Centrum kanaleneiland deelgebied 3
Bestemmingsplan - Utrecht
Onherroepelijk op 22-12-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 atelier:
werkplaats in het bijzonder voor kunstenaars waarbij tevens kunstwerken tentoongesteld en verkocht kunnen
worden.
1.2 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:
beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend waarvan de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en degene die het beroep of het bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is;
hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: een detailhandelsvestiging, een afhaalzaak, een horecabedrijf, een belhuis en een (raam)prostitutiebedrijf; hieronder wordt wel verstaan: een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aangebouwd bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.6 additionele horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit bij een hoofdfunctie, niet zijnde horeca, waarbij de additionele horeca-activiteiten passen bij de hoofdfunctie qua uitstraling, dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie.
1.7 ambachtelijk bedrijf:
een bedrijf waarbij het accent ligt op het in handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en leveren van goederen, die verband houden met het ambacht als niet-zelfstandig onderdeel van de onderneming.
1.8 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.9 antennedrager:
installatie of andere constructie bedoeld voor bevestiging van een antenne.
1.10 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning op grond van de Monumentenwet 1988 beschikt.
1.11 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.12 atelier:
werkplaats in het bijzonder voor kunstenaars waarbij tevens kunstwerken tentoongesteld en verkocht kunnen worden.
1.13 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.14 bebouwingspercentage:
het met een aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen.
1.15 bed & breakfast:
het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs) woning
1.16 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, produceren, bewerken/herstellen, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.17 bedrijfsvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten en met uitzondering van gebouwde (ondergrondse of halfverdiept gelegen) parkeervoorzieningen.
1.18 belhuis:
een onderneming die in de sfeer van publiekgerichte dienstverlening in hoofdzaak is gericht op het aanbieden van diensten op het gebied van telecommunicatie, zoals telefoon- en internetverbindingen.
1.19 bestaand bouwwerk:
een bouwwerk, dat op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan is of wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.20 bestaand gebruik:
het op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan aanwezige gebruik.
1.21 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.22 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand BPCENKANDEELGEB3-0601 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.23 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.24 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.25 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.26 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.27 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.28 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.29 bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.30 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.31 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.32 Centrum voor Jeugd en Gezin
maatschappelijke voorziening gericht op advisering, begeleiding, hulp en ondersteuning van ouders en kinderen op het gebied van opgroeien, opvoeding en gezondheidszorg.
1.33 dakopbouw:
een ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van (technische) voorzieningen zoals trappenhuizen, luchtbehandelings- en liftinstallaties.
1.34 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Hieronder worden niet verstaan afhaalzaken.
1.35 dienstverlening:
dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent, gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus e.d.. Hieronder worden niet verstaan belhuizen.
1.36 evenementen:
grootschalige, periodieke en/of meerdaagse manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen, thematische markten.
1.37 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.38 gevellijn
De afstand van de de bebouwing tot de dichtst bijzijnde stoeprand waarbinnen in beginsel geen gebouwen mogen worden gebouwd.
1.39 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.40 hoogte-accent:
een incidenteel en rank gebouw of een beperkt onderdeel van een gebouw, met een afwijkende bouwhoogte naar boven ten opzichte van de direct omliggende bebouwing, dat dient als markering en/of oriëntatiepunt van een bijzondere plek in een wijk of buurt.
1.41 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.
1.42 kantoor:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.
1.43 kelder:
het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat geheel onder het (straat)peil is gelegen.
1.44 Lijst van bedrijven functiemenging
de Lijst van Bedrijfsactiviteiten (LvB) die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van bedrijfsactiviteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.
1.45 Lijst van Horeca-activiteiten:
de Lijst van Horeca-activiteiten (LvH) die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van horeca-activiteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.
1.46 maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.
1.47 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.48 overbouwing
een ten opzichte van de gevel voor uitspringend deel van een gebouw dat zich geheel of gedeeltelijk boven de openbare weg of boven andere bestemmingen bevindt.
1.49 openbare dienstverlening
dienstverlening door openbare instanties zoals bijvoorbeeld de politie, brandweer of andere overheidsdiensten.
1.50 plan:
het bestemmingsplanCentrum kanaleneiland deelgebied 3 van de gemeente Utrecht.
1.51 peil:
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
- b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het
aansluitende afgewerkte maaiveld; - c. voor gebouwen die grenzen aan een dijk: de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van het bouwwerk.
1.52 seksinrichting:
hieronder wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.
1.53 vergader- en congresfaciliteiten:
voorzieningen ten behoeve van het bedrijfsmatig organiseren van vergaderingen en congressen.
1.54 Verordening op de archeologische monumentenzorg
de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg, zoals vastgesteld in de raad van 17 december 2009 en in werking getreden per 22 december 2009 (nr. 2009.154).
1.55 zendmast:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop antenne-installaties worden geplaatst.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, dakopbouwen als bedoeld in artikel 1.33 van deze regels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de hoogte van een kap:
vanaf de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot het hoogste punt van de kap.
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 Verticale bouwdiepte
vanaf het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel) van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen uitsluitend op de begane grond tot en met de 4e bouwlaag;
- b. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf;
- c. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'overbouwing' uitsluitend een overbouwing ten behoeve van de onder b genoemde functizakenes;
- d. verkeer en verblijfsgebied;
- e. de bij de bestemming behorende half verdiepte gebouwde parkeervoorzieningen, (huishoudelijke) bergingen en of fietsenstallingen, verkeers- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.
3.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. Voor het realiseren van een geluidsgevoelige bestemming dient vast te staan dat de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder of de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting (hogere waarde), ingevolge het besluit Hogere waarde met inachtneming van de in dit besluit gestelde voorwaarde(n), niet overschrijdt
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmeting en de gevelindeling van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie, waaronder in ieder geval wordt verstaan het voorkomen van windhinder en het voorzien in een goed akoestisch woon- en leefklimaat;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
- a. lid 3.4.2 onder a voor een vloeroppervlak van maximaal 60 m², inclusief aanbouwen, voor een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, indien de vloeroppervlakte van de woning groter is dan 150 m²;
- b. lid 3.4.2 onder b voor een vloeroppervlak van maximaal 60 m², voor een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, indien de vloeroppervlakte van het bijbehorend bouwwerk groter is dan 100 m²;
- c. lid 3.4.2 onder b voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten, indien en voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven functiemenging;
Artikel 4 Gemengd - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dienstverlening uitsluitend op de begane grond;
- b. horeca;
- c. kantoren;
- d. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijft;
- e. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'overbouwing' uitsluitend een overbouwing ten behoeve van de onder c en d genoemde functies;
- f. verkeer en verblijfsgebied;
- g. de bij de bestemming behorende half verdiepte gebouwde parkeervoorzieningen, (huishoudelijke) bergingen en/of fietsenstallingen, verkeers- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.
4.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. Voor het realiseren van een geluidsgevoelige bestemming dient vast te staan dat de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder of de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting (hogere waarde), ingevolge het besluit Hogere waarde met inachtneming van de in dit besluit gestelde voorwaarde(n), niet overschrijdt
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmeting en de gevelindeling van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie, waaronder in ieder geval wordt verstaan het voorkomen van windhinder en het voorzien in een goed akoestisch woon- en leefklimaat;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
- a. lid 4.4.2 onder a voor een vloeroppervlak van maximaal 60 m², inclusief aanbouwen, voor een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, indien de vloeroppervlakte van de woning groter is dan 150 m²;
- b. lid 4.4.2 onder b voor een vloeroppervlak van maximaal 60 m², voor een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, indien de vloeroppervlakte van het bijbehorend bouwwerk groter is dan 100 m²;
- c. lid 4.4.2 onder b voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven functiemenging, indien en voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven functiemenging;
Artikel 5 Kantoor
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. de bij de bestemming behorende (geheel of halfverdiepte) gebouwde parkeervoorzieningen, bergingen en/of fietsenstallingen, verkeers- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.
5.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmeting en de gevelindeling van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie, waaronder in ieder geval wordt verstaan het voorkomen van windhinder en het voorzien in een goed akoestisch woon- en leefklimaat;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
Artikel 6 Maatschappelijk
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.
6.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 7 Maatschappelijk - Onderwijs
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk - onderwijs aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van onderwijs voorzieningen;
- b. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'overbouwing' uitsluitend een overbouwing ten behoeve van de onder a genoemde functies;
- c. verkeer en verblijfsgebied;
- d. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.
7.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. Voor het realiseren van een geluidsgevoelige bestemming dient vast te staan dat de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder of de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting (hogere waarde), ingevolge het besluit Hogere waarde met inachtneming van de in dit besluit gestelde voorwaarde(n), niet overschrijdt
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmeting en de gevelindeling van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie, waaronder in ieder geval wordt verstaan het voorkomen van windhinder en het voorzien in een goed akoestisch woon- en leefklimaat;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
Artikel 8 Maatschappelijk - Openbare Dienstverlening
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk - openbare dienstverlening aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van openbare dienstverlening;
- b. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.
8.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 9 Verkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. rijwegen;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. water en kruisingen met water;
- e. waterbeheer en waterberging;
- f. hoogwaardig openbaar vervoerbanen;
- g. geluidwerende voorzieningen;
- h. de bij de bestemming behorende groenvoorzieningen inclusief speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en kunstwerken.
9.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouw zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verkeers- en verblijfsgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer;
- b. water, waterbeheer en waterberging;
- c. groenvoorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. evenementen;
- g. en bij de bestemming behorende wegen, voet- en fietspaden, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen inclusief speelvoorzieningen, fietsenstallingen, nutsvoorzieningen, kunstwerken.
10.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mag ter plaatse van de functieaanduiding "parkeergarage" uitsluitend een halfverdiepte stallingsparkeergarage worden gebouwd, met dien verstande dat:
- voor de strook met een breedte van 1,50 meter, aansluitend op de bestemming "Wonen"als bedoeld in artikel 11 van deze voorschriften, bedraagt de hoogte van bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van een half verdiepte parkeergarage maximaal 1, 60 meter;
- ter overbrugging van het hier boven bedoelde hoogteverschil van 1,60 en het maaiveld mag een talud worden aangelegd, met dien verstande dat de afstand tussen de onderkant van het talud tot aan de bebouwing in de bestemming "Kantoor" zoals bedoeld in artikel 5 van deze voorschriften tenminste 9 meter bedraagt.
Artikel 11 Wonen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen met de daarbij behorende tuinen en erven en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven dan wel een bed & breakfast;
- b. de bij de bestemming behorende (geheel of halfverdiepte) gebouwde parkeervoorzieningen, huishoudelijke bergingen, verkeers- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.
11.2 Bouwregels
Op of in de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmeting en de gevelindeling van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie, waaronder in ieder geval wordt verstaan het voorkomen van windhinder en het voorzien in een goed akoestisch woon- en leefklimaat;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
11.4 Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 11.2.1 onder b, voor het wijzigen van de bouwhoogte van de lagere gedeelten van de hoofdgebouwen tot de op de plankaart aangegeven maximale bouwhoogte, indien en voor zover:
- a. de compositie van het bouwblok daardoor niet in onevenredige mate wordt aangetast;
- b. het straat en bebouwingsbeeld daardoor niet in onevenredige mate wordt aangetast;
- c. er daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van naastgelegen perecelen.
11.5 Specifieke gebruiksregels
11.6 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:
- a. lid 11.5.1 onder a voor een vloeroppervlak van maximaal 60 m², inclusief aanbouwen, voor een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, indien de vloeroppervlakte van de woning groter is dan 150 m²;
- b. lid 11.5.1 onder b voor een vloeroppervlak van maximaal 60 m², voor een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, indien de vloeroppervlakte van het bijbehorend bouwwerk groter is dan 100 m²;
- c. lid 11.5.1 onder b voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten, indien en voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten.
Artikel 12 Waarde - Archeologie
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting.
12.2 Specifieke gebruiksregel
Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen, het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Antidubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Wro-zone-wijzigingsgebied 1
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van het gebied, ter plaatse van de aanduiding WRO-zone-wijzigingsgebied 1', wijzigen naar de bestemming Gemengd 1 als bedoeld in artikel 3 van deze regels met in achtneming van de volgende regels:
- a. maximaal 10.000 m² Bvo maatschappelijke voorzieningen is toegestaan;
- b. het aantal woningen bedraagt maximaal 60;
- c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 14 m (4 bouwlagen);
- d. parkeren vindt plaats op eigen terrein;
- e. ontsluiting moet plaatsvinden via de Marco Pololaan of de Amerikalaan.
Artikel 15 Wro-zone-wijzigingsgebied 2
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van het gebied, ter plaatse van de aanduiding ''WRO-zone-wijzigingsgebied 2, wijzigen naar de bestemming "Gemengd" met in achtneming van de van de maatvoering op de plankaart en de volgende regels:
- a. de gronden zijn bestemd voor:
- i. maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat scholen en kinderdagverblijven alleen zijn toegestaan indien door middel van een luchtkwaliteitsrapport en een akoestisch onderzoek is aangetoond dat voorzien kan worden in qua lucht- en geluidmilieu aanvaardbaar verblijfsklimaat;
- ii. kantoor tot een gezamenlijk oppervlak van maximaal 1500 m2 bvo;
- iii. bedrijven in de categoriën A t/m B2 zoals opgenomen in de bij dit plan behorende lijst van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), met dien verstande dat het maximum vloeroppervlak 500 m² bvo per bedrijfseenheid bedraagt;
- iv. dienstverlening,
- v. sport, uitsluitend in de vorm van een fitnesscentrum;
- vi. horeca, als bedoeld in categorie B en D zoals opgenomen in de bij dit plan behorende lijst van Horeca-activiteiten (bijlage 2), met dien verstande dat het gezamenlijk maximum vloeroppervlak 500 m² bedraagt ;
- vii. woon- werkwoningen;
- viii. wonen, uitsluitend vanaf de derde bouwlaag;
- ix. de bij de bovengenoemde functies behorende gebouwde parkeervoorzieningen;
waarbij tevens geldt dat:
- 1. het gezamenlijk oppervlak van de doeleinden genoemd onder i t/m vi niet meer dan 2500 m² bvo bedraagt .
- 2. bij de doeleinden genoemd onder vii per woning maximaal 50% van het woonoppervlak gebruikt mag worden voor aan huis gebonden bedrijven, beroepen en ateliers;
- 3. dat door middel van een akoestisch onderzoek is aangetoond dat voorzien kan worden in een qua geluidmilieu aanvaardbaar woonklimaat;
- 4. er voldaan wordt aan de gemeentelijke parkeernormen;
- 5. er voldaan wordt aan de eisen zoals gesteld in het beeldkwaliteits plan/IPVE deelgebied 3.
Artikel 16 Algemene Bouwregels
- a. Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappenhuizen, hellingbanen, entreeportalen, veranda's en afdaken en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
- b. In afwijking van het bepaalde genoemd onder a. mogen bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en aanduidingsgrenzen, worden overschreden door tot gebouwen behorende balkons, afdaken, erkers e.d., met dien verstande dat:
- 1. aan de zijde van de Churcilllaan en het 5 Mei Plein geen balkons zijn toegestaan
- 2. de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter;
- 3. boven de openbare weg de vrije hoogte tot aan het peil minimaal 3 meter bedraagt;
- c. tenzij anders bepaald in deze voorschriften bedraagt de maximale bouwhoogte van halfverdiepte parkeer/stallingsgarages 1.50 meter;
- d. De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende bepalingen:
- 1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
- 2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- 3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- 4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- 5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- 6. de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 17 Algemene Gebruiksregels
Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van of het laten gebruiken van:
- a. onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
- b. onbebouwde gronden en/of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
- c. vrijstaande bijbehorend bouwwerken voor bewoning;
- d. onbebouwde gronden als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
- e. onbebouwde gronden als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen.
Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met een maximum van 1 meter;
- b. de bestemmingsbepalingen voor het toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen;
- d. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 1 meter;
- f. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 55 meter;
- g. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, trappenhuizen, lichtkappen en andere ondergeschikte bouwdelen, waarbij ten behoeve van het bebouwingsbeeld nadere eisen kunnen worden gesteld aan de positionering van deze voorzieningen op het dak.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
19.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking:
- a. naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- b. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- c. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
19.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 20 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplanCentrum kanaleneiland deelgebied 3.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In 2006 is voor de ontwikkeling van Centrum Kanaleneiland een structuurplan opgesteld. In dit plan is het beleid van de gemeenteraad op de ruimtelijke ontwikkeling voor de komende 10 jaar van Kanaleneiland vastgelegd. Het uitgangspunt is het doorbreken van de staat van verpaupering waarin het centrum verkeert door middel van gefaseerde herontwikkeling. De nieuwe aansluiting met bedrijventerrein Papendorp door de Prins Clausbrug én de vernieuwde Churchilllaan met haar verbeterde openbaar vervoersverbinding geven het gebied een centrale ligging in de wijk én in de stad. Dit is aanleiding voor een hoogstedelijke ontwikkeling van het centrumgebied. Een gedifferentieerd woonmilieu en de toevoeging van voorzieningen zullen zorgen voor een levendig en hedendaags centrum. Deze ontwikkeling zal een impuls geven aan de gehele wijk. Het gebied Kanaleneiland Centrum omvat zes deelgebieden. Dit bestemmingsplan betreft alleen deelgebied 3. De overige deelgebieden 1, 2, 4, 5 en 6 vallen binnen andere (bestemmings)plannen en worden in het navolgende derhalve buiten beschouwing gelaten.
1.2 Doelstelling
De hoofddoelstelling van het bestemmingsplan is de nieuwe ontwikkelingen binnen deelgebied 3 in Centrum Kanaleneiland te Utrecht planologisch-juridisch mogelijk te maken. De ontwikkelingen omvatten naast een ondergrondse satllinggarage/parkeervoorziening en de functie wonen ook maatschappelijke voorzieningen (zoals een onderwijsinstelling, een bibliotheek, wijkservicecentrum, centrum jeugd en gezin), dienstverlening, kantoorfuncties en in ondergeschikte mate een horecafunctie.
In het plan zijn de wijzigingen in de wet- en regelgeving en het beleid van de verschillende overheden op het gebied van de ruimtelijke ordening, die zich in de loop van de tijd hebben voorgedaan, verwerkt. Dit bestemmingsplan voldoet aan de eisen van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), zoals deze geldt per 1 juli 2008 en aan de digitaliseringseisen zoals die gelden met ingang van 1 januari 2010. Met dit bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij recent tot stand gekomen bestemmingsplannen binnen de gemeente, om de uniformiteit van bestemmingen en regelgeving te bevorderen. Bovendien is gebruik gemaakt van de Utrechtse Leest, de standaard voor het opstellen van bestemmingsplannen in Utrecht, die mede zijn basis vindt in de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen uit 2008 (SVBP 2008).
1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied
De grens van het plangebied wordt globaal gevormd door de Amerikalaan, Marco Pololaan, Churchilllaan en Beneluxlaan. In onderstaande figuur zijn de grenzen van het deelgebied globaal weergegeven. De plangrenzen van het bestemmingsplan sluiten aan op die van de aangrenzende gebieden.
Figuur 1. Begrenzing plangebied (bron: Google Earth)
1.4 Geldend Bestemmingsplan
Binnen het plangebied geldt het bestemmingsplan “Kanaleneiland 1976” (vastgesteld op 6 april 1978, GS 25-04-1979, KB 23-4-1980). Dit bestemmingsplan omvat een groot gedeelte van de wijken Kanaleneiland en Transwijk plus de gehele planlocatie Centrum Kanaleneiland deelgebied 3.
In dit bestemmingsplan is het plangebied bestemd voor onder meer 'Openbare en bijzondere Gebouwen en bijbehorende terreinen' (BB en BB2), 'Bebouwing met kantoren' (K) en wegen inclusief bermen, voet- en fietspaden en parkeren. De voorgenomen ontwikkeling past niet in het geldende bestemmingsplan.
Figuur 2. Uitsnede plankaart vigerende bestemmingsplan (Kanaleneiland 1976)
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 bevat de beschrijving van de relevante beleidskaders. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de huidige situatie. Onder andere de ruimtelijke structuur, de historische ontwikkeling van het gebied en de beschrijving van de aanwezige functies worden hier beschreven. In hoofdstuk 4, de planbeschrijving, worden de mogelijkheden die het plan biedt voor de toekomstige ontwikkelingen beschreven. De diverse noodzakelijke onderzoeken ten aanzien van bijvoorbeeld milieuaspecten komen in hoofdstuk 5 aan bod. In hoofdstuk 6 komt de juridische toelichting op de planregels aan bod. Hoofdstuk 7 gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Relevante Beleidskaders
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het voor het plangebied relevante rijksbeleid, provinciaal en gemeentelijk beleid beknopt weergegeven. Het bestemmingsplan is een juridisch kader waarbinnen intenties en wensen uit verschillende beleidsnota's en programma's bindend kunnen worden vastgelegd.
2.2 Rijksbeleid
2.2.1 Nota Ruimte
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimte vragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat. Centraal in de nota staat het bundelen van verstedelijking en economische activiteiten. Het Rijk wil verstedelijking en infrastructuur zoveel mogelijk bundelen in nationale stedelijke netwerken, economische kern gebieden en hoofdverbindingsassen. De ruimte die in het bestaande stedelijk gebied (verouderde bedrijventerreinen en wijken) aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt door revitalisering, herstructurering en transformatie.
De Nota Ruimte acht het van belang om te streven naar een balans tussen rood en groen/blauw bij verdere verstedelijking. Het gaat daarbij ook om verbetering van de bereikbaarheid en toegankelijkheid van de groene ruimte, zowel door belemmeringen weg te nemen als door het wandel, fiets- en waterrecreatie netwerk te vergroten.
2.2.2 Structuurvisie Randstad 2040 (2008)
Het ministerie van VROM heeft in samenwerking met bestuurders van de Randstad een structuurvisie Randstad 2040 (2008) opgesteld. De ambitie is om de Randstad tot een duurzame en concurrerende Europese top regio te ontwikkelen. Het kabinet maakt ruimtelijke keuzes voor de ruimtelijke ontwikkeling van de Randstad. Eén van de vier leidende principes is 'revival' van de stad. Dit vierde principe omvat het verstedelijkingsbeleid met een verdichting strategie voor wonen, werken en voorzieningen.
2.2.3 'Samenwerken aan de Krachtige stad, stelsel Grote Stedenbeleid 2005 t/m 2009' (2004)
De missie van het Grote Stedenbeleid is gericht op krachtige steden, waarin zichtbare resultaten worden geboekt, met een minimum aan bureaucratie. Krachtige steden zijn steden die veilig zijn en die in alle opzichten voldoen aan de - steeds hogere - eisen die bewoners, bedrijven, instellingen, bezoekers en recreanten aan een stad stellen. Voor het welslagen van de missie is het noodzakelijk dat vijf centrale doelstellingen op integrale wijze door de Rijk en de steden worden opgepakt:
- 1. Het verbeteren van de objectieve en subjectieve veiligheid;
- 2. Het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving;
- 3. Het verbeteren van de sociale kwaliteit van de samenleving;
- 4. Het binden van de midden- en hogere inkomens aan de stad;
- 5. Het vergroten van de economische kracht van de stad.
De wijk Kanaleneiland is specifiek aangewezen in het kader van het Grote Stedenbeleid. Dit betekent dat bij herstructurering ingezet moet worden op bouwen voor verschillende inkomensgroepen (zoals lage, midden en hoge inkomensgroepen), het bouwen in verschillende koop- en huursegmenten (ook duur en middenduur) en het bieden van doorstroom mogelijkheden voor verhuizen binnen de eigen wijk (mogelijkheden voor wooncarrière).
