Over de Laak - Speelpolder
Bestemmingsplan - gemeente Amersfoort
Vastgesteld op 26-03-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan met identificatienummer NL.IMRO.0307.BP00218-0301 van de gemeente Amersfoort;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduidingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw en geen bijbehorende bouwwerk zijnde;
1.6 bebouwing:
één of meer bouwwerken;
1.7 bestaand bouwwerk:
een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, dan wel omgevingsvergunning;
1.8 bestaand gebruik:
gebruik van grond en bouwwerken dat aanwezig is op het moment van inwerkingtreding van het plan;
1.9 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.10 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.11 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.12 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.13 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van kelder en ruimten in de kap;
1.14 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.15 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.16 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.17 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.18 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.19 dagrecreatie
een vorm van recreatie die niet langer duurt dan een dag. Er is dus geen sprake van overnachting.
1.20 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.21 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.22 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.23 kap:
constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste 1 hellend of gebogen vlak;
1.24 kelder:
een gedeelte van een gebouw dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw, dan wel van een bijbehorend bouwwerk of door het afgewerkte maaiveld, en dat geheel is gelegen onder het afgewerkte maaiveld;
1.25 koekoek:
een met keerwanden uitgevoerd bouwwerk ter hoogte van het snijpunt van de gevel en het maaiveld dat voorziet in de licht- en luchttoetreding van de onderbouw en geen toegang tot het gebouw mag zijn;
1.26 kunstobject
een bouwwerk, geen gebouw zijnde of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten;
1.27 kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via-fo aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.28 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
1.29 omgevingsvergunning:
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.30 ondergeschikte bouwdelen aan de gevel:
bouwkundige elementen aan de gevels van een hoofdgebouw, die geen deel uitmaken van het volume en de massa van het hoofdgebouw en daaraan in omvang ondergeschikt zijn, zoals plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen, rookkanalen, afvoerpijpen, rolluiken en -hekken, hekken, stoepen, hellingbanen, vluchttrappen, trappen, entreeportalen, erkers, veranda's, bordessen, luiken, overstekende daken, afdaken, lijstwerk, balkons, galerijen, luifels, zonneschermen, markiezen, lichtbakken, reclametoestellen en -uitingen, draagconstructies voor reclame, antennes en antenne-installaties en andere daarmee gelijk te stellen bouwdelen;
1.31 ondergeschikte bouwdelen in het dakvlak of op de kap:
bouwkundige elementen op het dakvlak of de kap van een hoofdgebouw, die geen deel uitmaken van het volume en de massa van het hoofdgebouw en daaraan in omvang ondergeschikt zijn, zoals ventilatiekanalen, rookkanalen, vluchttrappen en/of trappenhuizen, liftkokers, lichtkoepels en -kappen, antennes en antenne-installaties, luchtbehandelingskasten, afvoerpijpen, schoorstenen, zonnepanelen en -collectoren andere daarmee gelijk te stellen bouwdelen;
1.32 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw of pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.33 overkapping:
een overdekte bebouwde voorziening, die maximaal 2 eigen wanden heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak;
1.34 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.35 parkeereis:
het aantal parkeerplaatsen dat op basis van de in Amersfoort geldende parkeernormen nodig is voor een ruimtelijke ontwikkeling;
1.36 peil:
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor de overige gebouwen: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct aan de weg grenst: de kruin van de weg;
- d. voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
- e. de (maaiveld)hoogte van een voor een erf of erven als zodanig aangegeven punt;
- f. voor een gebouw of bouwwerk, direct grenzend aan of in het water: het plaatselijk aan te houden waterpeil.
1.37 pergola
een overig bouwwerk, geen gebouw of pand zijnde, bestaande uit een open constructie van palen, latten en/of stalen dradenwerk, onderling verbonden, waaraan planten kunnen groeien;
1.38 recreatieve voorzieningen
faciliteiten ten behoeve van recreatie, zoals speelgelegenheden, picknickplaatsen, wandelpaden;
1.39 recreatief medegebruik
vorm van recreatie waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, maar waarbij kan worden volstaan met de voorzieningen die al voor de hoofdfunctie aanwezig zijn (zoals wandelpaden en speelvoorzieningen) en ondergeschikte voorzieningen zoals wegbewijzeringsbordjes en picknickbankjes voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten;
1.40 slopen:
geheel of gedeeltelijk afbreken;
1.41 verbeelding:
de geometrisch bepaalde planobjecten (voorheen plankaart genoemd).
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 de lengte, breedte en de diepte van een bouwwerk:
tussen de lijnen, getrokken door de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren;
2.6 oppervlakte van bijbehorende bouwwerken:
bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend (gedeelten van) bijbehorende bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat erkers, etc. voor de voorgevel niet meetellen bij de berekening van de oppervlakte.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen - Stadsgroen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - Stadsgroen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. natuur en landschap in de vorm van bos, park, plantsoen, gazon, weides, groenvoorzieningen, bermen en water;
- b. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden;
- c. dagrecreatie in de vorm van wandelen, sporten, spelen, verblijven en beleven;
- d. bijzondere parkelementen, zoals kunstobjecten en speelvoorzieningen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening', een speeleiland met een concentratie van speelelementen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - parkeren' (sg-p) is het toegestaan het groen in te richten ten behoeve van parkeren;
- g. ter plaatse van het groengebied ten oosten van de woningen mogen 2 parkeerplekken in het groen worden aangelegd;
- h. in- en uitritten en ontsluitingswegen voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen;
- i. bij de bestemming behorende voorzieningen zoals (wandel)paden, nutsvoorzieningen, oppervlakte verhardingen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van andere bouwwerken:
- a. ten behoeve van de instandhouding en de bescherming van de waarden als genoemd in lid 3.1
- b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden om op de voor Groen - Stadsgroen aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
- a. het aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden;
- c. het ophogen en egaliseren van de gronden;
- d. het aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
- e. het verhogen of verlagen van de grondwaterstanden.
Artikel 4 Tuin - Landschapswaarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. landschapstuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- b. de instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige landschapswaarden in de vorm van een groene inrichting die hoort bij een overgangszone van wonen naar het aangrenzende landschap;
- c. bijbehorende voorzieningen ten dienste van de bestemming, waaronder geen verhardingen worden begrepen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend en onder voorwaarden andere bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
- a. de bouwhoogte van erfafscheidingen ten hoogste 1,40 m mag bedragen en ze moeten een landelijke uitstraling hebben;
- b. de onder 4.1 bedoelde gronden dienen niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik van de voor 'Tuin - Landschapswaarden' aangewezen gronden wordt in ieder geval begrepen; het gebruik van de gronden als terras met verharding, voor parkeren en opslag.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden om op de voor Tuin - Landschapswaarden aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
- a. het aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden;
- c. het ophogen en egaliseren van de gronden;
- d. het aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
- e. het verhogen of verlagen van de grondwaterstanden.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonerven, woonstraten, ontsluitingswegen en pleinen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. in- en uitritten;
- d. bermen en groenvoorzieningen;
- e. waterpartijen;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals voorzieningen voor de waterhuishouding, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
(beeldende) kunstwerken | 2 m |
overige andere bouwwerken | 2 m |
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:
- a. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kwaliteiten van het gebied;
- b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
Artikel 6 Wonen - 3
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. vrijstaande eengezinswoningen met bijbehorende bouwwerken;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;
met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.
6.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 7 Leiding - Gas
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk gastransportleiding met een belemmeringsstrook van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding. Ter plaatse van de dubbelbestemming is verharding van de gronden aanwezig en toegestaan in verband met de bereikbaarheid van de leiding.
7.2 Voorrangsbepaling
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang krijgt.
7.3 Bouwregels
Op of in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 4 meter. Overige gebouwen en andere bouwwerken zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemming, mits:
- a. geen afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan;
- b. geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
- c. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen omtrent het onder a gestelde.
7.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;
- b. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.
7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Voor zover van toepassing is het ten aanzien van de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - gas' verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
- 1. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- 2. wegen, paden, banen of andere oppervlakteverhardingen aan te brengen;
- 3. bomen of andere diepwortelende beplantingen aan te brengen en/of te rooien;
- 4. voorwerpen in de grond te drijven;
- 5. de ondergrondse leiding die bij het van kracht worden van het plan in de betrokken strook aanwezig is te verzwaren of te verleggen;
- 6. uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- 7. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- b. een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid onder a is slechts toelaatbaar, indien door de werken en/of werkzaamheden de leiding niet wordt of kan worden beschadigd;
- c. het in dit lid onder a vervatte verbod geldt niet voor de werken en/of werkzaamheden:
- 1. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- 2. die het normale beheer en onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
- 3. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken;
- 4. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
- d. alvorens burgemeester en wethouders vergunning verlenen zal schriftelijk advies worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 3
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden, waarbij geldt dat:
- a. deze bestemming primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;
- b. in het geval van een ontwikkeling - in het gebied behorende bij deze ontwikkeling - twee of meer categorieën gelden, de hoogste verwachtingswaarde van toepassing is op het gehele bij de ontwikkeling behorende gebied;
- c. het bepaalde in Artikel 8 onder b is niet van toepassing, wanneer na vooroverleg met de gemeentelijk archeoloog blijkt dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
8.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 8.1 mogen ten dienste van de bestemming Waarde - Archeologie 3 uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 4 meter.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 9 Waarde - Archeologie 4
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - archeologie categorie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden, waarbij geldt dat:
- a. deze bestemming primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;
- b. wanneer in het geval van een ontwikkeling - in het gebied behorende bij deze ontwikkeling - twee of meer categorieën gelden, dan is de hoogste verwachtingswaarde van toepassing op het gehele bij de ontwikkeling behorende gebied;
- c. het bepaalde in 9.1 onder b is niet van toepassing, wanneer na vooroverleg met de gemeentelijk archeoloog blijkt dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
9.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 9.1 mogen ten dienste van de bestemming Waarde - Archeologie 4 uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 10 Waterstaat - Waterkering
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding, de bescherming, de verbetering en het beheer van de waterkering en waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen.
10.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 10.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen.
10.3 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemming, mits:
- a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de waterkering en de veiligheid daarvan;
- b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij het Waterschap Vallei & Veluwe omtrent het onder a gestelde.
10.4 Omgevingsvergunningplicht Waterstaat - Waterkering
Voor de instandhouding, bescherming, verbetering en beheer van de waterkering is het verboden om ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterkering', zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- a. het aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- b. verlagen van de bodem en afgraven van de gronden;
- c. het ophogen en egaliseren van gronden;
- d. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
- e. aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
- f. het planten of aanbrengen van bomen en/of andere hoogopgaande beplanting;
- g. het indrijven van voorwerpen anders dan voor dagelijks gebruik.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene Bouwregels
12.1 Parkeren
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of het gebruiken van gronden of bouwwerken geldt dat:
- a. een omgevingsvergunning slechts wordt verleend nadat is verzekerd dat wordt voorzien in de aanleg van voldoende parkeergelegenheid;
- b. het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de gronden waarop de onder a. bedoelde omgevingsvergunning betrekking heeft, slechts toegestaan is wanneer voldoende parkeergelegenheid in stand wordt gehouden;
- c. onder voldoende parkeergelegenheid als genoemd onder a. en b. wordt verstaan dat wordt voorzien in de aanleg en instandhouding van parkeerplaatsen bij de woningen. Voor het groen met wandel en speelgelegenheden worden geen auto parkeerplaatsen aangelegd, enkel fietsparkerengelegenheid.
12.2 Overschrijding bouwgrenzen
In uitzondering op het bepaalde in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels mogen de bouwgrenzen door ondergeschikte bouwdelen worden overschreden, met dien verstande dat:
- a. luifels, overstekende daken, entreeportalen, balkons, afdaken, veranda's en bordessen de bouwgrens met ten hoogste 1 meter mogen overschrijden;
- b. overige ondergeschikte bouwdelen aan de gevels de bouwgrens met ten hoogste 0,3 meter mogen overschrijden;
- c. bij ondergeschikte bouwdelen die boven een openbaar voetpad worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;
- d. bij ondergeschikte bouwdelen die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4,2 meter dient te worden aangehouden.
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
13.1 Parkeren
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of het gebruiken van gronden of bouwwerken geldt dat:
- a. een omgevingsvergunning slechts wordt verleend nadat is verzekerd dat wordt voorzien in de aanleg van voldoende parkeergelegenheid;
- b. het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de gronden waarop de onder a. bedoelde omgevingsvergunning betrekking heeft, slechts toegestaan is wanneer voldoende parkeergelegenheid in stand wordt gehouden;
- c. onder voldoende parkeergelegenheid als genoemd onder a. en b. wordt verstaan dat wordt voorzien in de aanleg en instandhouding van parkeerplaatsen bij de woningen. Voor het groen met wandel en speelgelegenheden worden geen auto parkeerplaatsen aangelegd, enkel fietsparkerengelegenheid.
13.2 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:
- a. van onbebouwde gronden:
- 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- 2. als opslag-, stort- of bergplaats van zand, stenen, producten en materialen, machines, voer- en vaartuigen, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- 3. als plaats voor sloop-, reparatie- of andere werkzaamheden aan auto's;
- 4. voor de opslag van terrasmeubilair;
- 5. voor de opslag en verkoop van motorbrandstoffen en LPG;
- b. ten behoeve van het beoefenen van lawaaisporten en andere intensieve vormen van recreatie zoals fietscrossen;
- c. ten behoeve van kamperen en als kampeerterrein;
- d. van gebouwen en onbebouwde gronden als seksinrichting.
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
14.1 Overige afwijkingen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan, ten behoeve van:
- a. het in geringe mate overschrijden van de bestemmings- of bouwgrenzen met ten hoogste 3 m, mits dit noodzakelijk is voor de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing, mits daardoor de geldende oppervlakte van de bij de afwijking betrokken vlakken met niet meer dan 10 % wordt vergroot;
- b. afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien vanmaten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages.
14.2 Voorwaarden
De afwijkingen als bedoeld in lid 14.1 worden geweigerd indien door het verlenen daarvan:
- a. op enig aangrenzend terrein de realisering van de bestemming wordt belemmerd;
- b. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende terreinen;
- c. daardoor de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad
- d. daardoor de ecologische, landschappelijke en/of natuurwaarden onevenredig worden aangetast of geschaad.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a, voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
15.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht vrijstelling verlenen.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Over de Laak - Speelpolder.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeenteraad van Amersfoort heeft op 5 juli 2016 de 'Ontwikkelingsvisie OverdeLaak' vastgesteld. Deze ontwikkelingsvisie beschrijft de mogelijke toekomstige invulling van drie gebieden: ’t Hammetje, Speelpolder en Waterrijk. Ook komen er nieuwe routes om te fietsen en wandelen.
Afbeelding: drie deelgebieden van de ontwikkelingsvisie 'Over de Laak'
In de ontwikkelingsvisie zijn de kaders vastgelegd voor de verdere ontwikkeling van het gebied Over de Laak. ‘Ruimte voor lichte recreatie, nieuw natuur en behoud van de kwaliteiten van het polderlandschap in ‘Over de Laak’ en een goede overgang naar het waardevolle landschap van Arkemheen’ is de ambitie voor dit gebied, in de visie uitgewerkt tot een set randvoorwaarden.
