Bestemmingsplan Veegplan A
Bestemmingsplan - gemeente Amersfoort
Vastgesteld op 06-03-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Veegplan A 2017' met indentificatienummer NL.IMRO.0307.BP00133-0302 van de gemeente Amersfoort;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduidingsvlak
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 achtergevel
(oorspronkelijke) gevel aan de achterzijde van een gebouw;
1.6 afhankelijke woonruimte
een bijbehorend bouwwerk waarin mantelzorg wordt verleend;
1.7 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw en geen bijbehorende bouwwerk zijnde;
1.8 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de vestiging van een antenne;
1.9 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.10 bebouwing
één of meer bouwwerken;
1.11 bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bebouwingsoppervlak geeft;
1.12 bedrijfsgebouw:
een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;
1.13 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein;
1.14 bedrijfsvloeroppervlakte/brutovloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
1.15 beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis:
het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, of het uitoefenen van een kleinschalig bedrijf aan huis die:
- a. in de van de regels deel uitmakende bijlage Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteitentbv regeling beroep en bedrijf aan huis zijn aangeduid als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft de gevolgen voor de omgeving;
- b. geen horeca, seksinrichtingen en detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit en behoudens internetwinkels;
- c. in aard en omvang van de bedrijfsuitoefening met de woonfunctie verenigbaar zijn;
1.16 beschermd stadsgezicht:
groepen van onroerende zaken en terreinen, hieronder begrepen bomen, straten, pleinen, bruggen en water, die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meerdere monumenten bevinden en die ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988 als zodanig zijn aangewezen;
1.17 bestaand bouwwerk:
een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, danwel omgevingsvergunning;
1.18 bestaand gebruik:
gebruik van grond en bouwwerken dat aanwezig is op het moment van inwerkingtreding van het plan;
1.19 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.20 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.21 Bevi-inrichtingen:
Bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.22 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.23 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.24 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.25 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van kelder en ruimten in de kap;
1.26 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.27 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.28 bouwmarkt:
detailhandel met een verkoopvloeroppervlak, waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden, zowel aan vakman als particulier;
1.29 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.30 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.31 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op het perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.32 bijzondere woonvoorzieningen:
vorm van wonen die voorziet in de aangepaste woonbehoefte van personen of groepen van personen, voor wie reguliere woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn;
1.33 café:
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;
1.34 cafetaria/snackbar/afhaalservice:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwakalcoholische en niet-alcoholische dranken.
1.35 coffeeshop:
een alcoholvrij horecabedrijf ten aanzien waarvan de burgemeester in beginsel de handel in hasjiesj en hennep (ook stekjes) zoals omschreven in lijst II behorend bij de Opiumwet, ook wel aangeduid als hasj, marihuana, weed, wiet of stuff, heeft toegestaan;
1.36 cultuurhistorische waarde:
de waarde, gevormd door de duidelijke herkenbaarheid van de historische ontwikkeling van bebouwing, nederzetting en/of landschap, in de structuur, de ruimte en de ruimtevormende elementen daarvan;
1.37 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.38 detailhandel in grove bouwmaterialen:
detailhandel in materialen voor de ruwbouw van gebouwen en dergelijke zoals stenen, zand, beton, bestratingsmateriaal en hout;
1.39 detailhandel in tuininrichtingsartikelen:
detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen worden aangeboden;
1.40 detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van de verkoop van auto's, motoren, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, woninginrichting grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven;
1.41 detailhandel perifeer
branches van detailhandel die zich buiten de aangewezen detailhandelslocaties mogen vestigen vanwege de aard of omvang van de artikelen (zoals auto's, bouwmarkt, keukens, woninginrichting);
1.42 dienstverlening:
het beroepsmatig verlenen van diensten, met uitzondering van prostitutie, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt in:
- a. administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening en dergelijke;
- b. het verrichten van administratieve en daarmede gelijk te stellen werkzaamheden, al dan niet met daaraan ondergeschikte baliewerkzaamheden;
1.43 dienstverlening publieksgericht:
dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus en dergelijke;
1.44 discotheek of dancing:
een horecabedrijf dat tot doel heeft het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen in combinatie met het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse;
1.45 distributieplanologisch onderzoek (dpo)
een onderzoek dat uitsluitsel kan geven over de uitbreidings- en groeimogelijkheden voor de detailhandel in een bepaald winkelgebied, waarbij het distributieplanologisch verzorgingsniveau voor de consument centraal staat. Afzetgebied en omgevingsfactoren als parkeren, bereikbaarheid en uitstraling worden daarbij betrokken;
1.46 erf:
al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.47 erotisch getinte horeca:
een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal en tevens het bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;
1.48 evenementen:
grootschalige, periodieke en/of meerdaagse manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen en thematische markten;
1.49 extensieve recreatie:
recreatief medegebruik van gronden, zoals fietsen, paardrijden, varen, vissen, wandelen en zwemmen;
1.50 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.51 geluidsbelasting vanwege wegverkeer
de geluidsbelasting in Lden (zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en bepaald conform de Wet geluidhinder) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;
1.52 geluidsgevoelig gebouw
gebouw dat dient ter bewoning of een ander geluidsgevoelig gebruik als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;
1.53 geluidsgevoelig object
geluidsgevoelig gebouw, geluidsgevoelige ruimte, of geluidsgevoelig terrein als bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.54 geluidsgevoelige ruimte
geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.55 geluidsreducerende maatregelen
fysieke en niet-fysieke maatregelen gericht op het reduceren van de geluidsbelasting vanwege industrie-, bedrijfs- of wegverkeerslawaai op geluidsgevoelige objecten, of maatregelen die daar niet specifiek op gericht zijn doch wel tevens een geluidsreducerende uitwerking hebben, zoals bijvoorbeeld verkeersmaatregelen, het aanbrengen van geluidsarm asfalt, geluidswallen of -schermen of de aanleg van nieuwe wegen elders die tot gevolg hebben dat de verkeers- en de geluidsbelasting afneemt;
1.56 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging een geluidzone moet worden vastgesteld;
1.57 gemeentelijk stadsgezicht:
groepen van onroerende zaken en terreinen, hieronder begrepen bomen, straten, pleinen, bruggen en water, die een samenhangend beeld vormen dat van belang is wegens de schoonheid, het karakter of de cultuurhistorische waarde van het geheel, die zijn vermeld op de gemeentelijke lijst van stadsgezichten;
1.58 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.59 grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting:
detailhandel in meubelen en artikelen ten behoeve van de inrichting van een woning en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 1.000 m²;
1.60 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.61 horeca van categorie a:
dienstverlening door middel van de exploitatie van restaurants, snackbars, ijssalons en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven waar het gebruik van (alcoholhoudende) drank ondergeschikt is aan het nuttigen van etenswaren;
1.62 horeca van categiorie b:
dienstverlening door middel van de exploitatie van cafés, dancings, bowling-centra, partycentra en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven waar het gebruik van etenswaren ondergeschikt is aan het gebruik van alcoholhoudende drank;
1.63 horeca van categorie c:
dienstverlening door middel van de exploitatie van sportkantines, buurthuizen etc, welke exploitatie niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt en ten dienste staat van de hoofdfunctie, welke op het perceel dan wel in het gebouw wordt uitgeoefend;
1.64 horeca van categorie d:
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of het verstrekken van alcoholische of niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse;
1.65 horeca van categorie 1:
dienstverlening door middel van de exploitatie van restaurants, snackbars, ijssalons en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven waar het gebruik van (alcoholhoudende) drank ondergeschikt is aan het nuttigen van etenswaren;
1.66 horeca van categorie 2:
dienstverlening door middel van de exploitatie van cafés, dancings, bowling-centra en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven waar het gebruik van etenswaren ondergeschikt is aan het gebruik van alcoholhoudende drank;
1.67 horeca van categorie 3:
dienstverlening door middel van de exploitatie van sportkantines, buurthuizen etc, welke exploitatie niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt en ten dienste staat van de hoofdfunctie, welke op het perceel dan wel in het gebouw wordt uitgeoefend;
1.68 horeca van categorie 4:
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of het verstrekken van alcoholische of niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse;
1.69 huishouden:
een vorm van wonen, zowel in de traditionele vorm van gezin als in de minder traditionele vorm, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van onderlinge verbondenheid tussen de bewoners en continuïteit in de samenstelling;
1.70 internetwinkel:
een specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet tot stand komt, ter plaatse alleen de bijbehorende opslag en distributie plaatsvindt en afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;
1.71 kantoor:
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.72 kampeermiddel:
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.73 kap
constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste 1 hellend of gebogen vlak;
1.74 kelder:
een gedeelte van een gebouw dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw, danwel van een bijbehorend bouwwerk of door het afgewerkte maaiveld, en dat geheel is gelegen onder het afgewerkte maaiveld.
1.75 koekoek
een met keerwanden uitgevoerd bouwwerk ter hoogte van het snijpunt van de gevel en het maaiveld dat voorziet in de licht- en luchttoetreding van de onderbouw en geen toegang tot het gebouw mag zijn;
1.76 kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van wegen en waterlopen, zoals een brug, duiker of viaduct, alsmede beeldende kunst;
1.77 landgoed:
een functionele eenheid, bestaande uit bos of natuur al dan niet in combinatie met agrarische gronden met een productiedoelstelling; vormen van bos- en landbouw kunnen deel uitmaken van de bedrijfsvoering; het geheel is openbaar toegankelijk; op het landgoed staat één of meer wooncomplexen met tuinen van allure en uitstraling; kenmerkend voor de inrichting van het landgoed is een raamwerk van wegen, waterlopen, lanen en singels, waarbinnen de verschillende ruimtegebruiksvormen zijn gerangschikt; het geheel vormt een ecologische, economische en esthetische eenheid waarvan de invulling is geïnspireerd door het omringende landschap, de cultuurhistorie en de bodemgesteldheid;
1.78 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, medische, sociale, culturele, levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en opvangvoorzieningen;
1.79 manege:
activiteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het stallen van paarden en/of pony's en het berijden en verzorgen van paarden en pony's, waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen;
1.80 mantelzorg:
het bieden van hulp die aanvullend, niet beroepshalve, aan bejaarden, zieken en andere hulpbehoevenden verleend wordt in of bij een woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en met een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.81 nevenactiviteit:
een activiteit die maximaal 40% van de oppervlakte van het hoofdgebouw beslaat;
1.82 nevenassortiment
een assortiment dat qua omvang ondergeschikt is aan het assortiment van de hoofdactiviteit en daar vanwege de aard niet mee in overeenstemming is en maximaal 10% van de oppervlakte van het hoofdgebouw beslaat;
1.83 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
1.84 omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.85 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte) van een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;
1.86 onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
1.87 opvangvoorzieningen:
opvang, vooral van kinderen, in speciaal daarvoor ingestelde verblijven;
1.88 overbouwing:
een deel van een gebouw, gelegen boven het peil, vrij van het aansluitende afgewerkte terrein, dat ter weerszijden wordt ondersteund door hetzelfde gebouw;
1.89 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.90 overkapping
een overdekte bebouwde voorziening, die maximaal 2 eigen wanden heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak;
1.91 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.92 parkeereis:
het aantal parkeerplaatsen dat op basis van de in Amersfoort geldende parkeernormen nodig is voor een ruimtelijke ontwikkeling;
1.93 peil:
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor de overige gebouwen: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct aan de weg grenst: de kruin van de weg;
- d. voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
- e. de (maaiveld)hoogte van een voor een erf of erven als zodanig aangegeven punt;
- f. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.94 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.95 prostitutie:
het aanbieden van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding;
1.96 prostitutiebedrijf:
een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt, een erotische massagesalon mede begrepen;
1.97 publieksgerichte beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis:
beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis bestaande uit hoofdzakelijk baliewerkzaamheden of andere diensten die publiek aantrekken, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus, kinderopvang, ateliers en dergelijke; in tegenstelling tot niet-publieksgerichte beroep- en bedrijfsactiviteit aan huis;
1.98 recreatieve voorzieningen:
overdekte en onoverdekte recreatieve accommodaties;
1.99 recreatiewoning:
een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve, niet-permanente bewoning;
1.100 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht; onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een parenclub of prostitutiebedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.101 slopen:
geheel of gedeeltelijk afbreken;
1.102 sociale huurwoning:
huurwoning, waarbij de aanvangshuurprijs ligt onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarvan de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname verzekerd is;
1.103 sociale koopwoning:
koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste het bedrag genoemd in artikel 26, tweede lid, onder g, van het Besluit beheer sociale huursector, waarvan de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname verzekerd is;
1.104 souterrain:
het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat maximaal 1,2 meter boven het (straat)peil is gelegen;
1.105 speeltoestel
ander bouwwerk ten behoeve van het spelen, zoals wipkippen en schommels;
1.106 sportvoorzieningen:
overdekte en onoverdekte sportaccommodaties;
1.107 stacaravan:
een caravan of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden;
1.108 telecommunicatiemast:
een constructie die uitsluitend of mede bedoeld is voor het bevestigen en dragen van telecommunicatieapparatuur;
1.109 terras:
Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Binnenstad', vastgesteld op 13 oktober 2015, wordt de begripsbepaling voor terras:
1.94 terras:
een al dan niet overdekte buitenruimte bij een horecabedrijf;
1.110 verbeelding:
de geometrisch bepaalde planobjecten (voorheen plankaart genoemd);
1.111 verkoopvloeroppervlak:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.112 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan kennelijk als zodanig aangemerkt diende te worden;
1.113 voorgevelrooilijn:
denkbeeldige dan wel op de plankaart aangegeven grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, die loopt tot aan de perceelsgrenzen;
1.114 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:
Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;
1.115 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;
1.116 woonark
een in of op het water geplaatst voorwerp met een rechthoekige hoofdvorm die niet op varen duidt, dat gelegen is op een vaste ligplaats en bedoeld is voor permanente bewoning, niet zijnde een waterwoning, welke in het kader van het plan niet wordt aangemerkt als een bouwwerk in de zin van de Woningwet;
1.117 woonboot
een woonark of een woonschip;
1.118 woonschip:
een varend schip met een als zodanig herkenbaar uiterlijk dat geschikt is voor permanente bewoning, welke in het kader van het plan niet wordt aangemerkt als een bouwwerk in de zin van de Woningwet;
1.119 woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
1.120 zorginstelling
instelling waar zorg wordt verleend, zoals een verzorgingshuis, een verpleeghuis of een hospice.
