KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
Artikel 4 Waarde - Archeologie Hoge Archeologische Waarde
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging Kamp Amersfoort En Plangebied
1.3 Vigerende Plannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Bestaande En Nieuwe Situatie
3.1 Bestaande Situatie
3.2 Uitgangspunten Van De Vernieuwing
3.3 Opzet Van Het Project
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Vormvrije Beoordeling Milieueffecten
4.2 Milieuzonering
4.3 Verkeer
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Geluidhinder
4.6 Externe Veiligheid
4.7 Bodemkwaliteit
4.8 Water
4.9 Ecologie
4.10 Archeologie En Cultuurhistorie
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Standaard En Plansystematiek
5.2 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen
Bijlage 1 Verkeersanalyse
Bijlage 2 Quickscan Ecologie
Bijlage 3 Nota Vooroverleg En Ambtelijke Aanpassingen

Kamp Amersfoort

Bestemmingsplan - gemeente Leusden

Vastgesteld op 27-09-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Kamp Amersfoort met identificatienummer NL.IMRO.0327.191-0401 van de gemeente Leusden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antennestaaf, -spriet (al dan niet met dwarssprieten) of -schotel, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.6 antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.7 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een certificaat op grond van de Erfgoedwet 2016 beschikt;

1.8 archeologisch waardevol gebied:

gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn;

1.9 archeologische waarde:

vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde, met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage:

het percentage van de oppervlakte van een bouwperceel, dat mag worden bebouwd;

1.12 bestaand:

a. bestaande bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp, dan wel mogen worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

b. bestaand gebruik: bestaand ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop, ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.23 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 kampeermiddel:

  1. a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. b. enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voorzover niet zijnde een bouwwerk waarvoor een bouwvergunning is vereist;
  3. c. een en ander voorzover de onder a. en b. bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.25 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.26 maatschappelijke voorziening:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.27 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang, voorkomende in dat gebied;

1.28 nutsvoorziening:

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling;

1.29 onderkomen:

een voor verblijf geschikt bouwwerk, waaronder begrepen een al dan niet aan zijn bestemming onttrokken voer- of vaartuig, ark, caravan, woon- of stacaravan, chalet, voor zover geen bouwwerk zijnde, alsmede een tent;

1.30 peil:

  1. a. het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein;
  2. b. indien de voorgevel van een gebouw gelegen is binnen een afstand van maximaal 5 m uit de grens van een bestemming verkeersdoeleinden, gelegen op een dijk, wordt de kruin van de dijk als peil beschouwd;
  3. c. indien de voorgevel van een gebouw gelegen is binnen een afstand van maximaal 5 m uit de grens van de bestemming verkeersdoeleinden, gelegen aan de teen van de dijk, wordt de bovenkant van de weg als peil beschouwd;
  4. d. in alle andere gevallen, waarin aan een dijk wordt gebouwd wordt als peil beschouwd de gemiddelde hoogte van het aanliggend afgewerkt terrein;

1.31 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit;

1.32 werk:

een werk, geen gebouw of bouwwerk zijnde.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. instandhouding van het nationaal monument Kamp Amersfoort, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - nationaal monument', met inbegrip van het realiseren van een bezoekerscentrum;
  2. b. opleidingscentrum, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - opleidingscentrum';
  3. c. instandhouding van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, met inbegrip van bos;
  4. d. instandhouding en herstel van de ter plaatse voorkomende respectievelijk daaraan eigen cultuurhistorische waarden, die verband houden met het nationaal monument Kamp Amersfoort;
  5. e. daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen toegangswegen en parkeerplaatsen, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - opleidingscentrum' gebruiken van gronden en bouwwerken voor een ander soort maatschappelijke voorziening, ter zake van religie, verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, recreatie en fysieke en geestelijke volksgezondheid, en openbare en bijzondere dienstverlening, mits:

  1. a. daardoor in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht geen blijvend minder gunstige gevolgen ontstaan voor de omgeving van de betreffende voorziening, in vergelijking met de gevolgen van de oorspronkelijke voorziening ten aanzien waarvan de omgevingsvergunning wordt verleend, en
  2. b. dit geen significante nadelige gevolgen heeft voor aanwezige landschaps- en natuurwaarden en cultuurhistorische waarden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Waarde - Archeologie Hoge Archeologische Waarde

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie hoge archeologische waarde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

Buiten bouwvlakken zijn ondergeschikte gebouwdelen bovengronds toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 1,5 m.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

Een gebruik in strijd met de bestemmingen en het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken bepaalde, is in ieder geval het gebruik van onbebouwde gronden:

  1. a. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van bedrijfsmatige vuurwerkopslag;
  3. c. als stand- of ligplaats van kampeermiddelen, demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor detailhandel in etenswaren en dranken, en andere onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  4. d. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  5. e. voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport;
  6. f. voor militaire oefeningen met rups- en andere zware voertuigen;
  7. g. als paardenbak.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Bevoegdheid tot het afwijken

Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het plan:

  1. a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  2. b. indien en voorzover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen in het plan is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  3. c. voor afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  4. d. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 20 m;
  5. e. ten behoeve van het bouwen van antennedragers of masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of andere bouwwerken op een minimale afstand van 50 m tot woningen, tot een bouwhoogte van 40 m, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld:
    1. 1. dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, lichtmasten of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie, en
    2. 2. dat rekening gehouden wordt met het voorkomen van onevenredige hinder voor omwonenden en schade aan het landschap, cultuurhistorie en ecologie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 9.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Lid 9.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 9.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het lid 9.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Lid 9.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

10.1 Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Kamp Amersfoort.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Nationaal Monument Kamp Amersfoort (NMKA) is een van de vier Nederlandse herinneringscentra die een instellingssubsidie krijgen van het Ministerie van VWS. Het monument is gevestigd op de voormalige kamplocatie op de grens van Amersfoort en Leusden. Dit kamp fungeerde in de periode 1941-1945 als 'durchgangslager' voor meer dan 35.000 gevangenen.


Het kamp werd na de bezetting volledig gesloopt maar diverse overblijfselen, monumenten en reconstructies herinneren aan deze periode. Het nationaal monument bestaat uit een bezoekerscentrum, enkele kleine opstallen en een buitenruimte waar sporen van voormalige gebouwen en functies worden gemarkeerd. Het biedt een breed publiek gelegenheid om te herinneren, te bezinnen en te leren.


Directie en bestuur van NMKA hebben geconstateerd dat aan het huidige ontvangstgebouw (bezoekerscentrum), dat oorspronkelijk primair bedoeld was als ontvangst- en herdenkingsruimte, in de loop der jaren een aantal functies is toegevoegd die het beeld hebben doen 'verrommelen'. Het betreft educatieve en museale functietoevoegingen die zowel visueel, logistiek als qua beleving en sfeer een zekere spanning opleveren ten aanzien van de oorspronkelijke, meer contemplatieve functie.

Daarnaast is op de toekomstige ontwikkeling van NMKA een aantal maatschappelijke ontwikkelingen en trends van invloed. Om het kamp als herinneringsplek ook in de toekomst relevantie te laten behouden (waar mogelijk nieuwe relevantie te ontwikkelen) is het van belang deze ontwikkelingen en de mogelijke effecten ervan op de missie en de positionering van NMKA te onderkennen. Om er enkele te noemen:

Specifieke ontwikkelingen in relatie tot Nationaal Monument Kamp Amersfoort, zoals:

  • Afname en uiteindelijk gehele uitval van de eerstelijns-betrokkenen, met name oud-gevangenen, in het specifieke geval van Kamp Amersfoort de relatief grote populatie overlevenden.
  • Afname van de beschikbaarheid van kennis die gestoeld is op getuigenissen en waarnemingen van oud- gevangenen, bewakers, omstanders (zoals bewoners van Amersfoort).

Ontwikkelingen binnen de erfgoedsector in Nederland, zoals:

  • Toenemende persoonlijke informatiebehoefte en behoefte aan meer/betere ontsluitingsmogelijkheden van informatiebronnen door derde (en verdere) generaties, bijvoorbeeld om het reconstrueren van familie- (en andere) geschiedenissen, identiteitsvraagstukken, etc.
  • Toenemende kwaliteitseisen (verwachtingen) van bezoekers, zowel aan het primaire aanbod van content (museale presentaties, informatie, digitale toegankelijkheid), als het ondersteunende en flankerende aanbod (toegankelijkheid, parkeren, horeca, hostmanship).

Ontwikkelingen binnen de sector musea en herinneringscentra WO2, zoals:

  • Afname van de vanzelfsprekendheid van WO2 en bezetting als historisch en moreel ijkpunt. Nieuwe relevantie van WO2 als moreel ijkpunt is mogelijk door een koppeling aan actuele vraagstukken op het gebied van democratie, mensenrechten, rechtstaat, vrijheid, vrede, veiligheid en burgerschapsontwikkeling.
  • Heroriëntatie rol van de rijksoverheid op het terrein van herdenken, herinneren, vieren, lotgenotencontact: trend naar een meer centrale regie met een mogelijke rol voor één coördinerend ministerie (in plaats van de huidige zes betrokken ministeries).