Eerst is voor het deelgebied Waterrijk een plan uitgewerkt. Dit deelgebied wordt ingevuld met nieuwe natuur, diverse recreatiemogelijkheden, een tuinderij, voedselbos, de moestuinvereniging en een herontwikkeling van de bestaande erven. Het bestemmingsplan voor deelgebied Waterrijk is vastgesteld op 3 december 2019 en onherroepelijk/in werking getreden op 24 januari 2020. Het gebied is inmiddels grotendeels aangelegd.
Vervolgens is een ontwerp gemaakt voor de inrichting van deelgebied 't Hammetje. Dit gebied krijgt een recreatieve functie. Een plek om te wandelen, sporten en spelen in een natuurlijke omgeving rond de waterplas. Er wordt daarbij ruimte geboden aan kleinschalige andere functies, zoals scouting en kleinschalige horeca.
Als laatste ontwikkeling is een plan voor deelgebied Speelpolder uitgewerkt. Speelpolder wordt een plek waar kan worden gewandeld, waar een natuurspeelplek voor kinderen komt en waar ongeveer ter plaatse van de huidige agrarische bebouwing 3 woningen komen, de huidige boerderij en 2 vrijstaande woningen.
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op het deelgebied Speelpolder.
1.2 Plangebied
Het plangebied Speelpolder ligt net buiten de bebouwde kom aan de noordkant van Amersfoort. Het gebied wordt aan de noord-, oost-, en westzijde omringd door akker- en grasland (agrarische percelen). Langs de noordzijde en oostzijde loopt een weg; de Palissaden. Aan de zuidkant ligt het Nieuwe Laakpad met ten zuiden daarvan het riviertje de Laak en daarachter de woningen van de wijk Vathorst.
Plangebied Over de Laak - Speelpolder
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied Speelpolder geldt het bestemmingsplan 'Hooglanderveen en Vathorst', in juni 2013 vastgesteld door de gemeenteraad. De bestemming die het plangebied nu heeft is 'Agrarisch met waarden – Slagenlandschap met perceelsbegroeiing', waar 'het weiden van vee en/of het verbouwen van gewassen' en 'extensief recreatief medegebruik' is toegestaan. De gronden zijn daarnaast onder andere bestemd voor de instandhouding, bescherming en ontwikkeling van de landschappelijke- en cultuurhistorische waarden van het open landschap.
Er ligt een bouwvlak waar agrarische bebouwing is toegestaan. En daarnaast ligt er een geurzone over een groot deel van het plangebied.
Plangebied op huidige bestemmingsplan met aangegeven het bouwvlak en de geurzone
Naast bestemmingsplan 'Hooglanderveen en Vathorst' geldt ook bestemmingsplan Veegplan B. Dit veegplan is vastgesteld op 26 september 2017. Voor dit plangebied zijn in dit veegplan de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologie 5' uit het bestemmingsplan 'Hooglanderveen en Vathorst', aangepast naar 'Waarde Archeologie 3' (middelhoge verwachting) en 'Waarde Archeologie 4' (lage verwachting). In paragraaf 4.2 Archeologie wordt uitgelegd wat deze dubbelbestemmingen betekenen.
Plangebied met aangegeven de gebieden met waarde archeologie 3 (geel) en waarde archeologie 4 (groen)
Nieuw bestemmingsplan
Voor deelgebied Speelpolder is door het bureau Kruit Kok een inrichtingsontwerp gemaakt voor de herinrichting van het gebied (zie de afbeelding hieronder).
Schets van de nieuwe inrichting van het plangebied Speelpolder door Kruit Kok
Ongeveer ter plaatse van de huidige agrarische bebouwing, aan de noordzijde van het plangebied, komen 3 vrijstaande woningen (één daarvan is de huidige boerderij) met daar omheen groen en bomen. Voor de inrichting van de gronden ter plaatse van deze woningen is een kavelpaspoort gemaakt waarvan hieronder een schets is opgenomen. Deze schets is uitgewerkt op de verbeelding van het bestemmingsplan.
Kavelpaspoort woningen Speelpolder
De zuidelijke helft van het plangebied wordt ingericht als natuurlijk speelgebied voor kinderen. Voor de inrichting van dit speelgebied is een ontwerp gemaakt door HVR/ Kinderland (zie afbeelding hieronder).
Ontwerpschets speelgelegenheid Speelpolder door HVR/Kinderland
Het ontwerp van VR/Kinderland is vervolgens uitgewerkt in een definitief ontwerp door het bureau G84.
De gronden tussen het speelgebied en de woningen worden ingericht met groen, bomen en picknicktafels.
De geplande inrichting van het plangebied kan niet binnen de regels van het geldende bestemmingsplan uitgevoerd worden omdat de bestemming 'Agrarisch met waarden – Slagenlandschap met perceelsbegroeiing' is. Om het plan te kunnen realiseren is voorliggend, bestemmingsplan opgesteld.
1.4 Leeswijzer
Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
De toelichting begint met een beschrijving van de beleidskaders in Hoofdstuk 2. In Hoofdstuk 3 staat de planbeschrijving van dit deelgebied. De omgevingsaspecten worden in Hoofdstuk 4 uiteengezet. Vervolgens behandelen de hoofdstukken 5, 6 achtereenvolgens de juridische-, economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
De regels zijn ingedeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de begripsbepalingen en de wijze van meten. In hoofdstuk 2 staan de regels voor de verschillende bestemmingen. Het betreft regels over bebouwing en gebruik van de gronden. Algemene regels, die betrekking hebben op alle bestemmingen, zoals algemene bouwregels, staan in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 bevat het overgangsrecht en de slotregel.
Op de verbeelding is aangegeven welke bestemmingen op welke plek gelden. Door in de digitale verbeelding te klikken (zie www.ruimtelijkeplannen.nl) zijn alle relevante gegevens voor de betreffende locatie te zien.
Hoofdstuk 2 Beleidskaders
2.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de inhoud van het ruimtelijk relevante beleid voor het bestemmingsplan 'Over de Laak - 'Speelpolder'. Het beleid vormt het kader van toetsing voor nieuwe ontwikkelingen. Het beschreven beleidskader is daarmee een van de bouwstenen voor de visie op het plangebied en de opzet van de juridische regelingen.
Vanwege de beperkte omvang is een beschrijving van het Rijksbeleid achterwege gelaten. De ontwikkeling is niet in strijd met dit beleid. De relevante milieuwetgeving komt aan de orde in Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten.
2.2 Gemeentelijk Beleid
2.2.1 Coalitieakkoord 2022-2026
Op 5 juli 2022 presenteerden D66, GroenLinks, CDA, ChristenUnie en Partij voor de Dieren het coalitieakkoord voor de periode 2022-2026. Met dit akkoord maakt de coalitie keuzes die belangrijk zijn voor nu en voor de volgende generaties. De keuzes in het coalitieakkoord zijn gemaakt vanuit de volgende uitgangspunten:
• Goed leven binnen de grenzen van onze aarde
• Een thuis voor iedereen
• Welzijn en sociale rechtvaardigheid
• Goed samenspel en in gesprek
Amersfoort blijft de komende jaren groeien en veranderen. Daarom kiest de coalitie voor een duurzame ontwikkeling van de gemeente, in balans met de omgeving en binnen de grenzen van onze planeet. Volop ruimte wordt gegeven aan bedrijven, ondernemers en inwoners die willen bijdragen aan de verandering naar een groene kringloopeconomie. Zo bouwen wij aan een groene, duurzame stad voor deze én volgende generaties.
2.2.2 Structuurvisie Amersfoort 2030
De gemeenteraad van Amersfoort heeft op 9 juli 2013 de 'Structuurvisie Amersfoort 2030' vastgesteld. Deze structuurvisie schetst de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Amersfoort en biedt een samenhangend ruimtelijke ontwikkelingsperspectief met een nieuwe sturingsfilosofie.
In de structuurvisie wordt ingezet op uitnodigingsplanologie. De hierbij benodigde uitgangspunten worden in de structuurvisie meegegeven. Bijvoorbeeld dat plannen een bijdrage moeten leveren aan duurzaamheid, aan de fysieke-, sociale- of economische kwaliteit van de stad, aan de diversiteit van de stad of dat plannen moeten voortbouwen op bestaande cultuurhistorische kwaliteiten.
Naast de uitgangspunten zijn er negen Amersfoortse principes die voor bepaalde plekken in meer- of mindere mate van toepassing zijn. Deze principes hebben te maken met leefklimaat, bereikbaarheid en economie. Door deze Amersfoort principes te koppelen aan een specifieke gebiedsontwikkeling kan de raad richting geven aan een ontwikkeling. Daarbij is maatwerk van belang en kiest de gemeente per ontwikkeling haar rol.
2.2.3 Modelkeuze
In de gemeente Amersfoort is de procedure voor de bestemmingsplannen vastgelegd in de notitie 'Rol van de Raad in RO-procedures'. In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen: model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure, model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de raad toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling.
Voor bestemmingsplan Over de Laak - Speelpolder is ervoor gekozen om de procedure volgens model 1 te volgen.
- Het beoogde plan voor Over de Laak - Speelpolder is in overeenstemming met het coalitieakkoord 2022-2026, waarin de ambitie is aangegeven om Over de Laak te ontwikkelen tot een recreatief groengebied.
- De uitwerking van het deelgebied 'Over de Laak - Speelpolder' is in overeenstemming met de door de raad vastgestelde 'Ontwikkelingsvisie Over de Laak'. In deze visie zijn de kaders vastgelegd voor de verdere ontwikkeling van het gebied Over de Laak. 'Ruimte voor lichte recreatie, nieuw natuur en behoud van de kwaliteiten van het polderlandschap in 'Over de Laak' en een goede overgang naar het waardevolle landschap van Arkemheen' is de ambitie voor dit gebied, in de visie uitgewerkt tot een set randvoorwaarden. De beoogde invulling van het deelgebied Over de Laak - Speelpolder sluit hier bij aan. Het is niet nodig om aanvullende kaders vast te stellen.
- De Ontwikkelingsvisie 'Over de Laak' is tot stand gekomen door een uitvoerig participatietraject met bewoners en andere belanghebbenden.
- De afwijking van het geldende bestemmingsplan is beperkt. Er komen enkel 3 vrijstaande woningen ter plaatse van de huidige agrarische bebouwing. De rest van het plangebied houdt een groene inrichting waarbij in het zuidelijk deel ook speelgelegenheid in het groen mogelijk wordt gemaakt.
- Er is geen strijd met andere beleidsbeslissingen. De Structuurvisie 2030 en in de Visie Groen Blauwe Structuur van de gemeente Amersfoort wordt gesteld dat er aan de noordkant van Amersfoort (Vathorst) een sterke behoefte is aan een groen recreatief uitloopgebied. In de Omgevingsvisie van de provincie Utrecht wordt dit gebied aangemerkt het gebied voor recreatie en toerisme. In de kwaliteitsgids Utrechtse Landschappen - Eemland heeft 'Over de Laak' de aanduiding "overgangsgebied" gekregen, waar kavelbeplanting, andere gewassen dan grasland, erven in hogere dichtheden en opgaand groen zijn toegestaan. Het beoogde plan voor Over de Laak - Speelpolder is hiermee in overeenstemming
Hiermee wordt voldaan aan de eisen die gesteld zijn aan het toepassen van model 1. Het presidium is op 4 april 2023 akkoord gegaan met het volgen van de procedure behorende bij model 1 voor dit bestemmingsplan.
2.2.4 Ontwikkelingsvisie Over de Laak
Op 5 juli 2016 is de 'Ontwikkelingsvisie Over de Laak' door de gemeenteraad vastgesteld. Deze visie is de eerste stap om te komen tot een groen-recreatief gebied aan de noordzijde van het riviertje de Laak. Het gehele gebied Over de Laak is circa 145 hectare. De Ontwikkelingsvisie richt zich op de gronden (36 hectare) die in eigendom zijn van de gemeente en beschrijft de mogelijke toekomstige invulling van drie gebieden: 't Hammetje, Speelpolder en Waterrijk. Ook komen er nieuwe routes om te fietsen en te wandelen.
'Ruimte voor lichte recreatie, nieuwe natuur en behoud van de kwaliteiten van het polderlandschap in Over de Laak en een goede overgang naar het waardevolle landschap van Arkemheen'. Dit is de doelstelling voor het gebied zoals door de gemeenteraad is vastgelegd met het vaststellen van de ontwikkelingsvisie.
Voor dit bestemmingsplan is het gedeelte uit de ontwikkelingsvisie gericht op Speelpolder van belang.
Speelpolder zoals opgenomen in de Ontwikkelingsvisie Over de Laak
De drie deelgebieden zorgen voor enkele nieuwe schakels in het recreatieve routenetwerk van 'Over de Laak':
- Waterrijk zorgt voor diverse nieuwe wandelroutes die aansluiten op de Achterhoekerweg;
- Speelpolder realiseert een nieuwe schakel tussen het pad langs de Laak en de Pallisaden;
- Het bosgebied rond 't Hammetje zorgt voor een nieuwe aansluiting tussen de Domstraat en de Palestinaweg Oost.
Hiermee ontstaan verschillende nieuwe recreatieve ommetjes van 2 tot 5 kilometer.
2.2.5 Deltaplan Wonen
Op 23 mei 2017 heeft de gemeenteraad de uitwerkingsstrategie sociale woningbouw vastgesteld. Onderdeel van dit besluit is om bij woningbouwontwikkelingen een percentage van minimaal 35 % sociale huurwoningen te verplichten.
Op 28 mei 2019 heeft de gemeenteraad het Deltaplan Wonen vastgesteld. Dit plan bevat een uitbreiding en aanscherping van de strategie sociale woningbouw. Het woonbeleid is erop gericht dat er voldoende, betaalbare en passende woningen worden gebouwd.
De vraag naar woningen in Amersfoort en in de regio is groot. Om in de vraag naar woningen te voorzien, is de ambitie dat er tot 2030 1.000 woningen per jaar worden gerealiseerd. Het plan voor Speelpolder levert daaraan en kleine bijdrage door 3 woningen mogelijk te maken. De bestaande boerderij en 2 extra woningen. Er worden slechts 3 woningen mogelijk gemaakt omdat dit gebied met name wordt ingericht als groen-recreatiegebied.
In het Deltaplan Wonen is een verplichting opgenomen dat er in een project met woningen minimaal 35% sociale woningbouw moet worden gerealiseerd. Deze voorwaarde geldt voor plannen vanaf 12 woningen, dus niet voor Speelpolder.
2.2.6 Actieplan Huisvesting Middeninkomens
Om te voorzien in voldoende woningen in het middensegment is het Actieplan Huisvesting Middeninkomens opgesteld. Omdat er slechts 3 woningen mogelijk worden gemaakt is in dit geval het actieplan huisvesting middeninkomens niet van toepassing. In het actieplan is namelijk een regel opgenomen dat hiervan kan worden afgeweken bij projecten van minder dan 49 woningen.
2.2.7 Groenvisie
De Groenvisie is een integrale visie welke in coproductie tussen betrokken inwoners, vertegenwoordigers van de G1000-werkgroep 'Keigroen Samendoen!', Klankbordgroep Groenbeleid, SGLA, raadsleden en college tot stand is gekomen. Deze visie is in 2016 vastgesteld. In de visie wordt het belang van een groene stad benadrukt. Een groene stad voor recreatie, stadslandbouw, klimaatbestendigheid en biodiversiteit. Een groene stad die samen met bewoners wordt vormgegeven en beheerd.