1.121 zorgwoning
woning waarbij aan de bewoners professionele zorg wordt verleend. Het gaat om een concentratie van zorgcliënten in specifieke woonvormen waarin die cliënten zijn gehuisvest in verband met de professionele zorg die hen daar kan worden verleend. Hieronder wordt niet verstaan wonen met niet-professionele zorgverlening zoals mantelzorg.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de perceelgrens:
de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot een bepaalde grens van het erf;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 de lengte, breedte en de diepte van een bouwwerk:
tussen de lijnen, getrokken door de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren;
2.8 oppervlakte van bijbehorende bouwwerken:
bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend (gedeelten van) bijbehorende bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat erkers, etc. voor de voorgevel niet meetellen bij de berekening van de oppervlakte;
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.10 de lengte van een woonboot:
wordt gemeten op de plaats waar het vaste deel van de romp het langst is, ondergeschikte buiten de romp uitstekende delen zoals rondhouten en roerbladen niet meegerekend;
2.11 de breedte van een woonboot:
wordt gemeten op de plaats waar het vaste deel van de romp het breedst is, afgerond op 5 cm;
2.12 de hoogte van een woonboot:
wordt gemeten in meters vanaf de waterlijn tot aan het hoogste punt van de romp of opbouw, masten, schoorstenen en dergelijke niet meegerekend, afgerond op 5 cm;
2.13 de diepgang van een woonboot:
de verticale afstand tussen het diepst stekende scheepsdeel en de waterspiegel;
2.14 ondergeschikte bouwdelen ten aanzien van het bouwen:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van scheidingslijnen, aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 meter bedraagt, met uitzondering van de gronden gelegen aan Utrechtseweg 296 waar voor overstekende daken voor het voorgaande een maximale maat van geldt van 2,50 m.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Open Slagenlandschap
3.1 Bestemmingsomschrijving
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - open slagenlandschap' (locatie 14) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven, waarbij per bouwvlak ten hoogste één agrarisch bedrijf is toegestaan, met dien verstande dat voor de toepassing van deze bepaling de bouwvlakken die door middel van een relatieteken (figuuraanduiding) met elkaar zijn verbonden, gezamenlijk als één bouwvlak worden aangemerkt;
- b. het weiden van vee en/of het verbouwen van gewassen (niet in een volkstuincomplex);
- c. de instandhouding, bescherming en ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het open landschap;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', een intensieve veehouderij;
- e. intensieve veehouderij als neventak is toegestaan, mits de daarvoor aangewende oppervlakte van de bebouwing niet meer bedraagt dan 250 m2, tenzij op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan een grotere oppervlakte aanwezig was, in welk geval de oppervlakte niet meer mag bedragen dan bedoelde grotere oppervlakte;
- f. de waterhuishouding;
- g. nutsvoorzieningen en kleinschalige infrastructurele voorzieningen;
- h. extensief recreatief medegebruik;
- i. behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarde van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.
- j. opslag, ter plaatse van de aanduiding 'opslag', waarbij geen activiteiten zijn toegestaan die geurhinder kunnen veroorzaken, zoals bepaald in de Wet geurhinder en veehouderij.
3.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming, en nutsvoorzieningen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van:
a. een samenhangend bebouwingsbeeld;
b. de instandhouding en de bescherming van de waarden zoals genoemd in lid 3.1.
3.4 Afwijkingen
3.5 Gebruiksregels
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10, lid 1 Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van:
- a. teeltondersteunende voorzieningen;
- b. paardenbakken en paddocks, buiten de bouwvlakken.
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10, lid 1 Wet ruimtelijke ordening wordt niet verstaan:
- a. het gebruik van de gronden binnen de bouwvlakken voor de volgende wijzen van
(co-)vergisting van mest, voor zover de capaciteit van de(co-)vergistingsinstallatie minder dan 100.000 kg per dag bedraagt en:
- het bedrijf verwerkt eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op tot het bedrijf behorende gronden gebruikt of naar derden afgevoerd;
- het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt;
- b. het leveren van energie die vrijkomt bij het onder a bedoelde proces van co-vergisting;
- c. het trainen van paarden als nevenactiviteit bij een paardenfokkerij.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende andere werken en werkzaamheden uit te voeren:
- a. het aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- b. het aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
- c. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie-, en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
- d. het ophogen en egaliseren van de gronden;
- e. het planten of aanbrengen van bomen en/of andere hoogopgaande beplanting;
- f. vellen of rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg kunnen hebben;
- g. het scheuren van grasland en het omzetten van grasland in bouwland;
- h. het aanleggen van paardenbakken en/of paddocks.
3.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen en/of geheel of gedeeltelijk de voorgevel of dakconstructie te wijzigen. Dit verbod heeft geen betrekking op werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud dan wel werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
- b. Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder lid 3.7 a indien het belang van cultuurhistorie hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed.
- c. Alvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld onder lid 3.7 a vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de gemeentelijke monumentencommissie.
Artikel 4 Gemengd - 1
locatie 12
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. op de begane grondlaag voor de daarbij genoemde doeleinden:
- 1. algemene detailhandelsdoeleinden, met uitzondering van detailhandel in volumineuze goederen, grove bouwmaterialen en tuininrichtingsartikelen en grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting;
- 2. administratieve, financiële zakelijke en publieksgerichte dienstverlening;
- 3. bedrijven die in de bij deze regels behorende Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteitentbv regeling beroep en bedrijf aan huis;
- 4. horeca van categorie a;
- b. op de verdieping(en): wonen;
- c. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer-, nuts- en groenvoorzieningen, met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota parkeernormen Amersfoort.
4.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. het waarborgen van het bestaande dakenlandschap, waarbij met de kapvorm en -richting en de goot- en nokhoogte aansluiting wordt gezocht bij het oorspronkelijke straatbeeld;
- b. de hoogte van de hoofdbebouwing bij vervangende nieuwbouw, waarbij de hoogte van het bestaande hoofdgebouw uitgangspunt is.
4.4 Afwijking
Artikel 5 Gemengd - 2
locatie 25
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' (Entreegebied De Wieken Zuid) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. op de begane grondlaag voor de daarbij genoemde doeleinden:
aanduiding | doeleinden | ||
Gemengd-2 | - vrije tijdsvoorzieningen (fitness, dansschool, leisure, sport, cultuur e.d.); maximaal 4.500 m²; - - partycentrum en horeca van categorie a, b, c en d, maximaal 3.200 m²; - bedrijven die in de bij deze regels behorende Bijlage 2 Staat vanBedrijfsactiviteiten BP De Wieken Zuid zijn aangeduid als categorie 1 tot en met 3.2. |
- b. op de eerste verdieping voor horeca van categorie a, b, c en d, waarbij het totale maimum van 3.200 m2 zoals hierboven is bepaald niet mag worden overschreden;
- c. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer-, nuts- en groenvoorzieningen, met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;
- d. in- en uitritten;
- e. waterpartijen;
met dien verstande dat:
- f. bedrijven, zijnde categorieën inrichtingen die zijn aangewezen in artikel 2.1, derde lid van het Bor (geluidzoneringsplichtige inrichtingen), zijn uitgesloten;
- g. parkeervoorzieningen op eigen terrein wordt aangebracht en voldaan wordt aan de gemeentelijke parkeernorm, zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.
5.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming, en nutsvoorzieningen.
5.3 Afwijken van de gebruiksregels
5.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 5.2.1 onder c ten behoeve van het verlagen van de minimum bouwhoogte mits stedenbouwkundig aanvaardbaar en dit de beoogde ruimtelijke kwaliteit niet aantast.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijde, of van werkzaamheden
- a. het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te doen voeren:
- het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen, welke op de plankaart zijn aangegeven met de aanduiding "waardevol pand";
- het geheel of gedeeltelijk wijzigen van gevels of dakconstructie van gebouwen, welke op de plankaart zijn aangegeven met de aanduiding "waardevol pand";
- b. een vergunning als bedoeld onder a is slechts toelaatbaar, indien door de werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid a de cultuurhistorische waarde van de bouwwerken niet in onevenredige mate wordt aangetast, dan wel de mogelijkheden voor behoud, versterking en/of herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind;
- c. het in lid a vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:
- werken en/of werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- andere werken en/of werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
- d. alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid a wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies gevraagd aan de daartoe aangewezen erfgoeddeskundigen van de gemeente.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
Wijziging Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten BP De Wieken Zuid
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wro het plan wijzigen voor het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van die soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.
Artikel 6 Gemengd - 3
locatie 30
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van medische, sociale en culturele voorzieningen;
- c. administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening;
- d. bedrijven die in de bij deze regels behorende "Bijlage 3 Staat vanBedrijfsactiviteiten tbv regeling beroep en bedrijf aan huis" zijn aangeduid als categorie A;
- e. horeca van categorie a in de kelder en op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'h=1';
- f. horeca van categorie b in de kelder en op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'h=2';
- g. personal training (sport) waarbij niet meer dan 4 bezoekers tegelijkertijd aanwezig zijn, tot een bedrijfsvloeroppervlakte van 500 m2 op de begane grond en de entresol ter plaatse van de aanduiding 'sport';
- h. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer-, nuts- en groenvoorzieningen;
met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;
6.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. het waarborgen van de diversiteit en afwisseling in bebouwingstypologie;
- b. het behouden van de open ruimtes tussen de bouwblokken ter waarborging van de bebouwingsstructuur en ter voorkoming van het ontstaan van aaneengesloten straatwanden;
- c. het waarborgen van het bestaande dakenlandschap, waarbij met de kapvorm aansluiting wordt gezocht bij de bestaande, meest voorkomende, kappen;
- d. de breedte van de hoofdbebouwing bij vervangende nieuwbouw, waarbij de breedte van het bestaande hoofdgebouw uitgangspunt is;
- e. de bouwdiepte van de hoofdbebouwing bij vervangende nieuwbouw of bij vergroting van de bestaande hoodfbebouwing;
- f. de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken;
voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken, de karakteristiek van het plangebied en van architectonische, stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden.
