Duurstedelaan, Hoograven
Bestemmingsplan - Utrecht
Onherroepelijk op 01-12-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 (raam)prostitutiebedrijf:
een prostitutiebedrijf waar het werven van klanten gebeurt vanuit de werkruimte door prostituees die zichtbaar zijn vanaf een openbare plaats
1.2 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:
beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend waarvan de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en degene die het beroep of het bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is;
hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: een detailhandelsvestiging, een afhaalzaak, een horecabedrijf, een belhuis en een (raam)prostitutiebedrijf; hieronder wordt wel verstaan: een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang.
1.3 aanbouw:
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aangebouwd bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar tegenaan gebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.7 additionele horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit bij een hoofdfunctie, niet zijnde horeca, waarbij de additionele horeca-activiteiten passen bij de hoofdfunctie qua uitstraling, dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie.
1.8 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning op grond van de Monumentenwet 1988 beschikt.
1.9 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.10 atelier:
werkplaats in het bijzonder voor kunstenaars waarbij tevens kunstwerken tentoongesteld en verkocht kunnen
worden.
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.12 bebouwingspercentage:
het met een aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen.
1.13 bed & breakfast:
het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs) woning
1.14 bedrijfsvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten en met uitzondering van gebouwde (ondergrondse of halfverdiept gelegen) parkeervoorzieningen.
1.15 bestaand bouwwerk:
een bouwwerk, dat op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan is of wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of de Woningwet
1.16 bestaand gebruik:
het op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan aanwezige gebruik.
1.17 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0344.BPDUURSTEDELAANHOOG-0601.dgn met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.19 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.21 bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en hoort bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.22 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.23 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.24 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, kap en/of bijzondere bouwlaag.
1.25 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.27 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.28 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.29 brutovloeroppervlak
de totale binnen een gebouw beschikbare vloeroppervlakte, inclusief de verdiepingen.
1.30 culturele voorzieningen:
voorzieningen gericht op kunst, ontspanning, vrijetijdsbesteding en vermaak, zoals theaters, bioscopen, musea, ateliers en muziekcentra.
1.31 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.32 dak:
een bovenbeëindiging van een gebouw.
1.33 dakopbouw:
een ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals trappenhuizen, luchtbehandelings- en liftinstallaties.
1.34 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Hieronder worden niet verstaan afhaalzaken.
1.35 dienstverlening:
dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent, gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus e.d.. Hieronder worden niet verstaan belhuizen.
1.36 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.37 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.38 hoogte-accent:
een incidenteel en rank gebouw of een beperkt onderdeel van een gebouw, met een afwijkende bouwhoogte naar boven ten opzichte van de direct omliggende bebouwing, dat dient als markering en/of oriëntatiepunt van een bijzondere plek in een wijk of buurt.
1.39 kap:
een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk.
1.40 kelder:
het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat geheel onder het (straat)peil is gelegen.
1.41 Lijst van Bedrijfsactiviteiten:
de Lijst van Bedrijfsactiviteiten (LvB) die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van bedrijfsactiviteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.
1.42 maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs, kinderopvang, buitenschoolse opvang, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.
1.43 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.44 peil:
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
- b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het
aansluitende afgewerkte maaiveld; - c. voor gebouwen die grenzen aan een dijk: de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van het bouwwerk.
1.45 plan:
het bestemmingsplanDuurstedelaan, Hoograven van de gemeente Utrecht.
1.46 platte afdekking:
een (min of meer) horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw of bijzondere bouwlaag, dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw dan wel de bijzondere bouwlaag beslaat.
1.47 Verordening op de Archeologische Monumentenzorg:
de sedert 22 december 2009 van kracht zijnde Verordening op de Archeologische Monumentenzorg van de gemeente Utrecht.
1.48 voorgevel:
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.49 voorgevelrooilijn
De lijn die wordt bepaald door de naar het openbaar gebied (zoals de weg, openbaar groen of water) gekeerde gevel, of het verlengde daarva, van een hoofdgebouw.
1.50 vrijstaand bijbehorend bouwwerk:
een niet aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak, dat functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw is verbonden.
1.51 woonlaag:
een bouwlaag die uitsluitend voor bewoning is bestemd.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de hoogte van een kap:
vanaf de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot het hoogste punt van de kap.
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, gazons en beplantingen;
- b. fiets-en voetpaden;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. speelvoorzieningen;
- e. water, waterbeheer en waterberging;
- f. de bij de bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken waaronder duikers en bruggen.
3.2 Bouwregels
- a. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen welke niet meer dan 1 meter hoog mogen zijn.
- b. het gestelde onder a. geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer.
Artikel 4 Maatschappelijk
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. speelvoorzieningen;
- c. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, fietsenstallingen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven, pleinen en terreinen.
4.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
4.3 Afwijken van bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.2.1 sub c ten behoeve van het bouwen van een kap, voor zover het een dakhelling betreft van maximaal 10 graden en tot een bouwhoogte van ten hoogste 9 meter.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verkeers- en verblijfsgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer;
- b. water, waterbeheer en waterberging;
- c. groenvoorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. bij de bestemming behorende wegen, voet- en fietspaden, geluidwerende voorzieningen, fietsenstallingen, nutsvoorzieningen, kunstwerken.
5.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
- a. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m² per gebouw;
- b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 2 meter.
- c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
- d. Het bepaalde onder c geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer.
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, tuinen en erven en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven dan wel een bed en breakfast;
- b. de daarbij behorende tuinen en erven.
6.2 Bouwregels
Op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeerster en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 6.2.3 voor het toelaten van erfafscheidingen in de vorm van tuinmuren in het verlengde van de voorgevels tot een maximale bouwhoogte van 3 meter.
6.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.6 Afwijken gebruiksregels
Artikel 7 Waarde - Archeologie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting.
7.2 Specifieke gebruiksregel
Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen, het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologsiche Monumentenzorg.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Antidubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
- a. Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappenhuizen, hellingbanen, entreeportalen, veranda's en afdaken en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 m.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde genoemd onder a. voor het overschrijden van bouw- en/of bestemmingsgrenzen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels door tot gebouwen behorende balkons, afdaken, erkers e.d., mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter en waarbij de vrije hoogte tot aan het peil minimaal 2,2 meter bedraagt.
- c. De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende bepalingen:
- 1. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- 2. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- 3. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- 4. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- 5. de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van of het laten gebruiken van:
- a. onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
- b. onbebouwde gronden en/of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
- c. stacaravans en recreatiewoningen voor permanente bewoning;
- d. onbebouwde gronden als kampeerterrein;
- e. vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- f. onbebouwde gronden als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
- g. onbebouwde gronden als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsbepalingen voor het toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen;
- d. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- f. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals liftkokers, trappenhuizen, lichtkappen.
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
- b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van het vestigen van een kinderdagverblijf, mits deze geen onevenredige nadelige gevolgen voor de omgeving heeft, in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast en is aangetoond dat er voor de realisatie van het kinderdagverblijf geen milieutechnische belemmeringen zijn van de milieuaspecten luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering en verkeerslawaai.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanDuurstedelaan, Hoograven.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In het kader van de uitvoering van het masterplan primair onderwijs moeten drie basisscholen aan de Duurstedelaan (Da Costa Hoograven, Ariënsschool en De Hoge Raven) worden vervangen. De scholen hebben ervoor gekozen de nieuwe schoolgebouwen te realiseren in het concept van een brede school. In deze herontwikkeling moeten ook de bestaande twee gymzalen vervangen worden. Door de keuze om de scholen en gymzalen samen te voegen in één gebouw, een brede school, blijft er ruimte in het plangebied over voor woningbouw.
1.2 Doelstelling
De hoofddoelstelling van het bestemmingsplan is de nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied planologisch-juridisch mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen betreffen de realisering van een brede school en maximaal 23 woningen.
De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan, maar de toelichting is ook van belang. Daarin staan namelijk de overwegingen die hebben geleid tot de gekozen bestemmingen alsmede de wijze van interpretatie en betekenis van die bestemmingen. De resultaten van de uitgevoerde onderzoeken zijn eveneens in deze toelichting opgenomen.
In het plan zijn de wijzigingen in de wet- en regelgeving en het beleid van de verschillende overheden op het gebied van de ruimtelijke ordening, die zich in de loop van de tijd hebben voorgedaan, verwerkt. Dit bestemmingsplan voldoet aan de eisen van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), zoals deze geldt vanaf 1 juli 2008. Ook voldoet het plan aan de digitaliseringseisen, zoals die gelden per 1 januari 2010. Met dit bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij recent tot stand gekomen bestemmingsplannen binnen de gemeente, om de uniformiteit van bestemmingen en regelgeving te bevorderen. Bovendien is gebruik gemaakt van de Utrechtse Leest, de standaard voor het opstellen van bestemmingsplannen in Utrecht, die mede zijn basis vindt in de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) uit 2008 van de rijksoverheid.
1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied
De locatie ligt ten zuiden van het toekomstige Hart van Hoograven, tussen het park (Camminghaplantsoen) en de Duurstedelaan. De locatie wordt aan de noordzijde begrensd door de Wijnesteinlaan, en aan de zuidzijde door het bestaande woningbouwcomplex aan de Rijnenburglaan.
Afbeelding: plangrens
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
De nieuwbouw van de brede school en woningen is gepland in een gebied waar het bestemmingsplan “Hoograven - Tolsteeg” uit 1979 van kracht is. De betreffende gronden zijn daarin aangewezen voor “Openbare en bijzondere gebouwen en bijbehorende terreinen 2” (BB2). De gronden zijn bestemd voor voorzieningen ten behoeve van de wijk, zoals wijkgebouwen, parochiehuizen, kerken, jeugdgebouwen, bibliotheken, bejaardensociëteiten, medische consultatiebureaus en andere sociaal medische voorzieningen, scholen en sporthallen, met de bij voornoemde instellingen behorende bouwwerken, waaronder dienstwoningen en open terreinen, waaronder parkeerplaatsen.
De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50%. De goothoogte van enig gebouw mag niet meer bedragen dan 7 meter. Bij elke instelling mag ten hoogste één dienstwoning gebouwd worden, waarvan de inhoud niet meer dan 400 m3 mag bedragen. Bij een vrijstaande dienstwoning mag de goothoogte niet meer dan 5,5 meter zijn.
Afbeelding: vigerende bestemmingsplan Hoograven-Tolsteeg 1979
Conclusie
Voor de locatie Duurstedelaan zijn naast schoolfuncties ook woningen gepland. De voor de schoolfuncties gewenste goothoogte en de functie wonen is strijdig met het bestemmingsplan Hoograven-Tolsteeg 1979. Om de uitvoering van de plannen mogelijk te maken is een herziening van het bestemmingsplan nodig.
Hoofdstuk 2 Relevante Beleidskaders
In dit hoofdstuk worden de verschillende relevante beleidskaders besproken.
2.1 Structuurvisie Utrecht 2015-2030 (2004)
In de Structuurvisie Utrecht 2015-2030 wordt de gewenste toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen van de stad Utrecht beschreven, aan de hand van drie perspectieven: De Markt, het Podium en de Binnentuin. Het plangebied valt in het gebied dat is aangemerkt als “de binnentuin”. De doelstelling binnen de binnentuin is het creëren van een veilige en leefbare omgeving, het bijdragen aan de sociale vitaliteit van de stad en het zorgdragen voor geborgenheid in een stedelijk milieu. De woonfunctie domineert. Afhankelijk van de situatie kan er sprake zijn van intensivering of juist extensivering. Maatvoering en wijkkenmerken zijn hierbij leidend. Er is een basispakket aan voorzieningen nodig. Niet - woonfuncties zijn geconcentreerd in afzonderlijke ruimtelijke eenheden, kleinschalige functiemenging is mogelijk.
2.2 Woonvisie ‘Wonen In Een Sterke Stad, 2009 - 2019 (2010)
Utrecht is een aantrekkelijke stad om te wonen en te werken. Daarom is de druk op de woningmarkt groot. Deze druk zal de komende jaren blijven. Door nieuwbouw, aanpassing van de bestaande woningvoorraad en een betere verdeling van de woningen over de verschillende groepen wil de gemeente de grootste knelpunten oplossen. Het College wil echter ook de grootste kansen benutten. De kansen bestaan uit het realiseren van sociale stijging in de wijken en het faciliteren van een stad van kennis en cultuur met de daarbij passende woningbouw. De woonvisie kent de volgende speerpunten:
1. Kwantiteit, zoveel mogelijk verminderen van druk op de woningmarkt;
2. Binnenstedelijk bouwen met hoge kwaliteit;
3. Doorstroming, toegankelijkheid en doelgroepen;
4. Kwaliteit woningvoorraad;
5. Stad van Kennis en Cultuur.
Onderstaande doelstellingen uit de woonvisie zijn relevant voor de locatie Duurstedelaan:
- Tussen 2010 en 2019 worden er 26.300 woningen aan de voorraad toegevoegd (jaarlijks 2.630)
- Kwaliteit:
- a. Alle nieuwbouw, met uitzondering van starterswoningen, wordt levensloopbestendig;
- b. Op woningbouwlocaties (binnen- én buitenstedelijk) die zich daarvoor lenen geldt een minimumpercentage van 10% particulier opdrachtgeverschap (collectief of individueel);
- Gezinnen:
- a. Huisvesting bieden in bestaande woningvoorraad, in transformatie van de Krachtwijken, in Leidsche Rijn, Rijnenburg, maar zeker ook op overige binnenstedelijke locaties.
