bestemmingsplan Westelijke ontsluiting
Bestemmingsplan - gemeente Amersfoort
Vastgesteld op 11-10-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Westelijke ontsluiting van de gemeente Amersfoort;
met identificatienummer]NL.IMRO.0307.BP00093-0301;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
1.3 aanduidingsvlak
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 achtergevel
(oorspronkelijke) gevel aan de achterzijde van een gebouw;
1.6 afhankelijke woonruimte
een bijbehorend bouwwerk waarin mantelzorg wordt verleend;
1.7 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw en geen bijbehorende bouwwerk zijnde;
1.8 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de vestiging van een antenne;
1.9 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.10 archeologisch onderzoeksrapport:
in rapportvorm vervat verslag van een volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan de aanwezigheid van archeologische waarden kan worden vastgesteld en de aard en/of kwaliteit daarvan kunnen worden bepaald;
1.11 archeologische waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de daarin voorkomende archeologische relicten;
1.12 bebouwing:
één of meer bouwwerken;
1.13 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bebouwingsoppervlak geeft;
1.14 bedrijfsgebouw:
een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;
1.15 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein;
1.16 bedrijfsvloeroppervlakte/brutovloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
1.17 beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis:
het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, of het uitoefenen van een kleinschalig bedrijf aan huis die:
- a. in de van de regels deeluitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft de gevolgen voor de omgeving;
- b. geen horeca, seksinrichtingen en detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit en behoudens internetwinkels;
- c. in aard en omvang van de bedrijfsuitoefening met de woonfunctie verenigbaar is;
1.18 beschermd stadsgezicht:
groepen van onroerende zaken en terreinen, hieronder begrepen bomen, straten, pleinen, bruggen en water, die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meerdere monumenten bevinden en die ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988 als zodanig zijn aangewezen;
1.19 bestaand bouwwerk:
een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, danwel omgevingsvergunning;
1.20 bestaand gebruik:
gebruik van grond en bouwwerken dat aanwezig is op het moment van inwerkingtreding van het plan;
1.21 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.22 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.23 Bevi-inrichtingen:
Bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.24 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.25 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.26 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.27 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van kelder en ruimten in de kap;
1.28 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.29 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.30 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.31 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.32 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op het perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.33 bijzondere woonvoorzieningen:
vorm van wonen die voorziet in de aangepaste woonbehoefte van personen of groepen van personen, voor wie reguliere woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn;
1.34 cultuurhistorische waarde:
de waarde, gevormd door de duidelijke herkenbaarheid van de historische ontwikkeling van bebouwing, nederzetting en/of landschap, in de structuur, de ruimte en de ruimtevormende elementen daarvan;
1.35 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.36 dienstverlening:
het beroepsmatig verlenen van diensten, met uitzondering van prostitutie, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt in:
- a. administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening en dergelijke;
- b. het verrichten van administratieve en daarmede gelijk te stellen werkzaamheden, al dan niet met daaraan ondergeschikte baliewerkzaamheden;
1.37 dienstverlening publieksgericht:
dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus en dergelijke;
1.38 diffractor
een (betonnen) element dat op gelijke hoogte met het wegoppervlak dicht naast de weg of boven op een geluidscherm is geplaatst. In plaats van het lawaai te absorberen, buigt de diffractor het verkeerslawaai af in opwaartse richting;
1.39 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover een bestemmingsplan die inrichting niet verbieden;
1.40 evenementen:
grootschalige, periodieke en/of meerdaagse manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen en thematische markten;
1.41 extensieve recreatie:
recreatief medegebruik van gronden, zoals fietsen, paardrijden, varen, vissen, wandelen en zwemmen;
1.42 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.43 geluidsbelasting vanwege wegverkeer:
de geluidsbelasting in Lden (zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en bepaald conform de Wet geluidhinder) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;
1.44 geluidsgevoelig gebouw:
gebouw dat dient ter bewoning of een ander geluidsgevoelig gebruik als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;
1.45 geluidsgevoelig object:
geluidsgevoelig gebouw:,geluidsgevoelige ruimte:, of geluidsgevoelig terrein als bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.46 geluidsgevoelige ruimte:
geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.47 geluidsreducerende maatregelen:
fysieke en niet-fysieke maatregelen gericht op het reduceren van de geluidsbelasting vanwege industrie-, bedrijfs of wegverkeerslawaai op geluidsgevoelige objecten, of maatregelen die daar niet specifiek op gericht zijn doch wel tevens een geluidsreducerende uitwerking hebben, zoals bijvoorbeeld verkeersmaatregelen, het aanbrengen van geluidsarm asfalt, geluidswallen of -schermen of de aanleg van nieuwe wegen elders die tot gevolg hebben dat de verkeers- en de geluidsbelasting afneemt;
1.48 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging een geluidzone moet worden vastgesteld;
1.49 hoofdgebouw:
een samenstel van een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.50 horeca van categorie 1:
dienstverlening door middel van de exploitatie van restaurants, snackbars, ijssalons en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven waar het gebruik van (alcoholhoudende) drank ondergeschikt is aan het nuttigen van etenswaren;
1.51 horeca van categorie 3:
dienstverlening door middel van de exploitatie van sportkantines, buurthuizen, hotels etc, welke exploitatie niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt en ten dienste staat van de hoofdfunctie, welke op het perceel dan wel in het gebouw wordt uitgeoefend;
1.52 huishouden:
een vorm van wonen, zowel in de traditionele vorm van gezin als in de minder traditionele vorm, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van onderlinge verbondenheid tussen de bewoners en continuïteit in de samenstelling;
1.53 internetwinkel:
een specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet tot stand komt, ter plaatse alleen de bijbehorende opslag en distributie plaatsvindt en afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;
1.54 kantoor:
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.55 kampeermiddel:
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.56 kap:
constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste 1 hellend vlak;
1.57 kelder:
een gedeelte van een gebouw dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw, danwel van een bijbehorend bouwwerk of door het afgewerkte maaiveld, en dat geheel is gelegen onder het afgewerkte maaiveld.
1.58 kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, waaronder begrepen viaducten, bruggen, ecoducten, faunavoorzieningen, sluizen, onderdoorgangen, keermuren, dan wel daarmee gelijk te stellen bouwwerken, alsmede beeldende kunst;
1.59 maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen in de vorm van welzijn, zorg, onderwijs, woonzorginstellingen, religie, openbare dienstverlening, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
1.60 mantelzorg:
het bieden van hulp die aanvullend, niet beroepshalve aan bejaarden, zieken en andere hulpbehoevenden verleend wordt in of bij een woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en met een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.61 nevenactiviteit:
een activiteit die maximaal 40% van de oppervlakte van het hoofdgebouw beslaat;
1.62 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
1.63 omgevingsvergunning:
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.64 ondergronds bouwwerk:
een (gedeelte) van een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;
1.65 onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
1.66 opvangvoorzieningen:
opvang, vooral van kinderen, in speciaal daarvoor ingestelde verblijven;
1.67 overbouwing:
een deel van een gebouw, gelegen boven het peil, vrij van het aansluitende afgewerkte terrein, dat ter weerszijden wordt ondersteund door hetzelfde gebouw;
1.68 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.69 overkapping:
een ander bouwwerk, dat geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak, daaronder begrepen luifels;
1.70 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.71 parkeereis:
het aantal parkeerplaatsen dat op basis van de in Amersfoort geldende parkeernormen nodig is voor een ruimtelijke ontwikkeling;
1.72 peil:
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor de overige gebouwen: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct aan de weg grenst: de kruin van de weg;
- d. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelegen binnen de bestemming 'Verkeer - Railverkeer': de hoogte ter plaatse van de bovenkant van de spoorstaaf;
- e. voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
- f. de (maaiveld)hoogte van een voor een erf of erven als zodanig aangegeven punt;
- g. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
- h. voor een geluidscherm: de hoogte van het maaiveld bij verkrijging van rechtskracht van dit bestemmingsplan.
1.73 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.74 publieksgerichte beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis:
beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis bestaande uit hoofdzakelijk baliewerkzaamheden of andere diensten die publiek aantrekken, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus, kinderopvang, ateliers en dergelijke; in tegenstelling tot niet-publieksgerichte beroep- en bedrijfsactiviteit aan huis;
1.75 recreatieve voorzieningen:
overdekte en onoverdekte recreatieve accommodaties;
1.76 slopen:
geheel of gedeeltelijk afbreken;
1.77 souterrain:
het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat maximaal 1,2 meter boven het (straat)peil is gelegen;
1.78 speeltoestel:
ander bouwwerk ten behoeve van het spelen, zoals wipkippen en schommels;
1.79 sportvoorzieningen:
overdekte en onoverdekte sportaccommodaties;
1.80 telecommunicatiemast:
een constructie die uitsluitend of mede bedoeld is voor het bevestigen en dragen van telecommunicatieapparatuur;
1.81 verbeelding:
de geometrisch bepaalde planobjecten (voorheen plankaart genoemd);
1.82 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan kennelijk als zodanig aangemerkt diende te worden;
1.83 voorgevelrooilijn:
denkbeeldige dan wel op de plankaart aangegeven grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, die loopt tot aan de perceelsgrenzen;
1.84 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:
Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;
1.85 wonen
verblijf houden en gehuisvest zijn in woningen of andere complexen van ruimten geschikt en bestemd voor huisvesting;
1.86 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;
1.87 woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
1.88 zorginstelling:
instelling waar zorg wordt verleend, zoals een verzorgingshuis, een verpleeghuis of een hospice.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de perceelgrens:
de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot een bepaalde grens van het erf;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 de lengte, breedte en de diepte van een bouwwerk:
tussen de lijnen, getrokken door de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren;
2.8 oppervlakte van bijbehorende bouwwerken:
bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend (gedeelten van) bijbehorende bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat erkers, etc. voor de voorgevel niet meetellen bij de berekening van de oppervlakte;
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg met daarbij behorende detailhandel en een autowasstraat;
- b. een overkapping ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding [sba-o] (overkapping);
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen, en erven;
met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van ontvangst van de aanvraag.
3.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming, en nutsvoorzieningen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:
- a. de stedenbouwkundige, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het gebied;
- b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
3.4 Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 3.2.2 :
- a. ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
- 1. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
- 2. de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt;
- b. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.4 kan slechts worden verleend, mits:
- 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Opslag ten behoeve van bedrijvigheid die op grond van dit artikel is toegestaan, is uitsluitend toegestaan achter het verlengde van de achtergevel.
Artikel 4 Cultuur En Ontspanning
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Dierenpark;
- b. ter plaatse van de aanduiding (pg) tevens een parkeergarage;
- c. ter plaatse van de aanduiding (p) tevens een parkeerterrein;
- d. ter plaatse van de aanduiding (g) groen;
- e. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer- en groenvoorzieningen;
met dien verstande dat voor de onder b. bedoelde parkeergarage wordt voldaan aan de daarvoor gestelde uitgangspunten en kwaliteitseisen, zoals opgenomen in bijlage 1 (ambitiedocument kunstwerken, hoofdstuk 6 Parkeergarage Dierenpark) van de Bijlage1 Uitgangspunten en beeldkwaliteitseisen inpassing en vormgeving weg enkunstwerken van deze regels.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats, inpassing in de omgeving en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:
- a. de landschappelijke kwaliteiten van het gebied en het uitgangspunt, voor de bebouwing en inrichting van het bestaande dierenpark, dat gericht is op het handhaven van een dierenpark in het bos met een diversiteit aan bomen en zo veel mogelijk natuurlijke leefruimte voor de dieren met de bijbehorende natuurwaarden; lichtuitstraling van de parkeergarage op de directe omgeving dient zo veel mogelijk voorkomen te worden;
- b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
- c. onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld.
4.4 Afwijken bouwlagen parkeergarage
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1, onder b, voor het toestaan van maximaal 1 extra bouwlaag, met dien verstande dat wordt voldaan aan de voor de parkeergarage gestelde beeldkwaliteitseisen, zoals opgenomen in bijlage 1 (ambitiedocument kunstwerken, hoofdstuk 6 Parkeergarage Dierenpark) van de Bijlage 1 Uitgangspunten enbeeldkwaliteitseisen inpassing en vormgeving weg en kunstwerken van deze regels.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) ter plaatse van de aanduiding groen (g) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het aanleggen en/of verharden van voet- en fietspaden of andere oppervlakteverhardingen;
- 2. het ophogen en egaliseren van gronden;
- 3. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden;
- 4. het aanleggen en dempen van sloten, watergangen en andere waterpartijen;
- 5. het verhogen of verlagen van de grondwaterstanden;
- 6. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg kunnen hebben;
- 7. het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
- b. Een vergunning als bedoeld onder a is slechts toelaatbaar, indien door de werken en/of werkzaamheden de natuurlijke of landschappelijke waarden van de betreffende groenvoorziening niet in onevenredige mate worden aangetast.
- c. Het onder a vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:
- 1. werken en/of werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- 2. andere werken en/of werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het verkrijgen van rechtskracht van het plan.
Artikel 5 Gemengd
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- educatieve voorzieningen
- opvangvoorzieningen
- medische (gezondheidszorg) voorzieningen
- culturele voorzieningen
- levensbeschouwelijke / religieuze voorzieningen
- sport
- andere maatschappelijke voorzieningen
- recreatieve voorzieningen (cultuur en ontspanning)
- 2000 m2 kantoren
- ondergeschikte detailhandel ten dienste van de bestemming
- ambachtelijke bedrijvigheid (maximale milieucategorie 2)
- Horeca van categorie 3 (als nevenfunctie)
- Wonen, ter plaatse van de aanduiding "wonen"
- een onderdoorgang ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang"(ond)
- bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer-, nuts- en groenvoorzieningen, twee ontsluitingswegen en geluidschermen,
met dien verstande dat:
- a. voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;
- b. de inpassing en vormgeving van geluidschermen passen binnen de uitgangspunten en beeldkwaliteitseisen, zoals opgenomen in bijlage 1 (ambitiedocument kunstwerken) van de Bijlage 1 Uitgangspunten en beeldkwaliteitseisen inpassingen vormgeving weg en kunstwerken van deze regels.
5.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.
5.3 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. ondergrondse bouwwerken die zijn gelegen geheel onder maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan;
- b. wanneer het ondergrondse bouwwerk is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
- c. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.
5.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. de plaats, de afmeting en het toepassen van geluidwerende voorzieningen bij opvang en onderwijsvoorzieningen en geluidschermen, ter voorkoming van geluidsoverlast voor aangrenzende percelen;
- b. de plaats en afmeting van gebouwen en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het gebied en van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
5.5 Afwijking
5.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen. Dit verbod heeft geen betrekking op werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud dan wel werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
- b. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder lid 5.6 onder a indien het belang van cultuurhistorie hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed;
- c. alvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld in lid 5.6 onder a vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit (voorheen Monumentencommissie).
5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, bermen en beplantingen;
- b. parken en plantsoenen;
- c. waterhuishoudkundige voorzieningen, watergangen en -partijen inclusief de daarbij behorende onderhoudspaden en/of -stroken, met inachtneming van de keur van het waterschap;
- d. voet- en fietspaden;
- e. in- en uitritten uitsluitend voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen;
- f. een tunnel, fietsbrug, spoorviaduct ter plaatse van de betreffende aanduidingen en ecoduct en met inbegrip van het gebruik, met dien verstande dat de inpassing en vormgeving past binnen de uitgangspunten en beeldkwaliteitseisen, zoals opgenomen in bijlage 1 (ambitiedocument kunstwerken) van de Bijlage 1Uitgangspunten en beeldkwaliteitseisen inpassing en vormgeving weg enkunstwerken, van deze regels, inclusief de verdiepte ligging met grondkerende wanden en geluidschermen, ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van verkeer- verdiepte ligging (sv-vl);
- g. ter plaatse van de aanduiding (gs) geluidschermen, met dien verstande dat de inpassing en de vormgeving past binnen de uitgangspunten en beeldkwaliteitseisen, zoals opgenomen in, zoals opgenomen in bijlage 1 (ambitiedocument kunstwerken) van de Bijlage 1 Uitgangspunten enbeeldkwaliteitseisen inpassing en vormgeving weg en kunstwerken, van deze regels.
- h. ter plaatse van de aanduiding (p) parkeervoorzieningen;
- i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals abri's, telefooncellen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.
6.3 Afwijking
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) speelvoorzieningen of voet- of fietspaden aan te leggen, waarvan de gezamenlijke verharde oppervlakte meer bedraagt dan 15% van het bestemmingsvlak, dan wel meer bedraagt dan 1.000 m².
- b. Een vergunning als bedoeld onder a is slechts toelaatbaar, indien door de werken en/of werkzaamheden de natuurlijke, cultuurhistorische of landschappelijke waarden van de betreffende groenvoorziening niet in onevenredige mate worden aangetast.
- c. Het onder a vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:
- 1. werken en/of werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- 2. andere werken en/of werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het verkrijgen van rechtskracht van het plan.
Artikel 7 Horeca
7.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor horecabedrijven van categorie 1: horecabedrijven die, gelet op de aard en omvang ervan, zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in geringe mate storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies in de omgeving van deze horecabedrijven, zoals restaurants, snackbars, ijssalons en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven.
- b. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer- en groenvoorzieningen, met dien verstande dat:
- 1. parkeervoorzieningen uitsluitend zijn toegestaan binnen de ter plaatse op de verbeelding aangegeven aanduiding (p) parkeervoorzieningen;
- 2. voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.
7.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het aanleggen en/of verharden van voet- en fietspaden of andere oppervlakteverhardingen;
- 2. het ophogen en egaliseren van gronden;
- 3. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden;
- 4. het aanleggen en dempen van sloten, watergangen en andere waterpartijen;
- 5. het verhogen of verlagen van de grondwaterstanden;
- 6. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg kunnen hebben;
- 7. het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
- b. Een vergunning als bedoeld onder a is slechts toelaatbaar, indien door de werken en/of werkzaamheden de natuurlijke of landschappelijke waarden van de betreffende groenvoorziening niet in onevenredige mate worden aangetast.
- c. Het onder a vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:
- 1. werken en/of werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud of op gronden binnen de aanduiding (p);
- 2. andere werken en/of werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het verkrijgen van rechtskracht van het plan.
Artikel 8 Maatschappelijk
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
8.2 Bouwregels
Op deze gronden zijn uitsluitend andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.
8.3 Afwijking hoogte geluidschermen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 8.2.1 om hogere geluidschermen toe te staan, mits de milieuhygiënische noodzaak hiervan is aangetoond met behulp van een akoestisch onderzoek.
Artikel 9 Tuin
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend en onder voorwaarden erkers, ingangspartijen, bergingen en andere bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de aangrenzende bestemming:
Artikel 10 Verkeer
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (hoofd)ontsluitingswegen bestaande uit ten hoogste 2 rijstroken (opstelstroken e.d. niet inbegrepen), met dien verstande dat deze weg ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van verkeer - verdiepte ligging (sv-vl), verdiept dient te worden aangelegd, zoals is aangegeven op tekeningen Lengteprofiel MX model d.d. 14-07-2014 en Lengteprofiel Barchman Wuytierslaan d.d. 14-07-2014en in de daarbij behorende tabel, die zijn opgenomen in Bijlage 6 van deze regels;
- b. voet- en fietspaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. in- en uitritten;
- e. bermen en groenvoorzieningen;
- f. geluidschermen en diffractors;
- g. watergangen en partijen;
- h. gelijkvloerse en ongelijkvloerse kruisingen,
- i. kunstwerken, inclusief de verdiepte ligging met grondkerende wanden en geluidschermen, ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van verkeer- verdiepte ligging (sv-vl) en inclusief een fietsbrug en wegviaduct ter plaatse van de betreffende aanduidingen specifieke vorm van verkeer- fietsbrug (sv-fb) en specifieke vorm van verkeer (sv-vi);
- j. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen;
met dien verstande dat de (verdiepte) aanleg, inpassing, geluidschermen en de vormgeving van de weg en de kunstwerken passen binnen de uitgangspunten en beeldkwaliteitseisen, zoals opgenomen in bijlage 1 (ambitiedocument kunstwerken) van de Bijlage 1 Uitgangspunten en beeldkwaliteitseisen inpassing en vormgeving weg enkunstwerken, van deze regels.
10.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 10.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
- b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties, bovengeleidingsportalen, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende) kunstwerken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
palen, masten en reclame- en andere tekens | 10 m |
verlichtingsmasten en antenne-installaties | 12 m |
luifels en ander straatmeubilair | 4 m |
verkeerstekens en - regelinstallaties, (beeldende) kunstwerken en geluidschermen | 7,5 m |
overige andere bouwwerken | 4 m |
10.3 Specifieke gebruiksregels
10.4 Afwijking
Artikel 11 Verkeer - Railverkeer
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. personen- en goederenvervoer per rail;
- b. een tunnel ter plaatse van de aanduiding 'tunnel'
- c. ongelijkvloerse kruisingen
- d. een fietsbrug en viaduct ter plaatse van de betreffende aanduidingen specifieke vorm van verkeer- fietsbrug (sv-fb) en specifieke vorm van verkeer (sv-vi); en met inbegrip van het gebruik, met dien verstande dat de inpassing en vormgeving past binnen de uitgangspunten en beeldkwaliteitseisen, zoals opgenomen in bijlage 1 (ambitiedocument kunstwerken) van de Bijlage 1 Uitgangspunten enbeeldkwaliteitseisen inpassing en vormgeving weg en kunstwerken, van deze regels, inclusief de verdiepte ligging met grondkerende wanden en geluidschermen, ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van verkeer- verdiepte ligging (sv-vl);
- e. kunstwerken;
- f. voet- en fietspaden;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. in- en uitritten;
- i. bermen en groenvoorzieningen;
- j. geluidwerende voorzieningen;
- k. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 11.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen met een maximale bruto-inhoud van ten hoogste 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
- b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties, bovengeleidingsportalen, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende) kunstwerken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
palen, masten en reclame- en andere tekens | 10 m |
verlichtingsmasten en antenne-installaties | 12 m |
luifels en ander straatmeubilair | 4 m |
verkeerstekens en -regelinstallaties, (beeldende) kunstwerken en geluidwerende voorzieningen | 10 m |
erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken | 4 m |
Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonerven, woonstraten, pleinen en speelvoorzieningen;
- b. ontsluitingswegen, bestaande uit ten hoogste 2 rijstroken;
- c. voet- en fietspaden;
- d. een fietsbrug, met dien verstande dat de inpassing en vormgeving past binnen de uitgangspunten en beeldkwaliteitseisen, zoals opgenomen in Bijlage 1Uitgangspunten en beeldkwaliteitseisen inpassing en vormgeving weg enkunstwerken van deze regels;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. in- en uitritten;
- g. bermen en groenvoorzieningen;
- h. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 12.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van ten hoogste 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
- b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties, bovengeleidingsportalen, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende) kunstwerken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
palen, masten en reclame- en andere tekens | 10 m |
verlichtingsmasten en antenne-installaties | 12m |
luifels en ander straatmeubilair | 4 m |
verkeerstekens en -regelinstallaties, (beeldende) kunstwerken | 10 m |
erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken | 2 m |
Artikel 13 Waarde - Archeologie Categorie 2
13.1 Bestemmingsomschrijving
a. De voor 'Waarde - archeologie categorie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
b. wanneer in het geval van een ontwikkeling, op het terrein dat wordt verstoord door deze ontwikkeling (verstoring = grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm), twee of meer categorieën gelden, dan is de hoogste verwachtingswaarde van toepassing op het gehele te verstoren terrein.
13.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - archeologie categorie 2' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 14 Waarde - Archeologie Categorie 3
14.1 Bestemmingsomschrijving
a. De voor 'Waarde - archeologie categorie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
b. wanneer in het geval van een ontwikkeling, op het terrein dat wordt verstoord door deze ontwikkeling (verstoring = grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm), twee of meer categorieën gelden, dan is de hoogste verwachtingswaarde van toepassing op het gehele te verstoren terrein.
14.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - archeologie categorie 3' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.
14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Waarde - Archeologie Categorie 4
15.1 Bestemmingsomschrijving
a. De voor 'Waarde - archeologie categorie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
b. wanneer in het geval van een ontwikkeling, op het terrein dat wordt verstoord door deze ontwikkeling (verstoring = grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm), twee of meer categorieën gelden, dan is de hoogste verwachtingswaarde van toepassing op het gehele te verstoren terrein.
15.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - archeologie categorie 4' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Waarde - Cultuurhistorie (Dubbelbestemming)
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - cultuurhistorie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht en zijn bebouwing. Deze waarden zijn vooral gelegen in de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied, die staan beschreven in 'Toetsingskader beschermd stadsgezicht', die als bijlage Bijlage 4 Toetsingskader beschermdstadsgezicht is toegevoegd aan deze regels en daarvan deel uit maken;
- b. de bepalingen van deze bestemming hebben, bij strijdigheid met de andere daar voorkomende bestemmingen, voorrang.
16.2 Bouwregels
In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen gelden op en in de gronden als bedoeld in lid 1 de volgende regels:
- a. het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemmingen mag uitsluitend geschieden nadat schriftelijk advies is ingewonnen van de gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit (voorheen Monumentencommissie);
- b. de beoordeling van omgevingsvergunningen voor het (ver)bouwen gebeurt met inachtneming en behoud van de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht die staan beschreven in het 'Toetsingskader beschermd stadsgezicht' die als bijlage Bijlage 4 Toetsingskader beschermd stadsgezicht toegevoegd aan deze regels en daarvan deel uit maken;
- c. onderstaande elementen, zoals deze ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan bestaan, zijn tevens uitgangspunt bij de beoordeling van het bovengenoemde:
- 1. de bestaande voorgevelrooilijnen;
- 2. de bestaande kavelindeling: het splitsen van kavels, waarvoor op de verbeelding geen bouwmogelijkheid is opgenomen, is niet toegestaan.
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
- b. de dakvorm, dakhelling en nokrichting;
- c. het behouden van de open ruimtes tussen de bouwblokken;
- d. de breedte van de hoofdbebouwing bij vervangende nieuwbouw, waarbij de breedte van het bestaande hoofdgebouw uitgangspunt is;
- e. de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken;
- f. erfafscheidingen en toegangshekken, waarbij de vormgeving niet gesloten van karakter dient te zijn en de afmeting passend bij de aard en omvang van het hoofdgebouw;
het onder a tot en met f genoemde dient, voor zover nodig, ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken, en ter voorkoming van onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige, landschappelijke en cultuurhistorische waarde van het gebied.
16.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing zoals vermeld in het 'Toetsingskader beschermd stadsgezicht' die als bijlage Bijlage 4 Toetsingskader beschermd stadsgezicht bij deze regels is gevoegd, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 16.2 onder c, nadat schriftelijk advies is ingewonnen bij de gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit.
16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen. Dit verbod heeft geen betrekking op werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud dan wel werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
- b. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder 16.6.a, indien het belang van cultuurhistorie hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed en geen aantasting plaatsvindt van de waarden zoals beschreven in het 'Toetsingskader beschermd stadsgezicht' die als BijlageBijlage 4 Toetsingskaderbeschermd stadsgezicht bij deze regels is gevoegd en daarvan deel uit maakt;
- c. alvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld onder 16.6.a, vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit.
Artikel 17 Waarde - Ecologie
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – ecologie (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden.
17.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de gronden als bedoeld in lid 1 gelden de volgende regels:
- a. op en in de gronden mag niet worden gebouwd;
- b. het bouwen volgens de andere bestemmingen mag uitsluitend geschieden nadat zo nodig advies is ingewonnen van een door het bevoegd gezag aan te wijzen ter zake deskundige en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de ecologische verbindingszone.
17.3 Specifieke gebruiksregel
Het gebruik van de gronden overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemming mag uitsluitend geschieden indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de ecologische verbindingszone.
Artikel 18 Wonen - 3
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden is bestemd voor:
- a. een vrijstaande eengezinswoning met bijbehorende bouwwerken;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;
met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van ontvangst van de aanvraag.
18.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.
18.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:
- a. de stedenbouwkundige, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het gebied;
- b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
18.4 Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. sublid 18.2.2 onder i, ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken op percelen groter dan 500 m2 en gelegen binnen een beschermd stadsgezicht, de ecologische hoofdstructuur of bij een waardevol pand, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een woning - mits stedenbouwkundig aanvaardbaar- niet meer mag bedragen dan 75 m2, vermeerderd met 2,5% van het meerdere van 500 m2 van de bij de woning behorende kavel, met een maximum van 100 m2;
- b. sublid 18.2.2 onder a, ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten de gronden met de bestemming 'Wonen - 3' tot 3 meter achter de voorgevelrooilijn, mits het architectonisch aanvaardbaar is en er nog minimaal 5,00 meter onbebouwde zijtuin over blijft;
- c. sublid 18.2.2 onder d en e, ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken met een grotere goothoogte, mits stedenbouwkundig aanvaardbaar, waarbij de bijbehorende bouwwerken die op het moment van ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan al een grotere goothoogte hebben, worden geacht vergund te zijn;
- d. sublid 18.2.2 onder a en b, ten behoeve van het bouwen van een inpandige garage, of een garage die een architectonische eenheid vormt met de betreffende woning, tot aan de voorgevel van de betreffende woning;
- e. sublid 18.2.3, onder a ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
- 1. de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
- 2. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
- 3. de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt;
- 4. het geen "beschermd stadsgezicht", "gemeentelijk stadsgezicht", "rijksmonument", "gemeentelijk monument" of "waardevol pand" betreft;
- f. sublid 18.2.4 onder c, ten behoeve van het bouwen van ondergrondse bouwwerken waarvan gevels zichtbaar zijn, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing zoals vermeld in het 'Toetsingskader beschermd stadsgezicht' die als bijlage Bijlage 4 Toetsingskader beschermd stadsgezicht bij de regels is gevoegd. De ondergrondse bouwwerken die op het moment van ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan al gevels hebben die zichtbaar zijn, worden geacht vergund te zijn;
- g. sublid 18.2.4, wanneer het ondergrondse bouwwerk onder het hoofdgebouw is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde verdiept worden aangelegd met een maximale breedte van 3 meter, mits de verdiept aan te leggen inrit terugliggend wordt gerealiseerd, geïntegreerd in de tuinaanleg en visueel afgeschermd van de openbare weg;
- h. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.4 kan slechts worden verleend, mits:
- 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad
- 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing zoals vermeld in het 'Toetsingskader beschermd stadsgezicht' die als bijlage Bijlage 4Toetsingskader beschermd stadsgezicht bij de regels is gevoegd.
