Blokland 4
Bestemmingsplan - Gemeente Montfoort
Vastgesteld op 11-03-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Blokland 4 van de gemeente Montfoort.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0335.BPBlokland4-VA01 met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.8 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.9 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.10 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.11 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.12 bouwen
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
1.13 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.14 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.15 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.16 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.17 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.18 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.19 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
1.20 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
1.21 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.22 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.23 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.24 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.25 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.26 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.27 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.28 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
- b. ontsluiting van de aangrenzende gronden;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': parkeervoorzieningen;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals water, paden en nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 4 Maatschappelijk
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kinderdagverblijf en peuterspeelzaal;
- b. verenigingsleven;
- c. openbare, maatschappelijke en culturele voorzieningen;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, ontsluitingswegen, paden, parkeer- en nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 5 Tuin
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuin en erven;
- b. toegangspaden;
- c. bij deze bestemming behorende groen, water en verhardingen.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met dien verstande dat:
- a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen ten hoogste 2 m bedraagt, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m;
- b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 3 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 5.2 onder a voor de bouw van een entree of erker, met dien verstande dat:
- a. de diepte van de entree of erker niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
- b. de breedte van de entree of erker aan de voorgevel niet meer mag bedragen dan 80% van de breedte van de desbetreffende gevel van de woning;
- c. de goot- en of bouwhoogte van de entree of erker niet hoger mag zijn dan de eerste volledige bouwlaag boven het maaiveld, maar maximaal 4 m gemeten boven peil;
- d. de oppervlakte maximaal 6 m² mag bedragen;
- e. door het bouwen van de entree of erker de inhoud van de woning niet groter wordt dan 600 m³.
Artikel 6 Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
- b. bijbehorende voorzieningen zoals duikers, bruggen, taluds, dammen en groen.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 7 Wonen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen, daaronder begrepen aan huis gebonden beroepen en bedrijven tot een maximum oppervlakte van 50 m² per woning;
- b. parkeervoorzieningen en ontsluitingspaden;
- c. tuinen en erven.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. per bouwvlak is ten hoogste één woning toegestaan;
- b. de inhoud van een woning mag ten hoogste 600 m³ bedragen;
- c. de goothoogte van een woning bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
- d. de bouwhoogte van een woning bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
- e. het gezamenlijk grondoppervlak van de bij een woning behorende bijgebouwen mag ten hoogste 50 m² bedragen, met dien verstande van de bij een woning behorende onbebouwde gronden ten hoogste 50% mag worden bebouwd;
- f. de goot- respectievelijk bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag ten hoogste 3 m/5 m bedragen;
- g. de goothoogte van een aanbouw, uitbouw of aangebouwd bijgebouw mag ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning bedragen met een maximum van 5 m;
- h. de afstand van de gebouwen tot de erfscheiding dient ten minste 3 m te bedragen.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn, met het oog op een goede ruimtelijke en milieutechnische inpassing, bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering van nieuw te bouwen woningen.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
9.2 Ondergronds bouwen
Artikel 10 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
De voorschriften van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
- a. de ruimte tussen bouwwerken;
- b. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 Maten en bouwgrenzen
Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
12.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Artikel 13 Overige Regels
13.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Blokland 4'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In het kader van de woningbouwontwikkeling van Hofland-Oost is het agrarisch bedrijf op het perceel Blokland 4 in 2011 verplaatst. Voor deze gronden, waarop nu alleen de bestaande woning nog in gebruik is, zijn plannen uitgewerkt voor nieuwe functies.
De plannen omvatten de realisatie van een tweede, nieuwe woning, een ruimte voor een kunstenaarscollectief en een gebouw voor andere maatschappelijke functies, zoals een kinderdagverblijf of scouting. Zowel voor deze functies als voor de bouwwerkzaamheden die daarvoor nodig zijn, is een nieuw bestemmingsplan nodig.
Dit bestemmingsplan voorziet in een toegesneden onderbouwing van de voorgenomen plannen en biedt daarnaast het juridisch-planologische kader.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied is gelegen ten zuidoosten van de kern Montfoort, tegen de rand van de nieuwbouwwijk Hofland-Oost. De exacte ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Het vigerende bestemmingsplan voor het plangebied betreft het plan 'Hofland-Oost', zoals dat is vastgesteld op 21 september 2009. Het plan voorziet, naast een consoliderende regeling voor bestaand woongebied, tevens in de mogelijkheden voor de uitbreiding van de woonwijk Hofland-Oost. Daarnaast is met het plan de agrarische bestemming van het perceel Blokland 4 komen te vervallen.
1.4 Planvorm
Het voorliggende bestemmingsplan is gericht op de ontwikkeling van nieuwe functies op het perceel Blokland 4. Aangezien zowel de inrichting als de functies al gedetailleerd in beeld zijn, gaat dit bestemmingsplan uit van een gedetailleerde eindopzet. Op grond hiervan kan een omgevingsvergunning worden verleend.
1.5 Leeswijzer
Het bestemmingsplan Blokland 4 bestaat uit een toelichting, de planregels en een verbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd:
- in Hoofdstuk 2 komt de planbeschrijving aan de orde. Dit hoofdstuk bevat een analyse van de bestaande en toekomstige situatie in het plangebied;
- in Hoofdstuk 3 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen;
- in Hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond en wordt ingegaan op de reacties uit het artikel 3.1.1 Bro-overleg;
- in Hoofdstuk 5 wordt ingegaan op het ruimtelijk relevante beleid van de verschillende overheidsniveaus (Rijk, provincie en gemeente);
- vervolgens wordt in Hoofdstuk 6 het onderzoek op het gebied van de relevante sectorale aspecten besproken.
Hoofdstuk 2 Bestaande En Toekomstige Situatie
2.1 Bestaande Situatie
Ligging in groter verband
Montfoort is gelegen aan de Hollandse IJssel in het veenweidegebied van het Groene Hart van de Randstad. De kern is opgebouwd uit een middeleeuwse (vesting)stad met daaromheen de 20e-eeuwse uitbreidingswijken in met name oostelijke en zuidelijke richting. De ontsluiting vindt plaats via de provinciale weg N228 (Gouda-De Meern) die de kern in oost-westrichting doorsnijdt. Ten westen van de kern ligt de provinciale weg N204, waarover de ontsluiting richting A12 plaatsvindt.