2.3 Wijkvisie Voor Zuid (2003-2013)
In de wijkvisie zijn voor Nieuw-Hoograven op het gebied van wonen de volgende doelstellingen opgenomen:
- Meer differentiatie in de woningvoorraad door het toevoegen van duurdere woningen in een aantrekkelijke woonmilieu;
- Meer eigen-woningbezit;
- Meer woningen geschikt voor ouderen;
- Meer betaalbare woon-werkwoningen.
2.4 Groenstructuurplan (2007)
In het Groenstructuurplan is het stedelijke groen van Utrecht vastgelegd. Het geeft in hoofdlijnen de gebruiksfunctie, de bestemming, de beeldende rol, de ecologische betekenis en het onderhoudskarakter van de groenvoorzieningen in de stad aan. Voor dit plangebied is van belang dat bestaande elementen van de stedelijke groenstructuur worden beschermd, zoals het structurerend buurtgroen. Menging van het stedelijk groen met andere stedelijke functies is in principe mogelijk. De randvoorwaarde is dat het groene karakter, de kwaliteiten en het gebruik van groen wordt behouden of verbeterd.
2.5 Onderwijsagenda 2006-2010 En Masterplan Primair Onderwijs 2007-2014
In het Collegeprogramma 2006 is opgenomen dat het achterstallig onderhoud binnen acht jaar weggewerkt zal worden en dat elke school recht heeft op onderwijskundige vernieuwing. Hiervoor is de onderwijsagenda opgesteld, een samenwerking tussen de bij onderwijs betrokken partners in de stad.
De gebouwen van het Utrechts primair en (voortgezet) speciaal onderwijs zijn nog niet allemaal op orde, het achterstallig onderhoud, renovatie en evt. nieuwbouw vergt grote investeringen. Het Masterplan Primair Onderwijs en (Voortgezet) Speciaal Onderwijs 2007 - 2014 voorziet voor het overgrote deel, zo’n 75%, in deze investeringen. In dit Masterplan is het Cluster Duurstedelaan ook opgenomen. Utrecht staat voor een divers onderwijsaanbod met goede en goed bereikbare voorzieningen.
2.6 Nota Speelruimtebeleid (2009)
De nota Speelruimte geeft een stedelijk kader om in aansluiting op de ontwikkelingen die spelen in de stad de kansen te benutten om meer en goede speel- en verblijfsruimte voor jeugd te realiseren. De visie is een integrale benadering van speelruimte: alle ruimte vormt een basis om te spelen.
De ambitie is dat in de hele stad de Jantje Betonnorm als minimum norm voor het aantal vierkante meters formele speelruimte gaat gelden. Punten uit de nota die voor dit project relevant zijn:
- De ambitie om schoolpleinen bereikbaar en toegankelijk te maken voor kinderen in de buurt.
- Een veilige route van en naar school.
2.7 Utrecht Maakt Nieuwe Energie (2009)
In deze nota wordt uitgebreid ingegaan op de mogelijkheden om het energieverbruik terug te dringen.
2.8 Archeologie
De Archeologische Waardenkaart van de gemeente Utrecht geeft inzicht in de ligging van beschermde rijksmonumenten en de gebieden waarvoor een archeologische waarde of verwachting geldt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde archeologische rijksmonumenten, gebieden van hoge archeologische waarde, gebieden van hoge archeologische verwachting en gebieden van archeologische verwachting. In de op de gemeentelijke archeologische waardenkaart aangeduide gebieden waar een vergunningsverplichting geldt zijn toekomstige initiatiefnemers tot bodemverstorende activiteiten verplicht om eventuele archeologische resten uit het verleden op te sporen en zo nodig veilig te stellen. Hierna zal een archeologievergunning worden afgegeven.
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Functies
Op de locatie staan momenteel 4 schoolgebouwen (Da Costa Hoograven, Ariënsschool en De Hoge Raven (2 locaties)) en een gebouw met 2 gymzalen. Ten noorden van de locatie is recent een flat van 5 lagen gesloopt, georiënteerd op de ‘t Goylaan, deze wordt binnenkort vervangen door twee woonblokken met maatschappelijke voorzieningen in de plinten. Aan de Wijnesteinlaan staan een gebouw van de KPN en een rouwcentrum, alsmede een aantal bedrijven. Ten zuiden van de locatie (aan de Rijnenburglaan) wordt het blok afgerond door een L-vormig appartementenblok (met 55+ woningen). In het Camminghaplantsoen liggen een kerk/zalencentrum en een moskee; beiden staan relatief los in de singelruimte.
3.2 Huidige Eigendomsverhoudingen
Afbeelding : Grenzen plangebied in kadastrale ondergrond
3.3 Ruimtelijk
De locatie is onderdeel van Nieuw Hoograven. Nieuw Hoograven (een naar Pendrechts voorbeeld ontworpen wijk) bestaat uit een aantal stempels, een groen-/ singelstructuur en diverse “bebouwingsvelden”. Deze velden bestaan soms uit woningbouwbuurtjes en soms uit een concentratie van voorzieningen, of een combinatie van beide. De locatie is onderdeel van zo’n gecombineerd bebouwingsveld, op de grens van Nieuw naar Oud Hoograven. In dit bebouwingsveld bevinden zich, naast de scholenlocatie, een woongebouw aan de zuidzijde, aan de noordzijde een KPN-gebouw, een rouwcentrum en bedrijven en de ontwikkelingslocatie Hart van Hoograven Zuid (woningbouw, wijkvoorzieningen en uitbreiding van de groenstrook langs de singel).
3.4 Bereikbaarheid En Parkeren
De scholen liggen naast elkaar aan de Duurstedelaan, een 30 km/h straat. De Duurstedelaan is in 2009 heringericht. Voor het autoverkeer geldt éénrichtingsverkeer met inrijden vanaf de ‘t Goylaan. Fietsers mogen in beide richtingen rijden. De meeste omringende wegen zijn aangemerkt als 30 km/uur wegen. Uitzondering daarop zijn de ‘t Goylaan en een deel van de busroute Hooft Graaflandweg. Op vier plaatsen zijn in de Duurstedelaan drempels in de straat aanwezig om 30 km/uur ook daadwerkelijk af te dwingen. Bij de huidige drie scholen zijn de parkeervakken ter plaatse van de ingang onderbroken met een breed trottoir en een hekje. Verder zijn geen bijzondere verkeersvoorzieningen aanwezig. De scholen zijn te voet ook te bereiken via het Camminghaplantsoen.
In 2009 is er op een aantal wegen in de buurt geteld:
- 1. Hooft Graaflandstraat: 5.015 auto’s per etmaal;
- 2. Duurstedelaan 251 auto’s per etmaal;
- 3. Wijnesteinlaan 269 auto’s per etmaal.
Voor de scholenlocatie moeten de intensiteiten van de telpunten 2 en 3 bij elkaar worden geteld: 520 auto’s per etmaal. Dit is een lage waarde, die goed past bij de aanwezigheid van basisscholen.
Langs de hele Duurstedelaan zijn aan beide zijden van de weg parkeervakken aanwezig, 64 in totaal. Deze parkeerplaatsen worden gebruikt door het personeel van de scholen en door de bewoners van de Duurstedelaan.
3.5 Openbare Ruimte
Binnen het plangebied bevindt zich op dit moment geen openbare ruimte. Het plangebied grenst aan een groenzone (Camminghaplantsoen) met een singel daarin. Deze openbare ruimte wordt als park gebruikt en er staan twee gebouwen in (een kerk en een moskee). Aan de rand van deze groenzone tegen het plangebied aan loopt een voetpad. De noord- en westzijde van het plangebied grenzen aan trottoirs langs de openbare weg. Er is een informele openbaar toegankelijke doorsteek langs de UTTC tussen de scholen door. De speelplekken kunnen ook door de buurt gebruikt worden.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Projectbeschrijving
4.1.1 Functies/programma
De toekomstige hoofdfunctie in dit gebied blijft onderwijs. De onderwijsvoorziening wordt gerealiseerd in de vorm van een brede school met daarin naast scholen en gymzalen, indien mogelijk ook een ouderlokaal, een aantal lokalen voor voor- en vroegschoolse educatie (VVE), buitenschoolse opvang (BSO) en kinderopvang.
Het gebruik van de schoolpleinen na schooltijd door andere gebruikers (BSO, kinderopvang, openbaar) dan scholieren wordt mogelijk gemaakt.
Daarnaast worden maximaal 23 woningen toegevoegd op de locatie. Het gaat daarbij enerzijds om grondgebonden nieuwbouw-koopwoningen. Onder andere afhankelijk van de wensen en mogelijkheden van de toekomstige bewoners en de mogelijkheden op de locatie (in het kader van Mede Opdrachtgeverschap) is een combinatie mogelijk van starterswoningen en woningen in de middeldure en dure categorie (voor doorstromende 1-2 persoonshuishoudens of gezinnen). Anderzijds wordt een deel van de Ariënsschool hergebruikt om een aantal wooneenheden te realiseren. Om dezelfde reden kan het hier gaan om startersappartementen of eengezinswoningen.
4.1.2 Ruimtelijke aspecten
De locatie aan de Duurstedelaan maakt onderdeel uit van de subwijk Nieuw-Hoograven. Een sterk punt van Nieuw-Hoograven is de ligging: op fietsafstand van het centrum, dichtbij snelwegen en goed bereikbaar met het openbaar vervoer. Ook de ruime hoeveelheid openbaar groen, de winkelvoorzieningen en de servicezone worden positef gewaardeerd. De geplande nieuwbouwontwikkelingen op verschillende locaties in Hoograven zullen de positie van de buurt, de wijk, nog verder versterken. De komst van het station Vaartsche Rijn zal daar ook aan bijdragen.
Delen van het noordelijk deel van Nieuw-Hoograven zijn nu reeds aantrekkelijk voor starters. Daar zijn in de bestaande voorraad veel kleine woningen te vinden, zoals bijvoorbeeld de gerenoveerde complexen aan de Robijnhof. Ook is in dit deel van de wijk relatief veel aanbod voor ouderen. Dit hangt onder andere samen met het aanbod van voorzieningen en openbaar vervoer.
Door de hierboven genoemde ontwikkelingen en kenmerken ontstaan in Nieuw-Hoograven kansen voor het realiseren van nieuwe woonmilieus. Hiermee kunnen tekorten op zowel stedelijk als wijkniveau worden verminderd. De nieuwe woonmilieus zijn aantrekkelijk voor onder andere starters.
De locatie aan de Duurstedelaan ligt in het zuidelijk deel van Nieuw-Hoograven. Het ligt tussen vergelijkbare recent gerealiseerde nieuwbouw aan de westzijde (Hagesteinstraat) en groen aan de oostzijde. Ook ligt het nabij het nog te realiseren zuidelijk deel van het Hart van Hoograven. Het woonmilieu is aantrekkelijk voor huishoudens met de leefstijl 'tolerante socializers'. Voor deze groep bestaat een tekort aan geschikt woonmilieus in de stad en in de wijk Zuid.
De woningvoorraad in Nieuw-Hoograven kenmerkt zich door een groot aandeel naoorlogse woningen, met name in de sociale huur. Er bestaat een tekort aan grondgebonden woningen en aan koopwoningen. Om het gebied aantrekkelijker te maken voor een breed publiek, wordt ingezet op meer differentiatie in de woningvoorraad. Het ontwikkelen van een bescheiden aantal woningen aan de Duurstedelaan in met name de (middel)dure koopsector, biedt hier voor kansen. De bouw kan leiden tot doorstroming binnen de wijk en kan bewoners uit de wijk zo de mogelijkheid bieden wooncarrière te maken.
In het plangebied worden maximaal 23 woningen mogelijk gemaakt.
Ruimtelijke randvoorwaarden
Hoograven is opgebouwd uit drie zones, die ontstaan zijn in verschillende tijdsperiodes: de Vaartsche Rijnstrook, Oud Hoograven (vooroorlogse woningbouw) en Nieuw-Hoograven (naoorlogse woningbouw). Nieuw-Hoograven bestaat uit een aantal stempels, een doorlopende groen-/singelstructuur en diverse 'bebouwingsvelden'. Deze velden bestaan soms uit woningbouwbuurtjes en soms uit een concentratie van voorzieningen. De planlocatie is onderdeel van zo'n bebouwingsveld op de grens naar Oud-Hoograven. Voor deze bebouwingsvelden zijn geen algemene regels te stellen, maar er kan wel gesteld worden dat zij zich voegen binnen de structuur van Hoograven. De locatie Duurstedelaan grenst aan de singel, waar twee voorzieningen liggen, een kerk en een moskee.
Het ontwerp van de brede school gaat uit van de scholen in 2 bouwlagen, hierop zijn per school één of meerdere lessenaarsdaken (met verschillende hoogtes) toegepast om per school een herkenbare eenheid in het geheel te maken. In grote lijnen lopen deze lessenaarsdaken op vanaf de rooilijnen aan de Duurstedelaan naar het binnengebied (met de gymzaal). De lessenaarsdaken dienen als afdekking van de bouwlaag, en herbergen geen aparte bouwlaag.
