KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Wonen - 2
Artikel 6 Waarde - Archeologie Categorie 2 (Dubbelbestemming)
Artikel 7 Waarde - Archeologie Categorie 3 (Dubbelbestemming)
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 13 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Bestemmingsplan
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Historie
2.2 Huidige Situatie
2.3 Nieuwe Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
3.1 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Ruimtelijke Inpasbaarheid
4.1 Landschappelijke Inpasbaarheid
4.2 Archeologie
4.3 Verkeer
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Inleiding
5.2 Bedrijfs- En Milieuzonering
5.3 Bodem
5.4 Flora En Fauna
5.5 Geluid, Luchtkwaliteit En Externe Veiligheid
5.6 Water
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Juridische Planbeschrijving
7.1 Inleiding
7.2 Dit Bestemmingsplan
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Tbv Regeling Beroep En Bedrijf Aan Huis
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak
Bijlage 2 Quickscan Natuurtoets Koedijkerweg 53, Stoutenburg Noord

bestemmingsplan koedijkerweg 53-55

Bestemmingsplan - gemeente Amersfoort

Vastgesteld op 25-02-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Koedijkerweg 53-55 van de gemeente Amersfoort;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0307.BP00080-0301;

1.3 aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 achtergevel:

(oorspronkelijke) gevel aan de achterzijde van een gebouw;

1.6 afhankelijke woonruimte:

een bijbehorend bouwwerk waarin mantelzorg wordt verleend;

1.7 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw en geen bijbehorende bouwwerk zijnde;

1.8 archeologisch belangrijke plaats:

gebied waarin belangrijke archeologische vindplaatsen worden verwacht;

1.9 bebouwing:

één of meer bouwwerken;

1.10 bedrijfsgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.11 beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis:

het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, of het uitoefenen van een kleinschalig bedrijf aan huis die:

  1. a. in de van de regels deeluitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemening zijn aangeduid als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft de gevolgen voor de omgeving;
  2. b. geen horeca, seksinrichtingen en detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit en behoudens internetwinkels;
  3. c. in aard en omvang van de bedrijfsuitoefening met de woonfunctie verenigbaar is;

1.12 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, danwel omgevingsvergunning;

1.13 bestaand gebruik:

gebruik van grond en bouwwerken dat aanwezig is op het moment van inwerkingtreding van het plan;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 Bevi-inrichtingen:

Bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.17 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk- oprichten, vernieuwen, of veranderen en het of vergroten van een bouwwerk;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van kelder en ruimten in de kap;

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.25 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw met een dak;

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.27 dienstverlening publieksgericht:

dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus en dergelijke;

1.28 erf:

al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 geluidsgevoelig gebouw

gebouw dat dient ter bewoning of een ander geluidsgevoelig gebruik als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;

1.31 geluidsgevoelig object

geluidsgevoelig gebouw,geluidsgevoelige ruimte, of geluidsgevoelig terrein als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.32 geluidsgevoelige ruimte

geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.33 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.34 hoofdgebouw:

gebouw, dat op een erf door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.35 huishouden:

een vorm van wonen, zowel in de traditionele vorm van gezin als in de minder traditionele vorm, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van onderlinge verbondenheid tussen de bewoners en continuïteit in de samenstelling;

1.36 internetwinkel:

een specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet tot stand komt, ter plaatse alleen de bijbehorende opslag en distributie plaatsvindt en afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;

1.37 kantoor:

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.38 kap

constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste 1 hellend vlak;

1.39 kelder:

een gedeelte van een gebouw dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw, danwel van een bijbehorend bouwwerk of door het afgewerkte maaiveld, en dat geheel is gelegen onder het afgewerkte maaiveld.

1.40 mantelzorg:

het bieden van hulp die aanvullend, niet beroepshalve aan bejaarden, zieken en andere hulpbehoevenden verleend wordt in of bij een woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en met een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.41 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.42 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.43 overkapping

een ander bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand;

of: een overdekte bebouwde voorziening, die maximaal 2 eigen wanden heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak;

1.44 parkeereis:

het aantal parkeerplaatsen dat op basis van de in Amersfoort geldende parkeernormen nodig is voor een ruimtelijke ontwikkeling;

1.45 peil:

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor de overige gebouwen: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct aan de weg grenst: de kruin van de weg;
  4. d. voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
  5. e. de (maaiveld)hoogte van een voor een erf of erven als zodanig aangegeven punt;
  6. f. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;

1.46 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.47 publieksgerichte beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis:

beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis bestaande uit hoofdzakelijk baliewerkzaamheden of andere diensten die publiek aantrekken, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus, kinderopvang, ateliers en dergelijke; in tegenstelling tot niet-publieksgerichte beroep- en bedrijfsactiviteit aan huis;

1.48 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht; onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een parenclub of prostitutiebedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.49 slopen:

geheel of gedeeltelijk afbreken;

1.50 souterrain:

het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat maximaal 1,2 meter boven het (straat)peil is gelegen;

1.51 verbeelding:

de geometrisch bepaalde planobjecten (voorheen plankaart genoemd);

1.52 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan kennelijk als zodanig aangemerkt diende te worden;

1.53 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige dan wel op de plankaart aangegeven grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, die loopt tot aan de perceelsgrenzen;

1.54 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;

