KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Water
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Antidubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Planvorm
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Bestaande En Toekomstige Situatie
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Juridische Planopzet
3.1 Algemeen
3.2 Inleidende Regels
3.3 Bestemmingsregels
3.4 Algemene Regels
3.5 Overgangsrecht En Slotregels
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
4.2 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 5 Ruimtelijk Beleid
5.1 Conclusie
5.2 Rijksbeleid
5.3 Provinciaal Beleid
5.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 6 Milieuonderzoek
6.1 Milieueffectrapportage
6.2 Verkeer
6.3 Wegverkeerslawaai
6.4 Bodem
6.5 Water
6.6 Ecologie
6.7 Archeologie En Cultuurhistorie
6.8 Externe Veiligheid
6.9 Planologisch Relevante Leidingen
6.10 Luchtkwaliteit
Bijlage 1 Bureauonderzoek Flora En Fauna
Bijlage 2 Archeologisch Bureauonderzoek
Bijlage 3 Archeologisch Veldonderzoek
Bijlage 4 Onderzoek Luchtkwaliteit
Bijlage 5 Vervolgonderzoek Verkeer Hofland-oost
Bijlage 6 Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 7 Bodemonderzoek
Bijlage 8 Veldonderzoek Flora- En Fauna
Bijlage 9 Overlegreacties
Bijlage 10 Nota Zienswijzen

Wederiksingel

Bestemmingsplan - Gemeente Montfoort

Vastgesteld op 06-02-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Wederiksingel van de gemeente Montfoort.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0335.BPWederiksingel-vg01 met de bijbehorende regels.

1.3 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.4 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.5 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.6 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.7 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.8 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.9 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.10 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.11 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  2. b. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, voet- en fietspaden;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  2. b. verkeer te water;
  3. c. ondergeschikt groen; bruggen ten behoeve van langzaam verkeer.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Wijzigingsregels

7.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Wederiksingel'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeenteraad van Montfoort heeft op 11 april 2011 besloten om de Wederiksingel in de nieuwbouwwijk Hofland-Oost in Montfoort door te trekken naar Blokland voor het gemotoriseerde verkeer.

De keuze voor deze beslissing is genomen naar aanleiding van een verkeersonderzoek1 waarbij een aantal voorkeursvarianten zijn uitgewerkt. In samenspraak met een klankbordgroep zijn hierna twee oplossingsvarianten besproken. Hiertoe zijn ook de omwonenden geraadpleegd. Een meerderheid hiervan (63%) heeft zich uitgesproken voor een variant waarbij de Wederiksingel wordt doorgetrokken voor alle verkeersdeelnemers.

Met het doortrekken van de Wederiksingel voor het gemotoriseerde verkeer wordt beoogd de onveilige situatie op de Bovenkerkweg te verminderen. Deze weg zal ter hoogte van Pijlkruid worden afgesloten voor het gemotoriseerde verkeer en volgens het duurzaam veilig concept als langzaamverkeersroute worden ingericht.

De beoogde ontwikkeling past niet binnen de vigerende bestemmingsplannen. Om die reden is een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Het voorliggende bestemmingsplan vormt het juridisch-planologisch kader voor het doortrekken van de Wederiksingel naar Blokland.

  1. 1. Vervolgonderzoek verkeer Blokland-Oost, VIA, Projectcode: VNL0335_902-R04.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied is gelegen ten zuidoosten van de kern Montfoort en wordt in het noorden begrensd door de rotonde Wederiksingel/Wollegras in de wijk Blokland-Oost en in het zuiden door Blokland. De oostelijke en westelijke begrenzing van het plangebied wordt grotendeels begrensd door het landelijk gebied. De exacte ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.BPWederiksingel-vg01_0002.jpg"

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Op het plangebied zijn het bestemmingsplan Hofland-Oost en het bestemmingsplan Buitengebied van kracht.

Het bestemmingsplan Hofland-Oost is vastgesteld op 21 september 2009. Het plan voorziet naast een consoliderende regeling voor het woongebied tevens in de uitbreiding van de woonwijk Hofland-Oost.

Het bestemmingsplan Buitengebied is op 16 oktober 2000 vastgesteld en op 29 mei 2001 door Gedeputeerde Staten van Utrecht gedeeltelijk goedgekeurd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft bij besluit van 13 november 2002 op twee onderdelen goedkeuring onthouden aan het besluit van Gedeputeerde Staten. In het verlengde van beide besluiten heeft de gemeente Montfoort een 1e herziening van het bestemmingsplan Buitengebied op 20 april 2009 vastgesteld.

1.4 Planvorm

Het voorliggende bestemmingsplan is gericht op de ontwikkeling van een nieuwe weg. Het inrichtingsplan is doorvertaald naar een directe bestemmingslegging, op grond waarvan een omgevingsvergunning kan worden verleend. Om die reden is sprake van een gedetailleerd en ontwikkelingsgericht bestemmingsplan.

1.5 Leeswijzer

Het bestemmingsplan Wederiksingel bestaat uit een toelichting, de planregels en een verbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd:

  • in Hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde. Dit hoofdstuk bevat een analyse van de bestaande en toekomstige situatie in het plangebied en de directe omgeving. Hieruit vloeien randvoorwaarden voort voor de bestemmingslegging van het plangebied. De ruimtelijke ontwikkeling wordt in dit hoofdstuk toegelicht. Uit de gebiedsvisie vloeit voort dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening;
  • in Hoofdstuk 3 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen;
  • in Hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond en wordt ingegaan op de reacties uit het artikel 3.1.1 Bro-overleg;
  • in Hoofdstuk 5 wordt ingegaan op het ruimtelijk relevante beleid van de verschillende overheidsniveaus (Rijk, provincie en gemeente);
  • vervolgens wordt in Hoofdstuk 6 het onderzoek op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water besproken.

Hoofdstuk 2 Bestaande En Toekomstige Situatie

2.1 Bestaande Situatie

Ligging in groter verband

Montfoort is gelegen aan de Hollandse IJssel in het veenweidegebied van het Groene Hart van de Randstad. De kern is opgebouwd uit een middeleeuwse (vesting)stad met daaromheen de 20e-eeuwse uitbreidingswijken in met name oostelijke en zuidelijke richting. De ontsluiting vindt plaats via de provinciale weg N228 (Gouda-De Meern) die de kern in oost-westrichting doorsnijdt. Ten westen van de kern ligt de provinciale weg N204, waarover de ontsluiting richting A12 plaatsvindt.

