KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 4 Waarde - Archeologie
Artikel 5 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Antidubbeltelbepaling
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Doelstelling
1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Relevante Beleidskaders
2.1 Inleiding
2.2 Rijksbeleid
2.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.5 Conclusie
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Inleiding
3.2 Beschrijving Van Het Plangebied
3.3 Beschrijving Van De Bestaande Functies In Het Plangebied
3.4 Conclusie
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Projectbeschrijving
4.2 Verkeer En Openbare Ruimte
Hoofdstuk 5 Onderzoek En Randvoorwaarden
5.1 Inleiding
5.2 Milieueffectrapportage
5.3 Milieuhinder Bedrijvigheid
5.4 Geluidhinder
5.5 Externe Veiligheid
5.6 Luchtkwaliteit
5.7 Bodemkwaliteit
5.8 Flora En Fauna
5.9 Water
5.10 Archeologie
5.11 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Archeologisch Onderzoek Proefopgraving
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Juridische Planopzet
7.1 Inleiding
7.2 Planvorm
7.3 Opbouw Regels
7.4 Artikelsgewijze Toelichting
7.5 Handhaving
Bijlage 1 Aanwijzingstekst Beschermd Stadsgezicht Binnenstad Utrecht
Bijlage 2 Budgetraming - Grote Variant
Bijlage 3 Bomenplan - Grote Variant
Bijlage 4 Exploitatieplan Publiekscentra - Grote Variant
Bijlage 5 Inrichting Situatie - Grote Variant
Bijlage 6 Kabels&leidingen Domplein - Grote Variant
Bijlage 7 Notitie Economische Uitvoerbaarheid - Grote Variant
Bijlage 8 Notitie Maatschappelijke Uitvoerbaarheid - Grote Variant
Bijlage 9 Programma Van Eisen Schatkamer Domplein Ii - Grote Variant
Bijlage 10 Programma Van Essenties - Grote Variant
Bijlage 11 Quick Scan Flora En Fauna - Grote Variant
Bijlage 12 Rioleringsplan - Grote Variant
Bijlage 13 Situatietekening - Grote Variant
Bijlage 14 Tekeningen- En Stukkenlijst - Grote Variant
Bijlage 15 Uitgangspunten Archeologisch Onderzoek - Grote Variant
Bijlage 16 Waterparagraaf - Grote Variant
Bijlage 17 Installatietekening - Kleine Variant
Bijlage 18 Bomenplan - Kleine Variant
Bijlage 19 Inrichtingstekening - Kleine Variant
Bijlage 20 Situatietekening - Kleine Variant
Bijlage 21 Aanvulling Op Programma Van Eisen - Kleine Variant

Domplein schatkamer, Binnenstad

Bestemmingsplan - Utrecht

Onherroepelijk op 16-02-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde plan objecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0344.BPDOMPLEINSCHATKAM-0601 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.2 Verordening op de Archeologische Monumentenzorg:

de sedert 22 december 2009 van kracht zijnde Verordening op de Archeologische Monumentenzorg van de gemeente Utrecht.

1.3 atelier:

werkplaats in het bijzonder voor kunstenaars waarbij tevens kunstwerken tentoongesteld en verkocht kunnen

worden.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 additionele horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit bij een hoofdfunctie, niet zijnde horeca, waarbij de additionele horeca-activiteiten passen bij de hoofdfunctie qua uitstraling, dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie.

1.7 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning op grond van de Monumentenwet 1988 beschikt.

1.8 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage:

het met een aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen.

1.11 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan is of wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of de Woningwet.

1.12 bestaand gebruik:

het op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan aanwezige gebruik.

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bezoekerscentrum

een gebouwde voorziening met een maatschappelijke, culturele, recreatieve en/of educatieve functie;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 brutovloeroppervlak

de totale binnen een gebouw beschikbare vloeroppervlakte, inclusief de verdiepingen.

1.23 culturele voorzieningen:

voorzieningen gericht op kunst, ontspanning, vrijetijdsbesteding en vermaak, zoals theaters, bioscopen, musea, ateliers en muziekcentra.

1.24 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.25 dak:

een boven beëindiging van een gebouw.

1.26 evenementen:

grootschalige, periodieke en/of meerdaagse manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen, thematische markten.

1.27 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.29 kap:

een gesloten en (gedeeltelijk) hellende boven beëindiging van een bouwwerk.

1.30 kelder:

het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat geheel onder het (straat)peil is gelegen.

1.31 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.32 peil:

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het
    aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. voor gebouwen die grenzen aan een dijk: de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van het bouwwerk.

1.33 plan:

het Domplein schatkamer, Binnenstad van de gemeente Utrecht.

1.34 platte afdekking:

een (min of meer) horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw of bijzondere bouwlaag, dat meer dan twee derde van het grondvlak van het gebouw dan wel de bijzondere bouwlaag beslaat.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouw onderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouw onderdelen.

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grond vloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dak kapellen.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevel vlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 de verticale bouwdiepte van een ondergronds bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer;
  2. b. waterbeheer en waterberging;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - bezoekerscentrum' een ondergronds bezoekerscentrum is toegestaan waar door middel van de aldaar aanwezige relicten, alsmede aan de hand van foto's, video en multimediale technieken, lezingen en tentoonstellingen informatie wordt gegeven over de specifieke karakteristieken en bezienswaardigheden van die plek. ;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'groen' zijn tevens beplantingszones toegestaan;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - kiosk' is detailhandel toegestaan in de bestaande omvang;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer, fietsenkelder' is tevens ondergronds een fietsenkelder toegestaan;
  7. g. terrassen;
  8. h. evenementen;
  9. i. markt en standplaatsen;

en de daarbij behorende:

  1. j. nutsvoorzieningen;
  2. k. speelvoorzieningen;
  3. l. fietsenstallingen;
  4. m. kunstobjecten (waaronder beelden)
  5. n. kunstwerken
  6. o. wegen en voet- en fietspaden;
  7. p. geluidwerende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouder kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 voor het toestaan van gebouwen indien deze noodzakelijk zijn voor het realiseren of het toegankelijk maken van de bestemming met dien verstande dat:

  1. a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de speciale bouwaanduiding 'entreepartijen';
  2. b. de maximale bebouwingsoppervlaket bedraag maximaal 50% van het aanduidingsvlak 'entreepartijen';
  3. c. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  4. d. het beschermd stadsgezicht zoals bedoeld in bijlage 1 van de toelichting door de bebowuing niet in onevenredige mate wordt aangetast;
  5. e. alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen te verlenen hierover de RCE om advies wordt gevraagd.

3.4 Specifieke gebruiksregel

3.5 Aanlegvergunning

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting.

4.2 Specifieke gebruiksregel

Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg.

Artikel 5 Waarde - Beschermd Stadsgezicht

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de met het beschermd stadsgezicht verbonden cultuurhistorische waarde:

5.2 Nadere eisen

5.3 Aanlegvergunning

  1. a. Het is verboden binnen de bestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken.
  2. b. Het verbod, als bedoeld in lid 5.3 onder a, is niet van toepassing indien de werken of werkzaamheden:
    1. 1. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
    3. 3. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
    4. 4. indien en voor zover reeds goedkeuring, vergunning of ontheffing is vereist uit hoofde van een wet, een algemene maatregel van bestuur of een gemeentelijke of provinciale verordening waarbij de schoonheid en het karakter van het beschermd stadsgezicht (mede) in overweging zijn genomen.
  3. c. Burgemeester en wethouders verlenen de in lid 5.3 onder a. bedoelde vergunning niet, indien door de in dat lid genoemde werken en werkzaamheden de stedenbouwkundige waarden of de schoonheid en het karakter van het beschermd stadsgezicht worden aangetast.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Antidubbeltelbepaling


Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

  1. a. Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappenhuizen, hellingbanen, entree portalen, veranda's en afdaken en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde genoemd onder a. voor het overschrijden van bouw- en/of bestemmingsgrenzen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels door tot gebouwen behorende balkons, afdaken, erkers e.d., mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter en waarbij de vrije hoogte tot aan het peil minimaal 2,2 meter bedraagt.
  3. c. De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende bepalingen:
    1. 1. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
    2. 2. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
    3. 3. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
    4. 4. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
    5. 5. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van of het laten gebruiken van:

  1. a. onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
  2. b. onbebouwde gronden en/of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  3. c. stacaravans en recreatiewoningen voor permanente bewoning;
  4. d. onbebouwde gronden als kampeerterrein;
  5. e. vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  6. f. onbebouwde gronden als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  7. g. onbebouwde gronden als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels


Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsbepalingen voor het toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen;
  4. d. het overschrijden van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor het plaatsen van hekwerken of borstweringen ten behoeve van dakterrassen, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte met niet meer dan 1,50 meter mag worden overschreden;
  5. e. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  6. f. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  7. g. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals liftkokers, trappenhuizen, lichtkappen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel


Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanDomplein schatkamer, Binnenstad.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het Domplein herbergt het historische hart en de ziel van de stad Utrecht. Onder het plein ligt tweeduizend jaar verborgen geschiedenis. Die geschiedenis was alleen zichtbaar door de markering in de bestrating van het Domplein en de castellum markering of in schatkamer I op de binnenplaats van het Utrecht Centrum voor de Kunsten. Maar voor het overgrote deel aan het oog onttrokken. De bodem onder het Domplein is echter rijk gevuld met archeologie uit verschillende tijdslagen, aan het licht gekomen bij tal van opgravingen in de vorige eeuw. Schatkamer II is een volgende stap om de geschiedenis van het Domplein zichtbaar te maken.

In 2005 heeft het College van B&W het Domplein benoemd tot Schatkamer van de Utrechtse, Nederlandse en Europese geschiedenis. In 2009 is het Domplein bij de Minister van OCW voorgedragen als Rijksarcheologisch Monument. In januari 2010 heeft het College van B&W de Ontwikkelingsvisie Domplein 2013-2018 omarmd. Daarmee is nadrukkelijk uitdrukking gegeven aan de wens de verborgen geschiedenis van het Domplein te willen ontsluiten.

Stichting Domplein 2013 is in 2005 opgericht als particulier initiatief met als doel de geschiedenis van het Domplein toegankelijk te maken voor een breed publiek.

De missie van de stichting is in de Ontwikkelingsvisie Domplein 2013-2108 als volgt geformuleerd:

Het Domplein transformeren tot een internationaal forum dat, vanuit het besef van een rijke historie, in de actualiteit haar betekenis en allure toont en plaats biedt aan bewoners en bezoekers van Nederland met al hun verbindende en onderscheidende eigenschappen en uitingen.

Daartoe zijn drie ambities geformuleerd:

  • Het beleefbaar maken van de cultuurhistorische schatkist;
  • Ontwikkelen van een gastvrij plein;
  • Programmeren van een inspirerend podium.


Om de ambities te realiseren heeft de stichting een kernprogramma, dat gericht is op de realisering van twee schatkamers en daarnaast het aanbrengen van castellum markeringen waardoor de geschiedenis van het Domplein zichtbaar wordt gemaakt.

1.2 Doelstelling

Stichting 'Domplein 2013' heeft met het 'Initiatief Domplein' een plan in voorbereiding om ter plaatse van het gelijknamige plein een ondergronds bezoekerscentrum te realiseren. Met dit belevenis museum, genaamd Schatkamer II, wil men de betekenis van de rijke historie van dit plein voor de huidige actualiteit onder de aandacht brengen en het Domplein tot een internationaal forum transformeren.

Het ondergrondse publiekscentrum wordt gesitueerd op de plek van het voormalige middenschip van de gotische Dom. De ruimtes, een tweetal 'kamers', zijn gepositioneerd tussen en rondom een aantal uitgegraven poeren van de pijlers van het in 1674 ingestorte middenschip. Archeologische waarden, historische (bodem)profielen en restanten van oude bebouwing worden zo voor het publiek toegankelijk en beleefbaar gemaakt. De ruimte omvat de sleuven 19 en 20 die in 1949 door archeoloog Van Giffen zijn ontgraven en vervolgens weer zijn aangevuld.

De hoofddoelstelling van het bestemmingsplan is om de hier boven genoemde ambities planologisch-juridisch mogelijk te maken.

In het plan zijn de wijzigingen in de wet- en regelgeving en het beleid van de verschillende overheden op het gebied van de ruimtelijke ordening, die zich in de loop van de tijd hebben voorgedaan, verwerkt. Met dit bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij recent tot stand gekomen bestemmingsplannen binnen de gemeente, om de uniformiteit van bestemmingen en regelgeving te bevorderen.

1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied ligt op het Domplein en wordt globaal begrensd door de wanden van de bebouwing aan het Domplein. Zie afbeelding 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDOMPLEINSCHATKAM-0601_0001.png"

Figuur 1: ligging van het plangebied op het Domplein (bron: programma van essenties OKRA landschaps architecten).

1.4 Vigerende Bestemmingsplannen

Binnen het gebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:

Bestemmingsplan Vastgesteld door raad evt. goedgekeurd door GS
Binnenstad Februari 2010 N.v.t.


Binnen dit bestemmingsplan hebben de gronden de bestemming Verkeer en verblijfsgebied.

1.5 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat de beschrijving van de relevante beleidskaders In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de bestaande situatie. Onder andere de ruimtelijke structuur, de historische ontwikkeling van het gebied en de beschrijving van de aanwezige functies worden hier beschreven. In hoofdstuk 4, de plan beschrijving, worden de mogelijkheden die het plan biedt aan de toekomstige ontwikkelingen beschreven. De diverse noodzakelijke onderzoeken ten aanzien van bijvoorbeeld milieu aspecten komen in hoofdstuk 5 aan bod. In hoofdstuk 6 komt de juridische toelichting op de planregels aan bod. Hoofdstuk 7 gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Relevante Beleidskaders

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de beleidskaders op Rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Vanwege de zeer beperkte omvang van het plangebied zal volstaan kunnen worden met alleen de hoofdlijnen van enkele relevante beleidskaders en zal met name worden gekeken naar de beleidskaders op het gebied van Archeologie en Cultuurhistorie.

2.2 Rijksbeleid


Nota Ruimte
Hoofddoel van het nationaal beleid is ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies binnen het beperkte oppervlak van Nederland. Doel is om verstedelijking en infrastructuur zoveel mogelijk te bundelen in nationale stedelijke netwerken, economische kerngebieden en hoofdverbindingsassen. Dit betekent dat nieuwe bebouwing vooral geconcentreerd wordt in bestaand bebouwd gebied of direct in aansluiting daarop.

Utrecht maakt deel uit van een belangrijk stedelijk netwerk: de Randstad. Het ontwikkelingsperspectief is gericht op de ruimtelijke, culturele en economische diversiteit van de Randstad te behouden en te versterken, alsmede om de ruimtevraag van woningen en bedrijven binnen de Randstad op te vangen. Een deel kan worden opgevangen door verdichting in bestaand stedelijk gebied. Vooral oude en achteruit gegane stadswijken kunnen weer aantrekkelijk worden door vernieuwing en herstructurering.

Het bestemmingsplan maakt enkele herontwikkelingen mogelijk binnen de historische binnenstad en past daarmee binnen het nationale beleid.

Nota Belvedère
In de nota Belvedère wordt de gemeenschappelijke intentie uitgesproken om bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de cultuurhistorische aspecten. Specifieke gebieden zoals de historische binnensteden zijn als waardevol aangemerkt. Centrale doelstelling van de nota Belvedère is: de cultuurhistorische identiteit sterker richtinggevend maken voor de inrichting van de ruimte. In dit kader zijn gebieden en steden aangewezen met sterke cultuurhistorische potenties die in standgehouden, versterkt en ontwikkeld kunnen worden. Cultuur als basis voor het versterken van de beoogde kwaliteit en regionale identiteit.

Utrecht is mede vanwege de historische binnenstad aangewezen als een van de cultuurhistorisch belangrijke binnensteden. Uit de bebouwing, stratenpatroon, openbare ruimte en waterpartijen is de ontstaansgeschiedenis af te leiden. De binnenstad leent zich bij uitstek voor toepassing van de Belvedère-benadering 'behoud-door-ontwikkeling'. Historische objecten en structuren kunnen functioneel of als inspiratiebron worden ingezet voor nieuwe ontwikkelingen. Sterker nog: veel historische panden in de binnenstad hebben zich voortdurend functioneel aangepast aan de ontwikkeling in de tijd (opslagruimte – herenhuis – woonkazerne – bedrijfs- of kantoorpand).

Monumentenwet 1988 (Beschermd stadsgezicht)
De Monumentenwet is, met bijbehorende instrumenten, gericht op het beschermen en in standhouden van binnenstedelijke monumentale en archeologische objecten en structuren.

In het plangebied komen zeer veel monumentale panden voor. Deze worden beschermd door de Monumentenwet 1988 en de gemeentelijke monumentenverordening. De archeologische monumenten worden eveneens beschermd door de Monumentenwet 1988.
Op basis van de regeling is het verboden om de monumenten te beschadigen of te vernielen. Het afbreken, verstoren, verplaatsen of anderszins wijzigen is uitsluitend toegestaan op basis van een daartoe verleende vergunning. Dit geldt ook voor het herstellen of (laten) gebruiken op een zodanige wijze dat het monument wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht. Het is niet nodig om in het bestemmingsplan de beschermingsbepalingen uit de Monumentenwet (en de gemeentelijke monumentenverordening) over te nemen. Dit leidt tot doublures en daardoor tot (onnodige) onduidelijkheid.

De historische binnenstad met de singels en de omliggende singelbebouwing is op 3 december 1975 door de toenmalige ministers van Cultuur, recreatie en Maatschappelijke werk (CRM) en Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) aangewezen als beschermd stadsgezicht (NB: feitelijke inwerkingtreding in 1976 met publicatie in de Staatscourant). Deze aanwijzing heeft gevolgen voor het gebruik en de vormgeving van panden en terreinen binnen het aangewezen gebied. De Monumentenwet bepaalt dat de benodigde bescherming moet worden geregeld in een bestemmingsplan. Het onderhavige bestemmingsplan dient daarom extra regelingen te bevatten waarmee deze bescherming kan worden gerealiseerd.

Wet op de archeologische monumentenzorg / Verdrag van Malta
Het archeologisch bodemarchief is de grootste bron voor de geschiedenis van Nederland. Het verdrag van Malta regelt de bescherming en het behoud van deze archeologische waarden. Nederland heeft dit verdrag in 1992 ondertekend en in 1998 geratificeerd. Het Verdrag van Malta is geïmplementeerd in de Monumentenwet. De Wet op de archeologische monumentenzorg is in april 2006 door de Tweede Kamer aangenomen en in december van dat jaar door de Eerste Kamer bekrachtigd. Op 1 september 2007 is de wet als onderdeel van de Monumentenwet in werking getreden.
Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Vooronderzoek moet duidelijk maken welke archeologische waarden verwacht kunnen worden. Wie de bodem in wil, bijvoorbeeld om te bouwen, kan verplicht worden om een archeologisch vooronderzoek te (laten) uitvoeren. De onderzoeksresultaten bepalen het verdere vervolg; een aanpassing van de bouwplannen of het opgraven van archeologische vondsten. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe dat de "verstoorder" betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Uit de gemeentelijke archeologische waardenkaart blijkt dat het gehele plangebied een hoge archeologische verwachtingswaarde heeft. Het is verplicht om met nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.

Innovatieprogramma Mooi Nederland
Afkomstig van Min van VROM
Vastgesteld 2008
Periode 2009-2011

De Innovatie regeling Mooi Nederland is bedoeld om ruimtelijke kwaliteit te bevorderen en om innoverende projecten te vinden die als voorbeeld kunnen dienen voor anderen. Het Rijk kent bijdragen toe aan overheden en private partijen om ideeën, plannen en projecten te realiseren als die op een vernieuwende manier de identiteit van een plek of gebied creëren, versterken of herstellen. Het programma bevat een innovatie regeling, bestaande voorbeeld projecten en een kennis- en leerprogramma. Het Innovatieprogramma start op 15 april 2009.