1.55 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de perceelgrens:

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot een bepaalde grens van het erf;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de lengte, breedte en de diepte van een bouwwerk:

tussen de lijnen, getrokken door de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren;

2.8 oppervlakte van bijbehorende bouwwerken:

bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend (gedeelten van) bijbehorende bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat erkers, etc. voor de voorgevel niet meetellen bij de berekening van de oppervlakte;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven, in de vorm van groothandel en productie voor de reclame-industrie (SBI-code (2008) 466, 469 respectievelijk 32999 uit de in bijlage 2 opgenomen Staat van Bedijfsactiviteiten);
  2. b. bedrijfsgebonden, onzelfstandige kantoorruimte ten behoeve van de administratie van het eigen bedrijf;
  3. c. in afwijking van het bepaalde in artikel 10, is ter plaatse van de aanduiding 'opslag' buitenopslag ten behoeve van het ter plaatse gevestigde bedrijf toegestaan.
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, nutsvoorzieningen, wegen en paden, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen, en erven;

met dien verstande dat per bedrijf voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;

3.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

3.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een geluidszoneringsplichtige inrichting en bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Bzro);
  2. b. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van groen-afschermend groen” (sg-ag) is uitsluitend een afschermende groenvoorziening toegestaan;

3.4 Afwijkingen

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wro het plan wijzigen voor het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 2, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden met de bestemming 'Wonen - 2' gelegen hoofdgebouwen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend en onder voorwaarden erkers, ingangspartijen, bergingen en andere bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de aangrenzende bestemming:

4.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden voor het parkeren van auto's.

Artikel 5 Wonen - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. twee-onder-één-kap woningen met bijbehorende bouwwerken;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;

5.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken ten behoeve van een samenhangend bebouwingsbeeld en ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 5.4.1, onder c, ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  1. a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  2. b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  3. c. voor het overige wordt voldaan aan de onder 5.4.1 genoemde voorwaarden.

5.6 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging (zie bijlage 1) wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven en mits het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan.

Artikel 6 Waarde - Archeologie Categorie 2 (Dubbelbestemming)

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie categorie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

6.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 6.1 mag niet ten dienste van de bestemming 'Waarde - archeologie categorie 2' worden gebouwd.

6.3 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, tenzij de oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m2;

  1. a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage,
  2. b. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  3. c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm;
  4. d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
    parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm bedraagt;
  5. e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
  6. f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
    verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  7. g. het omzetten van grasland in bouwland;
  8. h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
    grotere diepte dan 30 cm.

Artikel 7 Waarde - Archeologie Categorie 3 (Dubbelbestemming)

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie categorie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

7.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1 mag niet ten dienste van de bestemming 'Waarde - archeologie categorie 3' worden gebouwd.

7.3 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, tenzij de oppervlakte niet meer bedraagt dan 500m2 :

  1. a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  2. b. het ophogen van de bodem met meer dan 30cm;
  3. c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm;
  4. d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
    parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm bedraagt;
  5. e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
  6. f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
    verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  7. g. het omzetten van grasland in bouwland;
  8. h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
    grotere diepte dan 30 cm.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Bouwregels

9.1 Overschrijding bouwgrenzen

In uitzondering op het bepaalde in hoofdstuk 2 Bestemmingsregels mag de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen worden overschreden, met dien verstande dat:

  1. a. plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen de bouwgrens met ten hoogste 0,3 meter mogen overschrijden;
  2. b. luifels en overstekende daken de bouwgrens met ten hoogste 1 meter mogen overschrijden;
  3. c. bij bouwwerken die boven een openbaar voetpad worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;
  4. d. bij bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4,2 meter dient te worden aangehouden.

9.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bouwen van luifels, balkons, bordessen, trappen, galerijen, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame, mits:

  1. a. de bouwgrens met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
  2. b. de bouwwerken niet lager worden aangebracht dan 4,20 meter boven een rijbaan en 2,20 meter boven een voetpad.

9.3 Parkeren

  1. a. Bij een gebouw moet ten behoeve van het parkeren en het stallen van auto's in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, met dien verstande dat:
    1. 1. de juiste mate van ruimte wordt bepaald met inachtneming van de Nota Parkeernormen 2009 zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag en de door het college vastgestelde bijbehorende beleidsregels;
    2. 2. de in lid a1. bedoelde ruimten voor het parkeren van auto's moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
      • indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2.00 m bij 5,50 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen en bij haaks of gestoken parkeren de ruimte ten minste 2.50 m bij 5,00 m bedragen;
      • indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen en bij haaksparkeren met een uitstapstrook langs het parkeervak ten minste 3,00 m breed en zonder uitstapstrook 3,50 m breed en ten minste 5,00 m lang bedragen.
  2. b. Er kan een parkeernorm worden toegepast die boven de hoge norm ligt mits voldaan wordt aan de de volgende bepalingen:
    1. 1. voldaan moet worden aan het bepaalde in lid a, onder 2.
    2. 2. het te verwachten extra autoverkeer als gevolg van de extra parkeerplaatsen boven de hoge norm leidt niet tot (extra) doorstromingsproblemen op de grote stadswegen.
    3. 3. de aanleg van parkeerplaatsen boven de hoge norm moet een algemeen belang dienen. Zo zullen de parkeerplaatsen die ongebruikt blijven buiten kantooruren op koopavonden en in weekeinden opengesteld voor openbaar gebruik volgens de lokaal vergelijkbaar openbaar parkeerregime.
    4. 4. een parkeergelegenheid met meer dan 200 parkeerplaatsen wordt opgenomen in het gemeentelijke ParkeerrouteInformatieSysteem. De kosten daarvan zijn voor rekening van de aanvrager.

