KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd - 1
Artikel 4 Gemengd - 2
Artikel 5 Gemengd - 3
Artikel 6 Groen - 1
Artikel 7 Groen - 2
Artikel 8 Groen - 3
Artikel 9 Kantoor - 1
Artikel 10 Kantoor - 2
Artikel 11 Leiding - Gas 1
Artikel 12 Leiding - Gas 2
Artikel 13 Leiding - Riool
Artikel 14 Sport
Artikel 15 Verkeer - 1
Artikel 16 Verkeer - 2
Artikel 17 Verkeer - 3
Artikel 18 Verkeer - Openbaar Vervoer
Artikel 19 Verkeer - Railverkeer
Artikel 20 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 21 Waarde - Archeologie
Artikel 22 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
Artikel 23 Water
Artikel 24 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 25 Anti-dubbeltelregel
Artikel 26 Algemene Bouwregels
Artikel 27 Algemene Gebruiksregels
Artikel 28 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 29 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 30 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht
Artikel 32 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Doelstelling
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Geldende Plannen
1.4 Bestemmingsplanmethodiek
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Relevante Beleidskaders
2.1 Rijksbeleid
2.2 Gemeentelijk Beleid
2.3 Conclusie
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie En De Aanpassing Per Deelgebied
3.1 Inleiding
3.2 Aanpassingen
3.3 Deelgebied A
3.4 Deelgebied B
3.5 Deelgebied C
3.6 Deelgebied D
3.7 Deelgebied E
3.8 Deelgebied F
3.9 Deelgebied G
3.10 Deelgebied H
3.11 Deelgebied I
3.12 Deelgebied J
Hoofdstuk 4 Onderzoek En Randvoorwaarden
4.1 Inleiding
4.2 Milieu-effectrapportage
4.3 Geluidhinder
4.4 Geur
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Luchtkwaliteit
4.7 Bodem
4.8 Natuurbescherming
4.9 Bomen En Groen
4.10 Water
4.11 Duurzaamheid In Gebouwde Omgeving
4.12 Archeologie
4.13 Cultuurhistorie
4.14 Kabels En Leidingen
4.15 Kwaliteit Van De Leefomgeving
4.16 Gezondheid
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Juridische Plantoelichting
6.1 Inleiding
6.2 Planvorm
6.3 Opbouw Regels
6.4 Regeling Bijbehorende Bouwwerken
6.5 Systematiek Van De Bestemming Wonen
6.6 Artikelsgewijze Toelichting
6.7 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
6.8 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
6.9 Lijst Van Horeca-activiteiten
6.10 Handhaving
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Toelichting Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Lijst Van Horeca-activiteiten
Bijlage 4 Lijst Van Bedrijven Functiemenging
Bijlage 5 Lijst Bestaand Parkeren In Tuinen En Op Erven
Bijlage 6 Afsluiterstations S-6227 En S-6265
Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek 2e Asselijnstraat
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek Busbaan Kruisvaart
Bijlage 9 Kaart Dakterrassen Op Hoofdgebouwen Utrecht Oost
Bijlage 10 Kaart Bijzonder Bouwlagen Binnen Beschermd Stadsgezicht Utrecht-oost
Bijlage 1 Aangepaste Tekst Artikel 7 Gemengd - 3
Bijlage 2 Biltstraat 63 Gemeentelijk Monument
Bijlage 3 Lijst Beeldbepalende Gebouwen Utrecht-oost
Bijlage 4 Archeologische Waardenkaart
Bijlage 5 Aanwijzingsbesluit Beschermd Stadsgezicht Utrecht-oost
Bijlage 6 Begrenzingskaart Beschermd Stadsgezicht Utrecht-oost
Bijlage 7 Geluidzonekaart Hulpwarmtecentrale
Bijlage 8 Advies Rud Utrecht 20-9-2018

Actualisering diverse gebieden 2019

Bestemmingsplan - gemeente Utrecht

Vastgesteld op 21-11-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Actualisering diverse gebieden 2019 met identificatienummer NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2019-VA01 van de gemeente Utrecht.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aan-huis-verbonden bedrijf

Beroep of bedrijf dat in een woning of een daarbij bijhorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarvan de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en degene die het beroep of het bedrijf uitoefent bewoner van de woning is.

Hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: een detailhandelsvestiging, een afhaalzaak, een horecabedrijf, een belhuis en een seksinrichting; hieronder wordt onder andere wel verstaan: een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang.

1.4 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding wanneer het een vlak betreft.

1.6 Archeologisch onderzoek

Onderzoek verricht door of namens een bedrijf dat beschikt over het in artikel 1, eerste lid, van de Erfgoedwet, bedoelde certificaat.

1.7 Archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.8 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 Bebouwingspercentage

Het met een aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en bijbehorende bouwwerken.

1.10 Bed & breakfast

Het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs)woning.

1.11 Bedrijf

Een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, produceren, bewerken/herstellen, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.12 Bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.13 Bestaand

  1. a. Bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  2. b. Bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan:
    1. 1. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Woningwet zijn gebouwd;
    2. 2. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een bouwvergunning op grond van de Woningwet.

1.14 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.15 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 Bevi-inrichting

Een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.17 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.18 Bijzondere bouwlaag

  1. a. Een bouwlaag die aan de voorzijde en/of eventueel aan de achterzijde een hellend dakvlak heeft en voor het overige deel plat is afgedekt, dan wel;
  2. b. Een ten opzichte van de voorgevel terugliggende bouwlaag.

1.19 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.20 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.21 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een onderbouw, een kap en een bijzondere bouwlaag.

1.22 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23 Bouwperceelsgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.24 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.25 Bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.26 Brutovloeroppervlak

De totale binnen een gebouw beschikbare vloeroppervlakte, inclusief de verdiepingen.

1.27 Cultuurhistorische waarde

De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.28 Eigen toegang

Een deur die direct toegang geeft tot de woning, die bereikbaar is via de straatzijde of vanuit een gemeenschappelijke hal en die voorzien is van een door de gemeente verleend huisnummer.

1.29 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 Hoogte-accent

Een incidenteel en rank gebouw of een beperkt onderdeel van een gebouw, met een afwijkende bouwhoogte naar boven ten opzichte van de direct omliggende bebouwing, dat dient als markering en/of oriëntatiepunt van een bijzondere plek in een wijk of buurt.

1.31 Hoofdgebouw

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.32 Horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van drank en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.

1.33 Industrieterrein

terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

1.34 Kantoor

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve werkzaamheden en voor zakelijke dienstverlening, alsmede seminars en congressen die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie van een kantoorhoudende onderneming en kunnen worden beschouwd als onderdeel van de kantoorfunctie.

1.35 Kap

Een gesloten en hellend of gedeeltelijk hellend dak.

1.36 Kelder

Het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat geheel onder het peil ligt.

1.37 Lijst van Bedrijfsactiviteiten

De Lijst van Bedrijfsactiviteiten die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van bedrijfsactiviteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.

1.38 Lijst van Bedrijven functiemenging

De Lijst van Bedrijven functiemenging die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van bedrijfsactiviteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.

1.39 Lijst van Horeca-activiteiten

De Lijst van Horeca-activiteiten die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van horeca-activiteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.

1.40 Manege

Een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, al dan niet in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke) logies- en/of verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.41 Omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.42 Omzetting (van een woning)

Een zelfstandige woning, of een deel daarvan, in gebruik geven of laten geven als onzelfstandige woonruimte.

1.43 Onderbouw

Een kelder of een souterrain.

1.44 Ondersteunende horeca

Horeca in een detailhandelsvestiging, waarbij als voorwaarden gelden dat:

  1. a. het horecadeel niet direct zichtbaar is vanaf de straatzijde;
  2. b. het pand het aanzicht en de uitstraling behoudt van een detailhandelsvestiging;
  3. c. voor detailhandel tot en met 1.000 m2 bvo de verhouding tussen horeca en publiekstoegankelijke detailhandel 30:70 bedraagt en er een directe relatie is met de producten die in de winkel worden verkocht (het gaat primair om het proeven van producten die in de winkel worden verkocht);
  4. d. voor detailhandel die meer bedraagt dan 1.000 m2 de horeca maximaal 20% bedraagt van het bebouwd oppervlak; dit geldt ook voor de non-food, zoals kledingwinkels, boekwinkels, schoenenzaken et cetera;
  5. e. de vestiging zich houdt aan de algemeen gehanteerde winkeltijden.

1.45 Onzelfstandige woonruimte

Woonruimte die niet voldoet aan de begripsbepaling zelfstandige woonruimte.

1.46 Peil

  1. a. Voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg.
  2. b. Voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het
    aansluitende afgewerkte maaiveld.
  3. c. Voor gebouwen die grenzen aan een dijk: de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van het bouwwerk.

1.47 Verordening op de Archeologische Monumentenzorg:

De sedert 22 december 2009 van kracht zijnde Verordening op de Archeologische Monumentenzorg van de gemeente Utrecht.

1.48 Voorgevelrooilijn

Een lijn die wordt bepaald door de naar het openbaar toegankelijk gebied, zoals de weg, openbaar groen of water, gekeerde gevel of het verlengde daarvan, van een hoofdgebouw.

1.49 Woning

Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.50 Woningvorming

Een woning verbouwen tot twee of meer woningen of het zodanig inrichten, gebruiken of laten gebruiken van een deel van de woning dat er feitelijk twee of meer woningen ontstaan.

1.51 Woonlaag

Een bouwlaag die voor bewoning is bestemd.

1.52 Woonruimte

Besloten ruimte die, al dan niet tezamen met één of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning van één huishouden.

1.53 Zelfstandige woonruimte

Woonruimte die een eigen toegang heeft en die door één huishouden kan worden bewoond zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen, zoals badruimte, toilet en keuken, buiten de woonruimte.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de hoogte van een kap:

Vanaf de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot het hoogste punt van de kap.

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca" een hotel;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding "manege" een manege;
  3. c. maximaal 1 bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf;
  4. d. met paardensportactiviteiten samenhangende, ondergeschikte detailhandel;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-1' tevens horeca tot en met categorie C van de bij deze regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten die met paardensportactiviteiten samenhangen, uitsluitend op de begane grond;
  6. f. de bij de bestemming behorende paardensportvoorzieningen in de vorm van een paardenbak, verkeers-, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterbeheer en waterberging, tuinen, erven en terreinen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

Artikel 4 Gemengd - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  2. b. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  3. c. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf dan wel een bed & breakfast, uitsluitend vanaf de eerste verdieping;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca - 1' tevens horeca tot en met categorie C van de bij deze regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten uitsluitend op de begane grond,
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca - 2' tevens horeca tot en met categorie B van de bij deze regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten uitsluitend op de begane grond,
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens kantoren, uitsluitend op de begane grond,
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' tevens bedrijven zoals opgenomen in de categorieën A en/of B1 van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijven functiemenging uitsluitend op de begane grond;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - afhaalzaak' tevens een afhaalzaak, uitsluitend op de begane grond;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'hotel' tevens een hotel;
  11. k. de bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regel 4.3.1 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijvenfunctiemenging wanneer en voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijvenfunctiemenging.

Artikel 5 Gemengd - 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf dan wel een bed & breakfast;
  2. b. kantoren, uitsluitend op de begane grond;
  3. c. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
  4. d. ateliers, uitsluitend op de begane grond;
  5. e. bedrijven, zoals opgenomen in de categorieën A en/of B1 van de bij deze regels behorende Lijstvan Bedrijven functiemenging uitsluitend op de begane grond;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca - 2' tevens horeca tot en met categorie B van de bij deze regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' tevens dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1' tevens maatschappelijke voorzieningen;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 2' tevens een hotel, uitsluitend op de begane grond;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'hotel' tevens een hotel;
  12. l. de bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 5.3.2 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijvenfunctiemenging wanneer en voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijvenfunctiemenging.

Artikel 6 Groen - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, gazons en beplantingen;
  2. b. fiets-en voetpaden;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. geluidwerende voorzieningen;
  6. f. water, waterbeheer en waterberging;
  7. g. de bij de bestemming behorende voorzieningen zoals civieltechnische bouwwerken, waaronder duikers, bruggen en faunapassages.

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Groen - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, gazons en beplantingen;
  2. b. fiets-en voetpaden;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. water, waterbeheer en waterberging;
  6. f. evenementen;
  7. g. bermen en bermsloten;
  8. h. onderhoudspaden en -stroken ten behoeve van de aangrenzende bestemming(en);
  9. i. de bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals civieltechnische bouwwerken, waaronder duikers, bruggen en faunapassages;
  10. j. onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens.

7.2 Bouwregels

  1. a. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met uitzondering van erf- en perceelafscheidingen welke niet meer dan 1 meter hoog mogen zijn.
  2. b. De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag in afwijking van het bepaalde genoemd onder a., niet meer bedragen dan 4 meter.
  3. c. Het gestelde onder a geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer.

Artikel 8 Groen - 3

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, gazons en beplantingen;
  2. b. fiets-en voetpaden;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' tevens voor een geluidswal of –scherm;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  7. g. water, oevers, waterbeheer en waterberging;
  8. h. onderhoudspaden en -stroken ten behoeve van de aangrenzende bestemming(en) Verkeer;
  9. i. de bij de bestemming behorende voorzieningen zoals civieltechnische bouwwerken, waaronder duikers, bruggen en faunapassages.

8.2 Bouwregels

Artikel 9 Kantoor - 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Kantoor - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is een parkeergarage toegestaan;
  3. c. de bij de bestemming behorende (gebouwde) parkeervoorzieningen, verkeers- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, luifels, (lucht)bruggen, water, tuinen, erven en terreinen.

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Kantoor - 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Kantoor - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'Horecacategorie D2' tevens voor 1 horecavestiging in de categorie D2 zoals genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van horeca-activiteiten;
  3. c. ter plaatse van de bouwaanduiding 'Onderdoorgang' voor een onderdoorgang;
  4. d. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer-, groen- en nutsvoorzieningen, terrassen, water, tuinen, erven en terreinen.

10.2 Bouwregels

Artikel 11 Leiding - Gas 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas 1 aangewezen gronden zijn, naast voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding.

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - Gas' geldt een belemmeringenstrook ter breedte van 4 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.
  2. b. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel voor de regels die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
  3. c. Voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen krijgt de dubbelbestemming 'Leiding – Gas' voorrang.

11.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in regel 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten
    hoogste 2 meter.
  2. b. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, wanneer het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 11.2 onder b, wanneer:
a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
b. vooraf overleg is geweest met de betrokken leidingbeheerder.

11.4 Aanlegvergunning

Artikel 12 Leiding - Gas 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas 2 aangewezen gronden zijn, naast voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor aardgastransportleiding en daarbij behorende voorzieningen.

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' geldt een belemmeringenstrook ter breedte van 4 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.
  2. b. De diameter en druk van de leidingen zoals bedoeld in de rapportage 'QRA Modificaties Afsluiterstations S-6227 en S-6265' (zie Bijlage 6 bij de regels) mogen niet worden veranderd.
  3. c. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel voor de regels die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
  4. d. Voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen krijgt de dubbelbestemming 'Leiding – Gas' voorrang.

12.2 Bouwregels

  1. a. Binnen deze bestemming mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de overige bestemmingen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter.
  2. b. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming (en) mag -met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende regels- uitsluitend worden gebouwd, wanneer dit betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in regel 12.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen van deze gronden, met inachtneming van de desbetreffende regels, wanneer:

  1. a. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten, en
  2. b. ter zake daarvan vooraf advies van de beheerder van de betreffende leiding is ingewonnen.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. 1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding-Gas -2 zonder of in afwijking van omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. a. het wijzigen van het waterbodemniveau door vergraving of demping;
    2. b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. c. het aanbrengen en het rooien/vellen van hoogopstaande of diepwortelende beplantingen en bomen;
    4. d. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    5. e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    6. f. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    7. g. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    8. h. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    9. i. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  2. 2. Het verbod genoemd in lid 12.4 onder 1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend, zoals in regel 12.3 bedoeld;
  2. b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  3. c. al in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
  1. 3. De werken en werkzaamheden, zoals in lid 12.4 onder 1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, wanneer het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen wint het college van burgemeester en wethouders vooraf advies in bij de beheerder van de betreffende leiding.

12.5 Strafbepaling

Overtreding van het verbod van regel 12.4 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 13 Leiding - Riool

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor een ondergrondse rioolpersleiding.

13.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de overige bestemmingen, uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 13.2 voor:

  1. a. het bouwen van gebouwen ten behoeve van de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding;
  2. b. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.

Artikel 14 Sport

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het uitoefenen van sportactiviteiten;
  2. b. evenementen;
  3. c. speelvoorzieningen;
  4. d. kinderopvang;
  5. e. met de sportactiviteiten samenhangende, ondergeschikte horecavoorzieningen;
  6. f. met de sportactiviteiten samenhangende, ondergeschikte detailhandelsvoorzieningen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens voor een parkeerterrein;
  8. h. water, waterbeheer en waterberging;
  9. i. de daarbij behorende verkeers- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, erven en terreinen en civieltechnische bouwwerken, waaronder duikers en bruggen, een en ander met uitzondering van bedrijfswoningen.

14.2 Bouwregels

14.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder regel 15.2.2 en toestaan dat lichtmasten wordt gebouwd met een maximale hoogte van 20 meter, mits uit onderzoek blijkt dat daardoor geen onevenredige lichthinder ontstaat.

Artikel 15 Verkeer - 1

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. rijwegen;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. water en kruisingen met water;
  5. e. waterbeheer en waterberging;
  6. f. hoogwaardig openbaar vervoerbanen;
  7. g. (kruisingen met) railverkeer;
  8. h. geluidwerende voorzieningen;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren (pk)': uitsluitend voor (gebouwde) parkeervoorzieningen en de daarbij behorende in - en uitritten;
  10. j. de bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, gebouwde wachtruimten, fietsenstallingen, reclame-uitingen en civieltechnische bouwwerken.

15.2 Bouwregels

Artikel 16 Verkeer - 2

16.1 Bestemmingomschrijving

De voor Verkeer - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. rijweg met maximaal 2 rijstroken;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. water en kruisingen met water ter plaatse van de aanduiding 'water';
  4. d. waterbeheer en waterberging;
  5. e. geluidwerende voorzieningen;
  6. f. de bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en civieltechnische bouwwerken.

16.2 Bouwregels

16.3 Gebruiksverbod

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden te gebruiken ten behoeve van busverkeer.

Artikel 17 Verkeer - 3

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. rijwegen;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. water en kruisingen met water;
  5. e. waterbeheer en waterberging;
  6. f. hoogwaardig openbaar vervoerbanen, inclusief trambanen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'brug' ongelijkvloerse kruisingen met railverkeer;
  8. h. geluidwerende voorzieningen;
  9. i. de bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, trappartijen, (goederen)liften, nutsvoorzieningen, fietsenstallingen, reclame-uitingen en civieltechnische bouwwerken.

17.2 Bouwregels

Artikel 18 Verkeer - Openbaar Vervoer

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Openbaar vervoer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een hoogwaardige openbaarvervoerbaan (HOV-baan), in de vorm van een busbaan;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. waterbeheer en waterberging;
  4. d. water en kruisingen met water;
  5. e. kruisingen met wegen
  6. f. onderhoudspaden, stroken en tijdelijke werkterreinen ten behoeve van openbaar vervoer;
  7. g. evenementen;
  8. h. halteplaatsen;
  9. i. de bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, fietsenstallingen, reclame-uitingen en civieltechnische bouwwerken.