Publieke en private rechtspersonen kunnen projecten indienen en voor een bijdrage uit de regeling in aanmerking komen. Publieke rechtspersonen zijn gemeenten, provincies en waterschappen. Private rechtspersonen zijn bijvoorbeeld verenigingen en stichtingen en ondernemers die in het handelsregister staan ingeschreven.

De innovatie regeling bestaat uit minimaal twee rondes van elk anderhalf jaar. In elke ronde staan enkele specifieke thema's centraal. In de eerste ronde zijn dat:

  1. 1. Identiteit van stadsrand zones
  2. 2. Identiteit van werk landschappen
  3. 3. Identiteit van de plek.

Rond deze thema's zoekt het Rijk vernieuwende projecten die als bron van kennis en inspiratie kunnen dienen. Per ronde worden ongeveer vijfentwintig ideeën en plannen gehonoreerd. Dat zijn projecten in de idee- of voorbereidingsfase. Er worden ook ongeveer vier uitvoeringsprojecten gehonoreerd die op het punt staan te worden gerealiseerd.

Het Rijk is met name op zoek naar voorbeeld projecten gericht op de identiteit van 1) stadsrand zones, van 2) werk landschappen en 3) van de plek.

  1. 1. Voorbeeld projecten gericht op de identiteit van stadsrandzones:
    1. a. Initiatieven voor regionale integrale visie vorming waarin meerdere partijen tot overeenstemming komen over de identiteit van het gebied. Overheden worden uitgedaagd om mee te denken over procesmatige en beleidsmatige oplossingen;
    2. b. Nieuwe voorbeelden van regionale verevening zoals een gebiedsfonds of een regionale grondbank waarin rood voor groen betaalt.
    3. c. Initiatieven die zich richten op regionaal beheer en handhaving.
  2. 2. Voorbeeld projecten gericht op de identiteit van werklandschappen:
    1. a. Voorbeelden van regionale samenwerking zoals een regionaal opgestelde planning of een regionale ontwikkelingsmaatschappij. Zulke samenwerkingsvormen bieden kansen voor differentiatie en identiteit;
    2. b. Voorbeelden van duurzaamheid zowel op het gebied van natuur, ecologie, water en energie, als op het gebied van toekomst bestendigheid in termen van flexibiliteit, beheer en management;
    3. c. Projecten die laten zien hoe thematisering en onderscheid kunnen leiden tot karaktervolle werklandschappen, bijvoorbeeld dankzij regionale afstemming en vroegtijdige aandacht voor ruimtelijk ontwerp.
  3. 3. Voorbeeld projecten gericht op de identiteit van de plek:
    1. a. Initiatieven waarin bewezen kwaliteiten uit het verleden worden benut, zoals cultuurhistorie, architectuur en kunst. Vooral creatieve ideeën op het gebied van beleid, proces en financiering zijn welkom;
    2. b. Voorbeelden die zich richten op de identiteit van het heden: we leven nu. Zijn er projecten die het heden zichtbaar maken en daarmee het gebiedseigen karakter onderstrepen?
    3. c. De uitdaging voor de toekomst: maak het verschil. Het Rijk zoekt voorbeelden van nieuwe toevoegingen die het onderscheidende vermogen van een wijk of een landschap versterken.

Relatie met het plangebied Niet alleen de Domkerk en de Domtoren maar ook het Domplein is een Rijksmonument. Dit betekent dat voor alle wijzigingen en ingrepen toestemming van het bevoegd gezag noodzakelijk is. Door middel van een monumentenvergunning kan het bevoegd gezag medewerking verlenen aan een wijzigingen of ingreep. Het bevoegd gezag voor Rijksmonumenten is de Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed, de RCE voorheen de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM).

Het RCE benadert de zorg voor het Cultureel erfgoed in eerste instantie vanuit de bescherming van het erfgoed. De laatste jaren is er echter ook naast de bescherming behoefte aan beleving van het erfgoed.

Om de bouw van het publiekscentrum mogelijk te maken is een monumentenvergunning noodzakelijk. Vergunning aanvraag bij RCE. Op basis van het regulier overleg met de RCE en alle uitgevoerde onderzoeken in het kader van dit Programma van eisen wordt er van uit gegaan dat er voldoende gegevens beschikbaar zijn voor een monumenten vergunningsaanvraag. Voor de aanvraag van de monumentenvergunning is een bestek en risicoanalyse noodzakelijk. Monumentenvergunning moet onherroepelijk zijn voordat bouwvergunning verleend kan worden.

Voor het plangebied is met name het aspect van de waarborging van culturele (namelijk cultuur historische) waarden van belang. De ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt met dit bestemmingsplan heeft namelijk als doel de geschiedenis van het ontstaan van de stad Utrecht aan de hand van de archeologische waarden onder het Domplein zichtbaar te maken en de conserveren.

Het project Schatkamer Domplein is nadrukkelijk gericht op het versterken van de identiteit van het Domplein als de oorsprong van de stad Utrecht. Door het zichtbaar maken van de cultuurhistorische en archeologische waarden onder het Domplein wordt de identiteit van de plek tastbaar. Daarbij wordt ook bovengronds door de herinrichting en aanheling van de openbare ruimte rond de te realiseren schatkamer II een sterke relatie gelegd met de historisch identiteit van de plek.

2.3 Provinciaal En Regionaal Beleid

Water beheersplan 2003-2007 (verlengd tot eind 2009),
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
Afkomstig van HDSR
Vastgesteld 2004
Periode 2003-2009
Website: www.hdsr.nl/informatie/beleid_en_plannen/waterbeleid/waterbeheerplan

Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is verantwoordelijk voor het waterbeheer in een groot deel van de provincie Utrecht en een klein deel van de provincie Zuid-Holland. Het Water beheersplan 2003-2007, verlengd tot eind 2009, beschrijft de doelstellingen en het beleid voor zowel het waterkwaliteit- als het waterkwantiteitsbeheer.

Het waterschap streeft met het waterbeheer de volgende doelen na:

  • het garanderen van het gewenste veiligheidsniveau tegen overstromingen en wateroverlast;
  • het realiseren van een goede waterkwaliteit;
  • het herstellen van de ecohydrologische variatie binnen het plangebied;
  • het realiseren van goede gebruiksmogelijkheden van het plangebied voor verschillende maatschappelijke functies;
  • het verminderen en zo mogelijk stoppen van de bodemdaling;
  • het behouden of versterken van de landschappelijke betekenis van water.


Met deze doelstellingen streeft het waterschap naar robuuste, meer zelfvoorzienende en veerkrachtige watersystemen.

De doelen zijn onderverdeeld in vijf thema's:

  • veiligheid;
  • water en ruimtelijke ordening;
  • inrichting en beheer van watergangen;
  • aanpakken watervervuiling;
  • verdroging.

Naast de indeling in thema's is in het water beheersplan een aantal maatregelen gebiedsgericht uitgewerkt. In het water beheersplan zijn de maatregelen uitgewerkt voor drie regio's: oost, midden en west.

Relatie met het plangebied
Nu het plan een ondergrondse ontwikkeling betreft en tevens gevolgen heeft voor de bovengrondse inrichting van het verharde oppervlak van het Domplein is het water aspect een belangrijk aandachtspunt bij de planvorming. In de water paragraaf in hoofdstuk 5 van dit plan zal daar uitgebreid op in worden gegaan.

PROVINCIAAL

Structuurvisie provincie Utrecht (streekplan)
Afkomstig van Provincie Utrecht
Vastgesteld: 2004, gewijzigd 2008
Periode 2005-2015
Website: www.provincie-utrecht.nl/prvutr/internet/ruimtelijk.nsf/all/Streekplan%201.0?opendocument

Op 23 juni 2008 hebben Gedeputeerde Staten van Utrecht de Beleidslijn nieuwe Wro vastgesteld. Doel van deze beleidslijn is om, ook na inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008, slagvaardig het Streekplan Utrecht 2005-2015 als beleidskader te kunnen blijven toepassen. Met de Beleidslijn wordt de inzet van de nieuwe Wro-instrumenten vastgelegd. Met nadruk geldt dat deze Beleidslijn géén nieuw beleid bevat. Het Streekplan Utrecht is van rechtswege omgezet in een structuurvisie en blijft onverminderd gelden.

De provincie geeft in het streekplan aan dat het ruimtelijk beleid voor een belangrijk deel is ingegeven door het principe van beheerste groei. De aantasting van waardevolle en kwetsbare open ruimte door nieuwe verstedelijking dient zoveel mogelijk te worden vermeden. Ook de contrastwerking tussen stad en land dient versterkt te worden. In verband daarmee is het gewenst om nieuwe bouwmogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied goed te benutten. Beleidsmatig is dit vertaald in een ruimtelijke afbakening van het stedelijk gebied door rode contouren.

Het stadsgewest Utrecht is het zwaartepunt van de verstedelijking en economie in de provincie. Dat wil zeggen dat de provincie nieuwe opgaven voor wonen en werken vooral hier wil realiseren. Utrecht heeft bij deze opgave, als centrale stad in het stadsgewest, de belangrijkste taak om door verdichting, herstructurering en transformatie, binnen stedelijke capaciteit voor wonen, werken en voorzieningen te ontwikkelen en tegelijkertijd een kwaliteitssprong te realiseren.

Het streekplan geeft daarnaast met name richting aan de nadere invulling van het gebied buiten de rode contouren, het landelijk gebied.

Relatie met het plangebied
Op de streekplankaart is het plangebied aangeduid als binnenstedelijk gebied. Het plan kan bijdragen aan de gewenste kwaliteitssprong van bestaande stedelijk gebied. Binnen een stadsgewest dienen kwalitatief hoogwaardige toeristische, recreatieve en culturele voorzieningen te zijn die de stad aantrekkelijk maken als woon en werkstad en stad om te bezoeken.

Cultuurnota 2009-2012
Afkomstig van Provincie Utrecht
Vastgesteld: 2008
Periode 2009-2012
Website: www.provincie-utrecht.nl/prvutr/internet/Cultuur.nsf/all/Cultuur_startpagina_jan09?opendocument

De Cultuurnota 2009-2012 'Cultuur is kracht' bevat het provinciaal cultuurbeleid. De missie voor de komende vier jaar is door het leggen van verbindingen Utrecht cultureel sterker te maken. Dit doet de provincie door in te zetten op samenhang tussen de beleidssectoren en ook door het stimuleren van verbindingen tussen cultuur en andere maatschappelijke sectoren.

De cultuurnota kent vier verbindende programma's (Vrede van Utrecht/Culturele Hoofdstad van Europa, Utrechtse Schatkamer, Cultuur en Economie en Cultuur en Ruimte) en vier inhoudelijke hoofdstukken (Cultuurparticipatie, Erfgoed, Kunsten en Media).

Het beleid staat in het teken van de volgende hoofddoelen:

  • inzetten van cultuur als schakel in de samenleving (verbreden en verbinden);
  • behoud en ontwikkeling van het cultureel erfgoed;
  • stimuleren van de ruimtelijke kwaliteit (gebiedsontwikkeling en advies);
  • ondersteunen van artistieke productie en vernieuwing.

Relatie met het plangebied
Het project staat nadrukkelijk genoemd als een van de verbindende programma's in de cultuurnota van de provincie Utrecht.

2.4 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Utrecht 2015-2030 Afkomstig van Gemeente Utrecht, DSO, Strategie
Vastgesteld: 2004
Periode 2015-2030
Website: www.utrecht.nl/smartsite.dws?id=45085

Voor de stad Utrecht is op 1 juli 2004 de Structuurvisie Utrecht 2015-2030 vastgesteld. In de structuurvisie zijn de gewenste toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen van de stad Utrecht beschreven. Daarbij wordt uitgegaan van drie kernkwaliteiten van de stad, die in de structuurvisie zijn uitgewerkt in drie perspectieven: De Markt, Het Podium en De Binnentuinen.

  • De Markt sluit aan bij de kernkwaliteit: de stad als Randstedelijk centrum in een economisch dynamische en hoog stedelijke omgeving.
  • Het Podium sluit aan bij de kernkwaliteit: de stad als ontmoetingsplaats voor winkelen, cultuur, onderwijs en recreatie.
  • De Binnentuin sluit aan bij de kernkwaliteit: de grote stad met kleinschaligheid en sociale cohesie in de wijken.

De perspectieven zijn deels vertaald naar ambities voor de korte en middellange termijn (2015) in het ontwikkelingsbeeld 2015. Van toepassing op het plangebied is het perspectief Podium.

Doelstelling binnen het perspectief het Podium is:

  • het versterken van de landelijke identiteit van Utrecht als ontmoetingsstad;
  • het bijdragen aan de culturele vitaliteit van de stad;
  • het versterken van de functionele relatie van de stad met de regio op het gebied van cultuur, onderwijs, voorzieningen en recreatie;
  • het ontwikkelen van een (bijbehorend) uitnodigend stedelijk milieu.


Relatie met het plangebied
Voor de lange termijn (2030) sluit het perspectief 'Podium' het beste aan bij onderdelen van dit plangebied. Een van de essentiële doelstellingen van het plan is om het Domplein een 'podium' te laten zijn voor betekenisvolle programmering op het gebied van wetenschap, religie en kunst en cultuur. Het ontwerp en de programmering van de openbare ruimte is er op gericht ontmoeting te generen tussen mensen van verschillende groepen, mede door het organiseren van evenementen. Daarbij dient de programmering van de evenementen afgestemd te worden op de cultuurhistorische betekenis van het plein.


Beheer van de chaos der eeuwen
Afkomstig van Gemeente Utrecht, DSO, Stedenbouw en Monumenten
Vastgesteld: 2004
Periode 2004 e.v.

Het beleidsplan van monumenten/cultuurhistorie 2004 'Beheer van de chaos der eeuwen' is een evaluatie van het monumentenbeleid sinds 1993. In dat jaar is het beleid vastgesteld in de nota Op de schouders van reuzen. Met name de relatie tussen ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de cultuurhistorie is in dit beleid benadrukt. Een uitvoerige inventarisatie en ook een effectrapportage bij aanzienlijke ingrepen werd noodzakelijk.

Naast de evaluatie doet het beleidsplan aanbevelingen voor de toekomst.
De belangrijkste aanbevelingen zijn:

  1. 1. voortzetten monumentenbeleid;
  2. 2. restauraties stimuleren met behulp van een revolving fund;
  3. 3. wijziging financiële regeling voor beeldbepalende panden;
  4. 4. puntensysteem als leidraad voor financiering/subsidiëring;
  5. 5. herstel van monumenten in gemeentelijk bezit;
  6. 6. lijst in eigendom te houden gemeentelijk bezit;
  7. 7. besluitvorming over de effecten van ruimtelijke ingrepen voor cultuurhistorische waarden;
  8. 8. regeling archeologie in de toekomst (verbetering bekostiging van archeologisch onderzoek);
  9. 9. regeling bouwhistorisch onderzoek;
  10. 10. communicatie.

Gemeentelijk archeologie beleid
Het gemeentelijk archeologie beleid heeft tot doel bij te dragen aan de historische beeldvorming over Utrecht en zijn bewoners. Om dit doel optimaal te verwezenlijken vervult de gemeentelijke archeologische dienst een actieve rol. In het gemeentelijk archeologie beleid wordt afhankelijk van de archeologische waarde, dan wel de archeologische verwachtingswaarde zowel naar boven als naar beneden afgeweken van de algemene vrijstelling voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek.

In de op de gemeentelijke archeologische waardenkaart aangeduide gebieden waar een onderzoeksverplichting geldt zal van toekomstige initiatiefnemers tot bodem verstorende activiteiten een inspanning gevraagd kunnen worden om resten uit het verleden op te sporen en zo nodig veilig te stellen. Binnen deze gebieden gelden voor bepaalde ingrepen en activiteiten een aantal vrijstellingen.

Rijksmonumenten worden niet verstoord. Voor gemeentelijke monumenten geldt een onderzoeksplicht en gelden bouwregels bij elke ontwikkeling. In gebieden met een hoge waarde geldt een onderzoeksplicht en gelden bouwregels bij ontwikkelingen groter dan 25 m2 en dieper dan 30 cm. Bij ontwikkelingen groter dan 100 m2 geldt hier tevens een aanleg vergunningsstelsel. In gebieden met een Hoge verwachting verschuiven deze grenzen naar respectievelijk 100 m2 en 250 m2 waarbij de diepte in de categorie van 100 m2 tot 250 m2 geen rol speelt. In gebieden met een lage verwachting is er een onderzoeksplicht en gelden er bouwregels bij ontwikkelingen groter dan 250 m2, in deze gebieden is er een aanleg vergunningsstelsel bij ontwikkelingen groter dan 5000 m2. Indien er in een gebied geen verwachting is gelden er geen nadere eisen of regels.

Het Domplein is een archeologisch monument. Het plangebied ligt binnen de grenzen van een in 1949 uitgevoerde opgraving (sleuf 19 en 20). Binnen de contouren van deze werkputten is door archeoloog van Giffen het bodemarchief volledig onderzocht, waarbij het merendeel van de archeologische sporen is vernietigd. Doel van het plan is om de resterende archeologische resten te conserveren en beleefbaar te maken. Daarbij zullen werkzaamheden worden begeleid door gemeentelijke archeologen en gevolgd worden door de RCE.

Conclusies

  • Het plan is zowel gericht op het in beeld brengen van de ontstaansgeschiedenis van Utrecht aan de hand van archeologische relicten, als op veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden. De nieuwe functie zal verenigbaar zijn met duurzaam behoud van de archeologische resten in de bodem;
  • in het algemeen moet bij vergunning aanvragen (voor beschermde monumenten en eventueel in het kader van een aanleg vergunningenstelsel) worden uitgegaan van behoud van de bestaande maaiveld situatie (of beperkte ophoging), aanzienlijke beperkingen ten aanzien van bodem ingrepen (hooguit kleinschalige verstoringen in de bovenste 30 cm) en handhaving van het grondwaterpeil.


Parkeerbeleid
Doelstelling is om de binnenstad leefbaar en bereikbaar te houden. Het parkeerbeleid is erop gericht de schaarse parkeerruimte zo goed en eerlijk mogelijk te verdelen over alle groepen gebruikers. Om het parkeren te kunnen reguleren is voor straat parkeerplaatsen gekozen voor het heffen van parkeerbelasting ('betaald parkeren') via parkeerautomaten en parkeervergunningen.
De gemeente Utrecht stelt parkeernormen als voorwaarde voor het verstrekken van een bouwvergunning. Bij nieuwbouw- en herstructureringslocaties is het uitgangspunt dat, rekening houdend met de kenmerken van de locatie en de functie, het parkeren op eigen terrein, bij voorkeur ondergronds, opgelost dient te worden. Het fiets parkeerbeleid is erop gericht goede fietsparkeervoorzieningen aan te bieden bij herkomst- en bestemmingslocaties. Het gaat hierbij om een reeks van stallingsvoorzieningen, zoals fietsklemmen en fietsenstallingen (buurtstallingen, besloten en publieke fietsenstalling).

