KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Detailhandel
Artikel 5 Gemengd
Artikel 6 Groen - 1
Artikel 7 Groen - 2
Artikel 8 Horeca
Artikel 9 Kantoor
Artikel 10 Maatschappelijk
Artikel 11 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 12 Sport
Artikel 13 Tuin
Artikel 14 Verkeer
Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 16 Water
Artikel 17 Wonen - Aaneengesloten
Artikel 18 Wonen - Autoboxen
Artikel 19 Wonen - Gestapeld
Artikel 20 Wonen - Twee Aaneengesloten
Artikel 21 Wonen - Vrijstaand
Artikel 22 Wonen - Woonwagencentrum
Artikel 23 Waarde - Archeologie 2
Artikel 24 Waarde - Archeologie 3
Artikel 25 Waarde - Archeologie 4
Artikel 26 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 27 Anti - Dubbeltelbepaling
Artikel 28 Algemene Gebruiksregels
Artikel 29 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 30 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 31 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 32 Overgangsrecht
Artikel 33 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Plangebied Ligging En Omvang
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie, Beleid En Ontwikkeling
2.1 Ruimtelijke Structuur
2.2 Wonen
2.3 Bedrijven, Horeca, Kantoren En Detailhandel
2.4 Maatschappelijke Voorzieningen
2.5 Sport En Recreatie
2.6 Groen
2.7 Verkeer
2.8 Water
Hoofdstuk 3 Uitvoeringsaspecten
3.1 Archeologie En Cultuurhistorie
3.2 Bodemkwaliteit
3.3 Geluidhinder
3.4 Luchtkwaliteit
3.5 Milieuhinder Bedrijven
3.6 Natuurwaarden
3.7 Externe Veiligheid
3.8 Fysieke Veiligheid
3.9 Gsm-/umts-antennes, Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 4 Wijze Van Bestemmen
4.1 Inleiding
4.2 Nadere Toelichting Op De Planregels
Hoofdstuk 5 Procedures
5.1 Inspraak En Vooroverleg
5.2 Zienswijzen
5.3 Handhaving
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Planschade
Bijlage 1 Verslag Inspraakavond
Bijlage 2 Zienswijzennota En Vaststellingsbesluit

Bunschoten Wonen West

Bestemmingsplan - gemeente Bunschoten

Vastgesteld op 25-04-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Wonen-West van de gemeente Bunschoten;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0313.WonenWest1100-0301 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan- of uitbouw:

een aan een woning aangebouwd, al dan niet voor bewoning bestemd gebouw, dat als uitbreiding van een woning dient;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.7 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel/bouwvlak dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.8 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.9 bestaande aantal, goothoogte, bouwhoogte, situatie:

aantal, goothoogte, bouwhoogte, situatie zoals dat/die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat of rechtens mag bestaan;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw, behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.17 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.18 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.20 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.21 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22 gestapelde woning:

een woning, waarboven of waaronder, andere woningen of delen daarvan zijn gelegen;

1.23 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn functie, constructie en/of afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.24 horecabedrijf:

het bedrijfsmatig verschaffen c.q. verstrekken van logies, dranken, maaltijden en/of kleine eetwaren -overwegend voor nuttiging ter plaatse-, zoals het hotelbedrijf, het restaurant bedrijf, een snackbar, een cafe of een combintatie van twee of meer van deze bedrijven;

1.25 horeca A:

winkelondersteunende horeca, te weten horeca als ondergeschikte nevenactiviteit, die deel uitmaakt van winkels of inpandig is gesitueerd in besloten winkels, waarvoor de winkelsluitingstijden worden aangehouden, en die gericht is op het winkelend publiek;

1.26 horeca B:

(eet)cafes, restaurants, koffieshops, lunchrooms, brasserien, cafetaria's, snackbars en soortgelijke gelegenheden en al of niet in combinatie met elkaar, waaronder in ieder geval niet begrepen: cateringbedrijven, maaltijdbezorgdiensten, nachtclubs, bardancings en discotheken;

1.27 horeca C:

nachtclubs, bardancings en discotheken, al of niet in combinatie met elkaar;

1.28 huishouden:

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;

1.29 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van educatieve-, sociaal-medische-, sociaal-culturele- en levensbeschouwelijke activiteiten, activiteiten ten behoeve van sport en sportieve recreatie en activiteiten ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze activiteiten;

1.30 peil:

  1. a. de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang, dan wel;
  2. b. de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein, indien deze hoogte meer dan 1 m boven of meer dan 1 m beneden de onder a. genoemde hoogte is gelegen;

1.31 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.32 shop:

shop ten behoeve van de verkoop van autogerelateerde producten, met daaraan ondergeschikt de verkoop van levensmiddelen;

1.33 verkeers- en verblijfsactiviteiten:

activiteiten die betrekking hebben op het verplaatsen en (in de openlucht) verblijven van personen en die veelal plaatsvinden in straten, woonerven en op pleinen, daaronder begrepen parkeerplaatsen, groen- en watervoorzieningen;

1.34 verkeers- en vervoersactiviteiten:

activiteiten die betrekking hebben op het verplaatsen van personen en goederen en die veelal plaatsvinden op doorgaande wegen, vaarwegen en spoorwegen, daaronder begrepen parkeerplaatsen, groen- en watervoorzieningen;

1.35 vrij beroep:

een beroep of de beroepsmatige verlening van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein;

1.36 voorgevel:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.37 voorgevelrooilijn:

de voorgevel van een gebouw en het verlengde daarvan;

1.38 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde een woonwagen, of voor de huisvesting van maximaal vier afzonderlijke personen wanneer er geen huishouden in het gebouw is ondergebracht en de vloeroppervlakte van de woning groter is dan 80 m² bvo;

1.39 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 lengte, breedte van gebouwen:

tussen de buitenzijden van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 onderlinge afstanden:

afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot erfafscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.8 ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verkoop van motorbrandstoffen, met uitzondering van LPG, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', met de daarbij behorende bebouwing en voorzieningen, waaronder mede begrepen aan- en afvoerwegen, een shop, een garage en een autowasplaats, met dien verstande dat het verkoopvloeroppervlak ten behoeve van de shop niet meer bedraagt dan 50 m2.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Detailhandel

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;

met de daarbij behorende tuinen en erven.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. detailhandel, met dien verstande dat detailhandel uitsluitend op de begane grond is toegestaan;

met de daarbij behorende tuinen en erven.

In geval van woningsplitsing dient in de directe nabijheid te worden voorzien in de parkeerbehoefte. Hierbij dienen ten minste de volgende parkeernormen in acht te worden genomen:

  • woning (1 persoon): 0,9 parkeerplaats per woning;
  • woning (meer dan 1 persoon): 1,7 parkeerplaats per woning.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Groen - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen-, water- en speelvoorzieningen;
  2. b. ondergrondse nutsvoorzieningen (zoals ondergrondse afvalinzameling);
  3. c. een jongeren ontmoetingsplek ter plaatse van de aanduiding 'jongeren ontmoetingsplek';

alsmede inritten, wandel- en fietspaden.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. lid 6.1 ten behoeve van het realiseren van parkeervoorzieningen, met dien verstande dat aangetoond is dat er in de omgeving onvoldoende parkeervoorzieningen aanwezig zijn;
  2. b. lid 6.1 ten behoeve van de woonfunctie en een daarbij behorende tuin, met dien verstande dat:
    1. 1. indien de gronden grenzen aan de bestemming Tuin, het bepaalde in deze bestemming van overeenkomstige toepassing is;
    2. 2. indien de gronden grenzen aan de bestemmingen Wonen - Aaneengesloten, Wonen -Gestapeld, Wonen - Twee aaneengesloten of Wonen - Vrijstaand het bepaalde in deze bestemmingen van overeenkomstige toepassing is;
    3. 3. voldaan dient te worden aan het bepaalde uit de Wet geluidhinder.

Artikel 7 Groen - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen-, water- en speelvoorzieningen, ondergrondse nutsvoorzieningen (zoals ondergrondse afvalinzameling), alsmede inritten, wandel- en fietspaden;
  2. b. parkeervoorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. lid 7.1 ten behoeve van de woonfunctie en een daarbij behorende tuin, met dien verstande dat:
    1. 1. indien de gronden grenzen aan de bestemming Tuin, het bepaalde in deze bestemming van overeenkomstige toepassing is;
    2. 2. indien de gronden grenzen aan de bestemmingen Wonen - Aaneengesloten, Wonen -Gestapeld, Wonen - Twee aaneengesloten of Wonen - Vrijstaand het bepaalde in deze bestemmingen van overeenkomstige toepassing is;
    3. 3. voldaan dient te worden aan het bepaalde uit de Wet geluidhinder.

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een horecabedrijf, met dien verstande dat uitsluitend horeca B bedrijven zijn toegestaan;

met daarbij behorende parkeervoorzieningen, tuinen en erven.

8.2 Bouwregels

Artikel 9 Kantoor

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiele organisatorische en/of zakelijke functies, niet zijnde detailhandel;
  2. b. een bedrijfswoning, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning is toegestaan;

met daarbij behorende parkeervoorzieningen tuinen en erven.

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. verzorgings- en verpleeghuistehuis met woonfunctie;
  3. c. een bedrijfswoning, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning is toegestaan;

met daarbij behorende parkeervoorzieningen, tuinen en erven.

10.2 Bouwregels

Artikel 11 Maatschappelijk - Begraafplaats

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk-Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen ten behoeve van de lijkbezorging;
  2. b. opslag, ter plaatse van de aanduiding 'opslag', waarbij opslag/stalling ten behoeve van korenmolen De Hoop gelegen aan Stadsspui 2/4 en het gemeentehuis eveneens is toegestaan;

met de daarbij behorende terreinen, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

11.2 Bouwregels

Artikel 12 Sport

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvoorzieningen, waaronder ondergeschikte horeca in de vorm van een kantine;
  2. b. diensten op het gebied van lichaamsverzorging;

met daarbij behorende parkeervoorzieningen, tuinen en erven.

12.2 Bouwregels

12.3 Specifieke gebruiksregels

Gebouwen mogen tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte per gebouw en tot een maximum van 150 m² worden aangewend voor de uitoefening van diensten op het gebied van lichaamsverzorging.

Artikel 13 Tuin

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de bijbehorende gronden gelegen woningen, alsmede voor in- en uitritten en ondergrondse nutsvoorzieningen.

13.2 Bouwregels

Artikel 14 Verkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor verkeers- en vervoersactiviteiten, alsmede nutsvoorzieningen en ondergrondse infrastructuur.

14.2 Bouwregels

Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor verkeers- en verblijfsactiviteiten, alsmede ondergrondse infrastructuur en nutsvoorzieningen, waaronder tevens wordt begrepen ondergrondse opslag van huisvuil en glas en daarmee vergelijkbare afvalstoffen.

15.2 Bouwregels

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor de waterhuishouding, watergangen, waterpartijen, met de daarbij behorende oeverstroken en taluds.

16.2 Bouwregels

Artikel 17 Wonen - Aaneengesloten

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen - Aaneengesloten" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met een vrij beroep;
  2. b. een onderdoorgang ten behoeve van fietsers en voetgangers, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';

met de daarbij behorende tuinen en erven.

17.2 Bouwregels

17.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. sublid 17.2.2, sub a ten behoeve van het uitbreiden van een hoofdgebouw buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
    1. 1. de diepte van de woning niet meer dan 12 m bedraagt;
    2. 2. aansluitend aan de achtergevel van de woning te allen tijde een niet te bebouwen ruimte over dient te blijven van minimaal de helft van de achtergevelbreedte en een diepte van minimaal 10 m;
    3. 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens in geval van hoekwoningen ten minste 1 m bedraagt;
    4. 4. er geen onderlinge verschillen mogen ontstaan tussen de diepte van aaneengebouwde woningen;
    5. 5. er geen afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige situatie van de omgeving;
  2. b. sublid 17.2.2, sub b ten behoeve van het bouwen van de voorgevel op ten hoogste 2 m achter de voorgevelrooilijn;
  3. c. sublid 17.2.2, sub c ten behoeve van het verhogen van de goot- en/of bouwhoogte met 1 m;
  4. d. sublid 17.2.3, sub b ten behoeve van het vergroten van de diepte van de woning, inclusief aan de achterzijde daarvan aangebouwde aan- en uitbouwen, over één laag met kap tot ten hoogste 18 m, met dien verstande dat:
    1. 1. aansluitend aan de achtergevel van de woning te allen tijde een niet te bebouwen ruimte over dient te blijven van minimaal de helft van de achtergevelbreedte en een diepte van minimaal 10 m;
    2. 2. de bij een woning behorende gronden waarop aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan voor ten hoogste 50% mogen worden bebouwd, met dien verstande dat de grond onder de woning alsmede de gronden aan de achterzijde van de woning tot een diepte van 18 m achter de voorgevelrooilijn daarbij niet worden meegerekend;
    3. 3. de gezamenlijke oppervlakte van de aan-, uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw, alsmede de oppervlakte van overkappingen, niet meer dan 85 m² mag bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, die zich aan de achterzijde van de woning bevindt tot een diepte van ten hoogste 18 m achter de voorgevelrooilijn voor de berekening van die oppervlakte niet meetelt;
    4. 4. er geen afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige situatie van de omgeving;
  5. e. sublid 17.2.3, sub c ten behoeve van een bredere aan- of uitbouw, voor zover het percentage als gegeven in lid 17.2.3, sub f niet wordt overschreden;
  6. f. sublid 17.2.3, sub d, indien het bouwperceel meer dan 1000 m2 bedraagt, mag 10% van het bouwperceel worden bebouwd met een aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met dien verstande dat:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 150 m2;
    2. 2. de oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, die zich aan de achterzijde van de woning bevindt tot een diepte van ten hoogste 12 m achter de voorgevelrooilijn voor de berekening van die oppervlakte niet meetelt;
  7. g. sublid 17.2.3 sub f ten behoeve van een grotere goothoogte van naast de woning gelegen aan- of uitbouwen, met dien verstande dat:
    1. 1. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 2 m bedraagt;
    2. 2. geen afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige situatie van de omgeving;
    3. 3. de aan- of uitbouw qua uiterlijke verschijning ondergeschikt blijft aan het hoofdgebouw, waarbij de goothoogte van de aan- of uitbouw tenminste 0,5 m lager is dan de goothoogte van het hoofdgebouw.
  8. h. sublid 17.2.3 sub f ten behoeve van de bouw van dakterrassen op aan- en uitbouwen naast of achter de woning, met dien verstande dat de bouwhoogte van de balkonafscheiding niet meer bedraagt dan 1,2 m boven de maximale goothoogte van de aan- of uitbouw en er bovendien geen onevenredige inbreuk wordt gedaan op de privacy van omwonenden. Dakterrassen die bij het in inwerking treden van dit bestemmingsplan reeds bestonden worden geacht te passen binnen de regels van dit plan en behoeven derhalve geen omgevingsvergunning als hier bedoeld.

17.4 Specifieke gebruiksregels

Woningen en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte per woning en tot een maximum van 40 m² worden aangewend voor de uitoefening van een vrij beroep.

17.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.4 ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een vrij beroep, en internetwinkel in een woning en daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met dien verstande dat:

  1. a. tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 40 m², voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep mag worden gebruikt;
  2. b. voor milieuvergunningplichtige en meldingplichtige bedrijven ingevolge de Wet milieubeheer geen omgevingsvergunning wordt verleend;
  3. c. aan detailhandel slechts medewerking wordt verleend, indien het verkoop betreft van aan huis vervaardigde, vaak ambachtelijke producten, die niet concurrerend zijn ten opzichte van de overige detailhandel -uitgezonderd vis en visproducten- onder de voorwaarden dat de vestiging geen onevenredige aantasting van de woonsituatie en de verkeersveiligheid met zich meebrengt en de hoofdfunctie wonen van het pand gehandhaafd blijft;
  4. d. voor horecabedrijven geen afwijking wordt verleend;
  5. e. het gebruik zowel naar aard als wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming moet zijn;
  6. f. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich mag meebrengen.

Artikel 18 Wonen - Autoboxen

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Autoboxen' aangewezen gronden zijn bestemd voor de stalling van (motor-)voertuigen, met daarbij behorende gebouwen en erven.

18.2 Bouwregels

Artikel 19 Wonen - Gestapeld

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen – Gestapeld" aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, al dan niet in combinatie met een vrij beroep, tuinen en erven.

19.2 Bouwregels

19.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid:

  1. a. sublid 19.2.1, sub b ten behoeve van het verhogen van de goot- en/of bouwhoogte met 1 m.

19.4 Specifieke gebruiksregels

Woningen en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte per woning en tot een maximum van 40 m² worden aangewend voor de uitoefening van een vrij beroep.

19.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.4 ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een vrij beroep, en internetwinkel in een woning en daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met dien verstande dat:

  1. a. tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 40 m², voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep mag worden gebruikt;
  2. b. voor milieuvergunningplichtige en meldingplichtige bedrijven ingevolge de Wet milieubeheer geen omgevingsvergunning wordt verleend;
  3. c. aan detailhandel slechts medewerking wordt verleend, indien het verkoop betreft van aan huis vervaardigde, vaak ambachtelijke producten, die niet concurrerend zijn ten opzichte van de overige detailhandel -uitgezonderd vis en visproducten- onder de voorwaarden dat de vestiging geen onevenredige aantasting van de woonsituatie en de verkeersveiligheid met zich meebrengt en de hoofdfunctie wonen van het pand gehandhaafd blijft;
  4. d. voor horecabedrijven geen afwijking wordt verleend;
  5. e. het gebruik zowel naar aard als wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming moet zijn;
  6. f. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich mag meebrengen.

Artikel 20 Wonen - Twee Aaneengesloten

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen - Twee aaneengesloten" aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, al dan niet in combinatie met een vrij beroep, tuinen en erven.

