KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - 2
Artikel 4 Gemengd
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Natuur
Artikel 7 Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 8 Recreatie - Jachthaven
Artikel 9 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 10 Sport
Artikel 11 Tuin
Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 13 Water
Artikel 14 Wonen - Aaneengesloten
Artikel 15 Wonen - Twee Aaneengesloten
Artikel 16 Wonen - Vrijstaand
Artikel 17 Woongebied
Artikel 18 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 19 Waarde - Archeologie
Artikel 20 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 21 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 23 Algemene Ontheffingsregels
Artikel 24 Algemene Gebruiksregels
Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 26 Algemene Procedureregels
Artikel 27 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 28 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 29 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 30 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Begrenzing Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Opzet Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.2 Ruimtelijke Beschrijving
2.3 Functionele Beschrijving
2.4 Cultuurhistorie En Archeologische Aspecten
2.5 Overige Aspecten
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk/lokaal Beleid
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Nieuwe Ontwikkelingen
4.2 Beheervisie
Hoofdstuk 5 Planologische En Milieutechnische Randvoorwaarden
5.1 Milieueffectrapportage
5.2 Verkeer En Parkeren
5.3 Geluid
5.4 Bodem
5.5 Luchtkwaliteit
5.6 Geurkwaliteit
5.7 Externe Veiligheid
5.8 Milieuhinder Bedrijvigheid
5.9 Waterparagraaf
5.10 Waterkering
5.11 Natuur
5.12 Cultuurhistorie En Archeologie
5.13 Duurzaam Bouwen
5.14 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Algemene Juridische Opzet
6.2 Bestemmingen
6.3 Dubbelbestemmingen
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Consoliderend Deel
7.2 Oostmaat En Kuststrook -Oost
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Resultaten Inspraak
8.2 Resultaten Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1. Bro
8.3 Resultaten Ter Visielegging Van Het Ontwerp-bestemmingsplan
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Woningen Met Objectgebonden En Persoonsgebonden Gedoogbeschikking
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Zuyderzee
Bijlage 2 Aanmeldingsnotitie M.e.r. Beoordeling Kuststrook Oost Te Bunschoten
Bijlage 3 Plan-mer Kuststrook Oost Te Bunschoten Fase 1
Bijlage 4 Verkeersstudie Oostzijde Bunschoten
Bijlage 5 Verkeerskundig Advies Gebied Oostmaat
Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek En Verkennend Onderzoek Asbest Oostmaat Bunschoten
Bijlage 7 Luchtkwaliteitsonderzoek Bestemmingsplan Randmeer
Bijlage 8 Geuronderzoek Woningbouwlocatie Oostmaat Te Bunschoten
Bijlage 9 Deel 1 Ontwerpplan Wet Op De Waterkering Kuststrook Oost Te Bunschoten
Bijlage 10 Verstorings- En Verslechteringstoets Havenuitbreiding Bunschoten
Bijlage 11 Reactienota 'Habitattoets Havenuitbreiding Bunschoten - Spakenburg'
Bijlage 12 Ecologisch Onderzoek Kuststrook- Oost Fase 1, Bunschoten Spakenburg
Bijlage 13 Ontwikkelingsvisie Kuststrook- Oost Bunschoten En De Ehs
Bijlage 14 Effectbeoordeling Waterwoningen Oostmaathaven Bunschoten I.r.t. Natuurwet- En Regelgeving
Bijlage 15 Plangebied Oostmaat En Oostelijke Kuststrook Te Spakenburg (Nr 1613)
Bijlage 16 Plangebied Oostmaat En Oostelijke Kuststrook Te Spakenburg (Nr 1955)
Bijlage 17 Inspraaknotitie
Bijlage 18 Notitie Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1. Bro
Bijlage 19 Commentaarnota Zienswijzen Bestemmingsplan Randmeer
Bijlage 20 Uitspraak Van De Afdeling Bestuursrechtspraakvan De Raad Van State

Randmeer

Bestemmingsplan - gemeente Bunschoten

Onherroepelijk op 03-05-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Randmeer van de gemeente Bunschoten.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0313.randmeer0800-0402 met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- of uitbouw:

een aan een woning aangebouwd, al dan niet voor bewoning bestemd gebouw, dat als uitbreiding van een woning dient.

1.6 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.7 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage

de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak, bestemmingsvlak of aanduidingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.

1.10 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.11 bestaande overkapping:

overkapping, zoals dat of die rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bijgebouw

een niet voor bewoning bestemd gebouw, behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw.

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.21 bruto vloeroppervlak:

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw.

1.22 culturele voorzieningen:

voorzieningen gericht op kunst, ontspanning en vermaak, zoals theaters, bioscopen, musea en muziekcentra.

1.23 commerciële dienstverlening:

aan detailhandel verwante dienstverlening, zoals reis- en uitzendbureaus, hypotheekwinkels, makelaars, kantoren met een baliefunctie en andere vormen van dienstverlening met overwegend een baliefunctie, onder dienstverlening zijn hier geen detailhandel, horeca, seksinrichtingen en daarmee naar hun aard vergelijkbare voorzieningen begrepen.

1.24 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.26 eengezinswoning:

een zelfstandig, al dan niet zijdelings aaneengebouwd, gebouw dat één woning omvat.

1.27 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn functie, constructie en/of afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.29 horeca A:

winkelondersteunende horeca, te weten horeca als ondergeschikte nevenactiviteit, die deel uitmaakt van winkels of inpandig is gesitueerd in besloten winkels, waarvoor de winkelsluitingstijden worden aangehouden, en die gericht is op het winkelend publiek.

1.30 horeca B:

(eet)cafés, restaurants, koffieshops, lunchrooms, brasserieën, cafetaria's, snackbars en soortgelijke gelegenheden waaronder hotels en al of niet in combinatie met elkaar, waaronder in ieder geval niet begrepen: cateringbedrijven, maaltijdbezorgdiensten, nachtclubs, bardancings en discotheken.

1.31 horeca C:

nachtclubs, bardancings en discotheken, al of niet in combinatie met elkaar.

1.32 horeca D:

een daghorecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken, zoals daar zijn een ijssalon, koffie- /theehuis, lunchroom, bistro, crêperie en brasserie.

1.33 kampeermiddel:

  1. a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan.
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde,

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.34 maatschappelijke activiteiten:

educatieve-, sociaal-medische-, sociaal-culturele- en levensbeschouwelijke activiteiten, activiteiten ten behoeve van sport en sportieve recreatie en activiteiten ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze activiteiten.

1.35 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van maatschappelijke activiteiten.

1.36 oorspronkelijke woning:

de woning, zoals die is of mag worden gebouwd overeenkomstig de eerste daarvoor verleende bouwvergunning of een ander oudtijds verworven recht.

1.37 opslag:

het bedrijfsmatig opslaan, verpakken en verhandelen van goederen.

1.38 peil:

  1. a. de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang, of, in geval van bouwwerken op de halfondergrondse parkeergarage, de bovenzijde van de afgewerkte laag op de halfondergrondse parkeergarage,
  2. b. de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein, indien deze hoogte meer dan 1 m boven of meer dan 1 m beneden de onder a. genoemde hoogte is gelegen.

1.39 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.40 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.41 recreatiewoonverblijf:

een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen als recreatief woonverblijf voor een persoon, gezin of andere groep van personen die daar geen hoofdwoonverblijf hebben en daar uitsluitend gedurende een gedeelte van het jaar verblijven en dat niet bestemd is voor permanente bewoning.

1.42 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.43 verblijfsrecreatie:

recreatief verblijf waarbij overnacht wordt in een kampeermiddel of recreatiefwoonverblijf.

1.44 verkeers- en verblijfsactiviteiten:

activiteiten die betrekking hebben op het verplaatsen en (in de openlucht) verblijven van personen en die veelal plaatsvinden in straten, woonerven en op pleinen, daaronder begrepen speelvoorzieningen, parkeerplaatsen, groen- en watervoorzieningen.

1.45 verkeers- en vervoersactiviteiten:

activiteiten die betrekking hebben op het verplaatsen van personen en goederen en die veelal plaatsvinden op doorgaande wegen, vaarwegen en spoorwegen, daaronder begrepen parkeerplaatsen, groen- en watervoorzieningen.

1.46 voorgevel

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels.

1.47 vrij beroep:

een beroep of de beroepsmatige verlening van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein.

1.48 voorgevelrooilijn:

de voorgevel van een gebouw en het verlengde daarvan.

1.49 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde een woonwagen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de oppervlakte van een ondergronds bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren , verticaal geprojecteerd op het onderliggende horizontale vlak.

2.7 onderlinge afstanden:

afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.8 ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsactiviteiten, voor zover deze bedrijven behoren tot de categorieën 1 en 2 van de van deze regels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten;
  2. b. reparatie van scheepsmotoren ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf-reparatie van scheepsmotoren'.
  3. c. een visverwerkingsbedrijf, met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-visverwerkingsbedrijf';
  4. d. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  5. e. productiegebonden detailhandel ten dienste van de onder a. tot en met c. genoemde activiteiten;
  6. f. kantooractiviteiten ten dienste van de onder a. genoemde activiteiten.

3.2 Bouwregels

Ten behoeve van de in 3.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 3.2.1 en 3.2.2 genoemde regels, de daarbij behorende voorzieningen in de vorm van gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

3.3 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 3.1 voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die niet voorkomen in de tot het plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, voor zover die bedrijfsactiviteiten naar aard en omvang maximaal gelijk te stellen zijn aan de in de Staat van bedrijfsactiviteiten genoemde bedrijfsactiviteiten.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verenigingsleven, zoals een watersportvereniging, ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven',
  2. b. horeca d, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie d', tot een bruto vloeroppervlakte van 150 m2,
  3. c. muziekstudio, ter plaatse van de aanduiding 'atelier',
  4. d. ateliers,
  5. e. woondoeleinden, ter plaatse van de aanduiding 'wonen', tot 50% van de oppervlakte van het bouwvlak,
  6. f. daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen groenvoorzieningen en tuinen.

4.2 Bouwregels

Ten behoeve van de in 4.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 4.2.1 en 4.2.2 genoemde regels, de daarbij behorende voorzieningen in de vorm van gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:

  1. a. groen-, water- en speelvoorzieningen, ondergrondse nutsvoorzieningen, alsmede inritten, wandel- en fietspaden,
  2. b. horeca B, ter plaatse van de aanduiding 'horeca'.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Natuur

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden,
  2. b. instandhouding van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen.

6.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

6.3 Uitsluiting toepasselijkheid artikel 3.22 Wet ruimtelijke ordening (Tijdelijke ontheffing)

Voor zover betreft de gronden als bedoeld in lid 6.1, is de toepasselijkheid van artikel 3.22 van de Wet ruimtelijke ordening uitgesloten.

6.4 Aanlegvergunning

Artikel 7 Recreatie - Dagrecreatie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dagrecreatie ten behoeve van de watersport, en
  2. b. daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en tuinen.

7.2 Bouwregels

Artikel 8 Recreatie - Jachthaven

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. jachthaven,
  2. b. bij een jachthaven behorende voorzieningen, waaronder begrepen uitstalruimten, onderhoud en werkplaatsen voor reparatie -onderhoud en -reparatie en andere dienstruimten met daarbij behorende activiteiten waaronder begrepen de reparatie van boten,
  3. c. opslag en stalling van boten,
  4. d. verkoop van boten, vaartuigen en daaraan aanverwante watersportartikelen,
  5. e. verenigingsleven ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven',
  6. f. horeca B uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca', en
  7. g. aan de bestemming gerelateerde kantoorvoorzieningen,
  8. h. parkeervoorzieningen,
  9. i. daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen sanitaire voorzieningen, groenvoorzieningen en tuinen.

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregel

Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, is in ieder geval ook het gebruik van gronden als bedoeld in lid 8.1, als ligplaats voor woonboten of -schepen, drijvende recreatiewoonverblijven en andere drijvende woongelegenheden.

Artikel 9 Recreatie - Verblijfsrecreatie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsrecreatie, en
  2. b. daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en tuinen.

9.2 Bouwregels

9.3 Specifieke gebruiksregel

Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, is in ieder geval ook het permanent bewonen van recreatiewoonverblijven.

9.4 Toepasselijkheid persoonsgebonden overgangsrecht

Het persoonsgebonden overgangsrecht als bedoeld in artikel 29 lid 29.2 (Persoonsgebondenovergangsrecht) is van toepassing op de in dat lid aangegeven permanente bewoning van recreatiewoonverblijven.

Artikel 10 Sport

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sport en recreatie, niet zijnde verblijfsrecreatie, en
  2. b. daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen groen- en watervoorzieningen, parkeervoorzieningen en tuinen.

10.2 Bouwregels

Artikel 11 Tuin

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de bijbehorende gronden gelegen woningen, alsmede in- en uitritten, ondergrondse nutsvoorzieningen (zoals ondergrondse afvalinzameling).

11.2 Bouwregels

Ten behoeve van de in 11.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 11.2.1 en 11.2.2 genoemde regels, de daarbij behorende gebouwen, uitsluitend bestaande overkappingen en overige andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor verkeers- en verblijfsactiviteiten, alsmede nutsvoorzieningen, waaronder tevens wordt begrepen ondergrondse opslag van huisvuil en glas en daarmee vergelijkbare afvalstoffen.

12.2 Bouwregels

Ten behoeve van de in 12.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 12.2.1 en 12.2.2 genoemde regels, de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

Artikel 13 Water

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:

  1. a. de waterhuishouding, watergangen, waterpartijen, met de daarbij behorende oeverstroken en taluds,
  2. b. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende natuurwaarden,
  3. c. jachthaven, ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven',
  4. d. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen'.

13.2 Bouwregels

13.3 Specifieke gebruiksregel

Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, is in ieder geval ook het gebruik van gronden als bedoeld in lid 13.1 als ligplaats voor woonboten of -schepen, drijvende recreatiewoonverblijven en andere drijvende woongelegenheden met uitzondering van drijvende woningen als bedoeld in lid 13.2.1 onder b.

Artikel 14 Wonen - Aaneengesloten

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Aaneengesloten' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen al dan niet in combinatie met een vrij beroep, tuinen en erven.

14.2 Bouwregels

Ten behoeve van de in 14.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 14.2.1 t/m 14.2.3 genoemde regels, de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

14.3 Ontheffing van de bouwregels

14.4 Ontheffing dakterrassen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van 14.2.2, sub f ten behoeve van de bouw van dakterrassen op aan- en uitbouwen naast of achter de woning, met dien verstande dat de bouwhoogte van de balkonafscheiding niet meer bedraagt dan 1,2 m boven de maximale goothoogte van de aan- of uitbouw en er bovendien geen onevenredige inbreuk wordt gedaan op de privacy van omwonenden. Dakterrassen die bij het in ontwerp ter visie leggen van dit bestemmingsplan reeds bestonden worden geacht te passen binnen de regels van dit plan en behoeven derhalve geen ontheffing als hier bedoeld.

14.5 Specifieke gebruiksregels

Woningen en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte per woning en tot een maximum van 40 m² worden aangewend voor de uitoefening van een vrij beroep.

14.6 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 14.5 ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een vrij beroep, in een woning en daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte per woning met een maximum van 40 m², met dien verstande dat:

  1. a. voor milieuvergunningplichtige- en meldingplichtige bedrijven ingevolge de Wet milieubeheer geen ontheffing wordt verleend;
  2. b. voor detailhandel slechts ontheffing wordt verleend, indien het verkoop betreft van aan huis vervaardigde, vaak ambachtelijke producten die niet concurrerend zijn ten opzichte van de overige detailhandel - uitgezonderd vis- en visproducten - onder de voorwaarden dat de vestiging geen onevenredige aantasting van de woonsituatie en de verkeersveiligheid met zich meebrengt en de hoofdfunctie van de woning gehandhaafd blijft;
  3. c. voor horecabedrijven geen ontheffing wordt verleend;
  4. d. het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is;
  5. e. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich mag meebrengen.

Artikel 15 Wonen - Twee Aaneengesloten

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Twee aaneengesloten' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen al dan niet in combinatie met een vrij beroep, tuinen en erven.

15.2 Bouwregels

Ten behoeve van de in 15.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 15.2.1 t/m 15.2.3 genoemde regels, de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

15.3 Ontheffing van de bouwregels

15.4 Specifieke gebruiksregels

Woningen en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte per woning en tot een maximum van 40 m² worden aangewend voor de uitoefening van een vrij beroep.

15.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:
het bepaalde in 15.4 ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een vrij beroep, in een woning en daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte per woning met een maximum van 40 m², met dien verstande dat:

  1. a. voor milieuvergunningplichtige- en meldingplichtige bedrijven ingevolge de Wet milieubeheer geen ontheffing wordt verleend;
  2. b. voor detailhandel slechts ontheffing wordt verleend, indien het verkoop betreft van aan huis vervaardigde, vaak ambachtelijke producten die niet concurrerend zijn ten opzichte van de overige detailhandel - uitgezonderd vis- en visproducten - onder de voorwaarden dat de vestiging geen onevenredige aantasting van de woonsituatie en de verkeersveiligheid met zich meebrengt en de hoofdfunctie van de woning gehandhaafd blijft;
  3. c. voor horecabedrijven geen ontheffing wordt verleend;
  4. d. het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is;
  5. e. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich mag meebrengen.

Artikel 16 Wonen - Vrijstaand

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Vrijstaand' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen al dan niet in combinatie met een vrij beroep, tuinen en erven.

16.2 Bouwregels

Ten behoeve van de in 16.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 16.2.1 t/m 16.2.3 genoemde regels, de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

16.3 Ontheffing van de bouwregels

16.4 Specifieke gebruiksregels

Woningen en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte per woning en tot een maximum van 40 m² worden aangewend voor de uitoefening van een vrij beroep.

16.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 16.4 ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een vrij beroep, in een woning en daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte per woning met een maximum van 40 m² met dien verstande dat:

  1. a. voor milieuvergunningplichtige- en meldingplichtige bedrijven ingevolge de Wet milieubeheer geen ontheffing wordt verleend;
  2. b. voor detailhandel slechts ontheffing wordt verleend, indien het verkoop betreft van aan huis vervaardigde, vaak ambachtelijke producten die niet concurrerend zijn ten opzichte van de overige detailhandel - uitgezonderd vis- en visproducten - onder de voorwaarden dat de vestiging geen onevenredige aantasting van de woonsituatie en de verkeersveiligheid met zich meebrengt en de hoofdfunctie van de woning gehandhaafd blijft;
  3. c. voor horecabedrijven geen ontheffing wordt verleend;
  4. d. het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is;
  5. e. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich mag meebrengen.

Artikel 17 Woongebied

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen,
  2. b. beroep of bedrijf aan huis,
  3. c. detailhandel, dienstverlening en horeca D uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'gemengd', tot een bruto vloeroppervlakte van:
    1. 1. maximaal 600 m² voor commerciële dienstverlening waarvan maximaal 150 m² jachthaven gerelateerde detailhandel, en
    2. 2. maximaal 200 m² voor horeca D,
  4. d. parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage',
  5. e. onderdoorgang met een minimale breedte van 7 m, ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang',
  6. f. doorgang met een minimale breedte van 3,5 m, ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsgebied',
  7. g. tuinen en groen- en speelvoorzieningen,
  8. h. verkeers-, verblijfs- en parkeervoorzieningen,
  9. i. watergangen en waterpartijen met daarbij behorende oevers en taluds, en
  10. j. bij een en ander behorende overige voorzieningen, zoals ondergrondse afvalinzameling en nutsvoorzieningen.

17.2 Bouwregels

Ten behoeve van de in 17.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 17.2.1 t/m 17.2.3 genoemde regels, de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

17.3 Ontheffing van de bouwregels

17.4 Specifieke gebruiksregels

Woningen en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte per woning en tot een maximum van 40 m² worden aangewend voor de uitoefening van een vrij beroep.

17.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 17.4 ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een vrij beroep, in een woning en daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte per woning met een maximum van 40 m², met dien verstande dat:

  1. a. voor milieuvergunningplichtige- en meldingplichtige bedrijven ingevolge de Wet milieubeheer geen ontheffing wordt verleend;
  2. b. voor detailhandel slechts ontheffing wordt verleend, indien het verkoop betreft van aan huis vervaardigde, vaak ambachtelijke producten die niet concurrerend zijn ten opzichte van de overige detailhandel - uitgezonderd vis- en visproducten - onder de voorwaarden dat de vestiging geen onevenredige aantasting van de woonsituatie en de verkeersveiligheid met zich meebrengt en de hoofdfunctie van de woning gehandhaafd blijft;
  3. c. voor horecabedrijven geen ontheffing wordt verleend;
  4. d. het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is;
  5. e. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich mag meebrengen.

Artikel 18 Leiding - Hoogspanningsverbinding

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de daarbij aangegeven ondergrondse hoogspanningsleiding en de daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding'.

18.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 18.1, mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend bouwwerken ten dienste van de hoogspanningsleiding worden gebouwd.

18.3 Ontheffing bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 18.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende, andere bestemming dan de in lid 18.1 bedoelde, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

18.4 Aanlegvergunning

Artikel 19 Waarde - Archeologie

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

19.2 Aanlegvergunning

19.3 Nadere eisen

In geval van een aanvraag van een reguliere bouwvergunning als bedoeld in artikel 44, lid 1 van de Woningwet op mede als 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden:

  1. a. dient in het belang van de archeologische monumentenzorg door aanvrager van de bouwvergunning een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
  2. b. kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

19.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, betreffende de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voorzover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 20 Waarde - Cultuurhistorie

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor instandhouding van het beschermd dorpsgezicht.

20.2 Beeldkwaliteitsplan Zuyderzee

Op en in de gronden als bedoel in lid 20.1 mag uitsluitend worden gebouwd met dien verstande dat de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het dorpsgezicht van Spakenburg, welke structuur en kwaliteit in het bijzonder bestaan uit de schaal, parcellering, sfeer en korrelgrootte van de bebouwing en inrichting van de openbare ruimten worden gewaarborgd, zoals dat is vastgelegd in het Beeldkwaliteitsplan Zuyderzee.

Artikel 21 Waterstaat - Waterkering

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor:

  1. a. waterkering en waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen, en
  2. b. voorzieningen ten behoeve van het (scheep)vaartverkeer.

21.2 Bouwregels

21.3 Specifieke gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 22 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 23 Algemene Ontheffingsregels

23.1 Meetverschillen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de regels van het plan, voor zover dit, tengevolge van geringe afwijkingen of onnauwkeurigheden, noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het plan, met dien verstande dat de genoemde afwijkingen ten hoogste 1,00 m mogen bedragen.

23.2 10%-regeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de regels van het plan ten behoeve van een vermeerdering van de voorgeschreven maten en percentages, alsmede de inhoud en de oppervlakte van de bouwwerken, mits de vermeerdering niet meer dan 10% bedraagt.

23.3 Nutsvoorziening

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de regels van het plan ten behoeve van de bouw van nutsgebouwtjes met een maximale bouwhoogte en inhoud van respectievelijk 3,5 m en 50 m³.

Artikel 24 Algemene Gebruiksregels

24.1 Gebruiksverbod

Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, is in ieder geval ook het gebruik van gronden als:

  1. a. of ten behoeve van een seksinrichting,
  2. b. stand- of ligplaats van onderkomens;
  3. c. opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;

een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.

24.2 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in lid 24.1 , indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatig gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels

25.1 bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodat bestemmingsgrenzen in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling kunnen worden aangepast, met dien verstande dat de bij de wijziging betrokken bestemmingen met niet meer dan 10% worden verkleind of vergroot.
De vergroting van de bestemming 'Water' is alleen van toepassing voor zover dat betrekking heeft op het buiten de EHS gelegen deel van deze bestemming.

25.2 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodat de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die niet voorkomen in de tot het plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten mogelijk is, voor zover die bedrijfsactiviteiten naar aard en omvang maximaal gelijk te stellen zijn aan de in de Staat van bedrijfsactiviteiten genoemde bedrijfsactiviteiten.

Artikel 26 Algemene Procedureregels

26.1 Procedure ontheffingsbevoegdheid

Op de voorbereiding van een besluit tot ontheffing op grond van:

Lid 3.3;

Lid 14.3, 14.4 en 14.6;

Lid 15.3 en 15.5;

Lid 16.3 en 16.5;

lid 17.3 en 17.5;

Lid 18.3; en

Artikel 23;

lid 24.2

is de procedure van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (uniforme openbare voorbereidingsprocedure).

Artikel 27 Overige Regels

27.1 Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening van de gemeente Bunschoten ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard, blijven buiten toepassing, overeenkomstig de mogelijkheid die in artikel 9, lid 2 van de Woningwet wordt geboden.

27.2 parkeernormen

voor het bouwen van gebouwen wordt een reguliere bouwvergunning als bedoeld in artikel 44, lid 1 van de Woningwet, slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat ten behoeve van de betreffende woning, bedrijfs- of andere vestiging waar de gebouwen worden gebouwd, op eigen terrein of elders, in parkeergelegenheid wordt of zal worden voorzien overeenkomstig de volgende normering:

  1. a. 1,7 parkeerplaats per woning (prijssegment midden), waaronder 0,3 parkeerplaats ten behoeve van bezoekers,
  2. b. 1,8 parkeerplaats per woning (prijssegment duur), waaronder 0,3 parkeerplaats ten behoeve van bezoekers,
  3. c. 1,8 per waterwoning als bedoeld in artikel 13 lid 13.2.1 onder b, waaronder 0,3 parkeerplaats ten behoeve van bezoekers,
  4. d. 2,8 per m² bvo commerciële dienstverlening,
  5. e. 4,0 per 100 m² bruto vloeroppervlakte detailhandel,
  6. f. 6,0 per 100 m² bruto vloeroppervlakte lichte horeca.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 28 Overgangsrecht Bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 29 Overgangsrecht Gebruik

29.1 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

29.2 Persoonsgebonden overgangsrecht

Indien het gebruik als bedoeld in lid 29.1 sub 1 en in voorkomend geval het gebruik als bedoeld in lid 29.1 sub 4 permanente bewoning van recreatiewoonverblijven betreft die zijn opgenomen in bijlage 3 "Woningen met objectgebonden en persoonsgebonden gedoogbeschikking" waarvoor een persoons- en objectgebonden gedoogbeschikking is afgegeven, dan mag dat gebruik worden voortgezet en wordt dat gebruik niet aangemerkt als een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, zolang aan de voorwaarden van de gedoogbeschikking wordt voldaan.

Artikel 30 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Randmeer.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bunschoten van 16 september 2010,

M. van de Groep, de voorzitter

drs. A.S. Dijkstra, de griffier

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

1.1.1 Aanleiding

In de zomer van 2006 heeft de commissie Ruimte van de gemeente Bunschoten de herziene versie van 'Plan van Aanpak Herziening bestemmingsplannen' vastgesteld. In de hierbij behorende planning is aangegeven wanneer welk bestemmingsplan voor herziening in aanmerking komt. Voor 2007 stond het opstellen van een herziening van het bestemmingsplan Randmeer op de planning.
Daarbij komt dat het college van burgemeester en wethouders op 20 maart 2007 besloten heeft het gebied van het bestemmingsplan Weikamp uit het plangebied voor het bestemmingsplan Spakenburg-Centrum te knippen. Gelet op de samenhangende problematiek tussen de projecten Kuststrook-Oost en Oostmaat ligt het voor de hand deze nu beide onder te brengen in een herziening van het bestemmingsplan Randmeer.

Enige jaren geleden is al eens gestart met het opstellen van een herziening van het bestemmingsplan Randmeer. Deze werkzaamheden zijn destijds stilgelegd omdat nog niet voldoende duidelijkheid bestond over het landelijk beleid omtrent de problematiek van de permanente bewoning van recreatiebungalows. Ook de op handen zijnde ontwikkelingen rond het project Kuststrook-Oost, die in het plan moesten worden ondergebracht, hebben voor het opschuiven van de planvorming gezorgd.

1.1.2 Doelstelling

Het voorliggende bestemmingsplan heeft deels betrekking op bestaand stedelijk gebied met nieuwe ontwikkelingen binnen stedelijk gebied, deels landelijk (niet stedelijk) en gedeeltelijk ook buitendijks gebied. Naast in beperkte mate de conservering van de bestaande (cultuurhistorische) waarden, moet het bestemmingsplan ook een duidelijk kader bieden voor de nieuwe inbreidingslocatie en de realisatie van de nieuwe jachthaven:

  • de hoofddoelstelling van dit bestemmingsplan is dan ook het bieden van een juridisch kader om bestaande (cultuurhistorische) waarden in het gebied Weikamp/Oostmaat te beschermen en anderzijds de ontwikkeling van de inbreidingslocatie Zuyderzee (voormalig Oostmaat geheten), inclusief de jachthaven planologisch mogelijk te maken;
  • daarnaast heeft dit bestemmingsplan tot doel om een juridisch kader te bieden ten behoeve van de permanente bewoning van de in het plangebied gelegen recreatieparken. Hierbij wordt rekening gehouden met de persoonlijke gedoogstatus voor permanente bewoning welke voor de bewoning van een aantal recreatiewoningen is afgegeven.

1.1.3 Uniforme planologische regeling

In de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (en het bijbehorende Besluit) is de verplichting opgenomen dat een (nieuw) bestemmingsplan in digitale vorm dient te worden vastgesteld. Echter om de overgang van analoog (papier) naar digitaal te versoepelen, is besloten deze verplichting een jaar later (1 juli 2009) in te stellen. Vooruitlopend op deze datum heeft de gemeente Bunschoten besloten om met de nieuwe bestemmingsplannen aan te sluiten op de ministeriële richtlijn waarin de ro-standaarden voor digitalisering (RO Standaarden en regels 2008) zijn opgenomen. Op grond van deze standaarden wordt met dit bestemmingsplan aangesloten op het rapport 'Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008)'. Deze standaard geeft aanbevelingen en richtlijnen voor de opzet van bestemmingsplannen. Op een groot aantal punten wijkt deze standaard af van de tot nu toe gebruikelijke vormgeving van bestemmingsplannen in Bunschoten. Bij het opstellen van deze standaard is tevens aangesloten op het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2008 (IMRO 2008) en de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen 2008 (PRBP 2008).

Het voorgaande leidt ertoe dat het bestemmingsplan Randmeer op het eerste gezicht afwijkt van de gebruikelijke bestemmingsplanmethodiek in Bunschoten. De volgorde van de bestemmingen, het kleurgebruik van de verbeelding en dergelijke, komen voort uit bovengenoemde regelingen. Inhoudelijk gezien is aangesloten op de in Bunschoten gebruikelijke juridisch-planologische regelingen.
Waar mogelijk is aangesloten op het bestemmingsplan Koenraadswetering, het eerste bestemmingsplan waarmee is aangesloten op de digitale standaarden.

1.2 Begrenzing Plangebied

Zoals uit de 'afbeelding - ligging plangebied' blijkt, ligt het plangebied in het uiterste noorden van de gemeente. Het plangebied bestaat uit:

  • het gedeelte van het Eemmeer en Nijkerkernauw binnen de gemeentegrenzen van Bunschoten, dat betekent tot halverwege de Eemgeul en tot aan de zuidelijke rand van de vaargeul door het Eemmeer;
  • het terrein van watersportvereniging De Eendracht, inclusief het rietgebied ten noorden en ten oosten van dit terrein (met locatie Zeeverkenners);
  • de jachthaven Nieuwboer
  • het bungalowpark Eemmeer;
  • het sportpark Westmaat;
  • het gebied Zuyderzee;
  • het gebied Weikamp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.randmeer0800-0402_0001.jpg"

Afbeelding - ligging en begrenzing plangebied

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet voornamelijk in een vervangende bestemmingsregeling van het geldende bestemmingsplan Randmeer. Het geldende bestemmingsplan Randmeer, daterend uit 2001, is van toepassing op het grootste gedeelte van het plangebied. Naast dit plan hebben enkele gebieden in het plangebied een planologisch-juridische bescherming door twee andere bestemmingsplannen.
Op dit moment kent het plangebied de volgende planologische bescherming:

bestemmingsplan Raad Gedeputeerde Staten/KB
Randmeer 22-02-2001 (ged) 02-10-2001
Weikamp 30-01-1997 22-04-1997
Uitbreidingsplan in hoofdzaak Bunschoten 12-12-1957

Aan een aantal aspecten van het bestemmingsplan Randmeer is goedkeuring onthouden:

  • goedkeuring is onthouden aan het gehanteerde begrip 'recreatiewoning', omdat in het bestemmingsplan onvoldoende inhoud was gegeven aan de tijdelijkheid van het gebruik van dergelijke woningen;
  • goedkeuring is onthouden aan de bestemming 'Verblijfsrecreatie', zowel op de plankaart als in de voorschriften. Op het bungalowpark Eemmeer worden diverse bungalows permanent bewoond. Dit werd destijds strijdig geacht met provinciaal en nationaal beleid. Het provinciaal beleid was en is erop gericht om toename van niet-functioneel aan het buitengebied verbonden bebouwing zoveel mogelijk te voorkomen. Het bestemmingsplan bood onvoldoende mogelijkheden om het oneigenlijk gebruik van reeds permanent bewoonde recreatiewoningen na vervreemding te beëindigen. Daarnaast bood het bestemmingsplan geen adequate juridische regeling om permanente bewoning van recreatiewoningen volledig uit te sluiten. Tot slot was de inhoudsmaat van de recreatiewoningen (maximaal 225 m3) in het bestemmingsplan niet in overeenstemming met de provinciale richtlijn van 200 m3;
  • goedkeuring is onthouden aan een onderdeel van de bestemming 'Natuur' met betrekking tot de toegestane extensieve openluchtrecreatie. Reden voor onthouding van goedkeuring was enerzijds het ontbreken van een objectieve begrenzing van wat onder zeer extensieve openluchtrecreatie wordt verstaan, alsmede het ontbreken van een begrenzing van de periode waarin deze vorm van recreatie wordt toegestaan. Het deel van het plangebied dat is aangewezen als natuurgebied maakt onderdeel uit van het Staatsnatuurmonument “Eemmeer”.