Nota Partiële herijking parkeernormen
Besloten is de parkeernormen aan te passen om de belangen van openbare ruimte en leefbaarheid, van stedelijke ontwikkeling en het gebruik van gebouwde 'voorzieningen' beter met elkaar in balans te brengen en om de regelgeving te verminderen. Het gewenste effect is dat vertragingen in de bouw verminderen en er meer en beter rekening kan worden gehouden met bestaande praktijksituaties. Het gaat vooral om aanpassingen in bestaand stedelijk gebied. De parkeernormen in het gebied ten westen van het Amsterdam Rijnkanaal blijven op hoofdlijnen gelijk. Het Stationsgebied is buiten beschouwing gelaten.
De laatste jaren worden veel bouwprojecten in de bestaande stad vertraagd of zelfs afgeblazen als gevolg van relatief hoge parkeernormen en de eis voor realisatie op eigen terrein. De stagnatie van de gewenste stedelijke ontwikkeling was aanleiding om de parkeernormen te evalueren. Bij de evaluatie bleek dat er meer aanleidingen zijn om de parkeernormen te herijken, zoals het verminderen van regelgeving en het tegemoet komen aan bestaande praktijksituaties.

Op hoofdlijnen zijn er drie soorten aanpassingen doorgevoerd:

  • versoepeling van de parkeernormen voor horeca, kinderopvang/basisscholen, kleinere projecten en voor kantoren op voormalige B-locaties;
  • betere definities van woning categorieën. De parkeernormen voor de meeste woningen worden voortaan gekoppeld aan de woninggrootte. Studentenwoningen (met een zeer lage parkeernorm) zijn nauwkeuriger omschreven;
  • aanpassing van de gebiedsindeling in de bestaande stad: Hierdoor passen de bij deze gebieden behorende normen voor woonfuncties en enkele voorzieningen beter bij de feitelijke (lagere) parkeer behoefte in die gebieden. Daarnaast worden kantoren en bedrijven gestimuleerd om - waar mogelijk - een deel van het parkeren collectief te organiseren.


De binnenstad valt binnen de "Centrale Stad". In de nota worden per onderscheiden functie de nieuwe parkeernormen aangegeven. Voor de binnenstad geldt betaald parkeren. Voor gebieden met betaald parkeren (gefiscaliseerd gebied) is bij kleinere projecten (tot maximaal 1000 m2 b.v.o.) de minimum parkeernorm vervallen en is de maximum parkeernorm voor langparkeerders verhoogd.
Het loslaten van het minimumnorm in de binnenstad maakt bijzondere ontwikkelingen mogelijk op plekken waar parkeerruimte niet goed financieel en ruimtelijk inpasbaar is. Het gaat bijvoorbeeld om het splitsen van woningen, wonen boven winkels en de verbouwing van monumenten. Uit de evaluatie van het gemeentelijk parkeerbeleid blijkt dat een groot deel van dergelijke bouwinitiatieven wordt stopgezet omdat het aanleggen van een parkeerplaats op eigen terrein niet mogelijk is. Door verruiming van de maximum normen voor langparkeerders wordt het ook mogelijk bij kleine bouwprojecten in betaald parkeren gebied meer parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren dan voorheen was toegestaan.
Met het loslaten van de minimumnormen bij kleine ontwikkelingen wordt de regelgeving eenvoudiger. Zo'n 80% van alle bouwaanvragen in gefiscaliseerd gebied vallen onder de noemer kleine projecten tot 1000 m2. Dit versnelt de plantoetsing in het algemeen, vermindert de regeldruk en heeft positieve gevolgen voor projectontwikkeling. Mogelijk zijn er negatieve gevolgen voor de buurt. De effecten van dit besluit worden daarom gemonitord en in 2009 geëvalueerd.

Relatie plangebied
Omdat het hier een ontwikkeling betreft van minder dan 1000 m², hoeft het plan niet te voldoen aan de parkeernormen. Parkeerruimte zou ter plaatse ook niet goed ruimtelijk en financieel inpasbaar zijn. Er kan voor dit project gebruik worden gemaakt van de bestaande parkeervoorzieningen in de stad.

Het Openbare Ruimte Plan (ORP), Utrecht binnen de singels
Het plan vormt voor de gemeente het kader voor de inrichting, het gebruik en het beheer van de openbare ruimte in de binnenstad. De historische ruimte staat daarin centraal. In het ORP staan de randvoorwaarden beschreven voor de ruimtelijke structuur van de straten, de stegen en de pleinen.
Verder zijn de afspraken over materiaalgebruik vastgelegd. Door de herinrichting overeenkomstig deze uitgangspunten uit te voeren, ontstaat langzaam maar zeker weer een historische buitenruimte.

Relatie plangebied
De herinrichting en aanheling van de openbare ruimte rond de nieuwe schatkamer vormt de bovengrondse realisering van dit project. De doelstelling daarbij is dat het Domplein de bovengrondse afspiegeling wordt van de ondergrondse cultuurhistorische waarden. Daarbij is het van belang dat de verblijfskwaliteit en de identiteit van het plein versterkt zullen worden.

Bomenbeleid Utrecht
Afkomstig van Gemeente Utrecht, DSO, Stedenbouw en Monumenten?
Vastgesteld: 2009
Periode 2009 - 2030
Website: www.utrecht.nl/smartsite.dws?id=260010

Een van de belangrijkste doelen van het Utrechtse bomenbeleid is een samenhangende bomenstructuur voor de stad te verbeteren en te ontwikkelen, gebaseerd op cultuurhistorische, ruimtelijke en ecologische uitgangspunten en milieu.

Voor 2030 zet de gemeente in op het behoud en de ontwikkeling van de bomenstructuur. Dit zal gebeuren door twee beleidsdoelstellingen:

  • Waar mogelijk ontbrekende bomen in de bomenstructuur aanvullen om zo een samenhangende structuur te creëren. Dat betekent bij de ruimtelijke plannen in de komende jaren bezien waar bomen kunnen worden toegevoegd om zo de bomen lanen en pleinen te completeren. Daarnaast bij ingrepen in de huidige structuur op basis van een goed programma van eisen de structuur weer aanvullen;
  • De bomenstructuur verder verbeteren door extra zorg aan beheer en onderhoud te besteden. Dit kan resulteren in extra zorg bij aanplanting van bomen, bij groeiplaatsen van oudere bomen, bij de verzorging van de bomen in de jeugdfase en bij bomenziekten.

Sinds 1 januari 2007 kennen alle gemeentelijke ruimtelijke plannen in de stad een bomen paragraaf. De bomen paragraaf biedt vanaf het begin en in alle fasen van een planproces de mogelijkheid een belangenafweging te maken over de gevolgen van een ruimtelijk plan voor bomen.

Relatie plangebied
Het plangebied ligt niet in de gemeentelijke hoofd groenstructuur. In hoofdstuk 5 paragraaf 5.8.4 Bomenen groen wordt een afweging gemaakt omtrent de bomen in het plangebied.

Beleid en actieplan 2009-2014 'Evenementen en festivals in Utrecht
Afkomstig van Gemeente Utrecht, BCD, Stadspromotie
Vastgesteld: 2009
Periode 2009 - 2014

Het beleid en actieplan 2009-2014 'Evenementen en festivals in Utrecht' bevat het beleid ter behoud en uitbouw van evenementen en festivals in Utrecht.

De doelen voor de komende vijf jaar betreffen:

  • Utrecht moet nationale positie behouden en successen beter communiceren;
  • Internationaal moet Utrecht op de kaart komen;
  • Lokaal draagvlak voor evenementen vergroten.


Utrecht staat al enkele jaren in de top drie van evenementen steden van Nederland. De gemeente wil het niveau van festivals en evenementen dat Utrecht inmiddels heeft bereikt graag uitbouwen. Om de drie doelen van de evenementen nota te verwezenlijken en de genoemde uitdagingen het hoofd te bieden kiest de gemeente voor professionalisering op alle fronten. De nota volgt hierbij twee hoofdlijnen. De eerste lijn geeft inzicht in het gehele proces van de organisatie rond evenementen. Deze basis dient goed op orde te zijn. Professionalisering in kennis en dienstverlening staan centraal. De gemeente zal meer dan tot nu toe gebeurt oplossingen zoeken voor zaken rond evenementen die overlast veroorzaken. Zoals een betere spreiding van evenementen door de gehele stad, waardoor de druk op de binnenstad niet verder toeneemt.

De tweede lijn van de nota gaat in op de ambities van Utrecht op het gebied van festivals en evenementen. Hoe kunnen deze beter worden ingezet voor de versterking van het merk Utrecht? Professionalisering in marketing, communicatie en promotie en samenwerking met partners in de stad spelen hierbij een belangrijke rol.

Relatie met het plangebied
Het plan biedt Utrecht een vernieuwd podium, dat zich onderscheidt van de andere podia in de stad omdat hier de ontstaansgeschiedenis van Utrecht zichtbaar en beleefbaar zal worden gemaakt.

Actieplan Cultuur 2008-2018 'De ontdekking van Utrecht'
Afkomstig van Gemeente Utrecht, DMO, Culturele Zaken
Vastgesteld: 2008
Periode 2008 - 2018
Website: www.utrecht.nl/smartsite.dws?id=209232

Het Actieplan Cultuur 2008-2018 is een meerjarig plan dat de cultuurnota periode 2009-2012 en de jaren erna omvat. Het motto van het plan is 'De ontdekking van Utrecht', dit motto sluit aan bij de algemene kernwaarden voor de stad: talent, vernieuwend, historie, persoonlijk.

Op basis van de visie en ambitie wordt ingezoomd op twee belangrijke acties in 2007-2008:

  • bepalen van de gemeentelijke inzet voor het cultuur convenant 2009-2012;
  • vaststellen van een plan van aanpak Europese Culturele Hoofdstad 2018.

In de periode 2009-2012 omvat het cultuurbeleid twee hoofdlijnen:
De stad als podium

  • versterking van de culturele infrastructuur;
  • kansen voor nieuwe makers;
  • cultureel erfgoed en culturele planologie;
  • cultuur marketing & stadspromotie.

Wijk en wereld

  • cultureel ondernemerschap in de wijk;
  • cultuurparticipatie en diversiteit;
  • internationalisering.

Relatie met het plangebied

Het plan draagt bij aan podium functie van de Binnenstad, en vormt een aansprekend voorbeeld van culturele planologie en draagt daardoor bij aan de versterking van de identiteit van Utrecht als stad van kennis en cultuur historie.

Bestemmingsplan Binnenstad

Afkomstig van de gemeente Utrecht
Vastgesteld Februari 2010
periode 2010-2020

In het in Februari 2010 vastgestelde bestemmingsplan binnenstad staat met betrekking tot het onderhavige project het volgende vermeld.

In 2005 is de stichting Domplein 2013 opgericht. De oprichting van de stichting werd gevolgd door het besluit van de gemeente Utrecht de doelstelling te ondersteunen en het Domplein als schatkamer van de Utrechtse, Nederlandse en Europese geschiedenis te ontsluiten in het kader van 300 jaar Vrede van Utrecht en Culturele Hoofdstad van Europa 2018.

De missie van Initiatief Domplein 2013 is om het Domplein te transformeren tot een nationaal plein dat, vanuit het besef van een rijke historie, in de actualiteit haar betekenis en allure toont en plaats biedt aan bewoners en bezoekers van Nederland met al hun verbindende en onderscheidende eigenschappen en uitingen. Om dat te bereiken zijn met het oog op het jaar 2013 drie aan elkaar gerelateerde ambities geformuleerd:

  1. 1. beleefbaar maken van de cultuurhistorische schatkist (2000 jaar geschiedenis, zowel ondergronds als bovengronds);
  2. 2. creëren van een gastvrij plein (zowel binnen, in gebouwen, als buiten, in openbare ruimte);
  3. 3. creëren van een 'podium' voor betekenisvolle programmering op het gebied wetenschap, religie en kunst & cultuur.

De Ontwikkelingsvisie Domplein 2005-2013 met het bijbehorende uitvoeringsprogramma, als kader voor alle ondergrondse en bovengrondse ontwikkelingen op, aan en onder het Domplein, is afgerond en aangeboden aan het college van B&W. Ten aanzien van de visie heeft het college besloten:

'In te stemmen met de ambities voor het Domplein zoals verwoord in de 'Ontwikkelingsvisie Domplein 2013' van de Stichting Initiatief Domplein 2013, waarbij de schatkamer van 2000 jaar geschiedenis op, onder en rond het Domplein weer zichtbaar en beleefbaar wordt gemaakt."

Het uitvoeringsprogramma behelst verschillende stadia en ontwikkelingen. Zo zijn er nieuwe (ondergrondse) publiekscentra gepland en zijn er voor het pand Domplein 4-5 (het huidige Utrechts Centrum voor de Kunsten) plannen voor uitbreiding van het aantal functies.

Voor zover ze ruimtelijke consequenties en voldoende zeker zijn, zijn de voorgenomen plannen in dit bestemmingsplan meegenomen. Grote delen van de bebouwing om het Domplein is voorzien van een ruime gemengde bestemming "Gemengd-2" de panden Domplein 4-5 zijn tevens bestemd als “Cultuur en Ontspanning”.
Voor de plannen die nog niet voldoende concreet zijn, en dus nog niet in het bestemmingsplan Binnenstad zijn meegenomen, zal te zijner tijd worden bezien of een aparte planologisch-juridische procedure doorlopen dient te worden.

Conclusie
In het bestemmingsplan Binnenstad is reeds aangegeven dat de gemeente wil meewerken aan het plan. Omdat het plan op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan Binnenstad nog niet voldoende concreet kon het niet worden meegenomen in dat plan. Het voorliggende plan is de planologisch-juridische juridische vertaling van de inmiddels concreet geworden plannen voor het ondergrondse bezoekerscentrum.

Collegeprogramma 2010 - 2014
Utrecht: stad van kennis en cultuur waarbij kunst verleidt, confronteert, emotioneert en geregeld ontregelt. Waar het culturele klimaat bijdraagt aan het plezier, de schoonheid en aantrekkelijkheid van de stad en haar inwoners. Het draagt bij aan de economische groei van de stad en prikkelt het cultureel ondernemerschap en de samenwerking met ondernemers en bedrijfsleven.

Kunst en cultuur zijn in Utrecht voor iedereen bereikbaar en toegankelijk en verbindt mensen, organisaties en bedrijven met elkaar, of ze nu in Utrecht wonen, werken of verblijven. Ze dragen bij aan de culturele kleur, diversiteit en variëteit van de stad. Het biedt jeugd en jongeren avontuur en kansen voor de ontwikkeling van talent.

Utrecht gaat ervoor om de nominatie als Culturele Hoofdstad van Europa 2018 binnen te halen. De viering van de Vrede van Utrecht in 2013 is hiervoor een uitstekende opmaat en kan een extra impuls geven aan het bewaren, koesteren en ontsluiten van het eigen Utrechtse culturele erfgoed en aan het internationaal profileren van de stad. Cultuur als de stadspromotie van Utrecht.

2.5 Conclusie

Ten aanzien van het plangebied kunnen uit het relevante beleid de volgende conclusies getrokken worden:

  • In diverse beleidsstukken wordt het project schatkamer Domplein met name genoemd als project dat bijdraagt aan de versterking van de Podium functie van de Utrechtse Binnenstad.
  • Daarnaast versterkt het plan de identiteit van Utrecht door de ontstaansgeschiedenis van Utrecht zichtbaar, tastbaar en beleefbaar te maken;
  • Het plan ontsluit de cultuurhistorische en archeologische waarden van het Domplein en maakt van dit plein een betekenisvolle plek in de binnenstad.

Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft inzicht in de huidige situatie in het plangebied en analyseert de wijk/gebied in ruimtelijk en functioneel opzicht. Voor zover de verschillende onderdelen van dit hoofdstuk daartoe aanleiding geven, wordt aan het einde van de verschillende paragrafen een aantal conclusies en uitgangspunten voor het bestemmingsplan geformuleerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDOMPLEINSCHATKAM-0601_0002.png"

Figuur 2, Luchtfoto van het Domplein

3.2 Beschrijving Van Het Plangebied

3.2.1 Historische ontwikkeling

Op en rond het huidige Domplein is de plaats waar de Romeinen rond 50 v.Chr. de basis voor de stad Utrecht hebben gelegd. Aan de oever van de Rijn bouwden ze het castellum Traiectum van hout en aarde. Dit fort was onderdeel van de verdedigingslinie langs de noordgrens van het Romeinse Rijk, de zogenaamde limes. Tussen 50 en 270 v.Chr. werd het castellum vier maal herbouwd. Na het vertrek van de Romeinen streden de Friezen en de Franken lange tijd om de vesting. De overgebleven ommuring leefde voort als de burcht Trecht.

In 690 stichtte de Angelsaksische missionaris en bisschop Willibrord binnen de grotendeels verlaten grenspost Utrecht een geestelijk centrum met twee kerken, waar later nog een derde aan werd toegevoegd. Hieruit ontwikkelde zich het complex van de aan Sint-Maarten gewijde Domkerk, de Sint-Salvatorkerk en de tussengelegen Heilig-Kruiskapel. Vanaf de achtste eeuw, met een onderbreking vanwege Vikingen, zetelde een bisschop in Utrecht, dat daardoor het religieuze centrum van de Noordelijke Nederlanden was. Vanaf de tiende eeuw kreeg de bisschop steeds meer wereldlijke macht. Hij werd toen de belangrijkste vorst in de Noordelijke Nederlanden, die heerste over het Sticht. In de directe omgeving van de burcht ontstond de bloeiende handelswijk Stathe waar kooplieden en ambachtslieden zich vestigden. In de elfde eeuw werd het kerkelijk centrum uitgebreid met drie nieuwe kapittelkerken en een abdij, die samen het Utrechtse kerkenkruis vormden. Diezelfde eeuw voegden de bisschop en de keizer hun paleizen toe aan de burcht.

De huidige gotische Domkerk werd vanaf 1254 gebouwd naar voorbeeld van de grote Franse kathedralen. De Dom is de voornaamste kerk van de stad, gebouwd als de kathedraal van het bisdom Utrecht en oorspronkelijk gewijd aan Sint-Maarten. De beroemde, 112 meter hoge Domtoren uit 1321-1382 is de hoogste kerktoren van Nederland. Sinds een tornado in 1674 het schip deed instorten, bestaat de Domkerk uitsluitend nog uit het koor en het transept. De toren staat sindsdien los. Sinds 1580 is de Domkerk in handen van de protestanten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDOMPLEINSCHATKAM-0601_0003.png"

Figuur 3 Prent tekening van de Dom na de tornado van 1673 (bron: programma van essenties OKRA landschaps architecten).

Door het verdwijnen van het middenschip bij de Domkerk, Kruiskapel en St Salvator is de grote open ruimte ontstaan tussen de toren en het achterschip. De Domkerk speelt daardoor een minder centrale rol in de openbare ruimte. De drie kerken die ooit naast elkaar op het Domplein stonden, De Heilige Kruiskapel, De Oud-Munster en de Domkerk zijn de belangrijkste (deels) verdwenen gebouwen op het Domplein. Deze zijn in de verharding gemarkeerd. Ook omdat de ruimten rond deze gebouwen grotendeels het karakter van de dom-omgeving en het middeleeuws stedelijk weefsel bepaalden is een belangrijke positie in het ontwerp van deze gebouwen terecht.

Vandaag de dag maakt het Domplein deel uit van de openbare ruimte in de stad Utrecht en vormt het een ietwat "verscholen" plein in de stad.

3.2.2 Monumenten, beeldbepalende elementen en cultuurhistorie

De oorsprong van Utrecht en daarmee ook van het Domplein ligt bij de bouw van het Romeins Castellum. Dit belangrijke feit is nauwelijks bekend onder de bezoekers en inwoners van Utrecht. Ook in de openbare ruimte was dit tot de aanleg van delen van de castellum markering nauwelijks beleefbaar.

