KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch (A)
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden (Aw)
Artikel 5 Bedrijf (B)
Artikel 6 Detailhandel (Dh)
Artikel 7 Dienstverlening (Dv)
Artikel 8 Gemengd - 1 (Gd - 1)
Artikel 9 Gemengd - 2 (Gd - 2)
Artikel 10 Groen (G)
Artikel 11 Horeca (H)
Artikel 12 Maatschappelijk (M)
Artikel 13 Sport (S)
Artikel 14 Tuin (T)
Artikel 15 Verkeer (V)
Artikel 16 Verkeer - Woonomgeving (V - W)
Artikel 17 Water (Wa)
Artikel 18 Wonen (W)
Artikel 19 Wonen - Woonwagenstandplaats (W - Ws)
Artikel 20 Leiding - Riool (L - R)
Artikel 21 Waarde - Archeologie (Wr - A)
Artikel 22 Waarde - Cultuurhistorie (Wr - C)
Artikel 23 Waterstaat - Waterkering (Ws - Wk)
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Antidubbeltelregel
Artikel 25 Algemene Bouwregels
Artikel 26 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 29 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
Artikel 31 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Planvorm
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Inleiding
2.2 Ruimtelijke Analyse
2.3 Functionele Analyse
2.4 Verkeer
2.5 Visie Op De Gewenste Ontwikkeling
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Planvorm
3.2 Verbeelding (Plankaart)
3.3 Uitleg Van De Planregels
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
4.2 Inspraakreacties
4.3 Economische Uitvoerbaarheid
4.4 Handhaving
Hoofdstuk 5 Ruimtelijk Beleid
5.1 Inleiding
5.2 Rijksbeleid
5.3 Provinciaal Beleid
5.4 Gemeentelijk Beleid
5.5 Conclusie
Hoofdstuk 6 Milieuonderzoek
6.1 Inleiding
6.2 Bodem
6.3 Water
6.4 Ecologie
6.5 Archeologie En Cultuurhistorie
6.6 Bedrijven En Milieuhinder
6.7 Milieuhinder Uitbreiding Begraafplaats
6.8 Horeca
6.9 Externe Veiligheid
6.10 Planologisch Relevante Leidingen
6.11 Wegverkeerslawaai
6.12 Luchtkwaliteit
Bijlage 1 Kappenkaart
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 4 Lijst Van Monumenten En Mip-objecten
Bijlage 1 Onderzoek Ecologie
Bijlage 2 Bedrijfsinventarisatie
Bijlage 3 Inventarisatie Horeca
Bijlage 4 Toelichting Op De Aanpak Van Milieuzonering Met Behulp Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 5 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 6 Berekening Wegverkeerslawaai Ontwikkeling Jacob Barneveldstraat
Bijlage 7 Berekening Wegverkeerslawaai Ontwikkeling Nieuwe Zandweg 21
Bijlage 8 Overlegreacties
Bijlage 9 Grondwateronderzoek Uitbreiding Begraafplaats

Kern Linschoten

Bestemmingsplan - Gemeente Montfoort

Vastgesteld op 01-11-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Kern Linschoten van de gemeente Montfoort.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0335.BPKernLinschoten-VA03 met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden beroepen

  1. a. de uitoefening aan huis van een beroep of de beroepsmatige verlening van diensten aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen terrein;
  2. b. bedrijfsactiviteiten, voor zover die behoren tot categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  3. c. bedrijfsactiviteiten, die niet voorkomen in categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar naar aard en invloed op omgeving hiermee gelijk kunnen worden gesteld.

1.7 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8 afhaalzaak

een detailhandelsbedrijf waar in hoofdzaak kant-en-klare maaltijden en kleine etenswaren, alsmede alcoholvrije dranken en consumptie-ijs worden verkocht voor directe consumptie elders.

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  1. a. akker- en tuinbouw: de teelt van gewassen op open grond; daaronder niet begrepen bosbouw, sierteelt en fruitteelt;
  2. b. veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder begrepen de teelt van ruwvoedergewassen tot een maximum van 25% van de bij een bedrijf behorende gronden;
  3. c. intensieve veehouderij: het houden van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de activiteiten niet afhankelijk zijn van de agrarische grond als productiemiddel;
  4. d. sierteelt: de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
  5. e. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond.

1.10 agrarisch bedrijf bij wijze van deeltijd

een agrarisch bedrijf met een omvang van minder dan een halve arbeidskracht en dat valt onder de werkingsfeer van de Wet Milieubeheer.

1.11 agrarische activiteiten bij wijze van hobby (hobbyboeren)

agrarische bezigheden, voornamelijk bij wijze van liefhebberij.

1.12 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.13 antenne-installaties

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.14 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt en aan de KNA eisen voldoet.

1.15 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.16 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.17 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.18 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.19 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.20 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.23 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.24 bevoegd gezag

het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.25 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk bouwen, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.26 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.27 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.28 bouwmarkt

een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden.

1.29 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.30 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.31 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.32 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.33 bouwwijze

de wijze waarop het op een bouwperceel gelegen hoofdgebouw al dan niet is verbonden met het hoofdgebouw op een aansluitend bouwperceel dit kan zijn:

  1. a. vrijstaand: een hoofdgebouw dat geheel vrijstaat ten opzichte van andere bebouwing;
  2. b. twee-aaneengebouwd: een hoofdgebouw die deel uitmaakt van een blok van maximaal twee-aaneengebouwde woningen;
  3. c. aaneengebouwd: minimaal 3 hoofdgebouwen aaneen.

1.34 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.35 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.36 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.37 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.38 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.39 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.40 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.41 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in de volgende categorieën:

  1. a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  2. b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  3. c. tuincentra;
  4. d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  5. e. bouwmarkten.

1.42 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.43 dierenpension

de (tijdelijke) bewaring van huisdieren.

1.44 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.45 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.46 horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.47 hoveniersbedrijf

een bedrijf, gericht op de aanleg, inrichting, verfraaiing en/of het onderhoud van tuinen, met de daarbij noodzakelijke hulpmaterialen met uitzondering van detailhandel.

1.48 kampeermiddel

  1. a. een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan;
  2. b. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde;

een en ander voorzover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.49 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.50 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

1.51 kappenkaart

bijlagenkaart waarop de kapvorm en kaprichting van hoofdgebouwen is opgenomen.

1.52 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit), en voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt en voor zover deze activiteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.53 lessenaarsdak

een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak over (nagenoeg) de volledige breedte of diepte van een gebouw.

1.54 lijst van monumenten en MIP-objecten

de lijst van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en MIP-panden (Monumenten Inventarisatie Project) die als Bijlage 4 bij de regels is opgenomen.

1.55 manege

plaats waar de paardensport wordt beoefend en waar bedrijfsmatig paarden worden gestald, gehuurd en/of verhuurd ter beoefening van de paardensport en/of ter verzorging en training van paarden.

1.56 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.57 neventak

een bedrijfsgedeelte waarbij de productieomvang in ondergeschikte mate (minder dan de helft) onderdeel uitmaakt van de totale productieomvang van een bedrijf, met dien verstande dat de productieomvang van de neventak in geen geval meer dan 70% van de minimale omvang van een zelfstandig volwaardig bedrijf in de desbetreffende bedrijfstak, mag bedragen.

1.58 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.59 opslag

het bewaren van goederen en/of (afval)materialen, door middel van het opbergen of opslaan daarvan, anders dan benodigd voor het regulier gebruik van de gronden, voor een langere aaneengesloten periode dan één week.

1.60 opstelplaatsen

parkeervoorzieningen ten behoeve van de op naastgelegen gronden gelegen woning.

1.61 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.62 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

1.63 platte afdekking

een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.

1.64 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.65 restaurant

een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.66 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.67 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.68 straatmeubilair

bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-)voorzieningen, zoals: verkeersgeleiders, verkeersborden, informatieborden, zitbanken, bloembakken, telefooncellen, abri's, kunstwerken, bushaltes, speeltoestellen, fietsenrekken en draagconstructies voor reclame; kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m³ en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorzieningen en brandkranen; afvalinzamelsystemen.

1.69 tuincentrum

een bedrijf, gericht op de teelt en/of de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen, die met de tuinbewerking of inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubelen en tuingrond.

1.70 verkoop eigen producten

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voorzover deze agrarische producten op het eigen bedrijf zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf zijn verwerkt of bewerkt.

1.71 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.72 vliesgevel

een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel van een gebouw met een geluidswerende functie ten behoeve van de betrokken gevel van het gebouw, waarbij de afstand tussen de vliesgevel en de gevel van het gebouw ten minste 0,5 m bedraagt.

1.73 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf in de omvang van ten minste één arbeidskracht met een daarbij passende bedrijfsomvang.

1.74 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.75 voorgevelrooilijn

de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

1.76 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.77 woonwagen

een voor bewoning van ten hoogste één huishouden bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats, zoals bedoeld in artikel 1 onder h van de Woningwet, en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.78 zelfstandig kantoor

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het verlenen van diensten als genoemd onder het begrip 'kantoor', waarbij de dienstverlening niet ten dienste staat van en verbonden is aan de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, maar een afzonderlijke eenheid vormt.

1.79 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch (A)

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch (A)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. volwaardige veehouderijbedrijven;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1': tevens een rijksmonument;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. intensieve veehouderijbedrijven uitsluitend als neventak;
  2. d. de in tabel 3.1 toegestane nevenfuncties bij de agrarische hoofdfunctie;
  3. e. de daarbij behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen;
  4. f. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom': tevens voor de bescherming en instandhouding van monumentale bomen.

Tabel 3.1 Rechtstreeks toegestane nevenfuncties

nevenfunctie maximum oppervlak voor gebruik in m2
verkoop agrarische streekeigen producten 100
africhtingsbedrijven voor paarden 1.000
mestvergisting/co-vergisting 600
hoveniersbedrijf 200
opslag/stalling van niet-agrarische goederen in bestaande bebouwing niet zijnde kassen 500
kano-, roeiboot- of fietsenverhuur 100
boerengolf/poldersport 2 ha
deltavliegen/paragliden 2 ha
kleinschalig kamperen 3.000
bed & breakfast 200
recreatief nachtverblijf 300
kampeerboerderij 200
kleinschalige horecagelegenheid 100
aan-huis-gebonden beroep 50
tentoonstellingsruimte/museum 500
kinderdagverblijf 150

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden (Aw)

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden (AW)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. volwaardige veehouderijbedrijven;
  2. b. het behoud en versterking van de landschappelijke openheid;
  3. c. een langzaamverkeersverbinding en calamiteitenroute met een breedte van ten hoogste 5 m;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag ten behoeve van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1,5 m.

4.3 Omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden

Artikel 5 Bedrijf (B)

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf (B)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 2': bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 3.2.': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  4. d. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - 1 tot en met 8': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit ten hoogste voor deze bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten:
    aanduiding SBI-code uit ten hoogste milieucategorie
    specifieke vorm van bedrijf - 1 203 3.2
    specifieke vorm van bedrijf - 2 5020.4 3.1
    specifieke vorm van bedrijf - 4 6024.0 3.2
    specifieke vorm van bedrijf - 5 251 / 5162 -
    specifieke vorm van bedrijf - 6 281/ 518/
    5162/2851/2852/29
    3.2
    specifieke vorm van bedrijf - 7 281/2851/2852/29/ 518/5162 4.2/3.2/-
    specifieke vorm van bedrijf - 8 501 /502/ 504/6024.1 3.1
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3': tevens een MIP object;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal': tevens een gemaal;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor zelfstandige kantoren;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': nutsvoorzieningen uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  9. i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  2. b. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  3. c. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  4. d. opslag van goederen voor de voorgevelrooilijn met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  5. e. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 2.000 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
  6. f. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Detailhandel (Dh)

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel (DH)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel en dienstverlening;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  2. b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  3. c. detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan;
  4. d. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschaligebedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 30 m².

Artikel 7 Dienstverlening (Dv)

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening (DV)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dienstverlening;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

  • de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschaligebedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 30 m².

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 7.3 voor het toestaan van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteitentot ten hoogste 50 m² van de vloeroppervlakte van de woning en bij deze woning behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. het aan-huis-gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit mag geen onevenredige vergroting van de parkeerdruk en/of de verkeersbelasting veroorzaken;
  2. b. het aan-huis-gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu veroorzaken;
  3. c. geen detailhandel is toegestaan, tenzij als ondergeschikte nevenactiviteit;
  4. d. er mogen geen reclameborden groter dan 0,2 m² bij of aan de woning worden geplaatst.

Artikel 8 Gemengd - 1 (Gd - 1)

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1 (GD - 1)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschaligebedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  3. c. detailhandel en dienstverlening;
  4. d. horeca uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  5. e. kantoren;
  6. f. maatschappelijke voorzieningen zoals bibliotheken, openbare dienstverlening, gezondheidszorg, kinderopvang, onderwijs, peuterspeelzalen, sociale en welzijnsvoorzieningen en verenigingsleven;
  7. g. bed & breakfast;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'garage': garages ten behoeve van het stallen van auto's en andere voertuigen;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2': horeca uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom': tevens voor de bescherming en instandhouding van monumentale bomen;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1': tevens een rijksmonument;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3': tevens een MIP-object;
  13. m. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

8.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschaligebedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 30 m²;
  2. b. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  3. c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. d. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  5. e. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 400 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
  6. f. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  7. g. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  8. h. detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan.

8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 9 Gemengd - 2 (Gd - 2)

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2 (GD - 2)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschaligebedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. maatschappelijke voorzieningen zoals bibliotheken, openbare dienstverlening, gezondheidszorg, kinderopvang, onderwijs, peuterspeelzalen, sociale en welzijnsvoorzieningen en verenigingsleven;
  3. c. kantoren;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': tevens dienstverlening;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

9.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschaligebedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 30 m²;
  2. b. het is verboden het dak van aan- en uitbouwen en bijgebouwen te gebruiken als terras dan wel het dak toegankelijk te maken.

9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 10 Groen (G)

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen (G)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom': tevens voor de bescherming en instandhouding van monumentale bomen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening': tevens voor speelvoorzieningen;
  4. d. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 8 m;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

10.3 Wijzigingsbevoegdheid

Wro-zone wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Groen (G)' ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied wijzigen in de bestemming 'Sport (S)' met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. een tenniscomplex en bijbehorende horecavoorzieningen met een grondoppervlak van ten hoogste 100 m²;
    2. 2. bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, water, groen- en parkeervoorzieningen;
    3. 3. een en ander met dien verstande dat dient te worden voorzien in ten minste 75 m² parkeervoorzieningen per tennisbaan;
  2. b. de oppervlakte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 300 m²;
  3. c. de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
  4. d. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 20 m;
  5. e. de gebouwen dienen binnen een afstand van ten hoogste 30 m van de Middenwetering gerealiseerd te worden;
  6. f. van deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt ten behoeve van de verplaatsing en uitbreiding van het bestaande tenniscomplex aan de Jacob Barneveldstraat.

Artikel 11 Horeca (H)

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca (H)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven uit categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  2. b. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschaligebedrijfsmatige activiteiten;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1': tevens een rijksmonument;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

11.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschaligebedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 30 m².

11.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 12 Maatschappelijk (M)

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk (M)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bibliotheken, openbare dienstverlening, gezondheidszorg, kinderopvang, onderwijs, peuterspeelzalen, sociale en welzijnsvoorzieningen en verenigingsleven;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven': verenigingsleven en sociale en culturele voorzieningen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': een begraafplaats;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens een gebouwde parkeervoorziening;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening': tevens voor speelvoorzieningen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom': tevens voor de bescherming en instandhouding van monumentale bomen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1': tevens een rijksmonument;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2': tevens een gemeentelijk monument;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3': tevens een MIP object;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'garage': garages ten behoeve van het stallen van auto's en andere voertuigen;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  12. l. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

12.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschaligebedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 30 m².

12.4 Afwijken van de gebruiksregels

12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Maatschappelijk' ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied - 2' wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de woningen worden gerealiseerd in het bestaande gebouw;
  2. b. binnen het wijzigingsgebied worden voldoende parkeerplaatsen geprojecteerd waarbij geldt dat de gemeentelijke parkeernormen worden gehanteerd;
  3. c. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
    1. 1. voldaan wordt aan het bepaalde in de Flora- en faunawet;
    2. 2. voldaan wordt aan het bepaalde in de milieuwetgeving;
    3. 3. de economische uitvoerbaarheid is aangetoond.

Artikel 13 Sport (S)

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport (S)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvoorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan': een tennisbaan;
  3. c. bij deze voorzieningen behorende ondergeschikte horeca uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  4. d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'antennemast': een zendontvangstinstallatie;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en (ontsluitings)wegen.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 14 Tuin (T)

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin (T)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom': tevens voor de bescherming en instandhouding van monumentale bomen;
  3. c. opstelplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de toegangspaden.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met uitzondering van carports;
  2. b. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouwbedraagt ten hoogste 1 m;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 6' bedraagt de bouwhoogte van erfafscheidingen ten hoogste 3 m;
  4. d. in afwijking van sub b bedraagt de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan de gronden met de bestemming 'Wonen - Woonwagenstandplaats (W - WS)' ten hoogste 2 m;
  5. e. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  6. f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  7. g. in afwijking van sub a zijn bijgebouwen en carports toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4' met inachtneming van de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 2,5 m;
    2. 2. de oppervlakte bedraagt ten hoogste 15 m².

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 voor de bouw van een entree of erker, mits:

  1. a. de diepte van de aan- of uitbouw niet meer bedraagt dan 1,5 m;
  2. b. de breedte van de aan- of uitbouw aan de voorgevel niet meer bedraagt dan 80% van de breedte van de desbetreffende gevel van de woning;
  3. c. de goot- en bouwhoogte van de aan- of uitbouw bedraagt niet meer dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van ten hoogste 4 m boven peil;
  4. d. de oppervlakte van de aan- of uitbouw bedraagt ten hoogste 6 m².

Artikel 15 Verkeer (V)

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer (V)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': een parkeerterrein;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, straatmeubilair, bruggen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 16 Verkeer - Woonomgeving (V - W)

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Woonomgeving (V - W)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom': tevens voor de bescherming en instandhouding van monumentale bomen;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals straatmeubilair, bruggen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, reclame-uitingen en water.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 17 Water (Wa)

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water (WA)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water ten behoeve van de waterhuishouding, waterberging, bruggen, duikers en het verkeer te water en bijbehorend groen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'brug': tevens voor een langzaamverkeersverbinding en calamiteitenroute met een breedte van ten hoogste 5 m.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 18 Wonen (W)

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen (W)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschaligebedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': tevens een bedrijf uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code 926.1;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'garage': garages ten behoeve van het stallen van auto's en andere voertuigen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld': uitsluitend gestapelde woningen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens kantoren;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom': tevens voor de bescherming en instandhouding van monumentale bomen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': een loods ten behoeve van opslagdoeleinden;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens een parkeergarage;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1': tevens een rijksmonument;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3': tevens een MIP-object;
  12. l. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van het bepaalde in lid 18.2.4 sub a voor de bouw van aan- en uitbouwen voor mindervaliden tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 100 m² mits het totale bouwperceel bebouwd wordt tot ten hoogste 60%;
  2. b. een ontheffing als bedoeld in sub b wordt uitsluitend verleend indien de bebouwingskarakteristiek van de omgeving niet wordt aangetast en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.

18.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschaligebedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 30 m²;
  2. b. het is verboden het dak van aan- en uitbouwen en bijgebouwen te gebruiken als terras dan wel het dak toegankelijk te maken.

18.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 19 Wonen - Woonwagenstandplaats (W - Ws)

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats (W - WS)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen in woonwagens daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen en tuinen.

19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend standplaatsen voor woonwagens worden gebouwd, alsmede één bergruimte per woonwagenstandplaats;
  2. b. woonwagens worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
  3. c. per bouwvlak is ten hoogste één woonwagen toegestaan;
  4. d. de goothoogte van een woonwagen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  5. e. de bouwhoogte van een woonwagen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  6. f. bergruimtes worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  7. g. de bouwhoogte van een bergruimte bedraagt ten hoogte 3 m;
  8. h. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m.

19.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regels:

  1. a. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woonwagen met inachtneming van de volgende regels:
    1. 1. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    2. 2. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
    3. 3. horeca en detailhandel zijn niet toegestaan;

b. het is verboden de gronden te gebruiken voor opslag.

Artikel 20 Leiding - Riool (L - R)

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool (L - R)' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een rioolleiding.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 20.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 21 Waarde - Archeologie (Wr - A)

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie (WR - A)' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  1. a. de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 1': tevens een terrein van archeologische waarde;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 2': tevens een hoge archeologische verwachtingswaarde;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 3': tevens een middelhoge archeologische verwachtingswaarde;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 4': tevens een lage archeologische verwachtingswaarde;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 5': tevens een archeologisch rijksmonument.

21.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 1': een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m² dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 2': een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 200 m² dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
    4. 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 3': een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m² dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 1 m en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
    5. 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van waarde - 4': een bouwwerk dat m.e.r.-plichtig is.

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 22 Waarde - Cultuurhistorie (Wr - C)

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie (WR - C)' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming de van de op deze gronden voorkomende cultuurhistorische waarden, zoals bedoeld in artikel 36 van de Monumentenwet 1988.

22.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

er mag uitsluitend worden gebouwd overeenkomstig met c.q. aansluitend op, aan de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaande:

  1. a. voorgevelrooilijnen;
  2. b. goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
  3. c. de breedte en de indeling van de voorgevel van gebouwen;
  4. d. de dakvorm, dakhelling en nokrichting van de gebouwen;
  5. e. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de instandhouding van de cultuurhistorische waarden naast de in de betreffende artikelen tevens nadere eisen stellen aan:

  1. a. de situering van bouwwerken;
  2. b. de maximale bouwhoogte van bouwwerken;
  3. c. de maximale omvang van bouwwerken;
  4. d. de dakvorm, dakhelling en nokrichting van gebouwen;
  5. e. de oriëntatie van bouwwerken.

De nadere eisen mogen worden gesteld voor zover deze noodzakelijk zijn ter waarborging van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden. Alvorens overgaan tot het stellen van nadere eisen wordt de Monumentencommissie gehoord.

22.4 Afwijken van de bouwregels

22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 23 Waterstaat - Waterkering (Ws - Wk)

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering (WS - WK)' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.

23.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 23.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 23.2 onder c, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 24 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene Bouwregels

25.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematenafwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

25.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

25.3 Ondergronds bouwen

Ondergrondse bouwwerken zijn niet toegestaan.

25.4 Kapvorm en kaprichting

De kapvorm en kaprichting van hoofdgebouwen als bedoeld in Bijlage 1 mag niet worden gewijzigd.

Artikel 26 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  1. a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  2. b. brandweeringang;
  3. c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. de ruimte tussen bouwwerken;
  5. e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels

27.1 Afwijking van maten en overschrijding van bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

27.2 Ondergronds bouwen

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.3 voor de bouw van een kelder of een garage, met dien verstande dat op (delen van) ondergrondse bouwwerken buiten het bouwvlak deze uitsluitend mogen worden gebouwd voor zover de oppervlakte niet meer bedraagt dan de toegestane maximumoppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen.

De omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien de bebouwingskarakteristiek van de omgeving niet wordt aangetast en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.

Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels

28.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

28.2 wro-zone wijzigingsgebied - 3

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied - 3' wijzigen voor de bouw van ten hoogste twee woningen met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de woningen worden in dezelfde rooilijn langs de Vaartkade Z.Z. gebouwd;
  2. b. er worden uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen of één vrijstaande woning gebouwd;
  3. c. de afstand van de woningen tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt tenminste 3 m;
  4. d. de goothoogte van de woningen bedraagt ten hoogste 6 m;
  5. e. de bouwhoogte van de woningen bedraagt ten hoogste 10 m;
  6. f. binnen het wijzigingsgebied worden voldoende parkeerplaatsen geprojecteerd waarbij geldt dat de gemeentelijke parkeernormen worden gehanteerd;
  7. g. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
    1. 1. voldaan wordt aan het bepaalde in de Flora- en faunawet;
    2. 2. voldaan wordt aan het bepaalde in de milieuwetgeving;
    3. 3. de economische uitvoerbaarheid is aangetoond;
    4. 4. een watervergunning van het Hoogheemraadschap is verleend.

28.3 wro-zone wijzigingsgebied - 4

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied - 4' wijzigen in de bestemming 'Gemengd - 1 (GD - 1)' met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 80% van het wijzgingsgebied;
  2. b. binnen het wijzigingsgebied worden voldoende parkeerplaatsen geprojecteerd waarbij geldt dat de gemeentelijke parkeernormen worden gehanteerd;
  3. c. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
    1. 1. voldaan wordt aan het bepaalde in de Flora- en faunawet;
    2. 2. voldaan wordt aan het bepaalde in de milieuwetgeving;
    3. 3. de economische uitvoerbaarheid is aangetoond.