Artikel 7 Maatschappelijk - 1
Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Hooglanderveen en Vathorst', vastgesteld op 25 juni 2013, is onverminderd van toepassing (locatie 27).
Artikel 8 Tuin
locatie 19, 34
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ' Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend en onder voorwaarden erkers, ingangspartijen, bergingen en andere bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de aangrenzende bestemming:
8.3 Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 8.2.2 :
- a. ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
- 5. de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
- 6. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
- 7. de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt.
- b. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 30.3 onder a kan slechts worden verleend, mits:
- 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 9 Verkeer
locatie 10, 21
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. rijkswegen, overige verkeerswegen, (hoofd)ontsluitingswegen bestaande uit ten hoogste 6 rijstroken exclusief de verbindingsstroken;
- b. ongelijkvloerse kruisingen;
- c. wegen;
- d. voet- en fietspaden;
- e. openbare erven;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. water(gangen) en -partijen;
- h. waterkering en waterkerende voorzieningen;
- i. in-/uitritten;
- j. bermen, groenvoorzieningen en taluds;
- k. geluidwerende voorzieningen;
- l. ecologische verbinding ter hoogte van de Hoevelakensbeek;
- m. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 9.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes, telefooncellen, abri's en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
- b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, wegwijzers, informatieborden, verkeerstekens en regelinstallaties, bovengeleidingsportalen, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende) kunstwerken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
palen, masten en reclame- en andere tekens | 10 m |
Verlichtingsmasten en antenne-installaties | 20 m |
luifers en ander straatmeubilair | 4 m |
andere overkappingen | 10 m |
verkeerstekens en -regelinstallaties, (beeldende) kunstwerken en geluidwerende voorzieningen | 8 m |
overige andere bouwwerken | 4 m |
Artikel 10 Water - 1
locatie 5
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de bescherming van het waterschapsbelang, zoals de instandhouding van de waterkering en de waterhuishouding;
- b. watergangen en -partijen;
- c. onderhoudspaden, taluds, oeverbeschoeiingen, groenvoorzieningen en bermen met de daarbij behorende kunstwerken;
- d. ligplaatsen voor woonboten, ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
- e. overbouwingen en onderdoorgangen ten behoeve van het wegverkeer en langzaam verkeer;
- f. floatlands tussen de woonschepen aan de Schans.
10.2 Bouwregels
- a. Op en in de gronden als bedoeld in lid 1, mogen uitsluitend andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, zoals stuwen, gemalen, duikers en bruggen.
- b. Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde als bedoeld in lid 2. gelden de volgende bepalingen:
- 1. bij het beoordelen van een aanvraag om vergunning voor het oprichten van een ander bouwwerk, horen burgemeester en wethouders de beheerder van de waterkering of de watergang omtrent de voorwaarden die, gelet op het waterschapsbelang, aan de uitvoering van de bouwwerken moeten worden gesteld;
- 2. de bouwhoogte van de andere bouwwerken mag niet meer dan 5 m bedragen.
10.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van het water, buiten de op de verbeelding aangegeven ligplaatsen, voor het afmeren van woonboten;
- b. ter plaatse van de ligplaatsen als bedoeld in artikel 10.1 onder d is gebruik van gronden toegestaan als ligplaats voor woonboten, waarbij de volgende nadere regels gelden:
- 1. de onderlinge afstand tussen de woonboten bedraagt minimaal 5 meter;
- 2. de breedte van de ligplaats mag niet meer bedragen dan 7 meter, gemeten vanaf de afmeerpaal gelegen aan de kant van de wal;
- 3. de breedte van de woonboten mag niet meer bedragen dan 6 meter en dient in de breedte van de ligplaats te vallen;
- 4. de hoogte van een woonboot mag niet meer bedragen dan 4 m, gemeten vanaf het waterpeil;
- c. de verplaatsing van de woonboten zal niet eerder plaatsvinden dan nadat de geluidwerende voorzieningen zijn getroffen.
Artikel 11 Wonen - 1
locatie 14, 32
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. eengezinswoningen, aaneengebouwd, met de bijbehorende bouwwerken;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water,
met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;
11.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
11.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 11.2.3 :
- a. ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
- 1. de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
- 2. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
- 3. de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt.
- b. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.4 kan slechts worden verleend, mits:
- 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
11.5 Specifieke gebruiksregels
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.5.1 onder c ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:
- a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
- b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
- c. voor het overige wordt voldaan aan de onder lid 11.5.1 genoemde voorwaarden.
11.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" (cw) is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen en/of geheel of gedeeltelijk de voorgevel of dakconstructie te wijzigen. Dit verbod heeft geen betrekking op werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud dan wel werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
- b. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder lid 11.7 onder a indien het belang van cultuurhistorie hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed;
- c. alvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld in lid 11.7 onder a vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit.
11.8 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 12 Wonen - 2
locatie 19, 35
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. twee-onder-één-kap woningen met bijbehorende bouwwerken;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water,
met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;
12.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
12.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in in sublid 12.2.3:
- a. ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
- 1. de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
- 2. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 bedraagt;
- 3. de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt.
- b. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.4 kan slechts worden verleend, mits:
- 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
12.5 Specifieke gebruiksregels
12.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 12.5.1 onder c, ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:
- a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
- b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
- c. voor het overige wordt voldaan aan de onder sublid 12.5.1 genoemde voorwaarden.
12.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 13 Wonen - 3
locatie 11, 19, 34, 36, 38
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. vrijstaande eengezinswoningen met bijbehorende bouwwerken;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gezondheidszorg', mede voor voorzieningen in het kader van de gezondheidszorg;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', mede voor kantoren in de vorm van administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;
met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;
13.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
13.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 13.2.3:
- a. ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
- 1. de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
- 2. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
- 3. de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt.
- b. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.4 kan slechts worden verleend mits:
- 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
13.5 Specifieke gebruiksregels
13.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 13.5.1 onder c, ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:
- a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
- b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
- c. voor het overige wordt voldaan aan de onder sublid 13.5.1 genoemde voorwaarden.
13.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" (cw) is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen en/of geheel of gedeeltelijk de voorgevel of dakconstructie te wijzigen. Dit verbod heeft geen betrekking op werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud dan wel werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
- b. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder lid 26.6, onder a, indien het belang van cultuurhistorie hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed;
- c. alsvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld in lid 26.6, onder a, vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit.
Artikel 14 Wonen - 4
locatie 20, 22, 23, 28, 31, 32
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. eengezinswoningen, aaneengebouwd en in gestapelde vorm, met bijbehorende bouwwerken;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water,
en tevens voor:
aaneengebouwde woningen, voor zover de gronden zijn aangeduid als 'specifieke vorm van wonen - aaneengebouwde woningen';
zorgwoningen, voor zover de gronden zijn aangeduid als 'zorgwoning'.
met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.
14.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
14.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- 1. lid 14.2.5, ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
- de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
- de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
- de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
- 1. lid 14.2.5, ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
- b. Afwijking als bedoeld in dit artikel kan slechts worden verleend, mits:
- 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
14.5 Specifieke gebruiksregels
14.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 14.5.1 onder c, ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:
- a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
- b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
- c. voor het overige wordt voldaan aan de onder sublid 14.5.1 genoemde voorwaarden.
Artikel 15 Wonen - 5
Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Hooglanderveen en Vathorst', vastgesteld op 25 juni 2013, en zijn bestemd voor 'Wonen - 6' (artikel 32) wordt de bestemming gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 5' (artikel 31) van bestemmingsplan 'Hooglanderveen en Vathorst' (locatie 37). De regels van artikel 31 van bestemmingsplan 'Hooglanderveen en Vathorst' zijn op deze gronden van toepassing.
Artikel 16 Wonen - 6
Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Soesterkwartier', vastgesteld op 20 december 2011, en zijn bestemd voor 'Wonen - 1' (artikel 17) zijn de regels onverminderd van toepassing (locatie 29).
Artikel 17 Leiding - Gas (Dubbelbestemming)
locatie 21
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het transport van aardgas door een hogedrukgasleiding. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
17.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de gronden als bedoeld in 17.1 gelden de volgende regels:
- a. Op en in de gronden mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m.
- b. Het bouwen volgens de andere bestemmingen mag uitsluitend geschieden mits:
- de veiligheid en het doelmatig functioneren van de gasleiding niet mag worden geschaad;
- vooraf door het bevoegd gezag schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder;
- er geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
17.3 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van de gronden overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemming mag uitsluitend geschieden nadat schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen omtrent de belangen van het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- a. aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- b. verlagen van de bodem en afgraven van gronden;
- c. ophogen en egaliseren van gronden;
- d. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
- e. aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- f. vellen en rooien van bomen, hakhout en andere hotopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge kunnen hebben;
- g. het verhogen of verlagen van grondwaterstanden;
- h. het planten of aanbrengen van bomen en/of andere hoogopgaande beplanting;
- i. het indrijven van voorwerpen.
Artikel 18 Waarde - Archeologie Categorie 2 (Dubbelbestemming)
locatie 9
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - archeologie categorie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden, waarbij geldt dat:
- a. deze bestemming primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;
- b. wanneer in het geval van een ontwikkeling - in het gebied behorende bij deze ontwikkeling - twee of meer categorieën gelden, dan is de hoogste verwachtingswaarde van toepassing op het gehele bij de ontwikkeling behorende gebied;
- c. het bepaalde in 18.1 onder b is niet van toepassing, wanneer na vooroverleg met de gemeentelijk archeoloog blijkt dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
18.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - Archeologie categorie 2 (dubbelbestemming)' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.
18.3 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
18.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 19 Waarde - Archeologie Categorie 3 (Dubbelbestemming)
locatie 9, 34
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - archeologie categorie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden, waarbij geldt dat:
- a. deze bestemming primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;
- b. wanneer in het geval van een ontwikkeling - in het gebied behorende bij deze ontwikkeling - twee of meer categorieën gelden, dan is de hoogste verwachtingswaarde van toepassing op het gehele bij de ontwikkeling behorende gebied;
- c. het bepaalde in 19.1 onder b is niet van toepassing, wanneer na vooroverleg met de gemeentelijk archeoloog blijkt dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
19.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 19.1 mogen ten dienste van de bestemming Waarde - Archeologie categorie 3 (dubbelbestemming) uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 20 Waarde - Archeologie Categorie 4 (Dubbelbestemming)
locatie 9
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - archeologie categorie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden, waarbij geldt dat:
- a. deze bestemming primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;
- b. wanneer in het geval van een ontwikkeling - in het gebied behorende bij deze ontwikkeling - twee of meer categorieën gelden, dan is de hoogste verwachtingswaarde van toepassing op het gehele bij de ontwikkeling behorende gebied;
- c. het bepaalde in 20.1 onder b is niet van toepassing, wanneer na vooroverleg met de gemeentelijk archeoloog blijkt dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
20.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 20.1 mogen ten dienste van de bestemming Waarde - Archeologie categorie 4 (dubbelbestemming) uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 21 Waarde - Cultuurhistorie (Dubbelbestemming)
locatie 34
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht en zijn bebouwing. Deze waarden zijn vooral gelegen in de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied, die staan beschreven in 'Toetsingskader beschermd stadsgezicht', die als Bijlage 1 is toegevoegd aan deze regels en daarvan deel uit maken;
- b. de bepalingen van deze bestemming hebben, bij strijdigheid met de andere daar voorkomende bestemmingen, voorrang
21.2 Bouwregels
In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen gelden op en in de gronden als bedoeld in lid 1 de volgende regels:
- a. het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemmingen mag uitsluitend geschieden nadat schriftelijk advies is ingewonnen van de gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit (voorheen Monumentencommissie);
- b. de beoordeling van omgevingsvergunningen voor het (ver)bouwen gebeurt met inachtneming en behoud van de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht die staan beschreven in de 'Toetsingskader beschermd stadsgezicht' die als Bijlage 1 is toegevoegd aan deze regels en daarvan deel uit maken;
- c. onderstaande elementen, zoals deze ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan bestaan, zijn tevens uitgangspunt bij de beoordeling van het bovengenoemde:
- 1. de bestaande voorgevelrooilijnen;
- 2. de bestaande kavelindeling: het splitsen van kavels, waarvoor op de verbeelding geen bouwmogelijkheid is opgenomen, is niet toegestaan.