Utrecht is van de vier grote Nederlandse steden de middeleeuwse stad, met een kenmerkend organisch gegroeid stedelijk weefsel van stegen en hoven. Dit middeleeuws weefsel is in het Domplein-gebied grotendeels verdwenen door verwoesting en sloop van gebouwen, verbreden van stegen en het volbouwen en opdelen van binnenhoven.

De drie kerken die ooit naast elkaar op het Domplein stonden, De Heilige Kruiskapel, De Oud-Munster en de Domkerk zijn de belangrijkste (deels) verdwenen gebouwen op het Domplein. Deze zijn in de verharding gemarkeerd. Ook omdat de ruimten rond deze gebouwen grotendeels het karakter van de dom-omgeving en het middeleeuws stedelijk weefsel bepaalden (zie vorige items) is een belangrijke positie in het ontwerp van deze gebouwen terecht.

Door de veelheid aan toegepaste materialen en functies op het Domplein is de huidige markering in de verharding vaak niet herkenbaar. Daarnaast is er geen onderscheid gemaakt tussen de kerken terwijl er voor de Domkerk duidelijk een andere situatie geldt als voor de andere twee kerken.

Het Domplein-gebied is in te delen aan de hand van twee immuniteiten. Deze voormalige terreinen rond de Domkerk en de St. Salvatorkerk zijn in de huidige indeling en inrichting van het gebied niet meer herkenbaar. Het historische feit van de twee naast elkaar gelegen immuniteiten is echter zo belangrijk te noemen dat dit in de toekomstige inrichting een beleefbaar zou moeten zijn.

Kenmerkend voor Dom-omgevingen; de kerk domineert zijn omgeving, architectonisch en in gebruik van de openbare ruimte De omliggende ruimtes, van oorsprong hoven, zijn kleiner en wijken af van het omliggende stedelijk weefsel.

3.2.3 Structuurbepalende elementen

Het Domplein-gebied is in te delen aan de hand van twee immuniteiten. Deze voormalige terreinen rond de Domkerk en de St. Salvatorkerk zijn in de huidige indeling en inrichting van het gebied niet meer herkenbaar. Het historische feit van de twee naast elkaar gelegen immuniteiten is echter zo belangrijk te noemen dat dit in de toekomstige inrichting een beleefbaar zou moeten zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDOMPLEINSCHATKAM-0601_0004.png"

Figuur 4 ontstaan van het Domplein uit twee immuniteiten (bron: programma van essenties OKRA landschaps architecten).

De twee immuniteiten, de terreinen rondom de kerken, werden door de kerken ingericht en bestuurd. Hoewel hier tegenwoordig geen sprake meer van is, is dit een aanleiding om verschillen te maken in de openbare ruimte aan weerszijden van deze voormalige grens.

3.3 Beschrijving Van De Bestaande Functies In Het Plangebied

3.3.1 Huidige gebruik

Het Domplein heeft momenteel de hoofdfunctie van verkeer en verblijfsgebied. Het gebruik van het Domplein is behoorlijk divers. Er komen toeristen om te dwalen, er zijn terrassen en regelmatig worden er evenementen gehouden. Maar er is ook veel verkeer, rijbanen, bushaltes en fiets parkeerplaatsen. Helaas voeren die functionele aspecten de boventoon in de inrichting van de openbare ruimte. Voetgangers moeten in de over ruimten hun eigen weg zien te vinden. Een onsamenhangend geheel van straten en over ruimten is het gevolg, een helder gedefinieerde (plein-) ruimte is er niet. Deze situatie staat het gebruik van het Domplein als verblijfsplek in de weg.

Verspreid over het Domplein-gebied zijn mogelijkheden voor fietsers om hun fiets openbaar te stallen. Door het hoge aantal en de sterke verspreiding bepalen geparkeerde fietsers een belangrijk deel van het beeld van de openbare ruimte. Daarnaast worden er op drukke tijdstippen veel fietsen buiten de stalling geplaatst, tegen palen en gevels. Samen zorgt dat voor een rommelig straatbeeld. Voor een nette opgeruimde openbare ruimte is het noodzakelijk de fietsen grotendeels uit het straatbeeld te weren. Tegelijkertijd is de bereikbaarheid van de binnenstad per fiets een groot goed.

Het Domplein ligt aan de grens van het voetgangersgebied. Dit maakt het praktisch tot de achterkant van het centrum. De inrichting is niet gericht op voetgangers maar op bussen, expeditie verkeer en doorgaande fietsers. Dat zorgt ervoor dat de voetganger de ondergeschikte gebruiker is. Het regime van bevoorrading binnen venstertijden wat van kracht is op het voetgangersgebied, geldt niet voor het Domplein. Het gebrek aan handhaving speelt een belangrijke rol in de hoeveelheid verkeer. Uit metingen is gebleken dat 40% van het gemotoriseerd verkeer het Domplein illegaal passeert. Door wisselende ontwerp ingrepen is door de jaren de helderheid van het ontwerp vertroebeld. De vele onderhoudswerkzaamheden aan de openbare ruimte hebben een lappendeken van materialen en stijlen gevormd. Daarnaast is er voor lopende vraagstukken vaak voor functionele oplossingen gekozen wat een veelheid aan paaltjes, verkeersborden en straatmeubilair opgeleverd heeft. Al deze aspecten bij elkaar heeft een openbare ruimte opgeleverd die helderheid en coherentie mist, hierdoor oogt het enigszins rommelig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDOMPLEINSCHATKAM-0601_0005.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDOMPLEINSCHATKAM-0601_0006.png"

Figuur 5 Gebruik openbare ruimte (bron: programma van essenties OKRA landschaps architecten).

Schaduw van gebouwen en bomen hebben een negatief effect op het verblijfskwaliteit van het Domplein. Met name de Domtoren veroorzaakt op plekken windhinder die dat negatieve effect versterken. Voor een goed overzicht van de meest gunstige en meest ongunstige plekken voor verblijf is een windtunnel onderzoek noodzakelijk. Op basis van die uitkomst kan een kaart gemaakt worden met de meest geschikte locaties voor verblijfsfuncties.

Op het Domplein vormen voornamelijk de trappen rond beelden mogelijkheden voor verblijf. In de hoven is meer rekening gehouden met verblijfsvoorzieningen. In totaal zijn er erg weinig voorzieningen om te zitten. Daarnaast genereert de inrichting en de programmering van de openbare ruimte weinig aanleiding voor verblijf.

3.4 Conclusie

  • De oorsprong van Utrecht wordt in het Domplein-gebied op dit moment nauwelijks beleefd.
  • Daar de oorsprong van Utrecht op het Domplein ligt is het van belang ook de middeleeuwse kenmerken van hoven, toegangen en stegen beleefbaar te maken.
  • Het herkenbaar maken van het middeleeuws stedelijk weefsel is geen pleidooi voor het terugbouwen van verdwenen kerken of andere gebouwen. Het gaat om het oproepen van een gevoel. Dat is het uitgangspunt voor de herinrichting van de openbare ruimte.
  • De ruimtelijke structuur van het Domplein is verstoord door het ontbreken van het middenschip. De Domkerk heeft te weinig invloed op de omgeving om de openbare ruimte te domineren.
  • De markering van de drie kerken is niet uitgesproken genoeg en komt in haar huidige situatie niet voldoende tot haar recht.
  • De twee voormalige immuniteiten zijn onvoldoende beleefbaar in het Domplein-gebied.
  • Door de rommelige inrichting, als gevolg van ontbreken van duidelijke keuzen voor het gebruik, voelt het Domplein niet gastvrij.
  • De gevels aan het Domplein genereren onvoldoende levendigheid in de openbare ruimte.
  • Door de veelheid aan verkeer voelt het Domplein-gebied voor voetgangers niet gastvrij meestal is het klimaat op het plein te onaangenaam om als een gastvrije plek beleefd te worden.
  • De openbare ruimte van het Domplein-gebied biedt te weinig aanleiding om te verblijven en er zijn te weinig voorzieningen voor en deze staan niet op de juiste plaats

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Projectbeschrijving

4.1.1 Inleiding

In september 2008 heeft Initiatief Domplein het Programma van Essenties Pijlerproject Domkerk opgesteld. Dit Programma van Essenties beschrijft op hoofdlijnen de uitgangspunten voor het tweede ondergrondse publiekscentrum (voorheen het Pijlerproject genoemd). Dit ondergrondse publiekscentrum, Schatkamer Domplein II, is gesitueerd op de plek waar vroeger het schip van de gotische Dom stond. De gelaagde geschiedenis die kenmerkend is voor het Domplein, is hier in optima forma aanwezig. Grondprofielen, opgetekend bij eerdere opgravingen, laten sporen zien uit alle tijdslagen. Muurresten en grafkelders van de Romaanse Dom staan naast pijlerfundamenten van de gotische Dom. De pijlerfundamenten zelf vertellen het unieke verhaal van de storm van 1674.

Schatkamer II, tussen Domkerk en Domtoren, biedt bij uitstek de mogelijkheid om 2000 jaar verborgen geschiedenis van het Domplein te tonen aan een breed publiek. De plek is in archeologisch opzicht van onschatbare waarde. De realisatie van het centrum vereist een omvangrijke heropgraving en is daarmee ook in wetenschappelijk opzicht van grote betekenis. In die zin biedt het project zowel in toeristisch als in archeologisch opzicht een unieke kans.

Met het publiekscentrum II wil Initiatief Domplein bezoekers de grootsheid van 2000 jaar geschiedenis tonen en de ingestorte kerk laten ervaren: de omvang van het schip, de omvang van de fundamenten en de bouwtechniek van eeuwen geleden. De ambitie is om bezoekers letterlijk mee te nemen terug in de tijd, door hen vanaf het maaiveld van het plein 'door de storm' mee te nemen naar de tijd voor 1674. Naar de tijd van de bouw van de kerk, waarvan de resten in de vorm van pijlers nog onder de grond zichtbaar te maken zijn. De omvang van de pijlers als fundering van het schip, gerelateerd aan de bouwkundige kennis van die tijd en de grootte van het schip zijn indrukwekkend. Ook de geschiedenis van deze plek zal zichtbaar worden gemaakt: de post-en pre-romaanse resten, restanten van een Romeinse weg. Daarnaast is het ook de plek om verbindingen te maken met het heden en maatschappelijk thema's als confrontatie en integratie uit te werken.

4.1.2 Programma en fasering

4.2 Verkeer En Openbare Ruimte

4.2.1 Algemeen

Naast het project Schatkamer II is in de ontwikkelingsvisie ook het herinrichten van het Domplein als belangrijk project benoemt. In opdracht van Stichting Domplein is onderzoek gedaan naar ambities en mogelijkheden om tot een nieuw plein inrichting te komen. Het Programma van Essenties Domplein beschrijft de mogelijke toekomstige ontwikkelingen. Het herinrichten en beheren van het openbare Domplein is echter een verantwoordelijkheid van de gemeente. Het Programma van Essenties Domplein zal als kader voor verdere uitwerking van het Domplein aan de gemeente worden aangeboden.

Het Domplein ligt geografisch op het schakelpunt van het kern winkelgebied, museumkwartier en universiteitskwartier en andere delen van de binnenstad maar in praktijk is dit nauwelijks merkbaar en functioneert het niet als zodanig.

De stromen op het Domplein bestaan in de huidige situatie voornamelijk uit doorgaande bewegingen. Hierdoor komen mensen niet of nauwelijks met elkaar in contact. Er is geen sprake van een podium. Mensen passeren het Domplein zonder bewust kennis te nemen van de ontmoeting van verschillende stromen of de lading van de plek. Dat ligt enerzijds aan de inrichting van doorgaande straten, anderzijds aan het gebrek aan aanleidingen om elkaar te ontmoeten of te verblijven.

De beleving van het podium wordt versterkt door de aanwezigheid van de grote spelers aan het plein die de thema's religie, wetenschap, kunst en cultuur vertegenwoordigen. De gebouwen staan allen aan het Domplein maar de bijbehorende functies komen niet genoeg tot uiting om betekenis te geven aan de openbare ruimte

De pleinen in Utrecht onderscheiden zich weinig van elkaar in hun programmering van evenementen. Voor een herkenbare signatuur van een plein is het belangrijk dat ook de programmering van evenementen aansluit bij de identiteit van het plein. Op het Domplein komt wel programmering voor die past bij de identiteit van het plein maar het is nog onvoldoende onderscheidend ten opzichte van de overige pleinen om van een herkenbare programmering te spreken. Daarnaast komen er ook evenementen voor die daar juist afbreuk aan doen, zoals bijvoorbeeld een Koninginnedagfeest.

4.2.2 Verkeer

Het Domplein behoort tot het 30 km/uur verblijfsgebied in de binnenstad; de verblijfsfunctie prevaleert hier boven de verkeersfunctie; het Domplein is 'gesloten in beide richtingen voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij- of trekdieren of vee, met uitzondering van lijnbussen (lijn 2) en ontheffinghouders'.

De verkeersinrichting van het Domplein is in overeenstemming met de functie: alle rijverkeer maakt gebruik van de rijbaan, voetgangers maken gebruik van verhoogde trottoirs.

Op het Domplein bevinden zich haltes voor het openbaar vervoer en een voor touringcars. De laatste wordt uitsluitend gebruikt voor het onmiddellijk laten in- en uitstappen van passagiers. Touringcarparkeerplaatsen bevinden zich aan de randen van het centrumgebied. Op het Domplein bevindt zich tevens een taxistandplaats.

Het 'publiekscentrum': (toegang) zal zodanig gesitueerd worden dat de huidige functionaliteiten niet worden belemmerd. Dit betreft zowel het gebruik van de huidige (= toekomstige) rijloper, die Domstraat, Voetiusstraat, Servetstraat, torenpassage, Wed en Korte Nieuwstraat verbindt, als het gebruik van logische looproutes tussen de toegangen tot het plein over de trottoirs en van/naar de onderscheiden stand- en halteplaatsen.

Uitzichtbelemmering bij de hoeken van de rijloper dienen voorkomen te worden, zowel die t.g.v de (toegangs)constructie als die ten gevolge van mogelijke wachtrijen van bezoekers.

De toegang tot de 'publiekscentra' zal zo logisch mogelijk aansluiten op de bestaande looproutes over het plein; hierdoor wordt bereikt dat het oversteken van de rijbaan geconcentreerd plaatsvindt, wat verkeersveiliger is. Hierbij is ook aandacht voor rolstoeltoegankelijkheid van de oversteekplaatsen.

Er dient voorkomen te worden dat de toegang (tevens) gebruikt wordt als plaats om fietsen tegen te stallen. De realisatie van extra fietsparkeergelegenheid is daarom gewenst, gelet op het aantal te verwachten bezoekers en het bevorderen van deze vervoerswijze bij bezoeken aan de historische (bestemmingen in de) stad. Bezoekers zullen zowel met het openbaar vervoer, per touringcar als met de eigen auto, de fiets of te voet vanaf het Centraal Station (in de toekomst ook vanaf station Vaartse Rijn) komen.

Een verdeling van het totaal over de verschillende doelgroepen, zoals aangegeven door Hospitality Consultants, lijkt aannemelijk. Per rondleiding zullen er maximaal 20 personen deelnemen. De aanwezigheid van dergelijke (geconcentreerde) aantallen personen op het Domplein ondersteunt het verblijfskarakter van het plein en tast de verkeersveiligheid op het plein niet aan mits voldaan wordt aan bovengenoemde voorwaarden.

4.2.3 Openbare ruimte en groen

De verankering van het Domplein en enkele vergelijkbare pleinen in de binnenstad (Janskerkhof, Mariaplaats en Klaaskerkhof) is niet heel sterk. Dit komt doordat er geen nadrukkelijke keuze wordt gemaakt voor het gebruik. Hierdoor ontstaat een verrommeling door een teveel aan functies. Daarnaast is de bereikbaarheid van het Domplein met openbaar vervoer minder sterk in vergelijking met andere belangrijke locaties in de stad. Het stedelijk weefsel is niet eenvoudig aan te passen. Een herziening in het openbaar vervoersplan is mogelijk maar moet op de schaal van de hele stad bekeken worden. Deze vraagstukken kunnen dus niet op het niveau van het Domplein opgelost worden. Alle mogelijkheden die wel binnen het kader van het Domplein liggen moeten dus alle ruimte krijgen.

Het huidige voetgangersgebied van Utrecht is compact. Rond het kern winkelgebied liggen straten met veel winkelprogramma, het uitloopgebied. Hoewel het Domplein centraal in de binnenstad ligt, valt het net buiten het aanloopgebied. Dat maakt dat het functioneert als de achterkant van het kern winkelgebied. Dit staat de beleving van een prettig verblijfsgebied in de weg.

De drie belangrijkste toegangen van het Domplein liggen in het verlengde van belangrijke binnenstad structuren. De inrichting van deze straten hebben niet de uitstraling van een toegang naar het centrum. Het is juist andersom. Door deze toegangen aantrekkelijk te maken voor voetgangers en er vrij zicht op het Domplein te realiseren kan dit de aanhechting van het Domplein op de omgeving verbeteren.

De nieuwe inrichting van het Domplein vraagt op structuur niveau van de stad en op gebiedsniveau om een goede verbinding met de stad. Het doel van dit plan is onder meer om de randvoorwaarden te scheppen om de positie van het Domplein in het stedelijk netwerk te verbeteren. Daarnaast zou het Domplein in zijn geheel onderdeel moeten worden van het voetgangersgebied van de Binnenstad. Tenslotte dienen de bestaande toegangen aantrekkelijker te worden gemaakt, waardoor deze bijdragen in de aantrekkingskracht van het Domplein. als geheel.

De toekomstige ondergrondse informatie centra onder het Domplein worden in eerste instantie ontsloten vanaf de openbare ruimte. Dit is een nieuw aspect op deze locatie. Van de huidige situatie kunnen we leren dat een overmaat aan verschillende objecten in de openbare ruimte de rust in het straatbeeld niet ten goede komt. Met de vormgeving van toegangen moet dan ook zorgvuldig omgegaan worden. De toegangen naar de ondergrondse centra vormen ook een kans op een focuspunt in de ruimte of een aanleiding voor een verbeelding van de schatkist.

De verharding op het Domplein past binnen het palet van de binnenstad. In het straatwerk liggen patronen van drie kerken, de enige verwijzing naar deze verdwenen gebouwen. Samen met het verhardingsontwerp zorgt dat voor een bonte aaneenschakeling van vlakken en kleuren. De markering van de kerken komt hierdoor als verbijzondering nauwelijks uit de verf.

De hoeveelheid aan kunstwerken en monumenten op het Domplein voelt logisch aan. Het past bij de waardigheid van de plek. Echter de herkomst, positie of betekenis van sommige werken dragen niet bij aan de betekenis van het Domplein. Jan van Nassau, Francois Villon en de Runensteen hebben relatie met het Domplein maar niet met de huidige positie op het plein. Deze kunnen ook, samen me andere kunstwerken op een andere positie in het ontwerp van het Domplein-gebied een plaats krijgen. Het verzetsmonument en Hugo Wstinc (pandhof) hebben wel een positie op het plein waar veel waarde aan wordt gehecht. Deze blijven staan op hun plek

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDOMPLEINSCHATKAM-0601_0010.png"

Figuur 8. beeld van huidige inrichting Domplein

Op het niveau van het plein is de doelstelling van het plan het creëren van samenhangende ruimtes op het plein met een samenhangend gebruik dat in hoofdzaak gericht is op verblijf. Daarbij is een aandachtspunt om de her en der gestalde fietsen op het plein te weren door goed georganiseerde alternatieven te bieden voor het fiets parkeren. De verbinding tussen het ondergrondse bezoekerscentrum en de openbare ruimte op het plein zijn een integraal onderdeel van de nieuwe inrichting van het plein. De vloer van het Domplein geeft een subtiele abstracte weergave van de historische gelaagdheid van de plek. De bomen op het plein krijgen een positie waardoor ze op een positieve manier bijdragen aan de sfeer op en het verblijfsklimaat op het plein.