Directie en bestuur van NMKA hebben, na uitvoerig verkennend onderzoek en afstemmend overleg met betrokken partijen, het besluit genomen tot een ruimtelijke herinrichting van NMKA. Hiermee kan Kamp Amersfoort haar eigen gezicht worden teruggegeven en kan het monument worden ontwikkeld tot een educatief centrum over gevangenschap tijdens WO2 in relatie tot hedendaagse vraagstukken.

Met dit bestemmingplan wordt deze ruimtelijke herinrichting planologisch-juridisch mogelijk gemaakt.

1.2 Ligging Kamp Amersfoort En Plangebied

Kamp Amersfoort is gelegen in het bosrijke gebied ten zuiden van de stad Amersfoort in de gemeente Leusden. Het plangebied is geheel gelegen in bestaand stedelijk gebied. Het voormalige concentratiekamp ligt ingeklemd tussen de Rondweg Zuid (N221), de N227 en Rijksweg A28 (Figuur 1.1). Het plangebied betreft het oostelijke deel van het perceel. Kamp Amersfoort wordt doorkruist door de Loes van Overeemlaan. Ten zuidoosten van het plangebied ligt een politieopleidingscentrum, ten noordoosten een kantoorcomplex, ten noorden een dierenasiel en ten zuidwesten een golfbaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.191-0401_0001.jpg"

Afbeelding 1.1 - Indicatieve ligging en begrenzing plangebied

1.3 Vigerende Plannen

Ter plaatse geldt, tot het van kracht worden van dit bestemmingsplan, het bestemmingsplan Buitengebied 2009 - herziening 1 - 2011. In dit plan hebben de gronden de bestemming Maatschappelijk, met respectievelijk de aanduidingen 'nationaal monument' ter plaatse van het huidige Kamp Amersfoort (ten oosten van de Loes van Overeemlaan) en 'opleidingscentrum' ter plaatse van de politieschool.

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.191-0401_0002.jpg"

Afbeelding 1.2 - Geldende bestemmingsplannen

De plannen voor Kamp Amersfoort passen niet geheel in het geldende bestemmingsplan. De beoogde inrichting valt gedeeltelijk buiten de aanduiding 'nationaal monument'. Bovendien passen de beoogde bouwwerken, waaronder het ondergrondse bezoekerscentrum en de omheining van de binnenplaats, niet binnen het bouwvlak en/of binnen de maximale hoogtematen. Daarnaast wordt de huidige parkeerplaats aan de zuidzijde van Kamp Amersfoort in de toekomst in gebruik genomen door de politieschool, terwijl hier niet de aanduiding 'opleidingscentrum' van toepassing is.

Deze strijdigheden geven aanleiding het geldende bestemmingsplan te herzien.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van de toelichting wordt het beleidskader van het Rijk, de provincie en betrokken gemeenten uiteen gezet. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de huidige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de omgevingsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische opzet waarbij de plankaart en planregels worden besproken. Tot slot volgt in hoofdstuk 6 een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan en de resultaten van de inspraak en overleg.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Daarin beschrijft het kabinet in welke infrastructuurprojecten het wil investeren. De Rijksoverheid richt zich daarnaast op:

  • rijksverantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water-)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden;
  • rijksbelangen inzake (inter-)nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie;
  • rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische structuur.

Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen heeft het Rijk in de SVIR een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Deze ladder omvat een aantal beoordelingsstappen en heeft als doel duurzame gebiedsontwikkeling. De ladder voor duurzame verstedelijking is vervolgens als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In de Structuurvisie Infrastructuur (SVIR) en Ruimte heeft de Rijksoverheid de nationale belangen omschreven waarvoor het Rijk zelf verantwoordelijkheid draagt. Een goede doorwerking van deze nationale belangen wordt juridisch geborgd via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

De nationale belangen betreffen onder meer onderwerpen op het gebied van de hoofdinfrastructuur (reserveringen rond hoofdwegen en hoofdspoorwegen, vrijwaring rond rijksvaarwegen en hoofdbuisleidingen), de elektriciteitsvoorziening, het vereenvoudigde regime van de ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied).

Conclusie

Gelet op aard en omvang van de bebouwing in het kader van de vernieuwing van Kamp Amersfoort wordt duidelijk dat dit geen belangrijke buitenstedelijke ontwikkeling betreft en dat toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking niet aan de orde is. In onderhavig geval is er geen sprake van rijksverantwoordelijkheid en daarmee wordt beleid hierover overgelaten aan de provincie en de gemeente.

2.2 Provinciaal Beleid

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 – 2028 (PRS)

De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) is door Provinciale Staten vastgesteld op 12 december 2016. Dit is een herijkte versie van de PRS zoals die door Provinciale Staten was vastgesteld op 4 februari 2013. In de structuurvisie staat wat de provincie de komende jaren samen met haar partners wil bereiken op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling. Bij de PRS is een Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV) gemaakt. De verordening zorgt voor de doorwerking van de structuurvisie naar de gemeenten.

In het beleid wordt onder meer ingezet op behoud en versterking van de kwaliteit van het landelijk gebied. Het aantrekkelijke landelijk gebied moet worden behouden en versterkt, zowel voor het landelijk gebied zelf, als voor het stedelijk gebied. De cultuurhistorische waarden van onder meer de linies, de buitenplaatsen en het agrarische landschap dragen bij aan een aantrekkelijk landelijk gebied.

Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV)

De provinciale ruimtelijke verordening is gebaseerd op artikel 4.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro). Op basis van dit artikel kunnen, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, Provinciale Staten regels stellen omtrent de inhoud, toelichting of onderbouwing van ruimtelijke plannen. Hieronder vallen de bestemmingsplannen (inclusief de uitwerkings- en wijzigingsplannen), besluiten op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht waarbij afgeweken wordt van een bestemmingsplan, beheersverordeningen en projectuitvoeringsbesluiten op basis van de Crisis en herstelwet.

Op basis van de PRV geldt voor de gehele provincie Utrecht de mobiliteitstoets (artikel 1.6 Mobiliteitstoets). De PRV schrijft in dat verband onder meer het volgende voor:

  1. 1. De toelichting op een ruimtelijk besluit waarin ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien, bevat een beschrijving van het aantal verplaatsingen die deze ruimtelijke ontwikkelingen tot gevolg hebben, een beschrijving van de wijze waarop het plangebied wordt ontsloten voor de verschillende vervoerwijzen en een analyse of er door het aantal verplaatsingen knelpunten op het omliggende verkeers- en vervoersnetwerk voor de diverse vervoerwijzen kunnen ontstaan.
  2. 2. Indien uit de in het tweede lid bedoelde analyse blijkt dat er mogelijk sprake is van knelpunten op het omliggende verkeers- en vervoernetwerk, wordt een mobiliteitstoets zoals beschreven in bijlage Mobiliteitstoets uitgevoerd. Binnen deze mobiliteitstoets worden mogelijke op­lossingen voor de geconstateerde knelpunten uitgewerkt, waarbij ook realisatie en financiering van deze maatregelen aan bod komen.

Een ruimtelijke ontwikkeling moet op adequate wijze ontsloten zijn. Wanneer de mobiliteitstoets van toepassing is, worden de resultaten van de mobiliteitstoets bij de ruimtelijke ontwikkeling betrokken. Voorliggende ontwikkeling vereist geen mobiliteitstoets aangezien de impact op de mobiliteit beperkt is en niet tot knelpunten leidt.

Op de kaarten behorende bij de PRV is het plangebied, voor zover hier relevant, aangewezen als CHS-gebied archeologie en CHS-gebied militair erfgoed (artikel 1.7 Cultuurhistorische Hoofdstructuur). De PRV schrijft in dat verband onder meer het volgende voor:

  1. 1. Een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘Cultuurhistorische hoofdstructuur’ bevat bestemmingen en regels ter bescherming van de waarden van de Cultuurhistorische hoofdstructuur, zoals genoemd in de Bijlage Cultuurhistorie.
  2. 2. Een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘Cultuurhistorische hoofdstructuur’ bevat geen nieuwe bestemmingen en regels die leiden tot een onevenredige aantasting van in het plangebied voorkomende waarden van de Cultuurhistorische hoofdstructuur, zoals genoemd in de Bijlage Cultuurhistorie.

In dit plan worden de betreffende cultuurhistorische waarden juridisch beschermd door middel van een bestemmingsomschrijving, waarin behoud en versterking van deze waarden expliciet als doel worden omschreven, in combinatie met regels (waaronder een omgevingsvergunningplicht voor werken en werkzaamheden) die tot doel hebben het behoud van deze waarden te waarborgen.