2.2.4 Verdrag van Malta (1998)
In 1998 is door het Rijk het Verdrag van Malta geratificeerd, waarin de bescherming en het behoud van archeologische waarden wordt nagestreefd. De zorg voor het archeologische erfgoed dient goed in het bestemmingsplan te worden gewaarborgd en bestaat uit het zorgvuldige beheer van de aanwezige archeologische monumenten (met een eigen vergunningenstelsel), het behoud en beheer van de overige archeologische waardevolle gebieden en in het geval van onvermijdelijke aantasting van het bodemarchief, onderzoek volgens bij de wetgeving horende bepalingen (kwaliteitsnormen). Naast de beschermde monumenten is de Indicatieve Kaart met Archeologische Waarden (IKAW) een belangrijk toetsingsdocument (voor de provincie).
2.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.3.1 Structuurvisie provincie 2005-2015 (2004)
Het Streekplan Utrecht (2004) is in 2008 van rechtswege omgezet in een structuurvisie en blijft onverminderd gelden. De provincie geeft aan dat het ruimtelijke beleid voor een belangrijk deel is ingegeven door het principe van beheerste groei. GS willen zo de aantasting van waardevolle en kwetsbare open ruimte door nieuwe verstedelijking zoveel mogelijk vermijden. Ook willen zij de contrastwerking tussen stad en land versterken. In verband daarmee is het gewenst om nieuwe bouwmogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied goed te benutten.
Het plangebied is op de streek plankaart aangeduid als stedelijk gebied. In de naoorlogse wijk Kanaleneiland is stedelijke vernieuwing nodig. De provincie wil het proces van transformatie en herstructurering in de stad ondersteunen met een goede ruimtelijke ordening. Haar bijdrage kan bestaan uit het bieden van extra ruimte (in aantallen woningen) in regiogemeenten voor kwalitatief goede sociale woningbouw (huurwoningen). Het streekplan stelt dat de verbinding van de bestaande stad met Leidsche Rijn een belangrijke opgave is.
2.3.2 Niet van Gisteren, Cultuurhistorische hoofdstructuur Provincie Utrecht (2003)
Het grootste deel van het bestemmingsplan gebied valt binnen de Cultuurhistorische hoofdstructuur (CHS) onder de landschappen met een stapelingsstructuur: het landschap heeft zich in opeenvolgende perioden gevormd. Qua 'strategie' van de CHS in de structuurvisie vallen grote delen van het plangebied onder 'eisen stellen archeologie' en 'eisen stellen gebieden' bij transformaties in het landschap. Het plangebied valt onder het deelgebied "Limes de grens ontsloten". De Limes is één van de grootste en belangrijkste archeologische structuren in Europa. De voornaamste doelstelling voor de Limes in Utrecht is om de structuur elementen en de ruimtelijke samenhang in zowel de richting oost-west als loodrecht op de weg veilig te stellen.
2.3.3 Regionaal Structuurplan; RSP (2005)
Het centrale thema voor het plan is beheerste dynamiek. De regio beschouwt Kanaleneiland en het naastgelegen Papendorp als kerngebieden met een belangrijke functie als (onderdeel van de) economische motor van de regio. Het zijn de gebieden die vanuit de gedachte van selectieve bereikbaarheid het meeste ontwikkelingsperspectief hebben. Ontwikkeling van nieuwe bedrijvigheid en bereikbaarheidsmaatregelen in deze gebieden hebben prioriteit boven andere gebieden. Het RSP biedt het kader voor regionale afstemming in de vorm van uitvoeringsafspraken tussen gemeenten die doorwerken naar het plangebied:
- het realiseren van 52.500 nieuwe woningen in de periode 2005–2015;
- het herstructureren van woon locaties ten einde de leefbaarheid van de locatie te verbeteren;
- het regionaal afstemmen van de ontwikkeling van kantoor locaties en het benoemen van prioritaire locaties. Kleinschalige kantoor locaties vallen hier buiten;
- plannen voor ontwikkeling van grootschalige voorzieningen, waaronder grootschalige detailhandel en leisure worden in regionaal verband afgestemd. Bij de afstemming en toetsing worden de effecten voor mobiliteit en bereikbaarheid, effectief ruimtegebruik en de effecten op de bestaande detailhandelsstructuur (ontwrichting van het voorzieningenniveau) en economische draagvlak betrokken;
- te kiezen voor selectieve bereikbaarheid;
- tijdig investeren in integrale bereikbaarheid vooral voor de fiets en het openbaar vervoer van nieuwe woningbouw-, kantoor- en bedrijfslocaties .
2.3.4 Waterbeheersplan en waterstructuurvisie, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
Het Waterbeheersplan beschrijft de doelstellingen en het beleid voor zowel het waterkwaliteits- als het waterkwantiteitsbeheer. Het beleid is vooral gericht op het minimaliseren van wateroverlast en watertekort, het zoveel mogelijk voorkomen van het inlaten van gebiedsvreemd water van minder goede kwaliteit, het tegengaan van verdroging en het bestrijden van de eutrofiëring. Inmiddels heeft het Hoogheemraadschap een uitgebreide studie verricht naar de huidige visie op het waterbeheer, mede in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen en in met het oog op klimaatveranderingen. Deze is vastgelegd in de Waterstructuurvisie. De effecten van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden door de water beheerder afgewogen in een watertoets.
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.4.1 Structuurvisie Utrecht 2015-2030 (2004)
Voor de stad Utrecht is een structuurvisie vastgesteld. Hierin zijn de drie kern kwaliteiten van de stad uitgewerkt in de drie perspectieven: De Markt, Het Podium en De Binnentuin. Het centrumgebied Kanaleneiland is verbonden aan het ontwikkelingsperspectief “De Markt”. Dit perspectief sluit aan bij de kern kwaliteit: Utrecht als Randstedelijk centrum in een economisch dynamische en hoogstedelijke omgeving. Doelstellingen binnen het ontwikkelingsperspectief de Markt zijn:
- 1. stimuleren van de economische vitaliteit in Utrecht in stedelijke, regionale en landelijke context;
- 2. vergroten van de herkenbaarheid van de kern kwaliteit door o.a. het ontwikkelen van een (bijbehorend) hoogstedelijk milieu;
2.4.2 Hoogbouwvisie "Waar wel en waar niet hoog?" (2004)
De doelstelling van de Hoogbouwvisie is het leveren van een toetsingskader voor hoogbouw plannen. Het Centrumgebied Kanaleneiland ligt in de Centrale Zone. De basis maat voor de hoogte van nieuwe bebouwing bedraagt in dit gebied 15 of 30 meter. Er zijn accenten tot in het dubbele van de omliggende bebouwingshoogte mogelijk, maximaal 60 meter. Direct langs het talud van de Prins Clausbrug en het tracé van de sneltram kunnen incidentele accenten van 60 tot 80 meter worden geplaatst.
2.4.3 Welstandsnota (2004)
In de Welstandsnota Utrecht, getiteld "De schoonheid van Utrecht", is geformuleerd op welke wijze het welstandsbeleid van de gemeente Utrecht uitgevoerd zal worden. In de Welstandsnota Utrecht wordt een onderscheid gemaakt in een drietal beleidsniveaus met een verschillende vrijheid in de omgang met de bestaande stedenbouwkundige structuur en architectuur. Op de Beleidskaart van de Welstandsnota heeft het plangebied de aanduiding ontwikkelingsgebied gekregen met Welstandsniveau “Open”. De aanduiding ligt op gebieden binnen de gemeentegrenzen waarvoor stedenbouwkundig plannen en in voorbereiding zijn, maar die nog geen formele status hebben (vastgesteld door de gemeenteraad).
2.4.4 Wonen in een sterke stad 2009 - 2019 (2009)
Utrecht is een sterke stad en aantrekkelijke stad. Veel mensen willen hier wonen en blijven wonen. Dit legt een grote druk op de woningmarkt. Naast verruiming van het aanbod door nieuwbouw in Leidsche Rijn en Rijnenburg wil de gemeente ook de kwaliteit woningen in de bestaande stad verbeteren. Binnenstedelijke vernieuwing biedt veel kansen voor een groter woning aanbod dat tegelijkertijd van een hogere kwaliteit is. En daarmee ook beter aansluit bij de wensen van (toekomstige) bewoners. De speerpunten van het woningbeleid voor de jaren tot 2019 zijn:
- Kwantiteit, zoveel mogelijk verminderen druk op de woningmarkt.
- Binnenstedelijk bouwen met hoge kwaliteit.
- Doorstroming en toegankelijkheid woningmarkt voor doelgroepen.
- Kwaliteit woningvoorraad.
- Stad van Kennis en Cultuur.
2.4.5 Waterplan
De waterpartners hebben met het opstellen van het Waterplan Utrecht afgesproken te streven naar een watersysteem voor de toekomst, dat aansluit bij de natuurlijke omstandigheden op en om Utrechts grondgebied. De ruimtelijke structuur van Utrecht biedt daarvoor de mogelijkheden en wordt erdoor versterkt. Het hoofddoel van het waterplan is als volgt geformuleerd: het beheer van het watersysteem en de waterketen is samenhangend, doelmatig, voor de burger inzichtelijk en gericht op verschillende vormen van menselijk gebruik en natuur. Dit is vertaald in tien ambities voor een duurzamer watersysteem voor Utrecht in 2030. Met de ambities wordt invulling gegeven aan de trits vasthouden, bergen, afvoeren en aan de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren. Het beleid wordt voor ruimtelijke ontwikkelingen vertaald naar een Watertoets.
2.4.6 Economisch profiel Utrecht 2010 (2003)
In het Economisch Profiel is een visie gegeven op de gewenste ruimtelijk-economische ontwikkelingen voor de stad. Utrecht wil een ontmoetingsruimte zijn voor talent, waar perspectief rijke ondernemingen zich vestigen en bewoners goede opleidingsmogelijkheden en een prettig leefklimaat een getalenteerde beroepsbevolking vormen. Om dit waar te maken is een aantal sectoren aangewezen waar de gemeente zich in stimulerende/faciliterende zin de komende periode extra op wil richten. Hieronder bevinden zich twee groepen die voor Centrum Kanaleneiland van direct belang zijn: de detailhandel en het Midden- en Kleinbedrijf (MKB). Een goed functionerende detailhandel wordt van belang geacht als onderdeel van het gastvrijheidscluster. Het MKB wordt essentieel geacht gezien de mogelijkheid tot zelfontplooiing die zelfstandig ondernemerschap mensen biedt.
2.4.7 Stedelijk horecabeleid (2007)
Utrecht wil ruimte bieden aan nieuwe horecagelegenheden in concentratie gebieden en gemengde functiegebieden in de stad. In de Binnenstad zijn dat onder meer de Neude en omgeving, delen van de Oude Gracht, Domplein en het Janskerkhof. Grootschalige ontwikkelingen vinden vooral plaats in het Jaarbeursgebied en in Leidsche Rijn Centrum. Voor het winkelcentrum Kanaleneiland denkt de gemeente aan:
- het ontwikkelen van een compleet horeca-aanbod met een winkel ondersteunende functie voor de dag en de vroege avond;
- aan de randen beperkt ruimte scheppen voor stadsdeelcentrumfuncties.
Voorstellen voor aanvulling voor het Winkelcentrum Kanaleneiland zijn een koffiecafé, een grandcafé, een ijssalon, een pizzeria een grillroom of een lunchroom.
2.4.8 Strategisch kader functiemenging en kleinschalige bedrijfshuisvesting (2000)
De gemeente Utrecht zet met deze nota in op versterking van de kleinschalige bedrijvigheid. Dit streven moet resulteren in extra werkgelegenheid, meer functiemenging en verbetering van de leefbaarheid van de wijken. De gemeente ziet bedrijfshuisvesting primair als een zaak van de markt, maar wil de ontwikkeling ervan waar mogelijk ondersteunen. In de vraag naar bedrijfsruimte kan worden voorzien door het aanbieden van zelfstandige units in bedrijvenclusters of verzamelgebouwen.
2.4.9 Ontwikkelings- en toetsingskader grootschalige leisurevoorzieningen (2003)
De ambitie van het kader is een ontwikkeling van Utrecht tot een volwaardige en veelzijdige leisurelocatie van nationale allure. Er wordt gekozen om Utrecht te positioneren op de drie leisure kernmarkten waarin de stad al beschikt over belangrijke bovenregionale voorzieningen: cultuur, shopping en entertainment & uitgaan. Ruimte voor grootschalige, boven lokale leisurevoorzieningen wordt geconcentreerd aangeboden in de binnenstad, het stationsgebied, Leidsche Rijn en in enkele bestaande locaties in Utrecht.
2.4.10 Groenstructuurplan Utrecht (2004), Visie ARK (in ontwikkeling) en Bomenvisie (2009)
Het Groenstructuurplan van Utrecht geeft in hoofdlijnen de gebruiksfunctie, de bestemming, de beeldende rol, de ecologische betekenis en het onderhoudskarakter van de groenvoorzieningen in de stad aan. De gemeente wil de woonkwaliteit in onder meer Kanaleneiland verhogen. Er is weinig ruimte om hier het groen areaal uit te breiden. Daarom wordt ingezet op de aanleg en verbetering van groene recreatieve verbindingen (bijvoorbeeld langs de Utrechtse kanalen) met recreatiegebieden aan de stadsrand.
Het Amsterdam-Rijnkanaal komt met de ontwikkeling van Leidsche Rijn midden in de stad te liggen. Hierdoor ontstaan kansen om het kanaal en haar oevers meer betekenis te geven en om te vormen tot een bijzondere stedelijke ruimte. Een visie voor het gehele kanaal is in ontwikkeling. Voor het deel ter hoogte van Kanaleneiland is een eerste aanzet gemaakt voor de inrichting:
- 1. een nieuwe stedelijke ruimte van formaat als bindend element tussen Leidsche Rijn en de bestaande stad;
- 2. continuïteit in een voor het ARK karakteristieke inrichting met veel parallelle elementen met een lineair karakter zoals routes en bomenrijen;
- 3. afwisseling door ruimte voor lokaal (recreatief) gebruik.
De Bomenvisie uit 2009 legt een ruimtelijke structuur in wens beeld vast, geeft nadere regels hoe het college omgaat met bomen bij de ontwikkeling van de stad en aanvullingen op het huidige beheer en onderhoud ten aanzien van bomen in de stad. Het talud van de Prins Clausbrug en de Churchilllaan zijn in het streef beeld opgenomen als 'parkway'. Een begeleiding van verkeerswegen met bomen helpt automobilisten, fietsers en voetgangers zich te oriënteren. Bomen kunnen ook worden ingezet om hiërarchie en continuïteit van wegen weer te geven. Na een kruising kan bijvoorbeeld duidelijk zijn dat de weg doorgaat, door de opvallende bomenrij aan beide kanten van de weg of doordat hoofdwegen grotere bomen hebben dan woonstraten.
2.4.11 Gemeentelijk archeologiebeleid
Het gemeentelijke archeologiebeleid heeft tot doel bij te dragen aan de historische beeldvorming over Utrecht en zijn bewoners. Om dit doel optimaal te verwezenlijken vervult de gemeentelijke archeologische dienst een actieve rol. In het gemeentelijke archeologiebeleid wordt afhankelijk van de archeologische waarde, danwel de archeologische verwachtingswaarde zowel naar boven als naar beneden afgeweken van de algemene vrijstelling voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek. Recent onderzoek heeft uitgewezen dat het tracé van de noordgrens van het Romeinse rijk ('Limes', met hoge archeologische waarde) aanwezig is in het plangebied. Voor het overig deel van het plangebied wordt een hoge archeologische waarde verwacht.
2.4.12 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan; GVVP (2005)
In het plan is het streven naar een goede balans tussen bereikbaarheid, veiligheid en leefmilieu vastgelegd door te kiezen voor selectieve bereikbaarheid. Het beleid is vertaald naar netwerken voor auto, openbaar vervoer en goederenvervoer. Door het stedelijke verkeer te bundelen op de hoofdstructuur ontstaan zo groot mogelijke verblijfsgebieden. In de wijken krijgen verkeersveiligheid en leefmilieu prioriteit. De relevantie voor het centrumgebied is:
- De bereikbaarheid van het kerngebied wordt verzorgd door de RING Utrecht en door de primaire assen. Het grootste deel van het autoverkeer en de bevoorrading naar de kerngebieden gaat via deze assen. Secundaire assen zorgen voor aanvullende bereikbaarheid van de kerngebieden;
- De wijkontsluitingswegen (50 km/u) zorgen voor de aansluiting van de wijken op de hoofdstructuur en een goede bereikbaarheid van de wijk- en buurtvoorzieningen (onder meer voor bevoorradend verkeer). De rest van de wijk is verkeersluw en wordt zo veel mogelijk ingericht als 30 km/u-gebied.
- Bij de ontwikkeling van het Verbindend Openbaar Vervoer worden relevante locaties bij de stedelijke kerngebieden verkend voor ontwikkeling tot een aanvullend OV-overstappunt.
Een tekort aan parkeerruimte in kerngebieden buiten de binnenstad kan worden aangevuld door de aanleg van bezoekers garages. Daarnaast onderzoekt Utrecht in hoeverre bestaande of geplande parkeerterreinen bij voorzieningen tevens bruikbaar zijn als P+R-locatie op piek momenten in het verkeersaanbod. In principe is dit niet van toepassing voor het plangebied. Het gaat hierbij om kerngebieden waarbij (ver)bouw zou kunnen blijken dat er op eigen terrein geen ruimte is voor voldoende parkeer-gelegenheid. Het alternatief is dan om collectieve garage(s) in een dergelijk gebied te bouwen. In het plangebied is er geen tekort aan parkeren op de bouwvlek.
2.4.13 Parkeernota (2003) en Nota partiële herijking parkeernormen Utrecht (2008)
De Parkeernota uit 2003 legt de kaders van het nieuwe parkeernormen beleid vast. In de Parkeernormen 2004 zijn deze parkeernormen gedefinieerd. Het uitgangspunt is dat, rekening houdend met de kenmerken van de locatie en de functie, het parkeren op eigen terrein opgelost dient te worden, bij voorkeur ondergronds. De gemeente Utrecht heeft besloten de parkeernormen te herijken om de belangen van openbare ruimte en leefbaarheid, van stedelijke ontwikkeling en het gebruik van gebouwde voorzieningen beter met elkaar in balans te brengen. Het gewenste effect is dat vertragingen in de bouw verminderen en er meer en beter rekening kan worden gehouden met bestaande praktijksituaties. Met de Partiële Herijking Parkeernormen 2008 is de eis t.a.v. ondergronds parkeren niet komen te vervallen. De herijking had betrekking op de hoogte van de parkeernormen en de gebiedsindeling.
2.4.14 Fietsnota Verder met de Fiets
Het stedelijke hoofd fietsnetwerk dat Utrecht nastreeft, is vastgelegd in de Fietsnota "Verder met de Fiets" (2002). Het stedelijke hoofd fietsnetwerk is een fijnmazig netwerk van hoogwaardige verbindingen dat alle stadsdelen met elkaar verbindt. In de Fietsnota is vermeld aan welke eisen dit netwerk dient te voldoen. In het uitwerkingsprogramma van de Fietsnota zijn concrete projecten geformuleerd om het hoofd fietsnetwerk te vervolmaken. De Prins Clausbrug en de Churchilllaan zijn onderdeel van het hoofd fietsnetwerk. De Fietsnota richt zich daarnaast op de ontwikkeling van een netwerk van fiets parkeervoorzieningen door de hele stad, zowel bij woningen, bestemmingen (voorzieningen, kantoren, bedrijven) als overstap punten (OV-stations, transferia).
2.4.15 Actieplan Luchtkwaliteit Utrecht (2008)
Het Actieplan Luchtkwaliteit Utrecht beoogt een gezonde ontwikkeling van de stad en zorgt ervoor dat de gemeente Utrecht in 2010 kan voldoen aan de Europese normen voor fijn stof en in 2015 aan de normen voor stikstofdioxide. De gemeente Utrecht wil met dit plan bijdragen aan een bereikbare stad en aantrekkelijke stad met een fors investeringsprogramma in openbaar vervoer, P+R voorzieningen en fiets mogelijkheden. Het gebied 'Europalaan' behoort tot de grootste knelpunten in Utrecht. Op deze weg is de verkeersintensiteit zeer hoog in relatie tot de wegvak capaciteit. Onderzoek heeft echter uitgewezen dat de luchtkwaliteit voor onderhavige ontwikkeling geen belemmering vormt (zie hoofdstuk 5).
2.4.16 Nota externe veiligheid (2007)
De nota omvat het beleid van de gemeente Utrecht voor de risicobeheersing als gevolg van inrichtingen die met gevaarlijke stoffen werken en het vervoer van gevaarlijke stoffen. De gemeente Utrecht kiest daarbij om geen strengere veiligheidseisen op te leggen dan die vermeld staan in de risico normering van de Rijksoverheid. De beleidskeuzen hebben betrekking op nieuwe situaties. Het plangebied ligt niet binnen de risico contouren van het Amsterdam-Rijnkanaal.
2.4.17 Wijkvisie Zuidwest 2003 - 2013 (2004)
De Wijkvisie Zuidwest 2003-2013 is op 24 juni 2004 door de gemeenteraad vastgesteld voor de 'subwijken' Kanaleneiland, Transwijk, Rivierenwijk en Dichterswijk. In Zuidwest zullen de komende jaren veel veranderingen plaatsvinden. Dit geldt vooral voor het noordelijk deel van de wijk, gelegen tussen het Stationsgebied en Leidsche Rijn. Ontwikkelingen in dit deel zijn niet alleen van belang voor de wijk, maar cruciaal in de ontwikkeling van het westelijk deel van Utrecht. De opgave bij deze ontwikkeling is dit deel van de wijk duurzaam leefbaar te houden en tegelijkertijd de kansen voor de wijk te grijpen. Het overkoepelende motto voor de wijk Zuidwest is: "Kansrijk door diversiteit, leefbaar door verbondenheid". De doelstellingen tot 2013 zijn:
- het woonmilieu in de wijk is gedifferentieerder;
- behoud en versterking van de bedrijven functies;
- het voorzieningenniveau en winkelbestand zijn versterkt en uitgebreid;
- beperking van autoverkeer in de woongebieden;
- in Zuidwest is het veilig wonen, opgroeien, ondernemen en recreëren;
- de buitenruimte is schoon, heel, veilig en functioneel.
2.4.18 Ruimtelijke Visie Kanaleneiland (2005)
De gemeenteraad van Utrecht heeft op 9 september 2005 ingestemd met de 'Ruimtelijke Visie Kanaleneiland'. Deze visie geeft weer wat in hoofdlijnen het toekomstbeeld voor Kanaleneiland is tot aan 2015: meer variatie in woningaanbod, verbetering kwaliteit woningen, behoud en versterking groenstructuur, verbetering verkeersverbindingen binnen de wijk en met de rest van de stad en versterking van het economisch en sociaal-maatschappelijk klimaat. Vanwege de bouw van Leidsche Rijn krijgt Kanaleneiland steeds meer een centrale ligging in de stad en is het wenselijk dat de wijk een meer stedelijk karakter krijgt.
