KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Cultuur En Ontspanning
Artikel 5 Gemengd
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Maatschappelijk
Artikel 8 Natuur
Artikel 9 Sport
Artikel 10 Tuin - Voortuin
Artikel 11 Verkeer - Wegverkeer
Artikel 12 Water
Artikel 13 Wonen - Vrijstaand
Artikel 14 Gemengd - Uit Te Werken
Artikel 15 Leiding - Gas
Artikel 16 Leiding - Riool
Artikel 17 Waarde - Archeologie 3
Artikel 18 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 20 Algemene Bouwregels
Artikel 21 Antidubbeltelregel
Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 23 Algemene Gebruiksregels
Artikel 24 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
Artikel 26 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.3 Planregeling
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie
2.1 Ruimtelijke Structuur
2.2 Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Bodem
4.2 Geluid
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Flora En Fauna
4.7 Archeologie En Cultuurhistorie
4.8 Water
4.9 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 5 Uitgangspunten
Hoofdstuk 6 Handhaving En Uitvoering
6.1 Algemeen
6.2 Jurisprudentie
6.3 Het Gemeentelijke Handhavingsbeleid
6.4 Handhaving Bestemmingsplan Kruisboog-weteringhoek
Hoofdstuk 7 Juridische Planbeschrijving
7.1 Inleiding
7.2 Inleidende Regels
7.3 Bestemmingsregels
7.4 Algemene Regels
7.5 Overgangs- En Slotregel
7.6 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 9 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.1 Maatschappelijke Betrokkenheid
9.2 Vooroverleg
9.3 Ontwerp
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Stedenbouwkundige Kaart Weteringhoek
Bijlage 2 Stedenbouwkundige Kaart Kruisboog
Bijlage 3 Nota Vooroverleg En Inspraak
Bijlage 4 Nota Van Zienswijzen
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Bogermanschool
Bijlage 6 Verantwoording Groepsrisico Kruisboog En Weteringhoek
Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek Woonwagenstandplaats De Brug

plan Kruisboog en Weteringhoek

Bestemmingsplan - Gemeente Houten

Onherroepelijk op 06-03-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Kruisboog-Weteringhoek van de gemeente Houten;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0321.0180BPKRSBGWTHK-ONHR met de bijbehorende regels( en eventuele bijlagen).

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aaneengebouwde woning:

een woning dat deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.8 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slecht bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.9 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.21 dakopbouw:

een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw, met een oppervlakte van maximaal 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag;

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.23 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.24 differentiatielijn:

aanduiding welke het verschil aangeeft tussen de, binnen één bestemming geldende, bouw- en / of gebruiksregels;

1.25 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.26 extensief agrarisch medegebruik

een vorm van grondgebonden landbouw, zoals beweiding in lage veebezetting en de verbouw van akkerbouwproducten, in hoofdzaak gericht op de instandhouding en/of vergroting van de natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

1.27 extensief recreatief medegebruik

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, paardrijden, boerengolf en fietsen;

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 geluidsgevoelige functies

geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten: woningen, onderwijsgebouwen (met uitzondering van gymnastieklokalen), ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medisch centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven.

1.30 hoekperceel:

een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen c.q. het openbaar gebied;

1.31 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;

1.32 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.33 landschappelijke waarde:

waarden in landschappelijk-esthetische en geomorfologische zin;

1.34 lessenaarsdak:

een eenzijdige kapconstructie waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen;

1.35 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, met uitzondering van kinderdagverblijven;

1.36 nok:

het snijpunt van twee hellende vlakken;

1.37 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.38 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.39 opgetilde kap:

een kap waarbij tussen het hoogste punt van de bovenste bouwlaag en de punten waar de kap op het gebouw rust, nog bebouwing in verticale zin aanwezig is; er is slechts sprake van een opgetilde kap als het aantal bouwlagen zoals aangeduid reeds aanwezig is;

1.40 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.41 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.42 verkoopvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;

1.43 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;

1.44 voorgevel

de gevel van een gebouw, die is gekeerd naar de weg of het openbaar gebied waarop het bouwperceel is georiënteerd. Bij panden die met meerdere gevels op de openbare weg zijn gekeerd (hoekpanden) geldt een evenredig aantal voorgevels;

1.45 voorgevellijn

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen;

1.46 vrijstaande woning:

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;

1.47 wellness

bedrijven en instellingen die zich richten op het aanbieden van diensten op het gebied van beauty, gezondheid, voeding en verzorging, massage, sauna en thermen;

1.48 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

1.49 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.50 woonwagenstandplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage

het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.8 peil

  1. a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,20 m;
  2. b. in andere gevallen:de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,20 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen, ter plaatsen van de aanduiding 'nutsvoorziening';

Met daaraan ondergeschikt:

  1. b. erven en terreinen;
  2. c. paden;
  3. d. waterlopen en waterpartijen;
  4. e. parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. seksinrichtingen en prostitutie;
  2. b. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;
  3. c. wonen.

Artikel 4 Cultuur En Ontspanning

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur, spel, vermaak en ontspanning;

Met daaraan ondergeschikt:

  1. b. horeca-activiteiten ten dienste van de hoofdactiviteit, voor zover deze behoren tot categorie 4 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Horeca-activiteiten;
  2. c. erven en terreinen;
  3. d. voorzieningen van algemeen nut;
  4. e. paden;
  5. f. waterlopen en waterpartijen;
  6. g. parkeervoorzieningen;
  7. h. groen- en speelvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder a, in die zin dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, mits:

  1. a. voldaan wordt aan de stedenbouwkundige randvoorwaarden voor Kruisboog en Weteringhoek, zoals opgenomen in de onderstaande tabel:
Randvoorwaarde Kruisboog Weteringhoek
Bebouwingspercentage per bouwperceel n.v.t. max. 30%
Aaneengesloten verharding per bouwperceel n.v.t. max. 20%
Groen per bouwperceel n.v.t. min. 50%
Bouwhoogte 7 m met incidenteel 3e ondergeschikte bouwlaag (11 m) door middel van een kap, dakopbouw of een setback 7,5 m met eventueel 3e ondergeschikte bouwlaag (11 m) door middel van een kap, dakopbouw of een setback
Afstand voorgevel tot erfgrens min. 4 m min. 5 m
Afstand zijgevel tot erfgrens min. 5 m min 5 m
Afstand achtergevel tot erfgrens min 16 m aan zijde Rondweg min. 15 m aan zijde Houtensewetering
Representatie representatieve zijde georiënteerd op openbare ruimte representatieve zijde georiënteerd op openbare ruimte
  1. b. er voldoende parkeergelegenheid binnen het openbaar gebied aanwezig is of bij het ontbreken hiervan voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein kan worden gerealiseerd conform een door burgemeester en wethouders vastgestelde parkeernorm;
  2. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. seksinrichtingen en prostitutie;
  2. b. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;
  3. c. wonen;
  4. d. commerciële zaalverhuur.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel, met dien verstande dat detailhandel zich beperkt tot de in- en verkoop van gebruikte goederen;
  2. b. dienstverlening, waaronder tevens begrepen reparatie van de onder a. bedoelde goederen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', tevens maatschappelijke voorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;

Met daaraan ondergeschikt:

  1. e. horeca-activiteiten ten dienste van de hoofdactiviteit, voor zover deze behoren tot categorie 4 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Horeca-activiteiten;
  2. f. erven en terreinen;
  3. g. voorzieningen van algemeen nut;
  4. h. waterlopen en waterpartijen;
  5. i. parkeervoorzieningen;
  6. j. groenvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. seksinrichtingen en prostitutie;
  2. b. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;
  3. c. wonen.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin', tevens een volkstuinencomplex;
  3. c. fiets en / of voetpaden;
  4. d. sportvoorzieningen, speelvoorzieningen en hierbij passende, openbare verblijfsvoorzieningen;
  5. e. straatmeubilair, nutsvoorzieningen en dergelijke;
  6. f. bijbehorende verhardingen en watergangen;
  7. g. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeersvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Groen' te wijzigen in de bestemming 'Verkeer -Wegverkeer' met het oog op de aanleg van nieuwe parkeerplaatsen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. parkeeronderzoek dient uit te wijzen dat de aanleg van extra parkeergelegenheid noodzakelijk is;
  2. b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie', tevens een waterzuiveringsinstallatie;
  3. c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf 1', tevens een kinderdagverblijf;
  4. d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf 2', tevens een kinderdagverblijf, zij het van ondergeschikte omvang;
  5. e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wellness', tevens bedrijven en instelling op het gebied van welness;

Met daaraan ondergeschikt:

  1. f. horeca-activiteiten ten dienste van de hoofdactiviteit, voor zover deze behoren tot categorie 4 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Horeca-activiteiten;
  2. g. erven en terreinen;
  3. h. voorzieningen van algemeen nut
  4. i. waterlopen en waterpartijen;
  5. j. parkeervoorzieningen;
  6. k. groenvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2.1 onder a, in die zin dat bedrijfsgebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

  1. a. voldaan wordt aan de stedenbouwkundige randvoorwaarden voor Kruisboog en Weteringhoek, zoals opgenomen in de onderstaande tabel:
Randvoorwaarde Kruisboog Weteringhoek
Bebouwingspercentage per bouwperceel n.v.t. max. 30%
Aaneengesloten verharding per bouwperceel n.v.t. max. 20%
Groen per bouwperceel n.v.t. min. 50%
Bouwhoogte 7 m met incidenteel 3e ondergeschikte bouwlaag (11 m) door middel van een kap, dakopbouw of een setback 7,5 m met eventueel 3e ondergeschikte bouwlaag (11 m) door middel van een kap, dakopbouw of een setback
Afstand voorgevel tot erfgrens min. 4 m min. 5 m
Afstand zijgevel tot erfgrens min. 5 m min 5 m
Afstand achtergevel tot erfgrens min 16 m aan zijde Rondweg min. 15 m aan zijde Houtensewetering
Representatie representatieve zijde georiënteerd op openbare ruimte representatieve zijde georiënteerd op openbare ruimte
  1. b. er voldoende parkeergelegenheid binnen het openbaar gebied aanwezig is of bij het ontbreken hiervan voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein kan worden gerealiseerd conform een door burgemeester en wethouders vastgestelde parkeernorm;
  2. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. seksinrichtingen en prostitutie;
  2. b. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;
  3. c. wonen;
  4. d. commerciële zaalverhuur.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.1, onder c, in die zin dat er activiteiten op het gebied van sport en cultuur en ontspanning mogen worden ontplooid met daaraan ondergeschikte horeca, voor zover deze activiteiten ondergeschikt zijn aan het hoofdgebruik, mits:

  1. a. middels verkeersonderzoek is aangetoond dat de verkeerssituatie niet onevenredig wordt aangetast;
  2. b. de activiteiten niet binnen 150 meter van het LPG-vulpunt in de Weteringhoek zijn gesitueerd.

7.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 8 Natuur

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden;
  2. b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke waarden;
  3. c. water;

Met daaraan ondergeschikt;

  1. d. extensief agrarisch medegebruik;
  2. e. extensief recreatief en educatief medegebruik.

8.2 Bouwregels

Ten behoeve van deze bestemming mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. a. één schuilgelegenheid ten behoeve van het stallen van vee met een oppervlakte van 15 m2 en een bouwhoogte van 3 m ;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van 1 m.

Artikel 9 Sport

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het uitoefenen van sportactiviteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal', een geluidwal of een geluidsscherm;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning', tevens activiteiten op het gebied van cultuur en ontspanning;
  4. d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf 2', tevens een kinderdagverblijf;
  5. e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie', tevens één zend- en ontvangstinstallatie ten behoeve van mobiele telefonie met bijbehorende antennemast;

Met daaraan ondergeschikt:

  1. f. horeca-activiteiten ten dienste van de hoofdactiviteit, voor zover deze behoren tot categorie 4 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Horeca-activiteiten;
  2. g. erven en terreinen;
  3. h. voorzieningen van algemeen nut
  4. i. waterlopen en waterpartijen;
  5. j. parkeervoorzieningen;
  6. k. groenvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.2.1 onder a, in die zin dat bedrijfsgebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

  1. a. voldaan wordt aan de stedenbouwkundige randvoorwaarden voor Kruisboog en Weteringhoek, zoals opgenomen in de onderstaande tabel:
Randvoorwaarde Kruisboog Weteringhoek
Bebouwingspercentage per bouwperceel n.v.t. max. 30%
Aaneengesloten verharding per bouwperceel n.v.t. max. 20%
Groen per bouwperceel n.v.t. min. 50%
Bouwhoogte 7 m met incidenteel 3e ondergeschikte bouwlaag (11 m) door middel van een kap, dakopbouw of een setback 7,5 m met eventueel 3e ondergeschikte bouwlaag (11 m) door middel van een kap, dakopbouw of een setback
Afstand voorgevel tot erfgrens min. 4 m min. 5 m
Afstand zijgevel tot erfgrens min. 5 m min 5 m
Afstand achtergevel tot erfgrens min 16 m aan zijde Rondweg min. 15 m aan zijde Houtensewetering
Representatie representatieve zijde georiënteerd op openbare ruimte representatieve zijde georiënteerd op openbare ruimte
  1. b. er voldoende parkeergelegenheid binnen het openbaar gebied aanwezig is of bij het ontbreken hiervan voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein kan worden gerealiseerd conform een door burgemeester en wethouders vastgestelde parkeernorm;
  2. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. seksinrichtingen en prostitutie;
  2. b. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;
  3. c. wonen;
  4. d. commerciële zaalverhuur.

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 10 Tuin - Voortuin

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Voortuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voortuinen, erven en verhardingen;
  2. b. erkers, balkons of luifels behorende bij het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming.

10.2 Bouwregels

Artikel 11 Verkeer - Wegverkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verkeer en verblijf, zoals wegen, voet- en fietspaden, onverharde en halfverharde paden;
  2. b. parkeervoorzieningen;

Met daaraan ondergeschikt:

  1. c. groenvoorzieningen;
  2. d. nutsvoorzieningen;
  3. e. speelvoorzieningen;
  4. f. water;
  5. g. waterhuishoudkundige voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterlopen en waterpartijen;
  2. b. waterberging;
  3. c. waterhuishouding;
  4. d. voorzieningen voor verkeer en verblijf zoals verhardingen, bruggen, wegen en paden.