Zoals uit de inleiding blijkt, is de gemeente al eens gestart met het opstellen van een partiële herziening van het bestemmingsplan Randmeer. Mede door onduidelijkheid rondom het landelijk beleid ten aanzien permanent bewoonde recreatiebungalows is deze herziening van het bestemmingsplan Randmeer uiteindelijk niet in procedure gebracht. Hierdoor worden deze 'omissies' in de voorliggende integrale herziening meegenomen.

1.4 Opzet Bestemmingsplan

Een bestemmingsplan is een beleidsdocument dat de ruimtelijke ordening bepaalt. In een bestemmingsplan wordt vastgelegd wat de bestemming van een stuk grond is. Zo wordt bepaald hoe de gronden gebruikt mogen worden en wat er op gebouwd mag worden.

Het bestaat formeel uit twee delen: regels en verbeelding, en gaat vergezeld van een toelichting:

  • de regels; hierin wordt per bestemming een omschrijving gegeven van de toegestane functies van de gronden en de zich daarop bevindende opstallen. Per bestemming wordt ook aangeven waar wel of niet mag worden gebouwd met eventueel bijbehorende maximale bouwmaten. In sommige gevallen wordt ook een aanlegvergunningstelsel opgenomen.
  • de verbeelding (plankaart); op de verbeelding worden de verschillende bestemmingen van de gronden aangegeven.
  • de toelichting; hierin worden de overwegingen gegeven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming aan een stuk grond evenals een uitleg van de gebruikte bestemmingen;

Wat er in de regels en op de verbeelding van een bestemmingsplan staat is voor iedereen juridisch bindend, dus voor burgers, bedrijven, instellingen en ook voor overheden.

De toelichting is als volgt opgebouwd:

  • allereerst wordt in hoofdstuk 2 'Bestaande situatie' de bestaande situatie in het plangebied beschreven;
  • in hoofdstuk 3 'Beleidskader' wordt het beleidskader geschetst, waarbinnen de planvorming plaatsvindt. Vooral het planologisch beleid op provinciaal en gemeentelijk niveau komt aan bod;
  • hoofdstuk 4 'Planbeschrijving' bevat een beschrijving van het plan, waarbij de planologische beheeraspecten en de visie ten aanzien van de ontwikkeling van het plangebied aan de orde komen;
  • in hoofdstuk 5 'Planologische en milieutechnische randvoorwaarden' wordt onder andere aandacht geschonken aan de milieu-effecten;
  • hoofdstuk 6 'Juridische aspecten' bevat de juridische planbeschrijving;
  • in hoofdstuk 7 'Economische uitvoerbaarheid' wordt kort ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan;
  • in hoofdstuk 8 'Maatschappelijke uitvoerbaarheid' is ten slotte plaats ingeruimd voor een korte toelichting op het overleg en de inspraak op het voorontwerpbestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Spakenburg ligt op de rand van de Gelderse Vallei en aan de oever van de voormalige Zuiderzee. Spakenburg is rond 1409 ontstaan als een vissersplaats aan de monding van de Spakenburgergracht. Het karakter van het centrum wordt daardoor nog altijd grotendeels bepaald door de visserswoningen en de aan deze bedrijfstak verbonden bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.randmeer0800-0402_0002.jpg"

Afbeelding - Situatie medio 1850

De ligging aan de monding van de Spakenburgergracht is bepalend geweest voor de ontwikkeling van het vissersdorp. Het dorp ontwikkelde zich aan weerszijden van het water. In de omgeving van het Spuiplein (het gedempte deel van de voormalige Spakenburgergracht) is het niet alleen de bebouwing, maar zijn het ook de straatnamen die nog steeds refereren aan het verleden. De Zeilmakerssteeg, de Visserssteeg en de Mandenmakersteeg verwijzen direct naar het levensonderhoud van de oorspronkelijke bewoners. Tussen de ambachtelijke nijverheidsbedrijven en de visverwerkende bedrijven (rokerijen) ontstonden stegen, waarin kleine eenvoudige visserswoningen werden gerealiseerd.
De agrarische bebouwing nam in het dorp een ondergeschikte positie in. De boerderijen bevonden zich voornamelijk in het zuidelijk deel van het dorp, op enige afstand van de zee. De huizen van deze agrarische lintbebouwing lagen waarschijnlijk op terpen.

Aan het begin van de vijftiende eeuw werd de kust van de Zuiderzee bedijkt. Rond 1469 sloot men de mond van de Spakenburgergracht af en werd een houten sluis gebouwd. Deze sluis is in 1580 tijdens een zware vloed weggeslagen. In 1582 bouwde men iets verder landinwaarts een nieuwe sluis, wederom uit hout. In totaal heeft Spakenburg vier houten sluizen gekend, voordat in 1749 een stenen sluis werd gebouwd. De opeenvolgende sluizen deden niet alleen dienst als waterkering bij hoge waterstanden, maar regelden ook de waterhuishouding in de polders. Tot de Tweede Wereldoorlog loosde de Spakenburgergracht het overtollige water via het spui op de Zuiderzee. In 1949 werd deze sluis en een deel van de Oude Haven gedempt. In de daarop volgende 30 jaar is de bebouwing langs het oude spui gesloopt en is het huidige Spuiplein ontstaan. De panden aan de westzijde van de Kerkstraat zijn daarbij afgebroken. Vanaf de jaren '60 heeft dit plein zich geleidelijk ontwikkeld tot het winkelhart van Spakenburg.

De haven, die ver tot in de oorspronkelijke dorpskern doordringt, is onlosmakelijk verbonden met de ontwikkeling van het dorp. Over het ontstaan van de (oude) haven van Spakenburg is weinig bekend. Sinds 1686 werd tol geheven voor het gebruik van deze zeehaven en in 1752 is men begonnen met een grootscheepse renovatie van de toen zwaar verwaarloosde haven. Lange tijd hadden de vissers voldoende plaats voor hun botters in de Oude Haven.
In de negentiende eeuw maakte de vissersvloot op de Zuiderzee een ongekende groei door. In Spakenburg, evenals in andere vissersplaatsen rond de Zuiderzee, nam het aantal schepen sterk toe. De opbloei van de visserij op de Zuiderzee was onder meer het gevolg van een toenemende vraag naar vis. Vis was relatief goedkoper dan vlees en door snellere vervoersmiddelen werd het afzetgebied groter.
De schepen namen snel toe in omvang en aantal. De oorspronkelijke haven werd langzamerhand te klein. Voor een nieuwe haven werden verschillende plannen ontwikkeld. In 1886 werd begonnen met de aanleg van de Nieuwe Haven en de renovatie van de Oude Haven. De visserij zorgde voor veel nevenactiviteiten, zoals visrokerijen, zeilmakerijen, kuiperijen en scheepsbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.randmeer0800-0402_0003.jpg"

Afbeelding - situatie medio 1925

Na de afsluiting van de Zuiderzee in 1932 en de inpoldering na de Tweede Wereldoorlog ging het snel bergafwaarts met de vissersvloot, alleen een deel van de vishandel is gebleven. De Nieuwe Haven verloor haar economische functie en doet vanaf de jaren zeventig (van de vorige eeuw) dienst als jachthaven voor de watersport. In de Oude Haven liggen voornamelijk botters die dienen voor de recreatievaart. De havens, de scheepswerf met de helling, de smalle steegjes en de vissershuisjes houden de herinnering in stand aan de tijd dat de inwoners vooral van de visserij en wat daarmee samenhangt leefden. In de loop der tijd zijn de oude kernen Bunschoten en Spakenburg door de diverse nieuwere wijken aan elkaar gegroeid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.randmeer0800-0402_0004.jpg"

Afbeelding - situatie anno 2008

2.2 Ruimtelijke Beschrijving

2.2.1 Landschap

Bunschoten-Spakenburg ligt in het open agrarisch slagenlandschap van de Eempolders. Het voorheen ontoegankelijke moerasgebied van de Eemmonding werd in korte tijd aanzienlijk droger en vanaf de Eem werd het gebied ontgonnen, zoals omschreven bij ‘overgangslandschap: het halfopen slagenlandschap’. In de twaalfde eeuw wordt ook het veen rond Bunschoten systematisch ontgonnen ten bate van de landbouw.

Het binnendijkse gebied ten oosten van de Eem is geheel voorzien van primaire dijken. Het gebied wordt gekenmerkt door een zeer open karakter met wijdse vergezichten en zeer schaarse bebouwing. De kern Bunschoten-Spakenburg heeft vooral aan de west- en zuidzijde de ‘groene’ dorpsrand afgezet met beplanting. Aan de oostzijde is de dorpsrand meer diffuus. Kijkend vanaf het Nijkerkernauw is er zicht naar de kuststrook van Bunschoten-Spakenburg.
Bunschoten-Spakenburg ligt binnendijks, achter de Oostdijk die naar het westen toe overloopt in de Westdijk. Aan het water liggen brede rietkragen die het zicht op de haven voor een groot deel wegnemen. Hier en daar zijn enkele masten van plezierjachten in de haven te zien. Ook het voormalige bedrijventerrein Oostmaat ligt achter de Oostdijk. In de huidige situatie is het terrein niet of nauwelijks zichtbaar.

Aan de westzijde is Bunschoten-Spakenburg vanaf het water niet goed zichtbaar; het grootste deel wordt aan het zicht onttrokken door de hoog opgaande bomen die het sportpark omzomen. In de havenmonding komt het dorp pas goed in zicht.
Vanaf de Westdijk is het water van het Randmeer eveneens beperkt zichtbaar. Ook hier zorgt de aanwezigheid van het sportpark, tezamen met hoog opgaande beplanting voor een visuele afscherming. Het water wordt vanaf de Westdijk eigenlijk pas weer zichtbaar bij Jachthaven Nieuwboer. Direct ten westen van deze jachthaven is over het open grasland van de buitendijkse polder goed zicht op het Randmeer. Op veel plaatsen is de precieze scheiding tussen land en water niet goed zichtbaar. Dit wordt veroorzaakt door de verlanding die plaatsvindt en die zorgt voor plas-dras-situaties.
Langs de oever richting de kern van Spakenburg is een recreatiestrandje met daarbij behorende voorzieningen en een promenade.
Sportpark Westmaat is in Bunschoten-Spakenburg dominant aanwezig. De hoge lichtmasten van beide voetbalverenigingen zijn van grote afstand zichtbaar. Vanaf de Westdijk is aan 'landzijde' een veel aantrekkelijker uitzicht, mede door het Bungalowpark Eemmeer.

Het gebied ten oosten van de havenmonding is slecht te beleven. Dit komt door de bootopslag en het rietachtige terrein van de Eendracht en de beperkte openbaarheid van dit terrein.

2.2.2 Water

Bunschoten-Spakenburg heeft een sterke relatie met het water; Bunschoten-Spakenburg heeft op dit moment een drietal havens, die voornamelijk worden gebruikt voor recreatievaart. Dit zorgt voor een verlevendiging van de kern van Spakenburg.
Het plangebied bestaat voor een zeer groot deel uit het wateroppervlak van het Eemmeer en het Nijkerkernauw. Dit wateroppervlak wordt zowel benut door de visserij, de watersport als 'de natuur'. De binnenvaart maakt gebruik van de buiten het plan gelegen vaargeul. Vanaf de vaargeul zijn er aanloopgeulen naar de haven en naar Jachthaven Nieuwboer. Het gebruik van het water is verder als volgt:

  • ten oosten van de havenmonding bevindt zich een zone voor speedboten en jetski's;
  • in het Kleine Zeetje (watergebied ten westen van het havenhoofd) en Jachthaven Nieuwboer bevinden zich voorzieningen ten behoeve van de watersport in de vorm van lig- en aanlegplaatsen.
  • langs de oever bij sportpark Westmaat ligt sinds enige jaren een promenade met een recreatiestrandje en zijn er tevens voorzieningen aanwezig ten behoeve van het plankzeilen;
  • langs de oevers van het gebied komen natuurwaarden voor.


In de vaargeul van de Zuidelijke randmeren geldt een maximale vaarsnelheid van 20 km/uur. Daarbuiten geldt in principe een maximale vaarsnelheid van 9 km/uur. Op bepaalde locaties is het toegestaan om sneller te varen.
Ten oosten van de havenmonding bevindt zich een oranje vaarzone. Hier mogen speedboten en jetski's harder varen dan 20 km/uur. Deze vaarzone bevindt zich op zodanige afstand van de oeverzone dat het gebruik hiervan niet leidt tot extra verstoring voor de watervogels in de oeverzone.

2.2.3 Groen

Het plangebied kenmerkt zich door een groot buitendijks gelegen gebied. Dit gebied kan voor een deel worden gekenschetst als openbare en voor een deel als private groene ruimte. Vanuit de landelijke omgeving komen “groene vingers” het plangebied in, zoals dat staat beschreven in de Groenstructuurvisie 2004-2014.

2.2.4 Natuurgebieden

In de omgeving van Bunschoten-Spakenburg liggen meerdere beschermde natuurgebieden die samenhangen met het open slagenlandschap en/of de randmeren:

  • Arkemheenpolder (Vogelrichtlijngebied, bescherming door Natuurbeschermingswet 1998);
  • Eemmeer, Gooimeer en IJmeer (Vogelrichtlijngebied, bescherming door Natuurbeschermingswet 1998);
  • Nijkerkernauw is onderdeel van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur van Utrecht en Gelderland;
  • de randmeren, en dus ook het Nijkerkernauw, vormen de Natte As, één van de robuuste verbindingen van de Ecologische Hoofdstructuur.

De natuurgebieden hebben als doelstelling de natuurlijke processen te versterken en kenmerkende natuurwaarden in stand te houden dan wel vergroten. De ecologische verbindingszones zijn ingesteld om de natuurgebieden met elkaar te verbinden en zodoende de ecologie te versterken. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden gekeken welke gevolgen de ontwikkeling heeft voor de natuurgebieden. Door de samenhang tussen de natuurgebieden, kunnen ontwikkelingen invloed hebben op de natuur van een groter gebied dan alleen het plangebied. Een deel van het plangebied ligt ten slotte in een stiltegebied ten westen van Bunschoten.

2.2.5 Verkeer

Als historisch vissersdorp aan de Zuiderzee komen in de zomermaanden veel toeristen genieten van de vele herinneringen aan de voormalige visserijcultuur en van de mooie omgeving. Veel bezoekers komen met de fiets vanaf de Oostdijk of Westdijk. Bezoekers die met de auto komen kunnen parkeren op het op het Visrokersplein, het Peter Dorleijnplein en het Schansplein. Ook de centrale parkeerplaats op het sportpark Westmaat wordt gebruikt.

Door de omvang van het plangebied komen diverse ontsluitende wegen vanuit diverse windrichtingen het plangebied in. Aan de westzijde loopt de Westdijk ten zuiden van en deels door het plangebied. Aan de zuid-oostzijde wordt het plangebied bereikt via de Oostsingel, welke overgaat in de Oostmaat/Weikamp.
De Westdijk fungeert niet alleen als woonstraat, maar ook als toegangsroute naar de verschillende recreatieve voorzieningen. Oostmaat en Weikamp zijn woonstraten. Op deze wegen mag door het autoverkeer maximaal 30 km/uur worden gereden.

2.3 Functionele Beschrijving

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.randmeer0800-0402_0005.jpg"

Afbeelding - functiekaart (volledig plangebied)

2.3.1 Buitendijks gebied

Voor een groot deel van het plangebied valt de zuidelijke plangrens samen met de oever van het Randmeer. In de nabijheid van de bebouwde kom bevindt zich echter, tussen de Westdijk en de oever van het Randmeer, nog een aantal functies. Van west naar oost zijn daar achtereenvolgens:

  • Jachthaven Nieuwboer: Dit betreft een haven met een capaciteit van ruim 400 ligplaatsen. Op het terrein zijn voorzieningen ten behoeve van de winterstalling voor boten, zowel overdekt als in de open lucht. Tenslotte bevinden zich op het terrein 35 vakantiebungalows en een horecavoorziening.
  • Sportpark Westmaat: Op het sportpark zijn de twee voetbalverenigingen v.v. IJsselmeervogels en s.v. Spakenburg gevestigd. Daarnaast zijn de sporthallen 'de Stormvogel' en 'de Toekomst' op het terrein gesitueerd. Het sportpark omvat twee hoofdvelden ten behoeve van de voetbalverenigingen met bijbehorende tribunes en clubgebouwen, diverse bijvelden en een gezamenlijke parkeerplaats.
  • Het terrein ten oosten van de havenmonding: Direct ten oosten van de havenmonding ligt het terrein waarop watersportvereniging de Eendracht is gevestigd. Een groot deel van het terrein is bedoeld voor bootopslag. De scouting is op het terrein naast de watersportvereniging gevestigd. Het resterende gebied tussen het Randmeer en het terrein van de watersportvereniging bestaat uit riet. Zowel de watersportvereniging als de scouting hebben door dit rietgebied een kanaaltje gegraven naar het Randmeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.randmeer0800-0402_0006.jpg"

Afbeelding - functiekaart (uitsnede)

2.3.2 Binnendijks gebied

Een klein gedeelte van het plangebied is binnendijks gelegen. Hier liggen:

  • Bungalowpark Eemmeer: Even ten zuiden van Jachthaven Nieuwboer bevindt zich aan de Westdijk het bungalowpark Eemmeer. Op dit terrein zijn circa 65 vakantiebungalows gesitueerd, die voor een deel permanent worden bewoond. Daarnaast bevinden zich bij en op het terrein diverse voorzieningen, zoals een kampwinkel.
  • In het gebied rond Oostmaat en Weikamp wordt de woonfunctie gecombineerd met lichte (kleinschalige) bedrijvigheid. Een groot deel van het terrein ligt braak.

2.4 Cultuurhistorie En Archeologische Aspecten

2.4.1 Monumentale panden

In het plangebied zelf zijn geen monumenten aanwezig. In het gebied rond de Oude en Nieuwe Haven komen meerdere historisch waardevolle panden voor, waarvan een tweetal in het plangebied.

adres bebouwingsvorm cat.
Weikamp visrokerij 3
Oostmaat 5 visrokerij 3

Bron: Monumenten Inventarisatie Project Provincie Utrecht, 1992

Geen van beide panden komen in aanmerking voor een monumentale status. De visrokerij Oostmaat 5 zal in de loop van 2010 worden gesloopt.

2.4.2 Aanwijzing als beschermd dorpsgezicht

De cultuurhistorische waarden in het gebied komen met name tot uitdrukking door de ligging in en nabij de dorpskern van Spakenburg en de voormalige Zuiderzeekust. Het dorpsgezicht van Spakenburg komt volgens de Rijksdienst voor monumentenzorg en de provincie Utrecht in aanmerking voor aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht. In dit bestemmingsplan vallen de havenmonding in het Nijkernauw en een deel van het aansluitende gebied binnen de op handen zijnde aanwijzing.

In het rapport van het monumenten inventarisatie project wordt het betreffende gebied aangeduid als “gebied met bijzondere waarden”. De historisch ruimtelijke structuur van de havens van Spakenburg geldt als een karakteristiek voorbeeld van een voormalig vissersdorp gelegen aan de voormalige Zuiderzee. De gebouwen - woonhuizen en bedrijven - voortkomend uit de visserijcultuur en de herkenbaarheid van de havens maken de kern van Spakenburg van belang wegens cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectuurhistorische waarden.

De aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht is niet bedoeld om de bestaande toestand in al zijn facetten te 'bevriezen'. Nieuwe ontwikkelingen kunnen leiden tot behoud van waardevolle aspecten binnen het gebied. Voor zover bebouwing en openbare ruimte aangemerkt worden als waardevol – en als zodanig ook in de aanwijzing zijn beschreven – is het wel de bedoeling om de toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van gebouwen en terreinen hierop af te stemmen. Het beschermd dorpsgezicht vormt in dit verband een historische stedenbouwkundige eenheid. De opgave is om bij nieuwe ontwikkelingen die eenheid zoveel mogelijk te versterken.

2.4.3 Archeologie

In het concept-beleidsplan “Gemeentelijke Archeologische Monumentenzorg Bunschoten op basis van Stra-Arch” (Vestigia, rapportnr. V33, november 2004) worden de archeologische waarden in beeld gebracht op basis van de Indicatieve Kaart Archeologische verwachtingswaarde (IKAW), de Archeologische Monumentenkaart (AMK) en Archis-meldingen. De resultaten zijn vastgelegd in een archeologische basiskaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.randmeer0800-0402_0007.jpg"

Afbeelding - uitsnede archeologische basiskaart

Uit deze archeologische basiskaart blijkt dat voor grote delen van het plangebied hoge maritiem archeologische verwachtingswaarden gelden. Dit betekent dat de aanwezigheid van overblijfselen van vissersschepen hoogstwaarschijnlijk wordt geacht. Voor het resterende deel van het plangebied zijn op basis van historische bronnen geen archeologische verwachtingswaarden bekend.
Concrete acties ter behoud en zorgvuldig beheer van verwachte en bekende archeologische waarden zijn uitgewerkt in de Archeologische maatregelenkaart.

2.5 Overige Aspecten

In Nederland bestaat een algemeen probleem betreffend de aanwezigheid van vervuild slib op de bodem van met name de havens. Er moet aandacht worden besteed aan de bij uitdiepen vrijkomende baggerspecie.

2.5.1 Hinder bedrijvigheid

Bedrijven in het plangebied zijn op basis van hun bedrijfsactiviteiten ingedeeld in de milieucategorieën zoals opgenomen in de nieuwe uitgave van het VNG “Bedrijven en Milieuzonering ( editie 2009)”. Deze lijst verbindt de milieufactoren geluid, stank, stof en gevaar van een bedrijf met de aan te houden afstand tot woonbebouwing. Deze afstanden zijn niet als algemene norm hanteerbaar, maar geven een indicatie van de mate van hinder van bedrijven. In het kader van de afgifte van de eventueel benodigde milieuvergunning worden - indien nodig - aanvullende eisen gesteld aan de bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf om de hinder voor de nabijgelegen woningen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. De fijnere afstemming van de milieu-gevolgen voor de woonomgeving wordt derhalve geregeld in de milieuwetgeving.

De enkele in en rond het plangebied voorkomende kleinschalige bedrijven kunnen nagenoeg allemaal worden ingedeeld in de milieucategorieën 1 en 2. In de bebouwde kom worden de milieucategorieën tot en met 2 als aanvaardbaar beschouwd, met een gewenste afstand van 30 m tot woonbebouwing. Over het algemeen mag worden aangenomen dat de hinder door hun aanwezigheid tot een aanvaardbaar minimum beperkt blijft.
Uitzondering wordt gevormd door verschillende visverwerkingsbedrijven in het gebied. Dit type bedrijf wordt, afhankelijk van de activiteiten, ingedeeld in de milieucategorieën 3.1. tot 4.2 (roken) en 5.2 (drogen). met een indicatieve afstand van 50 m tot 300 m (roken) en 700 m (drogen), met name vanwege geur. Over het algemeen betreft het kleinschalige bedrijven die van oudsher in het gebied aanwezig zijn. De betreffende bedrijven worden specifiek op de verbeelding aangegeven en in de regels gereguleerd.
Specifieke bepalingen in de milieuvergunning dienen er voor te zorgen dat de mogelijke milieugevolgen voor de woonomgeving tot een aanvaardbaar minimum beperkt blijven. De aanwezige bedrijven hebben nimmer geleid tot een klachtenreeks met betrekking tot hinder naar de omgeving. In paragraaf 5.6 'Geurkwaliteit' wordt hier nader aandacht aan besteed.

In en rond het plangebied komen op diverse plaatsen beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis voor, zoals een accountantbedrijf. Het betreft hier zogenoemde “vrije beroepen”; deze zijn als recht in woningen toegestaan.

2.5.2 Waterkering (West- en Oostdijk)

Sinds de herziening van de Wet op de waterkering (Wwk) wordt het Randmeer als 'groot buitenwater' gekenmerkt. De West- en Oostdijk maken daardoor deel uit van de buitenwaterkering die het Randmeer, om de Oude en Nieuwe Haven heen, begeleidt. Dit houdt in dat de West- en Oostdijk als primaire waterkering moeten worden beschouwd. Deze primaire waterkering is vanwege de Wwk in 2006 beoordeeld en afgekeurd op stabiliteit en 'piping'. Ook de hoogte van de dijken is ontoereikend.
Het Waterschap Vallei & Eem, de beheerder van de waterkering, laat momenteel een MER vervaardigen ten behoeve van de verbetering (dijkverbeteringsplan) van de ‘afgekeurde’ dijken: MER Veiligheid Zuidelijke Randmeren (zie verder in paragraaf 5.10.2).

De functie van de dijk als een primaire waterkering brengt ter bescherming van de dijk enige beperkingen met zich mee. Dit zijn beperkingen met betrekking tot het gebruik van de gronden. Deze beperkingen zijn vastgelegd in de 'Keurbepalingen' van het Waterschap Vallei & Eem die deze dijk in haar beheer heeft. Met betrekking tot deze dijk is in de Keur onder andere bepaald dat, binnen een zone van ruim 130 m binnendijks en bijna 180 m buitendijks het zonder vergunning van het waterschap niet mogelijk is bouwwerken of andere werken te plaatsen of te verwijderen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nota Ruimte (2006)

Het hoofddoel van deze nota is om ruimte te scheppen voor de verschillende ruimte vragende functies. Het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking heeft, maakt het nodig om dit op een efficiënte en duurzame wijze te doen en niet alleen in kwantitatieve, maar ook in kwalitatieve zin vorm te geven. Daarbij is het belangrijk dat iedere overheidslaag in staat wordt gesteld de eigen verantwoordelijkheid waar te maken. Meer specifiek richt het kabinet zich in de nota op: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter-)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Deze vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd en zijn een uitdrukking van de voornaamste ruimtelijke beleidsopgaven die het kabinet ziet voor de kortere en langere termijn.
De kwaliteit van steden en dorpen wordt mede bepaald door de landschappelijke en recreatieve mogelijkheden in de directe omgeving. Regionaal en lokaal maatwerk is essentieel voor een goede balans tussen 'rood', 'groen' en 'blauw'.

De buitendijkse gebieden in het plangebied liggen deels binnen de netto begrensde Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Hier geldt een basisbescherming, waarbij de beheerder verplicht is zorg te dragen voor de kwaliteit van het gebied.
Het plangebied ligt deels in nationaal landschap Arkemheen-Eemland. Provincies zijn verantwoordelijk voor de uitwerking van het beleid voor nationale landschappen. De kernkwaliteiten van dit nationaal landschap zijn extreme openheid, slagenverkaveling en veenweidekarakter. Het extreem open veenontginningslandschap kenmerkt zich door het ontbreken van vrijwel elke bebouwing en opgaande begroeiing, historische binnendijken en een klassieke slagenverkaveling. Binnen de nationale landschappen is het uitgangspunt voor het ruimtelijk beleid 'behoud door ontwikkeling'. De landschappelijk kwaliteiten zijn medesturend voor de wijze waarop gebiedsontwikkeling plaatsvindt.
De toeristisch-recreatieve betekenis van nationale landschappen is groot en het is belangrijk dat deze in de toekomst toeneemt.

Het Rijk streeft er naar om verdichtingsmogelijkheden in het bestaand bebouwd gebied zo optimaal te benutten. Het realiseren van woningbouwlocaties binnen het bestaand stedelijk gebied door middel van verdichting in bestaande kernen, voldoet aan de uitgangspunten van deze nota.

De randmeren vallen onder het IJsselmeergebied. Het IJsselmeergebied kenmerkt zich door de internationale waarden van natuur en cultuur en de 'open horizon'. Het gebied heeft een belangrijke functie voor de veiligheid voor het achterliggende gebied tegen overstroming en voor drinkwatervoorziening. De randmeren hebben mogelijkheden voor kleine watersport en dagrecreatie. Het waterbeheer en natuur- en landschapswaarden staan onder druk. Bij ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met een goede inpassing van activiteiten in de waarden van natuur, landschap en cultuur van het IJsselmeergebied.

De nadelige invloed van een ruimtelijke ingreep op het watersysteem, dient zoveel mogelijk waterneutraal of waterpositief te worden gecompenseerd. Op basis van het Nationaal Waterplan krijgt iedere gemeente een beperkte ruimte voor buitendijkse ontwikkelingsruimte (zie 3.1.5 en 5.9.3.1).

Bij de voorgenomen ontwikkeling, vindt woningbouw plaats op een binnendijkse inbreidingslocatie. Een eerste verkenning laat zien dat het daadwerkelijk overstroombaar buitendijks gebied (de rietvelden) niet afneemt. Voor de aanleg van de parkeerplaats, botenstalling en een deel van de dijkverlegging moet land worden aangewonnen, maar door de realisatie van de nieuwe jachthaven wordt dit verlies aan voor water beschikbaar gebied gecompenseerd.

3.1.2 Waterbeleid in de 21e eeuw (2000)

Aanleiding voor het kabinetsstandpunt ‘Anders omgaan met water’ is de zorg over de versnelde stijging van de waterspiegel, wateroverlast, bodemdaling en het toenemend hoogwater in de rivieren. De grootste zorg is het overstromen of doorbreken van waterkeringen. Hierbij ontstaat niet alleen grote economische schade, maar bestaat er ook een veiligheidsprobleem. De ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast, moet ten minste behouden blijven. De aanwezige ruimte mag niet verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.

Belangrijk onderdeel in het nieuwe waterbeleid is de watertoets. Water zal, meer dan nu, sturend zijn bij de ruimtelijke inrichting en het ruimtegebruik in Nederland. In de Startovereenkomst Waterbeheer 21e eeuw is daarom overeengekomen dat alle ruimtelijke plannen vanaf medio februari 2001 een waterparagraaf dienen te bevatten en aan een watertoets worden onderworpen.

3.1.3 Europese Kaderrichtlijn Water (2003)

De Europese Kaderrichtlijn Water heeft als doel een goede toestand van het oppervlaktewater en grondwater in alle lidstaten van de Europese Unie. De richtlijn gaat ervan uit dat water geen gewoon handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. De richtlijn geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dit moet leiden tot:

  • het behoeden voor verdere achteruitgang van aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen;
  • verbetering van het aquatisch milieu, dit onder andere door een forse vermindering van lozingen en emissies;
  • duurzaam gebruik van water op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn;
  • een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.

Water gaat óver grenzen. Daarom hanteert de Europese Kaderrichtlijn Water een stroomgebiedbenadering. Het plangebied valt onder het stroomgebied van de Rijn, met als deelstroomgebied Rijn-Delta.

3.1.4 Samen werken met water (2008)

In opdracht van de regering heeft de Deltacommissie advies uitgebracht over de bescherming van Nederland tegen de gevolgen van klimaatverandering. Daarbij gaat het om de vraag hoe Nederland zo kan worden ingericht dat het ook op de zeer lange termijn klimaatbestendig is, veilig tegen overstromingen, en een aantrekkelijke plaats is en blijft om te leven; wonen, werken, recreëren en investeren.
Voor de uitvoering van het advies voor een klimaatbestendige inrichting van Nederland is het Deltaprogramma opgesteld. Dit programma wordt financieel (Deltafonds) en politiek-bestuurlijk verankerd in een vernieuwde Deltawet.

Het plangebied maakt deel uit van het IJsselmeergebied. In de aanbevelingen voor de toekomst wordt aangegeven dat het peil van het IJsselmeer met maximaal 1,5 m wordt verhoogd. Het IJsselmeer behoudt zijn strategische functie als zoetwaterreservoir voor Noord-Nederland, Noord-Holland en West-Nederland. Uitvoer van de maatregelen om de peilstijging te realiseren, kan geleidelijk gebeuren.

3.1.5 Nationaal Waterplan (2009)

In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan (NWP) is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en gaat alle voorgaande nota's waterhuishouding vervangen.
Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water.

Voor wat betreft de Veluwerandmeren wordt er voor gekozen om het peil los te koppelen van die van het IJsselmeer. Het gevolg is een peilbeheer dat beter tegemoet komt aan wat nodig is voor een ecologisch duurzame ontwikkeling.
Op beperkte schaal worden buitendijkse ontwikkelingen mogelijk gemaakt, met aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Het verlies aan waterbergingscapaciteit als gevolg van de buitendijkse ontwikkelingen hoeft niet te worden gecompenseerd.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Streekplan Utrecht 2005-2015 (2004)

In het kader van de (nieuwe) Wet op de ruimtelijke ordening (Wro), is op 1 juli 2008 het Streekplan omgezet naar een provinciale structuurvisie. Ten behoeve van deze omzetting is de Beleidslijn nieuwe Wro opgesteld. Het doel van de Beleidslijn is om ook onder de Wro, slagvaardig het Streekplan als beleidskader te kunnen blijven toepassen. Het Streekplan is beleidsneutraal omgezet; de Beleidslijn bevat geen nieuw beleid.
De Wro gaat uit van een nieuw sturingsconcept en biedt meer en nieuwe instrumenten. Het provinciaal belang bepaalt het ruimtelijk ordeningsbeleid van de provincie. De provincie definieert zelf binnen de grenzen van de wet het eigen provinciaal belang en handelt van daaruit naar de andere overheidslagen. De Wro biedt de provincie onder meer de mogelijkheid een verordening vast te stellen wanneer zij haar provinciale belangen wil laten doorwerken richting gemeenten.
Het streekplan zet in op zorgvuldig ruimtegebruik voor zowel het stedelijk als het landelijk gebied. Daarnaast wordt veel belang gehecht aan water. Water vormt een ordenend principe en bij nieuwe ruimtelijke afwegingen vormt water een vertrekpunt. Ruimtelijke ontwikkelingen dienen te voldoen aan milieuregelgeving.