Het plangebied is gelegen aan de zuidoostrand van de kern Montfoort in het landelijk gebied en is te typeren als 'komlandschap' als onderdeel van het rivierenlandschap. Dit landschap kan worden getypeerd als zeer open, waarbij open polders, molens en kerken beeldbepalende elementen zijn.

Randen

Ten noorden en oosten van het plangebied is de wijk Hofland-Oost gelegen. Deze wijk vormt de voorlopige afronding van het stedelijk gebied van Montfoort in zuid-oostelijke richting.

Ten zuiden van het plangebied ligt de weg Blokland. Deze weg wordt gekenmerkt door een extensieve bebouwing in lintstructuur.

Plangebied

Het plangebied is gelegen in de polder Heeswijk. Deze polder maakt deel uit van het stiltegebied Blokland Broek. De grens van dit stiltegebied ligt op 100 m afstand van de oostgrens van de bebouwing van Montfoort. Het plangebied valt buiten het stiltegebied. Het plangebied is momenteel in gebruik als agrarische grond en wordt begraasd door schapen. De aanwezige vegetatie bestaat uit hoogproductief grasland. Over de gehele lengte wordt het perceel plangebied begrensd door sloten. Afgezien van knotwilgen, een es en een zwarte els komt andere houtige opgaande begroeiing niet voor in het plangebied.

De verlenging van de Wederiksingel zal aansluiten op de rotonde Wederiksingel/Wollegras (zie foto).

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.BPWederiksingel-vg01_0003.png"

Rotonde Wederiksingel/Wollegras

2.2 Toekomstige Situatie

Voor het doortrekken van de Wederiksingel naar de Blokland is een wegontwerp opgesteld. Deze is op onderstaande afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.BPWederiksingel-vg01_0004.png"
Noordelijk plandeel
afbeelding "i_NL.IMRO.0335.BPWederiksingel-vg01_0005.png"
Zuidelijk plandeel

Wegontwerp verlenging Wederiksingel

De toekomstige weg loopt feitelijk in een rechte lijn van de rotonde Wederiksingel/Wollegras naar de Blokland.

Vanaf de kruising met het Klaverpad worden twee uitwijkplaatsen gerealiseerd. De weg wordt vanaf daar begeleid door een nieuw aan te leggen groenzone langs de westzijde van de weg. In deze groenzone wordt een voet- en fietspad aangelegd. Daarnaast wordt de bestaande watergang doorgetrokken. De weg zal als een gelijkvloerse kruising aansluiten op de Blokland.

Hoofdstuk 3 Juridische Planopzet

3.1 Algemeen

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal opgesteld, uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd, zodat deze ook digitaal raadpleegbaar zijn. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale plannen moeten voldoen. Zo bevatten de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. SVBP2008 kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi. Op deze wijze wordt uniformiteit gegarandeerd.

Planvorm

Het plangebied van dit bestemmingsplan beslaat uitsluitend de Wederiksingel en de bijbehorende groen- en waterstructuur zoals opgenomen in het wegontwerp. Om die reden is gekozen voor een plangebied dat zoveel mogelijk beperkt is tot de gronden die voor de weg benodigd zijn en die in strijd zijn met de bestemming in het vigerende bestemmingsplan.

De toekomstige weg heeft de bestemming Verkeer, zijnde een ruime bestemming waarbinnen alle aan de infrastructuur gerelateerde voorzieningen passen. De groen- en watervoorzieningen zijn als zodanig bestemd.

Verbeelding en regels

Uitgangspunt is dat de digitale verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving en de bouwregels.

Opbouw planregels

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  1. 1. inleidende regels;
  2. 2. bestemmingsregels;
  3. 3. algemene regels;
  4. 4. overgangs- en slotregel.

3.2 Inleidende Regels

Begrippen (Artikel 1)

Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten (Artikel 2)

Dit artikel geeft aan hoe de hoogte van bouwwerken wordt gemeten of berekend.

3.3 Bestemmingsregels

Groen (Artikel 3)

De nieuw aan te leggen groenzone langs de westzijde van de weg is ondergebracht in de bestemming Groen. Naast beplanting, zijn hier onder andere ook speelvoorzieningen, voet- en fietspaden, nutsvoorzieningen en water mogelijk.

Verkeer (Artikel 4)

De Wederiksingel is bestemd als Verkeer. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen en dergelijke.

Water (Artikel 5)

De waterpartijen die in het wegontwerp zijn opgenomen zijn bestemd voor Water.

3.4 Algemene Regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.

Antidubbeltelregel (Artikel 6)

Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene wijzigingsregels (Artikel 7)

In dit artikel is opgenomen dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen.

3.5 Overgangsrecht En Slotregels

In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde.

Overgangsrecht (Artikel 8)

De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).

Slotregel (Artikel 9)

Deze regel bevat de titel van het plan.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

4.1.1 Communicatie en overleg met omwonenden

In 2009 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan Hofland-Oost vastgesteld, zonder daarin het gebied in het verlengde van de Wederiksingel op te nemen, aangezien daarover veel ophef en beroering was ontstaan. Vervolgens is in het najaar van 2009 een klankbordgroep in het leven geroepen om de wensen en behoeften verder te onderzoeken. Met deze klankbordgroep is de opdracht voor een verkeersonderzoek uitgeschreven in november 2009 en in januari 2010 verleend aan VIA.nl.

In het verkeersonderzoek d.d. maart 2010 werd geconcludeerd dat het technisch niet nodig is om een extra weg aan te leggen, maar dat het gezien de hoeveelheid fietsers wel geadviseerd wordt deze te scheiden van het gemotoriseerd verkeer. Hiervan werden 2 varianten gepresenteerd, die in de klankbordgroepbijeenkomst d.d. 4 oktober 2010 zijn besproken.

Het college heeft zich uitgesproken voor de variant waarbij de Wederiksingel wordt doorgetrokken voor gemotoriseerd verkeer. Er is in een bewonersavond op 19 januari 2011, waarbij 150 aanwezigen waren, in 63% van de reactieformulieren de voorkeur uitgegeven voor deze variant, zodat er een meerderheid was.

Al met al is er over de aanleiding en de vooronderzoeken om te komen tot het onderhavige bestemmingsplan, al veelvuldig overleg geweest met omwonenden en belanghebbenden en bestaat er onder een meerderheid van de omwonenden draagvlak voor het doortrekken van de Wederiksingel.

4.1.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In deze paragraaf zijn de ingekomen overlegreacties samengevat en van beantwoording voorzien. De overlegreacties zijn integraal opgenomen in Bijlage 9.

