KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen - Stadsgroen
Artikel 4 Horeca
Artikel 5 Maatschappelijk
Artikel 6 Water
Artikel 7 Leiding - Gas
Artikel 8 Waarde - Archeologie 3
Artikel 9 Waarde - Archeologie 4
Artikel 10 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 12 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 13 Algemene Bouwregels
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
Artikel 17 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskaders
2.1 Inleiding
2.2 Gemeentelijk Beleid
2.3 Provinciaal Beleid
2.4 Conclusie Beleid
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Huidige Situatie Over De Laak - 'T Hammetje
3.2 Toekomstige Situatie Over De Laak - 'T Hammetje
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Archeologie
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
4.4 Bodem
4.5 Conventionele Explosieven
4.6 Duurzaamheid
4.7 Externe Veiligheid
4.8 Geluid
4.9 Geur
4.10 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
4.11 Luchtkwaliteit
4.12 Mer-beoordeling
4.13 Natuurwaarden
4.14 Programmatische Aanpak Stikstof (Pas)
4.15 Water
4.16 Conclusie
Hoofdstuk 5 Verbrede Reikwijdte - Omgevingswet
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Inleiding
6.2 Dit Bestemmingsplan
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Inleiding
7.2 Economische Uitvoerbaarheid
7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.4 Handhaving
Bijlage 1 Concept Groenplan Voor 'T Hammetje
Bijlage 2 Definitief Ontwerp 'T Hammetje
Bijlage 3 Toelichting Vru Op Externe Veiligheid Mbt Gasleiding
Bijlage 4 Toelichting Vru Omgevingsveiligheid
Bijlage 5 Recreatief Gebruik En Parkeerbehoefte 'T Hammetje
Bijlage 6 Actualisatie Natuurwaarden Vathorst Noord, Bureau Viridis, 2014
Bijlage 7 Ruimtelijk-functionele Onderbouwing Horeca 'T Hammetje (Laddertoets)
Bijlage 8 Over De Laak Natuurlijk, Bureau Waardenburg, 2016
Bijlage 9 Effecten Op Beschermde Natuurwaarden Over De Laak, Bureau Waardenburg , 2017
Bijlage 10 Notitie Vleermuisonderzoek Hamhuis Amersfoort, Bureau Waardenburg, 2017
Bijlage 11 Natuurtoets Waterrijk 2021
Bijlage 12 Notitie Vleermuizen - Bureau Waardenburg December 2021
Bijlage 13 Quickscan Gronddepot 'T Hammetje, 2020. Bureau Waardenburg
Bijlage 14 Natuurtoets 2022
Bijlage 15 Stikstofonderzoek 'T Hammetje, 4 November 2020
Bijlage 16 Aeriusberekening Aanlegfase
Bijlage 17 Aeriusberekening Gebruiksfase
Bijlage 18 Actualiserend (Water)bodemonderzoek 'Het Hammetje' Domstraat 82 Hooglanderveen
Bijlage 19 Nader Bodem- En Asbestonderzoek Domstraat 82, Antea, 2019

Chw bestemmingsplan Over de Laak - 't Hammetje

Bestemmingsplan - gemeente Amersfoort

Vastgesteld op 30-05-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan met identificatienummer NL.IMRO.0307.BP00187-0301 van de gemeente Amersfoort;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw en geen bijbehorende bouwwerk zijnde;

1.6 bebouwing:

één of meer bouwwerken;

1.7 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, dan wel omgevingsvergunning;

1.8 bestaand gebruik:

gebruik van grond en bouwwerken dat aanwezig is op het moment van inwerkingtreding van het plan;

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.12 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.13 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van kelder en ruimten in de kap;

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.17 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.18 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.19 cultuurhistorische waarde:

de waarde, gevormd door de duidelijke herkenbaarheid van de historische ontwikkeling van bebouwing, nederzetting en/of landschap, in de structuur, de ruimte en de ruimte vormende elementen daarvan;

1.20 dagrecreatie

een vorm van recreatie die niet langer duurt dan een dag. Er is dus geen sprake van overnachting.

1.21 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.22 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.23 evenementen:

Elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van onder meer bioscoopvoorstellingen, markten, kansspelen, dansinrichtingen, betogingen e.d., en met inbegrip van herdenkingsplechtigheden, braderieën, optochten en feesten of wedstrijden op of aan de weg;

1.24 footprint

de omvang van het bebouwde oppervlak van een gebouw, inclusief aan- en uitbouwen alsmede de oppervlake op de verdieping die uitsteekt boven de begane grond;

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.27 horeca van categorie 1

horecabedrijf in de vorm van een restaurant, eetcafé, lunchroom en dergelijke, waarbij de nadruk ligt op eten en minder op het serveren van alcoholische dranken;

1.28 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.29 kap:

constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste 1 hellend of gebogen vlak;

1.30 kelder:

een gedeelte van een gebouw dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw, dan wel van een bijbehorend bouwwerk of door het afgewerkte maaiveld, en dat geheel is gelegen onder het afgewerkte maaiveld;

1.31 koekoek:

een met keerwanden uitgevoerd bouwwerk ter hoogte van het snijpunt van de gevel en het maaiveld dat voorziet in de licht- en luchttoetreding van de onderbouw en geen toegang tot het gebouw mag zijn;

1.32 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten;

1.33 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via-fo aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.34 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, medische, sociale, culturele, levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen, voorzieningen ten behoeve sport en sportieve recreatie en van openbare dienstverlening en opvangvoorzieningen;

1.35 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.36 omgevingsvergunning:

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.37 ondergeschikte bouwdelen aan de gevel:

bouwkundige elementen aan de gevels van een hoofdgebouw, die geen deel uitmaken van het volume en de massa van het hoofdgebouw en daaraan in omvang ondergeschikt zijn, zoals plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen, rookkanalen, afvoerpijpen, rolluiken en -hekken, hekken, stoepen, hellingbanen, vluchttrappen, trappen, entreeportalen, erkers, veranda's, bordessen, luiken, overstekende daken, afdaken, lijstwerk, balkons, galerijen, luifels, zonneschermen, markiezen, lichtbakken, reclametoestellen en -uitingen, draagconstructies voor reclame, antennes en antenne-installaties en andere daarmee gelijk te stellen bouwdelen;

1.38 ondergeschikte bouwdelen in het dakvlak of op de kap:

bouwkundige elementen op het dakvlak of de kap van een hoofdgebouw, die geen deel uitmaken van het volume en de massa van het hoofdgebouw en daaraan in omvang ondergeschikt zijn, zoals ventilatiekanalen, rookkanalen, vluchttrappen en/of trappenhuizen, liftkokers, lichtkoepels en -kappen, antennes en antenne-installaties, luchtbehandelingskasten, afvoerpijpen, schoorstenen, zonnepanelen en -collectoren andere daarmee gelijk te stellen bouwdelen;

1.39 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw of pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.40 overkapping:

een overdekte bebouwde voorziening, die maximaal 2 eigen wanden heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak;

1.41 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.42 parkeereis:

het aantal parkeerplaatsen dat op basis van de in Amersfoort geldende parkeernormen nodig is voor een ruimtelijke ontwikkeling;

1.43 peil:

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor de overige gebouwen: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct aan de weg grenst: de kruin van de weg;
  4. d. voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
  5. e. de (maaiveld)hoogte van een voor een erf of erven als zodanig aangegeven punt;
  6. f. voor een gebouw of bouwwerk, direct grenzend aan of in het water: het plaatselijk aan te houden waterpeil.

1.44 pergola

een overig bouwwerk, geen gebouw of pand zijnde, bestaande uit een open constructie van palen, latten en/of stalen dradenwerk, onderling verbonden, waaraan planten kunnen groeien;

1.45 recreatieve voorzieningen

faciliteiten ten behoeve van recreatie, zoals bijvoorbeeld speel- en sportvelden, picknickplaatsen, wandel- en fietspaden;

1.46 recreatief medegebruik

vorm van recreatie waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, maar waarbij kan worden volstaan met de voorzieningen die al voor de hoofdfunctie aanwezig zijn (zoals wandelen) en ondergeschikte voorzieningen zoals wegbewijzeringsbordjes, picknickbankjes en draaipoortjes, voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten;

1.47 slopen:

geheel of gedeeltelijk afbreken;

1.48 verbeelding:

de geometrisch bepaalde planobjecten (voorheen plankaart genoemd);

1.49 Zwaluwenwand

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een wand met gaten bedoeld om passende broedplaatsen te bieden aan oeverzwaluwen en ijsvogels.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de lengte, breedte en de diepte van een bouwwerk:

tussen de lijnen, getrokken door de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren;

2.6 oppervlakte van bijbehorende bouwwerken:

bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend (gedeelten van) bijbehorende bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat erkers, etc. voor de voorgevel niet meetellen bij de berekening van de oppervlakte.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen - Stadsgroen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Stadsgroen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. natuur en landschap in de vorm van bos, park, plantsoen, gazon, weides en water;
  2. b. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden;
  3. c. nestgelegenheden voor vogels, zoals nestkasten en een zwaluwen wand;
  4. d. dagrecreatie in de vorm van wandelen, sporten, spelen, verblijven en beleven;
  5. e. recreatief medegebruik ten behoeve van de bestemmingen Horeca en Maatschappelijk ;
  6. f. groenvoorzieningen, bermen en beplantingen;
  7. g. bijzondere parkelementen, zoals kunstobjecten en sport- en speelvoorzieningen;
  8. h. ter plaatse van de functieaanduiding 'erf' mogen de gronden worden gebruikt ten behoeve van de aangrenzende bestemmingen Horeca en Maatschappelijk, bijvoorbeeld als terras bij de horeca of vuurkorfplaats bij de scouting;
  9. i. ter plaatse van de functieaanduiding 'terras' en 'erf', een terras ten behoeve van de bestemming Horeca, met in achtneming van het bepaalde in artikel 14.1;
  10. j. een hondenuitlaatplaats ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - hondenuitlaatplaats';
  11. k. parkeren van auto's en andere gemotoriseerde voertuigen ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein';
  12. l. in- en uitritten en ontsluitingswegen voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen;
  13. m. bij de bestemming behorende voorzieningen zoals (wandel)paden, nutsvoorzieningen, oppervlakte verhardingen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken:

  1. a. ten behoeve van de instandhouding en de bescherming van de waarden als genoemd in lid 3.1
  2. b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om op de voor Groen - Stadsgroen aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  1. a. het aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden;
  3. c. het ophogen en egaliseren van de gronden;
  4. d. het aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  5. e. het verhogen of verlagen van de grondwaterstanden.

Artikel 4 Horeca

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca van categorie 1 (h=1): horecabedrijf in de vorm van een restaurant, eetcafé, lunchroom en dergelijke, waarbij de nadruk ligt op eten en minder op het serveren van alcoholische dranken;
  2. b. bij deze bestemming horende voorzieningen, zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen en water.

4.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Het gebouw ten behoeve van horeca mag enkel in gebruik worden genomen als in de horeca exploitatievergunning is vastgelegd dat:

    1. 1. de horeca uiterlijk om 23.00 uur sluit;
    2. 2. buiten geen versterkte muziek ten gehore wordt gebracht;
    3. 3. versterkte muziek binnen een maximale niveau mag hebben van 75 dB(A) - achtergrondmuziek;
    4. 4. eventuele afzuiginstallaties niet aan de kant van de woningen.

4.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van gebouwen en bouwwerken ten behoeve van:

  1. a. de instandhouding en de bescherming van de waarden als genoemd in lid 3.1;
  2. b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

4.5 Afwijking van de bouwregels

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. scouting;
  2. b. bij deze bestemming horende voorzieningen, zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen en water.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van gebouwen en bouwwerken ten behoeve van:

  1. a. de instandhouding en de bescherming van de waarden als genoemd in lid 3.1;
  2. b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

5.4 Afwijking van de bouwregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de bescherming van het waterschapsbelang, zoals de instandhouding van de waterkering en de waterhuishouding;
  2. b. waterberging, watergangen en -partijen;
  3. c. bruggen, dammen en duikers;
  4. d. onderhoudspaden, taluds, eilanden, oevers, oeverbeschoeiingen en bermen met de daarbij behorende kunstwerken;
  5. e. vlonders en vlonderpaden;
  6. f. ter plaatse van de functieaanduiding 'terras', een terras op een vlonder ten behoeve van de horecavoorziening welke is gelegen binnen de bestemming Horeca en met in achtneming van het bepaalde in artikel 14.1;
  7. g. recreatief medegebruik in de vorm van wandelen over vlonders- en vlonderpaden;
  8. h. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden;
  9. i. bijbehorende voorzieningen zoals stuwen en nestgelegenheden, zoals nestkasten en een zwaluwenwand.

6.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. de bouwhoogte van de volgende bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

    bouwwerken
    max. bouwhoogte
    informatieborden 3 m
    wegwijzers 6 m
    bouwwerken voor waterhuishoudkundige voorzieningen 3 m
    straatmeubilair 2 m
    hekwerken en terreinafscheidingen 2 m
    vlonders, vlonderpaden, vlonderterras 2 m
    overige andere bouwwerken 2 m
  2. b. de beheerder bij het beoordelen van een aanvraag wordt geraadpleegd over de voorwaarden die, gelet op het waterschapsbelang, aan de uitvoering van de bouwwerken moeten worden gesteld.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Leiding - Gas

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk gastransportleiding met een belemmeringsstrook van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding. Ter plaatse van de dubbelbestemming is verharding van de gronden aanwezig en toegestaan in verband met de bereikbaarheid van de leiding.

7.2 Voorrangsbepaling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang krijgt.

7.3 Bouwregels

Op of in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 4 meter. Overige gebouwen en andere bouwwerken zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemming, mits:

  1. a. geen afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan;
  2. b. geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  3. c. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen omtrent het onder a gestelde.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;
  2. b. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.

7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Voor zover van toepassing is het ten aanzien van de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - gas' verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders:
    1. 1. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    2. 2. wegen, paden, banen of andere oppervlakteverhardingen aan te brengen;
    3. 3. bomen of andere diepwortelende beplantingen aan te brengen en/of te rooien;
    4. 4. voorwerpen in de grond te drijven;
    5. 5. de ondergrondse leiding die bij het van kracht worden van het plan in de betrokken strook aanwezig is te verzwaren of te verleggen;
    6. 6. uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    7. 7. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  2. b. een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid onder a is slechts toelaatbaar, indien door de werken en/of werkzaamheden de leiding niet wordt of kan worden beschadigd;
  3. c. het in dit lid onder a vervatte verbod geldt niet voor de werken en/of werkzaamheden:
    1. 1. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    2. 2. die het normale beheer en onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
    3. 3. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken;
    4. 4. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  4. d. alvorens burgemeester en wethouders vergunning verlenen zal advies worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 3

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden, waarbij geldt dat:

  1. a. deze bestemming primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;
  2. b. in het geval van een ontwikkeling - in het gebied behorende bij deze ontwikkeling - twee of meer categorieën gelden, de hoogste verwachtingswaarde van toepassing is op het gehele bij de ontwikkeling behorende gebied;
  3. c. het bepaalde in Artikel 8 onder b is niet van toepassing, wanneer na vooroverleg met de gemeentelijk archeoloog blijkt dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

8.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 8.1 mogen ten dienste van de bestemming Waarde - Archeologie 3 uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 4 meter.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Waarde - Archeologie 4

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie categorie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden, waarbij geldt dat:

  1. a. deze bestemming primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;
  2. b. wanneer in het geval van een ontwikkeling - in het gebied behorende bij deze ontwikkeling - twee of meer categorieën gelden, dan is de hoogste verwachtingswaarde van toepassing op het gehele bij de ontwikkeling behorende gebied;
  3. c. het bepaalde in 9.1 onder b is niet van toepassing, wanneer na vooroverleg met de gemeentelijk archeoloog blijkt dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

9.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 9.1 mogen ten dienste van de bestemming Waarde - Archeologie 4 uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 10 Waterstaat - Waterkering

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding, de bescherming, de verbetering en het beheer van de waterkering en waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 10.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen.

10.3 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemming, mits:

  1. a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de waterkering en de veiligheid daarvan;
  2. b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij het Waterschap Vallei & Veluwe omtrent het onder a gestelde.

10.4 Omgevingsvergunningplicht Waterstaat - Waterkering

Voor de instandhouding, bescherming, verbetering en beheer van de waterkering is het verboden om ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterkering', zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. b. verlagen van de bodem en afgraven van de gronden;
  3. c. het ophogen en egaliseren van gronden;
  4. d. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  5. e. aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  6. f. het planten of aanbrengen van bomen en/of andere hoogopgaande beplanting;
  7. g. het indrijven van voorwerpen anders dan voor dagelijks gebruik.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels

11.1 Mileuzone - Geurzone

Binnen het gebied nader aanduid als 'Milieuzone - geurzone' mogen geen woningen en andere gevoelige functies worden gebouwd, zolang de bedrijven welke de bron van de geurzone vormen in bedrijf zijn.

Artikel 12 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene Bouwregels

13.1 Verlichting en lichtmasten

  1. a. Binnen het plangebied is, met inachtneming van de regels die ten aanzien van verlichting zijn opgenomen in artikel Artikel 3, 4, 5 en Artikel 6, uitsluitend verlichting toegestaan in de vorm van lichtmasten met een hoogte van maximaal 4 meter en andere verlichting aan de gebouwen, welke voor het veilige en doelmatige gebruik van het terrein noodzakelijk is;
  2. b. de verlichting moet gericht naar beneden schijnen en mag niet gericht zijn op het water;
  3. c. de verlichting van het terras mag uitsluitend bestaan uit vleermuisvriendelijke verlichting (Bat lampen);
  4. d. de verlichting aan lichtmasten dient tijdens sluitingstijden van de horeca en maatschappelijke voorzieningen uitgeschakeld te zijn, met uitzondering van de noodzakelijke straatverlichting langs de Domstraat;
  5. e. de verlichting aan gebouwen dient tijdens sluitingstijden van de horeca en maatschappelijke voorzieningen uitgeschakeld te zijn of voorzien te zijn van een bewegingssensor;
  6. f. het is niet toegestaan (natuurlijke) elementen, bouwwerken of gebouwen in het plangebied met spots aan te lichten / te verlichten.

13.2 Parkeren

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of het gebruiken van gronden of bouwwerken geldt dat:

  1. a. een omgevingsvergunning slechts wordt verleend nadat is verzekerd dat wordt voorzien in de aanleg van voldoende parkeergelegenheid;
  2. b. het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de gronden waarop de onder a. bedoelde omgevingsvergunning betrekking heeft, slechts toegestaan is wanneer voldoende parkeergelegenheid in stand wordt gehouden;
  3. c. onder voldoende parkeergelegenheid als genoemd onder a. en b. wordt verstaan dat wordt voorzien in de aanleg en instandhouding van 19 parkeerplaatsen;
  4. d. wanneer blijkt dat meer parkeerplaatsen dan genoemd onder c. nodig zijn dan is het binnen de aanduiding 'parkeerterrein' mogelijk om nog 11 extra parkeerplaatsen aan te leggen (zie paragraaf 3.2.5 Parkeren van de toelichting voor een nadere onderbouwing). Daarmee biedt het bestemmingsplan dus de mogelijk om 30 parkeerplaatsen aan te leggen. Dit is in afwijking (4 minder) van de gemeentelijke Nota Parkeernormen zoals die geldt op het moment van ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan.

13.3 Overschrijding bouwgrenzen

In uitzondering op het bepaalde in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels mogen de bouwgrenzen door ondergeschikte bouwdelen worden overschreden, met dien verstande dat:

  1. a. luifels, overstekende daken, entreeportalen, balkons, afdaken, veranda's en bordessen de bouwgrens met ten hoogste 1 meter mogen overschrijden;
  2. b. overige ondergeschikte bouwdelen aan de gevels de bouwgrens met ten hoogste 0,3 meter mogen overschrijden;
  3. c. bij ondergeschikte bouwdelen die boven een openbaar voetpad worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;
  4. d. bij ondergeschikte bouwdelen die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4,2 meter dient te worden aangehouden.

Artikel 14 Algemene Gebruiksregels

14.1 Terras

  1. a. Een terras ten dienste van de horeca is uitsluitend toegestaan ter plaatse van:
    1. 1. de functieaanduiding 'terras' binnen de bestemmingen Groen - Stadsgroen en Water;
    2. 2. de functieaanduiding 'erf' binnen de bestemming Groen - Stadsgroen;
  2. b. de oppervlakte van het onder a genoemde terras mag in totaal binnen het gehele plangebied maximaal 150 m² bedragen;
  3. c. terrasmeubilair is uitsluitend toegestaan in de vorm van tafels, stoelen en parasols, waarbij parasols maximaal 3 meter hoog mogen zijn.

14.2 Parkeren

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of het gebruiken van gronden of bouwwerken geldt dat:

  1. a. een omgevingsvergunning slechts wordt verleend nadat is verzekerd dat wordt voorzien in de aanleg van voldoende parkeergelegenheid;
  2. b. het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de gronden waarop de onder a. bedoelde omgevingsvergunning betrekking heeft, slechts toegestaan is wanneer voldoende parkeergelegenheid in stand wordt gehouden;
  3. c. onder voldoende parkeergelegenheid als genoemd onder a. en b. wordt verstaan dat wordt voorzien in de aanleg en instandhouding van 19 parkeerplaatsen (zie paragraaf 3.2.5 Parkeren van de toelichting voor een nadere onderbouwing);
  4. d. wanneer blijkt dat meer parkeerplaatsen dan genoemd onder c. nodig zijn dan is het binnen de aanduiding 'parkeerterrein' mogelijk om nog 11 extra parkeerplaatsen aan te leggen (zie paragraaf 3.2.5 Parkeren van de toelichting voor een nadere onderbouwing). Daarmee biedt het bestemmingsplan dus de mogelijk om 30 parkeerplaatsen aan te leggen. Dit is in afwijking (4 minder) van de gemeentelijke Nota Parkeernormen zoals die geldt op het moment van ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan.