In de navolgende afbeelding is een uitsnede weergegeven van de streekplankaart. De kern van Bunschoten-Spakenburg ligt in open gebied en domineert daardoor de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.randmeer0800-0402_0008.jpg"

Afbeelding - uitsnede streekplan

Het gebied aan de noordkant van de kern maakt deel uit van de groene zone langs de Randmeren. De ligging aan de Randmeren, de kwaliteiten en de recreatieve gebruiksmogelijkheden van de kustzone zijn van grote betekenis voor de regio. Vergroting van de natuur- en recreatieve functies versterkt de aantrekkelijkheid. Deze ontwikkelingen zijn mogelijk in Landelijk gebied 1.
Landelijk gebied 1 functioneert als stedelijk uitloopgebied. Het gebied grenst aan het stedelijk gebied en heeft een stedelijke invloed door een afwisseling van onder andere (dag)recreatie terreinen, incidenteel kleine natuurgebieden en ecologische verbindingszone.
Het gedeelte van het Eemmeer in het plangebied valt onder Landelijk gebied 3 en waterbergingsgebied. Voor water en milieu in Landelijk gebied 3 geldt beleid ten aanzien van waterhuishouding en milieukwaliteiten die worden afgestemd op de lokaal aanwezig functies, rekening houdend met aanwezige waarden. Waterknelpunten worden opgelost zonder deze af te wentelen op andere gebieden.

Het plangebied valt binnen de groene contouren en bestaat uit bestaande natuur en nieuwe natuur. Het gebied valt onder de Ecologische Hoofdstructuur, het vogelrichtlijngebied en het natuurbeschermingswetgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.randmeer0800-0402_0009.jpg"

Afbeelding - uitsnede kaart groene contouren

De EHS dient er voor om de gewenste ecologische duurzaamheid te bereiken. De Vogelrichtlijn heeft tot doel de bescherming van alle in het wild levende vogels. De Natuurbeschermingswet regelt de aanwijzing tot natuurmonument en de daarbij horende wettelijk bescherming.

Woonomgeving
Verstedelijkingsambities moeten plaatsvinden binnen de rode contouren. Bij nieuwbouw van woningen wordt prioriteit gegeven aan herstructurering en revitalisering. Vervolgens komen inbreiding en intensivering in beeld. Daarna kan worden gekozen voor uitbreiding.
De provincie gaat er van uit dat Bunschoten voldoende woningen realiseert voor de 'eigen woningbehoefte'. Voor de gemeente Bunschoten is een relatief hoog woningbouwprogramma (woningbouwprogramma van 1.990 woningen ten opzichte van woningvoorraad van 6.880 woningen) opgesteld. In het bestaand stedelijk gebied zijn nog enkele inbreidingslocaties aanwezig. Bij de ontwikkeling van woningbouw is zorgvuldige landschappelijke inpassing een randvoorwaarde. Ook is inzicht nodig in de wijze van ontsluiting en de relatie hiervan met de capaciteit van het wegennet.

Natuur
Een groot gedeelte van het plangebied ligt binnen de groene contour. Binnen de groene contour geldt het “nee, tenzij”-regime. Nieuwe plannen binnen en in de nabijheid van deze gebieden zijn niet toegestaan indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten, tenzij er geen reële alternatieven zijn én er sprake is van redenen van groot openbaar belang.
Het plangebied bevat gronden van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn aangewezen gebieden en de Ecologische Hoofdstructuur. Hiervoor geldt in principe het compensatiebeginsel.

Water
Binnen waterbergingsgebieden worden geen ontwikkelingen toegestaan die in strijd zijn met de waterbergingsfunctie. In het plangebied ligt een waterwingebied. Bij functiewijziging dient rekening te worden gehouden met het waterwinbelang. Door vrijwaringszones worden ruimtelijke ontwikkelingen voorkomen die eventuele dijkversterkingen of andere maatregelen bemoeilijken. Duurzaam waterbeheer moet een rol spelen bij de herinrichting van bestaand stedelijk gebied.

Cultuurhistorisch waardevolle gebieden en aardkundige waarden
Op de strategiekaart Cultuurhistorische hoofdstructuur (CHS) is het plangebied deels aangeduid met 'veiligstellen gebieden' en voor een vrij klein gedeelte aangeduid met 'eisen stellen gebieden'. In gebieden met de aanduiding 'veiligstellen' wil de provincie, vanuit cultuurhistorie gezien, grootschalige transformaties voorkomen. Aan het veranderingsproces binnen gebieden met de aanduiding 'eisen stellen' wil de provincie vanuit cultuurhistorie voorwaarden verbinden als kader bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Ruimtelijke plannen die het bodemarchief kunnen aantasten dienen zoveel mogelijk rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Aardkundige kwaliteiten worden zoveel mogelijk veilig gesteld.

Mobiliteit en bereikbaarheid
Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen leiden tot een toenemende verkeersdruk in het plangebied, de omgeving en elders in de regio. De effecten hiervan op de leefomgeving vragen aandacht bij ruimtelijke planvorming. Nieuwe woongebieden dienen goed en tijdig bereikbaar en ontsloten te zijn voor openbaar vervoer en fietsverkeer.

Recreatief-toeristische voorzieningen
Om recreatiewoningen beschikbaar te houden voor verblijfsrecreatie, is permanente bewoning ongewenst. Met betrekking tot recreatiewoningen gelegen in een nationaal landschap wordt, na de totstandkoming van de beschrijving van dat landschap, geen bestemmingswijziging naar wonen goedgekeurd als de woning in een kwetsbaar gebied ligt. Een bestemmingswijziging naar wonen wordt niet goedgekeurd indien daardoor behoefte zou ontstaan aan nieuwe recreatiewoningen. Goedkeuring van een bestemmingswijziging naar wonen voor recreatiewoningen die deel uitmaken van een als eenheid te beschouwen complex, wordt voor alle tot dat complex behorende recreatiewoningen tegelijk gegeven als met betrekking tot elk van die woningen afzonderlijk aan de voorwaarden wordt voldaan. Is dit niet het geval, dan wordt de goedkeuring met betrekking tot geen enkele van de tot het complex behorende recreatiewoningen gegeven. Deze goedkeuring wordt daarnaast alleen gegeven als het complex niet bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd.

3.2.2 Streekplanuitwerking nationale landschappen (2008)

In de Nota Ruimte zijn door het rijk twintig gebieden aangemerkt als nationaal landschap. Deze gebieden kenmerken zich door de aanwezigheid van internationaal zeldzame of unieke en nationaal kenmerkende landschapskwaliteiten, en in samenhang daarmee bijzondere natuurlijke, cultuurhistorische en recreatieve kwaliteiten. Deze kwaliteiten moeten behouden blijven, duurzaam beheerd en - zo mogelijk - worden versterkt.

Als strategie voor het ruimtelijk beleid wordt gehanteerd: “behoud door ontwikkeling”. In algemene zin geldt dat binnen nationale landschappen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of versterkt.

Het plangebied maakt deel uit van het nationaal landschap Arkemheen-Eemland. Binnen de nationale landschappen zal via de uitvoering van concrete projecten een stevige impuls worden gegeven aan het behoud en de versterking van de landschappelijke kwaliteiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.randmeer0800-0402_0010.jpg"

Afbeelding - begrenzing nationaal landschap Arkemheen-Eemland

Het uitgangspunt van het open gebied is het behoud en versterking van de kernkwaliteiten met kernwaarden. De grondgebonden landbouw is de belangrijkste drager en beheerder van de open ruimte. De instandhouding van een goede agrarische structuur is dan ook van groot belang. Daarvoor is het nodig dat de grondgebonden veehouderij zich verder kan ontwikkelen. Het is gewenst dat het weidevogel- en slootkantbeheer verder wordt ontwikkeld.

Het ontwikkelingsperspectief in de overgangsgebieden is gericht op de verweving van functies. De overgangsgebieden hebben – afhankelijk van de ligging ten opzicht van het stedelijk gebied - verschillende accenten. Er is vanuit ruimtelijke ordening en landschap meer ontwikkeling mogelijk. Daarom geldt ook voor deze gebieden een ‘ja, mits’ benadering. Vanwege hun belang en relatie met de openheid van het open gebied is ook juist hier behoud, versterking en ontwikkeling van de kernkwaliteiten met de kernwaarden en de bestaande landschapskenmerken van groot belang bij nieuwe (en bestaande) ontwikkelingen.

De gebieden hebben afwisselend een meer open of besloten karakter. Deze afwisseling kan door nieuwe ontwikkelingen worden versterkt. In het plangebied is sprake ven een open karakter. De open gebieden, die aansluiten op de zichtlijnen van het open gebied, verdienen hierbij extra aandacht.

3.2.3 Provinciaal Milieubeleidsplan 2004-2008 (2004)

De belangrijkste uitgangspunten van dit plan zijn leefbaarheid en duurzaamheid. Het plan is gericht op integrale maatschappelijke thema's als veiligheid, gezondheid, biodiversiteit en leefomgevingskwaliteiten. Deze thema's gaan verder dan alleen milieu. De fysieke leefomgeving wordt in samenhang gezien met de sociale infrastructuur.

De kracht van de provincie ligt in de diversiteit die bepalend is voor de leefbaarheid: diversiteit van landschap en biodiversiteit, diversiteit van woon- en vestigingsmilieus en diversiteit in cultureel erfgoed. Diversiteit speelt daarom een leidende rol bij de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in de provincie. Met het milieubeleid wordt vooral gericht op het behoud en de versterking van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in de provincie. Daarnaast wordt, daar waar afspraken liggen met het Rijk en Europa, een bijdrage geleverd aan de aanpak van mondiale vraagstukken. De uitgangspunten van het milieubeleidsplan zijn:

  • een bijdrage leveren aan de oplossing van hardnekkige mondiale milieuvraagstukken
  • de milieukwaliteit in de provincie Utrecht behouden en herstellen
  • burgers en organisaties in de provinciale gemeenschap hun verantwoordelijkheid laten nemen
  • de uitvoering vernieuwen en richten op de eigen kwaliteit van gebieden.

Aangezien geen twee gebieden in de provincie hetzelfde zijn, worden milieukwaliteitseisen gedifferentieerd naar gebiedstypen en gebieden aan de hand van de gewenste basis- en ambitiekwaliteiten. De aanpak is gericht op de eigen kwaliteit van gebieden. De ruimte voor de uitvoering ligt bij de regio's, in dit geval is dat de regio Eemland.

Langs de primaire waterkeringen liggen vrijwaringszones. De vrijwaringszone voor nieuwe bebouwing langs de dijken beslaat 175 m buitendijks en 100 m binnendijks.

In het gebied ten westen van de kern van Bunschoten-Spakenburg en ten noorden van de Westdijk ligt waterwingebied Eempolder. Het waterwingebied heeft een boringsvrije zone.

3.2.4 Waterhuishoudingsplan Provincie Utrecht (2004)

Het hoofddoel van het derde provinciale waterhuishoudingsplan is het hebben en instandhouden van een veilig en bewoonbaar land. De provincie Utrecht streeft naar gezonde en veerkrachtige watersystemen en een duurzaam gebruik van water voor mens en natuur.

Voor het plangebied richt het beleid zich in hoofdlijnen op een verweving van natuur en waterrecreatie. Bij de inrichting en het beheer wordt rekening gehouden met deze functies. Het huidige veiligheidsniveau (binnendijks) blijft ook bij stijgend waterpeil in het IJsselmeergebied ten minste gehandhaafd. De primaire waterkering moet bestand zijn tegen hoogwater vanuit het Markermeer en Zuidelijke Randmeren (bij storm) met veiligheidsnorm 1/1250 jaar. Om aan de norm te voldoen, heeft het waterschap tot doel om de dijken in 2010 te hebben versterkt.

Door optimalisatie van het peilbeheer en inrichtingsmaatregelen gericht op vasthouden en vertraagd afvoeren, wordt gestreefd naar een standstill van de huidige water aan- en afvoer vanuit en naar de Eem en Randmeren. In algemene zin geldt een standstill voor de korte termijn wat betreft verstorende en vervuilende functies.

De waterkwaliteit dient in 2010 aan de Maximaal Toelaatbare Risico (MTR)-normen en in 2015 aan de gebiedsgerichte normen op basis van de Europese Kaderrichtlijn Water te voldoen. Voor natuurgebieden gelden hierbij waar nodig ambitieuzere doelen. In de planperiode dienen de ecologische waarden van de kwelafhankelijke natuurgebieden te worden hersteld en versterkt. Speciale aandacht is nodig voor het Eemmeer als Europees Vogel- en Habitatrichtlijngebied.

De provincie denkt actief mee in het project BEZEM (Bestrijding Eutrofiëring in de Zuidelijke Randmeren), dat getrokken wordt door Rijkswaterstaat Directie IJsselmeergebied. Eventuele maatregelen worden veelal vanuit de reconstructie genomen (zie voor het project ook paragraaf 3.3.1).

3.2.5 Waterbeheersplan Vallei & Eem 2010-2015 (2009)

In het Waterbeheersplan 2010 - 2015 heeft Waterschap Vallei & Eem zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. De plannen zijn gebundeld in de drie programma's:

  1. 1. Het programma 'Veilige dijken' richt zich op de bescherming van het beheersgebied tegen overstroming en daardoor op veiligheid voor de bewoners en gebruikers. In eerste instantie gaat het om de bescherming tegen buitenwater, zoals de Randmeren. Zonder onze primaire waterkeringen zou dit water de lagere delen van ons beheersgebied binnenstromen. De komende jaren wil het waterschap er onder andere voor zorgen dat de primaire waterkeringen voldoen aan de gestelde veiligheidseisen (toelaatbare faalkans maximaal 1/1250 per jaar).
  2. 2. Het programma 'Voldoende en schoon water' gaat over de manier waarop wordt omgegaan met het zichtbare oppervlaktewater en de nog veel grotere hoeveelheid onzichtbaar grondwater; de waterhuishouding. Het doel van het waterschap is dat het beschikbaar is waar we het nodig hebben, dat het van goede kwaliteit is en dat we er geen overlast van ondervinden. Een belangrijk onderdeel van dit programma is de Europese Kaderrichtlijn Water (kortweg KRW). Deze richtlijn zorgt voor de bescherming van de kwaliteit van oppervlakte- en grondwater. Op basis hiervan gaat het waterschap de komende jaren onder andere ruim 40 kilometer watergang ecologisch inrichten en onderhouden en worden zuiveringsinstallaties verbeterd. Daarnaast werkt het waterschap aan het bestrijden van de verdroging, aan het actualiseren van peilbesluiten en aan het dagelijks beheer van de watergangen.
  3. 3. Het programma 'Zuivering afvalwater' richt zich op de afvalwaterketen; de inzameling, het transport en de behandeling van afvalwater. De onderdelen zijn fysiek met elkaar verbonden en vormen met elkaar een zogenoemde zuiveringskring. Het waterschap beschouwt de waterketen als één geheel en wil het beheer van de verschillende schakels op elkaar afstemmen.

Een belangrijk onderwerp in alle programma's is de (mondiale) klimaatverandering. Het waterschap volgt de ontwikkelingen op de voet, neemt maatregelen om ook op de lange termijn het gebied te beschermen tegen hoog water, wateroverlast en droogte, en om de capaciteit van de zuiveringen op peil te houden.

3.2.6 Stroomgebiedsvisie Gelderse Vallei (2002)

De stroomgebiedsvisie Gelderse Vallei geeft aan wat op lange termijn (2050) het wensbeeld is voor het regionale watersysteem in de Gelderse Vallei. De relatie van de waterhuishoudkundige inrichting (kwantiteit en kwaliteit van zowel grond- als oppervlaktewater) en ruimtelijke inrichting van het stroomgebied staat hierbij centraal. In de stroomgebiedsvisie worden geen integrale ruimtelijke afwegingen gemaakt. Deze worden gemaakt in het kader van het streekplan en het Reconstructieplan Gelderse Vallei, en waar nodig in gebiedsgerichte uitwerkingsplannen en in bestemmingsplannen. De stroomgebiedsvisie vormt een bouwsteen voor deze plannen.

In de stroomgebiedsvisie worden de knelpunten in het waterbeheer besproken. Per subgebied zijn streefbeelden voor het jaar 2050 aangegeven en een daarmee samenhangend ambitieniveau.

3.2.7 Reconstructieplan Gelderse Vallei Utrecht Oost (2005)

Het plangebied is gerelateerd aan het reconstructiegebied Gelderse Vallei en Utrecht-Oost. Het Reconstructieplan gaat in op ontwikkelingsmogelijkheden (verbreding) voor de landbouw, zones voor veehouderijbedrijven rondom bepaalde natuurgebieden, de relatie tussen water en wonen-landbouw-natuur, verbetering kwaliteit van grondwater en oppervlaktewater, recreatiemogelijkheden en nieuwe natuurgebieden.

Hoewel de zuidelijke Randmeren deels buiten het plangebied van de reconstructie liggen, worden deze gebieden toch genoemd in het plan. De waterkwaliteit van het Eemmeer dient te worden verbeterd. Het Eemmeer is een belangrijk gebied voor onder andere natuur en recreatie. Een goede waterkwaliteit is essentieel voor een gezond en veerkrachtig watersysteem. De kwaliteit van het Eemmeer is daarom een goede graadmeter voor het 'succes' van het waterbeleid in de reconstructie, omdat die voor een belangrijk deel (± 80%) bepaald wordt door water dat daar vanuit de Eem instroomt. Tegelijkertijd is het Eemmeer ook van belang voor de Gelderse Vallei, met name voor de ecologische verbindingszones voor bijvoorbeeld vissen (zoals de winde) en macrofauna. Daarnaast kan de waterkwaliteit van het Eemmeer ook inlaatpunten negatief beïnvloeden (bijvoorbeeld het voorkomen van blauwalgen in de Arkervaart). Door de hoge fosfaatgehaltes groeien er in de zomerperiode veel algen en is daardoor de ecologische kwaliteit laag. Daarnaast kunnen enkele algensoorten stoffen produceren, die giftig zijn voor mens en dier en de andere waterplanten verdringen. Hoge nutriëntengehalten worden vooral gemeten tijdens piekafvoeren, als gevolg van uit- en afspoeling van agrarische gronden en overstortingen uit rioolsystemen en rioolwaterzuiveringsinstallaties.

3.2.8 Natuurgebiedsplan Eemland (2002)

Het Natuurgebiedsplan vormt een belangrijk instrument voor de realisering van het Rijks- en provinciaal natuur- en landschapsbeleid, specifiek voor de realisatie van de EHS. In het kader van de EHS worden nieuwe natuurgebieden ontwikkeld en wordt de kwaliteit van de bestaande natuurgebieden veiliggesteld en eventueel verbeterd. Verder worden ecologische verbindingszones aangelegd om de uitwisseling van planten en dieren tussen de natuurgebieden te verbeteren.

Nabij het plangebied zijn twee gebieden aangewezen voor natuur, namelijk Bekaaide Maat (bestaande natuurden Westdijk.

Het plangebied bestaat uit afgegraven/opgehoogde grond, jonge zeeklei en water. De Westdijk is aangewezen als gebied voor 30 ha nieuwe natuur. Het gebied betreft een uiterwaard aan de Westdijk langs het Eemmeer. Het westelijk deel van het gebied wordt ingericht als puttenveld voor de drinkwaterwinning uit diep grondwater. Het oostelijk deel is in gebruik als gras- en maïsland. Langs de Eemoever liggen plaatselijk smalle rietstroken. Het gebied maakt deel uit van het buitendijkse systeem. Het accent ligt op een zo natuurlijk mogelijke ontwikkeling van het gebied, met behoud van de openheid. Gestreefd wordt naar een uitbreiding van oevermilieus en een meer geleidelijke overgang tussen water en land, met ondiep water dat in verbinding staat met het Eemmeer.

3.3 Regionaal Beleid

3.3.1 BEZEM: Eerlijk helder water (2006)

Het rapport is in opdracht van Stuurgroep Bezem opgesteld. De stuurgroep bestaat uit de zeven gemeenten rond het Gooi- en Eemmeer (Almere, Zeewolde, Naarden, Huizen, Blaricum, Bunschoten en Nijkerk), Rijkswaterstaat en Waterschap Vallei en Eem.

In het Eem- en Gooimeer komen tijdens de zomer drijflagen van algen voor. De slechte waterkwaliteit staat op gespannen voet met de grote recreatieve belangen in het direct aangrenzende gebied, zowel in bestaand kustgebied als in te ontwikkelen gebied. Daarnaast worden natuurwaarden geschaad. Het doel van het rapport BEZEM (Bestrijding Eutrofiëring ZuidelijkE randMeren) is om aan de hand van scenario's de noodzakelijke informatie aan te dragen voor een bestuurlijke beslissing over de na te streven waterkwaliteit en de daarvoor noodzakelijke maatregelen in het stroomgebied van de Eem- en de Zuidelijke Randmeren. Het vormt daarmee één van de bouwstenen voor het stroomgebiedplan Rijn-Midden.

Bij de waterkwaliteitsproblematiek van het Eem- en Gooimeer gaat het enerzijds om de meren zelf, en anderzijds om het stroomgebied Gelderse Vallei / Utrecht-Oost. In de meren spelen vooral problemen rondom ecologie en waterkwaliteit, terwijl de oorzaak van het waterkwaliteitsprobleem voornamelijk ligt in de Gelderse Vallei.

Het Eemmeer en Gooimeer zijn ondiepe meren die door een hoge belasting met voedingsstoffen (nutriënten) troebel zijn geworden. Dit is een probleem voor de volksgezondheid en zorgt voor veel stankoverlast, op stranden en in jachthavens. Dit heeft negatieve economische gevolgen voor de regio. In het kader van BEZEM is een breed scala aan bron- en effectgerichte maatregelen voorgesteld. Uit een analyse van het functioneren van het ecosysteem van de Zuidelijke Randmeren is naar voren gekomen dat onder andere met het reduceren van fosfaat en slib (met fosfaat) belangrijke verbeteringen zijn te bereiken. Tot 2015 worden diverse maatregelen uitgevoerd, zoals het verbeteren van rioolwaterzuiveringsinstallaties en de aanleg van een slibvang. Aanvullende maatregelen in het landbouwgebied en ecologische maatregelen in de Zuidelijke Randmeren zijn eveneens noodzakelijk.

De kwaliteitsverbetering is noodzakelijk, aangezien een schoon Eem- en Gooimeer van belang zijn voor toekomstige ontwikkelingen in het gebied.

3.3.2 Ontwikkelingsvisie zuidelijke Randmeren (2008)

Naar aanleiding van BEZEM is afgesproken dat de gemeenten rond het Eem- en Gooimeer gezamenlijk een ontwikkelingsvisie gaan opstellen voor de verbetering van de waterkwaliteit en benutting van deze verbeterde waterkwaliteit.
In het Eem- en Gooimeer is het water niet alleen de verbindende factor tussen de omringende regio's, maar ook de belangrijkste kwaliteit en tegelijkertijd een bedreiging voor de ontwikkeling van het gebied. De waterkwaliteit van het gebied is slecht, voornamelijk vanwege de algenproblematiek. Hierdoor kan het water niet functioneren als zwemwater en leidt het tot (stank)overlast voor omwonenden en recreanten. De algen en drijflagen hebben ook een negatieve invloed op de ecologische waarden in het gebied, met als gevolg sterfte van vogels en vissen. De waterkwaliteit moet op een zorgvuldige en duurzame manier worden verbeterd.
Vervolgens wordt ingezet op een optimale benutting van de verbeterde waterkwaliteit met onder andere wonen, recreëren en natuur. De verwachting is dat de maatregelen uiterlijk rond 2015 een zichtbaar ecologisch effect tot gevolg hebben.

De zuidelijke randmeren verbinden de dynamiek van Amsterdam en Almere met de rust in het nationale landschap Arkemheen-Eemland en het Hosterwold. Een goede recreatieve en ecologische ontwikkeling is van essentieel belang en de balans tussen beide ontwikkeling is het uitgangspunt. De recreatieve druk neemt sterk toe. Deze recreatieve ontwikkeling zal moeten samengaan met de gewenste ecologische ontwikkeling. Grote delen van het Randmeer zijn immers aangewezen als Natura2000 en het gebied maakt deel van de 'Groene Ruggengraat' een ecologische verbindingszone van moerasgebieden. Daarom is er gekozen voor zonering van gebieden, elk met een eigen (gebruiks-)doel en karakter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.randmeer0800-0402_0011.jpg"

Afbeelding - uitsnede visiekaart zuidelijke randmeren

In de ontwikkelingsvisie wordt voor de actuele projecten aangegeven waar verbeteringen mogelijk zijn om de water- en ruimtelijke kwaliteit in het gebied te verbeteren. In zijn algemeenheid geldt voor alle jachthavens en de toename van de recreatievaart een aantal aandachtspunten, zoals:

  • het garanderen van een goede waterdoorstroming om drijflagen met blauwalgen bij havenkommen te voorkomen,
  • een duidelijke scheiding tussen waterrecreatie en natuur,
  • goede faciliteiten (afvalverzamelpunten) bij jachthavens en handhaving om verontreiniging te voorkomen,
  • herinrichting of uitbreiding kan leiden kansen tot verlies aan oeverzone en open water, maar biedt ook mogelijkheden voor de ontwikkeling van natuurvriendelijk ingerichte zachte oevers

In de bijlage van het rapport wordt voor een aantal projecten aangegeven in hoeverre deze aansluiten bij de ontwikkelingsvisie, waaronder de Oostmaat en de dijkverbetering langs de Eem en zuidzijde van het Eemmeer. De kustontwikkeling Oostmaat past binnen de ontwikkelingsvisie past om de oevers interessanter te maken voor natuur en recreatie. Het project dient meerdere doelen en vormt geen bijzondere verstoring van de waterkwaliteit en doorstroming in het Eemmeer. Het project versterkt de compactheid en recreatieve mogelijkheden van Bunschoten. Aan de randen versterkt het de water- en natuurkwaliteit en lichte recreatie langs het Eemmeer, de dijk en langs de Laakzone.
De risico's liggen volgens het rapport in algemene zin bij de toename van de recreatievaart, hoewel uit nader onderzoek (zie 5.1.2 en 5.11) blijkt dat de extra vaarbewegingen vanwege de nieuwe jachthaven niet leidt tot significante negatieve effecten. Het risico voor drijflagen met blauwalgen kan met technische ingrepen worden voorkomen.

De dijkversterking langs de zuidzijde van het Eemmeer heeft een belangrijke invloed op de karakteristiek van de dijk en directe omgeving. Er liggen kansen om de dijkversterking integraal mee te nemen in een project als Oostmaat. De dijkversterking kan worden aangegrepen om zowel binnendijks als buitendijks natuurvriendelijke oevers en waterrijke gebieden aan te leggen.

3.3.3 Landschapsontwikkelingsplan Eemland (2006)

Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) Eemland is opgesteld voor de gemeenten Bunschoten, Baarn, Eemnes en Soest. Met het opstellen van het LOP Eemland willen de betreffende gemeenten de landschappelijke kwaliteiten van het buitengebied van de gemeenten vergroten. Het LOP heeft als voornaamste doel het stimuleren van initiatieven in het buitengebied door particulieren, instanties en gemeenten, die te maken hebben met het behouden, versterken en verbeteren van de landschappelijke identiteit of groenblauwe structuur.
De andere doelstellingen van het LOP hebben betrekking op verbetering van de landschapskwaliteit, stimuleren van initiatieven en uitvoer van projecten.

Het plangebied ligt nabij het open slagenlandschap van de Eempolders. Natuurontwikkelingsgebieden aan de kust van het Eemmeer kunnen een bijdrage leveren aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.3.4 Nationaal landschap Arkemheen-Eemland - Open en vitaal (2007)

Dit plan geeft een integrale kijk op de ontwikkeling van het landelijk gebied. Het plan gaat voor een open en vitaal Arkemheen-Eemland. De hoofddoelen zijn:

  • behoud en ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten,
  • versterking van de ecologische en sociaal-economische vitaliteit.

Nieuwe ontwikkelingen moeten gericht zijn op behoud en zo mogelijk versterking van de identiteit en belevingswaarde van het nationaal landschap. Versterking van de samenhang in landschappelijke structuren staat daarbij voorop.

Bij nieuwe ontwikkelingen is een goede aansluiting op het landschap belangrijk. Storende elementen kunnen beter worden ingepast of worden verwijderd. Speciale aandacht vraagt de inpassing van stads- en dorpsranden.

De uitgangspunten van het plan zijn:

  • Landschap en cultuurhistorie: behoud, duurzaam beheer en versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten met bijbehorende kernwaarden. De kernkwaliteiten van het gebied zijn extreme openheid, slagenverkaveling, veenweidekarakter, Historie van de Zuiderzee, Grebbelinie en Overgangsgebieden
  • Natuur: instandhouding en verdere ontwikkeling van de natuurwaarden binnen het gebied. Voor natuur zijn natuurwaarden, realisatie van de EHS en Agrarisch natuurbeheer en waterhuishouding van belang.
  • Landbouw: instandhouding en ontwikkeling van een duurzame en vitale landbouw.
  • Recreatie en toerisme: beleefbaar maken van het nationaal landschap en het versterken van de economische vitaliteit door vergroting van de recreatieve toegankelijkheid.
  • Communicatie en educatie: informatieverstrekking aan bewoners, omwonenden en recreanten over de waarden en de recreatieve mogelijkheden van het gebied en organisatie van activiteiten waarbij aandacht is voor kennisuitwisseling, educatie, beleving en eigen inzet voor het nationaal landschap.

3.3.5 Beleidsvisie Veiligheid Zuidelijke randmeren

Het Waterschap Vallei & Eem en het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, in samenwerking met Rijkswaterstaat, willen gezamenlijk de veiligheid van het gebied achter de dijken langs de zuidelijke randmeren en de Eem vergroten. Directe aanleiding vormt de aanscherping van de normen voor veiligheid.

De rijksoverheid heeft in 2002 strengere wettelijke normen vastgesteld voor de dijken langs het Gooimeer, Eemmeer, Nijkerkernauw en de Eem. Een aantal dijken in het Eemgebied voldoet niet aan deze nieuwe eisen. Vooral bij hevige regenval en een harde noordwestenwind kunnen problemen ontstaan. De gebieden achter de dijken moeten in 2010 voldoende zijn beschermd tegen overstromingen.

In het kader van de beleidsvisie is een Milieueffectrapport (MER) opgesteld. In dat rapport worden de mogelijke oplossingen om de veiligheid van de binnendijkse gebieden te verbeteren uitgewerkt. Ook de effecten van deze oplossingen op de veiligheid, de omgeving en de kosten komen aan de orde. Met behulp van die rapportage beslissen de besturen van de drie waterbeheerders uiteindelijk welke maatregelen worden uitgevoerd. De provincie is het bevoegd gezag voor de MER.

In de startnotitie geven de verantwoordelijke waterschappen op hoofdlijnen informatie over het probleem en vier mogelijke oplossingen. Ook wordt in grote lijnen aangegeven welke milieuaspecten daarbij naar verwachting relevant zullen zijn. In de notitie is met name aandacht geschonken aan de volgende vier opties voor verbetering van de veiligheid in de kustzone van de randmeren:

  • verbetering van de dijken langs randmeren en Eem;
  • een beweegbare kering bij de Stichtse Brug met beperkte dijkverbetering;
  • een beweegbare kering bij de Hollandse Brug met beperkte dijkverbetering;
  • een beweegbare kering in de monding van de Eem met beperkte dijkverbetering.

In 2008 heeft de provincie de MER fase 1 goedgekeurd en bepaald dat in de 2e fase MER een dijkverbetering van de dijken langs het randmeer en de Eem moet worden ingericht.

3.4 Gemeentelijk/lokaal Beleid

3.4.1 Toekomstvisie Bunschoten 2015 (2001)

In de toekomstvisie is de ruimtelijke visie op de gemeente Bunschoten beschreven. In de visie staat behoud van de openheid voorop. Binnen die context is een verdere ontwikkeling van de natuurwaarden en van het recreatief medegebruik wenselijk en mogelijk. Daarnaast staat een gezonde agrarische functie centraal in het beleid. De agrarische functie zal bijdragen aan de belevingswaarde van het landschap wanneer bedrijven inspelen op de nabijheid van de stedelijke gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.randmeer0800-0402_0012.jpg"

Afbeelding - uitsnede Toekomstvisie Bunschoten

De plannen voor de herinrichting van de kuststrook ten noorden van de kern, zijn een eerste aanzet geweest voor een grotere aandacht voor de gehele oeverstrook. Ten noorden van de bestaande havens, wordt een opzet gegeven voor nieuwe havenontwikkeling. De Oostmaat is aangewezen als woningbouwlocatie. De oeverzone van het Eemmeer kan verder ontwikkeld worden voor natuur en recreatie. Ter hoogte van de kern van Spakenburg is een strandje aangelegd. In de oeverzones wordt gestreefd naar natuurontwikkeling. In relatie tot het uitdiepen van vaarwater, kan verondieping plaatsvinden. Natuurontwikkeling kan worden versterkt door rietland en ruigten, met recreatief medegebruik, zoals brede rietoevers met een stelsel van kleine vaarwaters. Daarmee wordt natuurontwikkeling gecombineerd met een recreatieve gebruiksmogelijkheid.

3.4.2 Beleidsplan wonen, woonvisie 2006-2011 (2006)

In het woonbeleid van de gemeente zijn twee hoofddoelen opgesteld, namelijk:

  • zorg dragen voor de huisvesting van de eigen inwoners door middel van nieuwbouw, het beheer van de bestaande woningvoorraad en doelgroepenbeleid (specifiek starters en senioren);
  • het uitvoeren van de bouwproductie. Er is een versnelling van de woningbouwproductie nodig, hiervoor gaat de gemeente haar verschillende rollen (als regisseur, grondeigenaar, regelgever, subsidieverstrekker) optimaal vervullen, waarbij beschikbare beleidsinstrumenten worden aangewend. Door de gemeente wordt een uitvoeringsprogramma opgesteld. Omdat de gemeente niet alles wil of kan regelen, is overleg met andere relevante partijen van groot belang. Daarbij wordt onder andere gestreefd naar prestatie-afspraken.