De kunstwerken en het straatmeubilair op het plein vormen een integraal onderdeel van het ontwerp van het plein en dragen bij aan de identiteit en de verblijfskwaliteit van de plek.

4.2.4 Parkeren

Aannemelijk is dat de ontvangst van bezoekersaantallen van circa 20 personen per rondleiding, behalve de uitbreiding van het aantal fietsparkeerplaatsen, geen bijzondere voorzieningen in de sfeer van parkeercapaciteit vergt. Bezoekers dienen, als onderdeel van de promotie van de publiekscentra, te worden gestimuleerd gebruik te maken van het openbaar vervoer en/of de fiets.

De Schatkamer betreft een ontwikkeling met een vloeroppervlak van minder dan 1000m². Daarmee is het een voorziening die, op basis van de nota Hereiking Parkeernormen valt onder de vrijstelling van de parkeernormen. Feitelijk is het ruimtelijk en financieel ook niet mogelijk voor deze voorzieningen een eigen parkeervoorziening te realiseren. Het is namelijk juist de bedoeling om het Domplein in zijn nieuwe vorm te betrekken bij het voetgangersgebied en het verblijfsklimaat van het plein aanzienlijk te verbeteren. Fysiek ontbreekt dan ook de ruimte voor het creëren van een parkeervoorzieningen en beleidsmatig past dat niet in het wensbeeld voor het plein. De voorziening zal daarom voor het parkeren gebruik maken van de bestaande parkeervoorzieningen van de binnenstad. Gezien de geringe omvang van de Schatkamer worden daarvan geen parkeerproblemen verwacht die niet opgevangen zouden kunnen worden in de bestaande parkeergarages in en om de Binnenstad.

Hoofdstuk 5 Onderzoek En Randvoorwaarden

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verschillende Milieu aspecten die van belang kunnen zijn bij de ruimtelijke afwegingen omtrent de vaststelling van dit bestemmingsplan.

5.2 Milieueffectrapportage

5.2.1 Inleiding

Milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om vooraf de mogelijke milieueffecten van plannen en besluiten in beeld te brengen en deze een volwaardige rol te laten spelen bij de besluitvorming over plannen en besluiten. Het maken van een milieueffectrapport (MER) of m.e.r.-beoordeling is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die (aanzienlijke) nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Dit betekent dat de plannen of activiteiten ook een bepaalde omvang moeten hebben om MER(beoordelings)plichtig te zijn. De plannen voor het plangebied hebben echter niet een omvang die het bestemmingsplan MER(beoordelingsplichtig) maken. Hieronder wordt een en ander nader toegelicht.

5.2.2 Toetsingskader

Aan de hand van de in het Besluit m.e.r. omschreven m.e.r.-plichtige activiteiten met de bijbehorende drempelwaarden, kan worden bepaald of een project MER-plichtig (C-lijst) dan wel m.e.r.-beoordelingsplichtig (D-lijst) is. Echter, als gevolg van het Arrest van het Europese Hof van 17/10/2009(C-255/08) dient hierbij ook gekeken te worden naar andere factoren als bedoeld in bijlage III van de Europese m.e.r. richtlijn, die aanleiding kunnen geven tot het opstellen van een MER of m.e.r-beoordeling, hoewel de drempelwaarde van de desbetreffende categorie van de D-lijst niet wordt overschreden. Daarbij moet gedacht worden aan de aard van de voorgestane activiteiten, de omvang van het projectgebied of de bijzondere ligging daarvan.

Plansituatie
De in het plan opgenomen activiteit overschrijdt niet de voor deze categorie geldende drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. . Tevens zijn er geen andere factoren aanwezig die aanleiding kunnen geven tot het opstellen van een MER en is gezien de aard, omvang en ligging van het project geconcludeerd dat er geen sprake is van aanzienlijke nadelige milieugevolgen. Er hoeft voor dit plan dus geen MER of m.e.r.-beoordeling te worden gemaakt.

5.3 Milieuhinder Bedrijvigheid

Er wordt gestreefd naar een situatie waarin wonen en werken in de stad op een goede manier samengaan. Beide functies zijn zeer belangrijk voor Utrecht, maar er dient te worden voorkomen dat milieuhinder van bedrijven een negatieve invloed heeft op de woonomgeving. Het kan gaan om de mogelijke hinder van een nieuw te vestigen bedrijf op bestaande woningen zowel als om nieuwe woningen naast een bestaand bedrijf.
Plansituatie

De Schatkamer is mogelijk als inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer aan te merken. In dit geval gelden de voorschriften welke zijn opgenomen in het Aktiviteitenbesluit Milieubeheer. Dit kan bijvoorbeeld voorschriften betreffen m.b.t. het redelijkerwijs inperken van overlast van lawaai of stank uit de Schatkamer.

5.4 Geluidhinder

5.4.1 Wegverkeerslawaai

Geluid beïnvloedt vaak de kwaliteit van de leef- en woonomgeving. De belangrijkste geluidsbronnen die in het kader van de ruimtelijke inrichting en ontwikkeling van belang zijn, zijn wegverkeer, railverkeer en bedrijven. De mate van acceptatie en hinder is onder meer afhankelijk van de functie van het geluid belaste object.

  • De regels van de Wet geluidhinder zijn van toepassing bij het vaststellen van een bestemmingsplan. De normen uit die wet zijn van toepassing bij:
  • bestemmen van gronden voor nieuwe geluid gevoelige objecten als woningen en scholen
  • bestemmingen van gronden voor aanleg van nieuwe (geponeerde) wegen (niet bij woon erven of 30 km-wegen)
  • reconstructie van wegen
  • geluid geponeerde bedrijventerreinen


Als een van bovenstaande situaties aan de orde is dient er een akoestisch onderzoek te worden gedaan en als het nodig blijkt te zijn kan er Ontheffingen Hogere grenswaarde worden aangevraagd.

Plansituatie
Het plan voorziet niet in de realisering van een geluid gevoelige bestemming en wordt omgeven door wegen waarvoor de 30-km/u regiem geldt. toetsing aan de wet geluidhinder is daarom niet nodig.

5.4.2 Spoorweglawaai

Langs spoorwegen kan sprake zijn van geluidsoverlast en dus van gezondheidsrisico. De normering die hiervoor geldt is een voorkeursgrenswaarde van 55 dB en een max. ontheffingswaarde van 68 dB.

Indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden kan, net al bij verkeerslawaai, hiervoor door de gemeente ontheffing worden verleent. Hiervoor zijn dezelfde regels en voorwaarde van toepassing als bij verkeerslawaai.

Plansituatie
Het plan voorziet niet in de realisering van een geluid gevoelige bestemming en valt buiten enige geluidszone van spoorwegen.

5.4.3 Industrielawaai

Van industrielawaai kan hinder worden ondervonden. Het optreden van hinder als gevolg van industrielawaai kan worden voorkomen en beperkt door afstand te bewaren tussen geluidsbron en ontvanger.

Plansituatie
Het plan voorziet niet in de realisering van een geluid gevoelige bestemming en valt buiten enige geluidszone van een industrieterrein.

5.5 Externe Veiligheid

5.5.1 Inleiding

Op plekken waar wordt gebouwd kunnen veiligheidsrisico's optreden voor omwonenden, bedrijven en passanten. Om de veiligheid te vergroten wordt bij bestemmingsplannen aandacht besteed aan de omgeving van bedrijven die veiligheidsrisico's met zich meebrengen. De normen en richtlijnen komen uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Dit besluit schrijft voor dat beschikkingen zoals een bestemmingsplan moeten worden getoetst aan deze normen.

Daarnaast kan transport van gevaarlijke stoffen een risico opleveren m.b.t. externe veiligheid. Het gaat dan zowel om transport over de weg als over de rails. Dit wordt geregeld in de circulaire Risico normering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs; voor transport over weg, spoor en water). In de stad ligt een vastgestelde route waarover transport van gevaarlijk stoffen plaats mag vinden. Gevoelige bestemmingen moeten voldoende afstand houden tot deze wegen.

Plansituatie
Het plangebied ligt niet in de invloedzone van een bedrijf wat onder de Bevi-regeling valt. Ook ligt het plangebied niet aan een route voor gevaarlijke stoffen. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de onderhavige ontwikkeling.

5.6 Luchtkwaliteit


Wet milieubeheer (lucht kwaliteitseisen)

In artikel 5.16 Wm staat een limitatieve opsomming van de bevoegdheden waarbij lucht kwaliteitseisen een directe rol spelen. Het gaat in ieder geval om ruimtelijke besluiten, zoals bestemmingsplannen, die direct gevolgen voor de luchtkwaliteit hebben en daardoor kunnen bijdragen aan overschrijding van een grenswaarde.

Lucht kwaliteitseisen spelen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een dergelijke bevoegdheid, als tenminste aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. a. Aannemelijk is gemaakt dat geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.
  2. b. De voorgenomen ontwikkeling leidt - al dan niet per saldo - niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  3. c. Aannemelijk is gemaakt dat de ontwikkelingen niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de concentratie PM10 (fijn stof) en NO2 (stikstofdioxide) in de buitenlucht.
  4. d. De voorgenomen ontwikkeling is genoemd of is niet in strijd met het Nationaal Samenwerkings-programma Luchtkwaliteit (NSL).

Niet in betekende mate (NIBM)
n het Besluit NIBM en de Regeling NIBM zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Sinds de inwerkingtreding van de Implementatiewet is het begrip "niet in betekende mate" gedefinieerd als een verslechtering van 3% ten opzichte van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging.

Plansituatie
Aangezien het plan nauwelijks verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft, kan redelijkerwijs uitgesloten worden geacht dat dit plan tot een verslechtering van de luchtkwaliteit zal leiden. Er wordt voldaan aan het gestelde in artikel 5.16 eerste lid 1, onder b, van de Wet milieubeheer. Lucht kwaliteitseisen vormen geen belemmering voor het vaststellen van het onderhavige bestemmingsplan.

5.7 Bodemkwaliteit

5.7.1 Bodemkwaliteit

Het gemeentelijk bodembeleid gaat uit van de volgende algemene uitgangspunten uit de Wet bodembescherming:

  • Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er toch bodemverontreiniging ontstaat moet de bodem direct worden gesaneerd.
  • Gevallen van ernstige bodemverontreiniging moeten worden gesaneerd als er tevens sprake is van milieuhygiënische risico's. Dit gebeurt functie gericht en kosteneffectief.
    Tevens is nieuwbouw op een geval van ernstige bodemverontreiniging niet toegestaan zonder saneringsmaatregelen.
  • Hergebruik van (schone of licht verontreinigde) grond kan bij onverdachte terreinen plaats vinden op basis van de bodem kwaliteitskaart en het bodem beheerplan.

Bij een aanvraag om omgevingsvergunning dient een bodemonderzoek conform de NEN 5740 te worden verricht. Op basis van dit onderzoek wordt beoordeeld of de locatie geschikt is voor de geplande functie of dat er nog een nader onderzoek of een bodemsanering noodzakelijk is voordat de locatie geschikt is voor de geplande functie.

Als er voor de bouwwerkzaamheden een grondwater onttrekking nodig is, moet rekening gehouden worden met nabij gelegen grondwater verontreinigingen. Als er in de invloedssfeer van de onttrekking een verontreiniging aanwezig is moeten hiervoor in een saneringsplan voldoende tegenmaatregelen worden beschreven.

Plansituatie
Het plangebied bevindt zich tussen de Dom en de Domkerk, in de Utrechtse Binnenstad. Er is een stedelijke ophoog laag van ruim 4 meter dikte aanwezig. Bij diverse uitgevoerde bodemonderzoeken in de directe omgeving zijn plaatselijk ernstige verontreinigingen met zware metalen en polycyclische aromatische koolwaterstoffen aangetroffen. Onder deze stedelijke ophoog laag is de grond minder verontreinigd. In het diepere grondwater is een omvangrijke verontreiniging met vluchtige gechloreerde oplosmiddelen (VOCl) aanwezig, afkomstig van de Vrouwjuttenhof.

Voorafgaand aan de bouw van het bezoekerscentrum moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd tot minimaal de ontgravingsdiepte van de ondergrondse ruimte. De kwaliteit van de vrijkomende grond moet worden vastgesteld, om de afvoer bestemming te bepalen. Waarschijnlijk zijn plaatselijk in de ophoog laag sterke verontreinigingen aanwezig zijn. Als er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging moet een saneringsplan ter goedkeuring van het bevoegd gezag worden ingediend.

In het Stationsgebied en de binnenstad zijn meerdere omvangrijke diepere verontreinigingen met VOCl aanwezig, die met elkaar vermengd zijn geraakt. Een gevalsgerichte aanpak is hier niet doelmatig, daarom heeft de gemeente Utrecht een beleidskader gebiedsgerichte aanpak grondwater en een saneringsplan (Biowasmachine) opgesteld. Het plangebied valt hierbinnen. Dit betekent dat activiteiten die ingrijpen in de ondergrond, zoals bouwput bemalingen, uitvoerbaar zijn zonder rekening te houden met verplaatsing van deze verontreinigingen. De werkzaamheden moeten wel passen binnen de randvoorwaarden van het saneringsplan, hiervoor is een melding noodzakelijk.

5.8 Flora En Fauna

5.8.1 Algemeen

De Flora en Faunawet legt een zorgplicht op ten aanzien van natuur, planten en dieren. Indien een initiatief mogelijk de bestaande natuur waarden kan verminderen moet de initiatiefnemer aangeven hoe dat beperkt en/of gecompenseerd gaat worden. Bij grote ingrepen of een behoorlijke aantasting waarbij beschermde planten of diersoorten in het geding zijn dient een ontheffing Flora Faunawet te worden aangevraagd bij het ministerie NV.

Wanneer bij planvorming de bestemming in een gebied veranderd moet middels een flora-fauna inventarisatie de huidige waarde worden bekeken en moet er inzicht worden gegeven in het voorkomen van beschermde planten en diersoorten.

Ten behoeve van het plan is door Ecoquickscan, op 22 december een ecologische quickscan aangeleverd voor het plangebied. Deze is opgenomen in de bijlagen van dit plan. Hieronder worden de resultaten van het onderzoek weergegeven.

5.8.2 Gebiedsbescherming

In het kader van de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) dient er getoetst te worden of de beoogde ontwikkelingen een negatieve invloed hebben op beschermde gebieden. Het plangebied betreft het geheel verharde Domplein in het centrum van Utrecht.

Plansituatie
Op deze locatie is de realisatie van het ondergrondse publiekscentrum Schatkamer II beoogd. Het plangebied te Utrecht ligt niet in of nabij de EHS of een gebied dat is aangewezen als speciale beschermingszone als bedoeld in de Natuurbeschermingswet. Gebiedsbescherming is op deze locatie niet aan de orde.

5.8.3 Soortenbescherming

In het kader van de Flora- en faunawet moet worden getoetst of er ter plaatse van de ruimtelijke ingrepen sprake is of kan zijn van negatieve effecten op beschermde planten en dieren. De beoogde ontwikkelingen kunnen biotoop verlies of verstoring (indirect biotoop verlies) tot gevolg hebben.

Op basis van de verspreidingsgegevens, de aanwezige habitattypen en biotoop eisen van de mogelijk in de omgeving voorkomende soorten worden er geen (meer strikt) beschermde planten- en/of diersoorten verwacht. Nader onderzoek naar eventueel binnen het plangebied voorkomende meer strikt beschermde soorten is dan ook niet nodig.

Nesten van vogels worden verstoord als in het broedseizoen wordt gestart met werkzaamheden.

Plansituatie
Door middel van een uitgevoerde quickscan flora en fauna zijn de verspreidingsgegevens, de aanwezige habitattypen en biotoop eisen van de mogelijk in de omgeving voorkomende soorten onderzocht. Op basis van die quickscan worden geen (meer strikt) beschermde planten- en/of diersoorten verwacht. Nader onderzoek naar eventueel binnen het plangebied voorkomende meer strikt beschermde soorten is dan ook niet nodig.

Om te voorkomen dat nesten van vogels (in het broedseizoen) worden verstoord, mag niet in het broedseizoen worden gestart met werkzaamheden. De Flora- en faunawet kent geen standaard periode voor het broedseizoen. Het gaat erom of er een broed geval aanwezig is (actieve broedplaatsen). Sommige in een stedelijke omgeving broedende vogels beginnen al vroeg (eind februari) met het bouwen van een nest. Vanaf het moment dat een vogel gestart is met de bouw van het nest is de locatie en directe omgeving beschermd.

5.8.4 Bomen en groen

Het groenstructuurplan is in april 2007 vastgesteld en geldt sindsdien als vigerende groenbeleid. In het groenstructuurplan zijn de bestaande en wenselijke groenstructuren (ecologisch recreatief en cultuurhistorisch) vastgelegd. Aan het Groenstructuurplan is een uitvoeringsprogramma gekoppeld: het Meer jaren Groen Programma.

Het groenstructuurplan heeft drie belangrijke doelen; recreatiegebieden om de stad aanleggen, verbindingen aanleggen tussen groen in de stad en groen om de stad en de kwaliteit van het groen in de stad verbeteren. Voor een goed functioneren van het groen zijn de verbindingen tussen groene kern gebieden noodzakelijk.

Op stedelijk niveau is een goede stedelijke groenstructuur een gelijkwaardig belang naast andere stedelijke belangen. De bestaande elementen van de stedelijke groenstructuur worden beschermd. De menging van stedelijk groen met andere functies is in principe mogelijk. De randvoorwaarde is dat het groene karakter, de kwaliteit en het gebruik van het groen wordt behouden of verbeterd. Een eventuele aantasting van bestaand stedelijk groen wordt elders gecompenseerd. Verandering van functie kan alleen na een bestuurlijke afweging.

Plansituatie
De bomen bepalen voor een belangrijk deel de huidige identiteit van het Domplein. In positieve zin door het groene karakter. In negatieve zin door de vele schaduw, windhinder en donkere plekken bij nacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDOMPLEINSCHATKAM-0601_0011.png"

Figuur 9. Sfeerbepalende bomen op het Domplein

De bomen op het plein en achter de dom zijn geplant als verwijzing naar de historische ruimten. De bomen op de plek van het verdwenen middenschip verbeelden de voormalige gebouwde massa. De solitaire bomen accentueren de ruimte rond de voormalige kerken. In de praktijk wordt dit echter nauwelijks beleefd. Daarnaast kan het plan niet worden gerealiseerd zonder verwijdering van een aantal bomen. Deze staan namelijk op een locatie waar het plan gerealiseerd moet worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDOMPLEINSCHATKAM-0601_0012.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDOMPLEINSCHATKAM-0601_0013.png"

Figuur 10. Bomen op het Domplein en hun betekenis (bron: programma van essenties OKRA

landschaps architecten).

Conclusie

De bomen hebben in de huidige situatie geen positief effect op de verblijfskwaliteit en missen overtuigingskracht in hun betekenis. Er dient gestreefd te worden naar een meer betekenisvolle inrichting van het plein. Daarbij wordt gedacht aan enkele goed geplaatste solitaire bomen. Het plangebied bevindt zich niet binnen de Hoofd groenstructuur. Wat dat betreft zijn er geen beperkingen.

5.9 Water

5.9.1 Aanleiding

De Water paragraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan en vormt een wezenlijk element in het gehele watertoets proces. Het fungeert als een instrument waarin de waterhuishoudkundige gevolgen van een plan inzichtelijk worden gemaakt, de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar worden vastgelegd en het water advies van de water beheerder wordt opgenomen. Door de bestaande (geo)hydrologische situatie en randvoorwaarden, de geplande ontwikkeling en de ruimtelijke consequenties ten aanzien van de waterhuishouding te analyseren, kan het streven naar een duurzaam en robuust watersysteem vroegtijdig in het ontwerpproces worden geïntegreerd.

