KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Functies
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 4 Bedrijventerrein
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Sport
Artikel 7 Verkeer
Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 9 Water
Artikel 10 Leiding - Hoogspanning
Artikel 11 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 12 Leiding - Water
Hoofdstuk 3 Bouwen En Slopen
Artikel 13 Inleidende Bepalingen Over Het Bouwen En Het Slopen
Artikel 14 Bijzondere Regels Over Bouwen
Artikel 15 Bouwen Is Toegestaan
Artikel 16 Bouwen Met Vergunning
Artikel 17 Bouwen Is Niet Toegestaan
Artikel 18 Slopen Met Vergunning
Hoofdstuk 4 Gebouwen En Locaties Gebruiken
Artikel 19 Activiteiten Die Niet Zijn Toegestaan
Artikel 20 Additionele Horeca
Artikel 21 Bedrijfsactiviteiten
Artikel 22 Detailhandel En Bezorging
Artikel 23 Geluidszone Industrie
Artikel 24 Kruisingen, Tunnels, Bruggen En Viaducten
Artikel 25 Ondersteunende Verkoop In Horeca
Hoofdstuk 5 Grondwerk
Artikel 26 Vergunning In Verband Met De Bescherming Van Een Functie
Artikel 27 Bescherming Van Archeologische Waarden
Hoofdstuk 6 Beheer Van Natuur, Flora En Fauna
Artikel 28 Aantasten Van Bomen Of Andere Houtopstanden
Hoofdstuk 7 Overgangs- En Slotregels
Artikel 29 Overgangsrecht
Artikel 30 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Geldende Plannen
1.4 Bestemmingsplanmethodiek
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Relevante Beleidskaders
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.4 Conclusie
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Inleiding
3.2 Beschrijving Van Het Plangebied
3.3 Beschrijving Van De Bestaande Functies In Het Plangebied
3.4 Conclusie
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Circulair Bedrijvenpark Strijkviertel
4.2 Verkeer En Openbare Ruimte
4.3 Bedrijvenpark En Kavels
4.4 Circulaire Economie
Hoofdstuk 5 Onderzoek En Randvoorwaarden
5.1 Inleiding
5.2 Milieueffectrapportage
5.3 Bedrijven En Milieuzonering
5.4 Geluidhinder
5.5 Trillingen
5.6 Geur
5.7 Externe Veiligheid
5.8 Ontplofbare Oorlogsresten
5.9 Luchtkwaliteit
5.10 Bodem En Ondergrond
5.11 Natuurbescherming
5.12 Bomen
5.13 Water En Klimaatadaptatie
5.14 Archeologie
5.15 Kabels En Leidingen
5.16 Kwaliteit Van De Leefomgeving
5.17 Gezond Stedelijk Leven
5.18 Toegankelijkheid
5.19 Circulaire Economie, Actieplan Circulair En Instrumenten Duurzaam Bouwen
5.20 Energie
5.21 Conclusie
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Juridische Plantoelichting
7.1 Inleiding
7.2 Planvorm
7.3 Opbouw Regels
7.4 Artikelsgewijze Toelichting
7.5 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
7.6 Handhaving
Hoofdstuk 8 Juridische Toelichting Van De Algemene Regels
8.1 Algemene Inleiding Hoofdstukken 3 Tot En Met 7
8.2 Bouwen En Slopen (Hoofdstuk 3 Van De Regels)
8.3 Gebouwen En Locaties Gebruiken (Hoofdstuk 4 Van De Regels)
8.4 Grondwerk: Activiteit In De Bodem (Hoofdstuk 5 Van De Regels)
8.5 Natuur, Flora En Fauna (Hoofdstuk 6 Van De Regels)
8.6 Algemeen Overgangsrecht (Hoofdstuk 7 Van De Regels)
8.7 Bijlagen Bij De Regels
8.8 Algemene Regels En De Uitvoering Van Beleid
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Lijst Van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Voorwaarden Diervriendelijk Bouwen
Bijlage 4 Beeldkwaliteitplan Strijkviertel
Bijlage 1 Belangrijkste Wettelijke Bepalingen
Bijlage 2 Rapportage Verkeersgeneratie Circulair Bedrijvenpark Strijkviertel
Bijlage 3 Parkeerbalans Circulair Bedrijvenpark Strijkviertel
Bijlage 4 M.e.r.-beoordeling Strijkviertel November 2023
Bijlage 5 Geluidsonderzoek Bedrijvenpark Strijkviertel
Bijlage 6 Beoordeling Luchtkwaliteit Bedrijvenpark Strijkviertel
Bijlage 7 Beoordeling Stikstofdepositie Bedrijvenpark Strijkviertel
Bijlage 8 Ecologisch Onderzoek Bedrijvenpark Strijkviertel
Bijlage 9 Ecologische Quickscan Rws-strook Bedrijvenpark Strijkviertel
Bijlage 10 Ontheffing Natuurbeschermingswet Grote Modderkruiper
Bijlage 11 Bestaande Bomen Te Behouden
Bijlage 12 Bestaande Bomen Te Kappen
Bijlage 13 Bestaande Bomen Te Verplanten
Bijlage 14 Nieuwe Bomen Te Planten
Bijlage 15 Archeologische Waardenkaart
Bijlage 16 Watertoets Bedrijvenpark Strijkviertel

Chw bestemmingsplan circulair Bedrijvenpark Strijkviertel

Bestemmingsplan - gemeente Utrecht

Ontwerp op 15-12-2023 - in voorbereiding

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 (internet)Afhaalpunt

Een locatie uitsluitend bedoeld voor opslag en distributie van artikelen, waar consumenten de via internet bestelde en betaalde producten kunnen afhalen. Op de locatie vindt geen rechtstreekse verkoop of productadvisering via winkel, showroom of etalage plaats.

1.2 (raam)Prostitutiebedrijf

Een prostitutiebedrijf waar het werven van klanten gebeurt vanuit de werkruimte door prostituees die zichtbaar zijn vanaf een openbare plaats.

1.3 (Sta)caravan

Een caravan of stacaravan die op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) omgevingsvergunningplichtig is.

In het derde hoofdstuk van bijlage twee van het Besluit omgevingsrecht wordt het vergunningsvrij bouwen geregeld. Vrij van vergunning is een, op de grond staand, bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a: niet hoger dan 5 meter, en b: de oppervlakte niet meer dan 70 m2. Een recreatief nachtverblijf is b.v. een caravan, een chalet, een kleine bungalow, etc.

1.4 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur die de locatie aanwijst als werkingsgebied van een regel.

1.5 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Accommodatie

Een ruimte of complex van ruimten waarin een bezoeker tegen betaling tijdelijk kan overnachten.

1.7 Additionele horeca

Horeca-activiteiten, die passend, aanvullend en ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie die ter plaatse is toegestaan.

1.8 Afhaalzaak

Een winkel waar in hoofdzaak kant en klare maaltijden, kleine etenswaren, alcoholvrije drank en consumptie-ijs te koop zijn. De waren worden niet in de winkel gegeten of gedronken. Een afhaalzaak is een specifieke vorm van detailhandel.

1.9 Ambachtelijk bedrijf

Een bedrijf waarbij het accent ligt op het in handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en leveren van goederen, die verband houden met het ambacht als niet-zelfstandig onderdeel van de onderneming.

1.10 Antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.11 Antennedrager

Antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.12 Archeologisch onderzoek

Onderzoek verricht door of namens een bedrijf dat beschikt over het in artikel 1, eerste lid, van de Erfgoedwet, bedoelde certificaat.

1.13 Archeologische verwachtingswaarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de waarschijnlijk in dat gebied voorkomende historische overblijfselen in de bodem.

1.14 Atelier

Werkplaats in het bijzonder voor kunstenaars waarbij tevens kunstwerken tentoongesteld en verkocht kunnen worden.

1.15 Bebouwing

Eén of meer bouwwerken.

1.16 Bebouwingspercentage

Het met een aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van een bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en bijbehorende bouwwerken.

1.17 Bed-and-breakfast

Het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de woning of de bedrijfswoning.

1.18 Bedrijf

Een onderneming waarbij het accent ligt op het maken, bewerken, herstellen, installeren en verhandelen van goederen, waarbij detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop of levering van ter plaatse gemaakte, bewerkte of herstelde goederen, of van goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.19 Bedrijf-aan-huis

Beroep of bedrijf dat in een woning of een daarbij bijhorend bouwwerk wordt uitgeoefend.

1.20 Bedrijfsvloeroppervlak

De totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf, met inbegrip van de magazijnen en overige dienstruimten. Gebouwde, ondergrondse of half verdiept gelegen, parkeervoorzieningen worden hierbij niet meegeteld.

1.21 Bedrijfswoning

Een woning die bij een bedrijf hoort en die is bedoeld voor een werknemer die bij het bedrijf woont in verband met het noodzakelijke beheer van het bedrijf.

1.22 Belhuis

Een onderneming die diensten aanbiedt op het gebied van telecommunicatie, zoals telefoon- en internetverbindingen.

1.23 Besluit Hogere waarde

Besluit waarin de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting op grond van de Wet geluidhinder is vastgesteld.

1.24 Bestaand

  1. 1. Bestaand gebruik: het feitelijke of vergunde gebruik van de gronden en bouwwerken op moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan; daaronder valt niet het gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
  2. 2. Bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan:
    1. a. bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Woningwet zijn gebouwd;
    2. b. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een bouwvergunning op grond van de Woningwet.

1.25 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.26 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen. Zie ook: Plan.

1.27 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.28 Bevi-inrichting

Een inrichting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.29 Bezorgdienst

Vorm van een distributiebedrijf dat elektronisch geplaatste en afgerekende bestellingen van, meestal dagelijkse, consumentengoederen bij de klant thuisbezorgt, waarbij het bedrijf vaak een korte tijd tussen de bestelling en de bezorging van de goederen aanbiedt.

1.30 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak (bron: Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht).

1.31 Bijzondere bouwlaag

  1. a. Een bouwlaag die aan de voorzijde of eventueel aan de achterzijde een hellend dakvlak heeft en voor het overige deel plat is afgedekt, dan wel;
  2. b. Een ten opzichte van de voorgevel terugliggende bouwlaag.

1.32 Boog- en gaaskassen

Halfronde of min of meer halfronde, al dan niet verplaatsbare constructies overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, bestemd voor (agrarisch) gebruik als trek- of kweekkas.

1.33 Bouwen

Het plaatsen, oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.34 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.35 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een onderbouw, een kap en een bijzondere bouwlaag.

1.36 Bouwmarkt

Een detailhandelsbedrijf met een overdekt verkoopvloeroppervlak van minimaal 1.000 m², waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden.

1.37 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.38 Bouwperceelsgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.39 Bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.40 Buurtactiviteit

Activiteit voor en door bewoners uit de omgeving van de locatie waar de activiteit plaatsvindt met een verwaarloosbare planologische uitstraling op de omgeving, zoals activiteiten van bewonersorganisaties, het verenigingsleven, ouderen- en jongerenwerk, huiswerkbegeleiding, muziekles, burendag, kaartclubs en scouting. Hieronder worden in ieder geval niet verstaan kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, religieuze voorzieningen, voorzieningen voor verslavingszorg of vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen of een horeca-activiteit van de Lijst met Horeca activiteiten.

1.41 Broedplaatsen

Verzamelgebouwen met een mix van huurders, waar ruimte is voor kennisontwikkeling, nieuwe samenwerkingsvormen, ideeën uitwisseling, kruisbestuivingen en ontwikkeling van nieuwe concepten. Broedplaatsen zijn werkruimtes, ateliers, laboratoria en ontmoetingsplekken. Broedplaatsen bieden een basis voor (startend) ondernemerschap voor ondernemers met een focus op circulariteit en duurzaamheid, kunstenaars, creatieve ondernemers, creatieve projecten en sociale ontmoetingen. Met een variëteit van functies en activiteiten zijn broedplaatsen locaties waar verbinding wordt gelegd tussen kunst, cultuur en technologie en waar creativiteit, experiment en innovatie voorop staan.

1.42 Consumentenvuurwerk

Consumentenvuurwerk waarop het Vuurwerkbesluit van toepassing is.

1.43 Creatieve bedrijven

Bedrijven die zich hoofdzakelijk richten op:

  • creatieve vormgeving; reclamebureaus, grafische bedrijven, architecten en industrieel ontwerpers;
  • bedrijven gericht op het ontwerpen/produceren van beeld/geluid, gaming en tekst met gebruikmaking van radio, televisie, computer, internet, mobiele telefonie, print en evenementen;
  • toegepaste kunsten: audiovisuele en fotografiebedrijven, ontwerpbureaus ten behoeve van mode en interieur.

1.44 Culturele voorzieningen

Voorzieningen gericht op kunst, ontspanning, vrijetijdsbesteding en vermaak, zoals theaters, bioscopen, musea, ateliers en muziekcentra.

1.45 Cultuurhistorische waarde

De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met historische kenmerken.

1.46 Dakopbouw

Het direct onder het dak liggende deel van een hoofdgebouw, waarin zich een of meer verblijfsruimten bevinden en dat zich bouwkundig van de ondergelegen bouwlagen onderscheidt, bijvoorbeeld door de constructie, de vorm of door de terug liggende voorgevel.

1.47 Detailhandel

Het bedrijfsmatig verkopen van consumentengoederen in een winkel.

1.48 Detailhandel in keukens en sanitair

Een detailhandelsbedrijf waarbij bedrijfsmatig keukens en sanitair, alsmede inbouwapparatuur ter verkoop worden aangeboden alsmede benodigdheden en gereedschappen voor de plaatsing, aanleg, reparatie of onderhoud worden aangeboden en waarbij de overdekte verkoopvloeroppervlakte tenminste 1.000 m² bedraagt.

1.49 Detailhandel in volumineuze goederen

Een detailhandelsbedrijf te onderscheiden in de volgende categorieën:

  1. a. detailhandel in volumineuze goederen, als auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen of materialen;
  2. b. grootschalige detailhandel in recreatie-, en sport- en vrije tijdsartikelen;
  3. c. tuincentra;
  4. d. grootschalige meubeldetailhandel inclusief woninginrichting en stoffering;
  5. e. bouwmarkten.

1.50 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van een dienst of van hulp aan een klant, bijvoorbeeld door een kapper, een stomerij of wasserette, een pedicure, een bankfiliaal, een reisbureau of een uitzendbureau.

1.51 Eigen toegang

De officiële ingang van een woning, wat blijkt uit de volgende kenmerken:

  • de ingang heeft een huisnummer dat de gemeente aan die ingang heeft toegekend en
  • de ingang is bereikbaar vanaf de straat of vanuit een gemeenschappelijke hal.

1.52 Evenementen

Georganiseerde, publieke, bijzondere gebeurtenissen.

1.53 Functie

Een onderscheidend kenmerk van een locatie waaruit blijkt voor welke activiteiten de locatie bedoeld of geschikt is; functie in de zin van artikel 4.2 van de Omgevingswet; bestemming als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening.

1.54 Faunapassage

Een faunapassage is een voorziening voor dieren om ongedwongen en op een veilige manier de andere kant van een weg te bereiken.

1.55 Gebouw

Een bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.56 Groen

Park, plantsoen, berm of erf waar planten en bomen groeien of kunnen groeien; oppervlaktewater.

1.57 Groene gevel

Muur die bedekt is met verschillende soorten planten die, vaak in een speciale houder of in de volle grond, tegen de muur in leven blijven.

1.58 Grondwerk

Activiteit die het verstoren van de bodem of de daarop aanwezige beplanting tot gevolg kunnen hebben zoals graven, ploegen, ophogen, het aanbrengen of verwijderen van verharding, het leggen van leidingen, het dempen van oppervlaktewater of het aanbrengen van drainage, funderingen, constructies of apparatuur in de bodem; activiteit in de zin van artikel 3.3, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening.

1.59 Grootschalige detailhandel in recreatie-, sport en vrijetijdsartikelen

Een detailhandelsbedrijf waarbij bedrijfsmatig volumineuze en overige sport-, recreatie- en vrije tijdsartikelen ter verkoop worden aangeboden, zoals boten, caravans, tenten, sportkleding en sportattributen en dergelijke en waarbij de overdekte verkoopvloeroppervlakte tenminste 1.000 m² bedraagt.

1.60 Grootschalige meubeldetailhandel

Een detailhandelsbedrijf waarbij bedrijfsmatig meubels, woninginrichtingartikelen, stoffering en woningtextielgoederen ter verkoop worden aangeboden en waarbij de overdekte verkoopvloeroppervlakte tenminste 1.000 m² bedraagt.

1.61 Hobbykas

Een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.

1.62 Hoofdgebouw

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen of gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.63 Hoogteaccent

Een incidenteel en rank gebouw of een beperkt onderdeel van een gebouw, met een afwijkende bouwhoogte naar boven ten opzichte van de direct omliggende bebouwing, dat dient als markering of oriëntatiepunt van een plek in een wijk of buurt.

1.64 Horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van drank of etenswaren voor gebruik ter plaatse of het exploiteren van zaalaccommodatie.

1.65 Hotel

Het bedrijfsmatig verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en drank voor consumptie ter plaatse of het exploiteren van zaalaccommodatie.

1.66 Hoveniersbedrijf

Een bedrijf, gericht op de aanleg, inrichting, verfraaiing of het onderhoud van tuinen en groenvoorzieningen, met de daarbij noodzakelijke hulpmaterialen met uitzondering van detailhandel.

1.67 Intensieve veehouderij

Een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf voor het houden van vee en pluimvee -zelfstandig of als neventak-, waarbij dit houden van vee en pluimvee geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen. Het biologisch houden van dieren conform een regeling krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet en het houden van melkrundvee, schapen of paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij.

1.68 Inwoning

Het wonen in een woonruimte die deel uitmaakt van een woning waarin een ander huishouden woont.

1.69 Kaart

De digitale weergave van het grondgebied van de gemeente dat bij een bestemmingsplan hoort, waarop de locaties en aanduidingen die in de regels worden genoemd zijn ingetekend op een topografische ondergrond, met uitzondering van locaties of aanduidingen die voor het hele grondgebied van dat bestemmingsplan gelden.

1.70 Kampeermiddelen

  1. a. Tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans.
  2. b. Enige andere onderkomens of enige andere voertuigen of gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning vereist is.


Een en ander voorzover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.71 Kampeerterrein

Een terrein met daarbijbehorende voorzieningen dat is ingericht voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief dag- en nachtverblijf.

1.72 Kantoor

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve werkzaamheden en voor zakelijke dienstverlening, alsmede seminars en congressen die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie van een kantoorhoudende onderneming en kunnen worden beschouwd als onderdeel van de kantoorfunctie.

1.73 Kantoor- en bedrijfsverzamelgebouw

Een gebouw dat dient voor de huisvesting van verschillende afzonderlijke bedrijven en kleinere kantoren in de voor circulair Bedrijvenpark Strijkviertel prioritaire sectoren waarbij eventueel faciliteiten gedeeld worden door de bedrijven en kantoren.

1.74 Kantoorruimte

Een gebouw of ruimte waarin hoofdzakelijk werkzaamheden worden verricht aan een bureauopstelling, in combinatie met vergaderruimten; de werkzaamheden zijn onder meer:

  1. a. administratieve en beleidsmatige werkzaamheden en alle daarmee gelijk te stellen bureaugebonden activiteiten;
  2. b. commerciële, creatieve en technische bureaugebonden werkzaamheden, inclusief callcenter, desktop-publishing en softwareproductie;
  3. c. werkzaamheden aan desktop, laptop, CAD-CAM-apparatuur;
  4. d. zakelijke ontvangst van externen, vergaderingen en presentaties, ondergeschikt aan de hoofdfunctie van de onderneming;
  5. e. entree en receptiehal;
  6. f. interne en externe opleidingen, workshops, seminars en congressen in zaalruimten in het gebouw van een onderneming worden beschouwd als onderdeel van de kantoorfunctie;
  7. g. functies binnen een kantoorhoudend bedrijf die behoren bij het normale kantorengebruik zoals een postkamer, interne serverruimte en interne archiefruimte, worden beschouwd als onderdeel van de kantoorruimte.

1.75 Kap

Een gesloten en hellend of gedeeltelijk hellend dak.

1.76 Kassen

Bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.

1.77 Kelder

Het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat geheel onder het peil ligt.

1.78 Kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van recreatieve activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken.

1.79 Landschapswaarde

Waarden in landschappelijk-esthetische geomorfologische zin.

1.80 Lessenaarsdak

Een eenzijdige kapconstructie waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen.

1.81 Lijst van bedrijfsactiviteiten

Lijst die een onderverdeling van bedrijfsactiviteiten aangeeft. De onderverdeling is gemaakt op basis van de te verwachten invloed van een activiteit op de omgeving. De lijst maakt deel uit van de regels.

1.82 Lijst van horeca-activiteiten

Lijst die een onderverdeling van horeca-activiteiten aangeeft. De onderverdeling is gemaakt op basis van de te verwachten invloed van een activiteit op een nabij gelegen of omringende woonomgeving. De lijst maakt deel uit van de regels.

1.83 Maatschappelijke voorzieningen

Voorzieningen voor welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs, kinderopvang, buitenschoolse opvang, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.84 Manege

Een bedrijf dat gericht is op het verhuren van de bedrijfsruimte als rijhal voor paardrijden, het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden of pony's houdt, al dan niet in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke) logies- of verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.85 Natuurwaarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.86 Nutsvoorzieningen

Voorzieningen zoals transformatorhuisjes en andere bouwwerken voor het leveren van gas, elektriciteit of internettoegang, voorzieningen voor de verwarming en koeling van gebouwen, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.87 Omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; na inwerkingtreding van de Omgevingswet: een vergunning als bedoeld in artikel 5.1 van de Omgevingswet.

1.88 Omzetting (van een woning)

Zelfstandige woonruimte, of een deel daarvan, in gebruik geven of laten geven als onzelfstandige woonruimte. Ook het in stand laten van het gebruik van zelfstandige woonruimte als onzelfstandige woonruimte valt onder het begrip omzetting. *

1.89 Onderbouw

Een kelder of een souterrain.

1.90 Onzelfstandige woonruimte

Woonruimte die niet voldoet aan de begripsbepaling zelfstandige woonruimte. *

1.91 Paardenfokkerij

Een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij.

1.92 Paardenhouderij

Een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen of africhten van paarden en pony's, alsmede de handel in paarden.

1.93 Paardrijactiviteiten

Het houden van paarden en pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om paarden en pony's in pension te stallen, te trainen, te dresseren en te weiden.

1.94 Particuliere vakantieverhuur

Incidentele verhuur van een woning voor een korte periode aan toeristen of aan andere bezoekers van de gemeente door de eigenaar-bewoner, die tijdens de verhuur meestal niet in de woning aanwezig is.

1.95 Peil

  1. 1. Voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg.
  2. 2. Voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
  3. 3. Voor gebouwen die grenzen aan een dijk: de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van het bouwwerk.

1.96 Permanente standplaats

Het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel, dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn.

1.97 Permanente verblijfsrecreatie

Verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen, waarvan het ruimtegebruik een bestendig karakter draagt, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats op hetzelfde terrein voor langer dan het zomerseizoen door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.98 Plan

Het bestemmingsplan Chw bestemmingsplan circulair Bedrijvenpark Strijkviertel met identificatienummer NL.IMRO.0344.BPCIRBEDPARKSTRIJK-ON01 van de gemeente Utrecht.

1.99 Platte afdekking

Een horizontaal vlak ter afdekking van een gebouw of bijzondere bouwlaag.

1.100 Pleziervaartuig

Elk vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport, met uitzondering van een surfplank.

1.101 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.102 Publieksfunctie

Functie die publiek aantrekt, zoals buurtvoorzieningen, horeca, cultuur of vermaak.

1.103 Recreatiewoning

Een permanent gebouw, geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend of hoofdzakelijk te worden gebruikt als recreatieverblijf, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.104 Recreatiewoonschip

Elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als recreatieverblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.105 Sciencebedrijven

Innovatie- en researchbedrijven (in hoofdzaak gericht op onderzoek en ontwikkeling) en kennisintensieve bedrijven, die voornamelijk arbeidsextensief zijn, en een duidelijke en aantoonbare relatie hebben met kennisinstellingen in De Uithof en waarvan output (producten of diensten) voor 50% of meer kennisverbonden activiteiten betreffen en die gericht zijn op of voortvloeien uit kennisontwikkeling of kennisoverdracht.

1.106 Seksinrichting

Een voor klanten toegankelijke ruimte of meerdere besloten ruimten in elkaars nabijheid, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof dit bedrijfsmatig is, seksuele handelingen, al dan niet met een sekswerker, tegen vergoeding worden verricht.

1.107 Shishalounge

Een shishalounge is een bedrijfsgebouw met een ruimte waar een waterpijp gerookt kan worden. Als daarbij een drankje en een hapje wordt aangeboden, dan is het een horecabedrijf.

1.108 Souterrain

Het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat maximaal 1,2 m boven het (straat)peil is gelegen.

1.109 Speelautomatenhal

Een inrichting als bedoeld in artikel 1, sub f, van de Verordening op de speelautomatenhallen (Gemeenteblad 1989, nr. 10).

1.110 Tuincentrum

Een detailhandelsbedrijf waarbij bedrijfsmatig tuin-, tuinaanlegartikelen, planten of dierbenodigdheden en dergelijke worden verkocht, waarbij de overdekte verkoopvloeroppervlakte tenminste 1.000 m2 bedraagt.

1.111 Verblijfsmiddelen

Voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken – voer- en vaartuigen, woonketen, arken, caravans en andere soortgelijke constructies, alsmede tenten; een en ander voorzover deze geen bouwwerken in de zin van de Woningwet zijn.

1.112 Vergader- en congresfaciliteiten

Voorzieningen ten behoeve van het bedrijfsmatig organiseren van vergaderingen en congressen.

1.113 Vergunning

De omgevingsvergunning van artikel 2.1, lid 1, onder b of c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; na inwerkingtreding van de Omgevingswet: de omgevingsvergunning van artikel 5.1, lid 1, onder a, van de Omgevingswet.

1.114 Verkoopvloeroppervlakte (vvo)

De totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.

1.115 Volkstuinen

Gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.

1.116 Voorgevelrooilijn

Een lijn die wordt bepaald door de naar het openbaar toegankelijk gebied, zoals de weg, openbaar groen of water, gekeerde gevel of het verlengde daarvan, van een hoofdgebouw.

1.117 Webwinkel

Een bedrijfsruimte bestemd voor de distributie van goederen die door particulieren via een website zijn besteld en betaald en die ter plaatse ter verzending worden aangeboden. Er is bij deze bedrijfsruimte geen sprake van een afhaalpunt voor particulieren en van een showroom.

1.118 Wgh- inrichting

Bedrijven die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken zoals bedoeld in Bijlage 1, onderdeel D, van het Besluit omgevingsrecht

1.119 Windturbine

Een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht als aandrijfbron voor de bewegende delen (wieken of rotoren), met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.120 Winkel

Een pand waar de activiteit detailhandel plaatsvindt.

1.121 Woning

Het complex van ruimten dat een zelfstandige woonruimte vormt, bedoeld voor de permanente huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.122 Woningvorming

Een woning verbouwen tot twee of meer woningen of het zodanig inrichten, gebruiken of laten gebruiken van een deel van de woning dat er feitelijk twee of meer woningen ontstaan. Ook het in stand laten van de verbouwing of inrichting of het gebruik van de extra woning valt onder het begrip woningvorming. Dat een extra woning is ontstaan, kan in ieder geval opgemaakt worden uit de aanwezigheid van een keuken in die nieuwe woning.

1.123 Woonboot

Elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat wordt gebruikt als woning.

1.124 Woonlaag

Een bouwlaag die voor bewoning is bestemd.

1.125 Woonruimte

Besloten ruimte die, al dan niet tezamen met één of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor de bewoning door één huishouden.

1.126 Woonwagen

Een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.127 Woonwagenstandplaats/standplaats

Een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingennet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.128 Zelfstandige woonruimte

Woonruimte die een eigen toegang heeft en die door één huishouden kan worden bewoond zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen, zoals een badruimte, een toilet en een keuken buiten de woonruimte.

1.129 Zendmast

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop antenne-installaties worden geplaatst.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van de regels worden onderstaande regels over het meten en berekenen gebruikt.

2.1 Hoogte- en dieptematen

  1. 1. De hoogte van een bouwwerk: de afstand vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  2. 2. De goothoogte van een bouwwerk: de afstand vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
  3. 3. De hoogte van een kap: de afstand vanaf de bovenkant van de goot, de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot het hoogste punt van de kap.
  4. 4. Verticale bouwdiepte: vanaf het peil tot aan het laagste punt van een ondergronds bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals funderingen, heipalen of daarmee vergelijkbare bouwonderdelen. Als de vloer het laagste punt is dan geldt de onderkant van de vloer.

2.2 Dakhelling

De hoek die het dakvlak maakt ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 Oppervlakte

  1. 1. De oppervlakte van een bouwwerk: de oppervlakte, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
  2. 2. Bruto vloeroppervlakte (b.v.o.): het totaal van de binnen een gebouw beschikbare vloeroppervlakte van alle verdiepingen, inclusief kelders en souterrains.
  3. 3. Verkoopvloeroppervlakte (v.v.o.): de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.
  4. 4. De gebruiksoppervlakte van woonruimte: met toepassing van de norm NEN 2580.

2.4 Inhoud

De inhoud van een bouwwerk: de inhoud, gemeten tussen

  • de onderzijde van de begane grondvloer,
  • de buitenzijde van de gevels, het hart van de scheidsmuren en
  • de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 2 Functies

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

3.1 Doel van de functie

Locaties met de functie 'Bedrijf - Nutsvoorziening' zijn bedoeld voor nutsvoorzieningen.

3.2 Activiteiten die bij de functie passen

  1. 1. Activiteiten die passen bij het doel zijn toegestaan, zoals de bouw van gebouwde nutsvoorzieningen, erven en terreinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, paden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
  2. 2. Onder de activiteiten die op grond van de regel onder 1 zijn toegestaan valt ook het bouwen, aanleggen en in stand houden en gebruiken van een 150 kV - verbinding en een installatie voor de overgang tussen een ondergrondse en een bovengrondse hoogspanningsverbinding van 150 kV.

3.3 Bouwregels

3.4 Activiteiten die niet mogen

Het opslaan van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 meter op onbebouwde gronden.

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Doel van de functie

Locaties met de functie 'Bedrijventerrein' zijn bedoeld voor de ontwikkeling van een circulair, groen, duurzaam en multifunctioneel bedrijventerrein voor kleinschalige bedrijven in de maakindustrie die het milieu weinig belasten en nauwelijks overlast veroorzaken voor de omgeving.

4.2 Activiteiten die bij de functie passen

  1. 1. bedrijven, tot en met categorie 3.1, zoals vermeld in de bij deze regels behorende Lijstvan bedrijfsactiviteiten met een maximale oppervlakte per vestiging van 5.000 m2;
  2. 2. creatieve bedrijven;
  3. 3. in aanvulling op de regels onder 1 t/m 2 ook voor functies en activiteiten die hierna zijn aangegeven
    activiteit nadere voorwaarden
    broedplaatsen met een totale maximale oppervlakte van 7.000 m2 en de totale maximale oppervlakte per vestiging is 500 m2
    aan de bedrijfsactiviteiten ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorruimte en vergaderfaciliteiten met een maximale omvang van 30% van de totale bruto vloeroppervlakte en de oppervlakte van de ondergeschikte kantoorruimte mag maximaal 2.000 m2 per bedrijf bedragen
    horeca maximaal 2 afzonderlijke vestigingen, de totale maximale oppervlakte is 500 m2 en de totale maximale oppervlakte per vestiging is 250 m2, uitsluitend in de categorieën D1, D2 of D3, zoals vermeld in de bij deze regels behorende Lijst van horeca-activiteiten
    kleinschalige inpandige sportvoorzieningen alleen op de tweede bouwlaag en hoger, maximaal 3 afzonderlijke vestigingen met een maximale oppervlakte per vestiging van 500 m2
    kleinschalige en multifunctionele sportvoorziening, uitsluitend op de tweede bouwlaag en hoger, van maximaal 2.000 m2 alleen ter plaatse van de functieaanduiding sport
    horeca, met een maximale oppervlakte van 300 m2 en maximaal in de categorie B, zoals vermeld in de bij deze regels behorende Lijstvan horeca-activiteiten, uitsluitend in de vorm van een proeflokaal bij een ter plaatse gevestigde (bier-)brouwerij alleen ter plaatse van de functieaanduiding specifieke vorm van bedrijventerrein - 1
    duurzame zero emissie (emissieloos) stadsdistributie voor de last en first mile in de gemeente Utrecht, gericht op bundeling van vervoersstromen van diverse leveranciers (white- of multilabel), maximaal 3 afzonderlijke vestigingen van maximaal 2.000 m2 per vestiging, met een maximale totale oppervlakte van 6.000 m2 alleen ter plaatse van de functieaanduiding specifieke vorm van bedrijventerrein - 2
  4. 4. De maximale bruto vloeroppervlakte van de onder 1 t/m 3 genoemde functies is 200.000 m2.
  5. 5. voorzieningen en functies die bij de bestemming horen zoals verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, waaronder groene gevels, beplanting en bomen, voorzieningen voor het opwekken en opslaan van energie, voorzieningen voor de verwarming en koeling van gebouwen, dierverblijven en nestkasten voor o.a vogels, nutsvoorzieningen, water, waterbeheer, waterberging, tuinen en erven.

4.3 Nieuwe activiteiten alleen met een vergunning

  1. 1. Het is verboden om zonder vergunning activiteiten te starten. De vergunning wordt verleend als voldaan wordt aan de beoordelingsregels van lid 4.4.
  2. 2. Het verbod onder 1 is niet van toepassing op bestaande activiteiten en op de activiteiten die in lid 4.2 genoemd worden.

4.4 Beoordelingsregels voor een vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning van lid 4.3 alleen voor activiteiten en voorzieningen die in lid 4.2 worden genoemd, die niet in strijd zijn met de regels in lid 4.3 en als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. 1. een bouwwerk wordt gebouwd en gebruikt in overeenstemming met lid 4.2;
  2. 2. een bouwwerk voldoet aan de bouwregels in lid 4.5.

4.5 Bouwregels

4.6 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. 2. de verkeersveiligheid;
  3. 3. de milieusituatie;
  4. 4. de sociale veiligheid;
  5. 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden of bouwwerken.

4.7 Activiteiten die niet mogen

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. 1. bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  2. 2. wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  3. 3. opslag en verpakking van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  4. 4. inrichtingen of installaties als bedoeld in bijlage C of D van het Besluit milieueffectrapportage, zoals geldend ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan, waarbij de betreffende drempelwaarde genoemd in kolom 2 van de betreffende onderdelen wordt overschreden, zijn niet toegestaan;
  5. 5. zelfstandige detailhandel en perifere detailhandel zijn niet toegestaan;
  6. 6. handel, reparatie en servicebedrijven in auto's en motorfietsen zijn niet toegestaan;
  7. 7. autoparkeerterreinen en zelfstandige parkeergarages zijn niet toegestaan;
  8. 8. datacentra zijn niet toegestaan;
  9. 9. distributiecentra, pak en koelhuizen groter dan 2.000 m2 per vestiging zijn niet toegestaan;
  10. 10. opslaggebouwen ten behoeve van verhuur of verkoop van opslagruimten voor bedrijven (en particulieren) die niet op circulair Bedrijvenpark Strijkviertel gevestigd zijn is niet toegestaan;
  11. 11. coffeeshops zijn niet toegestaan;
  12. 12. activiteiten waarvoor een milieueffectrapportage uitgevoerd moet worden;
  13. 13. het opslaan van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 meter op onbebouwde gronden.

4.8 Voorwaardelijke verplichtingen

4.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bij deze regels behorende Lijst vanbedrijfsactiviteiten, wijzigen op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door het opnemen of afvoeren van een bedrijf, indien ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne of technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.

Artikel 5 Groen

5.1 Doel van de functie

Locaties met de functie 'Groen' zijn bedoeld voor groen- en watervoorzieningen, de vergroting van de leefbaarheid en een gezond leefklimaat voor mens en flora en fauna, stimulering van de biodiversiteit en voor voedsel en schuilgelegenheid voor dieren.

5.2 Activiteiten die bij de functie passen

Activiteiten die passen bij het doel en daarbij behorende activiteiten zijn toegestaan. Dit zijn het aanleggen, gebruiken en in stand houden van groenvoorzieningen, gazons, bomen en beplantingen, voet- en fietspaden, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en buitensportvoorzieningen, water, waterbeheer en waterberging, kunstwerken, civieltechnische bouwwerken zoals vlonders, duikers, bruggen en faunapassages en onderhoudspaden en -stroken ten behoeve van de aangrenzende functies Water, Sport, Verkeer, Verkeer - Verblijfsgebied en Bedrijventerrein.

5.3 Bouwen op deze locatie, alleen met vergunning

  1. 1. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning te bouwen.
  2. 2. Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning alleen, als het beoogde bouwwerk aan de onderstaande voorwaarden voldoet:
    1. a. Het een bouwwerk, geen gebouw zijnde is.
    2. b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met uitzondering van erf- en perceelafscheidingen welke niet meer dan 1 meter hoog mogen zijn.
    3. c. De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag in afwijking de regel onder 2 sub b niet meer bedragen dan 4 meter.
    4. d. De regel onder 2 sub b geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer.

5.4 Activiteiten die niet mogen

De volgende activiteiten zijn in ieder geval verboden:

  1. 1. Het aanleggen en gebruiken van ontsluitingswegen voor autoverkeer;
  2. 2. Het aanleggen en gebruiken van parkeervoorzieningen voor motorvoertuigen;
  3. 3. Het houden van evenementen die niet voldoen aan de eisen van de Algemene Plaatselijke Verordening;
  4. 4. Activiteiten die bomen aantasten;
  5. 5. Activiteiten die de biodiversiteit aantasten, met uitzondering van het gebruik van het groen dat op een locatie normaal is.

Artikel 6 Sport

6.1 Doel van de functie

Locaties met de functie Sport zijn bedoeld voor sportactiviteiten.

6.2 Activiteiten die bij de functie passen

Activiteiten die passen bij het doel zijn toegestaan, zoals

  1. 1. veldsporten;
  2. 2. buurtactiviteiten;
  3. 3. alleen op een locatie met functieaanduiding 'manege' is een rijhal met bijbehorende parkeervoorzieningen toegestaan;
  4. 4. met de sportactiviteiten samenhangende, ondergeschikte detailhandel;
  5. 5. groenvoorzieningen, tuinen, erven;
  6. 6. water, waterbeheer en waterberging;
  7. 7. bijbehorende voorzieningen zoals parkeer-en verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen en fiets- en wandelpaden.

6.3 Bouwregels

6.4 Activiteiten die niet mogen

De volgende activiteiten zijn in ieder geval verboden:

  1. 1. een schietinrichting;
  2. 2. het gebruiken van drones, gemotoriseerde modelvliegtuigen, - vaartuigen of - voertuigen voor sportdoeleinden;
  3. 3. het gebruiken van bromfietsen, motorvoertuigen of andere gemotoriseerde voer- of vaartuigen voor sportdoeleinden.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Doel van de functie

Locaties met de functie 'Verkeer' zijn bedoeld voor verkeerswegen voor het doorgaande verkeer met het bestaande aantal rijstroken en de bijbehorende voorzieningen.

7.2 Activiteiten die bij de functie passen

Activiteiten die passen bij de functie zijn toegestaan, zoals het aanleggen, gebruiken en in stand houden van rijwegen bestaande uit twee keer één rijstrook, kruisingen met water, viaducten, water, waterbeheer en waterberging, fiets- en voetpaden, geluidwerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, halteplaatsen, fietsenstallingen, groenvoorzieningen, faunapassages, voorzieningen voor het onderhoud, reclame-uitingen en kunstobjecten.

7.3 Activiteiten die niet mogen

De volgende activiteiten zijn in ieder geval verboden:

  1. 1. het vergroten van het aantal rijstroken voor gemotoriseerd verkeer;
  2. 2. het verbreden van rijstroken voor gemotoriseerd verkeer;
  3. 3. parkeren in de functie Verkeer

Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied

8.1 Doel van de functie

Locaties met de functie 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn bedoeld voor verblijf in de openbare ruimte, langzaam verkeer, gemotoriseerd verkeer, groenvoorzieningen, water en de bijbehorende voorzieningen.

8.2 Activiteiten die bij de functie passen

Activiteiten die passen bij het doel zijn toegestaan, zoals het aanleggen, gebruiken en in stand houden van van wegen en verblijfsgebieden, kruisingen met water, bruggen, duikers, viaducten, water, waterberging, waterbeheer, faunapassages, voet- en fietspaden, groenvoorzieningen, standplaatsen, kleine gebouwde parkeervoorzieningen voor fietsen, geluidwerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, halteplaatsen, speelvoorzieningen, buitensportvoorzieningen, voorzieningen voor onderhoud, reclame-uitingen en kunstobjecten.

8.3 Activiteiten die niet mogen

  1. 1. parkeren in de functie Verkeer - Verblijfsgebied

Artikel 9 Water

9.1 Doel van de functie

Locaties met de functie 'Water' zijn bedoeld voor oppervlaktewater, oevers, taluds, groen en bijbehorende voorzieningen.

9.2 Activiteiten die bij de functie passen

Activiteiten die passen bij de functie passen zijn toegestaan, zoals activiteiten voor het waterbeheer en voor waterberging, het aanleggen, gebruiken en in stand houden van taluds, beschoeiingen, kademuren, kruisingen met verkeer waaronder begrepen fiets- en wandelpaden, bruggen, duikers, sluizen, faunapassages, groenvoorzieningen en kunstobjecten.

9.3 Bouwen op deze locatie, alleen met een vergunning

  1. 1. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning te bouwen.
  2. 2. Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning alleen, als het beoogde bouwwerk geen gebouw zijnde aan de onderstaande voorwaarden voldoet en ten dienste van de functie wordt gebouwd:
    1. a. Het een bouwwerk, geen gebouw zijnde is.
    2. b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.

9.4 Activiteiten die niet mogen

De volgende activiteiten zijn in ieder geval verboden:

  1. 1. het dempen van oppervlaktewater;
  2. 2. het bouwen of aanleggen, in stand laten of aangelegd laten van gebouwen of boten voor het wonen of voor de vestiging van een bedrijf.

Artikel 10 Leiding - Hoogspanning

10.1 Doel van de functie

Locaties met de functie 'Leiding - Hoogspanning' zijn bedoeld voor een ondergrondse hoogspanningsleiding van ten hoogste 150 kV en belemmeringenstrook.

10.2 Activiteiten en voorzieningen die zijn toegestaan

Activiteiten die passen bij het doel zijn toegestaan, zoals het aanleggen, gebruiken en in stand houden van een ondergrondse hoogspannningsleiding en de bijbehorende voorzieningen.

10.3 Bescherming van de functie

Om de locatie te beschermen zijn de volgende regels van toepassing:

  1. 1. Grondwerk is alleen toegestaan met toepassing van Artikel 26 Vergunning in verband metde bescherming van een functie;
  2. 2. In afwijking van het bepaalde bij de andere functies mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze functies worden gebouwd.
  3. 3. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde is ten hoogste 3 meter.
  4. 4. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in artikel 10.3 onder 1 t/m 3 voor het bouwen volgens de andere functies, als de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsleiding niet worden geschaad en vooraf advies wordt gevraagd bij de beheerder van de betreffende leiding.

Artikel 11 Leiding - Hoogspanningsverbinding

11.1 Doel van de functie

Locaties met de functie 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' zijn bedoeld voor :

  1. 1. een bovengrondse hoogspanningsverbinding en belemmeringenstrook;
  2. 2. het beheer en onderhoud van de hoogspanningsverbinding;
  3. 3. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de hoogspanningsverbinding;
  4. 4. bijbehorende bouwwerken.

11.2 Activiteiten en voorzieningen die zijn toegestaan

Activiteiten die passen bij het doel zijn toegestaan, zoals het aanleggen, gebruiken en in stand houden van een hoogspannningsverbinding en de bijbehorende voorzieningen.

11.3 Bescherming van de functie

Om de locatie te beschermen zijn de volgende regels van toepassing:

  1. 1. Grondwerk is alleen toegestaan met toepassing van Artikel 26 Vergunning in verband metde bescherming van een functie;
  2. 2. In afwijking van het bepaalde bij de andere functies mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze functies worden gebouwd.
  3. 3. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag voor hoogspanningsmasten ten hoogste 50 meter bedragen en voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3 meter.
  4. 4. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in artikel 11.3 onder 1 t/m 3 voor het bouwen volgens de andere functies, als de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en vooraf advies wordt gevraagd bij de beheerder van de betreffende leiding.

Artikel 12 Leiding - Water

12.1 Doel van de functie

Locaties met de functie Leiding - Water zijn bedoeld voor een waterleiding en het beschermen van een hoofdwaterleiding.

12.2 Activiteiten en voorzieningen die zijn toegestaan

Activiteiten die passen bij het doel zijn toegestaan, zoals het aanleggen, gebruiken, in stand houden en vervangen van een hoofdwaterleiding en de daarbij behorende voorzieningen.

12.3 Bescherming van de functie

Om de locatie in verband met de functie te beschermen zijn de volgende regels van toepassing:

  1. 1. de activiteiten bouwen en grondwerk zijn verboden;
  2. 2. de regel onder 1 geldt niet voor:
    1. a. een activiteit die nodig is voor het onderhoud van de leiding en de daarbij horende voorzieningen;
    2. b. het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat bij de functie hoort en niet hoger is dan 2 meter;

Hoofdstuk 3 Bouwen En Slopen

Artikel 13 Inleidende Bepalingen Over Het Bouwen En Het Slopen

13.1 Werking van de regels in dit hoofdstuk

Regels in dit hoofdstuk blijven buiten toepassing voor zover zij niet te verenigen zijn met een regel over de toegewezen functie en/of bestemming.

13.2 Nieuwe bouwwerken

Het bouwen is alleen toegestaan als de activiteit bouwen past bij het doel van de functie en als ook de activiteit of activiteiten waar het bouwwerk voor gebouwd wordt passen bij het doel van de functie.

13.3 Bestaande bouwwerken

  1. 1. Bouwwerken die legaal zijn gebouwd zijn met toepassing van lid 13.1 in overeenstemming met de regels die dit plan over de activiteit bouwen stelt.
  2. 2. Bouwwerken of voorzieningen die zijn gebouwd of aangebracht om te voldoen aan een voorwaarde van een regel over een functie die op een locatie geldt, mogen niet worden gesloopt, verwijderd of veranderd, als daardoor niet meer aan die voorwaarde wordt voldaan.

13.4 Voorbereiding van de bouw: peil aangeven, rooilijnen uitzetten

De bouw van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend mag in ieder geval niet beginnen, voordat het bevoegde gezag of zijn vertegenwoordiger:

  • het straatpeil heeft aangegeven en
  • de rooilijnen en bouwgrenzen op het bouwterrein heeft uitgezet of
  • heeft vastgesteld dat het aangeven van het straatpeil of het uitzetten van rooilijnen niet nodig is.

Artikel 14 Bijzondere Regels Over Bouwen

14.1 Voorwaardelijke verplichting over parkeren

  1. 1. Een vergunning voor het bouwen wordt alleen verleend, als vast staat dat er voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd.
  2. 2. De regel onder 1 is niet van toepassing op het bouwen van bijbehorende bouwwerken, dakopbouwen of dakterrassen.
  3. 3. Aan de hand van beleidsregels waarin de normen voor parkeergelegenheid zijn opgenomen, stellen burgemeester en wethouders vast of aan de regel onder 1 wordt voldaan.

14.2 Voorwaardelijke verplichting waterberging

De omgevingsvergunning voor bouwen wordt alleen verleend als op eigen terrein minimaal 90 % van de jaarlijkse neerslag wordt vastgehouden en verwerkt. Daarbij moet minimaal worden voldaan aan de gestelde eisen onder a en b:

a. Op eigen terrein moet 15 mm per m2 aan toename van verhard oppervlak worden geborgen, hergebruikt en/of geïnfiltreerd, binnen de (toekomstige) perceelgrenzen of plangebied, zonder optreden van water op maaiveld of op straat, bergingscapaciteit moet binnen 48 uur weer beschikbaar zijn;

b. Bij een bui van 80 mm in 1 uur mag er geen schade aan gebouwen en bebouwing veroorzaakt worden;

c. Van de regels onder a en b kan worden afgeweken als bij de aanvraag omgevingsvergunning wordt aangetoond dat het hemelwater op een andere manier binnen het plangebied wordt vastgehouden en wordt verwerkt.

Artikel 15 Bouwen Is Toegestaan

15.1 Vergunningvrij bouwen

Op grond van dit plan is voor het bouwen geen vergunning nodig:

  1. 1. als wettelijk bepaald is dat een bouwactiviteit niet hoeft te voldoen aan de regels van het bestemmingsplan;
  2. 2. als het bouwwerk op grond van de volgende leden van dit artikel is toegestaan of als in de regels over de toegewezen functie regels over het bouwen zijn opgenomen en het bouwen in overeenstemming is met die regels en met de regels in dit hoofdstuk.

15.2 Gevallen waarin het overschrijden van de bouwgrens is toegestaan

  1. 1. Een bouwgrens die geen bestemmingsgrens is mag, ongeacht de aanduidingen en regels over maatvoering en situering, met maximaal 1,5 meter overschreden worden door bij gebouwen horende trappenhuizen, entreeportalen, veranda's, en afdaken of andere ondergeschikte bouwdelen.
  2. 2. De regel onder 1 geldt niet als daarbij gebouwd wordt op een locatie die in verband met een functie beschermd is met een verbod om te bouwen.

15.3 Bijbehorend bouwwerk dat aan een openbaar gebied grenst

  1. 1. Een bijbehorend bouwwerk bij een woning dat niet voldoet aan de bepaling in artikel 2, onderdeel 3, onder c, van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, maar wel voldoet aan de overige bepalingen van dat onderdeel, mag gebouwd worden, als het openbaar toegankelijke gebied een deel van een binnenterrein is dat aan alle zijden omgeven is door hoofdgebouwen.
  2. 2. Voor de toepassing van de regel onder 1 wordt de versie van het Besluit omgevingsrecht gebruikt die geldt op de datum van vaststelling van dit plan.

15.4 Bouwen in de openbare ruimte

In de openbare ruimte is, als de toegewezen functies zich daartegen niet verzetten en de verkeersveiligheid, de waterveiligheid en de veiligheid van personen die in de openbare ruimte verblijven niet worden aangetast, het bouwen van de volgende voorzieningen toegestaan:

  1. 1. sport- of speeltoestellen die niet hoger zijn dan 4 meter en die uitsluitend functioneren met behulp van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens;
  2. 2. geluidwerende voorzieningen;
  3. 3. kunstobjecten.

Artikel 16 Bouwen Met Vergunning

16.1 Bouwen buiten de bouw- en bestemmingsgrens

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen voor het afwijken van de regels die op een locatie gelden en daarbij toestaan dat een bouw- en bestemmingsgrens, ongeacht de aanduidingen en regels over die functies of over de maatvoering en de situering, met maximaal 1,5 meter overschreden worden door:
    1. a. bij gebouwen horende trappenhuizen, entreeportalen, veranda's;
    2. b. andere ondergeschikte bouwdelen, zoals bij gebouwen horende stoepen, stoeptreden, hellingbanen;
    3. c. balkons, erkers en afdaken, als de vrije hoogte, gemeten van de onderzijde van het overschrijdende bouwdeel tot aan het aansluitende, afgewerkte maaiveld minimaal 4,25 meter bedraagt.
  2. 2. Burgemeester en wethouders verlenen de onder 1 bedoelde vergunning niet als:
    1. a. de overschrijding niet te verenigen is met het doel van de functie of
    2. b. de overschrijding onevenredige hinder voor aangrenzende percelen tot gevolg heeft of
    3. c. op een locatie die in verband met een functie beschermd is met een verbod om te bouwen.

16.2 Bouwen met een kleine afwijking van regels

Burgemeester en wethouders kunnen, voor zover geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen, een vergunning verlenen voor:

  1. 1. het afwijken van hoogtematen en bebouwingspercentages met maximaal 10% van deze maten en percentages, voor zover de afwijking niet leidt tot een extra bouwlaag;
  2. 2. het afwijken van de regels voor het plaatsen van vlucht- of noodtrappen;
  3. 3. het afwijken van de regels voor het bouwen met een geringe afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen, als dit noodzakelijk is in verband met onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een kleine afwijking vraagt;
  4. 4. het afwijken van de regels over de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor een bouwhoogte van maximaal 10 meter;
  5. 5. het afwijken van de regels over de hoogte van bouwwerken voor een bouwhoogte van sirenemasten of masten voor mobiel dataverkeer toestaan tot maximaal 30 meter.

16.3 Bouwen op locaties waar het bouwen in verband met de functie verboden is

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen om af te wijken van een regel die een locatie in verband met een functie beschermt door de activiteit bouwen te verbieden, als het bouwwerk past bij het doel van de andere aan de locatie toegewezen functies en het doel van de beschermde functie niet doorkruist.
  2. 2. De vergunning wordt geweigerd, als het bouwen of het bouwwerk, gezien het belang van de te beschermen functie, schade of gevaar kan veroorzaken of als het te bouwen bouwwerk bij wet als kwetsbaar of zeer kwetsbaar object is aangewezen.
  3. 3. Burgemeester en wethouders betrekken het advies van de beheerder van de te beschermen functie bij het besluit over de vergunning.
  4. 4. Burgemeester en wethouders kunnen, om schade uit te sluiten of om gevaar te voorkomen, voorschriften aan de vergunning verbinden.

Artikel 17 Bouwen Is Niet Toegestaan

Het bouwen van andere bouwwerken dan de bouwwerken die op grond van de artikelen 13 tot en met 16 toegestaan zijn, is verboden.

Artikel 18 Slopen Met Vergunning

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen om af te wijken van een regel die een locatie in verband met een functie beschermt door de activiteit slopen te verbieden, als het slopen het doel van de beschermde functie niet doorkruist.
  2. 2. De vergunning wordt in ieder geval geweigerd als niet vaststaat dat het project waar het slopen deel van uitmaakt, uitgevoerd mag worden.
  3. 3. Burgemeester en wethouders kunnen in de vergunning voorwaarden opnemen die verband houden met de veiligheid of met de functie, waaronder de voorwaarde dat de sloop alleen is toegestaan, als andere vergunningen voor het project onherroepelijk verleend zijn.
  4. 4. Bij de beoordeling van een aanvraag betrekken Burgemeester en wethouders het advies van de beheerder van de te beschermen functie bij het besluit over de vergunning.

Hoofdstuk 4 Gebouwen En Locaties Gebruiken

Artikel 19 Activiteiten Die Niet Zijn Toegestaan

19.1 Een activiteit moet passen bij het doel van functies

Activiteiten die niet passen bij het in de regels beschreven doel van een functie die aan een locatie is toegewezen zijn verboden.