9.4 Laden en lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

9.5 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 9.3 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
  2. b. het bepaalde in lid 9.3, onder a en b, indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend:
    1. 1. een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
    2. 2. een bestemming van het gebouw als parkeergarage, dan wel garagebedrijf.
  3. c. de in lid 4 bedoelde parkeernormen en bedragen, indien door de gemeenteraad nieuwe parkeernormen, dan wel nieuwe bedragen zijn vastgesteld.

Artikel 10 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:

  1. a. van onbebouwde gronden:
    1. 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    2. 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    3. 3. als plaats voor sloop-, reparatie- of andere werkzaamheden aan auto's, anders dan incidentele, reguliere onderhoudswerkzaamheden op beperkte schaal;
    4. 4. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen en LPG;
  2. b. van gebouwen en onbebouwde gronden als seksinrichting.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan:

  1. a. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, abri's, telefooncellen, fietsenstallingen, weegbruggen en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
  2. b. voor het in geringe mate overschrijden van de bestemmings- of bouwgrenzen met ten hoogste 3 m, mits dit noodzakelijk is voor de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing, mits daardoor de geldende oppervlakte van de bij de afwijking betrokken vlakken met niet meer dan 10 % wordt vergroot;
  3. c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;

11.2 Voorwaarden

De afwijkingen als bedoeld in lid 11.1 worden geweigerd indien door het verlenen daarvan:

  1. a. op enig aangrenzend terrein de realisering van de bestemming wordt belemmerd;
  2. b. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende terreinen;
  3. c. daardoor de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

11.3 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4.2 voor het gebruik van aan, uit- en bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen als afhankelijke woonruimte in combinatie met de noodzakelijke verbouw daarvan voor mantelzorg of een mantelzorgwoning, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. door een deskundige is aangetoond dat de afwijking noodzakelijk is in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;
  2. b. door de vestiging van extra woonruimte mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  3. c. de maximale toegestane oppervlakte aan bijgebouwen mag niet worden overschreden, met dien verstande dat de oppervlake van een te plaatsen portocabin ten behoeve van mantelzorg niet wordt meegerekend;
  4. d. de oppervlakte mag maximaal bedragen:
    1. 1. 30 m2 bij mantelzorg voor één persoon;
    2. 2. 50 m2 bij mantelzorg voor twee personen;
  5. e. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd;
  6. f. er mag geen extra ontsluitingsmogelijkheid op de openbare weg worden gemaakt;
  7. g. de aanvrager ter toetsing van de aanvraag om afwijking een bouwkundig rapport overlegt, waarin een overzicht wordt gegeven van:
    1. 1. de bestaande bouwkundige en gebruikssituatie;
    2. 2. de te treffen voorzieningen
    3. 3. de nieuwe (inrichtings)situatie
    4. 4. het terugbrengen in oude staat van de aan- uit en bijgebouwen ná de beïndiging van de mantelzorgsituatie

11.4 intrekking omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders trekken de in artikel 11.3 bedoelde omgevingsvergunning in als de bij het verlenen bestaande noodzaak vanuit oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels

12.1 Wijziging in verband met archeologische waarden

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door het opnemen van de aanduiding “archeologische waarden”, ten behoeve van de bescherming van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, indien uit onderzoek blijkt dat deze gronden hoge archeologische waarden hebben en daarom bescherming behoeven. Daarbij wordt voor deze gronden in ieder geval een aanlegvergunningenstelsel van toepassing voor graafwerkzaamheden dieper dan 0,30 meter.

Artikel 13 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden

13.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden algemeen

Behoudens het bepaalde in lid 13.2, is het ter waarborging van het landschappelijke karakter van het plangebied verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. b. het ophogen en egaliseren van gronden;
  3. c. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge kunnen hebben;

13.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in lid 13.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:

  1. a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  2. b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  3. c. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten tot elk een oppervlakte van 60 m²;

13.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in de voorgaande leden, zijn niet toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in voorgaande leden bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a, voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

14.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht vrijstelling verlenen.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Koedijkerweg 53-55”.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 2 april 2012 heeft de eigenaar van het perceel Koedijkerweg 53-55 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een opslagloods van 504 m². Het betreft het bouwen van een loods ten behoeve van een bedrijf voor opslag, distributie en productie van reclameartikelen. De nieuwe loods vervangt twee te slopen loodsen met een gezamenlijk oppervlak van 356 m².

Het perceel valt in het gebied waarvoor in 2009 het bestemmingsplan "Buitengebied Oost" is vastgesteld. Door een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS)geldt voor dit perceel nog het oude bestemmingsplan "Buitengebied Leusden 1996". Het verzoek is in strijd met dit bestemmingsplan, omdat een gedeelte van het perceel de bestemming 'Wonen (W1)' heeft en de rest van het perceel de bestemming 'Agrarisch gebied met Landschapswaarden (AL)', zonder bouwvlak.