Artikel 29 Overige Regels

29.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 30 Overgangsrecht

30.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  1. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  2. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

30.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 31 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan 'Kern Linschoten'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voor de dorpskern van Linschoten gelden momenteel meerdere bestemmingsplannen. De bouw- en gebruiksregels uit deze bestemmingsplannen kennen onderlinge verschillen voor ruimtelijk vergelijkbare situaties. Deze verschillen komen voort uit de verschillende visies van waaruit deze bestemmingsplannen zijn opgesteld.

Bijna alle plannen zijn meer dan 10 jaar oud. Op basis van de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening (Wro) geldt dat gemeenten per 1 juli 2013 over actuele bestemmingsplannen dienen te beschikken die niet ouder zijn dan 10 jaar. Tevens dienen ruimtelijke plannen ingevolge de Wro digitaal raadpleegbaar te zijn.

Met het opstellen van het voorliggend bestemmingsplan wordt voldaan aan de wettelijke actualiserings- en digitaliseringsplicht. Door het opstellen van één plan kunnen hiermee overeenkomstige bouw- en gebruiksmogelijkheden geboden worden voor ruimtelijk vergelijkbare situaties.

1.2 Ligging Plangebied

De begrenzing van het plangebied bestaat uit de gehele kern Linschoten. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1. De bestemmingsplangrens loopt vrijwel geheel samen met de begrenzing van het bestemmingsplan voor het buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.BPKernLinschoten-VA03_0003.jpg"

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Momenteel zijn voor de kern Linschoten negen bestemmingsplannen en twee uitwerkingsplannen van kracht, zie tabel 1.1.

Tabel 1.1 Overzicht vigerende bestemmingsplannen Kern Linschoten

bestemmingsplan vastgesteld (raad) goedgekeurd (GS)
Overvliet 31-10-1994 09-05-1995
Noord 1e herziening 10-02-1986 06-01-1987
Sportveldencomplex 10-10-1983 30-10-1984
Rapijnen II 31-08-1978 21-11-1979
Noord 06-02-1978 25-04-1979
Kasteel 06-05-1975 30-06-1975
Rapijnen 3e uitwerking 13-01-1976 (b&w) 21-04-1976
Beschermd Dorpsgezicht 31-01-1974 29-01-1975
Rapijnen 1e uitwerking 22-02-1973 1973
Rapijnen 1971 17-08-1971 18-08-1972
Uitbreidingsplan in hoofdzaak, gemeente Linschoten 21-10-1955 12-06-1956

1.4 Planvorm

Het voorliggende bestemmingsplan is gericht op behoud en beheer van de huidige situatie en voorziet in enkele ontwikkelingen. De planvorm is om die reden gedetailleerd en overwegend consoliderend van aard.

1.5 Leeswijzer

Het bestemmingsplan Kern Linschoten bestaat uit een toelichting, de planregels en een verbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd:

  • in Hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde. Dit hoofdstuk bevat een analyse van de bestaande situatie in het plangebied en de directe omgeving. Hieruit vloeien randvoorwaarden voort voor de bestemmingslegging van het plangebied. Eventuele ruimtelijke ontwikkelingen worden toegelicht. Uit de gebiedsvisie vloeit voort dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening;
  • in Hoofdstuk 3 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen;
  • in Hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond en wordt ingegaan op de inspraakreacties en de reacties uit het artikel 3.1.1 Bro-overleg;
  • in Hoofdstuk 5 wordt ingegaan op het ruimtelijk relevante beleid van de verschillende overheidsniveaus (Rijk, provincie en gemeente);
  • vervolgens wordt in Hoofdstuk 6 het onderzoek op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en cultuurhistorie en water besproken.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat een analyse van de bestaande ruimtelijke en functionele situatie in het plangebied en de directe omgeving. Hieruit vloeien randvoorwaarden voort voor de ontwikkeling van het gebied.

2.2 Ruimtelijke Analyse

Landschappelijke context

Linschoten ligt aan de oostzijde van de N204, de provinciale weg van Woerden via Montfoort en Benschop naar Lopik. De plaats wordt voor het eerst genoemd in 1172 als Lindescote, een samenvoegsel van Linde (de naam van een riviertje) en scote (een stuk land dat uitkomt boven het laagland). Linschoten ligt binnen het Utrechtse deel van het rivieren- en veenweidelandschap en wordt aan alle zijden omgeven door het agrarisch cultuurlandschap. De oude kern ligt circa 1.200 m zuidelijk van de A12, maar de latere woonwijken strekken zich noordwaarts uit tot ongeveer 800 m van de A12. Direct aan de overzijde van de rijksweg ligt het bedrijventerrein van Woerden.

De landschappelijke kwaliteit van Linschoten wordt sterk bepaald door de nabijheid van de Oude Rijn en de Hollandsche IJssel. Ter hoogte van Woerden en Montfoort zijn de stroomruggen van deze twee in westelijke richting stromende rivieren onderling verbonden door een min of meer noord-zuidgerichte stroomrug. Deze stroomrug vormde, totdat de Rijnmond bij Katwijk dichtslibde, een belangrijk tracé (de 'Linschoterstroom') van de nu meer zuidelijk stromende Hollandsche IJssel. Linschoten ligt op de oostflank van deze stroomrug bij de scheiding van de stromen van de Lange en Korte Linschoten. Direct ten oosten van deze stroomrug strekt zich een tussen de Oude Rijn en de Hollandsche IJssel gelegen komkleigebied uit. In het westelijk nabij Linschoten gelegen deel van dit komkleigebied komen ook meer venige gronden (rietveen) voor. Het meer uitgestrekte veen-kleigebied van de Hollandse polders en droogmakerijen ligt echter meer westelijk van de stroomrug, waar de afstand tussen de Oude Rijn en de Hollandsche IJssel toeneemt. Linschoten ligt daardoor in de overgangszone van het rivierenlandschap en veenweidelandschap.

Dorpsvorming en dorpsstructuur

Omdat de stroomrug waarop Linschoten is ontstaan relatief smal is, heeft het dorp zich op een vrij compacte wijze ontwikkeld. Dit komt onder meer tot uiting in het vrij grote aantal relatief op korte onderlinge afstand gebouwde oorspronkelijke boerderijen binnen de oude dorpskern. De oude kern strekt zich uit langs de Lange Linschoten en het daarop aansluitende deel van de Korte Linschoten/Montfoortse Vaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.BPKernLinschoten-VA03_0004.png"

Figuur 2.1 De Dorpstraat van Linschoten (bron: http://www.rhcrijnstreek.nl)

Het bebouwingspatroon wordt sterk bepaald door individueel gebouwde vrijstaande panden langs de Raadhuisstraat, Korte Linschoten (west- en oostzijde), Engherzandweg, Dorpstraat en Vaartkade (noord- en zuidzijde). Langs de Dorpstraat en zij het in iets mindere mate langs de Vaartkade, is de afstand tussen de panden beperkt of staan zij soms tegen elkaar. De panden, veelal in één of soms anderhalve bouwlaag onder kap, zijn met een wisselende rooilijn zowel haaks, evenwijdig of onder een sterke hoek gebouwd ten opzichte van de weg. Met name bij de Dorpstraat en de Raadhuisstraat komen ook in twee volledige bouwlagen onder een hoge kap gebouwde statige panden en grote herenhuizen voor in afwisseling met oude boerderijen en arbeiderswoningen in één bouwlaag onder kap. Een van deze hogere panden is het oude, in 1919 aan de binnenbocht van de Lange Linschoten gebouwde, raadhuis. Het raadhuis vormde toentertijd een van de eerste belangrijke gebouwen aan de westzijde van het water.

De historische dorpskern van Linschoten is ook na de Tweede Wereldoorlog nog goed intact gebleven en is al geruime tijd een beschermd dorpsgezicht. Het historische karakter van Linschoten wordt sterk bepaald door:

  • het beschermd dorpsgezicht van het oude centrum;
  • de daarbij aansluitende structuur van de dorpslinten;
  • de afwisseling van open groene plekken en dorpse bebouwing;
  • de nabijheid van historische objecten in het buitengebied, waaronder het Huis te Linschoten en het restant van de tot de Oude Hollandse Waterlinie behorende Linie van Linschoten.

In Linschoten zijn bijna 50 percelen aanwezig waar sprake is van het voorkomen van als monument aangewezen panden, schuren en bouwkundige objecten. Hiervan ligt een aanzienlijk deel in de oude kern of op de gronden behorende bij het Huis te Linschoten.

De directe relatie van de oude kern met het water komt tot op vandaag de dag nog steeds tot uitdrukking in de ligging van een omvangrijke houthandel in de directe nabijheid van het water. In de directe nabijheid van deze houthandel hebben zich ook andere bedrijven gevestigd, met name aan de oostzijde en aan de noordwestzijde daarvan langs het water. Deze concentratie van bedrijven aan het water en bij het dorpshart is dan ook van invloed op niet alleen het historisch bebouwingsbeeld van het beschermde dorpsgezicht, maar ook op de bebouwings- en ontsluitingsstructuur van het gehele dorp.

Linschoten heeft zich in de tweede helft van de vorige eeuw vooral ontwikkeld in oostelijke richting. Aan deze zijde van het dorp is sprake van een duidelijke dorpsgrens. Deze dorpsgrens is op vrij logische wijze bepaald door de slagenverkaveling van het polderlandschap en de aanwezigheid van een achterwetering. Aan de westzijde van de oude kern heeft de aanleg van de N204 geleid tot een harde afbakening van het dorp zonder dat het gehele tussen de N204 en de Linschoterstroom gelegen gebied is volgebouwd. Met name in het zuidelijk deel van dit gebied komen nog veel onbebouwde kavels voor, waardoor ook in de directe nabijheid van het historisch centrum nog sprake is van een waardevolle landschappelijke relatie met de omgeving.

De oude dorpskern en de daarbij aansluitende oude bebouwingslinten kenmerken zich door het relatief compacte bebouwingspatroon. Ook bij de latere ontwikkeling van Linschoten hebben eerst de relatief smalle oeverwal en vervolgens de stringente slagenverkaveling van het landschap geleid tot een compact dorpsbeeld.

Na de Tweede Wereldoorlog heeft Linschoten zich sterk uitgebreid, aanvankelijk vrij geleidelijk en in de directe nabijheid van de oude kern. De ruimtelijke structuur van Linschoten wordt vandaag de dag nadrukkelijk bepaald door:

  • de ligging van de kern in een relatief open landschap in de overgang van rivierklei naar veen;
  • de compacte historische kern met de aangrenzende dorpslinten;
  • de waterlopen van de Korte en Lange Linschoten, de Montfoortse Vaart en de Voorvliet;
  • de westelijke begrenzing van het dorpsgebied door de M.A. Reinaldaweg;
  • de overwegend strak door poldersloten, achterwetering en provinciale weg begrensde dorpskom met naoorlogse uitbreidingen;
  • de drie individueel herkenbare naoorlogse dorpsuitbreidingen (de wijken Noord, Rapijnen en Overvliet) en de langs de vaart gelegen brede groenzone met maatschappelijke voorzieningen;
  • de Laan van Overvliet en Laan van Rapijnen;
  • het onbebouwde grotendeels nog open dorpsgebied tussen de M.A. Reinaldaweg, Liefhovendijk, Dorpstraat en Nieuwe Zandweg waardoor zicht naar een ouder dorpsgebied wordt geboden;
  • de rondom de kern gelegen groengebieden van de schans en het landgoed bij het Huis te Linschoten (Linschoterbos).

Eerste planmatige uitbreidingen

Na de Tweede Wereldoorlog heeft Linschoten zich sterk uitgebreid, aanvankelijk vrij geleidelijk en in de directe nabijheid van de oude kern. De eerste dorpsuitbreiding betreft het direct ten zuidoosten van de kerk gelegen kleinschalige woonbuurtje 'Hoge Werf' (1953). Hier zijn 6 blokjes met in totaal 22 eengezinsrijenwoningen gebouwd in twee bouwlagen onder rode zadeldaken. De woningen zijn gebouwd rond een ruim gedimensioneerde groene ruimte. Doordat de woningen zijn gebouwd aan de noord-, oost- en zuidzijde van het groen, is hier sprake van een bijzondere ruimtelijke relatie van het hofjesvormige woonbuurtje met de aan de westzijde van het groen gelegen kerk. De Hogewerf betreft een van de eerste sociale woningbouwprojecten binnen Linschoten. Mede door de ruimtelijke relatie met de terp van de kerk, is het buurtje van cultuurhistorische waarde. De huurwoningen zijn in het bezit van de Stichting Woonbelangen Weidegebied, maar zijn niet meer geschikt voor senioren en kinderen. De woningen zijn populair bij jongeren.

In 1958 werd een tweede kleinschalige woonbuurt aangelegd aan de Strick van Linschotenstraat. Hier werden 12 rijenwoningen gebouwd (het uitbreidingsplan 'Lage Polder' ook wel 'De Strick' genoemd). Nadien zijn aan deze in de zogeheten Lage Polder gelegen straat nog meer rijenwoningen gebouwd.

Grotere woonbuurten

De grotere woonbuurten verschenen vanaf het begin van de 70-er jaren van de 20eeeuw. Deze woonbuurten zijn 'Rapijnen', 'Overvliet', 'Voorvliet' en 'Kasteel', ten oosten van de oude stroomrug en de wijk 'Noord' ten westen van de stroomrug.

Oostelijk Woongebied (Rapijnen en Voorvliet)

Aan de oostzijde dragen de Montfoortse Vaart en de Voorvliet bij aan een duidelijke geleding van het dorpsgebied in duidelijk herkenbare buurten, namelijk het zuidelijk gelegen 'Rapijnen' en het tussen noordelijk gelegen 'Kasteel' en 'Overvliet'. De Laan van Overvliet en Laan van Rapijnen vormen een dwarsverbinding tussen deze deelgebieden. Via het noordelijk deelgebied sluit het tracé middels de Van Rietlaan aan op de meer westelijk gelegen N204. Via het zuidelijk deelgebied (Rapijnen) sluit de route aan op de rotonde van de N204. Het tracé vormt daarmee een belangrijke ontsluitingsroute binnen de huidige kern van Linschoten, temeer omdat de weg de druk op de oude aan het water gelegen dorpswegen kan opvangen.

Rapijnen

'Rapijnen' is de eerste grote woonbuurt van Linschoten en dateert uit het begin van de 70-er jaren. Deze ten zuiden van de Montfoortse Vaart gelegen woonbuurt kenmerkt zich door het zeer eenduidig opgezette bebouwingspatroon van eengezinsrijenhuizen. Opvallend is hier de haaks op het slotenpatroon opgezette verkaveling van de woonstraten. Het stratenstramien wordt doorsneden door enkele groene assen (waaronder die van de Appellaan). In deze ten zuiden van de Montfoortse Vaart gelegen woonbuurt werden circa 390 woningen gerealiseerd. De woonbuurt bestaat nagenoeg geheel uit eengezinsrijenhuizen in twee bouwlagen onder kap dan wel (met name in de randen van de woonbuurt) in twee tot drie bouwlagen onder asymmetrische kap of zadeldak. Plaatselijk zijn aan de Veldzichtlaan boven-benedenwoningen gerealiseerd. Ten noordoosten van de woonbuurt bevindt zich het sportveldencomplex. Dit sportveldencomplex is met een voetbrug over de vaart verbonden met het middelste, aan de overzijde van de vaart gelegen deelgebied waar ook de gebouwde sportvoorzieningen en tennisvelden zijn gelegen.

Kasteel en Voorvliet

In datzelfde decennium startte men ook de plannen voor een multifunctionele accommodatie met onder meer een sporthal in het gebied direct ten noorden van de aansluiting van de Montfoortse Vaart op de Korte Linschoten (het bestemmingsplan 'Kasteel' gelegen tussen het oude lint, de Voorvliet, Laan van Overvliet en de vaart). Dit ten noorden van Rapijnen gelegen deelgebied sluit direct aan bij de oude dorpsstructuur van Linschoten. In dit gebied komt een gemêleerde bebouwing in maximaal twee bouwlagen onder kap voor, bestaande uit oudere en nieuwe woningen (vrijstaand of aaneengebouwd of in rijen), bedrijfjes en detailhandel waaronder de in 1983 gebouwde supermarkt (Golff) op de hoek van de Jacob Barneveldstraat Laan van Rapijnen-Vaartkade Noordzijde. Het oostelijk van de Laan van Rapijnen gelegen gedeelte met maatschappelijke voorzieningen is met name gereserveerd voor sportaccommodatie en een parkbos.

Overvliet

Enkele jaren na de voltooiing van woonbuurt Rapijnen, vond de ontwikkeling plaats van de in de 80'er jaren gebouwde woonbuurten 'Noord' en 'Overvliet'. De woonbuurt Overvliet strekt zich uit aan de noordzijde van de Voorvliet, achter het gebied met de aan de zijde van de Korte Linschoten gelegen oude bedrijven ten noorden van de historische kern. De woonbuurt wordt inmiddels niet alleen aan de westzijde, maar ook vanuit zuidelijke richting (Laan van Overvliet) ontsloten door middel van een brug over de Voorvliet. De woonbuurt bestaat uit zowel rijenwoningen in en/of twee bouwlagen onder kap (hetzij symmetrisch, hetzij asymmetrisch met een hoge en lage goot) en uit een als vrijstaande woningen. De vrijstaande woningen staan met name in de noordwestrand en in de zuidoostrand van de woonbuurt, twee-onder-een-kapwoningen in de noordoostrand. Het westelijk deel van dit noordelijke deelgebied bestaat uit een groot bedrijvengebied (ten westen van de Laan van Rapijnen) dat direct aansluit bij de oudere aan het water gelegen bedrijven.

Westelijk woongebied (Woonbuurt Noord)

Woonbuurt Noord werd gerealiseerd in het meest westelijke deel van de huidige bebouwde kom van Linschoten, in het noordelijk deel van de tussen de M.A. Reinaldaweg (N204) en de Korte Linschoten gelegen gebied. De woningen bestaan voor het merendeel uit eengezinsrijenwoningen in twee bouwlagen onder kap. In de westrand van de woonbuurt komt echter afwijkende bebouwing voor zoals vrijstaande woningen (al dan niet met kantoorruimten) in één bouwlaag onder kap aan de westzijde van de Meidoornlaan. Ook aan de Liefhovendijk in de zuidrand komt afwijkende bebouwing voor. Hier is sprake van een afwisseling van oudere en fijn gedetailleerde woonbebouwing met naoorlogse woonbebouwing. Er komen zowel vrijstaande als geschakelde of rijenwoningen voor in één tot anderhalve bouwlaag onder kap. Daarnaast komen hier ook seniorenwoningen en maatschappelijke doeleinden (zoals een basisschool) voor waarvan de bebouwing bestaat uit twee bouwlagen onder kap.

2.3 Functionele Analyse

Wonen

In het plangebied is de belangrijkste functie het wonen. Voor een beschrijving van de woongebieden wordt verwezen naar paragraaf 2.2.

Bedrijven

Het bedrijventerrein ligt vrij diep in de woonsfeer en in nabijheid van de historische kern, maar beschikt in de vorm van de Van Rietlaan wel over een eigen aansluiting op de N204. Mede doordat het bedrijventerrein via het dorp moeilijk te bereiken is, is de overlast van het bedrijfsverkeer binnen de woonkern zelf beperkt.

Voorzieningen

De meeste voorzieningen in Linschoten liggen geconcentreerd binnen het historische hart rond de Dorpstraat en Raadhuisstraat en in de omgeving van de kruising van de Jacob Barneveldstraat en de Laan van Rapijnen. In het historische hart komen vooral horeca en kleinschalige detailhandel voor (waaronder een slager en een bakker, maar ook een tweewielerspecialist en een kapsalon). Ook staat hier het theater De Wildeman. In de randzones van het historische hart komen ook enkele sociaal-maatschappelijke voorzieningen voor zoals onderwijs en ouderenhuisvesting. In het meer oostelijk gelegen gebied rond de kruising van de Barneveldstraat en de Laan van Rapijnen bevinden zich onder meer een supermarkt, een artsenpraktijk en sportvoorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.BPKernLinschoten-VA03_0005.jpg"

Figuur 2.2 Ruimtelijke en functionele analyse Linschoten

Groen en water

De ligging van Linschoten in het poldergebied draagt sterk bij aan de groene context van het dorp. Vanuit het landschap dringen enkele groen- en waterstructuren het dorpsgebied binnen, waardoor ook in de directe nabijheid van de sterk verdichte historische kern toch sprake is van een aantrekkelijk groene kwaliteit. Zowel binnen als buiten het dorpsgebied komen uiteenlopende groene kwaliteiten voor.

Binnen de kern zijn vooral belangrijk:

  • de oude watergangen met aanliggende oeverzones namelijk die van de Korte en Lange Linschoten, de Montfoortse Vaart en Voorvliet;
  • de omgeving van Cromwijk;
  • de omgeving van Hogewerf en de kerk;
  • de groenvoorzieningen bij het sportveldencomplex (bij Voorvliet en Rapijnen);
  • het Weidepad als verbinding tussen de Cattenbroekerdijk en de oude aan het water gelegen kern;
  • de verspreid binnen de kern gelegen kleinschalige groene hoven, plekken en assen (bijvoorbeeld de Appellaan, het Vijzelplantsoen);
  • de groenzones langs de N204.

In de groenzone tussen de wijken Rapijnen en Overvliet liggen een zalencentrum, schoolvoorzieningen, een woonwagencentrum en sportvoorzieningen. In een deel van deze zone zal de woonbuurt Voorvliet worden ontwikkeld.

Cultuurhistorie

De historische dorpskern van Linschoten is aangewezen als een beschermd dorpsgezicht. Voor het behoud van de context van het dorpsgezicht met de omgeving is het echter gewenst dat ook aandacht wordt besteed aan het behoud en de versterking van die dorpsdelen die het cultuurhistorisch beeld ondersteunen en die inzicht geven in de stedenbouwkundige en landschappelijke samenhang van Linschoten.

2.4 Verkeer

In deze paragraaf is de verkeersstructuur voor de kern Linschoten beschreven. Eveneens zijn de huidige verkeerscirculatie en de parkeersituatie in de verschillende woonwijken beschreven en is gekeken of de nieuwe ontwikkelingen zullen leiden tot problemen op deze aspecten.

2.4.1 Verkeersstructuur

Bereikbaarheid voor gemotoriseerd verkeer

De belangrijkste ontsluitingsroute door de kern wordt gevormd door de Laan van Rapijnen, Laan van Overvliet en de Van Rietlaan. Vanaf deze wegen wordt een groot deel van de kern ontsloten. Zowel de Laan van Rapijnen als de Van Rietlaan sluiten aan op de N204. Eveneens geven de Korte Linschoten westzijde, de G. van de Valk Boumanstraat en de Engherzandweg aansluiting op de N204. De N204 geeft in noordelijke richting verbinding met de A12 (Arnhem - Den Haag). Eveneens verbindt de N204 Woerden met Montfoort en sluit iets ten noordoosten van Lopik (ter hoogte van het bedrijventerrein van Lopik) aan op de N210. Ter hoogte van Montfoort sluit de N204 echter ook aan op de N228. De N228 loopt van Utrecht/De Meern via Montfoort en Oudewater naar Gouda.

De Laan van Rapijnen, de Laan van Overvliet en de Van Rietlaan zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/h. De overige wegen in de kern Linschoten zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/h.

De verkeersdruk op de N204 zorgt voor problemen met betrekking tot geluidshinder, slechte oversteekbaarheid en sluipverkeer. Om de doorstroming te verbeteren en de barrière van deze weg te verminderen, zijn op de N204 reeds verschillende maatregelen genomen. Aanvullend hierop gaat de provincie, naar verwachting de komende 2 jaar, het fietspad verbreden, het oversteken veiliger maken en een rotonde aanleggen. Ten slotte wordt het hele wegvak voorzien van stil asfalt. Bij het kruispunt N204/van der Valk Boumanstraat komt een enkelstrooksrotonde. De rotonde werkt snelheidsremmend wat de verkeersveiligheid ten goede komt. Ter hoogte van de Engherzandweg komt een verhoogde geleider in het midden van de N204. Fietsers hebben op die manier een rustpunt in het midden van de weg waardoor ze in twee keer kunnen oversteken. Daarnaast wordt gekeken naar de mogelijkheden om de Engherzandweg autoluw te maken. De fietsoversteek bij de Van Rietlaan wordt verhoogd uitgevoerd in rood asfalt en gemarkeerd met pijlen. Op die manier valt het fietspad meer op voor automobilisten en wordt de voorrangsregeling, waarbij fietsers op de N204 voorrang hebben, duidelijker.

