Dat stelt eisen aan de brandpreventie. Dat gebeurt enerzijds door eisen te stellen aan de bouw via de bouwregelgeving. Anderzijds is het van groot belang om het bewustzijn van het voorkomen van brand te bevorderen door middel van voorlichting en woningbezoeken.

Antwoord gemeente

Brandveiligheid is niet een aspect dat in het bestemmingsplan wordt benoemd. In het bestemmingsplan worden geen regels opgenomen die specifiek bedoeld zijn om de brandveiligheid van gebouwen te regelen. ia de bouwregelgeving (Bouwbesluit) gebeurt dat wel. Daarin wordt onderscheid gemaakt tussen bestaande bouw en nieuwbouw. Bij nieuwbouw worden zwaardere eisen gesteld aan brand- en rookscheidingen.
Dat wil niet zeggen dat het brandveiligheidniveau altijd op het gewenste peil is. Dat vraagt continue aandacht en bewustwording van de gevaren van brand. Voorlichting en handhaving door middel van vergunningverlening zijn daarbij belangrijk. In dat verband hebben inspecteurs van de brandweer in de afgelopen jaren een groot aantal (ruim 1600) woningen in de stadskern van Amersfoort bezocht. Hoewel veel woningen over een rookmelder beschikken, was slechts bij een gering percentage van de bezochte woningen een goedwerkende rookmelder aanwezig. De brandweer heeft bij vrijwel alle woningen rookmelders geplaatst of herplaatst. Voorts zijn adviezen gegeven hoe de brandveiligheid kan worden verbeterd. Dit soort acties dragen in belangrijke mate bij aan de brandveiligheid in de binnenstad en het brandbewustzijn van de bewoners en de gebruikers.

De brandweer heeft geconstateerd dat het gebied van het conceptontwerpbestemmingsplan ligt binnen het invloedsgebied van (1) een transportroute over het spoor van gevaarlijke stoffen en van (2) het spooremplacement. Dit emplacement valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De brandweer adviseert om ProRail een nieuwe omgevingsvergunning te verlenen op basis van de conceptaanvraag van 10 september 2013. Hiermee kan het groepsrisico worden teruggebracht (naar maximaal 0,5 maal de oriënterende waarde). Dit levert een aanzienlijke verbetering op van de externe veiligheid in het gebied van het bestemmingsplan. Er is dan geen sprake meer van een overschrijding van de normen.
Aan de nieuwe omgevings(milieu)vergunning dient volgens de Brandweer ook de verplichting te worden gesteld, dat ProRail een maandelijkse monitoringsrapportage levert om het externe veiligheidsrisico te kunnen bewaken. Verder moet de verantwoording van het groepsrisico in de toelichting van het bestemmingsplan worden aangepast aan de situatie van de nieuwe omgevingsvergunning van ProRail.

Antwoord gemeente

In onderstaande figuur zijn de inrichtinggrenzen van het emplacement door middel van een rode bolletjescontour weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00071-0301_0046.png"

Rangeer en overstand-activiteiten vinden ten westen van het stationsplein plaats. Deze activiteiten vinden plaats op meer dan 700 meter van de grenzen van het bestemmingsplan Binnenstad. Op een afstand van meer dan 200 meter vanaf een risicobron is de invloed van populatie op de hoogte van het groepsrisico verwaarloosbaar klein. Deze invloed binnen het gebied van het bestemmingsplan Binnenstad is zodoende niet significant voor de hoogte van het groepsrisico van het emplacement. Ten aanzien van de conceptaanvraag om een omgevingsvergunning voor het emplacement vindt momenteel overleg plaats tussen Prorail en de gemeente. Zodra hier consensus over is bereikt zal een definitieve aanvraag worden ingediend. Conform de daarvoor geldende procedure zal hierna een besluit over deze aanvraag volgen.


De brandweer adviseert om in de te verlenen omgevingsvergunning van het emplacement een voorwaarde op te nemen om maandelijks monitoringsrapportages aan te leveren. Zoals hiervoor is aangegeven is de populatie binnen het bestemmingsplan Binnenstad niet relevant voor de hoogte van het groepsrisico van het emplacement. Welke voorwaarden worden opgenomen in de vergunning voor het emplacement is niet relevant voor het bestemmingsplan voor de binnenstad. Of en op welke wijze monitoring zal plaatsvinden, zal mede worden afgewogen tijdens de procedure van de nog in te dienen aanvraag om een omgevingsvergunning voor het emplacement.

De brandweer adviseert verder de verantwoording van het groepsrisico voor het Spooremplacement aan te passen op de nieuwe af te geven omgevingsvergunning en deze over te nemen in het bestemmingsplan. Er is nog geen definitieve aanvraag voor het emplacement ingediend. Er kan daarom ook nog geen verantwoording van de nieuwe omgevingsvergunning in de toelichting van het bestemmingsplan worden opgenomen.


Gevraagd wordt om een nadere verantwoording van het groepsrisico ten aanzien van het transport van gevaarlijke stoffen per spoor in samenhang met in het bestemmingsplan toegestane functiewijzigingen in de bestaande bebouwing van het gebied van het bestemmingsplan.

Antwoord gemeente

Het nieuwe bestemmingsplan voor de binnenstad is op het punt van personendichtheid een conserverend plan. Bij de berekeningen voor het groepsrisico is uitgegaan van een gelijkblijvende populatie. Weliswaar zijn er enkele functiewijzigingen in het bestemmingsplan opgenomen, maar die betreffen vooral het gebruik van winkelpanden voor wonen en andersom en het toevoegen van andere functies. Tevens zal in het bestemmingsplan een deel van het gebouw van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed aan het Smallepad een gemengde bestemming krijgen (winkels, bedrijfjes, maatschappelijk, cultuur). Hierbij wordt uitgegaan van een gelijkblijvende populatie ten opzichte van de huidige situatie. De voorgenomen woningbouw aan de Valkestraat/Stovestraat ( bouw van 10 woningen) ligt op een afstand van ongeveer 600 meter vanaf het spoor. Op een afstand van meer dan 200 meter vanaf het spoor draagt bevolking niet meer bij aan de hoogte van het groepsrisico. Van toename in de hoogte van het groepsrisico is daarom ook in dit geval geen sprake.

Reactie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

De Cultuurhistorische analyse van de binnenstad is helder van opzet. Het belang om de kernkwaliteiten van de binnenstad vooraf in een analyse te beschrijven, wordt ondersteund. Ter verbetering van de leesbaarheid van de Cultuurhistorische analyse wordt geadviseerd om “dubbelingen” in de tekst zo veel mogelijk te voorkomen, te kiezen voor een verdere bundeling met de tekst van het bestemmingsplan en een analysekaart (in aanvulling op de kappenkaart en de ordekaart) toe te voegen, waarin de inhoud van het document visueel inzichtelijk wordt gemaakt.

Antwoord gemeente

De Cultuurhistorische analyse bevat vooral in de hoofdstukken 2 (Samenvatting kernwaarden) en 3 (Historisch-ruimtelijke karakteristieken) een aantal “dubbelingen” in de tekst. Om de leesbaarheid van de analyse te verbeteren zullen deze hoofdstukken worden samengevoegd.

De Cultuurhistorische analyse bevat verder een Cultuurhistorische beleidskaart. Daarop zijn de belangrijkste waarden van de binnenstad geïntegreerd in beeld gebracht. De samenhangende kwaliteiten van de waardevolle elementen zijn op die kaart onderverdeeld naar drie typen gebieden (gebieden van topkwaliteit, gebieden van middenkwaliteit en gebieden van basiskwaliteit). Belangrijke elementen en structuren, zoals het bijzondere straten- en grachtenpatroon, de concentrische aanleg, het assenstelsel en de openbare ruimte en groenstructuur zijn inderdaad niet van de kaart af te lezen. Daarom zal in de analyse ter illustratie van de verschillende tekstgedeelten over de structuur en de openbare ruimten aanvullend kaartmateriaal worden opgenomen. De kwaliteiten van bebouwing, architectuur en parcellering zijn visueel inzichtelijk gemaakt in de ordekaart, de kappenkaart en de gevelbeelden. Dit beeldmateriaal maakt deel uit van de regels van het bestemmingsplan en heeft daarmee ook een juridisch bindende werking.