18.5 Specifieke gebruiksregels
18.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 18.5.1, onder c, ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:
- a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen zoals die gelden ten tijde van ontvangst van de aanvraag, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
- b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
- c. voor het overige wordt voldaan aan de onder sublid 18.5.1, onder b genoemde voorwaarden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 20 Algemene Aanduidingsregels
20.1 Geluidzone- spoor
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - spoor' geldt dat geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen in de zin van de Wet geluidhinder mogen worden gerealiseerd, tenzij voldaan wordt aan een maximale geluidgrenswaarde van 50 dB(A).
20.2 Veiligheidszone - lpg
16.2 Veiligheidszone - lpg
Artikel 21 Algemene Bouwregels
21.1 Overschrijding bouwgrenzen
In uitzondering op het bepaalde in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels) mag de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen worden overschreden, met dien verstande dat:
- a. plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen de bouwgrens met ten hoogste 0,3 meter mogen overschrijden;
- b. luifels en overstekende daken de bouwgrens met ten hoogste 1 meter mogen overschrijden;
- c. bij bouwwerken die boven een openbaar voetpad worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;
- d. bij bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4,2 meter dient te worden aangehouden.
21.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld;
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bouwen van luifels, balkons, bordessen, trappen, galerijen, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame, mits:
- a. de bouwgrens met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
- b. de bouwwerken niet lager worden aangebracht dan 4,20 meter boven een rijbaan en 2,20 meter boven een voetpad.
21.3 Parkeren
- a. Bij een gebouw moet ten behoeve van het parkeren en het stallen van auto's in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, met dien verstande dat:
- 1. de juiste mate van ruimte wordt bepaald met inachtneming van de Nota Parkeernormen 2009 zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag en de door het college vastgestelde bijbehorende beleidsregels;
- 2. de in lid a.1 genoemde parkeernorm flexibel is tot een maximum, in die gevallen waarvoor in de genoemde Nota Parkeernormen een dergelijk maximum is opgenomen;
- 3. de in lid a bedoelde ruimten voor het parkeren van auto's moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
- indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2.00 m bij 5,50 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen en bij haaks of gestoken parkeren de ruimte ten minste 2.50 m bij 5,00 m bedragen;
- indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen en bij haaksparkeren met een uitstapstrook langs het parkeervak ten minste 3,00 m breed en zonder uitstapstrook 3,50 m breed en ten minste 5,00 m lang bedragen.
- b. Er kan een parkeernorm worden toegepast die boven de hoge norm ligt mits voldaan wordt aan de volgende bepalingen:
- 1. voldaan moet worden aan het bepaalde in lid a, onder 2.
- 2. het te verwachten extra autoverkeer als gevolg van de extra parkeerplaatsen boven de hoge norm leidt niet tot (extra) doorstromingsproblemen op de grote stadswegen.
- 3. de aanleg van parkeerplaatsen boven de hoge norm moet een algemeen belang dienen. Zo zullen de parkeerplaatsen die ongebruikt blijven buiten kantooruren op koopavonden en in weekeinden opengesteld voor openbaar gebruik volgens de lokaal vergelijkbaar openbaar parkeerregime.
- 4. een parkeergelegenheid met meer dan 200 parkeerplaatsen wordt opgenomen in het gemeentelijke ParkeerrouteInformatieSysteem. De kosten daarvan zijn voor rekening van de aanvrager.
21.4 Laden en lossen
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
21.5 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. het bepaalde in lid 21.3 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
- b. het bepaalde in lid 21.3, onder a en b, indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend:
- 1. een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
- 2. een bestemming van het gebouw als parkeergarage, dan wel garagebedrijf.
- c. de in lid 4 bedoelde parkeernormen en bedragen, indien door de gemeenteraad nieuwe parkeernormen, dan wel nieuwe bedragen zijn vastgesteld.
Artikel 22 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:
- a. van onbebouwde gronden:
- 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- 3. als plaats voor sloop-, reparatie- of andere werkzaamheden aan auto's, anders dan incidentele, reguliere onderhoudswerkzaamheden op beperkte schaal;
- 4. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen en LPG;
- b. van gebouwen en onbebouwde gronden als seksinrichting.
Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels
23.1 Afwijkingen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan:
- a. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, abri's, telefooncellen, fietsenstallingen, weegbruggen en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
- b. voor het in geringe mate overschrijden van de bestemmings- of bouwgrenzen met ten hoogste 3 m, mits dit noodzakelijk is voor de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing, mits daardoor de geldende oppervlakte van de bij de afwijking betrokken vlakken met niet meer dan 10 % wordt vergroot;
- c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
23.2 Voorwaarden
De afwijkingen als bedoeld in lid 23.1 worden geweigerd indien door het verlenen daarvan:
- a. op enig aangrenzend terrein de realisering van de bestemming wordt belemmerd;
- b. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende terreinen;
- c. daardoor de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
23.3 Mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen in dit plan voor het gebruik van aan, uit- en bijgebouwen woningen als afhankelijke woonruimte in combinatie met de noodzakelijke verbouw daarvan voor mantelzorg of een mantelzorgwoning, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. door een deskundige is aangetoond dat de afwijking noodzakelijk is in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;
- b. door de vestiging van extra woonruimte mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven;
- c. de maximale toegestane oppervlakte aan bijgebouwen mag niet worden overschreden, met dien verstande dat de oppervlakje van een te plaatsen portocabin ten behoeve van mantelzorg niet wordt meegerekend;
- d. de oppervlakte mag maximaal bedragen: 30 m2 bij mantelzorg voor één persoon,50 m2 bij mantelzorg voor twee personen;
- e. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd;
- f. er mag geen extra ontsluitingsmogelijkheid op de openbare weg worden gemaakt;
- g. de aanvrager ter toetsing van de aanvraag om afwijking een bouwkundig rapport overlegt, waarin een overzicht wordt gegeven van:
- 1. de bestaande bouwkundige en gebruikssituatie;
- 2. de te treffen voorzieningen;
- 3. de nieuwe (inrichtings)situatie;
- 4. het terugbrengen in oude staat van de aan- uit en bijgebouwen ná de beëindiging van de mantelzorgsituatie.
23.4 Intrekking omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders trekken de in lid 4 bedoelde omgevingsvergunning in als de bij het verlenen bestaande noodzaak vanuit oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
24.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a, voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
24.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
24.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht vrijstelling verlenen.
Artikel 25 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Westelijke ontsluiting”.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het bestemmingsplan "Westelijke ontsluiting" voorziet in een verbetering van de verkeerskundige ontsluiting en de doorstroming van het verkeer van de westkant van Amersfoort.
Dit bestemmingsplan maakt een nieuw tracé mogelijk dat loopt vanaf de Stichtse Rotonde, verdiept liggend via het kazerneterrein van de Bernhardkazerne en parallel aan de Aletta Jacobslaan, met een fietsviaduct en een tunnel onder het spoor door en vervolgens via het bestaande wegtracé van de Barchman Wuytierslaan. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de besluiten van de raad van 9 juli en 17 december 2013, waarbij gekozen is voor variant 7B (voor een uitgebreide beschrijving van het besluitvormingstraject wordt verwezen naar het Historisch overzicht besluitvorming in paragraaf 3.2.1.1.).
De Westelijke ontsluiting is een onderdeel van het project ‘VERDER’, een pakket met samenhangende maatregelen, dat bijdraagt aan een betere bereikbaarheid van de regio Midden-Nederland.
1.2 Bestemmingsplan
1.2.1 Ligging en begrenzing van het bestemmingsplan
Het plangebied is gelegen aan de westzijde van de gemeente Amersfoort en bevindt
zich globaal gezien in het gebied dat wordt begrensd door de Amsterdamseweg/Birkstraat aan de noordzijde, de gemeentegrens aan de westzijde, de A28 aan de zuidzijde en bebouwde kom (zuid-kant) en spoorlijn Amersfoort-Hilversum (noordkant) aan de oostzijde.
Het bestemmingsplan beslaat het gebied van het tracé (voorkeursvariant 7B) zelf, de herinrichting van de Daam Fockemalaan, het terrein van Onze Lieve Vrouwe ter Eem, het terrein van "De Kabouterhut", een deel van het terrein van Dierenpark Amersfoort, de parkeerplaatsen en een naastliggend bosgebied bij de hockeyvelden van het Sportpark Birkhoven en de randen van het Belgenmonument.
Voor een weergave van het plangebied, zie onderstaande afbeelding.
1.2.2 Geldend(e) plan(nen)
1.2.2 Geldend(e) plan(nen)
Binnen het plangebied gelden op dit moment de volgende bestemmingsplannen:
Nr. | Naam plan | Raad | GS | RvS |
Birkhoven-Bokkeduinen 2008 | 8 juli 2008 | 7 april 2009 | 27 oktober 2010 | |
Berg-Utrechtseweg | 11 juni 2013 | n.v.t. | 25 juni 2014 | |
1.2.3 Totstandkoming van het bestemmingplan
Het bestemmingsplan is de planologisch juridische regeling van de westelijke ontsluiting van Amersfoort. Voor de totstandkoming van het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de informatie en onderzoeken die ten grondslag hebben gelegen aan de genoemde besluitvorming, aangevuld met nadere onderzoeken.
Het bestemmingsplan is volgens een uniforme systematiek opgesteld in regels en kaartbeeld. Voldaan wordt aan de verplichting tot digitalisering en digitaal gebruik. Het bestemmingsplan is conform de IMRO-standaard (informatie model ruimtelijke ordening) vervaardigd. Hierdoor is het bestemmingsplan eenvoudig in te brengen in het gemeentelijk (raadpleeg-)systeem en kan het bestemmingsplan op een eenvoudige wijze worden uitgewisseld met andere overheden zoals de provincie. De nieuwe digitale systematiek sluit naadloos aan bij de huidige eisen die aan een bestemmingsplan worden gesteld.
1.3 Leeswijzer
Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding (voorheen:plankaart) waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het bindende deel van het bestemmingsplan.
De toelichting begint met een beschrijving van de bestaande situatie in hoofdstuk 2, waarin de huidige functies worden beschreven. In hoofdstuk 3 staan de beleidskaders van het bestemmingsplan, in hoofdstuk 4 wordt nader in gegaan op nut en noodzaak en in hoofdstuk 5 staat de planbeschrijving. De uitvoeringsaspecten, zoals bijvoorbeeld milieusaspecten, worden in hoofdstuk 6 uiteengezet. De juridische planopzet wordt toegelicht in hoofdstuk 7. Tot slot behandelt hoofdstuk 8 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Inleiding
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van het plangebied, de functies, de kenmerken en de belangen die in het plangebied aanwezig zijn.
De beschrijving van omgevingsaspecten (zoals water, geluid maar ook archeologie) en de gevolgen van de gewenste ontwikkelingen voor deze aspecten, staan genoemd in hoofdstuk 5.
2.2 Beschrijving Plangebied
De Westelijke ontsluiting loopt door een gebied dat intensief wordt benut met een veelheid aan functies die passen bij deze groene rand van de stad. In het plangebied bevinden zich de volgende functies.
2.2.1 Wonen
In het plangebied bevindt zich één woning, namelijk binnen het terrein van OLV ter Eem. De aanwezige portierswoning op het terrein moet wijken voor het tracé. Een vervangende (zoek)locatie is opgenomen binnen de bestemming "Gemengd".
2.2.2 Bedrijven
In het plangebied bevindt zich het LPG tankstation aan de Daam Fockemalaan 18.
2.2.3 Bernhardkazerne
In opdracht van de raad heeft er intensief overleg plaatsgevonden met het Ministerie van Defensie over het opschuiven van het tracé. Het opschuiven van het tracé op het kazerneterrein was voor het ministerie alleen mogelijk indien het zogeheten Keuken - en Kantinegebouw (KEK) gesloopt zou worden. Dit stelde het ministerie voor een huisvestingsvraagstuk voor de activiteiten die momenteel in het gebouw plaatsvinden. In mei 2014 is in principe overeenstemming bereikt over het maximaal opschuiven van het tracé richting het westen. Nader overleg over de inrichting van het terrein van de kazerne bij de toegangspoort en de aansluiting op de Barchman Wuytierslaan heeft geleid tot een overeenkomst met de Staat (Besluit B&W d.d. 4 november 2014). In deze overeenkomst is vastgelegd dat de Bernhardkazerne wordt ontsloten via de kruising van de Barchman Wuytierslaan met de Daam Fockemalaan. Hiertoe wordt een viaduct over de Westelijke ontsluiting aangelegd en een nieuw opstelterrein. Op verzoek van het Ministerie van Defensie is ook een rechtstreekse ontsluiting van de kazerne op de Westelijke ontsluiting in het ontwerp meegenomen. Deze zal incidenteel worden gebruikt voor colonnes en in geval van calamiteiten. Wanneer de ontsluiting wordt gebruikt zet de marechaussee de weg af om het in- en uitrijden mogelijk te maken. In de normale situatie is de aansluiting door middel van een hek afgesloten.
Om geluidschermen tot een hoogte van 6 meter vanaf maaiveld te kunnen realiseren is een klein deel van het defensieterrein meegenomen in dit bestemmingsplan.
2.2.4 Voormalig klooster Onze Lieve Vrouw ter Eem
Nadat het kloostercomplex sinds de jaren zestig verschillende nevenfuncties had gekend, verlieten de laatste zusters van de congregatie in 2008 het complex van OLV ter Eem.
Op dit moment zijn de volgende functies aanwezig:
- educatieve voorzieningen
- opvangvoorzieningen
- medische (gezondheidszorg) voorzieningen
- culturele voorzieningen
- levensbeschouwelijke / religieuze voorzieningen
- sport
- recreatieve voorzieningen (cultuur en ontspanning)
- 2000 m2 kantoren
Deze bestaande functies worden vastgelegd in dit bestemmingsplan. Tevens wordt via een afwijkingsbevoegdheid onder voorwaarden mogelijk gemaakt dat er gewoond mag worden binnen de bestaande bebouwing.
In het voorgaande bestemmingsplan "Berg-Utrechtseweg" is een dubbelbestemming "Waarde-cultuurhistorie" opgenomen voor dit perceel. Deze dubbelbestemming is overgenomen.
In paragraaf 6.12.3 en in Bijlage 5 wordt nader ingegaan op de cultuurhistorie.
2.2.5 Restaurant "De Kabouterhut"
Het restaurant "De Kabouterhut" bevindt zich binnen het plangebied. Door de aanleg van de Westelijke ontsluiting wordt het parkeerterrein van de Kabouterhut doorsneden. Hierdoor gaan een aantal parkeerplaatsen verloren. Behalve parkeerplaatsen op eigen terrein huurt de Kabouterhut ook parkeerplaatsen van het Dierenpark Amersfoort. Doordat de Westelijke ontsluiting nu tussen het parkeerterrein van de Kabouterhut en het Dierenpark ligt is een directe uitwisseling tussen beide terreinen niet meer mogelijk. De Kabouterhut heeft nu ca 100 parkeerplaatsen ter beschikking, dit aantal wordt in de nieuwe situatie teruggebracht. De nieuwe parkeerplaatsen komen deels op de plek waar in de huidige situatie de weg ligt en deels in het bosje aan de overzijde van de weg. Bij de inrichting is rekening gehouden met de locatie van bestaande bomen om deze zoveel mogelijk te behouden.
Overeenkomstig de geldende bestemming wordt het restaurant bestemd voor "horeca".
Het geldende bestemmingsplan Birkhoven-Bokkeduinen 2008 bevat regels ter bescherming van de op het terrein van de "De Kabouterhut" aanwezige groenstructuur.
Deze bescherming is overgenomen door vast te leggen waar op het terrein geparkeerd mag worden. Het resterende terrein mag niet gebruikt worden voor parkeerdoeleinden.
2.2.6 Restaurant "De Vlasakkers"
Binnen het plangebied bevindt zich ook restaurant "De Vlasakkers". Om de aanleg van de Westelijke ontsluiting mogelijk te maken zal het gebouw worden aangekocht en gesloopt.
2.2.7 Dierenpark Amersfoort
Ten gevolge van de aanleg van de Westelijke ontsluiting zullen circa 260 van de circa 870 parkeerplaatsen van het Dierenpark Amersfoort verdwijnen. Dit zijn meer parkeerplaatsen dan in het oorspronkelijke plan van variant 7B. De reden hiervoor is dat er een nieuwe robuuste ontsluiting ontworpen is die echter meer ingrijpt op het voorterrein en het parkeerterrein van het Dierenpark. Dit was nodig omdat het Dierenpark in 2014 meer bezoekers heeft getrokken dan in de voorafgaande jaren, waardoor de aansluiting zoals deze in variant 7B was ontworpen niet meer voldoet. Bovendien is geconstateerd dat de inrichting van het voorterrein deels de reden is voor de afwikkelingsproblemen rond het Dierenpark. In nauwe samenwerking met het Dierenpark is daarom een herinrichtingsvoorstel voor het voorterrein tot stand gekomen.
Voor het Dierenpark is het essentieel dat parkeerplaatsen in de nabijheid van het park worden gecompenseerd. In dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van de realisatie van een parkeergarage op het parkeerterrein van het Dierenpark.
2.2.8 Spoortraject Amersfoort-Utrecht
Binnen het plangebied is een klein deel van het spoortraject Amersfoort-Utrecht opgenomen. Dit in verband met de aanleg van een onderdoorgang onder het spoor en de aanleg van een fietsviaduct over het spoor.
2.2.9 Parkeren Sportpark Birkhoven, Bosbad en Utrechts Landschap
Op dit moment parkeren bezoekers van het Sportpark, het Bosbad en Utrechts Landschap in het bos langs de Barchman Wuytierslaan. Deze parkeerplaatsen worden verplaatst naar een strook grond direct grenzend aan de hockeyvelden. Het bos zal worden ingericht als Ecologische Hoofdstructuur tussen het bosgebied van Birkhoven en de reeds bestaande ecoduiker onder de Birkstraat. Daarmee wordt een ontbrekende ecologische schakel richting de Eemvallei ingevuld. De verplaatsing van het parkeerterrein is een belangrijke plusmaatregel om de verschuiving van het noordelijk deel van de Barchman Wuytierslaan te compenseren.
2.2.10 Groen en water
Voor wat betreft het Groen verwijzen wij hier naar paragraaf 6.11 Flora en Fauna /ecologie
In het plangebied zijn geen watergangen aanwezig.
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
3.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de inhoud van het ruimtelijk relevante beleid voor het bestemmingsplan op rijks-, provinciaal- en gemeentelijk niveau. Dit beleid vormt het kader van toetsing voor de uitvoering van het tracé van de westelijke ontsluiting. Het beschreven beleidskader is daarmee een van de belangrijkste bouwstenen voor de visie op het plangebied en de opzet van de juridische regelingen.
Dit hoofdstuk begint met een kort historisch overzicht van de besluitvorming. In Bijlage1 van de toelichting is een uitgebreid historisch overzicht opgenomen.
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.2.1 Gemeente
3.2.2 Provincie
3.2.3 Rijk
3.3 Conclusie
De verbetering van de verkeerskundige ontsluiting en de doorstroming van het verkeer van de westkant van Amersfoort past binnen de beleidsuitgangspunten van Rijk en provincie. De provincie hecht grote waarde aan deze verbetering. Bovendien wordt een aantal beleidsuitgangspunten van het gemeentelijk beleid daadwerkelijk geïmplementeerd.
Hoofdstuk 4 Nut En Noodzaak
4.1 Verder Als Startpunt
De Westelijke ontsluiting is geen op zichzelf staand project. Het maakt onderdeel uit van het VERDER pakket. Het VERDER pakket is een regionaal pakket van maatregelen om de bereikbaarheid van de regio Midden Nederland te verbeteren. De maatregelen binnen het VERDER pakket gaan over onder andere mobiliteitsbeïnvloeding, openbaar vervoer, fietsverkeer, goederenvervoer, betere benutting van het wegennet, aanpassing bestaande weginfrastructuur en aanleg nieuwe infrastructuur. In 2009 heeft de gemeenteraad van Amersfoort ingestemd met het mobiliteitsprogramma VERDER.
Binnen VERDER wordt de regio Midden-Nederland benoemd als de spil van Nederland. Veel verkeer kruist de regio Utrecht. Dit heeft gevolgen voor de leefbaarheid, veiligheid en milieu in deze regio. Rijk en regio tekenden daarom in november 2006 een bestuursakkoord. Zij maken samen 3,1 miljard euro vrij om de doorstroming in de regio te verbeteren. Het samenwerkingsprogramma waarin zij dat doen is VERDER, Mobiliteit in Midden-Nederland. De verschillende regionale en lokale overheden werken binnen het bestuurlijk platform Utrechts Verkeers en Vervoersberaad (UVVB) samen aan het verbeteren van de bereikbaarheid én leefbaarheid in Midden-Nederland. Het doel van VERDER is om in 2020 het verkeer in de regio beter te laten doorstromen. Om dat doel te bereiken, bestudeert en voert VERDER maatregelen uit. Zij kijkt daarbij naar maatregelen voor de auto, fiets, openbaar vervoer, verkeers- en mobiliteitsmanagement. Alle maatregelen samen vormen het VERDER-pakket.
Op 22 september 2009 heeft de gemeenteraad ingestemd met de Amersfoortse projectenlijst in het UVVB-voorstel aanvullende maatregelen VERDER. Een van de projecten daarin is de capaciteitsverbetering westelijke ontsluiting Amersfoort (project 40, de Westelijke ontsluiting). Tegelijkertijd is besloten te starten met het maken van een integrale visie voor de westkant van de stad conform het collegeprogramma 2006-2010.
In de besluitvorming over het VERDER-pakket zijn met de regionale partijen afspraken gemaakt. Uitgangspunt is dat Rijkswaterstaat € 2,6 miljard investeert in het verbeteren van de doorstroming op de rijkswegen. De regio investeert € 491,75 miljoen in regionale maatregelen. Van deze € 491,75 miljoen betaalt Amersfoort ca. 4% (€ 20 miljoen), plus een deel van de bijdrage van Regio Amersfoort (€ 2,2 miljoen). In totaal is de Amersfoortse bijdrage aan het VERDER-pakket € 22,2 miljoen. De bijdrage die Amersfoort levert aan VERDER staat los van de bijdrage die Amersfoort voor de projecten krijgt.
Voor de Westelijke ontsluiting is binnen het VERDER pakket een bijdrage gereserveerd van € 60 miljoen.
De doelstellingen en toetsingscriteria ten aanzien van de Westelijke ontsluiting binnen VERDER zijn sinds het begin van het project niet gewijzigd en zijn daarmee nog steeds actueel.
4.2 Huidige Infrastructuur Onvoldoende Voor Doelstellingen Verder
Op 1 maart 2011 heeft de raad de nota van randvoorwaarden en de wijze van participatie vastgesteld. Dit moment is te beschouwen als de formele start van het project.
Vervolgens is in 2011 een uitgebreid verkeersonderzoek uitgevoerd. Uit dit verkeersonderzoek is gebleken dat de route een doorstroomsnelheid van minimaal 21 km/h. heeft. De route voldoet daarmee niet aan de minimum doorstroomsnelheid van VERDER. VERDER hanteert een minimum doorstroomsnelheid van 0,5 x de ontwerpsnelheid. Dit traject heeft een ontwerpsnelheid van 50 km/h. Dat betekent dat de doorstroomsnelheid op het traject minimaal 25 km/h moet zijn. Met het verkeersmodel is ook doorgerekend dat in 2020 de doorstroming zal verslechteren tot een minimale doorstroomsnelheid van 10 km/u. Een uitgebreide toelichting en onderbouwing van deze berekeningen staat in hoofdstuk 5 van de procesbeschrijving behorende bij het raadsbesluit van 20 december 2011.
Eind 2014 is een geactualiseerd verkeersmodel beschikbaar gekomen. De belangrijkste berekeningen die met het model uit 2011 zijn uitgevoerd, zijn met het nieuwe model opnieuw uitgevoerd. Hiermee wordt inzichtelijk gemaakt wat de effecten op de Westelijke ontsluiting zijn van de nieuwe ontwikkelingen die in het model 2014 zijn ingevoerd. Een overzicht van de input van zowel het verkeersmodel 2011 als het verkeersmodel 2014 is weergegeven in bijlage "Uitleg Verkeersmodel" (zie Bijlage 27Uitleg verkeersmodel 2016).
Om nut en noodzaak van de Westelijke ontsluiting goed te kunnen beoordelen is vergelijking met en zonder Westelijke ontsluiting noodzakelijk. De berekeningen voor de autonome situatie (variant 1: geen aanleg Westelijke Ontsluiting ) en voor variant 7B zijn met het model 2014 uitgevoerd voor het planjaar 2025.
Uit deze berekeningen blijkt dat ook op basis van de berekeningen met model 2014 zonder maatregelen de doorstroming in 2025 op de route Westelijke ontsluiting niet aan de doorstroomeisen van VERDER voldoet. Met maatregelen (aanleg variant 7B) voldoet de route Westelijke ontsluiting ruimschoots aan de doorstroomeisen van VERDER.
4.3 Integrale Oplossing In De Vorm Van De Westelijke Ontsluiting
De Westelijke ontsluiting loopt vanaf de Stichtse rotonde via de Daam Fockemalaan - Barchman Wuytierslaan tot aan de Amsterdamseweg. De huidige route is ca 2,5 kilometer lang. De weg ligt op de overgang van de Utrechtse Heuvelrug naar het Eemland. De weg ligt tevens op de overgang van een bosachtig landschap naar een stedelijke omgeving. De nota van randvoorwaarden die de gemeenteraad heeft vastgesteld (1 maart 2011) stelt dat de uiteindelijke oplossing voor de Westelijke ontsluiting een integrale oplossing is waar wordt gekeken naar bebouwing, infrastructuur, landschap en milieu.
In het noordelijk deel van het plangebied bevinden zich het bosgebied Birkhoven deel uitmakend van de Ecologische Hoofd Structuur en Bokkeduinen met recreatieve voorzieningen, zorginstellingen en beperkt wonen. Het zuidelijke deel ligt in de Berg, een bosrijke omgeving gekenmerkt door wonen met beschermd stadsgezicht. Hier is een menging van wonen, grote instituten (klooster) scholen en een militair complex. Het gebied waar de Westelijke ontsluiting ligt kenmerkt zich door een veelheid aan karakteristieken waarvan de belangrijkste zijn:
- een bosrijke omgeving waarvan een deel tot de Ecologische hoofdstructuur behoort;
- binnen de bebouwde kom, het deel waar de weg doorheen gaat is beschermd stadsgezicht;
- een aantal kenmerkende gebouwen waaronder Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten.
Om er voor te zorgen dat de weg goed wordt ingepast in zijn omgeving is het van belang om in beeld te hebben hoe de omgeving er uit ziet, wat zijn de sterke en zwakke punten in de omgeving, waar liggen kansen en bedreigingen. De eerste stap die daarvoor is genomen is het in beeld brengen van alle gebiedskenmerken. Hiervoor is een uitgebreide gebiedsanalyse uitgevoerd. Verschillende vakdisciplines zijn bij het tot stand komen van de gebiedsanalyse betrokken geweest waaronder stedenbouwkundigen, landschapsarchitecten, ecologen en verkeersdeskundigen. De analyse is gebundeld in een rapport als onderbouwing voor de gemaakte keuzes op het gebied van de vormgeving, beeldkwaliteit en landschappelijke inpassing. In Bijlage 5 is de analyse met de uitgangspunten en beeldkwaliteitseisen opgenomen.
Daarmee geeft de gebiedsanalyse een integraal beeld van de ruimtelijke opgave die de aanleg van de Westelijke ontsluiting met zich mee brengt. Dit ruimtelijke onderzoek is uitgevoerd vanaf de A28 tot en met de Amsterdamseweg. In eerste instantie hoorde ook het deel tussen de Stichtse rotonde en de A28 tot het onderzoeksgebied. In een later stadium is dit deel uit de planvorming gehaald.
Uit de functiekaart (zie hieronder) blijkt dat er een grote diversiteit aan functies in het gebied liggen. Behalve functies met een lokale betekenis zijn hier ook functies met een stedelijke en regionale betekenis langs de Westelijke ontsluiting gelegen.
functiekaart
Ruimtelijke opgave
Op basis van de functiekaart en de inbreng van alle vakdisciplines zijn alle knelpunten op de huidige route in beeld gebracht en zijn deze weergegeven in een knelpuntenkaart. De knelpuntenkaart geeft per locatie weer welke knelpunten er zijn. Het gaat hierbij om knelpunten op het gebied van leefbaarheid, aantasting van de ruimtelijke kwaliteit, oversteekbaarheid etc.
De knelpunten zijn vervolgens vertaald naar kansen, die in de uitwerking van het tracé meerwaarde bieden ten opzichte van de huidige situatie. Dit geeft de volgende uitgangspunten voor het ontwerp:
- 1. de Westelijke ontsluiting heeft een eigen identiteit die passend is bij de bosachtige sfeer van de Utrechtse Heuvelrug. Het boskarakter ter weerszijden van de weg kan worden versterkt door middel van een groene inpassing;
- 2. de Westelijke ontsluiting vormt geen barrière, zowel recreatief, ecologisch als ruimtelijk. De aanleg van de weg zorgt er juist voor dat verbindingen versterkt worden;
- 3. de Westelijke ontsluiting sluit op de verschillende delen van het tracé aan bij de omgeving en zorgt tegelijkertijd ook voor samenhang. Het gehele tracé van de Westelijke ontsluiting wordt door de weggebruiker als één weg ervaren;
- 4. de functies langs de weg zijn georiënteerd op de weg. De Westelijke ontsluiting is daardoor niet anoniem in het landschap aanwezig. Het is duidelijk dat functies een adres aan de Westelijke ontsluiting hebben;
- 5. de aanwezige hoogteverschillen in het gebied kunnen logisch worden ingepast in het ontwerp. Daardoor kunnen de aanwezige hoogteverschillen bijdragen aan het versterken van het karakter van de weg.