Daarnaast is het plangebied op basis van de PRV gelegen in een beschermingszone voor drinkwaterwinning (artikel 1.11 Beschermingszone drinkwatervoorziening). De PRV schrijft in dat verband onder meer het volgende voor:

  1. 1. Een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘beschermingszone drinkwaterwinning’ bevat bestemmingen en regels die het waterwinbelang beschermen indien nieuwe functies een verontreinigingsrisico vormen voor het grond- en oppervlaktewater.
  2. 2. De toelichting op een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘beschermingszone drinkwaterwinning’ bevat een beschrijving van het door de gemeente te voeren beleid ter zake en de wijze waarop met het waterwinbelang rekening is gehouden.

De duurzame veiligstelling van de drink­watervoorziening is van groot openbaar belang. Voor de afweging van ruimtelijke ontwikkeling is het dan ook van belang, dat met het waterwinbelang in voldoende mate rekening is gehouden. Het initiatief dat met dit plan mogelijk wordt gemaakt kent geen onaanvaardbare risico's op verontreiniging van het drinkwaterwingebied.

Voor het overige is het plangebied gelegen binnen stedelijk gebied, dus buiten aanduidingen met betrekking tot landelijk gebied, recreatief gebied of natuurgebied (NNN).

Daarbij wordt opgemerkt dat aan de westzijde van de Loes van Overeemlaan de aanleg van een nieuwe parkeerplaats is voorzien. Deze parkeerplaats valt buiten dit bestemmingsplan, aangezien de aanleg hiervan past op grond van het vigerende plan. Dit gebied is aangewezen als NNN. Aangezien hier niet wordt gebouwd past deze ontwikkeling ook op dit punt binnen de PRS en de PRV.

Conclusie

Dit betekent dat dit bestemmingsplan, dat zich richt op het vernieuwen van het bezoekerscentrum Kamp Amersfoort, in overeenstemming is met het beleid en de regels uit de PRS en de PRV.

2.3 Gemeentelijk Beleid

Omgevingsvisies voor het stedelijk en buitengebied (vastgesteld 1 februari 2018)

Samen met inwoners, bedrijven en organisaties heeft de gemeente Leusden twee omgevingsvisies op de ruimtelijke ontwikkeling tot 2030 opgesteld: één visie voor het buitengebied en één voor de bebouwde kommen van Achterveld en Leusden.

Beide omgevingsvisies voor het buitengebied vermelden onder meer het volgende, voor dit plan relevant beleid. Niet alleen het stedelijk gebied, landschap en de natuur, maar ook de rijke cultuurhistorie draagt bij aan een kwalitatief hoogwaardige buitengebied van de gemeente Leusden. Hierbij geeft de gemeente Leusden aan ruimte te willen bieden aan locaties met een publieke en culturele functie.

Met de vernieuwing van Kamp Amersfoort wordt nadrukkelijk invulling gegeven aan dit uitgangspunt in de Omgevingsvisies van de gemeente Leusden.

Regionale ruimtelijke visie (vastgesteld 22 december 2017)

De regionale ruimtelijke visie vermeldt onder meer het volgende, voor dit plan relev ante beleid. Het waardevolle landschap vormt een cruciale drager van de regio. In de visie wordt daarom ingezet op het behouden en versterken van landschappen en landschappelijke structuren op regionale schaal. Voor de zone waarin Kamp Amersfoort ligt geldt als grootste opgave het ruimtelijk inpassen van grote trekkers met forse bezoekersstromen. Er is ruimte voor groei van de buitenrecreatie, maar wel onder de voorwaarde dat deze de landschappelijke en ecologische waarden respecteert en de ontsluiting goed is geregeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.191-0401_0003.png"

Afbeelding 2.1 - Uitsnede regionale ruimtelijke visie voor cultuur. De locatie Kamp Amersfoort is daarin aangewezen als gebied met cultuurhistorische waarde en 'topattractie'.

Gelet op deze 'ontwikkelingsvoorwaarde' wordt in dit plan nadrukkelijk ingegaan op de verkeersstructuur en de gevolgen voor landschap, flora en fauna.

Conclusie

De plannen voor Kamp Amersfoort, die met dit bestemmingsplan worden gefaciliteerd, zijn in overeenstemming met het beleid van de Omgevingsvisies en de Regionale ruimtelijke visie.

Hoofdstuk 3 Bestaande En Nieuwe Situatie

3.1 Bestaande Situatie

Kamp Amersfoort is gevestigd op de voormalige kamplocatie op de grens van Amersfoort en Leusden die in de periode 1941-1945 als ‘Durchgangslager’ voor meer dan 35.000 gevangenen functioneerde.

Het kamp werd na de bezetting volledig gesloopt maar diverse overblijfselen, monumenten en reconstructies herinneren aan deze periode. Het nationaal monument bestaat uit een bezoekerscentrum, enkele kleine opstallen en een buitenruimte waar sporen van voormalige gebouwen en functies worden gemarkeerd. Het biedt een breed publiek gelegenheid om te herinneren, te bezinnen en te leren.


Kamp Amersfoort is een relatief jong monument: in het jaar 2000 kreeg het de Status van Nationaal Monument, waarna in 2004 een mooie, bescheiden gedenkplaats werd gerealiseerd, bestaande uit enkele oorspronkelijke resten van het voormalige kamp, monumenten, reconstructies en een nieuw ontvangstgebouw.

Authentieke elementen die overgebleven zijn van het oorspronkelijke kamp bestaan uit een wachttoren, een (van de naastgelegen politieschool terugverworven) toegangspoort, 2 fresco’s, plaatsen waar gefusilleerde gevangenen zijn opgegraven, restanten van een lijkenhuisje en de schietbaan. Van de barakken voor gevangenen is niets meer over en de plek waar die barakken stonden bevindt zich direct naast het gebied van het huidige Kamp Amersfoort, op het gebied van de politieschool.


Tijdens WOII konden gevangenen vrijelijk naar buiten kijken, gescheiden van de vrije natuur door dubbel prikkeldraad en bewaking op torens. Deze geïsoleerde ligging zonder bebouwing er omheen, maakte het mede mogelijk dat de terreur in het kamp lang onopgemerkt bleef.

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.191-0401_0004.png"

Figuur 3.1 - Impressie van de bestaande situatie

3.2 Uitgangspunten Van De Vernieuwing

Kamp Amersfoort wordt vernieuwd omdat de wereld verandert én omdat het belang van het overbrengen van haar boodschap steeds groter en relevanter wordt. Het erfgoed waar Kamp Amersfoort voor staat, laat zien dat democratie en mensenrechten, vrede en veiligheid, sociale cohesie en ‘samen’ leven, geen vanzelfsprekendheid zijn. Ook vandaag de dag niet. Het koesteren van Kamp Amersfoort en het op aansprekende wijze uitdragen van de verhalen van deze plek met aandacht voor de context van WOII en de bezetting van Nederland, vraagt om aansluiting bij de veranderende wereld.

Binnen Kamp Amersfoort is gezamenlijk met externe partijen, nagedacht over de wijze waarop de plek en de boodschap duurzaam, voor nu en de toekomst, betekenis kunnen houden. Enerzijds gaat het hier om het morele en mentale belang van de boodschap en anderzijds gaat het om vorm. Een vorm die de boodschap aansprekend overbrengt.

Daarom moet Kamp Amersfoort niet alleen over het verleden gaan, maar ook een spiegel voor het heden zijn. Dat maakt dat Kamp Amersfoort een plek is om te herinneren, te reflecteren en te bezinnen.

Ontwerpprincipes

Het historische verhaal van Kamp Amersfoort en de huidige plek bevatten veel (ogenschijnlijke) tegenstellingen. Goed versus fout, binnen versus buiten, dood versus leven, herinneren versus vergeten. Deze contrasten zijn gebruikt als uitgangspunt in het ontwerp en zijn vertaald naar ontwerpprincipes die deze contrasten verbeelden.

3.3 Opzet Van Het Project

Vanwege de beperkingen die het huidige gebied inmiddels kenmerken, met als belangrijkste de politieschool die minimaal tot 2028 op deze locatie blijft bestaan, is bij de keuze van de vernieuwingen gekozen voor een abstractieniveau dat qua symboliek en sfeer zoveel mogelijk recht doet aan het soort kamp dat Kamp Amersfoort is geweest. Dus geen reconstructies die het voormalige kamp nabootsen, maar een meer vrije interpretatie, gecombineerd met een biografie van de plek en een biografie van de personen die destijds het kamp hebben gevormd: slachtoffers, omstanders en daders. Door middel van architectonische keuzes wordt een sfeer van beklemming beoogd en een gevoel dat het gevangenschap benadrukt. Daarbij wordt niet alleen gebruik gemaakt van bestaande ruimten, maar worden ook nieuwe gebouwde ruimtes gerealiseerd. Aangezien de ontwerpen momenteel nog worden uitgewerkt biedt het bestemmingsplan enige flexibiliteit inzake de situering en vormgeving van gebouwen en bouwwerken. Aan variabelen als bebouwingshoogte en bebouwd oppervlak is echter wel een grens gesteld.

