KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Detailhandel
Artikel 4 Horeca
Artikel 5 Gemengd - 2
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Maatschappelijk
Artikel 8 Tuin
Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 10 Wonen
Artikel 11 Wonen - 1
Artikel 12 Wonen - 4
Artikel 13 Woongebied - 1
Artikel 14 Woongebied - 2
Artikel 15 Waarde - Archeologie (Dubbelbestemming)
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 16 Anti-dubbeltelregel
Artikel 17 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 18 Algemene Bouwregels
Artikel 19 Algemene Gebruiksregels
Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
Artikel 23 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Bestemmingsplan
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskaders
2.1 Inleiding
2.2 Ruimtelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Historie Van Het Project
3.2 Nieuwe Situatie
3.3 Stedenbouwkundige Visie
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Hoofdlijnen Milieubeleid / Kaders Geluid, Luchtkwaliteit En Externe Veiligheid
4.2 Milieugevolgen Van Aanwezige Bovengrondse En Ondergrondse Infrastructuur
4.3 Milieugevolgen Van Bestaande Bedrijven In En Rond Het Plangebied
4.4 Milieugevolgen Als Gevolg Van De Nieuw Te Bouwen Woningen En Het Nieuwe Abc Cluster
4.5 Opvang En Afvoer Van Water & Waterkwaliteit
4.6 Bodemkwaliteit
4.7 Groencompensatie
4.8 Flora En Fauna / Ecologie
4.9 Archeologie
4.10 Verkeersbewegingen En Parkeerdruk
4.11 Duurzaamheid
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Regels In Dit Bestemmingsplan
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Inleiding
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.4 Handhaving
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Tbv Regeling Beroep En Bedrijf Aan Huis
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek (Januari 2013)
Bijlage 2 Aanvullend Akoestisch Onderzoek (Oktober 2013)
Bijlage 3 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 4 Bijlage Bij Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 5 Marktonderzoek Woningbouw (November 2011)
Bijlage 6 Marktonderzoek Woningbouw (Mei 2013)
Bijlage 7 Stedenbouwkundig Plan Abc Cluster En Omgeving
Bijlage 8 Bodemonderzoek
Bijlage 9 Bomeneffectrapportage
Bijlage 10 Verplaatsingsonderzoek De Windroos Maart 2008
Bijlage 11 Parkeeronderzoek Liendert 2008
Bijlage 12 Parkeeronderzoek Liendert 2011
Bijlage 13 Bodemonderzoek Speeltuinlocatie

ABC cluster Liendert e.o.

Bestemmingsplan - gemeente Amersfoort

Vastgesteld op 26-11-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan ABC cluster Liendert e.o. van de gemeente Amersfoort;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0307.BP00084-0301;

1.3 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 achtergevel

(oorspronkelijke) gevel aan de achterzijde van een gebouw;

1.6 afhankelijke woonruimte

een bijbehorend bouwwerk waarin mantelzorg wordt verleend;

1.7 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw en geen bijbehorende bouwwerk zijnde;

1.8 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de vestiging van een antenne;

1.9 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.10 archeologisch belangrijke plaats

gebied waarin belangrijke archeologische vindplaatsen worden verwacht;

1.11 bebouwing

één of meer bouwwerken;

1.12 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bebouwingsoppervlak geeft;

1.13 bedrijfsgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.14 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein;

1.15 bedrijfsvloeroppervlakte/brutovloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.16 beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis:

het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, of het uitoefenen van een kleinschalig bedrijf aan huis die:

  1. a. in de van de regels deeluitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemening zijn aangeduid als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft de gevolgen voor de omgeving;
  2. b. geen horeca, seksinrichtingen en detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit en behoudens internetwinkels;
  3. c. in aard en omvang van de bedrijfsuitoefening met de woonfunctie verenigbaar is;

1.17 beschermd stadsgezicht:

groepen van onroerende zaken en terreinen, hieronder begrepen bomen, straten, pleinen, bruggen en water, die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meerdere monumenten bevinden en die ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988 als zodanig zijn aangewezen;

1.18 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, danwel omgevingsvergunning;

1.19 bestaand gebruik:

gebruik van grond en bouwwerken dat aanwezig is op het moment van inwerkingtreding van het plan;

1.20 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.21 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.22 Bevi-inrichtingen:

Bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.23 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.24 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, of veranderen en/of het vergroten van een bouwwerk;

1.25 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.26 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van kelder en ruimten in de kap;

1.27 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.28 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.29 bouwmarkt:

detailhandel met een verkoopvloeroppervlak, waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden, zowel aan vakman als particulier;

1.30 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.31 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.32 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw met een dak;

1.33 bijzondere woonvoorzieningen:

vorm van wonen die voorziet in de aangepaste woonbehoefte van personen of groepen van personen, voor wie reguliere woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn;

1.34 café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;

1.35 cafetaria/snackbar/afhaalservice:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwakalcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.36 coffeeshop:

een alcoholvrij horecabedrijf ten aanzien waarvan de burgemeester in beginsel de handel in hasjiesj en hennep (ook stekjes) zoals omschreven in lijst II behorend bij de Opiumwet, ook wel aangeduid als hasj, marihuana, weed, wiet of stuff, heeft toegestaan;

1.37 cultuurhistorische waarde:

de waarde, gevormd door de duidelijke herkenbaarheid van de historische ontwikkeling van bebouwing, nederzetting en/of landschap, in de structuur, de ruimte en de ruimtevormende elementen daarvan;

1.38 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.39 detailhandel in grove bouwmaterialen:

detailhandel in materialen voor de ruwbouw van gebouwen en dergelijke zoals stenen, zand, beton, bestratingsmateriaal en hout;

1.40 detailhandel in tuininrichtingsartikelen:

detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen worden aangeboden;

1.41 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van de verkoop van auto's, motoren, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, woninginrichting grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven;

1.42 dienstverlening:

het beroepsmatig verlenen van diensten, met uitzondering van prostitutie, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt in:

  1. a. administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening en dergelijke;
  2. b. het verrichten van administratieve en daarmede gelijk te stellen werkzaamheden, al dan niet met daaraan ondergeschikte baliewerkzaamheden;

1.43 dienstverlening publieksgericht:

dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus en dergelijke;

1.44 discotheek of dancing:

een horecabedrijf dat tot doel heeft het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen in combinatie met het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse;

1.45 distributieplanologisch onderzoek (dpo)

een onderzoek dat uitsluitsel kan geven over de uitbreidings- en groeimogelijkheden voor de detailhandel in een bepaald winkelgebied, waarbij het distributieplanologisch verzorgingsniveau voor de consument centraal staat. Afzetgebied en omgevingsfactoren als parkeren, bereikbaarheid en uitstraling worden daarbij betrokken;

1.46 erf:

al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.47 erotisch getinte horeca:

een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal en tevens het bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

1.48 evenementen:

grootschalige, periodieke en/of meerdaagse manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen en thematische markten;

1.49 extensieve recreatie:

recreatief medegebruik van gronden, zoals fietsen, paardrijden, varen, vissen, wandelen en zwemmen;

1.50 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.51 geluidsbelasting vanwege wegverkeer

de geluidsbelasting in Lden (zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en bepaald conform de Wet geluidhinder) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;

1.52 geluidsgevoelig gebouw

gebouw dat dient ter bewoning of een ander geluidsgevoelig gebruik als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;

1.53 geluidsgevoelig object

geluidsgevoelig gebouw,geluidsgevoelige ruimte, of geluidsgevoelig terrein als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.54 geluidsgevoelige ruimte

geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.55 geluidsreducerende maatregelen

fysieke en niet-fysieke maatregelen gericht op het reduceren van de geluidsbelasting vanwege industrie-, bedrijfs of wegverkeerslawaai op geluidsgevoelige objecten, of maatregelen die daar niet specifiek op gericht zijn doch wel tevens een geluidsreducerende uitwerking hebben, zoals bijvoorbeeld verkeersmaatregelen, het aanbrengen van geluidsarm asfalt, geluidswallen of -schermen of de aanleg van nieuwe wegen elders die tot gevolg hebben dat de verkeers- en de geluidsbelasting afneemt;

1.56 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.57 gemeentelijk stadsgezicht:

groepen van onroerende zaken en terreinen, hieronder begrepen bomen, straten, pleinen, bruggen en water, die een samenhangend beeld vormen dat van belang is wegens de schoonheid, het karakter of de cultuurhistorische waarde van het geheel, die zijn vermeld op de gemeentelijke lijst van stadsgezichten;

1.58 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.59 grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting:

detailhandel in meubelen en artikelen ten behoeve van de inrichting van een woning en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 1.000 m²;

1.60 hoofdgebouw:

gebouw, dat op een erf door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.61 horeca van categorie a:

dienstverlening door middel van de exploitatie van restaurants, snackbars, ijssalons en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven waar het gebruik van (alcoholhoudende) drank ondergeschikt is aan het nuttigen van etenswaren;

1.62 horeca van categiorie b:

dienstverlening door middel van de exploitatie van cafés, dancings, bowling-centra en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven waar het gebruik van etenswaren ondergeschikt is aan het gebruik van alcoholhoudende drank;

1.63 horeca van categorie c:

dienstverlening door middel van de exploitatie van sportkantines, buurt-huizen, hotels etc, welke exploitatie niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt en ten dienste staat van de hoofdfunctie, welke op het perceel dan wel in het gebouw wordt uitgeoefend;

1.64 horeca van categorie h:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of het verstrekken van alcoholische of niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse;

1.65 huishouden:

een vorm van wonen, zowel in de traditionele vorm van gezin als in de minder traditionele vorm, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van onderlinge verbondenheid tussen de bewoners en continuïteit in de samenstelling;

1.66 internetwinkel:

een specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet tot stand komt, ter plaatse alleen de bijbehorende opslag en distributie plaatsvindt en afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;

1.67 kantoor:

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.68 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.69 kap

constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste 1 hellend vlak;

1.70 kelder:

een gedeelte van een gebouw dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw, danwel van een bijbehorend bouwwerk of door het afgewerkte maaiveld, en dat geheel is gelegen onder het afgewerkte maaiveld;

1.71 koekoek

een met keerwanden uitgevoerd bouwwerk ter hoogte van het snijpunt van de gevel en het maaiveld dat voorziet in de licht- en luchttoetreding van de onderbouw en geen toegang tot het gebouw mag zijn;

1.72 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van wegen en waterlopen, zoals een brug, duiker of viaduct, alsmede beeldende kunst;

1.73 landgoed:

een functionele eenheid, bestaande uit bos of natuur al dan niet in combinatie met agrarische gronden met een productiedoelstelling; vormen van bos- en landbouw kunnen deel uitmaken van de bedrijfsvoering; het geheel is openbaar toegankelijk; op het landgoed staat één of meer wooncomplexen met tuinen van allure en uitstraling; kenmerkend voor de inrichting van het landgoed is een raamwerk van wegen, waterlopen, lanen en singels, waarbinnen de verschillende ruimtegebruiksvormen zijn gerangschikt; het geheel vormt een ecologische, economische en esthetische eenheid waarvan de invulling is geïnspireerd door het omringende landschap, de cultuurhistorie en de bodemgesteldheid;

1.74 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, medische, sociale, culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en opvangvoorzieningen;

1.75 manege:

activiteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het stallen van paarden en/of pony's en het berijden en verzorgen van paarden en pony's, waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen;

1.76 mantelzorg:

het bieden van hulp die aanvullend, niet beroepshalve aan bejaarden, zieken en andere hulpbehoevenden verleend wordt in of bij een woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en met een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.77 nevenactiviteit:

een activiteit die maximaal 40% van de oppervlakte van het hoofdgebouw beslaat;

1.78 nevenassortiment

een assortiment dat qua omvang ondergeschikt is aan het assortiment van de hoofdactiviteit en daar vanwege de aard niet mee in overeenstemming is en maximaal 10% van de oppervlakte van het hoofdgebouw beslaat;

1.79 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.80 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.81 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte) van een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;

1.82 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.83 opvangvoorzieningen:

opvang, vooral van kinderen, in speciaal daarvoor ingestelde verblijven;

1.84 overbouwing:

een deel van een gebouw, gelegen boven het peil, vrij van het aansluitende afgewerkte terrein, dat ter weerszijden wordt ondersteund door hetzelfde gebouw;

1.85 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.86 overkapping

een ander bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand;

1.87 parkeereis:

het aantal parkeerplaatsen dat op basis van de in Amersfoort geldende parkeernormen nodig is voor een ruimtelijke ontwikkeling;

1.88 particulier opdrachtgeverschap:

situatie dat de burger of een groep van burgers –in dat laatste geval georganiseerd als rechtspersoon zonder winstoogmerk – volledig juridische zeggenschap heeft over en verantwoordelijkheid draagt voor het gebruik van de grond, het ontwerp en de bouw van de eigen woning;

1.89 peil:

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor de overige gebouwen: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct aan de weg grenst: de kruin van de weg;
  4. d. voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
  5. e. de (maaiveld)hoogte van een voor een erf of erven als zodanig aangegeven punt;
  6. f. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;

1.90 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.91 prostitutie:

het aanbieden van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding;

1.92 prostitutiebedrijf:

een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt, een erotische massagesalon mede begrepen;

1.93 publieksgerichte beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis:

beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis bestaande uit hoofdzakelijk baliewerkzaamheden of andere diensten die publiek aantrekken, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus, kinderopvang, ateliers en dergelijke; in tegenstelling tot niet-publieksgerichte beroep- en bedrijfsactiviteit aan huis;

1.94 recreatieve voorzieningen:

overdekte en onoverdekte recreatieve accommodaties;

1.95 recreatiewoning:

een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve, niet-permanente bewoning;

1.96 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht; onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een parenclub of prostitutiebedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.97 slopen:

geheel of gedeeltelijk afbreken;

1.98 sociale huurwoning:

huurwoning, waarbij de aanvangshuurprijs ligt onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarvan de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname verzekerd is;

1.99 sociale koopwoning:

koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste het bedrag genoemd in artikel 26, tweede lid, onder g, van het Besluit beheer sociale huursector, waarvan de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname verzekerd is;

1.100 souterrain:

het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat maximaal 1,2 meter boven het (straat)peil is gelegen;

1.101 speeltoestel

ander bouwwerk ten behoeve van het spelen, zoals wipkippen, schommels en glijbanen;

1.102 sportvoorzieningen:

overdekte en onoverdekte sportaccommodaties;

1.103 stacaravan:

een caravan of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden;

1.104 telecommunicatiemast:

een constructie die uitsluitend of mede bedoeld is voor het bevestigen en dragen van telecommunicatieapparatuur;

1.105 verbeelding:

de geometrisch bepaalde planobjecten (voorheen plankaart genoemd);

1.106 verkoopvloeroppervlak:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.107 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan kennelijk als zodanig aangemerkt diende te worden;

1.108 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige dan wel op de plankaart aangegeven grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, die loopt tot aan de perceelsgrenzen;

1.109 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;

1.110 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

1.111 woonark of waterwoning:

een schip met een rechthoekige hoofdvorm die niet op varen duidt, dat gelegen is op een vaste ligplaats en bedoeld is voor permanente bewoning;

1.112 woonschip:

een varend schip met een als zodanig herkenbaar uiterlijk dat geschikt is voor permanente bewoning;

1.113 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.114 zorginstelling

instelling waar zorg wordt verleend, zoals een verzorgingshuis, een verpleeghuis of een hospice.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de perceelgrens:

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot een bepaalde grens van het erf;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de lengte, breedte en de diepte van een bouwwerk:

tussen de lijnen, getrokken door de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren;

2.8 oppervlakte van bijbehorende bouwwerken:

bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend (gedeelten van) bijbehorende bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat erkers, etc. voor de voorgevel niet meetellen bij de berekening van de oppervlakte;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Detailhandel

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. algemene detailhandelsdoeleinden, met uitzondering van detailhandel in volumineuze goederen, grove bouwmaterialen en tuininrichtingsartikelen en grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting;
  2. b. aan detailhandel verwante bedrijfsactiviteiten en publieksgerichte dienstverlening;
  3. c. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals parkeer- en nutsvoorzieningen;

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

3.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

3.3 Afwijking

Artikel 4 Horeca

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. op de begane grondlaag: de doeleinden zoals hierna beschreven ter plaatse van de aanduidingen:
aanduiding doeleinden
horeca van categorie a horecabedrijven die, gelet op de aard en omvang ervan, zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in geringe mate storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies in de omgeving van deze horecabedrijven, zoals restaurants, snackbars, ijssalons, fritures en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven
  1. b. op de verdieping(en): wonen.
  2. c. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen, parkeer-, nuts- en groenvoorzieningen;

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

4.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, alsmede nutsvoorzieningen toegestaan.

4.3 Afwijking

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wro de bestemming wijzigen naar een bestemming "Gemengd-2", mits de wijziging geen onevenredig nadelige gevolgen voor de omgeving heeft in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast en waarbij wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de nota parkeernormen Amersfoort 2009 d.d. 27 januari 2009.

Artikel 5 Gemengd - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. op de begane grondlaag voor de daarbij genoemde doeleinden:
    1. 1. algemene detailhandelsdoeleinden, met uitzondering van detailhandel in volumineuze goederen, bouwmarkten en grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting;
    2. 2. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van educatieve en medische dienstverlening, openbare dienstverlening, buurthuizen en wijkcentra;
    3. 3. administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening;
    4. 4. bedrijven die in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten in bijlage 1 zijn aangeduid als categorie 1;
  2. b. op de verdieping(en): wonen
  3. c. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer-, nuts- en groenvoorzieningen.

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

5.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming alsmede nutsvoorzieningen toegestaan.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de hoogte van de hoofdbebouwing bij vervangende nieuwbouw, waarbij de hoogte van het bestaande hoofdgebouw uitgangspunt is.

5.4 afwijking

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, bermen en beplantingen;
  2. b. parken en plantsoenen;
  3. c. waterhuishoudkundige voorzieningen, watergangen en -partijen inclusief de daarbij behorende onderhoudspaden en/of -stroken, met inachtneming van de keur van het waterschap;
  4. d. voet- en fietspaden;
  5. e. in- en uitritten uitsluitend voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen;
  6. f. speeltoestellen;
  7. g. objecten voor beeldende kunst;
  8. h. geluidwerende voorzieningen;
  9. i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming, zoals abri's, beheerdersgebouwtjes, alsmede nutsvoorzieningen toegestaan.

6.3 Afwijking

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. onderwijsvoorzieningen, peuterspeelzalen, kinderopvang, sociale voorzieningen, levensbeschouwelijke en religieuze voorzieningen, culturele voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening, sportvoorzieningen en speelvoorzieningen ten behoeve van de onderwijs- en (kinder)opvangvoorzieningen;
  2. b. horeca van categorie c;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsgebied': tevens openbaar verblijfsgebied, een speeltuin en speelterreinen;
  4. d. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, fietsenstallingen en buitenbergingen, met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag van een omgevingsvergunning.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming, alsmede nutsvoorzieningen.

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 8 Tuin

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend en onder voorwaarden erkers, ingangspartijen, bergingen en andere bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de aangrenzende bestemming:

8.3 Afwijken van de bouwregels

5.3.1 Hogere erfafscheidingen op de erfgrens tussen aaneengebouwde woningen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.3 ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen, met dien verstande dat:
  1. a. de erfafscheidingen uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
  2. b. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelsgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
  3. c. de bouwhoogte niet meer dan 2 meter bedraagt;
  4. d. de erfafscheiding tevens op de naar de weg gekeerde perceelsgrens mag worden gebouwd indien de woning niet beschikt over een achtertuin. In dit geval is het genoemde bij b. niet van toepassing.
  1. 2. Afwijking als bedoeld in dit artikel kan slechts worden verleend, mits:
    1. 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    2. 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt geschaad.

5.3.2 erkers tot de zijdelingse perceelsgrens

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 ten behoeve van het bouwen van erkers en ingangspartijen tot op één van de zijdelingse perceelsgrenzen, wanneer aangrenzend en gelijktijdig op het buurperceel een soortgelijke erker of ingangspartij wordt gebouwd.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden voor het parkeren van auto's.

Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonerven, woonstraten, pleinen en speelvoorzieningen;
  2. b. ontsluitingswegen, bestaande uit ten hoogste 1 rijstrook;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. in-/uitritten;
  6. f. bermen en groenvoorzieningen;
  7. g. geluidwerende voorzieningen;
  8. h. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 9.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van ten hoogste 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
  2. b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties, bovengeleidingsportalen, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende) kunstwerken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken max. bouwhoogte
palen, masten en reclame- en andere tekens 10 m
verlichtingsmasten en antenne-installaties 12 m
luifels en ander straatmeubilair 4 m
andere overkappingen 3 m
verkeerstekens en -regelinstallaties, (beeldende) kunstwerken en geluidwerende voorzieningen 10 m
erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken 2 m

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garage'.

10.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend :

  1. a. het gebruik van garageboxen als woonruimte;
  2. b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.

Artikel 11 Wonen - 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. eengezinswoningen met bijbehorende bouwwerken;
  2. b. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:
    1. 1. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
    2. 2. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
      • het woonkarakter van de woning;
      • de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
    3. 3. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
    4. 4. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
    5. 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
    6. 6. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
    7. 7. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging (bijlage 2)zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
    8. 8. geen buitenopslag plaatsvindt;
    9. 9. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

11.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend :

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als woonruimte;
  2. b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.

11.5 Afwijken van de gebruiksregels

11.6 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 12 Wonen - 4

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen in gestapelde vorm met de bijbehorende bouwwerken;
  2. b. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:
    1. 1. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
    2. 2. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
      • het woonkarakter van de woning;
      • de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
    3. 3. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
    4. 4. maximaal
    5. 5. 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
    6. 6. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
    7. 7. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
    8. 8. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging (bijlage 2) zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
    9. 9. geen buitenopslag plaatsvindt;
    10. 10. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

12.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend :

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als woonruimte;
  2. b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.

12.5 Afwijken van de gebruiksregels

12.6 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 13 Woongebied - 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. eengezinswoningen met bijbehorende bouwwerken;
  2. b. verkeersdoeleinden;
  3. c. groen- en speelvoorzieningen;
  4. d. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:
    1. 1. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
    2. 2. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
      • het woonkarakter van de woning;
      • de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
    3. 3. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
    4. 4. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
    5. 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
    6. 6. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
    7. 7. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging (bijlage 2)zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
    8. 8. geen buitenopslag plaatsvindt;
    9. 9. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;

13.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

13.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.3, ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:

    1. 1. de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
    2. 2. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
    3. 3. de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.

13.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend :

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als woonruimte;
  2. b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.

13.6 Afwijken van de gebruiksregels

13.7 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 14 Woongebied - 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen in gestapelde vorm met de bijbehorende bouwwerken;
  2. b. verkeersdoeleinden;
  3. c. groen- en speelvoorzieningen;
  4. d. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:
    1. 1. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
    2. 2. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
      • het woonkarakter van de woning;
      • de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
    3. 3. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
    4. 4. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
    5. 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
    6. 6. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
    7. 7. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging (bijlage 2)zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
    8. 8. geen buitenopslag plaatsvindt;
    9. 9. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;

14.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

14.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2.3, ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:

    1. 1. de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
    2. 2. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
    3. 3. de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.

14.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend :

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als woonruimte;
  2. b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.

14.6 Afwijken van de gebruiksregels

14.7 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 15 Waarde - Archeologie (Dubbelbestemming)

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

15.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - archeologie' uitsluitend andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m worden gebouwd.

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  2. b. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  3. c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm;
  4. d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
    parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm bedraagt;
  5. e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
  6. f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
    verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  7. g. het omzetten van grasland in bouwland;
  8. h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
    grotere diepte dan 30 cm.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 16 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 17 Algemene Aanduidingsregels

17.1 Geluidszone - weg

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - weg' mogen in afwijking van Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels , geen nieuwe woningen worden gebouwd,geluidsgevoeligeruimten worden ingericht of gronden in gebruik worden genomen, waardoor die aangemerkt kunnen worden als een geluidsgevoelig object, tenzij:
    1. 1. de geluidsgevoelige ruimten in de woningen of andere geluidsgevoelig objecten zodanig worden vernieuwd, veranderd of vergroot dat daarbij de afstand tot de weg niet wordt verkleind;
    2. 2. zodanig dat de geluidsbelasting vanwege wegverkeer op de gevels van de woning of de geluidsgevoelige ruimte niet hoger zal zijn dan geldende voorkeursgrenswaarde of;
    3. 3. zodanig dat de geluidsbelasting vanwege wegverkeer op de woning of de geluidsgevoelige ruimte niet hoger zal zijn dan een vastgestelde hogere grenswaarde.
  2. b. Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 42.2 sub a ten behoeve van de bouw of uitbreiding van een woning of ander geluidsgevoelig object, met dien verstande dat de geluidsbelasting op de gevels van geluidgevoelige objecten vanwege het wegverkeerslawaai niet hoger zal zijn dan de verkregen hogere grenswaarde.

Artikel 18 Algemene Bouwregels

18.1 Overschrijding bouwgrenzen

In uitzondering op het bepaalde in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels) mag de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen worden overschreden, met dien verstande dat:

  1. a. plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen de bouwgrens met ten hoogste 0,3 meter mogen overschrijden;
  2. b. luifels en overstekende daken de bouwgrens met ten hoogste 1 meter mogen overschrijden;
  3. c. bij bouwwerken die boven een openbaar voetpad worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;
  4. d. bij bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4,2 meter dient te worden aangehouden.

18.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bouwen van luifels, balkons, bordessen, trappen, galerijen, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame, mits:

  1. a. de bouwgrens met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
  2. b. de bouwwerken niet lager worden aangebracht dan 4,20 meter boven een rijbaan en 2,20 meter boven een voetpad.

18.3 Parkeren

  1. a. Bij een gebouw moet ten behoeve van het parkeren en het stallen van auto's in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, met dien verstande dat:
    1. 1. de juiste mate van ruimte wordt bepaald met inachtneming van de Nota Parkeernormen 2009 zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag en de door het college vastgestelde bijbehorende beleidsregels;
    2. 2. de in lid a.1 genoemde parkeernorm flexibel is tot een maximum, in die gevallen waarvoor in de genoemde Nota Parkeernormen een dergelijk maximum is opgenomen en onder de volgende voorwaarden:
      • voor kantoren op intercity- of knooppuntlocaties en detailhandel op intercity- of knooppuntlocaties geldt dat de initiatiefnemer een mobiliteitsprofiel opstelt en door de gemeente laat toetsen en dat de initiatiefnemer een financiële bijdrage levert aan de gemeente per extra te realiseren parkeerplaats voor bedrijfsgericht parkeren ter grootte van de in de bijlage van de Nota Parkeernormen genoemde bedragen;
      • voor kantoren op snelweg- of overige locaties en woningen op snelweg- of overige locaties geldt dat de initiatiefnemer een mobiliteitsprofiel opstelt en door de gemeente laat toetsen.
    3. 3. de in lid a bedoelde ruimten voor het parkeren van auto's moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
      • indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2.00 m bij 5,50 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen en bij haaks of gestoken parkeren de ruimte ten minste 2.50 m bij 5,00 m bedragen;
      • indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen en bij haaksparkeren met een uitstapstrook langs het parkeervak ten minste 3,00 m breed en zonder uitstapstrook 3,50 m breed en ten minste 5,00 m lang bedragen.
  2. b. In afwijking van het bepaalde in lid 1,a geldt dat voor ontwikkelingen in de binnenstad de parkeereis opgelost wordt in bestaande of nieuw te realiseren parkeervoorzieningen aan de rand van de binnenstad.
  3. c. Er kan een parkeernorm worden toegepast die boven de hoge norm ligt mits voldaan wordt aan de de volgende bepalingen:
    1. 1. voldaan moet worden aan het bepaalde in lid a, onder 2.
    2. 2. het te verwachten extra autoverkeer als gevolg van de extra parkeerplaatsen boven de hoge norm leidt niet tot (extra) doorstromingsproblemen op de grote stadswegen.
    3. 3. de aanleg van parkeerplaatsen boven de hoge norm moet een algemeen belang dienen. Zo zullen de parkeerplaatsen die ongebruikt blijven buiten kantooruren op koopavonden en in weekeinden opengesteld voor openbaar gebruik volgens de lokaal vergelijkbaar openbaar parkeerregime.
    4. 4. een parkeergelegenheid met meer dan 200 parkeerplaatsen wordt opgenomen in het gemeentelijke ParkeerrouteInformatieSysteem. De kosten daarvan zijn voor rekening van de aanvrager.

18.4 Laden en lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

18.5 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 18.3 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
  2. b. het bepaalde in lid 18.3, onder a en b, indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend:
    1. 1. een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
    2. 2. een bestemming van het gebouw als parkeergarage, dan wel garagebedrijf.
  3. c. de in lid 4 bedoelde parkeernormen en bedragen, indien door de gemeenteraad nieuwe parkeernormen, dan wel nieuwe bedragen zijn vastgesteld.

Artikel 19 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:

  1. a. van onbebouwde gronden:
    1. 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    2. 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaar¬tui¬gen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    3. 3. als plaats voor sloop-, reparatie- of andere werkzaamheden aan auto's, anders dan incidentele, reguliere onderhoudswerkzaamheden op beperkte schaal;
    4. 4. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen en LPG;
  2. b. van gebouwen en onbebouwde gronden als seksinrichting.

Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels

20.1 Afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan:

  1. a. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, abri's, telefooncellen, fietsenstallingen, weegbruggen en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
  2. b. voor het in geringe mate overschrijden van de bestemmings- of bouwgrenzen met ten hoogste 3 m, mits dit noodzakelijk is voor de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing, mits daardoor de geldende oppervlakte van de bij de afwijking betrokken vlakken met niet meer dan 10 % wordt vergroot;
  3. c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;

20.2 Voorwaarden

De afwijkingen als bedoeld in lid 20.1 worden geweigerd indien door het verlenen daarvan:

  1. a. op enig aangrenzend terrein de realisering van de bestemming wordt belemmerd;
  2. b. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende terreinen;
  3. c. daardoor de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

20.3 mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1, lid 12.1, lid 13.1 of lid 14.1 voor het gebruik van aan, uit- en bijgebouwen bij woningen als afhankelijke woonruimte in combinatie met de noodzakelijke verbouw daarvan voor mantelzorg of een mantelzorgwoning, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. door een deskundige is aangetoond dat de afwijking noodzakelijk is in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;
  2. b. door de vestiging van extra woonruimte mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  3. c. de maximale toegestane oppervlakte aan bijgebouwen mag niet worden overschreden, met dien verstande dat de oppervlake van een te plaatsen portocabin ten behoeve van mantelzorg niet wordt meegerekend;
  4. d. de oppervlakte mag maximaal bedragen:

30 m2 bij mantelzorg voor één persoon;

50 m2 bij mantelzorg voor twee personen;

  1. e. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd;
  2. f. er mag geen extra ontsluitingsmogelijkheid op de openbare weg worden gemaakt;
  3. g. de aanvrager ter toetsing van de aanvraag om afwijking een bouwkundig rapport overlegt, waarin een overzicht wordt gegeven van:
    1. a. de bestaande bouwkundige en gebruikssituatie;
    2. b. de te treffen voorzieningen
    3. c. de nieuwe (inrichtings)situatie
    4. d. het terugbrengen in oude staat van de aan- uit en bijgebouwen ná de beïndiging van de mantelzorgsituatie

20.4 intrekking omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders trekken de in lid 20.3 bedoelde omgevingsvergunning in als de bij het verlenen bestaande noodzaak vanuit oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels

21.1 Wijziging in verband met archeologische waarden

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door het opnemen van de aanduiding “archeologische waarden”, ten behoeve van de bescherming van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, indien uit onderzoek blijkt dat deze gronden hoge archeologische waarden hebben en daarom bescherming behoeven. Daarbij wordt voor deze gronden in ieder geval een aanlegvergunningenstelsel van toepassing voor graafwerkzaamheden dieper dan 0,30 meter.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 22 Overgangsrecht

22.1 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

22.2 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht vrijstelling verlenen.

Artikel 23 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “ABC cluster Liendert e.o.”.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De locatieontwikkeling 'ABC cluster Liendert en omgeving' is onderdeel van het programma Amersfoort Vernieuwt. Het doel van Amersfoort Vernieuwt is om het leven in de wijken op veel gebieden prettiger te maken, bijvoorbeeld door het realiseren van voorzieningen in de wijk of door met gerichte acties de leefbaarheid en veiligheid in de wijken te verbeteren. Hiervoor zijn plannen bedacht die tussen 2007 en 2020 worden uitgevoerd. Bewoners en organisaties in de wijk hebben meegedacht over die plannen en worden zoveel mogelijk betrokken bij het verder uitwerken ervan. Amersfoort vernieuwt is een gezamenlijk initiaitef van de gemeente en de woningbouwcorporaties de Alliantie en Portaal.

Aanleiding voor de locatieontwikkeling 'ABC cluster Liendert en omgeving' is dat de huidige basisscholen in het plangebied, te weten de Windroos en de Wiekslag, in verouderde panden gehuisvest zijn. Daarnaast zet de gemeente Amersfoort in op de vorming van de 'Amersfoort Brede Combinatie' (ABC) scholen in de wijken. Dit is de Amersfoortse variant van brede scholen, die in heel Nederland worden gerealiseerd. Brede scholen of ABC scholen zijn samenwerkingsverbanden tussen minstens één school en andere partijen, waardoor een totaalpakket aan voorzieningen voor kinderen en hun ouders ontstaat op één locatie. Vaak wordt onderwijs gekoppeld aan voor- en naschoolse opvang of peuterspeelzalen, maar ook combinaties met welzijn, sport of een bibliotheek komen voor.

De Amersfoortse Brede Combinatie (ABC)-school biedt minimaal een combinatie van onderwijs, opvang en welzijn. Hét kenmerk van de ABC-scholen is de inhoudelijke samenwerking tussen scholen en andere instellingen.

Amersfoort hanteert voor haar ABC-scholen de volgende uitgangspunten:

  • hoogwaardige samenwerking
  • een breed aanbod voor kinderen van 0-12 jaar
  • maatwerk per wijk
  • waar mogelijk onder één dak
  • ouders betrekken en ondersteunen
  • sociale contacten in de wijk versterken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0001.jpg"

Doelstelling is dat alle wijken in Amersfoort, dus ook Liendert, een ABC school hebben. Op dit moment is in Liendert nog geen ABC school aanwezig. Wel werken in Liendert meerdere partijen al samen onder de naam 'ABC Liendert'. Het betreft alleen een samenwerkingsverband, de partijen die samenwerken zijn gehuisvest in verschillende panden verspreid over de wijk Liendert. De huidige ABC Liendert partners zijn:

  • Protestants Christelijke basisschool de Windroos
  • Openbare basisschool de Wiekslag
  • Stichting Welzijn Amersfoort (SWA)
    1. 1. De Groene stee
  • Stichting Kinderopvang Amersfoort (AKA)
    1. 1. Peuterspeelzaal de Hobbit, locatie Leeuwerikstraat
    2. 2. Peuterspeelzaal de Hobbit, locatie Pelikaanstraat
    3. 3. Kinderdagverblijf de Dobbelsteen
  • Stichting Kinderopvang Nederland (SKON)
    1. 1. Buitenschoolse opvang de Blauwe Steenvis

De schuingedrukte voorzieningen worden gehuisvest in een nieuw te bouwen ABC school tussen de Wiekslag en Leeuwerikstraat. Daarnaast is de verplaatsing van een deel (500 m2) van speeltuin 't Vogelnest naar het schoolplein bij de ABC school onderdeel van de plannen. Hiermee ontstaat één plein in de wijk waar spelen en onderwijs samen komen. Het plein moet een centraal ontmoetingspunt in de wijk worden, aansluitend op de doelstelling om sociale contacten in de wijk te versterken.

Met de realisering van de ABC school Liendert en het schoolplein waar ook ruimte is voor een speeltuin ontstaat er centraal in de wijk Liendert één locatie waar meerdere samenwerkingspartners een totaalpakket aan voorzieningen gericht op kinderen en ouders aanbieden. Het voorzieningenaanbod in Liendert raakt hierdoor minder versnipperd.

In onderstaande afbeelding is goed te zien welke bestaande functies in Liendert naar het nieuw te bouwen ABC - schoolgebouw worden verplaatst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0002.jpg"

De verplaatsing van functies naar het nieuwe gebouw (of naar het plein in het geval van de speeltuin) heeft tot gevolg dat de verouderde gebouwen van school de Wiekslag en Peuterspeelzaal Bonte Stee, in het gebied tussen de Pelikaanstraat en Ibisstraat, kunnen worden gesloopt. Op deze locatie worden ongeveer 46 nieuwe woningen gebouwd, zodat de bestaande woonbuurten ten oosten en westen van dit plangebied aan elkaar worden 'gehecht'. De nieuw te bouwen woningen krijgen, net als de al bestaande woningen in de omgeving, twee lagen en een kap. Ook een deel van speeltuin 't Vogelnest valt vrij. Hier wordt een appartementengebouw gebouwd, omringd door groen. Het gebouw wordt maximaal 4 bouwlagen hoog.

De nieuw te bouwen ABC school met ontmoetingsplein, samen met de twee woningbouwlocaties, vormen samen het ABC cluster Liendert en omgeving.

Het toekomstige gebruik en de toekomstige bouwmogelijkheden binnen het ABC cluster zijn niet passend binnen het nu geldende bestemmingsplan "Amersfoort Oost". In dat bestemmingsplan is namelijk de bestaande situatie in de wijk als uitgangspunt genomen, waardoor bijvoorbeeld het bouwen van nieuwe woningen niet is toegestaan. Toen bestemmingsplan Amersfoort Oost werd opgesteld waren de plannen voor het ABC cluster Liendert nog niet uitgewerkt. Nu is dat wel het geval, waardoor het bestemmingsplan voor dit gebied kan worden aangepast. Met dit nieuwe bestemmingsplan geven we (onder andere) aan waar wij nieuwbouw willen toestaan, hoe groot en hoe hoog die nieuwbouw mag zijn en welke functies zijn toegestaan op welke locaties. Hierdoor weten omwonenden en bezoekers op voorhand wat op deze locatie maximaal is toegestaan. Bij verdere uitwerking van de plannen voor het ABC cluster moeten de regels uit dit nieuwe bestemmingsplan worden opgevolgd.

1.2 Bestemmingsplan

1.2.1 Ligging en begrenzing van het bestemmingsplan

Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt in de wijk Liendert en is als volgt begrensd (vanaf het noorden met de klok mee):

- Trekvogelweg

- Ibisstraat

- Wiekslag

- Oostelijke perceelgrens van school de Windroos

- Leeuwerikstraat

- Rietzangerstraat

- Wetselijke perceelgrens en het verlengde hiervan van het islamitisch centrum

- Wiekslag

- Pelikaanstraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0003.jpg"

Ligging van het plangebied

1.2.2 Geldend(e) plan(nen)

Tot het moment van in werking treding van dit bestemmingsplan geldt in het plangebied het bestemmingsplan "Amersfoort Oost", dat op 2 oktober 2012 door de gemeenteraad is vastgesteld en op 13 december 2012 in werking is getreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0004.jpg"

Uitsnede bestemmingsplan 'Amersfoort Oost'

In bestemmingsplan Amersfoort Oost is te zien dat de schoolgebouwen in het plangebied een Maatschappelijke bestemming hebben, met een aanduiding 'onderwijs'. Binnen de aanduiding onderwijs zijn onderwijsvoorzieningen, kinderdagverblijven en voor- en naschoolse opvang toegestaan. De bouwvlakken laten bebouwing van maximaal 1 bouwlaag toe en volgen niet exact de huidige grenzen van de gebouwen. In de huidige situatie kunnen de scholen dus nog binnen het bouwvlak iets uitbreiden. Het gebouw van school de Wiekslag mag aanvullend worden afgedekt met een kap.

Ook de peuterspeelzalen hebben een maatschappelijke bestemming, ditmaal met een aanduiding 'jeugdopvang'. Binnen de aanduiding jeugdopvang zijn peuterspeelzalen, kinderdagverblijf en voor- en naschoolse opvang toegestaan. De bouwvlakken zijn om de huidige gebouwen heen gelegd, uitbreiding binnen het bouwvlak is niet meer mogelijk. De gebouwen mogen uit maximaal 1 bouwlaag bestaan. Het gebouw van peuterspeelzaal de Bonte Stee mag aanvullend worden afgedekt met een kap.

Speeltuin 't Vogelnest heeft een bestemming "Cultuur en Ontspanning'. Om een bestaan gebouwtje in de speeltuin is een bouwvlak gelegd, uitbreiding hiervan is niet mogelijk. Het gebouw mag uit maximaal 1 bouwlaag bestaan en mag daarnaast worden afgedekt met een kap. In het gebouw is ondergeschikte horeca mogelijk, behorend bij de speeltuin.

De bestaande (speel)pleinen in het gebied hebben een bestemming Verkeer-verblijfsgebied. De pleinen zijn voor een ieder vrij toegankelijk. Het bestaande groen in het plangebied is ook groen bestemd.

1.2.3 Besluitvorming tot nu toe

Voorafgaand aan vaststelling van dit bestemmingsplan zijn er al besluiten genomen over het ABC cluster Liendert e.o. In chronologische volgorde zijn dit:

Wanneer? Wie? Wat?
18 december 2012 Gemeenteraad Vaststelling ruimtelijk uitgangspunten en randvoorwaarden, ambititiedocument, programma van eisen en financiële kaders.
26 december 2012 College Voorleggen van de startnotitie "bestemmingsplan ABC cluster Liendert en omgeving" aan de raad en het adviseren van het presidium om voor het bestemmingsplan de procedure de volgen van model 2.

De genoemde besluiten en alle bijbehorende stukken zijn terug te vinden op de website van de gemeente Amersfoort.

1.3 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen:

  1. 1. De verbeelding (of: plankaart), waarop de bestemmingen en de bouwvlakken met eventueel eisen over de maatvoering zijn aangegeven.
  2. 2. De planregels, waarin de regels bij de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen.
  3. 3. De toelichting, waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven en de ruimtelijke keuzes zijn gemotiveerd.

Het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan wordt gevormd door de verbeelding en de regels. De toelichting wordt vooral gebruikt om uit te leggen waarom gekozen is voor bepaalde bestemmingen en bouwregels. Zo kan het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan beter geïnterpreteerd worden.

Indeling toelichting

Deze toelichting begint met een beschrijving van de beleidskaders in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 is het plan beschreven, waarbij een vergelijking is gemaakt tussen de oude en de nieuwe situatie. In hoofdstuk 4 zijn de omgevingsaspecten beschreven: welke gevolgen heeft de nieuwbouw op de omgeving en is de omgeving geschikt voor de toekomstige nieuwe functies? Worden kwetsbare functies zoals flora en fauna en archeologische waarden voldoende beschermd in de plannen? Al deze vragen worden hier beantwoord. In hoofdstuk 5 staat een juridische planbeschrijving. Hier worden de regels van het bestemmingsplan nader toegelicht, als hulp bij het lezen en begrijpen van de juridische regeling van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 6 gaan we in op de uitvoerbaarheid van het plan. Niet alleen geven we een toelichting op de financiële haalbaarheid van de plannen, ook gaan we in op de vraag hoe omwonenden, gebruikers en andere belanghebbenden bij de planvorming zijn betrokken en hoe hun meningen hierin betrokken zijn. Dit noemen wij de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Indeling regels

De regels van het bestemmingsplan zijn ingedeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de begripsbepalingen, hier staan definities van woorden die in de bouwregels of de regels over het gebruik van gronden worden gebruikt. Tevens staat in dit hoofdstuk een beschrijving van de wijze van meten. Deze beschrijving kan bijvoorbeeld worden gebruikt om te bepalen vanaf welk punt gemeten moet worden als het terrein om een gebouw verschillende hoogtes kent. In hoofdstuk 2 staan de regels die horen bij de bestemmingen die te zien zijn op de verbeelding. In hoofdstuk 3 staan algemene regels. De algemene regels gelden voor alle bestemmingen op de verbeelding en moeten dus ook altijd worden geraadpleegd. Tot slot staat in hoofdstuk 4 een omschrijving van het overgangsrecht: hoe gaan we om met al aanwezig gebruik van grond of met al bestaande bouwwerken die niet passend zijn in het nieuwe bestemmingsplan? De regels worden afgesloten met een slotregel, waarin staat hoe het bestemmingsplan wordt aangehaald.

Indeling verbeelding

Op de verbeelding is voor alle gronden in het plangebied aangegeven welke bestemming geldt. Daarnaast bevat de verbeelding bouw- en functieaanduidingen. Met aanduidingen geven we aan dat op een specifieke locatie een aparte regeling geldt binnen de hoofdbestemming. Zo kan bijvoorbeeld met een aanduiding 'kap' worden aangegeven dat ter plekke een gebouw mag worden afgedekt met een kap. Gebouwen waar zo'n aanduiding niet is opgenomen moeten dan plat worden afgedekt.

Door op een locatie in de digitale versie van de verbeelding te klikken, zijn alle relevante bestemmingsplangegevens voor de betreffende locatie te zien.

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk staat een overzicht van de inhoud van al het (vastgestelde) beleid dat ruimtelijk relevant is en daarmee invloed heeft op dit bestemmingsplan. Als een bestemmingsplan afwijkt van eerder vastgesteld beleid dan moet dit toegelicht en gemotiveerd worden. Daarom bekijken we per beleidskader of dit bestemmingsplan daaraan voldoet en zo niet, of we daar van willen afwijken en waarom. De toets van dit bestemmingsplan aan de geldende beleidskaders is omkaderd.

Indien bepaald beleid niet voorkomt in dit hoofdstuk dan betekent dit dat het niet relevant is voor dit plangebied. Vanwege de beperkte omvang en de locatievan de ontwikkeling wordt volstaan met een beschrijving van het gemeentelijke beleid en is een beschrijving van het rijks- en provinciale beleid achterwege gelaten. De ontwikkeling raakt geen rijks- of provinciale belangen.

2.2 Ruimtelijk Beleid

2.2.1 Amersfoort Vernieuwt

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0005.jpg"

Met Amersfoort Vernieuwt werken de gemeente Amersfoort, de Alliantie en Portaal aan betere buurten met goede woningen. Buurten waar mensen zich veilig voelen en prettig met elkaar samenleven, leren en werken. Dat is de kernboodschap van Amersfoort vernieuwt, een samenwerkingsverband tussen de gemeente Amersfoort en de woningcorporaties de Alliantie en Portaal. Het doel van Amersfoort Vernieuwt is om het leven in de wijken op veel gebieden prettiger te maken. Het wonen bijvoorbeeld, maar

ook het samenleven en de voorzieningen in de wijk. Hiervoor zijn plannen bedacht die tussen 2007 en 2020 worden uitgevoerd. Bewoners en organisaties in de wijk hebben meegedacht over die plannen en worden zoveel mogelijk betrokken bij het verder uitwerken ervan.

Op www.amersfoortvernieuwt.nl is een uitgebreide beschrijving opgenomen van alle plannen die samen Amersfoort vernieuwt vormen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0006.jpg"

Overzicht van Amersfoort vernieuwt projecten in Liendert, via de website

De ontwikkeling van een ABC cluster en van nieuwe woningen in de omgeving is binnen het project Amersfoort vernieuwt aangewezen als één van de maatregelen om Liendert verder te verbeteren en te ontwikkelen.

Een ander Amersvoort vernieuwt project binnen het plangebied is proeftuin 't Vogelnest: bij speeltuin 't Vogelnest in Liendert is op 20 april 2011 een buurt- en schoolmoestuin geopend. Kinderen van de huidige ABC School kunnen er samen met hun ouders in werken en spelen. Ook buurtbewoners kunnen in de proeftuin terecht. De tuin moet bijdragen aan gezondere leef- en eetgewoonten en aan een grotere betrokkenheid bij de buurt en bij elkaar. De tuin is vanaf dat moment dagelijks geopend van zonsopgang tot zonsondergang. Onder schooltijd gaan leerkrachten en leerlingen in de tuin aan het werk. Na schooltijd kan de BSO van de ABC School er terecht.

De proeftuin is een tijdelijk project. Zodra het ABC cluster wordt gerealiseerd inclusief de omliggende nieuwbouwwoningen, zal de preoftuin verplaatst worden richting de Horsten, vlakbij het Waterwingebied.

2.2.2 Structuurvisie Amersfoort (2009)

In deze Structuurvisie is geen nieuw beleid geformuleerd, maar is het ruimtelijk relevante bestaande beleid in samenhang gepresenteerd. Het gaat in hoofdlijnen om beleidsnota's en ruimtelijke kaders die voor projecten zijn bepaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0007.png"

Structuurvisie Amersfoort: ruimtelijke hoofdstructuur 2009

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0008.jpg"

Structuurvisie Amersfoort: ontwikkelingsbeeld

In de structuurvisie Amersfoort is het plangebied aangeduid als woongebied. Verder staat in de structuurvisie dat het ABC-concept in elke wijk gerealiseerd is, maar dat in een aantal wijken nog kleine specifieke aanpassingen in de schoolinfrastructuur vologen. In de Amersfoort Vernieuwt wijken gaat het om grotere aanpassingen. Hierbij is Liendert als voorbeeld genoemd. De genoemde 'grotere aanpassingen' uit de structuurvisie worden met dit bestemmingsplan verder uitgewerkt.

In het eerste kwartaal van 2013 verschijnt een nieuwe structuurvisie.

2.2.3 Coalitieakkoord 2013-2014

In het coalitieakkoord hebben de vier grootste fracties van Amersfoort afspraken gemaakt die voor de betrokken partijen en de inwoners van Amersfoort van belang zijn, alsmede over de financiële dekking.

Voor het plangebied van dit bestemmingsplan zijn de volgende afspraken van belang:

  • De coalitie wil in deze coalitieperiode een "steun- en informatiepunt" realiseren voor Liendert/Rustenburg. Een steun- en informatiepunt (of: STIP) zijn plekken waar inwoners gemakkelijk binnen kunnen lopen voor informatie, advies en/of een praatje. Waar je terecht kunt als je iets wilt doen voor je buren of de buurt. Het is ook een punt voor samenwerking tussen zorgaanbieders in de wijk, de wijkagent, de wijkbeheerder en vrijwilligerswerk. Een STIP kan ook een verwijsfunctie hebben naar specifieke organisaties als schuldhulpverlening en corporaties.
  • De coalitie verwacht dat er mogelijkheden zijn om een acitiviteitencentrum in Liendert te handhaven, waarbij een combinatie met een steun- en informtaiepunt waar mogelijk het uitgangspunt is.
  • De coalitie stuurt op vernieuwing en keuzevrijheid in de woningmarkt van Amersfoort.
  • Met inwoners en organisaties in de stad werken we aan de uitvoering van een sterk en toekomstgericht groenbeleid. Zo wordt de effectiviteit van de Groene Saldo regeling vergroot, wordt het vergroenen van gevels en daken van woon- en bedrijfspanden gestimuleerd en worden de baten van groen (beter) zichtbaar gemaakt bij relevante RO-projecten, bijvoorbeeld door een Maatschappelijke Kosten-Batenanalyse.
  • Duurzaamheid wordt in Amersfoortse projecten expliciet op duurzaamheidsdoelen, duurzaamheidsrendementen, 'social return on investment' en 'return on investment' getoetst. In sloopvergunningen worden bepalingen toegevoegd waardoor duurzaam slopen bevorderd wordt. Daar waar mogelijk worden bouwmaterialen opnieuw gebruikt (cradle to cradle).
De nieuwbouw van woningen in Liendert biedt kansen voor starters en doorstromers in de omliggende buurten om een woning te betrekken die voldoet aan de nieuwste (woon)eisen. Liendert is een naoorlogse woonwijk, waar door vernieuwing van het woningbestand een meer gevarieerd woonmilieu kan ontaan.

De Amersfoortse groene saldo regeling wordt ook in het plangebied van dit bestemmingsplan toegepast. Langs de Ibisstraat realiseren we een nieuwe groenstrook zodat er een groene verbinding richting het Waterwingebied ontstaat. Het te realiseren appartementengebouw wordt ingepast in het groen. Beeldbepalende bomen in het gebied proberen wij zoveel mogelijk in te passen in de planontwikkeling. Voor dit plangebied is een bomeneffectrapportage gemaakt en is onderzoek verricht naar de effecten op het gebied van Flora en Fauna.

In de toelichting van dit bestemmingsplan is een duurzaamheidsparagraaf toegevoegd, waarin wordt ingegaan op de vraag in hoeverre de ontwikkeling van het ABC cluster en de omgeving bijdraagt aan de gemeentelijke duurzaamheidsdoelen (milieu en sociaal). De duurzaamheidsparagraaf is in hoofdstuk 4 opgenomen, onder paragraaf 4.11.

2.2.4 Woonvisie Amersfoort

In de woonvisie Amersfoort 2011 – 2020 (vastgesteld 27 september 2011) staat beschreven met welk woonbeleid de gemeente aan de slag gaat. Het is een van de bouwstenen voor de gemeentelijke structuurvisie. In de koers voor de Structuurvisie Amersfoort 2030 is als ambitie vastgesteld dat Amersfoort zich verder ontwikkelt tot een duurzame, vitale stad met een centrumfunctie voor de regio. De kracht van Amersfoort zit in de goede mix van stedelijkheid en groene leefbare wijken, met een waardevol historisch centrum in een groene omgeving.

Programma voor de stad

De vraag naar wonen in Amersfoort is en blijft groot. Voldoende nieuwbouw is belangrijk om de doorstroming op gang te houden zodat er in alle segmenten van de markt woningen beschikbaar komen. Het streven is om in de komende jaren gemiddeld 900 woningen per jaar toe te voegen.

Programma voor Liendert / ABC cluster en omgeving

Het versterken van de naoorlogse wijken, waaronder Liendert, is één van de uitgangspunten voor het woningbouwprogramma. De vernieuwingsopgave verloopt hier via het programma Amersfoort Vernieuwt. In de naoorlogse wijken richt de aanpak zich vooral op het tegengaan van de veroudering van de voorraad en segregatie in de wijk. Tevens richt de aanpak zich op het vasthouden van hogere en middeninkomens in de wijk. Met de vernieuwingsslag van sloop, nieuwbouw, renovatie en verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte wordt ook de kans aangegrepen om voldoende geschikte woningen voor een brede doelgroep te realiseren en bewoners zo meer mogelijkheden te geven om binnen de wijk door te stromen.

Het woningbouwprogramma in dit bestemmingsplan leidt tot de toevoeging van nieuwe, moderne woningen die voldoen aan de eisen van deze tijd. Hiermee krijgen bewoners in de wijk de kans om door te stromen en wordt de woningvoorraad in Liendert minder verouderd.

Vanuit het woonbeleid geeft de gemeente geen randvoorwaarden mee over het programma op kleine locaties (tot circa 30 woningen). Bij grotere nieuwbouwlocaties in bestaande wijken vragen wij aan de ontwikkelende partijen om op basis van een analyse van de woningbehoefte in de wijk of buurt tot planontwikkeling te komen. Dit moet passen bij de sfeer en schaal van de buurt. Ontwikkelaars en corporaties geven daar zelf invulling aan en wij geven daarvoor alleen een procesvereiste mee.

In het plangebied worden ongeveer 46 woningen van twee lagen en een kap gerealiseerd. De al bestaande woningen die grenzen aan het plangebied hebben ook twee lagen en een kap, het plan sluit goed aan bij de omgeving.
Het appartementengebouw bevat ongeveer 12 nieuwe woningen in vier bouwlagen. Rondom het plangebied komen al flats voor van vier of meer bouwlagen, waardoor ook hier het plan goed aansluit bij de omgeving. De woningbouw vormt onderdeel van Amersfoort vernieuwt. Voor de nieuw te bouwen woningen is door de Alliantie een woningbehoefteonderzoek verricht, deze is als bijlage 5 opgenomen bij deze toelichting.

In de woonvisie is aandacht besteed aan het aanbod van woonruimte voor woonconsumenten die zijn aangewezen op het sociale woningsegment. Daarbinnen is maatwerk nodig voor bijzondere doelgroepen die extra zorg en begeleiding nodig hebben.

Voor het appartementengebouw wordt gedacht aan zelfstandige huisvesting voor doelgroepen die extra begeleiding nodig hebben. De invulling wordt verder uitgewerkt met de Alliantie. Aangezien de nadruk hier ligt op zelfstandig wonen, is ter plekke een woonbestemming opgenomen (Woongebied-2).

Wij willen ruimte geven voor functiemenging omdat dat past binnen de stedelijke dynamiek en de veranderende woonwensen. De vervlechting van wonen en werken zien we in alle stedelijke woonmilieus, maar met verschillende accenten. Functiemenging kan op verschillende schaalniveaus gestalte krijgen: binnen de woning, in de straat, in de buurt, in delen van de stad. De mate van stedelijkheid speelt een rol bij de kansen voor combinaties van wonen en werken. Functiemenging draagt bij aan de reuring, sociale veiligheid, levendigheid en afwisseling in de woonomgeving.

n de nieuw te bouwen woningen worden kleine, niet publieksgerichte beroepen en bedrijven aan huis mogelijk gemaakt. Wonen en werken zijn hierbij makkelijker in de woning te combineren.

Voor een duurzame stad is het nodig dat nieuwbouwwoningen voldoende kwaliteit en toekomstwaarde hebben. Vooruitlopend op de komende vergrijzing is levensloopgeschikt bouwen het uitgangspunt, plannen worden dan ook daarop getoetst. Vanuit woonbeleid zijn energiebesparende maatregelen en energiezuinige nieuwbouw belangrijk omdat energielasten een steeds groter onderdeel vormen van de woonlasten. Mensen met lage inkomens wonen veelal in slecht geïsoleerde woningen en worden daardoor extra getroffen door de stijgende energieprijzen. In de bestaande woningbouw is veel energie te besparen door na-isolatie van de woningen. Bij nieuwbouw moet zoveel mogelijk gestreefd worden naar energieneutraal bouwen. In paragraaf 4.11 van deze toelichting is een nadere toelichting opgenomen op het aspect duurzaamheid.

2.2.5 Huisvestingsverordening Amersfoort 2011 / Beleidsregels woonruimteverdeling Amersfoort

Op 27 september 2011 heeft de gemeenteraad van Amersfoort besloten om de huisvestingsverordening Amersfoort 2011 vast te stellen. Deze huisvestingsverordening bevat bepalingen over huisvesting waar iedere burger in Amersfoort zich aan moet houden. In de verordening zijn onder andere regels over verdeling van woonruimte, inschrijving woningzoekenden, toelating, urgentie, leegmelding, kamerverhuur en splitsing opgenomen. Beleid zoals verwoord in de Woonvisie Amersfoort 2011-2020 wordt met de huisvestingsverordening in feite omgezet naar te hanteren en handhaafbare regels voor een ieder. Op deze manier krijgt het beleid een (juridische) vertaling.