- d. naast de onder 39.2 b en c genoemde uitgangspunten voor (ver)bouwen, zijn de onderstaande regels eveneens van belang voor het behoud van de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht:
- 1. handhaven van het bestaande straatprofiel;
- 2. inritten niet verdiept aanleggen;
- 3. reclametekens mogen niet hoger dan 2 meter zijn.
21.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
- b. de dakvorm, dakhelling en nokrichting;
- c. het behouden van de open ruimtes tussen de bouwblokken;
- d. de breedte van de hoofdbebouwing bij vervangende nieuwbouw, waarbij de breedte van het bestaande hoofdgebouw uitgangspunt is;
- e. de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken;
- f. erfafscheidingen en toegangshekken, waarbij de vormgeving niet gesloten van karakter dient te zijn en de afmeting passend bij de aard en omvang van het hoofdgebouw;
het onder a tot en met f genoemde dient, voor zover nodig, ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken, en ter voorkoming van onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige, landschappelijke en cultuurhistorische waarde van het gebied.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen. Dit verbod heeft geen betrekking op werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud dan wel werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
- b. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder 21.5 a, indien het belang van cultuurhistorie hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed en geen aantasting plaatsvindt van de waarden zoals beschreven in het 'Toetsingskader beschermd stadsgezicht' die als Bijlage 1 bij deze regels is gevoegd en daarvan deel uit maakt;
- c. alvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld onder 21.5 a, vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit (voorheen Monumentencommissie).
Artikel 22 Waarde - Ecologie (Dubbelbestemming)
locatie 35, 36
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daarvoor aangewezen andere bestemming, tevens bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden zodanig dat voor flora en fauna verbindingen kunnen ontstaan tussen natuur- of natuurontwikkelingsgebieden.
22.2 Bouwregels
Voor het bouwen op de gronden als bedoeld in lid 1 gelden de volgende regels:
- a. op en in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' mag niet worden gebouwd;
- b. het bouwen volgens de andere bestemmingen mag uitsluitend geschieden nadat zonodig advies is ingewonnen van een door het bevoegd gezag aan te wijzen ter zake deskundige èn mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
22.3 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van de gronden overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemming mag uitsluitend geschieden, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Artikel 23 Waterstaat - Waterkering (Dubbelbestemming)
locatie 5 en 21
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding, de bescherming, de verbetering en het beheer van de waterkering.
23.2 Bouwregels
- a. Op en in de gronden als bedoeld in lid 1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken ten dienste van de bestemming.
- b. De bouwhoogte van de andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 meter.
23.3 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken overeenkomstig de voorschriften van de daarvoor aangewezen andere bestemming, mits:
- a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de waterkering en de veiligheid daarvan;
- b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij het Waterschap Vallei & Eem omtrent het onder a gestelde.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Algemene Bepaling
De regels ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - herziening planregels' worden aangevuld en/of gewijzigd zoals in deze regels voorzien.
Artikel 25 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 26 Algemene Bouwregels
26.1 Maximale goot- en bouwhoogte
Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Berg-Utrechtseweg', vastgesteld op 11 juni 2013 wordt in de Algemene bouwregels (artikel 43) toegevoegd (locatie 31):
43.4 Maximale goot- en bouwhoogte
In aanvulling op de bouwregels in bestemmingsplan 'Berg-Utrechtseweg', waar het maximaal aantal bouwlagen is vastgelegd, geldt dat de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte zoals deze aanwezig is ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan 'Veegplan A 2017'.
Artikel 27 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:
- a. van onbebouwde gronden:
- 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaar¬tui¬gen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- 3. als plaats voor sloop-, reparatie- of andere werkzaamheden aan auto's, anders dan incidentele, reguliere onderhoudswerkzaamheden op beperkte schaal;
- 4. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen en LPG;
- b. van gebouwen en onbebouwde gronden als seksinrichting.
Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels
28.1 Afwijkingen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan:
- a. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, abri's, telefooncellen, fietsenstallingen, weegbruggen en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
- b. voor het in geringe mate overschrijden van de bestemmings- of bouwgrenzen met ten hoogste 3 m, mits dit noodzakelijk is voor de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing, mits daardoor de geldende oppervlakte van de bij de afwijking betrokken vlakken met niet meer dan 10 % wordt vergroot;
- c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages.
28.2 Voorwaarden
De afwijkingen als bedoeld in lid 28.1 worden geweigerd indien door het verlenen daarvan:
- a. op enig aangrenzend terrein de realisering van de bestemming wordt belemmerd;
- b. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende terreinen;
- c. daardoor de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels
29.1 Wijziging in verband met archeologische waarden
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door:
- a. (een van) de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie categorie 2', 'Waarde - Archeologie categorie 3' en 'Waarde - Archeologie 4' al dan niet gedeeltelijk verwijderen, indien uit nader onderzoek blijkt dat ter plaatse geen bijzondere archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en niet niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het plan voorziet in bescherming van deze waarden;
- b. (een van) de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie categorie 1', Waarde - Archeologie categorie 2', 'Waarde - Archeologie categorie 3' en 'Waarde - Archeologie categorie 4' op de verbeelding toe te voegen indien uit nader onderzoek blijkt dat ter plaatse bijzondere archeologische waarden aanwezig zijn;
- c. (een van) de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie categorie 2', 'Waarde - Archeologie categorie 3' en 'Waarde - Archeologie categorie 4' op de verbeelding te wijzigen in een andere dubbelbestemming, zijnde 'Waarde - Archeologie categorie 1', Waarde - Archeologie categorie 2', 'Waarde - Archeologie categorie 3' en 'Waarde - Archeologie 4', indien uit nader onderzoek blijkt dat ter plaatse andere archeologische waarden aanwezig zijn dan op de verbeelding aangegeven.
29.2 Wijziging in verband met monumentale waarden
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door het laten vervallen en/of toevoegen van bestemmingsomschrijvingen en aanlegvergunningen en/of van aanduidingen:
- a. voor “waardevolle boom” (wm), om het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met de registers waarin de betreffende objecten zijn opgenomen;
- b. voor “cultuurhistorische waarden” (cw) indien uit onderzoek blijkt dat het betreffende object niet gehandhaafd kan worden.
Artikel 30 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
30.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden algemeen
Behoudens het bepaalde in lid 30.3, is het ter waarborging van het landschappelijke karakter van het plangebied verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- a. het aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- b. het ophogen en egaliseren van gronden;
- c. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge kunnen hebben.
30.2 Omgevingsvergunningplicht cultuurhistorische waarden
Behoudens het bepaalde in lid 30.3, is het ter waarborging van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" (cw), verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
het geheel of gedeeltelijk slopen van de gebouwen en/of het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de voorgevel of dakconstructie van gebouwen.
30.3 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Het in lid 30.1 en lid 30.2 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:
- a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
- c. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten tot elk een oppervlakte van 60 m².
30.4 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
Werken en werkzaamheden als bedoeld in de voorgaande leden, zijn niet toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in voorgaande leden bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
30.5 Procedure
- a. voor zij beslissen over een vergunning voor gebouwen met de aanduiding ”cultuurhistorische waarden” (cw), vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies van de Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit;
- b. voor zij beslissen over een vergunning voor werken of werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding ”archeologische waarden” (aw), vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies van de gemeentelijke archeologen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht
31.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a, voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
31.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
31.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht vrijstelling verlenen.
Artikel 32 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Veegplan A 2017”.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Voorliggend plan betreft een zogenaamd 'veegplan'. In dit bestemmingsplan worden eerder doorlopen afwijkingsprocedures planologisch verankerd en worden omissies in bestaande bestemmingsplannen hersteld. De omissies hebben onder andere betrekking op verwijzingen in regels en het verduidelijken van regels en aanduidingen op de verbeelding.
Het bestemmingsplan heeft voornamelijk een beheersgericht karakter. Het beheersgerichte karakter houdt in dat de bestaande situatie, zoals die bij het opstellen van het bestemmingsplan bekend is, wordt vastgelegd. Het plan is hierbij zoveel mogelijk gebaseerd op de geldende bestemmingsplannen. Plannen, die reeds bestuurlijk en maatschappelijk zijn geaccordeerd en waarover geen discussie meer bestaat, zijn opgenomen. Het betreft projecten waarvoor vrijstelling/ontheffing/afwijking van het bestemmingsplan is verleend en waarvoor de gehele ruimtelijke-juridische procedure is afgerond.
Door alle nieuwe bestemmingsplannen volgens een uniforme systematiek op te stellen binnen de kaders van het Handboek bestemmingsplannen, wordt uniformiteit in kaartbeeld en planregels bewerkstelligd, waardoor de rechtszekerheid en de praktische hanteerbaarheid van de bestemmingsplannen wordt vergroot. Tevens wordt voldaan aan de verplichting tot digitalisering en digitaal gebruik van de bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan is conform de IMRO-standaard (informatie model ruimtelijke ordening) vervaardigd. Hierdoor is het bestemmingsplan eenvoudig in te brengen in het gemeentelijk (raadpleeg-)systeem en kan het bestemmingsplan op een eenvoudige wijze worden uitgewisseld met andere overheden zoals de provincie. De nieuwe digitale systematiek heeft weliswaar gevolgen voor het vertrouwde kaartbeeld en de opbouw van de regels, maar sluit naadloos aan bij de huidige eisen die aan een bestemmingsplan worden gesteld.
Gelijktijdig worden er twee veegplannen in procedure gebracht: Veegplan A 2017 en Veegplan B 2017. In eerste instantie was er één veegplan opgesteld. Het blijkt technisch niet mogelijk om in een en hetzelfde bestemmingsplan locaties met een enkelbestemming en locaties met uitsluitend een dubbelbestemming of aanduiding zonder enkelbestemming op te nemen. Vandaar is het veegplan opgeslitst in twee veegplannen: Veegplan A 2017 bevat uitsluitend locaties met enkelbestemmingen, waarbij op dezelfde locatie tevens in een aantal gevallen een dubbelbestemming of aanduiding voorkomt. Veegplan B 2017 bevat locaties waar geen enkelbestemming voorkomt.
1.2 Bestemmingsplan
1.2.1 Ligging en begrenzing van het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan “Veegplan A 2017” beslaat verschillende locaties op het grondgebied van Amersfoort.
1.2.2 Geldend(e) plan(nen)
Het bestemmingsplan heeft betrekking op delen van het grondgebied van Amersfoort en vervangt daarmee verschillende regelingen in de geldende bestemmingsplannen. De artikelnummers en regelingen van de betreffende bestemmingsplannen die vervangen worden zijn in de regels opgenomen.
1.3 Leeswijzer
Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding (voorheen:plankaart) waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het bindende deel van het bestemmingsplan.
De toelichting begint in hoofdstuk 2 met een beschrijving van de verschillende locaties die in het plan zijn opgenomen. In hoofdstuk 3 staan de beleidskaders van het bestemmingsplan en in hoofdstuk 4 staan de omgevingsaspecten die een rol spelen bij de locaties in het plan. De juridische planopzet wordt toegelicht in hoofdstuk 5. Tot slot behandelt hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan en staat in hoofdstuk 7 een integrale afweging.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan
2.1 Inleiding
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de verschillende locaties die meegenomen zijn in dit plan. Per locatie is aangegeven wat het plangebied is en waarom het herzien wordt.