1. VROM-Inspectie

Samenvatting

Het plan geeft de betrokken rijksdiensten geen aanleiding tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB).

Beantwoording

De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

2. Provincie Utrecht

Samenvatting

Het bestemmingsplan is niet strijdig is met de provinciale ruimtelijke belangen zoals deze zijn opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Verordening en de Beleidslijn nieuwe Wro.

Beantwoording

De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

3. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Samenvatting

  1. a. In de toelichting wordt gesteld dat het hemelwater wordt afgevoerd naar de AWZI. Dit leidt tot onnodige belasting van de zuivering en is daarom niet toegestaan. Verzocht wordt daarom het hemelwater via de berm te laten afstromen naar het naastgelegen oppervlaktewater.
  2. b. Voor de Wederiksingel wordt bij de weg Blokland een nieuwe dam met duiker in de hoofdwatergang aangelegd. De bestaande dam met duiker kan hiermee vervallen. Verzocht wordt de bestaande dam en duiker te verwijderen uit de watergang en het talud te herstellen.
  3. c. Halverwege de Wederiksingel is aan de westzijde een stuw aanwezig die de peilscheiding tussen de hoogwatervoorziening en de polder in stand houdt. De bestemmingsregels maken deze stuw mogelijk. Verzocht wordt om deze in de toelichting te noemen.
  4. d. Bij het graven van de waterberging in de westelijke watergang wordt voorgesteld om een natuurvriendelijke oever aan te leggen met een talud van 1:3. Dit levert een beter ontwikkelde oevervegetatie op en is daarmee van positieve invloed op de waterkwaliteit.
  5. e. Verzocht wordt om de bestaande dam aan de Blokland te bestemmen als 'Water', zie opmerking op de toelichting. De nieuw aan te leggen duiker kan wel worden bestemd als ‘Verkeer’.

Beantwoording

De reactie leidt op alle genoemde punten tot aanpassing van het bestemmingsplan met uitzondering van de opmerking onder e. Dit in verband met het feit dat de bestaande dam wel komt te vervallen, maar hierover heen wordt juist de Wederiksingel aangelegd.

4.2 Economische Uitvoerbaarheid

Voor gebieden, waar nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, moet tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of het sluiten van een privaatrechtelijke overeenkomst met de eigenaren).

In artikel 6.2.1 Bro zijn criteria opgenomen met betrekking tot de verplichting van het opstellen van een exploitatieplan. Voor het project is het niet noodzakelijk een exploitatieplan op te stellen aangezien het gaat om infrastructurele werken.

Voor de aanleg van de infrastructuur en de herinrichting van het gebied is door de gemeente een budget beschikbaar gesteld. Hiermee is ook rekening gehouden met de te verwachten kosten ten aanzien van verwerving, planontwikkeling en onderzoek, alsmede eventuele planschade. Het bestemmingsplan is hiermee economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 5 Ruimtelijk Beleid

In dit hoofdstuk is het relevante beleid van de verschillende overheidsniveaus samengevat en wordt geconcludeerd wat de gevolgen zijn voor het plangebied.

5.1 Conclusie

De voorgenomen verlenging van de Wederiksingel naar Blokland is (gedeeltelijk) in strijd met de vigerende bestemmingsplannen. Het beleidsvoornemen past echter wel binnen de gemeentelijke visie en de beleidskaders van de Provincie en het Rijk. Er zijn daarom geen belemmeringen op grond van het van toepassing zijnde ruimtelijk beleid.

5.2 Rijksbeleid

Realisatie nationaal ruimtelijk beleid

In juni 2008 heeft het kabinet de nota Realisatie Nationaal ruimtelijk beleid vastgesteld welke is toegevoegd aan de Nota Ruimte. Deze nota geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het Rijk deze wil verwezenlijken. In het bijzonder welke belangen zullen worden gewaarborgd in de AMvB Ruimte. De nota beschrijft enerzijds voor de Nota Ruimte hoe het beleid van de PKB-teksten worden gerealiseerd en anderzijds voor de andere vigerende ruimtelijke nota's hoe de PKB-teksten, die zijn bedoeld door te werken tot op lokaal niveau, worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.BPWederiksingel-vg01_0006.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0335.BPWederiksingel-vg01_0007.png"

Figuur 5.1 Uitsnede PKB-kaart Nationale landschappen

Het Groene Hart, waarin Montfoort is gelegen, is aangewezen als nationaal landschap (zie figuur 5.1). Binnen nationale landschappen zijn ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of worden versterkt ('ja, mits'-regime). Binnen nationale landschappen is ruimte voor ten hoogste de eigen bevolkingsgroei (migratiesaldo nul) en ruimte voor de aanwezige regionale en lokale bedrijvigheid. In het Groene Hart is aandacht nodig voor een ontwikkelingsgerichte en gebiedsgerichte benadering. Naast de landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden van dit gebied, moeten de economische en toeristisch-recreatieve aspecten, alsmede de betekenis die het gebied heeft voor wonen en werken, worden betrokken.

AMvB Ruimte

In de AMvB Ruimte zijn de nota Realisatie ruimtelijk beleid en de overgenomen onderwerpen uit de Nota Ruimte doorvertaald naar beleidsregels. Hierin is ten aanzien van de nationale landschappen onder andere opgenomen dat een bestemmingsplan alleen kan worden vastgesteld, voor zover de uitgewerkte kernkwaliteiten worden behouden of versterkt en in ieder geval niet leidt tot een grootschalige stads- of dorpsontwikkelingslocatie of glastuinbouwlocatie, dan wel een grootschalig bedrijventerrein of infrastructuurproject.

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in een van de bovenstaande grootschalige ontwikkelingen en past derhalve binnen het kader van de AMvB Ruimte.

5.3 Provinciaal Beleid

Provinciale structuurvisie 2005-2015

De provincie Utrecht laat zich bij het ruimtelijke beleid voor een belangrijk deel leiden door het principe van beheerste groei van de stedelijke kernen en door een bescherming en herstel van de kwaliteit en beleving van het landelijk gebied. Om die reden moet de aantasting van waardevolle en kwetsbare open ruimten door nieuwe verstedelijking zoveel mogelijk worden vermeden. Beleidsmatig is dit principe onder meer vertaald in een ruimtelijke afbakening van bebouwingskernen door zogeheten rode contouren. Het ruimtelijke beleid dat door de provincie voor het stedelijke gebied wordt nagestreefd, richt zich in het bijzonder op intensief ruimtegebruik, benutting van bestaande restcapaciteit en benutting van inbreidings- en transformatielocaties. Het plangebied ligt buiten de rode contour.