Voor dit bestemmingsplan zijn de regels voor de omzetting van een zelfstandige woonruimte (woning met alle bijbehorende voorzieningen, zoals keuken en toilet) in onzelfstandige woonruimten (veelal kamers) van belang. De gemeenteraad wil onder voorwaarden de mogelijkheid bieden om een woning om te zetten in kamers om te zetten en deze vervolgens te verhuren. Hiervoor moet op grond van de huisvestingsverordening een (omzettings)vergunning worden verleend. In de verordening wordt verwezen naar de 'beleidsregels woonruimteverdeling gemeente Amersfoort', waarin (onder andere) de toetsingscriteria voor het omzetten van een pand in een kamerverhuurpand staan gemeld. Zo is bepaald dat het gebruiksvloeroppervlak per persoon minimaal 25 m2 moet zijn, dat per 5 bewoners minimaal één afsluitbare toiletruimte aanwezig moet zijn, dat vanaf 4 kamer een gemeentelijke parkeertoets plaatsvindt en dat het pans moet voldoen aan bepaalde brandveiligheidseisen. Het voert te ver om hier alle eisen op te sommen, hiervoor verwijzen wij naar de geldende huisvestingsverordening en naar de bijbehorende beleidsregels woonruimteverdeling gemeente Amersfoort.

In dit bestemmingsplan is kamerverhuur binnen de woonbestemming niet direct mogelijk. De reden hiervoor is dat directe toestemming voor kamerverhuur kan leiden tot vele planschadeclaims, aangezien tot op heden in de bestemmingsplannen geen mogelijkheden voor kamerverhuur aanwezig waren. Omwonenden van een pand dat wordt omgezet naar een kamerverhuurpand hebben op grond van de Wet ruimtelijke ordening het recht om een planschadeclaim in te dienen.
Om toch aan te sluiten bij de huisvestingsverordening en de beleidsregels woonruimteverdeling gemeente Amersfoort is in dit bestemmingsplan bij de woonbestemmingen een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het gebruiken van een woning als kamerverhuurpand. Hierbij wordt verwezen naar de voorwaarden zoals opgenomen in de huisvestingsverordening en het bijbehorende beleid. Het voordeel van een afwijkingsbevoegdheid is dat met een initiatiefnemer tijdig een planschadeovereenkomst kan worden getekend zodat eventuele kosten niet voor rekening van de maatschappij komen en dat er een goede samenhang is tussen huisvestingsbeleid en het bestemmingsplan. Een omzettingsvergunning en een afwijking van het bestemmingsplan kunnen gelijktijdig worden aangevraagd.

2.2.6 Visie werklocaties 2030

Op 26 april 2011 heeft de gemeenteraad de Visie werklokaties 2030 vastgesteld. In deze visie is de ambitie uitgesproken om nadrukkelijk een woon- én werkstad te blijven met een goede balans tussen wonen en werken. Met de Visie Werklokaties is de koers aangegeven voor het verbeteren van randvoorwaarden om een aantrekkelijke woon- en werkstad te blijven.

Voor het plangebied van dit bestemmingsplan zijn de volgende elementen uit de Visie werklocaties van belang:

Meer functiemenging en werkgelegenheid in wijken en gemengde gebieden

We zien de verschuiving van werkgelegenheid van reguliere werklocaties naar wijken en gemengde gebieden (de ‘verspreide werklocaties’) en de verwachting is dat deze trend verder doorzet. Verspreide werklocaties worden dan ook steeds belangrijker: gezien de trend is er behoefte aan en ze zijn steeds meer nodig om voldoende ruimte te bieden voor banengroei. Wij willen voor werkfuncties op verspreide werklocaties meer ruimte bieden. Dit past bij de stedelijke dynamiek: wij staan positief tegenover functiemenging en gaan hier dan ook ruimhartig mee om. Dit past ook in ons streven naar meer stedelijke woonmilieus, met name in en rond het centrum, zoals ook opgenomen in de Woonvisie. Vooral de schil rond het centrum biedt kansen: de centrumvoorzieningen zijn dichtbij, er wordt de komende jaren veel vernieuwd en de wijken en buurten kennen al een bepaalde mate van menging en levendigheid die bijvoorbeeld in de wijken in Amersfoort Noord minder aanwezig is.

Ten noorden en oosten van het centrum liggen wijken die al de nodige levendigheid (stedelijkheid) hebben. De komende jaren worden hier diverse plekken via Amersfoort Vernieuwt herontwikkeld. Dit zorgt al voor de nodige dynamiek en verandering. Meer menging van wonen en werken is daardoor kansrijk. In deze wijken mikken wij op meer functiemenging via een min of meer geleidelijke, spontane weg die wordt ingezet door initiatieven uit de markt. Wij staan positief tegenover initiatieven voor functiemenging. Bij nieuwe ontwikkelingen zal het bestaande karakter van de wijk of buurt het uitgangspunt zijn, waarbij overigens een toename van stedelijkheid best passend kan zijn.

Wij hanteren hier een breed begrip van ‘werken’ (of bedrijven, bedrijvigheid). Naast kantoren of bedrijfsruimte kan het ook gaan om voorzieningen, cultuur, zorg, onderwijs en dergelijke. Bij functiemenging op verspreide werklocaties hebben we het over schone bedrijvigheid. Bovendien zal het in pure woongebieden overwegend gaan om kleine bedrijven. In meer gemengde en/of stedelijke gebieden zullen vaker ook grote bedrijven passen. Wij kunnen niet op voorhand bepalen waar en hoe meer functiemenging gaat ontstaan, daarvoor zijn marktpartijen aan zet.

De planlocatie in Liendert is in de huidige situatie al een gemengd gebied: woningen worden afgewisseld met scholen, kinderopvang en een supermarkt. Een groot "bedrijf" als een ABC school past wat dat betreft in dit gebied, het versterkt het al aanwezige gemengde karakter van de omgeving van de Wiekslag.


Regeling bedrijven en beroepen aan huis

Begin 2010 hebben wij de mogelijkheden voor bedrijven en beroepen aan huis verruimd. De regeling bedrijven en beroepen aan huis geldt voor de hele stad. Het is onder voorwaarden toegestaan om aan huis een bedrijf te hebben met maximaal drie werkzame personen (eigenaar/bewoner en twee werknemers). Deze regeling zetten wij voort. Voor het grootste deel van de stad voorzien we hiermee in de mogelijkheden die er voor functiemenging zijn. Deze regeling is bedoeld om kleinschalige bedrijvigheid gekoppeld aan de woonfunctie in woongebieden mogelijk te maken, waarbij het woon- en leefklimaat behouden blijft.

De regeling bedrijven en beroepen aan huis is in dit bestemmingsplan opgenomen.

2.2.7 Nota parkeernormen

In de "nota parkeernormen Amersfoort 2009' is aangegeven hoeveel parkeerplaatsen voor een functie nodig zijn bij een bepaalde rekeneenheid: voor woningen bijvoorbeeld kan een norm van 1,7 parkeerplaats per woning worden aangehouden en bij kantoren wordt het aantal parkeerplaatsen gerelateerd aan het bruto vloeroppervlak. Ook de ligging van de functie is relevant: zo geldt voor de binnenstad een andere norm dan in de wijken eromheen. Parkeernormen worden alleen gebruikt bij aanvragen voor een omgevingsvergunning voor nieuwe ontwikkelingen of functiewijzigingen.

In de nota is gesteld dat het gebruik van juiste parkeernormen bijdraagt aan een gunstig leef- en woonklimaat: "met voldoende parkeerplaatsen wordt parkeeroverlast voorkomen, en met een lager aanbod van plaatsen voor bepaalde functies kunnen mensen gestimuleerd worden tot een bewuster mobiliteitsgedrag en een andere vervoerswijze. Sturing in het aanbod van parkeerplaatsen via parkeernormen kan daarbij een middel zijn".

Parkeernormen zijn op dit moment opgenomen in de Bouwverordening. Bij de invoering van de Wet ruimtelijke ordening was het de bedoeling dat stedenbouwkundige bepalingen, waaronder de parkeernormen, niet meer in de bouwverordening te regelen zijn. Gevolg zou zijn dat parkeernormen geregeld moeten zijn in de bestemmingsplannen, al dan niet via een verwijzing naar een nota parkeernormen. Echter, deze regeling is uiteindelijk niet doorgevoerd, waardoor de parkeernormen voorlopig nog in de bouwverordening blijven staan. Vanwege onvolkomenheden in het overgangsrecht van de Wro is besloten om de bouwverordening op dit punt 'intact' te houden. Het is de verwachting dat in de toekomst alsnog parkeernormen in de bestemmingsplannen moeten worden opgenomen. Uiteindelijk zal de bouwverordening als instrument geheel verdwijnen. Uitgangspunt hiervoor is vooralsnog 1 juli 2013. Het is daarom van belang om in bestemmingsplannen nu al voor te sorteren op de toekomstige wetswijzigingen en parkeernormen vast te leggen.

Bij de nieuwe bestemmingen in dit bestemmingsplan is opgenomen dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota parkeernormen Amersfoort van 27 januari 2009.

De uitgangspunten van de nota worden elke 5 jaar onderzocht. Eventueel kan de nota tussentijds worden aangepast naar de nieuwste inzichten.

Om te voorkomen dat de nota wijzigt en in het bestemmingsplan blijft verwijzen naar de 'oude' nota, is een mogelijkheid opgenomen om af te wijken van het bestemmingsplan voor het wijzigen van de parkeernormen in verband met een nieuw vast te stellen parkeernota of een wijziging van de parkeernormen.

2.2.8 Bomenbeleid

De gemeente Amersfoort beschikt sinds 2012 over vastgesteld bomenbeleid. Belangrijkste doel is op een pro-actieve en efficiente wijze zorg te dragen voor behoud van waardevolle bomen en groenstructuren door minder regels voor inwoners en gedeelde verantwoordelijkheid voor een groene leefomgeving. In het nieuwe bomenbeleid draait de gemeente de verplichting van een kapvergunning om. Van de ruim 63.500 bomen die in de straten, plantsoenen en parken van Amersfoort staan komen ruim 11.000 waardevolle bomen op een lijst. Voor die bomen geldt een kapverbod, waarvoor alleen bij hoge uitzondering een ontheffing mogelijk is. Er komen ook particuliere bomen op de bomenlijst. Voor de andere bomen geldt geen kapverbod.

Het nieuwe bomenbeleid betekent dat van tevoren voor iedereen duidelijk is welke bomen niet mogen worden gekapt. De waardevolle bomen zijn in drie categorieën ingedeeld: monumentale bomen, belangrijke beeldbepalende bomen en bomen langs hoofdstructuren zoals het Valleikanaal en de invalswegen zoals de Utrechtseweg, Leusderweg en Arnhemseweg. De indeling is van belang bij de beoordeling van ontheffingsaanvragen. Monumentale bomen krijgen de grootste bescherming. Deze mogen in principe niet worden gekapt. Voor de overige categorieën geldt dat bij het kappen van een boom, een nieuwe boom van moet worden geplaatst.

Zodra de bomenlijst is vastgesteld door het college van B&W kan dit worden doorgevoerd in de Algemeen Plaatselijke Verordeningde (APV). Wanneer een boom van de lijst toch moet worden gekapt is daarvoor een ontheffing nodig op basis van de APV. Voor het bestemmingsplan betekent dit dat er geen monumentale bomen, karakteristieke bomen en / of laanstructuren meer worden opgenomen.

De bescherming van bomen regelen we niet meer via het bestemmingsplan, aangezien hiervoor al het bomenbeleid van kracht is.

2.2.9 Groene saldoregeling

In de Amersfoort Vernieuwt wijken is de Groene Saldo regeling van toepassing. Dat betekent dat als er openbaar groen wordt weggehaald, dat in dezelfde wijk moet terugkomen. “Het wijk- en buurtgroen mag namelijk niet het kind van de rekening worden bij de binnenstedelijke vernieuwing”, zo is te lezen in de notitie groene saldo regeling. Amersfoort Vernieuwt biedt de kans om de kwaliteit van het openbare groen in de stad integraal op te pakken en te verbeteren. Het versterken van de groene kwaliteit wordt het uitgangspunt voor elke wijk. De groene saldo regeling is de methode om dit te realiseren.


Het beoogde effect van groencompensatie is het leefbaar en gezond houden van de stad en het in stand houden of verbeteren van de natuurwaarden en soortenrijkdom. Onder openbaar groen verstaan wij het groene deel van het publieke domein, wat voor iedereen vrij toegankelijk is en waar iedereen gebruik van kan maken.

Om invulling te geven aan de groene saldoregeling compenseren wij het groen in het plangebied en beschermen wij bestaande waardevolle bomen. Eventueel te kappen bomen worden gecompenseerd en voor het plangebied is een 'bomeneffectrapportage' uitgevoerd.
In paragraaf 4.7 gaan wij specifiek in op de groencompensatie in het plangebied, alsmede op de bomen in de huidige en in de nieuwe situatie.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk beschrijven wij de situatie binnen het plangebied. Daarbij gaan wij allereerst in op de historie van het project, vervolgens op de nieuwe situatie dat dit bestemmingsplan mogelijk maakt en tot slot de stedenbouwkundige visie op het plangebied. De huidige situatie in het plangebied is te lezen in hoofdstuk 1 van deze toelichting en in het vastgestelde bestemmingsplan "Amersfoort Oost".

3.1 Historie Van Het Project

Oktober 2008:

Het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort heeft in 2008 de planlocatie aangewezen voor de Amersfoortse Brede Combinatieschool (ABC-school) in Liendert. Het gebied van de huidige school de Windroos tussen de Wiekslag en de Leeuwerikstraat tot en met de locatie van de Lidl aan de Vinkenbaan bleek de meest geschikte plaats voor de bouw van de brede school in de wijk. De locatiekeuze was het resultaat van een uitgebreide locatiestudie."

2008-2011:

Het economische klimaat zat enkele jaren tegen, waardoor de gemeente moest bezuinigen. De lopende projecten, waaronder de ABC school, werden in het kader van deze bezuinigingen kritisch tegen het licht gehouden op haalbaarheid.

2011:

In 2011 zijn voorbereidingen getroffen voor de doorstart van de gebiedsontwikkeling ABC cluster, te beginnen met het uitvoeren van een haalbaarheidsstudie op de beoogde locatie.

September 2011:

De haalbaarheidsstudie ABC school Liendert is gereed. In deze haalbaarheidsstudie zijn een aantal mogelijke modellen voor de inrichting van de terreinen gepresenteerd aan de gemeente en aan de Alliantie. Hierbij zijn de diverse wensen en eisen vanuit de toekomstige gebruikers betrokken. Vanuit alle disciplines bestond de voorkeur voor een model met (onder andere) een schoolgebouw in twee lagen en een gymzaal als hoger accent, met een speelplaats voor peuterspeelzalen aan de Wielewaalstraat-zijde van het gebouw, groene randen en géén woningbouw naast of op de school. In het voorkeursmodel is ook al gesproken over het realiseren van een groene zone ten oosten van de nieuw te bouwen woningen tussen Pelikaanstraat en Ibisstraat en over het realiseren van een solitair gebouw in het groen ten westen van de bestaande supermarkt en flatgebouw.

Eind 2011-2012:

Het voorkeursmodel uit de haalbaarheidsstudie wordt verder uitgewerkt in een ambitiedocument voor de ABC school en een programma van eisen. In het programma van eisen is aangegeven waaraan de op te nemen ruimtes in het nieuwe schoolgebouw moeten voldoen, bijvoorbeeld op het gebied van toegankelijkheid en minimale grootte.

18 december 2012:

De gemeenteraad stelt de bestuurlijke en financiële kaders vast voor het project "gebiedsontwikkeling ABC Liendert en omgeving". Het ambitiedocument en het programma van eisen maken onderdeel uit van dit besluit.

In de besluitvorming zijn expliciet een aantal kernpunten genoemd, die bij de verdere planuitwerking in acht genomen moeten worden en die dus grotendeels de nieuwe situatie bepalen. De kernpunten zijn beschreven in paragraaf 3.2, dat een toelichting geeft op de nieuwe situatie.

2013:

Naar aanleiding van de besluitvorming van de gemeenteraad is gestart met een nieuw bestemmingsplan voor het plangebied, waarin de benoemde kernpunten - voor zover ruimtelijk relevant - zijn verwerkt. Op 12 maart 2013 heeft de gemeenteraad een startnotitie voor dit bestemmingsplan vastgesteld, waarna begonnen is met het daadwerkelijk opstellen van het bestemmingsplan.

3.2 Nieuwe Situatie

De locaties van de basisscholen De Wiekslag en De Windroos en speeltuin Het Vogelnest in Liendert worden opnieuw ingericht. Op de huidige locatie van De Windroos wordt een ABC-cluster gebouwd, waarin de beide scholen, kinderopvang, een ontmoetingsruimte en sportzaal worden samengebracht. De speeltuin wordt geïntegreerd in het nieuwe schoolplein dat tevens bedoeld is als ontmoetingsplein in de wijk. Op de vrijkomende kavels van De Wiekslag en 't Vogelnest is woningbouw gepland.

Op 18 december 2012 heeft de gemeenteraad bestuurlijke en financiële kaders vastgesteld voor de gebiedsontwikkeling. Hierbij zijn ook ruimtelijk relevante randvoorwaarden benoemd, die één op één in het bestemmingsplan terecht komen. De kernpunten uit de besluitvorming zijn:

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0009.jpg"

Al deze kernpunten zijn - voor zover ruimtelijk relevant - in het bestemmingsplan vertaald.

In de besluitvorming is rekening gehouden met een totaal bruto vloeroppervlak van 3.000 m2 voor het ABC cluster. Het berekende vloeroopervlak is als volgt berekend:

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0010.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0011.jpg"

Programma ABC cluster: Bruto vloeroppervlak school bedraagt ongeveer 3000 m2 en de oppervlakte van een buitenterrein bii de hoofdingang bedraagt 2100 m2.

Aangezien bij de besluitvorming als kernpunt is aangegeven dat rekening gehouden moet worden met een beperkte uitbreiding in de toekomst, is in dit bestemmingsplan rekening gehouden met met een maximaal te realiseren bruto vloeroppervlak van 3.300. dit maximum bestaat uit het bereknde vloeroppervlak van ongeveer 3.000m2 en maximaal 10% uitbreidingsruimte. Deze uitbreidingsruimte moet binnen het bouwvlak van dit bestemmingsplan worden gerealiseerd.

3.3 Stedenbouwkundige Visie

Voor het totale plangebied is door bureau SVB een stedenbouwkundig plan opgesteld. In dit stedenbouwkundig plan is het plangebied opgedeeld in drie deelgebieden, waarbij per deelgebied de ruimtelijke randvoorwaarden zijn beschreven en gevisualiseerd. Met inachtneming van deze randvoorwaarden zijn per deellocatie telkend drie verschillende invullingsmogelijkheden (modellen) weergegeven, elk met zijn eigen voor- en nadelen. Het stedenbouwkundig plan is in zijn geheel als bijlage 7 opgenomen bij deze toelichting. In deze paragraaf staat daarom alleen een beschrijving van de stedenbouwkundige situatie in het plangebied en de omgeving, alsmede de ruimtelijke randvoorwaarden die gelden per deelgebied.

Beschrijving stedenbouwkundige situatie plangebied en omgeving (Liendert):

De stedenbouwkundige hoofdstructuur van Liendert is karakteristiek voor de naoorlogse woningbouw. De wijk heeft een heldere ruimtelijke opzet die is bepaald door het idee van ‘licht, lucht en ruimte’. Liendert heeft een heldere orthogonale verkeersstructuur, voorzieningenstructuur en groen- en waterstructuur met een duidelijke functiescheiding in wonen, voorzieningen, werken en recreatie. Het vele openbaar groen en de ruimte in de wijk zijn over het algemeen een belangrijke kwaliteit van de wijk.

Rond de drie locaties zijn stedenbouwkundige stempels met laagbouwwoningen gesitueerd. Langs de Wiekslag, Pelikaanstraat, Ibisstraat en Leeuwerikstraat wordt het beeld bepaald door rijtjeswoningen bestaande uit twee bouwlagen met een kap en diepe voortuinen. In de groene voorzieningenzone langs de Wiekslag zijn verschillende bouwvolumes gesitueerd waarbij de bouwvolumes in vorm, hoogte, kleur- en materiaalgebruik en de architectonische verschijningsvorm verschillend is. Rond en op de locaties is veel groen aanwezig met waardevolle, markante bomen in gras, hagen en speelplekken. Het plangebied grenst aan het ontwikkelgebied ‘Liendertseweg’ waarin o.a. de appartementen langs de Wiekslag (ter hoogte van speeltuin Het Vogelnest) worden vervangen door eengezinswoningen.

Beschrijving stedenbouwkundige situatie per deellocatie:

Stedenbouwkundig is er een duidelijk onderscheid te maken tussen de drie deelgebieden:

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0012.jpg"

Locatie 1:

De locatie voor de nieuwe ABC school ligt in de groene voorzieningenzone langs de Wiekslag. De Wiekslag is een belangrijke straat op de schaal van de wijk, laanbeplanting in een groene berm versterkt deze functie. De Leeuwerikstraat langs de zuidzijde van de locatie is veel meer een informele woonstraat. Direct grenzend aan het plangebied (oostzijde) staat een appartementengebouw van vier lagen hoog met daarachter twee bouwblokken met rijwoningen van drie lagen hoog. Het appartementengebouw heeft aan de zijde van het plangebied een eigen tuin.

Aan de overzijde van de Vinkenbaan (westzijde) staat het gebouw van de Lidl (één bouwlaag met flauwe kap) en daarachter een galerijflat van 10 bouwlagen. Op de locatie staat, met name rond het speelveld en langs de Wiekslag, een groot aantal bomen van verschillende grootte. Langs de Leeuwerikstraat staat een forse haag met een hoogte van circa 1,10 meter.

Locatie 2:

De locatie voor de grondgebonden woningen maakt momenteel deel uit van een groene verbindingszone tussen het Waterwingebied en het Valleikanaal. In deze zone staat een groot aantal forse bomen waarbij de zes lindes aan de zijde van de Ibisstraat zeer markant zijn. De Pelikaanstraat en de Ibisstraat zijn typische woonstraten. De Ibisstraat wordt grotendeels begeleid door voorkanten van woningen. Langs de Pelikaanstraat liggen grotendeels kopgevels van bouwblokken naar de straat. In beide straten wordt op de rijbaan geparkeerd door bewoners. Ter hoogte van locatie 2 ligt langs de Wiekslag een groene berm tussen de rijbaan en het voetpad. In deze berm staan momenteel geen (laan)bomen zoals kenmerkend is in het profiel van de Wiekslag.

Locatie 3:

De huidige locatie van speeltuin Het Vogelnest komt deels vrij voor een appartementengebouw en grotendeels voor een parkachtige invulling langs de Wiekslag. De locatie ligt naast een galerijflat van 10 bouwlagen. De entree van dit bouwblok ligt aan de Rietzangerstraat en de galerij ligt aan de zijde van de lcoatie. Aan deze zijde staan tevens garageboxen horende bij de flat. De achterzijde van de garageboxen vormt de grens van de locatie. Ten zuidwesten van de locatie ligt een lichtkleurig bouwblok van een islamitisch centrum. Op de locatie zelf staat, in het verlengde van de Roerdompstraat het gebouw van één bouwlaag horende bij de speeltuin. Deze Roerdompstraat is een echte woonstraat met bouwblokken van twee bouwlagen met een kap. Voor de zone aan de overzijde van de Wiekslag is het stedenbouwkundig plan ‘Liendertseweg’ in juli 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. Dit plan voorziet in grondgebonden woningen van 2 bouwlagen met kap of drie bouwlagen aan een ventweg met haaksparkeren langs de Wiekslag. De bestaande bomen worden hier ingepast tussen het haaksparkeren en langs de hoofdrijbaan komt een groene haag. De maatvoering van dit profiel geldt als basis voor het profiel ter hoogte van locatie 2.

Ruimtelijke / stedenbouwkundige randvoorwaarden per deelgebied

Locatie 1:

Op deze locatie (circa 75 x 40 meter) komt de ABC school met een programma van circa 3.000 m2 BVO in combinatie met een openbaar toegankelijk ontmoetingsplein voor de buurt met een totaal oppervlak van circa 1.700 m2. Dit plein bestaat uit 2x 600 m2 voor de twee schoolpleinen en 1x 500 m2 voor speeltuin Het Vogelnest.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0013.jpg"

Een autonoom gebouw in een groene setting vormt het uitgangspunt voor de ABC school. Dit autonome karakter komt tot uitdrukking in het gebouw zelf, in volume, vorm en / of kleur- en materiaalgebruik. Het gebouw mag opvallen in de buurt waarbij interactie met de omgeving belangrijk is. De groene setting betekent dat zoveel mogelijk van de bestaande bomen worden behouden en er voldoende brede (groene) zones rond het gebouw worden aangelegd. Het gebouw mag maximaal twee bouwlagen krijgen met op de hoek Wiekslag / ontmoetingsplein de mogelijkheid voor een extra derde bouwlaag. Het ontmoetingsplein wordt integraal en in samenhang met de ABC school ontworpen. Elementen als de overgang naar de randen, fietsenstallingen, bergingen, wachtruimte ouders, meubilair, groen en verharding worden in samenhang met het ontwerp van het gebouw bepaald. De ABC school krijgt een herkenbare hoofdentree aan het ontmoetingsplein.

Locatie 2:

Op deze locatie komen circa 46 grondgebonden woningen en wordt een deel van de groene zone, met een breedte van circa 26 meter vanaf de Ibisstraat, behouden, inclusief een zestal markante lindes.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0014.jpg"

Een verkaveling met rijwoningen als uitbreiding van de stempelblokken ten westen van de Pelikaanstraat vormt het uitgangspunt. De bebouwing zal in volume (twee lagen met kap) en kleur- en materiaal (lichtrode baksteen en antracietkleurige dakpan) zoveel mogelijk aansluiten bij de bestaande bebouwing. Voor de beeldkwaliteit gelden de criteria zoals opgenomen in plan ‘Liendertseweg’ (juli 2012). Aan de Wiekslag wordt de maatvoering van het profiel en de rooilijn uit het plan ‘Liendertseweg e.o.’ overgenomen. De woningen oriënteren zich met de voordeur of gevelopeningen naar de straten en de groenzone. Bij kopwoningen wordt hier extra aandacht aan gegeven.

Locatie 3:

Op deze locatie komt een appartementenblokje en wordt een deel van de bestaande speeltuin heringericht als onderdeel van het park. Een autonoom gebouw in een groene setting vormt het uitgangspunt voor het appartementengebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0015.jpg"


Dit autonome karakter komt tot uitdrukking in het gebouw zelf, in volume, vorm en / of kleur- en materiaalgebruik. Het gebouw mag zich op gepaste wijze onderscheiden in de buurt. De groene setting betekent dat zoveel mogelijk van de bestaande bomen worden behouden en er voldoende brede (groene) zones rond het gebouw worden aangelegd. Het gebouw mag maximaal 4 bouwlagen krijgen op een iets opgetilde plint ten behoeve van de privacy. Het is een alzijdig gebouw waarbij de gevels aan de Wiekslag en het park het meest representatief zijn.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Hoofdlijnen Milieubeleid / Kaders Geluid, Luchtkwaliteit En Externe Veiligheid

De hoofdlijnen van het milieubeleid worden bepaald door Europa en het Rijk. Binnen de Provincie Utrecht is het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011 (door Gedeputeerde Staten met twee jaar verlengd en dus nog steeds actueel) richtinggevend. De gemeente Amersfoort hanteert daarnaast haar eigen 'Milieubeleidsplan 2008-2011'.

Provincie:

Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011

(door Gedeputeerde Staten met twee jaar verlengd en dus nog steeds actueel)

De provincie Utrecht wil de milieukwaliteit in onze provincie op niveau houden en waar nodig herstellen. Onderwerpen die in het Provinciaal Milieubeleidsplan centraal staan, zijn bodem, water, lucht, voorraadbeheer, verstoring en externe veiligheid. Door projecten uit te voeren op deze gebieden kan een bijgedrage worden geleverd aan belangrijke thema's zoals leefomgevingkwaliteit, gezondheid, integrale veiligheid en biodiversiteit. Het Provinciaal Milieubeleidsplan gaat ook specifiek in op enkele betrokken doelgroepen: landbouw, bedrijven, consumenten, bouwen & wonen en verkeer. Veel aandacht is er voor een gebiedsgerichte benadering. Per gebiedstype, zoals 'natuur' of 'agrarisch', wordt bekeken welke milieukwaliteit in ieder geval nodig is (basiskwaliteit) en hoe die nog vergroot kan worden (ambitiekwaliteit).
De provincie formuleert in het Provinciaal Milieubeleidsplan concrete milieudoelen en ook haar eigen rol met betrekking tot de realisatie ervan. Die realisatie wordt verder uitgewerkt in het actieprogramma dat de provincie opstelt.

Gemeente:

Milieubeleidsplan Amersfoort 2008-2011 (met 2 jaar verlengd en dus nog steeds actueel)

In het milieubeleidsplan formuleert de gemeente Amersfoort haar ambities op het gebied van milieu. In het plan worden drie milieuthema's onderscheiden, 'Gezond en Veilig', 'Klimaat en Energie' en 'Natuur en biodiversiteit'. Het project ABC cluster Liendert raakt aan alle drie de thema's. Duurzaam bouwen moet worden verbreed naar duurzaam wonen. Diffuse verontreiniging van afstromend regenwater moet fors worden verminderd en de kansen voor schoon water moeten worden benut bij ruimtelijke ontwikkelingen. Bij 'Klimaat en Energie' wordt ingezet op CO2-neutrale gemeente in 2030. Bij 'Natuur en Milieu' wordt de nodige aandacht gevraagd voor het versterken en uitbreiden van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Het Milieubeleidsplan is voor een periode van 2 jaar verlengd.