14.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:

  1. a. van onbebouwde gronden:
    1. 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    2. 2. als opslag-, stort- of bergplaats van zand, stenen, producten en materialen, machines, voer- en vaartuigen, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    3. 3. als plaats voor sloop-, reparatie- of andere werkzaamheden aan auto's, anders dan incidentele, reguliere onderhoudswerkzaamheden op beperkte schaal;
    4. 4. voor de opslag van terrasmeubilair;
    5. 5. voor de opslag en verkoop van motorbrandstoffen en LPG;
  2. b. ten behoeve van het beoefenen van lawaaisporten en andere intensieve vormen van recreatie zoals fietscrossen;
  3. c. ten behoeve van kamperen en als kampeerterrein, met uitzondering van kamperen in scoutingverband ter plaatse van de functieaanduiding 'erf';
  4. d. van gebouwen en onbebouwde gronden als seksinrichting.

Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels

15.1 Afwijking ten behoeve van evenementen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan, ten behoeve van maximaal 3 evenementen als medegebruik per jaar, met inachtneming van het volgende :

  1. a. het evenement mag enkel plaatsvinden in de periode van 15 juli tot 15 maart (buiten het broedseizoen);
  2. b. voor evenementen die worden gehouden in de maand juli of augustus geldt dat er vooraf een schouw moet worden verricht met als doel om de eventuele effecten op de aanwezige dieren te minimaliseren;
  3. c. enkel evenementen uit categorie 1 als bedoeld in de 'Nota geluidbeleid voor evenementen' zijn toegestaan:
    1. 1. evenementen vallen in categorie 1 als ze maximaal 70 dB (A) produceren (gemeten voor de gevel van de dichtst bij gelegen woning) en uiterlijk tot 20.00 uur doorgaan; op zondag uiterlijk tot 19.00 uur;
    2. 2. als het geluidsniveau van de activiteit niet meer bedraagt dan 60 dB(A), gemeten voor de gevel van de dichtstbijzijnde woning, is het mogelijk om voor een categorie 1- evenement vergunning te verkrijgen tot 22.00 uur op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en zondag en op vrijdag en zaterdag tot 23.00 uur. Of van deze mogelijkheid gebruik kan worden gemaakt, wordt in samenhang met de totale belasting die het evenement voor de omgeving genereert, bekeken;
  4. d. voor de duur van het evenement geldt maximaal 3 dagen per evenement, inclusief opbouw en afbraak van bijbehorende voorzieningen;
  5. e. verlichting is niet toegestaan na sluiting/afloop van het evenement.

15.2 Overige afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan, ten behoeve van:

  1. a. het in geringe mate overschrijden van de bestemmings- of bouwgrenzen met ten hoogste 3 m, mits dit noodzakelijk is voor de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing, mits daardoor de geldende oppervlakte van de bij de afwijking betrokken vlakken met niet meer dan 10 % wordt vergroot;
  2. b. afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages.

15.3 Voorwaarden

De afwijkingen als bedoeld in lid 15.1 en 15.2 worden geweigerd indien door het verlenen daarvan:

  1. a. op enig aangrenzend terrein de realisering van de bestemming wordt belemmerd;
  2. b. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende terreinen;
  3. c. daardoor de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad
  4. d. daardoor de ecologische, landschappelijke en/of natuurwaarden onevenredig worden aangetast of geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a, voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

16.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht vrijstelling verlenen.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het Chw bestemmingsplan Over de Laak, 't Hammetje.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeenteraad van Amersfoort heeft op 5 juli 2016 de 'Ontwikkelingsvisie OverdeLaak' vastgesteld. Deze ontwikkelingsvisie beschrijft de mogelijke toekomstige invulling van drie gebieden: ’t Hammetje, Speelpolder en Waterrijk. Ook komen er nieuwe routes om te fietsen en wandelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00187-0301_0001.jpg"

Afbeelding: drie deelgebieden van de ontwikkelingsvisie 'Over de Laak'

In de ontwikkelingsvisie zijn de kaders vastgelegd voor de verdere ontwikkeling van het gebied Over de Laak. ‘Ruimte voor lichte recreatie, nieuw natuur en behoud van de kwaliteiten van het polderlandschap in ‘Over de Laak’ en een goede overgang naar het waardevolle landschap van Arkemheen’ is de ambitie voor dit gebied.

Eerst is voor het deelgebied Waterrijk een plan uitgewerkt. Dit deelgebied wordt ingevuld met nieuwe natuur, diverse recreatiemogelijkheden, een tuinderij, voedselbos, de moestuinvereniging en een herontwikkeling van de bestaande erven. Het bestemmingsplan voor deelgebied Waterrijk is vastgesteld op 3 december 2019 en onherroepelijk/in werking getreden op 24 januari 2020. Het gebied is in inmiddels aangelegd.

Voor 't Hammetje ligt er een definitief inrichtingsplan. Dit gebied krijgt een recreatieve functie. Een plek om te wandelen, sporten en spelen in een natuurlijke omgeving rond de waterplas. Er wordt daarbij ruimte geboden aan kleinschalige andere functies, zoals scouting en kleinschalige horeca. Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld om de inrichting mogelijk te maken.

Ook voor deelgebied Speelpolder ligt er inmiddels een inrichtingsplan. Speelpolder is een plek waar kinderen kunnen spelen op een natuurlijke wijze. Waar ook gefietst en gewandeld kan worden. De huidige agrarische bebouwing wordt grotendeels gesloopt, alleen de boerderij blijft behouden. En ter plaatse van de gesloopte stallen kunnen 2 woningen worden gerealiseerd.

Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op deelgebied 't Hammetje. Dit bestemmingplan is een zogenaamd 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte'. Wat dit precies inhoudt en hoe dit is toegepast wordt uitgelegd in Hoofdstuk 5.

1.2 Plangebied

Het plangebied voor 't Hammetje ligt net buiten de bebouwde kom aan de noordkant van Amersfoort. Het gebied wordt aan de noordzijde begrensd door de gemeentegrens met Nijkerk. Aan de oostzijde grenst het gebied aan de Oeverweg, Verbindingsweg en de A28. Aan de zuidkant ligt de Domstraat, het riviertje de Laak en daarachter de woningen van de wijk Vathorst. Aan de westkant liggen de woningen van de Domstraat 82A en 82B, akker- en grasland (agrarische percelen) en de Palestinaweg Oost.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00187-0301_0002.png"

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Ter plaatse van 't Hammetje geldt het bestemmingsplan 'Hooglanderveen en Vathorst', in juni 2013 vastgesteld door de gemeenteraad. De waterplas en het gebied rondom de plas heeft in het geldende bestemmingsplan de bestemming 'Recreatie'. De gronden die voor 'Recreatie' zijn aangewezen, zijn bestemd voor de beoefening van vissport als vorm van dagrecreatie. Het gebouw in het zuidoosten van het plangebied, waar op dit moment leer-werkboerderij 'Land in zicht' is gevestigd (Domstraat 80), heeft de functieaanduidingen 'Horeca van categorie c' en 'Bedrijfswoning'. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan. Het noordelijk deel van het plangebied heeft nu nog de bestemming 'Agrarisch met waarden – Slagenlandschap met perceelsbegroeiing', waar 'het weiden van vee en/of het verbouwen van gewassen' en 'extensief recreatief medegebruik' is toegestaan. De gronden zijn daarnaast onder andere bestemd voor de instandhouding, bescherming en ontwikkeling van de landschappelijke- en cultuurhistorische waarden van het open landschap'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00187-0301_0003.png"

Ter plaatse geldt - naast bestemmingsplan 'Hooglanderveen en Vathorst', ook bestemmingsplan Veegplan B. Dit veegplan is vastgesteld op 26 september 2017. Voor dit plangebied zijn in het veegplan de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologie 5' uit het bestemmingsplan 'Hooglanderveen en Vathorst', aangepast naar 'Waarde Archeologie 3' en 'Waarde Archeologie 4'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00187-0301_0004.png"

Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Veegplan B

Nieuw bestemmingsplan

De voorgenomen plannen voor het deelgebied 't Hammetje kunnen niet binnen het geldende bestemmingsplan uitgevoerd worden. De noordelijke helft van het plangebied heeft nog een agrarische bestemming, welke gewijzigd moet worden naar recreatie. Ook past de nieuwe horeca en scouting qua functie en bebouwing niet binnen het geldende bestemmingsplan en krijgt de recreatieve bestemming een bredere invulling . Vissport zal niet meer opgenomen worden in het bestemmingsplan. De reden hiervoor is dat in het coalitieakkoord 2022-2026 is afgesproken dat het gebied waar mag worden gevist niet wordt uitgebreid (pagina 13, coalitieakkoord). ’t Hammetje was particulier eigendom en is de afgelopen jaren afgesloten voor publiek. Dit water is niet verpacht aan de hengelsportvereniging. Het verpachten van dit viswater (na de herontwikkeling) wordt dan ook als uitbreiding van viswater gezien, en is daarmee in strijdt met de afspraken uit het coalitieakkoord.

Om het plan te kunnen realiseren wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld volgens artikel 3.1 van de Wet op de ruimtelijke ordening. Dit bestemmingsplan is volgens een voor Amersfoort uniforme systematiek opgesteld. Verder is voldaan aan de verplichting tot digitalisering en digitaal gebruik van bestemmingsplannen (het bestemmingsplan is volgens de IMRO-standaard (Informatie Model Ruimtelijke Ordening) gemaakt).

Daarnaast worden er, vooruitlopend op de in aantocht zijnde Omgevingswet, regels aan het bestemmingsplan toegevoegd die niet alleen betrekking hebben op een goede ruimtelijke ordening maar ook op een veilige en gezonde fysieke leefomgeving. Ondanks dat de Omgevingswet pas op 1 januari 2024 in werking treedt is het nu al mogelijk om gebruik te maken van de mogelijkheden van deze wet. Voor Amersfoort is dit mogelijk omdat Amersfoort met haar hele grondgebied is aangewezen als experimenteergebied op basis van de Crisis en herstelwet (15e tranche). Hier zullen we nader op in gaan in Hoofdstuk 5 Verbrede reikwijdte - Omgevingswet van deze toelichting.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

De toelichting begint met een beschrijving van de beleidskaders in Hoofdstuk 2. In Hoofdstuk 3 staat de planbeschrijving van dit deelgebied. De omgevingsaspecten worden in Hoofdstuk 4 uiteengezet. Vervolgens behandelen de hoofdstukken 5, 6, 7 achtereenvolgens de verbrede reikwijdte, de juridische-, economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

De regels zijn ingedeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de begripsbepalingen en de wijze van meten. In hoofdstuk 2 staan de regels voor de verschillende bestemmingen. Het betreft regels over bebouwing en gebruik van de gronden. Algemene regels, die betrekking hebben op alle bestemmingen, zoals algemene bouwregels, staan in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 bevat het overgangsrecht en de slotregel.

Op de verbeelding is aangegeven welke bestemmingen op welke plek gelden. Door in de digitale verbeelding te klikken (zie www.ruimtelijkeplannen.nl) zijn alle relevante gegevens voor de betreffende locatie te zien.

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de inhoud van het ruimtelijk relevante beleid voor het bestemmingsplan 'Over de Laak - 'Hammetje'. Het beleid vormt het kader van toetsing van de huidige situatie en nieuwe ontwikkelingen. Het beschreven beleidskader is daarmee een van de bouwstenen voor de visie op het plangebied en de opzet van de juridische regelingen.

Vanwege de beperkte omvang is een beschrijving van het Rijksbeleid achterwege gelaten. De ontwikkeling is niet in strijd met dit beleid. De relevante milieuwetgeving komt aan de orde in Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten.

2.2 Gemeentelijk Beleid

2.2.1 Structuurvisie Amersfoort 2030

De gemeenteraad van Amersfoort heeft op 9 juli 2013 de 'Structuurvisie Amersfoort 2030' vastgesteld. Deze structuurvisie schetst de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Amersfoort en biedt een samenhangend ruimtelijke ontwikkelingsperspectief met een nieuwe sturingsfilosofie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00187-0301_0005.png"

Visiekaart Structuurvisie Amersfoort 2030

In de structuurvisie wordt ingezet op uitnodigingsplanologie. De hierbij benodigde uitgangspunten worden in de structuurvisie meegegeven. Bijvoorbeeld dat plannen een bijdrage moeten leveren aan duurzaamheid, aan de fysieke-, sociale- of economische kwaliteit van de stad, aan de diversiteit van de stad of dat plannen moeten voortbouwen op bestaande cultuurhistorische kwaliteiten.

Naast de uitgangspunten zijn er negen Amersfoortse principes die voor bepaalde plekken in meer- of mindere mate van toepassing zijn. Deze principes hebben te maken met leefklimaat, bereikbaarheid en economie. Door deze Amersfoort principes te koppelen aan een specifieke gebiedsontwikkeling kan de raad richting geven aan een ontwikkeling. Daarbij is maatwerk van belang en kiest de gemeente per ontwikkeling haar rol.

2.2.2 Coalitieakkoord 2022-2026

In het coalitieakkoord 2022-2026 zijn ambities geformuleerd voor de toekomst van Amersfoort en zijn afspraken gemaakt over het behalen van de doelen die het toekomstbeeld werkelijkheid maken. De inzet van het coalitieakkoord is:

- Goed leven binnen de grenzen van onze aarde

- Een thuis voor iedereen

- Welzijn en sociale rechtvaardigheid

- Goed samenspel en in gesprek

2.2.3 Modelkeuze

In de gemeente Amersfoort is de procedure voor de bestemmingsplannen vastgelegd in de notitie 'Rol van de Raad in RO-procedures'. In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen: model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure, model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de raad toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling.

Voor bestemmingsplan Over de Laak - 't Hammetje is ervoor gekozen om de procedure volgens model 1 te volgen.

  • De uitwerking van het deelgebied 'Over de Laak - 't Hammetje' is in overeenstemming met de door de raad vastgestelde 'Ontwikkelingsvisie Over de Laak'. In deze visie zijn de kaders vastgelegd voor de verdere ontwikkeling van het gebied Over de Laak. 'Ruimte voor lichte recreatie, nieuw natuur en behoud van de kwaliteiten van het polderlandschap in 'Over de Laak' en een goede overgang naar het waardevolle landschap van Arkemheen' is de ambitie voor dit gebied, in de visie uitgewerkt tot een set randvoorwaarden. De beoogde invulling van het deelgebied Over de Laak - 't Hammetje sluit hier bij aan. Het is niet nodig om aanvullende kaders vast te stellen.
  • De Ontwikkelingsvisie 'Over de Laak' is tot stand gekomen door een uitvoerig participatietraject met bewoners en andere belanghebbenden.
  • Er is geen strijd met andere beleidsbeslissingen. De Structuurvisie Amersfoort 2030 en in de Visie Groen Blauwe Structuur van de gemeente Amersfoort wordt gesteld dat er aan de noordkant van Amersfoort (Vathorst) een sterke behoefte is aan een groen recreatief uitloopgebied. In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie wordt dit gebied aangemerkt als een 'levendige recreatiezone'. In de kwaliteitsgids Utrechtse Landschappen - Eemland heeft 'Over de Laak' de aanduiding 'overgangsgebied' gekregen. Waar kavelbeplanting, andere gewassen dan grasland, erven in hogere dichtheden en opgaand groen zijn toegestaan. Het beoogde plan voor Over de Laak - 't Hammetje is hiermee in overeenstemming

Hiermee is voldaan aan de eisen die gesteld zijn aan het toepassen van model 1. Dit heeft geresulteerd in de instemming van het presidium op 9 april 2020 met het volgen van de procedure van dit model voor dit bestemmingsplan.

2.2.4 Ontwikkelingsvisie Over de Laak

Op 5 juli 2016 is de 'Ontwikkelingsvisie Over de Laak' door de gemeenteraad vastgesteld. Deze visie is de eerste stap om te komen tot een groen-recreatief gebied aan de noordzijde van het riviertje de Laak. Het gehele gebied Over de Laak is circa 145 hectare. De Ontwikkelingsvisie richt zich op de gronden (36 hectare) die in eigendom zijn van de gemeente en beschrijft de mogelijke toekomstige invulling van drie gebieden: 't Hammetje, Speelpolder en Waterrijk. Ook komen er nieuwe routes om te fietsen en te wandelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00187-0301_0006.png"

'Ruimte voor lichte recreatie, nieuwe natuur en behoud van de kwaliteiten van het polderlandschap in Over de Laak en een goede overgang naar het waardevolle landschap van Arkemheen'. Dit is de doelstelling voor het gebied zoals door de gemeenteraad is vastgelegd met het vaststellen van de ontwikkelingsvisie.

Voorliggend bestemmingsplan is gericht op 't Hammetje.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00187-0301_0007.png"

Ontwerp 't Hammetje zoals opgenomen in de Ontwikkelingsvisie

De drie deelgebieden zorgen voor enkele nieuwe schakels in het recreatieve routenetwerk van 'Over de Laak':

  • Waterrijk zorgt voor diverse nieuwe wandelroutes die aansluiten op de Achterhoekerweg;
  • Speelpolder realiseert een nieuwe schakel tussen het pad langs de Laak en de Pallisaden;
  • Het bosgebied rond 't Hammetje zorgt voor een nieuwe aansluiting tussen de Domstraat en de Palestinaweg Oost.

Hiermee ontstaan verschillende nieuwe recreatieve ommetjes van 2 tot 5 kilometer.

Een geplande nieuw aan te leggen langzaamverkeersbrug over de Laak (geen onderdeel van voorliggend bestemmingsplan. Voor de brug zal een afzonderlijke procedure worden doorlopen) zal, met de andere drie bruggen, voor een vierde toegang van het gebied van en naar Vathorst zorgen

2.2.5 Groenvisie

De Groenvisie is een integrale visie welke in coproductie tussen betrokken inwoners, vertegenwoordigers van de G1000-werkgroep 'Keigroen Samendoen!', Klankbordgroep Groenbeleid, SGLA, raadsleden en college tot stand is gekomen. Deze visie is in 2016 vastgesteld. In de visie wordt het belang van een groene stad benadrukt. Een groene stad voor recreatie, stadslandbouw, klimaatbestendigheid en biodiversiteit. Een groene stad die samen met bewoners wordt vormgegeven en beheerd.

Doelen van de Groenvisie

In de Groenvisie zijn de volgende thema's opgenomen, met daarbij kort samengevat de geformuleerde doelen:

  • Stad van groene ruimte
    Het is van belang dat er meer wordt samengewerkt tussen gemeente en bewoners bij het bepalen van de functie en het beheer van groen. Er moeten duidelijke spelregels komen voor zelfbeheer. Door samen te werken in en aan het groen kan sociale cohesie ontstaan. Groenarme wijken moeten worden voorkomen.
  • Stad boordevol soorten
    Het vergroten van groene gebieden is van belang bij het versterken van de biodiversiteit. Dit geldt ook voor meer groenblauwe verbindingen, een betere inrichting van de groene gebieden en de zorg voor lokale natuurwaarden.
  • Stad om volop van te genieten
    Om volop van de stad te kunnen genieten is de aandacht van belang voor aantrekkelijk recreatief groen met een uitnodigende inrichting, meer beweegrondjes, een slimme zonering voor de verschillende gebruikers van groen, waterrecreatie vanwege hittestress, grote parken, de afstand van groen tot inwoners en aandacht voor kinderen en jongeren.
  • Stad om op te eten
    Bij dit thema is de aandacht voor het vergroenen van schoolpleinen van belang, meer volkstuinen, het vergroten van het areaal aan stadslandbouw, verbreden van de landbouw, tijdelijk beheer van braakliggende terreinen, educatie over eetbaar groen, stadslandbouw voor een zinvolle dagbesteding en de kringloop sluiten door compostering.
  • Stad met aangepast waterbeheer
    Om de stad klimaatbestendiger te maken is de aandacht van belang voor een groenblauwe dooradering van de stad, meer schaduw, meer stromend water, minder verstening, meer waterberging en het zoeken naar handige functiecombinaties zoals de aanleg van een waterplein.
  • Stad die bomen de ruimte geeft
    Voor een boomrijk Amersfoort is de waarde van de boom van belang, evenals de juiste plek, meer bomen, meer variatie, de dynamiek van bomen, kappen en compenseren.


Bij al deze thema's uit de Groenvisie zijn dilemma's te noemen. Vaak zijn er tegenstrijdige belangen en wensen, kwaliteit versus kwantiteit, schaarse ruimte en middelen. Daarom is de Groenvisie verder uitgewerkt in de Bomenleidraad en de Groenkaart.

2.2.6 Bomenleidraad

De gemeenteraad heeft de Bomenleidraad vastgesteld op 12 december 2017. De Bomenleidraad geeft aan hoe we in Amersfoort met bomen en andere houtopstanden omgaan en welke afwegingen we maken. De leidraad gaat over alle bomen in Amersfoort, dus zowel gemeentelijke bomen als bomen in eigendom van particulieren, woningbouwcorporaties of andere organisaties. De regelingen en bescherming zijn voor alle bomen en houtopstanden gelijk.