In de woonvisie wordt uitgegaan van een woningbouwproductie van gemiddeld 200 woningen per jaar. Hiermee wordt enerzijds voldaan aan de verwachte groei van het aantal huishoudens en wordt de achtergebleven productie van de afgelopen jaren ingelopen. Naast uitbreidingslocaties zijn ook inbreidingslocaties voor handen.

3.4.3 Raadsvoorstel/beleid permanente bewoning recreatiewoningen (2006)

De meerderheid van de recreatiewoningen op bungalowpark Eemmeer voldeden op het moment van het raadsvoorstel (6 juli 2006) niet aan het Bouwbesluit. Hierdoor kon niet zonder meer legalisering van permanente bewoning plaatsvinden, welke al vóór 31 oktober 2003 een aanvang had genomen. Alleen bewoners die al vóór 31 oktober 2003 een recreatiewoning bewoonden, die stonden ingeschreven in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) en die hun woning willen aanpassen of hebben aangepast conform het Bouwbesluit, komen in aanmerking voor een persoonlijke gedoogstatus.

Het afzien van het treffen van bouwkundige voorzieningen leidt tot een aanschrijving om binnen een redelijke termijn de permanente bewoning te beëindigen. De gemeente treedt handhavend op tegen de permanente bewoning van recreatiewoningen, welke na 31 oktober 2003 is begonnen en tegen die bewoning welke niet in de GBA geregistreerd staat.

Personen die al eerder een woning op het bungalowpark Eemmeer bewonen volgens de inschrijving in de GBA en na 31 oktober 2003 rechtstreeks zijn verhuisd naar een andere woning op het bungalowpark, komen in aanmerking voor een persoonlijke gedoogbeschikking. De gedoogbeschikking kan in dit geval worden verleend op basis van de oorspronkelijke registratie.

3.4.4 Ontwikkelingsvisie Kuststrook Bunschoten-Spakenburg (2005)

De ontwikkeling van de kuststrook moet bijdragen aan de versterking van de historische kern van Bunschoten-Spakenburg. De locaties buiten de kern kunnen benut worden voor functies die complementair zijn aan het centrum en inspelen op de aanwezige potenties en kwaliteiten. De ontwikkelingsvisie is opgesteld om de recreatieve druk op middellange termijn te accommoderen. Hierbij wordt ingezet op mogelijkheden voor verblijfsrecreatie, relevante horeca en betere voorzieningen voor wandelen, fietsen en waterrecreatie (jachthaven).
De ontwikkelingsvisie biedt mogelijkheden om Bunschoten-Spakenburg een gezicht te geven aan het water.

Op het regionaal schaalniveau vinden een aantal ontwikkelingen plaats die van invloed kunnen zijn op het gebruik van de kuststrook van Bunschoten-Spakenburg, zoals de verstedelijking van Amersfoort met de aanleg van Vathorst en de zuidoostelijke uitbreiding van Almere. De verwachting is dat de recreatieve druk op de randmeren verder zal groeien. De kern van Bunschoten-Spakenburg is nu en naar verwachting ook in de toekomst een populaire bestemming voor waterrecreanten. Daarnaast maakt Bunschoten-Spakenburg deel uit van lange afstand wandel- en fietsroutes rond de voormalige Zuiderzee. Bovendien kunnen de aanwijzing tot Nationaal Landschap en de wetgeving op het gebied van flora en fauna in de randvoorwaardelijke sfeer van invloed zijn op de ontwikkelingsmogelijkheden van de kuststrook.

De recreatieve visie is verbonden aan het traditionele en cultuurhistorische profiel van Bunschoten-Spakenburg. In de visie wordt ingegaan op:

  • uitbreiding van de havencapaciteit;
  • ontwikkeling Oostmaat;
  • nieuwe invulling van de waterzuivering en vuilstort aan de Groenweg.

Door het aanleggen van een nieuwe jachthaven aan de Oostmaat, komt de jachthaven dichtbij de dorpskern te liggen, wat aantrekkelijk is voor passanten en goed is voor het draagvlak van de voorzieningen in de kern. De positie en toegang van de jachthaven is zo gesitueerd dat er één logische centrale entree ontstaat voor de drie havens. De havens zullen voorzien in een complementair aanbod.
De ontwikkeling van de jachthaven biedt een meerwaarde voor de woningbouwontwikkeling in de Oostmaat. De locatie komt aan twee zijden met een kade aan het water te liggen. De nieuwe kade wordt autovrij en krijgt een aantrekkelijke promenade-achtige uitstraling. Overigens kan de Oostmaat profiteren van de gebiedsuitbreiding door dijkverlegging.
De botenopslag en het parkeerterrein van de bestaande en nieuwe jachthaven worden gecombineerd aan de oostzijde van de nieuwe jachthaven. Onder aan de dijk aan de oostzijde van het gebied wordt een nieuwe ontsluitingsweg aangelegd. De ontwikkelingsvisie is goed afgestemd met de planvorming voor Oostmaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.randmeer0800-0402_0013.jpg"

Afbeelding - ontwikkelingsvisie Kuststrook

De blik op het water kan bij de ontwikkeling van de Oostmaat worden doorgezet. Tussen Rengerswetering en Laak is de kuststrook onderdeel van een recreatief netwerk, dat de recreatieve druk van de omliggende en geplande eigen nieuwbouwwijken moet opvangen. Ingezet wordt op de verbetering van wandel- en fietsroutes over de dijk en vergroting van recreatieve mogelijkheden van de Laak.
Bij de voormalige waterzuivering (buiten het plangebied) bestaan goede mogelijkheden voor de ontwikkeling van een recreatieve knoop. De ligging aan het water en in het netwerk vanuit het achterland, kan inspelen op horecagelegenheden en recreatieve voorzieningen. Vanuit dit oogpunt kan ook worden ingezet op een goede verbinding tussen Bunschoten-Spakenburg en de Eemhof. Ontwikkelingen van Bunschoten-Spakenburg en de Eemhof zijn complementair aan elkaar en kunnen elkaar wederzijds versterken.

In het kader van 'de natte as' ontwikkelt Rijkswaterstaat een robuuste ecologische verbinding door de randmeren. Vanwege het ontbreken van ecologische potenties vormen het Eemmeer en het Nijkerkernauw een knelpunt binnen dat plan. Voor 2018 moet dit deel van de randmeren ingericht zijn met nieuwe natuur. Dit kan onder andere in de vorm van dubbele oevers of rieteilanden. In het plangebied mag per saldo geen riet verdwijnen. Het riet dat verloren gaat door de ontwikkelingen, wordt vervangen in het oostelijk deel van het plangebied.

Het is van belang dat de toekomstige ontwikkelingen in de kuststrook goed aansluiten bij de schaal en de maat van het dorp. Ook dienen de ontwikkelingen recht te doen aan de verbondenheid van de gemeenschap bij de kuststrook.

3.4.5 Ruimte voor de jeugd in Bunschoten (1999)

In de nota is aangegeven waar welke type speelvoorziening aanwezig of gewenst is. Omdat de Oostmaat toen een bedrijfsbestemming had, is geen opmerking gemaakt over dit gebied. Wel is het speelterrein aan het einde van de Weikamp genoemd. Dit is een voorziening op blokniveau (verzorgingsgebied van 100 m).
Een voorziening op buurtniveau (verzorgingsgebied 300 m) ontbreekt in de omgeving. Gezien de beperkte ruimte is het niet mogelijk om een volwaardige speelvoorziening op buurtniveau te realiseren. Als opgave voor het stedenbouwkundig plan geldt dat er in het openbaar gebied gezocht moet worden naar een vorm van een speelvoorziening.

3.4.6 Waterplan Bunschoten 2006-2015 (2006)

Het waterplan is opgesteld door de gemeente, het waterschap en het drinkwaterbedrijf. In het plan is rekening gehouden met ruimtelijke ontwikkelingen, onder andere de ontwikkelingen bij de kuststrook. Het doel van het waterplan is te komen tot een integrale visie en daarop gebaseerde maatregelen, om de gebruikswaarde en belevingswaarde van het water in Bunschoten te verhogen. Door een verantwoord gebruik en duurzame ontwikkeling van het water kan in de toekomst worden beschikt over de voordelen van een gezond watersysteem.

Voor het Eemmeer en de kust bestaan de knelpunten omtrent de veiligheid van de dijken en de bevaarbaarheid van het Eemmeer. Deze knelpunten liggen grotendeels buiten de invloedssfeer van het waterplan. Wel bieden regionale ontwikkelingen kansen voor de gemeente. In het noordelijk deel van Bunschoten-Spakenburg komt lokaal grondwateroverlast voor.

De algemene uitgangspunten van de watervisie zijn:

  • samenwerking;
  • water is mede bepalend voor de ruimtelijke ordening;
  • aanvaardbare maatschappelijke kosten;
  • draagvlak.

Daarnaast wordt specifiek ingegaan op:

  • verantwoord en duurzaam waterbeheer: niet afwentelen, waterkwantiteitstrits 'vasthouden-bergen-afvoeren', waterkwaliteitstrits 'schoonhouden-scheiden-zuiveren', waterstromen lopen van schoon naar vuil (zoneren) en redeneren vanuit de natuurlijke karakteristieken;
  • watersystemen: variëteit, zelfregulerende robuuste watersystemen en gebruikswaarde voor recreatie;
  • waterketen: goed en veilig drinkwater, efficiënt en effectief gebruik water en optimale afstemming in de (afval)waterketen.

Per deelgebied is de gewenste situatie voor 2015 weergegeven. Hierbij wordt vooral ingegaan op waterkwantiteit, waterkwaliteit, water(berging)compensatie, waterketen, veiligheid, bevaarbaarheid, beleving en recreatie.

3.4.7 Welstandsnota (2004)

In de welstandsnota gaat het om het formuleren van gebiedsgerichte en objectgerichte toetsingscriteria.

Bij bouwwerken in het Poldergebied dient rekening te worden gehouden met de inpasbaarheid in de omgevingskarakteristiek (bebouwing), bestaande organisatie op het perceel en relatie met de landschappelijke inrichting. De nokrichting dient in de verkavelingsrichting van het landschap te worden geplaatst.

In verband met de intense betrokkenheid en samenhang met het gebied rondom de havens vallen Oostmaat en Weikamp onder het gebied 'historische kern Spakenburg' . Voor het gebied 'historische kern Spakenburg' is het beeldkwaliteitplan Spuiplein Spakenburg opgesteld. Relevante aspecten uit dit rapport zijn verwerkt in de welstandsnota. De historische kern Spakenburg wordt in de welstandsnota omschreven als een gebied met grote historische waarde. De bestaande gebouwde omgeving is het kwalitatieve referentiepunt voor ieder (vergunningplichtig) bouwwerk. Uitgangspunten bij bouwkundige toevoeging of verandering zijn de bestaande stedenbouwkundige structuur, de typologie van gebouwen en de detaillering, kleur en materiaalgebruik.

Voor bungalowpark Eemmeer gelden objectgerichte criteria. Voor het bungalowpark zijn de kleinschaligheid van de bebouwing en de besloten ligging belangrijke waarden. Het gemeentelijk beleid is gericht op de instandhouding van het extensieve karakter van de bebouwing. Bij (ver)bouw van bebouwing dient extra aandacht te zijn voor de plaatsing in en het karakter van de omgeving.

3.4.8 Nota erfgoedbeleid (2008)

Met het aanwezige erfgoed moet zorgvuldig worden omgegaan. Daarnaast biedt erfgoed veel kansen die benut kunnen worden als inspiratiebron voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Om de kansen beter te benutten is een wisselwerking nodig tussen het erfgoedbeleid en andere beleidsterreinen. Daarom is de nota voor het Erfgoedbeleid opgesteld.
Deze erfgoednota beperkt zich tot de gehele (gebouwde) omgeving met inbegrip van archeologische waarden en van varende monumenten. In de nota zijn de hoofdlijnen voor het beleid met betrekking tot het erfgoed vastgelegd. Dat betekent dat onderdelen nader uitgewerkt moeten worden.

De doelstelling voor dit beleid is: 'Het erfgoedbeleid is gericht op een lange termijn visie en op een integraal beleid om historisch waardevolle zaken te behouden (door rekening te houden met ontwikkelingen) voor volgende generaties om daarmee de identiteit en het historisch besef van de samenleving te versterken.'
Als kernpunten van het geformuleerde beleid zijn genoemd:

  • verbetering van de omgang met erfgoed als historische bouwkunst, historische structuren, archeologie en varende monumenten. Niet alleen door integraal beleid, maar ook door overleg met eigenaren en publiciteit;
  • bredere bescherming van cultuurhistorisch erfgoed met als uitgangspunt “behoud door ontwikkeling”;
  • het aanwijzen van panden tot gemeentelijk monument en het herformuleren van het subsidiebeleid.


Door het vaststellen van deze nota wordt impliciet besloten tot onder andere:

  • het handhaven van historische karakteristieken van de bebouwing;
  • het voeren van een integraal erfgoedbeleid voor de beleidsterreinen ruimtelijke ordening, stadsvernieuwing en volkshuisvesting, cultuur, economische zaken en milieu;
  • het ontwikkelen van ruimtelijke plannen waarbij de archeologische monumentenkaart (AMK) en de indicatieve kaart van archeologische waarden (IKAW) als uitgangspunt wordt gebruikt;
  • het ontwikkelen van een archeologiebeleid in samenwerking met een of meer gemeenten;
  • het behoud van varende monumenten in de gemeente met de hiervoor noodzakelijke (betaalbare) faciliteiten voor deze schepen;
  • het behouden of terugbrengen van de Oude Haven in een historische stijl om samen met de historische schepen een eenheid te realiseren.

3.4.9 Integraal verkeersbeleidsplan (2008)

Het verkeersbeleidsplan geeft de kaders weer voor het verkeers(veiligheids)beleid van de gemeente voor de periode 2007-2012. Het beleidskader is gebaseerd op vijf thema’s: hoofdwegennet met verkeers- en verblijfsgebieden, langzaam verkeer, openbaar vervoer, verkeersveiligheid en parkeren.

De kaders van het verkeers- en mobiliteitsbeleid zijn in dit document vertaald in:

  • de toekomstige hoofdverkeersstructuur. Deze structuur voor auto, fiets en openbaar vervoer is mede de basis voor het inrichten van de woon- en leefomgeving;
  • heldere uitgangspunten over de indeling en inrichting van wegen om de verkeersveiligheid te verbeteren;
  • oplossingsrichtingen voor de parkeerdrukte.

De kuststrook wordt ontwikkeld en krijgt deze een recreatieve- en een natuurfunctie, inclusief een nieuwe jachthaven. Een deel van de woningen aan de Boulevard en de nieuwe jachthaven worden ontsloten buiten de Weikamp en de Oostmaat om. De grondgebonden woningen in het binnengebied worden ontsloten direct vanaf de Oostsingel. Parkeervraag en –aanbod dienen goed op elkaar te zijn afgestemd.

De gemeente ontwikkelt de komende jaren vooral aan de oostzijde. Op grond van de verkeersstudie Bunschoten oostzijde is besloten een aantal maatregelen te nemen om de oostzijde van Bunschoten voor het auto- en fietsverkeer bereikbaar en verkeersveilig te houden. In deze verkeersstudie is de Oostelijke Randweg te onderscheiden in noord, midden en zuid. In het figuur met de aanpassingen voor de hoofdwegen aan de oostzijde van Bunschoten-Spakenburg zijn enkele maatregelen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.randmeer0800-0402_0014.jpg"

Afbeelding - aanpassingen hoofdwegen oostzijde

In aansluiting op de bestaande infrastructuur, komt een nieuw tracé voor het plangebied ter ontsluiting van auto- en fietsverkeer naar de kuststrook en er komen aanpassingen voor het verkeer richting het gebied Zuyderzee (voormalig Oostmaat). Fietsverkeer wordt gestimuleerd. Bij de ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met onder andere luchtkwaliteit, geluid en parkeermogelijkheden.

3.4.10 Nota milieubeleid 2002 - 2005 (2002)

In de nieuwe milieunota vormt het begrip “duurzaamheid” de rode draad. Duurzaamheid staat daarbij voor een ontwikkeling met als doel evenwicht tussen het menselijk welbevinden (sociaal, economisch, cultureel e.d.) en het behoud (en waar nodig versterking) van de ecologische kwaliteit. De gemeente wil daarin integraal beleid voeren, milieu wordt geïntegreerd in andere beleidsvelden.
In de milieunota wordt uitgegaan van een indeling in de volgende integratiekaders:

  1. 1. Milieu en ruimte: duurzame ruimtelijke ontwikkeling.
    De centrale ambitie ligt op het behoud van de gemeente als “eiland in de groene zee”. Dit houdt onder andere in dat de bewoners en recreanten de rust, natuur en ruimte moeten kunnen blijven vinden. Daartoe gaat de gemeente de bestaande woon-, werk- en recreatieconcentraties verduurzamen, wordt hinder van parkeren, geluid en licht tegen gegaan en gaat de gemeente over op ecologisch groenbeheer.
  2. 2. Het handhaven van de openheid van het landschap wordt onder andere bereikt door het realiseren van efficiënt ruimtegebruik (zuinig of meervoudig ruimtegebruik). Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wordt niet alleen gebruik gemaakt van duurzame materialen bij het (ver-)bouwen, maar ook worden buurten of percelen duurzaam ingericht.
  3. 3. Milieu en economie: bedrijvigheid ontwikkelen op duurzame wijze.
    De gemeente streeft er naar om hoogwaardige werkgelegenheid op duurzame wijze te ontwikkelen. Het gaat daarbij om het stimuleren van enerzijds duurzame bedrijfsvestiging (het vestigen van het juiste bedrijf op de juiste plaats) en anderzijds duurzame bedrijvigheid (milieuvriendelijk gedrag).
  4. 4. Milieu en samenleving: duurzaam wonen, consumeren en recreëren.
    Getracht wordt om het kennisniveau en het besef van de inwoners en bezoekers ten aanzien van milieu en duurzaamheid te vergroten. Aansluiting op de leefwereld van de inwoners en bezoekers is van belang. Het is daarbij de taak van de gemeente om milieuproblemen en gedrag inzichtelijk te maken. De gemeente voert transparant beleid, waarin heldere en concrete doelen worden geformuleerd en de rol van de bewoners daarin.
  5. 5. Milieu en interne zorg: gemeentelijk beheer op duurzame wijze vormgeven.
    De gemeente voert haar taken adequaat uit waarmee een duurzame zorg voor en beheer van de leefomgeving wordt bereikt. Daartoe wordt niet uitgegaan van maximale milieuwinst, maar van een optimalisatie van de milieuwinst in relatie tot de ruimtelijke, economische en sociaal-maatschappelijke winst. Hierbij wordt uitgegaan van een procesgerichte uitvoering. De gemeente dient het goede voorbeeld geven.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Nieuwe Ontwikkelingen

Ontwikkelingsvisie Kuststrook
De gemeente heeft in 2005 een ontwikkelingsvisie voor de kuststrook vastgesteld. De ontwikkelingsvisie heeft tot doel het accommoderen van de recreatieve druk die zich op de middellange termijn aandient. Het gaat daarbij niet om grootschalige recreatieve ontwikkeling met sterke aanzuigende werking. In de ontwikkelingsvisie worden mogelijkheden geschetst voor verblijfsrecreatie (hotel, camping), relevante horeca en betere voorzieningen voor wandelen, fietsen en waterrecreatie (jachthaven). De ontwikkelingsvisie beslaat de kuststrook tussen Westmaat en Laakmaat, veel ruimer dan het plangebied van dit bestemmingsplan, en heeft een planhorizon van 10 jaar.

Op 13 december 2007 en 25 september 2008 heeft de raad ingestemd met verdere voorbereiding die leidt tot de realisatie van de ontwikkelingsvisie Kuststrook-Oost.
Als gevolg van het tussentijds coalitie-akkoord van 30 juni 2009 is er een opdracht gegeven voor de wijziging van de plannen voor de Kuststrook-Oost en Oostmaat (Zuyderzee). De gemeenteraad heeft op 15 februari 2010 ingestemd met de gewijzigde plannen.

De ontwikkelingsvisie betreft in het geval van dit bestemmingsplan de uitbreiding van het aantal havenligplaatsen in combinatie met de ontwikkeling van woningbouwlocatie Zuyderzee en het versterken van de oostelijke oevers van het Randmeer.

Momenteel worden twee projecten voorbereid die een sterke onderlinge samenhang hebben, te weten het woningbouwproject Zuyderzee en de Kuststrook-Oost. Het project Zuyderzee betreft de ontwikkeling van een nieuw woongebied in het braakliggende gebied tussen de Kerkemaat en de Oostmaat. Het project Kuststrook-Oost omvat het waterfront van Bunschoten-Spakenburg tussen de havenmonding en de monding van de Laak. Het westelijk deel omvat de realisatie van een nieuwe buitendijks gelegen jachthaven met parkeerplaats en botenopslag. De kuststrook wordt ook ontwikkeld tot een recreatief verblijfsgebied met wandel- en fietspaden.
De combinatie van het woningbouwproject met de jachthaven geeft een grote meerwaarde voor het gebied en ook voor de gemeente als geheel.

4.1.1 Woningbouwproject Zuyderzee

De kern van de opgave bestaat uit het creëren van een kwalitatief hoogwaardige stedenbouwkundige invulling die nauw aansluit op de karakteristiek historische omgeving. De bebouwing aan de Weikamp / Oostmaat wordt als karakteristiek en waardevol beschouwd. Eventuele ingrepen in deze bestemming dienen minimaal een verbetering te zijn voor het aanzicht van dit historische gebied. Dit betekent terughoudende architectuur en een bouwhoogte en massa welke aansluit bij de bestaande bebouwing.
Vanuit het tussentijds coalitie-akkoord van 30 juni 2009 is hierbij aangetekend dat de gemiddelde bouwhoogte boven het peil van de parkeergarage 12 m mag zijn, met een maximale hoogte van 15 m.

Locatie
De locatie Zuyderzee ligt aan de noordelijke kant van het vissersdorp Spakenburg. De locatie Zuyderzee is gelegen op een unieke locatie. Het terrein wordt aan drie zijden begrensd door kleinschalige woonbebouwing van één of twee lagen met kap. De zuidwestzijde wordt door slechts één rij woningen gescheiden van de Nieuwe Haven, die in gebruik is als jachthaven. Aan de noordzijde van het terrein ligt de Oostdijk, die vroeger aan het IJsselmeer grensde. Momenteel ligt buiten deze dijk een groen oeverland dat geleidelijk overgaat in het randmeer.
De gemeente Bunschoten heeft in de Ontwikkelingsvisie Kuststrook het voornemen vastgelegd om buitendijks een nieuwe jachthaven aan te leggen. Daartoe wordt de dijk, naast de verhoging die om veiligheidsredenen noodzakelijk is, verplaatst en wordt de huidige botenopslag en het bijbehorende parkeerterrein verplaatst en vergroot. Aan de noordzijde van de nieuwe jachthaven wordt de mogelijk geboden voor een beperkt aantal drijvende woningen/villa's. Bestaande en nieuw aan te leggen fiets- en wandelroutes worden middels een boulevard verbonden met de bestaande jachthaven en de oude kern van Spakenburg.

Doordat de locatie Zuyderzee door deze ingreep aan twee zijden wordt begrensd door een haven ontstaat een buurt met een maritiem karakter, die een aantrekkelijke voortzetting vormt van de huidige bebouwing rond de havens van Spakenburg.

Stedenbouwkundige opzet
Pouw en Dillen Architecten uit Utrecht en Kokon Architectuur en Stedenbouw uit Rotterdam hebben het stedenbouwkundig plan opgesteld voor het gebied. Het uitgangspunt bij het ontwikkelen van dit stedenbouwkundige plan is op een zorgvuldige wijze aansluiting vinden op de bestaande dorpse structuur en bebouwing en deze versterken. Het plan sluit in schaal en korrelgrootte aan op de bestaande pittoreske vissershuisjes, pakhuizen en visrokerijen. Het karakter van de nieuwe buurt wordt net als de oude kern bepaald door een hoge bebouwingsdichtheid, mede ingegeven door programmatische eisen ten aanzien van het aantal te realiseren woningen.

In de stedenbouwkundige opzet is er voor gekozen om deze hoge dichtheid daar te concentreren waar dat ruimtelijk goed kan, namelijk aan de noordrand van het woongebied langs de boulevard. Op een beperkt oppervlak is het mogelijk om hier een groot deel van de woningen in de vorm van appartementen te realiseren. Hierdoor wordt de rest van de locatie louter voor laagbouw bestemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.randmeer0800-0402_0015.jpg"

Afbeelding - verkavelingsvoorstel Oostmaat

Het bestaande historische stratenpatroon van de Oostmaat en de Weikamp met de karakteristieke geknikte straten wordt in het plan overgenomen. Er wordt een spannende openbare ruimte gecreëerd, die kwalitatief hoogwaardig wordt ingericht en wordt gekenmerkt door het gebruik van stegen, poorten en smalle geknikte woonstraten. Dit nodigt de bezoeker uit verder de buurt in te lopen en deze te verkennen. Auto's van de woningen aan de boulevard parkeren centraal in een grote parkeergarage die half verdiept onder deze woningen wordt aangelegd en die buiten de bestaande straten om (via de Garnalenweg) te bereiken is. Voor de grondgebonden woningen wordt op maaiveldniveau per woning één parkeerplaats in de openbare ruimte opgenomen.

In het plan zijn twee geknikte woonstraten opgenomen die samen de verbinding vormen van de bestaande jachthaven met de nieuwe jachthaven. Deze woonstraten komen uit op een brede boulevard die loopt langs de nieuwe jachthaven. De boulevard is autovrij en vormt een recreatief aantrekkelijk verblijfsgebied met ruimte voor fietsers en voetgangers. De boulevard komt uit op de landtong tussen de twee havens waarop een gezichtsbepalend gebouw wordt gerealiseerd.

Om optimaal aan te sluiten op de bestaande bebouwing is het plan aan de randen en in het middengebied laag gehouden. Hier is ruimte voor ongeveer 55 grondgebonden woningen van gemiddeld twee bouwlagen met kap. Op de hoeken van de boulevard vormen zogenaamde kadewoningen van 2 bouwlagen met kap de overgang naar de appartementengebouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.randmeer0800-0402_0016.jpg"

Afbeelding - mogelijke aanzichten kadewoningen

De ruimte die ontstaat door het verleggen van de dijk, de ligging aan de jachthaven en de oriëntatie en het vrije uitzicht over het randmeer biedt de mogelijkheid om op deze plek ongeveer 70 appartementen verdeeld over meerdere appartementenblokken te realiseren. Door de ligging aan de noordzijde van de locatie is er geen hinderlijke schaduwwerking ten opzichte van de aangrenzende laagbouw.
De bebouwing langs de boulevard wordt onderbroken door twee zijstraten, waarvan één als een poort overbouwd. De gebouwen langs de boulevard lopen geleidelijk op in hoogte van 2 bouwlagen met kap aan de zijkant tot 4 bouwlagen met een kap in het midden. Afwijkend hiervan kent het bouwblok tussen de beide zijstraten op twee plekken een hoogteverspringing naar een maximale hoogte van 4 bouwlagen (zonder kap).

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.randmeer0800-0402_0017.jpg"

Afbeelding - voorbeelden drijvende watervilla's

Aan de noordzijde van de nieuwe jachthaven wordt de mogelijkheid geboden voor maximaal 15 drijvende watervilla's. De watervilla's hebben een beperkte hoogte en liggen met een deel van het volume onder de waterlijn. De villa's stijgen of dalen mee met het peil van het water. Tussen de villa's dient voldoende onderlinge afstand te worden gehouden. Hierdoor blijven de zichtlijnen vanaf de boulevard op de rietlanden en het Randmeer gewaarborgd.
De woningen hebben vrij uitzicht op de nieuwe jachthaven. De 15 waterwoningen sluiten met hun eigen unieke eigenschappen perfect aan op de natuurlijke omgeving. Vanwege de lichtuitstraling naar het natuurgebied kunnen beperkt ramen aan de noordzijde van de woningen worden aangebracht.

Architectuur

Voor de woningbouw-ontwikkeling is een beeldkwaliteitsplan opgesteld, waarin een en ander nader wordt vastgelegd. Het Beeldkwaliteitsplan wordt gelijktijdig met het bestemmingsplan door de Raad vastgesteld. Het geeft richting aan de architectonische ontwikkeling van de nieuwe bebouwing in Spakenburg-Oostmaat. Het vormt, samen met de welstandsnota, het architectonisch toetsingskader voor de concrete bouw- en inrichtingsplannen zoals die voor het gebied bij de gemeente worden ingediend.

Het karakter van het historische Spakenburg vormt in het beeldkwaliteitsplan het uitgangspunt voor de architectuur van de nieuwe Spakenburg-Oostmaat. Dat geldt voor de hoofdvorm (verschijningsvorm), materiaalgebruik en detaillering van de nieuwe bebouwing.

In het Beeldkwaliteitplan wordt voor de grondgebonden woningen in het binnengebied uitgegaan van een reeks van kleinschalige panden met een grote diversiteit in architectuur. De verschillende panden staan in een voorgevelrooilijn of verspringen (max 45 cm). Ten behoeve van bijgebouwen, zoals schuurtjes en klompenhokken, die ook in het bestaande Spakenburgse straatbeeld veelvuldig voorkomen, is in het bestemmingsplan een extra reservering opgenomen voor de gevellijn.
De eerder genoemde diversiteit in architectuur wordt niet alleen bij de laagbouw toegepast, maar ook bij de appartementengebouwen langs de boulevard/havenfront. Het gevelontwerp wordt in schaal (detail, materiaal) zowel afgestemd op beleving vanaf de boulevard dichtbij als op afleesbaarheid vanaf het water op grote afstand (kleurverschil, plastiek, vormverschil per pand). Grootschalige panden worden visueel afgewisseld met kleinere panden.
De voorgevels van de panden aan het havenfront kunnen in de rooilijn onderling verspringen: de verspringing kan fors zijn rekening houdend met de Spakenburgse karakteristiek en het gewenste plastische beeld van afstand over het water.

Voor het deelgebied watervilla’s betreft het bebouwing die aangemerkt kan worden als woonark; woonboten gebouwd op een feitelijk schip of vaartuig niet zijn toegestaan.
De watervilla’s bestaan maximaal uit drie lagen, waarvan de onderste laag minimaal voor 1/2 onder water is gelegen. De derde bouwlaag heeft beslaat een beperkt deel van de onderliggende bouwlaag. Het materiaalgebruik sluit aan bij het natuurgebied.
Een belangrijk aspect is de verhouding tussen ‘open en gesloten’, oftewel de open ruimte (‘lucht’) tussen de watervilla’s onderling. In het kader van dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van een minimale afstand van 5 m.

Programma
Het stedenbouwkundig ontwerp omvat in totaal circa 150 woningen (ruim 20.000 m2 bvo), waarvan circa 55 grondgebonden, ongeveer 70 appartementen in verschillende groottes en prijsklassen en 15 watervilla's. In deze maat van 20.000 m2 bvo is de oppervlakte van de parkeergarage niet meegenomen.

De boulevard moet een levendige en gezellige plek worden. Commerciële functies in de plint van de bebouwing kan, door het aantrekken en onderhouden van de bezoekers en passanten op de boulevard,daaraan bijdragen. In een deel van de plint van de bebouwing langs de boulevard wordt dan ook de mogelijkheid geboden voor een invulling met commerciële functies (maximaal 800 m2 bvo):

  • 75% van de commerciële functies (max 600 m2) is bestemd voor commerciële dienstverlening, waarvan een kwart (max 150 m2) mag worden gebruikt voor 'aan de jachthaven gerelateerde 'detailhandel (watersportwinkel).
  • 25% van de commerciële functies (max 200 m2) is gereserveerd voor kleinschalige vormen van daghoreca (horeca d), zoals een ijssalon, lunchroom of brasserie.


Parkeren
In het woongebied Zuyderzee wordt een half-ondergrondse parkeergarage met circa 115 parkeerplaatsen gepland en individuele bergruimten ten behoeve van de bewoners van de appartementen. De parkeergarage wordt ontsloten aan de oostzijde.
Deze parkeerplaatsen zijn bestemd voor de bewoners van de boulevardwoningen Tevens kunnen extra parkeerplaatsen in de garage verkocht worden aan bewoners of omwonenden die een extra plaats willen hebben en zijn er enkele plaatsen beschikbaar voor de gebruikers (medewerkers) van de commerciële bestemmingen in de plint van de bebouwing aan de boulevard. Voor de grondgebonden woningen in het middengebied worden in het openbare gebied parkeerplaatsen gerealiseerd. De overige parkeerplaatsen voor de woningen evenals de watervilla's komen op het buitendijkse parkeerterrein te liggen.

De bezoekers van het woongebied dienen gebruik te maken van het buitendijkse parkeerterrein. Dit houdt in dat de boulevard nagenoeg autovrij kan blijven, met uitzondering van hulpdiensten. Voor een verantwoording van de berekening wordt verwezen naar paragraaf 5.2.3 'Parkeerbalans'.

De halfondergrondse parkeergarage wordt aan de noordzijde tegen de nieuwe dijk aangeschoven. De parkeergarage maakt echter geen deel uit van de waterkering. Doordat een (vrijstaande) waterkerende constructie wordt gerealiseerd, kan de waterkering op zichzelf functioneren. De bovenkant van de parkeergarage (2,85 m +NAP) ligt iets boven de hoogte van het nieuwe dijklichaam.