Doelen van de Groenvisie
In de Groenvisie zijn de volgende thema's opgenomen, met daarbij kort samengevat de geformuleerde doelen:
- Stad van groene ruimte
Het is van belang dat er meer wordt samengewerkt tussen gemeente en bewoners bij het bepalen van de functie en het beheer van groen. Er moeten duidelijke spelregels komen voor zelfbeheer. Door samen te werken in en aan het groen kan sociale cohesie ontstaan. Groenarme wijken moeten worden voorkomen. - Stad boordevol soorten
Het vergroten van groene gebieden is van belang bij het versterken van de biodiversiteit. Dit geldt ook voor meer groenblauwe verbindingen, een betere inrichting van de groene gebieden en de zorg voor lokale natuurwaarden. - Stad om volop van te genieten
Om volop van de stad te kunnen genieten is de aandacht van belang voor aantrekkelijk recreatief groen met een uitnodigende inrichting, meer beweegrondjes, een slimme zonering voor de verschillende gebruikers van groen, waterrecreatie vanwege hittestress, grote parken, de afstand van groen tot inwoners en aandacht voor kinderen en jongeren. - Stad om op te eten
Bij dit thema is de aandacht voor het vergroenen van schoolpleinen van belang, meer volkstuinen, het vergroten van het areaal aan stadslandbouw, verbreden van de landbouw, tijdelijk beheer van braakliggende terreinen, educatie over eetbaar groen, stadslandbouw voor een zinvolle dagbesteding en de kringloop sluiten door compostering. - Stad met aangepast waterbeheer
Om de stad klimaatbestendiger te maken is de aandacht van belang voor een groenblauwe dooradering van de stad, meer schaduw, meer stromend water, minder verstening, meer waterberging en het zoeken naar handige functiecombinaties zoals de aanleg van een waterplein. - Stad die bomen de ruimte geeft
Voor een boomrijk Amersfoort is de waarde van de boom van belang, evenals de juiste plek, meer bomen, meer variatie, de dynamiek van bomen, kappen en compenseren.
Bij al deze thema's uit de Groenvisie zijn dilemma's te noemen. Vaak zijn er tegenstrijdige belangen en wensen, kwaliteit versus kwantiteit, schaarse ruimte en middelen. Daarom is de Groenvisie verder uitgewerkt in de Bomenleidraad en de Groenkaart.
2.2.8 Bomenleidraad
De gemeenteraad heeft de Bomenleidraad vastgesteld op 12 december 2017. De Bomenleidraad geeft aan hoe we in Amersfoort met bomen en andere houtopstanden omgaan en welke afwegingen we maken. De leidraad gaat over alle bomen in Amersfoort, dus zowel gemeentelijke bomen als bomen in eigendom van particulieren, woningbouwcorporaties of andere organisaties. De regelingen en bescherming zijn voor alle bomen en houtopstanden gelijk.
Bomen zijn van grote waarde en betekenis voor de stad. Ze zorgen voor een prettig woon- en leefklimaat. Bomen dragen bij aan het bereiken van doelstellingen als een gezondere stad, het verminderen van de effecten van een veranderend klimaat, een betere milieukwaliteit (bomen reduceren fijnstof, CO2 en leveren zuurstof) en meer natuur in de stad.
De Bomenleidraad geeft aan hoe we met bomen en houtopstanden willen omgaan en hoe we de waarden koesteren, beschermen en uitbouwen. De basis daarvan is het behoud en de bescherming van de bestaande bomen en grotere struwelen. We willen door goed beheer en zorg voor de groeiplaatsen onze bomen zo lang mogelijk vitaal en gezond houden. Daarmee bouwen we aan een robuuster en ecologisch functioneler bomenbestand en groenstructuur. Het behouden en planten van bomen in een stedelijke omgeving is een uitdaging. Volwassen bomen heb je niet van de ene op de andere dag. Bomen vragen tijd om tot volle wasdom te komen en dat maakt ze kwetsbaar in de concurrentiestrijd om de schaarse ruimte. We moeten daarom keuzes goed onderbouwd maken en het behoud, vergroten of het eventuele verlies aan waarde van bomen op een zorgvuldige en gelijkwaardige wijze afwegen ten opzichte van andere belangen en functies.
2.2.9 Verkeer- en vervoersplan
Het gemeentelijk beleid is gericht op het realiseren van een doelmatig verkeer- en vervoerssysteem voor alle vervoerswijzen om de bereikbaarheid in en van Amersfoort te waarborgen. Uitgangspunt daarbij is dat de verkeersveiligheid en leefbaarheid belangrijke factoren zijn en integraal onderdeel zijn van de planvorming.
Meer fietsverkeer
De fiets is een duurzaam vervoersmiddel dat bovendien weinig ruimte vergt. De gemeente wil daarom het gebruik van de fiets stimuleren door het comfort van fietsroutes te verbeteren en de fietsinfrastructuur beter af te stemmen op de behoeften van de gebruikers en de drukte op de fietspaden. Ook moeten de hoofdfietsroutes beter herkenbaar zijn en ontbrekende schakels in de routes worden aangelegd. Daarnaast is het de bedoeling meer fietsenstallingen aan te leggen bij de stations en ‘Park+Bike’-locaties te realiseren.
Autobereikbaarheid
Een goede bereikbaarheid per auto is en blijft belangrijk voor de stad. Bezoekers en bewoners willen ook in de toekomst snel de stad in- en uitkomen. Amersfoort wil de autobereikbaarheid op peil houden door het autoverkeer over de meest logische routes te geleiden.
Gebiedsgerichte aanpak
Ieder deel van de stad vergt een andere uitwerking van het mobiliteitsbeleid. De behoeften en mogelijkheden zijn in een oude wijk immers anders dan op een bedrijventerrein of recreatiegebied. Om goed in te kunnen spelen op die verscheidenheid, wordt per gebied gekeken hoe de vitaliteit, bereikbaarheid en leefbaarheid kunnen verbeteren.
Gebiedstyperingen
Het gebied Vathorst - Over de Laak is aangeduid als E-gebied: Groen / recreatie.
Dit type gebied heeft de volgende kenmerken:
- externe bereikbaarheid per fiets en per auto;
- intern domein van fiets en voetganger;
- opvang auto aan de randen;
- snelle routes naar gebied toe, binnen gebied beleving centraal;
- bereikbaarheid soms beperken om verblijfskwaliteit te waarborgen.
In dit gebiedstype staat de verblijfskwaliteit centraal. De hoofdkeuzes zijn:
- domein van fiets en voetganger;
- fiets stimuleren;
- verblijfskwaliteit boven bereikbaarheid.
Het gebiedsgericht beleid E-gebied richt zich op:
- beperken gebiedsvreemd autoverkeer;
- parkeren aan de randen;
- Park and Bike-voorzieningen;
- faciliteren fietsvoorzieningen;
- verminderen barrières fiets;
- comfortabele fietsroutes;
- beperken geluidsoverlast.
2.2.10 Nota Parkeernormen
In de nota parkeernormen Amersfoort 2009 en de actualisatie daarvan in 2020 zijn specifieke parkeernormen geformuleerd voor diverse functies. Ze geven een indicatie van het aantal auto's dat bij een bepaalde functie geparkeerd wordt in een bepaalde tijdsperiode. De normen worden gebruikt voor nieuwbouwsituaties of bij functiewijzigingen, waarvoor een vergunning of ontheffing dient te worden verkregen. In de parkeernormen wordt rekening gehouden met de toekomstige ontwikkelingen in het autobezit.
Vanuit de hoofddoelstelling uit het parkeerbeleidsplan, 'bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte en de leefbaarheid', is het van belang dat er strikte bepalingen worden gehanteerd voor parkeren. Parkeren moet zoveel mogelijk op eigen terrein plaatsvinden zodat er geen sprake is van extra parkeerdruk in het openbaar gebied. De belangrijkste voorwaarde is dat het aantal parkeerplaatsen volgens de norm wordt aangelegd. Hiervoor zijn in Nota Parkeernormen Amersfoort normen opgenomen per type voorziening. In het parkeerbeleidsplan is ook aangegeven dat bij het opstellen van parkeerbalansen rekening wordt gehouden met de mogelijkheid tot meervoudig gebruik van parkeerplaatsen.
2.2.11 Welstandsnota en beeldkwaliteitseisen
2.3 Provinciaal Beleid
2.3.1 Omgevingsvisie provincie Utrecht
In de omgevingsvisie van de provincie Utrecht (vastgesteld 10 maart 2021) is voor Speelpolder het belangrijkste aandachtspunt de groenblauwe en recreatieve ontwikkeling.
De mogelijkheid tot vrijetijdsbesteding is een belangrijk onderdeel van de leefbaarheid in steden, dorpen en buitengebied. Het provinciaal recreatie- en toerismebeleid is gericht op het realiseren van een aantrekkelijke en gezonde leefomgeving waar recreanten en toeristen hun tijd door kunnen brengen. Het beleid richt zich op de recreatiezones en -terreinen, het recreatief hoofd(route)netwerk, verblijfsrecreatie en toerisme en sport. We streven naar functiecombinaties met (het benutten van) natuur, cultuur, landbouw, erfgoed en klimaatadaptatie.
De recreatiebehoefte neemt de komende jaren toe, evenals het toerisme. Om die reden vindt de provincie gebiedsontwikkeling ten behoeve van bovenlokale recreatie en bereikbaarheid – voor vooral langzaam verkeer – van belang en wordt de ontwikkeling daarvan gestimuleerd. Hierbij moeten vraag en aanbod op elkaar worden afgestemd. Ook de schaalsprong in verstedelijking en de klimaatverandering hebben invloed op de recreatiebehoefte. Zo is er in de buurt van woningen behoefte aan ruimte voor bewegen, ontspannen en ontmoeten. Dit draagt bij aan een goed woon- en vestigingsklimaat.
In de drukste gebieden, nabij de grote stedelijke gebieden van Amersfoort en Utrecht, moet gezocht worden naar combinaties van functies in de groene ruimte. Recreatief gebruik en beleving kunnen integreren met andere functies, zoals natuur, landbouw, energie, erfgoed en cultuur. Samen met de verbindingen in een netwerk kan hierbij gedacht worden aan een parkachtige setting, die tevens dient als buffer tussen de verstedelijkte gebieden. Dit biedt kansen om de groene kwaliteiten en de beleving van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Stelling van Amsterdam en de Grebbelinie te versterken.
Het ontwerp dat voor Speelpolder is gemaakt is in overeenstemming met de Omgevingsvisie provincie Utrecht.
2.3.2 Interim Omgevingsverordening provincie Utrecht
In de Interim omgevingsverordening van de provincie Utrecht ligt Speelpolder onder andere in een kernrandzone recreatie. In deze gebieden zijn verschillende vormen van recreatie mogelijk. Grootschalige recreatieve voorzieningen zoals, een outdoor of leisure complex, horeca, verblijfsrecreatie, recreatieve groengebieden en (open) zwemwaterlocaties. Kleinschalige recreatieve voorzieningen zijn in het gehele landelijk gebied mogelijk. Denk bij kleinschalige voorzieningen aan wandel-, fiets, vaar- en speelvoorzieningen.
Binnen de recreatiezone is verstedelijking aanvaardbaar als deze bijdraagt aan de recreatiedoelstellingen. Als de verstedelijking niet binnen de recreatiezone kan, mag dit ook in de kernrandzone, onder de voorwaarden zoals opgenomen in Artikel 9.8 Instructieregel kernrandzone. De recreatiezone en kernrandzone kunnen elkaar daarbij overlappen. Bij kwaliteitsversterking in de kernrandzone valt te denken aan:
- prettige verblijfsmogelijkheden;
- goede verbindingen vanuit de kern;
- een landschappelijk zorgvuldige overgang tussen stedelijk gebied en het omliggende buitengebied; en
- de mogelijkheid van ‘ommetjes’ in de kernrandzone. Dit kan gepaard gaan met de aanleg en het beheer van groen en recreatieve voorzieningen.
Bij een ontwikkeling in de kernrandzone moet een beeldkwaliteitsparagraaf worden opgesteld met daarin in ieder geval een analyse van de bestaande kwaliteiten, een onderbouwing op welke wijze de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan die kwaliteiten en op welke wijze dit in de regels van het bestemmingsplan is verankerd (artikel 9.8).
Omdat in Speelpolder een agrarisch perceel met agrarische bebouwing van functie veranderd naar groen recreatief gebied is het ook op basis van provinciaal beleid mogelijk om woningen toe te voegen. In de Ontwikkelingsvisie Over de Laak is al aangegeven dat in Speelpolder 2 nieuwe woningen worden toegevoegd om de functieverandering van het gebied mogelijk te maken.
2.3.3 Plangebied in relatie tot provinciaal beleid
Het gebied Over de Laak - Speelpolder ligt in het gebied dat is aangewezen als recreatiezone en ligt in de kernrandzone aan de noordzijde van Amersfoort. Het plangebied ligt net buiten de rode contour maar grenst wel direct aan deze rode contour.
De ontwikkeling van Speelpolder sluit aan op de uitgangspunten die vanuit de recreatiezone zijn gesteld. Een agrarisch gebied wordt gewijzigd in een groen-recreatief gebied. De groenwaarden wordt zoveel mogelijk behouden, uitgebreid en versterkt en de recreatieve functie wordt landschappelijk zorgvuldig ingepast en aangesloten op de omgeving.
De aard en omvang van de verstedelijking staat in goede verhouding tot de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Het plangebied is nu nog bestemd voor agrarische doeleinden. Deze bestemming wordt gewijzigd naar Groen - Stadsgroen, waarbij er nieuw bos en andere beplanting wordt aangeplant. Het recreatief medegebruik van het groen is een belangrijk aspect. Het plangebied, krijgt een aanduiding die recreatieve medegebruik mogelijk maakt en het zuidelijk deel van het plangebied krijgt tevens een aanduiding die het aanleggen van speelgelegenheid in het groen mogelijk maakt. Ongeveer ter plaatse van de huidige agrarische bebouwing zijn 3 vrijstaande woningen toegestaan. Eén daarvan is de huidige boerderij die, indien bouwkundig in goede staat, wordt behouden. Het gebied wordt openbaar toegankelijk, waardoor deze groene bestemming een functie krijgt voor bewoners en gebruikers van de omliggende gebieden, met name Vathorst-Noord.
Met de aanleg en het openbaar toegankelijk maken van dit gebied wordt veel kwaliteit toegevoegd voor met name de bewoners van Vathorst. Er komt een natuurlijke overgang van het stedelijke gebied naar het open landschap en het wat verder gelegen Natura 2000-gebied van de polder Arkemheen. De wandelpaden die door Speelpolder worden aangelegd, worden aangesloten op het grotere wandelnetwerk in de omgeving.
Gezien de bovenstaande onderbouwing kan worden geconcludeerd dat het voorliggende bestemmingsplan aansluit op de doelstellingen uit het provinciaal beleid.
2.4 Conclusie Beleid
Voorliggend bestemmingsplan Over de Laak - Speelpolder maakt het mogelijk om het plangebied in te richten met voorzieningen ten behoeve van wandelen en spelen. Er worden bomen en groen aangeplant, wandelpaden aangelegd evenals speelvoorzieningen in het groen. Ook wordt de agrarische bebouwing gesloopt. Alleen de boerderij wordt, indien bouwkundig in goede staat,behouden en daarnaast worden 2 extra vrijstaande woningen mogelijk gemaakt. Uit de voorgaande paragrafen in dit hoofdstuk blijkt dat deze ontwikkeling in overeenstemming is met de uitgangspunten vanuit zowel het gemeentelijk als provinciaal beleid. Het geldende beleid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het gewenste plan.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
In dit hoofdstuk wordt na een beschrijving van de huidige situatie van het plangebied de gewenste toekomstige situatie beschreven.