Het plangebied is gelegen aan de zuidoostrand van de kern Montfoort in het landelijk gebied en is te typeren als 'komlandschap' als onderdeel van het rivierenlandschap. Dit landschap kan worden getypeerd als zeer open, waarbij open polders, molens en kerken beeldbepalende elementen zijn.
Randen
Ten noorden en westen van het plangebied is de wijk Hofland-Oost gelegen. Deze wijk vormt de afronding van het stedelijk gebied van Montfoort in zuidoostelijke richting.
Ten zuiden van het plangebied ligt de weg Blokland. Deze weg wordt gekenmerkt door een extensieve bebouwing in lintstructuur.
Plangebied
Het plangebied is gelegen in de polder Heeswijk. Deze polder maakt deel uit van het stiltegebied Blokland Broek. De grens van dit stiltegebied ligt op circa 100 m ten oosten van het plangebied en aan de zuidkant ligt deze net ten zuiden van de weg Blokland. Het plangebied zelf ligt buiten het stiltegebied. Het plangebied betreft een voormalig agrarisch bedrijfsperceel. Alleen de voormalige bedrijfswoning is nog in gebruik, nu als reguliere burgerwoning.
Achter deze woning, die op circa 80 m van de weg ligt, zijn nog twee voormalige bedrijfsgebouwen aanwezig: een ligboxenstal en een werktuigenloods.
2.2 Toekomstige Situatie
De plannen voor het perceel zijn op te delen in diverse losse functies. Een overzicht hiervan is weergegeven in figuur 2.1.
Figuur 2.1 Schematische weergave nieuwe situatie
De bestaande woning is in deze figuur te herkennen als de tweede woning vanaf de weg gezien. Deze woning blijft in zijn huidige vorm aanwezig. Vanaf de weg gezien blijft er langs de linkerzijde van het perceel een toegangsweg naar deze woning beschikbaar. Het overige deel van de gronden die voor de bestaande woning liggen, worden benut voor een tweede, nieuwe woning. Deze is geprojecteerd op circa 25 m vanaf de weg en krijgt een eigen ontsluiting op de weg Blokland. De realisatie van deze woning is mogelijk op basis van de provinciale Ruimte voor Ruimteregeling, doordat de voormalige ligboxenstal wordt gesloopt.
Achter de bestaande woning wordt met een nieuwe watergang een fysieke grens gemaakt naar de achterliggende gronden. Van deze gronden wordt het voorstel deel benut voor maatschappelijke functies. De bestaande werktuigenloods blijft behouden en wordt door verbouwing geschikt gemaakt voor deze functies. Het gaat daarbij concreet om ruimte voor Kunstenaarscollectief Montfoort. Doordat de voormalige ligboxenstal wordt gesloopt, ontstaat er naast het gebouw met de maatschappelijke voorzieningen een bijbehorend open terrein.
Net achter de locatie van de huidige ligboxenstal, schuin achter de voormalige werktuigenloods, komt een nieuw gebouw. Dit gebouw biedt ruimte aan maatschappelijke functies en verenigingsleven, waaronder Stichting Peutercrèche Lodewijkje en Scouting Montfoort. De gronden behorend bij dit gebouw liggen daar in het verlengde achter. Doordat deze niet de volledige breedte van het plangebied beslaan, blijft er langs de linkerzijde van het plangebied een diepe strook grond over. Hier zullen parkeerplaatsen worden aangelegd voor de maatschappelijke functies en verenigingsleven. Er zal nadrukkelijk geen traditioneel parkeerterrein worden aangelegd, maar parkeerruimte die qua uitstraling aansluit op de omgeving. Hierbij wordt onder andere halfverharding gebruikt en er zullen bomen worden geplant. De resterende gronden worden natuurlijk ingericht. Dit terrein fungeert als speelgebiedje voor de naastgelegen woonwijk. Op diverse locaties zal tussen en rondom de diverse functies water worden aangelegd. Dit water zorgt voor de nodige openheid tussen de diverse functies. Hierdoor blijven zichtlijnen richting het open landschap behouden.
Hoofdstuk 3 Juridische Planopzet
3.1 Algemeen
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal opgesteld, uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd, zodat deze ook digitaal raadpleegbaar zijn. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale plannen moeten voldoen. Zo bevatten de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. SVBP2008 kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi. Op deze wijze wordt uniformiteit gegarandeerd.
Planvorm
Omdat de plannen voor het perceel Blokland 4 gedetailleerd zijn uitgewerkt, is ook de bestemmingslegging in een gedetailleerde vorm opgenomen. Dit vertaalt zich onder andere door in toegesneden bouwvlakken die de locatie en de omvang van de bebouwing vastleggen. Ook goot- en bouwhoogte zijn gedetailleerd vastgelegd.
Opbouw planregels
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
- 1. inleidende regels;
- 2. bestemmingsregels;
- 3. algemene regels;
- 4. overgangs- en slotregel.
3.2 Inleidende Regels
Begrippen (Artikel 1)
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten (Artikel 2)
Dit artikel geeft aan hoe de hoogte van bouwwerken wordt gemeten of berekend.
3.3 Bestemmingsregels
Groen (Artikel 3)
Achterop het terrein is de speelplaats bestemd als Groen. Binnen deze bestemming kan bovendien water worden aangelegd. De ligging van het parkeerterrein, in het groen, is met een specifieke functieaanduiding vastgelegd. De gronden met de bestemming Groen zijn tevens bedoeld als ontsluiting van de gronden met de bestemming Maatschappelijk.
Maatschappelijk (Artikel 4)
De gronden voor het kunstenaarscollectief, de gronden voor het verenigingsleven en de kinderdagopvang en het bijbehorende parkeerterrein, zijn bestemd als Maatschappelijk. De twee gebouwen zijn voorzien van een bouwvlak, om zowel de locatie als omvang van deze gebouwen vast te leggen.