18.2 Bouwregels

  1. a. De oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6m2 per gebouw.
  2. b. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter, gemeten vanaf de busbaan.
  3. c. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ter geleiding, begeleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 3 meter bedragen, gemeten vanaf de bovenkant van de busbaan.
  4. d. In afwijking van het bepaalde genoemd onder c bedraagt de bouwhoogte van vlaggenmasten niet meer dan 6 meter.
  5. e. In afwijking van het bepaalde genoemd onder c bedraagt de bouwhoogte van bruggen niet meer 16 meter gemeten vanaf de bovenkant van de busbaan.

18.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het gebruik van de in regel 18.1 onder a mogelijk gemaakte busbaan is uitsluitend toegestaan overeenkomstig of minimaal gelijkwaardig aan de uitgangspunten die blijkens paragraaf 4.1.2 van het Akoestisch onderzoek van Movares Nederland B.V. met kenmerk R94048BTMEC3-Versie 3.1, d.d. 29 januari 2013, ten grondslag hebben gelegen aan het geluidsonderzoek en het besluit hogere waarde (als Bijlage 8 gevoegd bij de regels).
  2. b. Het bepaalde in regel a dient vóór reguliere ingebruikname te worden aangetoond door middel van een schriftelijke opleveringsrapportage aan het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 19 Verkeer - Railverkeer

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Railverkeer Aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. railverkeer;
  2. b. halteplaatsen;
  3. c. hoogwaardig openbaar vervoerbanen, inclusief trambanen;
  4. d. waterbeheer en waterberging;
  5. e. geluidwerende voorzieningen;
  6. f. de bij de bestemming behorende civieltechnische bouwwerken, paden, fietsenstallingen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

19.2 Bouwregels

  1. a. De bouwhoogte van de overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  2. b. Het gestelde onder b geldt niet voor bouwwerken geen gebouwen zijnde ter geleiding, begeleiding en regeling van het (rail)verkeer.

19.3 Specifieke gebruiksregels

De bestemmingsomschrijving zoals geformuleerd in artikel 19.1 onder f en g laat een gebruik voor de ontsluiting van trein-, tram, en busperrons niet toe.

19.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn in afwijking van het bepaalde in artikel 19.4 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - verkeer 1' bevoegd het gebruik van trappartijen, ten behoeve van de ontsluiting van de trein-, tram, en busperrons, toe te staan met dien verstande dat:

  1. a. de realisatie van de OV-terminal, Stationsplein Oost en Stationsplein West volledig zijn voltooid
  2. b. en schriftelijke akkoord verklaring van spoorwegbeheerder is verkregen
  3. c. en een onafhankelijk en deskundig adviesbureau middels een schriftelijke rapportage aantoont dat niet langer veilige loopstromen in de OV-terminal en op de treinperrons duurzaam gegarandeerd kunnen worden.

Artikel 20 Verkeer - Verblijfsgebied

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verkeer- en verblijfsgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer;
  2. b. water en kruisingen met water, ter plaatse van de aanduiding 'water';
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. waterstaatkundige voorzieningen, waterbeheer en waterberging;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. parkeervoorzieningen;
  7. g. ondergrondse (toegangen tot) gebouwde parkeervoorzieningen;
  8. h. hoogwaardig openbaar vervoerbanen;
  9. i. evenementen;
  10. j. en de daarbij behorende wegen en voet- en fietspaden, stallingruimten voor fietsen en civieltechnische bouwwerken.

20.2 Bouwregels

  1. a. De oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m² per gebouw.
  2. b. De (bouw)hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  3. c. De (bouw)hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  4. d. De (bouw)hoogte van toegangspartijen en overkappingen ten behoeve van de gebouwde parkeervoorzieningen mag in afwijking van het bepaalde onder c niet meer bedragen dan 5 meter.
  5. e. De verticale bouwdiepte van de bouwwerken zoals bedoeld in lid 20.1 onder g mag niet meer bedragen dan 20 meter.

Artikel 21 Waarde - Archeologie

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting.

21.2 Specifieke gebruiksregels

Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen, het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg.

Artikel 22 Waarde - Beschermd Stadsgezicht

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Beschermd Stadsgezicht aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de met het beschermd stadsgezicht verbonden cultuurhistorische waarde.

22.2 Bouwregels

De dakafdekking van een hoofdgebouw mag niet worden gewijzigd.

22.3 Afwijken wijzigen afdekking van gebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de regel in 22.2 onder a ten behoeve van:

  1. a. het wijzigen van de afdekking van een hoofdgebouw, gelegen in het rode gebied zoals aangeduid in de bij deze regels behorende Bijlage 10 Kaart bijzonder bouwlagen binnenBeschermd stadsgezicht Utrecht-Oost met een andere nokrichting en kapvorm dan bestaand, mits de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht niet onevenredig worden aangetast;
  2. b. het wijzigen van de afdekking van een hoofdgebouw, gelegen in het gele gebied zoals aangeduid in de bij deze regels behorende Bijlage 10 Kaart bijzonder bouwlagen binnenBeschermd stadsgezicht Utrecht-Oost met een andere nokrichting en kapvorm dan bestaand of met een bijzondere bouwlaag, mits geen afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundige beeld van de desbetreffende straat, bouwblok of gebied en geen onevenredige nadelige effecten ontstaan voor de gebruiksmogelijkheden, de privacy en bezonning voor aangelegen percelen.

22.4 Nadere eisen

22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Een omgevingsvergunning is voor de volgende werken vereist:
    1. het verwijderen, aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, en het aanbrengen van eventuele andere oppervlakteverhardingen (al dan niet tijdelijk);
    2. het ontginnen, afgraven, ophogen, opvullen of egaliseren van de bodem waaronder begrepen het ophogen met bagger- of grondspecie;
    3. het dempen van sloten;
    4. het vellen of rooien van houtopstanden of -gewassen, anders dan bij wijze van verzorging;
    5. het, al dan niet tijdelijk, opslaan en/of storten van bouw- en afvalmateriaal;
    6. het slopen van hoofdgebouwen voor zover zij zijn gelegen binnen het beschermd stadsgezicht.
  2. b. De omgevingsvergunningplicht als bedoeld in de regel 22.5 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer;
    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  3. c. De werken of werkzaamheden als bedoeld in de regel 22.5 onder a onder a zijn slechts toelaatbaar voor zover geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de met het beschermd stadsgezicht verbonden cultuurhistorische waarden.

Artikel 23 Water

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterlopen met bijbehorende taluds en oevers;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. waterbeheer en waterberging;
  4. d. kruisingen met wegverkeer;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. civieltechnische bouwwerken en kademuren.

23.2 Bouwregels

  1. a. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  2. b. Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd waarvan de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3 meter mag bedragen.

Artikel 24 Waterstaat - Waterkering

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het in stand houden en het onderhoud van de waterkering naast de andere hieraan gegeven bestemmingen.

24.2 Bouwregels

24.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de regel in artikel 24.2 voor:

  1. 1. het bouwen van gebouwen voor de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering;
  2. 2. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 25 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 26 Algemene Bouwregels

26.1 Gevallen waarin het overschrijden van de bouwgrens is toegestaan

Een bouwgrens, niet zijnde bestemmingsgrens, mag, ongeacht de ter plaatse geldende aanduidingen en regels over maatvoering en situering, met maximaal 1,5 meter overschreden worden door bij gebouwen horende trappenhuizen, entreeportalen, veranda's, en afdaken of andere ondergeschikte bouwdelen.

26.2 Gevallen waarin het overschrijden van de bouw- en bestemmingsgrens is toegestaan

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bestemming en bij omgevingsvergunning toestaan dat een bouw- en bestemmingsgrens, ongeacht de ter plaatse geldende aanduidingen en regels over bestemmingen, maatvoering en situering, met maximaal 1,5 meter overschreden worden door:
    1. a. bij gebouwen horende trappenhuizen, entreeportalen, veranda's;
    2. b. andere ondergeschikte bouwdelen, zoals bij gebouwen horende stoepen, stoeptreden, hellingbanen;
    3. c. balkons, erkers en afdaken, als de vrije hoogte, gemeten van de onderzijde van het overschrijdende bouwdeel tot aan het aansluitende, afgewerkte maaiveld minimaal 2,2 meter bedraagt.
  2. 2. Burgemeester en wethouders verlenen de onder lid 1 bedoelde omgevingsvergunning niet als:
    1. a. de overschrijding niet te verenigen is met de aard van de bestemming of
    2. b. de overschrijding onevenredige hinder voor aangrenzende percelen tot gevolg heeft.

26.3 Voorwaardelijke verplichting over parkeren

  1. 1. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, staat vast dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de normen in de beleidsregels in de Nota Parkeernormen Fiets en Auto die als bijlage 1 bij de Parkeernota Stallen en Parkeren 2013 hoort, wordt gerealiseerd.
  2. 2. Als de onder lid 1 bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.

26.4 Woningvorming en omzetting

  1. 1. Het veranderen, vervangen of vergroten van een woning mag niet leiden tot omzetting van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte of tot de vorming van een extra woning.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder lid 1 en woningvorming en omzetting toestaan, als na toepassing van de algemene leefbaarheidstoets en de fysieke leefbaarheidseisen van de Beleidsnotitie en beleidsregels Woningsplitsen en omzetten, blijkt dat kwalitatief goede onzelfstandige woonruimten of woningen ontstaan en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het woon- en leefmilieu;
    2. b. de privacy van omwonenden;
    3. c. het verkeer en de parkeersituatie;
    4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

26.5 Algemene regel voor dakterrassen

  1. a. Dakterrassen op hoofdgebouwen zijn niet toegestaan in de zones welke, in de bij deze regels behorende Bijlage 9 Kaart Dakterrassen op hoofdgebouwen Utrecht Oost zijn aangeduid met een rode lijn.
  2. b. dakterrassen op hoofdgebouwen in de bij deze regels behorende Bijlage 9 Kaart Dakterrassenop hoofdgebouwen Utrecht Oost
  3. c. aangeduide gele gebieden, zijn uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. de oppervlakte van een dakterras mag niet meer bedragen dan 20 m2;
    2. 2. de afstand van een dakterras tot de dakrand aan de wegzijde van het hoofdgebouw bedraagt tenminste 3 meter;
    3. 3. de afstand van een dakterras tot de dakrand aan de achterzijde van het hoofdgebouw bedraagt tenminste 2 meter;
    4. 4. de afstand van een dakterras tot de dakrand van het hoofdgebouw bij een aan het openbaar gebied grenzende zijgevel bedraagt tenminste 3 meter;
    5. 5. de afstand van een dakterras tot de dakrand, grenzend aan een lager gelegen, aangrenzend, ander hoofdgebouw, bedraagt tenminste 1 meter;
  4. d. Dakterrassen op bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan tot een diepte van maximaal 3 meter uit de achtergevel van een hoofdgebouw.
  5. e. Op een dakterras zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan in de vorm van hekwerken met een maximale bouwhoogte van 1,20 meter, gemeten vanaf een nagenoeg plat dakvlak.
  6. f. Dakterrassen die niet voldoen aan het bepaalde onder a tot en met d mogen worden gehandhaafd, maar niet worden vernieuwd of vergroot.

26.6 Algemene regel voor wijziging bestaande afdekking

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning een bestaande afdekking op een hoofdgebouw, gelegen in de bij deze regels behorende Bijlage 10 Kaart bijzonder bouwlagen binnenBeschermd stadsgezicht Utrecht-Oost aangeduide gele gebieden, wijzigen en een bijzondere bouwlaag of een gewijzigde bijzondere bouwlaag op dat hoofdgebouw toestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. a. er geen afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundige beeld van de desbetreffende straat, bouwblok of gebied;
  2. b. er geen onevenredige nadelige effecten ontstaan voor de gebruiksmogelijkheden, de privacy en bezonning voor aangrenzende bouwwerken en of gronden.

Artikel 27 Algemene Gebruiksregels

27.1 Strijdig gebruik

Met uitzondering van de gevallen waarin de bestemmingsregeling dat gebruik expliciet toestaat, is strijdig met de bestemming het gebruik van of het laten gebruiken van:

  1. 1. onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
  2. 2. onbebouwde gronden of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  3. 3. stacaravans en recreatiewoningen voor permanente bewoning;
  4. 4. onbebouwde gronden als kampeerterrein;
  5. 5. vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woonruimte;
  6. 6. onbebouwde gronden als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  7. 7. onbebouwde gronden als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen.

27.2 Woningvorming en omzetting zonder bouwkundige aanpassingen

  1. 1. Een gebruiksverandering waarvoor geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen nodig is, mag niet leiden tot de omzetting van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte of tot de vorming van een extra woning.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder 1 en woningvorming en omzetting toestaan, als na toepassing van de algemene leefbaarheidstoets en de fysieke leefbaarheidseisen van de Beleidsnotitie en beleidsregels Woningsplitsen en omzetten, blijkt dat kwalitatief goede onzelfstandige woonruimten of woningen ontstaan en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het woon- en leefmilieu;
    2. b. de privacy van omwonenden;
    3. c. het verkeer en de parkeersituatie;
    4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 28 Algemene Aanduidingsregels

28.1 Geluidszone-industrie

Ter plaatse van de aanduiding: Geluidszone-industrie ligt de rond het industrieterrein gelegen zone als bedoeld in hoofdstuk V van de Wet geluidhinder buiten welke zone de geluidbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50dB(A) niet te boven mag gaan.

28.2 Vrijwaringszone-straalpad

Artikel 29 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:

  1. a. de in het plan opgenomen (goot)hoogtematen en bebouwingspercentages tot niet meer dan 10% van deze maten en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels voor het toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels voor het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen;
  4. d. het overschrijden van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor het plaatsen van hekwerken of borstweringen ten behoeve van dakterrassen, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte met niet meer dan 1,50 meter mag worden overschreden;
  5. e. de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  6. f. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  7. g. de regels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals liftkokers, trappenhuizen, lichtkappen.

Artikel 30 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn, op grond van artikel 3.6 Wro, bevoegd:

  1. 1. de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. 2. de aanduiding: 'veiligheidszone bevi' te wijzigen door de grens van de aanduiding dichter bij het betreffende bedrijf te leggen of de aanduiding als zodanig uit het plan te verwijderen, indien, met instemming van de exploitant van het betreffende bedrijf, het bedrijf in mindere mate of in het geheel niet meer kan worden aangemerkt als een bevi-inrichting.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 31 Overgangsrecht

31.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

31.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 32 Slotregel


Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Actualisering diverse gebieden 2019.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Doelstelling

De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor bestemmingsplannen elke tien jaar te actualiseren. Op grond van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet van 28 oktober 2016 geldt deze verplichting voor de gemeente Utrecht niet langer. Toch is deze actualisering nodig.

Dit bestemmingsplan repareert op enkele locaties binnen de gemeente de juridisch-planologische regeling, omdat deze niet in overeenstemming is met de bestaande situatie. Het is een actualiseringsplan dat een actueel juridisch planologisch kader biedt, waarbij aansluiting is gezocht bij de geldende regelgeving van de directe omgeving.

Dit plan geldt voor de erin genoemde deelgebieden. Op de hieronder staande afbeelding 1 is te zien dat de locaties verspreid liggen over de gehele stad.

Dit bestemmingsplan sluit aan op recent tot stand gekomen bestemmingsplannen en voldoet aan een eenduidige en samenhangende juridisch-planologische regeling voor de gehele gemeente. In het plan zijn de wijzigingen in de wet- en regelgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening, die zich in de loop van de tijd hebben voorgedaan, verwerkt.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied betreft diverse gebieden in de stad Utrecht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2019-VA01_0001.png"

Afbeelding 1: overzichtskaart met daarop globaal aangegeven de deelgebieden A tot en met J

A Achter Croeselaan 15 B Biltsestraatweg 88 C Nachtegaalstraat 1-29 D Nachtegaalstraat 60 E Biltstraat 45, 47, 51 en 83 F Biltstraat 63 en 69 G Buiten-Wittevrouwen
H Sportpark Zuilenselaan I rondom Nicolaas Beetsstraat en J nabij Proostwetering 111

1.3 Geldende Plannen

Voor de in dit bestemmingsplan opgenomen locaties gelden onderstaande juridisch planologische regelingen.

A Stationsgebied locatie achter Croeselaan 15 (onderdeel perceel 8726 G)

Bestemmingsplan Vaststelling gemeenteraad Onherroepelijk
Actualisering Stationsomgeving 31-10-2013 16-01-2014

B Voorveldsepolder locatie Biltsestraatweg 88

Bestemmingsplan Vaststelling gemeenteraad Onherroepelijk
Hotel en manege Voordorp 24-11-2011 19-01-2012

C Wittevrouwen locatie Nachtegaalstraat 1-29

Bestemmingsplan Vaststelling gemeenteraad Onherroepelijk
Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen 04-02-2016 13-04-2016

D Wittevrouwen locatie Nachtegaalstraat 60

Bestemmingsplan Vaststelling gemeenteraad Onherroepelijk
Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen 04-02-2016 13-04-2016

EWittevrouwen locatie Biltstraat 45, 47, 51 en 83

Bestemmingsplan Vaststelling gemeenteraad Onherroepelijk
Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen 04-02-2016 13-04-2016

F Wittevrouwen locatie Biltstraat 63 en 69

Bestemmingsplan Vaststelling gemeenteraad Onherroepelijk
Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen 04-02-2016 13-04-2016

G Wittevrouwen regelaanpassing artikel 9

Bestemmingsplan Vaststelling gemeenteraad Onherroepelijk
Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen 04-02-2016 13-04-2016

H Zuilenlocatie Sportpark Zuilenselaan

Bestemmingsplan Vaststelling gemeenteraad Onherroepelijk
Sportpark Zuilenselaan 08-04-2010 26-09-2010

I Stationsgebied en Dichterswijk locatie rondom Nicolaas Beetsstraat

Bestemmingsplan Vaststelling gemeenteraad Onherroepelijk
Stadskantoor en OV-terminal 29-06-2010 15-03-2011
Catharijnesingel 03-06-2010 09-11-2011
2e Asselijnstraat, Dichterswijk 08-03-2012 13-03-2013
Busbaan Kruisvaart, Dichterswijk 25-04-2013 04-07-2013
Langzaamverkeersbrug en Moreelsepark 17-07-2014 22-10-2014

J De Wetering nabij Proostwetering 111

Bestemmingsplan Vaststelling gemeenteraad Onherroepelijk
De Wetering 30-01-2014 04-02-2016

1.4 Bestemmingsplanmethodiek

1.4.1 Algemeen

Het bestemmingsplan richt zich op de actualisering van het ruimtelijk beleid van de gemeente Utrecht. De bestaande ruimtelijk-functionele structuur vormt de basis. Er worden op maat gesneden regelingen geformuleerd.

1.4.2 Het plan

Bij het bestemmen van de verschillende deelgebieden van dit actualiseringsplan geldt - vanuit het principe van het respecteren van bestaande rechten - dat de inhoud van het voorheen geldende bestemmingsplan in dit plan wordt 'overgenomen', tenzij dit op grond van geldend beleid niet gewenst is.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is het relevante beleid beschreven. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een beknopte conclusie. Hoofdstuk 3 bevat per deelgebied een korte beschrijving van de bestaande situaties en de aanpassingen van de regelgeving. De milieuaspecten en andere benodigde onderzoekaspecten komen in hoofdstuk 4 aan bod. In de hoofdstukken 5 en 6 zijn respectievelijk de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid en de juridische plantoelichting opgenomen.