3.1 Huidige Situatie Over De Laak - Speelpolder
Het gebied Over de Laak ligt aan de noordrand van Amersfoort in Vathorst Noord, tussen het riviertje de Laak en de gemeentegrens met Nijkerk. Speelpolder ligt midden in Over de Laak.
Ligging plangebied
Luchtfoto plangebied
Op dit moment bestaat het plangebied uit akker- en grasland met agrarische bebouwing.
Het grondgebied maakte voorheen deel uit van de gemeente Nijkerk. Met de grenscorrectie in 1998 is deze strook ten noorden van de Laak bij de gemeente Amersfoort gevoegd.
Bestaande situatie Speelpolder
3.2 Toekomstige Situatie Over De Laak - Speelpolder
Ruimte voor lichte recreatie, nieuwe natuur en behoud van de kwaliteiten van het polderlandschap in Over de Laak en een goede overgang naar het waardevolle landschap van Arkemheen. Dit is de doelstelling voor het gebied zoals door de gemeenteraad is vastgelegd met het vaststellen van de ontwikkelingsvisie Over de Laak (zie paragraaf 2.2.4).
Belangrijke uitgangspunten voor het gehele plangebied Over de Laak (Waterrijk, Speelpolder en 't Hammetje) zijn:
- diversiteit van de landschappen versterken;
- netwerk van routes;
- natuurnetwerk versterken voor de vijf verschillende biotopen;
- zonering in rust en activiteiten;
- ritme van gastvrije entrees;
- recreatieve activiteiten;
- nieuwe en bestaande erven;
- ritme van gastvrije knooppunten;
- hondenuitlaatplekken.
In lijn met de doelstelling en in de context van de uitgangspunten is het Definitief inrichtingsontwerp voor het plangebied Over de Laak - Speelpolder concreet uitgewerkt tot een groen gebied waar verschillende vormen van groen (bomen, struiken, bloemen) worden geplant, waar kan worden gewandeld, waar een natuurlijke speelgelegenheid wordt aangelegd en waar 3 woningen mogelijk zijn (1 daarvan is is de huidige boerderij die wordt behouden) ongeveer ter plaatse van de huidige agrarische bebouwing. In het gebied Speelpolder is daarmee een lichte vorm van recreatie mogelijk die met name bedoeld is voor de inwoners van Vathorst.
3.2.1 Opgave voor Speelpolder
Voor het gebied Over de Laak - Speelpolder is in opdracht van de gemeente Amersfoort door Kruit Kok, bureau van landschapsarchitecten, een ontwerp voor de inrichting van het plangebied gemaakt. Het definitief ontwerp wordt uitgewerkt in een technisch ontwerp. Dit technische ontwerp is de basis voor de uitvoering.
Het uitgangspunt voor Speelpolder is dat het onderdeel is van het recreatieve uitloopgebied aan de noordzijde van de Laak, voor inwoners van de wijk Vathorst. Bij de uitwerking wordt rekening gehouden met de volgende opgave;
- het creëren van een uitdagend speellandschap;
- het creëren van een gesloten netwerk van wandelpaden, waarbij meerdere routes mogelijk zijn en waar op verschillende plekken bankjes en uitzichtplekken zijn;
- het realiseren van een ontsluiting van Speelpolder voor bezoekers (fiets en te voet) via het Nieuwe Laakpad. Voor bewoners (ook autoverkeer) via de Palissaden;
- biodiversiteit van het kleinschalige agrarische landschap is gewenst, om kinderen van dichtbij in aanraking te laten komen met natuur;
- nieuwe woningen toevoegen aan het bestaande boerderij erf.
Uiteindelijk hebben bovengenoemde aspecten geleid tot het gewenste eindbeeld dat in onderstaande paragraaf nader wordt toegelicht.
3.2.2 Ontwerp voor Speelpolder
3.2.3 Beeldkwaliteit
Het plan om Speelpolder te wijzigen van agrarisch gebied naar groen-recreatiegebied met 3 woningen is in overeenstemming met de ambities uit de welstandsnota, zoals is beschreven in paragraaf 2.2.11 Welstandsnota en beeldkwaliteitseisen. Voor de uitwerking van het woonpercelen is een kavelpaspoort opgesteld. Daarnaast is voor de woningen een voorbeeld uitwerking gemaakt waarvan hieronder een afbeelding is opgenomen.
Het uitgangspunt is dat er met de te handhaven boerderij en 2 nieuw toe te voegen vrijstaande woningen een nieuw erfensemble ontstaat. De toe te voegen twee woningen voegen zich samen met een passende terreininrichting in het landschap. Het nieuwe erf sluit zo aan bij de overige erven in het gebied van Over de Laak. De verschillende bouwvolumes doen denken aan een hoofdhuis, aangevuld met stallen en schuren. Het ensemble toont eenheid en samenhang in de architectonische uitstraling. De verschillende gebouwen delen een gemeenschappelijke voorzone, waar vandaan de voordeuren toegankelijk zijn.
Bij de inrichting van het omliggende gebied is het Definitief ontwerp Over de Laak - Speelpolder het uitgangspunt. Dit vormt samen met het kavelpaspoort en de uitwerking van de woonkavels de beeldkwaliteitseisen voor Over de Laak - Speelpolder en geeft een beeld van de inrichting van het gehele plangebied. De inrichting van het gebied is toegelicht in paragraaf 3.2.2 Ontwerp voor Speelpolder.
De beeldkwalitietseisen zijn te vinden in de bijlagen bij de toelichting van dit bestemmingsplan maar worden als afzonderlijk document in procedure gebracht en later ter vaststelling aangeboden aan de raad. Op deze manier is het duidelijker dat dit document een aanvulling is op de welstandsnota en kan het op de gemeentelijke website worden geplaatst bij de welstandsnota. Zo worden alle beeldkwaliteitsplannen bij elkaar gepubliceerd, waardoor de vindbaarheid beter wordt.
3.2.4 Bereikbaarheid
Speelpolder is met name goed bereikbaar op de fiets of te voet. Aan de zuidzijde komen twee entrees naar het gebied. Deze zijn te bereiken via het Nieuwe Laakpad wat een fiets- en voetpad is.
Aan de noordzijde komt een derde entree die bereikbaar is via de Palissaden. Deze entree is ook de toegangsweg naar de 3 woningen en deze is dan ook toegankelijk voor auto's van de bewoners en bezoekers van deze woningen. Auto's van bewoners en bezoekers van de woningen worden geparkeerd op het perceel van de woningen. Er komt geen parkeergelegenheid voor auto's van bezoekers van het groen-recreatieve gebied Speelpolder. Speelpolder is met name bedoeld voor bewoners van Vathorst. Zij kunnen het gebied goed bereiken op de fiets of te voet. We willen het fietsgebruik stimuleren en het autogebruik ontmoedigen. Het groen en de beleving zijn in dit gebied belangrijker dan de bereikbaarheid met de auto. Om deze reden is ervoor gekozen om geen ontsluitingsweg en parkeerplaats voor auto's aan te leggen voor het groen-recreatiegebied.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt aan de hand van de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld of de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied mogelijk en wenselijk is.
4.2 Archeologie
4.2.1 Beleid
Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. De uitgangspunten van het Verdrag van Malta vormen de basis voor de omgang met archeologie in deze wet. Naast archeologie op het land en onder water heeft de Erfgoedwet betrekking op museale objecten, musea en monumenten. Samen met de in 2019 in te voeren Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van het Nederlandse cultureel erfgoed mogelijk. In de Omgevingswet worden alle onderdelen rond de omgang met cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving samen gebracht. Tot de invoering van deze wet zullen alle over te nemen delen van de Monumentenwet uit 1988 van kracht blijven. Ze zijn opgenomen in het overgangsrecht in de Erfgoedwet. Op grond van de Monumentenwet is de raad verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.
Archeologische beleidskaart
De archeologische waarden en verwachtingen zijn aangegeven op de archeologische beleidskaart, die op basis van archeologische waarnemingen en vondsten en landschappelijke en historische gegevens tot stand is gekomen. De archeologische beleidskaart is door het college van burgemeester en wethouders op 12 maart 2019 vastgesteld.
Deze beleidskaart kent een onderverdeling in gebieden. Per gebied is een beleidsadvies geformuleerd. Naast Rijksmonumenten en gemeentelijke ondergrondse monumenten zijn er gebieden met een hoge archeologische waarde aangewezen. Ook is er een verdeling gemaakt tussen gebieden met een hoge, middelhoge en een lage archeologische verwachting.
Ter voldoening aan artikel 38a van de Monumentenwet nemen we in bestemmingsplannen een regeling ten aanzien van de gebieden met archeologische waarden en verwachtingen op, voor zover die al niet (anderszins) zijn beschermd via de Monumentenwet.
Regeling in het bestemmingsplan
Gezien de daarbij betrokken belangen en de wettelijke plicht om in de bestemmingsplannen nadrukkelijk rekening te houden met archeologie, wordt in voorkomende gevallen gekozen voor een dubbelbestemming.
Het opnemen van een dubbelbestemming brengt goed tot uitdrukking dat archeologie op zichzelf dient te worden beoordeeld en ten opzichte van de medebestemming van primair belang is. De dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik, dat functioneert naast (of boven) de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.
4.2.2 Archeologie in relatie tot het plangebied
Archeologische waardevolle gebieden
Binnen het plangebied bevinden zich geen wettelijk beschermde archeologische monumenten of bekende archeologische waarden. Wel zijn er archeologische verwachtingen.
Archeologische waardevolle verwachtingsgebieden
Het plangebied ligt in een zone met een lage en een middelhoge archeologische verwachting. Iin het bestemmingsplan zijn hiervoor de dubbelbestemmingen Waarde archeologie 3 (middelhoog) en 4 (laag) opgenomen. In geval van ontwikkelingen van terreinen groter dan 500 m2 (bij waarde 3) respectievelijk 10.000 m2 (bij waarde 4) met bodemingrepen dieper dan 30 cm onder het maaiveld dient voorafgaand een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Uitsnede van de archeologische beleidskaart. Het gebied dat met een gele kleur is aangegeven heeft de dubbelbestemming Waarde archeologie 3. En groen is Waarde archeologie 4.
Archeologische verwachtingen
Het plangebied ligt verspreid over een vlakte van ten dele verspoelde dekzanden. Dekzandvlaktes hebben een lage archeologische verwachting op het voorkomen van resten van zowel jager-verzamelaars als boeren. Op de dekzandrug is deze verwachting middelmatig. Het noorden van het gebied Speelpolder ligt volgens de bodem- en geomorfologische kaart op een dekzandrug.
Ter plaatse van de huidige agrarische bebouwing en erven is de bodem naar verwachting dusdanig verstoord dat hier een zeer lage verwachting is op het aantreffen van archeologische resten.
Door de gemeentelijk archeoloog is een kleinschalig booronderzoek uitgevoerd in het gebied waar de woningen zijn gepland. In tegenstelling tot wat er op de bodem- en geomorfologische kaarten staat, is hier geen sprake van een dekzandrug. Het gaat ook hier om verspoelde dekzanden. Het is zeer onwaarschijnlijk dat hier mensen tot aan de 19e eeuw hebben gewoond. Dat betekent dat de middelhoge verwachting hier kan worden bijgesteld naar lage verwachting en dat hier geen archeologisch onderzoek nodig is voor de bouw van de woningen. De dubbelbestemming Waarde archeologie 3 op de locatie waar de woningen komen wordt op de verbeelding en in de regels nog wel opgenomen omdat dit overeenkomstig de archeologische waardenkaart is. Maar vanwege het onderzoek van de gemeentelijk archeoloog is dus geen extra onderzoek nodig bij de omgevingsvergunning voor de woningen.
Voor de overige werkzaamheden in het gebied is geen sprake van grootschalige bodemverstoring. Hiervoor is daarom geen archeologisch onderzoek nodig.
Aangezien het echter nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens grondverzet een archeologische 'toevalsvondst' wordt gedaan,is het wenselijk de uitvoerder van dit grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de Gemeente Amersfoort, en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
Om tot een ruimtelijke relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten te komen wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. De milieuzonering zorgt voor een voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) in ruimtelijke plannen. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Als basis wordt hiervoor de VNG uitgave Bedrijven en milieuzonering gehanteerd met daarnaast de individueel van toepassing zijnde milieu wet- en regelgeving.
4.3.1 Bedrijven en milieuzonering in relatie tot het plangebied
De richtafstand uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën. Voor de beoordeling van de vraag hoe het voorliggende plan voor Speelpolder zich verhoudt tot eisen van goede ruimtelijke ordening, is aansluiting gezocht bij de richtafstanden uit deze publicatie. Als aan de richtafstanden voldaan wordt is het aannemelijk dat er geen hinder zal ontstaan voor de omgeving.
Onderstaand is een overzicht opgenomen van alle bedrijven in de directe omgeving.
Omliggende bedrijven met bijbehorende richtafstand
Het dichtsbijzijnde agrarische bedrijf ligt op grondgebied van Nijkerk aan de Palissaden 12, op een afstand van ongeveer 90 meter tot de plangrens van voorliggend bestemmingplan en op ongeveer 150 meter tot de dichtsbijzijnde woning die mogelijk wordt gemaakt. De afstand is voldoende om voor de woningen geen overlast te veroorzaken en voor het planologisch mogelijke bedrijf om niet beperkt te worden in de bedrijfsvoering door de nieuw geplande woningen. De richtafstand uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' voor een agrarisch bedrijf is maximaal 100 (voor rundvee, voor varkens en kippen is het 200 meter) meter tot de dichtsbijzijnde gevoelige functie (wonen). Omdat het hier een rundveebedrijf is bestemd zijn berekening gemaakt ten aanzien van geuroverlast. Uit de berekening blijkt dat voldaan wordt aan de norm (zie ook paragraaf 4.9 Geur). De afstand voor geluid en stof is 30 meter. Hier wordt ruimschoots aan voldaan. Hierbij moet opgemerkt worden dat het betreffende perceel in gebruik is voor wonen met agrarische nevenactiviteiten. Er is geen vergunning voor het houden van dieren.
De Omgevingsdienst De Vallei heeft een berekening gemaakt voor alle omliggende bedrijven. Deze is opgenomen als bijlage 3 Advies zonering agrarische bedrijven(ODDeVallei). De conclusie van het advies van de Omgevingsdienst De Vallei is dat er vanuit de omliggende agrarische bedrijven geen belemmeringen zijn voor de inrichting van Speelpolder inclusief de 3 woningen. En ook andersom vormt de inrichting van Speelpolder inclusief de 3 woningen geen belemmering voor de bedrijfsvoering van de agrarische bedrijven.
De dichtsbijzijnde woningen aan de zuidzijde liggen op een afstand van ongeveer 30 meter tot de plangrens. Omdat er natuurlijke speelelementen mogelijk worden gemaakt in Speelpolder zal er overdag kinderstemgeluid te horen zijn in Speelpolder. In de eerste 100 meter vanaf de Laak zullen echter geen natuurlijke speelelementen worden aangelegd. Deze worden aangelegd op een afstand van 100 meter vanaf de Laak in de vorm van enkele greppels, klimbomen en balanceerbruggen. Hier zullen geen grote groepen kinderen aan het spelen zijn maar enkele kinderen per speelelement. Pas op een afstand van 130 meter van de woningen aan de Laak, is er een concentratie van speelelementen op het speeleiland. Op deze plek zullen meer kinderen gelijktijdig spelen. Hier is dan ook het meeste stemgeluid te verwachten. Een afstand van 130 meter van het speeleiland tot de bestaande woningen aan de Laak is ruim voldoende om geen overlast te ervaren van de spelende kinderen.