5.9.2 Beleidskader

In het algemeen is het beleid van het Rijk, de provincie Utrecht, de gemeente Utrecht en het waterschap HDSR gericht op een duurzaam en robuust waterbeheer. Bij ruimtelijke ontwikkelingen worden (indien doelmatig) de waterkwaliteitstrits 'gescheiden inzamelen-gescheiden afvoeren-gescheiden verwerken' en de waterkwantiteitstrits 'water vasthouden-bergen-vertraagd afvoeren' gehanteerd. Dit beleid is per overheidsniveau in de onderstaande beleidsdocumenten verankerd:

  • Rijksbeleid: Vierde Nota Waterhuishouding, Vijfde Nota RO, WB21, NBW, Waterwet, etc;
  • Provinciaal beleid: Nota Planbeoordeling, Waterhuishoudingsplan, Beleidsplan Milieu en Water, Streekplan, etc;
  • Gemeentelijk beleid: Gemeentelijk Rioleringsplan 2007-2010[1];
  • Waterschapsbeleid: Water beheerplan 2010-2015, Beleidsregels 2010 Keur 2009, Keur[2].



[1] De gemeente heeft de zorgplicht voor de inzameling en het transport van afvalwater, het inzamelen en verwerken van overtollig hemelwater en het voorkomen van structurele grondwater overlast. Het actuele beleid hiervoor is vastgelegd in het Gemeentelijk afval-, hemel- en grondwaterplan 2007-2010 en binnenkort in het Verbreed Gemeentelijk rioleringsplan 2011-2014. De ontwerpeisen zijn opgenomen in het Handboek Inrichting Openbare Ruimte, onderdeel riolen, riool gemalen en drainage (versie juni 2005). Daarnaast stelt de gemeente eisen aan het ontwerp van watergangen waarvan zij eigenaar of beheerder is of wordt.


[2] Het waterschap het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) heeft de zorg voor het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer van het oppervlaktewater in het plangebied. Het beleid en de regels van het waterschap zijn vastgelegd in diverse wetten en verordeningen. De belangrijkste verordening is de keur.


Betrokken partijen

In dit watertoetsproces participeren de volgende partijen:

Aanvrager : Lichtveld, Buis & Partners (in opdracht van Stichting Domplein 2013)

Opsteller : Gemeente Utrecht, Stadswerken - IBU Stadsingenieurs

Toetser : Waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (beheerder oppervlaktewater) en

Gemeente Utrecht, Stadswerken - Stedelijk Beheer (beheerder riolering)

5.9.3 Plansituatie


Plangebied
Het plangebied bevindt zich in het hart van de historische stadskern van Utrecht, ter plaatse van het Domplein. De tweetal 'kamers' is geprojecteerd ter plaatse van de sleuven 19 en 20, gelegen binnen de contouren van het voormalige middenschip van de gotische Domkerk (zie figuur 10). Het ruimtebeslag van het ondergrondse publiekscentrum bedraagt globaal 510 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDOMPLEINSCHATKAM-0601_0014.png"

Figuur 11. Inrichtingstekening bezoekerscentrum (bron: WP JDvD ,23-12-2010)


Randvoorwaarden en uitgangspunten
Aan deze water paragraaf liggen -naast de eigen beheer gegevens en interne informatie- de onderstaande documenten en rapporten ten grondslag. De hierin opgenomen gegevens en gepubliceerde onderzoeksresultaten zijn als uitgangspunten en randvoorwaarden gehanteerd.

  1. 1. Programma van Eisen Schatkamer II (Twan Toonen PP, kenmerk onbekend, d.d. 15 juli 2010) [1]
  2. 2. Grond en grondwater analyses t.b.v. archeologisch onderzoek Domplein (MOS Grond mechanica, kenmerk B0051109-RH_1, d.d. 16-09-2009)
  3. 3. Voorlopige ontwerp notitie betreffende geo technische aspecten ondergrondse ruimte (ABT, kenmerk 10185, d.d. 8-10-2009) [2]
  4. 4. Concept water paragraaf Schatkamer II (LBP-Sight, kenmerk VO42704acA1, d.d. 23-12-2010)


ad 1 Randvoorwaarden 'water' uit het programma van eisen van de stichting Initiatief Domplein 2013:

  • Sectie Cultuurhistorie van de Dienst Stadsontwikkeling van de gemeente Utrecht
  • Waterkering noodzakelijk, zoveel mogelijk binnen de sleuven
  • Aandachtspunt: vochthuishouding



ad 2 Randvoorwaarden omgeving: Grondwater
Vanwege mogelijke schade aan archeologische resten mag het grondwater buiten sleuf 19 en 20 niet afwijken van de normale grondwaterstanden. Dit is afhankelijk van de werkelijk grondwaterstanden en het gewenste laagste aanleg niveau van de vloer. In principe is er circa 0.5 m niveauverschil nodig tussen grondwaterstand en vloer peil. Door het monitoren van de grondwaterstanden kan dit bewaakt worden. Zie voor nadere uitwerking van geo technische aspecten het rapport Ontwerp notitie geo technische aspecten van ABT.


ad 3 Uitvoeringseisen: Technische eisen
Uitgangspunt: Geen waterkerende vloer noodzakelijk omdat vloer peil boven grondwaterstand ligt (vloer peil circa 1,3 m + NAP = onderkant Romeinse weg). In de bodem zijn geen natuurlijke water remmende lagen aanwezig, daarom zal er een drainagesysteem worden aangebracht. Mocht er uit nader onderzoek blijken dat er te veel vocht uit de bodem in de ruimte komt, dan kan er een extra damp remmende laag of in het uiterste geval een grondwaterkering door middel van injecteren worden aangebracht. Het drainagesysteem wordt onder het vloer niveau aangebracht. Boven de drainage een zandpakket ter dikte van tenminste 0,75 m aanbrengen (zie rapport ABT).


ad 4 Belangrijke uitgangspunten water uit de notitie va ABT

  • De binnenruimte moet worden afgesloten van het grondwater in verband met het binnenklimaat en het verhinderen van een beïnvloeding van de grondwater situatie buiten de ruimte.
  • Het aanleg niveau van de diepe vloer is voorlopig vastgesteld op 1,3 m + NAP.
  • Ten behoeve van de beleving van de bezoekers is het wenselijk dat het oorspronkelijke bodemprofiel zichtbaar wordt gemaakt, zowel in verticale als in horizontale zin.

5.9.4 Bestaande en toekomstige situatie Watersysteem


Maaiveld en bodem

Het bodemarchief onder en rondom het Domplein in Utrecht is aangewezen als beschermd archeologisch monument. De locatie herbergt de resten van een Romeinse legerplaats (castellum) en van een middeleeuwse bisschoppelijke burcht met kerken en keizerlijke residentie gebouwen. Met deze aanwijzing wordt historisch erfgoed en het bodemarchief beschermd dat voor een belangrijk deel verstopt ligt onder het plaveisel van het Domplein en in de kelders en onder vloeren van aangrenzende gebouwen.

Het straatniveau van het Domplein verloopt in noord zuidelijke richting van globaal NAP +6.00 naar +5.00 m. Ter hoogte van de Domtoren bedraagt het maaiveld peil globaal NAP +5.50 m. Het ondergrondse publiekscentrum zal, op de entree en een nooduitgang na, volledig onder het maaiveld worden aangelegd. De realisatie heeft geen consequenties voor het huidige maaiveld verloop.

Onder regie en coördinatie van ABT heeft reeds uitgebreid grondonderzoek plaatsgevonden: voor de specifieke onderdelen en de bevindingen ervan wordt verwezen naar de bovengenoemde notitie. Door MOS is het fysieke geo technisch grondonderzoek verricht. Hieruit blijkt onder andere dat in het zandpakket beneden NAP 0.00 m geen uniforme water afsluitende kleilaag voorkomt. Op basis van dit grondonderzoek kan de bodem opbouw als volgt schematisch worden weergegeven:


afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDOMPLEINSCHATKAM-0601_0015.png"

Figuur 12. Schematisch bodemprofiel Domplein (bron: (ABT, kenmerk 10185, d.d. 8-10-2009)


Oppervlaktewater
In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Ten westen van het Domplein -ter hoogte van de Maartensbrug- bevindt zich op circa 100 m afstand van het Domplein de Oude gracht, onderdeel van het hoofdwatersysteem van de stadskern Utrecht. Deze historische waterverbinding is in beheer en onderhoud bij HDSR en heeft een streef peil van NAP +0.60 m. In de bestaande situatie is er geen sprake van een water opgave in of rondom het plangebied.


Grondwater (beheer gegevens gemeente)
Het langjarig grondwater regime wordt beïnvloed door het peil beheer van het oppervlaktewater. De gemeente Utrecht beschikt over een eigen grondwater meetnet. De grondwaterstand in het eerste watervoerende pakket is afgeleid uit de dichtstbijzijnde peilbuizen van dit meetnet. Op het Domplein, ter hoogte van huisnummer 1 (B001) en huisnummer 26 (M70), bevinden zich twee peilbuislocaties, locatie B001 is voorzien van een diepe (1WVP) en ondiepe peilbuis (freatisch GW).

Het langjarig grondwater regime is vastgelegd in de 'Grondwatercontourkaart Utrecht' (Wareco, 26-03-2008). Op basis van deze kaart wordt voor het plangebied de volgende gemiddelde grondwaterstanden verondersteld: droge periode = NAP +0.25 m, natte periode = NAP +0.65 m en gemiddeld = NAP +0.55 m. De ondiepe peilbuis van locatie B001 meet incidenteel een freatisch grondwaterpeil van circa NAP +4.3 m wat duidt op het optreden van een schijn grondwaterspiegel (zie ook onderstaande bevindingen MOS). Het plangebied ligt in een inzijggebied waarbij de grondwaterstand gemiddeld structureel lager ligt dan het gemiddelde oppervlaktewater peil.


Grondwater (peilbuismetingen MOS)
Door MOS is ter plaatse van het plangebied (zie bijlage Grond- en grondwater analyses MOS, kaart 'situatie grondonderzoek', d.d. 18-08-09) een diepe en een ondiepe peilbuis geplaatst. De grondwaterstand in de peilbuizen wordt periodiek gemeten door Stichting Domplein 2013 met een frequentie van 1x per 2 weken. Door ABT is op basis van deze monitoring (en de beschikbare peilbuismetingen van MOS) de volgende waarden gehanteerd:

  • De grondwaterstand fluctueert overwegend van 0,25 m tot 0,75 m + NAP en bedraagt globaal gemiddeld 0,4 m + NAP.
  • Actuele metingen peilbuizen B1 en B2: 0,25 m + NAP.
  • Voor de maximale grondwaterstand kan vooralsnog een niveau van 1,0 m + NAP worden aangehouden.
  • Er moet rekening worden gehouden met (tijdelijk) een verhoogde grondwaterstand in de toplaag van klei en zand in natte perioden (schijn grondwaterstand).


Conclusie
De grondwater fluctuatie zoals gemeten door Stichting Domplein 2013 -periode en duur onbekend- komt redelijk overeen met het langjarig grondwater regime conform de monitoring door de gemeente Utrecht. Uit analyse van het verloop van dit grondwater regime blijkt dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand / natte periode van NAP +0.65/0.75 m frequent en langdurig overschreden wordt.


Biowasmachine
Het plangebied ligt in de werkingsfeer van de 'biowasmachine', een project van de gemeente Utrecht (in samenwerking met verschillende partners) om de grondwaterverontreinigingen in de diepe ondergrond op een unieke wijze aan te pakken. De bodem en het grondwater in het centrum van Utrecht is in het verleden op veel plaatsen verontreinigd met vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen (VOCl) door chemische wasserijen en metaalverwerkende bedrijven (zie figuur 3). Bij het concept van de 'biowasmachine' vind voornamelijk natuurlijke biologische afbraak van verontreinigingen in het grondwater plaats (eerste watervoerend pakket WVP1 van 5- 50 m -mv). Indien in het gebied bronbemalingen of WKO-installaties in bedrijf worden genomen zal circulatie van het grondwater en daarmee de natuurlijke afbraak van de verontreinigingen worden gestimuleerd. Ook de verhoogde temperatuur die bij warmte- koude opslag ontstaat, heeft een positief effect op de natuurlijke afbraak van de verontreiniging in de ondergrond.


afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDOMPLEINSCHATKAM-0601_0016.png"

Figuur 13. Contouren bodem verontreinigingen Stationsgebied

Bij iedere grondwaterontrekking zal verplaatsing van grondwater en daarmee ook grondwater-verontreinigingen plaatsvinden. De Wet Bodembescherming eist dat deze verontreinigingen niet mogen verplaatsen en indien dit toch plaatsvindt moeten tegenmaatregelen te worden getroffen (denk aan retourbemalingen). In Utrecht is de verontreinigingssituaite zodanig dat bij de meeste grondwateronttrekkingen hier sprake van zal zijn. Op veel plaatsen zijn VOCl verontreinigingen aanwezig en als ze er niet zijn zullen ze door hun mobiele karakter al snel door nabijgelegen onttrekkingen verplaatsen.

Door gebruik te maken van de biowasmachine kunnen deze tegenmaatregelen achterwege blijven. De grondwateronttrekking is daarmee een stuk eenvoudiger te realiseren doordat alleen nog maar op het optreden van humane en ecologische risico's wordt getoetst. Om van de biowasmachine gebruik te kunnen maken is een meldingsprocedure opgesteld, mede om te toetsen of aan de randvoorwaarden van het principe van de Biowasmachine wordt voldaan.

De Biowasmachine is echter niet van toepassing op andere verontreinigingen dan de VOCl tussen 5 en 50 m-mv binnen de systeemgrens. Voor dergelijke andere verontreinigingen is het 'business as usual'. Dat houdt in dat in het invloedsgebied van de grondwateronttrekking gekeken moet worden of er van deze verontreinigingen aanwezig zijn en dat als ze onverhoopt door de onttrekking worden verplaatst er tegenmaatregelen moeten worden getroffen om dit tegen te gaan.

Ondertussen heeft de gemeente een aanvulling op de biowasmachine in concept gereed. Als deze aanvulling wordt geaccepteerd is het straks ook mogelijk deze andere verontreinigingen met de biowasmachine mee te laten verspreiden; tegenmaatregelen zijn dan niet nodig. Wel een onderbouwing dat deze verspreiding geen onacceptabele risico's oplevert.


Ontwateringsdiepte en drooglegging
De drooglegging en de ontwateringsdiepte in het plangebied worden sterk gereguleerd door het peil beheer van het nabijgelegen oppervlaktewater. De drooglegging, het niveauverschil tussen maaiveld (plein= NAP +5.50 m) en het gemiddelde streef peil (NAP +0.60 m), bedraagt circa 4,9 m. De ontwateringsdiepte, het niveauverschil tussen maaiveld (plein= NAP +5.50 m) en de gemiddelde maximale grondwaterstand (NAP +0.75 m) bedraagt gemiddeld 4,75 m. De ontwateringsdiepte komt globaal overeen met drooglegging.


Waterdichtheid
Het ondergrondse publiekscentrum wordt een verblijfsruimte. De bouw regelgeving uit de Woningwet en de daarop gebaseerde regelgeving (het Bouwbesluit en de gemeentelijke bouwverordening) verplicht tot het waterdicht maken van ruimten beneden de begane grondvloer als ze als verblijfsgebied -ruimten waar regelmatig mensen verblijven- fungeren. Om grondwater overlast in de kelderruimte te voorkomen, dient de constructie waterdicht te zijn of in zijn geheel boven de maximaal optredende grondwaterstand te liggen (conform het uitgangspunt van ABT).


afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDOMPLEINSCHATKAM-0601_0017.png"

Figuur 14. Globaal diepte profiel publiekscentrum Domplein (bron: WP JDvD ,23-12-2010)

Op basis van het gemeentelijk en waterschapsbeleid (gericht op de waterkwaliteit- en waterkwantiteitstrits) is het niet toegestaan om structureel, niet-overtollig grondwater af te voeren. Een drainagesysteem op
0,5-0.75 m minus vloer peil, leidt echter tot het structureel afvoeren van niet-overtollig grondwater (zie conclusie Grondwater).

Hoewel het programma van eisen van de stichting Initiatief Domplein 2013 aangeeft dat een waterkerende vloer niet noodzakelijk is (het vloer peil ligt boven grondwaterstand, er is geen risico voor opdrijven), is een waterdichte vloer bij het niet toepassen van drainage wel noodzakelijk. Bovendien stelt de aanwezige schijn grondwaterspiegel eisen aan de waterdichtheid van de wanden. Deze randvoorwaarden hebben consequenties voor de constructieve uitwerking van de vloer en de wanden van de ruimte (zie ook onderstaande conclusie van ABT).


Kelderconstructie (tekst ABT)
De ondergrondse ruimte wordt volgens het principe van een gesloten bouwput met keerwanden uitgevoerd. De bouwputwanden hebben in principe een permanent karakter en fungeren zowel als definitieve kelderwand en funderingselement. Vanwege de bodemgesteldheid en de aanwezigheid van bestaande fundamenten zijn er wel aandachtspunten met betrekking tot waterdichtheid van de onderafsluiting van de ruimte. Een oplossing met een betonnen keldervloer is niet gewenst uit oogpunt van architectuur c.q. archeologie.

Oplossing uitvoeringssysteem II (ongeroerde ondergrond) heeft de voorkeur waarbij de vloerafwerking "zwevend" wordt aangebracht zodat voldoende ventilatie mogelijk is. Rondom de pijlers wordt een drainage sleuf aangebracht ten behoeve van minimalisatie van op trekkend vocht en kristallisatie van zouten. Hierbij wordt er ontgraven tot het aanleg niveau van de verharding, zonder aanvullende voorzieningen. Voor de verticale bouwput begrenzing wordt uitgegaan van de toepassing van stalen damwanden. Ten behoeve van waterdichting worden de damwandsloten in het werk afgelast. De waterhuishouding in de ondergrond wordt buiten de damwanden niet beïnvloed. Bij het gekozen vloerpeil zijn geen constructieve voorzieningen nodig in verband met opwaartse waterdruk.

Kelderdiepte
Het aanleg niveau van de keldervloer is, conform het programma van eisen van de stichting Initiatief Domplein 2013, voorlopig vastgesteld op NAP +1.30 m (niveau opgraving Van Giffen 1949 en onderkant Romeinse weg). Figuur 4 toont een schematisch diepteprofiel van het ondergrondse publiekscentrum. Bij een maaiveldhoogte van globaal NAP +5.50 m en een aanlegniveau van NAP +1.30 m, bedraagt de ontgravingsdiepte circa 4.2 m. Het is mogelijk dat proefgravingen of archeologisch onderzoek leidt tot een (lokaal) diepere ontgraving.

Voor een droge ondergrond ter plaatse van de keldervloer is een minimale drooglegging van 0.5 m vereist. Om deze lokale drooglegging te garanderen, is het noodzakelijk om een waterdichte vloer- en wand constructie te realiseren.

Risico's
Bij het principe van een gesloten bouwput zonder water afsluitende laag (zie onderzoek ABT) blijft het grondwater onder het ondergrondse publiekscentrum in open verbinding staan met het omringende grondwater. Hierdoor beïnvloed het grondwater regime (van het 1WVP) -via het zandpakket onder de damwand constructie- het grondwater regime onder het publiekscentrum. Monitoring en bewaking van het grondwaterpeil is dan ook noodzakelijk om het risico voor archeologische objecten, de fundatie poeren van de gotische Dom en de fundering van omringende historische bebouwing te kunnen beheersen.