Provinciale Ruimtelijke Verordening

Op 21 september 2009 hebben Provinciale Staten van Utrecht de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld. De verordening bevat bepalingen die bij het opstellen van onder meer bestemmingsplannen in acht moeten worden genomen, opdat de provinciale belangen op het gebied van ruimtelijke ordening doorwerken op gemeentelijk niveau.

Ingevolge de regels van de verordening bevatten plannen, die zich toespitsen op stedelijke gebieden (zoals op de kaarten behorende bij de verordening weergegeven) en toezien op nieuwe uitbreidingslocaties, bestemmingen en regels voor woningbouwaantallen. Indien sprake is van een ontwikkeling, dient tevens een mobiliteitstoets te worden uitgevoerd voor de gebieden die binnen de stedelijke contour vallen.

Het plangebied is buiten de rode contour gelegen en in het Landelijk Gebied 2 (zie onderstaand).

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.BPWederiksingel-vg01_0008.png"

Uitsnede Provinciale Verordening Ruimte (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

In artikel 4.0 lid 3 is aangegeven dat een gebied dat is aangeduid als 'Landelijk gebied 2' het accent ligt op het agrarisch grondgebruik.

In het gehele landelijke gebied moet een ongebreidelde uitwaaiering van stedelijke functies worden voorkomen. Uitbreiding van bestaande niet-agrarische bebouwing wordt daarbij met terughoudendheid tegemoet getreden, dit geldt zowel voor burgerwoningen als niet-agrarische bedrijvigheid. Verstedelijkingsambities moeten plaatsvinden binnen de rode contouren. De rode contouren (‘Stedelijk gebied’) worden in beginsel strikt gebruikt om het landelijk gebied zo min mogelijk aan te tasten. Om te kunnen inspelen op nieuwe kansen en ontwikkelingen zijn er twee vormen van flexibiliteit: het niet oppervlakte neutraal oprekken van de rode contour en het oppervlakte neutraal verleggen van de rode contour.

Het voorliggende bestemmingsplan maakt uitsluitend de aanleg van een weg mogelijk en voorziet niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Om die reden past het voorliggende bestemmingsplan binnen de provinciale beleidskaders.

5.4 Gemeentelijk Beleid

Vigerende bestemmingsplannen

Bestemmingsplan Buitengebied (na 1e herziening)

Op het zuidelijke gedeelte van het plangebied is het bestemmingsplan Buitengebied zoals dat luidt na 1e herziening van toepassing. De gronden hebben de bestemming 'Agrarische doeleinden, gebied met waardevolle openheid'. Op deze gronden mogen geen wegen worden aangelegd, anders dan ten behoeve van de agrarische doeleinden.

Bestemmingsplan Hofland-Oost

In het bestemmingsplan Hofland-Oost is ter plaatse van het plangebied een verkeersbestemming gelegen. Deze verkeersbestemming dient echter uitsluitend voor de aansluiting van de nieuwe woonwijk. De weg is in dit bestemmingsplan daarom niet doorgetrokken. Aan het einde van de woonwijk is daarom de bestemming Groen opgenomen (zie afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.BPWederiksingel-vg01_0009.png"

Uitsnede bestemmingsplan Hofland-Oost

Daarnaast is gebleken dat het wegontwerp niet geheel binnen de bestemming 'Verkeer' is gelegen. Om die reden is voor de begrenzing van het plangebied gekozen om de nieuwe weg in zijn geheel (en dus deels opnieuw) mogelijk te maken binnen de grenzen van het voorliggende bestemmingsplan Wederiksingel.

Hoofdstuk 6 Milieuonderzoek

6.1 Milieueffectrapportage

Toetsingskader

In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusies

Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de plandrempels uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

6.2 Verkeer

Ontsluiting

Montfoort wordt in noordelijke richting hoofdzakelijk ontsloten vanaf de N228 op de Anne Franklaan. In zuidelijke richting wordt vanaf het Blokland via de Bovenkerkweg en de Wederiksingel ontsloten. Door de geplande woonwijk Hofland Oost ten zuidoosten van Montfoort en de in de huidige situatie ervaren overlast en onveiligheid op de Bovenkerkweg, is onderzocht in hoeverre een nieuwe verbinding tussen de Wederiksingel en het Blokland wenselijk is. Dit onderzoek is in 2010 door VIA uitgevoerd, zie Bijlage 5.

In het verkeersonderzoek zijn diverse oplossingsrichtingen bekeken en beoordeeld. Hieruit kwam naar voren dat het wenselijk is een nieuwe verbinding tussen de Wederiksingel en het Blokland voor al het verkeer te realiseren. In dit bestemmingsplan zal deze nieuwe verbinding dan ook mogelijk worden gemaakt.

Nut en noodzaak

Door de aanleg van de nieuwe verbinding zal de verkeersveiligheid verbeteren. Tevens zijn er geen nadelige gevolgen voor het landbouwverkeer en het autoverkeer. Het landbouwverkeer hoeft geen gebruik meer te maken van de Bovenkerkweg en zal dan ook geen overlast meer vormen voor de bewoners. Ook de mate van overlast door zwaar verkeer zal niet noemenswaardig veranderen.

Een belangrijk uitgangspunt in de afweging is geweest dat de aanleg van een nieuwe verbinding een positief effect heeft, maar ook dat de eventuele nadelige effecten in verhouding staan tot de omvang van het probleem.

Ontwerp

De nieuwe verbinding wordt gecategoriseerd als erftoegangsweg met binnen de bebouwde kom een maximumsnelheid van 30 km/h en buiten de bebouwde kom een maximumsnelheid van 60 km/h. De weg zal ook als zodanig ingericht worden conform Duurzaam Veilig. De verbinding krijgt geen uitstraling van een doorgaande weg.

Uit het verkeersonderzoek kan geconcludeerd worden dat de intensiteit op de Bovenkerkweg zeker niet meer bedraagt dan 1.500 mvt/etmaal. Aangenomen kan worden dat dit verkeer zich zal verplaatsen naar de nieuwe verbinding. Deze intensiteit ligt onder de maximaal toelaatbare intensiteit voor erftoegangswegen. Gesteld kan dan ook worden dat de weg voldoende is ingericht om een adequate en veilige afwikkeling van het verkeer mogelijk te maken.