Amersfoort kenmerkt zich inderdaad door “eenheid in verscheidenheid”. Anderzijds is die formulering ook weinig onderscheidend en specifiek omdat het principe “eenheid in verscheidenheid” voor heel veel gebieden geldt.

Antwoord gemeente

Een van de belangrijke kenmerken van de binnenstad is haar ruimtelijke en architectonische coherentie. Een sterk samenhangend beeld en een sterk samenhangende ruimtelijke structuur, terwijl er op bepaalde aspecten ook grote diversiteit is (hoogte, breedte, kleur, architectonische uitwerking). Deze diversiteit leidt echter vrijwel nooit tot volledig afwijkende architectuur, maar juist tot een aaneenschakeling van bouwstijlen en gevelontwerpen die in hoge mate variaties op elkaar zijn in plaats dat zij met elkaar contrasteren. Deze karakteristiek wordt “ eenheid in verscheidenheid” genoemd.

“Eenheid in verscheidenheid” is een van de meest essentiële karakteristieken voor het 'systeem' van de historische stad. In samenhang met de andere kernwaarden van de binnenstad (onder andere Muurhuizen, concentrische hoofdopzet, pandsgewijze kleinschalige invulling) is er sprake van een duidelijk herkenbaar en uniek beeld, dat typerend is voor de binnenstad van Amersfoort.

Er worden kanttekeningen geplaatst bij het gebruik in het bestemmingsplan van de zg. “schaalladder van gevelelementen” als uitgangspunt voor nieuwe ontwikkelingen. Architectonische en stedenbouwkundige kwaliteiten worden op deze wijze 'verengd' tot een aantal criteria. Enerzijds waarborgt de toepassing van deze criteria niet altijd een goed en passend (bouw)plan en anderzijds kan een plan, dat niet aan de criteria voldoet, ook prima passend zijn. In plaats daarvan is het belangrijk om een uitgebreide rol toe te dichten aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit bij nieuwe invullingen (en niet alleen in het geval er gebruik wordt gemaakt van de in het bestemmingsplan opgenomen afwijkingsbevoegdheden).

Antwoord gemeente

Bij het vaststellen door de raad van de startnotitie voor het bestemmingsplan (18 december 2012) is vastgelegd, dat de bescherming van de historische kwaliteiten kaderstellend is voor de ontwikkelingen in de binnenstad. De samenhang van de ruimtelijke structuur is een belangrijke historische kwaliteit.
Het is het resultaat van de vergelijkbare vormgevingsprincipes die ten grondslag liggen aan de gebouwen in de binnenstad. Die komen onder meer uitdrukking in de basisprincipes van historische architectuur, zoals die in de Cultuurhistorische analyse zijn geformuleerd. Het gaat daarbij om materialisering, symmetrie, verticale axialiteit (assen), de historische verticale opbouw, de expliciete beëindiging van de gevel, het meerlagig reliëf in de gevel en de toepassing van een kap. Om de samenhang te behouden dienen deze basisprincipes van historische karakteristieken van architectuur ook bij veranderingen en nieuwe situaties in de binnenstad in acht te worden genomen. Naast deze principes geldt dat ook nog voor een ander belangrijk architectuurprincipe. Een principe dat door alle stijlen heen (van de Middeleeuwen tot aan de tweede helft van de 20e eeuw) de vormgeving van historische gebouwen in sterke mate heeft bepaald: de zogenaamde 'schaalladder van gevelelementen'. Eeuwenlang zijn gevels samengesteld uit een groot aantal elementen die voortkwamen uit de functie, de compositie of de decoratie en ornamentiek van het gebouw. De onderdelen - van groot tot klein - waren niet ordeloos over de gevel verspreid, maar waren in maat, schaal en positie zorgvuldig op elkaar afgestemd en met elkaar verbonden (hiërarchie). Deze onderdelen kunnen voor vrijwel alle historische architectuurstijlen van de middeleeuwen tot in de jaren '30 van de 20e eeuw in een 'schaalladder' van zeven niveaus worden ondergebracht, die per tijdsperiode wel een ander accent kan hebben. Deze aftrappende en op elkaar betrokken reeks zorgt - vooral door toedoen van de lagere schaalniveaus - voor een grote mate van verfijning; niet alleen van het gevelbeeld op zich, maar ook van het stadsbeeld als totaal. Deze is hiermee zeer bepalend voor de historische karakteristiek van de binnenstad. Daarom dient deze “schaalladder van gevelelementen” evenals de basisprincipes van historische architectuur bij veranderingen en nieuwe situaties in de binnenstad in acht te worden genomen.

De “schaalladder van gevelelementen” is in de toetsingspraktijk van concrete bouwplannen al meerdere keren gebruikt. Daaruit is gebleken dat het een goed instrument is om de kwaliteit van de gebouwen, zowel op zichzelf als in samenhang met de omgeving en de binnenstad als geheel te beoordelen. Er is dan ook geen aanleiding om dit instrument in het geval van (vervangende) nieuwbouw in de binnenstad niet te hanteren. Op zichzelf waarborgt “de schaalladder” niet te allen tijde een passend plan, maar in samenhang met de andere eisen uit het bestemmingplan, zowel stedenbouwkundig als architectonisch, functioneert deze goed en draagt hij bij aan het behoud van de samenhangende kwaliteiten van de binnenstad. Daarnaast kan de “schaalladder van gevelelementen” ook goed dienen als bron van inspiratie bij het ontwerpen van nieuwe plannen in de binnenstad.

Dat neemt niet weg dat ook de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit een belangrijke rol speelt bij nieuwe invullingen in het stadsbeeld. De Commissie adviseert over alle plannen op basis van de welstandsnota voor de binnenstad. In deze nota wordt ook de “schaalladder van gevelelementen” opgenomen.

Afbeelding 2.3.2. uit de toelichting bij het bestemmingsplan is niet goed leesbaar.
In de regels van de specifieke bestemmingen wordt steeds verwezen naar de dubbelbestemming (artikel 26). Deze verwijzing is onnodig.

Antwoord gemeente

Afbeelding 2.3.2 bevat een figuur van de monumenten en waardevolle panden in de binnenstad. In samenhang met de ordekaart en de bijlagen bij de toelichting, waarin een volledige lijst is opgenomen van alle monumenten en waardevolle panden, geeft dat een goed inzicht in de bestaande situatie.

De verwijzing naar de dubbelbestemming in de regels van de specifieke (enkel)bestemmingen is noodzakelijk, omdat de dubbelbestemming de relevante regels bevat voor de hoofdgebouwen (plaats, hoogte en gevelbreedte) in de verschillende bestemmingen. De dubbelbestemming bevat verder ook de regels voor toegevoegde elementen op daken en kappen. Het op deze wijze inrichten van de regels is niet nieuw. Het komt vaker voor in bestemmingsplannen (zie o.a. bestemmingsplan Binnenstad Utrecht).

Reactie Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort (SGLA)

Over het algemeen is het nieuwe bestemmingsplan een goed leesbaar en zeer overzichtelijk document geworden. De SGLA kan zich voor het overgrote deel goed vinden in het bestemmingsplan.

Er resteert nog wel een aantal vragen en opmerkingen. Zo is onduidelijk hoe het handhaven van de basisprincipes van historische architectuur zich verhoudt tot het tekstgedeelte in de toelichting over moderne architectuur (hoofdstuk 2.2.1).

Antwoord gemeente

In hoofdstuk 2.2.1 staat: “het blijft een uitdaging voor de moderne architectuur om een antwoord te vinden op de vraag hoe eigentijdse architectuur zodanig in de historische stad kan worden ingevoegd, dat de samenhang, de identiteit en aantrekkelijkheid van het beschermde stadsgezicht toenemen”. Het toepassen van de basisprincipes van historische architectuur sluit eigentijdse architectuur zeker niet uit. Het gaat er vooral om dat nieuwbouw bijdraagt aan de instandhouding en waar mogelijk verbetering van de samenhang en de identiteit van het beschermde stadsgezicht. Dat is ook mogelijk in een eigentijdse vorm. Het verleden heeft ook aangetoond dat dat mogelijk is. Voorbeelden daarvan in de binnenstad zijn het project “Nieuwe Muurhuizen” (Berry Dillen) en het poortgebouw van de Bollebruggang (Jo Crepain).