Nationaal niveau:

Op het gebied van geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid is op nationaal niveau beleid van kracht dat het kader vormt voor de beschrijvingen van de milieugevolgen in dit plangebied. Op het gebied van externe veiligheid heeft de provincie Utrecht een en ander uitgewerkt in het milieubeleidsplan en in de structuurvisie ruimtelijke ordening.

Geluid: Wet geluidhinder

De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Bij vaststelling van een bestemmingsplan komen in de volgende gevallen de voorwaarden uit deze wet aan de orde:

  • het bestemmen van gronden voor nieuwe geluidgevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen en onderwijsgebouwen) binnen zones langs (spoor-)wegen en zones rondom industrieterreinen;
  • het bestemmen van gronden voor de aanleg van nieuwe, danwel reconstructie van gezoneerde (spoor-) wegen;
  • het bestemmen van gronden voor (nieuwe) industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen;
  • herziening van zonegrenzen van industrieterreinen.

De Wet geluidhinder gaat uit van zones langs (spoor)wegen en zones bij industrieterreinen waarbinnen voor bouwplannen en bestemmingsplannen (die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken) een akoestische toetsing moet worden uitgevoerd. De geluidbelasting op de gevels van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen (woningen, scholen, zorginstellingen) mag in principe niet meer bedragen dan de wettelijk vastgelegde voorkeursgrenswaarde. De voorkeursgrenswaarde is de geluidsbelasting die altijd toelaatbaar is op de gevel van de geluidsgevoelige bestemming.

Indien de geluidbelasting op de gevel hoger is dan de voorkeursgrenswaarde kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek worden gedaan tot vaststelling van een hogere waarde. Hierbij mag de geluidbelasting de uiterste grenswaarde niet overschrijden. De voorkeursgrenswaarde en uiterste grenswaarde voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per geluidsbron.

In het plangebied komen nieuwe grondgebonden woningen, appartementen en een (multifunctioneel) schoolgebouw. Dit zijn geluidgevoelige functies.

De voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarde per geluidsbron voor woningen zijn:

Bron: Voorkeursgrenswaarde (Lden) Maximale ontheffingswaarde (Lden)
Wegverkeer binnenstedelijk 48 dB 63 dB
Wegverkeer langs auto(snel)wegen of buitenstedelijk 48 dB 53 dB
Railverkeer 55 dB 68 dB
Industrielawaai 50 dB(A) 55 dB(A)

De voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarde per geluidsbron voor een (multifunctionele) school zijn:

Bron: Voorkeursgrenswaarde (Lden) Maximale ontheffingswaarde (Lden)
wegverkeer binnenstedelijk 48 dB 63 dB
Wegverkeer langs auto(snel)wegen of buitenstedelijk 48 dB 53 dB
Railverkeer 55 dB 68 dB
Industrielawaai 50 dB (A) 60 dB (A)

Lden staat voor 'level day-evening-night' en is een maat om de geluidsbelasting door omgevingslawaai uit te drukken. Sinds 2004 is het gebruik van Lden in alle Europese lidstaten verplicht.

De gemeente heeft beleid opgesteld met betrekking tot het vaststellen van hogere grenswaarden (Geluidsnota gemeente Amersfoort 2007). Hierin zijn criteria opgenomen voor het verlenen van ontheffing van de voorkeursgrenswaarde en voorwaarden die aan de ontheffing worden verbonden. De maximale ontheffingswaarde is de geluidsbelasting die maximaal toelaatbaar is op de gevel als er ontheffing is verleend.

In de geluidsnota van de gemeente staat exact aangegeven onder welke criteria ontheffing kan worden verleend en welke voorwaarden aan een dergelijke ontheffing worden verbonden. Hierbij maken we onderscheid tussen ontheffingen vanwege weg- en spoorverkeer en ontheffingen vanwege industrielawaai.

Momenteel werkt het rijk aan een modernisering van de geluidregelgeving. De afgelopen jaren is namelijk gebleken dat de huidige Wet geluidhinder onvoldoende bescherming biedt tegen de gevolgen van de autonome groei van het verkeer. Doordat de huidige wet voor het verdisconteren van de groei van het verkeer aangrijpt op fysieke aanpassing van wegen of spoorwegen, laat deze de groei die plaatsvindt zonder aanpassing van de infrastructuur ongemoeid. Dit leidt, aldus de verantwoordelijke minister, tot onbeheerste (niet aan regels gebonden) toenames van de geluidsbelasting op omliggende woningen. Om aan deze onbeheerste groei een einde te maken en geluidgevoelige objecten beter te beschermen is het deel uit de Wet geluidhinder dat de rijksinfrastructuur bestrijkt herzien en ingevoegd in de Wet milieubeheer. Deze maatregel is bekend als 'swung 1', wat staat voor: samen werken aan de uitvoering van nieuw geluidbeleid. In vervolg hierop wordt een wetsvoorstel voorbereid voor de provinciale en gemeentelijke infrastructuur en een voorstel voor een aanpassing van het onderdeel industrielawaai van de Wet geluidhinder (Swung 2). In het kader van 'swung 1' zijn, voor de beheersing van de geluidsbelastingen, geluidsproductieplafonds als instrument ingevoerd. Hoge geluidsbelastingen worden aangepakt met een omvangrijke saneringsoperatie. Uitvoering van swung 2 vindt later plaats, maar de systematiek is naar verwachting vergelijkbaar als die van swung 1.

Luchtkwaliteit: nationaal beleid luchtkwaliteit

Op het gebied van luchtkwaliteit is in Nederland titel 5.2 van de Wet milieubeheer van belang, dat normen voor luchtkwaliteit bevat en een uitwerking vormt van (o.a.) de Europese Kaderrichtlijn luchtkwaliteit.

Nederland heeft in de wetgeving ruimtelijke ordening en normen voor luchtkwaliteit aan elkaar gekoppeld. Nederland betrekt al sinds jaar en dag álle relevante belangen (dus ook die van het milieu) bij ruimtelijke besluiten. Dit uitgangspunt van een 'goede ruimtelijke ordening' is verankerd in de Wet ruimtelijke ordening. De Europese Unie schrijft zo'n koppeling niet voor.

Sinds 2007 is via de Wet ruimtelijke ordening en titel 5.2 van de Wet milieubeheer bepaald dat een voorgenomen ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is indien in ieder geval aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

1. Er worden geen grenswaarden voor de luchtkwaliteit overschreden;

2. Er treedt geen verslechtering van de luchtkwaliteit op, of er vindt per saldo een verbetering van de luchtkwaliteit plaats door compenserende

maatregelen;

3. De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij

aan de luchtverontreiniging;

4. De voorgenomen ontwikkeling is onderdeel van het Nationaal

Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Ad. 1 Een grenswaarde is een maximaal niveau voor in de lucht aanwezige stoffen dat op basis van alle aanwezige kennis wordt vastgesteld om schade aan gezondheid of milieu te voorkomen. Het gaat hierbij om stoffen als fijn stof, benzeen en koolmonoxide. Overschrijding van de grenswaarde is niet toegestaan en voor lidstaten van de EU is een grenswaarde te zien als een resultaatsverplichting.


Ad. 3 De regeling "Niet in betekenende mate" geeft voor diverse soorten projecten, zoals de ontwikkeling van woningen of de aanleg van een weg, aan wat de objectieve grens is waarbinnen de toename van autoverkeer vanwege een project "niet in betekenende mate" bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Zo is een woningbouwlocatie dat niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvat en één ontsluitingsweg bevat een project dat als "niet in betekenende mate" wordt beschouwd. Indien de toename van het autoverkeer vanwege een voorgenomen ontwikkeling binnen de begrenzing van de regeling "niet in betekenende mate" valt is verdere toetsing aan de grenswaarden niet nodig. Hierbij geldt één voorwaarde: de voorgenomen ontwikkeling mag niet vallen onder het 'Besluit gevoelige bestemmingen'.


Besluit gevoelige bestemmingen

Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden.Hierin wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen', zoals scholen, kinderdagverblijven, verzorging-, verpleeg- en bejaardenhuizen, in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Het gaat hierbij om alle vergelijkbare soorten functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein.

In dit bestemmingsplan liggen de nieuw te realiseren bestemmingen op circa 1500 meter van de rijksweg en op meer dan 50 meter van een provinciale weg.

Externe veiligheid: nationaal en provinciaal beleid

Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen in de directe omgeving lopen als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken.

Verder richt de wetgeving rond externe veiligheid zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer winkels, horeca en kantoren met een oppervlakte van minder dan 1500 m2.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI)

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

Voor beide aspecten geldt dat onderzoek moet worden gedaan naar het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij/zij zich onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt. De kans op overlijden van 1 op de miljoen per jaar (PR=10-6) is een harde grenswaarde welke bij kwetsbare objecten niet mag worden overschreden.

Het groepsrisico drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang (ten minste 10, 100 of 1000 personen) overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting waar gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Rondom de risicobron wordt een invloedgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximale aantal aanwezige personen, de zogenaamde orienterende waarde. Deze orienterende waarde is een richtwaarde. Het bevoegd gezag mag, uitsluitend als dit voldoende gemotiveerd is, van deze richtwaarde afwijken. Verantwoordingsplicht door het verantwoordelijke bestuur geldt voor elke toename van het groepsrisico, dus ook wanneer de oriënterende waarde niet wordt overschreden.

Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is in augustus 2004 een circulaire vastgesteld. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen opgenomen. In nieuwe situaties geldt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Uit de circulaire blijkt dat op meer dan 200 meter afstand van een aangewezen route gevaarlijke stoffen het aspect externe veiligheid geen beperkingen oplegt aan het ruimtegebruik. Uit de circulaire blijkt verder dat bij het vervoer van gevaarlijke stoffen beargumenteerd van de richtwaarde en oriënterende waarde mag worden afgeweken. Van de grenswaarde mag niet worden afgeweken.

Provinciaal milieubeleidsplan en structuurvisie ruimtelijke ordening

Externe veiligheid heeft door de provincie een vertaling gekregen in het milieubeleidsplan en de structuurvisie ruimtelijke ordening. De meeste bekende risico's zijn vertaald in de zogenaamde 'risicokaart', welke op internet voor een ieder te raadplegen is. Het is een provinciale kaart met als doel om burgers te informeren over de risico's in hun directe leefomgeving. Verder is het een belangrijk hulpmiddel voor hulpdiensten en beleidsmakers. De kaart wordt doorlopend geactualiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0016.jpg"

Uitsnede uit risicokaart: risicovolle inrichtingen (rood), buisleidingen (stippellijn) en kwetsbare objecten (groen). Op de kaart zijn de bestaande scholen en kinderopvang als kwetsbare objecten aangegeven.

Nationaal niveau: bedrijven en milieuzonering en planologisch relevante leidingen

Tot slot zijn op landelijk niveau normen neergelegd voor de ideaal aan te houden afstand tussen diverse soorten bedrijvigheid (ook scholen) en gevoelige bestemmingen, alsmede voor (ondergrondse) leidingen die bouw- en gebruiksbeperkingen kunnen opleveren.

Bedrijven en milieuzonering

Milieuzonering legt een relatie tussen de milieuaspecten van een bedrijf - zoals geluid, geur, gevaar en stof - en de omgeving. Daarnaast is de mate waarin een bedrijfstype personen- of goederenverkeer genereert mede bepalend voor de mate van hinder, en dus voor de mogelijkheid tot vestiging of uitbreiding. Bij milieuzonering wordt gekeken of er voldoende afstand wordt aangehouden tussen en milieubelastende activiteit en milieugevoelige functies, zoals woningen, in ruimtelijke plannen.

Bij een goede ruimtelijke ordening hoort het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen te zorgen voor voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals een nieuw schoolgebouw) en gevoelige functies (zoals wonen), worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

Het wettelijk kader wordt gevormd door het "Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer", ook wel Activiteitenbesluit genoemd. De systematiek die wordt gehanteerd is dat in bijlage 1 van het besluit omgevingsrecht is aangegeven welke inrichtingen onder de Wet Milieubeheer vallen en welk deel van deze inrichtingen vergunningplichtig is.

Om het begrip ‘milieuzonering’ hanteerbaar te maken, is gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. Deze publicatie betreft een hulpmiddel voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming. Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven welke milieu-invloed (in de vorm van geluid, geur, gevaar en stof) hiervan kan uitgaan en welke afstand hierbij (minimaal) in acht genomen moet worden. Kenmerkend voor deze aspecten is dat de belasting verder van de bron afneemt.

In de VNG-publicatie is een zogenaamde richtafstandenlijst opgenomen. In deze lijsten is voor allerlei soorten bedrijvigheid aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur worden aangehouden. Naast richtafstanden zijn ook andere kenmerken vermeld, zoals de verkeersaantrekkende werking. De weergegeven richtafstanden en andere kenmerken gelden voor een gemiddeld nieuw bedrijf binnen de betreffende type bedrijvigheid. De VNG-publicatie maakt voor de toepassing van de richtafstandenlijst onderscheid in de omgevingstypen ‘rustige woonwijk en rustig buitengebied’ en ‘gemengd gebied’. De richtafstandenlijsten vermelden de afstanden die bij voorkeur worden aangehouden tussen bedrijven en een ‘rustige woonwijk en rustig buitengebied’. Als er sprake is van het omgevingstype ‘gemengd gebied’ kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst worden verminderd.

Planologisch relevante leidingen: nationaal beleid

Planologisch relevante leidingen zijn - kort gezegd - leidingen die bouw- en gebruiksbeperkingen kunnen opleveren. Voor planologisch relevante leidingen gelden verschillende beschermings- en veiligheidsafstanden waar in de ruimtelijke planvorming rekening mee gehouden moet worden.

Ruimtelijke plannen met daarin leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd moeten verschillende beschermings- en veiligheidsafstanden bevatten. Dit is geregeld in het "Besluit externe veiligheid buisleidingen".

Afhankelijk van druk en diameter gelden verschillende bebouwings- en toetsingsafstanden). De afstand die, in verband met de bescherming en het beheer van de leiding, minstens moet worden aangehouden ten opzichte van andere functies, wordt bepaald door de zogenaamde belemmeringenstrook. Binnen deze strook is in beginsel geen enkele vorm van bebouwing toegestaan.

Op 1 januari 2011 is de circulaire Zonering langs hogedrukaardgasleidingen vervangen door het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen. Het besluit regelt de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en de gemeenten. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In het besluit staat onder andere dat in bestemmingsplannen buisleidingen moeten worden getoond inclusief de bijbehorende belemmeringenstrook en dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op grond waarvan de aanleg van een buisleiding of de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar object bij een buisleiding wordt toegelaten, een grenswaarde van 10-6 per jaar in acht wordt genomen.

Thema's in dit bestemmingsplan:

Afhankelijk van de bouw- en gebruiksmogelijkheden dat een nieuw bestemmingsplan biedt moet onderzoek naar de relevante omgevingsaspecten worden uitgevoerd om te bepalen of er, en zo ja welke, milieuhygiënische belemmeringen in de gebieden van dit bestemmingsplan aanwezig zijn. In dit bestemmingsplan is dit achtereenvolgens beschreven voor de thema's:

  • Milieugevolgen van aanwezige bovengrondse en ondergrondse infrastructuur (externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit)
  • Mileugevolgen van aanwezige bedrijven in en rond het plangebied (externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit, bedrijven en milieuzonering)
  • Opvang & afvoer van water en waterkwaliteit
  • Bodemkwaliteit
  • Flora en Fauna / ecologie
  • Archeologie
  • Verkeersbewegingen en parkeerdruk
  • Duurzaamheid

4.2 Milieugevolgen Van Aanwezige Bovengrondse En Ondergrondse Infrastructuur

In het plangebied worden een ABC cluster en woningen gebouwd. Dit zijn gevoelige bestemmingen, waardoor het van belang is om te onderzoeken of de aanwezige infrastructuur in het plangebied eventueel belemmeringen oplevert, bijvoorbeeld vanwege de geluidsbelasting op de (nieuwe) gevels. De bestaande situatie in het plangebied wordt hier niet beoordeeld, onderzoek vindt alleen plaats naar alleen de wijzigingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

4.2.1 Wegverkeer

Bij wegverkeer blijft de beoordeling van de ruimtelijk relevante milieubelasting in praktische zin beperkt tot de milieuaspecten geluid, trillingen en luchtverontreiniging. Daarbij komt tevens een beoordeling van externe veiligheid indien er sprake is van het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Geluid

In de Wet geluidhinder (artikel 74 lid 1) is bepaald dat elke weg van rechtswege een geluidszone heeft. Uitgezonderd zijn wegen die zijn gelegen in een 30 km/uur-zone of in een woonerf. De breedte van de geluidszones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van een weg (zie onderstaande tabel).

Tabel: aan te houden geluidszones langs wegen

aantal rijstroken zonebreedte (meter)
stedelijk gebied 1 of 2 200
3 of meer 350
buitenstedelijk gebied 1 of 2 250
3 of 4 400
5 of meer 600

Zodra binnen deze geluidszones nieuwe geluidgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd dan wel aanpassing van wegen moet plaatsvinden, is akoestisch onderzoek vereist op grond van de Wet geluidhinder. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen. Bij hogere grenswaarden dan de voorkeursgrenswaarde dan wel bij eerder vastgestelde hogere grenswaarden, maar niet hoger dan de maximaal toelaatbare hogere grenswaarde, zal een nieuw ontheffingsbesluit in het kader van de toepassing van de Wet geluidhinder moeten worden genomen. Dit besluit kan worden genomen indien aan nadere randvoorwaarden van het gemeentelijke geluidhinderbeleid wordt voldaan.

De Wet geluidhinder is echter niet het enige instrument voor het ordenen van de omgevingskwaliteit. Inmiddels leert vaste jurisprudentie dat binnen zoneloze wegen (30 km/h-wegen) en buiten geluidzones (bv. onvoldoende of niet afgeschermende rijkswegen) op grond van de Wet ruimtelijke ordening in het kader van goede ruimtelijke ordening geluidonderzoek en toch noodzakelijk kunnen zijn en, vooral bij al aanwezige hoge geluidsbelastingen, afwegingen moeten worden gemaakt met betrekking tot het eventueel treffen van maatregelen.

In het plangebied van dit bestemmingsplan zijn veel woonerfen en daarbij behorende 30 kilometer zones aanwezig. Deze worden in het kader van de toepassing van de Wet geluidhinder verkeerslawaai buiten beschouwing gelaten, maar in het kader van een goede ruimtelijke ordening betrekken we deze gebieden wel in de omschrijving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0017.png"

De Liendertseweg en de Van Randwijcklaan zijn wel een 50 kilometer wegen, waardoor een zonebreedte van 200 meter moet worden aangehouden. Als vanaf de rand van de Liendertseweg een denkbeeldige lijn van 200 meter wordt getrokken, dan vallen de nieuw te bouwen woningen en het te bouwen appartementengebouw binnen de geluidszone van de weg. De 200 meter lijn vanaf de Van Randwijck laan loopt ongeveer tot aan de geven van het nieuw te bouwen ABC schoolgebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0018.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0019.jpg"

Ten behoeve van de nieuw te bouwen woningen en het nieuw te bouwen ABC cluster is onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting van de infrastructuur op de gevels van te projecteren geluidsgevoelige bebouwing binnen de wettelijk vastgestelde geluidzones van deze infrastructuur. Buiten deze geluidzones verplicht de Wet geluidhinder het uitvoeren van geluidonderzoek niet. Het onderzoeksrapport “ABC school Liendert te Amersfoort, Akoestisch onderzoek Wet geluidhinder en Wet milieubeheer” van akoestisch adviesburo Alcedo, is als bijlage 1 opgenomen bij deze toelichting.

Binnen de geluidzones voor wegverkeer zijn te projecteren geluidgevoelige bestemmingen zonder nadere verplichtingen toegestaan wanneer de geluidbelasting niet meer bedraagt dan 48 dB. In het plangebied bevinden zich ook veel wegen met een 30 km/h – snelheidregiem. In bijlage 3 van het rapport zijn deze wegen specifiek aangeduid, omdat ze niet beschikken over een wettelijk vastgestelde geluidzone en daarom buiten de toepassing van de Wet geluidhinder blijven.

Wegen met geluidzone:
De geluidbelasting van de Liendertseweg en Van Randwijcklaan op de te projecteren geluidgevoelige bestemmingen bedraagt hier niet meer dan 48 dB, zodat geen nadere verplichtingen voortvloeien uit de Wet geluidhinder. De berekeningsresultaten laten zeer lage geluidwaarden zien wat wordt veroorzaakt door de geluidafschermende werking van aanwezige bebouwing.

Wegen zonder geluidzone (30 km wegen):
In het geluidrapport is de geluidbelasting van 7 nader aangeduide 30 km/h- wegen binnen en rondom het plangebied bepaald. Bij een beperkt aantal geprojecteerde woningen langs de Wiekslag en de Trekvogelweg bedraagt de geluidbelasting maximaal 49 dB. De Wet geluidhinder is niet van toepassing op deze woningen.
In het kader van goede ruimtelijke ordening wordt deze geluidbelasting geaccepteerd, omdat deze woningen beschikken over een volwaardige geluidsluwe zijde met een veel lagere geluidbelasting en de gevel aan de wegzijde wordt belast met maximaal 49 dB(A), waardoor het binnenniveau niet onacceptabel wordt belast. Van een nieuwbouwwoning mag verwacht worden dat deze beschikt over een geluidwering van 25 dB. Het binnenniveau zal dan (49+5-25) =ca. 29 dB bedragen, wat minder is dan de toelaatbare waarde binnenshuis van 33 dB. De genoemde 5 dB is een correctie die kan worden toegepast volgens artikel 110g Wet geluidhinder.

Voor de geprojecteerde woningen langs de Wiekslag en de Trekvogelweg komt in het bestemmingsplan de verplichting te staan dat deze woningen - waar de geluidsbelasting boven de 48 dB uitkomt - met de voorgevel op de weg georienteerd zijn. Hiermee ontstaat een ruimtelijke opzet waarbij de orientatie van de voorgevels gegarandeerd zorgen voor een gleuidsluwe achterzijde van de woningen.

Trillingen

Er is geen wetgeving voor trillingsoverlast. Trillingen kunnen zich voordoen bij busbanen of bij veel vrachtverkeer. In die situaties moet aandacht besteed worden aan de afstand tot woningen en het type wegdek en voegovergangen in het wegdek. In het plangebied zijn geen wegen aanwezig met veel vrachtverkeer of met busbanen. Het betreft een 30 kilometer zone in een woonwijk.

Luchtkwaliteit

De meest relevante luchtverontreinigende stoffen langs verkeerswegen zijn stikstofdioxide(NO2) en fijn stof (PM10).

De wettelijke (grens)waarden van deze luchtverontreinigende stoffen die niet mogen worden overschreden zijn:

Stof Niveau
[ug/m3)
Geldig
vanaf
Stikstofdioxide (NO2)
(NO2)
Jaargemiddelde concentratie 40 2015
Uurgemiddelde concentratie die maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden 200 2010
Fijn stof (PM10) Jaargemiddelde concentratie 40 2011
24-uurgemiddelde concentratie, die maximaal 35 maal per kalenderjaar mag worden overschreden 50 2011

Doorslaggevend voor de beoordeling van NO2 is de jaargemiddelde concentratie. Voor PM10 is de 24-uurgemiddelde concentratie doorslaggevend voor de beoordeling. Bij berekeningen wordt er vanuit gegaan dat dit overeenkomt met een jaargemiddelde concentratie van 32,6 ug/m3.

De luchtkwaliteit als gevolg van de aanwezige infrastructuur is weergegeven op topografische kaarten en wordt jaarlijks in heel Nederland gemonitord. Directe aanleiding voor het op deze manier motoren van de luchtkwaliteit is dat Nederland moet voldoen aan europese grenswaardem voor luchtkwaliteit. In Nederland is het 'Nationaal Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit' opgestart met als doel om de europese normen te halen. Oorspronkelijk lukte het Nederland niet om tijdig te voldoen aan de normen, maar door Europa is uitstel verleend omdat het nationaal samenwerkingsverband voldoende garandeert dat binnen een bepaalde termijn wél aan de normen voldaan wordt. Doelstelling voor Nederland is dat sinds juni 2011 wordt voldaan aan de norm voor fijn stof (PM10) en op 1 januari 2015 aan de norm voor stikstofdioxide.
Overheden, waaronder de gemeente Amersfoort, leveren jaarlijks invoergegevens aan zodat de kaarten kunnen worden geactualiseerd. De door de gemeente opgegeven gegevens worden jaarlijks verwerkt tezamen met landelijke luchtkwaliteitsgegevens en emissies van voertuigen. De berekende concentraties zijn voor de stedelijke wegen bepaald op een afstand van 10 m uit de wegrand. Bij rijkswegen kan deze afstand groter zijn. Invoergegevens zijn bijvoorbeeld bouwprojecten die kunnen leiden tot een extra verkeersaantrekkende werking. Op deze manier ontstaat een gedetailleerde kaart voor vrijwel elke wijk met waarden voor fijn stof en stikstofdioxide tot 2015. Deze kaart is openbaar en te vinden op http://viewer.nsl-monitoring.nl

Voor meer algemene informatie over de monitoring en de bijbehorende kaarten kan www.nsl-monitoring.nl worden geraadpleegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0020.jpg"

De NSL viewer, weergave gegevens NO2 in 2015

De luchtkwaliteit in het plangebied van dit bestemmingsplan wordt bepaald door de luchtverontreiniging die ontstaat door het wegverkeer op te tellen bij de heersende achtergrond - luchtverontreiniging en deze optelsom te toetsen aan de geldende wettelijke grenswaarden voor de luchtverontreiniging.

Bij de toepassing van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteit is het gebruikelijk om te bepalen of de luchtkwaliteit als gevolg van het plan 'in betekenende mate' toeneemt. Indien dit het geval is, is een nader onderzoek naar de luchtkwaliteit ter plaatse volgens de Wet milieubeheer noodzakelijk.

Plannen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven volgens de wet milieubeheer in principe niet nader onderzocht te worden, maar het achterwege laten van luchtkwaliteitonderzoek is niet in het belang van een goede ruimtelijke ordening. Daarom is voor dit plangebied toch onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit in het gebied.

Uit het onderzoek blijkt dat de huidige waarden in het plangebied de wettelijke grenswaarden niet overschrijden. Verder is onderzocht of de wettelijke grenswaarden nog steeds niet worden overschreden indien de nieuwe situatie met woningbouw en een ABC cluster is verwezenlijkt. Het jaar 2015 is hierbij het meest maatgevende jaar voor de beoordeling van de luchtkwaliteit. Er zijn twee berekeningen gemaakt (berekening A en B) voor 2015: één waarbij is uitgegaan van normaal doorstromend verkeer en één waarbij sprake is van stagnerend verkeer (filevorming). De berekening is gebaseerd op de verkeersintensiteiten op de Wiekslag, de drukste straat in het plangebied.

In beide gevallen zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  1. 1. de luchtkwaliteit in 2015 is bepaald op basis van de nu beschikbare verkeersgegevens / verkeersvoorspellingen, waarbij wordt uitgegaan van de voorspelde verkeersgegevens in 2022. Deze verkeersgegevens zijn ook in het uitgevoerde akoestisch onderzoek (zie bijlage 1 van deze toelichting) gebruikt. Er is dus sprake van een min of meer worst case – scenario op het punt van de verkeersomvang in 2015.
  2. 2. In de toekomstige situatie is de afstand van de eerste bebouwingslijn tot de wegas van de Wiekslag minimaal 13 m.
  3. 3. De bomenfactor is aangehouden op 1,25*.
  4. 4. De verkeersamenstelling is, evenals in het akoestisch rapport bij dit bestemmingsplan) aangehouden op 96 % lichte motorvoertuigen, 3% middelzwaar en 1 % zwaar.
  5. 5. Er is gerekend met het meest recente en beschikbare rekenmodel CAR II versie 11. Versie 12 is wel aangekondigd maar is nog niet beschikbaar.

*:

De bomenfactor geeft aan in hoeverre de bomen in een gebied stoffen in een gebied "vasthouden" door hun bladerdek. Als op een locatie vrijwel geen bomen staan zullen fijn stof en stikstofdioxide sneller verwaaien.

Bij de bomenfactor wordt gerekend met drie waarden:

1: hier en daar bomen of in het geheel niet;
1,25: één of meer rijen bomen met een onderlinge afstand van minder dan 15 meter met openingen tussen de kronen;
1,5: de kronen raken elkaar en overspannen minstens een derde gedeelte van de straatbreedte.
Een bomenfactor hoger dan 1 mag slechts worden gebruikt indien er langs de gehele weg, aan tenminste één zijde bomen aanwezig zijn binnen 30 meter van de wegas, en met een onderlinge afstand van minder dan 15 meter.

Berekening A.

Deze berekening betreft een te verwachten situatie luchtkwaliteit op basis van een verkeersomvang van niet meer dan 1300 motorvoertuigen/etmaal (prognose voor 2022) bij normaal doorstromend verkeer in 2015. Dat levert de volgende gegevens op:

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0021.jpg"

Uit deze tabel blijkt dat jaargemiddelde concentraties luchtverontreiniging ver onder grenswaarde van 40 ug/m3 voor NO2 en PM10 ligt en dat het aantal toelaatbare overschrijdingen van de grenswaarde voor PM10 aanzienlijk lager ligt dan het toelaatbare aantal van 35 keer.