Hoofdstuk 2 Relevante Beleidskaders

2.1 Rijksbeleid

Dit actualiseringsplan legt voor de deelgebieden de bestaande situatie vast. Het gaat om een actualisering in de vorm van herstel van omissies in de geldende bestemmingsplannen.
Het Rijks- en Provinciaal beleid is te globaal voor deze specifieke aanpassingen. Ditzelfde geldt voor het waterbeheer. In dit hoofdstuk wordt daarom alleen de ladder voor duurzame verstedelijking, de aanwijzing Beschermd stadsgezicht-Oost en het relevante gemeentelijk beleid genoemd.

2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en in 2012 vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Het Bro bepaalt in artikel 3.1.6 lid 2 dat overheden een nieuwe stedelijke ontwikkeling standaard moeten motiveren. Dit actualiseringsplan biedt geen mogelijkheden tot nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Het plan richt zich op het beheer van de bestaande situatie en het juridisch planologisch vastleggen van de huidige functionele en ruimtelijke structuur.
Dit houdt in dat de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is.

2.1.2 Beschermd stadsgezicht Utrecht-Oost

Op 4 december 2013 heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Infrastructuur en Milieu het gebied Utrecht Oost (zoals aangegeven op de bij het besluit behorende begrenzingskaart met kenmerk MSP/20/01) aangewezen als beschermd stadsgezicht (zie Bijlage 5Aanwijzingsbesluit Beschermd stadsgezicht Utrecht-Oost en voor de begrenzing zie Bijlage 6Begrenzingskaart Beschermd stadsgezicht Utrecht-Oost bij deze toelichting).

Het gebied Utrecht-Oost is van algemeen belang geacht om zijn historisch-ruimtelijke karakter en omdat het historisch-ruimtelijke karakter nog voldoende gaaf en herkenbaar is.
In hoofdstuk 3 is aangegeven hoe dit beschermd stadsgezicht in de regels is geborgd.
De deelgebieden C en D vallen binnen de begrenzing van het Beschermd stadsgezicht Utrecht-Oost.

2.2 Gemeentelijk Beleid

2.2.1 Collegeakkoord 'Utrecht ruimte voor iedereen'

Op 1 juni 2018 is het coalitieakkoord 2018-2022 'Utrecht: ruimte voor iedereen' verschenen. Het coalitieakkoord bestaat uit drie onderdelen:

• Plaats voor iedereen
Het eerste deel van het akkoord bevat verschillende maatregelen op het gebied van onderwijs, economie, werk, sport, welzijn, zorg en veiligheid. Samen met inwoners, bedrijven, maatschappelijke organisaties en vrijwilligers maken we van Utrecht een plaats voor iedereen.

• Gezonde groei voor iedereen
Het tweede deel van het akkoord bevat maatregelen voor wonen, mobiliteit, nieuwe energie en een gezonde omgeving om in te leven. We vinden dat er voor iedereen ruimte moet zijn om in Utrecht te wonen en dat Utrecht aantrekkelijk en bereikbaar moet blijven. Ook willen we graag koploper zijn in de verandering naar een duurzame energievoorziening en economie.

• De kracht van iedereen
Het derde deel van het akkoord gaat over hoe we de genoemde doelen willen bereiken, samen met Utrechters en andere betrokkenen.

2.2.2 Omgevingsvisie Utrecht

In de omgevingsvisie staat wat het gemeentelijke beleid is voor de 'fysieke leefomgeving'. Dit is de omgeving waarin we wonen, werken en recreëren. De ondergrond, de lucht en het water maken deel uit van de leefomgeving, maar ook de gebouwen, bestrating en planten. De omgevingsvisie bevat drie niveaus:

  1. 1. De koers: het beleid voor de lange termijn.
    Utrecht kiest voor een gezonde groei als koers voor de lange termijn. Utrecht groeit van een gemeente met 340.000 inwoners in 2016 naar ongeveer 410.000 inwoners in 2030. Daarom bouwen we de komende jaren duizenden woningen. Bij het bouwen van nieuwe woningen staan gezondheid, leefbaarheid en duurzaamheid voorop. De gemeente wil de woningen binnen het stedelijk gebied bouwen en daarbij flink investeren in de openbare ruimte en voorzieningen.
  2. 2. Thematisch beleid: het gemeentelijke beleid over een bepaald onderwerp.
    Het thematisch beleid, ook wel sectoraal beleid genoemd, beziet een bepaald aspect van de fysieke leefomgeving, bijvoorbeeld geluidhinder, verkeer of bodemkwaliteit. Deze aspecten vertegenwoordigen een belang dat door het gemeentebestuur wordt meegewogen, als het bestuur een besluit neemt over een activiteit die invloed kan hebben op de fysieke leefomgeving. Bij het bouwen van een nieuwe woonwijk, onderzoekt de gemeente of dat wel kan gezien de geluidhinder rond die woonwijk, of het verkeer wel goed afgewikkeld kan worden en of de bodemgesteldheid het bouwen van woningen toelaat. De uitkomst van dat onderzoek kan bijvoorbeeld zijn dat de gemeente het bouwen niet gaat toestaan of onder bepaalde voorwaarden.
  3. 3. Gebiedsbeleid: beleid dat alleen in een bepaald gebied geldt.
    In gebiedsbeleid staat wat de gemeente in een gebied, wijk of buurt wil. De koers en het thematische beleid worden vertaald in beleid voor dat gebied, voor zover dat mogelijk is. Uit het gebiedsbeleid kan afgeleid worden welke veranderingen de gemeente wil toestaan en welke waarden in het gebied behouden moeten blijven.


De omgevingsvisie is digitaal te raadplegen via: www.utrecht.nl/bestuur-en-organisatie/beleid/omgevingsvisie/.

Niet alle gemeentelijke beleidskaders hebben betrekking op het plangebied. Hieronder worden daarom alleen de relevante beleidskaders nader toegelicht.

2.3 Conclusie

Dit actualiseringsplan herstelt de juridisch planologische regeling voor enkele locaties en beantwoordt aan het hierboven opgenomen beleid. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk, zodat de Ladder voor duurzame verstedelijking buiten toepassing blijft. Het gaat in dit bestemmingsplan om kleine aanpassingen die niet in strijd zijn met het Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie En De Aanpassing Per Deelgebied

3.1 Inleiding


Dit hoofdstuk geeft inzicht in de huidige situatie in de diverse deelgebieden A t/m J, gevolgd door de juridisch-planologische aanpassingen aan de bestaande situatie.

3.2 Aanpassingen

De aanpassingen zorgen ervoor dat deze aansluiten bij de bestaande situatie en beleidsmatige en stedenbouwkundige inzichten. Er is daarbij gezocht naar aansluiting bij de geldende regels van de directe omgeving van de deelgebieden.

De onderstaande paragrafen 3.3 tot en met 3.14 geven achtereenvolgens de huidige situatie en de aanpassing aan de bestaande situatie van de opgenomen deelgebieden A t/m J weer.

3.3 Deelgebied A

Stationsgebied locatie achter Croeselaan 15 (onderdeel perceel 8726 G)

3.3.1 Huidige situatie

Een deel van de Hojelgarage achter Croeselaan 15 (onderdeel perceel 8726 G) is op de verbeelding van het bestemmingsplan Actualisering Stationsomgeving in het vlak van de bestemming Jaarbeurs beland. De locatie staat aangeduid als bestemming Jaarbeursdoeleinden zonder bouwvlak. De gronden behoren echter niet toe aan de Jaarbeurs en zijn in de bestaande situatie in gebruik als gebouwde parkeervoorziening behorende bij de bestaande kantoorfunctie binnen het verordeningsgebied van de beheersverordening Lombok-Oost, kantorengebied Smakkelaarsveld e.o.

Op de locatie ligt de dubbelbestemming Archeologie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2019-VA01_0002.png"
Afbeelding 2: uitsnede verbeelding Actualisering Stationsomgeving (blad 4)
met globale begrenzing van deelgebied A

3.3.2 Aanpassing regelgeving aan bestaande situatie

De bestemming is met dit actualiseringsplan in overeenstemming gebracht met de huidige bebouwing en het daarbij behorende gebruik.

De regelgeving voor deze locatie is opgenomen in Artikel 9 Kantoor - 1 met de aanduiding parkeergarage (pg). De regelgeving is gelijk aan de bestemming Kantoor uit het bestemmingsplan Actualisering Stationsomgeving. Daarnaast geldt op deze locatie de dubbelbestemming Archeologie die is terug te vinden in Artikel 21 Waarde - Archeologie. Op de verbeelding is een bouwvlak en de maximale bouwhoogte opgenomen conform de bestaande situatie.

3.4 Deelgebied B

Horeca

Voorveldsepolder locatie Biltsestraatweg 88

3.4.1 Huidige situatie

Op de verbeelding van het bestemmingsplanHotel en Manege, Voordorp is op deze locatie de aanduiding 'horeca-1' niet opgenomen. Op de locatie geldt naast de bestemming Gemengd onder artikel 4 ook de dubbelbestemming Waarde-Archeologie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2019-VA01_0003.png"
Afbeelding 3: uitsnede verbeelding bestemmingsplan Hotel en Manege Voordorp
met globale begrenzing deelgebied B

3.4.2 Aanpassing regelgeving aan bestaande situatie

Met deze actualisering is, in overeenstemming met de bestaande situatie, de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-1' op de verbeelding aangebracht. Op deze locatie geldt de bestemming Gemengd (GD) onder Artikel 3 Gemengd - 1 en voor een deel de dubbelbestemming Archeologie die is terug te vinden onder Artikel 21 Waarde - Archeologie. Op de verbeelding zijn alle aanduidingen die op deze locatie gelden vanuit het voorheen geldende bestemmingsplan Hotel en Manege, Voordorp overgenomen. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar dat bestemmingsplan.

3.5 Deelgebied C

Horeca

Wittevrouwen locatie Nachtegaalstraat 1-29, uitgezonderd 29a en 29b

3.5.1 Huidige situatie

Op de verbeelding van het bestemmingsplan Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen staat op deze adressen met de nummers 1-19 per abuis de aanduiding specifieke vorm van gemengd- horeca 2 (sgd-h2). De adressen hebben de bestemming Gemengd - 1 en de dubbelbestemmingen Archeologie en Beschermd stadsgezicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2019-VA01_0004.png"
Afbeelding 4: uitsnede verbeelding bestemmingsplan Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen
met een globale begrenzing van deelgebied C

3.5.2 Aanpassing regelgeving aan bestaande situatie

Op de verbeelding van dit actualiseringsplan wordt de horeca-aanduiding specifieke vorm van gemengd- horeca 2 (sgd-h2) op de locaties Nachtegaalstraat 1-29 verwijderd.
Nota bene: de locaties Nachtegaalstraat 29a en 29b behouden de aanduiding specifieke vorm van gemengd- horeca 2(sgd-h2).

De regelgeving op deze locatie is in Artikel 4 Gemengd - 2 opgenomen. Daarnaast kent de locatie de dubbelbestemmingen Archeologie onder Artikel 21 Waarde - Archeologie en die van Beschermd stadsgezicht - Oost onder Artikel 22 Waarde - Beschermd stadsgezicht. Op de verbeelding zijn alle aanduidingen die op deze locatie gelden vanuit het voorheen geldende bestemmingsplan overgenomen.

De panden Nachtegaalstraat 27 en 29 staan op de Lijst van beeldbepalende gebouwen Utrecht-Oost, die gevoegd was bij het bestemmingsplan Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen, zie Bijlage 3 Lijst beeldbepalende gebouwen Utrecht-Oost bij de toelichting.

Op de adressen liggen daarnaast de dubbelbestemmingen Waarde-Archeologie en Beschermd stadsgezicht Oost. Zie Bijlage 5 Aanwijzingsbesluit Beschermd stadsgezicht Utrecht-Oost en
Bijlage 6 Begrenzingskaart Beschermd stadsgezicht Utrecht-Oost.

3.6 Deelgebied D

Horeca

Wittevrouwen locatie Nachtegaalstraat 60

3.6.1 Huidige situatie

Op de verbeelding van het bestemmingsplan Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen staat op deze locatie per abuis een horeca aanduiding.
Op de locatie ligt de bestemming Gemengd - 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2019-VA01_0005.png"
Afbeelding 5: uitsnede verbeelding bestemmingsplan Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen
met daarop een globale begrenzing van het deelgebied D

Op de adressen liggen daarnaast de dubbelbestemmingen Waarde-Archeologie en Beschermd stadsgezicht Oost.

3.6.2 Aanpassing regelgeving aan bestaande situatie

Dit actualiseringsplan brengt de verbeelding in overeenstemming met de bestaande situatie. Op dit adres geldt niet de aanduiding specifieke vorm van gemengd-horeca-1.

De regelgeving op deze locatie is in Artikel 4 Gemengd - 2 opgenomen. Daarnaast kent de locatie de dubbelbestemmingen Archeologie onder Artikel 21 Waarde - Archeologie en die van Beschermd stadsgezicht - Oost onder Artikel 22 Waarde - Beschermd stadsgezicht. Zie Bijlage 5Aanwijzingsbesluit Beschermd stadsgezicht Utrecht-Oost en Bijlage 6 Begrenzingskaart Beschermdstadsgezicht Utrecht-Oost. Op de verbeelding zijn alle aanduidingen die op deze locatie gelden vanuit het voorheen geldende bestemmingsplan overgenomen.

3.7 Deelgebied E

Horeca

Wittevrouwenlocatie Biltstraat 45, 47, 51 en 83

3.7.1 Huidige situatie

Op de verbeelding van het bestemmingsplan Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen missen de genoemde locaties de horeca-aanduiding sgd-h1 (specifieke vorm van gemengd - horeca - 1).

De locaties liggen binnen de bestemming Gemengd-1. Op de adressen ligt eveneens een dubbelbestemming Waarde Archeologie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2019-VA01_0006.png"
Afbeelding 6: uitsnede verbeelding bestemmingsplan Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen
waarop globaal het deelgebied E is aangegeven

3.7.2 Aanpassing regelgeving aan bestaande situatie

Dit actualiseringsplan brengt verbeelding en regels in overeenstemming met de bestaande situatie. Met dit actualiseringsplan krijgen deze adressen de aanduiding specifieke vorm van gemengd - horeca-1 (sgd-h1).

De regelgeving op deze locatie is in Artikel 4 Gemengd - 2 opgenomen. Daarnaast kent de locatie de dubbelbestemming Archeologie onder Artikel 21 Waarde - Archeologie. Op de verbeelding zijn alle aanduidingen die op deze locatie gelden vanuit het voorheen geldende bestemmingsplan overgenomen.

3.8 Deelgebied F

Horeca

Wittevrouwenlocatie Biltstraat 63 en 69

3.8.1 Huidige situatie

Op de verbeelding van het bestemmingsplan Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen missen de genoemde locaties de horeca-aanduiding sgd-h2 (specifieke vorm van gemengd - horeca - 2).
afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2019-VA01_0007.png"
Afbeelding 7: uitsnede verbeelding Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen
met de globale begrenzing van deelgebied F

De gemeente kent een monumentenlijst waarop alle Rijks- en gemeentelijk monumenten staan. Ook is er een lijst met ongeveer 500 'beeldbepalende' gebouwen. Dit zijn gebouwen die horen bij een 'beschermd stads- of dorpsgezicht'. Een gebouw kan zowel beeldbepalend zijn als een monument. Op de lijst beeldbepalende gebouwen staan alleen de gebouwen die bijzonder of kenmerkend in het beschermde stadsgezicht zijn, maar die geen monument zijn.

Voor het pand Biltstraat 63 gelden beschermende regels van gemeentelijke monumenten.

3.8.2 Aanpassing regelgeving aan bestaande situatie

Dit actualiseringsplan brengt verbeelding en regels in overeenstemming met de bestaande situatie. Met dit actualiseringsplan krijgen deze adressen de aanduiding specifieke vorm van gemengd - horeca-2 (sgd-h2).

De regelgeving op deze locatie is in Artikel 4 Gemengd - 2 opgenomen. Daarnaast kent de locatie de dubbelbestemming Archeologie onder Artikel 21 Waarde - Archeologie. Op de verbeelding zijn alle aanduidingen die op deze locatie gelden vanuit het voorheen geldende bestemmingsplan overgenomen.

Biltstraat 63 staat als gemeentelijk monument op de Lijst van beschermde Rijks- en gemeentelijke monumenten. In Bijlage 2 bij de toelichting is de relevante pagina uit de lijst opgenomen.

3.9 Deelgebied G

Horeca

Bestemmingsplan Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen aanpassing regel artikel 9

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2019-VA01_0008.png"
Afbeelding 8: uitsnede verbeelding Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen blad 1

3.9.1 Huidige regelgeving

In de regels van het bestemmingsplan bestemmingsplan Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwenis onder de bestemmingsomschrijving van artikel 9 Gemengd-3 geen regel opgenomen voor de aanduiding specifieke vorm gemengd -horeca-2 (sgd-h2) op de verbeelding.

3.9.2 Aanpassing regelgeving aan bestaande situatie

Dit actualiseringsplan brengt de regel in overeenstemming met de bestaande situatie. Binnen de bestemming Gemengd-3 (GD-3) met een aanduiding op de verbeelding horeca-2, die met deze actualisering ook is terug te vinden in de regels onder de regel 5.1 onder f van
Artikel 5 Gemengd - 3. Zie de aangepaste tekst van het artikel Bijlage 1 bij deze toelichting
met een voetnoot bij de aanpassing.
Het gaat om een aanvulling van de bestemmingsomschrijving in de regels.
De verbeelding blijft ongewijzigd.

3.10 Deelgebied H

Geluidzone Industrielawaai en Waterstaat - Waterkering

Zuilen locatie Sportpark Zuilenselaan

3.10.1 Huidige situatie

Op de verbeelding van het bestemmingsplan Sportpark Zuilenselaan staat geen geluidzone industrie en het plan mist de regel dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2019-VA01_0009.png" en afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2019-VA01_0010.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2019-VA01_0011.png"

Afbeeldingen 9 en 10: uitsnede verbeelding bestemmingsplan Sportpark Zuilenselaan,
tevens plangebied van dit actualiseringsplan en Geluidscontouren en nieuwe zonegrenzen (rode lijnen) 2013 de EU geluidskartering Utrecht 2016 Industrielawaai

3.10.2 Aanpassing regelgeving aan bestaande situatie

De verbeelding van dit actualiseringsplan volgt de begrenzing van het plan Sportpark Zuilenselaan (zwarte bolletjes) geheel. In het actualiseringplan worden de geluidzone en de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering opgenomen met de daaronder liggende bestemmingen. Voor de toelichting wordt verwezen naar het bestemmingsplan Sportpark Zuilenselaan.

In de regel 28.1 van dit plan is de geluidzone - industrie opgenomen, die rondom het industrieterrein Lage Weide moet worden aangehouden.

Ook de aanduidingen zijn op de verbeelding van dit actualiseringsplan één op één overgenomen vanuit het bestemmingsplan Sportpark Zuilenselaan; de bestaande regels zijn terug te vinden in dit actualiseringsplan onder Artikel 14 Sport en Artikel 11 Leiding - Gas 1 en Artikel 24 Waterstaat -Waterkering.