Het groen is een waardevol element in het beschermde stadsgezicht. Het belang van groen komt onvoldoende terug in de regels van het bestemmingsplan. De bestemming (artikel 11.4.2) biedt te ruime flexibiliteit.

Antwoord gemeente

De plantsoengordel rond de binnenstad is bestemd voor Groen. Op de desbetreffende gronden zijn de bouwmogelijkheden zeer beperkt. Omdat bouwwerken die zijn toegestaan soms toch ingrijpend kunnen zijn in de stedenbouwkundige context, is een zg. nadere-eisen regeling opgenomen in de regels. Daarmee zijn in voorkomende gevallen sturingsmogelijkheden aanwezig om de plaats en de afmetingen van gebouwen nader te bepalen.

Om verder wegen, fietspaden en parkeervoorzieningen niet op voorhand uit te sluiten, zijn deze voorzieningen in het “Groen” alleen mogelijk door middel van het toepassen van een afwijkingsbevoegdheid. Met die afwijkingsbevoegdheid kan greep worden gehouden op eventuele wijzigingen in de openbare ruimte. Er kan alleen van de bevoegdheid gebruik worden gemaakt als daarmee geen aantasting plaatsvindt van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden. Bovendien is in de regels vastgelegd, dat er geen aantasting mag plaatsvinden van woon- en leefklimaat ter plaatse.

In het detailhandelsbeleid (toelichting hoofdstuk 3.2.1.3) wordt meer ruimte gegeven voor nieuwe winkelinitiatieven in de stad. Dat heeft niet altijd goed uitgepakt (Saturn). Er is een sturing van het assortiment van detailhandel binnen de geboden ruimte nodig.

Antwoord gemeente

In het beleid volgens de Nota Detailhandel wordt de detailhandelsbestemming in de binnenstad ruimte gegeven in de concentratiegebieden van publieksaantrekkende functies. De binnenstad heeft een voorrangspositie in het detailhandelsbeleid.
In het concentratiegebied gaat het om de drukste winkelstraten, zoals de Langestraat en het Sint Jorisplein, maar ook de aanloopstraten daarnaar toe. Juist die aanloopstraten bieden veel mogelijkheden voor vestiging van (nieuwe) kleinschalige winkels. Zo kan een divers en aantrekkelijk totaalaanbod ontstaan van grote en kleine winkels, van landelijke formules en Amersfoortse couleur locale.

De winkelstraten hebben niet allemaal hetzelfde karakter en aanbod. Vanwege die verschillen en de gevolgen die dat heeft voor de functionele mogelijkheden, is in het bestemmingsplan met verschillende bestemmingen een onderverdeling in de straten aangebracht. Binnen de bestemming Centrum is de centrumfunctie bovengeschikt aan wonen (het gebied dat voorheen het kernwinkelgebied werd genoemd) en binnen de bestemming Gemengd zijn centrumfuncties en wonen nevengeschikt (aanloopstraten). Het gemengde karakter komt ook tot uitdrukking in het feit dat in die aanloopstraten wonen ook altijd op de begane grond is toegestaan evenals een breed spectrum van op het publiek gerichte functies. In de bestemming Centrum ligt het accent juist op detailhandel en andere publieksgerichte functies.

Het bestemmingsplan is geen instrument om het assortiment van de winkels te sturen. De Wet ruimtelijke ordening strekt er ook niet toe bedrijven tegen de vestiging van vergelijkbare (concurrerende) bedrijven te beschermen. Bovendien verbiedt Europese regelgeving het economisch ordenen van winkels en assortiment. Dat betekent dat overal in Amersfoort in de binnenstad waar de gronden voor detailhandel zijn bestemd, alle detailhandelsvormen worden toegestaan. Los daarvan is en blijft de binnenstad natuurlijk het belangrijkste gebied voor detailhandel.

De Woonvisie constateert dat de woningbehoefte sterk is gericht op eengezinswoningen. Is onderzocht of dit ook voor de binnenstad geldt? Jonge gezinnen trekken juist naar de wijken buiten de binnenstad.

Antwoord gemeente

Het is juist dat jonge gezinnen vaak naar de buiten de binnenstad gelegen wijken trekken. Gezien het specifieke karakter van de binnenstad is in de Woonvisie gekozen voor meer grondgebonden stadswoningen, appartementen en starterswoningen in de binnenstad. Ook is het uitgangspunt opgenomen om die woningen in hogere dichtheden te realiseren. Dat zorgt voor een woningaanbod voor diverse doelgroepen die in de binnenstad willen wonen en het zorgt voor draagvlak van voorzieningen.
Dat impliceert inderdaad dat woningzoekenden die een eengezinswoning met buitenruimte wensen, zich eerder op andere wijken zullen richten dan op de binnenstad.

In het bestemmingsplan wordt gekozen voor een “gedetailleerd plan op maat”. Dat wil zeggen gedetailleerd waar het kan en globaler en/of flexibeler waar het moet. Het is beter om te kiezen voor “gedetailleerd waar het moet en flexibeler waar het kan”.

Antwoord gemeente

In het bestemmingsplan is gekozen voor een gedetailleerde wijze van bestemmen. Gedetailleerde plannen bieden de beste waarborg voor het bewaken en beschermen van de typische kwaliteiten van de historische binnenstad, die immers voor een groot deel is opgebouwd uit kleine bouweenheden, die elk een individueel karakter hebben en van elkaar verschillen, maar op onderdelen ook veel overeenkomsten vertonen. Die voor het unieke karakter van de historische binnenstad essentiële verschillen moeten worden gehandhaafd. Om die verscheidenheid (binnen de smalle bandbreedte van de overeenkomsten), te waarborgen is een gedetailleerd bestemmingsplan de best werkbare optie. Gedetailleerd bestemmen betekent dat er met betrekking tot de regels voor het bouwen grip kan worden gehouden om te voorkomen dat waarden verloren gaan.

Vernieuwing op het gebied van bouwen wordt uiteraard wel mogelijk gemaakt via bijvoorbeeld afwijkingsregels. Functioneel wordt ook flexibiliteit geboden om ruimte te bieden aan de (economische) dynamiek.

Deze plansystematiek kan inderdaad ook (en misschien zelfs beter) worden aangeduid als “gedetailleerd waar het moet en flexibeler waar het kan”.

Het bestemmingsplan gaat er ten onrechte nog vanuit, dat de raad ter bescherming van de bomen in de stad een “Bomenlijst” zal vaststellen. Nu daar niet toe is besloten, is het van belang om de bomen in de binnenstad een beschermde status te verlenen. Ze maken immers een wezenlijk onderdeel uit van het beschermde stadsgezicht.

Antwoord gemeente

De gemeenteraad heeft op 10 december 2013 niet ingestemd met het voorstel voor het afschaffen van de kapvergunning en de invoering van een bomenlijst. Dit betekent dat de huidige werkwijze met kapvergunningen wordt voortgezet. Voor het kappen van bomen is in de meeste gevallen een omgevingsvergunning voor de activiteit kappen nodig. De grondslag voor deze omgevingsvergunning staat in artikel 2.2 lid 1 onder g Wabo. Dit is verder uitgewerkt in de artikelen 4.10 t/m 4.12 van afdeling 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Bij de besluiten over het al dan niet verlenen van deze vergunning worden alle relevante aspecten gewogen. Hierbij gaat het om de natuurwaarde, landschappelijke waarde, beeldbepalende waarde, cultuurhistorische waarde, waarde voor de leefbaarheid en de waarde voor de directe omgeving (stadsschoon). Wanneer een of meerdere van deze waarden in het gedrang komen, wordt de vergunning geweigerd.
De toelichting bij het bestemmingsplan wordt op dit onderdeel geactualiseerd.

In het Bor is geregeld dat verschillende bouwactiviteiten vergunningvrij mogelijk zijn. Wie controleert of het vergunningvrije bouwen in de binnenstad ook binnen de wettelijke mogelijkheden en grenzen gebeurt?

Antwoord gemeente

De gemeente is verantwoordelijk voor de controle en de handhaving.
Vergunningvrij is overigens niet hetzelfde als regelvrij. Regels op het gebied van zorgvuldigheid, veiligheid en bouwkwaliteit blijven gelden. Vergunningvrije bouwwerken zijn wel uitgesloten van een welstandsbeoordeling. Er is wel een bepaling die ruimte schept voor lokaal maatwerk. Deze bepaling, opgenomen in de Woningwet, is bedoeld om excessen op het gebied van welstand te voorkomen. Als er sprake is van een dergelijk exces ('een evidente en ook voor niet-deskundigen duidelijk herkenbare buitensporigheid van het uiterlijk van een bouwwerk') kan de gemeente repressief optreden.