20.2 Bouwregels

20.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. sublid 20.2.2, sub a ten behoeve van het uitbreiden van een hoofdgebouw buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
    1. 1. de diepte van de woning niet meer dan 12 m bedraagt;
    2. 2. aansluitend aan de achtergevel van de woning te allen tijde een niet te bebouwen ruimte over dient te blijven van minimaal de helft van de achtergevelbreedte en een diepte van minimaal 10 m;
    3. 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens aan niet aaneengebouwde zijde ten minste 1 m bedraagt;
    4. 4. er geen onderlinge verschillen mogen ontstaan tussen de diepte van aaneengebouwde woningen;
    5. 5. er geen afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige situatie van de omgeving;
  2. b. sublid 20.2.2, sub b ten behoeve van het bouwen van de voorgevel op ten hoogste 2 m achter de voorgevelrooilijn;
  3. c. sublid 20.2.2, sub c ten behoeve van het verhogen van de goot- en/of bouwhoogte met 1 m;
  4. d. sublid 20.2.3, sub b ten behoeve van het vergroten van de diepte van de woning, inclusief aan de achterzijde daarvan aangebouwde aan- en uitbouwen, over één laag met kap tot ten hoogste 18 m, met dien verstande dat:
    1. 1. aansluitend aan de achtergevel van de woning te allen tijde een niet te bebouwen ruimte over dient te blijven van minimaal de helft van de achtergevelbreedte en een diepte van minimaal 10 m;
    2. 2. de bij een woning behorende gronden waarop aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan voor ten hoogste 50% mogen worden bebouwd, met dien verstande dat de grond onder de woning alsmede de gronden aan de achterzijde van de woning tot een diepte van 18 m achter de voorgevelrooilijn daarbij niet worden meegerekend;
    3. 3. de gezamenlijke oppervlakte van de aan-, uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw, alsmede de oppervlakte van overkappingen, niet meer dan 85 m² mag bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, die zich aan de achterzijde van de woning bevindt tot een diepte van ten hoogste 18 m achter de voorgevelrooilijn voor de berekening van die oppervlakte niet meetelt;
    4. 4. er geen afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige situatie van de omgeving;
  5. e. sublid 20.2.3, sub c ten behoeve van een bredere aan- of uitbouw, voor zover het percentage als gegeven in lid 20.2.3, sub f niet wordt overschreden;
  6. f. sublid 20.2.3, sub d, indien het bouwperceel meer dan 1000 m2 bedraagt, mag 10% van het bouwperceel worden bebouwd met een aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met dien verstande dat:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 150 m2;
    2. 2. de oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, die zich aan de achterzijde van de woning bevindt tot een diepte van ten hoogste 12 m achter de voorgevelrooilijn voor de berekening van die oppervlakte niet meetelt;
  7. g. sublid 20.2.3 sub f ten behoeve van een grotere goothoogte van naast de woning gelegen aan- of uitbouwen, met dien verstande dat:
    1. 1. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 2 m bedraagt;
    2. 2. geen afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige situatie van de omgeving;
    3. 3. de aan- of uitbouw qua uiterlijke verschijning ondergeschikt blijft aan het hoofdgebouw, waarbij de goothoogte van de aan- of uitbouw tenminste 0,5 m lager is dan de goothoogte van het hoofdgebouw.
  8. h. sublid 20.2.3 sub f ten behoeve van de bouw van dakterrassen op aan- en uitbouwen naast of achter de woning, met dien verstande dat de bouwhoogte van de balkonafscheiding niet meer bedraagt dan 1,2 m boven de maximale goothoogte van de aan- of uitbouw en er bovendien geen onevenredige inbreuk wordt gedaan op de privacy van omwonenden. Dakterrassen die bij het in inwerking treden van dit bestemmingsplan reeds bestonden worden geacht te passen binnen de regels van dit plan en behoeven derhalve geen omgevingsvergunning als hier bedoeld.

20.4 Specifieke gebruiksregels

Woningen en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte per woning en tot een maximum van 40 m² worden aangewend voor de uitoefening van een vrij beroep.

20.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.4 ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een vrij beroep, en internetwinkel in een woning en daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met dien verstande dat:

  1. a. tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 40 m², voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep mag worden gebruikt;
  2. b. voor milieuvergunningplichtige en meldingplichtige bedrijven ingevolge de Wet milieubeheer geen omgevingsvergunning wordt verleend;
  3. c. aan detailhandel slechts medewerking wordt verleend, indien het verkoop betreft van aan huis vervaardigde, vaak ambachtelijke producten, die niet concurrerend zijn ten opzichte van de overige detailhandel -uitgezonderd vis en visproducten- onder de voorwaarden dat de vestiging geen onevenredige aantasting van de woonsituatie en de verkeersveiligheid met zich meebrengt en de hoofdfunctie wonen van het pand gehandhaafd blijft;
  4. d. voor horecabedrijven geen afwijking wordt verleend;
  5. e. het gebruik zowel naar aard als wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming moet zijn;
  6. f. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich mag meebrengen.

Artikel 21 Wonen - Vrijstaand

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen – Vrijstaand" aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen al dan niet in combinatie met een vrij beroep, tuinen en erven.

21.2 Bouwregels

21.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. sublid 21.2.2, sub a ten behoeve van het uitbreiden van een hoofdgebouw buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
    1. 1. de diepte van de woning niet meer dan 12 m bedraagt;
    2. 2. aansluitend aan de achtergevel van de woning te allen tijde een niet te bebouwen ruimte over dient te blijven van minimaal de helft van de achtergevelbreedte en een diepte van minimaal 10 m;
    3. 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1 m bedraagt;
    4. 4. er geen afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige situatie van de omgeving;
  2. b. sublid 21.2.2, sub b ten behoeve van het bouwen van de voorgevel op ten hoogste 2 m achter de voorgevelrooilijn;
  3. c. sublid 21.2.2, sub c ten behoeve van het verhogen van de goot- en/of bouwhoogte met 1 m;
  4. d. sublid 21.2.3, sub b ten behoeve van het vergroten van de diepte van de woning, inclusief aan de achterzijde daarvan aangebouwde aan- en uitbouwen, over één laag met kap tot ten hoogste 18 m, met dien verstande dat:
    1. 1. aansluitend aan de achtergevel van de woning te allen tijde een niet te bebouwen ruimte over dient te blijven van minimaal de helft van de achtergevelbreedte en een diepte van minimaal 10 m;
    2. 2. de bij een woning behorende gronden waarop aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan voor ten hoogste 50% mogen worden bebouwd, met dien verstande dat de grond onder de woning alsmede de gronden aan de achterzijde van de woning tot een diepte van 18 m achter de voorgevelrooilijn daarbij niet worden meegerekend;
    3. 3. de gezamenlijke oppervlakte van de aan-, uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw, alsmede de oppervlakte van overkappingen, niet meer dan 85 m² mag bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, die zich aan de achterzijde van de woning bevindt tot een diepte van ten hoogste 18 m achter de voorgevelrooilijn voor de berekening van die oppervlakte niet meetelt;
    4. 4. er geen afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige situatie van de omgeving;
  5. e. sublid 21.2.3, sub c ten behoeve van een bredere aan- of uitbouw, voor zover het percentage als gegeven in lid 21.2, sub f niet wordt overschreden;
  6. f. sublid 21.2.3, sub d, indien het bouwperceel meer dan 1000 m2 bedraagt, mag 10% van het bouwperceel worden bebouwd met een aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met dien verstande dat:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 150 m2;
    2. 2. de oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, die zich aan de achterzijde van de woning bevindt tot een diepte van ten hoogste 12 m achter de voorgevelrooilijn voor de berekening van die oppervlakte niet meetelt;
  7. g. sublid 21.2.3 sub f ten behoeve van een grotere goothoogte van naast de woning gelegen aan- of uitbouwen, met dien verstande dat:
    1. 1. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 2 m bedraagt;
    2. 2. geen afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige situatie van de omgeving;
    3. 3. de aan- of uitbouw qua uiterlijke verschijning ondergeschikt blijft aan het hoofdgebouw, waarbij de goothoogte van de aan- of uitbouw tenminste 0,5 m lager is dan de goothoogte van het hoofdgebouw.
  8. h. sublid 21.2.3 sub f ten behoeve van de bouw van dakterrassen op aan- en uitbouwen naast of achter de woning, met dien verstande dat de bouwhoogte van de balkonafscheiding niet meer bedraagt dan 1,2 m boven de maximale goothoogte van de aan- of uitbouw en er bovendien geen onevenredige inbreuk wordt gedaan op de privacy van omwonenden. Dakterrassen die bij het in inwerking treden van dit bestemmingsplan reeds bestonden worden geacht te passen binnen de regels van dit plan en behoeven derhalve geen omgevingsvergunning als hier bedoeld.

21.4 Specifieke gebruiksregels

Woningen en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte per woning en tot een maximum van 40 m² worden aangewend voor de uitoefening van een vrij beroep.

21.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 21.4 ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een vrij beroep, en internetwinkel in een woning en daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met dien verstande dat:

  1. a. tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 40 m², voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep mag worden gebruikt;
  2. b. voor milieuvergunningplichtige en meldingplichtige bedrijven ingevolge de Wet milieubeheer geen omgevingsvergunning wordt verleend;
  3. c. aan detailhandel slechts medewerking wordt verleend, indien het verkoop betreft van aan huis vervaardigde, vaak ambachtelijke producten, die niet concurrerend zijn ten opzichte van de overige detailhandel -uitgezonderd vis en visproducten- onder de voorwaarden dat de vestiging geen onevenredige aantasting van de woonsituatie en de verkeersveiligheid met zich meebrengt en de hoofdfunctie wonen van het pand gehandhaafd blijft;
  4. d. voor horecabedrijven geen afwijking wordt verleend;
  5. e. het gebruik zowel naar aard als wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming moet zijn;
  6. f. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich mag meebrengen.

Artikel 22 Wonen - Woonwagencentrum

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagencentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor een standplaats van ten hoogste 5 woonwagens met daarbij behorende erven.

22.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, gelden de volgende regels:

  1. a. per standplaats mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan 50%;
  2. b. per standplaats mag ten hoogste 1 bijgebouw worden gebouwd met een oppervlakte van ten hoogste 15 m2 en een goothoogte van ten hoogste 3 m;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 2,5 m.

Artikel 23 Waarde - Archeologie 2

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

23.2 Bouwregels

23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
    2. 2. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm;
    3. 3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm bedraagt;
    4. 4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
    5. 5. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 30 cm.
  2. b. de aanvrager van de vergunning als bedoeld in sub a legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  3. c. de in sub b beschreven verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport geldt niet indien op voorhand is vastgesteld door het bevoegd gezag dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
  4. d. het bevoeg gezag verleent de vergunning indien naar zijn oordeel uit het rapport als bedoeld in sub b genoegzaam blijkt dat:
    1. 1. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
    2. 2. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.
  5. e. De volgende in sub d genoemde voorwaarden kunnen door het bevoegd gezag aan de vergunning verbonden worden zoals:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen en;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
  6. f. De in sub a bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

Artikel 24 Waarde - Archeologie 3

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

24.2 Bouwregels

24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
    2. 2. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm;
    3. 3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm bedraagt;
    4. 4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
    5. 5. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 30 cm.
  2. b. de aanvrager van de vergunning als bedoeld in sub a legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  3. c. de in sub b beschreven verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport geldt niet indien op voorhand is vastgesteld door het bevoegd gezag dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
  4. d. het bevoeg gezag verleent de vergunning indien naar zijn oordeel uit het rapport als bedoeld in sub b genoegzaam blijkt dat:
    1. 1. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
    2. 2. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.
  5. e. De volgende in sub d genoemde voorwaarden kunnen door het bevoegd gezag aan de vergunning verbonden worden zoals:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen en;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
  6. f. De in sub a bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

Artikel 25 Waarde - Archeologie 4

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

25.2 Bouwregels

25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
    2. 2. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm;
    3. 3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm bedraagt;
    4. 4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
    5. 5. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 30 cm.
  2. b. de aanvrager van de vergunning als bedoeld in sub a legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  3. c. de in sub b beschreven verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport geldt niet indien op voorhand is vastgesteld door het bevoegd gezag dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
  4. d. het bevoeg gezag verleent de vergunning indien naar zijn oordeel uit het rapport als bedoeld in sub b genoegzaam blijkt dat:
    1. 1. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
    2. 2. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.
  5. e. De volgende in sub d genoemde voorwaarden kunnen door het bevoegd gezag aan de vergunning verbonden worden zoals:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen en;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
  6. f. De in sub a bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

Artikel 26 Waterstaat - Waterkering

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden, zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterbeheersing en de waterkering met de daarbij behorende bebouwing.

26.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de waterbeheersing en de waterkerende functie van de bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m.

26.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten diensten van de bestemmingen Verkeer en Verkeer -Verblijfsgebied, met dien verstande dat:

  1. a. de waterstaatsbelangen dit gedogen;
  2. b. het bepaalde in de artikelen Artikel 14 Verkeer en Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied van overeenkomstige toepassing zijn;
  3. c. alvorens wordt besloten over de verlening van de omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij het verantwoordelijke waterschap, omtrent de vraag of de bouwactiviteiten niet in strijd zijn met de keur van het waterschap.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
    2. 2. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
    3. 3. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    4. 4. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
  2. b. Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    3. 3. morgen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  3. c. De werken of werkzaamheden als bedoeld in sub a zijn slechts toelaatbaar, mits:
    1. 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
    2. 2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 27 Anti - Dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 28 Algemene Gebruiksregels

28.1 Strijdig gebruik

Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan is in ieder geval het gebruik:

  1. a. ten behoeve van een seksinrichting,
  2. b. stand- of ligplaats van onderkomens;
  3. c. opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;

een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.

Artikel 29 Algemene Aanduidingsregels

29.1 Geluidzone - industrie

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht indien de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) wordt overschreden, tenzij een hogere waarde is vastgesteld. Met uitzondering van nieuwbouw ter vervanging van bestaande geluidsgevoelige bebouwing, waarvoor op basis van een bestemmingsplan reeds een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend.

Artikel 30 Algemene Afwijkingsregels

30.1 Meetverschillen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan, voor zover dit, tengevolge van geringe afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding, noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het plan, met dien verstande dat de genoemde afwijkingen ten hoogste 1 m mogen bedragen.

30.2 10%-regeling

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van een vermeerdering van de voorgeschreven maten en percentages, alsmede de inhoud en de oppervlakte van de bouwwerken, mits de vermeerdering niet meer dan 10% bedraagt.

30.3 Nutsvoorzieningen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van de bouw van nutsgebouwtjes met een maximale bouwhoogte en inhoud van respectievelijk 3,5 m en 50 m³.

30.4 Huishouden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 1 lid 1.38 voor het gebruik van een woning in strijd met het begrip woning ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouden met meer dan vier personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. a. de woning/wooneenheid een vloeroppervlakte heeft van meer dan 150 m² bvo;
  2. b. er voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd waarbij een parkeernorm geldt van 0,6 parkeerplaats per persoon voor het aantal personen boven het toegestane maximum aantal van 4 personen of; er door aanvrager schriftelijk en gemotiveerd wordt onderbouwd welke maatregelen er worden getroffen om van de parkeernorm te kunnen afwijken. Hierbij is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om op basis van deze onderbouwing nadere eisen te stellen;
  3. c. de economische uitvoerbaarheid is gewaarborgd.

30.5 Bed and breakfast

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het gebruik van de woning ten behoeve van bed and breakfast waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. a. er mogen maximaal 2 kamers met in totaal maximaal 4 slaapplaatsen van de woning worden gebruikt, tot een maximum van 30% van de vloeroppervlakte van de woning;
  2. b. het parkeren van auto's van gasten dient op eigen erf te geschieden;
  3. c. de activiteit mag door visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, niet leiden tot een karakterverandering van het perceel dan wel de woning.

De omgevingsvergunning wordt slecht verleend indien met de vestiging geen onevenredige overlast (niet meer dan 1 gezin kan veroorzaken) wordt veroorzaakt.

Artikel 31 Algemene Wijzigingsregels

31.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodat bestemmingsgrenzen in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling kunnen worden aangepast, met dien verstande dat de bij de wijziging betrokken bestemmingen met niet meer dan 10% worden verkleind of vergroot.

31.2 Wijzigingsgebieden

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' ten behoeve van de functie wonen, met dien verstande dat:
      • het aantal woningen niet meer mag bedragen dan 5, tot een maximum van 2 aaneen;
      • de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 4 m en 8 m;
      • voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;
      • voldaan wordt aan de door burgemeester en wethouders vastgestelde parkeernormen;
      • voor het overige het bepaalde in artikel 20 van overeenkomstige toepassing is;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' ten behoeve van de functie wonen, met dien verstande dat:
      • het aantal woningen niet meer mag bedragen dan 3;
      • de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m;
      • voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;
      • voldaan wordt aan de door burgemeester en wethouders vastgestelde parkeernormen;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 3' ten behoeve van de functie wonen, met dien verstande dat:
      • het aantal woningen niet meer mag bedragen dan 6, tot een maximum van 2 aaneen;
      • de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 4 m en 8 m;
      • voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;
      • voldaan wordt aan de door burgemeester en wethouders vastgestelde parkeernormen;
      • voor het overige het bepaalde in artikel 20 van overeenkomstige toepassing is;
    4. 4. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 4' ten behoeve van de functie wonen, met dien verstande dat:
      • het aantal woningen niet meer mag bedragen dan 4;
      • de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m;
      • voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;
      • voldaan wordt aan de door burgemeester en wethouders vastgestelde parkeernormen;
  2. b. indien toepassing wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegdheden zoals bedoeld in sub a, dient een evenredige belangenafweging plaats te vinden, waarbij betrokken wordt:
    1. 1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    2. 2. de cultuurhistorische waarden;
    3. 3. de milieusituatie,
  3. c. indien de belangen zoals bedoeld in sub b onevenredig worden geschonden, wordt de wijzigingsbevoegdheid niet toegepast.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 32 Overgangsrecht

32.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  3. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

32.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 33 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Wonen-West.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Voorliggend bestemmingsplan Wonen-West vormt de actualisatie van het in 2002 vastgestelde bestemmingsplan Wonen-West. Het geldende bestemmingsplan is op onderdelen enigszins verouderd, waarbij zich nu de mogelijkheid voordoet om de initiatieven van de afgelopen jaren te verwerken en om de plansystematiek af te stemmen op de gemeentelijke standaard.