Verkeersveiligheid

Door de verbinding tussen de Wederiksingel en het Blokland ontstaat voor het doorgaande verkeer en het verkeer met een herkomst of bestemming een aantrekkelijker route dan de Bovenkerkweg. Dit heeft tot gevolg dat de Bovenkerkweg minder gebruikt zal worden door zwaar verkeer en overig gemotoriseerd verkeer. De verkeersveiligheid op de Bovenkerkweg zal hierdoor toenemen.

Wel zal door de nieuwe verbinding een extra kruispunt op het Blokland gerealiseerd worden. Hierbij dient aandacht te zijn voor een verkeersveilige inrichting.

6.3 Wegverkeerslawaai

Beoogde ontwikkeling

In het kader van de akoestische toetsing maakt de Wet geluidhinder onderscheid tussen verschillende situaties. In dit bestemmingsplan zijn de volgende akoestisch relevante situaties aan de orde.

Nieuwe situatie

Er zal een nieuwe weg aangelegd worden. Het effect van de nieuwe weg op de geluidshindersituatie aan de gevels van de bestaande en planologisch mogelijk gemaakte woningen dient inzichtelijk te worden gemaakt. De weg zal voor een deel binnen de bebouwde kom (30 km/h) en voor een deel buiten de bebouwde kom (60 km/h) komen te liggen.

Reconstructiesituatie

Ten behoeve van de nieuwe weg worden aansluitingen gerealiseerd vanaf zowel de rotonde als Blokland. In het reconstructiegebied ter hoogte van Blokland zijn geluidsgevoelige bestemmingen (woningen) gelegen. In het kader van reconstructie onderzoek dient het effect van de aanleg van deze nieuwe aansluiting op de geluidshindersituatie langs deze weg inzichtelijk te worden gemaakt.

Toetsingskader

Normstelling

Langs alle wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.

De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden(L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Nieuwe situaties

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. De geluidswaarde binnen de geluidsgevoelige bestemming (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB. Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Van deze aftrek is gebruikgemaakt.

Reconstructiesituaties

Ingevolge de Wet geluidhinder is sprake van een reconstructie indien als gevolg van fysieke wijzigingen aan een weg de geluidsbelasting aan de gevels van geluidsgevoelige bestemmingen met 1,5 dB of meer toeneemt (afgerond 2 dB). Daarbij geldt dat, wanneer de feitelijke heersende geluidsbelasting voor reconstructie lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, de verhoging moet worden berekend vanaf 48 dB. Onder een fysieke wijziging aan of op de weg wordt onder meer verstaan een wijziging van het profiel of het wegdek, wijziging van de maximumsnelheid of verschuiving van de wegas waarbij de bestaande weg wordt opgeheven. Ook een nieuwe aansluiting op een bestaande weg wordt als reconstructie van die bestaande gezoneerde weg gezien. Een wijziging van alleen de verkeersintensiteiten of de samenstelling van het verkeer is niet aan te merken als reconstructie.

De periode waarover de geluidsbelasting moet worden berekend, is die tussen het jaar vóór de reconstructie en 10 jaar na reconstructie. Alleen indien in deze periode de geluidsbelasting met meer dan 2 dB is toegenomen én indien de geluidsbelasting na reconstructie 48 dB of meer bedraagt, is er sprake van een reconstructiesituatie in de zin van de Wet geluidhinder.

Als voorkeursgrenswaarde bij een akoestisch te onderzoeken reconstructie dient de geluidsbelasting te worden aangehouden van de situatie, één jaar voor reconstructie. Indien deze geluidsbelasting lager is dan 48 dB, bedraagt de voorkeursgrenswaarde 48 dB en bedraagt ook de referentiewaarde 48 dB. Wanneer eerder een hogere waarde is vastgesteld, geldt de laagste van de volgende waarden als voorkeursgrenswaarde:

  • de heersende geluidsbelasting;
  • de hogere (vastgestelde) grenswaarde.

De geluidsbelasting mag ten gevolge van de reconstructie in principe niet met meer dan 5 dB toenemen.

30 km/h-wegen

Zoals gesteld zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h of lager op basis van de Wgh niet-gezoneerd. Akoestisch onderzoek zou achterwege kunnen blijven. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Indien dit niet het geval is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en/of doelmatig zijn. Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting wordt bij gebrek aan wettelijke normen aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt wordt de voorkeursgrenswaarde en de uiterste grenswaarde als referentiekader gehanteerd. De voorkeursgrenswaarde geldt hierbij als richtwaarde en de uiterste grenswaarde als maximaal aanvaardbare waarde.

Onderzoek

Rekenmethodiek en invoergegevens

Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en meetvoorschrift Geluidhinder 2006. De berekeningen zijn opgenomen in Bijlage 6.

Voor de gehanteerde verkeersgegevens wordt verwezen naar het verkeersonderzoek voor Hofland Oost2 en het vervolgonderzoek (zoals genoemd in de paragraaf verkeer). Ervan uitgaande dat de weg in 2013 wordt gerealiseerd is voor het reconstructie onderzoek uitgegaan van de jaren 2012 (1 jaar voor reconstructie) en 2023 (10 jaar na reconstructie). In het onderzoek is uitgegaan van een worstcasesituatie.

Tabel 6.1 Verkeersintensiteiten mvt/etmaal (afgerond op 50-tallen)

2012 2013 2023
Nieuwe weg - 1.500 1.650
Blokland 1.050 1.600 1.750

Voor de voertuigverdeling van het verkeer op de nieuwe weg is uitgegaan van een standaardverdeling van het verkeer op een wijkverzamelweg en voor het Blokland van een landelijke ontsluitingsweg. De wegdekverharding op beide wegen bestaat uit asfalt.

Resultaten gezoneerde wegen

Nieuwe weg

Uit de berekeningen blijkt dat de 48 dB-contour ten gevolge van het verkeer op het 60 km/h gedeelte op een afstand van 24 m uit de as van de weg ligt. De bestaande woningen zijn echter op grotere afstand gelegen zodat sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.

Reconstructiesituatie

De resultaten van het uitgevoerde onderzoek zijn samengevat in tabel 6.2. In deze tabel is de geluidsbelasting aan de gevel van de dichtstbij het Blokland gelegen woning weergegeven. Verder is het verschil tussen de geluidsbelastingen uitgerekend.