Tuin (Artikel 5)
De voortuinen van de twee woningen zijn als Tuin bestemd. Binnen deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan, om zodoende de gronden aan de voorzijde van de twee woningen een zekere mate van openheid te geven. De tuinbestemming loopt tot 2 m achter de voorgevelrooilijn, op deze wijze worden aan-, uit- en bijgebouwen pas op gepaste afstand achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw mogelijk.
Water (Artikel 6)
De waterpartijen zijn bestemd als Water.
Wonen (Artikel 7)
De twee woningen, met de bijbehorende zij- en achtererven, zijn bestemd als Wonen. De opzet van dit artikel is afgestemd op het in ontwikkeling zijnde bestemmingsplan voor het buitengebied van de gemeente. De twee woningen maken immers onderdeel uit van het bebouwingslint langs de weg Blokland.
Binnen deze bestemming is een bouwvlak opgenomen dat de omvang en locatie van het hoofdgebouw vastlegt. Buiten dit bouwvlak is uitsluitend erfbebouwing toegestaan in de vorm van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.
Aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven zijn onder voorwaarden mogelijk binnen de bestemming Wonen. De voornaamste voorwaarde is dat de woonfunctie de primaire functie blijft, hiertoe is een maximum oppervlakte van 50 m² vastgelegd voor het beroep of bedrijf aan huis.
3.4 Algemene Regels
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.
Antidubbeltelregel (Artikel 8)
Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels (Artikel 9)
Dit artikel bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen.
Daarnaast is bepaald dat ondergronds bouwen in de regel niet is toegestaan. Onder voorwaarden kan hiervan worden afgeweken.
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening (Artikel 10)
De regel geeft invulling aan de afstemmingsbepaling tussen de bouwverordening en het bestemmingsplan ingevolge artikel 9 van de Woningwet. Artikel 9 van de Woningwet regelt primair dat de bouwverordening buiten toepassing blijft voor zover deze niet overeenstemt met het desbetreffende bestemmingsplan. Voor zover het bestemmingsplan geen regels bevat over een onderwerp dat in de bouwverordening is geregeld, is de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaalt. De bepaling voorkomt dat de bouwverordening onbedoeld aanvullend werkt bij onderwerpen die in het bestemmingsplan bewust niet zijn geregeld, bijvoorbeeld omwille van globaliteit. De relevante onderwerpen uit de bouwverordening die wel van toepassing blijven staan allemaal in paragraaf 2.5 van de bouwverordening.
Algemene afwijkingsregels (Artikel 11)
In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen kan worden afgeweken van de bouwregels, voor zover deze afwijkingen niet onder de regel 'algemene bouwregels' valt te scharen. Dit betreft de bevoegdheid om af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages en om de bouwgrenzen te overschrijden. De initiatiefnemer dient hiertoe een omgevingsvergunning voor (binnenplanse) afwijking van het bestemmingsplan aan te vragen. Van deze bevoegdheid mag overigens alleen gebruik worden gemaakt wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.
Algemene wijzigingsregels (Artikel 12)
In dit artikel is opgenomen dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen.
Overig regels (Artikel 13)
In de regels van een bestemmingsplan wordt in een aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het bestemmingsplan door de raad. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.
3.5 Overgangsrecht En Slotregels
In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde.
Overgangsrecht (Artikel 14)
De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).
Slotregel (Artikel 15)
Deze regel bevat de titel van het plan.
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
4.1.1 Communicatie en overleg met omwonenden
Bij de oorspronkelijke planvorming voor Hofland-Oost is al gestart met de communicatie over de plannen voor dit perceel. Zo is al op 31 maart 2009 een bijeenkomst belegd met de bewoners van Blokland waarbij de Scouting Montfoort een toelichting heeft gegeven op de activiteiten van de vereniging. Het merendeel van de bewoners was sceptisch, maar stond niet direct afwijzend tegenover de vestiging van Scouting Montfoort.
Omdat de plannen voor Blokland 4 vervolgens losgekoppeld zijn van Hofland-Oost als geheel, is het thema enige tijd stil gebleven. Op 18 januari 2012 is nieuw overleg gevoerd over het plan, overigens in een (deels) gewijzigde samenstelling ten opzichte van 2009. Tijdens deze bijeenkomst is er minder sceptisch gereageerd op de plannen. Vanwege dit lopende communicatietraject wordt voor het bestemmingsplan geen afzonderlijke inspraakprocedure doorlopen. Het plan is zodoende direct als ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd, van 7 juni tot en 18 juli 2012.
Op 26 juni 2012 is een inloopavond hierover gehouden. Omdat vanuit ambtshalve overwegingen het bestemmingsplan op een aantal punten gewijzigd is, is er voor gekozen om een aangepast ontwerpbestemmingsplan opnieuw ter inzage te leggen.
Het gewijzigde ontwerpbestemmingsplan heeft van 25 oktober tot en met 5 december 2012 ter inzage gelegen. Hierop zijn negen zienswijzen binnengekomen. In de 'Nota van zienswijzen bestemmingsplan Blokland 4' zijn deze zienswijzen samengevat en van een standpunt voorzien. De nota van zienswijzen is als Bijlage 6 toegevoegd.
4.1.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. Bro is een conceptversie van het plan toegestuurd aan Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Zij hebben hierop een reactie gegeven die hieronder is samengevat en van een beantwoording is voorzien.
Door de provincie Utrecht is naar aanleiding van het eerder ter inzage gelegde ontwerpbestemmingsplan in een schriftelijke reactie aangegeven dat het bestemmingsplan niet in strijd is met provinciaal ruimtelijke belangen. Deze reactie is opgenomen in Bijlage 4. De maatschappelijke uitvoerbaarheid op dit onderdeel is daarmee aangetoond.
Overlegreactie Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden
Samenvatting
Het Hoogheemraadschap adviseert positief over het plan en kan instemmen met de beoogde ontwikkeling. Daarbij maakt zij een aantal opmerkingen ter verwerking in de toelichting van het plan. De schriftelijke reactie van het Hoogheemraadschap is opgenomen in Bijlage 5.