De herzieningsopgave wordt tevens benut om te kunnen voldoen aan de nieuwste eisen vanuit de wet- en regelgeving, zoals de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2008) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

1.2 Plangebied Ligging En Omvang

Het plangebied van het 'bestemmingsplan Wonen-West' omvat vrijwel de gehele westelijke woonbebouwing van Bunschoten-Spakenburg, met de wijken Broerswetering, Bikkersvaart en Blokhuiswetering. Daarnaast is aan de oostzijde een klein deel van Spakenburg bij het plangebied betrokken.


afbeelding "i_NL.IMRO.0313.WonenWest1100-0301_0001.jpg"

Ligging plangebied en wijken

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 komen de bestaande situatie, het beleid en de ontwikkelingen aan bod.

Randvoorwaarden die dienen te worden gesteld aan ontwikkelingen, zoals op het gebied van cultuurhistorie en archeologie, flora en fauna en ecologie, water, milieu en externe veiligheidsaspecten komen in hoofdstuk 3 aan de orde.

Hoofdstuk 4 handelt over de juridische aspecten, waaronder een beschrijving van de bestemmingsplanregeling.

Overige uitvoerbaarheidaspecten als inspraak en overleg en zienswijzen en de economische uitvoerbaarheid, komen respectievelijk in de hoofdstukken 5 en 6 aan bod.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie, Beleid En Ontwikkeling

2.1 Ruimtelijke Structuur

Situatie

Bunschoten en Spakenburg zijn als twee afzonderlijke dorpen ontstaan. In Bunschoten is veel agrarische bebouwing, terwijl de bebouwing van Spakenburg meer gericht was op de visserij. Langzamerhand groeiden de kernen aan elkaar.

Na 1960 is de bebouwde kom sterk gegroeid onder invloed van de bevolkingsgroei en de toenemende welvaart en mobiliteit. Er zijn nieuwbouwwijken aan de randen van de oude kernen verrezen. Voor Bunschoten-Spakenburg kwam de vraag naar woningen ook tot stand door een gemeentelijke overeenkomst voor opvang van woningzoekenden uit het Gooi. Zonder daarvoor een systematisch plan op te stellen, werden eerst woningen gerealiseerd ter weerszijden van de Veenestraat in Bunschoten-Zuid en in Ongerweges, het gebied tussen de oude kernen. In de tweede helft van de jaren zestig en de jaren zeventig groeide de gemeente explosief. Eerst werd Broerswetering (1964-1973) gerealiseerd. In de wijk Bikkersvaart (1970-1976) werden veelal premiekoopwoningen uit de grond gestampt. Daarna volgde Blokhuiswetering (1976-1993). En nog meer recent de oostelijke wijken Koenraadswetering en Rengerswetering.


Voorliggend plangebied bestaat uit de wijken Broerswetering, Bikkersvaart en Blokhuiswetering.

De wijk Broerswetering, aan de noordwestkant van Bunschoten-Spakenburg, is gerealiseerd in de jaren zestig toen er een grote vraag naar woningen was. Er is in zeer korte tijd veel gebouwd en de woningen lijken sterk op elkaar. Kenmerkend voor deze periode zijn het blokvormig stratenpatroon en het straatgericht wonen. Door de eenvoudige hoofdmassa's en kapvormen ontstaat rust in het bebouwingsbeeld. De herhaling van gelijkvormige kappen van bouwblokken geven een karakteristiek beeld naar de zijstraten. De opzet van deze wijken is ruim en er is veel ruimte voor groen. De hoeveelheid gebruiksgroen is echter gering.

In deze wijk staat veel sociale woningbouw. Een vrij groot aantal woningen aan de westkant van de wijk is gesitueerd aan zes identieke, pleinachtige ruimten. In de wijk zijn veel waterpartijen en groenvoorzieningen aangebracht.


Na de bouw van Broerswetering zijn vanaf de jaren zeventig aan de westkant van Bunschoten-Spakenburg enkele wijken gerealiseerd met de voor die tijd kenmerkende woonerven en met een heel eigen uitstraling, namelijk de Bikkersvaart en de Blokhuiswetering. De woongebieden uit deze tijd hebben een gevarieerd, slingerend stratenpatroon met weinig doorgaande wegen. Door dit wegenpatroon is hier en daar een open ruimte tussen de bouwblokken ontstaan. De bebouwing bestaat voornamelijk uit rijenwoningen, meestal geclusterd rondom woonerven. De wijken zijn sterk naar binnen gekeerd en zijn planmatig van opzet. Het oostelijk deel van Blokhuiswetering bestaat uit vrijstaande woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.WonenWest1100-0301_0002.png"Ruimtelijke structuur Broerswetering (rechts), Bikkersvaart en Blokhuiswetering


Beleid en ontwikkelingen

In de Nota Ruimte staan de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Deze nota gaat in op vraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. Het motto van de Nota is: 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. In de nota benadrukt het Rijk, net als in voorgaande nota's opnieuw het belang van sterke steden in een vitaal platteland. Bundeling van wonen en werken in stedelijke gebieden en stedelijke vernieuwing en verdichting zijn de speerpunten van het beleid. Tevens is een doel het borgen en ontwikkelen van belangrijke (inter)nationale waarden.


In de verordening Ruimte van de provincie Utrecht is af te lezen dat het plangebied valt onder het Nationale Landschap Arkemheen-Eemland. Hiervoor geldt dat de bescherming en versterking van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten vooropstaat. Voor het Nationale Landschap Arkemheen-Eemland zijn de kernkwaliteiten de extreme openheid, de slagenverkaveling, het veenweidekarakter, de historie van de Zuiderzee, de Grebbelinie en de overgangsgebieden.

De welstandsnota Bunschoten 2012 geeft onder andere waardebepalingen per wijk. De bestaande gebouwde omgeving is het kwalitatieve referentiepunt voor ieder (vergunningplichtig) bouwwerk. Dat wil zeggen dat een bouwkundige toevoeging of verandering de bestaande stedenbouwkundige structuur, de typologie van gebouwen en detaillering, kleur en materiaalgebruik ervan als uitgangspunt dient te nemen.

Voor de Broerswetering wordt aangegeven dat de waarde van dit gebied bestaat uit de rust die uitgaat van de eenvoudige en heldere structuur. De ruime opzet, met veel water en groen in de wijk, draagt bij aan de kwaliteit van dit gebied. Op architectonisch niveau zijn er geen bijzondere kwaliteiten.


De Bikkersvaart en Blokhuiswetering hebben de typerende eigenschappen van een buurt uit de jaren zeventig. Een gevarieerde structuur, veel verkeersluwe gebieden en een onderverdeling in buurtjes met een eigen karakter. Op architectonisch gebied zijn er geen bijzondere kwaliteiten.


In de Toekomstvisie Bunschoten 2015 wordt het plangebied gekenmerkt als gebied waar herstructurering kan plaatsvinden. Specifiek voor de westflank, waaronder het plangebied valt, wordt aangegeven dat hier nog enige ruimte is voor bijzondere woonvormen, zoals ouderenhuisvesting, recreatief wonen en combinaties van wonen en werken. De grens van de bebouwing aan de westflank van de kern Bunschoten dient geschikt gemaakt te worden voor recreatief gebruik. Hierbij valt te denken aan het verbreden van de bestaande watergangen en de aanleg van doorlopende wandel- en fietspaden.

2.2 Wonen

Situatie

Het plangebied kan in zijn algemeenheid worden omschreven als woongebied, met bijna 4.000 woningen en ongeveer 12.000 bewoners. Er staan relatief veel grotere woningen (4 kamers of meer) in het noordelijk deel (Broerswetering) en het middengedeelte (Bikkersvaart), terwijl in Blokhuiswetering het grootste aandeel aan kleine woningen is gerealiseerd. Over het algemeen is de kwaliteit van de woningen in het plangebied goed.

Op de woonpercelen is ruimte voor aan- en bijgebouwen. In enkele delen van het plangebied zijn woningen gebouwd met bijgebouwen aan de voorkant.

Het merendeel van de woningen betreft grondgebonden woningen, maar er komen ook gestapelde woningen voor en bovenwoningen.

In het zuidelijke puntje van het plangebied, aan de Wulp, is een kleinschalige woonwagenstandplaats aanwezig. De standplaats biedt ruimte voor vijf woonwagens met bijbehorende erven en bijgebouwen.


Beleid en ontwikkelingen

In de gemeentelijke Woonvisie 2011-2016 'Duurzaam vitaal' (door de raad vastgesteld op 27 januari 2011) wordt de ambitie uitgesproken om te bouwen voor de eigen, lokale woningbehoefte. Ook het behouden van een aantrekkelijk woonmilieu met goede voorzieningen (winkels, verenigingsleven) en het extra ondersteunen van doelgroepen die het moeilijk hebben op de woningmarkt, zijn speerpunten van het gemeentelijk woonbeleid.

Een steeds groter deel van de huishoudens zal gaan bestaan uit 55- en 75-plussers. In de afgelopen jaren zijn veel jonge huishoudens uit de gemeente vertrokken. Het is echter belangrijk om juist jonge huishoudens en gezinnen te behouden voor de gemeente. Gezinnen en jonge huishoudens maken namelijk veel gebruik van winkels, scholen, horeca en verenigingen en vormen daarmee een belangrijk deel van de ruggengraat voor het voorzieningenniveau en de leefbaarheid en vitaliteit van de gemeente. De gemeente heeft daarom extra aandacht voor deze doelgroepen. Zo blijkt uit de Woonvisie dat er steeds meer behoefte bestaat aan kleinere woningen, voor zowel senioren als voor starters, alleenstaanden en/of kleine gezinnen. In Blokhuiswetering is hiermee al rekening gehouden. Op die manier zorgt de gemeente ervoor dat Bunschoten een vitale gemeente blijft.

Naast het streven naar een vitale gemeente bestaat duurzaam woonbeleid ook uit het creëren van een milieuvriendelijk woonklimaat. Ook hierbij gaat het zowel om woning als woonomgeving. Kernonderwerpen hierbij zijn duurzame energievoorzieningen en de energiebesparing in zowel woning als woonomgeving. Deze combinatie van vitaliteit en duurzaamheid vormt de leidraad en hoofddoelstelling van deze woonvisie.


Het bestemmingsplan gaat uit van het bestaande aantal woningen per bouwperceel. Op basis van de beleidsregel 'Bestemmingsregeling huisvesting migranten' (maart 2012) is voorts een regeling opgenomen ten aanzien van het aantal afzonderlijke personen in een woning. Uitgegaan wordt van een maximum van vier afzonderlijke personen, waarbij het via een afwijkingsmogelijkheid mogelijk wordt gemaakt om -onder voorwaarden- een huishouden met meer dan vier personen toe te staan.


Het behoud van de ruimtelijke karakteristiek is van belang. Om die reden hanteert de gemeente in haar recente bestemmingsplannen een opdeling naar vrijstaand, twee aaneengesloten, aaneengesloten en gestapeld. Daarbij wordt in navolging van het geldende bestemmingsplan ook de voorgevel gefixeerd op de huidige plaats. Het openbare profiel dient vrij van bebouwing te blijven, maar de gemeente biedt wel mogelijkheden voor de realisering van erkers, ingangspartijen, balkons en dergelijke voor de voorgevel. Verder wordt rekening gehouden met die situaties waar zich reeds bijgebouwen voor de voorgevel bevinden.

Behoudens enkele kleinschalige inbreidingen, zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Die inbreidingen waren ook reeds in het geldende plan voorzien (wijzigingsgebieden). Daarnaast is aan Velduil in een eerder stadium de mogelijkheid gecreëerd voor het toevoegen van een vrijstaande woning; de mogelijkheid is nu op de verbeelding opgenomen. Verder wordt voor het Jan Zwart plantsoen op de locatie van de voormalige gymzaal, bij recht een invulling met woningbouw mogelijk gemaakt.


Uitgangspunten bestemmingsplan

  • Beschermen van de woonomgeving en op hoofdlijnen conserveren van de huidige situatie.
  • De voortuinen bij de woningen zijn in een aparte tuinbestemming opgenomen. Binnen deze bestemming mogen geen bijgebouwen worden gerealiseerd. Voor de straten waarin reeds bijgebouwen voor de voorgevel zijn gerealiseerd, is een specifieke aanduiding opgenomen.
  • De woningbouwontwikkelingen die onlangs zijn afgerond of waarvan de ruimtelijk juridische procedure reeds is doorlopen, zijn in het bestemmingsplan opgenomen.
  • Bij gestapelde woningen, in combinatie met andere volwaardige functies op de begane grond, zijn de woningen in een gemengde bestemming opgenomen.
  • Het bestaande aantal woningen is het uitgangspunt. Daarbij is een regeling opgenomen met betrekking tot het aantal afzonderlijke personen in een woning.
  • De woonwagenstandplaats is specifiek bestemd.
  • Er worden enkele kleinschalige inbreidingen opgenomen.

2.3 Bedrijven, Horeca, Kantoren En Detailhandel

Situatie

In het plangebied komt slechts één bedrijfsfunctie voor. Op de hoek van de Beethovenlaan en de Brahmslaan bevindt zich een tankstation, waar geen verkoop van lpg plaats vindt.


Detailhandelfuncties komen in het plangebied slecht op een aantal plekken voor. Aangrenzend aan het terrein van het tankstation is een supermarkt gesitueerd die onlangs is uitgebreid. Tevens is een supermarkt gevestigd aan de Tuinfluiter. Onder de woningen aan de Almarestraat is een winkel in huishoudelijke artikelen gevestigd en aan de Spuistraat bevindt zich een winkel in schilder-, behang- en interieurbenodigdheden. Aan de Bachlaan is een apotheek gevestigd.

Aan de Oude Bocht, Broerswetering en de Heemraadstraat bevinden zich kantoorpanden en aan de Kuijperstraat is een horecavoorziening (partycentrum) aanwezig.

Er komen in het plangebied ook enkele bedrijfswoningen bij deze niet-woonfuncties voor.


Beleid en ontwikkelingen

De bestaande voorzieningen worden positief bestemd, waarbij de geldende mogelijkheden worden overgenomen. De bestaande bedrijfswoningen worden geaccepteerd, maar er worden geen mogelijkheden geboden voor nieuwe bedrijfswoningen. Ter plaatse van de horecabestemming voorzag het geldende bestemmingsplan reeds in een wijzigingsbevoegdheid; die is onverkort gehandhaafd. Toegevoegd is een wijzigingsbevoegdheid ter plaatse van de kantoorbestemming aan de Oude Bocht. In beide gevallen gaat het om mogelijkheden om ter plaatse woningbouw te realiseren. Voorts wordt voorzien in een uitbreidingsmogelijkheid van het garagebedrijf, wat verband houdt met een extra voorziening voor APK-keuringen.


Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • De bestaande kantoor-, detailhandel- en horecavestigingen zijn positief bestemd: de geldende mogelijkheden zijn overgenomen.
  • Het bestaande bedrijf is eveneens geaccepteerd, met een beperkte uitbreidingsmogelijkheid, waarbij voorts uitsluitend een verkooppunt van motorbrandstoffen is toegelaten.
  • Bestaande zijn bedrijfswoningen bij bedrijven, horeca of detailhandel zijn specifiek aangeduid.
  • De percelen van het kantoor aan de Oude Bocht en de horecavoorziening zijn voorzien van een wijzigingsmogelijkheid naar wonen.

2.4 Maatschappelijke Voorzieningen

Situatie

Het plangebied kent diverse maatschappelijke voorzieningen. Zo telt het plangebied diverse kerken:

  • Vrijgemaakt Gereformeerde Kerk (Immanuëlkerk) aan de Plevier;
  • PKN Gereformeerde Kerk (Adventkerk) aan de Heemstedesingel;
  • Nederlands Gereformeerde Kerk (Westerkerk) aan de Van der Duyn van Maasdamlaan;
  • Christelijke Gereformeerde Kerk (De Fontein) aan de Bikkersweg;
  • Volle Evangelie Gemeente (Windkracht 5) aan de Kuijperstraat.

Aan de Bikkersweg, aan de oostzijde van het plangebied, bevindt zich de gemeentelijke begraafplaats 'Memento Mori' en het uitvaartcentrum.


In het plangebied zijn diverse (basis)scholen gevestigd. Daarnaast zijn er twee kinderdagverblijven/peuterspeelzalen gevestigd aan de Oude Gest. Daarnaast is aan Op de Ree het Zorg- en wooncentrum 'De Haven' gevestigd.


Beleid en ontwikkelingen

In het 'Integraal Huisvestingsplan Primair en Voortgezet Onderwijs 2012 - 2016' geeft de gemeente Bunschoten aan de zorgplicht voor de huisvesting van elf basisscholen en één school voor het voortgezet onderwijs te hebben. In het Integraal Huisvestingsplan (IHP) wordt voor de komende periode aangegeven hoe de gemeente de huisvesting van de verschillende scholen vorm gaat geven. Daarbij wordt niet alleen uitgegaan van economische en demografische ontwikkelingen, maar ook van ruimtelijke ontwikkelingen die binnen de gemeente plaatsvinden, zoals de realisatie van de nieuwbouwwijk Rengerswetering.

In de Gemeente Bunschoten is er bij een aantal scholen sprake van een huisvestingsvraagstuk. Uit het plan blijkt dat deze grotendeels kan worden opgelost door efficiënt om te gaan met leegstand, waardoor optimaal gebruik wordt gemaakt van de bestaande schoolgebouwen. De komende jaren wordt voor basisscholen de Vlucht, de Grondtoon en de Wegwijzer geen knelpunten qua huisvesting verwacht. Daarnaast gaat er een scholencarrousel plaatsvinden waarbij de P. Jongelingschool wordt gefuseerd met de Dr. K. Schilderschool. Het gebouw van de P. Jongelingschool wordt hierdoor in gebruik genomen door het Openbaar Onderwijs. Hierdoor komt een deel van het pand van 't Kruisrak leeg te staan. De gemeente is voornemens hier huisvesting voor peuterspeelzaal in te realiseren.