Trechteringsproces varianten
In het trechteringsproces zijn in totaal meer dan 30 varianten in beschouwing genomen.
De raad heeft een eerste trechtering op 20 december 2011 vastgesteld. De nader uit te werken varianten zijn toen teruggebracht tot 4 oplossingsrichtingen. De eerste trechtering bestond uit een aantal stappen:
stap 1: harde eisen: kosten, ecologie, doorgaand verkeer
stap 2: verkeerskundige criteria: rijsnelheid, reistijd, netwerk, wijken
stap 3: omgevingscriteria: veiligheid, geluid lucht, ruimte, fiets, bus, aanvullende maatregelen
stap 4: kansrijke varianten, hier wordt gekeken of er combinaties gemaakt kunnen worden van delen van tracés.
Deze trechtering is begeleid door een participatiegroep, de participatiegroep was unaniem in de ondersteuning voor de uitkomst van deze trechtering.
Vervolgens zijn de 4 oplossingsrichtingen uitgewerkt tot 6 varianten. In de aanloop naar de keuze voor een voorkeursvariant is het college in december 2012 gevallen. De voorkeur ging uit naar variant 4C (bestaand tracé met een viaduct over het spoor). Hier was veel weerstand tegen. In de daarop volgende coalitieonderhandelingen zijn de punten waarop veel weerstand was (het viaduct en de doorsnijding van de wijk via de Daam Fockemalaan) meegenomen. Dit heeft geleid tot de vaststelling van een variant in het coalitieakkoord en een nota van randvoorwaarden als bijlage bij het coalitieakkoord. De coalitievariant lijkt sterk op variant 5 die in de eerste trechtering was afgevallen vanwege de te hoge kosten. Het coalitieakkoord is op 26 februari 2013 vastgesteld door de raad.
In de daaropvolgende onderzoeken en nadere uitwerkingen is de variant uit het coalitieakkoord toegevoegd aan de 6 varianten die na de eerste trechtering van 20 december 2011 zijn overgebleven. De coalitievariant is genummerd als variant 7. De nadere uitwerkingen hebben uiteindelijk geleid tot aanpassingen van het tracé tot het huidige vormgeving van variant 7B. De belangrijkste aanpassingen ten opzichte van variant 7 zijn:
- verdiepte ligging ter hoogte van de Beroemde Vrouwenbuurt;
- ter hoogte van de Beroemde Vrouwenbuurt opgeschoven op het Defensieterrein;
- fietsbrug over het spoor in plaats van fietsers in de onderdoorgang samen met autoverkeer.
Na de vaststelling van het coalitieakkoord heeft de raad eerst op 9 juli 2013 en vervolgens op 17 december 2013 definitief gekozen voor variant 7B. Bij het raadsbesluit van 17 december 2013 was inmiddels ook aanvullende financiering gevonden zodat er dekking is voor het geraamde kosten van €67,1 miljoen.
In de aanloop naar het raadsbesluit van 9 juli 2013 zijn er 6 bijeenkomsten met (delen van) de participatiegroep gehouden. Deze periode stond in het teken van de uitwerking van variant 7 en 7B tot hetzelfde niveau als de varianten 1 t/m 6.
In de aanloop naar het raadsbesluit van 17 december 2013 zijn geen participatiegroep avonden gehouden. Deze periode stond vooral in het teken van het zoeken naar aanvullende dekking.
Na het besluit van 17 december is de nadere uitwerking van variant 7B is in delen opgepakt. Er zijn vier delen van het tracé onderscheiden, hier zijn 20 bewonersavonden voor gehouden.
Een uitgebreide beschrijving van het proces kunt u lezen in de Bijlage 1 Historischoverzicht besluitvorming.
4.4 Effecten Van De Westelijke Ontsluiting
Op 17 december 2013 heeft de raad definitief gekozen voor variant 7B. De effecten van variant 7B zijn met het verkeersmodel 2014 opnieuw berekend. De resultaten daarvan worden hieronder weergegeven. De aanleg van de Westelijke ontsluiting heeft ook een effect om de omgeving. Daar zal ook op worden ingegaan.
Intensiteiten op de westelijke ontsluiting
Uit bovenstaande grafieken blijkt dat de intensiteiten toenemen als gevolg van de aanleg van de Westelijke ontsluiting. Voor het planjaar 2025 is de gemiddelde werkdagintensiteit op de Barchman Wuijtierslaan (noordelijk deel) geprognosticeerd op 28.700 mvt/etmaal en voor de Daam Fockemalaan (zuidelijk deel) 27.800 mvt/etmaal.
In paragraaf 4.2 is al aangegeven dat de doorstroomsnelheid van variant 7B aan de VERDER normen voldoet.
Aandeel sluipverkeer
Ten behoeve van de discussie heeft de gemeente een definitie opgesteld van het doorgaand verkeer (sluipverkeer). Verkeer met een herkomst en bestemming die buiten de gele contourlijn ligt in onderstaand figuur is doorgaand verkeer. De Westelijke ontsluiting is bestemd voor regionaal en lokaal verkeer. Omdat doorgaand verkeer nooit volledig is uit te sluiten ten gevolge van afwijkend individueel routekeuzegedrag is het maximaal te tolereren aandeel doorgaand verkeer vastgesteld op 5%.
Gebiedsbegrenzing ten behoeve definitie doorgaand verkeer
De berekende percentages doorgaande verkeer voor variant 1 en variant 7B zijn in onderstaand figuur weergegeven. Hieruit blijkt dat Variant 7B weliswaar meer doorgaand verkeer kent maar nog wel onder de norm van 5% zit. Het is logisch dat variant 7B een hoger percentage doorgaand verkeer kent omdat de route een hoge gemiddelde doorstroomsnelheid kent en daarmee een attractieve route vormt.
Aandeel doorgaand verkeer ETMAAL | Variant 1 2025 | Variant 7B 2025 | |
1 | Barchman Wuytierslaan | 2,5% | 3,8% |
2 | Daam Fockemalaan | 1,0% | 2,7% |
Op basis hiervan wordt gesteld dat het probleemoplossend vermogen van variant 7B groot is.
Effecten op de omgeving
In de bijlage "Uitleg verkeersmodel" wordt ingegaan op de verschillen tussen het verkeersmodel 2011 en 2014. Daaruit blijkt dat de effecten van het verschil tussen het verkeersmodel 2011 en 2014 beperkt zijn. Daarom zijn niet alle modelberekeningen die met het verkeersmodel 2011 zijn uitgevoerd opnieuw uitgevoerd met het verkeersmodel 2014.
Het gaat om de effecten in de wijken en de effecten op het hoofdwegennet. Op hoofdlijnen zijn de volgende effecten berekend:
- Effecten op omliggende wijken (in voertuigkilometers):
- 1. woonwijk de Berg: een afname van 10%;
- 2. woonwijk Soesterkwartier: toename van 1%;
- 3. Amsterdamseweg - Isselt (voornamelijk bedrijventerrein): toename van 24%
- Effecten op hoofdwegennet (in etmaalintensiteiten):
- 1. Amsterdamseweg (noordelijk aansluitpunt richting A28) toename van ca 20%
- 2. Utrechtseweg (zuidelijk aansluitpunt stadinwaarts): afname van ca 12%
- 3. Leusderweg (aansluiting op zuidelijk vervolg: Rondweg zuid, stadinwaarts): toename van ca 5%
Restcapaciteit wegen
Voor de wegen in de nabije omgeving van de Westelijke ontsluiting volgt hieronder een overzicht met de huidige verkeersintensiteiten en de te verwachten intensiteiten voor het jaar 2025 in de situaties zonder en met Westelijke Ontsluiting. Daarnaast is een kolom opgenomen waarin de vormgeving van de weg en de daarbij behorende capaciteit is aangegeven. Uit deze tabel blijkt dat nu en in de toekomst op alle wegen de intensiteit lager is dan de capaciteit wat betekent dat het verkeer op een acceptabele wijze verwerkt kan worden.
Meerwaarde ontwerp
Behalve dat de ingreep van de aanleg negatieve gevolgen heeft voor de huidige aanwezige kwaliteit is er ook meerwaarde te verwachten als gevolg van de aanleg van de Westelijke ontsluiting. Er is nadrukkelijk samen met instanties en bewoners uit de directe omgeving gezocht naar inpassingmaatregelen die de inpassing en het woon- en leefklimaat verbeteren. Verbeteringen in de voorgestelde vormgeving van het vastgestelde tracé zijn onder andere:
- herinrichting Daam Fockemalaan tot woonstraat. Op het gedeelte van de Daam Fockemalaan binnen de woonwijk de Berg rijdt geen doorgaand verkeer meer, daarom wordt dit deel van de Daam Fockemalaan heringericht tot woonstraat. De heringerichte Daam Fockemalaan past bij het beeld en karakter van de wijk de Berg;
- aansluiten Beroemde Vrouwenbuurt bij woonwijk de Berg. De drukke Daam Fockemalaan zorgde voor een barrière tussen de Beroemde Vrouwenbuurt en de woonwijk de Berg. Doordat de verkeersfunctie op dit deel van de Daam Fockemalaan weg is en de weg wordt heringericht is de barrière verwijderd en is de Beroemde Vrouwenbuurt weer aangesloten bij de wijk de Berg;
- aansluiten van het klooster OLV ter Eem bij de woonwijk, een oude zichtlijn wordt hiermee in ere hersteld en de barrière tussen woonwijk en klooster is weggehaald waardoor het klooster weer deel uitmaakt van de woonwijk;
- het verdiepte tracé langs de Beroemde Vrouwenbuurt maakt de Prins Bernhardkazerne zichtbaar van de Westelijke ontsluiting en geeft deze daarmee een gezicht en een plaats in de stad terwijl deze in de huidige situatie anoniem is. Tegelijkertijd zorgt de verdiepte ligging er voor dat voor de bewoners van de Beroemde Vrouwenbuurt de weg zo minimaal mogelijk aanwezig is;
- het complex met de spooronderdoorgang, het fietsviaduct in combinatie met de aansluiting van de Barchman Wuytierslaan richting centrum (zuidzijde spoor) en de ontsluiting van het Dierenpark Amersfoort (noordzijde spoor) heeft stedelijke allure waarbij gebruik gemaakt wordt van de groene context;
- versterken beeld Barchman Wuijtierslaan noord door toepassing van een brede tussenberm. Hierdoor wordt het bosachtige karakter versterkt en wordt het geen weg langs de rand van het bos maar een weg in het bos;
- verbeteren routes langzaam verkeer. Over het gehele tracé worden twee onderdoorgangen voor langzaam verkeer en een viaduct voor langzaam verkeer aangebracht. Het noordelijk deel van de Barchman Wuytierslaan krijgt ter weerszijden tweerichting bereden fietsvoorzieningen. De verkeersveiligheid voor langzaam verkeer wordt hierdoor verbeterd. Tevens draagt dit bij aan een betere bereikbaarheid (geen wachttijden ivm oversteken / verkeerslichten) voor langzaam verkeer;
- verplaatsen parkeerplaatsen sportvelden, hierdoor wordt een betere landschappelijke inpassing van de sportvelden bewerkstelligd, de rafelranden worden aan het zicht onttrokken;
- aanbrengen ecologische verbinding tussen de Eempolder en Birkhoven;
- aanbrengen ecologische verbinding tussen Birkhoven en de spoordriehoek;
- bij de uitwerking van de kunstwerken wordt gebruik gemaakt van samenhang in vormgeving. Er worden uitgangspunten geformuleerd, die zorgvuldigheid waarborgen.
De Strategische Milieu Beoordeling (SMB) is geactualiseerd. Bij het raadsbesluit van 9 juli 2013 was de SMB als bijlage bijgevoegd. In de geactualiseerde SMB is een onderscheid gemaakt in de variant 7B ten tijde van de uitwerking in 2013 (7B 2013) en de variant zoals deze nu is uitgewerkt (7B 2015). De nadere uitwerking heeft er onder andere voor gezorgd dat variant 7B 2015 beter scoort dan variant 7B 2013 op het aspect natuur. De conclusie van de SMB is dat variant 7B 2015 de voorkeursoplossing is. De geactualiseerde SMB is als Bijlage 2 gevoegd bij de toelichting;
De MKBA is na het raadsbesluit van 9 juli 2013 niet aangepast. Uit de MKBA bleek dat variant 7B een hoog MKBA saldo heeft (€104 - €120 miljoen). De wijzigingen zijn met betrekking tot de MKBA van een dermate geringe omvang dat er nog steeds een hoog MKBA saldo wordt verwacht.
4.5 Nogmaals Nut En Noodzaak En Keuze Variant 7b
In een aantal zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan is gesteld dat nut en noodzaak van de Westelijke ontsluiting onvoldoende zijn aangetoond en zijn vraagtekens gezet bij de keuze voor variant 7b. Voor de volledigheid wordt de gemeentelijke reactie op deze zienswijzen hieronder integraal weergegeven.
Nut en noodzaak
Zoals in hoofdstuk 4.1 van de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan ook is aangegeven, is de Westelijke ontsluiting geen op zichzelf staand project. Het maakt onderdeel uit van het VERDER pakket. Dit pakket omvat een regionaal pakket aan maatregelen om de bereikbaarheid van de regio Midden Nederland te verbeteren. In 2009 heeft de raad van Amersfoort ingestemd met het mobiliteitsprogramma VERDER. Een van de maatregelen in het programma is het verbeteren van de capaciteit van de Westelijke Ontsluiting Amersfoort. In VERDER zijn doelstellingen geformuleerd ten aanzien van de verschillende projecten. Voor projecten op het gebied van de verbetering van de capaciteit van wegen dient de route minimaal een doorstroomsnelheid van 0,5 maal de ontwerpsnelheid te hebben. De Westelijke Ontsluiting kent een maximum snelheid van 50 km/uur en daarmee komt de minimale doorstroomsnelheid op 25 km/uur.
Tabel: doorstroomsnelheden verkeersmodel 2014
Met het verkeersmodel 2014 is de doorstroomsnelheid in 2025 doorgerekend. De uitkomsten van de berekeningen met betrekking tot de gemiddelde trajectsnelheden zijn te vinden in bovenstaande tabel. Voor het bepalen van de trajectsnelheden in de huidige situatie is een verkeersonderzoek uitgevoerd. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat de doorstroomsnelheid in de huidige situatie niet voldoet aan de doorstroomeisen. Uit de berekeningen uitgevoerd met het verkeersmodel blijkt dat ook in 2025 autonome situatie de beoogde trajectsnelheden niet worden gehaald. Met de aanleg van de Westelijke Ontsluiting conform variant 7B wordt ruimschoots voldaan aan deze eisen.
De capaciteit van de Westelijke Ontsluiting wordt in de situatie waarbij geen ingrepen in de infrastructuur aan de orde zijn, met name bepaald door de capaciteit van de gelijkvloerse spoorovergang in combinatie met de verkeerslichten die aan weerszijden staan. Die capaciteit wordt al sterk beïnvloed door de huidige hoeveelheid treinverkeer tussen Amersfoort en Utrecht. Op verzoek van de gemeente Amersfoort heeft ProRail met behulp van een datalogger (meetapparaat) het aantal treinpassages en de gemiddelde sluitingstijd per treinpassage gemeten. In de huidige situatie rijden er 14 à 15 treinen per uur in de maatgevende spitsperioden met een gemiddelde sluitingstijd van 16 minuten in het spitsuur. In 2004 werd er vanuit gegaan dat ter plaatse van de spoorwegovergang er sprake zou zijn van 24 treinpassages. De meeste recente informatie die ProRail voor het jaar 2020 bevestigd heeft is:
o 4 IC-treinen per uur in de spits (in twee richtingen, totaal 8 treinpassages);
o 4 Sprinters per uur in de spits ( in twee richtingen, totaal 8 treinpassages);
o goederenvervoer zal incidenteel plaats vinden (goederen vervoer zal buiten spitstijden plaats vinden).
In de onderzoeken is in de spitstijden rekening gehouden met 16 treinpassages per uur. Afgaande op dit aantal treinpassages blijkt dat er in de autonome situatie in 2025 sprake is van een trajectsnelheid die niet voldoet aan de doelstellingen van VERDER. Het huidige aantal treinpassages heeft dus al een dusdanig grote invloed op de afwikkeling van het verkeer dat maatregelen noodzakelijk zijn.
Voor het voorkomen van afwikkelingsproblemen op het begin- en eindpunt van het traject worden maatregelen genomen. Op de Stichtse Rotonde worden verkeersregelinstallaties aangebracht en de inrichting van het kruispunt gewijzigd. Voor langzaam verkeer worden tunnels aangelegd onder de Daam Fockemalaan en de Utrechtseweg. Het kruispunt Birkstraat/Amsterdamseweg wordt vergroot om het verkeer te kunnen afwikkelen. Met deze aanpassingen is geborgd dat het begin- en eindpunt geen barrière vormen in de afwikkeling van het verkeer.
Verkeersmodel
Een verkeersmodel is bij uitstek het instrument waarmee de effecten zoals een aanzuigende werking en effecten van verbreding van wegen in beeld gebracht kunnen worden. In het gehanteerde verkeersmodel zijn voor het toekomstjaar 2025 alle geplande verbredingen in de omgeving op o.a. de A1, A12, A27 en A28 opgenomen. Het knooppunt Hoevelaken is conform het referentieontwerp Planstudie Hoevelaken BOK2 (o.a. 2 bogen Amsterdam-Zwolle en Apeldoorn-Utrecht en handhaving aansluiting Hoevelaken op A1) ingebracht. Voor de wegen in de nabije omgeving van de Westelijke ontsluiting zijn de te verwachten intensiteiten in 2025 vergeleken met de bijbehorende capaciteiten. Het blijkt dat op al deze wegen de intensiteit lager is dan de capaciteit waardoor geen afwikkelingsproblemen te verwachten zullen zijn en deze wegen het extra verkeersaanbod dus kunnen verwerken. Naast de verkeerskundige nut en noodzaak worden ook knelpunten opgelost in de verbindingen tussen wijken, leefbaarheid en ecologie.
Keuze variant 7b
Op 17 december 2013 heeft de raad van Amersfoort definitief besloten voor variant 7b. Voorafgaand aan deze beslissing zijn verschillende varianten beschouwd. In 2011 waren meer dan 30 varianten bedacht. Voor het terugbrengen van het aantal varianten zijn deze getrechterd. Het trechterings-proces bestond uit de volgende stappen (beschreven in Procesbeschrijving inperking varianten Westelijke ontsluiting Amersfoort, 10 november 2011):
o stap 1: toets aan harde eisen;
o stap 2: beoordeling van verkeerskundige doelmatigheid;
o stap 3: beoordeling van omgevingseffecten van verkeerskundig doelmatige varianten;
o stap 4: kansrijke varianten, hier wordt gekeken of er combinaties gemaakt kunnen worden van delen van tracés.
Op basis van deze trechtering heeft de raad 20 december 2011 besloten het aantal varianten terug te brengen tot vier oplossingsrichtingen. Deze oplossingsrichtingen hebben geleid tot zes varianten. De besluitvorming over de voorkeursvariant heeft uiteindelijk geleid tot de val van het college van Amersfoort in december 2012. Het nieuwe college heeft in haar coalitieakkoord een variant opgenomen. Deze variant is een combinatie van varianten die in de eerste trechtering waren afgevallen en is toegevoegd aan de zes varianten afkomstig uit de vier oplossingsrichtingen. Deze variant kreeg nummer 7. De uitwerking van deze variant heeft geleid tot een aanpassing in het tracé, waardoor twee extra varianten ontstonden: variant 7a en variant 7b. Bij de uitwerking van deze varianten is 7a afgevallen, omdat deze variant duurder was en slechter scoorde op verkeersafwikkelingen dan varianten 7 en 7b.
De verdere inperking van de varianten is behandeld in de raadsvergadering van 9 juli 2013. In de verder inperking zijn de volgende varianten betrokken: 2, 3, 4c, 5a, 5b, 6a, 6b 7, en 7b. De raad heeft in deze vergadering besloten variant 7b als voorkeursvariant te benoemen. Variant 7 werd als terugvaloptie beschouwd. Mocht ook variant 7 bij de nadere uitwerking niet voldoen aan de gestelde criteria dan werd als tweede terugvaloptie variant 2 (nul-plus variant) aangehouden. Op deze varianten zou uitsluitend worden teruggevallen als er onvoldoende financiële middelen beschikbaar waren voor variant 7b. De belangrijkste argumenten voor de keuze voor variant 7b ten opzichte van varianten 2 en 7 waren de volgende:
o Variant 7b voldoet aan de VERDER criteria met betrekking tot het verbeteren van de doorstroming en bereikbaarheid van de westzijde van Amersfoort.
o Variant 7b verbetert de leefbaarheid. De geluidsbelasting op de Daam Fockemalaan neemt drastisch af. Daarnaast neemt voor een beperkter aantal woningen de geluidsbelasting toe ten opzichte van de andere varianten, maar de belasting blijft wel onder het wettelijk toelaatbare niveau van 48dB.
o De geïsoleerde ligging van de Beroemde Vrouwenbuurt wordt opgeheven met aanleg van deze variant.
In het ontwerpbestemmingsplan Westelijke ontsluiting, dat voorziet in de aanleg van de westelijke ontsluiting volgens tracé 7 b, zijn alle belangen die betrokken zijn zorgvuldig afgewogen.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Algemene Planbeschrijving
De Westelijke ontsluiting loopt vanaf de Stichtse rotonde via de Daam Fockemalaan – Barchman Wuytierslaan tot aan de Amsterdamseweg. De huidige route is ca 2,5 kilometer lang. De weg ligt op de overgang van de Utrechtse Heuvelrug naar het Eemland. De weg ligt tevens op de overgang van een bosachtig landschap naar een stedelijke omgeving.
In het noordelijk deel van het plangebied bevinden zich het bosgebied Birkhoven deel uitmakend van de Ecologische Hoofd Structuur en Bokkeduinen met recreatieve voorzieningen, zorginstellingen en beperkt wonen.
Het zuidelijke deel ligt in de Berg, een bosrijke omgeving gekenmerkt door wonen met beschermd stadsgezicht. Hier is een menging van wonen, grote instituten (klooster) scholen en een militair complex.
Het gebied waar de Westelijke ontsluiting ligt kenmerkt zich door een veelheid aan karakteristieken waarvan de belangrijkste zijn:
- a. een bosrijke omgeving waarvan een deel tot de Ecologische hoofdstructuur behoort;
- b. binnen de bebouwde kom, het deel waar de weg doorheen gaat is beschermd stadsgezicht;
- c. een aantal kenmerkende gebouwen waaronder Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten.
Afbeelding beschermd stadsgezicht
Gebiedsanalyse
De nota van randvoorwaarden die de gemeenteraad heeft vastgesteld stelt onder andere dat er integraal wordt gekeken naar bebouwing, infrastructuur, landschap en milieu. In paragraaf 4.3 Integrale oplossing in de vorm van de Westelijke ontsluiting wordt ingegaan op de gebiedsanalyse.
5.2 Afwegingsnotitie
Na de besluitvorming in de raad over de tracékeuze is het ontwerp van de weg uitgewerkt, met inachtneming van de onderzoeksopdrachten van de raad (met betrekking tot het opschuiven van de weg over het terrein van de Bernhardkazerne en tot het fiets- en voetgangersviaduct). Uitwerking is gedaan in nauwe samenspraak met bewoners en belanghebbenden. Naar aanleiding van de bewonersavonden zijn ook de landschappelijke inpassing van het noordelijk deel van de Barchman Wuytierslaan en de aansluiting van Dierenpark Amersfoort als onderzoeksopdracht opgepakt.
In de Afwegingsnotitie Westelijke ontsluiting van september 2015 worden de (ten opzichte van variant 7B) gewijzigde keuzes beschreven. Hieronder wordt in het kort ingegaan op de gemaakte keuzes. De genoemde Afwegingsnotitie is in Bijlage 3 opgenomen in de toelichting.
1. Aanpassing parallelweg langs het zuidelijk deel van de Daam Fockemalaan
Er worden een aantal maatregelen uitgevoerd op de westelijk gelegen parallelweg langs het zuidelijke deel van de Daam Fockemalaan. De parallelweg wordt ter hoogte van de ontsluitingsweg naar het Klooster (de verlengde Prins Frederiklaan) geknipt. Het deel van de parallelweg van de Westelijke ontsluiting tussen twee aansluitingen in (één aansluiting op de Daam Fockemalaan en één aansluiting op de buitenring van de Stichtse rotonde) wordt als éénrichting weg ingericht.
Ter hoogte van het benzinestation wordt de weg iets verschoven.
2. Verschoven ligging langs de Aletta Jacobslaan
Conform de wens van de gemeenteraad, wordt de verdiepte ligging van het tracé ter plaatse van de Aletta Jacobslaan zo ver mogelijk opgeschoven in de richting van de kazerne. Hiervoor is uitvoerig overleg gepleegd met Defensie. Dit heeft uiteindelijk er toe geleid dat er een wigvormig deel van het kazerneterrein aangekocht kan worden. De kleinste verschuiving wordt gerealiseerd ter plaatse van de hoek van de Aletta Jacobslaan en de grootste verschuiving wordt gerealiseerd bij de aansluiting Aletta Jacobslaan - Barchman Wuytierslaan. Door deze verschuiving wordt een gedeelte van de groenstrook langs de Aletta Jacobslaan gespaard en komt de weg verder af te liggen van de woonbebouwing.
Ook is onderzocht of er op een deel van het verdiepte deel een overkluizing gemaakt kan worden. Het doel van deze overkluizing zou zijn om de barrière van de verdiepte wegligging weg te nemen waardoor de leefbaarheid in de Beroemde Vrouwenbuurt wordt vergroot en er vanuit de Beroemde Vrouwenbuurt een verbinding wordt gemaakt naar het Defensieterrein en Onze Lieve Vrouwe ter Eem. Dit initiatief is onderzocht op een groot aantal aspecten. Op basis van het onderzoek is geconcludeerd dat de voordelen niet opwegen tegen de nadelen en dat bovendien de financiële consequenties (meerkosten ca €8,5 mio) niet binnen het project kunnen worden opgevangen. Op basis hiervan is de overkluizing niet nader onderzocht.
3. Gewijzigde ontsluiting en inrichting van de beroemde Vrouwenbuurt
In overleg met de bewoners van de Beroemde Vrouwenbuurt is de ontsluiting van de buurt gewijzigd. De aansluiting van de Aletta Jacobslaan op de Daam Fockemalaan - Prins Frederiklaan wordt geknipt. Het deel van de Aletta Jacobslaan in de bocht wordt verwijderd. Dit is het smalste deel van het tracé waar de Westelijke ontsluiting langs moet. De ruimte is te beperkt om de Aletta Jacobslaan hier in stand te houden. Er ontstaat hierdoor een wigvormig stuk grond waar geen doorgang is. Vanuit beheersoverwegingen is dit een ongewenste situatie. Daarom is het aanbod aan de bewoners van de Maria Montessorilaan 2 en 4 en de Anna Maria van Schuurmanlaan 12 gedaan om deze grond bij hun tuin te betrekken. In het bestemmingsplan wordt de mogelijkheid daarvoor geboden.
De huidige afsluiting van de Aletta Jacobslaan op de Barchman Wuytierslaan wordt opgeheven, deze verbinding wordt weer opengesteld.
4. Fietsers kruisen het spoor met een fietsbrug
Conform de wens van de gemeenteraad zullen fietsers het spoor kruisen met een fietsbrug. Op verzoek van enkele bewoners is nogmaals onderzocht of fietsers ook in een tunnel het spoor kunnen kruisen. De afweging tussen de fietsbrug en de fietstunnel is gemaakt op de aspecten sociale veiligheid, verkeersveiligheid, het te overbruggen hoogteverschil, comfort en berijdbaarheid en leefbaarheid. Geconcludeerd wordt dat de toepassing van een fietsbrug ten opzichte van de fietsers in de tunnel voor het autoverkeer met name voordelen biedt voor sociale veiligheid en verkeersveiligheid. Daarom is in het ontwerp uitgegaan van de toepassing van een fietsviaduct (in de eerder genoemde bijlage 1 wordt uitgebreid ingegaan op deze keuze).
5. Nieuwe hoofdontsluiting Bernhardkazerne en ontsluiting voor calamiteiten
De Bernhardkazerne wordt ontsloten via de kruising van de Barchman Wuytierslaan met de Daam Fockemalaan. Tevens wordt een viaduct over de Westelijke ontsluiting aangelegd en een nieuw opstelterrein buiten de poort van de kazerne. Bezoekers voor de kazerne dienen zich eerst te melden bij het entreegebouw en kunnen vervolgens met de auto het kazerneterrein op rijden. De wijze van ontsluiting is vastgelegd in een overeenkomst met de Staat (Besluit B&W d.d. 4 november 2014).
Op verzoek van het Ministerie van Defensie is ook een rechtstreekse ontsluiting van de kazerne op de Westelijke ontsluiting in het ontwerp meegenomen. Deze zal incidenteel worden gebruikt voor colonnes en in geval van calamiteiten. Wanneer de aansluiting wordt gebruikt zet de marechaussee de weg af om het in- en uitrijden mogelijk te maken. In de normale situatie is de aansluiting door middel van een hek afgesloten.
6. Inrichting van de Daam Fockemalaan
De voorgestelde vormgeving van het gedeelte van de Daam Fockemalaan tussen de Prins Frederiklaan en de Barchman Wuytierslaan is in samenspraak met de bewoners tot stand gekomen. Het uitgangspunt voor de herinrichting is de bestaande wegenstructuur en weginrichting op de Berg geweest. Hiervoor zijn in een aantal avonden alternatieven gepresenteerd en besproken. Dit deel van de Daam Fockemalaan wordt heringericht tot fietsstraat; er komt in het midden één rijbaan, waarop fietsstroken in twee richtingen worden gemarkeerd. Dit is tevens de route voor het doorgaande fietsverkeer (hoofdfietsroute).