12.2 Bouwregels

12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 13 Wonen - Vrijstaand

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Vrijstaand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, uitsluitend in de vorm van vrijstaande woningen;
  2. b. beroepen en bedrijven aan huis;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', bijbehorende bouwwerken;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats', het wonen in woonwagens;
  5. e. tuinen, erven en verhardingen;
  6. f. groenvoorzieningen;
  7. g. paden en wegen;
  8. h. parkeervoorzieningen;
  9. i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

13.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming ‘Wonen - Vrijstaand’ is de uitoefening van beroepen en bedrijven aan huis toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. a. De woonfunctie zal in overwegende mate behouden moeten blijven, met dien verstande dat uitsluitend minder dan 33% van de vloeroppervlakte van het bouwvlak, met inbegrip van de maximaal te realiseren aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen, gebruikt mag worden voor een ander beroep aan huis dan een vrij beroep;
  2. b. Het gebruik mag uitsluitend op één verdieping van een woning en aangebouwde bijgebouwen plaatsvinden met een maximum van 75 m². Bij woningen met een vloeroppervlak van meer dan 250 m² mag het gebruik maximaal 100 m² bedragen;
  3. c. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  4. d. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;
  5. e. Detailhandel is niet toegestaan;
  6. f. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

Artikel 14 Gemengd - Uit Te Werken

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen, daaronder begrepen kinderdagverblijven;
  2. b. sportvoorzieningen, daaronder begrepen fitnesscentra;
  3. c. cultuur en ontspanning;
  4. d. verkeer-wegverkeer;
  5. e. groen;

Met daaraan ondergeschikt:

  1. f. horeca-activiteiten ten dienste van de hoofdactiviteit, voor zover deze behoren tot categorie 4 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Horeca-activiteiten;
  2. g. erven en terreinen;
  3. h. voorzieningen van algemeen nut;
  4. i. paden;
  5. j. waterlopen en waterpartijen;
  6. k. parkeervoorzieningen;
  7. l. groen- en speelvoorzieningen.

14.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in 14.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

14.3 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan en met inachtneming van de in dat plan opgenomen regels.

14.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 14.3, indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afwijking en plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor ter inzage gelegd ontwerp.

Artikel 15 Leiding - Gas

15.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van gasleidingen;
  2. b. Voor zover de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk samenvalt met andere dubbelbestemmingen die op deze gronden rusten, geldt dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang krijgt.

15.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de bestemming worden gebouwd. Voor de gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat de maximale hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Leiding - Riool

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van de riolering.

16.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de bestemming worden gebouwd. Voor de gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat de maximale hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Waarde - Archeologie 3

17.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de hoge archeologische verwachtingswaarden van de gronden;
  2. b. Voor zover de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk samenvalt met andere dubbelbestemmingen die op deze gronden rusten, geldt dat de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3' voorrang krijgt.

17.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. In afwijking van hetgeen in de overige voor deze gronden geldende bestemmingen is bepaald, zijn op gronden binnen deze dubbelbestemming toegestaan:
    1. 1. bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 500 m² (ongeacht de funderingsdiepte);
    2. 2. bouwwerken met een funderingsdiepte van minder dan 0,5 m onder peil (ongeacht de oppervlakte).

17.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegde gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in lid 17.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, mits uit archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  2. b. In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de omgevingsvergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologie die voldoet aan door Burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in sub b, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, op en in de in lid 1 bedoelde gronden, over een oppervlakte van 500 m² of meer, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
    1. 1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,5 m onder peil, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
    2. 2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    3. 3. het ophogen en egaliseren van gronden;
    4. 4. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of aanvoer van water door bijvoorbeeld het afdammen, stuwen, bemalen of onderbemalen, het draineren van gronden, het graven, dempen of anderszins vergroten en veranderen van waterlopen, sloten en greppels;
    5. 5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
    6. 6. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,5 m onder peil.
  2. b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    1. 1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
    2. 2. vooraf door aanvragen van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat in de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegde gezag in voldoende mate is vastgesteld:
    3. 3. dat de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    4. 4. er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of
    5. 5. de archeologische waarden hierdoor niet of niet onevenredig worden geschaad.
  3. c. Het in sub a gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
    1. 1. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een deskundige op het terrein van de archeologie;
    2. 2. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
  4. d. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 1, wint het bevoegde gezag advies in van een door hen aan te wijzen deskundige op het terrein van de archeologie.

17.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat het bestemmingsvlak:

  1. a. naar ligging wordt verschoven;
  2. b. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel;
  3. c. van de verbeelding wordt verwijderd,

voor zover uit een nader archeologisch onderzoek geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 18 Waterstaat - Waterkering

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken.

18.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in 18.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits de bouw verenigbaar is met de belangen van de waterstaat en/of waterkering en de beheerder van de waterkering daarover heeft geadviseerd.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 19 Algemene Aanduidingsregels

19.1 Veiligheidszone – lpg

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' de volgende regels:

  1. a. Binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone – lpg' geldt dat de bouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het besluit externe veiligheid inrichtingen, niet zijn toegestaan. Voorts geldt dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning deze veiligheidszone als uiterste grenswaarde in acht moet worden genomen.
  2. b. burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
    1. 1. de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' opgeheven wordt, indien de aanwezige risicovolle inrichting gesaneerd is, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de aanwezige risicovolle inrichting buiten werking is gesteld, of
    2. 2. in die zin dat de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' verkleind wordt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de PR 10-6/jaar contour als gevolg van een wijziging in een risicovolle inrichting kleiner is geworden;
    3. 3. in die zin dat de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' verkleind wordt, door een wijziging van de Regeling externe veiligheid inrichtingen.

Artikel 20 Algemene Bouwregels

20.1 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  1. a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen ter plaatse van de afwijking als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. b. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen ter plaatse van de afwijking als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  3. c. in geval van herbouw is dit lid onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

20.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen/ voorgevelrooilijnen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en hoofdstuk 2 worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's, overstekken en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2 m bedraagt;
  2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen en bouwwerken, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

20.3 Ongeoorloofde wijze van bouwen

Het is verboden op enig terrein of bouwperceel, waarop dit bestemmingsplan van toepassing is, zodanig te bouwen dat daardoor op een aangrenzend terrein of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die ter plaatse niet meer met de planregels van het betreffende bestemmingsplan zou overeenstemmen, of voor zover er reeds aldaar een afwijking van de betreffende planregels bestaat, zodanig te bouwen, dat deze afwijking nog zou worden vergroot.

Artikel 21 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels

22.1 Afwijken

Het college van burgemeester en wethouders kan middels omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de planregels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstobjecten, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  2. b. de planregels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.

22.2 Voorwaarden

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.1 kan slechts worden verleend, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  3. c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Artikel 23 Algemene Gebruiksregels

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden of bouwwerken:

  1. a. als stort- en / of opslagplaats van grond en / of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. voor het opslaan van kampeermiddelen, roei-, motor- en zeilboten en al of niet gedemonteerde strandhuisjes;
  3. c. voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 24 Overige Regels

24.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening zoals deze gelden ten tijde van de terinzagelegging van dit plan, ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard, blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behalve voor de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het afwijken van de stedenbouwkundige regels;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  5. e. de ruimte tussen bouwwerken.

24.2 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan verwezen wordt naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op die regelingen, zoals zij luiden op het tijdstip van de ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht

25.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

25.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van lid 25.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 25.1 met maximaal 10%.

25.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 25.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

25.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplanen hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

25.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 25.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

25.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 25.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Artikel 26 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Kruisboog-Weteringhoek.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Houten in de vergadering d.d. 6 maart 2012.

voorzitter griffier

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

In de zogenaamde oksels van de Rondweg van Houten bevinden zich de voorzieningengebieden van Houten, respectievelijk 'Kruisboog' en 'Weteringhoek'. Het voorzieningengebied Kruisboog bevindt zich aan de oostzijde van de Rondweg, de Weteringhoek aan de westzijde. Beide gebieden zijn de afgelopen 10 jaar in samenhang met Houten Vinex ontwikkeld. Een deel van de kavels is inmiddels uitgegeven en bebouwd met overwegend maatschappelijke en/of sport gerelateerde voorzieningen. Daarbij moet worden gedacht aan scholen, zwembaden, voetbalvelden, sportzalen, fitnesscentra, maar ook aan kinderdagverblijven, een kerk, volkstuinen en enkele (bestaande) woningen.


Voor beide gebieden is nu het Globaal Bestemmingsplan Houten-Vinex (hierna GBHV) van kracht. Dit bestemmingsplan is ouder dan 10 jaar en daarmee aan herziening toe. Daarnaast is de bebouwingsnorm voor functies in de categorie 'bijzondere doeleinden' overschreden. In beide gebieden is reeds meer dan 10.000 m2aan 'bijzondere doeleinden' aanwezig. Als gevolg hiervan zijn voor diverse ontwikkelingen projectbesluiten genomen. De wet verplicht om deze in een bestemmingsplan te verwerken. Deze omstandigheden vormen de aanleiding om een nieuw bestemmingsplan op te stellen voor Kruisboog en Weteringhoek. Op afbeelding 1.1 is de ligging en begrenzing van de plangebieden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0321.0180BPKRSBGWTHK-ONHR_0001.jpg"

Afbeelding 1.1. Ligging en begrenzing van de plangebieden Kruisboog (rechts) en Weteringhoek (links).

Een actueel plan

Het bestemmingsplan is een belangrijk beleidsinstrument voor de gemeente en tevens het planologische juridisch bindend kader voor burgers. In het plan wordt het ruimtelijk beleid aangegeven voor (in beginsel) de komende tien jaar en het dient vooral als toetsingskader voor bouwplannen en de ruimtelijke inrichting van het gebied. Daarom is het voor bedrijven en burgers van belang dat het bestemmingsplan duidelijk aangeeft wat de ruimtelijke mogelijkheden zijn.

De actualisering van het bestemmingsplan heeft enerzijds betrekking op de vastlegging van en aanpassing aan de feitelijke situatie en anderzijds de aanpassing aan gewijzigde beleidsinzichten en gewijzigde juridische kaders. Dit betekent voor dit bestemmingsplan een gedetailleerde opzet. Het voorgaande bestemmingsplan bood in verband met het ontwikkelingsgerichte karakter ruime bouw- en gebruiksmogelijkheden. Nu het gebied voor het grootste gedeelte is aangelegd, is het wenselijk om de bestaande situatie juridisch vast te leggen. Met de nieuwe regeling is de gemeente goed in staat om de bestaande ruimtelijke kwaliteit te handhaven.

Digitaal uitwisselbare en vergelijkbare ruimtelijke plannen

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten te digitaliseren. Dit betekent dat het verplicht is om een nieuw (bestemmings)plan in digitale vorm vast te stellen. Ook moet van het plan een analoge versie op papier worden vastgesteld. De digitale aspecten omvatten het in digitale vorm vaststellen, beschikbaar stellen, kenbaar maken en verbeelden.

De Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2008) maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.

Dit bestemmingsplan is digitaal opgezet conform de landelijk ontwikkelde standaard: het IMRO (InformatieModel Ruimtelijke Ordening) en het Handboek voor bestemmingsplannen van de gemeente Houten. Zodoende is het mogelijk het plan digitaal uit te wisselen (met overheden) en digitaal te gaan raadplegen.

1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan 'Kruisboog en Weteringhoek' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (en tevens een analoge verbeelding op papier) NL.IMRO.0321.0180BPKRSBGWTHK-ONHR;
  • regels;

Voor de analoge verbeelding is de ondergrond van 30 september 2010 gebruikt.

Met de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden en opstallen aangegeven. De bijbehorende legenda legt een verbinding tussen de bestemmingen en de regels. In de regels zijn bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.

Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek en de beschrijving van het plan zijn weergegeven. Tevens worden enige juridisch-technische aspecten belicht.

1.3 Planregeling

De planregeling kenmerkt zich door gedetailleerde bestemmingen. Uitgangspunt is dat de gedetailleerde bestemming goed inzicht geeft in de gebruiks- en bouwmogelijkheden. De bij de bestemming behorende omschrijving beschrijft de gebruiksmogelijkheden en soms is met een aanduiding een afwijkende gebruiksmogelijkheid vastgelegd.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting is als volgt opgebouwd. In dit (het eerste) hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de bij dit plan behorende stukken alsmede een toelichting op de ligging en de planbegrenzing van dit plan. Vervolgens wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de huidige situatie in het plangebied. In hoofdstuk 3 volgt een overzicht van het rijks, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. Aansluitend wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op milieu- en omgevingsaspecten. Op basis van het voorgaande worden in hoofdstuk 5 de uitgangspunten van het bestemmingsplan besproken. In de daaropvolgende hoofdstukken wordt ingegaan op respectievelijk de juridische regeling (hst 6) en de economische (hst 7) en maatschappelijke (hst 8) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie

In dit hoofdstuk komt aan de orde wat de huidige situatie is met betrekking tot de ruimtelijke en de functionele structuur. Wat betreft de ruimtelijke structuur wordt aandacht besteed aan de volgende elementen: de wegenstructuur, groen- en waterstructuur en bebouwingsstructuren. Vervolgens wordt aandacht besteed aan de functionele structuur. Beschreven wordt welke (hoofdgroepen) van gebruikers in het plangebied aanwezig zijn.

2.1 Ruimtelijke Structuur

Ten tijde van de planvorming rondom de tweede groeitaak van Houten is ervoor gekozen in de 'oksels' van de Rondweg, bij de Koppeling, twee voorzieningengebieden te realiseren: Kruisboog aan de oostzijde en Weteringhoek aan de westzijde. Door de ligging zijn beide gebieden voor de bewoners van gehele kern Houten goed te bereiken.

2.1.1 Kruisboog

Het voorzieningengebied Kruisboog is aan de oostzijde van Houten gelegen. Vanwege de grote waarde van de Kruisboog voor Houten is het plangebied met zorg ontworpen. De Kruisboog bestaat uit een centrale openbare ruimte waar omheen verschillende functies zijn gerealiseerd (afbeelding 2.1). Hierdoor bestaat er een heldere structuur en wordt versnippering voorkomen. Daarnaast biedt de centrale ruimte de mogelijkheid om het parkeren centraal te regelen.

Ontsluiting

Autoverkeer van en naar de Kruisboog maakt gebruik van de Binnenweg, die aan de zuidkant aansluit op de Rondweg. Voorbij de voetbalvelden sluit de Binnenweg aan op de Kruisboog (weg), vanwaar het parkeerterrein is te bereiken. Er zijn drie fietsverbindingen met Houten, via de Binnenweg, de Kokermolen en de Odijkseweg.

Bebouwing

De bebouwing binnen deelgebied Kruisboog is geconcentreerd in het middengebied, rondom de centrale parkeerplaats. De bebouwing bestaat overwegend uit 2 bouwlagen, met hier en daar een accent of een terugliggende derde bouwlaag. Bij de ontwikkeling van de bebouwing heeft de gemeente de randvoorwaarden uit het stedenbouwkundig plan eenduidig toegepast. Bebouwing bevindt zich hierdoor op voldoende afstand van elkaar en van het openbaar gebied. Het resultaat hiervan is dat het gebied een heldere en eenduidige opbouw heeft met een duidelijke omzoming van de centrale ruimte. In de noordwestzijde van het plangebied en langs de Kruisboog bevinden zich nog enkele 'vrije' kavels. Bij de ontwikkeling hiervan gelden de randvoorwaarden uit het stedenbouwkundig plan. In hoofdstuk 5 Uitgangspunten wordt hier nader op ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0321.0180BPKRSBGWTHK-ONHR_0002.jpg"

Afbeelding 2.1. Stedenbouwkundig Ontwerp Kruisboog. De centrale ruimte (middengebied) is aangeduid met een blauwe cirkel. In het noordelijk deel van het plangebied bevindt zich eveneens een groene binnenruimte, waar omheen bebouwing is gegroepeerd. Bron: Derks stedebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0321.0180BPKRSBGWTHK-ONHR_0003.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0321.0180BPKRSBGWTHK-ONHR_0004.jpg"

Afbeelding 2.2. Clubgebouw DELTA-sports (linker foto) en sporthal De Kruisboog.