Tabel 6.2 Geluidsbelasting Blokland

afstand waarneem-hoogte Lden 2012 (dB) Lden 2023 (dB) toe- of afname boven voorkeursgrens- waarde (dB) reconstructie
maatgevende woning op
22 m
4,5 m 46,96 dB 49,18 dB +1,18 nee

De geluidsbelasting aan de gevels van de woning zal door de aansluiting van de nieuwe weg op het Blokland met minder dan 1,5 dB toenemen. Hierbij geldt dat sprake is van een aanvaardbare geluidssituatie aangezien dergelijke beperkte toenames conform de Wgh zijn toegestaan. Tevens is een toename van de geluidshinder van circa 1 dB voor het menselijk oor nauwelijks hoorbaar.

Resultaten niet-gezoneerde weg

Nieuwe situatie

Uit de berekeningen blijkt dat de 48 dB contour op een afstand van 12 m uit de as van de weg is gelegen ten gevolge van het verkeer op het 30 km/h-gedeelte. Ook hier zijn de woningen op grotere afstand gelegen zodat aan de gevels van de woningen ten gevolge van het verkeer op de nieuwe weg sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.

Conclusie

Ten gevolge van het verkeer op de nieuwe weg is sprake van een aanvaardbare akoestische situatie. Eveneens is ten gevolge van de nieuwe aansluiting ter hoogte van het Blokland sprake van een aanvaardbare toename van het geluidsniveau. Het aspect wegverkeerslawaai staat de aanleg van de nieuwe verbinding dan ook niet in de weg.

  1. 2. VIA, Verkeersadvies Hofland Oost, projectcode: VNL0335_802-R01, d.d. 25 september 2008.

6.4 Bodem

Toetsingskader

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen moet worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak.

Onderzoek en conclusie

Het bestemmingsplan maakt de aanleg van een weg mogelijk. De gebruikers van deze weg zullen in de regel geen contact hebben met de bodem. Ook zal de aanleg en het gebruik van de weg niet tot grootschalige bodemverontreiniging leiden. De gronden waarop de weg wordt aangelegd zijn in gebruik als weiland. Grootschalige bodemverontreinigingen zullen hier naar verwachting dan ook niet aanwezig zijn. Uit onderzoek van Grontmij (zie Bijlage 7) blijkt dat de bodem bestaat uit klei met in de bovengrond resten puin. Grootschalige verontreinigingen zijn in dit onderzoek niet aangetroffen. Ook uit de bodemkwaliteitskaart van de provincie Utrecht blijkt dat ter plaatse van het plangebied geen grootschalige verontreinigingen of ondergrondse tanks worden verwacht. Daarom wordt geconcludeerd dat het aspect bodem geen belemmering oplevert voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

6.5 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan.

Waterschapsbeleid

In de Waterstructuurvisie (2002) is door het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden een langetermijnvisie (voor 2050) en een middellangetermijnvisie (tot 2015) ontwikkeld voor een duurzamer waterbeheer voor het beheersgebied. In het plangebied speelt het ontwikkelen van een duurzaam stedelijk waterbeheer. Het gaat dan met name om schoon oppervlaktewater, het zo lang mogelijk vasthouden, infiltreren, afkoppelen van hemelwater en waar mogelijk aanleggen van een verbeterd gescheiden riolering.

Water voorop!, zo luidt de van het Waterbeheerplan 2010-2015 van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. In dit plan staat hoe het Hoogheemraadschap zorgt voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem. Zo'n systeem draagt bij aan een betere leefomgeving van mens, dier en plant. In het waterbeheerplan wordt een overzicht gegeven van:

  • de ambities en doelen voor 2010 tot en met 2015;
  • de maatregelen die nodig zijn om deze doelen te halen.

Het gaat hierbij om de beleidsvelden veiligheid, watersystemen en (afval)waterketen in samenhang met de ruimtelijke omgeving, natuur- en milieudoelen en maatschappelijke en klimatologische ontwikkelingen. Het Hoogheemraadschap zorgt als waterautoriteit voor veilige dijken, droge voeten en schoon water. Kernwaarden bij onze aanpak zijn: duurzaamheid, kwaliteit, resultaatgerichtheid, innovativiteit en efficiency.

Tevens is dit waterbeheerplan een regionale uitwerking van Europees (KRW) en nationaal (WB21) beleid.

Beleidsregels Keur 2009

Beleidsregel 13

Deze beleidsregel is van toepassing in het gehele beheersgebied van het Waterschap en geldt zowel binnen als buiten de bebouwde kom. Doel van het beleid is om effecten van nieuwe stedelijke uitbreidingen te neutraliseren. Om te voorkomen dat individuele bewoners voor kleine voorzieningen zoals serres, tuinschuurtjes of enkele woningen, moeten compenseren, is een ondergrens ingesteld. De minimale oppervlakte waarvoor deze beleidsregel geldt, bedraagt binnen de bebouwde kom 500 m² nieuw verhard oppervlak waarvan het hemelwater direct of indirect op het oppervlaktewater wordt geloosd en buiten de bebouwde kom 1.000 m² nieuw verhard oppervlak (zie Besluit algemene regels keur HDSR 2009, algemene regel 14).

Uitbreiding van verhard oppervlak moet, vanuit hydrologische optiek gezien, waterbalansneutraal plaatsvinden. Indien dit niet kan door infiltratie in de bodem, kan dat door nieuwe bergingscapaciteit aan te leggen die de extra afvoer van het nieuwe verharde oppervlak als het ware neutraliseert dan wel de piekafvoer opvangt. De aanvrager (veroorzakerprincipe) moet zelf bij de vergunningaanvraag aangeven hoe en welke voorzieningen getroffen zullen worden om de lozing terug te brengen tot de maatgevende afvoer. Daarvoor moet een beheerplan worden verlegd. Indien dat niet mogelijk is zijn de volgende maatregelen (in volgorde van belangrijkheid) mogelijk:

  1. a. compenseren direct bij het lozingspunt; indien niet mogelijk gemotiveerd uitwijken naar b;
  2. b. compenseren in het zelfde peilgebied; indien niet mogelijk, gemotiveerd uitwijken naar c;
  3. c. compenseren in aangrenzend benedenstrooms peilgebied (met lager peil dus); indien niet mogelijk, gemotiveerd uitwijken naar d;
  4. d. compenseren in aangrenzend bovenstrooms peilgebied (met hoger peil); indien niet mogelijk, gemotiveerd uitwijken naar e;
  5. e. compenseren in hetzelfde bemalingsgebied.