In het ontwerp is opgenomen dat de woningen aan de Daam Fockemalaan die hun erfaansluiting via de achterzijde hebben gemaakt weer de ontsluiting aan de voorzijde kunnen maken. Het snelheidsregime op de Daam Fockemalaan wordt 30 km/h.
7. Ontsluiting en parkeren Dierenpark Amersfoort en Kabouterhut
Ten gevolge van de aanleg van de Westelijke ontsluiting zullen circa 306 van de 959 parkeerplaatsen van het Dierenpark Amersfoort verdwijnen. Dit is alleen als gevolg van het ruimtebeslag van de Westelijke ontsluiting, hierbij wordt niet gekeken naar het functioneren van het voorterrein. Als wel rekening gehouden wordt met het functioneren van het voorterrein verdwijnen er 465 parkeerplaatsen. Het voorterrein is dan zodanig ingericht dat er voldoende opstelgelegenheid is voor auto's. De verschillende verkeersstromen (fiets, voetgangers en auto's) worden zoveel mogelijk gescheiden in het ontwerp. En er is rekening gehouden met een groene inpassing van het voorterrein.
Er gaan meer parkeerplaatsen verloren dan in het oorspronkelijke plan van variant 7B De reden hiervoor is dat het Dierenpark in 2014 meer bezoekers heeft getrokken dan in de voorafgaande jaren, waardoor de aansluiting zoals deze in variant 7B was ontworpen niet meer voldoet. Er is een nieuwe robuuste ontsluiting ontworpen die echter meer ingrijpt op het voorterrein en het parkeerterrein van het Dierenpark. Deze ontsluiting is als voorrangsplein vormgegeven. Deze ontsluiting kan functioneren zonder verkeerslichten en heeft geen effect op de doorstroomsnelheid op de Westelijke ontsluiting. Bovendien is geconstateerd dat de inrichting van het voorterrein deels de reden is voor de afwikkelingsproblemen rond het Dierenpark. In nauwe samenwerking met het Dierenpark is daarom een herinrichtingsvoorstel voor het voorterrein tot stand gekomen.
Voor het Dierenpark is het essentieel dat parkeerplaatsen in de nabijheid van het park worden gecompenseerd. In dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van de realisatie van een parkeergarage op het huidige parkeerterrein van het Dierenpark. Dit terrein ligt op een verhoging in het landschap. In het huidige ontwerp wordt uitgegaan van een groene inpassing.
Voor de bouw van de parkeergarage op het terrein van het Dierenpark gelden beeldkwaliteitseisen. Die zijn opgenomen in hoofdstuk 6 van bijlage 1 (ambitiedocument kunstwerken) van Bijlage 1 Uitgangspunten en beeldkwaliteitseiseninpassing en vormgeving weg en kunstwerken van de regels van het bestemmingsplan.
De Westelijke ontsluiting gaat ook over het parkeerterrein van de Kabouterhut. Daarom wordt voor de Kabouterhut een nieuw parkeerterrein van ca 100 parkeerplaatsen gerealiseerd op ongeveer de locatie waar nu de Barchman Wuytierslaan ligt. In de huidige situatie ligt de Kabouterhut met zijn voorzijde aan de Barchman Wuytierslaan. In de nieuwe situatie is de Kabouterhut met de achterzijde naar de Westelijke ontsluiting gericht. Het restaurant wordt dan ontsloten via een parallelweg. Er komt wel een rechtstreekse verbinding vanaf het fietspad naar de Kabouterhut.
8. De Barchman Wuytierslaan Noord schuift enkele meters op ten behoeve van ruimtelijke kwaliteit
Op dit tracédeel schuift de Westelijke ontsluiting op in westelijke richting en over enkele meters meer dan in het oorspronkelijke ontwerp. De reden hiervoor is dat in de nadere uitwerking van variant 7B op het noordelijk deel van de Barchman Wuytierslaan zonder verschuiving een nagenoeg aaneengesloten verharding komt te liggen. Op die plaatsen waar het fietspad zo ver in het bos ligt dat er bomen tussen de hoofdrijbaan en het fietspad kunnen staan is er een aaneengesloten verharding van ca 14 meter (parallelweg en hoofdrijbaan). Op die plaatsen waar de tussenberm tussen het fietspad en de hoofdrijbaan te smal is voor bomen is er een nagenoeg aaneengesloten verharding van ca 18-20 meter (parallelweg – hoofdrijbaan - fietspad). Met name de bewoners van dit deel van de Barchman Wuytierslaan hebben gepleit voor verhoogde verkeersveiligheid bij de uitritten en een betere landschappelijke inpassing.
In het nieuwe ontwerp wordt de berm tussen de hoofdrijbaan en de parallelweg verbreed tot 6 meter. Dit betekent echter dat de weg en het fietspad gedeeltelijk in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) komen te liggen. Om te onderzoeken of deze verschuiving wettelijk mogelijk is, is een “nee-tenzij” uitgevoerd. De “nee – tenzij” toets is beoordeeld door de Provincie Utrecht. Het resultaat van de “nee – tenzij” toets is dat er voor de ecologie in het gebied voldoende plussen staan tegenover de minnen van de aantasting. De “nee – tenzij” toets is te vinden in hoofdstuk 7 van de bijlage 4Realisatie Westelijke Ontsluiting - Effectstudie natuurwaarden en maatregelennatuurwetgeving, 15 augustus 2016 bij de toelichting van dit bestemmingsplan.
De verschuiving heeft als gevolg dat ook het fietspad in het bos verplaatst moet worden. De nieuwe ligging is tot stand gekomen op basis van de boom effectrapportage en de ecologische waarden in het gebied. Het resultaat is dat het fietspad meanderend in het bos ligt. Het fietspad is tevens verbreed tot 3 meter om fietsverkeer in twee richtingen mogelijk te maken. Omdat er aan beide zijden van de Westelijke ontsluiting twee richting bereden fietspaden komen en het fietsverkeer voornamelijk ’s ochtends in zuidelijke richting rijdt en ’s middags in noordelijke richting en het fietspad in de EHS ligt, is er gekozen voor een breedte van 3,0 m.
9. Het parkeren van Sportpark Birkhoven wordt verplaatst ten behoeve van een ecologische verbinding
Op dit moment parkeren leden en bezoekers van de hockeyclub in het bos langs de Barchman Wuytierslaan. Deze parkeerplaatsen worden verplaatst naar een strook grond direct grenzend aan de hockeyvelden. Het bos zal worden ingericht als Ecologische Hoofdstructuur tussen het bosgebied van Birkhoven en de reeds bestaande ecoduiker onder de Birkstraat. Daarmee wordt een ontbrekende ecologische schakel richting de Eemvallei ingevuld. De verplaatsing van het parkeerterrein is een belangrijke plusmaatregel om de verschuiving van het noordelijk deel van de Barchman Wuytierslaan te compenseren.
De toegangsweg naar het parkeerterrein bij de sportvelden wordt iets verlegd. Daardoor kan het voorrangsplein iets groter worden, daardoor gaat hij beter functioneren. De toegangsweg wordt met gescheiden rijstroken uitgevoerd, deze kunnen landschappelijk beter worden ingepast. Ook de oversteekbaarheid voor dieren wordt daardoor beter. Tevens heeft deze indeling het voordeel dat er niet meer in de bermen en half op de toegangsweg geparkeerd kan worden, de ruimte is daarvoor te beperkt. Dat gebeurt in de huidige situatie wel en dat zorgt voor overlast.
Deze maatregel is ontworpen in overleg met SRO en met de hockeyvereniging AMHC (als grootste gebruiker). Beide partijen staan positief tegenover deze maatregel.
10. Wettelijke natuurcompensatie
In het kader van het bestemmingsplan wordt alleen gekeken naar de wettelijke verplichtingen tot compensatie, zoals deze zijn verwoord in o.a. de boswet, de flora- en faunawet, de APV en de EHS. De kap van bomen zal gedeeltelijk worden gecompenseerd door de herplant van bomen in het gebied.
Bureau Waardenburg heeft in opdracht van de gemeente onderzoek verricht naar de aanwezige natuurwaarden, zij hebben de effecten bepaald als gevolg van de realisatie van de Westelijke ontsluiting en maatregelen uitgewerkt om negatieve effecten te voorkomen en waar mogelijk de natuur te versterken. Dit is weergegeven in het rapport “Realisatie Westelijke ontsluiting, Effectstudie natuurwaarden en maatregelen natuurwetgeving” (Bureau Waardenburg). Opgenomen als Bijlage 4 RealisatieWestelijke Ontsluiting - Effectstudie natuurwaarden en maatregelen natuurwetgeving,15 augustus 2016 van de toelichting.
De belangrijkste ecologische maatregelen zijn:
- opheffen gelijkvloerse spoorwegovergang en het aanbrengen van een ecoduct om de spoordriehoek te verbinden met de EHS;
- verplaatsen van de parkeerplaats bij sportpark Birkhoven en de vrijkomende ruimte toevoegen aan de EHS;
- het maken van faunapassages bij de BW-laan noord;
- het maken van een bos van ca 4 ha in het verlengde van de Melksteeg.
11. Bovenwettelijke compensatie en natuurverrijking
In de Nota van Randvoorwaarden van de Westelijke ontsluiting is vastgelegd dat alle ecologische schade, hoe klein ook, zal worden gecompenseerd. Daartoe is de ecologische schade door de aanleg van de weg in kaart gebracht. Samen met natuurorganisaties zijn opties geïnventariseerd voor de wijze waarop de schade kan worden gecompenseerd. De gemeenteraad heeft besloten dat naast natuurcompensatie ook 600.000 euro zal worden geïnvesteerd in natuurverrijking. In het rapport “Natuur rond de Westelijke Ontsluiting Amersfoort, Maatregelen in het kader van verrijking en bovenwettelijke compensatie” (Bureau Waardenburg, 20 juli 2015) worden maatregelen voorgesteld voor de bovenwettelijke compensatie en de natuurverrijking. Dit rapport is opgenomen als bijlage 24 Ecologie maatregelen in hetkader van verrijking en bovenwettelijke compensatie van de toelichting.
5.3 Beschrijving Tracé
Hieronder volgt een beschrijving van het tracé per deel van het plan.
5.3.1 Stichtse Rotonde
- 1. Aansluiting Stichtse Rotonde - N237. Op deze aansluiting wordt vanwege afwikkelingsproblemen een verkeersregelinstallatie aangebracht. Vanaf de N237 is er 1 linksaf opstelstrook en 1 rechtdoorgaande rijstrook, vanaf de Stichtse Rotonde zijn er richting N237 2 rechtdoorgaande stroken en vanuit de richting Daam Fockemalaan naar de N237 is er 1 rechtsafstrook.
- 2. Fietsverkeer kan de N237 ongelijkvloers kruisen door middel van een langzaam verkeerstunnel voor (brom) fietsers en voetgangers.
- 3. Aansluiting Stichtse Rotonde - Daam Fockemalaan. Op deze aansluiting wordt de huidige inrichting aangepast, er is al een verkeersregelinstallatie aanwezig. Vanuit de Richting Daam Fockemalaan wordt er 1 linksaf strook toegevoegd.
- 4. (Brom)fietsverkeer en voetgangers kunnen de Westelijke Ontsluiting ongelijkvloers kruisen door middel van een tunnel.
5.3.2 Vanaf Stichtse Rotonde tot en met kruising met spoor
- 1. Aansluiting Leerhotel / Het Nieuwe Eemland op Daam Fockemalaan. Hier komt een linksafvak vanaf zuidelijke richting op de Daam Fockemalaan ten behoeve van het linksafslaande verkeer naar het leerhotel. De parallelweg langs het Leerhotel en Het Nieuwe Eemland wordt eenrichtingsverkeer in zuidelijke richting. Voor fietsers in noordelijke richting wordt een fietssuggestiestrook aangebracht.
- 2. Net noordelijk van de Stichtse Rotonde wordt aan de westzijde van de Westelijke ontsluiting de parallelweg ontsloten. Deze parallelweg ontsluit onder andere het Leerhotel, het Meridiaancollege en OLV ter Eem. Ten noorden van deze aansluiting worden de bromfietsers op de rijbaan afgewikkeld. Zuidelijk van deze aansluiting zijn bromfietsers niet op de rijbaan toegestaan. Hiervoor dient een verkeersbesluit opgesteld te worden.
- 3. Het gedeelte van de parallelweg tussen de aansluiting op de Westelijke ontsluiting en de aansluiting op de Stichtse Rotonde wordt eenrichtingsverkeer. Het verkeer rijdt in zuidelijke richting. Voor langzaam verkeer in de tegenrichting wordt een fietsstrook aangelegd.
- 4. Het Klooster Onze Lieve Vrouwe ter Eem krijgt een nieuwe aansluiting vanaf de huidige parallelweg. Deze aansluiting dient om verkeer vanaf de Stichtse Rotonde via de kortste route naar het klooster te geleiden. Hiermee wordt omrijdverkeer via de route Westelijke Ontsluiting – Barchman Wuijtierslaan – Daam Fockemalaan –Prins Frederiklaan voorkomen.
- 5. Aansluiting benzinestation. Ook hier komt een linksafvak vanuit de zuidelijke richting naar de inrit van het benzinestation. Ook is het mogelijk gemaakt dat verkeer vanaf de uitrit van het benzinestation, dat in noordelijke richting wil gaan rijden, zich zo haaks mogelijk op de DF-laan kan opstellen voordat zij de Daam Fockemalaan oprijden. In verband met de verkeersveiligheid en om het benzinestation beter in te passen wordt er een tussenberm tussen het benzinestation en de weg gemaakt van twee meter, de weg schuift 2 meter op in oostelijke richting.
- 6. Het tracé begint, komende vanuit zuidelijke richting, na het benzinestation te zakken, het fietspad zakt niet mee. Bij de bebouwing van de Aletta Jacobslaan ligt het tracé zo diep dat het in het verlengde van de Prins Frederiklaan iets boven maaiveldniveau ligt en er een ongelijkvloerse verbinding gemaakt kan worden naar het klooster. Deze verbinding is open voor al het verkeer. Om te voorkomen dat deze route als sluiproute gebruikt gaat worden wordt de westelijk gelegen parallelweg geknipt. De woning op Daam Fockemalaan 20 wordt via de aansluiting Leerhotel / Het Nieuwe Eemland bereikbaar gemaakt.
- 7. Omdat de Westelijke ontsluiting vanaf het benzinestation sterk daalt en een bochtig tracé kent worden de rijstroken door middel van een middenberm van elkaar gescheiden. Hiermee wordt voorkomen dat auto's op de verkeerde weghelft terechtkomen. Tegelijkertijd werkt dit snelheidsverlagend en daarmee verkeersveiligheidverhogend.
- 8. Vlak voor de kruising met de Prins Frederiklaan, komende vanuit zuidelijke richting, buigt de weg af om westelijk langs de Beroemde Vrouwenbuurt te gaan. De weg loopt over het kloosterterrein en het kazerneterrein heen. Langs de Beroemde Vrouwenbuurt heeft de Westelijke ontsluiting een verdiepte ligging. Langs dit deel van de Westelijke ontsluiting zijn geen fietsvoorzieningen aanwezig.
- 9. De huidige doorgaande route via de Daam Fockemalaan wordt voor gemotoriseerd verkeer onderbroken, er is geen rechtstreekse verbinding voor autoverkeer tussen het noordelijk deel van de Daam Fockemalaan en de Westelijke ontsluiting.
- 10. De huidige fietsroute via de parallelweg aan de westzijde van de Westelijke ontsluiting wordt geknipt. Het fietspad vanaf de Stichtse Rotonde aan de oostzijde van de Daam Fockemalaan wordt verbreed en wordt geschikt gemaakt om in twee richtingen te berijden.
- 11. Ter hoogte van de Beroemde Vrouwenbuurt ligt de Westelijke ontsluiting verdiept, de weg ligt hier ca 4-5 meter lager dan Beroemde Vrouwenbuurt.
- 12. Om aan de Wet geluidhinder te voldoen zijn er geluidwerende voorzieningen nodig langs het verdiepte deel van de Westelijke ontsluiting. Hiervoor wordt een geluidscherm geplaatst, dit geluidscherm staat op maaiveldniveau op een wisselende afstand van 3-4 meter achter de grondkering.
- 13. Aan de zijde van de Bernhardkazerne wisselt het maaiveld van hoogte. Een deel van het kazerneterrein is ten tijde van aanleg afgegraven. Dit maakt het mogelijk dat de centrale as op het kazerneterrein door middel van een zogenaamde “koude aansluiting” op de Westelijke ontsluiting wordt aangesloten. Dit is een aansluiting zonder verkeerslichten en zonder opstelstroken. Deze aansluiting wordt alleen gebruikt voor konvooien en in geval van calamiteiten. Als de aansluiting gebruikt wordt zet de marechaussee de weg af om het in- en uitrijden mogelijk te maken. In de normale situatie is de aansluiting door middel van een hek afgesloten.
- 14. Komende vanuit zuidelijke richting sluit de Barchman Wuytierslaan vlak voor het spoor op de Westelijke ontsluiting aan. De Barchman Wuytierslaan vormt de verbinding tussen de Westelijke ontsluiting en de stad. Deze aansluiting ligt verdiept. Vanaf de aansluiting met de Daam Fockemalaan ligt de Barchman Wuijtierslaan weer op maaiveldniveau. Op de Westelijke ontsluiting zuid komen 1 rechtsaf opstelstrook en 2 rechtdoorgaande opstelstroken. Aan de noordzijde komen 1 linksaf en 1 rechtdoorgaande strook. Vanaf de Daam Fockemalaan komen op de Barchman Wuytierslaan 1 linksaf- en 1 rechtsaf opstelstrook. Het spoor wordt ongelijkvloers door middel van een onderdoorgang gekruist. Fietsers en voetgangers worden niet in deze onderdoorgang meegenomen.
- 15. Voor fietsers wordt een fietsviaduct gemaakt. Dit fietsviaduct is ook voorzien van een voetpad. Boven de ecologische verbindingszone splitst dit fietspad zich zodat ten noorden van het spoor aan weerszijden van de Westelijke ontsluiting een tweerichting bereden fietspad komt te liggen. Hierdoor worden op het noordelijk deel overstekende fietsbewegingen zoveel mogelijk voorkomen, wat de verkeersveiligheid ten goede komt. De fietsbrug is ook voor voetgangers toegankelijk, er wordt een voetpad gemaakt. Een ander bijkomend voordeel is dat er geen voetgangers en fietsers meer van de ecologische verbinding gebruik maken.
- 16. Het kazerneterrein wordt ontsloten door middel van een viaduct over de Westelijke ontsluiting. De breedte van dit viaduct is afgestemd op exceptioneel transport van Defensie. De inrichting van het voorterrein van het kazerneterrein wordt door het Ministerie van Defensie bepaald.
5.3.3 Daam Fockemalaan tussen Prins Frederiklaan en Barchman Wuijtierslaan, inclusief Beroemde Vrouwenbuurt
- 1. Het gedeelte van de Daam Fockemalaan tussen de Prins Frederiklaan en de Barchman Wuytierslaan wordt heringericht tot woonstraat, hier komt één rijloper voorzien van fietsstroken voor fietsers. Dit is tevens de route voor het doorgaande fietsverkeer.
- 2. De Aletta Jacobslaan wordt geknipt ter plaatse van de aansluiting met de Prins Frederiklaan.
- 3. Ter plaatse van de bocht in de Aletta Jacobslaan wordt de straat gedeeltelijk verwijderd. De ruimte tussen de tuinen en de Westelijke ontsluiting is hier te klein om de straat in stand te houden; de ruimte zal worden toegevoegd aan de tuinen. De drie woningen die hier staan worden in de huidige situatie al ontsloten via de Maria Montessorilaan, zij hebben geen erfaansluiting op de Aletta Jacobslaan. De elf woningen aan de Maria Montessorilaan en de Anna Maria van Schuurmanlaan worden via een lus ontsloten.
- 4. De huidige knip in de Aletta Jacobslaan ter hoogte van de Barchman Wuytierslaan wordt opgeheven. De Beroemde Vrouwenbuurt wordt hiermee door twee wegen ontsloten, namelijk de Aletta Jacobslaan en de Florence Nightingalelaan.
- 5. Een aantal woningen aan de Daam Fockemalaan hebben hun erfontsluiting aangepast zodat zij nu via de Maria Montessorilaan worden ontsloten. In de nieuwe situatie wordt de mogelijkheid geboden om de erfaansluiting weer via de Daam Fockemalaan te faciliteren.
5.3.4 Vanaf de spoorkruising tot voorbij Dierenpark Amersfoort
- 1. De onderdoorgang wordt langer gemaakt dan nodig is voor de spooronderdoorgang. Deze extra lengte wordt als ecologische verbinding vormgegeven tussen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) aan de oostzijde van het tracé en de EHS aan de westzijde van het tracé. De fietspaden gaan verhoogd (ca 4 meter) over deze ecologische verbindingszone heen. Het is niet mogelijk om vanaf het fietspad in de Ecologische verbindingszone te komen.
- 2. Ten noorden van de spoorkruising gaat het tracé terug naar de huidige ligging van de Barchman Wuytierslaan. Omdat de weg een ontwerpsnelheid heeft van 50 km/h wordt de huidige breedte van de Barchman Wuytierslaan versmald. De huidige inrichting is gebaseerd op een ontwerpsnelheid van 80 km/h. De versmalling vindt plaats aan de woningzijde. Hierdoor komt ruimte beschikbaar waardoor het huidige éénrichting fietspad verbreedt kan worden tot parallelweg. De inrichting van de parallelweg is er op gericht dat de auto hier te gast is. De maximum snelheid wordt 30 km/h.
- 3. De aansluiting van het Dierenpark wordt aangepast, deze wordt als voorrangsplein oplossing vormgegeven. Er wordt een brede middenberm gecreëerd met linksafstroken waar overstekend en afslaand verkeer gelegenheid heeft om zich op te stellen.
- 4. Ook het voorterrein en de parkeerterreinen van Dierenpark Amersfoort worden aangepast. De benodigde verschuiving van de Westelijke ontsluiting gaat ten koste van parkeerplaatsen en een deel van het voorterrein. Ten gevolge van de aanleg van de Westelijke ontsluiting zullen circa 306 van de 959 parkeerplaatsen van het Dierenpark Amersfoort verdwijnen. Dit is alleen als gevolg van het ruimtebeslag van de Westelijke ontsluiting, hierbij wordt niet gekeken naar het functioneren van het voorterrein. Als wel rekening met het functioneren van het voorterrein rekening gehouden wordt verdwijnen er 465 parkeerplaatsen. Het voorterrein is dan zodanig ingericht dat er voldoende opstelgelegenheid is voor auto's. De verschillende verkeersstromen (fiets, voetgangers en auto's) worden zoveel mogelijk gescheiden in het ontwerp. En er is rekening gehouden met een groene inpassing van het voorterrein Het verlies aan parkeerplaatsen wordt gecompenseerd door een gebouwde parkeervoorziening op het terrein van het Dierenpark. Het fietsparkeren wordt vlak bij de ingang van het Dierenpark geplaatst.
- 5. De bushaltes worden verplaatst. Zij komen beide vlak bij de ingang van Dierenpark Amersfoort te liggen. Ter hoogte van het dierenpark wordt een oversteekplaats voor langzaam verkeer gemaakt.
- 6. Pannenkoekenhuis De Kabouterhut ligt in de huidige situatie met de voorkant naar de Barchman Wuytierslaan. Het nieuwe tracé van de Westelijke ontsluiting voert met een verdiepte ligging langs de achterkant van het restaurant. De Kabouterhut wordt bereikbaar via een parallelweg.
- 7. Het parkeerterreinen van de Kabouterhut wordt verplaatst. De Kabouterhut krijgt een nieuw parkeerterrein van ca 100 parkeerplaatsen aan de oostzijde van het restaurant.
- 8. De aansluiting van het Monnikenboschpad wordt aangepast, deze zal aansluiten op het westelijk gelegen fietspad langs de Westelijke ontsluiting. Hiermee wordt voorkomen dat er voetgangers en fietsers in de Ecologische verbindingszone komen die naast het spoor boven de Westelijke ontsluiting wordt gemaakt.
5.3.5 Vanaf Dierenpark Amersfoort tot aan de Soesterweg
- 1. Op dit tracédeel schuift de Westelijke ontsluiting op in westelijke richting. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om een brede tussenberm tussen de hoofdrijbaan en de parallelweg te maken. De breedte van deze tussenberm is groot genoeg om bomen te planten waardoor het boskarakter versterkt wordt. De BW-laan Noord is niet verbreed; de BW-laan is hier smaller dan in de huidige situatie.
- 2. De Westelijke ontsluiting heeft aan de oostkant een parallelweg die als ontsluiting voor de woningen dienst doet. Deze parallelweg wordt ingericht als een in twee richtingen bereden fietsstraat.
- 3. Aan de oostzijde ligt een twee richting bereden fietspad in het bos. De ligging van het fietspad is op basis van de Bomen Effect Rapportage bepaald. Het fietspad ligt meanderend in het bos. De ligging is zo gekozen dat zo min mogelijk schade aan de bomen wordt toegebracht. De aansluiting van het Midland Parc wordt zodanig aangepast dat er een linksafstrook wordt gemaakt en een middenberm zodat fietsers en voetgangers de Westelijke ontsluiting in twee keer (per rijstrook) kunnen oversteken.
- 4. De aansluiting van het Korporaal Strikpad blijft ongewijzigd.
5.3.6 Vanaf de Soesterweg tot en met de aansluiting op de Amsterdamseweg
- 1. De aansluiting met de Soesterweg en het Bosbad wordt als voorrangsplein vormgegeven. Er wordt een brede middenberm gecreëerd met linksafstroken waar overstekend en afslaand verkeer gelegenheid heeft om op te stellen. In de nieuwe situatie heeft de kruising geen verkeerslichten meer.
- 2. Het parkeerterrein van de sportverenigingen wordt verplaatst naar de grasvelden aansluitend aan de hockeyvelden. Het huidige parkeerterreinen wordt toegevoegd aan de Ecologische Hoofdstructuur. Ook het parkeerterrein van Utrechts Landschap (bedoeld voor bezoekers van het bos) wordt opgeheven. Er is met de inrichting van het parkeerterrein rekening gehouden met de uitbreiding van de hockeyvelden. Het parkeerterrein wordt overzichtelijk ingericht. De huidige situatie kent volgens onze telling 310 parkeerplaatsen. Het huidige parkeerterrein kent geen vakindeling, dat maakt het zeer lastig om een exact aantal te bepalen als parkeercapaciteit. Rekening houdende met bestaande bomen wordt de parkeercapaciteit van het nieuwe parkeerterrein 316 parkeerplaatsen. Door de doorsteek die gemaakt is aan het einde van het parkeerterrein wordt de loopafstand vanaf het parkeerterrein bij de Middelhoefseweg een stuk korter. Hierdoor is het aantrekkelijker voor bezoekers aan het sportpark om op piekdagen van dit terrein gebruik te maken. Bij evenementen en toernooien kunnen bezoekers hier op gewezen worden. Het parkeerterrein aan de Middelhoefseweg wordt ook gebruikt voor het 6e hockeyveld.
- 3. Vanaf de Soesterweg wordt een fietspad om verzorgingscomplex Birkhoven heen gelegd. De route vanuit Soest naar het Soesterkwartier wordt hierdoor verkort.
- 4. De capaciteit van de kruising met de Birkstraat/Amsterdamseweg wordt vergroot. De zwaarste stroom is Amsterdamseweg - Westelijke ontsluiting (en vice versa). Vanuit beide naderingsrichtingen worden hier twee afslaande rijstroken gemaakt. De fietsers zitten op drie van de 4 takken in twee richtingen in de regeling. Alleen de meest noordelijke tak die de Middelhoefseweg kruist is voor fietsverkeer in éénrichting.
- 5. Op de Westelijke ontsluiting worden de bromfietsers op de rijbaan voor het autoverkeer afgewikkeld. Overgangen van het fietspad naar rijbaan (en vice versa) zullen op de Birkstraat worden vormgegeven en ook zal op de Radiumweg een overgang gemaakt moeten worden, zodat bromfietsers ook de op de Amsterdamseweg tussen de Radiumweg en de Birkstraat op de rijbaan zullen rijden. Voor bromfietsers op de rijbaan dient een verkeersbesluit genomen te worden.
- 6. Er komt een kortsluiting voor fietsers en voetgangers vanaf de Birkstraat naar het parkeerterrein bij de sportvelden. Hierdoor wordt voor fietsers de afstand vanaf de Amsterdamseweg naar de entree van de sportterreinen verkort en voor voetgangers de afstand vanaf het parkeerterrein aan de Middelhoefseweg.
5.4 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking - Ladder Van Verdaas
De Westelijke ontsluiting maakt deel uit van het VERDER pakket. Dit is een regionaal pakket van maatregelen om bereikbaarheid van de regio midden Nederland te verbeteren. Binnen VERDER is de Ladder van Verdaas toegepast.
Binnen het VERDER pakket zijn maatregelen opgenomen die onder de lagere treden van de ladder van Verdaas vallen. Een compleet overzicht van de gevolgde werkwijze, de uitgevoerde onderzoeken en het VERDER projectenboek zijn te downloaden via www.ikgaverder.nl.
De Westelijke ontsluiting valt onder trede 5 (benutting bestaande infrastructuur) en trede 6 (aanleg nieuwe infrastructuur) van de ladder. Daarmee is voor het project Westelijke ontsluiting de ladder van Verdaas toegepast.