2.1.2 Weteringhoek

De Weteringhoek bevindt zich aan de westzijde van Houten. Evenals 'Kruisboog' is de Weteringhoek van grote waarde voor Houten en is daarom zorg ontworpen. De Weteringhoek heeft een heldere stedenbouwkundige opzet, met in het midden van het plangebied een groot parkeerveld (afbeelding 2.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0321.0180BPKRSBGWTHK-ONHR_0005.jpg"

Afbeelding 2.3. Stedenbouwkundig Ontwerp Kruisboog. Bron: Derks stedebouw.

Ontsluiting

Voor het autoverkeer wordt de Weteringhoek ontsloten vanaf de Rondweg, via de Brug. De Hefbrug, met het centrale parkeerterrein, sluit hier op aan. Vanaf deze centrale ruimte is er nog een lus, de Tuibrug, die enkele kavels, richting Rondweg, ontsluit. Voor het fietsverkeer zijn er directe verbindingen met de gehele kern Houten. Nabij inprikker de Poort en het Oude Dorp, sluit de hoofdfietsstructuur via een tunnel onder de Rondweg, aan op de fietsroutes ten westen van Houten. Direct na de tunnel is de Weteringhoek gelegen. Ten zuidwesten van de Weteringhoek ligt de Houtensewetering. Dit historische lint is in Houten-Vinex gehandhaafd en loopt vanaf het zuidelijke deel van de Rondweg, via Houten-Vinex, langs de Weteringhoek richting de Staart. De weg langs de wetering is één van de hoofdfietsroutes van Houten. Op veel plekken is autoverkeer toegestaan, maar het betreft in dat geval slechts bestemmingsverkeer en de auto is daar 'te gast'. Deze hoofdfietsroute wordt op twee plaatsen met de Weteringhoek verbonden. Aan de zuidwestzijde sluit de Hefbrug aan op de Houtensewetering en meer naar het noorden de fietsroute vanuit Houten-Noord.

Bebouwing

Het gebied heeft een ruime opzet, waarbij de bebouwing losjes in de ruimte staat. In het plangebied bevinden zich nog enkele 'lege' kavels. Voor een aantal van deze kavels zijn reeds plannen ontwikkeld en wordt op korte termijn met de bouw gestart. Voor de bestaande en nog te realiseren bebouwing geldt een bouwhoogte van maximaal 2 bouwlagen, met hier en daar een accent, dan wel een derde terugliggende laag. Het bebouwingspercentage per kavel mag niet meer dan 30% bedragen. Een echte blikvanger in het plangebied is de brandweerkazerne nabij de Rondweg. Dit gebouw is uitgevoerd in de vorm van een ovaal (afbeelding 2.4). Aan de westzijde van het plangebied bevindt zich een zwembad met een overdekt en een open gedeelte. Ruimtelijk wordt het terrein gescheiden van de woningen aan de Houtensewetering door middel van een aarden wal (afbeelding 2.4), die gedeeltelijk is uitgevoerd met een geluidscherm. De woonbebouwing en het zwembad zijn hierdoor voldoende van elkaar gescheiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0321.0180BPKRSBGWTHK-ONHR_0006.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0321.0180BPKRSBGWTHK-ONHR_0007.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0321.0180BPKRSBGWTHK-ONHR_0008.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0321.0180BPKRSBGWTHK-ONHR_0009.jpg"

Afbeelding 2.4. Brandweerkazerne (linksboven), jongerencentrum Enter (rechtsboven), geluidswal ten behoeve van het zwembad (linksonder) en kinderspeelpaleis Ballorig en kinderopvang Kids-Lodge (rechtsonder).

Ten noordwesten van De Brug bevindt het gemeentelijke afvalscheidingsstation / gemeentewerf. Verspreid over het terrein bevinden zich diverse loodsen en verplaatsbare containers. Naast de gemeentewerf bevinden zich in deze zone nog de volgende functies met de daarbij behorende bebouwing:

  1. 1. drie woonwagenstandplaatsen met elk één woonwagen;
  2. 2. volkstuinen met de daarbij behorende bebouwing zoals kleinschalige kassen en bergruimte;
  3. 3. bebouwing van het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden (muskusrattenbestrijding);
  4. 4. (voormalige) rioolwaterzuiveringsinstallatie met bijbehorend nutsgebouw;
  5. 5. kringloopwinkel (nog te realiseren).

afbeelding "i_NL.IMRO.0321.0180BPKRSBGWTHK-ONHR_0010.jpg"

Afbeelding 2.5. Entree van het afvalscheidingsstation aan de Brug. Bron: Cyclomedia.

2.2 Functionele Structuur

Beide gebieden zijn ontwikkeld als voorzieningengebieden. Het begrip voorzieningen moet in dit geval ruim worden geïnterpreteerd. Het karakter loopt uiteen van zuiver maatschappelijke voorzieningen als een kerk (Kruisboog), een school (Kruisboog), de brandweerkazerne (Weteringhoek), de gemeentewerf (Weteringhoek) tot commerciële voorzieningen als een sauna (Weteringhoek), kinderdagverblijven en fitnesscentra. Deze laatste twee typen voorzieningen zijn in beide gebieden aanwezig.

Naast maatschappelijke en commerciële voorzieningen bevinden zich in beide plangebieden ook enkele woningen (daaronder begrepen 3 woonwagens) en volkstuinencomplexen. Ten slotte wordt het noordwestelijk deel van deelgebied Weteringhoek gebruikt voor het houden van schapen (extensief agrarisch gebruik).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het relevante rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid beschreven.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nota Ruimte

Het kabinet heeft zijn visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland vastgelegd in de Nota Ruimte. Deze Nota is in april 2004 vastgesteld. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om op een duurzame en efficiënte wijze ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies, de leefbaarheid van Nederland te waarborgen en te vergroten en de ruimtelijke kwaliteit van stad en platteland te verbeteren, waarbij speciaal aandacht wordt geschonken aan het scheppen van de juiste condities voor het toepassen van ontwikkelingsplanologie. De Nota kent daarnaast vier algemene doelen:

  1. 1. versterken van de internationale concurrentiepositie van Nederland (wegnemen van ruimtelijke knelpunten);
  2. 2. krachtige steden en een vitaal platteland (bevordering leefbaarheid en economische vitaliteit in stad en land);
  3. 3. borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden (behouden en versterken natuurlijke, landschappelijke en culturele waarden);
  4. 4. borging van veiligheid (voorkoming van rampen).

Het kabinet hanteert als motto "decentraal wat kan, centraal wat moet". In de Nota Ruimte wordt aangegeven welke waarden overal gegarandeerd moeten worden (de basiskwaliteit) en voor welke ruimtelijke structuren het rijk een grotere verantwoordelijkheid heeft: de Ruimtelijke Hoofdstructuur. In deze Ruimtelijke Hoofdstructuur liggen belangrijke structuren (stedelijke netwerken, Ecologische Hoofdstructuur (EHS), projecten (Schiphol) en gebieden (nationale landschappen)), die het rijk van nationaal belang acht. Buiten de Ruimtelijke Hoofdstructuur zijn provincies en gemeenten in belangrijke mate verantwoordelijk voor de vormgeving en realisering van het ruimtelijk beleid.

Het kabinet streeft buiten de stedelijke netwerken naar basiskwaliteit en bereikbaarheid voor steden en dorpen. Steden worden ondersteund in hun functie van economische en culturele motor. In steden en dorpen wordt het draagvlak voor voorzieningen ondersteund.

Het rijk beperkt zich tot het aangeven van kaders en normen. Uitgangspunt is dat iedere gemeente voldoende ruimte wordt geboden om te voorzien in de natuurlijke bevolkingsaanwas. Dat geldt ook voor meer landelijke gebieden. Behalve voor de eigen bevolkingsaanwas biedt de Nota Ruimte iedere gemeente ook voldoende ruimte voor lokaal georiënteerde bedrijvigheid. Het is de bedoeling dat nieuwe bebouwing grotendeels geconcentreerd tot stand komt, dat wil zeggen in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De ruimte die in het bestaand stedelijk gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt. Revitalisering, herstructurering en transformatie van woon- en werkgebieden (waaronder soms ook bedrijfsverplaatsing) is cruciaal om de ruimtelijke doelen van het kabinet te halen.

In de Nota Ruimte worden de stad Utrecht en Houten en directe omgeving aangeduid als 'één stedelijk gebied' of vergelijkbare benaming / aanduiding. Ook het plangebied van dit bestemmingsplan wordt hier toe gerekend.

3.1.2 AMvB Ruimte

Onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is een scheiding aangebracht tussen beleid en normstelling. Gemeenten, provincies en rijk leggen hun beleid vast in structuurvisies. Deze binden alleen de eigen bestuurslaag. Bestaande structuurplannen, streekplannen en nationale ruimtelijke plannen als de Nota Ruimte worden in het kader van het overgangsrecht van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening naar de huidige Wro aangemerkt als een structuurvisie en verliezen daarmee hun externe werking. De concrete beleidsbeslissingen in streekplannen en PKB's behouden in het kader van het overgangsrecht hun werking wel.

Om de doorwerking van nationale ruimtelijke belangen in provinciale en gemeentelijke plannen te waarborgen wordt op rijksniveau een AMvB Ruimte opgesteld. Er is voor gekozen om de 'nationale belangen' zoals genoemd in de Nota Ruimte beleidsneutraal vast te leggen in de eerste tranche AMvB Ruimte. Daarnaast kunnen provincies er toe overgaan om de provinciale belangen vast te leggen in een provinciale verordening. Zowel deze provinciale verordeningen als de AMvB Ruimte kunnen bepalingen bevatten rondom de verplichte doorwerking in bestemmingsplannen, beheersverordeningen of afwijkingsbesluiten op grond van de Wabo. De ontwerp-AMvB is naar de Eerste en Tweede Kamer gezonden en via de Staatscourant en de website van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (destijds VROM) bekend gemaakt. Tot 1 september 2009 kon iedereen zijn visie op het ontwerp kenbaar maken. Het ontwerpbesluit wordt voor advies worden voorgelegd aan de Raad van State. De datum van in werkingtreding is niet bekend. De AMvB Ruimte zal tevens onderdelen bevatten die nader dienen te worden geregeld in provinciale verordeningen. Het meer recente Rijksbeleid wordt opgenomen in een volgende fase van de AMvB Ruimte. De AMvB Ruimte bevat geen bepalingen die van belang zijn voor het onderhavige bestemmingsplan.

3.1.3 Conclusie

Het bestemmingsplan voldoet aan de algemene doelstellingen van de Nota Ruimte / AMvB Ruimte. Het plangebied is in bestaand stedelijk gebied gelegen. Hierbinnen moeten onder meer stedelijke voorzieningen worden gerealiseerd. Het plan biedt de mogelijkheid om in beperkte mate nieuwe functies te ontwikkelen (na uitwerking van het bestemmingsplan).

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Streekplan 2005-2015

Op 13 december 2004 is het Streekplan Utrecht 2005-2015 vastgesteld. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening is de status van het streekplan gewijzigd in structuurvisie.

De structuurvisie bevat het ruimtelijke beleid voor de periode 2005-2015. In de structuurvisie worden de volgende hoofdbeleidslijnen onderscheiden, dit als uitwerking van het credo: kwaliteit, uitvoering en samenwerking:

  • Zorgvuldig ruimtegebruik: voor ruimtelijke ontwikkelingen, zowel in het stedelijk als het landelijk gebied, is zorgvuldig ruimtegebruik een belangrijk uitgangspunt;
  • Water: water vormt een ordenend principe. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen vormt water een vertrekpunt;
  • Infrastructuur: de beschikbaarheid van bestaande infrastructuur en de (toekomstige) capaciteit van deze infrastructuur zijn mede bepalend bij het kiezen van nieuwe verstedelijkingslocaties;
  • Verstedelijking: de provincie streeft naar een gedifferentieerd aanbod van wonen, werken en voorzieningen. Nieuwe woningbouw en bedrijventerreinen worden vooral gerealiseerd in het stadsgewest Utrecht en het gewest Eemland. Daarnaast vormen Veenendaal en Woerden belangrijke opvangkernen. Elders in de provincie wordt een terughoudend verstedelijkingsbeleid gevoerd;
  • Landelijk Gebied: het ruimtelijk ontwikkelingsbeleid voor het landelijk gebied is gericht op het versterken van zowel de (cultuurhistorische) identiteit, de landschappelijke diversiteit, als de vitaliteit van het landelijk gebied en op de kwaliteit van de natuur en de ecologische samenhang.

Rode contouren

Met betrekking tot verstedelijking laat de provincie zich leiden door het principe van beheerste groei. Groei dient plaats te vinden binnen bestaand stedelijk gebied, waardoor de open ruimte tussen steden en dorpen behouden blijft en de contrastwerking tussen stad en land waar mogelijk wordt versterkt. Om dit doel te bereiken zijn rondom bebouwingskernen zogenaamde rode contouren getrokken. Binnen de rode contouren dienen de verstedelijkingsambities plaats te vinden. Uit de onderstaande afbeelding blijkt dat zowel Kruisboog als Weteringhoek geheel binnen de rode contour zijn gelegen .

afbeelding "i_NL.IMRO.0321.0180BPKRSBGWTHK-ONHR_0011.jpg"

Afbeelding 3.1. Rode contouren Houten. De ligging van de plangebieden is globaal aangegeven met een blauwe lijn. Bron: streekplan provincie Utrecht.

Conclusie

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het provinciaal beleid. Het plangebied is geheel binnen de rode contour gelegen, waarbinnen verstedelijking dient plaats te vinden.

3.3 Regionaal Beleid

Op 21 december 2005 is het Regionaal Structuurplan Utrecht vastgesteld. In dit plan is in grote lijnen weergegeven hoe de provincie Utrecht zich in de periode 2005-2015 moet gaan ontwikkelen op het gebied van wonen, werken, groen en bereikbaarheid.

In de Wet ruimtelijke ordening is het instrument regionaal structuurplan niet langer opgenomen. Het RSP heeft onder de Wro dezelfde status gekregen als een provinciale structuurvisie. De inhoud van het door de samenwerkende gemeenten vastgestelde RSP blijft geldig tot 2015.

Op de plankaart behorende bij het RSP is deelgebied Kruisboog aangeduid als 'recreatie - groen'. In de bedoeling van het RSP zijn hier binnenstedelijk en randstedelijk recreatiegebieden toegestaan, bestemd voor onder meer omvangrijke sportcomplexen, volkstuinencomplexen, maneges, kleine natuurgebieden en ecologische verbindingszones. Deelgebied Weteringhoek is aangewezen als 'werklocatie- bedrijven'. Gebieden met deze aanduiding mogen ontwikkeld worden als monofunctionele werkmilieus met industrie en bedrijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0321.0180BPKRSBGWTHK-ONHR_0012.jpg"

Afbeelding 3.2. Uitsnede plankaart Regionaal Structuurplan Utrecht.