- 1. De watergang langs Blokland is een primaire watergang en zou om die reden bestemd moeten worden als Water.
- 2. In de toelichting blijkt uit een weergave van de nieuwe situatie dat er een nieuwe watergang wordt aangelegd en wordt aangesloten op een bestaande watergang. Bij de daadwerkelijke uitvoering daarvan, wordt gevraagd om een peilscheiding.
- 3. Het Hoogheemraadschap geeft een correctie op de in de toelichting aangegeven peilen en peilgebieden.
- 4. Aangegeven wordt dat de ondergrens aan toename verharding voor aan te leggen compensatie 1.000 m² bedraagt. Aangezien in het plan sprake is van een toename aan verharding van 400 m² is compensatie in dit geval niet nodig.
- 5. Voor de afvoer van hemelwater is een voorkeursvolgorde aangegeven in de toelichting. Het Hoogheemraadschap vraagt om aan te geven welke van deze varianten bij het plan zal worden toegepast.
Beantwoording
- 1. Bij de bestemmingslegging is aangesloten op de systematiek uit het aangrenzende plan 'Buitengebied'. De watergang, die aan weerszijden van het plangebied doorloopt in het bestemmingsplan 'Buitengebied', is in dat plan evenmin als Water bestemd. Om die reden is ook in dit bestemmingsplan de bestemming Water niet specifiek opgenomen. Binnen de bestemming Tuin is water evengoed toegestaan en op basis van de Keur is de instandhouding van de watergang voldoende gewaarborgd.
- 2. De peilscheiding dient bij het uitvoering van het plan toegepast te worden.
- 3. De correctie wordt doorgevoerd in de toelichting.
- 4. De opmerking wordt doorgevoerd in de toelichting.
- 5. De definitieve vorm waarop hemelwater wordt afgevoerd kan nog niet worden aangegeven. Bij de vergunningverlening wordt dit nader beoordeeld.
Conclusie
De overlegreactie leidt op onderdelen tot aanpassing van het plan (toelichting). Dit heeft geen verder effect op de beoogde ontwikkeling.
4.2 Economische Uitvoerbaarheid
Voor gebieden, waar nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, moet tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of het sluiten van een privaatrechtelijke overeenkomst met de eigenaren).
In dit geval is de gemeente Montfoort eigenaar is van het perceel, waardoor de te verrekenen kosten anderszins kunnen worden doorberekend. Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet nodig in dit geval.
Hoofdstuk 5 Ruimtelijk Beleid
In dit hoofdstuk is het relevante beleid van de verschillende overheidsniveaus samengevat en wordt geconcludeerd wat de gevolgen zijn voor het plangebied.
5.1 Conclusie
De beoogde functies en bijbehorende bebouwing zijn (gedeeltelijk) in strijd met de vigerende bestemmingsplannen. Het beleidsvoornemen past echter wel binnen de gemeentelijke visie en de beleidskaders van de provincie en het Rijk. Er zijn daarom geen belemmeringen op grond van het van toepassing zijnde ruimtelijk beleid.
5.2 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) & Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Doelen
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Uit de structuurvisie blijkt de ligging van het plangebied in nationaal landschap het Groene Hart. De bescherming daarvan is een rijksopgave, aangezien de structuurvisie een zelfbindend document is.
![]() | ![]() |
Uitsnede nationale ruimtelijke hoofdstructuur
Nationale belangen
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit besluit is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden en omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. De regels uit de verordening zijn van een dusdanig schaalniveau, dat hieruit geen directe gevolgen voortvloeien voor het dit plangebied.
5.3 Provinciaal Beleid
Provinciale structuurvisie 2005-2015
De provincie Utrecht laat zich bij het ruimtelijke beleid voor een belangrijk deel leiden door het principe van beheerste groei van de stedelijke kernen en door een bescherming en herstel van de kwaliteit en beleving van het landelijk gebied. Om die reden moet de aantasting van waardevolle en kwetsbare open ruimten door nieuwe verstedelijking zoveel mogelijk worden vermeden. Beleidsmatig is dit principe onder meer vertaald in een ruimtelijke afbakening van bebouwingskernen door zogeheten rode contouren. Het ruimtelijke beleid dat door de provincie voor het stedelijke gebied wordt nagestreefd, richt zich in het bijzonder op intensief ruimtegebruik, benutting van bestaande restcapaciteit en benutting van inbreidings- en transformatielocaties.
Provinciale ruimtelijke verordening 2009
De structuurvisie is doorvertaald in de ruimtelijke verordening, die regels vastlegt waar plannen van lagere overheden aan moeten voldoen. Het bestemmingsplan moet om die reden passend zijn binnen de bepalingen uit de verordening.
Het meest bepalende instrument uit de verordening zijn de contouren die per kern zijn vastgelegd en waarbinnen verstedelijking is toegestaan. Hiermee wordt direct vastgelegd dat verstedelijking daarbuiten, in het landelijk gebied, op voorhand niet is toegestaan.
De verordening kent echter specifieke, veelal thematische, regelingen die nieuwe stedelijke functies onder voorwaarden mogelijk maken. Voor dit bestemmingsplan zijn 2 van die bepalingen relevant.
Uitsnede provinciale verordening Utrecht 2009
In de eerste plaats geldt dat de contour die voor Montfoort is opgenomen aan de zuidoostzijde van de kern een opening kent. De bepaling dat in het landelijk gebied geen stedelijke functies zijn toegestaan, is ter plaatse van de opening in de contour niet van toepassing. Hiermee bestaat een zekere mate van beleidsvrijheid om ter plaatse tot een stedelijke afronding te komen. Binnen deze bewegingsruimte zijn eerder al de plannen voor Hofland-Oost uitgewerkt. De functies en de ruimtelijke opzet van dit nieuwe bestemmingsplan vormen een verdere afronding van die wijk en daarmee een overgang naar het landelijk gebied.