Op de bestaande woningen aan de Duurstedelaan (2 lagen met kap) wordt aangesloten door de 2-laagse bouwhoogte van de school aan de overzijde, vanaf daar lopen twee lessenaarsdaken (van 2 scholen) omhoog naar het binnengebied. De lessenaarsdaken van de derde school liggen terug ten opzichte van het woonpad met de toekomstige 3-laagse woningen eraan, hier zit een schoolplein tussen. Het lessenaarsdak van het kinderdagverblijf (aan de Wijnesteinlaan) ligt eveneens terug ten opzichte van de straat en loopt vanaf één bouwlaag omhoog richting de gymzaal. De lessenaarsdaken hebben verschillende hellingshoeken en de nokhoogtes varieren tussen de 8 en 9m. Omdat zij allemaal terugliggen ten opzichte van de rooilijnen en de bestaande woningbouw, hebben de nokhoogtes ruimtelijk gezien geen negatieve impact op het straatbeeld. Om dezelfde reden is bedacht dat de hoogte van de gymzaal op de verdieping (12m) terug dient te liggen ten opzichte van de rooilijnen aan de Duurstedelaan.
Beeldkwaliteitplan
Het beeldkwaliteitplan wat is opgesteld voor Hoograven spreekt van het versterken van de singelstructuur. In de loop van de tijd heeft de singel verschillende gezichten gekregen. De aanbeveling uit het beeldkwaliteitplan is om daar waar mogelijk een formele singel te maken door het aanbrengen van statige wanden.
Bebouwingsveld
Voor het bebouwingsveld wordt in functioneel opzicht gekozen voor de reeks Wonen – School – Wonen van noord naar zuid. Aansluitend op de bestaande woonbebouwing in het noorden (Hart van Hoograven Zuid) en het zuiden (appartementencomplex aan de Rijnenburglaan), worden deze blokken afgerond met meer woningbouw (nog onzeer aan de noordzijde), en daarmee voorkanten in plaats van achterkanten. Het parkeren voor de bewoners vindt plaats binnen deze woongebieden. Hiermee ontstaat een afgeronde heldere reeks van complexen.
De overgang van Oud naar Nieuw-Hoograven van west naar oost geeft aanleiding voor het toevoegen van een langzaam verkeersverbinding op de locatie. Het stratenpatroon van Oud-Hoograven is sterk lineair in noord-zuidrichting, dwarsverbindingen zijn schaars. Om het park goed toegankelijk te maken wordt het bebouwingsveld van een extra doorsteek voorzien.
Voor de ontwikkeling van het gebied is een Stedenbouwkundig Programma van Eisen opgesteld (2010). In het Stedenbouwkundig Programma van Eisen (SPvE) zijn uitgangspunten in de vorm van ruimtelijke randvoorwaarden geformuleerd. Onderstaande afbeelding geeft deze ruimtelijke randvoorwaarden weer. Hieronder is vervolgens de planbeschrijving uit het SPvE opgenomen.
Afbeelding: ruimtelijke randvoorwaardenkaart
Brede school
Het brede schoolgebouw en de (school)pleinen moeten worden gerealiseerd binnen het op de uitgangspuntenkaart aangegeven bouwvlak met de functie “Scholen en schoolgerelateerde functies”. Binnen dit vlak wordt maximaal 65% bebouwd, de rest bestaat uit (school)pleinen.
De bouwhoogte bedraagt maximaal twee bouwlagen, deels met een lessenaarskap. Uitzondering hierop vormen de gymzalen, die ook op de verdieping gerealiseerd kunnen worden, en dan weliswaar twee bouwlagen oplevert, maar plaatselijk een bouwhoogte vergelijkbaar met circa 4 bouwlagen (maximaal 12m) oplevert.
Woningen - nieuwbouw
Het plan voorziet in circa 14 grondgebonden rijwoningen, die moeten worden gesitueerd binnen het op bovenstaande kaart aangegeven bouwvlak met de functie wonen. De bouwhoogte is maximaal drie bouwlagen (geen kap).
De overgang tussen gebouw en openbare ruimte wordt aan het woonpad vormgegeven in de vorm van een voortuin. Aan de parkzijde grenst het bouwvlak aan de openbare ruimte, de overgang is hier dus een, terugliggende, gebouwde oplossing of er is sprake van voordeuren aan het trottoir.
Woningen - Ariënsschool
In de Ariënsschool is ruimte voor circa 4 grondgebonden woningen of 8 appartementen, waarbij aan de Duurstedelaan de voortuinen of een collectieve tuin aanwezig zijn. Van belang is het behoud van de karakteristiek van het schoolgebouw: de gevel met de gevelgeleding en de uitgebouwde erkers met daarachter de trappen. Het gebouw kan, met name aan de achterzijde, uitgebreid worden, waarbij de contouren van de school in ieder geval herkenbaar moeten blijven. In de hoogte is geen uitbreidingsruimte.
4.2 Verkeer En Openbare Ruimte
4.2.1 Bereikbaarheid en parkeren
De toegang tot de brede school vindt plaats vanaf de Duurstedelaan (westzijde) en voor fietsers en voetgangers bovendien vanaf het woonpad en het Camminghaplantsoen (zuid- en oostzijde).
De nieuwe woningen zijn bereikbaar (met de auto) vanaf de Duurstedelaan. De verkeersdruk op de Duurstedelaan is laag, ook in de toekomst. Er zijn geen grote ontwikkelingen in de omgeving die via deze weg ontsloten worden. Voor de planontwikkeling geldt de Herijking parkeernormen 2008.
In de Duurstedelaan zijn tussen de Wijnesteinlaan en de Rijnenburglaan in totaal 64 parkeervakken aanwezig. Voor de bestaande woningen aan de westzijde van de Duurstedelaan zijn 51 parkeerplaatsen noodzakelijk en voor de aanwezige bedrijven en het rouwcentrum 8 parkeerplaatsen.
Voor de nieuw te bouwen woningen geldt dat er minimaal 1 parkeerplaats per woning op eigen terrein gerealiseerd moet worden. De parkeerplaatsen op eigen/collectief terrein mogen niet anders worden ingericht (als bijvoorbeeld fietsenstalling of extra tuin) om te voorkomen dat deze parkeerplaatsen verdwijnen. Dit wordt juridisch vastgelegd. Het resterende aantal parkeerplaatsen (0,5 parkeerplaats per woning) kan op de bestaande parkeerplaatsen langs de Duurstedelaan worden opgevangen.
De parkeerplaatsen in de Duurstedelaan zijn overdag deels beschikbaar voor de school. Het aantal parkeerplaatsen dat voor de school nodig is 0,5 per lokaal, voor de BSO geldt 0,6 parkeerplaats per arbeidsplaats. Ook deze parkeervraag kan in de Duurstedelaan worden opgevangen met de aanwezige parkeerplaatsen.
Niet in de normen opgenomen is het parkeren door ouders of verzorgers die de kinderen naar school brengen. Afhankelijk van het autogebruik moet rekening worden gehouden met de gelijktijdige aanwezigheid van ongeveer 1 auto per lokaal. Voor een deel kunnen deze auto’s parkeren in de vrije parkeervakken langs de Duurstedelaan. Indien de kinderen alleen uitstappen is het door het eenrichtingsverkeer ook veilig mogelijk door kort stil te houden op de rijbaan zelf.
4.2.2 Openbare ruimte
Duurstedelaan/Wijnesteinlaan
De herinrichting van de Duurstedelaan is onlangs uitgevoerd, de herinrichting van de Wijnesteinlaan vindt nog plaats in het kader van de ontwikkeling van het Hart van Hoograven Zuid. De inrit van de parkeerplaatsen van de nieuwe woningen wordt gerealiseerd aan de Duurstedelaan. Aan de Duurstedelaan wordt de overgang van openbaar naar privé in de vorm van een voortuin voor de woningen gemaakt.
Aan de Duurstedelaan wordt de overgang van openbaar naar school in de vorm van een groenzone gemaakt (eventueel in combinatie met een afscheiding/muurtje in de materialisering passend bij de school).
Camminghaplantsoen
Het bestaande pad tussen plangebied en Camminghaplantsoen wordt een fietspad en uitgebreid met een trottoir voor voetgangers, niet in het park, maar op het terrein van de scholen. De route wordt voorzien van goede verlichting. Langs de woningen grenzend aan het park ligt dit trottoir eveneens, de voordeuren van de woningen grenzen hieraan.
Woonpad
De doorsteek naar het Camminghaplantsoen wordt openbaar en alleen toegankelijk voor voetgangers en fietsers (en hulpdiensten in noodgevallen). Er grenzen voorzijdes van woningen aan de doorsteek zodat sprake is van een woonpad. Het woonpad krijgt een groen karakter met een separaat voet- en fietspad, en wordt voorzien van goede verlichting .
Aan het woonpad wordt de overgang van openbaar naar privé in de vorm van een kleine voortuin of een gebouwd terras bij de woningen gemaakt. Het te realiseren openbaar gebied moet in ingerichte staat om niet worden overgedragen aan de gemeente Utrecht.
Groen en ecologie
De visie voor het stedelijk groen is vastgelegd in het Groenstructuurplan (2007). De visie gaat uit van een verbetering van de kwaliteit van het huidige stedelijke groenareaal en het realiseren van groene verbindingen naar de omringende landschappen. De parkzone functioneert als verbinding in de ecologische hoofdstructuur en moet gerespecteerd worden.
Schoolpleinen
De bestaande bomen worden zoveel mogelijk gehandhaafd. Als een boom op de plek niet te handhaven is, wordt deze in de directe omgeving zo veel als mogelijk verplant dan wel gecompenseerd. De hekwerken van de schoolpleinen volgen evenals een deel van de gevels de aangegeven rooilijnen. De schoolpleinen zijn in principe ook bruikbaar voor de kinderen uit de buurt.
Hoofdstuk 5 Onderzoek En Randvoorwaarden
5.1 Inleiding
In het bestemmingsplan moet de uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. Het milieubeleid heeft zich in de loop van enkele decennia ontwikkeld tot een complexe materie, die er in de praktijk toe leidt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen met verschillende milieuaspecten rekening moet worden gehouden. Dit hoofdstuk bevat een overzicht van de relevante milieuaspecten in het plangebied en de diverse onderzoeken die zijn uitgevoerd en van toepassing zijn bij het vaststellen van het bestemmingsplan.
5.2 Milieu-effect Rapportage
Het doel van een milieu effect rapportage (m.e.r.) is om vooraf de mogelijke milieueffecten van plannen en besluiten in beeld brengen en deze een volwaardige rol te laten spelen bij de besluitvorming van plannen en besluiten.
Het maken van een milieueffectrapport (MER) of m.e.r.-beoordeling is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.
Aan de hand van de in het Besluit m.e.r. staat omschreven m.e.r.-plichtigeactiviteiten Kan worden bepaald of een project MER-plichtig (C-lijst) dan wel m.e.r.-beoordelingsplichtig (D-lijst) is. Echter op grond van een uitspraak van het Europese Hof (van 17/10/2009(C-255/08) dient hierbij ook gekeken te worden naar andere factoren als bedoeld in bijlage III van de Europese m.e.r. richtlijn, die aanleiding kunnen geven tot het opstellen van een MER of m.e.r.-beoordeling, hoewel de drempelwaarde van de desbetreffende categorie van de D-lijst niet wordt overschreden.
Gevolgen voor het plan
De in dit plan opgenomen activiteit overschrijdt niet de voor deze categorie geldende drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. . Tevens zijn er, zoals blijkt uit voorstaande beschrijving van de milieuaspecten, geen andere factoren aanwezig die aanleiding kunnen geven tot het opstellen van een MER en is gezien de aard, omvang en ligging van het project geconcludeerd dat er geen sprake van aanzienlijke nadelige milieugevolgen. Er hoeft voor dit plan geen MER of m.e.r.-beoordeling te worden gemaakt.
5.3 Geluidhinder
5.3.1 Wegverkeerslawaai
Aan de Duurstedelaan is de nieuwbouw van woningen en een brede school voorzien. Om te bepalen hoe de nieuwbouw met inachtneming van de Wet geluidhinder en het gemeentelijk geluidbeleid gerealiseerd kan worden, is een akoestisch onderzoek verricht naar de geluidbelasting op de gevels vanwege alle relevante geluidbronnen (zie Bijlage 1).
Uit de berekeningen blijkt dat de geluidbelasting op de gevels van de woningen (dag-,avond- en nachtperiode) en de Brede school (in de dagperiode) vanwege het wegverkeer op de Waterlinieweg, de Hooft Graaflandstraat (incl. Constant Erzeijstraat) en de ‘t Goylaan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschrijdt. Voor deze wegen zijn er vanuit de Wet geluidhinder geen bezwaren tegen de nieuwbouw.
Conform de Wet geluidhinder zijn wegen die uitgevoerd zijn als wegen met een maximumsnelheid van 30 km/u niet gezoneerd. Geluidgevoelige objecten die langs een nietgezoneerde weg zijn gelegen, behoeven niet in een akoestisch onderzoek betrokken te worden. De Duurstedelaan en de Wijnesteinlaan zijn uitgevoerd als een 30 km/u-zone. Om inzicht te krijgen in de hoogte van de geluidbelasting van 30 km/u wegen, is uit het oogpunt van de ruimtelijke onderbouwing en ten behoeve van het bepalen van de geluidwerende gevelvoorzieningen de geluidbelasting wel bepaald.
Ten behoeve van de berekeningen van de karakteristieke geluidwering dient te worden uitgegaan van de gecumuleerde geluidbelasting vanwege de Waterlinieweg, de Hooft Graaflandstraat, de ’t Goylaan, de Duurstedelaan en de Wijnesteinlaan zonder toepassing van de aftrek ex art. 110g Wet geluidhinder. Op basis van deze geluidbelasting bedraagt de minimaal vereiste karakteristieke geluidwering ten hoogste (59-33) 26 dB voor de woningen. Voor de Brede school is in geval van praktijklokalen een karakteristieke geluidwering vereist van ten hoogste (58-33) 25 dB. Voor de theorielokalen van de Brede school moet worden uitgegaan van een vereiste karakteristieke geluidwering van ten hoogste (58-28) 30 dB.