Conclusie

Het huidige gebruik past in hoofdlijnen binnen de kader die in het RSP zijn neergelegd. In deelgebied Weteringhoek zijn naast meer bedrijfsmatige functies ook diverse voorzieningen aanwezig.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Strategische visie Houten 2015

De Strategische Visie Houten 2015 'Van groei naar bloei' is op 27 mei 2003 vastgesteld door de gemeenteraad van Houten. Deze visie schetst een beeld van de ontwikkelingsrichting voor de komende tien jaar. Alle aspecten die de leefkwaliteit in Houten bepalen worden in samenhang behandeld: sociale, economische, ruimtelijke en organisatorische aspecten. De aanwezige kwaliteiten (groene en veilige gemeente volgens uniek stedenbouwkundig concept ingericht, plek waar mensen prettig samen wonen en werken) moeten in de toekomst behouden blijven. In de strategische visie worden de volgende onderwerpen genoemd die een bijdrage leveren aan het behoud van deze kwaliteiten: evenwichtige bevolkingsopbouw, sterke sociale samenhang, voldoende voorzieningen, oorspronkelijke ontwerpfilosofie, goed functionerende rondweg, nieuwe aansluiting op rijkswegennet, fietsstad, station Castellum, groeikern los van Utrecht, recreatief gebruik buitengebied, interactiever. Deze visie is onderverdeeld naar vier doelstellingen met bijbehorende ambities. De doelstellingen zijn achtereenvolgens: uitgaan & ontspannen, elkaar kennen & inspireren, prettig wonen & leven en betrokken besturen in Houten 2015. De onderwerpen uit de strategische visie zijn verder uitgewerkt in onder meer de Ruimtelijke Visie Houten 2015.

3.4.2 Ruimtelijke Visie Houten 2015

De Ruimtelijke Visie Houten 2015 'Leven-de Ruimte' is op 26 april 2005 vastgesteld door de gemeenteraad van Houten en is een nadere uitwerking van de Strategische visie Houten 2015. In de ruimtelijke visie wordt antwoord gegeven op de volgende hoofdvragen:

  • Wat voor een gemeente willen we zijn in 2015?
  • Hoe houden we onze stad en ons platteland leefbaar, nu en in de toekomst?

Relevant voor dit bestemmingsplan is het streven om voor de leeftijdsgroep 12-18 nieuwe voorzieningen te realiseren. Ten tijde van het opstellen van de visie waren er te weinig ontmoetingsplekken voor deze groep. Inmiddels zijn binnen deelgebied Kruisboog diverse openbare voorzieningen aangelegd, waaronder een (beach) volleybalveld en een basketbalveld. Een tweede aandachtspunt is 'zorg'. Schaalvergroting dan wel concentratie in voorzieningen, met name in de zorg, kan spanning opleveren voor het uitgangspunt van nabijheid van voorzieningen. Daarom wordt waar mogelijk ingezet op multifunctionele gebouwen in de wijk met zorgsteunpunten. Geconcentreerd maar wel voldoende gespreid moet de zorg bereikbaar zijn voor iedereen. Dit vereist een efficiënte ruimtelijke vertaling.

3.4.3 Visie voorzieningen Houten

Een belangrijke voorwaarde voor het goed functioneren van de gemeente Houten is een adequaat niveau van maatschappelijke voorzieningen. Beleidsmatig zijn de ambities voor de gemeente Houten vooral gericht op een kwalitatief hoogwaardig voorzieningenniveau voor de eigen bewoners. Houten heeft geen specifieke regionale ambities alhoewel de kern (detailhandel) en het buitengebied (recreatie) wel voorzien in een regionale behoefte. In het kader van de visievorming is het bestaande voorzieningenapparaat geïnventariseerd. Hieruit blijkt dat Houten beschikt over een uitgebreid stelsel van voorzieningen op het vlak van onderwijs, kinderopvang, BSO, sportvoorzieningen etc. De kwaliteit van die voorzieningen is over het algemeen ook goed, al blijft er op onderdelen voldoende te wensen over. De doorgaande ontwikkeling leidt op onderdelen tot het uit de pas lopen van vraag en aanbod. Daarbij zijn er duidelijke verschillen tussen Houten-Noord, Houten-Zuid en de kleinen kernen. De combinatie van de beleidsmatige ambities, de inventarisatie en de behoeftebepaling leiden tot diverse voorstellen voor de fysieke voorzieningen op het gebied van onderwijs, sport, cultuur, welzijn, zorg en recreatie.

Inmiddels is een deel van deze voorstellen reeds uitgevoerd. Daarbij moet worden gedacht aan de realisatie van een nieuwe VMBO-school binnen deelgebied Kruisboog. Met de bouw van deze school is reeds gestart. Ook wordt uitvoering gegeven aan de voorstellen met betrekking tot kinderopvang. Recent zijn bouwvergunningen verleend voor twee nieuwe kinderdagverblijven binnen Weteringhoek. Dit past binnen het steven om deze functies te clusteren nabij sportvoorzieningen.

3.4.4 Waterplan Houten 2006-2009

Het Waterplan Houten 2006-2009 'Een integrale visie op water tot 2030' is een breed gedragen integrale watervisie voor het grondgebied van de gemeente Houten. In het waterplan komen watergerelateerde plannen, verplichtingen, bestaande waterknelpunten en -kansen bij elkaar. Ook worden maatregelen voorgesteld, die worden afgewogen in verplichting en ambitie, in relatie tot nut en financiering. Naast de planeigenaren gemeente Houten en Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, zijn de provincie Utrecht, Hydron Midden-Nederland en Rijkswaterstaat Utrecht planpartners. Thema's die van belang zijn voor het streefbeeld 2030 zijn: duurzaam en integraal waterbeheer; water als ruimtelijke drager; aantrekkelijk water; samenwerking en communicatie. Deze thema's zijn voor de periode tot 2015 onderverdeeld in streefbeelden en concrete maatregelen, zoals kennis (in het functioneren) van het complete watersysteem, toepassing van de trits vasthouden-bergen-afvoeren en waterneutraal bouwen.

3.4.5 Ruimtelijke kwaliteit

Op 23 juni 2011 heeft de gemeenteraad besloten Houten welstandsvrij te verklaren. Voortaan worden omgevingsvergunningen (voor bouwen) niet meer getoetst op welstand. Ter uitvoering van dit besluit is de welstandsnota uit 2004 ingetrokken. Tegelijkertijd is een nieuwe welstandsnota vastgesteld. Deze nota is een feitelijke excessenregeling. Alleen bij zaken waaraan een groot aantal mensen zich ergert zal de gemeente optreden. Besloten is om de beeldkwaliteit, daar waar mogelijk, te sturen via beeldkwaliteitsplannen. De opstelling van een beeldkwaliteitsplan bij dit bestemmingsplan heeft feitelijk gezien echter geen toegevoegde waarde. Alleen bij nieuwe ontwikkelingen, waarbij de aanvraag niet in het bestemmingsplan past, wordt getoetst aan het beeldkwaliteitsplan. Wanneer een vergunningsaanvraag binnenkomt voor de bouw binnen een van de voorzieningengebieden en men blijft binnen de regels van het bestemmingsplan, dan kan er geen toetsing aan het beeldkwaliteitsplan verplicht worden gesteld. Voor de nog te ontwikkelen kavels geldt dat de beeldkwaliteit gewaarborgd wordt door de projectgroep Kruisboog-Weteringhoek en wordt voorgelegd bij grondverkoop aan het college. Hierdoor wordt bij ontwikkeling de (beeld)kwaliteit vastgelegd. In de beheerfase kan de gemeente hier echter niet meer op sturen. Verder geldt voor alle bouwaanvragen, voor zowel uitbreidingen als nieuw-realisatie, dat er stedebouwkundige randvoorwaarden gesteld zijn voor beide gebieden.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

In een bestemmingsplan moet aandacht worden besteed aan milieu- en omgevingsaspecten. Vooral bij de ontwikkeling van nieuwe functies is het erg belangrijk om te weten of bijvoorbeeld de bodem wel schoon is of dat de luchtkwaliteit wel goed is. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan heeft in hoofdzaak een conserverend karakter, waarbij de bestaande bebouwing en het bestaande gebruik opnieuw worden bestemd. De nadruk in dit hoofdstuk ligt dan ook op het beschrijven van de huidige situatie van het milieu en andere omgevingsaspecten. Er wordt aandacht besteed aan de volgende thema's:

  1. 1. bodem;
  2. 2. geluid
  3. 3. bedrijven en milieuzonering;
  4. 4. luchtkwaliteit;
  5. 5. externe veiligheid;
  6. 6. flora en fauna;
  7. 7. archeologie en cultuurhistorie;
  8. 8. water;
  9. 9. verkeer en parkeren.

4.1 Bodem

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient onderzoek te worden verricht naar de kwaliteit van de bodem. Wanneer een bestemmingsplan betrekking heeft op vastlegging van een bestaande situatie is in beginsel geen bodemonderzoek noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een consoliderend plan en is in beginsel gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied.

Opgemerkt wordt dat in het kader van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt getoetst of de bodemkwaliteit geschikt is om te bouwen.

4.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect 'geluid'.

In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.

In deze paragraaf wordt ingegaan op de geluidsaspecten met betrekking tot wegverkeer. In of nabij het plangebied zelf is geen sprake van een gezoneerd industrieterrein of spoorweg.

Wegverkeer

Ingevolge het bepaalde in de Wet geluidhinder (Wgh) heeft in beginsel iedere weg een geluidszone. Een dergelijke zone geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangewezen gebied of wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. In of in de nabijheid van het plangebied bevinden zich diverse wegen met geluidzones die tot in het plangebied reiken (afbeelding 4.1). Relevant in dit kader zijn de Rondweg en De Brug Binnen de geluidzone van deze wegen (200 m) bevinden zich diverse geluidsgevoelige bestemmingen, te weten:

  1. 1. woning aan de Wijkerweg 1, deelgebied Kruisboog;
  2. 2. Berg en Boschschool, inclusief medisch kinderdagverblijf, deelgebied Kruisboog ;
  3. 3. Hospice, deelgebied Kruisboog ;
  4. 4. woonwagenstandplaats aan De Brug, deelgebied Weteringhoek;
  5. 5. Bogermanschool (nog te realiseren).

Voor alle hier boven genoemde situaties is akoestisch onderzoek uitgevoerd 1. Naar aanleiding van deze onderzoeken zijn hogere grenswaarden vastgesteld voor de woning aan de Wijkerweg 1 (besluit GS 4 december 1997), De Berg en Boschschool, inclusief medisch kinderdagverblijf aan de Handboog 4 (geluidsontheffing is meegenomen in de ontheffingsboekhouding Houten-Vinex) en het Hospice (geluidsontheffing is meegenomen in de ontheffingsboekhouding Houten-Vinex ). Voor de woonwagenstandplaats aan De Brug (Weteringhoek) is een ontwerp-hogerewaardebesluit ter inzage gelegd; hierop zijn geen zienswijzen ingediend. Het definitieve (vastgestelde) hogerewaardebesluit wordt gelijktijdig met het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage gelegd. Met betrekking tot de woonwagenstandplaats zij nog opgemerkt dat deze al sinds begin jaren tachtig aanwezig zijn. Het gaat in onderhavige situatie dan ook zuiver om de vastlegging van een bestaande situatie. Overigens zijn in het verleden al maatregelen genomen om de geluidsbelasting op de woonwagens te verminderen. Aan de zijde van De Brug is een geluidsscherm geplaatst. Als gevolg hiervan wordt aan deze zijde voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor geluid (48 dB). De vast te stellen hogere grenswaarden hebben dan ook alleen betrekking op geluid afkomstig van de Rondweg. Uit het akoestisch onderzoek voor de Bogermanschool blijkt dat voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde. Er behoeven geen maatregelen of hogerewaardebesluiten genomen te worden.

In het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen direct mogelijk gemaakt. Het thema geluid vormt hiermee geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0321.0180BPKRSBGWTHK-ONHR_0013.jpg"

Afbeelding 4.1. Toegestane snelheden van de wegen in en nabij het plangebied. Bron: www.maximumsnelheden.nl

  1. 1. Wijkerweg 1: akoestisch onderzoek Rondweg-Zuid (twee boerderijen): Goudappel Coffeng, kenmerk HTN113/Bx/1750, 9 juli 1997; Berg en Boschschool: akoestisch onderzoek Berg en Boschschool: Goudappel Coffeng, kenmerk HTN415/Byj/6197, 5 december 2008; Hospice: actualisatie akoestisch onderzoek Kruisboog Noord: Goudappel Coffeng, HTN429/Dtd/6262, 21 oktober 2009; Akoestisch onderzoek Woonwagenstandplaatsen De Brug te Houten. Goudappel Coffeng, kenmerk HTN454/Kmc/6335, 21 april 2011; Akoestisch onderzoek Bogermanschool Houten. Goudappel Coffeng, kenmerk HTN466/Bxt, 24 november 2011.

4.3 Bedrijven En Milieuzonering

Met de voorbereiding van het onderhavige bestemmingsplan dient te worden nagegaan welke bronnen in of nabij het plangebied een belemmering kunnen vormen voor gevoelige functies als wonen.

Doelstelling van het bestemmingsplan is dat bestaande bedrijfsactiviteiten in beginsel worden gerespecteerd en geregeld. Uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening heeft het geen zin een bedrijfsbestemming te projecteren die vanwege milieuregelgeving niet kan worden gerealiseerd. Daarnaast dient te worden bezien of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (de ‘omgekeerde werking’). Onderzocht moet dus worden wat – vooral in verband met de nabije aanwezigheid van gevoelige bebouwing of functies (als wonen, daaronder begrepen een woonwagenstandplaats) – de uitstralingseffecten van bedrijfsactiviteiten zijn en of dan in de nabijheid nog sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In dat kader worden in de VNG- brochure "Bedrijven en milieuzonering" richtafstanden gegeven. Die afstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

Het ruimtelijk beleid van rijk en provincies biedt gemeenten beleidsvrijheid voor maatwerk op lokaal niveau. De genoemde VNG-handreiking "Bedrijven en milieuzonering" is een hulpmiddel bij de invulling daarvan. De brochure kent Staten van Bedrijfsactiviteiten met indelingen in categorieën van bedrijven.

Door voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen en scholen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

In de richtafstandenlijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie:

milieucategorie grootste richtafstand
1 10 meter
2 30 meter
3.1 50 meter
3.2 100 meter

De factoren, die hebben geleid tot de indeling in categorieën dienen als indicatief te worden beschouwd, met dien verstande dat de bepalende "grootste afstand" niet mag worden overschreden, indien daardoor een bedrijfsactiviteit ontstaat die niet meer past binnen de indeling. De Staat is gebaseerd op het gemiddelde bedrijfstype. Daardoor kan de milieubelasting van de binnen dit type voorkomende bedrijven onderling nogal verschillen. Deze verschillen kunnen voortvloeien uit:

  • bedrijfsgrootte, productiecapaciteit opgesteld vermogen, aantal productiemedewerkers, terreinoppervlakte en dergelijke;
  • verouderingsgraad, nieuwe ontwikkelingen;
  • productiewijze.

Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zo ver met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.

De mogelijkheden voor bedrijfsvoering worden (vooral) bepaald door milieuregelgeving (o.a. Activiteitenbesluit, Wet Milieubeheer) en het kan voorkomen dat de planologisch geboden gebruiksmogelijkheden dan niet (maximaal) kunnen worden benut.