Hoewel betwijfeld wordt of de ladder voor duurzame verstedelijking op de aanleg van de Westelijke ontsluiting van toepassing is, is deze toch onderworpen aan de toets. Trede 1 (is er een regionale behoefte) van de ladder is toegepast bij de totstandkoming van het VERDER pakket. Trede 2 (is een deel van de regionale behoefte op te vangen binnen het bestaande stedelijk gebied) is in de trechtering van varianten onderzocht waarbij de varianten zijn onderzocht op het oplossend vermogen en de effecten op het omliggend hoofdwegennet en de omliggende wijken. Trede 3 (zoek een locatie die multimodaal ontsloten is of kan worden voor de resterende regionale behoefte). Dit is in de uitwerking van de gekozen variant aan de orde gekomen. De gekozen variant verbetert de doorstroming voor autoverkeer, openbaar vervoer en er is veel aandacht voor fietsverkeer door de aanleg van ongelijkvloerse kruisingen met het autoverkeer. Ook wordt de huidige gelijkvloerse kruising met het spoor opgeheven.
De parkeergarage voor het dierenpark is geen stedelijke ontwikkeling waarop de ladder van duurzame verstedelijking van toepassing is. Wel vullen wij de toelichting van het bestemmingsplan op dit punt aan, waarbij inzichtelijk wordt gemaakt dat wij ons in het kader van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening over de ladder van duurzame verstedelijking in redelijkheid op dit standpunt kunnen stellen. Dit met het oog op het belang van het Dierenpark om een parkeervoorziening op eigen terrein te hebben, het algemeen belang van verkeersveiligheid en het aantal verkeersbewegingen, de omstandigheid dat het gaat om een compensatie van het aantal parkeerplaatsen in verband met de aanleg van de westelijke ontsluiting en dat in de behoefte aan de parkeervoorziening niet kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins. Hierbij is het ook van belang dat het gaat om een parkeervoorziening van het dierenpark, dat reeds lang op deze locatie is gevestigd.
De definitie van verstedelijking in de Provinciale Ruimtelijke Verordening luidt als volgt: verstedelijking: nieuwe vestiging van woningen, niet-agrarische bedrijven, detailhandel en voorzieningen. Onder verstedelijking wordt mede verstaan uitbreiding van bestaande bedrijfsbebouwing van aan het landelijk gebied gebonden functies die niet worden gerechtvaardigd door een op de eigen bedrijfsvoering gerichte economische en functionele noodzaak. Onder het begrip verstedelijking vallen niet complexen ten behoeve van verblijfsrecreatie die bedrijfsmatig geëxploiteerd worden en kleinschalige dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen.
Het mogelijk maken van een gebouwde parkeervoorziening wordt gerechtvaardigd door een op de eigen bedrijfsvoering gerichte economische en functionele noodzaak. Afgezien hiervan staat in artikel 4.2 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening dat ruimtelijke ontwikkelingen binnen het landelijk gebied wel zijn toegestaan als zij betrekking hebben op en in overeenstemming zijn met een aantal genoemde artikelen, waaronder 4.16 Recreatiezone. In dit artikel is onder meer bepaald dat een ruimtelijk plan bestemmingen en regels ter bescherming van de instandhouding en de bereikbaarheid van bestaande recreatieve voorzieningen kan bevatten. Zoals hierboven uiteengezet is de aanleg van de gebouwde parkeervoorziening van groot belang voor het dierenpark. Met de aanleg van de westelijke ontsluiting is de bereikbaarheid van het dierenpark gegarandeerd.
Hoofdstuk 6 Omgevingsaspecten
6.1 Inleiding
De hoofdlijnen van het milieubeleid worden bepaald door Europa en het Rijk. Binnen de Provincie Utrecht is het Provinciaal Milieubeleidsplan richtinggevend en binnen de gemeenten ook de gemeentelijke milieubeleidsplannen. Voorts zijn actuele uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State sturend op de uitvoering van de wettelijke milieuregelgeving en op de uitvoering van de verplichting uit de Wet ruimtelijke ordening om 'goed ruimtelijk te ordenen'.
Afhankelijk van de uitwerking van de verschillende milieugebieden moet in eerste instantie milieuonderzoek worden uitgevoerd om te bepalen of er, en zo ja, welke milieuhygiënische belemmeringen in de aandachtsgebieden van dit bestemmingsplan aanwezig zijn of zullen optreden, zowel in het kader van de (milieuhygiënische) milieuwetgeving, als in het kader van de goede ruimtelijke ordening.
Bestaande milieuhinder, zoals geluidhinder van bestaande wegen, kan in beginsel niet via het bestemmingsplan worden verminderd, voor zolang de bestaande situatie conserverend blijft voortbestaan. Pas als nieuwe, ruimtelijke ontwikkelingen in het bestemmingsplan worden voorzien, bijvoorbeeld nieuwe of te reconstrueren wegen, al dan niet ter vervanging van bestaande wegen, kan dit worden vastgelegd met een bestemming die past binnen de ruimtelijk relevante milieunormen.
Daarnaast komen ook niet ruimtelijk relevante ofwel niet milieuhygiënische milieunormen steeds meer in beeld. Dat is al het geval met de eisen die voortvloeien uit de Flora en Faunawet e.d.
6.1.1 Provinciaal Milieubeleidsplan en provinciale milieuverordening 2013
Het Provinciaal Milieubeleidsplan (verder PMP) is de verbindende schakel tussen het Europese en nationale milieubeleid enerzijds en de regionale uitwerking van het milieubeleid anderzijds. De provincie hecht er groot belang aan om haar ambities op het gebied van milieu en duurzaamheid vast te leggen en te delen.
De provincie blijft zich inspannen op het gebied van leefomgevingskwalitieit: zij behouden en herstellen de milieukwaliteit in de provincie, met luchtkwaliteit en geluidhinder als speerpunten. Hierbij staat de gezondheid van de burgers van de provincie Utrecht centraal. Daarnaast wil de provincie door de goede milieukwaliteit de voorwaarden scheppen voor de natuur en instandhouding van de biodiversiteit. De provinciale inspanningen op het gebied van luchtverontreiniging, hinder en externe veiligheid zijn steeds gericht op een gezonde leefomgeving en/of biodiversiteit.
Conform de Wet milieubeheer is Provinciale Staten verplicht minimaal eenmaal in de vier jaar een milieubeleidsplan vast te stellen. Omdat er nog geen nieuw ‘plan' is, het PMP verlengd tot en met 2013, zonder ingrijpende wijzigingen.
Op grond van de Wet milieubeheer (Wm) is de provincie verplicht een verordening ter bescherming van het milieu vast te stellen. De provincie geeft aan deze verplichting invulling via de Provinciale Milieuverordening Utrecht 2013 (PMV). Provinciale Staten hebben op 4 februari 2013 de Provinciale milieuverordening 2013. Deze verordening is in werking getreden op 1 mei 2013.
Grondwaterbescherming en stiltegebieden
Artikel 1.2 van de Wm bepaalt dat de PMV regels moet stellen:
- voor de grondwaterbescherming met het oog op de waterwinning in bij de PMV aangewezen gebieden
- voor het voorkomen of beperken van geluidhinder in bij de PMV aangewezen gebieden, de zogenaamde stiltegebieden.
Grondwaterbeschermingszones en stiltegebieden zijn aangewezen in de PMV. In de verordening zijn regels opgenomen ter bescherming van de grondwaterkwaliteit met het oog op de drinkwaterwinning. Daarnaast zijn regels opgenomen voor het behoud en de bescherming van stiltegebieden.
6.1.2 Milieubeleidsplan Amersfoort 2008-2011
In het milieubeleidsplan formuleert de gemeente Amersfoort haar ambities op het gebied van milieu. In het plan worden drie milieuthema's onderscheiden, 'Gezond en Veilig', 'Klimaat en Energie' en 'Natuur en biodiversiteit'. Diffuse verontreiniging van afstromend regenwater moet fors worden verminderd en de kansen voor schoon water moeten worden benut bij ruimtelijke ontwikkelingen. Bij 'Klimaat en Energie' wordt ingezet op CO2-neutrale gemeente in 2030. Bij 'Natuur en Milieu' wordt de nodige aandacht gevraagd voor het versterken en uitbreiden van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
6.2 Strategische Milieu Beoordeling
Op grond van artikel 3 van de EU richtlijn Strategische Milieu Beoordeling wordt een milieueffect (m.e.r.)- beoordeling uitgevoerd van alle plannen en programma's die een aanzienlijke milieubelasting kunnen hebben.
Wanneer de totale omvang van de plannen voor de Westelijke ontsluiting wordt bezien, is er sprake van de wijziging of uitbreiding van bestaande wegen, categorie D 1.2 uit het Besluit milieueffectrapportage, waarvan overigens de totale lengte onder de daarin genoemde drempel van 5 kilometer blijft.
Een gedeelte van de route van de Westelijk Ontsluiting loopt echter langs de EHS, waardoor er mogelijk een effect van de weg is op de waarden van de EHS. Daarom is er toch de noodzaak een beoordeling op te stellen en is er sprake van een zogenaamde ‘vormvrije m.e.r.-beoordeling’.De effecten op de omgeving van de route van de Westelijke ontsluiting zijn beoordeeld in een Strategische Milieu Beoordeling, die mede ten grondslag heeft gelegen aan de tracé keuze (de SMB, september 2015 is als Bijlage 2 bij de toelichting opgenomen).
In de SMB is een groot aantal aspecten beschreven en beoordeeld om uiteindelijk een goede afweging te kunnen maken tussen de verschillende varianten voor de Westelijke Ontsluiting. Het gaat daarbij in eerste instantie om de verkeersaspecten en vervolgens om een groot aantal milieuaspecten, namelijk:
- geluidbelasting (woningen, natuur)
- luchtkwaliteit (stikstof, fijn stof)
- externe veiligheid (vervoer gevaarlijke stoffen, niet gesprongen explosieven)
- effecten op flora en fauna, EHS en natuurgebieden
- archeologie, landschap, cultuurhistorie
- bodem en water(huishouding)
- sociale aspecten en gezondheid.
In de SMB is een 7-tal varianten onderzocht en vergeleken met de huidige
situatie (variant 1 genoemd). De overige varianten zijn:
- een variant waarin slechts een beperkt aantal kleinere maatregelen worden genomen om de doorstroming te bevorderen op de bestaande route (de 0+-
variant, variant 2, genoemd); - een variant waarbij variant 2 nog aangevuld wordt met de ongelijkvloerse kruising met het spoor van de Soesterbergsestraat in Soest (variant 3);
- een variant 4C waarbij de aanpassingen van variant 2 worden aangevuld met
een ongelijkvloerse kruising via een viaduct over het spoor; - een drietal varianten (5, 6 en 7) met een nieuw tracé gedeelte tussen de Aletta
Jacobslaan en het defensieterrein, waarbij variant 6 aan de noordzijde van het
spoor een nieuw tracé langs het spoorwegemplacement heeft en de varianten 5
en 7 de bestaande Barchman Wuytierslaan blijven volgen. Variant 5 gaat met
een viaduct over het spoor, variant 7 krijgt een tunnel onder het spoor door. Variant 7b (2013) heeft daarnaast nog een verdiepte ligging van het tracé langs de Aletta Jacobslaan. Tussen 2013 en 2015 zijn nog diverse aanpassingen aan Variant 7b (2015) doorgevoerd. Variant 7b (2015) is vergelijkbaar met Variant 7b (2013), maar het tracé ligt ter hoogte van het defensieterrein westelijker en variant 7b (2015) heeft een fietsbrug over het spoor in plaats van een fietspad in de tunnel voor het snelverkeer.
Alle varianten voldoen aan de doelstelling van het verbeteren van de doorstroming op de Westelijke Ontsluitingsweg. Daarbij voldoen de varianten 4C, 5, 6 en 7 beter dan de variant 2 en 3, waarbij variant 7b (2013) en variant 7b (2015) de beste zijn.
Kijken we naar het totaal aan milieueffecten, dan komen de varianten 2, 3 en in
mindere mate 4C, als beste uit de bus. Dit is een gevolg van het feit dat de benodigde
ingrepen voor de varianten 5, 6 en 7 vele malen groter zijn. Bij deze laatste drie varianten zijn de ingrepen en de effecten van variant 6 het grootst.
Beschouwen we het thema Woon- en leefmilieu, dan scoren de varianten 5, 6 en 7
beter vanwege de geluidwerende maatregelen die in deze varianten worden getroffen.
Met name het woongebied langs de DF-laan tussen de Prins Frederiklaan en de BW-laan zal aanzienlijk verbeteren op dit punt. Als we kijken naar de drie varianten die uitgaan van een gedeeltelijk nieuw tracé (5, 6 en 7), dan komt variant 7, er als beste uit, met variant 7b (2015) als voorkeursalternatief. Voor een meer uitgebreide beschouwing van de SMB wordt verwezen naar Bijlage 2 van de toelichting.
In verband met ingekomen zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan en naar aanleiding van beleidsontwikkelingen (o.a. invoering PAS) heeft er nog nader onderzoek plaatsgevonden. Zowel uit de oorspronkelijke vormvrije m.e.r.-beoordeling als het nader onderzoek (o.a. in Aerius berekenen van mogelijk stikstofeffecten op Natura 2000-gebieden) is gebleken dat het uitvoeren van een milieueffectrapportage niet noodzakelijk is. Dat onderzoek naar de stikstofdepositie ten gevolge van het bestemmingsplan op nabij gelegen kwetsbare natuurgebieden ("Memo Gripscan stikstofdepositie Westelijke Ontsluiting Amersfoort" van Langelaar milieuadvies d.d. 30 augustus 2016) is opgenomen in de toelichting bij dit bestemmingsplan (Bijlage 36) en is als bijlage gevoegd bij de zienswijzennota. Conclusie van de Gripscan is dat uitgesloten kan worden dat ten gevolge van het bestemmingsplan negatieve effecten optreden op stikstofgevoelige habitats in nabij gelegen Natura2000 gebieden.
6.3 Geologie En Geomorfologie
Het plangebied laat verschillen in hoogte zien. De noordrand gaat over naar de lager gelegen Eempolder. De overgang wordt gevormd door gordeldekzand, de buitenste in de laatste ijstijd opgestoven zandlaag op het dekzand langs de noordoost-zijde van de Heuvelrug. Dit is een vlak gebied. Deze gordel gaat over in de stuifzanden die hogerop tegen de stuwwal zijn afgezet. Birkhoven en Bokkeduinen zijn grotendeels gelegen op dit stuifzand en het gordeldekzand. Door windwerking is vooral in Birkhoven reliëf aanwezig in de vorm van stuifduintjes. Dit reliëf loopt door tot in Bokkeduinen, het bosgebied ten oosten van de BW-laan. De bodem ten zuiden van de diergaarde is rijk aan grind, zoals te zien is op de paden van het heideveld in het Monnikenbos. Hier is sprake van een smalle puinwaaier, een daluitspoelingswaaier. Nog verder zuidwaarts, in het gedeelte van het plangebied ten zuiden van het spoor, is sprake van door het landijs opgestuwde grond. Dit gebied ligt beduidend hoger (ruim 35 meter) dan de noordkant van het plangebied (2 meter boven NAP).
6.4 Water
6.4.1 Europese Kaderrichtlijn Water (2000)
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; verbetering van emissies; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
6.4.2 Nationaal Waterplan (2009)
Het Nationale Waterplan (NWP) is de opvolger van de vierde nota waterhuishouding en geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. Het NWP is het rijksplan voor het waterbeleid. het NWP beschrijft de maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor de toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
6.4.3 Waterplan provincie Utrecht
Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. De doelstelling van het plan is: een veilig en bewoonbaar land. Het plan geeft de gewenste ontwikkelingen in het waterbeheer in de provincie Utrecht aan. Hierbij is rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water en het beleid Waterbeheer 21e eeuw (WB21). Het thema "water als ordenend principe" loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied,er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen.
6.4.4 Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem
In het Waterbeheersplan 2010 - 2015 heeft Waterschap Vallei & Eem zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. Het plan bepaalt in grote lijnen de agenda van Waterschap Vallei & Eem voor de komende zes jaar. Dit plan is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied
6.4.5 Waterplan gemeente Amersfoort 2005-2015
Het Waterplan Amersfoort 2005-2015 is het kader voor integraal en duurzaam waterbeheer in Amersfoort. Het plan is gezamenlijk opgesteld door de Gemeente Amersfoort, Waterschap Vallei & Eem en Vitens Midden-Nederland. Het Waterplan Amersfoort is gebaseerd op een integrale beschouwing van het systeem van oppervlaktewater, ondiep grondwater en de waterketen vanaf de inzameling van afvalwater tot en met de zuivering van afvalwater.
Aan de hand van drie streefbeelden wordt geschetst hoe het waterbeheer er in 2030 uit zou moeten zien: water met allure, water van de wijk en water voor natuur. Het gaat hierbij met name om het oppervlaktewatersysteem en het ondiepe grondwater en de interactie tussen de waterketen en het oppervlaktewatersysteem.
6.4.6 Watertoets
Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21 eeuw, waarin aan water een meesturende rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets wordt beoogd waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Dan pas komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld.
6.4.7 Gemeentelijk rioleringsplan 2012-2021
De afgelopen planperiode 2007-2011 werden de 'Wet gemeentelijke watertaken' en de Waterwet van kracht. Met deze wetten zijn de gemeentelijke watertaken verbreed en hebben gemeenten de zorgtaak gekregen voor het:
-Doelmatig inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater (Wet milieubeheer, artikel 10.33),
-Inzamelen en verwerken van hemelwater dat redelijkerwijs niet op particulier terrein kan worden verwerkt (Waterwet, artikel 3.5), en
-Treffen van doelmatige maatregelen tegen structurele grondwateroverlast en verwerking van ingezameld grondwater (Waterwet, artikel 3.6).
De beleidsmatige invulling van deze (verbrede) gemeentelijke watertaken wordt vastgelegd in het wettelijke verplichte gemeentelijke rioleringsplan (Wet milieubeheer, artikel 4.22), daarom ook wel het 'verbreed gemeentelijke rioleringsplan' genoemd.
6.4.8 Water in dit bestemmingsplan
Oppervlaktewater
In het plangebied is weinig oppervlaktewater aanwezig. Alleen ten noorden van de kruising BW-laan - spoorlijn liggen het Bosbad en de Bosvijver. De chemische samenstelling van het water van het Bosbad wordt 'onderhouden' en staat niet onder invloed van de omgeving en dus ook niet van de Westelijk Ontsluitingsweg. Ten zuiden van het Bosbad ligt de Bosvijver.
Hemelwater
Het is van belang dat het grondwater wordt beschermd tegen vervuiling, ook in stedelijk gebied. Om hieraan bij te dragen mogen bij ruimtelijke ontwikkelingen geen uitloogbare materialen worden gebruikt zoals koper, lood, zink en geïmpregneerd hout op plekken waar die met regenwater in aanraking kunnen komen.
Het plangebied ligt in het Infitratiegebied Utrechtse Heuvelrug (zie ook 3.2.2.2Provinciale Ruimtelijke Verordening). De gemeente Amersfoort heeft het Convenant Afkoppelbeleid Utrechtse Heuvelrug ondertekend. Voor het afkoppelen van afstromend hemelwater geldt de aanpak, zoals afgesproken in het genoemde convenant.
Grondwater
De grondwaterstand op het tracé van de Westelijke Ontsluiting varieert sterk als gevolg van het reliëf in Amersfoort. Ter hoogte van de Stichtse Rotonde ligt de grondwaterspiegel zeer diep. In het noord-westen, tegen de Amsterdamseweg aan, ligt de grondwaterspiegel hoog, tot ongeveer een ruime meter onder het maaiveld. Onderdoorgangen en tunnels liggen daar als gevolg van de hoge grondwaterstand vrijwel geheel in het grondwater.
Onderzoek naar klimaatgevolgen heeft uitgewezen dat de grondwaterstand ten gevolge van klimaatontwikkelingen op verschillende locaties in Amersfoort nog zo'n 20 tot 30 cm gaat stijgen. In onderstaande figuur is het worst case scenario te zien voor Amersfoort.
Riolering
De ontwikkeling van de Westelijke ontsluiting mag geen negatieve invloed hebben op de huidige waterhuishouding. Het regenwater dat afstroomt van het wegdek wordt daarom niet aangeboden op het riool maar moet worden geïnfiltreerd in de bodem.
Oppervlakte water
Open water is nauwelijks in het plangebied aanwezig. Er is sprake van een enkele kleine siervijver op het terrein van het voormalige O.L.V. Ter Eem Klooster.
6.5 Externe Veiligheid
6.5.1 Beleid en normstelling
Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen in de directe omgeving lopen als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt en transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De aan deze activiteiten verboden risico's moeten aanvaardbaar blijven.
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen.
Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden welke het wettelijk kader vormt voor ondergrondse buisleidingen.
In 2014 treedt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking. Momenteel staat het externe veiligheidsbeleid voor vervoer van gevaarlijke stoffen nog in de Nota en circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs).
6.5.2 Plaatsgebonden risico en groepsrisico
Bij de beoordeling van de externe veiligheidssituatie zijn twee begrippen van belang:
- a. Het plaatsgebonden risico (PR) richt zich als maat voor het risico vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen vooral op de basisveiligheid voor personen in de omgeving van die activiteiten.
Aan het PR is een wettelijke grenswaarde verbonden die niet mag worden overschreden. Het PR wordt “vertaald” als een risicocontour rondom een risicovolle activiteit, waarbinnen geen kwetsbare objecten (bijv. woningen) mogen liggen. - b. Het groepsrisico (GR) is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbare aantal personen, de z.g. oriënterende waarde (OW). In het Bevi, het Bevb en de Rnvgs wordt de verantwoordingsplicht voor het bevoegd gezag ten aanzien van de acceptatie van het groepsrisico vanwege inrichtingen wettelijk geregeld. Deze verantwoordingsplicht geldt voor elke toename van het GR, ook als de OW niet wordt overschreden.
6.5.3 Externe veiligheid in relatie tot het plangebied
LPG tankstation Daam Fockemalaan
Binnen het plangebied zelf is één Bevi inrichting aanwezig. Dit betreft het LPG tankstation aan de Daam Fockemalaan 18. Vanwege de verkoop van LPG valt dit tankstation onder de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Voor het tankstation is op 23 augustus 1996 een revisievergunning (nummer WM96.4052/AWB.280) verleend. Per besluit van 17 november 2006 (nummer Wm06.4219) is de doorzet aan LPG beperkt tot maximaal 1000 m3 per jaar.
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de PR contouren van dit tankstation en dient het groepsrisico conform artikel 13 van het Bevi te worden verantwoord.
Plaatsgebonden risico
LPG tankstations zijn categoriale inrichtingen. Dit wil zeggen dat op grond van het Bevi rekening moet worden gehouden met vaste afstanden voor het plaatsgebonden risico. De afstanden uit tabel 1 van bijlage 1 bij de Revi moeten mede in acht genomen worden bij het nemen van besluiten op grond van de Wet ruimtelijke ordening zoals de vaststelling van een bestemmingsplan. Bij het nemen van dergelijke besluiten is, blijkens de nota van toelichting bij het Bevi, sprake van een nieuwe situatie, ook al wordt een feitelijk reeds bestaande situatie opnieuw vastgelegd in een bestemmingsplan (conserverend bestemmingsplan).
Rondom het vulpunt geldt een contour van 45 meter. Binnen deze contour zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten gelegen. Hiermee is het plaatsgebonden risico vanwege het LPG tankstation geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Aan de noordzijde kruist de ontsluiting het doorgaande spoor door Amersfoort. Over dit spoor vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De gehele route van de Westelijke ontsluiting is niet aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Beoordeling en conclusie
De beoordeling inzake externe veiligheid heeft betrekking op kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.
De Westelijke ontsluiting heeft geen invloed op de ligging van deze objecten. Ook heeft de ontsluiting niet als gevolg dat een bestaande route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen dichter op kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten komt te liggen. Hieruit wordt geconcludeerd dat er vanwege externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor de Westelijke ontsluiting.
6.6 Bodem
6.6.1 Besluit ruimtelijke ordening
Volgens het Bro zullen burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer een onderzoek verrichten naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op daarvoor geschikte gronden te worden gerealiseerd.
6.6.2 Wet bodembescherming
De Wet Bodembescherming bevat de voorwaarden die kunnen en worden verbonden aan het verrichten van handelingen in of op de bodem. Primair komt bescherming en sanering in de wet aan bod. De wet heeft betrekking op zowel landbodems als waterbodems. De Wet bodembescherming geeft aan wanneer er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en of er dan ook gesaneerd moet worden.
De hoeveelheid grond dan wel grondwater (beide in m³) en de mate van vervuiling, gemiddeld boven de interventiewaarde, zijn de criteria voor een geval van ernstige bodemverontreiniging.
De interventiewaarde is de waarde, waarboven er risico's zijn voor mens, flora en fauna. De spoedeisendheid, de noodzaak om te saneren, hangt hiervan af maar ook van de mate van verspreiding van de bodemverontreiniging.
Voor gevallen van ernstige bodemverontreiniging is er bij niet gewijzigd grondgebruik soms geen noodzaak tot saneren. Voorbeelden zijn voormalige stortplaatsen en kleine verontreinigingen in het diepere grondwater.
De gevallen van ernstige bodemverontreinigingen zijn door de Gemeente Amersfoort in beeld gebracht. In een aantal gevallen is in een beschikking Wet bodembescherming aangegeven wat er met een geval van ernstige bodemverontreiniging moet gebeuren. Nadat er is gesaneerd, kunnen er restverontreinigingen aanwezig zijn. Soms zijn er gebruiksbeperkingen.
6.6.3 Besluit bodemkwaliteit
In 2013 is de Nota grondbeheer gemeente Amersfoort opgesteld met daarin opgenomen een bodemkwaliteitskaart en een bodembeheerplan voor de gehele gemeente opgesteld. Op deze kaart ligt het bestemmingsplangebied in zones, die op basis van de bodemkwaliteitskaart zijn gekwalificeerd als “kwaliteit wonen en of “Landbouw natuur”.
Grondverzet in dit gebied kan plaatsvinden conform het Besluit Bodemkwaliteit.
6.6.4 Bodemenergie
Met de invoering van de AMvB Bodemenergie op 1 juli 2013 worden de regels voor open bodemenergiesystemen geharmoniseerd en de proceduretijd verkort. Daarnaast voert de AMvB regels in voor gesloten bodemenergiesystemen, die tot 1 juli 2013 nog geen wettelijk kader kenden. Bij bodemenergiesystemen wordt onderscheid gemaakt tussen open en gesloten systemen. De open systemen circuleren grondwater en worden 'Warmte Koude Opslagsystemen' (WKO) genoemd. De gesloten systemen wisselen warmte en koude uit via een gesloten buizenstelsel in de ondergrond en worden daarom 'Bodemwarmtewisselaars' genoemd. De open systemen hebben een vergunningplicht,de gesloten systemen hebben een meldingsplicht. Binnen het plangebied zijn goede mogelijkheden voor ondergrondse energieopslag voor open en gesloten systemen. In het plangebied zijn nog geen ondergrondse energiesystemen gerealiseerd.
6.6.5 Bodem in relatie tot het plangebied
In het plangebied en in de nabije omgeving zijn de gegevens van 29 bodemonderzoeken, verdeeld over 17 locaties onderzocht (Van der Helm, bodemscan onderzoek projectgebied westelijke ontsluiting Amersfoort, 22-08-2014, rapportnummer CLAM140972, 22-08-2014), zie Bijlage 28.
Uit deze gegevens blijkt dat de bodemkwaliteit vrijwel overal in overeenstemming is met het gewenste gebruik.
Nabij de kruising van de Barchman Wuytierslaan en Daam Fockemalaan is in het grondwater een sterke verontreiniging met cadmium en zink geconstateerd. Ter plaatse dient nader onderzoek te worden uitgevoerd om de ernst, omvang en de spoedeisendheid van deze verontreiniging te kunnen bepalen zodra er meer bekend is over de exacte lokatie van graafwerkzaamheden.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de kwaliteit van de bodem vooralsnog geen belemmering vormt voor het beoogde gebruik.
6.7 Geluid
6.7.1 Regelgeving
Voor het aspect wegverkeerslawaai is de Wet geluidhinder (Wgh) het wettelijke kader. Bij de aanleg van de Westelijke Ontsluiting bestaat vanuit deze wet een tweetal aandachtspunten. Ten eerste dient op basis van de Wgh bij de aanleg van een weg te worden aangetoond dat de geluidbelasting op woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen in de directe omgeving van het plangebied de grenswaarden uit de Wgh niet wordt overschreden. Daarnaast dient aangetoond te worden of er sprake is van een reconstructie in het kader van de Wgh. Van een reconstructie in de zin van de Wgh is sprake bij een wijziging op of aan een aanwezige weg waarbij de toename van de geluidbelasting 1,5 dB (afgerond 2 dB) of meer bedraagt op nabijgelegen woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen. In de Wgh is gesteld dat wanneer een plan of wijziging leidt tot (substantiële) toenamen van de geluidbelasting langs wegen buiten het plangebied, het onderzoek ook op die wegen betrekking dient te hebben. Het gaat hierbij om de zogenaamde 'gevolgen elders'. Daarvan is sprake als zich langs wegen buiten het plangebied geluidtoenamen voordoen van 2 dB of meer ten opzichte van de autonome situatie. Er gelden geen grenswaarden in het geval er sprake is van gevolgen elders. De Wgh is van toepassing binnen de wettelijke vastgestelde zone van de weg. De breedte van de geluidzone langs wegen is geregeld in artikel 74 Wgh en is gerelateerd aan het aantal rijstroken van de weg en het type weg (stedelijk of buitenstedelijk).
In hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer staan regels over geluidsbelastingkaarten en actieplannen. Deze regels volgen uit de Europese richtlijn omgevingslawaai. Op grond van dit hoofdstuk zijn agglomeraties van meer dan 100.000 inwoners en wegbeheerders van relevante wegen verplicht om eens per 5 jaar geluidskaarten en actieplannen op te stellen. De gemeente Amersfoort en de provincie Utrecht hebben beide aan deze verplichting voldaan en de meest recente geluidskaarten en actieplannen zijn te raadplegen via de beide websites. De realisatie van de Westelijke Ontsluiting is niet in strijdt met het in de actieplannen opgestelde beleid.