De Dr. H. Bavinckschool heeft in het schooljaar 2014 - 2015 een capaciteitsprobleem. Dit probleem kan binnen het leegstandbeleid worden opgevangen in de Wegwijzer.

De bestaande maatschappelijke voorzieningen worden positief bestemd, waarbij de geldende mogelijkheden worden overgenomen. In aanvulling daarop wordt op het terrein van de begraafplaats een opslagruimte mogelijk gemaakt die ook door de nabijgelegen korenmolen De Hoop en het gemeentehuis mag worden gebruikt.

Op de locatie van de kerk aan de Kuijperstraat voorziet het geldende bestemmingsplan reeds in een wijzigingsbevoegdheid naar wonen; die wordt onverkort gehandhaafd.

Verder is het voornemen om de voormalige meesterswoning boven bij de school aan de Flevolaan af te splitsen en om deze als een reguliere woning in gebruik te nemen. Het voorliggende bestemmingsplan maakt dat mogelijk, waarbij tevens een iets gewijzigde situering mogelijk wordt gemaakt.


Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • De bestaande maatschappelijke functies zullen als zodanig worden bestemd: de geldende mogelijkheden zijn overgenomen.
  • Op het terrein van de begraafplaats wordt een opslagruimte mogelijk gemaakt (ook ten behoeve van de korenmolen De Hoop en het gemeentehuis).
  • Er zal, met uitzondering van de begraafplaats, geen onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende vormen van maatschappelijke functies.
  • Een perceel aan de Kuijperstraat is voorzien van een wijzigingsmogelijkheid naar wonen.

2.5 Sport En Recreatie

Situatie

Naast verschillende speel- en trapveldjes verspreidt over de wijk, komt er nog op een locatie in de wijk een sporthal voor. Het betreft de sporthal 'de Kuil' aan de Torenvalk. De sporthal heeft als verzorgingsgebied de gehele gemeente.

In de groenstrook tussen de Verdistraat en de Straussweg is een zogeheten JOP (jongerenontmoetingsplek) opgericht.


Beleid en ontwikkelingen

Behoud van de bestaande sportvoorzieningen staat voorop. Er zijn geen ontwikkelingen voorzien op deze plek.


Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • De sporthal en het bijbehorende parkeerterrein zijn door middel van de bestemming 'sport' bestemd. De geldende mogelijkheden zijn overgenomen, waarbij ook diensten op het gebied van lichaamsverzorging worden toegelaten.
  • Bij sportvoorzieningen is ondergeschikte horeca (kantine) toegelaten.
  • De verschillende speel- en trapveldjes en de JOP zijn binnen de groenbestemming medebestemd.

2.6 Groen

Situatie

Het plangebied heeft een tamelijk groen karakter, met de wat grotere groengebieden langs de hoofdontsluitingswegen Groen van Prinsterersingel, Westsingel en Bikkersweg en langs de polderrand.

De wijk Bikkersvaart heeft binnen de gemeente het meeste oppervlak aan groenvoorzieningen per inwoner. Ook de wijk Blokhuiswetering behoort tot de 'groenste' wijken van Bunschoten. Ten oosten van de Westsingel wordt het gemis aan groenvoorzieningen gecompenseerd door de aanwezigheid van grote particuliere tuinen.

In de wijk Broerswetering daarentegen komen betrekkelijk weinig groenvoorzieningen voor. Het meeste groen wordt aangetroffen langs wegen en waterpartijen. Het heeft op die plaatsen vrijwel geen gebruiksfunctie.


Beleid en ontwikkelingen

De Groenstructuurvisie Bunschoten 2005-2015 gaat uitvoerig in op de groenvoorzieningen in het plangebied. De groenstructuur is in het rapport opgedeeld in bouwstenen. Deze zijn:

  • Blokgroen

Blokgroen (ook wel woongroen of leefgroen) is de groenvoorziening waar de bewoners het meest direct en veelvuldig mee te maken hebben. Men ervaart het dagelijks vanuit de woning.

  • Buurtgroen

Buurtgroen is de dichtst bij de woning gelegen groenvoorziening van enige omvang, meestal in de vorm van een buurtparkje. Veelal ingericht met speelplaatsen, speelweiden, trapveldjes en/of wandelpaden.

  • Wijkgroen

Bovenbuurtse groenvoorzieningen, met ruime oppervlakten, die op leefniveau deel uitmaken van de hoofddragers van de groenstructuur.

  • Cultuurhistorisch groen

Langs de historische ontwikkelingsstructuren staan waardevolle houtopstanden, zoals de Stadsgracht en de Dorpsstraat. De laatste jaren is veel gewerkt aan het behoud en het versterken daarvan.

  • Schermgroen

Schermgroen ligt rondom de sportparken, de begraafplaatsen en industrieterreinen.

  • Verkeersgroen

Het belangrijkste voor de beeldbepaling van verkeersgroen zijn de bomen. Goede verkeersgeleidende groenvoorziening draagt bij aan grote belevingswaarde en herkenbaarheid.


In navolgend kaartbeeld is de verdeling van de verschillende bouwstenen van de groenstructuur in de gemeente weergegeven.


afbeelding "i_NL.IMRO.0313.WonenWest1100-0301_0003.jpg"
Uitsnede kaart groenstructuurplan


Iedere bouwsteen kan verschillende functies vervullen. De functie(s) van de bouwsteen bepaalt de mate van belang voor de groenstructuur. De functies zijn bepaald tijdens het interactieve planproces bij de ontwikkeling van Bunschoten, of zijn een (historisch) gevolg van opeenvolgende gebeurtenissen. Deze functies zijn:

  • Afscherming;
  • Cultuurhistorisch;
  • Gebruik;
  • Milieu;
  • Recreatie;
  • Ruimtelijk;
  • Verkeersgeleiding.

Navolgende tabel geeft aan welke koppeling van bouwstenen en functies in Bunschoten overwegend voorkomt.


Bij de ontwikkeling van de openbare ruimte of het beheer daarvan moet gewaakt worden dat deze koppeling ontwikkeld, respectievelijk in stand gehouden wordt. Ook moet voorkomen worden dat bouwstenen voor het verkeerde doel worden aangewend.

Afscherming Cultuur-
historische waarde
Milieu Recreatie/Gebruik Ruimtelijk Verkeer-geleiding
Cultuurhistorisch groen X X
Schermgroen X X X
Verkeersgroen X
Blokgroen X X X
Buurtgroen X X X
Wijkgroen X X X X X X


In de Groenstructuurvisie 2015 worden drie doelstellingen genoemd om te komen tot het eindbeeld:

  • het behouden van bestaande dragers;
  • het versterken door herstel, aanpassing of aanvulling van bestaande dragers;
  • het ontwikkelen van nieuwe dragers.

In het plangebied komt het hoofdzakelijk neer op het behouden van bestaande dragers. Alleen langs de Nieuwe Broerswetering en de Blokhuiswetering aan de westelijke grens van het plangebied is versterking van de groenstructuur gewenst. Het ontwikkelen van nieuwe dragers komt binnen het plangebied niet voor.


Met het oog op flexibele gebruiksmogelijkheden worden twee groenbestemmingen gehanteerd. 'Groen-1' betreft de feitelijke hoofdgroenstructuur, waar bij recht geen andere gebruiksmogelijkheden worden geboden. In 'Groen-2' zijn er meer mogelijkheden om daarbinnen extra parkeerplekken te realiseren.

Binnen de groenbestemmingen zijn speelvoorzieningen toegelaten. Een bijzondere positie wordt ingenomen door de Jongeren Ontmoetings Plaats (JOP). Hiervoor wordt een specifieke regeling opgenomen.


Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • De hoofdgroenstructuur uit de groenstructuurvisie is bestemd door middel van twee groenbestemmingen: 'Groen-1' en 'Groen-2'.
  • In 'Groen-2' worden bij recht mogelijkheden tot het realiseren van extra parkeerplaatsen geboden. In 'Groen-1' is daartoe een afwijking opgenomen.
  • Een specifieke regeling wordt opgenomen voor een Jongeren OntmoetingsPlaats (JOP).
  • Binnen de groenbestemmingen is via afwijkingen mogelijk gemaakt om snippergroen aan de woonpercelen toe te voegen.
  • Kleinere groenelementen zijn in de overige hoofdbestemmingen (zoals 'Verkeer' en 'Verblijf') medebestemd.

2.7 Verkeer

Situatie

Het plangebied ligt buiten de hoofdwegenstructuur en wordt ontsloten door de Westsingel en de Groen van Prinsterersingel die van noord naar zuid door het gebied lopen. In oost-westrichting wordt het plangebied ontsloten door de Bikkersweg. Deze wegen vormen tevens de belangrijkste ontsluitingsroute voor de kern. De overige wegen in het plangebied zijn erftoegangswegen en hebben geen functie voor doorgaand verkeer binnen de kern.


Het plangebied is eveneens bereikbaar met het openbaar vervoer. De belangrijke buslijnen voor de kern Bunschoten-Spakenburg lopen eveneens via de Westsingel en de Groen van Prinsterersingel.


Beleid en ontwikkelingen

Het Integraal verkeersbeleidsplan (IVBP, vastgesteld 27 februari 2008) geeft de kaders weer voor het verkeers(veiligheids)beleid van de gemeente Bunschoten voor de periode 2007-2012. Het beleidskader is gebaseerd op vijf thema's: hoofdwegennet, langzaam verkeer, openbaar vervoer, verkeersveiligheid en parkeren. Per thema zijn randvoorwaarden, doelstellingen en te onderzoeken problemen en wensen geformuleerd.

Het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) 2013-2017 (vastgesteld 24 januari 2013) geeft de kaders weer voor het verkeers(veiligheids)beleid van de gemeente Bunschoten voor de periode 2013-2017. Het beleidskader is gebaseerd op de thema's:

  • bereikbaarheid
  • langzaam verkeer
  • openbaar vervoer
  • verkeersveiligheid
  • parkeren
  • leefbaarheid

Per thema zijn randvoorwaarden, doelstellingen en te onderzoeken problemen en wensen geformuleerd. Dit is vervolgens vertaald in een uitvoeringsprogramma.

Bij ontwikkelingen in het plangebied dient rekening te worden gehouden met de door burgemeester en wethouders vastgestelde parkeernormen, die gebaseerd zijn op de richtlijnen van de CROW.

Er zijn geen voornemens om veranderingen aan te brengen in de (hoofd)wegenstructuur.


Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • De Westsingel, de Groen van Prinsterersingel en de Bikkersweg zijn de belangrijkste (doorgaande) wegen in het plangebied. De wegen zijn dan ook bestemd als 'Verkeer'.
  • De overige wegen hebben een ondergeschikte doorgaande functie en worden daarom als 'Verkeer - Verblijfsgebied' bestemd.
  • De inrichting van wegen wordt niet in het bestemmingsplan vastgelegd.

2.8 Water

Situatie

Het plangebied kent een aantal fraaie watergangen, bijvoorbeeld langs de westelijke grens van het plangebied lopen de Blokhuiswetering en de Nieuwe Broerswetering. Ook rond de buurten in met name de wijk Bikkersvaart komen enkele waterpartijen/vijvers van enige omvang voor. Tenslotte wordt de gemeentelijke begraafplaats omsloten door een watergang van enige omvang.


In het plangebied ligt ten zuiden van de Frans Jacobsweg een gescheiden rioleringssysteem. Woningen in dat deel van het gebied hebben een gescheiden afvoer.

Ten noorden van de Frans Jacobsweg ligt een gemengd stelsel. In de periode 2005/2011 is al een groot gedeelte van dit deel van het plangebied afgekoppeld. Dat wil zeggen dat de verharding in openbaar gebied afgekoppeld is en het hemelwater via hemelwaterriolen afgevoerd wordt naar het oppervlaktewater.

Ten behoeve van dakvlakken van woningen, garages etc. zijn voor de afvoer van hemelwater voorzieningen getroffen om hemelwater apart af te voeren. Hiervan wordt (nog) geen gebruik gemaakt.


Riolering

Het rioleringsbeleid in Bunschoten is er op gericht om alle verharding in openbare ruimte af te koppelen. Het gevoerde en te voeren rioleringsbeleid in Bunschoten sluit aan op de trits 'schoonhouden, scheiden en zuiveren'. Schoon hemelwater wordt in hemelwaterriolen schoon gehouden en afgevoerd naar het oppervlaktewater. Vuil (huishoudelijk) afvalwater wordt in vuilwaterriolen afgevoerd naar de RWZI in Amersfoort waar het water wordt gezuiverd. Ook het water uit gemengde stelsels (hemel- en afvalwater in 1 stelsel) gaat rechtstreeks naar de zuivering.


Beleid en ontwikkelingen

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen, met de beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In deze paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen voor het grondwater en voor het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten'.


Waterbeleid 21e eeuw

Begin 2001 ondertekenden het Rijk, het IPO, de VNG en de Unie van waterschappen de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw. Met het Waterbeleid 21e eeuw wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen, die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder meer de klimaatverandering, de bodemdaling en de zeespiegelrijzing. Het Waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd, te weten de tritsen:

  • vasthouden, bergen en afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.


De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in, dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen niet meer mogelijk is, wordt het water afgevoerd.


Bij de trits 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk wordt schoongehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.


Dijkverbetering Randmeren en Eem

Ten noorden van Bunschoten/Spakenburg ligt een primaire dijk. Het Waterschap Vallei&Eem heeft het project Dijkverbetering Randmeren en Eem opgesteld. Dit is uitgewerkt in het Ontwerp-projectplan Veiligheid Zuidelijke randmeren en Eem (11 april 2011). Er wordt aangegeven dat er maatregelen nodig zijn voor het deeltraject Bunschoten/Spakenburg. De waterkering in de kern van Bunschoten-Spakenburg bestaat uit kades langs de haven en uit iets hoger gelegen delen in de historische kern. Over het algemeen is deze waterkering niet hoog genoeg. De verbeteringsmaatregelen in dit gebied bestaan uit wegophoging en uit het aanbrengen van een opklapbare waterkering.


afbeelding "i_NL.IMRO.0313.WonenWest1100-0301_0004.png"


Keur

Het Waterschap Vallei en Eem is de waterkeringbeheerder. Vooralsnog wordt in het kader van dit bestemmingsplan uitgegaan van de keur en legger voor de huidige dijk. In de nieuwe Keur zijn de voormalige kernzone en de beschermingszone samengevoegd tot de zone 'waterkering'. Deze zone strekt van circa 130 m binnendijks tot bijna 180 m buitendijks (gemeten vanuit de buitenkruinlijn). Alle werken die gevolgen kunnen hebben voor de waterkering zijn vergunningplichtig bij de betreffende beheerder; voor iedere zone gelden andere beperkingen. Vooralsnog wordt aangenomen dat deze zone voldoende is voor toekomstige dijkverbeteringen in de kern van Bunschoten-Spakenburg.


afbeelding "i_NL.IMRO.0313.WonenWest1100-0301_0005.png"Huidige beschermingszone en zonewaterkering Westdijk


Waterplan 2006-2015

Het gemeentelijk beleid op het gebied van water is beschreven in het 'Waterplan Bunschoten, Watervisie 2006-2015'. Het waterplan is opgesteld door Gemeente Bunschoten, Waterschap Vallei & Eem en drinkwaterbedrijf Hydron.


Door middel van streefbeelden is vastgelegd hoe het water er in 2015 uit moet zien. In het waterplan zijn binnen de gemeente vier deelgebieden onderscheiden: polderland-west, bebouwd gebied, Laak en ommeland en Eemmeer en kust. De streefbeelden verschillen per deelgebied. Voor het plangebied zijn alleen het streefbeeld voor het bebouwde gebied en een aantal algemene (gemeentebrede) streefbeelden van belang.

  • De gemeentebrede streefbeelden richten zich op de veiligheid van het gebied tegen overstroming, op de verbetering van de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit en op duurzaam beheer van de grondwatervoorraad.
  • Voor het bebouwd gebied ligt de nadruk op een betere waterkwaliteit, een verantwoord grondwaterbeheer en het toegankelijk en zichtbaar maken van water. Extra aandacht verdienen nieuwbouwlocaties (woningbouw en bedrijventerreinen). Voldoende waterberging en verantwoord afkoppelen van regenwater zijn hier de voornaamste aandachtspunten.


In het voorliggende bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen bij recht mogelijk gemaakt, waarvoor een aanpassing van de waterhuishoudkundige situatie zal optreden. Voor de plannen die integraal worden overgenomen, zijn in de eerdere ruimtelijke procedures al afspraken gemaakt met betrekking tot de te nemen waterhuishoudkundige maatregelen.


Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • De bestaande watergangen en groter oppervlaktewateren zijn bestemd als 'water'.
  • De Westdijk krijgt de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.
  • Bermsloten zijn medebestemd binnen de verkeersbestemmingen.

Hoofdstuk 3 Uitvoeringsaspecten

3.1 Archeologie En Cultuurhistorie

Beleid

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Dit is een herziening van de Monumentenwet 1988. Met deze herziening zijn de belangrijkste bevoegdheden aangaande de archeologie bij de gemeente neergelegd. De gemeenteraad is op grond van de Monumentenwet verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden. Om dit te kunnen onderbouwen dient de gemeente er voor te zorgen dat de archeologische waarden en verwachtingen binnen het gemeentelijk grondgebied bekend zijn. Deze waarden en verwachtingen zijn aangegeven op een voor de gemeente opgestelde Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart, die op basis van archeologische waarnemingen en vondsten, landschappelijke en historische gegevens tot stand is gekomen. De op de gemeente toegespitste Archeologische Beleidsadvieskaart vervangt de inmiddels verouderde Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) en Archeologische Monumenten Kaart (AMK).


Situatie

Het plangebied kenmerkt zich door de aanwezigheid van veengronden. Slechts kleine delen van het plangebied bestaan uit andere grondsoorten, zoals podzolgronden (een strook tussen de Westsingel en de Cornelis Houtmanstraat / Stadsgracht) en vaaggronden (noordzijde Groen van Prinsterersingel). Met name de veengronden zijn in het verleden niet geschikt geweest voor bewoning. Podzolgronden waren dat zeker wel, gezien de vruchtbaarheid van dit bodemtype.