In de tweede plaats is de provinciale Ruimte voor Ruimteregeling van belang. Deze regeling houdt in dat bij sloop van voldoende voormalige, agrarische bebouwing ter compensatie een woning teruggebouwd mag worden. In dit geval verdwijnt er met de sloop van de ligboksenstal 1.000 m² aan voormalige agrarische bebouwing, wat mogelijkheden biedt voor de bouw van 1 nieuwe woning. De woning die voor op het perceel wordt beoogd is hiermee passend binnen het beleid.
Ontwerp provinciale ruimtelijke structuurvisie en provinciale ruimtelijke verordening Tijdens het opstellen van dit bestemmingsplan lagen de nieuwe provinciale ruimtelijke structuurvisie en provinciale ruimtelijke verordening als ontwerp ter inzage. Hoewel deze formeel nog geen beleidskader vormen, is voor de volledigheid nagegaan hoe dit plan binnen de visie en lijn uit deze twee documenten past.
De structuurvisie richt zich op drie pijlers:
- 1. een duurzame leefomgeving;
- 2. vitale dorpen en steden;
- 3. en een landelijk gebied met kwaliteit.
Bezien vanuit de huidige situatie leiden deze pijlers tot de volgende twee belangrijkste beleidsopgaven; opgaven die nodig zijn om Utrecht aantrekkelijk te houden als vestigingsplaats.
Accent op de binnenstedelijke opgave
Ten minste 2/3 van de woningbouwopgave wordt binnenstedelijk gerealiseerd. Dit sluit aan bij de vraag, vergroot het draagvlak voor voorzieningen en openbaar vervoer en vermindert de druk op het landelijk gebied. Verminderen van het overschot aan kantoren en herstructurering van bedrijventerreinen, maken ook deel uit van de binnenstedelijke opgave.
Behoud en versterken kwaliteit landelijk gebied
Het landelijk gebied is aantrekkelijk en deze kwaliteit moet behouden en versterkt worden, zowel voor het landelijk gebied zelf, als voor het stedelijk gebied. De binnenstedelijke opgave vraagt als contramal ook om een aantrekkelijk en bereikbaar landelijk gebied.
In het verlengde van de ruimtelijke structuurvisie is de ruimtelijke verordening opgesteld als toetsingskader voor onder andere bestemmingsplannen.
Het plangebied is daarbij aangemerkt als landelijk gebied, waar in beginsel geen verstedelijking is toegestaan. Minder hard dan bij de contouren uit de huidige verordening, biedt de nieuwe verordening ruimte voor kernrandzones.
5.4 Gemeentelijk Beleid
Vigerende bestemmingsplannen
Bestemmingsplan Hofland-Oost
In het bestemmingsplan Hofland-Oost is ter plaatse van het plangebied een woon- en groenbestemming gelegen. Deze bestemming is specifiek opgenomen om de voormalige agrarische bestemming te laten vervallen, wat noodzakelijk was voor de nieuwbouwwijk. Bij het opstellen van het vigerende bestemmingsplan waren er overigens al wel plannen voor het perceel Blokland 4, maar om deze niet procedureel te koppelen aan de nieuwbouwwijk is in het bestemmingsplan strikt van de bestaande situatie zonder agrarisch bedrijf uitgegaan. Om die reden is uitsluitend sprake van een tuin-, woon- en groenbestemming.
Uitsnede bestemmingsplan Hofland-Oost
Hoofdstuk 6 Milieuonderzoek
6.1 Milieueffectrapportage
Beleid en Normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Onderzoek en conclusies
Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
6.2 Verkeer
Verkeersstructuur
De woningen worden ontsloten vanaf Blokland. Via Blokland wordt in westelijke richting ontsloten naar de N204. In noordelijke richting kan over de N204 naar de A12 en Woerden gereden worden en in zuidelijke richting naar Lopik. Daarnaast wordt via de N204 ontsloten naar de N228. In westelijke richting kan over de N228 naar Gouda gereden worden en in oostelijke richting naar De Meern. De maatschappelijke functies en het verenigingsleven worden ontsloten via de wijk Hofland-Oost, binnen de kern Montfoort.
Blokland is gecategoriseerd als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 60 km/h. De wegen in de wijk Hofland Oost zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/h.
Conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig vindt op Blokland en de wegen in de wijk Hofland Oost een gemengde afwikkeling plaats. De verkeersveiligheid rondom het plangebied is dan ook voldoende gewaarborgd.
De dichtstbijzijnde bushalte is gelegen langs de Wederiksingel, op grote afstand van het plangebied. Bij deze halte halteren de openbaarvervoersdiensten in de richtingen Woerden en Nieuwegein.
Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
De nieuwe ontwikkelingen zullen leiden tot extra verkeer. De verkeersgeneratie is berekend aan de hand van kencijfers uit de publicaties 256 en 272 van het CROW. Voor het verenigingsleven/kinderdagverblijf is voor de gehele oppervlakte uitgegaan van een kencijfer voor kinderdagverblijven, aangezien deze maatgevend is.
Voor een cultureelcentrum zijn geen kencijfers bekend bij CROW voor de verkeersgeneratie. De verkeersgeneratie is te bepalen aan de hand van het aantal benodigde parkeerplaatsen. Uitgaande van 2 parkeerplaatsen per 100 m² bvo, 300 m² bvo, een turn over van 3 (aantal maal per etmaal dat een parkeerplaats bezet is) en 2 bewegingen per parkeerplaats (heen en terug) komt de verkeersgeneratie uit op 36 mvt/etmaal.
Tabel 6.1 Berekening van de verkeersgeneratie
aantal/oppervlakte | kencijfer | verkeersgeneratie in mvt/etmaal | |
woning | 1 | 6 mvt per woning | 6 |
verenigingsleven/ kinderdagverblijf | 400 m² | 37,4 per 100 m² bvo | 150 |
kunstenaarscollectief | 300 m² | - | 36 |
De totale verkeersgeneratie bedraagt dan circa 192 mvt/etmaal. Een groot deel van dit verkeer (186 mvt/etmaal) zal zich afwikkelen door de wijk Hofland-Oost, de rest via Blokland. Aangenomen kan worden dat deze extra verkeersbewegingen niet zullen leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling.