Spoorweglawaai
Voor het aspect spoorweglawaai is naast de Wgh ook de Wet milieubeheer (Wm) en het Besluit geluidhinder (Bgh) het wettelijk kader. Bij de aanleg van de Westelijke Ontsluiting wordt de huidige gelijkvloerse spoorwegovergang vervangen door een ongelijkvloerse spoorwegovergang. Hiervan dient aangetoond te worden wat de akoestische gevolgen hiervan zijn op de woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen in de directe omgeving.
Hogere grenswaarden
In artikel 110a lid 5 van de Wgh is vermeld dat hogere grenswaarden pas kunnen worden vastgesteld indien toepassing van maatregelen, gericht op het terugdringen van de geluidbelasting onvoldoende doeltreffend zal zijn of overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. De prioriteit die de Wgh geeft aan geluidreducerende oplossingen is als volgt:
1. bronmaatregelen, zoals verkeers- en wegdekmaatregelen;
2. overdrachtsmaatregelen, zoals het vergroten van de afstand tussen de woning en de weg, toepassen schermen en/of wallen.
Als blijkt dat de toename na deze afweging niet weggenomen kan worden, kan een hogere grenswaarde verleend worden. De gemeente is bevoegd gezag voor het verlenen van deze waarde betreffende deze Westelijke Ontsluiting. Na het verlenen van deze waarden worden voor deze woningen de binnenwaarde op het wettelijke vereiste niveau gebracht door toepassen van gevelmaatregelen. Dit gebeurt in overleg met de bewoner en/of eigenaar.
Gemeentelijk geluidbeleid
In aanvulling op de Wgh geldt een gemeentelijk geluidbeleid. Naast het voldoen aan de normen uit de Wgh dient daarom tevens voldaan te worden aan de eisen uit het geluidbeleid. Dit beleid heeft gevolgen voor de maximaal te verlenen hogere grenswaarden bij reconstructie of aanleg van een weg. Immers, nieuwe knelpunten moeten voorkomen worden. Van het beleid kan worden afgeweken als er geen maatregelen meer mogelijk en/of wenselijk zijn, én als er sprake is van een groot maatschappelijk belang. De geluidbelasting mag in geen geval boven de wettelijke maximale ontheffingswaarde liggen.
6.7.2 Onderzoek
Voor dit bestemmingsplan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd door de firma ALCEDO. Het akoestisch onderzoek richt zich in beginsel op de bepalingen uit de Wgh. Voor de geconstateerde reconstructiesituaties volgens de Wgh dienen geluidbeperkende maatregelen te worden getroffen om de toename van de geluidbelasting te compenseren.
De plannen in het bestemmingsplan "Westelijke Ontsluiting" omvatten deels de aanleg van een nieuwe weg (Het gedeelte van de verdiepte ligging) en deels aanpassing van bestaande wegdelen.
Voor de gehele Westelijke Ontsluiting gaat een maximum snelheid van 50 km/uur gelden. De geluidbelasting van het gedeelte tussen het Tankstation en Dierenpark Amersfoort is daarbij beoordeeld als aanleg van een nieuwe weg. De geluidbelasting van de overige delen van de Westelijke Ontsluiting is beoordeeld als reconstructie.
Uit het geluidsonderzoek blijkt, dat de aanleg en realisatie van de Westelijke Ontsluiting zorgen voor een reconstructie in de zin van de Wgh voor het noordelijk deel (Dierenpark Amersfoort tot Birktstraat). Voor het midden (Defensie – Aletta Jacobslaan) en het zuidelijke gedeelte is er geen sprake van reconstructie. Hierbij dient te worden opgemerkt dat bij de bepaling van de toekomstige geluidbelasting rekening is gehouden met bron- en afschermende maatregelen.
Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat door de realisatie van de Westelijke Ontsluiting er een aanzienlijke geluidreductie ontstaat op de woningen en andere geluidgevoelige gebouwen aan de Daam Fockemalaan (tussen Prins Frederiklaan – BW laan).
De resultaten en de te treffen maatregelen worden hierna per wegdeel behandeld.
Utrechtseweg tot Stichtse Rotonde
Ten gevolge van dit gedeelte van het project is er voor een aantal geluidgevoelige bestemmingen sprake van reconstructie in de zin van de Wgh.
Door het treffen van bronmaatregelen, in de vorm van het geluidreducerende wegdek SMA NL8 G+, wordt de verhoging van de geluidbelasting deels ongedaan gemaakt. Voor 1 geluidgevoelige bestemmingen (zorginstelling) blijft er sprake van een toename van de geluidbelasting. Hiervoor moet een hogere grenswaarde worden vastgesteld. De onderzochte adressen zijn in het geluidrapport van Alcedo weergegeven.
Stichtse Rotonde tot en met tankstation
Ten gevolge van dit gedeelte van de Westelijke ontsluiting is er voor geen woning of andere geluidgevoelige bestemming sprake van een reconstructie in de zin van de Wgh (toename is minder dan 2 dB).
Tankstation tot Dierenpark Amersfoort
Dit gedeelte van de Westelijke Ontsluiting betreft de aanleg van een nieuwe weg. Ten gevolge van deze aanleg is er voor gekozen dat de geluidbelasting op de woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen aan de zijde van de zogeheten Beroemde Vrouwenbuurt, niet meer mag bedragen dan de zogeheten voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Met het treffen van zowel bron- als overdrachtsmaatregelen, waarbij rekening is gehouden met de civieltechnische, landschappelijke en stedenbouwkundige randvoorwaarden en akoestische doelmatigheid, kan dit worden gerealiseerd. Hiervoor wordt de weg verdiept aangelegd en wordt het wegdek voorzien van het geluidreducerende wegdek SMA NL8 G+. Daarnaast worden aan de zijde van de Aletta Jacobslaan geluidschermen gerealiseerd. Aan de zijde van de zogeheten Amvest locatie, Daam Fockemalaan 20 en de zorginstelling aan de BW-laan 55 wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden maar wordt de maximale grenswaarde niet overschreden. Voor zowel de bestaande woningen als de nieuw te realiseren woning op de Amvest locatie (huidige functies + afwijkingsbevoegdheid t.b.v. wonen in huidige bebouwing) en de genoemde zorginstelling moet een hogere grenswaarde worden vastgesteld.
De situering en de minimaal benodigde hoogte van de geluidschermen weergegeven ten gevolge van het wegverkeer. De hoogtes variëren van 1,5 meter tot 2,5 meter. In het geluidrapport van Alcedo staan de geluidschermen weergegeven.
Nieuwe BW-laan (Huidige spoorwegovergang tot nieuwe Westelijke ontsluiting)
Dit gedeelte van de Westelijke ontsluiting betreft de aanleg van een nieuwe weg. Door het treffen van bronmaatregelen, in de vorm van het geluidreducerende wegdek SMA NL8 G+, wordt de verhoging van de geluidbelasting bijna ongedaan gemaakt. Bij 2 woningen wordt de voorkeursgrenswaarde met respectievelijk 1 en 2 dB overschreden. Voor deze woningen moet een hogere grenswaarde worden vastgesteld.
Dierenpark Amersfoort tot Birktstraat
Ten gevolge van dit gedeelte van de Westelijke Ontsluiting is er voor een aantal geluidgevoelige bestemmingen sprake van reconstructie in de zin van de Wgh.
Door het treffen van bronmaatregelen, in de vorm van het geluidreducerende wegdek SMA NL8 G+, wordt de verhoging van de geluidbelasting bijna ongedaan gemaakt. Voor een 3 tal geluidgevoelige bestemmingen (2 woningen en 1 andere geluidgevoelige bestemmingen (zorg)) blijft er sprake en van een toename van de geluidbelasting. Hiervoor moet een hogere grenswaarde worden vastgesteld. De onderzochte adressen zijn in het geluidrapport van Alcedo weergegeven.
Daam Fockemalaan
De Daam Fockemalaan tussen de Prins Frederiklaan en de BW laan wordt als gevolg van de realisatie van de Westelijke Ontsluiting een “gewone” woonstraat. Als gevolge hiervan blijkt dat de geluidbelasting op de aanwezige woningen behoorlijk afneemt, tot wel 10-15 dB. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van reconstructie.
Gevolgen elders
In de Wgh is gesteld dat wanneer een plan of wijziging leidt tot (substantiële) toenamen van de geluidbelasting langs wegen buiten het plangebied, het onderzoek ook op die wegen betrekking dient te hebben. Het gaat hierbij om de zogenaamde 'gevolgen elders'. Daarvan is sprake als zich langs wegen buiten het plangebied geluidtoenamen voordoen van 2 dB of meer ten opzichte van de autonome situatie. Er gelden geen grenswaarden in het geval er sprake is van gevolgen elders.
Uit het onderzoek blijkt dat er geen significante toename van de geluidbelasting op wegen buiten het plangebied is te verwachten.
Hogere waarden
Het vaststellen van hogere grenswaarden is mogelijk binnen de eisen die de Wgh hieraan stelt. De ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van 63 dB (met toepassing van de aftrek ex artikel 110g Wgh) wordt niet overschreden en de toename van de geluidbelasting blijft bij de meeste woningen beperkt.
Burgemeester en wethouders hebben op 6 september 2016 hogere waarden vastgesteld voor een 9-tal locaties aan de Daam Fockemalaan, Barchman Wuytierslaan, Soesterweg en Utrechtseweg. Dat besluit en de daarbij behorende zienswijzennota zijn toegevoegd aan de bijlagen bij deze toelichting ( Bijlage 38 BesluitHogere waarden en zienswijzennota)
Spoorweg geluid
Ten gevolge van de aanleg van de Westelijke ontsluiting wordt de omgeving anders. Dit heeft tot gevolg dat ook de geluiduitstraling van de spoorlijn Amersfoort - Utrecht naar de omgeving wijzigt. Om de geluidbelasting op de woon- en leefomgeving niet te laten toenemen moeten aan het spoor maatregelen worden getroffen in de vorm van raildempers. In het geluidrapport van Alcedo staan deze raildempers weergegeven.
Geluid afkomstig van de Bernhardkazerne
De Bernhardkazerne valt onder de regels van de Wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Op basis hiervan is een milieuvergunning op deze inrichting van toepassing. In deze milieuvergunning zijn ook voorwaarden voor wat betreft de geluidbelasting opgenomen naar de omgeving. Door de realisatie van de Westelijke ontsluiting wijzigt de omgeving van de Bernhardkazerne. De belangrijkste wijziging voor het aspect geluid is de toegangsweg. Om te bepalen of de wijziging invloed heeft op de omliggende woningen is akoestisch onderzoek uitgevoerd.
Binnen dit onderzoek moet onderscheid worden gemaakt tot het zogeheten inrichtingsgebonden geluid en het geluid op de openbare weg.
Inrichtingsgebonden geluid
Onder het zogeheten inrichtingsgebonden geluid wordt verstaan het geluid dat wordt veroorzaakt door alle werkzaamheden en activiteiten op het terrein dat behoort tot de inrichting. Hieronder wordt eenvoudig gezegd verstaan: alle activiteiten en werkzaamheden vanaf de poort aan zowel de BW Laan zijde als de zijde van de Vlasakkers en binnen hekwerk van de Bernhardkazerne.
Geluid op de openbare weg
De verkeersbewegingen die ten behoeve van de Bernhardkazerne plaatsvinden voordat het binnen de grenzen van de inrichting is wordt beoordeeld volgens de “Circulaire inzake geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting”. Dit betreft al het wegverkeer wat zich bevind op het openbare deel van de toegangsweg naar de Bernhardkazerne vanaf de BW Laan zijde.
Resultaten
Om de geluidnormen uit de milieuvergunning te respecteren dient er op een deel van het plein nabij de toegang en een deel van het terrein een geluidscherm gerealiseerd te worden. Dit scherm komt aan de zijde van de Bernhardkazerne te staan in de groenstrook tussen de Westelijke ontsluiting en het plein. Dit scherm is circa 110 meter lang en 3½ meter hoog (zie Bijlage 33 Notitie akoestisch onderzoekBernhardkazerne juli 2015 van DPA Cauberg Huygen).
6.7.3 Conclusie geluidonderzoek
Uit het geluidonderzoek blijkt dat als alle benodigde maatregelen (geluidreducerend wegdek en schermen) worden getroffen, er geen bezwaren zijn om het plan doorgang te laten vinden.
6.8 Luchtkwaliteit
6.8.1 Wettelijk kader
De belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm). Titel 5.2 Wm handelt over luchtkwaliteit, daarom staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Met de 'Wet luchtkwaliteit' en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden.
Uit de Wet luchtkwaliteit volgt dat een voorgenomen ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is indien in ieder geval aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- 1. Er worden geen grenswaarden voor de luchtkwaliteit overschreden;
- 2. Er treedt geen verslechtering van de luchtkwaliteit op, of er vindt per saldo een verbetering van de luchtkwaliteit plaats door compenserende maatregelen;
- 3. De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
- 4. De voorgenomen ontwikkeling is onderdeel van het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).
6.8.2 Luchtkwaliteit in relatie tot het plangebied
Onderzoek
De plannen voor de Westelijke Ontsluiting hebben gevolgen op de luchtkwaliteit langs de diverse wegen in en rond het plangebied. Door middel van een onderzoek luchtkwaliteit van RoyalHaskoning-DHV zijn de gevolgen voor de concentraties stikstofdioxide en fijn stof (PM10) onderzocht (zie Bijlage 29 ).
Uit het onderzoek is gebleken dat langs geen van de beschouwde wegvakken de normen voor de jaargemiddelde norm voor stikstofdioxide, de jaargemiddelde norm voor fijn stof en de norm voor het aantal overschrijdingsdagen van de etmaalgemiddelde concentratie fijn stof overschreden worden.
Positief effect langs Daam Fockemalaan
Als gevolg van de plannen nemen de concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs de Daam Fockemalaan af ten opzichte van de situatie zonder aanleg van de Westelijke Ontsluiting. Door de plannen neemt het verkeer op het betreffende wegvak behoorlijk af, hetgeen een zeer positief effect heeft op de luchtkwaliteit. Mede gezien het feit dat langs dit wegvak behoorlijk wat gevoelige bestemmingen gesitueerd zijn, is dit een positieve ontwikkeling te noemen.
Geen normoverschrijdingen
Langs de nieuwe delen van de Westelijke Ontsluiting wordt in alle beschouwde situaties ruim aan de normen voldaan. Langs geen van de beschouwde wegen is sprake van normoverschrijdingen. Vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit zijn hiermee geen bezwaren om het plan doorgang te laten vinden. Hierbij kan een beroep worden gedaan op artikel 5.16, lid 1 onder a van de Wm. Hierin is vastgelegd dat een ruimtelijke ontwikkeling doorgang kan vinden indien is aangetoond dat er zich geen normoverschrijdingen voordoen.
Andere luchtverontreinigende stoffen
In de effectenstudie is het aspect luchtkwaliteit ook beoordeeld op de stoffen PM2,5 en Elementair Koolstof. Ook hiervoor blijkt dat er geen gevolgen zijn vanwege de planontwikkeling.
Conclusie
Vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit zijn er geen bezwaren om het plan doorgang te laten vinden. Hierbij kan een beroep worden gedaan op artikel 5.16, lid 1 onder a van de Wm. Hierin is vastgelegd dat een ruimtelijke ontwikkeling doorgang kan vinden indien is aangetoond dat er geen normoverschrijdingen plaats zullen vinden.
6.9 Effectbeoordeling Gezondheid
Door de GGD regio Utrecht zijn de resultaten uit de onderzoeken van Alcedo (geluid) en RoyalHaskoning-DHV (luchtkwaliteit) afgezet tegen de effecten die mogelijke gevolgen kunnen hebben op de gezondheid. Het rapport van de GGD is als Bijlage 31 opgenomen bij de toelichting.De gezondheidseffectscreening voor de Westelijke ontsluiting heeft als doel om voor omwonenden en andere betrokkenen inzichtelijk te maken wat de Westelijke ontsluiting voor hen betekent. Hierbij is niet zozeer naar het totaaleffect van het plan gekeken, maar is voor verschillende locaties, waaronder woningen, bekeken wat er verandert aan de blootstelling en wat dit gezondheidskundig zou kunnen betekenen.
Geluid
Er is gekozen om de situatie voor het jaar 2030 te berekenen. Vanwege de toename van de verkeersintensiteit in de komende jaren, zullen er in 2030 de grootste verschillen in de geluidbelasting te zien zijn (in de periode binnen 10 jaar na het realisatiejaar). Dit betekent dat in dit jaar ook de grootste verslechtering op verschillende locaties optreedt.
Er is gekeken naar Lden. De geluidbelasting gedurende de nacht wordt weergegeven als Lnight. Wanneer alleen wordt gekeken naar geluidhinder door wegverkeer is Lnight gerelateerd aan Lden. Daarom zijn de verschillen in Lnight in deze screening niet apart weergegeven.
Als gevolg van de Westelijke ontsluiting treedt in het jaar 2030 bij een flink aantal woningen (circa 224) een relevante afname van de geluidbelasting op, waardoor de situatie verbetert. De grootste afnames treden op rond de Daam Fockemalaan.
Bij een kleiner aantal woningen (circa 5) vindt een toename van de geluidbelasting plaats. Deze toename vindt plaats bij de woningen rond de Aletta Jacobslaan en Maria Montessorilaan.
Luchtkwaliteit
Er is gekozen om de situatie voor het jaar 2018 te berekenen. Dit is het eerste jaar waarin de Westelijke Ontsluiting volgens de huidige planning daadwerkelijk is gerealiseerd. De verwachting is dat de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen door wegverkeer in de toekomst zal afnemen; er zijn steeds minder oude auto's en nieuwe auto's moeten aan strengere uitstootnormen voldoen. Ook de toename van de hoeveelheid verkeer in de toekomst zal niet zorgen van een toename van de totale
uitstoot. Hierdoor zal een eventuele verslechtering van de luchtkwaliteit in de toekomst afnemen.
De focus ligt op de jaargemiddelde concentratie NO2, een gezondheidsrelevante indicator die geschikt is voor het weergeven van veranderingen in de luchtkwaliteit op lokale schaal. Wanneer wordt getoetst aan de Wet luchtkwaliteit moeten ook berekeningen worden uitgevoerd voor twee vormen van fijn stof, namelijk PM10 en PM2.5. De hoeveelheid fijn stof op een locatie wordt relatief beperkt beïnvloed door de uitstoot van het lokale verkeer.
Door de Westelijke ontsluiting treedt in het jaar 2018 een afname van de NO2 concentratie op bij meerdere woningen (circa 118) langs de Barchman Wuytierslaan, de Daam Fockemalaan, de Florence Nightingalelaan, de Meester Th. Heemskerklaan, de Kappeyne van de Coppellolaan, de Aalberselaan, de Cort van der Lindenlaan en de Prins Frederiklaan.
Bij een aantal woningen (circa 8) vindt in het jaar 2018 een toename van de NO2 concentratie plaats als gevolg van de realisatie van de Westelijke Ontsluiting. Het betreft de woningen aan de Maria Montessorilaan 1, 2 en 4, de Anna Maria van Schuurmanlaan 12 en de Aletta Jacobslaan 13-21.
Conclusie
Op basis van de maximaal berekende af- en toenames voor geluid en luchtkwaliteit, is de verwachting dat de gezondheidseffecten beperkt zullen zijn. Dit omdat bij de meeste woningen zowel de geluidsbelasting als de luchtkwaliteit verbetert. Daar waar een toename is van de geluidsbelasting zal worden onderzocht of er eventueel nadere maatregelen getroffen moeten worden aan de gevels van de betreffende woningen.
Zienswijzen milieuonderzoeken
In een aantal zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan zijn vraagtekens gezet bij de uitkomsten van milieuonderzoeken, met name ten aanzien van de thema's geluid, luchtkwaliteit en gezondheid. Voor de volledigheid wordt de gemeentelijke reactie op deze zienswijzen hieronder integraal weergegeven.
Geluid en luchtkwaliteit
De onderzoeken die zijn uitgevoerd voor de aspecten geluid en luchtkwaliteit zijn gebaseerd op de verkeersgegevens en verkeersonderzoeken die door of namens de gemeente zijn uitgevoerd voor dit project. De hieruit voortvloeiende milieubelasting op het gebied van geluid en luchtkwaliteit komt overeen met de te verwachten verkeersbewegingen. In zowel het geluid- als luchtonderzoek is deze werkwijze toegelicht en zijn dezelfde uitgangspunten gebruikt.
In het ontwerp van de weg zijn maatregelen genomen om het leefklimaat in de wijk te beschermen, zoals de verdiepte aanleg, geluidschermen, geluidreducerend wegdek en het tracé op grotere afstand tot de wijk. Deze maatregelen zijn in het bestemmingsplan geborgd. Dat de luchtkwaliteit dus nauwelijks verslechtert ter hoogte van de Beroemde Vrouwenbuurt komt door meerdere factoren. Zo neemt de emissie van voertuigen in de toekomst af, is de weg redelijk veraf gelegen, ligt de weg verdiept en is de verspreiding van de lucht goed.
Geluidbelasting modelmatig bepaald
Volgens het wettelijk kader moet de situatie van heden en de toekomst met elkaar worden vergeleken om te beoordelen of de potentiële ontwikkeling past binnen de geluidwet- en regelgeving. Het gaat hierbij om de situatie in het jaar voorafgaand aan het eerst mogelijke jaar dat de weg in gebruik kan worden genomen, in casu 2017, en de situatie in 2030. Om dit te bepalen kan er niet worden gemeten en moet worden gewerkt met modellen. Dit ligt vast in het wettelijke Reken- en meetvoorschrift geluid. Hierin is ook bepaald dat er een correctie van 5 dB wordt toegepast alvorens aan de geluidsnormen wordt getoetst. De geluidmodellen van tegenwoordig zijn in 3D. Dit is ook te zien aan de in de geluidrapportage opgenomen figuren. Alle gegevens zijn onderbouwd, hetzij met metingen, hetzij met state-of-the-art berekeningen.
Hogere grenswaarden
Volgens het wettelijke kader moeten, zoals gezegd, de situatie van heden en de toekomst met elkaar worden vergeleken per weg om te beoordelen of de potentiële ontwikkeling past binnen de geluidwet- en regelgeving. Hierbij is het uitgangspunt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeer. Indien blijkt dat niet kan worden voldaan aan deze voorkeursgrenswaarde moeten maatregelen worden overwogen die doelmatig (acceptabel en realistisch) zijn. Mochten daarnaast zogeheten hogere grenswaarden vastgesteld moeten worden dan moet ook cumulatief de geluidbelasting bekeken worden. Omdat in het plan voor een aantal geluidgevoelige bestemmingen hogere grenswaarden worden vastgesteld is ook in deze rapportage de cumulatieve geluidbelasting inzichtelijk gemaakt. Hieruit blijkt dat de gezamenlijke geluidbelasting van alle bronnen niet boven de maximale grenswaarden uitkomt en derhalve een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd.
Gezondheidseffectscreening
Er is in verschil in doel en benaderingswijze tussen de Gezondheidseffectscreening en het akoestisch onderzoek voor het bestemmingsplan. De Gezondheidseffectscreening is gebruikt om het verschil tussen de huidige en toekomstige situatie in beeld te brengen en dat kan het beste worden gebaseerd op de werkelijke geluidsbelastingen en op één rekenhoogte. Het akoestisch onderzoek is een onderzoek om de wettelijke toets aan de geluidwet- en regelgeving te doen. Hierin is de correctie ingevolge artikel 110 Wet geluidhinder verwerkt.
6.10 Duurzaamheid
6.10.1 Toekomstagenda Milieu 2014-2020
In 2014 heeft de raad de toekomstagenda Milieu 2014-2020 vastgesteld. Amersfoort moet een bijdrage leveren aan het terugdringen van klimaatverandering, het behoud van biodiversiteit, fossiel energiegebruik drastisch beperken en het opwekken van energie uit duurzame bronnen gaan stimuleren. Naast de wettelijke taken wil de gemeente ook haar nieuwe rol gaan vervullen - nieuwe duurzame initiatieven in de stad te ondersteunen en stimuleren.
Gezonde, veilige leefomgeving
Amersfoort wil minder inwoners blootstellen aan verkeer- en spoorlawaai en zo min mogelijk kwetsbare groepen (kinderen en mensen die zichzelf niet kunnen redden) huisvesten in de nabijheid van wegen waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden.
Deze ambitie staat ook in het Verkeer- en vervoersplan. Sleutelwoorden zijn 'voorkomen, verkorten, veranderen, verschonen en verstillen'. Veranderen gaat bijvoorbeeld over gedragsveranderingen: vaker auto's delen, meer gebruik maken van het openbaar vervoer of van ander duurzaam vervoer, zoals elektrisch rijden. Hiermee wordt ook uitstoot van vervuilende stoffen en geluid voorkomen. Voorbeelden van verschonen en verstillen zijn elektrisch rijden en stil asfalt. Bij nieuwe ontwikkelingsplannen wil de gemeente verdergaande ambities dan wettelijke normen voor een veilige en gezonde stad gaan hanteren.
6.10.2 Duurzaamheid in relatie tot het plangebied
De Strategische Milieubeoordeling (SMB) vormt het vertrekpunt voor de wijze waarop wij een goede balans willen vinden tussen de economische, ecologische en meer sociaal-culturele/leefbaarheids aspecten (duurzaamheid) binnen dit project. In de SMB zijn de aspecten van verkeer, milieu, ecologie, landschap, leefbaarheid en gezondheid geïnventariseerd en afgewogen. Dat resulteert erin dat, naast de verbetering van de doorstroming (economie) en daardoor de verbetering van de leefbaarheid (sociaal culturele/leefbaarheids aspecten) voor de mensen die wonen aan de Daam Fockemalaan en de Beroemde Vrouwenbuurt, € 0,6 miljoen wordt vrijgemaakt om de natuurwaarden (ecologie) te versterken en de weg op een goede manier in te passen (ecologie en sociaal-culturele aspecten).
6.11 Flora En Fauna / Ecologie
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen is het noodzakelijk te onderzoeken in hoeverre de plannen ten koste gaan van de (aanwezige) flora en fauna. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de 'toets in het kader van gebiedsbescherming' en de 'toets in het kader van soortenbescherming'.
Naast deze toetsen vanuit regelgeving heeft de gemeente Amersfoort besloten om aanvullende maatregelen te treffen ten behoeve van de ecologie in het gebied. De compensatie vindt bij voorkeur plaats in het gebied zelf en zo dit niet lukt dan binnen Amersfoort of direct daarbuiten.
6.11.1 Regelgeving
De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Daarnaast vindt beleidsmatig gebiedsbescherming plaats door middel van de ecologische hoofdstructuur (EHS), die is geïntroduceerd in het 'Natuurbeleidsplan' (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 is vastgelegd. Voor bosgebieden geldt de Boswet.
6.11.2 Bovenwettelijke compensatie natuur en natuurverrijking
Met het oog op de voorwaarden uit de Nota van randvoorwaarden d.d. 12 februari 2013 (bekrachtigd door de raad d.d. 26 februari 2013 als bijlage bij het Coalitieakkoord Amersfoort 2013-2014) is het onderzoek "Natuur rond de Westelijke Ontsluiting Amersfoort, maatregelen in het kader van verrijking en bovenwettelijke compensatie" uitgevoerd (opgenomen in bijlage 24 bij de toelichting).
In de bijbehorende rapportage zijn de voorwaarden die betrekking hebben op ecologie letterlijk weergegeven (zie blz. 7 en blz. 21 van het rapport). Het gaat dan om de volgende randvoorwaarden:
Randvoorwaarde 5.2: er komt een projectbudget voor € 600.000 natuurversterking en - verrijking.
Randvoorwaarde 6.6: alle ecologische schade en aantasting (hoe klein ook) wordt gecompenseerd, bij voorkeur in het gebied zelf en zo dit niet lukt, dan binnen Amersfoort, door bijv. natuurverrijking. De natuur in het gebied zal daarnaast worden versterkt en verrijkt, met een goede ecologische inpassing, verbetering van de ecologische verbindingen en het verminderen van ecologische barrières tussen Birkhoven en Bokkeduinen.
In de rapportage wordt toegelicht op welke wijze aan deze voorwaarden invulling wordt gegeven. Daarbij is een onderverdeling gehanteerd in twee typen maatregelen.
1. De maatregelen in het kader van verrijking hebben tot doel de natuur in het plangebied te verrijken en te versterken. Ze zijn nadrukkelijk niet bedoeld om te compenseren voor schade aan natuur.
2. De maatregelen in het kader van bovenwettelijke compensatie zijn bedoeld om de resteffecten op ecologie, welke niet worden gecompenseerd in het kader van wet en regelgeving teniet te doen.
Randvoorwaarde 5.2
In het projectbudget is € 600.000 vrijgemaakt ten behoeve van natuurversterking en -verrijking. De maatregelen in dat kader dienen binnen het gebied te worden uitgevoerd en hebben primair betrekking op:
1. een goede ecologische inpassing
2. verbetering van de ecologische verbindingen
3. verminderen van ecologische barrières tussen Birkhoven en Bokkeduinen.
De maatregelen die in het kader van verrijking worden uitgevoerd mogen niet worden opgevoerd als maatregel in het kader van wettelijke compensatie. Het zijn nadrukkelijk aanvullende maatregelen ter versterking en verrijking van natuur in en rond het projectgebied.
Aanpak en selectieproces maatregelen
De maatregelen in het kader van verrijking zijn tot stand gekomen op basis van:
- een interactief proces met bewoners en belanghebbenden;
- bestaande wensen ten aanzien van ontwikkeling van natuur in en rond het plangebied.
Het interactief proces met bewoners bestond uit drie participatie-avonden (14 oktober en 20 november 2014 en 22 juni 2015), waaraan bewoners en belanghebbenden deel konden nemen. Op deze avonden is vanuit de projectgroep toelichting gegeven over natuur en ecologie in en rond het plangebied. Vervolgens zijn in de vorm van brainstormsessies zo veel mogelijk ideeën verzameld.