Beleid HDSR
Om onnodige vervuiling van af stromend hemelwater te voorkomen, stelt HDSR eisen aan de kwaliteit en de behandeling van het af stromend oppervlak:

  • geen toepassing van uitloogbare materialen zoals zink, koper en lood.
  • geen gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen.
  • geen directe lozing van verontreinigd hemelwater op oppervlaktewater, conform de beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken uit 2003.

5.9.5 Bestaande en toekomstige situatie Riolering

Riolering
Het Domplein bevindt zich precies op het scheidingsvlak van bemalingsgebied Lauwerecht / Tuinwijk (21) en Korte Baanstraat (6). Aan de noordzijde van het Domplein ligt, globaal op NAP +3.10, een gemengd riool Ø300 en Ø400 mm (jaar van aanleg 1975). Aan de zuidzijde van het geprojecteerde bezoekerscentrum, nabij de Domtoren, is ook een gemengd riool aanwezig.

Deze eindstreng 300/450 mm (jaar van aanleg 1949) ligt op circa NAP +3.50. In de huidige situatie wordt het vuilwater (dwa) èn het hemelwater (hwa) afgevoerd via het gemengde rioleringsstelsel.

Hemelwater
Omdat het ondergrondse bezoekerscentrum met de bovengrondse entree en nooduitgang op een bestaand plein wordt gerealiseerd, is er geen sprake van toenemend verhard, afvoerend oppervlak. In de huidige situatie zal, vooral bij kleine buien, het merendeel van de neerslag door de elementenverharding door in de ondergrond infiltreren en toegevoegd worden aan het grondwater.

Bij de aanleg van een gesloten dakconstructie direct onder de verharding, kan het geïnfiltreerde hemelwater niet percoleren naar het grondwater. Om een instabiele ondergrond te voorkomen, zal tussen de verharding en de dakconstructie een ontwateringsvoorziening (drainage) moeten worden aangelegd. Bovendien dient de bovenkant van de dakconstructie onder afschot (schuin aflopend) te worden uitgevoerd zodat er geen water op kan blijven staan.

Het geïnfiltreerde hemelwater dat in de ontwateringsvoorziening tussen de verharding en de dakconstructie wordt opgevangen en/of door het dakafschot afstroomt, dient duurzaam te worden verwerkt. Een lokale infiltratievoorziening of lozing op de Oude Gracht heeft hierbij de voorkeur. Door de afstand (circa 100 m) naar dit oppervlaktewater en het historische karakter van het tracé, zal de realisatie van een lozingsleiding de nodige inspanningen en middelen vergen. Wellicht biedt een andere, alternatieve voorziening een doelmatiger en kosteneffectievere oplossing.

Grondwater
Vanwege het gemeentelijke beleid (gericht op de waterkwaliteit- en waterkwantiteitstrits) is het niet toegestaan om structureel schoon grondwater op het gemengd riool te lozen.

Vuilwater
In het plan van het bezoekerscentrum is een natte groep opgenomen (toiletten, pantry). Het hierdoor geproduceerde afvalwater kan niet onder vrijverval op het bestaande gemengd stelsel worden geloosd in verband met de relatief hoge ligging van de riolering.

Het is bijvoorbeeld mogelijk om met een inpandig pompje (keuze en berekening voor installateur) het afvalwater onder druk naar een nieuwe en aparte vrijverval lozingsleiding te verpompen. Een persleiding direct op het openbaar gemengd riool is niet gewenst. Een terugklep is noodzakelijk om bij hevige neerslag instroming van vuilwater te voorkomen. Voor de aansluiting van de natte groep op de openbare riolering is een aansluitvergunning vereist van de dienst Stadswerken.

Onttrekking en lozen van grondwater
Tijdelijke onttrekking van grondwater tijdens de bouw is vergunningsplichtig, evenals tijdelijke lozing van bemalingswater op de gemeentelijke riolering of op het oppervlaktewater. Bij de bouwfase van het publiekscentrum kan er sprake zijn van een beperkte (open) bemaling. Het tijdens de bouwfase tijdelijk lozen van bemalingswater op de riolering of op het oppervlaktewater is onder voorwaarden (o.a. hoeveelheid en samenstelling) toegestaan. Bij de gemeente Utrecht dient een vergunning voor het tijdelijk lozen van grondwater op de openbare riolering, en bij het waterschap HDSR voor het tijdelijk lozen van grondwater op het oppervlaktewater te worden aangevraagd.

Nader onderzoek naar de kwantiteit en kwaliteit van het grondwater is noodzakelijk om na te gaan of er een lozingsvergunning nodig is om het overtollige water te onttrekken en af te voeren. Voor alle onderbemalingen, bronneringen en andere grondwateronttrekkingen moet een melding worden gedaan bij het waterschap. De provincie is verantwoordelijk voor grotere grondwateronttrekkingen van meer dan 150.000 m3/jaar.

Omdat structurele lozing van schoon grondwater op het gemengd stelsel niet is toegestaan, dient het geïnfiltreerde hemelwater duurzaam te worden verwerkt.

Watervergunning
Ten behoeve van het dempen en graven, aanleggen van vlonders en steigers en bouwen in en langs water is een Watervergunning van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden noodzakelijk. Ten behoeve van de ontwikkelingen in het plangebied is een Keurontheffing vereist. Alle wateraspecten (inclusief de Keur-aspecten) worden in de watervergunning geregeld.

Conclusie
Op basis van het gemeentelijk en waterschapsbeleid is het niet toegestaan om structureel, niet-overtollig grondwater af te voeren. Om een waterdichte verblijfsruimte met een optimale vochthuishouding te garanderen, is een waterdichte vloer- en wandconstructie noodzakelijk.

Een ander punt van aandacht is de omgang met het hemelwater dat boven de dakconstructie van het ondergrondse publiekscentrum door de pleinverharding infiltreert. Via dakafschot en/of drainage kan dit worden afgevoerd naar een lokale infiltratievoorziening (de omringende ondergrond) of via een lozingsleiding op de Oude Gracht (oppervlaktewater) worden geloosd. Gezien de benodigde voorzieningen en middelen hiervoor wordt onderzoek naar een alternatief, doelmatig en kosteneffectieve oplossing sterk aanbevolen.

De geplande ontwikkeling heeft, bij de uitwerking van de voorgeschreven omgang met het grond-, hemel- en vuilwater geen negatieve invloed op de waterhuishouding in en rondom het plangebied. De toekomstige waterstromen (vuil en schoon) worden conform het beleid van de waterbeheerders duurzaam gescheiden ingezameld, getransporteerd en verwerkt.

5.9.6 Verslaglegging van gevoerd overleg gemeente - waterbeheerder

De waterbeheerder heeft in overleg aangegeven te kunnen instemmen met de waterparagraaf.

5.10 Archeologie

Wettelijk kader

In 1992 heeft Nederland het Europese Verdrag van Malta ondertekend en in 1998 geratificeerd. Doel van dit verdrag is een betere bescherming van het Europese archeologische erfgoed door een structurele inpassing van de archeologie in ruimtelijke ordeningstrajecten. Eén van de belangrijkste uitgangspunten van het Verdrag van Malta is dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ in de bodem bewaard dienen te blijven. Alleen als behoud in situ niet mogelijk is, wordt overgegaan tot behoud van de archeologische informatie ex situ, door middel van opgraven en bewaren in depot. Een ander uitgangspunt is dat het onderzoek naar de aanwezigheid van archeologische waarden in een zo vroeg mogelijk stadium dient plaats te vinden, zodat hiermee bij de planontwikkeling rekening gehouden kan worden. Een derde uitgangspunt is het 'de verstoorder betaalt principe'. Alle kosten die samenhangen met archeologisch onderzoek dienen worden betaald door de initiatiefnemer van de geplande bodem ingrepen. Ten slotte richt het Verdrag van Malta zich tevens op een toename van kennis, herkenbaarheid en beleefbaarheid van het archeologische erfgoed.

Het Verdrag van Malta heeft in Nederland geresulteerd in een ingrijpende herziening van de Monumentenwet uit 1988, die op 1 september 2007 met de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht is geworden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. In de nieuwe wetgeving is de bescherming van het archeologische erfgoed, de inpassing hiervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van het archeologische onderzoek geregeld. Op grond van artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet een bestemmingsplan rekening houden met de archeologische resten in de grond. Om te kunnen bepalen op welke wijze de bestemmingsregeling rekening moet houden met de archeologie (artikel 38a Monumentenwet 1988) moet onderzoek, veelal bureau onderzoek, worden gepleegd. De resultaten daarvan worden beschreven in de toelichting van het bestemmingsplan, waarbij wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan bij moet dragen aan de bescherming van de archeologie.

Verordening en bestemmingsplan
De gemeente Utrecht heeft ervoor gekozen ter bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen een verordening op te stellen voor het hele grondgebied van de gemeente. In de verordening op de archeologische monumentenzorg is een vergunningenstelsel opgenomen ter bescherming van het archeologische erfgoed, waarmee de wettelijk vereiste bescherming kan worden geboden. In bestemmingsplannen wordt verwezen naar de verordening en een regel opgenomen (dubbel bestemming Waarde - Archeologie). In deze dubbel bestemming is opgenomen dat de voor Waarde- archeologie aangewezen gronden mede zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachtingen. Met deze specifieke gebruiksregel wordt geregeld dat onder een met het bestemmingsplan strijdig gebruik in ieder geval wordt begrepen het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg. Door de verordening en de daarbij behorende archeologische waardenkaart is de bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen in de bodem van de gemeente Utrecht gewaarborgd en zijn verstoringen van de bodem vanaf een op de archeologische waardenkaart aangegeven oppervlakte en diepte vergunningplichtig.

Gemeentelijke archeologische waardenkaart
De Archeologische Waardenkaart van de gemeente Utrecht ligt ten grondslag aan de verordening op de archeologische Monumentenzorg. Deze waardenkaart is geënt op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarde (IKAW) van de provincie en op de kennis en ervaring opgedaan in tientallen jaren archeologisch onderzoek in de stad. Hij geeft inzicht in de ligging van beschermde archeologische Rijksmonumenten, gebieden van hoge archeologische waarde, gebieden van hoge archeologische verwachting en gebieden van archeologische verwachting en bij welk te verstoren oppervlakte en diepte een vergunningsplicht geldt. In de op de waardenkaart aangeduide gebieden waar een vergunningplicht geldt zal van toekomstige initiatiefnemers tot bodem verstorende activiteiten een inspanning vereist worden om resten uit het verleden op te sporen en zo nodig veilig te stellen.

Beschermde archeologische Rijksmonumenten worden op grond van de Monumentenwet 1988 beschermd. Aantasting van de beschermde archeologische monumenten is niet toegestaan. Eventueel dubbel ruimtegebruik is mogelijk, mits de gekozen bestemming zich duurzaam verhoudt met de in het terrein aanwezige archeologische waarden. Voor dubbel ruimtegebruik is een vergunning krachtens de Monumentenwet vereist.

Gebieden van hoge archeologische waarde (rood) zijn gebieden waarvan bekend is dat er archeologische waarden zijn, maar die niet beschermd zijn als archeologisch Rijks- of gemeentelijk monument. Gebieden van hoge archeologische verwachting (geel) zijn zones waar op grond van eerder uitgevoerd archeologisch onderzoek dan wel op basis van historisch geografisch onderzoek archeologische waarden te verwachten zijn (er wordt een middel hoge tot hoge dichtheid aan archeologische vondsten of sporen verwacht). Bij gebieden met een archeologische verwachting (groen) zijn de verwachtingen lager (er wordt een middel hoge dichtheid aan archeologische vondsten of sporen verwacht). Voor deze gebieden geldt de gemeentelijke Verordening op de Archeologische Monumentenzorg.
Daarnaast zijn op de kaart witte gebieden aangewezen. Voor deze zones geldt geen verwachting en geen vergunningstelsel.

Archeologie in het plangebied
Het plangebied van Schatkamer 2 bevindt zich in een krachtens de Monumentenwet 1988 beschermd rijksmonument (monument nummer 531049). De bescherming betreft een Romeinse legerplaats (castellum) en resten van (vroeg) middeleeuwse kerkgebouwen en keizerlijke en bisschoppelijke residentie gebouwen.

Uitgangspunt voor de ontwikkeling van Schatkamer 2 is dat het archeologisch monument duurzaam behouden blijft, waarbij de nog aanwezige archeologische waarden beleefbaar zullen worden gemaakt. Dit is mogelijk aangezien het plangebied volledig binnen de grenzen van een in 1949 uitgevoerde opgraving (sleuf 19 en 20) ligt. Binnen de contouren van deze werkputten is door archeoloog van Giffen het bodemarchief volledig onderzocht, waarbij het merendeel van de archeologische sporen is vernietigd. Een klein deel van de aangetroffen funderingen, zoals die voor de pijlers van het schip van de Dom en de keien fundering van de Romaanse voorganger, zijn nog aanwezig en kunnen en belangrijke rol spelen in het toekomstige bezoekerscentrum. Om te kunnen beoordelen of en hoe een duurzaam behoud van deze archeologische resten gewaarborgd is, is in nauw overleg tussen de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), Stichting Domplein 2013 en gemeente Utrecht, besloten in 2011 een proefonderzoek uit te voeren. Op basis van de resultaten van dit onderzoek zal bepaald worden of en hoe de plannen voor Schatkamer 2 doorgang kunnen vinden met als uitgangspunt het duurzaam behoud van de archeologische resten van het Domplein.

5.11 Kabels En Leidingen

Binnen het plangebied is een uitgebreide inventarisatie van kabels en leidingen gedaan. Hoewel er in het plangebied veel kabels en leidingen aanwezig zijn, zijn er geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Voor het project zal het merendeel van de in het plangebied aanwezige kabels en leidingen verlegd moeten worden. Dit zal gebeuren door de initiatiefnemer in samenspraak met de beheerders, c.q. eigenaren van de betreffende kabels en leidingen. Daarbij wordt gestreefd naar een duurzame wijze van het verleggen van de kabels waardoor in de toekomst eventuele nieuwe kabels een leidingen kunnen worden aangelegd zonder dat daarvoor de openbare ruimte moet worden opgebroken.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Archeologisch Onderzoek Proefopgraving

Het plan voorziet in het juridisch mogelijk maken van een ondergronds publiekscentrum waarin de archeologie van het Domplein getoond kan worden. Het publiekscentrum zou gerealiseerd moeten worden binnen de grenzen van de opgravingsputten 19 en 20 uit 1949 van archeoloog Van Giffen. Het betreft hier een beschermd archeologisch rijksmonument (monumentnummer 531049). De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) is dan ook betrokken bij deze planvorming. In dit kader is afgesproken dat er eerst een archeologisch onderzoek in de vorm van een proefopgraving plaats zal vinden. In hoofdstuk 4, paragraaf 4.1.2.1 is ingegaan op de randvoorwaarden waaraan deze proefopgraving moet voldoen.

Op basis van dit onderzoek zal de RCE bepalen of en in hoeverre het voorliggende plan voor het ondergrondse bezoekerscentrum doorgang kan vinden. De uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan hangt dus af van de uitkomsten van het archeologisch onderzoek. Verwacht wordt dat de proefopgraving in de zomer van 2011 gedaan zal worden.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Voorkeursvariant
In opdracht van stichting Domplein 2013 is door Hylkema Consultants/Vitruvius een budgetraming opgesteld voor de bouw en inrichting van Schatkamer 2. De laatste, op 23 december jl. geactualiseerde versie sluit, inclusief een opgenomen bedrag voor afdekking van planschaderisico en onvoorzien (in totaal 20% van de stichtingskosten) op een bedrag van ruim 3,4 mio euro. Hiervan is ruim de helft gedekt middels reeds toegekende subsidies (EU Interreg Portico en MinEZ Pieken in de Delta). De dekkingsopgave voor de andere helft wordt vooralsnog als realistisch beschouwd. Het dekkingsplan voorziet in de uitwerking van een drietal varianten die de komende maanden ieder voor zich op hun haalbaarheid worden onderzocht.

Uitgangspunt voor alle varianten is dat de gemeente op termijn hoofdeigenaar van het casco wordt en dat voor de ontwikkeling - gegeven het huidige tijdsbestek – in principe niet opnieuw een beroep gedaan hoeft te worden op overheidssubsidies. Elke variant heeft door de wijze van financieren bepaalde consequenties voor de uiteindelijke exploitatie.

Variant 1 gaat uit van dekking door eenmalige bijdragen van fondsen en loterijen en bedrijfsleven. De stichting ontwikkelt en verwerft in deze variant het eigendom van het centrum (casco en inrichting) en kent binnen de exploitatie na 2013 geen huisvestingslasten. De stichting zal in een later stadium en onder nader te bepalen voorwaarden het casco overdragen aan de gemeente.

Variant 2 beschrijft een situatie waarbij het eigendom van het casco in of kort na 2013 wordt overgedaan aan de gemeente voor een vooraf te bepalen waarde, waarna de stichting het centrum huurt van de gemeente Utrecht voor een bedrag dat in verhouding staat tot het bedrag waarmee de gemeente het vastgoed heeft verworven. De stichting krijgt in deze variant na 2013 in de exploitatie te maken met huisvestingslasten. Het bedrag dat gedekt dient te worden door fondsen, loterijen en sponsoren is aanzienlijk minder dan in
variant 1.

Variant 3 voorziet in de mogelijkheid voor derden (bedrijfsleven, particulieren) om middels aandelen en/of obligaties te participeren in het te ontwikkelen vastgoed voor het centrum. Met specialisten op dit terrein wordt momenteel gesproken over de meest voor de hand liggende fiscaal-juridische structuur. Ook in deze variant is het bedrag dat 'a fonds perdu' wordt bijdragen door bedrijfsleven, fondsen en loterijen aanzienlijk minder dan in variant 1. De stichting heeft in deze variant in de exploitatie geen huurlasten, maar krijgt wel te maken te maken met te betalen rente, dan wel dividend.

De stichting wenst voor de zomer van 2011 zicht te hebben op de definitieve keuze voor een variant (of een combinatie van varianten) en daarvan de haalbaarheid bepaald te hebben. In alle gevallen zal er sprake dienen te zijn van een sluitende begroting. Op basis van huidige inzichten acht de stichting variant 2, gecombineerd met variant 1 en 3, als het meest kansrijk en het meest passend bij de opgave.

Naast een budgetraming voor bouw en inrichting, heeft de stichting door Hospitality Consultants een exploitatieplan laten opstellen voor Schatkamer 1 en Schatkamer 2 voor de periode tot 2018. Ook hier is sprake van een drietal varianten i.v.m. met de eerder genoemde consequenties van de verschillende dekkingsvarianten voor de investering (wel of geen huur Schatkamer 2, wel of geen rente/dividend). In de nu voorliggende varianten is op termijn een positief exploitatieresultaat (variant 1 en 2) of slechts een zeer beperkt negatief resultaat (variant 3) voorzien. Uitgangspunt is ook hier dat niet opnieuw een beroep gedaan hoeft te worden op overheidssubsidies.

Kleine variant
De stichtingskosten voor de kleine variant (met een bouwkundige ruimte van circa 125 M2) bedragen op basis van de budgetraming van Hylkema/Vitruvius in totaal 1.957.000,- euro. Dit bedrag is inclusief een budgetrisico van 20 %. De investering wordt nagenoeg geheel gedekt door de volgende subsidies:

+ EU Interreg Portico: 675.000,- (incl. co-financiering gemeente

+ Utrecht) MinEz Pieken in de Delta: 1.115.000,- (incl. co-financiering

+ gemeente en provincie Utrecht) Stichting Dioraphte: 75.000,-.

Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat subsidiegevers akkoord dienen te gaan met de uitvoering van deze variant in genoemde omvang. Bij EU Interreg en stichting Diorphte past de kleine variant binnen de subsidievoorwaarden. In overleg met gemeente Utrecht zal getoetst worden of MinEz hier ook mee akkoord kan gaan.

NB:
Indien de voorkeursvariant onverhoopt niet gerealiseerd kan worden, zal "teruggevallen" worden op de in hoofdstuk 4 beschreven kleinere variant van de schatkamer. Deze kan met de thans ter beschikking staande middelen door de stichting worden geraliseerd en geëxploiteerd. Uitgangspunt voor dit moment is opname van kleine variant in dit planboek, waarbij is afgesproken hebben dat zodra dit financieel mogelijk is terug wordt gegaan naar de voorkeursvariant willen. Dit kan half mei 2011 indien er dan al definitief duidelijkheid is over de economische uitvoerbaarheid van de grote variant of uiterlijk 1 oktober 2011 zodat het college tijdig een besluit kan nemen over een eventueel gewijzigde vaststelling van dit plan.

Gemeentelijke kostenverhaal
De gemeente is eigenaar van de gronden waar het plan wordt gerealiseerd. Momenteel worden verschillende varianten onderzocht over de wijze waarop de gemeente de door haar gemaakte kosten zal verhalen op de aanvrager. Verwacht wordt dat e.e.a. vie aan anterieure overeenkomst verzekerd zal worden.

6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De Stichting Domplein 2013 is in 2005 opgericht als particulier initiatief en heeft in de vijf jaar van haar bestaan een breed maatschappelijk draagvlak gecreëerd. De stichting wordt op allerlei manieren ondersteund door tal van publieke en private partijen. In het bijzonder gaat het hierbij om samenwerkingsverbanden en/of partnerships met:

  • Cultureel-maatschappelijke partners op en rond het Domplein;
  • Commerciële partners op en rond het Domplein;
  • Sponsoren en fondsen op verschillende lagen;
  • Overheden op verschillende lagen (EU, Rijk, provincie en gemeente).

Daarnaast is veel energie gestoken in het betrokken krijgen en houden van burgers, waarbij vanaf het begin bijzondere aandacht is besteed aan bewoners en omwonenden van het Domplein. Middels persoonlijk contact en diverse informatie avonden zijn burgers geïnformeerd over de plannen en projecten van de stichting en zijn ze uitgenodigd om mee te denken en mee te praten. In het bijzonder is dit gebeurd bij de het ontwerp, de ontwikkeling en de realisaties van de markering in drie fasen (Servetstraat, Domstraat, Korte Nieuwstraat). Uit deze contacten is o.a. het burgerinitiatief Mijn Domplein ontstaan; een vriendenstichting die tot doel heeft burgers bij de plannen van de stichting te betrekken door het adopteren van een virtuele m2 Domplein. Inmiddels zijn bijna 150m2 geadopteerd en wordt in 2011 de mogelijkheid gecreëerd om tegen een gering bedrag vriend te worden van het Domplein. Jaarlijks wordt rond St. Maarten een speciale informatieavond georganiseerd voor iedereen die geïnteresseerd is in de plannen van de stichting.

Bovendien heeft de stichting in het najaar van 2010 aan bewoners en omwonenden de plannen voor Schatkamer 2 en het Programma van Essenties voor de herinrichting van de openbare ruimte van het Domplein gepresenteerd (nadat ze hierover reeds in het voorjaar van 2010 waren gehoord). Afgezien van vragen over de wijze waarop beheer, onderhoud, handhaving en programmering in de toekomst (beter) geregeld kan worden, werden de plannen met instemming begroet.

Op basis van deze zorgvuldig opgebouwde relaties zal de stichting ook bij de volgende fase(n) richting realisatie van Schatkamer 2 de bewoners en omwonenden wederom nauw betrekken. Voor dat doel zullen in overleg met de gemeente (gebiedsmanager Binnenstad) speciale bijeenkomsten worden georganiseerd.

6.3.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening

Het plan is aan een aantal instanties toegezonden voor reactie als bedoeld in art 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

De resultaten van dit overleg zijn opgenomen in een afzonderlijke nota van vooroverleg. Naar aanleiding van de overlegreactie van de Rijksdienst Cultureel Erfgoed zijn een enkele wijzigingen aangebracht. Deze wijzigingen zijn hieronder kort samengevat.

Wijzigingen naar aanleiding van het vooroverleg:

  1. a. De mogelijkheid om bij recht bovengrondse gebouwen te realiseren ten behoeve van de ondergrondse schatkamer is uit het plan gehaald en wordt alleen via een afwijkingsbevoegdheid van B&W mogelijk;
  2. b. Op de plankaart worden voor zowel de voorkeursvariant als voor de kleine variant aanduidingen aangebracht waar de entrees mogen worden gesitueerd. Hiervoor zijn zoals aangegeven in principe geen bovengrondse gebouwen noodzakelijk;
  3. c. De aanwijzingstekst van het beschermd Stadsgezicht binnenstad Utrecht, is opgenomen als bijlage in de toelichting van het plan.

6.3.2 Resultaten participatie

De Stichting Domplein 2013 is in 2005 opgericht als particulier initiatief en heeft in de vijf jaar van haar bestaan een breed maatschappelijk draagvlak gecreëerd.

De stichting wordt op allerlei manieren ondersteund door tal van publieke en private partijen. In het bijzonder gaat het hierbij om samenwerkingsverbanden en/of partnerships met:

  • Cultureel-maatschappelijke partners op en rond het Domplein;
  • Commerciële partners op en rond het Domplein;
  • Sponsoren en fondsen op verschillende lagen;
  • Overheden op verschillende lagen (EU, Rijk, provincie en gemeente Utrecht)

Daarnaast is veel energie gestoken in het betrokken krijgen en houden van burgers, waarbij vanaf het begin bijzondere aandacht is besteed aan bewoners en omwonenden van het Domplein. Middels persoonlijk contact en diverse informatie avonden zijn burgers geïnformeerd over de plannen en projecten van de stichting en zijn ze uitgenodigd om mee te denken en mee te praten. In het bijzonder is dit gebeurd bij de het ontwerp, de ontwikkeling en de realisaties van de markering in drie fasen (Servetstraat, Domstraat, Korte Nieuwstraat). Uit deze contacten is o.a. het burgerinitiatief Mijn Domplein ontstaan; een vriendenstichting die tot doel heeft burgers bij de plannen van de stichting te betrekken door het adopteren van een virtuele m2 Domplein. Inmiddels zijn bijna 150m2 geadopteerd en wordt in 2011 de mogelijkheid gecreëerd om tegen een gering bedrag vriend te worden van het Domplein. Jaarlijks wordt rond St. Maarten een speciale informatieavond georganiseerd voor iedereen die geïnteresseerd is in de plannen van de stichting.

Bovendien heeft de stichting in het najaar van 2010 aan bewoners en omwonenden de plannen voor Schatkamer 2 en het Programma van Essenties voor de herinrichting van de openbare ruimte van het Domplein gepresenteerd (nadat ze hierover reeds in het voorjaar van 2010 waren gehoord). Afgezien van vragen over de wijze waarop beheer, onderhoud, handhaving en programmering in de toekomst (beter) geregeld kan worden, werden de plannen met instemming begroet.

Op basis van deze zorgvuldig opgebouwde relaties zal de stichting ook bij de volgende fase(n) richting realisatie van Schatkamer 2 de bewoners en omwonenden wederom nauw betrekken. Voor dat doel zullen in overleg met de gemeente (gebiedsmanager Binnenstad) speciale bijeenkomsten worden georganiseerd.

Op basis van de gemeentelijke Inspraak verordening behoeft voor plannen waarvoor de wet al een eigen openbare voorbereidingsprocedure regelt, niet apart nog een inspraakprocedure te worden gevolg. In het kader van de ter visie legging zal het ontwerp bestemmingsplan ter visie worden gelegd waarbij aan een ieder gelegenheid zal worden geboden een zienswijze ten aanzien van het plan naar voren te brengen.

Hoofdstuk 7 Juridische Planopzet

7.1 Inleiding

Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008). De SVBP 2008 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere leesbaarheid, raadpleegbaarheid en helderheid voor de gebruiker en draagt zo bij aan een effectiever en efficiëntere dienstverlening.

7.2 Planvorm

Het bestemmingsplan vormt een herziening van het bestemmingsplan Binnenstad ten behoeve van het specifieke project "Schatkamer Domplein" Het plan heeft uitsluitend betrekking op de bestemming Verkeer en verblijfsgebied. Echter omdat het plan ligt binnen het beschermd stadsgezicht Utrecht en binnen een gebied met hoge archeologische waarden zijn er tevens dubbelbestemmingsen opgenomen om deze waarden te beschermen. daarbij is zoveel mogelijk aangesloten op de regeling van deze aspecten zoals die luidt in het bestemmingsplan Binnenstad. Het bestemmingsplan voorziet voor wat betreft deze bestemming in een wijziging op de plankaart en een wijziging van het voorschrift.

7.3 Opbouw Regels

De opzet van de bestemmingsreserve is steeds gelijk:

  • bestemmingsomschrijving (met ondergeschikte en nevengeschikte doeleinden);
  • bouwregels;
  • nadere eisen waar de bestemmingsregeling dat nodig maakt;
  • afwijken van de bouwregels;
  • waar nodig: een bijzondere gebruiksregel, bijvoorbeeld bij wonen een aan huis verbonden beroep of bedrijf.
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • eventueel een vergunningstelsel ter bescherming van aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke of natuur waarden;
  • in een aantal gevallen een wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht;

7.3.1 Nadere eisen

Toelichting indien er nadere eisen zijn opgenomen.

7.3.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Ter bescherming van archeologische waarden en de cultuurhistorische waarde van het beschermd stadsgezicht is een vergunningenstelsel opgenomen in de dubbel bestemming Waarde-Archeologie en Waarde-Beschermd Stadsgezicht. Het is verboden bepaalde werken en werkzaamheden uit te voeren zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders. Het betreft werken en werkzaamheden zoals: het ophogen, verlagen of afgraven van de gronden, het aanleggen van verhardingen, het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen en dergelijke. Op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, noodzakelijk zijn voor het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond of reeds vergunde werken of werkzaamheden is het verbod niet van toepassing. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt afgegeven als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, herstel en ontwikkeling van het Archeologisch erfgoed.

7.4 Artikelsgewijze Toelichting

Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied

In de bestemming Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied wordt op de plankaart een aanduiding "specifieke vorm van gemend - bezoekerscentrum" geïntroduceerd. Deze maakt het mogelijk om een ondergronds bezoekerscentrum te realiseren onder het Domplein, alsmede de daarvoor eventueel noodzakelijke bovengrondse voorzieningen (entree voorziening en installaties). De maximale hoogte van de bebouwing is het niveau van het peil (maaiveld hoogte Domplein).

In principe is bovengrondse bebouwing voor het bezoekers centrum niet gewenst. De entree mag uitsluitend binnen de daarvoor op de plankaart opgenomen aanduidingen worden gerealiseerd. Desalniettemin kan het zijn dat voor bijvoorbeeld het rolstoel toegankelijk maken van het bezoekerscentrum in de toekomst een klein gebouw noodzakelijk is. Hiervoor is een afwijkingsbevoegdheid voor B&W opgenomen.

Indien de middelen voor het realiseren van de voorkeursvariant binnen de plantermijn beschikbaar komen kan de wijzigingsbevoegdheid worden toegepast. Met betrekking tot de entrees gelden voor een eventuele voorkeursvariant dezelfde voorwaarden als voor de de kleine variant.

Artikel 4 Waarde - Archeologie

Ter bescherming van archeologische waarden is een vergunningenstelsel opgenomen in de dubbel bestemming Waarde-Archeologie en Waarde-Beschermd Stadsgezicht. Het is verboden bepaalde werken en werkzaamheden uit te voeren zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders. Het betreft werken en werkzaamheden zoals: het ophogen, verlagen of afgraven van de gronden, het aanleggen van verhardingen, het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen en dergelijke. Op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, noodzakelijk zijn voor het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond of reeds vergunde werken of werkzaamheden is het verbod niet van toepassing. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt afgegeven als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, herstel en ontwikkeling van de archeologische waarden.

Artikel 5 Waarde - Beschermd stadsgezicht

Ter bescherming het beschermd stadsgezicht is een vergunningenstelsel opgenomen in de dubbel bestemming Waarde-Archeologie en Waarde-Beschermd Stadsgezicht. Het is verboden bepaalde werken en werkzaamheden uit te voeren zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders. Het betreft werken en werkzaamheden zoals: het ophogen, verlagen of afgraven van de gronden, het aanleggen van verhardingen, het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen en dergelijke. Op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, noodzakelijk zijn voor het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond of reeds vergunde werken of werkzaamheden is het verbod niet van toepassing. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt afgegeven als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, herstel en ontwikkeling van het beschermd Stadsgezicht.

7.5 Handhaving

Door handhaving controleert de overheid of burgers, bedrijven en bijvoorbeeld overheidsorganen zich aan de wet- en regelgeving houden. Onder handhaving wordt verstaan het door controle (toezicht en opsporing) en het toepassen (of dreigen daarmee) van bestuursrechtelijke sancties, bereiken dat het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd. De handhaving van de van toepassing zijnde regeling binnen de gemeente Utrecht, wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen. Zo wordt namens het college onder andere gehandhaafd op de regels van voorliggend bestemmingsplan. Dit betekent dat de regels voor wat betreft het gebruik en de bebouwingsregels worden gehandhaafd. Dit gebeurt veelal door toetsing tijdens het behandelen van de aanvragen om omgevingsvergunning, maar kan ook gebeuren als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw of op grond van een eigen constatering indien een bouwwerk of een perceel in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt. Indien er bijvoorbeeld sprake is van illegale ingebruikname van gemeentelijke grond, dan zal hiertegen worden opgetreden.

Doel handhavend optreden
Het doel van het handhavend optreden van de gemeente is niet direct gekoppeld aan de noodzaak van een actueel bestemmingplan. Voor de bewoners van het plangebied is duidelijk waar zij aan toe zijn (qua bouwen, zoals bijvoorbeeld uitbreiding van de woning, en qua gebruik), maar het niet handhaven haalt de effectiviteit van een actueel bestemmingsplan onderuit. De toegevoegde waarde van het verlenen van een omgevingsvergunning voor een bijgebouw is niet groot, indien er op andere plaatsen - zonder vergunning - bijgebouwen zijn geplaatst. Dit wordt nog eens problematischer zodra een omgevingsvergunning wordt geweigerd, terwijl diverse vergelijkbare bouwwerken reeds illegaal zijn geplaatst. In dit laatste geval is de roep om handhavend op te treden dan ook het grootst.

Hoe wordt gehandhaafd?
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft het college een tweetal instrumenten tot haar beschikking: bestuursdwang en dwangsom. Bij het toepassen van bestuursdwang wordt de overtreding (het geconstateerde illegale bouwwerk c.q. gebruik) ongedaan gemaakt op kosten van de overtreder. Dit kan betekenen dat een bouwwerk door de gemeente wordt afgebroken en de kosten van bijvoorbeeld de aannemer en de gemeentelijke (voorbereidings)kosten op de overtreder worden verhaald. Het is tevens mogelijk om, indien er zonder omgevingsvergunning wordt gebouwd en de bouw wordt stilgelegd door middel van een bouwstop, de bouwmaterialen weg te slepen en elders op te slaan. Het opleggen van een last onder dwangsom betekent bijvoorbeeld dat het illegale gebruik moet worden gestaakt binnen een door het college gestelde termijn. Overschrijdt men de termijn, dan zal de dwangsom in rekening worden gebracht bij de overtreder. Doel van de dwangsom is het onaantrekkelijk maken van het voortzetten van de geconstateerde overtreding. De dwangsom zal dan ook in relatie moeten staan aan (en zal derhalve altijd hoger zijn dan) het voordeel dat de overtreder heeft bij het voortzetten van de illegaliteit. In het plangebied zal handhavend worden opgetreden tegen het illegale gebruik van bouwwerken en percelen. Bijvoorbeeld het verhuren van opslagruimte ten behoeve van de stalling van caravans, maar ook het gebruik van een winkel als café. Verder zal er bij de bouw worden gecontroleerd op de uitvoering van verleende omgevingsvergunningen. Uiteraard zal er ook gecontroleerd worden of, in het geval van een geweigerde omgevingsvergunning voor een woning, de betreffende woning niet alsnog wordt gebouwd. Voorts zal de gemeente toezien op - onder de Wet milieubeheer vallende - bedrijven. Dit vloeit voort uit de regels van het bestemmingsplan. Indien er immers ter plaatse een bedrijfsactiviteit plaats mag vinden, zal dit qua gebruik (intensiteit en hinder) gehandhaafd worden.

Bijlage 1 Aanwijzingstekst Beschermd Stadsgezicht Binnenstad Utrecht

Bijlage 1 Aanwijzingstekst beschermd stadsgezicht binnenstad Utrecht

Bijlage 2 Budgetraming - Grote Variant

Bijlage 2 Budgetraming - grote variant

Bijlage 3 Bomenplan - Grote Variant

Bijlage 3 Bomenplan - grote variant

Bijlage 4 Exploitatieplan Publiekscentra - Grote Variant

Bijlage 4 Exploitatieplan publiekscentra - grote variant

Bijlage 5 Inrichting Situatie - Grote Variant

Bijlage 5 Inrichting situatie - grote variant

Bijlage 6 Kabels&leidingen Domplein - Grote Variant

Bijlage 6 Kabels&Leidingen Domplein - grote variant

Bijlage 7 Notitie Economische Uitvoerbaarheid - Grote Variant

Bijlage 7 Notitie economische uitvoerbaarheid - grote variant

Bijlage 8 Notitie Maatschappelijke Uitvoerbaarheid - Grote Variant

Bijlage 8 Notitie maatschappelijke uitvoerbaarheid - grote variant

Bijlage 9 Programma Van Eisen Schatkamer Domplein Ii - Grote Variant

Bijlage 9 Programma van Eisen Schatkamer Domplein II - grote variant

Bijlage 10 Programma Van Essenties - Grote Variant

Bijlage 10 Programma van Essenties - grote variant

Bijlage 11 Quick Scan Flora En Fauna - Grote Variant

Bijlage 11 Quick scan flora en fauna - grote variant

Bijlage 12 Rioleringsplan - Grote Variant

Bijlage 12 Rioleringsplan - grote variant

Bijlage 13 Situatietekening - Grote Variant

Bijlage 13 Situatietekening - grote variant

Bijlage 14 Tekeningen- En Stukkenlijst - Grote Variant

Bijlage 14 Tekeningen- en stukkenlijst - grote variant

Bijlage 15 Uitgangspunten Archeologisch Onderzoek - Grote Variant

Bijlage 15 Uitgangspunten archeologisch onderzoek - grote variant

Bijlage 16 Waterparagraaf - Grote Variant

Bijlage 16 Waterparagraaf - grote variant

Bijlage 17 Installatietekening - Kleine Variant

Bijlage 17 Installatietekening - kleine variant

Bijlage 18 Bomenplan - Kleine Variant

Bijlage 18 Bomenplan - kleine variant

Bijlage 19 Inrichtingstekening - Kleine Variant

Bijlage 19 Inrichtingstekening - kleine variant

Bijlage 20 Situatietekening - Kleine Variant

Bijlage 20 Situatietekening - kleine variant

Bijlage 21 Aanvulling Op Programma Van Eisen - Kleine Variant

Bijlage 21 Aanvulling op Programma van Eisen - kleine variant