Bereikbaarheid voor langzaam verkeer en verkeersveiligheid

Langs de Laan van Rapijnen tussen de N204 en De Beide Vlooswijkenlaan en langs een deel van de Van Rietlaan zijn, conform de inrichting van deze wegen volgens Duurzaam Veilig, fietssuggestiestroken en vrijliggende fietsvoorzieningen gelegen. Op de 30 km/h-wegen vind een gemengde verkeersafwikkeling plaats.

Langs de N204 is een vrijliggend in twee richtingen te berijden fietspad gelegen. Via dit fietspad kan naar Montfoort en Woerden gereden worden. Gezien het relatief grote aantal ongelukken, omdat het fietspad te smal is voor het tweezijdige gebruik, zal het fietspad worden verbreed.

Bereikbaarheid per openbaar vervoer

Door de kern Linschoten loopt een busroute van de openbaarvervoersdiensten in de richtingen Montfoort - Woerden en Oudewater - Woerden. De haltes van deze dienst zijn gelegen langs de Van Rietlaan, langs de Laan van Overvliet ter hoogte van het Jaagpad en langs de Laan van Rapijnen. De woningen binnen de kern zijn binnen 500 m van de verschillende haltes gelegen.

2.4.2 Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

Algemeen

In 2009 is een verkeersonderzoek1 uitgevoerd waarbij de huidige verkeerscirculatie in beeld is gebracht. Dit is gedaan door het uitvoeren van een kentekenonderzoek. Hierbij is van alle passerende voertuigen het kenteken geregistreerd om te bepalen of een voertuig doorgaand of bestemmingsverkeer is. Geconcludeerd kan worden dat een aanzienlijk deel van het verkeer door de oude dorpskern doorgaand verkeer is. Het doorgaande verkeer zorgt echter niet voor capaciteitsproblemen in het gebied. De wegen in het gebied zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen waarbij de gemiddelde capaciteit 2.000 mvt/etmaal bedraagt, de intensiteiten in het gebied liggen echter lager.

Het is wel minder gewenst dat dit verkeer door de oude kern rijdt aangezien deze weg niet bedoeld is voor het doorgaand verkeer. In het verkeersonderzoek zijn enkele maatregelen genoemd om de invloed van het doorgaande verkeer te beperken.

Nieuwe ontwikkelingen

Begraafplaats

De bestaande begraafplaats zal worden uitgebreid met circa 180 graven. Het aantal plechtigheden per dag zal echter gelijk blijven aan de huidige situatie. Dit betekent dat de uitbreiding niet zal leiden tot extra verkeer van en naar de begraafplaats.

Jacob Barneveldstraat

Op de locatie Jacob Barneveldstraat 19 worden nieuwe woningen, maatschappelijke voorzieningen en kantoren mogelijk gemaakt. Omdat er nog geen exacte bouwplannen zijn, is het niet mogelijk te berekenen hoeveel extra verkeer deze ontwikkelingen zullen genereren. Bij de berekening van de verkeersgegevens voor het jaar 2022 (benodigd voor wegverkeerslawaai) is om deze reden uitgegaan van een hoge autonome verkeersgroei van 3%. Door een hoge autonome verkeersgroei aan te houden is het extra verkeer ten gevolge van deze ontwikkelingen in de berekeningen meegenomen.

Door de gemeente zijn verkeerstellingen uit 2004 van de Laan van Rapijnen aangeleverd. In 2004 bedroeg de werkdag etmaalintensiteit 1.481 mvt/etmaal. Zoals bovenstaand benoemd zijn de nieuwe ontwikkelingen meegenomen in de verkeerscijfers voor 2022 door een autonome verkeersgroei van 3% per jaar aan te houden. Dit betekent dat de verkeersintensiteit in 2022 2.500 mvt/etmaal zal bedragen. De Laan van Rapijnen is een gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom. Voor dergelijke wegen wordt doorgaans een verkeersintensiteit van 6.000 – 12.000 mvt/etmaal aanvaardbaar geacht. De verkeersintensiteit van 2.500 mvt/etmaal ligt ver onder de maximaal toelaatbare intensiteit op deze weg. Gesteld kan dan ook worden dat de weg voldoende is ingericht om een adequate en veilige afwikkeling van het verkeer mogelijk te maken.

  1. 1. VIA, verkeersonderzoek Linschoten Gemeente Montfoort, projectcode: VNL0335_901-R01, d.d. 31 augustus 2009.

2.4.3 Parkeren

Algemeen

In het eerder genoemde verkeersonderzoek is eveneens een parkeermeting uitgevoerd om te onderzoeken of er voldoende parkeergelegenheid in en direct rondom het beschermde dorpsgezicht is. Hierbij is de bezettingsgraad gemeten in 3 gebieden: De Vaart (30 parkeerplaatsen), het centrum (35 parkeerplaatsen) en zuid (35 parkeerplaatsen).

Uit het onderzoek blijkt dat gebied 1 (De Vaart) een lage parkeerdruk kent. De gebieden 2 en 3 kennen echter een hoge parkeerdruk. Vooral in de avonduren is de bezettingsgraad hier erg hoog, waardoor bewoners moeilijk een parkeerplaats kunnen vinden.

Nieuwe ontwikkelingen

Begraafplaats

Het benodigde aantal parkeerplaatsen gaat uit van het aantal gelijktijdige begrafenissen. Door de uitbreiding van het aantal graven zal het aantal plechtigheden niet toenemen, zodat geen extra parkeerplaatsen benodigd zijn.

Jacob Barneveldstraat

Zoals eerder gezegd is op deze loactie geen definitief bouwplan bekend. Om de parkeerbehoefte te bepalen dienen de parkeernormen uit publicatie 182 (CROW) gehanteerd te worden.

2.4.4 Conclusie

De bereikbaarheid voor het gemotoriseerd verkeer is goed te noemen, mede doordat op de N204 diverse maatregelen worden getroffen om de doorstroming te verbeteren. Eveneens is de bereikbaarheid voor het langzaam verkeer en het openbaar vervoer, door de ligging van de woningen op minder dan 500 m van de verschillende haltes, goed. Door de inrichting van de verschillende wegen conform Duurzaam Veilig, is de verkeersveiligheid in de kern voldoende gewaarborgd. Uit het onderzoek naar de verkeerscirculatie komt naar voren dat een groot deel van het verkeer door de oude dorpskern doorgaand verkeer is, dit is niet wenselijk. In het verkeersonderzoek zijn enkele maatregelen genoemd om de invloed van het doorgaande verkeer te beperken. Uit het parkeeronderzoek komt naar voren dat Linschoten over het algemeen geen grote parkeerproblemen kent, wel is in een aantal gebieden de parkeerdruk in de avond erg hoog. Mede met het oog op de te verwachten groeiende parkeerdruk, verdient het de aanbeveling te zoeken naar uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen. Voor de ontwikkeling op de locatie Jacob van Barneveldstraat dienen voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd te worden om in de eigen parkeerbehoefte te kunnen voorzien. Het aspect verkeer staat deze uitbreiding dan ook niet in de weg.

2.5 Visie Op De Gewenste Ontwikkeling

Het plangebied Kern Linschoten is deels ontwikkeld op basis van de onderliggende landschappelijke verkavelingsstructuur en bestaat voornamelijk uit woongebieden met centraal gelegen een concentratie van voorzieningen en maatschappelijke functies. De belangrijkste uitgangspunten voor het plangebied zijn behoud en zo mogelijk versterking van de ruimtelijke structuur, het woon- en leefklimaat en het voorzieningenniveau.

Voor het plangebied worden de volgende uitgangspunten in de juridische regeling van het bestemmingsplan opgenomen:

  1. 1. behoud van de ruimtelijke structuur ten behoeve van een heldere functionele opbouw en om doorgaand verkeer te weren; er wordt een duidelijk onderscheid gemaakt in verkeersruimte op de schaal van het gehele plangebied, verblijfsruimte rond de woningen en ruimte met specifieke groene en blauwe kwaliteiten;
  2. 2. handhaving van het woon- en leefklimaat;
  3. 3. handhaving van het voorzieningenniveau;
  4. 4. er worden drie ontwikkelingen opgenomen te weten de uitbreiding van de begraafplaats, de bestemmingswijziging van een perceel aan de Jacob Barneveldstraat en de verruiming van het bouwvlak aan de Nieuwe Zandweg 21.
  5. 5. behoud van de cultuurhistorisch waardevolle elementen en het beschermd dorpsgezicht.

Onderstaand wordt de visie op de gewenste ontwikkeling nader toegelicht.

2.5.1 Behoud van de ruimtelijke structuur

De in het plangebied aanwezige en duidelijk herkenbare verkavelings- en wegenstructuur dient behouden en waar mogelijk te worden versterkt. Daarbij dient voldoende aandacht te zijn voor de aanwezige cultuurhistorische waarden en behoud en versterking van de groenstructuur. In het kader van het behoud van de ruimtelijke structuur heeft in dit bestemmingsplan iedere functie zijn eigen bestemming gekregen.

2.5.2 Handhaving van het woon- en leefklimaat

In de kern Linschoten is wonen de belangrijkste functie. Uitbreiding van het woongebied is op dit moment niet aan de orde. Mogelijke inbreidingslocaties voor woningbouw in de kern dienen zorgvuldig te worden benut. In het voorliggende bestemmingsplan is geen rekening gehouden met nieuwe inbreidingslocaties voor woningbouw.

De bedrijvigheid in de kern draagt een belangrijke rol bij in de leefbaarheid en werkgelegenheid. In dit plan wordt voldoende ruimte geboden aan de bedrijven. Alle bedrijven zijn positief bestemd.

Het beleid van de gemeente is daarnaast gericht op behoud en versterking van bestaande groen- en recreatiegebieden. Daarnaast streeft de gemeente naar een verkeersveilige kern en dient rekening te worden gehouden met de belemmeringen die door diverse milieuaspecten aanwezig zijn en met de aanwezige en potentiële natuurwaarden in en om het gebied.

2.5.3 Handhaving van het voorzieningenniveau

In het huidige voorzieningenniveau worden op korte termijn geen veranderingen voorzien. Detailhandel, dienstverlening, horeca en het theater zijn geconcentreerd in en rondom de Dorpstraat/Kerkplein/Strick van Linschotenstraat en Vaartkade NZ. Deze concentraties worden gehandhaafd. In het vigerende bestemmingplan hebben deze gronden een gemengde bestemming. Ook in het voorliggende bestemmingsplan krijgen deze percelen een gemengde bestemming, zie figuur 2.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.BPKernLinschoten-VA03_0006.jpg"

2.5.4 Ontwikkelingen

De begraafplaats aan de Nieuwe Zandweg zal worden uitgebreid met circa 180 graven. Deze zullen worden aangelegd in het gebied ten noordwesten van de huidige begraafplaats. In het bestemmingsplan is hiervoor de bestemming 'Maatschappelijk' met de aanduiding 'begraafplaats' opgenomen.

Aan de Jacob Barneveldstraat 19 wordt het bestemmingsplan verruimd ten opzichte van het vigerende plan. Er worden naast woningen nu ook maatschappelijke voorzieningen en kantoren toegestaan.

Op het perceel Nieuwe Zandweg 21 is een verzoek ingediend om de bestaande woning te vervangen voor een twee aaneengebouwde woningen. Om die reden is het bouwvlak verruimd.

De benodigde milieuonderzoeken zijn in Hoofdstuk 6 weergegeven.

Tot slot zijn in het bestemmingsplan nog een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen die een aantal functieveranderingen mogelijk maken. Bij het opstellen van een wijzigingsplan dient een afzonderlijke afweging plaats te vinden van de diverse (milieu-)onderzoeksaspecten.

2.5.5 Behoud cultuurhistorisch waardevolle elementen en beschermd dorpsgezicht

De gemeente heeft een eigen archeologiebeleid geformuleerd waarvan de beoogde vaststellingsdatum 31 januari 2011 is.

Monumenten en MIP-panden zijn in dit bestemmingsplan door middel van een functieaanduiding op de verbeelding opgenomen.

Voor het beschermd dorpsgezicht is in dit bestemmingsplan een aanlegvergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. Hierin is een verbod opgenomen binnen het beschermd dorpsgezicht zonder of in afwijking van een aanlegvergunning werkzaamheden te verrichten zoals bijvoorbeeld het bestraten of herstraten, het geheel of gedeeltelijk vergraven of dempen van waterlopen, het bebossen of aanbrengen van houtachtige gewassen en het slopen van gebouwen of delen van gebouwen. Voor meer informatie over dit onderwerp wordt verwezen naar paragraaf 3.3 en 6.5.

Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de planvorm voor het bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag liggen en welke regeling wordt voorgesteld.

3.1 Planvorm

Het bestemmingsplan biedt voor de bestaande woonbebouwing en de voorzieningen in het plangebied een consolidatie en beheersfunctie en staat geen nieuwe grote ontwikkelingen toe. De juridische planvorm is afgestemd op de hoofdlijnen van het beleid dat erop gericht is de aanwezige functies te behouden. Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur van de dorpskern, is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Deze planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden.

3.2 Verbeelding (Plankaart)

Wettelijke vereisten

De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Hierbij vormt de inhoud van de digitale versie de beslissende versie. De digitalisering brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

Leeswijzer verbeelding

Wegwijzer via internet

Met de digitalisering van ruimtelijke plannen is het lezen en interpreteren van de verbeelding (voorheen plankaart) een nieuwe aangelegenheid. Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen bestemmingsplannen (ook in voorbereiding zijnde plannen voor zover deze ter inzage zijn gelegd) worden ingezien. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.

Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksonder 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.BPKernLinschoten-VA03_0007.png"

Figuur 3.1 Voorbeeld verbeelding, voorontwerpbestemmingsplan Kern Linschoten

Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond. Zie onderstaand figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.BPKernLinschoten-VA03_0008.png"

Figuur 3.2 Verbeelding met rechts in beeld de uitleg bij de locatie waar het rode kruis is geplaatst

In bovenstaand voorbeeld geldt voor de locatie waarin het rode kruisje is geplaatst een maximale goothoogte van 6 m en een maximale bouwhoogte van 10 m. Verder geldt de bestemming Wonen en is er sprake van een bouwvlak. Indien meer informatie is gewenst, kan boven het blauwe vlak worden doorgeklikt naar de toelichting en/of de regels van het plan.

Analoge verbeelding

Alhoewel de digitale verbeelding het uitgangspunt vormt, blijft het mogelijk het bestemmingsplan analoog in te zien. Het lezen van de analoge verbeelding is verschillend van de digitale verbeelding. Op de analoge verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes.

Bestemmingsvlak en bouwvlak

Vrijwel elke bestemming bestaat doorgaans uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Soms komt het voor dat het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samenvallen. Op de verbeelding is dan uitsluitend een bouwvlak te zien (het bestemmingsvlak ligt hieronder).

Aanduidingen

Op de digitale plankaart is gebruikgemaakt van maatvoeringaanduidingen die betrekking hebben op afmetingen ten aanzien van het bouwen. Op de verbeelding is bijvoorbeeld sprake van maatvoeringaanduidingen ten behoeve van de maximale bouw- en goothoogte en maximale bebouwingspercentage.

Met de diverse functieaanduidingen wordt gespecificeerd welk gebruik in het betreffende bouwvlak is toegestaan.

Daarnaast is een aantal bouwaanduidingen opgenomen waar een bepaalde wijze van bouwen of een bepaalde verschijningsvorm is toegestaan. Een voorbeeld hiervan is een bouwaanduiding 'onderdoorgang'.

Tot slot is er een gebiedsaanduiding opgenomen. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt. Bij gebiedsaanduidingen gaat het veelal om zones en (deel)gebieden die aan sectorale regelgeving zijn ontleend. In alle gevallen gaan gebiedsaanduidingen vergezeld van een daarop betrekking hebbende regeling in de planregels. In het plangebied zijn daarnaast vier gebiedsaanduidingen opgenomen voor een gebied waarop een specifieke wijzigingsbevoegdheid van toepassing is (wro - wijzigingsgebied).

3.3 Uitleg Van De Planregels

3.3.1 Opbouw van de planregels

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  1. 1. inleidende regels;
  2. 2. bestemmingsregels;
  3. 3. algemene regels;
  4. 4. overgangs- en slotregel.

3.3.2 Inleidende regels

Begrippen (Artikel 1)

Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten (Artikel 2)

Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

3.3.3 Bestemmingsregels

Agrarisch (Artikel 3)
In het zuiden van het plangebied zijn twee agrarisch bedrijfspercelen gelegen. Gebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd. De regeling bevat verder bepalingen met betrekking tot nevenfuncties, vervolgfuncties en de Ruimte voor Ruimteregeling. Hiermee wordt aangesloten op de regels voor het buitengebied van de gemeente.

Agrarisch met waarden (Artikel 4)

Deze bestemming is toegekend aan een onbebouwd agrarisch perceel met waardevolle openheid en is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan Voorvliet.

Bedrijf (Artikel 5)

Binnen de bestemming Bedrijf zijn zowel bedrijven toegestaan, alsmede wegen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en overige bijbehorende voorzieningen.

Bedrijven zijn toegestaan voor zover deze behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijvigheid. De milieucategorie van de bedrijven wordt bepaald aan de hand van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die is opgenomen als bijlage bij de regels van dit bestemmingsplan. In Bijlage 4 is een toelichting op het gebruik van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen.
De milieuzonering is op de kaart aangegeven door middel van categorieaanduidingen binnen de bestemming Bedrijf. Op de kaart is na de letter die de bestemming aangeeft, de hoogst toelaatbare categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (tussen haakjes) aangegeven (bijvoorbeeld b<2). Een aantal bedrijven voldoet niet aan de aldaar maximale toelaatbare categorie, maar kunnen ter plaatse wel gehandhaafd blijven. Voor deze bedrijven zijn maatbestemmingen (bijvoorbeeld sb-1) opgenomen. Dit betekent dat bij verplaatsing of beëindiging van een dergelijk bedrijf eenzelfde soort bedrijf is toegestaan of een bedrijf dat past binnen de toelaatbare categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Op deze wijze is sprake van een goede ruimtelijke ordening (zie ook paragraaf 6.6).

Bebouwing ten dienste van de bestemming mag alleen worden gerealiseerd binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken. Op de kaart en in de regels zijn de maximale hoogtematen van de bebouwing aangegeven.

Er is binnen het plangebied een aantal bedrijfswoningen aanwezig. Deze bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan. De vestiging van nieuwe bedrijfswoningen is niet toegestaan.

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels om bedrijfsactiviteiten toe te staan die genoemd worden in twee categorieën hoger dan algemeen toelaatbaar is en voor bedrijven die niet genoemd worden in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, op voorwaarde dat deze bedrijfsactiviteiten (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is in de regeling geïmplementeerd door middel van het uitsluiten van risicovolle inrichtingen. In de begrippen is het begrip 'risicovolle inrichtingen' verklaard. Daarnaast zijn geluidshinderlijke inrichtingen eveneens niet toegestaan.

Detailhandel(Artikel 6)

De bestemming Detailhandel is toegekend aan een aantal percelen verspreid over het plangebied. Hierbij gaat het om detailhandel, niet zijnde volumineuze detailhandel. Dergelijke detailhandel is door middel van een specifieke gebruiksregel niet toegestaan.

Dienstverlening (Artikel 7)

De bestemming Dienstverlening is toegekend aan het bankgebouw aan de Strick van Linschotenstraat.

Gemengd - 1 en Gemengd - 2 (Artikel 8) t/m (Artikel 9)

De bestemming Gemengd - 1 is toegekend aan een de dorpsbebouwing rondom de Dorpstraat/Kerkplein/Vaarkade N.Z. Deze gronden zijn bestemd voor verschillende uitwisselbare functies waaronder het wonen, bedrijven, detailhandel, horeca, kantoren en wonen. Op gronden met de bestemming Gemengd - 2 zijn naast het wonen ook andere functies toegestaan. Deze bestemmingen zijn echter niet zo ruim als binnen de bestemming Gemengd - 1.

Groen (Artikel 10)

De groenvoorzieningen met een structurerend karakter zijn ondergebracht in de bestemming Groen. Naast beplanting, zijn hier onder andere ook speelvoorzieningen, voet- en fietspaden, nutsvoorzieningen en water mogelijk.

Horeca (Artikel 11)

Binnen de bestemming Horeca zijn horeca-activiteiten toegestaan die vallen in ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten. De toelichting op het gebruik van de Staat van Horeca-activiteiten is opgenomen in Bijlage 5.

Maatschappelijk (Artikel 12)

Maatschappelijke functies, waaronder de kerken, scholen, zorginstellingen, kinderopvang en de begraafplaats, zijn voorzien van de bestemming Maatschappelijk. Ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is ook het wonen toegestaan.

In het bestemmingsplan zijn de gronden voor de schoolgebouwen en schoolterreinen dus ook bestemd als 'Maatschappelijk'. Aangezien de gemeente Montfoort haar medewerking wil verlenen aan multifunctioneel gebruik van de schoolgebouwen en de schoolterreinen (deze worden immers steeds vaker voor bredere activiteiten dan louter scholing gebruikt), is de bestemming zo ruim en flexibel mogelijk gehouden zonder specifieke functieaanduidingen, zoals 'school'. Op deze manier wordt gegarandeerd dat het gebruik van het schoolgebouw en het schoolterrein ook buiten de reguliere schooltijden mogelijk is door medegebruikers. Bovendien sluit deze wijze van bestemmen aan bij recente uitspraken van de Raad van State inzake het (multifunctioneel) gebruik van schoolpleinen.

Sport (Artikel 13)

Sportvelden en bijbehorende clubgebouwen, sporthallen en zwembaden hebben de bestemming Sport.

Tuin (Artikel 14)

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor de voortuinen of zijtuinen bij de op de gronden aanwezige hoofdgebouwen. Op gronden met de bestemming Tuin zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan met uitzondering van de gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4'. Op deze gronden mogen ook bijgebouwen en carports worden gebouwd.

Verkeer (Artikel 15)

Daar waar een weg een stroomfunctie heeft, zijn de gronden bestemd als Verkeer. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen en dergelijke.

Verkeer - Woonomgeving (Artikel 16)

Het openbaar gebied in het woongebied heeft een verblijfs- en verplaatsingsfunctie. Deze gronden zijn bestemd als Verkeer - Woonomgeving. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, speeltoestellen en reclame-uitingen.

Water (Artikel 17)

Waterpartijen, structuurbepalende watergangen en locaties die van belang zijn voor de waterberging zijn bestemd voor Water.

Wonen (Artikel 18)

In het bestemmingsplan is het wonen de belangrijkste functie. De regeling voor de woonpercelen bestaat uit twee bestemmingen: Wonen en Tuin. De bestemming Tuin is al besproken onder Artikel 14.

De woningen zelf zijn voorzien van de bestemming Wonen. Het beleid van de gemeente Montfoort is erop gericht de kwaliteit van de woonomgeving te behouden. Naast de bestaande situatie en de bestaande mogelijkheden die voortvloeien uit de vigerende bestemmingsplanregeling, is bij het toekennen van de bestemmingen het bieden van voldoende erfbebouwingsmogelijkheden voor de bestaande woningen het uitgangspunt. De basis voor de regeling van de bestaande woonfunctie wordt gevormd door een regeling bestaande uit bouwvlakken ter plaatse van de aanwezige hoofdgebouwen. De gronden buiten het hoofdgebouw (zij- en achtererf) zijn gelegen buiten het bouwvlak. De gronden aan de voorzijde (en soms zijkant) zijn bestemd als Tuin.

Bouwvlakken hoofdgebouwen

Bij de opstelling van het bestemmingsplan is voor alle woningen bepaald waar in de huidige situatie het hoofdgebouw (de woning zelf) en waar het bijgebouw (bijvoorbeeld garage) staat. Deze bestaande situatie is het uitgangspunt. Rekening houdend met karakteristieke voorgevelverspringingen en rooilijnen, zijn op de verbeelding bouwvlakken opgenomen waarmee de plaats van hoofdgebouwen juridisch is vastgelegd. In sommige vigerende bestemmingsplannen is de begrenzing van de bouwvlakken ruimer neergelegd dan de bestaande achtergevel. Ook in dit bestemmingsplan wordt deze ruimte geboden.

Sommige woningen zijn voorzien van bouwaanduidingen die specifiek regelen of woningen gestapeld gebouwd dienen te worden. Uitgangspunt hierbij is het aanhouden van het vigerende bestemmingsplan. Per hoofdgebouw is tot slot de goot- en bouwhoogte vastgelegd.

Erfbebouwing

De gronden achter en deels naast het hoofdgebouw c.q. de woning zijn te gebruiken voor uitbreiding van het hoofdgebouw of voor de bouw van bijgebouwen. De regeling bevat bepalingen met betrekking oppervlakte en hoogte van erfbebouwing.

In het bestemmingsplan worden er voldoende erfbebouwingsmogelijkheden geboden, terwijl de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast.

Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn als ondergeschikte functie bij de hoofdfunctie wonen toegestaan. Deze mogen alleen voorkomen zolang de omvang niet meer dan 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing bedraagt. Dit geldt tot een maximum van 30 m² per woning. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van deze regeling tot een maximum van 50 m² indien daarbij wordt aangetoond dat aan de opgenomen voorwaarden kan worden voldaan (onder andere geen hogere parkeerdruk, geen aantasting woonmilieu etc.).

Overige functies naast het wonen

Op verschillende plaatsen in het plangebied zijn naast de woonfunctie ook andere functies op percelen aanwezig. Het kan hierbij gaan om bijvoorbeeld een praktijk voor gezondheidszorg of bedrijven etc. Deze functies hebben een specifieke functieaanduiding om het huidige gebruik goed mogelijk te maken.

Wonen - Woonwagenstandplaats (Artikel 19)

De in het plangebied voor Wonen - Woonwagenstandplaats aangewezen gronden zijn bestemd voor standplaatsen van woonwagens met bijbehorende tuinen en erven en in samenhang daarmee, voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Een woonwagen bestaat uit ten hoogste één huishouden. In dit bestemmingsplan is gekozen om voor de woonwagens een maximale bouw- en goothoogte op te nemen en een strikt bouwvlak aan te wijzen.

De woonwagen mag alleen worden gebouwd binnen het bouwvlak. Buiten het bouwvlak is per woonwagen ten hoogste één bergruimte toegestaan. De plaats van de bergruimtes is bepaald door middel van de bouwaanduiding 'bijgebouw'. Er zijn vier bouwvlakken op de digitale verbeelding/plankaart aanwezig.

Het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is direct mogelijk gemaakt, mits de woonfunctie blijft prevaleren. Om te garanderen dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, mag ten hoogste 25% van het vloeroppervlak van de woonwagen worden benut ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

Daarnaast moet in voldoende parkeergelegenheid voorzien zijn en mogen de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca of detailhandel.

Uit het oogpunt van brandveiligheid is het opslaan van goederen als specifiek gebruiksverbod aangemerkt.

Leiding - Riool (Artikel 20)

In het plangebied ter plaatse van de Laan van Rapijnen is een rioolpersleiding van het waterschap gelegen. Deze heeft de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' gekregen. Naast deze dubbelbestemming zijn ook andere bestemmingen van kracht. Ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken. Nieuwbouw is slechts mogelijk op basis van een door het college van burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning, waarbij wordt getoetst aan het belang van de leiding. Voor het uitvoeren van een aantal werkzaamheden en werken, geen gebouwen zijnde, is een omgevingsvergunningplicht opgenomen. De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar voor zover het leidingbelang niet onevenredig wordt geschaad.

Waarde - Archeologie (Artikel 21)

In het plangebied is een dubbelbestemming met betrekking tot archeologie opgenomen: 'Waarde - Archeologie'. Deze gronden zijn bij wijze van dubbelbestemming bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

De gemeente Montfoort heeft een archeologische beleidskaart waarop aangegeven is in welke gebieden en gevallen archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden (zie ook paragraaf 6.5). De gemeente Montfoort zal naar verwachting begin 2011 haar beleidsnota op het gebied van archeologie en cultuurhistorie vaststellen. In Linschoten zijn terreinen van archeologische waarde aanwezig. Daarnaast zijn in Linschoten gebieden met een hoge, middelhoge en lage archeologische verwachtingswaarde aanwezig.

Bouwwerken op gronden met samenvallende bestemmingen kunnen weliswaar worden gerealiseerd, maar dan met inachtneming van de in de regels opgenomen voorwaarden. Daarvoor is een procedure opgenomen waarbij het verlenen van een omgevingsvergunning van kan worden afgeweken. Is er blijkens onderzoek geen sprake van archeologische waarden, dan kunnen de werken en bouwwerken met omgevingsvergunning worden gerealiseerd.

In het kader van de bescherming van de archeologische waarden is voor een aantal werken, niet zijnde bouwwerken, en werkzaamheden een omgevingsvergunningplicht opgenomen. Archeologische waarden kunnen ook worden bedreigd door grondwerkzaamheden die samengaan met de aanleg van bijvoorbeeld wegen, bebouwing en watergangen. Ook ingrijpende agrarische werkzaamheden (diepploegen, onderbemalen) kunnen het bodemarchief onherstelbaar beschadigen en de daarin opgeslagen informatie verloren doen gaan. Deze gronden worden derhalve mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige archeologische waarden. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is alleen toegestaan voor zover de archeologische waarde niet worden geschaad en genoemde werken en werkzaamheden zijn zonder omgevingsvergunning niet toegestaan.

In het plangebied zijn de volgende specifieke vormen van waarden opgenomen:

  1. 1. specifieke vorm van waarde - 1: dit geldt bij gebieden die op de beleidskaart zijn aangeduid als terrein van archeologische waarde (categorie 3);
  2. 2. specifieke vorm van waarde - 2: dit geldt bij gebieden die op de beleidskaart zijn aangeduid als hoge archeologische verwachtingswaarde (categorie 4);
  3. 3. specifieke vorm van waarde - 3: dit geldt bij gebieden die op de beleidskaart zijn aangeduid als middelhoge archeologische verwachtingswaarde (categorie 5);
  4. 4. specifieke vorm van waarde - 4: dit geldt bij gebieden die op de beleidskaart zijn aangeduid als lage archeologische verwachtingswaarde (categorie 6).
  5. 5. specifieke vorm van waarde - 5: dit geldt voor het AMK-terrein dat de status heeft als beschermd rijksmonument.

Waarde - Cultuurhistorie (Artikel 22)

Het rijksbeschermd dorpsgebied van Linschoten heeft de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie. In dit artikel zijn regels opgenomen om de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgebied te beschermen.

Waterstaat - Waterkering (Artikel 23)

Deze dubbelbestemming is toegekend aan de waterkeringen (kernzone inclusief beschermingszones) in het plangebied.

Deze gronden hebben een waterkerende functie of zijn van invloed op de waterkering. Er is sprake van samenvallende bestemmingen, waarbij de met Waterstaat - Waterkering samenvallende bestemmingen ondergeschikt zijn. Dit uitgangspunt is vertaald in de betreffende bouwregels. Langs de bestemming Waterstaat - Waterkering zijn beschermingszones aanwezig waarop de Keur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden van toepassing is.

Indien bij een omgevingsvergunning wordt afgeweken van de bepalingen in de regels, dient het bevoegd gezag de waterkeringsbelangen in acht te nemen.

3.3.4 Algemene regels

In de algemene regels zijn aanvullende regels opgenomen met betrekking tot bouwen. Daarnaast bevat dit hoofdstuk algemene ontheffingsregels.

Antidubbeltelregel (Artikel 24)

Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).

Algemene bouwregels (Artikel 25)

Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

In dit artikel is een regeling opgenomen voor toegelaten bouwwerken met afwijkende maten. Het lid 'Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten' betreft uitsluitend een bouwbepaling en geen gebruiksbepaling. Met deze bepaling wordt voorkomen dat bestaande bouwwerken, die wat betreft afstandsmaten of andere maten afwijken van de maatvoering zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, onder het overgangsrecht komen te vallen.

Overschrijding bouwgrenzen

Dit lid bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn.

Ondergrondse bouwwerken

In dit lid is bepaald dat ondergrondse bouwwerken niet zijn toegestaan.

Kapvorm en kaprichting

Voor de panden in het beschermd dorpsgezicht is de kapvorm en kaprichting vastgelegd op de kappenkaart welke is toegevoegd in Bijlage 1 bij de regels van het bestemmingsplan. In dit artikel is bepaald dat de kapvorm en kaprichting van hoofdgebouwen als bedoeld op de kappenkaart, niet mag worden gewijzigd.

Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening (Artikel 26)

Deze bepaling geeft invulling aan de afstemmingsbepaling tussen de bouwverordening en het bestemmingsplan ingevolge artikel 9 van de Woningwet. Artikel 9 van de Woningwet regelt primair dat de bouwverordening buiten toepassing blijft voor zover deze niet overeenstemt met het desbetreffende bestemmingsplan. Voor zover het bestemmingsplan geen regels bevat ten aanzien van een onderwerp dat in de bouwverordening is geregeld, is de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaalt.

De bepaling dient als uitwerking van de laatste zinsnede en voorkomt dat de bouwverordening onbedoeld aanvullend werkt bij onderwerpen die in het bestemmingsplan bewust niet zijn geregeld, bijvoorbeeld omwille van globaliteit. De relevante onderwerpen staan allemaal in paragraaf 2.5 van de bouwverordening.

Algemene afwijkingsregels (Artikel 27)

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om af te wijken van regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.

Algemene wijzigingsregels (Artikel 28)

In dit artikel is opgenomen dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen.

Daarnaast zijn twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen ter plaatse van zalencentrum De Vaart (wijzigingsgebied - 4) en het perceel Vaartkade Z.Z. 12 (wijzigingsgebied - 3).

Overige regels (Artikel 29)

Werking wettelijke regelingen

In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.

3.3.5 Overgangs- en slotregels

In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde.

Overgangsrecht (Artikel 30)

De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).

Slotregel (Artikel 31)

Deze regel bevat de titel van het plan.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro aan de vooroverlegpartners van de gemeente Montfoort toegezonden. Van de onderstaande overlegpartners is een reactie ontvangen:

  1. 1. provincie Utrecht;
  2. 2. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden;
  3. 3. Stichting Hugo Kotestein;
  4. 4. VAC Montfoort;
  5. 5. Kamer van Koophandel.

De ingekomen reacties zijn integraal opgenomen in Bijlage 8.

1. Provincie Utrecht

Samenvatting

  1. 1. Op pagina 33 van de toelichting van het bestemmingsplan worden een aantal verschillende categorieën benoemd met betrekking tot het archeologiebeleid van de gemeente. Categorie 2 en 3 ontbreken echter in de toelichting terwijl deze wel in de kern Linschoten zijn gelegen. Verzocht wordt dit aan te passen. Daarnaast wordt verzocht de specifieke regels bij deze categorieën op te nemen.
  2. 2. In de regels zijn 'specifieke vormen van waarden' benoemd. Het zou ter verduidelijking handig zijn deze ook in paragraaf 6.5 Archeologie en cultuurhistorie toe te voegen. Dit geldt tevens voor de tekst in de juridische planbeschrijving bij de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'.
  3. 3. Artikel 20 Waarde - Archeologie moet worden aangevuld met een extra 'specifieke vorm van waarde' voor de historische dorpskern (AMK-terrein in categorie 2).
  4. 4. De maatregelen die bij 'specifieke vorm van waarde - 1' worden genoemd horen eigenlijk bij categorie 2 en niet bij categorie 3. Bij categorie 3 geldt namelijk een grens van 100 m² in plaats van 50 m².
  5. 5. Bij artikel 20.3.2b moeten de verstoringsdieptes worden opgenomen, zoals dit wel is gedaan bij artikel 20.2c.

Beoordeling

  1. 1. Het is inderdaad zo dat de categorieën op de maatregelenkaart van het gemeentelijk archeologiebeleid niet geheel juist zijn overgenomen. Categorie 2 komt in Linschoten echter niet voor in tegenstelling tot de reactie. Het betreft namelijk uitsluitend de binnenstad van Montfoort. Het AMK-terrein valt in categorie 1. Tot slot komt categorie 5 niet voor, terwijl deze wel is opgenomen in de toelichting. Het plan zal op de bovenstaande punten worden aangepast.
  2. 2. De betreffende paragraaf zal naar aanleiding van de reactie worden verduidelijkt.
  3. 3. Omdat de gemeente bij categorie 1 niet optreedt als bevoegd gezag is een koppeling met planregels hier niet aan de orde. Wel zal een aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 5' worden opgenomen ter informatie.
  4. 4. Specifieke vorm van waarde - 1 is toegekend aan het dorpscentrum van Linschoten. Deze is op de maatregelenkaart aangewezen als categorie 3. De bijbehorende regels worden hier bij opgenomen. De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
  5. 5. De verstoringsdieptes worden in lid 20.3.2b opgenomen.

Conclusie

De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.

2. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Samenvatting

Het Hoogheemraadschap adviseert negatief over het plan. De opmerkingen hebben zowel betrekking op de toelichting als op de regels en de plankaart.

Toelichting

  1. 1. Verzocht wordt de tekst over het gemeentelijk beleid aan te passen en niet meer te verwijzen naar de quickscan.
  2. 2. Verzocht wordt een tekstuele aanpassing te doen met betrekking tot het uitslaan van overtollig water.
  3. 3. Onder het kopje 'waterkwaliteit' wordt verzocht nog enkele aanvullingen toe te voegen. Het betreft opmerkingen over het onderhoud van de watergangen en de problemen door stagnering van de doorspoeling in het stedelijk gebied.
  4. 4. Naast de aangegeven regionale waterkeringen zijn ook langs de Lange Linschoten en de Voorboezem Rapijnen alsmede een deel van de Nieuwe Zandweg en de Liefhovendijk regionale waterkeringen gelegen. Verzocht wordt dit in de toelichting en op de plankaart aan te passen.
  5. 5. Verzocht wordt de opmerking over 'afvalwater en riolering' te verwerken in de toelichting.
  6. 6. De mogelijke effecten op het watersysteem ten gevolge van de uitbreiding van de begraafplaats zijn niet beschreven. Verzocht wordt dit alsnog te doen.
  7. 7. Uit de tekst onder het kopje 'toekomstige situatie' wordt niet duidelijk hoe bij ruimtelijke ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt om wordt gegaan met de gevolgen voor de waterhuishoudkundige aspecten. Hierbij wordt gedacht aan waterberging, diffuse verontreinigingen en natuurvriendelijke oevers. Verzocht wordt deze tekst nader te specificeren.
  8. 8. De ligging van de regionale waterkering in de Nieuwe Zandweg heeft mogelijk gevolgen voor de uitbreiding van de begraafplaats wanneer deze plaatsvindt binnen de waterstaatswerkzone. Verzocht wordt deze gevolgen te beschrijven.
  9. 9. Verzocht wordt in de tekst aan te passen dat de dubbelbestemming Waterstaat betrekking heeft op de zogenaamde waterstaatswerkzone van de waterkering, in plaats van de kernzone inclusief beschermingszones.
  10. 10. Ter hoogte van de Laan van Rapijnen ligt een rioolpersleiding van het Waterschap. Verzocht wordt de ligging hiervan te vermelden.

Regels

Verzocht wordt regels op te nemen met betrekking tot de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van een tekstvoorstel van het Hoogheemraadschap.

Plankaart

  1. 1. De waterstaatswerkzones van de regionale waterkeringen ontbreken voor een deel op de plankaart. Verzocht wordt dit te corrigeren.
  2. 2. Verzocht wordt de rioolpersleiding in de Laan van Rapijnen op te nemen op de plankaart.
  3. 3. De gebiedsaanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied' overlapt voor een deel de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. De waterkering heeft mogelijke gevolgen voor het wijzigen van de bestemming 'Groen' naar 'Sport' waarbij de bouw van gebouwen en de aanleg van verharding wordt mogelijk gemaakt. Geadviseerd wordt hier rekening mee te houden.

Beoordeling

De reactie leidt op alle punten tot aanpassing van het bestemmingsplan. Voor de locatie van de begraafplaats wordt momenteel een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zullen voor de vaststelling van het bestemmingsplan worden toegevoegd aan de waterparagraaf.

Conclusie

Het bestemmingsplan wordt aangepast.

3. Stichting Hugo Kotestein

Samenvatting

  1. 1. Verzocht wordt de voorzijde van het bouwvlak van de Timoteusschool aan de zijde van de Liefhovendijk terug te brengen naar de huidige voorzijde van het pand.
  2. 2. Op de archeologische waardenkaart is het stuk van het voormalig kasteel Linschoten blanco aangegeven. Verzocht wordt dit wel te markeren en dit in de legenda aan te merken als 'Beschermd archeologisch Rijksmonument'.
  3. 3. Verzocht wordt de begraafplaats aan de Nieuwe Zandweg, welke in 2010 is aangewezen als gemeentelijk monument, als zodanig op de plankaart aan te duiden met de aanduiding 'sba-2'.
  4. 4. Op het Kerkplein zijn twee garages zonder monumentale waarde gelegen. Van één daarvan is de nokrichting op de kappenkaart aangewezen. Voorgesteld wordt om de nokrichting niet op de kappenkaart op te nemen. Dit geeft de vrijheid om bij vervanging/nieuwbouw de nokrichting te wijzigen wat een verbetering zou zijn.
  5. 5. De tuin rondom de NH-kerk is in het voorliggende plan bestemd voor Maatschappelijk. Verzocht wordt dit te wijzigen in de bestemming Tuin met cultuurhistorische waarde.
  6. 6. Verzocht wordt de Dorpsstraat in de toelichting te wijzigen in Dorpstraat.

Beoordeling

  1. 1. Het bouwvlak zal worden aangepast. Voor de locatie van de Timoteusschool is overigens een plan in ontwikkeling voor de bouw van woningen. Deze ontwikkeling wordt echter niet in het bestemmingsplan opgenomen.
  2. 2. Het kasteel Linschoten is inderdaad aangewezen als beschermd archeologisch rijksmonument en zal als aanduiding worden opgenomen op de plankaart. Er worden echter geen aanvullende regels opgenomen omdat de gemeente geen bevoegd gezag is bij dergelijke rijksmonumenten. Het bevoegd gezag is de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
  3. 3. De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
  4. 4. De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
  5. 5. De bestemming 'Maatschappelijk' is overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan en de feitelijke situatie. De gronden zijn in eigendom van de kerk. Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' zijn ook groenvoorzieningen mogelijk zoals een tuin. De cultuurhistorische waarden worden al beschermd in het kader van de monumentenregelgeving, vanwege de status van Rijksmonument.
  6. 6. De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Conclusie

Voor wat betreft de onderdelen onder 1 t/m 4 en 6 leidt reactie tot aanpassing van het bestemmingsplan. De reactie onder 5 leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

4. VAC Montfoort

Samenvatting

Verkeersstructuur

  1. 1. Gevraagd wordt of de Laan van Rapijnen bij de scholen nog de functie van gebiedsontsluitingsweg (50 km/h) heeft.
  2. 2. Gevraagd wordt of de verbeteringsplannen voor de N204 nog actueel zijn.
  3. 3. De straten en openbare ruimte in de kern moeten goed bereikbaar blijven voor evenementen.
  4. 4. De Dorpstraat moet omwille van de bereikbaarheid van het gehele dorp open blijven.

Visie op de gewenste ontwikkeling

Gevraagd wordt waarom geen rekening wordt gehouden met mogelijke toekomstige inbreidingslocaties, zoals die worden genoemd in de Dorpsvisie. Een dubbele bestemming voor deze gebieden (Timotheusschool, Lindescote, Multifunctioneel Centrum en huidige sportvelden) zou logisch zijn.

Gemeentelijk beleid

  1. 1. Gevraagd wordt waarom in de visie de vermelding van de recente uitkomsten van het woningbehoeftenonderzoek Montfoort en het aanvullend woningbehoeftenonderzoek Senioren in Linschoten ontbreekt.
  2. 2. Rekening houden met de woonwensen van de lokale bevolking in het beleid is vanuit de VAC een belangrijke aanbeveling.

Regels met betrekking tot wonen

  1. 1. Er ontbreekt een verwijzing naar de noodzaak om nieuwe woningen levensloopbestendig te bouwen.
  2. 2. In diverse woonwijken in Linschoten (onder andere Rapijnen) zijn bredere dakkapellen aanwezig dan in de huidige regels (50% van het dakvlak aan de voorzijde) mogelijk is. Verzocht wordt de regels aan te passen aan de feitelijke situatie.
  3. 3. Aandachtspunt voor nieuwbouw/uitbreiding van gebouwen is de schaduwwerking op de omgeving. De bezonningssituatie van de bestaande woningen moet zo min mogelijk worden verslechterd.

Beoordeling

Verkeersstructuur

  1. 1. De Laan van Rapijnen is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/h.
  2. 2. Deze plannen zijn nog actueel.
  3. 3. De gemeente onderschrijft de mening van VAC. Het bestemmingsplan biedt echter geen directe mogelijkheden om de bereikbaarheid te verbeteren omdat het overwegend consoliderend van aard is. Ook is een bestemmingsplan daarvoor niet het juiste instrument. De bereikbaarheid van de kern zal met name vanuit verkeerskundige regelgeving worden geregeld.
  4. 4. Zie de beantwoording onder 3.

Visie op de gewenste ontwikkeling

De reden hiervoor is dat de gemeente zo min mogelijk ontwikkelingen wil meenemen in het bestemmingsplan omdat dit het planproces onnodig kan vertragen. Het hoofddoel van het bestemmingsplan is het opstellen van een actueel en uniform bestemmingsplan voor de gehele kern Linschoten. Ontwikkelingen worden pas meegenomen indien deze voldoende concreet zijn. Op dit moment zijn ontwikkelingen uit de eerder opgestelde concept Dorpsvisie onvoldoende concreet om nu meegenomen te worden. Deze Dorpsvisie is overigens ook niet vastgesteld. Het bovenstaande is ook opgenomen in de voorafgaand aan het bestemmingsplan opgestelde 'Nota van uitgangspunten'.

Gemeentelijk beleid

Het woningbehoefteonderzoek betreft geen gemeentelijk beleid maar dient ter ondersteuning daarvan. Het woningbeleid is, gezien de overwegend consoliderende aard van het bestemmingsplan, niet relevant.

Regels met betrekking tot wonen

  1. 1. Het opnemen van levensloopbestendige woningen is niet ruimtelijk relevant en wordt om die reden dan ook niet opgenomen in het bestemmingsplan. De gemeente kan wel bij de vergunningverlening eisen stellen aan het aspect duurzaam bouwen.
  2. 2. In nieuwe situaties is het, vanuit welstandsoogpunt, niet wenselijk om grotere dakkapellen te bouwen. Bestaande dakkapellen in het plangebied, en die met vergunning zijn gebouwd, mogen ook onder het nieuwe planologische regime blijven bestaan. In bijzondere gevallen kan bij de vergunningverlening worden afgeweken van het bestemmingsplan.
  3. 3. Het bestemmingsplan continueert de bestaande rechten. Het aspect schaduwwerking zal, indien daar aanleiding toe is, altijd worden betrokken bij vergunningverlening voor nieuwbouw.

Conclusie

De reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

5. Kamer van Koophandel

Samenvatting

  1. 1. Een aantal bedrijven blijkt niet de juiste categorie-indeling te hebben gekregen, zoals het transportbedrijf Steenbergen en het metaalbewerkingsbedrijf Belo. Deze bedrijven moeten met een specifieke aanduiding op de plankaart worden opgenomen. Ook wordt verzocht de bedrijvenlijst aan te passen.
  2. 2. Verzocht wordt de kantoorunits op het bedrijventerrein als zodanig te bestemmen op de plankaart.
  3. 3. Er wordt aandacht gevraagd voor bedrijven die specifiek bestemd zijn. Het is belangrijk dat de volledige kavel van deze bedrijven de specifieke bestemming krijgt.
  4. 4. Verzocht wordt de afwijkingsbevoegdheid in artikel 5.4.1 te verwijderen. Een bedrijf heeft dan wel de plicht aan te tonen dat ze kan voldoen aan de eisen. Mocht deze constructie niet haalbaar zijn, dan is een alternatief om het artikel te wijzigen. In plaats van dat het bevoegd gezag kan afwijken, wordt voorgesteld dit te wijzigen in moet afwijken indien het bedrijf voldoet aan alle gestelde eisen.
  5. 5. Een aantal bedrijven heeft meerdere activiteiten en dus ook verschillende SBI-codes. In de specifieke bedrijfsbestemmingen is slechts één SBI-code per bedrijf opgenomen. Dit kan de verkoopbaarheid en overdracht van een bedrijf benadelen. Verzocht wordt alle SBI-codes per bedrijf op te nemen waar het gaat om de specifieke bestemmingen.
  6. 6. Als suggestie wordt meegegeven een deel van de woonbestemmingen van de percelen Korte Linschoten OZ te bestemmen als 'Tuin'. Daarmee ontstaat de mogelijkheid de zonering aan te passen van categorie 2 naar 3.1.
  7. 7. Verzocht wordt in paragraaf 2.5 aandacht te schenken aan de bedrijvigheid in de kern. Daarbij dient aangegeven te worden dat behoud en ontwikkeling van bedrijven van groot belang is voor de toekomst van het dorp.
  8. 8. Afgevraagd wordt of het juist is dat in paragraaf 6.6 bedrijven uit maximaal categorie 2 t/m 3.1 zijn toegestaan. Dit moet 3.2 zijn.