19.2 Activiteiten die in het algemeen niet mogen

  1. 1. De volgende activiteiten zijn verboden:
    1. a. het plaatsen, laten plaatsen of geplaatst houden van een onderkomen op een sta- of ligplaats op onbebouwde locaties;
    2. b. bedrijfsmatige seksactiviteiten;
    3. c. zelfstandige horeca-activiteiten, belhuizen en afhaalzaken;
    4. d. het aanbieden van logies;
    5. e. het permanent bewonen van stacaravans en recreatiewoningen;
    6. f. het kamperen op onbebouwde gronden;
    7. g. het wonen in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
    8. h. het opslaan van goederen voor de voorgevelrooilijn;
    9. i. het opslaan van goederen in de openbare ruimte, anders dan opslag die hoort bij een aan de openbare ruimte toegewezen functie;
    10. j. het opslaan van voertuigen, vliegtuigen, boten of onderdelen daarvan op onbebouwde locaties;
    11. k. het storten of het opslaan van puin en afvalstoffen op onbebouwde locaties, met uitzondering van het voor korte tijd opslaan van huishoudelijk tuinafval.
  2. 2. Het verbod onder 1 geldt niet voor locaties met een functie of bestemming die de activiteit expliciet toestaat.

Artikel 20 Additionele Horeca

Additionele horeca is als ondergeschikte activiteit toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  1. 1. de additionele horeca vindt plaats in een gebouw dat in hoofdzaak wordt gebruikt voor een van de volgende activiteiten: zelfstandige kantoren, bedrijven, maatschappelijke diensten, culturele en sociaal-culturele activiteiten, sport en recreatie;
  2. 2. het deel van het gebouw voor de additionele horeca is alleen open tijdens de openingstijden van de genoemde hoofdactiviteit en staat alleen ten dienste van de hoofdactiviteit; verhuur of het anderszins in gebruik geven van deze ruimte aan derden voor feesten of andere bijeenkomsten is niet toegestaan;
  3. 3. bij een gebouw met een bruto vloeroppervlak van maximaal 1.200 m2 is het deel voor additionele horeca niet groter dan 30% van het bruto vloeroppervlak, tot een maximum van 300 m2;
  4. 4. bij een gebouw met een bruto vloeroppervlak van 1.200 m2 of groter is het deel voor additionele horeca niet groter dan 25% van het bruto vloeroppervlak;
  5. 5. de additionele horecaruimte is alleen bereikbaar via de ingang van het gebouw met de hoofdactiviteit.

Artikel 21 Bedrijfsactiviteiten

21.1 Bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie

Burgemeester en wethouders kunnen, in afwijking van de maximale bedrijfscategorie die een functie of bestemming toestaat, een vergunning verlenen voor andere dan de op de lijst aangeven activiteiten, met een maximale oppervlakte van 5.000 m2 (bvo), waaronder bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie, als de invloed van die activiteit op de omgeving vergelijkbaar is met activiteiten die binnen de functie of bestemming passen.

Artikel 22 Detailhandel En Bezorging

22.1 Kenmerken van detailhandel

Alleen in panden met de functie Detailhandel of met een functie die detailhandelsactiviteiten toestaat is de activiteit detailhandel toegestaan, met uitzondering van afhaalzaken, waarbij de activiteit aan de volgende kenmerken voldoet:

  1. 1. de aard en inrichting van de winkel is afgestemd op de verkoop ter plaatse;
  2. 2. goederen worden in hoofdzaak verkocht in de winkel;
  3. 3. de klant kan in de winkel kiezen welke goederen hij wil kopen;
  4. 4. de winkel is geen bezorgdienst of distributiebedrijf, wat blijkt uit het aanbod, zoals het aanbod van een bepaald assortiment of uit de aard van de winkel, zoals bij een supermarkt of warenhuis.

22.2 Bezorging van goederen

  1. 1. Bezorging van goederen is een onderdeel van de activiteit detailhandel als aan de voorwaarden wordt voldaan:
    1. a. de activiteiten van de detailhandelsvestiging zijn in overeenstemming met het vorige lid;
    2. b. de bezorging vindt in hoofdzaak plaats nadat de klant in de winkel zijn waren heeft gekocht.
  2. 2. Onderdeel 1b is niet van toepassing als vanwege maatregelen van het Rijk de verkoop in het winkelpand tijdelijk niet mogelijk is.

Artikel 23 Geluidszone Industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' ligt de rond het industrieterrein gelegen zone als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein niet meer zijn dan 50 dB(A).

Artikel 24 Kruisingen, Tunnels, Bruggen En Viaducten

24.1 Werking van dit artikel

Dit artikel is alleen van toepassing op kruisingen van verkeersinfrastructuur of water met andere verkeersinfrastructuur of met water, waarbij de toegewezen functie, een andere functie doorkruist, wat onder meer blijkt uit het feit dat ter plaatse van de kruising aan weerszijden diezelfde andere functie is toegewezen.

24.2 Activiteitenregeling bij kruisingen

Op de locatie van de kruising zijn naast de activiteiten die bij de toegewezen functie horen ook de activiteiten toegestaan die bij de functie horen die gekruist wordt.

Artikel 25 Ondersteunende Verkoop In Horeca

25.1 Voorwaarden voor ondersteunende verkoop in een horecabedrijf

In een horecabedrijf is winkelverkoop als ondergeschikte activiteit toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  1. 1. de horeca-activiteit is de hoofdactiviteit;
  2. 2. de winkel-activiteit vindt plaats in één deel van het horecabedrijf;
  3. 3. vanaf de straat is niet zichtbaar dat er een winkeldeel in het horecabedrijf is;
  4. 4. bij een horecabedrijf met een bruto vloeroppervlak van maximaal 350 m2 is het winkeldeel niet groter dan 40% van het bruto vloeroppervlak, tot een maximum van 100 m2;
  5. 5. bij een horecabedrijf met een bruto vloeroppervlak boven 350 m2 is het winkeldeel niet groter dan 30% van het bruto vloeroppervlak;
  6. 6. het winkeldeel is alleen bereikbaar via de ingang van het horecabedrijf.

25.2 Gevelbankjes bij ondersteunende horeca of bij horeca met ondersteunende verkoop

Een winkel met ondersteunende horeca of een horecabedrijf met ondersteunende verkoop mag een of meer gevelbankjes plaatsen, als die aan de volgende regels voldoen:

  1. 1. een gevelbankje staat op een locatie met de functie Verkeer, Verkeer - Verblijfsgebied of met een functie die een winkel toestaat;
  2. 2. gevelbankjes worden niet gebruikt als horecaterras;
  3. 3. op een locatie met de functie Verkeer of Verkeer - Verblijfsgebied ontstaat er geen hinder voor verkeer, waarbij in ieder geval minimaal 1,5 meter voor passerende voetgangers beschikbaar blijft, gerekend van een gevelbankje;
  4. 4. de totale breedte van de gevelbankjes bij een winkel of een horecabedrijf bedraagt maximaal 4 meter;
  5. 5. het gevelbankje steekt maximaal 0,6 meter uit, gerekend vanaf de gevel van de winkel;
  6. 6. gevelbankjes worden weggehaald of opgeklapt als de winkel gesloten is, in ieder geval uiterlijk om 22.00 uur.

Hoofdstuk 5 Grondwerk

Artikel 26 Vergunning In Verband Met De Bescherming Van Een Functie

26.1 Grondwerk dat niet is toegestaan

Het volgende grondwerk is niet toegestaan op een locatie die in verband met een functie beschermd is met een verbod om grondwerk te verrichten:

  1. 1. het wijzigen van het maaiveldniveau door afgraven of ophogen;
  2. 2. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  3. 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  4. 4. het verrichten van graafwerkzaamheden (zoals ten behoeve van rioleringen, kabels, leidingen en drainage);
  5. 5. het planten of rooien van bomen of van andere diep wortelende planten;
  6. 6. het aanleggen van oppervlaktewater, het verbreden of het dempen van bestaand oppervlaktewater.

26.2 Vergunning voor afwijken

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van de regel in lid 26.1 een vergunning voor het verrichten van grondwerk verlenen, als het grondwerk, gezien het belang van de beschermde functie, geen onevenredige schade of gevaar kan veroorzaken.
  2. 2. Burgemeester en wethouders betrekken het advies van de beheerder van de beschermde functie bij het besluit over de vergunning.

26.3 Vergunningvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen, om onevenredige schade uit te sluiten of om onveilige situaties te voorkomen, voorschriften aan de vergunning verbinden.

Artikel 27 Bescherming Van Archeologische Waarden

27.1 Grondwerk waarvoor geen vergunning in verband met archeologische waarden nodig is

Met inachtneming van artikel 26 is het volgende grondwerk toegestaan:

  1. 1. grondwerk dat wordt verricht op een locatie die niet is aangeduid als een archeologische verwachtingszone en die niet is aangewezen als archeologisch monument;
  2. 2. in gevallen waarin het grondwerk in omvang en diepte binnen een bestaande bodemverstoring plaatsvindt:
    1. a. grondwerk dat normaal onderhoud en beheer betreft, zoals onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
    2. b. grondwerk dat samenhangt met vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  3. 3. grondwerk dat nodig is voor archeologisch onderzoek;
  4. 4. grondwerk dat in overeenstemming met de wettelijke voorschriften al in uitvoering is op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.

27.2 Grondwerk zonder vergunning in verband met de zone archeologische verwachtingswaarde

Met inachtneming van artikel 26 en lid 27.3 mag het volgende grondwerk op een locatie binnen een zone met een archeologische verwachtingswaarde zonder vergunning uitgevoerd worden, voor zover de activiteit aan de op de locatie geldende voorwaarden voldoet:

  1. 1. op een locatie met de aanduiding 'overige zone - archeologische verwachting - 2' onder de voorwaarde dat het grondwerk geen verstoring veroorzaakt dieper dan 30 cm onder het maaiveld;
  2. 2. op een locatie met de aanduiding 'overige zone - archeologische verwachting - 3' onder de voorwaarde dat het grondwerk een oppervlakte van maximaal 30 m2 verstoort en geen verstoring veroorzaakt dieper dan 30 cm onder het maaiveld;
  3. 3. op een locatie met de aanduiding 'overige zone - archeologische verwachting - 4' onder de voorwaarde dat het grondwerk een oppervlakte van maximaal 100 m2 verstoort en geen verstoring veroorzaakt dieper dan 30 cm onder het maaiveld;
  4. 4. op een locatie met de aanduiding 'overige zone - archeologische verwachting - 5' onder de voorwaarde dat het grondwerk een oppervlakte van maximaal 500 m2 verstoort en geen verstoring veroorzaakt dieper dan 30 cm onder het maaiveld;
  5. 5. op een locatie met de aanduiding 'overige zone - archeologische verwachting - 6' onder de voorwaarde dat het grondwerk een oppervlakte van maximaal 5000 m2 verstoort en geen verstoring veroorzaakt dieper dan 50 cm onder het maaiveld.

27.3 Regels over het bepalen van de omvang van het grondwerk en van de zone

  1. 1. Als de verstoring in meer dan één zone valt, geldt voor de toepassing van lid 27.2 de zone die de minste verstoring toestaat.
  2. 2. Bij een gefaseerde uitvoering van een project waarvoor grondwerk nodig is, is voor het bepalen van de verstoring de totale verstoring (oppervlak en/of diepte) van het gehele project bepalend.

27.4 Vergunning in verband met de archeologische waarde

  1. 1. Op een locatie met een van de in lid 27.2 genoemde aanduidingen is het verboden om zonder vergunning grondwerk te verrichten, behalve als de activiteit op grond van lid 27.1 of lid 27.2 is toegestaan.
  2. 2. De vergunning wordt verleend, als is gebleken dat het grondwerk geen directe of indirecte gevolgen heeft voor het archeologische erfgoed of als er maatregelen zijn getroffen waardoor de archeologische resten in de bodem worden behouden.
  3. 3. De vergunning wordt geweigerd als op voorhand zeker is dat de vergunning die op grond van artikel 26 voor het grondwerk nodig is niet verleend kan worden.
  4. 4. Bij de aanvraag voor een vergunning als bedoeld onder 1 wordt een deskundigenrapport overlegd dat goedgekeurd is door of namens het bevoegd gezag, als zo'n rapport over de gevolgen van het grondwerk op de archeologische waarde nodig is voor een goede beoordeling van de aanvraag.
  5. 5. Aan de vergunning als bedoeld onder 1 kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. a. de verplichting tot het treffen van maatregelen waardoor de archeologische resten in de bodem worden behouden;
    2. b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
    3. c. de verplichting om het grondwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Hoofdstuk 6 Beheer Van Natuur, Flora En Fauna

Artikel 28 Aantasten Van Bomen Of Andere Houtopstanden

28.1 Vergunningplicht

  1. 1. Het is verboden zonder vergunning een houtopstand te vellen, zoals het kappen van een of meer bomen.
  2. 2. Het verbod geldt niet in de volgende gevallen:
    1. a. het kappen van een boom met een diameter kleiner dan 15 centimeter, gemeten op 1,30 meter boven het maaiveld;
    2. b. het kappen van een boom jonger dan 50 jaar:
      • op een kadastraal perceel van 300 m2 of kleiner; of
      • die in een tuin staat op een huurperceel die inclusief tuin kleiner is dan 300 m2;
    3. c. het periodiek vellen van hakhout voor het uitvoeren van regulier onderhoud;
    4. d. het periodiek knotten of kandelaberen als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte boomsoorten;
    5. e. bomen die moeten worden gekapt op grond van de Plantgezondheidswet of vanwege een aanschrijving op grond van artikel 4:12 van de Algemene Plaatselijke Verordening;
    6. f. bomen die moeten worden gekapt vanwege een aanschrijving van de gemeente op grond van artikel 4:7 lid 3 sub a van de Algemene Plaatselijke Verordening.
  3. 3. Voor tijdelijke natuur, botanische tuinen en bosplantsoenen kan het college een vergunning met de strekking van een jaarvergunning verlenen, waardoor het verbod van lid 1 niet geldt voor het afzonderlijk vellen van houtopstanden.

28.2 Beoordeling van de aanvraag

Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren:

  1. 1. als de Utrechtse hoofdbomenstructuur onevenredig wordt geschaad;
  2. 2. als een van de volgende waarden onevenredig worden geschaad:
    1. a. de ecologische waarde van een houtopstand,
    2. b. de cultuurhistorische waarde van een houtopstand,
    3. c. de ruimtelijke waarde van een houtopstand,
    4. d. de milieuwaarde of
    5. e. de boomwaarde.

28.3 Vergunningvoorschriften algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen op grond van artikel 28.2 voorschriften aan de vergunning verbinden.

28.4 Vergunningvoorschriften over vervanging ("herplantplicht")

  1. 1. Bij vergunningvoorschrift wordt in ieder geval bepaald dat herplant:
    1. a. binnen 14 maanden vanaf het moment dat de kapvergunning is verleend voor bomen die op de gemeentelijke vellijst staan, of in het geval van langlopende of complexe projecten, of bij andere bomen die niet op de gemeentelijke vellijst staan, binnen een door het college op te leggen termijn;
    2. b. volgens de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen plaatsvindt;
    3. c. op of zeer nabij de kaplocatie plaatsvindt; en
    4. d. binnen twee weken na voltooiing gereed wordt gemeld door vergunninghouder bij burgemeester en wethouders met een melding die een dagtekening en locatie van de herplant bevat.
  2. 2. Bij het bepalen van een locatie voor herplant wordt de volgende volgorde aangehouden:
    1. a. herplant op locatie;
    2. b. herplant dichtbij locatie; en
    3. c. herplant elders.
  3. 3. Als blijkt dat herplant niet mogelijk is, kan, in afwijking van het eerste lid, worden bepaald dat de gevelde houtopstand financieel wordt gecompenseerd.
  4. 4. Bij vergunningvoorschrift, bedoeld in het eerste lid, kan de locatie en wijze van herplant, vervanging bij niet-geslaagde herplant, worden bepaald.
  5. 5. De bepalingen van lid 1 tot en met 3 gelden niet in geval van tijdelijke natuur, botanische tuinen, bosplantsoenen en er een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beheerplan is van de aanvrager.

28.5 Indieningseisen voor een vergunning

De aanvrager levert bij de aanvraag de volgende gegevens aan:

  1. 1. een identificatie met een nummer en de locatie van iedere te vellen houtopstand op een kaart, foto of tekening;
  2. 2. de soort houtopstand;
  3. 3. de locatie van de houtopstand op het voor-, zij- dan wel achtererf;
  4. 4. de diameter in centimeters van de te vellen bomen of struiken, gemeten op 1,30 meter vanaf het maaiveld;
  5. 5. een overzicht van de houtopstanden die als vervanging worden herplant en de locatie waar deze worden herplant en, als de locatie niet op of dichtbij de locatie ligt, een motivering waarom een andere locatie elders nodig is;
  6. 6. in plaats van de gegevens onder 5, als vervanging niet mogelijk is, een motivering waarom vervanging alleen in de vorm van een financiële compensatie kan plaatsvinden.

28.6 Bebouwingscontour

De geometrische begrenzing van de bebouwingscontour houtkap, bedoeld in artikel 5.165b van het Besluit kwaliteit leefomgeving, waarbinnen de regels over houtopstanden van het Besluit activiteiten leefomgeving niet van toepassing zijn, is aangeduid met 'overige zone - bebouwingscontour houtkap'.

28.7 Herplantplicht zonder vergunning

  1. 1. Indien een houtopstand, waarop het verbod tot vellen als bedoeld in lid 27.1 van toepassing is, zonder vergunning is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kunnen burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond danwel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen zo snel mogelijk maar in ieder geval binnen 14 maanden te herbeplanten.
  2. 2. Wordt een verplichting als bedoeld onder 1 opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.
  3. 3. Indien een houtopstand waarop het verbod tot het vellen als bedoeld in lid 27.1 van toepassing is, door uitvoering van werkzaamheden, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kunnen burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
  4. 4. Degene aan wie een verplichting als bedoeld onder 1, 2 of 3 is opgelegd, alsmede aan diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

28.8 Overgangsrecht

De bepalingen van afdeling 4.3 van de Algemene plaatselijke verordening, zoals deze luidden voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, zijn van toepassing op:

  1. 1. besluiten en de daaraan verbonden voorschriften die zijn verleend voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  2. 2. aanvragen om vergunning die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar die na inwerkingtreding worden afgehandeld.

Hoofdstuk 7 Overgangs- En Slotregels

Artikel 29 Overgangsrecht

29.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of dat gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een vergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van vaststelling van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

29.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Als het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van vaststelling van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 30 Slotregel


Deze regels worden aangehaald als:

regels van het Chw bestemmingsplan circulair Bedrijvenpark Strijkviertel

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

Aanleiding

Tussen de Strijkviertelplas, sportpark Rijnvliet en de C.H. Letschertweg ontwikkelt de gemeente het circulaire Bedrijvenpark Strijkviertel en een uitbreiding van sportpark Rijnvliet. Een groen, circulair, duurzaam bedrijventerrein voor kleine bedrijven (MKB) in de maakindustrie met een focus op het MKB. Onze snel groeiende stad heeft dit circulaire bedrijventerrein hard nodig voor meer banen. Het bedrijvenpark is voor kleine bedrijven die het milieu weinig belasten en nauwelijks overlast veroorzaken voor de omgeving. Hierbij valt te denken aan bedrijven zoals:

  • starters: start-ups (jonge bedrijven) en scale-ups (jonge bedrijven die al wat succes hebben)
  • (duurzame) bedrijven in of direct gelieerd aan de bouw, techniek, ICT, duurzaamheid, circulariteit en laboratoria
  • duurzame stadsdistributie (bedrijven die op een milieuvriendelijke manier goederen verspreiden)
  • creatieve bedrijven

Circulair Bedrijvenpark Strijkviertel wordt op een duurzame, circulaire manier ontwikkeld. Dat betekent dat de materialen voor de gebouwen en openbare ruimte duurzaam en opnieuw te gebruiken zijn. De ruimte op het bedrijvenpark wordt multifunctioneel en intensief gebruik door arbeidsintensieve bedrijven. Om ruimte te besparen, is de wens dat bedrijven een aantal voorzieningen delen, zoals parkeerplaatsen voor werknemers en bezoekers en laad- en losstraten. Groene gevels en groene daken zorgen voor koelte in hete zomers net als een systeem van opslag van water op de daken en onder de grond. Ook zorgt dit ervoor dat er minder wateroverlast is bij zware regenbuien.

Naast meer banen zorgt het groeiend aantal inwoners ook voor meer behoefte aan sportvoorzieningen en ruimte voor recreatie en beweging. Het vinden van locaties voor nieuwe sportvelden gebeurt bij voorkeur bij bestaande sportparken zodat er gebruik gemaakt kan worden van bestaande infrastructuur en organisaties. Met de ontwikkeling van het gebied Strijkviertel wordt tevens ruimte gecreerd voor sport en recreatie:

  • sportpark Rijnvliet kan uitbreiden met 2 sportvelden
  • er komen meer wandel – en fietspaden
  • er komt een steiger die bereikbaar is vanuit de openbare strook groen
  • door het nieuwe circualire bedrijvenpark komt een brede openbare groenstrook

Het Stedenbouwkundig Plan Bedrijvenpark Strijkviertel is voorafgaand aan het bestemmingsplan gemaakt en het college van burgemeester en wethouders heeft dit plan in 2021 vastgesteld. Met dit stedenbouwkundig plan als vertrekpunt wordt nu het geldende bestemmingsplan aangepast om daadwerkelijk tot uitvoering en ontwikkeling van het plangebied over te kunnen gaan.

Doelstelling

De hoofddoelstelling van het Chw-bestemmingsplan circulair Bedrijvenpark Strijkviertel is de nieuwe ontwikkeling van dit circulaire bedrijvenpark gelegen ten oosten van de Strijkviertelplas planologisch-juridisch mogelijk te maken.

Er komt een nieuwe wet, de Omgevingswet, die de Wet ruimtelijke ordening gaat vervangen. Als voorbereiding op de Omgevingswet brengt de gemeente eenheid in de algemene regels van bestemmingsplannen. Dat zijn regels die niet speciaal voor één functie (bestemming) gelden. Ze zijn meestal in de hoofdstukken 3 en 4 van bestemmingsplannen te vinden. In het voorliggende Chw-bestemmingsplan zijn de nieuwe algemene regels al opgenomen.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de westkant van Utrecht. De grenzen van het plangebied zijn de C.H. letschertweg aan de oostzijde en aan de zuidzijde, de Strijkviertelplas aan de westzijde en sportpark Rijnvliet aan de noordzijde. De plangrenzen van het bestemmingsplan sluiten aan op de grenzen van de bestaande juridisch-planologische regelingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPCIRBEDPARKSTRIJK-ON01_0001.png"

Afbeelding 1 Begrenzing van het plangebied van dit bestemmingsplan.

1.3 Geldende Plannen

Dit bestemmingsplan vervangt voor de locatie van het plangebied de volgende bestemmingsplannen.

Bestemmingsplan Vastgesteld door Raad Onherroepelijk
Chw algemene regels over bouwen en gerbuik 30-11-2017 ja
Actualisering diverse gebieden, Leidsche Rijn e.o. 1e Herziening 18-05-2017 ja
Actualisering diverse gebieden, Leidsche Rijn e.o. 12-09-2014 ja
Verkabeling Hoogspanninglsverbinding Rijnvliet Strijkviertel 03-10-2019 ja
Chw bestemmingsplan Algemene regels Utrecht 2 februari 2023 nee

1.4 Bestemmingsplanmethodiek

Het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (hierna: Besluit uChw) is met ingang van 28 oktober 2016 gewijzigd. Sinds die datum beschikt de gemeente Utrecht juridisch gezien over één bestemmingsplan voor het hele grondgebied, verder 'het bestemmingsplan van Utrecht' genoemd. Dat bestemmingsplan kan in zijn geheel of gedeeltelijk gewijzigd worden.

De gemeente Utrecht is opgenomen in artikel 7g van het Besluit uChw. Daardoor mag de gemeente de experimenteerbepalingen uit artikel 7g van dat besluit gebruiken. Op grond van artikel 7c van het Besluit uChw kunnen onder andere regels in het bestemmingsplan worden opgenomen over het behouden of maken van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. In de vakliteratuur spreekt men van 'een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte'. Met 'verbreed' wordt dan bedoeld: niet alleen 'een goede ruimtelijke ordening' (bestemmingsplan), maar ook andere aspecten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet, die vanaf 2024 gaat gelden), waaronder bijvoorbeeld gezondheid en duurzaamheidsaspecten.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 staat de beschrijving van de relevante beleidskaders. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied. Onder andere de ruimtelijke structuur, de historische ontwikkeling van het gebied en de beschrijving van de aanwezige functies worden hier beschreven. In hoofdstuk 4, de planbeschrijving, worden de mogelijkheden die het plan biedt aan de toekomstige ontwikkelingen beschreven. De diverse noodzakelijke onderzoeken ten aanzien van bijvoorbeeld milieuaspecten komen in hoofdstuk 5 aan bod. Hoofdstuk 6 gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 7 en 8 staat de juridische toelichting op de planregels.

In de bijlagen bij de toelichting zijn diverse relevante onderzoeken opgenomen en bij de regels zijn ook enkele bijlagen opgenomen voor een juiste juridische koppeling met de regels.

Hoofdstuk 2 Relevante Beleidskaders

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nationale Omgevingsvisie (2020)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) 'Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving' in werking getreden. Deze visie bevat de hoofdzaken van het strategisch rijksbeleid voor de fysieke leefomgeving. Dit is een combinatie van beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, en nieuw strategisch beleid. De grote en complexe opgaven, zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw, zullen Nederland gaan veranderen. De NOVI bevat een toekomstperspectief met de ambities van het Rijk. In de NOVI zijn 21 nationale belangen met bijbehorende opgaven geformuleerd.

De gemeente Utrecht kan vooral aan de volgende nationale belangen een bijdrage leveren:

  1. 1. bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving;
  2. 2. realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit;
  3. 3. waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving;
  4. 4. zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften;
  5. 5. waarborgen en realiseren van een veilig, robuust en duurzaam mobiliteitssysteem;
  6. 6. waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving;
  7. 7. beperken van klimaatverandering;
  8. 8. realiseren van een toekomstbestendige, circulaire economie;
  9. 9. waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit);
  10. 10. waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoende beschikbaarheid van zoetwater;
  11. 11. waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat;
  12. 12. behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang;
  13. 13. verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit.


De NOVI benoemt vier prioriteiten
De opgaven die voortkomen uit de nationale belangen van het Rijk zijn vertaald in vier integrale prioriteiten:

  1. 1. ruimte maken voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  2. 2. duurzaam economisch groeipotentieel bevorderen;
  3. 3. zorgen voor sterke en gezonde steden en regio's;
  4. 4. stimuleren van een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.


Omgevingsinclusieve benadering
Centraal in de te maken belangenafwegingen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving in zijn volledige omvang (boven- en ondergrond). Hierbij wordt aangesloten bij de integrale opvatting van het begrip fysieke leefomgeving uit de Omgevingswet en wordt de noodzaak van een integrale afweging benadrukt. Het belangrijkste spanningsveld in die afwegingen is het spanningsveld tussen beschermen en ontwikkelen.

Een omgevingsinclusieve benadering van de leefomgeving houdt in, dat ontwikkeling van de leefomgeving samen gaat met versterking van te beschermen waarden als gezondheid, landschap, waterveiligheid, natuur, cultureel erfgoed, leefomgevingskwaliteit en milieukwaliteit. Veiligheid, gezondheid en duurzaamheid zijn basale randvoorwaarden voor alle maatschappelijke activiteiten zoals bedrijfsmatige activiteiten, de energietransitie en de woningbouw.

Afwegingsprincipes
Beschermen en ontwikkelen gaan niet altijd en overal samen (en zijn soms onverenigbaar), maar ze kunnen elkaar ook versterken. Om dit afwegingsproces en de omgevingsinclusieve benadering richting te geven, is in de NOVI een drietal afwegingsprincipes geformuleerd:

  1. 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen verschillende functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van onze ruimte.
  2. 2. Kenmerken & identiteit van een gebied staan centraal. De optimale balans tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere.
  3. 3. Afwentelen wordt voorkomen. Het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie inwoners, zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.


Plangebied
De ontwikkeling van het plangebied naar een circulair en arbeidsintensief bedrijventerrein past binnen de kaders en doelstellingen van de Nationale Omgevingsvisie. Bij de planvorming en de ontwikkeling van het bedrijventerrein is er veel aandacht voor alspecten als een veilige en gezonde leef- en werkomgeving, mutifunctioneel ruimtegebruik en een goede omgevingskwaliteit.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2012) en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) (2012)

In de Wet ruimtelijke ordening zijn de besluitmogelijkheden van gemeenten begrensd om nationale belangen te borgen of te beschermen. Wanneer namelijk nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kan een algemene maatregel van bestuur (AMvB) regels stellen over de inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, oftewel de AMvB Ruimte) zijn nationale belangen beschreven die om bescherming van het Rijk vragen, zoals bijvoorbeeld de 'erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde'. Voor deze belangen is het Rijk namelijk verantwoordelijk. Verder zijn in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) nadere regels opgenomen voor onder andere militaire terreinen, radarverstoringsgebieden, reserveringen voor spoor en wegen en buisleidingen. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden, zoals de gemeente Utrecht, beleidsruimte.

Plangebied
De ontwikkeling van dit bestemmingsplan valt niet binnen één van de projecten of onderwerpen die zijn aangewezen in het Barro. Dit geldt ook voor het Rarro. Er zijn vanuit het Barro en het Rarro geen specifieke randvoorwaarden voor dit plan.

2.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking (2017)

Kader

De 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is in 2012 vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat overheden een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting van het bestemmingsplan moeten motiveren. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe laddersystematiek geldt.

Het doel van de motivering op grond van de Ladder is een zorgvuldige afweging bij ruimtelijke besluiten die zorgt voor zuinig ruimtegebruik en tegengaan van overprogrammering en leegstand. Mede hierdoor voldoen ruimtelijke besluiten aan een goede ruimtelijke ordening.

De toetsing aan de Ladder kan bij het opnemen van uitwerkingsplichten en wijzigingsbevoegdheden in het bestemmingsplan, doorschuiven naar de fase van de vaststelling van het uitwerkings- of wijzigingsplan.

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt moet een motivering bevatten van de behoefte aan die ontwikkeling. Wanneer het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied moet het bestemmingsplan een motivering bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. De Ladder is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke besluiten van de decentrale overheden, waaronder de bestemmingsplannen van de gemeente Utrecht.

Beschrijving behoefte
De behoefte is kort gezegd het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd. De Ladder bepaalt niet voor welk gebied de behoefte in beeld moet worden gebracht. De uitkomst van de beoordeling van de behoefte moet in de plantoelichting worden vermeld. Naast een kwantitatieve beoordeling vindt ook een kwalitatieve beoordeling plaats. In Utrecht wordt ook intensief ingezet op verdichting van bestaande bedrijventerreinen conform de RSU.

Beschrijving behoefte buiten het bestaand stedelijk gebied
Wanneer de beoogde ontwikkeling niet kan plaatsvinden binnen het stedelijk gebied door bijvoorbeeld het toepassen van een andere bestemming van een gebied, herstructurering van bestaande terreinen of door transformatie van bestaande gebouwen of gebieden moet een motivering worden opgenomen waarom dit niet mogelijk is. Het bestaande stedelijk gebied kan worden gedefinieerd als het bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, en de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. De provincie Utrecht heeft in de Omgevingsvisie en de Interim Omgevingsverordening de afbakening van het bestaand stedelijk gebied vastgelegd.

Plansituatie

Ruimtelijke Strategie Utrecht 2040 – 'Utrecht Dichtbij'

Naast een grote behoefte aan arbeidsplaatsen is er, door snelle groei van Utrecht, behoefte aan ruim 70.000 woningen, aan meer groen en aan meer maatschappelijke voorzieningen. De groei leidt verder tot ingrijpende maatregelen op het gebied van verkeer en bijbehorende infrastructuur.

De compacte stad die Utrecht is, ontwikkelt zich onder het motto 'gezond stedelijk leven in een tien-minuten stad'. Wonen, werken, voorzieningen en groen liggen dicht bij elkaar zodat bewoners er gemakkelijk en snel gebruik van kunnen maken.

De gemeente wil dat het autoverkeer niet verder groeit. Utrechters zullen in 2040 veel vaker te voet gaan, of de fiets of openbaar vervoer gebruiken om op hun bestemming te komen. Dit zijn gezonde en, in vergelijking met de auto, ruimte-efficiënte vervoerwijzen. Ook het aanbod aan deelmobiliteit neemt toe, in combinatie met Mobility as a Service (MaaS).

De openbare ruimte verandert van een ruimte om te verplaatsen naar een ruimte om ook te verblijven, te ontmoeten en dingen te ondernemen. Met name rond de knooppunten zal dit ontstaan. De gemeente investeert daarom in een nieuw OV-netwerk: het Wiel met spaken (OV-ring). Met deze schaalsprong in het OV worden verschillende gebieden in de stad direct met elkaar verbonden via hoogwaardig openbaar vervoer. Een reis via Utrecht Centraal is niet meer noodzakelijk.

Een fijnmazig netwerk van hoofdfietsroutes verbindt de knooppunten met de wijken in de stad en de omliggende regio. De routes vormen samen met stallingsmogelijkheden een fietsnetwerk. Zo is fietsen een gezonde en aantrekkelijke wijze van verplaatsen voor afstanden tot 15 kilometer. Ook voor de wandelaars is er een fijnmazig netwerk van groene paden en aantrekkelijke routes.

Er komt meer groen en recreatie in de openbare ruimte in de buurt, zoals een park om in te sporten of speelpleinen in de buurt. De gemeente vraagt ook aan de partijen in de stad (bewoners, corporaties, marktpartijen, beleggers, bedrijven) om hun eigendom te vergroenen en zo bij te dragen aan de ambities op het gebied van biodiversiteit en klimaatadaptatie.

Om de opgaven in beeld te brengen is de Utrechts barcode ontwikkeld. De ruimte voor alle functies die de stad nodig heeft zijn verwerkt in de barcode. Het ruimtebeslag van de functies en voorzieningen is in onderlinge verhouding gezet. De barcode wordt op wijkniveau ingezet om het ruimtebeslag van de ontwikkel- en verdichtingsopgave concreet uit te werken. Door functies te combineren is er minder ruimte nodig en blijft de stad compact. Ook bevordert het de kwaliteit van een gebied door een goede kruisbestuiving van verschillende functies.

De aard van de werkgelegenheid in Utrecht verandert. De circulaire economie en de creatieve maakindustrie zijn in opkomst. Mensen gaan steeds meer producten hergebruiken en er wordt vaker in de nabijheid geproduceerd. Dit vraagt om andere werklocaties, zoals de nieuwe ontwikkeling van circulair bedrijvenpark Strijkviertel.

Voor een gezonde leefstijl is een omgeving die uitnodigt tot bewegen en sporten voorwaarde. De nabijheid verhoogt de sportdeelname, beperkt mobiliteitsstromen en heeft een positieve invloed op de sociale structuren in een wijk. Vooral voor jeugd en kwetsbare groepen is een georganiseerd sportaanbod dichtbij en in de wijk belangrijk. Om de groei van de stad op te vangen zijn er meer sportvelden en sporthallen nodig en moet er nog één zwembad bij komen. Ook is er soms een verplaatsing van functies of sporten nodig om sportparken van voldoende omvang te realiseren. Sportparken van voldoende omvang zijn nodig voor een gezonde grootte van verenigingen en het efficiënt gebruik van accommodaties.

Het inpassen van sportvelden is een uitdaging gezien het totale oppervlakte en de vaste maatvoering van de velden. Toch is ervoor gekozen om ook daarvoor plek te maken in de stad om sporten dichtbij huis mogelijk blijven te maken. Dit betreft het herstructureren en uitbreiden van bestaande sportparken.

Bij keuzes richting de toekomst gelden op basis van de RSU de onderstaande principes:

  • Geen dak en geen blinde gevel blijft onbenut
  • Groen tenzij
  • Circulair tenzij
  • Utrecht wereldfietsstad en wandelstad
  • Fiets en voetganger voor gemotoriseerd verkeer
  • Actief voor passief vervoer

Werkgelegenheid en Utrechtse principes voor werklocaties

Utrecht kenmerkt zich door een zeer aantrekkelijke woon- en werkomgeving en centrale ligging. Het is één van de snelst groeiende steden van het land. In 2040 telt Utrecht naar verwachting meer dan 450.000 inwoners. Dat zijn er 90.000 meer dan de 360.000 die de stad begin 2021 telde.

De ambitie van de gemeente Utrecht is dat de werkgelegenheid meegroeit met het toenemende aantal inwoners. Rond 2040 zijn ruim 70.000 banen nodig om dit waar te maken, waarvan 13.000 op bedrijventerreinen. Bovenop de bestaande capaciteit en plannen in de stad (waaronder circulair Bedrijvenpark Strijkviertel), is er behoefte aan 74 hectare bedrijventerrein tot 2040. Door verdichting op bestaande terreinen, focus op arbeidsintensieve bedrijven op circulair Bedrijvenpark Strijkviertel en functiemenging in de wijken kan hier deels in worden voorzien. Maar zowel in de stad als in de regio is een tekort aan werklocaties. Dit betekent dat we scherpe keuzes maken voor de bestaande werklocaties en zeker als het gaat om nieuwe werklocaties. We hanteren in de stad de volgende principes:

  • circulair tenzij;
  • bedrijfsontwikkeling op knooppunten èn door verdichten;
  • functiemenging (bijvoorbeeld werken en leren, wonen en werken);
  • focus op bedrijvigheid die met de stad is verbonden (bijvoorbeeld door werknemers die in de stad en omgeving wonen);
  • focus op bedrijfssectoren die aansluiten bij gezond stedelijk leven voor iedereen: gezondheid, bouw- en energietransitie, maakbedrijven,circulaire bedrijven, ict, onderwijs;
  • veel werkgelegenheid per hectare waarbij het streven is voor circulair Bedrijvenpark Strijkviertel minimaal 100 werknemers per hectare.

Circulaire ontwikkelingen waarbij materialen waardevast en waarde-vermeerderend zijn en daarmee flexibel in aanpassing. Dit draagt bij aan een betere leefomgeving voor iedereen in de gezonde stad van nu en de toekomst

Grote vraag naar bedrijfslocaties

In de stad Utrecht is de afgelopen jaren gemiddeld 1,5 tot 2 ha per jaar aan nieuwe bedrijfskavels uitgegeven. Die zijn uitgegeven op de terreinen De Wetering en Haarrijn. Inmiddels zijn deze terreinen vrijwel geheel gerealiseerd. Naast nieuw uit te geven kavels is er ook aanbod door herontwikkeling op bestaande kavels op bedrijventerreinen, zoals op Lage Weide en Werkspoorkwartier. In de vraag naar grotere bedrijfskavels (van minstens één hectare) kunnen we als gemeente (en in de regio) niet meer voorzien.

Met name voor het midden- en kleinbedrijf (MKB), met een ruimtebehoefte van 1.000 m² tot 5.000 m² bruto oppervlak, is het belangrijk dat er nieuwe bedrijfskavels beschikbaar komen. Zij worden steeds meer verdrongen door grote (logistieke) bedrijven als gevolg van stijgende grond- en huurprijzen. Start- en scale-ups, creatieve bedrijven, circulaire en duurzame bedrijven en de maakindustrie wil de gemeente behouden op de bedrijventerreinen en daarvoor de juiste ruimte op de juiste plek blijven bieden. Met name op Lage Weide zijn veel bestaande bedrijfskavels al herontwikkeld ten behoeve van nieuwe bedrijvigheid. Het Circulaire bedrijvenpark Strijkviertel is voorlopig de laatste grote locatie in Utrecht waar bedrijfskavels worden uitgegeven.

Circulair Bedrijvenpark Strijkviertel wordt een bedrijventerrein dat geschikt is voor kleinere bedrijven (MKB) en circulaire maakbedrijven die maximaal vallen in categorie 3.1 van de bedrijvenlijst van de VNG. Het accent ligt op werkgelegenheid op MBO-niveau (Middelbaar Beroeps Onderwijs). Het zijn bedrijven die maximaal zo'n 5.000 m² vloeroppervlak nodig hebben. Daarnaast bieden we ruimte voor enkele bedrijfsverzamelgebouwen voor creatieve bedrijven en voor startende en/of kleinere bedrijven. Binnen Circulair bedrijvenpark Strijkviertel is er ongeveer 18 ha aan gemeentelijke uitgeefbare bedrijfskavels.

Toenemend tekort aan sportvelden

De groei van de stad vraagt om extra capaciteit aan sportvoorzieningen. Daarom wordt er ingezet op uitbreiding van sporthallen, zwemwater, sporten in de openbare ruimte en sportvelden. De uitbreiding van de meeste sportvoorzieningen loopt in de pas met de groei van de stad. Uitbreiding van sportvelden blijft echter achter bij de groei van de stad. Als de sportvelden niet meegroeien leidt dit tot verdere wachtlijsten en een negatief effect op de sportdeelname van vooral de jeugd.

Stedelijk is er een tekort van 7 voetbalvelden, 5 trainingsvelden (kunstgras) voetbal, 9 hockeyvelden, 3 à 4 rugbyvelden en 54 tennisbanen in 2040 voorzien.

Op Strijkviertel wordt gekozen voor de uitbreiding van hockey en mogelijk rugby. Er zijn maar beperkt locaties waar deze sporten kunnen uitbreiden. De uitbreiding van sportpark Rijnvliet draagt bij aan het oplossen van het stedelijk tekort en de behoefte in de wijk.

Conclusie

In de tekst onder het kopje Plansituatie is aangetoond dat er in Utrecht voldoende behoefte is aan nieuwe bedrijfslocaties en extra sportvelden. De functies die met dit bestemmingsplan in bestaand stedelijk gebied mogelijk worden gemaakt, voldoen daarmee aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

2.1.4 Structuurvisie Ondergrond

In 2018 hebben de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat en van Economische Zaken en Klimaat de Structuurvisie Ondergrond opgesteld.

De Structuurvisie Ondergrond gaat over de nationale belangen van de drinkwatervoorziening en de energievoorziening, en de weging van beide belangen ten opzichte van elkaar. Het gaat bijvoorbeeld over grondwaterwinning, gaswinning, geothermie en het opslaan van CO2. Deze Structuurvisie beoogt duidelijkheid te verschaffen over de mogelijke combinatie van grondwaterwinning en mijnbouwactiviteiten en tegelijkertijd beide belangen in voldoende mate te dienen. Dat betekent dat er steeds gezocht is naar de balans tussen enerzijds het beschermen van het grondwater voor de toekomstige drinkwatervoorziening en anderzijds het benutten van de ondergrond voor de - transitie naar een duurzame - energievoorziening. In de structuurvisie wordt aangegeven waar activiteiten in de ondergrond ruimtelijk uitgesloten of gecombineerd kunnen worden, nog voorafgaand aan een concreet initiatief.

Plansituatie en conclusie

De Structuurvisie ondergrond heeft een doorwerking in het provinciaal beleid. In paragraaf 5.10 Bodem en ondergrond is op de bodem- en ondergrondsituatie van het plangebied ingegaan. Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de structuurvisie Ondergrond.

2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

2.2.1 Provinciale Omgevingsvisie en Interim Omgevingsverordening

Op 10 maart 2021 stelden Provinciale Staten de Omgevingsvisie en de Interim Omgevingsverordening vast. Beiden zijn in werking getreden op 1 april 2021. De Interim Omgevingsverordening is nodig omdat de Omgevingsverordening alleen onder de Omgevingswet in werking kan treden. Met de Interim Omgevingsverordening kunnen plannen en ambities eerder vormgegeven worden. De Omgevingsverordening heeft van 1 juni 2021 tot en met 12 juli 2021 ter inzage gelegen en zal naar verwachting in maart 2022 vastgesteld worden. De Omgevingsverordening treedt op 1 januari 2024 tegelijk met de Omgevingswet in werking.

In de Omgevingsvisie staat hoe de provincie er in 2050 uitziet. De Omgevingsvisie geeft richting aan de toekomstige en fysieke leefomgeving. Dit is alles op, boven en onder de grond en inclusief de sociale aspecten zoals toegankelijkheid en inclusiviteit. In de Interim Omgevingsverordening staan de regels en instructieregels die daarvoor nodig zijn. Provincie Utrecht geeft bij de onderstaande 7 thema's de provinciale belangen aan die verplichtingen met zich meebrengen. Dat geeft al een doorkijk naar deze instructieregels.

Om voor te sorteren op de toekomst richt de Omgevingsvisie zich op een aantal ontwikkelingen:

  • extra woningen die gebouwd moeten worden;
  • toename van werkgelegenheid;
  • toename van verkeer;
  • energietransitie;
  • klimaatverandering;
  • verandering in de landbouw;
  • versterking van natuur en recreatief groen.

Provincie Utrecht vindt het daarbij belangrijk om de bestaande kwaliteiten te behouden, te versterken en in balans te laten zijn met deze ontwikkelingen. De ruimte voor ontwikkelingen is beperkt, terwijl de vraag naar ruimte groot is.

Uitwerking beleid in 7 thema's
De Omgevingswet staat voor een goede balans tussen het benutten en beschermen van de fysieke leefomgeving en voor het mogelijk maken van lokale afwegingen als een veilige en gezonde leefomgeving daarbij gebaat is. Het beleid voor de gezonde en veilige leefomgeving is beschreven in 7 thema's.

  1. 1. Stad en land gezond
    Dit thema gaat over milieu, gezondheid, recreatie en toerisme. Provincie Utrecht wil graag voor de woon-, werk-, en leefgebieden bereiken dat deze gezond zijn en uitnodigen tot bewegen. In en rondom steden en dorpen moeten voldoende groene gebieden zijn om te recreëren.
  2. 2. Klimaatbestendig en waterrobuust
    Dit thema gaat over een duurzaam en robuust bodem- en watersysteem, een klimaatbestendige en waterveilige leefomgeving en een perspectief voor bodemdalingsgebieden. Provincie Utrecht wil graag bereiken dat er bescherming is tegen overstromingen, een tekort aan zoetwater of de gevolgen van extreem weer (wateroverlast en hitte).
  3. 3. Duurzame energie
    Dit thema gaat over het stimuleren van energiebesparing en het opwekken van duurzame energie uit wind, zon, bodem en water.
  4. 4. Vitale steden en dorpen
    Dit thema gaat over ruimte voor wonen en leven en ruimte voor werken en winkelen. Provincie Utrecht wil graag bereiken dat nieuwe woningen en bedrijven vooral komen op plekken binnen de bebouwde kom. Ook is het belangrijk dat deze plekken goed bereikbaar zijn met trein, bus, tram en fiets. Prioritaire locaties voor grootschalige integrale ontwikkeling zijn onder meer Leidsche Rijn, Utrecht Centraal Station (Beurskwartier/Lombokplein en Merwedekanaalzone), Lunetten-Koningsweg en Utrecht Science Park/Rijnsweerd.
  5. 5. Duurzaam, gezond en veilig bereikbaar
    Dit thema gaat over een goed bereikbare provincie, ontwikkeling bij knooppunten en optimalisatie van netwerken, wegen, OV en fiets. Provincie Utrecht wil graag bereiken dat er nieuwe verbindingen voor openbaar vervoer en (snel)fietspaden komen tussen de woon-, werk-, en leefgebieden. Daarbij moet er beter gebruik gemaakt worden van bestaande wegen.
  6. 6. Levend landschap, erfgoed en cultuur
    Dit thema gaat over aantrekkelijke landschappen en een toegankelijke cultuur en waardevol erfgoed. Provincie Utrecht wil graag bereiken dat veel mensen kunnen genieten van de landschappen, waterlinies, forten, kastelen en buitenplaatsen. Ook is belangrijk dat het cultuuraanbod (zoals festivals en musea) meegroeit met het aantal inwoners.
  7. 7. Toekomstbestendige natuur en landbouw
    Dit thema gaat over een robuuste natuur met hoge biodiversiteit en een duurzame landbouw. Provincie Utrecht wil graag bereiken dat de natuur wordt beschermd en nieuwe natuurgebieden worden aangelegd die elkaar verbinden. Verder worden boeren geholpen om een omslag te maken naar kringlooplandbouw.

Alle thema's moeten in samenhang bekeken worden. Dat betekent dat niet alles overal kan. Met het uitgangspunt slim combineren en concentreren kan de groei van inwoners en bedrijven en een gezonde leefomgeving in balans blijven. Het concentreren richt zich bijvoorbeeld op het bouwen van nieuwe woningen dichtbij stations en in steden en dorpskernen. Op die manier blijft er op andere plekken voldoende ruimte voor bewegen, groen, water en natuur. Hoofdstuk 2 en verder van de Interimverordening bevatten instructieregels voor onder andere bestemmingsplannen. Deze instructieregels hebben betrekking op verschillende thema's zoals water, ondergrond en bodem, bereikbaarheid en mobiliteit, energie, wonen en recreëren. Gemeenten moeten deze instructieregels in acht nemen bij het opstellen van bestemmingsplannen.

Behoefte aan bedrijventerrein

Het plangebied voor het circulair Bedrijvenpark Strijkviertel liggen volgens de provinciale Interim Omgevingsverordening binnen het stedelijk gebied van de gemeente Utrecht. De ontwikkeling van plangebied is opgenomen in het provinciale Programma Wonen en Werken. Daarmee past de beoogde verstedelijking van dit gebied tot een nieuw bedrijvenpark met aanvullende voorzieningen binnen de provinciale beleidskaders.

De in RSU beoogde groei in inwoners (2040; 474.000) vraagt om een evenwichtige groei van onze werkgelegenheid. Conform de RSU moeten er in 2040 ruim 70.000 arbeidsplaatsen bijkomen, waarvan 13.000 banen op bedrijventerreinen. De huidige planvoorraad en de beoogde plannen voor verdichting en uitbreiding voorzien bij lange na niet in deze benodigde groei.

Utrecht wil aantrekkelijke bedrijventerreinen hebben voor bedrijven en werkgevers die in de toekomst veel baanzekerheid geven. We geven aan de ambities uit de RSU invulling middels het regionale strategische vehikel U NED. Utrecht stimuleert de transitie naar een circulaire economie door ruimte te bieden aan bedrijven die circulair werken en bouwen. Evenwichtige banengroei en een transitie naar circulaire werkgelegenheid is echter niet mogelijk zonder ruimte.

Het is noodzakelijk om ons programma van verdichting op de bestaande bedrijventerreinen voor werkgelegenheid uit te voeren. Dit leidt naar verwachting wel tot banenwinst maar kan de beoogde banengroei bij lange na niet invullen.

Er is een bestaande planvoorraad uitgeefbaar bedrijventerrein (1-1-2022) van circa 15 ha welke voor het overgrote deel al in bespreking zijn met marktpartijen.

  • Hooggelegen 1,8
  • Wetering Zuid 9,95
  • Haarrijn 2,6
  • Oudenrijn 1

Daarnaast is het Chw bestemmingsplan ciculaire bedrijvenpark Strijkviertel in voorbereiding van ruim 18 ha nieuwe gemeentelijke uitgeefbare bedrijfskavels dat naar verwachting vanaf 2025 wordt uitgegeven. Dat is het voorliggende plan.

Boven op inzet op de verdichting van bestaand terrein, op de bestaande planvoorraad en op de plannen in voorbereiding (circulair Bedrjvenpark Strijkviertel) is in het kader van RSU berekend dat er nog 74,3 ha nieuw bedrijventerrein gerealiseerd moet worden om volledig aan de behoefte te kunnen voldoen. Ook in de regio (U10) is er een vergelijkbaar tekort aan bedrijfsruimtes.

Het tekort aan bedrijfsruimte is zodanig hardnekkig dat we al regelmatig niet meer kunnen voorzien in de huisvestingsvraag van circulaire-, duurzame en overige MKB-bedrijven (in stad (en regio) Utrecht worden geweigerd. Daarbij is er ook nog sprake van kwalitatieve mismatch. De locaties die wel op de markt komen passen qua omvang, voorwaarden en prijs niet allemaal goed bij de ruimtevraag van bedrijven die moeten verplaatsen. Daarnaast vindt er veel verdringing en prijsopdrijving plaats door de enorme vraag van logistieke bedrijven. De harde boodschap is dat er voor MKB, starters, circulaire bedrijven, duurzame energiebedrijven en verzorgende bedrijven vaak geen plek meer gevonden wordt in onze stad en regio.

Plangebied

In het plangebied wordt ruim 18 hectare nieuw bedrijventerrein ontwikkeld ter aanvulling en uitbreiding van het bestaande areaal bedrijventerrein in Utrecht en de regio. Ook is er ruimte voor enkele ondersteunende voorzieningen en een uitbreiding van het naastgelegen sportpark.

Conclusie

De voorgestelde ontwikkeling van bedrijvenpark circulair Bedrijvenpark Strijkviertel voldoet aan de behoefte aan nieuwe bedrijventerrein en bedrijfskavels en is in overeenstemming met de provinciale omgevingsvisie en omgevingsverordening.

2.2.2 Beleidskader Binnenstedelijke Ontwikkeling (2016)

Het Beleidskader Binnenstedelijke Ontwikkeling is in 2016 vastgesteld. Vanuit de centrale missie 'Utrecht Topregio' is het hoofddoel voor binnenstedelijke ontwikkeling: 'Blijvend aantrekkelijke steden en dorpen waar het goed wonen, werken en ontmoeten is'.

De drie hoofdambities voor binnenstedelijke ontwikkeling zijn:

  • Een aanbod van stedelijke milieus passend bij de vraag. Waaronder het realiseren van een passend woningaanbod, het transformeren, revitaliseren of creëren van werklocaties en het in stand houden en creëren van aantrekkelijke centrumgebieden.
  • Een toekomstbestendige binnenstedelijke kwaliteit. Waaronder het realiseren en versterken van een goede woonomgeving, het creëren van een aantrekkelijk vestigingsmilieu, energieneutrale nieuwbouw en een gezonde binnenstedelijke leefkwaliteit.
  • Optimaal gebruik van de binnenstedelijke ruimte. Waaronder het realiseren van binnenstedelijke woningbouw, transformatie van bestaande bedrijventerreinen en kantorenlocaties en beleefbaar water en groen in het stedelijk gebied.


De focus bij binnenstedelijke ontwikkeling ligt op vastgoed en openbare ruimte. Van provinciale betrokkenheid bij binnenstedelijke ontwikkeling kan pas sprake zijn als een of meer van de stedelijke functies wonen, werken, winkelen aan de orde is. Bij wonen gaat het vooral om toevoeging van woningen om bij te dragen aan het wegwerken van het woningtekort, terwijl het bij werken en winkelen vooral gaat om transformeren, revitaliseren en herstructureren. Uitvoering vindt enerzijds plaats door 'verbinding in gebieden' en anderzijds door 'verbinding op thema'.

Conclusie

Met het toevoegen van de stedelijke functies waarin dit bestemmingsplan voorziet, is de ontwikkeling van het plangebied in overeenstemming met het Beleidskader Binnenstedelijke Ontwikkeling.

2.2.3 Economische Visie 2020 - 2027 Focus op een vitale en duurzame economie

De provincie Utrecht wil het economische beleid de komende jaren focussen op een duurzame en vitale economie. Met het beleid wil de provincie de economie robuuster maken voor economische schokken en klaar maken voor toekomstige veranderingen. De economische visie is gericht op alle partijen in het economisch systeem: ondernemers, werknemers, kennisinstellingen, gemeenten, belangenorganisaties etc.

De missie van de provincie Utrecht is: "Economische ontwikkeling moet bijdragen aan het bereiken van maatschappelijke doelen en daarmee aan de brede welvaart. Specifiek gericht op economie werkt de provincie Utrecht aan een sterke competitieve duurzame economische structuur met aantrekkelijke en toekomstbestendige voorzieningen voor bedrijven en werknemers en maakt innovatieve ontwikkelingen op het gebied van gezond stedelijk leven en circulaire economie mogelijk". Om deze missie te kunnen realiseren werkt de provincie aan de volgende beleidsdoelen:

  • het bedrijfsleven en werknemers zijn toegerust op de toekomst;
  • het economisch profiel (gezond stedelijk leven) is sterk, competitief en zichtbaar;
  • bedrijven en (kennis)instellingen zijn innovatief sterk;
  • er zijn voldoende vestigingsmogelijkheden in aantal en kwaliteit.