De afstand van het speeleiland tot de nieuw geplande woningen is ongeveer 80 meter. Ook deze afstand is ruim voldoende om geen overlast te ervaren van de spelende kinderen.
In de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' is geen richtafstand opgenomen voor een speelgelegenheid omdat een speelgelegenheid niet valt onder bedrijvigheid op het gebied van publieke dienstverlening of recreatie. Maar in het kader van een goede ruimtelijke ordening is hier toch aandacht aan besteedt. Daarom is gekeken naar de richtafstand tot gevoelige bestemmingen (in dit geval wonen) voor een kinderboerderij en een basisschool. Deze bedraagt in beide gevallen 50 meter voor geluid. Voor geur en stof is de richtafstand 0 meter. Aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan.
In paragraaf 4.8 Geluid wordt nader in gegaan op het aspect geluid.
Conclusie
Er wordt voldaan aan de richtafstanden vanuit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering', waarmee er voor dit aspect geen belemmeringen zijn voor de realisatie van het plan. Het plan voor Speelpolder mag voor dit aspect dan ook in overeenstemming worden geacht met een goede ruimtelijke ordening.
4.4 Bodem
4.4.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Volgens het Bro zullen burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer een onderzoek verrichten naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op daarvoor geschikte gronden te worden gerealiseerd.
4.4.2 Wet bodembescherming
De Wet Bodembescherming bevat de voorwaarden die kunnen en worden verbonden aan het verrichten van handelingen in of op de bodem. Primair komt bescherming en sanering in de wet aan bod. De wet heeft betrekking op zowel landbodems als waterbodems. De Wet bodembescherming geeft aan wanneer er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en of er dan ook gesaneerd moet worden.
De hoeveelheid grond dan wel grondwater (beide in m³) en de mate van vervuiling, gemiddeld boven de interventiewaarde, zijn de criteria voor een geval van ernstige bodemverontreiniging.
De interventiewaarde is de waarde, waarboven er risico's zijn voor mens, flora en fauna. De spoedeisendheid, de noodzaak om te saneren, hangt hiervan af maar ook van de mate van verspreiding van de bodemverontreiniging.
Voor gevallen van ernstige bodemverontreiniging is er bij niet gewijzigd grondgebruik soms geen noodzaak tot saneren. Voorbeelden zijn voormalige stortplaatsen en kleine verontreinigingen in het diepere grondwater.
De gevallen van ernstige bodemverontreinigingen zijn door de Gemeente Amersfoort in beeld gebracht. In een aantal gevallen is in een beschikking Wet bodembescherming aangegeven wat er met een geval van ernstige bodemverontreiniging moet gebeuren. Nadat er is gesaneerd, kunnen er restverontreinigingen aanwezig zijn. Soms zijn er gebruiksbeperkingen.
4.4.3 Besluit Bodemkwaliteit
In 2021 is de Nota bodembeheer gemeente Amersfoort 2021-2031 vastgesteld met daarin opgenomen een bodemkwaliteitskaart en een bodembeheerplan voor de gehele gemeente. Op deze kaart ligt het plangebied van dit bestemmingsplan in een zone die op basis van de bodemkwaliteitskaart is gekwalificeerd als 'landbouw/natuur'.
Grondverzet kan plaatsvinden conform het Besluit Bodemkwaliteit.
4.4.4 Bodemenergie
Met de invoering van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Bodemenergie op 1 juli 2013 zijn de regels voor open bodemenergiesystemen geharmoniseerd en de proceduretijd verkort. Daarnaast voert de AMvB regels in voor gesloten bodemenergiesystemen, die tot 1 juli 2013 nog geen wettelijk kader kenden. Bij bodemenergiesystemen wordt onderscheid gemaakt tussen open en gesloten systemen. De open systemen circuleren grondwater en worden 'Warmte Koude Opslagsystemen' (WKO) genoemd. De gesloten systemen wisselen warmte en koude uit via een gesloten buizenstelsel in de ondergrond en worden daarom 'Bodemwarmtewisselaars' genoemd. De open systemen hebben een vergunningplicht, de gesloten systemen hebben een meldingsplicht.
In het plangebied zijn goede mogelijkheden voor ondergrondse energieopslag voor open en gesloten systemen. Nieuwe systemen en grondwateronttrekkingen kunnen worden gerealiseerd indien er geen negatieve beïnvloeding is van bestaande systemen. Binnen het plangebied zijn nog geen systemen gerealiseerd (bron: www.wkotool.nl) en is geen specifiek beleid voor interferentie van toepassing. Het bestemmingsplangebied ligt buiten de invloedsfeer van grondwaterbeschermingsgebieden. Het gebied is geschikt voor bodemenergiesystemen.
4.4.5 Bodemkwaliteit in relatie tot het plangebied
In 2002 is bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie Speelpolder (zie bijlage 5Bodemonderzoek ). Uit dit bodemonderzoek komen een aantal spots met verontreiniging en/of mogelijke verontreiniging naar voren. Omdat het onderzoek gedateerd is moet dit worden geactualiseerd. Dit is niet noodzakelijk voor het bestemmingsplan maar moet bij de aanvraag omgevingsvergunning worden gevoegd.
Daarnaast is nader onderzoek nodig naar asbest. Er zijn namelijk plekken in het gebied met puin en gedempte sloten waar asbest aanwezig kan zijn.
Voor het bestemmingsplan zijn er geen belemmeringen omdat de aangetroffen verontreinigingen beperkt van omvang zijn. Wel moeten ze worden verwijderd bij de uitvoering van het plan. De kwaliteit van het speeleiland moet in verband met het gebruik als kinderspeelplaats voldoen aan de kwaliteit 'landbouw/natuur'.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de kwaliteit van de bodem geen belemmering vormt voor het beoogde gebruik als recreatie en op een klein deel wonen, mits voldaan wordt aan de hierboven beschreven voorwaarden.
4.5 Conventionele Explosieven
De gemeente Amersfoort heeft voor haar gehele beheersgebied een historisch vooronderzoek laten uitvoeren om in een vroeg stadium belanghebbenden te kunnen informeren over potentiële risico's. Hieronder is een uitsnede uit de kaart van het historisch onderzoek opgenomen.
Uit dit onderzoek blijkt dat het plangebied op de risicokaart staat aangegeven als niet verdacht op de aanwezigheid van munitie of andere explosieven. Nader onderzoek is niet nodig en dit aspect vormt geen belemmering voor de uitvoering van de plannen.
4.6 Duurzaamheid
Duurzaamheid is de samenhang vinden op ruimtelijk, sociaal-cultureel, economisch en ecologisch vlak. De lange termijnopgaven, zoals klimaatbestendigheid, beheersing van de verkeersdruk en energieneutrale gebouwen moeten in het zicht blijven.
De gemeente stimuleert duurzaam bouwen. Duurzaamheid is een kernwaarde in het coalitieakkoord. Dit is vertaald in duurzaamheidsambities. Zo is Amersfoort in 2030 een stad zonder CO2 uitstoot. Om een bijdrage te kunnen leveren aan het duurzaamheidsprogramma van Amersfoort moet in alle stadia van het ontwerp- en bouwproces rekening worden gehouden met duurzaam en milieubewust bouwen.
Het realiseren van groene daken (vegetatiedaken) en gevels wordt sterk aanbevolen. Behalve een waarde voor planten en dieren heeft dit ook een functie voor waterberging waardoor piekbelasting op de riolering wordt verminderd. Bovendien helpen groene daken en gevels hittestress te voorkomen en vangen ze fijnstof, wat een positief effect heeft op de luchtkwaliteit. Vergroenen van de daken heeft tevens positieve effecten op het micro-klimaat, de isolatiewaarde en levensduur van de onderliggende daken en de waterhuishouding van het gebied.
Klimaatverandering speelt in toenemende mate een rol bij gebiedsontwikkeling en krijgt dan ook betekenis bij het formuleren van kaders en ambities voor een plangebied.
De Gemeenteraad van Amersfoort heeft haar visie hierop in de Structuurvisie Amersfoort 2030, Groenvisie Amersfoort, de Toekomstagenda Milieu 2014-2020 en het Gemeentelijk Rioleringsplan 2012-2021 beschreven.
Kernbegrippen in het kader van klimaat zijn compensatie en adaptatie. Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken van materialen uit hernieuwbare bronnen. Amersfoort streeft er naar om als stad energieneutraal te worden. Adaptatie is het aanpassen aan de zich wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag, meervoudig gebruik van de bodem. In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren. Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en groen oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op.
Duurzaamheid in relatie tot het plangebied
In het plangebied Over de Laak - Speelpolder komen verschillende duurzaamheidsthema's bij elkaar zoals leefmilieu/sociale relevantie, ecologie, water, ruimtelijke kwaliteit en ruimtegebruik.
Leefmilieu, sociale relevantie, welzijn en gezondheid:
De inzet van deze ontwikkeling is het bieden van een plek om te recreëren en elkaar te ontmoeten vlakbij huis. Het gebied biedt gelegenheid voor ontspanning, ontmoeten, bewegen en contact met de natuur.
Ecologie, water en biodiversiteit:
Er zijn kansen om meer variëteit aan te brengen in de vegetatie. Dit wordt nader uitgewerkt in de beplantingsstructuur en soortkeuze. Er wordt zo min mogelijk verharding in het plangebied aangebracht en er wordt geen verlichting in het grootste deel van het gebied aangebracht, om de aanwezige fauna niet te verstoren. Bij de woningen is het vanwege de sociale veiligheid wel toegestaan om verlichting aan te brengen.
De voorbereiding en de uitvoering van de sloop van de agrarische bebouwing wordt op een duurzame wijze ingestoken. Zo wordt hergebruik van sloop- en bouwmaterialen beoogd waarmee wordt bijgedragen aan een circulaire economie en aan de ambitie van een 'Afvalloze stad in 2030'. Bovendien is in het kavelpaspoort opgenomen dat natuurinclusief moet worden gebouwd. Dit kavelpaspoort vormt samen met de uitwerkingsschets voor de woonkavels de beeldkwaliteitseisen voor Speelpolder. Omgevingsvergunningen worden hieraan getoetst.
Ruimtelijke kwaliteit en ruimtegebruik:
De bebouwing die wordt toegevoegd aan het gebied vindt met zorg plaats en moet in overeenstemming zijn met de welstandsnota en de beeldkwaliteitseisen Over de Laak - Speelpolder. De inrichting van het groen-recreatiegebied volgt de ambitie die is verwoord in de Visie Over de Laak (2016).
4.7 Externe Veiligheid
4.7.1 Beleid en normstelling
Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen in de directe omgeving lopen als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt en transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen.
Vanuit het externe veiligheidsbeleid worden veiligheidsnormen gesteld voor risicovolle bedrijven, transportroutes en buisleidingen ten opzichte van:
- kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen en scholen);
- beperkt kwetsbare objecten (bijvoorbeeld winkels of bedrijfsgebouwen).
Deze veiligheidsnormen hebben wat betreft het plaatsgebonden risico de status van grenswaarde voor kwetsbare objecten en de status van richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten.
4.7.2 Plaatsgebonden risico en groepsrisico
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor bedrijvigheid staat dit in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen staat dit in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Voor buisleidingen staat dit in het Besluit externe veiligheid buisleidingen. De centrale begrippen hierbij zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (d.w.z. 24 uur per dag en gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur.
Het groepsrisico (GR) drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De normen voor het GR hebben een oriënterende waarde (inspanningsverplichting). Indien de oriënterende waarde voor het GR wordt overschreden, legt dit in het algemeen ook ruimtelijke beperkingen op aan een gebied buiten de 10-6-contour (PR).
Wanneer een (beperkt) kwetsbaar object in het invloedsgebied van een bedrijf, buisleiding of transportroute wordt toegelaten, moet het groepsrisico worden verantwoord. Hierbij moet meestal advies worden gevraagd aan de Veiligheidsregio Utrecht (VRU).
4.7.3 Besluit externe veiligheid buisleidingen
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
4.7.4 Externe veiligheid in relatie tot het plangebied
Voor het plangebied is beoordeeld of er sprake is van activiteiten met gevaarlijke stoffen in en in de omgeving van het plangebied, die mogelijk risico's zouden kunnen opleveren. Meer specifiek is gekeken naar de aanwezigheid van bedrijven die zijn aangewezen in het Bevi, waaronder LPG-tankstations, transportroutes over weg, spoor en water en door leidingen.
Zowel de rijksweg A28 als het spoor liggen op dusdanig grote afstand dat er geen risico is ten aanzien van transport gevaarlijke stoffen.
Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Het tracé van van aardgasleiding W-500-01 is in onderstaande figuur in rode gestippelde lijnen weergegeven (de meest linker rode lijn). De zwart gestippelde contouren geven de PR 10-6 contouren aan. Die liggen niet over het plangebied Speelpolder. De blauwe lijnen zijn de invloedsgebieden. Van leiding W-500-01 ligt het invloedsgebied over het plangebied Speelpolder.
In het kader van het bestemmingsplan Hooglanderveen en Vathorst (vastgesteld op 25 juni 2013) is door Servicebureau Gemeenten een rapportage opgesteld (rapportdatum 28 september 2012), waarin onder andere de aardgasleiding die door het plangebied loopt aan de orde komt. Enkele constateringen in deze rapportage leiden tot de volgende conclusies voor het plangebied:
- Rondom leiding W-500-01 bevinden zich geen PR 10-6 contouren (figuur 18 van de rapportage). In dit opzicht bestaan er geen beperkingen.
- Rondom leiding W-500-01 bevindt zich een belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijden van de leiding (zie blz 26 van de rapportage). Deze strook bevindt zich voor een deel binnen het plangebied en levert een aantal beperkingen. Zo mogen binnen die strook geen nieuwe bestemmingen, die het oprichten van bouwwerken toestaan, worden opgenomen (tenzij de Gasunie toestemming geeft) en mogen een aantal grondroerdersactiviteiten niet worden uitgevoerd tenzij daar vergunning voor is verleend.
Uit de rapportage blijkt dat het groepsrisico voor de leiding zeer laag is. De gegevens op basis waarvan de berekeningen zijn uitgevoerd kunnen mogelijk iets achterhaald zijn, maar een nieuwe berekening zal aan de essentie van de conclusie niets veranderen. Hieronder een wat meer specifieke tekst over de effectafstanden van de leiding op het plangebied van voorliggend bestemmingsplan.
In het zuidelijk deel van het plangebied is een gasleiding aanwezig (W-500-01). Een breuk in deze leiding, door bijvoorbeeld werkzaamheden, heeft een fakkelbrand tot gevolg. Dat brengt gevaren met zich mee voor de in het gebied aanwezige personen. In de eerste ring (70 meter) rond de leiding zijn de risico's het grootst. In deze ring zijn binnen het plangebied enkel groen met wandelpaden en natuurlijke speelelementen aanwezig. In de tweede ring (140 meter) zijn de risico's nog steeds groot maar minder dan in de eerste ring. In de tweede ring zijn ook enkel groen met wandelpaden en natuurlijke speelelementen aanwezig. In de derde ring (210 meter) is het risico kleiner maar kunnen nog wel slachtoffers vallen. In die ring zijn eveneens enkel groen met wandelpaden en natuurlijke speelvoorzieningen aanwezig.
De bebouwing die mogelijk is op basis van voorliggend bestemmingsplan ligt buiten de effectafstanden van de gasleiding.