Beoordeling

  1. 1. Naar aanleiding van de reactie en de informatieavond is de bedrijvenlijst geacualiseerd en is de milieuzonering aangepast.
  2. 2. De percelen waarop kantoren aanwezig zijn krijgen de aanduiding 'kantoor'.
  3. 3. Specifieke bedrijfsaanduidingen worden alleen opgenomen waar dat noodzakelijk is. Heeft een deel van het perceel bijvoorbeeld een algemene toelaatbaarheid van 2 en een deel een algemene toelaatbaarheid van 3.1 en is er een 3.1-bedrijf gevestigd, dan krijgt alleen het deel van het perceel met de algemene toelaatbaarheid van 2 een specifieke bedrijfsaanduiding. Op de gronden met de aanduiding categorie 3.1 is het bedrijf dan sowieso toegestaan en is een aanduiding niet noodzakelijk.
  4. 4. De reactie leidt niet tot aanpassing van deze afwijkingsbevoegdheid. De regeling is voldoende objectief begrensd en bevat geen onduidelijkheid op basis waarvan burgemeester en wethouders een bedrijf uit een hogere milieucategorie kunnen toestaan. Er zijn geen weigeringsgronden om een bedrijf niet toe te staan, als het qua aard en omvang vergelijkbaar is met de algemene toelaatbaarheid van bedrijvigheid. Daarnaast is het in het kader van een goede ruimtelijke ordening juridisch ook niet mogelijk de bepaling als direct gebruiksrecht op te nemen, omdat hiermee de handhaving en rechtszekerheid van het plan wordt aangetast.
  5. 5. De SBI-code is in de planregels uitsluitend opgenomen voor bedrijfsactiviteiten die niet vallen binnen de algemene toelaatbaarheid van milieucategorieën. Voor activiteiten die wel binnen de algemene toelaatbaarheid vallen is het niet noodzakelijk de SBI-code op te nemen in de planregels. In de bedrijveninventarisatie is uitgegaan van de hoofdactiviteit van het desbetreffende bedrijf.
  6. 6. De bestemming 'Tuin' geldt ook als gevoelige functie. Dit leidt dan ook niet tot aanpassing van de milieuzonering.
  7. 7. De reactie leidt tot aanpassing van paragraaf 2.5.
  8. 8. Deze constatering is juist. De paragraaf wordt aangepast.

Conclusie

De reactie leidt gedeeltelijk tot aanpassing van het bestemmingsplan.

4.2 Inspraakreacties

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 18 november tot en met 29 december 2010 ter inzage gelegen. In deze periode hebben ingezetenen hun reactie gegeven op het plan. Daarnaast is op 1 december 2010 ook een openbare inloopavond georganiseerd. Tot slot heeft de gemeente op verzoek van de Kamer van Koophandel op 11 januari 2011 een extra informatieavond georganiseerd voor de bedrijven in Linschoten. De bedrijven zijn in de gelegenheid gesteld om voor 31 januari een reactie op het voorontwerpbestemmingsplan in te dienen. In deze paragraaf zijn de inspraakreacties samengevat en van beantwoording voorzien. Vanwege de plicht tot anonimisering zijn de namen van de insprekers niet in deze paragraaf opgenomen.

1.

Samenvatting

  1. 1. De dubbelbestemming 'Waterstaat' die tot aan de woningen van De Beide Vlooswijkenlaan is gelegen is volgens inspreker niet juist omdat waterstaat geen eigenaar is van de gronden achter de huizen. Verzocht wordt de plankaart aan te passen en alleen de dijk te voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat'.
  2. 2. Dat het voorontwerpbestemmingsplan alleen ter inzage op het stadskantoor van Montfoort ligt toont volgens inspreker aan dat de gemeente Monfoort in gebreke blijft op het gebied van communicatie. Ook wordt in de toegezonden brief niet duidelijk weergegeven hoe je de tekening kunt vinden op www.ruimtelijkeplannen.nl.

Beoordeling

  1. 1. De positie van de dubbelbestemming 'Waterstaat' is niet gebonden aan de eigendomssituatie van percelen. In het voorliggende geval is over de genoemde percelen aan De Beide Vlooswijkenlaan een regionale waterkering van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden gelegen. Dit betreft een zogenoemde 'waterstaatswerkzone' waarop de Keur van het Hoogheemraadschap van toepassing is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het verplicht deze zones in het bestemmingsplan op te nemen.
  2. 2. Het bestemmingsplan ligt niet alleen ter inzage op het stadskantoor van de gemeente maar kan ook worden bekeken op de gemeentelijke website en op www.ruimtelijkeplannen.nl. Daarnaast is er op 1 december 2010 een inloopavond in Linschoten georganiseerd waarbij iedereen het plan heeft kunnen inzien en informatie heeft kunnen krijgen over de inhoud van het bestemmingsplan. De gemeente is te allen tijde bereid tot het geven van nadere uitleg over het raadplegen van de informatiebronnen op internet. Indien inspreker problemen heeft met het raadplegen van het bestemmingsplan via internet dan kan contact worden opgenomen met de informatiebalie. Met inachtneming van het bovenstaande is de gemeente van mening dat al het mogelijke is gedaan om volledig te communiceren met de bevolking.

Conclusie

De reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

2.

Samenvatting

Verzocht wordt de woning aan de Van Rietlaan 1, welke een aanduiding 'bedrijfswoning' heeft te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' conform de bijgevoegde tekening.

Beoordeling

De gemeente heeft in een brief van 16 maart 2010 aan inspreker laten weten dat het perceel bestemd zal worden als burgerwoning omdat deze al jaren niet meer in gebruik is als bedrijfswoning. Dit is per abuis niet gebeurd. Het perceel zal de bestemming 'Wonen' en 'Tuin' krijgen conform het bijgevoegde verzoek.

Conclusie

De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.

3.

Samenvatting

  1. 1. In het bestand 'Nota van uitgangspunten' is in figuur 2.1 de rode contour één perceel teveel naar de A12 getekend. Op figuur 3.6 loopt de rode contour wel correct langs de bebouwing.
  2. 2. Figuur 1.1 in de toelichting van het bestemmingsplan is op dat punt ook niet correct, terwijl figuur 2.3 wel correct is. Verzocht wordt de juiste rode contour op te nemen die aan de noordwestzijde door de sloot langs de bebouwing loopt.

Beoordeling

  1. 1. De constatering van inspreker is juist. De Nota van uitgangspunten wordt echter niet meer aangepast omdat deze is vastgesteld. Deze nota heeft overigens ook geen juridische status.
  2. 2. De reactie leidt tot aanpassing van figuur 1.1.

Conclusie

De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.

4.

Samenvatting

Inspreker verwijst naar de inspraakreactie onder 3, onderschrijft deze bevindingen en verzoekt de gevraagde correcties door te voeren.

Beoordeling

De constatering van inspreker is juist.

Conclusie

De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.

5.

Samenvatting

Inspreker verzoekt om een woonbestemming op te nemen ter plaatse van het perceel Korte Linschoten OZ 13. Daarnaast is er een vrachtwageningang die tot 450 m de Korte Linschoten in reikt. Tot slot is het perceel kadastraal anders gesplitst als aangegeven.

Beoordeling

Aan het verzoek van inspreker zal tegemoet worden gekomen. Er zal een bestemming 'Wonen' en 'Tuin' worden opgenomen.

Conclusie

De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.

6.

Samenvatting

  1. 1. Inspreker verzoekt de erfgrens op het perceel Korte Linschoten WZ 15, 5 m naar voren te bestemmen of dezelfde grens als de bejaardenwoningen op de hoek. Dit in verband met nieuwbouw.
  2. 2. Verzocht wordt de bouwhoogte te verhogen in verband met de aanwezigheid van 3 volledige verdiepingen.
  3. 3. Tot slot wordt verzocht in het bestemmingsplan op te nemen dat een garage kan worden gebouwd met een mogelijkheid van een kap in verband met toekomstige bouwplannen.

Beantwoording

  1. 1. Het bouwvlak van de woning van inspreker is overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan 'Noord' ingetekend en volgt de bestaande voorgevelrooilijnen van de woningen langs de Korte Linschoten WZ. Het is vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet gewenst de voorgevel 5 m naar voren te trekken omdat de woning ten opzichte van de andere woningen aan deze weg te dicht op de openbare weg komt te staan. De bejaardenwoningen op de hoek van de G. van de Valk Boumanstraat zijn geen referentiekader omdat de afstand ten opzichte van de woning van inspreker te groot is.
  2. 2. Voor het bepalen van de bouwhoogte is uitgegaan van de feitelijke situatie en de vigerende bestemmingsplanregeling. Voor de woning van inspreker is een goothoogte van 6 m - conform het vigerende bestemmingsplan - en een bouwhoogte van 9 m - conform de feitelijke situatie - opgenomen. De bouwhoogte van 9 m is voldoende voor een woning met twee bouwlagen en een kap. De woning van inspreker voldoet hieraan.
  3. 3. Voor het bouwen van de garage is het niet noodzakelijk een kap te bouwen. Om die reden dienen garages altijd te bestaan uit maximaal één bouwlaag. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen wel worden voorzien van een kap omdat deze een (in)directe binding hebben met de woning. De bouwhoogte bedraagt maximaal 5 m.

Conclusie

De reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

7.

Samenvatting

Inspreker constateert dat in het nieuwe plan voor Voorvliet zorgwoningen zijn ingetekend met een bouwhoogte van ten hoogste 12 m. Daarnaast is het bouwvlak verdubbeld ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Ten gevolge hiervan wordt het wooncomfort van inspreker benadeeld door verminderd uitzicht, privacy en zon. Daarnaast leidt deze ontwikkeling volgens inspreker tot meer overlast omdat meer woningen worden gebouwd dan in het vigerende plan de bedoeling was.

Beoordeling

De bouwhoogte wordt teruggebracht naar 9 m. De omvang van het bouwvlak blijft er echter gehandhaafd omdat het bouwplan nog niet voldoende concreet is en een flexibele planregeling gewenst is.

Conclusie

De reactie leidt gedeeltelijk tot aanpassing van het bestemmingsplan.

8.

Samenvatting

Inspreker constateert dat in het nieuwe plan voor Voorvliet het bouwvlak is verruimd en de bouwhoogte is verhoogd ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Ten gevolge hiervan wordt het wooncomfort van inspreker benadeeld door verminderd uitzicht en licht.

Beoordeling

De bouwhoogte wordt teruggebracht naar 9 m. De omvang van het bouwvlak blijft er echter gehandhaafd omdat het bouwplan nog niet voldoende concreet is en een flexibele planregeling gewenst is.

Conclusie

De reactie leidt gedeeltelijk tot aanpassing van het bestemmingsplan.

9.

Samenvatting

Inspreker is het niet eens met de wijzigingen in het plan Voorvliet omdat de zorgwoningen te fors en te hoog worden.

Beoordeling

De bouwhoogte wordt teruggebracht naar 9 m. De omvang van het bouwvlak blijft er echter gehandhaafd omdat het bouwplan nog niet voldoende concreet is en een flexibele planregeling gewenst is.

Conclusie

De reactie leidt gedeeltelijk tot aanpassing van het bestemmingsplan.

10.

Samenvatting

  1. 1. Inspreker verzoekt uitbouwen aan De Beide Vlooswijkenlaan te laten inmeten en mee te nemen in het bouwvlak.
  2. 2. Verzocht wordt op nummer 36 de mogelijkheid te bieden voor een carport.

Beoordeling

  1. 1. In het voorliggende bestemmingsplan zijn de uitbouwen aan de voorzijde van het hoofdgebouw reeds opgenomen in het bouwvlak. De uitbouwen zijn voorzien van een goothoogte van 3 m. Het bestemmingsplan wordt dan ook niet aangepast.
  2. 2. In het vigerende bestemmingsplan 'Rappijnen 1971 3e uitwerking' zijn bij de woningen met de huisnummers 9 t/m 16 en 33 t/m 44 carports aan de voorzijde van het hoofdgebouw toegestaan. Deze regeling zal in het bestemmingsplan worden overgenomen.

Conclusie

De reactie leidt gedeeltelijk tot aanpassing van het bestemmingsplan.

11.

Samenvatting

Inspreker constateert dat in het nieuwe plan voor Voorvliet de bestemming is verruimd. Met de voorgestelde verruiming worden de woonomstandigheden voor omwonenden onacceptabel gedegradeerd. Inspreker is het niet eens met de verruiming van de bouwmogelijkheden en verzoekt dan ook om rekening te houden met de belangen van de omwonenden.

Beoordeling

De bouwhoogte wordt teruggebracht naar 9 m. De omvang van het bouwvlak blijft er echter gehandhaafd omdat het bouwplan nog niet voldoende concreet is en een flexibele planregeling gewenst is.

Conclusie

De reactie leidt gedeeltelijk tot aanpassing van het bestemmingsplan.

12.

Samenvatting

De reactie is gelijkluidend met de reactie onder 3 en 4.

  1. 1. In het bestand 'Nota van uitgangspunten' is in figuur 2.1 de rode contour één perceel teveel naar de A12 getekend. Op figuur 3.6 loopt de rode contour wel correct langs de bebouwing.
  2. 2. Figuur 1.1 in de toelichting van het bestemmingsplan is op dat punt ook niet correct, terwijl figuur 2.3 wel correct is. Verzocht wordt aan te geven of de gemeente deze mening met inspreker deelt.

Beoordeling

  1. 1. De constatering van inspreker is juist. De nota van uitgangspunten wordt echter niet meer aangepast omdat deze is vastgesteld. Deze nota heeft overigens ook geen juridische status.
  2. 2. De reactie leidt tot aanpassing van figuur 1.1.

Conclusie

De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.

13.

Samenvatting

De reactie is gelijkluidend met de reactie onder 2. Verzocht wordt de woning aan de Van Rietlaan 1, te wijzigen van bedrijfswoning naar burgerwoning.

Beoordeling

De gemeente heeft in een brief van 16 maart 2010 aan inspreker laten weten dat het perceel bestemd zal worden als burgerwoning omdat deze al jaren niet meer in gebruik is als bedrijfswoning. Dit is per abuis niet gebeurd. Het perceel zal de bestemming 'Wonen' en 'Tuin' krijgen.

Conclusie

De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.

14.

Samenvatting

Inspreker verzoekt de aangebouwde keuken op het perceel Strick van Linschotenstraat 88 op de plankaart op te nemen.

Beoordeling

De aangebouwde keuken is niet verwerkt op de gemeentelijke ondergrond en staat om die reden niet op de plankaart van het bestemmingsplan. De keuken is echter wel mogelijk op grond van de verleende bouwvergunning en de erfbebouwingsregels in het bestemmingsplan. Daarnaast heeft de ondergrond van het bestemmingsplan geen juridische status. Het plan wordt dan ook niet aangepast.

Conclusie

De reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

15.

Samenvatting

Inspreker geeft aan dat bij het bestemmingsplan ter plaatse van de begraafplaats gebruik is gemaakt van oude kadastrale gegevens. Inmiddels heeft er een wijziging plaatsgevonden na aankoop van grond. Verzocht wordt dit aan te passen.

Beoordeling

De kadastrale situatie is inderdaad gewijzigd. Dit zal worden verwerkt in het bestemmingsplan.

Conclusie

De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.

16.

Samenvatting

Bestemming Gemengd

  1. 1. De bestemming Gemengd wordt toegekend aan de hele Dorpstraat, de kop van de Vaartkade, de kop van de Nieuwe Zandweg en de Jacob Barneveldstraat, terwijl sommige panden alleen maar woonhuizen zijn. Inspreker vraagt zich af waarom deze bestemming zo is toegekend.
  2. 2. Deze bestemming Gemengd zou wel moeten worden toegekend aan Vaartkade NZ 21 met bijbehorende opslagplaats in plaats van alleen wonen.
  3. 3. Ook het pand Nieuwe Zandweg 4 (kantoor Vluchtelingenwerk) zou de bestemming Gemengd moeten hebben.
  4. 4. Figuur 3.6 Gemengde functie in de Nota uitgangspunten komt niet helemaal overeen met verbeelding West voor Raadhuisstraat 6, 8, 10, 12.

Bestemming Groen

Inspreker merkt op dat deze bestemming alleen wordt gegeven aan openbaar groen, waarbij het eigendom van de grond bij de gemeente ligt. De enige uitzondering volgens inspreker is het weitje van Spruit aan de Nieuwe Zandweg. Hier zou de bestemming Tuin moeten worden gebruikt.

Bestemming Horeca

  1. 1. Inspreker geeft aan dat Het Wapen van Linschoten en restaurant By Mette ook horecagelegenheden zijn.
  2. 2. Het slachthuis Hogewerf 13a is volgens inspreker al jaren geleden gesloopt en is nu een parkeerplaats.

Hoogteaanduidingen

De hoogte-aanduiding van panden zoals aangegeven op de plankaart is niet altijd juist. Het gaat om de volgende panden:

  1. 1. het dak van de hervormde kerk is aanzienlijk hoger dan 8 m in de nok;
  2. 2. de Wingerd is hoger dan 9 m;
  3. 3. de panden Vaartkade ZZ 16, 17, 18, 19 staan nu aangegeven als goothoogte 6 en nokhoogte 9; deze panden zijn echter lager (ongeveer 7 m). Inspreker heeft er bezwaar tegen als die huizen hoger worden en drie woonlagen zouden krijgen.
  4. 4. de huizen over de Vaart zijn maximaal 8 m hoog.

Oude Gebouw Timotheusschool

Inspreker geeft aan dat het noodzakelijk is de nieuwe bestemming voor de Timotheusschool vast te leggen. In ieder geval zou het gedeelte langs de Liefhovendijk nu de bestemming Wonen moeten krijgen.

Korte Linschoten Oostzijde

  1. 1. De gronden bij Korte Linschoten OZ 18 en Korte Linschoten OZ 19 krijgen volgens inspreker nu in zijn geheel de bestemming Wonen. Inspreker vraagt zich af of het de bedoeling is dat daar in de toekomst meer huizen worden gebouwd.
  2. 2. Op de grond bij Korte Linschoten OZ 19 staat nu de spuiterij van Slootweg. Inspreker vraagt zich af of dit perceel niet een bedrijfsbestemming moet krijgen.
  3. 3. Het woonhuis Korte Linschoten OZ 13 heeft op de plankaart een bedrijfsbestemming. Inspreker vraagt zich af of dit Wonen kan worden.
  4. 4. Het zou volgens inspreker logisch zijn als op Nieuwe Zandweg 21 de huidige bungalow wordt afgebroken en er een dubbel woonhuis wordt teruggebouwd.

Beoordeling

Bestemming Gemengd

  1. 1. De bestemming Gemengd is toegekend aan percelen waar volgens de vigerende bestemmingsplannen ook functiemenging mogelijk is. De constatering van inspreker dat op sommige percelen feitelijk alleen woonhuizen zijn is correct. De gemeente wil echter de huidige planologische regeling voortzetten en in de dorpskern ook andere functies dan het wonen toestaan.
  2. 2. De zuivelhandel op het perceel Vaartkade NZ 21 zal positief bestemd worden in het bestemmingsplan.
  3. 3. Het gebruik van het pand als kantoor is in het bestemmingsplan al positief bestemd door middel van de aanduiding 'kantoor' binnen de bestemming Wonen. De gemeente wil namelijk - overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan 'Noord' - ook de mogelijkheid van een woning behouden. Het plan hoeft dan ook niet te worden aangepast.
  4. 4. In de nota van uitgangspunten is in figuur 3.6 aangegeven waar de gemengde bestemmingen komen te liggen op basis van een analyse van de vigerende bestemmingsplannen. De beoogde percelen waar inspreker op doelt hebben in het vigerende bestemmingsplan 'Beschermd Dorpsgezicht' de bestemming 'Gemengde bebouwing in twee lagen met bijbehorende erven'. Op deze gronden zijn naast het wonen ook detailhandel en bedrijven toegestaan. Deze regeling is per abuis niet overgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan. Het bestemmingsplan zal worden aangepast.

Bestemming Groen

Het weitje van Spruit heeft in het vigerende bestemmingsplan 'Beschermd Dorpsgezicht' de bestemming 'Openbaar groen, plantsoen of berm'. De bestemming 'Groen' is daarom passender dan de bestemming 'Tuin'.

Bestemming Horeca

  1. 1. De door inspreker aangegeven horecagelegenheden zijn bestemd als 'Gemengd - 1' vanwege het feit dat op deze locaties functiemenging wenselijk wordt geacht. Horeca is ook mogelijk binnen deze bestemming. Het bestemmingsplan hoeft dan ook niet aangepast te worden.
  2. 2. Deze constatering is juist. De betreffende gronden hebben dan ook geen horecabestemming in het voorliggende bestemmingsplan, maar een verkeersbestemming.

Hoogteaanduidingen

  1. 1. De hoogte zal worden gewijzigd conform de hoogte in het huidige bestemmingsplan.
  2. 2. De hoogte wordt gewijzigd naar 10 m.
  3. 3. De bouwhoogte wordt gewijzigd naar 7 m. De goothoogte wordt gewijzigd naar 4 m.
  4. 4. Uitgaande van twee bouwlagen met kap wordt 9 m afdoende geacht.

Oude Gebouw Timotheusschool

Het is inderdaad zo dat de Timotheusschool een nieuwe bestemming krijgt. Deze ontwikkeling is echter niet concreet genoeg om in het bestemmingsplan te worden meegenomen.

Korte Linschoten Oostzijde

  1. 1. Op de percelen Korte Linschoten OZ 18 en 19 is uitsluitend een bouwvlak opgenomen ter plaatse van de bestaande woningen. Het voorliggende bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden om meer woningen mogelijk te maken.
  2. 2. De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Het bedrijf aan de achterzijde van het perceel op nummer 19 zal worden bestemd als 'Bedrijf'.
  3. 3. Aan het verzoek van inspreker zal tegemoet worden gekomen. Er zal een bestemming 'Wonen' en 'Tuin' worden opgenomen.
  4. 4. Het bouwplan voor de twee-onder-eenkapwoning wordt meegenomen in het bestemmingsplan.

Conclusie

Het bestemmingsplan wordt naar aanleiding van de reactie gedeeltelijk aangepast.

17.

Samenvatting

Op het perceel Nieuwe Zandweg 21 is de bestemming ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan gewijzigd van 'Groen' naar 'Wonen'. Inspreker heeft op 13 april 2010 een principeverzoek bij de gemeente ingediend om op dit perceel het bouwvlak en de hoogte te wijzigen en een kapsalon te kunnen bouwen. Verzocht wordt dit verzoek mee te nemen in het bestemmingsplan.

Beoordeling

In verband met de aanwezigheid van een woning op dit perceel is de bestemming 'Wonen' opgenomen. Het principeverzoek van inspreker om het bouwvlak en de hoogte te wijzigen wordt meegenomen in het bestemmingsplan.

Conclusie

Het bestemmingsplan wordt aangepast naar aanleiding van de reactie.

18.

Samenvatting

  1. 1. Volgens het nieuwe bestemmingsplan is het volgens inspreker niet meer mogelijk om de woning op het perceel Meidoornlaan 36 aan de zijkant uit te bouwen omdat deze is bestemd als 'Tuin'. Aan de andere kant van het woonblok is wel een uitbouw gerealiseerd.
  2. 2. Inspreker vraagt zich af wat de plusjes rond de woning betekenen.

Beoordeling

  1. 1. In het vigerende bestemmingsplan 'Noord' zijn de gronden naast de woning op het perceel Meidoornlaan 36 bestemd voor 'voor- of zijtuin'. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht. Deze regeling is in het voorliggende bestemmingsplan overgenomen door de bestemming 'Tuin' op te nemen. De constatering dat er aan de andere kant van het woonblok een uitbouw is gerealiseerd is juist. Om die reden kan dan ook aan het verzoek van inspreker worden voldaan. De bestemming 'Tuin' wordt gewijzigd in 'Wonen'.
  2. 2. De plusjes rond de woning geeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' aan in verband met de aanwezige archeologische verwachtingswaarde. Voor een uitleg van de archeologische verwachtingswaarden in Linschoten wordt verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan (paragraaf 3.3.3 en 6.5) of het gemeentelijke archeologiebeleid.

Conclusie

De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan

19.

Samenvatting

  1. 1. Inspreker geeft aan het eens te zijn dat het Dorpshuis niet gemarkeerd is als horecagelegenheid.
  2. 2. Op de locatie Voorvliet zal het gebouw met de bestemming 'Gemengd - 2' hoger worden dan de eerder geplande 9 m. Daarnaast zal deze bestaan uit een massief gebouw. Inspreker maakt hier bezwaar tegen. Een dergelijke massieve hoogbouw past volgens inspreker niet in het landelijke karakter van het dorp Linschoten. Ook zal er sprake zijn van verminderd uitzicht en afname van zonlicht.