Wet milieubeheer/Activiteitenbesluit

Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) in werking getreden. Dit besluit bevat algemene milieuregels voor bedrijven. Inrichtingen die vallen onder het regime van het Activiteitenbesluit hebben vaak geen milieuvergunning nodig, maar moeten wel voldoen aan de voorschriften van het besluit. In de huidige systematiek vallen alle Wet-milieubeheerinrichtingen onder de algemene regels uit het Activiteitenbesluit, tenzij ze zijn uitgezonderd.

Relatie bedrijfsactiviteiten / woningen

Zowel deelgebied Kruisboog als Weteringhoek kennen een gemengd gebruik. Er is dan ook sprake van het gebiedstype 'gemend'. Dit betekent dat de richtafstanden met één categorie worden verlaagd. Categorie 3.1 wordt categorie 2, met de daarbij corresponderende richtafstand van 30 m in plaats van 50 m. De richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van de woning of woonwagen die volgens het bestemmingsplan of via vergunningsvrij bouwen mogelijk is. De gegeven afstanden zijn richtafstanden en geen harde afstandseisen. Dit betekent dat geringe afwijkingen in de lokale situatie mogelijk zijn.

In deelgebied Kruisboog bevinden zich 2 gevoelige functies, te weten de woning aan de Binnenweg 20 en de Wijkerweg 1. Laatstgenoemde woning grenst vrijwel direct aan de sportvelden van FC Delta Sports. Voor veldsportcomplexen geldt een hinderafstand van 30 m. (veldsportcomplex, SBI 931, nummer G). De woning aan de Binnenweg 20 grenst aan een perceel waar een overdekt zwembad gerealiseerd zal worden. Voor deze functie geldt eveneens een hinderafstand van 30 m (overdekt zwembad, SBI931, nummer 2). Geconcludeerd wordt dat beide woningen gedeeltelijk binnen de hindercirkel van de sportvelden respectievelijk het zwembad. Er is in deze gevallen afgeweken van de richtlijnen.

Binnen deelgebied Weteringhoek bevindt zich een woonwagenstandplaats. De standplaats is gelegen aan De Brug en grenst direct aan de gemeentewerf, c.q. het gemeentelijk afvalscheidingsstation. Conform de handreiking 'bedrijven en milieuzonering' dient tot gevoelige functies een afstand van 50 m aangehouden te worden in een rustige woonwijk en 30 m in gemengd gebied. Geconcludeerd wordt dat de woonwagenstandplaats binnen deze afstand is gelegen. In dit geval zijn er goede redenen om van de richtlijnen af te wijken, omdat uit akoestisch onderzoek blijkt dat aan de geluidnormen uit de milieuvergunning wordt voldaan (GS provincie Utrecht, 16 oktober 2007).

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan. Hinderveroorzakende en gevoelige functies bevinden zich op voldoende afstand van elkaar, dan wel is uit onderzoek gebleken dat de (geluids)normen niet worden overschreden.

4.4 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet Milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.

Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet Milieubeheer opgenomen grenswaarde, of;
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of;
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of;
  • het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).

Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Van een verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" is sprake, indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:

  1. a. woningbouw: minimaal 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  2. b. infrastructuur: minimaal 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  3. c. kantoorlocaties: minimaal 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 200.000 m2brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Voorliggend bestemmingsplan is in hoofdzaak conserverend van aard. Het bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast en maakt het mogelijk om de lege kavels te bebouwen via een uitwerkingsplan. Indien gebruik wordt gemaakt van de uitwerkingsbevoegdheid zal onder meer de uitvoerbaarheid moeten worden aangetoond. In dat kader moet onder meer aandacht worden besteed aan het thema luchtkwaliteit.

Samenvattend wordt geconcludeerd dat ede luchtkwaliteit niet zal verslechteren ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan. Op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer is in dat geval geen onderzoek naar de luchtkwaliteit vereist. Er wordt immers voldaan aan het gestelde in artikel 5.16 lid b: de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.5 Externe Veiligheid

Beleidskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Ook de risico's van het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu coördineert het overheidsbeleid voor externe veiligheid.

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  1. 1. inrichtingen;
  2. 2. vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  3. 3. vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Het Besluit Externe Veiligheid voor Inrichtingen (Bevi) is in oktober 2004 in werking getreden. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimum (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Indien, op grond van een Wro-besluit, de bouw of vestiging van een kwetsbaar- of beperkt kwetsbaar object mogelijk wordt gemaakt, is het Bevi van toepassing.

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de daarbij behorende regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen, daaronder begrepen aardgastransportleidingen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Met het Bevb/Revb is de circulaire "zonering langs hoge druk aardgasleidingen" uit 1984 vervangen.

In augustus 2004 is voor het vervoer van gevaarlijke stoffen de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen gepubliceerd. In de circulaire RNVGS (2004) is het rijksbeleid over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving, verduidelijkt en geoperationaliseerd. In de circulaire is zoveel mogelijk aangesloten bij het Bevi.

Voor zowel de behandelingen met gevaarlijke stoffen bij bedrijven als het transport van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, namelijk het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Het plaatsgebonden risico (10-6 /jaar) geeft inzicht in de kans op overlijden van een individu op een bepaalde afstand van een risicovolle activiteit. Het groepsrisico wordt bepaald door de aanwezige mensen in de nabijheid van een eventueel ongeval bij een risicovolle activiteit en geeft het aantal mogelijke (dodelijke) slachtoffers weer. Ten aanzien van het PR geldt dat er bij besluitvorming op een ruimtelijk plan een grenswaarde in acht dient te worden genomen (kwetsbaar object) dan wel met een richtwaarde rekening dient te worden gehouden (beperkt kwetsbaar object). Voor het GR geldt een oriëntatie waarde (BEVI) of een oriëntatiewaarde (circulaire Rvgs).

Situatie

Het plangebied bevindt zich binnen het invloedsgebied van de volgende risicobronnen (zie afbeelding 4.2):

  1. 1. Een LPG-tankstation (deelgebied Weteringhoek) (rode driehoekje op bovenstaande kaart).
  2. 2. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor (spoorlijn) (beide deelgebieden).
  3. 3. De locale weg 'Rondweg ' (loopt langs beide deelgebieden).
  4. 4. Een aardgastransportleiding (deelgebied Kruisboog) (rode stippellijn op bovenstaande kaart).

Door advies- en ingenieursbureau DHV is het groepsrisico van genoemde risicobronnen berekend en is een handreiking ten behoeve van de verantwoording opgesteld2. In het vervolg van deze paragraaf worden de resultaten per risicobron besproken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0321.0180BPKRSBGWTHK-ONHR_0014.png"

Afbeelding 4.2. Uitsnede risicokaart ter hoogte van het plangebied (beide deelgebieden).

LPG-tankstation

In deelgebied Weteringhoek bevindt zich een inrichting die valt onder de werking van het Bevi. Het betreft LPG tankstation De Poort. Het tankstation zelf is buiten het plangebied gelegen, maar het vulpunt en het reservoir zijn binnen het plangebied gelegen, in de zone tussen de brandweerkazerne en de Rondweg. Binnen de PR 10-6contour van het lpg-vulpunt zal een nieuwe politiepost worden gerealiseerd (kavel 9). Aan het perceel is in het bestemmingsplan de bestemming Maatschappelijk toegekend. Het belendende perceel, dat buiten de 10-6contour valt, is voorzien van een uitwerkingsbevoegdheid. Op de verbeelding van het bestemmingsplan wordt de PR 10-6 contour opgenomen (45 m). Binnen deze contour worden geen (beperkt) kwestbare objecten toegestaan, zoals scholen en kinderdagverblijven.

Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de invulling van deze kavels (kavel 9) niet leidt tot een toename van het groepsrisico en een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Daarbij wordt wel uitgegaan van een situatie zonder hittewerende coating. Dit is nog geen wettelijke verplichting, maar wel de feitelijke praktijksituatie. Tankstation De Poort heeft namelijk de firma LP Gas als leverancier van het LPG. Deze firma is onderdeel van de brancheorganisatie Vereniging Vloeibaar Gas, dat in haar richtlijnen het gebruik van tankwagens met een hittewerende coating verplicht heeft gesteld. Daarnaast is er een wet in voorbereiding die het gebruik van een hittewerende coating bij tankwagens wettelijk vastgelegd. Naar verwachting treedt deze wet over 1 a 2 jaar (peildatum september 2011) in werking.

Tot slot is het zo dat de LPG-tank die er ligt verhoudingsgewijs groter dan gebruikelijk en noodzakelijk is, wanneer de inhoud afgezet wordt tegen de doorvoer van LPG van tankstation De Poort. Het is een mogelijkheid om een begrenzer te plaatsen, waardoor de hoeveelheid LPG aanzienlijk beperkt wordt (van 40 m3 naar 20 m3) en het groepsrisico verder daalt. De gemeente gaat aansturen op het nemen van deze maatregel. Tevens wordt in de regels opgenomen dat verdere toevoeging van functies gericht op verminderd zelfredzame personen, niet is toegestaan. Met deze maatregelen wordt tegemoet gekomen aan de reactie van de VROM-inspectie uit het vooroverleg 3.1.1 Bro.

afbeelding "i_NL.IMRO.0321.0180BPKRSBGWTHK-ONHR_0015.jpg"

Afbeelding 4.3. PR 10-6 contour van het lpg-vulpunt en reservoir. Bron: DHV.

Buisleidingen

Binnen deelgebied Kruisboog is een aardgastransportleiding gelegen: W-506-05-KR-007. De risico's die worden veroorzaakt door een hogedruk aardgasleiding zijn afhankelijk van de werkdruk en de diameter van de leiding. In dit geval gaat het om een leiding met een diameter van 8 inch en een werkdruk van 40 bar.

Op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is het verplicht om een berekening uit te voeren op het gebied van externe veiligheid bij een bestemmingsplan, wanneer er zich een gasleiding of een beperkt kwetsbaar object in het plangebied bevindt. Uit het onderzoek van DHV blijkt dat de gasleiding geen PR noch een GR heeft. De onderhavige buisleiding kent in ieder geval een bebouwingsvrije zone van 4 meter, gemeten uit het hart van de leiding: in totaal een strook van 8 meter (zie ook verbeelding). Deze strook strekt zich binnen het plangebied vrijwel volledig over de volkstuinen uit. Binnen deze strook bevinden zich enkele (onvergunde) tuinhuisjes die niet of nauwelijks de grond in strekken. Het risico van de buisleiding en de aanleiding voor het hanteren van een bebouwingsvrije strook is feitelijk gebaseerd op mogelijke beschadiging van de leiding, welke op 1,62 meter diepte ligt. Toekomstige tuinhuisjes e.d. mogen nadrukkelijk niet worden geplaatst in deze zone, maar de bestaande situatie van enkele tuinhuisjes wordt geaccepteerd.

Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor

Op circa 390 meter van het deelgebied Kruisboog en op circa 750 meter van het deelgebied Weteringhoek bevind zich de spoorlijn Utrecht-'s-Hertogenbosch. Op basis van de door ProRail uitgegeven vervoercijfers voor gevaarlijke stoffen spoor (spoorvervoer "meldplichtige" stoffen alle vervoerders 2006, april 2007) vindt er over dit traject transport van gevaarlijke stoffen plaats. Het invloedsgebied van de spoorlijn wordt bepaald door het vervoer van toxische gassen (stofcategorie B2). Het invloedsgebied van deze stofcategorie ligt op circa 1500 meter van het spoor. Op voorhand is staat vast dat de bijdrage van beide gebieden aan het groepsrisico minimaal is. Om deze reden is het niet nodig om het groepsrisico uit te rekenen. Maatregelen ter beperking van het groepsrisico worden niet zinvol geacht, dan wel vallen buiten de bevoegdheid van de gemeente Houten. .

Langs de beide deelgebieden loopt de Rondweg,die bij de Kruisboog aansluit op de N410. Hierover vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats (waaronder LPG, benzine, gewasbeschermingsmiddelen, consumentenvuurwerk). Het invloedsgebied van deze wegen wordt bepaald door het vervoer van toxische vloeistoffen (LT2). Het invloedsgebied van de stof LT2 ligt op 950 meter. Aangezien het aantal transporten van gevaarlijke stoffen zeer beperkt is, worden deze wegen als niet relevant beschouwd. Het is dan ook net nodig om een groepsrisicoberekening uit te voeren.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

  1. 2. Verantwoording groepsrisico Kruisboog en Weteringhoek. DHV september 2011, BA4272-101-100, registratienummer MD-AF20111735/MVI, versie: definitief.

4.6 Flora En Fauna

De Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet vormen het belangrijkste juridische kader voor natuurbescherming in Nederland. De verplichtingen voor de bescherming van natuurgebieden zijn opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998 en de bescherming van plant- en diersoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. Deze wetten kunnen worden gezien als een vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Er kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming.

Gebiedsbescherming

Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling is een gemeente verplicht om te onderzoeken of het plangebied in of bij een speciale beschermingszone (sbz) als bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998 ligt. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten mogen niet worden aangetast.

Het plangebied ligt niet binnen of in de nabijheid van een speciale beschermingszone, waardoor nader onderzoek voor dit aspect niet noodzakelijk is.

Soortbescherming

De "Flora- en faunawet" heeft tot doel om beschermde flora- en faunasoorten te beschermen. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het geding komen. Indien dergelijke soorten aanwezig zijn en door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een ontheffing aangevraagd worden.

Gelet op het feit dat het bestemmingsplan in beginsel consoliderend van aard is en geen directe ontwikkelingen mogelijk maakt, hoeft in het kader van dit bestemmingsplan geen nader ecologisch onderzoek plaats te vinden. Uit reeds eerder uitgevoerd onderzoek blijkt dat het plangebied (althans het noordelijk deel van Kruisboog) een vaste rust- en verblijfplaats is van padden en kikkers. Ten tijde van de paddentrek worden beschermende maatregelen getroffen om paddensterfte te voorkomen. Door vrijwilligers worden schermen langs de Binnenweg geplaatst en worden emmers ingegraven. Hiermee worden de padden gevangen, zodat ze overgezet kunnen worden. In het kader van het (postzegel)bestemmingsplan De Brug is in mei 2009 een ecologische quickscan uitgevoerd (deelgebied Weteringhoek). Uit het onderzoek blijkt dat er geen strikt beschermde soorten in het plangebied voorkomen. Wel wordt de aanwezigheid van de egel en enkele amfibieën verwacht, maar slechts in langs de randen in de houtwal.

4.7 Archeologie En Cultuurhistorie

Archeologie

De gemeente Houten beschikt over een archeologische beleidsadvieskaart. Uit de kaart blijkt dat het plangebied verschillende archeologische verwachtingswaarden kent (afbeelding 4.3):

  1. 1. Het overgrote deel van de plangebieden kent een lage archeologische verwachting of geen archeologische verwachting (categorie 5). Gebieden met een dergelijke waarde behoeven geen planologische bescherming.
  2. 2. Een deel van plangebied Weteringhoek is aangewezen als gebied van archeologische waarde (categorie 2). Op basis van archeologisch veldonderzoek is de betreffende zone echter gedeselecteerd In het gebied zijn geen archeologische resten aangetroffen. In verband hiermee behoeft dit deel van het plangebied geen planologische bescherming.
  3. 3. De randen van zowel Kruisboog als Weteringhoek hebben een hoge archeologische verwachting (categorie 3). In deze gebieden geldt op basis van geologische en bodemkundige opbouw en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een hoge archeologische verwachting. Dat wil zeggen dat in deze gebieden sprake is van een hoge concentratie archeologische vindplaatsen met goede conserveringsomstandigheden. De kans op het aantreffen van archeologische vondsten bij bodemingrepen is daarom zeer groot. Conform de toelichting op de beleidsadvieskaart moeten gronden die in een dergelijke zone liggen worden voorzien van een dubbelbestemming. Voor het uitvoeren van bouwwerkzaamheden en andere werkzaamheden (aanleggen) groter dan 500 m2 en dieper dan 0,5 is een omgevingsvergunning vereist.

afbeelding "i_NL.IMRO.0321.0180BPKRSBGWTHK-ONHR_0016.jpg"

Afbeelding 4.4. Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart Houten. De plangebieden zijn blauw omkaderd.