Bomen zijn van grote waarde en betekenis voor de stad. Ze zorgen voor een prettig woon- en leefklimaat. Bomen dragen bij aan het bereiken van doelstellingen als een gezondere stad, het verminderen van de effecten van een veranderend klimaat, een betere milieukwaliteit (bomen reduceren fijnstof, CO2 en leveren zuurstof) en meer natuur in de stad.

De Bomenleidraad geeft aan hoe we met bomen en houtopstanden willen omgaan en hoe we de waarden koesteren, beschermen en uitbouwen. De basis daarvan is het behoud en de bescherming van de bestaande bomen en grotere struwelen. We willen door goed beheer en zorg voor de groeiplaatsen onze bomen zo lang mogelijk vitaal en gezond houden. Daarmee bouwen we aan een robuuster en ecologisch functioneler bomenbestand en groenstructuur. Het behouden en planten van bomen in een stedelijke omgeving is een uitdaging. Volwassen bomen heb je niet van de ene op de andere dag. Bomen vragen tijd om tot volle wasdom te komen en dat maakt ze kwetsbaar in de concurrentiestrijd om de schaarse ruimte. We moeten daarom keuzes goed onderbouwd maken en het behoud, vergroten of het eventuele verlies aan waarde van bomen op een zorgvuldige en gelijkwaardige wijze afwegen ten opzichte van andere belangen en functies.

2.2.7 Verkeer- en vervoersplan

Het gemeentelijk beleid is gericht op het realiseren van een doelmatig verkeer- en vervoerssysteem voor alle vervoerswijzen om de bereikbaarheid in en van Amersfoort te waarborgen. Uitgangspunt daarbij is dat de verkeersveiligheid en leefbaarheid belangrijke factoren zijn en integraal onderdeel zijn van de planvorming.

Meer fietsverkeer

De fiets is een duurzaam vervoersmiddel dat bovendien weinig ruimte vergt. De gemeente wil daarom het gebruik van de fiets stimuleren door het comfort van fietsroutes te verbeteren en de fietsinfrastructuur beter af te stemmen op de behoeften van de gebruikers en de drukte op de fietspaden. Ook moeten de hoofdfietsroutes beter herkenbaar zijn en ontbrekende schakels in de routes worden aangelegd. Daarnaast is het de bedoeling meer fietsenstallingen aan te leggen bij de stations en ‘Park+Bike’-locaties te realiseren.

Autobereikbaarheid

Een goede bereikbaarheid per auto is en blijft belangrijk voor de stad. Bezoekers en bewoners willen ook in de toekomst snel de stad in- en uitkomen. Amersfoort wil de autobereikbaarheid op peil houden door het autoverkeer over de meest logische routes te geleiden.

Gebiedsgerichte aanpak

Ieder deel van de stad vergt een andere uitwerking van het mobiliteitsbeleid. De behoeften en mogelijkheden zijn in een oude wijk immers anders dan op een bedrijventerrein of recreatiegebied. Om goed in te kunnen spelen op die verscheidenheid, wordt per gebied gekeken hoe de vitaliteit, bereikbaarheid en leefbaarheid kunnen verbeteren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00187-0301_0010.png"

Gebiedstyperingen

Het gebied Vathorst - Over de Laak is aangeduid als E-gebied: Groen / recreatie.

Dit type gebied heeft de volgende kenmerken:

  • externe bereikbaarheid per fiets en per auto;
  • intern domein van fiets en voetganger;
  • opvang auto aan de randen;
  • snelle routes naar gebied toe, binnen gebied beleving centraal;
  • bereikbaarheid soms beperken om verblijfskwaliteit te waarborgen.

In dit gebiedstype staat de verblijfskwaliteit centraal. De hoofdkeuzes zijn:

  • domein van fiets en voetganger;
  • fiets stimuleren;
  • verblijfskwaliteit boven bereikbaarheid.

Het gebiedsgericht beleid E-gebied richt zich op:

  • beperken gebiedsvreemd autoverkeer;
  • parkeren aan de randen;
  • Park and Bike-voorzieningen;
  • faciliteren fietsvoorzieningen;
  • verminderen barrières fiets;
  • comfortabele fietsroutes;
  • beperken geluidsoverlast.

2.2.8 Nota Parkeernormen

In de nota parkeernormen Amersfoort 2009 en de actualisatie daarvan in 2020 zijn specifieke parkeernormen geformuleerd voor diverse functies. Ze geven een indicatie van het aantal auto's dat bij een bepaalde functie geparkeerd wordt in een bepaalde tijdsperiode. De normen worden gebruikt voor nieuwbouwsituaties of bij functiewijzigingen, waarvoor een vergunning of ontheffing dient te worden verkregen. In de parkeernormen wordt rekening gehouden met de toekomstige ontwikkelingen in het autobezit.

Vanuit de hoofddoelstelling uit het parkeerbeleidsplan, 'bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte en de leefbaarheid', is het van belang dat er strikte bepalingen worden gehanteerd voor parkeren. Parkeren moet zoveel mogelijk op eigen terrein plaatsvinden zodat er geen sprake is van extra parkeerdruk in het openbaar gebied. De belangrijkste voorwaarde is dat het aantal parkeerplaatsen volgens de norm wordt aangelegd. Hiervoor zijn in Nota Parkeernormen Amersfoort normen opgenomen per type voorziening. In het parkeerbeleidsplan is ook aangegeven dat bij het opstellen van parkeerbalansen rekening wordt gehouden met de mogelijkheid tot meervoudig gebruik van parkeerplaatsen.

2.2.9 Welstandsnota en beeldkwaliteitseisen

2.3 Provinciaal Beleid

2.3.1 Inleiding

Sinds 1 april 2021 werkt de provincie Utrecht met de Omgevingsvisie en de Interim Omgevingsverordening. In de Omgevingsvisie zijn de integrale lange termijn ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving van de provincie Utrecht vastgelegd. De Omgevingsvisie is een samenvoeging van onder andere de ruimtelijke structuurvisie, mobiliteitsvisie, natuurvisie en het bodem-, water- en milieuplan. In de Omgevingsvisie worden groen, water, energie, bebouwing, infrastructuur, cultuurhistorie en landelijke gebied in onderlinge samenhang bezien. De omgevingsvisie is zelfbindend voor de provincie Utrecht. Dit betekent dat de Omgevingsvisie alleen voor de provincie Utrecht verplichtingen schept. De uitgangspunten van de Omgevingsvisie zijn vertaald in de regels van de (interim) Omgevingsverordening. De normen en regels uit de Omgevingsverordening zijn wel bindend voor inwoners en de gemeente. De omgevingsvisie en de daaruit voortvloeiende (interim) Omgevingsverordening vormen samen een belangrijk kader voor dit bestemmingsplan.

2.3.2 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie

De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (herijking 2016) (PRS) is opgesteld om te zorgen voor een blijvend aantrekkelijke provincie. Via het ruimtelijke beleid wordt bijgedragen aan een kwalitatief hoogwaardige fysieke leefomgeving, waarin het ook in de toekomst plezierig wonen, werken en recreëren is.

Landschap Eemland

Het plangebied Over de Laak - 't Hammetje ligt in het gebied dat in de PRS is aangemerkt als 'Landschap Eemland'. De provincie heeft als beleid voor dit gebied om de volgende kernkwaliteiten te behouden:

  1. 1. extreme openheid;
  2. 2. slagenverkaveling;
  3. 3. veenweidekarakter;
  4. 4. historie van de Zuiderzee;
  5. 5. Grebbelinie
  6. 6. overgangsgebieden (bij Eemnes, Soest en Amersfoort).

Over de Laak is aangewezen als 'overgangszone' vanuit de visie op het voorheen Nationale Landschap Arkemheen-Eemland. Deze aanduiding is overgenomen in de PRS en in de bijbehorende Ruimtelijke Kwaliteitsgids Eemland.

Het landschap 'Eemland' maakt onderdeel uit van het interprovinciale landschap Arkemheen-Eemland. Eemland is een weids en open weidegebied. De openheid wordt begrensd door duidelijk herkenbare randen. Op het oog lijkt Eemland eenduidig. Agrarische, ecologische en recreatieve functies lopen hier echter door elkaar heen. Deze functies verenigen zich met de hoge grondwaterstand, die er is door de veenbodem, de lage ligging en kwel van de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe. Bebouwing ligt achter de randen of als eilanden in open linten in de weidse ruimte. Subtiele verschillen in de openheid, door beheer van het grasland, lijnen in het maaiveld en lage grasdijken, verrijken de beleving van het open gebied. Van dichtbij geven de lage dijken van Eem en Eemmeer en de open linten een geleding in de openheid. Gezien van een afstand worden ze onderdeel van een grotere open ruimte. De lijnen in het landschap staan haaks op de rivier de Eem. Het open lint ligt binnendijks. Buitendijks liggen erven op terpen.
Bij ontwikkelingen in het landschap van Eemland is het vooral van belang dat de open ruimte behouden blijft. Dit betekent behoud van een continue open ruimte langs de Eem, van Randmeer tot Amersfoort. Bij ontwikkelingen kan de openheid versterkt worden door verplaatsing van bebouwing, begroeiing of andere opgaande elementen. Nieuwe bebouwing vestigt zich in randzones of in bestaande linten, waarbij deze laatste wel transparant moeten blijven. Nieuwe of verbeterde infrastructuren worden niet zichtbaar gemaakt door beplanting, verlichting of andere elementen indien dit voor de functie niet noodzakelijk is of anders opgelost kan worden.

Algemene beleidslijn landelijk gebied: ruimte voor dynamiek en kwaliteit

Het provinciaal beleid richt zich op het behoud van de kwaliteit en vitaliteit van het landelijk gebied. De functies die bijdragen aan behoud van de openheid, kwaliteit en beleefbaarheid van het platteland, zoals landbouw, natuur en bos worden daarom gekoesterd. Een verdere uitwaaiering van stedelijke functies over het landelijk gebied moet worden voorkomen. In bijzondere situaties en onder voorwaarden zijn ontwikkelingen van niet aan het landelijk gebied gebonden functies aanvaardbaar. Die situaties hebben veelal betrekking op de herbestemming van bestaande bebouwde erven en op de ontwikkeling van nieuwe kwaliteit.

Kwaliteitsontwikkeling (rood voor groen)
In delen van het landelijk gebied is sprake van een kwalitatieve opgave waar bijvoorbeeld omzetting van landbouwgrond naar groene functies gewenst is en waar soms ook de vestiging van stedelijke functies aanvaardbaar is. Het gaat daarbij om:

  • kernrandzones, waarbij ruimte moet zijn voor stedelijke functies en een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit wordt nagestreefd;
  • recreatiezones, waar sprake is van een recreatieve opgave die ook door rood-voor-groenconstructies moet kunnen worden gerealiseerd;
  • gebieden binnen en direct grenzend aan de groene contour, waar nieuwe natuurgebieden met behulp van alternatieve financieringsmogelijkheden kunnen worden gerealiseerd.

Buiten deze gebieden is de inzet van rood-voor-groen niet mogelijk, behoudens kleinschalige verbetering vanuit bestaande bouwpercelen. Hierbij kan gedacht worden aan de ruimte-voor-ruimte regeling of een andere rood voor groen-regeling, waarbij het maken van extra kwaliteit uitgangspunt is. Bijvoorbeeld het herstel van landschapselementen, versterking van de cultuurhistorische hoofdstructuur (agrarisch cultuurlandschap), oplossingen voor de wateropgave en/of realisering van wandel- en recreatievoorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00187-0301_0013.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00187-0301_0014.png"

Kernrandzone

De kernrandzone is het gedeelte van het landelijk gebied dat direct aansluit op de rode contour. De kernrandzone, het gebied grenzend aan de stad, heeft vaak een multifunctioneel karakter. Naast landbouw bevinden zich hier stedelijke functies, zoals verspreid liggende woningen, sportvelden, recreatieve voorzieningen, volkstuinen, begraafplaatsen en rioolwaterzuivering. Deze zone is van grote waarde voor de leefbaarheid van de kern als uitloopgebied en door de hier aanwezige stedelijke functies. De kwaliteiten en mogelijkheden van de kernrandzones vragen om specifiek gemeentelijk beleid gericht op het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Als dit nodig is voor de realisatie van ruimtelijke kwaliteitsversterking kan met dit beleid ook nieuwe verstedelijking mogelijk worden gemaakt. De aard en omvang van deze verstedelijking dient in redelijke verhouding te staan tot deze gewenste kwaliteitsversterking. En de aard en omvang van de gehele ontwikkeling dient in redelijke verhouding te staan tot de kern waaromheen de betreffende kernrandzone gelegen is.

Recreatiezone

Het gebied 'Over de Laak' is aangewezen als recreatiezone ten behoeve van de inwoners van Vathorst en Amersfoort Noord.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00187-0301_0015.png"

Beleid

De verwachting is dat de recreatiebehoefte vanuit de steden de komende jaren verder toeneemt, mede als gevolg van de grote binnenstedelijke woningbouwambitie. Om die reden vindt de provincie de gebiedsontwikkeling ten behoeve van bovenlokale recreatie en bereikbaarheid voor vooral langzaam verkeer van belang en stimuleert zij ontwikkelingen rond stadsgewest Utrecht en rond Amersfoort die hieraan bijdragen. De bestaande recreatieve voorzieningen in deze zones willen we behouden en waar nodig versterken. De provincie regelt hiervoor dat in de recreatiezones geen ontwikkelingen plaats kunnen vinden die behoud en realisatie van recreatief groen belemmeren. Daarnaast wil de provincie in deze zones onder voorwaarden ruimte bieden, via bijvoorbeeld rood voor recreatiegroen, voor aanvullende bovenlokale recreatievoorzieningen met een intensief of extensief gebruik. Daarbij wordt de toegevoegde recreatiefunctie in principe gerekend als een plus, waarbij de voorzieningen vanzelfsprekend landschappelijk moeten worden ingepast. Nieuwe ontwikkelingen kunnen plaatsvinden als zij passen binnen de visie van de recreatiezone. Deze visie laat zien waar de meest geschikte locaties voor de intensieve en extensieve recreatieve functies gelegen zijn, in relatie tot het stedelijk gebied en in relatie tot de al aanwezige recreatieve en andere functies (zoals (stads)landbouw) in het gebied. Recreatie en stadslandbouw kunnen ook combinaties vormen, waarbij de productie van voedsel voor de stad gecombineerd wordt met het leveren van andere diensten en producten aan de stad.

Toelichting

In het stadsgewest Utrecht en Amersfoort liggen tussen en aan de rand van de verschillende kernen overwegend groen ingerichte gebieden, die als vingers vanuit het landelijk gebied het stadsgewest insteken. Ze bestrijken veelal het landelijk gebied van meerdere gemeenten. Deze gebieden vervullen een functie als tegenhanger van de meest verstedelijkte gebieden in onze provincie. Ze herbergen een mix aan gebruiksvormen met als belangrijkste landbouw, natuur, recreatie, verspreid wonen en kleine bedrijvigheid. Ook liggen er tal van waardevolle structuren op het vlak van natuur, water, landschap, cultuurhistorie, varen, wandelen en fietsen. In deze zone zijn de langzaam verkeersverbindingen tussen stad en land en de verbindingen naar en tussen de recreatieve gebieden van belang. In delen van de recreatiezones zijn vooral extensieve, route gebonden vormen van recreatie passend, in andere gebieden juist intensievere recreatie. Om de realisatie van recreatieve voorzieningen te stimuleren kan verstedelijking plaatsvinden, als dit gepaard gaat met nieuwe mogelijkheden voor recreatief gebruik. Hierbij valt te denken aan nieuwe landgoederen met recreatief medegebruik, bijdragen aan de recreatieve structuur, recreatieve groengebieden, open (zwem)waterlocaties en doorgaande routestructuren voor langzaam verkeer. De realisatie van rode ontwikkelingen vindt op zodanige wijze plaats, dat het landschap zoveel mogelijk wordt versterkt en rood en recreatievoorzieningen in samenhang worden ontwikkeld. Omdat de provincie het belangrijk vindt dat de ontwikkelingen in de recreatiezones in samenhang worden bekeken, hebben zij voor deze gebieden samen met regio, gemeenten en maatschappelijke en/of particuliere organisaties een integrale visie ontwikkeld. In deze visie wordt, op basis van een nadere verkenning, aangegeven welke bovenlokale voorzieningen op welke locaties mogelijk zijn. Ook wordt de samenhang met de andere opgaven of aanwezige functies binnen het gebied aangegeven. Daarbij vindt zij het belangrijk dat in de visie bestaande landschapsstructuren, eventueel aanwezige cultuurhistorische- of natuurwaarden en de positie van de landbouw recht worden gedaan.

Vanwege het nabij gelegen stedelijk gebied is vooral de bovenlokale recreatiebehoefte groot. Om hier in te voorzien is voor de gebieden rond Utrecht de afgelopen jaren gewerkt aan de 'Randstadgroenstructuur' en later aan 'Recreatie om de Stad'. Recreatieve groengebieden in de regio Amersfoort zijn de afgelopen jaren in het kader van de Groen Blauwe Structuur Amersfoort ontwikkeld of worden nog ontwikkeld. De aanleg van deze gebieden streeft de provincie nog steeds na. Deze recreatieve groengebieden zijn nu onderdeel van de recreatiezones.

De provincie vraagt de gemeenten aandacht te schenken aan de ruimtelijke kwaliteit van de kernrandzones die direct rond de kernen liggen, zoals beschreven onder 'Kernrandzones'. De nader te verkennen gewenste kwaliteitsverbetering voor een kernrandzone heeft zijn eigen dynamiek en lokale recreatiebehoeften krijgen hier een plaats in. De kernrandzone kan overlappen met de recreatiezone. Afstemming tussen de lokale (recreatie)voorzieningen en eventuele bovenlokale recreatievoorzieningen is dan noodzakelijk.

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening is aangegeven dat een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘Kernrandzone’ moet voldoen de volgende voorwaarden:

  1. a. de verstedelijking gaat gepaard met versterking van de ruimtelijke kwaliteit die in een redelijke verhouding staat tot de aard en de omvang van de verstedelijking, tenzij de verstedelijking betrekking heeft op kernrandactiviteiten, en;
  2. b. de verstedelijking is ruimtelijk en landschappelijk goed inpasbaar en wordt in aansluiting op stedelijk gebied gerealiseerd, of in samenhang met overige verstedelijkte structuur, en;
  3. c. tijdige en duurzame realisatie van de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit is geborgd, en;
  4. d. omliggende functies worden niet onevenredig geschaad.

2.4 Conclusie Beleid

Voorliggend bestemmingsplan Over de Laak - 't Hammetje maakt het mogelijk om het plangebied in te vullen met diverse recreatiemogelijkheden, waaronder wandelen en fietsen, scouting en lichte horeca. Hiervoor wordt het bestaande recreatiegebied heringericht en richting het noorden vergroot met de aanplant van bomen en groen. Uit de voorgaande paragrafen in dit hoofdstuk blijkt dat deze ontwikkeling in overeenstemming is met de uitgangspunten vanuit zowel het gemeentelijk als provinciaal beleid. Het geldende beleid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het gewenste plan.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt na een beschrijving van de huidige situatie van het plangebied de gewenste toekomstige situatie beschreven. Daarbij wordt ingegaan op de elementen natuur, recreatie, water, ontsluiting en parkeren.

3.1 Huidige Situatie Over De Laak - 'T Hammetje

Het plangebied 'Over de Laak - 't Hammetje' ligt aan de noordrand van Amersfoort in Vathorst-noord, op de grens met de gemeente Nijkerk .

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00187-0301_0016.png"

Ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00187-0301_0017.png"

Luchtfoto plangebied

In het zuidelijk deel van plangebied 't Hammetje ligt een ontzandingsplas, ontstaan door zandwinning voor de aanleg van de A28. Deze plas is aangekocht door Willem Ham, die op deze plek 'Hammetjes Paradijs' of 'Hams Viswaterplas' ontwikkelde. Willem Ham bouwde enkele kasteelachtige torens, follies, als vesting tegen het oprukkende Amersfoort en legde enkele eilandjes aan in het water. Hij beplantte het perceel met veel bomen en struiken.

Het grondgebied maakte voorheen deel uit van de gemeente Nijkerk. Met de grenscorrectie in 1998 is deze strook ten noorden van de Laak bij de gemeente Amersfoort gevoegd. In het Nijkerkse bestemmingsplan had 't Hammetje al een recreatieve bestemming als visvijver.