Parkeren
Voor het bepalen van de parkeerbehoefte is uitgegaan van de parkeerkencijfers uit de publicatie 182 (CROW). Bij de parkeernorm voor de woning is uitgegaan van weinig stedelijk gebied, middeldure woning en rest bebouwde kom. Voor het kinderdagverblijf is het aantal arbeidsplaatsen en het aantal kinderen van belang. In dit geval komen er drie groepen. Iedere groep heeft maximaal 16 kinderen en 3 werknemers. Dit resulteert in 48 kinderen en 9 werknemers. Voor het kunstenaarscollectief is uitgegaan van een gemiddelde parkeernorm voor cultureel centrum wijkgebouw.
Tabel 6.2 Berekening van de parkeerbehoefte
aantal/oppervlakte | kencijfer | parkeerbehoefte | |
woning | 1 | 1,85 | 2 |
kinderdagverblijf | 9 werknemers | 0,6 parkeerplaats per arbeidsplaats | 6 |
48 kinderen*80%*0,25*0,75 | 8 | ||
kunstenaarscollectief | 300 m² | 2 per 100 m² bvo | 6 |
verenigingsleven | 400 m2 | 2 per 100 m2 | 8 |
Bij de woning vindt parkeren op eigen terrein plaats. Voor de overige functies zijn dan in theorie in totaal nog 28 parkeerplaatsen nodig. Acht van deze parkeerplaatsen zijn bedoeld voor het halen en brengen van kinderen. De parkeerbehoefte van de verschillende functies vindt echter niet tegelijkertijd plaats. De parkeerdruk van het kinderdagverblijf (veertien parkeerplaatsen) geschiedt uitsluitend overdag. De parkeerdruk van de andere functies (veertien parkeerplaatsen) vindt meer in de avonduren en in de weekenden plaats. In het plangebied worden twintig parkeerplaatsen aangelegd. Hiermee wordt daarmee ruimschoots voldaan aan de parkeerbehoefte.
Conclusie
De ontsluiting voor het gemotoriseerde en langzaam verkeer is goed te noemen. Eveneens is de verkeersveiligheid rondom het plangebied voldoende gewaarborgd. De ontsluiting per openbaar vervoer is slecht te noemen, gezien de grote afstand tot het plangebied. De nieuwe ontwikkelingen zullen niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling. Ten aanzien van parkeren wordt met de realisatie van 20 parkeerplaatsen voorzien in de parkeerbehoefte. Het aspect verkeer staat de nieuwe ontwikkelingen dan ook niet in de weg.
6.3 Wegverkeerslawaai
Beoogde ontwikkeling
Binnen het plangebied wordt onder andere een nieuwe woning mogelijk gemaakt. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder geluidsgevoelige functies waarvoor akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden.
Toetsingskader
Normstelling
Langs alle wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.
De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Nieuwe situaties
Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. Voor de beoogde buitenstedelijke ontwikkeling geldt een uiterste grenswaarde van 53 dB. De geluidswaarde binnen de woningen (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB. Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Van deze aftrek is gebruikgemaakt.
Onderzoek
Langs het plangebied is Blokland gelegen. Deze weg heeft een buitenstedelijke ligging, 1-2 rijstroken en derhalve een geluidszone van 250 m. De nieuwe woning is binnen de geluidszone van Blokland gelegen. Ten gevolge van het verkeer op deze weg is dan ook akoestisch onderzoek uitgevoerd.
Rekenmethodiek en invoergegevens
Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006. De berekeningen zijn opgenomen in bijlage 1.
De verkeersintensiteit op Blokland bedroeg in 2009 573 mvt/etmaal, gebaseerd op verkeerstellingen uitgevoerd door de gemeente Montfoort. Voor de extrapolatie het maatgevende jaar 2022 is uitgegaan van een autonome verkeersgroei van 1,5% per jaar.
De wegdekverharding bestaat uit asfalt (DAB) en de maximumsnelheid bedraagt 60 km/h. Voor de voertuigverdeling van het verkeer op Blokland is uitgegaan van de verdeling die blijkt uit de aangeleverde verkeerstellingen.
De extra verkeersbewegingen (6 mvt/etmaal) ten gevolge van de extra woning, die op Blokland zal ontsluiten, zullen geen noemenswaardige bijdrage aan de verkeersintensiteit leveren.
Tabel 6.3 Verkeersintensiteit in mvt/etmaal (afgerond op 50 –tallen)
2022 | |
Blokland | 700 |
Resultaten gezoneerde weg
Er is onderzoek gedaan naar de ligging van de 48 dB-contour, de voorkeursgrenswaarde. Uit de berekeningen blijkt dat deze contour ten gevolge van het verkeer op Blokland op 13 m uit de as van de weg gelegen is. De nieuwe woning is echter op grotere afstand uit de wegas gelegen. De voorkeursgrenswaarde aan de gevel van de woning wordt dan ook niet overschreden. Er is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.
Conclusie
De nieuwe woning ondervindt geen hogere geluidsbelasting dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ten gevolge van het verkeer op Blokland. Er is dan ook sprake van een aanvaardbare akoestische situatie. De Wet geluidhinder staat de realisatie van de woning dan ook niet in de weg.
6.4 Bodem
Beleid en normstelling
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Onderzoek en conclusie
Ter plaatse van het plangebied is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd om de bodemkwaliteit te bepalen, zie hiervoor bijlage 2. Hieronder zijn de onderzoeksresultaten samengevat:
- in de grond zijn maximaal lichte verontreinigingen gemeten met lood, PAK's, olie, barium en koolstofmonoxide. De gemeten gehalten overschrijden niet de tussenwaarden (de toetsingswaarden voor nader onderzoek);
- in het grondwater worden eveneens maximaal lichte verontreinigingen gemeten, met nikkel en barium. Opvallend is dat de stof barium in alle peilbuizen de streefwaarde overschrijdt. Ook in het grondwater worden geen tussenwaarden overschreden;
- bij de visuele inspectie van de verhardingslagen is geen asbest waargenomen;
- bij de bovengrondse olietank is geen minerale olie aangetroffen;
- het dempingsmateriaal dat gebruikt is om de sloten in het plangebied te dempen bleek niet verontreinigd te zijn.