Monumenten

In het plangebied bevinden zich geen monumenten.

Conclusie

Uit de archeologische beleidsadvieskaart blijkt dat het overgrote deel van het plangebied een lage of geen archeologische verwachtingswaarden heeft. De zone in deelgebied Weteringhoek met een archeologische waarde is op basis van archeologische veldonderzoek gedeselecteerd. Deze gebieden behoeve dan ook geen planologische bescherming. Ter bescherming van de zones met een hoge archeologische verwachtingswaarde - grenzend aan de Rondweg - is een dubbelbestemming toegekend. Archeologische waarden zijn hiermee voldoende beschermd. In het plangebied bevinden zich geen monumenten.

4.8 Water

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR). Op grond van het waterschapsreglement is het waterschap belast met de taak van integraal waterbeheer binnen het beheersgebied, inclusief het stedelijk gebied. Deze taak omvat zowel de zorg voor het oppervlaktewater in kwantitatief als in kwalitatief opzicht. De taken worden uitgevoerd overeenkomstig de in het waterhuishoudingsplan en integrale waterbeheersplannen vastgestelde doelstellingen. De gemeente zorgt in stedelijk gebied in het algemeen voor de afwatering. Ten tijde van de planvorming van Houten-Vinex, waaronder Kruisboog en Weteringhoek, is in samenwerking met het HDSR een integraal waterplan gemaakt voor geheel Houten-Vinex en omgeving. Uit de reactie behorende bij het vooroverleg 3.1.1 Bro blijkt dat de bebouwing die mogelijk gemaakt wordt door het nieuwe bestemmingsplan meer is dan waar bij het Waterplan Houten Vinex van uit is gegaan. Afgesproken is dat bij verdere bebouwing compensatie dient te plaats te vinden door infiltratie van het hemelwater of het graven van een extra waterberging, waarbij advies ingewonnen wordt bij het HDSR.

Kaderrichtlijn Water

Een deel van de Houtensewetering (deelgebied Weteringhoek) is in het kader van de Europese Kaderrichtlijn Water aangemerkt als 'waterlichaam'. Het betreft het deel vanaf de stuw tussen Houtensewetering 25 en 27 in noordwestelijke richting. De consequentie hiervan is dat de ecologische- en waterkwaliteit in ieder geval niet mogen verslechteren. Nieuwe en bestaande ruimtelijke functies mogen geen negatieve gevolgen hebben voor deze doelstelling.

Waterkering

In het plangebied (deelgebied Weteringhoek) ligt een regionale waterkering. De waterkering ligt aan de zuidzijde van de Houtensewetering. De kering heeft een waterstaatswerkzone van 12 m breed en een aansluitende beschermingszone van 50 m aan de zuidzijde.

Doel van de waterkering is veiligheid tegen overstroming en voorkomen van wateroverlast. De waterkering bestaat uit verschillende zones te weten:

  1. 1. Waterstaatswerk;
  2. 2. Beschermingszone.

Ad. 1

Het 'waterstaatswerk' is 12 m breed en omvat de kade zelf en een kerzone achterland. In deze zone mag niet gebouwd worden volgens de Keur van het Hoogheemraadschap. Tenzij door middel van onderzoek is aangetoond dat er geen negatieve gevolgen ontstaan voor de waterkering. Een dergelijk onderzoek moet altijd in overleg met het Hoogheemraadschap worden gestart.

Ad 2.

Vanaf het 'waterstaatswerk' ligt de beschermingszone die 50 m breed is. In de waterstaatswerkzone en de beschermingszone zijn niet alle ontwikkelingen zonder meer toegestaan. Voort de ontwikkelingen in beide zones van waterkering is een Watervergunning nodig, voordat activiteiten worden uitgevoerd. De (beperkende) regels zijn opgenomen in de Keur. Meer informatie staat op de website www.destichtserijnlanden.nl/vergunningen.

Rioolpersleiding

In deelgebied Weteringhoek ligt een rioolpersleiding. De leiding ligt ten noorden van de Houtensewetering over de gehele lengte van het plangebied. Ter bescherming van de leiding wordt aan de leiding een dubbelbestemming toegekend, met aan weerszijden een beschermingszone van 2 meter breed. De breedte van de zone bedraagt in totaal 4,5 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.0321.0180BPKRSBGWTHK-ONHR_0017.png"

Afbeelding 4.5. Rioolpersleiding (zwarte lijn) en waterkering (oranje lijn) deelgebied Weteringhoek.

4.9 Verkeer En Parkeren

Voor het plangebied (deelgebied Kruisboog en Weteringhoek) is een onderzoek uitgevoerd naar de huidige en toekomstige situatie met betrekking tot verkeer en parkeren3. Per deelgebied zijn verkeers- en parkeertellingen uitgevoerd. Op basis hiervan heeft de gemeente een reëel beeld van de verkeer- en parkeersituatie in het plangebied. Het onderzoek bevat ook een prognose voor de situatie dat alle kavels in beide gebieden ingevuld zijn. Hieronder worden de conclusies per deelgebied besproken.

Kruisboog

In Kruisboog vindt parkeren overwegend plaats in de openbare ruimte. Bij de ontwikkeling van het gebied is een grote parkeerruimte in het midden van het gebied aangelegd. Daarnaast zijn op diverse andere plaatsen parkeervoorzieningen aangelegd. In totaal zijn er 459 openbare parkeerplaatsen aanwezig. Uit tellingen blijkt dat in de huidige situatie ruimschoots voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn. Tijdens piekmomenten (zaterdagochtend) zijn maximaal 389 parkeerplaatsen bezet. Bij een volledige invulling van het gebied, exclusief de kavels 17-21, wordt de capaciteit tijdens piekmomenten (zaterdagochtend) licht overschreden. Om ook in de toekomst over voldoende parkeerplaatsen te beschikken wordt in het onderzoek aanbevolen om op de nog niet ingevulde kavels geen sport- of aanverwante voorzieningen te realiseren. Hiermee wordt voorkomen dat er een tekort ontstaat tijdens piekmomenten (zaterdagochtend). Voor de nog niet ingevulde kavels 17-21 in het noordelijk deel van Kruisboog worden geen openbare parkeerplaatsen aangelegd. Hier geldt als voorwaarde dat parkeren op eigen terrein moet plaatsvinden. Met betrekking tot de verkeersafwikkeling geldt dat in de huidige situatie in de ochtend- en avondspits de capaciteit van de wegen wordt bereikt. Dit hangt vooral samen met het relatief grote aantal kinderdagverblijven in Kruisboog. Aanbevolen wordt om op de nog niet ingevulde kavels geen kinderdagverblijven mogelijk te maken.

Weteringhoek

Evenals in Kruisboog zijn de functies in Weteringhoek gegroepeerd rondom een centaal parkeerveld. In totaal zijn er 519 openbare parkeerplaatsen aanwezig. Tijdens piekmomenten (zondagmiddag 12.00 uur) zijn maximaal 151 parkeerplaatsen bezet. In de huidige situatie is daarmee ruim voldoende parkeergelegenheid aanwezig. Gelet op de overcapaciteit is het de verwachting dat ook bij een volledige invulling van het gebied (alle kavels zijn bezet) er voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn. Uit de verkeerstellingen (huidige situatie) blijkt dat de capaciteit van de Hefbrug / De Brug voldoende is. Prognoses wijzen uit dat met name tijdens de avondspits de verwachte verkeersintensiteit de capaciteit nadert. Als de kavels waarvoor nog geen gegadigden zijn (exclusief de twee geplande kinderdagverblijven) worden ingevuld conform het gemiddelde van het plangebied dan zijn er geen problemen te verwachten. Komt de nadruk te liggen op functies met een piek in de avondspits (zoals kinderdagverblijven en naschoolse opvang) dan is nader onderzoek nodig naar de afwikkeling op het kruispunt De Brug - Rondweg.

Conclusie

Zowel in Kruisboog als in Weteringhoek nadert de verwachte verkeersintensiteit de capaciteit indien de nog niet ingevulde kavels worden ingevuld met functies met een hoge piek in de ochtend- en avondspits (kinderdagverblijven en naschoolse opvang). Aanbevolen wordt om deze functies niet zonder meer mogelijk te maken. Indien toch voor deze functies wordt gekozen is nader onderzoek nodig. Met betrekking tot de parkeersituatie doen er zich verschillen voor tussen Kruisboog en Weteringhoek. Binnen Kruisboog wordt de capaciteit bereikt bij volledige invulling van het gebied. Functies met een piek op zaterdagochtend (sportvoorzieningen) zijn niet wenselijk. Binnen Weteringhoek is in de huidige situatie een overcapaciteit aan openbare parkeerplaatsen. Het is de verwachting dat ook bij een volledige invulling van het plangebied zich geen problemen zullen voordoen.

  1. 3. Goudappel Coffeng, Parkeren en verkeersafwikkeling, tellingen en progoses Kruisboog en Weteringhoek. Kenmerk: HTN 271/Fdf/6281, 8 juli 2010.

Hoofdstuk 5 Uitgangspunten

De voorzieningengebieden Kruisboog en Weteringhoek vervullen een belangrijke functie binnen de gemeente Houten. De gebieden zijn centraal gelegen aan de oost- en westzijde van de Rondweg en zijn daarmee goed bereikbaar voor alle bewoners van Houten. De gebieden zijn opgezet volgens een weldoordacht stedenbouwkundig plan. Bij de aanleg is strak de hand gehouden aan de uitgangspunten van het stedenbouwkundig ontwerp. In samenhang met het welstandsbeleid heeft dit geleid tot een hoge ruimtelijke kwaliteit met op enkele plaatsen markante architectuur. Om ook in de toekomst grip op de ruimtelijke kwaliteit te kunnen houden zijn de volgende ruimtelijke en functionele uitgangspunten opgesteld voor dit bestemmingsplan:

  1. 1. bestaande bebouwing / ontwikkelingen waarover (principe)besluitvorming heeft plaatsgevonden worden gedetailleerd bestemd;
  2. 2. bestaande functies worden gedetailleerd vastgelegd;
  3. 3. nog niet ingevulde kavels worden voorzien van een uitwerkingsbevoegdheid.

Ad 1.

Omdat het gebied voor het grootste gedeeltelijk uitontwikkeld is, wordt er voor gekozen de bouwgrenzen straks rondom de bestaande bebouwing te leggen. Eventuele uitbreidingen zijn niet uitgesloten, maar wel geldt dat een afwijkingsprocedure doorlopen moet worden. In dat kader zal het voorgenomen plan aan het stedenbouwkundig ontwerp voor het gebied worden getoetst. Ook moet voldaan worden aan de parkeernormen die voor de functie gelden. De belangrijkste stedenbouwkundige randvoorwaarden zijn:

  1. a. per kavel maximaal 30% bebouwd;
  2. b. per kavel maximaal 20% aaneengesloten verharding ten behoeve van parkeren;
  3. c. per kavel minimaal 50% groen;
  4. d. bebouwing maximaal 2 bouwlagen hoog (8 m) met eventueel een terugliggende derde laag (11 m);
  5. e. zijgevel minimaal 5 m uit erfgrens/ voorgevel minimaal 4 m uit erfgrens;
  6. f. representatieve zijde georiënteerd op de openbare ruimte;
  7. g. haag op grens eigen terrein en openbare ruimte.

Voor drie nog niet ingevulde kavels bestaan concrete plannen waarover reeds (principe)besluitvorming heeft plaatsgevonden. Het betreft kavel 9 en kavel 15a in deelgebied Weteringhoek en kavel 11a in deelgebied Kruisboog.

Kavel 9 Weteringhoek

Het voornemen bestaat om op kavel 9 een nieuwe politiepost te bouwen. Voor deze kavel gelden dezelfde stedenbouwkundige uitgangspunten als hier boven geschetst. In verband met de ligging nabij de entree van Weteringhoek, wordt als aanvullende eis gesteld dat het gebouw wordt voorzien van een accent.

Kavel 15a Weteringhoek

Het voornemen bestaat om op kavel 15a de nieuwbouw van de Bogermanschool te realiseren. Na realisatie van de bouw vertrekt de Bogermanschool vanaf de bestaande locatie vanaf de Lobbendijk naar deze locatie in de Weteringhoek. Voor deze realisatie is akoestisch onderzoek uitgevoerd, zie ook paragraaf 4.2 van deze toelichting. Voorafgaand aan de realisatie wordt bodemonderzoek en verkeersonderzoek uitgevoerd. Tevens wordt overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap over het realiseren van watercompenserende maatregelen.

Kavel 11a Kruisboog

Centrum Amadorra is voornemens zich te vestigen op kavel 11a in deelgebied Kruisboog. Behoudens de algemene stedenbouwkundige voorwaarden, gelden voor kavel 11a geen bijzondere voorwaarden.

Ad 2.

Een belangrijk aandachtpunt in beide plangebieden is de verkeersafwikkeling. Uit prognoses blijkt dat de capaciteit van de ontsluitingswegen in beide plangebieden wordt genaderd, indien functies worden toegelaten met een piek in de ochtend- en avondspits (onder meer kinderdagverblijven en naschoolse opvang). Daarnaast geldt voor Kruisboog dat de parkeercapaciteit wordt genaderd, indien er nog meer sportvoorzieningen worden toegelaten. In verband hiermee is ervoor gekozen de bestaande functies in het plangebied vast te leggen. Gebruikswijzigingen zijn niet zonder meer toelaatbaar, maar slechts nadat het bestemmingsplan is gewijzigd. Daartoe wordt een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan opgenomen.

Ad 3.

Binnen Kruisboog en Weteringhoek zijn diverse kavels nog niet ingevuld. Deze kavels worden niet rechtstreeks bestemd, maar voorzien van een uitwerkingsbevoegdheid. De uitwerkingsbevoegdheid maakt het in principe mogelijk om uiteenlopende functies te realiseren, mits wordt voldaan aan de stedenbouwkundige randvoorwaarden (zie ad 1) en er een oplossing wordt gevonden voor de verkeer- en parkeersituatie. Voor de kavels 17-21 in Kruisboog geldt in ieder geval dat parkeren op eigen terrein moet worden gerealiseerd conform de voor de functie geldende parkeernormen.