In 2005 is het perceel verkocht aan de gemeente Amersfoort en het Ontwikkelingsbedrijf Vathorst. Het perceel is jarenlang niet toegankelijk voor publiek geweest en daardoor verwilderd. In de zuidoostelijke hoek van het perceel staat het gebouw dat momenteel wordt gebruikt door het werk- en leerbedrijf Land in Zicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00187-0301_0018.png"

Kasteeltje, gebouwd door Willem Ham

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00187-0301_0019.png"

Zicht op de plas van 't Hammetje met een 'follie'(DO Kruit Kok 2020)

Ten noorden van de plas zijn populieren 'gestald' door het Ontwikkelbedrijf Vathorst, met de bedoeling om deze later aan te planten in de wijk Vathorst. Van het verplanten van deze bomen is het niet gekomen, de populieren staan er nu nog steeds. Zo is de 'populierenweide' ontstaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00187-0301_0020.png"

Verschillende deelgebieden in de bestaande situatie (DO 't Hammetje Kruit Kok)

Ten noordwesten van de 'Populierenweide' richting de A28 staat het kunstwerk van André Pielage, de 'Uiverhoeve' (ooievaarshoeve) als entree en uitgang van de wijk Vathorst. Dit kunstwerk is in 2014 geplaatst en stelt de contouren voor van een oude boerderij als verwijzing naar het boerenland dat Vathorst ooit was. Op de schoorsteen is een ooievaarsnest aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00187-0301_0021.png"

De Uiverhoeve (foto Ad van Vught, DO 't Hammetje Kruit Kok)

De meest noordelijke punt van het plangebied is jaren in gebruik geweest als fietscrossbaan. Dit gebruik is gestopt waardoor het terrein is verwilderd.

3.2 Toekomstige Situatie Over De Laak - 'T Hammetje

Ruimte voor lichte recreatie, nieuwe natuur en behoud van de kwaliteiten van het polderlandschap in Over de Laak en een goede overgang naar het waardevolle landschap van Arkemheen. Dit is de doelstelling voor het gebied zoals door de gemeenteraad is vastgelegd met het vaststellen van de ontwikkelingsvisie (zie paragraaf 2.2.4).

Belangrijke uitgangspunten voor het gehele plangebied Over de Laak (Waterrijk, Speelpolder en 't Hammetje) zijn:

  • diversiteit van de landschappen versterken;
  • netwerk van routes;
  • natuurnetwerk versterken voor de vijf verschillende biotopen;
  • zonering in rust en activiteiten;
  • ritme van gastvrije entrees;
  • recreatieve activiteiten;
  • nieuwe en bestaande erven;
  • ritme van gastvrije knooppunten;
  • hondenuitlaatplekken.

In lijn met de doelstelling en in de context van de uitgangspunten is het Definitief Ontwerp voor het plangebied Over de Laak - 't Hammetje concreet uitgewerkt tot een landschapspark met ruimte voor diverse recreatieve activiteiten op het land en op het water voor de inwoners van Vathorst.

3.2.1 Opgave voor 't Hammetje

Voor het gebied Over de Laak - 't Hammetje is in opdracht van de gemeente Amersfoort door Kruit Kok, bureau van landschapsarchitecten, een ontwerp voor het plangebied gemaakt. Dit ontwerp is het uitgangspunt voor voorliggend bestemmingsplan en is als bijlage 2 Definitief ontwerp 't Hammetje bij deze toelichting opgenomen. Het is een definitief ontwerp van de ambitie die de gemeente heeft met het gebied. Deze ambitite wordt in beeld gebracht met referentiebeelden. De afbeeldingen en foto's zijn dus niet het eindbeeld, het is geen exacte weergave van hoe het gebied er na ontwikkeling uit ziet. Het definitief ontwerp wordt nog uitgewerkt in een technisch ontwerp. Dit technische ontwerp is de basis voor de uitvoering.

Het definitief ontwerp (ambitite met referentiebeelden) voor Over de Laak - 't Hammetje is ontstaan door rekening te houden met de volgende opgave:

  • 't Hammetje is onderdeel van het uitloopgebied voor inwoners van de wijk Vathorst aan de noordzijde van de Laak;
  • met de aanleg van 't Hammetje kunnen recreanten zich verspreiden over een grote gebied waardoor de druk wordt verlaagd op de polder Arkemheen en het Eemgebied en bovendien heeft 't Hammetje een functie voor recreatie dichtbij huis;
  • het creëren van een landschapspark met een duidelijke identiteit voor alle inwoners van Vathorst;
  • het creëren van een geleidelijke overgang van de dichtere zandgronden ten zuiden, naar het open landschap ten noorden van 't Hammetje;
  • de mogelijkheid voor een wandeling en voor recreatiemogelijkheden op zowel land als water;
  • ontsluiting via een duidelijke entree aan Domstraat;
  • inpassing van de cultuurhistorische elementen van de locatie: Uiverhoeve, follies van Willem Ham;
  • aansluitmogelijkheid van routes en ruimtes op eventuele uitbreiding van het groene gebied ten westen van het plangebied (boscompensatie Rijkswaterstaat).

In het definitief ontwerp wordt op verschillende plaatsen nog gesproken over viswater, vissteiger en kano/bootjes verhuur. Deze teksten zijn niet meer van toepassing.

Ten aanzien van viswater: In het coalitieakkoord is afgesproken dat het gebied waar mag worden gevist niet wordt uitgebreid (pagina 13, coalitieakkoord). ’t Hammetje was particulier eigendom en is de afgelopen jaren afgesloten voor publiek. Dit water is niet verpacht aan de hengelsportvereniging. Het verpachten van dit viswater (na de herontwikkeling) wordt dan ook als uitbreiding van viswater gezien, en is daarmee in strijdt met de afspraken uit het coalitieakkoord.

Ten aanzien van kano/bootjes verhuur: Op basis van een ingediende zienswijze hebben we aanvullend onderzoek gedaan naar de veiligheid van de waterbodem. Op de waterbodem is op een aantal delen puin aangetroffen. We treffen een aantal maatregelen om de veiligheid in het gebied te vergroten, zoals het deels aanbrengen van een afdeklaag op de waterbodem, ondanks dat er geen zwemwater wordt gefaciliteerd. Om verwarring voor de recreant te voorkomen is ervoor gekozen om alle vormen van waterrecreatie uit het ontwerp te verwijderen, zodat het duidelijk is dat de recreant niet in de plas mag zwemmen, of mag varen.

Naast deze ontwerpeisen zijn er ook nog technische uitgangspunten van toepassing, zoals de aanwezigheid van een gasleiding en het watersysteem van de waterplas en van de Laak. De driehoekige vorm van het plangebied vormt een ruimtelijke randvoorwaarde voor het ontwerp.

Uiteindelijk hebben bovengenoemde aspecten geleid tot het volgende gewenste eindbeeld voor wat betreft het recreatiegebied Over de Laak - 't Hammetje.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00187-0301_0022.jpg"

Ontwerp voor 't Hammetje

3.2.2 Ontwerp voor 't Hammetje

3.2.3 Beeldkwaliteit

In het ontwerpbestemmingsplan was beeldkwaliteit onderdeel van het bestemmingsplan. Een kavelpaspoort was gekoppeld aan de regels en een inrichtingsplan aan de toelichting van het bestemmingsplan. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan zijn het kavelpaspoort en inrichtingsplan uit de toelichting en regels gehaald en als afzonderlijk document (beeldkwaliteitseisen) naast het bestemmingsplan ter vaststelling aan de raad voorgelegd. Op deze manier is het duidelijker dat dit document een aanvulling is op de welstandsnota en kan het op de gemeentelijke website worden geplaatst bij de welstandsnota. Zo worden alle beeldkwaliteitsplannen bij elkaar gepubliceerd, waardoor de vindbaarheid beter wordt.

Het kavelpaspoort fungeert als toetsingskader voor de welstandscommissie / stadsbouwmeester bij de beoordeling van de aanvraag om omgevingsvergunning die nodig is voor het bouwen van de gebouwen voor horeca en scouting. Daarnaast wordt ook de inrichting van het terrein rondom de horeca en scouting aan dit paspoort getoetst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00187-0301_0024.jpg"

Bij de inrichting van het omliggende gebied is het Definitief Ontwerp Over de Laak - 't Hammetje het toetsingskader. Ter illustratie is ook de Inrichtingstekening Over de Laak - 't Hammetje toegevoegd. Dit geeft een beeld van de inrichting van het gehele plangebied. Beide documenten zijn onderdeel van de beeldkwaliteitseisen voor 't Hammetje.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00187-0301_0025.jpg"

3.2.4 Bereikbaarheid

3.2.4 Bereikbaarheid

Aan de zuidoostkant (Domstraat) komt een entree voor auto's, fietsers en voetgangers. Voor fietsers en voetgangers komt ook nog een tweede entree aan de Domstraat en in de toekomst mogelijke nog een derde entree aan de westkant van het gebied, iets ten noorden van de plas.

Entrees van 't Hammetje (DO 't Hammetje, Kruit Kok)

Het gebied is vanuit Vathorst Noord per fiets en te voet bereikbaar via bestaande bruggen over de Laak. De nieuwe, geplande langzaam verkeersbrug over de Laak (deze wordt niet mogelijk gemaakt met het voorliggende plan maar hiervoor wordt een aparte planologische procedure doorlopen), ter hoogte van de Markerhaven, zorgt met de andere bruggen voor een vierde toegang van het gebied van en naar Vathorst.

Met de auto zijn er mogelijkheden vanaf de Oeverweg / Domstraat en de Palissaden/ Palestinaweg / Domstraat. Het park is per fiets goed bereikbaar via het fietspadennetwerk in de omgeving, waaronder het fietspad langs de Laak.

De Domstraat maakt onderdeel uit van een 60 km/uur zone. Voor de veiligheid van voetgangers en fietsers worden maatregelen genomen die de snelheid van het autoverkeer beperken. In het plangebied wordt, parallel aan de Domstraat, een voetpad aangelegd.

We willen het fietsgebruik stimuleren en het autogebruik ontmoedigen. Het groen en de beleving zijn in dit gebied belangrijker dan de bereikbaarheid. Om deze reden is ervoor gekozen om een minimum aantal parkeerplaatsen aan te leggen, waarbij bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen maatwerk is toegepast onder andere ten aanzien van dubbelgebruik voor parkeren voor scouting en horeca. Daarmee wordt ook de verkeersaantrekkende werking beperkt, de bezoekers zullen met name fietsend of wandelend naar het gebied komen omdat de meesten van hen uit Vathorst zullen komen. Het aantal bezoekers dat toch met de auto komt kan via de bestaande wegen afgewikkeld worden en zal niet tot een merkbare mate van vertraging of verkeershinder leiden.

Voor de te verwachten bezoekersaantallen/verkeerseffecten en parkeerbehoefte is een rapport opgesteld door Antea (bijlage 5 Recreatief gebruik en parkeerbehoefte 'tHammetje. Dit rapport laat zien dat op basis van de ligging tegen de noordgrens van het woongebied Vathorst en de goede bereikbaarheid te voet en met de fiets, het te verwachten aantal bezoekers gemiddeld is en passend bij een recreatiegebied dat is gelegen aan de rand van de stad.

3.2.5 Parkeren

Auto's

Zoals in paragraaf 2.2.8 is gesteld, moet het parkeren voldoen aan de Nota Parkeernormen. Een eerst belangrijke randvoorwaarde is dat het parkeren op eigen terrein moet plaatsvinden, zodat een ontwikkeling niet zorgt voor extra parkeerdruk in het openbaar gebied.

Een volgende belangrijke voorwaarde uit het gemeentelijk beleid is dat het aantal parkeerplaatsen volgens de norm wordt aangelegd. In de Nota Parkeernormen zijn per type voorziening normen opgenomen waaraan voldaan moet worden. In het geval er voor bepaalde functies geen parkeernormen zijn opgenomen, is er uitgegaan van een schatting op basis van expert judgement.

Ook moet ook rekening worden gehouden met het gebiedstype zoals dat is aangegeven in het Verkeer- en vervoersplan. Daarin valt 't Hammetje in het gebiedstype E. Dit betekent onder andere dat het gebiedvreemde autoverkeer zoveel mogelijk wordt geweerd en dat autoverkeer wordt opgevangen aan de randen van het gebied door daar de parkeervoorzieningen te realiseren. Verblijfskwaliteit gaat in dit geval boven bereikbaarheid.

Daarnaast is dubbelgebruik van parkeerplaatsen mogelijk omdat bezoekers van het park, het restaurant en de scouting niet op dezelfde tijden naar het gebied zullen komen. Op de verschillende functies kunnen aanwezigheidspercentages worden toegepast. De percentages die we in de gemeente Amersfoort hanteren staan in de Beleidsregels toepassing parkeernormen 2020. Voor een restaurant zijn hier cijfers voor. Voor de scouting en het park zijn deze cijfers er niet. Voor het park kan worden uitgegaan van de percentages van de categorie 'Volkstuin'. Voor de scouting is de bezetting op zaterdagmiddag 100%. Voor de zaterdagavond wordt uitgegaan van 10%. De rest van de week is de bezetting van de scouting 0%.

Bovenstaande uitgangspunten leiden tot de volgende berekening:

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00187-0301_0026.jpg"

Volgens de normen zouden daarmee 34 parkeerplaatsen moeten worden aangelegd. In dit geval wordt gebruik gemaakt van de uitgangspunten uit het Verkeer- en vervoersplan die horen bij gebiedstype E (in paragraaf 2.2.8 is dit toegelicht). Er worden minder parkeerplaatsen aangelegd dan volgens de parkeernormen is berekend om daarmee het gebied zo groen mogelijk te houden. In dit gebied wordt de voorkeur gegeven aan het groen en de beleving boven de bereikbaarheid. Dit is bovendien goed mogelijk omdat het merendeel van de bezoekers uit Vathorst zal komen. Het ligt voor de hand dat zij te voet of per fiets naar 't Hammetje gaan. Daarom worden er 19 in plaats van 34 parkeerplaatsen aangelegd. In de bijlage 5 Recreatief gebruik en parkeerbehoefte 'tHammetje is een onderbouwing gegeven voor dit aantal parkeerplaatsen. Wel is er de mogelijkheid om binnen het plangebied 30 parkeerplaatsen aan te leggen binnen de aanduiding 'parkeerterrein' die is opgenomen op de verbeelding. Omdat er een mogelijkheid is om 30 parkeerplaatsen aan te leggen en niet de volgens de normen berekende 34 parkeerplaatsen, moet voor 4 parkeerplaats worden afgeweken van de gemeentelijke parkeernormen. Hiervoor is een besluit nodig dat zal worden gekoppeld, aan het besluit over de vaststelling van dit bestemmingsplan.

In eerste instantie worden de 30 mogelijke parkeerplaatsen dus niet aangelegd omdat het merendeel van de bezoekers uit Vathorst zal komen en te voet of per fiets naar 't Hammetje zal gaan. En omdat dubbelgebruik hier goed toepasbaar is (de scouting ontvangt alleen groepen op vrijdagavond en zaterdagochtend en de bezoekers van de horeca zullen vaak ook de bezoekers van het park zijn), worden in eerste instantie 19 parkeerplaatsen aangelegd. Dit aantal wordt voldoende geacht voor 't Hammetje en het toekomstige gebruik daarvan. Bovendien willen we voorkomen dat vanwege parkeermogelijkheid mensen met de auto naar het gebied komen terwijl ze ook met de fiets of te voet kunnen komen. Zoals eerder al aangegeven vinden we in dit gebied de beleving belangrijker dan de bereikbaarheid.

Op de onderstaande afbeelding is een schets te zien van de inrichting van de zuidoosthoek van het plangebied. In het meest zuidoostelijk gelegen deel wordt het parkeerterrein aangelegd. De huidige schets is gebaseeerd op de aanleg van 19 parkeerplekken. Maar door enige aanpassing van de inrichting is het mogelijk om hier 30 parkeerplekken aan te leggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00187-0301_0027.jpg"

Het aantal van 19 parkeerplaatsen bestaat uit 4 parkeerplaatsen voor de scouting en 2 voor het park en 13 voor de horeca.

Met bovenstaande onderbouwing is aangetoond dat het plan uitvoerbaar is ten aanzien van het parkeren van auto's.

Fietsen

Het uitgangspunt is dat de meeste bezoekers van 't Hammetje met de fiets of wandelend naar het gebied komen. Ook voor de fietsers moet voorzien worden in voldoende ruimte om fietsen te stallen. De behoefte aan fietsparkeerplaatsen is berekend aan de hand van geldende kencijfers en schattingen. Voorlopig wordt uitgegaan van de aanleg van 3 plekken waar elk ongeveer 20 fietsen kunnen worden gestald. Hiervoor is ruimte gereserveerd bij de entree aan de Domstraat, in de buurt van de hondenlosloopweide en bij de Palestinaweg Oost. Als de fietsparkeerbehoefte in de praktijk groter blijkt te zijn, moet deze stallingsruimte worden vergroot. Hiervoor is voldoende ruimte beschikbaar in het gebied.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Afhankelijk van de ontwikkeling van de verschillende gebieden moet onderzoek worden uitgevoerd om te bepalen of er - en zo ja welke – omgeving gerelateerde belemmeringen in het bestemmingsplangebied aanwezig zijn. In dit hoofdstuk worden alle relevante omgevingsaspecten behandeld.

4.2 Archeologie

4.2.1 Beleid

Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. De uitgangspunten van het Verdrag van Malta vormen de basis voor de omgang met archeologie in deze wet. Naast archeologie op het land en onder water heeft de Erfgoedwet betrekking op museale objecten, musea en monumenten. Samen met de in 2019 in te voeren Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van het Nederlandse cultureel erfgoed mogelijk. In de Omgevingswet worden alle onderdelen rond de omgang met cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving samen gebracht. Tot de invoering van deze wet zullen alle over te nemen delen van de Monumentenwet uit 1988 van kracht blijven. Ze zijn opgenomen in het overgangsrecht in de Erfgoedwet. Op grond van de Monumentenwet is de raad verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

Archeologische beleidskaart

Deze waarden en verwachtingen zijn aangegeven op de archeologische beleidskaart, die op basis van archeologische waarnemingen en vondsten en landschappelijke en historische gegevens tot stand is gekomen. De archeologische beleidskaart is door het college van burgemeester en wethouders op 12 maart 2019 vastgesteld.

Deze beleidskaart kent een onderverdeling in gebieden. Per gebied is een beleidsadvies geformuleerd. Naast Rijksmonumenten en gemeentelijke ondergrondse monumenten zijn er gebieden met een hoge archeologische waarde aangewezen. Ook is er een verdeling gemaakt tussen gebieden met een hoge, middelhoge en een lage archeologische verwachting.

Ter voldoening aan artikel 38a van de Monumentenwet nemen we in bestemmingsplannen een regeling ten aanzien van de gebieden met archeologische waarden en verwachtingen op, voor zover die al niet (anderszins) zijn beschermd via de Monumentenwet.

Regeling in het bestemmingsplan

Gezien de daarbij betrokken belangen en de wettelijke plicht om in de bestemmingsplannen nadrukkelijk rekening te houden met archeologie wordt in voorkomende gevallen gekozen voor een dubbelbestemming.

Het opnemen van een dubbelbestemming brengt goed tot uitdrukking dat archeologie op zichzelf dient te worden beoordeeld en ten opzichte van de medebestemming van primair belang is. De dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik, dat functioneert naast (of boven) de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.

4.2.2 Archeologie in relatie tot het plangebied

Archeologische waardevolle gebieden

Binnen het plangebied bevinden zich geen wettelijk beschermde archeologische monumenten of bekende archeologische waarden. Wel zijn er archeologische verwachtingen.

Archeologische waardevolle verwachtingsgebieden

Het plangebied ligt in een zone met een lage en een middelhoge archeologische verwachting. Iin het bestemmingsplan zijn hiervoor de dubbelbestemmingen Waarde archeologie 3 en 4 opgenomen. In geval van ontwikkelingen van terreinen groter dan 500 respectievelijk 10.000m2 met bodemingrepen dieper dan 30 cm onder het maaiveld dient voorafgaand een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00187-0301_0028.png"

Uitsnede van de archeologische beleidskaart. Het gebied dat met een gele kleur is aangegeven heeft de dubbelbestemming Waarde archeologie 3. En groen is Waarde archeologie 4.

Archeologische verwachtingen

Het plangebied ligt verspreid over een vlakte van ten dele verspoelde dekzanden en een lage dekzandrug. Dekzandvlaktes hebben een lage archeologische verwachting op het voorkomen van resten van zowel jager-verzamelaars als boeren. Op de dekzandrug is deze verwachting middelmatig.

Het gaat dan om resten van (jacht)kampjes, ontginningssporen en -sloten en sporen van agrarische activiteiten. Er zijn geen historische gegevens die wijzen op erven uit de Middeleeuwen en/of Nieuwe Tijd.

Indien grondroerende werkzaamheden dieper dan 30cm onder het huidige maaiveld en groter dan 500m2 respectievelijk 10.000 m2 worden uitgevoerd, moet er een archeologisch onderzoek plaatsvinden.

Conclusie

Het ontwerp voor 't Hammetje is besproken met de gemeentelijk archeoloog. Het plan kan worden uitgevoerd zonder dat daarvoor archeologisch onderzoek of een omgevingsvergunning noodzakelijk is. Er geldt dus een ontheffing van archeologisch onderzoek voor het uitvoeren van het plan. Aangezien het echter nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens grondverzet een archeologische 'toevalsvondst' wordt gedaan,is het wenselijk de uitvoerder van dit grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de Gemeente Amersfoort, en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

De dubbelbestemming Waarde Archeologie is wel opgenomen in de regels voor eventuele grondwerkzaamheden in de toekomst. En om duidelijk te maken dat archeologie op zichzelf dient te worden beoordeeld en ten opzichte van de medebestemming van primair belang is.

4.3 Bedrijven En Milieuzonering

Om tot een ruimtelijke relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten te komen wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. De milieuzonering zorgt voor een voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) in ruimtelijke plannen. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Als basis wordt hiervoor de VNG uitgave Bedrijven en milieuzonering gehanteerd met daarnaast de individueel van toepassing zijnde milieu wet- en regelgeving.