Op 1 juli 2010 is het nieuwe verkeersmodel VRU 2/0 UTR 2.1 in wekring getreden. De voor dit bestemmingsplan gehanteerde cijfers zijn daarom gecontroleerd op een mogelijk verschil met het vorige verkeersmodel. De afwijking van de cijfers is beperkt. Er is geen sprake van een (relevante) toename van yet geluidsniveau als gevolg van de nieuwe cijfers of een dusdanige substantiële verlaging dat een aanpassing van de onderzoeksrapporten nodig is. De conclusie in de onderzoeksrapportage wijzigt daarom niet.
5.4 Milieuhinder Bedrijvigheid, Geur
Er wordt gestreefd naar een situatie waarin wonen en werken in de stad op een goede manier samengaan. Beide functies zijn zeer belangrijk voor Utrecht, maar er dient te worden voorkomen dat milieuhinder van bedrijven een negatieve invloed heeft op de woonomgeving. Het kan gaan om de mogelijke hinder van een nieuw te vestigen bedrijf op bestaande woningen zowel als om nieuwe woningen naast een bestaand bedrijf.
Gevolgen voor het plan
Er bevinden zich geen bedrijven, dus ook geen bedrijven met een specifieke geurhinder, in de nabijheid van het plan.
5.5 Externe Veiligheid
Bij bestemmingsplannen wordt aandacht besteed aan de veiligheidsrisico's die zware bedrijven kunnen veroorzaken. Daarnaast kan transport van gevaarlijke stoffen risico's opleveren (transport over weg, spoor en water en door buisleidingen). In de stad ligt een vastgestelde route waarover transport van gevaarlijk stoffen plaats mag vinden.
De normen en richtlijnen voor externe veiligheid komen uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), uit de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Kwetsbare bestemmingen moeten voldoende afstand houden tot bedrijven en transportroutes. Ook kunnen er beperkingen aan de bebouwingsdichtheid gewenst zijn.
Voor externe veiligheid bestaan twee normen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans aan op een ongeluk. De norm voor het PR is 10-6/jaar.
Het groepsrisico geeft de kans per jaar aan dat een groep personen van een bepaalde grootte kan overlijden tengevolge van een calamiteit. Voor het Groepsrisico is een zgn. oriënterende waarde vastgesteld. Van deze waarde kan onder voorwaarden worden afgeweken.
Het lokale verkeer van gevaarlijke stoffen wordt in het kader van de routeringsregeling geregeld via jaarlijks door vervoerders aan te vragen ontheffingen. De omvang van dit lokale transport is zo gering dat de norm voor PR niet bereikt wordt en het GR ruim onder de oriëntatiewaarde blijft.
Gevolgen voor het plan
Bedrijvigheid: Er liggen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare bestemmingen binnen de invloedzone van een bedrijf (binnen of buiten het plangebied) dat onder de Bevi-regeling valt.
Transport: In de nabijheid van de planlocatie is geen spoorlijn waterweg, buisleiding of rijksweg aanwezig die qua PR en GR invloed heeft op het plan.
5.6 Luchtkwaliteit
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet Milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit, als tenminste aan minimaal één van de volgende voorwaarden is voldaan:
- de ontwikkelingen leiden niet tot een overschrijding van de grenswaarden;
- een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- een project draagt 'niet in betekenende mate ' (NIBM) bij aan de concentratie in de buitenlucht;
- een project past binnen, is genoemd of is niet in strijd met het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
In Bijlage 4 is de beoordeling luchtkwaliteit opgenomen die voor dit bestemmingsplan is gemaakt. In deze rapportage wordt geconcludeerd dat er geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het plan.
Vanwege de beperkte omvang van het programma en de bijbehorende geringe verkeersaantrekkende werking, kan worden aangenomen dat de beoogde ontwikkeling, alsmede in cumulatie met de herontwikkeling van Hart van Hoograven Zuid, niet in betekenende mate zal bijdragen aan een toename van de concentratie NO2 en PM10. Op grond van artikel 5.16 lid 1 onder c Wm kan daarom gesteld worden dat luchtkwaliteitseisen geen belemmering vormen bij de beoogde herontwikkeling van de scholenlocatie aan de Duurstedelaan. Daarnaast vindt de herontwikkeling van de gevoelige bestemmingen op de scholenlocatie Duurstedelaan, gelet op de bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof en stikstofdioxide, plaats op voldoende afstand van een snelweg, provinciale weg of drukke gemeentelijke weg.
5.7 Bodemkwaliteit
Het gemeentelijk bodembeleid gaat uit van de volgende algemene uitgangspunten uit de Wet bodembescherming:
- Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er toch bodemverontreiniging ontstaat moet de bodem direct worden gesaneerd.
- Gevallen van ernstige bodemverontreiniging moeten worden gesaneerd als er tevens sprake is van milieuhygiënische risico's. Dit gebeurt functiegericht en kosteneffectief. Tevens is nieuwbouw op een geval van ernstige bodemverontreiniging niet toegestaan zonder saneringsmaatregelen.
- Hergebruik van (schone of licht verontreinigde) grond kan bij onverdachte terreinen plaats vinden op basis van de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan.
Verspreid over het plangebied zijn in 2004 enkele bodemonderzoeken uitgevoerd. Er zijn ondergrondse tanks gesaneerd en plaatselijk aanwezige bodemverontreiniging is weggehaald. Op het perceel van de Da Costa Basisschool ligt een bovengrondse tank, die afgevuld is met zand. De status van een ondergrondse huisbrandolietank bij het KPN-gebouw aan de Wijnesteinlaan 6 is niet bekend. Ten noordoosten van het plangebied is aan 't Goylaan een omvangrijke grondwaterverontreiniging met gechloorde koolwaterstoffen (VOCI) aanwezig rond tien meter diepte. Deze verontreiniging is ernstig en spoedeisend. Er is een saneringsplan opgesteld en een beschikking op afgegeven.
Gevolgen voor het plan
De uitgevoerde onderzoeken uit 2004 zijn niet voldoende en verouderd. Na de sloop van de gebouwen moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd over het gehele terrein. Op basis van dit onderzoek kan worden bepaald of sprake is van een bodemverontreiniging die moet worden gesaneerd en wat de geschiktheid is van de vrijkomende grond voor hergebruik. Activiteiten die ingrijpen in de ondergrond (zoals grondwateronttrekkingen) moeten rekening houden met mobiele verontreiniging en waarschijnlijk moeten hier aanvullende maatregelen voor worden getroffen. Ook dient extra aandacht uit te gaan naar het voorkomen vanm verzakkingen en scheurvorming bij omliggende panden naar aanleiding van negatieve ervaringen bij het project Hart van Hooggraven
5.8 Flora En Fauna
5.8.1 Onderzoek flora en fauna
De Flora- en faunawet stelt dat er in ruimtelijke plannen, bij sloop- en omgevingsvergunningen vóór het slopen/renoveren/verbouwen vastgesteld moet worden of er sprake is van beschermde planten, vogels en vleermuizen. In Bijlage 2 is het onderzoek flora en fauna opgenomen. Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat er geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het plan.
In de rapportage wordt opgemerkt dat het mogelijk is dat de gebouwen in gebruik zijn als verblijfplaats door vleermuizen. Het slopen van de gebouwen kan in dat geval negatieve effecten hebben op vleermuizen. Vleermuizen zijn strikt beschermd en sloop kan leiden tot overtreding van verbodsbepalingen. Met betrekking tot andere beschermde soorten worden overtredingen uitgesloten cq. geldt vrijstelling van de verbodsbepalingen voor de geplande ingreep (soorten van Tabel 1 van de Flora- en faunawet).
Gevolgen voor het plan
Via het traject van de sloopvergunning zal een aantal voorwaarden worden meegenomen om te voorkomen dat de flora en faunawet wordt overtreden.
Voor het overige kan worden geconcludeerd dat de flora en faunawet geen belemmering vormt voor de realisatie van het plan.
5.8.2 Bomenparagraaf
In het kader van de planontwikkeling is een bomeninventarisatie uitgevoerd. Er zijn in totaal 91 bomen geïnventariseerd binnen en in de nabijheid van de plangrenzen van de Duurstedelaan. Er zijn geen monumentale bomen aangetroffen. Een flink aantal van de geïnventariseerde bomen is in de directe omgeving van het plangebied aanwezig. Deze kunnen in principe gehandhaafd blijven.
In de ontwerpfase van de school is bekeken welke bomen behouden kunnen blijven en welke ruimte moeten maken voor de aanleg van de school. Het gaat om circa 21 bomen die moeten verdwijnen. Het ontwerptraject voor de woningbouw is minder ver, maar vermoedelijk zullen hier mogelijk 16 bomen moeten verdwijnen, de kwaliteit varieert van matig tot goed. Om de waarde van de bomen te compenseren die verloren zal gaan met de uitvoering van dit plan zullen door de initiatiefnemer bomen zoveel mogelijk herplant of gecompenseerd worden. Dit zal met name gebeuren aan het groene woonpad, zodat een echt groene doorsteek naar het park gemaakt kan worden.
5.9 Water
5.9.1 Aanleiding
De Waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan en vormt een wezenlijk element in het gehele watertoetsproces. Het fungeert als een instrument waarin de waterhuishoudkundige gevolgen van een plan inzichtelijk worden gemaakt, de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar worden vastgelegd en het wateradvies van de waterbeheerder wordt opgenomen. Door de bestaande (geo)hydrologische situatie en randvoorwaarden, de geplande ontwikkeling en de ruimtelijke consequenties ten aanzien van de waterhuishouding te analyseren, kan het streven naar een duurzaam en robuust watersysteem vroegtijdig in het ontwerpproces worden geïntegreerd.
5.9.2 Beleidskader
In het algemeen is het beleid van het Rijk, de provincie Utrecht, de gemeente Utrecht en het waterschap HDSR gericht op een duurzaam en robuust waterbeheer. Bij ruimtelijke ontwikkelingen worden (indien doelmatig) de waterkwaliteitstrits 'gescheiden inzamelen-gescheiden afvoeren-gescheiden verwerken' en de waterkwantiteitstrits 'water vasthouden-bergen-vertraagd afvoeren' gehanteerd. Dit beleid is per overheidsniveau in de onderstaande beleidsdocumenten verankerd:
- Rijksbeleid: Vierde Nota Waterhuishouding, Vijfde Nota RO, WB21, NBW, Waterwet, etc;
- Provinciaal beleid: Nota Planbeoordeling, Waterhuishoudingsplan, Beleidsplan Milieu en Water, Streekplan, etc;
- Gemeentelijk beleid: Gemeentelijk Rioleringsplan 2007-2010[1];
- Waterschapsbeleid: Waterbeheerplan 2010-2015, Beleidsregels 2010 Keur 2009, Keur[2].
[1] De gemeente heeft de zorgplicht voor de inzameling en het transport van afvalwater, het inzamelen en verwerken van overtollig hemelwater en het voorkomen van structurele grondwateroverlast. Het actuele beleid hiervoor is vastgelegd in het Gemeentelijk afval-, hemel- en grondwaterplan 2007-2010 en binnenkort in het Verbreed Gemeentelijk rioleringsplan 2011-2014. De ontwerpeisen zijn opgenomen in het Handboek Inrichting Openbare Ruimte, onderdeel riolen, rioolgemalen en drainage (versie juni 2005). Daarnaast stelt de gemeente eisen aan het ontwerp van watergangen waarvan zij eigenaar of beheerder is of wordt.[2] Het waterschap het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) heeft de zorg voor het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer van het oppervlaktewater in het plangebied. Het beleid en de regels van het waterschap zijn vastgelegd in diverse wetten en verordeningen. De belangrijkste verordening is de keur.
5.9.3 Betrokken partijen
In dit watertoetsproces participeren de volgende partijen:
Aanvrager: Gemeente Utrecht, Stadsontwikkeling
Opsteller: Gemeente Utrecht, Stadswerken - IBU Stadsingenieurs
Toetser: Waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (beheerder oppervlaktewater)
Gemeente Utrecht, Stadswerken – Stedelijk Beheer (beheerder riolering)
In het kader van het 'Masterplan Primair Onderwijs' worden drie basisscholen aan de Duurstedelaan in wijk Zuid te Utrecht vervangen voor nieuwe schoolgebouwen (conform het concept van de Brede school). In het plangebied blijft ruimte over voor woningbouw. Het plangebied kent voor het overgrote deel de bestemming “Openbare en bijzondere gebouwen en bijbehorende terreinen 2”. De aanvullende functie 'wonen' past echter niet binnen deze bestemming, hiervoor dient het bestemmingsplan te worden aangepast. Door DSO / Programma's van de gemeente Utrecht is een Stedenbouwkundig Programma van Eisen opgesteld om de randvoorwaarden en uitgangspunten voor de planontwikkeling vast te stellen.
Plangebied
Het plangebied ligt ten zuiden van 't Goylaan (Hart van Hoograven) en wordt aan de noordzijde begrensd door de Wijnesteinlaan, aan de oostkant door het Camminghaplantsoen, aan de zuidzijde door het bestaande woningbouwcomplex aan de Rijnenburglaan en aan de westkant door de Duurstedelaan.