Ontwerp in hoofdlijnen

Het nieuwe Kamp Amersfoort sluit aan op het bestaande bezoekerscentrum. Aan de achterzijde wordt een grote omheinde binnenplaats gecreëerd. Min of meer op de plek van een voormalige SS-barak komt een grotendeels ondergronds gesitueerd bezoekerscentrum. Figuur 3.2 geeft een impressie van de nieuwe situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.191-0401_0005.png"

Figuur 3.2 - Impressie van de nieuwe situatie

Entreepoort

Aan de westzijde van de binnenplaats vindt een uitbreiding plaats. Hierdoor valt de originele toegangspoort van Kamp Amersfoort (thans nog in gebruik door de politieschool) binnen het gebied van Kamp Amersfoort en vormt het in de nieuwe situatie de formele toegang voor het bezoekerscentrum. Gezien het feit dat er nog veel over is van de originele poort, wordt deze gereconstrueerd.

Wanneer bezoekers door de gerestaureerde poort Kamp Amersfoort binnenkomen, begint hun feitelijk bezoek. Hier verlaten ze - in historisch perspectief – de vrijheid en komen op het terrein van het voormalige kamp. Daarnaast is de poort ook een van de weinige fysieke overblijfselen van het oorspronkelijke kamp. Deze poort gaf toegang tot het bewakersdeel van het kamp, niet tot het gevangenkamp zelf.

De binnenplaats en omheining

Na de entreepoort betreden bezoekers de binnenplaats. De binnenplaats achter Kamp Amersfoort wordt een stuk groter dan in de huidige situatie. Een hoge halfopen omheining (maximaal 5 m hoogte) sluit het grotendeels lege kampterrein af. Deze grote open, maar afgesloten ruimte belichaamt de fysieke essentie van het kamp: een omheinde ruimte waarin je afgesloten bent van de buitenwereld. Aan de buitenzijde van de omheining staat rondom kleurrijke beplanting die vlinders en vogels trekt. Dit versterkt het contrast tussen binnen: verstild en leeg, en buiten: kleurrijk en levendig. Ook de gevangenen konden destijds door het prikkeldraad en de bomen heen naar buiten blijven kijken. Het plein blijft grotendeels leeg en zal een gevoel van beklemming opleveren.

De oorspronkelijke appèlplaats en rozentuin liggen net naast de huidige binnenplaats. Door een strook grond toe te voegen aan de oostzijde (vanuit het gebouw), bevinden gevangenenpoort, het begin van de appèlplaats en het begin van de rozentuin zich op de binnenplaats. Buiten de toegangspoort is de muur met het fresco van Kamp Amersfoort het belangrijkst. De muurschilderingen zijn een rijksmonument en bevinden zich nog op de exacte locatie en op de oorspronkelijke muur van wat vroeger het kantoor van de kampcommandant was. Op de binnenplaats wordt een paviljoen geplaatst waarmee de originele muurschilderingen (fresco's) op hun oorspronkelijke plek worden opgenomen. Deze muur wordt opgenomen in een nieuw onderkomen. Verder bevindt de toegang naar het ondergrondse bezoekerscenturm zich op de binnenplaats. Daarnaast dateren ook de bomen nog uit de oorlog. De klokkenstoel zal onderdeel van de ruimte blijven. De klokkenstoel en de wachttoren zijn authentiek, maar vaker gerestaureerd en vertellen mede het historische verhaal van de plek. Tot slot worden de contouren van de oorspronkelijke poort naar het gevangenendeel, die volledig is verdwenen, zichtbaar gemaakt, precies op de plek waar die destijds heeft gestaan.

Ondergronds bezoekerscentrum

Onder de binnenplaats bevindt zich een ondergronds bezoekerscentrum van 90 meter lang en 9,5 meter breed dat via de binnenplaats toegankelijk is met een trap en/of lift. Het bezoekerscentrum wordt het centrum van de nieuwe tentoonstellingsruimte en zal in zijn geheel onder de grond liggen. Via het paviljoen komen bezoekers binnen en ondergaan in de tentoonstellingsruimte drie fasen: herinneren, reflecteren en bezinnen. Vanuit de tentoonstellingsruimte verlaten bezoekers de ruimte via een stijgende uitgang: een weg naar het licht. Deze stijgende uitgang komt uit op de binnenplaats, precies in het verlengde van de zichtlijn die deze plek symbolisch verbindt met de Stenen Man aan het einde van de schietbaan.

Nieuwe parkeerplaats (buiten het plangebied)

Buiten het plangebied van dit bestemmingsplan is de nieuwe parkeerplaats voor Kamp Amersfoort geprojecteerd. Zie Figuur 3.3 waarin de ligging globaal is aangegeven. Het is niet nodig dit gebied in het bestemmingsplan op te nemen, aangezien de geldende bestemming de aanleg van de nieuwe parkeerplaats reeds mogelijk maakt. De parkeerplaats zal evenwel met respect voor de bestaande waarden (landschap, cultuur, flora en fauna) worden ingepast. Voor wat betreft het gebruik, de capaciteit en de toegang van de parkeerplaats wordt verwezen naar paragraaf 4.3 Verkeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.191-0401_0006.png"

Figuur 3.3 - Indicatieve ligging en toegang nieuwe parkeerplaats Kamp Amersfoort

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Vormvrije Beoordeling Milieueffecten

Op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is het noodzakelijk om ten behoeve van een bestemmingsplan dat kaderstellend is voor of een besluit neemt over projecten met grote milieugevolgen een milieueffectrapportage te doorlopen. Onderdeel C van de bijlage Besluit m.e.r. geeft de omvang van dergelijke projecten. Van andere projecten moet het bevoegd gezag beoordelen of deze projecten belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Deze projecten staan in onderdeel D van de bijlage Besluit m.e.r.

Hierbij geldt de omvang van een project als richtwaarde, en niet als absolute drempelwaarde. Daarom is vrijwel altijd een toets noodzakelijk of sprake is van een project met grote milieugevolgen. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria van Bijlage III, van de EU-richtlijn m.e.r. De hoofdcriteria waaraan moet worden getoetst zijn: kenmerken van de projecten, plaats van de projecten en kenmerken van het potentiële effect.

Het onderhavige project maakt geen deel uit van de 'C-lijst' zoals hiervoor beschreven. Het project leidt, zoals zal blijken uit de hierna beschreven afzonderlijke thema's, niet tot grote milieugevolgen. Er bestaat geen aanleiding tot het uitvoeren van een nadere m.e.r.-beoordeling of plan-m.e.r.

4.2 Milieuzonering

Planologische activiteiten kunnen hinder voor de (woon-)omgeving veroorzaken door lawaai, onaangename geuren, stof, trillingen, verkeer- en parkeeroverlast. Daarom is het nodig om milieubelastende functies op aanvaardbare afstand te situeren van milieugevoelige functies, zoals woningen. Een hulpmiddel hierbij is de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (VNG, 2009).

Het terrein van Kamp Amersfoort grens aan het voormalig Sinaïterrein in Amersfoort, waarvoor recentelijk een bestemmingsplan voor de ontwikkeling tot woongebied is vastgesteld. Hierbij moet echter onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende deelgebieden van Kamp Amersfoort. Het gebied dat onderdeel uitmaakt van het plangebied van dit bestemmingsplan ligt op ruim 200 m vanaf de dichtst bijgelegen woonbestemming. Uit oogpunt van milieuzonering is dit ruimschoots aanvaardbaar.

Aan de westkant van de Loes van Overeemlaan kan, binnen het daar geldende bestemmingsplan, worden voorzien in alternatieve parkeergelegenheid, omdat de huidige parkeergelegenheid als gevolg van het project niet gehandhaafd kan blijven. De afstand van de laan tot aan het woongebied bedraagt ruim 160 m. Het parkeerterrein reikt niet verder dan 60 m vanaf de weg. De afstand tussen het parkeerterrein de woonbestemming bedraagt daarom tenminste 100 m. In de handreiking voornoemd is een autoparkeerterrein ingedeeld bij categorie 2. De in dit geval aan te houden richtafstand bedraagt 30 m op het aspect geluid. Dit is aanzienlijk minder dan de hiervoor genoemde afstand van 100 m. Dus ook wanneer het parkeerterrein in de toekomst een beperkte uitbreiding zou ondergaan, ontstaat niet direct een zoneringsprobleem. Bovendien zijn de - uit oogpunt van een goede milieuzonering - gunstige terreinkenmerken (geaccidenteerd terrein, bomen) hierbij niet meegerekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.191-0401_0007.jpg"

Afbeelding 4.1 - Beoogde locatie parkeerterrein.

