Nieuw Hoog Catharijne
Bestemmingsplan - Utrecht
Onherroepelijk op 01-10-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Nieuw Hoog Catharijne van de gemeente Utrecht.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0344.BPNWHOOGCATHARIJNE-0601 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 (raam)prostitutiebedrijf:
een prostitutiebedrijf waar het werven van klanten gebeurt vanuit de werkruimte door prostituees die zichtbaar zijn vanaf een openbare plaats.
1.4 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:
beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend waarvan de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en degene die het beroep of het bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is;
hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: een detailhandelsvestiging, een afhaalzaak, een horecabedrijf, een belhuis en een (raam)prostitutiebedrijf; hieronder wordt wel verstaan: een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang.
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 additionele horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit bij een hoofdfunctie, niet zijnde horeca, waarbij de additionele horeca-activiteiten passen bij de hoofdfunctie qua uitstraling, dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie.
1.8 afhaalzaak:
een specifieke vorm van detailhandel waar in hoofdzaak kant en klare maaltijden en kleine etenswaren worden verkocht voor directe consumptie anders dan ter plaatse.
1.9 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.10 antennedrager:
Antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.11 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning op grond van de Monumentenwet 1988 beschikt.
1.12 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.13 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.14 bed & breakfast:
het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs) woning.
1.15 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, produceren, bewerken/herstellen, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.16 begane grond +:
bouwlaag die is gesitueerd tussen begane grond en bouwlaag 1;
1.17 begane grond:
de eerste op, of nagenoeg op, het maaiveld gelegen bouwlaag van een gebouw, niet zijnde onderbouw;
1.18 belhuis:
een onderneming die in de sfeer van publiekgerichte dienstverlening in hoofdzaak is gericht op het aanbieden van diensten op het gebied van telecommunicatie, zoals telefoon- en internetverbindingen.
1.19 bestaand bouwwerk:
een bouwwerk, dat op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan is of wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of de Woningwet.
1.20 bestaand gebruik:
het op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan aanwezige legale gebruik.
1.21 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.22 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.23 bijzondere bouwlaag:
- a. een bouwlaag die aan de voorzijde en/of eventueel aan de achterzijde een hellend dakvlak heeft en voor het overige deel plat is afgedekt, dan wel
- b. een ten opzichte van de voorgevel terugliggende bouwlaag.
1.24 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.25 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.26 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond.
1.27 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.28 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.29 brutovloeroppervlak:
de totale binnen een gebouw beschikbare vloeroppervlakte, inclusief de verdiepingen.
1.30 culturele voorzieningen:
voorzieningen gericht op kunst, ontspanning, vrijetijdsbesteding en vermaak, zoals theaters, bioscopen, musea, ateliers en muziekcentra.
1.31 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Hieronder worden niet verstaan afhaalzaken.
1.32 dienstverlening:
dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent, gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus e.d.. Hieronder worden niet verstaan belhuizen.
1.33 evenementen:
grootschalige, periodieke en/of meerdaagse manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen, thematische markten.
1.34 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.35 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.
1.36 hotel:
het bedrijfsmatig verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.
1.37 kantoor:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve werkzaamheden en voor zakelijke dienstverlening.
1.38 leisure:
een publieksgerichte commerciële voorziening op het terrein van vermaak, cultuur en sport, waaronder in ieder geval wordt verstaan: bowling, bioscoop, lasergamecentrum, snookercentrum, amusementscentrum, kinderattracties, klimcentrum, skate-skeelercentrum, sauna/beautycentrum en zonnebankcentrum met de daarbijbehorende ondersteunende horeca.
1.39 Lijst van bedrijven 'functiemenging':
de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van bedrijfsactiviteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.
1.40 Lijst van Horeca-activiteiten:
de Lijst van Horeca-activiteiten die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van horeca-activiteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.
1.41 maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs, kinderopvang, buitenschoolse opvang, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.
1.42 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.43 onderbouw:
een kelder of een souterrain.
1.44 overkraging:
geleidelijk overstekend bouwdeel dienende om muurverzwaring of uitspringend bouwdeel van geringe massa te ondersteunen.
1.45 peil:
- a. voor een gebouw wordt gebruikt gemaakt van het NAP ;
- b. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt gebruik gemaakt van de gemiddelde hoogte van het
aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.46 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.
1.47 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, dan wel meerdere besloten ruimten in elkaars directe nabijheid, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen, al dan niet met een ander, tegen vergoeding worden verricht. Hieronder wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, raamprostitutiebedrijf of sekstheater, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.48 souterrain:
het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat maximaal 1,2 m boven het (straat)peil is gelegen.
1.49 vergader- en congresfaciliteiten:
voorzieningen ten behoeve van het bedrijfsmatig organiseren van vergaderingen en congressen.
1.50 verhuurbaarvloeroppervlak (vvo):
de totale verhuurbare oppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, een en ander conform NEN 2580.
1.51 Verordening op de Archeologische Monumentenzorg:
de sedert 22 december 2009 van kracht zijnde Verordening op de Archeologische Monumentenzorg van de gemeente Utrecht.
1.52 voorgevel:
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste voorgevel kan worden aangemerkt.
1.53 voorgevelrooilijn:
De lijn die wordt bepaald door de naar het openbaar toegankelijk gebied (zoals de weg, openbaar groen of water) gekeerde gevel of het verlengde daarvan, van een hoofdgebouw.
1.54 winkelondersteunende horeca:
horeca die is gebonden aan de openingstijden zoals die gelden voor detailhandel, conform de Winkeltijdenwet en de gemeentelijke regelgeving aangaande winkeltijden, en geheel of overwegend gebonden is aan c.q. ondersteunend voor de (winkel)functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en de ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied.
1.55 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.56 woonlaag:
een bouwlaag die uitsluitend voor bewoning is bestemd.
1.57 zendmast:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop antenne-installaties worden geplaatst.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de hierna genoemde doeleinden:
Doeleinden | Bouwlaag -2 en -1 | Begane grond, begane grond+ , bouwlaag 1 en 2 | Vanaf bouwlaag 3 en hoger | Maximaal vvo in vierkante meters | |||
- detailhandel - winkelondersteunende horeca - horeca in de categorie B tot en met D2 met maximaal oppervlak 7.610 m2 vvo (Bijlage 2 Lijst vanHoreca-activiteiten) - afhaalzaak - dienstverlening | ja | ja | nee | 60.060 | |||
kantoren | nee | ja | ja | 45.726 | |||
culturele voorzieningen | ja | ja | ja | 300 | |||
vergader- en congresfaciliteiten | ja | ja | ja | 1.965 | |||
niet geluidgevoelige maatschappelijke voorzieningen | ja | ja | ja | 925 | |||
hotel | ja | ja | ja | 8.700 | |||
leisure | ja | ja | ja | 13.750 | |||
wonen | ja | ja | ja | n.v.t. | |||
evenementen | ja | ja | ja | n.v.t. |
- b. de bij de bestemming behorende verkeers- en verblijfsruimten, expeditie, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, additionele horeca, opslag en magazijnen, (dak)terrassen, groenvoorzieningen, (ondergrondse) fietsenstallingen, (ondergrondse) afvalinzamelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, warmte-koude opslag, facilitaire en technische ruimten, liften, kabels, leidingen, waterbeheer en waterberging;
met dien verstande dat:
- c. wonen uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
- d. naast de genoemde doeleinden onder a is ook toegestaan:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer' tevens voor (de ontsluiting van) het railverkeer;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoer' tevens voor het (hoogwaardig) openbaar vervoer ;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'water' tevens bestemd is voor waterlopen, verkeer te water, kunstwerken en kademuren;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' tevens bestemd is voor wegverkeer en fiets- en voetpaden.
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – voetgangerswijkverbindingszone' dienen twee looproutes van ieder minimaal 8 meter breed gerealiseerd te worden, waarbij de meest noordelijk gelegen verbinding 24 uur per dag openbaar dient te zijn;
- f. de maatschappelijke voorziening te alle tijde goed zichtbaar en bereikbaar dient te zijn, direct gelegen aan een voetgangersroute;
- g. in afwijking van de tabel onder a is horeca, in de categorie B tot en met D2, (voor alle lagen) niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten', met dien verstande dat winkelondersteunende horeca wel is toegestaan;
- h. in afwijking en aanvullend op de tabel onder a is ter plaatse van de aanduiding 'horeca' 1.000 m2 horeca toegestaan;
- i. in afwijking en aanvullend op de tabel onder a is 1.000 m2 dienstverlening toegestaan;
- j. in afwijking van de tabel onder a is ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' vanaf laag 1 en hoger louter de bestaande kantoorfunctie toegestaan en komt die oppervlakte niet ten laste van het maximum genoemd in de tabel onder a;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'water' dienen in het gebouw minimaal 3 transparante vloerdelen met een minimaal gezamenlijk vloeroppervlak van 250 m2 gerealiseerd te worden zodat het water in het dagelijks gebruik zichtbaar is.
3.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 3.3.1 onder c. voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging', indien en voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven 'functiemenging'.
Artikel 4 Kantoor
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg' tevens voor een apotheek met bijbehorende ondergeschikte detailhandel ten behoeve van de apotheek;
- c. additionele horeca;
- d. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, warmte-koude opslag, water, tuinen, erven en terreinen.
4.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verkeers- en verblijfsgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer;
- b. waterbeheer en waterberging;
- c. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- d. (ondergrondse) fietsenstallingen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoer' tevens voor (hoogwaardige) openbaar vervoer in de vorm van zowel tram- als busbanen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer' tevens voor railverkeer;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'water' tevens voor waterlopen, verkeer te water en kademuren;
- h. evenementen;
- i. terrassen;
- j. bij de bestemming behorende wegen, bruggen, voet- en fietspaden, magazijnen, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, warmte-koude opslag, geluidwerende voorzieningen, (ondergrondse) expeditie, nutsvoorzieningen, kunstwerken.
5.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
Artikel 6 Waarde - Archeologie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting.
6.2 Specifieke gebruiksregels
Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen, het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels voor het toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsregels voor het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen;
- d. het overschrijden van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor het plaatsen van hekwerken of borstweringen ten behoeve van dakterrassen, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte met niet meer dan 1,50 meter mag worden overschreden;
- e. de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- f. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- g. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals liftkokers, trappenhuizen, lichtkappen;
- h. de bestemmingsregels ten aanzien van het gebruik en oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de realisatie van luifels van maximaal 5 meter diep, gemeten vanaf de gevel van het betreffende bouwwerk;
- i. de bestemmingsregels van de realisatie van windschermen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,5 meter.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
- a. Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappenhuizen, hellingbanen, entreeportalen, veranda's en afdaken en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde genoemd onder a. voor het overschrijden van bouw- en/of bestemmingsgrenzen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels door tot gebouwen behorende balkons, afdaken, erkers e.d., mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter en waarbij de vrije hoogte tot aan het peil minimaal 2,2 meter bedraagt.
- c. De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende bepalingen:
- 1. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- 2. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- 3. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- 4. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- 5. de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van of het laten gebruiken van:
- a. onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
- b. onbebouwde gronden en/of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
- c. stacaravans en recreatiewoningen voor permanente bewoning;
- d. onbebouwde gronden als kampeerterrein;
- e. vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- f. onbebouwde gronden als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
- g. onbebouwde gronden als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
- b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van het vestigen van een kinderdagverblijf, mits deze geen onevenredige nadelige gevolgen voor de omgeving heeft in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast en is aangetoond dat voor de realisatie van het kinderdagverblijf geen milieutechnische belemmeringen zijn van de milieuaspecten luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering en verkeerslawaai.
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Nieuw Hoog Catharijne.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Utrecht wil haar Stationsgebied herontwikkelen, waarbij het Rijk het project de status van 'Nieuw Sleutel Project' heeft gegeven. De herontwikkeling van het Stationsgebied is gericht op de integrale ontwikkeling van een hoogwaardig, multimodaal openbaar vervoersknooppunt in combinatie met een toplocatie voor werken, wonen en voorzieningen. Een essentieel onderdeel van deze ontwikkeling is de realisatie van de centrumboulevard waar Nieuw Hoog Catharijne en het Stationsplein Oost onderdeel van uitmaken. Het zo optimaal mogelijk laten functioneren van de route van Jaarbeurs naar Binnenstad (centrumboulevard) is één van de redenen om tot herontwikkeling van Nieuw Hoog Catharijne en het Stationsplein Oost over te gaan. Door de beoogde herontwikkeling zal een betere interactie bewerkstelligd worden met het omliggende openbare gebied en de binnenstad.
De ontwikkeling en renovatie Nieuw Hoog Catharijne (NHC) bestaat uit :
- 1. De realisatie van de Catharijneknoop, bestaande uit de Stadskamer, het Poortgebouw en het Bruggebouw);
- 2. De renovatie van de drie 'Kwartieren' (Gilden, Radboud en Godebald) en het Moreelse Park;
- 3. De realisatie van het voorzetgebouw aan de westzijde van Nieuw Hoog Catharijne als verbinding van Nieuw Hoog Catharijne met het Stationsplein Oost;
- 4. De realisatie van het Stationsplein oost als nieuw plein en verbinding tussen NHC en het station.
Daarnaast krijgt Nieuw Hoog Catharijne een nieuw Entreegebouw aan de zijde van Vredenburg en de oude stad. Dit is mogelijk gemaak in een separaat bestemmingsplan Entreegebouw, Binnenstad dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 19 januari 2012.
1.2 Voorgeschiedenis
De voorgenomen herontwikkeling van Hoog Catharijne en Stationsplein Oost kennen een langdurig en intensief voortraject. Het kader voor deze ontwikkeling is beginsel gevormd door het Masterplan Stationsgebied 2003/ 2004. Met betrekking tot de herontwikkeling van Nieuw Hoog Catharijne zijn de concrete afspraken onder meer vertaald in twee Biltaterale Ontwikkel/ projectovereenkomsten (BOO) met Corio (2006 en 2008).
Daarnaast is het Structuurplan Stationsgebied vastgesteld door de gemeenteraad op 14 januari 2006. Dit Structuurplan is de juridische vertaling van het Masterplan en vormt daardoor het planologische kader voor alle ontwikkelingen in het stationsgebied. Onderhavig bestemmingsplan is de concrete publiekrechtelijke uitwerking van enerzijds het Structuurplan en anderzijds de afspraken die zijn gemaakt in het kader van de BOO.
1.3 Doelstelling
De hoofddoelstelling van het bestemmingsplan is de beoogde herontwikkeling van Hoog Catharijne, de centrumboulevard en Stationsplein Oost (beschreven onder paragraaf 1.1) planologisch-juridisch mogelijk te maken. Het plan richt zich daarnaast op beheer van de bestaande situatie en het vastleggen van de functionele en ruimtelijke structuur.
In het plan zijn de wijzigingen in de wet- en regelgeving en het beleid van de verschillende overheden op het gebied van de ruimtelijke ordening, die zich in de loop van de tijd hebben voorgedaan, verwerkt. Met dit bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij recent tot stand gekomen bestemmingsplannen binnen de gemeente, om de uniformiteit van bestemmingen en regelgeving te bevorderen.
1.4 Ligging En Begrenzing Plangebied
Nieuw Hoog Catharijne wordt globaal ontwikkeld tussen het huidige Stationsplein aan de westzijde en het Entreegebouw aan de oostzijde. Van noord naar zuid ligt het plan tussen het Smakkelaarsveld en het Moreelsepark.
Het plangebied bestaat uit het Gildenkwartier, Radboudkwartier, Godebaldkwartier, de overbouwing over de Catharijnesingel en een deel van het Stationsplein Oost.
Afbeelding 1: Begrenzing plangebied Nieuw Hoog Catharijne
1.5 Vigerende Bestemmingsplannen
Binnen het gebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:
Bestemmingsplan | Vastgesteld door raad | Goedgekeurd door GS | |
Hoog Catharijne | 20 februari 1969 | 3 april 1970 | |
Hoog Catharijne uitwerkings- en wijzigingsplan II-2 | 18 mei 1973 | 15 augustus 1973 | |
Hoog Catharijne uitwerkings- en wijzigingsplan III-3 | 20 juni 1975 | 27 augustus 1975 | |
Catharijnesingel | 3 juni 2010 |
Afbeelding 2: Vigerende bestemmingsplannen
1.6 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 bevat de beschrijving van de relevante beleidskaders In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de bestaande situatie. Onder andere de ruimtelijke structuur, de historische ontwikkeling van het gebied en de beschrijving van de aanwezige functies worden hier beschreven. In hoofdstuk 4, de plan beschrijving, worden de mogelijkheden die het plan biedt aan de toekomstige ontwikkelingen beschreven. De diverse noodzakelijke onderzoeken ten aanzien van bijvoorbeeld milieuaspecten komen in hoofdstuk 5 aan bod. In hoofdstuk 6 komt de juridische toelichting op de planregels aan bod. Hoofdstuk 7 gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Relevante Beleidskaders
In dit hoofdstuk is ingegaan op het ruimtelijke beleidskader. De voorgenomen ontwikkeling moet passen in het (toekomstig) ruimtelijk beleid. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling in dit hoofdstuk een complete samenvatting te geven van al het relevante beleid op de verschillende niveaus. Uitsluitend de meest relevante of nieuwe beleidskaders zijn in dit hoofdstuk in samengevatte vorm weergegeven.
2.1 Rijksbeleid
Nota Ruimte (2006)
De Nota Ruimte is in januari 2006 door de Eerste Kamer aangenomen. Inhoudelijk heeft de nota het adagium: 'decentraal wat decentraal kan, centraal wat centraal moet'. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat in Nederland ter beschikking is.
Centraal staat het bundelen van verstedelijking en economische activiteiten. Dit betekent dat nieuwe bebouwing grotendeels geconcentreerd tot stand komt in bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. Het Rijk wil verstedelijking en infrastructuur zoveel mogelijk bundelen in nationale stedelijke netwerken, economische kerngebieden en hoofdverbindingsassen.
Gemeente Utrecht maakt deel uit van het grootste nationaal stedelijk netwerk in Nederland: "Randstad Holland". Doelstelling van het rijk is om de internationale concurrentiepositie van de Randstad als geheel te versterken. Binnen het nationaal stedelijke netwerk Randstad Holland zijn drie economische kerngebieden gelegen: de Noordvleugel, de Zuidvleugel en de regio Utrecht. Belangrijke bestaande kwaliteiten van het economisch kerngebied Utrecht, die behouden en versterkt moeten worden, zijn:
- Regio Utrecht als centraal knooppunt van infrastructuur;
- Regio Utrecht als broedplaats van kennis en talent;
- Regio Utrecht als belangrijk centrum van nationaal georiënteerde zakelijke dienverlening en maatschappelijke organisaties.
De ruimte die in het bestaand stedelijk gebied (verouderde bedrijventerreinen en wijken) aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt door revitalisering, herstructurering en transformatie.
Conclusie
De herontwikkeling en renovatie van Hoog Catharijne ligt in lijn met het ingezette beleid uit de Nota Ruimte, aangezien door de vernieuwing sprake is van het versterken van de huidige stedelijke kwaliteit van het centrum van Utrecht. De voorgenomen transformatie voorziet in een revitalisering waar de gehele Utrechtse stad van kan profiteren.
Structuurvisie Randstad 2040 (2008)
Het ministerie van VROM heeft in samenwerking met bestuurders van de Randstad een structuurvisie Randstad 2040 opgesteld. Het kabinet heeft de structuurvisie op 5 september 2008 vastgesteld.
De ambitie is om de Randstad tot een duurzame en concurrerende Europese topregio te ontwikkelen. Het kabinet maakt ruimtelijke keuzes voor de ruimtelijke ontwikkeling van de Randstad vanuit vier leidende principes:
Principe 1: leven in een veilige, klimaatbestendige en groenblauwe delta;
Principe 2: kwaliteit maken door een sterkere wisselwerking tussen groen, blauw en rood;
Principe 3: wat internationaal sterk is, sterker maken;
Principe 4: krachtige duurzame steden en regionale bereikbaarheid.
Veilige, klimaatbestendige en groenblauwe delta
Als basiswaarde voor toekomstige ontwikkelingen wil het Rijk anticiperen op de klimaatverandering. Voor het waarborgen van de veiligheid wordt ingezet op het drieluik van 1) preventieve maatregelen (investeren in waterkeringen en het watersysteem), 2) een duurzame ruimtelijke planning en 3) een verbeterde rampen-bestrijdingsorganisatie. Een robuustere, groenblauwe delta met grotere eenheden en beter onderling verbonden moet de ruimte bieden om deze opgaven mogelijk te maken, meer differentiatie en kwaliteit opleveren en meer bepalend zijn voor de verstedelijking.
Wisselwerking groen, blauw en rood
Principe 2 zet in op meer diversiteit in woon-, werk- en verblijfsmilieus door combinaties van water, natuur, landschap, cultuurhistorie, wonen en werken te stimuleren. Binnen de grote groenblauwe delta kiest het kabinet voor een gedifferentieerdere aanpak: bescherming (landschap, natuur) én ontwikkeling (combinaties van groen, rood en blauw) van de groenblauwe structuur.
(Inter)nationale topfuncties
Met principe 3 'Wat internationaal sterk is, sterker maken' wordt gedoeld op het benutten en versterken van (inter)nationale topfuncties die de Randstad te bieden heeft. Voor de stad Utrecht zet het kabinet zich in op:
- Versterken van de nationale potenties van Utrecht als draaischijf en kennisstad
- Versterken van de hoogwaardige economische clusters rond de universiteit
'Revival' van de stad
Principe 4 omvat het verstedelijkingsbeleid. Het kabinet kiest bovenal voor een kwaliteitsstrategie. Daarbij hoort een verdichtingsstrategie voor wonen, werken en voorzieningen. Koppeling van verstedelijking en bereikbaarheid op regionaal niveau biedt kansen voor opschaling van de woningmarkt en arbeidsmarkt en kansen om agglomeratievoordelen beter te benutten.
Conclusie
Met name principe 4 uit de Structuurvisie Randstad is van toepassing op dit bestemmingsplan aangezien dit plan een revitalisering van Hoog Catharijne mogelijk maakt. Hoog Catharijne is bij uitstek een gebied dat erg goed bereikbaar is met het openbaar vervoer en waarbij tevens sprake is van een multifunctioneel karakter.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie gooit het Rijk het roer om. Het uitgangspunt is om meer over te laten aan provincies en gemeenten: minder nationaal belang en eenvoudigere regelgeving.
Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk- economische structuur van Nederland;
- Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Het Rijk wil samen met de decentrale overheden het openbaar vervoersysteem vanuit de behoefte van de reiziger inrichten, zodat verschillende systemen van openbaar vervoer (bus, regionaal openbaar vervoer en spoor) en het voor- en natransport beter op elkaar aansluiten.
Naast de drie hoofddoelen voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland is het Rijk verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.
Conclusie:
De ontwikkelingen in het stationsgebied, waaronder Nieuw Hoog Catharijne sluiten aan bij de ladder voor duurzame verstedelijking en het uitgangspunt om het openbaar vervoer de optimaliseren. De uitvoering en inpassing is een taak van de regio en de gemeente.
2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
Streekplan (structuurvisie) Provincie Utrecht 2005-2015 (2004)
Op 23 juni 2008 hebben Gedeputeerde Staten van Utrecht de Beleidslijn nieuwe Wro vastgesteld. Doel van deze beleidslijn is om, na inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008, slagvaardig het Streekplan Utrecht 2005-2015 als beleidskader te kunnen blijven toepassen. Met de Beleidslijn wordt de inzet van de nieuwe Wro-instrumenten vastgelegd. Met nadruk geldt dat deze Beleidslijn géén nieuw beleid bevat. Het Streekplan Utrecht is van rechtswege omgezet in een structuurvisie en blijft onverminderd gelden.
De provincie geeft in het streekplan aan dat het ruimtelijk beleid voor een belangrijk deel is ingegeven door het principe van beheerste groei. Gedeputeerde Staten wil zo de aantasting van waardevolle en kwetsbare open ruimte door nieuwe verstedelijking zoveel mogelijk vermijden. Ook willen zij de contrastwerking tussen stad en land versterken. In verband daarmee is het gewenst om nieuwe bouwmogelijkheden binnen het bestaande stedelijk gebied goed te benutten. Beleidsmatig is dit vertaald in een ruimtelijke afbakening van het stedelijk gebied door rode contouren.
In het streekplan wordt gesteld dat Utrecht het knooppunt is in het nationaal netwerk van infrastructuur en een historische binnenstad heeft met een internationale allure. Belangrijke uitgangspunten zijn het opvoeren van de stedelijke kwaliteiten en het intensiveren, transformeren en inbreiden. De omgeving van het centraal station en de belangrijkste stadstoegangswegen geven kansen om door toevoeging van beeldbepalende stedenbouwkundige elementen de stedelijke allure van de stad Utrecht te benadrukken.
Conclusie:
Het plangebied bestemmingsplan Nieuw Hoog Catharijne is gelegen in het stedelijk gebied en is op de plankaart van het streekplan aangeduid als locatie voor 'inbreiding'. De beoogde herontwikkeling van Hoog Catharijne betreft een zorgvuldige ruimtelijke ontwikkeling waarbij veel aandacht is besteed aan efficiënt, intensief, meervoudig en duurzaam gebruik van de ruimte en past hierdoor in de uitgangspunten die zijn geformuleerd in het Streekplan.