De Ruimtelijke Visie Kanaleneiland neemt de herkenbare geometrische opzet van bebouwing, verkeerswegen en fietspaden als uitgangspunt voor herstructurering van de wijk. De meer centrale ligging van de wijk maakt het gewenst om de (langzaam) verkeersroutes met de rest van de stad te verbeteren. De visie geeft aan waar en in welke mate van verdichting van bebouwing mogelijk is. Daarbij geldt dat als uitgangspunt dat de inrichting van de openbare ruimte veel aandacht krijgt. Een zelfde aandacht is nodig voor behoud en verbetering van het groene karakter van de wijk. De Ruimtelijke Visie Kanaleneiland vormt het toetsingskader voor vernieuwingsplannen, die per deelgebied worden uitgewerkt
2.4.19 Vernieuwingsplan (2003) en Structuurplan Centrumgebied Kanaleneiland (2006)
Uitgangspunt bij het vaststellen van het Vernieuwingsplan uit 2003 en het Structuurplan 2006 was het doorbreken van de negatieve spiraal waarin het centrum van Kanaleneiland verkeert. Het beleid is tot stand gekomen door de samenwerking van de gemeente met een vijftal bij het gebied betrokken partners (ROC Midden Nederland, Ceylonstaete, de corporaties Mitros en Portaal, Proper Stok en de gemeente Utrecht) en is uitgebreid gepresenteerd aan bewoners van het gebied, winkeliers, andere gebruikers en belanghebbenden.
In het Vernieuwingsplan zijn de belangrijkste elementen van de nieuwe stedenbouwkundige structuur voor Centrum Kanaleneiland vastgelegd. Deze elementen zijn in het Structuurplan overgenomen en zijn tevens de uitgangspunten zijn bij dit bestemmingsplan:
- de bebouwing in het centrumgebied moet een sterke onderlinge samenhang hebben;
- de bebouwing en de openbare ruimte moeten een hoge kwaliteit hebben, die past bij de stedelijkheid en bij de centrum functies;
- er worden hoge eisen gesteld aan veiligheid en leefbaarheid;
- er wordt zoveel mogelijk aangesloten op de bestaande verkeersstructuur;
- de huidige stempelstructuur als basis voor woonblokken moet worden gehandhaafd;
- introductie van meerdere bouwrichtingen;
- een duidelijkere ontsluiting van bouwblokken en het parkeren;
- de maatvoering moet worden aangepast op de gebruikers.
2.4.20 De Utrechtse Opgave (DUO)
In het kader van het Grote Stedenbeleid is het duurzaam herstel van de kwetsbare wijken als doel gesteld. Vooral in de verhuizingen zit de schakel tussen het fysieke en het sociale programma voor de wijk. De sleutel voor de gewenste daling van het aantal verhuizingen ligt in het aanbrengen van differentiatie in de woningvoorraad en in woonmilieus; kortom een breder woningaanbod in de wijk. Daarmee wordt het mogelijk dat bewoners een wooncarrière kunnen maken in eigen wijk. Talent dat in de loop der jaren met energie van de wijk is opgebouwd kan zo behouden blijven voor de wijk. Dat draagt bij aan stabiliteit en aan de sociale structuur.
Variatie in woningvoorraad geeft heterogeniteit, geeft menging van verschillende inkomensgroepen en biedt daarmee integratie een kans. Bij wijzigingen in de woningvoorraad in Kanaleneiland gaat het er om een deel van deze voorraad een nieuwe positie én een nieuw imago te geven op de woningmarkt. Door woningaanbod met verschillen in prijs en kwaliteit wordt het mogelijk wooncarrière te maken in de eigen wijk en belangstelling te trekken van groepen die eerder wegtrokken. Een gedifferentieerde woningvoorraad levert een bijdrage aan de nieuwe toekomst van de wijk; dat is ook de kern van het DUO-programma.
In de Raamovereenkomst-DUO van juli 2001 hebben woningcorporaties en de gemeente Utrecht vastgelegd om in de periode tot 2015, de woningvoorraad fundamenteel aan te pakken. De intentie is dat ongeveer 12% (± 12.500 woningen) van de bestaande Utrechtse woningvoorraad (± 100.000 woningen) de komende 15 jaar gerenoveerd en her ontwikkeld worden. De vernieuwing van Kanaleneiland Centrum is onderdeel van De Utrechtse opgave en omvat de sloop van circa 450 woningen en de terug bouw van circa 1300 woningen. Bij het opstellen van het Vernieuwingsplan is ervoor gekozen 50 particuliere eengezinswoningen te betrekken in de herontwikkeling.
2.4.21 Bodembeleid
Het gemeentelijke bodembeleid gaat uit van de volgende algemene uitgangspunten:
Bodembescherming
Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er toch bodemverontreiniging ontstaat, moet de bodem direct worden gesaneerd. Dit speelt met name bij bedrijfsmatige activiteiten en calamiteiten op openbaar terrein.
Bodemsanering
Gevallen van ernstige bodemverontreiniging moeten worden gesaneerd indien er tevens sprake is van milieuhygiënische risico's. Bij immobiele verontreiniging in de bovengrond die zich niet kan verspreiden (zoals zware metalen en PAK) wordt uitgegaan van een zogenoemde functie gerichte benadering. Dit houdt in dat de kwaliteitseisen die aan de bodem worden gesteld afhankelijk zijn van de toekomstige bestemming van de locatie. Bij mobiele verontreiniging die zich via het grondwater kan verspreiden, wordt mede afhankelijk van de kosteneffectiviteit, zoveel mogelijk verwijdering van de verontreiniging nagestreefd. Hiermee wordt een zo min mogelijke nazorg bereikt. Een ander uitgangspunt is dat bij nieuw in te richten gebieden of terreinen hogere eisen worden gesteld aan de bodemkwaliteit dan bij milieuhygiënisch onvermijdbare saneringen in gebieden waar geen nieuwe inrichting plaats vindt. Bij nieuwe situaties ligt het criterium voor saneren bij gevallen van ernstige verontreiniging. Voor ontgraving en onttrekking of verplaatsing van ernstig verontreinigde grond en grondwater in gemeente Utrecht is een saneringsplan of een melding volgens het Besluit Uniforme Saneringen (BUS) noodzakelijk, die moeten worden goedgekeurd door gemeente Utrecht.
Bodembeheer
Bij hergebruik van (schone of licht verontreinigde) grond wordt uitgegaan van het principe 'wat schoon is moet schoon blijven' en 'wat vies is mag niet viezer worden'. Waar mogelijk wordt een verbetering van de kwaliteit nagestreefd, zodat de bodem duurzaam geschikt wordt voor elk gewenst gebruik. Hergebruik van licht verontreinigde grond bij onverdachte terreinen kan plaats vinden op basis van de bodemkwaliteitskaart (binnen de zone) en conform het bodem beheersplan.
Bij reguliere omgevingsvergunningen voor het bouwen en is een bodemonderzoek noodzakelijk. Dit bodemonderzoek moet aantonen of de locatie geschikt is voor de nieuwe functie en of er gebouwd mag worden. Bouwen op een geval van ernstige bodemverontreiniging wordt zonder saneringsmaatregelen niet toegestaan. Bij grondwater onttrekkingen voor bijvoorbeeld bouwactiviteiten is het verder van belang om te weten of er in de invloedssfeer van de onttrekking een verontreiniging in het grondwater aanwezig is. In een saneringsplan moeten hiervoor voldoende monitoring en tegenmaatregelen worden beschreven. Er zijn ten aanzien van het aspect bodem en water ook andere procedures voor vergunningverlening of melding van toepassing: grondwater onttrekking en infiltratie (Provincie Utrecht), lozing (verontreinigd) water op oppervlaktewater (Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden), lozing (verontreinigd) water op riool (Dienst Stadswerken, gemeente Utrecht) et cetera.
2.5 Conclusie
De doelstelling van het bestemmingsplan is het mogelijk maken van de herstructurering van het Centrumgebied Kanaleneiland deelgebied 3. Herstructurering van Kanaleneiland kan bijdragen aan menging van inkomensgroepen en geeft integratie een kans. De conclusie uit het beleidskader is:
- een goede benutting van bouwmogelijkheden binnen bestaand stedelijk gebied door verdichting en menging van functies sluit aan op beleid van het Rijk, de provincie, de regio en de gemeente Utrecht;
- het vernieuwen en vergroten van de woonfunctie door sloop en terug bouw wordt bovendien in het verstedelijkingsbeleid van diverse overheden genoemd als noodzakelijke stappen naar krachtige steden;
- deze ingreep dient te worden gepaard aan een verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving, een duidelijkere ontsluiting van woonblokken, een stedelijke openbare ruimte en gebouwde (ondergrondse) voorzieningen op eigen terrein;
- de voorgestelde herstructurering past ook binnen de status van het plangebied als locatie voor hoogstedelijke ontwikkelingen met het accent op wonen. Incidenteel zijn hoogte accenten tot 80 meter mogelijk;
- uitwerking van de rol van Kanaleneiland Centrum als de verbindende factor tussen Leidsche Rijn en de bestaande stad en als de economische motor (samen met Papendorp) van de regio is belangrijk voor dit bestemmingsplan;
- afstemming van de herstructurering van het Centrumgebied op het Amsterdam-Rijnkanaal met de begeleidende groene zone is belangrijk voor een goede balans tussen rood en groen/blauw. De Churchilllaan dient als 'stadslaan' te worden ingericht;
- het behouden van de aansluiting op de RING Utrecht met de primaire assen, op het hoofd fietsnetwerk en op het openbaar vervoer stelsel is van groot belang. Een goede ontsluiting van het plangebied is noodzakelijk voor een goede leefbaarheid in de woongebieden en voor de bevoorrading en bereikbaarheid van het winkelcentrum;
- naast wonen, verkeer en verblijf geeft het beleidskader ruimte voor ondernemerschap: horeca, kantoren en dienstverlening. Voorst zal het plangebied ruimte bieden aan een aantal maatschappelijke voorzieningen zoals een politiebureau (bestaand), een Centrum jeugd en gezin/GGZ en een school (ROC). Daarnaast zijn binnen de bestemming wonen, beroepen aan huis mogelijk gemaakt;
- nieuwe functies moeten verenigd worden met een duurzaam behoud van de archeologische resten (Romeinse Limes) in de bodem en bijdragen aan een duurzaam watersysteem.
De herstructurering van het plangebied past binnen relevante beleidskaders als voldaan wordt aan belangrijke uitgangspunten voor de verbetering van de leefomgeving, de externe veiligheid, de luchtkwaliteit, het parkeren en de verkeersontsluiting en aan de aansluiting op de recreatieve zone langs het Amsterdam-Rijnkanaal.
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Inleiding
Het bestemmingsplan is ontwikkelingsgericht van aard. Dit hoofdstuk geeft inzicht in de huidige situatie in het plangebied en analyseert de wijk/gebied in ruimtelijk en functioneel opzicht. Voor zover de verschillende onderdelen van dit hoofdstuk daartoe aanleiding geven, wordt aan het einde van de verschillende paragrafen een aantal conclusies en uitgangspunten voor het bestemmingsplan geformuleerd.
3.2 Ruimtelijke Structuur
3.2.1 Historische ontwikkeling
Tot 1940 behoorden de gronden van Kanaleneiland niet tot de gemeente Utrecht. Desondanks werd reeds in het Algemeen Uitbreidingsplan Utrecht van 1920 al rekening gehouden met een stadsuitbreiding, die globaal bestond uit bedrijvigheid langs het Merwedekanaal en ten westen daarvan een nieuwe woonwijk, omsloten door een ringweg. Het gebied tussen deze ringweg en het Amsterdam-Rijnkanaal (aanleg 1931-1952) werd daarbij vrijgehouden.
Na de Tweede Wereldoorlog zat de stad Utrecht opgesloten binnen haar stadsgrenzen. Waar andere gemeenten uitleggebieden konden realiseren op eigen grondgebied, had Utrecht nagenoeg geen uitlegmogelijkheden en was aangewezen op het volbouwen van de laatste open gebieden in de stad. Pas in 1954 kreeg Utrecht, na wijziging in stadsgrenzen, de mogelijkheid een uitbreiding te realiseren. De oppervlakte nam toe van 2300 naar 5200 hectare. Dit bood de mogelijkheid tot de bouw van grote wijken als Hoograven, Overvecht en de wijk Kanaleneiland met als doel de naoorlogse woningnood op te lossen. In deze periode werden ook grootschalige ontsluitingswegen, zoals de Beneluxlaan aangelegd, wegen die los van bestaande tracés gerealiseerd werden.
Vooruitlopend op deze grenswijziging had de stad Utrecht in 1948 al een schetsplan opgesteld voor de broodnodige stadsuitbreidingen, waaronder Kanaleneiland. Kanaleneiland werd in 1957 ontworpen door stedenbouwkundige C.M. van der Stad. Hij ging daarbij uit van 7300 woningen voor bijna 30.000 inwoners. Een groot deel van de uitgangspunten uit het Algemeen Uitbreidingsplan Utrecht uit 1920 is in het ontwerp van de wijk opgenomen, met als grote uitzondering dat de geplande ringweg uiteindelijk niet de rand van de stedelijke bebouwing betekende: Kanaleneiland werd over de ringweg doorgetrokken tot het Amsterdam-Rijnkanaal, waardoor de ringweg centraal in de nieuwe stadsuitbreiding kwam te liggen.
Figuur 3. Kaart Uitbreidingsplan in onderdelen 1958
De bouw van Kanaleneiland begon in 1957 en wordt als voltooid beschouwd in 1971. Door het gebrek aan ruimere laagbouwwoningen werd de wijk minder populair bij de middenklasse. Hun plaats werd ingenomen door nieuwe Nederlanders. In de jaren '70 was er onvoldoende geld beschikbaar voor vernieuwing van de verouderde voorzieningen. Het openbaar groen werd gebruikt voor de bouw van meer woningen, scholen en sportvelden
3.2.2 Huidige structuur
Kanaleneiland is een typische Utrechtse naoorlogse wijk, waarbij op grote schaal de principes van het 'nieuwe bouwen' werden toegepast. Belangrijk kenmerk hiervan is het streven naar een scheiding tussen functies, waarbij woningen en andere functies los van de doorgaande wegen werden ontworpen. Een ander kenmerk van Kanaleneiland is de veelvuldige toepassing van geprefabriceerde elementen, het ontwerp principe van het zogenaamde open bouwblok (met licht en lucht van alle zijden), en de afwisseling van hoog- en laagbouw,huur- en koopwoningen.
Kanaleneiland heeft een herkenbare stedenbouwkundige structuur: het is opgebouwd uit een identieke herhaling van een compositie van afwisselend woon gebouwen (4 bouwlagen met plint) en huizenrijen (2 bouwlagen, plat dak), alles geordend volgens een orthogonaal systeem. De woon eenheden worden ook wel stempels genoemd vanwege het repeterende karakter. De verschillende bouwvlakken worden gescheiden door relatief grote openbare ruimte in de vorm van ruime wegen, trottoirs en brede groenstroken. Ook geheel volgens de ontwerp ideeën van het naoorlogse bouwen zijn de wijk voorzieningen vrij gesitueerd in aparte 'voorzieningen stroken', ruimtelijk los van de woonvlekken. Hetzelfde geldt voor het winkelcentrum: het overdekte winkelcentrum Kanaleneiland is een losse vlek, vrijwel volledig bestemd voor de winkelfunctie.
Centrumgebied Kanaleneiland is gesitueerd aan weerzijden van de Churchilllaan. In het centrumgebied bestaat een groot deel uit wonen, circa 600 woningen. Het merendeel is sociale woningbouw van een type dat kenmerkend is voor Kanaleneiland. De flats kennen een matige staat van onderhoud en de eenvormigheid zorgt voor een belemmering voor de realisering van 'sociaal economische differentiatie' uit het Grotestedenbeleid. Als belangrijke publieke functie heeft het gebied een winkelcentrum. In de ruimtelijke structuur neemt het winkelcentrum een afwijkende plaats in. Het type bebouwing, massieve plint met enkele losse volumes, versterkt dit. Het gebied heeft een belangrijke onderwijs- en scholingsfunctie, op regionaal en wijkniveau. Tot slot zijn er in Centrumgebied Kanaleneiland kantoren gevestigd, verschillende horeca gelegenheden en diverse kleinschalige publieke functies aanwezig
Deelgebied 3 is onderdeel van het Centrumgebied. Het ligt ten zuiden van de Churchilllaan. Het wordt begrensd door de Marco Pololaan, de Amerikalaan, de Beneluxlaan en de Churchilllaan.
3.2.3 Samenhang met de stad en omgeving
Kanaleneiland vormt tezamen met Transwijk, de Rivierenwijk en Dichterswijk de Utrechtse wijk Zuidwest. Kanaleneiland is samen met Transwijk en Oog In Al gelegen op het “eiland” tussen het Amsterdam-Rijnkanaal en het Merwedekanaal. Dit eiland wordt ontsloten via twee bruggen aan de westzijde richting rijksweg A2 en vijf bruggen aan de oostzijde richting het centrum van Utrecht. Aan de zuidzijde is het eiland direct aangesloten op rijksweg A12.
3.3 Functionele Structuur
3.3.1 Wonen
Kanaleneiland heeft overwegend een woonfunctie met hier en daar voorzieningen in de plint. Echter, er is ook een aantal clusters met centrumfuncties, zoals het ziekenhuis Oudenrijn, de meubelboulevard en kantoren. Centraal in de wijk, op het kruispunt van de Churchilllaan en de Beneluxlaan, ligt het grootwinkelcentrum Kanaleneiland. Ten oosten van de Beneluxlaan ligt het park Transwijk, één van de grootste stadsparken van Utrecht.
3.3.2 Bedrijven en kantoren
Binnen het plangebied is momenteel een kantoor van de Rabobank aanwezig. Het kantoorgebouw is met een hoogte van circa 24 meter een beeldbepalend gebouw langs de Beneluxlaan. Het gebouw beschikt in de huidige situatie over een bovengronds parkeerterrein op gemeentelijk grondgebied. Dit kantoor zal op termijn mogelijk worden uitgebreid, maar omdat de plannen nog onvoldoende concreet zijn wordt dit niet in dit bestemmingsplan geregeld.
3.3.3 Maatschappelijke voorzieningen
In het gebied zijn diverse maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Het politiebureau Marco Pololaan op de hoek van de Amerikalaan en de Marco Pololaan blijft ongewijzigd gehandhaafd. Het gebouw van de GG&GD blijft voorlopig intact. Het schoolgebouw van het Niels Stensen College bevond zich in het midden van de planlocatie, doch is inmiddels reeds geamoveerd ten behoeve van de geprojecteerde ontwikkelingen. Er is ook een vestiging van het ROC Midden-Nederland. Deze vestiging heeft een regionale en een wijkfunctie. In de huidige situatie is het ROC in deelgebied 2 gelegen, in toekomstige situatie gaat het ROC naar deelgebied 3.
3.3.4 Horeca
Op de hoek van de Marco Pololaan en Churchilllaan bevindt zich een café, restaurant annex zalencentrum. Het gebouw is inmiddels gesloopt omdat het pand moet wijken voor de toekomstige ontwikkeling.
3.3.5 Verkeer
In Kanaleneiland zijn de Europalaan, Weg der Verenigde Naties en Rijnlaan aanwezig als primaire assen en de Beneluxlaan en Churchilllaan als secundaire assen. De Beneluxlaan heeft als binnenring van Utrecht (onderdeel van de westelijke verdeelring) een belangrijke stedelijke functie. Daarnaast heeft het ook een regionale functie door de ligging van de trambaan met het traject Centraal Station- Nieuwegein en IJsselstein. De Beneluxlaan is daarmee de belangrijkste verkeersader in Kanaleneiland. De Churchilllaan heeft een vernieuwde positie gekregen met de komst van de Prins Clausbrug. De weg is opgewaardeerd van een wijk ontsluitingsweg naar een stedelijke invalsweg (secundaire as) en vormt daarmee de verbinding tussen Utrecht centrum, kantoorterrein Papendorp en Leidsche rijn. Dit geldt voor zowel auto-, bus- als fietsverkeer.
Hoofdinfrastructuur Kanalen eiland
Het plangebied is voor verschillende vervoerswijzen en voor voetgangers bereikbaar vanuit zowel de stad als de aansluitende regionale omgeving. Een belangrijke rol bij de bereikbaarheid spelen de rijksweg A2 en A12 almede de Churchilllaan.
Openbaar vervoer
Over de Beneluxlaan rijdt de sneltram, die onder andere halteert ter hoogte van het winkelcentrum Kanaleneiland. De Churchilllaan is met de doortrekking naar Papendorp en de realisatie van de Prins Clausbrug een primaire OV-as geworden. Ook de Beneluxlaan vormt onderdeel van de primaire OV-as. De planlocatie is gelegen op een overstappunt van twee belangrijke assen van het openbaar vervoer. Hiermee wordt Kanaleneiland verbonden met het centrum van Utrecht, Nieuwegein, Leidsche Rijn, IJsselstein en Papendorp. Er rijden twee stadsbuslijnen door Kanaleneiland:
- Lijn 7 tussen de Meubelboulevard Kanaleneiland en Utrecht CS, via de Marco Pololaan.
- Lijn 5 tussen winkelcentrum Kanaleneiland en Utrecht CS.
Langzaam verkeer
Kanaleneiland vormt onderdeel van de fietsroute Amsterdam-Rijnkanaaltracé, dat de wijk verbindt met Oog in Al, Zuilen en Overvecht. De Beneluxlaan, Churchilllaan en Rooseveltlaan maken onderdeel uit van het hoofd fietsnetwerk. Op de Beneluxlaan en de Churchilllaan liggen vrijliggende fietspaden. Op de overige straten mengen (brom-)fietsers zich met het autoverkeer op de rijbaan. De Amerikalaan tussen de Rooseveltlaan en de Marco Pololaan en de Marco Pololaan tussen de Amerikalaan en de Churchilllaan maken eveneens onderdeel uit van het hoofd fietsnetwerk. Hier rijden fietsers met het autoverkeer mee.
3.3.6 Groen en openbare ruimte
Aan de randen langs de Churchilllaan en Beneluxlaan zijn stoepen met daaromheen groenstroken aanwezig. Ook staan hier bomen. Tussen de Rabobank en de geplande nieuwbouw liggen parkeerplaatsen ten behoeve van de Rabobank. Deze zullen voor een deel gehandhaafd blijven en voor een deel worden ondergebracht in de nieuw te bouwen satllinggarage. De openbare parkeerterreinen tussen de bestaande horecavoorziening en het politiebureau en ten zuiden van de voormalige school zullen niet worden gehandhaafd. Voor het overige zijn er groenstroken aanwezig.