5.9.4 Bestaande en toekomstige situatie Watersysteem
Maaiveld en bodem
Het rijbaanniveau van de Duurstedelaan (grenzend aan het plangebied) bedraagt globaal NAP +1.60 m. De gemiddelde hoogte van het plangebied zal door de ontwikkeling niet wijzigen. Van een nabijgelegen locatie -tussen 't Goylaan en de vijverpartij- is een sondeerprofiel bekend waaruit blijkt dat ondergrond tot 3.5-4.0 m onder maaiveld voornamelijk uit een klei/veenpakket bestaat. Het is de verwachting dat dit beeld ook representatief is voor de bodemopbouw van het plangebied.
Oppervlaktewater
Het plangebied ligt in het beheergebied van HDSR. In het plangebied bevindt zich geen oppervlaktewater. Aan de oostkant -grenzend aan het Camminghaplantsoen- bevindt zich een forse waterpartij, onderdeel van het watercirculatiesysteem Hoograven/Lunetten. Dit stelsel van watergangen is in beheer en onderhoud bij HDSR en heeft als peilgebied Hoograven een streefpeil van NAP +0.23 m.
In de bestaande situatie is er is geen sprake van een wateropgave in of rondom het plangebied. Het waterschap heeft geen plannen om het watersysteem in of rondom het gebied te veranderen. In het stedenbouwkundige plan is geen ruimte gereserveerd voor nieuw oppervlaktewater.
Grondwater
Het langjarig grondwaterregime wordt beïnvloed door het peilbeheer in de nabijliggende watergangen. De gemeente Utrecht beschikt over een eigen grondwatermeetnet. De grondwaterstand in het eerste watervoerend pakket is afgeleid uit de dichtstbijzijnde peilbuizen van dit meetnet. Het langjarig grondwaterregime is vastgelegd in de 'Grondwatercontourkaart Utrecht' (Wareco, 26-03-2008). Op basis van deze kaart wordt voor het plangebied de volgende gemiddelde grondwaterstanden verondersteld: droge periode = NAP +0.10 m, natte periode = NAP +0.40 m en gemiddeld = NAP +0.20 m.
Ten noordwesten van het plangebied is aan 't Goylaan op 10 meter diepte een omvangrijke grondwaterverontreiniging met gechloreerde koolwaterstoffen (VOCl) aangetroffen. Deze verontreiniging is ernstig en urgent. Er is een saneringsplan opgesteld en een beschikking voor afgegeven.
Toekomstige activiteiten die ingrijpen in de ondergrond (zoals grondwateronttrekkingen) moeten rekening houden met deze mobiele verontreinigingen en rekening houden met aanvullende tegenmaatregelen. Ook het voorkomen van verzakkingen en scheurvorming bij de omliggende panden, naar aanleiding van negatieve ervaringen bij het project Hart van Hoograven, verdient extra aandacht.
In het (voorlopig) Definitief Ontwerp van de Brede School zijn geen kelders opgenomen. Als er ten behoeve van de bouwactiviteiten, eventuele warmte-koudeopslag of rioleringswerkzaamheden grondwater wordt onttrokken, dan moeten er maatregelen worden genomen. De ontwikkeling heeft in de gebruiksfase geen invloed op het grondwaterregime. Voor de woningen is nog geen ontwerp gemaakt: het is niet bekend of dit bouwblok voorzien wordt van een kelder. Wanneer in het ontwerp een kelder wordt opgenomen, dient aan de bovenstaande voorwaarden en condities te worden voldaan.
Ontwateringsdiepte en drooglegging
De drooglegging en de ontwateringsdiepte in het plangebied worden sterk gereguleerd door het peilbeheer van het nabijgelegen oppervlaktewater. De drooglegging, het niveauverschil tussen maaiveld (rijbaan = NAP +1.6 m) en het gemiddelde streefpeil (NAP +0.25 m), bedraagt circa 1,35 m. De ontwateringsdiepte, het niveauverschil tussen maaiveld (rijbaan = NAP +1.6 m) en de gemiddelde maximale grondwaterstand (NAP +0.20 m) bedraagt gemiddeld 1,4 m. Deze waarde voldoet ruimschoots aan de gemeentelijke norm van 0,7 m voor bebouwd gebied. De ontwateringsdiepte komt globaal overeen met drooglegging: de gemiddelde opbolling van het grondwater is beperkt.
Waterkwaliteit
De belasting van en de werkzaamheden nabij het oppervlaktewater dient te voldoen aan de eisen die HDSR in de Keurverordening heeft vastgelegd. Om onnodige vervuiling van afstromend hemelwater te voorkomen, stelt HDSR eisen aan de kwaliteit en de behandeling van het afstromend oppervlak:
- geen toepassing van uitloogbare materialen zoals zink, koper en lood.
- geen gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen.
- geen directe lozing van verontreinigd hemelwater op oppervlaktewater, conform de
beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken uit 2003.
5.9.5 Bestaande en toekomstige situatie Riolering
Riolering
De Duurstedelaan is in 2008 voorzien van een gescheiden stelsel en een drainagevoorziening. De droogweerafvoer van de woningen en scholen en de kolken van de rijbaan zijn op het vuilwaterriool (Ø300 mm) aangesloten. Dit vuilwaterriool is in de Karperstraat en de Wijnesteinlaan verbonden met het bestaande gemengd stelsel (jaar van aanleg 1954). In het Camminghaplantsoen, het wandelpad tussen de huidige scholen en het eigenlijke plantsoen, bevindt zich ook een gemengd riool (300/450 mm). De daken van de woningen en de scholen nr. 24 en 22 zijn afgekoppeld van het gemengde stelsel en aangesloten op het nieuwe hemelwaterstelsel (Ø300/Ø400 mm) in de Duurstedelaan. Het hemelwaterstelsel is aan de noordkant voorzien van een uitlaat, het ontwerp voorziet ook in een stelsel met lozingspunt in de Rijnenburglaan (fase 2). Het is niet bekend of de scholen nr. 18 en 14 ook (volledig) op dit hemelwaterstelsel of nog (gedeeltelijk) op het gemengd riool in het Camminghaplantsoen zijn aangesloten. Het dak van school nr. 6 loost nog wel op het gemengd stelsel in het Camminghaplantsoen.
Tijdens de uitvoering zijn op de putten uitleggers voor extra aansluiting op het hemelwaterstelsel aanlegt. Alle daken en schone verhardingen van de ontwikkeling dienen te worden aangesloten op de bestaande dakaansluitingen of op deze extra uitleggers. Aansluiting op het gemengd stelsel in het Camminghaplantsoen of de Wijnesteinlaan is niet toegestaan.
Het huishoudelijk afvalwater van de Brede School en de woningen / appartementen dient onder vrijverval op het bestaande vuilwaterstelsel in de Duurstedelaan of op het bestaande gemengd stelsel in het Camminghaplantsoen te worden geloosd. Alle nieuwe woningen / appartementen dienen een aparte huisaansluiting te krijgen. Voor de aansluiting van de woningen op de openbare riolering is een aansluitvergunning vereist van de dienst Stadswerken.
Afvoerend oppervlak
Conform het bovengenoemde gemeentelijk- en waterschapsbeleid moet het hemelwater bij sloop-nieuwbouwontwikkelingen lokaal worden verwerkt waarbij aan de kwantiteits- en kwaliteitstrits wordt voldaan. Het doel van dit beleid is om de oorspronkelijke, voorstedelijke waterhuishouding zoveel mogelijk te benaderen en de bestaande riolering en zuivering zo min mogelijk te belasten met schoon hemelwater.
Het verhard, afvoerend oppervlak bestaat in de toekomstige situatie uit de daken en verhardingen van de ontwikkeling. De lichthellende daken van de Brede School worden, uitgezonderd het centraal gelegen 'dorpsplein', voorzien van een groendaksysteem (Xeroflor gras-/ kruiden vegetatiedak, substraatlaag 75 mm, dakhelling 5%). Het gebouw van de Ariënsschool (nr. 24) langs de Duurstedelaan blijft intact en krijgt de functie wonen, het SPVE biedt ruimte voor uitbreiding aan de achterzijde van dit karakteristieke pand. Het voetpad Camminghaplantsoen blijft gehandhaafd, wel wordt het ingericht met afzonderlijke stroken voor de functies voetpad en fietspad. Aan de zijde van de Duurstedelaan en tussen de Brede School en de woningen is ruimte gereserveerd voor groen.
IBU Stadsingenieurs heeft met behulp van de topografische ondergrond het verhard oppervlak in de bestaande situatie geïnventariseerd, in de onderstaande tabel is hier een overzicht van gegeven.
Overzicht bestaand verhard oppervlak ontwikkeling Duurstedelaan | |||||||
type | locatie | omvang [m2] | bijzonderheden | type | locatie | omvang [m2] | bijzonderheden |
dak vlak | nr. 6 | 475 | op gem. stelsel? | verharding | nr. 6 | 550 | op gem. stelsel? |
dak vlak | nr. 14 | 565 | op hwa. stelsel? | verharding | nr. 14 | 950 | op hwa. stelsel? |
dak vlak | nr. 16? | 205 | op hwa. stelsel? | verharding | nr. 16? | 260 | op hwa. stelsel? |
dak vlak | nr. 18 | 1040 | op hwa. stelsel? | verharding | nr. 18 | 885 | op hwa. stelsel? |
dak vlak | nr. 22 | 385 | op hwa. stelsel | verharding | nr. 22 | 560 | op hwa. stelsel |
dak vlak | nr. 24 | 830 | op hwa. stelsel | verharding | nr. 24 | 1440 | op hwa. stelsel |
totaal | 3500 | 31% | 4645 | 41% | |||
bruto | 11370 | 100% | groen | 3225 | 28% |
Overzicht toekomstig verhard oppervlak ontwikkeling Duurstedelaan | |||||
type | locatie | omvang [m2] | type | locatie | omvang [m2] |
groen dak plat dak | brede school brede school | 1460 [1] [2] (60%) 1070 [1] | verharding | brede school | 2275 [1] |
dak vlak | Ariënsschool | 500 (±) | verharding (parkeren) | Ariënsschool | 1800 (±) |
dak vlak | woningen | 1000 (±) | verharding | woningen | |
totaal | 4060 | 4075 | |||
bruto | 8135 |
[1] bron: tekening VVKH-1006-DH-301_08-12-10 van VVKH ARCHITECTEN
[2] toepassing van groene daken heeft een gunstige invloed op de waterhuishouding: het regenwater wordt vastgehouden en het overschot vertraagd afgevoerd, een principe dat uitstekend past in het waterbeleid van de waterbeheerders. Het werkelijke afvoergedrag is echter (onder andere) afhankelijk van het type begroeiing, de dikte van de leef/substraatlaag en het afschot van het dak.
Op 24 februari 2011 zijn ten aanzien van de status (het afvoergedrag) van groene daken nieuwe afspraken met de waterbeheerder HDSR gemaakt: een groen dak wordt bij piekafvoer als afvoerend beschouwd en draagt dan voor 60% (ofwel 40% afgekoppeld) bij aan de afvoer van hemelwater. Het staat een ontwikkelaar vrij om via aanvullende berekeningen aan te tonen dat de bijdrage van een specifiek type groen dak minder is dan 60%.
Het areaal aan groen dak van de ontwikkeling Duurstedelaan bedraagt –volgens informatie van de architect VVKH- totaal 2430 m2. Bij een normering van 60% afvoerend en 40% niet afvoerend / afgekoppeld (afvoercoëfficiënt 0.6) dient 1460 m2 als 'verhard' oppervlak worden beschouwd.
Wateropgave
Het verhard, afvoerend oppervlak (daken en verhardingen) blijft met de ontwikkeling Duurstedelaan en door de toepassing van groene daken bij de Brede School globaal gelijk: in de huidige situatie is 8145 m2 verhard (3500+4645), voor de toekomstige situatie wordt 8165 m2 'verhard' oppervlak verwacht (4060+4075). De ontwikkeling leidt hierdoor niet tot een wateropgave of noodzakelijke watercompensatie.
5.9.6 Watervergunning
Ten behoeve van het dempen en graven, aanleggen van vlonders en steigers en bouwen in en langs water is een Watervergunning van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden noodzakelijk. Ten behoeve van de ontwikkelingen in het plangebied is een Keurontheffing vereist. Alle wateraspecten (inclusief de Keur-aspecten) worden in de watervergunning geregeld.
Tijdelijke grondwateronttrekking tijdens de bouw is vergunningsplichtig, evenals de tijdelijke lozing van bemalingswater op de gemeentelijke riolering of oppervlaktewater.
5.9.7 Conclusie
Door de ontwikkeling Duurstedelaan (en de toepassing van groene daken bij de Brede School) neemt het verhard, afvoerend oppervlak met 1500 m2 af. In zowel de huidige als de toekomstige situatie is er geen sprake van een wateropgave. De ontwikkeling heeft door de verdere afkoppeling van afvoerend oppervlak van het gemengd stelsel een positief effect op de waterhuishouding: de belasting op het gemengd rioolstelsel èn de overstortfrequentie bij hevige neerslagcondities neemt af wat tot een betere waterkwaliteit van het oppervlaktewater leidt.
De daken van de scholen nr. 24 (Ariënslaan) en 22 zijn reeds in 2008 afgekoppeld van het gemengde stelsel en aangesloten op het nieuwe hemelwaterstelsel in de Duurstedelaan. Bij de ontwikkeling Duurstedelaan worden ook de daken en de pleinen van de Brede School en de daken en de schone oppervlakken van de woningbouw op dit hemelwater aangesloten.
De toekomstige waterstromen (vuil en schoon) worden hiermee conform het beleid van de waterbeheerders duurzaam gescheiden ingezameld, getransporteerd en verwerkt.