Provinciale Ruimtelijke Verordening (2009)
In de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV), door Provinciale Staten van Utrecht vastgesteld op 21 september 2009, is opgenomen op welk wijze in bestemmingsplannen omgegaan dient te worden met het provinciaal belang. Doel van de verordening is om provinciale belangen op het gebied van ruimtelijke ordening te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau.
Het instrument van de provinciale verordening is weliswaar nieuw, maar het provinciale beleid is niet veranderd. De Provinciale Ruimtelijke Verordening vindt haar oorsprong dan ook in het hiervoor beschreven Streekplan. Voorheen moest een ruimtelijk plan goedgekeurd worden door de provincie, maar sinds de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) is dat vervallen. De provincie dient nu vooraf aan te geven wat haar provinciale belangen zijn. Dit heeft zij allereerst gedaan in de Beleidslijn nieuwe Wro en vervolgens verder uitgewerkt in de Uitvoering Beleidslijn nieuwe Wro. De PRV is hiervan het sluitstuk, waarin de provincie een aantal provinciale belangen laat doorwerken naar de gemeenten.
De Provinciale Ruimtelijke Verordening heeft geen andere gevolgen voor de ruimtelijke onderbouwing dan de gevolgen die al vanuit het Streekplan Utrecht en de Handleiding bestemmingsplannen zijn benoemd.
Ontwerp Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (2013-2025) en verordening
De Provincie is bezig geweest met het opstellen van een nieuwe structuurvisie. De ontwerp structuurvisie heeft van 3 april 2012 tot 14 mei 2012 ter visie gelegen voor zienswijzen. Naar verwachting zal de definitieve versie van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en de Provinciale Ruimtelijke Verordening eind 2012 vastgesteld worden.
Ten aanzien van de vitale dorpen en steden heeft de provincie het volgende aangemerkt als provinciaal belang:
- Realiseren van voldoende en op de behoefte aansluitend woningaanbod, met een accent op binnenstedelijke ontwikkeling;
- Een vitale en innovatieve regionale economie, met voldoende en diverse vestigingsmogelijk- heden;
- Optimaal gebruik van de binnenstedelijke ruimte;
- Een goede bereikbaarheid voor woon-, werk- en vrijetijds- locaties.
Conclusie:
De ontwikkeling van het stationsgebied, waaronder Nieuw Hoog Catharijne is aangemerkt als provinciaal belang. Verder stelt de structuurvisie of verordening geen specifieke eisen aan de ontwikkeling. Ten slotte kan geconcludeerd worden dat onderhavig bestemmingsplan past binnen het toekomstig provinciaal beleid
Regionaal Structuurplan (2005)
Bestuur Regio Utrecht (BRU) heeft in 2005 het Regionaal Structuurplan (RSP) vastgesteld waarin in grote lijnen is weergegeven hoe de regio Utrecht zich in de komende jaren moet gaan ontwikkelen op het gebied van wonen, werken, groen en bereikbaarheid. In de Wet ruimtelijke ordening is het instrument regionaal structuurplan niet langer opgenomen. Het huidige RSP heeft onder de nieuwe wet dezelfde status gekregen als een provinciale structuurvisie. De inhoud van het door de samenwerkende gemeenten vastgestelde RSP blijft geldig tot 2015.
Het centrale thema van het plan is beheerste dynamiek. Via het principe beheerste dynamiek moet sturing gegeven worden aan de verstedelijkingsdruk om te komen tot een evenwichtige ontwikkeling.
Op de plankaart RSP Utrecht 2005-2015 is Utrecht centrum aangegeven als kerngebied. Kerngebieden zijn gebieden met een belangrijke functie als (onderdeel van de) economische motor van de regio. Ontwikkeling van nieuwe bedrijvigheid en bereikbaarheidsmaatregelen in deze gebieden hebben prioriteit ten opzichte van andere gebieden. Het stationsgebied is specifiek aangeduid als OV knooppunt. In het RSP is het Stationsgebied Utrecht als één van de prioritaire projecten in de regio Utrecht aangewezen. Op de met het openbaar vervoer goed bereikbare plekken wordt dubbel grondgebruik en de menging van functies gestimuleerd door naast intensieve vormen van werkgelegenheid ook voorzieningen en woningen op en nabij knooppunten te concentreren.
Conclusie:
Herontwikkeling van de gronden van Hoog Catharijne gelegen tussen het station en de binnenstad van Utrecht past binnen het beleid uit het RSP. Het betreft een zeer goed bereikbare plek met het openbaar vervoer waarbij sprake is van een multifunctioneel gebruik van de gronden.
Regionaal Economische Ontwikkelingsstrategie (2008)
De Regionale Economische Ontwikkelingsstrategie van BRU draagt bij aan de regionale samenwerking en profilering van de stadsregio Utrecht op het gebied van economische ontwikkeling.
De ontwikkeling van het BRU richt zich op:
- Een tijdig en adequaat aanbod van diverse typen werklocaties, afgestemd op de vraag van bedrijven en instellingen in kwantiteit en kwaliteit;
- Het zoveel mogelijk voorkomen van verdere congestie door toenemende mobiliteit, met vanuit de REOS specifieke aandacht voor de bereikbaarheid van werklocaties;
- In samenwerking met andere partijen uitvoeren van stimulerende acties gericht op:
- a. versterking en profilering van enkele speerpunten van de Utrechtse kenniseconomie;
- b. betere afstemming van de vele acties gericht op de onderkant van de arbeidsmarkt;
- c. aanvullende mogelijkheden om toerisme en leisure te bevorderen door coördinatie van diverse activiteiten;
- d. het faciliteren van veranderingen op de arbeidsmarkt (pendelrelaties, nieuwe woon/werk-concepten);
- Bevordering van de economische belangen van de regio Utrecht in overleggen met Rijk, provincie en gemeenten en het aantrekken van extra financiële middelen van Rijk/EU en private partijen, via gerichte, strategische interventies.
De regio ziet het als zijn taak om te zorgen voldoende aanbod van werklocaties door een Regionaal Platform Werklocaties op te richten dat inzet op afstemming in de ontwikkeling van kantorenlocaties, herstructurering, nieuwe terrein tijdig beschikbaar krijgen, terreinen beoordelen vanuit diverse typen gebruikers en regionaal vestigingsbeleid voor grootschalige voorzieningen. Sturing op kwaliteit staat daarbij hoog in het vaandel. Verder gaat de regio op zoek naar creatieve oplossingen om belangrijke clusters van werkgelegenheid bereikbaar te houden. Tot slot gaat BRU een aantal initiatieven ondersteunen waarbij andere organisaties het voortouw hebben.
Conclusie:
Aangezien met dit bestemmingsplan de multifunctionele herontwikkeling van Hoog Catharijne wordt mogelijk gemaakt op een binnenstedelijke locatie die goed bereikbaar is met het openbaar vervoer past de ontwikkeling binnen de Regionaal Economische Ontwikkelingsstrategie.
Regionaal Verkeers- en Vervoerplan 2005-2015
Het Bestuur Regio Utrecht (BRU) is als Kaderwetgebied verantwoordelijk voor het regionale verkeers- en vervoerbeleid in de Utrechtse regio. Vanwege voortdurende veranderingen in economie en verkeer is het nodig het beleid eens in de één à twee jaar bij te stellen. Daarnaast is het BRU op grond van de Planwet verkeer en vervoer verplicht om een Regionaal Verkeers- en Vervoerplan (RVVP) op te stellen. Het BRU werkt daarbij nauw samen met provincie en gemeenten.
Het Regionaal Verkeers- en Vervoerplan concentreert zich rond drie thema's: bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid. Het BRU pleit voor 'beheerste mobiliteit', in overeenstemming met de 'beheerste dynamiek' die het BRU voor ogen staat in het Regionaal Structuurplan. Dit betekent dat het BRU zich uitspreekt tegen het ongelimiteerd faciliteren van de vraag naar verkeer en vervoer en uitdrukkelijk kiest voor selectieve bereikbaarheid.
Dertien hoofdpunten van het BRU-beleid zijn:
- Selectieve bereikbaarheid en mobiliteit
- Duurzaam veilig als speerpunt
- Leefbaarheid als randvoorwaarde voor mobiliteit
- Prioriteit fiets op kortere afstanden
- Openbaar vervoer
- Toepassing prijsmaatregelen in nationaal en/of Randstedelijk kader
- Nadruk op benutting
- Betere verbindingen voor Deltametropool
- Noodzaak tot gebiedsgerichte samenwerking
- Nieuwe perspectieven in technologie
- Ketenverplaatsingen
- Betrouwbaarheid van de reistijd
- Goederenvervoer is onmisbaar voor het functioneren van de regio
Conclusie:
De beoogde revitalisatie van Hoog Catharijne maakt onderdeel uit van de integrale (gebiedsgerichte) herontwikkeling van het gehele Utrechtse Stationsgebied. Gezien de uitstekende bereikbaarheid van het plangebied Nieuw Hoog Catharijne en de voorgenomen kwaliteitsimpuls ligt het bestemmingsplan in lijn met de ingezette beleidslijn uit het Regionaal Verkeers- en Vervoerplan.
Beleidsprogramma Vrije Tijd 2009-2012 (2009)
De provincie Utrecht wil met het Beleidsprogramma Vrije Tijd 2009-2012 de positie van Utrecht als publieksbestemming voor vakanties, dagtochten en zakelijk toerisme versterken. Het programma is uitgewerkt in drie programmalijnen:
- 1. versterking van het cultuur- en zakelijk profiel
- 2. versterking van de vitaliteit van de vrijetijdsbranche
- 3. verbetering van de ruimtelijke kwaliteit
Het beleidsprogramma benoemt zes thema’s, waarbij projecten zijn geclusterd:
- Marketing en promotie: professionalisering van de bovenlokale marketing- en promotiefunctie. Stichting Utrecht Toerisme & Recreatie (UTR) geldt als de belangrijkste uitvoerder van marketing- en promotietaken van de provincie;
- Evenementen: focus van het evenementenbeleid richt zich op evenementen in de zogenoemde categorieën 1 (bijv. de Vrede van Utrecht, het Europees Jeugd Olympisch festival 2013) en categorieën 2 (evenementen door derden geörganiseerd, zoals het Filmfestival en de Jaarbeurs Marathon);
- Merklocaties: Utrecht sterker neerzetten als vernieuwende historische bestemming door het onderscheidend aanbod van cultuurtoppers in stad en regio de komende jaren meer te beandrukken;
- Innovatie en monitoring: verhogen van de innovatiegraad van de Utrechtse economie en zo een grotere economische groei te bewerkstelligen;
- Recreatie in landelijk gebied: verder versterken van de toeristisch-recreatieve kwaliteiten om zoveel mogelijk aan de toeristisch-recreatieve behoefte van de inwoners en bezoekers te kunnen voldoen. Hiervoor is een kwantitatieve en vooral kwalitatieve inhaalslag nodig;
- Recreatieve routes: uitvoering van landelijke routenetwerkprojecten, boerenlandroutes en regionale routenetwerken. De regionale routenetwerken haken zoveel mogelijk aan op kooppunten en bestaande regionale netwerken.
Conclusie:
Met de revitalisering van Hoog Catharijne ontstaat een modern, transparant en multifunctioneel winkelcomplex dat zorgdraagt voor een optimale verbinding van het station met de Utrechtse binnenstad. Dit zal de ervaring voor zowel de zakelijke als persoonlijke gebruiker versterken en zorgen voor een kwaliteitsimpuls voor de gemeente Utrecht.
2.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Utrecht 2015-2030 (2004)
Een belangrijk aspect van gemeentelijk beleid is de Structuurvisie Utrecht 2015-2030. Voor de stad Utrecht is op 1 juli 2004 de Structuurvisie Utrecht 2015-2030 vastgesteld. In de structuurvisie zijn de gewenste toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen van de stad Utrecht beschreven.
Plangebied Nieuw Hoog Catharijne is op het ontwikkelingsbeeld 2015 aangeduid als 'centrum stedelijk milieu'. Het betreft in functioneel opzicht een gemengd stedelijk milieu waarbij een hoge mate van multifunctionaliteit wordt nagestreefd. Onder andere, wonen, dienstverlening, kantoren en centrumstedelijke detailhandel worden in op betreffende gronden mogelijk gemaakt. Een Hoogwaardig Openbaarvervoersontsluiting is daarbij van groot belang.
Conclusie:
De revitalisering die middels dit bestemmingsplan planologisch-juridisch wordt mogelijk gemaakt past binnen de doelstellingen uit Structuurvisie Utrecht: creëren hoge mate van multifunctionaliteit en vergroten bereikbaarheid met OV.
Hoogbouwvisie 'Waar wel en waar niet hoog bouwen in Utrecht' (2005)
De doelstelling van de hoogbouwvisie is het leveren van een toetsingskader voor hoogbouwplannen, door ten eerst na te gaan wat de mogelijke bijdrage is die hoogbouw kan leveren aan de ontwikkeling van Utrecht, en ten tweede door het geven van een visie op de meest (on)wenselijke locaties voor hoogbouw.
Voor de hoogbouwvisie is gewerkt met de volgende vaststaande uitgangspunten:
- hoogbouw wordt altijd in verhouding gezien met de omgeving;
- behoud van het kleinschalige karakter van stadswijken;
- de zichtlijnen op de Dom moeten behouden blijven;
- hoogbouw als middel om de stad beter zichtbaar en herkenbaar te maken. Utrecht wordt één stad met twee centra: het huidige centrum met stationsgebied en het toekomstige Centrum Leidsche Rijn. De kloof tussen de twee stadsdelen wordt in de toekomst gedicht door de zogeheten Centrale Zone, die ruwweg parallel loopt aan de A2 en het Amsterdam-Rijnkanaal.
In het Wensbeeld 2030 is de stad opgedeeld in een drietal categorieën:
- a. De Binnentuinen: deze categorie bevat een subcategorie “laag” met een basis van 9 meter en een subcategorie “hoog” met een basis van 15 meter, beiden met de mogelijkheid tot incidentele accenten tot (in principe) het dubbele van de omliggende bebouwingshoogte;
- b. De Centrale Zone: de basismaat bedraagt in dit gebied 15 of 30 meter. Er zijn accenten tot in het dubbele van de omliggende bebouwingshoogte mogelijk. In een beperkt zoekgebied, kunnen incidentele accenten van 60 tot 80 meter worden geplaatst;
- c. De Brandpunten: de maximale bebouwingshoogte bedraagt 90 meter, respectievelijk een niet gemaximaliseerde hoogte (Stationsgebied respectievelijk centrum Leidsche Rijn).
In de Hoogbouwvisie is opgenomen dat hoge bouwwerken, dat wil zeggen boven de 30 meter of minder dan 30 meter maar wel hoger dan 1,5 maal de gemiddelde omliggende bebouwing, niet mogen leiden tot nadelige zon/schaduw- en windklimaat-effecten.
Conclusie:
Het plangebied Nieuw Hoog Catharijne ligt in het gebied dat in de hoogbouwvisie is aangeduid als de 'Centrale zone'. De Centrale Zone biedt de vereiste randvoorwaarden om een goed milieu voor hoogbouw te creëren. Dat zijn in ieder geval vanuit bereikbaarheidsoogpunt de meest aangewezen locaties voor ruimtelijk functionele ontwikkelingen (zoals kantoren, kennisintensieve bedrijven en het duurdere hoogstedelijke segment van de woningmarkt). Het nieuw te realiseren Middengebouw heeft een maximale bouwhoogte van 44 meter. Dit past binnen de Hoogbouwvisie, nu conform dit beleid binnen de Centrale Zone (al dan niet gegroepeerde) accenten mogelijk zijn tot het dubbele van de omliggende bebouwingshoogte. In hoofdstuk 5 zijn de resultaten van de bezonnings- en windhinderonderzoeken opgenomen.
'De schoonheid van Utrecht' Welstandsnota 2004
In de Welstandsnota Utrecht van juli 2004, getiteld "De schoonheid van Utrecht", is geformuleerd op welke wijze het welstandsbeleid van de gemeente Utrecht uitgevoerd zal worden. Dit betreft vanzelfsprekend de welstandstoetsing van bouwvergunningplichtige bouwwerken en toetsing op basis van de loketcriteria.
De nota, die verplicht is om welstandsbeleid te kunnen voeren, kent de volgende doelen:
- het plaatsen van de welstandsbeoordeling binnen een inhoudelijk, objectief kader waarmee de rechtszekerheid voor de initiatiefnemer wordt gediend;
- het verhogen van de kwaliteit van de welstandsadvisering;
- het vastleggen van efficiënte en transparante procedures voor de welstandszorg;
- het bieden van meer samenhang in het beleid dat zich richt op het uiterlijk van de stad.
Het plangebied Nieuw Hoog Catharijne is aangeduid met het beleidsniveau 'Open' en heeft daarnaast de aanduiding als 'Ontwikkelingsgebied'. Het beleidsniveau 'Open' wil zeggen dat verandering of handhaving van het bebouwingsbeeld beide mogelijk is, zowel naar structuur als architectuur maar met behoud van landschappelijke waarden. Dit betekent:
- een vrije en open oriëntatie op het bestaande bebouwingsbeeld;
- er is ruimte voor vernieuwing;
- bij gedeeltelijke veranderingen van de structuur wordt aangesloten op de bestaande omgeving.
De aanduiding als 'ontwikkelingsgebied' maakt inzichtelijk dat ten tijde van het opstellen van de Welstandsnota reeds een stedenbouwkundig plan in voorbereiding was of de ruimtelijke plannen nog geen formele status hadden bereikt.
Conclusie:
De twee aanduidingen die op de kaart behorende tot de Welstandsnota staan maken de voorgenomen revitalisering van Hoog Catharijne mogelijk. Daaruit kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling past binnen de kaders die de Welstandsnota biedt.
Afsprakenkader kantoorontwikkelingen 2008-2015 (2008)
Om helderheid te scheppen over de stedelijke ontwikkelingsstrategie is het Afsprakenkader Kantoorontwikkelingen 2008-2015 opgesteld. Hierin zijn de hoofdlijnen en bindende afspraken vastgelegd voor de ontwikkeling van kantoren in de stad Utrecht.
De Utrechtse kantorenmarkt is al jaren sterk en gezond. De stad ligt centraal, direct aan de belangrijkste snelwegen A12 en A2, met het grootste NS-station van Nederland en op korte reisafstand van Schiphol. Dit maakt Utrecht de ideale vestigingsplaats voor nationale kantoren en zakelijke dienstverleners.
Conclusie:
In het plangebied zijn momenteel reeds kantoren aanwezig. Deze kantoren kunnen herontwikkeld worden binnen de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Dit sluit aan bij het afsprakenkader waarbij deze locatie als geschikte kantoorlocatie is aangewezen.
Ontwikkelingskader detailhandel (2012)
In het Ontwikkelingskader detailhandel is het toekomstige en hernieuwde beleidskader waaraan detailhandelsontwikkelingen in Utrecht aan getoetst moeten worden.
Detailhandel is een dynamische markt. De huidige marktomstandigheden en ontwikkelingen, waaronder de ontwikkeling van internetaankopen, beïnvloeden de behoefte aan fysieke winkels, ook in Utrecht. Maar Utrecht groeit en kent een achterstand in het winkelaanbod. Het ontwikkelingskader beschrijft de te verwachten ontwikkelingen en maakt inzichtelijk welke uitbreidingen en toevoegingen van winkelgebieden in Utrecht gepland zijn het komende decennium. Daarnaast beschrijft het kader op welke wijze Utrecht om wenst te gaan met het uitbreidingsvolume van winkelmeters in relatie tot de huidige economische omstandigheden en de te verwachten groei van de aankopen via internet. Verder beschrijft het kader op hoofdlijnen hoe de gemeente wenst om te gaan met detailhandel buiten winkelgebieden.
Het Utrechtse centrum wordt gevormd door de historische binnenstad, Hoog Catharijne en het Stationsgebied. Het centrum is in ontwikkeling waarbij nagedacht is over een zo optimaal mogelijk winkelgebied voor wat betreft aanbod, kwaliteit openbare ruimte, aansluiting Hoog Catharijne en historische binnenstad en bereikbaarheid. Wanneer de ambitie, de huidige kenmerken, de trends en ontwikkelingen en vernieuwende inzichten met elkaar in verband worden gebracht, dient bij de binnenstad, Hoog Catharijne en het Stationsgebied geconcludeerd te worden dat deze haalbaar zijn. Gezien de potentie van de locatie, de druk op de locatie en de ambitie die de stad heeft, is het programma dat mogelijk wordt gemaakt middels dit bestemmingsplan een prima invulling.
Conclusie:
In het bestemmingsplan wordt een verruiming van het detailhandelsoppervlakte mogelijk gemaakt. Daarbij biedt het bestemmingsplan een kader voor een kwalitatief hoogwaardige en multifunctionele invulling van het programma. Hetgeen wordt mogelijkt gemaakt in het bestemmingsplan past binnen het concept ontwikkelingskader detailhandel.
Ontwikkelings- en toetsingskader grootschalige leisurevoorzieningen gemeente Utrecht (2003)
Het ontwikkelings- en toetsingskader grootschalige leisurevoorzieningen dient leisureontwikkelingen in de markt zoveel mogelijk te faciliteren. Hierbij wordt leisure gedefinieerd als: grootschalige commerciële en niet commerciële (combinaties van) voorzieningen in de sectoren sport & recreatie, cultuur, welness, uitgaan/entertainment en attracties. Onder grootschalig wordt in de nota verstaan wanneer:
- de voorziening veel bezoekers trekt (Vredenburg, Jaarbeurs);
- de voorziening veel ruimte vraagt (kidzcity met circa 5000 m2 bvo) en/of;
- de voorziening een grote toename van de verkeersdruk (parkeermeting) veroorzaakt.
In de gemeente is behoefte aan ontwikkeling van grootschalige leisurevoorzieningen. Er is gekozen om Utrecht te positioneren op de drie leisure kenmerken 'cultuur', 'shopping' en 'entertainment & uitgaan' waarin de stad al beschikt over belangrijke bovenregionale voorzieningen. In totaliteit kan er minimaal 70.000 en maximaal 120.000 m2 bvo grootschalige leisure worden toegevoegd aan het bestaande aanbod in de genoemde categorieën.
Naast bieden van ruimte voor nieuwe leisure-ontwikkelingen zal de historische binnenstad als belangrijkste, grootste en meest gevarieerde leisurevoorziening moeten worden gewaarborgd. Bij het bieden van ruimte voor nieuwe grootschalige leisurevoorzieningen is door de gemeente Utrecht gekozen voor het realiseren van een zo optimaal mogelijke kwaliteit van ruimte en van leisurevoorzieningen door te kiezen voor ontwikkelingen van twee leisureconcentratiegebieden en vier locaties voor specifieke leisurefuncties. De twee leisureconcentratiegebieden zijn het stationsgebied en Leidsche Rijn Centrum. De vier specifieke locaties zijn The Wall, Leidsche Rijn park, Haarrijnseplas en Maarschalkerweerd.
Het stationsgebied is de belangrijkste leisure-ontwikkelingslocatie in Utrecht en is onderverdeeld in 3 locaties. Eén daarvan is het gebied tussen het spoor en het Vredenburgplein, waar plaats is voor een 'retailondersteunende leisurecentrum'. Het betreft hierbij leisurevoorzieningen die het functioneren van detailhandel ondersteunen. Het programma omvat daarbij circa 20.000 m2 bvo additionele leisureontwikkeling.
Conclusie:
In het bestemmingsplan is leisure-ontwikkeling mogelijk gemaakt. Aangezien dit past binnen het vastgestelde beleid bestaat er vanuit het ontwikkelingskader geen belemmering voor de voorgenomen gebruiksmogelijkheden op het gebied van leisure.
Ontwikkelingskader Horeca Utrecht (2007)
Het Ontwikkelingskader Horeca Utrecht geeft aan hoe de gemeente Utrecht om wil gaan met de vestiging van horeca in de stad. Utrecht kiest voor versterking van de horecafunctie in een aantal deelgebieden, met een bestaand cluster van horeca of functioneel gemengd karakter.
Voor een groot aantal gebieden zijn gebiedsprofielen opgesteld waarbij de mogelijke ontwikkelingsruimte en wenselijke ontwikkelingsrichting is aangegeven. Over het plangebied staat er het volgende: 'Het Nieuw Hoog Catharijne is een aangenaam winkelcentrum, dat een prettige uitwisseling kent met de Binnenstad. Binnen het winkelgebied bieden op de juiste plekken horecavoorzieningen een extra versterking van de verblijfskwaliteit.' Hoog Catharijne wordt hierbij gezien als een perspectiefrijk gebied met een aantrekkelijke mix van detailhandel, cultuur en horeca, waarbij het winkelend publiek de doelgroep is. Hierbij dient gezocht te worden naar een samenhang tussen het winkelaanbod en de horeca en naar een kwalitatief goede mix van horecabedrijven. Uitbreiding is gewenst in de categorie D1 (Restaurants) en D2 (Dag-horeca). Hierbij kan tevens gedacht worden aan realisatie van een ruim terras. Aan de rand van Hoog Catharijne zou eventueel ruimte zijn voor cafés en een spraakmakende uitgaansgelegenheid. In de nota zijn de locaties voor de diverse horecagelegenheden doelbewust niet geconcretiseerd.
Conclusie:
In het bestemmingsplan is uitbreiding van horeca in de categorie B tot en met D2 toegestaan. Hiermee wordt invulling gegeven aan het horecabeleid.