Voor enkele maatregelen geldt dat deze zijn gelegen buiten de grens van onze gemeente. Dit is in strijd met de randvoorwaarde dat maatregelen in principe binnen het plangebied en anders binnen de gemeente Amersfoort moeten worden uitgevoerd. Deze maatregelen worden echter beschouwd als zeer waardevol in relatie tot de natuur in het gebied.
6.11.3 Totaal maatregelenpakket
6.11.4 Conclusie
Met het treffen van de in het rapport beschreven maatregelen wordt invulling gegeven aan de voorwaarde dat alle ecologische schade wordt gecompenseerd. De belangrijkste schade wordt gecompenseerd in het kader van wet- en regelgeving. Dit zijn omvangrijke en robuuste maatregelen die ervoor zorgen dat de staat van instandhouding van beschermde soorten niet wordt aangetast, het areaal bos netto toeneemt, het aantal bomen toeneemt en Birkhoven beter wordt verbonden met natuur in de omgeving.
De bovenwettelijke schade is veel beperkter van omvang en heeft voornamelijk betrekking op aantasting van vegetaties in bermen en vergroting van de barrièrewerking. Met maatregelen die zijn gericht op verbetering van de omstandigheden voor soortenrijkere vegetaties - veelal op relatief schrale ondergrond middels natuurlijke successie - wordt de natuur langs de weg robuuster en biodiverser. De barrièrewerking van de verdiepte ligging wordt beslecht door viaducten passeerbaar te maken voor grondgebonden fauna. Aangezien aan weerszijden van de verdiepte liggen voornamelijk bebouwing ligt (woonwijk en Bernhardkazerne), is dit wat natuur betreft de minst schadelijke locatie voor wat de barrière werking betreft.
Wanneer we kijken naar het totale maatregelenpakket - wettelijk, bovenwettelijk en verrijking - dan kunnen we niet anders dan concluderen dat natuur en ecologie in en rond het plangebied verrijkt en versterkt worden ten opzichte van de huidige situatie.
Niet alleen wordt de barrièrewerking van met name het noordelijke gedeelte van de BW-laan sterk verminderd, ook worden verbindingen naar de omgeving versterkt en worden biotopen en leefgebieden van soorten kwalitatief en kwantitatief verbeterd.
6.11.5 Zienswijzen: Boscompensatie langs de Eem en natuurontwikkeling langs de Melksteeg
Een aantal zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan richt zich op de boscompensatie langs de Eem en suggereren dat natuurontwikkeling langs de Melksteeg al een eerdere verplichting was en daarom nu niet als compensatie kan gelden. Voor de volledigheid wordt de gemeentelijke reactie op deze zienswijzen hieronder integraal weergegeven.
In het kader van de uitbreiding van de dierentuin - als gevolg waarvan de EHS werd aangetast - zijn in het bestemmingsplan Birkhoven-Bokkeduinen 2008 compensatiemaatregelen vastgelegd. Dit betrof de toewijzing van de spoorwegdriehoek aan de EHS (bestemming natuur) en realisatie van de verbinding naar de Melksteeg langs de Middelhoefseweg. In het bestemmingsplan Birkhoven-Bokkeduinen 2008 is de bestemming van de spoorwegdriehoek omgezet van "Spoorwegdoeleinden" naar "Natuurgebied" en is aan de Middelhoefsweg een zone aangewezen als ecologische verbindingszone. Het gaat hier om een groenstrook van 15 meter breed en een lengte van 350 meter.
In het kader van project Westelijke Ontsluiting worden nieuwe maatregelen getroffen. Dit betreft onder meer het uit productie nemen van een agrarisch perceel en omzetting en herbestemming daarvan naar bosnatuur. Dit perceel grenst weliswaar aan de ecologische verbinding Melksteeg, maar is niet eerder als plan of project uitgewerkt of als compensatie ingezet. Juist de koppeling van dit project zien wij als grote kans, omdat ze elkaar versterken met als resultaat een robuust natuurgebied.
Bostype
Het primaire doel van de boswet is instandhouding van het areaal bos in Nederland. Om die reden geldt herplantplicht. Het doel van herplant is realisatie van een bos, dat als ecosysteem kan functioneren. Voorafgaand aan realisatie wordt - ook vanuit bosbouwkundig aspect goed gekeken welke bostypen hier van nature thuis horen dan wel onder de huidige omstandigheden (historisch bodemgebruik, waterbeheer) als zodanig kunnen ontwikkelen. Ter plaatse kan niet het bostype worden gerealiseerd dat wordt aangetast: gemengd eiken-beukenbos op droge zandgrond - een bostype dat zeer algemeen voorkomt op de Utrechtse Heuvelrug. Wel wordt een bostype gerealiseerd dat tegenwoordig zeldzaam is (vochtig bos) en hoge natuurwaarden vertegenwoordigt. Het bos is kwantitatief gelijkwaardig aan het te kappen bosareaal.
Compensatiegebied
Langs de Eem, ter plaatse van de beoogde boscompensatie, is een dekzandrug gelegen. Dit gebied lag van oudsher hoger dan de omgeving. Na de laatste ijstijd is dit gebied bebost geweest en door de mens ontbost en in cultuur gebracht (akkerbouw). Dit is ook te zien op oude kaarten van het gebied. Ook nu nog is een deel van het gebied bebouwd als (mais)akker. Duidelijk is te zien dat het gebied hoger ligt.
De realisatie van bos langs de rand van het industrieterrein van de Isselt onttrekt de hier aanwezige bebouwing aan het zicht. Vanuit de Eempolder wordt het zicht op de stad vergroend. Ontwikkeling van bos tast de openheid nagenoeg niet aan en doet recht aan de natuurlijke uitgangssituatie. Bovendien sluit bos hier landschappelijk aan op de het landschap ten noorden van de Eem en de opgaande beplanting langs Isselt (Melksteeg).
6.12 Archeologie En Cultuurhistorie
6.12.1 Archeologie
Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (als onderdeel van de Monumentenwet 1988) in werking getreden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta (1992) in de Nederlandse wetgeving opgenomen.
Archeologische beleidskaart
In lijn met de nieuwe archeologiewetgeving is de Amersfoortse ABP-kaart omgezet in een archeologische beleidskaart waar per gebied wordt aangegeven hoe moet worden omgegaan met de archeologie bij het ontwikkelen en uitvoeren van plannen / bodemverstorende projecten (28 september 2010 vastgesteld door de gemeenteraad).
Deze beleidskaart kent een onderverdeling in gebieden met verschillende kleuren. Per gebied is een beleidsadvies geformuleerd. Zo zijn er gebieden met hoge archeologische waarden en gebieden met een hoge, een middelmatige of een lage archeologische verwachting.
Bescherming per gebied
Ter voldoening aan artikel 38a van de Monumentenwet nemen we in bestemmingsplannen een regeling ten aanzien van de archeologische monumenten op, voor zover die al niet (anderszins) zijn beschermd via de Monumentenwet.
Regeling in bestemmingsplan
Gezien de daarbij betrokken belangen en de wettelijke plicht om in de bestemmingsplannen nadrukkelijk rekening te houden met archeologie wordt in voorkomende gevallen gekozen voor een dubbelbestemming.
De nummering van de gebieden in de regels van het bestemmingsplan komt niet overeen met de nummering op de archeologische beleidskaart. Hieronder volgt een opsomming van de gebieden met de benaming die ze hebben op de archeologische beleidskaart en in het bestemmingsplan.
Benaming op Archeologische beleidskaart | Benaming in bestemmingsplan |
Archeologisch waardevol gebied 1 (beschermd) | Wordt beschermd via Monumentenwet, wordt niet opgenomen op de verbeelding en ook niet in de regels van het bestemmingsplan. |
Archeologisch waardevol gebied 2 (hoge waarde) | Dubbelbestemming "Waarde archeologie - 1" |
Archeologisch waardevol verwachtingsgebied 3 (hoge archeologische verwachting) | Dubbelbestemming "Waarde archeologie - 2" |
Archeologisch waardevol verwachtingsgebied 4 (middelhoge verwachting) | Dubbelbestemming "Waarde archeologie - 3" |
Archeologisch waardevol verwachtingsgebied 5 (lage verwachting) | Dubbelbestemming "Waarde archeologie - 4" |
Het opnemen van een dubbelbestemming brengt goed tot uitdrukking dat archeologie op zichzelf dient te worden beoordeeld en ten opzichte van de medebestemming van primair belang is.
De dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik, dat functioneert naast (of boven) de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.
6.12.2 Archeologie in relatie tot het plangebied
Het Centrum voor Archeologie (CAR) van de gemeente Amersfoort heeft door middel van een archeologische inventarisatie een archeologische verwachting voor het plangebied westelijke ontsluiting opgesteld. Het onderzoek is opgenomen in de bijlagen bij de toelichting (bijlage Archeologische inventarisatie Westelijke ontsluitingmaart-april 2015).
Op de Archeologische Beleidskaart van de gemeente Amersfoort is te zien dat het onderzoeksgebied voor het merendeel binnen een gebied ligt waarvoor een middelhoge archeologische verwachtingswaarde geldt. Voor een klein deel van het onderzoeksgebied (in het noorden) geldt een lage verwachting en in een ander klein deel (in het zuiden) geldt een hoge verwachting (zie afbeelding 14 in de genoemde bijlage).
Als in het gebied met hoge archeologische verwachting ontwikkelingen plaatsvinden met bodemingrepen dieper dan 30 cm en met een grotere oppervlakte dan 100 m², dient voorafgaand een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Het gaat in dit geval om het gebied dat vanaf het terrein van voormalig ziekenhuis De Lichtenberg doorloopt naar het zuiden over de Stichtse Rotonde en aan de zuidoostzijde langs de Utrechtse weg. Het betreft een hooggelegen stuwwalplateau met lichte glooiingen. Hiervoor is de archeologische verwachting over het algemeen hoog.
In het gebied met een middelhoge archeologische verwachting geldt dat wanneer in deze gebieden ontwikkelingen plaatsvinden met bodemingrepen dieper dan 30 cm en met een grotere oppervlakte dan 500 m², voorafgaand een archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. De gebieden met middelhoge archeologische verwachting in het plangebied worden gekenmerkt door meer of minder steile hellingen van de stuwwal. Als gevolg van het relief is de archeologische verwachting voor deze gronden minder hoog dan voor de plateaus. Er komen op dit soort gronden wel grafheuvels voor, een reden om toch een middelhoge verwachtingswaarde aan deze gronden te geven. Omdat het gaat om grote gebieden is geen specifieke opsomming opgenomen.
In het gebied met een lage archeologische verwachting geldt dat wanneer in deze gebieden ontwikkelingen plaatsvinden met bodemingrepen dieper dan 30 cm en met een grotere oppervlakte dan 10.000 m², voorafgaand een archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd.
Op basis van de landschappelijke, historische en archeologische analyse van het onderzoeksgebied is voor de westelijke ontsluiting een algemene en een specifieke archeologische verwachting opgesteld.
De verwachting (trefkans), zoals op de Archeologische Beleidskaart van de gemeente Amersfoort aangegeven, wordt ondersteund door het onderzoek van het CAR. Hierbij wordt de kanttekening gemaakt dat, gelet op de geologie, op twee locaties vermoedelijk op grote schaal bodemverstorende afgravingen hebben plaatsgevonden (Stichtse Rotonde en ter hoogte van het Dierenpark Amersfoort).
Op plekken waar de bodem dieper dan 30 cm verstoord gaat worden, kan zodra de werkelijke verstoringsdiepte bekend is, in detail worden gekeken naar de gevolgen voor de mogelijke archeologie in de bodem. Hier zal veelal inventariserend veldwerk nodig zijn.
Op de locaties waar in het verleden grootschalige afgravingen hebben plaatsgevonden (Stichtse Rotonde , ter hoogte van het Dierenpark Amersfoort en mogelijk nog wat locaties aan de hand van de hillshade analyse) kunnen eventueel een bodemkundig onderzoek worden uitgevoerd, waarbij de mate van verstoring middels een booronderzoek wordt vastgesteld (zie afbeelding 21). Indien hieruit blijkt dat de afgravingen in het verleden reeds hebben geleid tot het verdwijnen van het bodemarchief, kan op deze locaties zonder voorafgaand archeologisch onderzoek aan de planrealisatie worden gewerkt.
Archeologisch waardevolle gebieden
Binnen het plangebied bevinden zich geen wettelijk beschermde archeologische monumenten of bekende archeologische waarden.
6.12.3 Cultuurhistorie
De Westelijke ontsluiting loopt door het beschermd stadsgezicht van de Berg (net zo als dat in de huidige situatie het geval is). Ook liggen in de directe omgeving van de weg vele (rijks)monumenten. Veel van de panden en complexen richten zich qua architectuur en ontsluiting op de weg. De Daam Fockemalaan is door het drukke verkeer te zien als een doorsnijding van een stedenbouwkundig ensemble.
Nabij de Stichtse Rotonde liggen enkele waardevolle kloostercomplexen en Het Belgenmonument.
Kloostercomplexen ten westen van de Daam Fockemalaan
Het Bergkwartier wordt aan de westzijde begrensd door de scholen- en kloostercomplexen van Onze Lieve Vrouw ter Eem (1931) en het voormalige Constantinianum (1952-1954). Deze gebouwen, vormgegeven met de traditionele stijlkenmerken van de Delftse School, zijn op grote percelen gesitueerd. De tuinaanleg, van de openbare weg gescheiden door een hekwerk met bakstenen muurpijlers, sluit nauw aan bij de landschappelijke aanleg van het Bergkwartier.
De toren van Onze Lieve Vrouw ter Eem is in het hart van de lineaire as van de Prins Frederiklaan gelegen.
OLV Ter Eem
De nieuwe ligging van de Westelijke ontsluiting zal over het terrein van het klooster Onze Lieve Vrouwen Ter Eem gaan. Gezien de monumentale waarde van gebouwen en terrein is hier zorgvuldig naar gekeken.
Het aangetaste deel betreft een deel van het voorterrein met de hoofdentree, waar in het verleden meerdere aanpassingen gedaan zijn. Deze hebben niet altijd aan het oorspronkelijke ontwerp uit 1933 bijgedragen. De meest ingrijpende is het verleggen van de entree naar de Aletta Jacobslaan om ruimte te maken voor het huidige kruispunt met verkeerslichten bij de Daam Fockemalaan. De rechte verbinding tussen Prins Frederiklaan en de entreelaan met de zichtlijn op de toren is daarmee verstoord.
Een van de maatregelen in kader aanleg Westelijke Ontsluiting is het verdiept aanleggen van de weg zodat de toegangsweg in het verlengde van de Prins Frederiklaan weer hersteld kan worden, waarbij deze het verkeer van de Westelijke ontsluiting ongelijkvloers kruist. De brug vormt de nieuwe toegangspoort tot het kloostercomplex. De monumentale hekwerken zullen hergebruikt worden, de uitwerking daarvan geschiedt in overleg met de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
Voor het verleggen van het tracé van de Westelijke ontsluiting zal de conciergewoning (bouwjaar 1948) gesloopt moeten worden. Deze woning heeft geen monumentale waarde en heeft in zijn stedenbouwkundige en architectonische uitwerking het karakter van een bijgebouw, in uitstraling ondergeschikt aan het hoofdgebouw. In het bestemmingsplan wordt ruimte gereserveerd voor een nieuw te bouwen woning op het terrein (zie ook Bijlage 5).
Historische elementen
Tot in de jaren dertig maakte het terrein van Onze Lieve Vrouw ter Eem deel uit van het glooiende landschap van de Amersfoortse berg. Hoogteverschillen met heide en eikenhakhout bepaalden vooral het beeld van de open vergezichten.
In 1931 werden in opdracht van de zustercongregatie van Onze Lieve Vrouw van Amersfoort plannen gemaakt voor de bouw van een klooster- en scholencomplex.
Architect B.J. Koldewey (1895-1958) ontwierp hiervoor een plan in de traditionele vormentaal van de Delftse School. Gelijktijdig werden door hem ook de tekeningen voor de directeurswoning en de entreepoort gemaakt.
Het complex was bestemd voor het geven van katholiek onderwijs aan meisjes. In het complex was daarom, naast het kloostergedeelte met de monumentale kapel, ruimte voor een lyceum met huishoudschool èn een kweekschool beide in combinatie met een internaat. Hiervoor werd door Koldewey een dubbel-gangenstelsel ontwikkeld, waarbij zusters en scholieren in het kloostergedeelte zoveel mogelijk gescheiden van elkaar door het gebouw konden bewegen. De bouwmassa's werden gegroepeerd rond een aantal hoven, waarbij optimaal gebruik werd gemaakt van de hoogteverschillen in het terrein. De toren van de kapel, met daarvoor de monumentale vijver, werd in de zichtlijn van de Prins Frederiklaan gesitueerd. De gevels en het interieur worden gekenmerkt door een groot aantal kunstwerken, waaronder beeldhouwwerken, mozaiekwerken en glas-in-loodvensters van bekende kunstenaars.
Het complex werd verschillende malen uitgebreid, waarbij veelal goed rekening werd gehouden met de karakteristieken van het oorspronkelijke gebouw.
Binnen het werk van Koldewey neemt OLV ter Eem een cruciale plaats in, aangezien het in oppervlakte het grootst is en representatief genoemd kan worden voor zijn bemoeienis met de katholieke architectuur en zijn stijlopvatting. Vandaar dat het gehele complex, na eerst in 1988 op de gemeentelijke monumentenlijst te zijn geplaatst, in 2000 door het rijk is aangewezen als rijksmonument met de volgende beschermde onderdelen:
- tuinaanleg met hekwerk en vijver als gaaf voorbeeld van de 'gemengde tuinstijl' als 'drager' van de overige complexonderdelen;
- de voormalige klooster- en schoolgebouwen als architectuurhistorisch gaaf en voornaam voorbeeld van de Delftse School, als cultuurhistorisch voorbeeld van een klooster- en scholencomplex uit de eerste helft van de 20ste eeuw en stedenbouwkundig als ensemble in relatie tot de overige complexonderdelen alsmede in relatie tot het aangrenzende voormalige klooster- en scholencomplex Constantinianum en vanwege de ligging op de westflank van de Amersfoortse Berg.
- directeurswoning, als redelijk gaaf voorbeeld van de traditionalistische bouwstijl in relatie tot de overige complexonderdelen.
Vervanging portierswoning
Ter vervanging van de op het terrein aanwezige (voormalige) portierswoning voorziet het bestemmingsplan in een zoekgebied voor de herbouw van de betreffende woning. Bij de bepaling van het zoekgebied zijn de belangen van een goede landschappelijke inpassing in relatie met het rijksmonument en de tuin afgewogen tegen de belangen van een goed woon- en leefklimaat.
Ontsluiting
Ter ontsluiting van het complex is een tweede ontsluiting mogelijk vanaf de parallelweg van de Westelijke ontsluiting (parallelweg ook nu al aanwezig). Deze ontsluiting dient voornamelijk voor verkeer vanaf het hoofdwegennet, dit verkeer hoeft dan niet via het verkeersluw gemaakte deel van de Daam Fockemalaan te rijden. Dit verkeer kan vanaf de Westelijke ontsluiting via de parallelweg rechtstreeks naar het kloostercomplex. In de uitwerking zal worden meegenomen dat deze route geen doorgaande route wordt naar de Prins Frederiklaan, dit om sluipverkeer te voorkomen.
Tijdelijke functies en ontwikkelingsvisie voor definitieve invulling
Grote delen van het gebouwencomplex zijn nog niet ingevuld. De komende jaren zullen vooral tijdelijke functies in het gebouw een plaats krijgen, voordat met een definitieve invulling kan worden gestart. Vandaar dat in november 2013 in nauw overleg tussen eigenaar, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en gemeente Amersfoort een zogenoemd 'DOE-BOEK OLV Ter Eem Amersfoort' is opgesteld, om op een efficiënte wijze richting te kunnen geven aan het onderbrengen van deze tijdelijke functies. In dit document zijn de ruimten en vertrekken in drie categorieën onderverdeeld. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in delen met een hoge, een positieve of een indifferente monumentenwaarde. Bij een hoge monumentenwaarde wordt heel zorgvuldig gekeken naar eventuele ingrepen met ambitie van waardebehoud en met een uitgebreide procedure voor vergunningverlening. Bij positieve monumentenwaarden zijn ingrepen in principe toegestaan mits waardevolle elementen behouden blijven en een reguliere vergunningprocedure wordt doorlopen. In de delen met indifferente monumentenwaarde zijn ingrepen toegestaan en vergunningvrij.
De eigenaar heeft aangegeven te werken aan een ontwikkelingsvisie voor het kloostercomplex, met de bedoeling deze ontwikkeling in een afzonderlijk bestemmingsplan aan de raad voor te leggen.
Zienswijzen OLV Ter Eem en Belgenmonument
In verschillende zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan wordt gesteld dat de Westelijke ontsluiting een aantasting vormt van de rijksmonumenten OLV Ter Eem en het Belgenmonument. Voor de volledigheid wordt de gemeentelijke reactie op deze zienswijzen hieronder integraal weergegeven.
Kloostercomplex O.L.V. ter Eem
De nieuwe ligging van de Westelijke ontsluiting gaat ten koste van een deel van het terrein van het voormalige kloostercomplex. Het gaat om een deel van het voorterrein met de hoofdentree, waar in het verleden verschillende aanpassingen zijn gedaan. De meest ingrijpende hiervan is het verleggen van de entree naar de Aletta Jacobslaan om ruimte te maken voor het huidige kruispunt met verkeerslichten bij de Daam Fockemalaan. Een lineaire verbinding tussen Prins Frederiklaan en de entreelaan met de zichtlijn op de toren is daarmee verstoord. Door het verdiept aanleggen van de Westelijke ontsluiting kan de toegangsweg in het verlengde van de Prins Frederiklaan weer hersteld worden, waarbij deze het verkeer van de westelijke ontsluiting ongelijkvloers kruist. De brug vormt de nieuwe toegangspoort tot het kloostercomplex. De monumentale hekwerken worden hergebruikt. De te slopen conciërge woning heeft geen monumentale waarde. Op onderstaande afbeelding is te zien om welk deel van het voorterrein het gaat.
Het bestaande hekwerk en de monumentale toegangspoort, die als onderdelen van het rijksmonument in de rijksbeschrijving vermeld zijn, worden zorgvuldig verwijderd en herplaatst, zodat van vernietiging geen sprake is. De nieuwe positie is nog niet vastgesteld, maar uitgangspunt is dat de herplaatste poort met hekwerken de entree van het terrein opnieuw zal domineren.
Daarnaast zal de zichtbaarheid van het complex vanaf de Prins Frederiklaan en viaduct niet meer zijn verstoord door een grote hoeveelheid aan verkeerskundige elementen, zoals verkeersborden, stoplichten, verkeersdrempels, vluchtheuvels e.d. Dit feit zal de monumentaliteit van de entree door het creëren van een ongehinderde zichtlijn ten goede komen. Vanaf de verdiept gelegen weg zal het klooster niet zichtbaar zijn. Daar tegenover staat dat het complex, naast de nog steeds monumentale entree vanaf de Prins Frederiklaan, een tweede ontsluiting zal krijgen. Hier liggen opnieuw kansen om de aanwezigheid van het kloostercomplex te kunnen beleven. Door de verdiept gelegen weg zal bovendien de geluidsoverlast afnemen wat vooral in het voorterrein positief merkbaar zal zijn.
Het Belgenmonument
Het Belgenmonument ligt ten zuidwesten van Amersfoort, op de stuwwal tussen Amersfoort en Soesterberg, genaamd de Berg. Het Belgenmonument is een rijksmonument in de zin van de Erfgoedwet (Monumentennr.: 517654 - Hoofdgebouw; 517655 - Herdenkingsmuur; 517656 - Tuinaanleg). Het gebied valt verder onder het door het rijk Beschermd Stadsgezicht Bergkwartier. De totale oppervlakte van het complex is circa 8 ha. en is openbaar toegankelijk. Het Belgenmonument werd in 1916-1917 naar ontwerp van de Belgische architect Huib Hoste en tuinarchitect Louis van der Swaelmen door geïnterneerde Belgische militairen gebouwd als blijk van dank voor de gastvrije opname van Belgische militairen en burgervluchtelingen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het monument bestaat uit een hoofdgebouw en een op afstand daarvan gelegen herdenkingsmuur en bijbehorende tuin.
Het monument is van culturele en sociaalhistorische waarde vanwege haar verbondenheid met de eerste Wereldoorlog en de opvang en de verstrekte humanitaire hulp aan de honderdduizenden Belgische vluchtelingen en geïnterneerden in Nederland. Voor de aanleg van de omringende tuin maakte tuinarchitect Louis van der Swaelmen gebruik van de bestaande begroeiing, zoals heide en eikenhakhout. Hieraan voegde hij een aantal nieuwe elementen toe, waaronder de dubbele hagen, die het hoofdgebouw met de lager gelegen herdenkingsmuur verbinden en de belangrijke zichtas vanaf het hoofdgebouw naar de Daam Fockemalaan. Ook gaf hij aan het S-vormige pad - oorspronkelijk de hoofdtoegang tot het complex - een contemplatieve betekenis.
Het centrum van de tuinaanleg wordt gevormd door een vierkant, licht hellend terrein met afgeronde hoeken, waaromheen oorspronkelijk dubbele ligusterhagen zijn geplant. Hierbinnen lag bij aanleg een pad van leem met schelpverharding, waarbij de hoogteverschillen in het gebied door lage trappen worden opgevangen. Het gebied binnen de hagen werd gevormd door eikenhakhout. Het terrein buiten de hagen kende een natuurlijke, lage begroeiing, bestaande uit heide en berken, waardoor men uitzicht had op de Gelderse Vallei en het IJsselmeer. Door een sterke groei van de beplanting is het zicht op het Belgenmonument en het uitzicht over de omgeving verminderd. In de jaren 60 van de vorige eeuw is de omvang van de omringende tuin verkleind. Door een andere wijze van beheer is de oorspronkelijke hakhoutbeplanting uitgegroeid tot een bosgebied met volwassen bomen. Van een panoramisch uitzicht vanaf het Belgenmonument is thans geen sprake meer, omdat het omliggende bos veel te fors is uitgegroeid.
In de afgelopen 100 jaar is het Belgenmonument en de omliggende tuin een aantal keren gerestaureerd en in 1967 is een carillon op de middelste toren van het hoofdgebouw geplaatst. In 2013-2014 is historisch onderzoek uitgevoerd naar de omgeving van het Belgenmonument. Uit dit onderzoek is gebleken dat het oorspronkelijke S-vormige pad nagenoeg niet meer zichtbaar is. In 2016 is het hoofdgebouw opnieuw gevoegd, is de herdenkingsmuur afgebroken en weer op de oorspronkelijke wijze herbouwd en zal het S-vormige pad en de zichtlijn naar de Daam Fockemalaan worden gerestaureerd. Het gehele terrein rond het monument is rijksmonument (zie bijgaande afbeelding).
In verband met de aanleg van de Westelijke ontsluiting wordt een strook grond aan de rand van het terrein van het Belgenmonument als volgt bestemd:
- Ter plaatse van het benzinestation verschuift de Westelijke ontsluiting 2 meter naar de oostzijde. Het dwarsprofiel van de Westelijke ontsluiting wordt smaller, in de huidige situatie is de weg ontworpen op een ontwerpsnelheid van 80 km/u, het nieuwe ontwerp is gebaseerd op een ontwerpsnelheid van 50 km/u wat een smaller dwarsprofiel als gevolg heeft. Het vulpunt van het benzinestation is nu direct aan de hoofdrijbaan gelegen. In de nieuwe situatie komt er een berm tussen het vulpunt en de hoofdrijbaan. Deze maatregel vergroot de verkeersveiligheid.
- Het fietspad aan de zijde van het Belgenmonument wordt verbreed tot een tweerichting fietspad. Dit ter vervanging van het fietspad aan de westzijde en de oversteek mogelijkheid bij de Prins Frederiklaan. Hiermee wordt de hoofdfietsroute gestrekt vormgegeven, hetgeen een stimulans is voor het fietsverkeer.
- Langs zowel de Daam Fockemalaan als de Stichtse rotonde wordt een insnijding in het talud gemaakt om het mogelijk te maken dat fietsers met een fietstunnel ongelijkvloers de Daam Fockemalaan kunnen kruisen. Dit vergroot de verkeersveiligheid en de doorstroming van zowel autoverkeer als fietsverkeer.
Ter plaatse van het Belgenmonument hebben de maatregelen van de Westelijke ontsluiting als doel om de doorstroming te verbeteren, de verkeersveiligheid te vergroten en de weg landschappelijk in te passen. Er is een integrale afweging gemaakt tussen deze doelen en de cultuurhistorische waarde van het Belgenmonument. Ook voor dit deel van het tracé is de eerder genoemde ontwerpopgave (het minimaliseren aantasting, waar mogelijk herstellen van cultuurhistorische relaties en eenheden) uit de bijlage "Uitgangspunten en beeldkwaliteitseisen inpassing en vormgeving weg en kunstwerken" van toepassing.
Ontwerp Westelijke ontsluiting ter hoogte van het Belgenmonument
In verband met de fasering van de aanleg voorzien wij dat er een tijdelijke weg gemaakt moet worden om tijdens de aanleg van het verdiepte deel de verbinding in stand te houden. Deze tijdelijke weg is nu voorzien ter plaatse van de kruising Daam Fockemalaan - Prins Frederiklaan. In het overzicht is rekening gehouden met het tijdelijk ruimtebeslag. Of dit uiteindelijk ook het benodigde ruimtebeslag is, is nog niet te zeggen. Dit zal afhangen van de uitvoeringsmethodiek van de aannemer. De aannemer is op dit moment nog niet bekend. De consequenties van bovenstaande maatregelen zijn dat het bestaande tracé van het fietspad opschuift en de randen van de bestaande beplanting van de tuin van het Belgenmonument aantast.