2.2 De Locaties
overzichtskaart met alle locatienummers Veegplan A
In de onderstaande matrix is aangegeven welke artikelen op welke locaties betrekking hebben.
Matrix artikelen en locaties
Hieronder volgt een beschrijving van elke locatie.
5. Woonbotenligplaatsen
Op 26 april 2011 heeft de raad het bestemmingsplan 'Ligplaatsen voor woonboten' vastgesteld. Abusievelijk is de strook waar woonboten zijn toegestaan te smal opgenomen, waardoor een deel van de woonboten buiten de aanduiding valt. Dit wordt in het onderhavige bestemmingsplan hersteld door de strook waar woonboten zijn toegestaan uit te breiden.
Verbeelding bestemmingsplan 'Ligplaatsen voor woonboten' met luchtfoto als ondergrond.
10. Hertekop verkeersbestemming
Het knooppunt Rijksweg A28 - Arnhemseweg (De Hertekop) is in verschillende bestemmingsplannen gelegen. Een deel van het knooppunt valt in een oud bestemmingsplan (bestemmingsplan Leusderkwartier 1975) en voor een deel is onlangs een omgevingsvergunning (met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a sub 3 WABO) verleend. Om voor het knooppunt over actuele bestemmingsplannen te beschikken, zijn het oude bestemmingsplan en de verleende omgevingsvergunning opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan.
Vigerend planologisch kader knooppunt Rijksweg A28 - Arnhemseweg
11. Koedijkerweg 50
In de uitspraak van 17 november 2010 (200910277/1/R2) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak het bestemmingsplan 'Buitengebied Oost' vernietigd voor wat betreft het perceel Koedijkerweg 50 (zie Bijlage 1 Uitspraak ABRS BP BuitengebiedOost). De gronden waren in het bestemmingsplan 'Buitengebied Oost' bestemd als 'Agrarische doeleinden'. Volgens een appellant betrof het slechts hobbymatige activiteiten. Ter zitting is vast komen te staan dat het om een beperkt aantal paarden gaat. Op 17 juni 2013 heeft er een milieucontrole plaatsgevonden. Daarbij bleek dat er 3 paarden en 10 kippen aanwezig waren. Dit valt onder hobbymatig.
Daarnaast had appellant bezwaar tegen het vergroten van het bouwvlak richting zijn perceel. De Raad van State is van oordeel dat noch uit de stukken en noch ter zitting is gebleken dat er concrete plannen waren die uitbreiding van het bouwvlak noodzakelijk achtte.
uitsnede bestemmingsplan Buitengebied Oost
Door de vernietiging van het bestemmingsplan is het oude bestemmingsplan "Buitengebied Leusden 1996" weer gaan gelden. Het bouwvlak uit het bestemmingsplan Buitengebied Leusden wordt overgenomen en op het vlak wordt een woonbestemming gelegd.
uitsnede bestemmingsplan Buitengebied Leusden
12. Coffeeshop Puntenburgerlaan
Het bestemmingsplan Soesterkwartier is op 20 december 2011 vastgesteld. Het perceel aan Puntenburgerlaan 72 waar coffeeshop The Zoo is gevestigd, is bij de vaststelling uit het bestemmingsplan gehaald. Hierdoor blijft het oude bestemmingsplan (bestemmingsplan Soesterkwartier, vastgesteld in 1965) van kracht. De reden hiervoor is dat de exploitant bezwaar had ingediend tegen de weigering van de raad om vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor een uitbreiding aan de achterzijde van de coffeeshop. De vergunning voor uitbreiding van de coffeeshop is enige tijd geleden verleend. Zodra de bezwaarschriftenprocedure is afgerond, zou de uitkomst daarvan verwerkt worden in een postzegelbestemmingsplan. Dat is nog niet gebeurd.
De gronden krijgen in dit veegplan een bestemming 'Gemengd-1'. Dit is een bestemming waar meerdere functies zijn toegestaan en waar ook bepaalde vormen van horeca zijn toegestaan. De bestemming 'Gemengd-1' komt nagenoeg overeen met de bestemming 'Gemengd-2' van het bestemmingsplan Soesterkwartier. Gekozen is om de bestemming 'Gemengd-1' te gebruiken aangezien de bestemming 'Gemengd-2' gebruikt is voor een andere locatie in dit veegplan en daar een andere invulling kent.
Het bijgebouw valt buiten het bouwvlak. Op grond van het Besluit omgevingsrecht zijn bijgebouwen toegestaan tot een bepaald oppervlak. Een coffeeshop wordt niet positief bestemd, deze valt onder het gedoogbeleid van het Rijk en is aan regels gebonden.
Uitsnede bestemmingsplan Soesterkwartier
14. Zeldertseweg 34-36 Ebbenhorst
Op 20 december 2011 is bestemmingsplan Buitengebied West vastgesteld. Hiertegen is beroep ingesteld door de eigenaar van Zeldertseweg 36 over de bestemming van het perceel. Deze wil een woonbestemming op het perceel in plaats van de bestemming als tweede bedrijfswoning. Het bestemmen van bedrijfswoning naar wonen kan belemmerend werken voor omliggende agrarische bedrijven. De bedrijfsactiviteiten van Zeldertseweg 34 worden zodanig aangepast dat een woonbestemming (de bestaande bedrijfswoning) mogelijk wordt. Het agrarisch bouwvlak van Zeldertseweg 34 wordt in het onderhavige bestemmingsplan naar achteren geplaatst. Het bouwvlak wordt daarbij gesplitst in een deel voor de woning en een deel voor het bedrijf. Via een relatieteken worden zij met elkaar verbonden en beschouwd als een geheel. De woning met nummer 34 blijft hierdoor bestaan als bedrijfswoning binnen het bouwvlak. Hierdoor ontstaat aan de voorzijde van het perceel voldoende afstand om de woning met nummer 36 als wonen te kunnen bestemmen en wordt voldaan aan de vereiste afstand op grond van de Wet Geurhinder en Veehouderij. Op 17 december 2012 is dit tussen de eigenaren van Zeldertseweg 34 en 36 en de gemeente afgesproken. In het onderhavige bestemmingsplan wordt deze afspraak planologisch vastgelegd.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient gekeken te worden of het leggen van een woonbestemming geen belemmering vormt voor omliggende agrarische bedrijven en of er ter plaatse van de woning een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden. De nieuwe (burger)woning krijgt hetzelfde beschermingsniveau als dat van een agrarische bedrijfswoning. Dit is geregeld in de Wet geurhinder en veehouderij (artikel 14). Voor de woning die na 19 maart 2000 wordt herbestemd als burgerwoning is op grond van artikel 14 van de Wgv de bescherming gelijk als bij een agrarische bedrijfswoning. Dit is dan de 50 meter vaste afstandsnorm. De geurnorm van 14 odour units is niet van toepassing.
Bij een bestaande burgerwoning wordt gekeken naar de maximaal toelaatbare geurnorm. Een agrarische bedrijfswoning heeft ten opzichte van een ander agrarisch bedrijf te maken met een minimale wettelijke vaste afstand (50 meter). Bij het herbestemmen van de agrarische woning naar een burgerwoning dient voldoende afstand (50 meter) op het eigen agrarisch bouwvlak en omliggende agrarische bouwvlakken te zijn. Aan de afstand tot omliggende agrarische bouwvlakken wordt ruimschoots voldaan. Het nieuwe agrarisch bouwvlak wordt op een afstand van 50 meter gelegd van het bouwvlak van de woning. Een goed- woon en leefklimaat zit dan voor het aspect geur in de omgekeerde werking van artikel 14 van de Wvg. Er wordt een koppeling gelegd tussen het agrarisch bouwvlak en de blijvende agrarische woning.
Behalve naar geur dient eveneens gekeken te worden naar fijnstof van agrarische bedrijven. Dit is onderzocht en beschreven in paragraaf 4.2 Luchtkwaliteit.
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Buitengebied West
kaart nieuwe situatie
15. Gasleiding buitengebied west
In verband met verbreding van de A1 wordt de gastransportleiding onder en nabij de A1 verlegd. Onder de A1 en onder het bosgebied wordt met een boring op een diepte van 15 m de nieuwe gastransportleiding gelegd.
De verplaatsing van de gastransportleiding valt onder de bepaling van artikel 4, derde lid van Bijlage II van het Bor en wordt met toepassing van de zogenaamde 'kruimelgevallenregeling' vergund.
In het onderhavige bestemmingsplan wordt ter plaatse van de bestaande gasleiding die komt te vervallen een bestemming 'Verkeer' gelegd, zonder dubbelbestemming voor de gasleiding. De nieuwe gasleiding wordt bestemd als 'Verkeer' én dubbelbestemming Leiding-Gas.
Nadat de Gasunie een reactie in het kader van het vooroverleg heeft ingediend, is door de Gasunie aangeven dat het verleggen van de gastransportleiding niet doorgaat (zie 6.3.4 Reacties uit het vooroverleg). Locatie 15 is derhalve uit het plan gehaald.
afbeelding oude en nieuwe gastransportleiding
19. 't Haartje 13-13a
Het vigerende bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' laat ter plaatse slechts twee vrijstaande woningen toe. Op 16 juli 2015 is omgevingsvergunning verleend (met toepassing van artikel 2.12, lid 1 onder a, sub 3) voor de bouw van één vrijstaande woning én twee halfvrijstaande woningen op de percelen 't Haartje 13 en 13a. Dit wordt opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan.
De woningen zijn inmiddels gerealiseerd.
Projectlocatie
20. Leusderweg 43
Op 2 september 2015 is omgevingsvergunning verleend (met toepassing van artikel 2.12, lid 1 onder a, sub 3) voor het bouwen van 19 woonstudio's met parkeergelegenheid aan de Leusderweg 43. Dit wordt opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan.
Projectlocatie
21. Achterhoekerweg
Voor het verleggen van een weg is op 27 augustus 2015 omgevingsvergunning verleend (met toepassing van artikel 2.12, lid 1 onder a, sub 3).
De autobrug van de Achterhoekerweg wordt vervangen door een iets bredere variant, waar naast de rijbaan voor het bestemmingsverkeer van Vathorst Noord, ook een wandelpad komt. Om praktische redenen wordt deze nieuwe brug circa 50 meter verlegd in westelijke richting. Daarmee is het noodzakelijk om de Achterhoekerweg deels te verleggen om aan te kunnen sluiten op de nieuwe brug. Voor het verleggen van de Achterhoekerweg heeft het Ontwikkelingsbedrijf Vathorst (OBV) een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde ingediend, welke inmiddels is vergund.
De gronden worden bestemd voor 'Verkeer'. Verder komen er enkele dubbelbestemmingen op, namelijk 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologie 5'. Dit in aansluiting op het bestemmingsplan Hooglanderveen en Vathorst waar de gronden in zijn gelegen. In het onderhavige bestemmingsplan krijgen de gronden een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie categorie 3' en 'Waarde - Archeologie categorie 4' aangezien die regelingen vergelijkbaar zijn. Verder komt overeenkomstig het vigerend bestemmingsplan de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas' en 'Waarde - Waterkering' op de gronden te liggen.
Projectlocatie
22. Leusderweg 24
Op 10 april 2015 is omgevingsvergunning verleend (met toepassing van artikel 2.12, lid 1 onder a, sub 3) voor het bouwen van 18 appartementen met parkeergarage. Het gebouw wordt uitgevoerd in vier bouwlagen en de bebouwingshoogte bedraagt circa 13,2 m. Dit wordt opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan.
Projectlocatie
Project gerealiseerd
23. De Ontdekking 5
Het project betreft een verbouwing van een leegstaand schoolgebouw tot 25 woningen met zorgfunctie. Het perceel De Ontdekking 5 heeft volgens het bestemmingsplan 'Kattenbroek 2006' de bestemming 'Maatschappelijke doeleinden' waarbij opvang- en onderwijsvoorzieningen zijn toegelaten. Binnen deze bestemming kunnen geen woningen gebouwd worden. Er is op 11 maart 2015 een omgevingsvergunning verleend (met toepassing van artikel 2.12, lid 1 onder a, sub 3) voor afwijking van het geldende bestemmingsplan.