4.3.1 Bedrijven en milieuzonering in relatie tot het plangebied

De richtafstand uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën. Voor de beoordeling van de vraag hoe het voorliggende plan voor 't Hammetje zich verhoudt tot eisen van goede ruimtelijke ordening, is aansluiting gezocht bij de richtafstanden uit deze publicatie. Als aan de richtafstanden voldaan wordt is het aannemelijk dat er geen hinder zal ontstaan voor de omgeving.

In paragraaf 4.8.4 is ingegaan op de richtafstanden en de voorwaarden die moeten worden gesteld aan de horeca, mobiele horeca en kleinschalige evenementen. Voor de inhoudelijke afweging wordt verwezen naar deze paragraaf. De aanbevolen voorwaarden zijn verankerd in de regels van het bestemmingsplan, waaraan te verlenen vergunningen worden getoetst.

Conclusie

Er wordt voldaan aan de richtafstanden vanuit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Er worden nadere voorwaarden gesteld aan de openingstijden en geluid van de horeca en kleine evenementen. Het plan voor 't Hammetje mag voor dit aspect dan ook in overeenstemming worden geacht met een goede ruimtelijke ordening.

4.4 Bodem

4.4.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Volgens het Bro zullen burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer een onderzoek verrichten naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op daarvoor geschikte gronden te worden gerealiseerd.

4.4.2 Wet bodembescherming

De Wet Bodembescherming bevat de voorwaarden die kunnen en worden verbonden aan het verrichten van handelingen in of op de bodem. Primair komt bescherming en sanering in de wet aan bod. De wet heeft betrekking op zowel landbodems als waterbodems. De Wet bodembescherming geeft aan wanneer er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en of er dan ook gesaneerd moet worden.

De hoeveelheid grond dan wel grondwater (beide in m³) en de mate van vervuiling, gemiddeld boven de interventiewaarde, zijn de criteria voor een geval van ernstige bodemverontreiniging.

De interventiewaarde is de waarde, waarboven er risico's zijn voor mens, flora en fauna. De spoedeisendheid, de noodzaak om te saneren, hangt hiervan af maar ook van de mate van verspreiding van de bodemverontreiniging.

Voor gevallen van ernstige bodemverontreiniging is er bij niet gewijzigd grondgebruik soms geen noodzaak tot saneren. Voorbeelden zijn voormalige stortplaatsen en kleine verontreinigingen in het diepere grondwater.

De gevallen van ernstige bodemverontreinigingen zijn door de Gemeente Amersfoort in beeld gebracht. In een aantal gevallen is in een beschikking Wet bodembescherming aangegeven wat er met een geval van ernstige bodemverontreiniging moet gebeuren. Nadat er is gesaneerd, kunnen er restverontreinigingen aanwezig zijn. Soms zijn er gebruiksbeperkingen.

4.4.3 Besluit Bodemkwaliteit

In 2013 is een bodemkwaliteitskaart en een bodembeheerplan voor de gehele gemeente opgesteld. Op deze kaart ligt het bestemmingsplangebied “Hammetje EO" in een zone met de bodemfunctieklasse “landbouw/natuur”. De ontgravingsklasse voor de bovengrond is 'wonen'. De ondergrond heeft ontgravingsklasse 'landbouw/natuur'. De toepassing dient te voldoen aan klasse wonen.

4.4.4 Bodemkwaliteit in relatie tot het plangebied

Van de locatie zijn de volgende bodemonderzoeken beschikbaar:

  • Antea, Actualiserend (water)bodemonderzoek “het Hammetje” Domstraat 82 te Hooglanderveen, rapportnummer 406596, 29 december 2016.
  • Antea, Nader bodem- en asbestonderzoek Domstraat 82 te Hooglanderveen ('t Hammetje), rapportnummer 0452668.100, 9 augustus 2019.
  • AT Milieuadvies, Verkennend bodemonderzoek, rapportnummer at02376, 1-11-2002.
  • AT Milieuadvies, Verkennend bodemonderzoek, rapportnummer at02375, 1-12-2002
  • P&J Milieuservice, Verkennend bodemonderzoek, rapportnummer 9724101, 1-10-1997.

De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen belemmering voor de herinrichting van de planlocatie en voor de financiële uitvoerbaarheid daarvan, mits er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

- voor graafwerkzaamheden binnen een geval van ernstige bodemverontreiniging zijn sanerende maatregelen nodig die gemeld moeten worden middels een BUS-melding of (deel-) saneringsplan;

- overig grondverzet, voor zover niet geregeld in een BUS-melding of (deel-)saneringsplan, moet voldoen aan het Besluit bodemkwaliteit en het hergebruiksbeleid van de gemeente Amersfoort.

Het hergebruik van licht verontreinigde grond kan aan beperkingen onderhevig zijn.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de kwaliteit van de bodem geen belemmering vormt voor het beoogde gebruik als recreatiegebied, mits voldaan wordt aan de hierboven beschreven voorwaarden.

4.5 Conventionele Explosieven

De gemeente Amersfoort heeft voor haar gehele beheersgebied een Historisch Vooronderzoek laten uitvoeren om in een vroeg stadium belanghebbenden te kunnen informeren over potentiële risico's. Uit dit onderzoek blijkt dat het plangebied op de bodembelastingkaart staat aangegeven als niet verdacht op de aanwezigheid van munitie of andere explosieven. Nader onderzoek is niet nodig en dit aspect vormt geen belemmering voor de uitvoering van de plannen.

4.6 Duurzaamheid

Duurzaamheid is de samenhang vinden op ruimtelijk, sociaal-cultureel, economisch en ecologisch vlak. De lange termijnopgaven, zoals klimaatbestendigheid, beheersing van de verkeersdruk en energieneutrale gebouwen moeten in het zicht blijven.

De gemeente stimuleert duurzaam bouwen. Duurzaamheid is een kernwaarde in het coalitieakkoord. Dit is vertaald in duurzaamheidsambities. Zo is Amersfoort in 2030 een stad zonder CO2 uitstoot. Om een bijdrage te kunnen leveren aan het duurzaamheidsprogramma van Amersfoort moet in alle stadia van het ontwerp- en bouwproces rekening worden gehouden met duurzaam en milieubewust bouwen.

Het realiseren van groene daken (vegetatiedaken) en gevels wordt sterk aanbevolen. Behalve een waarde voor planten en dieren heeft dit ook een functie voor waterberging waardoor piekbelasting op de riolering wordt verminderd. Bovendien helpen groene daken en gevels hittestress te voorkomen en vangen ze fijnstof, wat een positief effect heeft op de luchtkwaliteit. Vergroenen van de daken heeft tevens positieve effecten op het micro-klimaat, de isolatiewaarde en levensduur van de onderliggende daken en de waterhuishouding van het gebied.

Klimaatverandering speelt in toenemende mate een rol bij gebiedsontwikkeling en krijgt dan ook betekenis bij het formuleren van kaders en ambities voor een plangebied.
De Gemeenteraad van Amersfoort heeft haar visie hierop in de Structuurvisie Amersfoort 2030, Groenvisie Amersfoort, de Toekomstagenda Milieu 2014-2020 en het Gemeentelijk Rioleringsplan 2012-2021 beschreven.

Kernbegrippen in het kader van klimaat zijn compensatie en adaptatie. Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken van materialen uit vernieuwbare bronnen. Amersfoort streeft er naar om als stad energieneutraal te worden. Adaptatie is het aanpassen aan de zich wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag, meervoudig gebruik van de bodem. In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren. Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en groen oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op.

Duurzaamheid in relatie tot het plangebied

In het plangebied Over de Laak - 't Hammetje komen verschillende duurzaamheidsthema's bij elkaar zoals leefmilieu/sociale relevantie, ecologie, water, ruimtelijke kwaliteit en ruimtegebruik.

Leefmilieu, sociale relevantie, welzijn en gezondheid: De inzet van deze ontwikkeling is het bieden van een plek om te recreëren en elkaar te ontmoeten vlakbij huis. Het gebied biedt diverse functies voor ontspanning, ontmoeten, bewegen, contact met de natuur. Daarnaast krijgen kleinschalige horeca en scouting een plek in het gebied. De gebruikers /beheerders hiervan kunnen bijdragen in het beheer en onderhoud van het gebied.

Ecologie en biodiversiteit: De herinrichting van het gebied biedt kansen om meer variëteit aan te brengen in de vegetatie. Dit wordt nader uitgewerkt in de beplantingsstructuur en soortkeuze. Er wordt ingezet op het planten van meer inheemse soorten. Er is veel aandacht voor vleermuizen omdat zij het gebied gebruiken als foerageergebied. Hiervoor zijn specifieke regels opgenomen over het toegestane type verlichting. Een ijsvogel/oeverzwaluwenwand wordt aangelegd en het grootste deel van het gebied blijft vrij van verlichting om de aanwezige fauna niet te verstoren.

Hergebruiken grond: De in deelgebied Waterrijk afgegraven grond wordt in het noordelijk deel van 't Hammetje hergebruikt, waar beplanting en wandelpaden op worden aangebracht.

4.7 Externe Veiligheid

4.7.1 Beleid en normstelling

Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen in de directe omgeving lopen als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt en transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen.

Vanuit het externe veiligheidsbeleid worden veiligheidsnormen gesteld voor risicovolle bedrijven, transportroutes en buisleidingen ten opzichte van:

  • kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen en scholen);
  • beperkt kwetsbare objecten (bijvoorbeeld winkels of bedrijfsgebouwen).

Deze veiligheidsnormen hebben wat betreft het plaatsgebonden risico de status van grenswaarde voor kwetsbare objecten en de status van richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten.

4.7.2 Plaatsgebonden risico en groepsrisico

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor bedrijvigheid staat dit in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen staat dit in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Voor buisleidingen staat dit in het Besluit externe veiligheid buisleidingen. De centrale begrippen hierbij zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (d.w.z. 24 uur per dag en gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het groepsrisico (GR) drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De normen voor het GR hebben een oriënterende waarde (inspanningsverplichting). Indien de oriënterende waarde voor het GR wordt overschreden, legt dit in het algemeen ook ruimtelijke beperkingen op aan een gebied buiten de 10-6-contour (PR).

Wanneer een (beperkt) kwetsbaar object in het invloedsgebied van een bedrijf, buisleiding of transportroute wordt toegelaten, moet het groepsrisico worden verantwoord. Hierbij moet meestal advies worden gevraagd aan de Veiligheidsregio Utrecht (VRU).

4.7.3 Besluit externe veiligheid buisleidingen

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

4.7.4 Externe veiligheid in relatie tot het plangebied

Voor het plangebied is beoordeeld of er sprake is van activiteiten met gevaarlijke stoffen in en in de omgeving van het plangebied, die mogelijk risico's zouden kunnen opleveren. Meer specifiek is gekeken naar de aanwezigheid van bedrijven die zijn aangewezen in het Bevi, waaronder LPG-tankstations, transportroutes over weg, spoor en water en door leidingen.

Snelweg A28

Voor de A28 geldt een zogenoemd plasbrandaandachtsgebied (PAG). Dit PAG bedraagt 30 meter, gerekend vanaf de buitenste doorgetrokken kantlijn van de A28. Het PAG heeft geen overlap met het plangebied. Voor de A28 geldt verder een PR 10-6 contour van 20 meter gerekend vanaf het midden van het snelwegtracé. Ook deze contour heeft geen overlap met het plangebied. Beide contouren vormen daarmee geen belemmering voor het plangebied.

In het kader van het uitwerkingsplan de Laak 3 Vathorst (vastgesteld op 6 september 2016) is door de RUD Utrecht een rapportage opgesteld (rapportdatum 14 oktober 2015) waarin onder andere de resultaten van een berekening van het groepsrisico aan de orde komen. De berekening resulteerde in een groepsrisico met een waarde van minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.

Omdat de aantallen te verwachten personen binnen het plangebied 't Hammetje nog niet bekend zijn is het niet zinvol om in deze fase een aanvullende berekening te doen van het groepsrisico. Aangenomen mag worden dat de aantallen te verwachten personen in het plangebied zeer gering zullen zijn, temeer omdat grotere aantallen personen (spelen aan het strandje, verblijf op recreatieveldje en eventuele kleinschalige evenementen) alleen aanwezig zullen zijn op mooie (zomerse) dagen. De horeca in het zuidelijk deel van het plangebied zal mogelijk vaker grotere aantallen bezoekers trekken. De verwachting is echter dat deze aantallen niet tot een substantiële verhoging van het groepsrisico zullen leiden en mogelijk onder de 0,1 maal de oriëntatiewaarde zal blijven. In ieder geval zal de waarde zeer ruim beneden de oriëntatiewaarde liggen.

Het groepsrisico vormt geen belemmering voor het plan, maar in het kader van de verantwoording groepsrisico moet rekening worden gehouden met optimale vluchtwegen en de bescherming van personen binnen gebouwen, door een eventueel aanwezig centraal ventilatiesysteem zodanig uit te voeren dat deze centraal afsluitbaar is.

Spoorlijn Amersfoort- Nijkerk

Vanwege de afstand is alleen het scenario van een ongeval met giftige stoffen, waarbij zich een giftige wolk kan vormen, relevant. Dit scenario vormt geen echte belemmering voor het plan, maar in het kader van de verantwoording groepsrisico moet rekening worden gehouden met de bescherming van personen binnen gebouwen, door een eventueel aanwezig centraal ventilatiesysteem zodanig uit te voeren dat deze centraal afsluitbaar is.

Overigens is in het kader van het uitwerkingsplan de Laak 3 Vathorst eveneens een berekening gedaan van het groepsrisico. De berekening resulteerde in een groepsrisico met een waarde van minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

De tracés van beide genoemde aardgasleidingen zijn in onderstaande figuur in rode (gestippelde) lijnen weergegeven. De zwart gestippelde contouren geven de PR 10-6 contouren aan. De blauwe lijnen zijn de invloedsgebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00187-0301_0029.jpg"

In het kader van het bestemmingsplan Hooglanderveen en Vathorst (vastgesteld op 25 juni 2013) is door Servicebureau Gemeenten een rapportage opgesteld (rapportdatum 28 september 2012), waarin onder andere de aardgasleidingen die door het plangebied 't Hammetje lopen aan de orde komen. Enkele constateringen in deze rapportage leiden tot de volgende conclusies voor het plangebied:

- Rondom leiding A-510-01 bevinden zich op enkele plekken PR 10-6 contouren (figuur 15 van de rapportage). Deze contouren hebben geen overlap met het plangebied en leveren geen beperkingen voor het plangebied. De PR 10-6 contouren in bovenstaande figuur wijken enigszins af van die in de genoemde rapportage, maar zijn actueler.

- Rondom leiding W-500-01 bevinden zich geen PR 10-6 contouren (figuur 18 van de rapportage). Ook in dit opzicht bestaan er geen beperkingen.

- Rondom leiding A-510-01 bevindt zich een belemmeringenstrook (ten behoeve van onderhoud aan de buisleiding) van 5 meter aan weerszijden van de leiding (zie blz 26 van de rapportage). De strook heeft geen overlap met het plangebied en levert geen beperkingen voor het plangebied.

- Rondom leiding W-500-01 bevindt zich een belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijden van de leiding (zie blz 26 van de rapportage). Deze strook bevindt zich voor een deel binnen het plangebied en levert een aantal beperkingen. Zo mogen binnen die strook geen nieuwe bestemmingen, die het oprichten van bouwwerken toestaan, worden opgenomen (tenzij de Gasunie toestemming geeft) en mogen een aantal grondroerdersactiviteiten niet worden uitgevoerd tenzij daar vergunning voor is verleend.

Uit de rapportage blijkt dat het groepsrisico voor beide leidingen zeer laag is. De gegevens op basis waarvan de berekeningen zijn uitgevoerd kunnen mogelijk iets achterhaald zijn, maar een nieuwe berekening zal aan de essentie van de conclusie niets veranderen. Hieronder een wat meer specifieke tekst over de effectafstanden van beide leidingen op het plangebied van voroliggend bestemmingsplan.

In het noordelijk deel van het plangebied is een gasleiding aanwezig (W-500-01). Een breuk in deze leiding, door bijvoorbeeld werkzaamheden, heeft een fakkelbrand tot gevolg. Dat brengt gevaren met zich mee voor de in het gebied aanwezige personen. In de eerste ring (70 meter) rond de leiding zijn de risico's het grootst. In deze ring is binnen het plangebied enkele groen met wandelpaden aanwezig. In de tweede ring (140 meter) zijn de risico's nog steeds groot maar minder dan in de eerste ring. In de tweede ring is ook enkel groen met wandelpaden aanwezig. In de derde ring (210 meter) is het risico kleiner maar kunnen nog wel slachtoffers vallen. In die ring is naast groen met wandelpaden ook water aanwezig.

Het plangebied ligt ook binnen de effectafstanden van een meer noordelijk gelegen gasleiding (A-510-01). Deze gasleiding heeft grotere effectafstanden. Het plangebied ligt binnen de 2e en 3e ring van die gasleiding. Binnen de 2e ring komt enkel groen met wandelpaden voor. Binnen de 3e ring komen groen met wandelpaden en water voor.

De bebouwing die mogelijk is op basis van voorliggend bestemmingsplan ligt buiten de effectafstanden van beide gasledingen.

Om risico's na een breuk in de gasleiding zoveel mogelijk te voorkomen is een goede bereikbaarheid van het gebied van belang en moeten er voldoende vluchtwegen zijn voor in het gebied aanwezige personen. Ook moet er voldoende bluswater aanwezig zijn. De bereikbaarheid van het gebied is goed, er zijn voldoende vluchtwegen aanwezig en bij de inrichting van het gebied wordt rekening gehouden met de beschikbaarheid van bluswatervoorzieningen. Daarnaast is er geen grote toename van in het gebied aanwezige personen te verwachten waardoor het groepsrisico niet onaanvaardbaar toeneemt.

Als aanvulling op de bovenstaande verantwoording van het groepsrisico worden bijlage 3Toelichting VRU op externe veiligheid mbt gasleiding en 4 Toelichting VRUomgevingsveiligheid toegevoegd aan voorliggend bestemmingsplan.

Conclusie

Op basis van voorgaande wordt geconcludeerd dat er vanwege de externe veiligheid geen belemmeringen bestaan voor het plan. De volgende aandachtspunten gelden:

  • Met betrekking tot vluchtwegen en bescherming van personen is het raadzaam dat de Veiligheidsregio Utrecht tijdig wordt geraadpleegd.
    Het conceptontwerp van voorliggend bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg (artikel 3.1.1. Wro ) om advies naar de Veiligheidsregio Utrecht gestuurd (zie paragraaf 7.3.3).
  • In verband met de ligging van de aardgasleiding W-500-01 (doorkruising van het plangebied) is het noodzakelijk om de Gasunie op tijd te raadplegen.
    Het conceptontwerp van voorliggend bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg (artikel 3.1.1. Wro ) om advies naar de Gasunie gestuurd (zie paragraaf 7.3.3).

De ligging van de buisleiding (W-500-01) met de bijbehorende belemmeringenstrook is op de verbeelding weergegeven. In de belemmeringenstrook mag niet worden gebouwd, tenzij daardoor de veiligheid met betrekking tot de in de strook gelegen buisleiding niet wordt geschaad en daarover advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding (Gasunie) over de belangen van het doelmatig functioneren en de veiligheid ervan.

4.8 Geluid

4.8.1 Wet geluidhinder

De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Overeenkomstig de Wgh zijn (spoor-) wegen en industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen voorzien van zones. Het gebied binnen deze zones geldt als akoestisch aandachtsgebied waar een toetsing uitgevoerd dient te worden. Daarbij beperkt de Wgh zich tot een toetsing ter plaatse van zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Dit zijn onder andere woningen, onderwijsgebouwen, gezondheidszorggebouwen, kinderdagverblijven, woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonboten.

Bij vaststelling van een bestemmingsplan komen in de volgende gevallen de regels van de Wgh aan de orde:

  • het bestemmen van gronden voor nieuwe of gewijzigde geluidgevoelige objecten nabij (spoor-) wegen en industrieterreinen;
  • het bestemmen van gronden voor de realisatie of wijziging van (spoor-) wegen (met uitzondering van rijksinfrastructuur, zie § 5.8.2) en industrieterreinen;
  • het wijzigen van zonegrenzen van industrieterreinen.

De Wgh werkt met een systeem van voorkeursgrenswaarden en maximaal toegestane geluidsbelastingen. Als een voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, kan onder bepaalde voorwaarden een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Hierbij mag de geluidsbelasting nooit hoger zijn dan de maximaal toegestane geluidsbelasting. De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per locatie en per geluidssoort.

4.8.2 Verkeerslawaai

In de Wgh is bepaald dat elke weg van rechtswege een geluidszone heeft (Wgh art. 74 lid 1). Een uitzondering hierop zijn wegen die zijn gelegen in een 30 km/uur-zone of in een woonerf. De breedte van de geluidszones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van een weg (zie tabel hierna).

aantal rijstroken zonebreedte (meter)
stedelijk gebied 1 of 2 200
3 of meer 350
buitenstedelijk gebied 1 of 2 250
3 of 4 400
5 of meer 600

Tabel: zones langs wegen

In geval van een nieuwe of gewijzigde weg of nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen is akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.

In geval van een nieuwe of gewijzigde weg of nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen is akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.

De voorkeursgrenswaarde voor geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt in de meeste gevallen 48 dB (Lden). De maximaal toegestane geluidsbelasting bedraagt 68 dB (Lden), afhankelijk van de situatie.