Op historisch kaartmateriaal staat geen bewoning in dit plangebied aangegeven. Wel liepen er enkele waterlopen, zoals de Venestrater Wetering in de zuidoosthoek, de Bikkersvaart en de Broerswetering aan de noordzijde van het plangebied. De van oorsprong middeleeuwse stadsgracht valt deels ook binnen het plangebied.


afbeelding "i_NL.IMRO.0313.WonenWest1100-0301_0006.jpg"

Uitsnede Archeologische beleidsadvieskaart Gemeente Bunschoten (december 2010)


De Archeologische Verwachtingskaart geeft aan wat de verwachting is op het aantreffen van archeologische resten en welke bekende archeologische waarden er binnen het plangebied reeds vastgesteld zijn. Voor het plangebied zijn de volgende gebieden van belang:

  • Hoge archeologische waarde

Binnen het plangebied Wonen-West liggen twee zones met bekende archeologische waarden: (een deel van) de westzijde van de laat-middeleeuwse stadsgracht van Bunschoten en de uiterste zuidwesthoek van de historische kern van Spakenburg.

  • Lage verwachting

Ter hoogte van de (dikke) veengronden ligt een grote zone met lage archeologische verwachting. Dit geldt voor het gehele plangebied, met uitzondering van de zuidzijde en de noordoostzijde.

  • Middelhoge verwachting

De noordoostzijde en zuidzijde van het plangebied hebben een middelhoge archeologische verwachting op basis van de aanwezigheid van waardveengronden en vaaggronden met ondiep gelegen zand. Op deze gronden kunnen sporen van prehistorische jagers-verzamelaars voorkomen.

  • Hoge verwachting

De zone tussen de Westsingel en de Cornelis Houtmanstraat / Stadsgracht heeft een hoge archeologische verwachting gekregen op basis van de aanwezigheid van podzolgronden. Deze gronden waren in het verleden bekende vestigingslocaties. Op deze gronden kunnen zowel sporen van prehistorische jagers-verzamelaars als van latere landbouwers voorkomen.


In het onderhavige bestemmingsplangebied bevinden zich geen terreinen die zijn aangewezen als beschermd (archeologisch) Rijksmonument.


Cultuurhistorie

Binnen het plangebied is één monumentaal pand aanwezig dat de bescherming als Rijksmonument geniet, namelijk het Baarhuisje (1908) op de Algemene Begraafplaats Memento Mori aan de Bikkersweg.

Op de nominatie voor de gemeentelijke monumentenlijst staat het oude deel van de Begraafplaats Memento Mori. Hiervoor is een cultuurhistorische verkenning in april 2011 opgesteld. De monumentencommissie heeft in een brief op 2 mei 2011 laten weten dat zij instemt met de conclusie dat een deel van de begraafplaats van cultuurhistorisch en stedenbouwkundig belang is voor de geschiedenis van Bunschoten en derhalve bescherming verdient als gemeentelijk monument. Het bewuste gedeelte van de begraafplaats is nog gaaf bewaard in zijn herkenbare en de karakteristieke aanleg van het begin van de twintigste eeuw. Hij vormt een belangrijke herinnering aan de culturele en sociale ontwikkeling van Bunschoten en vormt een sterke samenhang met het als Rijksmonument geregistreerde baarhuisje.


Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • Het onderhavige bestemmingsplan is een conserverend plan. Ontwikkelingen zijn slechts op bescheiden schaal en veelal onder voorwaarden mogelijk. De bekende en te verwachten archeologische waarden worden derhalve niet direct bedreigd.
  • Aan de gronden met een (middel)hoge archeologische verwachting (op de figuur middelmatig en hoog genoemd) is, om onevenredige aantasting van archeologische (verwachtings)waarden te voorkomen, de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' voor een hoge verwachtingswaarde en 'Waarde - Archeologie 4' voor een middelhoge verwachtingswaarde toegekend. Hieraan is een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden gekoppeld.
  • Voor de twee zones met bekende archeologische waarden is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen.
  • Cultuurhistorie wordt door andere wetgeving geregeld, middels de aanwijzing van monumenten en behoeft zodoende geen bescherming in voorliggend bestemmingsplan.

3.2 Bodemkwaliteit

Beleid en regelgeving

Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning (bouwvergunning) voor het ontwikkelen van een (inbreidings)locatie voor onder meer woningbouw, dient een bodemonderzoek te worden overlegd. Indien geen bodemonderzoek is verricht of het bodemonderzoek is ouder dan vijf jaar, zal bij de afgifte van een omgevingsvergunning voor het realiseren van woningen een (nieuw) bodemonderzoek moeten worden verricht.


Situatie

In het voorliggende bestemmingsplan wordt slechts twee nieuwe ontwikkelingen op inbreidingslocaties mogelijk gemaakt. De inbreidingslocaties aan Velduil en aan Jan Zwartplantsoen zijn gelegen midden in een woonwijk en er wordt niet verwacht dat hier bodemverontreiniging aanwezig is. In het kader van de omgevingsvergunning zal een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd. Vooralsnog is onderzoek voor dit bestemmingsplan niet noodzakelijk.


Indien nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden zal in het kader van de omgevingsvergunning een bodemonderzoek uitgevoerd moeten worden. Indien hieruit voortkomt dat de kwaliteit van de bodem niet volstaat voor het beoogde gebruik, dan zal de bodem gesaneerd worden totdat de kwaliteit wel volstaat.


Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • In het bestemmingsplan worden, met uitzondering van een tweetal inbreidingen, geen nieuwe ontwikkelingen bij recht toegestaan. Er doen zich geen conflicten voor ten aanzien van bodemkwaliteit.

3.3 Geluidhinder

In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt aangegeven dat, in geval van wegverkeerslawaai, de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bebouwing de 48 dB niet mag overschrijden.


Het aandachtsgebied voor geluid langs een verkeersweg heet in het jargon van de Wgh: geluidszone. Iedere weg heeft een geluidszone. Voor 50 km/uur-wegen binnen de bebouwde kom gelden geluidszones van 200 m. Indien nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszone (kunnen) worden gerealiseerd, dient er een geluidsonderzoek plaats te vinden. Er zal dan moeten worden bepaald waar de 48 dB-contour ligt. Als de gevelbelasting (door een grotere afstand of andere maatregelen) niet onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB is te houden, kan de gemeente voor bepaalde situaties een hogere grenswaarde vaststellen. Voor een nieuwbouwwoning in het bebouwde gebied is deze hogere grenswaarde, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, maximaal 63 dB. Langs wegen met een 30 km/uur-regime geldt geen geluidszone.


Situatie

Door het plangebied lopen enkele doorgaande wegen (Westsingel, Groen van Prinsterersingel en Bikkersweg) met een snelheidsregime van 50 km/uur. Voor deze wegen geldt, zolang ze gelegen zijn binnen de bebouwde kom, een geluidszone van 200 m en daarbuiten is de zone 250 m. Alle ontwikkelingen die binnen deze zones plaatsvinden en betrekking hebben op geluidsgevoelige bestemmingen, bijvoorbeeld woningen, dienen te worden onderzocht.


De overige wegen in het plangebied zijn alle 30km/uur-wegen en hebben geen geluidszone en hoeven in het kader van de Wgh niet te worden onderzocht. De geluidsbelasting vanwege deze wegen speelt echter wel een rol bij een eventuele omgevingsvergunningaanvraag. Het is daarom in het kader van 'een goede ruimtelijke ordening' verstandig deze in een vroeg stadium mee te nemen in de planvorming.


Voorliggend bestemmingsplan voorziet wel in de bouw van één inbreidingslocatie van twee woningen en in het toevoegen van een woning aan Velduil. Deze zijn echter niet gelegen binnen een geluidszone waarvoor onderzoek nodig is.


Ontwikkeling

In het bestemmingsplan worden, met uitzondering van de genoemde twee inbreidingen, geen nieuwe ontwikkelingen van geluidsgevoelige functies bij recht toegelaten. Een akoestisch onderzoek is in dit kader dan ook niet noodzakelijk. Wel zijn er op enkele plaatsen via wijziging nieuwe woningen toegelaten. Voor die gevallen zal veiliggesteld worden dat voldaan wordt aan de bepalingen van de Wet geluidhinder.


Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • Het onderhavige bestemmingsplan is een conserverend plan, met uitzondering van twee inbreidingen. Het aspect geluid heeft dan ook geen directe invloed op (de regels) van het bestemmingsplan.
  • Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheden (naar wonen) is bepaald dat voldaan moet worden aan de bepalingen van de Wet geluidhinder.

3.4 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.


Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van NIBM, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In deze AMvB is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.


Het plan biedt bij recht geen mogelijkheden tot het realiseren van nieuwe woningen, met uitzondering van één inbreidingslocatie die, bij recht, de bouw van twee woningen toestaat en een invulling waarbij één woning wordt toegevoegd. Daarnaast worden geen nieuwe functies in het plangebied bij recht toegestaan. De bestaande bedrijven en instellingen hebben in het bestemmingsplan slechts beperkt de mogelijkheid om uit te breiden. Deze uitbreidingen zullen slechts een zeer beperkte verkeersaantrekkende werking hebben.


Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft VROM in samenwerking met InfoMil de NIBM-tool 3-8-2009 ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.WonenWest1100-0301_0007.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0313.WonenWest1100-0301_0008.png"
Output NIBM-tool 3-8-2009


Uit de berekeningen met de NIBM-tool blijkt dat de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) pas bij een toename met meer dan 657 motorvoertuigen per etmaal wordt overschreden. Dit is te vergelijken met een toename van circa 8000 m² bruto vloeroppervlak kantoorfunctie of circa 3,1 ha bedrijventerrein.


Het bestemmingsplan staat dergelijke grote uitbreidingen niet bij recht toe. De woningen die op de inbreidingslocaties worden toegestaan, zullen niet in betekende mate invloed hebben op de luchtkwaliteit. De uitbreidingsmogelijkheden uit het bestemmingsplan kunnen derhalve worden beschouwd als een NIBM-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.


Ontwikkeling

De beperkte ontwikkelingsmogelijkheden die in voorliggend bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, kunnen worden gerekend tot NIBM.


Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • De totale effecten van het bestemmingsplan op de luchtkwaliteit overstijgen de 3% grenswaarde uit het nibm niet. De mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, kunnen dan ook worden beoordeeld als niet in betekende mate (NIBM) bijdragend aan de luchtkwaliteit.

3.5 Milieuhinder Bedrijven

Binnen het plangebied worden geen nieuwe bedrijfslocaties mogelijk gemaakt en gaat het uitsluitend om bestaande bedrijvigheid. Aangenomen mag worden dat de bedrijven aan de vereiste milieurandvoorwaarden voldoen.


Geluidszone Kronkels/Haarbrug (Noord)

Op 24 april 1986 heeft de gemeenteraad in relatie tot de bestemmingsplannen voor de industrieterreinen 'De Kronkels' en 'Haarbrug' een geluidzone vastgesteld. Deze geluidzone is op 26 september 2007 gewijzigd middels een herziening. Zonering is een wettelijk instrument om enerzijds het woon- en leefklimaat te beschermen tegen de geluidsbelasting door de industrie. Anderzijds wordt de industrie beschermd tegen oprukkende woningbouw met de daarbij behorende beperkingen voor de bedrijfsvoering. Een gedeelte van de zone is gelegen over het plangebied.

Het systeem van zoneringen van industrieterreinen betekent dat in principe geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszone gewenst zijn. Dit betekent, dat de geluidsbelasting ter plaatse van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen de zone niet meer mag bedragen dan 50 dB(A). Wanneer de waarde van 50 dB(A) wordt overschreden, kan eventueel onder voorwaarden een ontheffing voor een hogere grenswaarde door burgemeester en wethouders worden verleend. Deze ontheffing is tot maximaal 55 dB(A) mogelijk.


Binnen de geluidszone van het bedrijventerrein laat het bestemmingsplan geen nieuwe (geluids)gevoelige functies toe.


Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • De geluidszone van het bedrijventerrein is op de verbeelding opgenomen.

3.6 Natuurwaarden

Beleid

Bij ruimtelijke ingrepen of bestemmingsplanwijzigingen heeft men te maken met de natuurwetgeving en natuurbeleid. Binnen de natuurwetgeving wordt onderscheid gemaakt in bescherming van soorten en gebieden. Soorten en hun directe leefomgeving worden beschermd door de Flora- en faunawet. De Natuurbeschermingswet draagt zorg voor de gebiedsbescherming. Daarnaast is er het beschermingskader van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) dat een samenhangend netwerk van natuurgebieden nastreeft.


Flora- en faunawet

Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. Sinds de inwerkingtreding van de AMvB (2005) worden er drie categorieën beschermingsniveaus onderscheiden waarop het ontheffingsregime is gebaseerd. In geval van bestemmingsplanwijzigingen of activiteiten die te kwalificeren zijn als ruimtelijke ontwikkelingen, gaat het bij toetsing aan de Flora- en faunawet om de soorten uit tabel 2 en 3 en vogels van de AMvB artikel 75 . Voor de algemene soorten uit tabel 1 van AMvB artikel 75 geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verbodsbepalingen.


Bij ruimtelijke en planologische ontwikkelingen zijn de volgende verboden van belang:

  • artikel 8: het is verboden beschermde planten te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei wijze van hun groeiplaats te verwijderen;
  • artikel 9: het is verboden beschermde dieren te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen;
  • artikel 10: het is verboden beschermde dieren opzettelijk te verontrusten;
  • artikel 11: het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde dieren te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren;
  • artikel 12: het is verboden eieren van beschermde dieren te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen.


Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren (zorgplicht, artikel 2, lid 1). De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, ongeacht beschermingsstatus, ontheffing of vrijstelling.


Gedragscode Flora- en faunawet

Vanaf eind 2010 wordt gemeenten de mogelijkheid geboden de door de minister van LNV goedgekeurde Gedragscode Flora- en faunawet voor Ruimtelijke Ontwikkelingen en Inrichting te implementeren. Gedragscodes geven onder meer aan hoe bij bepaalde werkzaamheden schade aan de beschermde dier- en plantensoorten kunnen worden voorkomen of tot een minimum kunnen worden beperkt.


In zijn algemeenheid geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verbodsbepalingen (artikelen 8 t/m 12) voor tabel-1-soorten. Indien de gedragscode Ruimtelijke Ontwikkelingen en Inrichting gehanteerd wordt, geldt onder voorwaarden ook een vrijstelling van de verbodsbepalingen voor tabel-2-soorten en vogelsoorten. Tabel-3-soorten blijven ook bij gebruikmaking van een gedragscode ontheffingsplichtig. De vrijstelling geldt alleen voor werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting.


De gedragscode Ruimtelijke Ontwikkelingen en Inrichting is van toepassing op voorbereidende en uitvoerende werkzaamheden als het gaat om de ontwikkeling en inrichting van ruimtelijke projecten door gemeenten en overige organisaties. Handelen volgens deze gedragscode is alleen vereist indien (mogelijk) beschermde soorten voorkomen op en nabij de project- of werklocatie.


Natuurbeschermingswet 1998

In de Natuurbeschermingswet 1998 zijn de bepalingen vanuit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn verwerkt. Bij toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998 gaat het om soorten en habitats waarvoor, krachtens de Habitat- en Vogelrichtlijn, Natura 2000-gebieden zijn aangewezen en instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd.

De volgende gebieden worden aangewezen en beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet:

  • Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden);
  • Beschermde natuurmonumenten;
  • Wetlands.


Het is van belang na te gaan of er een beschermd natuurgebied (Natura 2000) binnen de invloedssfeer van de planlocatie ligt, waardoor er mogelijk sprake is van (significant) negatieve effecten. Indien dit het geval is, dienen de mogelijke effecten van de voorgenomen ingrepen op de instandhoudingsdoelstellingen bepaald te worden. Dit kan leiden tot een vergunningplicht op grond van de Natuurbeschermingswet, door middel van een verstorings- en verslechteringstoets bij negatieve effecten en een passende beoordeling, wanneer er significant negatieve effecten verwacht worden.


In/nabij de gemeente Bunschoten zijn twee gebieden aangemerkt als Natura 2000-gebied, te weten: Arkemheen en het Eemmeer & Gooimeer. Het Eemmeer & Gooimeer is eveneens aangewezen als beschermd natuurmonument. Wetlands zijn niet aanwezig in Bunschoten.


Afhankelijk van de ligging en aard van de beoogde ontwikkelingen ten opzichte van de Natura 2000-gebieden dienen bestemmingsplanwijzigingen en ontwikkelingen die mogelijk negatieve effecten teweegbrengen op het gebied, getoetst te worden aan de Natuurbeschermingswet 1998. Ook kunnen ruimtelijke ontwikkelingen gelegen buiten de begrenzing van het Natura 2000-gebied, negatieve effecten teweegbrengen op het Natura 2000-gebied, er is dan sprake van zogenaamde 'externe werking'. Deze externe werking kan evenzeer de instandhoudingsdoelen negatief beïnvloeden, waardoor ook zulke ruimtelijke ontwikkelingen aan de Natuurbeschermingswet getoetst dienen te worden en er mogelijk een vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet vereist is.


Voor de Natura 2000-gebieden zijn instandhoudingsdoelen voor habitattypen en soorten geformuleerd. Deze aangewezen habitattypen en soorten dienen in een gunstige staat van instandhouding behouden of, in voorkomende gevallen, hersteld te worden.

Wanneer de Natura 2000-beheerplannen voor de Natura 2000-gebieden gereed zijn, dienen ontwikkelingen, naast de instandhoudingsdoelen, ook getoetst te worden aan de beheermaatregelen. In de beheerplannen staat aangegeven welke activiteiten zonder vergunning in het gebied mogen plaatsvinden. Zolang het beheerplan nog niet is vastgesteld, is zogenaamd 'bestaand gebruik' in de meeste gevallen niet vergunningplichtig.


Op 13 juli 2012 is een ontwerp-wijzigingsbesluit voor dertien Natura 2000-gebieden bekend gemaakt. In deze Natura 2000-gebieden komen minder regels voor de bescherming van bepaalde planten- en diersoorten. In totaal verandert de bescherming van 8 planten- en diersoorten.