Verkeersontsluiting
Het woongebied wordt aan de oost- en zuidwestzijde ontsloten voor het autoverkeer. De oostelijke ontsluiting verzorgt de aansluiting van de parkeergarage op de Garnalenweg. De oostelijke ontsluiting wordt geheel losgekoppeld van het verkeer op de Oostmaat en de Weikamp. Via de ontsluiting wordt ook het buitendijkse parkeerterrein naast de jachthaven ontsloten. De toegang tot de parkeerplaatsen in het binnengebied vindt plaats vanaf het kruispunt Oostsingel-Oostmaat-Kerkemaat.
Op deze wijze wordt het woongebied eenvoudig vanaf de Oostsingel ontsloten en wordt het centrum niet overmatig belast met autoverkeer van en naar dit plangebied. Het langzaam verkeer zal via de Kerkemaat, de Weikamp of de Oostmaat naar het woongebied kunnen rijden. De Kerkemaat blijft wel bereikbaar voor bestemmingsverkeer.

Door de splitsing van de verkeersstromen enerzijds voor de grondgebonden woningen en anderzijds het verkeer naar de parkeergarage en het buitendijks parkeerterrein is er geen sprake van een overmatige belasting door het autoverkeer van de woningen aan het eind van de Weikamp en de Oostmaat.

Door het woongebied lopen twee smalle woonstraten die de Nieuwe Haven met de nieuwe jachthaven verbinden. De boulevard tussen de appartementen en de nieuwe jachthaven wordt, met een breedte van circa 8 m, ingericht als een promenade voor fietsers en wandelaars. De boulevard is vanuit het binnengebied voor het auto niet bereikbaar, met uitzondering van hulpdiensten.
De landelijke Zuiderzeeroute (fietsroute) langs het Randmeer hoeft niet meer via de Weikamp te voeren maar kan over de nieuwe boulevard en de Kerkemaat worden geleid.

Openbare ruimte
Bij de kwalitatief hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte wordt met de bestrating en het straatmeubilair aangesloten op het oude havengebied van het historische centrum van Spakenburg. In het beeldkwaliteitsplan wordt hier nadere aandacht aan geschonken.
In overeenstemming met de nota 'ruimte voor de jeugd in Bunschoten' wordt in het gebied een speelvoorziening gerealiseerd.

Visrokerij
Op de ontwikkelingslocatie Zuyderzee is nog een voormalige visrokerij (J. Muys) aanwezig met een cultuurhistorische waarde (categorie 3; zie ook paragraaf 2.4.1). De visrokerij kan echter om economische en bouwtechnische motieven niet worden behouden.

Bebouwing op de landtong
Op de landtong wordt één markant gebouw gerealiseerd. Aan de beeldkwaliteit worden in het beeldkwaliteitsplan specifieke eisen gesteld. De precieze invulling van het betreffende gebouw is nog niet bekend. Gedacht kan worden aan een havenkantoor, het nieuwe onderkomen van de watersportvereniging of wellicht een speciale functie.

Conclusies
Voor het gebied Zuyderzee zijn de plannen zo ver gevorderd dat de beoogde situatie direct kan worden bestemd. Voor de bebouwing op de betreffende gronden wordt op de verbeelding een globale woonbestemming gelegd met ruime bouwmogelijkheden. Het gebied waarbinnen de watervilla's mogen worden gerealiseerd wordt binnen de waterbestemming aangegeven.

Voor het nieuwe gebouw op de landtong wordt uitgegaan van een gemengde bestemming.

4.1.2 Herontwikkeling Kuststrook-Oost

Nieuwe jachthaven en omgeving
De huidige havens in het centrum van Spakenburg omvatten circa 300 ligplaatsen. Deze ligplaatsen zijn verspreid over de Oude Haven, de Nieuwe Haven en langs de pier. In de Oude Haven (museumhaven) liggen voornamelijk de historische botters die deel uitmaken van de Bruine vloot, maar ook enkele moderne plezierjachten. In de Nieuwe Haven liggen uitsluitend plezierjachten (166 ligplaatsen). Tijdens het hoogseizoen wordt langs de pier aan beide zijden ruimte geboden voor passanten.

De verwachting is dat de waterrecreatieve vraag op de randmeren verder zal groeien. Voor de bestaande jachthavens wordt een groeiend capaciteitstekort verwacht voor zowel de historische schepen als voor de plezierjacht.
In de nieuwe jachthaven gaat ruimte geboden worden voor 90 ligplaatsen. Hiervan zijn 20 ligplaatsen bedoeld voor plezierjachten die nu in of nabij de Oude Haven liggen, waarmee uitbreidingsruimte ontstaat voor historische botters. Hierdoor kan de Oude Haven nog beter dienst doen als museumhaven.
Het aantal ligplaatsen voor plezierjachten neemt netto met 70 plaatsen toe. De nieuwe jachthaven is geschikt voor grotere plezierjachten. Op dit moment is de huidige jachthaven juist minder goed geoutilleerd voor grotere plezierjachten, zodat een aanvullend aanbod ontstaat.
De toekomstige eigenaren van de te realiseren woningen en watervilla's op de locatie Zuyderzee worden in de gelegenheid gesteld tot het huren van ligplaatsen in de nieuwe jachthaven. De gemeente en ontwikkelaar zijn overeengekomen dat wordt uitgegaan van dertig ligplaatsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.randmeer0800-0402_0018.jpg"

Afbeelding – beoogde ontwikkeling in de kuststrook

In de afbeelding met de beoogde ontwikkeling in de kuststrook worden onder meer de plannen voor de nieuwe jachthaven weergegeven. De positie en toegang van de nieuwe jachthaven is zo gekozen dat er één logische centrale entree ontstaat voor de drie havens (Oude Haven, Nieuwe Haven en nieuwe jachthaven).

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.randmeer0800-0402_0019.jpg"

Afbeelding – dwarsdoorsnede nieuwe jachthaven

Doordat op het verdeelpunt een ruim binnenwater ontstaat wordt het wellicht mogelijk een aantal kleinere passagiersboten of de fietsboot, die nu nog op het einde van de westelijke pier aanleggen, een nieuwe aanlegsteiger aan de Havenstraat te geven. Het binnenwater heeft naar verwachting voldoende ruimte om te draaien.
In het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de mogelijkheid om de havengeul, met uitzondering van de havenmonding zelf, te verbreden. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid voor grotere passagiersschepen om dichter bij het centrum aan te leggen.

Aan het eind van de nieuwe jachthaven, op de hoek van het parkeerterrein, wordt een toiletvoorziening gerealiseerd in combinatie met een overdekte fietsenstalling. De toiletten zijn bedoeld voor de passanten van de oostelijke pier. Door de fietsenstalling zal het aantal los gestalde fietsen verminderen en de kwaliteit van het gebied verbeteren.
Achter het parkeerterrein van de jachthaven wordt een nieuw onderkomen gerealiseerd voor de scouting. Een kleine relatief ondiepe geul biedt de kleinere zeilbootjes een veilige, directe verbinding met het Randmeer.

Botenopslag en parkeren
De botenopslag en het parkeerterrein van de (bestaande) Nieuwe Haven en de nieuwe jachthaven worden buitendijks gecombineerd aan de oostzijde van de nieuwe jachthaven. Aan het einde van de jachthaven komt een voorziening waar boten in en uit het water kunnen worden gehaald. Nabij het onderkomen van de scouting wordt op het terrein een permanente botenloods gerealiseerd.

Het buitendijks parkeren en de botenopslag maken van hetzelfde terrein gebruik. Het parkeerterrein biedt ruimte aan circa 250 parkeerplaatsen. In de wintermaanden is minder ruimte voor de stalling van auto's beschikbaar, omdat een groot deel van het terrein dan in gebruik is voor de winterstalling van boten. Voor een verantwoording van de berekening van het gebruik van dit parkeerterrein wordt verwezen naar paragraaf 5.2.3 'Parkeerbalans'.

Verkeersontsluiting
De ontsluiting van de nieuwe jachthaven, de halfondergrondse parkeergarage en het bijbehorende parkeerterrein wordt gecombineerd met de oostelijke ontsluiting van het woongebied Zuyderzee. De Garnalenweg wordt doorgetrokken naar de geplande ingang van de halfondergrondse parkeergarage van het woongebied Zuyderzee. Verkeer voor het parkeerterrein van de jachthaven takt al eerder (onderaan de dijk) van deze toegangsweg af.

Oeverzone
Een groot deel van de kuststrook ten noorden van het gebied Zuyderzee wordt buitendijks nu al gedomineerd door riet. De rietzones aan de Oostdijk vertegenwoordigen de enige natuurwaarden in dit deel van de randmeren.

In het kader van 'de natte as' werkt Rijkswaterstaat aan een robuuste ecologische verbinding door de randmeren. Uitgangspunt voor de herontwikkeling van de kuststrook is dat er per saldo geen riet mag verdwijnen. Een groot deel van het oorspronkelijke rietland ten noorden en oosten van de nieuwe jachthaven blijft in tact.

Door de aanleg van de nieuwe jachthaven en parkeerplaats/botenopslag zal rietland verdwijnen. Dit wordt door de aanleg van nieuw rietland langs de oever in de richting van de Rengerswetering vervangen, bij voorkeur in de vorm van riet- en biezenvelden. Door deze nieuwe natuur strategisch te positioneren op de plek waar havenonderdelen de huidige rietgordel onderbreken (botenopslag), wordt tevens een bufferzone gecreëerd waarmee verstorende effecten naar de waterzijde worden beperkt. Beoogd wordt om de haven af te schermen van het open water en zo uitstralende verstoringseffecten op (groepen) watervogels te verminderen.
Los van de invulling van de robuuste ecologische verbinding wordt het fietspad op de dijk, dat onderdeel is van een landelijke fietsroute Zuiderzeeroute, verbreed. Bij de Rengerswetering wordt de mogelijkheid geboden om met de kano over de dijk naar het Randmeer te brengen (kluunplaats).

Conclusies
Voor de kuststrook zijn de plannen zo ver gevorderd dat de beoogde situatie direct kan worden bestemd. Het parkeerterrein annex botenopslag en de scouting krijgen de bestemming 'Recreatie - Jachthaven'. Het water van de jachthaven wordt in eerste instantie bestemd als 'Water', met de nadere aanduiding 'jachthaven'. De nieuwe jachthaven heeft, evenals Jachthaven Nieuwboer, hoofdzakelijk een recreatieve functie. Met uitzondering van de drijvende watervilla's is de haven niet bedoeld om in te wonen; met andere woorden woonboten dienen hier te worden geweerd. Het terrein van de scouting wordt nader aangeduid.
Het bestaande rietland en het nieuwe rietland krijgen een natuurbestemming. Binnen deze bestemming is extensieve openluchtrecreatie mogelijk.

4.1.3 Verlegging van de waterkering

Onderdeel van woningbouw op de locatie Zuyderzee en de herontwikkeling van de Kuststrook-Oost is het versterken en het verleggen van de Oostdijk over een lengte van 320 m.
De Oostdijk is een primaire waterkering. De Oostdijk maakt deel uit van de buitenwaterkering. Uit onderzoek is gebleken dat dijkverbetering noodzakelijk is. De verlegging en stabiliteitsverbetering wordt hier gezamenlijk opgepakt.

Om de bestaande waterkering 30 m naar het noorden te verleggen over een lengte van 320 m, dient een nieuwe waterkering te worden aangelegd parallel aan de huidige dijk. Na het aanbrengen van de grond vindt mogelijk verdichting van de grond plaats. Vervolgens wordt bestorting aangebracht en de dijkkruin bestraat. Een klein deel van de nieuwe waterkering wordt als een reguliere dijk uitgevoerd, waarbij op dit gedeelte aan de binnendijkse kant gras wordt aangebracht.
Ter hoogte van het nieuwe woongebied wordt, in overleg met het Waterschap, de nieuwe waterkering als een kade aangelegd op 2,51 m + NAP. Aansluitend wordt een deel van de Oostdijk ook op dit niveau aangelegd. In het voorliggende geval is sprake van een van verharding voorzien verdedigd voorland. Hiertoe wordt een waterkerende constructie aangebracht. Langs het water komt de kade lager te liggen, op ongeveer 1 m boven NAP. Zo ontstaat geen hoge abrupte kade en is de beleving van het water vanaf het land optimaal, terwijl de woningen aan de kade over de boten heen kijken. Bovendien sluit de lage kade naadloos aan op de bestaande kade van de Kerkemaat. De hoge kade sluit hier via een talud aan op de lagere Kerkemaat.

Het gebruik van een waterkerende constructie maakt het mogelijk om de nieuwe appartementen direct aan de boulevard te realiseren zonder dat de veiligheid/stabiliteit van de waterkering in gevaar komt. De nieuwe parkeergarage onder de boulevardwoningen maakt geen deel uit van de waterkerende constructie.

Conclusies
De bestaande en nieuwe waterkering (kernzone en beschermingszone) worden in het bestemmingsplan bestemd door middel van een dubbelbestemming. De onderliggende bestemming is in overeenstemming met het bestaande en/of nieuwe gebruik.

4.2 Beheervisie

Ten aanzien van grote delen van het plangebied kan worden gesteld dat deze min of meer vragen om het vastleggen van de huidige situatie. Daarbij wordt zoveel mogelijk aangesloten op de geldende bestemmingen uit het voorgaande bestemmingsplan.

4.2.1 Randmeer

De verbondenheid van Bunschoten-Spakenburg met het water is om diverse redenen (cultuurhistorisch, sociaal-economisch en landschappelijk) erg groot. Het bestemmingsplan is er dan ook op gericht om deze waarden zoveel mogelijk in stand te houden en waar mogelijk te versterken. Het zal duidelijk zijn dat in het Randmeer onderscheid dient te worden gemaakt tussen het water waar (mede)gebruik door de scheepvaart en watersport wordt toegelaten en water waar de 'natuur' dient te worden beschermd.

Water
Het grootste deel van het Randmeer behoudt de bestemming 'Water'. Binnen deze bestemming staat de waterhuishoudkundige functie van het water voorop evenals de scheepvaart en watersport. De binnen het water voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden worden al op grond van het geldende bestemmingsplan veiliggesteld. In het nieuwe bestemmingsplan wordt dit gecontinueerd.

Natuur
Voor het gedeelte van het plangebied binnen het Staatsnatuurmonument dient voldoende planologische ruimte te worden geboden voor natuurontwikkeling langs de oevers. Door verlandingsprocessen kunnen ter plaatse plas-drassituaties ontstaan met een gevarieerde vegetatiestructuur en fauna. Op deze wijze wordt er tegelijk voor gezorgd dat de oevers ontoegankelijker worden. Deze oeverzone zal wederom bestemd worden tot “Natuur”.
Voor de gronden bestemd tot “Natuur” behoort zeer extensief recreatief gebruik tot de gebruiksmogelijkheden. De gebruiksmogelijkheden vanwege het gebruik van de gronden als rust- fourageer- en tevens broedgebied, dienen naar vorm en periode van recreatief gebruik te worden gelimiteerd.

Recreatief medegebruik van natuurgebieden is voor het Staatsnatuurmonument en de aangrenzende gronden strikt gereglementeerd en beperkt op grond van de Natuurbeschermingswet. Op basis van de Natuurbeschermingswet met daarbij de ministeriële aanwijzing van een Staatsnatuurmonument is de beheerder van het Staatsnatuurmonument verplicht om een beheersregeling vast te leggen. Deze regeling betreft gebruiksbepalingen omtrent de periode en mate van toegankelijkheid (bijvoorbeeld mogelijke afsluiting in verband met paartijd of broedseizoen) en het zeer extensief recreatief medegebruik van deze gronden (voorwaarden waaronder voetgangers en fietsers het Staatsnatuurmonument mogen bezoeken). Op grond van de Natuurbeschermingswet wordt gebruik van de gronden welke zijn aangewezen tot Staatsnatuurmonument ondergeschikt geacht aan de hoofdfunctie natuurgebied. Met andere woorden: enige vorm van gebruik, i.c. recreatie, die schade aanbrengt aan de natuurwaarde (natuurwetenschappelijke betekenis en/of natuurschoon) van het natuurgebied is strafbaar.

Om doublures in regelgeving te voorkomen wordt hetgeen reeds is bepaald in de Natuurbeschermingswet, de ministeriële aanwijzing tot Staatsnatuurmonument en de hieruit voortvloeiende beheersregeling niet ten tweede male in een bestemmingsplan bepaald. Zo zijn bijvoorbeeld openings- en sluitingstijden van een natuurgebied niet 'ruimtelijk relevant' en dienen bij voorkeur niet in de voorschriften van een bestemmingsplan te worden vastgelegd.

4.2.2 Sportpark Westmaat

Voor het sportpark Westmaat wordt in eerste instantie uitgegaan van de huidige situatie. Daarbij wordt rekening gehouden met de nieuwbouw die recentelijk heeft plaatsgevonden. Beide voetbalverenigingen (v.v. IJsselmeervogels en s.v. Spakenburg) hebben de oude hoofdtribunes vernieuwd. De nieuwbouw heeft plaatsgevonden op nagenoeg dezelfde locaties.

Binnen de tribune wordt geen ruimte geboden voor extra voorzieningen die geen relatie hebben met het sportpark. In de gerealiseerde multifunctionele ruimten onder de tribunes zijn uitsluitend sportgerelateerde functies mogelijk.

4.2.3 Het kleine Zeetje

Voor de wandelboulevard en het strandje ter plaatse van het Kleine Zeetje worden vooralsnog geen grootschalige veranderingen verwacht. Daarom wordt de huidige situatie in het bestemmingsplan vastgelegd.
Wel wordt ruimte geboden voor de bouw van een bescheiden horecavoorziening (kiosk van 80 tot 100 m2) in de groenstrook tussen het strandje en de wandelboulevard.

4.2.4 Bungalowpark Eemmeer

Op het Bungalowpark Eemmeer is al geruime tijd sprake van permanente bewoning van een aantal van de 65 vakantiebungalows en 2 stacaravans. Op basis van het raadsbesluit van 6 juli 2006 komen diegene die zich voor 31 oktober 2003 hadden ingeschreven in aanmerking voor een gedoogregeling.
Het geven van een woonbestemming aan de vakantiebungalows in het bungalowpark is niet meer aan de orde. De ligging van het bungalowpark in Nationaal Landschap Arkemheen-Eemland staat dit niet toe. Het verstrekken van een persoonlijke gedoogbeschikking wordt niet uitgesloten. Daarnaast heeft de provincie Utrecht in 2004 beleid vastgesteld met betrekking tot de permanente bewoning van vakantiebungalows, waaruit blijkt dat het geven van een woonbestemming aan individuele bungalows niet aan de orde is.

Wat betreft Bungalowpark Eemmeer wordt in het kader van dit bestemmingsplan wederom uitgegaan van een verblijfsrecreatieve bestemming, waarbij permanente bewoning specifiek wordt uitgesloten. In de bestemming wordt geregeld dat voor die personen die beschikken over een persoons- en objectgerichte gedoogbeschikking de permanente bewoning als onder het overgangsrecht mag worden voortgezet, zolang wordt voldaan aan de daartoe verleende gedoogbeschikking.
Zodra niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van die gedoogbeschikking, wordt die permanente bewoning alsnog strijdig gebruik, en daarmee een verboden gebruik, waartegen handhavend wordt opgetreden (ofwel, de permanente bewoning kan worden beëindigd).

Overzicht van de gedoogbeschikkingen Bungalowpark Eemmeer, Westdijk 40:

nr. Bungalow- nummer Datum afgifte beschikking
1 1 31 januari 2007
2 5 1 november 2007
3 6 15 juli 2008
4 7 12 juli 2007
5 8 21 november 2006
6 10 30 januari 2007
7 11 30 januari 2007
8 14 1 november 2007
9 17 24 oktober 2006
10 19 21 november 2006
11 22 24 april 2007
12 23 24 oktober 2006
13 24 13 februari 2007
14 29 24 april 2007
15 31 24 oktober 2006
16 32 13 februari 2007
17 33 13 februari 2007
18 35 30 januari 2007
19 37 30 januari 2007
20 38 24 april 2007
21 39 24 oktober 2006
22 42 12 juli 2007
23 44/45 24 augustus 2006
24 50 19 december 2006
25 51/52 24 augustus 2006
26 54/55 24 augustus 2006
27 56 13 februari 2007
28 58 30 januari 2007
29 65 1 november 2006

Om permanente bewoning van vakantiewoningen tegen te gaan wordt een maximale maatvoering van het bouwvolume aangehouden. In de afgekeurde bestemming 'Verblijfsrecreatie' van het huidige bestemmingsplan Randmeer was destijds 225 m3 opgenomen. Inmiddels gaat de provincie Utrecht in de handleiding bestemmingsplannen al uit van maximaal 250 m3 per vakantiewoning. Op het terrein is nog ruimte voor de bouw van drie extra vakantiewoningen. Daarmee komt het maximum aantal op 70 recreatiewoonverblijven.

4.2.5 Jachthaven Nieuwboer

Voor Jachthaven Nieuwboer worden geen veranderingen verwacht die op voorhand een specifieke regeling in het bestemmingsplan noodzakelijk maken. Met de bestemmingsregeling wordt dan ook grotendeels aangesloten op de bestemmingen uit het geldende bestemmingsplan:

  • voor wat betreft de jachthaven wordt het water in eerste instantie als water bestemd. Binnen de waterbestemming worden door middel van een nadere aanduiding 'jachthaven' de aanlegsteigers geregeld. De aanwezigheid van drijvende woongelegenheden is uitgesloten;
  • de gronden bij de jachthaven worden als zodanig bestemd. Binnen de bestemming 'Recreatie- Jachthaven' wordt de botenopslag en -onderhoud geregeld, evenals de watersport- en botenverkoopwinkels als onderdeel van de botenloods. Tot slot wordt ook de parkeerplaats binnen deze bestemming vastgelegd;
  • op het terrein wordt aansluitend aan de bestaande botenloods een restaurant gevestigd, waarbij de omvang van het restaurant binnen de contouren van de bestaande bebouwing blijft. In het kader van dit bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de aanvullende activiteiten in de vorm van een zalencentrum annex partycentrum;
  • de 35 vakantiebungalows op het terrein krijgen een verblijfsrecreatieve bestemming. Omdat in geen van de bungalows permanente bewoning plaatsvindt, heeft de specifieke regeling (zie 4.2.4) met betrekking tot permanente bewoning (als verboden gebruik) geen gevolgen voor de betreffende gronden;
  • Om permanente bewoning van vakantiewoningen tegen te gaan wordt een maximale maatvoering van de bouwvolume van maximaal 250 m3 per vakantiewoning aangehouden.

Met betrekking tot het partycentrum wordt nog het volgende opgemerkt. In het geldende bestemmingsplan Randmeer was al de mogelijkheid van een horecavoorziening vastgelegd. Het betreft in eerste instantie dan ook het bestendigen van een bestaande situatie. Op In het kader van het nieuwe bestemmingsplan worden de mogelijkheden enigszins verruimd. Het partycentrum vormt een ondergeschikt onderdeel van de Jachthaven Nieuwboer, waarvan een groot deel van de activiteiten zich in de open lucht afspelen. De meeste activiteiten spelen zich af in de geplande bebouwing. In de horecavergunning zullen nadere eisen worden gesteld om de hinder voor de omgeving te beperken. Met betrekking tot het stiltegebied wordt opgemerkt dat de jachthaven, en de beoogde bebouwing in het bijzonder, zich op de grens van het stiltegebied bevinden.

4.2.6 Woningbouw Weikamp

Op het terrein van Weikamp 94 wordt de bouw van drie nieuwe woningen mogelijk gemaakt. De bouwmogelijkheid aan de zijde van de Weikamp betreft de continuering van een bestaande bouwmogelijkheid uit het geldende bestemmingsplan. Aan de zijde van de Garnalenweg zijn twee nieuwe vrijstaande woningen mogelijk gemaakt. Op deze wijze was de verplaatsing van een visverwerkingsbedrijf op het betreffende perceel mogelijk.

4.2.7 Bedrijvigheid

De bestaande bedrijven in het gebied rondom de Weikamp en Oostmaat zijn in het bestemmingsplan geregeld. Het reparatiebedrijf voor scheepsmotoren aan de Oostmaat krijgt een bedrijfsbestemming. Op het terrein is het betreffende reparatiebedrijf toegestaan plus andere bedrijven uit de milieucategorie 1 en 2.
De visverwerkingsbedrijven aan de Garnalenweg en de Weikamp zijn beide bestemd tot bedrijf (milieucategorie 1 en 2 plus visverwerkingsbedrijf). De bijbehorende bedrijfswoning is op de verbeelding aangeduid. Het pand van de geluidsstudio heeft een gemengde bestemming gekregen, met de nadere aanduiding 'atelier'.

4.2.8 Cultuurhistorie

Waardevolle bebouwing
Binnen de grenzen van dit plangebied bevinden zich géén als waardevol aangemerkte historische panden die, blijkens de Nota Erfgoedbeleid, in aanmerking komen om te worden aangewezen als gemeentelijke monument.

Beschermd dorpsgezicht
Een deel van het gebied rond de Oude en Nieuwe Haven wordt op termijn aangewezen als beschermd dorpsgezicht. De historisch ruimtelijke structuur van de havens van Spakenburg geldt als een karakteristiek voorbeeld van een voormalig vissersdorp aan de voormalige Zuiderzee. De begrenzing van het beschermd dorpsgezicht Havengebied Spakenburg volgt min of meer de achterzijde van de bebouwing aan de Oude Schans, de Havenstraat, de westelijke pier tot aan het einde in het Nijkerkernauw, de oostelijke Pier, de bebouwing achter de Kerkemaat, de Hoekstraat, de Turfwal en de Kop van het Spuiplein (zie afbeelding “Beschermd Dorpsgezicht Havengebied Spakenburg”).

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.randmeer0800-0402_0020.jpg"

Afbeelding - beschermd Dorpsgezicht Havengebied Spakenburg (met voorgestelde begrenzing RDMZ)

Ter effectuering van de aanwijzing van een beschermd dorpsgezicht moet ingevolge artikel 36 van de Monumentenwet 1988 een bestemmingsplan worden opgesteld. Dit ter bescherming van de in het beschermd dorpsgezicht aanwezige karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit. Dit is gebeurd in het recent vastgestelde bestemmingsplan Spakenburg - Centrum (vastgesteld 13 maart 2008).
Enkel de pier, de havenmonding en de bebouwing langs de Kerkemaat worden in het kader van dit bestemmingsplan voorzien van een passende dubbelbestemming.

In aansluiting hierop dient te worden vermeld dat pas wanneer daadwerkelijk sprake is van een door de minister aangewezen beschermd dorpsgezicht, de bouwbepalingen in het bestemmingsplan en de criteria in het de welstandsnota van toepassing zijn op alle bouwwerken. In een dergelijk dorpsgezicht zijn immers alle bouwwerken vergunningplichtig (artikel 43, lid 2, onder b Woningwet).

Archeologie
In het 'Beleidsplan voor de Gemeentelijke Archeologische monumentenzorg op basis van Stra-Arch' (Vestigia, nr. V33, 17 november 2004) is inzichtelijk gemaakt waar en op welke wijze bij de planvorming rekening dient te worden gehouden met archeologisch onderzoek. Het beleidsplan bestaat uit een archeologische basiskaart (een analyse van de verwachte of aanwezige archeologische waarden), een archeologische maatregelenkaart (beleidskaart) en een toelichtende tekst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.randmeer0800-0402_0021.jpg"

Afbeelding - uitsnede archeologische maatregelenkaart

Uit de gegevens van de gemeentelijke Archeologische Basiskaart blijkt dat voor grote delen van het plangebied hoge maritiem archeologische verwachtingswaarden gelden. Voor het resterende deel van het plangebied zijn op basis van historische bronnen geen archeologische verwachtingswaarden bekend. Concrete actie ter behoud en zorgvuldig beheer van verwachte en bekende archeologische waarden is in de Archeologische maatregelenkaart uitgewerkt.

Overeenkomstig het gemeentelijk archeologisch beleidsplan is er voor gekozen om de (verwachte) archeologische waarde te beschermen met behulp van een dubbelbestemming en een stelsel van aanlegvergunningen in het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Planologische En Milieutechnische Randvoorwaarden

5.1 Milieueffectrapportage

5.1.1 MER-beoordelingsplicht

In opdracht van de gemeente Bunschoten is de 'Aanmeldingsnotitie m.e.r. beoordeling KuststrookOost te Bunschoten' (nr. BUNS17-3/doea/005, d.d. 17 juli 2007) opgesteld door het ingenieursbureau Witteveen+Bos. In deze aanmeldingsnotitie is beschreven in hoeverre sprake is van ‘belangrijke nadelige gevolgen die de voorgenomen activiteit voor het milieu kan hebben’.
Geconcludeerd wordt dat door de aanleg van de haven en andere ontwikkelingen binnen Kuststrook-Oost zowel positieve als negatieve milieueffecten zullen optreden. Hierbij is aandacht aan mogelijkheden om negatieve effecten te verminderen en wordt een voorstel gedaan hoe de negatieve effecten te gaan monitoren.
Deze conclusies zijn door de provincie, bij brief van 30 augustus 2007, schriftelijk bevestigd.

Verschillende activiteiten en omstandigheden van een project kunnen leiden tot de plicht tot uitvoering van een m.e.r.-beoordeling. Deze m.e.r.-beoordeling brengt de milieueffecten nader in beeld om uiteindelijk te kunnen beoordelen of het uitvoeren van een MER noodzakelijk is. In het initiatief Kuststrook-Oost zijn de volgende deelprojecten relevant in de beoordeling:

  • wijziging primaire waterkering
    Het plangebied maakt deel uit van het dijkringgebied 45, waarvoor in de Wet op de waterkering een veiligheidsnorm is vastgelegd. Voor de aanleg, versterking of verlegging van een primaire waterkering is een procedure van de Waterwet vereist. Onderdeel hiervan is het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling.
  • aanleg van een jachthaven
    Ingevolge het Besluit milieueffectrapportage is de ‘vaststelling van het ruimtelijk plan dat als eerste in de mogelijke aanleg voorziet van ‘de aanleg, wijziging of uitbreiding van een jachthaven’ in de gevallen waarin ‘de activiteit betrekking heeft op 100 ligplaatsen of meer’ een m.e.r.-beoordelingsplichtig besluit. Voor de nieuwe jachthaven te Bunschoten-Spakenburg zijn circa 90 ligplaatsen gepland (waarvan 20 bestaande ligplaatsen). De geplande haven is derhalve niet m.e.r.-beoordelingsplichtig.
  • woningbouw Zuyderzee
    Betreffende de bouw van woningen geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht ‘indien aaneengesloten gebied en > 2.000 woningen binnen de bebouwde kom’. In het gebied Zuyderzee kunnen circa 140 woningen komen volgens het Programma van Eisen. Daarom geldt geen m.e.r.-beoordelingsplicht.
  • recreatiegebied langs kuststrook
    Aanleg van recreatieve voorzieningen die meer dan 500.000 bezoekers trekken, een oppervlakte hebben > 50 ha of worden aangelegd in een gevoelig gebied met een oppervlakte van 20 ha zijn m.e.r.-beoordelingsplichtig. In de huidige situatie trekt de trekt de kuststrook langs de kust ongeveer 85.000 recreanten per jaar. Ook bij een toename in de autonome ontwikkeling zal het aantal recreanten niet toenemen tot boven de 500.000. Daarmee vervalt de m.e.r.-beoordelingsplicht.
  • nabijheid gevoelig gebied
    Gebieden aangewezen en/of aangemeld als speciale beschermingszone (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden), andere Natuurbeschermingswet gebieden of gebieden onderdeel van de PEHS worden aangemerkt als ‘gevoelig gebied’. Uit ecologisch onderzoek (zie paragraaf 5.11.) blijkt een passende beoordeling niet noodzakelijk. Daarmee vervalt de m.e.r.-beoordelingsplicht.

5.1.2 Plan-MER

Volgens de Europese richtlijn ‘betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's (de strategische milieubeoordeling, afgekort tot plan-MER) moet de planMER-procedure worden doorlopen indien een plan of programma op het gebied van (onder meer) het toerisme of grondgebruik:

  • een kader biedt voor m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten, zoals voor het onderhavige project hier het geval is vanwege de verlegging van een primaire waterkering;
  • een ‘passende beoordeling’ moet ondergaan in het kader van de Europese Vogel- en/of Habitatrichtlijn. Uit ecologisch onderzoek (zie paragraaf 5.11.) blijkt een passende beoordeling niet noodzakelijk.

Vanwege het besluit over het bestemmingsplan én de verplichting om een procedure van de Waterwet te volgen, geldt er een m.e.r.-beoordelingsplicht en daarmee een planMER-plicht.

In opdracht van de gemeente Bunschoten is de 'Plan-MER Kuststrook Oost te Bunschoten fase 1' (nr. BUNS17-3/doea/004, d.d. 17 juli 2007) opgesteld door het ingenieursbureau Witteveen+Bos. De Plan-MER is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.
De plan-MER gaat in op de milieugevolgen die de plannen voor de Kuststrook met zich meebrengen. De plan-MER omvat een beschrijving van:

  • de te verwachten effecten op milieu,
  • de samenhang met andere plannen in de omgeving,
  • de maatregelen die worden genomen om effecten te mitigeren en/of te compenseren.