In de economische visie zijn aan bovengenoemde beleidsdoelen meerjarendoelen en hoofdactiviteiten gekoppeld.

Plansituatie en conclusie
De ontwikkeling van het circulaire en duurzame bedrijvenpark Strijkviertel past binnen de doelstellingen van de provinciale Economische Visie. Het plangebied biedt onder andere een interessante vestigingsplaats voor creatieve bedrijvigheid en start ups en scale-ups. Dit zijn bedrijven die bijdragen aan innovatieve oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken. Ook worden met dit bestemmingsplan nieuwe vestigingsmogelijkheden geïntroduceerd voor overige (maak)bedrijven. Het plan draagt dan ook bij aan het streven om voldoende vestigingsmogelijkheden in de stad te bieden.

2.2.4 Bodem-, Water- en Milieuplan 2016-2021

De provincie Utrecht legt het beleid op basis van de provinciale wettelijke taken voor bodem, water en milieu vast voor de periode 2016-2021 in het Bodem-, Water- en Milieuplan 2016-2021 (BWM-plan).

Het BWM-plan richt zich op vier belangrijke maatschappelijke opgaven, ook wel prioriteiten genoemd. De prioriteiten zijn: waterveiligheid en wateroverlast, schoon en voldoende oppervlaktewater, ondergrond en leefkwaliteit stedelijk gebied. Deze prioriteiten dragen rechtstreeks bij aan de kerntaken van de provincie (economische ontwikkeling, ruimtelijke ontwikkeling, natuur en landschap, bereikbaarheid en cultuurhistorisch erfgoed).

Naast prioriteiten heeft de provincie basiskwaliteiten benoemd voor het bodem-, water- en milieubeleid. Deze zijn bodemkwaliteit, waterkwaliteit, waterkwantiteit, lucht, geluid (inclusief geur en licht) en externe veiligheid. Deze zes basiskwaliteiten zijn voorwaardelijk voor het uitvoeren van de provinciale kerntaken en het realiseren van de ontwikkelopgaven en vormen een stevige basis voor een veilige, gezonde en duurzame woon-, werk- en leefomgeving. Aan de basiskwaliteiten liggen wettelijke normen ten grondslag waarmee de minimumkwaliteit bepaald is. Waar de basiskwaliteiten in bestaande situaties niet voldoen aan de eisen en wensen van het gebruik, biedt het bodem-, water- en milieubeleid handvatten die het oplossen of verminderen van de problemen ondersteunen.

2.2.5 Waterbeheerprogramma 2022-2027: Stroomopwaarts, klimaatbestendig en duurzaam

Water is een belangrijke pijler van een veilige, gezonde en prettige leefomgeving. Vanuit die achtergrond werkt Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden aan bescherming tegen onder andere overstromingen, een gezond grond- en oppervlaktewatersysteem, het waterkwaliteitsniveau, het bevorderen van biodiversiteit en het zuiveren van afvalwater.

Het waterschap heeft haar ambities en visies over schoon en gezond water, duurzaamheid en een waterveilig en klimaatbestendig gebied vastgelegd in het Waterbeheerprogramma 2022-2027: Stroomopwaarts, klimaatbestendig en duurzaam. Elk zes jaar wordt dit document herzien. De vorige versie betrof de Waterkoers: 2016-2021.

Het waterschap wil transparant, doelmatig en effectief bijdragen aan gezond leven in een toekomstbestendig gebied. Klimaatadaptatie, de energietransitie, circulariteit, bodemdaling, droogte en biodiversiteit hebben allemaal een watercomponent. In de koers wordt gekozen om extra in te spannen om water een sturende rol te laten hebben in de ruimtelijke inrichting. Het waterschap wil die sturende rol invullen door aan te sluiten bij gebiedsallianties en andere regionale samenwerkingen waar ruimtelijke opgaven samenkomen en er gebiedsgerichte ontwikkeling plaatsvindt. Daarnaast wordt gericht op het zuiver en duurzaam voor de toekomst werken door onder andere extra inspanning te leveren op zuiveringen voor gezond oppervlaktewater en het sluiten van regionale water- en grondstofkringlopen.

Plangebied

De kaders en het beleid uit het waterbeheerprogramma van het waterschap is in een vroeg stadium meegenomen bij de ontwikkeling en planvorming voor het Circulaire bedrijvenpark Strijkviertel. Deze kaders en dit beleid zijn dan ook meegenomen bij de uitgevoerde watertoets voor de ontwikkeling van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel, zie paragraaf 5.13. Het voorliggende plan past binnen het waterbeheerprogramma van het waterschap.

2.2.6 Voor jong & altijd, Cultuur- en Erfgoedprogramma 2020-2023

In het cultuur- en erfgoedprogramma geeft de provincie haar rol op het gebied van cultuur vorm en inhoud. Het cultuur- en erfgoedprogramma is op 3 juni 2020 vastgesteld door Provinciale Staten van Utrecht. Het hoofddoel van het cultuur- en erfgoedbeleid van de provincie Utrecht is: bijdragen aan de toegankelijkheid van cultuur en de instandhouding van waardevol erfgoed, zodat bewoners en bezoekers van de provincie Utrecht hiervan kunnen leren en genieten.

Het cultuur- en erfgoedprogramma bevat twee beleidsdoelen:

A: Versterken van de culturele infrastructuur

  • Cultuureducatie aanbieden
  • Bibliothekennetwerk faciliteren
  • Festivals laten floreren
  • Het cultuurprofiel van Utrecht verstevigen

B: Behouden, benutten en beleven van cultureel erfgoed

  • De kwaliteit van de leefomgeving versterken
  • Monumenten duurzaam restaureren en gebruiken
  • Utrechts erfgoed beheren en bekend maken

Plangebied

De aanwezige archeologische waarden in het plangebied zijn zorgvuldig onderzocht en gedocumenteerd. Op basis hiervan is de gewenste ontwikkeling van het plangebied mogelijk en wordt voldoende recht gedaan aan deze archeologischge waarden. Op het nieuwe circulaire bedrijvenpark zal een mix van circulaire maakbedrijven komen. Het organisaren van kleinere evenementen en festivals is mogelijk binnen het plangebied.

2.3 Gemeentelijk Beleid

2.3.1 Coalitieakkoord 'Investeren in Utrecht: kiezen voor gelijke kansen, betaalbaar wonen en klimaat'

Op 1 juni 2022 is het coalitieakkoord gepresenteerd. In het coalitieakkoord staat aan welke onderwerpen de coalitiepartijen GroenLinks, D66, PvdA, Student&Starter en ChristenUnie de komende jaren in Utrecht willen werken. In Utrecht wordt gebouwd, gewerkt en geleefd. Het gaat goed met veel inwoners. Maar er zijn ook Utrechters die moeite hebben mee te komen in de maatschappij.

De coalitiepartijen willen werken aan gelijke kansen, betaalbare woningen en het klimaat:

  • De groeiende ongelijkheid in de stad. We zetten een stap extra voor Utrechters die steun in de rug nodig hebben. De aandacht gaat vooral uit naar Utrechters bij wie het niet vanzelf goed gaat. Voor de doelen en maatregelen in het coalitieakkoord geldt het principe ‘ongelijk investeren voor gelijke kansen’. Sociale en ruimtelijke vraagstukken gaan hier hand in hand: een prettige en veilige leefomgeving met voldoende voorzieningen, goed onderwijs, een stage of baan en (mentale) gezondheid zijn hierbij allemaal belangrijk.
  • De grote woningnood. Met een sociaal volkshuisvestingsbeleid willen we ervoor zorgen dat mensen in onze stad kunnen blijven wonen of kunnen komen wonen. We vinden het belangrijk dat Utrecht een leefbare, betaalbare, duurzame en gezonde stad is en blijft. Groei is geen doel op zich, het moetduurzaam in balans zijn. Dat betekent dat er ruimte moet zijn voor zowel rust als reuring. Het houdt ook in dat woningen duurzaam, betaalbaar en van goede kwaliteit zijn. En het betekent ook dat er genoeg voorzieningen in de wijken zijn. Het grote tekort aan betaalbare woningen vergroot de ongelijkheid tussen mensen. Daarom grijpen we als overheid in bij grote ongelijkheid op de woningmarkt. Ook hier is extra aandacht voor groepen die niet automatisch de ruimte krijgen, zoals mensen met lage inkomens, studenten, daklozen, starters en ouderen.
  • De klimaatcrisis. We kiezen voor stevige maatregelen om een bijdrage te leveren aan het aanpakken van de klimaatcrisis. We benutten alle mogelijkheden voor duurzame energieproductie binnen onze gemeentegrenzen en gaan met bewoners en ondernemers ambitieus aan de slag met energiebesparing. Nieuwbouw is energiezuinig en klimaatadaptief en we gaan actief aan de slag met geothermie en aquathermie. We blijven investeren in lopen, fietsen, openbaar vervoer en elektrisch rijden om de brandstofmotor uit de stad te laten verdwijnen. Daarmee lossen we als stad de klimaatcrisis niet in ons eentje op, maar doen we binnen onze mogelijkheden wel alles om een bijdrage te leveren aan de wereldwijde klimaataanpak. We geven groen in de stad een flinke impuls en we maken de openbare ruimte zoveel mogelijk publiek toegankelijk. Rond de stad creëren we natuur en landschap van groter formaat met een combinatie van natuur, recreatie en energieproductie.

Naast deze 3 grote opdrachten zien we ook veel kansen voor Utrecht. Utrecht is een (veer)krachtigestad. Kennisinstituten, bedrijven en maatschappelijke organisaties die zich bezighouden met gezondheid voegen zich samen in onze stad en regio. Dit past heel goed bij het doel dat we als gemeente al jaren hebben: gezond stedelijk leven voor iedereen mogelijk maken. Samenwerking met (maatschappelijke) partners op het thema gezondheid is één van de manieren om de grote uitdagingen van onze tijd aan te pakken.

Plangebied

In het huidige coalitieakkoord komt ciculair Bedrijvenpark Strijkviertel een aantal malen aan bod, zie de teksten hieronder.

Via de Regionale ontwikkelingsmaatschappij (ROM) stimuleren we de focus op sectoren zoals gezondheidszorg, bouw, energietransitie en ICT. En op locaties zoals Lage Weide, Werkspoorkwartier en Strijkviertel. Deze drie locaties staan bekend om hun profiel rondom de circulaire maakindustrie. Op de locaties Werkspoorkwartier en circulair Bedrijvenpark Strijkviertel is met name ook ruimte voor creatieve bedrijvigheid.

In Utrecht is er een tekort aan binnen- en buitensportlocaties. De aantallen uit het rapport van het Mulier instituut maken duidelijk dat we een been bij moeten trekken en dat gaan we ook doen. In 2021 is al gestart met de variantenstudies voor inpassing van extra sportvelden op de sportparken Maarschalkerweerd, Nieuw Welgelegen en Rijnvliet/Strijkviertel. Via het investeringspakket 'Groei in Balans' investeren we in voldoende passende sportvoorzieningen in de stad.

We hebben in Utrecht het ambitieuze doel om in 2050 volledig circulair te zijn, in 2030 maximaal de helft aan primaire grondstoffen te gebruiken en onze maximale bijdrage te leveren aan het halen van nationale en internationale doelstellingen ten aanzien van CO2-reductie. We zien kansen de circulaire ambities te verknopen aan de andere transities op het gebied van openbare ruimte, energie en woningbouw. De komende jaren gaan we daarom door met onze inzet op de circulaire economie. Onze focus is op de circulaire economie en maakindustrie (bijvoorbeeld op Lage Weide, Werkspoorkwartier en circulair Bedrijvenpark Strijkviertel) en wij zetten het beleid in langs onze principes zoals brede welvaart, inclusiviteit en het ecologisch plafond. Utrecht is een stad die kans heeft om een voorloper te zijn op veel gebieden, zoals de energietransitie, gezondheid en onderwijs. Die kans om voorloper te worden grijpen we graag aan.

De ontwikkeling van het circulaire Bedrijvenpark Strijkviertel past binnen het coalitieakkoord mede door ruimte te bieden aan circulaire maakbedrijven en creatieve bedrijven en door ruimte te bieden voor uitbreiding van buitensportlocaties en gebouwde sportvoorzieningen binnen het plangebied.

2.3.2 Omgevingsvisie Utrecht

In de omgevingsvisie staat wat het gemeentelijke beleid is voor de 'fysieke leefomgeving'. Dit is de omgeving waarin we wonen, werken en recreëren. De ondergrond, de lucht en het water maken deel uit van de leefomgeving, maar ook de gebouwen, bestrating en planten. De omgevingsvisie bevat drie niveaus:

  1. 1. De koers: het beleid voor de lange termijn.
    Utrecht kiest voor een gezonde groei als koers voor de lange termijn. Utrecht groeit van een gemeente met 340.000 inwoners in 2016 naar ongeveer 455.000 inwoners in 2040. Daarom bouwen we de komende jaren duizenden woningen. Bij het bouwen van nieuwe woningen staan gezondheid, leefbaarheid en duurzaamheid voorop. De gemeente wil de woningen binnen het stedelijk gebied bouwen en daarbij flink investeren in de openbare ruimte en voorzieningen.
  2. 2. Thematisch beleid: het gemeentelijke beleid over een bepaald onderwerp.
    Het thematisch beleid, ook wel sectoraal beleid genoemd, beziet een bepaald aspect van de fysieke leefomgeving, bijvoorbeeld geluidhinder, verkeer of bodemkwaliteit. Deze aspecten vertegenwoordigen een belang dat door het gemeentebestuur wordt meegewogen, als het bestuur een besluit neemt over een activiteit die invloed kan hebben op de fysieke leefomgeving. Bij het bouwen van een nieuwe woonwijk, onderzoekt de gemeente of dat wel kan gezien de geluidhinder rond die woonwijk, of het verkeer wel goed afgewikkeld kan worden en of de bodemgesteldheid het bouwen van woningen toelaat. De uitkomst van dat onderzoek kan bijvoorbeeld zijn dat de gemeente het bouwen niet gaat toestaan of onder bepaalde voorwaarden.
  3. 3. Gebiedsbeleid: beleid dat alleen in een bepaald gebied geldt.
    In gebiedsbeleid staat wat de gemeente in een gebied, wijk of buurt wil. De koers en het thematische beleid worden vertaald in beleid voor dat gebied, voor zover dat mogelijk is. Uit het gebiedsbeleid kan afgeleid worden welke veranderingen de gemeente wil toestaan en welke waarden in het gebied behouden moeten blijven.


De omgevingsvisie is digitaal te raadplegen via: www.utrecht.nl/bestuur-en-organisatie/beleid/omgevingsvisie/.

Niet alle gemeentelijke beleidskaders hebben betrekking op het plangebied. Hieronder worden daarom alleen de relevante beleidskaders nader toegelicht.

2.3.3 Overig gemeentelijk beleid

De Utrechtse Erfgoedagenda (2013)
De Utrechtse Erfgoedagenda is in 2013 vastgesteld. Utrecht heeft veel erfgoed. Van bewoningssporen uit de bronstijd tot naoorlogse bouwkunst in wijken als Kanaleneiland en Overvecht. Utrecht is een van de oudste steden van Nederland en dat is overal terug te vinden. Utrecht is in de afgelopen decennia zo zorgvuldig mogelijk met het erfgoed omgegaan. En zal dit blijven doen.

De Utrechtse Erfgoedagenda beschrijft het beleid, de projecten en de aandachtsgebieden met betrekking tot monumenten, archeologie en architectuur- en bouwhistorie en de mate waarin deze objecten toegankelijk zijn voor publiek.

In paragraaf 5.14 'Archeologie' is opgenomen op welke wijze onder andere de Utrechtse Erfgoedagenda is meegenomen in de planvorming.

Actieplan goederenvervoer 2015-2020 (2015)
De doelstelling van het actieplan is: de gemeente Utrecht streeft samen met het bedrijfsleven naar hogere efficiëntie in de logistiek en naar hoogwaardig ingepast, slim en schoon goederenvervoer in Utrecht, als bouwstenen van een aantrekkelijke en bereikbare stad. Daarnaast richt het actieplan zich op verbetering van de leefbaarheid en gezondheid, hoogwaardiger ruimtelijke kwaliteit, hoogwaardiger economisch functioneren, verbetering van de bereikbaarheid, reductie van het energiegebruik, beperking van de milieudruk (lucht en geluid) en verbetering van de verkeersveiligheid.

Aan de hand van de thema's innovatie, infrastructuur, efficiënte bevoorrading, Lage Weide/Port of Utrecht, bouwlogistiek en consumentenlogistiek worden de projecten voor het nieuwe actieplan gepresenteerd.

Plangebied
De ontwikkeling van circulair bedrijvenpark Strijkviertel past binnen de kaders van dit actieplan en draagt hiermee bij aan een aantrekkelijke en bereikbare stad.

Geluidnota Utrecht 2014-2018 (2014)
De Geluidnota Utrecht 2014-2018 is op 11 februari 2014 vastgesteld. Dit beleid gaat over het beperken en minimaliseren van geluidhinder bij ruimtelijke ontwikkelingen in Utrecht.

De Geluidnota heeft betrekking op weg-, rail- en industrielawaai. Hiervoor is landelijke wet- en regelgeving van toepassing. Daarbinnen is echter ook ruimte voor gemeentelijke beleidsvrijheden. In de Geluidnota wordt aangegeven hoe hier mee wordt omgegaan.

De belangrijkste regels uit de Geluidnota zijn:

  • nieuw te bestemmen woningen beschikken over een geluidsluwe gevel, een rustige buitenruimte en een akoestisch goede woningindeling;
  • behoud van goed akoestisch woon- en leefklimaat in rustige woonwijken bij bestemmen van nieuwe woningen en bedrijven in elkaars nabijheid.


Ook onderwerpen, die meer algemeen onder het begrip "een goede ruimtelijke ordening" vallen, worden in de Geluidnota beschreven.

Plangebied

In het plangebied komen geen nieuwe geluid gevoelige functies en bestemmingen.

Utrecht Circulair

Utrecht Circulair 2020-2023

Utrecht wil in 2050 een circulaire stad zijn. Daarmee volgt Utrecht het rijksbrede programma zoals dat is ingezet op de ambitie om geheel Nederland in 2050 circulair te hebben. Utrecht Circulair 2020-2023 maakt onderdeel uit van de Omgevingsvisie en is een eerste stap op weg naar 2050. Utrecht willen we samen met allerlei bedrijven, onderwijsinstellingen, instanties en bewoners circulair maken. We kunnen dat niet alleen.

Utrechtse circulaire ambities

We willen naar een afvalvrije economie. Daarbij gaat het om een economie waarin grondstoffen worden hergebruikt en afval niet bestaat. We gaan bij Utrecht Circulair uit van een regionaal gebied. Alle grondstoffen die er nu al binnen dat gebied zijn blijven er zoveel mogelijk. Dit om weer te kunnen worden ingezet in dit gebied. We willen steeds meer inzicht krijgen in de hoeveelheden en soorten grondstoffen en biologische en technische kringlopen. Het levert ook nieuwe businessmodellen op. De verwachting is dat er in de loop van de tijd wel steeds meer circulaire grondstoffen, materialen en producten van buiten het gebied in komen, omdat ze dan inmiddels circulair ontwikkeld zijn en Utrecht een groeiende stad is. Daarbij gaat het wel om grondstoffen die hernieuwbaar zijn (bijvoorbeeld hout) of oneindig weer hoogwaardig zijn te gebruiken (bijvoorbeeld gedemonteerd staal).

De aanpak Utrecht Circulair is vooral gericht op de gebouwde omgeving. Zo is de binnenstedelijke woningbouwopgave van groot belang voor de circulaire ambitie. Er hoeft minder infrastructuur hoeft te worden aangelegd, er is gebruik te maken van veel bestaande voorzieningen, bestaande gebouwen worden getransformeerd en er wordt minder druk op het landschap om Utrecht gelegd. Daarbij komt dat nieuwe woningen circulair zijn te bouwen. Ook de doorontwikkeling van de deeleconomie zal haar bijdrage leveren. In de stad zullen we zorgvuldig om moeten gaan met bestaande waarden en grondstoffen.

Op basis van gemeentelijke beïnvloedingsmogelijkheden zijn de volgende circulaire ambities met prioriteit geformuleerd:

  1. a. Utrecht versterkt het vestigingsklimaat voor circulaire bedrijven
  2. b. Utrecht versterkt het investeringsklimaat en koopt circulair in
  3. c. Utrecht stimuleert circulair gebiedsontwikkeling en circulair bouwen
  4. d. Utrecht wordt afvalvrij (van afval naar grondstof.
  5. e. Utrecht stimuleert opleiden voor circulair bouwen en circulair ondernemen en werkt aan een circulaire kennisagenda

Plangebied
De ontwikkeling van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel is mede gericht op de circulaire ambities van de gemeente Utrecht en in het gebied is veel ruimte voor circulariteit en circulaire bedrijven en gebouwen. Ook bij de vormgeving en aanleg van de openbare ruimte in het gebied is circulariteit een belangrijk aandachtspunt. Zie verder Hoofdstuk 4 Planbeschrijving.

Nota externe veiligheid (2007)
De Nota externe veiligheid, die in 2007 is vastgesteld, gaat in op het beleid van de gemeente Utrecht voor de beheersing van risico's als gevolg van het werken met gevaarlijke stoffen in inrichtingen (bedrijf, productielocatie of kantoor) en het vervoer van gevaarlijke stoffen. De genoemde risico's zijn veiligheidsrisico's voor mensen die zich in de buurt van de inrichting of het transport bevinden.

De beleidskeuzes hebben betrekking op nieuwe situaties, waarin een risicobron zich vestigt of uitbreidt of een risico-ontvanger, zoals een woning, planologisch mogelijk wordt gemaakt. De randvoorwaarden en regels zijn vertaald in afstandseisen tussen risicobronnen (bedrijven, transportroutes (weg, spoorweg, vaarweg) of buisleidingen) en omgevingsobjecten. De gemeente Utrecht kiest ervoor om geen zwaardere veiligheidseisen op te leggen dan die vermeld staan in de risiconormering van de rijksoverheid. In sommige gevallen biedt de rijksregelgeving ruimte tot afwijken van de normering. In de Nota spreekt de gemeente zich uit om terughoudend om te gaan met de mogelijkheid tot afwijken.

In paragraaf 5.7 is het onderwerp Externe Veiligheid uitvoering beschreven en wordt het uitgevoerde onderzoek toegelicht.

2.4 Conclusie

De ontwikkeling van Circulair bedrijvenpark Strijkviertel tot een circulair bedrijvenpark past binnen het relevante Rijksbeleid, provinciaal en regionaal beleid en binnen gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft inzicht in de huidige situatie in het plangebied en analyseert het gebied in ruimtelijk en functioneel opzicht.

3.2 Beschrijving Van Het Plangebied

3.2.1 Historische ontwikkeling

Het gebied Strijkviertel is al lange tijd geleden door mensen bewoond geweest en ook bewerkt ten behoeve van voedselproductie. Ook de aanwezigheid van de loop van de Leidse Rijn in het plangebied is hierbij van groot balng geweest. Het grootste deel van dit plangebied is in de afgelopen jaren archeologisch onderzocht. Zo is ter plaatse van de tennisvereniging een Duitse bommenwerper (Junkers88A) opgegraven. Ten zuiden van de manege is een mogelijke cultusplaats onderzocht en in het zuidelijk deel van het plangebied is bij proefonderzoek een nederzetting en een eendenkooi uit de IJzertijd gevonden.

In paragraaf 5.14 wordt het onderwerp archeologie en worden de uitgevoerde onderzoeken beschreven.

3.2.2 Monumenten, beeldbepalende elementen en cultuurhistorie

Het gebied kent een zeer oude geschiedenis en dat heeft te maken met de ligging in het stroomgebied van rivieren die hier lang voor het begin van de jaartelling stroomden. Deze stroomgordels zorgden voor hoger en lager gelegen delen. In het gebied zijn nog sporen van de rivieren en van de zogenaamde crevasses, geulen die zijn ontstaan zijn door een doorbraak. Op de onderstaande afbeelding zijn de stroomgordel en crevasses op een kaart weergegeven. Op de hoger gelegen delen kan in de bronstijd (2000 v. Chr.) bewoning hebben plaatsgevonden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPCIRBEDPARKSTRIJK-ON01_0002.png"D

Het gehele plangebied is in de afgelopen jaren zorgvuldig archeologisch onderzocht. Delen van het plangebied zijn vroeger in gebruik geweest en bewerkt door bewoners. In hoofdstuk 5.14 is het onderwerp archeologie nader toegelicht.

3.2.3 Structuurbepalende elementen

In het plangebied wordt de huidige structuur vooral bepaalde door de kavelrichting van de graslanden en door de C.H. Letschertweg. Ook de bestaande sportvelden, de manege en de Strijkviertelplas bepalen de aanwezige structuur.

3.3 Beschrijving Van De Bestaande Functies In Het Plangebied

Het plangebied is nu voornamelijk tijdelijk agrarisch in gebruik als grasland in afwachting van de transformatie van het gebied. Aan de oostkant en aan de zuidkant van het plangebied ligt de C.H. Letschertweg. Deze weg blijft ook in de nieuwe situatie behouden en is de hoofdontsluiting van het plangebied. Ten westen van het plangebied ligt de Strijkviertelplas en deze recreatieplas blijft behouden. Aan de noordzijde van het plangebied ligt het sportpark Rijnvliet met onder andere een rijhal, rugby, voetbal, hockey en tennis. Dit sportpark blijft behouden en krijgt een beperkte uitbreiding als gevolg van het voorliggende bestemmingsplan. In het zuidelijk en oostelijk deel is een brede groenzone aanwezig tussen de Rijksweg A2 en de Letschertweg.

3.4 Conclusie

Het plangebied zal door de gemeente worden ontwikkeld van het huidige extensieve agrarische gebruik naar een nieuw en circulair bedrijvenpark. De gemeentelijke uitgeefbare bedrijfskavels hebben een oppervlakte van ruim 18 hectare.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Circulair Bedrijvenpark Strijkviertel

De gemeente Utrecht gaat het plangebied circulair Bedrijventerrein Strijkviertel ontwikkelen tot een nieuw circuliar bedrijventerrein. In dit gebied komt ruim 18 hectare nieuwe bedrijfskavels die door de gemeente zullen worden uitgegeven specifiek voor maakbedrijven en alle bijbehorende voorzieningen.

Prettig werken en verblijven in de nabijheid van de mooie Strijkviertelplas. Dat is wat we voor ogen hebben met de ontwikkeling van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel. In Utrecht willen we de groei van de werkgelegenheid mee laten groeien met de groei van het aantal inwoners: werken en wonen in de stad. Circulair Bedrijvenpark Strijkviertel wordt een plek voor de stad om te werken, recreëren, sporten, wandelen en fietsen.

Met volop aandacht voor gezond stedelijk leven ontwikkelen we dit terrein op duurzame en circulaire wijze. Utrecht is één van de koplopers in Nederland in de verandering van een lineaire naar een circulaire economie. Een circulaire economie draagt bij aan de benodigde CO2-reductie. Door hergebruik wordt de economie afvalvrij, worden er minder nieuwe grondstoffen gebruikt en is er minder afval om te verbranden. Het vraagt om een radicale verandering van zowel economie als ruimte, ook van governance en financiering. De ambitie van het Rijk is om in 2050 een volledig circulaire economie te hebben. En om in 2030 een (tussen)doelstelling te realiseren van 50% minder gebruik van primaire grondstoffen (mineraal, fossiel en metalen). Een circulaire economie heeft een directe (ruimtelijke) invloed op de trends van wonen, mobiliteit, werken en groen.

De bedrijven op Circuliar Bedrijvenpark Strijkviertel zijn in hun branche koploper op het gebied van circulariteit, duurzaamheid en innovatie. Zij effenen de weg voor bedrijven die in de nabije toekomst hun bedrijfsbebouwing, productie en bedrijfsvoering verduurzamen. Zo bouwen we aan de Utrechtse circulaire economie. Circulair Bedrijvenpark Strijkviertel wordt een bedrijventerrein dat geschikt is voor kleinere bedrijven (MKB) en circulaire maakbedrijven die maximaal vallen in categorie 3.1 van de bedrijvenlijst van de VNG. De mogelijke overlast van dit bedrijventerrein wordt door deze maximering beperkt en deze functie is hiermee goed inpasbaar in het gebied en de omgeving.

Prettig verblijven, circulair bouwen, circulaire economie en efficiënt en multifunctioneel ruimtegebruik zijn de uitgangspunten voor de ontwikkeling en het ontwerp. Het bouwen van circulaire bedrijfsgebouwen in meerdere bouwlagen is gewenst en wordt door de gemeente gestimuleerd. Meerdere bedrijven kunnen in 1 gebouw onderdak vinden en naast of boven elkaar hun bedrijf uitoefenen. Ook het gebruik van daken van bedrijfsgebouwen voor diverse functies is gewenst en wordt gestimuleerd.

  • Naast het creëren van werkgelegenheid geven we veel aandacht en ruimte aan groen in het gebied. Het plangebied is omgeven door gemeentelijke hoofdgroenstructuur, een sportpark, woonwijk en recreatieplas. De groene omgeving zetten we door in het plangebied. Dat is mogelijk door het groen vooral in de openbare ruimte te concentreren, zodat iedereen er gebruik van kan maken. De parkachtige openbare ruimte is prettig om in te verblijven. Hoofdelement in het ontwerp is het Balkon in de Strijkviertelplas. Dit geeft directe toegang tot de Strijkviertelplas en biedt ruimte voor recreatie, sport en vertier. Wandel- en fietspaden nodigen uit tot bewegen en bevorderen gezonde mobiliteit. Het bedrijvenpark is ook 's avonds en in het weekend levendig door een goede mix van bedrijven, tijdelijke initiatieven en kleinschalige vrije tijdsbedrijven. Werken en recreëren in een groene en duurzame omgeving is het motto voor de ontwikkeling van het Circulaire Bedrijvenpark.
  • De integrale duurzame gebiedsontwikkeling van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel loopt gelijk op met de algemene verandering van een lineaire naar een circulaire economie. Een economie die bijdraagt aan het welzijn van mens en dier, waarin materialen worden gebruikt en hergebruikt zonder natuurlijke hulpbronnen onnodig uit te putten, de leefomgeving te vervuilen en ecosystemen aan te tasten. Speerpunt in de gebiedsontwikkeling is het circulair bouwen van gebouwen en van de openbare ruimte. Andere duurzame thema's waar we op inzetten zijn het mobiliteitsconcept, duurzame energievoorziening, groen en ecologie, klimaatadaptatie en het verbinden van leren (Middelbaar Beroeps Onderwijs) en werken.
  • In het gebied circulair Bedrijvenpark Strijkviertel krijgen veel functies een plek: werken, sporten, groen, recreëren. Om dat goed te kunnen combineren én een gebied met kwaliteit te creëren, hebben we keuzes gemaakt om de beschikbare ruimte zo efficiënt mogelijk te gebruiken en het gebied circulair te ontwikkelen. Een belangrijke keus is om 'groen' in de openbare ruimte te concentreren, zoals hierboven beschreven. Dat maakt een efficiënte indeling op de bedrijfskavels mogelijk en is er meer ruimte voor werkgelegenheid. De bedrijfskavels geven we uit in kavelvelden, waarop meerdere bedrijven en bedrijfsgebouwen een plek hebben. Dat maakt het mogelijk functies, zoals parkeren en bevoorrading, op de bedrijfskavels te delen. Circulair Bedrijvenpark Strijkviertel wordt een circulair ontwikkeld terrein met circulaire bedrijven en circulaire gebouwen voor de stad. De circulaire bedrijfskavels bieden vanaf 2025 plek aan circulaire ondernemingen die Utrecht en de Utrechtse regio als basis hebben. Een breed scala aan bedrijven kan zich op het Circulaire Bedrijvenpark Strijkviertel vestigen: (duurzame) bouw en energie, laboratoria, ICT, maakbedrijven, startende bedrijven, jonge bedrijven die groeien (scale ups), duurzame en emissieloze stadsdistributie voor de stad Utrecht, creatieve bedrijven, kleinschalige multifunctionele sport en vrije tijdsbedrijven.

Aan deze sectoren is in de stad nu en in de toekomst grote behoefte. De bedrijven zijn arbeidsintensief en zorgen in totaal voor zo'n 1.900 arbeidsplaatsen voor werknemers die in Utrecht en omgeving wonen en zo dicht bij huis kunnen werken. Het accent ligt op werkgelegenheid op MBO-niveau (Middelbaar Beroeps Onderwijs). Het zijn bedrijven die maximaal zo'n 5.000 m² vloeroppervlak nodig hebben. Daarnaast bieden we ruimte voor enkele bedrijfsverzamelgebouwen voor creatieve bedrijven en voor startende en/of kleinere bedrijven.

Met de groei van de stad zijn er ook meer sportvelden nodig. Onderdeel van het gebied is daarom uitbreiding van Sportpark Rijnvliet met 2 sportvelden. Het gaat om een hockeyveld en hockey- of rugbyveld. De keuze voor het type veld hangt af er mogelijkheden zijn om op een andere plek het hockeyveld te realiseren. De sportvelden worden in overleg met de sportverenigingen aangelegd.

Totdat de kavels door de gemeente worden uitgegeven geven we ondernemers en andere initiatiefnemers de kans om met tijdelijke initiatieven enkele kavels van het terrein al te gebruiken. Dit draagt bij aan de duurzame ambities en aan de levendigheid voor de omgeving.

Voor onderwijs biedt circulair Bedrijvenpark Strijkviertel een grote kans om studenten op te leiden in de circulaire wijze van ontwerpen en produceren. Studenten van MBO-scholen in Utrecht werken daarom al vanaf de ontwerpfase mee aan de ontwikkeling van het bedrijvenpark. De ambitie is dat studenten werkervaring opdoen bij de bedrijven op circulair Bedrijvenpark Strijkviertel die tevens leerbedrijf zijn. Ook verkennen we de mogelijkheden voor 'pop up'-onderwijs, met een (tijdelijke) vestiging van MBO op het Bedrijvenpark.

Kortom, circulair bedrijvenpark Strijkviertel wordt een bijzonder bedrijvenpark, door:

  • de circulaire ontwikkeling van het gebied
  • de circulaire bedrijven en circulaire gebouwen
  • de levendigheid in en buiten werktijd door een goede mix van bedrijven, recreatie en sport
  • de bijzondere invulling van het gebied door meerlaagse gebouwen, meerdere maaivelden en stedelijke uitstraling
  • het vele groen en water in het bedrijvenpark
  • de recreatiemogelijkheden
  • samenwerken tussen partijen die gebruik maken van het bedrijvenpark

4.1.1 Programma

Circulair Bedrijvenpark Strijkviertel heeft ruim 18 hectare nieuw uitgeefbaar bedrijventerrein, een aantal nieuwe sportvoorzieningen en bestaande sportvoorzieningen, diverse voetpaden, fietspaden en wegen, overige openbaar gebied en voldoende groen en water.

Het eerste kavelveld geven we in 2025 uit. Het laatste kavelveld zal naar verwachting rond 2035 zijn uitgegeven. Utrecht heeft de ambitie om in 2030 een 50% circulaire economie te hebben. Het ligt voor de hand dat deze ondernemingen ook bijdragen aan de circulaire ontwikkeling van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel. Het programma voor circulair Bedijvenpark Strijkviertel sluit aan bij duurzame werkgelegenheid met een goed toekomstperspectief. Voor circulair Bedrijvenpark Strijkviertel zetten we, binnen deze marktgroepen, in op bedrijven in de volgende sectoren:

  • (duurzame) bouw- en energie bedrijven
  • kleinschalige, duurzame stadsdistributie voor het emissieloos bevoorraden van de stad Utrecht
  • ICT
  • laboratoria
  • maakbedrijven en circulaire bedrijven
  • startende bedrijven (start ups)
  • jonge bedrijven die groeien en meer ruimte nodig hebben (scale-ups)
  • creatieve bedrijven (bijv. industrieel ontwerpers, reclamebureaus, architectenbureaus, fotografie, gaming, toegepaste kunsten)
  • kleinschalige sport- en vrije tijdsbedrijven: vanuit de buurt is er behoefte aan kleinschalige vrije tijdsbedrijven zoals horeca, sport en kleinschalige verkoop in combinatie met ambachtelijke productie (uitgezonderd food en kleding).
  • voor omwonende ondernemers, die passen binnen de in het plan omschreven functies, is er de mogelijkheid om zich in dit gebied te vestigen.

Gezien de grootschaligheid en verkeersaantrekkende werking sluiten we zelfstandige tuincentra, bouwmarkten en zelfstandige detailhandel op dit bedrijvenpark uit.

We maken keuzes in de kenmerken van de bedrijven:

  • Midden- en kleinbedrijf.
  • Arbeidsintensieve bedrijven.
  • Focus op werkgelegenheid op MBO-niveau.
  • Werknemers komen uit gemeente en regio.
  • Koplopers op het gebied van duurzaamheid en innovatie met name in hun branche. Zij zijn de pioniers voor bedrijven die in de nabije toekomst hun productie en bedrijfsvoering verduurzamen.
  • De maximale milieucategorie van de bedrijven is 3.1.

Tot de kavels door de gemeente worden definitief worden verkocht en uitgegeven krijgen ondernemers en andere initiatiefnemers de kans om met tijdelijke initiatieven het terrein te gebruiken. Dit kan door de gemeente geworden gefaciliteerd door het verlenen van tijdelijke vergunningen.

Samenwerking tussen onderwijs en bedrijven is ook een speerpunt van de gemeente. Uit een eerste verkenning tussen gemeente en drie MBO's (ROC Midden Nederland, Nimeto en Wellant College) blijkt dat er goede kansen zijn om op Strijkviertel werk en onderwijs te combineren. Studenten kunnen een betekenisvolle bijdragen leveren aan het project, zoals bij het ontwerp van de openbare ruimte. In deze fase zijn studenten van de beroepsopleidende leerweg (BOL), projectmatig inzetbaar onder begeleiding van een docent en een opdrachtgever.

Met het MBO verkennen we de mogelijkheden voor 'pop up'-onderwijs. Met een (tijdelijke) vestiging is MBO-onderwijs dicht bij interessante bedrijven op circulair Bedrijvenpark Strijkviertel en Oudenrijn. De verwachting is dat als bedrijven zich vestigen op circulair Bedrijvenpark Strijkviertel, ook studenten die een beroepsbegeleidende leerweg volgen (BBL: combinatie van werken en 1 dag per week naar school), daar werkervaring opdoen.

Met deze brede mix van bedrijven, onderwijs en tijdelijke initiatieven dragen we bij aan de levendigheid op het terrein in en buiten werktijd. En ontstaan er kansen voor de uitwisseling en samenwerking tussen bedrijven.

Circulaire en duurzame broedplaatsen

Voor de ontwikkeling van circulair bedrijvenpark Strijkviertel is ook de functie van duurzame en circulaire broedplaats opgenomen. Omdat circulair ondernemen nog volop in ontwikkeling is willen we op Strijkviertel ruimte bieden voor innovatie en experiment met specifieke aandacht voor start ups en scale ups.

Onder broedplaatsen op Strijkviertel verstaan wij verzamelgebouwen met een mix van huurders, waar ruimte is voor kennisontwikkeling, nieuwe samenwerkingsvormen, ideeën uitwisseling, kruisbestuivingen en ontwikkeling van nieuwe concepten. Broedplaatsen zijn werkruimtes, ateliers, laboratoria en ontmoetingsplekken. Broedplaatsen bieden een basis voor (startend) ondernemerschap voor ondernemers met een focus op circulariteit en duurzaamheid, kunstenaars, creatieve ondernemers, creatieve projecten en sociale ontmoetingen. Met een variëteit van functies en activiteiten zijn broedplaatsen locaties waar verbinding wordt gelegd tussen kunst, cultuur en technologie en waar creativiteit, experiment en innovatie voorop staan.

Broedplaatsen bevorderen de onderlinge wisselwerking tussen diverse en verschillende lokale bedrijven. Een combinatie van broedplaatsen en creatieve bedrijven is goed denkbaar en mogelijk. De doelgroep bestaat in dit gebied uit bedrijven gericht op circulair of duurzaam ondernemen/ produceren / innoveren en ontwikkelen. Binnen circulair bedrijvenpark Strijkviertel is er op de verdiepingen maximaal 7.000 m2 b.v.o. beschikbaar voor de functie van circulaire en duurzame broedplaatsen. Elke vestiging van een dergelijke broedplaats mag een maximale oppervlakte hebben van 500 m2 b.v.o.

4.1.2 Stedenbouwkundig plan

Voor de herontwikkeling van het plangebied is een stedenbouwkundig plan gemaakt. Het college van Burgemeester en wethouders van Utrecht heeft dit plan "Bedrijvenpark Strijkviertel Stedenbouwkundig plan" in 2021 vastgesteld.

De ligging van circulair bedrijvenpark Strijkviertel is uitstekend voor de functie van het gebied. Enerzijds ligt het bij knooppunt Oudenrijn, waar de belangrijkste Nederlandse routes in noord-zuid en oost-west richting elkaar kruisen. Op- en afritten van en naar de A12 en de A2 liggen op minder dan 2 km vanaf de locatie. Anderzijds is het circulaire bedrijvenpark goed aangesloten op het lokale wegennet.

Circulair Bedrijvenpark Strijkviertel is gelegen in de Centrale Zone van Leidsche Rijn, dat Leidsche Rijn verbindt met andere delen van de stad.

In de onderstaande afbeelding is het een indicatief ontwerp voor het circulaire bedrijvenpark ingepast in een luchtfoto van de directe omgeving. In het westen grenst het Bedrijvenpark aan de recreatieplas Strijkviertel. In het noorden aan sportpark Rijnvliet en in het oosten en zuiden aan de C.H. Letschertweg (N198), verder genoemd Letschertweg. Het plangebied wordt geheel omgeven door de gemeentelijke hoofdgroenstructuur, van het bosplantsoen langs de snelwegen, via het sportpark naar de Strijkviertelplas.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPCIRBEDPARKSTRIJK-ON01_0003.png"

Elk naastgelegen gebied wordt hieronder kort toegelicht.

Strijkviertelplas

De Strijkviertelplas en directe omgeving zijn in bezit van Recreatieschap Stichtse Groenlanden. De plas is ontstaan door zandwinning voor de aanleg van knooppunt Oudenrijn. Sinds de jaren tachtig heeft de Strijkviertelplas een recreatieve functie. De plas is circa 16 hectare groot en is geschikt voor functie zoals zwemmen, surfen en vissen. De plas staat niet in verbinding met andere watergangen.


Om het water is een strand en ligweide. Een fiets- met wandelpad loopt rondom het water. De plas trekt inwoners uit de wijde omgeving. Het strand aan de oostkant is 2 keer per jaar festivalterrein voor de festivals Lief en Verknipt. Aan de noordoever van de plas komt naar verwachting een nieuwe horecagelegenheid. Het gebied heeft veel landschappelijke kwaliteit. Samen met het recreatieschap maken we een directe toegang aan de westzijde van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel naar de Strijkviertelplas.


Sportpark Rijnvliet

Het sportpark is aangelegd in 2010. De gebruikers van het sportpark zijn de Utrechtse Rugbyclub (URC), voetbalvereniging Nieuw Utrecht, hockeyclub Rijnvliet en tennisvereniging PVDV. De toegang tot de clubs is via de toegangsweg Sportpark Rijnvliet, direct gelegen naast de HOV-baan. Rijvereniging Voornruiters ligt zuidwestelijk van het sportpark. In dit plan worden twee extra sportvelden mogelijk gemaakt, aansluitend bij het bestaande sportpark Rijnvliet.


Woonwijk Rijnvliet

In de woonwijk Rijnvliet komen circa 1.100 woningen. Het is een wijk met veel groen en water. Basisonderwijs, kinderopvang en buitenschoolse opvang zijn onderdeel van de woonwijk. De eerste woningen zijn opgeleverd; de verwachting is dat de gehele woonwijk in 2024 klaar is.

Eén van de 3 ontsluitingswegen van Rijnvliet loopt het plangebied van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel in, noordzuid parallel aan de Stadsbaan en komt uit op de Letschertweg. Deze aansluiting is onderdeel van het ontwerp van Strijkviertel.


Bedrijventerrein Oudenrijn

Aan de westkant van de Strijkviertelplas ligt bedrijventerrein Oudenrijn. Het is ongeveer 75 hectare groot. Bedrijven uit de sectoren handel, transport en industrie zijn hier gevestigd. Aan zuidzijde, langs de Letschertweg staan vrijstaande kantoren.

In Oudenrijn mogen zich bedrijven vestigen tot en met milieucategorie 4. Er waren per 1 januari 2022 nog enkele kavels beschikbaar met een totale oppervlakte van circa 1 hectare.


Hoogspanningslijn

Door het plangebied loopt een hoogspanningsverbinding. Deze verbinding is in 2021 ondergronds gebracht, vanaf Rijnvliet tot aan de huidige mast in de zuidwesthoek van het plangebied. Vanaf deze mast gaat het tracé verder zuidwaarts over de A12 naar Rijnenbrug. De ondergrondse verbinding zorgt voor een aantal beperkingen. Zo mag boven het tracé niet worden gebouwd.

Tennet is in 2023 gestart met een verkennend onderzoek naar het verder ondergronds brengen van de hoogspanningsverbinding, mogelijk heeft dit in de toekomst ook gevolgen voor het plangebied en de daarin gelegen bovengrondse en ondergrondse hoogspanningskabels en het opstijgpunt. De huidige situatie zoals die nu aanwezig is, is nu verwerkt in dit bestemmingsplan.

Stedenbouwkundig ontwerp

Het stedenbouwkundig ontwerp is een uitwerking van de principes die voor de gehele ontwikkeling circulair Bedrijvenpark Strijkviertel gelden: efficiënt ruimtegebruik, prettig verblijven en circulair ontwikkelen.

Vanuit deze principes is de hoofdopzet voor het ontwerp afgeleid. Het ontwerp voor het bedrijvenpark kent de volgende hoofdopzet:

  • De wegenstructuur geeft richting aan de verkaveling. Het terrein is goed ontsloten voor alle vormen van vervoer.
  • Het bedrijvenpark is een binnenstedelijke ontwikkeling waarvoor een goede inpassing nodig is. De openbare ruimte sluit aan op en is verbonden met de groene omgeving.
  • Het bedrijvenpark bestaat uit verschillende kavelvelden waar een mix van bedrijvigheid aanwezig is. Hier is ruimte voor ondernemen op de kavelvelden.

In het stedenbouwkundig plan is deze hoofdopzet verder uitgewerkt en voor meer informatie hierover kunt u het stedenbouwkundig plan bekijken.

4.2 Verkeer En Openbare Ruimte

4.2.1 Verkeer

Het mobiliteitsconcept voor circulair bedrijvenpark Strijkviertel gaat uit van gezonde mobiliteit, waarbij werknemers en bezoekers vooral de (deel) fiets en het openbaar vervoer gebruiken. Dat komt terug in het (verkeers-)ontwerp voor het circulaire Bedrijvenpark Strijkviertel. Fietsen en wandelen stimuleren we met een fijnmazig net van fiets- en wandelpaden in het groen, een doorgaande fietsroute in het gebied en goede aansluitingen op fietsroutes buiten het plangebied. Deelmobiliteit wordt belangrijk op Strijkviertel. Door vanaf het begin onderdeel uit te maken van het stedelijk (of regionaal) deelfietsensysteem prikkelen we ondernemers en bedrijven tot een gezond mobiliteitsbeleid. Het auto- en het fietsparkeren vindt plaats op de kavelvelden en niet in de openbare ruimte.

Strijkviertel ligt bij de HOV-busbaan. Voor de 'last mile' vanaf de HOV-baan naar de werkplek is het mogelijk te wandelen of een deelfiets te gebruiken. Er komt een buslijn met drie haltes door het bedrijventerrein. De toekomstige mobiliteitshub op Papendorp is dichtbij. Er worden in circulair Bedrijvenpark Strijkviertel ook uitgebreide mogelijkheden geboden voor gebruik van diverse vormen van deelmobiliteit. Er is rekening gehouden met vrachtverkeer in de wegprofielen en de boogstralen. Het laden en lossen vindt plaats op de kavelvelden voor de bedrijven.

Fiets

Het ontwerp van de openbare ruimte van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel maakt ruimte voor en biedt 'gezonde mobiliteit' voor de werknemers en bezoekers. In het ontwerp is een hoofdfietsroute door het terrein opgenomen die de locatie met de rest van de stad verbindt. Het centraal station ligt op ongeveer 6 km fietsafstand. Het station Leidsche Rijn Centrum ligt op ongeveer 4 km. De route loopt mooi en vrijliggend langs de noordzijde van het terrein. Midden door het terrein is ook een vrijliggend fietspad opgenomen in een groene verbindingszone (Groene Scheg), op korte afstand van de kavelvelden. Daarmee zijn alle bedrijven met de fiets goed ontsloten via een prettige, groene route, die aansluit op de binnenstraten. Op de onderstaande afbeelding zijn de verschillende typen fietspaden in het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPCIRBEDPARKSTRIJK-ON01_0004.png"

De hoofdfietsroute sluit in noordelijke richting aan op de fietsroute via Rijnvliet richting Leidsche Rijn Centrum. Hierbij wordt direct ten noorden van de sportvelden de belangrijke oost-west doorfietsroute (Vleuterweide - Utrecht Centrum) gekruist. Deze fietsroute wordt sterk verbeterd doordat er een aansluiting komt op de rechtstreekse en comfortabele fietsroute vanaf Utrecht Centrum die via een nieuwe fietsbrug aan de zuidkant van de De Meernbrug op hoogte doorloopt en aansluit op het Marinus van Tyrusviaduct. In westelijke richting sluit de hoofdfietsroute aan op Strijkviertel (weg) en de Tjepmaweg richting De Meern, Veldhuizen en de polder Rijnenburg. De doorgaande fietsroute is een vrijliggend fietspad zonder kruisingen met autoverkeer, met uitzondering van de ingang naar de manege.

Er komt een vrijliggend fietspad in de Groene Scheg. Het bestaande Oudenrijnsepad in het zuiden wordt onderdeel van een van de fietsroutes t.b.v. het bedrijventerrein. Voor fietsers wordt het mogelijk om circulair Bedrijvenpark Strijkviertel te bereiken vanuit het noordwesten via een nieuw fietspad tussen de Strijkviertelplas en de manege. Tenslotte komt er een fietsroute via de zuidelijke en oostelijke binnenstraat parallel aan de C.H. Letschertweg(hierna te noemen Letschertweg) van Rijnvliet naar de Tjepmaweg.

Fietsers en gemotoriseerd verkeer maken samen gebruik van de binnenstraten. Ook zijn er ruime voetpaden. Het bestaande fietspad langs de Strijkviertelplas, in beheer bij het Recreatieschap, blijft gehandhaafd. Zo ontstaat op het bedrijventerrein een fijnmazig fiets- en wandelnetwerk.

Openbaar vervoer en wandelpaden

Het circulaire Bedrijvenpark Strijkviertel is goed met de bus bereikbaar. In de onderstaande afbeelding zijn de geplande routes aangegeven. De bestaande HOV-baan bij het sportpark zorgt voor een goede bereikbaarheid met het openbaar vervoer. De bereikbaarheid van de HOV-busbaan voor wandelaar en fietser loopt langs het sportpark en takt dan aan op de HOV-halte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPCIRBEDPARKSTRIJK-ON01_0005.png"

De beoogde buslijn door Strijkviertel is een wijziging van de route van buslijn 24 en kent een routing centraal door Strijkviertel met drie bushaltes. Hierdoor heeft de bus een zo optimaal mogelijk bedieningsgebied met korte loopafstanden naar de bushaltes.

Er komt een fijnmazig net aan wandelpaden. De groene gebieden zijn toegankelijk voor de wandelaar. Zo kan op het 'rondje Strijkviertelplas', dat veel werknemers en bewoners maken, worden gevarieerd met routes op het bedrijvenpark.

Autoverkeer

Een goede bereikbaarheid is cruciaal voor bedrijven. Dit geldt naast voor voetgangers, fietsers en openbaar vervoer uiteraard ook voor gemotoriseerd vervoer. Het bedrijvenpark sluit direct aan op de Letschertweg voor het autoverkeer. Om een goede doorstroming te garanderen blijft de huidige Letschertweg intact. Er worden geen nieuwe bedrijven direct op deze bestaande weg aangesloten.

Via twee nieuwe rotondes is het bedrijvenpark bereikbaar: een herkenbare ingang van het terrein vanuit het oosten en het westen. Een nieuwe verbindingsweg tussen deze rotondes markeert de noord- en westgrens van de bedrijfsbebouwing. We leggen deze weg langs de noordkant van het terrein, zodat het terrein een duidelijke voorkant heeft naar de omgeving. Vanaf deze weg zijn ook alle binnenstraten op het terrein te benaderen en is er een directe verbinding naar Rijnvliet. Langs de Letschertweg komt een parallelweg die de oost- en zuidgrens van het terrein vormt. Zo wordt het terrein omsloten door een ruime hoofdstructuur voor de auto.

Op de onderstaande afbeelding is de verkeersstructuur voor het autoverkeer weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPCIRBEDPARKSTRIJK-ON01_0006.png"

Strijkviertel ligt gunstig voor auto- en vrachtverkeer. Op- en afritten van de A12 en de A2 liggen op minder dan 2 km. Ook is het bedrijvenpark goed aangesloten op het lokale netwerk. Er zijn twee aansluitingen op de Stadsbaan en er is een directe verbinding met het centrum via de Martin Luther Kinglaan en het Marinus van Tyrusviaduct. Uit verkeersonderzoek, zie Bijlage 2 Rapportage Verkeersgeneratie circulair Bedrijvenpark Strijkviertel, blijkt dat de afwikkeling van het lokale en het omliggende regionale wegenverkeersnetwerk, als gevolg van de ontwikkelingen in het zuidwestelijk deel van de stad (waarin circulair Bedrijvenpark Strijkviertel ligt), een aantal aandachtspunten kent. Dat geldt met name voor de aansluiting op de A12 bij De Meern, enkele kruispunten op de Letschertweg en bij de A2 (de kruising Marinus van Tyruslaan/Stadsbaan). Hierbij is monitoring van de daadwerkelijke ontwikkeling van het verkeersaanbod noodzakelijk om, indien nodig, tijdig maatregelen te kunnen nemen (zie Bijlage 2 Rapportage Verkeersgeneratie circulair Bedrijvenpark Strijkviertel). Voor geheel Utrecht Zuidwest (Groot Merwede) wordt een monitoringsplan opgesteld, waarin Strijkviertel wordt meegenomen. Het bedrijventerrein wordt gefaseerd ontwikkeld, waardoor we bij problemen kunnen ingrijpen mocht dit nodig zijn.

In de autonome variant (zonder de vier hierna genoemde gebiedsontwikkelingen) is de aansluiting A12 - De Meern al zodanig zwaar belast dat op termijn reconstructie van de aansluiting noodzakelijk lijkt. Doorrekening met de vier plannen Strijkviertel, Papendorp, Groenewoud en Hooggelegen belast deze aansluiting niet significant zwaarder.

Nadere besluitvorming over de ontwikkelingen in Rijnenburg is van invloed op de wijze waarop de aansluiting De Meern moet worden aangepast als zich daar problemen gaan voordoen.