Beoordeling

  1. 1. Het dorpshuis is in het voorontwerpbestemmingsplan bestemd als 'Gemengd - 1'. Op de gronden met deze bestemming is wel horeca toegestaan. Deze bestemming is opgenomen om de functie van het dorpshuis te verruimen in verband met mogelijk toekomstige ontwikkelingen. In het vigerende bestemmingsplan 'Brede School/De Vaart' hebben deze gronden echter uitsluitend een maatschappelijke bestemming. Aangezien de ontwikkeling van de locatie dorpshuis nog niet voldoende concreet is, zal de bestemming weer worden teruggebracht naar de situatie van het vigerende bestemmingsplan. Dit betekent dat de bestemming 'Maatschappelijk' wordt opgenomen. Wel zal een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen om mogelijk toekomstige ontwikkelingen mogelijk te maken.
  2. 2. De bouwhoogte wordt teruggebracht naar 9 m. De omvang van het bouwvlak blijft er echter gehandhaafd omdat het bouwplan nog niet voldoende concreet is en een flexibele planregeling gewenst is.

Conclusie

De reactie leidt gedeeltelijk tot aanpassing van het bestemmingsplan.

20.

Samenvatting

  1. 1. Het perceel Korte Linschoten OZ 19 is bestemd als 'Wonen'. Inspreker geeft aan dat er op een gedeelte van het perceel bedrijfsmatige activiteiten uitgevoerd worden. Verzocht wordt dit gedeelte als 'Bedrijf' te bestemmen en het aan te laten sluiten bij het achterliggende industrieterrein.
  2. 2. Inspreker heeft een tekening bijgevoegd waarop enkele schuren zijn opgenomen. Verzocht wordt deze gebouwen op te nemen in het ontwerpbestemmingsplan.
  3. 3. In Bijlage 4 van de regels staat het pand Korte Linschoten OZ 19 aangegeven als dwarshuisboerderij. Dit is volgens inspreker onjuist. Het gaat om een langhuisboerderij. Verzocht wordt dit aan te passen.

Beoordeling

  1. 1. De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
  2. 2. De gebouwen van het bedrijf zullen worden opgenomen binnen het nieuw op te nemen bouwvlak binnen de bestemming 'Bedrijf'.
  3. 3. De constatering van inspreker is juist. Bijlage 4 zal worden aangepast.

Conclusie

De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.

21.

Samenvatting

  1. 1. Inspreker geeft aan dat de goothoogte 5 m bedraagt aan de voorzijde van de woning aan De Duiker 123. In het nieuwe bestemmingsplan is een goothoogte van 4,5 m opgenomen. Verzocht wordt dit aan te passen.
  2. 2. Inspreker vraagt zich af of de opbouw op de garage, en in andere delen van de wijk waar ook eenzelfde opbouw is gerealiseerd, wel voldoende geregeld is in het bestemmingsplan.
  3. 3. Inspreker vraagt of er opgenomen kan worden dat er in de toekomst een erker aan de voorzijde is toegestaan.

Beoordeling

  1. 1. De constatering van inspreker is niet juist. Aan de voorzijde van de woning is een goothoogte opgenomen van 6 m, terwijl aan de achterzijde een goothoogte van 4,5 m geldt. Dit in verband met de aanwezigheid van een asymetrische kap. De reactie leidt dan ook niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
  2. 2. De bestaande opbouwen in het plangebied vallen binnen de bouwvlakken en zijn voldoende geregeld in het bestemmingsplan.
  3. 3. Erkers aan de voorzijde van de woning zijn toegestaan, mits hiervoor aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Deze voorwaarden zijn opgenomen in het artikel 'Tuin'.

Conclusie

De reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

22.

Samenvatting

Inspreker geeft aan dat het er op lijkt dat op het perceel Engherzandweg 5 alleen een woonbestemming rust. Er zijn echter een werkplaats, magazijn met bovengelegen kantoor en vrijstaand kantoor aanwezig. Deze opmerkingen gelden ook voor Engherzandweg 2 en 4. In het kader van de vergunning valt het bedrijf onder 'verzorgend ambachtelijk bedrijf' met kantoren. Verzocht wordt deze bedrijven ook in het bestemmingsplan mogelijk te maken zoals ook geldt voor de Dorpstraat.

Beoordeling

De percelen hebben, overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan 'Noord', in het voorliggende bestemmingsplan de bestemming 'Wonen'. Daarnaast is de aanduiding 'bedrijf' opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' zijn ook bedrijven toegestaan uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Het gebruik is om die reden dan ook positief bestemd. Wel wordt opgemerkt dat de aanduiding 'bedrijf' alleen op het bouwvlak is gelegen. Deze aanduiding dient op het gehele perceel te liggen.

Conclusie

De reactie leidt tot gedeeltelijke aanpassing van het bestemmingsplan, de aanduiding 'bedrijf' wordt opgenomen op de perceelsgrenzen.

23.

Samenvatting

  1. 1. Voor het perceel Vaartkade ZZ 12 is door inspreker in 2008 een principeverzoek ingediend om het bouwblok te wijzigen. Het plan betreft sloop van de bestaande gebouwen en nieuwbouw van woningen. Verzocht wordt dit plan als wijzigingsbevoegdheid mee te nemen in het bestemmingsplan.
  2. 2. Gevraagd wordt of de bestemming Tuin conform de huidige situatie opgenomen kan worden. De bestemming Wonen dient dan gelijk te worden getrokken met de rooilijn van de bestaande woningen en zal dan niet verspringen.

Beoordeling

  1. 1. De gemeente is bereid tot het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid ter plaatse van het perceel Vaartkade ZZ 12.
  2. 2. In het vigerende bestemmingsplan 'Rapijnen 1971' zijn de door inspreker aangegeven gronden bestemd als achtererf. De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Conclusie

Het bestemmingsplan wordt aangepast naar aanleiding van deze reactie.

24.

Samenvatting

Inspreker verzoekt het plan zodanig aan te passen dat het bouwvlak van het perceel Korte Linschoten WZ 23 in zuidoostelijke richting wordt vergroot tot aan de erfgrens. Dit om de vrijheid van mogelijke bebouwing in de toekomst niet onnodig te belemmeren.

Beoordeling

Het bouwvlak op het perceel Korte Linschoten WZ 23 is in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan 'Noord'. Dit bouwvlak biedt al enige ruimte om het hoofdgebouw verder uit te breiden. De gronden aan de zij- en achterkant kunnen worden benut voor de bouw van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. De gemeente wil dit bestaande bouwvlak handhaven.

Conclusie

De reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

25.

Samenvatting

  1. 1. Inspreker is het niet eens met het ingetekende bestemmingsvlak (GD-2) in de noordhoek van de kruising van de Laan van Rapijnen met de Jacob Barneveldstraat. In principe zou in dit bestemmingsvlak vlakdekkend (100% van het bestemmingsvlak) een 12 m hoge rechthoekig gebouw kunnen worden gerealiseerd. Inspreker is van mening dat dit onacceptabel is voor de direct omwonenden. Het tast de ruimtelijke structuur aan die het dorp zo kenmerkend maakt. De bestemming is strijdig met het uitgestrekte en landelijke karakter langs de Voorvliet en vormt bovendien een optische barrière naar het verder zeer groen ingerichte plan Voorvliet (het tast de zichtlijnen aan).
  2. 2. In het (voorontwerp)bestemmingsplan zou naar mening van inspreker met het volgende rekening gehouden moeten worden waardoor een aantal van de bezwaren kunnen worden weggenomen:
    1. a. het bestemmingsvlak GD-2 dient uit te worden gesplitst in meer specifieke bestemmingen waarin onder andere de functies wonen, groen, parkeren, tuin etc;
    2. b. opnemen van een maximaal bebouwingspercentage, vergelijkbaar met het bestemmingvlak van de Brede Vaart;
    3. c. opnemen van een maximale goot- en nokhoogte, vergelijkbaar met de bebouwing parallel en aan de overzijde van de Voorvliet (bijvoorbeeld goothoogte 6 m en nokhoogte 9 m);
    4. d. opnemen van bouwvlakken binnen de bestemmingvlakken zodat het open karakter langs de dijk aan de Voorvliet zoveel mogelijk open blijft. Een en ander min of meer in lijn met de bestemmings- en bouwvlakken van de bestemmingen 'Wonen' in het verlengde van de Jacob Barneveldstraat. Het bouwvlak dient ten zuiden te liggen van de lijn die de 'Waterstaat - Waterkering' van het Waterschap aangeeft.
  3. 3. De dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering (artikel 22) is volgens inspreker onduidelijk en dubbelzinnig beschreven. Het betreft ook de zone langs de Voorvliet. Het feit dat samenvallende bestemmingen ondergeschikt zijn, is volgens inspreker niet terug te lezen in de betreffende bouwregels.
  4. 4. De beschrijving in het voorontwerpbestemmingsplan over de verkeerssituatie en parkeerdruk is volgens inspreker geen goede weergave van de realiteit. Er zijn echter regelmatig grote pieken in de parkeerbehoefte, onder andere als gevolg van activiteiten en bijeenkomsten in het zalencentrum De Vaart. De parkeerbehoefte zal alleen maar toenemen met de ontwikkeling van het plan Voorvliet. Deze toename van de parkeerbehoefte komt onvoldoende tot uiting in het voorontwerpbestemmingsplan. Verzocht wordt meer en specifiekere bestemmingsvlakken voor parkeren toe te voegen.

Beoordeling

  1. 1. De bouwhoogte wordt teruggebracht naar 9 m. De omvang van het bouwvlak blijft er echter gehandhaafd omdat het bouwplan nog niet voldoende concreet is en een flexibele planregeling gewenst is.
  2. 2. Zie de beantwoording onder 1.
  3. 3. In de bestemmingsomschrijving van het artikel 'Waterstaat - Waterkering' is aangegeven dat de gronden mede bestemd zijn voor de waterkering. De samenvallende bestemmingen zijn ondergeschikt, omdat in de bouwregels is bepaald dat uitsluitend mag worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken. Daarnaast mag worden gebouwd indien de bouwactiviteiten het waterkeringsbelang niet onevenredig schaden. Hiermee komt de ondergeschiktheid van de onderliggende enkelbestemming tot uitdrukking.
  4. 4. Uit het verkeersonderzoek dat is gedaan blijkt dat het gebied rondom De Vaart een lage parkeerdruk kent. De beoogde ontwikkelingen in het plangebied leiden tot extra parkeerbehoefte. Daarbij worden parkeernormen gehanteerd waaraan dient te voldoen. Bij de vergunningverlening wordt door de gemeente getoetst of aan de parkeernormen wordt voldaan. Het is niet noodzakelijk om specifieke bestemmingsvlakken op te nemen in het bestemmingsplan, omdat voor wat betreft het openbare gebied binnen de bestemmingen 'Verkeer' en 'Verkeer - Woonomgeving' altijd parkeren mogelijk is. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om te parkeren op eigen terrein.

Conclusie

De reactie leidt gedeeltelijk tot aanpassing van het bestemmingsplan.

26.

Samenvatting

  1. 1. Inspreker geeft aan dat het helder moet zijn dat een uitbouw van een hoekpand, rekening houdend met de naastliggende schakelwoning, aan bepaalde eisen dient te voldoen. De bewoner van de schakelwoning, het tweede pand vanaf de hoek, kijkt deels al tegen de draagmuur aan van de eigen woning. Indien de uitbouw van het hoekpand te ver gaat, wordt een huis volgens inspreker moeilijker verkoopbaar en kan het planschade oplopen.
  2. 2. Inspreker vraagt of ook rekening moet worden gehouden met het openbaar groen als een eigenaar van een hoekpand een vergunning aanvraagt voor een uitbouw aan de achterzijde van de Laan van Rapijnen.

Beoordeling

  1. 1. In de 'Nota van Uitgangspunten' die is opgesteld voorafgaand aan het bestemmingsplan Kern Linschoten, is onder meer aangegeven hoe wordt omgegaan met de door inspreker aangegeven 'hoeksituatie' in het voorliggende bestemmingsplan. Bij zijtuinen langs het openbaar gebied hanteert de gemeente Montfoort de regel dat indien bij deze zijtuinen achter het perceel een rij hoofdgebouwen staat (hoeksituatie), de grens van de zone waar erfbebouwing wordt toegelaten nooit voor de voorgevellijn van deze hoofdgebouwen komt. Hiermee worden ongewenste situaties voorkomen. In het bestemmingsplan worden bestaande legale aan- en uitbouwen en bijgebouwen in zijtuinen langs het openbaar gebied overigens wel positief bestemd.
  2. 2. Voor het bouwen van een uitbouw aan de achterzijde van het hoofdgebouw hoeft, mits wordt voldaan aan de vergunningvrije bouwregels óf de bouwregels in het bestemmingsplan, geen rekening te worden gehouden met het openbaar gebied. Op de gronden langs de zijkant van het hoofdgebouw gelden wel beperkingen met betrekking tot de ligging langs het openbaar gebied. Gedetailleerde informatie hierover kan worden verkregen bij het bouwloket van de gemeente.

Conclusie

De reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

27.

Samenvatting

Inspreker verzoekt de grond achter de percelen van de woningen aan de Molentocht 18 t/m 36 in het bestemmingsplan te wijzigen van openbaar groen naar de bestemming 'Tuin'. Dit zou voor de bewoners de mogelijkheid geven deze grond aan te kopen wat de privacy van de bewoners ten goede komt.

Beoordeling

De gronden zijn niet in eigendom van de betreffende woningen en zijn om die reden bestemd als openbaar gebied.Indien inspreker de grond wil aankopen kan een verzoek worden ingediend bij de gemeente. Het bestemmingsplan hoeft hiervoor niet te worden aangepast.

Conclusie

De reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

28.

Samenvatting

Inspreker verzoekt het transport- en reparatiebedrijf op het perceel Van Rietlaan 13-15 geheel te voorzien van milieucategorie 3.1 zodat ook na verkoop andere bedrijven in deze milieucategorie zich mogen vestigen op dit perceel. Op een deel van het perceel zijn in het bestemmingsplan namelijk alleen bedrijven met een milieucategorie 2 toegestaan.

Beoordeling

Aangezien op een gedeelte van het perceel een maximale toelaatbaarheid van milieucategorie 2 geldt in verband met het aangrenzende woonperceel, is het niet mogelijk het gehele perceel te voorzien van milieucategorie 3.1. Wel krijgt het perceel een maatbestemming waardoor het bedrijf niet in bedrijfsvoering wordt beperkt.

Conclusie

De reactie leidt gedeeltelijk tot aanpassing van het bestemmingsplan.

29.

Samenvatting

Inspreker verzoekt het bestemmingsplan op de volgende punten te wijzigen voor wat betreft het perceel Korte Linschoten OZ 13-14:

  1. 1. het dubbele woonhuis dient de bestemming Wonen te krijgen;
  2. 2. op het gehele perceel dienen bedrijven uit milieucategorie 3.1 toe te worden gestaan zoals nu ook het geval is;
  3. 3. het woonhuis 13-14 heeft de status van MIP-pand. Verzocht wordt dit aan te geven op de verbeelding.

Beoordeling

  1. 1. Aan de reactie van inspreker wordt tegemoet gekomen. De bestemming wordt gewijzigd in 'Wonen' en 'Tuin'.
  2. 2. Aangezien de bestemming van de voormalige bedrijfswoning wordt gewijzigd naar 'Wonen' en 'Tuin' is het niet mogelijk op basis van de richtlijn uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' een milieucategorie 3.1 over het gehele perceel aan te leggen. Rondom de woning zijn slechts bedrijfsactiviteiten uit categorie 2 toelaatbaar. Daarnaast zijn ook de omliggende woningen bestemd voor 'Wonen' en Tuin'. Om die reden zal een maatbestemming worden opgenomen.
  3. 3. De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Conclusie

De reactie leidt gedeeltelijk tot aanpassing van het bestemmingsplan.

30.

Samenvatting

Inspreker verstrekt gegevens van de huurders op de percelen Laan van Overvliet 9 en 9a.

Beoordeling

Deze bedrijven worden toegevoegd aan de bedrijvenlijst.

Conclusie

De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.

31.

Samenvatting

Bedrijfsinventarisatie

Inspreker verzoekt Metaalwerk Arie Belo BV op te nemen in Bijlage 2 bij de toelichting, omdat deze niet op deze lijst voorkomt. Voor Van der Voort lucht en milieu BV geldt dat het bedrijf niet met de volledige naam in de lijst is opgenomen. Verzocht wordt dit te corrigeren.

Milieucategorie

  1. 1. De in het voorontwerp opgenomen milieucategoriën zijn volgens inspreker niet afdoende voor de bovengenoemde twee bedrijven. Voor Metaalwerk Arie Belo BV is daarnaast voor een gedeelte van het perceel het bestemmingsplan 'Rapijnen II' van toepassing. Dit plan kent geen milieucategoriën. Het nu opleggen van een milieucategorie betreft volgens inspreker een aanzienlijke beperking aan mogelijkheden. De toegekende milieucategorie heeft een negatief effect op de ontwikkelingsmogelijkheden van de bedrijven en op de verkoopmogelijkheden van de gronden. Verzocht wordt de milieucategoriën aan te passen zodat op de gronden milieucategorie 3.2 mogelijkt wordt gemaakt.
  2. 2. Enige ruimte kan volgens inspreker ontstaan door een deel ten zuiden van de bedrijven gelegen bestemming 'Wonen' te wijzigen in 'Tuin'.
  3. 3. Verzocht wordt artikel 5.4 dusdanig te wijzigen dat een afwijking plaatsvindt, omdat het nu zo is geformuleerd dat het bevoegd gezag kan afwijken van de geldende milieucategorie. Dit geeft volgens inspreker onvoldoende zekerheid dat dit ook daadwerkelijk gebeurt.

Specifieke aanduiding

  1. 1. In de bedrijfsinventarisatie is Van der Voort lucht en milieu BV aangeduid met de aanduiding sb-3. Deze is op de verbeelding onjuist opgenomen.
  2. 2. Het onder 1 genoemde bedrijf valt volgens inspreker niet onder SBI-code 5162 zoals opgenomen in de regels. Dit moet zijn 518 met ten hoogste milieucategorie 3.2 zoals aangegeven in de bedrijfsinventarisatie. Verder moeten de SBI-codes 281, 2851, 2852 en 29 met ten hoogste milieucategorie 3.2 opgenomen worden.
  3. 3. Het bedrijf Arie Belo BV moet tevens worden aangeduid en hiervoor dienen ook de onder 2 genoemde SBI-codes uit ten hoogste milieucategorie 3.2 voor opgenomen te worden.
  4. 4. Het is volgens inspreker een groot nadeel dat SBI-codes worden gekoppeld aan een specifieke aanduiding en het feit dat er op de betreffende gronden in de toekomst alleen bedrijfsactiviteiten mogelijk worden gemaakt die of binnen op de verbeelding aangegeven maximale milieucategorie vallen of onder de genoemde SBI-codes. Dit werkt beperkend bij eventuele nieuwe ontwikkelingen.

Bouwvlak/bouwhoogte / bebouwingspercentage

  1. 1. Metaalwerk Arie Belo BV is in het voorontwerp gelegen binnen twee aparte bouwvlakken. De ruimte tussen deze bouwvlakken is zeer groot. Daarnaast lijkt het er op dat een deel van de huidige bebouwing buiten het bouwvlak valt. Verzocht wordt de bouwvlakken bij elkaar te laten aansluiten, dan wel de ruimte tussen de vlakken aanzienlijk te verkleinen.
  2. 2. De gronden van Van der Voort lucht en milieu BV hebben een maximale goothoogte van 7 m en een maximale bouwhoogte van 10 m. Het bedrijf heeft in het verleden een schriftelijke bevestiging gekregen dat op het huidige pand een derde bouwlaag gerealiseerd kan worden. Omdat de nu opgenomen bouwhoogte van 10 m technisch niet haalbaar is wordt verzocht dit te verhogen naar 11 m.
  3. 3. Verzocht wordt de bouwvlakken waar Arie Belo BV binnen valt te verhogen naar 90%.

Beoordeling

Bedrijfsinventarisatie

De constatering van inspreker is juist. De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Milieucategorie

  1. 1. Voor het toekennen van de bedrijfsbestemming van het bedrijf is gebruikgemaakt van de gegevens van de milieudienst. Daarnaast wordt een bedrijfscategorie opgenomen op basis van de algemene toelaatbaarheid. Dat het vigerende plan geen milieucategorieën heeft, leidt er niet toe dat dit in het nieuwe plan ook zo moet zijn. De milieuwetgeving is immers in de loop van de jaren aangescherpt. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient voor alle bedrijvigheid in het gebied een nieuwe belangenafweging te worden gemaakt over de maximale toelaatbaarheid van milieucategorieën. Het bestemmingsplan biedt voor het betreffende bedrijf een positieve bestemming en wordt dan ook niet onnodig beperkt.
  2. 2. De bestemming 'Tuin' geldt ook als gevoelige functie. Dit leidt dan ook niet tot aanpassing van de milieuzonering.
  3. 3. De reactie leidt niet tot aanpassing van deze afwijkingsbevoegdheid. De regeling is voldoende objectief begrensd en bevat geen onduidelijkheid op basis waarvan burgemeester en wethouders een bedrijf uit een hogere milieucategorie kunnen toestaan. Er zijn geen weigeringsgronden om een bedrijf niet toe te staan, als het qua aard en omvang vergelijkbaar is met de algemene toelaatbaarheid van bedrijvigheid. Daarnaast is het in het kader van een goede ruimtelijke ordening juridisch ook niet mogelijk de bepaling als direct gebruiksrecht op te nemen, omdat hiermee de handhaving en rechtszekerheid van het plan wordt aangetast.

Specifieke aanduiding

  1. 1. De constatering van inspreker is juist. De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
  2. 2. De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
  3. 3. De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
  4. 4. Zoals eerder aangegeven dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening een milieuzonering in het bestemmingsplan te worden opgenomen. De maatbestemming met koppeling aan de SBI-codes is hiervan een logisch gevolg, omdat andere bedrijven uit de desbetreffende milieucategorie niet zijn toegestaan. Wel kan eventueel gebruik worden gemaakt van de afwijkingsbevoegdheid om bedrijven toe te staan die naar aard en omvang gelijk zijn aan het bedrijf dat voldoet aan de algemene toelaatbaarheid.

Bouwvlak/bouwhoogte / bebouwingspercentage

  1. 1. De gronden zijn niet in eigendom van het betreffende bedrijf. Het bouwvlak wordt dan ook niet aangepast.
  2. 2. De bouwhoogte wordt aangepast naar 11 m.
  3. 3. Het bebouwingspercentage wordt verhoogd naar 85%. Dit is ruim voldoende voor mogelijke uitbreidingsmogelijkheden. Een hoger bebouwingspercentage leidt tot parkeerproblemen. Overigens biedt het vigerende plan beperktere mogelijkheden.

Conclusie

De reactie leidt gedeeltelijk tot aanpassing van het bestemmingsplan.

4.3 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard, maar voorziet in één 'aangewezen bouwplan' zoals bedoeld in artikel 6.12 Wro. Het betreft de nieuwbouw van twee woningen aan de Nieuwe Zandweg 21. Door de gemeente zal met de initiatiefnemer van het project een privaatrechtelijke overeenkomst worden gesloten voor wat betreft kostenverhaal (planschade, kosten onderzoek en planologische procedure etc.). Vaststelling van een exploitatieplan kan daarom achterwege blijven. Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.

4.4 Handhaving

Het college van burgemeester en wethouders heeft in de Nota integrale handhaving 2005 het handhavingsbeleid vastgelegd. De keuze voor integrale handhaving is ingegeven om te voorkomen dat er binnen elk beleidsterrein een eigen handhavingsklimaat ontstaat.

Deze nota beoogt op een bondige wijze helderheid te scheppen omtrent de handhavende taak binnen de gemeente. De nota beoogt concreet zichtbaar te maken waaruit de handhavende taak van de gemeente bestaat, hoe daaraan vorm gegeven wordt en kan worden, en wat daarvoor vereist is. De nota beoogt algemene uitgangspunten te formuleren voor beleidsmatige keuzen die er voor de uitvoering van het gemeentelijk handhavingsbeleid moeten worden gemaakt.

Bij het bepalen van de hoeveelheid personele middelen die nodig zijn voor het bereiken van een adequaat handhavingsbeleid zijn een aantal handhavingsniveaus opgesteld aan de hand van een risicomatrix. De volgende handhavingsniveaus worden onderscheiden:

  1. 1. niveau waarin alle regelgeving die in de risicomatrix is aangegeven ongeacht prioriteit wordt gehandhaafd;
  2. 2. niveau waarin uitsluitend de regelgeving wordt gehandhaafd die in de risicomatrix is aangegeven met een hoge en gemiddelde prioriteit;
  3. 3. niveau waarin de regelgeving wordt gehandhaafd overeenkomstig het huidige handhavingsniveau.

Aan de hand van deze niveaus is een prioriteitsstelling opgenomen. Aanlegactiviteiten of activiteiten in strijd met het bestemmingsplan (strijdig gebruik) hebben een gemiddelde prioriteit toebedeeld gekregen.