4.8.3 Geluidsnota Amersfoort Wet geluidhinder

De gemeente heeft beleid opgesteld met betrekking tot het vaststellen van hogere grenswaarden (Geluidsnota Amersfoort Wet geluidhinder, september 2015). Hierin is o.a. aangegeven hoe we omgaan met het verlenen van hogere waarden, welke aspecten we meenemen in het onderzoek en hoe we omgaan met transformaties. Ook zijn voorwaarden opgenomen die aan de hogere grenswaarde worden verbonden.

4.8.4 Geluid in relatie tot het plangebied

Binnen het plangebied worden functies toegestaan (of zijn mogelijk met een vergunning op basis van de APV of met een binnenplanse afwijking) die relevant zijn voor de beoordeling van het aspect 'Geluid'. Dit zijn:

  1. 1. een vaste horecavoorziening in het zuidoosten van het plangebied;
  2. 2. een tijdelijke horecavoorziening in het midden van het plangebied. Deze wordt niet bestemd in dit plan maar is mogelijk met een standplaatsenvergunning op basis van de Verordening Fysieke leefomgeving Amersfoort;
  3. 3. kleinschalige evenementen op het recreatieterrein in het midden van het plangebied. Ook deze worden niet direct bestemd in dit plan maar zijn mogelijk met een binnenplanse afwijking van het bestemmingsplan waaraan voorwaarden zijn gekoppeld voor het verlenen van de vergunning;
  4. 4. verkeer.

1. Horeca

De horeca wordt beperkt tot categorie 1, vergelijkbaar met Horeca A zoals opgenomen in de Horecanota Amersfoort. Dit zijn inrichtingen met potentieel weinig overlast, mits zaken zoals geur, geluid en parkeren geregeld zijn conform de daarvoor geldende regels. Op basis van de VNG - publicatie Bedrijven en milieuzonering gelden voor inrichtingen met de milieucategorie 1, waar dit type horeca in valt, de volgende richtafstanden:

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00187-0301_0030.png"

De omgeving behoort tot het type 'rustige woonwijk". Er liggen geen woningen binnen de 10 meter van de toekomstige horeca, De dichtstbijzijnde woningen liggen aan de overkant van de Laak aan de Hindeloopenkade, hemelsbreed op circa 50 meter afstand. Er wordt ruim voldaan aan de richtafstand.

Omdat de omgeving rustig is, is aandacht besteed aan de volgende aspecten: parkeren, toestaan van muziekgeluid buiten, gebruik van terras en openingstijden.

In de regels van het bestemmingsplan en in een te verlenen horeca-vergunning worden hierover nadere regels opgenomen:

  • openingstijden tot maximaal 23 uur;
  • geen terras aan de kant van de woningen;
  • geen versterkte muziek buiten;
  • versterkte muziek binnen met maximale niveau van 75 dB(A) - achtergrondmuziek;
  • eventuele afzuiging niet aan de kant van de woningen;
  • parkeren zover mogelijk van de woningen af.

2. Mobiele horeca

Mobiele horecavoorzieningen, bijvoorbeeld een ijskar of foodtruck, worden niet geregeld in het bestemmingsplan maar zijn mogelijk met een standplaatsvergunning op basis van de Verordening Fysieke leefomgeving Amersfoort. De meest voor de hand liggende plek voor mobiele horeca is in het midden van het plangebied bij het speelstrandje. In verband met het rustig karakter van recreatiegebied wordt het gebruik van versterkte muziek afgeraden. Ook moet rekening worden gehouden met een minimale afstand tot de bestaande woningen. En er dienen duidelijke openingstijden van mobiele horeca bepaald te worden, bijvoorbeeld maximaal tot 21 uur. De bovengenoemde zaken worden vastgelegd in de daarvoor benodigde vergunning.

3. Kleinschalige evenementen

Het houden van kleinschalige evenementen in het plangebied is een optie en wordt onder voorwaarden mogelijk gemaakt met een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan (15.1 Afwijking ten behoeve van evenementen).

Een voor de hand liggende plek voor een evenement is de grasarena in het midden van het plangebied. Bij het verlenen van een vergunning gelden voorwaarden/beperkingen met betrekking tot onder andere het aantal keer per jaar dat een kleinschalig evenement mag worden gehouden, het broedseizoen, verlichting, openingstijden en het maximale geluidsniveau.

Op basis van het Geluidbeleid voor evenementen (juli 2016) en het karakter van het recreatiegebied zijn maximaal evenementen met categorie 1 toegestaan. hiervoor gelden de voorwaarden dat deze evenementen maximaal 70 dB (A) produceren (gemeten voor de gevel van de dichtst bij gelegen woning) en uiterlijk tot 20.00 uur doorgaan; op zondag uiterlijk tot 19.00 uur.

Het midden van het plangebied nabij de grasarena is de meest voor de hand liggende plek voor een evenement. Vanaf die plek wordt op een afstand van 50 meter voldaan aan de geluidsnormen. De bestaande woningen bevinden zich op relatief grote afstand van deze plek. Daarmee wordt in ieder geval voor deze plek ruimschoots voldaan aan de geluidsbelasting. Maar bij het verlenen van een vergunning wordt op dat moment beoordeeld of het betreffende evenement op de gevraagde locatie kan voldoen aan alle voorwaarden.

4. Verkeer

Er dient aandacht te worden besteed aan de verkeersaantrekkende werking van het plangebied en eventuele beperkende maatregelen. Er kan aangenomen worden dat meeste bezoekers in de dagperiode naar recreatiegebied komen. Omdat het gebied vooral voor bewoners van Vathorst bedoeld is, is het aannemelijk dat de te verwachten verkeersaantrekkende werking beperkt blijft en daarmee ook de geluidbelasting vanwege extra wegverkeer.

Conclusie

In het gebied worden geen geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt. Ten aanzien van de te vestigen horeca wordt ruim voldaan aan de richtafstanden. Ten aanzien van de openingstijden van de horeca, de situering van het terras en het parkeren wordt rekening gehouden met de aanwezige woningen in de omgeving. In de regels worden voorwaarden opgenomen ten aanzien van o.a. de openingstijden voor horeca en worden voorwaarden gesteld aan een vergunning voor kleinschalige evenementen. Omdat het gebied vooral voor bewoners van Vathorst bedoeld is, is de te verwachten verkeersaantrekkende werking beperkt. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van 't Hammetje.

4.9 Geur

4.9.1 Beleid en normstelling

Op grond van de Wet geurhinder en veehouderijen (Wgv) moet rekening worden gehouden met geurgevoelige objecten. Een geurgevoelig object moet een gebouw zijn en dit gebouw moet bestemd (en geschikt) zijn voor permanent bewonen of daarmee vergelijkbaar. Een terrein, een onbewoonbare woning of bijvoorbeeld de garage van een woning krijgen onder de Wgv geen bescherming. Hoeveel personen er verblijven en of het dezelfde personen zijn of verschillende, is niet van belang. De verblijfsduur is wel bepalend. De Wgv beschermt alleen mensen tegen langdurige blootstelling aan geurhinder. Het woord “langdurig” is ook een punt van aandacht geweest. In het oorspronkelijke wetsvoorstel stond de toevoeging: 'of regelmatig verblijf'. Dat is vervangen door de woorden: 'of op een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik'.

Naast de functie “wonen” worden ook ziekenhuizen, bedrijfsgebouwen, kantoren en werkplaatsen beoordeeld als geurgevoelige objecten en beschermd tegen geur op grond van de Wgv.

De door de wet vastgestelde geurnormen zijn 3,0 odour units/m3 lucht voor geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom en 14,0 odour units/m3 voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom.

4.9.2 Geur in relatie tot het plangebied

In 2016 is door de RUD Utrecht geadviseerd met betrekking tot de ontwikkeling van dit gebied en de geurhinder van de agrarische bedrijven rondom dit gebied. Dit advies is verstrekt door middel van de notitie 'Geurberekening Tuinpark Laakzijde' (notitie datum 14 december 2016) van de RUD Utrecht.

Bij de beoordeling is de definitie van een "geurgevoelig object" toegelicht en is aangeven dat een recreatieterrein of speelweide geen geurgevoelige objecten zijn en dan ook niet beoordeeld worden ten opzichte van de omliggende veehouderijbedrijven.

Het scoutinggebouw is een geurgevoelig object. In de eerdere beoordeling is dan ook gekeken naar de locatie van het scoutinggebouw en is de locatie beoordeeld op geur.

De omgeving waarbinnen deze activiteiten zijn gesitueerd dient beoordeeld te worden als een omgevingstype "buiten de bebouwde kom". Dit houdt in dat er op de geurgevoelige objecten een maximale geurnorm van 14 odour units mag zijn.

Bij de beoordeling is destijds gekeken naar het bedrijvenbestand van de gemeente Nijkerk en Amersfoort. De geurbelasting is op drie manieren benaderd. Er zijn twee berekeningen gemaakt met het rekenprogramma V-stacks gebied en één met V-stack vergunning.

V-stacks gebied

Het programma V-stacks gebied is ontwikkeld om de achtergrondbelasting aan geur te berekenen. Door het invoeren van de omliggende veehouderijbedrijven is het mogelijk te beoordelen wat de cumulatieve belasting van de omliggende bedrijven voor invloed heeft op een gebied. Het is niet wettelijk verplicht om dit verspreidingsmodel te gebruiken. Het model is ontwikkeld als instrument om een gebiedsvisie te ontwikkelen, waarmee de gemeente afwijkende geurbelastingsnormen in een gemeentelijke verordening kan bepalen.

Voor de beoordeling is er een berekening gemaakt met alle veehouderijbedrijven met dieren met een geurfactor binnen een afstand van 500 meter en 2000 meter van het zoekgebied.

V-stacks vergunning

Het verspreidingsmodel V-stacks vergunning is bedoeld om de geurbelasting te berekenen van één veehouderij bedrijf ten opzichte van de omliggende geurgevoelige objecten.

In deze situatie is dit programma gebruikt om een vergelijking te maken tussen beide programma's. Er is een berekening gemaakt van de meest nabij gelegen bedrijven (binnen 500 meter). Al deze bedrijven zijn ingevoerd als één groot bedrijf dat met alle stallen één gemeenschappelijke depositie op de omliggende punten te berekenen.

Zoals hierboven aangegeven is de maximale geurnorm van 14 odour units. Deze norm wordt bij lange na niet gehaald en komt in de maximale situatie met alle bedrijven binnen 2 km van het gebied op 3.17 odour units.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00187-0301_0031.png"

Conclusie

Uit alle berekeningen blijkt dat de depositie op de aangegeven punten onder de 14 odour units blijft. Er is geen overschrijding van de geurnorm.

4.10 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking

Wettelijk kader

Artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat voor alle juridisch bindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden de treden van de ladder voor duurzame verstedelijking moet worden doorlopen. De ladder vormt een motiveringsvereiste waaruit moet blijken dat er bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten sprake is van zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming, waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.

De Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet dan worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd.

Ten aanzien van de ontwikkeling van het gebied tot natuur en recreatie is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling omdat hiervoor geen bebouwing mogelijk wordt gemaakt.

Ten aanzien van de horeca is wel sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling omdat hiervoor bebouwing wordt mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan.

Ten aanzien van de maatschappelijk functie/scouting is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling omdat hier bebouwing aanwezig was en ook bestemd was.

De essentie van de Bro-bepaling is dat bij een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling steeds sprake moet zijn van een aantoonbare actuele marktbehoefte en dat er uitdrukkelijk moet worden gekeken naar de ruimtelijke effecten.

Behoefteonderzoek

Door BRO is een behoefteonderzoek uitgevoerd naar de horecafunctie waarvoor bebouwing mogelijk wordt gemaakt met dit bestemmingsplan (zie bijlage 7Ruimtelijk-functionele onderbouwing horeca 't Hammetje (laddertoets) ). Dit onderzoek toont aan dat de behoefte aanwezig is en dat ruimtelijke leegstandseffecten niet worden verwacht. Hierbij is het volgende van belang:

  • Het initiatief speelt vanuit trends en ontwikkelingen in op de kwalitatieve behoefte van de consument. Het gebied rondom het Hammetje wordt beleefbaar gemaakt voor lichte recreatie. De beoogde horeca aan het water sluit hierop aan.
  • De horeca bedient qua aard en beperkte omvang het eigen stadsdeel Vathorst.
  • Goede horeca op de juiste zichtlocatie zet gebieden op de kaart en creeert deels zijn eigen markt. Voor fraaie 'rustige' horeca aan het water is altijd perspectief. Locatie is essentieel.
  • Het gemeentelijk horecabeleid ziet ruime mogelijkheden voor horeca A. Tevens is beleidsmatig horeca op de planlocatie voorzien.
  • Uit de beleidskaders en de marktverkenning blijkt dat Amersfoort verhoudingsgewijs wat minder horeca heeft.
  • In combinatie met de bevolkingsgroei (consumentendraagvlak) is er nu en in toekomst (2031) marktruimte (ofwel kwantitatieve behoefte) voor een versterking van het horeca-aanbod.
  • Het plan zal vanwege de beperkte omvang en de marktruimte, niet leiden tot omzeteffecten en leegstand van andere horeca. Van onaanvaardbare leegstandseffecten is geen sprake.

4.11 Luchtkwaliteit

De 'Wet luchtkwaliteit' is opgenomen in de Wet milieubeheer onder hoofdstuk 5, titel 2. De kern van de Wet luchtkwaliteit bestaat uit luchtkwaliteitseisen voor de buitenlucht die in bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn vastgelegd. Uit de Wet volgt dat een voorgenomen ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is indien in ieder geval aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. 1. Er worden geen grenswaarden voor de luchtkwaliteit overschreden;
  2. 2. Er treedt geen verslechtering van de luchtkwaliteit op, of er vindt per saldo een verbetering van de luchtkwaliteit plaats door compenserende maatregelen;
  3. 3. De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  4. 4. De voorgenomen ontwikkeling is onderdeel van het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Luchtkwaliteit in relatie tot het plangebied.

Binnen het plangebied wordt lichte horeca en scouting gevestigd. Verder betekent de uitbreiding van de oppervlakte aan recreatiegebied een (beperkte) toename van verkeer in het gebied. De grens voor een ontwikkeling die 'Niet In Betekende Mate' bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit ligt op 1500 nieuwe woningen bij één ontsluitingsweg, of 3000 woningen bij twee ontsluitingswegen. De verkeersaantrekkende werking van het voorliggende plan voor Over de Laak - 't Hammetje is duidelijk minder dan de verkeersaantrekkende werking bij nieuwbouw van 1500 woningen. Er mag dus worden geconcludeerd dat het plan 'Niet In Betekende Mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Verdere toetsing aan de grenswaarden is niet nodig. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

Overigens wordt ten aanzien van de concentraties NO2 en PM10 in en rond het plangebied ruimschoots voldaan aan de normen voor luchtkwaliteit volgens de monitoring van het NSL (zie www.nsl-monitoring.nl).

4.12 Mer-beoordeling

Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:

  1. 1. activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
  2. 2. activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).


Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld. Wanneer het plan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde die in onderdeel D is opgenomen, wordt overschreden.

Wijziging Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.)

Op 7 juli 2017 is een wijziging van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Deze wijziging impliceert dat vanaf die datum een toets uitgevoerd moet worden of belangrijke nadelige milieugevolgen in verband met een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r. (milieueffectrapportage)-beoordeling gehanteerd.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling geldt voor alle ruimtelijke ontwikkelingen die voorkomen in onderdeel D van de bijlage bij het besluit m.e.r. maar onder de drempelwaarde blijven (en daarmee dus niet m.e.r.-plichtig zijn). Als de vraag zich voordoet of er een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is, is de eerste stap onderzoeken of het project/de activiteit vermeld staat in bijlage D van het Besluit m.e.r.

Het gaat in dit geval om een recreatief uitloopgebied van de wijk Vathorst. Het is geen stedelijk ontwikkelingsproject en ook geen landinrichtingsproject. De waterplas is al aanwezig. Het noordelijk voormalig agrarische deel wordt ingericht voor extensieve recreatie. Er is in dit geval geen m.e.r-plicht of vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde.

4.13 Natuurwaarden

4.13.1 Wet natuurbescherming

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming inwerking getreden. Met deze wet zijn alle bepalingen met betrekking tot bescherming van natuurgebieden, dier- en plantensoorten samenbracht in één wet. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Verder implementeert de wet diverse Europese regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

De Wet natuurbescherming voorziet in:

  • vereenvoudigde regels ter bescherming van de natuur;
  • decentralisatie van bevoegdheden naar provincies;
  • een goede aansluiting op het omgevingsrecht.

De belangrijkste beschermde natuurwaarden in de Wet natuurbescherming zijn:

  • beschermde natuurgebieden (Natura 2000 gebieden);
  • lijst met beschermde planten en dieren;
  • expliciete vermelding intrinsieke waarde van natuur;
  • algemene zorgplicht voor natuurgebieden en in het wild levende dieren, planten en hun leefomgeving;
  • actieve soortenbescherming.

Met de inwerkingtreding van de Wet natuurbescherming is het decentralisatieproces van het natuurbeleid formeel afgerond. Daarmee hebben de provincies de regie over het natuurbeleid in de regio, waarbij ook de bevoegdheden van het Rijk naar de provincies zijn overgedragen. Zo beschermt de provincie Utrecht bijvoorbeeld het Natuur Netwerk Nederland (NNN) via het ruimtelijk beleid om ervoor te zorgen dat de omvang en kwaliteit van deze gebieden niet afneemt. Dit is geregeld in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV).

4.13.2 Natuurwaarden in relatie tot het plangebied

Voor het plangebied 't Hammetje is in het kader van de Wet natuurbescherming onderzocht of de geplande activiteiten geen negatief effect hebben op de beschermde plant- en/of diersoorten en leefgebieden. Er zijn verschillende onderzoeken gedaan die zijn opgenomen in de volgende bijlagen:

  • Bijlage 6 Actualisatie natuurwaarden Vathorst Noord, december 2014, Bureau Viridis;
  • Bijlage 8 Over de Laak natuurlijk. Kansen voor natuur in een nieuw groen recreatiegebied in Amersfoort, maart 2016, Bureau Waardenburg) en
  • Bijlage 9 Effecten op beschermde natuurwaarden Over de Laak, december 2017, Bureau Waardenburg;
  • Bijlage 10 Notitie vleermuisonderzoek Hamhuis, oktober 2017, Bureau Waardenburg;
  • Bijlage 13: Quickscan gronddepot 't Hammetje, juli 2020, Bureau Waardenburg;
  • Bijlage 14: Natuurtoets, effecten herinrichting ’t Hammetje op beschermde soorten juni 2022, Bureau Waardenburg.

De onderzoeken zijn deels in een groter gebied van 'Over de Laak' uitgevoerd, waar 't Hammetje onderdeel van uitmaakt.

De onderstaande conclusies zijn overgenomen uit de onderzoeken: Smit, G.F.J. 2017. Effecten op beschermde natuurwaarden Over De Laak. Toetsing bestemmingsplan in het kader van de Wet natuurbescherming. Bureau Waardenburg Rapportnr. 17-048 (bijlage 9) en de Notitie vleermuisonderzoek Hamhuis, oktober 2017 van Bureau Waardenburg, Culemborg (bijlage 10).

Conclusie beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn

De beschikbare informatie over de erven met opstallen in Over de Laak geeft een actueel overzicht voor soorten als steenuil en kerkuil. De erven hebben betekenis voor vogels met een jaarrond beschermd nest. Schuren zijn voorzien van nestkasten voor steenuil en kerkuil waarvan het gebruik jaarlijks wordt gevolgd. De boerderijen bieden nestplaatsen voor groepen huismussen.

De ransuil is waargenomen in de omgeving: tijdens meerdere bezoeken ten behoeve van de natuurtoets Waterrijk (zie natuurtoets Waterrijk in de bijlage 11) is een baltsend paartje ransuilen waargenomen bij de Achterhoekerweg 1a. De coniferen in de tuin vormen hier de meest waarschijnlijke nestplaats. Dezelfde locatie wordt gebruikt als winterroestplek door ransuilen (15 exemplaren in 2019/2020 volgens bewoners).

Bomen en bosjes in Over de Laak bieden voor deze soorten broedgelegenheid. De mogelijke nestlocatie van de boomvalk in 't Hammetje is in 2020 onderzocht door bureau Waardenburg. Er bleek geen nestlocatie aanwezig te zijn.

Extra vleermuisonderzoek 2021

Bij het vleermuisonderzoek van juli 2021 (zie beschrijving hieronder) zijn enkele waarnemingen gedaan van vogels. In een treurwilg op een eiland in het noordelijk deel van de waterplas is een gebruikt nest gevonden van een sperwer. Dit nest heeft een jaarrond beschermde status. En in enkele bomen broeden blauwe reigers. Deze nesten zijn echter niet jaarrond beschermd.

Conclusie beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn

De beschikbare informatie geeft een overzicht van de betekenis van Over de Laak voor vleermuizen. De informatie is, met uitzondering van Het Hammetje, minimaal drie jaar oud, het gebied is echter niet noemenswaardig veranderd waarmee de informatie representatief is voor de huidige situatie.