Eén van die gebieden betreft het Arkemheen. Specifiek voor het Arkemheen is opgenomen dat de Habitatrichtlijnsoort bittervoorn (H1134, Rhodeus amarus) als complementair doel voor dit gebied komt te vervallen.


Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS)

Daarnaast kunnen gebieden ook onderdeel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur EHS. Onderscheid wordt gemaakt tussen:

  • EHS-natuur - bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden;
  • ecologische verbindingszones - (te ontwikkelen) verbindingen tussen EHS onderdelen.

Het Eemmeer ten noorden van het plangebied is aangewezen als EHS bestaande natuur.


Het hoofddoel van het ruimtelijk beleid voor de EHS is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen. Het ruimtelijke beleid, vastgelegd in de provinciale structuurvisie, is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS.


Voor de EHS geldt de 'nee tenzij'-benadering. Dit houdt in dat wijzigen van het bestemmingsplan uitsluitend wordt toegestaan wanneer er sprake is van redenen van groot openbaar belang én er geen reële alternatieven zijn. Toch zijn er in de verschillende onderdelen van de EHS nog wel ontwikkelingen mogelijk, met name EHS-verbindingzones. De kernkwaliteiten en omgevingscondities vormen hiervoor het toetsingskader. Ontwikkelingen zijn mogelijk, wanneer deze de kernkwaliteiten van de EHS versterken en bijdragen aan de realisatie van de EHS.


Afhankelijk van de ligging en aard van de beoogde ontwikkelingen ten opzichte van de EHS, dienen bestemmingsplanwijzigingen en ontwikkelingen die mogelijk leiden tot een aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken van het gebied, getoetst te worden aan het provinciale beschermingskader van de EHS. In de EHS geldt het 'nee tenzij'-principe. Dit houdt in dat ruimtelijke ingrepen niet zijn toegestaan, tenzij er geen alternatieven zijn en er sprake is van een groot openbaar belang. De effecten van een ingreep moeten gecompenseerd worden. In de Nota Ruimte worden daarom twee instrumenten genoemd die meer maatwerk en een ontwikkelingsgerichte aanpak in de EHS mogelijk moeten maken: de EHS-saldobenadering en het herbegrenzen van de EHS. Het doel van deze instrumenten is om binnen een duidelijk kader ruimtelijke ontwikkelingen in de EHS mogelijk te maken, mits deze leiden tot netto winst voor de EHS.


afbeelding "i_NL.IMRO.0313.WonenWest1100-0301_0009.jpg"
Ligging plangebied t.o.v. natuurgebieden


Het plangebied is aan de noordzijde, op korte afstand van het EHS-gebied Eemmeer gelegen. Het plangebied ligt op ruim 1,5 km afstand van het Natura 2000-gebied Eemmeer & Gooimeer.


Toetsing natuurwetgeving en -beleid

Voorafgaand aan ruimtelijke ontwikkelingen of bestemmingsplanwijzigingen dient beoordeeld te worden of de ruimtelijke plannen strijdig zijn met de natuurwetgeving. Indien de kans bestaat dat de plannen negatieve effecten teweegbrengen op beschermde inheemse soorten flora en fauna of beschermde natuurgebieden, dienen deze getoetst te worden aan de Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet en/of het beleidskader voor de EHS.

Een dergelijke toets dient te worden uitgevoerd door een ter zake kundige, aangesloten/werkend bij een erkend ecologisch adviesbureau of een erkend adviesbureau met duidelijk aantoonbare expertise en ruime ervaring op het gebied van natuurwetgeving, ecologie en RO.


Gezien de ligging van het plangebied ten opzichte van het Natura 2000-gebied en de EHS, dienen ontwikkelingen en bestemmingsplanwijzigingen die mogelijk ingrijpende effecten teweegbrengen op het gebied, getoetst te worden aan de Natuurbeschermingswet en het provinciale beschermingskader voor de EHS.

Vroegtijdig overleg met de Provincie over de mogelijkheden en de inzet van de instrumenten voor EHS-compensatie en over een mogelijk vergunningstraject ingevolge de Natuurbeschermingswet, zijn wenselijk.


Algemene voorwaarden en aanbevelingen

Algemene voorwaarden vanuit de Flora- en faunawet die altijd van toepassing zijn:

  • In het broedseizoen van vogels (grofweg van half maart tot half augustus) mogen in het plangebied geen beplantingen, bomen en/of opstallen worden verwijderd waar mogelijk vogels broeden. Werkzaamheden tijdens deze periode zouden leiden tot directe verstoring van broedvogels en het broedsucces. Alle vogels zijn beschermd. Er is geen vrijstelling te verkrijgen in het kader van de Flora- en faunawet voor activiteiten die vogels in hun broedseizoen zouden kunnen verstoren.
  • Op basis van de zorgplicht volgens artikel 2 van de Flora- en faunawet dient bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor de in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in, dat bij het uitvoeren van werkzaamheden altijd rekening moet worden gehouden met aanwezige planten en dieren. Zo dienen maatregelen te worden getroffen om bijvoorbeeld verstoring tot een minimum te beperken. Dieren dienen de gelegenheid te hebben om uit te wijken en mogen niet opzettelijk worden gedood. Dit kan bereikt worden door het opstellen van een ecologisch protocol.


Aanbevelingen:

  • Tijdig opstarten van ecologisch onderzoek. Onderzoek is mogelijk gebonden aan inventarisatieperioden, indien niet vroegtijdig opgestart, kan dit tot vertragingen leiden. Hetzelfde geldt ten aanzien van het betrekken van ecologie bij de ontwerpfase, om daarmee de eventuele mitigerende maatregelen in de plannen in te passen.
  • Zo mogelijk, ook bij nieuwe ontwikkelingen, waarbij geen sprake is van wettelijke beschermde soorten, dusdanig bouwen en inrichten dat ecologische waarden versterkt worden. Bijvoorbeeld door het toepassen van vogelvides voor huismussen, nestdakpannen, neststenen en groene daken en/of de aanplant van besdragende struiken. Of door verblijfplaatsen voor vleermuizen te creëren in nieuwbouw door de spouwmuur toegankelijk te maken.
  • Zoveel mogelijk behouden van grote bomen, hagen, plantsoenen, waterpartijen en andere groen- en waterstructuren in de wijk.
  • Het afstemmen van de inrichting van het terrein op de soorten die reeds in en in de omgeving van het gebied voorkomen. Denk hierbij aan de aanplant van dicht aaneengesloten struikgewas ten behoeve van onder meer tuinvogels of kleine zoogdieren, de instandhouding van laanbeplanting ten behoeve van vleermuisvliegroutes en in algemene zin het handhaven van de groenstructuur en het groene aangezicht van de wijk.


Ontwikkeling

In het bestemmingsplan worden bij recht geen nieuwe ontwikkelingen toegestaan, met uitzondering van één kleine inbreidingslocatie van twee nieuwe woningen en een mogelijkheid om één woning toe te voegen. Deze zullen echter geen invloed hebben op de flora en fauna van het plangebied, gezien de ligging van deze locaties in de reeds bestaande woonbuurten.


Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • In het bestemmingsplan worden bij recht geen nieuwe ontwikkelingen toegestaan waarvoor een nadere beoordeling flora en fauna verplicht is.
  • Voorafgaand aan ruimtelijke ontwikkelingen of bestemmingsplanwijzigingen dient beoordeeld te worden of de ruimtelijke plannen strijdig zijn met de natuurwetgeving. Indien de kans bestaat dat de plannen negatieve effecten teweeg brengen op beschermde inheemse soorten flora en fauna of beschermde natuurgebieden, dienen deze te worden getoetst aan Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet en/of het beleidskader voor de EHS.
  • Een dergelijke toets dient te worden uitgevoerd door een ter zake kundige , aangesloten/werkend bij een erkend ecologisch adviesbureau of een erkend adviesbureau met duidelijk aantoonbare expertise en ruime ervaring op het gebied van natuurwetgeving, ecologie en ruimtelijke ordening.

3.7 Externe Veiligheid

Het externe veiligheidsbeleid is gericht op de beperking en/of beheersing van de risico's als gevolg van de opslag en verwerking van gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het uitgangspunt van het beleid is dat burgers voor de veiligheid van hun omgeving mogen rekenen op een basis beschermingsniveau (plaatsgebonden risico). Daarnaast moet de kans op een groot ongeluk met meerdere slachtoffers (groepsrisico) worden afgewogen en verantwoord binnen het invloedsgebied (met name bij een toename van het aantal personen binnen dit gebied).


Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi) van belang. Het Bevi schrijft voor om - in geval van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen een invloedsgebied - te toetsen aan de normen voor het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) te verantwoorden bij een toename van het aantal personen binnen het invloedsgebied. Aanvullend zijn in het Vuurwerkbesluit en Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer) veiligheidsafstanden genoemd, die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden.


afbeelding "i_NL.IMRO.0313.WonenWest1100-0301_0010.jpg"

Uitsnede risicokaart (Bron provincie Utrecht)


Situatie

Plaatsgebonden risico

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan liggen, volgens de risicokaart van de provincie Utrecht, geen risicovolle inrichtingen. Op het bedrijventerrein 'De Kronkels', net ten zuiden van het plangebied liggen vier risicovolle inrichtingen. De risicocontouren van deze bedrijven liggen eveneens buiten het plangebied. De bedrijven hebben dan ook geen gevolgen voor de binnen het plangebied gelegen kwetsbare functies.


Groepsrisico

Het bestemmingsplan is een zogeheten 'conserverend bestemmingsplan'. Het bestemmingsplan legt uitsluitend de bestaande situatie opnieuw vast in een ruimtelijk juridische regeling. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen op basis van dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt, met uitzondering van een tweetal kleinschalige inbreidingslocaties. Deze ontwikkelingen zijn dusdanig klein en in reeds bestaand bebouwd gebied, dat dit geen gevolgen zal hebben voor het groepsrisico.


afbeelding "i_NL.IMRO.0313.WonenWest1100-0301_0011.jpg"

Zones plaatsgebonden (rood) en groepsrisico bedrijventerrein 'De Kronkels' (bron: het bestemmingsplan "Kronkels/Haarbrug (Noord)")


De invloedsgebieden van de vele Bevi-inrichtingen op het bedrijventerrein zijn, met uitzondering van een LPG-station aan de Kronkels 3, niet gelegen binnen de grenzen van het plangebied (zie voorgaand kaartbeeld).

Voor het LPG-station is het Bevi wel van toepassing. Voor het tankstation geldt dat er een doorzet van het lpg is van minder dan 1000 m3/jaar. Dit houdt in dat het 10-6 plaatsgebonden risicocontour op 45 meter uit het vulpunt ligt en dat de afstand van het vulpunt tot de grens van het invloedsgebied op 150 m ligt. Binnen de 10-6 plaatsgebonden risicocontour bevinden zich geen kwetsbare objecten conform het Bevi. De afdeling milieu van het gewest Eemland en bureau Pouderoyen hebben voor het gehele bedrijventerrein een onderzoek verricht naar de personendichtheid als gevolg van de Bevi-bedrijven. Hieruit blijkt dat ten gevolge van het LPG-station de personendichtheid (van 109 personen) wordt overschreden, voor BP Wijnands zijn dit namelijk 202 personen. Dit houdt in dat de oriënterende waarde wordt overschreden.


Verantwoording groepsrisico

Allereerst moet worden opgemerkt dat hier sprake is van een conserverend bestemmingsplan waarbij de in het plan benoemde inrichtingen met een extern veiligheidsaspect als bestaand zijn aangemerkt. Een conserverend bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast. De vraag die hierbij moet worden beantwoord is of het bij het vaststellen van een conserverend bestemmingsplan om een nieuwe of bestaande situatie gaat.

Volgens het BEVI gaat het om een nieuw besluit en moet het dus worden getoetst aan nieuwe situaties. Het Ministerie van EL&I (voorheen VROM) heeft besloten om het bevoegd gezag de mogelijkheid te geven om conserverende bestemmingsplannen als bestaande situatie te beschouwen. In die zin dient de verantwoording van het groepsrisico pas vanaf 2010 beschouwd te worden.


Ten aanzien van het groepsrisico kan verder nog opgemerkt dat dit geen grenswaarde is, maar een (buitenwettelijke) oriënterende waarde. Een oriënterende waarde geeft het bevoegde gezag een discretionaire bevoegdheid om hiervan gemotiveerd af te wijken. Een dergelijke afwijking wordt ten aanzien van het groepsrisico in ieder geval gemotiveerd aan de hand van de beoordeling van een viertal aspecten, te weten:

  1. 1. toetsing aan de oriënterende waarde (BEVI art. 13.1 onder a en b);
  2. 2. mogelijkheid tot een ontstane ramp te bestrijden (BEVI art. 13 lid 1d);
  3. 3. beoordeling zelfredzaamheid van de aanwezige personen (BEVI art. 13 lid 1e);
  4. 4. de kosten gemoeid met de sanering.

Hieronder is dit artikelsgewijs samengevat weergegeven.


Het BEVI stelt in artikel 13 lid 1;

Indien een bevoegd gezag een besluit als bedoeld in artikel 5, eerste tot en met derde lid, vaststelt, wordt in de toelichting op het desbetreffende besluit, behoudens het vierde en vijfde lid in ieder geval vermeld:

  1. a. de aanwezigheid en de op grond van dat besluit te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting of inrichtingen die het groepsrisico mede veroorzaakt of veroorzaken, voor zover het invloedsgebied ligt binnen het gebied waarop dat besluit betrekking heeft, op het tijdstip waarop dat besluit wordt vastgesteld;
  2. b. het groepsrisico per inrichting op het tijdstip waarop dat besluit wordt vastgesteld en de bijdrage van de in dat besluit toegelaten en kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico, vergeleken met de kans op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-5 per jaar, met een kans op een ongeval met dodelijke slachtoffers van te hoogste 10-7 per jaar en met de kans op een ongeval met 1000 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-9 per jaar:
  3. c. indien mogelijk, de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die worden toegepast door degene die de inrichting drijft, die dat risico mede veroorzaakt en, indien van toepassing, de voorschriften die zijn of worden verbonden aan de voor die inrichting geldende vergunning, bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer (Wm);
  4. d. indien mogelijk, de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die in dat besluit zijn opgenomen;
  5. e. de voorschriften ter beperking van het groepsrisico die het bevoegde gezag voornemens is te verbinden aan de voor een inrichting ten behoeve waarvan dat besluit wordt vastgesteld, te verlenen vergunning, bedoeld in artikel 8.1 van de Wm;
  6. f. de voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico;
  7. g. de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico;
  8. h. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval als bedoeld in artikel 1 van de wet rampen en zware ongevallen in de inrichting die het groepsrisico veroorzaakt, waarvan de gevolgen zich uitstrekken buiten die inrichting, en
  9. i. de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de inrichting die het groepsrisico veroorzaakt, om zich in veiligheid te brengen indien zich in die inrichting een ramp of zwaar ongeval voordoet.


Ad a en b

Zoals hiervoor reeds geconstateerd is er een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico. De oriënterende waarde van het groepsrisico van 109 wordt overschreden aangezien de personendichtheid ter plaatse 202 bedraagt.


Ad c en e

Los van de in het bestemmingsplan Kronkels/Haarbrug (Noord)opgenomen maatregelen ter beperking van een toename in het groepsrisico zijn er voor individuele inrichtingen nog een aantal bronmaatregelen mogelijk om het groepsrisico te verminderen. Bronmaatregelen hebben altijd de voorkeur vanwege hun effectiviteit ten aanzien van risicoreductie. Er kan daarbij gedacht worden aan de LPG tankstations waarbij de volgende maatregelen kunnen worden getroffen of in onderzoek zijn:

  1. 1. doorzetbeperking

Door het vastleggen van de doorzet kan worden voorkomen dat het groepsrisico toeneemt als gevolg van het verhogen van de doorzet en daardoor meer toelevering van product

  1. 2. dag versus avond/nacht afleveren

Wanneer er in het invloedsgebied sprake is van functies, waarbij mensen alleen overdag aanwezig zijn, kan in de milieuvergunning worden opgenomen dat alleen in de avond/nacht LPG afgeleverd mag worden.

  1. 3. verbeterde vulslang

Deze scheurbestendige loslang met lekdetectie waarbij tevens een automatische afsluiter met drukverschilmeting wordt aangebracht zorgt voor een aanzienlijke verkleining van de faalkans.

  1. 4. hittewerende coating op de tankwand

Door het aanbrengen van een hittewerende coating op de tankwagen krijgt de brandweer meer tijd om een brand in de nabijheid van een tankwagen te blussen. Hiermee wordt de kans op een 'BLEVE na brand' verkleind en hebben de hulpverleningsdiensten meer tijd om de omwonenden te evacueren.


Voor het LPG tankstation is de procedure in het kader van de Wm gestart om de doorzet vast te leggen. Gelet op de huidige stand van zaken qua procedure is aangenomen dat daartegen bij de inrichtingdrijvers geen bezwaar bestaat.

Ten aanzien van de onder 2 aangehaalde maatregel valt zonder nader onderzoek niet te bepalen in hoeverre wijziging van het aflevermoment tot verbetering van het groepsrisico leidt. Dit omdat de afwezigheid van de personen binnen het plangebied moeten worden afgezet tegen de aanwezigheid van de personen in de woonwijk.

De onder 3 en 4 aangehaalde bronmaatregelen zijn momenteel in onderzoek op rijksniveau. De uitkomsten van dat onderzoek dienen vervolgens met de branche vertaald te worden naar de feitelijke invulling van de maatregelen.


Ad d en g

De hiervoor beschreven inventarisatie betreffende de externe veiligheid in het plangebied heeft zijn weerslag gevonden in een juridische vertaling in het bestemmingsplan Kronkels/Haarbrug (Noord), waarbij de plaatsgebonden risicocontour net binnen het voorliggende bestemmingsplan valt, over het openbare gebied.. In de handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (augustus 2004) is voor industrie en bedrijvigheid 1 persoon/werknemer per eenheid per 100 m2 brutovloeroppervlak en voor kantoren is 1 persoon/werknemer per 30 m2 brutovloeroppervlak opgenomen. Door het bebouwingspercentage en de gebouwhoogte niet verder uit te breiden kan ook het aantal personen binnen een invloedsgebied niet verder (officieel) toenemen.