Het hoogheemraadschap (HDSR) heeft aangegeven met bovenstaande waterparagraaf te kunnen instemmen.
5.10 Archeologie
5.10.1 Wettelijk kader
In 1992 heeft Nederland het Europese Verdrag van Malta ondertekend en in 1998 geratificeerd. Doel van dit verdrag is een betere bescherming van het Europese archeologische erfgoed door een structurele inpassing van de archeologie in ruimtelijke ordeningstrajecten. Eén van de belangrijkste uitgangspunten van het Verdrag van Malta is dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ in de bodem bewaard dienen te blijven. Alleen als behoud in situ niet mogelijk is, wordt overgegaan tot behoud van de archeologische informatie ex situ, door middel van opgraven en bewaren in depot. Een ander uitgangspunt is dat het onderzoek naar de aanwezigheid van archeologische waarden in een zo vroeg mogelijk stadium dient plaats te vinden, zodat hiermee bij de planontwikkeling rekening gehouden kan worden. Een derde uitgangspunt is het 'de verstoorder betaalt principe'. Alle kosten die samenhangen met archeologisch onderzoek dienen worden betaald door de initiatiefnemer van de geplande bodemingrepen. Ten slotte richt het Verdrag van Malta zich tevens op een toename van kennis, herkenbaarheid en beleefbaarheid van het archeologische erfgoed.
Het Verdrag van Malta heeft in Nederland geresulteerd in een ingrijpende herziening van de Monumentenwet uit 1988, die op 1 september 2007 met de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht is geworden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. In de nieuwe wetgeving is de bescherming van het archeologische erfgoed, de inpassing hiervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van het archeologische onderzoek geregeld. Op grond van artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet een bestemmingsplan rekening houden met de archeologische resten in de grond. Om te kunnen bepalen op welke wijze de bestemmingsregeling rekening moet houden met de archeologie (artikel 38a Monumentenwet 1988) moet onderzoek, veelal bureauonderzoek, worden gepleegd. De resultaten daarvan worden beschreven in de toelichting van het bestemmingsplan, waarbij wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan bij moet dragen aan de bescherming van de archeologie.
5.10.2 Verordening en bestemmingsplan
De gemeente Utrecht heeft ervoor gekozen ter bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen een verordening op te stellen voor het hele grondgebied van de gemeente. In de verordening op de archeologische monumentenzorg is een vergunningenstelsel opgenomen ter bescherming van het archeologische erfgoed, waarmee de wettelijk vereiste bescherming kan worden geboden. In bestemmingsplannen wordt verwezen naar de verordening en een regel opgenomen (dubbelbestemming Waarde - Archeologie). In deze dubbelbestemming is opgenomen dat de voor Waarde- archeologie aangewezen gronden mede zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting. Met deze specifieke gebruiksregel wordt geregeld dat onder een met het bestemmingsplan strijdig gebruik in ieder geval wordt begrepen het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg. Door de verordening en de daarbij behorende archeologische waardenkaart is de bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen in de bodem van de gemeente Utrecht gewaarborgd en zijn verstoringen van de bodem vanaf een op de archeologische waardenkaart aangegeven oppervlakte en diepte vergunningplichtig.
5.10.3 Gemeentelijke archeologische waardenkaart
De Archeologische Waardenkaart van de gemeente Utrecht ligt ten grondslag aan de verordening op de archeologische Monumentenzorg. Deze waardenkaart is geënt op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarde (IKAW) van de provincie en op de kennis en ervaring opgedaan in tientallen jaren archeologisch onderzoek in de stad. Hij geeft inzicht in de ligging van beschermde archeologische rijksmonumenten, gebieden van hoge archeologische waarde, gebieden van hoge archeologische verwachting en gebieden van archeologische verwachting en bij welk te verstoren oppervlakte en diepte een vergunningsplicht geldt. In de op de waardenkaart aangeduide gebieden waar een vergunningplicht geldt zal van toekomstige initiatiefnemers tot bodemverstorende activiteiten een inspanning vereist worden om resten uit het verleden op te sporen en zo nodig veilig te stellen.
Beschermde archeologische rijksmonumenten zijn volgens de Monumentenwet 1988 beschermde archeologische monumenten. Aantasting van de beschermde archeologische monumenten is niet toegestaan. Eventueel dubbel ruimtegebruik is mogelijk, mits de gekozen bestemming zich duurzaam verhoudt met de in het terrein aanwezige archeologische waarden. Voor dubbel ruimtegebruik is een vergunning krachtens de Monumentenwet vereist.
Gebieden van hoge archeologische waarde zijn gebieden waarvan bekend is dat er archeologische waarden zijn, maar die niet beschermd zijn als archeologisch rijks- of gemeentelijk monument. Gebieden van hoge archeologische waarde zijn gebieden waarvan bekend is dat er archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, maar die niet beschermd zijn als archeologisch rijksmonument. Voor deze gebieden en voor gebieden van hoge archeologische verwachting en archeologische verwachting geldt de gemeentelijke verordening op de archeologische Monumentenzorg.
5.10.4 Archeologie in het plangebied
Het plangebied Duurstedelaan bevindt zich op de gemeentelijke archeologische waardenkaart deels in een gebied van hoge archeologische waarde (rood), deels in een gebied van archeologische verwachting (groen) en deels in een gebied zonder archeologische verwachting (wit) (zie figuur).
De zone met hoge waarde betreft de Romeinse Limesweg, de meest noordelijke grensweg van het Romeinse Rijk. In de groene zone kunnen archeologische sporen worden verwacht omdat dit deel uitmaakt van een oude stroomrug.
Op advies van het team Cultuurhistorie heeft een karterend booronderzoek in het hele plangebied plaatsgevonden met als doel de exacte ligging van de weg vast te stellen en om te onderzoeken of er nog andere archeologische resten aanwezig zijn.
Dit onderzoek heeft met succes de exacte locatie van de weg vastgesteld. Hiernaast zijn in de rest van het plangebied geen aanwijzingen voor mogelijke nederzettingsplaatsen aangetroffen. Op grond van deze resultaten is door het team Cultuurhistorie besloten dat de zone van de Limesweg behoudenswaardig is en zo mogelijk in situ moet worden bewaard. Indien dit niet mogelijk is zal deze zone moeten worden opgegraven. Voor de rest van het plangebied geldt dat dit is vrijgegeven en hier geen archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is. Wel wordt gewezen op artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) waarin staat dat als er tijdens de uitvoering toch onverwachte archeologische resten worden aangetroffen deze moeten worden gemeld bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed c.q. team Cultuurhistorie van de gemeente Utrecht.
Afbeelding: Uitsnede Gemeentelijke archeologische waardenkaart met legenda
5.11 Kabels En Leidingen
In het plangebied liggen geen kabels en leidingen die bescherming middels een bestemmingsplan nodig hebben. De wel aanwezige leidingen betreffen allemaal kleinere leidingen en distributieleidingen.
5.12 Duurzaamheid
De Brede School aan de Duurstedelaan in Utrecht is ontworpen als frisse school. Niet alleen door toepassing van slimme installaties maar ook door het ontwerp van het gebouw zelf. Uitgangspunt is een gebouw dat zowel in exploitatie als in bouwkundige verschijningsvorm langere tijd mee kan gaan en aanpasbaar is aan wensen en eisen van een onderwijsgebouw óók in de toekomst.
In Bijlage 5 is de Notitie duurzaamheid opgenomen, in deze notitie wordt uitvoerig ingegaan op de duurzaamheidsambities en -maatregelen. Deze maatregelen hebben echter geen consequenties voor dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Voor de bepaling van de financieel economische uitvoerbaarheid zijn de financiële consequenties van dit bestemmingsplan in beeld gebracht.
6.1.1 Kostenverhaal
De gronden waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft, zijn gronden in eigendom van de gemeente Utrecht. Het kostenverhaal voor het deel waar de woningen gerealiseerd worden, is door middel van de gronduitgifte verzekerd.
De nieuwbouw van de brede school en alle bijkomende proceskosten zijn gedekt vanuit het masterplan dat vastgesteld is door de gemeenteraad in december 2006.
De ambtelijke kosten voor de begeleiding en toetsing van aanvragen worden door middel van leges gedekt. Indien er (b.v. bij een ontheffing) kosten zijn die op grond van artikel 6.13 Wro dienen te worden verhaald, dan zal uitsluitend worden meegewerkt (aan deze ontheffing) nadat er een overeenkomst is gesloten.
Gezien het voorgaande is een exploitatieplan voor dit bestemmingsplan niet nodig.
6.1.2 Planschade
Naast de kosten voor het maken van het bestemmingsplan moet een inschatting worden gemaakt van het risico van planschade. Planschadeclaims kunnen voortvloeien uit het plan en zijn op voorhand niet uit te sluiten. Indien dit het geval kan zijn, zal met de belanghebbende aanvrager een overeenkomst worden gesloten, zoals bedoeld in artikel 6.4a van de Wro.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke wijze burgers en belanghebbenden bij het plan zijn betrokken en hoe zij hierop hebben kunnen reageren.
6.2.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening
Het plan treft geen nationaal en/of provinciaal belang en hoeft conform de afspraken dan ook niet te worden toegezonden voor een reactie als bedoeld in art 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Ook zijn er geen ander (verplichte) overlegpartners die in het kader geraadpleegd moeten worden. Wel heeft overleg plaatsgevonden met het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR). Zij heeft bij brief van 14 maart 2011 positief over het plan geadviseerd. De HDSR geeft aan dat het plan voldoet aan de minimale voorwaarde 'het standstill beginsel'. Dit houdt in dat er in beginsel geen verslechtering van de waterhuishouding mag ontstaan.
6.2.2 Advies wijkraad
Er heeft een presentatie voor de Wijkraad Zuid plaatsgevonden van het project waarvoor het SPvE is opgesteld. Daarop heeft de Wijkraad Zuid twee leden afgevaardigd om een krachtenveldanalyse mee uit te voeren. Mede op basis van die krachtenveldanalyse is een klankbordgroep tot stand gekomen. De Wijkraad Zuid heeft ook een lid afgevaardigd om aan de klankbordgroep deel te nemen. De Wijkraad Zuid heeft geadviseerd in het concept SPvE op te nemen dat, net als in het SPvE traject, ook in het vervolgtraject bewoners worden betrokken op het niveau van 'raadplegen' volgens De Utrechtse Participatiestandaard. Deze tekst is opgenomen in het SPvE en de initiatiefnemer van de scholen heeft geraadpleegd (ook middels klankbordgroep en informatieavond) in het ontwerpproces. De initiatiefnemer voor de woningbouw is nog niet bekend. De Wijkraad Zuid heeft vervolgens toestemming gegeven het concept SPvE aan het College voor te leggen voor vrijgave voor consultatie en besloten het College niet te te adviseren over dit plan.
Tevens heeft de wijkraad aangegeven geen opmerkingen te hebben op het ontwerpbestemmingsplan.
6.2.3 Inspraakresultaten
In het kader van het Stedenbouwkundig Programma van Eisen (SPvE) is inspraak gehouden op het plan. De ingekomen reacties zijn verwerkt in een reactienota op het SPvE. Deze reactienota is door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld in februari 2011. De resultaten van deze inspraak zijn meegenomen in dit bestemmingsplan. De volledige (anonieme) reactienota op het SPvE is in de bijlagen bij dit bestemmingsplan opgenomen (Bijlage 3 Reactienota SPvE).
Hoofdstuk 7 Juridische Planopzet
7.1 Inleiding En Planvorm
Sinds 1 juli 2008 is de nieuwe Wro in werking en dus van toepassing op dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008). De SVBP 2008 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen in heel Nederland op te stellen, die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde wijze worden verbeeld. Dit leidt tot een betere leesbaarheid, raadpleegbaarheid en helderheid voor de gebruiker en draagt bij aan een meer effectieve en efficiënte dienstverlening.
Het bestemmingsplan 'Duurstedelaan' betreft de bouw van ongeveer 23 woningen, een brede school en de inrichting van de omliggende openbare ruimte. Het plangebied vormt een rechthoek. Ten noorden van het plangebied is de brede school geprojecteerd, ten zuiden van het plangebied zijn de woningen geprojecteerd. Gekozen is voor een globale bestemmingsregeling voor de school: dit biedt voldoende ruimte voor de nieuwe gebouwen (flexibiliteit) binnen de vaststaande randvoorwaarden, zoals bouwhoogten en gevellijnen.
Ten behoeve van de maatschappelijke bestemming is een bouwvlak opgenomen met een bebouwingspercentage en maximale bouwhoogten. Ten behoeve van de nieuwe woningen is gekozen voor een gedetailleerde bestemming 'Wonen'. Rondom de woonbestemming geldt de bestemming Verkeer-verblijfsgebied.
7.2 Opbouw Regels
De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn. In dit eerste hoofdstuk is ook een regel opgenomen over de wijze van meten. In het tweede hoofdstuk wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene regels, zoals een algemene regel voor het gebruik van de gronden die op vrijwel alle bestemmingen van toepassing is. De overgangs- en slotregels maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.
De opzet van de bestemmingsregels is steeds gelijk:
- bestemmingsomschrijving (met ondergeschikte en nevengeschikte doeleinden);
- bouwregels;
- nadere eisen waar de bestemmingsregeling dat nodig maakt;
- afwijkingsregels van de bouwregels;
- waar nodig: een bijzondere gebruiksregel, bijvoorbeeld bij wonen een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
- afwijkingsregels van de gebruiksregels;
7.3 Nadere Eisen
Op basis van artikel 3.6, lid 1 onder d van Wro, kan worden bepaald dat burgemeester en wethouders met inachtneming van de bij het plan te geven regels, nadere eisen kunnen stellen ten aanzien van in het plan omschreven onderwerpen of onderdelen. Het stellen van nadere eisen kan betrekking hebben op een heel scala van onderwerpen, zodat er ondanks de globaliteit van het bestemmingsplan, een goede samenhangende woonwijk wordt gebouwd.