Er liggen verder geen andere milieugevoelige functies in de buurt van het toekomstige bezoekerscentrum of het parkeerterrein. Geconcludeerd kan daarom worden dat het plan, inclusief de aanleg van de parkeerplaats, uit oogpunt van milieuzonering aanvaardbaar is.

4.3 Verkeer

Er is een nadere analyse uitgevoerd naar de verkeerskundige gevolgen van de plannen van Kamp Amersfoort. Deze analyse is opgenomen in Bijlage 1 Verkeersanalyse van deze toelichting. Hierna is een samenvatting van deze analyse opgenomen, waarbij is ingezoomd op de voor dit bestemmingsplan relevante aspecten.

Zoals in hoofdstuk 2.2 reeds is aangegeven vereist voorliggende ontwikkeling geen mobiliteitstoets, aangezien de impact op de mobiliteit beperkt is en niet tot knelpunten leidt.

Toename en verdeling verkeer

Door de uitbreiding van Kamp Amersfoort zal het bezoekersaantal naar verwachting doorgroeien van de huidige 32.000 bezoekers per jaar tot (worstcase) maximaal 70.000 bezoekers per jaar over enkele jaren. Naar verwachting zal het werkelijk aantal bezoekers rond 60.000 per jaar komen te liggen.

Na de uitbreiding van Kamp Amersfoort worden de openingsuren uitgebreid van 1.300 in de huidige situatie naar 1.500 uur per jaar. Afgezet tegen de maximaal 70.000 bezoekers per jaar, betekent dit op piekmomenten ongeveer 75 bezoekers in het drukste uur.

Er is onderzocht met welk vervoer de bezoekers Kamp Amersfoort bezoeken. Aannemelijk is dat naar deze locatie circa 70% met de auto komt, circa 10% met het OV, circa 10% met de touringcar en de overige 10% met de fiets.

Parkeren

Bovenstaande aannames leiden per vervoerswijze tot de volgende uitkomsten voor het parkeren:

  • Auto

De huidige parkeerplaats voor auto's vervalt. Bij de uitbreiding van Kamp Amersfoort dienen er minimaal 40 parkeerplaatsen in het bos aan de overzijde van de Loes van Overeemlaan te worden gerealiseerd. Gezien de beschikbare ruimte is dit mogelijk. Vanwege de relatie tussen Kamp Amersfoort en de parkeergelegenheid is een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de planregels waarmee de ingebruikname van het nieuwe Kamp Amersfoort pas mogelijk wordt wanneer tenminste 40 parkeerplaatsen beschikbaar zijn.

  • Fiets

De huidige parkeercapaciteit voor fietsers vervalt. Bij de uitbreiding van Kamp Amersfoort dienen 100 parkeerplekken voor fietsers in het bos te worden gerealiseerd. Gezien de beschikbare ruimte is dit mogelijk.

  • Touringcar

In de huidige situatie bestaat geen parkeergelegenheid voor touringcars. Twee opstelplaatsen voor touringcars zijn gewenst. Aan het einde van de Loes van Overeemlaan, bij het Russische monument, is er ruimte om een keerlus of (kort-)parkeerplaats te maken voor twee touringcars. Verder kan ook de parkeerplaats voor auto's zo worden ingericht dat hier ook twee touringcars kunnen staan. Daarbij wordt opgemerkt dat dubbelgebruik (auto's of touringcars) reëel is, aangezien bezoek met touringcars meestal op afspraak plaatsvindt.

Verkeersveiligheid

De uitbreiding van Kamp Amersfoort leidt tot een toename van het verkeer op de Loes van Overeemlaan. Deze toename is echter klein en zal hoofdzakelijk plaats vinden buiten de spitsuren van de overige lokale bestemmingen, waardoor de verkeersveiligheid niet zal verslechteren.

Conclusie

Vanuit verkeerskundig oogpunt is het uitbreidingsplan van Kamp Amersfoort haalbaar en aanvaardbaar.

4.4 Luchtkwaliteit

Tot de overweging van 'een goede ruimtelijke ordening' behoren ook de eventuele bijdragen van het plan aan de luchtkwaliteit. Voor dit plan wordt een inschatting daarvan gemaakt met behulp van de NIBM-tool.

NIBM staat voor "niet in betekenende mate bijdragend" (aan de luchtkwaliteit). Met de NIBM-tool kan:

  • eenvoudig en snel worden bepaald of een plan niet-in-betekenende-mate bijdraagt aan de concentratie van een stof in de buitenlucht;
  • de onderzoekslast bij kleinere projecten worden beperkt;
  • de grens worden bepaald voor het aantal extra voertuigbewegingen, dat niet zal leiden tot een concentratietoename die groter is dan de NIBM-grens.

De NIBM-tool is in 2008 ontwikkeld door het ministerie van Infrastructuur en Milieu in samenwerking met Kenniscentrum InfoMil. De NIBM-tool wordt jaarlijks door InfoMil geactualiseerd.

Voor het gebruik van de NIBM-tool is maar een beperkt aantal invoergegevens nodig. Alleen het extra aantal voertuigbewegingen en het aandeel vrachtverkeer worden ingevoerd. Voor de overige invoergegevens is in de NIBM-tool uitgegaan van worst-case omstandigheden. Met deze beperkte invoergegevens wordt vastgesteld of een plan NIBM is.

Onderzoek

Om de gevraagde invoergegevens te bepalen kan worden aangesloten bij het verkeerskundig onderzoek, zoals beschreven in paragraaf 4.3 Verkeer. Daaruit blijkt dat er in de huidige situatie er 32.000 bezoekers per jaar zijn. In de uiteindelijke situatie (worst case) zijn er 70.000 bezoekers per jaar.

De NIBM-tool vereist de invoer van een weekdaggemiddelde ten aanzien van het toegenomen verkeer (normaal verkeer en aandeel vrachtverkeer). Op basis van de hiervoor genoemde bezoekersaantallen bedraagt deze toename 104 bezoekers gemiddeld per weekdag.

Uit het hiervoor genoemde verkeerskundige onderzoek wordt als worst case scenario de volgende verdeling aangehouden:

  • 70% komt met de auto
  • 10% komt met het openbaar vervoer (bus)
  • 10% komt met de touringcar
  • 10% komt met fiets

Dat betekent (afgerond):

  • 73 bezoekers met de auto
  • 21 bezoekers met OV/touringcar
  • 10 bezoekers met fiets (geen bijdrage)

Een aantal van 2 bezoekers per auto betekent een toename van 37 auto's per dag. Hierbij is nog geen eventuele personeelstoename meegerekend. Het is aanvaardbaar de toename daarvan op maximaal 2 auto's per dag te stellen. De totale toename van het aantal auto's bedraagt dus 39 per dag.

Het verkeerskundig onderzoek gaat verder uit van 2 touringcars per dag. Dit is meer dan voor het bepalen van de verkeerstoename nodig is. Door dit aantal toch in de berekening mee te nemen wordt tevens de toename van bezoekers per OV daarin verdisconteerd.

Aldus bedraagt de toename van het aantal verkeersbewegingen per dag 41. Het aandeel 'zwaar verkeer' bedraagt 2/41*100 = 4,8%

De invoering van deze cijfers in de NIBM-tool geeft het volgende resultaat:

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.191-0401_0008.png"

Afbeelding 4.2 - Tabel met uitkomst NIBM-tool

Uit deze tabel komt duidelijk naar voren de grens voor "niet in betekenende mate" bijdragend bij lange na niet wordt gehaald als gevolg van de toename van het extra verkeer (worst case).

Conclusie

Het plan is vanuit luchtkwaliteit aanvaardbaar.

4.5 Geluidhinder

Bij het aspect geluidhinder is het noodzakelijk twee invalshoeken te belichten:

1. geluid vanwege het plan op de (geluidgevoelige) omgeving;

2. geluid uit de omgeving op geluidgevoelige functies binnen het plan.

In dit plan gaat het alleen om wegverkeerslawaai.

Ad 1.

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) artikel 74 hebben alle wegen een geluidzone. Uitzondering hierop zijn woonerven en straten met een maximumsnelheid van 30 km/u. De zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en of een weg binnen of buitenstedelijk is gelegen.

De Loes van Overeemlaan is een doodlopende laan. De maximum snelheid ter plaatse van het plangebied bedraagt 30 km/h. Op het aansluitende weggedeelte bedraagt de maximumsnelheid 50 km/h. Door de aard en breedte van de weg wordt in de praktijk die snelheid niet gehaald.