De huidige randen zijn als landschapstype, heide, berm met bomen, bosrand, grasberm en zoomvegetatie. Deze landschapstypen zijn uitgangspunt voor het herstel van de randen na de feitelijke inpassing van het nieuwe tracé . In het bijgaand overzicht is aangegeven wat de gevolgen zijn van de hiervoor omschreven maatregelen aan de randen van het Belgenmonument en op welke wijze deze maatregelen in de nieuwe situatie in het gebied worden ingepast.
(bron: rapport Natuur rond Westelijke ontsluiting 15-030, 14 september 2015)
Als gevolg van de aanleg van de Westelijke ontsluiting komt het fietspad in het huidige Belgenmonument te liggen en wordt het totale oppervlak van het complex van het Belgenmonument van ca 8 ha. met 1710 m2 verkleind, dat is een verkleining van ca 2%. De ingreep vindt plaats aan de rand van het Belgenmonument direct gelegen aan de Stichtse Rotonde en de Daam Fockemalaan. Met het oog daarop hebben de voorgestelde maatregelen, in samenhang met de groencompensatie, geen negatieve invloed op het in de rijksbeschrijving genoemde meest waardevolle deel van de tuin: 'het centrum van de tuinaanleg'. De ingrepen doen voorts de hoofdstructuur en de bijzondere kwaliteiten van het monument, waaronder de zichtas, geen geweld aan. Ze zijn in verhouding tot de oppervlakte van het gehele complex ook gering. Ook met het oog op de belangen die zijn betrokken bij het treffen van de maatregelen in het gebied (verkeersveiligheid, doorstroming) zijn ze ten opzichte van de betrokken cultuurhistorische belangen te rechtvaardigen.
De raad van Amersfoort heeft besloten dat voor de restauratie van het Belgenmonument het voorliggende ontwerp van de Westelijke ontsluiting een gegeven is. Tevens heeft de raad op 29 maart 2016 als onderdeel van de kaders restauratie Belgenmonument besloten dat de inrichting van het deel van het monument dat verdwijnt of aangepast wordt als gevolg van de aanleg van de Westelijke ontsluiting, betrokken wordt (is) bij het project groenrestauratie Belgenmonument.
Hoofdstuk 7 Juridische Planbeschrijving
7.1 Inleiding
7.1.1 Wat is een bestemmingsplan
Een bestemmingsplan bepaalt hoe de gronden gebruikt mogen worden, of er ergens gebouwd mag worden en wat voor bebouwing dat mag zijn. Het gaat om het toelaten van bepaalde gebruiksmogelijkheden (toelatingsplanologie). De grondgebruiker (zoals eigenaar, huurder) mag de functie die het bestemming geeft uitoefenen. Dit houdt in dat de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een aangewezen bestemming daadwerkelijk te realiseren, maar ook dat de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen die in strijd is met de gegeven bestemming, of in strijd met het bestemmingsplan mag bouwen.
Het is belangrijk om voor de toekomstige en bestaande bebouwing en functies een bestemmingsregeling te ontwerpen die zo veel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen. Het plan dient, met andere woorden, flexibel en doelmatig te zijn, en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover, dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.
7.1.2 Waaruit bestaat een bestemmingsplan
Een bestemmingsplan bestaat uit:
- De verbeelding (voorheen plankaart).
- De regels (voorheen voorschriften).
- De toelichting.
De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. Hierin staat hoe een plan tot stand is gekomen, een beschrijving van het gebied en wat de bedoelingen van de gemeente zijn in het plangebied.
7.1.3 Procedurebepalingen bij wijziging
De Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat in afdeling 3.4 bepalingen over de openbare voorbereidingsprocedure van een groot aantal uiteenlopende besluiten van bestuursorganen. De procedure is van toepassing als dat bij wettelijke regel is bepaald, of als het bestuursorgaan (in casu het gemeentebestuur) dit zelf heeft bepaald.
Het voorliggende bestemmingsplan bevat een wijzigingsbevoegdheid, die qua “zwaarte” en reikwijdte directe gevolgen kan hebben voor andere belanghebbenden dan de aanvrager van de wijziging. Afdeling 3.4 van de Awb is van toepassing.
7.2 Dit Bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen zoals gezegd tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. In de volgende paragraaf wordt nog een nadere uitleg gegeven over de regels in het bestemmingsplan.
7.2.1 Regels
De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt. Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels.
- 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Elk artikel kent de volgende opzet: eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw-en/of gebruiksregels.
- 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het gehele plan. Het zijn achtereenvolgens een antidubbeltelbepaling, algemene gebruiksregels en een bepaling uitsluiting aanvullende werking bouwverordening.
- 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.
Hieronder volgt een uitleg van een aantal bestemmingen die het bestemmingsplan kent. Sommige bestemmingen spreken voor zich en worden daarom niet nader toegelicht.
Naast de bestemmingen kent het bestemmingsplan ook dubbelbestemmingen. Een dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik voor het behoud en de bescherming van de in de dubbelbestemming aangegeven waarden. De dubbelbestemming functioneert naast de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.
Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Functieaanduidingen en bouwaanduidingen worden opgenomen in het artikel van de bestemming waarin ze voorkomen. Gebiedsaanduidingen hebben een eigen artikel omdat deze aanduidingen zich meestal over meerdere bestemmingen uitstrekken.
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Inleiding
Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is, als om de economische uitvoerbaarheid. Bij de uitvoerbaarheid speelt ook de handhaving een belangrijke rol.
8.2 Economische Uitvoerbaarheid
Voor de aanleg van de “Westelijke ontsluiting” is € 67,1 miljoen nodig. Dit investeringsbedrag omvat voorbereiding en realisatie. Ook zijn hierin opgenomen bedragen voor verwerving, planschade en ecologische compensatie. Bovendien is een bedrag opgenomen voor natuurverrijking. De raad heeft op 17 december 2013 besloten een investeringskrediet beschikbaar te stellen voor de aanleg van de Westelijke ontsluiting zodra de beschikbaarstelling door het Rijk en de regionale VERDER partners is geformaliseerd en de beschikbaar komende € 60 miljoen uit het VERDER-pakket en € 7,1 miljoen uit het programma Beter Benutten en Randstadspoor ter financiële dekking van het investeringskrediet aan te wenden.
Vanuit het project VERDER is een bedrag van €60 miljoen beschikbaar gesteld. Voor het resterende bedrag van € 7,1 miljoen heeft de provincie de resultaatsverplichting op zich genomen voor het beschikbaar krijgen van de bijdrage uit het programma Beter Benutten en Randstadspoor. Het bestemmingsplan is vanuit gemeentelijk perspectief financieel en economisch uitvoerbaar.
Zienswijzen
In een aantal zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan wordt gesteld dat het plan economisch niet uitvoerbaar is. Voor de volledigheid wordt de gemeentelijke reactie op deze zienswijzen hieronder integraal weergegeven.
Er is inzicht in de te verwachten kosten op de benodigde onderzoeken. De onderzoekskosten voor archeologie zijn meegenomen in het project. Het bureauonderzoek naar niet gesprongen explosieven is uitgevoerd. De vervolg onderzoeken zijn voor 70% subsidiabel. De bodemonderzoeken zijn grotendeels uitgevoerd en moeten voor een klein deel nog worden uitgevoerd. Voor niet-gesprongen explosieven, archeologische waarden en bodemkwaliteit is gebruik gemaakt van de bestaande gegevens en zijn ook risico's ingeschat die financiële gevolgen kunnen hebben. Op basis van deze gegevens is duidelijk waar nog aanvullend onderzoek uitgevoerd moet worden en welk moment daarvoor het meest geschikt is. De kosten hiervan maken onderdeel uit van de raming.
Inmiddels is er een overeenkomst gesloten met De Vlasakkers, deze overeenkomst voorziet in bedrijfsbeëindiging. De financiële consequenties waren voorzien binnen het projectbudget. Een alternatieve locatie is niet aan de orde. Zowel de kosten als de dekking zijn onderbouwd, waarover bovendien een second opinion is opgesteld door AT Osborne. De ontwikkeling van de Melksteeg wordt gefinancierd vanuit de gelden die gereserveerd zijn voor natuurverrijking. De parkeergarage wordt betaald door het Dierenpark; wel ontvangt het Dierenpark een vergoeding voor de verworven gronden en de schade door het verlies aan parkeerplaatsen. De hiervoor te maken kosten zijn opgenomen in de raming.
8.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.3.1 Inleiding
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
8.3.2 Modelkeuze en inspraak
De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen b.v. op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Inspraak zal plaatsvinden volgens de in de "Rol van de Raad" opgenomen gevallen. In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen; model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure, model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de raad toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling.
Uit de paragraaf 3.2.1.1 Historisch overzicht besluitvorming blijkt dat de kaders voor dit bestemmingsplan in verschillende raadsbesluiten zijn vastgesteld. Binnen deze kaders is het bestemmingsplan gemaakt. Normaal gesproken wordt de procedure voor een bestemmingsplan, dat binnen de door de raad gestelde kaders wordt uitgewerkt volgens de notitie Rol van de raad in RO-procedures, aangemerkt als een model 1 bestemmingsplan. Dit betekent dat het ontwerpbestemmingsplan alleen aan De Ronde wordt voorgelegd als een raadslid vraagt om agendering van het ontwerpbestemmingsplan.
De Westelijke ontsluiting is een majeur project voor Amersfoort, waarbij de raad nauw is betrokken. Die betrokkenheid wordt vanzelfsprekend voortgezet bij de planologisch juridische procedure. In afwijking van model 1 wordt het ontwerpbestemmingsplan actief voor De Ronde geagendeerd. Daarna wordt het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd (volgens de formele wettelijke procedure), waarbij de gelegenheid bestaat tot het indienen van zienswijzen bij de raad. Na afloop van de termijn van ter inzage legging wordt het ontwerpbestemmingsplan – met een eventuele zienswijzennota – ter vaststelling aan de raad voorgelegd.
8.3.3 Participatie, bewonersbijeenkomsten en nieuwsbrieven
Participatie
Gekozen is voor het participatiemodel "adviseren". Dit houdt in dat mag worden meegedacht en geadviseerd. Dit wordt verwerkt, waarna de raad besluit. In de periode van 2010 tot 2013 heeft een intensief traject van participatie plaatsgevonden, waarin meer dan 30 verschillende varianten zijn onderzocht. Daarbij was een belangrijke rol weggelegd voor de participatiegroep bestaande uit omwonenden, bedrijven, instellingen (bewoners)verenigingen en direct belanghebbenden. Dit traject is afgesloten met de tracékeuze door de gemeenteraad in december 2013. Vanaf het moment dat het tracé was gekozen, heeft de gemeente de participatie toegespitst op de direct belanghebbenden bij de verschillende delen van het tracé. Daarbij is onderscheid gemaakt naar vier gebieden: Barchman Wuijtierslaan Noord, Fietsbrug, Aletta Jacobslaan en Daam Fockemalaan. Ook zijn er specifieke avonden georganiseerd met betrekking tot ecologie. Bewoners, bedrijven en organisaties werden uitgenodigd via schriftelijke uitnodigingen en via de Nieuwsbrief van de Westelijke ontsluiting. Voor alle deelgebieden is met betrokken partijen een analyse gemaakt van hetgeen speelt in een specifiek gebied. Daarmee is het ontwerp nader uitgewerkt. Voor elk gebied zijn minimaal drie avonden georganiseerd. Naast deze avonden zijn er ook veel één op één gesprekken met bewoners gevoerd in het gebied.
Het participatietraject dat in de periode van 2010 tot 2013 heeft plaatsgevonden is afgesloten met het raadsbesluit van 9 juli 2013. Dit was in overeenstemming met de Participatie- en communicatieparagraaf Westelijke ontsluiting, opgenomen bij de Nota van randvoorwaarden d.d. 17-02-2011, waarin stond: "De participatiegroep is betrokken tot aan het besluit van de gemeenteraad over de variantkeuze. De leden van de participatiegroep hebben daarna, net als iedere andere bewoner, bedrijf of instelling de mogelijkheid om via de gemeenteraad in te spreken en hun mening te laten horen". De raad heeft op 9 juli 2013 het volgende besloten: "Het college op te dragen gezamenlijk met de provincie de uitwerking van variant 7B ter hand te nemen en dit in overleg te doen met de direct betrokkenen (aangrenzende bewoners, bedrijven en instellingen)". Bij de kanttekeningen van het raadsbesluit van 9 juli 2013 is het volgende opgenomen : "belanghebbenden hebben de gelegenheid gekregen hun advies over de inpasbaarheid uit te brengen. Zowel via de website, informatieavonden als door het houden van inloopspreekuren, waren belanghebbenden in staat om kennis te nemen van alle beschikbare informatie. Dit heeft geleid tot 33 adviezen, die wij hebben kunnen meewegen bij het formuleren van het raadsvoorstel".
In het genoemde besluit van de raad staat verder dat de omwonenden en bedrijven een raadplegende rol krijgen conform het participatiebeleid en dat de direct aan de weg wonende bewoners, instellingen en bedrijven uitgenodigd worden om mee te denken over de verdere uitwerking en inpassing van het tracé van de Westelijke ontsluiting, uiteraard binnen de (financiële) kaders.
Vanaf het begin is door de gemeente aangegeven dat het niet gaat om een meerderheidsbelang in de participatiegroep. De samenstelling van de participatiegroep is gemaakt op basis van belangen waarbij wij oog hebben gehad voor het in beeld brengen van de belangen van de verschillende bewonersverenigingen. De bewonersverenigingen waren daarmee zwaar vertegenwoordigd in de participatiegroep maar dat wil niet zeggen dat de belangen van de bewoners daarmee automatisch zwaarder wegen dan de belangen van bijvoorbeeld het Utrechts landschap.
Met inachtneming van de val van het college is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen in het besluitvormings- en participatieproces. Ondanks dat in het coalitieakkoord al de keuze voor een variant was gemaakt, is er op basis van een nadere uitwerking (waarin variant 7B is vergeleken met alle varianten die na de trechtering van december 2011 waren overgebleven) op 9 juli 2013 een raadsbesluit genomen en is de keuze voor variant 7B pas definitief op 19 december 2013 genomen. Bij alle raadsbesluiten (en ook tussentijdse presentaties) is de participatiegroep (en individuele burgers) in staat geweest om in te spreken en/of schriftelijk te reageren. Van deze mogelijkheden is regelmatig gebruikt gemaakt. De participatiegroep kon adviezen uitbrengen en heeft dat ook gedaan.
Bewonersbijeenkomsten en nieuwsbrief
In de periode na 9 juli 2013 hebben er verschillende bewonersbijeenkomsten plaatsgevonden (zie de link naar de website Amersfoort West Bereikbaar). Tijdens deze bijeenkomsten was het mogelijk input te leveren op de gepresenteerde voorstellen en vond een gedachtewisseling plaats. De hoofdpunten van de bijeenkomst werden in een verslag vastgelegd. Voor nadere uitleg bestond altijd de mogelijkheid om af te spreken met de projectleiders. Voor avonden over specifieke deelgebieden heeft de gemeente schriftelijke uitnodigingen verstuurd aan de belanghebbenden in die buurt. Bovendien werden deze avonden aangekondigd in de Nieuwsbrief Westelijke ontsluiting, waarop veel mensen langs het tracé zijn geabonneerd. Er bestaat nauw contact met alle bewonersverenigingen langs het tracé, zoals de Stichting Woonklimaat Berg, Bewonersvereniging BW-laan Noord, etc.
Website
Onder de website van de gemeente is een projectwebsite opgenomen over de Westelijke ontsluiting. Hierop zijn alle officiële documenten, verslagen en tekeningen te vinden.
8.3.4 Inloopbijeenkomst bestemmingsplan
Op 12 februari, tijdens de periode van vooroverleg, heeft een inloopbijeenkomst plaatsgevonden over het ontwerp van de weg en over het conceptontwerp bestemmingsplan. Deze bijeenkomst werd bezocht door circa 80 belangstellenden. Van de mogelijkheid tot het indienen van een schriftelijke reactie is gebruik gemaakt door 20 belangstellenden. In bijlage 2 bij de vooroverlegnota is een overzicht opgenomen van de schriftelijke reacties, waar nodig voorzien van een gemeentelijke reactie. De vooroverlegnota is opgenomen in Bijlage 25.
8.3.5 Wettelijk (voor)overleg
Het Besluit ruimtelijke ordening geeft in artikel 3.1.1 aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Op 6 februari 2015 hebben onderstaande instanties het conceptontwerp bestemmingsplan ontvangen met het verzoek om in het kader van artikel 3.1.1 Bro te reageren. Op 12 februari 2015 is de Bomeneffectrapportage en de Notitie bovenwettelijke ecologische maatregelen en maatregelen voor natuurverrijking ter beschikking gesteld.
- 1. Provincie Utrecht
- 2. Prorail
- 3. Defensie
- 4. Gemeente Soest
- 5. Regionale uitvoeringsdienst (RUD)
- 6. Veiligheidsregio Utrecht (VRU)
- 7. Waterschap Vallei&Eem
- 8. Het Utrechts Landschap
- 9. Commissie Ruimtelijke Kwaliteit
- 10. SGLA
- 11. Rijksdienst Cultureel Erfgoed
- 12. Nederlandse Gasunie(West)
Ook is het conceptontwerpbestemmingsplan gezonden aan de volgende stakeholders:
- 13. Amvest (eigenaar OLV ter Eem)
- 14. Dierenpark Amersfoort
- 15. Restaurant De Kabouterhut
- 16. Restaurant De Vlasakkers
- 17. Belangenvereniging Daam Fockemalaan, Beroemde Vrouwen Buurt e.o., Bomenstichting
- 18. Leerhotel Het Klooster (ROC)
- 19. MBO Amersfoort (=Fitacademie)
- 20. Birkhoven Zorggoed
- 21. Meridiaan College, vestiging Het Nieuwe Eemland
- 22. Stichting Woonklimaat Berg
- 23. Mgr. Blomstichting
- 24. Vereniging Behoud Bos Birkhoven Bokkeduinen
- 25. Fietsersbond
- 26. Milieudefensie
- 27. Natuur- en Milieufederatie
- 28. Mobiliteitsplatform
- 29. VAB
- 30. Belangenvereniging Barchman Wuytierslaan even nummers
- 31. Belangenvereniging Barchman Wuytierslaan oneven nummers
- 32. VvE Midland Parc
- 33. Amersfoortse Mixed Hockey Club
- 34. Triathlon
- 35. SRO/Bosbad
8.3.6 Reacties uit het vooroverleg
Van de onder 1, 2, 3, 5,8 , 9, 10, 12, 13, 14, 15, 17, 22, 23, 25, 29, 31, 32 en 33 genoemde instanties hebben wij een reactie ontvangen. In de reacties komt een aantal onderwerpen meerdere keren terug. Deze onderwerpen worden in paragraaf 2.1 van de vooroverlegnota weergegeven in thema's en vervolgens besproken. Het gaat dan om de thema's 'Nut en noodzaak', 'Participatie', 'Bomeneffectrapportage', 'Boscompensatie en natuurverrijking' en 'Cultuurhistorische waarden'. Bij de samenvatting van alle afzonderlijke reacties in paragraaf 2.2. is in de gemeentelijke reactie - waar mogelijk - verwezen naar de antwoorden bij de thema's.
De vooroverlegnota is opgenomen in Bijlage 25.
8.3.7 Vaststelling bestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan Westelijke ontsluiting heeft met ingang van 10 december 2015 tot en met 20 januari 2016 ter inzage gelegen waarbij een ieder de mogelijkheid had een zienswijze over het plan kenbaar te maken aan de gemeenteraad. Er zijn 48 zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien in de Zienswijzennota "Ontwerpbestemmingsplan Westelijke ontsluiting" (docsnr # 5253107). Een aantal zienswijzen geeft aanleiding tot een aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. Ook zijn in de zienswijzennota ambtshalve aanpassingen voorgesteld.
Het bestemmingsplan is samen met de zienswijzennota ter vaststelling voorgelegd aan de gemeenteraad. Op 11 oktober 2016 heeft de gemeenteraad van Amersfoort bij besluitnr. 5212433 het bestemmingsplan "Westelijke ontsluiting" gewijzigd vastgesteld. Tegelijk met de vaststelling van het bestemmingsplan heeft de gemeenteraad besloten om het voorstel in de notitie "Leefbaarheid en milieu in de Beroemde Vrouwenbuurt na realisatie Westelijke ontsluiting" over te nemen. Deze notitie d.d. 12 mei 2016 doet verslag van het proces en de resultaten naar aanleiding van de op 24 november 2015 door de gemeenteraad aangenomen motie getiteld “Niemand mag er op achteruitgaan wat betreft leefbaarheid en milieu (lucht, geluid, fijnstof e.d.) door de realisatie van de Westelijke ontsluiting”.
De notitie omvat blijkens het raadsvoorstel "Gewijzigde vaststelling bestemmingsplan Westelijke ontsluiting" d.d. 6 september 2016, reg.nr. 5212433 de navolgende onderdelen:
- het voorzien van de geluidschermen langs de Beroemde Vrouwenbuurt van diffractors, indien de resultaten van de nu lopende praktijkproef laten zien dat hiermee minimaal 1,5 dB geluidreductie wordt gerealiseerd. Dit betekent dat als deze diffractors niet het gewenste effect laten zien, het reeds vastgestelde ontwerp met alleen de daarin opgenomen maatregelen wordt gerealiseerd;
- het betrekken van de buurt bij de inrichting van het gebied rond de Beroemde Vrouwenbuurt zowel voor wat betreft de eventuele aanleg van reliëf als de keuze van beplanting;
- het overwegen van de aanplant van bamboe als extra geluidreducerende maatregel;
- het onderzoeken op welke wijze de uitstraling van straatverlichting richting de Beroemde Vrouwenbuurt zoveel mogelijk kan worden beperkt;
- het uitdagen van de aannemer om het bouwproces zodanig in te richten dat de overlast voor de buurt wordt beperkt.
Tijdens de vaststelling van het bestemmingsplan door de raad op 11 oktober 2016 is voorts een amendement van het CDA aangenomen, waardoor de bovengenoemde motie "Niemand mag er op achteruit gaan wat betreft leefbaarheid en milieu (lucht, geluid, fijnstof e.d.) door de realisatie van de Westelijke ontsluiting" nog niet als afgedaan wordt beschouwd. Er zal met de bewoners van de Beroemde Vrouwenbuurt nogmaals het gesprek worden aangegaan.
8.4 Handhaving
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke controle en handhaving ligt op basis van artikel 7.1 van de Wet ruimtelijke ordening bij de gemeente. Daarnaast zijn ook de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en de provincie bevoegd tot opsporing van feiten die in het bestemmingsplan strafbaar zijn gesteld. Daarnaast kunnen ook derden belanghebbenden vorderen dat de bepalingen van het bestemmingsplan worden nageleefd.
De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatie-registratiesysteem bij de uitvoering van het bestemmingsplan, onder andere met betrekking tot verleende vergunningen.
Belangrijk aspect van handhaving is daarnaast dat het draagvlak heeft. Het gaat hierbij om bestuurlijk draagvlak, ambtelijk draagvlak en maatschappelijk draagvlak. Een lastig onderwerp als handhaving heeft grote kans om aan de aandacht te ontsnappen of terzijde te worden gelegd als het geen draagvlak heeft. Steun, of in ieder geval begrip, van alle bij de handhaving betrokkenen, is dan ook zeer gewenst. Het bestuurlijke en ambtelijke draagvlak kan worden verkregen door tijdens het opstellen van het handhavingsbeleid regelmatig met elkaar om tafel te zitten, door de ins en outs van handhaving te bespreken, door de behaalde resultaten door te spreken en door toetsbare afspraken met elkaar te maken. Daarnaast is ook de "maatschappij" bij de handhaving betrokken via bijvoorbeeld de wijkbeheerteams en de gemeentelijke wijkmanagers.
Handhaving kan nadrukkelijk plaatsvinden via publiekrechtelijke maar tevens via privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de belangen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De wijze van toepassing van deze bevoegdheden is geregeld in afdeling 5.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen, waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Aan preventieve handhaving wordt bovendien bijgedragen door duidelijke, consistente en handhaafbare bestemmingsregelingen en het geven van goede voorlichting, een en ander in nauw overleg met de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving (Stadsberichten, folders, gemeentelijke website).
In het plan zijn instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd kunnen worden de afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en de bevoegdheid om nadere eisen te stellen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.
Bijlage 1 Uitgangspunten En Beeldkwaliteitseisen Inpassing En Vormgeving Weg En Kunstwerken
Bijlage 1 Uitgangspunten en beeldkwaliteitseisen inpassing en vormgeving weg en kunstwerken
Bijlage 2 Maatregelen Geluid
Bijlage 3 Maatregelen Natuur
Bijlage 4 Toetsingskader Beschermd Stadsgezicht
Bijlage 4 Toetsingskader beschermd stadsgezicht
Bijlage 5 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Tbv Regeling Beroep En Bedrijf Aan Huis
Bijlage 5 Staat van bedrijfsactiviteiten tbv Regeling beroep en bedrijf aan huis
Bijlage 6 Tekeningen (Lengteprofiel Mx Model D.d. 14-07-2014 En Lengteprofiel Barchman Wuytierslaan D.d. 14-07-2014) Van De Hoogteligging Van De Weg Met De Bijbehorende Tabel
Bijlage 1 Historisch Overzicht Besluitvorming
Bijlage 1 Historisch overzicht besluitvorming
Bijlage 2 Strategische Milieu Beoordeling September 2015
Bijlage 2 Strategische Milieu Beoordeling september 2015
Bijlage 3 Afwegingsnotitie September 2015
Bijlage 3 Afwegingsnotitie september 2015
Bijlage 4 Realisatie Westelijke Ontsluiting - Effectstudie Natuurwaarden En Maatregelen Natuurwetgeving, 15 Augustus 2016
Bijlage 5 Landschappelijke Analyse, Uitgangspunten En Beeldkwaliteitseisen Inpassing En Vormgeving Weg En Kunstwerken
Bijlage 6 Bomen Effect Rapportage, Februari 2015
Bijlage 6 Bomen Effect Rapportage, februari 2015
Bijlage 7 Ber (Bijlage 1a Aletta Jacobslaan)
Bijlage 7 BER (bijlage 1a Aletta Jacobslaan)
Bijlage 8 Ber (Bijlage 1b Belgenmonument)
Bijlage 8 BER (bijlage 1b Belgenmonument)
Bijlage 9 Ber (Bijlage 1c Bw Laan Noord)
Bijlage 9 BER (bijlage 1c BW laan noord)
Bijlage 10 Ber (Bijlage 1d Daam Fockemalaan)
Bijlage 10 BER (bijlage 1d Daam Fockemalaan)
Bijlage 11 Ber (Bijlage 1e Defensie)
Bijlage 11 BER (bijlage 1e Defensie)
Bijlage 12 Ber (Bijlage 1f Nieuwe P Kabouterhut)
Bijlage 12 BER (bijlage 1f Nieuwe P Kabouterhut)
Bijlage 13 Ber (Bijlage 1g Olv Ter Eem)
Bijlage 13 BER (bijlage 1g OLV ter Eem)
Bijlage 14 Ber (Bijlage 1h P Birkhoven)
Bijlage 14 BER (bijlage 1h P Birkhoven)
Bijlage 15 Ber (Bijlage 1i Stichtse Rotonde)
Bijlage 15 BER (bijlage 1i Stichtse Rotonde)
Bijlage 16 Ber (Bijlage 1j Totale Aantallen)
Bijlage 16 BER (bijlage 1j Totale aantallen)
Bijlage 17 Ber (Bijlage 1k P Zoo)
Bijlage 17 BER (bijlage 1k P Zoo)
Bijlage 18 Ber (Bijlage 2 Boomnrs.1)
Bijlage 18 BER (bijlage 2 Boomnrs.1)
Bijlage 19 Ber (Bijlage 2 Boomnrs. 2)
Bijlage 19 BER (bijlage 2 Boomnrs. 2)
Bijlage 20 Ber (Bijlage 2 Boomnrs. 3)
Bijlage 20 BER (bijlage 2 Boomnrs. 3)
Bijlage 21 Ber (Bijlage 2 Boomnrs. 4)
Bijlage 21 BER (bijlage 2 Boomnrs. 4)
Bijlage 22 Ber (Bijlage 2 Boomnrs. 5)
Bijlage 22 BER (bijlage 2 Boomnrs. 5)
Bijlage 23 Ber (Bijlage 2 Boomnrs. 6)
Bijlage 23 BER (bijlage 2 Boomnrs. 6)
Bijlage 24 Ecologie Maatregelen In Het Kader Van Verrijking En Bovenwettelijke Compensatie
Bijlage 24 Ecologie maatregelen in het kader van verrijking en bovenwettelijke compensatie
Bijlage 25 Vooroverlegnota
Bijlage 26 Archeologische Inventarisatie Westelijke Ontsluiting Maart-april 2015
Bijlage 26 Archeologische inventarisatie Westelijke ontsluiting maart-april 2015
Bijlage 27 Uitleg Verkeersmodel 2016
Bijlage 27 Uitleg verkeersmodel 2016
Bijlage 28 Bodemscan
Bijlage 29 Rapport Luchtkwaliteit Wo, Januari 2015
Bijlage 29 rapport Luchtkwaliteit WO, januari 2015
Bijlage 30 Akoestisch Effectenonderzoek, September 2015
Bijlage 30 Akoestisch effectenonderzoek, september 2015
Bijlage 31 Gezondheidseffectscreening Augustus 2015
Bijlage 31 Gezondheidseffectscreening augustus 2015
Bijlage 32 Akoestisch Onderzoek, September 2015
Bijlage 32 Akoestisch onderzoek, september 2015
Bijlage 33 Notitie Akoestisch Onderzoek Bernhardkazerne Juli 2015
Bijlage 33 Notitie akoestisch onderzoek Bernhardkazerne juli 2015
Bijlage 34 Bijlagenrapport Akoestisch Onderzoek
Bijlage 34 Bijlagenrapport akoestisch onderzoek
Bijlage 35 Aanvulling Bomen Effect Rapportage, Juli 2006
Bijlage 35 Aanvulling Bomen Effect Rapportage, juli 2006