3.11 Deelgebied I

Geluidzone Industrielawaai en vrijwaringszone - straalpad

Stationsgebied/Dichterswijk locatie zone rondom Hulpwarmtecentrale Nicolaas Beets

3.11.1 Huidige situatie

In vijf recente bestemmingsplannen in het Stationsgebied en Dichterswijk is de geluidzone-industrie voor de Hulpwarmte Centrale niet opgenomen. De Centrale is gevestigd aan de Nicolaas Beetsstraat in de Binnenstad, zie de paarse ster op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2019-VA01_0012.png"
Afbeelding 11: luchtfoto Stationsgebied met globale begrenzing deelgebied J
in rood, demeest ruime omlijning is de zone rondom de Hulpwarmte Centrale

De letters op bovenstaande afbeelding geven de vijf bestemmingsplannen aan:
A Stadskantoor en OV-terminal, B Catharijnesingel, C 2e Asselijnstraat, Dichterswijk,
D Busbaan Kruisvaart, Dichterswijk en E Langzaamverkeersbrug en Moreelsepark.

Op de locaties gelden verschillende bestemmingen, samen met de dubbelbestemming Archeologie.

3.11.2 Aanpassing regelgeving aan bestaande situatie

De Hulpwarmte Centrale is een bedrijf dat als 'grote lawaaimaker' valt onder onderdeel D van
Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. Conform de regels van de Wet geluidhinder is er daarom rondom dit terrein een zone vastgelegd, zie Bijlage 7 bij de toelichting. Bij vergunningverlening aan deze bedrijven wordt steeds getoetst aan bepaalde grenswaarden buiten de zone en bij de binnen de zone gelegen bestaande en nieuwe woningen. Hierdoor wordt voorkomen dat de geluidbelasting (Letmaal) buiten de zone hoger wordt dan 50 dB(A). De zone fungeert verder als aandachtsgebied voor ontwikkelingen met betrekking tot geluidsgevoelige bestemmingen. Deze moeten steeds worden getoetst aan de regels van de Wet geluidhinder.

In dit actualiseringplan is de geluidzone opgenomen met de daaronder liggende bestemmingen. Deze onderliggende bestaande bestemmingen zijn één op één vanuit de onder A t/m E opgesomde bestemmingsplannen overgenomen. Ook is voor deelgebied D een vrijwaringszone - straalpad opgenomen. Voor het overige wordt verwezen naar de betreffende bestemmingsplannen.

Het plangebied van deelgebied J:

  • onder A driehoek op de verbeelding heeft de bestemmingen Verkeer en de dubbelbestemming Archeologie. Deze zijn in dit plan terug te vinden onder Artikel 15 Verkeer - 1 en Artikel 21Waarde - Archeologie.
  • onder B deel Catharijnesingel heeft de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied en de dubbelbestemming Archeologie, die in dit plan zijn terug te vinden onder Artikel 20 Verkeer -Verblijfsgebied en Artikel 21 Waarde - Archeologie.
  • onder C 2e Asselijnstraat heeft op locatie de bestemmingen Verkeer, Groen en Water en de dubbelbestemming Archeologie, zie Artikel 16 Verkeer - 2, Artikel 6 Groen - 1, Artikel 23 Water en Artikel 21 Waarde - Archeologie.
  • onder D Busbaan Kruisvaart heeft op deze locatie de bestemming Verkeer - Openbaar vervoer en is in dit actualiseringsplan terug te vinden onder Artikel 18 Verkeer - Openbaar vervoer en dubbelbestemming Archeologie, zie Artikel 21 Waarde - Archeologie en de vrijwaringszone straalpad onder artikel 28.2.
  • onder E Moreelsepark heeft op deze locatie de bestemmingen Groen, Kantoor, Verkeer en Verkeer- railverkeer, zie Artikel 7 Groen - 2, Artikel 10 Kantoor - 2, Artikel 17 Verkeer - 3, Artikel19 Verkeer - Railverkeer en de dubbelbestemming Archeologie, zie Artikel 21 Waarde -Archeologie.

In de regel 28.1 van dit actualiseringsplan is op dit deelgebied de geluidzone - industrie opgenomen, die rondom de Hulpwarmte Central moet worden aangehouden. Voor deelgebied D geldt een vrijwaringszone - straalpad, zie de regel onder 28.2.

Op de verbeelding zijn alle aanduidingen die op deze locaties gelden vanuit de voorheen geldende bestemmingsplannen overgenomen.

3.12 Deelgebied J

Belemmeringenstrook gasleiding

De Wetering locatie nabij Proostwetering 111

3.12.1 Huidige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2019-VA01_0013.png"
Afbeelding 12: uitsnede verbeelding De Wetering (blad 1) met globaal de rode ster op
uitbreiding van de belemmeringenstrook

Aan de zuidzijde van de A2 nabij winkelcentrum 'The Wall', bevindt zich een hogedruk aardgastransportleiding met een afsluiterstation (S-6227) dat is vervangen. Op dit schema of station kan de doorgaande gasstroom worden onderbroken of kunnen verbindingen tussen twee leidingen worden gelegd of verbroken (zie de nadere toelichting onder paragraaf 4.5 Externe veiligheid).
Het nieuwe afsluiterstation ligt buiten de huidige belemmeringenstrook, waardoor de bestaande belemmeringenstrook niet meer voldoet.
Op locatie ligt de bestemming Groen.

3.12.2 Aanpassing verbeelding

Er is onderzoek gedaan naar Externe Veiligheid met betrekking tot dit afsluiterstation (S-6227) door Royal Haskoning, Kwantitatieve Risicoanalyse, referentie I&BBE1754-122-1-4R001F01, versie 01/Finale versie, 26 juli 2017, zie Bijlage 6 bij de regels. De conclusie is dat er slechts sprake is van een lichte toename van het groepsrisico. Met deze aanpassing is de belemmeringenstrook in overeenstemming met de bestaande situatie. Bij de aanpassing van de regeling is rekening gehouden met het advies van RUDUtrecht van 20-9-2018, zie Bijlage 8 bij deze toelichting.

Voor de geplande verleggingen is een omgevingsvergunning verleend. Dit actualiseringsplan past de verbeelding aan op de bestaande situatie van het afsluiterstation.

Op de locatie van dit afsluiterstation geldt de bestemming Artikel 8 Groen - 3 en de dubbelbestemmingen Artikel 12 Leiding - Gas 2 en Artikel 13 Leiding - Riool. Op de verbeelding zijn alle aanduidingen die op deze locatie gelden vanuit het voorheen geldende bestemmingsplan overgenomen.

Hoofdstuk 4 Onderzoek En Randvoorwaarden

4.1 Inleiding

In toenemende mate wordt de milieukwaliteit van belang bij de ontwikkeling van functies in het landelijk en stedelijk gebied. Het milieubeleid heeft zich in de loop van enkele decennia ontwikkeld tot een complexe materie, die er in de praktijk toe leidt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen met verschillende milieuaspecten rekening moet worden gehouden. In dit hoofdstuk is een overzicht gegeven van de relevante (milieu)aspecten in het plangebied en de diverse onderzoeken die zijn uitgevoerd.

4.2 Milieu-effectrapportage

Het doel van een milieu effectrapportage (m.e.r.) is om vooraf de mogelijke milieueffecten van plannen en besluiten in beeld te brengen en deze een volwaardige rol te laten spelen bij de besluitvorming van plannen en besluiten. Het maken van een milieueffectrapport (MER) of m.e.r.-beoordeling is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

In het Besluit m.e.r. staat omschreven welke activiteiten MER-plichtig (C-lijst) dan wel m.e.r.-beoordelingsplichtig (D-lijst) zijn. Initiatieven die in de D-lijst worden genoemd maar niet voldoen aan de drempelwaarde (Kolom 2) van het Besluit m.e.r. moeten, op grond van artikel 2 lid 5 sub b van het Besluit mer alsnog worden beoordeeld op mogelijke belangrijke nadelige milieugevolgen (vormvrije m.e.r.-beoordeling).

Plangebied en conclusie
Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe – niet reeds (eerder) bestemde – ontwikkelingen of activiteiten mogelijk gemaakt die in de C-lijst of D-lijst van het Besluit mer zijn opgenomen. Omdat geen sprake is van een activiteit of plan als genoemd in het Besluit mer hoeft er voor dit bestemmingsplan geen MER of mer-beoordeling plaats te vinden als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet milieubeheer.

4.3 Geluidhinder

Geluid beïnvloedt vaak de kwaliteit van de leef- en woonomgeving. De belangrijkste geluidsbronnen die in het kader van de ruimtelijke ordening van belang zijn, zijn wegverkeer, railverkeer en bedrijven.

De regels van de Wet geluidhinder, ter bescherming van geluidsgevoelige bestemmingen (wonen, onderwijs en zorg) zijn van toepassing bij het vaststellen van een bestemmingsplan. De Wet geluidhinder ziet alleen toe op zaken die nieuw zijn of veranderen, zoals:

  • bestemmen van gronden voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen of gezoneerde industrieterreinen;
  • bestemmen van gronden voor aanleg van nieuwe wegen (niet bij wegen waarvoor een maximum snelheid van minder dan 50 km/u geldt);
  • reconstructie van wegen of wijzigen van gezoneerde industrieterreinen.

Plangebied en conclusie
Het actualiseringsplan omvat de deelgebieden A t/m J en regelt de bestaande situatie voor deze deelgebieden.

4.4 Geur

Bepaalde bedrijven kunnen geurhinder veroorzaken. Voor specifieke bedrijven is in de Wet milieubeheer een richtwaarde aangegeven voor de hoeveelheid geur (uitgedrukt in geureenheden/m3) die acceptabel is in de omgeving van bedrijven. Deze geuruitstoot heeft ruimtelijke consequenties. In de directe omgeving van het bedrijf zijn vanuit de norm van de Wet milieubeheer beperkingen gesteld aan de mogelijkheid voor nieuwe ontwikkeling van gevoelige bebouwing (met name wonen).

Plangebied en conclusie
De deelgebieden A t/m G, I en J - of in de directe omgeving ervan - zijn geen bedrijven toegestaan die (industriële) geurhinder veroorzaken. Deelgebied H ligt naast het industriegebied Lage Weide, waar de geur vanuit de bedrijven bij regels is beperkt.
Binnen het plangebied vormt het aspect geur geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.5 Externe Veiligheid

In bestemmingsplannen wordt aandacht besteed aan de veiligheidsrisico's die zware bedrijven kunnen veroorzaken. Naast de bedrijven kan ook het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, spoor of water en door buisleidingen, risico's opleveren. Om deze risico's te beheersen worden in bestemmingsplannen en beheersverordeningen de relaties tussen deze activiteiten en hun omgeving conform wet- en regelgeving verantwoord en vastgelegd.

Plangebied
In het voorliggend bestemmingsplan wordt een aantal kleine deelgebieden de bestaande situatie bestemd. Alle deelgebieden zijn beoordeeld op de aard van het deelgebied, de aard van de daarin voorkomende objecten en de afstanden tot risicobronnen. Te onderscheiden zijn:

  • Deelgebieden waar uitsluitend aanpassingen plaatsvinden wat betreft aanduidingen op de verbeelding en/of waar uitsluitend aanpassingen plaatsvinden aan de planregels (deelgebieden A t/m G). Deze aanpassingen hebben in het geheel geen consequenties voor de externe veiligheidssituatie. Nadere beschouwing is niet aan de orde.
  • Deelgebieden waar op de verbeeldingen van vigerende plannen ten onrechte geen geluidzones industrie waren opgenomen (deelgebieden H en I). Deze aanpassingen hebben in het geheel geen consequenties voor de externe veiligheidssituatie. Nadere beschouwing is niet aan de orde.
  • Deelgebied waar aanpassingen zijn gedaan aan een afsluiterstation van de Gasunie
    (deelgebied J). Deze aanpassing is relevant voor wat betreft de externe veiligheid, maar de consequenties zijn zeer gering. Hierna wordt één en ander kort toegelicht.


Hieronder volgt een nadere toelichting op de aanpassing aan het afsluiterstation S-6227 van de Gasunie.

Op regelmatige afstanden in het netwerk van gastransportleidingen bevinden zich afsluiterstations. Dat zijn ondergrondse clusters van afsluiters. Op deze stations kan de doorgaande gasstroom worden onderbroken wanneer dat nodig is of kunnen verbindingen tussen twee leidingen worden gelegd of verbroken.
In verband met een renovatieproject worden op enkele locaties bestaande afsluiterstations vervangen. Op één locatie (deelgebied J) lukt het omwille van veranderde veiligheidseisen niet om het bestaande afsluiterstation één op één te vervangen. Hierdoor zal het leidingverloop gewijzigd worden en zal ook de belemmeringenstrook anders komen te liggen. Een belemmeringenstrook bevindt zich aan weerszijden van een leiding en is wettelijk aangewezen ten behoeve van onder andere onderhoud. De aanpassingen zijn weliswaar gering, maar bij aanleg van nieuwe leidingen moet de regelgeving van het Besluit externe veiligheid buisleidingen in acht worden genomen.

Dit heeft de volgende consequenties:

  • omdat zowel de ligging van de leiding als de belemmeringenstrook op de verbeelding van het bestemmingsplan moeten worden opgenomen is een aanpassing van de verbeelding nodig.
  • er moet een toetsing plaatsvinden aan het plaatsgebonden risico.
  • er moet een berekening plaatsvinden van het groepsrisico.
  • het groepsrisico moet worden verantwoord. Wanneer geen volledige verantwoording plaatsvindt moet dit worden toegelicht.

Voor wat betreft de locatie deelgebied J is de afwijking zeer beperkt. In het rapport 'QRA Modificaties Afsluiterstations S-6227 en S-6265' (RoyalHaskoningDHV, 26 juli 2017) is een kwantitatieve risicoanalyse beschreven. Hieruit blijkt dat de consequenties voor externe veiligheid zeer gering zijn en dat wordt voldaan aan de normering van het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Om die reden is afgezien van een nadere toelichting, evenals van een verantwoording van het groepsrisico, mede gelet op de inhoud van de rapportage van RoyalHaskoningDHV. Dit bestemmingsplan past de belemmeringenstrook van het afsluiterstation S-6227 (deelgebied J) aan. Het afsluiterstation S-6265 is geplaatst ruim binnen de bestaande belemmeringenstrook en hoeft niet te worden aangepast.

De rapportage is als Bijlage 6 bij regels van dit bestemmingsplan gevoegd. Het advies van RUDUtrecht van 20 september 2018 is als Bijlage 8 bij deze toelichting gevoegd.

Conclusie
Gelet op de aard van het deelgebied, de aard van de daarin voorkomende objecten en de afstanden tot risicobronnen is een gedetailleerde toelichting over de externe veiligheidsregelgeving niet nodig. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.6 Luchtkwaliteit

Luchtkwaliteit heeft betrekking op luchtverontreiniging door gasvormige stoffen en verontreiniging van de lucht met stof, door met name verkeer. De luchtkwaliteit beïnvloedt in belangrijke mate de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Wegverkeer is samen met de hoge achtergrondconcentratie in Utrecht, in belangrijke mate van invloed op de luchtkwaliteit. In november 2007 is de wijziging van de Wet milieubeheer met betrekking tot luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wetswijziging staat bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Op basis van deze wet, opgenomen in artikel 5.16 lid 1 Wet milieubeheer, moet het bevoegd gezag bij het vaststellen van een bestemmingsplan dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, rekening houden met de effecten op de luchtkwaliteit.

Voor het bestemmingsplan geldt dat hierin nauwelijks nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Het betreft een actualiseringplan, gericht op het vastleggen van de bestaande situatie.

Plangebied en conclusie
Gelet op het consoliderende karakter van het bestemmingsplan zijn er vanuit het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.7 Bodem

4.7.1 Bodemkwaliteit

Het gemeentelijk bodembeleid gaat uit van de volgende algemene uitgangspunten:

  • Bodembescherming
    Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en wanneer er toch bodemverontreiniging ontstaat moet de bodem direct worden gesaneerd. Dit speelt met name bij bedrijfsmatige activiteiten en/of calamiteiten.
  • Bodemsanering
    Ernstig verontreinigde locaties moeten worden gesaneerd wanneer er tevens sprake is van milieuhygiënische risico's. Bij immobiele verontreiniging in de bovengrond die zich niet kan verspreiden (zoals zware metalen en PAK) wordt uitgegaan van een zogenoemde functiegerichte benadering. Dit houdt in dat de kwaliteitseisen die aan de bodem worden gesteld afhankelijk zijn van de (toekomstige) bestemming van de locatie. Bij mobiele verontreiniging die zich via het grondwater kan verspreiden, wordt mede afhankelijk van de kosteneffectiviteit, zoveel mogelijk verwijdering van de verontreiniging nagestreefd. Een ander uitgangspunt is dat bij nieuw in te richten gebieden of terreinen hogere eisen worden gesteld aan de bodemkwaliteit dan bij milieuhygiënisch onvermijdbare saneringen in gebieden waar geen nieuwe inrichting plaats vindt. Bij nieuwe situaties ligt het criterium voor saneren bij ernstige verontreiniging.
  • Bodembeheer
    Bij hergebruik van (schone of licht verontreinigde) grond wordt uitgegaan van het principe 'wat schoon is moet schoon blijven' en 'wat vies is mag niet viezer worden'. Waar mogelijk wordt een verbetering van de kwaliteit nagestreefd, zodat de bodem duurzaam geschikt wordt voor elk gewenst gebruik.

Plangebied en conclusie
Gelet op het consoliderende karakter van het bestemmingsplan zijn er vanuit het aspect bodem geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.8 Natuurbescherming

Op grond van de Wet natuurbescherming moeten initiatiefnemers onderzoek doen naar de effecten van hun activiteiten op beschermde dier- en plantensoorten en beschermde gebieden. Bij het vaststellen van (wijzigingen in) een bestemmingsplan moet van tevoren duidelijk zijn dat de Wet natuurbescherming niet in de weg staat aan de uitvoering van het plan. Daarnaast moet worden gekeken naar de regels in de Provinciale Ruimtelijke Verordening Provincie Utrecht en de Provinciale Verordening Natuur en Landschap provincie Utrecht 2017.

Plangebied
Dit plan genereert geen directe initiatieven die gevolgen kunnen hebben voor de aanwezige beschermde flora en fauna. Uitvoeren van een onderzoek is in het kader van onderhavig bestemmingsplan – mede gelet op de beschikbare informatie - gezien vorenstaande niet noodzakelijk. Bij aanvragen van omgevingsvergunningen zal getoetst moeten worden aan de voorwaarden van de Wet natuurbescherming, de provinciale verordening Natuur en landschap (Provincie Utrecht 2017) en de gemeentelijke soortenlijst. Het plangebied grenst niet aan een Natura 2000-gebied en ligt niet in de nabijheid van een Beschermd Natuurmonument.

Conclusie
De Wet natuurbescherming vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.9 Bomen En Groen

Dit actualiseringsplan heeft geen effect op het aantal bomen binnen de deelgebieden omdat geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.
De locaties zijn geen onderdeel van de hoofdgroenstructuur.

4.10 Water

Met de watertoets wordt beoogd de waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken waardoor het water een evenwichtige plaats krijgt in ruimtelijke plannen. Een evenwichtige plaats houdt in dat in elk plan de negatieve effecten voor de waterhuishouding ten gevolge van ruimtelijke ontwikkelingen -waar mogelijk- moeten worden voorkomen.