Aan de Loes van Overeemlaan zijn geen geluidgevoelige functies gesitueerd. Datzelfde geldt voor het gedeelte van de Laan 1914 tussen de Loes van Overeemlaan en de kruising Leusderweg / Doornseweg, waarlangs het meeste bezoekende verkeer het plangebied zal bereiken.

Gelet op het bovenstaande is het uitvoeren van akoestisch onderzoek op grond van de Wgh niet noodzakelijk. Ook uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening kan akoestisch onderzoek achterwege blijven, omdat op voorhand reeds duidelijk is dat het plan niet leidt tot akoestische knelpunten in de omgeving (en daardoor als aanvaardbaar kan worden beschouwd).

Ad 2.

Een educatief bezoekerscentrum is, in planologische zin beschouwd, geen geluidgevoelige functie. In de omgeving zijn geen functies aanwezig die akoestisch (of anderszins) het functioneren van het bezoekerscentrum beïnvloeden. Ook op dit punt is het plan uit oogpunt van geluidhinder aanvaardbaar.

Conclusie

Het plan is vanuit geluid uitvoerbaar.

4.6 Externe Veiligheid

Met behulp van de website www.risicokaart.nl kan een eventueel risico inzake externe veiligheid zichtbaar worden gemaakt. Op onderstaande afbeelding is de locatie van het plangebied (rode vlak) ingetekend op de risicokaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.191-0401_0009.jpg"

Afbeelding 4.3 - Uitsnede risicokaart

Geconstateerd kan worden dat het plangebied op voldoende afstand blijft van de dichtstbij gelegen risicobronnen met bijbehorende zones, zijnde wegen waarop ongevallen kunnen plaatsvinden en/of waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, dan wel een lpg-tankstation nabij de zuidelijke afrit 5 op de A28. De groene objecten op de kaart betreffen gevoelige functies, geen risicobronnen. Andersom vormt het bestemmingsplan geen externe veiligheidsrisico voor woningen of andere gevoelige objecten in de omgeving.

Conclusie

Het plan is uit oogpunt van externe veiligheid uitvoerbaar.

4.7 Bodemkwaliteit

In verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dient onderzoek verricht te worden naar de (te verwachten) bodemkwaliteit in het plangebied door het raadplegen van beschikbare bodemgegevens. Een nieuwe bestemming mag pas worden toegekend als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Daar waar sprake is van consoliderend bestemmen van bestaande situaties kan een diepgaand inzicht in de bodemsituatie vooraf achterwege blijven, tenzij een redelijk vermoeden moet bestaan van een saneringssituatie.

Bij bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem benodigd. Het bouwen is alleen toelaatbaar als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom dient bij iedere nieuwe bouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te worden gebracht. De bodemonderzoeken voor eventuele nieuwe (vervangende) bouwactiviteiten mogen niet te oud zijn en moeten een vastgestelde informatiekwaliteit bieden. Indien aan die voorwaarden niet kan worden voldaan, dient aanvullend onderzoek plaats te vinden. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, dient vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden een bodemsanering te worden uitgevoerd om de bodem wel geschikt te maken, of dient de omgevingsvergunning te worden geweigerd.

Op basis van een algemene inventarisatie van beschikbare bronnen vormt de bodemkwaliteit geen belemmering voor de beoogde functies binnen dit plan. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen dat voor dit bestemmingsplan geldt dat de bestaande functie grotendeels intact blijft, afgezien van de uitruil van gronden met de politieschool.

Conclusie

Met het oog op de planologische afweging is het aannemelijk dat het plan uit oogpunt van bodemkwaliteit uitvoerbaar is. Uiteraard moet in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning wel een bodemonderzoek worden uitgevoerd.

4.8 Water

In Nederland heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de watertoets. De watertoets houdt in dat bij het maken van ruimtelijke plannen al in een vroeg stadium bekeken moet worden wat de gevolgen zijn voor water en de ruimtelijke ordening. De watertoets is een proces waarbij overleg wordt gevoerd met de waterbeheerder. De waterbeheerder, in dit geval waterschap Vallei en Veluwe, stelt in dit proces de kaders vast en geeft een wateradvies voor verschillende waterhuishoudkundige aspecten. De watertoets resulteert uiteindelijk in een waterparagraaf, die in de toelichting van het ruimtelijke plan wordt opgenomen. Onderstaande waterparagraaf is in overleg met het waterschap tot stand gekomen.

Vasthouden - bergen - afvoeren

Een deel van het hemelwater moet binnen het plangebied worden vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct worden afgevoerd naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee functioneert de waterzuiveringsinstallatie beter, wordt verdroging tegen gegaan en worden piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) voorkomen.

Grondwaterneutraal bouwen

Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.

Schoon houden - scheiden - schoon maken

Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door bij de omgevingsvergunning nadere eisen/randvoorwaarden te stellen aan onder meer de toegepaste (bouw)materialen.

Oppervlaktewater

Ten noorden van het plangebied is een oppervlaktewater gelegen (zie Figuur 4.4). Dit oppervlaktewater heeft een waterbergingsfunctie. Met de realisatie van voorliggend plan wordt de functie van dit oppervlaktewater echter niet geraakt en kan uitvoering doorgang vinden. Verder bevindt zich geen oppervlaktewater binnen of nabij het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.191-0401_0010.png"

Afbeelding 4.4 - Aanduiding open water in de omgeving van het plangebied

Grondwater

De grondwaterstand in de omgeving van het plangebied zit op grote diepte. Voor nieuwe ontwikkelingen geldt dat deze zo moeten worden geordend en ingericht dat dit past bij de bestaande grondwaterstanden. Met het ondergrondse bezoekerscentrum op 5,1 meter onder maaiveld wordt aangelegd leidt dit op deze locatie niet tot problemen.

Verhard oppervlak

Ten opzichte van de uitgangssituatie wordt met de vernieuwing van Kamp Amersfoort een geringe toename van verhard oppervlak gerealiseerd. Deze toename is niet groter dan 1500 m2, waarmee het voldoen aan de zorgplicht van waterschap Vallei en Veluwe niet aan de orde is.

Desondanks wordt in het ontwerp rekening gehouden met de afvoer van hemelwater door de inpassing van maatregelen die bijdragen aan het vasthouden, bergen en laten infiltreren van hemelwater. Gezien de bodemgesteldheid en het feit dat binnen en nabij het plangebied voldoende mogelijkheden voor de infiltratie van hemelwater zijn, worden hier geen knelpunten voorzien.

Drinkwaterbeschermingsgebied (PRV)

Behoud van de kwaliteit van het drinkwater is essentieel. De duurzame veiligstelling van de drink­watervoorziening geldt als een dwingende reden van groot openbaar belang. Voorkomen moet worden dat de risico’s op verslechtering van de bronnen toenemen (stand-still).Voor de afweging is het van belang, dat met het waterwinbelang in voldoende mate rekening is gehouden.

In een drinkwaterwingebied wordt het grond- of oppervlaktewater gebruikt om drinkwater van te maken. Als dat grond- of oppervlaktewater vervuild raakt, dan heeft dat ook gevolgen voor het drinkwater. Daarom zijn er gebieden aangewezen als drinkwaterbeschermingsgebied waarvoor bepaalde regels gelden voor bewoners en bedrijven ten aanzien van bijvoorbeeld het in de bodem brengen van vloeistof(fen)

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.191-0401_0011.png"

Afbeelding 4.5 - Ligging plangebied binnen drinkwaterbeschermingsgebied

In dit bestemmingsplan wordt niet voorzien in een functiewijziging, zodat het waterwinbelang niet in het geding is. Ook de gewijzigde bouwmogelijkheden ter plaatse van het plangebied leiden niet tot verslechtering van bronnen. Uit oogpunt van drinkwaterbescherming is het plan aanvaardbaar.

Grondwaterbeschermingsgebied en 100-jaaraandachtgebied (PMV)

Grondwaterbeschermingsgebieden liggen als een schil rond de waterwingebieden. De grens van deze gebieden is de lijn, van waaraf het grondwater een periode van 25 jaar nodig heeft om de pompputten te bereiken (de 25-jaars zone).

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.191-0401_0012.jpg"

Afbeelding 4.6 - Ligging plangebied ten opzichte van grondwaterbeschermingsgebied

Het plangebied blijft op ruim 200 m afstand van het grondwaterbeschermingsgebied Amersfoort-Berg (blauw vlak in afbeelding 4.6), waaruit per jaar anderhalf miljoen kubieke meter grondwater wordt opgepompt. Vanwege de ruime afstand van het plangebied tot het beschermingsgebied en het feit dat geen functieverandering mogelijk wordt gemaakt hoeven hiervoor geen speciale maatregelen te worden genomen.