Het bestemmingsplan 'Koedijkerweg 53-55' maakt de bouw van de nieuwe loods mogelijk en repareert het bestemmingsplan voor dit perceel naar aanleiding van de uitspraak van de ABRS.

(zie verder hoofdstuk 2 Planbeschrijving)

1.2 Bestemmingsplan

1.2.1 Ligging en begrenzing van het bestemmingsplan

Het perceel Koedijkerweg 53-55 ligt in het oostelijke buitengebied van Amersfoort, in Stoutenburg Noord. De begrenzing van het plangebied is de perceelsgrens van het perceel Koedijkerweg 53-55.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00080-0301_0001.jpg"

Ligging plangebied in groter geheel

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00080-0301_0002.jpg"

Luchtfoto ligging plangebied

1.2.2 Geldend(e) plan(nen)

Omdat voor het perceel Koedijkerweg 53-55 het bestemmingsplan 'Buitengebied Oost', dat de raad in 2009 heeft vastgesteld, is vernietigd, geldt voor dit perceel het bestemmingsplan 'Buitengebied Leusden 1996' (meer hierover in paragraaf 2.1). Op 10 juni 1996 heeft de raad van de gemeente Leusden dat bestemmingsplan vastgesteld. Hierin heeft een gedeelte van het perceel de bestemming 'Wonen (W1)' en de rest van het perceel de bestemming 'Agrarisch gebied met Landschapswaarden (AL)', zonder bouwvlak. Hiermee is het bestaande bedrijf (en een tweede woning) onder het overgangsrecht geplaatst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00080-0301_0003.jpg"Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied Leusden 1996'

1.3 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding (voorheen:plankaart) waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het bindende deel van het bestemmingsplan.

De toelichting begint na dit eerste inleidende hoofdstuk met een beschrijving van het plan (historie, bestaande en nieuwe situatie) in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 staan de beleidskaders van het project/bestemmingsplan en in hoofdstuk 4 staat hoe de nieuwbouw in zijn omgeving kan worden ingepast. De uitvoeringsaspecten, met name milieubeperkingen, worden in hoofdstuk 5 uiteengezet. De juridische planopzet wordt toegelicht in hoofdstuk 6. Tot slot behandelt hoofdstuk 7 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Historie

In 1995 kwam het college van de gemeente Leusden, waar dit gebied in die periode nog bij hoorde, tot de conclusie dat een deel van het gebruik van de Koedijkerweg 53-55 in strijd was met het geldende bestemmingsplan. Dit hebben zij destijds kenbaar gemaakt aan de eigenaar van het perceel. Na deze mededeling heeft de gemeente Leusden het handhavingstraject niet voortgezet. In 1998 is dit gebied onderdeel geworden van de gemeente Amersfoort.

In 2006 besloot het college van Amersfoort om onder oplegging van een dwangsom de eigenaar van het perceel te dwingen het illegale gebruik op het perceel te stoppen. Tegen dit besluit heeft de eigenaar van het perceel bezwaar gemaakt en vervolgens beroep ingesteld. In april 2008 heeft de Rechtbank dit beroep ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft de eigenaar van het perceel hoger beroep ingesteld, dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) in maart 2009 gegrond heeft verklaard. Het collegebesluit om handhavend op te treden werd vernietigd.


Ondertussen was in het kader van de herzieningen van bestemmingsplannen gestart met de procedure voor het bestemmingsplan 'Buitengebied Oost'. Uitgaande van de beslissing van de Rechtbank van april 2008, was in het nieuwe bestemmingsplan geen rekening gehouden met de illegale situatie aan de Koedijkerweg 53-55. In februari 2009, dus vóór de uitspraak van de ABRS, heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan vastgesteld, waarin het betreffende perceel de bestemming "Woondoeleinden" had gekregen.


Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht (GS) hebben het bestemmingsplan in november 2009 goedgekeurd. De eigenaar van het perceel Koedijkerweg 53-55 heeft hiertegen beroep ingesteld bij de ABRS. In november 2010 heeft de ABRS het beroep gegrond verklaard, omdat GS ten onrechte geen rekening hadden gehouden met de uitspraak van de ABRS van maart 2009.


De conclusie is, dat de bedrijfsactiviteiten en de twee aanwezige woningen een positieve bestemming hadden moeten krijgen in het bestemmingsplan "Buitengebied Oost". In dit bestemmingsplan 'Koedijkerweg 53-55' wordt de bestemming gerepareerd met inachtneming van de uitspraak van de ABRS (zie bijlage 1).

2.2 Huidige Situatie

Het perceel betreft de Koedijkerweg 53-55 in Stoutenburg Noord. Op dit perceel bevinden zich 2 woningen en diverse bedrijfsgebouwen. Deze gebouwen waren in gebruik voor het bedrijf ISCA Nederland B.V., een groothandel voor de reclame-industrie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00080-0301_0004.jpg"Luchtfoto bestaande situatie

2.3 Nieuwe Situatie

Het nieuwe bestemmingsplan zorgt ervoor, dat de overgangsrecht-situatie wordt omgezet naar een positieve bestemming. Dit geldt zowel voor de bebouwing, als voor het gebruik.