De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee met name om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. In het Bro is een algemeen verbod opgenomen om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming.

Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.

De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de bouwvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitstelling uit de Nota integrale handhaving 2005, een handhavingtraject ingezet.

Hoofdstuk 5 Ruimtelijk Beleid

5.1 Inleiding

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) gaat uit van een scheiding tussen beleid en normstelling (juridische verankering). Het beleid wordt opgenomen in structuurvisies. Normstelling vindt plaats in het bestemmingsplan en/of in algemene regels die overgenomen moeten worden in bestemmingsplannen.

In dit hoofdstuk is het relevante beleid van de verschillende overheidsniveaus samengevat en wordt geconcludeerd wat de gevolgen zijn voor het plangebied.

5.2 Rijksbeleid

Realisatie nationaal ruimtelijk beleid

In juni 2008 heeft het kabinet de nota Realisatie Nationaal ruimtelijk beleid vastgesteld welke is toegevoegd aan de Nota Ruimte. Deze nota geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het Rijk deze wil verwezenlijken. In het bijzonder welke belangen zullen worden gewaarborgd in de AMvB Ruimte. De nota beschrijft enerzijds voor de Nota Ruimte hoe het beleid van de PKB-teksten worden gerealiseerd en anderzijds voor de andere vigerende ruimtelijke nota's hoe de PKB-teksten, die zijn bedoeld door te werken tot op lokaal niveau, worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.BPKernLinschoten-VA03_0009.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0335.BPKernLinschoten-VA03_0010.png"

Figuur 5.1 Uitsnede PKB-kaart Nationale landschappen

Het Groene Hart, waarin Linschoten is gelegen, is aangewezen als nationaal landschap (zie figuur 5.1). Binnen nationale landschappen zijn ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of worden versterkt ('ja, mits'-regime). Binnen nationale landschappen is ruimte voor ten hoogste de eigen bevolkingsgroei (migratiesaldo nul) en ruimte voor de aanwezige regionale en lokale bedrijvigheid. In het Groene Hart is aandacht nodig voor een ontwikkelingsgerichte en gebiedsgerichte benadering. Naast de landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden van dit gebied, moeten de economische en toeristisch-recreatieve aspecten, alsmede de betekenis die het gebied heeft voor wonen en werken, worden betrokken.

AMvB Ruimte

In de AMvB Ruimte zijn de nota Realisatie ruimtelijk beleid en de overgenomen onderwerpen uit de Nota Ruimte doorvertaald naar beleidsregels. Hierin is ten aanzien van de nationale landschappen onder andere opgenomen dat een bestemmingsplan alleen kan worden vastgesteld, voor zover de uitgewerkte kernkwaliteiten worden behouden of versterkt en in ieder geval niet leidt tot een grootschalige stads- of dorpsontwikkelingslocatie of glastuinbouwlocatie, dan wel een grootschalig bedrijventerrein of infrastructuurproject.

Over de inhoud van en de toelichting bij bestemmingsplannen dienen de volgende regels in acht te worden genomen:

  1. a. de maximale wooncapaciteit in het nationaal landschap bedraagt niet meer dan de wooncapaciteit die nodig is om te kunnen voldoen aan de woningbehoefte, welke wordt berekend op basis van de natuurlijke bevolkingsontwikkeling en een evenwicht tussen het aantal personen dat zich binnen het nationaal landschap vestigt en dat daaruit vertrekt (migratiesaldo nul);
  2. b. rekening moet worden gehouden met de optimale benutting van mogelijkheden om binnen het nationaal landschap de onder a bedoelde woningbehoefte door herstructurering of intensivering te ondervangen.

5.3 Provinciaal Beleid

Provinciale ruimtelijke verordening

Op 21 september 2009 hebben Provinciale Staten van Utrecht de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld. De verordening bevat bepalingen die bij het opstellen van onder meer bestemmingsplannen in acht moeten worden genomen, opdat de provinciale belangen op het gebied van ruimtelijke ordening doorwerken op gemeentelijk niveau.

Ingevolge de regels van de verordening bevatten plannen, die zich toespitsen op stedelijke gebieden (zoals op de kaarten behorende bij de verordening weergegeven) en toezien op nieuwe uitbreidingslocaties, bestemmingen en regels voor woningbouwaantallen. Indien sprake is van een ontwikkeling, dient tevens een mobiliteitstoets te worden uitgevoerd voor de gebieden die binnen de stedelijke contour vallen.

Provinciaal beleid/Streekplan 2005-2015 (provinciale structuurvisie)

De provincie Utrecht laat zich bij het ruimtelijke beleid voor een belangrijk deel leiden door het principe van beheerste groei van de stedelijke kernen en door een bescherming en herstel van de kwaliteit en beleving van het landelijk gebied. Om die reden moet de aantasting van waardevolle en kwetsbare open ruimten door nieuwe verstedelijking zoveel mogelijk worden vermeden. Beleidsmatig is dit principe onder meer vertaald in een ruimtelijke afbakening van bebouwingskernen door zogeheten rode contouren. Het ruimtelijke beleid dat door de provincie voor het stedelijke gebied wordt nagestreefd, richt zich in het bijzonder op intensief ruimtegebruik, benutting van bestaande restcapaciteit en benutting van inbreidings- en transformatielocaties. Het plangebied ligt vrijwel geheel binnen de rode contour met uitzondering van het gebied in het uiterste noordoosten (Voorvliet) zie figuur 5.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.BPKernLinschoten-VA03_0011.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0335.BPKernLinschoten-VA03_0012.png"

Figuur 5.2 Uitsnede streekplankaart

In het streekplan wordt voor de gehele gemeente Montfoort uitgegaan van een woningbouwprogramma van 80 woningen binnen de gestelde planperiode van 2005-2015. Deze dienen alle te worden gerealiseerd door middel van het benutten van bestaande restcapaciteit (welke uit 240 woningen bestaat). Nieuwe woningen zijn zodoende alleen voorzien op reeds bekende locaties of binnen het bestaande bebouwde gebied.

5.4 Gemeentelijk Beleid

Nota Volkshuisvesting 2006-2010

De gemeente Montfoort wil haar inwoners van voldoende en kwalitatief goede woonruimte voorzien. In deze Nota heeft de gemeente verschillende beleidslijnen uitgezet om deze wens te realiseren. Eén van de beleidslijnen betreft het kernenbeleid. Deze beleidslijn houdt in dat ondanks het feit dat nieuwbouw nauwelijks meer mogelijk is als gevolg van rijks- en provinciaal beleid, de gemeente Montfoort wel de leefbaarheid en sociale samenhang in de kernen wil behouden. Daarnaast wil zij ervoor zorgen dat de beschikbare woonruimte op een manier wordt verdeeld dat alle bevolkingsgroepen gelijke kansen hebben.

Dorpsvisie Linschoten 2030

Het college van burgemeester en wethouders gaat een Dorpsvisie voor Linschoten opstellen. Dit is een visie op de toekomst van het dorp en vormt het kader van alle toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in de kern. De visie wordt vervolgens vertaald in een uitvoeringsplan. Naar verwachting zal de Dorpsvisie medio 2011 worden vastgesteld door de gemeenteraad. Vooralsnog is in dit bestemmingsplan geen rekening gehouden met de vertaling van het beleid uit de Dorpsvisie naar het bestemmingsplan.

Montfoort, met een toekomst met historie, Monumentennota 2005-2010

Met deze nota beoogt de gemeente Montfoort beleid te ontwikkelen om het culturele erfgoed zo goed mogelijk te beschermen. Monumenten bepalen immers voor een belangrijk deel het karakteristieke gezicht van de gemeente. Binnen het aanwezige culturele erfgoed is gekozen voor een tweetal belangrijke speerpunten: de historische kernen en de boerderijen in lintbebouwing van het buitengebied.

Met het gemeentelijk monumentenbeleid beoogt de gemeente panden en objecten in stand te houden die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden, bouwkundige aard of architectuur. De gemeente wil door het behoud en herstel van deze panden en objecten tevens een bijdrage te leveren aan het versterken van de identiteit en het karakter van de gemeente. De komende jaren wil de gemeente 25 MIP-panden aanwijzen als gemeentelijk monument. In dit bestemmingsplan zijn monumenten en MIP-panden op de verbeelding opgenomen. Voor de MIP-panden zijn, in verband met het ontbreken van een juridisch kader, aanvullende regels opgenomen voor de bescherming van de cultuurhistorische waarden.

Het dorpsgezicht van Linschoten is van rijkswege beschermd. Dit geldt voornamelijk voor het gebied rond de Dorpstraat. Ter bescherming van dit dorpsgezicht is een bestemmingsplan opgesteld, het bestemmingsplan Beschermd Dorpsgezicht (zie figuur 5.3). De opstelling hiervan is in de Monumentenwet voorgeschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.BPKernLinschoten-VA03_0013.png"

Figuur 5.3 Bestemmingsplan Beschermd Dorpsgezicht

Ook in voorliggende bestemmingsplan is rekening gehouden met de aanwezigheid van het beschermd dorpsgezicht. Naast de beschermende werking welke voortvloeit uit de monumentenwetgeving, is in dit bestemmingsplan een aanlegvergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.

5.5 Conclusie

Het plangebied is op rijksniveau gelegen in het nationale landschap Groene Hart. Het beleid van het Rijk is er op gericht dat ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk moeten zijn, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of worden versterkt ('ja, mits'-regime). Binnen nationale landschappen is ruimte voor ten hoogste de eigen bevolkingsgroei (migratiesaldo nul) en ruimte voor de aanwezige regionale en lokale bedrijvigheid.

Op provinciaal niveau is het rijksbeleid doorvertaald naar een ruimtelijke afbakening van bebouwingskernen door de zogeheten rode contouren. Het plangebied is vrijwel binnen deze rode contour gelegen. Het ruimtelijke beleid dat door de provincie voor het stedelijke gebied wordt nagestreefd, richt zich in het bijzonder op intensief ruimtegebruik, benutting van bestaande restcapaciteit en benutting van inbreidings- en transformatielocaties.

De gemeente bereidt een Dorpsvisie voor de kern Linschoten voor. Omdat deze visie nog niet is vastgesteld, is in dit bestemmingsplan geen rekening gehouden met de mogelijke inhoud hiervan. Voor het plangebied geldt verder dat rekening dient te worden gehouden met de aanwezige cultuurhistorische elementen, waaronder de rijks- en gemeentelijke monumenten en MIP-panden, en de aanwezigheid van het beschermd dorpsgezicht. Tot slot wil de gemeente Montfoort de leefbaarheid en sociale samenhang in de kernen behouden. Daarnaast wil zij ervoor zorgen dat de beschikbare woonruimte op een manier wordt verdeeld dat alle bevolkingsgroepen gelijke kansen hebben.

De beoogde ontwikkelingen in het plangebied voldoen aan de beleidskaders van de verschillende overheidsniveaus aangezien ze allemaal zijn gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. In algemene zin kan worden opgemerkt dat het omvormen van bebouwing tot functies waar vraag naar is, zoals woningen en maatschappelijke voorzieningen bijdraagt aan de leefbaarheid van de kern.

Hoofdstuk 6 Milieuonderzoek

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de (technische) onderzoeken met conclusies. In elke paragraaf komt achtereenvolgens een korte beschrijving van de beoogde ontwikkeling aan de orde in relatie tot het betreffende milieuaspect. Vervolgens wordt de conclusie van het onderzoek vermeld en de aanvaardbaarheid van het plan, gelet op de uitkomsten van dit onderzoek en de normstelling en het beleid.

In de bijlagen is het volledige onderzoek opgenomen met een korte weergave van het relevante toetsingskader (de wettelijke normstelling en het beleid) en een verantwoording van het uitgevoerde onderzoek met de onderzoeksconclusies.

6.2 Bodem

Normstelling en beleid

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.

Onderzoek en conclusie

Het bestemmingsplan maakt de uitbreiding van een begraafplaats mogelijk. Op deze locatie is sprake van functiewijziging. Op dit moment zijn nog geen resultaten van verkennend bodemonderzoek beschikbaar. De resultaten hiervan worden toegevoegd bij het ontwerpbestemmingsplan.

De ontwikkeling aan de Nieuwe Zandweg 21 betreft de splitsing van een bestaande woning in twee woningen. De functie 'wonen' blijft ongewijzigd en voor de ontwikkeling zijn geen bodemwerkzaamheden nodig. Daarom kan op deze locatie een verkennend bodemonderzoek achterwege blijven.

Voor de locatie Jacob Barneveldstraat is geen bodemonderzoek noodzakelijk, aangezien de toegevoegde functies (maatschappelijk en kantoren) minder gevoelig zijn dan de vigerende bestemming (wonen).

Op de overige locaties maakt het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk, maar bestemt het de bestaande situatie. Aangezien er geen sprake is van een functiewijziging, is bodemonderzoek niet nodig.

6.3 Water

Waterbeheer en watertoets

Om de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aan te tonen dient de gemeente in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het projectgebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationale Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • provinciaal Waterplan.

Waterschapsbeleid

In de Waterstructuurvisie (2002) is door het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden een langetermijnvisie (voor 2050) en een middellangetermijnvisie (tot 2015) ontwikkeld voor een duurzamer waterbeheer voor het beheersgebied. In het plangebied speelt het ontwikkelen van een duurzaam stedelijk waterbeheer. Het gaat dan met name om schoon oppervlaktewater, het zo lang mogelijk vasthouden, infiltreren, afkoppelen van hemelwater en waar mogelijk aanleggen van een verbeterd gescheiden riolering.

Water voorop!, zo luidt de van het Waterbeheerplan 2010-2015 van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. In dit plan staat hoe het Hoogheemraadschap zorgt voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem. Zo'n systeem draagt bij aan een betere leefomgeving van mens, dier en plant. Het Hoogheemraadschap geeft in het waterbeheerplan een overzicht van:

  • de ambities en doelen voor 2010 tot en met 2015;
  • de maatregelen die nodig zijn om deze doelen te halen.

Het gaat hierbij om de beleidsvelden veiligheid, watersystemen en (afval)waterketen in samenhang met de ruimtelijke omgeving, natuur- en milieudoelen en maatschappelijke en klimatologische ontwikkelingen. Het Hoogheemraadschap zorgt als waterautoriteit voor veilige dijken, droge voeten en schoon water. Kernwaarden bij onze aanpak zijn: duurzaamheid, kwaliteit, resultaatgerichtheid, innovativiteit en efficiency.

Tevens is dit waterbeheerplan een regionale uitwerking van Europees (KRW) en nationaal (WB21) beleid.

Gemeentelijk beleid

De gemeente Montfoort heeft, samen met de gemeenten Lopik en Oudewater en het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, een waterplan opgesteld. Doel van het waterplan is het geven van een samenhangende en gebiedsgerichte visie op integraal en duurzaam waterbeheer in 2020 waarmee:

  • wateraspecten in bestaand beleid en plannen in samenhang gebracht worden;
  • invulling gegeven wordt aan nieuwe wetgeving en geanticipeerd wordt op toekomstige ontwikkelingen zoals verwoord in nationale wetgeving en Europese richtlijnen (grondwaterzorgtaak, KRW);
  • duidelijkheid geboden wordt over hoe om te gaan met water in de bebouwde omgeving. De focus van het waterplan ligt op het bebouwde gebied;

Deze visie is uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma (2009-2015), waarin een overzicht is gegeven van geplande maatregelen en nieuwe maatregelen als gevolg van nieuwe ontwikkelingen. Het betreft een waterplan met een voor de betrokken gemeenten en (gemeentelijke) afdelingen herkenbare en werkbare visie. Het waterplan dient als praktische leidraad bij de uitvoering van water- en aan water gerelateerde projecten.

Huidige situatie

Het plangebied betreft de gehele kern van Linschoten, gemeente Montfoort. Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding, groen en water.

Bodem en grondwater

Conform de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem in het noordelijke deel van de kern uit veen. In het zuidelijke deel van de kern komt vooral lichte klei voor. Binnen het plangebied komen meerdere grondwatertrappen voor. In het noorden/noordwesten is sprake van grondwatertrap II, in het zuidwesten is sprake van grondwatertrap IV en in het oosten is sprake van grondwatertrap III. In onderstaande tabel zijn de bijbehorende grondwaterstanden opgenomen.

Tabel 6.1 Grondwaterstanden

grondwaterstand (cm - maaiveld) grondwatertrap
II III IV
gemiddeld hoogste grondwaterstand < 40 < 40 > 40
gemiddeld laagste grondwaterstand 50-80 80-120 80-120

Langs de boezemkade Voorvliet ontstaat wateroverlast in de aangrenzende tuintjes bij hoge waterstanden op de boezem. Tevens kan deze kwel gevolgen hebben voor de stabiliteit van de waterkering. De juiste aanpak voor deze problemen dient nog onderzocht te worden. Belangrijk is dat bij nieuwe woningbouw rekening wordt gehouden met de (bescherming van de) boezemkade.

Waterkwantiteit

Het plangebied is gelegen in stroomgebied Oude Rijn. Het plangebied ligt grotendeels in de polder Rapijnen, deels in de polder Wulverhorst. Overtollig water wordt met poldergemalen op de boezem uitgeslagen. De afwateringsrichting is grotendeels van oost naar west. Via de Oude Rijn en de sluis bij Bodegraven wordt het water vervolgens geloosd op de boezem van het Hoogheemraadschap van Rijnland. In de zomer treden veelal watertekorten op in de polders en is wateraanvoer nodig. Door inlaat van gebiedsvreemd water vanuit de Hollandse IJssel worden tekorten aangevuld. Voldoende water en een goed peilbeheer zijn essentieel voor de landbouw en het tegengaan van bodemdaling.

Binnen het plangebied zijn diverse watergangen aanwezig. Deze staan door middel van duikers in verbinding met elkaar.

Waterkwaliteit

De laatste jaren is hard gewerkt aan het verbeteren van de waterkwaliteit. Primaire watergangen zijn gebaggerd en daarmee op diepte. De enige riooloverstort binnen het plangebied komt binnenkort te vervallen. Het gemengde rioleringsstelsel wordt omgebouwd naar een verbeterd gemengd stelsel, waardoor de gemengde overstort vervangen wordt door een of meerdere regenwateroverstorten.

In het plangebied bevinden zich een tweetal KRW-waterlichamen, te weten de Montfoortsche Vaart en Lange Linschoten. De Korte Linschoten, alsmede de Kromwijkerwetering en de Jaap Bijzerwetering in Woerden maken onderdeel uit van dit waterlichaam.

In de Provinciale Milieuverordening van de provincie Utrecht is het plangebied opgenomen als waterwingebied en niet kwetsbaar grondwaterbeschermingsgebied.

Veiligheid en waterkeringen

In het plangebied is geen primaire waterkering aanwezig. De kades van de Korte Linschoten en de Montfoortsche Vaart zijn aangemerkt als regionale kering, net als kades langs de Lange Linschoten, de Voorboezem Rapijnen, in een deel van de Nieuwe Zandweg en in de Liefhovendijk.

Afvalwater en riolering

Het grootste deel van het plangebied is reeds aangesloten op een verbeterd gescheiden stelsel. Het laatste deel wordt hier ook op aangesloten.

Toekomstige situatie

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden drie kleinschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat daarnaast geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.

Het bestemmingsplan maakt de uitbreiding van de huidige begraafplaats aan de Nieuwe Zandweg mogelijk. Voor deze locatie is een grondwateronderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 9. Bij de uitwerking van het ontwerp voor de begraafplaats wordt rekening gehouden met de grondwaterstanden.

Daarnaast wordt de woning aan de Nieuwe Zandweg 21 gesloopt en wordt hier een twee-onder-eenkapwoning mogelijk gemaakt. Tot slot vindt op het perceel Jacob Barneveldstraat 19 een functiewijziging plaats.

Waterkwantiteit/waterkwaliteit

Bij ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak; hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkelingen diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Op de locatie aan de Nieuwe Zandweg 21 neemt het verhard oppervlak met 142,3 m2toe. Aangezien de locatie binnen stedelijk gebied is gelegen en de uitbreiding kleiner is dan 500 m2 hoeft deze toename aan verharding niet gecompenseerd te worden.

Veiligheid en waterkeringen

Vanwege de overwegend consoliderende aard van het bestemmingsplan zijn er geen gevolgen voor de waterveiligheid in de omgeving. De ontwikkeling van de begraafplaats vindt plaats buiten de beschermingszone van de waterkering.

Afvalwater en riolering

Conform de Leidraad Riolering West-Nederland en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Huishoudelijk afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater zijn er twee mogelijkheden. Indien open water in de directe omgeving aanwezig is, wordt hemelwater afgevoerd naar dat oppervlaktewater. Indien infiltratie mogelijk is, dan wordt schoon hemelwater geïnfiltreerd.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem dient bij het Hoogheemraadschap op basis van de Keur een watervergunning te worden aangevraagd. Dit geldt bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van water naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder toestemming van het Hoogheemraadschap gebouwd en opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de Keur. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen geldt voor de waterstaatswerkzone een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.

Conclusie

Vanwege het overwegend consoliderende karakter van het bestemmingsplan zijn er geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

6.4 Ecologie

Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in Bijlage 1.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit de kern van Linschoten. In de kern zijn gebouwen, tuinen, laanbomen, groenstroken en graslanden aanwezig.

Beoogde ontwikkelingen

Het plangebied is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Het bestemmingsplan voorziet in de uitbreiding van de begraafplaats, een functiewijziging aan de Jacob Barneveldstraat en de nieuwbouw van twee woningen aan de Nieuwe Zandweg 21.

Resultaten onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. In het plangebied liggen enkele kleine gebieden die deel uitmaken van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). De uitbreidingslocatie van de begraafplaats en de locatie Nieuwe Zandweg 21 liggen niet in de PEHS. Beide kleinschalige ontwikkelingen zullen niet van invloed zijn op de PEHS. De Natuurbeschermingswet en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna Ffw) nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Het bestemmingsplan maakt alleen de uitbreiding van de begraafplaats mogelijk. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

  • Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Ffw waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt.
  • De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten.
  • Indien bomen gekapt dienen te worden is nader onderzoek naar vleermuizen (tabel 3, bijlage IV HR) en vogels met een vaste nestplaats is noodzakelijk. Bij werkzaamheden aan of het dempen van watergangen is nader onderzoek naar vissen nodig.
    1. 1. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van deze soorten aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.
    2. 2. In de watergangen komen mogelijk de kleine modderkruiper (tabel 2-soort) en bittervoorn (tabel 3, bijlage 1 AMvB) voor. Indien blijkt dat de soorten aanwezig zijn, dient voor de werkzaamheden aan de watergang een ontheffing aangevraagd te worden bij het Ministerie van LNV. De nieuwe watergang is eveneens geschikt als leefgebied voor deze soorten zodat verwacht mag worden dat de ontheffing zal worden verleend. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal overtreding van de Ffw niet plaatsvinden. De Ffw zal in dat geval de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan.
  • Op het terrein van de uitbreiding van de begraafplaats en aan de Nieuwe Zandweg 21 komt de rugstreeppad (tabel 3-soort) vanwege het ontbreken van zanderig habitat niet voor.
  • De uitbreiding van de begraafplaats zal niet in één keer gerealiseerd worden. Indien in de toekomst bomen gekapt moeten worden, dient op dat moment bepaald te worden of uitgebreid veldonderzoek naar vleermuizen en broedvogels noodzakelijk is.
  • Voor de locatie aan de Nieuwe Zandweg 21 is nader onderzoek naar vleermuizen en broedvogels met vaste verblijfplaatsen noodzakelijk. Dit onderzoek zal worden uitgevoerd als de plannen voor de ontwikkeling meer concreet zijn geworden.

Conclusie

Met inachtneming van het bovenstaande staat het aspect ecologie de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

6.5 Archeologie En Cultuurhistorie

Regelgeving en beleid

Wet archeologische monumentenzorg

Op 1 september 2007 is de wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Archeologiebeleid gemeente Montfoort

De gemeente Montfoort heeft een archeologische beleidskaart waarop aangegeven is in welke gebieden en gevallen archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. De gemeente Montfoort zal naar verwachting begin 2011 haar beleidsnota op het gebied van archeologie en cultuurhistorie vaststellen. In Linschoten zijn terreinen van archeologische waarde aanwezig. Daarnaast zijn in Linschoten gebieden met een hoge, middelhoge en lage archeologische verwachtingswaarde aanwezig.

Terrein van archeologische waarde (categorie 2 en 3)

Deze beleidscategorie omvat AMK-terreinen (categorie 2) in de binnenstad van Montfoort en in de kern van Linschoten. Daarnaast omvat het 'terreinen van (hoge) archeologische waarde' (categorie 3) buiten de binnenstad van Montfoort. Het betreft de historische dorpskern van Linschoten alsmede laatmiddeleeuwse (kasteel)terreinen in het buitengebied van de gemeente. De beleidsdoelstelling voor deze categorie is 'duurzaam behoud' i.c. instandhouding ('behoud in situ'). Dit wordt juridisch-planologisch verankerd via het bestemmingsplan (vergunningplichtige ingrepen en onderzoekseisen).