Bij het opstellen van het advies ‘toetst’ het waterschap of het plan aan de criteria voor de waterhuis-houding voldoet. Als algemeen criterium voor ruimtelijke plannen geldt dat minimaal het stand-still moet worden gehanteerd, hetgeen inhoudt dat de waterhuishouding niet mag verslechteren.

Plangebied en conclusie
In dit geval gaat het om een conserverend bestemmingsplan, waarbij aan dat uitgangspunt wordt voldaan. Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de waterhuishouding.

4.11 Duurzaamheid In Gebouwde Omgeving

De gemeente heeft in haar beleid vergaande duurzaamheidsdoelen voor People en Planet vastgelegd. Dat zijn onder andere de Milleniumdoelen, Duurzaam Inkopen, Utrechtse energie 'Utrecht CO2-neutraal in 2030', Waterplan en FSC Convenant. Ook in het huidige collegeprogramma 2018-2022: 'Utrecht wil koploper zijn als het gaat om de verandering naar een duurzame energievoorziening en economie'.

De gemeente heeft ambities vastgesteld voor duurzaam bouwen, energie materiaalgebruik enzovoort. In projecten en bouwinitiatieven moeten deze ambities worden uitgewerkt. Ontwikkel- en herstructureringslocaties bieden kansen om een bijdrage te leveren aan de realisatie van deze ambitie. Energieneutraal is daarbij te vertalen 'met een EPC = 0'; dat wil zeggen 'Het gebouw-gebonden energieverbruik is op jaarbasis gemiddeld NUL'

De milieubelasting door bouwen, wonen en werken is te groot. De overheid streeft er naar deze milieubelasting in 2030 met 95% te verminderen ten opzichte van 1990 en moedigt andere partijen aan hieraan bij te dragen.

De gemeente Utrecht streeft naar een duurzame ruimtelijke ontwikkeling. Voor gebruikers levert duurzaamheid een hoog kwalitatieve leefomgeving door verhoging van comfort, veiligheid en gezondheid. Het levert tevens kostenbesparing op én het is goed voor het milieu.

Duurzaamheid is belangrijk voor de stad en haar inwoners en elk bouwinitiatief moet daaraan een bijdrage leveren.

Plangebied en conclusie
Het bestemmingsplan voorziet niet in het realiseren van bouwprojecten.
Het aspect duurzaamheid en energie is in dit geval niet relevant.
In geval van sloop, verbouw of nieuwbouw moet het bovenstaande in acht worden genomen.

4.12 Archeologie

In 1992 heeft Nederland het Europese Verdrag van Malta ondertekend en in 1998 geratificeerd.
Doel van dit verdrag is een betere bescherming van het Europese archeologische erfgoed door een structurele inpassing van de archeologie in ruimtelijke ordeningstrajecten. Eén van de belangrijkste uitgangspunten van het Verdrag van Malta is dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ in de bodem bewaard moeten blijven. Alleen als behoud in situ niet mogelijk is, wordt overgegaan tot behoud van de archeologische informatie ex situ, door middel van opgraven en bewaren in depot. Een ander uitgangspunt is dat het onderzoek naar de aanwezigheid van archeologische waarden in een zo vroeg mogelijk stadium moet plaatsvinden, zodat hiermee bij de planontwikkeling rekening gehouden kan worden. Een derde uitgangspunt is het 'de verstoorder betaalt principe'. Alle kosten die samenhangen met archeologisch onderzoek moeten worden betaald door de initiatiefnemer van de geplande bodemingrepen. Ten slotte richt het Verdrag van Malta zich tevens op een toename van kennis, herkenbaarheid en beleefbaarheid van het archeologische erfgoed.

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet ingegaan. Deze wet heeft betrekking op archeologie op het land en onder water. Samen met de toekomstige Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk. Op grond van Hoofdstuk 9 Overgangsrecht blijft artikel 38a van de Monumentenwet 1988 van toepassing tot inwerkingtreding van de Omgevingswet. Artikel 38a schrijft voor dat in een bestemmingsplan rekening moet worden gehouden met in de grond te aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.

Verordening en bestemmingsplan
De gemeente Utrecht heeft ervoor gekozen ter bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen een verordening op te stellen voor het hele grondgebied van de gemeente. In de verordening op de archeologische monumentenzorg is een vergunningenstelsel opgenomen ter bescherming van het archeologische erfgoed, waarmee de wettelijk vereiste bescherming kan worden geboden. In bestemmingsplannen wordt verwezen naar de verordening en een regel opgenomen (dubbelbestemming Waarde - Archeologie). In deze dubbelbestemming is opgenomen dat de voor Waarde- archeologie aangewezen gronden mede zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachtingen. Met deze specifieke gebruiksregel wordt geregeld dat onder een met het bestemmingsplan strijdig gebruik in ieder geval wordt begrepen het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg. Door de verordening en de daarbij behorende archeologische waardenkaart is de bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen in de bodem van de gemeente Utrecht gewaarborgd en zijn verstoringen van de bodem vanaf een op de archeologische waardenkaart aangegeven oppervlakte en diepte vergunningplichtig.

Gemeentelijke archeologische waardenkaart
De Archeologische Waardenkaart van de gemeente Utrecht ligt ten grondslag aan de verordening op de archeologische Monumentenzorg. Deze waardenkaart is geënt op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarde (IKAW) van de provincie en op de kennis en ervaring opgedaan in tientallen jaren archeologisch onderzoek in de stad. Hij geeft inzicht in de ligging van beschermde archeologische rijksmonumenten, gebieden van hoge archeologische waarde, gebieden van hoge archeologische verwachting en gebieden van archeologische verwachting en bij welk te verstoren oppervlakte en diepte een vergunningsplicht geldt. In de op de waardenkaart aangeduide gebieden waar een vergunningplicht geldt zal van toekomstige initiatiefnemers tot bodemverstorende activiteiten een inspanning vereist worden om resten uit het verleden op te laten sporen en zo nodig veilig te stellen.

Beschermde archeologische rijksmonumenten worden op grond van de Erfgoedwet beschermd. Op grond van Hoofdstuk 9 Overgangsrecht blijven paragraaf 2 en 3 van hoofdstuk II van de Monumentenwet 1988 van toepassing tot inwerkingtreding van de Omgevingswet. Hierin staat dat aantasting van de beschermde archeologische monumenten niet is toegestaan. Voor wijziging, sloop of verwijdering van een archeologisch Rijksmonument moet een vergunning worden aangevraagd waarop de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed beslist.

Gebieden van hoge archeologische waarde (rood) zijn gebieden waarvan bekend is dat er archeologische waarden zijn, maar die niet beschermd zijn als archeologisch rijks- of gemeentelijk monument. Hier geldt een archeologievergunningsplicht bij bodemingrepen groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm. Gebieden van hoge archeologische verwachting (geel) zijn zones waar op grond van eerder uitgevoerd archeologisch onderzoek dan wel op basis van historisch geografisch onderzoek archeologische waarden te verwachten zijn (er wordt een middelhoge tot hoge dichtheid aan archeologische vondsten of sporen verwacht). Hier geldt een archeologievergunningsplicht bij bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 50 cm. Bij gebieden met een archeologische verwachting (groen) zijn de verwachtingen lager (er wordt een middelhoge dichtheid aan archeologische vondsten of sporen verwacht). Hier geldt een archeologievergunningsplicht bij bodemingrepen groter dan 1000 m2 en dieper dan 50 cm. Daarnaast zijn op de kaart witte gebieden aangewezen. Voor deze zones geldt geen verwachting en geen vergunningstelsel.

Wanneer bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen moet hiervan, conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet melding worden gedaan bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. archeologen van de afdeling Erfgoed van de gemeente Utrecht, 030-2860023, 030-2860016, 030-2860011 of 030-2862765 en via archeologie@utrecht.nl.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2019-VA01_0014.png"Afbeelding 13: Archeologische Waardenkaart Gemeente Utrecht

Plangebied
Voor het plangebied geldt op sommige locaties een archeologische verwachtingswaarde. Bovenstaande afbeelding geeft de overzichtskaart die opgenomen is in Bijlage 4 ArcheologischeWaardenkaart. Voor deze locaties geldt een onderzoekplicht en een aanlegvergunningsstelsel en gelden in beginsel bouwregels bij elke ontwikkeling.

De gebieden met een hoge archeologische waarden bevatten aangetoonde archeologisch sporen waarbij geldt dat bij verstoring van deze waarden een archeologievergunning moet worden aangevraagd.

Conclusie
De gebieden met archeologische verwachtingen en -waarde in het plangebied worden beschermd via het vergunningenstelsel in de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg en de specifieke gebruiksregel in het bestemmingsplan via een dubbelbestemming.

Indien bij uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische zaken worden aangetroffen, moet conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien 2007) melding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de gemeente Utrecht, team Erfgoed, 030-2863990 worden gedaan.

4.13 Cultuurhistorie

Beschermde stadsgezichten
Binnen het plangebied ligt een gemeentelijk monument Biltstraat 63 (deelgebied F) en het door het Rijk aangewezen Beschermd stadsgezicht Utrecht Oost (deelgebieden C en D).

Rijksbeschermde stadsgezichten
Voor rijksbeschermde gezichten gelden enkele afwijkingen van de normale bouwregelgeving. Bouwvergunningvrij bouwen geldt bijvoorbeeld maar beperkt in deze gebieden. Burgemeester en Wethouders kunnen bij een sloopaanvraag de eis stellen dat eerst een Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen moet zijn verleend, voordat de Omgevingsvergunning/slopen wordt afgegeven. Deze bepaling is onder andere in de wetgeving opgenomen om 'gaten' in straatwanden te voorkomen.


afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2019-VA01_0015.png"
Afbeelding 14: Beschermde stadsgezichten

Ook op andere beleidsterreinen gelden soms afwijkingen ten opzichte van 'normale' gebieden. Zo kunnen hogere huurprijzen worden gehanteerd voor historische panden in rijksbeschermde gezichten.

Voor bijzonderheden met betrekking tot het beschermd stadsgezicht Utrecht-Oost naar Bijlage 5Aanwijzingsbesluit Beschermd stadsgezicht Utrecht-Oost met de begrenzing naar Bijlage 6Begrenzingskaart Beschermd stadsgezicht Utrecht-Oost van de toelichting.

Plangebied en conclusie
Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk. Dit plan gaat uit van de bescherming van de culthistorische waarden.

4.14 Kabels En Leidingen

De leidingen van planologische belang in het plangebied (deelgebied J) zijn voorzien van een regeling. De belemmeringenstrook is juridisch planologisch verankerd.

4.15 Kwaliteit Van De Leefomgeving

Dit plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
Met deze actualisering is slechts sprake van aanpassing van de regelgeving aan de bestaande situatie.

4.16 Gezondheid

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
Er is geen sprake van een negatief effect op de gezondheid en de leefomgeving.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

De bedoeling van dit bestemmingsplan is de bestaande situatie te voorzien van een daarbij passende bestemmingsregeling.
De kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan komen voor rekening van de gemeente. Er is geen sprake van andere kosten voor de gemeente.

5.1.1 Planschade

Planschade is mogelijk wanneer er nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden. Aangezien in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, wordt geen planschade niet verwacht.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

5.2.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening

De vooroverlegpartners hebben geen opmerkingen tegen het bestemmingsplan.

Het ontwerp van het bestemmingsplan is toegestuurd naar de provincie, het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden (HDSR) en de Gasunie.
De provincie ziet geen aanleiding om opmerkingen te plaatsen. De HDSR heeft geen opmerkingen gemaakt. De Gasunie is akkoord met de regeling voor en verbeelding van deelgebied J.

De regeling voor deelgebied J is, zoals het Besluit externe veiligheid buisleidingen voorschrijft, voorgelegd aan de VeiligheidsRegio Utrecht (VRU). De VRU ziet in het bestemmingsplan geen wijzigingen voor wat betreft de mogelijkheden van rampenbestrijding en zelfredzaamheid. Deze zijn op dit moment ook voldoende en de VRU heeft daarover dan ook geen opmerkingen.

Hoofdstuk 6 Juridische Plantoelichting

6.1 Inleiding

Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen
(SVBP 2012). De SVBP 2012 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere leesbaarheid, raadpleegbaarheid en helderheid voor de gebruiker en draagt zo bij aan een effectiever en efficiëntere dienstverlening.

6.2 Planvorm

Het bestemmingsplan Actualisering diverse gebieden 2018 kenmerkt zich door een gedetailleerde bestemmingsregeling, zowel op de verbeelding als in de voorschriften. Het bestemmingsplan maakt deel uit van de actualiseringreeks van de gemeente en heeft een conserverend karakter. Dit betekent dat binnen de deelgebieden de bebouwing en gebruik van de bestaande situatie is vastgelegd.

6.3 Opbouw Regels

De opzet van de bestemmingsregels is steeds gelijk:

  • bestemmingsomschrijving (met ondergeschikte en nevengeschikte doeleinden);
  • bouwregels;
  • nadere eisen waar de bestemmingsregeling dat nodig maakt;
  • afwijkingsregels van de bouwregels;
  • waar nodig: een bijzondere gebruiksregel, bijvoorbeeld bij wonen een aan-huis-verbonden bedrijf.
  • afwijkingsregels van de gebruiksregels;
  • eventueel een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, ter bescherming van aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke of natuurwaarden;
  • waar nodig: een wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht.

6.3.1 Nadere eisen

Op basis van artikel 3.6, lid 1 onder d van Wro, kan worden bepaald dat burgemeester en wethouders met inachtneming van de bij het plan te geven regels, nadere eisen kunnen stellen ten aanzien van in het plan omschreven onderwerpen of onderdelen. Het stellen van nadere eisen kan betrekking hebben op een heel scala van onderwerpen. Zo kan bijvoorbeeld worden bepaald dat de nadere eisen betrekking hebben op de situering of afmetingen van gebouwen en/of bouwwerken, of op het stellen van eisen aan parkeergelegenheid op eigen terrein, maar evenzeer kunnen nadere eisen betrekking hebben op het treffen van bouwkundige voorzieningen en/of aanpassingen die van belang zijn voor een goede ruimtelijke ordening.

In hoofdzaak vindt een goede ruimtelijke ordening plaats door het toekennen van bestemmingen en daarbij bouwmogelijkheden aan percelen. Hoewel daarmee op hoofdlijnen de gewenste ruimtelijk inrichting van een perceel (qua functie en bebouwingsvolume) is vastgelegd, kan er echter op detailniveau aanleiding zijn of behoefte bestaan om specifieke ruimtelijke belangen op een juiste manier af te stemmen. Hiervoor is het instrument van nadere eisen in de wet opgenomen.

Om nadere eisen te kunnen opnemen, wordt in de toelichting een beschrijving gegeven van bijvoorbeeld de relevante te beschermen karakteristiek van een plangebied, de parkeersituatie, de cultuurhistorische waarden die beschermd kunnen worden door middel van andere eisen enz.

Nadere eisen dienen er voor om binnen de toegekende bestemming en bouwmogelijkheden maatwerk te kunnen leveren op perceelniveau. De noodzaak voor dit maatwerk is gelegen in de specifieke ruimtelijke omstandigheden van het betreffende (of het aangrenzende) perceel, die niet op voorhand te regelen zijn in de algemeen geformuleerde bestemmingsregeling.

Deze specifieke ruimtelijke omstandigheden kunnen de volgende aspecten betreffen:

  • stedenbouwkundige aspecten;
  • landschappelijke en of ecologische aspecten;
  • milieukundige aspecten;
  • cultuurhistorische aspecten;
  • verkeersaspecten;
  • sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van naastgelegen percelen/bouwwerken.


Sommige deelgebieden geven, gelet op de regelingen in de hiervoor geldende bestemmingsplannen, aanleiding voor het opnemen van nadere eisen.

Stedenbouwkundige aspecten
In het gebied is het creëren van een afwisselend bebouwingsbeeld van groot belang, waarbij de stedenbouwkundige opzet van het gebied wordt gerespecteerd en nieuwbouw zorgvuldig wordt ingepast.

Specifiek ten aanzien van technische installaties, afschermingen van installaties of ruimtes voor het onderbrengen van installaties op het dakvlak, kunnen nadere eisen worden gesteld. Om de gebouwvolumes zo gaaf mogelijk tot hun recht te laten komen, mogen technische installaties, afschermingen van installaties of ruimtes voor het onderbrengen van installaties, slechts als toegevoegde objecten of volumes op het dakvlak worden aangebracht, als deze duidelijk deel uitmaken van de architectonische expressie van het gebouw. Deze regel heeft betekenis met betrekking tot het uit beeld brengen van technische installaties en/of hun behuizing vanuit posities dichtbij of ver van het gebouw en/of vanuit hogere gebouwen.

Milieukundige aspecten
Vanuit specifieke milieuomstandigheden kan het noodzakelijk zijn nadere eisen te stellen aan nieuwbouw of verbouw. Bijvoorbeeld aan de locatie van toegangen of vluchtwegen bij gebouwen die op plekken worden gerealiseerd waarbij vanuit het aspect externe veiligheid maatregelen noodzakelijk zijn om de veiligheid van die gebouwen te waarborgen.

Sociale veiligheid
Vanuit sociale veiligheid kan het noodzakelijk zijn nadere eisen te stellen aan nieuwbouw of verbouw. Bijvoorbeeld aan de situering van de gebouwen zelf of de toegangen tot deze gebouwen die op plekken worden gerealiseerd waarbij vanuit het aspect sociale veiligheid geen sociaal onveilige situaties of plekken ontstaan en zo veel mogelijk een veilig gevoel ontstaat voor de gebruikers van deze gebouwen en omliggende terreinen.

Verkeersaspecten
De veilige afwikkeling van verkeer en het voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein kunnen aanleiding zijn voor het stellen van nadere eisen aan bebouwing. Hierbij zal het vooral gaan om maatregelen en eisen aan bebouwing voor het waarborgen overzichtelijke verkeerssituaties, de doorstroming van het verkeer en de bereikbaarheid van gebouwen. Maar ook kan het stellen van eisen aan de situering of het aantal parkeerplaatsen bij een woning, bedrijf, kantoor of voorziening van belang zijn als bijvoorbeeld extra parkeerplaatsen op de openbare weg niet mogelijk of gewenst zijn.

Gebruiksmogelijkheden van naastgelegen percelen
Het is niet de bedoeling dat naastgelegen percelen en/of bouwwerken hinder ondervinden van de ontwikkelingen op hun buurperceel. Vaak is dit met kleine maatregelen goed te voorkomen. Te denken valt aan het stellen van nadere eisen aan de hoogte of aan de situering van erfbebouwing.

6.4 Regeling Bijbehorende Bouwwerken

In het Besluit omgevingsrecht Bijlage II artikel 2 staan de vergunningvrije bijbehorende bouwwerken opgesomd. Deze vergunningvrije bouwwerken zijn in 2014 aanzienlijk verruimd. De vergunningvrije bouwwerken komen overeen met de voorheen door de gemeente Utrecht gehanteerde standaard erfbebouwingsregeling bij woningen. Besloten is daarom om in het bestemmingsplan geen aparte regels meer op te nemen voor bijbehorende bouwwerken, maar om te verwijzen naar de vergunningvrije bijbehorende bouwwerkenregeling in het Besluit omgevingsrecht.