3.4 Conclusie
Het plangebied maakt deel uit van de herontwikkeling van Centrumgebied Kanaleneiland gelegen in de naoorlogse woonwijk Kanaleneiland. De wijk is in een negatieve spiraal terechtgekomen, waarbij een voortgaande verslechtering dreigt van woonkwaliteit en leefmilieu. De stedelijke ontwikkelingen in de omgeving en de gevolgen van de positie van Kanaleneiland door de komst van de Prins Clausbrug, bieden mogelijkheden om kwaliteiten te versterken. Door meer differentiatie in woningdichtheden, woonsferen en woningtypen aan te brengen en de toevoeging van voorzieningen in Centrumgebied Kanaleneiland, kan een aantrekkelijk woon-leefmilieu voor verschillende doelgroepen ontstaan. Een ruimtelijke en functionele transformatie zal bijdragen aan een verbetering van het woon- en leefklimaat. Deze ontwikkeling zal een impuls geven aan gehele wijk Kanaleneiland.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Algemeen
4.1.1 Structuurplan Kanaleneiland
Het Structuurplan Kanaleneiland Centrum beoogt het centrum van de wijk Kanaleneiland te vernieuwen en hiermee de hele wijk een impuls te geven. Het is een intensief programma gericht op het verbeteren van de sociaal economische positie van de wijk en haar bewoners. Binnen de wijk moeten goede woningen voor alle soorten inkomensgroepen en leefstijlen, onderwijsvoorzieningen en een ontmoetingscentrum aanwezig zijn. Deze voorzieningen moeten gaan zorgen voor een levendig en hedendaags centrum. De levendigheid en afwisseling moeten nog worden versterkt door een grote variatie van opvallende bouwvormen en hoogten. De Prins Clausbrug en de vernieuwde Churchilllaan met haar verbeterde OV-verbinding passen hier uitstekend bij. De basis voor de ontwikkeling wordt gevormd door het Structuurplan Kanaleneiland.
Figuur 4. Structuurplankaart Kanaleneiland Centrum
4.1.2 Masterplan Centrumgebied Kanaleneiland
In het verlengde van de Prins Clausbrug vormt de Churchilllaan een belangrijke as in het plangebied. Door sloop/ nieuwbouw zal een nieuw centrumgebied ontstaan. Deze ontwikkeling zal een impuls geven aan de gehele wijk. Belangrijk uitgangspunt bij de stedenbouwkundige herstructurering is het versterken van oost-west relaties en aansluiten bij de stedenbouwkundige hoofdstructuur. Op twee punten wijkt het thans voorliggende plan af van het destijds opgestelde structuurplan. Dat betreft de kantoorontwikkeling ten behoeve van Mitros en de locatie van het ROC. Dit ROC was oorspronkelijk bedacht op de locatie van vlek 2. Echter doordat het programma voor het ROC naar beneden is bijgesteld kan het ROC nu een plek krijgen binnen de grenzen van het plangebied.
Figuur 5. Masterplan Centrumgebied Kanaleneiland
4.1.3 Ruimtelijke uitgangspunten
Hoofdstructuur
Centrumgebied Kanaleneiland is opgedeeld in zes bouwvelden, voortkomend uit de centrale as gevormd door de Churchilllaan, de aansluiting op bestaande hoofdstructuur van Kanaleneiland en de informele oost-west verbinding met onder andere het Amsterdam Rijnkanaal. De verschillende velden zijn opgedeeld in kleinere beheersbare blokken met oplopende straten naar de Churchilllaan. De bouwblokken zijn georiënteerd in de noord-zuidrichting en sluiten daarmee aan op de bestaande hoofdstructuur van de aangrenzende gebieden.
Figuur 7. Stedenbouwkundige hoofdstructuur
Er zijn vier woonvelden en twee velden met een gemengd programma. De woonvelden kennen overeenkomsten, maar zijn toch verschillend. De overige twee velden betreffen het winkelcentrum en een bouwveld waar wonen met andere functies wordt gecombineerd.
Volumeopbouw
In de hoogteopbouw wordt een ruimtelijke relatie aangegaan met de Churchilllaan, het Amsterdam Rijnkanaal, de Prins Clausbrug en de bestaande bebouwing. De hoogstedelijke ontwikkeling van het gebied vraagt om versterking van de Churchilllaan tot een stedelijke as in het gebied. Hiervoor is het van belang in de bouwvelden hoogteaccenten van 24 tot 30 meter toe te voegen. Op markante plekken aan het 5 mei plein, worden hogere accenten toegevoegd (40 meter), een zogenaamde poortwachter. De hoogteaccenten begeleiden de Churchilllaan en rijzen mee omhoog met de brug. Dit wordt versterkt door de oplopende woonstraten aan weerzijden van het talud. De hogere bebouwing aan de Churchilllaan gaat vloeiend over in lagere bebouwing en sluit daarmee aan op de bestaande stedenbouwkundige structuur van Kanaleneiland.
Compositie/ verkaveling
De nieuwbouw wordt in hoge dichtheden gebouwd met een differentiatie en variatie in woningen. Voor de verkaveling van de woonvelden wordt uitgegaan van een moderne vorm van gesloten bouwblokken, die aansluiten bij de buiten het plangebied vallende bestaande bouwblokken. De woonblokken hebben een sterke onderlinge verwantschap door materiaalgebruik en architectonische vormgeving. Toch vormt elk blok een individu. De binnenterreinen hebben elk een eigen sfeer.
Openbare ruimte
Met de ontwikkeling van het vernieuwingsgebied Kanaleneiland wordt een transformatie nagestreefd van de huidige, relatief laagwaardig ingerichte buitenruimte tot een hoogwaardig, levendig stedelijk gebied. Het nieuwe, gevarieerde programma zal uiteindelijk resulteren in een intensief en levendig gebruik van de openbare ruimte. Kanaleneiland zal zo gaan behoren tot de bijzondere plekken in de stad met een eigen stedelijke functie en identiteit. Ruimtelijk betekent dit dat de ontwikkeling van Centrumgebied Kanaleneiland niet alleen kwaliteit in zichzelf moet hebben, maar ook de aanwezige structuur van Kanaleneiland als geheel moet versterken. Uitgangspunten voor de openbare ruimte zijn:
- een solide 'openbare ruimte netwerk' dat langere tijd meekan en voortborduurt op de systematiek van Kanaleneiland: een stempelstructuur waarin ruimtelijkheid en groenstructuur twee kernkwaliteiten zijn (zie afbeelding 8);
- eenheid in het maaiveld door middel van hetzelfde type verharding en terreininrichting (zie afbeelding 9);
- laanbeplanting op oost-west-zuid lijnen;
- herkenning van verschillende woonstraten, door middel van vaste planten of bloeiende heesters (zie afbeelding 10).
In een verstedelijkte omgeving zoals Kanaleneiland Centrum is het groen een essentieel onderdeel (en kwaliteit) van de openbare ruimte. Ten noorden van de Churchilllaan wordt een groenzone aangelegd die een groene verbinding creëert tussen het Amsterdam-Rijnkanaal en het winkelcentrum. De groenzone is naast verblijfsgebied tevens bedoeld als aantrekkelijke route voor voetgangers.
Langs het Amsterdam-Rijnkanaal ligt een parkzone die van belang is voor de natuurwaarden in de stad en dus deel uitmaakt van de ecologische infrastructuur om een verbinding te maken met tussen het ARK-park en Park Transwijk. De Amerikalaan zal in de toekomst groen worden ingericht.
Figuur 8. Eenheid in materialgebruik voor de "vloer"van het gehele centrum gebied
Figuur 9. Inrichting openbare ruimte v.l.nr. eenheid in maaiveld, laanbeplanting op noord-west lijnen en herkenning van woonstraatjes d.m.v. vaste planeten of heesters.
De woonstraten tussen de bouwblokken zijn autovrij. De openbare ruimte krijgt een overwegend stedelijk karakter. Om toch een groen karakter aan de nieuwe buurt te geven, zullen de woonstraten worden voorzien van bomen. Zoveel mogelijk voordeuren en woonruimten aan de woonstraat garanderen voldoende levendigheid en toezicht op de openbare ruimte. Daarnaast wordt er extra aandacht gegeven aan de overgang van publiek naar privé: dit betekent goede hoekoplossingen, medeontwerpen van tuinmuren, het vermijden van blinde gevels. In de woonstraten worden zitelementen en speelelementen verspreid neergezet. Restafvalinzameling vindt ondergronds plaats aan de randen van het plangebied.
4.2 Projectbeschrijving
4.2.1 Algemeen
Voor deelgebied 3 is een Stedenbouwkundig Programma van Eisen opgesteld. Dit dient als gemeentelijk toetsingskader voor de vergunningverlening met betrekking tot de planontwikkeling van deelgebied 3. Binnen deelgebied 3 worden drie bouwblokken ontwikkeld. De drie bouwblokken liggen ingeklemd tussen het bestaande Rabobank gebouw en het politiebureau. Het bouwveld kent daardoor twee zijden. Aan de Churchilllaan presenteert bouwveld 3 zich aan de stedelijke as met een front van publieke functies in combinatie met woningbouw én het hoofdkantoor van Mitros. Vanuit het masterplan wordt aan deze zijde plaatselijk begeleidende hoogteaccenten toegestaan. Aan de andere zijde grenst het deelgebied aan de Amerikalaan. Aan deze zijde wordt aangesloten op de bestaande wijk met woningbouw in 2 tot 4 lagen, 8 tot 14 meter.
4.2.2 Stedenbouwkundig plan
Deelgebied 3 vormt de poortwachter van het Centrumgebied. Deze markante positie vraag om plaatselijk hogere bijzondere bebouwing. De 3 blokken hebben elk een eigen programmering maar vertonen tegelijk verwantschap.
Compositie/ verkaveling
Voor de bouwvolumes wordt uitgegaan van een samengesteld blok volgens het principe gesloten bouwblok (zie Masterplan Centrumgebied Kanaleneiland). Een naadloze overgang van functies naar woningbouw is hierbij essentieel. Woningen hebben entrees aan de straat en aan de binnenzijde van het bouwblok een (hoofd)buitenruimte. Ook de buitenruimten van eventuele niet-woonfuncties worden aan de binnenzijde van het bouwblok gerealiseerd.
Volumeopbouw
Het uitgangspunt voor de volumeopbouw van de bouwblokken is variatie in hoogteopbouw met een hoofdmoment. Eenheid in het bouwblok is hierbij essentieel. Aan de Churchilllaan zijde heeft elk bouwblok een massieve plint, bestaande uit 2 bouwlagen en vanaf de 3e laag een uitkraging van ca. 4 m. Aan deze zijde heeft de bebouwing een hogere bouwhoogte, 6 tot 13 lagen (ca 24 tot 46 m ). De hoek aan het 5 meiplein wordt voorzien van een hoogteaccent. Blok III vervult deze accentfunctie, Richting de Amerikalaan is een lagere bouwhoogte toegestaan, 2- 4 bouwlagen (8-14 m).
Onderstaande figuur geeft de ruimtelijke invulling qua bouwhoogte van het plangebied weer.
Figuur 11. ruimtelijke opbouw bouwhoogten
4.2.3 Programma
Blok 1
Blok 1 zal in zijn geheel een regionaal opleidingscentrum omvatten (ROC). De footprint bedraagt circa 2500 m2 bvo. De plint bestaat uit 2 lagen. Het ROC zal deze plint benutten om zich te presenteren en haar levendigheid uit te stralen naar de omgeving. Het programma van blok 1 omvat totaal ca. 8000 m2 bvo voor het ROC.
Blok 2
In Blok 2 komen maatschappelijke voorzieningen in de plint en gedeeltelijk op de eerste vier bouwlagen. De plint bestaat uit 2 lagen met een footprint van ca.1500 m2 bvo. Het Centrum voor Jeugd en Gezin, de bibliotheek en het wijkbureau Zuidwest zullen zich hier huisvesten. Het totaal oppervlak van deze functies bedraagt ca.3000 m2 bvo. Blok 2 omvat daarnaast ca. 40 huurappartementen en ca. 20 - 30 koopwoningen.
Blok 3
Blok 3 omvat een plint van 2 lagen waarbij op de hogere verdiepingen de functies wonen en kantoren mogelijk zijn. Deze functies kunnen zowel zelfstandig als gecombineerd worden toegelaten.
- Indien de hogere verdiepingen zullen worden gebruikt ten behoeve van het hoofdkantoor van de woningbouwcorporatie Mitros, zal plint ten dienste van publieke functies voor die corporaties worden gebruikt.Binnen het volume van de toren zijn het kantoren en woningprogramma uitwisselbaar, met dien verstande dat uitsluitend ten behoeve van het hoofdkantoor van de woningbouwvereniging Mitros maximaal 8000 m² Bvo kantoorvloeroppervlak kan worden toegestaan.
- Indien (vanwege de huidige economische omstandigheden) gekozen wordt voor een invulling van de toren met hoofdzakelijk wonen dan zijn in de plint een combinatie van maatschappelijke functies, horeca, kleinschalige bedrijvigheid, kantoren en/of dienstverlening en woon-werk woningen mogelijk, met dien verstande dat in dat geval het totale programma in de plint een maximum vloeroppervlak van 2500 m² bvo heeft en maximaal 1500 m² kantoor is toegestaan.
- In het complex is maximaal 500 m² lichte horeca toegestaan, waarbij gedacht moet worden aan een café, een brasserie, een lunchroom of een daarmee vergelijkbare voorziening.
Voorwaarde is dat de parkeerbehoefte voor de verschillende functie combinaties op een goede manier kan worden opgelost binnen de in dit plan opgenomen parkeernormen en dat voor de woningen voldaan wordt aan de eisen op grond van de Wet geluidhinder.
Afhankelijk van de invulling van de toren zal het aantal woningen variëren. De woningen in de toren hebben een gezamenlijke entree aan de straat. Het resterend bouwblok ca. 20 tot 30 koopwoningen, waarvan ca. 10 beneden/boven-woningen.
Bestaande, te handhaven functies
Het politiebureau en het kantoor van de Rabobank blijven ongewijzigd en krijgen dezelfde functie (en bestemming) als nu. Het terrein om de te handhaven gebouwen zal gedeeltelijk heringericht worden omwille van het realiseren van woonstraten tussen de toekomstige bouwblokken. Onderstaande figuur geeft de functionele programmering van het gebied weer. Het gebouw waarin de GG & GD in gehuisvest is, blijft voorlopig in gebruik.
Figuur 10. programmatische invulling plangebied
4.3 Verkeer En Openbare Ruimte
4.3.1 Huidige situatie
Deelgebied 3 ligt ten zuiden van de Churchilllaan. Het wordt omgrensd door de Marco Pololaan, de Amerikalaan en de Churchilllaan. Aan de zuidwestkant blijft het politiebureau Marco Polo gehandhaafd evenals het GGD gebouw. Aan de oostzijde wordt dit gebied begrensd door een kantoorpand van de Rabobank. Binnen het gebied liggen wegen die de bestaande gebouwen en terreinen ontsluiten.
4.3.2 Toekomstige situatie
De drie bouwblokken in de planlocatie worden ontsloten via de randen, waardoor er tussen een aantal bouwblokken autoluwe buurten ontstaan met woonstraten. Specifiek betreft dit de autoluwe straten gelegen tussen de blokken 1,2 en 3. De Amerikalaan en de Marco Pololaan zullen opnieuw worden ingericht.
De hoofdontsluiting van het nieuwe Centrum Kanaleneiland wordt gevormd door de Beneluxlaan en de Churchilllaan. Dit zijn secundaire assen (Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan, 2005). Deze zorgen voor de ontsluiting van het gebied vanaf de hoofdwegen, te weten de Ring Utrecht en de primaire assen.
De ontsluiting is als volgt:
- Via de Amerikalaan: deze heeft een halve aansluiting op de Beneluxlaan
- Via de Marco Pololaan: aansluitend op de Churchilllaan.
- Via de Amerikalaan: aansluitend op de Rooseveltlaan.
Figuur 13. Hoofdontsluitingsstructuur Centrum Kanaleneiland
De Churchilllaan zal in de toekomst een nieuw wegprofiel krijgen. De as van de Prins Clausbrug vormt de basis nieuwe wegprofiel. De opbouw van het nieuwe profiel van de Churchilllaan bestaat uit 2x2 rijstroken met centraal gelegen HOV baan. Groenstroken maken onderdeel uit van het wegprofiel. De rotonde 5 meiplein wordt naar verwachting een kruising met ondertunneling van HOV. Bij de herinrichting van de Churchilllaan zal de Marco Pololaan mogelijk getransformeerd tot eenrichtingsweg voor autoverkeer. Vanaf de Churchilllaan is dan geen afslaand verkeer meer mogelijk, ontsluiting vindt plaats via Amerikalaan.
Figuur 13. Ontsluitingsstructuur en parkeren Deelgebied 3
Expeditie
Uitgangspunt voor het expeditieverkeer is dat dit intern wordt opgelost. Expeditie openingen worden geïntegreerd in het gevelbeeld. Daarbij geldt de volgende wijze van ontsluiting:
- Blok 1; expeditie vindt plaats aan Marco Pololaan;
- Blok 2; expeditie vanaf Churchilllaan, laad- en loshaven in verlengde van opstelstrook 5 mei kruising;
- Blok 3 en Rabobank: expeditie vindt plaats in tussengelegen straat. Ontsluiting via Amerikalaan;
- Politiebureau: expeditie vindt plaats aan Marco Pololaan
Langzaamverkeer
Langs de Churchilllaan komen vrijliggende fietspaden. In het overige plangebied rijdt fietser mee op rijbaan. In de woonstraatjes is de fietser te gast in voetgangersgebied. Doorgaand fietsverkeer in de woonstraatjes is niet mogelijk. Bij meergezinswoningen worden fietsenbergingen inpandig uitgevoerd en uit het zicht opgelost.
Openbaar vervoer
Het plangebied is aangesloten op twee hoogwaardige openbaar vervoerverbindingen.
De SUNIJ-lijn is de tramlijn tussen Utrecht CS en Nieuwegein/IJsselstein, waarvan de route via de Beneluxlaan loopt. Op de Beneluxlaan ter hoogte van winkelcentrum Kanaleneiland ligt een in-/uitstaphalte voor deze lijn.
Daarnaast loopt langs het plangebied de HOV (=Hoogwaardig Openbaar Vervoer)-Zuidradiaal tussen Utrecht CS en NS Station Vleuten via Papendorp en Leidsche Rijn. Het gedeelte van de HOV-Zuidradiaal op de Churchilllaan is reeds beschikbaar, evenals delen in Leidsche Rijn (De Meern, Velhuizen en Vleuterweide). De overige delen komen gefaseerd beschikbaar. In eerste instantie wordt hier met bussen gereden, maar voor de toekomst zijn trams voorzien. Op de Churchilllaan kunnen reizigers in-/uitstappen op de bussen die gebruik maken van de HOV-Zuidradiaal. De HOV wordt aangelegd in de vorm van een vrije busbaan met een hoog kwaliteitsniveau. Als onderdeel van dit HOV wordt op termijn de Churchilllaan en het huidige verkeersplein (5 Meiplein) getransformeerd. Aan beide zijden van het profiel is een tweerichtingen fietspad opgenomen met een aanliggend voetpad. Volgens de huidige planning zal de aanleg in 2015/2016 gereed zijn. Deze planning is afhankelijk van de start van de werkzaamheden op het 24 Oktoberplein. Uit een vergelijking van de geluidbelasting ter hoogte van de geluidgevoelige bestemmingen, voor en na realisatie van de HOV-Zuidradiaal, is gebleken dat de geluidbelasting enigszins toeneemt ten gevolge van de realisatie van de Zuidradiaal. In paragraaf 5.3 betreffende het aspect geluid wordt derhalve, als worst case benadering, uitgegaan van de situatie met de HOV-Zuidradiaal. De exacte lijnvoering en locatie van in-/uitstaphaltes is nog onderdeel van onderzoek.
4.3.3 Parkeren
Het parkeren is per bouwblok opgelost. Elke blok krijgt een eigen, halfverdiepte garage (minimaal 1 m.verdiept). Bewoners, kantoorpersoneel van Mitros en kantoorpersoneel van de Rabobank parkeren in de garages bij blok 2 en 3. De twee in-/uitritten zijn gesitueerd aan de zuid-gevel aan de Amerikalaan. Onder blok 1 komt een parkeervoorziening voor het ROC, voorzien van een in-/uitrit ter plaatse van de westgevel van blok 1 (Marco Pololaan). De ontsluiting vindt plaats via Marco Pololaan naar de Amerikalaan en de Churchilllaan. In de Amerikalaan wordt in de openbare ruimte geparkeerd. De bezoekers van de woningen parkeren op straat.
Voor de verschillende functies in het deelgebied worden de volgende parkeernormen van de gemeente Utrecht gehanteerd, excl. 0,2 bezoekersparkeren/ woning.
Programma: | Parkeernorm Utrecht (excl. bezoekers: 0,2 pp/w) | |
Maatsch. voorz. EGW Sociale huurwoningen Mitros Kantoor Woningen (Mitros volume) Rabobank, kantoor ROC Horeca | 1 pp / 100 m2 bvo 1,0 pp / woning (parkeerplaatsen worden verkocht met woning) 0,95 pp / woning 0,8- 1,5 pp / 100 m2 bvo 1,0 pp/ woning (incl. dubbelgebruik met kantoren) 0,8- 1,5 pp / 100 m2 bvo 5-7 pp, per leslokaal van 30 zitplaatsen 4,0 pp per 100 m2 bvo |
Uitgangspunten hierbij zijn:
- Het parkeren wordt zoveel mogelijk binnen de bouwblokken opgelost;
- Het bezoekersparkeren (0,2 / woning) van de eengezins- en huurwoningen wordt buiten het bouwblok, in het openbaar gebied opgelost;
- De maatschappelijke voorzieningen krijgen 2 parkeerplaatsen voor mindervaliden in de stallinggarage.
- Overig parkeren, voor bezoekers, wordt opgelost aan de overkant bij het winkelcentrum;
- Het bezoekersparkeren van de woningen boven het kantoor van Mitros wordt binnen de gebouwde parkeervoorziening middels dubbelgebruik met de kantoorfunctie opgelost;
- Het parkeren voor horeca zal in de openbaar toegankelijke parkeervoorzieningen voor het winkelcentrum Kanaleneiland worden opgelost. Dit zal bij de parkeerbalans voor een omgevingsvergunning voor het bouwen moeten worden aangetoond.
Indicatieve parkeerbalans
Op grond van de parkeernormen volgt hieruit de volgende indicatieve parkeerbalans.
Indicatief omdat er wijzigingen in het programma plaats kunnen vinden, maar dat is alleen mogelijk binnen de kaders van dit bestemmingsplan: de milieuwetgeving, het bouwvolume, het maximum aantal parkeerplaatsen bebouwd en het maximum aantal parkeerplaatsen in de openbare ruimte.
Aan bebouwde parkeervoorzieningen onder de blokken 2 en 3 zullen 247 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, bij bouwblok 1 (het ROC) komen 40 parkeerplaatsen.
In de openbare ruimte zullen 28 plaatsen worden gerealiseerd.
Blok 1
Roc | 8000 m2 bvo | 40 (bij blok ROC) |
Blokken 2 en 3
Programma: | Omvang | Totaal benodigd in garage | |
Maatsch. voorz. EGW Sociale huurwoningen Mitros Kantoor Woningen (Mitros) Rabobank Bezoekers solids | 3074 m2 51 stuks 38 stuks 8000 m2bvo 30 stuks 6600 m² bvo 30 stuks | 2 51 38 70 30 50 6 | |
247 |
Bezoekersparkeren deelgebied 3 | |||||
Egw Sociale huurwoningen Rabobank | 51 38 | 0,2 pp/woning 0,2 pp/woning | 10 8 10 | ||
28 (in openbaar gebied) |
4.3.4 Openbare ruimte
De openbare ruimte is onderdeel van de totale ontwikkeling van het Centrumgebied, zie paragraaf 4.1.3. Het inrichtingsplan sluit aan bij het inrichtingsplan van het hele Centrumgebied en dat voor deelgebied 1. Zo worden de materialisatie van zit- en speelelementen en de armaturen op elkaar afgestemd. Om een kwalitatief goede openbare ruimte te realiseren is het noodzakelijk het architectonische ontwerp en het ontwerp voor de buitenruimte goed op elkaar aan te laten sluiten.