Groenstructuurplan Utrecht 'Stad en land verbonden' (2007)
Gemeente Utrecht heeft een groenstructuurplan vastgesteld ter behoud en ontwikkeling van de kwaliteiten van het stedelijk groen als onderdeel van een kwalitatief hoogstaand woon- en vestigingsklimaat. Het Groenstructuurplan (2007-2011) van Utrecht geeft in hoofdlijnen de gebruiksfunctie, de bestemming, de beeldende rol, de ecologische betekenis en het onderhoudskarakter van de groenvoorzieningen in de stad aan. Dit kunnen bestaande voorzieningen zijn of voorzieningen die nog ontwikkeld gaan worden.
De visie voor het stedelijk groen gaat uit van de verbetering van de kwaliteit van het huidige stedelijke groenareaal, het realiseren van groene verbindingen naar de omringende landschappen en uitbreiding van het groene areaal om Utrecht.
De meest kansrijke en belangrijke onderdelen voor de ontwikkeling van de groenstructuur zijn:
- 1. De ontwikkeling van drie groene recreatiegebieden grenzend aan de bebouwde kom: Utrecht-west (Haarzuilens en het IJsselbos), Noorderpark en Groenraven-oost;
- 2. Het Leidsche Rijn Park als groot binnenstedelijk groengebied;
- 3. De versterking van het groen in de na-oorlogse wijken Zuilen, Ondiep, Overvecht, Hoograven en Kanaleneiland.
In de visie op de stedelijke groenstructuur Utrecht 2030 is slechts de Catharijnesingel weergegeven als '(wenselijke) verbindingen'. Voor deze gebieden is het de bedoeling dat de waarde van deze verbinding toeneemt en hierdoor de groene ruggengraat van de stad duurzaam verstevigt.
Conclusie:
Het recreatieve en 'groene' karakter van de Catharijnesingel is reeds gewaarborgd in het bestemmingsplan Catharijnesingel. Dit bestemmingsplan maakt een overbouwing van de singel mogelijk ten behoeve van het optimaal functioneren van de centrumboulevard. De kwaliteit van de groene verbinding op straatniveau blijft gewaarborgd.
Bomenbeleid Utrecht (2009)
Een van de belangrijkste doelen van het Utrechtse bomenbeleid is een samenhangende bomenstructuur voor de stad te verbeteren en te ontwikkelen, gebaseerd op cultuurhistorische, ruimtelijke en ecologische uitgangspunten en milieu. Specifiek voor het Stationsgebied is op 18 november 2008 door het college een Bomenvisie Stationsgebied vastgesteld.
Voor 2030 zet de gemeente in op het behoud en de ontwikkeling van de bomenstructuur. Dit zal gebeuren door twee beleidsdoelstellingen:
- Waar mogelijk ontbrekende bomen in de bomenstructuur aanvullen om zo een samenhangende structuur te creëren. Dat betekent bij de ruimtelijke plannen in de komende jaren bezien waar bomen kunnen worden toegevoegd om zo de bomenlanen en pleinen te completeren. Daarnaast bij ingrepen in de huidige structuur op basis van een goed programma van eisen de structuur weer aanvullen;
- De bomenstructuur verder verbeteren door extra zorg aan beheer en onderhoud te besteden. Dit kan resulteren in extra zorg bij aanplanting van bomen, bij groeiplaatsen van oudere bomen, bij de verzorging van de bomen in de jeugdfase en bij bomenziekten.
Sinds 1 januari 2007 kennen alle gemeentelijke ruimtelijke plannen in de stad een bomenparagraaf. De bomenparagraaf biedt vanaf het begin en in alle fasen van een planproces de mogelijkheid een belangenafweging te maken over de gevolgen van een ruimtelijk plan voor bomen.
Conclusie
De planontwikkeling gaat nauwelijks ten koste van het bomenbestand. In het plangebied is bovendien in het openbaar gebied ruimte gereserveerd voor realisatie van een nieuwe groenstructuur.
2.4 Gebiedsspecifiek Beleid
Masterplan Stationsgebied (2003)
Het Masterplan Stationsgebied biedt het kader voor de ontwikkelingen in het stationsgebied voor een periode tot circa 2020. Het masterplan is een vertaling van Visie A 'Stadshart verruimd' waarvoor een meerderheid van de Utrechtse kiezers in een raadplegend referendum in 2002 heeft gekozen. Eigenschappen van die visie zijn met name twee hoofdroutes van oost naar west, een verbouwd Muziekcentrum aan het Vredenburg, een ondertunneld Westplein en een rustige Catharijnesingel.
De doelstelling is een sterk logistiek knooppunt, hoogwaardige openbare ruimte, architectuur van hoge kwaliteit en intensief ruimtegebruik te ontwikkelen die hun bijdrage leveren aan het nieuwe centrum van Utrecht, dat bewoners, reizigers, winkelend publiek en werkenden beleven als prettig, schoon en veilig.
Conclusie
De ontwikkeling draagt bij aan de verbetering van de oost-west routes en de kwaliteitsverbetering van het centrum.
Structuurplan Stationsgebied (2006)
Het structuurplan Stationsgebied is de juridische vertaalslag van het Masterplan voor het Stationsgebied uit 2003, inclusief de bijbehorende actualisatie uit 2004. De aanpak van het stationsgebied is gericht op de ontwikkeling van een hoogwaardig, multimodaal openbaar vervoersknooppunt in combinatie met een toplocatie voor werken, wonen en voorzieningen.
De aanpak van het stationsgebied is gebundeld in twee zones, die de dragers zijn van de ontwikkelingen: de Stadscorridor en de Centrumboulevard.
Stadscorridor
De Stadscorridor verbindt de westelijke delen van de stad met het Stationsgebied en loopt vanaf Leidsche Rijn tot het Vredenburg. De overheersende functies aan de Stadscorridor zijn wonen, winkelen, cultuur en publieke functies, zoals kantoren. De corridor vormt een route met functies voor de stadsbewoners.
Centrumboulevard
De Centrumboulevard loopt van het Jaarbeursterrein tot het Vredenburg door de OV-terminal en Hoog Catharijne. De Centrumboulevard geeft samenhang en identiteit aan de gebieden en draag bij aan de optimalisering van de wisselwerking tussen openbare en private ruimte. In de Centrumboulevard is de functiemenging complexer. Hoog Catharijne wordt gemoderniseerd, waarbij een optimalisatie van de routering plaatsvindt.
Figuur 2.1: Kaarten Structuurplan Stationsgebied
Voor een goede wisselwerking tussen openbare ruimte en gebouwen is de kwaliteit van de plint van groot belang. In het Structuurplan worden daartoe een aantal eisen gesteld. Genoemde eisen aan de plinten voor nieuwbouw zijn ook belangrijk bij de herontwikkeling van bestaande gebouwen, zoals Hoog Catharijne waar de aanwezige functies op een hoger niveau liggen en ook nog vaak naar binnen zijn gekeerd. Op die plaatsen is de plint van de bebouwing belangrijk voor het welslagen van de relatie tussen bebouwing en het openbaar gebied. Het ‘winkelen’ wordt met name versterkt door een verbetering van de structuur van Hoog Catharijne en van de routes op straatniveau, waar functies (winkels, e.d.) in de plint komen.
Het winkelcircuit van Hoog Catharijne dient daarnaast beter aan te sluiten op het winkelcircuit van de oude stad. Om een betere interactie te bewerkstelligen tussen de binnenwereld van Hoog Catharijne en het openbare gebied, wordt Hoog Catharijne beter herkenbaar gemaakt middels een heldere entree op het Stationsplein Oost en met duidelijke gevels (begrenzingen) naar het openbare gebied.
Passend bij de ambitie van Hoog Catharijne vindt daarom is een toevoeging van entertainmentfuncties (leisure) mogelijk gemaakt. Deze functies dienen ter versterking van de winkelfunctie.
Conclusie:
Bestemmingsplan Nieuw Hoog Catharijne maakt de ontwikkeling mogelijk die voorzien was in het Structuurplan Stationsgebied: Optimaliseren van verbinding van het Centraal Station met de Oude Binnenstad, mogelijkheid tot het toevoegen van een functie in de plint, verbeteren zichtbaarheid entrees en toevoeging van een entertainmentfunctie die de winkelfunctie ondersteunt.
Leefkwaliteit Stationsgebied Utrecht (2003)
Een gezonde leefomgeving is een leefomgeving die als prettig wordt ervaren, uitnodigt tot gezond gedrag en waar de druk op onze gezondheid zo laag mogelijk is. Bij een gezonde leefomgeving gaat het zowel om harde milieuaspecten van de omgeving (zoals lucht- en geluidskwaliteit) als de inrichting van de omgeving en de manier waarop we deze beleven. Kortom een aantrekkelijke en gezonde plek waar we graag willen wonen en waar we graag vertoeven, belevingskwaliteit.
Een gezonde omgeving is te kenmerken als:
- ruimte waarin bewegen wordt gestimuleerd;
- belevingskwaliteit door aanwezigheid van voldoende groen en water van voldoende kwaliteit;
geluidskwaliteit in de vorm van stilte en rust; - een goede luchtkwaliteit;
- ruimte waar mensen zich prettig en sociaal veilig voelen;
- een gezonde leefomgeving heeft dus een gezondheidsbeschermende en een gezondheidsbevorderende kant;
- een gezonde leefomgeving is een duurzame leefomgeving.
Conclusie:
Het bestemmingsplan biedt een kader om voornoemde volkgezondsheidaspecten zo optimaal mogelijk vorm te geven. Volksgezondheid heeft een sterke relatie met belevingskwaliteit van de (semi-)openbare ruimte.
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft inzicht in de huidige situatie in het plangebied Nieuw Hoog Catharijne en analyseert het gebied in ruimtelijk en functioneel opzicht. Voor zover de verschillende onderdelen van dit hoofdstuk daartoe aanleiding geven, wordt aan het einde van de verschillende paragrafen een aantal conclusies en uitgangspunten voor het bestemmingsplan geformuleerd.
3.2 Beschrijving Van Het Plangebied
3.2.1 Historische ontwikkeling
In 1962 vroeg de gemeenteraad advies over een mogelijke parkeergarage, grofweg op de plaats van het huidige busstation. Het resultaat was een groot plan voor de bouw van een nieuw winkelcentrum met kantoren, woningen en parkeergarages. Het plan werd later bekend onder de naam Hoog Catharijne. Meest kenmerkend aan het plan was de 5,5 meter hoog gelegen winkelpassage die het station met de binnenstad zou verbinden. Het geheel was een ontwerp van drie architecten: G.J. van Grinten, Bart van Kasteel en K.F.G. Spruit die allen onder supervisie stonden van Alexander Bodon.
De Jaarbeurs kondigde vervolgens aan te willen verhuizen van het Vredenburgplein naar de westzijde van het station. Dit maakte de weg vrij voor ontwikkeling van het Vredenburgcomplex. In 1963 nam de gemeenteraad het plan aan. In 1966 werd ook overeenstemming bereikt met de Nederlandse Spoorwegen. Voor het nieuwe winkelcentrum werd de gehele stationswijk, de negentiende-eeuwse wijk gelegen tussen de Catharijnesingel en het station, gesloopt, evenals het Centraal Station zelf. Tot slot werd de Van Seypesteijnkazerne gesloopt en het noordwestelijke deel van de Stadsbuitengracht gedempt. Deze laatste om plaats te maken voor een autoweg, de Catharijnebaan.
In 1969 werden de eerste kantoren opgeleverd, in 1970 was de traverse tussen het station en de Jaarbeurs gereed. Op 24 september 1973 werd Hoog Catharijne officieel geopend door prinses Beatrix. Vlak na de bouw was Hoog Catharijne het grootste overdekte winkelcentrum van Europa.
3.3 Beschrijving Van De Bestaande Functies In Het Plangebied
Hoog Catharijne (HC) gelegen in de Binnenstad van Utrecht is één van de grootste overdekte winkelcentrumcomplexen van Nederland. Het loopt vanaf het Jaarbeursplein, via het centraal station tot aan het Vredenburg en biedt onderdak aan honderden winkels, zalen, kantoren en woningen. Ook bevat het complex een bioscoop.
Het plangebied bevat de bestaande kwartieren van winkelcentrum Hoog Catharijne: het Gildenkwartier, het Radboudkwartier, het Godebaldkwartier, de Radboudtraverse over de Catharijesingel en het Stationsplein Oost.
Figuur 3.1: Bestaande situatie Hoog Catharijne
3.3.1 Gildenkwartier, Radboudkwartier, Godebaldkwartier, Moreelse Park
De bestaande zones aan de nieuwe Stationsstraat (Gilde-, Radboud-, Godebaldkwartier en Moreelse Park) hebben een gevarieerd gebruiksprogramma. Het is een combinatie van (grootschalige en kleinschalige) winkels, horeca, terrassen, maatschappelijke functies, zalenaccommodaties, entrees tot woningen, kantoren en parkeren. De (winkel)passages zijn hoofdzakelijk verkeersruimten en de pleinen worden als verblijfsruimte gebruikt. De complexen zijn gebouwd eind jaren '60, begin jaren '70 en vertegenwoordigen het tijdsbeeld van de architectuur van die jaren. De gebouwen zijn inmiddels aan een grondige renovatie toe, zowel aan de binnen- als aan de buitenkant.
3.3.2 Radboudtraverse / Catharijnesingel
Het gebied aan de oostzijde van het plangebied is momenteel in gebruik als openbare weg (Catharijnesingel, Catharijnebaan) en is overbouwd door de Raboudtraverse. De Catharijnesingel en Catharijnebaan hebben een belangrijke functie als doorgaande route door het stadscentrum. Met de gehele ontwikkeling van het stationsgebied wordt ook de infrastructuur in en rond het gebied aangepast. Belangrijk onderdeel daarvan is de herinrichting van de Catharijnesingel. Het aantal rijstroken wordt verminderd naar een tweestrooks weg met links- en rechtsafstroken en ruimte voor langzaam verkeer. Waar nu nog een brede asfaltweg ligt, stroomt over een aantal jaren weer water door de Catharijnesingel. Voor deze herinrichting is op 3 juni 2010 het bestemmingsplan Catharijnesingel vastgesteld.
3.3.3 Stationsplein Oost
Het Stationsplein-Oost vormt de oostelijke entree voor de openbaar vevoersterminal (OVT) en tevens de belangrijkste verbinding tussen de OVT en Hoog Catharijne. Dit leidt tot veel bewegingen van reizigers tussen de verschillende vervoersvormen. Er wordt geparkeerd en gestald, gehaald en gebracht, gewacht en in- of uitgestapt. Het is een mix van mensen die snel onderweg zijn en mensen die op een bank of terras zijn neergestreken.
Het gebied Stationsplein Oost wordt momenteel ter hoogte van het Stationsplateau op maaiveldniveau gebruikt als busstation. Ter hoogte van het traverseniveau wordt het plateau gebruikt als taxistandplaats. Aan de zijde van het spoor worden de gronden van het Stationsplein Oost gebruikt voor infrastructurele doeleinden ten behoeve van het trein- en autoverkeer.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Inleiding
De ontwikkeling van Nieuw Hoog Catharijne maakt onderdeel uit van een integrale herontwikkeling van het Stationsgebied in Utrecht. De grote groei van de stad, met name aan de westkant, betekent een noodzakelijke uitbreiding van de voorzieningen in het centrum, met behoud van het historisch karakter van de oude stad. Om de sociale, economische en culturele potenties van het gebied beter te benutten en de veiligheid en leefbaarheid te vergroten dient een grootschalige herontwikkeling van het Stationsgebied plaats te vinden.
De eerste paragrafen van dit hoofdstuk bieden inzicht in de gewenste ontwikkelingsrichting voor het hele Stationsgebied van Utrecht en maken daarmee de context inzichtelijk van de plannen voor Nieuw Hoog Catharijne. Vervolgens wordt specifiek ingezoomd worden op de (her)ontwikkeling van Nieuw Hoog Catharijne.
4.2 Ontwikkeling Stationsgebied
4.2.1 Ambities
In het Masterplan 2003 en Structuurplan Stationsgebied 2006 zijn de ambities verwoord voor de integrale herontwikkeling van het Stationsgebied.
Verbinden
Verbinden heeft in de eerste plaats betrekking op het verbeteren van de bereikbaarheid van het centrum van Utrecht, met name voor voetgangers en fietsers. Voor hen vormen het spoor, het Westplein en de Catharijnebaan een grote barrière tussen de oost- en de westzijde van de stad. Daardoor lijkt de afstand van de westzijde (Leidsche Rijn) tot het centrum lang. Straten en routes moeten werkelijk verbinden, doordat wijken gebieden directer op elkaar aansluiten en doordat bebouwing en functies de routes begeleiden. Grote bermen en open gebieden tussen verkeersstromen worden opgeheven. Door het 'gat te dichten' en de route aantrekkelijk te maken, wordt de afstand psychologisch korter. De oude stad en het Stationsgebied blijven ook voor het autoverkeer bereikbaar.
Verbinden heeft ook betrekking op het creëren van prettige overgangen tussen diverse deelgebieden. Daarnaast gaat het om het verbeteren van overgangen tussen de verschillende hoogteniveaus binnen het gebied. De herinrichting van Hoog Catharijne zorgt voor het optimaliseren van de verbinding tussen het station en de binnenstad op verschillende niveaus.
Herstellen
Herstellen betekent oude structuren terugbrengen, zoals water in de Catharijnesingel. Herstellen betekent ook de leefbaarheid vergroten, de sociale veiligheid verhogen en het openbaar gebied betekenis geven. Het stationsgebied herbergt naast de publieke ruimte een complex netwerk van grootschalige ruimten die niet openbaar, maar wel voor publiek toegankelijk zijn (station, Hoog Catharijne, Jaarbeurs). Het eigendom en beheer, de openingstijden en toezicht en handhaving verschillen sterk bij deze ruimten. In het kader van de beheersbaarheid en veiligheid is een heldere begrenzing van publiek en privaat gebied gewenst.
Daarnaast is er in het Stationsgebied weinig uitwisseling tussen de activiteiten binnen de gebouwen en de publieke ruimte. Gebouwen in het Stationsgebied zijn vaak naar binnen gekeerd. Op de begane grond overheersen blinde gevels. Entrees, etalages en dergelijke zijn dun gezaaid. De gebruiker ervaart het gebied ook daardoor als onveilig en ontoegankelijk. Herstellen betekent hier ook: de gebouwen en functies een gezicht (voordeur, etalage, levendige gevel) geven aan de straat.
In het Stationsgebied is veel verkeersruimte voor doorgaand autoverkeer en openbaar vervoer. Hierbinnen is veel restruimte, maar deze leent zich niet voor verblijf. De situering is ongunstig en de inrichtings- en onderhoudskwaliteit is matig. Er is veel ongedefinieerde publieke ruimte met vage begrenzingen en een weinig sprekende identiteit. Herontwikkeling van Hoog Catharijne zorgt onder meer voor een heldere uitwisseling van functies waarbij ook op het maaiveldniveau levendigheid zal ontstaan.
Betekenis geven
De begrenzingen zijn thans niet helder. Wijken en gebieden, functies en ruimtes, vloeien in elkaar over zonder dat de gebruiker begrijpt waar hij zich bevindt (bijvoorbeeld de vage overgang tussen het station en Hoog Catharijne). Er is behoefte aan een eigen identiteit voor de verschillende gebieden in en rond het Stationsgebied. Voor sommige plekken geldt dat de bestaande identiteit wordt versterkt. Andere plekken krijgen een geheel nieuwe betekenis door vernieuwing (zoals het Jaarbeursterrein en de Catharijnesingel). Een intensief programma draagt, samen met beeldbepalende gebouwen, bij aan de positionering van de deelgebieden. Door op enkele plekken herkenbaar openbaar gebied in te voegen kunnen stedelijke ruimten ontstaan die als markeringen werken. Zij dragen bij aan een goede interactie tussen de gebruikers.
4.2.2 Twee zones
De aanpak van het Stationsgebied is gebundeld in twee zones, te weten Centrumboulevard en Stadscorridor. De uitwerking van deze ambities verschilt per zone, maar samenhang is in beide gevallen het sleutelwoord. Het gaat daarbij om het versterken van het eigen karakter van de diverse deelgebieden in het Stationsgebied en het creëren van geleidelijke overgangen naar de bestaande stad. De verbeteringen sluiten aan bij de ontwikkelingen rondom het Jaarbeursterrein, het Stadskantoor, de OV-Terminal en de Catharijnesingel. Daarbij zijn de aansluitingen in evenwicht met goede, veilige fiets- en looproutes tussen stadsdelen onderling en naar de OV-Terminal.
De Centrumboulevard
De Centrumboulevard loopt van het Jaarbeursterrein tot Vredenburgplein en doorkruist hierbij het hart van het Jaarbeursterrein, de OV-Terminal en Nieuw Hoog Catharijne (figuur 4.1). De Centrumboulevard is de aorta van het nieuwe Stationsgebied en is daarmee bepalend voor het succes. Een geslaagde aanpak van deze route is in staat om de beoogde transformatie gestalte te geven. Immers, deze transformatie bestaat uit het organiseren van een nieuwe dynamiek: de interactie tussen stedelijke functies, doelgroepen, stadsdelen, beleving en kennisomgevingen.
De Centrumboulevard wordt ingericht als een ruime looproute waaraan een reeks bestemmingen ligt, zoals de OV-Terminal, het stadskantoor, het winkelcentrum Hoog Catharijne en het Jaarbeurscomplex. In het Structuurplan is de Centrumboulevard door Nieuw Hoog Catharijne aangegeven middels lijnen die de 2 looproutes verbeelden (figuur 2.1). De route door Nieuw Hoog Catharijne zal enerzijds functioneren als verbindende route tussen de OV-terminal en de binnenstad en anderzijds een route faciliteren voor de bezoekers van het winkelcentrum. De twee looproutes worden gecreëerd om de groeiende bezoekers- en passantenstromen goed en veilig te faciliteren, om ervoor te zorgen dat consumenten op een prettige manier door het winkelcentrum kunnen lopen en om een optimale aansluiting op het bestaande stedelijk weefsel van de binnenstad van Utrecht te hebben.
Afbeelding 4.1: Visie stadscorridor (rode pijl) en centrumboulevard (groene pijl)
De Stadscorridor
De Stadscorridor verbindt de westelijke en oostelijke delen van de stad met de historische binnenstad en loopt vanaf Leidsche Rijn via een zone tussen de Graadt van Roggenweg en de Leidsekade via het Westplein tot Vredenburg (figuur 4.1). In het nieuwe westelijk stadsdeel Leidsche Rijn wonen in 2020 80.000 Utrechters die hun weg naar het centrum willen vinden. De ontwikkeling aan de Catharijnesingel zorgt letterlijk voor een aansluiting van het water uit de Leidsche Rijn op het stelsel van de binnenstad. Aan de oostzijde ontwikkelt De Uithof zich steeds meer tot kenniscentrum, waar zowel de Universiteit als de Hogeschool hun opleidingen bundelen en waar in toenemende mate woningen voor studenten gepland zijn. Beide gebieden worden steeds intensiever gebruikt en vereisen een goede verbinding met het centrum en de OV-Terminal.
Het Vredenburg, het Smakkelaarsveld, de strook rond het spoor, het Westplein en de Kop van Lombok worden met elkaar verbonden door kwaliteiten te herstellen en nieuwe betekenissen aan de diverse plekken te geven. Belangrijk is de keuze om bestaande sterke identiteiten hiervoor in te zetten. De Kop van Lombok wordt bij Lombok getrokken en het Vredenburg krijgt een sterke identiteit als toegangspoort vanuit de oude stad en als stadsplein. De dominante functies van de Stadscorridor zijn wonen, winkelen en cultuur. Publieke functies als het Muziekpaleis, het Stadskantoor, de bibliotheek en een moskee bevinden zich langs deze route. Zo wordt een stedelijke, eenduidige route gecreëerd gericht op de inwoners van Utrecht en met functies die primair de stadsbewoners nodig hebben. Het begeleiden van de route met deze nieuwe functies en woningen zorgt bovendien voor een grotere sociale veiligheid.
De route Leidseweg-Smakkelaarsveld-Vredenburg(noord) maakt onderdeel uit van de zogenaamde Stadscorridor; een zone met overwegend wonen, culturele voorzieningen en publieke functies, gekoppeld aan een comfortabele fiets- en voetgangersverbinding. De herinrichting van de diverse knooppunten zal tevens bijdragen aan het optimaliseren van de gewenste Stadscorridor.
4.3 Projectbeschrijving
4.3.1 Stedenbouwkundig plan
Het stedenbouwkundig en architectonisch concept van Nieuw Hoog Catharijne is een verzameling van stedelijke ruimtes die verbonden worden door passages. Deze passages zijn onderdeel van de centrumboulevard en lopen van het station, over het Stationsplein Oost, Nieuw Hoog Catharijne, tot aan het Vredenburgplein.
Een belangrijke toevoeging in het nieuwe concept is de herintroductie van het water in de Catharijnesingel. De singel loopt dwars door Nieuw Hoog Catharijne. De herintroductie van het water heeft er voor gezorgd dat het maaiveld vanaf het Vredenburgplein tot aan de overkant van het water wordt geactiveerd door middel van specifieke functionele invulling van de plinten die zorgen voor levendigheid op straatniveau. In het huidige Hoog Catharijne 'moet' men direct na binnenkomst met de roltrap naar de 1e verdieping. In het Nieuwe Hoog Catharijne kan men op maaiveldniveau blijven tot voorbij de singel. Aan de passages en pleinen vindt men een gevarieerd programma. Dit programma is een combinatie van winkels, horeca, terrassen, maatschappelijk programma, leisure, entrees tot woningen, kantoren en parkeren.