Om risico's na een breuk in de gasleiding zoveel mogelijk te voorkomen is een goede bereikbaarheid van het gebied van belang en moeten er voldoende vluchtwegen zijn voor in het gebied aanwezige personen. Ook moet er voldoende bluswater aanwezig zijn. De bereikbaarheid van het gebied is goed, er zijn voldoende vluchtwegen aanwezig en bij de inrichting van het gebied wordt rekening gehouden met de beschikbaarheid van bluswatervoorzieningen. Daarnaast is er geen grote toename van in het gebied aanwezige personen te verwachten waardoor het groepsrisico niet onaanvaardbaar toeneemt.
Als aanvulling op de bovenstaande verantwoording van het groepsrisico worden bijlage 6Toelichting VRU externe veiligheid mbt gasleiding en bijlage 7 Toelichting VRUomgevingsveiligheid toegevoegd aan voorliggend bestemmingsplan.
Conclusie
Op basis van voorgaande wordt geconcludeerd dat er vanwege externe veiligheid geen belemmeringen bestaan voor het plan. De volgende aandachtspunten gelden:
- Met betrekking tot vluchtwegen en bescherming van personen in de 3 geplande woningen is het raadzaam dat de Veiligheidsregio Utrecht tijdig wordt geraadpleegd.
Het conceptontwerp van voorliggend bestemmingsplan wordt in het kader van het vooroverleg (artikel 3.1.1. Wro ) om advies naar de Veiligheidsregio Utrecht gestuurd. - In verband met de ligging van de aardgasleiding W-500-01 (doorkruising van het plangebied) is het noodzakelijk om de Gasunie op tijd te raadplegen.
Het conceptontwerp van voorliggend bestemmingsplan wordt in het kader van het vooroverleg (artikel 3.1.1. Wro ) om advies naar de Gasunie gestuurd.
De ligging van de buisleiding (W-500-01) met de bijbehorende belemmeringenstrook is op de verbeelding weergegeven. In de belemmeringenstrook mag niet worden gebouwd, tenzij daardoor de veiligheid met betrekking tot de in de strook gelegen buisleiding niet wordt geschaad en daarover advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding (Gasunie) over de belangen van het doelmatig functioneren en de veiligheid ervan.
4.8 Geluid
4.8.1 Wet geluidhinder
De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Overeenkomstig de Wgh zijn (spoor-) wegen en industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen voorzien van zones. Het gebied binnen deze zones geldt als akoestisch aandachtsgebied waar een toetsing uitgevoerd dient te worden. Daarbij beperkt de Wgh zich tot een toetsing ter plaatse van zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Dit zijn onder andere woningen, onderwijsgebouwen, gezondheidszorggebouwen, kinderdagverblijven, woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonboten.
Bij vaststelling van een bestemmingsplan komen in de volgende gevallen de regels van de Wgh aan de orde:
- het bestemmen van gronden voor nieuwe of gewijzigde geluidgevoelige objecten nabij (spoor-) wegen en industrieterreinen;
- het bestemmen van gronden voor de realisatie of wijziging van (spoor-) wegen (met uitzondering van rijksinfrastructuur, zie § 5.8.2) en industrieterreinen;
- het wijzigen van zonegrenzen van industrieterreinen.
De Wgh werkt met een systeem van voorkeursgrenswaarden en maximaal toegestane geluidsbelastingen. Als een voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, kan onder bepaalde voorwaarden een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Hierbij mag de geluidsbelasting nooit hoger zijn dan de maximaal toegestane geluidsbelasting. De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per locatie en per geluidssoort.
4.8.2 Verkeerslawaai
In de Wgh is bepaald dat elke weg van rechtswege een geluidszone heeft (Wgh art. 74 lid 1). Een uitzondering hierop zijn wegen die zijn gelegen in een 30 km/uur-zone of in een woonerf. De breedte van de geluidszones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van een weg (zie tabel hierna).
aantal rijstroken | zonebreedte (meter) | |
stedelijk gebied | 1 of 2 | 200 |
3 of meer | 350 | |
buitenstedelijk gebied | 1 of 2 | 250 |
3 of 4 | 400 | |
5 of meer | 600 |
Tabel: zones langs wegen
In geval van een nieuwe of gewijzigde weg of nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen is akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.
In geval van een nieuwe of gewijzigde weg of nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen is akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.
De voorkeursgrenswaarde voor geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt in de meeste gevallen 48 dB (Lden). De maximaal toegestane geluidsbelasting bedraagt 68 dB (Lden), afhankelijk van de situatie.
4.8.3 Geluidsnota Amersfoort Wet geluidhinder
De gemeente heeft beleid opgesteld met betrekking tot het vaststellen van hogere grenswaarden (Geluidsnota Amersfoort Wet geluidhinder, september 2015). Hierin is o.a. aangegeven hoe we omgaan met het verlenen van hogere waarden, welke aspecten we meenemen in het onderzoek en hoe we omgaan met transformaties. Ook zijn voorwaarden opgenomen die aan de hogere grenswaarde worden verbonden.
4.8.4 Geluid in relatie tot het plangebied
Binnen het plangebied worden functies toegestaan die relevant zijn voor de beoordeling van het aspect 'Geluid'. Dit zijn:
1. Wonen
2. Speelgelegenheid
1. Wonen
De agrarische beouwing wordt gesloopt maar de huidige boerderij blijft gehandhaafd. Daarnaast worden 2 extra woningen mogelijk gemaakt. De woningen liggen niet in de zone van spoorwegen of gezoneerde industrieterreinen. De dichtsbijzijnde weg voor autoverkeer is de Palissaden waar een maximumsnelheid van 60 km/uur geldt. Het deel van de Palissaden dat naar de nieuw geplande woningen leidt is alleen bedoeld voor bestemmingsverkeer en hier zal geen 60 km/uur worden gereden.
Omdat er slechts 3 woningen mogelijk worden gemaakt met dit bestemmingsplan en het groen-recreatieve gebied goed wordt ontsloten voor fietsers en voetgangers en niet voor gemotoriseerd verkeer, zal de verkeerstoename erg beperkt zijn. Daarnaast is de Palissaden een rustige weg. Onderzoek naar geluidshinder vanwege wegverkeer kan daarom achterwege worden gelaten.
Naast de woningen worden geen geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt in dit plan. In paragraaf 4.3 Bedrijven en Milieuzonering is gekeken naar eventuele hinder tussen verschillende functies.
Conclusie
Gezien de bovenstaande onderbouwing vormt het aspect geluid geen belemmering voor de ontwikkeling van Speelpolder.
4.9 Geur
4.9.1 Beleid en normstelling
Op grond van de Wet geurhinder en veehouderijen (Wgv) moet rekening worden gehouden met geurgevoelige objecten. Een geurgevoelig object moet een gebouw zijn en dit gebouw moet bestemd (en geschikt) zijn voor permanent bewonen of daarmee vergelijkbaar. Een terrein, een onbewoonbare woning of bijvoorbeeld de garage van een woning krijgen onder de Wgv geen bescherming. Hoeveel personen er verblijven en of het dezelfde personen zijn of verschillende, is niet van belang. De verblijfsduur is wel bepalend. De Wgv beschermt alleen mensen tegen langdurige blootstelling aan geurhinder.
Naast de functie “wonen” worden ook ziekenhuizen, bedrijfsgebouwen, kantoren en werkplaatsen beoordeeld als geurgevoelige objecten en beschermd tegen geur op grond van de Wgv.
De door de wet vastgestelde geurnormen zijn 3,0 odour units/m3 lucht voor geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom en 14,0 odour units/m3 voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom.
4.9.2 Geur in relatie tot het plangebied
In 2016 is door de RUD Utrecht geadviseerd met betrekking tot de ontwikkeling van Over de Laak en de geurhinder van de agrarische bedrijven rondom dit gebied. Dit advies is verstrekt door middel van de notitie 'Geurberekening Tuinpark Laakzijde' (notitie datum 14 december 2016) van de RUD Utrecht. Hierin is ook het plangebied Speelpolder meegenomen. Zoals eerder aangegeven is de maximale geurnorm 14 odour units. Deze norm wordt bij lange na niet gehaald.
Op 5 juli heeft Omgevingsdienst De Vallei een advies uitgebracht over de agrarische zonering en geur ten behoeve van de ontwikkeling Over de Laak - Speelpolder. Dit advies is te vinden in bijlage 3 Advies zonering agrarische bedrijven (ODDeVallei). Alle omliggende bedrijven zijn hierin meegenomen. De conclusie is dat er ten aanzien van geur geen belemmering is voor de ontwikkeling van Over de Laak - Speelpolder. De cumulatieve geurbelasting mag 14 OU/m3 bedragen maar is slechts 1,25 OU/m3.
Ontwikkelingsmogelijkheden veehouderijen
Voor alle veehouderijen in de omgeving geldt dat er al geurgevoelige objecten op een kortere afstand dan het plangebied Over de Laak - Speelpolder zijn gelegen. Dit zullen eerder beperkende factoren zijn in de ontwikkelingsmogelijkheden.
Conclusie
Uit alle berekeningen blijkt dat de depositie op de aangegeven punten ruim onder de 14 odour units blijft. Er is geen overschrijding van de geurnorm. Bovendien kan de geurcontour die in het nu nog geldende bestemmingsplan Hooglanderveen en Vathorst staat worden verwijderd omdat dit de geurcontour is die hoort bij de geurnorm van 3 odeur. De geurnorm van 3 odeur geldt binnen de bebouwde kom. Buiten de bebouwde kom geldt een geurnorm van 14 odeur. Daarom zal de geurcontour behorende bij 3 odeur niet meer worden opgenomen in voorliggend bestemmingsplan.
4.10 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
Wettelijk kader
In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Artikel 3.1.6, tweede lid Bro luidt per 1 juli 2017 als volgt: De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Als er aantoonbaar sprake is van een behoefte aan de betreffende voorziening, kan die in een bestemmingsplan worden gefaciliteerd. In het andere geval kan dat niet en moet die herontwikkeling worden uitgesteld tot het moment waarop de behoefte daaraan wel kan worden aangetoond. Onder stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen (artikel 1.1.1, eerste lid, onder i van het Bro). Ligt een plangebied in bestaand stedelijk gebied én voorziet de stedelijke ontwikkeling in een aantoonbare actuele marktbehoefte dan wordt voldaan aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
Speelpolder heeft op dit moment een agrarische bestemming en er staat een boerderij met enkele stallen. Het plangebied ligt buiten het stedelijk gebied.
Het bestemmingsplan voorziet in de herinrichting van het gebied tot groen-recreatiegebied, de bestaande boerderij wordt behouden. De stallen worden gesloopt en daarvoor in de plaats worden 2 nieuwe vrijstaande woningen mogelijk gemaakt.
Ten aanzien van de ontwikkeling van groen en recreatie is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling omdat hiervoor geen bebouwing mogelijk wordt gemaakt.
Ten aanzien van de 3 woningen (de bestaande boerderij en 2 nieuwe woningen) is wel sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling omdat hiervoor bebouwing wordt mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan.
Trede 1: de voorgenomen ontwikkeling moet voorzien in een actuele regionale behoefte.
In het Deltaplan Wonen, dat op 28 mei 2019 door de gemeenteraad is vastgesteld, komt naar voren dat er in de stad een grote vraag is naar woningen. Om in die vraag naar voldoende woningen te voorzien, moeten er in de periode 2018 - 2030 10.000 tot 12.000 extra woningen bij komen. Dat zijn gemiddeld ongeveer 1.000 woningen per jaar. Dit betekent meer groei dan voorheen: van gemiddeld ongeveer 600 woningen per jaar in de afgelopen 10 jaar naar ongeveer 1.000 woningen per jaar richting 2030. Dit plan draagt bij aan de in het Deltaplan wonen omschreven woningbehoefte.
Ten behoeve van het deltaplan zijn de behoeftecijfers geactualiseerd. Daartoe is gebruik gemaakt van provinciale cijfers uit 2018 op basis van Primos 2017. Ook het Rijk werkt met deze cijfers. Zie hieronde de behoeftecijfers zoals deze ook gehanteerd zijn in het Deltaplan wonen.
De provinciale behoeftecijfers waren tot 2040 berekend; hierin is een knip tot 2030 gemaakt:
Uit bovenstaande blijkt dat met de ontwikkeling van nieuwe woningen wordt voorzien in een grote regionale behoefte aan woningen en daarmee wordt voldaan aan de 1e trede van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Trede 2: indien uit de beschrijving van stap 1 blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, dient te worden beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.
Het Besluit ruimtelijke ordening dwingt overheden ertoe om bij nieuwe ruimtelijke initiatieven allereerst te kijken of er mogelijkheden zijn om beschikbare gronden door herstructurering, transformering of anderszins te benutten. Hierbij kan gedacht worden aan binnenstedelijke gebieden waarbij de bebouwing niet langer doelmatig in gebruik is.
De ontwikkeling Speelpolder voldoet aan de essentie van de ladder voor duurzame verstedelijking. De ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte en maakt door middel van herontwikkeling gebruik van beschikbare gronden. Een boerderij wordt bestemd tot woning. De agrarische bebouwing die bij de boerderij hoort wordt gesloopt en daarvoor in de plaats worden 2 woningen mogelijk gemaakt.
Trede 3: wanneer de ruimtevraag niet kan worden opgevangen binnen het bestaande stedelijk gebied, dient trede 3 doorlopen te worden.
De planlocatie ligt niet binnen het bestaande stedelijke gebied. Maar de onderbouwing om toch medewerking te verlenen aan de planontwikkeling is gelegen in het feit dat de ontwikkeling in overeenstemming is met:
- De uitgangspunten uit de Ontwikkelingsvisie Over de Laak , zoals op 5 juli 2016 vastgesteld door de raad.
- Het coalitieakkoord 2022-2026 waarin de ambitie is aangegeven om Over de Laak te ontwikkelen tot een recreatief groengebied.
- Het provinciale beleid. In de provinciale structuurvisie (vastgesteld 10 maart 2021) is het gebied Over de Laak onder andere aangegeven als gebied voor recreatie en toerisme.
- De bebouwing mogelijk wordt gemaakt ter plaatse van de huidige agrarische bebouwing.
Conclusie ladder voor duurzame verstedelijking
Geconcludeerd wordt dat de herontwikkeling van Speelpolder een ontwikkeling betreft die inspeelt op de vraag naar en behoefte aan groengebieden, recreatiegebieden en woningen in Amersfoort. Daarnaast voldoet het plan aan het gemeentelijk en provinciaal beleid. Hiermee is het nut en de noodzaak van de ontwikkeling onderbouwd.
4.11 Luchtkwaliteit
De 'Wet luchtkwaliteit' is opgenomen in de Wet milieubeheer onder hoofdstuk 5, titel 2. De kern van de Wet luchtkwaliteit bestaat uit luchtkwaliteitseisen voor de buitenlucht die in bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn vastgelegd. Uit de Wet volgt dat een voorgenomen ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is indien in ieder geval aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- 1. Er worden geen grenswaarden voor de luchtkwaliteit overschreden;
- 2. Er treedt geen verslechtering van de luchtkwaliteit op, of er vindt per saldo een verbetering van de luchtkwaliteit plaats door compenserende maatregelen;
- 3. De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
- 4. De voorgenomen ontwikkeling is onderdeel van het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).
Luchtkwaliteit in relatie tot het plangebied.