De te verwachte milieueffecten uit de Plan-MER worden in de volgende tabel per thema weergegeven:

THEMA CONCLUSIES
Verkeer De toename van verkeer door het jaar heen zal met name woon-werk verkeer met lage snelheid betreffen. Doordat een nieuwe ontsluiting meer ruimte biedt voor deze beperkte toename van verkeer, zal deze toename niet leiden tot overlast in het gebied.
Leefmilieu De aanleg van de nieuwe jachthaven en de andere ontwikkelingen brengen met zich mee dat tijdelijk graafmachines en werklui in het gebied aanwezig zullen zijn, die extra geluid produceren. Dit kan zowel verstoring voor mensen als voor de natuur met zich meebrengen.
Deze effecten zijn echter van tijdelijke aard en gering van omvang.
Scheepvaart Na realisatie van de jachthaven neemt de recreatievaart zeer beperkt toe, namelijk tot maximaal 12 extra boten op het water in het hoogseizoen en in het laagseizoen tot maximaal 6 extra boten. Er worden dan ook geen milieueffecten verwacht als gevolg van toename van scheepvaart vanuit Bunschoten-Spakenburg.
Bodem en Water De te verwachten effecten voor bodem en water kennen een relatief klein bereik, zijn niet grensoverschrijdend, zijn relatief klein en kennen een korte duur en lage frequentie.
Landschap
Cultuurhistorie
Archeologie
De nieuwe jachthaven zal het bestaande landschapsbeeld minimaal veranderen. De geplande bebouwing komt tussen de nieuwe jachthaven en het water van het Randmeer te liggen. Deze bebouwing wordt echter laag en is daarom niet beeldbepalend. De enige verandering ten opzichte van de huidige situatie is dat de masten van de jachten de nieuwe jachthaven beter zichtbaar zullen zijn.

De cultuurhistorische waarden in het gebied komen met name tot uitdrukking door de ligging nabij de dorpskern van Spakenburg. Het dorpsgezicht van Spakenburg komt volgens de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten en de provincie Utrecht in aanmerking voor aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht. Met het stedenbouwkundig plan is op een zo zorgvuldig mogelijke wijze aansluiting gezocht op de bestaande dorpse structuur (straten en stegen). Het plan sluit in schaal en korrelgrootte aan op de bestaande bebouwing. Met het stratenpatroon wordt voortgeborduurd op het historische stratenpatroon van de Oostmaat en Weikamp.
Door de nieuwe bebouwing (verkaveling, verschijningsvorm, materiaalgebruik en detaillering) zoveel mogelijk in te passen in de historische structuur van het aansluitende dorpsgezicht blijft het cultuurhistorische karakter van het gebied behouden.

De omvang van de effecten op archeologie is afhankelijk zijn van de aanwezigheid en waarde van de scheepswrakken en uiteindelijke plaats van de bebouwing nabij de weggespoelde batterij. Belangrijk om rekening mee te houden is dat het verloren gaan van bodemarchief een onomkeerbaar effect betreft, dat zoveel mogelijk moet worden voorkomen. Er bestaat hiermee een gefundeerd risico op aantasting van archeologische waarden. De gemeente is zich bewust van de risico's en neemt deze mee in verdere planontwikkeling.
Natuur Het rietland ter plaatse van de geplande nieuwe jachthaven en botenopslag en de graslanden langs de dijken hebben waarde als ecologische verbindingszone voor water- en weidevogels. Door het verdwijnen van het rietland en de toename van fietsverkeer op de dijken neemt de druk op de ecologische verbindingszone toe. Inpassingsmaatregelen, zoals het herschikken van rietlanden om de beoogde activiteiten waar nodig af te schermen en verstoring van vogels te vermijden, zijn in het kader van de toetsing aan de Ecologische Hoofdstructuur goed mogelijk.

Wel veroorzaakt de komst van een jachthaven een toename van de recreatiedruk op het Natura 2000-gebied Eemmeer, namelijk door toename in recreatievaart. De effecten van deze toename zijn getoetst in een verslechterings-en verstoringstoets (zie paragraaf 5.11.). Uit het onderzoek blijkt dat geen significant negatieve effecten te verwachten zijn op vogels die gebruikmaken van het Eemmeer. De effecten samen met andere plannen in het randmeergebied (cumulatie) worden momenteel onderzocht.

Om de negatieve effecten, die de aanleg en het gebruik van het plan teweegbrengen, te verzachten of te compenseren worden verschillende maatregelen voorgesteld:

  • herplant en herschikking van buitendijks rietland ten noorden en oosten van de nieuwe jachthaven, parkeerterrein en botenopslag;
  • nader onderzoek verrichten naar het voorkomen van vleermuizen in te slopen bebouwing op Oostmaat;
  • zoveel mogelijk werken buiten de kwetsbare periode van de beschermde fauna (veelal in de winterperiode);
  • nader onderzoeken en conserveren archeologische waarden.

In het plan-MER milieurapport wordt geconcludeerd dat de plannen voor de Kuststrook-Oost op zich niet leiden tot significant negatieve effecten op het milieu. Het ligt dan ook niet voor de hand om een uitgebreid monitoringsplan op te stellen. Wel zijn de volgende aandachtspunten te noemen waar in het vervolgtraject van dit project rekening mee moet worden gehouden:

  • cumulatieve effecten van een toenemende recreatiedruk op het Natura 2000-gebied Eemmeer;
  • inrichting van de Robuuste verbindingszone Natte As;
  • mogelijk aanwezige beschermde diersoorten in het plangebied;
  • mogelijk aanwezige archeologische waarden in het plangebied.

Naar aanleiding van de wijzigingen in het plan voor de woningbouwlocatie Zuyderzee en de nieuwe jachthaven wordt een aanvulling van de plan-MER voorbereid. Deze aanvulling zal te zijner tijd aan de toelichting van dit bestemmingsplan worden toegevoegd.
Het MER-rapport wordt tegelijkertijd met het ontwerp-bestemmingsplan gepubliceerd.

5.2 Verkeer En Parkeren

5.2.1 Verkeersstudie Oostzijde Bunschoten

In opdracht van de gemeente heeft het ingenieursbureau Royal Haskoning een verkeersstudie uitgevoerd naar de toekomstige hoofdwegenstructuur aan de oostzijde van de gemeente. In het rapport 'Verkeersstudie oostzijde Bunschoten' (nr. 9R4537.A0, d.d. 6 oktober 2006) zijn de consequenties van de ruimtelijke ontwikkelingen voor het functioneren van de verkeersstructuur integraal afgewogen. In de studie is onder andere gekeken naar het ontsluiten van de Oostmaat, Spakenburg Centrum en de kuststrook.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.randmeer0800-0402_0022.jpg"

Afbeelding - uitsnede van de voorkeursvariant oostelijke verkeersontsluiting (variant 4b)

Op grond van de verrichte studie komt het ingenieursbureau tot een voorkeursvariant (variant 4b) waarbij de ontsluiting van het gebied wordt voorgesteld via een opgewaardeerde Zuidwenk (met voor fietsers een aparte route naar het centrum via Koenraadswetering) naar de Oostsingel en een 'inprikker' richting de Oostmaat en Kuststrook vanaf de Garnalenweg.

5.2.2 Verkeer

In opdracht van de gemeente zijn door het verkeerskundig adviesbureau BonoTraffics bv de verkeerskundige gevolgen in beeld gebracht. In het rapport 'Verkeerskundig advies gebiedOostmaat' (nr. BT-BST-10-005, concept d.d. 15 oktober 2010) is onder andere gekeken naar de huidige en toekomstige etmaalintensiteiten op diverse nabijgelegen kruispunten.

In het rapport worden de te verwachten verkeersstromen in het jaartal 2020 op de door de ontwikkeling beïnvloedde kruispunten berekend op basis van de huidige verkeersstromen, de extra door de ontwikkeling gegenereerde verkeersstromen en de te verwachten autonome groei. Op basis van de doorrekening van de te verwachten verkeersstromen blijkt dat de verkeersafwikkeling in 2020 op de noordelijke drie kruispunten ruim voldoet op basis van de huidige inrichting. Dit betekent dat het nemen van infrastructurele maatregelen niet noodzakelijk is.
Op de zuidelijke twee kruispunten zijn in het kader van de verkeersafwikkeling infrastructurele maatregelen niet ongewenst, maar ook niet noodzakelijk. Aanbevolen wordt om op deze twee kruispunten geen infrastructurele maatregelen te treffen, aangezien de kruispunten zich (gedeeltelijk) bevinden in een verblijfsgebied. Maatregelen in de vorm van een rotonde of door de toepassing van een verkeersregelinstallatie passen niet in het algemene wegbeeld van een verblijfsgebied.

Ook in het kader van de plan-MER wordt geconcludeerd dat de meeste ontwikkelingen in de omgeving niet leiden tot extra hinder door cumulatie. Er is geen sprake van een permanente toename die leidt tot negatieve effecten op het verkeer.

5.2.3 Parkeerbalans

In opdracht van de gemeente is door het verkeerskundig adviesbureau BonoTraffics bv aandacht besteed aan parkeren.
In het rapport 'Verkeerskundig advies gebied Oostmaat' (nr. BT-BST-10-005, concept d.d. 15 oktober 2010) wordt uitgegaan van een halfondergrondse parkeergarage met een capaciteit van 115 parkeerplaatsen. In de parkeergarage worden 94 parkeerplaatsen verkocht aan bewoners van het gebied Zuyderzee. De overige 21 parkeerplaatsen worden optioneel verkocht aan bewoners van of nabij het plangebied of aan ondernemers. Daarnaast is in het binnengebied een parkeercapaciteit van 61 parkeerplaatsen aanwezig voor de bewoners van de grondgebonden woningen.
Buitendijks is een parkeerterrein op maaiveld opgenomen met een parkeercapaciteit van 250 parkeerplaatsen. Deze 250 parkeerplaatsen worden in het zomerseizoen niet volledig gebruikt. In het winterseizoen is de parkeervraag op maaiveldniveau 135. Dit betekent dat de overige 115 parkeerplaatsen in de winter gebruikt kunnen worden voor botenopslag en het parkeren ten behoeve van de jachthaven.
Op basis van het rapport mag worden geconcludeerd dat er sprake is van voldoende capaciteit aan parkeerplaatsen.

In het rapport wordt aangegeven dat in de toekomst zich de mogelijkheid voor kan doen dat met name de bezoekers van de grondgebonden woningen geen gebruik maken van het buitendijkse parkeerterrein. Dit kan de parkeerdruk in het nabijgelegen woongebied negatief beïnvloeden. Om de parkeervraag te kunnen sturen, wordt in dat geval geadviseerd een parkeerregime in te voeren voor de bewoners in of nabij het gebied met de 61 grondgebonden woningen.
Door een strikte handhaving op foutparkeren kan eventuele overlast in de omliggende woonstraten worden voorkomen.

5.3 Geluid

In opdracht van de gemeente is door het verkeerskundig adviesbureau BonoTraffics bv aandacht besteed aan de geluidsbelasting van het verkeer op de nieuw te realiseren wegen. In het rapport 'Verkeerskundig advies gebied Oostmaat' (nr. BT-BST-10-005, concept d.d. 15 oktober 2010) is bekeken of de toekomstige verkeersbewegingen leiden tot een overschrijding van de grenswaarden die hier in de Wet geluidhinder (Wgh) aan gesteld worden.
In het kader van het Integraal Verkeersbeleidsplan zijn alle bestaande wegen in het plangebied aangewezen als een erftoegangsweg B en ingericht als 30 km/uur-gebied. Dit geldt ook voor de nieuwe geplande wegen in het gebied Zuyderzee en de nieuwe ontsluitingsweg vanaf de Garnalenweg. Deze wegen hebben geen geluidzone en vallen daarmee formeel buiten de reikwijdte van de Wet geluidhinder (art 74, lid 2 Wgh). Geluidgevoelige objecten die langs een niet-gezoneerde weg zijn gelegen hoeven in principe niet in een akoestisch onderzoek betrokken te worden.

Bij de belangenafweging in het kader van een goede ruimtelijke ordening kan echter niet zomaar voorbijgegaan worden gegaan aan de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op een niet-gezoneerde weg. Daarom is in het akoestisch onderzoek de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de nieuwe ontsluitingsweg bepaald.
Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting (inclusief aftrek van 5 dB ex artikel 110g Wgh) op een aantal punten hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB vanwege het wegverkeer op de nieuwe ontsluitingsweg. Slechts op één gevel komt de gevelwaarde uit boven de 53 dB. Het betreft hier de nieuw te (her)bouwen woning Weikamp 180 (waarneempunt 6).

Zoals eerder is gemeld zal op deze ontsluitingsweg de maximumsnelheid 30 km/uur gaan bedragen. Doordat deze weg buiten de reikwijdte van de Wet geluidhinder valt kan formeel geen ontheffing van de 'ten hoogst toelaatbare geluidbelasting' worden verleend.
In de berekening in het rapport is ervan uitgegaan dat de nieuwe ontsluitingsweg wordt verhard met klinkers. Om de geluidbelasting te reduceren, wordt in het rapport de suggestie gedaan om dicht asfaltbeton aan te brengen in plaats van de geplande elementenverharding (klinkers). Dit geeft een afname van de geluidbelasting van circa 4 dB.
Met geluidreducerende maatregelen aan de gevel kan worden voldaan aan de vereiste binnenwaarden voor woningen.

5.4 Bodem

Bodemkwaliteitskaart
Op 29 september 2005 zijn de bodemkwaliteitskaart en het bijbehorende bodembeheerplan door de gemeenteraad vastgesteld. Hieruit blijkt dat de bodem binnen de gemeente Bunschoten voldoet aan de criteria voor schone grond. Uitzonderingen op deze basiskwaliteit vormen:

  • de verdachte locaties zoals aangegeven op de bodemkwaliteitskaart;
  • de vanuit het historisch bodembestand potentieel verdachte locaties. Het gaat in dit gebied dan om percelen waar voorheen brandstofpunten of (vis)verwerkingsbedrijven aanwezig waren;
  • in het gebied is een aantal gedempte sloten en ophooglagen aanwezig. Hiervoor zijn in het bodembeheerplan aparte voorwaarden opgenomen. Het historisch bodembestand is opgenomen in het gemeentelijk bodeminformatiesysteem.

Het bodembeheerplan geeft de mogelijkheden van vrij grondverzet aan.

Bodeminformatiesysteem (BIS)
In het gemeentelijk bodeminformatiesysteem (bis) zijn alle relevante gemeentelijke en provinciale bodemgegevens opgenomen. Lichte en/of matige bodem- en grondwaterverontreinigingen werden aangetroffen op percelen aan de Oostmaat, Weikamp, Oude Haven en Kerkemaat. In de meeste gevallen was er uiteindelijk geen sprake meer van een gebruiksbeperking.

Bodemsaneringen Oostmaat
De locatie waar de nieuwe jachthaven, het parkeerterrein en botenopslag zijn gepland, liggen nog net op het gedeelte met veenbodem. Dit gedeelte loopt als natuurlijke laagte af naar de voormalige Zuiderzee en reeds decennia lang is dit gedeelte begroeid met riet. De bodemkwaliteit van dit gedeelte van het plangebied zal beïnvloed zijn door de overstromingen van het aanliggende water. Voor zover bekend is hier geen bodemonderzoek verricht, maar naar verwachting vormt de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen belemmering voor de herinrichting van de locatie.

De Oostmaat heeft een lange geschiedenis van bedrijvigheid in visverwerking en op één enkele locatie revisie van scheepsmotoren (Oostmaat 23/13). Deze activiteiten kunnen hebben geleid tot bodemvervuiling. Op één locatie heeft inmiddels bodemsanering plaatsgevonden (Oostmaat 7). In en om de Oostmaat zijn verschillende locaties waar in het verleden bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden.
Op het terrein van de voormalig rokerij aan de Oostmaat is in 2003 bodemonderzoek uitgevoerd. Omdat er niet gekeken is naar de aanwezigheid van asbest in de bodem kon de aanwezigheid van een (ernstige) verontreiniging op het terrein derhalve niet geheel worden uitgesloten. In 2007 is vervolgens verkennend bodemonderzoek en asbestonderzoek uitgevoerd door P&J Milieuservices.
Uit dit rapport 'Verkennend bodemonderzoek en verkennend onderzoek asbest OostmaatBunschoten' (nr 0730501A, d.d. 20 november 2007) blijkt dat vier deellocaties als verdacht worden aangewezen ten aanzien van bodemverontreiniging en één deellocatie als onverdacht. Voor de gronden is verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit het bodemonderzoek blijkt dat voor een drietal verdachte deellocaties matig tot sterk verhoogde gehalten arseen in grondwater is aangetroffen. Naar verwachting betreft dit natuurlijk verhoogde achtergrondgehalten. Op de onverdachte locatie blijkt sprake van een lichte verontreiniging.
Voor de gehele locatie houdt de hypothese 'asbest verdacht' geen stand. Uit het onderzoek blijkt dat er in het onderzochte mengmonster geen asbest is aangetroffen.

Geconcludeerd wordt dat de vastgestelde milieuhygiënische bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de verdere ontwikkeling. Aanvullend of nader onderzoek wordt niet nodig geacht. Opgemerkt wordt dat bij afvoer van grond van de locatie een aanvullende keuring gevraagd kan worden.

Oostdijk
De voormalige zeedijk (Oostdijk) is een kunstmatig aangebrachte verhoging waarvan de bodem is aangelegd in 1409. Dit is een periode vóór industrialisatie. Vermoedelijk bestaat de dijk uit een kern van zand, afgedekt met klei. Er wordt niet verwacht dat zich hier verontreinigingen bevinden, echter de grondkwaliteit zal moeten worden beoordeeld. De beoordeling is noodzakelijk om de veiligheidsklasse te bepalen en te bekijken of hergebruik mogelijk is.

5.5 Luchtkwaliteit

In het kader van de Wet Luchtkwaliteit (hoofdstuk 5 van de Wet Milieubeheer) zijn gemeenten verplicht om bij het uitoefenen van bevoegdheden, waaronder bestemmingsplanprocedures, de luchtkwaliteitseisen voor de buitenlucht in acht te nemen. Deze zijn in (bijlage 2 van) de Wet milieubeheer vastgelegd. Uit de Wet luchtkwaliteit volgt dat een voorgenomen ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is indien in ieder geval aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er worden geen grenswaarden voor de luchtkwaliteit overschreden;
  • er treedt geen verslechtering van de luchtkwaliteit op, of er vindt per saldo een verbetering van de luchtkwaliteit plaats door compenserende maatregelen;
  • de voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • (op termijn) de voorgenomen ontwikkeling is onderdeel van het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Door het Gewest Eemland is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. Uit de berekeningen van dit onderzoek 'Luchtkwaliteitsonderzoek bestemmingsplan Randmeer' (nr.GE/CDJ/319595, d.d. 16 december 2008) blijkt dat er langs de voorgenomen oostelijke ontsluitingsweg geen overschrijdingssituaties zijn te verwachten. Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen, in het kader van de Wet luchtkwaliteit, inpasbaar zijn.

5.6 Geurkwaliteit

Op het bedrijventerrein Zuidwenk zijn verschillende geurrelevante bedrijven gevestigd. Het Nederlandse geurbeleid is vastgelegd in de brief van de minister van VROM van 30 juni 1995. Deze brief is als bijlage opgenomen in de Nederlandse Emissie Richtlijn Lucht (NeR). Als algemeen uitgangspunt wordt gehanteerd het voorkomen van (nieuwe) hinder. Daarvan afgeleid is de volgende beleidslijn te geven:

  • als er geen hinder is, zijn maatregelen niet nodig;
  • als er wel hinder is, worden maatregelen op basis van het ALARA principe afgeleid;
  • mate van hinder kan onder andere worden bepaald via een belevingsonderzoek, hinderenquête, klachtenregistratie etc.;
  • de mate van hinder die nog acceptabel is, wordt vastgesteld door het bevoegd bestuursorgaan.

Er bestaan (behoudens voor enkele specifieke bedrijfstakken) geen algemene geurnormen. Het acceptabel geurhinderniveau moet steeds voor de specifieke situatie worden vastgesteld.

Ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen, zowel nieuw vestiging als uitbreiding van milieubelastende dan wel milieugevoelige activiteiten, geldt eveneens het uitgangspunt dat nieuwe hinder dient te worden voorkomen. Uitgangspunt is dan ook dat een nieuwe woonlocatie, of anderszins gevoelige bestemming, op een zodanige afstand wordt gepland dat geen of hooguit een acceptabele mate van hinder te verwachten is. Lokale overheden kunnen aanvullend op het landelijke geurbeleid een eigen geurbeleid ontwikkelen. Gemeente Bunschoten heeft geen aanvullend geurbeleid vastgesteld.

De gemeente Bunschoten heeft het ingenieursbureau Tauw BV gevraagd een geuronderzoek uit te voeren. In het onderzoek 'Geuronderzoek woningbouwlocatie Oostmaat te Bunschoten' (nr. R001-4574177XMA-pws-V02-NL, d.d. 6 oktober 2008) is ten aanzien van het aspect 'geur' nagegaan of woningbouw in het gebied Zuyderzee mogelijk is. Hierbij is een specifiekere onderzoeksmethodiek toegepast dan de indicatieve afstandsnormen (in de onderhavige situatie de zogenoemde 'geurcirkels') vanuit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. In het geuronderzoek van Tauw BV is gebruik gemaakt van de specifieke gegevens van de bestaande geurrelevante bedrijven, zoals de positionering van de bedrijven ten opzichte van het plangebied, de geuremissie van dergelijke bedrijven en de bestaande ervaring van de gemeente met geur in het gebied. Er is daarbij gebruik gemaakt van geldende milieuvergunningen. In het onderzoek is ook de geuremissie van bedrijven meegenomen die op dat moment niet meer actief waren, maar die nog wel over een geldende milieuvergunning beschikken.
Er zijn locatiespecifieke verspreidingsberekeningen uitgevoerd om de geurbelasting vast te stellen.
In het onderzoek wordt verder opgemerkt dat de gehanteerde grenswaarden uit de Nederlandse Emissierichtlijn Lucht (NeR) niet direct toe te passen zijn voor een beoordeling van geur in het kader van een bestemmingsplan. Bij milieuvergunningverlening vindt geurbeoordeling plaats voor individuele inrichtingen, daarbij vindt geen beoordeling plaats ten gevolge van cumulatie van meerdere bedrijven en cumulatie van verschillende typen geur.
In het kader van het bestemmingsplan wordt de gecumuleerde geurbelasting van alle geurrelevante bedrijven beoordeeld. Deze gecumuleerde geurbelasting is beoordeeld aan de hand van de strengste geurgrenswaarde zoals die voor individuele vergunningverlening voor dergelijke bedrijven wordt toegepast. De beoordeling van de gecumuleerde geurbelasting aan de hand van deze grenswaarde is derhalve ‘worst case’.

Ter hoogte van de geplande nieuwbouw is een geurbelasting berekend die vergelijkbaar is aan deze strengste geurgrenswaarde. De maximale gecumuleerde berekende geurbelasting ligt op een vergelijkbaar niveau (maximaal 2,0 ge/m3 aan de rand) als de (minimale) grenswaarde voor de aaneengesloten woonbebouwing van 1,9 ge/m3 als 98 percentiel voor de verwerking van vleeswaren (waaronder het roken van visproducten kan worden gerekend). In de cumulatieve berekening zijn ook banketbakkers meegenomen. Hiervoor geldt een hogere toegestane waarde van 10 ge/m3, wederom voor individuele bedrijven.

Tot slot wordt opgemerkt dat een zekere vislucht inherent gekoppeld is aan de gemeente Bunschoten. Op basis van de berekende gecumuleerde blootstellingsniveaus wordt geconcludeerd dat het aannemelijk is dat bij de geplande nieuwbouw in het plangebied sprake is van een acceptabele geur. Op grond van geur is de nieuwbouw inpasbaar.
Tussen de geplande nieuwbouw en de geurrelevante bedrijven op het bedrijventerrein is bestaande woonbebouwing aanwezig. De huidige bedrijfsmatige activiteiten zijn eerder in het kader van vergunningverlening inpasbaar beoordeeld in relatie tot deze bestaande woonbebouwing. De situatie wordt als een bestaande situatie beoordeeld, waarbij de handhaving van geuroverlast op basis van de geldende milieuvergunning dient plaats te vinden.

5.7 Externe Veiligheid

In de Beleidsnota Externe Veiligheid van de provincie Utrecht (juli 2003) zijn de provinciale ambities voor de jaren na 2003 uitgewerkt. Deze zijn hoger dan de wettelijke ondergrens. Voor het plaatsgebonden risico (PR) streeft de provincie naar een kans op overlijden die niet groter is dan één op de honderd miljoen jaar (10-8 per jaar), terwijl ten aanzien van het groepsrisico (GR) de provincie streeft naar 0,1 maal de oriënterende waarde.
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid en inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In dit besluit worden de normen voor het plaatsgebonden risico en de doorwerking daarvan op het gebied van de ruimtelijke planvorming en bij de vergunningverlening op grond van de wet milieubeheer verankerd, voor zover de risico's voor de omgeving worden veroorzaakt door inrichtingen.
De gemeente onderschrijft de provinciale ambities. Aangenomen wordt dat door het stringent hanteren van de wettelijke regels het ambitieniveau kan gaan worden gehaald.

Koelinstallatie Haringweg nr. 27
In de directe omgeving van het plangebied ligt één bedrijf met een risicovolle inrichting. Het betreft hier de vestiging van een Zeevisgroothandel aan de Haringweg (nr. 27) op het bedrijventerrein Zuidwenk. Het bedrijf beschikt over een grote koel- en vriesinstallatie. Gebruikelijke koelmiddelen bij grotere installaties zijn ammoniak of soorten freon (een synthetische chloorfluorkoolwaterstof). Ammoniak is een giftig gas. Het synthetische koelmiddel is op zich ongevaarlijk, maar kan bij verbranding wel giftige gassen vormen. Bovendien kunnen de verbrandingsproducten van het isolatiemateriaal van de gekoelde ruimten giftig of kankerverwekkend zijn. Bedrijven met meer dan 100 kg koelmiddel in gebruik en/of de gekoelde ruimte met een oppervlakte groter dan 250 m³ worden door de provincie vermeld op de provinciale risicokaart.
Op de risicokaart is een risicocontour geprojecteerd, waarin het risico op overlijden van een individu door een calamiteit bij het betreffende object één op de miljoen per jaar (10-6 contour) is. In de berekening van de risicocontour is uitgegaan van het meest negatieve scenario van een calamiteit die zich bij een bedrijf kan voordoen. Verder is uitgegaan van een tijdstip waarop de meeste mensen thuis zijn en gemiddelde meteorologische omstandigheden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.randmeer0800-0402_0023.jpg"

Afbeelding - ligging risicocontour (bron: risicokaart, provincie Utrecht)

De maatgevende effectcirkel van de inrichting ligt op 80 m. Het effect van vrijkomende giftige stoffen (ammoniak) in geval van calamiteiten (brand) is hierbij maatgevend. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen deze zone dient aandacht te worden besteed aan de externe veiligheid. Woningen dienen te worden getoetst aan de grenswaarden voor het Plaatsgebonden Risico (PR) en de streefwaarden voor het Groepsrisico (GR), zoals deze staan vermeld in het Bevi.

Voor het bedrijf is door de brandweer een aanvalsplan opgesteld waarbij zowel rekening is gehouden met ammoniak en de biogascentrale. Het bedrijf ligt in het uiterste noordoosten van Bunschoten van industrieterrein Zuidwenk. Het aanrijden kan door de ligging van het bedrijf als van de brandweerkazerne alleen vanuit het zuiden plaatsvinden enkele honderden meters voor het bedrijf kan nog worden besloten om het bedrijf vanuit het westen of vanuit het zuiden te benaderen. Wat betreft bluswatervoorziening ligt vlak naast de entree een primaire bluswatervoorziening en binnen 1 kilometer kan worden beschikt over secundaire (onbeperkt) bluswatervoorziening.

Transport gevaarlijke stoffen
Het transport van gevaarlijke stoffen in de kern Spakenburg en op het bedrijventerrein is middels een gemeentelijke verbodsbepaling uitgesloten. Voor de bevoorrading, de aanvoer van de koelvloeistof, van het voornoemde bedrijf is ontheffing verleend voor een bevoorradingsroute die vanaf de Oostelijke Randweg, via respectievelijk de Botstraat en de Haringweg naar het desbetreffende perceel loopt.

Afstanden tot plangebied
Het nieuw te ontwikkelen woongebied Zuyderzee ligt met een afstand van circa 380 m tot de inrichting bij het grootst mogelijke invloedsgebied (i.c. 400 m). Dit is iets meer dan de afstand van 360 m welke bij een 1% letaliteit/groepsrisico met een waarde 10-6 bij een installatie met ammoniakopslag van dergelijke grootte moet worden aangehouden.
Het gebied bevindt zich tevens buiten het risicogebied van de voorgenoemde transportroute voor ammoniakaanvoer.
Voor zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico zijn er geen bezwaren tegen realisatie van woonbebouwing binnen het betreffende ontwikkelingsgebied.

5.8 Milieuhinder Bedrijvigheid

In het westelijk deel van het plangebied bevinden zich de volgende bedrijven:

  • visbedrijf Westdijk 41 (met woning):
    Het bedrijfje beschikt over een milieuvergunning ten behoeve van de ontdooiing en opslag van vis
  • Jachthaven Nieuwboer Westdijk 36:
    Het bedrijf beschikt over een milieuvergunning ten behoeve van de jachthaven, inclusief wasplaats, stalling, gasolie aflevering (Besluit Boot), scheepsonderhoud en een olietank voor afgewerkte olie.


In het plangebied dient aan de oostzijde rekening te worden gehouden met de volgende in en nabij het plangebied gevestigde bedrijven:

  • Weikamp 156-158 (Rokerij en zeevisgroothandel De Graaf
    De visverwerkende activiteiten in dit pand zijn enige jaren geleden overgenomen door Kennemervis Groep (destijds Gravis geheten), waarbij de opstallen zijn gehuurd van De Graaf. Er zijn op de onderhavige locatie alleen enkele koelcellen in gebruik geweest.
    De huur is inmiddels beëindigd en De Graaf heeft de rokerij-activiteiten recentelijk weer opgepakt. De voor deze bedrijfslocatie afgegeven milieuvergunning is niet ingetrokken.
  • Gebroeders Bos, Oostmaat 13
    Het bedrijf beschikt over een geldige milieuvergunning, welke weliswaar van oudere datum is. De activiteiten vinden voor een groot gedeelte binnen de inrichting plaats. Momenteel kan het bedrijf op een aantal punten niet aan de milieuvergunning voldoen, als gevolg waarvan het bedrijf investeringen zal moeten doen om op die plaats verder te kunnen functioneren. Met het bedrijf worden gesprekken gevoerd over inpassing van de activiteiten in de woonomgeving.
  • Garnalenweg
    Het betreffen hier een aantal visboxen, waarin activiteiten plaatsvinden gericht op de ambulante handel in vis en visproducten.

Naast de aanwezige bedrijven is er een drietal verenigingen die ook beschikken over een vergunning. Zo beschikt watersportvereniging De Eendracht over een milieuvergunning ten behoeve van een jachthaven inclusief wasplaats, stalling, gasolie aflevering (Besluit Boot), scheepsonderhoud en een oliebol voor afgewerkte olie. De vergunning van dit bedrijf wordt ook geactualiseerd. Er zijn geen klachten of bijzonderheden. Conform het advies Gewest Eemland wordt ook hier een zone aan gehouden van 10 m.
De beide voetbalverenigingen S.v. Spakenburg en v.v. IJsselmeervogels alsmede de Stichting Exploitatie Sporthal vallen binnen de 'Melding Besluit Horecabedrijven' (inclusief kantine en sporthal).

5.9 Waterparagraaf

5.9.1 Watersysteem

Het watersysteem omvat het grondwater en het oppervlaktewater, inclusief oevers en waterbodems. Bunschoten ligt in het noordoostelijk deel van het deelstroomgebied Eemland. Dit (regionale) watersysteem betreft het stroomdal van de Eem vanaf Amersfoort en de diverse polders tussen Eemnes en de Laak en wordt in het zuiden begrensd door de hogere gronden van Soest en Baarn. Het gebied valt binnen het beheersgebied van Waterschap Vallei & Eem.

5.9.2 Watervisie 2006-2015

In de watervisie worden maatregelen beschreven om de gebruikswaarde en belevingswaarde van het water in de gemeente Bunschoten te verhogen. Het plangebied maakt deel uit van twee verschillende deelgebieden, te weten Eemmeer en kust (deelgebied 4) en bebouwd gebied (deelgebied 2).

5.9.3 Oostmaat & Kuststrook-Oost

5.9.4 Waterwingebied + boringvrije zone

In de Eempolder (in het noordwesten van gemeente Bunschoten) wint waterbedrijf Vitens sinds 1999 grondwater. Het betreft een winning(svergunning) van 5 miljoen m3 per jaar. Het water wordt gewonnen op een diepte van ± 100 tot 140 m en heeft een gemiddelde leeftijd van ± 1200 jaar. Eempolder is een niet-kwetsbare winning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.randmeer0800-0402_0024.jpg"

Afbeelding - gebiedskaart grondwaterbescherming

De provincie Utrecht stelt hier reguliere regels aan het gebruik van het waterwingebied (conform Besluit waterwingebieden) en de boringsvrije zone (conform Besluit boringen en funderingen). De boringsvrije zone betreft het maken van boorputten, grond- en funderingswerken op een diepte van 10 m of meer. De bescherming van dit grondwaterbeschermingsgebied vindt plaats via de provinciale milieuverordening.

5.9.5 Overstroming en wateroverlast

Het Crisisbeheersingsplan van de Gemeente Bunschoten 2005-2009 gaat in op een dreigende overstroming en wateroverlast. Onder het ramptype “overstroming' vallen overstromingen vanuit zee, door hoge rivierwaterstanden en/of het vollopen van een polder en/of een dijkdoorbraak na langdurig zware regen of een dijkverschuiving na langdurige droogte. De Leidraad Maatramp richt zich bij de verdere uitwerking van het ramptype “overstroming” met name op overstromingen waardoor een binnendijks gebied in belangrijke delen minstens 1 m onder water kan komen.