Het Hoogheemraadschap kan tijdens een watertoetsproces, of in het vooroverleg van de vergunningaanvraag, adviseren bij het maken van keuzes.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied is gelegen aan de zuidoostkant van Montfoort en bestaat uit grasland.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit klei. Er is sprake van grondwatertrap III. Dit betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand zich op een diepte bevindt hoger dan 0,4 m onder maaiveld en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand zich bevindt tussen de 0,8 en 1,2 m onder maaiveld.

Waterkwantiteit

Het plangebied ligt in de polder Heeswijk. Het plangebied ligt gedeeltelijk in het noordelijk peilgebied waarvan het waterpeil tussen de -1,45 en -1,55 m NAP fluctueert en ligt gedeeltelijk in het zuidelijke peilgebied dat een vast peil heeft van -1 m NAP. In het plangebied zijn enkele watergangen aanwezig.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied ligt niet in de kern- en/of beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is op dit moment ongerioleerd.

Toekomstige situatie

Algemeen

In het plangebied wordt een weg gerealiseerd. Het verhard oppervlak neemt toe met circa 3.314 m². Deze toename aan verharding dient gecompenseerd (15% van toename verharding) te worden. In het wegontwerp is een oppervlakte van circa 768 m² nieuw water opgenomen en als zodanig bestemd. Dit betekent dat ruimschoots wordt voldaan aan de compensatieverplichting van het Hoogheemraadschap (23% nieuw oppervlaktewater).

Bij het graven van de waterberging in de westelijke watergang wordt een natuurvriendelijke oever aangelegd met een talud van 1:3. Dit levert een beter ontwikkelde oevervegetatie op en is daarmee van positieve invloed op de waterkwaliteit.

Halverwege de Wederiksingel is aan de westzijde een stuw aanwezig die de peilschieding tussen de hoogwatervoorziening en de polder in stand houdt. Deze is ook op grond van dit bestemmingsplan ook mogelijk.

Veiligheid en waterkeringen

Het plan heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in)filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI (Afvalwater Zuiveringsinstallatie).

Het plangebied wordt voorzien van een verbeterd gescheiden stelsel dat wordt aangesloten op het reeds gerealiseerde stelsel. Het afstromend hemelwater van de weg wordt via de berm afgevoerd naar het naastgelegen oppervlaktewater.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het Hoogheemraadschap een watervergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Er worden geen sloten gedempt in het plangebied met uitzondering van de bermsloot langs Blokland bij de kruising met het nieuwe wegvlak. Het nieuwe oppervlaktewater wordt door middel van duikers aan het watersysteem gekoppeld.

Water in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

6.6 Ecologie

Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in Bijlage 1.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit een langgerekt perceel dat wordt begraasd door schapen. De aanwezige vegetatie bestaat uit hoogproductief grasland. Over de gehele lengte wordt het perceel begrensd door sloten. Aan de zuidkant staan twee knotwilgen, een es en een zwarte els. Andere houtige opgaande begroeiing is niet aanwezig.

Beoogde ontwikkelingen

Het bestemmingsplan voorziet in het doortrekken van de Wederiksingel naar Blokland. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:

  • verwijderen beplanting en bomen;
  • aanlegwerkzaamheden.

Resultaten onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna Ffw) nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.

Het bestemmingsplan voorziet in de aanleg van een ontsluitingsweg. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden. In het plangebied komen mogelijk de volgende beschermde soorten voor.

vrijstellingsregeling Ffw tabel 1 zwanebloem

gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, mol, egel, veldmuis, aardmuis, woelrat, rosse woelmuis, bosmuis, wezel, hermelijn, bunzing, ree, konijn, haas en vos

bruine kikker en meerkikker
ontheffingsregeling Ffw tabel 2 kleine modderkruiper
tabel 3 bijlage 1 AMvB
bijlage IV HR alle vleermuizen (beperkt foerageergebied)
rugstreeppad
vogels cat. 1 t/m 4 steenuil
  • Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Flora- en faunawet omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • In het plangebied is de steenuil aanwezig. Deze soort is jaarrond, dus ook buiten het broedseizoen, beschermd. Als gevolg van de aanleg van de Wederiksingel wordt het leefgebied van deze soort aangetast. Momenteel is de gemeente in overleg met het ministerie van EL&I om plannen voor compensatiegebied uit te werken. Dit compensatiegebied zal worden gerealiseerd door middel van het toevoegen van 30-40 knotwilgen en fruitbomen en het ophangen van nestkasten. Door het treffen van deze compenserende maatregelen zal overtreding van de Ffw worden voorkomen.
  • In de watergangen komt de kleine modderkruiper (tabel 2-soort) voor. Aantasting van de kleine modderkruiper tijdens werkzaamheden aan of het dempen van watergangen dient voorkomen te worden door de soort voorafgaand aan de werkzaamheden te verplaatsen. Deze werkzaamheden kunnen zonder ontheffing worden uitgevoerd, indien de aannemer beschikt over een goedgekeurde gedragscode. Als dit niet het geval is, moet een ontheffing worden aangevraagd.
  • Bij de uitvoering van de grondwerkzaamheden kunnen maatregelen worden genomen om te voorkomen dat (her)vestiging of (her)kolonisatie van beschermde soorten kan plaatsvinden, daarvoor kan het terrein regelmatig worden gemaaid, zodat er geen (natuurlijke) houtige beplanting kan groeien. Ook het vlak houden van het terrein kan de (her)vestiging van soorten tegengaan. Daarnaast is het dagelijks gebruik van het terrein een vorm van verstoring om (her)vestiging van beschermde soorten tegen te gaan. Echter verstoring mag alleen worden toegepast ter voorkoming van de (her)vestiging van soorten en niet ter bestrijding van al aanwezige soorten. Zo kan bijvoorbeeld voorkomen worden dat de rugstreeppad (die in de omgeving van het plangebied aanwezig is en wordt aangetrokken door grondwerkzaamheden in de nabijheid van water) zich vestigt door de werkzaamheden naadloos op elkaar te laten aansluiten en/of het plangebied voorafgaand aan het uitvoeren van de werkzaamheden volledig af te schermen met antiworteldoek (hoogte 40-50 cm en 5 cm in de grond). Bij graafwerkzaamheden en/of tijdelijke opslag van grond kan voorkomen worden dat soorten als de oeverzwaluw gaan nestelen in de taluds door deze niet steiler te maken dan 1:3. Mochten ondanks deze voorzorgsmaatregelen onverhoopt toch beschermde dieren zich in het gebied vestigen, dan moeten de werkzaamheden worden stilgelegd, gewacht worden tot de nesten vrijwillig zijn verlaten of ontheffing worden aangevraagd.