Geconcludeerd kan worden dat de gemeten gehalten aan verontreinigingen geen aanleiding geven om aanvullend of nader onderzoek uit te voeren of om bodemsanerende maatregelen te nemen. Het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van bodemkwaliteit. Het aspect bodemkwaliteit staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
6.5 Water
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW).
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NW);
- Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
- Waterwet.
Provinciaal:
- Provinciaal Waterplan.
Waterschapsbeleid
In de Waterstructuurvisie is door het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden een langetermijnvisie (voor 2050) en een middellangetermijnvisie (tot 2015) ontwikkeld voor een duurzamer waterbeheer voor het beheersgebied.
Water voorop!, zo luidt de titel van het Waterbeheerplan 2010-2015 van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. In dit plan staat hoe het Hoogheemraadschap zorgt voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem. Zo'n systeem draagt bij aan een betere leefomgeving van mens, dier en plant. In het waterbeheerplan wordt een overzicht gegeven van:
- de ambities en doelen voor 2010 tot en met 2015;
- de maatregelen die nodig zijn om deze doelen te halen.
Het gaat hierbij om de beleidsvelden veiligheid, watersystemen en (afval)waterketen in samenhang met de ruimtelijke omgeving, natuur- en milieudoelen en maatschappelijke en klimatologische ontwikkelingen. Het Hoogheemraadschap zorgt als waterautoriteit voor veilige dijken, droge voeten en schoon water. Kernwaarden bij deze aanpak zijn: duurzaamheid, kwaliteit, resultaatgerichtheid, innovativiteit en efficiency.
Tevens is dit waterbeheerplan een regionale uitwerking van Europees (KRW) en nationaal (WB21) beleid.
Beleidsregels Keur 2009
- Beleidsregel 13
Deze beleidsregel is van toepassing in het gehele beheersgebied van het Waterschap. Doel van het beleid is om effecten van nieuwe stedelijke uitbreidingen te neutraliseren. Om te voorkomen dat individuele bewoners voor kleine voorzieningen zoals serres, tuinschuurtjes of enkele woningen, moeten compenseren, is een ondergrens ingesteld. De minimale oppervlakte waarvoor deze beleidsregel geldt, bedraagt binnen de bebouwde kom 500 m² nieuw verhard oppervlak waarvan het hemelwater direct of indirect op het oppervlaktewater wordt geloosd en buiten de bebouwde kom 1.000 m² nieuw verhard oppervlak (zie Besluit algemene regels keur HDSR 2009, algemene regel 14).
Uitbreiding van verhard oppervlak moet, vanuit hydrologische optiek gezien, waterbalansneutraal plaatsvinden. Indien dit niet kan door infiltratie in de bodem, kan dat door nieuwe bergingscapaciteit aan te leggen die de extra afvoer van het nieuwe verharde oppervlak als het ware neutraliseert dan wel de piekafvoer opvangt. De aanvrager (veroorzakerprincipe) moet zelf bij de vergunningaanvraag aangeven hoe en welke voorzieningen getroffen zullen worden om de lozing terug te brengen tot de maatgevende afvoer. Daarvoor moet een beheerplan te worden verlegd. Indien dat niet mogelijk is zijn de volgende maatregelen (in volgorde van belangrijkheid) mogelijk:
- a. compenseren direct bij het lozingspunt; indien niet mogelijk gemotiveerd uitwijken naar b;
- b. compenseren in het zelfde peilgebied; indien niet mogelijk, gemotiveerd uitwijken naar c;
- c. compenseren in aangrenzend benedenstrooms peilgebied (met lager peil dus); indien niet mogelijk, gemotiveerd uitwijken naar d;
- d. compenseren in aangrenzend bovenstrooms peilgebied (met hoger peil); indien niet mogelijk, gemotiveerd uitwijken naar e;
- e. compenseren in het zelfde bemalingsgebied.
Het Waterschap kan tijdens een watertoetsproces, of in het vooroverleg van de vergunningaanvraag, adviseren bij het maken van keuzes.
Huidige situatie
Het plangebied is gelegen aan de zuidoostkant van Montfoort en bestaat uit grasland, een woonhuis en schuren.
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit jonge rivierkleigrond. Er is sprake van grondwatertrap II. Dit betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand zich op een diepte bevindt hoger dan 0,4 m onder maaiveld en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand zich bevindt tussen de 0,5 en 0,8 m onder maaiveld. De maaiveldhoogte ter plaatse van het plangebied is circa NAP -0,3 m.
Waterkwantiteit
Het plangebied ligt in de polder Blokland. Het plangebied ligt voor een deel (deelgebieden 4, 5 en 6 van afbeelding 2.1) in een peilgebied met een vast peil van NAP -1 m. De rest van het plangebied ligt in het peilgebied met een zomerpeil van NAP -1,45 m en een winterpeil van NAP -1,55 m.
In het plangebied zijn enkele watergangen aanwezig. Aan de zuidkant van het plangebied, langs de Blokland, is een primaire watergang gelegen.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied ligt niet in de kern- en/of beschermingszone van een waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is op dit moment ongerioleerd.
Toekomstige situatie
Het plangebied wordt herontwikkeld. Hierbij wordt een schuur gesloopt en een nieuw woonhuis en een gebouw voor verenigingsleven met speelterrein worden gerealiseerd.
Algemeen
Door de ontwikkelingen in het plangebied neemt de verharding enerzijds af door de sloop van de schuur (1.000 m²) en aan de andere kant neemt de verharding toe. Dit door de bouw van een nieuw woonhuis (100 m²), de bouw van een nieuw gebouw bestemd voor verenigingsleven en maatschappelijke functies (400 m²), de aanleg van verharde parkeerplaatsen (140 m²) en overige verharding zoals paden (713 m²). Het totaal verharde oppervlak neemt dus toe met 353 m². Het plangebied ligt in landelijk gebied, waar het Hoogheemraadschap een ondergrens heeft gesteld van 1.000 m² toename in verharding waarboven compensatie nodig is. De toename in verharding hoeft in dit geval dus niet gecompenseerd te worden. In het plangebied worden echter wel enkele waterpartijen aangelegd.