De boerderijen in Over de Laak hebben betekenis als zomer- (en paar)verblijfplaatsen van gewone en ruige dwergvleermuis. Kraamkolonies en winterverblijven voor groepen van dieren zijn niet aanwezig. De bebouwing bij 't Hammetje heeft geen betekenis voor vleermuizen. Het Hammetje en De Laak hebben een functie als jachtgebied voor vleermuizen. Mogelijk is in de omgeving van 't Hammetje een winterverblijf van de gewone grootoorvleermuis aanwezig. De onderdoorgangen in de A28 (fietstunnel en duiker) zijn onderdeel van een vliegroute voor vleermuizen van en naar 't Hammetje. Andere soorten van de Habitatrichtlijn zijn in Over de Laak niet aangetroffen.

In oktober 2017 is er nader onderzoek uitgevoerd naar vleermuizen in gebouw in 't Hammetje. In het Hamhuis zijn geen vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen. Samen met de resultaten van het oriënterend veldbezoek volgt hieruit dat het gebouw geen betekenis heeft voor soorten van de Habitatrichtlijn of het beschermingsregime ‘andere soorten' waarvoor een ontheffing noodzakelijk is.

In oktober 2021 is opnieuw door Bureau Waardenburg onderzoek uitgevoerd naar vleermuizen in het zuidoostelijk deel van het plangebied (bijlage Notitie vleermuizen -Bureau Waardenburg december 2021). Op basis van een bomeninspectie en vleermuisonderzoek zijn de effecten van de ontwikkeling op vleermuizen beoordeeld in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb).

Uit het vleermuisonderzoek van 2021 blijkt dat geen van de zes geïnspecteerde bomen diende als verblijfplaats voor vleermuizen.

Verblijfplaatsen van vleermuizen zijn net als in 2017 niet in het Hamhuis aangetroffen.

Wel is er, zoals ook in de eerder onderzoeken naar voren kwam, een vliegroute van vleermuizen aanwezig.

Effecten van de ingreep

De geplande werkzaamheden leiden niet tot vernietiging of verstoring van verblijfplaatsen omdat deze niet aanwezig zijn in het Hamhuis en de onderzochte te kappen bomen.

De vliegroute van watervleermuizen over het Hamhuis kan verstoord worden door verlichting binnen het actieve seizoen 1 april – 1 november tussen zonsondergang en zonsopkomst. Dat kan verlichting van een parkeerplaats zijn, verlichting gedurende de sloop of bouwwerkzaamheden of verlichting van de toekomstige horecagelegenheid.

Er zijn twee manieren waarop effecten op de aanwezige vliegroute van watervleermuizen kunnen worden voorkomen.

  1. 1. Door een beschutte, onverlichte corridor van enkele meters breed te realiseren tussen de Laak en het meer van 't Hammetje in de zuidoosthoek van 't Hammetje.
  2. 2. Indien het niet mogelijk is een onverlichte strook in te richten dan dient verlichting aangepast te worden om verstoring te voorkomen. In de periode tussen 1 april en 1 november dient verlichting:
    1. a. Beperkt te zijn wat betreft lichtsterkte (geen bouwlamp of straatverlichting);
    2. b. Vanaf geringe hoogte (2-3 m) naar beneden gericht te zijn;
    3. c. Bij voorkeur een kleur te hebben die vleermuizen slecht kunnen waarnemen (rood / amber).

Het water dient in ieder geval onverlicht te blijven. Daarnaast dienen de bomen aan de oostoever van het meer ter hoogte van de straatverlichting van de Oeverweg gespaard te blijven om te voorkomen dat het meer zal worden aangelicht. En er dienen luwe zones aanwezig te blijven in het geval van harde wind.

Conclusie beschermingsregime andere soorten

In Over de Laak komen kleine watersalamander, bruine kikker, bastaardkikker en gewone pad voor. Het is verder aannemelijk dat kleine marterachtigen en algemeen voorkomende kleine zoogdieren van landelijk gebied zoals egel, muizen, woelmuizen, spitsmuizen en eekhoorns in Over de Laak voorkomen. Andere beschermde soorten zijn in Over de Laak niet aangetroffen, noch zijn recente waarnemingen bekend.

Beschermde gebieden (Natura 2000 gebieden)

Het is verboden om, zonder vergunning, de wezenlijke waarden en kenmerken van Natura 2000-gebieden aan te tasten. Het plangebied ''t Hammetje ligt op circa 3 km afstand van het Natura 2000-gebied Arkemheen. Het Natura 2000-gebied Arkemheen is aangewezen voor de kleine zwaan en smient. De kleine zwaan die tot het Natura 2000-gebied behoort, zoekt zijn voedsel zowel binnen als buiten het Natura 2000-gebied. Het plangebied 't Hammetje wordt in het Beheerplan niet beschouwd als onderdeel van het voedselgebied van de populatie kleine zwanen van het Natura 2000-gebied. De ontwikkelingen in dit bestemmingsplan leiden niet tot meer recreatie in het Natura 2000-gebied.

Het Natura 2000-gebied Arkemheen is niet stikstofgevoelig. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied Veluwe ligt op circa 14 km afstand van het plangebied. Uit de uitgevoerde Aeriusberekening blijkt deze ontwikkeling geen effect te hebben qua stikstofdepositie op dit Natura 2000- gebied. (zie ook Bijlage 15, 16, 17 en paragraaf 4.14).

Natuur Netwerk Nederland

Het plangebied 't Hammetje ligt op ruim 3 kilometer afstand van het Eemmeer-Nijkerkernauw, onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Andere NNN-gebieden liggen op ruimere afstand langs de Eem en ten zuidoosten van Amersfoort. Directe of indirecte negatieve effecten op het NNN zijn uit te sluiten en het toetsingskader van het NNN is niet van toepassing.

Conclusie

Op basis van hetgeen hierboven omschreven is, kan geconcludeerd worden dat er vanwege Natuurwaarden geen belemmeringen bestaan tegen de uitvoering van dit plan. Omdat het een gebied is met veel waarden voor algemene soorten wordt hier tijdens de uitvoering zorgvuldig mee omgegaan.

Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

  • Uitvoering wordt via een ecologisch werkprotocol uitgevoerd en er is ecologische begeleiding bij de uitvoering aanwezig;
  • Terreindelen waar geen werkzaamheden zijn voorzien worden met rust gelaten;
  • In de regels van dit bestemmingsplan is onder andere vastgelegd dat de verlichting die kan worden geplaatst bij de horecagelegenheid en bij de maatschappelijke voorziening gericht naar beneden moet schijnen en bovendien mag de verlichting van het terras aan het water uitsluitend bestaan uit vleermuisvriendelijke verlichting (Bat lampen) en deze verlichting mag niet op het water schijnen. Bovendien moet de verlichting tijdens sluitingstijden van de horeca en maatschappelijke voorziening uitgeschakeld te zijn, met uitzondering van de noodzakelijke straatverlichting langs de Domstraat.


Ook met maatregelen gericht op het behoud van de functionaliteit van verblijfplaatsen en territoria, van foerageergebied voor vleermuizen en jaarrond beschermde nesten, kan voor realisatie van het bestemmingsplan juridisch gezien een ontheffing Wet natuurbescherming nodig zijn. Op basis van het bestemmingsplan kan een gebiedsgerichte ontheffing worden aangevraagd op grond van het belang bescherming flora en fauna (Artikel 3.3 lid 4.4; Artikel 3.17 lid 1.4). Op grond hiervan kan redelijkerwijs gesteld worden dat de Wet natuurbescherming de realisatie van het bestemmingsplan niet in de weg zit.

Daarnaast wordt momenteel gewerkt aan een Gedragscode van Stadswerken. Op basis van die Gedragscode geldt er voor bepaalde werkzaamheden (bijvoorbeeld de kap van een individuele boom met een paar- of zomerverblijf van bepaalde vleermuissoorten) vrijstelling van de Wet natuurbescherming voor bepaalde werkzaamheden. Hiervan kan ook gebruik worden gemaakt vanaf het moment dat deze Gedragscode is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders.

4.14 Programmatische Aanpak Stikstof (Pas)

Op 1 juli 2015 is het Programma Aanpak Stikstof (PAS) in werking getreden. De Wet natuurbescherming bepaalt dat nieuwe of uitbreidingen van bestaande economische activiteiten moeten worden getoetst op hun effect op de Natura 2000-gebieden. In veel van deze gebieden vormt de neerslag van stikstof een grote bedreiging voor stikstofgevoelige natuur.

Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om het recreatiegebied een nieuwe openbare functie te geven en te vergroten door het toevoegen van het noordelijk deel met de voorheen agrarische functie. Scouting en zelfstandige kleinschalige horeca worden aan het gebied toegevoegd. De functies recreatie, horeca en scouting hebben naar alle waarschijnlijkheid geen (grote) impact op de stikstofdepositie op Natura 2000 gebieden.

In verband met de realisering van het voorliggende plan is een berekening uitgevoerd met het rekenprogramma AERIUS om de depositie van stikstof op de relevante natuurgebieden als gevolg van het plan te bepalen. Dit onderzoek is uitgevoerd door bureau IDDS uit Noordwijk en vindt u in Bijlage 15 "Stikstofonderzoek Het Hammetje - deelgebied Waterrijk, Amersfoort". De berekeningen over de aanlegfase en gebruiksfase vindt u in Bijlage 16 en Bijlage 17.

De rekentool geeft voor zowel de aanleg- als de gebruiksfase geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j op het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied Veluwe. Als gevolg van het planvoornemen treedt er dus geen toename van stikstofdepositie op in dit Natura 2000-gebied.

4.15 Water

4.15.1 Beleidskader

Waterbeleid

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet de watertoets uitgevoerd worden. Hierbij moeten de initiatiefnemer en de waterbeheerder overleg voeren over de wateraspecten die verband houden met de voorgenomen ontwikkeling. Naast de watertoets spelen de volgende beleidslijnen een rol.

Europese Kaderrichtlijn Water

De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; verbetering van emissies; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.

Nationaal Waterplan 2016-2021

Het Tweede Nationaal Waterplan (NWP2) beschrijft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de periode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met dit Nationaal Waterplan zet het kabinet een volgende stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.

Provinciaal Bodem-, Water- en Milieuplan 2016-2021

Het beleidsterrein bodem, water en milieu is de laatste jaren sterk in ontwikkeling. De wetgeving voor bodem, water en milieu is aan verandering onderhevig, internationaal zijn er regels en afspraken bij gekomen en nationaal zijn wetten samengevoegd en vereenvoudigd. Bovendien zijn bevoegdheden tussen overheden verschoven. Het veranderingsproces dat zich voltrekt, levert een vernieuwde provinciale beleidsinsteek op. Deze insteek is meer dan voorheen gericht op het voorkomen van problemen en vooral op het verbeteren van de Utrechtse leefkwaliteit. De gebiedsgerichte aanpak staat hierbij centraal.

In het 'Bodem- Water- en Milieuplan 2016-2021' richt de provincie zich op het behoud en verder verbeteren van het aantrekkelijke woon-, werk- en leefklimaat in de provincie. Voor bodem, water en milieu betekent dit dat gestreefd wordt naar:

  • een robuust bodem- en watersysteem. Dit houdt in dat onder normale omstandigheden alle functies goed uitgevoerd kunnen worden en dat extreme situaties goed opgevangen kunnen worden;
  • bodem-, water- en milieukwaliteiten die passend zijn voor de functie van een gebied;
  • een duurzaam gebruik van de fysieke leefomgeving, zodat de mogelijkheden die het natuurlijk systeem ons biedt ook in de toekomst gebruikt kunnen worden;
  • een gezonde leefomgeving, die een positieve bijdrage levert aan de economische en maatschappelijke ontwikkelingen in de regio.

De rol van stedelijke gebieden wordt steeds belangrijker. In stedelijke gebieden wonen, werken en recreëren mensen relatief dicht op elkaar, waardoor ogenschijnlijk kleine ontwikkelingen relatief veel effect op de fysieke leefomgeving (kunnen) hebben. Om te komen tot een duurzaam gebruik van het bodem- en watersysteem is het noodzakelijk een balans te vinden tussen de groei van het gebruik enerzijds en de bescherming van de leefkwaliteit anderzijds. Ook inspelen op de gevolgen van klimaatverandering wordt een steeds belangrijkere factor bij de inrichting van gebieden. Zowel in het landelijk als het stedelijk gebied neemt de urgentie toe om voorzieningen te treffen om wateroverlast door hoge neerslagintensiteiten te voorkomen, overstromingsrobuust te bouwen en water vast te houden om droge periodes te overbruggen.

Ten aanzien van grondwater is de doelstelling dat de grondwatervoorraad mag worden benut, zonder dat deze wezenlijk wordt aangetast of andere belangen worden geschaad. Het op peil houden van de huidige hoeveelheid en kwaliteit van het grondwater is de minimale ambitie voor het beleid. Het kan echter nodig zijn om lokaal de grondwaterkwantiteit of -kwaliteit te verbeteren, bijvoorbeeld omdat anders negatieve effecten optreden op natuur die van grondwater afhankelijk is.

Waterbeheerprogramma 2016-2021

In het Waterbeheerprogramma 2016-2021 geeft waterschap Vallei en Veluwe inzicht in de doelen en maatregelen die het waterschap in deze periode gaat bereiken. De maatregelen zijn hierin op hoofdlijnen beschreven. Dit plan is mede kader voor de wijze waarop wordt omgegaan met water in het plangebied.

Waterplan gemeente Amersfoort 2005-2015
Het Waterplan Amersfoort 2005-2015 is het kader voor integraal en duurzaam waterbeheer in Amersfoort. Het plan is gezamenlijk opgesteld door de gemeente Amersfoort, waterschap Vallei en Veluwe en Hydro Midden-Nederland. Het Waterplan Amersfoort is gebaseerd op een integrale beschouwing van het systeem van oppervlaktewater, ondiep grondwater en de waterketen vanaf de inzameling van afvalwater tot en met de zuivering van afvalwater. Aan de hand van drie streefbeelden wordt geschetst hoe het waterbeheer er in 2030 uit zou moeten zien: water met allure, water van de wijk en water voor natuur. Het gaat hierbij met name om het oppervlaktewatersysteem en het ondiepe grondwater en de interactie tussen de waterketen en het oppervlaktewatersysteem.

Gemeentelijke Rioleringsplan 2012-2021

Met de vaststelling van de Waterwet (2009) zijn de gemeentelijke watertaken verbreed en hebben gemeenten de zorgtaak gekregen voor het:

  • doelmatig inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater;
  • inzamelen en verwerken van hemelwater dat redelijkerwijs niet op particulier terrein kan worden verwerkt;
  • treffen van doelmatige maatregelen tegen structurele grondwateroverlast en verwerking van ingezameld grondwater.

De beleidsmatige invulling van deze (verbrede) gemeentelijke watertaken is door de gemeente Amersfoort vastgelegd in het Gemeentelijke Rioleringsplan 2012-2021.

Programma Klimaatbestendige en Groene Stad

In het Programma Klimaatbestendige en Groene Stad (2019) van de gemeente Amersfoort wordt bestaand beleid gebundeld en een stap gemaakt naar een uitvoeringsagenda. De ambitie is om in 2050 een waterrobuuste en klimaatbestendige stad te zijn, waarin economie, veiligheid en gezondheid niet of nauwelijks hinder ondervinden van klimaatveranderingen. Amersfoort doet dit door te werken aan het voorkomen van de negatieve effecten van wateroverlast en hittestress, en het zo veel mogelijk tegengaan van verdroging.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het beleid.

Watertoets

Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is een van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21e eeuw, waarin aan water een meesturende rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets wordt beoogd waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Dan pas komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld.

4.15.2 Water in relatie tot het plangebied

4.15.3 Reactie Waterschap Vallei en Veluwe

Naar aanleiding van de watertoets, welke op 5 oktober 2020 is ingevuld, is de volgende beoordeling gegeven: In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (primaire- of A-watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor waterbering. Dit betekent dat dit plan geen essentiële warterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.

4.16 Conclusie

Vanuit de verschillende relevante omgevingsaspecten zijn geen belemmeringen te verwachten met betrekking tot het uitvoeren van de plannen voor Over de Laak - 't Hammetje.

Hoofdstuk 5 Verbrede Reikwijdte - Omgevingswet

Dit bestemmingplan is een zogenaamd 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte'.
Op 27 juni 2017 is de 15e tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Bu Chw) in werking getreden. Daarin is onder meer aan Amersfoort de mogelijkheid geboden om te experimenteren met bestemmingsplannen met een bredere reikwijdte. Daarmee krijgt zo'n bestemmingsplan in feite (gedeeltelijk) het karakter van een omgevingsplan en wordt vooruit gelopen op, en ervaring opgedaan met, de nieuwe Omgevingswet.

Een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte biedt mogelijkheden om af te wijken van bestaande wet- en regelgeving en meer zaken te regelen dan onder de reguliere wetgeving mogelijk is. Die reguliere wetgeving wordt beperkt tot het criterium 'goede ruimtelijke ordening'. Dit betekent dat in traditionele bestemmingsplannen alleen regels met een ruimtelijke relevantie kunnen worden opgenomen. Het Bu Chw en de nieuwe Omgevingswet hebben een ruimere doelstelling, namelijk 'het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit'. Binnen deze doelstelling kunnen in het experiment van de Crisis- en herstelwet ook regels voor bijvoorbeeld duurzaamheid, veiligheid, gezondheid, beeldkwaliteit en uitvoerbaarheid worden opgenomen in het bestemmingsplan. Verder kunnen lokale verordeningen over de fysieke leefomgeving in het bestemmingsplan worden geïntegreerd en is het bijvoorbeeld mogelijk om een hogere waarden besluit als bedoeld in de Wet geluidhinder op te nemen in het bestemmingsplan.

Om duidelijk aan te geven dat dit bestemmingsplan een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte is, is dit in de naam van het bestemmingsplan verwerkt (bestemmingsplan Over de Laak - 't Hammetje (Chw)).

Artikel 7c in samenhang met artikel 7g van het BU Chw biedt voor Amersfoort een aantal mogelijkheden om af te wijken van de wettelijke regels. Deze mogelijkheden staan in onderstaande tabel weergegeven (uit: Inspiratiegids bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu). Voor het voorliggende plan zijn de onderdelen '1 verbrede reikwijdte' en '6/7 beleidsregels' gebruikt in de bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00187-0301_0033.png"

Tabel uit 'Inspiratiegids bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte' opgesteld door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, juni 2017

In dit bestemmingsplan bestaat de verbrede reikwijdte uit:

  • het opnemen van regels over de openingstijden en het gebruik van muziek voor de horeca.
  • het opnemen van regels ten behoeve van het verlenen van een vergunning voor kleinschalige evenementen.

Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving

6.1 Inleiding

Een bestemmingsplan bepaalt hoe de gronden gebruikt mogen worden, of er ergens gebouwd mag worden en wat voor bebouwing dat mag zijn. Het gaat om het toelaten van bepaalde gebruiksmogelijkheden (toelatingsplanologie). De grondgebruiker (zoals eigenaar, huurder) mag de functie die het bestemmingsplan geeft uitoefenen. Dit houdt in dat de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een aangewezen bestemming daadwerkelijk te realiseren, maar ook dat de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen die in strijd is met de gegeven bestemming, of in strijd met het bestemmingsplan mag bouwen.

6.2 Dit Bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden gelezen en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels voor het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. In de volgende paragraaf wordt een nadere uitleg gegeven over de regels in het bestemmingsplan.

6.2.1 Regels

De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt. Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald.
  2. 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Elk artikel kent de volgende opzet: eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw-en/of gebruiksregels.
  3. 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het gehele plan. Het zijn achtereenvolgens een antidubbeltelbepaling, algemene bouw-, gebruiks- en afwijkingsregels.
  4. 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook om algemene regels gaat, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

Hierna volgt een uitleg van de bestemmingen die dit bestemmingsplan kent. Daarnaast kent dit bestemmingsplan ook dubbelbestemmingen. Een dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik voor het behoud en bescherming van de in de dubbelbestemming aangegeven waarden. De dubbelbestemming functioneert naast de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.

Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn er binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen over het gebruik of het bouwen. Functieaanduidingen en bouwaanduidingen worden opgenomen in het artikel van de bestemming waarin ze voorkomen.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is (maatschappelijke uitvoerbaarheid), als om de economische uitvoerbaarheid van het plan

7.2 Economische Uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht de gemeenteraad om voor 'een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan' het kostenverhaal te verzekeren. Dit kan door het vaststellen van een exploitatieplan of door het sluiten van een overeenkomst van grondexploitatie. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) kan worden gesteld dat in het voorliggende bestemmingsplan aangewezen bouwplannen mogelijk worden gemaakt. Omdat de gemeente eigenaar is van de locatie, de bestaande bebouwing gaat slopen en het terrein bouwrijp maakt, wordt de grondexploitatie Kavels Over de Laak uitgebreid met deelgebied 't Hammetje. De grondexploitatie Kavels Over de Laak wordt dan ook gewijzigd aangeboden gelijk met het ter vaststelling aanbieden van dit bestemmingsplan.

Na het bouwrijp maken van de kavel zal deze worden verkocht of verpacht. Met deze opbrengst wordt een deel van de kosten van de grondexploitatie aan de zijde van de gemeente vergoed. Voor het verwachte tekort wordt een voorziening getroffen.

Met het vaststellen van de grondexploitatie en het instellen van een voorziening, is het kostenverhaal voor de gemeente verzekerd.

7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.3.1 Inleiding

De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd voordat een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie over het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.

7.3.2 Inspraak

De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen over inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen b.v. op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Inspraak zal plaatsvinden volgens de in de "Rol van de Raad" opgenomen gevallen. In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen; model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure, model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de raad toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling.