Bedrijvenpark Strijkviertel krijgt twee aansluitpunten op de Letschertweg, aan de zuidwestkant en aan de noordoostkant. Beide aansluitpunten worden met elkaar verbonden door een interne 30 km/h-hoofdontsluitingsweg, die langs het bedrijventerrein loopt. De hoeveelheid verkeer vraagt om twee aansluitpunten. Daarnaast is het nodig vanuit de hulpdiensten om voor het bedrijventerrein twee aansluitpunten te maken. Op de overige wegen in Strijkviertel is de maximumsnelheid ook 30 km/h. Nabij de noordoostelijke rotonde komt een autoverbinding met Rijnvliet, via het oorspronkelijke tracé van de Letschertweg.

De Letschertweg wordt ter hoogte van het bedrijventerrein binnen de bebouwde kom gelegd en krijgt een snelheidsregime van 50 km/u. De komgrens wordt hiertoe over de Stadsbaan en Letschertweg verlengd van (nu) knooppunt Hooggelegen (kruispunt Stadsbaan – Martin Luther Kinglaan) naar het kruispunt Letschertweg – Strijkviertel, dat er ook binnen zal vallen. In de bocht van de Letschertweg geldt nu al een maximumsnelheid van 50 km/uur.

De beide aansluitpunten van Strijkviertel op de Letschertweg zijn robuust vormgegeven als meerstrooksrotondes. Deze kruispuntvormen zorgen voor een vlotte afwikkeling van het verkeer met een ter plaatse veilige(re) lage rijsnelheid. Beide rotondes hebben een hoge restcapaciteit om eventuele fluctuaties in het verkeersaanbod goed op te vangen. De rotondes komen te liggen binnen de bebouwde kom.

Door handhaving van de Letschertweg komt er alleen verkeer in Strijkviertel dat hier moet zijn. Hierdoor blijft de verbindingsfunctie van de Letschertweg in stand.

Behalve bij de aansluitpunten moet de Letschertweg fysiek worden aangepast van 80 km naar 50 km-weg voor het deel dat binnen de bebouwde kom komt te liggen. Bij inpassing van de noordoostelijke meerstrooksrotonde verdwijnt op dit deel van de Letschertweg de verkeersonveilige situatie met de scherpe knik in het wegverloop.

De toegang naar de manege wordt verplaatst naar de zuidkant met een aansluiting op de interne ontsluitingsweg. De huidige ingang aan de noordzijde was een tijdelijke situatie, totdat het bedrijvenpark zou worden ontwikkeld. De huidige weg langs de manege wordt omgevormd tot een fietspad (hoofdfietsroute).

Vrachtverkeer en laden en lossen

Er is rekening gehouden met vrachtverkeer in de wegprofielen en boogstralen.

De logistiek wordt per kavelveld opgelost door middel van een gezamenlijke laad- en losstraat. Aan deze straat wordt de bevoorrading voor alle bedrijven op de kavel georganiseerd. Bedrijven hebben hun eigen laaddocks, maar het kan ook gezamenlijk.

4.2.2 Openbare ruimte en groen

Een kernkwaliteit van het circulaire Bedrijvenpark Strijkviertel is een robuuste openbare ruimte. Deze paragraaf beschrijft kort de belangrijkste keuzes bij het ontwerp van de openbare ruimte.

Vervolgens worden de vijf karakteristieke zones van de openbare ruimte uitgewerkt.

Hieronder is het ontwerp van de groene elementen van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel en de directe omgeving opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPCIRBEDPARKSTRIJK-ON01_0007.png"

In het ontwerp van de openbare ruimte zijn de volgende belangrijke keuzes gemaakt:

Een raamwerk van landschappelijke zones

Een raamwerk van landschappelijke zones, routes en verblijfsplekken voorziet in een robuuste aantrekkelijke groenstructuur. Het versterkt de natuurlijke verbinding met het mooie en bijzondere omliggende landschap. Het raamwerk bestaat uit vijf kenmerkende groenblauwe zones in het plangebied, met het balkon aan de Strijkviertelplas als centraal punt. Elke zone heeft een eigen identiteit en verblijfskwaliteit. De zones versterken ook de natuur en ecologie in het gebied.

Efficiënt ruimtegebruik door het bundelen van groen

De openbare ruimten liggen op die plekken waar ze bijdragen aan de kwaliteit van het bedrijventerrein en aan die van de omgeving. Door optimale aansluiting op de omgeving wordt voor alle gebruikers de belevings- en gebruikswaarde vergroot. Het draagt daarnaast bij aan het terugdringen van ongebruikt 'snippergroen' in de openbare ruimte én op de kavel.

Combineren van functies in de openbare ruimte

Naast het verweven worden ook de verschillende onderdelen van de openbare ruimte in circulair Bedrijvenpark Strijkviertel maximaal gecombineerd.

In alle profielen die zijn toegepast in het plangebied worden groen, water en verkeersruimte gebundeld voor een efficiënt ruimtegebruik.

Vijf karakteristieke zones in de openbare ruimte

Het raamwerk dat de openbare ruimte vormt van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel heeft een goede aansluiting en verbinding met zijn directe omgeving. Elke zone heeft een eigen identiteit met een eigen karakter en verblijfskwaliteit.

Het raamwerk bestaat uit vijf karakteristieke zones:

1. Strijkviertelplaszone

2. Sportzone tot en met oostelijke entree

3. Letschertweg, zone

4. De Groene Scheg

5. De Binnenstraten

Hieronder is een afbeelding opgenomen van dit raamwerk en de 5 benoemde zones.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPCIRBEDPARKSTRIJK-ON01_0008.png"

4.2.3 Parkeren

In circulair Bedrijvenpark Strijkviertel ligt het accent op de voetganger, fietser en het openbaar vervoer. Deze vervoerswijzen worden ondersteund door een ruim aanbod aan diverse vormen van deelmobiliteit. Dit heeft invloed op de manier waarop het autoparkeren in het gebied wordt opgelost. Autoparkeren gebeurt op de kavelvelden en uit het zicht, niet in de openbare ruimte.

Het aantal autoparkeerplaatsen dat bij stedelijke ontwikkelingen moet worden gerealiseerd, wordt berekend op basis van de Module Parkeernormen van de Parkeervisie 2021.

De parkeernormen hangen af van de ligging van het gebied in de stad en de aanwezigheid van fiets- en OV-voorzieningen. De locatie Strijkviertel is op dit moment aangemerkt als C2, "buitengebied", omdat de locatie nog buiten het bebouwde stedelijk gebied ligt. Juist de ontwikkeling van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel maakt dit gebied onderdeel wordt van aaneengesloten stedelijk gebied, dat bovendien nabij een belangrijke HOV-route ligt, goed ontsloten wordt voor de fiets en OV en voorzien is van betaalbare en betrouwbare mogelijkheden aan deelmobiliteit. In de directe omgeving liggen: woonwijken van Leidsche Rijn, stedelijke knooppunt Papendorp (met Mobiliteitshub XL) en bedrijventerrein Oudenrijn.

Bij een dergelijk gebied past de C2 norm niet meer: deze zou resulteren in een onevenredig groot aantal parkeerplaatsen, nl. 2745. Dat zijn meer parkeerplaatsen dan het aantal verwachte werknemers (1900) en bezoekers (320), samen 2220 gebruikers. Zo zou worden gefaciliteerd dat elke werknemer en bezoeker ondanks dat voldoende alternatieven voorhanden zijn - zonder problemen met de auto kan komen.

We streven voor het bedrijvenpark naar een aandeel van de auto in het woon-werkverkeer van 50%. Voor de andere 50 % van werknemers en bezoekers streven we ernaar dat zij met de fiets komen. We verwachten dat ook een deel met het OV komt, maar dit wordt voor de parkeerberekening niet meegenomen.

Dit is een realistische modalsplit voor een bedrijventerrein in stedelijk gebied, met kenmerken en locatie zoals circulair Bedrijvenpark Strijkviertel.

Om deze redenen wordt voor circulair Bedrijventerrein Strijkviertel uitgegaan van een B2 norm, waarbij 100 % van de norm op eigen terrein moet worden gerealiseerd. Het gebied dient daartoe als B2-zone te worden aangewezen.

Op grond van het programma en het parkeerregime dat we hanteren leidt dat tot een (theoretisch) totaal aantal autoparkeerplaatsen op circulair Bedrijvenpark Strijkviertel van 1.136. In Bijlage 3 Parkeerbalans circulair Bedrijvenpark Strijkviertel is de berekende parkeerbalans voor zowel auto als fiets opgenomen. Het totaal aantal fietsstallingen komt uit op 1084. In de berekening wordt uitgegaan dat 51 % van de werknemers en bezoekers met de auto komt en dat 49% met de fiets komt. Bij de uiteindelijke parkeerberekening hanteren we per bedrijfssector de parkeernormtabellen behorend bij de Module Parkeernormen van de Parkeervisie 2021.

Deze parkeernormen zijn de basis voor het parkeerbeleid voor het gehele gebied. De verwachting is dat, zeker in stedelijk gebied, het autogebruik gaat veranderen en verminderen. Het gemeentelijk beleid zet in op het verminderen van het autogebruik. Hierop spelen we in door in het kavelpaspoort voor elk kavelveld een parkeerbalans uit te werken.

Het invoeren van betaald parkeren in de stad heeft geen direct effect op Strijkviertel, omdat er geen parkeerplaatsen in de openbare ruimte worden aangelegd. Wel is het nodig om de invoering van betaald parkeren in de omgeving van Strijkviertel gelijk te laten lopen met de ontwikkeling van het bedrijventerrein, zodat geen uitwijk plaatsvind vanuit het bedrijventerrein naar bijvoorbeeld de woonwijk Rijnvliet.

Het autoparkeren voor de uitbreiding van het sportpark organiseren we, in de definitieve situatie, op of rond de bestaande parkeerstrook van sportpark Rijnvliet. Indien nodig onderzoeken we of het autoparkeren op een van de kavelvelden van het bedrijventerrein gerealiseerd kan worden. Bij invulling een kavelveld maken we dan dubbelgebruik mogelijk, overdag voor werknemers en bezoekers van de bedrijven en in de avond en in het weekend vooral voor de bezoekers van het sportpark. De benodigde extra fietsstallingen worden op het sportpark zelf toegevoegd.

Het parkeren voor auto's en fietsen (inclusief bezoekers parkeren) wordt per kavelveld voor alle bedrijven gezamenlijk opgelost. Door parkeren collectief en op één plek op het kavelveld te organiseren, wordt de parkeervraag efficiënt ingericht. Met een collectieve parkeervoorziening is dubbelgebruik van bedrijven onderling uit de directe omgeving mogelijk.

De parkeervoorziening bevindt zich niet voor de voorgevel en is niet zichtbaar vanaf de straat. Het parkeerprogramma voorziet in plaatsen met een oplaadpunt.

Voor fietsparkeren komen er overdekte stallingen. Deze stallingen moeten voldoen aan Fietsparkeur. Deze worden geplaatst dicht bij de ingangen van de bedrijven en bestemmingen.

Op bedrijvenpark Strijkviertel worden geen parkeerplaatsen in de openbare ruimte gerealiseerd. Deelfietsen en deelauto's kunnen hiervan worden uitgezonderd, indien deze voor iedereen beschikbaar zijn.

De parkmanagementvereniging draagt er zorg voor dat de afspraken met de bedrijven in lijn liggen met het gemeentelijk beleid ten aanzien van het beperken van de hoeveelheid te realiseren autoparkeerplaatsen op eigen terrein.

Uitbreiding sportpark

Het autoparkeren voor de uitbreiding van het sportpark organiseren we, in de definitieve situatie, op een van de kavelvelden van het bedrijventerrein of in de directe omgeving. Bij invulling op de kavelvelden maken we dubbelgebruik mogelijk, overdag voor werknemers en bezoekers van de bedrijven en in de avond en in het weekend vooral voor de bezoekers van het sportpark. De benodigde extra fietsstallingen worden op het sportpark zelf toegevoegd.

Herontwikkeling manege

Voor de manege (term manege wordt gebruikt, maar het gaat om een paardenrijvereniging) is het belangrijk dat het parkeren voor onder andere paardentrailers en paardenvrachtwagens op een afgesloten deel van het terrein van de manege plaatsvindt. Tot nu vindt dat plaats op het (tijdelijke) parkeerterrein in eigendom van de gemeente, waarvoor een bruikleenovereenkomst is gesloten tussen de Voornruiters en de gemeente. Hiermee voldoet de vereniging aan de eisen die gelden vanuit de hippische branche. Het bezoekersparkeren (auto en fiets) voor de manege dient ook op eigen terrein plaats te vinden, dus binnen het afgesloten terrein. Voor deze ontwikkeling voorzien we in 101 parkeerplaatsen (11 voor grote vrachtwagens, 66 voor kleine vrachtwagens en auto's met trailers en 24 voor bezoekers) en 24 fietsstallingen op eigen terrein.

Invoeren betaald parkeren in de omgeving van Strijkviertel

Er bestaat een risico dat auto's uitwijken naar de omgeving van het bedrijventerrein, bv. naar het sportpark of de woonwijk Rijnvliet. Dit zou kunnen gebeuren als parkeerterreinen vol komen te staan. Wij zorgen ervoor dat de invoering van betaald parkeren in dit gebied gelijk oploopt met de ontwikkeling van het bedrijventerrein. Het gebied staat op de planning voor invoering betaald parkeren in de periode 2026 – 2029.

4.2.4 Deelmobiliteit en Mobility as a service

Deelmobiliteit is in ontwikkeling, jaarlijks neemt het gebruik toe en we verwachten dat dit doorzet. Op circulair Bedrijvenpark Strijkviertel is deelmobiliteit beschikbaar vanaf de eerste uitgifte. We verwachten dat het parkmanagement een rol speelt bij de organisatie en financiering van deelmobiliteit. De gemeente maakt in het kader van de gronduitgifte en/of via het parkmanagement afspraken met de ondernemers over de wijze waarop deelmobiliteit wordt aangeboden en georganiseerd.

De gemeente zet ook in op het mogelijk maken van deelmobiliteit voor bijvoorbeeld de 'last mile'. Dat kan vanaf stations, Mobiliteitshub XL of bus/HOV-haltes. Er komt verder een fijnmazig netwerk van deelfiets-plekken (virtuele hubs) in de openbare ruimte. Daarom staat in deze paragraaf een doorkijk van de, te verwachten, ontwikkelingen op het gebied van deelmobiliteit en MaaS.

Mobility-as-a-Service

Mobility-as-a-Service (MaaS) is een verzamelterm voor vervoersmogelijkheden, inclusief openbaar vervoer, die in de vorm van een app aan de gebruiker wordt aangeboden. Via de app kun je een reis op maat plannen, boeken en betalen. De gemeente is nu bezig met het organiseren van een vervolg op de eerdere MaaS-pilot. De bedrijven kunnen aansluiten op deze en mogelijke toekomstige MaaS projecten. In de toekomst maken deelfietssystemen en aanbieders van deelauto's deel uit van het MaaS aanbod. Daarnaast zijn er (toekomstige) mogelijkheden voor taxidiensten, shuttle services en diensten van zelfrijdende voertuigen.

Deelmobiliteit in plaats van de eigen auto

Een passend aanbod van deeltweewielers en deelauto's voor zakelijke ritten (deelmobiliteit) draagt bij aan alternatieven voor het gebruiken van de auto door werknemers. Gecombineerd met gebruik van openbaar vervoer is het aantrekkelijker om de eigen auto te laten staan. In opdracht van de gemeente is een deelfietssysteem uitgerold voor de stad. Momenteel zijn tot de zomer van 2024 vergunningen verleend voor e-deelfietsen en e-deelbakfietsen. Dat kan worden uitgebreid naar Bedrijvenpark Strijkviertel. Er kunnen afspraken worden gemaakt omtrent mobiliteitsgarantie op het bedrijventerrein. Ook zijn er OV-fietsen beschikbaar op diverse stations in de omgeving.

Via een app kan de gebruiker de fietsen vinden en gebruiken:

  • Als je met de fiets, het openbaar vervoer of de auto naar het werk bent gekomen, kun je voor een zakelijke rit de deelauto of de deelfiets gebruiken
  • Als het gaat om een incidentele woon-werkrit, bijvoorbeeld als de eigen fiets even niet beschikbaar is.
  • Als het gaat om het gebruik van een deelfiets of deelauto vanaf de halte van de HOV-busbaan, de bushaltes op het bedrijventerrein of vanaf één van de NS-stations: Centraal, Terwijde of Leidsche Rijn. De zogeheten 'last mile'.

Als de parkmanagementvereniging een overeenkomst sluit met de vergunde aanbieder(s) en de deelmobiliteit wordt op de kavelvelden geplaatst, moet ze toegankelijk zijn voor iedereen. Dat is het geval als deze in de openbare ruimte wordt geplaatst.

Van belang is dat de deelmobiliteit op korte loopafstand en via veilige looproutes te bereiken zijn. Bedrijven, c.q. de parkmanagementvereniging kunnen ook een overeenkomst aangaan met een andere (niet-vergunde) aanbieder, bijvoorbeeld om meer zekerheid te krijgen over de beschikbaarheid. Naast standaardfietsen kunnen ook e-bikes en bakfietsen in het deelfietsaanbod worden opgenomen. E-bikes kunnen autoritten vervangen vanwege de grotere actieradius.

Deelbakfietsen kunnen interessant zijn voor bedrijven om materialen en/of gereedschappen te vervoeren. Vergoedingen voor de kosten voor het gebruik van deelmobiliteit kunnen de werkgevers in hun HR-mobiliteitsregelingen opnemen, zodat het voor de werknemers ook financieel aantrekkelijk is om er gebruik van te maken.

Deelauto's en deeltweewielers kunnen een alternatief zijn voor het gebruik van de eigen auto voor zakelijke ritten. Bedrijven kunnen zelf of via een aanbieder deelauto's of deeltweewielers beschikbaar stellen. Via een app is dit te organiseren. Deelauto's zijn elektrisch aangedreven en gemakkelijk bereikbaar op de centrale parkeervoorzieningen op de kavelvelden. Ook voor deel-e-scooters geldt dat een ordelijke wijze van stallen van belang is voor een blijvende kwaliteit van de openbare ruimte en de parkeervoorzieningen op het circulaire bedrijventerrein.

4.3 Bedrijvenpark En Kavels

Binnen de hoofdstructuur van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel ligt het kerngebied met daarin tien kavelvelden. Buiten het kerngebied van het bedrijvenpark zijn nog vier kavelvelden aanwezig. Twee van deze kavelvelden zijn niet in eigendom van de gemeente Utrecht en niet opgenomen in het plangebied van dit bestemmingsplan. Er is veel ruimte voor ondernemen op de kavelvelden. We leggen ook de uitdaging neer om de bedrijvigheid zo efficiënt mogelijk te organiseren. Om ruimte te maken voor werkgelegenheid is het uitgangspunt dat op elk kavelveld meerdere bedrijven zijn gevestigd en functies delen. Dat kan bijvoorbeeld gaan om het delen van ruimte voor het laden en lossen en voor parkeren. Maar ook meerdere bedrijven in hetzelfde pand dragen bij aan een hoge dichtheid van arbeidsplaatsen en een levendig terrein waar op verschillende momenten van de dag reuring is.

De bovenstaande gemeentelijke ambitie vraagt om een integraal ontwerp van deze kavelvelden, ook in samenhang met de openbare ruimte. De belangrijkste uitgangspunten daarbij zijn:

  • Alle kavelvelden liggen met één of meer zijden aan de groene hoofdstructuur. De belangrijkste voorkanten van de bedrijven zijn op deze zijde gericht. Hier liggen ook bijzondere kansen om te profiteren van de openbare ruimte.
  • Daarnaast grenzen de kavelvelden bijna allemaal aan één of meer binnenstraten. Dit zijn leefbare straten waar de bedrijven zich aan presenteren. Zo is er zicht op de activiteiten van het bedrijf en wordt er niet geparkeerd in de openbare ruimte. Verder bepalen groene gevels het beeld. Het moet ook voor voetgangers en fietsers een prettige ruimte zijn om doorheen te gaan en op de plaats van bestemming te komen.
  • Binnen randvoorwaarden zijn er variatiemogelijkheden per kavelveld in opbouw, dichtheid, etc. Dit geeft levendigheid en optimale invulling per veld. En is er samenhang in ontwerp en ruimtelijke kwaliteit. De ontwerpen van de verschillende kavelvelden zijn op elkaar afgestemd, en reageren op de openbare ruimte.
  • circulair Bedrijvenpark Strijkviertel is een toekomstgericht bedrijventerrein. Dat betekent dat de planvorming met de tijd mee gaat. Zo ontwikkelt het circulair bouwen volop in de komende jaren. Daarom kiezen we er voor de precieze uitwerking van ieder kavelveld nog niet vast te stellen. Voor elke specifieke ontwikkeling van een kavelveld wordt daarom een apart deelplan opgesteld: het 'kavelpaspoort'.

In dit bestemmingsplan zijn 12 kavelvelden opgenomen. Ook zijn de bijbehorende voorzieningen in het plangebied opgenomen, zoals groen, water en verblijfsruimtes, die bijdragen aan de ontwikkeling van het plangebied tot een gebied waar het prettig werken en verblijven is.

De gronduitgifte vindt plaats in kavelvelden, die plek bieden aan meerdere gebouwen en meerdere bedrijven. Door deze manier van ontwikkelen is het mogelijk een aantal zaken binnen het kavelveld gemeenschappelijk te organiseren, zoals delen van erfafscheidingen, parkeren, laad- en losstraten en groen. Naast het delen van functies is het mogelijk om op de kavels ook de hoogte in te gaan, letterlijk door bedrijfsverzamelgebouwen van meerdere verdiepingen waarin een mix van bedrijven is gevestigd. Zo wordt het mogelijk om met bijvoorbeeld meerdere hoogtes op een kavelveld te werken. Ook meervoudig gebruik van het dak is mogelijk. De verblijfskwaliteit stimuleren we door bedrijven dicht aan de straat te plaatsen en gebouwen deels groen én transparant te maken. Hierdoor ontstaat een mooie overgang van openbaar naar privé, die zorgt voor een goede verblijfskwaliteit. Voor elk kavelveld wordt een samenhangend ontwerp gemaakt voor alle functies op basis van de uitgangspunten,. Met dit geheel van uitgangspunten ontstaat per kavel eenheid in thema, functie, ruimtelijke kwaliteit en uitstraling.

Deze kavelprincipes gelden voor elk kavelveld, voor elk programmaonderdeel en worden op hoofdlijnen geformuleerd, om variatie in de uitwerking mogelijk te maken en daarmee kwaliteit toe te voegen. In het stedenbouwkundig plan zijn diverse uitwerkingen voor de kavelvelden opgenomen.

4.4 Circulaire Economie

Circulair bouwen

Utrecht wil in 2050 een circulaire stad zijn. Het Actieprogramma Utrecht Circulair 2020-2023 maakt onderdeel uit van de Omgevingsvisie en is een eerste stap op weg naar 2050. Het actieprogramma richt zich voor een belangrijk deel op de gebouwde omgeving, waarbij de bouwopgave van groot belang is voor de circulaire ambitie: bestaande gebouwen worden circulair getransformeerd en nieuwe gebouwen zijn circulair te bouwen.

Een MPG van 0 is het uiteindelijke doel bij circulaire nieuwbouw (2050). Om dit doel te bereiken willen we tot en met 2023 vooral experimenteren, innoveren en leren hoe tot gemiddeld een lagere MPG te komen. Belangrijk is dat er voor wordt gezorgd dat de bouwmaterialen van nu de grondstoffen van de toekomst zijn. Voorwaarde daarvoor is dat de oorsprong, kwaliteit en eigenschappen ervan goed worden vastgelegd in een 'materialenpaspoort'.

De circulaire economie gaat niet alleen om het nuttig gebruik van grondstoffen, componenten en producten die hun levenseinde hebben bereikt. Een belangrijk onderdeel is ook de manier waarop deze producten worden ontworpen, vervaardigd en toegepast met het oog op makkelijk (her)gebruik aan het einde van hun leven. Dit gebeurt met aandacht voor zowel het grondstoffengebruik als de benodigde energie en de milieu impact.

Circulair vestigingsklimaat

Het actieprogramma Utrecht circulair 2020-2023 richt zich ook op het versterken van het vestigingsklimaat voor circulaire bedrijven. Circulair Bedrijvenpark Strijkviertel geeft hier invulling aan door ruimte te bieden aan circulaire bedrijven.

Wat is een circulair bedrijf?

Om te beschrijven op welke circulaire bedrijven Circulair Bedrijvenpark Strijkviertel zich specifieker richt is het goed te duiden wat een circulair bedrijf is en wat niet. Hiervoor is het nodig op te merken dat een circulair bedrijf eigenlijk niet bestaat, maar slechts spreektaal is voor een bedrijf met een circulaire bedrijfsstrategie. Je spreekt immers ook niet over een lineair bedrijf. Als voorbeeld een bedrijf waar je klusspullen kan kopen. Het lineaire bedrijf is een bouwmarkt waar klanten individueel een nieuwe boormachine kopen en het circulaire bedrijf is het softwarebedrijf dat een buurtapp heeft waarmee je een boormachine met de buurt kan delen. Een tweede voorbeeld is een autodealer. Het lineaire bedrijf verkoopt auto's met als doel steeds nieuwe auto's te verkopen en het circulaire bedrijf verkoopt langdurige onderhoudscontracten met de verplichting dat de klant de auto van de fabrikant langjarig rijdt met als doel de levensduur van de auto te verlengen. Deze tweedeling kun je maken voor elke bedrijfstak.

Naast het feit dat het circulaire bedrijf eigenlijk niet bestaat, maar een bedrijfsstrategie is, is het belangrijk aan te stippen dat er verschillende circulaire bedrijfsstrategieën zijn. Deze strategieën kunnen worden uitgelegd aan de hand van het R-model van de Ellen MacArthur Foundation. De vuistregel voor het R-model is dat een strategie die hoog op de R-ladder staat minder grondstoffen of bewerkingsstappen vergen en daardoor minder milieudruk met zich meebrengen, zoals CO2 uitstoot. De R-strategieën hoog op de R-ladder zijn refuse, rethink en reduce. De R-strategieën in het midden van de R-ladder, re-use, repair, refurbisch, remanufacture en repurpose stellen de behoefte aan nieuwe grondstoffen uit. Tot slot heb je bedrijven laag op de R-ladder. Deze bedrijven zijn gericht op recycling en recoverering en sluiten daarmee de kringloop van grondstoffen. Deze bedrijven hebben echter nog steeds relatief veel nieuwe grondstoffen nodig en stuiten veel CO2 uit.

Het R-model is niet alleen inzetbaar als een vereenvoudiging voor milieu economische principes, maar heeft ook een ruimtelijke component. Wanneer je uiterste R-strategieën tegenover elkaar in een model zet valt het volgende op:

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPCIRBEDPARKSTRIJK-ON01_0009.png"

Hoe hoogwaardiger de R-strategie, hoe milieuvriendelijker en hoe meer ruimtelijk efficiënt.

Hoe laagwaardiger de R-strategie, hoe minder milieuvriendelijk en hoe minder ruimtelijk efficiënt.

Op Strijkviertel legt de gemeente de focus op de volgende drie categorieën circulaire bedrijven: circulaire koplopers en pioniers, bedrijven in circulaire transitie uit de marktsegmenten bouw, zorg en voedsel én bedrijven die zorgen voor gesloten grondstoffenkringloop op Circulair Bedrijvenpark Strijkviertel.

Circulaire koplopers en pioniers

Circulair Bedrijvenpark Strijkviertel richt zich op bedrijven die koploper of pionier zijn binnen hun marktsegment op het gebied van een circulaire bedrijfsvoering. Circulaire bedrijven uit deze categorie zijn die bedrijven die een R-strategie hanteren hoog op de R-ladder, te weten de strategieën refuse, rethink en reduce, óf re-use, repair, refurbisch, remanufacture en repurpose. Deze bedrijven zijn de milieuvriendelijkste bedrijven binnen hun marktsegment, omdat ze de minste grondstoffen verbruiken en de minste milieudruk met zich meebrengen. Daarbij kennen deze bedrijven hoog op de R-ladder een hogere arbeidsdichtheid, dan bedrijven laag op de R-ladder. Hierbij hanteert dit bestemmingplan een volgordelijkheid: hoe hoger op de R-ladder hoe beter een circulair bedrijf past op Strijkviertel.

Bedrijvigheid in de circulaire transitie, vallend in de marktsegmenten bouw, voedsel en zorg:

Op het Circulair Bedrijvenpark Strijkviertel is er plaats voor bedrijven die in transitie zijn naar een volledige circulaire bedrijfsvoering, omdat alle bedrijven in Utrecht in 2050 volledig circulair moeten zijn. Het is dus belangrijk ruimte te bieden aan bedrijven die aan het experimenteren zijn met een circulaire bedrijfsstrategie. Op het Bedrijvenpark is binnen deze doelgroep specifiek ruimte voor bedrijven uit de marktsegmenten bouw, zorg en voedsel. Deze marktsegmenten scoren goed op de volgende zorgvuldig geselecteerde ruimtelijk-economische criteria, die aansluiten bij het profiel van Circulair Bedrijvenpark Strijkviertel: intensief ruimtegebruik, aansluiting bij economisch sterke sectoren van Utrecht, bestaande basis, (milieu)impact, lokale waarde toevoegen en vernieuwend.

Bedrijven die zorgen voor een gesloten kringloop van materiaalstromen op het Circulaire Bedrijvenpark Strijkviertel:

Op circulair Bedrijvenpark Strijkviertel is er ruimte voor bedrijven die overbodige stromen (materialen, water en energie) van het ene bedrijf hergebruiken als secundair product voor hun eigen bedrijfsvoering. Een voorbeeld is het produceren van bedrijfsrestaurant stoelen van gebruikt plastic. Op deze manier sluiten we de kringloop van materiaalstromen op het bedrijvenpark.

Plangebied

Circulair Bedrijvenpark Strijkviertel is een gebiedsontwikkeling waarin met voorrang wordt ingezet op circulair bouwen en het opbouwen van de kennisagenda circulair bouwen. Circulair bouwen en de kennis daarover vergroten is de belangrijkste circulaire doelstelling van dit project.

Naast kennisopbouw rondom circulair bouwen kan de ontwikkeling van circualir Bedrijvenpark Strijkviertel bijdragen aan een gunstig vestigingsklimaat voor circulaire bedrijven. Bijvoorbeeld door het opbouwen van een circulair ecosysteem, waarin bedrijven gezamenlijk meer bijdragen aan een meer circulaire economie dan individueel.

Hoofdstuk 5 Onderzoek En Randvoorwaarden

5.1 Inleiding

In toenemende mate wordt de milieukwaliteit van belang bij de ontwikkeling van functies in het landelijk en stedelijk gebied. Het milieubeleid heeft zich in de loop van enkele decennia ontwikkeld tot een complexe materie, die er in de praktijk toe leidt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen met verschillende milieuaspecten rekening moet worden gehouden.

In dit hoofdstuk is een overzicht gegeven van de relevante (milieu)aspecten in het plangebied circulair Bedrijvenpark Strijkviertel en de diverse onderzoeken die zijn uitgevoerd.

5.2 Milieueffectrapportage

Kader
Het doel van een milieueffectrapportage (m.e.r.) is om vooraf de mogelijke milieueffecten van plannen en besluiten in beeld brengen en deze een volwaardige rol te laten spelen bij de besluitvorming over deze plannen en besluiten.

Het maken van een milieueffectrapport is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten, die activiteiten mogelijk maken welke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

In onderdeel C van de bijlagen bij het Besluit m.e.r. wordt aangegeven welke activiteiten altijd m.e.r.-plichtig zijn. Bij de activiteiten die in onderdeel D van die bijlage genoemd worden moet beoordeeld worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Uit deze m.e.r.-beoordeling kan de conclusie volgen dat er een milieueffectrapportage moet worden opgesteld.

Plansituatie
Op grond van het Besluit milieueffectrapportage (bijlage, onderdeel D, categorie D11.2, de aanleg of wijziging van een stedelijk ontwikkelingsproject en categorie D11.3, de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein) is een (project)m.e.r.-beoordeling verplicht.

Er is in dit geval sprake van een formele m.e.r.-beoordeling, omdat de drempelwaarden van de categorie D 11.2 voor het onderdeel bedrijfsvloeroppervlakte uit het Besluit milieueffectrapportage worden overschreden. Indien belangrijke nadelige milieugevolgen niet zijn uit te sluiten is het volgen van een m.e.r.-procedure verplicht.

Om te beoordelen of sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen is een m.e.r.-beoordeling opgesteld voor het circulair Bedrijvenpark Strijkviertel. De conclusie van deze m.e.r.-beoordeling is dat geen sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen en er daarom geen aanleiding is om een m.e.r.-procedure te doorlopen.

In de m.e.r.-beoordeling is getoetst aan criteria van bijlage III van de Europese m.e.r.-richtlijn.

Het college van burgemeester en wethouders is het bevoegd gezag voor dit m.e.r.-beoordelingsbesluit (artikel 7.1 lid 4 Wet Milieubeheer). Het college moet dit besluit nemen voordat zij besluit tot de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan (artikel 7.17 Wet milieubeheer).

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht heeft op 5 december 2023 besloten om voor dit bestemmingsplan geen m.e.r.-procedure te doorlopen.

De m.e.r.-beoordeling is opgenomen in Bijlage 4 M.e.r.-beoordeling Strijkviertel november2023 bij de toelichting.

Conclusie
Er is geen sprake van belangrijke nadelige milieugevolgen door de beoogde ontwikkeling van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel. Het opstellen van een milieueffectrapportage is dan ook niet nodig.

5.3 Bedrijven En Milieuzonering

In het plangebied komen voornamelijke circulaire maakbedrijven met ondersteunende functies en voorzieningen met weinig overlast voor de omgeving. Bedrijven met een maximale milieucategorie van 3.1 op basis van de VNG bedrijvenlijst zijn toegestaan. De bedrijven op dit bedrijvenpark hebben hierdoor geen tot weinig last van elkaar. Ook zal er geen verwachte overlast zijn voor de omgeving als gevolg van dit bedrijventerrein mede door de bestaande afstanden van de nieuwe bedrijfskavels tot bestaande woningen en andere gevoelige functies.

5.4 Geluidhinder

Er wordt een maximale bedrijfscategorie toegestaan van 3.1 op basis van de VNG bedrijvenlijst. In het plangebied worden geen geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt. Vanwege de te realiseren bedrijvigheid in het plangebied en de daarbij bijkomende extra verkeersgeneratie kunnen knelpunten ontstaan vanuit het aspect geluid. Om deze reden is een akoestisch onderzoek opgesteld.

wettelijk kader

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft een publicatie opgesteld: “Bedrijven en Milieuzonering 2009”. Daarbij wordt gekeken naar de wederzijdse invloed van bedrijven en woningen in en rond een plangebied en beveelt het een aan te houden afstand aan die afhankelijk is van de zwaarte van het bedrijf en het type omgeving. Toepassing van deze systematiek zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven worden gesitueerd. Ieder bedrijf heeft een bepaalde milieucategorie. Hoe hoger deze milieucategorie, hoe groter de afstand dient te zijn op woningen (zowel bestaand als nieuw te realiseren). De VNG-publicatie geeft voor elk type bedrijfscategorie een richtafstand. Onderstaande tabel geeft voor de betreffende milieucategorieën de daarbij behorende aan te houden afstand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPCIRBEDPARKSTRIJK-ON01_0010.png"

Als een bedrijfsperceel bijvoorbeeld maximaal categorie 3.1 bedrijven toestaat, geeft de VNG-publicatie een richtafstand van 50 meter tussen de grens van het bedrijfsterrein en de gevels van woningen in een “rustige woonwijk”. Een geluidgevoelige bestemming kan buiten die afstand worden toegelaten. Voor het aspect geluid kan dan worden aangenomen dat bij woningen e.d. geen hoger langtijdgemiddeld geluidsniveau zal optreden dan 45 dB(A) etmaalwaarde3. In het geval dat de omgeving van de woningen niet als “rustige woonwijk” wordt beschouwd, kan worden overwogen om de richtafstanden met één afstandstap te verlagen (50 meter wordt dan 30 meter). Dat is bijvoorbeeld het geval als de woningen langs een drukke weg zijn gelegen of anderszins het omgevingsgeluid relatief hoog is. Dit wordt aangeduid met “gemengd gebied”. De bijbehorende richtwaarde voor geluid bedraagt dan 50 dB(A).

Ruimtelijke situatie circulair Bedrijvenpark Strijkviertel

De ligging van circulair bedrijvenpark Strijkviertel is in de oksel van de A12 en A2 (zie onderstaande figuur).In het westen grenst het Bedrijvenpark aan de recreatieplas Strijkviertel. In het noorden aan sportpark Rijnvliet en daarboven aan de woonwijk Rijnvliet. Ten zuiden van de A12 bevinden zich nog woningen aan de Heijcopperkade.

Toets geluid

Op basis van ons eigen geoviewer is het plangebied ingetekend waarin vanuit worstcase benadering het hele gebied als bedrijfscategorie 3.1 is aangemerkt met de daarbij behorende richtafstanden van 30 meter (gemengd gebied) en 50 meter (rustige woonwijk). De afbeelding hiervan staat hieronder weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPCIRBEDPARKSTRIJK-ON01_0011.png"

In de bovenstaande figuur is het plangebied aangegeven met een 30m en een 50m contour

Aan de westzijde zijn drie objecten gelegen die binnen de oranjecontour (richtafstand van 50 meter, milieucategorie 3.1 rustige woonwijk) vallen. Dit betreffen:

• Rijnzathe 2, De Meern (kantoorfunctie);

• Strijkviertel 67 en 67a, De Meern (industrie en kantoorfunctie);

• Strijkviertel 65, De Meern (industriefunctie).

Daarnaast bevinden zich nog een klein aantal bestaande panden in het plangebied.

Dit betreffen:

• Sportpark Rijnvliet 7 Utrecht (bijeenkomst, kantoor- en sportfunctie);

• Strijkviertel 100, Utrecht (logiesfunctie);

• Strijkviertel 74, Utrecht (woon, industrie- en kantoorfunctie).

De woning aan de Strijkviertel 74 betreft het pand gelegen in kavel 14 van het stedenbouwkundige plan. Opgemerkt wordt dat in het stedenbouwkundige plan alleen wordt gesproken over bedrijfsgebouwen en niet over een woning. Feitelijk is echter alleen sprake van bedrijvigheid op kavels 1 t/m 12. De afstand tussen kavel 9 en de woning aan Strijkviertel 74 bedraagt meer dan 50 meter.

Op basis van bovenstaande wordt het betreffende plan dan ook aanvaardbaar geacht op basis van de toetsing bedrijven en milieuzonering voor omliggende woningen.

Analyse goede ruimtelijke ordening

Er zijn ten aanzien van het plan verkeersgegevens aangeleverd conform het VRU 3.4 model, welke op dit moment binnen gemeente Utrecht wordt gehanteerd. Er zijn verkeersgegevens conform autonome situatie in 2030, en verkeersgegevens conform planbijdrage in 2030 aangeleverd. Wanneer het verschil tussen beiden intensiteiten wordt vergeleken kan een indicatie worden gegeven van het aantal toe te nemen dB’s van de wegen als gevolg van de verkeerstoename.

In onderstaande figuur is de toename van het aantal dB’s per weg te zien wanneer de autonome situatie wordt vergeleken met de plansituatie op basis van peiljaar 2030:

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPCIRBEDPARKSTRIJK-ON01_0012.png"

Toename in dB’s per weg als gevolg van verkeerstoename circulair Bedrijvenpark Strijkviertel. Groen betekent geen toename, geel betekent tussen de 0 en 1,5 dB toename. Vanaf oranje wordt de grens van 1,5 dB overschreden. Paars betekent een toename van meer dan 5 dB.

Uit bovenstaande figuur is te zien dat voor totaal 2 wegsegmenten (1x oranje 1x paars) de geluidemissie met meer dan 1,5 dB toeneemt als gevolg van het nieuwe bedrijvenpark.

In onderstaande figuur is de verkeersintensiteit van deze betreffende wegen te zien op basis van de plansituatie 2030:

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPCIRBEDPARKSTRIJK-ON01_0013.png"

Verkeersintensiteit wegen die op basis van de planbijdrage VRU 3.4 meer dan 1,5 dB aan geluidemissie genereren.

De dichtstbijzijnde woningen zijn enerzijds de woningen in woonwijk Rijnvliet op circa 240 meter. Anderzijds betreft het wederom de woning aan de Strijkviertel 74 op een afstand van circa 200 meter.

Op basis van deze afstand wordt de kans nihil geacht dat een geluidbelasting optreedt van 50 dB(A) etmaalwaarde conform de circulaire geluidhinder 1996. Tevens is het zeer onwaarschijnlijk dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder zal worden overschreden. Er is daarmee zondermeer sprake van een goede ruimtelijke ordening.

Conclusie

De richtafstand tussen het te realiseren circulair Bedrijvenpark Strijkviertel (vanuit worstcasebenadering zijn dit alle kavels 1 t/m 14) zoals aangegeven in het “stedenbouwkundig plan bedrijvenpark Strijkviertel, datum 8 juni 2021” en omliggende woningen wordt niet overschreden. Er is daarmee dan ook geen sprake van strijdigheid vanuit de toetsing bedrijven en milieuzonering.

Tevens is sprake van een goede ruimtelijke ordening wanneer getoetst wordt aan de extra geluidsbijdrage van wegverkeer wat ontstaat uit de verhoogde verkeersbijdrage als gevolg van het plan.

Er zijn vanuit akoestiek geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan circulair Bedrijvenpark Strijkviertel.

5.5 Trillingen

In het plangebied komen geen woningen of andere functies die gevoelig zijn voor trillingen. Omliggende gevoelige functies voor trillingen liggen op ruime afstand van het plangebied waardoor hinder en verstoring door trillingen op voorhand zijn uitgesloten. Dit aspect is dan ook niet nader onderzocht en vormt geen belemmering voor de realisatie van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel.

5.6 Geur

Bepaalde bedrijven kunnen geurhinder veroorzaken. Voor specifieke bedrijven is in de Wet milieubeheer een richtwaarde aangegeven voor de hoeveelheid geur (uitgedrukt in geureenheden/m3) die acceptabel is in de omgeving van bedrijven. Deze geuruitstoot heeft ruimtelijke consequenties. In de directe omgeving van het bedrijf zijn vanuit de norm van de Wet milieubeheer beperkingen gesteld aan de mogelijkheid voor nieuwe ontwikkeling van gevoelige bebouwing (met name wonen). Dit soort bedrijven bevindt zich niet binnen het plangebied of in de directe omgeving daarvan. Kleinere bedrijven zoals horecavestigingen, of een bakkerij kennen soms ook geurhinder maar daarvoor zijn geen richtlijnen opgesteld. Daarnaast kan de mestopslag bij agrarische bedrijven geurhinder veroorzaken. Door een geschikte locatie van de mestopslag te bepalen, is een deel van de hinder te voorkomen. Echter bij grotere bedrijven is voldoende afstand ten opzichte van woningen van derden noodzakelijk. Dit wordt geregeld in de bestemmingsplanregels.

In het plangebied komen geen bedrijven met industriele geurhinder doordat er bedrijven met een maximale milieucategorie van 3.1 op basis van de VNG bedrijvenlijst zijn toegestaan. Binnen het plangebied is geen sprake van industriële geurhinder. Dit aspect vormt geen belemmering voor de realisatie van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel.

5.7 Externe Veiligheid


Het werken met, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen leidt tot veiligheidsrisico's voor de omgeving. Om deze risico's te beheersen worden in ruimtelijke besluiten, zoals in dit geval een bestemmingsplan, de relaties tussen deze activiteiten en hun omgeving conform wet- en regelgeving verantwoord en vastgelegd. Daartoe moeten in de eerste plaats risicobronnen geïnventariseerd worden. Vervolgens wordt een toets uitgevoerd aan de betreffende wet- en regelgeving.

Inventarisatie plangebied

In en direct rond het plangebied is een inventarisatie gedaan naar risicoveroorzakende activiteiten. Dit heeft het volgende overzicht opgeleverd:

  • Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water die vallen onder het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Het plangebied ligt op ca. 150 meter de A12 en op ca. 220 meter van de A2. Deze rijkswegen zijn daarmee relevant voor het plangebied. Andere Basisnet-transportassen liggen allen op zeer grote afstand (meer dan 1 kilometer) van het plangebied. Nadere beschouwing daarvan is niet nodig.
  • Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Nabij het plangebied bevinden zich geen buisleidingen voor gevaarlijke stoffen.
  • Bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Nabij het plangebied bevinden zich twee Bevi bedrijven, deze zijn BASF Nederland B.V. en Videojet Technologies Europe BV. Het invloedsgebied van deze bedrijven vallen niet over het plangebied. Dit betekent dat de bedrijven BASF Nederland B.V. en Videojet Technologies Europe BV. niet relevant zijn voor het plangebied.

Wettelijk kader

De normen en richtlijnen zijn onder andere vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt; voor transport van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water). Het Bevt geeft antwoord op vragen hoe om te gaan met ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van transportroutes. In het Bevt staan twee risicomaten beschreven waaraan getoetst moet worden. Het betreft het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Naast risiconormeringen kent het Bevt tevens twee extra afstandsbepalingen, de zogenaamde vrijwaringszone en het plasbrandaandachtsgebied. Voor zowel de vrijwaringszone als het plasbrandaandachtsgebied geldt een motivatieplicht indien bebouwing gewenst is. Indien nieuwe bebouwing wordt gerealiseerd moet deze aan extra brandveiligheidseisen volgens het Bouwbesluit voldoen.

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft aan hoe groot de overlijdenskans is indien een persoon zich permanent op een bepaalde plek bevindt. De wetgever beschouwt een overlijdenskans van eens in de miljoen jaar (aangeduid met 10-6) voor nieuwe situaties als acceptabel. In de wetgeving is dit risico vertaald naar een afstandsnormering. Voor de afstand tussen de risicoveroorzakende activiteiten en kwetsbare objecten is die norm een harde grenswaarde. Voor de afstand tot beperkt kwetsbare objecten is die norm een richtwaarde waarvan mag worden afgeweken als daar een gegronde reden voor is.

Het groepsrisico (GR) geeft de kans aan op het overlijden van een groep mensen als gevolg van een calamiteit. Het Bevt verplicht ertoe dat bij omgevingsvergunningen, waarbij wordt afgeweken van de bestemming, het groepsrisico wordt beschreven en gemotiveerd. Voor het toetsen van het groepsrisico wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde oriëntatiewaarde. Dit is geen harde wettelijke norm maar een houvast om te toetsen of het groepsrisico acceptabel is al dan niet in combinatie met maatregelen voor de bestrijding van ongevallen.

Vervoer gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water

Het risico bij transportassen wordt veroorzaakt door de mogelijkheid van beschadiging van een transportmiddel als gevolg van een ongeval, bijvoorbeeld een aanvaring. Hierdoor kan een deel of de gehele lading vrijkomen. De meest relevante stoffen zijn vloeibare gassen (b.v. LPG), brandbare vloeistoffen (b.v. benzine) en giftige stoffen. Bij een ongeval met vloeibaar gas kan dat gas vrijkomen en ontbranden met mogelijk brand of ontploffing tot gevolg. Een ongeval met brandbare vloeistof zal leiden tot een grote brand met veel hittestraling. Een ongeval met giftige stoffen zal vaak leiden tot de vorming van een giftige gaswolk.

Basisnet

Landelijk is een Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en vaarwegen ontwikkeld. Het Basisnet geeft zekerheid over de te verwachten transportfrequenties en de daarbij behorende zonering. De uitgangspunten van het Basisnet, waaronder de transportfrequenties waarmee gemeenten bij risicoanalyses dienen te rekenen, zijn wettelijk verankerd door middel van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de Regeling basisnet. Het Bevt beschrijft de afstanden tussen transportroutes en (beperkt) kwetsbare objecten en bestemmingen. Dit zijn alle plaatsen waar zich regelmatig personen bevinden m.u.v. verkeersdeelnemers. De transportfrequenties, opgenomen in de Regeling basisnet, corresponderen met de maximale gebruiksruimte voor het vervoer. Voor de bepaling van de risico's ten behoeve van dit plan is gerekend met de Basisnet uitgangspunten uit de Regeling basisnet. De getoetste normen hebben betrekking op het zogenaamde plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de A2 en A12

Toetsing plaatsgebonden risico en plasbrandaandachtsgebied

Voor basisnetroutes, zoals de A2 en de A12, gelden vaste afstanden voor de plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar (PR 10-6/jaar) . Deze zijn opgenomen in de Regeling basisnet. Hieruit volgt dat de PR 10-6 van de A12 ter hoogte van het plangebied 28 meter bedraagt (gemeten vanuit het hart van de weg). Voor de A2 is de PR 10-6/jaar0 meter. Het plangebied ligt buiten deze contouren. Dit betekent dat het plangebied voldoet aan de grens,- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico.

De Regeling basisnet geeft tevens aan of een basisnetroute een plasbrandaandachtsgebied heeft. De A12 en de A2 ter hoogte van het plangebied zijn aangewezen als plasbrandaandachtsgebied. Het plangebied ligt op meer dan 30 meter van gemeten vanaf de buitenste kantlijn van de wegen. Dit betekent dat het plasbrandaandachtsgebied van deze wegen niet relevant is voor het plangebied

Toetsing groepsrisico

Voor het groepsrisico is een indicatieve berekening uitgevoerd. Daaruit blijkt dat het groepsrisico A2/A12 onder de oriëntatiewaarde ligt (0,158 keer de oriëntatiewaarde) en het groepsrisico door de ontwikkeling niet toeneemt. Op basis van het Bevi betekent dit dat kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Verantwoording groepsrisico

De beperkte verantwoording van het groepsrisico gaat in op:

  • De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op een transportroute.
  • De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp voordoet.
  • Maatregelen m.b.t. voorbereiding van bestrijding en beperken omvang zwaar ongeval

De volgende locatiespecifieke voorwaarden bepalen of een (dreigend) zwaar ongeval goed bestreden kan worden of zelfs voorkomen:

  • Bluswatercapaciteit. Het plan wordt uitgevoerd op basis van de eisen die het Bouwbesluit 2012 stelt aan de bluswaterwatervoorzieningen.
  • Inzettijd. Inzettijd van de brandweer is goed. Het plangebied wordt bediend door de brandweerposten De Meern en Leidsche Rijn.
  • Bereikbaarheid. Het plangebied is goed bereikbaar vanwege bestaande infrastructuur.
  • Mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen bij een "dreigend" zwaar ongeval

Naast het beschouwen van de mogelijkheden m.b.t. voorbereiding van bestrijding en beperken omvang van zwaar ongeval, verplicht de regelgeving om de zelfredzaamheid van personen in de omgeving van de transportas te verantwoorden.

Vluchtmogelijkheden.

Bij een dreigende calamiteit moeten personen in staat zijn om snel van de bedreigde plek weg te kunnen komen. Hiervoor is het nodig dat er in voldoende richtingen straten en wegen zijn waarlangs men kan vluchten.

Zelfredzaamheid.

Gelet op het karakter van de planlocatie kan ervan worden uitgegaan dat de meeste mensen een goede gezondheid hebben en mobiel zijn. Dit betekent dat personen zich bij een eventuele dreigende situatie op eigen kracht goed in veiligheid kunnen brengen. Het plangebied laat geen objecten toe die specifiek gericht zijn op verminderd zelfredzame personen (zoals zorginstellingen of scholen).

Advies van de Veiligheidsregio

De Veilgheidsregio Utrecht heeft kennisgenomen van de bovenstaande paragraaf over externe veiligheid en heeft een aantal concrete adviezen gegeven over de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Deze adviezen zijn hieronder opgenomen om deze goed te borgen in dit bestemmingsplan.

Bestrijdbaarheid

Het is van belang dat de hulpdiensten tijdens een brand, ramp of zwaar ongeval voldoende snel kunnen optreden. Een goede bereikbaarheid van het te realiseren bedrijventerrein is hierbij van essentieel belang.

Gelet op de voorgestelde wegenstructuur, is een tweezijdige bereikbaarheid reeds voorzien. Verder adviseer ik u bij de detaillering van de wegen rekening te houden met de randvoorwaarden voor hulpverleningsvoertuigen (conform art. 6.37 van het Bouwbesluit 2012):

  • een breedte van ten minste 4,5 meter;
  • een verharding over een breedte van ten minste 3,25 meter, die geschikt is voor motorvoertuigen met een massa van ten minste 16.200 kilogram. Hoewel in het Bouwbesluit 2012 (6.37 lid 3b) wordt gesproken over 14.600 kg, wordt een geschiktheid voor een voertuigmassa van 16.200 kg geëist. Dit omdat de huidige voertuigen van de Veiligheidsregio Utrecht zwaarder zijn dan in het Bouwbesluit 2012
    wordt aangegeven;
  • een vrijgehouden hoogte boven de kruin van de weg van ten minste 4,2 meter;
  • een doeltreffende afwatering, en;
  • de bochten moeten een minimale binnenradius >R5,5 meter en een buitenradius >R10 meter hebben.

Daarnaast dient de brandweer snel te kunnen beschikken over voldoende bluswater. In het gebied zijn nog geen bluswatervoorzieningen aanwezig. Bij de realisatie van het bedrijventerrein dienen nieuwe bluswatervoorzieningen worden aangelegd zodat er op maximaal 40 m van ieder bedrijfspand bluswater kan worden onttrokken (conform art. 6.30 van het Bouwbesluit 2012). De exacte uitvoering van het wegennet en de locatie van de
bluswatervoorziening kan de gemeente in een later stadium af te stemmen met de afdeling
Operationele Voorbereiding van de VRU (opv@vru.nl)

Zelfredzaamheid

Aangezien het om een bedrijventerrein gaat, wordt aangenomen dat er overwegend zelfredzame personen aanwezig zullen zijn in het gebied. Om zichzelf in veiligheid te kunnen brengen worden een aantal maatregelen geadviseerd.

In geval van een dreigende explosie is het van belang van het gevaar af te kunnen vluchten. Daarom wordt geadviseerd de gebouwen zoveel mogelijk te ontsluiten via de, van de snelwegen, afgekeerde zijden door in aan die zijden voldoende vluchtdeuren te creëren.

In geval van een gifwolk is het van belang ramen en deuren te sluiten en binnen te schuilen. Hiervoor wordt geadviseerd om in de bedrijfsgebouwen een afschakelvoorziening te installeren waarmee de mechanische ventilatie kan worden afgeschakeld.

Tot slot wordt geadviseerd om in de bedrijfsnoodplannen van de te vestigen
bedrijven aandacht te besteden aan 'hoe te handelen' in geval van bovengenoemde explosie- en gifwolkscenario's en BHV-organisaties en personeel hierop te laten trainen.

De bovenstaande adviezen van de Veiligheidsregio worden meegenomen bij de verdere uitwerking en concretisering van de plannen voor circulair Bedrijvenpark Strijkviertel.

Conclusie

Voor het plangebied zijn de A2 en de A12 vanuit externe veiligheid relevant voor het plangebied. Het plan voldoet aan de grens,- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico. Het plasbrandaandachtsgebied is niet relevant voor de ontwikkeling. Voor het groepsrisico is de conclusie dat deze onder de oriëntatiewaarde ligt en niet significant toeneemt door de voorgestelde ontwikkeling van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel. Het groepsrisico wordt gezien de hoogte aanvaardbaar beschouwd, hierbij mede rekening gehouden met de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid.

Er zijn vanuit externe veiligheid geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan circulair Bedrijvenpark Strijkviertel.