Daarnaast maakt dit bestemmingsplan de bouw van een nieuwe loods mogelijk. Het bouwplan betreft het realiseren van een loods van 504 m², ter vervanging van twee loodsen van samen 356 m². De nieuwe loods krijgt een goothoogte van 4 meter en een nokhoogte van 8 meter.

De nieuwe loods wordt gebouwd ten behoeve van de op het perceel gevestigde bedrijven:

  • ISCA Nederland B.V.
  • Holland Snap Frame B.V.
  • SDC Display B.V.
  • Bos Beheer B.V.

De activiteiten van deze bedrijven bestaan uit opslag en distributie, productie van proefmodellen en kleine series displays en van reclametoebehoren voor de reclame-industire en kantoor. Naast de vestiging aan de Koedijkerweg hebben de bedrijven ook een vestiging/activiteiten in Hoevelaken aan De Wel 12a en aan de Stoutenburgerlaan bij nr. 22.

Het plan is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Leusden 1996'. Hierin heeft het perceel geen bedrijfsbestemming, en ter plaatse van de nieuwe loods is geen bouwblok opgenomen.

Het bestaande gebruik en de bestaande bebouwing, zijn in dit bestemmingsplan onder het overgangsrecht geplaatst. Op basis van het overgangsrecht is het niet mogelijk om de gewenste loods te realiseren.

Dit bestemmingsplan maakt de bouw van de nieuwe loods mogelijk, en repareert de bestemming voor dit perceel.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

Omdat het een reparatie van het bestemmingsplan 'Buitengebied Oost' betreft en omdat het een bestemmingsplan slechts één perceel bevat, wordt slechts beperkt ingegaan op het beleidskader.

3.1 Gemeentelijk Beleid

3.1.1 Beleidsvisie Groen Blauwe Structuur maart 2004

Algemeen doel van de gemeente is het behoud van de en de variatie aan landschappen binnen en buiten de stad. De uitgangssituatie voor de Groen Blauwe Structuur van Amersfoort is gunstig. De verschillende landschappen rondom de stad, die voor een deel terug komen in de stad, bieden volop mogelijkheden voor natuurontwikkeling en recreatie. Versterking en het benutten van de differentiatie is dan ook het belangrijkste uitgangspunt voor de Groen Blauwe Structuur.
Het projectgebied aan de Koedijkerweg 53/55 is in de Groen Blauwe Structuur aangewezen als agrarisch gebied (Gelderse Vallei). Het ligt aan de Esvelderbeek een gebied met hoge natuurwaarden. Het bouwplan tast deze kwaliteiten niet aan.

3.1.2 Bestemmingsplan Buitengebied Oost

In het bestemmingsplan 'Buitengebied Oost', waar de Koedijkerweg 53-55 oorspronkelijk in lag, staat het volgende beleid over bestaande niet-agrarische bedrijven:

De bestaande niet-agrarische bedrijven in het plangebied zijn positief bestemd wanneer bedrijfsactiviteiten ter plaatse acceptabel zijn en sanering of verplaatsing naar een bedrijventerrein niet reëel is. Voor de uitbreidingsmogelijkheden van de bestaande bedrijven richt het plan zich op het voorkomen van structurele groei. Wanneer bedrijven zich voornemen structureel te groeien, streeft de gemeente naar verplaatsing naar een bedrijventerrein.

In dit bestemmingsplan hebben alle niet-agrarische bedrijven een bouwvlak gekregen waarbinnen de bedrijfsgebouwen mogen worden opgericht. In de regels is bij de bestemming "bedrijfsdoeleinden" een overzicht opgenomen van de bestaande bedrijvigheid en toegestane hoogten van de gebouwen. Eveneens is opgenomen hoeveel dienstwoningen zijn toegestaan bij de bedrijven. De bestemmingsregeling bestemt nadrukkelijk alleen de vergunde en/of bestaande activiteiten, wel is er een vrijstelling opgenomen voor de omschakeling naar bedrijfsactiviteiten die in dezelfde, of een lichtere, milieucategorie vallen.

Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State (zie bijlage 1) gaat de gemeente het reclamebedrijf van dhr. Bos op deze plek in de toekomst positief bestemmen. Het vervangen van de diverse kleinere gebouwen door één groot gebouw, waarbij geen sprake is van een grootschalige uitbreiding van het gebouw, voldoet aan de toekomstige bestemming. Vooruitlopend hierop wordt meegewerkt aan het bouwplan met een Wabo projectbestluit.

Hoofdstuk 4 Ruimtelijke Inpasbaarheid

Voor zover het in dit bestemmingsplan gaat om het repareren van de bestemming, wordt niet ingegaan op de ruimtelijke inpasbaarheid. Het gaat immers om een al jaren bestaande situatie, die op basis van het overgangsrecht uit het bestmmingsplan 'Buitengebied Leusden 1996' is toegestaan. De ruimtelijke inpasbaarheid wordt beschreven voor de nieuw te bouwen loods, ter vervanging van de twee bestaande loodsen.