Hoe verhouden “groene daken“ (hoofdstuk 4.9.5 Vergroenen stedelijke omgeving) zich tot het uitgangspunt van het handhaven van het nog zeer gave dakenlandschap in de binnenstad? Groene daken en gevels passen niet in het historische stadsbeeld.

Antwoord gemeente

Groene daken en gevels kunnen in meerdere opzichten een bijdrage leveren aan de (milieu)kwaliteit van de stedelijke omgeving, maar passen inderdaad niet (altijd) in het historische stadsbeeld. De tekst in de toelichting wordt op dit punt aangevuld. Uitgangpunt is dat gevels in hoofdzaak worden uitgevoerd in baksteen of een vergelijkbaar steenachtig materiaal. Hellende daken moeten worden afgedekt met pannen, leien of zink. Groene daken zouden in voorkomende gevallen wel mogelijk zijn op een plat dak of bij bijhorende bouwwerken (aanbouwen of schuren) achter het hoofdgebouw.

De specifieke inrichting van het openbare onbebouwde gebied is van groot belang voor het handhaven en versterken van de historische kwaliteiten van de binnenstad. Daarover dient meer in het bestemmingsplan te worden vastgelegd.

Antwoord gemeente

De kwaliteit van de openbare ruimte is inderdaad van groot belang in de historische binnenstad. Die aandacht heeft ook in de afgelopen decennia op veel plekken geleid tot een sterke verbetering, in veel opzichten in overeenstemming met de cultuurhistorische waarden van de oude stad. Het gaat dan o.a. om het aanbrengen van een duidelijk profiel van trottoirs, straten en indien aanwezig stoepen en de materialisering.
Het beleid is dan ook gericht op het behoud van waardevolle profielen en materialisering.
Het bestemmingsplan bevat geen eisen voor de specifieke inrichting van de openbare ruimte, anders dan dat daarin het (historische) patroon van straten, pleinen en stegen op de verbeelding helder zijn vastgelegd. De “Nota buitenruimte binnenstad” beschrijft verder hoe de buitenruimte moet worden ingericht en beheerd. Daarnaast is de welstandsnota, die in samenhang met dit bestemmingsplan momenteel wordt geactualiseerd, ook het kader voor ontwikkelingen/objecten in de openbare ruimte (zoals speelvoorzieningen, straatmeubilair, privéstoepen, bestrating- en profielen etc.). In die nota zijn aspecten van vormgeving, materiaal en kleur beschreven.

Zaken die door het gebruik van de openbare ruimte directe gevolgen hebben in het stadsbeeld, zoals terrassen, het aanbrengen van luifels, reclame en dergelijke worden ook niet via het bestemmingsplan geregeld, maar via de welstandsnota en/of andere regelingen, zoals de Algemene plaatselijke verordening.

Er is leegstand van winkels in de binnenstad. Er dient dan ook voorzichtigheid te worden betracht met het versterken van de winkelfunctie door een uitbreiding van het kernwinkelgebied tot de voorzieningenkern (Nota Detailhandel 2011).

Antwoord gemeente

Met betrekking tot leegstaande panden heeft de gemeente geen directe actieve rol. Dit wordt aan de markt overgelaten. Wel is in de Nota Detailhandel (en in dit bestemmingsplan) nadrukkelijk gekozen om in de binnenstad flexibel te zijn met de bestemmingen. De combinatie van functies maakt de binnenstad ook een aantrekkelijke plek voor onder meer recreatief bezoek. Met flexibele bestemmingen kunnen functies makkelijker een plek vinden waar de markt kansen voor ziet en is er meer ruimte voor nieuwe ontwikkelingen. Hierbij gaat het ook om de mogelijkheid om op specifieke plekken publiekstrekkende bestemmingen te veranderen in een andere (woon)bestemming. Voor moeizaam functionerende locaties (zoals bijvoorbeeld het Drakennest) kan dit een uitkomst bieden.

Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om bij wijze van afwijking bijbehorende bouwwerken toe te staan tot 75 m2. De vraag is hoe dit in een beschermd stadsgezicht mogelijk is.

Antwoord gemeente

In de regels van een aantal bestemmingen in het bestemmingsplan is vastgelegd dat bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken om bijbehorende bouwwerken te bouwen tot een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 75 m2, mits het bebouwingspercentage van de bij het hoofdgebouw behorende bijbehorende bouwwerken en overkappingen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 50% en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen die betrekking hebben op de instandhouding van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en ruimtelijke waarden. Deze 'afwijkingsmogelijkheid' is ook al opgenomen in de voorschriften van de nu nog geldende stadsvernieuwingsplannen.
Door middel van de aan de afwijking gekoppelde voorwaarden wordt bereikt, dat er voldoende onbebouwde ruimte resteert (en als tuin kan worden ingericht) en dat te allen tijde de waarden van het beschermde stadsgezicht worden gerespecteerd.
Voor de goede orde wordt erop gewezen dat deze regeling voor bijbehorende bouwwerken niet geldt voor de gronden met de bestemming Tuin. Deze gronden omvatten de monumentale tuinen, de groene binnenterreinen en een aantal tuinen dat grenst aan de plantsoengordel. Dat zijn gebieden die een bijzondere kwaliteit toevoegen aan het beschermde stadsgezicht. Binnen de bestemming Tuin is het niet of zeer beperkt toegestaan om bijbehorende bouwwerken te realiseren.

Het afwijken van de bouwregels samenhangend met invullocaties en vervangende nieuwbouw is niet aan voorwaarden verbonden. Daarmee is onduidelijk wanneer er wel of niet van de afwijkingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt.

Antwoord gemeente

De voorwaarden om “af te wijken” bij invullocaties en vervangende nieuwbouw zijn beschreven in artikel 26.7 van de regels van het bestemmingsplan (“Algemene voorwaarden voor afwijken”). Als belangrijkste criterium geldt, dat met de afwijking geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, zoals beschreven in de cultuurhistorische analyse. Verder moeten bij invullocaties en vervangende nieuwbouw de basisprincipes van historische architectuur en de “schaalladder van gevelelementen” in acht worden genomen. Te allen tijde geldt bovendien dat er vooraf een schriftelijk advies nodig is van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.

Reactie Koninklijke Horeca Nederland

Het is een goede zaak dat een nieuw bestemmingsplan wordt voorbereid. Het plan laat goed zien hoeveel aspecten in de beschouwingen betrokken worden.


Het bestemmingsplan bevat een tegenstrijdigheid tussen de cultuurhistorische aspecten en het economische beleid. Het behoud van de cultuurhistorische kwaliteiten komt tot uitdrukking in een gedetailleerde bescherming. Anderzijds wordt een ruimer economisch vestigingsbeleid gevoerd en wordt erop vertrouwd dat de markt zijn werk doet. De aantrekkelijkheid van de stad wordt bepaald door de mix aan ondernemingen die aanwezig zijn.

Antwoord gemeente

Een van de belangrijkste uitgangspunten voor het bestemmingsplan is de bescherming van de historische kwaliteiten van de binnenstad. Er wordt daarom gekozen voor een 'gedetailleerd bestemmingsplan op maat'. Een gedetailleerd plan biedt de beste waarborg voor het bewaken en beschermen van de typische kwaliteiten ("eenheid in verscheidenheid") van de historische binnenstad. Die bescherming van de historisch-ruimtelijke karakteristiek komt onder meer (maar zeker niet alleen) tot uitdrukking door het in het bestemmingsplan opnemen van een dubbelbestemming "Beschermd stadsgezicht" voor het gehele plangebied. De regels van deze dubbelbestemming waarborgen de bijzondere kwaliteiten van de binnenstad, zoals de afwisseling in bouwmassa, dakvorm, situering en individualiteit per pand.