In hoofdzaak vindt een goede ruimtelijke ordening plaats door het toekennen van bestemmingen en bebouwingsmogelijkheden. Hoewel daarmee op hoofdlijnen de gewenste ruimtelijk inrichting van een perceel (qua functie en bebouwingsvolume) is vastgelegd, kan er echter (op detailniveau) aanleiding zijn of behoefte bestaan om specifieke ruimtelijke belangen op een juiste manier af te stemmen. Hiervoor is het instrument van nadere eisen in de wet opgenomen.
Nadere eisen dienen er voor om binnen de toegekende bestemming en bouwmogelijkheden maatwerk te kunnen leveren. Deze specifieke ruimtelijke omstandigheden kunnen de volgende aspecten betreffen:
Stedenbouwkundige aspecten
In gebieden die alleen globale eindbestemmingen kennen en waar dus bouwblokken en stratenpatronen niet voorkomen, is het van belang om nader eisen te kunnen stellen om een (samenhangend) straat- en bebouwingsbeeld te realiseren in lijn met het stedenbouwkundig plan. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor de situering van hoogte- en hoekaccenten.
Gebruiksmogelijkheden van naastgelegen percelen
Het is niet de bedoeling dat naastgelegen percelen onnodige hinder ondervinden van de ontwikkelingen op nabijgelegen percelen. Vaak is dit met kleine maatregelen goed te voorkomen. Zo kan bijvoorbeeld een bepaalde situering van het laden en lossen beter zijn voor de omgeving en kan bijvoorbeeld de plaats van een in-uitrit van een parkeergarage en de plaats en het aantal parkeerplaatsen van belang zijn voor de verkeersveiligheid maar ook voor de beperking van hinder voor omwonenden. Het kan ook gaan om de situering van een bijgebouw.
7.4 Artikelsgewijze Toelichting
In deze paragraaf wordt per bestemming uitgelegd wat de achtergrond is van een bepaalde bestemming.
Artikel 3 Groen
De bestemming Groen is bedoeld voor groenvoorzieningen, paden, speelvoorzieningen en andere bijbehorende voorzieningen.
Artikel 4 Maatschappelijk
De bestemming Maatschappelijk geeft ruimte aan diverse maatschappelijke voorzieningen. De begripsomschrijving in artikel 1 geeft aan welke voorzieningen dit zijn. Onder meer onderwijs valt hieronder. Het concept van een brede school past eveneens in de bestemming. In de bestemming is een maximaal bebouwingspercentage opgenomen. Door geen bouwvlak op te nemen is er een flexibele indeling van de ruimte mogelijk met mogelijkheden voor (schoolpleinen). Op de verbeelding is de maximale bouwhoogte aangegeven van de bebouwing. In de regels is een afwijking mogelijk gemaakt om op delen van de bebouwing een lessenaarskap mogelijk te maken.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming Verkeer – Verblijfsgebied heeft betrekking op verblijfsgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer met bijbehorende voorzieningen. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden en groen- en waterpartijen.
Artikel 6 Wonen
Het bestemmingsvlak Wonen is in bedoeld voor de woningen.. De met het wonen samenhangende doeleinden, het wonen zelf, aan-huis-verbonden beroepen en -bedrijven, de tuinen en de (achter)erven, zijn eveneens gecombineerd in deze bestemming.
In de regels zijn in samenhang met de verbeelding voorwaarden geformuleerd betreffende het hoofdgebouw van de woning, aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Ten aanzien van het hoofdgebouw is bepaald dat deze dienen te worden gebouwd in het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Het maximale aantal woningen van 23 is in de regels vastgelegd. In de regeling is rekening gehouden met een eventuele uitbreiding van de woning als hoofdgebouw op de begane grond en – op sommige plaatsen – op de verdieping. Dit geldt zowel voor de nieuwbouw als voor de bestaande Ariënsschool. Ook de maximaal toegelaten bouwhoogte is vastgelegd; voor de Ariënsschool is dit de bestaande hoogte.
Ten aanzien van aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken geldt dat een woning maximaal 2,5 meter aan de achterzijde kan worden uigebouwd, mits daardoor niet meer dan 50% van het buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlak gelegen gronden wordt bebouwd, en tot een maximale oppervlakte van 45m2 (inclusief overkappingen).
De bestemming wonen kent ook een bepaling om onder voorwaarden een dakterras te realiseren. Hiervoor is een specifieke aanduiding op de verbeelding opgenomen. Een dakterras op een hoofdgebouw dient altijd minimaal twee meter terug te liggen ten opzichte van de openbare weg. Het uitoefenen van aan-huis-verbonden beroepen en -bedrijven uit categorie A en B1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten wordt direct mogelijk gemaakt, mits de woonfunctie blijft prevaleren. Om te garanderen dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, mag het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven niet groter zijn dan 1/3 deel van het vloeroppervlak van de woning tot een maximum van 40 m2, inclusief aan- en uitbouwen. De regeling maakt een combinatie van wonen en werken in het plangebied mogelijk.
Via een afwijkingsregel mag het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven worden verhoogd tot maximaal 60 m², inclusief aan- en uitbouwen. Binnen de afwijkingsregel bestaat ook de mogelijkheid om aan-huis-verbonden beroepen en andere bedrijven dan uit categorie 1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten (LvB) toe te staan, indien en voor zover voor de activiteiten geen milieuvergunning is vereist.
Artikel 7 Waarde - Archeologie
De archeologische waarden en verwachtingen in het plangebied zijn door de dubbelbestemming Waarde-Archeologie en de specifieke gebruiksregel die verwijst naar de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg beschermd. Overtreding van het bestemmingsplan is een strafbaar feit. Op deze manier houdt het bestemmingsplan rekening met de archeologische waarden en verwachtingen conform de Monumentenwet.
Artikel 8 Antidubbeltelbepaling
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat een stuk grond dat al eens was betrokken bij het verlenen van een omgevingsvergunning bouwen, bij de beoordeling van latere bouwplannen nogmaals wordt betrokken.
Artikel 9 Algemene bouwregels
In de bouwverordening zijn ook voorschriften opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vóór deze bepalingen, maar in dit artikel is bepaald welke voorschriften uit de bouwverordening naast het bestemmingsplan van kracht blijven. Het gaat daarbij om voorschriften van stedenbouwkundige aard, zoals de bereikbaarheid van bouwwerken van wegverkeer en brandblusvoorzieningen, bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten, de ruimte tussen bouwwerken en parkeergelegenheid bij gebouwen. Daarnaast regelt dit artikel de mogelijkheid voor (beperkte) overschrijdingen van bebouwingsgrenzen die op de kaart zijn aangegeven.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
De Wro bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Een algemeen gebruiksverbod hoeft derhalve niet meer in de planregels te worden opgenomen. Het is wel mogelijk om in het bestemmingsplan aan te geven wat onder verboden gebruik in ieder geval wordt verstaan. In dit artikel is opgenomen dat onder verboden gebruik wordt verstaan: onbebouwde gronden te gebruiken als staanplaats voor onderkomens als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan of als stortplaats voor puin en afvalstoffen.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel regelt afwijkingsmogelijkheden voor het college van burgemeester en wethouders. Dit heeft primair tot doel enige flexibiliteit in de regels aan te brengen. Ze kunnen worden toegepast als er niet op grond van de bestemmingsregelingen in hoofdstuk 2 al een ontheffing verleend kan worden. Het gaat dan om een afwijking van maten, afmetingen en percentages, het plaatsen van objecten van beeldende kunst, het realiseren van kleine nutsgebouwtjes.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
De overgangs- en slotbepalingen van dit hoofdstuk bevatten de onderstaande 2 bepalingen:
Artikel 13 Overgangsrecht
In het nieuwe Besluit op de ruimtelijke ordening (in werking 1 juli 2008) is overgangsrecht opgenomen dat in elk bestemmingsplan moet worden overgenomen.
Indien de in het plan opgenomen regels voor wat betreft gebruik of bebouwing, afwijken van een bestaande legale situatie, dan zijn daarop de overgangsbepalingen van toepassing. De overgangsbepaling heeft tot doel bestaande belangen te respecteren totdat realisering van de nieuwe regels plaatsvindt.
Voor bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, is bepaald dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijking niet wordt vergroot. Gehele vernieuwing is in principe uitgesloten, waaronder ook gefaseerde vernieuwing van een bouwwerk wordt verstaan. Het doel van het overgangsrecht is dat het bestaande bouwwerk in de bestaande staat in stand mag worden gehouden. Uitsluitend na het tenietgaan van het bouwwerk door een calamiteit, waarmee onder andere brand of extreme weersomstandigheden wordt bedoeld, is onder voorwaarden gehele vernieuwing toegestaan.
Vergunningplichtige bouwwerken die zonder vergunning zijn opgericht, kunnen door overgangsrecht niet gelegaliseerd worden. Bouwen zonder vergunning is immers een overtreding van de Woningwet die niet door een regeling in een bestemmingsplan ongedaan kan worden gemaakt.
Wel kan met een beroep op het overgangsrecht een aanvraag worden ingediend voor de verbouw van een illegaal bouwwerk. Om te voorkomen dat een dergelijke aanvraag moet worden gehonoreerd, is in de overgangsbepaling van dit plan opgenomen dat deze slechts van toepassing is op legale bouwwerken.
Voor het gebruik dat onder het overgangsrecht valt, is bepaald dat dat gebruik mag worden voortgezet. Het gebruik mag eveneens worden gewijzigd, voor zover de afwijking ten opzichte van het toegestane gebruik niet vergroot wordt.
Hiervoor is reeds aangegeven dat illegale bouwwerken niet gelegaliseerd kunnen worden door overgangsrecht. Voor gebruik is dat in principe wel mogelijk maar vanuit het oogpunt van handhaving ongewenst. Gezien het voorgaande is in de overgangsbepaling opgenomen dat het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, van het overgangsrecht is uitgesloten.
Ook na het van kracht worden van dit plan kan dus nog met succes handhavend worden opgetreden tegen gebruik dat reeds in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan. Dit laatste is uiteraard mede afhankelijk van andere aspecten, waaronder de vraag of het strijdige gebruik reeds zolang plaatsvindt dat de gemeente haar rechten heeft verwerkt.
Artikel 14 Slotregel
In dit artikel is de naam van het bestemmingsplan, de citeertitel, omschreven.
7.5 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten, gekoppeld aan de regeling van aan-huis-verbonden-beroep en -bedrijf, in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. In de bijlagen bij de regels is een toelichting opgenomen op de Lijst van Bedrijfsactiviteiten.
7.6 Handhaving
Algemeen
Door handhaving controleert de overheid of burgers, bedrijven en bijvoorbeeld overheidsorganen zich aan de wet- en regelgeving houden. Onder handhaving wordt verstaan het door controle (toezicht en opsporing) en het toepassen (of dreigen daarmee) van bestuursrechtelijke sancties, bereiken dat het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd. De handhaving van de van toepassing zijnde regeling binnen de gemeente Utrecht, wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen. Zo wordt namens het college onder andere gehandhaafd op de regels voor wat betreft het gebruik en de bebouwingsregels van voorliggend bestemmingsplan. Dit gebeurt door toetsing tijdens het behandelen van de aanvragen om omgevingsvergunningen bouwen, maar kan ook als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw of op grond van een eigen constatering indien een bouwwerk of een perceel in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt. Indien er bijvoorbeeld sprake is van illegale ingebruikname van gemeentelijke grond, dan zal hiertegen worden opgetreden.
Doel handhavend optreden
Het doel van het handhavend optreden van de gemeente is niet direct gekoppeld aan de noodzaak van een actueel bestemmingplan. Voor de (toekomstige) bewoners van het plangebied is duidelijk waar zij aan toe zijn (qua bouwen, zoals bijvoorbeeld uitbreiding van de woning, en qua gebruik), maar het niet handhaven haalt de effectiviteit van een actueel bestemmingsplan onderuit. De toegevoegde waarde van het verlenen van een omgevingsvergunning bouwen, voor een bijgebouw is niet groot indien er op andere plaatsen - zonder vergunning - bijgebouwen zijn geplaatst. Dit wordt nog eens problematischer zodra een omgevingsvergunning bouwen wordt geweigerd, terwijl diverse vergelijkbare bouwwerken reeds illegaal zijn geplaatst. In dit laatste geval is de roep om handhavend op te treden dan ook het grootst.
Hoe wordt gehandhaafd?
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft het college een tweetal instrumenten tot haar beschikking: bestuursdwang en dwangsom. Bij het toepassen van bestuursdwang wordt de overtreding (het geconstateerde illegale bouwwerk c.q. gebruik) ongedaan gemaakt op kosten van de overtreder. Dit kan betekenen dat een bouwwerk door de gemeente wordt afgebroken en de kosten van bijvoorbeeld de aannemer en de gemeentelijke (voorbereidings)kosten op de overtreder worden verhaald. Het is tevens mogelijk om, indien er zonder omgevingsvergunning wordt gebouwd en de bouw wordt stilgelegd door middel van een bouwstop, de bouwmaterialen weg te slepen en elders op te slaan. Het opleggen van een last onder dwangsom betekent bijvoorbeeld dat het illegale gebruik moet worden gestaakt binnen een door het college gestelde termijn. Overschrijdt men de termijn, dan krijgt de overtreder de rekening voor de dwangsom. Doel van de dwangsom is het onaantrekkelijk maken van het voortzetten van de geconstateerde overtreding. De dwangsom zal dan ook in relatie moeten staan aan (en zal derhalve altijd hoger zijn dan) het voordeel dat de overtreder heeft bij het voortzetten van de illegaliteit.