4.1 Landschappelijke Inpasbaarheid

Met de aanvrager is overleg geweest over de verschijningsvorm van de nieuwe loods. Het beleid in het buitengebied is dat gebouwen zich moeten voegen in het landschap en niet een verrommeling van dit landschap mogen veroorzaken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00080-0301_0005.jpg"

Luchtfoto met daarop aangegeven de te slopen bebouwing

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00080-0301_0006.jpg"

Situatietekening met voorgestelde landschappelijke inpassing

De nieuwbouw moet passen in het agrarische karakter van Buitengebied Oost. De randvoorwaarden hiervoor zijn:

  • Het gebouw is voorzien van een kap, zodat de schuur zich voegt in het landschap;

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00080-0301_0007.jpg"

Voorbeeld loodsen Stoutenburgerlaan 21a en 21b

  • De goothoogte is maximaal 4 meter. De nokhoogte is maximaal 8 meter. Deze hoogten zijn gerelateerd aan de andere bedrijven in Buitengebied Oost (hogere hoogtes komen niet voor);
  • Geen buitenopslag (met uitzondering van buitenopslag ter plaatse van de aanduiding 'opslag');
  • Het erf wordt landschappelijk ingepassen met houtwallen zodat de bebouwing zoveel mogelijk aan het zicht wordt onttrokken. Aan de zuid en westkant is dit al grotendeels ingepast met bomen. (aan de westzijde zijn dit de bomen in de openbare ruimte);

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00080-0301_0008.jpg"

Foto vanaf de noordwestzijde van het perceel

  • Aan de noordzijde is een houtwal gewenst, zodat de gebouwen en parkeerplaatsen niet te veel in het oog springen (nu wel het geval zie afbeelding);
  • Gedekte donkere kleuren voor het dak en de wanden zodat het gebouw niet in het oog springt;
  • Nokrichting sluit aan op bestaande bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00080-0301_0009.jpg"

Foto vanaf de westzijde van het perceel

Het gebouw krijgt conform de aanvraag een zadeldak en de goothoogte van 4 meter wordt aangehouden. Dit in verband met de benodigde hoogte voor de bedrijfsvoering. Het dak is verdeeld in drie kappen. In deze vorm lijkt het gebouw op een boerenschuur en voegt zich naar het landschap. Bovendien sluit de nokrichting zo aan op de andere bebouwing op het perceel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00080-0301_0010.jpg"

Voorgevel nieuwe bebouwing

Vanuit landschappelijk oogpunt is er geen bezwaar tegen het bouwen van de loods in deze vorm. Twee losse loodsen met een tussenruimte worden vervangen door 1 nieuwe loods. Het totaal te bebouwen oppervlak wordt iets groter, maar de ruimtelijke impact niet omdat hier al loodsen staan.

De Welstandscommissie heeft de aanvraag op 21 december 2011 beoordeeld en aanvaardbaar gevonden.

4.2 Archeologie

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (als onderdeel van de Monumentenwet 1988) in werking getreden. Op grond van de Monumentenwet moeten gemeenten verantwoordelijkheid nemen voor de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden. Deze waarden en verwachtingen zijn aangegeven op de gemeentelijke archeologische beleidskaart, die op basis van archeologische waarnemingen en vondsten, landschappelijke en historische gegevens tot stand is gekomen. De archeologische beleidskaart is door de gemeenteraad vastgesteld op 28 september 2010.

  • Archeologische waarden

Er bevinden zich binnen het plangebied geen bekende archeologische waarden.

  • Archeologische verwachtingen

Op de archeologische beleidskaart is af te lezen, dat het plangebied zich bevindt binnen een gebied met hoge archeologische verwachting:

Dit betekent dat bij plangebieden groter dan 100 m² waarbinnen bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld plaats vinden, voorafgaand een archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

Het plangebied bevindt zich op een dekzandrug, grenzend aan het stroomdal van de Esvelderbeek. Deze situatie met een combinatie van hoge en lage gronden, bood een ideale woon- en verblijfplaats voor zowel jagers-verzamelaars als boeren in de prehistorie en de Middeleeuwen.

In de omgeving van het plangebied zijn vondsten gedaan uit de Steentijden, Bronstijd, IJzertijd en Middeleeuwen.

4.3 Verkeer

Ter plaatse wordt 356 m² gesloopt en 504 m² nieuw gebouwd. Dit betekent een toename van 148 m² bedrijf. In de Nota parkeernormen van de gemeente Amersfoort geldt voor Arbeidsintensieve/ bezoekersextensieve bedrijven (industrie, garagebedrijf, laboratorium, weerkplaats etc) een parkeernorm van 2,0 parkeerplaatsen per 100 m².

Dit betekent dat er er op grond van de parkeernorm 3 extra parkeerplaatsen nodig zijn (148 m² x 2,0 p.p.). Uit de aanvraag blijkt dat er verder voldoende ruimte is om te parkeren op eigen terrein. Daarmee voldoet de aanvraag aan de geldende parkeernorm.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Inleiding

Om te kunnen bepalen of het project in de omgeving past zijn verschillende aspecten beoordeeld. In de voorgaande twee hoofdstukken is gekeken naar het relevante ruimtelijke beleid en naar de lanschappelijke en planologische inpasbaarheid. In dit hoofdstuk wordt aan de hand van de verschillende omgevingsaspecten bekeken of de ontwikkeling op deze locatie mogelijk en wenselijk is.

5.2 Bedrijfs- En Milieuzonering

Om tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten te komen wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. De milieuzonering zorgt voor een voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) in ruimtelijke plannen.