Hoewel het bestemmingsplan beschermend van aard is, is het niet de bedoeling om de binnenstad "op slot te zetten". Er moet ook een goede balans zijn tussen enerzijds het respecteren van bestaande rechten en handhaving c.q. verbetering van de cultuurhistorische kwaliteiten en anderzijds het mogelijk maken dat de vele binnenstadsfuncties zich ook in de toekomst op een goede wijze kunnen ontwikkelen in een historisch waardevolle omgeving. Vooral de economische beleidskaders zijn voor dat laatste relevant. Dit doel krijgt onder andere gestalte door de uitbreiding van het kernwinkelgebied tot een voorzieningenkern en door het gebruik van centrum(winkel)bestemmingen. Die krijgen een beschrijving van de gebruiksmogelijkheden die op onderdelen ruimer is dan in de geldende (stadsvernieuwings)plannen. Ze bieden zo meer ruimte aan de dynamiek en flexibiliteit van functies in de binnenstad en maken een goede mix van functies en ondernemingen mogelijk.

Het bestemmingsplan bevat geen instrumenten om de samenstelling van ondernemingen in specifieke straten en buurten te beïnvloeden (onder andere een betere afstemming tussen detailhandel en horeca). Daarmee kan in gebieden een monocultuur ontstaan, waarmee ze onaantrekkelijk worden voor bezoekers.
Per deelgebied moet een zorgvuldige afstemming komen tussen horeca enerzijds en detailhandel en andere functies in de stad anderzijds. Nagegaan moet worden welke (geslaagde) combinatie van bestemmingen in de verschillende gebieden het meest passend is.


Antwoord gemeente

De gemeente wil levendigheid in de binnenstad. Deze levendigheid wordt mede bereikt door een mix van horeca en detailhandel. Winkels en horeca zijn niet strijdig met elkaar, maar vullen elkaar juist aan. Horeca speelt ook een belangrijke rol in het versterken van het verblijfsklimaat en de ontmoetingsfunctie van de stad. Daarom is er in de binnenstad voor “zachte horeca” een ruime flexibiliteit in uitbreiding van bestaande en vestiging van nieuwe horeca (Nota Horecabeleid 2013). De gemeente wil en kan daarbij niet sturen op aantallen en/of assortiment (horeca en winkels). Dat wordt aan de markt overgelaten. Alleen voor “harde horeca” wordt vastgehouden aan het beleid, dat deze functie zich primair moet vestigen in de concentratiegebieden (pleinen). Dat heeft te maken met het feit dat deze categorie potentieel (meer) overlastgevend is.


Het zoeken per deelgebied van een combinatie van bestemmingen en functies ligt niet in de rede. Het is niet aan de gemeente om te bepalen welke winkelvloeroppervlakte waar kan en mag komen en in welke branche. Evenmin willen we voorschrijven welke aanvullende functies per deelgebied wel en niet zijn toegestaan. Een dergelijke sturing van de markt is niet gewenst en ook niet mogelijk. Dat neemt niet weg dat er ter uitvoering van de Nota Detailhandel en het actuele horecabeleid wel is gekozen voor een “zonering” van functies in het concentratiegebied voor de detailhandel.

Figuur: concentratiegebied voor detailhandel

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00071-0301_0047.png"

Het concentratiegebied voor de detailhandel omvat een groot aantal straten. Deze straten hebben echter niet allemaal hetzelfde karakter en aanbod. Zo kan een onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de “echte” winkelstraten met een aaneengesloten front van winkels en andere publiekstrekkende functies op de begane grond en anderzijds de aanloopstraten (naar die winkelstraten toe), waar juist meer een mix van functies is gevestigd. Binnen het kernwinkelgebied zelf is weer een verschil zichtbaar tussen de grootschalige en kleinschaliger winkels. Vanwege die verschillen is in het bestemmingsplan met verschillende bestemmingen een onderverdeling in de straten aangebracht. Daarbij zijn afhankelijk van de typering van de straten functies al dan niet toegestaan. In het bestemmingsplan wordt daarbij gewerkt met de verzamelbestemmingen Centrum en Gemengd. Deze bestemmingen lenen zich goed voor een omgeving met een veelheid aan functies. Functieveranderingen zijn hier, onder bepaalde voorwaarden, vrij gemakkelijk te faciliteren.

Binnen de bestemming Centrum is de centrumfunctie bovengeschikt aan wonen (het gebied dat voorheen het kernwinkelgebied werd genoemd) en binnen de bestemming Gemengd zijn centrumfuncties en wonen nevengeschikt (aanloopstraten). Het gemengde karakter komt ook tot uitdrukking in het feit dat in die aanloopstraten wonen ook altijd op de begane grond is toegestaan evenals een breed spectrum van op het publiek gerichte functies.

De belangrijkste winkelstraten worden in het nieuwe bestemmingsplan dus bestemd voor Centrum, waarbij weer een onderscheid is tussen Centrum 1 (grootschalig en modern), Centrum 2 (het gedeelte van de voorzieningenkern, dat kleinschaliger is en waar de nadruk meer ligt op de historische omgeving en de waarde van de panden) en Centrum 3 (de winkel-warenhuizen).

Om redenen van openbare orde krijgt horeca B in het nieuwe bestemmingsplan minder ruime vestigingsmogelijkheden dan horeca A. Dat is niet terecht. De praktijk in de binnenstad wijst uit dat horeca B-vestigingen buiten de pleinen geen risico's opleveren voor de openbare orde. Bovendien is het onderscheid tussen horeca A en horeca B niet scherp te maken. Tal van nieuwe concepten in de horeca laten zich niet goed plaatsen in de gekozen indeling van A en B.

Antwoord gemeente

De regeling in het bestemmingsplan is ontleend aan de door de gemeenteraad op 9 juli 2013 vastgestelde Horecanota Amersfoort. Daarin is grotendeels het beleid uit de horecanota 2006-2010 voortgezet, met op onderdelen nieuwe accenten op basis van recente visies, zoals de economische visie op de binnenstad die in 2009 met partners in de binnenstad is gemaakt, de Visie Werklocaties (2011) en de Structuurvisie Amersfoort 2030.


Volgens dat nieuwe beleid is de toekomstige opgave voor het Stadshart een verdere verstedelijking door meer functiemenging, intensivering en het versterken van de ontmoetingsfunctie van de stad. Horeca vervult hierin een belangrijke rol. De horeca is al een belangrijke drager van (delen van) de binnenstad.
In het nieuwe beleid is horeca A (daghoreca, restaurants en dergelijke) een verrijking van die delen van het Stadshart met een gemengd, 'publiek' karakter, zoals de pleinen, winkelgebieden, aanloopstraten, de routes tussen het station, Eemplein en de binnenstad, Oliemolenkwartier, Eemhaven, Eemplein en Zonnehof. In dergelijke gebieden is de gemeente in het vestigingsbeleid ruimhartig bij nieuwe initiatieven voor horeca A. Voor het kernwinkelgebied staat de gemeente dan ook open voor meer menging van winkelen en horeca. Dit kan betekenen dat er nieuwe horeca A gelegenheden kunnen komen.


Voor nieuwe horeca B (nachthoreca, cafés) wordt vastgehouden aan de bestaande horeca concentratiegebieden (Hof/Lavendelstraat/Groenmarkt en Lieve Vrouwekerkhof, Lieve Vrouwestraat/Krankeledenstraat).Voor dat concentratiebeleid is gekozen omdat horeca B in potentie meer overlast en veiligheidsrisico's meebrengt voor de omgeving. Dat rechtvaardigt ook het onderscheid met de andere horecavestigingen.

Ondanks het ontstaan van nieuwe horecaconcepten is nog steeds een goed onderscheid te maken tussen de verschillende categorieën. In het nieuwe bestemmingsplan is dat wel verder verfijnd. Daarin worden verschillende horecacategorieën onderscheiden. De zwaarste horecacategorie is b. Hieronder vallen cafés, bars en discotheken etc. Ook een brasserie, eetcafé en grandcafe vallen onder deze categorie vanwege de impact van deze voorzieningen op de omgeving. De nadruk ligt hier op het gebruik van alcoholhoudende dranken, vooral in de avonduren.


De zwaarte hangt af van de mate waarin horecabedrijven overlast voor omwonenden kunnen meebrengen. Horeca als restaurants en lunchrooms zijn potentieel weinig overlastgevend. Deze worden aangeduid als 'zachte horeca' en horeca A. Horeca als cafés en discotheken zijn in potentie meer overlastgevend en dan wordt gesproken over 'harde horeca', aangeduid met horeca B.