Afbeelding 4.2: Kaart stadskamer, poortgebouw, bruggebouw, kwartieren + Stationsplein oost
4.3.2 Programma
Het programma van Nieuw Hoog Catharijne richt zich met name op het versterken van de detailhandelsfunctie aangevuld met horeca. Het gaat hierbij zowel om nieuw winkelareaal als het herontwikkelen van bestaande winkels. Daarnaast wordt er een leisurefunctie en een hotelfunctie toegevoegd.
Detailhandel
In het plangebied kan maximaal 60.060 m2 verhuurbaarvloeroppervlak (vvo) aan detailhandel, (winkelondersteunende) horeca en dienstverlening worden gerealiseerd. Hiermee wordt voldaan aan de verwachte extra vraag naar detailhandel. De verwachting is dat Hoog Catharijne steeds meer bezoekers zal ontvangen. Dit komt onder meer door de groei van het treinverkeer en realisatie van het netwerk voor hoogwaardig openbaar vervoer (HOV). Als gevolg van deze ontwikkelingen zal het huidig aantal passagiers in het openbaar vervoer bijna verdubbelen naar circa 100 miljoen in 2020. Daarnaast groeit het inwoneraantal van Utrecht ook fors door de realisatie van Leidsche Rijn en daarnaast door de autonome groei. Deze groei heeft positieve invloed op het aantal bezoekers en passanten van Hoog Catharijne. Door de herontwikkeling van het Entreegebouw sluit Hoog Catharijne beter aan op de oude Binnenstad; tezamen met de groei komt dit de populariteit van Hoog Catharijne ten goede. Het ligt dus in de lijn der verwachting dat Hoog Catharijne in de komende jaren populairder zal worden.
Het centrum van Utrecht is een van de belangrijkste winkelgebieden van het land en kan gezien worden als een centrale ontmoetingsplaats. De doelstelling van het programma winkelen is de positie van het centrum van Utrecht als toplocatie te versterken en een uitbreiding van het winkelareaal te realiseren, die nodig is vanwege de groei van het aantal inwoners en reizigers. Gezien de groei zal het winkelareaal in het Stationsgebied conform het Structuurplan tot 2015 met circa 45.000 m2 vvo kunnen worden uitgebreid. Circa 25.000 m2 vvo van deze toevoeging kan binnen plangebied Nieuw Hoog Catharijne gerealiseerd worden.
Uit de distributie-planologische onderzoek uit juli 2008 blijkt dat er een forse uitbreidingsruimte is in de Utrechtse binnenstad voor niet-dagelijkse goederen (44.000 m2 wvo) en voor dagelijkse goederen (5.400 m2 wvo). Ook blijkt hieruit dat een forse uitbreiding nodig is als inhaalslag, dit nu de kooporiëntatie op Utrecht is afgenomen.
Het onderzoek 'Actuele Marktruimte Nieuw Hoog Catharijne' van 20 maart 2012 betreft een update van het voornoemde marktonderzoek. De resultaten uit deze actuele studie ondersteunen de conclusies uit het DPO van 2008. Uit het rapport blijkt dat de vooruitzichten van Nieuw Hoog Catharijne gunstig zijn en er markt is voor de gewenste uitbreiding.
Horeca
In het plangebied zullen op hoofdlijnen twee soorten horeca gerealiseerd kunnen worden: winkelondersteunende horeca en zelfstandige horeca.
De winkelondersteunende horeca kan gezien worden als ondersteunende horeca bij de hoofdfunctie detailhandel van het winkelcentrum. Hierbij kan gedacht worden aan lunchrooms, koffiebars, etc.. Deze vorm van horeca is gebonden aan de openingstijden zoals die gelden voor de omliggende detailhandel.
Op een aantal locaties in het plangebied is een stimulerende werking op het gebied van levendigheid gewenst. Op deze locaties is ook zelfstandige horeca toegestaan. Het gaat hierbij grofweg om de locaties Stationsplein Oost, Moreelsepark, 24-uurs route en Catharijneknoop. In deze horecagelegenheden ligt het accent voornamelijk op verstrekken van dranken en ter plaatse bereide etenswaren. Hierbij valt te denken aan cafés, brasserien, bistro's, restaurants, cafetaria's, etc. In totaal is maximaal 7.610 m2 vvo aan horeca toegestaan.
Leisure
In het plangebied wordt conform de mogelijkheden uit het Structuurplan ruimte geboden aan de functie Leisure. In Nieuw Hoog Catharijne kan tot 13.750 m2 vvo gerealiseerd worden in de functie leisure. Hierbij kan gedacht worden aan commerciële en niet commerciële (combinaties van) voorzieningen in de sectoren sport & recreatie, cultuur, welness, uitgaan/entertainment en attracties.
Hotel
In het plangebied kan een hotel worden gerealiseerd met een maximale oppervlakte van 8.700 m2 vvo. De hotelfunctie is opgenomen om te zorgen voor een optimale functiemenging en het verhogen van de levendigheid van het gebied, ook in de avonduren.
Maatschappelijke voorzieningen
De huidige maatschappelijke voorziening van IKV Pax Christie is gelegen centraal in Hoog Catharijne. Thans bestaat de voorziening uit een kapel, ontmoetingsruimte en bijbehorend kantoor en beslaat een totale oppervlakte van 925 m2. De voorziening biedt dienstverlening door vrijwilligers op sociaal-cultureel vlak en organiseert daarnaast debatten en voorlichtingsbijeenkomsten. Door de integrale herontwikkeling van Hoog Catharijne is de exacte situering en ontsluiting van de maatschappelijke voorziening nog niet uitgekristalliseerd, maar wordt geborgd in de regels van het bestemmingsplan.
Overig
In het plangebied zijn nog een aantal bestaande functies aanwezig, het gaat hierbij om kantoren, culturele voorzieningen, vergader- en congresfaciliteiten en wonen.
4.4 Verkeer En Openbare Ruimte
4.4.1 Verkeer
Stationsgebied
De aanwezigheid van het openbaar vervoersknooppunt maakt dat het Stationsgebied zeer goed bereikbaar dient te zijn en dat het functioneert als verbindende schakel tussen de verschillende stadsdelen. De bereikbaarheid van het Stationsgebied voor het autoverkeer is complex. Het autoverkeer dat in het gebied zelf moet zijn, is vooral afhankelijk van de beschikbare infrastructuur buiten het Stationsgebied. De uitgangspunten van het stedelijke bereikbaarheidsprogramma en het stedelijk beleid zijn randvoorwaarden voor de bereikbaarheid van het Stationsgebied.
De twee invalswegen vanaf de knooppunten Hooggelegen en Westraven zijn dragers voor de bereikbaarheid van het Stationsgebied. De invalsweg vanuit Hooggelegen (rijksweg A2) loopt via het 24 Oktoberplein naar het Stationsgebied. Vanuit Westraven (rijkswegA12) loopt een invalsweg via het 5 Meiplein en de Van Zijstweg naar het Stationsgebied. Er is voor gekozen de Graadt van Roggenweg primair te gebruiken voor de ontsluiting van het gebied aan de oostzijde van de sporen. De Van Zijstweg wordt gebruikt als hoofdontsluiting van het gebied aan de westzijde van de sporen. Als uitwisseling tussen deze twee routes functioneert de Overste den Oudenlaan. Op het 24 Oktoberplein wordt duidelijk aangegeven dat de automobilist een keuze dient te maken tussen oostzijde (oude stad) of westzijde (station, Stationsentree-West en Jaarbeursterrein). Deze hoofdstructuur impliceert een duidelijke keuze voor de locatie van parkeervoorzieningen.
Het Randstadspoor en de Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV)-banen zijn de dragers van het openbaar vervoer in de stad. Beide systemen kunnen worden gekoppeld aan transferia aan de rand van de stad. De OV-Terminal vormt het knooppunt van het HOV-systeem in het centrum van de stad. De verbinding tussen de nieuwe OV-Terminal en het omliggende gebied wordt overzichtelijker gemaakt en de verschillende functies krijgt een nieuwe herkenbare entree via het Stationsplein Oost.
Nieuw Hoog Catharijne en Stationsplein Oost
Nieuw Hoog Catharijne wordt primair ontsloten via de Catharijnesingel, de Daalsetunnel aansluitend op de Graadt van Roggenweg. Aan de Catharijnesingel liggen de toegangen naar de bestaande parkeervoorzieningen onder Hoog Catharijne en de toekomstige parkeergarage onder de Catharijnesingel/Vredenburg.
De Nieuwe Stationsstraat is in de toekomst alleen nog bereikbaar voor bestemmingsverkeer. De huidige route voor autoverkeer bij het Smakkelaarsveld richting de Leidscheveertunnel komt te vervallen. Ter hoogte van het nieuwe Stationsplein Oost wordt de route voor autoverkeer onderbroken. Aan de zuidkant van de Nieuwe Stationsstraat zal sprake zijn van voorzieningen voor P+R en taxistandplaatsen. Hier landt het verkeer met een relatie in de OVT. De noordkant van de Nieuwe Stationsstraat is toegankelijk voor autoverkeer, en wel voor autoverkeer met een bestemming bij de aan deze zijde van de Nieuwe Statonsstraat gelegen functies, dus slechts voor incidenteel expeditieverkeer, halen en brengen en taxi.
Het expeditieverkeer voor Nieuw Hoog Catharijne en de OV-terminal bereikt de expeditiehof onder Hoog Catharijne via de Spoorstraat en verlaat deze via de uitgang aan de zijde van het Smakkelaarsveld.
De bereikbaarheid van het +1 niveau (OVT, het Stationsplein Oost en westelijk deel van Hoog Catharijne) voor nood- en hulpdiensten is geborgd met een hellingbaan aan de zuidzijde van het plein. Hiermee kunnen politieauto's en ambulances op het verhoogde plein komen en zijn voornoemde delen direct bereikbaar.
Voetgangers
Nieuw Hoog Catharijne ligt tussen de OV-Terminal en het centrum van Utrecht. De voetgangersroutes naar het Vredenburgplein (centrumboulevard) voeren middels een tweetal verbindingen van minimaal 8 meter breed door het winkelcentrum Nieuw Hoog Catharijne. De noordelijke passage van de centrumboulevard blijft 24 uur per dag geopend. In een aantal rapportages is de brandveiligheid beoordeeld en zijn de resultaten opgenomen van de ontruimingssimulatie (Nieuw Hoog Catharijne Beoordeling brandveiligheid, Peutz, 31 maart 2006, Ontruimingsimulatie, Peutz, 14 januari 2008, Ontvluchtingsimulatie Nieuw Hoog Catharijne, SAVE, 11 juli 2011, Notitie ontvluchtingsimulatie Nieuw Hoog Catharijne, SAVE, 10 september 2012). Uit deze rapportages blijkt dat in Nieuw Hoog Catharijne sprake zal zijn van een veilige situatie. Ten overvloede is door Adviesbureau InControl de Simulatiestudie Nieuw Hoog Catharijne uitgevoerd (21 juni 2013). Uit deze studie blijkt dat de afwikkeling van de verwachte bezoekersaantallen binnen Nieuw Hoog Catharijne niet zal leiden tot onaanvaardbare mate van opstoppingen en drukte zodat sprake is van een prettig verblijfsklimaat en de doorstroming gegarandeerd blijft.
Voetgangers welke lopen van de Mariaplaats naar de HOV-brug langs de Catharijnesingel en vice versa, kunnen via de stadskamer en een entree onder het bruggebouw en het poortgebouw de voetgangersroute via Nieuw Hoog Catharijne van OV-Terminal naar het centrum van Utrecht bereiken.
Afbeelding 4.6: Weergave 24-uursontsluiting voetgangers
Bereikbaarheid tijdens bouwfase
Het bestaande complex Hoog Catharijne heeft een belangrijke verbindende functie tussen het centrum van Utrecht en de openbaar vervoer terminal. Het is van groot belang dat de verbinding tussen het centrum van Utrecht en de openbaar vervoer terminal kan blijven functioneren tijdens de werkzaamheden. In het Afstemmingsoverleg Programmering Stationsgebied (APS-overleg) vindt maandelijks afstemming met de partners plaats over de programmering in het Stationsgebied.
Expeditie
De bevoorrading van de bestaande en nieuwe winkels in het Entreegebouw Hoog Catharijne en de traverse zal plaatsvinden vanuit het bestaande expeditiepunt aan de Rijnkade. De hoofdexpeditie Rijnkade zal verbonden worden via de B1 laag in de parkeergarage naar de diverse goederenliften welke de winkels op de begane grond, 1e en 2e verdieping kunnen bevoorraden.
Laden en lossen van de bestaande winkels voor het Radboudkwartier, Gildenkwartier, Godebaldkwartier en Moreelsepark (inclusief Singelborch) zal plaatsvinden vanuit de Stationsdwarsstraat, de bestaande expeditiestraat onder Hoog Catharijne. In de expeditiestraten wordt ruimte gereserveerd voor het opstellen van vuilcontainers. De containers worden verzameld bij een centraal afvoerpunt, vanwaar het afval door een afvalverwerker wordt opgehaald en afgevoerd.
Hulpdiensten
De bereikbaarheid en opstelplaats voor de nooddiensten zijn voor alle bouwdelen van het gehele complex aangegeven in kaart gebracht. Aan drie zijden zijn de gevels vanaf openbaar gebied door de hulpdiensten (brandweer, ambulance en politie) goed bereikbaar.
Met de toekomstige maaiveldinrichting zal hier rekening mee gehouden moeten worden. De opstelplaatsen voor het Entreegebouw Hoog Catharijne bevinden zich aan het Vredenburgplein, aan de Rijnkade en aan de Catharijnebaan.
4.4.2 Bomenparagraaf
Voor de uitvoering van de plannen moeten een beperkt aantal bomen verwijderd worden (ca 3 stuks). Bij de uitwerking van de openbare ruimte vormen bomen een belangrijk onderdeel van het plan. In het plan Stationsplein-oost zijn een fors aantal bomen op maaiveld voorzien in de Nieuwe Stationsstraat, aan beide zijde van het verhoogde plein, en ook aan de zijde van het Smakkelaarsveld.
Afbeelding 4.7: Globale weergave boomstructuren in plangebied
4.4.3 Parkeren
Autoparkeren
De parkeergarage onder het bestaande Hoog Catharijne zal ook in de toekomstige situatie als parkeervoorziening blijven functioneren. Een eventuele extra parkeerbehoefte kan in de toekomst in eerste instantie geaccommodeerd worden in de bestaande parkeergarages binnen het plangebied, aangezien er in de huidige situatie sprake is van een zekere restcapaciteit.
Bij vorenstaande dient opgemerkt te worden dat bij het bepalen van de noodzakelijke capaciteit van de (nieuwe) parkeergarage onder het Entreegebouw/ Vredenburgplein rekening is gehouden met de gehele herontwikkeling van Hoog Catharijne. Een eventuele piekbelasting op het gebied van parkeren kan dus tevens opgevangen worden in de parkeergarage onder het Entreegebouw.
Fietsparkeren
Met de ontwikkelaar van Nieuw Hoog Catharijne (inclusief Entreegebouw en gebouw De Vredenburg) zijn afspraken gemaakt dat er 3.000 fietsparkeerplaatsen worden gerealiseerd, waarbij tevens procesafspraken zijn gemaakt over de realisatie van 800 extra fietsparkeerplaatsen wanneer de praktijk uitwijst dat die nodig zijn. Met dat aantal fietsparkeerplaatsen wordt voldaan aan de behoefte aan fietsparkeerplaatsen die volgens de CROW-richtlijn (Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek) gewenst is op basis van het totale programma van Nieuw Hoog Catharijne.
Het fietsparkeren in het Stationsgebied wordt op gebiedsniveau opgelost. Op basis van het totale programma (bestaand en nieuw) wordt bezien waar het beste gebundelde fietsenstallingen kunnen komen. Zo bevat het Muziekpaleisgeen openbare fietsenstallingen, maar worden juist onder het woon-winkelgebouw De Vredenburg en Nieuw Hoog Catharijne fietsenstallingen geplaatst. Het oplossen van het fietsparkeren op gebiedsniveau heeft diverse redenen, waaronder de volgende:
- Voorkomen van versnippering van veel verschillende stallingen en de mogelijkheid om grotere stallingen te realiseren. Dit is efficiënter in verband met bijvoorbeeld het beheer van de stallingen;
- Situering van fietsenstallingen langs belangrijke hoofdfietsroutes. Door de goede bereikbaarheid van de fietsenstallingen worden ze efficiënter gebruikt.
Fietsparkeren SPO
Aan de oostzijde van het Station moeten 14.000 stationsgerelateerde fietsparkeerplekken gerealiseerd worden. Onder het Stationsplein-oost komen minimaal 12.500 fietsparkeerplekken, met uitbreidingsmogelijkheden. Daarnaast is het Stationsplein-oost direct gekoppeld aan de huidige Noorderstalling. In de gerenoveerde Noorderstalling komen 1.500 fietsparkeerplekken. Hiermee worden aan de oostzijde ten minste 14.000 fietsparkeerplekken gerealiseerd.
afbeelding 4.8 Sfeerimpressie fietsenstalling Stationsplein Oost
Hoofdstuk 5 Onderzoek En Randvoorwaarden
5.1 Inleiding
In een bestemmingsplan moet voor een aantal wettelijk verplichte aspecten aangetoond worden dat het plan uitvoerbaar is. Bij iedere (ruimtelijke) ontwikkeling dient inzichtelijk gemaakt te worden of er vanuit milieuhygiënisch oogpunt belemmeringen en/of beperkingen aanwezig zijn voor de beoogde ontwikkeling. In dit hoofdstuk wordt voor de herontwikkeling van Nieuw Hoog Catharijne ingegaan op de verschillende aspecten. De bijbehorende onderzoeksrapportages zullen als separate bijlagen bij dit bestemmingsplan worden gevoegd.
5.2 Mer Stationsgebied
M.e.r.-procedure voor het Masterplan en Structuurplan
Gemeente Utrecht is al lange tijd bezig met de ontwikkeling van het stationsgebied rondom NS-station Utrecht Centraal. Zoals reeds is gebleken uit paragraaf 2.4 heeft de gemeente hiertoe verschillende plannen opgesteld, zoals het Masterplan Stationsgebied (2003) en het Structuurplan Stationsgebied (2006) (zie bijlage). Voor deze plannen zijn milieu effect rapportage-procedures (MER) doorlopen om de milieueffecten van de ontwikkeling van het Stationsgebied als geheel in beeld te brengen.
Aanvullend MER voor samenhangende milieueffecten
De planontwikkeling van het Stationsgebied is inmiddels ver gevorderd. Voor de verschillende projectenonderdelen binnen het gehele plan zijn of worden bestemmingsplan- en vergunningsprocedures doorlopen. Aangezien de verschillende ontwikkelingen in het Stationsgebied met elkaar samenhangen, dient bij elke bestemmingsplanprocedure inzicht te worden gegeven in de mogelijke samenhangende milieueffecten met de overige projecten die binnen het Stationsgebied zijn voorzien. Hiervoor is een Aanvullend MER d.d. 18 juni 2007 (zie bijlage) opgesteld. De relatie tussen de verschillende plannen en MERren is weergegeven in Afbeelding 5.1
Afbeelding 5.1 Relatie tussen de plannen en bijbehorende MER documenten
Gevoeligheidsanalyse
Op 8 januari 2008 heeft het college van B&W van de gemeente Utrecht het nieuwe verkeersmodel VRU 2.0 vastgesteld. Omdat het Aanvullend MER de basis is voor alle planologische procedures in het stationsgebied, is een gevoeligheidsanalyse (zie bijlage) uitgevoerd van de nieuwe verkeersgegevens. Het Aanvullend MER Stationsgebied kan vanuit verkeer en vervoer worden gebruikt voor de nog te voeren juridische procedures. Er is in het Aanvullend MER uitgegaan van een worstcase scenario. Ook de conclusie ten aanzien van geluid en luchtkwaliteit veranderden niet als gevolg van de nieuwe verkeersintensiteiten. Het Aanvullend MER is indertijd voor het aspect geluid en luchtkwaliteit nog steeds actueel bevonden voor de nog te voeren procedures.
1e actualisatie aanvullend MER
Bij de 1e actualisatie aanvullend MER (Arcadis, d.d. 20 februari 2013) (zie bijlage) is beschouwd of het Aanvullend MER uit 2007 nog actueel en bruikbaar is om als integrale milieubeoordeling te fungeren voor de project-bestemmingsplanprocedures. Uit de analyse is gebleken dat er sprake is van voortschrijdend inzicht in de te hanteren basisgegevens voor verkeer en vervoer, waaronder de meest recente verkeerscijfers. Ook is de planontwikkeling van een aantal grotere ontwikkelingen inmiddels ver gevorderd. Hierdoor is enige verfijning van de integrale milieubeoordeling van de thema's verkeer en vervoer, geluid en luchtkwaliteit mogelijk. Als gevolg hiervan zijn de resultaten uit het eerder uitgevoerde verkeersonderzoek en onderzoeken van de verkeer gerelateerde leefomgevingsthema's geluid en luchtkwaliteit niet meer actueel.
Het doel van de 1e actualisatie Aanvullend MER is inzicht geven in actuele samenhangende effecten van alle ontwikkelingen binnen het Stationsgebied. Deze 1e actualisatie van het aanvullend MER staat niet op zich en zal in samenhang moeten worden bezien met de andere relevante m.e.r.-documenten zoals het MER Stationsgebied Utrecht (1e fase), de, ten behoeve van het structuurplan Stationsgebied Utrecht vervaardigde, Strategische Milieu Beoordeling (SMB) Stationsgebied Utrecht en het Aanvullend MER.
Afbakening 1e actualisatie Aanvullend MER
De 1e actualisatie Aanvullend MER richt zich met name op de aspecten verkeer en vervoer, geluid en luchtkwaliteit. De in deze 1e actualisatie Aanvullend MER opgenomen informatie over verkeer en vervoer, geluid en luchtkwaliteit actualiseert de eerder in het 1e fase MER, de SMB en het Aanvullend MER opgenomen informatie over deze thema's. Ook zijn als gevolg van voortschrijdend inzicht de milieuthema's bodem, archeologie en ecologie beknopt behandeld.
De uitgangssituatie van het in de bijlage toegevoegde 1e actualisatie aanvullend MER betreft de ruimtelijke situatie zoals is vastgelegd in het Structuurplan. In de paragrafen 2.4 en 4.2 van dit bestemmingsplan is een beknopte beschrijving van de inhoud van het Structuurplan opgenomen.
Zoals aangeven bevat het aanvullend MER de actuele stand van zaken voor de thema's verkeer en vervoer, geluid en luchtkwaliteit. Voor deze drie thema's geldt dat de verkeersanalyse en de effectbeoordeling is geactualiseerd. Voor de aspecten externe veiligheid, archeologie en bodemkwaliteit zijn nieuwe ontwikkelingen en inzichten beschreven. Daarbij wordt opgemerkt dat de wijzigingen die het bestemmingsplan ten opzichte van het structuurplan mogelijk maakt geen invloed hebben op de resultaten van het aanvullend MER. De wijzigingen zullen geen invloed hebben op de verkeersaantrekkende werking van het plangebied en dus ook niet met de met verkeer samenhangende milieuaspecten geluid en luchtkwaliteit. De aanvullende functies hebben slechts een ondersteunend karakter en geen zelfstandige verkeersaantrekkende werking.
Conclusie 1e actualisatie aanvullend MER Stationsgebied
De 1e actualisatie aanvullende MER Stationsgebied laat zien dat ten aanzien van de verschillende Milieuaspecten de plannen in het Stationsgebied in hun samenhang nog steeds voldoen aan de eisen en randvoorwaarden die daaraan vanuit, onder andere, de milieuwetgeving gesteld worden. De ontwikkeling van het Stationsgebied heeft onder meer tot doel om de bereikbaarheid en toegankelijkheid van het Stationsgebied te versterken alsmede de leefbaarheid waaronder geluidsbelasting en luchtkwaliteit te verbeteren. Uit de conclusie van het onderzoek blijkt dat aan deze doelstellingen kan worden voldaan. In de onderstaande paragrafen wordt voor het plangebied specifiek op de verschillende milieuaspecten ingegaan.
5.3 Geluidhinder
5.3.1 Wettelijk kader
Geluid beïnvloedt vaak de kwaliteit van de leef- en woonomgeving. De belangrijkste geluidsbronnen die in het kader van de ruimtelijke ordening van belang zijn, zijn wegverkeer, railverkeer en bedrijven. De mate van acceptatie en hinder is onder meer afhankelijk van de functie van het geluidsbelaste object – hiervoor kent de wet "geluidsgevoelige bestemmingen" zoals woningen en scholen.
De regels en normen van de Wet geluidhinder zijn in de volgende gevallen van toepassing bij het vaststellen van een bestemmingsplan:
- 1. bestemmen van gronden voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen;
- 2. bestemmen van gronden voor aanleg van nieuwe (gezoneerde) wegen (niet bij woonerven of wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/u geldt);
- 3. reconstructie van wegen;
- 4. gezoneerde industrieterreinen.