5.2.1 Inrichting Besluit omgevingsrecht

Sinds 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van kracht, kortweg het Activiteitenbesluit genoemd. Met de invoering van dit besluit wordt de systematiek gehanteerd dat alle inrichtingen (die voldoen aan de minimale omvangeisen) onder dit besluit vallen met uitzondering van die inrichtingen die zijn opgenomen in bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Wanneer een inrichting in bijlage 1 is opgenomen is een vergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning) vereist.

In het projectgebied komen geen bedrijven voor die zijn opgenomen in de genoemde bijlage 1 van het Bor.

5.2.2 Nota stankbeleid

Het algemene stankbeleid is door het Ministerie van VROM beschreven in de Herziene Nota Stankbeleid en in aanvulling daarop in de Brief rijksbeleid geur (opgenomen in de NeR). Het algemene uitgangspunt van het geurbeleid is het zoveel mogelijk beperken van geurhinder en het voorkomen van nieuwe hinder. Dit uitgangspunt vormt samen met het toepassen van Beste Beschikbare Technieken (BBT) de kern van het geurbeleid.

Onderdeel van het geurbeleid is dat de lokale overheden de uiteindelijke lokale afweging moeten maken zodat zij rekening kunnen houden met alle relevante belangen om tot een duurzame kwaliteit van de leefomgeving te komen.


Het geurbeleid bestaat uit de volgende beleidslijnen:

  • als er geen hinder is, zijn maatregelen niet nodig;
  • als er wel hinder is, worden maatregelen op basis van BBT afgeleid;
  • voor bepaalde branches is het hinderniveau bepaald en in een bijzondere regeling vastgelegd;
  • de mate van hinder die nog acceptabel is, wordt vastgesteld door het bevoegd gezag;
  • het landelijk geurbeleid is opgenomen in de NeR (Nederlandse emissierichtlijn lucht). De NeR wordt wel beschouwd als een belangrijke richtlijn met betrekking tot emissies aar de lucht. Het heeft echter geen wettelijke status.

5.2.3 Bedrijven- en milieuzonering in relatie tot het projectgebied

In de directe omgeving is geen sprake van bedrijvigheid die in hun bedrijfsuitvoering belemmerd kunnen worden als gevolg van dit bestemmingsplan.

In het projectgebied wordt geen nieuwe functie voorgestaan, waardoor geen belemmeringen voor de omgeving ontstaan.

5.3 Bodem

5.3.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Volgens het Bro zullen burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer onderzoek verrichten naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging.

Omdat er geen sprake is van een functiewijziging, kan in het kader van het Bro een bodemonderzoek achterwege blijven.

5.3.2 Besluit bodemkwaliteit

In 2002 is een bodemkwaliteitskaart en een bodembeheersplan voor de gehele gemeente opgesteld. Op deze kaart ligt het perceel Koedijkerweg 53-55 in een zone die op basis van de bodemkwaliteitskaart is gekwalificeerd als schoon.

Op basis van deze informatie is het niet noodzakelijk een bodemonderzoek uit te voeren. De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor het bouwen van een loods op deze locatie.

5.4 Flora En Fauna

De planlocatie en de directe omgeving liggen buiten (de invloedsfeer van) de EHS, Natura 2000-gebied of een Beschermd Natuurmonument.

In het kader van de Flora- en faunawet is een quickscan uitgevoerd (zie bijlge 2Quickscan Natuurtoets Koedijkerweg 53, Stoutenburg Noord, Ecogroen advies, d.d. 5 juli 2012). Uit deze quickscan blijkt dat door de sloop en nieuwbouw exemplaren en verblijfplaatsen van enkele algemene en laag beschermde kleine zoogdieren en amfibiën verloren kunnen gaan. Voor de aanwezige soorten geldt echter automatisch vrijstelling van de verbodsartikelen 9, 11 en 12. Daarom zijn er geen verplichte vervolgacties nodig.

Algemene broedvogels

Door de werkzaamheden uit te voeren buiten het broedseizoen (begin maart tot eind juli) of door voorafgaand aan het werk te controleren of er broedende vogels of nesten aanwezig zijn, worden nadelige effecten op eventueel aanwezige broedende vogels voorkomen.

Conclusie

Voor de beoogde plannen om de schuren te slopen en hier nieuwbouw te plegen is geen vervolgonderzoek nodig en hoeft ook geen ontheffing te worden aangevraagd.

5.5 Geluid, Luchtkwaliteit En Externe Veiligheid

De bedrijfsloods is geen geluidgevoelig object zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Daarom is het niet nodig de geluidsbelasting van wegen, spoorwegen of industrieterreinen te toetsen.

De nieuwe loods is 148 m² groter dan de twee te slopen loodsen samen.

Er wordt geen extra verkeer gegenereerd door de voorgenomen afwijking van het bestemmingsplan. Ook neemt de personendichtheid niet toe. De luchtkwaliteit en externe veiligheid leveren om die reden geen belemmeringen op.

5.6 Water

Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Dan pas komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld.

In het projectgebied neemt het verhard oppervlak toe met een oppervlakte van ongeveer 150 m². Een wateradvies is vereist wanneer er sprake is van verharding van 1000 m² of meer. Een formeel advies van de waterbeheerder is daarom niet nodig.

Er mogen verder geen uitlogende stoffen worden gebruikt bij het bouwen zoals: koper, zink en geimpregneerd hout.