In het bestemmingsplan wordt de navolgende onderverdeling gehanteerd:

Horeca van categorie a (1) Restaurant, bistro, crêperie, tapasbar, pizzeria, kookstudio Een zelfstandig horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholvrije en alcoholhoudende dranken
Cafeteria, snack bar, grill-room, fastfoodrestaurant, automatiek, snelbuffet Een zelfstandig horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden (al dan niet voor de consumptie ter plaatse), al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholvrije en alcoholhoudende dranken
Lunchroom, konditorei Een zelfstandig (dag)horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide of bewerkte etenswaren al dan niet voor de consumptie ter plaatse
Koffiehuis, theehuis Een zelfstandig (dag)horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstekken van alcoholvrije dranken voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren
Ijssalon Een zelfstandig (dag)horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van consumptie-ijs voor de consumptie ter plaatse
Horeca van categorie b (2) Café, bar, kroeg, bodega, proeflokaal Een zelfstandig horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren
Discotheek, bardancing, danscafé, partycentrum Een zelfstandig horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek, het gelegenheid geven tot dansbeoefening en het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren
Brasserie, eetcafé, grandcafe Een zelfstandig horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse en het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken voor de consumptie ter plaatse

Reactie Woonadviescommissie (WAC) Amersfoort

In het conceptontwerpbestemmingsplan ontbreekt een visie op de binnenstad. Het plan is vooral conserverend en zou meer toekomstgericht kunnen zijn. Door de cultuurhistorische analyse te verankeren in de regels van het bestemmingsplan, wordt het nagenoeg onmogelijk om het stadshart op een natuurlijke manier te laten meegroeien met de aard, omvang en behoeften van de huidige stad. De afwijkingsmogelijkheden in de regels bieden onvoldoende ruimte om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen in de binnenstad.

Antwoord gemeente

Het belangrijkste uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het behoud en de versterking van de bestaande cultuurhistorische kwaliteiten. Daarnaast is het natuurlijk belangrijk dat in deze historisch waardevolle omgeving ook de vele binnenstadsfuncties (detailhandel, horeca, wonen) zich op een verantwoorde wijze kunnen ontwikkelen. In het bestemmingsplan zijn die doelstellingen op een evenwichtige manier afgewogen en op elkaar afgestemd.


Hoewel het bestemmingsplan beschermend van aard is, is het niet de bedoeling om de binnenstad "op slot te zetten". Door middel van afwijkingsbevoegdheden kunnen op gecontroleerde wijze veranderingen worden toegestaan. Daarnaast is het mogelijk gemaakt dat de vele binnenstadsfuncties zich ook in de toekomst op een goede wijze kunnen ontwikkelen. Vooral de economische beleidskaders zijn voor dat laatste relevant. Dit krijgt onder ander gestalte door de uitbreiding van het kernwinkelgebied tot een voorzieningenkern (= concentratiegebied voor de detailhandel volgens de Nota Detailhandel 2011). De centrum(winkel)bestemmingen hebben een beschrijving van de gebruiksmogelijkheden gekregen die op onderdelen ruimer is dan in de geldende plannen. Ze bieden zo meer ruimte aan de dynamiek en flexibiliteit van functies in de binnenstad.
Grote ingrepen zijn niet voorzien. Dat is ook niet het doel van het bestemmingsplan.

Om de winkelstraten voor alle gebruikers aantrekkelijker te maken moet de huidige bestrating worden aangepast (modern tegelwerk/plavuizen) en storende obstakels worden verwijderd. Ook goed openbaar vervoer, in de vorm van kleine elektrische bussen over de singels, draagt bij aan het verbeteren van de aantrekkelijkheid.

Antwoord gemeente

Het bestemmingsplan regelt niets over bestrating of storende obstakels. Het bevat ook geen eisen voor de specifieke inrichting van de openbare ruimte, anders dan dat daarin het (historische) patroon van straten, pleinen en stegen op de verbeelding helder zijn vastgelegd. De gemeentelijke “Nota buitenruimte binnenstad” is het document dat beschrijft hoe de buitenruimte moet worden ingericht en beheerd. Daarnaast is de welstandsnota, die in samenhang met dit bestemmingsplan momenteel wordt geactualiseerd, ook het kader voor ontwikkelingen/objecten in de openbare ruimte (zoals speelvoorzieningen, straatmeubilair, privéstoepen, bestrating- en profielen etc.).

Het is inderdaad belangrijk dat de openbare ruimte zo “leeg” mogelijk wordt gehouden. Dat wil zeggen zo min mogelijk objecten in die openbare ruimte. Voor de vormgeving van de openbare ruimte in de historische stad, is het belangrijk dat sobere terughoudende materialisering van de bestrating wordt toegepast. Een sobere, terughoudende en duurzame materialisering van de 'stadsvloer' door middel van klinker- en flintbestrating in een terughoudend kleurgebruik past het beste in de binnenstad. Modern tegelwerk past niet in het gewenste beeld van de openbare ruimte.

Hoewel de gemeente daar niet over gaat (vanaf 2009 is de provincie verantwoordelijk voor het openbaar vervoer) is het onwenselijk om het openbaar vervoer met kleine bussen te laten plaatsvinden. In het verleden (toen het openbaar vervoer nog onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid viel) is om redenen van bezuiniging besloten om in een deel van de stad met kleine(re) taxibussen te rijden. Het bleek dat de bussen steeds zeer vol zaten en dat ook nog veel reizigers op de halte moesten blijven wachten. Het regende destijds daarom ook klachten. Op de lijnen 5 en 6 (die over de Varkensmarkt rijden) zijn te veel reizigers om met klein materieel te rijden. Ook de Varkensmarkt is een goed gebruikte halte, waar duidelijk behoefte aan is bij veel reizigers. Per dienstregeling 2014 is buslijn 7 geschrapt en is lijn 6 in een hogere frequentie gaan rijden: er rijden nu nog maximaal 10 in plaats van 12 bussen per uur over de route over de Varkensmarkt.


Er is in de binnenstad behoefte aan c.q. belangstelling voor woningen ten behoeve van starters en senioren. Het gebrek aan parkeervoorzieningen beperkt de mogelijkheden voor woningbouw, terwijl wonen juist voor levendigheid zorgt als de winkels dicht zijn.

Antwoord gemeente

In het huidige (verkeersbeleid) is al rekening gehouden met de mogelijkheid om woningen in de binnenstad te bouwen zonder dat daarbij parkeerplaatsen behoeven te worden aangelegd. In de praktijk is gebleken, dat het bij nieuwbouwprojecten wenselijk is om woningen te kunnen aanwijzen als 'woningen/ruimten zonder parkeerplaats', wanneer aanleg van parkeerplaatsen niet mogelijk of wenselijk is. Dit doet zich onder andere voor bij woningen boven winkels. Heeft een woning of ruimte die kwalificatie, dan bestaat er voor de eigenaar of bewoner ervan geen recht op een parkeervergunning op maaiveld.

Inmiddels is ook nieuw parkeerbeleid in voorbereiding (nieuwe parkeernormen en beleidsregels).Voor grotere ontwikkelingen in de binnenstad en daarbuiten is het voornemen om de ontheffingsmogelijkheden te verruimen, zolang dat niet leidt tot een niet-acceptabele parkeersituatie met hoge parkeerdruk. In het huidige beleid wordt het bezoekersaandeel van detailhandel in de binnenstad al niet als parkeereis opgelegd, zolang de parkeergarages parkeerplaatsen beschikbaar hebben. In het nieuwe beleid wordt onder andere voorgesteld om het bezoekersaandeel van alle functies in de binnenstad (en niet alleen detailhandel) vrij te stellen van een parkeereis, zolang de parkeergarages voldoende parkeerplaatsen beschikbaar hebben. Nieuwe functies/voorzieningen zijn zodoende eenvoudiger te realiseren in de binnenstad, zonder dat dat leidt tot parkeeroverlast.

Duurzaamheid kan een belangrijke rol spelen om het wonen in de binnenstad te bevorderen.