Nabij het tankstation aan de Kronkels 3 wordt de mogelijkheid uitgesloten om grootschalige kantoorgebouwen op te richten. In tegenstelling tot de vigerende bestemmingsplanmogelijkheden waarin het perceel volledig met kantoren mocht worden bebouwd, is er slechts ruimte opgenomen voor kleinschalige kantoren in een smalle bebouwingsstrook langs de weg. De personendichtheid binnen het invloedsgebied van het lpg-tankstation aan de Kronkels 3 wordt hiermee zoveel mogelijk ingeperkt.


Ad f

Aangezien het hier een conserverend bestemmingplan betreft is onderzoek naar de voor- en nadelen van de andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling met een lager groepsrisico niet aan de orde.


Ad h en i

De brandweer van de gemeente Bunschoten heeft een rapportage verricht naar de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid van een calamiteit voor het LPG station en het afvulpunt van propaan. Geconcludeerd wordt dat rond de risicobronnen voldoende vluchtwegen aanwezig zijn, die ook voldoende capaciteit beschikken om de vluchtende personen weg te leiden van de risicobron. Daarnaast kan gesteld worden dat de scenario's te bestrijden zijn mits snelle blussing van het object dat de tank aanstraalt of koeling van de tank kan worden opgestart. Gelet op de planologische invulling van de gebieden rond de overige risicovolle bedrijven hoeft voor een afwijking van bestrijdingsmogelijkheden zoals hiervoor beoordeeld niet te worden gevreesd.


Saneringsmogelijkheden

Het vorenstaande overwegende kan worden vastgesteld dat het hier een conserverend bestemmingplan betreft waarbij de verantwoording van het groepsrisico heeft plaatsgevonden voor zover dit de toetsing aan de oriënterende waarde, de beoordeling zelfredzaamheid van de aanwezige personen en de mogelijkheid tot het bestrijden van een ontstane ramp betreft. De kosten gemoeid met de sanering zijn niet onderzocht omdat dit, gelet op het conserverende plan nog niet aan de orde was. Het feit dat de bedrijfswoning van tankstation op de rand van de 10-6 contour van de eigen inrichting aanwezig is doet hier echter niets aan af, immers, deze woning wordt in het BEVI niet als kwetsbaar object aangemerkt.


Hoewel er op grond van het bovenstaande, geen wettelijke saneringsplicht geldt, is het met name gezien de overschrijding van het groepsrisico, evenwel wenselijk om het bedrijf te saneren (lees in ieder geval de activiteiten rondom lpg bij BP wijnands te beëindigen). Het voert nu echter te ver om het lpg vulpunt weg te bestemmen. Wel wordt overwogen om met in acht name van de landelijke ontwikkelingen op het gebied van Externe veiligheid, een nader onderzoek te doen naar de saneringsmogelijkheden van de bedrijven welke het groepsrisico bijna of geheel overschrijden.


Vervoer gevaarlijke stoffen

Op grond van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (WVGS) heeft de gemeente Bunschoten routes aangewezen voor het transporteren van gevaarlijke stoffen.

De wet schrijft voor dat elke vervoerder zich hieraan moet houden. Deze routes sluiten aan op de provinciale wegen en rijkswegen die door de provincie en/of het Rijk zijn aangewezen als 'route gevaarlijke stoffen'.

In het plangebied komen geen routes voor, waarover het vervoer van gevaarlijke stoffen mag plaatsvinden. In de directe omgeving zijn wel enkele routes aangewezen voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Op De Kronkels betreft dit de N199, N414, De Kronkels, de Ampèreweg, de Einsteinweg en de Edisonweg.

Het plangebied ligt buiten de 200 m toetsingszone. Het plangebied is dus gelegen op voldoende afstand van deze wegen en ligt dan ook niet binnen de plaatsgebonden risicocontour van deze wegen.


Verantwoordingsplicht

Op basis van de vorenstaande informatie omtrent inrichtingen en transportroutes kan worden gesteld dat een klein deel van het plangebied binnen de verantwoordingsplicht van het groepsrisico is gelegen. Op basis van de wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid dient een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden bij besluiten die betrekking hebben op de voorgenoemde gebieden.


Zoals hierboven is geconcludeerd zijn er momenteel geen situaties die knelpunten opleveren voor wat betreft het plaatsgebonden risico. Tevens zijn er geen situaties waar de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt overschreden. Het bestemmingsplan is conserverend van aard en laat bij recht geen ontwikkelingen toe die veel mensen aantrekt. Hierdoor is het groepsrisico door de gemeente te verantwoorden.


Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • Het bestemmingsplan laat geen nieuwe gevoelige functies bij recht toe, binnen de contouren voor plaatsgebonden risico van inrichtingen in of aangrenzend aan het plangebied.
  • Tevens worden in het bestemmingsplan geen nieuwe risicovolle functies toegestaan.

3.8 Fysieke Veiligheid

Om een veilige omgeving te creëren of te behouden, is er op het gebied van fysieke veiligheid een aantal aspecten waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.


In de 'Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid' van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding worden deze eisen beschreven.


Ten aanzien van de bereikbaarheid van de openbare wegen voor de hulpverleningsdiensten worden eisen gesteld aan de minimale afmetingen en bochtstralen van wegen, zodat hulpverleningsvoertuigen een object of calamiteit goed kunnen bereiken en adequate hulp kunnen verlenen.


Daarnaast worden aan het openbare wegennet ook eisen gesteld met betrekking tot voldoende bluswater. Deze eisen hebben betrekking op de afstanden vanaf de bluswatervoorziening tot aan een gebouw en de capaciteit ervan.

Per 1 oktober 2010 is de Wet veiligheidsregio's met het daarbij behorend Besluit veiligheidsregio's in werking getreden. In de wet zijn onder meer de basisvereisten voor de organisatie van de hulpverleningsdiensten opgenomen. Beschreven is welke taken het bestuur van een veiligheidsregio heeft en wat de minimumeisen zijn voor hulpdiensten en het materieel dat ze gebruiken. In dit besluit zijn onder andere de tijdnormen voor de opkomsttijden voor brandweervoertuigen vastgelegd. Deze opkomsttijden zijn afhankelijk van de aard van de betreffende locatie. Voor gebouwen waarin wordt geslapen en verminderd zelfredzame mensen verblijven, worden strengere eisen gesteld dan gebouwen waar dit niet zo is.


Situatie

Voorliggend bestemmingplan betreft een conserverend bestemmingsplan waarin de huidige situatie planologisch wordt vastgelegd. Met betrekking tot het aspect fysieke veiligheid zal de situatie dan ook niet veranderen.


Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • De ontwikkelingen die binnen de regels van het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, zullen worden getoetst aan het gestelde in de 'Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid' en aan de 'Handleiding brandweerzorg'. Hierbij moet gedacht worden aan zowel de nieuwbouw- of verbouwplannen als aan (her)inrichting van het openbare gebied.
  • Het bestemmingsplan verzet zich niet tegen de, in de 'Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid' en in de 'Handleiding brandweerzorg', gestelde eisen.

3.9 Gsm-/umts-antennes, Kabels En Leidingen

Voor zover bekend, komen in het plangebied geen antennes, kabels en leidingen voor die een planologische bescherming in het kader van dit bestemmingsplan vergen.

Hoofdstuk 4 Wijze Van Bestemmen

4.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Wonen-West dient te voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Daarnaast dient het bestemmingsplan te voldoen aan de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP2008). Deze ministeriële regeling heeft met name invloed op de vorm van het bestemmingsplan. Zo zijn in deze ministeriële regeling hoofdgroepen van bestemmingen opgenomen en worden er standaard regels voor de begrippen en de wijze van meten gegeven.

Met inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is per 1 oktober 2010 een aantal vergunningen, zoals de bouwvergunning, sloopvergunning en aanlegvergunning, alsmede de flexibiliteitsbepalingen uit de Wro opgegaan in de omgevingsvergunning. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is rekening gehouden met de Wabo.

4.2 Nadere Toelichting Op De Planregels

De SVBP2008 geeft een verplichte indeling van de hoofdstukken van de regels uit oogpunt van leesbaarheid en raadpleegbaarheid:

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels (begrippen en wijze van meten).
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels.
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels (onder meer: anti-dubbeltelbepaling, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels).
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels (overgangsrecht en slotregel).

4.2.1 Inleidende regels

In het eerste hoofdstuk van de regels worden begrippen verklaard die in de regels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Daarnaast wordt ook aangegeven op welke wijze moet worden gemeten om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen. Deze bepalingen zijn opgenomen conform de SVBP2008.

4.2.2 Bestemmingsregels

De regels van een bestemming zijn als volgt opgebouwd en benoemd, waarbij een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen.

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Afwijken van de bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden;
  • Wijzigingsbevoegdheid.


Bestemmingsomschrijving

De bestemmingsomschrijving omvat een opsomming van de functies/gebruiksmogelijkheden binnen de gegeven bestemming. Deze opsomming is van wezenlijk belang, aangezien zij de basis vormt voor de overige op de bestemming betrekking hebbende regels.


Bouwregels

In de bouwregels zijn objectieve regels gesteld met betrekking tot de plaats en de afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


Afwijken van de bouwregels

Hierin zijn mogelijkheden weergegeven om in beperkte mate af te wijken van de bouwregels, indien aan de opgenomen voorwaarden wordt voldaan.


Specifieke gebruiksregels

In de specifieke gebruiksregels worden nadere regels omtrent het gebruik gesteld. Daarnaast kunnen er verbodsbepalingen opgenomen worden.


Afwijken van de gebruiksregels

Hierin zijn mogelijkheden opgenomen om in beperkte mate af te wijken van de specifieke gebruiksregels indien aan de opgenomen voorwaarden wordt voldaan.


Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Om de kwaliteiten van een bestemming te beschermen, is een aantal werken en werkzaamheden niet zonder meer toegestaan, maar alleen nadat een omgevingsvergunning is verkregen. De desbetreffende werken en werkzaamheden en de toetsingscriteria voor de beoordeling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning zijn hier opgenomen.


Wijzigingsbevoegdheid

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening kan in een bestemmingsplan worden bepaald dat burgemeester en wethouders het plan kunnen wijzigen.

4.2.3 Bestemmingen

De in dit bestemmingsplan voorkomende bestemmingen en bijbehorende planregels zullen in deze paragraaf nader worden toegelicht.


Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' is opgenomen voor het verkooppunt van motorbrandstoffen. De verkoop van LPG is bij dit verkooppunt niet toegestaan. Naast de verkoop van motorbrandstoffen zijn ook een shop en een autowasplaats toegestaan. Het verkoopvloeroppervlak van de shop mag niet meer bedragen dan 50 m2.

De gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, waarbij enige ruimte voor uitbreiding is meegenomen. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m. De overkapping valt onder de bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


Detailhandel

De bestemming 'Detailhandel' is opgenomen voor de detailhandelsfuncties binnen het plangebied.

De gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. De maatvoering van deze gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is weergegeven.


Gemengd

Voor de detailhandelsvestiging met de bovenwoningen aan de Almarestraat is de bestemming 'Gemengd' opgenomen, zodat er flexibiliteit ontstaat. Het perceel mag ook volledig voor wonen worden gebruikt. De functie detailhandel is echter uitsluitend op de begane grond toegestaan.

In het geval van woningsplitsing zal in de directe nabijheid voorzien moeten worden in de parkeerbehoefte.

De gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. De maatvoering van deze gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is weergegeven.


Groen - 1 en Groen - 2

In het bestemmingsplan 'Wonen-West zijn twee groenbestemmingen opgenomen voor de hoofdgroenstructuur. Binnen deze bestemming 'Groen - 1' zijn uitsluitend groenvoorzieningen toegestaan en daarbij behorende voorzieningen. De bestemming 'Groen - 2' is ruimer. Naast groenvoorzieningen zijn binnen deze bestemming ook parkeervoorzieningen toegestaan. Binnen de bestemming 'Groen - 1' kunnen parkeervoorzieningen enkel mogelijk gemaakt worden door middel van een afwijking bij een omgevingsvergunning.

De mogelijkheden om snippergroen toe te voegen aan de woonpercelen is binnen de beide groenbestemmingen mogelijk via een afwijking.


Horeca

Ten behoeve van horecabedrijven is de bestemming 'Horeca' opgenomen. Binnen de bestemming zijn uitsluitend bedrijven die vallen onder de categorie 'Horeca B' toegestaan. Dit zijn onder andere restaurants, koffieshops, lunchrooms, brasserieën en dergelijke.

De gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. De maatvoering van deze gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is weergegeven.


Kantoor

De bestemming 'Kantoor' is opgenomen ten behoeve van de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige en zakelijke functies. Detailhandel is niet toegestaan.

De gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. De maatvoering van deze gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is weergegeven.


Maatschappelijk en Maatschappelijk - Begraafplaats

Ten behoeve van de maatschappelijke voorzieningen is de bestemming 'Maatschappelijk' opgenomen. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan ten behoeve van deze voorzieningen.

De gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. Dit bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij een bebouwingspercentage is opgenomen op de verbeelding.

Ten behoeve van de begraafplaats is de bestemming 'Maatschappelijk - Begraafplaats' opgenomen. De bebouwingsmogelijkheden op de begraafplaats zijn afwijkend ten opzichte van de overige maatschappelijke voorzieningen. Om deze reden is een afzonderlijke bestemming opgenomen voor de begraafplaats. Binnen de bestemming 'Maatschappelijk - Begraafplaats' zijn gebouwen uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. Daarnaast is geregeld dat ten hoogste twee ondergeschikte bijgebouwen gerealiseerd mogen worden buiten het bouwvlak. Tevens is een opslagruimte mogelijk gemaakt, welke ook ten dienste van de korenmolen De Hoop en het gemeentehuis gebruikt kan worden.


Sport

Ten behoeve van de sporthal aan de Torenvalk is de bestemming 'Sport' opgenomen. Hierbinnen zijn sportvoorzieningen met ondergeschikte horeca zoals de kantine toegestaan, evenals diensten op het gebied van lichaamsverzorging. Ook het parkeerterrein is binnen deze bestemming toegestaan.

De gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. De maatvoering van deze gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is weergegeven. Vlaggenmasten mogen een bouwhoogte van 10 m hebben.


Tuin

De bestemming 'Tuin' is opgenomen voor de voortuinen van de woningen. De bestemming 'Tuin' is opgenomen voor de gronden tot 1 m achter de voorgevel van de woning.

Binnen de bestemming 'Tuin' zijn geen gebouwen toegestaan met uitzondering van erkers, ingangspartijen en bestaande aan- en bijgebouwen. De aan- en bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw'. Op de gronden welke grenzen aan de aanduiding 'bijgebouw' is het bouwen van bouwwerken toegestaan, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 6 m2 en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m.


Verkeer en Verkeer - Verblijfsgebied

De wijkontsluitingswegen zijn voorzien van de bestemmingen 'Verkeer'. De overige wegen zijn voorzien van de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.


Water

Voor de watergangen en de waterpartijen binnen het plangebied is de bestemming 'Water' opgenomen.


Wonen - Autobox

De garageboxen binnen het plangebied zijn voorzien van de bestemming 'Wonen - Autobox'. Deze garageboxen zijn bestemd voor de stalling van (motorvoertuigen).

Gebouwen ten behoeve van deze garageboxen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.


Wonen - Aaneengesloten, Wonen - Gestapeld, Wonen - Twee aaneengesloten en Wonen - Vrijstaand

In het bestemmingsplan zijn vier woonbestemmingen opgenomen, te weten:

  1. 1. Wonen - Aaneengesloten;
  2. 2. Wonen - Gestapeld;
  3. 3. Wonen - Twee aaneengesloten;
  4. 4. Wonen - Vrijstaand.

De woonbestemmingen zijn opgesteld op basis van het type woningen. De aaneen gebouwde woningen zijn bestemd met de bestemming 'Wonen - Aaneengesloten, de gestapelde woningen zijn bestemd met de bestemming Wonen - Gestapeld, de twee-onder-een-kapwoningen worden voorzien van de bestemming 'Wonen - Twee aaneengesloten' en de vrijstaande woningen zijn bestemd met de bestemming 'Wonen - Vrijstaand'.

De bestemmingen 'Wonen - Aangesloten', 'Wonen - Twee aaneengesloten' en 'Wonen - Vrijstaand' hebben dezelfde systematiek. Ook de aan- en uitbouwen en bijgebouwenregelingen van deze bestemmingen zijn nagenoeg identiek. Er wordt uitgegaan van het principe dat diepte van de woningen niet meer mag bedragen dan 12 m, inclusief aan- en uitbouwen. Daarnaast is 85 m2 aan bijgebouwen toegestaan, deze oppervlakte is exclusief de aan- uitbouwen welke onderdeel uitmaken van de diepte van de woning van 12 m. Door middel van een afwijking bij een omgevingsvergunning wordt het mogelijk gemaakt om het gehele hoofdgebouw, twee lagen en een kap, uit te breiden tot een maximale diepte van 12 m. Daarnaast is het mogelijk om door middel van een afwijking bij een omgevingsvergunning de diepte van de eerste bouwlaag uit te breiden tot 18 m.

Voor de bestemming 'Wonen - Gestapeld' is een afwijkende bijgebouwenregeling opgenomen. Bij een gestapelde woning mag ten hoogste één bijgebouw gerealiseerd worden. De oppervlakte van dit bijgebouw mag niet meer bedragen dan 10 m2.

Er wordt steeds uitgegaan van het bestaande aantal woningen. Voor de situaties waar bij recht nieuwe woningen mogelijk gemaakt worden, aan Jan Zwartplantsoen en aan Velduil, is het maximum aantal wooneenheden op de verbeelding aangegeven.

Een woning is gedefinieerd als een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of voor maximaal vier afzonderlijke personen. Via een algemene afwijkingsregel is het mogelijk om -onder voorwaarden- een huishouden met meer dan vier personen toe te staan.