6.5 Systematiek Van De Bestemming Wonen

Aan-huis-verbonden bedrijf
Een belangrijk onderdeel van de bestemming Wonen is de regeling van de aan-huis-verbonden bedrijven als ondergeschikte functie bij het wonen. Zoals de naam al aangeeft, gaat het bij een aan-huis-verbonden bedrijf om een beroeps- of bedrijfsuitoefening in combinatie met wonen en dus door één van de bewoners van de woning. De maximale oppervlakte die daarvoor is toegestaan is 1/3 deel van het vloeroppervlak van de woning (inclusief aanbouwen) en vrijstaande bijgebouwen met een maximum van 40 m² . Bij een aan-huis-verbonden bedrijf mag geen sprake zijn van detailhandel, horeca, afhaalzaken of belhuizen.

In een beperkt aantal gevallen, wanneer de woonoppervlakte van een woning groter is dan 200m2, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de oppervlakte voor een aan-huis-verbonden bedrijf tot maximaal 60 m2.

Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het toestaan van milieucategorie B2 voor een aan-huis-verbonden bedrijf, onder de voorwaarde dat de bedrijfsactiviteit in kwestie naar aard en invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met bedrijfsactiviteiten in milieucategorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven functiemenging.

Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan het handhaven van parkeergelegenheid op eigen terrein. Door het toenemend autobezit en het toenemend aantal woninguitbreidingen 'tot het maximaal mogelijke' zou de situatie kunnen ontstaan, dat parkeergelegenheid op eigen terrein vervalt of onvoldoende wordt. In deze gevallen is het wenselijk te kunnen "sturen" en door middel van het stellen van nadere eisen parkeergelegenheid op eigen terrein te kunnen behouden in de bestemming Wonen. Ook kan het uit een oogpunt van de bebouwingskarakteristiek in de omgeving of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken nodig of gewenst zijn nadere eisen te stellen aan de situering van bebouwing ten opzichte van de zijdelingse perceelgrens.

6.6 Artikelsgewijze Toelichting

6.6.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen en Artikel 2 Wijze van meten

De regels voor de begrippen en de wijze van meten behoeven geen nadere toelichting.

6.6.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd - 1

Deze bestemming is gelegd op het hotel, de manege en de boerderij met bedrijfswoning alsmede met de additionele horeca. De woning moet gebouwd worden binnen het aangegeven bouwvlak en moet voldoen aan de maximale bouwhoogte. Het restaurant dan wel de zaalverhuurruimte in de boerderij inclusief het terras aan de zijkant is additioneel aan de functies hotel en manege.

De manege en het hotel zijn apart aangeduid. Op de verbeelding zijn bouwvlakken opgenomen waarbinnen de voorzieningen gebouwd mogen worden en een maximale bouwhoogte. De beheerderswoning aan de voorkant van de boerderij (gezien vanaf de Biltsestraatweg) wordt als bedrijfswoning bij de manege beschouwd. Binnen de gehele bestemming Gemengd is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan.

Artikel 4 Gemengd - 2

Deze bestemming is in dit plangebied opgenomen voor de menging van diverse functies, waaronder met name wonen op de verdieping met detailhandel op de begane grond. Deze bestemming is van toepassing op met name de echte winkelstraten, zoals de Nachtegaalstraat, de Burgemeester Reigerstraat, een deel van de Biltstraat en een deel van de Adriaen van Ostadelaan en Jan van Scorelstraat.

Een groot aantal panden in deze straten wordt naast de woonfunctie op de verdieping, de begane grond voor diverse functies gebruikt waaronder zoals winkels, dienstverlening en horeca. Door een dergelijke menging van functies blijft het gemengde karakter van de straten behouden. In het bestemmingsplan hebben deze panden dan ook een bestemming gekregen die menging van functies mogelijk maakt. Op de verdiepingen mag uitsluitend worden gewoond. Op enkele plaatsen bevinden zich andere functies dan wonen op de verdieping. Voor deze gevallen is aangegeven dat die andere functie op de verdieping is toegestaan.

Binnen deze bestemming zijn detailhandelsvestigingen zonder meer toegestaan. Het beleid met betrekking tot detailhandel voorziet in een clustering van detailhandel langs met name de hierboven vermelde straten.

In het plangebied komen verschillende horecagelegenheden voor. Ook deze zijn in deze bestemming opgenomen. De betreffende panden zijn apart op de verbeelding aangeven, omdat wisselingen van horeca naar andere functies wel zijn toegelaten, maar functieveranderingen van winkel naar horeca niet. Binnen de bestemming is alleen de zogenoemde laagdrempelige ofwel zachte horeca toegelaten. Het gaat daarbij om snackbars, restaurants, lunchrooms en andere eetgelegenheden (horecacategorie tot en met C van de bij de regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten dat wil zeggen: toegestaan is categorie D2, D3, D1 en C. D3 is lichte horeca plus met een sluitingstijd van 23:00 uur). Het is niet de bedoeling om in het gebied nieuwe cafés en dergelijke toe te laten. Cafés en dergelijke zijn enkel toegestaan, daar waar ze nu gevestigd zijn. Deze zijn met een specifieke aanduiding met de bijbehorende horeca-categorie opgenomen (horeca-categorie tot en met B van de bij de regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten dat wil zeggen: toegestaan is categorie D2, D3, D1, C en B).

Deze horecacategoriën zijn opgesteld uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening, in verband met de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen. In het bestemmingsplan is een onderscheid gemaakt in vier categorieën horecabedrijven. De categorie-indeling is opgenomen in de 'Lijst van Horeca-activiteiten' en is tot stand gekomen aan de hand van ruimtelijk relevante criteria als aard en omvang van het bedrijf en de parkeerdruk. De regeling geeft een kwalitatieve beperking ten aanzien van het type horecabedrijf dat zich mag vestigen in de woonomgeving. De regeling beoogt de nadelige invloeden van de vestiging van horecabedrijven op het woon- en leefklimaat in de omgeving te voorkomen. Zie ook paragraaf 6.9 de toelichting op de Lijst van Horeca-activiteiten.

Artikel 5 Gemengd - 3

In het plangebied zijn enigszins verspreid diverse niet-woonfuncties op de begane grond aanwezig, zoals kantoren, maatschappelijke voorzieningen, bedrijven en ateliers. Deze functies worden samen met de woonfunctie opgenomen in deze bestemming, waardoor uitwisseling van deze functies mogelijk wordt gemaakt. Ook zit er op een beperkt aantal plekken een hotel, met een specifieke aanduiding. Per aanduiding mag één hotelvestiging zitten.

In de regels is opgenomen dat uitsluitend het bestaande en/of feitelijke parkeren is toegestaan op de in de bijbehorende lijst opgenomen adressen, en dat wijziging en/of uitbreiding van deze functie niet is toegestaan. Uitgangspunt is dat de bestaande (achter)tuinen, ook als er in geparkeerd wordt, moeten worden behouden.

Artikel 6 Groen - 1

Deze bestemming is primair opgenomen ten dienste van de aanleg van groenvoorzieningen. Gezien de beperkte omvang van de groenbestemming in het plangebied ligt het in de lijn der verwachting dat de gronden grotendeels als plantsoen gebruikt en ingericht zullen worden. Dit laat onverlet dat binnen de bestemming ook speelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, water, waterbeheer, en waterberging zijn toegestaan. Daarnaast mogen er binnen deze bestemming ook voet- en fietspaden worden gerealiseerd.

Artikel 7 Groen - 2

Deze bestemming is toegekend aan het Moreelsepark en Park Nieuweroord en de overige groenvoorzieningen in het plangebied. De bestemming is gericht op de bescherming en het behoud van de groene kwaliteiten van deze gebieden. Binnen deze bestemming is mogelijk om wandel- en fietspaden aan te leggen, alsmede speelvoorzieningen. Tevens is het mogelijk hier kleine nutsvoorzieningen te realiseren. Tevens is het mogelijk binnen deze bestemming evenementen te organiseren zoals bijvoorbeeld manifestaties of kunst en theater festivals.

Artikel 8 Groen - 3

De verschillende soorten groenvoorzieningen (met uitzondering van het snippergroen) zijn opgenomen in één bestemming. Een groot deel van het groen heeft alleen een functie als groenstrook, plantsoen of als speelplek.

Binnen de bestemming Groen is ook waterbeheer, waterberging en sierwater toegestaan. De kleinere watergangen zijn dan ook niet apart bestemd. Daarnaast mogen er binnen deze bestemming ook voet- en fietspaden worden gerealiseerd.

Artikel 9 Kantoor - 1

In het plangebied zijn langs de Croeselaan verschillende kantoorgebouwen aanwezig. Deze hebben een passende kantoorbestemming gekregen. Een nadere eisenregeling is hierbij opgenomen in verband met parkeren op eigen terrein. Parkeren moet, waar daartoe de ruimtelijke mogelijkheden aanwezig zijn, geschieden op eigen terrein.
De bestaande bouwmassa's zijn in grote lijnen door middel van bebouwingspercentages en hoogtescheidingslijnen op de verbeelding vastgelegd. Beperkte uitbreidingen zijn in de meeste gevallen wel mogelijk.

Artikel 10 Kantoor - 2

Deze bestemming is toegekend aan de bestaande kantoorgebouwen in en om het Moreelse Park. De bestemming beoogt de veelal monumentale bebouwing naar zijn huidige verschijningsvorm en functioneel gebruik te bestemmen.

Artikel 11 Leiding - Gas 1

In het plangebied bevindt zich een ondergrondse aardgastransportleiding. Ter bescherming van de belangen van de leiding is een dubbelbestemming opgenomen met een aanlegvergunningenstelsel. Bij verzoeken om een aanlegvergunning moet vooraf overleg worden gepleegd met de leidingbeheerder.
Binnen deze bestemming zijn verschillende instellingen en voorzieningen ondergebracht. Het gaat daarbij om dagopvang, een centrum voor gezondheidszorg, medische, sociaal-culturele voorzieningen, religieuze en educatieve instellingen en dergelijke. Daarbij is een zekere uitwisseling van functies mogelijk gemaakt. De bestaande bouwmassa's zijn in grote lijnen door middel van bebouwingspercentages en hoogtescheidingslijnen op de plankaart vastgelegd. Beperkte uitbreidingen zijn in de meeste gevallen wel mogelijk.

Artikel 12 Leiding - Gas 2

Dit artikel beschermt het afsluiterstation met een belemmeringstrook nabij de Proostwetering en bepaalt onder andere dat de diameter en druk van de leiding S-6227 zoals bedoeld in de rapportage 'QRA Modificaties Afsluiterstations S-6227 en S-6265' niet mag worden veranderd. Op de verbeelding staat het afsluiterstation van de hogedruk aardgasleiding inclusief belemmeringenstrook. De belemmeringenstrook voor de leiding (afsluiterstation S-6227) bedragen 4 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.

Artikel 14 Sport

In regel 14.1 staat aangegeven welke vormen van gebruik tot de bestemming gerekend worden. Er mogen dus parkeerplaatsen onder de sporthal worden aangelegd of op onbebouwde plaatsen van het bouwvlak. Enkele ondergeschikte vormen van gebruik van de sportbestemming zijn ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca. Deze functies passen bij de hoofdfunctie en verdragen zich ook daarmee. Bij ondergeschikte detailhandel moet worden gedacht aan kleine verkoop van sportartikelen in de sporthal. Ondergeschikte horeca is mogelijk in de vorm van sportkantines of een koffiecorner. Deze functies zijn alleen mogelijk als ondergeschikte activiteit bij een hoofdfunctie, niet zijnde horeca of detailhandel, waarbij de additionele horeca- of detailhandelsactiviteiten qua uitstraling moeten passen bij de hoofdfunctie en dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie. Deze additionele horeca-activiteiten mogen daarbij niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie.

In regel 14.2 staan de bouwregels. Deze regels bieden, in samenhang met de verbeelding van het plan, de mogelijkheid om een sporthal te bouwen en om bij de sportactiviteiten horende gebouwen te bouwen, zoals kleedruimtes, dug-outs en om bouwwerken te plaatsen, zoals hekken, doelen en lichtmasten. Er zijn ook regels die het bouwen beperken, zowel in plaats (de sporthal moet binnen het bouwvlak worden gebouwd) als in omvang (beperking bouwhoogte van de gebouwen en andere bouwwerken). Vanwege een veiligheidszone langs het Amsterdam-Rijnkanaal mogen tot 25 m uit de oever van het kanaal geen gebouwen worden gebouwd.

Artikel 15 Verkeer - 1

Deze bestemming is van toepassing op de wegen waar de nadruk ligt op de afwikkeling van het doorgaande verkeer. Gezien de aard van het gebied als openbaarvervoerknoopunt vallen in deze bestemming tevens HOV banen, bovengrondse en ondergrondse gebouwde kruisingen met railverkeer en railverkeer zelf. Er zijn tevens gebouwen toegestaan bijvoorbeeld voor het realiseren van parkeervoorzieningen en fietsenstallingen en wachtlokalen.

Artikel 16 Verkeer - 2

Deze bestemming is bedoeld voor de aanleg van het wegvak. Het vlak mag worden gebruikt voor de aanleg van de hoofdweg, de fietsroute, (midden)berm en afwatering. Bebouwing is slechts in beperkte mate toegelaten. Middels de functieaanduiding 'water' is aangegeven dat de gronden tevens bestemd zijn voor water of kruisingen met water.

De essentie van het geluidrapport van het bestemmingsplan 2e Asselijnstraat is in de gebruiksregels van de bestemming Verkeer verankerd. In het geval dat de 2e Asselijnstraat gebruikt wordt voor de tijdelijke ontsluiting van het busstation moet overeenkomstig de eisen uit het akoestisch onderzoek (dat als Bijlage 7 is toegevoegd aan de regels) een geluidsscherm worden opgericht. Overtreding van die gebruiksregels wordt aangemerkt als een met het bestemmingsplan strijdig gebruik.

Het gebruiksverbod in artikel 4.3 ziet alleen op het gebruik van de bestemming Verkeer door bussen. Deze bepaling is opgenomen om te borgen dat er geen bussen gebruik maken van de 2e Asselijnstraat. Alle overige vormen van verkeer blijven, na het van kracht worden van het gebruiksverbod, onverminderd van toepassing.

Artikel 17 Verkeer - 3

Deze bestemming is toegekend aan de in het plangebied aanwezige wegverkeersbestemmingen en de daarbij behorende voorzieningen, alsmede aan de langzaamverkeersbrug.

Artikel 18 Verkeer - Openbaar vervoer

Met deze bestemming wordt de geplande busbaan mogelijk gemaakt. Naast het gebruik door bussen is het ook toegestaan dat calamiteitenverkeer, zoals politie, ambulance en brandweer gebruik maken van de baan. Binnen de bestemming is een kunstwerk zoals een brug mogelijk. Binnen de bestemming zijn ook kleine gebouwtjes toegestaan, bijvoorbeeld voor het realiseren van fietsenstallingen en bushokjes en bouwwerken zoals geluidschermen. Ten behoeve van de naast het plangebied in uitvoering zijnde spooruitbreiding zijn, conform het Tracébesluit 'Sporen in Utrecht', werkterreinen toegestaan.

Er is een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de vorm van een specifieke gebruiksbepaling. Daarin is geregeld dat gebruik van de busbaan uitsluitend is toegestaan als er geluidsafschermende voorzieningen zijn getroffen overeenkomstig het akoestisch onderzoek. Dit onderzoek is terug te vinden als Bijlage 8 bij de regels.

Artikel 19 Verkeer - Railverkeer

Deze bestemming is toegekend aan de in het plangebied aanwezige spoorweginfrastructuur en de daar bij behorende (stations)voorzieningen.

De spoorlijn heeft de bestemming 'Verkeer-railverkeer'. In deze bestemming zijn de spoorbaan en de daarbij behorende voorzieningen toegestaan en ook geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

Artikel 20 Verkeer - Verblijfsgebied

Dit artikel bevat de regels voor de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Deze is van toepassing op straten en kades langs de te herstellen Catharijnesingel. Voor het overige zijn de gronden bestemd voor verkeer- en verblijfsgebied voor gemotoriseerd en langzaam verkeer. Ook nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen zijn toegestaan. Ondergronds zijn gebouwde parkeervoorzieningen en de toegangen daartoe ook toegestaan. De gronden mogen slechts in beperkte mate bebouwd worden.

Artikel 21 Waarde - Archeologie

Voor verschillende locaties geldt een dubbelbestemming Waarde-Archeologie voor de bescherming van mogelijke archeologische vondsten.

Artikel 22 Waarde - Beschermd stadsgezicht

Door middel van deze bestemming worden de betreffende gronden in het plangebied bestemd voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van de met het beschermd stadsgezicht verbonden cultuurhistorische waarden. Voor de gronden die in een beschermd stadsgezicht vallen zijn extra regels opgenomen die waarborgen dat de karakteristiek van het straat- en stadsbeeld niet in onevenredige mate wordt aangetast en aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied geen afbreuk wordt gedaan.

Deze regels hebben onder andere betrekking op de nokrichting, zie voor een toelichting hierop paragraaf 3.4.4 van het bestemmingsplan Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen, voor een toelichting op de regeling voor opbouwen, zie paragraaf 3.4.6, dakterrassen, zie paragraaf 3.4.7 van dit laatst genoemde bestemmingsplan en een aanlegvergunningenregeling.

In deze bestemming is eveneens opgenomen dat voor het slopen van hoofdgebouwen, voor zover zij zijn gelegen binnen het beschermd stadsgezicht, een omgevingsvergunning noodzakelijk is. Op basis van recente jurisprudentie is het mogelijk om een dergelijk sloopverbod op te nemen in een bestemmingsplan.

Artikel 23 Water

Deze bestemming is gelegd op de ten zuiden van het wegvak gelegen watergang die onderdeel uitmaakt van het watersysteem van Leidsche Rijn.

Artikel 24 Waterstaat - Waterkering

Deze dubbelbestemming heeft tevens een waterkerende functie. Hiervoor is daarom een dubbelbestemming opgenomen, waarin is geregeld dat bouwen alleen plaats mag vinden indien dit de waterkerende functie niet schaadt.

6.6.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 25 Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat een stuk grond dat al eens was betrokken bij het verlenen van een omgevingsvergunning bij de beoordeling van latere bouwplannen nogmaals wordt betrokken.

Artikel 26 Algemene bouwregels

Dit artikel regelt de mogelijkheid voor (beperkte) overschrijdingen van bebouwingsgrenzen die op de kaart zijn aangegeven.

Het artikel neemt de functie over van de vervallen stedenbouwkundige bepaling in de bouwverordening over parkeren.

Deze planregel volgt uit de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 9 september 2015 (201410585/1) over bestemmingsplan 'KPN Campus Fockema Andreaelaan, Rubenslaan e.o.'.
Artikel 3.1.2, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening maakt het mogelijk dat een bestemmingsplan ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening regels kan bevatten waarvan de uitleg bij de uitoefening van een daarbij aangegeven bevoegdheid afhankelijk wordt gesteld van beleidsregels. Artikel 26.3 lid 1 van de planregels regelt dat bij een omgevingsvergunning voor het bouwen de parkeergelegenheid voor auto's en fietsen voldoet aan het gemeentelijk beleid (ten tijde van het opstellen van deze toelichting: de Nota Stallen en Parkeren 2013).

Bij het toetsen van een bouwaanvraag aan het bestemmingsplan, zal onderzocht worden of de aanvraag voldoet aan de voorwaarde om voldoende parkeergelegenheid te regelen.