Handhaving in het plangebied
In het plangebied zal handhavend worden opgetreden tegen het illegale gebruik van bouwwerken en percelen. Verder zal er bij de bouw worden gecontroleerd op de uitvoering van verleende omgevingsvergunningen. Voorts zal de gemeente toezien op - onder de Wet milieubeheer vallende - bedrijven. Dit vloeit voort uit de regels van het bestemmingsplan. Indien er immers ter plaatse een bedrijfsactiviteit plaats mag vinden, zal dit qua gebruik (intensiteit en hinder) gehandhaafd worden.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijven Functiemenging
Toelichting regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten
Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:
- geluid;
- geur;
- stof;
- gevaar (met name brand- en explosiegevaar).
Daarnaast kan de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.
Toepassing Lijst van Bedrijven "functiemenging"
Algemeen
In de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) zijn twee Voorbeeldstaten voor milieuzonering opgenomen, namelijk de 'Voorbeeldstaat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen' en de ' Voorbeeldstaat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging'.
De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Lijst van Bedrijven 'functiemenging' (LvB 'functiemenging') is gebaseerd op de tweede VoorbeeldStaat in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). De LvB 'functiemenging' wordt gehanteerd in gebieden waar bedrijven of andere milieubelastende functies verspreid zijn gesitueerd tussen woningen en/of andere gevoelige functies. Onderstaand wordt hier meer in detail op ingegaan. Het gaat in dergelijke gebieden in het algemeen om relatief kleinschalige bedrijvigheid die op korte afstand van woningen kan worden toegestaan. De toelaatbaarheid van activiteiten wordt voor dergelijke gebieden in de VNG-publicatie (en de LvB 'functiemenging') bepaald met behulp van op deze situaties toegesneden toelatingscriteria.
Functiemengingsgebieden
In bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), wordt de LvB 'functiemenging' toegepast. Zoals in de VNG-publicatie reeds is aangegeven kan bij functiemengingsgebieden gedacht worden aan:
- stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
- horecaconcentratiegebieden;
- zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen;
- (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid.
Daarnaast kan ook in (delen van) woongebieden waar enige vorm van bedrijvigheid aanwezig of gewenst is de LvB 'functiemenging' worden toegepast.
Kenmerken van de activiteiten
De activiteiten in dergelijke gebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk van de activiteiten op een bedrijventerrein. Behalve in historisch gegroeide situaties gaat het in hoofdzaak om:
- kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
- bedrijven waarbij de productie en/of laad- en loswerkzaamheden alleen in de dagperiode plaatsvindt;
- activiteiten die hoofdzakelijk inpandig geschieden.
De toegepaste Lijst van Bedrijven 'functiemenging'
De bovengenoemde criteria liggen mede ten grondslag aan de selectie van activiteiten die zijn opgenomen in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging'. In de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' zijn de aspecten geluid, geur, stof en gevaar en de index voor verkeersaantrekkende werking (zoals aangegeven onder het kopje 'Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering') in de categorisering opgenomen. Deze Lijst is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende Voorbeeldstaat uit de VNG-publicatie. Op twee punten is een andere werkwijze toegepast:
- 1. In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Lijst. In de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan. De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de regels en op de plankaart van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Lijst van Horeca-activiteiten). Toegevoegd zijn enkele regelmatig voorkomende bedrijfsactiviteiten die in de lijst van de VNG-publicatie niet specifiek zijn opgenomen, maar wel aan de genoemde criteria voldoen zoals een ambachtelijke glas-in-loodzetterij en caravanstalling. Voor aannemers, SBI-code 45, heeft een nadere specificatie van de activiteiten plaatsgevonden met bijbehorende categorie-indeling die is afgestemd op de verwachte milieueffecten van deze activiteiten.
- 2. In de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' is in de categorie-indeling een nader onderscheid gemaakt tussen categorie B1 en B2. Voor de toepassing in dit bestemmingsplan blijkt het onderscheid tussen categorie A en categorie B zoals beschreven in de VNG-publicatie te groot om de toelaatbaarheid van activiteiten voldoende af te kunnen stemmen op de kenmerken van de functiemengingsgebieden en het daarin te volgen beleid.
Categorie-indeling
Zoals in de VNG-publicatie is aangegeven kan, vanwege de bijzondere kenmerken van gebieden met enige vorm van functiemenging, niet worden gewerkt met een systematiek van richtafstanden en afstandsstappen: vanwege de zeer korte afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies is een dergelijke systematiek niet geschikt voor functiemengingsgebieden. De Lijst van Bedrijven 'functiemenging' hanteert vier categorieën A, B1, B2 en C met specifieke criteria voor de toelaatbaarheid die onderstaand uiteen zijn gezet.
Categorie A Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B1 Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B2 Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden van woningen/andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan. Uitzondering hierop vormen binnenterreinen omringd door voornamelijk woningen: ook al zijn bedrijven bouwkundig afgescheiden van woningen, op deze locaties zijn hooguit categorie B1 bedrijven toegestaan. Categorie C Activiteiten genoemd onder categorie B2, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is. |
Flexibiliteit
De Lijst van Bedrijven 'functiemenging' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal 1 categorie (dus bijvoorbeeld categorie B1 in plaats van A of categorie B2 in plaats van B1). Om te kunnen afwijken moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het college van burgemeester en wethouders kan afwijken en vestiging van een dergelijk bedrijf kan toestaan. Om te kunnen afwijken moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.
Lijst van afkortingen in de Lijst van Bedrijven "functiemenging"
- niet van toepassing of niet relevant < kleiner dan > groter = gelijk aan cat. categorie e.d. en dergelijke kl. klasse n.e.g. niet elders genoemd | o.c. opslagcapaciteit p.c. productiecapaciteit p.o. productieoppervlak b.o. bedrijfsoppervlak v.c. verwerkingscapaciteit u uur d dag w week j jaar | |||||||
SBI-CODE 1993 | SBI-CODE 2008 | OMSCHRIJVING | ||||||
nummer | CATEGORIE | |||||||
01 | 01 | - | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW | |||||
014 | 016 | 0 | Dienstverlening ten behoeve van de landbouw: | |||||
014 | 016 | 2 | - algemeen (onder andere loonbedrijven), b.o < 500 m² | B1 | ||||
014 | 016 | 4 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² | B1 | ||||
15 | 10, 11 | - | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | |||||
151 | 101, 102 | 0 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | |||||
151 | 101 | 6 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² | B2 | ||||
1552 | 1052 | 2 | Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² | B1 | ||||
1581 | 1071 | 1 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 7.500 kg meel/week | B1 | ||||
1584 | 10821 | 0 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | |||||
1584 | 10821 | 3 | - cacao- en chocoladefabrieken, vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² | B1 | ||||
1584 | 10821 | 6 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² | B1 | ||||
1593 t/m 1595 | 1102 t/m 1104 | Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke | B1 | |||||
17 | 13 | - | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | |||||
174, 175 | 139 | Vervaardiging van textielwaren | B2 | |||||
176, 177 | 139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | B2 | |||||
18 | 14 | - | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |||||
181 | 141 | Vervaardiging kleding van leer | B2 | |||||
20 | 16 | - | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE | |||||
203, 204, 205 | 162 | 1 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² | B2 | ||||
205 | 162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | B1 | |||||
22 | 58 | - | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |||||
2222.6 | 18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | B1 | |||||
2223 | 1814 | A | Grafische afwerking | A | ||||
2223 | 1814 | B | Binderijen | B1 | ||||
2224 | 1813 | Grafische reproductie en zetten | B1 | |||||
2225 | 1814 | Overige grafische activiteiten | B1 | |||||
223 | 182 | Reproductiebedrijven opgenomen media | A | |||||
24 | 20 | - | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN | |||||
2442 | 2120 | 0 | Farmaceutische productenfabrieken: | |||||
2442 | 2120 | 2 | - verbandmiddelenfabrieken | B1 | ||||
26 | 23 | - | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN | |||||
2615 | 231 | Glasbewerkingsbedrijven | B2 | |||||
262, 263 | 232, 234 | 0 | Aardewerkfabrieken: | |||||
262, 263 | 232, 234 | 1 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | B1 | ||||
267 | 237 | 0 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | |||||
267 | 237 | 2 | - zonder breken, zeven en drogen indien p.o. < 2.000 m² | B2 | ||||
2681 | 2391 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | B2 | |||||
28 | 25 | - | VERVAARDIGING EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/ TRANSPORTMIDDELEN) | |||||
281 | 251, 331 | 1a | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² | B2 | ||||
284 | 255, 331 | B1 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m² | B2 | ||||
2852 | 2562, 3311 | 2 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m² | B2 | ||||
287 | 259, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m² | B2 | ||||
30 | 26, 28, 33 | - | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |||||
30 | 26, 28, 33 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken, inclusief reparaties | B1 | ||||
33 | 26, 32, 33 | - | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |||||
33 | 26, 32, 33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke, inclusief reparaties | B | ||||
36 | 31 | - | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |||||
361 | 9524 | 2 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² | A | ||||
362 | 321 | Fabricage van munten, sieraden en dergelijke | B1 | |||||
363 | 322 | Muziekinstrumentenfabrieken | B1 | |||||
3663.1 | 32991 | Sociale werkvoorziening | B1 | |||||
40 | 35 | - | PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | |||||
40 | 35 | C0 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |||||
40 | 35 | C1 | - < 10 MVA | B1 | ||||
40 | 35 | D0 | Gasdistributiebedrijven: | |||||
40 | 35 | D3 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A | A | ||||
40 | 35 | D4 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C | B1 | ||||
40 | 35 | E0 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |||||
40 | 35 | E2 | - blokverwarming | B1 | ||||
41 | 36 | - | WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER | |||||
41 | 36 | B0 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |||||
41 | 36 | B1 | - < 1 MW | B1 | ||||
45 | 41, 42, 43 | - | BOUWNIJVERHEID | |||||
45 | 41, 42, 43 | 3 | Aannemersbedrijf met werkplaats, b.o. < 1.000 m² | B1 | ||||
50 | 45, 47 | - | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |||||
501, 502, 504 | 451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | B1 | |||||
5020.4 | 45204 | B | Autobeklederijen | A | ||||
5020.5 | 45205 | Autowasserijen | B1 | |||||
503, 504 | 453 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | B1 | |||||
51 | 46 | - | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |||||
5134 | 4634 | Groothandel in dranken | C | |||||
5135 | 4635 | Groothandel in tabaksproducten | C | |||||
5136 | 4636 | Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk | C | |||||
5137 | 4637 | Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen | C | |||||
514 | 464, 46733 | Groothandel in overige consumentenartikelen | C | |||||
5148.7 | 46499 | 0 | Groothandel in vuurwerk en munitie: | |||||
5148.7 | 46499 | 1 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | B1 | ||||
5153 | 4673 | 0 | Groothandel in hout en bouwmaterialen: | |||||
5153 | 5153 | 1 | - algemeen | C | ||||
5153 | 4673 | 2 | - indien b.o. < 2.000 m² | B1 | ||||
5153.4 | 5153.4 | 4 | Zand en grind: | |||||
5153.4 | 46735 | 6 | - indien b.o. < 200 m² | B1 | ||||
5154 | 4674 | 0 | Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |||||
5154 | 5154 | 1 | - algemeen | C | ||||
5154 | 4674 | 2 | - indien b.o. < 2.000 m² | B1 | ||||
5156 | 4676 | Groothandel in overige intermediaire goederen | C | |||||
52 | 47 | - | DETAILHANDEL EN REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN | |||||
527 | 952 | Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen) | A | |||||
60 | 49 | - | VERVOER OVER LAND | |||||
6022 | 493 | Taxibedrijven | B1 | |||||
6024 | 494 | 0 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² | C | ||||
603 | 495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | B1 | |||||
63 | 52 | - | DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER | |||||
64 | 53 | - | POST EN TELECOMMUNICATIE | |||||
641 | 531, 532 | Post- en koeriersdiensten | C | |||||
71 | 77 | - | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |||||
711 | 7711 | Personenautoverhuurbedrijven | B2 | |||||
712 | 7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's) | C | |||||
713 | 773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | C | |||||
72 | 62 | - | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |||||
72 | 62 | A | Computerservice- en informatietechnologiebureaus en dergelijke | A | ||||
72 | 58, 63 | B | Datacentra | B1 | ||||
73 | 72 | - | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |||||
732 | 722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | A | |||||
74 | 63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | - | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | |||||
7481.3 | 74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | C | |||||
7484.4 | 82992 | Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke | A | |||||
90 | 37, 38, 39 | MILIEUDIENSTVERLENING | ||||||
9001 | 3700 | B | Rioolgemalen | B1 | ||||
93 | 96 | - | OVERIGE DIENSTVERLENING | |||||
9301.3 | 96013 | A | Wasverzendinrichtingen | B1 |
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 1 Akoestisch onderzoek
Bijlage 2 Onderzoek Flora En Fauna
Bijlage 2 Onderzoek flora en fauna
Bijlage 3 Reactienota Spve
Bijlage 4 Beoordeling Luchtkwaliteit
Bijlage 4 Beoordeling luchtkwaliteit