Berekening B

Deze berekening betreft een te verwachten situatie luchtkwaliteit op basis van een maximale toelaatbare verkeersomvang van 21.000 mototrvoertuigen/etmaal op de Wiekslag. Bij deze verkeersomvang ontstaat volledig stagnerend verkeer nog voordat de maatgevende grenswaarde van 40 ug/m3 voor NO2 in 2015 wordt overschreden. De verkeersomvang levert de volgende gegevens op:

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0022.jpg"

Uit deze tabel blijkt dat bij een jaargemiddelde concentratie luchtverontreiniging die de toelaatbare grenswaarde van 40 ug/m3 voor NO2 benadert, sprake moet zijn van ca. 21.000 motorvoertuigen per etmaal in een stagnerende verkeerstroom. De maximaal toelaatbare omvang zou nog groter mogen zijn wanneer er sprake zou zijn van minder stagnatie van het verkeer dan hier aangenomen. Vanwege het type en de omvang van de weg is dat echter niet mogelijk. Een dergelijke verkeersomvang zal zich op dit wegsegment van de Wiekslag en ook elders in het gebied nimmer kunnen voordoen, zodat geconcludeerd kan worden dat overal in het plangebied het voldoen aan de grenswaarden voor de luchtverontreiniging altijd is gewaarborgd.

Externe veiligheid

Op 27 februari 2013 is het Servicebureau I Gemeenten gevraagd gevraagd een beoordeling te geven ten aanzien van externe veiligheid. Het beoordelingsrapport is opgenomen als bijlage 3 en bijlage 4 opgenomen bij deze toelichting. Uit het rapport blijkt dat het plangebied buiten het invloedsgebied van de A28 ligt als het gaat om vervoer van gevaarlijke stoffen. Het invloedsgebied van de A28 wordt bepaald door het vervoer van licht ontvlambaar gas, dit invloedsgebied is 355 meter.

Naast de A28 zijn bepaalde hoofdwegen en grote vaarwegen opgesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De meest dichtbijgelegen route van gevaarlijke stoffen is het transport over de Hoef. Ook hiervoor geldt een invloedsgebied van 355 meter. Het plangebied ligt op een grotere afstand dan deze 355 meter, waardoor er geen belemmeringen zijn voor de gewenste ontwikkelingen in het plangebied.

4.2.2 Spoorverkeer

Bij spoorverkeer blijft de beoordeling van de ruimtelijk relevante milieubelasting in praktische zin beperkt tot de milieuaspecten geluid, trillingen en externe veiligheid met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Geluid

Spoorwegen hebben volgens art 106b van de Wet geluidhinder een geluidzone waarvan de breedte afhankelijk is van het aantal sporen en de intensiteit van het gebruik. In het Besluit geluidhinder, via de regeling zonekaart spoorwegen, is op een kaart per
categorie spoorlijn de breedte van de zone aangegeven. Deze kaart ligt ter inzage bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu en is ook alleen daar in te zien.

De voor het plangebied relevante spoorbanen hebben van rechtswege een geluidszone van 300 m aan weerszijden van de baan. Zodra binnen deze geluidszones nieuwe
geluidgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd dan wel aanpassing van de
spoorbaan moet plaatsvinden, is akoestisch onderzoek vereist op grond van de Wet
geluidhinder. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden
overwogen. Bij hogere waarden dan de voorkeurswaarde van 55 dB moet een nieuw
ontheffingsbesluit in het kader van de toepassing van de Wet geluidhinder worden
genomen. Dit besluit kan worden genomen indien aan nadere randvoorwaarden van het gemeentelijke geluidhinderbeleid wordt voldaan. De uiterste grenswaarde van 68 dB
mag in geen geval worden overschreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0023.jpg"

Afstand spoorlijn tot plangebied

De Wet geluidhinder is echter niet het enige instrument voor het ordenen van de omgevingskwaliteit. Inmiddels leert jurisprudentie dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening geluidonderzoek niet achterwege mag blijven naar de omvang van geluidreflectie richting de omgeving bij in het bestemmingsplan op te nemen nieuwbouw. Daarom is geluid vanwege railverkeer ook onderzocht in het uitgevoerde akoestisch onderzoek in bijlage 1. Een van de aandachtspunten daarin is dat de spoorlijn ter hoogte van het Waterwingebied niet wordt afgeschermd door middel van een geluidsscherm.

Binnen de geluidzone voor railverkeerslawaai zijn te projecteren geluidgevoelige bestemmingen zonder nadere verplichtingen toegestaan wanneer de geluidbelasting niet meer bedraagt dan 55 dB. Het betreft hier een geluidzone met een breedte van 400 m langs de spoorbaan Amersfoort-Apeldoorn. In het akoestisch rapport in bijlage 1 zijn de berekeningsresultaten weergegeven in bijlage 3. Uit deze tabellen blijkt dat vanwege railverkeersgeluid nergens de grenswaarde van 55 dB wordt overschreden, zodat er geen nadere eisen gelden voor railverkeersgeluid.

Trillingen

In de directe nabijheid van de spoorbaan Amersfoort-Zwolle/Apeldoorn kunnen trillingen, vooral als gevolg van het goederenvervoer, trillingsoverlast veroorzaken. Doordat het plangebied op minimaal 300 meter van de spoorlijn ligt zijn trillingen ter plaatse niet te verwachten.

Externe veiligheid

Op 27 februari 2013 is het Servicebureau I Gemeenten gevraagd gevraagd een beoordeling te geven ten aanzien van externe veiligheid. Het beoordelingsrapport is opgenomen als bijlage 3 en bijlage 4 opgenomen bij deze toelichting.

Conform het basisnet moet voor de spoorverbinding tussen Amersfoort Oost en Barneveld rekening gehouden worden met 10 transporten brandbare gassen per jaar en 400 transporten met zeer brandbare vloeistoffen. Hieruit volgt een invloedsgebied van 460 meter. Het huidige kavel de Wiekslag en speeltuin het Vogelnest liggen binnen het invloedsgebied van het spoor. Over het doorgaande spoor in de richting van Putten vindt een grotere hoeveelheid transport met gevaarlijke stoffen plaats. Dit spoor ligt echter op een afstand van circa 360 meter vanaf de rand van de kavel van de huidige speeltuin het Vogelnest. Dit spoor is hiermee geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.

Voor bestemmingsplan "Amersfoort Oost" hebben reeds berekeningen plaatsgevonden ten aanzien van het spoor. Voor dit bestemmingsplan is aanvullend een berekening gemaakt voor het spoor, waarbij alleen rekening gehouden wordt met 10 transporten GF3 (licht ontvlambaar gas) en 400 transporten LF2 (zeer brandbare stoffen). De berekening is te vinden in bijlage 4. Uit de berekeningen volgt dat het groepsrisico zich onder de oriënterende waarde bevindt. Verder is er geen 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico aanwezig. De conclusie luidt dat er geen belemmeringen zijn voor de gewenste ontwikkeling vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor.

4.2.3 Ondergrondse infrastructuur

Bij ondergrondse infrastructuur blijft de beoordeling van de ruimtelijk relevante milieubelasting in praktische zin beperkt tot buisleidingen voor het transport van aardgas als gevaarlijke stof. De beoordeling beperkt zich tot externe veiligheid.

Externe veiligheid

Ten oosten van Rustenburg en de A28 ligt een ondergrondse aardgastransportleiding. Het bestemmingsplangebied ligt ruim buiten het invloedsgebied van deze leiding, waardoor er geen gevolgen zijn voor de gewenste ontwikkeling.

4.2.4 Zendmasten

Uit www.antenneregister.nl blijkt dat in en nabij het plangebied twee zendmasten aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0024.jpg"

Het betreft een mast voor vaste verbinding en een UMTS mast. Beide masten staan op het dak van de bestaande flat aan de Rietzangerstraat (in het verlengde van de Pelikaanstraat).

Agentschap Telecom, toezichthouder op het gebruik van elektromagnetische velden, voert jaarlijks door heel Nederland steekproefsgewijs veldsterktemetingen uit om na te gaan of de blootstellingslimieten nergens worden overschreden. Uit geen enkele van de veldsterktemetingen blijkt dat de blootstellingslimieten op publiek toegankelijke plaatsen in Nederland worden overschreden.

4.3 Milieugevolgen Van Bestaande Bedrijven In En Rond Het Plangebied

Bedrijven worden altijd beoordeeld op de milieugevolgen naar de omgeving. Het betreft hier dan voornamelijk geluid, trillingen, luchtverontreiniging, stof, geur en externe veiligheid. Andere milieubeoordelingen als bijvoorbeeld straling doen zich in de praktijk niet veel voor. Bij geluid kan naast de individuele beoordeling ook nog sprake van een cumulatieve beoordeling van de geluidbelasting veroorzaakt door de gezamenlijke bedrijven. Hierbij moeten bedrijven binnen een begrensd bedrijventerrein de gezamenlijke toelaatbare geluidsbelasting onder elkaar verdelen. Deze verdeling bepaalt dan uiteindelijk voor die bedrijven de toelaatbare geluidsbelasting per individueel bedrijf. Het plangebied is dermate ver verwijderd van grote bedrijven en bedrijventerreinen in Amersfoort, dat er geen sprake is van milieugevolgen - in welke vorm dan ook - op de voorgenomen ontwikkeling.

De nieuw te bouwen woningen en het nieuw te bouwen ABC cluster zijn gevoelige functies en mogen daarom geen grote negatieve (milieu)gevolgen ondervinden vanwege nabijgelegen bedrijven, zoals op het gebied van externe veiligheid of geluidsoverlast. Het plangebied ligt in de wijk Liendert en wordt omringd door bestaande woningen en maatschappelijke voorzieningen. Dit is ook goed te zien op de verbeelding van het voorheen geldende bestemmingsplan 'Amersfoort Oost':

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0025.jpg"

Alleen aan de Rietzangerstraat komen ook winkels en één enkele horecagelegenheid in de vorm van een restaurant voor. Volgens de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" (2009) geldt voor een restaurant een richtafstand van 10 meter. De nieuw te bouwen gevoelige functies komen op minimaal 50 meter afstand te staan van de horecagelegenheid en zijn daarmee dusdanig ver van de richtafstand verwijderd, dat een verdere beoordeling op dit punt niet aan de orde is.

4.4 Milieugevolgen Als Gevolg Van De Nieuw Te Bouwen Woningen En Het Nieuwe Abc Cluster

De te bouwen woningen (appartementen alsmede de aaneengesloten woningen) zijn zelf gevoelige bestemmingen en leiden op zichzelf niet tot negatieve milieugevolgen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet wel bekeken worden in hoeverre het nieuwe aantal woningen leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit, als gevolg van het toenemende aantal verkeersbewegingen. Hetzelfde geldt voor het te bouwen ABC cluster. Verder is bij het ABC cluster het geluid een niet te onderschatten factor: aangezien kinderen, leerkrachten en ouders bijeen komen in één gebouw en in de plannen sprake is van een ontmoetingsplein is een onderzoek naar de geluidsbelasting op de gevels in de omgeving noodzakelijk.

Luchtkwaliteit

Indien een woningbouwlocatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvat, dan wel in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer bedraagt dan 3000 woningen dan is er sprake van een zogenaamd 'niet in betekenende mate' project.
Indien een voorgenomen ontwikkeling binnen de begrenzing van de Regeling niet in betekenende mate valt is verdere toetsing aan de grenswaarden op het gebied van luchtkwaliteit niet nodig mits de voorgenomen ontwikkeling niet valt onder het Besluit gevoelige bestemmingen.

Binnen het plangebied worden maximaal 50 grondgebonden woningen en 12 appartementen mogelijk gemaakt, zodat dit project aangemerkt kan worden als zijnde 'niet in betekenende mate'. Onderzoek naar de luchtkwaliteit kan in het kader van dit bestemmingsplan daarom achterwege blijven.

Geluid

Aangezien in het ABC cluster twee scholen, kinderopvang, een ontmoetingsruimte en een sportzaal worden ondergebracht en het nieuwe schoolplein gaat dienen als ontmoetingsplein in de wijk, is het van belang om te onderzoeken in hoeverre het geluidsniveau op de gevels van de omliggende functies veranderd.

Voor dit bestemmingsplan is een akoestisch onderzoek verricht. Het geluidsrapport "ABC school Liendert te Amersfoort, akoestisch onderzoek Wet geluidhinder en Wet milieubeheer" van akoestisch adviesbureau Alcedo, nr. 20113588.R01.V03 (datum 1 januari 2013), is als Bijlage 1 toegevoegd aan deze toelichting. Naar aanleiding van het gewijzigd ontwerp van september 2013 is een aanvullend onderzoek uitgevoerd, waarbij uitgegaan is van het nieuwe ontwerp. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in notitie 20113588.SH9285 (datum 31 oktober 2013) van akoestisch adviesbureau Alcedo. Deze notitie is als Bijlage 2 toegevoegd aan deze toelichting.

In het geluidsrapport is de volgende onderzoeksvraag gesteld:

"Vormt de school een belemmering voor de omgeving door het geluid dat geproduceerd wordt door installaties, spelende kinderen op het schoolplein en voertuigbewegingen voor het halen en brengen van kinderen?"

Geluid vanwege de ABC school (het gebouw + installaties en het schoolplein)

De ABC school is meldingsplichtig volgens het Activiteitenbesluit. De geluidsvoorschriften zijn hierin opgenomen in afdeling 2.8 "Geluidhinder", bij artikel 2.17 tot en met 2.22 van het Activiteitenbesluit. In de volgende tabel zijn de geluidsvoorschriften voor de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en maximale geluidsniveaus volgens het Activiteitenbesluit opgenomen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0026.jpg"

Volgens het activiteitenbesluit mag het stemgeluid buiten beschouwing worden gelaten, maar in het kader van een goede ruimtelijke ordening is in het geluidsrapport het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau inclusief stemgeluid inzichtelijk gemaakt.

In het geluidsrapport is per te huisvesten doelgroep, te weten basisschoolleerlingen, kinderen in de buitenschoolse opvang en kinderen in een peuterspeelzaal, bekeken hoeveel tijd zij spelend doorbrengen op het ontmoetingsplein op een droge dag en welke bronsterktes dit oplevert. Deze bronsterktes zijn gebaseerd op geluidsmetingen bij basisscholen "De Windroos" en "De Wiekslag". Dit levert de volgende tabel op:

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0027.jpg"

Bij deze tabel zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Het welzijnswerk, dat ook een plek krijgt in het ABC gebouw, organiseert ook activiteiten voor kinderen. Deze activiteiten kunnen buiten plaatsvinden, maar vinden voornamelijk plaats tijdens schoolvakanties, als er geen schoolkinderen aanwezig zijn. Deze activiteiten zijn daarom geen onderdeel van de representatieve bedrijfssituatie en daarom verder buiten beschouwing gelaten.
  • De ABC school beschikt over twee pleinen, een aan de grote zijde Vinkenbaan en een kleine aan de andere zijde van de school. Aangenomen is dat de peuterspeelzalen gebruik maken van het kleine speelplein.
  • In het weekend en op vakantiedagen zijn er geen schoolkinderen aanwezig, maar er kunnen wel kinderen op het schoolplein spelen. De verwachting is dat er op deze dagen door minder kinderen gespeeld zal worden, waardoor er ook sprake is van lagere geluidsniveaus. Deze dagen zijn vooralsnog buiten beschouwing gelaten.

Op het dak van de school worden installaties inclusief aan- en afvoer van installaties geplaatst. In eerste instantie is gerekend met 3 installaties op het dak met een bronsterkte van 80 dB(A) per stuk. Deze installaties zullen in de dagperiode (7.00-19.00) 100% in bedrijf zijn, in de avondperiode (19.00-23.00) 70% en in de nachtperiode (23.00-7.00) 50%. De geluidsbelasting als gevolg van de installaties op het dak is in de berekeningen in het geluidsrapport meegenomen.

De berekeningen zijn uitgevoerd aan de hand van de volgende berekeningspunten:

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0028.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0029.png"

In bijlage 1 van het Aanvullend akoestisch onderzoek (oktober 2013) zijn de berekeningresultaten voor alle toetspunten opgenomen. Voor enkele maatgevende punten zien de berekeningresultaten er als volgt uit:

Beoordelingspunt Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus (LAr,LT) [dB(A)]
dagperiode
(07.00-19.00)
avondperiode
(19.00-23.00)
nachtperiode
(23.00-07.00)
0084 Voorgevel woning 40 (nieuwbouwwoning) 56 28 27
1006 Wiekslag 357 (ten noordoosten school) 57 34 33
1007_C Wiekslag 7/1-14 9/1-14 appartementen, 10,5 meter hoogte (ten noordwesten school) 57 26 25
1021 Ibisstraat 1 (ten noorden school) 57 31 29
1033_D Wielewaalstraat 116-154, 10,5 meter hoogte (ten zuidoosten school) 52 37 36
1047 Leeuwerikstraat 30 (ten zuidwesten school) 60 34 32

Tabel: Berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus inclusief stemgeluid

Te zien is dat het langtijdgemiddelde geluidsniveau van 50 dB(A) in de dagperiode wordt overschreden. Dit geldt niet voor de avondperiode en de nachtperiode.

In bijlage 2 van het het Aanvullend akoestisch onderzoek (oktober 2013) zijn eveneens de maximale geluidsniveaus opgenomen.

In bijlage 2 van het het Aanvullend akoestisch onderzoek (oktober 2013) zijn eveneens de maximale geluidsniveaus opgenomen.

Beoordelingspunt Maximale geluidsniveaus (LAmax) [dB(A)]
dagperiode
(07.00-19.00)
avondperiode
(19.00-23.00)
nachtperiode
(23.00-07.00)
0084 Voorgevel woning 40 (nieuwbouwwoning) 65 29 29
1006 Wiekslag 357 (ten noordoosten school) 65 31 31
1007_C Wiekslag 7/1-14 9/1-14 appartementen, 10,5 meter hoogte (ten noordwesten school) 63 27 27
1021 Ibisstraat 1 (ten noorden school) 65 29 29
1033_D Wielewaalstraat 116-154, 10,5 meter hoogte (ten zuidoosten school) 72 37 37
1047 Leeuwerikstraat 30 (ten zuidwesten school) 70 32 32
1048 Leeuwerikstraat 36 72 29 29
1071 Vinkenbaan 35 71 28 28

Tabel: Berekende maximale geluidsniveaus

Uit de berekeningresultaten in het geluidsrapport blijkt het volgende:

  • Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau bedraagt in de dagperiode maximaal 60 dB(A), in de avondperiode maximaal 37 dB(A) en in de nachtperiode maximaal 36 dB(A). Hiermee wordt in de avond- en nachtperiode naar analogie van het Activiteitenbesluit voldaan aan de geluidsvoorschriften. In de dagperiode wordt het geluidsvoorschrift met 10 dB(A) overschreden. Het hoogste langtijdgemiddelde beoordelingsniveau vindt plaats bij de woningen aan de Leeuwerikstraat.
  • Het hoogst optredende maximaal geluidsniveau treedt op bij de appartementen aan de Wielewaalstraat 116-154 en bedraagt op 10,5 meter hoogte in de dagperiode 72 dB(A). Er wordt niet voldaan aan de geluidsvoorschriften van het Activiteitenbesluit, de overschrijding bedraagt 2 dB(A). Deze overschrijdign wordt veroorzaakt door de kinderen van de peuterspeelzaal. Op de eengezinswoningen aan de Leeuwerikstraat 36 en Vinkenbaan 35 is tevens sprake van een overschrijding van 2 c.q. 1 dB(A). Hier wordt de overschrijding veroorzaakt door de basisschoolleerlingen.
  • In bede gevallen geldt: indien getoetst wordt aan de Wet milieubeheer en het stemgeluid van kinderen buiten beschouwing wordt gelaten, wordt voldaan aan de geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit.

Nu er sprake is van een overschrijding van maximaal 10dB(A) in de dagperiode van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (Leeuwerikstraat) en 2 dB(A) van het maximaal geluidniveau (Wielewaalstraat/Leeuwerikstraat), is het van belang om te beoordelen in hoeverre deze overschrijdingen te minimaliseren of te voorkomen zijn.

Voor de overschrijding van 2 dB(A) bij de Wielewaalstraat geldt dat deze zich voordoet bij de appartementen op een hoogte van 10,5 meter. De overschrijding is vanwege de hoge ligging van de appartementen redelijkerwijs niet weg te nemen of te verminderen. Aangetekend wordt dat de overschrijding enkel optreedt als een kind hard schreeuwt. Met goed toezicht en de begeleiding van kinderen kan de frequentie dat plaatsvindt worden beperkt.

De overschrijding van 2 dB(A) bij de Wielewaalstraat wordt daarom acceptabel geacht.

Voor de overschrijdingen bij de Leeuwerikstraat en de Vinkenbaan worden de volgende ruimtelijke overwegingen gemaakt:

Scholen spreiden of scholen clusteren

In de huidige situatie zijn de scholen Windroos en Wiekslag verspreid over de wijk. Ze nemen daardoor gezamenlijk meer geluidgebruiksruimte in beslag dan wanneer beide scholen worden geclusterd. Een deel van de geluidgebruiksruimte valt dan samen.

Volgens de beginselen van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering 2009' nemen twee verspreid liggende, niet geclusterde schoolterreinen, in de nieuwe situatie 2 keer een geluidsgebruiksruimte van 30 m uit de grens van een schoolterrein in. Dit levert dan tweemaal beperkingen op voor het innemen van die ruimte door geluidkwetsbare functies als woningen. Bij een geclusterde situatie wordt die ruimte eenmalig ingenomen.

Daarbij wordt in de VNG brochure er vanuit gegaan dat de geluidbelasting op deze afstand ca. 45-50 dB(A) voor een rustig woongebied zal bedragen bij de woningen. Niet duidelijk uit de brochure is of hierbij stemgeluid ook is betrokken. Is dit niet het geval dan zijn deze afstanden goed toepasbaar. Is dit wel het geval dan zijn aanmerkelijk grotere afstanden dan 30 meter nodig om dezelfde geluidsdoelstelling voor een rustige woonwijk te bereiken. De indicatieve afstanden uit de VNG-brochure zijn dan voor deze situatie niet bruikbaar. Er moet worden gerekend met grotere afstanden uit de grens van het schoolterrein dan 30 m, waardoor de noodzaak van clustering van de scholen nog meer onder druk zou komen te staan om te komen tot efficiënt (geluid-)ruimtegebruik.

Herhuisvesting van 2 scholen met 2 onafgeschermde schoolpleinen in de huidige situatie naar 1 locatie en met 1 schoolplein in de nieuwe situatie heeft in beginsel onontkoombaar tot gevolg dat in de omgeving van de clusterlocatie de heersende geluidbelasting in de omgeving toeneemt en op de andere locatie afneemt.

Voorts vindt de gemotoriseerde verkeersaantrekkende werking over een groter woonomgevinggebied in de wijk plaats dan bij een geclusterde situatie. Clustering van de scholen beantwoordt in het kader van goede ruimtelijke ordening en milieu aan efficiënt ruimtegebruik ten koste van een toename van de heersende geluidbelasting rond de clusterlocatie en ten gunste van de locatie waar de schoolfunctie ongedaan is gemaakt.

Clusteren scholen op een andere locatie

De twee scholen zouden op twee locaties in de wijk geclusterd kunnen worden: op de huidige locatie van school de Windroos of van school de Wiekslag.

De locatie Wiekslag is bij afwezigheid van de school een echt rustige woonlocatie waar geen geluidactiviteiten plaatsvinden anders dan voornamelijk gemotoriseerd buurtverkeer. De locatie is uit het oogpunt van geluidkwaliteit de meest geschikte plek voor nieuwbouwwoningen. Het gebied wordt niet meer belast door de verkeersaantrekkende werking van een school van buitenaf.

De Windroos ligt in een min of meer gemengd gebied in de nabijheid waarvan zich ook een te handhaven verkeersaantrekkende supermarkt bevindt, alsmede het winkelgebied Rietzangerstraat. Het meeste niet-woonverkeer concentreert zich op het buitenterrein tussen de Wiekslag (bestaande appartementen) en de supermarkt. Hier komt het karakter gemengd gebied het meest sterk naar voren, waarbij moet worden opgemerkt dat de buitenverblijfsruimten van de appartementen zijn gericht op dit buitenterrein. Wanneer gekozen zou worden voor een ABC school ter hoogte van de Wieksslag en voor nieuwe woningen op de locatie Windroos, dan zouden de nieuwe woningen te maken krijgen met sterke verkeersaantrekking naar dit terrein. Verder is uit het oogpunt van na te streven leefomgevingkwaliteit het wonen in een gemengd gebied ongewenst als er een alternatief is om in een rustige woonlocatie te wonen. Bovendien moet rekening worden gehouden met de bedrijfsbelangen van de op relatief korte afstand gelegen supermarkt, welke ook buiten de dagperiode en in het weekend in bedrijf is en verkeer aantrekt. Die periode is voor het bedrijf het meest cruciaal voor het op afstand houden van nieuw te bouwen woningen.

Uit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening en geluidkwaliteit is het clusteren van de scholen op de locatie van de Windroos het minst schadelijk voor de leefomgevingkwaliteit. Hier worden bedrijfsbelangen het minst geschaad en wordt de verkeersaantrekkende werking niet verspreid over een groter woongebied.

Toepasbaarheid VNG brochure 'Bedrijven en Milieuzonering 2009': nieuwe of bestaande situatie?

Het clusteren van de scholen op de locatie Windroos brengt een toename van de geluidbelasting met zich mee op deze locatie.

Zou sprake zijn van een volsterkt nieuwe situatie dan zouden volgens bijlage 5 van de VNG-brochure de volgende na te streven geluidkwaliteiten voor het langtijdgemiddelde geluidniveaus gehanteerd moeten worden:

Rustig woongebied : 45-50 dB(A)

Gemengd gebied : 50-55 dB(A)

De VNG-brochure hanteert ruimtelijk een afstand van 30 m voor rustig woongebied en 10 m voor gemengd gebied. In het akoestisch rapport is vermeld dat de geluidbelasting inclusief stemgeluid in de Leeuwerikstraat ten hoogste 60 dB(A) bedraagt. De kortste afstand tussen de grens van het schoolperceel en de gevels van de woningen bedraagt ca. 15 m. Als op deze afstand de geluidbelasting met stemgeluid al 60 dB(A) is, dan is op 10 m afstand de geluidbelasting ook hoger dan 50-55 dB(A). Wordt de afstand verdubbeld naar de VNG-afstand van 30 m dan wordt de hoogste VNG-geluidwaarde voor een rustig woongebied van 50 dB(A) of minder niet gehaald zonder afschermende maatregelen wanneer het stemgeluid betrokken wordt in de berekeningen.

Uit akoestisch onderzoek blijkt dat de na te streven waarden voor het langtijdgemiddelde geluidsniveau niet haalbaar zijn wanneer het stemgeluid hierin wordt betrokken. Echter, de VNG-brochure is hier in het kader van goede ruimtelijke ordening niet te hanteren als instrument. De VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is namelijk niet van toepassing op bestaande te handhaven en op bestaande en te herordenen bestaande situaties (uiteraard kan de VNG-brochure wel als leidraad worden gebruikt). In dit geval zijn in het plangebied de twee scholen al aanwezig. Deze worden weliswaar herordend, maar van een volstrekt nieuwe situatie is hier geen sprake.

Nu de beoordeling van stemgeluid bij de toepassing van de Wet milieubeheer geheel buiten beschouwing blijft, is het ongewis hoe het maximale geluidniveau moet worden beoordeeld in het kader van goede ruimtelijke ordening. De VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering hanteert voor de dagperiode ook een toelaatbare maximale grenswaarde van 70 dB(A) voor bedrijfsgeluid voor nieuwe situaties. Omdat hier geen sprake is van een te beoordelen nieuwe situatie maar van een te herordenen bestaande situatie blijft een beoordeling conform deze brochure hier achterwege. In de huidige vigerende planologische situatie zijn stemgeluiden bij een schoolfunctie niet uitgesloten en zijn deze zodanig beïnvloedbaar dat, indien daarvan overlast zou worden ondervonden, de maximale geluidsniveaus een eventueel te hanteren grenswaarde van 70 dB(A) niet behoeft te overschrijden. De toekomstige planologische verschilt daarin niet van de huidige situatie.

Mogelijkheden in het (terrein)ontwerp

  1. a. Geluidschermen

Speelterreinen bij scholen hebben als akoestisch nadeel dat het relatief grote oppervlakken betreft waarover het stemgeluid zich verdeelt. Hoe verder het stemgeluid zich bevindt van een geluidafscherming hoe minder effectief de geluidafscherming wordt voor het bereiken van de geluiddoelstelling bij de omliggende woningen.

Dat kan alleen gecompenseerd worden door het toepassen van een grote afstand van een speelterrein tot geluidgevoelige functies. Grote afstanden die overeenkomen met de gewenste geluiddoelstelling zijn hier niet beschikbaar. Dat tekort moet dan worden gecompenseerd door hoge geluidafscherming tussen de schoolpleinen en de woonfunctie. In het geluidsrapport is daarom (in paragraaf 4.6) ook gerekend met geluidsschermen van 1,5 tot 2,5 meter hoog. Uit de berekeningsresultaten blijkt dat na het plaatsen van schermen het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ter plaatse van eengezinswoningen maximaal 55 dB(A) bedraagt. Hiermee wordt in de dagperiode naar analogie van het Activiteitenbesluit nog steeds niet voldaan aan de geluidsvoorschriften (als stemgeluid wordt meegnomen). Ter plaatse van de appartmenten aan de Wiekslag bedraagt het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in de dagperiode op 10,5 meter hoogte 57 dB(A). De overschrijding op de appartementen is vanwege de hoge ligging van de appartementen redelijkerwijs niet verder weg te nemen of te verminderen.