6.7 Archeologie En Cultuurhistorie

Regelgeving en beleid

Wet archeologische monumentenzorg

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Archeologiebeleid gemeente Montfoort

De gemeente Montfoort heeft een archeologische beleidskaart waarop aangegeven is in welke gebieden en gevallen archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden.

Onderzoek en conclusie

Op de archeologische waardenkaart van de gemeente Montfoort is aangegeven dat het plangebied geen archeologische verwachting kent (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.BPWederiksingel-vg01_0010.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0335.BPWederiksingel-vg01_0011.png"

Uitsnede archeologische verwachtingenkaart gemeente Montfoort

Dit is gelegen in het feit dat in het kader van de ontwikkeling Hofland-Oost reeds onderzoek heeft plaatsgevonden.

Uit het archeologisch bureauonderzoek (zie Bijlage 2) blijkt dat de Stuivenbergse Stroomrug, gelegen ter hoogte van de weg Blokland, archeologische resten kan bevatten die dateren vanaf de Romeinse Tijd. Gezien de relatief hoge en droge ligging ten opzichte van de directe omgeving, heeft de stroomrug een zeer geschikte bewoningslocatie gevormd. De archeologische verwachting voor het zuidelijke deel van het deelplangebied is derhalve hoog. Meer richting het noorden is er sprake van een middelhoge tot lage verwachting.

Om die reden is in 2009 een inventariserend veldonderzoek verricht (zie Bijlage 3). Daarbij is ter plaatse van het plangebied een werkput gegraven (werkput 2, zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0335.BPWederiksingel-vg01_0012.png"

In werkput 2 zijn, zoals verwacht op basis van het vooronderzoek, oeverafzettingen op beddingafzettingen van de Stuivenbergse stroomrug aangetroffen. In de afzettingen van de Stuivensbergse stroomrug is een vegetatiehorizont gevormd die overal is teruggevonden. De vegetatiehorizont wordt afgedekt door een dunne kleilaag, waarschijnlijk afkomstig van de Hollandse IJssel.

Het proefsleuvenonderzoek heeft aangetoond dat de op basis van het vooronderzoek veronderstelde vindplaatsen kunnen worden verworpen. Tijdens het proefsleuvenonderzoek is geen archeologisch vondstmateriaal aangetroffen. Alleen in de

bouwvoor zijn spikkels baksteenresten en een enkel fragment vroegmodern aardewerk waargenomen. Deze zijn niet verzameld.

Geconcludeerd kan worden dan het aspect archeologie de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

6.8 Externe Veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Voor bedrijven geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan om gewichtige reden worden afgeweken. Zowel de grenswaarde als de richtwaarde liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan de grenswaarde worden voldaan en de richtwaarde in acht genomen worden, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft.

Voor transportassen geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde.

Onderzoek en conclusie

Het project betreft het doortrekken van de Wederiksingel, een bestaande weg. Een weg is noch een kwetsbaar noch een beperkt kwetsbaar object. De ligging van de beoogde ontsluiting binnen een PR 10-6-risicocontour vormt dus geen belemmering voor de uitvoering van dit plan. Tevens heeft de aanleg van een ontsluitingsweg niet tot gevolg dat op deze weg meer mensen zullen verblijven. De ontsluitingsweg leidt immers tot een betere doorstroming van het verkeer. De aanleg van de ontsluiting kan dan ook geen invloed op de hoogte van het GR hebben. Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt overigens dat in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen liggen. Ook worden hier in de huidige situatie geen gevaarlijke stoffen vervoerd. De Wederiksingel zal ook na de realisatie van dit bestemmingsplan niet voor dergelijk vervoer worden gebruikt. Het aspect externe veiligheid staat de vaststelling van dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

6.9 Planologisch Relevante Leidingen

Zowel in het plangebied als in de directe omgeving van het plangebied liggen geen planologisch relevante leidingen. Ook zijn hier geen hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen aanwezig. Er wordt daarom geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

6.10 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 6.3 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 6.3 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof toetsing van grenswaarde geldig
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 60 µg/m³ 2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 2015
fijn stof (PM10)1) jaargemiddelde concentratie 48 µg/m³ tot en met 10 juni 2011
jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 75 µg/m³ tot en met 10 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ vanaf 11 juni 2011
  1. 1. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wm behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden, of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen, uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens, tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In dit Besluit en bijbehorende regeling is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit is onder andere het geval wanneer een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde stikstofdioxide en fijn stof.

Onderzoek en conclusie

Het bestemmingsplan maakt het doortrekken van een reeds bestaande weg, namelijk de Wederiksingel, mogelijk. Dit project maakt onderdeel uit van de ontwikkeling van de nieuwbouwwijk Hofland-Oost. De nieuwe weg zal ook worden gebruikt als ontsluiting voor deze nieuwbouwwijk. Om te bepalen of de ontwikkeling van de nieuwbouwwijk tot overschrijdingen van de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof leidt, is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 4. Uit dit onderzoek blijkt dat de gehele ontwikkeling van de nieuwbouwwijk niet leidt tot overschrijdingen van bovengenoemde grenswaarden. De nieuwe weg zal gebruikt worden als ontsluiting van deze wijk en maakt dus onderdeel uit van deze ontwikkeling. Daarom zal ook het doortrekken van de Wederiksingel niet tot overschrijding van deze grenswaarden leiden. Ter plaatse van het plangebied zal de luchtkwaliteit dan ook aanvaardbaar zijn. Er wordt daarom geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg staat.

Bijlage 1 Bureauonderzoek Flora En Fauna

Bijlage 1 Bureauonderzoek flora en fauna

Bijlage 2 Archeologisch Bureauonderzoek

Bijlage 2 Archeologisch bureauonderzoek

Bijlage 3 Archeologisch Veldonderzoek

Bijlage 3 Archeologisch veldonderzoek

Bijlage 4 Onderzoek Luchtkwaliteit

Bijlage 4 Onderzoek luchtkwaliteit

Bijlage 5 Vervolgonderzoek Verkeer Hofland-oost

Bijlage 5 Vervolgonderzoek verkeer Hofland-Oost

Bijlage 6 Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 6 Onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 7 Bodemonderzoek

Bijlage 7 Bodemonderzoek

Bijlage 8 Veldonderzoek Flora- En Fauna

Bijlage 8 Veldonderzoek flora- en fauna

Bijlage 9 Overlegreacties

Bijlage 9 Overlegreacties

Bijlage 10 Nota Zienswijzen

Bijlage 10 Nota zienswijzen