Het element water vormt geen belemmering voor de ontwikkeling in het projectgebied.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Verplichting vaststelling exploitatieplan

Het vaststellen van een exploitatieplan is alleen aan de orde als er sprake is van zogenaamde aangewezen bouwplannen. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) staat wanneer sprake is van een dergelijk bouwplan (artikel 6.2.1. Bro). De aanvraag van dit bouwplan valt niet onder één van de genoemde categorieën. Daarmee is er, gelet op het bepaalde in artikel 6.12, tweede lid Wet ruimtelijke ordening, geen verplichting tot vaststelling van een exploitatieplan.

Economische uitvoerbaarheid

In het bestemmingsplan Buitengebied Oost heeft de gemeente Amersfoort an het perceel Koedijkerweg 53/55 de bestemming woondoeleinden toegekend. Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht (GS) hebben daar geen goedkeuring aan onthouden. De afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) heeft het besluit tot goedkeuring van GS voor het perceel vernietigd. De ABRS vond dat GS goedkeuring hadden moeten onthouden aan de bestemming woondoeleinden nu de gemeente ten onrechte er geen bedrijfsbestemming aan heeft toegekend. De gemeente is in deze in gebreke gebleven en zal om die reden dan ook de kosten van de bestemmingsplanprocedure voor haar rekening nemen. De kosten worden ten laste gebracht van de gemeentebegroting 2012.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het ontwerpbestemmingsplan en de bijbehorende stukken worden voor een ieder zes weken ter inzage gelegd. Een ieder kan over het ontwerpbestemmingsplan en de andere documenten zienswijzen naar voren brengen. De gemeenteraad beslist vervolgens over de zienswijzen en over de vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Juridische Planbeschrijving

7.1 Inleiding

7.1.1 Wat is een bestemmingsplan

Een bestemmingsplan bepaalt hoe de gronden gebruikt mogen worden, of er ergens gebouwd mag worden en wat voor bebouwing dat mag zijn. Het gaat om het toelaten van bepaalde gebruiksmogelijkheden (toelatingsplanologie). De grondgebruiker (zoals eigenaar, huurder) mag de functie die het bestemming geeft uitoefenen. Dit houdt in dat de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een aangewezen bestemming daadwerkelijk te realiseren, maar ook dat de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen die in strijd is met de gegeven bestemming, of in strijd met het bestemmingsplan mag bouwen.

Het is belangrijk om voor de toekomstige en bestaande bebouwing en functies een bestemmingsregeling te ontwerpen die zo veel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen. Het plan dient, met andere woorden, flexibel en doelmatig te zijn, en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover, dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.

7.1.2 Waaruit bestaat een bestemmingsplan

Een bestemmingsplan bestaat uit:

  • De verbeelding (voorheen plankaart).
  • De regels (voorheen voorschriften).
  • De toelichting.

De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. Hierin staat hoe een plan tot stand is gekomen, een beschrijving van het gebied en wat de bedoelingen van de gemeente zijn in het plangebied.

7.1.3 Procedurebepalingen bij afwijking en wijziging

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat in afdeling 3.4 bepalingen over de openbare voorbereidingsprocedure van een groot aantal uiteenlopende besluiten van bestuursorganen. De procedure is van toepassing als dat bij wettelijke regel is bepaald, of als het bestuursorgaan (in casu het gemeentebestuur) dit zelf heeft bepaald.

Uit praktische overwegingen is het zinvol zoveel mogelijk die uniforme openbare voorbereidingsprocedure te volgen in de gevallen dat een procedure, met o.a. publicatie van het ontwerp-besluit en bezwaarmogelijkheden, nodig wordt geacht.

Het voorliggende bestemmingsplan bevat enige afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden die qua “zwaarte” en reikwijdte directe gevolgen kunnen hebben voor andere belanghebbenden dan de aanvrager van de afwijking.

7.2 Dit Bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. In de volgende paragraaf wordt nog een nadere uitleg gegeven over de regels in het bestemmingsplan.

7.2.1 Regels

De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt. Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels.
  2. 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Elk artikel kent de volgende opzet: eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw-en/of gebruiksregels.
  3. 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het gehele plan. Het zijn achtereenvolgens een antidubbeltelbepaling, algemene gebruiksregels en een bepaling uitsluiting aanvullende werking bouwverordening.
  4. 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

Hieronder volgt een uitleg van een aantal bestemmingen die het bestemmingsplan kent. Sommige bestemmingen spreken voor zich en worden daarom niet nader toegelicht.

Naast de bestemmingen kent het bestemmingsplan ook dubbelbestemmingen. Een dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik voor het behoud en de bescherming van de in de dubbelbestemming aangegeven waarden. De dubbelbestemming functioneert naast de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.

Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Functieaanduidingen en bouwaanduidingen worden opgenomen in het artikel van de bestemming waarin ze voorkomen. Gebiedsaaanduidingen hebben een eigen artikel omdat deze aanduidingen zich meestal over meerdere bestemmingen uitstrekken.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Tbv Regeling Beroep En Bedrijf Aan Huis

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten tbv Regeling beroep en bedrijf aan huis

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak

Bijlage 1 Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak

Bijlage 2 Quickscan Natuurtoets Koedijkerweg 53, Stoutenburg Noord

Bijlage 2 Quickscan Natuurtoets Koedijkerweg 53, Stoutenburg Noord