Het plangebied is wel gelegen in een 100-jaaraandachtsgebied (blauwe stippellijn in afbeelding 4.6). De 100-jaarzone is dat deel vanhet intrekgebied, waar de 'reistijd' van het grondwater (toen het bijvoorbeeld als regen op de bodem terecht kwam) vanaf het maaiveld tot de winning maximaal 100 jaar is. In dit gebied zijn geen specifieke regels uit de Provinciale Milieuverordening (PMV) van toepassing, wel geldt de bijzondere zorgplicht. In de beschermingszones is sprake van een kwetsbare functie (waterwinning voor drinkwater) en een veelal kwetsbare bodem. Daarom mag extra alertheid en zorgvuldigheid worden verwacht van personen en instanties die hier maatschappelijke activiteiten ontplooien die de kwaliteit van het grondwater negatief kunnen beïnvloeden. Voor dit plan wordt de huidige maatschappelijke functie voortgezet. Het plan maakt geen (nieuwe) activiteiten mogelijk die het grondwater negatief kunnen beïnvloeden.

Conclusie

Het plan is uit oogpunt van water uitvoerbaar.

4.9 Ecologie

De haalbaarheid van de ontwikkeling van het herdenkingscentrum Kamp Amersfoort is in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) getoetst in een ecologische quickscan. Op basis van beschikbare gegevens, een veldbezoek en een interpretatie van de veld –en bureaustudie gegevens is inzichtelijk gemaakt welke soorten verwacht mogen worden op basis van habitatgeschiktheid. Deze studie is opgenomen in Bijlage 2 Quickscan ecologie van deze toelichting. Op basis van deze gegevens is een effectbeoordeling opgesteld waar conclusies uit zijn getrokken en aanbevelingen zijn gedaan.

Het ontwerp voor de vernieuwing van Kamp Amersfoort is sinds het uitvoeren van de quickscan ecologie gewijzigd, maar het rapport en de op basis hiervan getrokken conclusies blijven onverminderd in stand.

Soortenbescherming

De volgende beschermde en algemene soorten komen voor binnen en direct rondom het plangebied:

Grondgebonden zoogdieren zoals (spits)muizen, mol en vos

Voor deze soorten geldt een vrijstelling in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen. Ook geldt de zorgplicht uit artikel 1.11 Wnb. Effecten op grondgebonden zoogdieren zijn te voorkomen door het plangebied tijdig te ontdoen van begroeiing/maaien en te egaliseren en de vegetatie kort te houden gedurende de werkzaamheden.

Vleermuizen

Vleermuizen maken mogelijk gebruik van het plangebied als foerageergebied. Om de functie van het bijgebouw en de grove dennen voor vleermuizen te bepalen is vervolgonderzoek naar vleermuizen noodzakelijk. Dit onderzoek is inmiddels in uitvoering.

Broedvogels

Er zijn geen jaarrond beschermde nesten aanwezig en deze worden ook niet verwacht gezien de grote openheid van het bosgebied ter hoogte van de toekomstige parkeerplaats en het feit dat het bezoekerscentrum geen plekken heeft waar huismus of gierzwaluw in kunnen huisvesten.

Door geluid, licht en optische effecten kunnen broedende vogels worden verstoord. Effecten op broedvogels worden voorkomen door voorafgaand aan het broedseizoen (tussen september en februari) het plangebied ongeschikt (korte vegetatie en bomen gekapt) te maken.

Gebiedsbescherming

De volgende beschermde gebieden komen voor binnen en direct rondom het plangebied:

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Aan de westkant van de Loes van Overeemlaan liggen twee natuurtypen van het NNN (Afbeelding 4.6), namelijk droge dooradering gebied (paars) en dennen-eiken-beukenbos (donkergroen). Deze natuurtypen zijn kernwaarden van het NNN, waar binnen de begrenzing in de basis geen ruimtebeslag mag plaatsvinden, om te voorkomen dat kernwaarden worden aangetast. Het plangebied voor de vernieuwing van Kamp Amersfoort is gesitueerd buiten het NNN.

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.191-0401_0013.png"

Afbeelding 4.6 - Indicatie toekomstige parkeerplaats (in het rode kader) binnen begrenzing NNN

Door de aanleg van de parkeerplaats vindt er direct ruimtebeslag plaats op dennen-eiken-beukenbos. Dit vormt in beginsel een aantasting van de kernkwaliteit van het NNN. Daarnaast komt vrijwel aangrenzend aan het NNN een uitbreiding van het bezoekerscentrum. In de lijn van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied is het niet bezwaarlijk om een reële uitbreidingsmogelijkheid op te nemen ter hoogte van Kamp Amersfoort. De uitbreiding van het ontvangstgebouw, de omheinde binnenplaats en de ondergrondse uitbreiding wordt niet als bezwaarlijk gezien. Voor wat betreft het nieuwe parkeerterrein geldt dat de aanleg van parkeerplaatsen is toegestaan binnen het geldende bestemmingsplan, mits geen bebouwing plaatsvindt binnen de grenzen van het NNN.

Voor de aanleg van de parkeerplaatsen moet een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden worden verleend. Beoordeeld moet worden of door de aanleg van de parkeerplaatsen (of de gevolgen daarvan) de aanwezige landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.

Dat betekent dat wordt voldaan aan het beleid uit de Provinciale Ruimtelijke Verordening. Hierin is voorgeschreven dat een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘Natuur Netwerk Nederland’ geen nieuwe bestemmingen en regels bevat die ruimtelijke ontwikkelingen toestaan, die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gebieden, of van de samenhang tussen die gebieden. Voor de parkeerplaats hoeft - zoals gezegd - geen nieuw ruimtelijk besluit te worden genomen noch een nieuwe bestemming te worden vastgesteld.

Houtopstanden

In de Bomenverordening 2012 heeft de gemeente Leusden het volgende beleid vastgelegd:

  • Als een boom op eigen grond staat maar niet op de Groene Kaart, dan mag de boom zonder vergunning gekapt worden. Dit geldt voor een deel van de bomen op het terrein van Kamp Amersfoort (met name de jongere bomen).
  • Als een boom op eigen grond staat en ook op de Groene Kaart moet een omgevingsvergunning aangevraagd worden. Dit geldt voor de groep eiken ten zuidwesten van het bezoekerscentrum.
  • Wanneer bomen zowel op gemeentegrond als op de Groene Kaart staat, dan mag een boom niet gekapt worden. Dit geldt voor de bomen weergegeven in Afbeelding 4.7.
  • Wanneer de bomen op gemeentegrond staan maar niet op de Groene Kaart dan moet er een kapvergunning aangevraagd worden, waarbij onder andere toestemming nodig is van omwonenden. Dit geldt voor de bomen ter hoogte van de toekomstige parkeerplaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.191-0401_0014.png"

Afbeelding 4.7 - Waardevolle bomen op het terrein van Kamp Amersfoort die niet gekapt mogen worden volgens de groene kaart van Gemeente Leusden

Conclusie

Het plan is uit oogpunt van gebiedsbescherming aanvaardbaar, mits ter plaatse van de beoogde parkeerplaats geen functies of bebouwing plaatsvinden die niet passen in het huidige bestemmingsplan. Daarvan is ook geen sprake, de parkeerplaats kan binnen de huidige bestemmingsregels worden aangelegd. Voor wat betreft soortenbescherming wordt een nader onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen uitgevoerd, teneinde te kunnen bepalen of (en zo ja: welke) specifieke maatregelen nodig zijn. Voor wat betreft het kappen van bomen gaat het om enkele waardevolle bomen op de binnenplaats die mogelijk gekapt worden. Hiervoor wordt - indien nodig - een aanvraag omgevingsvergunning ingediend. Het plan is planologisch gezien ook zonder de kap van deze bomen uitvoerbaar. De slotconclusie is dan ook dat het plan uit oogpunt van bescherming van natuurwaarden planologisch acceptabel en uitvoerbaar is.

4.10 Archeologie En Cultuurhistorie

Door RAAP is in 2010 een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd ter plaatse van Kamp Amersfoort. Dit betreft niet alleen het monument en de schietbaan, maar het gehele voormalige kampterrein. Op basis van dit onderzoek is de hoge archeologische waarde voor het hele terrein bevestigd. Dit betekent dat hier overal voor werken en werkzaamheden op of in de bodem een nader archeologisch onderzoek vereist is. Voor het bestemmingsplan biedt het onderzoek van RAAP uit 2010 voldoende informatie voor de planologische afweging zoals die in dit bestemmingsplan wordt gemaakt.

De uitvoering van vervolgonderzoek, voorafgaand aan de uitvoering van werken en werkzaamheden, is in dit plan gewaarborgd in de vorm van een dubbelbestemming voor bescherming van archeologische waarden. Dat betekent dat bij de aanvraag omgevingsvergunning een rapportage van een uitgevoerd vervolgonderzoek moet worden ingediend.