Hoofdstuk 5 Onderzoek En Randvoorwaarden
5.1 Inleiding
In het bestemmingsplan moet de uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. Het milieubeleid heeft zich in de loop van enkele decennia ontwikkeld tot een complexe materie, die er in de praktijk toe leidt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen met verschillende milieuaspecten rekening moet worden gehouden. Dit hoofdstuk bevat een overzicht van de relevante milieuaspecten in het plangebied en de diverse onderzoeken die zijn uitgevoerd en van toepassing zijn bij het vaststellen van het bestemmingsplan.
5.2 Milieueffectrapportage
Om te bepalen of voor een project het opstellen van een MER of het uitvoeren van een MER-beoordeling noodzakelijk is, moet toetsing plaatsvinden aan het Besluit Milieueffectrapportage 1994 (verder genoemd het Besluit). In het Besluit staat in onderdeel C voor diverse activiteiten, plannen en besluiten omschreven wanneer het opstellen van een MER verplicht is. In onderdeel D van het Besluit staat voor diverse activiteiten, plannen en besluiten omschreven wanneer het uitvoeren van een MER-beoordeling verplicht is. Activiteit 11.1 uit onderdelen C en D van het Besluit heeft betrekking op de bouw van woningen. Het betreft gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een aaneengesloten gebied en:
- 1. conform onderdeel C (opstellen van een MER verplicht):
- 2.000 of meer woningen omvat buiten de bebouwde kom, of
- 4.000 of meer woningen omvat binnen de bebouwde kom.
- 2. conform onderdeel D (uitvoeren van een MER-beoordeling verplicht):
- 2.000 of meer woningen omvat binnen de bebouwde kom.
Deellocatie 3 zal ca 140 woningen omvatten. Het project Centrum Kanaleneiland als geheel (alle zes deelgebieden) omvat 1300 à 1700 woningen. Aangezien de planlocatie minder dan 2.000 woningen omvat, is op basis van de bepalingen van het Besluit Milieueffectrapportage het opstellen van een MER danwel het uitvoeren van een MER-beoordeling niet noodzakelijk.
Als gevolg van het Arrest van het Europese Hof van 17/10/2009(C- 255/08) dient hierbij ook gekeken te worden naar andere factoren als bedoeld in bijlage III van de Europese m.e.r. richtlijn, die aanleiding kunnen geven tot het opstellen van een MER of m.e.r-beoordeling, hoewel de drempelwaarde van de desbetreffende categorie van de D-lijst niet wordt overschreden. In dit plan zijn er gezien de aard, omvang en ligging van het project geen andere factoren aanwezig die op basis van het bovengenoemde arrest aanleiding kunnen geven tot het opstellen van een MER en is geconcludeerd dat er geen sprake is van aanzienlijke nadelige milieugevolgen. Er hoeft voor dit plan dus geen MER of m.e.r.-beoordeling te worden gemaakt.
5.3 Geluidhinder
5.3.1 Industielawaai
5.3.2 Wegverkeerslawaai
In het rapport: Deelgebied 3 Kanaleneiland Centrum te Utrecht Akoestisch onderzoek geluidbelasting wegverkeer Rapportnummer HA 2963-15-RA d.d. 11 augustus 2010, is de geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer bepaald op de gebouwenveloppen van de geprojecteerde gebouwen gelegen in Kanaleneiland te Utrecht (nabij de Churchilllaan). Aanleiding is de grootschalige geplande stadsvernieuwing in dit deel van Utrecht en de noodzakelijke nadere invulling daarvan qua ruimtelijke onderbouwing voor Vlek 3.
Figuur 15: Situering van de blokken Kanaleneiland Vlek 3
Doel van het onderzoek is het bepalen van geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer op de gebouwenveloppen van de geprojecteerde gebouwen in deelgebied 3 en deze geluidbelastingen te toetsen aan de Wet Geluidhinder. Daarnaast zal worden ingegaan op het geluidbeleid van de gemeente Utrecht zoals omschreven in het document “Geluidnota Utrecht (GU) d.d. 23 januari 2007”. Ingevolge het Bouwbesluit 2003 gelden eisen aan de karakteristieke geluidwering van gevels.
In de rapportage wordt de gesommeerde geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer bepaald. De vastgestelde gesommeerde geluidbelasting kan worden gebruikt als indicatie voor de bepaling van de karakteristieke geluidwering.
De wettelijke voorkeursgrenswaarde voor geluidbelasting op de gevel bedraagt 48 dB (inclusief 2 dB respectievelijk 5 dB aftrek ex artikel 3.6 RMg 2006). Indien sprake is van een vaststelling van een bestemmingsplan heeft de gemeentelijke overheid in een aantal situaties de bevoegdheid om van deze waarde van 48 dB af te wijken en een hogere grenswaarde vast te stellen tot een maximum van 53 dB tot respectievelijk 63 dB.
De maximum grenswaarde van 53 dB is van toepassing indien sprake is van een buitenstedelijk gebied of van een auto(snel)weg; de maximum grenswaarde van 63 dB geldt indien sprake is van een binnenstedelijk gebied. In de onderhavige situatie is voor de beschouwde wegen sprake van een binnenstedelijk gebied.
De door de gemeente Utrecht uitgebrachte nota “Geluidnota Utrecht” (GU), gedateerd 23 januari 2007, is van toepassing verklaard op het project Kanaleneiland Centrum Voor gevelbelastingen boven 48 dB geldt dat een zogenaamde “hogere waarde procedure” dient te worden doorlopen. Het beschouwde bouwplan in Kanaleneiland dient aan de volgende voorwaarden te voldoen:
Geluidluwe gevel
De woning heeft tenminste één gevel met een lager (luw) geluidniveau. Het geluidniveau op deze gevel is niet hoger dan de voorkeursgrenswaarde voor elk van te onderscheiden geluidbronnen.
Woningindeling
De woning bevat voldoende verblijfsruimte(n) aan de zijde van de geluidluwe gevel. Dit geldt voor tenminste 30% van het aantal verblijfsruimten of 30% van het oppervlak van het verblijfsgebied. Deze voorwaarde heet de "30-procent-eis".
Buitenruimte
Indien de woning beschikt over een buitenruimte, dan is deze bij voorkeur gelegen aan de geluidluwe zijde. Het geluidniveau mag in ieder geval niet meer dan 5 dB hoger zijn dan bij de geluidluwe gevel. Deze eis geldt voor maximaal één buitenruimte per woning.
Het bestemmingsplan maakt verschuiving van de Marco-pololaan in westelijke richting mogelijk. Indien de geluidsbelasting ten gevolge hiervan op bestaande geluidsgevoelige bestemmingen met 2 dB of meer toeneemt, moet de wegbeheerder onderzoeken of deze toename met bron- of overdrachtsmaatregelen weg te nemen is. Is dit niet mogelijk dan heeft de gemeente de mogelijkheid een hoger grenswaarde vast te stellen tot maximaal 63 dB.
5.4 Milieuhinder Bedrijven
Binnen het plangebied wordt een combinatie van milieugevoelige functies (woningen en een school) gecombineerd met commerciële functies (bedrijven). Er moet zorg worden gedragen voor een situatie waarin beide functies in harmonie naast elkaar kunnen bestaan. Hinder binnen milieugevoelige bestemmingen vanwege de commerciële functies dient te worden voorkomen.
De aanwezige en geprojecteerde commerciële functies kennen slechts een beperkte milieurelevantie, die over het algemeen beperkt zal zijn tot het aspect geluid. In algemene zin geldt dan ook dat de planologische inpasbaarheid vanuit het aspect milieu (geur, stof) voor deze nieuwe situaties is gegarandeerd door de voorschriftstelling uit het Activiteitenbesluit. Enige relevante milieubelasting ter hoogte van bestaande en te handhaven woningen is vanwege de grotere afstand (groter dan tot de geprojecteerde woningen) sowieso uit te sluiten. Een uitwerking van de feitelijke te treffen maatregelen of te stellen voorwaarden speelt pas bij de vestigingskeuze van een specifieke (positief bestemde) bedrijvigheid. De indeling van de planlocatie biedt in ieder geval de noodzakelijke randvoorwaarden om hier op passende wijze invulling aan te geven.
5.4.1 Winkelcentrum Kanaleneiland
Ten noorden van de Churchilllaan is thans winkelcentrum Kanaleneiland met een bovengrondse parkeervoorziening en een kantoorgebouw aanwezig. Betreffende inrichtingen zijn gelegen binnen deelgebied 6 van plangebied Kanaleneiland Centrum. De ontwikkelingen in deelgebieden 5 en 6 omvatten de handhaving en uitbreiding van het winkelcentrum.
De woningen van deelgebied 3 zijn geprojecteerd op ten minste circa 55 meter van het winkelcentrum. In de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” zijn voor het milieuaspect geluid vanwege (separate) detailhandelsbedrijven belemmeringafstanden tot maximaal 30 meter opgenomen, een en ander afhankelijk van het type bedrijf. Hieruit zou volgen dat geluidhinder vanwege deze inrichtingen ter hoogte van deelgebied 3 niet wordt verwacht. Een grote belemmeringsafstand is veelal aan de orde als laad- en losactiviteiten (vrachtwagens, heftrucks, containerwagens) vanwege winkelbevoorrading aan de orde zijn buiten de dagperiode. In dergelijke gevallen verdient onafgeschermd een afstand van 70 meter de voorkeur. In het structuurplan wordt hieromtrent het volgende gesteld:
Voor het plangebied van dit structuurplan geldt dat bijzondere aandacht is vereist voor de bevoorrading van het winkelcentrum. Hierbij speelt de voorgenomen functiewijziging van de Trumanlaan en het feit dat de Bernadottelaan alleen op de westelijke rijbaan van de Beneluxlaan is aangesloten. Daarnaast bestaat de wens om de bevoorrading zoveel mogelijk inpandig te organiseren.
Gezien het bovenstaande valt te concluderen dat geluidhinder vanwege laad- en losactiviteiten niet te verwachten is. Ook wanneer het laden en lossen niet inpandig zal worden uitgevoerd kan, wanneer niet aan de indicatieve afstand van 70 meter tot de nabijgelegen woningen wordt voldaan, middels (afschermende) voorzieningen worden gekomen tot een naar verwachting geluidhindervrije zone aldaar.
Bij winkelcentra is de luchtbehandeling van de verschillende bedrijven veelal gecombineerd tot één of enkele luchtbehandelingsinstallaties. Dit kan tot gevolg hebben dat de geluidemissie van het winkelcentrum als geheel hoger is dan op grond van de VNG-publicatie zou worden verwacht.
De geluidaspecten van de detailhandel in deelgebied 6 gelden derhalve als mogelijk toekomstig aandachtspunt. Deze geluidaspecten in relatie tot geluidgevoelige bestemmingen binnen en buiten dit plangebied zullen beschouwd worden als onderdeel van de het bestemmingsplan voor deelgebied 6. Omdat de woningen van deelgebied 6 op kortere afstand van de betreffende bedrijven gelegen zijn dan die van deelgebied 3, zullen de woningen van deelgebied 3 niet maatgevend zijn voor wat betreft de geluidaspecten. Eventuele maatregelen die ook voor deelgebied 3 een (mogelijk) noodzakelijke reductie bewerkstelligen zullen betrekking hebben op de aangegeven luchtbehandeling waarbij de keuze voor bronmaatregelen de logische zal zijn.
5.4.2 Bestaande bedrijven buiten het plangebied
Anders dan het in het voorgaande omschreven winkelcentrum met parkeergarage en kantoorgebouw zijn in de nabijheid van deelgebied 3 geen bedrijven aanwezig waarvan een relevante geluidemissie mag worden verwacht.
5.4.3 Akoestich relavante functies binnen het plangebied
Binnen het plangebied zijn een bank en politiebureau aanwezig. Voorts worden binnen het plangebied enkele commerciële functies en een schoolgebouw ontwikkeld. Een mogelijke geluidbelasting inherent aan bedrijfsmatig handelen valt onder het regime van de Wet milieubeheer. Geluidvoorschriften zijn voor dergelijke inrichtingen opgenomen in het Activiteitenbesluit Milieubeheer. De planologische inpasbaarheid vanuit het aspect geluid is voor deze nieuwe situaties gegarandeerd door deze voorschriftstelling. Enige relevante geluidbelasting ter hoogte van bestaande en te handhaven woningen is vanwege de grotere afstand (groter dan tot de geprojecteerde woningen) sowieso uit te sluiten.
Politiebureau
Vanuit de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening wordt, vanuit het algemeen belang, geen mogelijkheid geboden om de maximale geluidbelasting vanwege uitrukkende politiewagens aan voorschriften te verbinden. In de VNG-brochure "Bedrijven en Milieuzonering" worden overigens geen specifieke adviesafstanden gegeven voor een politiebureau daar waar dit voor een brandweerkazerne (frequent uitrukken met sirene) wel het geval is. Op basis van ervaring kan worden gesteld dat hinder ten gevolge van het uitrukken, hetgeen incidenteel plaatsvindt, niet te verwachten is.
In- en uitrit stallingsgarage/parkeervoorziening
De geluidemissie ten gevolge van het gebruik van de in- en uitrit van de stallingsgarage/parkeervoorziening komt qua aard en omvang overeen met het geluid ten gevolge van wegverkeer. Mede gezien het beperkt aantal parkeerplaatsen, de functie als stallingsgarage (een beperkt aantal verkeersbewegingen per parkeerplaats) en de relatief hoge geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer over de openbare weg, is hinder ten gevolge van het gebruik van de in- en uitrit niet te verwachten. Aandachtspunt bij de bouwkundige uitwerking betreft het contactgeluid ten gevolge van het gebruik van een automatisch(e) roldeur/-hek.
5.5 Externe Veiligheid
Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van een risico opleverende activiteit met gevaarlijke stoffen. Externe veiligheid kent op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen twee aandachtspunten: het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, rail of water en risico's door het gebruik of opslag van gevaarlijke stoffen bij bedrijven.
In het plangebied of in de directe omgeving van Centrum Kanaleneiland bevinden zich geen bedrijven waar sprake is opslag van gevaarlijke stoffen. Daarnaast is er geen spoor in de directe omgeving van het plangebied en zijn noch de Beneluxlaan, noch de Churchilllaan aangewezen als routes voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Over het Amsterdam-Rijnkanaal vindt wel transport plaats van gevaarlijke stoffen.
Het veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is verwoord in de 'Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen'. De circulaire geeft antwoord op vragen hoe om te gaan met ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van transportroutes en geeft de normering aan voor Plaatsgebonden Risico en Groepsrisico. De normhoogte voor Plaatsgebonden risico bedraagt 10-6/jaar voor gevoelige bebouwing. Voor het Groepsrisico is een zogenaamde oriënterende waarde vastgesteld. Voor transport bedraagt deze waarde 10-4/jaar bij 10 doden, 10-6/jaar bij 100 doden enz. Het is een oriënterende waarde, omdat onder voorwaarden van deze waarde mag worden afgeweken.
De normen voor plaatsgebonden risico worden op de oevers van het Amsterdam-Rijnkanaal niet overschreden. De contour valt op de grens tussen water - oever. Ten behoeve van groepsrisico en ten behoeve van het beperken van de negatieve effecten van mogelijke plasbranden is het beleid binnen de gemeente om een vrije, onbebouwde oeverzone van minimaal 30 meter aan te houden.
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
5.6 Luchtkwaliteit
De Nederlandse wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit in de buitenlucht, is opgenomen in de Wet milieubeheer via de Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) (Stb 414, 2007), ook wel Wet luchtkwaliteit (Wlk) genoemd. Deze wetswijziging is op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) in werking getreden en vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005'. De wet is de Nederlandse implementatie van de EU-richtlijnen voor luchtkwaliteit. Onder de Wlk vallen de volgende AMvB's en Ministeriele Regelingen:
- Besluit niet in betekenende mate bijdragen (Stb 440, 2007);
- Regeling niet in betekenende mate bijdragen (SC 218, 2007);
- Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (SC 220, 2007) alsmede de Wijziging Regeling beoordeling luchtkwaliteit (voor het laatst gewijzigd op 10 augustus 2009)
- Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007 (SC 218, 2007);
- Besluit Gevoelige bestemmingen
Op grond van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit uitoefenen, indien aannemelijk is gemaakt dat:
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
- de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
- bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
- het voorgenomen besluit is genoemd of niet in strijd is met het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).
Met andere woorden, luchtkwaliteitseisen vormen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een dergelijke bevoegdheid, als tenminste aan één van de bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan.
De luchtkwaliteitseisen zijn niet van toepassing in onderstaande situaties:
- a. locaties die zich bevinden in gebieden waartoe leden van het publiek geen toegang hebben en waar geen vaste bewoning is;
- b. terreinen waarop een of meer inrichtingen zijn gelegen, “waarop de arbo-wetgeving van toepassing is”;
- c. de rijbaan van wegen en de middenberm van wegen, tenzij voetgangers normaliter toegang tot de middenberm hebben.
Inmiddels zijn op 1 augustus 2009 de Implementatiewet alsmede het Derogatiebesluit in werking getreden. Tevens is op 1 augustus 2009 het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit van kracht geworden. In de wet is geen overgangsrecht opgenomen. Dit betekent dat voor alle lopende en nieuwe procedures de Implementatiewet en het Derogatiebesluit alsmede het NSL direct in werking zijn getreden.
Het NSL is een samenwerkingsprogramma tussen rijk, provincies en gemeenten, dat erop is gericht om in gebieden waar de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden) de luchtkwaliteit te verbeteren. Nederland heeft van de Europese Commissie uitstel (derogatie) gekregen van de termijnen waarbinnen aan de grenswaarden moet worden voldaan. Het NSL heeft ter onderbouwing gediend van de derogatie. In juni 2011 moet aan de norm voor fijn stof (PM10) worden voldaan en op 1 januari 2015 aan de norm voor stikstofdioxide (NO2).
Het onderhavige project (deelgebied 3) maakt deel uit van het project Herstructurering Kanaleneiland dat onder nummer 1309 is opgenomen in het NSL. In tabel 1 is de omschrijving uit het NSL opgenomen en is tevens aangegeven wat de stand van zaken is van de tot nu in uitvoering genomen projecten.
Tabel 1: Omschrijving Herstructurering Kanaleneiland: project nr. 1309
Aantal woningen | Overig in m2 b.v.o. | Overige projecten/voorzieningen | |
Als IBM-project opgenomen in het NSL | 1.400 | 40.000 | Inclusief voorzieningen, fietsnetwerk, HOV-route, OV-netwerk |
Onderhanden zijnde projecten | |||
Deelgebied 1 (reeds in realisatie) | 249 | ||
Deelgebied 3 | 140 | 7.190 477 | Kantoor Horeca |
Restant nog te realiseren | 1.133 |
Geconcludeerd kan worden dat het project Herstructurering Kanaleneiland (waarvan deelgebied 3 onderdeel uitmaakt) is opgenomen in het NSL, zodat voldaan wordt aan artikel 5.16 Wet milieubeheer, lid 1 onder d.
De tot nu onderhanden zijnde projecten (inclusief deelgebied 3) passen binnen de in het NSL opgenomen aantallen woningen en m2 b.v.o.
5.7 Bodemkwaliteit
5.7.1 Bodemkwaliteit
Door NIPA milieutechniek B.V. (rapport 0810207 d.d. 20 maart 2008) is een bodemonderzoek uitgevoerd voor deellocaties en 1 en 3 (gedeeltelijk). Dit onderzoek heeft zich beperkt tot de locatie van het voormalig schoolgebouw. De terreinen van het consultatiebureau, politiebureau, het zalencentrum en Rabobank zijn niet beschouwd in dit onderzoek. Door Ingenieursbureau Mol (rapport 11686 d.d. 21 september 2009) is onderzoek verricht naar de gesteldheid van de bodem ter hoogte van het zalencentrum Genoemde bodemonderzoeken zijn opgenomen in de bijlage 3.
Locatie voormalige schoolgebouw
Uit de resultaten van de onderzoeken volgt dat de bovengrond licht verontreinigd is met PAK, lood en minerale olie. De ondergrond is licht verontreinigd met minerale olie. Voor de verontreinigingen zijn geen eenduidige oorzaken gevonden. In de grondwatermonsters zijn geen van de geanalyseerde parameters aangetroffen in concentraties hoger dan de streefwaarden.
Aanvullend of nader onderzoek wordt niet zinvol geacht. Tegen bebouwing van de onderzoekslocatie zijn op basis van de onderzoeksresultaten geen zwaarwegende milieuhygiënische bezwaren aan te voeren.
Zalencentrum
In de onderzochte bovengrond worden incidenteel licht verhoogde concentraties kwik, lood en zink en soms PCB aangetroffen. In de ondergrond worden geen verhoogde waarden aangetroffen. Het grondwater is licht verontreinigd met barium en xylenen.
Op basis van de onderzoeksresultaten wordt de hypothese onverdacht verworpen.
Tegen bebouwing van de onderzoekslocatie bestaan op basis van de onderzoeksresultaten en het beoogde toekomstige gebruik geen zwaarwegende milieuhygiënische bezwaren.
De nog niet onderzochte terreindelen dienen, (eventueel) na sloop van de opstallen, onderzocht te worden conform NEN 5740. Op basis van de reeds beschikbare gegevens wordt geconcludeerd dat geen aanleiding bestaat een geval van ernstige bodemverontreiniging te vermoeden.
Indien grond vrijkomt van de locatie dienen partijkeuringen te worden verricht. Op basis van de reeds beschikbare gegevens wordt geconcludeerd dat de vrijkomende grond hoogstwaarschijnlijk geschikt is voor beperkt hergebruik.
Indien op grote schaal grondwater wordt onttrokken dient het beïnvloedingsgebied (verlaging van meer dan 5 cm) te worden vastgesteld. Indien binnen dit beïnvloedingsgebied grondwater-verontreinigingen aanwezig zijn, dient of een monitoringsplan of een deelsaneringsplan te worden opgesteld, dit ter beoordeling van het bevoegd gezag Wet bodembescherming.
5.8 Flora En Fauna
Er is een quickscan flora en fauna uitgevoerd door Alterra (rapport zonder kenmerk uit september 2007) voor deellocatie 3 (zie bijlage 5).
In de quickscan wordt opgemerkt dat het oostelijk deel van het plangebied tot voor kort nog bebouwd is geweest. De bebouwing is gesloopt en wat rest is een terrein met een zandige ondergrond, afgewisseld met betonnen resten van funderingen van de gesloopte gebouwen. Aan de westelijke zijde van het plangebied staan enkele gebouwen. De randen van het terrein bestaan uit in het verleden aangeplante bomen en aan de zuidzijde is een restant van een plantenborder met tuinplanten. Aan de noordzijde is een weelderige ruderale vegetatie aangetroffen.
Grote delen van het middenterrein zijn onbegroeid en hier en daar treedt plasvorming op. Hoewel een zandige omgeving met natte plekken een ideale pionierssituatie is voor de Rugstreeppad, zijn uit de omgeving geen waarnemingen van deze soort bekend. Kolonisatie vanuit een nabij gelegen habitat is dan ook niet waarschijnlijk.