Een hoge geluidafscherming is slechts goed uitvoerbaar en effectief indien het wordt ontworpen met het schoolgebouw zelf, omdat solitaire geluidschermen stedenbouwkundig (zichtonderbreking) en ook verkeerskundig (zichtonderbreking verkeer bij kruispunten) niet acceptabel zijn. Daarnaast is zicht op de speelterreinen gewenst en dragen geluidsschermen niet bij aan de doelstelling om een 'onmoetingsplein' centraal in de buurt te realiseren. Deze redenen, plus het feit dat met de geluidsschermen nog niet volledig aan de geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit kan worden voldaan (indien stemgeluid wordt meegeteld), maakt deze optie niet haalbaar.

In het gemengde gebied bedraagt de berekende geluidbelasting op de aanwezige woningen in de toekomstige situatie vrijwel overal niet meer dan 55 dB(A) behoudens langs een deel van de Leeuwerikstraat tussen Tuinfluiterstraat en Vinkenbaan, woningen aan de Wiekslag 357, Ibisstraat 1, nieuwe woning 40 en appartementen aan de Wiekslag 7/1-14 en 9/1-14. Daar bedraagt de geluidbelasting maximaal 60 dB(A) aan de toegangszijde van een beperkt aantal woningen. De buitenverblijfsruimte van de woning bevindt zich aan de geluidluwe zijde van de woning.

Overwogen is ten behoeve van deze woningen de geluidbelasting terug te brengen naar ten hoogste 55 dB(A) door het treffen van geluidafschermende maatregelen langs het schoolplein. Omdat het schoolplein een relatief groot oppervlak heeft waarover het stemgeluid is verdeeld, zal een geluidvoorziening slechts effectief zijn bij grote schermhoogten (ca.2-2,5 m). Deze zijn dan beperkt effectief op de gevels van woningen en op plaatsen waar redelijkerwijs bewoners niet lang verblijven. Om deze en om eerder genoemde stedenbouwkundige en verkeerskundige redenen wordt de aanleg van geluidschermen van deze hoge omvang rondom het schoolplein ongewenst geacht.

  1. b. Het akoestische terreinontwerp van het nieuwe schoolplein

Het grote schoolplein wordt zover mogelijk verwijderd van de hoogbouwlocatie langs de Wiekslag (8 bouwlagen appartementen gelegen op 2 bouwlagen garage resp. berging) met het gebouw van de supermarkt als zeer beperkte geluidafscherming voor uitsluitend de laag gelegen appartementen. Het plein is ook zover mogelijk gelegen van de hoogbouwappartementen aan de Wielewaalstraat, waar het schoolgebouw zelf zoveel als mogelijk voor de noodzakelijke reductie van het geluid afkomstig van het grote plein zorgdraagt. Beide hoogbouwlocaties hebben hun balkons (buitenverblijfsruimte) gericht op het schoolplein, zodat met dit ontwerp, binnen alle beschikbare mogelijkheden, de zwakste schakels in de geluidreducties akoestisch optimaal zijn gecompenseerd. De omgeving van de appartementen aan de Wiekslag zijn vanwege de voortdurende aanwezigheid van het sterk verkeersaantrekkende winkelgebied tijdens de schoolperiode minder kwetsbaar dan de appartementen aan de Wielewaalstraat waar deze verkeersaantrekking minder sterk is. De appartementen aan de Wielewaalstraat behoeven dan ook eerder een hoge geluidafscherming langs het schoolplein dan de appartementen aan de Wiekslag.

Tussen het schoolgebouw en de woningen aan de Wielewaalstraat (maximaal 3 bouwlagen appartementen boven bergingslaag) bevindt zich nog een plek (kleine speelplaats) waar het stemgeluid van peuters als relatief stille geluidbron is geprojecteerd. Het grote schoolplein draagt voorts het geluid al dan niet gedeeltelijk gereduceerd door het schoolgebouw over naar de woningen aan de Leeuwerikstraat /Rietzangerstraat en de woningen aan de Wiekslag.

Indeling en isolatie bestaande omliggende woningen

De straat Wiekslag is de wijkontsluitingsweg van dit woongebied en ondergaat relatief gezien het meeste verkeersgeluid. De buitenverblijfruimten (tuinen) behorende bij deze woningen worden hier doeltreffend van het geluid afkomstig van het schoolplein afgeschermd door de woningen zelf. De voorzijde (straatkant) behoeft hier geen bescherming. De Leeuwerikstraat is een buurtweg. Hier is sprake van dezelfde woonsituatie als bij de woningen aan de Wiekslag, waarbij de voorzijde (straatkant van de woningen) geen bescherming behoeft tegen geluid van het schoolplein.

De Rietzangerstraat is een relatief drukke buurtweg omdat de woningen zijn gelegen boven winkels en in de directe nabijheid van de supermarkt met veel verkeersaantrekking. Aan de straatzijde beschikken de woningen niet over een buitenverblijfsruimte behorende bij de woningen.

Gelet op deze beschreven situaties aan de Wiekslag, Leeuwerikstraat en Rietzangerstraat is er geen aanleiding een hoge bescherming toe te kennen aan de gevels die direct worden belast door het geluid van de schoolvoorziening. Er is, indien daartoe aanleiding is bij te hoog geluidbelaste gevels, eerder aanleiding extra geluidwering toe te kennen aan deze gevels, waarmee meer dan alleen het geluid afkomstig van de school kan worden gereduceerd.

Bij een herordening van de twee te clusteren schoollocaties is het onvermijdelijk dat sprake is van een toename van de geluidbelasting op een van de oorspronkelijke locaties bij gelijktijdige afname op de andere locatie. De aanmerkelijke toenames van geluidbelastingen boven de toepasbare geluidgrenswaarden bij woningen voor gemengd gebied vinden plaats op de plaatsen aan de gevel waar mensen redelijkerwijs zeer kort of niet verblijven. Daarom is eerder het binnenniveau bij deze woningen doorslaggevend voor een geluidbeoordeling. De maximale geluidbelasting voor het langtijdgemiddelde geluidniveau op de gevel bedraagt 60 dB(A). In het algemeen wordt een binnenniveau van 35 dB(A) aanvaardbaar geacht.

Indeling en isolatie nieuw te bouwen woningen

Bij de nieuw te bouwen woningen kan bij de aanvang van de nieuwbouw zonodig worden voorzien in extra geluidwerende gevels. Deze maatregel is vooral nodig om hoogbouwwoningen minimaal met geluid afkomstig van de schoolpleinvoorziening te belasten. Dat betreft dan tenminste gevels van woningen waar langdurige verblijf in de buitenlucht mogelijk wordt gemaakt. Buitenruimten bij hoog- of laagbouwwoningen waar dat redelijkerwijs niet het geval is behoeven minder bescherming tegen geluid, omdat daar de binnenruimten van de woningen doorslaggevend zijn voor de geluidkwaliteit behorende bij de woonfunctie. Om die geluidkwaliteit te waarborgen kunnen de woningen zonodig worden voorzien van extra geluidwering.

Door verplaatsing van de schoolactiviteit de Wiekslag (gebied tussen de Wiekslag en Trekvogelweg) naar het gemengde gebied neemt de heersende geluidbelasting tussen ca. 52 - 58 dB(A) bij nu aanwezige woningen aan de Ibisstraat af naar grotendeels tussen 45-50 dB(A) en in sommige gevallen nog lager. De verplaatsing van de schoolactiviteit de Wiekslag naar het gemengde gebied levert daardoor de geluidkwaliteit op die behoort bij een rustig woongebied en maakt daarmee het gebied ook zeer geschikt voor nieuwbouwwoningen.

De hoogste geluidsbelasting vanwege de school bij de nieuw te bouwen woningen gelegen aan de Wiekslag bedraagt 52-56 dB(A) op de eerste bouwlaag. Deze woningen grenzen aan het gemengd gebied en hebben normaliter voldoende geluidwering om een acceptabel binnenniveau te waarborgen.

Bij de nieuw te bouwen woningen aan de Ibisstraat neemt de geluidbelasting snel af tot onder 50 respectievelijk 45 dB(A) en voldoet daarmee aan de kwaliteitseisen voor een rustig woongebied. De verblijfstuinen behorende bij deze woningen ondervinden alle een lagere geluidbelasting dan 50 dB(A) en al snel lager dan 45 dB(A).

4.5 Opvang En Afvoer Van Water & Waterkwaliteit

4.5.1 Europees beleid op het gebied van water

Kaderrichtlijn water

Op Europees niveau is de Kaderrichtlijn Water uit 2000 van belang. De kaderrichtlijn is een Europese richtlijn die voorschrift dat de waterkwaliteit van de europese wateren (vanaf 2015) aan bepaalde eisen moeten voldoen. Deze Kaderrichtlijn gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks hiervan afhankelijk zijn voor verdere achteruitgang worden behoed. Verder wordt een duurzaam gebruik van water bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn. Tot slot wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.

De lidstaten van de EU hebben de kaderrichtlijn uitgewerkt binnen hun eigen wet- en regelgeving.

4.5.2 Nationaal en provinciaal waterbeleid

Waterwet

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Hiermee kan de komende tijd worden voldaan aan de eisen die het waterbeheer van de toekomst stelt aan Nederland. Belangrijk doel van de waterwet was om tot één wet voor waterbeheer te komen in plaats van de 8 verschillende wetten die tot dan toe van kracht waren. Dit levert een belangrijke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningenstelsels en administratieve lasten. Voor onder andere het lozen van afvalwater op het oppervlaktewater, het onttrekken van grondwater of het bouwen van een steiger moet nu één watervergunning worden aangevraagd. In de wet worden ook zoveel mogelijk handelingen met algemene regels gereguleerd, waarbij er geen vergunning meer hoeft te worden aangevraagd.

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk element in de Waterwet is de onderverdeling in het bevoegde gezag met betrekking tot directe (rechtstreeks op het oppervlaktewater) en indirecte lozingen (via de gemeentelijke riolering en rioolafvalwaterzuiveringsinstallatie op het oppervlaktewater. De directe lozingen vallen onder de Waterwet, terwijl de indirecte lozingen zijn opgegaan in de Wet Milieubeheer.

Nationale waterplan

Het Nationale Waterplan geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. Het is in feite het rijksplan voor waterbeheer in Nederland, waarin beschreven is hoe welke maatregelen in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

Voor het plangebied geeft onderstaande kaart van het Waterschap Vallei en Eem een goed beeld van het totale watersysteem. Hierin is te zien dat de singels en het Valleikanaal een belangrijke functie vervullen in de berging van water uit diverse beken in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0030.png"

Voor het stedelijk gebied is het streefbeeld een veilig woon- en werkgebied, waar de kans op overstromingen bijzonder klein is en waar wateroverlast misschien af en toe voorkomt, maar wel is teruggebracht tot een maatschappelijk geaccepteerd niveau.

In Liendert is soms sprake van een hoge grondwaterstand met de bijbehorende wateroverlast. In Rustenburg ligt een uitgebreid net van drainage. Als deze drainage niet goed functioneert kan er overlast ontstaan. Daarom dient in het gebied rekening gehouden te worden met hoge grondwaterstanden, door kruipruimteloos te bouwen. De gemeente heeft onderzoek laten doen naar de invloed van het klimaat op de grondwaterstanden in de stad. De conclusie daarvan is dat de grondwaterstanden en de winterperioden hoger zullen worden.

Provinciaal waterplan

Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. De doelstelling van het plan is: een veilig en bewoonbaar land. Het plan geeft de gewenste ontwikkelingen in het waterbeheer in de provincie Utrecht aan. Hierbij is onder andere rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water. Het thema “water als ordenend principe” loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied,er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen. In het plan zijn provinciale belangen benoemd op het gebied van waterkwaliteit en waterberging, waarmee gemeenten rekening dienen te houden bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Er zijn geen provinciale belangen te beschermen in het plangebied van dit bestemmingsplan.

4.5.3 Beleid waterschap en gemeente

Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem

In het Waterbeheersplan 2010 - 2015 heeft Waterschap Vallei & Veluwe zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. Het plan bepaalt in grote lijnen de agenda van Waterschap Vallei & Veluwe voor de komende jaren. Dit plan is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. Voor dit plangebied zijn geen concrete maatregelen benoemd die gevolgen hebben voor het bestemmingsplan.

Waterplan gemeente Amersfoort

In het waterplan staat de gezamenlijke ambitie van de gemeente Amersfoort, Waterschap Vallei en Eem en Hydron Midden-Nederland beschreven om te komen tot duurzaam en integraal waterbeheer in Amersfoort. In het Waterplan Amersfoort zijn die visie en de hieruit voortvloeiende activiteiten van gemeente, waterschap, waterbedrijf en andere betrokkenen vastgelegd.

In het waterplan Amersfoort gaat het in eerste instantie om het stedelijk gebied van de gemeente Amersfoort, waarbij het watersysteem en de waterketen integraal worden beschouwd. Het Amersfoortse watersysteem is beschreven aan de hand van deelsystemen. Deze worden onderscheiden om rekening te kunnen houden met de variaties in fysieke omstandigheden en gebruik. Per deelgebied zijn accenten gelegd met behulp van de volgende streefbeelden: "water met allure", "water van de wijk" en "water voor natuur".

In het waterplan komen achtereenvolgens de huidige situatie (per deelsysteem), een visie tot 2030 en de doelstellingen om de ambities uit de visie te bereiken. Voor heel Amersfoort gelden een tiental duurzaamheidsprincipes, als toetsingscriteria voor duurzaam en integraal waterbeheer. Deze zijn achtereenvolgens:

  1. 1. Voorkom (water)overlast
  2. 2. Zorg voor een inrichting en beheer die horen bij de functie
  3. 3. Hou wat schoon is schoon
  4. 4. Houd de waterbalans gesloten
  5. 5. Sluit aan bij natuurlijke processen en kansen
  6. 6. Behoud en versterk de aanwezige waarden
  7. 7. Zorg voor (multi)functionaliteit, flexibiliteit en beheersbaarheid
  8. 8. Wentel problemen niet af (b.v. naar een ander gebied)
  9. 9. Werk samen
  10. 10. Houd het waterbeheer betaalbaar

Deze duurzaamheidsprincipes zijn aangevuld met een aantal voorwaarden, minimale eisen waaraan inrichting en beheer van het watersysteem en de waterketen moet voldoen. Afhankelijk van het gebied zijn nog extra ambities geformuleerd aan de hand van streefbeelden. In de figuur hieronder is de samenhang tussen de begrippen te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0031.jpg"

Grondwaterplan Amersfoort

Het Amersfoortse grondwaterplan is door de gemeenteraad in 2005 vastgesteld. Reden voor het opstellen van dit plan is dat in Amersfoort op een aantal lokaties grondwateroverlast voorkomt en mensen en instanties vaak niet weten wie daarvoor verantwoordelijk is. Overlast van grondwater kan leiden tot natte kruipruimten en vochtige woningen. Beplanting in tuinen kan beperkt worden in de groei door een te natte ondergrond.

Doelstelling van het grondwaterplan is om duidelijkheid te scheppen over verantwoordelijkheden en taken bij grondwateroverlast, om bestaande overlastsituaties aan te pakken en nieuwe overlastsituaties te voorkomen en tot slot om een bijdrage te leveren aan een duurzaam beheer van het grondwater.

In het grondwaterplan is gemeld dat grondwateroverlast voorkomt in de wijken Kruiskamp, Liendert en Rustenburg. Om dit tegen te gaan is in het plangebied zelf onderzoek verricht naar de grondwaterstanden. Bij dit onderzoek zijn de gemiddeld hoogste grondwaterstanden vastgelegd in een kaart, dat onderdeel uitmaakt van het gemeentelijk rioleringsplan. De kaart wordt gebruikt op momenten dat het riool wordt vervangen, zodat dan tegelijkertijd eventuele maatregelen genomen kunnen worden om het grondwaterpeil te laten zakken. De gemeente kan alleen in openbaar gebied maatregelen treffen tegen grondwateroverlast. Landelijk is gebruikelijk dat als gewenste grondwaterstand in openbaar terrein ter plaatse van wegen maximaal 0,7 m beneden de as van de weg wordt aangehouden. In het plangebied wordt deze norm nog niet altijd gehaald.

Bij hoge grondwaterstanden zijn diverse ingrepen mogelijk door de gemeente:

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0032.png"

Op de plaatsen waar rioolvervanging, herprofilering van bestrating of andere ingrepen in de openbare ruimte zijn gepland, wordt op basis van de ontwateringkaart en andere relevate informatie bezien of drainage gewenst is. Als dat het geval is, kan een gebiedsgericht drainagesysteem worden ontworpen, dat gelijktijdig met andere werkzaamheden kan worden aangelegd.

In de wijken Liendert is verticale drainage toegepast. Hierbij wordt een gat geboord dat vaak wordt opgevuld met grof, waterdoorlatend zand of grind. Via het gat kan makkelijker grondwater worden onttrokken aan de bodem. In Liendert zijn twee onttrekkingsputten geplaatst. Deze putten zijn in 2002 geplaatst, maar hebben sindsdien niet gefunctioneerd omdat de grondwaterstand niet boven de ingestelde hoogte is gestegen. Daarom zijn deze putten in 2010 buiten gebruik gesteld.

4.5.4 Water in relatie tot het plangebied / watertoets

Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21 eeuw, waarin aan water een belangrijke rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets zijn waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces betrokken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Indien voorkomen echt niet mogelijk is, komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld.

Regenwater en grondwater

Het is van belang dat grondwater wordt beschermd tegen vervuiling, ook in stedelijk gebied. Om hieraan bij te dragen mogen bij ruimtelijke ontwikkelingen geen uitloogbare materialen worden gebruikt zoals koper, lood, zink en geïmpregneerd hout op plekken waar die met regenwater in aanraking kunnen komen.

Het regenwater in het plangebied moet zoveel mogelijk worden verwerkt op eigen terrein, bijvoorbeeld door infiltratie in de bodem. Alleen als dit niet mogelijk is, moet het gescheiden worden aangeboden op het gemeentelijk riool.

Riolering

In het totale plangebied komt een gescheiden rioolstelsel voor. Dit houdt in dat het afvalwater en regenwater (vanaf daken en straten) door twee aparte stelsels worden afgevoerd. Regenwater wordt direct op oppervlaktewater geloost en dus niet meer met afvalwater vermengd. Bij nieuwbouw van woningen moet ook een gescheiden stelsel worden aangelegd, dat wordt aangesloten op de bestaande systemen.

Waterberging

In het plangebied zijn geen grote problemen bekend rondom waterberging. Het meeste regenwater infiltreert in de grond en komt uiteindelijk terecht in de Eem of het Valleikanaal. Door de aanwezigheid van het waterwingebied is er tussen Liendert en Rustenburg een relatief groot gebied aanwezig waar regenwater ongehinderd in de grond kan infiltreren. Aangezien de wijk Liendert relatief "versteend" zijn, is de inzet gericht op het zo groen en onverhard mogelijk houden van het waterwingebied. Daarnaast wordt ingezet op het compenseren van groen in de wijk, zodat water ongehinderd kan blijven infiltreren in de grond. Algemeen geldt dat watercompensatie moet plaatsvinden zodra er sprake is van een toename van verhard oppervlak van meer dan 1000 vierkante meter. Zoals ook al in paragraaf 4.7 is beschreven, neemt het areaal groen in het plangebied toe. Het verharde oppervlak neemt dan ook niet toe met meer dan 1000 vierkante meter en compensatie is hier dan ook niet aan de orde.

Bebouwing

In het plangebied komen geen grote ondergrondse bouwwerken voor, los van een klein aantal halfverdiepte garages onder wooncomplexen. Bij nieuwe bouwplannen moeten eventuele kelders / parkeergarages waterdicht worden aangelegd.

Onderhoud
Watergangen en ander oppervlaktewater moet ten alle tijden bereikbaar zijn om onderhoud te kunnen plegen, bijvoorbeeld bij het uitbaggeren van water.

Natuurvriendelijke oevers

Uitgangspunt is dat in alle wijken uiteindelijk meer dan 10% aan natuurvriendelijke oevers aanwezig is.

4.6 Bodemkwaliteit

In het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6) is bepaald dat burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer onderzoek moeten verrichten naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op daarvoor geschikte gronden te worden gerealiseerd. De bescherming van de bodem en de handhaving of verbetering van de bodemkwaliteit is landelijk geregeld via de wet bodembescherming en het besluit bodemkwaliteit.

Wet bodembescherming

De Wet Bodembescherming bevat de voorwaarden die (kunnen) worden verbonden aan het verrichten van handelingen in of op de bodem. Primair komt bescherming en sanering in de wet aan bod. De wet heeft betrekking op zowel landbodems als waterbodems. De Wet bodembescherming geeft aan wanneer er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en of er dan ook gesaneerd moet worden.

De hoeveelheid grond dan wel grondwater (beide in m³) en de mate van vervuiling daarin, gemiddeld boven de interventiewaarde, zijn de criteria voor een geval van ernstige bodemverontreiniging. De interventiewaarde is de waarde, waarboven er risico’s zijn voor mens, flora en fauna. De spoedeisendheid, de noodzaak om te saneren, hangt hiervan af maar ook van de mate van verspreiding van de bodemverontreiniging.

De gevallen van ernstige bodemverontreinigingen zijn grotendeels door de Gemeente Amersfoort in beeld gebracht. In deze gevallen is in een beschikking Wet bodembescherming aangegeven wat er met een geval van ernstige bodemverontreiniging moet gebeuren. Nadat er is gesaneerd, kunnen er restverontreinigingen aanwezig zijn. Soms zijn er gebruiksbeperkingen.

Besluit bodemkwaliteit

Het doel van het besluit bodemkwaliteit is het handhaven van de balans tussen de bescherming van de bodemkwaliteit en het gebruik van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen zoals woningbouw. In het besluit zijn regels opgenomen over kwaliteitsborging, bouwstoffen, grond en baggerspecie. Grondverzet kan plaatsvinden conform het Besluit Bodemkwaliteit.

Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan

In 2002 heeft de gemeente Amersfoort een bodemkwaliteitskaart en een bodembeheerplan vastgesteld. Deze bodemkwaliteitskaart is geldig tot uiterlijk 1 juli 2013, momenteel wordt gewerkt aan een nieuwe bodemkwaliteitskaart. De kaart vormt de leidraad voor hergebruik en verplaatsing van grond en geeft per gebied de kwaliteit van de boven- en ondergrond weer. In het Bodembeheerplan staan de voorwaarden voor hergebruik van grond.

Het ABC cluster en de directe omgeving ligt in de zone "Liendert en Schuilenburg". Op de bodemkwaliteitskaart ligt het bestemmingsplangebied geheel binnen een zone die op basis van de bodemkwaliteitskaart is gekwalificeerd als "schoon". Uit de nieuwste bodemkwaliteitskaart blijkt dat de bovengrond valt in de kwaliteitsklasse "wonen" en de ondergrond in de klasse "achtergrondwaarde".

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0033.jpg"

OP basis van de nieuwe bodemkwaliteitskaart (nog niet formeel vastgesteld) kan de kwaliteit van de bodem als minimaal klasse "wonen" worden geclassificeerd. Uiteraard kan plaatselijk de bodemkwaliteit sterk verschillen, bijvoorbeeld door menselijk gebruik in het verleden. Historisch verdachte locaties zijn hier echter niet aanwezig.

Voor elk bouwplan moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd. Dit gebeurt in het kader van de Woningwet. In artikel 8 van deze wet is bepaald dat de gemeente moet onderzoeken of door de bouw geen risico's ontstaan voor de gebruikers van het object door eventueel aanwezige verontreiniging. Dit is verder uitgewerkt in de bouwverordening van de gemeente. In de bouwverordening is ook aangegeven in welke situaties eventueel vrijstelling kan worden verleend van de plicht tot bodemonderzoek.
Aangezien de verplichting tot het uitvoeren van bodemonderzoek al sterk verankerd is in wet- en regelgeving en in de bouwverordening, zijn in de regels van dit bestemmingsplan geen bepalingen opgenomen op het gebied van bodemonderzoek. Dit zou mogelijk alleen maar leiden tot overregulering. Per aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt de situatie beoordeeld.

Voor het gebied tussen de Pelikaanstraat, Trekvogelweg en Ibisstraat én voor het gebied waar nu school de Windroos staat (tussen de Wiekslag en de Leeuwerikstraat) is reeds in 2011 door bureau infrasoil een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 8 opgenomen bij deze toelichting. In het onderzoek is geconcludeerd dat in de grond enkel licht verhoogde waarden zijn waargenomen ten opzichte van de achtergrondwaarden. De licht verhoogde waarden niet gerelateerd aan een verontreiniging geacht, maar aan natuurlijke variatie. Ook in het grondwater zijn enkel licht verhoogde waarden waargenomen.

Ook voor het gebied direct ten zuidoosten van het adres Wiekslag 250, bij speeltuin 't Vogelnest, is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 13 opgenomen bij de toelichting. In het onderzoek is geconcludeerd dat er geen benoemenswaardige verontreiniging in de grond is aangetoond, dat er geen benoemenswaardige verontreiniging in het grond water is aangetoond en dat op basis van de milieuhygienische kwaliteit geen beperkingen aanwezig zijn in verband met de ontwikkeling van de locatie.

Vanaf 15 juni 2013 is de toepassing van warmte/koude opslag meldingsplichtig. In het plangebied is hier echter geen sprake van.

4.7 Groencompensatie

Groenvelden

In de huidige situatie zijn in het plangebied meerdere groenstroken aanwezig. Sommige groenstroken hadden in het voorgaande bestemmingsplan "Amersfoort Oost" geen groenbestemming, bijvoorbeeld omdat deze gronden bij een school hoorden en in principe verhard mochten worden. In onderstaande afbeelding is te zien welke groenstroken in het plangebied ook daadwerkelijk een groenbestemming hadden in het voorgaande bestemmingsplan:

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0034.jpg"

Te zien is dat in totaal 1056 + 3123 m2 = 4179 m2 aan groen aanwezig was in het plangebied dat ook als dusdanig bestemd was.

In dit nieuwe bestemmingsplan kiezen we voor een nieuwe groenstrook langs de Ibisstraat, als nieuw onderdeel van een groene verbinding tussen het Waterwingebied en het Valleikanaal. Daarnaast kiezen we voor een situering van het appartementengebouw in het groen, aansluitend op het speeltuinterrein. De nieuw te realiseren groenstroken zijn ongeveer 4373 m2 en 296 m2 groot, waarmee het groen in het plangebied in zijn geheel toeneemt.

Bomen

Ten behoeve van dit bestemmingsplan is in 2011 een bomeneffectrapportage opgesteld. Deze bomeneffectrapportage is opgenomen als bijlage 9 bij deze toelichting. Het doel van het onderzoek dat heeft geresulteerd in de rapportage was om de invloed van de toekomstige werkzaamheden op de bomen te achterhalen. Uitgangspunt is dat de kans op schade aan de bomen moet worden geminimaliseerd en dat zoveel mogelijk bomen duurzaam gehandhaafd blijven. Voor alle bomen gelden in beginsel algemeen geldende boombeschermingsmaatregelen tijdens de uitvoering van werkzaamheden. Deze zijn in bijlage 4 van het rapport benoemd. De plannen worden getoetst aan het bomenprotocol van de gemeente Amersfoort.

Van 7 bomen in het plangebied van dit bestemmingsplan staat vast dat deze een levenverwachting van minder dan 10 jaar hebben. In onderstaande afbeelding is dat verduidelijkt:

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0035.jpg"

Levensverwachting bomen in plangebied

De bomen met een kortere levenverwachting dan 10 jaar worden niet in de planvorming meegenomen, omdat deze vanwege een verminderde conditie of aantastingen extra gevoelig zijn voor veranderingen in de groeiplaats. Voor alle overige bomen gelden de knelpunten en randvoorwaarden zoals benoemd in hoofdstuk 4 en 5 van de bomeneffectrapportage. Bij het opstellen van het inrichtingsplan moet hiermee zoveel als mogelijk rekening worden gehouden.

Het is onvermijdelijk dat als gevolg van de ontwikkeling van de ABC school en de woningen enkele bomen gekapt moeten worden. Hiervoor geldt het bomenbeleid van de gemeente Amersfoort, zoals omschreven in paragraaf 2.2.8. Verder wordt het definitief inrichtingsplan voor het plangebied door een boomdeskundige getoetst.

Opvallend in het plangebied zijn 6 bestaande grote lindes langs de Ibisstraat (de grootste cirkels in de bovenstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0036.jpg"

Deze bomen zijn beeldbepalend in de wijk, hebben een goede conditie en hebben een levensduur langer dan 10 jaar. Twee van deze bomen hebben een kruin en wortelzone die tot buiten de geplande groenzone lopen en daarmee niet passend zouden zijn in de nieuwe inrichting. Echter, vanwege de uitstraling en goede condieie van deze bomen is het niet wenselijk deze te kappen ten behoeve van de woningbouw. Om deze reden is het bouwvlak voor de te bouwen woningen ter hoogte van de Lindes iets naar achteren geschoven, zodat de bomen kunnen blijven staan. Dat ziet er als volgt uit:

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0037.jpg"

Voor de overige bomen geldt: moeten er bomen worden gerooid, dan is een vleermuisonderzoek noodzakelijk. Dit vleermuisonderzoek heeft als doel vast te stellen of en in welke mate de bomen door vleermuizen gebruikt worden als foerageergebied of als vliegroute en of met het rooien sprake is van negatieve beïnvloeding van deze functies. Dit protocol is goedgekeurd door het ministerie van EL&I en beschrijft de wijze van zorgvuldig onderzoek als het gaat om vleermuizen.