De juridische borging van de bescherming van archeologische waarden is opgenomen in de dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoge archeologische waarde, op grond waarvan - zowel voor het bouwen als voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden - een omgevingsvergunning is vereist.

Het archeologisch onderzoek uit 2010 is overigens niet opgenomen in dit plan maar kan op aanvraag worden ingezien.

Conclusie

Vaststelling van het bestemmingsplan is op het aspect archeologie aanvaardbaar.

Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet

5.1 Standaard En Plansystematiek

Standaard

Dit bestemmingsplan is opgesteld en ingericht conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).

Systematiek

Het plan is ingericht als een gedetailleerd eindplan zonder uitwerkingsverplichtingen.

5.2 Toelichting Op De Regels

Deze paragraaf bevat een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. Daarnaast wordt in deze paragraaf ingegaan op de overige regels uit het bestemmingsplan. Conform SVBP2012 zijn de regels onderverdeeld in vier hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel is een aantal begrippen verklaard die genoemd worden in de planregels. Dit artikel voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel is bepaald hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moeten worden. Evenals de begripsbepalingen voorkomen de bepalingen inzake de wijze van meten interpretatieverschillen bij de toepassing van de planregels.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk

De bestemming herbergt zowel de gronden van het bezoekerscentrum met (nieuwe) binnenplaats van Kamp Amersfoort als de gronden die in gebruik worden genomen door de naastgelegen politieschool. Beide functies worden via functieaanduidingen onderscheiden. Daarnaast zijn bouw- en maatvoeringsaanduidingen opgenomen, in het bijzonder voor de nieuwe bebouwing, waaronder de omheining die de binnenplaats omsluit.

Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor de gronden van de politieschool om ook andere maatschappelijke functies toe te staan. Deze bevoegdheid geldt ook binnen (en stemt overeen met) de reeds geldende, aangrenzende bestemming Maatschappelijk.

Het plangebied kent de nodige cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Bescherming daarvan is wenselijk en geregeld in de bestemmingsomschrijving. Niettemin moet voldoende (gebruiks-)ruimte kunnen worden gecreëerd voor de aan de gronden toegekende bestemmingen. Via een omgevingsvergunningverplichting is het mogelijk om aanvullende (gebruiks-)ruimte te creëren, voor zover deze gepaard gaat met (bouw-)werkzaamheden of werkzaamheden.

In de bestemming zijn voorwaardelijke verplichtingen opgenomen voor de uitvoering van nader onderzoek naar vleermuizen, voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, en voor het beschikbaar zijn van voldoende parkeerplaatsen op het moment dat het nieuwe bezoekerscentrum in gebruik wordt genomen.

Artikel 4 Waarde - Archeologie hoge archeologische waarde

Deze dubbelbestemming beschermt de (potentieel aanwezige) archeologische waarden binnen het plangebied door middel van een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van (bouw-)werken en werkzaamheden dieper dan 0,30 m.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening worden opgenomen om

bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en

bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het overgebleven

terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een

soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 6 Algemene bouwregels

In de algemene bouwregels is de maximale bouwhoogte van ondergeschikte bouwdelen buiten bouwvlakken opgenomen.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

In deze regels zijn vormen van gebruik opgenomen, die expliciet verboden zijn. De algemene gebruiksbepalingen dragen bij aan het voorkomen van rechtsonzekerheid. Uiteraard zijn ook andere vormen van gebruik, die niet in overeenstemming zijn met de bestemmingsbepalingen, niet toegestaan.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om af te wijken voor bepaalde nuts- en communicatievoorzieningen alsmede voor beperkte afwijkingen inzake de maatvoering. Met de algemene afwijkingsregels wordt beoogd een bepaalde mate van flexibiliteit in de planregeling te bieden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

Het overgangsrecht regelt de verhouding tussen de rechtssituatie die met de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan is ontstaan en de voordien geldende rechtssituatie. De bepalingen van het overgangsrecht in dit plan is vastgelegd conform de eisen uit het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 10 Slotregel

Deze regel bevat de aanhalingstitel van de regels van het plan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Financiële uitvoerbaarheid

De totale ontwikkelingskosten van het project, dat het onderhavige bestemmingsplan mogelijk maakt, bedragen circa € 6 miljoen. Aangezien de totale investering te groot is om in een keer te financieren is er voor gekozen het project op te knippen in een aantal fasen. Hierdoor kan er op korte termijn gestart worden met de uitvoering van het project.

Om het project financieel beheersbaar te maken is het vooralsnog opgeknipt in de volgende fasen:

  • 1e fase: paviljoen met fresco's, ondergrondse expositieruimte, omheining, binnenplein, restauratie oorspronkelijke toegangspoort, tijdelijk entreegebouw en parkeerplaats.
  • 2e fase: inrichting ondergrondse expositieruimte.
  • 3e fase: ontwikkeling van het landschap.

Deze fasen kunnen onafhankelijk van elkaar worden gerealiseerd. Dit bestemmingsplan maakt fase 1 en fase 2 planologisch-juridisch mogelijk. Fase 3 past reeds in het geldende bestemmingsplan, net als de aanleg van het parkeerterrein in fase 1.

De initiatiefnemer heeft bij de gemeenten Amersfoort en Leusden en de provincie Utrecht een projectbegroting ingediend. De overheden achten deze begroting reëel en uitvoerbaar. Daarmee is de financiële uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan voldoende verzekerd.

Exploitatieplan

Het plan maakt de realisering c.q. uitbreiding van een hoofdgebouw mogelijk. De gemeente is, op grond van de Grondexploitatiewet juncto Wet ruimtelijke ordening, in beginsel verplicht om alle kosten die de gemeente moet maken voor de verwezenlijking van het plan te verhalen op de initiatiefnemer via een exploitatieplan. De gemeente Leusden sluit geen anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer. Omdat de gemeente de kosten verhaalt via de leges, is het wettelijke verhaal van kosten anderszins verzekerd en hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 3.1.6 onder e van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gaan een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor, vergezeld van een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. In de voorbereiding op dit plan heeft afstemming plaatsvonden met diverse stakeholders. Hierna wordt hiervan beknopt verslag gedaan.

Overleg met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Provincie Utrecht en Gemeente Leusden

De strekking van de uitkomst van dit overleg is dat het (aangepaste) plan door zowel de Rijksdienst, het adviesteam Ruimtelijke Kwaliteit Gemeente Leusden als de Provincie Utrecht positief is ontvangen. Door het opnemen van een historische analyse is duidelijker geworden waarom bepaalde keuzes gemaakt zijn en wat de achterliggende gedachte is. Het verhaal geeft aanleiding voor de gekozen oplossing.

Vooroverleg relevante stakeholders

De initiatiefnemer heeft vanaf de initiatieffase van de vernieuwing van het bezoekerscentrum van Kamp Amersfoort in contact gestaan met de direct belanghebbenden rond het plangebied. Het gaat hier om de politieschool. Vanwege de grondruil die hier plaats moet vinden in het kader van de vernieuwing heeft hier reeds in een vroeg stadium afstemming plaatsgevonden en is overleg gevoerd over het initiatief. Mede daarom is door de politieschool schriftelijk aangegeven dat er geen bezwaar tegen de bouwplannen bestaat.

Daarnaast is ook overleg gevoerd met overige belanghebbenden in de buurt. Het betreft hier onder meer:

  • Den Treek Henschot;
  • Golfclub Hoge Klei;
  • Royal HaskoningDHV.

Deze partijen zijn op de hoogte gesteld van de beoogde ontwikkeling en hebben te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen de vernieuwing van Kamp Amersfoort. Het vooroverleg met relevante stakeholders heeft niet geleid tot aanpassing van de plannen.

Inspraak

De gemeente Leusden heeft ervoor gekozen geen inspraakprocedure te voeren. Gelet op de aard en situering van het plan en het vooroverleg met de relevante stakeholders, heeft het verlenen van inspraak weinig toegevoegde waarde. Uiteraard blijft de mogelijkheid bestaan van het indienen van een zienswijze tijdens de periode van tervisielegging van het ontwerp van het plan.

Overleg met maatschappelijke instanties

Op grond van artikel 3.1.1, lid 1 juncto artikel 3.1.6, lid 1 onder c Bro pleegt het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

De conclusie is dat bij de voorbereiding van dit plan er afstemming is gezocht met de relevante instanties en andere belanghebbenden. Op het plan is in hoofdzaak instemmend gereageerd. Aandacht wordt gevraagd voor de nadere uitwerking op detailniveau. Dat laatste valt echter buiten de planologische reikwijdte van het bestemmingsplan.

Nota vooroverleg en ambtelijke aanpassingen

De nota is opgenomen in Bijlage 3 van de toelichting.

Bijlagen

Bijlage 1 Verkeersanalyse

Bijlage 2 Quickscan Ecologie

Bijlage 3 Nota Vooroverleg En Ambtelijke Aanpassingen