Antwoord gemeente

Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard. Bij bouwinitiatieven wordt uiteraard altijd gekeken naar de kansen op het gebied van duurzaamheid. De gehele binnenstad van Amersfoort is door het Rijk aangewezen als beschermd stadsgezicht. Het betekent dat het verduurzamen van de historische binnenstad wel met grootste zorgvuldigheid moet geschieden. Duurzaamheidsmaatregelen dienen te allen tijde te passen binnen de monumentale waarden en het historisch stadsbeeld. Zo mogen het aanbrengen van isolatie of toepassen van duurzame energie de monumentale waarden van panden en het historisch stadsbeeld niet aantasten.

In algemene zin geldt, dat de gemeente controleerbare prestatieafspraken voor de duurzaamheid van gebouwen wil. Daarom is gekozen voor het vastleggen van resultaatverplichtingen met behulp van het landelijke instrument GPR-gebouw. Met dit instrument wordt de duurzaamheidprestatie van een gebouw voor 5 thema's gekwantificeerd. Deze thema's zijn “Energie”, “Milieu”, “Gezondheid”, “Gebruikskwaliteit” en “Toekomstwaarde”. Hiermee wordt ook voor de binnenstad invulling gegeven aan de ambitie van de gemeenteraad om als stad in 2030 CO2 neutraal te zijn en daarmee te voldoen aan de kernwaarde duurzaamheid uit het coalitieakkoord. De bovengenoemde resultaatverplichtingen voor duurzaamheid gelden voor alle bouwprojecten en projecten waarbij de gemeente prestatie- of samenwerkingsconvenanten met externe partners afsluit. Verder geldt voor uitlogende bouwmetalen (koper, lood en zink) een toepassingsverbod. Daarnaast dient uitsluitend FSC gecertificeerde hout of gemodificeerd hout zoals verhit vuren, o.a. Plato, of geacetyleerd hout Accoya toegepast te worden.

Er wordt aandacht gevraagd voor het treffen van voorzieningen voor vogels en vleermuizen bij nieuwbouw.

Antwoord gemeente

Bijna alle gebouwen in de binnenstad zijn potentiële vaste verblijfplaatsen voor gebouwbewonende vleermuizen. Het gaat daarbij om de streng beschermde Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger. Daarnaast zijn gebouwen geschikt voor huismus, zwarte roodstaart en gierzwaluw, soorten waarvan de nestplaats jaarrond beschermd is. Waar mogelijk en nodig worden bij bestaande en nieuwe initiatieven de mogelijkheden voor het treffen van voorzieningen voor het verblijf van de diverse diersoorten onderzocht en aanbevolen.

Op een aantal plekken zijn wijzigingen of aanvullingen in de regels nodig. Vastgelegd moet worden dat alle plannen voor woningbouw in de stad (nieuwbouw en renovaties) vooraf voor advies aan de WAC worden voorgelegd.

Antwoord gemeente

Daarover dienen afzonderlijke afspraken te worden gemaakt in de werk- en behandelprocessen van aanvragen bij de gemeente. Deze afspraken lenen zich niet voor een juridische regeling in het bestemmingsplan.


De opgenomen wijzigingsbevoegdheden in de regels leiden tot willekeur. De desbetreffende regelingen moeten transparanter worden geformuleerd.

Antwoord gemeente

De wijzigingsbevoegdheden in de regels zijn gekoppeld aan heldere criteria. Daarmee is duidelijk onder welke omstandigheden wel of niet van de wijzigingsbevoegdheid gebruik kan worden gemaakt.


In de begrippenlijst moeten de antidubbeltelbepaling en “illegale bouwwerken” worden opgenomen.

Antwoord gemeente

De antidubbeltelbepaling is opgenomen in de regels van het bestemmingsplan. De tekst van die bepaling is ontleend aan de wet. Deze bepaling behoeft daarmee niet aan de begrippenlijst te worden toegevoegd. Het bestemmingsplan bevat geen regeling voor illegale bouwwerken. Ook dit begrip wordt daarom niet opgenomen in de begrippenlijst.

Tenslotte wordt voorgesteld om in de woonbestemming de regelingen voor beroep en bedrijf aan huis en de regeling ten aanzien van de uitoefening van bed & breakfast eenduidig te omschrijven.

Antwoord gemeente

Deze suggestie zal nog nader worden afgewogen. De WAC wordt hierover nog geïnformeerd.

Reactie Gemeentelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit

De commissie spreekt haar waardering uit voor de gedegen toelichting bij het bestemmingsplan en de zorgvuldigheid die is betracht bij het beschrijven en beschermen van de waardevolle elementen.

De vertaling van het gemeentelijke beleid in kaarten, regels en toelichting lijkt zeer compleet, waarbij cultuurhistorie breed is opgevat. Gevraagd wordt of van ieder pand in de stad een gevelbeeld wordt opgenomen in het bestemmingsplan. De regels lijken namelijk zeer behoudend te zijn opgesteld, waardoor het lijkt dat er geen ruimte is om bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw bijvoorbeeld van een andere gevelindeling te voorzien (ook als de huidige gevelindeling niet waardevol of zelfs lelijk is).

Antwoord gemeente

Van een groot aantal bestaande hoofdgebouwen in het gebied van het bestemmingsplan is een gevel(foto)opname gemaakt. Daarbij zijn de bestaande hoogten per pand ingemeten. Door middel van de gevelbeelden worden ook de gevelindeling,-detaillering en -vorm vastgelegd en de breedte van de gebouwen. Daarmee wordt de herkenbaarheid en individualiteit van elk gebouw geregeld. Dit is een belangrijke kwaliteit, die kenmerkend is voor de ontwikkeling en het cultuurhistorische beeld van de stad. De geschiedenis van de binnenstad is hieruit nog steeds af te lezen.

Niet alle panden zijn voorzien van een gevelbeeld. Daarbij gaat het vooral om bestaande veelal (grote) solitaire objecten in de stad. Deze vormen veelal een zelfstandige architectonische eenheid binnen het grotere geheel. Het zijn veelal “jongere” bouwwerken, die niet of niet volledig aansluiten bij de cultuurhistorische kenmerken en schaal van de binnenstad, hoewel zij desondanks wel individuele waarden kunnen bezitten.

Voor deze panden zijn dan ook geen gevelbeelden gemaakt. De goot- en bouwhoogten daarvan zijn op de verbeelding aangegeven. Er zijn bijvoorbeeld geen gevelbeelden gemaakt van de volgende gebouwen of gebouwencomplexen: Beestenmarkt, Waltoren, gedeelte Amicitia, Boldershof, de Flint (met parkeergarage), winkel-woongebouw aan de Grote Haag en het woningbouwcomplex Koestraat.

Het is te allen tijde mogelijk om de gevelindeling van hoofdgebouwen te wijzigen. In de regels (artikel 26) is daarbij wel gekozen voor een systematiek, waarbij aan wijzigingen "zwaardere eisen" worden gesteld naarmate de kwaliteiten van het hoofdgebouw hoger zijn. Daarvoor zijn de panden ingedeeld in orden (1 tot en met 4). Orde 1 panden zijn monumenten. Voor de wijziging daarvan is een vergunning op grond van de Monumentenwet en/of de gemeentelijke Erfgoedverordening nodig. In dat kader wordt getoetst of de gevraagde wijzigingen van bijvoorbeeld de gevel geen onevenredige afbreuk doen aan de cultuurhistorische kwaliteiten van het pand.

Wijzigingen via een afwijking in en aan panden van orde 2 (beeldbepalende panden) zijn alleen mogelijk als wordt gekozen voor een restauratieve aanpak met behoud en herstel van de architectuurhistorische, bouwhistorische en cultuurhistorische waarden van gevels (maar ook van de kap en de interne structuur van het hoofdgebouw). Een restauratieve aanpak houdt in dat alleen wijzigingen mogelijk zijn, die het pand op grond van (bouw)historisch onderzoek en/of een analyse van vergelijkbare panden in zijn oorspronkelijke vorm, kleur, materialisering en detaillering terugbrengen.

Wijzigingen in en aan die panden van orde 3 (beeldondersteunende panden) zijn alleen mogelijk als wordt gekozen voor behoud en herstel van de architectuurhistorische, bouwhistorische en cultuurhistorische waarden van de gevel, de kap en de interne structuur het pand. Er zijn wijzigingen in de architectuur mogelijk, mits deze de oorspronkelijke karakteristieken van het pand niet verstoren en/of het uiterlijk van het pand verbeteren.