4.8 Flora En Fauna / Ecologie

Bij het opstellen van ruimtelijke plannen is het noodzakelijk te onderzoeken in hoeverre de plannen ten koste gaan van de (aanwezige) flora en fauna. Hierbij maken we onderscheid in de 'toets in het kader van gebiedsbescherming' en de 'toets in het kader van soortenbescherming'.

Gebiedsbescherming vindt in Nederland plaats via de Natuurbeschermingswet en de Ecologische hoofdstructuur, soortbescherming via de Flora en Faunawet. Europese regelgeving op dit gebied is inmiddels in de Nederlandse wetgeving verankerd.

4.8.1 Europese regelgeving

De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn (EU-vogelrichtlijn, 1979) en de Habitatrichtlijn (EU-habitatrichtlijn, 1992). Europese richtlijnen geven een te bereiken doel aan, waarna lidstaten deze verplicht met hun eigen wetten moeten bereiken. Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming. Nederland heeft de richtlijnen geïmplementeerd in respectievelijk de Natuurbeschemingswet van 1968 en 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora en Faunawet (soortenbescherming).

Met de vogelrichtlijn heeft de Europese Unie vastgelegd hoe vogels in Europa beschermd moeten worden. Europa wil het verdwijnen van vogelsoorten tegengaan. Daarom moeten volgens de vogelrichtlijn alle Europese, in het wild levende vogelsoorten (inclusief nesten en leefgebieden) door de Europese landen worden beschermd. Daarnaast moeten de landen maatregelen nemen om voor deze vogels een 'voldoende gevarieerdheid van leefgebieden en een voldoende omvang ervan te beschermen, in stand te houden of te herstellen'.

Met de Habitatrichtlijn wil Europa voorkomen dat er wilde dieren- en plantensoorten, uitsterven. Ook eventuele kwetsbare leefgebieden dienen in dit kader te worden beschermd. Plannen die een negatieve invloed hebben op soorten of leefgebieden kunnen niet zonder meer worden uitgevoerd. Alleen projecten met een groot maatschappelijk belang waarbij compensatie van de natuur wordt geregeld kunnen gerealiseerd worden. Verder staat in de Habitatrichtlijn dat er een samenhangend Europees ecologisch netwerk van speciale beschermingszones moet worden gevormd. Hiermee verplicht de richtlijn de lidstaten om speciale gebieden aan te wijzen, onder de naam Natura 2000.

In Nederland is de gebiedsbescherming geregeld via de vogelrichtlijngebieden die het rijk heeft vastgesteld, de Habitatrichtlijngebieden die het rijk bij de Europese Commissie heeft aangemeld, de beschermde natuurmonumenten en de staatsnatuurmonumenten (Nationale parken). Ruimtelijke ingrepen die in deze gebieden plaatsvinden dan wel in de nabijheid van beschermde natuurgebieden, moeten worden getoetst op hun effecten op deze gebieden. De gebieden die zijn beschermd op grond van de Habitatrichtlijn én de Vogelrichtlijn vallen onder Natura 2000. Binnen onze landgrenzen zijn nu 166 Natura-2000 gebieden aangewezen.

In het plangebied van dit bestemmingsplan komen geen natuurgebieden voor die op grond van Europese regelgeving beschermd zijn. Dit geldt ook voor de nabijheid van het plangebied. Het waterwingebied tussen Liendert en Rustenburg is géén beschermd natuurgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0038.jpg"

Beschermde gebieden rondom Amersfoort. In het uiterste noordwesten is een deel van het (beschermde) nationaal landschap Arkelheem-Eemland te zien. bron: synbiosys.alterra.nl

4.8.2 Nederlandse regelgeving

Flora en Faunawet:

Soortbescherming vindt plaats via de Flora- en Faunawet. Bij soortenbescherming gaat het om de bescherming van individuele soorten flora en fauna, zowel binnen als buiten beschermde gebieden. Hierbij moet gedacht worden aan alle in Nederland in het wild voorkomende zoorgdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, een aantal vissen, libellen en vlinders, enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en een honderdtal vaatplanten. Naast de in de wet genoemde soorten onderscheiden we ook nog de soorten die worden genoemd op de zogenaamde 'Rode lijsten'. In de rode lijsten staan de in hun voortbestaan bedreigde dier- en plantensoorten, inclusief beschermingsmaatregelen om deze soorten weer in aantal te laten toenemen. Er is bijvoorbeeld aangegeven of een soort bijna uitgestorven is of bedreigd is in zijn voorkomen in Nederland. Een soort op de rode lijst is niet automatisch beschermd onder de Flora- en Faunawet, maar doordat overheden en terreinbeherende organisaties rekening houden met de genoemde soorten in de lijst, kan de bedreigde status in de toekomst, in een gunstig scenario, vervallen.

In de provincie Utrecht wordt naast een rode lijst een oranje lijst gehanteerd. Dit is de lijst van bedreigde soorten binne de provincie Utrecht welke op basis van vergelijkbare criteria als die voor de landelijke rode lijst tot stand is gekomen. Hiervoor is sinds 1975 onderzocht welke dier- en plantensoorten "ernstig bedreigd", "bedreigd", "kwetsbaar", of "gevoelig" zijn. Oranje lijsten zijn opgesteld voor de volgende diergroepen: zoogdieren, broedvogels, pleisterende vogels, reptielen, amfibieën, zoetwatervissen, dagvlinders, libellen, sprinkhanen en krekels. In de Oranje lijsten staan ook plantgroepen, te weten: mossen van het essenhakhout, kleibospaddestoelen, vaatplanten en kranswieren.

Sinds 22 februari 2008 is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) in werking getreden dat voorziet in een wijziging van het "Besluit beschermde dier- en plantensoorten". Met de wijziging is het beschermingsregime feitelijk versoepeld, voor het uitvoeren van werkzaamheden is niet altijd meer een ontheffing nodig voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte. Met de inwerkingtreding van het besluit is sprake van een drietal categorieën beschermingsniveaus voor soorten:

  • Niveau 1: een algemene vrijstelling van in Nederland algemeen voorkomende soorten;
  • Niveau 2: een algemene vrijstelling met gedragscode voor een aantal beschermde soorten;
  • Niveau 3: streng beschermde soorten.

Nieuwe ontwikkelingen worden beoordeeld in relatie tot wettelijk beschermde planten en dieren en hun natuurlijke omgeving. Indien het voortbestaan op locatie van beschermde soorten planten of dieren uit categorie 2 en 3 door een ingreep negatief beïnvloed worden, is het daarnaast nodig ontheffing aan te vragen van verboden handelingen op grond van de Flora- en faunawet. Het bevoegd gezag hierin is het Ministerie van LNV. De afweging van het belang van rode lijstsoorten vindt plaats in het spoor van de ruimtelijke ordening.

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de Flora- en Faunawet. Als het waarschijnlijk is dat voor de realisering van een project (dat door een bestemmings(wijziging) mogelijk wordt gemaakt) een ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet noodzakelijk is, dient bij de vaststelling van dat bestemmingsplan duidelijkheid te bestaan over de verleenbaarheid van een dergelijke ontheffing.

Ten behoeve van dit bestemmingsplan heeft een Flora- en Fauna quickscan plaatsgevonden in het plangebied. De quickscan is openomen in hoofdstuk 6 van de bomeneffectrapportage, welke als bijlage 9 bij deze toelichting is opgenomen.

Bij de uitvoering van de quickscan zijn geen zoogdieren aangetroffen. Wel is het goed mogelijk dat in de beplantingsvakken en gazons kleine zoogdieren voorkomen, zoals spitsmuis, egel en mol.
In het gehele plangebied zijn talrijke algemeen voorkomende stadsvogels gehoord en gezien, zoals merel, stadsduif, kauw, ekster, huismus en heggemus.
Er zijn geen geschikte biotopen aanwezig nch voor reptielen noch voor amfibieën. Hetzelfde geldt voor vissen, dagvlinders, libellen en overige ongewervelden.

De bomen in het plangebied vormen vermoedelijk onderdeel van een foerageergebied of vliegroute voor vleermuizen. Vleermuizen zijn zwaar beschermd volgens de Flora- en Faunawet, waardoor bij het rooien van bomen een vleermuisonderzoek noodzakelijk is. Dit vleermuisonderzoek heeft als doel vast te stellen of en in welke mate de bomen door vleermuizen gebruikt worden als foerageergebied of als vliegroute en of met het rooien sprake is van negatieve beïnvloeding van deze functies. Dit protocol is goedgekeurd door het ministerie van EL&I en beschrijft de wijze van zorgvuldig onderzoek als het gaat om vleermuizen. Als de bomen gehandhaafd blijven is in principe geen sprake van een wezenlijke invloed op aanwezige vleermuizen, waardoor een ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet niet nodig is.

In het plangebied zijn vogels aangetroffen. De vogels gebruiken het de bomen als foerageergebied, nestgelegenheid of als tijdelijke rustplaats. Alle vogels zijn beschermd volgens de vogelrichtlijn. Bij kap van bomen moet rekening worden gehouden met de kans op aanwezigheid van bewoonde nesten. Daarom moet maximaal 3 dagen voor de werkzaamheden gecontroleerd worden of in de bomen bewoonde nesten van vogels of bewoonde verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Bij het kappen van bomen zonder bewoonde nesten is er geen sprake van een overtreding van de Flora- en Faunawet. Bewoonde nesten zijn echter zwaar beschermd. Hiervoor wordt geen ontheffing verleend, omdat er gewacht kan worden tot het nest niet meer bewoond is. De kans dat vogels nesten bouwen is aanwezig in de periode 15 maart tot 1 december.

Natuurbeschermingswet:

Gebiedsbescherming vindt in Nederland plaats via de Natuurbeschermingswet én de ecologische hoofdstructuur. Via de gebiedsbescherming zijn bijzondere leefomgevingen en rustplaatsen beschermd. Gebiedsbescherming is aan de orde als een plangebied in of nabij een Natura 2000 gebied ligt of op grond van de natuurbeschermingswet is aangewezen als beschermd natuurmonument. Bij elk plan of project is de gemeente verplicht om te kijken of het plangebied in of nabij een speciale beschermingszone van een Natura 2000 gebied ligt. Als een plan of project in of bij een speciale natuurbeschermingszone ligt, wordt van de gemeente verwacht dat zij voor aanvang van het plan of project een passende beoordeling maakt, waarbij de significante gevolgen voor het plan voor het Natura 2000 gebied wordt onderzocht. Als er significante gevolgen worden verwacht, kan alleen om dringende redenen van openbaar belang en bij afwezigheid van een alternatief, toestemming worden verleend. Voor aanvang van het plan of project moeten dan passende maatregelen worden genomen om natuurwaarden te compenseren.

4.8.3 Gemeentelijke regelingen

Naast alle wet- en regelgeving op europees en landelijk niveau is op gemeentelijk niveau beleid ontwikkeld om Flora en Fauna in en rond Amersfoort te beschermen. Het betreft deels een uitwerking van het Europees en landelijk beleid, maar ook aanvullend, specifiek Amersfoorts beleid komt voor. Het beleid in Amersfoort is er op gericht natuur en biodiversiteit zoveel mogelijk in stand te houden.

Beleidsvisie Groen-Blauwe structuur 2004

Algemeen doel van de gemeente is het behoud van de en de variatie aan landschappen binnen en buiten de stad. De uitgangssituatie voor de groen-blauwe Structuur van Amersfoort is gunstig: de verschillende landschappen rondom de stad, die voor een deel terug komen in de stad, bieden volop mogelijkheden voor natuurontwikkeling en recreatie.

In de beleidsvisie is een gewenste toekomstige groene en blauwe structuur in de stad en het buitengebied van Amersfoort geschetst. De planhorizon hierbij is 2015. Belangrijke uitgangspunten zijn het versterken en het benutten van de differentiatie en het verbeteren van verbindingen tussen de stad en het verbinden van de groene en blauwe structuren binnen en buiten de stad. Voorkomen moet worden dat sommige gebieden geisoleerd raken van de omgeving. Als voorbeeld is het Waterwingebied genoemd, waar de Hogeweg en de A28 een barrière naar de vallei vormen. Daarnaast moeten kansen voor natuurontwikkeling worden aangegrepen en beoogt de gemeente de natuur meer de stad in te brengen. Het herkenbaar houden van landgoederen en linten, de Grebbelinie, de stadsgrachten, de restanten van de oude Eemloop, waarden van Zocherplantsoen en Klein Zwitserland en het Belgenmonument zijn voor de cultuurhistorie van belang.

De beleidsvisie bevat een kaart waarop de gewenste Groen-Blauwe Structuur van de gemeente Amersfoort in één oogopslag zichtbaar zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0039.jpg"

Belangrijkste groene elementen in en nabij het plangebied van dit bestemmingsplan zijn de groene elementen langs het spoor, Liendertseweg en Van Ranwijcklaan. De groene elementen in deze zones worden strikt als groen bestemd, waarmee het een beschermd karakter krijgt. Hierdoor blijft de hoofdgroenstructuur intact.

4.9 Archeologie

Algemeen

In 1992 hebben de lidstaten van de Raad van Europa het verdrag van Malta ondertekend. Het verdrag van Malta (ook bekand als het verdrag van Valletta) heeft als doel het cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt beter te beschermen. Het gaat hierbij om archeologische resten als nederzettingen, grafvelden en gebruiksvoorwerpen.

In het verdrag zijn drie belangrijke principes genoemd om het archeologisch erfgoed te beschermen:

  1. 1. Streven naar behoud van archeologische waarden op de oorspronkelijke plaats, aangezien de bodem zorgt voor een goede conservering van archeologische resten;
  2. 2. Tijdig rekening houden met de mogelijkheid van of aanwezigheid van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen, door vooraf onderzoek te doen naar de ondergrond. Door tijdig onderzoek te verrichten kunnen archeologische waarden makkelijker veilig worden gesteld;
  3. 3. De verstoorder (vaak de initiatiefnemer van een ruimtelijke ontwikkeling) betaalt voor het doen van opgravingen en het documenteren van archeologische waarden, wanneer behoud op de oorspronkelijke plaats niet mogelijk is.

In Nederland is op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden (waarmee de monumentenwet 1988 is gewijzigd). Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta (1992) in de Nederlandse wetgeving opgenomen. Bovenstaande principes zijn nu stevig verankerd in de wet en daarmee ook in de ruimtelijke ordening.

Archeologische beleidskaart
In lijn met de nieuwe Nederlandse archeologiewetgeving is een al bestaande Amersfoortse kaart met archeologisch belangrijke plaatsen (ABP-kaart) omgezet in een archeologische beleidskaart waar per gebied wordt aangegeven hoe moet worden omgegaan met de archeologie bij het ontwikkelen en uitvoeren van plannen / bodemverstorende projecten. Deze archeologische beleidkaart is samen met de erfgoedverordening op 28 september 2010 vastgesteld door de gemeenteraad en kent een onderverdeling in gebieden met verschillende kleuren. Per gebied is een beleidsadvies geformuleerd. Dit plangebied kent een middelhoge archeologische verwachting.

Bescherming per gebied

Ter voldoening aan artikel 38a van de Monumentenwet nemen we in bestemmingsplannen een regeling ten aanzien van de archeologische monumenten op, voor zover die al niet (anderszins) zijn beschermd via de Monumentenwet. Sommige gebieden op de archeologische beleidskaart zijn al beschermd via de Monumentenwet. Dit zijn veelal rijksmonumenten met een hoge bescherming, deze hoeven dan ook niet meer specifiek op de verbeelding van het bestemmingsplan te worden aangegeven voor extra bescherming.

Voor de overige gebieden is in het bestemmingsplan een regeling opgenomen om de waarden onder de grond te beschermen. In dit plan gebeurt dit via een verplichting om een omgevingsvergunning aan te vragen bij ingrepen in de bodem vanaf een minimum aantal m2.

------------

Artikel 38a Monumentenwet:

"De gemeenteraad houdt bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.1, onderscheidenlijk artikel 3.38, van de Wet ruimtelijke ordening en bij de bestemming van het in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten."

------------

Regeling in bestemmingsplan ABC cluster Liendert

Vanwege het grote ruimtelijke belang van archeogische waarden en de wettelijke plicht om in bestemmingsplannen rekening te houden met archeologie is in dit bestemmingsplan een dubbelbestemming 'waarde-archeologie' opgenomen. Met deze dubbelbestemming maken we duidelijk dat archeologie op zichzelf moet worden beoordeeld en dat archeologie ten opzichte van de andere bestemming(en) van primair belang is. De dubbelbestemming omvat een regeling voor het bouwen op en gebruik van grond, dat een zwaarder gewicht heeft dan de regeling voor de andere bestemmingen op dezelfde locatie. In de regeling haken we aan op het beleid dat beschreven is in de erfgoedverordening van de gemeente Amersfoort, waar een archeologische beleidskaart deel van uitmaakt. Hiermee zijn initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen verplicht om onderzoek te doen naar archeologische waarden in het gebied voordat eventuele bouwwerkzaamheden beginnen. Aangetroffen archeologische resten in een gebied moeten verplicht veilig worden gesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0040.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0041.jpg"

Uitsnede uit de Archeologische beleidskaart.

In het plangebied van dit bestemmingsplan komen alleen gebieden met een middelhoge archeologische verwachting voor. Deze gebieden zijn geel gekleurd op de archeologische beleidskaart. De trefkans op archeologische sporen is hier aanwezig, maar in geringere mate dan bij de hoge verwachtingsgebieden. Het gebied wordt gekenmerkt door dekzanden en hier en daar hogere ruggen en koppen. Dit soort gebieden waren aantrekkelijk voor jager-verzamelaars, maar kunnen ook bewoningsporen uit de Nieuwe Steentijd en de IJzertijd bevatten.

In het bestemmingsplan is een dubbelbestemming 'waarde-archeologie' opgenomen, waarin staat dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 500 m2. Deze onderzoeksbepaling wordt standaard opgenomen voor gebieden met een middelhoge archeologische verwachting.

4.10 Verkeersbewegingen En Parkeerdruk

Het nieuwe ABC cluster en de nieuwe woningen in het plangebied leiden tot een wijziging van de parkeerdruk en een wijziging van de verkeersbewegingen in het plangebied. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is beoordeeld in hoeverre de parkeerdruk in het plangebied toeneemt, of de verkeersstromen sterk wijzigen en welke maatregelen genomen kunnen worden om de verkeers- en parkeersituatie ter plekke zo optimaal mogelijk te laten verlopen. Leidraad hierin is de Amersfoortse 'Nota parkeernormen 2009'.

4.10.1 Parkeren

In het plangebied wordt in de bestaande situatie veelal aan één zijde van de weg op de rijbaan geparkeerd: hetzij omdat de straat te smal is voor tweezijdig parkeren, of omdat aan één zijde een parkeerverbod geldt. Daarnaast is er een aantal parkeerterreinen, zoals bij de supermarkt. De locaties waar in de huidige situatie geparkeerd wordt zijn in onderstaande figuur met onderbroken lijnen aangegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0042.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0043.jpg"

Uitgangspunt bij de nieuwbouw van het ABC cluster en de nieuwe woningen is dat alle bestaande parkeervoorzieningen gehandhaafd blijven en dat de nieuwe voorzieningen zelf voorzien in de extra parkeerbehoefte.

Parkeren ABC cluster:

Tussen de Wiekslag en de Leeuwerikstraat komt het ABC cluster. Het benodigde aantal parkeerplaatsen voor personeelsleden bij deze functie is als volgt berekend:

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0044.jpg"

In het linkerdeel van bovenstaande tabel zijn de te huisvesten functies in het ABC cluster opgenomen. Per functie geldt een parkeernorm die wordt berekend aan de hand van voorgeschreven eenheden. Als de parkeerbehoefte van alle te huisvesten functies bij elkaar worden opgeteld, komt de totale parkeerbehoefte uit op 16 parkeerplaatsen. Door wisselende aanwezigheidspercentages komt de parkeerdruk op het maatgevende moment, de middag, uit op 15 parkeerplaatsen.

De school De Wiekslag heeft in de huidige situatie 7 parkeerplaatsen op eigen terrein en deze komen in het nieuwe stedenbouwkundig plan terug. Dat betekent dat de netto toename van de parkeerdruk van het ABC-cluster dus 15- 7 = 8 parkeerplaatsen is. Dit wordt opgelost door langs de Vinkenbaan 16 nieuwe haakse parkeerplaatsen aan te leggen.

Halen en brengen ABC-cluster:

Naast het parkeren van personeel is gekeken naar de parkeerbehoefte voor het halen en brengen. In de huidige situatie vindt het halen en brengen van zowel “De Wiekslag” als “De Windroos” plaats op de openbare weg, in de straten en parkeergelegenheden rondom de scholen. Het halen en brengen rond “De Wiekslag” verschuift naar de nieuwe ABC-locatie. Ook hier is weer gekeken naar de netto toename van de parkeerdruk, omdat er nu al een school en peuterspeelzaal op de ABC-locatie zit. De parkeerbehoefte voor het halen en brengen wordt berekend aan de hand van een formule uit de Nota Parkeernormen (zie pagina 15 Nota Parkeernormen 2009). Hierbij is uitgegaan van de situatie dat het huidig aantal leerlingen van 300-350 nog met 25% toeneemt tot circa 400.

Aantal leerlingen Minimum aantal parkeerplekken Maximum aantal parkeerplekken
Groep 1-3 162 18 36
Groep 4-8 241 3 24
Peuterspeelzaal 52 5 8
Totaal parkeren: 26 68

Het maatgevende tijdstip is als de scholen en peuterwerk gelijktijdig in gebruik zijn. Op basis hiervan ligt het aantal benodige parkeerplaatsen van totale ABC-cluster op het maatgevende tijdstip tussen de 26 en de 68. In de huidige situatie is er echter al een peuterspeelzaal en de school “De Windroos”. Dat betekent dat alleen de komst van “De Wiekslag” zorgt voor extra haal- en brengverkeer. Op basis van het aantal leerlingen neemt “De Wiekslag” hiervoor ongeveer 2/3 voor zijn rekening, wat betekent dat er ten opzichte van nu een extra parkeerbehoefte is van 17 tot 45 plekken.

Uit een verplaatsingonderzoekje onder leerlingen van "De Windroos" (uit 2008) is gebleken dat het autogebruik van deze relatief laag is (destijds 13%). De resultaten van dit onderzoekje zijn opgenomen in bijlage 10 van deze toelichting. Het is niet aannemelijk dat dit voor leerlingen van "De Wiekslag" erg zal afwijken of in de loop der jaren erg veranderd is. In de praktijk zal de toename daarom naar verwachting veel dichter bij de 17 dan bij de 45 liggen. Om deze toename op te vangen kan in de eerste plaats gebruik worden gemaakt van van 8 van de 16 geplande extra parkeerplaatsen langs de Vinkenbaan.

Daarnaast is vanuit het oogpunt van doelmatig ruimtegebruik onderzocht of gebruik kan worden gemaakt van bestaande parkeerruimte in het openbaar gebied om de resterende vraag op te vangen. Omdat voor het halen en brengen sprake is van weliswaar dagelijks terugkerende maar kortdurende pieken (2 x max. 30 minuten), is de vraag legitiem of het noodzakelijk is daarvoor extra parkeerruimte aan te leggen. In 2008 (zie bijlage 11 bij deze toelichting) en 2011 (bijlage 12 bij deze toelichting) zijn parkeeronderzoeken gedaan in de omgeving van de ABC-locatie en daaruit blijkt dat er in de omliggende straten en parkeergelegenheden voldoende ruimte is de extra druk van het halen en brengen op te vangen.

Om te voorzien in de extra parkeerbehoefte en inruimte voor het halen en brengen, realiseren we nieuwe parkeerplaatsen langs de Vinkenbaan, direct grenzend aan het te realiseren ontmoetingsplein. De bestemming Verkeer- en Verblijfsgebied is hier verruimd, zodat in totaal 16 parkeerplaatsen haaks op de Vinkenbaan kunnen worden gerealiseerd. In het stedenbouwkundig plan voor het ABC cluster zijn deze parkeerplaatsen ook ingetekend en als randvoorwaarde meegenomen. Het aantal is eventueel nog uit te breiden naar 19 parkeerplaatsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0045.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0046.jpg"

De bestemming Verkeer- en Verblijfsgebied in de oude (links) en de nieuwe (rechts) planologische situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0047.jpg"

De nieuw te realiseren parkeerplaatsen volgens het stedenbouwkundig plan, bestaande uit 7 eigen parkeerplaatsen voor school de Wiekslag en 16 haaks parkeerplaatsen aan de Vinkenbaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0048.jpg"

Parkeren woningen tussen Ibisstraat en pelikaanstraat:

In het bestemmingsplan is voorzien in de bouw van nieuwe rijwoningen van twee lagen en een kap binnen het bestemmingsvlak "Woongebied-1". De parkeernorm voor deze woningen bedraagt, conform de nota parkeernormen 2009, 1,7 parkeerplaats per woning. Uitgaande van maximaal 50 woningen levert dit een parkeereis op van 50 x 1,7 = 85 nieuwe parkeerplaatsen.

In de regels van het bestemmingsplan is bepaald dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag (van een omgevingsvergunning). Langs de Wiekslag is is rekening gehouden met de aanleg van nieuwe parkeerplaatsen haaks op de Wieksslag en langs de oostzijde van de Pelikaanstraat. De bestemming Verkeer- en Verblijfsgebied is hiervoor verruimd, zodat 16 parkeerplaatsen langs de Wiekslag en 19 of 20 parkeerplaatsen langs de Pelikaanstraat aangelegd kunnen worden. De overige parkeerplaatsen (bij 50 woningen zijn dat er 90 - 16 - 19 = 55) moeten in het bestemmingsvlak zelf worden gerealiseerd. Dit betekent dat de extra parkeerdruk binnen het bestemmingsvlak "woongebied 1" moet worden opgelost en dat het maximum aantal woningen ter plekke afhankelijk is van de hoeveelheid parkeerplaatsen dat binnen het bestemmingvlak te realiseren is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0049.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0050.jpg"

De bestemming Verkeer- en Verblijfsgebied in de oude (links) en de nieuwe (rechts) situatie. Bij de Wiekslag en Pelikaanstraat is de bestemming verruimd om nieuwe parkeergelegenheid mogelijk te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0051.jpg"

De nieuw te realiseren parkeerplaatsen volgens het stedenbouwkundig plan, bestaande uit 16 parkeerplaatsen langs de Wiekslag en 19 a 20 parkeerplaatsen langs de Pelikaanstraat

Parkeren woningen Wiekslag

In het bestemmingsplan is voorzien in de bouw van een appartementengebouw van maximaal 4 bouwlagen binnen het bestemmingsvlak "Woongebied-2". De parkeernorm voor deze woningen bedraagt, conform de nota parkeernormen 2009, 1,7 parkeerplaats per woning. Uitgaande van maximaal 4 bouwlagen, waarbij 1 bouwlaag gebruikt wordt voor bergingen en entrees en 3 bouwlagen voor telkens 4 woningen, komt de maximale parkeerbehoefte uit op 1,7 x 12 = 21 parkeerplaatsen.

In de regels van het bestemmingsplan is bepaald dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag (van een omgevingsvergunning). Dit betekent dat de extra parkeerdruk binnen het bestemmingsvlak "woongebied 2" moet worden opgelost. De parkeerplaatsen worden ten oosten van het bouwvlak gesitueerd en zijn opgenomen in het stedenbouwkundig plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0052.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0053.jpg"

De bestemming Verkeer- en Verblijfsgebied in de oude (links) en de nieuwe (rechts) situatie. Binnen de woonbestemming is parkeren mogelijk gemaakt buiten het bouwvlak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0054.jpg"

Locatie van de nieuw te realiseren parkeerplaatsen volgens het stedenbouwkundig plan. Het definitieve aantal parkeerplaatsen zal 21 bedragen, conform de gestelde parkeernorm in dit bestemmingsplan.

4.10.2 Verkeersbewegingen

In de huidige situatie zijn er in het plangebied geen problemen bekend met betrekking tot de ontsluiting. Het aantal verkeersbewegingen is niet dermate hoog dat er verkeersmaatregelen genomen moeten worden. In onderstaande afbeelding is te zien hoe de ontsluiting van het plangebied momenteel is georganiseerd:

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00084-0301_0055.jpg"

In de huidige situatie is er sprake van twee dicht bij elkaar gelegen scholen die worden samengevoegd op één nieuwe locatie. Het totaal aantal verkeersbewegingen rondom de scholen of de verhouding tussen lopen/fiets/auto zal daarom niet substantieel wijzigen. Er mag wel enige toename van het aantal verkeersbewegingen worden verwacht rondom de ABC-locatie vanwege de verhuizing van “De Wiekslag”. Naar schatting zal dat gaan om ongeveer 200 extra motorvoertuigbewegingen per dag rondom de nieuwe locatie (en een zelfde afname rondom de huidige locatie van "De Wiekslag".

De bouw van de maximaal 50 woningen aan de Pelikaanstraat brengt extra verkeersbewegingen met zich mee. Volgens de CROW-publicatie 317 “Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie” moet, uitgaande van koopwoningen, rekening worden gehouden met gemiddeld 7,1 voertuigbewegingen per woning per dag. Voor 50 woningen gaat het dan om ca. 350 autoritten per dag. Omdat de huidige school “De Wiekslag” met zijn haal- en brengverkeer verhuist, en dat verkeer afneemt, zal de netto toename lager zijn.