Hoofdstuk 6 Handhaving En Uitvoering

6.1 Algemeen

De aspecten van de handhaving, de handhaafbaarheid alsmede van de integrale veiligheid spelen bij het maken en uitvoeren van nieuwe (bestemmings)plannen een steeds belangrijker wordende rol. In het kader van de fundamentele herziening van belangrijke wetten zoals de Wet Ruimtelijke Ordening (WRO) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) heeft het Ministerie van VROM nadrukkelijk gewezen op het belang van een adequate handhaving van de wettelijke bepalingen en de vastgestelde plannen. Handhaving is daarmee in de loop van de tijd niet alleen speerpunt van rijksbeleid geworden, maar ook van provinciaal en gemeentelijk beleid. In die ontwikkeling tijdens de afgelopen jaren hebben de calamiteiten in Enschede, Volendam, Tiel en Maastricht (maar ook die op lokaal niveau) hun eigen stuwende rol gespeeld.

Niet alleen de overheid richt haar aandacht in toenemende mate op veiligheid en handhaving. Ook in de jurisprudentie van de (bestuurs-)rechter is een tendens zichtbaar die de beleidsvrijheid van overheden met betrekking tot de inzet van het handhavinginstrumentarium steeds verder inperkt. Onder deze bestuurlijke en gerechtelijke druk van boven, maar ook door de druk die de steeds mondig wordende burgers via klachten en handhavingsverzoeken opvoeren, ontkomen de handhavingsinstanties zoals de gemeente niet aan het voeren van een actief, strategisch, integraal en operationeel handhavingsbeleid. Hierbij moet de handhavende instantie (jaarlijks) prioriteiten,

speerpunten, doelen en activiteiten vastleggen en uitvoeren op basis van heldere probleemanalyses.

Handhaving is overigens veel meer dan feitelijk optreden. Er bestaat een onderscheid tussen preventieve en repressieve handhavingsinstrumenten. Onder preventieve instrumenten vallen onder andere communicatie, voorlichting en vormen van (financiële) ondersteuning als subsidieverlening. De grootste groep klanten/burgers heeft namelijk de intentie om de regels keurig na te leven. Om hen hierin te ondersteunen is het van belang juiste voorlichting te geven en heldere afspraken te maken. Als klanten zich toch niet aan de regels houden proberen we dat tijdig te signaleren, zodat zij en anderen niet onnodig worden geconfronteerd met de vervelende gevolgen van een overtreding.

Hierbij wordt systematisch, wijkgericht en projectmatig onderzocht waarom mensen (welke) regels overtreden. De uitkomsten hiervan gebruiken we om regelovertreding zoveel mogelijk te voorkomen.

Naast deze preventieve maatregelen is het minstens zo belangrijk om klanten die bewust de regels overtreden aan te pakken. Deze overtreders kunnen dan rekenen op een sanctie. Vormen van repressieve instrumenten zijn onder meer controle, toezicht en opsporing plus het hanteren van sancties als bestuursdwang, dwangsom (bestuursrecht) en boetes (strafrecht).

6.2 Jurisprudentie

Ingevolge de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: AbRS) geldt dat alleen van handhavend optreden ten opzichte van een illegale situatie kan worden afgezien onder bijzondere omstandigheden dan wel bij concreet zicht op legalisatie. Onlangs heeft de AbRS dit vereiste nog eens nader gespecificeerd (AbRS 16 mei 2007, LJN: BA5244).

De omstandigheid dat een overtreding door een bestuursorgaan lange tijd ongemoeid is gelaten betekent niet zonder meer dat het bestuursorgaan daartegen niet meer handhavend mag optreden. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving is, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift, het bevoegde bestuursorgaan verplicht tot handhaving. Alleen onder bijzondere omstandigheden kan het bestuursorgaan afzien van handhaving. Dit is het geval als concreet zicht op legalisatie bestaat of als handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding met de daarmee te dienen belangen dat in die concrete situatie van handhavend optreden kan worden afgezien

6.3 Het Gemeentelijke Handhavingsbeleid

Op 3 februari 2004 heeft de raad de Kaderstellende nota Integrale Handhaving vastgesteld. Jaarlijks doet het college van burgemeester en wethouders verslag van de werkzaamheden die het afgelopen jaar zijn verricht en wordt een jaarplan opgesteld waarin de werkzaamheden en de prioriteiten voor het komende jaar worden bepaald. Met de invoering van het omgevingsrecht (Wabo, Besluit Omgevingsrecht – BOR, en Regeling Omgevingsrecht - MOR) moet dit nog nadrukkelijker gebeuren vanwege het aanscherpen van de wettelijke eisen.

6.3.1 Integrale samenwerking en prioriteitsstelling

Er is anno 2010 sprake van een gecoördineerde samenwerking tussen de afdelingen van onze gemeentelijke organisatie die de meeste vergunningen verlenen en die de meeste controles uitvoeren. De hiervoor noodzakelijke afstemming, coördinatie en samenwerking vinden hun basis nog steeds in de Nota Integrale Handhaving 2004. Ook de externe samenwerking met handhavingspartijen wordt hierbij betrokken. Wat dat betreft heeft het integrale handhavingsbeleid (de nota integrale handhaving) haar duurzaamheid bewezen, maar ook bij het afhandelen van (illegale) situaties worden heldere keuzes gemaakt als resultante van een deugdelijk afwegingsproces. Al of niet optreden vindt plaats op grond van een rangschikking die wordt opgesteld aan de hand van een prioriteitenstelling en risicobepaling (ernst en kans). Op basis van de nota integrale handhaving heeft de gemeente twee interne overlegverbanden in het leven geroepen: het Vergunningenoverleg en het Handhavingsoverleg. Er is verder gebleken dat de wijze waarop in Houten al jaren wordt samengewerkt bijna naadloos aansluit op de werkwijze die door de Wabo wordt verlangd.

De Wabo is op 1 oktober 2010 ingevoerd en beoogd een betere en snellere dienstverlening van de overheid aan burgers en bedrijven. Door integrale vergunningverlening en handhaving ontstaat een doelmatige manier van werken en levert op termijn een besparing op. Voor wat betreft de nieuwe werkwijze onder de Wabo zal gebruik gemaakt blijven worden van het Vergunningenoverleg. Daarnaast zal het Handhavingsoverleg een prominentere rol gaan krijgen.

6.3.2 Minder vergunningverlening en meer nadruk op toezicht/handhaving

Door de inwerkingtreding van het BOR (bouwregelgeving), het Activiteitenbesluit (milieuregelgeving)

en het Gebruiksbesluit (brandveiligheidsregelgeving) komt de nadruk steeds minder op vergunningverlening en steeds meer op toezicht en handhaving te liggen. Door deze wetswijzigingen is er steeds vaker sprake is van meldingen en steeds minder vaak van vergunningen. Toetsen en controles vinden daardoor steeds vaker gedurende of na een bepaalde ontwikkeling plaats. En hoewel aanvankelijk de indruk bestond dat, door de afname van het aantal vergunningen, de werkdruk zou verminderen, is het tegendeel waar. Er zullen dus keuzes gemaakt moeten worden. Mede om die reden zijnde landelijke vakorganisaties van de Brandweer, het Bouwtoezicht en Milieu (in opdracht van VROM) bezig met de ontwikkeling van een integraal toezichtprotocol. Medio 2008 was de ontwikkeling zo ver dat het een werkbaar instrument was. Dit instrument is inmiddels getest en het blijkt een goede basis te vormen voor integrale controles.

Doordat steeds meer toezicht plaats zal (moeten) gaan vinden, zullen veel mogelijke overtredingen eerder ("tijdens de rit") ontdekt worden. Of en in hoeverre dit gevolgen zal hebben voor het naleefpercentage, valt op voorhand niet te zeggen. In zijn algemeenheid kan echter wel gezegd worden dat handhavingsacties afnemen en voorkomen worden naarmate het toezicht toeneemt. Het is de bedoeling dat zo veel mogelijk burgers en bedrijven door een strikt toezicht bij een eerste controle blijken te voldoen aan alle regels. Hieruit vloeit het zogenaamde naleefpercentage voort. Is eenmaal

vastgesteld dat er sprake is van een overtreding waarop handhaving moet volgen, dan voorziet het beleid in een driestappenplan waarlangs de doelen van de handhaving (ongedaan maken onwenselijke/onveilige situatie) kunnen worden bereikt. Het driestappenplan bestaat uit:

  1. 1. bestuurlijke waarschuwing;
  2. 2. voornemen van een dwangsom/bestuursdwang (voorkeur voor dwangsom);
  3. 3. oplegging dwangsom/uitoefening bestuursdwang.

6.4 Handhaving Bestemmingsplan Kruisboog-weteringhoek

In deze paragraaf wordt nader toegelicht hoe de regels van de bedrijven en andere bestemmingen in het voorliggende bestemmingsplan Kruisboog en Weteringhoek zullen worden gehandhaafd.

De regeling in het voorliggende bestemmingsplan staat toegelicht in het hoofdstuk Plansystematiek. In het bestemmingsplan gaat het om ruimtelijk relevante regels, dat wil zeggen om regels die van belang zijn voor de fysieke inrichting en het gebruik van de grond bij een bestemming.

Niet alle noodzakelijke regels voor de bouw en het gebruik van de verschillende bestemmingen kunnen in dit bestemmingsplan worden opgenomen. Een aantal regels op het terrein van de bouw en het gebruik van gebouwen, aanleg van terreinen, het voeren van een bedrijf kan gesteld worden in de omgevingsvergunning, gebruiksvergunning in het kader van brandpreventie en/of andere vergunningen.

Handhaving van de in het deelgebied geldende regels zal voornamelijk toegespitst zijn op de regels uit het bestemmingsplan alsmede van de vergunningen. Handhaving van het publiekrechtelijke kader heeft namelijk de voorkeur boven de handhaving van het privaatrecht. Privaatrechtelijke afspraken over ruimtelijke aspecten zijn vaak lastig handhaafbaar en worden daarom zo veel als mogelijk vermeden. Echter, soms kunnen afspraken niet gemaakt en verankerd worden met behulp van publiekrechtelijke wetgeving, maar kunnen partijen toch beter een (privaatrechtelijke) overeenkomst afsluiten. Hier dient evenwel terughoudend mee worden omgegaan, mede in het licht van de handhaafbaarheid, deregulering en de tweewegenleer. Daarbij is privaatrechtelijk overheidsoptreden niet toegestaan indien de publiekrechtelijke regeling dit verbiedt of indien de publiekrechtelijke regeling op onaanvaardbare wijze wordt doorkruist. Dit laatste is afhankelijk van de inhoud en strekking van de publieke regeling, op welke wijze in die regeling de belangen van burgers worden beschermd en of via het publiekrecht een vergelijkbaar resultaat kan worden behaald.

Specifieke onderwerpen deelgebied

In het gebied Kruisboog en Weteringhoek zal de handhaving voornamelijk gericht zijn op het tegengaan van ander gebruik dan waar het voorzieningengebied voor bedoeld is. Het gaat met name om de volgende items:

  1. 1. geen zalen- en locatieverhuur met commercieel oogmerk (feesten, vergaderingen en dergelijke);
  2. 2. geen onafhankelijke zelfstandige zelfredzame horeca (dus alleen ondergeschikte horeca is onder voorwaarden toegestaan);
  3. 3. geen kantoorfuncties die niet ondergeschikt zijn aan het eigenlijke gebruik;
  4. 4. geen 'wildparkeren': er zijn namelijk centrale parkeerterreinen die moeten worden gebruikt. Bij nieuwbouw op de uit te werken kavels zal parkeerruimte op eigen terrein worden gerealiseerd. Hierbij moet het volgende worden aangetekend. Als er problemen dreigen te ontstaan qua handhaafbaarheid en dergelijke, dan is het beter om bepaalde zaken toch in gemeentelijk beheer te houden;
  5. 5. geen bewoning van panden zonder woonbestemming.

Ten aanzien van het bovenstaande geldt voor alle horeca-activiteiten dat de aard van de reguliere activiteiten worden gereguleerd bij de vergunning voor de exploitatie van het horecabedrijf (horeca-exploitatievergunning). De verplichting hiertoe is opgenomen in de APV van de gemeente Houten.

Voor activiteiten die niet passen binnen het bestemmingsplan, kan medewerking worden gevraagd van de gemeente. Daarbij kan per situatie getoetst worden in hoeverre en in welke mate de aangevraagde activiteiten toelaatbaar zijn. Al naar gelang de aard en het aantal van de evenementen kan dit met behulp van een evenementenvergunning of een (planologische) afwijking.

Andere onderwerpen die mogelijk aan de orde komen als het gaat om toezicht en handhaving zijn de problemen die kunnen ontstaan met de kinderopvang en het uitwisselen / wijzigen van functies. Voor deze uitwisseling / wijziging van functies van de ene naar de andere bestemming is bovendien een wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk (binnenplans).

Hoofdstuk 7 Juridische Planbeschrijving

7.1 Inleiding

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) worden de in het plan begrepen gronden voor bepaalde doeleinden aangewezen door middel van de op de verbeelding aangegeven bestemmingen en daarop betrekking hebbende planregels. Daarbij worden regels gegeven voor het bouwen van bouwwerken en voor het gebruik van de bouwwerken en onbebouwde gronden.


In dit hoofdstuk wordt nadere uitleg gegeven over de planregels. De planregels bestaan uit vier hoofdstukken waarop in de volgende paragrafen respectievelijk wordt ingegaan:

  1. 1. inleidende regels;
  2. 2. bestemmingsregels;
  3. 3. algemene regels;
  4. 4. overgangs- en slotregels.


Daarna wordt aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van het bestemmingsplan en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008, versie 2010.

7.2 Inleidende Regels

Dit hoofdstuk bevat twee artikelen:

  • Begrippen

In dit eerste artikel is een aantal noodzakelijke begripsbepalingen opgenomen welke worden gebruikt in de planregels. Het bevat definities teneinde misverstanden te voorkomen.

  • Wijze van meten

Het tweede artikel regelt hoe gemeten wordt.

7.3 Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de bestemmingen. Deze kennen per bestemming globaal de volgende opzet:

  • bestemmingsomschrijving (in ieder geval);
  • bouwregels (in ieder geval);
  • afwijken van de bouwregels (indien van toepassing);
  • specifieke gebruiksregels (indien van toepassing);
  • afwijken van de gebruiksregels (indien van toepassing);
  • omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden (indien van toepassing).


De volgende bestemmingen komen voor in dit bestemmingsplan:

  • Bedrijf

De bestemming Bedrijf is toegekend aan een nutsvoorziening (gasregel- en meetstation) in deelgebied Kruisboog. Omdat het een nutsvoorziening betreft is tevens de aanduiding 'nutsvoorziening' toegekend. Een andersoortig gebruik dan als nutsvoorziening wordt hiermee uitgesloten.

  • Cultuur en ontspanning

In het plangebied komen enkele voorzieningen voor die primair gericht zijn op het bieden van ontspanning en vermaak. Daarbij moet gedacht worden aan de sauna, de dansschool en het speelpaleis in deelgebied Weteringhoek. Deze percelen zijn voorzien van de bestemming Cultuur en Ontspanning.