De Wet geluidhinder kent voorkeursgrenswaarden waarbinnen een geluidsgevoelige bestemming altijd kan worden gerealiseerd. Onder voorwaarden kan er een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden verleend ('hogere waarde') tot aan een zekere maximale ontheffingswaarde. Bij een geluidsbelasting boven de maximale ontheffingswaarde zijn geluidsgevoelige bestemmingen niet toegestaan Hierop kan een uitzondering worden gemaakt indien er gebruik wordt gemaakt van 'dove gevels'. De grenswaarden zijn voor wegverkeer 48-63 dB, voor spoorweglawaai 55-68 dB en voor gezoneerde industrieterreinen 50-55 dB(A).
Bij een geluidsbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde dient akoestisch onderzoek uitsluitsel te geven over de te verwachten geluidsbelasting en de doeltreffendheid van maatregelen om een overschrijding van grenswaarden te voorkomen. Onder bepaalde voorwaarden, die zijn vastgelegd in de gemeentelijke geluidnota, kan door burgemeester en wethouders een hogere waarde voor de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting worden vastgesteld. De voorwaarden uit de Geluidnota Utrecht 2007 op basis waarvan een hogere waarde kan worden vastgesteld, zijn:
- Iedere woning dient te beschikken over een geluidsluwe gevel;
- De woning bevat voldoende verblijfsruimten aan de geluidsluwe gevel, te weten 30% van het aantal verblijfsruimten of 30% van de oppervlakte van het verblijfsgebied;
- Indien de woning beschikt over een buitenruimte, dan is deze bij voorkeur gelegen aan de geluidsluwe zijde. Het geluidsniveau mag er in ieder geval niet meer dan 5 dB hoger zijn dan op de geluidsluwe gevel.
5.3.2 Plansituatie en conclusie
Met dit plan worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Ook worden er geen nieuwe wegen gerealiseerd. Daarom is er geen beoordeling nodig.
5.4 Bedrijven En Milieuzonering
5.4.1 Kader
In de gemeente Utrecht wordt gestreefd naar een situatie waarin wonen en werken in de stad op een goede manier samengaan. Beide functies zijn zeer belangrijk voor Utrecht, maar ook dient te worden voorkomen dat milieuhinder van bedrijven een negatieve invloed heeft op de woonomgeving, of dat omgekeerd de bedrijvigheid wordt belemmerd door de aanwezigheid van woningen in de directe nabijheid. Van belang zijn in dit kader de invloed van geluid, geur, veiligheid en luchtkwaliteit van het bedrijf op de gevoelige bestemmingen in het bestemmingsplan.
5.4.2 Plansituatie en conclusie
Het plangebied betreft een gemengd gebied. In het plangebied worden een aantal nieuwe functies mogelijk gemaakt welke goed inpasbaar zijn in gemengd gebied. Deze beoogde functies tasten het woon- en leefklimaat van het omliggende gebied niet op onaanvaardbare wijze aan. Met technische maatregelen zal eventuele geur- en geluidshinder van de nieuwe functies voorkomen dienen te worden. De nieuwe functies dienen te voldoen aan de regels uit het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (BARIM). Een verdere beoordeling vindt plaats bij verlening van een concrete Omgevings- of exploitatievergunning.
5.5 Externe Veiligheid
5.5.1 Kader
In en direct om het plangebied is een inventarisatie gedaan naar risicoveroorzakende activiteiten. Dit heeft het volgende overzicht opgeleverd:
- Vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water. Voor het plangebied is het spoortraject Am sterdam – Utrecht - aansluiting Betuwelijn relevant;
- Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen. In of nabij het plangebied bevinden zich geen buisleidingen voor gevaarlijke stoffen;
- Bedrijven die vallen onder het Bevi. Binnen het plangebied bevinden zich geen Bevi bedrijven. Ook buiten het plangebied bevinden zich geen Bevi bedrijven die van invloed zijn op het plangebied.
- Bedrijven die vuurwerk mogen opslaan. Dit soort bedrijven bevinden zich niet in (of in de directe nabijheid van) het plangebied.
Het werken met, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen leidt tot veiligheidsrisico's voor omwonenden, bedrijven en passanten. Om deze risico's te beheersen worden in bestemmingsplannen en beheersverordeningen de relaties tussen deze activiteiten en hun omgeving conform wet- en regelgeving verantwoord en vastgelegd. De normen en richtlijnen zijn onder andere vastgelegd in de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs; voor transport over weg, spoor en water).
De circulaire Rnvgs (laatste herziening d.d. 31-7-2012) geeft antwoord op vragen hoe om te gaan met ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van transportroutes en geeft de normering aan voor plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico (PR) geeft aan hoe groot de overlijdenskans is indien een persoon zich permanent op een bepaalde plek bevindt. De wetgever beschouwt een overlijdenskans van eens in de miljoen jaar (aangeduid met 10-6) voor nieuwe situaties als acceptabel. Vertaald naar het bestemmingsplan kan het PR=10-6 worden weergegeven als een contour (10-6 - contour). Rondom een bedrijf is dat vaak een cirkel, langs een transportas zijn dat min of meer parallelle lijnen aan beide zijden. Alle punten op de cirkel of lijnen vertegenwoordigen een plaatsgebonden risico van één op de miljoen jaar. Het plaatsgebonden risico vertegenwoordigt dus een afstandsnorm. Voor de afstand tussen de risicoveroorzakende activiteiten en kwetsbare objecten is die norm een harde grenswaarde. Voor de afstand tot beperkt kwetsbare objecten is die norm een richtwaarde waarvan mag worden afgeweken als daar een gegronde reden voor is. Binnen de 10-6 - contour mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden bestemd of gebouwd. Voor bestaande situaties gelden overgangsregels.
Het groepsrisico geeft de kans aan op het overlijden van een groep mensen tengevolge van een calamiteit.
De circulaire Rnvgs verplicht ertoe dat bij besluiten op grond van de Wet ruimtelijke ordening het groepsrisico wordt beschreven en gemotiveerd. Voor het toetsen van het groepsrisico wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde oriëntatiewaarde. Dit is geen harde wettelijke norm maar een houvast om te toetsen of het groepsrisico acceptabel is al dan niet in combinatie met maatregelen voor de bestrijding van ongevallen. Volgens de circulaire Rnvgs moet het groepsrisico beoordeeld worden binnen het invloedsgebied, dat bepaald wordt door de afstand waarbij voor 1 % van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt bij het grootst mogelijke ongeval.
Er zijn twee manieren om het groepsrisico te verlagen. Het is mogelijk maatregelen te nemen bij de risicoveroorzakende activiteit of in de omgeving daarvan. De mogelijkheid om maatregelen te nemen bij transportroutes over weg, spoor en water zijn op lokaal niveau niet of nauwelijks aanwezig; gemeenten kunnen niet sturen op aantallen vervoersbewegingen.
Vervoer gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water
Het risico bij transportassen wordt veroorzaakt door de mogelijkheid van beschadiging van een transportmiddel (tankwagon, schip) als gevolg van een ongeval, bijvoorbeeld door een aanrijding en/of door brand. Hierdoor kan een deel of de gehele lading vrijkomen. De meest relevante stoffen zijn vloeibare gassen (b.v. LPG), brandbare vloeistoffen (b.v. benzine) en giftige stoffen. Bij een ongeval met vloeibaar gas kan dat gas vrijkomen en ontbranden met het mogelijk ontploffen van een tankwagon tot gevolg. Een ongeval met brandbare vloeistof zal leiden tot een grote brand met veel hittestraling. Een ongeval met giftige stoffen kan leiden tot de vorming van een giftige gaswolk.
Basisnet
Landelijk is een Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en vaarwegen ontwikkeld. Het Basisnet geeft zekerheid over de te verwachten transportfrequenties en de daarbij behorende zonering. In de loop van 2013 zal de wetgeving zodanig worden aangepast dat de uitgangspunten van het Basisnet, waaronder de transportfrequenties waarmee gemeenten bij risicoanalyses dienen te rekenen, wettelijk worden verankerd. Dit gebeurt door het aanpassen van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en een nieuw vast te stellen Besluit externe veiligheid transportroutes (Btev). Het Btev zal de afstanden tussen transportroutes en (beperkt) kwetsbare objecten en bestemmingen gaan beschrijven. Vooruitlopend hierop zijn die uitgangspunten nu reeds vastgelegd in de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Van de bevoegde gezagen wordt verwacht dat zij toepassing geven aan de circulaire en daarmee anticiperen op het Basisnet. De transportfrequenties, opgenomen in de circulaire, corresponderen met de maximale gebruiksruimte voor het vervoer. Voor de berekening van de risico's ten behoeve van dit plan is uitgegaan van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.
Vervoer over het spoor - traject Amsterdam – Utrecht - aansluiting Betuwelijn
Ten behoeve van deze en nog te verwachten ontwikkelingen in het Stationsgebied is in 2012 het rapport "Ontwikkeling Stationsgebied Utrecht – Verantwoording groepsrisico ten behoeve van ruimtelijke besluiten in Stationsgebied (Oranjewoud, augustus 2012) opgesteld. Het rapport is op 11 juni 2013 door het college vastgesteld. In deze rapportage is de basis gelegd voor de wettelijk voorgeschreven verantwoordingsplicht groepsrisico, welke bruikbaar is voor alle toekomstige ruimtelijke besluiten in het Stationsgebied. Ook komen in het rapport de uitgangspunten van het Basisnet en een beschrijving van het Stationsgebied aan de orde.
In dit hoofdstuk worden de hoofdpunten uit het rapport weergegeven. Voor verdere verdieping en meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het genoemde rapport dat als bijlage is gevoegd bij dit plan.
5.5.2 Plansituatie
Omgeving van de spoorlijn
Het plangebied Nieuw Hoog Catharijne maakt deel uit van het Stationsgebied met veel diverse en intensieve functies, zowel aan de oostzijde als aan de westzijde van het spooremplacement. Zowel ten noorden als ten zuiden van het Stationsgebied wordt de omgeving van het spoor gedomineerd door kantoren en minder door woonfuncties.
Uitgangspunten van het Basisnet
De uitgangspunten van het Basisnet worden onder andere bepaald door de transportfrequenties. Deze zijn weergegeven in onderstaande tabel.
Soort gevaarlijke stof | Aantal ketelwagons (per jaar) |
Brandbaar gas (A) | 600 |
Toxisch gas (B2) | 200 |
Zeer brandbare vloeistof (C3) | 2750 |
Toxische vloeistof (D3) | 200 |
Zeer toxische vloeistof (D4) | 100 |
De transportfrequenties en nog enkele andere uitgangspunten zijn opgenomen in bijlage 4 van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Eén van die uitgangspunten is de exacte ligging van het spoorvak dat als referentie geldt. Voor het Stationsgebied komt dat ongeveer overeen met spoor 10.
Toetsing plaatsgebonden risico
Op basis van de uitgangspunten van het Basisnet (vertaald naar de circulaire Rnvgs) is er rond het spoortraject geen PR=10-6 contour aanwezig. Er hoeft daarom geen toets plaats te vinden naar de aanwezigheid van (beperkt) kwetsbare objecten. Ook is er geen zogenaamd plasbrandaandachtsgebied vastgesteld ter hoogte van het plangebied.
Toetsing groepsrisico
Anticiperend op het Besluit externe veiligheid transportroutes (Btev) wordt hierna de zogenaamde verantwoording van het groepsrisico behandeld. Hierbij wordt de omvang van het groepsrisico in beeld gebracht en wordt vervolgens ingegaan op hoe het groepsrisico beïnvloed kan worden door eventuele maatregelen aan het transport en de omgeving.
Voor de berekening van het groepsrisico is gebruik gemaakt van het rekenprogramma RBM II. In dit programma zijn de uitgangspunten zoals hierboven genoemd als brongegevens ingevoerd. Het groepsrisico wordt in principe bepaald binnen de zogenaamde 1% letaliteitcontour. Aangezien bebouwing op grotere afstand dan 200/250 meter een verwaarloosbare invloed heeft op het groepsrisico, is in het rekenprogramma volstaan met het invoeren van personendichtheden binnen 200/250 meter afstand van het spoor. In dat gebied bevinden zich de onder "Omgeving van de spoorlijn" genoemde bestemmingen.
Huidige situatie bebouwing
In het kader van de landelijke risicoberekeningen voor het Basisnet heeft de gemeente Utrecht een inventarisatie uitgevoerd van de bestaande bebouwing en de geplande bebouwing. Bij de risicoberekening voor de huidige situatie is uitgegaan van de bestaande bebouwing inclusief het reeds geprojecteerde Stadskantoor en OV-terminal op basis daarvan bedraagt het groepsrisico 0,021 maal de oriëntatiewaarde (zie bijlage Berekening externe veiligheid Nieuw Hoog Catharijne- oud, GU, 24 augustus 2012).
Toekomstige situatie bebouwing
Het bestemmingsplan voorziet in de integrale herontwikkeling van Nieuw Hoog Catharijne en bestaat uit een uitbreiding van de bestaande functies. Dit plan maakt deel uit van het Sleutelproject Stationsgebied Utrecht. Deze uitbreiding vindt conform onderhavig bestemmingsplan plaats vanaf ca. 130 meter afstand van het centrale spoor 10 voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarnaast kan enige retail en horeca zich vestigen op het Stationsplein Oost op niveau +1. Ondergronds komt een fietsenstalling voor 14.000 fietsen.
Risicoanalyse op basis van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen
In de risicoanalyse is uitgegaan van de situatie waarbij het vervoer over spoor 5, 10 en 17 gelijk verdeeld is. Daaruit blijkt dat het groepsrisico 0,024 maal de oriëntatiewaarde bedraagt. Hierbij wordt de oriëntatiewaarde niet verschreden (zie bijlage Berekening externe veiligheid Nieuw Hoog Catharijne- oud, GU, 24 augustus 2012) .
5.5.3 Verantwoording groepsrisico
Naast de reeds hiervoor aangehaalde rapportage 'Ontwikkeling Stationsgebied Utrecht – Verantwoording groepsrisico ten behoeve van ruimtelijke besluiten in Stationsgebied' (Oranjewoud, augustus 2012) zal in deze paragraaf nader worden ingegaan op de verantwoording van het groepsrisico.
Verlaging groepsrisico door eventuele maatregelen aan het transport
Het Basisnet is het resultaat van een langdurig afwegingsproces tot het optimaliseren van de externe veiligheid rond het totale Nederlandse spoorwegennet. Een belangrijke maatregel is dat op veel trajecten, waaronder het traject Amsterdam-Utrecht-aansluiting Betuwelijn, met zogenaamde bloktreinen voor brandbare gassen (LPG) wordt gereden. Dit houdt in dat zo'n trein uitsluitend is samengesteld met LPG-wagons. Bij gemengde treinen met brandbare vloeistoffen is de kans op een zogenaamde warme BLEVE (een exploderende LPG tankwagon als gevolg van een brand nabij zo'n wagon) veel groter. Daarnaast zal een vermindering van het aantal wissels de kansen op ongevallen verminderen. Ook komt op alle plaatsen waar langzamer dan 40 km/uur wordt gereden het zogenaamde ATB-Vv beveiligingssysteem.
Door de wettelijke borging van de uitgangspunten van het Basisnet is de transportbijdrage aan het groepsrisico gefixeerd in een risicoruimte. Als gevolg hiervan is het groepsrisico niet meer te beïnvloeden door maatregelen aan het transport.
Verlaging groepsrisico door maatregelen in de omgeving
Een verlaging van het groepsrisico kan bereikt worden door bebouwing op grotere afstand van het spoor te projecteren en/of het bouwvolume kleiner te maken. Voor Nieuw Hoog Catharijne is dat echter geen optie, daar geldt juist het beleidsmatige uitgangspunt van verdichting. Bundelen van functies rondom een OV-knooppunt is een speerpunt vanuit het ruimtelijk beleid. Verdichting rond het Stationsgebied is eveneens onderdeel van de Nationale Sleutelprojecten van het Rijk.
Maatregelen m.b.t. voorbereiding van bestrijding en beperken omvang van zwaar ongeval
De volgende locatiespecifieke voorwaarden bepalen of een (dreigend) zwaar ongeval goed bestreden kan worden of zelfs voorkomen:
- Bluswatercapaciteit. De totale bluswatercapaciteit wordt voor de bestrijding van een (dreigend) zwaar ongeval op het spoor als voldoende beschouwd.
- Bereikbaarheid. De planlocaties zijn voor de brandweer te bereiken binnen de daarvoor geldende opkomsttijden.
Mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen bij een "dreigend" zwaar ongeval
Naast het beschouwen van de mogelijkheden met betrekking tot voorbereiding van bestrijding en beperken omvang van zwaar ongeval, is het gebruikelijk om de zelfredzaamheid van personen in de omgeving te verantwoorden.
Vluchtmogelijkheden. Bij een dreigende calamiteit moeten personen in staat zijn om snel van de bedreigde plek weg te kunnen komen. Hiervoor is het nodig dat er in voldoende richtingen straten en wegen zijn waarlangs men kan vluchten. Deze mogelijkheden zijn in voldoende mate in het plangebied aanwezig.
Zelfredzaamheid. Gelet op het karakter van het gebied (kantoren, winkels, horeca etc.) kan ervan worden uitgegaan dat de meeste mensen in het gebied een goede gezondheid hebben en mobiel zijn. Dit betekent dat personen zich bij een eventuele dreigende situatie op eigen kracht goed in veiligheid kunnen brengen.
Toekomstige ontwikkelingen
Met betrekking tot de ontwikkeling van het groepsrisico zijn enkele verwachte toekomstige ontwikkelingen vermeldenswaard:
- Toekomstige bouwprojecten in het Stationsgebied.
- Het realiseren van het zogenaamde Doorstroomstation Utrecht (DSSU).
In het Stationsgebied zullen nog meer ontwikkelingen plaatsvinden. Bij het vaststellen van het Basisnet zijn onder andere alle toekomstige verwachte ontwikkelplannen bij gemeenten in beschouwing genomen. Dit is gedaan om het vervoer optimaal te faciliteren en tegelijkertijd toekomstige plannen bij gemeenten niet te frustreren. Voor het bepalen van de risicoruimte is daartoe rekening gehouden met de hoogtes van groepsrisico's, waarbij al die toekomstige ontwikkelingen in de berekeningen zijn meegenomen, dus ook alle toekomstplannen voor het Stationsgebied. Dit heeft geresulteerd in een groepsrisicohoogte dat ontstaat nadat al die toekomstige plannen zijn gerealiseerd.
Voor het Stationsgebied, waar het plangebied onderdeel van is, zal het groepsrisico uiteindelijk 0,037 maal de oriëntatiewaarde bedragen. Dit is dus nog steeds ruim beneden de oriëntatiewaarde.
Er bestaan plannen om tot een betere doorstroming van het treinverkeer door Utrecht te komen, zowel voor personenvervoer als goederenvervoer. Die plannen worden aangeduid als het Doorstroomstation Utrecht (DSSU). Dit zal in ieder geval leiden tot een afname van het aantal wissels. Voor het transport van gevaarlijke stoffen zal dit wellicht leiden tot een verschuiving van het spoor waarover de meeste transporten zullen plaatsvinden. Ook zal naar verwachting het transport met grotere snelheid plaatsvinden. Deze wijzigingen zullen van invloed zijn op de risicosituatie binnen het Stationsgebied. Te zijner tijd zal de afweging van die risicosituatie en de toetsing aan het Basisnet moeten plaatsvinden in het kader van een tracé- of vervoersbesluit.
5.5.4 Conclusie
Plaatsgebonden risico
Voor de spoorlijn Amsterdam-Utrecht-aansluiting Betuwelijn bestaat volgens het Basisnet (vertaald naar de circulaire Rnvgs) geen PR=10-6 contour. Ook zijn volgens het Basisnet geen plasbrandaandachtsgebieden (PAG) aanwezig. Voor het onderhavig bestemmingsplan is toetsing aan het PR en PAG daarom niet aan de orde.
Groepsrisico
In een risicoanalyse voor een specifiek bestemmingsplan wordt in beeld gebracht op welke wijze een ontwikkeling bijdraagt aan het groepsrisico in een bepaald gebied. Bij de berekeningen die hiervoor zijn uitgevoerd is voor de omvang van het vervoer gebruik gemaakt van de transportaantallen in de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.
Zonder de herontwikkeling van Hoog Catharijne bedraagt het groepsrisico 0,021 maal de oriëntatiewaarde. Na herontwikkeling van Nieuw Hoog Catharijne zal het groepsrisico 0,024 maal de oriëntatiewaarde bedragen. De herontwikkeling van Nieuw Hoog Catharijne draagt dus in zeer beperkte mate bij aan het totale groepsrisico rond het Stationsgebied.
5.6 Luchtkwaliteit
5.6.1 Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen)
Artikel 5.16 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) geeft een limitatieve opsomming van de bevoegdheden waarbij luchtkwaliteitseisen een directe rol spelen, zoals bij bestemmingsplannen. Een bestemmingsplan kan worden vastgesteld indien:
- 1. aannemelijk is gemaakt dat geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- 2. een project – al dan niet per saldo – niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- 3. aannemelijk is gemaakt dat de ontwikkelingen niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de concentratie PM10 (fijn stof) en NO2 (stikstofdioxide) in de buitenlucht;
- 4. het voorgenomen besluit is genoemd of is niet in strijd is met het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
Het NSL is een samenwerkingsprogramma tussen rijk, provincies en gemeenten, dat erop is gericht om in gebieden waar de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden) de luchtkwaliteit te verbeteren. Nederland heeft van de Europese Commissie uitstel (derogatie) gekregen van de termijnen waarbinnen aan de grenswaarden moet worden voldaan. Het NSL heeft ter onderbouwing gediend van de derogatie. In juni 2011 moet aan de norm voor fijn stof (PM10) worden voldaan en op 1 januari 2015 aan de norm voor stikstofdioxide (NO2).
5.6.2 Plansituatie en conclusie
De 'in betekenende mate (IBM)' projecten zijn meegenomen in de gebiedsgerichte programma's van het NSL. Deze projecten worden niet meer beoordeeld op de afzonderlijke effecten op de luchtkwaliteit, maar zijn reeds in het NSL meegenomen. In het NSL is een van de genoemde ontwikkelingen het programma van het Structuurplan Stationsgebied Utrecht. De ontwikkeling van Nieuw Hoog Catharijne is als zodanig opgenomen en beschreven in het NSL. Het onderhavige project past binnen de totale omvang van het IBM project en derhalve binnen het NSL. In dit kader wordt dan ook voldaan aan artikel 5.16 lid 1, onder d van de Wet milieubeheer. Uit oogpunt van luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor de vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan.
5.7 Bodemkwaliteit
5.7.1 Wettelijk kader
Bij het bestemmingsplan dient getoetst te worden of de bodemkwaliteit geschikt is of geschikt gemaakt kan worden voor de geplande functies. Het gemeentelijk bodembeleid gaat uit van de volgende algemene uitgangspunten uit de Wet bodembescherming:
- Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er toch bodemverontreiniging ontstaat moet de bodem direct worden gesaneerd. Een geval van bodemverontreiniging waarbij de verontreiniging geheel of grotendeels na 1987 is ontstaan is een "nieuw geval". Deze zorgplicht houdt in dat nieuwe gevallen van bodemverontreiniging zoveel mogelijk ongedaan dienen te worden gemaakt.
- Overige gevallen van ernstige bodemverontreiniging moeten binnen een bepaalde termijn worden gesaneerd als er tevens sprake is van risico's. Het gaat daarbij om humane of milieuhygiënische risico's en om risico's voor verspreiding van de verontreiniging. De sanering gebeurt functiegericht en kosteneffectief.
- Nieuwbouw op of graafwerkzaamheden in een geval van ernstige bodemverontreiniging zijn ongeacht de risico's niet toegestaan zonder saneringsmaatregelen.
- Hergebruik van (schone of licht verontreinigde) grond kan bij onverdachte terreinen plaats vinden op basis van de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan.
Bij een aanvraag van een omgevingsvergunning dient een bodemonderzoek conform de NEN 5740 te worden verricht. Op basis van dit onderzoek wordt beoordeeld of de locatie geschikt is voor de geplande functie of dat er nog een nader onderzoek en/of een bodemsanering noodzakelijk is, voordat de locatie geschikt is voor de geplande functie. Als er voor de bouwwerkzaamheden een grondwateronttrekking nodig is, moet rekening gehouden worden met nabij gelegen grondwaterverontreinigingen.
5.7.2 Plansituatie
Voor de herontwikkeling van Nieuw Hoog Catharijne zijn 5 relevante bodemonderzoeken uitgevoerd:
- Vooronderzoek Smakkelaarsveld te Utrecht (Tauw bv, kenmerk R001-4748654EHT-agv-V01-NL, d.d. 17 februari 2011);
- Vooronderzoek Nieuwe Stationsstraat e.o. te Utrecht (Tauw bv, kenmerk R001-4748066EHT-Agv-V01-NL, d.d. 16 februari 2011);
- Aanvullend bodem- en verhardingenonderzoek Nieuwe stationstraat, Utrecht (Movares, kenmerk BO-JC-120006812-versie 1.0, d.d. 28 maart 2012);
- Vooronderzoek Catharijnesingel Midden en Zuid te Utrecht (Tauw bv, kenmerk R001-4760098ECZ-agv-V01-NL, d.d. 18 maart 2011);
- Aanvullend (bodem)onderzoek aanleg diepriool Catharijnesingel (Tauw bv, kenmerk R001-4787296EHT-agv-V03-NL, 16 juni 2011).