In de Pelikaanstraat geldt nu éénrichtingverkeer richting de Trekvogelweg. In het stedenbouwkundig plan is voorzien dat 8 woningen via een parkeerstraat parallel aan de Wiekslag worden ontsloten. Vanwege de nabijheid van de Wiekslag ligt het voor de hand dat verkeer vanuit deze parallelweg rechtstreeks naar de Wiekslag kan en mag rijden, om zo de Pelikaanstraat niet te belasten. Ook is een aantal parkeerplaatsen gesitueerd aan de Trekvogelweg. Dat betekent dat in de praktijk de extra verkeersdruk in de Pelikaanstraat naar schatting een kleine 20% lager zal zijn dan de eerder genoemde 350 en uitkomt op circa 300 extra autoritten per etmaal (verminderd met het verkeer van "De Wiekslag" dat is verplaatst naar de ABC-locatie). Gelet op het huidige aantal woningen in de Pelikaanstraat zal verhoudingsgewijs sprake zijn van een behoorlijke toename van het aantal verkeersbewegingen, maar in absolute zin komt de verkeersdruk in de Pelikaanstraat uit op hooguit enkele honderden auto's per etmaal. Voor een woonstraat in een 30km-zone is dat niet ongebruikelijk.

De realisatie van 12 appartementen brengt, afhankelijk van koop- of huurwoningen, tussen 3,6 en 5,6 autoritten per dag met zich mee. Deze woningen worden ontsloten op de Wiekslag en dat brengt een toename van circa 40 tot 70 autoritten per etmaal met zich mee.

Vanuit de woonstraten rondom de ABC- en woningbouwlocaties kan het verkeer zich via wegen als de Wiekslag en Trekvogelweg afwikkelen naar de wijkontsluitingswegen Liendertseweg en Van Randwijcklaan en zo naar de stedelijke hoofdwegenstructuur. Er zijn daar geen problemen met de verkeersafwikkeling te verwachten. De geplande ontwikkelingen geven daarom geen aanleiding voor aanpassingen aan de infrastructuur.

Samenvattend

De komst van de ABC-locatie en de woningbouw brengen respectievelijk een verschuiving en een toename van het aantal verkeersbewegingen met zich mee. Dat geeft, afgezien van het realiseren van parkeervoorzieningen, geen aanleiding voor aanpassingen in de infrastructuur. Dat laat onverlet dat het mogelijk blijft om, als daar bijvoorbeeld op basis van praktijkervaringen aanleiding voor is, door middel van verkeersbesluiten wijzigingen in de verkeerscirculatie aan te brengen.

4.11 Duurzaamheid

Gemeentelijk beleid

Duurzaamheid is de samenhang vinden op sociaal-cultureel, economisch en ecologisch vlak. Daarbij moeten lange termijnopgaven, zoals klimaatbestendigheid, beheersing van de verkeersdruk en energieneutrale gebouwen in het zicht blijven. Duurzaamheid speelt op verschillende schaalniveaus een rol, zowel op het niveau van de stad, de wijk als het gebouw.

Het Bouwbesluit vormt het minimaal te realiseren kwaliteitsniveau in Nederland. Bij duurzaam bouwen gaat het om maatregelen boven het wettelijke minimum. De ambities van het Rijk zijn vastgelegd in het werkprogramma 'Schoon en Zuinig: Nieuwe energie voor klimaat'. Via convenanten met o.a. het bedrijfsleven en gemeentes wordt hier invulling aan gegeven. In het convenant 'Lente-akkoord'is afgesproken dat wordt gestreefd naar een stapsgewijse aanscherping van de energie-eisen tot energieneutrale nieuwbouw in 2020.

De gemeente stimuleert duurzaam bouwen. Duurzaamheid is een kernwaarde in het coalitieakkoord. Dit is vertaald in duurzaamheidsambities. Zo is Amersfoort in 2030 een stad zonder CO2 uitstoot. Om een bijdrage te kunnen leveren aan het duurzaamheidsprogramma van Amersfoort moet in alle stadia van het ontwerp- en bouwproces rekening worden gehouden met duurzaam en milieubewust bouwen.

Beleid hierover is verankerd in het Milieubeleidsplan gemeente Amersfoort 2008-2011 (geldigheid met twee jaar verlengd). Met de woningcorporaties Portaal en De Alliantie zijn in Amersfoort afspraken gemaakt over duurzaam bouwen in het convenant Samen Duurzaam. In onderstaande paragrafen staat het gemeentelijk beleid verder toegelicht ten opzichte van duurzaam bouwen.

Materiaalgebruik (nieuwbouw)

Voor uitlogende bouwmetalen (koper, lood en zink) voor zover deze worden toegepast op plaatsen die zijn blootgesteld aan weersinvloeden, geldt een toepassingsverbod.

Daarnaast dient uitsluitend FSC gecertificeerde hout of gemodificeerd hout zoals verhit vuren, o.a. Plato, of geacetyleerd hout Accoya toegepast te worden.

Het instrument GPR-gebouw

De gemeente Amersfoort wil controleerbare prestatieafspraken voor de duurzaamheid van gebouwen. Daarom heeft zij gekozen voor het vastleggen van resultaatverplichtingen met behulp van het landelijke instrument GPR-gebouw. Met dit instrument wordt de duurzaamheidprestatie van een gebouw voor 5 thema's gekwantificeerd. Deze thema's zijn “Energie”, “Milieu”, “Gezondheid”, “Gebruikskwaliteit” en “Toekomstwaarde”. Per thema wordt een score gegeven op een schaal van 0 tot 10.

Het landelijke beleid is gericht op energieneutrale nieuwbouw vanaf 2020. Dit komt overeen met een GPR-score van 10 voor het thema Energie. In 2011 hanteert de gemeente Amersfoort een streefniveau van 7,5 voor het thema Energie. Voor de andere thema's; “Milieu”, “Gezondheid”, “Gebruikskwaliteit” en “Toekomstwaarde” hanteren we de minimum resultaatverplichting van 7,0 gehanteerd.

Eind 2011/begin 2012 evalueren we deze afspraken om te bezien hoe voor het thema 'Energie' toegewerkt kan worden naar een hogere GPR score. Het streven is om in 2012 de 'Energie' score te verhogen naar 8,0. Met de volgende wettelijke aanscherping van de energiecoëfficiënt (EPC) naar 0,4 in 2015, zal de GPR score voor het thema energie verder worden verhoogd. Hiermee wordt (deels) invulling gegeven aan de ambitie van de gemeenteraad om als stad in 2013 CO2 neutraal te zijn en daarmee te voldoen aan de kernwaarde duurzaamheid uit het coalitieakkoord.

Groene daken en gevels

Het realiseren van groene daken (vegetatiedaken) en gevels is sterk aanbevolen. Behalve een waarde voor planten en dieren heeft dit ook een functie voor waterberging waardoor piekbelasting op de riolering wordt verminderd. Bovendien helpen groene daken en gevels hittestress te voorkomen en vangen ze fijnstof, wat een positief effect heeft op de luchtkwaliteit. Overige natuurvriendelijke maatregelen in de bouw zijn te vinden in de checklist “Natuurvriendelijke maatregelen in de bouw”. Deze checklist is door de Vogelbescherming Nederland, in samenwerking met BAM utiliteitsbouw, ontwikkeld en te vinden op internet.

Bij bouwinitiatieven worden de kansen op het gebied van duurzaamheid in het proces betrokken. Algemeen dient bij bouwprojecten vroegtijdig overlegd te worden met de milieuspecialisten van de gemeente Amersfoort over de sturing van ontwerp- en materiaalkeuzen. Het overleg doorloopt de volgende stappen:

- Het vroegtijdig in kaart brengen van 'duurzaam bouwen' kansen;

- Indien het streefniveau voor energie niet gehaald wordt, vindt overleg plaats met de bouwende partij over de redenen voor ontstane belemmeringen. Gezamenlijk wordt bekeken welke oplossingen mogelijk zijn.

- Het maken van tijdige toetsafspraken van het voorlopig ontwerp en het definitief ontwerp, evenals het toetsen van het bestek en de uitvoering door de afdeling Vergunningen-,Toezicht en Handhaving.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Inleiding

Een bestemmingsplan bepaalt hoe de gronden gebruikt mogen worden en of er ergens gebouwd mag worden. Indien er gebouwd mag worden staat aangegeven wat voor bebouwing dat mag zijn.

Het is (voor de gemeente) belangrijk om voor de toekomstige en bestaande bebouwing en functies een bestemmingsregeling te ontwerpen die zo veel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen in de toekomst. Het plan dient, met andere woorden, flexibel en doelmatig te zijn, en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte die gebodem wordt voor verandering. Daar staat tegenover, dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk kunnen zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.

Waaruit bestaat een bestemmingsplan?

Een bestemmingsplan bestaat uit:

  • De verbeelding (voorheen: plankaart).
  • De regels (voorheen: voorschriften).
  • De toelichting op de verbeelding en de regels.

De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen voor elk perceel in het plangebied. Aan deze bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. Hierin staat hoe het plan tot stand is gekomen, een beschrijving van het gebieden -waar nodig- een beschrijving waarom een bepaalde bestemming is opgenomen.

5.2 Regels In Dit Bestemmingsplan

Hoofdstukopbouw van de regels:

De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt. Het gaat om begrippen die op meerdere manieren op te vatten / uit te leggen zijn en die kunnen leiden tot discussie. Ook is aangegeven hoe gemeten moet worden bij het toepassen van de regels.
  1. 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen over het gebruik van en het bouwen op de bestemmingen opgenomen. Bij elke bestemming staat in de eerste paragraaf ('bestemmingsomschrijving') aangegeven welke gebruiksmogelijkheden zijn toegestaan. De grondgebruiker (dat kan zowel een eigenaar als huurder zijn) mag de functies behorende bij de bestemming uitoefenen. Een grondgebruiker kan niet worden verplicht om een aangewezen bestemming daadwerkelijk te realiseren, maar tegelijkertijd mag de grondgebruiker ook geen andere functie uitoefenen die in strijd is met de gegeven bestemming(en). Ook mag niet in strijd met het bestemmingsplan worden gebouwd. De regels met betrekking tot het bouwen, zoals maximale bouwhoogte en maximaal bebouwingspercentage, staan bij elke bestemming in de tweede paragraaf ('bouwregels'). Verder staan per bestemming vaak eventuele nadere eisen vermeld die burgemeester en wethouders kunnen stellen bij gebruikmakeing van bouw- of gebruiksregels en eventuele afwijkingen van het bestemmingsplan waarvoor burgemeester en wethouders onder bepaalde voorwaarden een (omgevings)vergunning kunnen verlenen.
  1. 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het gehele plan / alle bestemmingen en dienen dus altijd in combinatie met de bestemmingsregels gelezen te worden.
  1. 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Overgangsrecht houdt -kort gezegd - in dat reeds aanwezige bouwwerken of reeds bestaand gebruik van grond, passend binnen een oud bestemmingsplan of waarvoor een vergunning is verleend, maar niet meer passend in dit nieuwe bestemmingsplan, mag blijven staan / kan worden voortgezet en onder voorwaarden kan worden vernieuwd.

Per bestemming:

Hieronder volgt een uitleg van een aantal bestemmingen die het bestemmingsplan kent. Sommige bestemmingen spreken voor zich en worden daarom niet nader toegelicht.

Naast de bestemmingen kent het bestemmingsplan dubbelbestemmingen. In een dubbelbestemming staan aanvullende regels voor het bouwen, slopen en/of het gebruik van grond of gebouwen, met als doel om de in de bestemming aangegeven waarden te beschermen (zoals acheologische waarden of cultuurhistorische waarden). De dubbelbestemming geldt naast de regeling die is verbonden aan de overige bestemmingen ter plekke, aan beide moet worden getoetst.

Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Aanduidingen bevatten meer specifieke voorwaarden die gesteld worden aan het gebruik of het bouwen en gelden voor een specifiek gebied of pand binnen het bestemmingsplangebied. Een aanduiding kan gelden voor een gebied waarbinnen meerdere bestemmingen aanwezig zijn. Een voorbeeld van een aanduiding is de aanduiding "horeca", dat soms gebruikt wordt om aan te geven dat binnen een specifiek pand horca is toegestaan.

Detailhandel

De bestemming "detailhandel" is opgenomen voor panden waarbinnen zich uitsluitend winkels bevinden, zoals een supermarkt.

Gemengd (1 en 2)

Panden waarbinnen meerdere functies aanwezig zijn, geven we aan met een bestemming "gemengd". In dit bestemmingsplan onderscheiden we de bestemming "gemengd-1" en "gemengd-2". Bij gemengd-1 zijn op de begane grond andere functies dan het wonen toegestaan, zoals bepaalde vormen van dienstverlening, kleine bedrijfjes en bepaalde maatschappelijke voorzieningen.

Ook bij gemengd-2 zijn op de begane grond andere functies dan het wonen toegestaan. Het gaat om dezelfde functies als bij 'gemengd-1', maar dan aangevuld met detailhandel. Het moet dan gaan om kleinschalige detailhandel, dus bijvoorbeeld niet een bouwmarkt of meubelhandel.

Groen

In het plangebied komen nieuw te realiseren groengebieden voor. De bestemming 'groen' is erop gericht om het groene karakter in stand te houden waar dat nodig is. Daarom wordt hier geen bebouwing mogelijk gemaakt.

De gronden met een groenbestemming zijn bestemd voor groenvoorzieningen, parken en plantsoenen, voet- en fietspaden en kleine speelvoorzieningen (zoals wipkippen of een losse glijbaan). Er mogen alleen nutsvoorzieningen en bouwwerken zoals palen, masten en verlichtingselementen worden gerealiseerd.

Horeca

De panden in het gebied die geheel of gedeeltelijk in gebruik zijn voor horeca hebben een horeca bestemming gekregen. Met een aanduiding is aangegeven om wat voor categorie horeca het gaat. Dit kan horeca van categorie a zijn (oa restaurants), categorie b (oa café's en dancings). Op de verdieping(en) is wonen toegestaan.

Maatschappelijk

De ABC school heeft de bestemming "Maatschappelijk" gekregen. Binnen deze bestemming zijn de diverse functies dat het gebouw moet huisvesten toegestaan.

Binnen de maatschappelijke bestemming is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen aanvullend een ander soort maatschappelijke voorziening te realiseren. Zo kan enige vorm van flexibiliteit in het gebruik ontstaan. Voorwaarde is dat de wijziging geen nadelige gevolgen heeft voor de woonomgeving vanwege geluids-, verkeers- of parkeeroverlast en dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Tuin

Voortuinen bij de bestaande woningen hebben de bestemming "Tuin" gekregen. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend erkers, ingangspartijen en andere bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de aangrenzende bestemming. Daarnaast is een verboden gebruik opgenomen voor parkeren.

Verkeer- en verblijfsgebied

In het plangebied komen uitsluitend erftoegangswegen (de 30 kilometer zones in woongebieden) voor. Deze erftoegangswegen hebben de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" gekregen. Binnen deze bestemming mogen alleen nutsvoorzieningen en andere bouwwerken zoals palen, masten en verlichtingselementen en geluidwerende voorzieningen worden gerealiseerd.

Wonen

De bestemnming Wonen is uitsluitend gebruikt voor bestaande woningen in het plangebied waar verder niets aan wijzigt. De regeling uit het voorgaande bestemmigsplan, Amersfoort Oost, is hierbij overgenomen.

In Liendert komen 4 woonbestemmingen voor, elk aangeduid met een nummer. De vier woonbestemmingen worden voor alle bestemmingsplannen gebruikt zodat een eenduidige bestemmingsregeling ontstaat voor de woningen in Amersfoort.

  • Wonen-1: deze bestemming is gegeven aan de aaneengesloten (eengezins)woningen. Op de verbeelding ligt het bouwvlak bij deze bestemming steeds om een rij woningen. Daarbinnen zijn de hoofdgebouwen van de woningen toegestaan, waarbij voldaan moet worden aan een aantal bouw- en gebruiksregels (zoals het maximaal aantal verdiepingen). Daarbuiten, maar binnen de bestemmingsgrens, mogen de bijbehorende bouwwerken (zoals bergingen) worden gerealiseerd, waarbij ook weer voldaan moet worden aan een aantal bouw- en gebruiksregels.
  • Wonen-2: deze bestemming is gegeven aan de twee-onder-één-kap-woningen. Deze woningen komen niet voor in het plangebied.
  • Wonen-3: deze bestemming is gegeven aan de vrijstaande woningen.
  • Wonen-4: deze bestemming is gegeven aan de gestapelde woningen (appartementen). Op de verbeelding ligt het bouwvlak bij deze bestemming om het gebouw. Daarbinnen is de bebouwing voor gestapelde woningen toegestaan, waarbij voldaan moet worden aan een aantal bouw- en gebruiksregels. Veel gestapelde woningen in dit plangebied zijn flats met op de begane grond garageboxen. In de bestemming is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen zodat het college onder voorwaarden kan toestaan dat deze garageboxen worden gebruikt voor gemengde doeleinden.

Woongebied -1

Deze bestemming is vergelijkbaar met de bestemming Wonen-1, met het enige verschil dat deze woningen nog gebouwd moeten worden. Per woning moet voldaan worden aan de geldende parkeernorm, de parkeerplaatsen moeten binnen het bestemmingsvlak worden gerealiseerd. Het maximum aantal woningen is dan ook afhankelijk van de ruimte die er is om parkeerplaatsen te realiseren. Verder is bepaald dat de woningen in twee bouwlagen en een kap moeten worden uitgevoerd.

Woongebied - 2

Deze bestemming is vergelijkbaar met de bestemming Wonen-4, met het enige verschil dat deze woningen nog gebouwd moeten worden. De woningen worden in één gebouw gerealiseerd, maar per woning moet voldaan worden aan de geldende parkeernorm. De parkeerplaatsen moeten binnen het bestemmingsvlak worden gerealiseerd. Verder is bepaald dat het maximum aantal bouwlagen 4 bedraagt.

Waarde - archeologie (dubbelbestemming)

Het plangebied is een gebied met zowel hoge archeologische waarden als lage, middelhoge en hoge archeologische verwachtingen binnen de bebouwde kom aanwezig. In de regels en op de verbeelding zijn hiervoor de dubbelbestemmingen "Waarde-Archeologie 1 t/m 4" (afhankelijk van de verwachting ter plekke) opgenomen.

Er mag slechts worden gebouwd indien aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende zijn vastgesteld. Er zijn uitzonderingen op het overleggen van een onderzoeksrapport en er kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden. Daarnaast is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van meer dan 500 m². Ook hierop zijn uitzonderingen mogelijk en kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

Gevellijn

Met de gevellijn geven we aan dat nieuw te bouwen woningen met de voorgevel op de gevellijn moeten worden gebouwd. De aanduiding 'gevellijn' ligt langs de Wiekslag. Door woningen hier verplicht met de voorzijde op te situeren, ontstaat een achtertuin waar geen sprake is van een hoge geluidsbelasting van het verkeer op de Wiekslag. De woningen beschikken daarmee over een geluidsluwe zijde.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg met instanties en bewoners dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is, als om de economische uitvoerbaarheid. Bij de uitvoerbaarheid speelt ook de handhaving van de regels uit dit plan een belangrijke rol.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Algemeen

Wanneer de gemeente niet over de gronden beschikt, kan de gemeente een overeenkomst over grondexploitatie aangaan waarbij de grondeigenaar zich verbindt de kosten van grondexploitatie aan de gemeente te voldoen. Indien het niet mogelijk is het kostenverhaal bij overeenkomst te verzekeren dient er, gelijktijdig met het bestemmingsplan, een exploitatieplan vastgesteld te worden. In dat laatste geval worden de kosten van de grondexploitatie verhaald door een financiële voorwaarde aan de bouwvergunning te verbinden. Kostenverhaal met behulp van een exploitatieplan wordt het verplichte kostenverhaal genoemd, in tegenstelling tot het vrijwillige kostenverhaal bij overeenkomst.

Wanneer de gemeente niet over de gronden beschikt, kan de gemeente een overeenkomst over grondexploitatie aangaan waarbij de grondeigenaar zich verbindt de kosten van grondexploitatie aan de gemeente te voldoen. Indien het niet mogelijk is het kostenverhaal bij overeenkomst te verzekeren dient er, gelijktijdig met het bestemmingsplan, een exploitatieplan vastgesteld te worden. In dat laatste geval worden de kosten van de grondexploitatie verhaald door een financiële voorwaarde aan de bouwvergunning te verbinden. Kostenverhaal met behulp van een exploitatieplan wordt het verplichte kostenverhaal genoemd, in tegenstelling tot het vrijwillige kostenverhaal bij overeenkomst.

Overeenkomsten die tot stand komen voorafgaand aan de vaststelling van een exploitatieplan worden anterieure overeenkomsten genoemd. Ook na vaststelling van een exploitatieplan is het mogelijk een overeenkomst over grondexploitatie aan te gaan. Laatstbedoelde overeenkomsten worden posterieure overeenkomsten genoemd.

Geen exploitatieplan

De grond van alle ontwikkelingslocaties is in eigendom van de gemeente. De kosten van de ontwikkeling van dit gebied – met uitzondering van de school, worden verrekend via de gronduitgifte. Hiervoor is een overeenkomst van grondexploitatie met De Alliantie gesloten en heeft de gemeenteraad in samenhang daarmee de deelexploitatie 'AV-ABC Liendert' vastgesteld. Hiermee zijn de kosten verzekerd, zodat er geen exploitatieplan opgesteld hoeft te worden.

Financieel

De gebiedsontwikkeling ABC Liendert e.o. is onderdeel van het programma Amersfoort Vernieuwt. Binnen het programma Amersfoort Vernieuwt werken De Alliantie en de gemeente op basis van een raamovereenkomst intensief samen. Met de Alliantie is een overeenkomst gesloten over de prijs en voorwaarden waaronder de woningen in het plangebied ontwikkeld worden. Voor de bouw van het ABC cluster en de inrichting van het wijkplein is door de gemeenteraad een uitvoeringskrediet vastgesteld op 18 december 2012. De gemeente is zelf risicodragend opdrachtgever voor het bouw- en woonrijp maken van de locaties, voor de bouw van het ABC cluster, aanleg van het wijkplein en de groene zone tussen de woningbouw en de Ibisstraat. De kosten van de ontwikkeling van dit gebied worden betaald uit de grondopbrengst. Hiervoor heeft de gemeenteraad een deelexploitatie vastgesteld. De woningbouw wordt voor rekening en risico van De Alliantie verder uitgewerkt, ontwikkeld en gerealiseerd. Met het sluiten van de overeenkomst, het vaststellen van het uitvoeringskrediet en de deelexploitatie is aangetoond dat dit project naar de huidige inzichten financieel uitvoerbaar is.

Woningbouw

De woningbouwlocaties in het gebied worden in samenwerking met de Alliantie ontwikkeld. De Alliantie heeft in november 2011 een marktonderzoek uitgevoerd om de verkoopbaarheid van de woningen tussen de Pelikaanstraat en Ibisstraat te bepalen. Dit onderzoek is inmiddels geactualiseerd in mei 2013, maar er is geen sprake van een wezenlijk andere inhoude. Beide onderzoeken zijn als bijlagen bij deze toelichting opgenomen (Bijlage 5 en Bijlage 6).

De eengezinswoningen op deze locatie zullen met name interessant zijn voor jonge starters, jonge doorstromers en (doorstromende) gezinnen met (kleine) kinderen. De sterke punten van deze locatie zijn vooral:

  • de ligging ten opzichte van de binnenstad (fietsafstand) en de uitvalswegen;
  • de locatie is omsloten door veel groen en omgeven door eengezinswoningen;
  • er is een goede OV verbinding en de winkels voor dagelijkse boodschappen zijn dichtbij.


De woningen in het appartementengebouw zijn in principe bestemd voor een doelgroep waarbij zelfstandig wonen het uitgangspunt vormt, maar waarbij extra begeleiding noodzakelijk is.

6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd voordat een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.

6.3.1 Inspraak

De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen b.v. op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.

Volgens de notitie "Rol van de raad in RO procedures" is voor het bestemmingsplan ABC cluster Liendert e.o. de procedure van model 2 gevolgd. Dit betekent dat voorafgaand aan de start van de formele bestemmingsplanprocedure (de wettelijke procedure zoals beschreven in de Wet ruimtelijke ordening) geen inspraak plaatsvindt.

Wel is op 8 april 2013 een inloopavond voor alle belanghebbenden in en rond het plangebied georganiseerd. Voorafgaand waren alle personen binnen en rond het plangebied per brief uitgenodigd om het concept van het bestemmingsplan tijdens de inloopavond te bekijken. Het concept van dit bestemmingsplan is ook op internet geplaatst. Reageren op het conceptbestemmingsplan kon per email of via een opmerkingenformulier tijdens de inloopavond. Wij hebben van 8 personen een opmerkingenformulier ontvangen, er zijn geen opmerkingen per email binnengekomen. De 8 personen hebben een persoonlijke reactie op hun opmerkingen ontvangen en zijn op de hoogte gehouden van het vervolg van de procedure. Aan de overige aanwezigen bij de inloopavond is een overzicht verzonden van de meest gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdens de inloopavond, inclusief de reactie van de gemeente hierop.

Ongeveer een week na de inloopavond, op 17 april 2013, is een officiële vooraankondiging geplaatst in de stadsberichten van het huis-aan-huisblad Amersfoort Nu dat het bestemmingsplan ABC cluster Liendert e.o. wordt voorbereid. Iets eerder is het concept ontwerp bestemmingsplan, nadat al enkele opmerkingen van de bezoekers van de inloopavonden waren verwerkt, naar diverse partijen verzonden in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg.

Op 10 april 2013 is het vooroverleg over het concept ontwerp van het bestemmingsplan gestart. Het plan is toegestuurd aan de volgende instanties:

  • Provincie Utrecht
  • Waterschap Vallei en Veluwe
  • Vitens
  • Stedin
  • Veiligheids Regio Utrecht
  • Servicebureau gemeenten
  • Portaal
  • Alliantie
  • Gasunie
  • Samenwerkende groeperingen leefbaar Amersfoort

Hierna volgt een overzicht van de ingekomen vooroverlegreacties en de gemeentelijke reactie hierop. Per reactie is aangegeven welke gevolgen deze heeft voor het bestemmingsplan of de bestemmingsplanprocedure.

Provincie Utrecht
Het plan is niet strijdig met de provinciale ruimtelijke belangen zoals wij deze hebben opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Verordening en de Beleidslijn nieuwe Wro.

Gemeentelijke reactie:Wij nemen deze reactie ter kennisgeving aan.

6.3.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 6 juni tot en met 17 juli voor ter inzage gelegen, waarbij een ieder de mogelijkheid had een zienswijze over het plan kenbaar te maken aan de gemeenteraad. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Er was aanleiding voor een aantal ambtshalve aanpassingen aan het plan. Deze zijn opgenomen in de wijzigingsnotitie 'ABC cluster Liendert e.o.'.
Het bestemmingsplan is samen met de wijzigingsnotitie ter vaststelling voorgelegd aan de gemeenteraad. Op 25 juni 2013 heeft de gemeenteraad van Amersfoort bij besluitnummer 4486174 het bestemmingsplan “ABC cluster Liendert e.o.” gewijzigd vastgesteld.

6.4 Handhaving

De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijke registratie van wijzigingen bij de uitvoering van het bestemmingsplan, onder andere met betrekking tot verleende vergunningen.

Handhaving kan nadrukkelijk plaatsvinden via publiekrechtelijke maar tevens via privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de belangen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De wijze van toepassing van deze bevoegdheden is geregeld in afdeling 5.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen, waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Aan preventieve handhaving wordt bovendien bijgedragen door duidelijke, consistente en handhaafbare bestemmingsregelingen en het geven van goede voorlichting, een en ander in nauw overleg met de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving (Stadsberichten, folders, gemeentelijke website).

In het plan zijn instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd kunnen worden de afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en de bevoegdheid om nadere eisen te stellen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Tbv Regeling Beroep En Bedrijf Aan Huis

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten tbv Regeling beroep en bedrijf aan huis

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek (Januari 2013)

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek (januari 2013)

Bijlage 2 Aanvullend Akoestisch Onderzoek (Oktober 2013)

Bijlage 2 Aanvullend akoestisch onderzoek (oktober 2013)

Bijlage 3 Onderzoek Externe Veiligheid

Bijlage 3 Onderzoek externe veiligheid

Bijlage 4 Bijlage Bij Onderzoek Externe Veiligheid

Bijlage 4 Bijlage bij onderzoek externe veiligheid

Bijlage 5 Marktonderzoek Woningbouw (November 2011)

Bijlage 5 Marktonderzoek woningbouw (november 2011)

Bijlage 6 Marktonderzoek Woningbouw (Mei 2013)

Bijlage 6 Marktonderzoek woningbouw (mei 2013)

Bijlage 7 Stedenbouwkundig Plan Abc Cluster En Omgeving

Bijlage 7 Stedenbouwkundig plan ABC cluster en omgeving

Bijlage 8 Bodemonderzoek

Bijlage 8 Bodemonderzoek

Bijlage 9 Bomeneffectrapportage

Bijlage 9 Bomeneffectrapportage

Bijlage 10 Verplaatsingsonderzoek De Windroos Maart 2008

Bijlage 10 Verplaatsingsonderzoek De Windroos maart 2008

Bijlage 11 Parkeeronderzoek Liendert 2008

Bijlage 11 Parkeeronderzoek Liendert 2008

Bijlage 12 Parkeeronderzoek Liendert 2011

Bijlage 12 Parkeeronderzoek Liendert 2011

Bijlage 13 Bodemonderzoek Speeltuinlocatie

Bijlage 13 Bodemonderzoek speeltuinlocatie