Naast de woonfunctie zijn ook vrije beroepen toegestaan binnen de woonbestemming. Dit zijn beroepen met een administratief, juridisch, medisch of soortgelijk karakter. Daarnaast is het mogelijk om door middel van een afwijking bij een omgevingsvergunning de uitoefening van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten toe te staan.

Daarnaast zijn de bestaande garageboxen als zodanig bestemd (Wonen - Garageboxen).


Wonen - Woonwagencentrum

Voor het woonwagencentrum binnen het plangebied is de bestemming 'Wonen - Woonwagencentrum' opgenomen. Binnen deze bestemming zijn ten hoogste vijf standplaatsen voor woonwagens toegestaan.


Waarde - Archeologie

Ter bescherming van de archeologische waarden binnen het plangebied zijn er drie dubbelbestemmingen opgenomen, te weten:

  1. 1. Waarde - Archeologie 2;
  2. 2. Waarde - Archeologie 3;
  3. 3. Waarde - Archeologie 4.

De archeologische waarden worden beschermd doordat slechts mag worden gebouwd indien de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een onderzoeksrapport kan overleggen. Vervolgens kunnen aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorwaarden worden gesteld.


Waterstaat - Waterkering

Ten behoeve van de bescherming van de waterkering is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgesteld. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten behoeve van de waterkering.

4.2.4 Algemene regels

In hoofdstuk 3 van de regels zijn de algemene regels die betrekking hebben op het gehele bestemmingsplan opgenomen. Het betreft onder meer de anti-dubbeltelbepaling.

Daarnaast zijn algemene gebruiksregels opgenomen waarin het gebruik is beschreven dat in strijd is met het bestemmingsplan.

Ook zijn algemene aanduidingsregels opgenomen ten behoeve van de aanduidingen 'geluidzone - industrie'.

Voorts biedt het plan op diverse onderdelen zogenaamde algemene afwijkingsregels. Dat gaat over kleine afwijkingen van de regels, het realiseren van nutsvoorzieningen en over het toelaten van meer dan vier afzonderlijke personen in een woning.

In de algemene wijzigingsregels zijn regels opgenomen ten behoeve van het wijzigen van het plan. Op een aantal locaties wordt het mogelijk gemaakt om nieuwe woningen, door middel van een wijzigingsbevoegdheid, te realiseren. Deze locaties zijn voorzien van een aanduiding. Tevens is het via een algemene afwijkingsregel mogelijk om een Bed and breakfast onder bepaalde voorwaarden op kleine schaal in woningen toe te staan.

4.2.5 Overgangs- en slotregels

In het hoofdstuk 'Overgangs- en slotregels' is het overgangsrecht opgenomen. Op basis van het Bro is het verplicht om dit overgangsrecht op te nemen.

Daarnaast is in de slotregel aangegeven op welke wijze het plan aangehaald kan worden.

Hoofdstuk 5 Procedures

5.1 Inspraak En Vooroverleg

Inspraakreacties

Het voorontwerpbestemmingsplan Wonen-West is op de voor de gemeente Bunschoten gebruikelijke wijze in de inspraak gebracht. In verband met de inspraak heeft het plan vanaf 22 maart 2012 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende die tijd konden belanghebbenden en belangstellenden een inspraakreactie geven. Op 27 maart 2012 is een inspraakavond georganiseerd voor bewoners en overige belanghebbenden waar het voorontwerpbestemmingsplan is toegelicht. Een verslag van deze avond is opgenomen als bijlage 1 bij de toelichting.

Op het voorontwerpbestemmingsplan zijn in totaal 20 inspraakreacties binnengekomen. Hieronder worden deze inspraakreacties samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. Aangezien 19 inspraakreacties betrekking hadden op de locatie 'Vogelvreugde', zijn deze hieronder gezamenlijk op hoofdpunten samengevat en beantwoord.


1. Bedrijf gevestigd aan de Brahmslaan 2

Per 2014 is een rollerbank verplicht bij APK-keuringen. Binnen het bouwvlak op de verbeelding van het voorontwerpbestemmingsplan is onvoldoende ruimte aanwezig om een dergelijke voorziening te kunnen realiseren, zodat een uitbreiding vereist is. Bij de inspraakreactie is een voorstel gedaan voor een uitbreiding in noordoostelijke richting.


Reactie gemeente:

Dit verzoek is binnen de gemeente Bunschoten beoordeeld. Gelet op het feit dat de uitbreiding van de bebouwing geen uitbreiding van de activiteit inhoudt, doch slechts een aanvulling op de machines in de werkplaats en er geen (extra) ventilatieopeningen naar de woonbebouwing toe komen, wordt de uitbreiding milieutechnisch gezien aanvaardbaar geacht. De uitgave van de VNG, Bedrijven en milieuzonering (editie 2009) geeft weliswaar een gewenste afstand van 30 m aan, op basis van de criteria 'geur' en 'geluid'. Hiervan kan echter gemotiveerd worden afgeweken. De huidige afstand tot de bestaande woonbebouwing bedraagt ruim 28 men wordt met de nieuwe bebouwing verkleind tot circa 25 m. Er is sprake van een levendige woonomgeving, met direct grenzend aan het tankstation onder andere een supermarkt met een parkeerterrein. Ook ligt er tussen het tankstation en de woningen een redelijk intensief gebruikte woonstraat. Verwacht wordt dat door deze uitbreiding dan ook geen daadwerkelijke verslechtering van het woon- en leefklimaat voor de omwonenden zal optreden. Het gemotiveerd afwijken tot een afstand van 25 m wordt verantwoord geacht. Ook in ruimtelijk opzicht kan worden ingestemd met de voorgestelde uitbreiding; deze voegt zich in zijn omgeving en vormt geen onevenredige aantasting van bestaande belangen.

Aanpassing: Het bouwvlak op de verbeelding zal worden verruimd in noordoostelijke richting.


2. Inspraakreacties betrekking hebbende op de locatie 'Vogelvreugde' (19 reacties)

2.1. Verzocht wordt om de inbreidingslocatie 'Vogelvreugde' te laten vervallen. Daarbij spelen uiteenlopende motieven een rol, zoals aantasting privacy en woongenot, waardevermindering, te grote bouwhoogte, verkeersoverlast en dat het ten koste gaat van parkeerplaatsen, van de toegankelijkheid (achterom) van de aanliggende woningen en van de doorsteek tussen de Zuiderzeelaan en Van Westrhenen. Bovendien is er in deze tijd onvoldoende vraag naar woningen aanwezig.

2.2. Gelet op de bestaande parkeerproblematiek in de buurt, onder andere door de komst van de Action en van de woningen boven de Action, wordt verzocht de huidige parkeerplaatsen in stand te houden, of om er ook garageboxen te realiseren.

2.3. Naast parkeerplaatsen zou er ook een speelterrein aangelegd kunnen worden.

2.4. Het doortrekken van de Almarestraat ter plaatse van de groenstrook is geen optie, omdat dat tot meer doorgaand verkeer naar de Action leidt. Verzocht wordt om die groenstrook als Groen te bestemmen.


Reactie gemeente:

Ad 2.1. De gemeente ziet, na een afweging in relatie tot de diverse andere inbreidingsmogelijkheden binnen de gemeente Bunschoten, af van de plannen om op het terrein 'voormalig gebouw Vogelvreugde' woningbouw te realiseren. Derhalve vervallen zowel de nieuwe woonbestemming 'Wonen - Twee aaneengesloten' voor twee woningen als de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 5' voor het bouwen van vier woningen. In plaats daarvan zullen de parkeermogelijkheden uitgebreid worden. Hiertoe wordt aan het hele terrein de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' toegekend. Binnen die bestemming zijn parkeerplaatsen en groenvoorzieningen toegestaan.

Aanpassing: In de regels en op de verbeelding zal de woonbestemming en de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 5' worden verwijderd. Op de verbeelding zal de locatie in zijn geheel worden bestemd als 'Verkeer-Verblijfsgebied'.

Ad 2.2. De gehele locatie zal worden bestemd voor 'Verkeer-Verblijfsgebied'. Hierbinnen zijn parkeerplaatsen toegestaan, alsmede groenvoorzieningen. Overwogen is om garageboxen te maken, maar met openbare parkeerplaatsen kan flexibeler op de wensen vanuit de buurt ingespeeld worden.

Ad. 2.3. De gemeente kiest ervoor om de nieuwbouwlocatie te laten vervallen en deze te bestemmen als 'Verkeer-Verblijfsgebied', waarmee voorzien kan worden in parkeerbehoefte van de buurt. Samenhangend hiermee zal er geen ruimte worden gereserveerd voor een daartoe ingericht speelterrein.

Ad. 2.4. In het bestemmingsplan is de groenbestemming uit het geldende bestemmingsplan overgenomen. Die is tevens gebaseerd op de als 'hoofd groenstructuur' aangewezen gebieden in de Groenstructuurvisie Bunschoten 2005-2015. De betreffende groenstrook is in die Groenstructuurvisie niet aangewezen als hoofd groenstructuur en heeft om die reden geen bestemming Groen gekregen. Conform het geldende bestemmingsplan is bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' toegekend. Dat is een flexibele bestemming, waarbinnen ook groengebieden zijn toegestaan.


Vooroverlegreacties

Het voorontwerpbestemmingsplan Wonen-West is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening op 19 maart 2012 en deels op 16 april 2012 aan de volgende instanties gezonden:

  1. 1. NV Nederlandse Gasunie;
  2. 2. Provincie Utrecht;
  3. 3. Veiligheidsregio Utrecht;
  4. 4. Inspectie Leefomgeving en Transport;
  5. 5. Waterschap Vallei & Eem,
  6. 6. Kamer van Koophandel Gooi-, Eem- en Flevoland;
  7. 7. Eneco, N.V.;
  8. 8. Vitens, Midden Nederland;
  9. 9. Welstand en Monumenten, Midden Nederland;
  10. 10. KPN BV.


In totaal zijn er van 5 instanties schriftelijke reacties ontvangen. De op- en/of aanmerkingen van die instanties zijn hieronder weergegeven en van een gemeentelijk reactie voorzien.


1. NV Nederlandse Gasunie

De Gasunie concludeert dat het plangebied buiten de 1%-letaliteitgrens van de dichtstbijgelegen leiding valt. De leiding heeft geen invloed op de verdere planontwikkeling.

Reactie gemeente:

Ter kennisgeving aangenomen.


2. Provincie Utrecht

Concludeert dat dit bestemmingsplan niet strijdig is met de provinciale ruimtelijke belangen, zoals opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Verordening en de Beleidslijn nieuwe Wro.


Reactie gemeente:

Ter kennisgeving aangenomen.


3. Veiligheidsregio Utrecht

3.1. De Veiligheidsregio merkt op dat bij het digitaal ter beschikking stellen van het voorontwerpbestemmingsplan, niet de plankaart van het bestemmingsplan was opgenomen. Daardoor was het invloedsgebied van Bevi-inrichting LPG tankstation BP Wynands niet goed te achterhalen.

3.2. Geadviseerd wordt om het invloedsgebied van de Bevi-inrichting op de verbeelding op te nemen, waarbij de te hanteren afstand 150 m bedraagt. Daarbij merkt de Veiligheidsregio op dat de Provinciale Risicokaart in de toelichting verwarrend kan zijn, omdat deze kennelijk onderscheid maakt tussen een invloedsgebied en het gebied binnen de 1%-letaliteitscontour.

3.3. Verzocht wordt om een verantwoording van het groepsrisico op te nemen, waarbij overigens volstaan kan worden met een verwijzing naar het bestemmingsplan Kronkels-Haarbrug, waarin voor hetzelfde tankstation een verantwoording van het groepsrisico is uitgewerkt.


Reactie gemeente:

Ad 3.1. Blijkbaar is per abuis een onvolledig bestemmingsplan gezonden naar de Veiligheidsregio Utrecht. Overigens is op de website Ruimtelijkeplannen.nl uiteraard wel de verbeelding beschikbaar.

Ad 3.2. De invloedsgebieden van de Bevi-inrichtingen zijn in de toelichting inzichtelijk gemaakt. Het is niet verplicht om deze ook op de verbeelding op te nemen, te meer daar dit invloedsgebied geen directe betekenis heeft in het kader van het voorliggende conserverende bestemmingsplan.

Ad 3.3. Het groepsrisico van het LPG tankstation aan Kronkels 3 zal in de toelichting, conform het bestemmingsplan Kronkels/Haarbrug (Noord), worden verantwoord.

Aanpassing: In de toelichting zal het groepsrisico van het LPG tankstation aan Kronkels 3 worden verantwoord.

4. Inspectie Leefomgeving en Transport

Rijkswaterstaat IJsselmeergebied ziet geen aanleiding tot een inhoudelijke reactie.


Reactie gemeente:

Ter kennisgeving aangenomen.


5. Waterschap Vallei & Eem

Het Waterschap verzoekt om de primaire watergang langs het Vogelpad en evenwijdig aan de Westsingel als Water te bestemmen.


Reactie gemeente:

De genoemde primaire watergang zal de bestemming Water krijgen.

Aanpassing: op de verbeelding zal de primaire watergang langs het Vogelpad en evenwijdig aan de Westsingel de bestemming 'Water' krijgen.

5.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan Wonen-West heeft vanaf 3 januari 2013 gedurende zes weken ter visie gelegen. Tijdens deze periode zijn er twee zienswijzen tegen de inhoud van het ontwerpbestemmingsplan ingediend. Deze zienswijzen hebben geleid tot enkele aanpassingen in het plan. De zienswijzennota inclusief het vaststellingsbesluit met enkele aanpassingen zijn opgenomen in Bijlage 2.

Tevens hebben de provincie Utrecht en het Waterschap Vallei & Veluwe aangegeven dat het ontwerpbestemmingsplan in overeenstemming is met het provinciale beleid en het beleid van het waterschap.

5.3 Handhaving

Het is van groot belang dat de gemeente toezicht houdt op de naleving van het bestemmingsplanbeleid.


Handhaving bestaat uit drie fasen:

  • handhaving start bij het bieden van de noodzakelijke informatie. Immers: onbekend maakt onbemind;
  • bij concrete overtredingen zal primair in overleg worden getracht om tot een oplossing te komen;
  • als het minnelijk overleg niet tot het gewenste doel leidt, zal feitelijk optreden onontkoombaar zijn, immers de gemeente heeft de beginselplicht tot handhaving. De gemeente zal dan een keuze maken uit het opleggen van een dwangsom of het uitvoeren van bestuursdwang.


Handhavingsprocedure

Handhaving vindt plaats aan de hand van controles. Deze vinden op verschillende manieren en momenten plaats:

  • nadat een omgevingsvergunningaanvraag bij de gemeente is ingediend, wordt de plaatselijke situatie gecontroleerd;
  • via controle achteraf op verleende omgevingsvergunningen (bouwvergunningen);
  • via controles vanaf de openbare weg, luchtfoto's en aan de hand van klachten/meldingen van burgers.


Zodra een overtreding is geconstateerd, zal worden nagegaan of een oplossing (legalisatie) mogelijk is. Kan geen vergunning worden verleend (bijvoorbeeld als de overtreding in strijd is met het bestemmingsplan of de welstandseisen) dan vindt een gesprek plaats tussen de overtreder en de gemeente. De bedoeling van dit gesprek is om gezamenlijk tot een oplossing te komen. Zo nodig treedt de gemeente op en kan er een dwangsom of bestuursdwang worden toegepast

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan betreft het vastleggen van de bestaande situatie. Wel biedt het plan de mogelijkheid voor enkele inbreidingslocaties. Daarnaast wordt in het plan enige flexibiliteit geboden voor aanpassingen en moderniseringen. Deze worden mede mogelijk gemaakt door gebruik te maken van afwijkingsregels of het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid. Het betreft in alle gevallen particulier initiatief, waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van 'het ambtelijk apparaat' voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze kosten worden door middel van leges gedekt.


Exploitatieplan

Een exploitatieplan is voor dit bestemmingsplan niet nodig. De gronden voor de inbreidingslocaties zijn al in eigendom van de gemeente en behoeven daarom geen exploitatieplan. Mochten zich in de toekomst toch ontwikkelingen voordoen waarbij de gemeente kosten moet maken, dan zullen die uitsluitend onder de wijzigingsbevoegdheden vallen. Er zal dan eerst worden bezien of er een kostenverhaalovereenkomst kan worden gesloten. In het uiterste geval kan worden overwogen om bij wijzigingsbevoegdheden een exploitatieplan vast te stellen. Dat is geen uitgangspunt en gezien de ontwikkelingsmogelijkheden niet de verwachting.


Het plan is derhalve economisch uitvoerbaar te achten.

6.2 Planschade

Bij het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan zijn de risico's op planschade voorafgaand ingeschat. Als een belanghebbende door het nieuwe bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden, kan hij bij de gemeente 'planschade' claimen.


Planschaderisico's doen zich voor als gevolg van:

  • de bepalingen van een bestemmingsplan;
  • een voorbereidingsbesluit;
  • een vrijstelling van een geldend bestemmingsplan;
  • een wijziging/uitwerking van een geldend bestemmingsplan;


Het voorliggende bestemmingsplan is een conserverend plan waarin de bestaande rechten zoveel mogelijk worden gerespecteerd. Daarnaast worden er, met uitzondering van een tweetal kleinschalige inbreidingslocaties, geen nieuwe ontwikkelingen bij recht mogelijk gemaakt. Er is dan ook geen planschade te verwachten als gevolg van dit bestemmingsplan.


Bij iedere nieuwe ontwikkeling wordt bezien of er planschade mogelijk is. Indien dit het geval kan zijn, zal met de belanghebbende aanvrager een overeenkomst worden gesloten zoals bedoeld in artikel 6.4a van de Wro. Daarmee kan worden voorkomen dat de gemeenschap voor de planschadekosten moet opdraaien die gemaakt worden in het belang van de aanvrager.

Bijlage 1 Verslag Inspraakavond

Bijlage 1 Verslag inspraakavond

Bijlage 2 Zienswijzennota En Vaststellingsbesluit

Bijlage 2 Zienswijzennota en vaststellingsbesluit