Het plangebied wordt herontwikkeld van agrarisch gebied naar groen-recreatie gebied en er worden 3 woningen mogelijk gemaakt (de bestaande boerderij en 2 extra woningen). Het gebied is met name goed bereikbaar met de fiets of te voet en minder goed met de auto. Er worden ook geen autoparkeerplaatsen aangelegd voor het groen-recreatiegebied. Daarom betekent de uitbreiding van de oppervlakte aan groen-recreatiegebied geen toename van verkeer in het gebied. De toename van verkeer door de 3 woningen is erg gering en het parkeren wordt op het perceel van de woningen opgelost. Er mag dus worden geconcludeerd dat het plan 'Niet In Betekende Mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Verdere toetsing aan de grenswaarden is niet nodig. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Overigens wordt ten aanzien van de concentraties NO2 en PM10 in en rond het plangebied ruimschoots voldaan aan de normen voor luchtkwaliteit volgens de monitoring van het NSL (zie www.nsl-monitoring.nl).
4.12 Mer-beoordeling
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:
- 1. activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
- 2. activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).
Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld. Wanneer het plan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde die in onderdeel D is opgenomen, wordt overschreden.
Wijziging Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.)
Op 7 juli 2017 is een wijziging van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Deze wijziging impliceert dat vanaf die datum een toets uitgevoerd moet worden of belangrijke nadelige milieugevolgen in verband met een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r. (milieueffectrapportage)-beoordeling gehanteerd.
De vormvrije m.e.r.-beoordeling geldt voor alle ruimtelijke ontwikkelingen die voorkomen in onderdeel D van de bijlage bij het besluit m.e.r. maar onder de drempelwaarde blijven (en daarmee dus niet m.e.r.-plichtig zijn). Als de vraag zich voordoet of er een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is, is de eerste stap onderzoeken of het project/de activiteit vermeld staat in bijlage D van het Besluit m.e.r.
De categorien die van toepassing zouden kunnen zijn zijn D 11.2 'stedelijk ontwikkelingsproject' of D 9 'landinrichtingsproject'.
Hieronder een uitsnede uit de tabel uit onderdeel D van de bijlage bij het besluit m.e.r. over het stedelijk ontwikkelingsproject.
De drempel die gegeven wordt is een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aantal van 2000 woningen of meer, een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer. In voorliggend plan is de oppervlakte ruim 4 hectare met 3 woningen en geen bedrijfsvloeroppervlakte. Het plan ligt dus zeer ruim onder deze drempelwaarde.
De tabel ten aanzien van een landinrichtingsproject ziet er als onderstaand uit.
De drempel ligt in dit geval op 125 hectare functiewijziging of vestiging van glastuingebied, bloembollemteeltgebied van 50 hectare. Het voorliggende plan ligt ook zeer ruim onder deze drempelwaarde.
Daarom is de ontwikkeling niet m.e.r.-plichtig maar moet er wel een m.e.r. beoordeling plaatsvinden.
In de vormvrije m.e.r. dient het navolgende te worden beschreven: (1) de kenmerken van het project; (2) de plaats van het project en (3) de kenmerken van het potentiële effecten van het project.
1. Kenmerken van het project
Voorliggend plan maakt de herontwikkeling van agrarisch gebied naar groen-recreatief gebied mogelijk met 3 woningen (een bestaande boerderij en 2 nieuwe vrijstaande woningen). Deze ontwikkeling ligt ruim onder de drempelwaarden uit categorie D 11.2 en D 9 van het Besluit m.e.r.
2. Plaats van het project
Het plangebied ligt niet in de nabijheid van één of meer kwetsbare gebieden (zoals bijvoorbeeld Natura 2000 gebieden of het Natuur Netwerk Nederland). Het plan heeft daarmee geen invloed op kwetsbare gebieden.
3. Kenmerken van het mogelijke effect
In hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten van deze toelichting zijn de potentiële (milieu)effecten beoordeeld die kunnen optreden op water, luchtkwaliteit, bedrijven- en milieuzonering, bodem, beschermde flora en fauna en beschermde gebieden en archeologie. Er is geen sprake van belangrijke nadelige milieugevolgen.
Conclusie
De milieugevolgen zijn beschreven in hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten van deze toelichting. Het plan brengt geen (significant) negatieve effecten op omliggende natuurgebieden met zich mee waardoor er geen milieueffectrapportage opgesteld hoeft te worden. Als onderbouwing hiervoor is een m.e.r. aanmeldnotitie opgesteld door het bureau Bügel Hajema (zie bijlage 4 Aanmeldnotitie MER beoordeling). De conclusie van deze aanmeldnotitie is dat de ontwikkeling geen belangrijke nadelige milieugevolgen heeft. Er is daarom geen aanleiding een uitgebreide m.e.r. procedure te doorlopen.
4.13 Natuurwaarden
4.13.1 Wet natuurbescherming
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming inwerking getreden. Met deze wet zijn alle bepalingen met betrekking tot bescherming van natuurgebieden, dier- en plantensoorten samenbracht in één wet. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Verder implementeert de wet diverse Europese regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
De Wet natuurbescherming voorziet in:
- vereenvoudigde regels ter bescherming van de natuur;
- decentralisatie van bevoegdheden naar provincies;
- een goede aansluiting op het omgevingsrecht.
De belangrijkste beschermde natuurwaarden in de Wet natuurbescherming zijn:
- beschermde natuurgebieden (Natura 2000 gebieden);
- lijst met beschermde planten en dieren;
- expliciete vermelding intrinsieke waarde van natuur;
- algemene zorgplicht voor natuurgebieden en in het wild levende dieren, planten en hun leefomgeving;
- actieve soortenbescherming.
Met de inwerkingtreding van de Wet natuurbescherming is het decentralisatieproces van het natuurbeleid formeel afgerond. Daarmee hebben de provincies de regie over het natuurbeleid in de regio, waarbij ook de bevoegdheden van het Rijk naar de provincies zijn overgedragen. Zo beschermt de provincie Utrecht bijvoorbeeld het Natuur Netwerk Nederland (NNN) via het ruimtelijk beleid om ervoor te zorgen dat de omvang en kwaliteit van deze gebieden niet afneemt. Dit is geregeld in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV).
4.13.2 Natuurwaarden in relatie tot het plangebied
Voor het plangebied Speelpolder is in het kader van de Wet natuurbescherming onderzocht of de geplande activiteiten geen negatief effect hebben op de beschermde plant- en/of diersoorten en leefgebieden.
De onderstaande conclusies zijn overgenomen uit het natuuronderzoek dat is opgenomen als bijlage 8 Natuuronderzoek Speelpolder.
Conclusie beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn
- Amfibieën en grondgebonden zoogdieren
Grond- en graafwerkzaamheden kunnen algemeen voorkomende amfibieën en grondgebonden zoogdieren van het ‘Beschermingsregime andere soorten’ treffen. Voor deze soorten geldt een vrijstelling in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en is dus geen ontheffing nodig. Het betreft algemeen voorkomende soorten (lokaal, regionaal en landelijk) en het aantal dieren dat potentieel gemoeid is met de (lokale) ingreep is beperkt. De gunstige staat van instandhouding van deze soorten is daarom niet in het geding.
- Vleermuizen
De geplande veranderingen zoals de ontwikkeling van bloemrijk grasland, versterking van bomenlanen en het aanplanten van een bosje zullen een positief effect hebben op het aantal foeragerende vleermuizen.
- Vogels
Grond- en graafwerkzaamheden in het broedseizoen kunnen ertoe leiden dat nesten van vogelsoorten die in gebruik zijn beschadigd raken of verlaten worden door de oudervogels als gevolg van verstoring.
Huismussen maken overdag graag gebruik van dichte struiken of heggen waar ze
beschutting vinden tegen predatoren. Het verwijderen van de coniferen heeft geen
wezenlijk effect op de functionele leefomgeving van de huismussen die in de boerderij
broeden. De omzetting van engels raaigras naar bloemrijk grasland zal naar verwachting een positief effect hebben op de muizendichtheid en daarmee op de geschiktheid van het plangebied als foerageergebied voor rans- en kerkuil. Effecten op de functionaliteit van de nestplaatsen langs de Achterhoekerweg zijn daarom niet aan de orde.
- Andere soorten
Negatieve effecten op andere beschermde soorten als gevolg van de voorgenomen
ingreep zijn uitgesloten. Voor andere beschermde soorten heeft het plangebied namelijk geen betekenis.
Beschermde gebieden (Natura 2000 gebieden)
Het is verboden om, zonder vergunning, de wezenlijke waarden en kenmerken van Natura 2000-gebieden aan te tasten. Het plangebied Speelpolder ligt op circa 3 km afstand van het Natura 2000-gebied Arkemheen. Het Natura 2000-gebied Arkemheen is aangewezen voor de kleine zwaan en smient. De kleine zwaan die tot het Natura 2000-gebied behoort, zoekt zijn voedsel zowel binnen als buiten het Natura 2000-gebied. Het plangebied Speelpolder wordt in het Beheerplan niet beschouwd als onderdeel van het voedselgebied van de populatie kleine zwanen van het Natura 2000-gebied. De ontwikkelingen in dit bestemmingsplan leiden niet tot meer recreatie in het Natura 2000-gebied.
Het Natura 2000-gebied Arkemheen is niet stikstofgevoelig. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied Veluwe ligt op ruim 13 km afstand van het plangebied.
Natuur Netwerk Nederland
Het plangebied Speelpolder ligt op ruim 3 kilometer afstand van het Eemmeer-Nijkerkernauw, onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Andere NNN-gebieden liggen op ruimere afstand langs de Eem en ten zuidoosten van Amersfoort. Directe of indirecte negatieve effecten op het NNN zijn uit te sluiten en het toetsingskader van het NNN is niet van toepassing.
Conclusie
Op basis van hetgeen hierboven omschreven is, kan geconcludeerd worden dat er vanwege Natuurwaarden geen belemmeringen bestaan tegen de uitvoering van dit plan. Omdat het een gebied is met veel waarden voor algemene soorten wordt hier tijdens de uitvoering zorgvuldig mee omgegaan.
4.14 Stikstof
Beoordeeld is of de activiteiten in het plangebied significante effecten hebben op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Voor het grondgebied van de gemeente Amersfoort, heeft de gemeente een onderzoek (Stikstofdepositie woningbouwprojecten Amersfoort, RHDHV d.d.29 november 2022 met kenmerk: BI8353-MI-NT-221129-133) laten uitvoeren om te bepalen voor welke woningbouwprojecten uitgesloten is dat dit een significante effecten op de Natura 200-gebieden tot gevolg heeft. Uit dit onderzoek is gebleken dat in Amersfoort de bouw tot 40 grondgebonden woningen / 50 appartementen geen significante effecten heeft op Natura 2000-gebieden, de berekende stikstofneerslag is dan 0.00 mol/ha. Het met dit bestemmingsplan mogelijk maken van 3 woningen (de bestaande boerderij en 2 nieuwe woningen) ligt zeer ruim onder deze grens. Het plangebied Speelpolder dat op dit moment nog een agrarische bestemming heeft, zal worden heringericht als groen-recreatiegebied. Er zal groen worden toegevoegd en er zullen wandelpaden en speelgelegenheden voor kinderen worden aangelegd. Ook deze activiteit zal niet leiden tot stikstofdepositie in Natura 2000 gebieden. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
4.15 Water
4.15.1 Beleidskader
Watertoets
Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is een van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21e eeuw, waarin aan water een meesturende rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets wordt beoogd waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Hierbij moeten de initiatiefnemer en de waterbeheerder overleg voeren over de wateraspecten die verband houden met de voorgenomen ontwikkeling. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Dan pas komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld.
Naast de watertoets spelen de volgende beleidslijnen een rol.
Europese Kaderrichtlijn Water
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; verbetering van emissies; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
Nationaal Waterprogramma 2022-2027
In het Nationaal Waterprogramma (NWP) beschrijft de Rijksoverheid de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de uitvoering ervan in de rijkswateren en -vaarwegen. Het programma is vastgesteld in 2021 en anticipeert op de Omgevingswet. Het NWP beschrijft de nationale beleids- en beheerdoelen op het gebied van klimaatadaptatie, waterveiligheid, zoetwater en waterverdeling, waterkwaliteit en natuur, scheepvaart en de functies van de rijkswateren. Voor de periode 2022-2027, maar ook verder vooruit. Doel is werken aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Ook is er aandacht voor de raakvlakken van water met andere sectoren. Het Nationaal Waterprogramma is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2016-2021.
Kamerbrief water en bodem sturend
Onlangs bepaalde het kabinet dat bodem en water voortaan 'sturend' moeten zijn bij ruimtelijke keuzes. Dat wil zeggen dat de natuur en natuurlijke processen een hoofdrol gaan spelen bij ruimtelijke keuzes. Ofwel: de draagkracht en kenmerken van het natuurlijk systeem staan aan de basis van beleidsplannen en beslissingen.
Bodem- en waterprogramma 2022-2027
Het Bodem- en waterprogramma provincie Utrecht 2022-2027 (hierna BWP) is vastgesteld in 2021. Hierin zijn de ambities voor bodem en water uit de Omgevingsvisie van de provincie Utrecht uitgewerkt. Onderdeel van het programma is het wettelijke verplichte Regionaal Waterplan onder de Waterwet. Het plan voldoet aan de eisen van een Regionaal Waterprogramma volgens de Omgevingswet. In het BWP wordt uitvoering gegeven aan vier verplichte Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Ook actuele thema’s, zoals omgaan met toenemende periodes van droogte en wateroverlast, en toenemende drukte in de ondergrond, zijn onderdeel van het BWP. Verder wordt beschreven wat de relatie is met andere provinciale beleidsthema’s of programma’s. Het programma is een vervolg op het Bodem-, Water- en Milieuplan 2016-2021.
Blauw Omgevingsprogramma 2022-2027
Het Blauw Omgevingsprogramma 2022-2027 (BOP) is eind 2021 vastgesteld en is de opvolger van het waterbeheerprogramma van het waterschap Vallei en Veluwe. Het BOP is de gebiedsgerichte doorvertaling van de BOVI2050. Het BOP is het wettelijk instrument van het waterschap om de doelen voor de middellange termijn vast te leggen. Het waterbeheerprogramma is resultaatsverplichtend en zelfbindend. Voor het Eemland zijn gebiedsdoelen/-programma’s vastgesteld. Deze laten zien waar het waterschap voor staat met betrekking tot waterveiligheid en schoon en voldoende oppervlaktewater.
Watervisie gemeente Amersfoort 2021-2040
De watervisie is het kader voor integraal en duurzaam waterbeheer in Amersfoort. De ambitie is dat Amersfoort een gezonde, groene stad is met mogelijkheden om te groeien. Een goede waterhuishouding is elementair voor een afgewogen inrichting en beheer. Ook speelt een goede waterhuishouding een belangrijke rol in (recreatief) gebruik, economie, cultuurhistorie, groenblauwe structuren, biodiversiteit en toekomstbestendige (klimaat)oplossingen. Het klimaat verandert, er ligt een grote binnenstedelijke woningbouwopgave en het gebruik van de openbare ruimte zal intensiveren. Daarom zijn extra inspanningen nodig op het gebied van het waterbeheer om de stad leefbaar te houden. Met name bij nieuwe ontwikkelingen liggen hiervoor kansen. Daarbij wil de gemeente Amersfoort om kunnen gaan met de gevolgen van klimaatverandering en de natuur meer kansen geven. In de watervisie hebben we aandacht voor biodiversiteit, maar voor beleving, beweging en vermindering van hittestress. Specifiek voor nieuwe ontwikkelingen heeft de gemeente richtlijnen opgesteld (Richtlijn klimaatbestendige bouw, feb. 2020). Deze richtlijn, met betrekking tot de thema’s hemel- en grondwater, zijn hier van toepassing.