In De Boomfontein aan De Ontdekking 5 is een woonvoorziening gerealiseerd voor mensen met een licht verstandelijke beperking. Het gebouw is hiervoor ingevuld met 14 2-kamer appartementen en 11 studio's, 2 gemeenschappelijke ruimten en ruimte voor begeleiding en ondersteuning. In het woonzorggebouw is 24 uur per dag begeleiding aanwezig. Hiervoor is een kantoor ingericht en een slaapruimte gerealiseerd. De gronden krijgen een bestemming voor gestapelde woningen (wonen-4) en een aanduiding voor zorgwoningen.
Projectlocatie
25. BP Entreegebied De Wieken Zuid
Op 12 januari 2016 heeft de raad het bestemmingsplan 'Entreegebied De Wieken Zuid' vastgesteld. Voor gronden met de bestemming 'Gemengd-2' is bepaald dat de maximale bouwhoogte 9 m en de maximale goothoogte 4,5 m bedraagt. In plaats van de maximale goothoogte had bepaald moeten worden dat de minimale bouwhoogte 4,5 m bedraagt. Dat wordt in het onderhavige bestemmingsplan hersteld.
Verbeelding bestemmingsplan 'Entreegebied De Wieken Zuid'
27. Omgevingsvergunning zwembad Vathorst
Op 26 januari 2016 is omgevingsvergunning verleend (met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a sub 3 WABO) voor het bouwen van een overdekt zwembad. Het realiseren van het zwembad is in strijd met het geldende bestemmingsplan 'Hooglanderveen en Vathorst' omdat ter plaatse een bouwvlak ontbreekt. In het onderhavige bestemmingsplan wordt het plan ingepast door een bouwvlak op te nemen met een maximale bouwhoogte van 7 meter.
plangebied voor realisatie
plangebied na realisatie
28. Omgevingsvergunning De Horsten
Op 2 juli 2015 is omgevingsvergunning verleend voor het vergroten van de entrees en het toevoegen van 30 woningen, met toepassing van artikel 2.12, lid 1 onder a sub 3 van de WABO.
Locatie projectgebied
Het plan is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Amersfoort Oost' omdat de nieuwe bebouwing deels buiten de bestemming 'Wonen-4' valt en buiten het bouwvlak wordt gerealiseerd.
De aanpak van De Horsten voorziet, naast renovatie van de bestaande woningen, ook in de toevoeging van een zestal blokjes met elk 5 woningen. Deze blokjes worden gesitueerd tegen de haakvormig verkavelde woonblokken. Omdat reeds twee van de benodigde wanden van de woningen aanwezig zijn (de zijgevels van de bestaande blokken) en er gebruik kan worden gemaakt van de aanwezige trappen en lift kunnen er op relatief eenvoudige en efficiënte wijze woningen aan het complex worden toegevoegd. Op de begane grond komt een volledig vernieuwde entree van de woongebouwen.
De nieuwbouw krijgt een bestemming 'Wonen-4' aansluitend op de regeling van de bestaande gestapelde woningen. Tevens wordt voor de nieuwe woningen een bouwvlak opgenomen. Dit wordt opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan.
29. Omgevingsvergunning Leliestraat/Tulpstraat
Het plan is gemaakt om 13 garageboxen te realiseren. Op 16 september 2014 heeft het college omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, lid 1 onder a sub 3 van de WABO.
Locatie plangebied
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Soesterkwartier'
In het bestemmingsplan Soesterkwartier heeft het terrein de bestemming 'Wonen-1'. Bijgebouwen bij woningen zijn hier toegestaan. Maar omdat het hier garageboxen betreft die niet direct een verbinding hebben met een woning, kunnen deze garageboxen niet als bijgebouw worden beschouwd. Daarom zijn het hoofdgebouwen, en was een projectbesluit nodig om af te wijken van het geldende bestemmingsplan. In het vigerend bestemmingsplan Soesterkwartier kent de bestemming 'Wonen-1' in lid 17.1 sub d een bestemmingsomschrijving voor garageboxen (ter plaatse aangeduid als 'garage'). In het onderhavige bestemmingsplan wordt voor deze locatie op de verbeelding een aanduiding 'garage' opgenomen.
30. Omgevingsvergunning Stadsring 65-69
Op 24 september 2014 is omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van het gebruik van kantoor naar horeca op de begane grond en het uitbreiden op het dak met één verdieping als kantoor en één verdieping als penthouse. In het kader van transformatie van leegstaande kantoren is hier medewerking aan verleend met toepassing van artikel 2.12, lid 1 onder a sub 3 van de WABO. Tevens is hogere grenswaarde verleend in het kader van de Wet geluidhinder.
Op 11 november 2016 is omgevingsvergunning verleend vor het gebruiken van een deel van het pand ten behoeve van personal training. De vergunning heeft betrekking op het gebruik van 500 m2 bedrijfsvloeroppervlakte op de begane grond en de entresol ten behoeve van personal training (sport) met bezoek op afspraak, waarbij niet meer dan 4 bezoekers tegelijkertijd aanwezig zijn en er alleen achtergrondmuziek wordt afgespeeld.
Locatie projectgebied
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Centraal Stadsgezicht-zuid'
Binnen de bestemming 'Kantoor' zijn horeca en wonen niet toegestaan.
In het onderhavige bestemmingsplan wordt voor deze locatie een bestemming Gemengd - 3 opgenomen.
31. Omgevingsvergunning Kapelweg
Op 31 maart 2016 is omgevingsvergunning verleend (met toepassing van artikel 2.12, lid 1 onder a sub 3 WABO) voor het verbouwen en herbestemmen van de voormalige school van de ROC tot een wooncomplex met 47 woningen. Op het perceel is het bestemmingsplan "Berg-Utrechtseweg" van toepassing, waarin de gronden zijn bestemd als 'Maatschappelijk-5'. Het complex staat op de hoek van de Kapelweg en de Bonairelaan in de wijk De Berg. Op de als zodanig aangewezen gronden zijn gebouwen toegestaan voor onderwijs- en opvangvoorzieningen. Woningen zijn op grond van het bestemmingsplan niet toegestaan. Bovendien worden in de nieuwe situatie ook de in het bestemmingsplan voorgeschreven bouwhoogten op verschillende plekken overschreden en wordt gebouwd buiten de voor bebouwing vastgestelde bouwgrenzen.
Locatie projectgebied
Uitsnede bestemmingsplan 'Berg-Utrechtseweg
De aanvraag omgevingsvergunning betrof het verbouwen en herbestemmen van de voormalige school tot wooncomplex. In totaal zijn 47 woningen/appartementen voorzien. In het bouwplan is uitgegaan van de sloop van diverse delen (vleugels) van het complex. Deze worden herbouwd in de geest van het gebouw, aansluitend bij de oorspronkelijke opbouw en vormen van het wederopbouw-schoolgebouw. Aanleiding voor de sloop en herbouw is onder meer de bruikbaarheid en technische staat van deze onderdelen. Ten behoeve van de woningbouw blijven de karakteristieke bouwdelen gehandhaafd.
De gronden krijgen in het onderhavige bestemmingsplan een woonbestemming (Wonen-4) waarbij gestapelde en aaneengebouwde woningen zijn toegestaan. Het bouwvlak en de maximale bouwhoogtes zijn aangepast aan de verleende omgevingsvergunning.
32. Omgevingsvergunning Larisstraat 50
Op 15 juni 2016 is omgevingsvergunning verleend (met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a sub 3 WABO) voor het bouwen en strijdig gebruik van grond of bouwwerk voor de locatie Larisstraat 50. De omgevingsvergunning heeft betrekking op het wijzigen van het pand Larixstraat 50 ten behoeve van de realisatie van 18 appartementen in het bestaande gebouw en het ophogen van het gebouw aan de oostgevel. Op grond van het vigerend bestemmingsplan Soesterkwartier zijn de gronden bestemd als 'Maatschappelijk' met de functieaanduiding 'onderwijs'. Aan de oostzijde van het perceel zijn nog twee bestemmingen opgenomen: Groen en verkeer-verblijfsgebied. Aan de oostzijde van het bestaande gebouw is voorzien in een kleine uitbouw en zullen de volgens de parkeernormen noodzakelijke parkeerplaatsen worden aangelegd. Dit wordt opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan.
Locatie projectgebied
Uitsnede bestemmingsplan 'Soesterkwartier' met aangegeven het projectgebied
Schets van de nieuwe situatie
34. Omgevingsvergunning Utrechtseweg 80
Op grond van het vigerend bestemmingsplan "De Berg 2003" zijn de gronden bestemd voor kantoordoeleinden. In het op 11 juni 2013 vastgestelde bestemmingsplan 'Berg-Utrechtseweg' is het pand bestemd voor kantoren. Op 5 september 2013 is omgevingsvergunning verleend (met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a sub 3 WABO) voor het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan voor de locatie Utrechtseweg 80. De omgevingsvergunning heeft betrekking op het wijzigen van het gebruik van het gebouw van kantoor naar woonfunctie. Het pand wordt verbouwd tot de functie wonen voor één gezin. Dit wordt opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan.
Foto's project locatie
Uitsnede bestemmingsplan 'De Berg 2003'
35. Omgevingsvergunning Zevenhuizerstraat 107
De gronden zijn gelegen in bestemmingsplan "Hoogland" en bestemd voor 'Wonen-3'. Op grond van het bestemmingsplan is ter plaatste slechts één woning toegestaan. Op 1 juni 2015 is omgevingsvergunning verleend (met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a sub 3 WABO) voor het bouwen van twee woningen. De bestaande woning met opstallen wordt eerst gesloopt. De gronden krijgen in het onderhavige bestemmingsplan een bestemming 'Wonen-2'.
Projectlocatie
Uitsnede bestemmingsplan "Hoogland"
Archeologie
Er geldt in onderhavig gebied een middelhoge archeologische verwachting. Dit betekent dat bij plangebieden > 500 m² waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden > 30 cm – Mv voorafgaand archeologisch noodzakelijk is. Gebleken is dat voorafgaand aan de nieuwbouw op voorliggend perceel geen archeologisch onderzoek hoeft plaats te vinden. In het advies van de sectie Archeologie is meegewogen dat in de directe omgeving geen archeologische vondsten zijn gedaan en dat de wijze van funderen (op stroken) niet zal leiden tot een omvangrijke bodemverstoring. Aangezien er geen archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden is de dubbelbestemming 'Waarde-archelogie 3' wel overgenomen uit het bestemmingsplan "Hoogland".
36. Omgevingsvergunning Utrechtseweg 296
Op 11 februari 2016 is omgevingsvergunning verleend (met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a sub 3 WABO) voor het bouwen van een vrijstaande woning met bijgebouw. Dit is in strijd met het geldende bestemmingsplan 'Berg-Utrechtseweg'. De huidige bestemming van het perceel is "Tuin" met de dubbelbestemmingen "Waarde-Archeologie 3" en "Waarde-Ecologie". Volgens het bestemmingsplan is op dit perceel geen vrijstaande woning met bijgebouw toegestaan. In het onderhavige bestemmingsplan krijgen de gronden een bestemming 'Wonen-3'.
Vanuit de gemeente is aangegeven dat er geen indicatie is voor nader archeologisch onderzoek op deze locatie. Aangezien er geen archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden is de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie 3' wel overgenomen uit het bestemmingsplan "Berg-Utrechtseweg".
De bestemming 'Waarde - Ecologie' is eveneens overgenomen uit het vigerend bestemmingsplan.