Wijzigingen van de panden in orde 4 (afwijkend van de gebiedskarakteristieken) zijn tenslotte mogelijk, waarbij kan worden gekozen uit instandhouding of transformatie van gevels naar een situatie die beter past in het beschermde stadsgezicht c.q. een situatie die meer in overeenstemming is met de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht en de specifieke locatie. Er is ruimte voor herstel en/of verbetering van onder meer (gevel)detaillering, ornamentiek, veranderingen in de architectuur en het stedenbouwkundige volume. Bij orde 4 zijn dus grotere veranderingen mogelijk, waarbij enerzijds kan worden gekozen voor herstel maar anderzijds ook voor een transformatie, die aansluit bij de uitgangspunten van de historische stad, zoals parcellering, gevelindeling en dakenlandschap.

In alle gevallen geldt dat wijzigingen of veranderingen, waaronder de aanpassing van de gevelindeling, alleen mogelijk zijn als die geen onevenredige aantasting betekenen van de in de cultuurhistorische analyse beschreven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht en dat de gemeentelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit over de omgevingsvergunning voor de afwijking heeft geadviseerd.

De commissie vraagt aandacht voor een goede afstemming van de regels van het bestemmingsplan met de aanstaande aanpassing van de welstandsnota voor de binnenstad.

Antwoord gemeente

Bij of na de vaststelling van dit bestemmingsplan zal ook een aanpassing/actualisering van de welstandsnota voor de binnenstad worden doorgevoerd. De inhoud van die nota zal worden afgestemd op de regels van het nieuwe bestemmingsplan en de beschrijving in de cultuurhistorische analyse. In de welstandsnota zullen ook per onderdeel verwijzingen worden opgenomen naar de relevante regels van het bestemmingsplan en de cultuurhistorische analyse. Per onderdeel wordt ook beschreven wat het uitgangspunt is voor de regeling van de welstandsaspecten (het waarom van de regeling).
Bestemmingsplan en welstandsnota vormen daarmee gezamenlijk het kader voor mogelijke veranderingen in de binnenstad.

De commissie stelt vast dat in het bestemmingsplan veel informatie bevat over de gebouwde omgeving. Het is belangrijk dat in het bestemmingsplan ook de betekenis van structurerende elementen, zoals water, kademuren en bomen, tot uitdrukking wordt gebracht.

Antwoord gemeente
Zowel in het bestemmingsplan als in de cultuurhistorische analyse is uitvoerig aandacht geschonken aan deze elementen. De waterlopen met de kenmerkende kademuren behoren tot de belangrijkste kernwaarden van de binnenstad. Ook wordt onderkend dat het “groen” een belangrijke functie is in de binnenstad. Met uitzondering van de plantsoengordel komt het groen minder voor in de openbare ruimte, maar is juist daardoor een waardevol element in het stadsgezicht.

De structuurbepalende elementen, zoals de waterlopen met de kenmerkende kademuren, worden in het bestemmingsplan beschermd door te kiezen voor heldere bestemmingen (Water), waarmee het historisch stedenbouwkundig patroon van de grachten (maar ook van de straten en pleinen) wordt vastgelegd. Door een vergunningstelsel op te nemen in de regels wordt ook grip gehouden op veranderingen van waardevolle ruimtelijke elementen, zoals de kademuren.
Het “Groen” in de binnenstad bestaat (naast de plantsoengordel) uit bomen, bomenstructuren, de monumentale tuinen grenzend aan de openbare ruimte en de binnentuinen. Het uitgangspunt van beleid en de regeling in het bestemmingsplan is dat deze tuinen worden gehandhaafd en zoveel mogelijk vrij blijven van bebouwing. De bomen in de stad worden beschermd via de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Voor het kappen van bomen is in de meeste gevallen een vergunning nodig. Bij de besluiten over het al dan niet verlenen van deze vergunning worden alle relevante aspecten gewogen. Hierbij gaat het om de natuurwaarde, landschappelijke waarde, beeldbepalende waarde en de cultuurhistorische waarde. Wanneer een of meerdere van deze waarden in het gedrang komen, wordt de vergunning geweigerd. Van de APV maakt deel uit een monumentale bomenlijst. Deze lijst wordt op korte termijn geactualiseerd.

7.3.5 Vaststelling bestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 22 januari tot en met 4 maart 2015 ter inzage gelegen waarbij een ieder de mogelijkheid had een zienswijze over het plan kenbaar te maken aan de gemeenteraad. Van deze gelegenheid is door 27 reclamanten gebruik gemaakt. De zienswijzen zijn samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien in de zienswijzennota (doc.nr. # 4920805). Een aantal zienswijzen geeft aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. Ook zijn in de zienswijzennota ambtshalve aanpassingen voorgesteld.

Het bestemmingsplan is samen met de zienswijzennota ter vaststelling voorgelegd aan de gemeenteraad. Op 13 oktober 2015 heeft de gemeenteraad van Amersfoort bij besluitnummer 5034691 het bestemmingsplan “Binnenstad" gewijzigd vastgesteld.

7.4 Handhaving

Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke controle en handhaving ligt op basis van artikel 7.1 van de Wet ruimtelijke ordening bij de gemeente. Daarnaast zijn ook de VROM-Inspectie en de provincie bevoegd tot opsporing van feiten die in het bestemmingsplan strafbaar zijn gesteld.

De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatie-registratiesysteem bij de uitvoering van het bestemmingsplan, onder andere met betrekking tot verleende vergunningen.

In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de belangen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De wijze van toepassing van deze bevoegdheden is geregeld in afdeling 5.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

In het plan zijn instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd kunnen worden de afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en de bevoegdheid om nadere eisen te stellen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Tbv Regeling Beroep En Bedrijf Aan Huis

Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten tbv regeling beroep en bedrijf aan huis

Bijlage 3 Geluidsrapport St. Aegtenkapel D.d. 8 Juli 2011

Bijlage 3 Geluidsrapport St. Aegtenkapel d.d. 8 juli 2011

Bijlage 4 Cultuurhistorische Analyse - Behorende Bij De Regels

Bijlage 4 Cultuurhistorische Analyse - behorende bij de regels

Bijlage 5 Ordekaart - Behorende Bij De Regels

Bijlage 5 Ordekaart - behorende bij de regels

Bijlage 6 Kappenkaart - Behorende Bij De Regels

Bijlage 6 Kappenkaart - behorende bij de regels

Bijlage 7 Kaart Kleine Historische Elementen Behorende Bij De Regels

Bijlage 7 Kaart kleine historische elementen behorende bij de regels

Bijlage 8 Gevelbeelden - Behorende Bij De Regels

Bijlage 8 Gevelbeelden - behorende bij de regels

Bijlage 1 Aanwijzingsbesluit Beschermd Stadsgezicht

Bijlage 1 Aanwijzingsbesluit beschermd stadsgezicht

Bijlage 2 Cultuurhistorische Analyse - September 2015

Bijlage 2 Cultuurhistorische Analyse - september 2015

Bijlage 3 Ordekaart Uit De Cultuurhistorische Analyse

Bijlage 3 Ordekaart uit de Cultuurhistorische Analyse

Bijlage 4 Kappenkaart Uit De Cultuurhistorische Analyse

Bijlage 4 Kappenkaart uit de Cultuurhistorische Analyse

Bijlage 5 Kaart Kleine Historische Elementen Uit De Cultuurhistorische Analyse

Bijlage 5 Kaart Kleine Historische Elementen uit de Cultuurhistorische Analyse

Bijlage 6 Luchtkwaliteit Binnenstad

Bijlage 6 Luchtkwaliteit Binnenstad

Bijlage 7 Geluidsonderzoek Buitenruimte Kleine Haag 3

Bijlage 7 Geluidsonderzoek buitenruimte Kleine Haag 3

Bijlage 8 Externe Veiligheid & Geluid Bestemmingsplan Amersfoort-binnenstad; Projectnummer Sb|g/lekr/533013 Dd. 1 Oktober 2012

Bijlage 8 Externe Veiligheid & Geluid Bestemmingsplan Amersfoort-Binnenstad; projectnummer SB|G/LEKR/533013 dd. 1 oktober 2012

Bijlage 9 Externe Veiligheid & Geluid Emplacement

Bijlage 9 Externe Veiligheid & Geluid emplacement

Bijlage 10 Externe Veiligheid & Geluid Pr Gr Spoor

Bijlage 10 Externe Veiligheid & Geluid PR GR Spoor