Op basis van onder andere het rapport “Modellering rampenscenario's Vallei & Eem” uit 2001 en op basis van de “Kaarten risico-inventarisatie Provincie Utrecht” uit 2005 is vast te stellen dat de gehele gemeente Bunschoten met wateroverlast kan worden geconfronteerd. Bunschoten kan te maken krijgen met wateroverlast door één of meer doorbraken van de dijk om het Eemmeer en/of van een doorbraak van de Grebbedijk. In met name het eerstgenoemde geval ontstaat wateroverlast in het poldergebied (met boerderijen), de woonkern van Eemdijk en de gehele bebouwde kom van Bunschoten. Het is aannemelijk dat alle locaties te maken krijgen met een waterstand van minimaal 1 m binnen 24 uur. Bij een dijkdoorbraak vanuit de Grebbedijk heeft de gemeente enkele dagen de tijd heeft om een evacuatie voor te bereiden.
Voor wateroverlast als gevolg van een dijkdoorbraak Grebbedijk of een dijkdoorbraak Meentdijk, Westdijk en/of Arkemheense Zeedijk wordt verwezen naar het Rampenbestrijdingsplan (dreiging) dijkdoorbraak Vallei en Eem Dijkring 45 & 46. Dit plan is op 12 december 2006 vastgesteld door alle betrokken gemeenten. Er is nauwe samenwerking met de politie in verband met evacuatieroutes en routes voor hulpverleningsdiensten bij verschillende wateroverlastscenario's.

In dit rampenbestrijdingsplan wordt uitgegaan van maatgevende scenario's. Met behulp van deze maatgevende scenario's wordt voor de verschillende processen uitgewerkt wie welke taak dient te vervullen. Na de inkadering met behulp van de structuurdocumenten wordt in de daarop volgende procesdocumenten per deelplan één proces aan de orde gesteld. Met welke maatgevende scenario's in dit rampenbestrijdingsplan wordt gewerkt, is bepaald in de projectgroep '(Dreiging) dijkdoorbraak Vallei en Eem'.
De gemeente Bunschoten is aangesloten bij de SAMIJ-regeling. Deze regeling is van belang bij calamiteiten op en aan het water in het IJsselmeergebied. Het gaat hierbij om ondersteuning en informeren bij bestrijdingsacties.

5.10 Waterkering

5.10.1 Algemeen

Het Waterschap Vallei en Eem is de waterkeringbeheerder. Vooralsnog wordt in het kader van dit bestemmingsplan uitgegaan van de keur en legger voor de huidige dijk. In de nieuwe Keur zijn de voormalige kernzone en de beschermingszone samengevoegd tot de zone “waterkering”. Deze zone strekt van circa 130 m binnendijks tot bijna 180 m buitendijks (gemeten vanuit de buitenkruinlijn). Alle werken die gevolgen kunnen hebben voor de waterkering zijn vergunningplichtig bij de betreffende beheerder; voor iedere zone gelden andere beperkingen. Vooralsnog wordt aangenomen dat deze zone voldoende is voor toekomstige dijkverbeteringen in de kern van Spakenburg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.randmeer0800-0402_0025.jpg"

Afbeelding - huidige beschermingszone en zonewaterkering Oostdijk

In het kader van het bestemmingsplan is voor de dubbelbestemming “Waterkering (dubbelbestemming)” uitgegaan van de dijkzone en de bijbehorende stabiliteitzone van de waterkering (de zonewaterkering). Het gaat hier om een zone van 60 m breed in totaal:

  • buitendijks ligt de zone op bijna 28 m vanaf de buitenkruinlijn (buitendijks knikpunt boven op de dijk);
  • binnendijks ligt de grens op ruim 32 m ten opzichte van dezelfde buitenkruinlijn.

Gebruik en bebouwing op grond van de onderliggende bestemmingen zijn toegestaan voor zover de belangen van de waterkering niet worden geschaad. Vooraf dient, op grond van dit bestemmingsplan, advies te worden ingewonnen bij de dijkbeheerder (Waterschap Vallei & Eem).
Dit laat onverlet dat op basis van de Keur binnen de zone 'waterkering', zoals hierboven beschreven, ook nog formeel vergunning dient te worden aangevraagd bij het Waterschap Vallei & Eem.

5.10.2 Dijkverbetering Westdijk Oostdijk

Zoals in paragraaf 2.5.2 is vermeld maken de West- en Oostdijk deel uit van de buitenwaterkering die het Randmeer, om de Oude en Nieuwe Haven heen, begeleidt. West- en Oostdijk moeten als primaire waterkering worden beschouwd. In 2006 is deze primaire waterkering vanwege de Wet op de waterkering (Wwk) beoordeeld en afgekeurd op stabiliteit en piping. Ook de hoogte van de dijken is ontoereikend.

Als vervolg op de Beleidsvisie Veiligheid Zuidelijke randmeren (zie paragraaf 3.3.5) laat het Waterschap Vallei & Eem momenteel een MER vervaardigen ten behoeve van de verbetering van de ‘afgekeurde’ dijken: MER Veiligheid Zuidelijke Randmeren (zie paragraaf 5.1.2).
De studie richt zich op het realiseren van de wettelijk vereiste veiligheid van dijkkring 45 (Gelderse Vallei). Fase 1 van deze studie is onlangs afgerond en is recentelijk in de inspraak gebracht. Binnen het project Kuststrook-Oost is er regelmatig overleg met het Waterschap Vallei & Eem over afstemming met het project Veiligheid Zuidelijke Randmeren.
Het advies uit de fase 1-studie is om fase 2 van de MER te baseren op de oplossingsrichting 1 “dijkverbetering”. Deze oplossing kan vergaande consequenties hebben voor de uitstraling van de Oude Haven. Mede daarom wordt deze studie uiterst kritisch gevolgd. Momenteel wordt in fase 2 de oplossingsrichting in detail uitgewerkt. De planning is om de dijkverbetering in 2013 af te ronden.

5.10.3 Verlegging van de Oostdijk

Voor de verlegging (30 m naar het noorden) en versterking (over een lengte van 320 m) van de Oostdijk (primaire waterkering) ter hoogte van de Oostmaat is een procedure in het kader van de Waterwet vereist. Dit houdt in dat de beheerder een ontwerpplan dient op te stellen dat aan het bevoegd gezag moet worden voorgelegd. Het ontwerpplan bestaat uit twee gedeelten:

  • deel 1 gaat in op de eisen die voorheen in artikel 7 van de Wet op de waterkering worden gesteld;
  • deel 2 bevat de technische onderbouwing van het te realiseren werk in waterkeringtechnische zin met de daarbij behorende tekeningen en kaarten.

Het eerste deel van het ontwerpplan 'Deel 1 ontwerpplan Wet op de waterkering Kuststrook Oostte Bunschoten' (nr. BUNS17-3/doea/006, d.d. 17 juli 2007) is opgesteld door het ingenieursbureau Witteveen+Bos. In het rapport is een beschrijving opgenomen van de betrokken activiteiten en de te treffen voorzieningen voor het uitvoeren van de werkzaamheden en het beperken van de nadelige gevolgen daarvan.

Geconcludeerd wordt dat door de versterking van de primaire waterkering, de aanleg van de haven en de andere ontwikkelingen binnen Kuststrook Oost zowel positieve als negatieve milieueffecten zullen optreden.
Als positieve effecten kunnen worden genoemd:

  • verhoogde veiligheid door versterking van de primaire waterkering;
  • eventuele verbetering van de bodemkwaliteit door afgraving van (licht) verontreinigde grond;
  • verdwijnen industriële activiteiten nabij de EHS, wat vooral voor de aanwezige natuurwaarden en landschapskenmerken van belang is;
  • verbetering van omgevingskwaliteit ter plaatse van voormalig industrieterrein Oostmaat;
  • helderheid over archeologische waarden in het gebied;
  • een ‘museumhaven’ met uitsluitend historische botters;
  • verbetering van natuurlijke verbindingen met de omgeving.


Negatieve effecten zijn:

  • indirecte verstoring door toename van recreatiedruk op Natura 2000-gebied het Eemmeer;
  • mogelijk tijdelijke verstoring van het leefgebied en afname van het bestaande leefmilieu van vleermuizen en de vissoorten grote modderkruiper en bittervoorn;
  • mogelijke verslechtering van ecologische verbinding langs de kust van het randmeer. Dit effect is naar verwachting goed te compenseren;
  • eventuele invloed van werkzaamheden op archeologische vondsten in de bodem, archeologisch onderzoek moet uitwijzen of er daadwerkelijk archeologisch waardevolle elementen in de bodem voorkomen en hoe deze beschermd kunnen worden.

In het kader van de landelijke veiligheid zullen de werkzaamheden voor het verbeteren van de dijk in ieder geval plaatsvinden. Deze werkzaamheden leiden mogelijk tot tijdelijke verstoring van nabijgelegen natuurwaarden. Het verleggen van de dijk 30 m naar het noorden zorgt niet voor extra negatieve effecten op bijvoorbeeld omringende natuur, zeker niet wanneer de compenserende maatregelen (aanleg rietland) worden gerealiseerd.

De plannen in en in de omgeving van Bunschoten (uitbreidingen Almere en Amersfoort en Spakenburg Centrumplan Oost), samen met de trend van toenemende populariteit van de waterrecreatie, leiden tot een toename van recreatiedruk in Bunschoten-Spakenburg in de autonome ontwikkeling. Deze autonome ontwikkeling leidt tot een verslechterde leefbaarheid in Bunschoten-Spakenburg (verslechterde parkeergelegenheid, toenemende verkeersdruk in het centrum).
Bij uitvoering van het voorgenomen plan Kuststrook-Oost, en dan met name de plannen rond de Zuyderzee, worden deze problemen opgelost. Wel veroorzaakt de komst van een jachthaven een toename van de recreatiedruk op het Eemmeer. Deze druk komt, voor wat betreft de verstorende werking in het Vogelrichtlijngebied, neer op een toename in recreatievaart. De effecten van deze toename zijn getoetst in een verslechterings- en verstoringstoets (zie ook paragraaf 5.11 'Natuur'). Tot nu toe bleek dat er, door realisatie van het project Kuststrook Oost op zichzelf geen significante effecten te verwachten zijn.

Op dit moment wordt het ontwerpplan opgevolgd door een projectplan voor de aanvraag van de Waterwet. De resultaten van deel 2 worden te zijner tijd in de toelichting verwerkt.

5.10.4 Buitendijkse bebouwing

In het plangebied is op meerdere plaatse sprake van bestaande en nieuwe buitendijkse bebouwing. Er is slechts op beperkte schaal sprake van bewoning in buitendijkse gebieden. Opgemerkt wordt dat buitendijkse bebouwing niet zal worden beschermd tegen hoge waterstanden. De risico's zijn aanzienlijk groter dan in het binnendijksgebied.
Hier dient uitdrukkelijk rekening mee te worden gehouden. Wanneer buitendijkse bebouwing niet is te voorkomen, dient bezien te worden of deze hoger kan worden aangelegd en dient een goede alarmering voor bewoners en gebruikers te worden opgezet. De drijvende waterwoningen gaan mee met de stijging van het waterpeil.

Tot slot zullen toekomstige gebruikers/bewoners door de gemeente moeten worden geïnformeerd over de risico's van de buitendijkse ligging.

5.11 Natuur

In het kader van de ontwikkelingsvisie voor de oostelijke kuststrook zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd om te bezien in hoeverre de beoogde activiteiten schade brengen aan beschermde soorten en/of habitats:

  • Toetsing aan artikel 19d van de Natuurbeschermingswet
    Zoals al eerder is vermeld, liggen in het plangebied en in de directe omgeving daarvan een drietal Europese vogelrichtlijngebieden, namelijk speciale beschermingszone “Eemmeer & Gooimeer Zuidoever”, 'Arkemheen” en “Wolderwijd & Nuldernauw”. De bescherming van Vogel- en Habitatrichtlijngebieden (Natura 2000-gebieden) en Natuurmonumenten is geïmplementeerd in de nieuwe Natuurbeschermingswet 1998. Volgens artikel 19d van deze wet moeten alle plannen die de kwaliteit van habitats kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op soorten, worden getoetst op hun gevolgen voor Natura 2000-gebieden. Voor projecten en handelingen die mogelijk een negatief effect hebben op de beschermde waarden van Natura 2000-gebieden is het verder noodzakelijk om een vergunning aan te vragen bij het bevoegd gezag, in dit geval de provincie Utrecht.
    In het kader van met name de aanleg van de nieuwe jachthaven en het bijbehorende parkeerterrein annex botenopslag is door het adviesbureau EcoGroen Advies BV een 'verstorings- en verslechteringstoets' uitgevoerd overeenkomstig artikel 19d van de Natuurbeschermingswet. Het rapport “Verstorings- en verslechteringstoets havenuitbreidingBunschoten” (nr. 06257A, d.d. juni 2008) dient als basis voor de ontheffingsaanvraag voor de aanleg van de nieuwe jachthaven. In november 2008 is het rapport aangevuld naar aanleiding van een aantal vragen van destijds de provincie Noord-Holland (Reactienota 'Habitattoetshavenuitbreiding Bunschoten - Spakenburg', nr 06-257A, d.d. 27 november 2008).
    Uit het rapport blijkt dat met name is bekeken of er, ten gevolge van de toename van het aantal vaarbewegingen, verstorende of schadelijke effecten kunnen optreden op de aangewezen vogelsoorten in het Vogelrichtlijngebied ‘Eemmeer’. Geconcludeerd wordt dat tijdens het hoogseizoen (juli-augustus) een maximale toename van 3-4 extra boten zal ontstaan. Tijdens het laagseizoen (april-juni, september) bedraagt dit 1-2 boten. Tijdens het hoogseizoen bevinden zich dagelijkse minimaal enkele honderden vaartuigen op het Eemmeer.
    In het rapport wordt aangegeven dat, op basis van drie criteria (voorkomen op open water, aanwezigheid in het vaarseizoen en gunstige staat van instandhouding) effecten op 12 van de 15 vogelsoorten kunnen worden uitgesloten. Significant negatieve effecten op de drie overige soorten, fuut, kuifeend en visdief, worden eveneens niet verwacht. Visdief blijkt tamelijk ongevoelig voor verstoring door vaartuigen. De draagkracht voor kuifeend wordt gegarandeerd door voldoende onverstoord rustgebied in de kustzones, voor fuut door voldoende onverstoord foerageergebied buiten de geulen. Omdat de boten gezien de ondiepten en de aanwezigheid van een ontoegankelijk oeverreservaat, niet tot nauwelijks buiten de vaargeulen zullen komen, zijn significante effecten op kuifeend en fuut eveneens uit te sluiten en zijn effecten statistisch gezien waarschijnlijk verwaarloosbaar. Bij de beoordeling van mogelijke cumulatieve effecten zijn drie andere projecten beschouwd, te weten de beoogde havens bij Eemhof en Blaricum en de natuurontwikkeling in het Eemmeer.
    De eindconclusie is dat er geen significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van de Speciale Beschermingszone Eemmeer optreden door uitbreiding van de jachthaven van Bunschoten met netto 70 ligplaatsen. Ook niet wanneer rekening wordt gehouden met de cumulatieve effecten, zoals beschreven in de reactienota. De ontwerp-beschikking is op 16 april 2010 gepubliceerd.
  • Toetsing aan artikel 75 van de Flora- en faunawet
    Door het adviesbureau EcoGroen Advies BV is een ecologisch onderzoek uitgevoerd. In dit rapport “Ecologisch onderzoek Kuststrook- Oost fase 1, Bunschoten Spakenburg” (nr. 06-257B, d.d. mei 2008) wordt geconcludeerd dat een ontheffing in het kader van artikel 75 van de Flora- en faunawet noodzakelijk en haalbaar is. In het rapport wordt aangegeven welke schadebeperkende- en inpassingsmaatregelen wenselijk zijn voor de vleermuizen, diverse broedvogels, rugstreeppad, beschermde vissen en overige laagbeschermde soorten. Het betreffen veelal compenserende maatregelen voor het verlies van riet- en moerasland en planning van de werkzaamheden (buiten voortplantings- en broedseizoen) die de eventuele schade minimaliseren.
    In het geval van dijkverlegging kan dit mogelijk tot conflict leiden omdat de Wet op de Waterkering strikte eisen stelt aan de periode waarin aan primaire waterkeringen mag worden gewerkt. Door het tijdig kort maaien en kort houden van de rietvegetatie kan echter worden voorkomen dat broedvogels gaan vestigen binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden. Ook het uitgraven van de haven en andere storende werkzaamheden in en nabij broedbiotopen van vogels moeten buiten het broedseizoen worden uitgevoerd, of opgestart worden voordat het broedseizoen aanbreekt.
    Op 31 juli 2009 is de ontheffing van de Flora- en Faunawet afgeven voor werkzaamheden in de periode van 1 september 2010 tot en met 31 augustus 2015.
  • Toetsing aan Ecologische hoofdstructuur (Nee, tenzij-toets)
    Door het adviesbureau EcoGroen Advies BV is een voortoets uitgevoerd aan het “nee, tenzij”-regime uit de provinciale “Handleiding bestemmingsplannen”. In dit rapport “Ontwikkelingsvisie Kuststrook- Oost Bunschoten en de EHS” (nr. 06257-C, d.d.19 maart 2008) wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling geen significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS tot gevolg hebben, wanneer een aantal maatregelen worden genomen. Allereerst moet het gedeelte van het rietland dat na aanleg van de haven 'overblijft' en nu niet onder de EHS valt, worden herbestemd als natuur en als EHS. Onderdelen van het buitendijkse gebied die nu nog geen natuurfunctie hebben, moeten worden heringericht als natuur. Onderzocht moet worden welke mogelijkheden er zijn om uitstralende verstorende effecten naar het open water te voorkomen door een zorgvuldig ontwerp van de havenonderdelen die aan open water komen te liggen en/of door het aanbrengen van een bufferende rietgordel.
    Naar aanleiding van het voornemen om in de nieuwe jachthaven 15 watervilla's aan de noordzijde te plaatsen en het gebouw van de watersportvereniging op de landtong te situeren, is door het adviesbureau EcoGroen Advies een aanvullend advies uitgebracht over de mogelijke consequenties van deze watervilla's op de uitwerking van het Nee, tenzij-beleid ten aanzien van de EHS. In het advies "Effectbeoordeling waterwoningen OostmaathavenBunschoten i.r.t. natuurwet- en regelgeving" (nr. 10.184, d.d. 8 september 2010) wordt geconcludeerd dat de situering van de waterwoningen, in combinatie met het verplaatsen van de eerder geplande steigers, kantine en botenloods, naar verwachting niet zal leiden tot een (netto) toename van verstorende effecten op het aanliggende rietland dat in de toekomst onder de EHS zal worden begrensd. Een belangrijke factor is ook dat de hoogte van de nieuwbouw aan de boulevard met twee woonlagen wordt verminderd en dat een aantal mitigerende maatregelen in acht wordt genomen, zoals een beperking van de bouwhoogte en verlichting. Het is zelfs aannemelijk dat er een geringe afname van hinder optreedt. Daarmee treedt geen aantasting op van wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS en geen strijdigheid met het ‘Nee, tenzij-regiem’ van de provincie Utrecht.

5.12 Cultuurhistorie En Archeologie

5.12.1 Archeologie

Voor de herinrichting van Oostmaat en oostelijke kuststrook is door RAAP een archeologisch onderzoek opgesteld voor het woongebied Oostmaat en de nieuwe jachthaven. Uit het rapport 'Plangebied Oostmaat en oostelijke kuststrook te Spakenburg (nr 1613)' (d.d. december 2007) blijkt dat op basis van het bureau- en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) wordt geconcludeerd dat voor dit gebied een hoge archeologische verwachting geldt voor scheepswrakken uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd.
De oudste scheepswrakken, uit de periode begin vijftiende eeuw tot eind negentiende eeuw, kunnen in de Oostmaat worden aangetroffen. De jongste scheepswrakken worden in oostelijke kuststrook verwacht en dateren waarschijnlijk uit het eind van de negentiende eeuw en later (mogelijk zelfs van na 1932). Tijdens het verkennend booronderzoek zijn geen (slijp)geulen of houtresten aangetroffen. Voor vindplaatsen uit de Steentijd geldt op basis van het onderzoek echter een lage archeologische verwachting.

Tijdens het veldonderzoek zijn geen aanwijzingen aangetroffen voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen in het onderzochte gebied. In het onderzoek wordt aanbevolen om in de zuidwestelijke helft van woongebied Oostmaat een karterend booronderzoek uit te voeren. In deze zone worden de oudste scheepswrakken verwacht en is het niveau waarin de resten worden verwacht relatief intact. Aangezien ook in het noordoostelijke deel van Oostmaat scheepswrakken kunnen worden aangetroffen, wordt aanbevolen de grondwerkzaamheden archeologisch te begeleiden.

Naar aanleiding van de resultaten is een aanvullend bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Tegelijkertijd is het onderzoeksgebied uitgebreid met de rietlanden aan weerszijden van de nieuwe jachthaven. Uit het rapport 'Plangebied Oostmaat en oostelijkekuststrook te Spakenburg (nr 1955)' (d.d. juni 2009) blijkt dat voor het gebied met de hoge archeologische verwachtingswaarde uiteindelijk geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van scheepswrakken zijn aangetroffen. Verder vervolgonderzoek is niet noodzakelijk.
Voor de beide rietlanden wordt geen vervolgonderzoek aanbevolen, hoewel in delen van het gebied (resten van) scheepswrakken kunnen voorkomen. Deze worden deze gezien hun datering (eind 19e en 20e eeuw) als minder waardevol beschouwd.

Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).

5.12.2 Cultuurhistorie

Voor het woongebied Zuyderzee is een cultuurhistorische effectrapportage (CHER) opgesteld; het rapport is echter nooit formeel vastgesteld. De inhoud zou kunnen dienen als inspiratiebron. Een van de belangrijkste conclusies uit de CHER is dat de hoofdvorm, positionering en materiaalgebruik van de woningen in overeenstemming dient te zijn met de bestaande karakteristieken. Hetzelfde geldt in beginsel voor de bestrating en de inrichting van de openbare ruimte.

Voor het woongebied wordt een beeldkwaliteitplan voorbereid, deze wordt bij het bestemmingsplan gevoegd en gelijktijdig met het bestemmingsplan vastgesteld. Het gaat fungeren als onderdeel van de welstandsnota.

5.13 Duurzaam Bouwen

In 1995 heeft de gemeente een “plan van aanpak Duurzaam Bouwen” vastgesteld. Hierbij zijn verschillende doelstellingen geformuleerd zoals integraal ketenbeheer, energie-extensivering en kwaliteitsbevordering. De taakstellingen zijn verder uitgewerkt voor de onderwerpen materiaalgebruik, afval, energie, bodem, oppervlaktewater, grondwater, openbare ruimte en groen.
Ten aanzien van de woningbouwlocatie Zuyderzee wordt voorlopig uitgegaan van het “Nationaal Pakket Woningbouw”. Verder zal worden bezien of er gebruik kan worden gemaakt van een soort puntensysteem dat bij de gemeente Amersfoort wordt toegepast. Door toekenning van punten kan hierbij op flexibele wijze een ambitieniveau ten aanzien van duurzaam bouwen worden bepaald.

5.14 Kabels En Leidingen

Even ten oosten van de bebouwde kom van Spakenburg loopt in noordzuid richting een bovengrondse hoogspanningsleiding van 150 kV, met in het water een hoogspanningsmast. Binnen een strook van 27,5 m ter weerszijden van deze leiding dient voorafgaand aan het oprichten van bouwwerken overleg te worden gevoerd met de leidingbeheerder.
Ten aanzien van de aanwezige hoogspanningsleiding wordt opgemerkt dat deze in het onderhavige bestemmingsplan slechts het water van het Nijkerkernauw kruist. Aangezien er geen bebouwing in het water aanwezig is en/of mogelijk wordt gemaakt, mag worden aangenomen dat wederzijds geen hinder wordt ondervonden.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Algemene Juridische Opzet

Het bestemmingsplan Randmeer is een gedetailleerd bestemmingsplan. Het doel van dit bestemmingsplan is tweeledig:

  • het dient de bestaande bebouwing en functies te omvatten en staat in beperkte mate ontwikkelingen toe (het uitbreiden van woningen en het oprichten van aan- en bijgebouwen);
  • het verkrijgen van een flexibel juridisch kader voor een aantal gewenste ontwikkelingen langs de oostelijke kuststrook, met name Zuyderzee.

Voor de bestaande functies wordt, gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur van het gebied, gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Deze planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies en gewenste functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden verkregen en behouden. Voor de nieuwe ontwikkelingen wordt een mix van gedetailleerde regels en een meer flexibele verbeelding.

Het bestemmingsplan bestaat volgens artikel 3.1.3. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) feitelijk uit de volgende (juridisch bindende) onderdelen:

  • geometrische plaatsbepaling van het plangebied en de daarin aangewezen bestemmingen; de verbeelding;
  • een beschrijving van die bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven; de regels.

Toelichting
Zoals blijkt uit artikel 3.1.16 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gaat het plan vergezeld van een toelichting. Dat betekent dat deze toelichting formeel geen deel uitmaakt van het plan en geen juridisch bindende werking heeft.

Verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen en zijn diverse bepalingen, onder andere betreffende hoogtematen en functietoedeling, in beeld gebracht. Ook zijn aanduidingen opgenomen, waar dat nodig is om binnen een bestemming een specifieke regeling mogelijk te kunnen maken.

Regels
De opbouw van de regels is gelijk aan die van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008. De opbouw van de regels is als volgt:

  • betekenisafspraken (Hoofdstuk 1 Inleidende regels);
  • de gebruiks- en bouwregels per bestemming (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels);
  • algemene regels (Hoofdstuk 3 Algemene regels);
  • overige regels (Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels).


Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels) wordt uit de volgende leden in deze volgorde opgebouwd:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • specifieke gebruiksregels;
  • ontheffing van de gebruiksregels;
  • aanlegvergunning;
  • sloopvergunning;
  • wijzigingsbevoegdheid.

De specifieke nadere eisenregelingen, ontheffings- en wijzigingsbevoegdheden en mogelijk aanlegvergunningregels zullen zoveel mogelijk per bestemming worden opgenomen. Hierdoor wordt direct per bestemming inzicht geboden in de eventuele afwijkingsmogelijkheden en onnodig verwijzen naar andere artikelen voorkomen. Deze werkwijze bevordert de toegankelijkheid van het bestemmingsplan.

6.2 Bestemmingen

6.2.1 Bedrijf - 2

De bestaande bedrijven aan de Oostmaat, Garnalenweg en Weikamp hebben een bestemming Bedrijf -2. Binnen de bestemming Bedrijf -2 zijn in eerste instantie bedrijven mogelijk uit milieucategorie 1 en 2, zoals opgenomen in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)'. Bedrijven tot milieucategorie 2 hebben een indicatieve afstand van 30 m en worden doorgaans in de nabijheid van een woonomgeving acceptabel geacht.
De betreffende bedrijven (tot milieucategorie 2) zijn in een Staat van Bedrijfsactiviteiten bij de regels opgenomen. In de regels is een ontheffing opgenomen op basis waarvan bedrijfsactiviteiten kunnen worden toegelaten die niet in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' worden genoemd, maar die naar aard en omvang zijn gelijk te stellen met 'milieucategorie 2-bedrijven'.

In het geval van het bedrijf aan de Oostmaat is sprake van een reparatiebedrijf in scheepsmotoren. In de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' wordt een dergelijk bedrijf niet specifiek benoemd. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt het bedrijf dan ook specifiek aangeduid. Uit het advies van het Gewest Eemland (zie paragraaf 5.8) blijkt dat met de nieuwe woonbebouwing een afstand van 10 m behoeft te worden aangehouden; hierbij zijn geluidwerende maatregelen nodig.
In tweetal voorliggend gevallen (Garnalenweg en Weikamp) is sprake van een visverwerkingsbedrijf annex groothandel in vis, schaal- en weekdieren. Een visverwerkingsbedrijf wordt, afhankelijk van de activiteiten, ingedeeld in de milieucategorieën 3.1. tot 4.2 (roken) en 5.2 (drogen). met een indicatieve afstand van 50 m tot 300 m (roken) en 700 m (drogen), met name vanwege geur. Uit het geuronderzoek (zie paragraaf 5.6) blijkt immers dat er geen sprake is van onevenredige overlast. Beide bedrijven zijn dan ook specifiek als visverwerkingsbedrijf aangeduid.

6.2.2 Gemengd

De bestemming Gemengd is gegeven aan het nieuw gebouw op de landtong nabij de Oostmaat. Op deze locatie is het mogelijk om een nieuw beeldbepalende gebouw te realiseren. Op de verbeelding wordt uitgegaan van een ruime bebouwingsmogelijkheid.
Omdat een exacte invulling van het gebouw nog niet bekend is wordt een veelheid aan functies mogelijk gemaakt. Mogelijke invullingen zijn een havenkantoor, een onderkomen van de watersportvereniging en horeca d (lichte daghoreca). Hiervoor zijn op de verbeelding de bijbehorende functie-aanduidingen, respectievelijk "verenigingsleven" en "horeca van categorie d" opgenomen.

De geluidsstudio aan de Garnalenweg heeft ook een gemengde bestemming gekregen. Hier is de toegestane functie echter beperkt tot atelier. De geluidsstudio heeft ook de functie-aanduiding "wonen" waardoor ten hoogste de helft van het gebouw mag worden bewoond.

6.2.3 Groen

Verspreid over het plangebied zijn locaties aangegeven met de bestemming Groen. De groenbestemming biedt ruimte voor groen-, water- en speelvoorzieningen, ondergrondse nutsvoorzieningen en inritten, wandel- en fietspaden.
De geplande kiosk wordt op de verbeelding ruim aangeduid; in de regels wordt de omvang nader geregeld.

6.2.4 Natuur

De bestemming Natuur biedt ruimte voor natuurontwikkeling langs de oevers. Bestaand rietland en toekomstig rietland zijn bestemd tot Natuur. Het gaat hier om buitendijkse gebieden, namelijk de locatie aan het noorden van de Westdijk en de locaties nabij Jachthaven Nieuwboer en de Oostmaat.
Door verlandingsprocessen kunnen ter plaatse plas-drassituaties ontstaan met een gevarieerde vegetatiestructuur en fauna.

6.2.5 Recreatie - Dagrecreatie

Het recreatiestrandje met de daarbij behorende voorzieningen en een promenade hebben de bestemming Recreatie-Dagrecreatie gekregen. Het strandje en de promenade liggen langs de oever ten westen van de kern van Spakenburg. De toegestane functies zijn onder andere bedoeld ten behoeve van de watersport.

6.2.6 Recreatie - Jachthaven

De terreinen van Jachthaven Nieuwboer en de nieuwe jachthaven op land zijn bestemd als Recreatie - Jachthaven. Op het terrein van beide jachthavens zijn mogelijkheden voor parkeerplaatsen, paviljoens en voorzieningen ten behoeve van de winterstalling voor boten, zowel overdekt als in de open lucht.
Voor Jachthaven Nieuwboer is tevens ruimte voor de watersport- en botenverkoopwinkels, horecafuncties en de bestaande parkeerplaats. Door middel van de functie-aanduiding wordt de horecavestiging vastgelegd.

Achter op het terrein van de nieuwe jachthaven zijn twee bouwvlakken getekend. Eén van de bouwvlakken is bedoeld voor de (bescheiden) botenloods, de andere ten behoeve van de scouting.
Door middel van de functie-aanduiding ''verenigingsleven' wordt de functie van de scouting. Een kleine, relatief ondiepe geul wordt mogelijk gemaakt voor een directe verbinding tussen de nieuwe jachthaven en het Randmeer.

6.2.7 Recreatie - Verblijfsrecreatie

De bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie is opgelegd aan Bungalowpark Eemmeer en een gedeelte van Jachthaven Nieuwboer. In navolging van de Handleiding bestemmingsplannen van de provincie Utrecht, wordt uitgegaan van maximaal bouwvolume van 250 m3 per recreatiewoonverblijf.

Op het terrein van Bungalowpark Eemmeer zijn maximaal 70 recreatiewoonverblijven toegestaan. Voor het terrein is een specifieke regeling opgenomen voor de permanente bewoners van de (recreatie-)woningen die beschikken over een persoons- en objectgerichte gedoogbeschikking. Voor deze personen geldt dat de permanente bewoning onder het overgangsrecht mag worden voortgezet, zolang wordt voldaan aan de daartoe verleende gedoogbeschikking. Indien niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van die gedoogbeschikking, wordt op grond van aanvullende bepalingen in de algemene overgangsregeling, die permanente bewoning alsnog verboden. Hiertegen wordt handhavend opgetreden. De lijst van gedoogbeschikkingen is als bijlage bij de regels gevoegd.

Op het terrein van Jachthaven Nieuwboer vallen de 35 recreatiewoonverblijven onder de bestemming. De specifieke regeling over permanente bewoning als verboden gebruik heeft geen gevolgen voor dit terrein, aangezien hier geen permanente bewoning plaatsvindt.

6.2.8 Sport

De bestemming Sport is gegeven aan Sportpark Westmaat. Het sportpark biedt ruimte aan de voetbalverenigingen v.v. IJsselmeervogels en s.v. Spakenburg en de sporthallen 'de Stormvogel' en 'de Toekomst'. De bestemming Sport is gelegd op de twee hoofdvelden van beide voetbalverenigingen met bijbehorende tribunes en clubgebouwen en de diverse bijvelden.
In de multifunctionele ruimten onder de tribunes zijn alleen sportgerelateerde functies toegestaan

6.2.9 Tuin

De bestemming Tuin ligt aan de voorzijde van de in het plangebied voorkomende bestaande burgerwoningen. Binnen de bestemming Tuin zijn in principe geen gebouwen toegestaan. Uitzondering hierop vormt de gemeentelijke standaard regeling voor erkers. Voor bestaande situaties die niet voldoen aan de erkerregeling (diepere erkers dan de gebruikelijke 1 m) is een aparte regeling opgenomen. Datzelfde geldt voor bergingen en carports.