5.8 Ontplofbare Oorlogsresten

Kader
In het plangebied worden bodemroerende werkzaamheden uitgevoerd. De Arbeidsomstandighedenwet stelt dat er gezorgd moet worden voor een veilige werkplek. Daarom moet een onderzoek naar de aanwezigheid van Ontplofbare Oorlogsresten (OO) worden uitgevoerd.

Plangebied en conclusie
Het plangebied is in de afgelopen jaren veelvuldig onderzocht voor de aspecten bodemkwaliteit en archeologie. Er zijn ook diverse proefsleuven gegraven en archeologische opgravingen gedaan. Op basis van deze onderzoeksresultaten kan geconcludeerd worden dat ontplofbare oorlogsresten niet worden verwacht in het plangebied.

5.9 Luchtkwaliteit

Kader
Luchtkwaliteit heeft betrekking op luchtverontreiniging door gasvormige stoffen en verontreiniging van de lucht met fijnstof, door vooral verkeer, maar - naar mate het verkeer schoner wordt - ook door andere bronnen zoals houtstook. De luchtkwaliteit beïnvloedt in belangrijke mate de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Wegverkeer, mobiele (bouw)werktuigen en houtstook zijn, samen met de hoge achtergrondconcentratie in Utrecht, de belangrijkste lokale bronnen van luchtverontreiniging.

In artikel 5.16 lid 1 van de Wet milieubeheer is vastgelegd dat het bevoegd gezag bij het vaststellen van een bestemmingsplan dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, rekening moet houden met de effecten op de luchtkwaliteit. De Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) heeft in 2005 advieswaarden opgesteld voor een aantal stoffen. Deze zijn in het algemeen strenger dan de in de wet Milieubeheer gehanteerde grenswaarden.

Sinds 2017 wordt overal in Utrecht voldaan aan de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit. De Wereldgezondheidsorganisatie heeft in 2005 advieswaarden opgesteld voor gezonde lucht. Deze WHO-advieswaarden zijn bedoeld om de gezondheid te beschermen. Deze zijn voor fijnstof strenger dan de grenswaarden van de EU. De WHO stelt zelfs dat er géén veilige concentratie is aan te geven voor fijnstof; op grond van haalbaarheid heeft zij daarom een gezondheids-kundige advieswaarde vastgesteld voor PM10 en PM2,5.

Stof Grenswaarde EU WHO-advieswaarde-2005 Toetsingsperiode
NO2 (stikstofdioxide) 40 µg/m³ 40 µg/m³ Jaargemiddelde
PM10 (fijnstof) 40 µg/m³ 20 µg/m³ Jaargemiddelde
PM2,5 (fijnstof) 25 µg/m³ 10 µg/m³ Jaargemiddelde

WHO-advieswaarden voor NO2, PM10 en PM2,5

In 2015 heeft de gemeente Utrecht een motie aangenomen waarin de gemeente zich als doel stelt om in de toekomst (2030) naast de wettelijke grenswaarden ook te voldoen aan de WHO-advieswaarden uit 2005 voor fijnstof. Deze advieswaarden (WHO 2005) zijn strenger dan de wettelijke grenswaarden voor PM10 (20 µg/m3) en voor PM2,5 (10 µg/m3). Deze motie is uitgewerkt in het raadsbesluit 'Utrecht kiest voor gezonde lucht - luchtkwaliteitsbeleid en uitvoeringsprogramma' van december 2020, waarin is vastgelegd om toe te werken naar de WHO-advieswaarden-2005, die expliciet zijn benoemd in de samenvatting bij het raadsbesluit.

Op 22 september 2021 heeft de WHO nieuwe advieswaarden voor fijnstof en stikstofdioxide opgesteld, die (beduidend) lager liggen dan de WHO-advieswaarden uit 2005. Ook neemt de gemeente Utrecht deel aan het Schone Lucht Akkoord, waarin rijksoverheid, provincies en gemeenten samenwerken aan maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit.

Plangebied

Voor de ontwikkeling van het circulaire Bedrijvenpark Strijkviertel is onderzoek uitgevoerd naar het aspect luchtkwaliteit. Dit onderzoek is in 2022 uitgevoerd en heeft de titel 'Beoordeling luchtkwaliteit Strijkviertel'. Dit onderzoek is als Bijlage 6 Beoordeling LuchtkwaliteitBedrijvenpark Strijkviertel bij de toelichting opgenomen. Hieronder is de conclusie van dit onderzoek opgenomen.

Conclusie

De ontwikkeling van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel leidt tot een kleine toename van lokale concentraties NO2 en PM10.

De maximale concentraties in de omgeving blijven echter gelijk voor alle drie de onderzochte stoffen (NO2, PM10 PM2,5). Voor fijnstof (PM10 en PM2,5) blijft ook de gemiddelde concentratie in het onderzochte gebied gelijk.

Op basis van de effecten op luchtkwaliteit (Wm art. 5.16, eerste lid, sub a) kan de realisatie van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel gelegen tussen de plas Strijkviertel en de bocht A2/A12 doorgang vinden en zijn er vanuit het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan circulair Bedrijvenpark Strijkviertel.

5.10 Bodem En Ondergrond

Kader
Bij het bestemmingsplan wordt getoetst of de bodemkwaliteit geschikt is of geschikt gemaakt kan worden voor de geplande functies. Het gemeentelijk bodembeleid gaat uit van de volgende algemene uitgangspunten uit de Wet bodembescherming:

  • Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er toch bodemverontreiniging ontstaat, moet de bodem direct worden gesaneerd. Een geval van bodemverontreiniging waarbij de verontreiniging geheel of grotendeels ná 1987 is ontstaan, is een "nieuw geval". Deze zorgplicht houdt in dat nieuwe gevallen van bodemverontreiniging zoveel mogelijk ongedaan dienen te worden gemaakt.
  • Overige gevallen van ernstige bodemverontreiniging moeten binnen een bepaalde termijn worden gesaneerd als er tevens sprake is van risico's. Het gaat daarbij om humane of milieuhygiënische risico's en om risico's voor verspreiding van de verontreiniging. De sanering gebeurt functiegericht en kosteneffectief.
  • Nieuwbouw op of graafwerkzaamheden in een geval van ernstige bodemverontreiniging zijn ongeacht de risico's niet toegestaan zonder saneringsmaatregelen. De focus ligt hierbij op de contactzone van de bodem.
  • Hergebruik van (schone of licht verontreinigde) grond kan bij onverdachte terreinen plaatsvinden op basis van de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan.

Bij een aanvraag van een omgevingsvergunning moet een bodemonderzoek conform de NEN 5740 worden verricht. Op basis van dit onderzoek wordt beoordeeld of de locatie geschikt is voor de geplande functie of dat er nog een nader onderzoek en/of een bodemsanering noodzakelijk is, voordat de locatie geschikt is voor de geplande functie. Als er voor de bouwwerkzaamheden een grondwateronttrekking nodig is, moet rekening gehouden worden met nabij gelegen grondwaterverontreinigingen.

Plansituatie

Bodemkwaliteit

De locatie ligt gedeeltelijk braak en is gedeeltelijk in gebruik als weiland voor koeien en paarden. In het verleden is er op een klein gedeelte van het terrein een slibdepot gesitueerd geweest.

Na beëindiging van het slibdepot is een eindsituatie bodemonderzoek uitgevoerd. (Amos Milieutechniek B.V., 144.121.BV.12.ROS_revisie, d.d. 11-11-2014) Hierbij is alleen de bovengrond onderzocht. Dit onderzoek is vergeleken met het nulsituatie bodemonderzoek (Ingenieursbureau Land, BO1-75950RVE, d.d. 14-4-2009). Hierbij is geen verslechtering van de bodemkwaliteit vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPCIRBEDPARKSTRIJK-ON01_0014.png"

Bij het meest recente onderzoek uit 2019 (Tauw, R001-1271362ESK-V02-agv-NL, 13-12-2019) zijn lichte verontreinigingen aangetroffen in de grond met zware metalen en PAK. Analytisch is geen asbest aangetoond. PFAS is aangetoond in gehaltes boven de detectielimiet. Op basis van PFAS is de grond toepasbaar buiten grondwaterbeschermingsgebieden en boven de grondwaterstand. Het grondwater bevat licht verhoogde gehaltes aan barium, xylenen (som) en naftaleen. Het slib in de aanwezige watergangen is niet noemenswaardig verontreinigd en verspreidbaar binnen het gebied.

Op de locatie zullen lichte industrie, woningbouw en een sportpark gerealiseerd worden. De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is geschikt voor het beoogde gebruik.

Het plangebied bevindt zich binnen de zogenaamde bufferzone van het Gebiedsplan Gebiedsgericht Grondwaterbeheer. Deze zone is een buffer rondom de dynamische zone. Het diepere grondwater binnen de dynamische zone, in het eerste watervoerend pakket, is diffuus licht tot sterk verontreinigd met vluchtige organische chloorkoolwaterstoffen. Bij bouwbemalingen, onttrekken en infiltreren van grondwater kan deze verontreiniging verspreiden. Om het grondwater uit het tweede watervoerend pakket te beschermen, is er sprake van een dieptebeperking voor boorwerkzaamheden in de bufferzone, bijvoorbeeld voor de aanleg van bodemenergiesystemen tot de scheidende laag. De diepte van de scheidende laag varieert, maar ligt rond de 50 m-mv.

Op basis van de Nota Bodembeheer 2017-2027 is de ontgravingskwaliteit voor grond “landbouw/natuur” en de toepassingseis voor grond eveneens kwaliteit “landbouw/natuur”.

Ondergrond

Geadviseerd wordt om bij de herontwikkeling inzicht te krijgen in zowel bestaande als gewenste ondergrondse ruimteclaims, die nodig zijn om het gewenste bovengrondse gebruik te realiseren. Om de ondergrond duurzaam te gebruiken en beheren moet er een balans zijn tussen bescherming (gezonde, schone, levende en veilige bodem, archeologie) en benutting (parkeerkelder, bodemenergie, groen, waterberging, infrastructuur, afval). Het kan noodzakelijk zijn om ondergrondse functies te ordenen, clusteren en waar mogelijk te minimaliseren of optimaliseren. En om effecten van ondergronds gebruik mee te nemen in de beschouwing om (toekomstige) conflicten te voorkomen. Zo gaan bijvoorbeeld ondergrondse bouw met waterglas en verticale hemelwaterinfiltratie niet goed samen met de aanwezigheid van open warmte/koude opslagsystemen in de bodem (verstopping).

Zetting

Het plangebied is op basis van de indicatieve zettingsgevoeligheid gevoelig (oranje) tot minder gevoelig (groen) voor zetting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPCIRBEDPARKSTRIJK-ON01_0015.png"

Bodemenergie

Een van de mogelijkheden om te voorzien in duurzame energie is bodemenergie. Vanwege de dieptebeperking voor boringen moet bekeken worden of gesloten bodemenergiesystemen rendabel zijn, of dat er beter kan worden ingezet op (collectieve) open opslagsystemen.

Conclusie
De grond op de locatie is licht verontreinigd met zware metalen en PAK. Asbest is niet aangetoond. Vanwege de aanwezigheid van PFAS boven de detectielimiet gelden gebruiksbeperkingen voor het toepassen in grondwaterbeschermingsgebieden en/of onder de grondwaterstand. Het slib in de aanwezige watergangen is niet noemenswaardig verontreinigd en verspreidbaar binnen het gebied.

Er geldt een dieptebeperking voor boringen en bodemenergiesystemen.

Inzicht en ordening in de bestaande en gewenste ondergrondse ruimteclaims en de onderlinge beïnvloeding daarbij, kan toekomstig conflicterend ruimtegebruik beperken.

Het grondwater bevat licht verhoogde gehaltes aan barium, xylenen (som) en naftaleen.

De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is geschikt voor het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan circulair Bedrijvenpark Strijkviertel.

5.11 Natuurbescherming

Kader

Op grond van de Wet natuurbescherming moeten initiatiefnemers onderzoek doen naar de effecten van hun activiteiten op beschermde dier- en plantensoorten en beschermde gebieden. Bij het vaststellen van (wijzigingen in) een bestemmingsplan moet van tevoren duidelijk zijn dat de Wet natuurbescherming niet in de weg staat aan de uitvoering van het plan. Daarnaast moet worden gekeken naar de regels in de Interim Omgevingsverordening Utrecht.


Beschermde dier- en plantensoorten

Voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan moet er worden onderzocht:

of er beschermde soorten voorkomen in het plangebied;

of er verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming worden overtreden;

of er vrijstellingen gelden of dat er een ontheffing nodig is.



Beschermde gebieden


Natura 2000-gebieden

Bij het opstellen van een bestemmingsplan wordt door middel van een zogenaamde 'voortoets' bekeken of een passende beoordeling van dat plan moet worden gemaakt. Een passende beoordeling moet worden gemaakt als de waarschijnlijkheid of het risico bestaat dat het plan significante gevolgen heeft voor een of meerdere Natura 2000-gebieden (al dan niet in combinatie met andere plannen of projecten).

Het bestemmingsplan kan in beginsel alleen worden vastgesteld als er zekerheid bestaat dat de natuurlijke kenmerken van het betreffende gebied niet worden aangetast.

Als er een passende beoordeling nodig is, geldt er ook een plan-merplicht (art. 7.2a Wm).

Als het plan een herhaling of voortzetting is van een plan of project waarvoor al eerder een passende beoordeling is gemaakt, hoeft er niet opnieuw een passende beoordeling te worden gemaakt (voor zover deze redelijkerwijs geen nieuwe gegevens of inzichten kan opleveren over de significante gevolgen ervan).

In Nederland zijn ongeveer 160 Natura 2000-gebieden aangewezen, gebieden met een Europese beschermingsstatus. Veel van die gebieden zijn (ook) gevoelig voor stikstofdepositie. Een verdere toename van de stikstofdepositie kan leiden tot 'significante effecten' op de beschermde natuurgebieden, wat alleen is toegestaan met een Wet natuurbescherming vergunning.

Alleen wanneer met een berekening met AERIUS Calculator wordt aangetoond dat er op voorhand geen significante gevolgen te verwachten zijn van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden is een Wnb-vergunning niet van toepassing. Als dit niet het geval is wordt in het kader van een Wnb-vergunning eerst een voortoets uitgevoerd. Intern salderen is onderdeel van zo'n voortoets. Het project of plan kan alsnog worden vergund als er geen significante negatieve effecten zijn in Natura 2000-gebieden of als de verslechtering van de stikstofdepositie optreedt op hectares, waarin de Kritische Depositiewaarde niet wordt overschreden.

Indien in de voortoets niet kan worden uitgesloten dat er geen significante effecten optreden is vervolgonderzoek nodig in de vorm van een Passende Beoordeling. Dit is een uitgebreid ecologisch onderzoek. Extern salderen, mitigatie of een ADC-toets zijn altijd onderdeel van een Passende Beoordeling.

Sinds 1 juli 2021 is de wet Stikstofreductie en Natuurverbetering (Wsn) in werking. Onderdeel van deze wet is de vrijstelling voor bouw- sloop en eenmalige aanlegactiviteiten, in het kort de bouwvrijstelling. Dit betekent in het vergunningstraject dat voor het aspect stikstof alleen nog de neerslag (depositie) in de gebruiksfase een rol speelt.


Nationaal Natuur Netwerk (v.m. EHS) en Groene Contour

In de Interim Omgevingsverordening (artikel 6.1 en verder) zijn regels vastgelegd waar (afwijkingen) van bestemmingsplannen aan moeten voldoen.


Nota Utrechtse soortenlijst


Bij gemeentelijke plannen dient inzichtelijk gemaakt te worden of er soorten van de Utrechtse soortenlijst voorkomen in het plangebied. Dit geldt eveneens bij plannen van derden wanneer hier afspraken over zijn met de gemeente. Het toevoegen van de Utrechtse soorten vormt geen verhoging van deze onderzoeksinspanning, maar dient met behulp van de natuurwaardenkaart en een biotoopbeoordeling in de bureaustudie te worden opgenomen.

Als er beschermde of Utrechtse soorten in het projectgebied aanwezig zijn zal worden beoordeeld of de soorten nadelige gevolgen van de ontwikkeling ondervinden. Bij mogelijke nadelige gevolgen, wordt gekeken of de ontwikkeling op een andere manier kan worden uitgevoerd zodat nadelige gevolgen worden voorkomen of geminimaliseerd. Als deze nadelige gevolgen niet te voorkomen zijn dient het leefgebied gecompenseerd te worden zo dicht mogelijk bij het projectgebied, of wanneer dit niet mogelijk is op een alternatieve locatie binnen de gemeente. Als het leefgebied van een Utrechtse soort niet op korte termijn te compenseren valt zal dit expliciet aan het college worden voorgelegd. De verwachting is dat dit alleen het geval is in enkele oude bomenlanen waarin voor Nederland zeldzame paddenstoelen groeien.

Met de stappen 1. Onderzoek, 2. Alternatieven, 3. Mitigeren, 4. Compenseren, 5. Expliciete keuze, wordt voorkomen dat Utrechtse soorten uit onze stad verdwijnen, terwijl gebiedsontwikkelingen mogelijk blijven.


Plansituatie


Beschermde gebieden

Natura 2000

Het plangebied van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel ligt op ongeveer 8 kilometer van het Natura 2000-gebied 'Oostelijke Vechtplassen'. Het gecultiveerde plangebied heeft geen enkele relatie met dit Natura 2000-gebied. De beoogde werkzaamheden bestaan onder andere uit het bouwrijp maken van het gebied, het realiseren van nieuwbouw en het aanleggen van lokale infrastructuur.

De stikstofdepositie als gevolg van de gebruiksfase (toenemende verkeersgeneratie) en realisatiefase / bouwfase is in beeld gebracht middels een stikstofdepositie onderzoek. Het stikstofdepositie onderzoek voor het circulair Bedrijvenpark Strijkviertel is als Bijlage 7Beoordeling Stikstofdepositie Bedrijvenpark Strijkviertel bij de toelichting van dit plan opgenomen. Hieronder is de belangrijkste conclusie van dit rapport opgenomen.

De verkeerstoenames in en rond het gebied Strijkviertel leiden in de gebruiksfase tot een toename van depositie van 0,02 mol/ha/jr in 2025 en 2035. De verkennende berekening voor de bouwfase op basis van algemene kentallen leidt tot een toename 0,01 mol N/ha/jr op Oostelijke Vechtplassen.

Als gevolg van de ontwikkeling van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel wordt grasland aan het gebruik onttrokken. Na interne saldering met de uit gebruik genomen weilanden blijft er geen toename van de depositie over.

Voor de permanente gebruiksfase (opgeteld bij de bouwfase) wordt na toepassing van de interne saldering geen stikstofdepositie bijdrage groter dan 0,00 mol/ha/jaar berekend, waarmee significant negatieve effecten op de natuurwaarden van de omliggende Natura 2000-gebieden ten gevolge van het gebruik van de beoogde ontwikkeling op voorhand uitgesloten zijn. Het aspect stikstofdepositie vormt daarmee geen belemmering voor het gebruik van de beoogde ontwikkeling.

Natuurnetwerk Nederland en Groene Contour
Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Directe effecten op het NNN zijn uit te sluiten en het toetsingskader van het NNN is niet van toepassing. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Groene Contour.


Conclusie

Gezien de aard en het lokale karakter van de ingreep worden effecten op Natura 2000-gebieden, NNN en de Groene Contour niet verwacht. Negatieve effecten op beschermde gebieden zijn uitgesloten.

Beschermde dier- en plantensoorten

In 2016 is er onderzoek verricht naar het voorkomen van beschermde soorten in het plangebied. In 2018 en in 2021 is er een actualisatie van de quickscan opgesteld. In het onderzoek uit 2021 zijn ook de soorten van de Nota Utrechtse soortenlijst meegenomen.

In de bijlagen zijn de meest recente ecologische onderzoeken opgenomen, dit zijn Bijlage 8Ecologisch onderzoek Bedrijvenpark Strijkviertel en Bijlage 9 Ecologische QuickscanRWS-strook Bedrijvenpark Strijkviertel.



Flora

Er worden geen negatieve effecten verwacht op wettelijk beschermde flora. Wel is de Utrechtse soort Zwanenbloem aangetroffen. De huidige groeiplaats blijft waarschijnlijk niet behouden. Doordat er in de nieuwe situatie veel nieuw geschikt leefgebied voor deze soort wordt gecreëerd, worden effecten op de lokale verspreiding van de soort voorkomen.


Grondgebonden zoogdieren

Er worden geen negatieve effecten verwacht op wettelijk beschermde zoogdieren. In het gebied komen wel hazen voor, maar daarvoor geldt een provinciale vrijstelling.


Vleermuizen

Uit de quickscan en de actualisatie van de quickscan blijkt dat het hoog opgaande groen langs de westkant van het plangebied van essentieel belang is als vliegroute en foerageergebied van gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis. Ook kan niet worden uitgesloten dat deze en omliggende groenstructuren voor watervleermuis van belang zijn om de Strijkviertelplas te bereiken. Een negatief effect is uitgesloten als extra uitstraling van kunstmatige lichtbronnen op en rond vliegroutes en foerageergebieden wordt voorkomen. Als bomen worden gekapt, mogen er geen gaten > 50 meter tussen groenstructuren ontstaan. Als aan deze voorwaarden wordt voldaan is een ontheffing niet nodig. Bij de uitwerking dient een ecoloog te worden betrokken. Er worden geen gebouwen gesloopt of bomen gekapt die een geschikte holte bevatten die in gebruik zou kunnen zijn als verblijfplaats voor vleermuizen..


Vogels

Vogels met jaarrond beschermde nesten

In opgaand groen rond het plangebied is mogelijk een nestlocatie van ransuil aanwezig. Omdat deze groenstructuur behouden blijft en zelfs wordt versterkt, is fysieke aantasting van de nestplaats uitgesloten. Aangenomen wordt dat er in de omgeving voldoende foerageergebied aanwezig blijft als het plangebied volledig ongeschikt raakt. Effecten op het foerageergebied worden daarnaast voorkomen omdat het plangebied met groen -dat geschikt zal zijn als foerageergebied- wordt ingericht.


Er zijn alleen maatregelen nodig om verstoring van broedende ransuilen te voorkomen door in de periode februari tot en met juli geen verstorende werkzaamheden binnen 100 meter van de nestlocatie uit te voeren. Indien er werkzaamheden zijn voorzien binnen de invloedssfeer (binnen ongeveer 100 meter afstand van mogelijke nestlocatie) en in de kwetsbare periode (feb-juli) dan is nadere toetsing aan effecten en mogelijk onderzoek conform protocol nodig.


Algemene broedvogels

De nesten van algemene vogels zijn beschermd als ze als broedlocatie in gebruik zijn. Vogels kunnen gedurende het gehele jaar tot broeden komen. Het is daarom zaak om hier voorafgaand aan het werk rekening mee te houden. De kans op een broedgeval is het grootst in de periode maart t/m juli (dit wordt wel gezien als het reguliere broedseizoen). Een (periodieke) controle op nesten van broedvogels is voorafgaand aan de werkzaamheden noodzakelijk om overtreding van de wet te voorkomen. Als een broedgeval aanwezig is, dient een verstoringsvrije zone te worden aangehouden, waarbinnen gedurende de periode van broeden niet wordt gewerkt. De breedte van deze zone dient door een ter zake kundige te worden bepaald.
De beleidsmatig beschermde soorten kleine karekiet en tjiftjaf van de Nota Utrechtse soortenlijst worden verwacht binnen het plangebied. Dat er onvoldoende broedlocaties behouden blijven door optische verstoring, een verhoogde aanwezigheid van mensen en verkeer in de aanleg- en gebruiksfase is uitgesloten. Negatieve effecten op huidige broedlocaties is uitgesloten omdat groenstructuren worden versterkt en er geen broedlocaties van kleine karekiet in het plangebied aanwezig zijn. Door het versteken van groenstructuren en het aanleggen van waterpartijen kan geschikt broedhabitat ontstaan. Vervolgstappen zijn niet noodzakelijk.


Amfibieën

De aanwezigheid van beschermde soorten is met zekerheid uitgesloten. Een negatief effect op beschermde soorten amfibieën is met zekerheid uitgesloten. Vervolgonderzoek is niet noodzakelijk


Vissen

In eerdere onderzoeken is meermaals het voorkomen van de streng beschermde grote modderkruiper aangetoond. Er is voor het voorliggend rapport een nader onderzoek gedaan middels elektrisch vissen. Hierbij werden geen grote modderkruipers aangetroffen. De gemeente heeft vervolgens e-DNA onderzoek uit laten voeren, waarbij in drie slootgangen de aanwezigheid van grote modderkruipers is vastgesteld. Door het dempen van sloten kunnen exemplaren worden gedood of verwond. Ook wordt leefgebied permanent aangetast. Door de werkzaamheden binnen het plangebied zal het functionele leefgebied van de grote modderkruiper worden aangetast, worden er grote modderkruipers gevangen en in sommige gevallen mogelijk gedood door het vangen en verplaatsen van de grote modderkruipers en de verborgen leefwijze van de soort. Dit betekent dat er sprake is van het overtreden van verbodsbepalingen uit de wet. Ontheffing is daarom noodzakelijk. De ontheffing is aangevraagd en verkregen (zie Bijlage 10 Ontheffing Natuurbeschermingswet GroteModderkruiper. Wanneer er aan de voorwaarden in de ontheffing wordt voldaan, kan het plan doorgang vinden.


Ongewervelden

De aanwezigheid van platte schijfhoren is met zekerheid uitgesloten. Een negatief effect is met zekerheid uitgesloten. Vervolgonderzoek is niet noodzakelijk



Conclusie beschermde dier- en plantensoorten (Wnb)

Uit het nader onderzoek blijkt dat er geen ontheffing voor negatieve effecten op vleermuizen nodig is, mits er maatregelen worden getroffen in de uitvoering. Dit dient nader te worden uitgewerkt in een ecologisch werkprotocol.

Voor de grote modderkruiper is een ontheffing verkregen. Wanneer er aan de voorwaarden in de ontheffing wordt voldaan, kan het plan doorgang vinden.

Het plangebied heeft geen betekenis voor andere streng beschermde soorten dier- en plantensoorten. Deze zijn niet aangetroffen in het plangebied.

Conclusie Utrechtse soortenlijst

Binnen het plangebied zijn tongvaren, grote kaardenbol en wilde reseda aangetroffen. Ook worden soorten verwacht die zijn opgenomen in de Utrechtse soortenlijst, zoals de bittervoorn, kleine modderkruiper, merel, de tjiftjaf en de egel. Negatieve effecten op het areaal aan geschikt leefgebied worden niet verwacht, mits er maatregelen worden getroffen in de uitvoering. Dit dient nader te worden uitgewerkt in een ecologisch werkprotocol.


Diervriendelijk bouwen

De gemeente heeft ook de ambitie om diervriendelijk te bouwen. Onder “diervriendelijk” bouwen wordt verstaan: bouwen met relatief kleine ingrepen, die verblijfsplekken creëren voor verschillende dieren in het stedelijk landschap. Met “diervriendelijk” bouwen wordt de biodiversiteit van de stad vergroot.

Voor de nieuwe bebouwing geldt dat er diervriendelijk wordt gebouwd, met minimaal 1 geïntegreerde verblijfplaats voor gierzwaluw, huismus en gewone dwergvleermuis per 200 m2 BVO. De voorwaarden voor deze maatregelen worden in de kavelpaspoorten meegenomen. De nieuwe bedrijfsgebouwen worden voorzien van diervriendelijke maatregelen om ook dit plangebied tot een prettig leefgebied te maken voor dieren. In dit gebied zijn er kansen voor de gierzwaluw, de huismus en de dwergvleermuis. Bij het ontwerp van het gehele bedrijvenpark wordt aandacht besteed aan het verbeteren van de biodiversiteit zoals het toepassen van nestkasten van vogels, verblijfplaatsen van vleermuizen en insecten en het toepassen van klimaat adaptieve maatregelen zoals de aanleg van meer groen, waterdoorlatende verharding en infiltratiegebieden. Ook is hiervoor een regeling opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan.

Ook zullen de nieuwe bruggen faunapasseerbaar worden gemaakt en (zoveel mogelijk) diervriendelijk worden ontworpen.


Groene gevels

Voor het bouwen van nieuwe bedrijfsgebouwen in bedrijvenpark Strijkviertel worden ook regels opgenomen over het verplicht realiseren van groene gevels. Met de verplichte realisatie van groene gevels op een deel van de nieuwe gevels van de nieuwe (bedrijfs-)gebouwen wordt de biodiversiteit in het plangebied bevordert.

Zorgplicht

Er dient rekening te worden gehouden met het voorkomen van algemene soorten fauna, die vallen onder de zorgplicht. Om een juiste invulling te kunnen geven aan de zorgplicht is de Gedragscode Flora- en faunawet van de gemeente Utrecht van toepassing.

Om de consequenties hiervan en voor de Utrechtse soorten voor de werkzaamheden duidelijk te maken dient er voor aanvang van de werkzaamheden een ecologisch werkprotocol te worden opgesteld door een ecologisch deskundige.

5.12 Bomen

In deze bomenpargraaf is een toelichting opgenomen voor de bestaande, de te kappen, de te verplanten en nieuwe bomen binnen het plangebied.

In deze bomenparagraaf verwijzen we naar een aantal kaarten en inventarisatielijsten die zijn opgenomen als bijlage bij de toelichting. Deze bijlagen zijn kaarten van het plangebied met een duidelijke legenda erbij.

In Bijlage 11 Bestaande bomen te behouden is een kaart opgenomen van de bestaande bomen in het plangebied. In Bijlage 12 Bestaande bomen te kappen is een kaart opgenomen van de te kappen bomen. In Bijlage 13 Bestaande bomen te verplanten is een kaart opgenomen van de te verplanten bomen binnen het plangebied en in Bijlage 14 Nieuwebomen te planten is een kaart opgenomen van de nieuw te planten bomen inclusief een overzicht van de soorten.

In het gebied, zijn alle bomen geïnventariseerd en beoordeeld op toekomstverwachting en verplantbaarheid. De stedenbouwkundige en de landschapsarchitect hebben getracht zoveel mogelijk bomen in het gebied te behouden. Helaas kunnen niet alle bomen behouden blijven.

Alle bomen in de nabij gelegen groenstrook van Rijkswaterstaat, direct ten zuiden en oosten van het plangebied, blijven behouden.

Vanaf 21 november 2018 geldt de herplantplicht bij kapvergunningen. Als verplanten of behoud van een boom niet mogelijk is, dan geldt bij compensatie de volgende volgorde: 1e keus herplant op locatie, 2e keus herplant dichtbij locatie, 3e keus herplant elders. Als blijkt dat herplant niet mogelijk is, kan in het uiterste geval worden overgegaan tot financiële compensatie waarbij de inkomsten worden geoormerkt voor het aanplanten van bomen en groen elders in de gemeente Utrecht. De herplantplicht is niet van toepassing op gevallen waarin het college of de raad op basis van een ruimtelijk plan een besluit heeft genomen of omgevingsvergunningen waarvan de aanvraag voor 21 november 2018 is ingediend.

Plansituatie

De bestaande bomen, binnen en direct grenzend aan het plangebied zijn in kaart gebracht met een uitgebreide bomeninventarisatie. Deze bomeninventarisatie is visueel verwerkt in vier kaarten van het plangebied, zie de diverse bijlagen bij de toelichting (Bijlagen 11, 12,13 en 14). De inventarisatie is uitgevoerd volgens de landelijke richtlijn Boom Effect Analyse (BEA). De hoofdvraag van de inventarisatie luidt 'kan de boom, in het perspectief van de voorgenomen werkzaamheden en de toekomstige situatie, in zijn huidige verschijningsvorm en op deze standplaats, duurzaam behouden blijven. Vanuit die vraagstelling zijn de locatie, conditie, kwaliteit, groeiplaats en omgevingsfactoren beoordeeld. In het plangebied zijn 913 bomen aanwezig. De bomen variëren in soort en kwaliteit, niet alle bomen zijn vergunningsplichtig, alleen de bomen met een stamdiameter dikker van 15 cm. In de bijlagen zijn ook duidelijke lijsten van de bomen opgenomen en een goede legenda.

Te behouden bomen

In totaal kunnen er van de 913 bestaande bomen in het plangebied 767 behouden blijven, 14 bomen kunnen verplant worden. De 14 bomen worden binnen het projectgebied verplant, zie bijlage kaart. Er zijn verschillende redenen dat de bomen niet verplant kunnen worden. Veel schietwilgen hebben een eenzijdige kluit en kunnen daarom niet verplant worden. Sommige bomen zijn te groot of beoordeeld als niet vitaal. En enkele bomen zoals de gewone es zijn niet verplantbaar. Het is niet mogelijk om de ontwikkeling van het circulair Bedrijvenpark Strijkviertel te realiseren met behoud van alle bomen binnen het plangebied. Meer informatie over soorten bomen, toekomstverwachting en grootte van de bomen is in de eerder genoemde bijlagen opgenomen.

Niet te behouden bomen

Veel bestaande bomen kunnen blijven staan en een klein deel kan worden verplaatst. 146 bestaande bomen in het plangebied kunnen niet behouden blijven om vijf verschillende redenen. Deze vijf redenen zijn: verkeer (aanleg wegen), verkaveling van het gebied (locaties kavels), water/graven van watergangen, maaiveldhoogte, en de aanleg van één faunapassage. In Bijlage 12 Bestaande bomen te kappen staat aangeven welke bomen waarom gekapt moeten worden met ook de reden van kap per boom, verkaveling/water/verkeer/ maaiveldhoogte /faunapassage).

Compensatie

De 146 te kappen bomen dienen gecompenseerd te worden. In de nieuwe situatie worden er 388 bomen teruggeplant in het plangebied, zie Bijlage 14 Nieuwe bomen te planten. In het herplantplan staan ook de soort bomen aangegeven, met locaties van de nieuwe bomen en aantallen nieuwe bomen opgesplitst per deelgebied binnen het plangebied. Het herplantplan van de bomen is onderdeel van het totale Inrichtingsplan dat gemaakt wordt voor bedrijvenpark Strijkviertel.

Conclusie

In het gebied zijn alle bomen geïnventariseerd en beoordeeld op toekomstverwachting en verplantbaarheid. De stedenbouwkundige en de landschapsarchitect hebben getracht zoveel mogelijk bestaande bomen te behouden en in te passen in het plan. Helaas kunnen niet alle bomen behouden blijven. In het plangebied blijven van de huidige 913 bomen er in totaal 767 bomen behouden. Binnen het plangebied kunnen 14 bomen worden verplaatst. De meeste bomen die worden gekapt zijn de schietwilgen rond het huidige parkeerterrein van de rijvereniging. Het terrein wordt efficiënter ingericht en het parkeerterrein maakt plaats voor de primaire watergang met groene oevers. We verplanten de meeste zomereiken bij de rotonde aan de zuidzijde en de duiker bij de scheg. Deze bomen krijgen een nieuwe plek binnen het plangebied. De reden dat de meeste bomen niet verplant kunnen worden zijn: een eenzijdige kluit bij wilgen, bomen zijn te groot of niet vitaal en enkele boomsoorten zijn niet verplantbaar. Het aantal bomen dat wordt gekapt is tot een minimaal aantal van 146 bomen beperkt. De reden hiervoor zijn keuzes die gemaakt zijn in het Stedenbouwkundigplan voor de aanleg water, wegen, kavelvelden en aanpassen van maaiveldhoogte. Ter compensatie van de te kappen bomen worden 388 nieuwe bomen geplant in het plangebied. De te kappen bomen in het plangebied worden hiermee ruimschoots gecompenseerd.

5.13 Water En Klimaatadaptatie

Ambities en doelen

In 2050 willen we als Utrecht klimaatbestendig zijn en dus onze kwetsbaarheden hebben aangepakt.Om dit te bereiken hebben we doelen en principes opgesteld waar we naar streven. Ons hoofddoel is dat we maatschappelijke ontwrichting en onomkeerbare schade zoveel mogelijk willen voorkomen. Daarnaast willen we dat Utrecht een aangename stad blijft om te wonen, werken en te verblijven.

Ten eerste willen we de stad zoveel mogelijk vergroenen, met minder tegels en verharding en meer groen. Op die manier kan de bodem als spons werken. Dat voorkomt wateroverlast bij hevige regen en zorgt bij droogte dat bomen langer overleven. Ook zorgt dit voor een prettigere leefomgeving bij hittegolven. We hanteren hierbij het principe 'groen, tenzij'. We willen dan ook minstens 90% van het regenwater benutten en vasthouden. Dat betekent: opvangen in de bodem en niet via het riool afvoeren.

  1. 1. Om te zorgen dat onze stad een prettige leefomgeving blijft bij hittegolven, streven we bij alle fiets- en looproutes naar voldoende schaduw (40% bij hoofdroutes, 30% overig), bij voorkeur van bomen.
  2. 2. In elke buurt streven we naar minimaal 40% groen in het horizontale vlak, dus het maaiveld en daken, zowel in de openbare ruimte als particuliere terreinen. Het liefst door groen zoals groen in straten, pleinen en plantsoenen, groen in tuinen en groen op daken en gevels.
  3. 3. Niet iedereen heeft een tuin, dus streven we voor iedereen naar een koele, groene verblijfsplek op korte afstand (200 meter).
  4. 4. We spannen ons in dat bij een heftige regenbui tot aan 80 mm in een uur de openbare ruimte en de riolering zo zijn ingericht dat er geen schade optreedt aan panden en geen hinder op belangrijke wegen, zodat hulpdiensten kunnen komen waar ze moeten zijn.

Door klimaatadaptieve maatregelen te nemen, dienen we meerdere doelen zoals groene daken isoleren ook woningen en meer koele groene verblijfsplekken is zowel goed voor de gezondheid als voor meer recreatie. Wat allemaal weer bijdraagt aan gezond stedelijk leven voor iedereen.

Doelen voor overstroming, biodiversiteit en waterkwaliteit werken we later uit, omdat deze nog niet voldoende in beeld zijn. Voor overstroming werken deze regionaal uit als werking van de regionale adaptatie strategie.

We streven ernaar om deze doelen uiterlijk in 2050 te halen. Door deze doelen de komende jaren toe te gaan passen in projecten, ervaren we welke afwegingen met andere doelen in de praktijk gemaakt moeten worden en waar maatwerk met een goede onderbouwing noodzakelijk is.

Aanpak

Het uitgangspunt om Utrecht klimaatbestendig te maken is zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande programma's. Elk programma moet straks rekening houden met het thema klimaatadaptatie. Als opgave focussen we op het bepalen van ambities en doelen en het borgen hiervan. We gaan klimaatadaptatie zoveel mogelijk combineren met andere werkzaamheden in de openbare ruimte, onder andere om zo de kosten te beperken. Belangrijke opgaven om mee samen te werken zijn de rioolvervangingsopgave, de Schaalsprong Groen in de RSU, de mobiliteitsopgave om van 50 naar 30 km/uur te gaan en ontwikkelend beheer van de openbare ruimte. Dit doen we vooral in de bestaande stad. Voor nieuwbouw- en herinrichtingsprojecten stellen we beleid vast om ervoor te zorgen deze direct klimaatbestendig worden uitgevoerd. Klimaatadaptatie moet het nieuwe normaal worden. Alleen door samenwerking is het mogelijk om integrale afwegingen te maken en tot een gedragen besluitvorming te komen.

Op een aantal thema's hebben we te weinig informatie, zoals droogte en biodiversiteit. Daarom maakt een onderzoeksagenda deel uit van de visie, waarmee we een completer beeld krijgen van wat de mogelijke effecten en gevolgen van een veranderend klimaat zijn, en hoe we dit moeten aanpakken.

Een groot deel (60%) van de oppervlakte van de stad is in eigendom van inwoners en andere stakeholders. Dat betekent dat de klimaatadaptatie-opgave niet alleen in het openbaar gebied opgelost kan worden. Om te zorgen dat ook deze grondeigenaren hun woning, gebouw en omgeving klimaatbestendig maken zetten we onder meer nieuw beleid, subsidies en communicatie in.

We werken samen in onze landelijke netwerken (bijvoorbeeld GNK en KANS), maar ook met onze regionale gebiedspartners in het Netwerk Water en Klimaat om bijvoorbeeld via de impulsregeling klimaatadaptatie van het Rijk subsidie voor maatregelen aan te vragen.

De globale investeringskosten voor het aanpassen van de openbare ruimte tot 2050 worden geschat op 0,5 – 1 miljard euro als we optimaal aansluiten ('meekoppelen', 70% werk-met-werk) bij andere opgaven. Zonder werk met werk maken liggen de verwachte kosten op ruim 2 miljard euro. De maatregelen zijn globaal opgebouwd uit hemelwaterbestendig inrichten, ontharden en vergroenen.

Een deel van de maatregelen, vooral wateroverlast en droogte, zijn te dekken vanuit het programma Openbare Ruimte en Groen, onderdeel water- en rioleringsprogramma. De beschikbare middelen in dit programma komen vanuit de inkomsten uit rioolheffing.

De groene maatregelen en kosten voor klimaatadaptatie die enkel gerelateerd zijn aan hitte kunnen niet worden bekostigd uit het water- en rioleringsprogramma, maar moeten gefinancierd worden uit andere programma's. Er is daar dus een extra budget nodig om bomen te kunnen realiseren en ze te kunnen aanplanten of de groeiplaats te verbeteren. Dit wordt meegenomen in de uitwerking van de groene schaalsprong richting de RSU. De investeringen worden op 1,6 miljard euro geschat.

De opgave klimaatadaptatie en groen vallen ruimtelijk grotendeels in hetzelfde gebied, de bestaande stad. Voor nieuwbouw hanteren we als uitgangspunt dat de kosten worden gedekt vanuit de gebiedsontwikkeling. Dit komt naar verwachting gemiddeld neer op maximaal 2.000 euro per woning. Voor inwoners en bedrijven zijn de kosten nog niet inzichtelijk, omdat we bij bestaande bouw vooralsnog geen bindende maatregelen voorschrijven. De gemeente geeft eerst zelf het goede voorbeeld, door de openbare ruimte en eigen vastgoed klimaatbestendig te maken. De visie wordt in 2024 geëvalueerd, naar aanleiding van de nieuwe stresstesten en KNMI-scenario's.

Hierbij worden ook de opgedane ervaring in projecten en nieuwe inzichten meegenomen en zo nodig worden doelen en visie bijgesteld.

Waterparagraaf circulair Bedrijvenpark Strijkviertel

Door ruimtelijke ontwikkelingen kan het functioneren van het watersysteem onder druk komen te staan. Om dit in goede banen te leiden wordt de 'Watertoets' doorlopen. Met de watertoets worden de waterhuishoudkundige gevolgen van plannen vroegtijdig inzichtelijk gemaakt, de afwegingen expliciet en toetsbaar vastgelegd en in het wateradvies van de waterbeheerders opgenomen. De resultaten van de watertoets worden vastgelegd in een 'Waterparagraaf' en maakt onderdeel uit (wettelijk verplicht) van de ruimtelijke plannen.

Deze waterparagraaf is opgesteld ter verantwoording en afsluiting van de watertoets voor het bestemmingsplan circulair Bedrijvenpark Strijkviertel. De waterparagraaf is opgenomen in Bijlage 16 Watertoets Bedrijvenpark Strijkviertel. Hieronder zijn de belangrijkste onderdelen van de watertoets opgenomen.

Beleid op hoofdlijnen

In het algemeen is het beleid gericht op een duurzaam en robuust waterbeheer. De basisprincipes voor omgaan met water zijn:

  • Klimaatbestendige leefomgeving (ruimtelijke adaptatie)
  • Vasthouden - bergen – vertraagd afvoeren (waterkwantiteit)
  • Gescheiden inzamelen-gescheiden afvoeren-gescheiden verwerken (waterkwaliteit)
  • Zorgen voor een waarborg tegen overstroming - overstromingsrobuust bouwen (veiligheid)

Invulling zorgplichten door de gemeente

De gemeente Utrecht heeft in de visie water en riolering en de visie klimaatadaptatie beschreven hoe invulling wordt gegeven aan de wettelijke zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater. Ook de wijze van beheer van oppervlaktewater wordt beschreven. Op basis van de zorgplichten heeft de gemeente op het gebied van water de volgende taken:

  • een veilige inzameling en transport van afvalwater, zonder risico's voor de volksgezondheid en het milieu;
  • het inzamelen en verwerken van hemelwater zonder dat er wateroverlast optreedt;
  • het voorkomen en verminderen van structurele grondwateroverlast;
  • het samen met de waterschappen realiseren van veilig, gezond en aantrekkelijk oppervlaktewater waarlangs het goed wonen, werken en recreëren is.

Regelgeving riolering

Voor installatietechnische eisen voor leidingwerk binnen het perceel geldt het Bouwbesluit en de voorschriften in de Omgevingsvergunning voor de Wabo activiteit Bouw. In de aanvraag om Omgevingsvergunning moet het leidingplan voor riolering en hemelwater tot en met de grens van het terrein of erf zijn uitgewerkt. Voorschriften en instructies voor het aan (laten) sluiten op openbare voorzieningen voor de inzameling, transport of verwerking van afvalwater worden gesteld in de Omgevingsvergunning. Onder meer worden voorschriften aan plaats, aanlegdiepte en diameter van leidingwerk ter plaatse van de grens van het erf in de omgevingsvergunning gesteld wanneer sprake is van aansluiting op openbare riolering en afvalwater die op riolering kan en mag worden gebracht.

Voor de afvoer of verwerking van huishoudelijk afvalwater, eventueel bedrijfsafvalwater, en hemelwater gelden de op de activiteit betrekking hebbende algemene lozingsregels van het Activiteitenbesluit Milieubeheer, het Besluit Lozen Afvalwater Huishoudens of het Besluit Lozen Buiten Inrichtingen.

Het hemelwater mag niet aangesloten worden op het gemengde stelsel en zal middels een voorziening geïnfiltreerd moeten worden in de bodem.

Afvoer hemelwater binnen de gemeente

Bij de afvoer van overtollig hemelwater is infiltratie van water in de bodem het uitgangspunt. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's heeft daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen. Bij het infiltreren van schoon hemelwater in de bodem (afkoppelen) kan het afvalwater worden afgevoerd naar het vuilwaterriool/DWA.

HDSR eist doorgaans ten behoeve van tegengaan van versneld afvoeren een compensatie in de vorm van nieuw te graven oppervlaktewater van 15% ten opzichte van het toegenomen verhard oppervlak, of 45 mm waterberging over het toegenomen verhard oppervlak*.

Vanuit de gemeente gelden de volgende aanvullende eisen met betrekking tot omgaan met hemelwater:

  • Minstens 90% van het regenwater houden we zo lang mogelijk vast in de bodem en de stad. Zo hebben we ook genoeg water in droge tijden. Daarvoor moet de bodem werken als een spons.
  • Buien tot 80 mm per uur brengen geen schade aan in panden en zorgen niet voor onbegaanbare wegen.

Daarbij geldt de volgende voorkeursvolgorde:

  • vasthouden op daken en in regentonnen en nuttig gebruiken
  • op maaiveld infiltreren
  • ondergronds infiltreren
  • afvoeren naar oppervlaktewater
  • afvoeren naar de rioolwaterzuivering.

De deelgebieden Rijnvliet (woonwijk) en Strijkviertel (circulair bedrijventerrein) worden gezamenlijk bekeken met betrekking tot het realiseren van oppervlaktewater. Voor het totale gebied Rijnvliet+ Sportpark+ Strijkviertel moet in het totaal 9 ha oppervlaktewater worden aangelegd (zie voor de onderbouwing ook het rapport 'Actualiseren watersysteem Leidsche Rijn - Hydraulische toetsing van de voorkeursvariant en een scenarioanalyse' Wareco, kenmerk KM34B RAP20141208, status concept, datum 17-12-2014).

In Rijnvliet, inclusief het sportpark, wordt op basis van de laatste ontwerpen van de openbare ruimte een totaal van 7 ha oppervlaktewater gerealiseerd. De geplande 4 ha oppervlaktewater (één-op-één terugbrengen gedempt oppervlaktewater) in het plangebied van circualir Bedrijvenpark Strijkviertel voldoet daarmee ruimschoots aan wat er nodig is. Hoe invulling wordt gegeven aan de definitieve inrichting met betrekking tot het oppervlaktewater, wordt verder uitgewerkt in de vervolgfase.

Waterkwaliteit

De gemeente streeft conform het beleid van de Europese Kaderrichtlijn Water samen met de waterbeheerder naar een goede ecologische en chemische kwaliteit van het oppervlaktewater. Dit betekent dat de waterkwaliteit veerkrachtig is, ook bij extreem weer en lange termijn klimaateffecten. Dit sluit aan bij de ambitie vastgesteld door de Gemeente Utrecht in regionaal (Winnet) verband (regionaal afvalwaterketen beleid, 2014). Deze zegt dat de waterkwaliteit, ook het te realiseren, open water in het gebied dient te voldoen aan het streefbeeld zichtbaar.

De aanleg van natuurvriendelijke oevers en het voorkomen van bronnen van vervuiling van het oppervlaktewater dragen bij aan een goede ecologische en chemische kwaliteit van het oppervlaktewater. In de verdere uitwerking wordt bepaald waar de natuurvriendelijke oevers worden toegepast. Ten behoeve van een goede waterkwaliteit en ecologie is verbinding van waterpartijen van belang. Zo ook bij aan te leggen natuurvriendelijke oevers zodat een ecologische verbinding ontstaat.

Het hemelwater van dakoppervlak en erfverharding kan direct worden afgevoerd naar de infiltratievoorziening of wadi. Op deze manier wordt het hemelwater op een natuurlijke wijze gezuiverd en geïnfiltreerd.

Om vervuiling van afstromend hemelwater en verslechtering van de waterkwaliteit te voorkomen, dienen geen uitlogende bouwmaterialen (zoals zink, lood en koper) te worden toegepast voor dak, dakgoot en regenpijp.

Klimaatadaptatie

Het klimaat verandert: Hogere temperaturen, een sneller stijgende zeespiegel, nattere winters, heftigere buien en kans op drogere zomers. Daar moeten we, ook volgens het KNMI, in de toekomst in Nederland rekening mee houden. De verwachting van het KNMI is dat het klimaat in Nederland in 2050 ongeveer overeen zal komen met het huidige klimaat in Zuid-Frankrijk. Maar ook nu al is de klimaatverandering merkbaar.

Extreme neerslag, droogte en hitte kunnen leiden tot maatschappelijke ontwrichting. Dit geeft aanleiding om aanpassing van de inrichting van de bebouwde omgeving aan het veranderende klimaat te agenderen en aan te werken. Dit beleid is vorig jaar vastgelegd in de Deltabeslissing voor Nederland. In de deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie heeft het Deltaprogramma voorstellen opgenomen om de ruimtelijke inrichting van Nederland klimaatbestendig en water robuust te maken. Alle overheden en marktpartijen zijn daar samen verantwoordelijk voor.

De Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie heeft als doel:

  • De bebouwde omgeving is in 2050 nog steeds aantrekkelijk om te leven;
  • Uiterlijk in 2020 zijn ruimtelijke ingrepen klimaatbestendig opgebouwd en getoetst.

De gemeente Utrecht heeft samen met 9 andere overheden deze deltabeslissing onderschreven en werkt samen in de Coalitie Regio Utrecht aan de opgaven.

Klimaatverandering heeft effecten op grote schaal maar ook op de kleine schaal van een stad. Door de toenemende hoeveelheid verharding in steden wordt het steeds moeilijker om water makkelijk weg te krijgen. Daarom wordt geappelleerd aan een duurzame manier van bouwen waar klimaatadaptie een onderdeel van is. Groene daken en vertraagt afvoeren maken hier een onderdeel van uit.

Met betrekking tot hittestress zijn de ambities van de gemeente:

  • De temperatuur in de stad voelt niet meer dan 5 graden warmer aan dan buiten de stad.
  • We zorgen dat in buurten minimaal 40% van het oppervlak groen is.
  • Iedereen heeft op maximaal 200 meter afstand van een gebouw of woning een koele, groene plek in de openbare ruimte. Deze plek is minimaal 200 m2.
  • Er is minimaal 30% schaduw op straat op het heetst van de dag. Op belangrijke loop- en fietsroutes minstens 40% schaduw.
  • Er is genoeg en gezond (zwem)water in de stad voor mensen, dieren en planten.
  • We willen regenwater opvangen en nuttig gebruiken.

Ontwerpeisen vanuit de gemeente

De ontwerpeisen die uit bovenstaande volgen zijn opgenomen in het Handboek Openbare Ruimte, onderdeel riolen, rioolgemalen en drainage (versie december 2021, www.utrecht.nl). Daarnaast stelt de gemeente eisen aan het ontwerp van watergangen waarvan zij eigenaar of beheerder is of wordt.

Watervergunning – onttrekking en lozing

Tijdelijke onttrekking van grondwater tijdens de bouwfase is vergunningsplichtig en onder voorwaarden toegestaan, evenals tijdelijke lozing van bemalingswater op het oppervlaktewater.
Nader onderzoek naar de kwantiteit en kwaliteit van het grondwater is noodzakelijk om na te gaan of er een lozingsvergunning nodig is om overtollig water te onttrekken en af te voeren.

Voor alle onderbemalingen, bronneringen en andere grondwateronttrekkingen waarbij middels bronbemaling globaal meer dan 100 m3 per uur, langer dan 6 maanden en dieper dan 9 m grondwater wordt onttrokken, dient een vergunning te worden aangevraagd bij het waterschap HDSR (zie artikel 3.10 Keur 2009). Indien de grondwateronttrekking bij deze criteria onder de grenswaarden blijft, kan volstaan worden met een melding. Een (tijdelijke) lozing van grondwater op de openbare riolering is niet toegestaan, tenzij bij Algemene maatregel van bestuur (lozingsbesluiten) of bij maatwerkvoorschrift als bedoeld in de Wet Milieubeheer anders is bepaald.

Watervergunning - Keur

Ten behoeve van het dempen en graven, aanleggen van vlonders en steigers, bouwen in en langs water en uitvoeren van HDD boringen onder watergangen, kunstwerken en peilscheidingen door, is een Watervergunning van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden noodzakelijk. Alle wateraspecten (inclusief Keur-aspecten) worden in de watervergunning geregeld.

Rechtstreekse afvoer van hemelwater naar oppervlaktewater is vergunning- of meldingsplichtig in het kader van de Waterwet.

Water in relatie tot het plangebied

Oppervlaktewater

Oppervlaktewateren zijn in eigendom van het HDSR en de gemeente. Zij zijn verantwoordelijk voor het functionele kwantiteits- en kwaliteitsbeheer van deze watergangen.

In de bestaande situatie ligt er binnen het plangebied oppervlaktewater, dat grotendeels gedempt zal worden ten behoeve van de herontwikkeling van het plangebied en weer teruggebracht wordt in de nieuwe situatie. In het totaal wordt 3.358 m2 aan oppervlaktewater extra aangebracht in het plangebied. Voor de plansituatie zijn er afspraken gemaakt welke watergangen bij wie in beheer komen.

Oppervlakte plangebied: 628.477 m2

Huidig oppervlaktewater 39.015m2

Toekomstige oppervlaktewater 42.373 m2

Het huidige waterpeil in Strijkviertel is grotendeels -0.60 mNAP en rond de sportvelden -0.80 mNAP. Om het watersysteem in Strijkviertel naar het zuiden af te laten stromen wordt het nieuwe waterpeil -0.80 NAP. Hierdoor kan vanuit de nieuwe inlaat in Rijnvliet het water via Strijkviertel richting de plas bij Veldhuizen stromen. Bij de boerderij Strijkviertel 76 is het peil nu -0.60 NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPCIRBEDPARKSTRIJK-ON01_0016.png"

Afbeelding Waterpeil: Huidig oppervlaktewater en peilen binnen plangebied (bron: hdsr)

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPCIRBEDPARKSTRIJK-ON01_0017.png"

Afbeelding Toekomstig oppervlaktewater (indicatief, wordt nog uitgewerkt) en peilgebieden

Grondwater

1e watervoerend pakket

Het langjarige grondwaterregime in de diepere ondergrond wordt gereguleerd door de grondwaterstroming in het eerste watervoerend pakket (1e WVP). De gemeente Utrecht beschikt sinds 1962 over een peilbuizenmeetnet. Sinds 2002 worden de grondwaterstanden automatisch opgeslagen door dataloggers die tweemaal per dag het grondwaterpeil registreren.