Al het gebruik dat niet binnen de bestemmingsomschrijving valt is per definitie strijdig gebruik. Dit geldt daarmee ook voor commerciële zaalverhuur. Deze is nader benoemd in de paragraaf 'specifieke gebruiksregels' van de betreffende bestemmingsregels. Met commerciële zaalverhuur wordt zaalverhuur aan derden bedoeld, waarbij het onderwerp c.q. het karakter van de bijeenkomst geen raakvlak heeft met het feitelijke hoofdgebruik

  • Gemengd

Deze bestemming is toegekend aan het perceel naast de gemeentewerf (deelgebied Weteringhoek), waar een kringloopwinkel zal worden gevestigd. Binnen deze bestemming is slechts detailhandel in gebruikte goederen toegestaan. Daarnaast is binnen deze bestemming het gebruik van gronden voor maatschappelijke doeleinden toegestaan. Dit in verband met de aanwezigheid van het gebouw van het Hoogheemraadschap voor muskusrattenbestrijding. Ten behoeve van de bestemming zijn diverse bouwregels opgenomen. De goot- en bouwhoogte zijn op de verbeelding aangegeven.

  • Groen

Deze bestemming is toegekend aan structuurbepalende groenelementen binnen het plangebied. Binnen de bestemming Groen mogen naast groenvoorzieningen ook water, speelvoorzieningen en fiets- en voetpaden gerealiseerd worden. Onder de bestemming Groen vallen ook de volkstuinencomplexen, waarbij opgemerkt wordt dat deze gebruiksvorm uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'volkstuinen'. Ten behoeve van de bestemming worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met uitzondering van de volkstuinen. Op het volkstuinencomplex in deelgebied Kruisboog wordt een bouwmogelijkheid geboden voor een gebouw van circa 85 m2 (bestemd voor opslag van gereedschappen / toilet etc). Daarnaast zijn kleine gebouwtjes toegestaan voor opslag van onderhoudsmateriaal.

  • Maatschappelijk

Binnen de plangebieden komen diverse maatschappelijke voorzieningen voor zoals een kerk, de gemeentewerf, de brandweerkazerne en verenigingsgebouwen van bijvoorbeeld de wielervereniging. De bestemming heeft een ruime / flexibele opzet. Er is in beginsel ruimte voor activiteiten die van educatief, cultureel, religieus, medisch en/of van algemeen maatschappelijk belang zijn. Uitruil van functies is mogelijk. Kinderdagverblijven zijn eveneens binnen deze bestemming geregeld, zij het dat deze gebruiksvorm uitsluitend is toegestaan op plaatsen waar dit op de verbeelding / plankaart is aangegeven. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen 'volwaardige' kinderdagverblijven en kinderdagverblijven die 'ondergeschikt' zijn aan de hoofdfunctie. Een voorbeeld hiervan is het kinderdagverblijf aan de Kruisboog 2 (op het terrein van FC Delta Sports).

Al het gebruik dat niet binnen de bestemmingsomschrijving valt is per definitie strijdig gebruik. Dit geldt daarmee ook voor commerciële zaalverhuur. Deze is nader benoemd in de paragraaf 'specifieke gebruiksregels' van de betreffende bestemmingsregels. Met commerciële zaalverhuur wordt zaalverhuur aan derden bedoeld, waarbij het onderwerp c.q. het karakter van de bijeenkomst geen raakvlak heeft met het feitelijke hoofdgebruik

  • Natuur

Gronden met deze bestemd mogen worden gebruik voor herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden en landschappelijke waarden alsmede water. Tevens is extensief agrarisch medegebruik en extensief recreatief en educatief medegebruik toegestaan. Met uitzondering van een schuilgelegenheid voor vee mogen er ten behoeve van de bestemming geen gebouwen worden gebouwd.

  • Sport

De binnen het plangebied voorkomende sportvoorzieningen, zoals het terrein van de tennisvereniging (Kruisboog), de voetbalvelden van FC Delta Sports (Kruisboog), maar ook sporthal De Kruisboog en de zwembaden zijn voorzien van de bestemming Sport. Bijzondere functies zijn aangeduid, zoals kinderdagverblijven.

Al het gebruik dat niet binnen de bestemmingsomschrijving valt is per definitie strijdig gebruik. Dit geldt daarmee ook voor commerciële zaalverhuur. Deze is nader benoemd in de paragraaf 'specifieke gebruiksregels' van de betreffende bestemmingsregels. Met commerciële zaalverhuur wordt zaalverhuur aan derden bedoeld, waarbij het onderwerp c.q. het karakter van de bijeenkomst geen raakvlak heeft met het feitelijke hoofdgebruik

Tuin - Voortuin

De voor 'Tuin - Voortuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, erven en verhardingen, erkers, balkons of luifels behorende bij het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming, inritten ten behoeve van parkeren, en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Er mogen uitsluitend erkers, balkons en luifels behorende bij het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming worden gebouwd. Hiervoor, en voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn regels opgenomen.

Verkeer - Wegverkeer

De gronden binnen de verkeersbestemming zijn bestemd voor verkeersafwikkeling, voet- en fietspaden en (openbare) parkeervoorzieningen. Ook zijn groenvoorzieningen en water toegestaan. Ten aanzien van bouwwerken, zoals abri's en nutsgebouwen, zijn diverse bouwregels opgenomen.

  • Water

Deze bestemming staat water, (ecologische) oevers en groenvoorzieningen toe. Alleen waterbouwkundige (bouw)werken zijn toegestaan, zoals duikers en bruggen.

  • Wonen - Vrijstaand

De gronden binnen Wonen - Vrijstaand zijn bestemd voor vrijstaande woningen. Binnen de woonbestemming is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf toegestaan. Ten behoeve van de bestemming zijn diverse bouwregels opgenomen. Bijbehorende bouwwerken, zoals uitbouwen, bijgebouwen en carports, zijn uitsluitend toegestaan in de zone met de aanduiding 'bijgebouwen'. In totaal bevinden zich binnen het plangebied vijf woningen, waaronder drie woonwagens.

  • Gemengd - Uit te werken

De kavels waarvoor ten tijde van het opstellen van dit plan nog geen gegadigden waren met concrete voornemens, worden voorzien van de bestemming Gemengd - Uit te werken. Deze bestemming biedt de mogelijkheid om de gronden voor uiteenlopende doeleinden in gebruik te nemen (Sport, Maatschappelijk, Bedrijven in de vorm van wellnessvoorzieningen, kinderdagverblijven of fitnesscentra), maar slechts nadat een uitwerkingsplan is opgesteld. In dat kader moet voldaan worden aan de stedenbouwkundige randvoorwaarden die voor beide gebieden gelden. Daarnaast moet aangetoond worden dat er zich geen problemen voordoen met betrekking tot de vekeersafwikkeling en het parkeren.

  • Leiding - Gas

In de noordoostzijde van deelgebied Kruisboog bevindt zich een gasleiding. De leiding loopt dwars door het volkstuinencomplex heen en eindigt in het gasdrukregel- een meetstation in het midden van het complex. Ter bescherming van de gasleiding is een dubbelbestemming opgenomen. In principe mogen er binnen de dubbelbestemming geen bouw- en aanlegwerkzaamheden uitgevoerd worden, maar hiervan is afwijking mogelijk.

  • Leiding - Riool

Aan de noordzijde van De Brug, deelgebied Weteringhoek, bevindt zich een rioolwaterzuivering. De zuivering zelf is niet meer in gebruik, maar de rioolpersleiding wel. De leiding loopt parallel aan de Houtensewetering en buigt in het uiterste noorden van het plangebied is westelijke richting af. Ter bescherming van de rioolleiding is een dubbelbestemming opgenomen. In principe mogen er binnen de dubbelbestemming geen bouw- en aanlegwerkzaamheden uitgevoerd worden, maar hiervan is afwijking mogelijk.

  • Waarde - Archeologie 3

De voor ‘Waarde – Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de (potentiële) archeologische waarden van de gronden. De bestemming is gebaseerd op het gemeentelijk archeologiebeleid en het parapluplan archeologie.

  • Waterstaat - Waterkering

In het plangebied (deelgebied Weteringhoek) ligt een regionale waterkering. De waterkering ligt aan de zuidzijde van de Houtensewetering. Ter bescherming van deze waterkering is een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' toegekend. De zone heeft een breedte van 12 meter.

7.4 Algemene Regels

Dit hoofdstuk regelt de volgende onderwerpen:

  • Anti-dubbeltelregel

Hierdoor wordt bepaald dat gronden niet tweemaal voor een bouwvergunning in aanmerking kunnen komen.

  • Algemene bouwregels

Enkele bouwregels gelden voor alle bestemmingen en zijn daarom in het hoofdstuk algemene regels opgenomen. Het betreft regels ten aanzien van bestaande maten, overschrijding van de bouwgrenzen en ongeoorloofde wijze van bouwen.

  • Algemene gebruiksregels

Ook enkele gebruiksregels gelden voor alle bestemmingen en zijn daarom in het hoofdstuk algemene regels opgenomen. Het is bijvoorbeeld verboden om grond te gebruiken als stort- of opslagplaats of ten behoeve van prostitutie.

  • Algemene afwijkingsregels

Hierin wordt onder andere geregeld dat bij omgevingsvergunning mag worden afgeweken van bepaalde hoogten, percentages en afstandseisen, dat bouw- en bestemmingsgrenzen worden overschreden en dat enkele bouwhoogten worden vergroot. Hieraan zijn enkele voorwaarden en beperkingen verbonden.

  • Overige regels

Dit bestaat uit twee artikelen:

  1. 1. Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat er onduidelijkheid ontstaat over de relatie tussen de bouwverordening en het bestemmingsplan.

  1. 2. Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Dit artikel bepaalt dat, indien verwezen wordt naar wettelijke regelingen (bijvoorbeeld de Monumentenwet), het gaat om de regelingen, zoals die gelden op het tijdstip waarop het ontwerp van dit bestemmingsplan ter visie wordt gelegd.

7.5 Overgangs- En Slotregel

Dit hoofdstuk bevat de volgende twee artikelen:

  • Overgangsrecht

Het overgangsrecht betreft regels ten aanzien van bouwwerken en gebruik die niet (geheel) passen in dit nieuwe bestemmingsplan. Tevens is een hardheidsclausule opgenomen die bepaalt dat bij omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het overgangsrecht.

  • Slotregel

In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan aangehaald kan worden (titel van het bestemmingsplan).

7.6 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008

Dit bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008, versie 2010). Deze SVBP2008 maakt onderdeel uit van een set RO Standaarden 2008 die door het ministerie van Infrastructuur en Milieu ontwikkeld is.


De SVBP2008 schrijft voor op welke wijze de verbeelding (plankaart) verbeeld moet worden. Dit houdt in dat bijvoorbeeld de benaming van de bestemmingen en het kleurgebruik standaard voorgeschreven zijn. De functie wonen valt altijd onder de bestemming "Wonen" danwel "Woongebied" en krijgt de kleur geel. Bedrijvigheid valt altijd onder de bestemming "Bedrijf" danwel "Bedrijventerrein"en krijgt de kleur paars. In de SVBP2008 wordt uitgegaan van hoofdgroepen van bestemmingen die verplicht gehanteerd moeten worden. Zo is een aparte bestemming "Park" niet meer mogelijk. Een park moet onder de (hoofd)bestemming Groen vallen. Daarnaast zijn er vaste hoofdgroepen van dubbelbestemmingen (bijvoorbeeld Leiding-Gas en Waarde-Ecologie). Tevens is er een grote groep aanduidingen die gehanteerd kunnen worden. Deze kunnen opgedeeld worden naar gebiedsaanduidingen, functieaanduidingen en bouwaanduidingen. Tot slot zijn er diverse symbolen voor maatvoering (goothoogte, aantal wooneenheden, dakhelling, e.d.) en figuren (gevellijn en as van de weg bijvoorbeeld). De manier waarop deze (dubbel)bestemmingen, aanduidingen, maatvoering en figuren verbeeld worden, is dus geüniformeerd. Dit moet de duidelijkheid, vergelijkbaarheid en raadpleegbaarheid ten goede komen.

Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid

Ingevolge artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening geeft de toelichting inzicht in de uitvoerbaarheid van het plan. In het onderhavige geval is sprake van een consoliderend plan, waarin geen directe ontwikkelingsmogelijkheden worden geboden. Wel is voor diverse percelen een uitwerkingsplicht opgenomen. In het kader van het uitwerkingsplan zal onder meer aandacht moeten worden besteed aan de economische uitvoerbaarheid en kostenverhaal. In dit stadium van de planvorming kunnen echter nog geen kosten worden verhaald. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.

Hoofdstuk 9 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

9.1 Maatschappelijke Betrokkenheid

In het kader van een zorgvuldige voorbereiding zijn omwonenden en belanghebbenden in de gelegenheid gesteld hun mening over het voorontwerp kenbaar te maken.

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft daartoe ter inzage gelegen van donderdag 21 april tot en met woensdag 18 mei 2011. Gedurende deze periode was het mogelijk een mondelinge of schriftelijke reactie in te dienen. Op maandag 9 mei en woensdag 11 mei is er een inloopavond georganiseerd. Op 9 mei was dit in sporthal de Kruisboog voor het deelgebied de Kruisboog en op 11 mei was dit in zwembad de Wetering in deelgebied de Weteringhoek. Tijdens deze avonden kon men een mondelinge toelichting krijgen op het voorontwerpplan en een schriftelijke inspraakreactie inleveren. Beide avonden zijn bezocht door circa 10 personen, er zijn vragen gesteld, maar er zijn geen reacties ingediend. Ook via de post zijn er geen inspraakreacties ingediend.

9.2 Vooroverleg

Het voorontwerp-bestemmingsplan is op de gebruikelijke wijze voorgelegd aan de wettelijke overlegpartners, zoals genoemd in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening. In bijlage 3 zijn de ingekomen reacties samengevat en voorzien van een antwoord. Teven is, waar nodig, aangegeven of de reactie leidt tot aanpassing van het voorontwerp.

9.3 Ontwerp

Van voorontwerpbestemmingsplan naar ontwerpbestemmingsplan

Naar aanleiding van de inspraak- en vooroverlegreacties is het ontwerp bestemmingsplan opgesteld.

Procedure

Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Het ontwerpbestemmingsplan 'Kruisboog-Weteringhoek' heeft met ingang van 27 oktober 2011 gedurende zes weken ter inzage gelegen. De bekendmaking van de terinzagelegging is op 26 oktober 2011 gepubliceerd in de Staatscourant. Gedurende de termijn van terinzagelegging kon door een ieder een zienswijze kenbaar worden gemaakt aan de gemeenteraad.

In totaal zijn er 6 zienswijzen ingediend. De samenvatting en beantwoording hiervan is opgenomen in bijlage 4Nota van zienswijzen.

Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten

Bijlage 1 Stedenbouwkundige Kaart Weteringhoek

Bijlage 1 Stedenbouwkundige kaart Weteringhoek

Bijlage 2 Stedenbouwkundige Kaart Kruisboog

Bijlage 2 Stedenbouwkundige kaart Kruisboog

Bijlage 3 Nota Vooroverleg En Inspraak

Bijlage 3 Nota vooroverleg en inspraak

Bijlage 4 Nota Van Zienswijzen

Bijlage 4 Nota van zienswijzen

Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Bogermanschool

Bijlage 5 Akoestisch onderzoek Bogermanschool

Bijlage 6 Verantwoording Groepsrisico Kruisboog En Weteringhoek

Bijlage 6 Verantwoording groepsrisico Kruisboog en Weteringhoek

Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek Woonwagenstandplaats De Brug

Bijlage 7 Akoestisch onderzoek woonwagenstandplaats De Brug