Uit de onderzoeken blijkt het volgende:
- Op de locatie zijn diverse voormalige bodembedreigende activiteiten aanwezig, zoals benzineservicestations, diverse soorten werkplaatsen, kopergieterij, verfspuiterij, gedempte watergangen en onderhoudgarage bussen en vrachtwagens. Indien ter plaatse van de activiteiten grondwerkzaamheden plaatsvinden, worden de voormalige activiteiten nader onderzocht.
- Ter plaatse van de geplande overbouwing Catharijnesingel zijn lichte verontreinigingen in de grond aanwezig, waardoor rekening gehouden moet worden met meerkosten bij grondafvoer.
- Ter plaatse van de geplande overbouwing Catharijnesingel zijn in het ondiepe grondwater lichte verontreinigingen aanwezig en in het diepe grondwater sterke verontreinigingen.
- Ter plaatse van het geplande Stationsplein-Oost zijn over het algemeen lichte tot matige verontreinigingen in de grond aanwezig. Daarnaast zijn vijf gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig: op busstation Noord een verontreiniging met minerale olie in grond en grondwater, op busstation Zuid een verontreiniging met minerale olie in grond en grondwater , een verontreiniging met minerale olie in grondwater ter plaatse van de busbuffer op busstation Noord, in het diepe grondwater een verontreiniging met nikkel in het grondwater en geval 355, een verontreiniging met minerale olie en aromaten in grond en grondwater. Voor geval 355 is een beschikt deelsaneringsplan aanwezig. Voor werkzaamheden in gevallen van ernstige bodemverontreiniging moet een saneringsplan of een BUS-melding worden ingediend. Voor de afzet van grond en het bepalen van de hergebruikmogelijkheden kan het noodzakelijk zijn partijkeuringen te verrichten.
Voor een grootschalig gebied rond de binnenstad is sprake van omvangrijke diepere grondwaterverontreinigingen met vluchtige organische chloorkoolwaterstoffen (VOCl). Om deze verontreinigingen te kunnen aanpakken en beheren, om de omgeving te beschermen en om de ondergrond te kunnen benutten zijn een beleidsregel en een saneringsplan (Biowasmachine) opgesteld, met een gebiedsgerichte aanpak. Het plangebied ligt binnen dit gebied. Dit betekent dat bij activiteiten die ingrijpen in de ondergrond zoals bouwputbemaling en WKO-systemen (bodemenergie) geen rekening gehouden hoeft te worden met de verplaatsing van VOCl verontreinigingen. Hier moet wel een melding van gedaan worden bij de gemeente Utrecht die beoordeelt of de activiteiten binnen de randvoorwaarden van de gebiedsgerichte aanpak uitvoerbaar zijn.
5.7.3 Conclusie
Met in achtneming van bovenstaande voorwaarden voor onderzoek en/of sanering vormt de bodem geen belemmering voor het plan. Er moet rekening gehouden worden met aanvullende saneringskosten en eventuele proceduretijd.
5.8 Flora En Fauna
5.8.1 Kader
Het groenstructuurplan is in april 2007 vastgesteld en geldt sindsdien als vigerend groenbeleid. In het groenstructuurplan zijn de bestaande en wenselijke groenstructuren (ecologisch recreatief en cultuurhistorisch) vastgelegd. Aan het Groenstructuurplan is een uitvoeringsprogramma gekoppeld: het Meerjaren Groen Programma.
Het groenstructuurplan heeft drie belangrijke doelen; recreatiegebieden om de stad aanleggen, verbindingen aanleggen tussen groen in de stad en groen om de stad en de kwaliteit van het groen in de stad verbeteren. Voor een goed functioneren van het groen zijn de verbindingen tussen groene kerngebieden noodzakelijk.
Op stedelijk niveau is een goede stedelijke groenstructuur een gelijkwaardig belang naast andere stedelijke belangen. De bestaande elementen van de stedelijke groenstructuur worden beschermd. De menging van stedelijk groen met andere functies is in principe mogelijk. De randvoorwaarde is dat het groene karakter, de kwaliteit en het gebruik van het groen wordt behouden of verbeterd. Een eventuele aantasting van bestaand stedelijk groen wordt elders gecompenseerd. Verandering van functie kan alleen na een bestuurlijke afweging.
Flora- en Faunawet
Onder de Flora en Faunawet zijn diverse dier- en plantensoorten beschermd via verbodsartikelen en een algemene zorgplicht. Deze geldt voor alle dieren en planten en hun directe leefomgeving.
Alle Nederlandse flora en fauna is beschermd en de wet legt een zorgplicht op ten aanzien van alle planten en dieren. . Dat betekent dat dieren en planten niet verstoord, verontrust of gedood mogen worden. Er is echter wel verschil in beschermingsgradatie. De Nederlandse flora- en fauna is verdeeld in drie categorieën, die elk een andere bescherming genieten. Er wordt gesproken over tabel 1 soorten, tabel 2 soorten inclusief broedvogels en tabel 3 soorten. Tabel 3 soorten genieten de zwaarste bescherming.
De ontwikkelingen en uitvoering van plannen mogen niet in strijd zijn met de Flora- en faunawet en de internationale verplichtingen (Vogel- en Habitatrichtlijn). Daarom dient er bij dergelijke plannen eerst zorgvuldig onderzoek te worden gedaan naar de aanwezigheid van beschermde dier- en plantensoorten en de effecten van de plannen hierop. Bij ingrepen waar beschermde planten of diersoorten in het geding zijn dient in het kader van de verbodsartikelen een compensatieplan of mitigatieplan te worden geschreven. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat geen ontheffing meer kan worden verleend voor 'ruimtelijke ingrepen' zonder dat sprake is van een dwingende reden van groot openbaar belang. Het ministerie EL&I heeft daarom gesteld dat met mitigerende maatregelen moet worden voorkomen dat verbodsbepalingen worden overtreden.
Wanneer er sprake is van aanhaking bij een omgevingsvergunningsprocedure in het kader van de Wabo, dient er in gevallen waarin er een ontheffing moet worden aangevraagd, een verklaring van geen bedenkingen worden gevraagd bij het ministerie EL&I.
5.8.2 Plansituatie
Het plangebied is een onderdeel van de stedelijke groenstructuur. Dit betekent dat inspanningen gepleegd moeten worden om de samenhangende structuur van stedelijk groen te beschermen en zo mogelijk verder te ontwikkelen en te verbeteren.
In het (recente) verleden zijn diverse onderzoeken/studies gedaan naar de flora en fauna in het stationsgebied. De voor het plangebied Nieuw Hoog Catharijne (NHC) relevante rapportages hierover zijn:
- Vleermuizen- en gierzwaluwonderzoek Hoog-Catharijne Utrecht, Tauw, 7 november 2007;
- Quick scan stationsgebied Utrecht, Tauw, 10 maart 2008;
- Ecologisch onderzoek stationsgebied Utrecht, Tauw, 20 januari 2009.
Omdat het voorkomen van met name vleermuizen en gierzwaluwen in het plangebied NHC niet éénduidig uit deze rapportages naar voren komt, in combinatie met het feit dat genoemde onderzoeken enigszins verouderd zijn, is in maart 2012 opnieuw een quickscan uitgevoerd om na te gaan hoe de actuele situatie er uitziet. De bevindingen zijn weergegeven in de notitie "Update ecologisch onderzoek Hoog-Catharijne: Quickscan" (Tauw, 26 april 2012).
Op basis van dat onderzoek wordt geconcludeerd dat de aanwezigheid van nestlocaties van gierzwaluwen en vaste verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuissoorten niet kunnen worden uitgesloten. Nader onderzoek naar gierzwaluwen is noodzakelijk om vast te stellen of nestlocaties aanwezig zijn en worden aangetast door de voorgenomen werkzaamheden. Nader onderzoek naar vleermuizen is noodzakelijk om vast te stellen of vaste verblijfplaatsen aanwezig zijn en worden aangetast door de voorgenomen werkzaamheden. Beide onderzoeken worden in de periode van respectievelijk begin juni tot begin juli 2012 en half april tot eind september 2012 uitgevoerd.
Indien de werkzaamheden leiden tot aantasting, dienen mitigerende en/of compenserende maatregelen te worden getroffen. Het plan biedt (mits noodzakelijk) een kader voor het treffen van de mitigerende of compenserende maatregelen. Indien aantasting onverhoopt niet kan worden voorkomen, dient ontheffing van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd.
Tenslotte is op 2 juli 2012 een Notitie 'Mogelijkheden voor mitigatie bij de aanwezigheid van vleermuizen en gierzwaluwen in Hoog-Catharijne' opgesteld door TAUW. In die notitie komt naar voren dat maatregelen kunnen worden getroffen waardoor eventuele negatieve effecten voldoende worden gemitigeerd. Hierbij ligt het in de lijn der verwachting dat een eventuele ontheffing van de Flora- en faunawet kan worden verleend.
5.9 Windhinder En Bezonning
5.9.1 Kader
In het Referentiekader Openbare Ruimte van het Stationsgebied is aangegeven dat de belevingskwaliteit belangrijk is. Vier aspecten worden genoemd die bij elk hoog bouwwerk van belang zijn, zon/schaduw, stank-geur, spraakverstaanbaarheid en wind. Afhankelijk van de aanwezige of beoogde functies in de (semi-)openbare ruimte zal deze hinder- of overlastsituatie meer of minder storend worden ervaren en zo een positief of negatief effect op de beleving geven. Uit onderzoeken zal moeten blijken of aanwezige of beoogde functies passen in de nieuw ontstane belevingskwaliteit in die ruimte.
5.9.2 Plansituatie Windklimaat
De toevoeging van het Poortgebouw en aanpalende bouwinitiatieven mogen geen gevaarlijke situatie opleveren en afhankelijk van de beoogde functies in de (semi-)openbare ruimte, zoals lopen, wandelen, verblijven of recreëren, moet het windkwaliteit 'goed' zijn. Een simulatie van de wisselwerking beoogde functies en windklimaat maken met de nadruk op de functies verblijven en recreëren.
5.9.3 Conclusie windklimaat
Op basis van het rapport 'Windklimaatonderzoek Nieuw Hoog Catharijne, PEUTZ, 17 september 2009' kan de conclusie getrokken worden dat sprake een goed windklimaat verwacht kan worden in het plangebied. Lokaal zijn er wel enkele aandachtsgebieden aangewezen.
Met extra aandacht voor het aspect windhinder is het deel van het plangebied ter plaatse van Stationsplein Oost beschouwd. Het rapport 'Windklimaatonderzoek Stationsallee Nieuw Hoog Catharijne Utrecht inzake te verwachten windklimaat op loop- en verblijfsniveau ', Peutz, 15 juni 2012 wordt in het plangebied tussen Nieuw Hoog Catharijne en de OV-terminal in alle beschouwde situaties een overwegend goed windklimaat verwacht. Hierbij dient opgemerkt te worden dat op het verhoogde Stationsplein Oost niet overal aan kwaliteitsklasse A wordt voldaan bij de activiteit 'Langdurig zitten'. Daarnaast voldoet niet elke entree aan kwaliteitsklasse A voor de activiteit 'slenteren'. Bij de uitwerking van het ontwerp zal rekening gehouden worden met de knelpunten op het gebied van windhinder. Door aanpassingen aan de bebouwing en/of op het plein zal ervoor gezorgd worden dat de windhinder zoveel mogelijk beperkt wordt. Het bestemmingsplan biedt een kader om deze wenselijke aanpassingen te faciliteren.
5.9.4 Plansituatie bezonning
Afhankelijk van de beoogde functies in de (semi-)openbare ruimte, zoals lopen, wandelen, verblijven of recreëren, moet de zon/schaduw situatie 'goed' zijn. In het kader van de Bezonning van de omgeving van het plangebied is een bezonningsstudie (Altoon + PorterArchitects, APA #25004.03) uitgevoerd waarin de bestaande situatie is vergeleken met de toekomstige situatie op basis van de beoogde ontwikkelingen. De bezonningsstudies zijn uitgevoerd voor de dagen 19 februari, 21 maart, 21 juni en 21 december om 9.00 uur, 12.00 uur, 15.00 uur en 17.00 uur. Op basis van deze simulatie kan een oordeel geveld worden hoe de toekomstige functies in de openbare en private ruimte en de geplande nieuwbouw op verschillende momenten op de dag en door het jaar heen beschenen en beschaduwd worden. Vooral als de beoogde functie een recreatief karakter heeft is zon in het voor- en najaar van belang. Ook woningen zullen een aantal uren van de dag zoninstraling mogen verwachten.
5.9.5 Conclusie bezonning
Uit de studie blijkt dat het plangebied is gelegen in een sterk stedelijke omgeving. De verschillende bouwmassa's zijn over het algemeen hoog en staan dicht op elkaar. Toch zijn er tussen deze gebouwen in de openbare ruimte (langs de nieuw gemaakte Catharijnesingel bij het Muziekpaleis) en in het private gebied (de binnentuin van de woningen op het Entreegebouw) gebieden die vanuit de beoogde functie baat hebben bij bezonning. Uit de bezonningstudie blijkt dat in de toekomstige situatie deze genoemde gebieden in het (vroege) voorjaar gedeeltelijk in de schaduw vallen van de nieuwbouw over de Catharijnesingel. Ook de woningen in/nabij het zuidwest deel van het Entreegebouw zullen schaduw ondervinden van die nieuwbouw. Deze schaduw treedt op in de middag en namiddag. In de ochtend is er wel sprake van een goede zonsituatie.
5.10 Water
5.10.1 Beleidskader
“Water voorop!” Waterbeheerplan 2010-2015
Het waterbeheerplan beschrijft in hoofdlijnen de belangrijkste doelen en maatregelen die het waterschap de komende zes jaar wil bereiken en uitvoeren. In het plan staat hoe Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden zorgt voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem. In het waterbeheerplan zijn onder andere de maatregelen voor de KRW vastgelegd. Voor de maatregelen geldt een resultaatsverplichting voor eind 2015. De doelen die aan deze maatregelen ten grondslag liggen zijn vastgelegd in het Waterplan van de Provincie Utrecht.
Voor ruimtelijke ontwikkelingen geldt het principe van duurzaam waterbeheer. Het uitgangspunt voor de planontwikkeling is dat het gebied hydrologisch neutraal moet worden ontwikkeld met als doel dat de planontwikkeling geen gevolgen heeft voor het grond- en oppervlaktewater en de waterkwaliteit. Daarmee wordt geborgd dat de ontwikkeling van het gebied met betrekking tot wateraspecten duurzaam is.
Waterstructuurvisie (Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, 2002)
Water speelt een steeds grotere rol in onze samenleving. Functies zijn afhankelijk van de beschikbaarheid van water. Daarnaast verandert het klimaat. Daarom heeft water in de toekomst meer ruimte nodig. In de Waterstructuurvisie presenteert het waterschap zijn integrale visie op een duurzaam waterbeheer op de lange termijn. Doelen hierbij zijn:
- a. het gewenste veiligheidsniveau tegen overstroming en wateroverlast is gegarandeerd;
- b. er is sprake van een goede waterkwaliteit;
- c. de ecohydrologische variatie binnen het plangebied is hersteld;
- d. de bodemdaling is verminderd of zo mogelijk stopgezet;
- e. er zijn goede gebruiksmogelijkheden van het plangebied voor verschillende maatschappelijke functies;
- f. er is voldoende water van voldoende kwaliteit beschikbaar om dit mogelijk te maken;
- g. de landschappelijke betekenis van water is behouden of versterkt.
In de structuurvisie zijn gebiedsspecifieke doelstellingen en maatregelen gedefinieerd. Ook staat het streefbeeld voor 2050 beschreven, gebaseerd op de volgende principes:.
- Vasthouden, bergen, afvoeren;
- voorkomen, scheiden of schoon maken van vuilemissies;
- vergroten zelfvoorzienendheid en duurzame inrichting;
- grondwater als ordenend principe.
Het streefbeeld kan niet los worden gezien van het toekomstige grondgebruik binnen ons beheergebied. Enerzijds vraagt het streefbeeld op een aantal plaatsen om meer ruimte voor water. Anderzijds kan het streefbeeld alleen worden bereikt indien het grondgebruik meer op de waterdoelstellingen wordt afgestemd. Voor de drie belangrijkste functies - wonen/werken, landbouw en natuur - is daarom in kaart gebracht of en hoe deze functies passen bij een duurzaam waterbeheer. Dit is in combinatie met het streefbeeld vertaald naar een visie op het toekomstig gewenste grondgebruik in ons werkgebied.
Ruimtelijke ontwikkelingen
Elke ruimtelijke ontwikkeling kan invloed hebben op water. Niet alleen bouwen nabij of op een waterkering, maar ook een toename van verhard oppervlak. Een ruimtelijke ontwikkeling moet minimaal voldoen aan de belangrijkste minimale voorwaarde: “het standstill beginsel”. Dit beginsel houdt in dat door het plan geen verslechtering van de waterhuishouding mag ontstaan. In het kader van een watertoetsproces moeten de gemeente en het waterschap zoeken naar kansen om het watersysteem te verbeteren en duurzaam in te richten. Voor elke toename van verharding van meer dan 500 m2 in stedelijk gebied is een Watervergunning nodig.
5.10.2 Plangebied
Het vergroten/verbreden van de traverse over de Catharijnesingel heeft geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding. In de huidige situatie is het plangebied vrijwel volledig verhard. Het verhard oppervlak neemt ten gevolge van deze ontwikkeling niet toe. Dit bestemmingsplan ligt in het deelgebied Stationsgebied Oost, de openbare ruimte rondom de Catharijnesingel is onderdeel van het project Catharijnesingel Zuid. Hierbij wordt de totale openbare ruimte opnieuw ingericht waarbij het aanpassen van de lokale rioleringsstructuur ten behoeve van het terugbrengen van de voormalige Catharijnesingel het belangrijkste element vormt. In dit kader wordt verwezen naar het 'Structuurplan Water en Riolering'
(IBU, d.d. 09-11-2007) waarin het kader voor de omgang met het vuil- en hemelwater in het plangebied beschreven wordt. Het hemelwater dat op de daken van de aangrenzende panden valt, kan rechtstreeks op de singel worden geloosd. Het vuilwater kan op de bestaande (en aan te passen) gemengde riolering worden aangesloten. Verkeersintensieve (vuile)verhardingen dienen op het gemengd stelsel af te wateren. Door het opengraven van de Catherijnesingel neemt het areaal aan open water fors toe. In het structuurplan is gesteld dat er door de afkoppelinspanningen en de toename aan open water er voor het totale stationsgebied geen compensatie voor een toename van verhard oppervlak vereist is. De onder de traverse geprojecteerde Catharijnesingel dient als open water te worden bestemd. Dit nieuwe oppervlaktewater krijgt de status primaire watergang. De status van watergangen is van belang voor de breedte van de beschermingszone: de breedte van de beschermingszone aan weerszijden van watergangen is vastgelegd in de legger en bedraagt 5 meter voor primaire watergangen. De beschermingszone in het kader van de Keur van het waterschap (schouwstrook) langs de Catherijnesingel is niet opgenomen op de plankaart en de bestemmingsregels. Argument is dat deze strook langs de Catherijnesingel al (deels) bebouwd is. Daarnaast vindt beheer en onderhoud niet vanaf de oever plaats, maar vanaf het water.
Geconcludeerd kan worden dat, op basis van de plannen die worden mogelijk gemaakt in onderhavig bestemmingsplan, het waterbeheer en het watersysteem niet negatief beinvloed wordt.
Wegzijgen oppervlaktewater
Het opengraven van de Catharijnesingel en de Leidsche Rijn leidt zonder aanvullende maatregelen tot een verdere toename van wegzijging van oppervlaktewater naar grondwater in de stadskern van Utrecht. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden stelt in haar brief met een 'Reactie op Structuurplan riolering en waterhuishouding Stationsgebied' (datum 08-08-2007, kenmerk 176935) hierover het volgende: "In het huidige waterhuishoudkundige stelsel treedt een aanzienlijk verlies van oppervlaktewater op. Door het vervangen van de huidige spuikokers langs de lopen van de Catharijnesingel en de Leidsche Rijn is de kans groot dat het verlies toeneemt. Wij vragen u in het structuurplan op te nemen dat nieuwe open waterlopen een waterdichte bodem krijgen; er mag geen wegzijging plaatsvinden uit de nieuwe Catharijnesingel en Leidsche Rijn." 'Wegzijging' vindt plaats wanneer het oppervlaktewaterpeil structureel hoger ligt dan het grondwaterregime. Infiltratie van het grachtwater in de zandige ondergrond van de binnenstad leidt in droge perioden tot een tekort aan water, op jaarbasis is dit verlies aanzienlijk (gemiddeld 1 tot 2 m3/s). Daarnaast kan het wegzijgende oppervlaktewater voor grondwateroverlast zorgen bij aangrenzende bebouwing.
In overleg met de waterbeheerders van de gemeente en het waterschap is besloten om in 2012 nut en noodzaak en de technische (on)mogelijkheid(en) van een waterdichte bodem te (laten) onderzoeken. Het waterschap zal hierbij nauw betrokken worden door de gemeente, mede om de randvoorwaarden en uitgangspunten te formuleren en een reële kosten-baten balans op te stellen. Een van de aandachtspunten van dit onderzoek zal de consequentie van inzijging voor het lokale grondwaterregime en het risico op grondwateroverlast voor aangrenzende gebouwen betreffen.
5.10.3 Conclusie
Op 18 juni 2012 heeft HDSR een positief wateradvies gegeven in het kader van dit bestemmingsplan.
5.11 Archeologie
5.11.1 Wettelijk kader
In 1992 heeft Nederland het Europese Verdrag van Malta ondertekend en in 1998 geratificeerd. Doel van dit verdrag is een betere bescherming van het Europese archeologische erfgoed door een structurele inpassing van de archeologie in ruimtelijke ordeningstrajecten. Eén van de belangrijkste uitgangspunten van het Verdrag van Malta is dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ in de bodem bewaard dienen te blijven. Alleen als behoud in situ niet mogelijk is, wordt overgegaan tot behoud van de archeologische informatie ex situ, door middel van opgraven en bewaren in depot. Een ander uitgangspunt is dat het onderzoek naar de aanwezigheid van archeologische waarden in een zo vroeg mogelijk stadium dient plaats te vinden, zodat hiermee bij de planontwikkeling rekening gehouden kan worden. Een derde uitgangspunt is het 'de verstoorder betaalt principe'. Alle kosten die samenhangen met archeologisch onderzoek dienen worden betaald door de initiatiefnemer van de geplande bodemingrepen. Ten slotte richt het Verdrag van Malta zich tevens op een toename van kennis, herkenbaarheid en beleefbaarheid van het archeologische erfgoed.
Het Verdrag van Malta heeft in Nederland geresulteerd in een ingrijpende herziening van de Monumentenwet uit 1988, die op 1 september 2007 met de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht is geworden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. In de nieuwe wetgeving is de bescherming van het archeologische erfgoed, de inpassing hiervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van het archeologische onderzoek geregeld. Op grond van artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet een bestemmingsplan rekening houden met de archeologische resten in de grond. Om te kunnen bepalen op welke wijze de bestemmingsregeling rekening moet houden met de archeologie (artikel 38a Monumentenwet 1988) moet onderzoek, veelal bureauonderzoek, worden gepleegd. De resultaten daarvan worden beschreven in de toelichting van het bestemmingsplan, waarbij wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan bij moet dragen aan de bescherming van de archeologie.
5.11.2 Verordening en bestemmingsplan
De gemeente Utrecht heeft ervoor gekozen ter bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen een verordening op te stellen voor het hele grondgebied van de gemeente. In de verordening op de archeologische monumentenzorg is een vergunningenstelsel opgenomen ter bescherming van het archeologische erfgoed, waarmee de wettelijk vereiste bescherming kan worden geboden. In bestemmingsplannen wordt verwezen naar de verordening en een regel opgenomen (dubbelbestemming Waarde - Archeologie). In deze dubbelbestemming is opgenomen dat de voor Waarde- archeologie aangewezen gronden mede zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachtingen. Met deze specifieke gebruiksregel wordt geregeld dat onder een met het bestemmingsplan strijdig gebruik in ieder geval wordt begrepen het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg. Door de verordening en de daarbij behorende archeologische waardenkaart is de bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen in de bodem van de gemeente Utrecht gewaarborgd en zijn verstoringen van de bodem vanaf een op de archeologische waardenkaart aangegeven oppervlakte en diepte vergunningplichtig.
5.11.3 Gemeentelijke archeologische waardenkaart
De Archeologische Waardenkaart van de gemeente Utrecht ligt ten grondslag aan de verordening op de archeologische Monumentenzorg. Deze waardenkaart is geënt op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarde (IKAW) van de provincie en op de kennis en ervaring opgedaan in tientallen jaren archeologisch onderzoek in de stad. Hij geeft inzicht in de ligging van beschermde archeologische rijksmonumenten, gebieden van hoge archeologische waarde, gebieden van hoge archeologische verwachting en gebieden van archeologische verwachting en bij welk te verstoren oppervlakte en diepte een vergunningsplicht geldt. In de op de waardenkaart aangeduide gebieden waar een vergunningplicht geldt zal van toekomstige initiatiefnemers tot bodemverstorende activiteiten een inspanning vereist worden om resten uit het verleden op te sporen en zo nodig veilig te stellen.