De gemiddelde, langjarige stijghoogte van het 1e WVP zijn afgeleid uit de dichtstbijzijnde peilbuizen en vastgelegd in de 'Grondwatercontourkaart gemeente Utrecht' (juli- 2019).

Op basis van deze kaart wordt voor het plangebied de volgende gemiddelde stijghoogten en seizoens-variatie verondersteld:

  • droge periode, gemiddelde lage grondwaterstand (GLG) = NAP -0,9 m en NAP-0,6 m;
  • gemiddeld periode, gemiddelde grondwaterstand (GGG) = NAP -0,5 en NAP -0,6 m;
  • natte periode, gemiddelde hoge grondwaterstand (GHG) = NAP -0,5 m en NAP-0,4 m;

De grondwaterstroming in het plangebied is van oost naar west en varieert in natte perioden. Onderstaande afbeelding toont de GHG binnen het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPCIRBEDPARKSTRIJK-ON01_0018.png"

Afbeelding Grondwaterstand: GHG binnen plangebied (bron: Isohypsenkaart gemeente Utrecht)

Freatisch pakket

De momentane, freatische grondwaterstand is afhankelijk van het neerslagverloop, de bodemopbouw en de aard en omvang van afwatering- en ontwateringsvoorzieningen. Slecht doorlatende lagen als klei en veen belemmeren de interactie met het 1WVP en kunnen een lokale schijngrondwaterstand creëren. Bodemonderzoek dient uit te wijzen wat de lokale bodemgesteldheid is en wat de consequenties hiervoor zijn voor de freatische grondwaterstand en de toepasbaarheid van IT-riolen en wadi's.

Drooglegging en ontwateringsdiepte

Een droge ondergrond is een belangrijke randvoorwaarde voor het faciliteren van een bestemming van een gebied. Voldoende drooglegging en ontwateringsdiepte in een plangebied is van groot belang om overstroming (inundatie) en grondwateroverlast te voorkomen, juist bij de toepassing van een kelder. Daarnaast geldt dat het vloerpeil van panden 15 cm boven de as van de weg ligt.

De drooglegging, het verschil tussen maaiveld en streefpeil, dient conform de norm van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden minimaal 1,0 m te zijn. De ontwateringsdiepte, het hoogteverschil tussen maaiveld en de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG), dient conform de norm van de gemeente Utrecht minimaal 0,7 m te bedragen.

De huidige gemiddelde hoogte van het gebied is 0,00 NAP (afbeelding7). Het hele gebied wordt opgehoogd, zodanig dat het vloerpeil +1,25 NAP wordt. Met een maximale GHG van -0,4m wordt voldaan aan de droogleggingseis en is er voldoende ruimte tussen het grondwater en de hoogte van de wegas om een infiltratie riool rond 400 mm in te passen. Doordat ter plekke van de wegen het profiel wordt doorgraven,

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPCIRBEDPARKSTRIJK-ON01_0019.png"

Afbeelding Maaiveld hoogte (bron: ahn3), legenda in mNAP

Riolering

In de huidige situatie wordt het afvalwater vanuit de manege via een drukriool geloosd op het vuilwaterstelsel ten westen van de Strijkviertelplas (via de noordkant van de plas).

In de toekomstige situatie wordt een gescheiden stelsel aangelegd, waarbij minimaal 90% van het hemelwater (15 mm) op eigen terrein verwerkt wordt. De maatregelen die genomen dienen te worden ten behoeve van het toegenomen verhard oppervlak worden in de volgende paragraaf benoemd.

Een overzicht van de afvoerende oppervlakken in de huidige en toekomstige situatie is gegeven in de onderstaande tabel.

locatie bestaand nieuw toename Compensatie
ha ha ha Versneld afstroming
Opp.water (ha)
Klimaatadaptatie
infiltratievoorzn
Rijnvliet+Sportpark 0 ntb ntb 7,07 12mm
Strijkviertel 0 ntb ntb 4,23 15mm
totaal 0 11,30 (eis=min. 9ha)

Daarnaast zijn de volgende afspraken uit het verleden relevant voor deze ontwikkeling:

Op dd. 18 okt. 2019 heeft HDSR aangegeven dat:

  1. 1. Vanuit waterkwaliteit is de eis dat er minimaal 12 mm berging in infiltratievoorzieningen wordt aangelegd. Vanwege het aangepast gemeentelijk beleid wordt deze eis in 2021 verhoogd naar 15 mm.
  2. 2. Voor de aanleg van oppervlaktewater ligt er nog een resterende opgave, zie voor een toelichting bijgevoegde waterparagraaf. Wareco heeft in 2014 geconcludeerd dat tenminste 9 ha open water nodig is in Rijnvliet en Strijkviertel. We moeten even achterhalen hoeveel opp. water nu uiteindelijk is gerealiseerd in Rijnvliet en het sportpark. Dan kunnen we de balans opmaken.
  3. 3. Verder hebben wij in een mail dd. 8 maart 2019 aandachtspunten meegegeven ten aanzien van een mogelijke peilverlaging nabij de boerderij Strijkviertel 74.
    1. a. In de conclusie op pagina 7 staat de volgende zin. Graag de rode tekst toevoegen, zodat we niet in de tekst hoeft te zoeken naar de verwachting: “Indien de verlaging van de freatische grondwaterstand structureel groter blijkt te zijn dan de verwachte 10 cm, dan kan vervolgonderzoek worden uitgevoerd en kunnen mitigerende maatregelen worden genomen.”
    2. b. Bijlage 1: Op dit peilenkaartje is een verkeerd waterpeil aangegeven “vastpeil; -0,80”. De juiste waarde moet “vastpeil -0,90” zijn. Zie ook tekening peilbesluit: https://www.hdsr.nl/publish/pages/48536/peilbesluitkaart_peilbesluit_vleuten-de_meern_en_leidsche_rijn_2017.pdf
    3. c. Opvallend vinden wij de informatie m.b.t. peilbuis B31H0587 waar een meetfout in lijkt te zitten. In bijlage 3 is te zien dat deze peilbuis het verst van de boerderij staat. Het lijkt ons daarom niet relevant voor deze voormalige boerderij. Misschien wel van belang om de waarneming te melden bij de eigenaar van deze peilbuis, zodat de waarnemingen gecontroleerd kunnen worden.

Om minimaal 90% van de jaarlijkse neerslag te (her)gebruiken, vasthouden, of infiltreren worden voorzieningen aangelegd op de uit te geven bedrjfskavels met een berging van minimaal 15mm. Dit wordt gerealiseerd door de volgende maatregelen uit te voeren:

  • Neerslag op kavels wordt op eigen terrein geborgen d.m.v. groene daken, groene inrichting, wadi's, ondergrondse infiltratie voorzieningen.
  • Verharding in de openbare ruimte wordt zoveel mogelijk oppervlakkige richting groen, wadi's en watergangen afgewaterd.
  • In het plangebied van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel wordt een infiltratie riool aangebracht.
  • Waar mogelijk wordt de verharding waterpasserend uitgevoerd.

Waterwinning

Het plangebied maakt geen deel uit van een waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied zoals blijkt uit onderstaande afbeelding. Er gelden dan ook geen specifieke maatregelen tbv de bescherming van drinkwater, behalve de voor iedereen geldende bijzondere zorgplicht (artikel 4 van de PMV 2013). Dit houdt in dat verontreiniging van het grondwater moet worden voorkomen of, voor zover het niet kan worden voorkomen, zoveel mogelijk moet worden beperkt of ongedaan gemaakt. De regels van de PMV gelden onafhankelijk van het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPCIRBEDPARKSTRIJK-ON01_0020.png"

Afbeelding – Beschermingszone drinkwateronttrekking waterwingebied de Meern Noord en Leidsche Rijn (bron Provincie Utrecht)

Klimaatadaptatie

Inmiddels hebben het waterschap en de gemeente Utrecht de klimaatstresstest uitgevoerd. Een bui van 80mm in één uur levert in de huidige situatie geen problemen op omdat het eenvoudig kan worden afgevoerd. In de toekomstige situatie wordt er bij het ontwerp van de bovengrond en ondergrond rekening mee gehouden dat deze bui geen schade aan gebouwen en infrastructuur oplevert en tevens binnen 3 uur na einde van de bui de wegen weer begaanbaar zijn.

Klimaatverandering heeft ook invloed op het voorkomen van overstromingen vanuit de rivieren. Voor Utrecht geldt dat overstromingen vanuit de Lek tot de mogelijkheid behoren. In afbeelding 9 is de maximale overstromingsdiepte weergegeven bij het doorbreken van de Lekdijk. Het voorkomen is in de huidige situatie ongeveer ééns per 300 jaar en wordt ongeveer eens in de 10.000 jaar na uitvoering van het versterkingsprogramma (2020-2028). Door de verhoging tot 1,25m NAP, zal een overstroming naar verwachting niet tot schade aan gebouwen op circulair Bedrijvenpark Strijkviertel leiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPCIRBEDPARKSTRIJK-ON01_0021.png"

Afbeelding Maximale overstromingsdiepte bij doorbraak Lekdijk

De gehele watertoets die is gemaakt voor het bestemmingsplan circulair Bedrijvenpark Strijkviertel is opgenomen als Bijlage 16 Watertoets Bedrijvenpark Strijkviertel.

Bij de inrichting van het gebied is gezocht naar mogelijkheden om het aanwezige openbaar groen te verbeteren en te versterken. De nieuwe aan te leggen openbare ruimte bevat ook veel groen en water en geeft een duidelijke structuur aan het plan. Voor het plangebied van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel worden mede in het kader van klimaatadaptatie en natuurinclusief bouwen regels opgenomen over het verplicht realiseren van nestkasten voor doelsoorten op en in gevels van nieuwe (bedrijfs-)gebouwen. Ook worden groene gevels voor een groot aandeel verplicht. Daarnaast is er een voorwaardelijke verplichting voor het realiseren van waterbering op de bedrijfskavels.

Conclusie

De aspecten water en klimaatadaptatie vormen geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

5.14 Archeologie

Wettelijk kader
In 1992 heeft Nederland het Europese Verdrag van Malta ondertekend en in 2007 geratificeerd. Doel van dit verdrag is een betere bescherming van het Europese archeologische erfgoed door een structurele inpassing van de archeologie in ruimtelijke ordeningstrajecten. Eén van de belangrijkste uitgangspunten van het Verdrag van Malta is dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ in de bodem bewaard dienen te blijven. Alleen als behoud in situ niet mogelijk is, wordt overgegaan tot behoud van de archeologische informatie ex situ, door middel van opgraven en bewaren in depot. Een ander uitgangspunt is dat het onderzoek naar de aanwezigheid van archeologische waarden in een zo vroeg mogelijk stadium dient plaats te vinden, zodat hiermee bij de planontwikkeling rekening gehouden kan worden. Een derde uitgangspunt is het 'de verstoorder betaalt principe'. Alle kosten die samenhangen met archeologisch onderzoek dienen worden betaald door de initiatiefnemer van de geplande bodemingrepen. Ten slotte richt het Verdrag van Malta zich tevens op een toename van kennis, herkenbaarheid en beleefbaarheid van het archeologische erfgoed.

De Erfgoedwet heeft betrekking op archeologie op het land en onder water. Samen met de toekomstige Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk. Op grond van Hoofdstuk 9 Overgangsrecht blijft artikel 38a van de Monumentenwet 1988 van toepassing tot inwerkingtreding van de Omgevingswet. Artikel 38a schrijft voor dat in een bestemmingsplan rekening moet worden gehouden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.

Chw bestemmingsplan Algemene regels Utrecht

De gemeente Utrecht heeft ervoor gekozen ter bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen een Chw bestemmingsplan Algemene regels Utrecht op te stellen voor het hele grondgebied van de gemeente, waarmee de wettelijk vereiste bescherming kan worden geboden.

In dit bestemmingsplan voor circulair Bedrijvenpark Strijkviertel nemen we alvast de regeling voor archeologie op uit het Chw bestemmingsplan Algemene regels Utrecht (gebiedsaanduiding archeologische verwachting 2-6). Bestemmingsplan circulair Bedrijvenpark Strijkviertel wordt later vastgesteld dan het Chw bestemmingsplan Algemene regels Utrecht. Daarom wordt hier alvast de nieuwe regeling opgenomen, omdat anders de oude regeling vastgesteld zou worden nadat het Chw bestemmingsplan Algemene regels Utrecht al in werking is getreden.

In deze gebiedsaanduiding is opgenomen dat de voor archeologie aangewezen gronden mede zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachtingen. Hiermee wordt geregeld dat onder een met het bestemmingsplan strijdig gebruik in ieder geval wordt begrepen het handelen in strijd met regels in het bestemmingsplan. Met de daarbij behorende archeologische waardenkaart is de bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen in de bodem van de gemeente Utrecht gewaarborgd en zijn verstoringen van de bodem vanaf een op de archeologische waardenkaart aangegeven oppervlakte en diepte vergunningplichtig.

Gemeentelijke archeologische waardenkaart

De archeologische waardenkaart van de gemeente Utrecht ligt ten grondslag aan de plankaart in het Chw bestemmingsplan Algemene regels Utrecht. Deze archeologische waardenkaart is gebaseerd op de bodemkaart, cultuurhistorische en archeologische waarden en verwachtingen en op de kennis en ervaring opgedaan in tientallen jaren archeologisch onderzoek in de stad. Hij geeft inzicht in de ligging van beschermde archeologische rijksmonumenten, gebieden van zeer hoge archeologische waarde, gebieden van hoge archeologische waarde, gebieden van hoge archeologische verwachting, gebieden van middelhoge archeologische verwachting, gebieden van lage archeologische verwachting en bij welk te verstoren oppervlakte en diepte een vergunningsplicht geldt. In de op de waardenkaart aangeduide gebieden waar een vergunningplicht geldt zal van toekomstige initiatiefnemers tot bodemverstorende activiteiten een inspanning vereist worden om resten uit het verleden op te laten sporen en zo nodig veilig te stellen.

Beschermde archeologische rijksmonumenten worden op grond van de Erfgoedwet beschermd. Op grond van Hoofdstuk 9 Overgangsrecht blijven paragraaf 2 en 3 van hoofdstuk II van de Monumentenwet 1988 van toepassing tot inwerkingtreding van de Omgevingswet. Hierin staat dat aantasting van de beschermde archeologische monumenten niet is toegestaan. Voor wijziging, sloop of verwijdering van een archeologisch Rijksmonument moet een vergunning worden aangevraagd waarop de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed beslist. Op de archeologische waardenkaart zijn deze archeologische rijksmonumenten weergegeven als WA1a. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt de gemeente bij meervoudige vergunningsaanvragen wel als bevoegd gezag aangewezen en heeft het Rijk advies- en instemmingsrecht.

Gebieden van zeer hoge archeologische waarde (WA2) zijn gebieden waarvan bekend is dat er belangwekkende archeologische waarden zijn, maar die (nog) niet beschermd zijn als archeologisch rijks- of gemeentelijk monument. Hier geldt een vergunningsplicht bij bodemingrepen dieper dan 30 cm.

Gebieden van hoge archeologische waarde (WA3) zijn gebieden waar op grond van eerder uitgevoerd archeologisch onderzoek dan wel op basis van historisch geografisch onderzoek bekend is dat er archeologische waarden zijn, maar waarvan de begrenzing nog niet vastgesteld is. Hier geldt een vergunningsplicht bij bodemingrepen groter dan 30 m2 en dieper dan 30 cm.

Gebieden van hoge archeologische verwachting (WA4) zijn gebieden waar nog geen archeologische waarden zijn aangetoond, maar waar de kans op het aantreffen ervan groot is vanwege historisch-topografische bronnen en landschappelijke ondergrond. Hier geldt een vergunningsplicht bij bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm.

Gebieden van middelhoge archeologische verwachting (WA5) zijn gebieden waar nog geen archeologische waarden zijn aangetoond, maar waar de kans op het aantreffen ervan middelgroot is. Dit is gebaseerd op de landschappelijke ondergrond. Hier geldt een vergunningsplicht bij bodemingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan 30 cm.

Gebieden van lage archeologische verwachting (WA6) zijn gebieden waar nog geen archeologische waarden zijn aangetoond, maar waar de kans op het aantreffen ervan klein is. Dit is gebaseerd op de landschappelijke ondergrond. Hier geldt een vergunningsplicht bij bodemingrepen groter dan 5000 m2 en dieper dan 30 cm.

Gebieden zonder archeologische waarde (WA7) zijn gebieden waar geen archeologische waarden (meer) worden verwacht. Hier geldt geen vergunningsplicht.

Archeologie in het plangebied en conclusie

Binnen het plangebied van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel zijn geen Beschermde Rijksmonumenten (WA1) of Gebieden van zeer hoge archeologische waarde (WA2) aanwezig.

Gebieden van hoge archeologische waarde (WA3)
In het plangebied liggen twee gebieden van hoge archeologische waarde. In het zuidelijk deel van het plangebied zijn bij proefsleuvenonderzoek in 2010 verschillende vindplaatsen uit de late ijzertijd en Romeinse tijd ontdekt in Rijnvliet en Strijkviertel. Een van deze vindplaatsen ligt in het midden van het plangebied. Aangezien de vindplaats niet behouden kon blijven, is deze in 2022 opgegraven. Voor dit onderzoeksgebied geldt dat er geen archeologische verplichtingen meer gelden (vrijgegeven).

Een tweede gebied van hoge archeologische waarde ligt ter hoogte van Strijkviertel 74. Het betreft een op oude kaarten aangeven erf met bebouwing. De huidige bebouwing is onderdeel van dit erf.

Een gebied van hoge archeologische verwachting (WA4)
In het zuidwestelijk deel van het plangebied lig een gebied met een hoge archeologische verwachting door de mogelijke aanwezigheid van sporen uit de Tweede Wereldoorlog. Het gaat om een door de Duitsers in 1945 aangelegde verdedigingslinie met de kans op loopgraven. Deze zijn ten westen van de plas Strijkviertel, net buiten het plangebied, door historisch onderzoek aangetoond.

Gebieden van middelhoge archeologische verwachting (WA5)
In de ondergrond van het plangebied ligt een aantal kleine stroomgordels waarvoor een verwachting geldt voor bewoningssporen uit de Bronstijd tot en met de late middeleeuwen.
Deze zones zijn in 2021 onderzocht door middel van proefsleuven. Hierbij zijn op een aantal hooggelegen delen binnen het plangebied sporen uit de late ijzertijd en Romeinse tijd aangetroffen. Deze sporen zijn vervolgens door middel van een opgraving verder onderzocht.
Bij het archeologisch proefsleuvenonderzoek is ook een eendenkooi uit de zeventiende en achttiende eeuw aangetroffen. Aangezien de eendenkooi niet in situ-bewaard kon blijven is deze in 2022 volledig opgegraven. De sporen liggen voor een deel in een zone van middelhoge archeologische verwachting en deels in een zone met een lage archeologische verwachting.

Gebieden met een lage archeologische verwachting (WA6).
Een aanzienlijk deel van het plangebied bestaat uit gebieden met een lage archeologische verwachting omdat deze gebieden vanwege hun lage ligging niet geschikt waren voor bewoning. De eendenkooi is hierop een uitzondering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPCIRBEDPARKSTRIJK-ON01_0022.png"

Op de bovenstaande afbeelding is globaal het plangebied van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel (rode lijn) op de Archeologische waardenkaart van gemeente Utrecht weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPCIRBEDPARKSTRIJK-ON01_0023.png"

Legenda Archeologische waardenkaart gemeente (2022)

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPCIRBEDPARKSTRIJK-ON01_0024.png"

Bovenstaande afbeelding geeft een overzicht van het vrijgegeven gebied inzake archeologie (gebied binnen de rode contour is vrijgegeven).

5.15 Kabels En Leidingen

Het plangebied wordt herontwikkeld tot een circuliar bedrijvenpark. In en rondom het plangebied zijn bestaande kabels en leidingen aanwezig en ook ten behoeve van de herontwikkeling zullen bepaalde kabels en leidingen aanwezig moeten zijn.

In deze paragraaf komen vooral de kabels en leidingen aan bod die planologsich juridische bescherming nodig hebben. In en rondom het plangebied is een hoogspanningleiding aanwezig. Hieronder wordt deze kort beschreven.

Hoogspanningsleiding

Door het plangebied loopt een hoogspanningsverbinding. Deze verbinding is in 2021 ondergronds gebracht, vanaf Rijnvliet tot aan de huidige mast in de zuidwesthoek van het plangebied. Vanaf deze mast gaat het tracé verder zuidwaarts over de A12 naar Rijnenbrug.
De ondergrondse verbinding zorgt voor een aantal beperkingen. Zo mag boven het tracé niet worden gebouwd. Dit gegeven is meegenomen in het stedenbouwkundig plan en in het bestemmingsplan.

Conclusie

De ligging van de hoogspanningsleiding is meegenomen bij het ontwerpen van het nieuwe ruimtelijke plan voor circulair Bedrijvenpark Strijkviertel. Deze leiding is ook weergegeven op de bij dit plan behorende verbeelding en er zijn beschermende regels opgenomen in dit bestemmingsplan. Hiermee vormt de aanwezigheid van de hoogspanningleiding geen belemmering voor de geplande ontwikkeling van het plangebied.

5.16 Kwaliteit Van De Leefomgeving

De kwaliteit van de leefomgeving wordt bepaald door verschillende factoren en krijgt met name veel aandacht in woonwijken en in verblijfsgebieden. In het plangebied circulair Bedrijvenpark Strijkviertel komen verschillende bedrijfskavels en is er een ruim opgezette openbare ruimte in de vorm van verkeers-, groen- en waterfuncties.

Bouwhoogte, windhinder en zonlicht
Wind en zon zijn elementen die met name bij hogere bebouwing vanaf 30 meter van belang zijn. Woningen en openbare ruimten als pleinen en terrassen moeten voldoende licht- en zoninval krijgen willen ze een prettige verblijfskwaliteit hebben. Rond hoogbouw dient vooral voor langzaam verkeer te worden voorkomen dat de wind er hinder veroorzaakt. In dit geval betreft het de ontwikkeling van een bedrijvenpark en wordt de bebouwing, binnen bepaalde kaders, maximaal 30 meter hoog. Over het algemeen wordt de bebouwing aan de randen van de bedrijfskavels minder hoog. De openbare ruimte is integraal meegenomen in het ontwerp van het bedrijvenpark en er is voldoende aandacht geweest voor voldoende zon en schaduw in het plangebied. De bouwhoogtes op de bedrijfskavels zijn afgestemd op de omliggende openbare ruimte om deze kavels heen. Hiermee wordt voorkomen dat er openbare ruimtes ontstaan met te weinig zonlicht voor de functie van deze openbare ruimte.

Binnen het bestemmingsplan is op de diverse bouwvelden een maximale bouwhoogte van 30 meter toegestaan en aan de randen van de bouwvelden zijn lagere maximale bouwhoogtes toegestaan. In dit geval is daarom geen nader onderzoek nodig naar windhinder en windgevaar. Het risico op windhinder en windgevaar is zeer beperkt is, mede door de in het plan opgenomen dynamische regelingen voor maximale bouwhoogtes. Vanwege het windklimaat zijn er geen onaanvaardbare belemmeringen voor het realiseren van het gewenste programma in het plangebied.

Voor de ontwikkeling van circulair bedrijvenpark Strijkviertel is geen afzonderlijke bezonningsstudie uitgevoerd. Het gebied sluit niet direct aan bij een bestaande woonwijk of andere stedelijke voorzieningen waarbij bezonning of schaduwwerking een probleem kan zijn als gevolg van de ontwikkeling van dit bedrijvenpark. In het gebied komen ook geen verblijfsfuncties, zoals woningen, waarbij zonlicht en schaduwwerking van groot belang zijn voor de kwaliteit van de leefomgeving. De openbare ruimtes in het plangebied zijn van voldoende omvang en zodanig tussen de bouwvlakken gesitueerd dat er voldoende bezonning van straten en openbare ruimte tussen de nieuwe gebouwen is. De in het plangebied opgenomen mogelijke verblijfsplekken in de openbare ruimte krijgen voldoende direct zonlicht.

In het ontwerp van het bedrijvenpark Strijkviertel is tussen de bouwvelden openbare ruimte in verschillende breedtes opgenomen, zodat er altijd een bepaalde minimale afstand tussen de nieuwe gebouwen die grenzen aan de openbare ruimte komt. Bij de nieuwe gebouwen en nieuwe, openbare ruimte is de bezonning naar verwachting voldoende tot goed. Het nemen van specifieke maatregelen is niet nodig. Vanwege bezonning zijn er geen onaanvaardbare belemmeringen voor het realiseren van het gewenste programma in het plangebied.

Sociale veiligheid
De inrichting van het nieuwe openbaar gebied is ruim en zonder sociaal onveilige verborgen hoekjes. In het plan komen naast verschillende bedrijven ook enkele aanvullende en ondersteunende functies waardoor een gemengd gebruik van het gehele gebied ontstaat. Gedurende de hele dag is het gebied naar verwachting in gebruik en is er voldoende sociaal toezicht. Binnen het plangebied zal de openbare ruimte in de avond- en nachturen voldoende verlicht worden passend bij het gebruik en passend bij de groene en ruime parkachtige opzet en uitstraling.

Conclusie
De kwaliteit van de leefomgeving is voldoende meegenomen bij het ontwerp van o.a. de openbare ruimte en de regels voor de bouwmogelijkheden op de bouwkavels en hiermee voor de ontwikkeling van het circulaire Bedrijvenpark Strijkviertel.

5.17 Gezond Stedelijk Leven


Kader
In paragraaf 2.3.2.2.7 is het gemeentelijke beleid voor een gezond stedelijk leven uiteengezet. In Utrecht streven wij naar gezond stedelijk leven voor iedereen (Nota Volksgezondheid 'Gezondheid voor iedereen').

Een gezonde leefomgeving van Utrechters is zo ingericht dat gezond leven gemakkelijk is, de druk op gezondheid zo laag mogelijk is en dat mensen zich prettig voelen. Hieronder wordt aangegeven op welke manier hier invulling aan is gegeven.

Plangebied
Omdat het plangebied een nieuw nog aan te leggen bedrijvenpark betreft is bij het ontwerp van dit bedrijvenpark al aandacht geweest voor een gezond stedelijk leven en op welke wijze de inrichting en vormgeving van het plangebied hieraan bij kan dragen. Bij het ontwerp is veel aandacht geweest voor diverse vormen van mobiliteit die bijdragen aan een gezond stedelijk leven, denk aan wandelen en fietsen. De inrichting van de openbare ruimte maakt het aantrekkelijk om veel te wandelen en te fietsen in het gebied en draagt daarmee direct bij aan een gezonde leefstijl.

De openbare ruimt krijgt een groene en parkachtige uitstraling en nodigt uit om hier te wandelen, fietsen of te verblijven. Werknemers van het bedrijvenpark en ook omwonenden van de nabijgelegen woonwijk kunnen gebruik maken van deze openbare ruimte en draagt hiermee bij aan een gezond stedelijk leven.

De bedrijven in het plangebied zullen allen geen tot weinig overlast veroorzaken, zoals geluid, geur of trilling. Naast bedrijven in diverse categorieën is er in het gebied ook ruimte voor ondersteunende horeca, nieuwe sportvelden, een bestaande manege, nieuwe sportvoorzieningen en een ruim opgezette openbare en groene ruimte.

Conclusie
De inrichting van de openbare ruimte, als direct gevolg van het gehanteerde stedenbouwkundige en verkeersconcept, maakt het aantrekkelijk om hier te verblijven en om gebruik te maken van de ruim aanwezige voetpaden en de fietspaden. Er zijn concrete maatregelen getroffen waarmee invulling wordt gegeven aan de missie van de gezonde stad. Door de groene en ruime inrichting van het openbaar gebied en de combinatie van diverse functies in het gebied, is er sprake van een totaalplan dat bijdraagt aan een gezond stedelijk leven. De ontwikkeling van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel is in overeenstemming met het volksgezondheidsbeleid.

5.18 Toegankelijkheid

Kader
Utrecht wil een stad zijn waar iedereen mee kan doen, waar we niemand buitensluiten. Een inclusieve toegankelijke stad. We willen dat alle inwoners en bezoekers, met en zonder beperking, alle (openbare) gebouwen, woningen, de openbare ruimte en dienstverlening kunnen gebruiken.

Utrecht werkt al sinds 2007 actief aan toegankelijkheid, eerst met Agenda 22 en nu volgens het VN-verdrag handicap. Het uitgangspunt van het VN-verdrag handicap is 'niets over ons zonder ons'. Samenwerking met de belangenorganisaties voor inwoners met een beperking in een zo vroeg mogelijk stadium van de planontwikkeling is daarmee noodzakelijk. De ambities van de gemeente voor het VN-verdrag handicap staan in de agenda 'Utrecht voor iedereen toegankelijk'. In de agenda 'Utrecht voor iedereen toegankelijk' zijn drie kansen omschreven die we als gemeente willen pakken. Dit zijn: sneller en concreet resultaat, niet alleen fysiek maar ook sociaal toegankelijk en samenwerken met de stad. Met het uitvoeringsprogramma 'Utrecht voor iedereen toegankelijk' laten we zien wat we al doen en wat we nieuw op pakken. Dit zijn acties die nodig zijn voor het benutten van de drie kansen.

Daarnaast moeten gebouwen en woningen voldoen aan het Bouwbesluit 2012. Met ingang van 1 juli 2021 en 1 januari 2022 treedt een aantal wijzigingen van het Bouwbesluit 2012 in werking. Er zijn dan nieuwe toegankelijkheidseisen voor bijvoorbeeld drempels bij hoofdingangen van nieuwe publiek toegankelijke gebouwen en alle toegangen bij nieuwbouwwoningen.

Plangebied
Gebouwen
Iedereen, met of zonder beperking, kan de gebouwen binnen komen, in de gebouwen doen waarvoor ze zijn bestemd en gebruik maken van de buitenruimte zoals een balkon of tuin. In een bedrijf kan iedereen bij de receptie, in de vergaderkamers, in de werkruimtes, in de wc en de kantine. Kortom, de gebouwen zijn toegankelijk voor mensen met een beperking.

Openbare ruimte
De openbare ruimte wordt zo ingericht dat iedereen, met of zonder beperking zich goed kan verplaatsen. In de Kadernota Kwaliteit Openbare Ruimte staan de uitgangspunten. Het Handboek Openbare Ruimte en de richtlijn Voetpaden voor iedereen kunnen helpen bij de uitwerking. Aandacht is hierbij nodig bij hoogte verschillen en het overbruggen daarvan.

Conclusie

Toegankelijkheid is vroegtijdig in het ontwerptraject van het gehele plangebied meegenomen, zowel bij de ontwerpen voor de openbare ruimte als bij de ontwikkeling van plannen voor de bedrijfskavels. Hiermee zullen de openbare ruimte en ook de nieuwe gebouwen goed toegankelijk zijn voor alle gebruikers.

5.19 Circulaire Economie, Actieplan Circulair En Instrumenten Duurzaam Bouwen

Kader
Utrecht wil een duurzame stad zijn. Duurzame ontwikkeling betekent dat de keuzes die nu gemaakt worden, ervoor zorgen dat Utrecht ook in de toekomst aantrekkelijk is voor haar bewoners en bedrijven. Dit uit zich bij nieuwbouwprojecten in meerdere aspecten zoals energiebesparing, gezonde leefomgeving, klimaatadaptatie, circulair bouwen en diervriendelijk bouwen. Onderstaande thema's geven een overzicht van de aandachtspunten en minimale eisen die in de duurzaamheidsvisie terug zullen moeten komen.

Deze thema's zijn gebaseerd op de Ruimtelijke Strategie Utrecht, het actieplan circulair 'Groene loper voor circulaire bedrijven', het Utrechtse coalitieakkoord 2022-2026, Warmtevisie Utrecht en de moties “Utrecht bouwt BENG” en “Circulair bouwen”. Utrecht wil zo snel mogelijk klimaatneutraal worden. Mede door ruimtelijke ontwikkelingen wordt deze ambitie ingevuld. De randvoorwaarden voor energie zijn gasloos bouwen en energiezuinigheid. Deze randvoorwaarden zijn vastgelegd in het Utrechtse Energie Protocol.

Gasloos bouwen en warmtenet
De nieuwe gebouwen in het plangebied zullen allen niet worden aangesloten op het warmtenet van Eneco. Op basis van gemeentelijke energiebeleid moeten de nieuwe gebouwen op een alternatieve wijze worden verwarmd. Er wordt gestuurd op een collectief WKO net.

Voor de alternatieve warmtevoorziening is het belangrijk om vanaf het begin van het ontwerp van de nieuwe gebouwen rekening te houden met het ruimtebeslag van de alternatieven voor warmte- en energievoorziening en daarvoor op tijd Stedin en de gemeente aan te haken.

Water en klimaatadaptatie
Strijkviertel krijgt een klimaatbestendige inrichting van het gebied. Dit houdt in dat waar mogelijk water vastgehouden en geïnfiltreerd moet worden op locatie en pas in tweede instantie mag worden afgevoerd. Dit is van toepassing voor zowel de openbare ruimte als voor de bedrijfskavels. Zie voor meer informatie paragraaf 5.13 van deze toelichting.

Circulair bouwen
Circulair bouwen is de norm binnen circulair Bedrijvenpark Strijkviertel. Bij het ontwerp van de plannen voor de openbare ruimte, maar ook voor de nieuwe gebouwen op de bedrijfskavels, wordt onderzocht hoe hier optimaal rekening mee kan worden gehouden. Bij de uitgifte van de gemeentelijke bouwkavels worden de circulaire en duurzame ambities van de gemeente via de koopovereenkomst schriftelijk vastgelegd.

Plansituatie
Het speerpunt binnen de circulaire thema's die worden gehanteerd voor de ontwikkeling van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel is de inzet op circulair bouwen. Dat geldt voor de kavels en de openbare ruimte. We dagen partijen uit hun kavels zo circulair mogelijk te ontwikkelen. Wij geven als gemeente het goede voorbeeld door de openbare ruimte circulair te maken.

Een circulaire ontwikkeling van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel betekent een proces waarin gemeente en private partijen (bedrijven, ontwikkelaars en beleggers) gezamenlijk optrekken om de ambities in praktijk te brengen. Zo wordt er optimaal gebruik gemaakt van ieders expertise. Dat doen we vanuit het 6S-model van Stewart Brand. Dit model hanteert een onderverdeling naar zes bouwlagen die zich onderscheiden op basis van functionaliteit en levensduur. Het 6S- model start bij de inventaris (stuff) en stopt bij de locatie-laag (site). Vanuit circulaire gebiedsontwikkeling wordt het model voor Strijkviertel uitgebreid. We voegen hier de volgende lagen toe: de 'openbare ruimte' (square) en de 'omgeving' (scene). Deze 8 lagen vormen de basis om de circulaire ambitie van de gebiedsontwikkeling van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel verder vorm te geven.

Circulaire ontwikkeling van gebouwen en openbare ruimte wordt – binnen het 6S-model – gespecificeerd naar twee strategieën: circulair ontwerpen en circulaire materialen. Die twee strategieën zijn uitgewerkt in vijf ontwerpprincipes. Deze geven richting aan de ontwikkeling en helpen om beter onderling begrip te creëren tussen de marktpartijen en de gemeente.

De vijf ontwerpprincipes worden als volgt toegepast:

1. Flexibel

De bebouwing is zo ontworpen dat de indeling gemakkelijk aanpasbaar is voor een ander programma, bijvoorbeeld voor een toekomstige nieuwe gebruiker. Denk hierbij aan het maken van grotere vrije overspanning dan gebruikelijk, zodat ruimtes gemakkelijk samengevoegd of gescheiden kunnen worden. Door het gebouw flexibel in te delen, wordt de levensduur van het gebouw verlengd. Ook wordt het materiaalgebruik voor aanpassingen geminimaliseerd doordat er minder sloop- en breekwerk nodig is.

2. Demontabel

Door het gebouw demontabel te ontwerpen en te bouwen zijn alle verbindingen tussen de verschillende lagen en bouwelementen 'losmaakbaar'. Zo wordt het in de toekomst mogelijk om het gebouw of onderdelen daarvan makkelijk te hergebruiken. Bij gebouwen met een korte levensduur leidt dit tot een hogere restwaarde die de vastgoedwaarde kan verhogen. Door gebruik te maken van de 6 schillen van Brandt kan op slimme wijze per schil worden aangetoond hoe die demontabel is gemaakt.

3. Hernieuwbare materialen

Hernieuwbare materialen zijn materialen die opnieuw worden geproduceerd. Denk daarbij aan biologische materialen zoals hout, vlas of hennep. Belangrijk is dat die materialen duurzaam worden geproduceerd zodat ze ook echt hernieuwbaar zijn. Kaalslag van bossen is niet de bedoeling. Door hernieuwbare materialen toe te passen wordt de uitputting van eindige grondstoffen tegengegaan. De milieubelasting van de materialen en installaties in de gebouwen wordt aangetoond met een MPG-berekening, die de milieu-impact omzet in milieukosten van een gebouw (€/m2bvo.jr). Hoe lager deze is, hoe beter.

Hergebruikte materialen zijn materialen die uit andere projecten komen, bijvoorbeeld gesloopte gebouwen. Door hergebruikte materialen toe te passen worden er minder nieuw gewonnen grondstoffen gebruikt voor het gebouw. Dit heeft een gunstig effect op de milieu-impact (MPG) van het gebouw.

5. Herbruikbare materialen.

Het is van belang materialen te selecteren die in de toekomst ook hoogwaardig hergebruikt kunnen worden. Wanneer materialen bijvoorbeeld een giftige uitstoot hebben zal het in de toekomst minder waarschijnlijk zijn dat ze hergebruikt worden. Een voorbeeld van giftige materialen is asbest, wat nu hergebruik belemmert.

Alle gebouwen worden opgenomen in materialenpaspoorten. Daarmee wordt de materiaalsamenstelling van het gebouw en de verbindingen tussen elementen en onderdelen weergegeven. Ook maakt een materialenpaspoort hergebruik in de toekomst gemakkelijker.

Deze werkwijze passen we toe bij alle architectonische ontwerpen, de ontwikkeling van kavelvelden en van de openbare ruimte. Voor elk kavelveld dat in ontwikkeling komt, wordt een kavelpaspoort opgesteld waarin de ambities worden uitgedrukt in indicatoren zoals een MPG.

Tijdens het uitgifteproces zal bij elke ontwerpfase aan partijen gevraagd worden hoe en in welke mate men de vijf circulaire ontwerpprincipes toepast. Het is belangrijk objectieve maatstaven te hanteren. Hiervan zijn er in 2021 meerdere in ontwikkeling, onder andere Het Nieuwe Normaal. Nieuwe geschikte indicatoren voor circulair bouwen zullen zinvol toegepast worden. In overleg met een begeleidingsteam vanuit de gemeente wordt daarin het niveau bepaald. Hierbij zal ook de samenhang met de andere thema's meegenomen worden, zoals de energietransitie, mobiliteit en klimaatadaptatie. Daardoor wordt de integraliteit en haalbaarheid van het geheel bewaakt.

Van ambities naar haalbaarheid

In dit plan wordt het spanningsveld opgezocht tussen hoge ambitie en (financiële) haalbaarheid. De ontwikkelingen in circulair bouwen gaan snel. Het kavelpaspoort dat we voor elke uitgifte opstellen ontwikkelt mee met deze ontwikkelingen. Per uitgifte wordt in het kavelpaspoort op basis van de laatste inzichten de norm voor de milieu-impact nu en in de toekomst bijgesteld.

Conclusie
Gelet op de voorgestelde maatregelen ter bevordering van circulariteit en duurzaam bouwen, zijn er geen belemmeringen voor de uitvoering van het bestemmingsplan circulair Bedrijvenpark Strijkviertel.

5.20 Energie

Kader

Utrecht wil zo snel mogelijk klimaatneutraal zijn. Klimaatneutraliteit houdt in dat er op jaarbasis net zoveel energie in het gebied wordt opgewekt als gebruikt. Dit geldt voor:

  • de gebouwgebonden energievraag;
  • de gebruiksgebonden energievraag;
  • het energiegebruik in de openbare ruimte.

Het is daarbij de ambitie de energievraag zo laag mogelijk te houden en de benodigde energie op te wekken met duurzame energiebronnen. Alle nieuwbouw wordt aardgasloos gebouwd.

Het met de bewoners van Utrecht opgestelde Energieplan en de bestuurlijke duiding hiervan uit 2016 vormen nog de basis van het stedelijk energiebeleid. Daarnaast wordt gewerkt aan een nieuwe energievisie waarin bijgestelde ambities worden vastgelegd.

BENG
Sinds 1 januari 2021 zijn de BENG-eisen (Bijna Energie Neutraal Gebouw) en TOjuli wettelijk verplicht voor alle nieuwbouw die per die datum wordt ontwikkeld en gebouwd. De BENG indicatoren zijn de nieuwe toetsingscriteria om nieuwbouw gebouwen te beoordelen. De indicatoren zijn opgesplitst in drie onderdelen: deze kennen we als de BENG 1, 2 en 3.

  • BENG 1 gaat over de maximale energiebehoefte (kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar). We willen dat deze zo laag mogelijk is.
  • BENG 2 gaat over het maximale primair fossiel energiegebruik (kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar). BENG 2 is bij voorkeur 0.
  • BENG 3 gaat over het minimale aandeel hernieuwbare energie (procenten). BENG 3 is bij voorkeur 100%


De ambitie van de gemeente Utrecht is zo snel mogelijk energieneutraal te worden. Dit is te vertalen in een BENG 2 norm van 0 en een BENG 3 norm van 100%. Dat wil zeggen dat voor gebouw gebonden energieverbruik geen fossiele energie wordt toegepast.

Visie op de warmtevoorziening (2017), Transitievisie Warmte (2021) en Regionale Energiestrategie (2021)
Op 2 november 2017 heeft de gemeenteraad de Visie op de warmtevoorziening vastgesteld. Een duurzame warmtevoorziening kan gerealiseerd worden door de vraag naar warmte te beperken, te stoppen met het gebruik van aardgas en over te stappen op duurzame warmtebronnen.
Om te kunnen voldoen aan de verplichting uit het Klimaatakkoord dat door de VNG is ondertekend, heeft de gemeente Utrecht in 2021 een tweedelige Transitievisie Warmte (TVW) en een Regionale Energiestrategie (RES) vastgesteld.

Deel 1 van de TVW bevat de strategie en visie over hoe de bestaande huizen en gebouwen in Utrecht geleidelijk, buurt-voor-buurt, over kunnen gaan naar nieuwe vormen van verwarmen en koken. Hierin is ook vastgelegd dat de schaarse capaciteit van het hoge temperatuur stadswarmtenet niet voor nieuwbouw ingezet mag worden.
Deel II van de Transitievisie Warmte geeft aan wanneer en in welke buurten we aan de slag gaan met de voorbereidingen om aardgasvrij te worden.
In de RES staat hoe Utrecht en haar regiogemeenten invulling gaan geven aan de landelijke energiedoelstellingen in het Klimaatakkoord voor het verduurzamen van de energiebronnen, hoeveel en waar duurzame elektriciteit (wind en zon) in 2030 wordt opgewekt en welke duurzame warmtebronnen te gebruiken zijn zodat buurten van het aardgas af kunnen.

Utrechts Energie Protocol (UEP)
Utrecht wil dat gebouwen en gebieden die nu in ontwikkeling zijn, zoveel mogelijk bijdragen aan een klimaatneutrale stad. Daarom biedt de Gemeente Utrecht het Utrechts Energie Protocol (UEP) aan als handreiking aan projectontwikkelaars en andere organisaties die starten met een nieuwbouwproject in Utrecht. Het Utrechts Energie Protocol is een stappenplan voor duurzame invulling van de energievoorziening. De volgorde in dit stappenplan is om eerst te kijken naar de mogelijkheden tot energiebesparing en verduurzaming op gebouw- of perceelniveau. Vervolgens naar de duurzame mogelijkheden binnen het plangebied of in de directe omgeving en ten slotte (verder) buiten het plangebied voor mogelijkheden voor het opwekken van duurzame energie.

Dit betekent dat wij voor nieuwbouw inzetten op hoogwaardige isolatie, optimaal gebruik van het dak (en gevels) voor duurzame energie-opwek, hergebruik van reststromen en het maximaal gebruik van warmte en koude in de directe omgeving. Het uitgangspunt daarbij is om de schaarse hoge temperatuur (HT) warmtebronnen, zoals biomassaverbranding en diepe geothermie, alleen in te zetten voor bestaande bouw en niet voor nieuwbouw. Bestaande bouw is vaak moeilijker te isoleren. Nieuwbouw is goed te isoleren en is daardoor uitermate geschikt voor verwarming op lage temperatuur (LT).


Plansituatie

De gemeente heeft een technische studie uitgevoerd of circulair Bedrijvenpark Strijkviertel energieneutraal ontwikkeld kan worden voor elektriciteit, verwarmen en verkoelen. De financiële aspecten van het energiesysteem zijn heel globaal meegenomen, de organisatorische aspecten nog niet. Zowel de toekomstige energievraag als ook het aanbod van energie zijn in beeld gebracht.


Het (toekomstige) elektriciteitsverbruik in Strijkviertel bestaat uit drie onderdelen:

  1. 1. de gebouwgebonden elektriciteitsvraag: de elektriciteitsvraag van installaties voor verwarming en koeling van ruimtes, ventilatie, warmtapwater en verlichting.
  2. 2. de gebruiksgebonden elektriciteitsvraag: het verbruik voor 'huishoudelijke' apparatuur (keuken- en kantineapparatuur, computers, kopieerapparaten, printers enz.), bedrijfsapparatuur en machines. Dat wil zeggen: al het energieverbruik binnen het gebouw en op de kavel, exclusief verlichting.
  3. 3. de gebiedsgebonden elektriciteitsvraag: het energieverbruik in de openbare ruimte, zoals verkeersregelinstallaties en straatverlichting (maar niet oplaadpunten voor elektrisch vervoer).


Het programma in circulair Bedrijvenpark Strijkviertel kenmerkt zich waarschijnlijk door een hoge gebruiksgebonden elektriciteitsvraag voor de productieprocessen van de toekomstige bedrijven. Deze is lastig van tevoren in te schatten, omdat het energieverbruik voor productieprocessen bedrijfsspecifiek is. Daarom is er een laag en hoog scenario voor de elektriciteitsvraag uitgewerkt.


De schattingen voor de totale elektriciteitsvraag variëren tussen de 20 en 106 GWh per jaar, dat is een groot verschil. Om klimaatneutraal te zijn, wordt de elektriciteitsvraag duurzaam geproduceerd in het gebied. Door de grote onzekerheid in de energievraag, is gekeken naar het energieaanbod. Het leeuwendeel van het aanbod bestaat uit beschikbaar (dak-)oppervlak voor zonnepanelen (PV-panelen). Voor het gehele plangebied komt daar waarschijnlijk nog een elektriciteitsvraag van ongeveer 21 GWh per jaar bij voor oplaadpunten voor elektrisch vervoer. Deze elektriciteitsvraag is in het Utrechts Energie Protocol niet opgenomen in de definitie van een klimaatneutraal gebied.


Op grond van het energieaanbod is een klimaatneutraal bedrijvenpark Strijkviertel niet mogelijk. Er is een tekort aan dakoppervlak voor zonnepanelen. De verhouding tussen benodigd oppervlak zonnepanelen en uitgeefbaar oppervlak kavels varieert tussen circa 60% en 300%. Het dakoppervlak kan maximaal 60% worden gebruikt voor zonnepanelen. In het meest energiezuinige scenario zou het beschikbare dakoppervlak net genoeg zijn voor de behoefte aan stroom. Het dak ligt dan 'vol' met zonnepanelen.


Voor de ontwikkeling van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel betekent dit dat we laag energieverbruik van gebouwen stimuleren door inzet op hoogwaardige schilisolatie en gebouwinstallaties met hoge energieprestatie. Verder zetten we in op het gebruik van het dak voor plaatsing van PV-panelen, eventueel in combinatie met andere functies zoals groen of waterberging.


We onderzoeken of, naast het benutten van het dakoppervlak voor zonnepanelen (eventueel in combinatie met groen en/of waterberging), er kansen zijn in het gebied om duurzame energie op te wekken. Gezien de onzekerheid in de energievraag is het waarschijnlijk noodzakelijk om duurzame elektriciteit van buiten het plangebied te halen (stap 3 van het Utrechts Energie Protocol). Er wordt door gemeente en bedrijven concreet uitgewerkt waar en hoe de opwek zal plaatsvinden, bijvoorbeeld met een windturbine of zonneweide. De opgewekte energie van deze installatie moet ten goede komen aan de gebiedsontwikkeling in Strijkviertel.


Warmte en koude is mogelijk
Gegeven dat er geen gas- of stadswarmteleiding komt, zullen warmte en koude moeten komen van oplossingen die elektriciteit gebruiken, zoals buitenluchtwarmtepompen, infra roodpanelen en bodemenergiesystemen.
In het gebied zijn voldoende warmtebronnen op lage temperatuur aanwezig. Technisch en qua capaciteit lijkt het mogelijk om het gehele gebied van warmte en koude te voorzien door middel van bodemenergiesystemen, eventueel in combinatie met onttrekking van warmte aan oppervlaktewater of lucht. De bodem van het plangebied is uitstekend geschikt als buffer voor energie, maar er geldt wel een beperking voor het opslaan van warmte en koude tot circa 50 meter diepte.
Het is nog niet zeker of bodemenergie voor een kavelveld de beste oplossing is. Bij distributie- en maakbedrijven kan de warmtevraag namelijk laag zijn. In dat geval is het mogelijk voordeliger om een andere oplossing te kiezen voor de ruimtes die verwarmd dienen te worden (bijv. infraroodpanelen).


Conclusie
Het plangebied wordt niet aangesloten op een gasleiding of een collectieve stadswarmteleiding. Er zijn voldoende mogelijkheden voor warmtebronnen op lage temperatuur in dit gebied. Voor de ontwikkeling van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel stimuleren we een laag energieverbruik van gebouwen door in te zetten op hoogwaardige schilisolatie en gebouwinstallaties met hoge energieprestatie. Verder zetten we in op het gebruik van onder andere de daken voor plaatsing van PV-panelen, eventueel in combinatie met andere functies op de daken zoals groen of waterberging. Energie vormt hiermee geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied naar een nieuw circulair Bedrijvenpark.

5.21 Conclusie

De uitgevoerde onderzoeken geven aan dat er geen belemmeringen zijn voor de ontwikkeling van het plangebied circulair Bedrijvenpark Strijkviertel naar een nieuw circulair bedrijvenpark.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Inleiding
Het Chw bestemmingsplan circulair Bedrijvenpark Strijkviertel faciliteert de ontwikkeling van het plangebied tot een circulair bedrijvenpark.

Financiële uitvoerbaarheid
De te ontwikkelen grond is eigendom van de gemeente Utrecht.

Voor de integrale gebiedsontwikkeling van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel is op basis van de beschreven uitgangspunten in 2021 een grondexploitatie op- en vastgesteld. In deze grondexploitatie zijn de kosten en opbrengsten geraamd wat leidt tot een bepaald verwacht financieel resultaat van de gebiedsontwikkeling voor de gemeente. De opbrengsten worden gerealiseerd door de verkoop van bouwkavels ten behoeve van voornamelijk bedrijven. De hoogte van deze opbrengsten is geraamd o.b.v. het gemeentelijk grondprijsbeleid.

De kosten betreffen voornamelijk het bouw- en woonrijp maken van de locatie en de kosten van planontwikkeling. De kosten van bouw- en woonrijp maken en de plankosten zijn geraamd door de gemeente.

Om de effecten van rente en inflatie te bepalen, zijn de kosten en opbrengsten gefaseerd in de tijd. Belangrijke uitgangspunten hierbij zijn de doorlooptijd van procedures, beschikbaarheid van gronden en de ingeschatte opname van bouwkavels door de markt. De grondexploitatie van Strijkviertel wordt, net als andere gemeentelijke grondexploitaties jaarlijks geactualiseerd op basis van de nieuwste planning en gegevens. Hierbij wordt ook getoetst of de uitgifteplanning van bedrijfskavels realistisch en haalbaar is.

De conclusie van de grondexploitatie is dat de kosten worden gedekt door de opbrengsten van deze gebiedsontwikkeling. Dit bestemmingsplan is daarmee financieel uitvoerbaar.

Economische uitvoerbaarheid
Door de ontwikkeling van deze locatie met ruim 18 hectare voor kleinere bedrijven (MKB) en ciculaire bedrijven wordt een bijdrage geleverd aan de behoefte aan vestigingslocaties voor het MKB en circulaire bedrijven. Op basis van bestaande gegevens en onderzoeken blijkt deze behoefte aanwezig. De stad Utrecht groeit qua inwoneraantal nu en in de toekomst en ook is een groei van het areaal aan bedrijventerreinen nodig voor een evenwichtige groei van de stad. De omvang van deze behoefte (zie voorgaande paragrafen) is groot. De afzetbaarheid van de bedrijfseenheden vormt geen belemmering voor de realisatie en voortgang van het project. De realiseerbaarheid van het project binnen de voorgestane planperiode is hiermee voldoende aangetoond.

Kostenverhaal en exploitatieplan
Gemeenten zijn op grond van de Wro verplicht om de kosten van de grondexploitatie te verhalen. Ingeval de gemeente de uitgeefbare gronden in eigendom heeft, vindt verhaal van de kosten van de grondexploitatie plaats door verkoop van bouwrijpe grond. Ingeval de gemeente niet over de gronden beschikt, kan de gemeente een overeenkomst over grondexploitatie aangaan waarbij de grondeigenaar zich verbindt de kosten van grondexploitatie aan de gemeente te voldoen. Indien het niet mogelijk is het kostenverhaal bij overeenkomst te verzekeren dient er, gelijktijdig met het bestemmingsplan, een exploitatieplan vastgesteld te worden. In dat laatste geval worden de kosten van de grondexploitatie verhaald door een financiële voorwaarde aan de bouwvergunning te verbinden. Kostenverhaal met behulp van een exploitatieplan wordt het verplichte kostenverhaal genoemd, in tegenstelling tot het vrijwillige kostenverhaal bij overeenkomst. Overeenkomsten die tot stand komen voorafgaand aan de vaststelling van een exploitatieplan worden anterieure overeenkomsten genoemd. Ook na vaststelling van een exploitatieplan is het mogelijk een overeenkomst over grondexploitatie aan te gaan. Laatstbedoelde overeenkomsten worden posterieure overeenkomsten genoemd.

Het verhalen van de kosten van de grondexploitatie bij onderhavig bestemmingsplan is verzekerd door verkoop van bouwrijpe grond. Er zal bij dit bestemmingsplan dan ook géén exploitatieplan worden vastgesteld. De gemeentelijk kosten voor de begeleiding en toetsing van aanvragen voor vergunningen, worden uit de daarvoor bestemde leges gedekt.