Als gedurende de geldigheid van dit bestemmingsplan het parkeerbeleid wordt gewijzigd, geldt als uitgangspunt dat een aanvraag om omgevingsvergunning aan het op dat moment geldende parkeerbeleid wordt getoetst. Daarom bevat artikel 26.3 lid 2 een bepaling die bij gewijzigd beleid een afweging over de bij de aanvraag horende parkeereis, zodat gemotiveerd wordt in hoeverre het nieuwe beleid wordt toegepast.

Artikel 27 Algemene gebruiksregels

De Wabo bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Een algemeen gebruiksverbod hoeft derhalve niet meer in de planregels te worden opgenomen. Het is wel mogelijk om in het bestemmingsplan aan te geven wat onder verboden gebruik in ieder geval wordt verstaan. In dit artikel is opgenomen dat onder verboden gebruik wordt verstaan: onbebouwde gronden te gebruiken als staanplaats voor onderkomens als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan of als stortplaats voor puin en afvalstoffen.

Het gebruik of bouwen in strijd met het bestemmingsplan was vroeger onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening via een algemene gebruiksbepaling en strafbepaling geregeld in het bestemmingsplan. Onder de Wet ruimtelijke ordening was een en ander geregeld in de wet zelf. Met de invoering van de Wabo is dat opnieuw gewijzigd. Nu is het als volgt geregeld.

Voor elke verandering van gebruik die in strijd komt met een bestemmingsplan is volgens artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo een omgevingsvergunning nodig is. Wanneer voor een dergelijk planologisch strijdig gebruik geen omgevingsvergunning wordt gevraagd of een gevraagde vergunning niet wordt verleend, komt dit gebruik dus in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo. Dat artikel kan vervolgens bestuursrechtelijk of strafrechtelijk via de Wet op de economische delicten worden gehandhaafd.

Strijdig gebruik met planologische regelingen waarvan afwijking niet is toegestaan valt niet onder artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo. Met het oog op dergelijk gebruik is in artikel 7.2 Wet ruimtelijke ordening een verbodsbepaling opgenomen bij de invoering van de Wabo.

Artikel 28 Algemene aanduidingsregels

28.1 Geluidszone-industrie

Voor enkele locaties is een geluidzone opgenomen. Deze moet in acht genomen worden.

28.2 Vrijwaringszone-straalpad

Voor een locatie een straalpadzone opgenomen, die in acht genomen moet worden.

Artikel 29 Algemene afwijkingsregels

Dit artikel regelt de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders om af te wijken van de regels. Dit heeft primair tot doel enige flexibiliteit in de regels aan te brengen. Ze kunnen worden toegepast als er niet op grond van de bestemmingsregelingen in hoofdstuk 2 al afgeweken kan worden. Het gaat dan om een afwijking van maten, afmetingen en percentages, het plaatsen van objecten van beeldende kunst, het realiseren van kleine nutsgebouwtjes.

De overgangs- en slotbepalingen van hoofdstuk 4 bevatten de onderstaande twee bepalingen.

Artikel 30 Algemene wijzigingsregels
Deze wijzigingsbevoegdheid bevat de mogelijkheid om de grenzen tussen bestemmingen en grenzen van aanduidingen te verschuiven ten behoeve van technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken. Met deze wijzigingsmogelijkheid kan het plan ook in de toekomst op een goed controleerbare en doseerbare wijze flexibel worden gehouden.

6.6.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregel

Artikel 31 Overgangsrecht

In het Besluit ruimtelijke ordening (in werking 1 juli 2008) is overgangsrecht opgenomen dat in elk bestemmingsplan moet worden overgenomen.

Wanneer de in het plan opgenomen regels, voor wat betreft gebruik of bebouwing, afwijken van een bestaande legale situatie, dan zijn daarop de overgangsbepalingen van toepassing. De overgangsbepaling heeft tot doel bestaande belangen te respecteren totdat realisering van de nieuwe regels plaatsvindt.

Voor bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, is bepaald dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijking niet wordt vergroot. Gehele vernieuwing is in principe uitgesloten, waaronder ook gefaseerde vernieuwing van een bouwwerk wordt verstaan. Het doel van het overgangsrecht is dat het bestaande bouwwerk in de bestaande staat in stand mag worden gehouden. Uitsluitend na het tenietgaan van het bouwwerk door een calamiteit, waarmee onder andere brand of extreme weersomstandigheden wordt bedoeld, is onder voorwaarden gehele vernieuwing toegestaan.

Vergunningplichtige bouwwerken die zonder vergunning zijn opgericht, kunnen door overgangsrecht niet gelegaliseerd worden. Bouwen zonder vergunning is immers een overtreding van de Wabo die niet door een regeling in een bestemmingsplan ongedaan kan worden gemaakt.

Wel kan met een beroep op het overgangsrecht een aanvraag worden ingediend voor de verbouw van een illegaal bouwwerk. Om te voorkomen dat een dergelijke aanvraag moet worden gehonoreerd, is in de overgangsbepaling van dit plan opgenomen dat deze slechts van toepassing is op legale bouwwerken.

Voor het gebruik dat onder het overgangsrecht valt, is bepaald dat dat gebruik mag worden voortgezet. Het gebruik mag eveneens worden gewijzigd, voor zover de afwijking ten opzichte van het toegestane gebruik niet vergroot wordt.

Hiervoor is reeds aangegeven dat illegale bouwwerken niet gelegaliseerd kunnen worden door overgangsrecht. Voor gebruik is dat in principe wel mogelijk maar vanuit het oogpunt van handhaving ongewenst. Gezien het voorgaande is in de overgangsbepaling opgenomen dat het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, van het overgangsrecht is uitgesloten.

Ook na het van kracht worden van dit plan kan dus nog met succes handhavend worden opgetreden tegen gebruik dat reeds in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan. Dit laatste is uiteraard mede afhankelijk van andere aspecten, waaronder de vraag of het strijdige gebruik reeds zolang plaatsvindt dat de gemeente haar rechten heeft verwerkt.

Artikel 32 Slotregel

In dit artikel is de naam van het bestemmingsplan, de citeertitel, omschreven.

Prostitutie
In het plangebied van dit bestemmingsplan zijn geen seksinrichtingen gevestigd met een vergunning op basis van de APV. Gezien het in Utrecht gehanteerde maximumstelsel zijn nieuwe seksinrichtingen niet toegestaan en zijn seksinrichtingen uitgesloten in de gebruiksbepaling en in de begripsbepaling "aan-huis-verbonden bedrijf". Gelet op het binnen de gemeente gehanteerde maximumstelsel betekent de regeling in dit bestemmingsplan geen algeheel verbod, maar wel een verbod op seksinrichtingen binnen dit plangebied.

6.7 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden

Ter bescherming van het beschermd en het waardevol stadsgezicht is een vergunningenstelsel opgenomen. Bij de bestemmingsomschrijving van verschillende bestemmingen is aangegeven dat de gronden die de aanduiding 'beschermd stadsgezicht' of 'waardevol stadsgezicht' hebben, tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de het beschermd respectievelijk waardevol stadsgezicht. Het is verboden bepaalde werken en werkzaamheden uit te voeren zonder een omgevingsvergunning. Het betreft werken en werkzaamheden zoals: het wijzigen van het gevelaanzicht, het ophogen, verlagen of afgraven van de gronden, het aanleggen van verhardingen, het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen en dergelijke. Op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, noodzakelijk zijn voor het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond of reeds vergunde werken of werkzaamheden is het verbod niet van toepassing. De omgevingsvergunning wordt afgegeven als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, herstel en ontwikkeling van het beschermd of waardevol stadsgezicht.

Ook zijn vergunningplichten opgenomen in de regeling van de bestemming Groen met de nadere aanduidingen ecologische verbindingszone en ecologische kerngebied. Ook in deze gevallen is er een omgevingsvergunning noodzakelijk ter bescherming van de aanwezige waarden, omdat de genoemde werkzaamheden deze waarden onherstelbaar kunnen aantasten. Het is daarom van belang om die werkzaamheden aan een vergunningsvereiste te koppelen zodat een afweging kan worden gemaakt voordat zij worden uitgevoerd.

6.8 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

6.8.1 Algemeen

Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. In de bijlagen bij de regels is de Lijst van Bedrijfsactiviteiten opgenomen.

Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:

  • geluid;
  • geur;
  • stof;
  • gevaar (met name brand- en explosiegevaar).


In specifieke situaties kan daarnaast de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.

6.8.2 Omgevingstype bepalend voor de daadwerkelijk te hanteren afstanden

De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2006).

De gewenste afstand tussen een bedrijfsactiviteit en woningen (of andere gevoelige functies zoals scholen) wordt mede bepaald door het type gebied waarin de gevoelige functie zich bevindt. Conform de VNG-publicatie worden daarbij twee omgevingstypen onderscheiden: rustige woonwijk en gemengd gebied.

Omgevingstype rustige woonwijk
In een rustige woonwijk komen enkel wijkgebonden voorzieningen voor en vrijwel geen andere functies zoals kantoren of bedrijven. Langs de randen (in de overgang naar eventuele bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Als daarmee vergelijkbare omgevingstypen noemt de VNG-publicatie onder meer een rustig buitengebied (eventueel met verblijfsrecreatie) en een stilte- of natuurgebied.

Omgevingstype gemengd gebied
In een gemengd gebied komen naast wonen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Daarmee vergelijkbare gebieden zijn lintbebouwingen in het buitengebied waarin functiemenging voorkomt en gebieden gelegen direct langs een hoofdinfrastructuur. Kenmerkend voor het omgevingstype gemengd gebied is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied.

Bedrijfswoningen
Een bedrijfswoning op een bedrijventerrein is een specifiek woningtype waar minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat kunnen worden gesteld. Bedrijfswoningen zijn in het algemeen minder milieugevoelig dan de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied.

6.8.3 Te hanteren richtafstanden

De volgende tabel geeft voor beide omgevingstypen (rustige woonwijk en gemengd gebied) per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden. De richtafstand geldt tussen de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan (of via vergunningvrij bouwen) mogelijk is. Daarbij gaat het nadrukkelijk om een richtafstand. Kleinere afwijkingen ten opzichte van deze afstand zijn mogelijk zonder dat hierdoor knelpunten behoeven te ontstaan.

milieucategorie Richtafstand rustige woonwijk
(in meters)
Richtafstand gemengd gebied
1 10 0
2 30 10
3.1 50 30
3.2 100 50
4.1 200 100
4.2 300 200
5.1 500 300
5.2 700 500
5.3 1.000 700
6 1.500 1.000

6.8.4 Toelaatbaarheid van bedrijven die onder een specifieke regelgeving vallen

Bepaalde bedrijven vallen onder een specifieke wettelijke regeling. Het betreft:

  • bedrijven die "in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken" zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (zogenoemde grote lawaaimakers); deze bedrijven zijn alleen toegestaan op industrieterreinen die in het kader van deze wet gezoneerd zijn;
  • bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) kunnen vallen (nu of in de toekomst); het betreft risicovolle bedrijven waar gebruik, opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) normen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico;
  • bedrijven die onder het Vuurwerkbesluit vallen; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) afstandsnormen.

6.8.5 De toegepaste Staat van Bedrijfsactiviteiten

De Staat van Bedrijfsactiviteiten is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende voorbeeldstaat uit de VNG-publicatie. Op een punt is een andere werkwijze toegepast:

In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Staat. In de SvB "functiemenging" zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan.

De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de regels en op de digitale verbeelding (plankaart) van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Staat van Horeca-activiteiten).

6.8.6 Flexibiliteit

De Staat van bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De richtafstanden en inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In de planregels is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders kan afwijken van de regels en een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Om te kunnen afwijken moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de SvB niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de planregels bepaald dat het college van burgemeester en wethouders vestiging van een dergelijk bedrijf via een afwijkingsbevoegdheid. Om te kunnen afwijken moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.

In de SvB is bij de indeling van sommige bedrijfsactiviteiten uitgegaan van een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de SvB aangegeven met een 'C' in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via de bovengenoemde afwijkingsbevoegdheid een categorie lager in te delen.

6.9 Lijst Van Horeca-activiteiten

Een horecabedrijf heeft door het komen en gaan van bezoekers invloed op de beleving van zijn omgeving. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening kan het nodig zijn de omgeving te beschermen tegen geluids- en verkeersoverlast als gevolg van horecabedrijven. In hoofdstuk 5 van het Ontwikkelingskader horeca Utrecht 2018 is een lijst opgenomen, waarin horeca-activiteiten aan de hand van ruimtelijk relevante criteria zoals de omvang, de ruimtelijke uitstraling en de parkeerdruk naar zwaarte in categorieën zijn ingedeeld. Met 'zwaarte' wordt het normaal te verwachten effect op het woon- en leefklimaat van de omgeving bedoeld. Bij de zwaarste categorie, discotheek, is het effect het grootst door de grote aantallen bezoekers en de harde muziek en bij de lichtste categorie, lunchroom, is het effect het kleinst, vanwege het kleinschalige karakter en omdat deze vorm van horeca alleen open is, als de winkels open mogen zijn. Het beleid over hotels is niet in het Ontwikkelingskader horeca Utrecht 2018 opgenomen. De uitleg hieronder gaat alleen over horecabedrijven die geen hotel zijn.

In de regels van het bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van de Lijst van Horeca-activiteiten die inhoudelijk gelijk is aan de lijst in hoofdstuk 5 van het Ontwikkelingskader horeca Utrecht 2018. Bij het opstellen van de lijst is uitgegaan van de volgende begripsomschrijving van een horecabedrijf:

een horecabedrijf is een bedrijf of instelling waar:

  • bedrijfsmatig drank en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt of
  • bedrijfsmatig een zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd.

De activiteit 'hotel' valt niet onder deze definitie en een coffeeshop of een shishalounge ook niet. Deze activiteiten zijn dus niet in de lijst opgenomen en zijn op grond van de regels van dit bestemmingsplan niet toegestaan. De lijst bevat de volgende categorieën, van 'licht' naar 'zwaar': D3 (lichte horeca plus), (lichte horeca), D1 (middelzware horeca), C (snelle horeca), B (zware horeca), A2 (grootschalige zware horeca) en A1 (grootschalige zware horeca).

Onderscheid tussen de categorieën A2 , A1 en B
Bij de activiteit A2 ligt het accent op zaalverhuur voor grootschalige, besloten feesten, zoals bruiloften, al dan niet met muziek, verstrekking van dranken en etenswaren. Bij de activiteit A1, disco, ligt het accent op het gelegenheid geven tot dansen op muziek, als wezenlijk onderdeel van de inrichting. In een café is het schenken van dranken voor consumptie ter plaatse de belangrijkste activiteit.

Onderscheid tussen de categorieën C en D
Een cafetaria of snackbar (categorie C) is een laagdrempelige inrichting met veel in- en uitgaande bewegingen, die vaak laat open is. Bij deze categorie ligt het accent op het snel verstrekken van etenswaren en alcoholvrije dranken voor consumptie ter plaatse. Bij dit soort gelegenheden nemen bezoekers de gekochte waren ook vaak mee, in plaats van ze ter plaatse te nuttigen. De aantasting van het woon- en leefklimaat wordt vooral veroorzaakt door geluidsoverlast van bezoekers die komen en gaan, of door bezoekers die buiten de inrichting eten en door stankoverlast.
In restaurants of lunchrooms worden de maaltijden rustig in het pand gegeten. De lichtere variant, categorie D2, richt zich op het winkelende publiek en is gebonden aan de sluitingstijden zoals die gelden voor detailhandel. De lichte horeca plus, categorie D3, is dag- en avondhoreca voor consumptie ter plaatse met een sluitingstijd om 23.00 uur.

Coffeeshop, shishalounge
In de APV is de regulering van coffeeshops opgenomen die voorziet in een maximaal aantal gedoogde vestigingen. De vestigingsvereisten zijn vastgelegd in het Cannabisbeleid. Een coffeeshop is veelal een horecavestiging in de categorie D en past dan alleen in panden met die bestemming.
Een shishalounge is een bedrijf dat zich vooral richt op het aanbieden van een ruimte waar een waterpijp gerookt kan worden. Daarbij wordt ook wel een drankje en een hapje aangeboden, waarmee zo'n bedrijf horeca-achtig wordt. Dergelijke bedrijven hebben niet de naam een positieve bijdrage te leveren aan het verbeteren van de leefkwaliteit van een straat. Daar komt bij dat shishalounges zich vaak niet aan winkeltijden houden en zich niet richten op winkelend publiek. In een rustige woonwijk en in een wijkwinkelcentrum zijn dergelijke bedrijven daarom niet gewenst.

Horeca-achtige activiteiten
Afhaalzaak
Een afhaalzaak is een bijzondere vorm van detailhandel. In een afhaalzaak worden etenswaren bereid die niet ter plaatse genuttigd worden. Het horeca-aspect, het bereiden van het voedsel, is een ondergeschikt deel. In bestemmingsplannen worden afhaalzaken apart bestemd, omdat de planologische uitstraling vaak lijkt op een cafetaria, door de openingstijden, de geur, de brommers van de bezorgservice, het komen en gaan van bezoekers en het voor de deur opeten van het voedsel.

Ondersteunende horeca
In de detailhandelsbranche is een groeiende behoefte aan ondersteunende horeca. Dit is horeca die een relatie heeft met en ondergeschikt is aan de hoofdfunctie. Dat moet blijken uit de aard van de hoofdfunctie en uit de omvang van de horecafunctie.

Het Ontwikkelingskader horeca Utrecht 2018 geeft hiervoor de volgende randvoorwaarden:

  • het horecadeel mag niet direct vanaf de straatzijde zichtbaar zijn en het pand moet het aanzicht behouden van een winkel;
  • het vloeroppervlak van de horecafunctie bedraagt voor vestigingen met een bruto vloeroppervlak tot 1.000 m2 maximaal 30% van het bruto vloeroppervlak van de vestiging en voor vestigingen met een bruto vloeroppervlak dat groter is dan 1.000 m2 maximaal 20% van het bruto vloeroppervlak van de vestiging;
  • in vestigingen met een bruto vloeroppervlak tot 1.000 m2 moet er een directe relatie zijn met de producten die in de winkel verkocht worden;
  • de vestiging moet zich houden aan de algemeen gehanteerde winkeltijden.


Additionele horeca
Additionele horeca is een horeca-activiteit die als vanzelfsprekend hoort bij de hoofdfunctie. Deze activiteit wordt gezien als normale activiteit bij de hoofdfunctie. Voorbeelden van additionele horeca zijn de kantines bij buurthuizen, scholen, sportfaciliteiten, kantoren, bedrijven, theaters, bioscopen en musea. De bestemming is in deze voorbeelden 'maatschappelijk', 'sport', 'kantoor', 'bedrijf' en 'cultuur en ontspanning'. Uit de jurisprudentie (ECLI:NL:RVS:2015:4039) volgt dat duidelijk moet zijn waar de additionele horeca-activiteiten mogen plaatsvinden. Daarom is additionele horeca alleen in een bovengenoemde bestemmingen toegestaan, als additionele horeca in de bestemmingsomschrijving van die bestemmingen is opgenomen.