In de noordwesthoek van het plangebied stonden enkele Esdoorns, een Paardenkastanje en een groepje Thuja's. De bladeren van de Paardenkastanje waren gemineerd en de boom vertoonde tekenen van de kastanjeziekte. De bomen zijn inmiddels gerooid.
De gebouwen die zich bevinden aan de westzijde zijn betrekkelijk nieuwe gebouwen. Hierin vinden vleermuizen moeilijk toegang. Aanwezigheid van vleermuizen is dan ook niet waarschijnlijk.
Uit de resultaten van het onderzoek volgt dat op deelgebied 3 geen beschermde planten zijn aangetroffen. De inmiddels gerooide thuja's in de noordwestelijke hoek van de deellocatie golden als mogelijke nestelplaats voor vogels met een vaste nestelplaats. Verder zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van beschermde fauna.
5.9 Water
5.9.1 Aanleiding
De Waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan en vormt een wezenlijk element in het gehele watertoetsproces. Het fungeert als een instrument waarin de waterhuishoudkundige gevolgen van een plan inzichtelijk worden gemaakt en het wateradvies van de waterbeheerder en de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar worden vastgelegd. Door de bestaande (geo)hydrologische situatie en randvoorwaarden, de geplande ontwikkeling en de ruimtelijke consequenties ten aanzien van de waterhuishouding te beschrijven, kan het streven naar een duurzaam en robuust watersysteem vroegtijdig in het ontwerpproces worden geïntegreerd.
5.9.2 Beleidskader
Deze Waterparagraaf sluit aan op het op duurzaam waterbeheer gericht beleid van de waterbeheerders en is ingepast in het kader van de onderstaande beleidsdocumenten:
- Rijksbeleid: Vierde Nota Waterhuishouding, Vijfde Nota RO, WB21, NBW, Waterwet;
- Provinciaal beleid: Nota Planbeoordeling, Waterhuishoudingsplan, Beleidsplan Milieu en Water, Streekplan, etc.;
- Gemeentelijk beleid: Gemeentelijk Rioleringsplan 2007-2010;
- Waterschapsbeleid: KRW, Waterbeheerplan 2010-2015, Keur.
In het algemeen is het beleid van het Rijk, de provincie Utrecht, de gemeente Utrecht en het waterschap HDSR gericht op een duurzaam en robuust waterbeheer waarbij de waterkwaliteitstrits gescheiden inzamelen-gescheiden afvoeren-gescheiden verwerken en de waterkwantiteitstrits water vasthouden-bergen-vertraagd afvoeren gehanteerd worden bij ruimtelijke ontwikkelingen.
5.9.3 Betrokken partijen
In dit watertoetsproces participeren de volgende partijen:
- Aanvrager: Gemeente Utrecht, Stadsontwikkeling – Programma's (Utrecht vernieuwd)
- Opsteller: Gemeente Utrecht, Stadswerken - IBU Stadsingenieurs
- Toetser: Waterschap De Stichtse Rijnlanden (waterkwaliteit- en waterkwantiteitbeheerder)
- Gemeente Utrecht, Stadswerken – Stedelijk Beheer (beheerder riolering en verantwoordelijk voor inzameling en transport van vuilwater, overtollig hemelwater en grondwater).
5.9.4 Beleid riolering
Een duurzame omgang en een robuuste verwerking van hemelwater is een belangrijke pijler van het landelijke en gemeentelijk waterbeleid. In het vigerende Gemeentelijk Rioleringsplan van de gemeente Utrecht wordt de lokale verwerking van regenwater als een kansrijke en doelmatige maatregel gezien om de doelstelling ten aanzien van de emissiereductie vanuit het gemengd stelsel te behalen. Om aan deze zgn. basisinspanning te voldoen, zijn eisen geformuleerd, is een waterkwaliteits- en emissiespoor uitgewerkt en is een maatregelenpakket opgesteld.
Herstructurering biedt kansen voor afkoppelen. In het onderzoek 'Afkoppelkansen Utrecht, 2e fase' (kenmerk 402.13543.001, d.d. 04-04-2005) zijn de kansen en (on)mogelijkheden van afkoppelen op wijkniveau in kaart gebracht. Stedelijk Beheer wil de (gefaseerde) herinrichting van de openbare ruimte benutten om een deel van het afvoerend oppervlak van het gemengd riool af te koppelen en het hemelwater op een duurzame wijze te verwerken. Door het IBU (Ingenieursbureau Utrecht) is voor het project 'Centrumgebied Kanaleneiland' een rioleringsontwerp uitgewerkt en een notitie opgesteld. Hierin zijn de randvoorwaarden, uitgangspunten en kenmerken van het plan beschreven en wordt het ontwerp toegelicht.
5.9.5 Bestaande situatie Watersysteem
Oppervlaktewater
Het plangebied grenst aan de zuidwest zijde aan het Amsterdam-Rijnkanaal, een belangrijke scheepvaartverbinding. Rijkswaterstaat is de eigenaar, waterkwaliteit- en waterkwantiteitbeheerder van dit kanaal en hanteert een streefpeil van NAP -0.40 m. De oostelijke oever is een secundaire waterkering. Dit betekent dat alle werkzaamheden binnen 30 m uit de oever, afhankelijk van het soort werkzaamheden, meldings- of vergunningsplichtig zijn.
Het plangebied ligt in het beheergebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) maar bevat geen oppervlaktewaterlichamen. In het watersysteem / peilgebied Kanaleneiland hanteert het waterschap een vastpeil van NAP +0,05 m.
Grondwater
De langjarig gemiddelde grondwaterstand komt -door de beïnvloeding en regulering van het Amsterdam-Rijnkanaal- globaal overeen met het streefpeil van dit oppervlaktewater en bedraagt circa NAP -0.4/-0.3 m. De waargenomen stijghoogten vertonen een seizoensvariatie tussen NAP -0.1 m en NAP -0.5 m. De grondwaterstroming is door de ontwaterende / drainerende functie van dit kanaal zuidwestelijke gericht.
Ontwateringsdiepte en drooglegging
De huidige ontwateringsdiepte, het niveauverschil tussen maaiveld (gemiddeld NAP +1.7 m) en de hoogste grondwaterstand (circa NAP -0.3 m), bedraagt circa 2,0 m. Deze waarde voldoet ruimschoots aan de gemeentelijke norm van 0,7 m. Op basis van het vastpeil van het Amsterdam-Rijnkanaal bedraagt de drooglegging, het niveauverschil tussen maaiveld (circa NAP +1.7 m) en het praktijkpeil (circa NAP -0.4 m) circa 2,1 m.
Bodemopbouw
Het maaiveldniveau in het plangebied varieert globaal tussen NAP +1,65 m en NAP +1.75 m. Met behulp van de op locatie uitgevoerde handboringen is de lokale bodemopbouw bepaald. Hieruit bleek dat bij het bouwrijpmaken van de wijk Kanaleneiland het terrein in het plangebied met 0,5 tot 0,8 meter fijn zand is opgehoogd. Onder deze goed doorlatende zandlaag (de ophoging) bevinden zich afwisselend klei- en zandlagen van 0,7 tot 3,0 m dikte.
Bestaande situatie Riolering
Stelseltype
In het plangebied ligt een gemengd rioolstelsel dat in1958 aangelegd is, uitgevoerd is met eivormige buizen en onderdeel uitmaakt van het bemalingsgebied 3 'Kanaalweg' / 8 'Europaplein'. Zowel het huishoudelijk afvalwater als het hemelwater wordt ingezameld en gemengd getransporteerd naar de rwzi. Het in het plangebied gelegen gemengd stelsel voert af naar een transportriool in de Beneluxlaan. Bij hevige neerslag wordt het overschot (het neerslagdeel dat niet verwerkt kan worden) via een overstort nabij de Prins Clausbrug geloosd op het Amsterdam-Rijnkanaal. In de Churchilllaan is in 2003 een hemelwaterstelsel (type verbeterd gescheiden) met een overstort op het bestaande gemengd stelsel (type Smart Drainput) aangelegd in verband met de komst van de Prins Clausbrug.
Afvoerend oppervlak
In het plangebied Centrumgebied Kanaleneiland is een groot deel verhard: de bebouwingsdichtheid en het verhardingspercentage is hoog. Van de straten zijn de rijbanen voorzien van asfalt (circa 2,7 ha), de parkeervakken, trottoirs, pleinen en achterpaden zijn in elementenverharding uitgevoerd (6,1 ha). De woningen bestaan uit portiekflats met platte daken (circa 5,6 ha).
5.9.6 Toekomstige situatie Waterhuishouding
Oppervlaktewater
In het stedenbouwkundige ontwerp van het project Centrumgebied Kanaleneiland is, in verband met het ontbreken van vrije / beschikbare openbare ruimte, niet voorzien in nieuw, extra oppervlaktewater.
Toekomstige situatie Riolering
Afvoerend oppervlak
In het onderzoek 'Afkoppelkansen Utrecht, 2e fase' (kenmerk 402.13543.001, d.d. 04-04-2005) zijn de kansen en mogelijkheden van afkoppelen op wijkniveau in kaart gebracht. Hierin is deze locatie als 'hotspot' aangemerkt waar een hoog percentage afvoerend oppervlak afgekoppeld kan worden.
Het in de toekomst afvoerend oppervlak is globaal geïnventariseerd en kan in de categorieën dak, open verhard en gesloten verhard worden ingedeeld. De onderstaande tabel figuur 1 omvat de waarden van de verharde oppervlakken die zijn aangehouden voor de huidige en de toekomstige situatie.
Aangesloten oppervlak op riolering | ||||
type | huidig stelsel [ha] | toekomstig stelsel naar rwzi [ha] | toekomstig stelsel naar opp.water [ha] | verschil [ha] |
gesloten verhard | 2,7 | 0 | 1,2 | -1,5 |
open verhard | 6,1 | 0 | 8,1 | +2,0 |
dak | 5,6 | 0 | 5,5 | -0,1 |
totaal | 14,4 | 0 | 14,8 | +0,4 |
Fguur 1 – overzicht af te koppelen oppervlakken
Zandfilter
Het hemelwater dat van daken, balkons en verkeersluw openbaar gebied afstroomt, wordt als 'schoon' verondersteld en kan zonder voorzuiverende voorziening worden geloosd op het oppervlaktewater. Het van verkeersintensieve wegen en daken met uitlogende materialen afstromend hemelwater wordt als 'verontreinigd' aangemerkt en dient wel via een voorzuivering afgevoerd te worden naar oppervlaktewater.
Bij toepassing van een zandfilter nabij het lozingspunt kunnen zowel 'schone' als 'verontreinigende' oppervlakken op het hemelwaterstelsel worden aangesloten. De meest vervuilde 'first flush' wordt door infiltratie door het zandpakket gezuiverd voordat het wordt geloosd op het Amsterdam-Rijnkanaal. Het zandfilter zuivert (en infiltreert) bij een juiste dimensionering circa 70% van het aangeboden hemelwater, de overige 30% wordt bij hevige neerslagconditie via de overstort geloosd.
Hemelwaterstelsel
De herinrichting van de bovengrond en de gewenste afkoppeling van afvoerend oppervlak, maakt het noodzakelijk om een nieuwe voorziening voor de inzameling en verwerking van hemelwater te realiseren. Uit nader onderzoek blijkt dat de grondslag / bodemopbouw in het plangebied niet geschikt is om een boven- of ondergrondse infiltratievoorziening toe te passen. Oppervlakkige afvoer (via stroomgoten) is in verband met het ontbreken van voldoende hoogteverschil en de lange transportafstanden eveneens niet mogelijk.
Door de directe ligging van het plangebied aan het zeer robuuste Amsterdam-Rijnkanaal is inzameling en transport van het ontvangende hemelwater via een traditioneel leidingstelsel een doelmatige oplossing. Dit hemelwaterstelsel dient te voldoen aan de eisen van een verbeterd gescheiden stelsel.
Vuilwater- / gemengd stelsel
Het in het plangebied geproduceerde huishoudelijk afvalwater dient in het kader van de Wet Milieubeheer doelmatig worden ingezameld en getransporteerd. Met een vuilwaterstelsel wordt het huishoudelijk afvalwater afgevoerd naar het bestaande transportriool in de Beneluxlaan. Een beperkt deel van het afvoerend oppervlak wordt aangesloten op het nieuwe vuilwater- / gemengd stelsel in verband met ruimtelijke beperkingen of verstrengde waterstromen (bv. terrein winkelcentrum).
Watervergunning
Voor het dempen en graven, aanleggen van vlonders en steigers en bouwen in en langs water is een Watervergunning van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden noodzakelijk. Ten behoeve van de ontwikkelingen in het plangebied is een Keurontheffing vereist. Alle wateraspecten (inclusief de Keur-aspecten) worden in de watervergunning geregeld. Een onderhoudstrook van 3 m langs de watergangen is noodzakelijk om het reguliere beheer en onderhoud doelmatig uit te kunnen voeren.
5.9.7 Conclusie
De toekomstige ontwikkelingen in het plangebied 'Centrumgebied Kanaleneiland' hebben een positief effect op het watersysteem waardoor tevens aan het 'standstill beginsel' voldaan wordt. Het verhard afvoerend oppervlak neemt beperkt toe van 14,4 ha tot 14,8 ha. Het afvoerend oppervlak in het plangebied (14,8) wordt afgekoppeld van het gemengde stelsel en aangesloten op een nieuw separaat hemelwaterstelsel dat het ingezamelde hemelwater via een zandfilter loost op het Amsterdam-Rijnkanaal. Het huishoudelijk afvalwater wordt ingezameld en getransporteerd met een vuilwater-/ gemengd stelsel dat het afvalwater afvoert naar de rwzi.
Het afkoppelen van 14,8 ha verhard oppervlak leidt tot een fors lagere belasting van het gemengd stelsel. Deze sterke afname van aangesloten oppervlak vergroot de werking en verlaagt de overstort frequentie vanuit het gemengd stelsel bij neerslag condities. Hierdoor wordt het oppervlaktewater systeem beduidend minder belast met emissies vanuit het gemengd stelsel dat een positief effect heeft op de waterkwaliteit.
5.9.8 Advies Hoogheemraadschap
Het Hoogheemraad heeft bij formele email van 30 juni 2010 positief geadviseerd over het plan. Het voldoet namelijk aan de belangrijkste minimale voorwaarde: “het standstill beginsel”. Door uitvoering van het plan zal de kwaliteit van de waterhuishouding in het gebied beter worden. Het waterschap juicht het afkoppelen van verhard oppervlak daarom toe.
5.10 Archeologie
5.10.1 Inleiding
Wettelijk kader
In 1992 heeft Nederland het Europese Verdrag van Malta ondertekend en in 1998 geratificeerd. Doel van dit verdrag is een betere bescherming van het Europese archeologische erfgoed door een structurele inpassing van de archeologie in ruimtelijke ordeningstrajecten. Eén van de belangrijkste uitgangspunten van het Verdrag van Malta is dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ in de bodem bewaard dienen te blijven. Alleen als behoud in situ niet mogelijk is, wordt overgegaan tot behoud van de archeologische informatie ex situ, door middel van opgraven en bewaren in depot. Een ander uitgangspunt is dat het onderzoek naar de aanwezigheid van archeologische waarden in een zo vroeg mogelijk stadium dient plaats te vinden, zodat hiermee bij de planontwikkeling rekening gehouden kan worden. Een derde uitgangspunt is het 'de verstoorder betaalt principe'. Alle kosten die samenhangen met archeologisch onderzoek dienen worden betaald door de initiatiefnemer van de geplande bodemingrepen. Ten slotte richt het Verdrag van Malta zich tevens op een toename van kennis, herkenbaarheid en beleefbaarheid van het archeologische erfgoed.
Het Verdrag van Malta heeft in Nederland geresulteerd in een ingrijpende herziening van de Monumentenwet uit 1988, die op 1 september 2007 met de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht is geworden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. In de nieuwe wetgeving is de bescherming van het archeologische erfgoed, de inpassing hiervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van het archeologische onderzoek geregeld. Op grond van artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet een bestemmingsplan rekening houden met de archeologische resten in de grond. Om te kunnen bepalen op welke wijze de bestemmingsregeling rekening moet houden met de archeologie (artikel 38a Monumentenwet 1988) moet onderzoek, veelal bureauonderzoek, worden gepleegd. De resultaten daarvan worden beschreven in de toelichting van het bestemmingsplan, waarbij wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan bij moet dragen aan de bescherming van de archeologie.
5.10.2 Archeologische waardenkaart
Verordening en bestemmingsplan
De gemeente Utrecht heeft ervoor gekozen ter bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen een verordening op te stellen voor het hele grondgebied van de gemeente. In de verordening op de archeologische monumentenzorg is een vergunningenstelsel opgenomen ter bescherming van het archeologische erfgoed, waarmee de wettelijk vereiste bescherming kan worden geboden. In bestemmingsplannen wordt verwezen naar de verordening en een regel opgenomen (dubbelbestemming Waarde - Archeologie). In deze dubbelbestemming is opgenomen dat de voor Waarde- archeologie aangewezen gronden mede zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachtingen. Met deze specifieke gebruiksregel wordt geregeld dat onder een met het bestemmingsplan strijdig gebruik in ieder geval wordt begrepen het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg. Door de verordening en de daarbij behorende archeologische waardenkaart is de bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen in de bodem van de gemeente Utrecht gewaarborgd en zijn verstoringen van de bodem vanaf een op de archeologische waardenkaart aangegeven oppervlakte en diepte vergunningplichtig.
Gemeentelijke archeologische waardenkaart
De Archeologische Waardenkaart van de gemeente Utrecht ligt ten grondslag aan de verordening op de archeologische Monumentenzorg. Deze waardenkaart is geënt op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarde (IKAW) van de provincie en op de kennis en ervaring opgedaan in tientallen jaren archeologisch onderzoek in de stad. Hij geeft inzicht in de ligging van beschermde archeologische rijksmonumenten, gebieden van hoge archeologische waarde, gebieden van hoge archeologische verwachting en gebieden van archeologische verwachting en bij welk te verstoren oppervlakte en diepte een vergunningsplicht geldt. In de op de waardenkaart aangeduide gebieden waar een vergunningplicht geldt zal van toekomstige initiatiefnemers tot bodemverstorende activiteiten een inspanning vereist worden om resten uit het verleden op te sporen en zo nodig veilig te stellen.
Beschermde archeologische rijksmonumenten worden op grond van de Monumentenwet 1988 beschermd. Aantasting van de beschermde archeologische monumenten is niet toegestaan. Eventueel dubbel ruimtegebruik is mogelijk, mits de gekozen bestemming zich duurzaam verhoudt met de in het terrein aanwezige archeologische waarden. Voor dubbel ruimtegebruik is een vergunning krachtens de Monumentenwet vereist.
Gebieden van hoge archeologische waarde (rood) zijn gebieden waarvan bekend is dat er archeologische waarden zijn, maar die niet beschermd zijn als archeologisch rijks- of gemeentelijk monument. Gebieden van hoge archeologische verwachting (geel) zijn zones waar op grond van eerder uitgevoerd archeologisch onderzoek dan wel op basis van historisch geografisch onderzoek archeologische waarden te verwachten zijn (er wordt een middelhoge tot hoge dichtheid aan archeologische vondsten of sporen verwacht). Bij gebieden met een archeologische verwachting (groen) zijn de verwachtingen lager (er wordt een middelhoge dichtheid aan archeologische vondsten of sporen verwacht). Voor deze gebieden geldt de gemeentelijke Verordening op de Archeologische Monumentenzorg.
Daarnaast zijn op de kaart witte gebieden aangewezen. Voor deze zones geldt geen verwachting en geen vergunningstelsel.
Figuur 16. uitsnede archeologische waardenkaart plangebied
Archeologie in het plangebied
Het plangebied As Kanaleneiland deelgebied 3 bevindt zich op de gemeentelijke archeologische waardenkaart in deels in een gebied met hoge waarde, deels in een gebied met archeologische verwachting. Inventariserend veldonderzoek heeft uitgewezen dat hier sprake is van resten van de Romeinse Limesweg. Deze resten zijn inmiddels door archeologen van de gemeente Utrecht opgegraven.
Conclusie
Het plangebied As Kanaleneiland deelgebied 3 bevindt zich op de gemeentelijke archeologische waardenkaart in deels in een gebied met hoge waarde, deels in een gebied met archeologische verwachting. Inventariserend veldonderzoek heeft uitgewezen dat hier sprake is van resten van de Romeinse Limesweg. Deze resten zijn inmiddels door archeologen van de gemeente Utrecht opgegraven. Het plangebied is archeologisch vrijgegeven voor ontwikkeling.
5.11 Kabels En Leidingen
Door het plangebied loopt aan de zuidzijde, in het huidige openbare gebied, van de Churchilllaan vanaf de Beneluxlaan tot aan het Amsterdam-Rijnkanaal een warmtetransportsysteem, bestaande uit twee stalen leidingen met een diameter van 500 en 700 mm. Voor de leidingen is een tracé van minimaal 2,50 meter breedte noodzakelijk. De diepteligging moet tussen de 0,50 en 1,00 meter onder het maaiveld bedragen, in verband met de bereikbaarheid voor onderhoudswerkzaamheden. Bij toekomstige bouwwerkzaamheden in de omgeving van het systeem, zullen voorzieningen worden getroffen om (ook tijdelijke) (verschil)zettingen te voorkomen. Bij de verder planuitwerking wordt bekeken of het huidige tracé gehandhaafd moet worden of dat een nieuw tracé wordt aangewezen. In de Amerikalaan ligt voorts een distributienet van de stadsverwarming. Het deel van de stadsverwarming dat is gelegen binnen blok 3 is in de zomer van 2010 omgelegd.
5.12 Windhinder
Het plan wordt gekenmerkt door een strook hogere bebouwing langs de Churchilllaan en lagere bebouwing daarachter. Bij een dergelijke combinatie is spelen twee stedenbouwfysische aspecten een belangrijke rol: windhinder en bezonning (zie paragraaf 5.13). In het rapport van Peutz van 6 mei 2010, rapportnummer WA 2963-4-RA is reeds onderzoek uitgevoerd naar het te verwachten windklimaat rondom het onderhavige stedenbouwkundige plan. Het rapport is opgenomen in de bijlagen van dit bestemmingsplan.
Voor de opzet van het onderzoek en de beoordeling van het windklimaat is uitgegaan van de Nederlandse norm NEN 8100:2006 Windhinder en windgevaar in de gebouwde omgeving.
Uit de resultaten van het onderzoek (zie bijlage 9) kunnen de volgende conclusies getrokken worden:
In de geplande bebouwingssituatie mag een overwegend matig tot goed windklimaat verwacht worden voor loopgebied. Op geen van de punten is sprake van een slecht windklimaat voor loopgebied en er is ook geen overschrijding van het gevaarcriterium vastgesteld.
Ter plaatse van het fietspad op de Churchilllaan wordt het windklimaat overwegend als matig beoordeeld. Bij de zuidelijke en westelijke gebouwenhoek van het ROC, onder het overstek van de Mitrostoren alsmede in de straat tussen de Rabobank en de nieuwbouw (IIIb) is plaatselijk eveneens een matig windklimaat voor loopgebied verwacht. Op het troittoir tussen de Mitrostoren en de Churchilllaan wordt het windklimaat plaatselijk als slecht beoordeeld. Door het treffen van maatregelen kan- en zal in een voldoende windklimaat worden voorzien.
Bij de bepaling van de entreeposities, dient een hinderkans van maximaal 5% nagestreefd te worden. Afhankelijk van de gewenste entreepositie zijn mogelijk windafschermende maatregelen nodig teneinde daar een goed windklimaat te bereiken.