Planschade
Naast de kosten voor het maken van het bestemmingsplan en de uitvoering van de grondexploitatie kunnen er kosten zijn in verband met planschade. De verwachting is dat er een klein risico is op planschade als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan. Dit komt grotendeels voort uit het gegeven dat de gemeente Utrecht zelf de eigenaar van de grond is ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan.

Eventuele kosten van planschade, die nihil worden geschat, zijn voor rekening van de gemeentelijke grondexploitatie, en worden gedekt uit de opbrengsten van de ontwikkeling.

Conclusie

Gelet op de bovenstaande onderbouwing is de ontwikkeling van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel financieel en economisch uitvoerbaar.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening

Het plan is aan een aantal instanties toegezonden voor reactie als bedoeld in art 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Onderstaande instanties hebben gereageerd.

  • Provincie Utrecht
  • Rijkswaterstaat
  • Waterschap
  • Veiligheidsregio Utrecht
  • Tennet

De reacties hebben op een aantal punten geleid tot aanpassing van het plan. Hieronder zijn de reacties samengevat opgenomen en wordt er per reactie aangegeven op welke wijze hiermee wordt omgegaan.

6.2.2 Provincie Utrecht

In februari 2023 heeft de provincie Utrecht een reactie gegeven op het plan. Deze reactie van de provincie gaat over een aantal aspecten, zoals zelfstandige kantoren, een HOV baan en het verkeersonderzoek. Hieronder is een samenvatting van de reactie en de beantwoording daarvan per onderwerp opgenomen.

algemeen

De ontwikkeling van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel past binnen de provinciale beliedskaders, zoals het Provinciale Programma Wonen en Werken.

reactie: deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

zelfstandige kantoren

In het plan is de beperkte mogelijkheid opgenomen voor de vestiging van zelfstandige kantoren. Deze mogelijkheid past niet binnen het provinciaal kantorenbeleid en niet binnen de provinciale ruimtelijke verordening. De provincie verzoekt deze mogelijkheid uit de planregels te halen.

reactie: de mogelijkheid voor de realisatie van zelfstandige kantoren binnen het plangebied van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel is uit de regeling van het bestemmingsplan gehaald.

HOV baan

Binnen de in het plan opgenomen verkeersbestemming is de mogelijkheid geboden om hier een HOV-baan te realiseren. Deze HOV-baan is niet in het plangebied voorzien en de provincie verzoekt om deze mogelijkheid uit de regels van het plan te halen.

reactie: de regeling is aangepast confrom het verzoek van de provincie, zodat binnen het plangebied in de verkeersbestemming geen realisatie van een HOV-baan mogelijk is. Een dergelijke HOV-baan is ook niet voorzien in het plangebied.

Verkeersonderzoek

In de toelichting van het bestemmingsplan wordt aangegeven dat 'Uit verkeersonderzoek blijkt dat het lokale en het omliggende regionale wegenverkeersnetwerk het extra verkeer, als gevolg van de ontwikkeling van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel, goed kan verwerken en er voldoende capaciteit is op deze wegen'. Het verkeersonderzoek is echter niet bij het bestemmingsplan gevoegd en de provincie verzoekt om dit onderzoek bij het bestemmingsplan te voegen. In de fase van het ontwerpbestemmingsplan kan de provincie dan zelf nog een oordeel vormen over dit onderzoek en de conclusies daarvan. Beter is echter om het verkeersonderzoek met provincie te delen op het moment dat het onderzoek gereed is. Mogelijke knelpunten kunnen dan in een eerder stadium worden besproken.

reactie: het verkeersonderzoek voor de ontwikkeling van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel is inderdaad niet als afzonderlijk onderzoek bij het voorontwerp bestemmingsplan gevoegd. Bij het ontwerpbestemmingsplan is wel een verkeersonderzoek uit 2023 gevoegd, zodat een ieder hierover een eigen oordeel kan vormen. Overigens geven de resultaten van het verkeersonderzoek aan dat met name in de aansluiting op de rijkswegen enkele aandachtspunten zijn te signaleren. In samenhang met andere gebiedsontwikkelingen in Utrecht Zuidwest (Groot Merwede) wordt een monitorsysteem opgezet, zodat de eventuele noodzaak om nadere maatregelen te nemen tijdig kan worden gesignaleerd.

6.2.3 Rijkswaterstaat

In februari 2023 heeft Rijkswaterstaat een reactie gegeven op het plan. Hieronder is de kern van deze reactie opgenomen.

Ondanks dat de voorgenomen ontwikkeling op enige afstand is gelegen van de autosnelweg heeft deze ontwikkeling toch onze aandacht. De reden is dat de ontwikkeling zorgt voor extra mobiliteit en daardoor van invloed is op het functioneren van de autosnelweg. Het vraagstuk is echter groter doordat deze ontwikkeling niet op zichzelf staat maar doordat er sprake is van een samenloop van ontwikkelingen op de zuidwestelijke aansluitingen op het rijkswegennet. De gemeente Utrecht en

Rijkswaterstaat zijn over de diverse gewenste ontwikkelingen in gesprek, waarbij het gaat om het geheel van ontwikkelingen en niet één ontwikkeling, bijvoorbeeld Bedrijvenpark Strijkviertel, in het bijzonder. Het met elkaar in gesprek zijn leidt hopelijk tot maatregelen en/of tot wijzigingen in voorgenomen activiteiten of inrichting van een gebied.

Waarbij het natuurlijk niet uitgesloten is dat de gesprekken ook aanleiding geven tot eigen beheersmaatregelen door Rijkswaterstaat Midden-Nederland om daarmee de toestroom naar het hoofdwegennet te beperken.

De voorgenomen ontwikkelingen zoals beschreven in het voorontwerp bestemmingsplan voor het gebied Strijkviertel roepen dus wel degelijk vragen op. Het gesprek over de ontwikkelingen waaronder dus Bedrijvenpark Strijkviertel zetten wij graag met u voort.

Het kan zijn dat aanpassingen van het bestemmingsplan circulair Bedrijvenpark Strijkviertel nodig zijn, maar Rijkswaterstaat kan in dit stadium niet aangeven welke aanpassingen dit zijn.

Reactie: de overleggen tussen de gemeente Utrecht en Rijkswaterstaat over de gewenste ontwikkelingen in de gebieden Groenewoud, Papendorp en Strijkviertel en de gevolgen hiervan voor de verkeerssituatie zijn voorgezet, ook na de ontvangst van deze reactie. De ontwikkelingen aan de andere zijde van de snelweg A2, zoals de nieuwe woonwijk Groenewoud en de verdere ontwikkeling van Papendorp zijn ook bij deze gesprekken betrokken. De gewenste ontwikkelingen zorgen voor extra mobiliteit en het functioneren van de snelwegen en het onderliggende wegennet moeten hier wel goed op afgestemd zijn en worden.

Overigens geven de resultaten van het verkeersonderzoek aan dat met name in de aansluiting op de rijkswegen enkele aandachtspunten zijn te signaleren. In samenhang met andere gebiedsontwikkelingen in Utrecht Zuidwest (Groot Merwede) wordt een monitorsysteem opgezet, zodat de eventuele noodzaak om nadere maatregelen te nemen tijdig kan worden gesignaleerd.

Daar hebben de gemeente en Rijkswaterstaat beide belang bij.

6.2.4 Waterschap

In februari 2023 heeft het waterschap een reactie gegeven op het concept bestemmingsplan. Het waterschap geeft aan dat de gemeente en het waterschap in het verleden afspraken hebben gemaakt over de wateraspecten in het plangebied. Deze afspraken zijn op de juiste wijze in het plan verwerkt.

Reactie: een aanpassing van het plan is niet nodig.

6.2.5 Veiligheidregio Utrecht

In februari 2023 heeft de Veiligheidregio Utrecht (VRU) een reactie gegeven op het plan. In deze reactie is aangegeven dat eerder gemaakte opmerkingen van de Veiligheidsregio niet zijn overgenomen in het concept bestemmingsplan.

Reactie: Na ontvangst van deze reactie van de VRU is nader overleg geweest met de Veiligheidsregio Utrecht op welke wijze de gemaakte opmerkingen in het voorliggende plan verwerkt kunnen worden. Dit overleg heeft enkele wijzigingen in de toelichting (paragraaf 5.7 Externe veiligheid) van het bestemmingsplan als gevolg gehad. In deze paragraaf zijn de adviezen van de veiligheidsregio overgenomen en verwerkt. De Veiligheidsregio kan in de fase van het ontwerpbestemmingsplan de regeling zoals die is opgenomen in het bestemmingsplan nogmaals beoordelen.

6.2.6 Tennet

In februari 2023 heeft Tennet een reactie gegeven op het plan. Op dit moment zien zij geen aanleiding tot het geven van opmerkingen en in de fase van het ontwerpbestemmingsplan zal Tennet de regeling zoals die is opgenomen in het plan nogmaals beoordelen.

Reactie: een aanpassing van het plan is niet nodig.

Hoofdstuk 7 Juridische Plantoelichting

7.1 Inleiding

Het Chw bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012). De SVBP 2012 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere leesbaarheid, raadpleegbaarheid en helderheid voor de gebruiker en draagt zo bij aan een effectiever en efficiëntere dienstverlening.

7.2 Planvorm

Het Chw bestemmingsplan circulair Bedrijvenpark Strijkviertel is een ontwikkelingsplan waarmee het plangebied ontwikkeld kan worden tot een circulair bedrijvenpark. Er is gekozen voor een globale opzet van de regels en de verbeelding.

7.3 Opbouw Regels

De opzet van de regels is steeds gelijk:

  • omschrijving (met ondergeschikte en nevengeschikte doeleinden);
  • activiteiten die zijn toegestaan
  • bouwregels;
  • nadere eisen waar de regeling dat nodig maakt;
  • afwijkingsregels van de bouwregels;
  • afwijkingsregels van de gebruiksregels;
  • eventueel een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, ter bescherming van aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke of natuurwaarden;

7.3.1 Het gebruik van het woord of

Wanneer in de regels van dit bestemmingsplan in een opsomming van gevallen het woord 'of' wordt gebruikt, is daaronder mede begrepen de situatie dat meer dan een van de genoemde gevallen zich tegelijk voordoen. Onder 'of' wordt een combinatie van opties niet uitgesloten.

7.3.2 Nadere eisen

Op basis van artikel 3.6, lid 1 onder d van Wro, kan worden bepaald dat burgemeester en wethouders met inachtneming van de bij het plan te geven regels, nadere eisen kunnen stellen ten aanzien van in het plan omschreven onderwerpen of onderdelen. Het stellen van nadere eisen kan betrekking hebben op een heel scala van onderwerpen. Zo kan bijvoorbeeld worden bepaald dat de nadere eisen betrekking hebben op de situering of afmetingen van gebouwen of bouwwerken, of op het stellen van eisen aan parkeergelegenheid op eigen terrein, maar evenzeer kunnen nadere eisen betrekking hebben op het treffen van bouwkundige voorzieningen of aanpassingen die van belang zijn voor een goede ruimtelijke ordening.

In hoofdzaak vindt een goede ruimtelijke ordening plaats door het toekennen van bestemmingen en daarbij bouwmogelijkheden aan percelen. Hoewel daarmee op hoofdlijnen de gewenste ruimtelijk inrichting van een perceel (qua functie en bebouwingsvolume) is vastgelegd, kan er echter op detailniveau aanleiding zijn of behoefte bestaan om specifieke ruimtelijke belangen op een juiste manier af te stemmen. Hiervoor is het instrument van nadere eisen in de wet opgenomen.

Om nadere eisen te kunnen opnemen, wordt in de toelichting een beschrijving gegeven van bijvoorbeeld de relevante te beschermen karakteristiek van een plangebied, de parkeersituatie, de cultuurhistorische waarden die beschermd kunnen worden door middel van andere eisen enz.

Nadere eisen dienen er voor om binnen de toegekende bestemming en bouwmogelijkheden maatwerk te kunnen leveren op perceelsniveau. De noodzaak voor dit maatwerk is gelegen in de specifieke ruimtelijke omstandigheden van het betreffende (of het aangrenzende) perceel, die niet op voorhand te regelen zijn in de algemeen geformuleerde bestemmingsregeling.

Deze specifieke ruimtelijke omstandigheden kunnen de volgende aspecten betreffen:

  • stedenbouwkundige aspecten;
  • landschappelijke en of ecologische aspecten;
  • milieukundige aspecten;
  • cultuurhistorische aspecten;
  • verkeersaspecten;
  • sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van naastgelegen percelen/bouwwerken.


Het gebied geeft aanleiding voor het opnemen van nadere eisen, gelet op de hoge dichtheid en de mate van functiemenging. Hieronder worden enkele aspecten nader toegelicht.

Stedenbouwkundige aspecten
In het gebied is het creëren van een afwisselend bebouwingsbeeld van groot belang, waarbij de stedenbouwkundige opzet van het gebied wordt gerespecteerd en nieuwbouw zorgvuldig wordt ingepast.

Specifiek ten aanzien van technische installaties, afschermingen van installaties of ruimtes voor het onderbrengen van installaties op het dakvlak, kunnen nadere eisen worden gesteld. Om de gebouwvolumes zo gaaf mogelijk tot hun recht te laten komen, mogen technische installaties, afschermingen van installaties of ruimtes voor het onderbrengen van installaties, slechts als toegevoegde objecten of volumes op het dakvlak worden aangebracht, als deze duidelijk deel uitmaken van de architectonische expressie van het gebouw. Deze regel heeft betekenis met betrekking tot het uit beeld brengen van technische installaties of hun behuizing vanuit posities dichtbij of ver van het gebouw of vanuit hogere gebouwen.

Milieukundige aspecten
Vanuit specifieke milieuomstandigheden kan het noodzakelijk zijn nadere eisen te stellen aan nieuwbouw of verbouw. Bijvoorbeeld aan de locatie van toegangen of vluchtwegen bij gebouwen die op plekken worden gerealiseerd waarbij vanuit het aspect externe veiligheid maatregelen noodzakelijk zijn om de veiligheid van die gebouwen te waarborgen.

Sociale veiligheid
Vanuit sociale veiligheid kan het noodzakelijk zijn nadere eisen te stellen aan nieuwbouw of verbouw. Bijvoorbeeld aan de situering van de gebouwen zelf of de toegangen tot deze gebouwen die op plekken worden gerealiseerd waarbij vanuit het aspect sociale veiligheid geen sociaal onveilige situaties of plekken ontstaan en zo veel mogelijk een veilig gevoel ontstaat voor de gebruikers van deze gebouwen en omliggende terreinen.

Verkeersaspecten
De veilige afwikkeling van verkeer en het voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein kunnen aanleiding zijn voor het stellen van nadere eisen aan bebouwing. Hierbij zal het vooral gaan om maatregelen en eisen aan bebouwing voor het waarborgen overzichtelijke verkeerssituaties, de doorstroming van het verkeer en de bereikbaarheid van gebouwen. Maar ook kan het stellen van eisen aan de situering of het aantal parkeerplaatsen bij een woning, bedrijf, kantoor of voorziening van belang zijn als bijvoorbeeld extra parkeerplaatsen op de openbare weg niet mogelijk of gewenst zijn.

Gebruiksmogelijkheden van naastgelegen percelen
Het is niet de bedoeling dat naastgelegen percelen of bouwwerken hinder ondervinden van de ontwikkelingen op hun buurperceel. Vaak is dit met kleine maatregelen goed te voorkomen. Te denken valt aan het stellen van nadere eisen aan de hoogte of aan de situering van erfbebouwing.

7.4 Artikelsgewijze Toelichting

Op een aantal bestemmingen is in deze paragraaf een nadere toelichting opgenomen.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 2 Wijze van meten
De regels in dit artikel maken duidelijk hoe de gemeente gaat meten, als er in een regel een bepaalde maat, zoals een bouwhoogte, staat.

De verplichte "Anti-dubbeltelregel" uit het Besluit ruimtelijke ordening is in artikel 2, lid 2.5, opgenomen. Deze regel voorkomt dat steeds vanuit de feitelijke situatie van het heden wordt gemeten.

Hoofdstuk 2 Functies

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

Voor het bestaande 150 kV opstijgpunt dat is gelegen in het plangebied is de functie 'Bedrijf - Nutsvoorziening' opgenomen. Deze functie en de bijbehorende regels zijn overgenomen uit het geldende bestemmingsplan.

Artikel 4 Bedrijventerrein
Binnen de functie bedrijventerrrein is de realisatie van de gewenste toekomstige circulaire bedrijven in het plangebied mogelijk gemaakt. Binnen het plangebied zijn uitsluitend de bedrijfsactiviteiten uit de milieucategorieën tot en met maximaal 3.1 toegelaten. Aan het plan is (als bijlage bij de regels) een 'Lijst van Bedrijfsactiviteiten' toegevoegd. Een uitgebreide toelichting op deze lijst is opgenomen in paragraaf 7.5. Creatieve bedrijvigheid is gewenst in het plangebied en is binnen de bestemming Bedrijventerrein mogelijk.

In circulair Bedrijvenpark Strijkviertel willen we naast 'grotere' bedrijfsruimte voor het MKB ook ruimte bieden aan kleine (startende) bedrijven als bijvoorbeeld start ups en ZZP'ers. Hierbij leggen we het accent op bedrijven in de, ook voor circulair Bedrijvenpark Strijkviertel, prioritaire sectoren als energie / duurzaamheid/ circulair. Deze bedrijven dragen tevens bij aan de profilering van bedrijvenpark Strijkviertel als 'kenniscentrum' voor circulariteit en duurzaamheid en de samenwerking met onderwijs op deze thema's. De specifieke activiteiten zijn vaak moeilijk te vatten onder een algemene kantoren- of bedrijvenbestemming, maar zijn wel essentieel voor het karakter van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel waarbij we als gemeente Utrecht ook inzetten op samenwerking tussen MKB en kleine innovatieve ondernemers.

Voor de ontwikkeling van circulair bedrijvenpark Strijkviertel is de functie van duurzame en circulaire broedplaats in de regels bij de bestemming bedrijventerrein opgenomen. Circulair ondernemen is nog volop in ontwikkeling en daarom willen we op circulair bedrijvenpark Strijkviertel ruimte bieden voor innovatie en experiment met specifieke aandacht voor start ups en scale ups.

Onder broedplaatsen op Strijkviertel verstaan wij verzamelgebouwen met een mix van huurders, waar ruimte is voor kennisontwikkeling, nieuwe samenwerkingsvormen, ideeën uitwisseling, kruisbestuivingen en ontwikkeling van nieuwe concepten. Broedplaatsen zijn werkruimtes, ateliers, laboratoria en ontmoetingsplekken. Broedplaatsen bevorderen de onderlinge wisselwerking tussen diverse en verschillende lokale bedrijven en een combinatie van broedplaatsen en creatieve bedrijven is goed denkbaar en mogelijk. De doelgroep bestaat in dit gebied uit bedrijven gericht op circulair of duurzaam ondernemen/ produceren / innoveren en ontwikkelen. Binnen circulair bedrijvenpark Strijkviertel is er op de verdiepingen maximaal 7.000 m2 b.v.o. beschikbaar voor de functie van circulaire en duurzame broedplaatsen. Elke vestiging van een dergelijke broedplaats mag een maximale oppervlakte hebben van 500 m2 b.v.o.

Ondergeschikt aan de bedrijfsactiviteiten zijn binnen de gronden met de bestemming bedrijventerrein ook beperkt kantoorruimte en vergaderfaciliteiten toegestaan. Ondergeschikt is maximaal 30 % van de bruto vloeroppervlakte van de bestemming bedrijventerrein. Deze regeling is conform het gemeentelijk beleid uit de Bedrijventerreinenstrategie 2012. Het gaat hier in het bijzonder om de regels over kantoren op bedrijventerreinen. Bij nieuwe bedrijventerreinen en bij nieuwe bestemmingsplannen van bestaande terreinen wordt het uitgangspunt dat niet meer dan 30% van bedrijfsgebouwen gebouwd en gebruik mag worden als kantoorruimte. In de meeste bestemmingsplannen is ook een maximum gegeven aan het kantoorvloeroppervlakte van maximaal 2.000 m² per bedrijf. Deze voorwaarde is ook in dit plan opgenomen.

Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening is, in verband met de overlast die horecabedrijven kunnen meebrengen, in het bestemmingsplan een onderscheid gemaakt in vier categorieën horecabedrijven. De categorie-indeling is opgenomen in de Lijst van horeca-activiteiten en is tot stand gekomen aan de hand van ruimtelijk relevante criteria als aard en omvang van het bedrijf en de parkeerdruk. De regeling geeft een kwalitatieve beperking ten aanzien van het type horecabedrijf dat zich mag vestigen in het plangebied. De regeling beoogt de nadelige invloeden van de vestiging van horecabedrijven op het werk-, woon- en leefklimaat in de omgeving te voorkomen. Zie ook de toelichting op de indeling in de Lijst vanhoreca-activiteiten.

In het plangebied zijn meerdere horecavestigingen onder bepaalde voorwaarden toegestaan op basis van de regels. De voorwaarden zijn opgenomen in de regels van artikel 4 en hebben tot doel om mogelijke overlast van horeca te beperken en een aangenaam leef- en werkklimaat te bereiken in het plangebied.

In het plangebied is ook de vestiging van een mutifunctionele sportvoorziening mogelijk met een maximale oppervlakte van 2.000 m2 ter plaaste van de aanduiding die is opgenomen op de verbeelding. Deze sportvoorziening is multifunctioneel en ter ondersteuning en aanvulling van het overige programma op het bedrijvenpark. Gedacht kan worden aan een multifunctionele sportvoorziening met daarin opgenomen functies als fitness, yoga, squash en/of padel.

Binnen het circulaire Bedrijvenpark Strijkviertel is ook beperkt ruimte voor de vestiging van bedrijven die vervoer en opslag in ondergeschikte mate verzorgen in het kader van stadsdistributie gericht op de stad Utrecht en direct omliggende gemeenten. Deze distributiebedrijven zijn gericht op duurzaam vervoer (emissieloos) voor de 'last en first mile', ze vervoeren voor meerdere opdrachtgevers (white- of multi label) en zijn geen reguliere distributiebedrijven met veel opslagruimte. Solitaire magazijnen of opslagruimtes zonder aanpalende productie- of stadslogistieke ruimte is niet wenselijk en daarom uitgesloten.

De totale bruto vloeroppervlakte voor bedrijven binnen deze functie is gemaximaliseerd op 200.000 m2. Er is ruim 18 hectare uitgeefbaar terrein en een maximaal bouwprogramma van 200.000 m2 lijkt reeel. In de voor dit plan uitgevoerde diverse onderzoeken is uitgegaan van dit genoemde maximale bouwprogramma. De basis hiervan vormt het vastgestelde stedenbouwkundig plan waarin een fsi van 1 (Floor Space Index) is opgenomen als gemiddelde over de totale kavelvelden van het bedrijvenpark.

Parkeren van auto, fietsen, vrachtwagen en andere voertuigen voor de bedrijven in het plangebied dient te geschieden op eigen terrein binnen de bestemming bedrijventerrein. In de parkeerbehoefte wordt per bedrijf dus voorzien op eigen terrein. In artikel 14.1 van de regels is hiervoor een juridische regeling opgenomen.

Fietsenstallingen en nutsvoorzieningen voor de bedrijven, zoals gebouwen voor elektriciteitsvoorzieningen en dergelijke zijn in deze functie (bestemming) ondergebracht.

Er zijn meerdere gemeentelijke ambities die de gemeente Utrecht nastreeft om te bereiken met de ontwikkeling van het circulaire Bedrijventerrein Strijkviertel. Dit zijn onder andere ambities op het gebied van intensief ruimtegebruik, waterberging, klimaatadaptatie en duurzaam bouwen. Deze ambities zijn voor zover mogelijk verwerkt in de toelichting en regels van het bestemmingsplan. Deze ambities krijgen ook een plek in de voorwaarden bij de uitgifte van de kavels. In de voorbereidingsperiode op de nieuwe Omgevingswet maakt de gemeente Utrecht bestemmingsplannen met verbrede reikwijkte op basis van de geboden mogelijkheden hiervoor als gevolg van de Crisis- en herstelwet. Een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte maakt het mogelijk om een aantal nieuwe aspecten in het plan te regelen die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving. Deze mogelijkheden zijn breder en diepgaander dan bij traditionelere bestemmingsplannen waarbij een goede ruimtelijke ordening het voornaamste criterium is.

In de functie Bedrijventerrein van het voorliggende plan zijn een viertal voorwaardelijke verplichtingen opgenomen om deze gemeentelijke ambities te kunnen bereiken. De voorwaardelijke verplichtingen hebben betrekking op de realisatie van waterberging en waterinfiltratie op eigen terrein, het gebruiken van daken voor diverse functies, het verplicht plaatsen van dierverblijven (nestkasten) op nieuwe gevels van gebouwen en op de gewenste beeldkwaliteit van de nieuwe bebouwing in het gebied. In de regels is hiermee een koppeling gelegd tussen de nieuwe gebouwen en de gewenste beeldkwaliteit van deze nieuwe gebouwen.

In de regels is hiernaast ook bepaald dat alle gebouwen goed geïsoleerd, circulair en duurzaam moeten zijn en dat de nieuwe gebouwen niet mogen worden voorzien van aansluiting op een gas- of stadswarmteleiding. De nieuwe gebouwen in het plangebied zullen allen niet worden aangesloten op het bestaande warmtenet van Eneco. Op basis van de Gaswet zullen de nieuwe gebouwen niet worden voorzien van een aansluiting op een aardgasnet. Op basis van gemeentelijke energiebeleid moeten de nieuwe gebouwen op een alternatieve wijze worden verwarmd. Er wordt gestuurd op een collectief WKO net.

Binnen de functie bedrijventerrein zijn een aantal functies ongewenst en niet passend bij de toekomstvisie van de gemeente Utrecht op het circulaire bedrijvenpark Strijkviertel. Daarom zijn een aantal functies danwel soorten van gebruik in de functie bedrijventerrein verboden. Dit zijn onder andere coffeeshops, datacentra en bepaalde typen opslagbedrijven. Opslaggebouwen en opslagbedrijven ten behoeve van verhuur of verkoop van opslagruimten voor bedrijven en/of particulieren die niet op Bedrijvenpark Strijkviertel gevestigd zijn niet toegestaan. Opslag ten behoeve van ter plaatse gevestigde bedrijven (binnen het plangebied van circulair Bedrijvenpark Strijkviertel) is wel toegestaan.


Artikel 5 Groen
De groene openbare ruimte is opgenomen in de functie Groen. Een groot deel van het toekomstig groen heeft een functie als groene openbare ruimte.

Binnen de functie Groen is ook water, waterbeheer, waterberging toegestaan. De kleinere watergangen in het plangebied hebben dan ook soms niet een aparte functie water gekregen, maar zijn opgenomen in de functie groen. Ook wadi's, water drasland en natuurvriendelijke oevers zijn binnen deze functie toegestaan. Daarnaast mogen er binnen deze bestemming ook voet- en fietspaden worden gerealiseerd.

Artikel 6 Sport

Aan de noordzijde van het plangebied zijn ter uitbreiding van het bestaande sportcomplex een aantal nieuwe sportvelden gepland. Deze locatie heeft de functie Sport gekregen. De bestaande rijhal is ook gelegen binnen de functie sport en heeft een functie-aanduiding 'manege'. Hierbinnen is het bestaande gebruik van deze gronden als rijhal toegestaan en ook het parkeren ten behoeve van de rijhal door bezoekers en gebruikers is hierbinnen mogelijk. Ook zijn de bestaande gebouwen op dit terrein met een bouwvlak op de verbeelding aangegeven.

Binnen de functie sport is het uitvoeren van sportactiviteiten toegestaan en zijn ook enkele aanvullende voorzieningen mogelijk zoals paden, fiets- en wandelpaden, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterbeheer en waterbering.

Artikel 7 Verkeer
Deze functie is van toepassing op de wegen waar de nadruk ligt op de afwikkeling van het doorgaande verkeer. Dit betreft de ontsluitingswegen van het plangebied. Deze gronden zijn bestemd voor de functie verkeer en hier zijn wegen toegestaan en enkele aanvullende voorzieningen, zoals fiets- en wandelpaden en groenvoorzieningen.

Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied
De meeste wegen en verblijfsgebieden in het plangebied zijn opgenomen in de functie 'Verkeer- Verblijfsgebied'. Dit zijn de kleinere wegen in het gebied met hoofdzakelijk een functie voor het bestemmingsverkeer. Ook de pleinen, de bermen van wegen en het snippergroen maken hier deel van uit.

Artikel 9 Water
Water is in het plangebied een structurerend element. De grotere watergangen zijn in de functie 'Water' opgenomen. De regeling uit de keur blijft onverkort naast het bestemmingsplan van kracht.

Het gebruiken van water ten behoeve van een ligplaats voor een woonboot of een ander soort van drijvende woningen danwel gebouwde woning is niet toegestaan.

Kruisingen met verkeerswegen zijn toegestaan. In de meeste andere functies binnen het plangebied zijn water, waterbeheer, waterberging eveneens toegestaan, in het belang van waterbeheer en waterberging.

Artikel 10 Leiding - Hoogspanning
De gronden met de functie 'Leiding - Hoogspanning' maken een hoogspanningsmast en de bovengrondse hoogspanningsverbinding mogelijk. In deze functie is een bovengrondse hoogspanningsverbinding en een belemmeringenstrook mogelijk. Ook zijn bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Deze mogen maximaal 3 meter hoog zijn. De bouwhoogte van de hoogspanningsmasten mag maximaal 50 meter zijn. Door middel van een omgevingsvergunning is het mogelijk voor het college van burgemeester en wethouders om af te wijken van de bouwregels voor het bouwen van gebouwen of bouwwerken volgens de andere voorkomende bestemmingen, als de werkzaamheden niet in strijd zijn met het belang en de veiligheid van de hoogspanningsverbinding en de leidingbeheerder in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen.

Artikel 11 Leiding - Hoogspanningsverbinding
De gronden met de functie 'Leiding - Hoogspanningverbinding' maken de inmiddels aangelegde en functionerende ondergrondse hoogspanningsleiding in het plangebied mogelijk. Het opnemen van een belemmeringenstrook is nodig om de ongestoorde ligging en werking van de verbinding te garanderen. In de omschrijving wordt een ondergrondse hoogspanningsleiding met een maximum spanning van 150 kV en een belemmeringenstrook mogelijk gemaakt. Ook zijn bijbehorende voorzieningen bestemd. Door middel van een omgevingsvergunning is het mogelijk voor het college van burgemeester en wethouders om af te wijken van de bouwregels voor het bouwen van gebouwen of bouwwerken volgens de andere voorkomende bestemmingen, als de werkzaamheden niet in strijd zijn met het belang en de veiligheid van de hoogspanningsverbinding en de leidingbeheerder in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen.

Artikel 12 Leiding - Water

De gronden met de functie 'Leiding - Water' beschermen de bestaande ondergrondse waterleiding in het plangebied. Het opnemen van een belemmeringenstrook is nodig om de ongestoorde ligging en werking van de verbinding te garanderen.

Prostitutie
In het plangebied van dit bestemmingsplan zijn geen seksinrichtingen gevestigd met een vergunning op basis van de APV. Gezien het in Utrecht gehanteerde maximumstelsel zijn nieuwe seksinrichtingen niet toegestaan en zijn seksinrichtingen uitgesloten in de gebruiksbepaling. Gelet op het binnen de gemeente gehanteerde maximumstelsel betekent de regeling in dit bestemmingsplan geen algeheel verbod, maar wel een verbod op seksinrichtingen binnen dit plangebied.

Coffeeshops

In het plangebied van dit bestemmingsplan zijn geen coffeeshops gevestigd. Deze zijn en worden ook niet toegestaan op basis van landelijke wetgeving hierover in de Opiumwet. In de regels van dit bestemmingsplan is daarom nogmaals bepaald dat de vestiging van coffeeshops niet is toegestaan.

7.5 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

Algemeen
Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Lijst van Bedrijfsactiviteiten. Een Lijst van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, naarmate de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. In de bijlagen bij de regels is de Lijst van Bedrijfsactiviteiten opgenomen.

Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:

  • geluid;
  • geur;
  • stof;
  • gevaar (vooral brand- en explosiegevaar).


Daarnaast kan de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.

Omgevingstype bepalend voor de daadwerkelijk te hanteren afstanden
De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Lijst van Bedrijfsactiviteiten zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). De Lijst van Bedrijfsactiviteiten omvat de bedrijfstypen met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 2008. Mocht een bedrijf meerdere SBI codes kennen dan moet voor elk aspect de grootste afstand worden genomen.

De gewenste afstand tussen een bedrijfsactiviteit en woningen (of andere gevoelige functies zoals scholen) wordt mede bepaald door het type gebied waarin de gevoelige functie zich bevindt. Volgens de VNG-publicatie worden daarbij twee omgevingstypen onderscheiden: rustige woonwijk en gemengd gebied.

Omgevingstype rustige woonwijk
In een rustige woonwijk komen enkel wijkgebonden voorzieningen voor en vrijwel geen andere functies zoals kantoren of bedrijven. Langs de randen (in de overgang naar eventuele bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Als daarmee vergelijkbare omgevingstypen noemt de VNG-publicatie onder meer een rustig buitengebied (eventueel met verblijfsrecreatie) en een stilte- of natuurgebied.

Omgevingstype gemengd gebied
In een gemengd gebied komen naast wonen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Daarmee vergelijkbare gebieden zijn lintbebouwingen in het buitengebied waarin functiemenging voorkomt en gebieden gelegen direct langs een hoofdinfrastructuur. Kenmerkend voor het omgevingstype gemengd gebied is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied.

Bedrijfswoningen
Een bedrijfswoning op een bedrijventerrein is een specifiek woningtype waar minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat kunnen worden gesteld. Bedrijfswoningen zijn in het algemeen minder milieugevoelig dan de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied.

Te hanteren richtafstanden
De volgende tabel geeft voor beide omgevingstypen (rustige woonwijk en gemengd gebied) per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden. De richtafstand geldt tussen de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan (of via vergunningvrij bouwen) mogelijk is. Daarbij gaat het nadrukkelijk om een richtafstand. Kleinere afwijkingen ten opzichte van deze afstand zijn mogelijk zonder dat hierdoor knelpunten behoeven te ontstaan.

Milieucategorie Richtafstand rustige woonwijk (in meters) Richtafstand gemengd gebied (in meters)
1 10 0
2 30 10
3.1 50 30
3.2 100 50
4.1 200 100
4.2 300 200
5.1 500 300
5.2 700 500
5.3 1.000 700
6 1.500 1.000

Toelaatbaarheid van bedrijven die onder een specifieke regelgeving vallen
Bepaalde bedrijven vallen onder een specifieke wettelijke regeling. Het betreft:

  • bedrijven die "in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken" zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (zogenoemde grote lawaaimakers); deze bedrijven zijn alleen toegestaan op industrieterreinen die in het kader van deze wet gezoneerd zijn;
  • bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) kunnen vallen (nu of in de toekomst); het betreft risicovolle bedrijven waar gebruik, opslag of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) normen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico;
  • bedrijven die onder het Vuurwerkbesluit vallen; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) afstandsnormen.

De toegepaste Lijst van Bedrijfsactiviteiten
De Lijst van Bedrijfsactiviteiten is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende Staat van Bedrijfsactiviteiten uit de VNG-publicatie. Op een punt is een andere werkwijze toegepast:

In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Lijst. In de Lijst van Bedrijfsacticviteiten zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan.

De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de regels en op de digitale verbeelding (plankaart) van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Lijst van Horeca-activiteiten).

Flexibiliteit
De Lijst van Bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De richtafstanden en inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In de planregels is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders kan afwijken van de regels en een dergelijk bedrijf toch kan toestaan binnen bepaalde kaders, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Om te kunnen afwijken moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels opgenomen dat het college van burgemeester en wethouders vestiging van een dergelijk bedrijf via een afwijkingsbevoegdheid kan toestaan. Om te kunnen afwijken moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.

In de Lijst van Bedrijfsactiviteiten is bij de indeling van sommige bedrijfsactiviteiten uitgegaan van een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten aangegeven met een "C" in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via de bovengenoemde afwijkingsbevoegdheid een categorie lager in te delen.

7.6 Handhaving

Door handhaving controleert de overheid of burgers, bedrijven en bijvoorbeeld overheidsorganen zich aan de wet- en regelgeving houden. Onder handhaving wordt verstaan het door controle (toezicht en opsporing) en het toepassen (of dreigen daarmee) van bestuursrechtelijke sancties, bereiken dat het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd. De handhaving van de van toepassing zijnde regeling binnen de gemeente Utrecht, wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen. Zo wordt namens het college onder andere gehandhaafd op de regels van voorliggend bestemmingsplan. Dit betekent dat de regels voor wat betreft het gebruik en de bebouwingsregels worden gehandhaafd. Dit gebeurt veelal door toetsing tijdens het behandelen van de aanvragen om omgevingsvergunning, maar kan ook gebeuren als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw of op grond van een eigen constatering indien een bouwwerk of een perceel in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt. Indien er bijvoorbeeld sprake is van illegale ingebruikname van gemeentelijke grond, dan zal hiertegen worden opgetreden.

Doel handhavend optreden
Het doel van het handhavend optreden van de gemeente is niet direct gekoppeld aan de noodzaak van een actueel bestemmingsplan. Voor de bewoners van het plangebied is duidelijk waar zij aan toe zijn (qua bouwen, zoals bijvoorbeeld uitbreiding van de woning, en qua gebruik), maar het niet handhaven haalt de effectiviteit van een actueel bestemmingsplan onderuit. De toegevoegde waarde van het verlenen van een omgevingsvergunning voor een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is niet groot, indien er op andere plaatsen - zonder vergunning - vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn geplaatst. Dit wordt nog eens problematischer zodra een omgevingsvergunning wordt geweigerd, terwijl diverse vergelijkbare bouwwerken reeds illegaal zijn geplaatst. In dit laatste geval is de roep om handhavend op te treden dan ook het grootst.

Wijze van handhaven
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft het college een tweetal instrumenten bij handhaving van bestemmingsplannen tot haar beschikking: bestuursdwang en dwangsom. Bij het toepassen van bestuursdwang wordt de overtreding (het geconstateerde illegale bouwwerk c.q. gebruik) ongedaan gemaakt op kosten van de overtreder. Dit kan betekenen dat een bouwwerk door de gemeente wordt afgebroken en de kosten van bijvoorbeeld de aannemer en de gemeentelijke (voorbereidings)kosten op de overtreder worden verhaald. Het is tevens mogelijk om, indien er zonder omgevingsvergunning wordt gebouwd en de bouw wordt stilgelegd door middel van een bouwstop, de bouwmaterialen weg te slepen en elders op te slaan. Het opleggen van een last onder dwangsom betekent bijvoorbeeld dat het illegale gebruik moet worden gestaakt binnen een door het college gestelde termijn. Overschrijdt men de termijn, dan zal de dwangsom in rekening worden gebracht bij de overtreder. Doel van de dwangsom is het onaantrekkelijk maken van het voortzetten van de geconstateerde overtreding. De dwangsom zal dan ook in relatie moeten staan aan (en zal derhalve altijd hoger zijn dan) het voordeel dat de overtreder heeft bij het voortzetten van de illegaliteit. In het plangebied zal handhavend worden opgetreden tegen het illegale gebruik van bouwwerken en percelen. Bijvoorbeeld het verhuren van opslagruimte ten behoeve van de stalling van caravans, maar ook het gebruik van een winkel als café. Verder zal er bij de bouw worden gecontroleerd op de uitvoering van verleende omgevingsvergunningen. Uiteraard zal er ook gecontroleerd worden of, in het geval van een geweigerde omgevingsvergunning voor een woning, de betreffende woning niet alsnog wordt gebouwd. Voorts zal de gemeente toezien op - onder de Wet milieubeheer vallende - bedrijven. Dit vloeit voort uit de regels van het bestemmingsplan. Indien er immers ter plaatse een bedrijfsactiviteit plaats mag vinden, zal dit qua gebruik (intensiteit en hinder) gehandhaafd worden.

Hoofdstuk 8 Juridische Toelichting Van De Algemene Regels

8.1 Algemene Inleiding Hoofdstukken 3 Tot En Met 7

8.1.1 Bijzondere en algemene regels

In bestemmingsplannen zijn twee soorten regels te vinden: bijzondere regels die alleen gelden voor locaties waar een bepaalde bestemming of functie geldt en algemene regels die voor alle bestemmingen of functies gelden. De bijzondere regels staan in hoofdstuk 2 van de regels van dit plan. De algemene regels staan, de begrippen en meetregels in hoofdstuk 1 buiten beschouwing gelaten, in vijf hoofdstukken: de hoofstukken 3 tot en met 7. In dit hoofdstuk noemen we de regels van die hoofdstukken 'de algemene regels'.

De algemene regels over activiteiten staan in:

  • hoofdstuk 3 Bouwen en slopen;
  • hoofdstuk 4 Gebouwen en locaties gebruiken;
  • hoofdstuk 5 Grondwerk en
  • hoofdstuk 6 Beheer van natuur, flora en fauna.


De algemene regels met het overgangsrecht zijn in hoofdstuk 7 te vinden.

8.1.2 Voortuitlopen op de Omgevingswet, uniformering van regels

De Eerste en Tweede Kamer hebben in 2016 de Omgevingswet aangenomen en sindsdien hebben zij daarin ook nog veel wijzigingen aangebracht. De wet gaat straks, onder meer, de Wet ruimtelijke orderning vervangen. De Omgevingswet is nog niet in werking getreden, maar dat zal waarschijnlijk wel per 1 januari 2024 gebeuren. De Omgevingswet brengt veel veranderingen met zich mee. Een belangrijke verandering voor de gemeente is dat de gemeente dan alle bestemmingsplannen moet overbrengen naar één omgevingsplan.

In 2022 gaat de gemeente in stappen toewerken naar de nieuwe wet en naar het omgevingsplan. Een van de stappen is dat gemeente ervoor zorgt dat alle algemene regels van alle bestemmingsplannen hetzelfde zijn. In januari 2022 is daarom het ontwerpbestemmingsplan Chw bestemmingsplan Algemene regels Utrecht ter inzage gelegd. De afkorting Chw staat voor: Crisis- en herstelwet, een wet die afwijkingen toestaat van de verplichte standaarden voor bestemmingsplannen en die toestaat dat er regels worden gesteld over onderwerpen die in een gewoon bestemmingsplan niet voorkomen, zoals regels over het kappen van bomen. De algemene regels in dat bestemmingsplan gelden voor de hele gemeente, met uitzondering van gebieden waar een beheersverordening geldt.

In dit plan zijn de algemene regels van het bestemmingsplan Algemene regels Utrecht overgenomen. Zo zorgen we dat de uniformiteit van de regels gehandhaafd blijft.

Meer informatie over hoe gemeente toewerkt naar de Omgevingswet en het omgevingsplan is te vinden in hoofdstuk 1 van de toelichting van het bestemmingsplan Algemene regels Utrecht.

8.1.3 Nieuwe termen in de algemene regels

De Omgevingswet gebruikt nieuwe termen. Een 'bestemming' wordt in die wet 'functie' genoemd en 'gebruik' is straks een 'activiteit'. Om te oefenen met de nieuwe termen en om er alvast aan te wennen, zijn deze termen al gebruikt in de algemene regels.
Bij het lezen van de algemene regels is het dus van belang om de onderstaande termen te kennen:

  • functie: de "bestemming"; de functie beschrijft waar de locatie met die functie voor bedoeld is;
  • locatie: de "gronden", dus de plaats of plek;
  • activiteit: het "gebruik"; wat je doet, soms ook wat je nalaat, en soms ook het resultaat van de activiteit.

Om het onderscheid tussen een functie (bestemming) en een activiteit te verduidelijken wordt de activiteit in dit plan meestal met een werkwoord, bijvoorbeeld bouwen, beschreven.

De Omgevingswet hanteert ook de term 'fysieke leefomgeving'. In dit hoofdstuk spreken we van 'leefomgeving'.
De term 'omgevingsvergunning' is in de algemene regels vervangen door 'vergunning', als het gaat om de omgevingsvergunning die de gemeente op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en straks op grond van de Omgevingswet kan vragen.

8.2 Bouwen En Slopen (Hoofdstuk 3 Van De Regels)

8.2.1 Inleiding op de algemene bouwregels

In hoofdstuk 3 van de algemene regels wordt het bouwen als een zelfstandige activiteit gezien. De algemene regels over bouwen zijn in dat hoofdstuk opgenomen, met uitzondering van regels die bedoeld zijn om een functie (bestemming) te vrijwaren van bebouwing, zoals regels die bij de functie gasleiding horen. Die beschermende regels zijn opgenomen in hoofdstuk 5.

In de regels over de functie (bestemming) die in hoofdstuk 2 van de regels staan kunnen ook regels staan over het bouwen, bijvoorbeeld over de hoogte van een gebouw of het bouwvlak waarbinnen een gebouw moet worden gebouwd. De gemeente toetst een vergunningaanvraag voor het bouwen ook aan die regels. Als een regel uit hoofdstuk 2 in strijd is met de algemene regels, gaat de regel in hoofdstuk 2 voor. Zie ook: paragraaf 8.2.2.

In de bestemmingsplannen Veldhuizen, De Meern en Voordorp-Voorveldsepolder is een 'overige zone - bouwen' aan locaties toegekend. Zo'n zone omvat alle functies waar hoofdgebouwen gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden. Grofweg zijn dat de functies die niet tot het openbare gebied behoren, later aangevuld met agrarische functies. Bestemmingsplannen die in 2022 de beheersverordeningen gaan vervangen zullen ook met zo'n zone werken. Zie ook paragraaf 8.2.5. Als een regel geen verwijzing naar de 'overige zone - bouwen' heeft, dan geldt de regel in principe dus voor het hele grondgebied van de gemeente waarvoor een bestemmingsplan geldt, inclusief de gebieden met een Chw-plan. Alleen gebieden met een beheersverordening houden hun eigen regeling.

Omdat de algemene regels zijn opgesteld voor de hele gemeente, kunnen er regels in staan die verwijzen naar zones of aanduidingen die in dit bestemmingsplan niet voorkomen, zoals de genoemde 'overige zone - bouwen' of de 'waarde - omgevingskwaliteit'. Dat is geen probleem: die regels worden dan binnen het plangebied van het bestemmingsplan niet toegepast.

8.2.2 Inleidende regels over het bouwen en het slopen

Artikel 13 Inleidende bepalingen over het bouwen en het slopen
De regel in artikel 13 lid 13.1 zorgt ervoor dat dit hoofdstuk in de hele gemeente kan gelden. Met de regel in lid 13.1 blijven de regels die in bestemmingsplannen in hoofdstuk 2 staan van toepassing, naast de regels die in hoofdstuk 3 van dit plan staan. Dat is logisch, want het is een juridisch principe (het 'lex specialis'-beginsel) dat een bijzondere regel voorgaat op een algemene regel. Zie ook: paragraaf 8.1. Het bestemmingsplan Algemene regels Utrecht bevat een uitgebreide toelichting op dit lid.

De regel in lid 13.2 verbindt het bouwen met de functie (bestemming) van het gebouw. Als de functie van het gebouw niet past bij de functie van de locatie, mag het bouwen ook niet. Een bedrijfspand past bijvoorbeeld wel op een locatie met de functie Bedrijf, maar niet op een locatie met de functie Groen. Een vergunningaanvraag voor een bedrijf op zo'n locatie zal op grond van lid 13.2 moeten worden geweigerd.

Lid 13.3 dient twee doelen. Allereerst wordt onder 1 zeker gesteld dat een bestaand, legaal bouwwerk (een gebouw is ook een bouwwerk) in dit plan als een legaal bouwwerk wordt gezien, ook al bepaalt een regel in dit artikel dat zo'n bouwwerk niet gebouwd mag worden. Met legaal wordt bedoeld:

  • toen het bouwwerk gebouwd werd, beschikte de eigenaar over de vergunningen die toen verplicht waren en was het bouwen op grond van de wet toegestaan of
  • het gebouw is later gelegaliseerd of mocht op grond van latere regelgeving gebouwd of in stand gelaten worden.


De verwijzing naar lid 13.1 geeft aan dat lid 13.3 buiten toepassing moet blijven als een regel bij een functie (bestemming) bepaalt dat een bepaald gebouw niet in overeenstemming met de functie is. Zo'n regel kan in transformatiegebieden voorkomen.

De regel onder 2 is bedoeld voor bouwwerken die gebouwd zijn om te voldoen aan een voorwaardelijke verplichting. Dergelijke gebouwen mogen niet afgebroken worden.

In lid 13.4 staat een regel die uit de bouwverordening komt en die in het omgevingsplan thuishoort. Het is een praktische regel die ervoor moet zorgen dat de bouw op een zorgvuldige manier start, namelijk op de juiste hoogte en op de juiste plek. De woorden "in ieder geval" maken duidelijk dat er andere redenen kunnen zijn om nog niet met de bouw te beginnen. De voorschriften in de omgevingsvergunning kunnen de start bijvoorbeeld verbieden zolang nog niet aan een bepaalde voorwaarde is voldaan en is ook mogelijk dat er voor de bouw nog meer vergunningen nodig zijn.
Het aangeven van het peil of het uitzetten van rooilijnen is niet altijd nodig. De gemeente kan in zo'n geval aangeven dat de bouwer kan starten met de bouw.

8.2.3 Bijzondere regels over het bouwen

Artikel 14 Bijzondere regels over bouwen
Lid 14.1 Voorwaardelijke verplichting over parkeren
Dit lid zorgt voor de uitvoering van het gemeentelijk parkeerbeleid. De regels onder 1 en 3 zorgen ervoor dat een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen moet voldoen aan het gemeentelijk parkeerbeleid. Dat betekent dat de aanvrager moet zorgen voor voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen. Wat voldoende is, hangt af van wat er gebouwd wordt. Het college gebruikt beleidsregels om te toetsen of een bouwplan voorziet in voldoende parkeergelegenheid. In de toelichting is bij paragraaf 4.2.3 Parkeren het gemeentelijk parkeerbeleid en de toepassing daarvan in dit gebied nader beschreven.


De regels in dit lid vloeien voort uit artikel 3.1.2, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening en uit de vergelijkbare bepaling in het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, artikel 7c, zesde lid. Die wettelijke regelingen staan toe dat een bestemmingsplan regels kan bevatten, waarvan de uitleg bij de uitoefening van een daarbij aangegeven bevoegdheid afhankelijk wordt gesteld van beleidsregels. Uit de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 maart 2017 (201605713/1/R3) over het bestemmingsplan "Facetherziening parkeren" van de gemeente Groningen, volgt dat de gemeente een dynamische en algemeen geformuleerde verwijzing naar het geldende parkeerbeleid in de regels mag opnemen, zolang er in redelijkheid geen onduidelijkheid kan bestaan over welke beleidsregels over parkeernormen er gelden.

Lid 14.2 Voorwaardelijke verplichting waterberging

In artikel 14.2 is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor het vasthouden en verwerken van regenwater in het plangebied. Hiermee wordt toekomstig wateroverlast in en rondom het plangebied voorkomen en wordt voldaan aan het gemeentelijke beleid op dit gebied.

8.2.4 Bouwen is toegestaan

Artikel 15 Bouwen is toegestaan
Voor de duidelijkheid: het "bouwen is toegestaan" in de kop van artikel 15 wil zeggen dat op grond van hoofdstuk 3 van de regels geen vergunning nodig is. Vaak is op grond van de wet wel een omgevingsvergunning nodig of brengt de bouwactiviteit ook een vergunningplichtige activiteit met zich mee, bijvoorbeeld het bouwen bij een gasleiding.

Het eerste lid, lid 15.1 beschrijft de gevallen waarin geen vergunning nodig is. Onder 1 worden de bouwwerken bedoeld die op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zonder vergunning, zelfs zonder bouwvergunning, gebouwd mogen worden (zie paragraaf 15.1). De regel onder 2a spreekt voor zich. Onderdeel 2b verwijst naar bouwregels die bij de regels bij een functie (bestemming) staan, bij traditionele bestemmingsplannen zijn dat de bouwregels in hoofdstuk 2. Als de regels die een functie horen een bouwwerk toestaan, dan is het bouwen op grond van dit onderdeel toegestaan. Als een aanvrager bijvoorbeeld een gebouw van 8 meter hoog wil bouwen en bij de functie (bestemming) of op de plankaart (verbeelding) staat dat daar bebouwing tot 9 meter is toegestaan, dan is het bouwen toegestaan. De bouwer moet op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wel een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen aanvragen en de bouwer moet ook voldoen aan artikel 19.

In lid 15.2 staan de kleine afwijkingen van regels over het bouwen, afwijkingen die normaal gesproken geen effect hebben op de planologische of stedenbouwkundige invulling van een gebied en de leefbaarheid niet aantasten. Deze regels staan ook al in het Chw bestemmingsplan Algemene regels voor bouwen en gebruik. Meestal is voor de genoemde bouwwerken wel een omgevingsvergunning nodig. Dit lid bepaalt slechts dat voor de afwijking (namelijk de overschrijding van de bouwgrens) geen vergunning nodig is.

Het bouwen van een bijbehorend bouwwerk is onder voorwaarden geheel vergunningvrij (zie hierboven bij lid 15.1. De voorwaarde waar lid 15.3 naar verwijst luidt: "c. op een afstand van meer dan 1 m vanaf openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn". Met deze voorwaarde wil de wetgever voorkomen dat bijbehorende bouwwerken die invloed hebben op de beleving van de openbare ruimte zonder welstandstoets gebouwd mogen worden. Er zijn echter gevallen waarin het bijbehorende bouwwerk zonder bezwaar of zelfs bij voorkeur op de grens van het openbare gebied gebouwd kan worden. De regels in lid 15.3 beschrijven die gevallen en zorgen dat voor die gevallen snel een vergunning voor de activiteit bouwen verleend kan worden. Het begrip "openbaar toegankelijk gebied" is uit de regeling in Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht overgenomen.
De regel onder 1 gaat over wat men een gesloten bouwblok noemt. Een bijhorend bouwwerk op de grens van het perceel is daar geen bezwaar. "Aan alle zijden omgeven [..] door hoofdgebouwen", betekent niet dat er geen openingen in de bebouwing mag zitten, bijvoorbeeld openingen om verkeer naar een binnenterrein toe te laten. Het gaat erom dat aan alle zijden min of meer gesloten bebouwing staat die een duidelijk binnenterrein vormt voor de bewoners van die gebouwen.

Afbeelding: openbaar gebied dat "omgeven is door hoofdgebouwen"
afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPCIRBEDPARKSTRIJK-ON01_0025.jpg"

Op grond van de regeling in Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht is het bouwen van bijbehorende bouwwerken aan een achterom toegestaan, behalve bij percelen die op de hoek liggen. De achterom valt namelijk niet onder het begrip "openbaar toegankelijk gebied". Op de tekening hieronder zijn de bijbehorende bouwwerken die vergunningvrij zijn geel gekleurd. Op de hoeken, rood ingetekend, is het van belang dat zorgvuldig gekeken wordt naar het effect op de openbare ruimte. Als een bouwplan stedenbouwkundig past en voldoet aan de eisen van welstand, is het bouwen met een vergunningverlening mogelijk.

Afbeelding: percelen aan een steeg of achterom

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPCIRBEDPARKSTRIJK-ON01_0026.jpg"

In lid 15.4 staan de regels over het bouwen in de openbare ruimte. De meeste bouwwerken die daar normaal gesproken te vinden zijn, mogen op grond het Besluit omgevingsrecht zonder vergunning gebouwd worden. De gemeente is, afgezien van nutsvoorzieningen, over het algemeen de enige partij die in de openbare ruimte iets bouwt. Meestal zijn het voorzieningen die bij de inrichting van het openbare gebied horen, zoals banken in het park. Het uitgangspunt bij de regeling voor het bouwen in de openbare ruimte is dat de gemeente zichzelf geen vergunningen hoeft te geven. In de praktijk overlegt de gemeente veranderingen van de inrichting van de openbare ruimte met omwonenden. Als omwonenden bezwaar hebben, kunnen zij dat ook zonder vergunningprocedure aan de gemeente laten weten.