Voor deze gebieden geldt een onderzoeksverplichting indien het plangebied groter is dan 50 m² en de diepte van de bodemingreep meer is dan 30 cm onder maaiveld.

Hoge archeologische verwachtingswaarde (categorie 4)

De gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde worden gekenmerkt door:

  • cultuurhistorische elementen en terreinen (bewoningslinten, oude woonplaatsen) met een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische waarden uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd ('jonge archeologie'; relatie cultuurhistorie/monumenten);
  • landschappelijke eenheden (jongere beddinggordels/stroomruggen) met een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische waarden (prehistorie t/m nieuwe tijd).

Voor deze gebieden geldt een onderzoeksverplichting indien het plangebied groter is dan 200 m² en de diepte van de bodemingreep meer is dan 50 cm onder maaiveld.

Middelhoge archeologische verwachtingswaarde (categorie 5)

Het betreft oudere, dieper gelegen stroomgordels en crevassen in de ondergrond, met een middelhoge kans op het aantreffen van archeologische waarden (vroege en late prehistorie). De beleidsdoelstelling voor deze categorie is archeologisch vooronderzoek om de archeologische verwachting nader te specificeren, maar dan alleen bij grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen en bodemingrepen.

Voor deze gebieden geldt een onderzoeksverplichting indien het plangebied groter is dan 2.500 m² en de diepte van de bodemingreep meer is dan 1 m onder maaiveld.

Lage archeologische verwachtingswaarde (categorie 6)

Gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde zijn landschappelijke eenheden (komgronden) met een lage kans op het aantreffen van archeologische waarden. Voor deze gebieden geldt alleen een onderzoeksverplichting als sprake is van een mer-plichtige activiteit.

Onderzoek

Terreinen van archeologische waarde

In Linschoten zijn terreinen van archeologische waarde aanwezig (zie onderstaande figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.BPKernLinschoten-VA03_0014.png"

Daarnaast geldt voor een deel van het plangebied een hoge verwachtingswaarde. Het grootste deel van de kern Linschoten heeft echter een lage of geen archeologische verwachtingswaarde. Voor de terreinen met een hoge archeologische verwachtingswaarde en terreinen van hoge waarde geldt voor projecten vanaf een bepaalde omvang een onderzoeksverplichting. In gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde geldt alleen een onderzoeksverplichting als sprake is van een mer-plichtige activiteit.

Tot slot is het voormalige kasteel Linschoten aangewezen als archeologisch rijksmonument. Opgravingen in 1994 brachten muurresten uit de 13de eeuw aan het licht.

Ontwikkelingslocaties

Het bestemmingsplan maakt twee ontwikkelingen mogelijk waarbij sprake kan zijn van bodemverstorende ingrepen. Het betreft de uitbreiding van de begraafplaats en de bouw van twee woningen aan de Nieuwe Zandweg 21. Deze ontwikkelingslocaties zijn gelegen in een gebied met een hoge archeologische verwachting (categorie 4). Voor deze gebieden geldt een onderzoeksverplichting indien het plangebied groter is dan 200 m² en de diepte van de bodemingreep meer is dan 50 cm onder maaiveld.

Het archeologisch onderzoek voor de begraafplaats zal pas worden uitgevoerd als de omgevingsvergunning voor de uitbreiding van de begraafplaats wordt aangevraagd aangezien nog niet precies hoe de uitbreiding eruit gaat zien.

Voor de locatie Nieuwe Zandweg 21 geldt dat de uitbreiding van de oppervlakte van de bebouwing minder dan 200 m² bedraagt. Om die reden kan archeologisch onderzoek achterwege blijven.

Conclusie

Voor terreinen van archeologische waarde, terreinen met een hoge, middelhoge en lage archeologische verwachtingswaarde wordt in het bestemmingsplan een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (WR - A)' opgenomen. Voor het archeologische rijksmonument wordt ook de dubbelbestemming opgenomen, maar hier worden verder geen voorwaarden aan verbonden vanwege de bescherming die van rijkswege geldt voor dit terrein.

In onderstaande tabel is aangegeven welke aanduiding is opgenomen op de verbeelding en in de planregels:

terrein specifieke aanduiding op de verbeelding
terrein van archeologische waarde (categorie 2 en 3) specifieke vorm van waarde - 1
hoge archeologische verwachtingswaarde (categorie 4) specifieke vorm van waarde - 2
Middelhoge archeologische verwachtingswaarde (categorie 5) specifieke vorm van waarde - 3
lage archeologische verwachtingswaarde (categorie 6) specifieke vorm van waarde - 4
AMK-terrein specifieke vorm van waarde - 5

Voor de ontwikkelingslocaties geldt dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is, of wordt uitgevoerd voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning.

In het voorliggende bestemmingsplan is voldoende rekening gehouden met het aspect archeologie en cultuurhistorie.

6.6 Bedrijven En Milieuhinder

Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Beleid

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is overgenomen uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

Omdat de bedrijfsbestemmingen binnen het plangebied op een kleinschalig bedrijventerrein liggen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarbij ten opzichte van gevoelige functies richtafstanden worden aangehouden.

Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verwezen naar Bijlage 4.

Onderzoek milieuzonering bedrijventerrein

Uitgangspunten milieuzonering bedrijventerrein

Bij de milieuzonering van het bedrijventerrein wordt gebruikgemaakt van de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten. Vanwege de nabijheid van bestaande woningen in de directe omgeving is de vestiging van zware bedrijven op het bedrijventerrein niet toegestaan. Er wordt in het plangebied en de directe omgeving bij de milieuzonering rekening gehouden met het milieugevoelige gebiedstype gemengd gebied. De woningen rondom het bedrijventerrein behoren, vanwege hun ligging in de directe nabijheid van bedrijven, horeca, detailhandel en maatschappelijke voorzieningen, tot dit omgevingstype. Ook de agrarische woningen die buiten het plangebied in de omgeving van het bedrijventerrein liggen, worden voor de milieuzonering als gemengd gebied beschouwd. Deze woningen liggen namelijk in de directe omgeving van reeds bestaande agrarische bedrijven.

Uitwerking milieuzonering

Op grond van de eerder genoemde uitgangspunten is de milieuzonering op de plankaart opgenomen. Afhankelijk van de locatie op het bedrijventerrein zijn bedrijven uit maximaal categorie 2 tot en met 3.2 toegestaan. Voor deze bedrijven geldt, afhankelijk van de categorie, een richtafstand van 30 tot 50 m ten opzichte van een rustige woonwijk en een richtafstand van 10 tot 30 m ten opzichte van een gemengd gebied. Op de onderstaande figuur zijn de milieuzonering en de bijbehorende maatbestemmingsplan van het bedrijventerrein weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.BPKernLinschoten-VA03_0015.png"

Inventarisatie toegelaten bedrijven

De op het bedrijventerrein aanwezige bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de categorieën van de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten. Enkele bedrijven vallen in een hogere categorie die algemeen toelaatbaar wordt geacht. Deze bedrijven krijgen een specifieke aanduiding (zie Bijlage 2).

Onderzoek woningen Nieuwe Zandweg 21

In de directe omgeving van deze woningen liggen geen bedrijven of andere milieuhinderlijke functies. Ter plaatse van de beoogde ontwikkeling is daarom sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Tevens worden bedrijven door deze ontwikkeling niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.

Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en worden de bedrijven niet in hun functioneren belemmerd.

6.7 Milieuhinder Uitbreiding Begraafplaats

Het bestemmingsplan maakt de uitbreiding van een begraafplaats aan de Nieuwe Zandweg mogelijk. Hoewel een begraafplaats geen bedrijf is, is het op grond van de in de in paragraaf 6.6 genoemde VNG-publicatie wel te beschouwen als een milieuhinderlijke activiteit uit categorie 1 van deze publicaties. Van een dergelijke activiteit gaat een zeer geringe milieuhinder uit. Daarom is deze ontwikkeling in een gemengd gebied als de kern Linschoten in de directe omgeving van woningen toelaatbaar.

6.8 Horeca

Normstelling

In het plangebied liggen een aantal horecagelegenheden. Deze kunnen worden ingeschaald volgens de Staat van Horeca-activiteiten (zie Bijlage 3 van de regels). Hierin wordt met behulp van verschillende categorieën aangegeven of de milieubelasting van een horecagelegenheid toelaatbaar kan worden geacht. Voor een algemene toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar Bijlage 5 van de toelichting.

Inschaling en toelaatbaarheid

De in het plangebied aanwezige horecagelegenheden zijn vermeld in Bijlage 3 van de toelichting. Gelet op de aard van de omgeving (gemengd), de omvang van het gebied en de reeds aanwezige horeca, zijn in het plangebied horeca-activiteiten uit categorie 1 (onderverdeeld in categorie 1a, 1b en 1c) toegestaan. Dit is lichte horeca die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend hoeven te zijn.
De aanwezige horeca is geïnventariseerd en past, met uitzondering van het café aan de Dorpstraat 34 binnen de genoemde algemene toelaatbaarheid.

Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering voor horeca, die in de bestemmingsplanregeling en op de plankaart is opgenomen, zorg gedragen voor een goede afstemming tussen gevoelige functies (zoals woningen) en horeca-activiteiten.

6.9 Externe Veiligheid

Normstelling en beleid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken2 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Buisleidingen

Voor ruimtelijke plannen in de omgeving van leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd waren de volgende circulaires van toepassing:

  1. a. de circulaire Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen (1984);
  2. b. de circulaire Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie (1991).

Op grond van de circulaires golden voor nieuw te bouwen objecten toetsings- en bebouwingsafstanden. Momenteel is echter een nieuwe AMvB voor buisleidingen in voorbereiding. Met deze AMvB zal worden aangesloten bij de risiconormering uit het Bevi. Daarbij worden de huidige toetsings- en bebouwingsafstand vervangen door een afstand voor het plaatsgebonden risico en een afstand voor het invloedsgebied van het groepsrisico. Het Ministerie van VROM adviseert met deze nieuwe normstelling rekening te houden. In dit bestemmingsplan is daarom van deze nieuwe normstelling uitgegaan.

Onderzoek

Zowel in het plangebied als in de directe omgeving van het plangebied liggen geen risicovolle inrichtingen. Ook worden hier geen gevaarlijke stoffen over de weg, over het water of over het spoor vervoerd. Ongeveer 490 m ten noorden van het plangebied ligt een aardgasleiding (32936 - A-510-KR-147). Deze leiding heeft een uitwendige diameter van 35,98 inch en een druk van 66,20 bar. De PR 10-6-risicocontour ligt niet buiten de leiding. Voor een dergelijke leiding geldt een inventarisatieafstand voor het GR van 430 m. Aangezien het plangebied (en dus ook de beoogde ontwikkeling aan de Nieuwe Zandweg) buiten deze inventarisatieafstand ligt, vormt de gasleiding geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan. Zowel wat betreft vervoer van gevaarlijke stoffen, buisleidingen als risicovolle inrichtingen spelen er geen knelpunten omtrent externe veiligheid.

  1. 2. Dat wil zeggen 24 uur per dag en gedurende het gehele jaar.

6.10 Planologisch Relevante Leidingen

In het plangebied is een rioolpersleiding van het waterschap De Stichtse Rijnlanden gelegen ter plaatse van de Laan van Rapijnen. Deze heeft in het bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'. In de omgeving van het plangebied ligt een aardgasleiding. Deze leiding wordt besproken in de paragraaf over externe veiligheid. Verder zijn geen planologisch relevante ondergrondse leidingen in de omgeving van het plangebied gelegen. Ook liggen er geen hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen in de omgeving van het plangebied. Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de vaststelling van het plan.

6.11 Wegverkeerslawaai

Beoogde ontwikkeling

Op de locatie ten noorden van de Jacob Barneveldstraat kunnen nieuwe (zorg) woningen, maatschappelijke functies (andere gezondheidszorggebouwen) en kantoren gerealiseerd worden. Op de locatie Nieuwe Zandweg 21 worden twee nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Deze functies zijn in het kader van de Wet geluidhinder geluidsgevoelige functies waarvoor akoestisch onderzoek nodig is.

Toetsingskader

Normstelling

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven- bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen of buiten stedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.

De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Nieuwe situaties

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. De uiterste grenswaarde van nieuwe (zorg)woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen (verpleegafdelingen) binnen de bebouwde kom langs een bestaande weg bedraagt volgens de Wgh 63 dB. De uiterste grenswaarde voor andere gezondheidszorggebouwen3 bedraagt 53 dB langs een bestaande weg. De geluidswaarde binnen de geluidsgevoelige bestemming (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB. Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het weg-verkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Van deze aftrek is gebruik gemaakt.


30 km/h wegen

Zoals gesteld zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h of lager op basis van de Wgh niet-gezoneerd. Akoestisch onderzoek zou achterwege kunnen blijven. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.

Voor de beoordeling van de geluidsbelasting wordt gebruik gemaakt van de classificering van de kwaliteit van de akoestische omgeving in een milieukwaliteitsmaat volgens de 'methode Miedema'.

Hierin wordt de geluidsbelasting geclassificeerd en beoordeeld op basis van klassen van 5 dB. Omdat de Wgh niet van toepassing is, wordt bij de berekening van de geluidsbelasting geen correctie ex artikel 110g Wgh toegepast.

Tabel 6.2 Lden classificering milieukwaliteit volgens de methode Miedema

Geluidsklasse beoordeling
< 50 dB Goed
50 - 54 dB Redelijk
55 - 59 dB Matig
60 - 64 dB Tamelijk slecht
65 - 69 dB Slecht
= 70 dB Zeer slecht

Onderzoek Jacob Barneveldstraat

De locatie is gelegen binnen de geluidszone van de Laan van Rapijnen. Deze weg heeft een geluidszone van 200 m uitgaande van 1-2 rijstroken en een binnenstedelijke ligging. Om de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting langs niet gezoneerde wegen te beoordelen, is de geluidsbelasting van de in de omgeving gelegen Jacob Barneveldstraat (30 km/h-weg), uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, berekend.

Rekenmethodiek en invoergegevens

Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006. De berekeningen zijn opgenomen in Bijlage 6.

Zoals gesteld in de paragraaf verkeer is de verkeersintensiteit op de Laan van Rapijnen gebaseerd op tellingen in 2004. De weekdagetmaalintensiteit bedroeg in 2004 1.400 mvt/etmaal. Voor de extrapolatie naar het maatgevende jaar 2022 is een autonome verkeersgroei van 3% per jaar aangehouden.

Van de Jacob Barneveldstraat zijn geen verkeersgegevens bekend. Aangenomen kan worden dat de intensiteit op deze weg de helft is van de intensiteit op de Laan van Rapijnen.

Op de Laan van Rapijnen ligt asfalt. De wegdekverharding van de Jacob Barneveldstraat bestaat uit klinkers. Voor de voertuigverdeling van het verkeer op de Laan van Rapijnen is uitgegaan van een standaard verdeling op gebiedsontsluitingswegen en voor de Jacob Barneveldstraat van buurtverzamelwegen (onderzoek RBOI 2009).

Tabel 6.3 Verkeersintensiteiten in mvt/etmaal (afgerond op 50-tallen)

weg
2022
Laan van Rapijnen 2.500
Jacob Barneveldstraat 1.250

Resultaten gezoneerde weg

Op de locatie kunnen nieuwe (zorg) woningen en andere gezondheidszorggebouwen gerealiseerd worden. Ten gevolge van het verkeer op de Laan van Rapijnen bedraagt de geluidsbelasting op een maatgevende afstand van 10 m uit de as van de weg maximaal 55 dB. Hierbij wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. Eveneens wordt de uiterste grenswaarde van 53 dB voor andere gezondheidszorggebouwen overschreden. Direct langs de Laan van Rapijnen zijn dan ook geen geluidsgevoelige andere gezondheidszorggebouwen mogelijk. De uiterste grenswaarde van 63 dB voor woningen wordt echter niet overschreden.

Maatregelen

De geluidsbelasting aan de gevels van de geluidsgevoelige bestemmingen kan worden gereduceerd door maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied.

Er is een aantal maatregelen aan de bron denkbaar. De eerste mogelijkheid zou het beperken van de verkeersomvang, het wijzigen van de snelheid of van de samenstelling van het verkeer kunnen zijn. Het beperken van de verkeersomvang of de samenstelling van het verkeer is niet mogelijk, omdat de Laan van Rapijnen een belangrijke ontsluitende functie heeft binnen de verkeersstructuur van Linschoten. Het verlagen van de maximumsnelheid is gezien de functie van de weg niet wenselijk, aangezien de doorstromingsfunctie dan in het geding komt. Het beperken van de verkeersomvang of het wijzigen van de samenstelling van het verkeer of de maximumsnelheid ontmoet derhalve overwegende bezwaren van verkeers- en vervoerskundige aard. Een andere maatregel aan de bron is het toepassen van een ander wegdektype. Het wegdektype van de Laan van Rapijnen is dicht asfalt beton (DAB). Vervanging van dit wegdektype door een stiller wegdektype (zoals ZSA-SD) levert een reductie van de geluidsbelasting op hier zijn echter kosten aan verbonden. Maatregelen in het overdrachtsgebied in de vorm van geluidsschermen zijn niet wenselijk in verband met de stedenbouwkundige inpassing.

Geconcludeerd kan worden dat redelijkerwijs geen maatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting te reduceren of dat maatregelen daartoe op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, landschappelijke, verkeerskundige, vervoerskundige of financiële aard stuiten.

Resultaten niet gezoneerde weg

Ten gevolge van het verkeer op de Jacob Barneveldstraat bedraagt de geluidsbelasting op een maatgevende afstand van 5 m uit de as van de weg 59 dB (exclusief artikel 110g Wgh). Hierbij is sprake van een matig akoestisch klimaat.

Maatregelen

Voor de nieuwe geluidsgevoelige functies is sprake van een 'matig' akoestisch klimaat. Bezien is of met maatregelen de geluidsbelasting doelmatig kan worden teruggedrongen. Er is een aantal maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting denkbaar. Een denkbare mogelijkheid is om de functie van de weg, samenstelling van het verkeer of de maximumsnelheid te wijzigen. De functie als erftoegangsweg met de daarbij behorende maximumsnelheid van 30 km/h dient echter behouden te blijven voor de ontsluiting van het omliggende gebied. Erftoegangswegen behoren tot de laagste wegcategorie. Wijziging van de functie en daarmee de samenstelling van het verkeer is dan ook geen mogelijke maatregel om een verdere geluidsreductie te bewerkstelligen.

Verder zijn erftoegangswegen hoofdzakelijk voorzien van klinkerverharding. Een mogelijke maatregel is toepassing van een sterkere geluidsreducerende wegdekverharding bijvoorbeeld door de toepassing van asfalt in plaats van klinkers. Asfalteren van deze wegen is echter om verkeerskundige redenen binnen verblijfsgebieden niet wenselijk. Klinkerverharding draagt bij aan het verblijfskarakter en heeft een snelheidsremmend effect. Toepassing van akoestisch stille betonstraatstenen is mogelijk.

Maatregelen in het overdrachtsgebied zoals geluidsschermen zijn niet inpasbaar en om stedenbouwkundige redenen ongewenst.

Conform het bouwbesluit dient de binnenwaarde maximaal 28 dB of 33 dB te bedragen afhankelijk van de functie. Het akoestisch klimaat is aanvaardbaar, mits dit binnenwaardeniveau wordt gegarandeerd4. Aangezien het nog nieuw te bouwen functies betreft kunnen zodanige maatregelen worden getroffen dat de geluidsbelasting binnen niet meer bedraagt dan 28 dB of 33 dB (conform het vereiste in het bouwbesluit). Er kan dan ook gesproken worden van een aanvaardbare akoestische situatie.

Onderzoek Nieuwe Zandweg 21

Door de Milieudienst Noord-West Utrecht is akoestisch onderzoek verricht naar deze locatie. De resulaten van dit onderzoek zijn opgenomen in Bijlage 7.

Conclusie

Ontwikkeling Jacob Barneveldstraat

Ten gevolge van het verkeer op de Laan van Rapijnen wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. Geconcludeerd kan worden dat geen maatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting te reduceren of dat maatregelen daartoe op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, landschappelijke, verkeerskundige, vervoerskundige of financiële aard stuiten. Indien hier geluidsgevoelige functies gerealiseerd worden, dient het college van Burgemeester en Wethouders een besluit tot het verlenen van hogere grenswaarde te nemen.

Een aandachtspunt hierbij is dat direct langs de Laan van Rapijnen geen geluidsgevoelige andere gezondheidszorggebouwen mogelijk zijn, omdat hier de uiterste grenswaarde van 53 dB overschreden wordt.

Ontwikkeling Nieuwe Zandweg 21

De geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai op het bouwplan Nieuwe Zandweg 21 bedraagt maximaal 53 dB Lden. Ten behoeve van het bouwplan zal een hogere waarde vanwege de geluidsbelasting van de M.A. Reinaldaweg moeten worden afgegeven (ontheffing).

De gevelwering van de nieuw te bouwen woningen moet zodanig worden gedimensioneerd dat aan een binnenniveau van 33 dB kan worden voldaan (eis Bouwbesluit).

  1. 3. Verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medisch centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven.
  2. 4. Akoestisch onderzoek naar binnenwaarde maakt geen onderdeel uit van de ruimtelijke procedure, maar komt bij daadwerkelijke realisatie en toetsing aan het bouwbesluit aan de orde bij de bouwvergunningverlening.

6.12 Luchtkwaliteit

Normstelling en beleid

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 6.4 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 6.4 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk

stof toetsing van grenswaarde geldig
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 60 µg/m³ 2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 2015
fijn stof (PM10)1) jaargemiddelde concentratie 48 µg/m³ tot en met 10 juni 2011
jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 75 µg/m³ tot en met 10 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ vanaf 11 juni 2011
  1. 1. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen, uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens, tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In het Besluit niet in betekenende mate en bijbehorende regeling is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  1. 1. een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10;
  2. 2. een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of niet meer dan 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

Het bestemmingsplan maakt de uitbreiding van de begraafplaats, de realisatie van twee woningen aan de Nieuwe Zandweg en een functiewijziging aan de Jacob Barneveldstraat mogelijk. De uitbreiding van de begraafplaats heeft geen verkeersaantrekkende werking (zie paragraaf 2.4) en heeft daarom geen invloed op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. De realisatie van één nieuwe woning en de functiewijziging vallen op grond van het Besluit niet in betekenende mate in een categorie die is vrijgesteld van toetsing aan bovengenoemde grenswaarden. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wlk kan daarom achterwege blijven.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied en de directe omgeving. Dit is gedaan langs de N204, een maatgevende weg die langs het plangebied loopt. Langs deze weg bedraagt in 2011 de jaargemiddelde concentratie NO2 25,1 µg/m3 en de jaargemiddelde concentratie PM10 24,5 µg/m3. Deze concentraties zijn aangegeven in de Saneringstool 3.1 (www.saneringstool.nl) die behoort bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Aangezien direct langs de weg wordt voldaan aan de grenswaarden uit de Wlk, zal dit ter plaatse van de rest van het plangebied ook het geval zijn. De concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate de locatie verder van de weg ligt.

Conclusie

Uit het bovenstaande blijkt dat ruimschoots voldaan wordt aan de grenswaarden die zijn gesteld in de Wlk. De Wlk staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

Bijlage 1 Kappenkaart

Bijlage 1 Kappenkaart

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 3 Staat van Horeca-activiteiten

Bijlage 4 Lijst Van Monumenten En Mip-objecten

Bijlage 4 Lijst van monumenten en MIP-objecten

Bijlage 1 Onderzoek Ecologie

Bijlage 1 Onderzoek ecologie

Bijlage 2 Bedrijfsinventarisatie

Bijlage 2 Bedrijfsinventarisatie

Bijlage 3 Inventarisatie Horeca

Bijlage 3 Inventarisatie horeca

Bijlage 4 Toelichting Op De Aanpak Van Milieuzonering Met Behulp Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 4 Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 5 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 5 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten

Bijlage 6 Berekening Wegverkeerslawaai Ontwikkeling Jacob Barneveldstraat

Bijlage 6 Berekening wegverkeerslawaai ontwikkeling Jacob Barneveldstraat

Bijlage 7 Berekening Wegverkeerslawaai Ontwikkeling Nieuwe Zandweg 21

Bijlage 7 Berekening wegverkeerslawaai ontwikkeling Nieuwe Zandweg 21

Bijlage 8 Overlegreacties

Bijlage 8 Overlegreacties

Bijlage 9 Grondwateronderzoek Uitbreiding Begraafplaats

Bijlage 9 Grondwateronderzoek uitbreiding begraafplaats