Dit bestemmingsplan volgt de procedure van model 1. De procedure van model 1 houdt in dat er (na het vooroverleg met instanties) direct een ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd.

Participatie

De basis van het voorliggende bestemmingsplan ligt in de 'Ontwikkelingsvisie Over de Laak', zoals door de gemeenteraad vastgesteld op 5 juli 2016. Deze visie is tot stand gekomen door een intensief participatieproject te volgen met inwoners van Vathorst en overige belanghebbenden.

Bij de start van het project 'Over de Laak' zijn posters opgehangen, borden geplaatst en flyers verspreid. Een groot aantal bewoners en omwonenden heeft persoonlijke uitnodigingen ontvangen om mee denken bij de toekomstige inrichting van het gebied. Er is ook een informatieve en interactieve projectwebsite gemaakt.

In totaal zijn via diverse kanalen ruim 260 ideeën en suggesties ingebracht over de groene en recreatieve invulling van 'Over de Laak'. Uit het aantal en de aard van de ingekomen reacties kan worden afgeleid dat de huidige openheid en natuurwaarden zeer worden gewaardeerd, maar dat er ook veel behoefte is aan (het uitbreiden van) recreatieve mogelijkheden in Vathorst-Noord. In de verschillende deelgebieden van de visie is geprobeerd om een groot aantal suggesties uit het participatietraject te integreren in de plannen. Daaruit kan worden afgeleid, dat de plannen in het algemeen en het voorliggende bestemmingsplan op draagvlak kan rekenen.

Woensdag 11 maart 2020 zijn belanghebbenden uitgenodigd het voorlopig ontwerp voor 't Hammetje te komen bekijken. Deze avond werd door ruim 100 mensen bezocht en, op een enkeling na, was iedereen enthousiast over de inrichting van het gebied.

7.3.3 Wettelijk (voor)overleg

Het Besluit ruimtelijke ordening geeft in artikel 3.1.1 aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In dit kader is het concept van het ontwerpbestemmingsplan op 28 oktober 2021 gestuurd naar de volgende instanties met het verzoek om in het kader van artikel 3.1.1. Wro te reageren.

  • Gemeente Nijkerk
  • Provincie Utrecht
  • Gasunie
  • Waterschap Vallei en Veluwe
  • SGLA (Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort)
  • VRU (Veiligheidsregio Utrcht)
  • RUD (Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht)
  • Stichting Groen in Amersfoort

7.3.4 Reacties uit het vooroverleg

De volgende instanties hebben een vooroverlegreactie gegeven op het plan:

  • Gasunie:
    Op 10 novevmber 2021 heeft de Gasunie in een reactie aangegeven dat ze geen aanleiding zien tot het maken van opmerkingen en/of aanvullingen van het bestemmingsplan.
  • Veiligheidsregio Utrecht:
    Op 30 november 2021 heeft de Veiligheidsregio Utrecht een reactie gegeven op het plan.
    1. 1. De Veiligheidsregio Utrecht adviseert de verantwoording van het groepsrisico uit te breiden met de genoemde effectafstanden van de maatgevende scenario's en de onderbouwing zoals te lezen in deze brief onder 'Mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid van een "dreigend" zwaar ongeval' en 'Mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen bij een "dreigend" zwaar ongeval'. Weeg hierbij de verhoogde opkomsttijd van de hulpdiensten in het plangebied mee.

      Reactie gemeente:
      Paragraag 4.7 van de toelichting zal worden aangevuld met de volgende tekst:
      In het noordelijk deel van het plangebied is een gasleiding aanwezig (W-500-01). Een breuk in deze leiding, door bijvoorbeeld werkzaamheden, heeft een fakkelbrand tot gevolg. Dat brengt gevaren met zich mee voor de in het gebied aanwezige personen. In de eerste ring (70 meter) rond de leiding zijn de risico's het grootst. In deze ring is binnen het plangebied enkele groen met wandelpaden aanwezig. In de tweede ring (140 meter) zijn de risico's nog steeds groot maar minder dan in de eerste ring. In de tweede ring is ook enkel groen met wandelpaden aanwezig. In de derde ring (210 meter) is het risico kleiner maar kunnen nog wel slachtoffers vallen. In die ring is naast groen met wandelpaden ook water aanwezig.
      Het plangebied ligt ook binnen de effectafstanden van een meer noordelijk gelegen gasleiding. Deze gasleiding heeft grotere effectafstanden. Het plangebied ligt binnen de 2e en 3e ring van die gasleiding. Binnen de 2e ring komt enkel groen met wandelpaden voor. Binnen de 3e ring komen groen met wandelpaden en water voor.
      De bebouwing die mogelijk is op basis van voorliggend bestemmingsplan ligt buiten de effectafstanden van beide gasledingen.
      Om risico's na een breuk in de gasleiding zoveel mogelijk te voorkomen is een goede bereikbaarheid van het gebied van belang en moeten er voldoende vluchtwegen zijn voor in het gebied aanwezige personen. Ook moet er voldoende bluswater aanwezig zijn. De bereikbaarheid van het gebied is goed, er zijn voldoende vluchtwegen aanwezig en bij de inrichting van het gebied wordt rekening gehouden met de beschikbaarheid van bluswatervoorzieningen. Daarnaast is er geen grote toename van in het gebied aanwezige personen te verwachten waardoor het groepsrisico niet onaanvaardbaar toeneemt.

      Als aanvulling op de opgenomen verantwoording van het groepsrisico (Paragraaf 4.7) worden bijlage 3 Toelichting VRU op externe veiligheid mbtgasleiding en 4 Toelichting VRU omgevingsveiligheid toegevoegd aan de toelichting van voorliggend ontwerpbestemmingsplan.
    2. 2. De Veiligheidsregio Utrecht adviseert in de omgevingsvergunning technische en gebruikseisen te stellen aanzien van de brandveiligheid in relatie tot de omgeving. Dit omvat het volgende:
      • De gebouwen in het zuidoosten van het plangebied moeten, in het kader van de risico's, beschikken over een afsluitbaar ventilatiesysteem en dienen luchtdicht te zijn. Door deze maatregel kunnen personen die verblijven in dit object zich tijdelijk onttrekken aan een toxische wolk en veilig schuilen.


Reactie gemeente:

In de bouwregels in artikel 4.2.1 onder h en 5.2.1 onder h is dit als voorwaarde opgenomen.

      • De gebouwen dienen te ontvluchten te zijn aan de andere zijde dan waar een BLEVE of plasbrand zich voor zal doen. Concreet betekent dit voor het plangebied dat de ontvluchting in westelijke richting, met het gebouw in de rug als hitteschild, mogelijk dient te zijn. Momenteel is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hieraan kan worden voldaan.


Reactie gemeente:

In bouwregels in artikel 4.2.1 onder i en 5.2.1 onder i nemen we als voorwaarde op dat er een (nood-) uitgang aan de westzijde van het gebouw moet zijn. Vervolgens zijn er ook paden richting het westen. Het is dus mogelijk om met de gebouwen in de rug als hitteschild in westelijke richting te vluchten. Een schets van de inrichting van het gebied is te vinden in de toelichting van het bestemmingsplan.

      • Het meenemen van de genoemde scenario's in het bedrijfsnoodplan waarbij de handelingsperspectieven beschreven en waar nodig beoefend worden.


Reactie gemeente:

Dit zal worden opgenomen in de omgevingsvergunning voor de bouw van de gebouwen in het zuidoostelijk deel van het plangebied.

    1. 1. De huidige bluswatervoorzieningen in en om het plangebied zijn onvoldoende. De Veiligheidsregio Utrecht adviseert de situatie in lijn te brengen met de eisen zoals gesteld in het bouwbesluit 2012 (40 meter).


Reactie gemeente:

De gemeente gaat het gebied inrichten en zal bij die inrichting zorg dragen voor voldoende bluswatervoorzieningen overeenkomstig het bouwbesluit. Over de locatie van de bluswatervoorziening zal de gemeente contact opnemen met de VRU.

    1. 1. De bereikbaarheid van de risicobron en het plangebied lijkt voldoende. Het plangebied is zowel vanuit het noorden (Palestinaweg / Nijkerk) als vanuit het zuiden (Terschellingkade / Amersfoort) te bereiken.

      Reactie gemeente:
      De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.
    2. 2. Het planvoornemen voorziet in de mogelijkheden om in het kader van een (dreigend) scenario BLEVE van het gebouw weg te vluchten in de richting haaks van de rijksweg A12 af (in noordelijke richting).

      Reactie gemeente:
      De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. In het kader van een (dreigend) scenario BLEVE is het mogelijk om van de gebouwen weg te vluchten in de richting haaks van de rijksweg A28 af (in westelijke richting).
    3. 3. In eventuele toekomstige omgevingsvergunningen activiteit bouw adviseert de Veiligheidsregio Utrecht als voorschrift op te nemen dat de interne organisatie van het gebouw middels een instructie/noodplan op de hoogte is van de positie van de ventilatieschakelaar en zij weten hoe deze uitgeschakeld dient te worden.

      Reactie gemeente:
      De opmerking wordt meegenomen bij het verlenen van toekomstige omgevingsvergunningen voor de bouw van de gebouwen in het zuidoostelijke deel van het plangebied.
  • Provincie Utrecht

Op 20 januari 2022 heeft de provincie Utrecht in een reactie aangegeven dat zij zich kunnen vinden in het plan zoals het voor ligt (toevoeging groen, openbaarheid, horeca, klein strandje/kinderspeelweide bij de vijver en met name ook de verbindingen wat betreft fiets en voetpaden) en er een goede motivatie ligt met betrekking tot kwaliteitsverhoging in relatie tot verstedelijking. Wel geeft de provincie aan dat het belangrijk blijft dat er in het gehele gebied Over de Laak voldoende aandacht moet zijn voor intensievere attractieve vormen van recreatie, mede ook om het achterliggende gebied Arkemheen te ontzien.

Reactie gemeente:

In deelgebied 't Hammetje zijn veel recreatieve mogelijkheden opgenomen; een horeca paviljoen, mogelijkheden voor sporten (bootcamp, multifunctioneel speelveld), rondje om de plas, ligweide, speelvoorzieningen etc. Samen met de wandelmogelijkheden in Waterrijk en het nog te ontwikkelen gebied Speelpolder, biedt dit ruime recreatieve mogelijkheden voor de bewoners van omliggende gebieden.

Het plan voor over de Laak - 't Hammetje richt zich voornamelijk op de recreatieve behoefte van de inwoners uit Vathorst. Naast dit recreatiegebied wordt ook het Westerpark in Vathorst ontwikkeld.

Voorafgaand aan het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is breder naar de vraag naar recreatieve voorzieningen en het regionale en lokale aanbod gekeken. Zo hebben we bijvoorbeeld besloten om 't Hammetje niet als zwemplas te ontwikkelen, omdat aan de andere zijde van de A28 een recreatieve zwemvijver ligt. Daarnaast ligt er de wens / randvoorwaarde vanuit het bestuur dat het gebied geen (verkeers) aantrekkende werking mag hebben. Teveel verkeer en bezoekers worden niet als wenselijk geacht. Verder moet het gebied soepel overgaan in de polder Arkenheem.

De gemeente heeft dus een zorgvuldige afweging gemaakt. Wij zijn van mening dat dit gebied voldoende recreatieve elementen in zich heeft, om te kunnen voorzien in de lokale recreatieve behoefte.

Van de overige vooroverlegpartners die het conceptontwerp bestemmingsplan om advies toegestuurd hebben gekregen, hebben we geen reactie ontvangen. We gaan er daarom vanuit dat zij geen opmerkingen hebben op het plan.

7.3.5 Vaststelling bestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van donderdag 10 maart tot en met woensdag 20 april 2022 ter inzage gelegen. In deze periode zijn 7 zienswijzen ingediend over het ontwerpbestemmingsplan.

Eén aantal zienswijzen leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. In de toelichting wordt de tekst over de waterbodem aangepast naar aanleiding van een aanvullend onderzoek in het kader van de veiligheid. Dit aanvullende onderzoek leidt tot het herschikken van puin op de waterbodem. Daarnaast wordt een afdeklaag van zandige grond op de waterbodem aangebracht, tot een waterdiepte van ongeveer 4 meter. Dit wordt gedaan op die delen van de waterbodem waar recreanten aan het water kunnen komen en waar puin is aangetroffen.

Daarnaast wordt de westelijke oever van de waterplas verbreed om daar een wandelpad op aan te kunnen leggen. Dit wandelpad vervangt het vlonderpad over het water dat in het ontwerp was opgenomen. De zandarena wordt meer naar het noorden verplaatst zodat deze niet meer aan het water grenst. En de kanosteiger is uit het plan verwijderd.

Voor een uitgebreide samenvatting en de beoordeling van de zienswijzen, wordt verwezen naar de zienswijzennota die bij de besluitvormingsstukken over het plan is te vinden.

Wijziging naar aanleiding van zienswijzen


Toelichting:

  1. a. In hoofdstuk 3 ‘Planbeschrijving’ is de tekst over de waterbodem en het inrichtingsplan aangepast naar aanleiding van de wijzigingen aan het inrichtingsplan op basis van het onderzoek naar de waterbodem met onderwatercamera’s.
  2. b. Uit de toelichting worden teksten over vissen als recreatief medegebruik en de mogelijkheid tot het aanleggen van een vissteiger verwijderd.


Verbeelding

  1. c. De oever aan de westzijde van de waterplas, met de bestemming ‘Groen – Stadsgroen’, wordt verbreed en aan de noordzijde en zuidzijde aangepast, overeenkomst het aangepaste inrichtingsplan voor het gebied.


afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00187-0301_0034.jpg"

Oorspronkelijk inrichtingsplan Aangepast inrichtingsplan


Ambtshalve wijzigingen


Regels

  1. d. Het kavelpaspoort en inrichtingsplan worden niet meer opgenomen als bijlage bij de regels maar deze documenten worden samengevoegd en afzonderlijk als beeldkwaliteitskader (aanvulling op de welstandsnota) vastgesteld. De tekst hierover wordt aangepast in de betreffende regels.
  2. e. Artikel 1.45 wordt aangepast; uit de begripsomschrijving ‘recreatieve voorzieningen’ worden visplekken als voorziening verwijderd.
  3. f. Artikel 1.46 wordt aangepast; uit de begripsomschrijving ‘recreatief medegebruik’ wordt vissen als medegebruik verwijderd.
  4. g. Artikel 3.1 onder j wordt verwijderd. Er wordt geen kano- en of bootjesverhuur toegestaan.
  5. h. Aan artikel 5.2.1 wordt toegevoegd dat de vorm van het bouwvlak ten behoeve van de scouting mag veranderen mits de totale bebouwde oppervlakte niet groter wordt dan is toegestaan.
  6. i. Artikel 6.1 onder g wordt aangepast; vissen wordt verwijderd als vorm van recreatief medegebruik.
  7. j. Artikel 6.1 onder i wordt aangepast; kano in- en uitstapplekken worden uit dit artikel verwijderd.


Bijlagen

  1. k. Het meest recente Natuuronderzoek door bureau Waardenburg is toegevoegd.
  2. l. Het concept groenplan is toegevoegd om een beeld te kunnen vormen van het groen in de nieuwe situatie.

Beeldkwaliteitseisen

  1. m. De vissteiger wordt uit het inrichtingsplan verwijderd.

Op 30 mei 2023 heeft de gemeenteraad bij besluitnummer 1641046 het bestemmingsplan, met de bovengenoemde wijzigingen vastgesteld. Bij de vaststelling zijn ook een amendement en motie van de Partij voor de Dieren aangenomen.

Met het amendement geeft de raad het college de opdracht om bij de inrichting van het gebied te onderzoeken welke extra maatregelen voor vleermuizen mogelijk zijn, bijvoorbeeld in de vorm van vleermuiskasten.

Met de motie vraagt de raad het college om bij de inrichting van het gebied te onderzoeken of het mogelijk is om overige natuurwaarden zoals kruidenrijk gras en struiken, zoveel mogelijk te compenseren. En daarnaast te onderzoeken of het daarbij mogelijk is om struiken of andere struikwilgen langs de oever te plaatsen, waardoor de inrichting functioneel is voor de vleermuizen.

7.4 Handhaving

Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke controle en handhaving ligt op basis van artikel 7.1 van de Wet ruimtelijke ordening bij de gemeente. Daarnaast zijn ook de VROM-Inspectie en de provincie bevoegd tot opsporing van feiten die in het bestemmingsplan strafbaar zijn gesteld. Daarnaast kunnen ook derden belanghebbenden vorderen dat de bepalingen van het bestemmingsplan worden nageleefd.

De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatie-registratiesysteem bij de uitvoering van het bestemmingsplan, onder andere met betrekking tot verleende vergunningen.

Belangrijk aspect van handhaving is daarnaast dat het draagvlak heeft. Het gaat hierbij om bestuurlijk draagvlak, ambtelijk draagvlak en maatschappelijk draagvlak. Een lastig onderwerp als handhaving heeft grote kans om aan de aandacht te ontsnappen of terzijde te worden gelegd als het geen draagvlak heeft. Steun, of in ieder geval begrip, van alle bij de handhaving betrokkenen, is dan ook zeer gewenst. Het bestuurlijke en ambtelijke draagvlak kan worden verkregen door tijdens het opstellen van het handhavingsbeleid regelmatig met elkaar om tafel te zitten, door de ins en outs van handhaving te bespreken, door de behaalde resultaten door te spreken en door toetsbare afspraken met elkaar te maken. Daarnaast is ook de 'maatschappij' bij de handhaving betrokken via bijvoorbeeld de wijkbeheerteams en de gemeentelijke wijkmanagers.

Handhaving kan nadrukkelijk plaatsvinden via publiekrechtelijke maar tevens via privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de belangen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De wijze van toepassing van deze bevoegdheden is geregeld in afdeling 5.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen, waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Aan preventieve handhaving wordt bovendien bijgedragen door duidelijke, consistente en handhaafbare bestemmingsregelingen en het geven van goede voorlichting, een en ander in nauw overleg met de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving (Stadsberichten, folders, gemeentelijke website).

In het plan zijn instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd kunnen worden de afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en de bevoegdheid om nadere eisen te stellen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.

Bijlage 1 Concept Groenplan Voor 'T Hammetje

Bijlage 1 Concept groenplan voor 't Hammetje

Bijlage 2 Definitief Ontwerp 'T Hammetje

Bijlage 2 Definitief ontwerp 't Hammetje

Bijlage 3 Toelichting Vru Op Externe Veiligheid Mbt Gasleiding

Bijlage 3 Toelichting VRU op externe veiligheid mbt gasleiding

Bijlage 4 Toelichting Vru Omgevingsveiligheid

Bijlage 4 Toelichting VRU omgevingsveiligheid

Bijlage 5 Recreatief Gebruik En Parkeerbehoefte 'T Hammetje

Bijlage 5 Recreatief gebruik en parkeerbehoefte 't Hammetje

Bijlage 6 Actualisatie Natuurwaarden Vathorst Noord, Bureau Viridis, 2014

Bijlage 6 Actualisatie Natuurwaarden Vathorst Noord, Bureau Viridis, 2014

Bijlage 7 Ruimtelijk-functionele Onderbouwing Horeca 'T Hammetje (Laddertoets)

Bijlage 7 Ruimtelijk-functionele onderbouwing horeca 't Hammetje (laddertoets)

Bijlage 8 Over De Laak Natuurlijk, Bureau Waardenburg, 2016

Bijlage 8 Over de Laak Natuurlijk, bureau Waardenburg, 2016

Bijlage 9 Effecten Op Beschermde Natuurwaarden Over De Laak, Bureau Waardenburg , 2017

Bijlage 9 Effecten op beschermde natuurwaarden Over De Laak, bureau Waardenburg , 2017

Bijlage 10 Notitie Vleermuisonderzoek Hamhuis Amersfoort, Bureau Waardenburg, 2017

Bijlage 10 Notitie vleermuisonderzoek Hamhuis Amersfoort, bureau Waardenburg, 2017

Bijlage 11 Natuurtoets Waterrijk 2021

Bijlage 11 Natuurtoets Waterrijk 2021

Bijlage 12 Notitie Vleermuizen - Bureau Waardenburg December 2021

Bijlage 12 Notitie vleermuizen - Bureau Waardenburg december 2021

Bijlage 13 Quickscan Gronddepot 'T Hammetje, 2020. Bureau Waardenburg

Bijlage 13 Quickscan gronddepot 't Hammetje, 2020. bureau Waardenburg

Bijlage 14 Natuurtoets 2022

Bijlage 14 Natuurtoets 2022

Bijlage 15 Stikstofonderzoek 'T Hammetje, 4 November 2020

Bijlage 15 Stikstofonderzoek 't Hammetje, 4 november 2020

Bijlage 16 Aeriusberekening Aanlegfase

Bijlage 16 Aeriusberekening Aanlegfase

Bijlage 17 Aeriusberekening Gebruiksfase

Bijlage 17 Aeriusberekening Gebruiksfase

Bijlage 18 Actualiserend (Water)bodemonderzoek 'Het Hammetje' Domstraat 82 Hooglanderveen

Bijlage 18 actualiserend (water)bodemonderzoek 'het Hammetje' Domstraat 82 Hooglanderveen

Bijlage 19 Nader Bodem- En Asbestonderzoek Domstraat 82, Antea, 2019

Bijlage 19 Nader bodem- en asbestonderzoek Domstraat 82, Antea, 2019