Met de regels in lid 15.4 is voor het bouwen van voorzieningen die het algemeen belang dienen in principe geen vergunning nodig. Er zijn een paar voorwaarden:

  • het gebouwde, dus het resultaat van de bouw, mag de verkeersveiligheid of de waterveiligheid niet aantasten; het spreekt voor zich dat ook tijdens de bouw gezorgd moet worden voor de veiligheid van het verkeer, maar dat kan bijvoorbeeld met verkeersregelaars geregeld worden;
  • het bouwen mag niet in strijd zijn met de beschermende regels voor bijvoorbeeld leidingen;
  • het bouwen komt niet in strijd met de toegewezen functie, wat bijvoorbeeld bij de functies Groen en Verkeer en Verblijf betekent dat het bouwen geen aantasting van bomen tot gevolg mag hebben.

In het geval van speelvoorzieningen geldt een maximum hoogte. Geluidwerende voorzieningen worden in de praktijk alleen aangebracht als dat nodig is en dan niet hoger dan nodig is. Daarom is geen maximale hoogte in de regel opgenomen. Dat geldt ook voor kunstwerken. Het plaatsen van een kunstwerk in de openbare ruimte gebeurt altijd in overleg met de omwonenden. Een regel over de omvang is dus niet nodig.

8.2.5 Bouwen met een vergunning

Artikel 16 Bouwen met vergunning
In artikel 16 staan de mogelijkheden voor het bouwen met een vergunning. Dat kan een vergunning zijn om in afwijking van regels te mogen bouwen of een vergunning voor het bouwen als dat zonder vergunning niet is toegestaan. De grondslagen voor deze vergunningen staan respectievelijk in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en in artikel 7c, lid 14, van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet. De werking is overigens vergelijkbaar: de bouwmogelijkheid die vergund kan worden, is in overeenstemming met de geest van het plan, als aan de voorwaarden die bij de vergunningplicht horen wordt voldaan. Dit artikel biedt de mogelijkheid om bouwwerken te bouwen die de buren als hinderlijk kunnen ervaren. Daarom doet degene die wil bouwen er goed aan om even met de buren te gaan praten, voordat de vergunningaanvraag gedaan wordt.

Lid 16.1 Bouwen buiten de bouw- en bestemmingsgrens
De werking van lid 16.1 heeft net als artikel 15, lid 15.2, tot doel om kleine afwijkingen toe te kunnen staan. In tegenstelling tot de regel in artikel 15, lid 15.2, mag op grond van lid 16.1 ook de bestemmingsgrens overschreden worden. De afwijking kan daardoor ingrijpender zijn. Daarom is voor deze afwijking een vergunning van burgemeester en wethouders nodig. Het is niet de bedoeling dat de afwijking de aard van de aangrenzende functie (bestemming) aantast. Dan zou sprake zijn van een wijziging van die functie. Het college is daartoe niet bevoegd. Zo is in de gevallen die onder c genoemd zijn een vrije hoogte als voorwaarde opgenomen, om te voorkomen dat de grond waarboven gebouwd wordt niet meer veilig gebruikt kan worden en daarmee feitelijk ongeschikt wordt voor de functie.
Dit lid is een voortzetting van de regeling in het Chw bestemmingsplan Algemene regels voor bouwen en gebruik.

Lid 16.2 Bouwen met een kleine afwijking van regels
In lid 16.2 staan de kleine afwijkingen die doorgaans in een apart artikel met als titel 'Algemene afwijkingsregels' in bestemmingsplannen worden opgenomen. Deze regel is een uitbreiding ten opzichte van het Chw bestemmingsplan Algemene regels over bouwen en gebruik. Deze afwijking betreft een collegebevoegdheid. Deze bevoegdheid hoeft dus niet in alle gevallen toegepast te worden.

lid 16.3 Bouwen op locaties waar het bouwen in verband met de functie verboden is
Bouwen op locaties die beschermd worden in de regels - meestal zit er iets bijzonders in de bodem - is doorgaans niet toegestaan. De vergunning die hier gevraagd wordt, zorgt ervoor dat onderzocht wordt wat de gevolgen van het bouwen zijn voor de beschermde functies en of het bouwen gezien die gevolgen mogelijk is. Het zal duidelijk zijn dat het bouwen op een gasleiding vrijwel nooit vergund kan worden, terwijl een klein gebouwtje op een waterkering bespreekbaar kan zijn.
Op locaties met een beschermde functie geldt vaak ook nog een andere functie. Een bouwwerk zal ook aan de eisen van die andere functie moeten voldoen. Dat blijkt uit de regel onder 1. De regel onder 2 ziet op de noodzakelijke bescherming van de beschermde functie. "Bij wet" betekent: dat in de wet (tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet: de Wet milieubeheer) of op grond van de wet is bepaald wat een kwetsbaar object is. De regel onder 2 volgt uit artikel 14 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen en na inwerkingtreding van de Omgevingswet uit een vergelijkbaar artikel 5.18 en 5.19 (nummering van de versie Staatsblad 2018, nr. 292) van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
Om te beoordelen of het bouwen past bij de beschermde functie zal het college van burgemeester en wethouders meestal advies vragen aan "de beheerder". Dat kan de eigenaar zijn, bijvoorbeeld de eigenaar van een gasleiding, maar ook een deskundige van de de gemeente of de provincie die als taak heeft om te waken voor verstoring van de functie, bijvoorbeeld het verstoren van het werelderfgoed.
Als voor het bouwen de bodem verstoord wordt of verstoord kan worden, is ook een vergunning op grond van artikel 26 nodig. Lid 16.3 sluit bij dat artikel aan, maar is nog wat strenger, omdat een bouwwerk blijft en ook na het bouwen geen gevaar mag opleveren.

8.2.6 Bouwen is niet toegestaan

Artikel 17 Bouwen is niet toegestaan
Dit artikel hoort bij artikel 16, waarin wordt geregeld welke bouwwerken met een vergunning gebouwd mogen worden binnen de 'overige zone - bouwen'. Je zou uit dat artikel de conclusie kunnen trekken dat je voor het bouwen buiten de 'overige zone - bouwen' geen vergunning nodig hebt.

De 'overige zone - bouwen' is ten tijde van het opstellen van het ontwerp van dit plan alleen opgenomen in de bestemmingsplannen Veldhuizen en Voordorp-Voorveldsepolder. In de andere bestemmingsplannen staan de regels over wat er gebouwd mag worden bij de regels over de functie (bestemming). Het is niet de bedoeling dat de toets aan die regels voortaan achterwege blijft. Daarom is in artikel 17 een algemeen verbod opgenomen. Als een initiatief past binnen de bouwregels van de functie, dan blijft het verbod op grond van artikel 13, lid 13.1, buiten toepassing.

8.2.7 Slopen

Artikel 18 Slopen met vergunning
De regels in dit artikel gaan over het slopen van bouwwerken op locaties die beschermd worden tegen ongewenste ontwikkelingen. Op dergelijke locaties eist het plan een sloopvergunning. Het kan zijn dat op grond van de wet ook nog een sloopvergunning nodig is, bijvoorbeeld als de veiligheid van personen in gevaar komt of als het te slopen bouwwerk een monument is. De sloopvergunning die op grond van de regels van dit plan verleend kan worden vervangt die wettelijke sloopvergunning niet.

Dit artikel biedt de mogelijkheid om af te wijken van het sloopverbod dat in de regels bij een functie (bestemming) is opgenomen.

Het college van burgemeester en wethouders beoordeelt een vergunningaanvraag aan de hand van het project waarvoor de sloop nodig is. Het is namelijk van belang om te weten of er iets in de plaats komt van wat gesloopt wordt en hoe dat er dan uit gaat zien. De regels voor het slopen op een locatie die valt binnen het gebied van de functie Waarde - Werelderfgoed Nieuwe Hollandse Waterlinie (lid ) zijn strenger dan de regels in lid , omdat de functie om een hoge mate van bescherming vraagt.

8.3 Gebouwen En Locaties Gebruiken (Hoofdstuk 4 Van De Regels)

8.3.1 Inleiding

In de Wet ruimtelijke ordening staat dat de gemeente waar nodig regels moet stellen over "het gebruik van de grond en van de zich daar bevindende bouwwerken". Daarmee bedoelt de wetgever dat de gemeente duidelijk moet maken wat je op een plek mag doen of bouwen en als er iets gebouwd is, waarvoor je het gebouw mag gebruiken. De Omgevingswet heeft de term 'gebruik' vervangen door 'activiteit'. Dit plan gebruikt de nieuwe term. Het bouwen is al in hoofdstuk 3 van de regels geregeld. Andere activiteiten staan in de hoofdstukken 4, 5 en 6. De regels in hoofdstuk 5 gaan alleen over het gebruiken van de bodem en de ondergrond. In hoofdstuk 6 staan de regels uit de kapverordening. De andere regels over activiteiten staan in hoofdstuk 4.

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Een dergelijk gebruiksverbod hoeft daarom niet in de regels te worden opgenomen.

8.3.2 Activiteiten die niet zijn toegestaan

Artikel 19 Activiteiten die niet zijn toegestaan
Lid 19.1 Een activiteit moet passen bij het doel van functies
In dit lid staat dat activiteiten die niet passen bij een functie (bestemming) die is toegewezen aan een locatie niet zijn toegestaan op die locatie. Als er op één locatie twee of meer functies gelden, dan moet een activiteit bij al die functies passen. Op een locatie met de functie Groen en de functie Leiding - Gas, mag géén eik geplant worden. Die activiteit past prima bij de functie Groen, maar levert gevaar op voor de gasleiding en is dus verboden.

Lid 19.2 Activiteiten die in het algemeen niet mogen
In bestemmingsplannen zijn altijd regels opgenomen, meestal onder het kopje "strijdig gebruik", die voor alle functies (bestemmingen) gelden. Deze regels maken duidelijk welke activiteiten in ieder geval niet mogen, ook al lijkt de activiteit binnen het doel van een functie te passen. De activiteiten die lid 19.2 noemt, zijn niet toegestaan, behalve als een regel uit hoofdstuk 2 expliciet aangeeft dat dat gebruik wel mag. Spullen opslaan in de voortuin leidt bijvoorbeeld tot een rommelig straatbeeld. Daarom is dat onwenselijk en verboden. En seksinrichtingen mogen bijvoorbeeld alleen gevestigd worden met een vergunning op basis van de APV in een gebouw dat de functie (bestemming) 'seksinrichting' heeft. De gemeenteraad heeft prostitutiebeleid vastgesteld waarin aan het aantal seksinrichtingen een maximum is gesteld. Dat maximum aantal prostitutiebedrijven is opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening. Het Utrechtse prostitutiebeleid voorziet niet in uitbreiding van de mogelijkheden voor prostitutie. Raamprostitutie wordt geconcentreerd op de daarvoor aangewezen locatie aan het Zandpad. Gezien het in Utrecht gehanteerde maximumstelsel en het beleid om prostitutie zoveel mogelijk te concentreren op één plek, zijn nieuwe seksinrichtingen niet toegestaan. Gelet op het binnen de gemeente gehanteerde maximumstelsel betekent de regeling in dit plan geen algemeen verbod, maar wel een verbod op nieuwe vestigingen van seksinrichtingen. Prostitutie is ook niet toegestaan als bedrijf-aan-huis.

Bij toepassing van de regel onder j staat de activiteit 'opslaan' centraal. Een auto die bij een garagebedrijf staat geparkeerd om te worden gerepareerd valt niet onder deze regel, omdat er geen sprake is van opslag.

De regel onder k maakt een uitzondering voor het gewone tuinafval. Met 'tijdelijk' wordt de periode bedoeld die een bewoner redelijkerwijs nodig heeft om het tuinafval af te voeren of op te laten halen.

8.3.3 Detailhandel en bezorging van consumentengoederen

8.3.4 Horeca als onderdeel van een andere activiteit

In artikel 20 en 25 is het gemeentelijke horecabeleid uit de nota Ontwikkelingskader HorecaUtrecht2018(5Mb) verwoord dat gaat over ondergeschikte horeca-activiteiten. Dat zijn horeca-activiteiten die passen bij een functie die in de eerste plaats voor een andere activiteit bedoeld is. Er is dus geen zelfstandige horeca-vestiging. Additionele horeca is een logisch onderdeel van de belangrijkste activiteit van een functie, zoals een bedrijfskantine in een kantoor of koffiecorner in een museum. Ondersteunende horeca in een winkel is een activiteit die plaatsvindt om de hoofdactiviteit, verkoop, te versterken.

Artikel 20 Additionele horeca

Additionele horeca is alleen toegestaan, als die activiteit voldoet aan een aantal voorwaarden. De eerste voorwaarde in artikel 20 bevat een limitatieve lijst van activiteiten die zich bij uitstek lenen voor de additionele horeca-activiteit. Daarmee wordt de regeling duidelijker en beter toepasbaar. Voor additionele horeca bij de genoemde activiteiten is geen vergunning nodig, omdat additionele horeca wordt gezien als een ondergeschikt onderdeel van die activiteit. Ondergeschikt betekent dat de additionele horeca-activiteit ook in zijn uitstraling een deel is van de hoofdactiviteit, wat bijvoorbeeld blijkt uit de ruimte die ervoor beschikbaar is, de omvang van het personeel voor de additionele horeca en de kosten daarvan in de begroting. Een percentage van 30% van de bebouwde vloeroppervlakte moet gezien worden als maximum.

Het Ontwikkelingskader laat de mogelijkheid open dat er andere dan de in de regels genoemde activiteiten zijn die gecombineerd mogen worden met additionele horeca. Zo'n andere activiteit zal als gevolg van deze regeling een vergunning moeten aanvragen voor additionele horeca, zodat de gemeente kan toetsen of de andere activiteit zich leent voor additionele horeca en belanghebbenden de gelegenheid krijgen om bezwaar te maken.

Onderdeel 2 verduidelijkt dat de additionele horeca alleen in relatie met de hoofdfunctie gebruikt mag worden. In de praktijk komt het nog wel eens voor dat bijvoorbeeld een sportkantine verhuurd voor het houden van een feest. Dat mag dus niet.

Het percentage van 30% dat onder 3 genoemd wordt is overgenomen uit het Ontwikkelingskader. De regel is volgens het Ontwikkelingskader alleen van toepassing op 'kleinschalige' functies. In de regel onder 3 is 'kleinschalig' vertaald in maximaal 1200 m2. Boven de grens van 1200 m2 geldt een percentage van 25%, zonder maximum oppervlak. De jarenlange praktijk heeft uitgewezen dat zich geen problemen voordoen bij functies die niet kleinschalig zijn. De algemene regel dat additionele horeca ondergeschikt moet zijn aan de hoofdfunctie geeft voor functies met een grotere omvang voldoende sturing.

Uit de regels volgt dat de ruimte voor de horeca-activiteit niet los van de hoofdfunctie gebruikt kan worden. De ruimte waar de horeca-activiteit plaats vindt, mag dus niet verhuurd worden of anderszins in gebruik worden gegeven aan derden, bijvoorbeeld ten behoeve van feesten en partijen.

Artikel 25 Ondersteunende verkoop in horeca
In dit artikel zijn regels opgenomen voor de mengvormen 'horeca met ondergeschikte verkoop' en ook voor de gevelbankjes die bij een onderneming met zo'n mengvorm geplaatst mogen worden. De Drank- en horecawet is uiteraard ook van toepassing op zo'n mengvorm. Een horecagelegenheid met een verkoopruimte mag op grond van die wet geen alcohol schenken.
Ondersteunende horeca is horeca die hoort bij de functie van een gebouw en ondergeschikt is aan die functie. Dat moet blijken uit de aard van de functie en uit de omvang van de ondersteunende horeca.

De regeling in artikel 23 Voorwaarden voor ondersteunende verkoop in een horecabedrijf volgt het horecabeleid (zie de inleiding van deze paragraaf). Anders dan bij de regels over additionele horeca is hier het kader uit het horecabeleid vrijwel ongewijzigd overgenomen. Alleen de omvang van het horecadeel, beschreven onder 4, 5 en 6, is zo genoteerd dat de maximaal toegestane omvang van het horecadeel niet verspringt, als het percentage waarmee gerekend moet worden veranderd.
De regel over de zichtbaarheid van het horecadeel combineert twee elementen uit het horecabeleid: het horecadeel van de winkel zelf is niet zichtbaar, maar er is ook geen bord op de gevel, waaruit blijkt dat er een horecadeel is. Uit de regel dat de ondersteunende horeca alleen via de ingang van de winkel bereikbaar is volgt dat ook het horecagedeelte van de winkel zich moet houden aan de algemeen gehanteerde winkeltijden.

Ondersteunende verkoop is verkoop in een deel van een horecagelegenheid. De regels hiervoor zijn opgenomen in lid 25.1. De regels zijn vergelijkbaar met de regels voor ondersteunende horeca. Ze volgen ook uit het Ontwikkelingskader Horeca Utrecht 2018. Het Ontwikkelingskader wil beide mengvormen van horeca en winkel een gelijk speelveld geven. Dat blijkt ook uit de regeling voor gevelbankjes.

Gevelbankjes
Het Ontwikkelingskader geeft aan onder welke voorwaarden gevelbankjes zijn toegestaan. Een van die voorwaarden is dat het gaat om mengvormen die hiervoor zijn besproken, dus een winkel met ondergeschikte horeca of andersom. Gevelbankjes zijn bedoeld voor klanten die het drankje of hapje dat ze binnen gekocht hebben buiten willen opeten. Uit de regel in lid 25.2 onder 2 volgt dat het niet de bedoeling is dat een gevelbankje gebruikt wordt als een terras waar bediend wordt. Als er wel bediend wordt, valt een gevelbank onder de werking van het terrassenreglement en moet de ondernemer beschikken over een vergunning op grond van de horecaverordening. De regel onder 4 biedt aan de ondernemer de mogelijkheid om meer dan één gevelbank te plaatsen, zo lang de totale breedte maar aan de regel voldoet. De regel onder 6 sluit uit bij de Winkeltijdenwet. Het gebruiken van gevelbankjes is dus toegestaan zo lang het winkeldeel open is.

8.3.5 Functietoedeling bij kruisende functies

De regels in artikel 24voorkomen dat bij kruisingen, tunnels, bruggen en viaducten een dubbele functie wordt aangewezen of in de regels bij de functies waarin kruisingen en dergelijke voorkomen steeds wordt vermeld dat activiteiten van een gekruiste functie op een kruising ook passend zijn. De werking van de regel spreekt voor zich: onder een spoorviaduct met de functie Verkeer – railverkeer mag je fietsen of rijden als het spoor de functie Verkeer kruist. De regel geldt alleen bij kruisingen en alleen in gevallen dat de functie die gekruist wordt aan weerszijden van de kruising hetzelfde is.

8.4 Grondwerk: Activiteit In De Bodem (Hoofdstuk 5 Van De Regels)

In hoofdstuk 5 worden regels gesteld aan activiteiten die de bodem en de ondergrond kunnen verstoren. Het artikel wordt in de aanloop van de Omgevingswet stap voor stap opgebouwd. De eerste stap is het onderbrengen van de bescherming voor leidingen en voor archeologische resten in het bestemmingsplan. Later kunnen bijvoorbeeld regels worden toegevoegd die nodig zijn voor de bescherming van het grondwater of regels die nodig zijn om koude-warmteopslag in de bodem ordelijk te laten verlopen.

In de regels van het plan staat voor welk grondwerk een vergunning nodig is. Die vergunning werd vroeger 'aanlegvergunning' genoemd. Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kan zo'n vergunning verleend worden. De wettelijke grondslag voor de vergunning is te vinden in artikel 3.3, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 26 Vergunning in verband met de bescherming van een functie
De bescherming van leidingen en waterkeringen wordt in bestemmingsplannen meestal geregeld in de zogenoemde 'dubbelbestemmingen'. In de regels bij zo'n functie (bestemming) staat dan welke vergunningen nodig zijn om te mogen graven of bouwen op de locaties waar de functie geldt. Om het aantal regels te beperken en om te voorkomen dat voor de ene leiding andere regels gelden dan voor de andere, zijn in dit plan de regels die voor meer dan een functie gelden in dit hoofdstuk met algemene regels opgenomen. Burgemeester en wethouders beoordelen aan de hand van een vergunningaanvraag of de te beschermen functie schade kan oplopen en of er gevaar kan ontstaan. Voordat dat ze een besluit nemen, vragen burgemeester en wethouders advies aan de beheerder.

Het bouwen op een leiding of waterkering is alleen toegestaan, als de bouwer een vergunning op grond van het tweede lid heeft die in werking is getreden. Dit volgt uit artikel 16, lid 16.3.

Artikel 27 Bescherming van archeologische waarden
Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet maakt de Verordening op de archeologische monumentenzorg deel uit het van het tijdelijke omgevingsplan dat op grond van de wet ontstaat. Voor de zichtbaarheid van de regels over de archeologie in dat tijdelijke omgevingsplan is het beter om ze alvast in het plan op te nemen. De verplaatsing van de regels heeft als gevolg dat de legesverordening moet worden aangepast, om nog leges te kunnen heffen voor de archeologievergunning. De betreffende aanpassing kan pas per 1 juli 2022 gedaan worden, wat ook de datum is waarop de Omgevingswet naar verwachting in werking treedt. De regels in dit artikel treden daarom ook pas op die datum in werking.

De regels die de archeologische resten beschermen vloeien voort uit de verplichtingen op grond van het Verdrag van Valletta. In dat verdrag is bepaald dat de landen die meedoen zorgen voor behoud van de archeologische waarden, het liefst door archeologische resten in de bodem te laten zitten.

De gemeente heeft ter uitvoering van het Verdrag van Valletta jarenlang gewerkt met de archeologische waardenkaart waarop de kans op het vinden van archeologische resten is aangegeven. Sinds het vaststellen van die kaart is er veel archeologisch onderzoek gedaan. De resultaten van de onderzoeken zijn verwerkt in een nieuwe waardenkaart. De kaart is als Bijlage 15 Archeologische waardenkaart bij de toelichting gevoegd.

De afstanden en graafdiepten die op de archeologische waardenkaart zijn aangegeven zijn met behulp van onderstaande tabel verwerkt in de regels en op de verbeelding.

verwachtingswaarde, van hoog naar laag maximale graafdiepte maximaal te verstoren oppervlakte
WA1 (monument) 0 0 m2
WA2 = overige zone - archeologische verwachting - 2 30 cm 0 m2
WA3 = overige zone - archeologische verwachting - 3 30 cm 30 m2
WA4 = overige zone - archeologische verwachting - 4 30 cm 100 m2
WA5 = overige zone - archeologische verwachting - 5 30 cm 500 m2
WA6 = overige zone - archeologische verwachting - 6 50 cm 5000 m2
WA7 onbeperkt onbeperkt

De zones met de laagste nummers worden het zwaarst beschermd in de regels. Die zones zijn bijvoorbeeld toegekend aan locaties in de binnenstad of aan locaties waar de Romeinse weg in de bodem zit. Op plekken waar geen zone is aangewezen, is voor grondwerk geen vergunning nodig ter bescherming van de archeologie.

Binnen de gebieden die op de archeologische beleidskaart is aangeduid als WA6 ontstaat alleen een vergunningplicht bij een initiatief met een zeer grote verstoring. De meeste bouwpercelen zijn veel kleiner dan 5000m2. Bij het bepalen van de grens van de 'overige zone - archeologische verwachting - 6' is daarmee rekening gehouden door die kleinere percelen buiten de grens van de aanduiding te houden, als het evident is dat zo'n grote verstoring daar niet kan plaatsvinden. Zo wordt voorkomen dat een initiatiefnemer onnodig tegen de signalering van mogelijke archeologische resten aanloopt.

De zones worden aangepast, als uit nader onderzoek blijkt dat er geen of juist meer archeologie op een locatie is.

In lid 27.1 staat wanneer voor grondwerk geen vergunning nodig is op grond van het plan.

De hierboven weergegeven tabel is verwerkt in de leden 27.2 en 27.4, waarbij aan de hand van de omvang van het grondwerk wordt bepaald of de activiteit een vergunning nodig heeft of niet.

8.5 Natuur, Flora En Fauna (Hoofdstuk 6 Van De Regels)

Dit hoofdstuk komt in de geldende bestemmingsplannen niet voor. Het hoofdstuk wordt gevuld met regels die over het beheer van flora, fauna of natuur gaan. Dat is een onderwerp dat onder de zogenoemde "verbrede reikwijdte" van het plan valt.

8.5.1 Kappen, inleiding

Om te oefenen met het overzetten van verordeningen naar het omgevingsplan zijn de regels uit de kapverordening, dat zijn regels over het kappen van bomen, in dit hoofdstuk geplaatst. Andere onderwerpen volgen na inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Artikel 28 Aantasten van bomen of andere houtopstanden
Dit artikel gaat over het vellen van een of meer houtopstanden, waarmee ook het kappen een of meer bomen bedoeld wordt. Het artikel geldt in ieder geval voor houtopstanden die binnen de bebouwingscontour houtkap (zie hieronder de toelichting van lid 28.6 zie paragraaf 8.5.6) staan.
Een houtopstand is in de Omgevingswet gedefinieerd als ''een zelfstandige eenheid van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend''. Dat kunnen ook een of meer bomen zijn. Vellen staat in de Omgevingswet gedefinieerd als ''het rooien of verrichten van andere handelingen die de dood of ernstige beschadiging van een houtopstand tot gevolg kunnen hebben''. Ook het kappen van bomen valt dus onder deze definitie. Deze definities zijn verplicht en daarvan kan niet worden afgeweken.
Het doel van de regels over het kappen is het beschermen van houtopstanden, omdat die belangrijke waarde hebben voor van ecologie, cultuurhistorie en voor de leefbaarheid van een straat of buurt. Deze waarden, maar ook de boomwaarde, bepalen of een vergunning verleend kan worden. De boomwaarde wordt bepaald aan de hand van de omvang van de boom, de economische waarde, de invloed op de locatie, de conditie van de boom en de manier waarop de boom gepland is.
De regels in dit artikel verbieden het kappen van bomen zonder een vergunning van burgemeester en wethouders. De vergunning kan worden geweigerd als het kappen de bovengenoemde belangen doorkruist. Het behoud van waardevolle bomen moet worden afgewogen tegen andere belangen, zoals het belang van degene die tot velling wil overgaan. Als bomen gekapt worden of door andere oorzaken verloren gaan, dan geldt in beginsel een herplantplicht.

Afstandseis erfgrens in het Burgerlijk Wetboek en noodkap
Niet alle regels uit de Algemene Plaatselijke Verordening zijn opgenomen.
In artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek staat dat er geen bomen, heesters of heggen binnen de afstand 2 meter van de erfgrens mogen staan, behalve als de planten lager zijn dan de erfafscheiding, als de eigenaar van het erf van de buren toestemming heeft gegeven of als het erf grenst aan een openbare weg of een openbaar water. Op grond van lid 2 van dat artikel kan de gemeente in een verordening een kleinere afstand opnemen. Dat heeft de gemeente Utrecht gedaan. Een bestemmingsplan (en ook het omgevingsplan) is geen verordening. Daarom kan de regel over de kleinere afstand niet worden verplaatst en moet dus in de Algemene Plaatselijke Verordening blijven staan.

De regels over noodkap kunnen niet worden opgenomen in het plan, omdat deze onderwerpen over de openbare orde en veiligheid gaan. Deze regels blijven in de Algemene Plaatselijke Verordening. In artikel 28.1 onder 2e van de regels is aangeven dat de vergunningplicht vanwege een aanschrijving in geval van noodkap is uitgezonderd.

8.5.2 Vergunningplicht

Lid 28.1: vergunningplicht voor kappen
Op de vergunningplicht gelden een aantal uitzonderingen. Deze uitzonderingen hebben betrekking op het periodiek vellen van hakhout voor het uitvoeren van regulier onderhoud, het periodiek knotten of kandelaberen als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte boomsoorten, het kappen van bomen die moeten worden gekapt op grond van de Plantgezondheidswet of het kappen van bomen waarvoor een maatwerkvoorschrift is gesteld. Ten slotte geldt een tweetal uitzonderingen die hierna nader wordt besproken.

Lid 28.1, onderdeel 2, onder b
Na 50 jaar zijn de meeste bomen uitgegroeid, volwassen. Voor het kappen van deze bomen die ouder zijn dan 50 jaar geldt altijd een vergunningplicht.
Voor bomen die jonger zijn dan 50 jaar geldt de vergunningplicht alleen als de boom op een perceel staat dat groter is dan 300m2. Die regel is opgenomen, omdat in het verleden bleek dat vergunningen voor het kappen van een boom niet of nauwelijks werden geweigerd als de boom in een kleine tuin stond. Nu de regel alleen voor grotere percelen geldt, hoeft in 80% van de gevallen die voorheen vergunningplichtig waren geen vergunning meer te worden aangevraagd.
Bij het berekenen van de oppervlakte van een perceel is een aparte regel voor huurwoningen opgenomen, zodat het bij de uitvoering geen verschil maakt of de woning gehuurd of gekocht is. Kadastrale percelen met huurwoningen kunnen namelijk heel groot zijn. Zonder deze nuancering zouden huurders veel vaker een vergunning moeten aanvragen.

Artikel 28, lid 28.1, onderdeel 3
Voor specifieke situaties, namelijk tijdelijke natuur, botanische tuinen en bosplantsoenen geldt een tijdelijke vergunning die het karakter heeft van een jaarvergunning. Deze vergunning is gekoppeld aan een beheerplan. In dit beheerplan moet door de organisatie worden aangegeven welke bomen het behouden waard zijn of welke zij willen vellen en of (want er geldt geen herplantplicht) zij daarbij in herplant of vervanging gaan voorzien. Het beheerplan moet van tevoren door het college worden goedgekeurd. Aan de hand van het beheerplan kan het college bovendien bepalen of de vergunning voor een periode van één, twee of drie jaar wordt verleend. Er kan door het college dus een integrale afweging worden gemaakt waarbij ook de looptijd van de vergunning kan worden betrokken. Bovendien kunnen voorschriften aan de vergunning worden verbonden. Dit terwijl het voor de organisaties het voordeel biedt dat zij vergunningsaanvragen kunnen bundelen.

8.5.3 Beoordeling van de aanvraag

Onderdeel 1: hoofdbomenstructuur als weigeringsgrond
De nota Bomenbeleid Utrecht (pdf; 3,7 MB) maakt deel uit van de Omgevingsvisie Utrecht. Een van de belangrijkste doelen uit het bomenbeleid is een samenhangende bomenstructuur in de stad behouden en waar mogelijk versterken. Bomen in structuren zijn van waarde voor cultuurhistorie, ecologie en landschap. Een boom heeft een hogere waarde wanneer deze deel uitmaakt van een structuur. Bomen in lanen kenmerken zich door forse maten en onderlinge samenhang. Hun belang is daarmee wijkoverstijgend. In Utrecht hebben we de hoofdbomenstructuur aangewezen. Deze is uit de volgende onderdelen opgebouwd:

  • De bomen op lijnen en plekken die kenmerkend zijn voor de geschiedenis van de stad vormen de cultuurhistorische structuur.
  • Bomen die een belangrijke samenhang vertonen met de omgeving (landschap, infrastructuur en bebouwing) vormen de ruimtelijke structuur.
  • De ecologische structuur bestaat uit bomenlijnen die belangrijke verplaatsingsmogelijkheden bieden voor flora en fauna.

In dit bomenbeleid ligt de nadruk op de rol van de bomen, maar de structuur kan uiteraard worden ondersteund door begeleidende beplanting. We willen de bomen uit de hoofdbomenstructuur beschermen, zodat de verbindingen van de structuur in stand blijven. Bomen uit de hoofdbomenstructuur mogen alleen gekapt worden als dat noodzakelijk is. Daarvoor is een goede belangenafweging noodzakelijk. Het verlies aan waarde van de structuur moet gecompenseerd worden.

De principeprofielen in bijlage 2 van De nota Bomenbeleid Utrecht zijn richtinggevend voor ontwerp, onderhoud en beheer. In de principeprofielen staan kenmerken van de verschillende lijnen en structuren aangegeven.

Onderdeel 2: diverse waarden
a. ecologische waarde
Hoe ouder de boom, hoe belangrijker de rol in de ecologische betekenis. Een oude boom heeft meer biomassa en geeft meer leefruimte aan organismen. Bomen zijn ecologisch zeer waardevol als zij in een echte verouderingsfase komen en ook allerlei afbraakprocessen starten. Dat laatste gebeurt in een stedelijke omgeving slechts sporadisch. De ecologische waarde neemt ook toe naarmate het milieu waarin de bomen verkeren meer lijkt op het oorspronkelijke milieu waar de soort zijn oorsprong vindt: de samenhang met een gezond bodemsysteem en met de struik-, kruid- en diersoorten die erbij horen.

Voor de ecologische waarde is het belangrijk dat de bomenstructuur geen grote leemten gaat vertonen als gevolg van het vellen van bomen. Bij bomenlanen gaan we uit van een maximaal te overbruggen afstand van 30 meter tussen twee bomen.

Voorbeelden van ecologische waarden:

  • de boom biedt een schuil-/broedplaats aan fauna;
  • er groeien bijzondere/zeldzame planten op de boom (maretak, korstmossen of andere epifyten);
  • er is sprake van een ecologische verbinding voor bijvoorbeeld vogels en insecten, of
  • er zijn andere redenen waarom de boom ecologische waarde heeft, bijvoorbeeld omdat de boom op een open stuk grond staat, de boom is een rustplaats voor vogels en insecten of omdat de boom op buurtniveau een verbinding tussen de bomen in de straat en het achterliggende grasveld vormt.

b. cultuurhistorische waarde
Bomen kunnen verweven zijn met de geschiedenis van Utrecht. Ze helpen de ontstaansgeschiedenis van de stad over de eeuwen zichtbaar te maken.


Voorbeelden van cultuurhistorische waarde:

  • de boom is herkenbaar als herdenkings-, of markeringsboom;
  • de boom levert een buitengewoon aandeel in de beleving van architectonisch belangrijke gebouwen, of
  • de boom heeft om andere redenen cultuurhistorische waarde wat bijvoorbeeld blijkt uit archieven of navraag bij bewoners.

c. ruimtelijke waarde
Bomen hebben ruimtelijke waarde, omdat ze bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van de stad en de leefomgeving. Bomen brengen samenhang in de stad. Samenhang ontstaat wanneer bomen deel uitmaken van het gehele ruimtelijke samenspel van het onderliggende landschap, het netwerk van wegen en water en de bebouwing. Een samenhangende boombeplanting verduidelijkt de (historische) ruimtelijke opbouw van de stad door de relatie met bijvoorbeeld het landschap of stadsgezicht weer te geven, of met de functie of gebruik.

Voorbeelden van ruimtelijke waarden:

  • de boom heeft een duidelijke ruimtelijke invloed op wijkniveau;
  • de boom is opvallend en indrukwekkend vanwege formaat;
  • de boom is beeldbepalend door de mate waarin het beeld van de plek wijzigt door het verwijderen van de boom;
  • het verwijderen van een boom veroorzaakt de ervaring van een kale vlakte;
  • er zijn andere redenen waarom de boom ruimtelijke waarde heeft bijvoorbeeld in een situatie waarin de boom bijdraagt aan de herkenbaarheid in de wijk: elk kind kent de boom en het speelveld.


d. milieuwaarde
Bomen zorgen voor een eigen microklimaat. Zij dragen op vele manieren bij aan een gezond en veilig woon- werk- en leefmilieu in de stad en zo aan het welzijn van de mens.

Voorbeelden van milieuwaarde:

  • de boom speelt een belangrijke rol bij de tijdelijke berging van water;
  • de boom is van belang in verband met hoge bebouwingsdichtheid en/of weinig groen in de omgeving van de boom);
  • de boom heeft een buitengewone dempende werking op hinderlijke (monotone) geluiden van verkeer of industrie, of
  • de boom heeft om andere redenen milieuwaarde bijvoorbeeld omdat het een van de weinige bomen in een straat is en er met het verdwijnen alleen nog het grasveld met omliggende heesters overblijft.

e. boomwaarde
De boomwaarde aan de hand van onderstaande aspecten bepaald:

  • de oppervlakte in vierkante centimeters van de dwarsdoorsnede op 1,3 meter boven het maaiveld;
  • de economische waarde;
  • de standplaatswaarde;
  • de conditiewaarde;
  • de waarde van de plantwijze.

8.5.4 Herplantplicht

Artikel 28, lid 28.4 herplantplicht
Sinds 21 november 2018 moet iedere houtopstand die geveld wordt gecompenseerd worden door het planten van bomen die vergelijkbaar zijn met de gevelde bomen. Voor elke boom die wordt gekapt, moet een nieuwe boom worden geplant. Dit noemen we de 'herplantplicht'. De belangrijkste redenen voor deze herplantplicht zijn: het bomenaantal in Utrecht minimaal op peil houden en de mogelijkheid om te kunnen handhaven als er geen herplant plaatsvindt.
Binnen 14 maanden na het krijgen van de vergunning voor het vellen moet de beplanting zijn vervangen indien het een boom betreft die op de gemeentelijke vellijst staat. Het college kan van deze termijn afwijken als een project heel lang loopt of als er andere redenen zijn die een vervanging binnen 14 maanden complex maken. Ook voor bomen die niet op de gemeentelijke vellijst staan kan het college afwijken van deze 14 maanden. De nieuwe bomen moeten op de plek waar gekapt wordt, geplant worden. Als dat niet kan, in de buurt van de plek waar gekapt wordt en als dat ook niet kan, dan mag het ook ergens anders in de stad. Als vervanging helemaal niet mogelijk is, kan in plaats daarvan een financiële compensatie worden opgelegd voor het verlies van groen. Dit geld wordt gebruikt voor het planten van bomen of groen in Utrecht. De herplant is geslaagd als de gekapte houtopstand duurzaam is vervangen door een andere boom.

Gereedmeldingsplicht
In de vergunningvoorschriften wordt de eis opgenomen dat binnen twee nadat de herplant voltooid is, dat wordt gemeld bij burgemeester en wethouders. De gemeente controleert of de herplantplicht wordt nageleefd binnen de gestelde termijn. De gereedmeldingsplicht is een belangrijk hulpmiddel voor toezicht en handhaving.

Uitzondering herplantplicht: bosplantsoen, tijdelijke natuur, botanische tuin
Bosplantsoenen zijn houtachtige beplantingen die overwegend bestaan uit inheems materiaal met, in wisselende verhoudingen en samenstelling, een kruid-, struik-, en bomenlaag. In plaats van herplant is voor bosplantsoenen 'natuurlijke verjonging' beter. Bij de kap van een boom wordt daarom geen nieuwe boom geplant, maar krijgen zaailingen in de ondergroei kans om uit te groeien tot een grote boom. Dit verhoogt de ecologische waarde van het bosplantsoen.

Tijdelijke natuur is een term vanuit de Wet natuurbescherming. De grondeigenaar heeft vooraf juridische toestemming geregeld op grond van de Wet natuurbescherming om tijdelijk natuur aan te leggen en te onderhouden die de eigenaar later mag verwijderen. Dit wordt bijvoorbeeld toegepast bij bouwprojecten wanneer de grond pas over een aantal jaar ontwikkeld wordt. In de tussentijd heeft het gebied een hoge ecologische waarde. De grote hoeveelheid bomen die zich in de tussentijd spontaan ontwikkelt, is uitgezonderd van de herplantplicht. Hierdoor zorgen we ervoor dat bomen en natuur zich ongehinderd kunnen ontwikkelen zonder de uiteindelijke ontwikkeling van het bouwproject onmogelijk te maken.

De Botanische Tuinen beheren en ontwikkelen hun bomencollectie op basis van cultuurhistorie, onderwijs, onderzoek en natuurbescherming. De kap van oude bomen en het planten van nieuwe bomen wordt al jaren van tevoren bepaald. Vaak wordt de herplantplicht op een andere wijze ingevuld, door van tevoren de nieuwe boom al op te kweken.

Om een uitzondering op de herplantplicht te krijgen, moet de aanvrager een meerjarig beheerplan maken en ter beoordeling voorleggen aan het college. Het doel van het beheerplan is om te beschrijven hoe de waarde van de bomen op peil wordt gehouden. In dit beheerplan moet de aanvrager aangeven welke bomen het behouden waard zijn of welke zij voornemers zijn te vellen en of zij daarbij in herplant gaan voorzien. Aan de hand van het beheerplan kan het college bepalen voor welke periode de vergunning wordt verleend. Bovendien kunnen voorschriften aan de vergunning worden verbonden. Aan het eind van de looptijd van de vergunning wordt het beheerplan geëvalueerd.

8.5.5 Indieningseisen voor een vergunning

De indieningseisen van lid 28.5 zijn overgenomen van artikel 7.5 van de Regeling omgevingsrecht. Na invoering van de Omgevingswet zal deze regeling komen te vervallen. De indieningsvereisten moeten dan zijn geregeld in het omgevingsplan.

8.5.6 Bebouwingscontour

In lid 28.6 is de aanwijzing van de Bebouwingscontour Houtkap opgenomen die onder de Omgevingswet moet worden aangewezen op grond van artikel 5.165b van het Besluit kwaliteit leefomgeving. De Bebouwingscontour Houtkap is dezelfde als de contour op grond van de Verordening tot vaststelling van de bebouwde kom Houtopstanden 2018. Binnen deze contour is de gemeente volledig bevoegd. In de zone buiten de bebouwingscontour houtkap is de gemeente ook bevoegd, tenzij in de Rijksregels (paragraaf 11.3.2 besluit activiteiten leefomgeving) over houtopstanden, de Provincie als bevoegd gezag is aangewezen. Gemeenten mogen buiten de bebouwingscontour houtkap regels stellen over bijvoorbeeld fruit- en notenbomen, houtopstanden langs wegen en waterwegen en beplantingen in één rij langs landbouwgronden, productiebossen voor houtige biomassa en houtopstanden die een kleinere oppervlakte grond beslaan dan 10 are of bestaan uit een rijbeplanting die 20 of minder bomen omvat (art. 11.111, tweede lid van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Dit is in lijn met de huidige Wet natuurbescherming.

Als het gaat om houtopstanden die wél onder de bescherming van het Bal vallen, kunnen de gemeenten nog steeds regels stellen met andere oogmerken dan die genoemd worden in het Bal. De oogmerken in het Bal zien op natuurbescherming, instandhouding van het bosareaal in Nederland en het beschermen van landschappelijke waarden. Buiten de bebouwingscontour houtkap kunnen gemeenten dus regels stellen bijvoorbeeld ter bescherming van de cultuurhistorische of recreatieve waarde van een gebied of het voorkomen van visuele hinder of onveilige situaties. Het Bal biedt niet de mogelijkheid voor gemeenten om regels te stellen over houtopstanden buiten de bebouwingscontour houtkap met dezelfde oogmerken als de rijksregels (met de oogmerken natuurbescherming, de instandhouding van het bosareaal in Nederland of het beschermen van landschappelijke waarden). In dat geval kan de gemeente wel het stellen van extra regels aandragen bij de provincie.

8.5.7 Herplantplicht zonder vergunning

De in artikel 27.7 bedoelde herplantplicht geldt niet zonder meer, maar pas wanneer burgemeester en wethouders daartoe besluiten.

Het derde lid betreft een boom of andere houtopstand die nog wel in leven is, maar waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hij binnen afzienbare tijd zal teniet gaan. Krachtens het derde lid kan de zakelijk gerechtigde worden verplicht tot het in stand houden van dergelijke bomen. Deze verplichting kan inhouden het ongedaan maken of voorkomen, voor zover mogelijk van (dreigende) ernstige beschadiging of aantasting ten gevolge van weersomstandigheden, ziekten, verwaarlozing, vraat door dieren, het weghalen van bosstrooisel, bouw- en sloopwerkzaamheden, het aanleggen van terreinverhardingen, het storten van afval, enz.

8.5.8 Overgangsrecht

In artikel 27.8 is geregeld dat de regels uit dit plan voor gaan op de regels uit de Apv. Daar waar het Chw bestemmingsplan geldt, gelden de regels uit artikel 27 van het Chw-bestemmingsplan en de artikelen 4:10 en 4:12 van de Apv. De artikelen 4:10 en 4:12 van de Apv blijven gelden naast de regels uit artikel 27 van het Chw bestemmingsplan, omdat deze artikelen niet in het Chw bestemmingsplan kunnen worden opgenomen.

8.6 Algemeen Overgangsrecht (Hoofdstuk 7 Van De Regels)

Artikel 29 Overgangsrecht
In het Besluit ruimtelijke ordening zijn standaardregels opgenomen die in elk bestemmingsplan moeten worden overgenomen.

Als de in het plan opgenomen regels, voor wat betreft gebruik of bebouwing, afwijken van een bestaande legale situatie, dan zijn daarop de overgangsregels van toepassing. De overgangsregel heeft tot doel bestaande belangen te respecteren totdat realisering van de nieuwe regels plaatsvindt.

Voor bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, is bepaald dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd, als de bestaande afwijking niet wordt vergroot. Gehele vernieuwing is in principe uitgesloten, waaronder ook gefaseerde vernieuwing van een bouwwerk wordt verstaan. Het doel van het overgangsrecht is dat het bestaande bouwwerk in de bestaande staat in stand mag worden gehouden. Uitsluitend na het tenietgaan van het bouwwerk door een calamiteit, waarmee onder andere brand of extreme weersomstandigheden wordt bedoeld, is onder voorwaarden gehele vernieuwing toegestaan.

Vergunningplichtige bouwwerken die zonder vergunning zijn gebouwd, kunnen door overgangsrecht niet gelegaliseerd worden. Bouwen zonder vergunning is immers een overtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht die niet door een regeling in een bestemmingsplan ongedaan kan worden gemaakt.

Met een beroep op het overgangsrecht kan wel een aanvraag worden ingediend voor de verbouw van een illegaal bouwwerk. Om te voorkomen dat een dergelijke aanvraag moet worden gehonoreerd, is in de overgangsbepaling van dit plan opgenomen dat deze slechts van toepassing is op legale bouwwerken.

Voor het gebruik dat onder het overgangsrecht valt, is bepaald dat dat gebruik mag worden voortgezet. Het gebruik mag ook worden gewijzigd, voor zover de afwijking ten opzichte van het toegestane gebruik niet vergroot wordt.

Hiervoor is al aangegeven dat illegale bouwwerken niet gelegaliseerd kunnen worden door overgangsrecht. Voor gebruik is dat in principe wel mogelijk maar vanuit het oogpunt van handhaving ongewenst. Daarom is in de overgangsregeling bepaald dat het gebruik, dat al in strijd was met het voorheen geldende plan, van het overgangsrecht is uitgesloten.

Ook na het van kracht worden van dit plan kan dus nog met succes handhavend worden opgetreden tegen gebruik dat reeds in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan. Dit laatste is natuurlijk ook afhankelijk van andere aspecten, waaronder de vraag of het strijdige gebruik al zolang plaatsvindt dat de gemeente haar rechten heeft verwerkt.

Artikel 30 Slotregel
In dit artikel is de naam van het plan, de citeertitel, omschreven. De naam is een vereenvoudiging van de naam die in de officiële publicatie wordt gebruikt: "Chw bestemmingsplan circulair Bedrijvenpark Strijkviertel". Die naam in de publicatie is nodig voor de website ruimtelijkeplannen.nl.

8.7 Bijlagen Bij De Regels

8.7.1 Lijst van bedrijfsactiviteiten

Algemeen
Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Lijst van Bedrijfsactiviteiten. Een Lijst van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, naarmate de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. In de bijlagen bij de regels is de Lijst van Bedrijfsactiviteiten opgenomen.

Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:

  • geluid;
  • geur;
  • stof;
  • gevaar (vooral brand- en explosiegevaar).


Daarnaast kan de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.

Omgevingstype bepalend voor de daadwerkelijk te hanteren afstanden
De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Lijst van Bedrijfsactiviteiten zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). De Lijst van Bedrijfsactiviteiten omvat de bedrijfstypen met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 2008. Mocht een bedrijf meerdere SBI codes kennen dan moet voor elk aspect de grootste afstand worden genomen.

De gewenste afstand tussen een bedrijfsactiviteit en woningen (of andere gevoelige functies zoals scholen) wordt mede bepaald door het type gebied waarin de gevoelige functie zich bevindt. Volgens de VNG-publicatie worden daarbij twee omgevingstypen onderscheiden: rustige woonwijk en gemengd gebied.

Omgevingstype rustige woonwijk
In een rustige woonwijk komen enkel wijkgebonden voorzieningen voor en vrijwel geen andere functies zoals kantoren of bedrijven. Langs de randen (in de overgang naar eventuele bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Als daarmee vergelijkbare omgevingstypen noemt de VNG-publicatie onder meer een rustig buitengebied (eventueel met verblijfsrecreatie) en een stilte- of natuurgebied.

Omgevingstype gemengd gebied
In een gemengd gebied komen naast wonen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Daarmee vergelijkbare gebieden zijn lintbebouwingen in het buitengebied waarin functiemenging voorkomt en gebieden gelegen direct langs een hoofdinfrastructuur. Kenmerkend voor het omgevingstype gemengd gebied is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied.

Te hanteren richtafstanden
De volgende tabel geeft voor beide omgevingstypen (rustige woonwijk en gemengd gebied) per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden. De richtafstand geldt tussen de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan (of via vergunningvrij bouwen) mogelijk is. Daarbij gaat het nadrukkelijk om een richtafstand. Kleinere afwijkingen ten opzichte van deze afstand zijn mogelijk zonder dat hierdoor knelpunten behoeven te ontstaan.

Milieucategorie Richtafstand rustige woonwijk (in meters) Richtafstand gemengd gebied (in meters)
1 10 0
2 30 10
3.1 50 30
3.2 100 50
4.1 200 100
4.2 300 200
5.1 500 300
5.2 700 500
5.3 1.000 700
6 1.500 1.000

Toelaatbaarheid van bedrijven die onder een specifieke regelgeving vallen
Bepaalde bedrijven vallen onder een specifieke wettelijke regeling. Het betreft:

  • bedrijven die "in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken" zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (zogenoemde grote lawaaimakers); deze bedrijven zijn alleen toegestaan op industrieterreinen die in het kader van deze wet gezoneerd zijn;
  • bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) kunnen vallen (nu of in de toekomst); het betreft risicovolle bedrijven waar gebruik, opslag of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) normen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico;
  • bedrijven die onder het Vuurwerkbesluit vallen; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) afstandsnormen.

De toegepaste Lijst van Bedrijfsactiviteiten
De Lijst van Bedrijfsactiviteiten is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende Staat van Bedrijfsactiviteiten uit de VNG-publicatie. Op een punt is een andere werkwijze toegepast:

In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Lijst. In de Lijst van Bedrijfsacticviteiten zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan.

De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de regels en op de digitale verbeelding (plankaart) van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Lijst van Horeca-activiteiten).

Flexibiliteit
De Lijst van Bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De richtafstanden en inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In de planregels is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders kan afwijken van de regels en een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Om te kunnen afwijken moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels opgenomen dat het college van burgemeester en wethouders vestiging van een dergelijk bedrijf via een afwijkingsbevoegdheid kan toestaan. Om te kunnen afwijken moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.

In de Lijst van Bedrijfsactiviteiten is bij de indeling van sommige bedrijfsactiviteiten uitgegaan van een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten aangegeven met een "C" in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via de bovengenoemde afwijkingsbevoegdheid een categorie lager in te delen.

8.7.2 Lijst van horeca-activiteiten

De categorie-indeling van horeca-activiteiten is overgenomen uit de beleidsnota Ontwikkelingskader Horeca Utrecht 2018. In die nota zijn de indeling en de achterliggende keuzes toegelicht, zie: het horecabeleid in de Omgevingsvisie.

8.8 Algemene Regels En De Uitvoering Van Beleid

8.8.1 Algemene uitgangspunten, omgevingsvisie

De algemene regels in de hoofdstukken 3 tot en met 6 van de regels geven uitvoering aan het beleid van de Omgevingsvisie Utrecht. Dat beleid is al verwerkt in de bestemmingsplannen. In algemene regels staan geen regels die de uitvoering van het beleid in die plannen veranderen.

8.8.2 Rijksbeleid, provinciaal beleid, waterschapsbeleid

Het rijksbeleid en het provinciale en het waterschapsbeleid is, voor zover van belang voor het plangebied, vertaald in wetgeving. De wettelijke regelingen zijn bij het opstellen van het plan toegepast.

8.8.3 Thematisch beleid

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Lijst Van Horeca-activiteiten

Bijlage 2 Lijst van horeca-activiteiten

Bijlage 3 Voorwaarden Diervriendelijk Bouwen

Bijlage 3 Voorwaarden Diervriendelijk bouwen

Bijlage 4 Beeldkwaliteitplan Strijkviertel

Bijlage 4 Beeldkwaliteitplan Strijkviertel

Bijlage 1 Belangrijkste Wettelijke Bepalingen

Bijlage 1 Belangrijkste wettelijke bepalingen

Bijlage 2 Rapportage Verkeersgeneratie Circulair Bedrijvenpark Strijkviertel

Bijlage 2 Rapportage Verkeersgeneratie circulair Bedrijvenpark Strijkviertel

Bijlage 3 Parkeerbalans Circulair Bedrijvenpark Strijkviertel

Bijlage 3 Parkeerbalans circulair Bedrijvenpark Strijkviertel

Bijlage 4 M.e.r.-beoordeling Strijkviertel November 2023

Bijlage 4 M.e.r.-beoordeling Strijkviertel november 2023

Bijlage 5 Geluidsonderzoek Bedrijvenpark Strijkviertel

Bijlage 5 Geluidsonderzoek Bedrijvenpark Strijkviertel

Bijlage 6 Beoordeling Luchtkwaliteit Bedrijvenpark Strijkviertel

Bijlage 6 Beoordeling Luchtkwaliteit Bedrijvenpark Strijkviertel

Bijlage 7 Beoordeling Stikstofdepositie Bedrijvenpark Strijkviertel

Bijlage 7 Beoordeling Stikstofdepositie Bedrijvenpark Strijkviertel

Bijlage 8 Ecologisch Onderzoek Bedrijvenpark Strijkviertel

Bijlage 8 Ecologisch onderzoek Bedrijvenpark Strijkviertel

Bijlage 9 Ecologische Quickscan Rws-strook Bedrijvenpark Strijkviertel

Bijlage 9 Ecologische Quickscan RWS-strook Bedrijvenpark Strijkviertel

Bijlage 10 Ontheffing Natuurbeschermingswet Grote Modderkruiper

Bijlage 10 Ontheffing Natuurbeschermingswet Grote Modderkruiper

Bijlage 11 Bestaande Bomen Te Behouden

Bijlage 11 Bestaande bomen te behouden

Bijlage 12 Bestaande Bomen Te Kappen

Bijlage 12 Bestaande bomen te kappen

Bijlage 13 Bestaande Bomen Te Verplanten

Bijlage 13 Bestaande bomen te verplanten

Bijlage 14 Nieuwe Bomen Te Planten

Bijlage 14 Nieuwe bomen te planten

Bijlage 15 Archeologische Waardenkaart

Bijlage 15 Archeologische waardenkaart

Bijlage 16 Watertoets Bedrijvenpark Strijkviertel

Bijlage 16 Watertoets Bedrijvenpark Strijkviertel