Projectlocatie
Uitsnede bestemmingsplan 'Berg-Utrechtseweg'
37. Hogesteeg 12
Het bouwvlak aan Hogesteeg 12 is gelegen in bestemmingsplan Hooglanderveen en Vathorst en is bestemd als Wonen-6. Het bouwvlak is gebaseerd op een intussen volledig gewijzigde stedenbouwkundige uitwerking van het gebied en is daarmee onlogisch geworden. Ook zit het vlak het nieuwe plan in de weg. Het bouwvlak wordt van de verbeelding gehaald en er wordt een bestemming Wonen-5 opgelegd.
uitsnede bestemmingsplan Hooglanderveen en Vathorst
38. Klarissenstraat 26
Het pand aan de Klarissenstraat 26 is in 1978 gebouwd met op de begane grond een tandartsenpraktijk en op de verdieping een woning. Per abuis is in het bestemmingsplan Schothorst-Zielhorst het gehele pand bestemd als wonen. De tandartsenpraktijk valt niet onder een aan huis gebonden beroep, aangezien de praktijk geen relatie heeft met de woning er boven. Degene die er woont oefent niet de tandartsenpraktijk uit. Bovendien is de praktijk te groot om onder een aan huis gebonden beroep te vallen. De tandartsenpraktijk functioneert al 10 tallen jaren zonder dat dit het woon- en leefklimaat in de omgeving negatief beinvloed. In de omgeving is voldoende parkeergelegenheid aanwezig. Het pand krijgt een woonbestemming en een aanduiding voor maatschappelijk-gezondheidszorg.
locatie Klarissenstraat 26
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
Vanwege de beperkte omvang van de ontwikkeling is een beschrijving van het rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid achterwege gelaten. De ontwikkeling is niet in strijd met het beleid. Het onderhavige bestemmingsplan betreft veelal de planologisch juridische vertaling van eerder doorlopen planologische procedures.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
De hoofdlijnen van het milieubeleid worden bepaald door Europa en het Rijk. Binnen de Provincie Utrecht is het Provinciaal Milieubeleidsplan 2004-2008 richtinggevend. Afhankelijk van de uitwerking van de verschillende gebieden moet milieuonderzoek worden uitgevoerd om te bepalen of er en zo ja welke milieuhygiënische belemmeringen in de gebieden van dit bestemmingsplan aanwezig zijn. Bestaande milieuhinder, zoals geluidhinder van bestaande wegen, kan in beginsel niet via het bestemmingsplan worden verminderd, voor zolang de bestaande situatie wordt gehandhaafd. Pas als nieuwe, ruimtelijke ontwikkelingen in het bestemmingsplan worden nagestreefd - bijvoorbeeld nieuwe woningen, nieuwe bedrijfsfuncties– kan dit worden vastgelegd met een bestemming die past binnen de (ruimtelijk relevante) milieunormen.
De doelstelling van dit bestemmingsplan is het zorgen voor een planologisch-juridisch kader voor plannen waar eerder omgevingsvergunning voor is verleend met toepassing van artikel 2.12, lid 1 onder a sub 3 van de WABO. Verder zijn met name ondergeschikte fouten in bestaande bestemmingsplannen hersteld, welke niet of nauwelijks nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken. Het onderhavige bestemmingsplan grijpt dan ook niet in op ruimtelijke ordening zoals die doorgaans in bestemmingsplannen is opgenomen waarbij een nieuw project wordt mogelijk gemaakt. De uitvoerbaarheidstoets is met betrekking tot dit bestemmingsplan dan ook wat eenvoudiger en richt zich slechts op enkele onderdelen die voor bepaalde locaties van toepassing zijn. De uitvoerbaarheid van het plan is daarmee voldoende aangetoond.
4.2 Luchtkwaliteit
4.2.1 Wettelijk kader
Uit de Wet luchtkwaliteit volgt dat een voorgenomen ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is indien in ieder geval aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- 1. Er worden geen grenswaarden voor de luchtkwaliteit overschreden;
- 2. Er treedt geen verslechtering van de luchtkwaliteit op, of er vindt per saldo een verbetering van de luchtkwaliteit plaats door compenserende maatregelen;
- 3. De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
- 4. De voorgenomen ontwikkeling is onderdeel van het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).
Ad. 3 Regeling NIBM geeft voor een aantal categorieën van projecten een (getalsmatige) invulling aan de NIBM-grens. Eén van die categorieën zijn woningbouwlocaties. Indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvat, dan wel in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer bedraagt dan 3000 woningen dan is er sprake van een NIBM project. Indien een voorgenomen ontwikkeling binnen de begrenzing van de Regeling NIBM valt is verdere toetsing aan de grenswaarden niet nodig mits de voorgenomen ontwikkeling niet valt onder het Besluit gevoelige bestemmingen.
Besluit gevoelige bestemmingen
Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Met deze amvb wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen', zoals scholen, kinderdagverblijven, verzorging-, verpleeg- en bejaardenhuizen, in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein.
Europese Richtlijn luchtkwaliteit
Op grond van de Europese Richtlijn luchtkwaliteit en uitspraken van de Raad van State moet een beoordeling van de luchtkwaliteit plaatsvinden bij plattelandswoningen. Dat geldt dan eveneens voor woningen die gerealiseerd worden op grond van artikel 14 Wet geurhinder en veehouderij. Er is derhalve onderzoek verricht naar fijnstof voor de woning aan Zeldertseweg 36. In paragraaf 4.2.2 wordt hier nader op ingegaan.
4.2.2 Luchtkwaliteit in relatie tot het plangebied
Binnen het plangebied wordt één woning mogelijk gemaakt door een bestaande bedrijfswoning te bestemmen met een woonbestemming. Het project kan daarmee aangemerkt worden als zijnde 'niet in betekenende mate'.
Het plan bestaat eruit dat de woning aan de Zeldertseweg 36 in Hoogland een woonbestemming gaat krijgen. Nu is deze woning nog een van de twee bedrijfswoningen op het agrarisch perceel aan de Zeldertseweg 34 en 36. Het agrarisch bouwvlak bij Zeldertseweg 34 wordt naar achteren verlegd. Het houden van vee bij Zeldertseweg 34 leidt onder meer tot de uitstoot van fijn stof. Dit geldt ook voor andere veehouderijen in de omgeving.
Het blijkt dat bij de woning aan de Zeldertseweg 36 geen overschrijdingen zullen plaatsvinden van de grenswaarden voor fijn stof.
Toelichting
In bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn milieukwaliteitseisen voor de buitenlucht opgenomen, waaronder grenswaarden voor zwevende deeltjes (PM2,5 en PM10). Afhankelijk van de doorsnede van de stofdeeltjes wordt gesproken van PM2,5 of PM10; PM2,5 voor deeltjes met een doorsnee tot 2,5 micrometer en PM10 voor deeltjes met een doorsnede tot 10 micrometer (PM is hierbij de afkorting voor particulate matter).
De volgende grenswaarden gelden voor PM10:
- 40 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie;
- 50 microgram per m3 als vierentwintig-uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 35 maal per kalenderjaar mag worden overschreden.
Voor PM2,5 geldt de volgende grenswaarde:
- 25 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie.
Voor de veehouderij aan de Zeldertseweg 34 is op 2 september 1997 een melding ontvangen in het kader van het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer. Bij deze melding zijn geen aantallen dieren vermeld. Bij diverse controles bij het bedrijf zijn maximaal de volgende dieren vermeld: 40 kippen, 2 geiten, 5 zoogkoeien, 1 paard.
Hoeveel dieren er op het nieuwe bouwvlak worden gehouden is niet bekend. Daarom wordt uitgegaan van een 'worst case'. Uitgegaan wordt van 200 melkkoeien en 140 stuks jongvee. Deze aantallen kunnen gehouden worden onder het huidige Activiteitenbesluit milieubeheer dat het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer heeft vervangen. Ook gaan wij ervan uit dat het emissiepunt op de dichtstbijzijnde rand van het nieuwe bouwvlak is gelegen.
De enige andere veehouderij in de omgeving die mogelijk een bijdrage aan de concentraties fijn stof bij de woning aan de Zeldertseweg 36 kan geven is de varkenshouderij aan de Zeldertseweg 40.
Met deze twee bedrijven zijn de concentraties fijn stof berekend (zie Bijlage 2Onderbouwing fijnstof Zeldertsedijk 36).
PM10
Voor PM10 zijn door het ministerie van Infrastructuur en Milieu met betrekking tot diercategorieën emissiefactoren voor fijn stof vastgesteld. Een berekening met het programma ISL3a, versie 2016-1 levert aan de achterzijde van de woning aan de Zeldertseweg 36 voor PM10 voor het kalenderjaar 2017, het volgende resultaat (zie bijlage):
- 21,40 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie;
- 9,2 dagen per kalenderjaar waarbij de 50 microgram per m3 als vierentwintig-uurgemiddelde concentratie, wordt overschreden.
De waarden liggen ruim onder de bovengenoemde grenswaarden voor PM10.
PM2,5
Voor PM2,5 zijn door het ministerie van Infrastructuur en Milieu met betrekking tot diercategorieën geen emissiefactoren vastgesteld.
In de bronbijdrage voor PM10 bevindt zich echter ook het aandeel PM2,5. Het resultaat van 21,40 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie voor PM10 is dus een bovengrens voor het aandeel PM2,5. Het aandeel PM2,5 voldoet dus aan de grenswaarde van 25 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie.
4.3 Bedrijven- En Milieuzonering
Om tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten te komen wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. De milieuzonering zorgt voor een voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) in ruimtelijke plannen.
4.3.1 Inrichting Besluit omgevingsrecht
Sinds 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van kracht, kortweg het Activiteitenbesluit genoemd. Met de invoering van dit besluit wordt de systematiek gehanteerd dat alle inrichtingen (die voldoen aan de minimale omvangeisen) onder dit besluit vallen met uitzondering van die inrichtingen die zijn opgenomen in bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Wanneer een inrichting in bijlage 1 is opgenomen is een vergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning) vereist. In het plangebied komen bedrijven voor die zijn opgenomen in de genoemde bijlage 1 van het Bor.
4.3.2 Bedrijven- en milieuzonering in relatie tot het plangebied
Ter plaatse van Zeldertseweg 36 (zie beschrijving locaties in paragraaf 2.2) worden de gronden van een agrarische bestemming gewijzigd in een woonbestemming. Nu is deze woning nog een van de twee bedrijfswoningen op het agrarisch perceel aan de Zeldertseweg 34 en 36. Het agrarisch bouwvlak bij Zeldertseweg 34 wordt naar achteren verlegd. Het houden van vee bij Zeldertseweg 34 leidt onder meer tot de uitstoot van fijn stof. Dit geldt ook voor andere veehouderijen in de omgeving. Het blijkt dat bij de woning aan de Zeldertseweg 36 geen overschrijdingen zullen plaatsvinden van de grenswaarden voor fijn stof (zie Bijlage 2 Onderbouwing fijnstof Zeldertsedijk 36).
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.1.1 Wat is een bestemmingsplan
Een bestemmingsplan bepaalt hoe de gronden gebruikt mogen worden, of er ergens gebouwd mag worden en wat voor bebouwing dat mag zijn. Het gaat om het toelaten van bepaalde gebruiksmogelijkheden (toelatingsplanologie). De grondgebruiker (zoals eigenaar, huurder) mag de functie die het bestemming geeft uitoefenen. Dit houdt in dat de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een aangewezen bestemming daadwerkelijk te realiseren, maar ook dat de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen die in strijd is met de gegeven bestemming, of in strijd met het bestemmingsplan mag bouwen.
Het is belangrijk om voor de toekomstige en bestaande bebouwing en functies een bestemmingsregeling te ontwerpen die zo veel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen. Het plan dient, met andere woorden, flexibel en doelmatig te zijn, en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover, dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.
5.1.2 Waaruit bestaat een bestemmingsplan
Een bestemmingsplan bestaat uit:
- De verbeelding (voorheen plankaart).
- De regels (voorheen voorschriften).
- De toelichting.
De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. Hierin staat hoe een plan tot stand is gekomen, een beschrijving van het gebied en wat de bedoelingen van de gemeente zijn in het plangebied.
5.1.3 Principe-opzet plangebied
In het voorliggende plan heeft een en ander geleid tot de volgende principe-opzet:
Aan de gebruiker van gronden en opstallen worden zo veel mogelijk vrijheden gegeven om zijn eigen beleid te voeren, zonder dat de overheid daarin regels stelt. Deze vrijheden worden zonder beperking als recht in het plan geformuleerd.