Gemeentelijk rioleringsplan 2021-2031
In het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) is beschreven hoe de gemeente de komende jaren invulling geeft aan de gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater. Centraal doel is het behouden en versterken van een vitale en gezonde leefomgeving. Het inzamelen en verwerken van hemelwater dat redelijkerwijs niet op particulier terrein kan worden verwerkt is een taak van de gemeente. Daarnaast treft de gemeente op doelmatige wijze maatregelen tegen structurele grondwateroverlast en verwerking van ingezameld grondwater. De uitvoering van deze taken doen we zoveel mogelijk aansluitend bij de natuurlijke situatie en in verbinding met ander maatschappelijke opgaven. In het landelijke Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie is afgesproken dat Nederland in 2050 klimaatbestendig is. Op basis van het basisrioleringsplan zijn maatregelen benoemd om regenwateroverlast tot een acceptabel niveau te beperken. De uitvoering van deze maatregelen koppelen we zoveel mogelijke mee met andere ontwikkelingen in de stad.
Programma Klimaatbestendige en Groene Stad
In het Programma Klimaatbestendige en Groene Stad (2019) van de gemeente Amersfoort wordt bestaand beleid gebundeld en een stap gemaakt naar een uitvoeringsagenda. De ambitie is om in 2050 een waterrobuuste en klimaatbestendige stad te zijn, waarin economie, veiligheid en gezondheid niet of nauwelijks hinder ondervinden van klimaatveranderingen. Amersfoort doet dit door te werken aan het voorkomen van de negatieve effecten van wateroverlast en hittestress, en het zo veel mogelijk tegengaan van verdroging.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het beleid.
Programma Klimaatbestendige en Groene Stad
In het Programma Klimaatbestendige en Groene Stad (2019) van de gemeente Amersfoort wordt bestaand beleid gebundeld en een stap gemaakt naar een uitvoeringsagenda. De ambitie is om in 2050 een waterrobuuste en klimaatbestendige stad te zijn, waarin economie, veiligheid en gezondheid niet of nauwelijks hinder ondervinden van klimaatveranderingen. Amersfoort doet dit door te werken aan het voorkomen van de negatieve effecten van wateroverlast en hittestress, en het zo veel mogelijk tegengaan van verdroging.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het beleid.
4.15.2 Water in relatie tot het plangebied
4.15.3 Reactie Waterschap Vallei en Veluwe
De digitale watertoets is ingevuld op 10 juli 2023. Uit het resultaat van de digitale watertoets blijkt in het plangebied sprake te zijn van twee primaire waterbelangen. Daarnaast bevat het plangebied diverse C-watergangen en worden er nieuwe watergangen en greppels gegraven.
Het concept bestemmingsplan Over De Laak - Speelpolder Regels en Toelichting juni 2023 en de waterparagraaf zijn via de digitale watertoets ingediend bij het waterschap. Op 27 juli 2023 heeft het waterschap via de mail aangegeven welke zaken van belang zijn. De opmerkingen zijn verwerkt in deze waterparagraaf.
4.16 Conclusie
Vanuit de verschillende relevante omgevingsaspecten zijn geen belemmeringen te verwachten met betrekking tot het uitvoeren van de plannen voor Over de Laak - Speelpolder.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Inleiding
Een bestemmingsplan bepaalt hoe de gronden gebruikt mogen worden, of er ergens gebouwd mag worden en wat voor bebouwing dat mag zijn. Het gaat om het toelaten van bepaalde gebruiksmogelijkheden (toelatingsplanologie). De grondgebruiker (zoals eigenaar, huurder) mag de functie die het bestemmingsplan geeft uitoefenen. Dit houdt in dat de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een aangewezen bestemming daadwerkelijk te realiseren, maar ook dat de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen die in strijd is met de gegeven bestemming, of in strijd met het bestemmingsplan mag bouwen.
5.2 Dit Bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden gelezen en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels voor het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. In de volgende paragraaf wordt een nadere uitleg gegeven over de regels in het bestemmingsplan.
5.2.1 Regels
De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt. Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald.
- 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Elk artikel kent de volgende opzet: eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw-en/of gebruiksregels.
- 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het gehele plan. Het zijn achtereenvolgens een antidubbeltelbepaling, algemene bouw-, gebruiks- en afwijkingsregels.
- 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook om algemene regels gaat, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.
Hierna volgt een uitleg van de bestemmingen die dit bestemmingsplan kent. Daarnaast kent dit bestemmingsplan ook dubbelbestemmingen. Een dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik voor het behoud en bescherming van de in de dubbelbestemming aangegeven waarden. De dubbelbestemming functioneert naast de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.
Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn er binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen over het gebruik of het bouwen. Functieaanduidingen en bouwaanduidingen worden opgenomen in het artikel van de bestemming waarin ze voorkomen.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Inleiding
Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is (maatschappelijke uitvoerbaarheid), als om de economische uitvoerbaarheid van het plan
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht de gemeenteraad om voor 'een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan' het kostenverhaal te verzekeren. Dit kan door het vaststellen van een exploitatieplan of door het sluiten van een overeenkomst van grondexploitatie. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) kan worden gesteld dat in het voorliggende bestemmingsplan aangewezen bouwplannen mogelijk worden gemaakt. Omdat de gemeente eigenaar is van de locatie, een deel van de bestaande bebouwing gaat slopen en het terrein bouwrijp maakt, is er een grondexploitatie Kavels Over de Laak.
Na het bouwrijp maken van de kavels worden deze verkocht. Met de opbrengst wordt een deel van de kosten van de grondexploitatie aan de zijde van de gemeente vergoed.
Doordat de grondexploitatie Kavels Over de Laak is vastgesteld (laatste gewijzigde vaststelling door de raad op 30 mei 2023) is het kostenverhaal voor de gemeente verzekerd.
6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.3.1 Inleiding
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd voordat een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie over het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
6.3.2 Inspraak
De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen over inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen b.v. op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Inspraak zal plaatsvinden volgens de in de "Rol van de Raad" opgenomen gevallen. In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen; model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure, model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de raad toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling.
Dit bestemmingsplan volgt de procedure van model 1. De procedure van model 1 houdt in dat er (na het vooroverleg met instanties) direct een ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd.
Participatie
De basis van het voorliggende bestemmingsplan ligt in de 'Ontwikkelingsvisie Over de Laak', zoals door de gemeenteraad vastgesteld op 5 juli 2016. Deze visie is tot stand gekomen door een intensief participatieproject te volgen met inwoners van Vathorst en overige belanghebbenden.
Bij de start van het project 'Over de Laak' zijn posters opgehangen, borden geplaatst en flyers verspreid. Een groot aantal bewoners en omwonenden heeft persoonlijke uitnodigingen ontvangen om mee denken bij de toekomstige inrichting van het gebied. Er is ook een informatieve en interactieve projectwebsite gemaakt.
In totaal zijn via diverse kanalen ruim 260 ideeën en suggesties ingebracht over de groene en recreatieve invulling van 'Over de Laak'. Uit het aantal en de aard van de ingekomen reacties kan worden afgeleid dat de huidige openheid en natuurwaarden zeer worden gewaardeerd, maar dat er ook veel behoefte is aan (het uitbreiden van) recreatieve mogelijkheden in Vathorst-Noord. In de verschillende deelgebieden van de visie is geprobeerd om een groot aantal suggesties uit het participatietraject te integreren in de plannen. Daaruit kan worden afgeleid, dat de plannen in het algemeen en het voorliggende bestemmingsplan op draagvlak kan rekenen.
Specifiek voor Speelpolder is er in het voorjaar van 2022 een enquête gehouden waarin omwonenden konden aangeven wat hun ideeën zijn bij de speelinvulling van Speelpolder. Daarnaast is de Kinderwijkraad betrokken bij de inrichting van het speelgebied. Er is gepraat met de kinderwijkraad. En kinderen konden tijdens een knutselmiddag hun favoriete speelplek tekenen, knippen en plakken. Er zijn vervolgens 2 ontwerpen gemaakt en omwonenden konden hun voorkeur aangeven voor een ontwerp. Het door omwonenden gekozen ontwerp is uitgewerkt tot een definitief inrichtingsplan.
6.3.3 Wettelijk (voor)overleg
Het Besluit ruimtelijke ordening geeft in artikel 3.1.1 aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In dit kader is het concept van het ontwerpbestemmingsplan op 16 augustus 2023 gestuurd naar de relevante instanties met het verzoek om in het kader van artikel 3.1.1. Wro te reageren.
6.3.4 Reacties uit het vooroverleg
Van de Gasunie, De Veilgheidsregio en de gemeente Nijkerk is een vooroverlegreactie ontvangen. Deze hebben geleid tot enkele tekstuele aanpassingen.
Gasunie
De Gasunie vraagt om 2 tekstuele aanpassingen in de regels van de dubbelbestemming Leiding - Gas.
- artikel 7.5 uit te breiden met; het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.
- opnemen verplicht schriftelijk advies leidingbeheerder. Hiervoor wordt verzocht om artikel 7.6 lid d zodanig aan te passen dat het bedoelde advies schriftelijk dient te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.
Reactie gemeente:
De wijzigingen zijn verwerkt in het betreffende artikel.
Veiligheidsregio Utrecht
De Veiligheidsregio Utrecht vraagt aandacht voor 2 punten:
- Bewoners te informeren over de aanwezigheid van de buisleiding en de mogelijke risico’s. Dit kan dit helpen bij het vergroten van het bewustzijn.
- Voor de advisering van bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid op gebouwniveau contact op te nemen met het Team Operationele Voorbereiding.
Reactie gemeente:
Bij de uitwerking van de plannen in de vorm van omgevingsvergunningen, zal aandacht besteed worden aan de genoemde punten.
Gemeente Nijkerk
De gemeente Nijkerk vraagt om enkele tekstuele aanpassingen in de toelichting en bijlage betreffende omliggende bedrijven.
Daarnaast doet het de gemeente Nijkerk goed te lezen dat het gebied Speelpolder vooral wordt gefaciliteerd voor voetgangers en fietsverkeer. Ze schatten in dat de ontwikkeling daarom niet zal leiden tot een toename van autoverkeer op omliggende Nijkerkse wegen. Dit zal wel worden gemonitord.
Reactie gemeente:
De tekstuele aanpassingen zijn verwerkt in het plan.
6.3.5 Vaststelling bestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van donderdag 2 november tot en met woensdag 13 december 2023 ter inzage gelegen. In deze periode zijn 6 zienswijzen ingediend over het ontwerpbestemmingsplan.
Enkele zienswijzen leiden tot aanpassing van het bestemmingsplan. Voor een uitgebreide samenvatting en de beoordeling van de zienswijzen, wordt verwezen naar de zienswijzennota die bij de besluitvormingsstukken over het plan is te vinden.
Wijziging naar aanleiding van zienswijzen
Toelichting
De tekst in de toelichting in paragraaf 3.2.2 wordt aangepast.
- 1. In de tekst 'met hier en daar wat hoger groen en enkele losse speelelementen' wordt de toevoeging 'en enkele losse speelelementen' weggehaald.
- 2. De tekst 'Bij de meest oostelijke entree komt een plek waar fietsen gestald kunnen worden' wordt gewijzigd in: '100 meter na de oostelijke entree vanaf het Nieuwe Laakpad komt een plek waar fietsen gestald kunnen worden'.
Verbeelding
Op de verbeelding zal een strook worden opgenomen (zie onderstaande afbeelding) met de aanduiding 'parkeren' om de mogelijkheid open te houden om deze strook in te kunnen richten ten behoeve van parkeren.
Regels
Aan artikel 3 Groen - Stadsgroen wordt in lid 3.1 toegevoegd:
- Ter plaatse van de aanduiding 'parkeren' is het toegestaan het groen in te richten ten behoeve van parkeren.
Bijlagen
Het definitief ontwerp dat als bijlage 2 bij de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan is opgenomen en bij de beeldkwaliteitseisen wordt verwijderd.
Op 26 maart 2024 heeft de gemeenteraad bij besluitnummer 1865185 het bestemmingsplan, met de bovengenoemde wijzigingen vastgesteld.
6.4 Handhaving
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke controle en handhaving ligt op basis van artikel 7.1 van de Wet ruimtelijke ordening bij de gemeente. Daarnaast zijn ook de VROM-Inspectie en de provincie bevoegd tot opsporing van feiten die in het bestemmingsplan strafbaar zijn gesteld. Daarnaast kunnen ook derden belanghebbenden vorderen dat de bepalingen van het bestemmingsplan worden nageleefd.
De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatie-registratiesysteem bij de uitvoering van het bestemmingsplan, onder andere met betrekking tot verleende vergunningen.
Belangrijk aspect van handhaving is daarnaast dat het draagvlak heeft. Het gaat hierbij om bestuurlijk draagvlak, ambtelijk draagvlak en maatschappelijk draagvlak. Een lastig onderwerp als handhaving heeft grote kans om aan de aandacht te ontsnappen of terzijde te worden gelegd als het geen draagvlak heeft. Steun, of in ieder geval begrip, van alle bij de handhaving betrokkenen, is dan ook zeer gewenst. Het bestuurlijke en ambtelijke draagvlak kan worden verkregen door tijdens het opstellen van het handhavingsbeleid regelmatig met elkaar om tafel te zitten, door de ins en outs van handhaving te bespreken, door de behaalde resultaten door te spreken en door toetsbare afspraken met elkaar te maken. Daarnaast is ook de 'maatschappij' bij de handhaving betrokken via bijvoorbeeld de wijkbeheerteams en de gemeentelijke wijkmanagers.
Handhaving kan nadrukkelijk plaatsvinden via publiekrechtelijke maar tevens via privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de belangen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De wijze van toepassing van deze bevoegdheden is geregeld in afdeling 5.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen, waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Aan preventieve handhaving wordt bovendien bijgedragen door duidelijke, consistente en handhaafbare bestemmingsregelingen en het geven van goede voorlichting, een en ander in nauw overleg met de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving (Stadsberichten, folders, gemeentelijke website).
In het plan zijn instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd kunnen worden de afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en de bevoegdheid om nadere eisen te stellen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Tbv Regeling Beroep En Bedrijf Aan Huis
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten tbv Regeling beroep en bedrijf aan huis
Bijlage 2 Definitief Ontwerp Speelpolder (Inrichtingsplan)
Bijlage 2 Definitief ontwerp Speelpolder (inrichtingsplan)
Bijlage 1 Bomen Effect Rapportage Speelpolder
Bijlage 1 Bomen effect rapportage Speelpolder
Bijlage 2 Schets Woningen Speelpolder
Bijlage 2 Schets woningen Speelpolder
Bijlage 3 Advies Zonering Agrarische Bedrijven (Oddevallei)
Bijlage 3 Advies zonering agrarische bedrijven (ODDeVallei)
Bijlage 4 Aanmeldnotitie Mer Beoordeling
Bijlage 4 Aanmeldnotitie MER beoordeling
Bijlage 5 Bodemonderzoek
Bijlage 6 Toelichting Vru Externe Veiligheid Mbt Gasleiding
Bijlage 6 Toelichting VRU externe veiligheid mbt gasleiding
Bijlage 7 Toelichting Vru Omgevingsveiligheid
Bijlage 7 Toelichting VRU omgevingsveiligheid