Kenmerken van additionele horeca zijn:

  • de horeca-activiteit hoort bij de hoofdfunctie en is alleen open tijdens de openingstijden van de hoofdfunctie;
  • de ruimte voor de horeca-activiteit wordt niet los van de hoofdfunctie gebruikt; de ruimte wordt dus niet verhuurd of anderszins in gebruik gegeven aan derden, bijvoorbeeld ten behoeve van feesten en partijen;
  • de horeca-activiteit completeert of vergroot de kwaliteit van de hoofdfunctie;
  • de horeca-activiteit is ondergeschikt aan de hoofdfunctie, wat blijkt uit het feit dat de horecafunctie een beperkt vloeroppervlak gebruikt, waarbij een percentage van 30% van de bebouwde vloeroppervlakte van de hoofdfunctie doorgaans als maximum geldt.

6.10 Handhaving

Door handhaving controleert de overheid of burgers, bedrijven en bijvoorbeeld overheidsorganen zich aan de wet- en regelgeving houden. Onder handhaving wordt verstaan het door controle (toezicht en opsporing) en het toepassen (of dreigen daarmee) van bestuursrechtelijke sancties, bereiken dat het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd. De handhaving van de van toepassing zijnde regeling binnen de gemeente Utrecht, wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen. Zo wordt namens het college onder andere gehandhaafd op de regels van voorliggend bestemmingsplan. Dit betekent dat de regels voor wat betreft het gebruik en de bebouwingsregels worden gehandhaafd. Dit gebeurt veelal door toetsing tijdens het behandelen van de aanvragen om omgevingsvergunning, maar kan ook gebeuren als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw of op grond van een eigen constatering wanneer een bouwwerk of een perceel in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van illegale ingebruikname van gemeentelijke grond, dan zal hiertegen worden opgetreden.

6.10.1 Doel handhavend optreden

Het doel van het handhavend optreden van de gemeente is niet direct gekoppeld aan de noodzaak van een actueel bestemmingplan. Voor de bewoners van het plangebied is duidelijk waar zij aan toe zijn (qua bouwen, zoals bijvoorbeeld uitbreiding van de woning, en qua gebruik), maar het niet handhaven haalt de effectiviteit van een actueel bestemmingsplan onderuit. De toegevoegde waarde van het verlenen van een omgevingsvergunning voor een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is niet groot, wanneer er op andere plaatsen - zonder vergunning - vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn geplaatst. Dit wordt nog eens problematischer zodra een omgevingsvergunning wordt geweigerd, terwijl diverse vergelijkbare bouwwerken reeds illegaal zijn geplaatst. In dit laatste geval is de roep om handhavend op te treden dan ook het grootst.

6.10.2 Wijze van handhaven

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft het college een tweetal instrumenten bij handhaving van bestemmingsplannen tot haar beschikking: bestuursdwang en dwangsom. Bij het toepassen van bestuursdwang wordt de overtreding (het geconstateerde illegale bouwwerk c.q. gebruik) ongedaan gemaakt op kosten van de overtreder. Dit kan betekenen dat een bouwwerk door de gemeente wordt afgebroken en de kosten van bijvoorbeeld de aannemer en de gemeentelijke (voorbereidings)kosten op de overtreder worden verhaald. Het is tevens mogelijk om, wanneer er zonder omgevingsvergunning wordt gebouwd en de bouw wordt stilgelegd door middel van een bouwstop, de bouwmaterialen weg te slepen en elders op te slaan. Het opleggen van een last onder dwangsom betekent bijvoorbeeld dat het illegale gebruik moet worden gestaakt binnen een door het college gestelde termijn. Overschrijdt men de termijn, dan zal de dwangsom in rekening worden gebracht bij de overtreder. Doel van de dwangsom is het onaantrekkelijk maken van het voortzetten van de geconstateerde overtreding. De dwangsom zal dan ook in relatie moeten staan aan (en zal derhalve altijd hoger zijn dan) het voordeel dat de overtreder heeft bij het voortzetten van de illegaliteit. In het plangebied zal handhavend worden opgetreden tegen het illegale gebruik van bouwwerken en percelen. Bijvoorbeeld het verhuren van opslagruimte ten behoeve van de stalling van caravans, maar ook het gebruik van een winkel als café. Verder zal er bij de bouw worden gecontroleerd op de uitvoering van verleende omgevingsvergunningen. Uiteraard zal er ook gecontroleerd worden of, in het geval van een geweigerde omgevingsvergunning voor een woning, de betreffende woning niet alsnog wordt gebouwd. Voorts zal de gemeente toezien op - onder de Wet milieubeheer vallende - bedrijven. Dit vloeit voort uit de regels van het bestemmingsplan. Wanneer er immers ter plaatse een bedrijfsactiviteit plaats mag vinden, zal dit qua gebruik (intensiteit en hinder) gehandhaafd worden.

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Toelichting Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

Deze bijlage is ontleend aan 'Bedrijven en milieuzonering', Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).

1. Hoofdindeling
Tabel 1 omvat de bedrijfstypen met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 2008. Bij die bedrijfstypen is rekening gehouden met de normaliter bij deze bedrijven voorkomende opslagen en installaties.

2. Afstanden voor geur, stof, geluid en gevaar
Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van een woning. Bij deze invulling zijn de volgende afstandscategorieën gehanteerd voor omgevingstype rustige woonwijk:

Rustige woonwijk
Milieucategorie Grootste afstand
1 10 m
2 30 m
3.1 50 m
3.2 100 m
4.1 200 m
4.2 300 m
5.1 500 m
5.2 700 m
5.3 1.000 m
6 1.500 m

Mocht een bedrijf meerdere SBI-codes kennen, dan moet voor elk aspect de grootste afstand worden genomen. Dat geldt ook voor de gebruikte installaties en opslagen.
Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties.
Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs-/activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie.
Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.

3. Gevaar: risico (R) en vuurwerk (V)
Voor bepaalde bedrijfstypen is na de afstand voor gevaar de letter R van 'risico' aangegeven. Dat houdt in dat voor deze bedrijfsactiviteiten moet worden nagegaan of het Bevi van toepassing is.
Daarnaast is bij bepaalde bedrijfstypen na de afstand voor gevaar de letter V van 'vuurwerk' opgenomen. Voor deze bedrijfsactiviteiten dient getoetst te worden aan het Vuurwerkbesluit.

4. Categorie
De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de afstanden, die daarvóór in de kolommen geur, stof, geluid en gevaar zijn vermeld. De milieucategorie is vermeld in kolom 'categorie'.
Onder de kop 'categorie' is een indeling opgenomen, in tien mogelijke milieucategorieën:

Rustige woonwijk Gemengd gebied
Milieucategorie Grootste afstand Grootste afstand
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m


5. Indices voor verkeersaantrekkende werking
Het aspect verkeer(saantrekkende werking) is kwalitatief beoordeeld. Dat weerspiegelt zich in een indicatie omtrent de bronsterkte:
1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking;
2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking.

6. Verklaring gebruikte afkortingen

- : niet van toepassing/niet relevant
< : kleiner dan
> : groter dan
= : gelijk aan
cat. : categorie
e.d. : en dergelijke
i.e. : inwonereenheden
kl. : klasse
n.e.g. : niet elders genoemd
o.c. : opslagcapaciteit
p.c. : productiecapaciteit
p.o. : productieoppervlak
b.o. : bedrijfsoppervlak
v.c. : verwerkingscapaciteit
u : uur
d : dag
w : week
j : jaar
B : bodemverontreiniging
L : luchtverontreiniging
R : risico (Besluit externe veiligheid inrichting mogelijk van toepassing)
V : vuurwerkbesluit van toepassing

Z : zonering op basis van Wet geluidhinder

G : goederenvervoer

P : personenvervoer
C : continu
D : divers

Bijlage 3 Lijst Van Horeca-activiteiten

Bijlage 3 Lijst van Horeca-activiteiten

Bijlage 4 Lijst Van Bedrijven Functiemenging

Toelichting regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten
Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:

  • geluid;
  • geur;
  • stof;
  • gevaar (met name brand- en explosiegevaar).

Daarnaast kan de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.

Toepassing Lijst van Bedrijven functiemenging
Algemeen
In de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) zijn twee Voorbeeldstaten voor milieuzonering opgenomen, namelijk de 'Voorbeeldstaat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen' en de ' Voorbeeldstaat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging'.

De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Lijst van Bedrijven functiemenging (LvB functiemenging) is gebaseerd op de tweede VoorbeeldStaat in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). De LvB functiemenging wordt gehanteerd in gebieden waar bedrijven of andere milieubelastende functies verspreid zijn gesitueerd tussen woningen en/of andere gevoelige functies. Onderstaand wordt hier meer in detail op ingegaan. Het gaat in dergelijke gebieden in het algemeen om relatief kleinschalige bedrijvigheid die op korte afstand van woningen kan worden toegestaan. De toelaatbaarheid van activiteiten wordt voor dergelijke gebieden in de VNG-publicatie (en de LvB functiemenging) bepaald met behulp van op deze situaties toegesneden toelatingscriteria.

Functiemengingsgebieden
In bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), wordt de LvB functiemenging toegepast. Zoals in de VNG-publicatie reeds is aangegeven kan bij functiemengingsgebieden gedacht worden aan:

  • stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
  • horecaconcentratiegebieden;
  • zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen;
  • (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid.


Daarnaast kan ook in (delen van) woongebieden waar enige vorm van bedrijvigheid aanwezig of gewenst is de LvB functiemenging worden toegepast.

Kenmerken van de activiteiten
De activiteiten in dergelijke gebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk van de activiteiten op een bedrijventerrein. Behalve in historisch gegroeide situaties gaat het in hoofdzaak om:

  • kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • bedrijven waarbij de productie en/of laad- en loswerkzaamheden alleen in de dagperiode plaatsvindt;
  • activiteiten die hoofdzakelijk inpandig geschieden.

De toegepaste Lijst van Bedrijven functiemenging
De bovenvermelde criteria liggen mede ten grondslag aan de selectie van activiteiten die zijn opgenomen in de Lijst van Bedrijven functiemenging. In de Lijst van Bedrijven functiemenging zijn de aspecten geluid, geur, stof en gevaar en de index voor verkeersaantrekkende werking (zoals aangegeven onder het kopje 'Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering') in de categorisering opgenomen. Deze Lijst is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende Voorbeeldstaat uit de VNG-publicatie. Op twee punten is een andere werkwijze toegepast:

  1. 1. In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Lijst. In de Lijst van Bedrijven functiemenging zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan. De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de regels en op de plankaart van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Lijst van Horeca-activiteiten). Toegevoegd zijn enkele regelmatig voorkomende bedrijfsactiviteiten die in de lijst van de VNG-publicatie niet specifiek zijn opgenomen, maar wel aan de vermelde criteria voldoen zoals een ambachtelijke glas-in-loodzetterij en caravanstalling. Voor aannemers, SBI-code 45, heeft een nadere specificatie van de activiteiten plaatsgevonden met bijbehorende categorie-indeling die is afgestemd op de verwachte milieueffecten van deze activiteiten.
  2. 2. In de Lijst van Bedrijven functiemenging is in de categorie-indeling een nader onderscheid gemaakt tussen categorie B1 en B2. Voor de toepassing in dit bestemmingsplan blijkt het onderscheid tussen categorie A en categorie B zoals beschreven in de VNG-publicatie te groot om de toelaatbaarheid van activiteiten voldoende af te kunnen stemmen op de kenmerken van de functiemengingsgebieden en het daarin te volgen beleid.

Categorie-indeling
Zoals in de VNG-publicatie is aangegeven kan, vanwege de bijzondere kenmerken van gebieden met enige vorm van functiemenging, niet worden gewerkt met een systematiek van richtafstanden en afstandsstappen: vanwege de zeer korte afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies is een dergelijke systematiek niet geschikt voor functiemengingsgebieden. De Lijst van Bedrijven functiemenging hanteert vier categorieën A, B1, B2 en C met specifieke criteria voor de toelaatbaarheid die onderstaand uiteen zijn gezet.

Categorie A
Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.

Categorie B1
Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.

Categorie B2
Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden van woningen/andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan. Uitzondering hierop vormen binnenterreinen omringd door voornamelijk woningen: ook al zijn bedrijven bouwkundig afgescheiden van woningen, op deze locaties zijn hooguit categorie B1 bedrijven toegestaan.

Categorie C
Activiteiten vermeld onder categorie B2, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is.

Flexibiliteit
De Lijst van Bedrijven functiemenging blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Lijst van Bedrijven functiemenging is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de Lijst van Bedrijven functiemenging is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal 1 categorie (dus bijvoorbeeld categorie B1 in plaats van A of categorie B2 in plaats van B1). Om te kunnen afwijken moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de Lijst van Bedrijven functiemenging niet zijn vermeld, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het college van burgemeester en wethouders kan afwijken en vestiging van een dergelijk bedrijf kan toestaan. Om te kunnen afwijken moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.

Lijst van afkortingen in de Lijst van Bedrijven functiemenging:

- niet van toepassing of niet relevant
< kleiner dan
> groter
= gelijk aan
cat. categorie
e.d. en dergelijke
kl. klasse
n.e.g. niet elders vermeld
o.c. opslagcapaciteit
p.c. productiecapaciteit
p.o. productieoppervlak
b.o. bedrijfsoppervlak
v.c. verwerkingscapaciteit
u uur
d dag
w week
j jaar
SBI-CODE
1993
SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING
nummer CATEGORIE
01 01 - LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW
014 016 0 Dienstverlening ten behoeve van de landbouw:
014 016 2 - algemeen (onder andere loonbedrijven), b.o < 500 m² B1
014 016 4 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² B1
15 10, 11 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN
151 101, 102 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 101 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² B2
1552 1052 2 Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² B1
1581 1071 1 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 2.500 kg meel/week B1
1584 10821 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 10821 3 - cacao- en chocoladefabrieken, vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² B1
1584 10821 6 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² B1
1593 t/m 1595 1102 t/m 1104 Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke B1
17 13 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
174, 175 139 Vervaardiging van textielwaren B2
176, 177 139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen B2
18 14 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 141 Vervaardiging kleding van leer B2
20 16 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE
203, 204, 205 162 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² B2
205 162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken B1
22 58 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
2222.6 18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen B1
2223 1814 A Grafische afwerking A
2223 1814 B Binderijen B1
2224 1813 Grafische reproductie en zetten B1
2225 1814 Overige grafische activiteiten B1
223 182 Reproductiebedrijven opgenomen media A
24 20 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2442 2120 0 Farmaceutische productenfabrieken:
2442 2120 2 - verbandmiddelenfabrieken B1
26 23 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
2615 231 Glasbewerkingsbedrijven B2
262, 263 232, 234 0 Aardewerkfabrieken:
262, 263 232, 234 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW B1
267 237 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 237 2 - zonder breken, zeven en drogen indien p.o. < 2.000 m² B2
2681 2391 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken B2
28 25 - VERVAARDIGING EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/ TRANSPORTMIDDELEN)
281 251, 331 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² B2
284 255, 331 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m² B2
2852 2562, 3311 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m² B2
287 259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m² B2
30 26, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken, inclusief reparaties B1
33 26, 32, 33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke, inclusief reparaties B
36 31 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² A
362 321 Fabricage van munten, sieraden en dergelijke B1
363 322 Muziekinstrumentenfabrieken B1
3663.1 32991 Sociale werkvoorziening B1
40 35 - PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40 35 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 35 C1 - < 10 MVA B1
40 35 D0 Gasdistributiebedrijven:
40 35 D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A A
40 35 D4 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C B1
40 35 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40 35 E2 - blokverwarming B1
41 36 - WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER
41 36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 36 B1 - < 1 MW B1
45 41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID
45 41, 42, 43 3 Aannemersbedrijf met werkplaats, b.o. < 1.000 m² B1
50 45, 47 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 504 451, 452, 454 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven B1
5020.4 45204 B Autobeklederijen A
5020.5 45205 Autowasserijen B1
503, 504 453 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires B1
51 46 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
5134 4634 Groothandel in drank C
5135 4635 Groothandel in tabaksproducten C
5136 4636 Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk C
5137 4637 Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen C
514 464, 46733 Groothandel in overige consumentenartikelen C
5148.7 46499 0 Groothandel in vuurwerk en munitie:
5148.7 46499 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton C
5153 4673 0 Groothandel in hout en bouwmaterialen:
5153 5153 1 - algemeen C
5153 4673 2 - indien b.o. < 2.000 m² B1
5153.4 5153.4 4 Zand en grind:
5153.4 46735 6 - indien b.o. < 200 m² B1
5154 4674 0 Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 5154 1 - algemeen C
5154 4674 2 - indien b.o. < 2.000 m² B1
5156 4676 Groothandel in overige intermediaire goederen C
52 47 - DETAILHANDEL EN REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN
527 952 Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen) A
60 49 - VERVOER OVER LAND
6022 493 Taxibedrijven B1
6024 494 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² C
603 495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen B1
63 52 - DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER
64 53 - POST EN TELECOMMUNICATIE
641 531, 532 Post- en koeriersdiensten C
71 77 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711 7711 Personenautoverhuurbedrijven B2
712 7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's) C
713 773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen C
72 62 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 62 A Computerservice- en informatietechnologiebureaus en dergelijke A
72 58, 63 B Datacentra B1
73 72 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
732 722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek A
74 63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
7481.3 74203 Foto- en filmontwikkelcentrales C
7484.4 82992 Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke A
90 37, 38, 39 MILIEUDIENSTVERLENING
9001 3700 B Rioolgemalen B1
93 96 - OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.3 96013 A Wasverzendinrichtingen B1

Bijlage 5 Lijst Bestaand Parkeren In Tuinen En Op Erven

Bijlage 5 Lijst bestaand parkeren in tuinen en op erven

Bijlage 6 Afsluiterstations S-6227 En S-6265

Bijlage 6 Afsluiterstations S-6227 en S-6265

Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek 2e Asselijnstraat

Bijlage 7 Akoestisch onderzoek 2e Asselijnstraat

Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek Busbaan Kruisvaart

Bijlage 8 Akoestisch onderzoek Busbaan Kruisvaart

Bijlage 9 Kaart Dakterrassen Op Hoofdgebouwen Utrecht Oost

Bijlage 9 Kaart Dakterrassen op hoofdgebouwen Utrecht Oost

Bijlage 10 Kaart Bijzonder Bouwlagen Binnen Beschermd Stadsgezicht Utrecht-oost

Bijlage 10 Kaart bijzonder bouwlagen binnen Beschermd stadsgezicht Utrecht-Oost

Bijlage 1 Aangepaste Tekst Artikel 7 Gemengd - 3

Bijlage 1 Aangepaste tekst artikel 7 Gemengd - 3

Bijlage 2 Biltstraat 63 Gemeentelijk Monument

Bijlage 2 Biltstraat 63 gemeentelijk monument

Bijlage 3 Lijst Beeldbepalende Gebouwen Utrecht-oost

Bijlage 3 Lijst beeldbepalende gebouwen Utrecht-Oost

Bijlage 4 Archeologische Waardenkaart

Bijlage 4 Archeologische Waardenkaart

Bijlage 5 Aanwijzingsbesluit Beschermd Stadsgezicht Utrecht-oost

Bijlage 5 Aanwijzingsbesluit Beschermd stadsgezicht Utrecht-Oost

Bijlage 6 Begrenzingskaart Beschermd Stadsgezicht Utrecht-oost

Bijlage 6 Begrenzingskaart Beschermd stadsgezicht Utrecht-Oost

Bijlage 7 Geluidzonekaart Hulpwarmtecentrale

Bijlage 7 Geluidzonekaart Hulpwarmtecentrale

Bijlage 8 Advies Rud Utrecht 20-9-2018

Bijlage 8 Advies RUD Utrecht 20-9-2018