5.13 Zonlicht
Het plan wordt gekenmerkt door een strook hogere bebouwing langs de Churchilllaan en lagere bebouwing daarvoor. In het ontwerp van het plan is rekening gehouden met de optredende schaduwwerking op omliggende panden en percelen. Indien er binnen de planontwikkeling sprake is van hoogbouw dan wordt, conform de Hoogbouwvisie van de gemeente Utrecht d.d. 13 januari 2005, een onderzoek naar de schaduwwerking van het plan vereist. In dit kader is door Peutz een bezonningsonderzoek uitgevoerd: rapportnummer WA2963-3-RA, 6 mei 2010 (zie bijlage 10).
Ten behoeve van het onderzoek is hetzelfde schaalmodel gehanteerd als voor het reeds uitgevoerde windonderzoek (zie paragraaf 5.12).
De Hoogbouwvisie van de gemeente Utrecht houdt in dat de eventuele effecten van een bouwplan op de bezonning van de omliggende bebouwing moeten worden getoetst. De resultaten van het onderzoek kunnen als volgt worden samengevat:
- Bij de getoetste dagen 21 maart en 23 september om 10.30 uur, neemt aan de overkant van de Churchilllaan (deelgebied 6) de bezonning van de onderste bouwlagen in geringe mate af als gevolg van realisatie van de Mitros-toren uit het nieuwbouwplan.
- Ter plaatse van de oostelijke hoek van Vlek 5 zorgt de geplande ROC-toren uit het nieuwbouwplan op de getoetste dag 23 september om 10.30 uur voor enige schaduwwerking. De betreffende schaduwwerking zal daarnaast ook een gedeelte van de plintlaag van Vlek 6 beslaan, echter gezien de aldaar geplande ingang/onderdoorgang zal dit geen beperkende invloed hebben.
- De geplande ROC-toren zorgt tevens op de getoetste dagen 21 maart en 23 september om 15.30 uur voor enige schaduwwerking op het laagbouw gedeelte van het ROC-complex zelf.
- Ter plaatse van de zuidgevel van het politiebureau wordt op toetsingsdagen 21 maart en 23 september om 10.30 uur schaduw ondervonden van het geplande bouwdeel ten zuiden van het politiebureau.
- Op overige beoordelingsposities is slechts beperkt sprake van schaduwwerking.
Geconcludeerd kan worden dat het bouwplan beperkte gevolgen heeft voor de omliggende bebouwing daar waar het schaduwwerking betreft.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Planschade risicoanalyse
Op april 2010 is een risicoanalyse planschade met betrekking tot de voorgenomen grootschalige vernieuwing van Kanaleneiland Centrum uitgevoerd door SAB Eindhoven B.V. in opdracht van de Grond Exploitatie Maatschappij (GEM).
De risicoanalyse is weergegeven in bijlage 11. De algemene conclusies van voornoemde risicoanalyse zijn hieronder nogmaals weergegeven. De van toepassing zijnde passage voor deelgebied 3 is vetgedrukt weergegeven.
Op basis van de risicoanalyse kan geconcludeerd worden dat indien de nieuwe functies worden bezien vanuit de belangen van de huidige gebruikers/eigenaars sprake is van een planologische verslechtering. De nuance die daar aangebracht dient te worden is dat een deel van deze objecten in eigendom zijn van één van de ontwikkelende participanten. Aangezien deze partijen onderdeel uitmaken van de GEM gaat SAB Eindhoven er vanuit dat deze actoren geen planschade claimen. Deze zijn dienovereenkomstig niet meegenomen in de taxatie.
De objecten die op basis van de risicoanalyse planschade in beginsel in aanmerking lijken te komen voor planschade zijn in particulier eigendom. Dit komt voort uit het feit dat een planologische verslechtering plaatsvindt met betrekking tot de aspecten; dag- en zonlichttoetreding, uitzicht, privacy en verkeerssituatie..
Ten behoeve van de planologische mutatie wordt op basis van de risicoanalyse planschade in het kader van de grond exploitatie een mogelijke planschadepost opgenomen.
Kostenverhaal Grondexploitatiewet
Voor de herstructurering van het centrumgebied Kanaleneiland hebben de vier partijen (de gemeente Utrecht, De woningbouwcorporaties Mitros en Portaal en ontwikkelaar Proper-Stok) een gemeenschappelijke grondexploitatiemaatschapij (GEM Kanaleneiland) opgericht. Deze GEM is verantwoordelijk voor het verwerven en uitgeven van de gronden, het woon- en bouwrijp maken van de gronden. Voor de herstructurering is een sluitende grondexploitatie opgesteld. Ook in 2010 is deze grondexploitatie opgesteld, met als resultaat en sluitende grondexploitatie. Hiermee is de ontwikkeling economisch haalbaar.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Inspraakresultaten
Dit concept ontwerp bestemmingsplan vloeit voort uit het in 29 juni 2006 vastgestelde structuurplan Kanaleneiland Centrum. Met betrekking tot dit structuurplan is in de periode van 8 september tot en met 5 oktober 2005 inspraak gehouden. Tijdens deze periode zijn 64 inspraakreacties ontvangen. De inspraakreacties hadden grotendeels betrekking op de sloopplannen en de onduidelijkheid hierover. Getracht is om deze vragen zo goed mogelijk te beantwoorden. De overige reacties waren divers en betroffen onder andere vragen over de parkeermogelijkheden in de toekomst, de toekomstige inrichting van de openbare ruimte, de keuze voor een structuurplan in plaats van een bestemmingsplan, de toekomstige verkeerssituatie, milieuaspecten, de inrichting van de toekomstige Trumanlaan en de relatie met het ROC Midden Nederland, het woningbouwprogramma, de planning en een fout op de plankaart. Deze vragen zijn zo zorgvuldig mogelijk beantwoord en indien hiertoe aanleiding was, is het structuurplan hierop aangepast. De belangrijkste wijzigingen naar aanleiding van de inspraakreacties zijn de volgende:
- Op de plankaart behorende bij het structuurplan was abusievelijk niet aangegeven dat woningen worden gebouwd op het winkelcentrum. In de toelichting wordt hierover wel gesproken en op de hoogte-indicatiekaart is het wel correct aangegeven. De plankaart is op dit punt aangepast.
- In het voorontwerp-structuurplan werden als indicatieve bouwhoogten langs de Churchilllaan zowel 8 tot 12 bouwlagen als 7 tot 10 bouwlagen vermeld. In overeenstemming met de indicatieve hoogtekaart is dit gewijzigd in 7 tot 10 bouwlagen. In het voorontwerp was niet correct weergegeven dat een terugkeergarantie is afgegeven voor de huidige bewoners in het plangebied. De desbetreffende tekst is gewijzigd.
De inspraakreacties hebben verder niet tot inhoudelijke wijzigingen van het structuurplan geleid. Wel is mede naar aanleiding van enkele inspraakreacties in het structuurplan een betere onderbouwing gegeven voor de te maken keuzes in het plangebied. Daarnaast is in de bijlage over het huidig ruimtelijk beleid meer aandacht besteed aan het beleid met betrekking tot verkeer en parkeren.
Vertaling naar het huidige plan
De ontwikkelingen in het plangebied van vlek 3 betreffen de locatie van het voormalige Niels Stensencollege. Thans ligt dit gebied grotendeels braak en hierin zijn geen woningen aanwezig die gesloopt zouden moeten worden voor het uitvoeren van het plan. Het parkeren wordt vrijwel geheel op eigen terrein op gelost in de nieuw te bouwen halfverdiepte stallinggarages onder de toekomstige gebouwen. Het uitgangspunt uit het structuurplan voor deze vlek was woningbouw in een gesloten bouwblokstructuur met commerciële functies en maatschappelijke voorzieningen in de plint, waarmee een soort centrumkarakteristiek ontstaat en een functionele spiegeling van het winkelcentrum. De toevoeging van het Mitroskantoor vormt hierin een nieuw functioneel element, die echter in het geheel van de plannen voor het centrum van Kanaleneiland en de ruimtelijke presentatie daarvan van ondergeschikte betekenis is. Om die reden is er op basis van de Inspraakverordening geen inspraak meer nodig op het bestemmingsplan
6.2.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening
Het plan is aan instanties toegezonden voor reactie als bedoeld in art 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Er zijn geen reacties op het plan binnengekomen.
6.2.3 Advies wijkraad
De wijkraad heeft aangegeven in de periode van ter visielegging nog op het plan te zullen reageren.
Hoofdstuk 7 Juridische Planopzet
7.1 Inleiding
Sinds 1 juli 2008 is de nieuwe Wro in werking en dus van toepassing op dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008). De SVBP 2008 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen in heel Nederland op te stellen, die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde wijze worden verbeeld. Dit leidt tot een betere leesbaarheid, raadpleegbaarheid en helderheid voor de gebruiker en draagt bij aan een effectievere en efficiëntere dienstverlening.
7.2 Opbouw Regels
In de gemeente Utrecht is in het kader van de steeds verdergaande standaardisering de Utrechtse Leest opgesteld. Daarin staan de standaardtoelichting en -regels voor alle bestemmingsplannen binnen de gemeente. De standaardregels zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:
- inleidende regels;
- bestemmingsregels;
- algemene regels;
- overgangs- en slotregels.
De opzet van de bestemmingsregels is voor elk bestemmingsplan steeds gelijk:
- bestemmingsomschrijving (met ondergeschikte en nevengeschikte doeleinden);
- bouwregels;
- indien nodig: nadere eisen waar de bestemmingsregeling dat nodig maakt;
- ontheffingsregels van de bouwregels;
- indien nodig: een bijzondere gebruiksregel, bijvoorbeeld een aan huis verbonden beroep of bedrijf.
- ontheffingsregels van de gebruiksregels;
- eventueel een aanlegvergunningstelsel ter bescherming van aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke of natuurwaarden;
- in een aantal gevallen een wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht.
7.3 Planvorm
Het bestemmingsplan 'Centrum kanaleneiland deelgebied 3' betreft de bouw van grofweg drie nieuwbouwblokken met diverse functies. Gekozen is voor een gedetailleerde bestemmingsregeling: dit biedt voldoende ruimte voor de nieuwe gebouwen en de beoogde functies (flexibiliteit), maar geeft zekerheid over de maximale omvang van het gebouw en de daaraan verbonden functies.
Voor gebouwen is een bouwvlak opgenomen op de verbeelding. De openbare ruimte om de gebouwen krijgen een ruime bestemming, zodat bij de definitieve inrichting ervan zo flexibel mogelijk met de beschikbare ruimte kan worden omgegaan.
7.4 Artikelsgewijze Toelichting
In deze paragraaf wordt per bestemming uitgelegd wat de achtergrond is van een bepaalde bestemming.
Artikel 3 Gemengd - 1
Deze bestemming is van toepassing op blok II en daarbinnen zijn maatschappelijke voorzieningen zoals o.a. een bibliotheek en maatschappelijke dienstverlening en woonfuncties mogelijk. De maatschappelijke voorzieningen zijn mogelijk beperkt de plint tot en met de vierde bouwlaag. Daarboven zijn woonfuncties mogelijk. De maximale bouwhoogtes zijn aangegeven op de verbeelding. In verband met het gewenste architectonische beeld langs de Churchilllaan worden architectonische uitkragingen toegestaan die het bouwblok maximaal vier meter mogen overschrijden. Voor deze overkragingen is een verplichte gevellijn vastgesteld ten behoeve van een eenduidig straatbeeld. De overkragingen mogen worden gebouwd de vanaf de bovenkant van de 2e bouwlaag van de bebouwing.
De rest van het blok aan de achterzijde waar slechts woonfuncties zijn toegelaten, heeft een woonbestemming.
Uit de in het kader van het bestemmingsplan verrichte onderzoeken is gebleken dat het ter voorkoming van windhinder, en om te kunnen voorzien in een in akoestisch opzicht goed woon en leefklimaat, noodzakelijk kan zijn om nadere eisen te kunnen stellen aan de situering en afmeting van de gebouwen alsmede aan de gevelindeling. Hiervoor is dan ook een regeling opgenomen.
Artikel 4 Gemengd - 2
De volgende functies zijn toegestaan in blok III:
- dienstverlening;
- horeca
- kantoren;
- wonen.
Dienstverlening is alleen toegestaan in de plint. Kantoren en wonen zijn op de verdiepingen (boven de functies horeca en dienstverlening) mogelijk. De bestemming 'Gemengd - 2' geldt alleen voor het deel van het gebouw, gelegen aan de Churchilllaan. De maximale bouwhoogtes zijn aangegeven op de verbeelding. In verband met het gewenste architectonische beeld langs de Churchilllaan worden worden architectonische uitkragingen toegestaan die het bouwblok maximaal vier meter mogen overschrijden. Voor deze overkragingen is een verplichte gevellijn vastgesteld ten behoeve van een eenduidig straatbeeld. De overkragingen mogen worden gebouwd de vanaf de bovenkant van de 2e bouwlaag van de bebouwing. Daarnaast zijn langs de Chuchilllaan op basis van het stedenbouwkundige plan hoogte accenten gewenst Hiervoor zijn naast maximale bouwhoogten ook minimale bouwhoogten bepaald op de plankaart. De rest van het blok aan de achterzijde waar slechts woonfuncties zijn toegelaten, heeft een woonbestemming.
Uit de in het kader van het bestemmingsplan verrichte onderzoeken is gebleken dat het ter voorkoming van windhinder, en om te kunnen voorzien in een in akoestisch opzicht goed woon en leefklimaat, noodzakelijk kan zijn om nadere eisen te kunnen stellen aan de situering en afmeting van de gebouwen alsmede aan de gevelindeling. Hiervoor is dan ook een regeling opgenomen.
Artikel 5 Kantoor
Het kantoor van de Rabobank langs de Beneluxlaan heeft een bestemming gekregen die overeenkomt met de huidige functie. Uit de in het kader van het bestemmingsplan verrichte onderzoeken is gebleken dat het ter voorkoming van windhinder, en om te kunnen voorzien in een in akoestisch opzicht goed woon en leefklimaat, noodzakelijk kan zijn om nadere eisen te kunnen stellen aan de situering en afmeting van de gebouwen alsmede aan de gevelindeling. Hiervoor is dan ook een regeling opgenomen.
Artikel 6 Maatschappelijk
Het bestaande gebouw van de GGD en het Centrum voor Jeugd en Gezin aan de Amerikalaan is bestemd als maatschappelijke doeleinden. Dit gebouw zal te zijner tijd verdwijnen. In dat geval kan deze bestemming gewijzigd worden naar de bestemming Gemengd 1, als bedoeld in artikel 3 waarbij een combinatie van Wonen en maatschappelijke dienstverlening mogelijk is .
Artikel 7 Maatschappelijk - onderwijs
Op het perceel op de hoek Marco Pololaan/Churchilllaan zal een nieuw ROC gebouwd gaan worden. De maximale bouwhoogtes zijn aangegeven op de verbeelding. In verband met het gewenste architectonische beeld langs de Churchilllaan worden worden architectonische uitkragingen toegestaan die het bouwblok maximaal vier meter mogen overschrijden. Voor deze overkragingen is een verplichte gevellijn vastgesteld ten behoeve van een eenduidig straatbeeld. De overkragingen mogen worden gebouwd de vanaf de bovenkant van de 2e bouwlaag van de bebouwing. Uit de in het kader van het bestemmingsplan verrichte onderzoeken is gebleken dat het ter voorkoming van windhinder, en om te kunnen voorzien in een in akoestisch opzicht goed woon en leefklimaat, noodzakelijk kan zijn om nadere eisen te kunnen stellen aan de situering en afmeting van de gebouwen alsmede aan de gevelindeling. Hiervoor is dan ook een regeling opgenomen.
Artikel 8 Maatschappelijk - openbare dienstverlening
Het bestaande politiebureau is bestemd als 'Maatschappelijk - openbare dienstverlening'. Indien het politiebureau binnen de planperiode verdwijnt kan deze bestemming gewijzigd worden naar de bestemming Gemengd 1, als bedoeld in artikel 3 waarbij een combinatie van Wonen en maatschappelijke dienstverlening mogelijk is.
Artikel 9 Verkeer
Deze bestemming geldt voor de Churchilllaan en de Beneluxlaan inclusief bijbehorende fiets- en voetpaden en bermen. Dit zijn wegen waar de nadruk ligt op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.
Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied
De meeste wegen inclusief stoepen en bermen hebben deze bestemming gekregen. Deze wegen hebben in hoofdzaak een functie als woonstraat en zijn uitsluitend toegankelijk voor het bestemmingsverkeer. Daarbinnen zijn onder meer ook groenvoorzieningen en parkeerplaatsen mogelijk. Ter plaatse van de aanduiding "stallinggarage" op de plankaart loopt de "halfverdiepte" stallinggarage van het aanliggende blok door onder de openbare ruimte. Het hoogteverschil tussen het dak van deze parkeervoorziening en de openbare ruimte wordt opgelost door middel van een verhoogde voetgangersstrook ter ontsluiting van de woningen en een talud met trappartijen naar de entrees van de woningen.
Artikel 11 Wonen
Deze bestemming is van toepassing op het deel van blok II en III met uitsluitend een woonfunctie. Op de gebouwdelen aan de zijde van de Churchilllaan is een gemengde bestemming gelegd, omdat daar ook niet-woonfuncties mogelijk zijn (zie artikelen 3 en 4). Het is binnen de woonbestemming toegestaan om een aan huis verbonden beroep - of bedrijf uit te oefenen. Het bestemmingsvlak wordt begrensd door een bouwvlak, waarbinnen bebouwing mogelijk is. Ten behoeve van de verwerkelijking van het architectonische beeld mag bij de bouw de hoogte variëren tussen de 8 en de 14 meter. Om het na gestreefde architectonische beeld te behouden is het wenselijk dat de compositie van de bouwblokken na realisering in hoofdlijnen in stand blijft. Voor het optrekken van de na realisatie lagere delen van de hooofdgebouwen tot 14 meter is een afwijkingsbevoegdheid van B&W opgenomen.
Uit de in het kader van het bestemmingsplan verrichte onderzoeken is gebleken dat het ter voorkoming van windhinder, en om te kunnen voorzien in een in akoestisch opzicht goed woon en leefklimaat, noodzakelijk kan zijn om nadere eisen te kunnen stellen aan de situering en afmeting van de gebouwen alsmede aan de gevelindeling. Hiervoor is dan ook een regeling opgenomen.
Artikel 12 Waarde - Archeologie
Voor (een deel van) het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Dit betekent dat bij de bestemmingsplantoets rekening moet worden gehouden met de aanwezige archeologische waarden in het plangebied. In de regels is een specifieke regel opgenomen dat het handelen in strijd met de Archeologie- verordening beschouwd wordt als gebruik in strijd met het bestemmingsplan. Het plangebied is inmiddels vrijgegeven voor ontwikkeling, omdat het onderzoek op basis van de Archeologie verordening reeds heeft plaatsgevonden.
Artikel 13 Antidubbeltelbepaling
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat een stuk grond dat al eens was betrokken bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen bij de beoordeling van latere bouwplannen nogmaals wordt betrokken.
Artikel 14 WRO-zone-wijzigingsgebied 1
Verwacht wordt dat het politiebureau en het achterliggende GGD gebouw binnen de plantermijn zullen verdwijnen, dan wel zullen worden verplaatst naar een andere locatie in het centrum gebied. In dat geval biedt dit artikel de mogelijkheid en de voorwaarden waaronder de betreffende bestemmingen gewijzigd kunnen worden naar de bestemming Gemengd 1
Artikel 15 WRO-zone-wijzigingsgebied 2
Indien het kantoor in de plantermijn verwijnt, biedt dit artikel de mogelijkheid en de voorwaarden waaronder de betreffende bestemmingen gewijzigd kunnen worden naar de bestemming Gemengd.
Artikel 16 Algemene bouwregels
In de bouwverordening zijn ook voorschriften opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vóór deze bepalingen, maar in dit artikel is bepaald welke voorschriften uit de bouwverordening naast het bestemmingsplan van kracht blijven. Het gaat daarbij om voorschriften van stedenbouwkundige aard, zoals de bereikbaarheid van bouwwerken van wegverkeer en brandblus-voorzieningen, bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten, de ruimte tussen bouwwerken en parkeergelegenheid bij gebouwen.
Daarnaast regelt dit artikel de mogelijkheid voor (beperkte) overschrijdingen van bebouwingsgrenzen die op de kaart zijn aangegeven.
Artikel 17 Algemene gebruiksregels
De Wro bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Een algemeen gebruiksverbod hoeft derhalve niet meer in de planregels te worden opgenomen. Het is wel mogelijk om in het bestemmingsplan aan te geven wat onder verboden gebruik in ieder geval wordt verstaan. In dit artikel is opgenomen dat onder verboden gebruik wordt verstaan: onbebouwde gronden te gebruiken als staanplaats voor onderkomens als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan of als stortplaats voor puin en afvalstoffen.
Artikel 18 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel regelt ontheffingsmogelijkheden voor het college van burgemeester en wethouders. Dit heeft primair tot doel enige flexibiliteit in de regels aan te brengen. Ze kunnen worden toegepast als er niet op grond van de bestemmingsregelingen in hoofdstuk 2 al een afwijking verleend kan worden. Het gaat dan om een afwijking van maten, afmetingen en percentages, het plaatsen van objecten van beeldende kunst, het realiseren van kleine nutsgebouwtjes.
Artikel 19 Overgangsrecht
In het nieuwe Besluit op de ruimtelijke ordening (in werking 1 juli 2008) is overgangsrecht opgenomen dat in elk bestemmingsplan moet worden overgenomen.
Indien de in het plan opgenomen regels. voor wat betreft gebruik of bebouwing, afwijken van een bestaande legale situatie, dan zijn daarop de overgangsbepalingen van toepassing. De overgangsbepaling heeft tot doel bestaande belangen te respecteren totdat realisering van de nieuwe regels plaatsvindt.
Voor bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, is bepaald dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijking niet wordt vergroot. Gehele vernieuwing is in principe uitgesloten, waaronder ook gefaseerde vernieuwing van een bouwwerk wordt verstaan. Het doel van het overgangsrecht is dat het bestaande bouwwerk in de bestaande staat in stand mag worden gehouden. Uitsluitend na het tenietgaan van het bouwwerk door een calamiteit, waarmee onder andere brand of extreme weersomstandigheden wordt bedoeld, is onder voorwaarden gehele vernieuwing toegestaan.
Vergunningplichtige bouwwerken die zonder vergunning zijn opgericht, kunnen door overgangsrecht niet gelegaliseerd worden. Bouwen zonder vergunning is immers een overtreding van de Woningwet die niet door een regeling in een bestemmingsplan ongedaan kan worden gemaakt.
Wel kan met een beroep op het overgangsrecht een aanvraag worden ingediend voor de verbouw van een illegaal bouwwerk. Om te voorkomen dat een dergelijke aanvraag moet worden gehonoreerd, is in de overgangsbepaling van dit plan opgenomen dat deze slechts van toepassing is op legale bouwwerken.
Voor het gebruik dat onder het overgangsrecht valt, is bepaald dat dat gebruik mag worden voortgezet. Het gebruik mag eveneens worden gewijzigd, voor zover de afwijking ten opzichte van het toegestane gebruik niet vergroot wordt.