Als in bepaalde gevallen een mogelijke beschadiging van de belangen van andere burgers wordt verwacht, geeft het plan als recht iets beperktere mogelijkheden. Voor uitzonderingssituaties biedt het plan in dat geval wel verruimde mogelijkheden; het is in dit soort situaties niet goed mogelijk om vooraf te bepalen onder welke voorwaarden en in welke situaties deze extra mogelijkheid zal kunnen worden toegekend. Daarom zijn ze voorwaardelijk in het plan opgenomen, in de vorm van een “afwijkingsbevoegdheid”. Het kan in uitzonderlijke gevallen wenselijk zijn nadere eisen te stellen om bepaalde, met name genoemde, waarden te beschermen. De procedure is gelijk aan die voor een afwijking.
5.1.4 Procedurebepalingen bij afwijking en wijziging
De Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat in afdeling 3.4 bepalingen over de openbare voorbereidingsprocedure van een groot aantal uiteenlopende besluiten van bestuursorganen. De procedure is van toepassing als dat bij wettelijke regel is bepaald, of als het bestuursorgaan (in casu het gemeentebestuur) dit zelf heeft bepaald.
Uit praktische overwegingen is het zinvol zoveel mogelijk die uniforme openbare voorbereidingsprocedure te volgen in de gevallen dat een procedure, met o.a. publicatie van het ontwerp-besluit en bezwaarmogelijkheden, nodig wordt geacht.
Het voorliggende bestemmingsplan bevat enige afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden die qua “zwaarte” en reikwijdte directe gevolgen kunnen hebben voor andere belanghebbenden dan de aanvrager van de afwijking.
5.2 Dit Bestemmingsplan
Algemeen
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. In de volgende paragraaf wordt nog een nadere uitleg gegeven over de regels in het bestemmingsplan.
Veegplan
In dit bestemmingsplan worden eerder doorlopen afwijkingsprocedures planologisch verankerd in een bestemmingsplan en worden omissies in bestaande bestemmingsplannen hersteld. Eerder doorlopen planologische procedures vertaald door er eindbestemmingen aan te geven, zoals de bestemming wonen en tuin.
5.2.1 Regels
De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt. Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels.
- 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Elk artikel kent de volgende opzet: eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw-en/of gebruiksregels.
- 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het gehele plan. Het zijn achtereenvolgens een antidubbeltelbepaling, algemene gebruiksregels en een bepaling uitsluiting aanvullende werking bouwverordening.
- 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.
Hieronder volgt een uitleg van een aantal bestemmingen die het bestemmingsplan kent. Sommige bestemmingen spreken voor zich en worden daarom niet nader toegelicht. Naast de bestemmingen kent het bestemmingsplan ook dubbelbestemmingen. Een dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik voor het behoud en de bescherming van de in de dubbelbestemming aangegeven waarden. De dubbelbestemming functioneert naast de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.
Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Functieaanduidingen en bouwaanduidingen worden opgenomen in het artikel van de bestemming waarin ze voorkomen. Gebiedsaanduidingen hebben een eigen artikel omdat deze aanduidingen zich meestal over meerdere bestemmingen uitstrekken.
Dubbelbestemmingen Waarde - archeologie
Voorliggend bestemmingsplan bevat de dubbelbestemmingen waarde-archeologie. De dubbelbestemmingen zijn hieronder nader beschreven. De bijbehorende regeling vervangt de regelingen in vigerende plannen. Dit plan geeft dubbelbestemmingen die naast de feitelijke gebiedsbestemmingen (zoals bedrijventerrein, wonen, verkeer) gelden.
In de verschillende dubbelbestemmingen wordt de bescherming van de archeologische waarden geregeld via een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (oude aanlegvergunning). Zonder een dergelijke vergunning mag niet zomaar de grond worden geroerd, en daardoor blijven de (mogelijke) archeologische waarden in de grond onaangeroerd. De vergunningsplicht ziet er op toe dat éérst inzicht ontstaat in de mogelijke waarde van de bodem waarna, op basis van een afweging, alsnog een vergunning afgegeven kan worden voor het roeren van de bodem. Om inzicht in de mogelijke waarde van de bodem op het gebied van archeologie te verkrijgen is onderzoek nodig. Dit onderzoek zal vaak een archeologisch bureauonderzoek zijn gevolgd door een archeologisch booronderzoek. Deze dienen uitgevoerd te worden door deskundige onderzoekers die voldoen aan de benodigde certificeringen. Op basis van die eerste onderzoeken kan vervolgonderzoek nodig zijn (proefsleuvenonderzoek en eventueel opgraven). Indien aangetoond kan worden dat binnen (bepaalde delen van) het te onderzoeken gebied geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn, kan (met betrekking tot deze delen) worden afgezien van archeologisch onderzoek.
Voor de verschillende te onderscheiden gebieden geldt een aanlegvergunningenstelsel waarbij de oppervlakte van de bodemingreep en de diepte ervan bepalen of een omgevingsvergunning nodig is of niet. Er moet dus aan beide criteria worden voldaan voordat een omgevingsvergunning nodig is. De diepte is daarbij maatgevend op het diepste punt (dus een ingreep boven de maatgevende oppervlakte en op één punt dieper dan de maatgevende diepte is vergunningplichtig).
De volgende gebieden worden onderscheiden waarbij per gebied het maatgevend minimale oppervlakte (in vierkante meters) wordt aangegeven als ook de maatgevende diepte (in strekkende centimeters).
verwachtingswaarde | onderzoek noodzakelijk bij bodemingrepen | dubbelbestemming | |
gebieden met een hoge archeologische waarde | dieper dan 30 cm | Waarde - archeologie categorie 1 | |
gebieden met een hoge archeologische verwachting | groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - archeologie categorie 2 | |
gebieden met een middelhoge archeologische verwachting | groter dan 500 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - archeologie categorie 3 | |
gebieden met een lage archeologische verwachting | groter dan 10.000 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - archeologie categorie 4 |
Enkelbestemmingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Inleiding
Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is, als om de economische uitvoerbaarheid. Bij de uitvoerbaarheid speelt ook de handhaving een belangrijke rol.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan “Veegplan A 2017” betreft met name een aanpassing van een aantal bestemmingsplannen, waarbij het juridische en planologische instrumentarium is geactualiseerd, fouten zijn hersteld en ontwikkelingen zijn meegenomen.
Gelet op het stelsel van de Wet ruimtelijke ordening moet de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur (= Besluit ruimtelijke ordening) aangewezen bouwplan is voorgenomen. Er is hier geen sprake van een bouwplan in de zin van het Bro waarvoor een grondexploitatieplan behoeft te worden opgesteld.
Voor het opstellen van bestemmingsplannen is geld gereserveerd op de gemeentelijke begroting. Voor het overige zijn er aan de uitvoering van dit bestemmingsplan geen kosten verbonden voor de gemeente.
6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.3.1 Inleiding
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de procedure met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
6.3.2 Inspraak
De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen b.v. op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Inspraak zal plaatsvinden volgens de in de "Rol van de Raad" opgenomen gevallen. In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen; model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure, model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de raad toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling.
Dit bestemmingsplan voldoet aan de voorwaarden om de procedure behorende bij model 1 te volgen omdat het om een bestemmingsplanherziening gaat, waarvoor veelal al eerder een procedure is gevoerd of waarvan slechts beperkte onderdelen van een vigerend bestemmingsplan vanwege omissies in dat plan worden herzien.Dit betekent dat er geen inspraak wordt gehouden over het concept-ontwerpbestemmingsplan en geen inloopbijeenkomst wordt gehouden.
6.3.3 Wettelijk (voor)overleg
Het Besluit ruimtelijke ordening geeft in artikel 3.1.1 aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
6.3.4 Reacties uit het vooroverleg
Het concept ontwerp bestemmingsplan is naar Rijkswaterstaat gestuurd, waarbij met name voor de locaties 10 en 15 om een reactie is gevraagd. Tevens is het plan naar de Gasunie gestuurd, waar met name voor locatie 15 om een reactie is gevraagd.
Van Gasunie is een reactie ontvangen (zie Bijlage 3 Vooroverlegreactie Gasunie). De Gasunie heeft op 30 mei 2017 aangegeven dat de verlegging van de gastransportleiding geen doorgang zal vinden (zie Bijlage 4 Intrekken vooroverlegreactie Gasunie) en dat de ingediende reactie ingetrokken wordt.
6.3.5 Vaststelling bestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 16 juni 2017 tot en met 27 juli 2017 ter inzage gelegen. In deze periode zijn er twee zienswijzen ingediend over het ontwerpbestemmingsplan Veegplan A 2017. In de zienswijzennota Ontwerp bestemmingsplan Veegplan A 2017 zijn de zienswijzen samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. De zienswijzen geven aanleiding tot een aantal geringe aanpassing van het bestemmingsplan. Daarnaast wordt een aantal ambtshalve wijzigingen voorgesteld. Alle wijzigingen staan weergegeven in hoofdstuk 3 van de zienswijzennota.
6.4 Handhaving
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke controle en handhaving ligt op basis van artikel 7.1 van de Wet ruimtelijke ordening bij de gemeente. Daarnaast zijn ook de VROM-Inspectie en de provincie bevoegd tot opsporing van feiten die in het bestemmingsplan strafbaar zijn gesteld. Daarnaast kunnen ook derden belanghebbenden vorderen dat de bepalingen van het bestemmingsplan worden nageleefd.
De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatie-registratiesysteem bij de uitvoering van het bestemmingsplan, onder andere met betrekking tot verleende vergunningen.
Belangrijk aspect van handhaving is daarnaast dat het draagvlak heeft. Het gaat hierbij om bestuurlijk draagvlak, ambtelijk draagvlak en maatschappelijk draagvlak. Een lastig onderwerp als handhaving heeft grote kans om aan de aandacht te ontsnappen of terzijde te worden gelegd als het geen draagvlak heeft. Steun, of in ieder geval begrip, van alle bij de handhaving betrokkenen, is dan ook zeer gewenst. Het bestuurlijke en ambtelijke draagvlak kan worden verkregen door tijdens het opstellen van het handhavingsbeleid regelmatig met elkaar om tafel te zitten, door de ins en outs van handhaving te bespreken, door de behaalde resultaten door te spreken en door toetsbare afspraken met elkaar te maken. Daarnaast is ook de "maatschappij" bij de handhaving betrokken via bijvoorbeeld de wijkbeheerteams en de gemeentelijke wijkmanagers.
Handhaving kan nadrukkelijk plaatsvinden via publiekrechtelijke maar tevens via privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de belangen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De wijze van toepassing van deze bevoegdheden is geregeld in afdeling 5.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen, waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Aan preventieve handhaving wordt bovendien bijgedragen door duidelijke, consistente en handhaafbare bestemmingsregelingen en het geven van goede voorlichting, een en ander in nauw overleg met de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving (Stadsberichten, folders, gemeentelijke website).
In het plan zijn instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd kunnen worden de afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en de bevoegdheid om nadere eisen te stellen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.
Bijlage 1 Toetsingskader Beschermd Stadsgezicht
Bijlage 1 Toetsingskader beschermd stadsgezicht
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bp De Wieken Zuid
Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten BP De Wieken Zuid
Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Tbv Regeling Beroep En Bedrijf Aan Huis
Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten tbv regeling beroep en bedrijf aan huis
Bijlage 4 Stedenbouwkundig En Landschappelijk Kaderplan Entreegebied De Wieken-zuid Amersfoort
Bijlage 4 Stedenbouwkundig en landschappelijk kaderplan Entreegebied De Wieken-Zuid Amersfoort
Bijlage 1 Uitspraak Abrs Bp Buitengebied Oost
Bijlage 1 Uitspraak ABRS BP Buitengebied Oost
Bijlage 2 Onderbouwing Fijnstof Zeldertsedijk 36
Bijlage 2 Onderbouwing fijnstof Zeldertsedijk 36
Bijlage 3 Vooroverlegreactie Gasunie
Bijlage 3 Vooroverlegreactie Gasunie