6.2.10 Verkeer - Verblijfsgebied

In het plangebied zijn de bestaande wegen, (ondergeschikte) groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en bovengrondse parkeerplaatsen bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied. De bestemming biedt ook ruimte voor nieuw aan te leggen (ontsluitings)wegen, groen- en speelvoorzieningen en parkeerplaatsen. De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied benadrukt het verblijfskarakter.
Binnen de bestemming wordt ter plaatse van het woongebied Zuyderzee de halfondergrondse parkeergarage aangeduid. Een en ander wordt nader toegelicht in paragraaf 6.2.13 onder 'parkeergarage'.

6.2.11 Water

Het Randmeer, de havens en de aanwezige watergangen zijn bestemd binnen de bestemming 'Water'.

Het water van Jachthaven Nieuwboer en nieuwe jachthaven wordt bestemd als 'Water', met de nadere functieaanduiding 'jachthaven'. De jachthavens hebben hoofdzakelijk een recreatieve functie. Binnen de jachthavens, evenals ter plaatse van de specifieke functieaanduiding 'steiger', zijn aanleg- of afmeersteigers mogelijk. De havens hebben geen woonfunctie, zodat woonboten niet zijn toegestaan.

Aan de noordzijde van de nieuwe jachthaven is de functieaanduiding 'wonen' opgenomen. Binnen de regels wordt het aantal drijvende (vrijstaande) woningen beperkt tot maximaal 15 vrijstaande woningen. In de regels worden beperkingen opgenomen ten aanzien van de toegestane bouwhoogte ten opzichte van het waterpeil. Ook de minimale onderlinge afstand tussen de drijvende woningen wordt vastgelegd.

6.2.12 Wonen - Aaneengesloten, Wonen - Tweeaaneengesloten en Wonen - Vrijstaand

Alle bestaande woningen in het plangebied hebben een woonbestemming gekregen. Afhankelijk van het woningtype is dit een specifieke woonbestemming:

  • Wonen - Aaneengesloten;
  • Wonen - Tweeaaneengesloten;
  • Wonen - Vrijstaand.

De verschillende woonbestemmingen omvatten het bouwvlak en het achtererf. Een hoofdgebouw mag binnen het bouwvlak worden gebouwd. Op de verbeelding staan de bestaande bouwmaten aangegeven. Bijgebouwen mogen uitsluitend 5 m achter de voorgevelrooilijn worden gerealiseerd. Onder de voorgevelrooilijn wordt in dit verband verstaan: de voorgevel en het verlengde daarvan.

Bedrijfs- en beroepsmatige activiteiten aan huis
In de voorschriften behorende bij dit bestemmingsplan is in de woonbestemming, door middel van een ontheffing, geregeld dat in de woning of bijgebouwen in beperkte mate bedrijfsactiviteiten kunnen worden uitgeoefend.
De ontheffing is aan voorwaarden verbonden die er zorg voor moeten dragen dat het karakter van de omgeving zo veel mogelijk blijft gehandhaafd en dat er geen overlast voor de woonomgeving ontstaat. De activiteiten dienen bedrijfsmatige activiteiten te zijn die geen milieuvergunning nodig hebben of milieumeldingplichtig zijn. Daarnaast is bepaald dat het geen horeca mag betreffen. Detailhandel is enkel toegestaan als een ondergeschikte nevenactiviteit van het betreffende bedrijf.
Maximaal 15% van het totale vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt voor de bedrijfsmatige activiteit met een maximum van 40 m². Ten aanzien van verkeers- en parkeerdruk wordt bepaald dat de bedrijfsactiviteit niet mag leiden tot een onevenredige vergroting daarvan in de omgeving.

Dakterrassen
In navolging van de beleidsregel Dakterrassen is in de woonbestemmingen een ontheffing van de bouwregels opgenomen. Hierin is bepaald dat de goothoogte van aan- en uitbouwen met maximaal 1,2 m mag worden overschreden ten behoeve van het realiseren van balustrades voor dakterrassen. Voordat burgemeester en wethouders van de bevoegdheid gebruikmaken dient vast te staan dat geen onevenredige inbreuk wordt gedaan op de privacy van omwonenden. Dakterrassen die bij het in ontwerp ter visie leggen van dit bestemmingsplan reeds bestonden worden geacht te passen binnen de regels van dit plan en behoeven derhalve geen ontheffing als hier bedoeld.

6.2.13 Woongebied

Aan de nieuwbouwlocatie Zuyderzee wordt de bestemming toegekend 'Woongebied'. Het betreft een globale bestemming met een directe bouwtitel. Binnen de bestemming wordt het aantal nieuw te bouwen woningen gemaximeerd. Op de verbeelding wordt door middel van gevellijnen de oriëntatie van de woningen aangegeven. De woningen mogen tot maximaal 5 m achter de gevellijn worden gerealiseerd. Ook wordt door middel van hoogtematen worden de goot- en bouwhoogte binnen het gebied vastgelegd. Langs de Boulevard zijn gestapelde woningen mogelijk.

Langs de boulevard heeft een deel van de bebouwing de functieaanduiding 'gemengd' gekregen. Binnen deze aanduiding zijn in de regels, uitsluitend op de begane grond, commerciële functies toegestaan. In de regels worden deze gemaximeerd.
Maximaal 600 m2 mag worden gebruikt voor commerciële dienstverlening. Een beperkt deel (25%) van deze commerciële dienstverlening mag bestaan uit jachthaven-gerelateerde detailhandel. Daarnaast mag een deel van de begane grond (max 200 m2) worden gebruikt voor lichte vormen van daghoreca (horeca d).

Parkeergarage
Binnen het gebied wordt op de verbeelding de situering van de nieuwe halfondergrondse parkeergarage aangeduid. In de regels wordt de hoogte van de parkeergarage vastgelegd op 2,85 m boven NAP. Hiermee wordt de positie van de parkeergarage ten opzichte van de bestaande en nieuwe dijk gegarandeerd.
Bijzonderheid is dat voor het bepalen van de hoogtematen van de bouwwerken boven de parkeergarage wordt uitgegaan van de bovenzijde van de afgewerkte parkeergarage (peil = 2,85 m + NAP). Het betreft vooral de bebouwing langs de boulevard.

6.3 Dubbelbestemmingen

6.3.1 Leiding - Hoogspanningsverbinding

De hoogspanningsleiding ten oosten van de kern heeft de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' gekregen. Binnen deze bestemming wordt de bescherming van de belangen van de beheerder van de leiding gewaarborgd.

6.3.2 Waarde - Archeologie

Grote delen van het water zijn in het archeologisch beleidsplan aangewezen als 'gronden' met een hoge maritiem archeologische verwachtingswaarden. Deze gronden zijn in het bestemmingsplan voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' met een bijbehorend stelsel van aanlegvergunningen. Hiermee wordt het onbedoeld verstoren van het mogelijk aanwezige maritieme bodemarchief voorkomen.

6.3.3 Waarde - Cultuurhistorie

De pier, de havenmonding en de bebouwing langs de Kerkemaat zijn in dit bestemmingsplan voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. De dubbelbestemming dient ter bescherming en instandhouding van de cultuurhistorische waarden die in het kader van de toekomstige aanwijzing als beschermd dorpsgezicht verband houden. Voor dit deel van het beschermd dorpsgezicht blijft dit beperkt tot de pier en de havenmonding.

Voorts is bepaald dat op deze gronden uitsluitend worden gebouwd met dien verstande dat de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het dorpsgezicht van Spakenburg, welke structuur en kwaliteit in het bijzonder bestaan uit de schaal, parcellering, sfeer en korrelgrootte van de bebouwing en inrichting van de openbare ruimten worden gewaarborgd, zoals dat is vastgelegd in het Beeldkwaliteitsplan Zuyderzee.

6.3.4 Waterstaat - Waterkering

De stabiliteitszone van de bestaande en nieuwe waterkering (zie paragraaf 5.10) heeft de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' gekregen in verband met het belang van de waterkerende functie en de noodzakelijke bescherming daarvan. Binnen de strook grond met deze dubbelbestemming mag niet zomaar worden gebouwd: eerst dient advies te worden ingewonnen bij het Waterschap Vallei & Eem.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat op grond van de Keur formeel ook nog vergunning dient te worden aangevraagd bij het Waterschap Vallei & Eem.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

7.1 Consoliderend Deel

Dit bestemmingsplan heeft in de eerste plaats met name tot doel om de bestaande situatie te actualiseren. De kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan komen grotendeels voor rekening van de gemeente.

Nieuwe ontwikkelingen
Het bestemmingsplan is voor een groot deel consoliderend van aard. Het plan voorziet, naast de gebruikelijke (beperkte) uitbreidingsmogelijkheden van de bestaande functies, slechts in beperkte mate in nieuwe ontwikkelingen. Het betreft in alle gevallen particuliere initiatieven waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze laatste kosten worden door middel van leges gedekt.
Mochten er andere kosten zijn die op grond van artikel 6.13 Wro dienen te worden verhaald, dan zal uitsluitend worden meegewerkt aan de ontheffing of wijziging nadat een exploitatieovereenkomst is gesloten.

Planschade
De enige kosten die uit dit plan kunnen voortvloeien, zijn planschadekosten. Deze zijn op voorhand niet uit te sluiten. De gemeente zal daarom bij iedere aanvraag (laten) bezien of er planschade kan ontstaan. Indien dit het geval kan zijn, zal met de belanghebbende aanvrager een overeenkomst worden gesloten, zoals bedoel in artikel 6.4a van de Wro. Daarmee kan worden voorkomen dat de gemeenschap de planschadekosten moet betalen in het belang van de aanvrager.

Geen exploitatieplan
Gezien het voorgaande is een exploitatieplan voor dit deel van het bestemmingsplan niet nodig. Mochten er in de toekomst toch ontwikkelingen voordoen waarbij de gemeente kosten moet maken dan zullen die uitsluitend onder de wijzigingsbevoegdheid vallen. Er zal dan eerst worden bezien of er een kostenverhaalovereenkomst kan worden gesloten. In het uiterste geval kan worden overwogen om bij wijzigingsbevoegdheid een exploitatieplan op te stellen. Dat is geen uitgangspunt en gezien de ontwikkelingsmogelijkheden niet de verwachting.

7.2 Oostmaat En Kuststrook -Oost

Voor de locatie Oostmaat en Kuststrook - Oost is op 3 maart 2010 een samenwerkingsovereenkomst ondertekend door de ontwikkelingscombinatie Oostmaat V.O.F en de gemeente. In deze overeenkomst worden de afspraken vastgelegd met betrekking tot de herontwikkeling van beide gebieden.
Voor Oostmaat en Kuststrook - Oost zijn grondexploitatieberekeningen gemaakt die deel uitmaken van deze samenwerkingsovereenkomst.

Gezien het voorgaande is een exploitatieplan voor dit deel van het bestemmingsplan eveneens niet nodig.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

8.1 Resultaten Inspraak

Het voorontwerp-bestemmingsplan heeft in de periode van 12 maart 2009 tot en met 13 mei 2009 voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegen. In deze periode kon door een ieder een inspraakreactie worden ingediend. Op 6 april 2009 is ook een informatieavond georganiseerd voor bewoners en overige belanghebbenden waar het voorontwerp-bestemmingsplan werd toegelicht.
In deze periode zijn 273 schriftelijke inspraakreacties ingediend, waarvan vele gezamenlijk.

Als gevolg van een tussentijds coalitie-akkoord van 30 juni 2009 is er een opdracht gegeven voor de herontwikkeling van de plannen voor de Kuststrook-Oost en Oostmaat (Zuyderzee). Vanwege de vele inspraakreacties op het voorontwerp-bestemmingsplan met name gericht op het nieuwe woongebied Zuyderzee is er bij de aanpassing van het plan voor gekozen om een adviesgroep samen te stellen uit betrokken bewoners uit het plangebied en vertegenwoordigers van belanghebbende instanties. Deze adviesgroep heeft, onder leiding van een extern voorzitter, maar in aanwezigheid van medewerkers van de gemeente Bunschoten, de projectontwikkelaar en de architecten, op constructieve wijze nagedacht over een aangepaste invulling van het woongebied. De gemeenteraad heeft op 15 februari 2010 ingestemd met de gewijzigde plannen.

De inspraakreacties zijn zoveel mogelijk gebundeld samengevat en van antwoord voorzien (zie bijlage Inspraaknotitie).

8.2 Resultaten Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1. Bro

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerp-bestemmingsplan toegezonden aan betrokken overlegpartners. Een aantal van de overlegpartners heeft schriftelijk gereageerd. De reacties zijn samengevat en van antwoord voorzien (zie bijlage Notitie vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro).

8.3 Resultaten Ter Visielegging Van Het Ontwerp-bestemmingsplan

Het ontwerp van het bestemmingsplan Randmeer heeft, tezamen met de daarbij behorende bijlagen, vanaf 27 mei 2010 tot en met 6 juli 2010 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Van deze ter visielegging is openbare kennisgeving gedaan aan het begin van bovengenoemde termijn. Gedurende de periode van ter visielegging kon een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp-bestemmingsplan kenbaar maken.

Ontvangen schriftelijke zienswijzen
In totaal zijn er negentien zienswijzen ingediend tegen de inhoud van het ontwerp-bestemmingsplan. De indieners worden in de 'Commentaarnota zienswijzenbestemmingsplan Randmeer' benoemd:

  • zestien zienswijzen zijn tijdig en correct ontvangen. Deze zijn derhalve ontvankelijk.
  • drie zienswijzen zijn ingediend bij het college van burgemeester en wethouders. Op basis van de doorzendplicht in artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn deze zienswijzen aan de raad voorgelegd. Deze zienswijzen zijn daarmee eveneens ontvankelijk.

De ontvankelijke zienswijzen zijn voor het merendeel ingediend door of namens eigenaren met belangen in het plangebied. In de 'Commentaarnota zienswijzen bestemmingsplan Randmeer' zijn de ingediende zienswijzen kort samengevat en is een beoordeling c.q. beantwoording gegeven.

Anonimiseringsverplichting In de digitale/elektronische versie van de commentaarnota, evenals het raadsvoorstel en het vaststellingsbesluit, zijn de NAW-gegevens (Naam, Adres en Woonplaats van de indiener) verwijderd/onleesbaar gemaakt. Dit weglaten van de NAW-gegevens van ingediende zienswijzen -de 'anonimiseringsverplichting'- vloeit voort uit de Wet bescherming persoonsgegevens. Daarin is bepaald dat NAW-gegevens van natuurlijke personen niet elektronisch beschikbaar mogen komen.
Om praktische redenen zijn alle zienswijzen op de hiervoor aangegeven wijze 'ge-anonimiseerd', dus niet alleen die waarvan zonder meer al duidelijk is dat het 'natuurlijke personen' zijn.

Alleen bij de 'papieren' versie van de commentaarnota zijn de NAW-gegevens zichtbaar.

Ambtshalve wijzigingsvoorstellen
Sinds het ontwerpbestemmingsplan in procedure is gebracht, heeft er een aantal ontwikkelingen plaatsgevonden en zijn er nog enkele zaken naar voren gekomen die aanpassing behoeven.
Verwezen wordt naar het onderdeel Ambtshalve wijzigingsvoorstellen zoals opgenomen in het raadsvoorstel bij het Vaststellingsbesluit.

Besluit tot vaststelling 16 september 2010
Het bestemmingsplan Randmeer is op 16 september 2010 door de gemeenteraad van Bunschoten gewijzigd vastgesteld. Voor de inhoud van het besluit wordt verwezen naar de tekst van het Vaststellingsbesluit.

Besluit tot vaststelling 8 maart 2012
Tegen dit vaststellingsbesluit zijn bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State drie beroepen ingesteld. De Afdeling heeft in haar uitspraak op 28 september 2011 het raadsbesluit van 16 september 2010 vernietigd voor zover dat betrekking heeft op het plandeel met de bestemming 'Sport' van de zuidelijke statribune van de S.V. spakenburg.

Door het nemen van een nieuw vastsellingsbesluit wordt tegemoet gekomen aan het beroep dat door de Afdeling gegrond is verklaard. Dit vaststellingsbesluit van 8 maart 2012 wordt voor de duur van 6 weken ter inzage gelegd. Hiertegen staat voor een ieder beroep open bij de Raad van State. De gewijzigde onderdelen zijn in dit plan verwerkt en als geheel op ruimtelijkeplannen.nl raadpleegbaar.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Deze bijlage is ontleend aan "Bedrijven en milieuzonering", Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).

Categorale bedrijfsindeling AmerAdviseurs bv R.O. Amersfoort (v1; d.d. 2009)

AFSTANDEN
IN METERS
INDICES
SBI-CODE OMSCHRIJVING GEUR STOF GELUID GEVAAR CATEGORIE VERKEER BODEM LUCHT
Tabel 1: Bedrijven
01 LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
016 Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
016 - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² 30 10 30 10 2 1
016 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² 30 10 30 10 2 1
0162 KI-stations 30 10 30 0 2 1
10, 11 VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
1032, 1039 Groente- en fruitconservenfabrieken:
1052 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² 10 0 30 0 2 1
1071 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1071 - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens 30 10 30 10 2 1
10821 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
10821 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² 30 10 30 10 2 1
10821 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² 30 10 30 10 2 1
1102 t/m 1104 Vervaardiging van wijn, cider e.d. 10 0 30 0 2 1
14 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 10 10 30 10 2 2
16 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 10 10 30 0 2 1
58 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 0 30 0 2 1 B
1814 Grafische afwerking 0 0 10 0 1 1
1814 Binderijen 30 0 30 0 2 2
1813 Grafische reproduktie en zetten 30 0 10 10 2 2 B
1814 Overige grafische aktiviteiten 30 0 30 10 2 2 B
182 Reproduktiebedrijven opgenomen media 0 0 10 0 1 1
20 VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2120 Farmaceutische produktenfabrieken:
2120 - verbandmiddelenfabrieken 10 10 30 10 2 2
23 VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
232, 234 Aardewerkfabrieken:
232, 234 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 10 10 30 10 2 1 L
26, 28, 33 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
26, 28, 33 Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie 30 10 30 10 2 1
26, 27, 33 VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH.
293 Elektrotechnische industrie n.e.g. 30 10 30 10 2 1
26, 32, 33 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
26, 32, 33 Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie 30 0 30 0 2 1
31 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
9524 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² 0 10 10 0 1 1
321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 10 10 10 2 1 B
322 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 30 10 2 2
32991 Sociale werkvoorziening 0 30 30 0 2 1
35 PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
35 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
35 - < 10 MVA 0 0 30 10 2 1 B
35 Gasdistributiebedrijven:
35 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A 0 0 10 10 1 1
35 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C 0 0 30 10 2 1
35 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
35 - blokverwarming 10 0 30 10 2 1
36 WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER
36 Waterwinning-/ bereiding- bedrijven:
36 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
36 - < 1 MW 0 0 30 10 2 1
41,
42, 43
BOUWNIJVERHEID
41, 42, 43 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 0 10 30 10 2 1 B
45, 47 HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
451, 452, 454 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 10 0 30 10 2 2 B
45204 Autobeklederijen 0 0 10 10 1 1
45205 Autowasserijen 10 0 30 0 2 3
453 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires 0 0 30 10 2 1
46 GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
461 Handelsbemiddeling (kantoren) 0 0 10 0 1 1
4622 Grth in bloemen en planten 10 10 30 0 2 2
4634 Grth in dranken 0 0 30 0 2 2
4635 Grth in tabaksprodukten 10 0 30 0 2 2
4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 10 10 30 0 2 2
4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 30 10 30 0 2 2
4638, 4639 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 10 10 30 10 2 2
464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen 10 10 30 10 2 2
46499 Grth in vuurwerk en munitie:
46499 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 10 0 30 10 V V 2 2
46499 - munitie 0 0 30 30 2 2
4673 Grth in hout en bouwmaterialen:
4673 - algemeen: b.o. <= 2000 m² 0 10 30 10 2 1
46735 zand en grind:
46735 - algemeen: b.o. <= 200 m² 0 10 30 0 2 1
4674 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
4674 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² 0 0 30 0 2 1
46752 Grth in kunstmeststoffen 30 30 30 30 R 2 1
4676 Grth in overige intermediaire goederen 10 10 30 10 2 2
466, 469 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. 0 0 30 0 2 2
47 DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
952 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 0 0 10 10 1 1
55 LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
562 Cateringbedrijven 10 0 30 10 2 1
49 VERVOER OVER LAND
493 Taxibedrijven 0 0 30 0 2 2
495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 0 0 30 10 2 1 B
52 DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
52109 Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 0 0 30 10 2 2
5221 Autoparkeerterreinen, parkeergarages 10 0 30 0 2 3 L
53 POST EN TELECOMMUNICATIE
531, 532 Post- en koeriersdiensten 0 0 30 0 2 2
61 Telecommunicatiebedrijven 0 0 10 0 1 1
61 zendinstallaties:
61 - FM en TV 0 0 0 10 1 1
61 - GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwvergunningplichtig) 0 0 0 10 1 1
77 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
7711 Personenautoverhuurbedrijven 10 0 30 10 2 2
772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 10 10 30 10 2 2
62 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
62 Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 0 0 10 0 1 1
58, 63 Datacentra 0 0 30 0 2 1
72 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
721 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 30 10 30 30 R 2 1
722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 0 0 10 0 1 1
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30 10 2 2 B
82992 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. 0 0 10 0 1 2
37, 38, 39 MILIEUDIENSTVERLENING
3700 rioolgemalen 30 0 10 0 2 1
382 Afvalverwerkingsbedrijven:
382 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 10 10 30 30 R 2 1 B L
59 CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
591, 592, 601, 602 Studio's (film, TV, radio, geluid) 0 0 30 10 2 2
931 Sportscholen, gymnastiekzalen 0 0 30 0 2 2
96 OVERIGE DIENSTVERLENING
96012 Chemische wasserijen en ververijen 30 0 30 30 R 2 2 B L
96013 Wasverzendinrichtingen 0 0 30 0 2 1
96013 Wasserettes, wassalons 0 0 10 0 1 1
9602 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten 0 0 10 0 1 1
9313, 9604 Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden 10 0 30 0 2 1
9609 Persoonlijke dienstverlening n.e.g. 0 0 10 0 1 1
Tabel 2: Opslagen en installaties
0 OPSLAGEN
1 butaan, propaan, LPG (in tanks):
1 - bovengronds, < 2 m³ - - - 30 2 -
3 brandbare vloeistoffen (in tanks):
3 - ondergronds, K1/K2/K3-klasse 10 - - 10 1 - B
3 - bovengronds, K3-klasse: < 10 m³ 10 - - 10 2 - B
4 Overige gevaarlijke stoffen in tanks:
4 - bovengronds < 10 m³ en onder drempelwaarde BRZO 10 - - 10 1 -
5 Gevaarlijke stoffen (incl. bestrijdingsmiddelen) in emballage of in gasflessen:
5 - kleine hoeveelheden < 10 ton - - - 10 1 -
5 - beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog
beschermingsniveau
- - - 30 2 -
6 ontplofbare stoffen en munitie:
6 - < 250.000 patronen en < 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 - - - 10 1 -
6 - >= 250.000 patronen en >= 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 - - - 30 2 -
11 INSTALLATIES
14 laboratoria:
14 - chemisch / biochemisch 30 0 30 10 D 2 1
14 - medisch en hoger onderwijs 10 0 30 10 2 1
15 luchtbehandelingsinst. t.b.v. detailhandel 10 0 10 0 1 1
16 keukeninrichtingen 30 0 10 0 2 1
18 koelinstallaties ammoniak < 400 kg 0 0 30 10 2 1
22 noodaggregaten t.b.v. elektriciteitsopwekking 10 0 30 10 D 2 1
25 vorkheftrucks, elektrisch 0 10 30 0 2 1
26 transformatoren < 1 MVA 0 0 10 10 1 1
29 hydrofoorinstallaties 0 0 30 0 2 1
31 stookinstallaties>900kW thermisch vermogen:
32 - gas, < 2,5 MW 10 0 30 10 2 1
32 - olie, < 2,5 MW 30 0 30 10 2 1
33 luchtcompressoren 10 10 30 10 D 2 1
34 liftinstallaties 0 0 10 10 1 1
35 motorbrandstofpompen zonder LPG 30 0 30 10 2 2 B

Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Deze bijlage is ontleend aan "Bedrijven en milieuzonering", Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).

1. Hoofdindeling

Tabel 1 omvat de bedrijfstypen met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 2008. Bij die bedrijfstypen is rekening gehouden met de normaliter bij deze bedrijven voorkomende opslagen en installaties.

Tabel 2 omvat algemene opslagen en installaties voor situaties dat:

  1. 1. bedrijven bijzondere opslagen en/of installaties hebben, die anders dan "normaal" zijn voor die bedrijven of
  2. 2. het betreft opslagen en/of installaties, die op zich niet als een bepaald bedrijf of bedrijfstype kunnen worden aangemerkt, maar wel als een relevante bedrijfsactiviteit in het kader van een bestemmingsplan.

2. Afstanden voor geur, stof, geluid en gevaar

Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van een woning. Uit de vier verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de vier. Bij deze invulling zijn de volgende afstandscategorieën gehanteerd voor omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied:

10 m
30 m
50 m
100 m
200 m
300 m
500 m
700 m
1.000 m
1.500 m

Mocht een bedrijf meerdere SBI-codes kennen, dan moet voor elk aspect de grootste afstand worden genomen. Dat geldt ook voor de gebruikte installaties en opslagen.
Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties. Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- /activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie.
Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.

3. Gevaar: risico (R) en vuurwerk (V)

Voor bepaalde bedrijfstypen is na de afstand voor gevaar de letter R van "risico" aangegeven. Dat houdt in dat voor deze bedrijfsactiviteiten moet worden nagegaan of het Bevi van toepassing is.
Daarnaast is bij bepaalde bedrijfstypen na de afstand voor gevaar de letter V van "vuurwerk" opgenomen. Voor deze bedrijfsactiviteiten dient getoetst te worden aan het Vuurwerkbesluit.

4. Categorie

De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de afstanden, die daarvóór in de kolommen geur, stof, geluid en gevaar zijn vermeld. De milieucategorie is vermeld in kolom 'categorie'.
Onder de kop "categorie" is een indeling opgenomen, in tien mogelijke milieucategorieën:

milieucategorie grootste afstand
1 10 m
2 30 m
3.1 50 m
3.2 100 m
4.1 200 m
4.2 300 m
5.1 500 m
5.2 700 m
5.3 1.000 m
6 1.500 m


5. Indices voor verkeersaantrekkende werking, bodem (B) en lucht (L)

Het aspect verkeer(saantrekkende werking) is kwalitatief beoordeeld. Dat weerspiegelt zich in een indicatie omtrent de bronsterkte:
1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking;
2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking.

Het aspect bodem (bodemverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft.
Het aspect lucht (luchtverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht heeft die mogelijk in planologisch opzicht relevant is.

6. Verklaring gebruikte afkortingen

- : niet van toepassing / niet relevant
< : kleiner dan
> : groter dan
= : gelijk aan
cat. : categorie
e.d. : en dergelijke
i.e. : inwonereenheden
kl. : klasse
n.e.g. : niet elders genoemd
o.c. : opslagcapaciteit
p.c. : productiecapaciteit
p.o. : productieoppervlak
b.o. : bedrijfsoppervlak
v.c. : verwerkingscapaciteit
u : uur
d : dag
w : week
j : jaar
B : bodemverontreiniging
L : luchtverontreiniging
R : risico (Besluit externe veiligheid inrichting mogelijk van toepassing)
V : vuurwerkbesluit van toepassing

Bijlage 3 Woningen Met Objectgebonden En Persoonsgebonden Gedoogbeschikking

nr. Adres bungalow- nummer Datum afgifte beschikking
1 Bungalowpark Eemmeer, Westdijk 40 1 31 januari 2007
2 Bungalowpark Eemmeer, Westdijk 40 5 1 november 2007
3 Bungalowpark Eemmeer, Westdijk 40 6 15 juli 2008
4 Bungalowpark Eemmeer, Westdijk 40 7 12 juli 2007
5 Bungalowpark Eemmeer, Westdijk 40 8 21 november 2006
6 Bungalowpark Eemmeer, Westdijk 40 10 30 januari 2007
7 Bungalowpark Eemmeer, Westdijk 40 11 30 januari 2007
8 Bungalowpark Eemmeer, Westdijk 40 14 1 november 2007
9 Bungalowpark Eemmeer, Westdijk 40 17 24 oktober 2006
10 Bungalowpark Eemmeer, Westdijk 40 19 21 november 2006
11 Bungalowpark Eemmeer, Westdijk 40 22 24 april 2007
12 Bungalowpark Eemmeer, Westdijk 40 23 24 oktober 2006
13 Bungalowpark Eemmeer, Westdijk 40 24 13 februari 2007
14 Bungalowpark Eemmeer, Westdijk 40 29 24 april 2007
15 Bungalowpark Eemmeer, Westdijk 40 31 24 oktober 2006
16 Bungalowpark Eemmeer, Westdijk 40 32 13 februari 2007
17 Bungalowpark Eemmeer, Westdijk 40 33 13 februari 2007
18 Bungalowpark Eemmeer, Westdijk 40 35 30 januari 2007
19 Bungalowpark Eemmeer, Westdijk 40 37 30 januari 2007
20 Bungalowpark Eemmeer, Westdijk 40 38 24 april 2007
21 Bungalowpark Eemmeer, Westdijk 40 39 24 oktober 2006
22 Bungalowpark Eemmeer, Westdijk 40 42 12 juli 2007
23 Bungalowpark Eemmeer, Westdijk 40 44/45 24 augustus 2006
24 Bungalowpark Eemmeer, Westdijk 40 50 19 december 2006
25 Bungalowpark Eemmeer, Westdijk 40 51/52 24 augustus 2006
26 Bungalowpark Eemmeer, Westdijk 40 54/55 24 augustus 2006
27 Bungalowpark Eemmeer, Westdijk 40 56 13 februari 2007
28 Bungalowpark Eemmeer, Westdijk 40 58 30 januari 2007
29 Bungalowpark Eemmeer, Westdijk 40 65 1 november 2006

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Zuyderzee

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Zuyderzee

Bijlage 2 Aanmeldingsnotitie M.e.r. Beoordeling Kuststrook Oost Te Bunschoten

Bijlage 2 Aanmeldingsnotitie m.e.r. beoordeling Kuststrook Oost te Bunschoten

Bijlage 3 Plan-mer Kuststrook Oost Te Bunschoten Fase 1

Bijlage 3 Plan-MER Kuststrook Oost te Bunschoten fase 1

Bijlage 4 Verkeersstudie Oostzijde Bunschoten

Bijlage 4 Verkeersstudie oostzijde Bunschoten

Bijlage 5 Verkeerskundig Advies Gebied Oostmaat

Bijlage 5 Verkeerskundig advies gebied Oostmaat

Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek En Verkennend Onderzoek Asbest Oostmaat Bunschoten

Bijlage 6 Verkennend bodemonderzoek en verkennend onderzoek asbest Oostmaat Bunschoten

Bijlage 7 Luchtkwaliteitsonderzoek Bestemmingsplan Randmeer

Bijlage 7 Luchtkwaliteitsonderzoek bestemmingsplan Randmeer

Bijlage 8 Geuronderzoek Woningbouwlocatie Oostmaat Te Bunschoten

Bijlage 8 Geuronderzoek woningbouwlocatie Oostmaat te Bunschoten

Bijlage 9 Deel 1 Ontwerpplan Wet Op De Waterkering Kuststrook Oost Te Bunschoten

Bijlage 9 Deel 1 ontwerpplan Wet op de waterkering Kuststrook Oost te Bunschoten

Bijlage 10 Verstorings- En Verslechteringstoets Havenuitbreiding Bunschoten

Bijlage 10 Verstorings- en verslechteringstoets havenuitbreiding Bunschoten

Bijlage 11 Reactienota 'Habitattoets Havenuitbreiding Bunschoten - Spakenburg'

Bijlage 11 Reactienota 'Habitattoets havenuitbreiding Bunschoten - Spakenburg'

Bijlage 12 Ecologisch Onderzoek Kuststrook- Oost Fase 1, Bunschoten Spakenburg

Bijlage 12 Ecologisch onderzoek Kuststrook- Oost fase 1, Bunschoten Spakenburg

Bijlage 13 Ontwikkelingsvisie Kuststrook- Oost Bunschoten En De Ehs

Bijlage 13 Ontwikkelingsvisie Kuststrook- Oost Bunschoten en de EHS

Bijlage 14 Effectbeoordeling Waterwoningen Oostmaathaven Bunschoten I.r.t. Natuurwet- En Regelgeving

Bijlage 14 Effectbeoordeling waterwoningen Oostmaathaven Bunschoten i.r.t. natuurwet- en regelgeving

Bijlage 15 Plangebied Oostmaat En Oostelijke Kuststrook Te Spakenburg (Nr 1613)

Bijlage 15 Plangebied Oostmaat en oostelijke kuststrook te Spakenburg (nr 1613)

Bijlage 16 Plangebied Oostmaat En Oostelijke Kuststrook Te Spakenburg (Nr 1955)

Bijlage 16 Plangebied Oostmaat en oostelijke kuststrook te Spakenburg (nr 1955)

Bijlage 17 Inspraaknotitie

Bijlage 17 Inspraaknotitie

Bijlage 18 Notitie Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1. Bro

Bijlage 18 Notitie vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro

Bijlage 19 Commentaarnota Zienswijzen Bestemmingsplan Randmeer

Bijlage 19 Commentaarnota zienswijzen bestemmingsplan Randmeer

Bijlage 20 Uitspraak Van De Afdeling Bestuursrechtspraakvan De Raad Van State

Bijlage 20 Uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraakvan de Raad van State