Hiervoor is reeds aangegeven dat illegale bouwwerken niet gelegaliseerd kunnen worden door overgangsrecht. Voor gebruik is dat in principe wel mogelijk maar vanuit het oogpunt van handhaving ongewenst. Gezien het voorgaande is in de overgangsbepaling opgenomen dat het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, van het overgangsrecht is uitgesloten.
Ook na het van kracht worden van dit plan kan dus nog met succes handhavend worden opgetreden tegen gebruik dat reeds in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan. Dit laatste is uiteraard mede afhankelijk van andere aspecten, waaronder de vraag of het strijdige gebruik reeds zolang plaatsvindt dat de
gemeente haar rechten heeft verwerkt.
Artikel 20 Slotregel
In dit artikel is de naam van het bestemmingsplan, de citeertitel, omschreven.
Seksinrichtingen
In het plangebied van dit bestemmingsplan zijn geen seksinrichtingen gevestigd met een vergunning op basis van de APV. Gezien het in Utrecht gehanteerde maximumstelsel zijn nieuwe inrichtingen niet toegestaan en zijn seksinrichtingen uitgesloten in de gebruiksbepaling en in de begripsbepaling "aan huis verbonden beroep en bedrijf". Gelet op het binnen de gemeente gehanteerde maximumstelsel betekent de regeling in dit bestemmingsplan geen algeheel verbod, maar wel een verbod op seksinrichtingen binnen dit plangebied.
7.5 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. In de bijlagen bij de regels is een toelichting opgenomen op de Lijst van Bedrijfsactiviteiten.
7.6 Handhaving
Door handhaving controleert de overheid of burgers, bedrijven en bijvoorbeeld overheidsorganen zich aan de wet- en regelgeving houden. Onder handhaving wordt verstaan het door controle (toezicht en opsporing) en het toepassen (of dreigen daarmee) van bestuursrechtelijke sancties, bereiken dat het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd. De handhaving van de van toepassing zijnde regeling binnen de gemeente Utrecht, wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen. Zo wordt namens het college onder andere gehandhaafd op de regels van voorliggend bestemmingsplan. Dit betekent dat de regels voor wat betreft het gebruik en de bebouwingsregels worden gehandhaafd. Dit gebeurt veelal door toetsing tijdens het behandelen van de aanvragen van omgevingvingsvergunningen voor het bouwen, maar kan ook gebeuren als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw of op grond van een eigen constatering indien een bouwwerk of een perceel in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt. Indien er bijvoorbeeld sprake is van illegale ingebruikname van gemeentelijke grond, dan zal hiertegen worden opgetreden.
Doel handhavend optreden
Het doel van het handhavend optreden van de gemeente is niet direct gekoppeld aan de noodzaak van een actueel bestemmingplan. Voor de bewoners van het plangebied is duidelijk waar zij aan toe zijn (qua bouwen, zoals bijvoorbeeld uitbreiding van de woning, en qua gebruik), maar het niet handhaven haalt de effectiviteit van een actueel bestemmingsplan onderuit. De toegevoegde waarde van het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen voor een bijgebouw is niet groot, indien er op andere plaatsen - zonder vergunning - bijgebouwen zijn geplaatst. Dit wordt nog eens problematischer zodra een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt geweigerd, terwijl diverse vergelijkbare bouwwerken reeds illegaal zijn geplaatst. In dit laatste geval is de roep om handhavend op te treden dan ook het grootst.
Hoe wordt gehandhaafd?
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft het college een tweetal instrumenten tot haar beschikking: bestuursdwang en dwangsom. Bij het toepassen van bestuursdwang wordt de overtreding (het geconstateerde illegale bouwwerk c.q. gebruik) ongedaan gemaakt op kosten van de overtreder. Dit kan betekenen dat een bouwwerk door de gemeente wordt afgebroken en de kosten van bijvoorbeeld de aannemer en de gemeentelijke (voorbereidings)kosten op de overtreder worden verhaald. Het is tevens mogelijk om, indien er zonder omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gebouwd en de bouw wordt stilgelegd door middel van een bouwstop, de bouwmaterialen weg te slepen en elders op te slaan. Het opleggen van een last onder dwangsom betekent bijvoorbeeld dat het illegale gebruik moet worden gestaakt binnen een door het college gestelde termijn. Overschrijdt men de termijn, dan zal de dwangsom in rekening worden gebracht bij de overtreder. Doel van de dwangsom is het onaantrekkelijk maken van het voortzetten van de geconstateerde overtreding. De dwangsom zal dan ook in relatie moeten staan aan (en zal derhalve altijd hoger zijn dan) het voordeel dat de overtreder heeft bij het voortzetten van de illegaliteit. In het plangebied zal handhavend worden opgetreden tegen het illegale gebruik van bouwwerken en percelen. Bijvoorbeeld het verhuren van opslagruimte ten behoeve van de stalling van caravans, maar ook het gebruik van een winkel als café. Verder zal er bij de bouw worden gecontroleerd op de uitvoering van verleende omgevingsvergunningen voor het bouwen. Uiteraard zal er ook gecontroleerd worden of, in het geval van een geweigerde omgevingsvergunning voor het bouwen voor een woning, de betreffende woning niet alsnog wordt gebouwd. Voorts zal de gemeente toezien op - onder de Wet milieubeheer vallende - bedrijven. Dit vloeit voort uit de regels van het bestemmingsplan. Indien er immers ter plaatse een bedrijfsactiviteit plaats mag vinden, zal dit qua gebruik (intensiteit en hinder) gehandhaafd worden.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijven Functiemenging
Toelichting regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten
Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:
- geluid;
- geur;
- stof;
- gevaar (met name brand- en explosiegevaar).
Daarnaast kan de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.
Toepassing Lijst van Bedrijven "functiemenging"
Algemeen
In de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) zijn twee Voorbeeldstaten voor milieuzonering opgenomen, namelijk de 'Voorbeeldstaat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen' en de ' Voorbeeldstaat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging'.
De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Lijst van Bedrijven 'functiemenging' (LvB 'functiemenging') is gebaseerd op de tweede Voorbeeld staat in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). De LvB 'functiemenging' wordt gehanteerd in gebieden waar bedrijven of andere milieubelastende functies verspreid zijn gesitueerd tussen woningen en/of andere gevoelige functies. Onderstaand wordt hier meer in detail op ingegaan. Het gaat in dergelijke gebieden in het algemeen om relatief kleinschalige bedrijvigheid die op korte afstand van woningen kan worden toegestaan. De toelaatbaarheid van activiteiten wordt voor dergelijke gebieden in de VNG-publicatie (en de LvB 'functiemenging') bepaald met behulp van op deze situaties toegesneden toelatingscriteria.
Functiemengingsgebieden
In bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), wordt de LvB 'functiemenging' toegepast. Zoals in de VNG-publicatie reeds is aangegeven kan bij functiemengingsgebieden gedacht worden aan:
- stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
- horecaconcentratiegebieden;
- zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen;
- (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid.
Daarnaast kan ook in (delen van) woongebieden waar enige vorm van bedrijvigheid aanwezig of gewenst is de LvB 'functiemenging' worden toegepast.
Kenmerken van de activiteiten
De activiteiten in dergelijke gebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk van de activiteiten op een bedrijventerrein. Behalve in historisch gegroeide situaties gaat het in hoofdzaak om:
- kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
- bedrijven waarbij de productie en/of laad- en loswerkzaamheden alleen in de dagperiode plaatsvindt;
- activiteiten die hoofdzakelijk inpandig geschieden.
De toegepaste Lijst van Bedrijven 'functiemenging'
De bovengenoemde criteria liggen mede ten grondslag aan de selectie van activiteiten die zijn opgenomen in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging'. In de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' zijn de aspecten geluid, geur, stof en gevaar en de index voor verkeersaantrekkende werking (zoals aangegeven onder het kopje 'Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering') in de categorisering opgenomen. Deze Lijst is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende Voorbeeldstaat uit de VNG-publicatie. Op twee punten is een andere werkwijze toegepast:
- 1. In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Lijst. In de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan. De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de regels en op de plankaart van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Lijst van Horeca-activiteiten). Toegevoegd zijn enkele regelmatig voorkomende bedrijfsactiviteiten die in de lijst van de VNG-publicatie niet specifiek zijn opgenomen, maar wel aan de genoemde criteria voldoen zoals een ambachtelijke glas-in-loodzetterij en caravanstalling. Voor aannemers, SBI-code 45, heeft een nadere specificatie van de activiteiten plaatsgevonden met bijbehorende categorie-indeling die is afgestemd op de verwachte milieueffecten van deze activiteiten.
- 2. In de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' is in de categorie-indeling een nader onderscheid gemaakt tussen categorie B1 en B2. Voor de toepassing in dit bestemmingsplan blijkt het onderscheid tussen categorie A en categorie B zoals beschreven in de VNG-publicatie te groot om de toelaatbaarheid van activiteiten voldoende af te kunnen stemmen op de kenmerken van de functiemengingsgebieden en het daarin te volgen beleid.
Categorie-indeling
Zoals in de VNG-publicatie is aangegeven kan, vanwege de bijzondere kenmerken van gebieden met enige vorm van functiemenging, niet worden gewerkt met een systematiek van richtafstanden en afstandsstappen: vanwege de zeer korte afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies is een dergelijke systematiek niet geschikt voor functiemengingsgebieden. De Lijst van Bedrijven 'functiemenging' hanteert vier categorieën A, B1, B2 en C met specifieke criteria voor de toelaatbaarheid die onderstaand uiteen zijn gezet.
Categorie A Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B1 Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B2 Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden van woningen/andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan. Uitzondering hierop vormen binnenterreinen omringd door voornamelijk woningen: ook al zijn bedrijven bouwkundig afgescheiden van woningen, op deze locaties zijn hooguit categorie B1 bedrijven toegestaan. Categorie C Activiteiten genoemd onder categorie B2, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is. |
Flexibiliteit
De Lijst van Bedrijven 'functiemenging' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal 1 categorie (dus bijvoorbeeld categorie B1 in plaats van A of categorie B2 in plaats van B1). Om te kunnen afwijken moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het college van burgemeester en wethouders kan afwijken en vestiging van een dergelijk bedrijf kan toestaan. Om te kunnen afwijken moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.
Lijst van afkortingen in de Lijst van Bedrijven "functiemenging"
- niet van toepassing of niet relevant < kleiner dan > groter = gelijk aan cat. categorie e.d. en dergelijke kl. klasse n.e.g. niet elders genoemd | o.c. opslagcapaciteit p.c. productiecapaciteit p.o. productieoppervlak b.o. bedrijfsoppervlak v.c. verwerkingscapaciteit u uur d dag w week j jaar | |||||||
SBI-CODE 1993 | SBI-CODE 2008 | OMSCHRIJVING | ||||||
nummer | CATEGORIE | |||||||
01 | 01 | - | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW | |||||
014 | 016 | 0 | Dienstverlening ten behoeve van de landbouw: | |||||
014 | 016 | 2 | - algemeen (onder andere loonbedrijven), b.o < 500 m² | B1 | ||||
014 | 016 | 4 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² | B1 | ||||
15 | 10, 11 | - | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | |||||
151 | 101, 102 | 0 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | |||||
151 | 101 | 6 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² | B2 | ||||
1552 | 1052 | 2 | Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² | B1 | ||||
1581 | 1071 | 1 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 7.500 kg meel/week | B1 | ||||
1584 | 10821 | 0 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | |||||
1584 | 10821 | 3 | - cacao- en chocoladefabrieken, vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² | B1 | ||||
1584 | 10821 | 6 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² | B1 | ||||
1593 t/m 1595 | 1102 t/m 1104 | Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke | B1 | |||||
17 | 13 | - | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | |||||
174, 175 | 139 | Vervaardiging van textielwaren | B2 | |||||
176, 177 | 139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | B2 | |||||
18 | 14 | - | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |||||
181 | 141 | Vervaardiging kleding van leer | B2 | |||||
20 | 16 | - | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE | |||||
203, 204, 205 | 162 | 1 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² | B2 | ||||
205 | 162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | B1 | |||||
22 | 58 | - | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |||||
2222.6 | 18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | B1 | |||||
2223 | 1814 | A | Grafische afwerking | A | ||||
2223 | 1814 | B | Binderijen | B1 | ||||
2224 | 1813 | Grafische reproductie en zetten | B1 | |||||
2225 | 1814 | Overige grafische activiteiten | B1 | |||||
223 | 182 | Reproductiebedrijven opgenomen media | A | |||||
24 | 20 | - | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN | |||||
2442 | 2120 | 0 | Farmaceutische productenfabrieken: | |||||
2442 | 2120 | 2 | - verbandmiddelenfabrieken | B1 | ||||
26 | 23 | - | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN | |||||
2615 | 231 | Glasbewerkingsbedrijven | B2 | |||||
262, 263 | 232, 234 | 0 | Aardewerkfabrieken: | |||||
262, 263 | 232, 234 | 1 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | B1 | ||||
267 | 237 | 0 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | |||||
267 | 237 | 2 | - zonder breken, zeven en drogen indien p.o. < 2.000 m² | B2 | ||||
2681 | 2391 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | B2 | |||||
28 | 25 | - | VERVAARDIGING EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/ TRANSPORTMIDDELEN) | |||||
281 | 251, 331 | 1a | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² | B2 | ||||
284 | 255, 331 | B1 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m² | B2 | ||||
2852 | 2562, 3311 | 2 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m² | B2 | ||||
287 | 259, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m² | B2 | ||||
30 | 26, 28, 33 | - | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |||||
30 | 26, 28, 33 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken, inclusief reparaties | B1 | ||||
33 | 26, 32, 33 | - | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |||||
33 | 26, 32, 33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke, inclusief reparaties | B | ||||
36 | 31 | - | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |||||
361 | 9524 | 2 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² | A | ||||
362 | 321 | Fabricage van munten, sieraden en dergelijke | B1 | |||||
363 | 322 | Muziekinstrumentenfabrieken | B1 | |||||
3663.1 | 32991 | Sociale werkvoorziening | B1 | |||||
40 | 35 | - | PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | |||||
40 | 35 | C0 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |||||
40 | 35 | C1 | - < 10 MVA | B1 | ||||
40 | 35 | D0 | Gasdistributiebedrijven: | |||||
40 | 35 | D3 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A | A | ||||
40 | 35 | D4 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C | B1 | ||||
40 | 35 | E0 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |||||
40 | 35 | E2 | - blokverwarming | B1 | ||||
41 | 36 | - | WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER | |||||
41 | 36 | B0 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |||||
41 | 36 | B1 | - < 1 MW | B1 | ||||
45 | 41, 42, 43 | - | BOUWNIJVERHEID | |||||
45 | 41, 42, 43 | 3 | Aannemersbedrijf met werkplaats, b.o. < 1.000 m² | B1 | ||||
50 | 45, 47 | - | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |||||
501, 502, 504 | 451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | B1 | |||||
5020.4 | 45204 | B | Autobeklederijen | A | ||||
5020.5 | 45205 | Autowasserijen | B1 | |||||
503, 504 | 453 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | B1 | |||||
51 | 46 | - | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |||||
5134 | 4634 | Groothandel in dranken | C | |||||
5135 | 4635 | Groothandel in tabaksproducten | C | |||||
5136 | 4636 | Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk | C | |||||
5137 | 4637 | Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen | C | |||||
514 | 464, 46733 | Groothandel in overige consumentenartikelen | C | |||||
5148.7 | 46499 | 0 | Groothandel in vuurwerk en munitie: | |||||
5148.7 | 46499 | 1 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | B1 | ||||
5153 | 4673 | 0 | Groothandel in hout en bouwmaterialen: | |||||
5153 | 5153 | 1 | - algemeen | C | ||||
5153 | 4673 | 2 | - indien b.o. < 2.000 m² | B1 | ||||
5153.4 | 5153.4 | 4 | Zand en grind: | |||||
5153.4 | 46735 | 6 | - indien b.o. < 200 m² | B1 | ||||
5154 | 4674 | 0 | Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |||||
5154 | 5154 | 1 | - algemeen | C | ||||
5154 | 4674 | 2 | - indien b.o. < 2.000 m² | B1 | ||||
5156 | 4676 | Groothandel in overige intermediaire goederen | C | |||||
52 | 47 | - | DETAILHANDEL EN REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN | |||||
527 | 952 | Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen) | A | |||||
60 | 49 | - | VERVOER OVER LAND | |||||
6022 | 493 | Taxibedrijven | B1 | |||||
6024 | 494 | 0 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² | C | ||||
603 | 495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | B1 | |||||
63 | 52 | - | DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER | |||||
64 | 53 | - | POST EN TELECOMMUNICATIE | |||||
641 | 531, 532 | Post- en koeriersdiensten | C | |||||
71 | 77 | - | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |||||
711 | 7711 | Personenautoverhuurbedrijven | B2 | |||||
712 | 7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's) | C | |||||
713 | 773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | C | |||||
72 | 62 | - | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |||||
72 | 62 | A | Computerservice- en informatietechnologiebureaus en dergelijke | A | ||||
72 | 58, 63 | B | Datacentra | B1 | ||||
73 | 72 | - | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |||||
732 | 722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | A | |||||
74 | 63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | - | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | |||||
7481.3 | 74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | C | |||||
7484.4 | 82992 | Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke | A | |||||
90 | 37, 38, 39 | MILIEUDIENSTVERLENING | ||||||
9001 | 3700 | B | Rioolgemalen | B1 | ||||
93 | 96 | - | OVERIGE DIENSTVERLENING | |||||
9301.3 | 96013 | A | Wasverzendinrichtingen | B1 |
Bijlage 2 Lijst Van Horeca-activiteiten
Toelichting Lijst van Horeca-activiteiten
Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening kan, in verband met de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen, in het bestemmingsplan bij het toelaten van horecabedrijven aan de hand van ruimtelijk relevante criteria als aard, omvang en parkeerdruk een onderscheid gemaakt worden in categorieën horecabedrijven.
In dit bestemmingsplan is een functionele differentiatie in "harde" tot "zachte" typen van horecabedrijven opgenomen. De regeling geeft een kwalitatieve beperking ten aanzien van het type horecabedrijf dat zich mag vestigen in de woonomgeving. De regeling beoogd de nadelige invloeden van de vestiging van horecabedrijven op het woon- en leefklimaat in de omgeving te voorkomen.
De Lijst van Horeca-inrichtingen kent een indeling in vier categorieën. De categorieën van A tot en met D lopen af in de zwaarte van de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen. In geval van meerdere soorten activiteiten in één inrichting telt de activiteit in de zwaarste categorie voor de type-indeling van de inrichting. De volgende categorieën van horecabedrijven zullen voortaan worden onderscheiden met als uitgangspunt hun invloed op het woon- en leefklimaat:
Categorie A. | Discotheek; bardancing; zaalverhuur/party-centra (regulier gebruik t.b.v. feesten en muziek-/dansevenementen, i.t.t. zaalverhuur t.b.v. congressen en seminars) |
Categorie B. | Café; bar; brasserie |
Categorie C. | Cafetaria; snackbar; grillroom; fastfood-restaurant; automatiek; snelbuffet |
Categorie D. | Restaurant; bistro; crêperie, lunchroom;konditorei; Koffie-/theehuis; IJssalon |
Onderscheid café-disco
Het verschil tussen een café en een disco zit in het gelegenheid geven tot dansen als wezenlijk onderdeel van de inrichting.
Cafetaria/snackbar
Het verschil tussen een lunchroom en een cafetaria/snackbar zit in het feit dat cafetaria al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren verstrekt. Het betreft hier laagdrempelige inrichtingen met veel in- en uitgaande bewegingen, die veelal laat open zijn. Deze zaken zijn hoofdzakelijk ingericht voor het meenemen dan wel snel nuttigen ter plaatse van etenswaren. De aantasting van het woon- en leefklimaat wordt vooral veroorzaakt door afval op straat van buiten de inrichting geconsumeerde spijzen en de daarbij behorende stank- en geluidsoverlast.
Afhaalcentra
Een winkel met als nevenfunctie een horecavoorziening valt bestemmingsplan technisch gezien onder de detailhandelsfunctie. Voorwaarde is dat het horeca-aspect een ondergeschikt deel uitmaakt van het geheel. Hiermee wordt voorkomen dat het probleem van branchevervaging leidt tot het vestigen van winkelfuncties die in de loop van de tijd veranderen in horecafuncties. Definitie afhaalcentrum: "detailhandelsvestiging met een horeca-exploitatievergunning op grond van de horeca-exploitatieverordening Utrecht".
Additionele horeca
Bij deze categorie gaat het om horeca-activiteiten die neven- of ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie van de instelling. Deze activiteiten worden juridisch-planologisch gezien niet onder de functie "horeca" begrepen, maar onder de bestemming van de hoofdfunctie van de instelling sociaal-culturele/maatschappelijke/(sportief-)recreatieve doeleinden) gerekend.
Categorie: | Inrichting: | Activiteiten: | |
A | discotheek bar-dancing zaalverhuur/partycentra1 | Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek en het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren, alsmede de verstrekking van (alcoholhoudende) dranken ter plaatse, al dan niet met levende muziek en al dan niet met kleine etenswaren. Het accent ligt op het ten gehore brengen van muziek en het gelegenheid geven tot dansen. | |
B | café bar brasserie | Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren. Het accent ligt op de verstrekking van drank. | |
C | cafetaria snackbar grill-room fastfood-restaurant automatiek snelbuffet | Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholvrije dranken.Het accent ligt op de verstrekking van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide, kleineetenswaren. | |
D1 | restaurant bistro crêperie | Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken. | |
D2 | lunchroom, konditorei koffie-/theehuis ijssalon | Een daghorecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en dranken. Een daghorecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholvrije dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren. Het accent ligt op de verstrekking van alcoholvrije dranken. Een daghorecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van consumptie-ijs voor gebruik ter plaatse. Daghoreca (D.2) is gebonden aan de openingstijden zoals die gelden voor detailhandel, conform de winkeltijdenwet en de gemeentelijke regelgeving aangaande winkeltijden. Bij deze horeca moet de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit te passen binnen een overwegend winkelgebied (centrumgebied) en is zij geheel of overwegend gebonden aan c.q. ondersteunend voor de (winkel)functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en de ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied. |
1regulier gebruik t.b.v. feesten en muziek- en dansevenementen, in tegenstelling tot zaalverhuur voor congressen en seminars.
Voor de toepassing van de lijst van horeca-inrichtingen wordt onder een horecabedrijf het volgende begrepen
een bedrijf of instelling waar:
- 1. bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, en/of,
- 2. bedrijfsmatig zaal accommodatie wordt geëxploiteerd.
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Industrieterrein Hooggelegen
Bijlage 1 Akoestisch onderzoek industrieterrein Hooggelegen
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer + Addendum
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek wegverkeer + addendum
Bijlage 3 Bodemonderzoek
Bijlage 4 Bodemonderzoek Marco Pololaan 2
Bijlage 4 Bodemonderzoek Marco Pololaan 2
Bijlage 5 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 5 Quickscan flora en fauna
Bijlage 6 Onderzoek Water
Bijlage 7 Archeologisch Onderzoek 2007
Bijlage 7 Archeologisch onderzoek 2007
Bijlage 8 Archeologisch Onderzoek 2009
Bijlage 8 Archeologisch onderzoek 2009
Bijlage 9 Onderzoek Windhinder
Bijlage 9 Onderzoek windhinder
Bijlage 10 Bezonningsonderzoek
Bijlage 10 Bezonningsonderzoek