Veiligheid en waterkeringen
Het plan heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
- 1. hemelwater vasthouden voor benutting;
- 2. (in)filtratie van afstromend hemelwater;
- 3. afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
- 4. afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI (Afvalwater Zuiveringsinstallatie).
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Water en Waterstaat in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
6.6 Ecologie
Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in bijlage 3.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit een langgerekt perceel dat bestaat uit grasland en een agrarisch bouwperceel met woonbebouwing en schuren.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan voorziet in herontwikkeling van het plangebied. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:
- verwijderen beplanting en bomen;
- sloopwerkzaamheden;
- (ver)graven waterpartijen;
- bouwrijp maken;
- bouwwerkzaamheden.
Resultaten onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Deze natuurgebieden liggen op grote afstand van het plangebied en worden niet beïnvloed door de relatief kleinschalige ingreep in het plangebied. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.
Het bestemmingsplan voorziet in de herontwikkeling van het plangebied met een woning en de vestiging van maatschappelijke functies zoals verenigingsleven, een kunstenaarscollectief en peuterspeelzaal. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling leiden niet tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.
6.7 Archeologie En Cultuurhistorie
Regelgeving en beleid
Wet archeologische monumentenzorg
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Archeologiebeleid gemeente Montfoort
De gemeente Montfoort heeft een archeologische beleidskaart waarop aangegeven is in welke gebieden en gevallen archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden.
Onderzoek en conclusie
Op de archeologische waardenkaart van de gemeente Montfoort is aangegeven dat het plangebied geen archeologische verwachting kent (zie onderstaande afbeelding).
![]() | ![]() |
Uitsnede archeologische verwachtingenkaart gemeente Montfoort
Bovendien is in het kader van het bestemmingsplan Hofland-Oost een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd, waaruit is gebleken dat er geen archeologische resten in het gebied te verwachten zijn. Om die reden wordt geconcludeerd dat het aspect archeologie de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
6.8 Externe Veiligheid
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Onderzoek
Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Deze worden in het bestemmingsplan ook niet mogelijk gemaakt. Ook in de omgeving van het plangebied komen geen risicovolle inrichtingen voor die mogelijk relevant zijn voor de risicosituatie in het plangebied. Daarnaast vindt er in (de omgeving van) het plangebied ook geen grootschalig vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het water, het spoor en door buisleidingen.
Voor de gemeentelijke en provinciale wegen is in de gemeente Montfoort een routering voor gevaarlijke stoffen vastgesteld. Deze route loopt niet langs het plangebied. Voor noodzakelijk transport ten behoeve van laden en/of lossen van gevaarlijke stoffen buiten de vastgestelde routes is een ontheffing nodig. Er kan langs het plangebied dus wel transport van gevaarlijke stoffen plaatsvinden van de niet-routeplichtige stoffen (zoals benzine) en routeplichtige stoffen met ontheffing (zoals propaan), maar de frequentie daarvan is dermate laag dat daardoor geen risico's ontstaan die ruimtelijk relevant zijn.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
6.9 Planologisch Relevante Leidingen
Voor planologisch relevante buisleidingen geldt in het algemeen een belemmeringenzone waarmee in de bestemmingslegging rekening moet worden gehouden.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.
Onderzoek en conclusie
Er zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
6.10 Bedrijven En Milieuzonering
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
Onderzoek en conclusies
In de directe omgeving van het plangebied zijn voornamelijk woningen gelegen. Dit zijn geen hinderlijke functies. Ten oosten en ten westen van het plangebied zijn twee bedrijven gelegen. De afstand tussen de planlocatie en de bedrijven is echter te groot (het bedrijf ten westen van het plangebied ligt op circa 165 m afstand en het bedrijf ten oosten van het plangebied op circa 345 m) om van invloed te kunnen zijn op de beoogde ontwikkeling. Daarnaast zijn er meerdere woningen dichterbij deze bedrijven gelegen. Deze bedrijven dienen in hun bedrijfsvoering dus reeds rekening te houden met de omliggende functies waardoor ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Daarnaast zal de ontwikkeling de bedrijfsvoering van deze bedrijven niet inperken. Tevens zijn er aan de Blokland verschillende agrarische bedrijven gelegen. Het plangebied voldoet aan de afstandseisen tot deze bedrijven uit het Besluit landbouw milieubeheer. Ook deze bedrijven zijn niet van invloed op de beoogde ontwikkeling.
Ook de kinderopvang is een functie die in de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (2009) voorkomt. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 m. Zowel de afstand tot de bestaande woning voor op het perceel, als de woningen uit de wijk Hofland-Oost bedraagt ruim meer dan 30 m.
Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de uitvoering van het plan daarom niet in de weg.
6.11 Luchtkwaliteit
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen moet de luchtkwaliteit worden onderzocht. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd). De Wm bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen zijn vooral de jaargemiddelde grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) van belang.
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In het Besluit nibm, en de bijbehorende regeling, is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan onder meer het geval zijn wanneer een project een bijdrage heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden.
Onderzoek
Door de ontwikkeling is er een toename van verkeer van 180 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde). Hierbij wordt uitgegaan van een aandeel vrachtverkeer van 1%. Uit de Nimb-tool blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht van 0,16 µg/m³ en van fijn stof van 0,05 µg/m³ . Beide toenames blijven beneden de 1,2 µg/m³. Het project draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2011 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de N204 (als maatgevende doorgaande weg in de omgeving van het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de wetgeving lagen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het projectgebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.
Bijlage 1 Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 1 Onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 2 Bodemonderzoek
Bijlage 3 Bureauonderzoek Ecologie
Bijlage 3 Bureauonderzoek ecologie
Bijlage 4 Reactie Provincie Utrecht Op Ontwerpbestemmingsplan
Bijlage 4 Reactie Provincie Utrecht op ontwerpbestemmingsplan
Bijlage 5 Reactie Hdsr Op Ontwerpbestemmingsplan
Bijlage 5 Reactie HDSR op ontwerpbestemmingsplan