Beschermde archeologische rijksmonumenten worden op grond van de Monumentenwet 1988 beschermd. Aantasting van de beschermde archeologische monumenten is niet toegestaan. Eventueel dubbel ruimtegebruik is mogelijk, mits de gekozen bestemming zich duurzaam verhoudt met de in het terrein aanwezige archeologische waarden. Voor dubbel ruimtegebruik is een vergunning krachtens de Monumentenwet vereist.
Gebieden van hoge archeologische waarde (rood) zijn gebieden waarvan bekend is dat er archeologische waarden zijn, maar die niet beschermd zijn als archeologisch rijks- of gemeentelijk monument. Gebieden van hoge archeologische verwachting (geel) zijn zones waar op grond van eerder uitgevoerd archeologisch onderzoek dan wel op basis van historisch geografisch onderzoek archeologische waarden te verwachten zijn (er wordt een middelhoge tot hoge dichtheid aan archeologische vondsten of sporen verwacht). Bij gebieden met een archeologische verwachting (groen) zijn de verwachtingen lager (er wordt een middelhoge dichtheid aan archeologische vondsten of sporen verwacht). Voor deze gebieden geldt de gemeentelijke Verordening op de Archeologische Monumentenzorg.
Daarnaast zijn op de kaart witte gebieden aangewezen. Voor deze zones geldt geen verwachting en geen vergunningstelsel.
5.11.4 Plangebied
Het plangebied Nieuw Hoog Catharijne bevindt zich op de gemeentelijke archeologische waardenkaart deels in een gebied met een archeologische verwachting (groen), deels in een gebied met hoge archeologische verwachting (geel) en deels in een gebied met hoge archeologische waarde (rood).
5.11.5 Conclusie
Het plangebied Nieuw Hoog Catharijne bevindt zich op de gemeentelijke archeologische waardenkaart deels in een gebied met een archeologische verwachting (groen), deels in een gebied met hoge archeologische verwachting (geel) en deels in een gebied met hoge archeologische waarde (rood). Voor de groene zone geldt dat, indien de initiatiefnemer bodemingrepen voornemens is, die archeologievergunningsplichtig (groter dan 1000m2 en dieper dan 50cm) hij door een archeologisch onderzoeksrapport moeten aantonen of er al dan niet sprake is van archeologische resten. In de gele zone geldt dit voor ingrepen groter dan 100m2 en dieper dan 50cm en in de rode zone voor ingrepen groter dan 50m2 en dieper dan 50cm. Indien er sprake is van archeologische resten, moet de initiatiefnemer deze laten opgraven. Indien er geen sprake van is, zal het plangebied middels een selectiebesluit archeologisch worden vrijgegeven. Voor het gehele plangebied is de dubbelbestemming Waarde-Archeologie opgenomen.
5.12 Duurzaamheid
5.12.1 Kader
Elk bouwinitiatief moet een bijdrage leveren aan de duurzaamheiddoelen van de gemeente. Daartoe worden initiatiefnemers uitgedaagd om in een visiedocument aan te geven waar zij toe in staat zijn en wat het oplevert voor het Stationsgebied en voor de stad als totaal. Onderwerpen die de revue kunnen passeren zijn de milieubelasting van het materiaalgebruik van draagconstructie, omhulling, afbouw/afwerking en installaties, het terugbrengen van het fossiel energieverbruik, het verbeteren van het binnenmilieu en het effect van het initiatief op de belevingskwaliteit van de (semi-)openbare ruimte. Maar ook meer People georiënteerde onderwerpen zijn van belang.
Teneinde het initiatief eenduidig en onafhankelijk te beoordelen, zal er voor een bouwwerk een prestatie-eis gerichte beoordeling gemaakt worden
De gemeente Utrecht heeft de ambitie om in 2030 als grondgebied CO2-neutraal te zijn. Dit vereist een stevige inspanning van alle betrokken partijen. Voorwaarde voor het kunnen realiseren van de nodige maatregelen, ook op gebouwnivo, is een optimale energie-infrastructuur op bouwblok-, buurt- en wijknivo. Daarbij kan het gaan over het gebruik van stadsverwarming als dat in de nabijheid ligt. Ook andere technieken kunnen de behoefte aan fossiele energie beperken zoals het inzetten van warmtepompen met bijvoorbeeld warmte-koude opslag in de bodem. Maar de belangrijkste eerste stap is een goed geïsoleerd en kier/naad-dicht gebouw, rekening houdend met gezondheidscondities.
Een reële bijdrage aan de gemeentelijke energieambitie vereist een energieprestatie ruim boven het wettelijk vereiste. De wettelijke eis ligt vast in het Bouwbesluit, en verplicht nu dat nieuwe woningen een Energie Prestatie Coëfficient hebben van 0,6. Op termijn wordt die wettelijke eis verder aangescherpt. De gemeente daagt bouwinitiatiefnemers uit veel beter (>40%) onder de wettelijke EPC te scoren.
5.12.2 Plansituatie & conclusie
Iniatiefnemer Corio geeft in haar concernbrede CSR Report 2010 (Creating value together) aan dat zij voor al haar herontwikkelingen, dus ook Nieuw Hoog Catharijne, streeft naar een BREEAM "Good" en voor ontwikkelprojecten naar BREEAM "very good"- classificering.
Ook het VO Stationsplein-oost is getoetst aan de BREEAM-gebiedsmethodiek. Hierbij is het ontwerp integraal beoordeeld op diverse thema's met betrekking tot duurzaamheid. Op basis van de toetsing naar aanleiding van het VO scoort het gebied Stationsplein-oost "very good" tot "excellent".
5.13 Kabels En Leidingen
Er bevinden zich geen planologisch relevante kabels- en leidingen in het plangebied.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening bepaald dat de gemeenteraad bij vaststelling van het bestemmingsplan een exploitatieplan vaststelt, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd of er geen sprake is van kostenverhaal.
De economische uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd via de BOO Vredenburg en BOO Radboud. Het fietsparkeerprogramma voor een belangrijk gedeelte wordt gefinancierd vanuit het projectbudget OV-Terminal.
De aanleg en inrichting van het openbaar gebied en de kostenaspecten ervan is voorzien de BOO Vredenburg en BOO Radboud met Hoog Catharijne BV en in de POK OVT, voorzover de kosten ervan ten laste van de Gemeente komen zijn deze verantwoord in de betreffende grondexploitatie. De financiele afspraken, die onderdeel uitmaken van de voornoemde overeenkomsten met Hoog Catharijne BV en Prorail houden in, dat de (financiele) rechten van plichten van de partijen over en weer zijn verdeeld en verder kostenverhaal voor de gemeente is uitgesloten.
Het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan met een planologische wijziging kan in beginsel aanleiding geven tot planschade. Het risico op planschade is onderzocht (zie bijlage Risicoinventarisatie planschade, Oranjewoud, november 2010).
Het ligt in de lijn der verwachting dat op de herontwikkeling van Nieuw Hoog Catharijne een positief rendement gehaald kan worden, waarbij de initiatiefnemer in staat geacht mag worden het project te realiseren. Daarbij is het van belang dat de gronden waar de nieuwe ontwikkelingen plaats vinden in erfpacht zijn van en gedeeltelijk nog in erfpacht zullen worden gegeven aan de initiatiefnemer Hoog Catharijne BV. Hoog Catharijne BV is thans reeds eigenaar van het gebied Hoog Catharijne, dat op grond van het bestemmingsplan wordt aangepast. Hoog Catharijne BV zal ook na de voorziene aanpassingen van het gebied Hoog Catharijne eigenaar blijven.
Gezien vorenstaande is het bestemmingsplan derhalve uitvoerbaar.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke wijze burgers en belanghebbenden bij het plan zijn betrokken en op welke wijze zij hierop hebben kunnen reageren.
6.2.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening
Het plan is getoetst aan de vraag of er met dit plan aspecten aan de orde zijn die relevant zijn voor de nationale belangen die de VROM-inspectie behartigt. Daarbij is de brief van de minster van VROM van 26 mei 2009 van belang. Met dit plan zijn geen van de genoemde nationale belangen in het geding, in die zin dat geen van de nationale belangen aan de orde zijn. Er is daarom geen aanleiding om afzonderlijk vooroverleg te voeren.
Het plan is daarnaast getoetst aan de provinciale beleidslijn "Uitvoering beleidslijn nieuwe Wro" (vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 11 november 2008). Op grond van de overleglijst van deze beleidslijn is geen vooroverleg met de provincie nodig.
6.2.2 Advies wijkraad
Op 18 juli 2012 heeft een overleg plaatsgevonden met de wijkraad waarbij het bestemmingsplan Nieuw Hoog Catharijne is gepresenteerd aan een vijftal leden van de wijkraad. Daarna is het concept van het ontwerpbestemmingsplan voor nader commentaar voorgelegd aan de wijkraad. Op 23 augustus 2012 heeft de wijkraad per e-mail aangegeven in te kunnen stemmen met het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 7 Juridische Planopzet
7.1 Inleiding
Sinds 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. De nieuwe Wro is van toepassing op dit bestemmingsplan. Tevens is het bestemmingsplan opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008). De SVBP 2008 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere leesbaarheid, raadpleegbaarheid en helderheid voor de gebruiker en draagt zo bij aan een effectiever en efficiëntere dienstverlening.
7.2 Planvorm
Het bestemmingsplan Nieuw Hoog Catharijne kenmerkt zich door de functionele flexibiliteit die het bestemmingsplan biedt. In dit ontwikkelingsplan is er gekozen voor een bestemmingsregeling die voldoende flexibiliteit biedt voor het uitwisselen van functies.binnen de diverse gebruikslagen. Middels een maximering van het totale verhuurbaarvloeroppervlak aan diverse functies is geborgd dat het bestemmingsplan voldoende rechtszeker is en aansluit op de onderliggende beleidsmatige uitgangspunten en onderzoeken.
Dit bestemmingsplan bevat een regeling voor alle lagen binnen Hoog Catherijne. Er is dus sprake van een regeling in 4 dimensies: lengte, breedte, bouwlagen en gebruik. Doordat het thans - door technische eisen- niet mogelijk is om een kaartbeeld in 4 dimensies te presenteren is door middel van hoogtescheidingslijnen, aanduidingen en aanvullende bepaling in de planregels voorzien in een sluitende regeling. Onderstaand zal per bestemming worden toegelicht hoe deze is vormgegeven en uitgewerkt.
7.3 Opbouw Regels
De opzet van de bestemmingsregels is steeds gelijk:
- bestemmingsomschrijving (met ondergeschikte en nevengeschikte doeleinden);
- bouwregels;
- nadere eisen waar de bestemmingsregeling dat nodig maakt;
- specifieke gebruiksregels, bijvoorbeeld bij wonen een aan huis verbonden beroep of bedrijf.
- afwijken van de gebruiksregels.
7.4 Artikelsgewijze Toelichting
In deze paragraaf wordt per bestemming uitgelegd wat de achtergrond is van een bepaalde bestemming.
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen nader uitgewerkt ten behoeve van een eenduidige planuitleg. Voor zover gebruikte begrippen niet zijn genoemd in artikel 1 wordt aangesloten op het normale taalgebruik.
Artikel 2 Wijze van meten
In dit artikel wordt toegelicht hoe de in het bestemmingsplan opgenomen maatvoeringen worden uitgemeten.
Artikel 3 Centrum
In het bestemmingsplan is ervoor gekozen om maar 1 centrum bestemming op te nemen. Binnen deze bestemming is een breed scala aan functies mogelijk ten behoeve van het goed functioneren van Nieuw Hoog Catharijne. Binnen de bestemming is gestreefd naar een zo maximaal mogelijke flexibiliteit van de uitwisselbaarheid van functies. Dit om te voorkomen dat voor iedere wijzigingen van functie in Nieuw Hoog Catharijne een procedure doorlopen dient te worden.Voor de verschillende functies is wel een maximum oppervlakte opgenomen om te voorkomen dat functies (weliswaar binnen de grenzen van het bouwvlak) onbeperkt kunnen worden uitgebreid.
Binnen deze bestemming zijn onder andere detailhandel, (winkelondersteunende) horeca, kantoren, niet geluidgevoelige maatschappelijke voorzieningen*, vergader- en congresfaciliteiten, hotel, leisure, wonen en evenementen toegestaan, met inbegrip van de daaraan gelieerde functies. Voor de voornoemde functies is tevens het maximaal verhuurbaarvloeroppervlak bepaald, waarbij onderscheid tevens onderscheid is gemaakt in toegestane functies voor bepaalde bouwlagen. De oppervlakten die op basis van het bestemmingsplan gerealiseerd kunnen worden voor de verschillende functies zijn een resultante van de bestaande oppervlakte van de huidige functies tezamen met de privaatrechtelijk overeengekomen uitbreiding van die functies (o.a. detailhandel, leisure, hotel). Ten behoeve van het creeren van levendigheid op straatniveau zijn de publieksaantrekkende functies zoveel mogelijk gebundeld op de lagere niveaus.
Na het vaststellen van de Nota Stallen en Parkeren op 28 maart 2013 is een hernieuwde uitwerking van kracht geworden (Nota Parkeernormen Fiets en Auto) die betrekking heeft op de benodigde (fiets)parkeer capaciteit. Als stimulans voor binnenstedelijke ontwikkelingen, en daarmee voor een aantrekkelijke en bereikbare stad, zijn de autoparkeernormen in betaald parkeergebied verlaagd. Ook schept de gemeente flexibiliteit door de vrijstellingsmogelijkheden van de parkeernormen te verruimen. Hierin zijn tevens fietsparkeernormen vastgelegd. Na vaststelling van de nota is het gangbaar ten aanzien van de parkeernormen een bepaling op te nemen in de regels van het bestemmingsplan. Specifiek voor onderhavig bestemmingsplan zijn deze normen echter niet doorvertaald in de regels. Met initiatiefnemer is de realisatie van voldoende auto- en fietsparkeergelegenheid reeds gewaarborgd. In het onherroepelijke bestemmingsplan Entreegebouw met meegecoordineerde omgevingsvergunning is de realisatie van de Vredenburggarage mogelijk gemaakt. Bij het bepalen van de capaciteit van die garage is rekening gehouden met de integrale herontwikkeling van Nieuw Hoog Catharijne, zodat ook voor dit bestemmingsplan wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Ten aanzien van het fietsparkeren zijn aanvullende privaatrechtelijke overeenkomsten gesloten met initiatiefnemer welke waarborgen dat voldoende fietsparkeergelegenheid wordt gerealiseerd.
De maximale goot- en bouwhoogten staan weergegeven op de verbeelding.
Specifieke functieaanduidingen
Middels een aantal functieaanduidingen is specifiek uiting gegeven aan de wenselijke (ruimtelijk relevante) invulling van de betreffende gronden:
- de aanduiding 'wonen' is opgenomen ter plaatse van de bestaande woningen die zijn gelegen boven het bestaande Hoog Catharijne. Nieuwe woningen worden middels dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt.
- de aanduiding 'railverkeer' maakt het mogelijk de gronden onder het toekomstige Stationsplein Oost ook te gebruiken en in te richten ten behoeve van trambanen en/of aansluiting op het reguliere (trein)spoor;
- de aanduiding 'openbaar vervoer' maakt het mogelijk de gronden ter plaatse van het Stationsplein Oost ook te kunnen aanwenden ten behoeve van (hoogwaardig) openbaar vervoer aangezien de busbanen onder het Stationsplein Oost zullen lopen;
- de aanduiding 'water' is opgenomen ter plaatse van de toekomstige Catharijnesingel. Onder de Stadskamer (onderdeel Catharijneknoop) zal het water van de toekomstige Catharijnesingel doorstromen;
- de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – voetgangerswijkverbindingszone' zorgt ervoor dat er twee looproutes van ieder minimaal 8 meter breed gerealiseerd worden, waarbij de meest noordelijk gelegen verbinding 24 uur per dag openbaar zal zijn. Dit komt voort uit het Structuurplan en is van belang om te zorgen voor een optimale, veilige en voortdurende verbinding van de OV-terminal richting de oude Binnenstad. Via de aanduiding (sv-vwv) 'specifieke vorm van verkeer, voetgangserswijkverbindingszone' is een zoekruimte aangegeven waarbinnen de voetgangersroute moet worden gerealiseerd;
- de aanduiding 'horeca uitgesloten' is opgenomen om ter plaatse van het Gildekwartier de betreffende horecacategorien B tot en met D2 niet toe te staan. Echter, het is uitdrukkelijk niet de bedoeling om de winkelondersteunende horeca hier te weren;
- Er is een bepaling opgenomen die de zichtbaarheid en bereikbaarheid van de maatschappelijke voorziening borgt. De integrale herontwikkeling van Hoog Catharijne zorgt voor een herstructurering van de routes, welke gevolgen zullen hebben voor de ontsluiting van de maatschappelijke voorziening. Reclamant en initiatiefnemer zijn reeds geruime tijd bezig met planvorming omtrent situering en ontsluiting van de maatschappelijke voorziening. Een en ander is ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan nog niet uitgekristalliseerd. Om te voorkomen dat de voorwaardelijke bepaling de flexibiliteit van de door beide partijen gewenste oplossing beperkt is deze bewust algemeen gehouden.
De bepaling beoogt wel voor de eigenaar van de maatschappelijke voorziening tevens een publiekrechtelijke zekerheid te bieden dat een ontsluiting en zichtbaarheid wordt geboden vanaf een openbare voetgangersroute; - De aanduiding 'kantoren' is opgenomen om te regelen dat ter plaatse alleen de bestaande kantoorvolumes toegestaan zijn binnen de aanduiding, uitbreiding is hierdoor niet mogelijk.
Specifieke bouwaanduiding
Middels een aantal specifieke bouwaanduidingen zijn afwijkende regeling met betrekking tot de bouw opgenomen:
- ter plaatse van 'specifieke bouwaanduiding - opbouw' is het toegestaan de maximale bouwhoogte met 3 meter te overschrijden waarbij de bebouwing tezamen maximaal 15% van het gehele bouwvlak mag beslaan. Het opnemen van de aanduiding is tevens ingegeven vanuit stedenbouwkundige kwaliteit, waarbij de gelaagdheid van de bebouwing van belang was om vast te leggen. Hiertoe is tevens opgenomen dat de bebouwing niet aan de rand van de bebouwing ten opzichte van het openbaar gebied gesitueerd mag worden;
- ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' mag de bouwhoogte ten behoeve van een overbouwing niet meer bedragen dan 37 m. Deze bepaling is opgenomen om de overbouwing/ overkapping van het Stationsplein Oost met een bepaalde oversteek over het Paviljoen en Nieuw Hoog Catharijne mogelijk te maken. Dit is van belang om een 'droge' oversteek te kunnen maken van de OV-terminal naar Nieuw Hoog Catharijne.
Overig
Het is, mede vanwege de ruimtelijk-functionele relatie, ten aanzien van het hotel toegestaan dat het uitbaten van het hotel en het uitbaten van de nevenactiviteiten (verstrekken van maaltijden en dranken) door een andere exploitant zal plaatsvinden.
Geluidgevoelige maatschappelijke voorzieningen (conform Wet geluidhinder en Besluit geluidhinder) zijn uitdrukkelijk niet toegestaan.
Artikel 4 Kantoor
Enkele reeds bestaande kantoren waarvan het gehele gebouw als kantoor in gebruik is, heeft de bestemming Kantoor gekregen. Binnen deze bestemming is een bouwvlak opgenomen ter grootte van het huidige gebouw. Middels de functieaanduiding 'gezondheidszorg' (gz) is de bestaande apotheek met bijbehorende ondergeschikte detailhandel toegestaan.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Binnen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is met name bedoeld voor het faciliteren van de noodzakelijke voorzieningen voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer. (Fiets)parkeervoorzieningen, evenementen en terrassen zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Middels specifieke functie-aanduidigingen behoren op daarvoor bedoelde locaties ook (hoogwaardig) openbaar vervoerbanen, railverkeer en waterdoeleinden tot de mogelijkheden.
Artikel 6 Waarde - Archeologie
Voor vrijwel het gehele plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Dit betekent dat bij de bestemmingsplantoets rekening gehouden dient te worden met de archeologische waarden in het plangebied. Bovendien is er een specifieke gebruiksregel opgenomen dat het handelen in strijd met de Archeologieverordening wordt beschouwd als gebruik in strijd met het bestemmingsplan.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel regelt afwijkingsmogelijkheden voor het college van burgemeester en wethouders. Dit heeft primair tot doel enige flexibiliteit in de regels aan te brengen. Ze kunnen worden toegepast als er niet op grond van de bestemmingsregelingen in hoofdstuk 2 al een omgevingsvergunning verleend kan worden. Het gaat dan om een afwijking van maten, afmetingen en percentages, het plaatsen van objecten van beeldende kunst, het realiseren van kleine nutsgebouwtjes.
Specifiek is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor realisatie van luifels. Dit heeft onder meer te maken met de realisatie van terrassen aan de zijde van het Stationsplein Oost in het kader van het gewenste windklimaat kan het noodzakelijk zijn ter plaatse luifels te realiseren.
Artikel 8 Algemene bouwregels
In de bouwverordening zijn ook voorschriften opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vóór deze bepalingen, maar in dit artikel is bepaald welke voorschriften uit de bouwverordening naast het bestemmingsplan van kracht blijven. Het gaat daarbij om voorschriften van stedenbouwkundige aard, zoals de bereikbaarheid van bouwwerken van wegverkeer en brandblus-voorzieningen, bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten, de ruimte tussen bouwwerken en parkeergelegenheid bij gebouwen. Daarnaast regelt dit artikel de mogelijkheid voor (beperkte) overschrijdingen van bebouwingsgrenzen die op de kaart zijn aangegeven.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
De Wabo bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Een algemeen gebruiksverbod hoeft derhalve niet meer in de planregels te worden opgenomen. Het is wel mogelijk om in het bestemmingsplan aan te geven wat onder verboden gebruik in ieder geval wordt verstaan. In dit artikel is opgenomen dat onder verboden gebruik wordt verstaan: onbebouwde gronden te gebruiken als staanplaats voor onderkomens als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan of als stortplaats voor puin en afvalstoffen.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
In dit artikel zijn twee bepalingen opgenomen. De eerste bepaling is een algemene wijzigingsregels die aangeeft dat de grenzen van het plan met maximaal 10 % of 3 m mogen worden overschreden mits dit van belang is voor de technische uitvoering van gebouwen.
De tweede bepaling geeft aan dat het plan gewijzigd mag worden voor het toestaan van een kinderdagverblijf, mits dit uit milieu-oogpunt geen problemen oplevert.
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat een stuk grond dat al eens was betrokken bij het verlenen van een bouwvergunning bij de beoordeling van latere bouwplannen nogmaals wordt betrokken.
Artikel 12 Overgangsrecht
In het nieuwe Besluit op de ruimtelijke ordening (in werking 1 juli 2008) is overgangsrecht opgenomen dat in elk bestemmingsplan moet worden overgenomen. Indien de in het plan opgenomen regels. voor wat betreft gebruik of bebouwing, afwijken van een bestaande legale situatie, dan zijn daarop de overgangsbepalingen van toepassing. De overgangsbepaling heeft tot doel bestaande belangen te respecteren totdat realisering van de nieuwe regels plaatsvindt.
Voor bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, is bepaald dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijking niet wordt vergroot. Gehele vernieuwing is in principe uitgesloten, waaronder ook gefaseerde vernieuwing van een bouwwerk wordt verstaan. Het doel van het overgangsrecht is dat het bestaande bouwwerk in de bestaande staat in stand mag worden gehouden. Uitsluitend na het tenietgaan van het bouwwerk door een calamiteit, waarmee onder andere brand of extreme weersomstandigheden wordt bedoeld, is onder voorwaarden gehele vernieuwing toegestaan. Vergunningplichtige bouwwerken die zonder vergunning zijn opgericht, kunnen door overgangsrecht niet gelegaliseerd worden. Bouwen zonder vergunning is immers een overtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die niet door een regeling in een bestemmingsplan ongedaan kan worden gemaakt. Wel kan met een beroep op het overgangsrecht een aanvraag worden ingediend voor de verbouw van een illegaal bouwwerk. Om te voorkomen dat een dergelijke aanvraag moet worden gehonoreerd, is in de overgangsbepaling van dit plan opgenomen dat deze slechts van toepassing is op legale bouwwerken.
Voor het gebruik dat onder het overgangsrecht valt, is bepaald dat dat gebruik mag worden voortgezet. Het gebruik mag eveneens worden gewijzigd, voor zover de afwijking ten opzichte van het toegestane gebruik niet vergroot wordt. Hiervoor is reeds aangegeven dat illegale bouwwerken niet gelegaliseerd kunnen worden door overgangsrecht. Voor gebruik is dat in principe wel mogelijk maar vanuit het oogpunt van handhaving ongewenst. Gezien het voorgaande is in de overgangsbepaling opgenomen dat het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, van het overgangsrecht is uitgesloten. Ook na het van kracht worden van dit plan kan dus nog met succes handhavend worden opgetreden tegen gebruik dat reeds in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan. Dit laatste is uiteraard mede afhankelijk van andere aspecten, waaronder de vraag of het strijdige gebruik reeds zolang plaatsvindt dat de gemeente haar rechten heeft verwerkt.
Artikel 13 Slotregel
In dit artikel is de naam van het bestemmingsplan, de citeertitel, omschreven.
7.5 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. In de bijlagen bij de regels is een toelichting opgenomen op de Lijst van Bedrijfsactiviteiten.
7.6 Lijst Van Horeca-inrichtingen
Bij dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van de Utrechtse standaardlijst voor horeca-inrichtingen.
Uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening kan, in verband met de overlast die horecabedrijven voor het woon- en leefklimaat kunnen meebrengen, in een bestemmingsplan bij het toelaten van horecabedrijven aan de hand van ruimtelijk relevante criteria als aard, omvang en parkeerdruk een onderscheid gemaakt worden in categorieën horecabedrijven.
In dit bestemmingsplan is een functionele differentiatie in ‘harde’ tot ‘zachte’ typen van horecabedrijven opgenomen. De regeling geeft een kwalitatieve beperking ten aanzien van het type / de categorie horecabedrijf dat zich mag vestigen in de woonomgeving. De regeling beoogt de nadelige invloeden van de vestiging van horecabedrijven op het woon- en leefklimaat in de omgeving te voorkomen.
In de bijlagen bij de regels is een toelichting opgenomen op de Lijst van horeca-inrichtingen.
7.7 Handhaving
Door handhaving controleert de overheid of burgers, bedrijven en bijvoorbeeld overheidsorganen zich aan de wet- en regelgeving houden. Onder handhaving wordt verstaan het door controle (toezicht en opsporing) en het toepassen (of dreigen daarmee) van bestuursrechtelijke sancties, bereiken dat het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd. De handhaving van de van toepassing zijnde regeling binnen de gemeente Utrecht, wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen. Zo wordt namens het college onder andere gehandhaafd op de regels van voorliggend bestemmingsplan. Dit betekent dat de regels voor wat betreft het gebruik en de bebouwingsregels worden gehandhaafd. Dit gebeurt veelal door toetsing tijdens het behandelen van de aanvragen om bouwvergunning, maar kan ook gebeuren als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw of op grond van een eigen constatering indien een bouwwerk of een perceel in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt. Indien er bijvoorbeeld sprake is van illegale ingebruikname van gemeentelijke grond, dan zal hiertegen worden opgetreden.
Doel handhavend optreden
Het doel van het handhavend optreden van de gemeente is niet direct gekoppeld aan de noodzaak van een actueel bestemmingplan. Voor de bewoners van het plangebied is duidelijk waar zij aan toe zijn (qua bouwen, zoals bijvoorbeeld uitbreiding van de woning, en qua gebruik), maar het niet handhaven haalt de effectiviteit van een actueel bestemmingsplan onderuit. De toegevoegde waarde van het verlenen van een bouwvergunning voor een bijgebouw is niet groot, indien er op andere plaatsen - zonder vergunning - bijgebouwen zijn geplaatst. Dit wordt nog eens problematischer zodra een bouwvergunning wordt geweigerd, terwijl diverse vergelijkbare bouwwerken reeds illegaal zijn geplaatst. In dit laatste geval is de roep om handhavend op te treden dan ook het grootst.
Hoe wordt gehandhaafd?
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft het college een tweetal instrumenten tot haar beschikking: bestuursdwang en dwangsom. Bij het toepassen van bestuursdwang wordt de overtreding (het geconstateerde illegale bouwwerk c.q. gebruik) ongedaan gemaakt op kosten van de overtreder. Dit kan betekenen dat een bouwwerk door de gemeente wordt afgebroken en de kosten van bijvoorbeeld de aannemer en de gemeentelijke (voorbereidings)kosten op de overtreder worden verhaald. Het is tevens mogelijk om, indien er zonder bouwvergunning wordt gebouwd en de bouw wordt stilgelegd door middel van een bouwstop, de bouwmaterialen weg te slepen en elders op te slaan. Het opleggen van een last onder dwangsom betekent bijvoorbeeld dat het illegale gebruik moet worden gestaakt binnen een door het college gestelde termijn. Overschrijdt men de termijn, dan zal de dwangsom in rekening worden gebracht bij de overtreder. Doel van de dwangsom is het onaantrekkelijk maken van het voortzetten van de geconstateerde overtreding. De dwangsom zal dan ook in relatie moeten staan aan (en zal derhalve altijd hoger zijn dan) het voordeel dat de overtreder heeft bij het voortzetten van de illegaliteit. In het plangebied zal handhavend worden opgetreden tegen het illegale gebruik van bouwwerken en percelen. Bijvoorbeeld het verhuren van opslagruimte ten behoeve van de stalling van caravans, maar ook het gebruik van een winkel als café. Verder zal er bij de bouw worden gecontroleerd op de uitvoering van verleende bouwvergunningen. Uiteraard zal er ook gecontroleerd worden of, in het geval van een geweigerde bouwvergunning voor een woning, de betreffende woning niet alsnog wordt gebouwd. Voorts zal de gemeente toezien op - onder de Wet milieubeheer vallende - bedrijven. Dit vloeit voort uit de regels van het bestemmingsplan. Indien er immers ter plaatse een bedrijfsactiviteit plaats mag vinden, zal dit qua gebruik (intensiteit en hinder) gehandhaafd worden.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijven Functiemenging
Toelichting regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten
Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:
- geluid;
- geur;
- stof;
- gevaar (met name brand- en explosiegevaar).
Daarnaast kan de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.
Toepassing Lijst van Bedrijven "functiemenging"
Algemeen
In de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) zijn twee Voorbeeldstaten voor milieuzonering opgenomen, namelijk de 'Voorbeeldstaat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen' en de ' Voorbeeldstaat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging'.
De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Lijst van Bedrijven 'functiemenging' (LvB 'functiemenging') is gebaseerd op de tweede VoorbeeldStaat in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). De LvB 'functiemenging' wordt gehanteerd in gebieden waar bedrijven of andere milieubelastende functies verspreid zijn gesitueerd tussen woningen en/of andere gevoelige functies. Onderstaand wordt hier meer in detail op ingegaan. Het gaat in dergelijke gebieden in het algemeen om relatief kleinschalige bedrijvigheid die op korte afstand van woningen kan worden toegestaan. De toelaatbaarheid van activiteiten wordt voor dergelijke gebieden in de VNG-publicatie (en de LvB 'functiemenging') bepaald met behulp van op deze situaties toegesneden toelatingscriteria.
Functiemengingsgebieden
In bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), wordt de LvB 'functiemenging' toegepast. Zoals in de VNG-publicatie reeds is aangegeven kan bij functiemengingsgebieden gedacht worden aan:
- stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
- horecaconcentratiegebieden;
- zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen;
- (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid.
Daarnaast kan ook in (delen van) woongebieden waar enige vorm van bedrijvigheid aanwezig of gewenst is de LvB 'functiemenging' worden toegepast.
Kenmerken van de activiteiten
De activiteiten in dergelijke gebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk van de activiteiten op een bedrijventerrein. Behalve in historisch gegroeide situaties gaat het in hoofdzaak om:
- kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
- bedrijven waarbij de productie en/of laad- en loswerkzaamheden alleen in de dagperiode plaatsvindt;
- activiteiten die hoofdzakelijk inpandig geschieden.
De toegepaste Lijst van Bedrijven 'functiemenging'
De bovengenoemde criteria liggen mede ten grondslag aan de selectie van activiteiten die zijn opgenomen in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging'. In de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' zijn de aspecten geluid, geur, stof en gevaar en de index voor verkeersaantrekkende werking (zoals aangegeven onder het kopje 'Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering') in de categorisering opgenomen. Deze Lijst is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende Voorbeeldstaat uit de VNG-publicatie. Op twee punten is een andere werkwijze toegepast:
- 1. In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Lijst. In de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan. De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de regels en op de plankaart van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Lijst van Horeca-activiteiten). Toegevoegd zijn enkele regelmatig voorkomende bedrijfsactiviteiten die in de lijst van de VNG-publicatie niet specifiek zijn opgenomen, maar wel aan de genoemde criteria voldoen zoals een ambachtelijke glas-in-loodzetterij en caravanstalling. Voor aannemers, SBI-code 45, heeft een nadere specificatie van de activiteiten plaatsgevonden met bijbehorende categorie-indeling die is afgestemd op de verwachte milieueffecten van deze activiteiten.
- 2. In de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' is in de categorie-indeling een nader onderscheid gemaakt tussen categorie B1 en B2. Voor de toepassing in dit bestemmingsplan blijkt het onderscheid tussen categorie A en categorie B zoals beschreven in de VNG-publicatie te groot om de toelaatbaarheid van activiteiten voldoende af te kunnen stemmen op de kenmerken van de functiemengingsgebieden en het daarin te volgen beleid.
Categorie-indeling
Zoals in de VNG-publicatie is aangegeven kan, vanwege de bijzondere kenmerken van gebieden met enige vorm van functiemenging, niet worden gewerkt met een systematiek van richtafstanden en afstandsstappen: vanwege de zeer korte afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies is een dergelijke systematiek niet geschikt voor functiemengingsgebieden. De Lijst van Bedrijven 'functiemenging' hanteert vier categorieën A, B1, B2 en C met specifieke criteria voor de toelaatbaarheid die onderstaand uiteen zijn gezet.
Categorie A Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B1 Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B2 Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden van woningen/andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan. Uitzondering hierop vormen binnenterreinen omringd door voornamelijk woningen: ook al zijn bedrijven bouwkundig afgescheiden van woningen, op deze locaties zijn hooguit categorie B1 bedrijven toegestaan. Categorie C Activiteiten genoemd onder categorie B2, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is. |
Flexibiliteit
De Lijst van Bedrijven 'functiemenging' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal 1 categorie (dus bijvoorbeeld categorie B1 in plaats van A of categorie B2 in plaats van B1). Om te kunnen afwijken moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het college van burgemeester en wethouders kan afwijken en vestiging van een dergelijk bedrijf kan toestaan. Om te kunnen afwijken moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.
Lijst van afkortingen in de Lijst van Bedrijven "functiemenging"
- niet van toepassing of niet relevant < kleiner dan > groter = gelijk aan cat. categorie e.d. en dergelijke kl. klasse n.e.g. niet elders genoemd | o.c. opslagcapaciteit p.c. productiecapaciteit p.o. productieoppervlak b.o. bedrijfsoppervlak v.c. verwerkingscapaciteit u uur d dag w week j jaar | |||||||
SBI-CODE 1993 | SBI-CODE 2008 | OMSCHRIJVING | ||||||
nummer | CATEGORIE | |||||||
01 | 01 | - | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW | |||||
014 | 016 | 0 | Dienstverlening ten behoeve van de landbouw: | |||||
014 | 016 | 2 | - algemeen (onder andere loonbedrijven), b.o < 500 m² | B1 | ||||
014 | 016 | 4 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² | B1 | ||||
15 | 10, 11 | - | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | |||||
151 | 101, 102 | 0 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | |||||
151 | 101 | 6 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² | B2 | ||||
1552 | 1052 | 2 | Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² | B1 | ||||
1581 | 1071 | 1 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 7.500 kg meel/week | B1 | ||||
1584 | 10821 | 0 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | |||||
1584 | 10821 | 3 | - cacao- en chocoladefabrieken, vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² | B1 | ||||
1584 | 10821 | 6 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² | B1 | ||||
1593 t/m 1595 | 1102 t/m 1104 | Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke | B1 | |||||
17 | 13 | - | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | |||||
174, 175 | 139 | Vervaardiging van textielwaren | B2 | |||||
176, 177 | 139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | B2 | |||||
18 | 14 | - | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |||||
181 | 141 | Vervaardiging kleding van leer | B2 | |||||
20 | 16 | - | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE | |||||
203, 204, 205 | 162 | 1 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² | B2 | ||||
205 | 162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | B1 | |||||
22 | 58 | - | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |||||
2222.6 | 18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | B1 | |||||
2223 | 1814 | A | Grafische afwerking | A | ||||
2223 | 1814 | B | Binderijen | B1 | ||||
2224 | 1813 | Grafische reproductie en zetten | B1 | |||||
2225 | 1814 | Overige grafische activiteiten | B1 | |||||
223 | 182 | Reproductiebedrijven opgenomen media | A | |||||
24 | 20 | - | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN | |||||
2442 | 2120 | 0 | Farmaceutische productenfabrieken: | |||||
2442 | 2120 | 2 | - verbandmiddelenfabrieken | B1 | ||||
26 | 23 | - | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN | |||||
2615 | 231 | Glasbewerkingsbedrijven | B2 | |||||
262, 263 | 232, 234 | 0 | Aardewerkfabrieken: | |||||
262, 263 | 232, 234 | 1 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | B1 | ||||
267 | 237 | 0 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | |||||
267 | 237 | 2 | - zonder breken, zeven en drogen indien p.o. < 2.000 m² | B2 | ||||
2681 | 2391 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | B2 | |||||
28 | 25 | - | VERVAARDIGING EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/ TRANSPORTMIDDELEN) | |||||
281 | 251, 331 | 1a | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² | B2 | ||||
284 | 255, 331 | B1 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m² | B2 | ||||
2852 | 2562, 3311 | 2 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m² | B2 | ||||
287 | 259, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m² | B2 | ||||
30 | 26, 28, 33 | - | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |||||
30 | 26, 28, 33 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken, inclusief reparaties | B1 | ||||
33 | 26, 32, 33 | - | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |||||
33 | 26, 32, 33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke, inclusief reparaties | B | ||||
36 | 31 | - | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |||||
361 | 9524 | 2 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² | A | ||||
362 | 321 | Fabricage van munten, sieraden en dergelijke | B1 | |||||
363 | 322 | Muziekinstrumentenfabrieken | B1 | |||||
3663.1 | 32991 | Sociale werkvoorziening | B1 | |||||
40 | 35 | - | PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | |||||
40 | 35 | C0 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |||||
40 | 35 | C1 | - < 10 MVA | B1 | ||||
40 | 35 | D0 | Gasdistributiebedrijven: | |||||
40 | 35 | D3 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A | A | ||||
40 | 35 | D4 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C | B1 | ||||
40 | 35 | E0 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |||||
40 | 35 | E2 | - blokverwarming | B1 | ||||
41 | 36 | - | WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER | |||||
41 | 36 | B0 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |||||
41 | 36 | B1 | - < 1 MW | B1 | ||||
45 | 41, 42, 43 | - | BOUWNIJVERHEID | |||||
45 | 41, 42, 43 | 3 | Aannemersbedrijf met werkplaats, b.o. < 1.000 m² | B1 | ||||
50 | 45, 47 | - | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |||||
501, 502, 504 | 451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | B1 | |||||
5020.4 | 45204 | B | Autobeklederijen | A | ||||
5020.5 | 45205 | Autowasserijen | B1 | |||||
503, 504 | 453 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | B1 | |||||
51 | 46 | - | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |||||
5134 | 4634 | Groothandel in dranken | C | |||||
5135 | 4635 | Groothandel in tabaksproducten | C | |||||
5136 | 4636 | Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk | C | |||||
5137 | 4637 | Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen | C | |||||
514 | 464, 46733 | Groothandel in overige consumentenartikelen | C | |||||
5148.7 | 46499 | 0 | Groothandel in vuurwerk en munitie: | |||||
5148.7 | 46499 | 1 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | B1 | ||||
5153 | 4673 | 0 | Groothandel in hout en bouwmaterialen: | |||||
5153 | 5153 | 1 | - algemeen | C | ||||
5153 | 4673 | 2 | - indien b.o. < 2.000 m² | B1 | ||||
5153.4 | 5153.4 | 4 | Zand en grind: | |||||
5153.4 | 46735 | 6 | - indien b.o. < 200 m² | B1 | ||||
5154 | 4674 | 0 | Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |||||
5154 | 5154 | 1 | - algemeen | C | ||||
5154 | 4674 | 2 | - indien b.o. < 2.000 m² | B1 | ||||
5156 | 4676 | Groothandel in overige intermediaire goederen | C | |||||
52 | 47 | - | DETAILHANDEL EN REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN | |||||
527 | 952 | Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen) | A | |||||
60 | 49 | - | VERVOER OVER LAND | |||||
6022 | 493 | Taxibedrijven | B1 | |||||
6024 | 494 | 0 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² | C | ||||
603 | 495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | B1 | |||||
63 | 52 | - | DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER | |||||
64 | 53 | - | POST EN TELECOMMUNICATIE | |||||
641 | 531, 532 | Post- en koeriersdiensten | C | |||||
71 | 77 | - | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |||||
711 | 7711 | Personenautoverhuurbedrijven | B2 | |||||
712 | 7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's) | C | |||||
713 | 773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | C | |||||
72 | 62 | - | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |||||
72 | 62 | A | Computerservice- en informatietechnologiebureaus en dergelijke | A | ||||
72 | 58, 63 | B | Datacentra | B1 | ||||
73 | 72 | - | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |||||
732 | 722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | A | |||||
74 | 63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | - | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | |||||
7481.3 | 74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | C | |||||
7484.4 | 82992 | Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke | A | |||||
90 | 37, 38, 39 | MILIEUDIENSTVERLENING | ||||||
9001 | 3700 | B | Rioolgemalen | B1 | ||||
93 | 96 | - | OVERIGE DIENSTVERLENING | |||||
9301.3 | 96013 | A | Wasverzendinrichtingen | B1 |
Bijlage 2 Lijst Van Horeca-activiteiten
Toelichting Lijst van Horeca-activiteiten
Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening kan, in verband met de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen, in het bestemmingsplan bij het toelaten van horecabedrijven aan de hand van ruimtelijk relevante criteria als aard, omvang en parkeerdruk een onderscheid gemaakt worden in categorieën horecabedrijven.
In dit bestemmingsplan is een functionele differentiatie in "harde" tot "zachte" typen van horecabedrijven opgenomen. De regeling geeft een kwalitatieve beperking ten aanzien van het type horecabedrijf dat zich mag vestigen in de woonomgeving. De regeling beoogd de nadelige invloeden van de vestiging van horecabedrijven op het woon- en leefklimaat in de omgeving te voorkomen.
De Lijst van Horeca-inrichtingen kent een indeling in vier categorieën. De categorieën van A tot en met D lopen af in de zwaarte van de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen. In geval van meerdere soorten activiteiten in één inrichting telt de activiteit in de zwaarste categorie voor de type-indeling van de inrichting. De volgende categorieën van horecabedrijven zullen voortaan worden onderscheiden met als uitgangspunt hun invloed op het woon- en leefklimaat:
Categorie A. | Discotheek; bardancing; zaalverhuur/party-centra (regulier gebruik t.b.v. feesten en muziek-/dansevenementen, i.t.t. zaalverhuur t.b.v. congressen en seminars) |
Categorie B. | Café; bar; brasserie |
Categorie C. | Cafetaria; snackbar; grillroom; fastfood-restaurant; automatiek; snelbuffet |
Categorie D. | Restaurant; bistro; crêperie, lunchroom;konditorei; Koffie-/theehuis; IJssalon |
Onderscheid café-disco
Het verschil tussen een café en een disco zit in het gelegenheid geven tot dansen als wezenlijk onderdeel van de inrichting.
Cafetaria/snackbar
Het verschil tussen een lunchroom en een cafetaria/snackbar zit in het feit dat cafetaria al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren verstrekt. Het betreft hier laagdrempelige inrichtingen met veel in- en uitgaande bewegingen, die veelal laat open zijn. Deze zaken zijn hoofdzakelijk ingericht voor het meenemen dan wel snel nuttigen ter plaatse van etenswaren. De aantasting van het woon- en leefklimaat wordt vooral veroorzaakt door afval op straat van buiten de inrichting geconsumeerde spijzen en de daarbij behorende stank- en geluidsoverlast.
Afhaalcentra
Een winkel met als nevenfunctie een horecavoorziening valt bestemmingsplan technisch gezien onder de detailhandelsfunctie. Voorwaarde is dat het horeca-aspect een ondergeschikt deel uitmaakt van het geheel. Hiermee wordt voorkomen dat het probleem van branchevervaging leidt tot het vestigen van winkelfuncties die in de loop van de tijd veranderen in horecafuncties. Definitie afhaalcentrum: "detailhandelsvestiging met een horeca-exploitatievergunning op grond van de horeca-exploitatieverordening Utrecht".
Additionele horeca
Bij deze categorie gaat het om horeca-activiteiten die neven- of ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie van de instelling. Deze activiteiten worden juridisch-planologisch gezien niet onder de functie "horeca" begrepen, maar onder de bestemming van de hoofdfunctie van de instelling sociaal-culturele/maatschappelijke/(sportief-)recreatieve doeleinden) gerekend.
Categorie: | Inrichting: | Activiteiten: | |
A | discotheek bar-dancing zaalverhuur/partycentra1 | Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek en het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren, alsmede de verstrekking van (alcoholhoudende) dranken ter plaatse, al dan niet met levende muziek en al dan niet met kleine etenswaren. Het accent ligt op het ten gehore brengen van muziek en het gelegenheid geven tot dansen. | |
B | café bar brasserie | Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren. Het accent ligt op de verstrekking van drank. | |
C | cafetaria snackbar grill-room fastfood-restaurant automatiek snelbuffet | Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholvrije dranken.Het accent ligt op de verstrekking van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide, kleineetenswaren. | |
D1 | restaurant bistro crêperie | Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken. | |
D2 | lunchroom, konditorei koffie-/theehuis ijssalon | Een daghorecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en dranken. Een daghorecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholvrije dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren. Het accent ligt op de verstrekking van alcoholvrije dranken. Een daghorecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van consumptie-ijs voor gebruik ter plaatse. Daghoreca (D.2) is gebonden aan de openingstijden zoals die gelden voor detailhandel, conform de winkeltijdenwet en de gemeentelijke regelgeving aangaande winkeltijden. Bij deze horeca moet de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit te passen binnen een overwegend winkelgebied (centrumgebied) en is zij geheel of overwegend gebonden aan c.q. ondersteunend voor de (winkel)functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en de ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied. |
1regulier gebruik t.b.v. feesten en muziek- en dansevenementen, in tegenstelling tot zaalverhuur voor congressen en seminars.
Voor de toepassing van de lijst van horeca-inrichtingen wordt onder een horecabedrijf het volgende begrepen
een bedrijf of instelling waar:
- 1. bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, en/of,
- 2. bedrijfsmatig zaal accommodatie wordt geëxploiteerd.
Bijlage 1 Nieuw Hoog Catharijne Beoordeling Brandveiligheid, Peutz, 31 Maart 2006
Bijlage 1 Nieuw Hoog Catharijne Beoordeling brandveiligheid, Peutz, 31 maart 2006
Bijlage 2 Ontruimingsimulatie, Peutz, 14 Januari 2008
Bijlage 2 Ontruimingsimulatie, Peutz, 14 januari 2008
Bijlage 3 Ontvluchtingsimulatie Nieuw Hoog Catharijne, Save, 11 Juli 2011
Bijlage 3 Ontvluchtingsimulatie Nieuw Hoog Catharijne, SAVE, 11 juli 2011
Bijlage 4 Simulatiestudie Nieuw Hoog Catharijne, Incontrol, 21 Juni 2013
Bijlage 4 Simulatiestudie Nieuw Hoog Catharijne, InControl, 21 juni 2013
Bijlage 5 Notitie Ontvluchtingsimulatie Nieuw Hoog Catharijne, Save, 10 September 2012
Bijlage 5 Notitie ontvluchtingsimulatie Nieuw Hoog Catharijne, SAVE, 10 september 2012
Bijlage 6 Actualisatie Distributieve Analyse Utrecht Centrum, Goudappel-coffeng, 21 Juli 2008
Bijlage 6 Actualisatie distributieve analyse Utrecht Centrum, Goudappel-Coffeng, 21 juli 2008
Bijlage 7 Actuele Marktruimte Nhc, Stec-groep, 20 Maart 2012
Bijlage 7 Actuele marktruimte NHC, STEC-groep, 20 maart 2012
Bijlage 8 Mer Stationsgebied Utrecht - Totaal
Bijlage 8 MER Stationsgebied Utrecht - TOTAAL
Bijlage 9 Verantwoordingsrapport Groepsrisico Stationsgebied Utrecht, Oranjewoud, Augustus 2012
Bijlage 9 Verantwoordingsrapport Groepsrisico Stationsgebied Utrecht, Oranjewoud, augustus 2012
Bijlage 10 Berekening Externe Veiligheid Nieuw Hoog Catharijne- Oud, Gu, 24 Augustus 2012
Bijlage 10 Berekening externe veiligheid Nieuw Hoog Catharijne- oud, GU, 24 augustus 2012
Bijlage 11 Berekening Externe Veiligheid Nieuw Hoog Catharijne- Nieuw, Gu, 24 Augustus 2012
Bijlage 11 Berekening externe veiligheid Nieuw Hoog Catharijne- nieuw, GU, 24 augustus 2012
Bijlage 12 Vooronderzoek Smakkelaarsveld Te Utrecht, Tauw, D.d. 17 Februari 2011
Bijlage 12 Vooronderzoek Smakkelaarsveld te Utrecht, Tauw, d.d. 17 februari 2011
Bijlage 13 Vooronderzoek Nieuwe Stationsstraat E.o. Te Utrecht, Tauw, D.d. 16 Februari 2011
Bijlage 13 Vooronderzoek Nieuwe Stationsstraat e.o. te Utrecht, Tauw, d.d. 16 februari 2011
Bijlage 14 Aanvullend Bodem- En Verhardingsonderzoek Nieuwe Stationsstraat, Movares, 28 Maart 2012
Bijlage 14 Aanvullend bodem- en verhardingsonderzoek Nieuwe Stationsstraat, MOVARES, 28 maart 2012
Bijlage 15 Vooronderzoek Catharijnesingel Midden En Zuid Te Utrecht, Tauw, D.d. 18 Maart 2011
Bijlage 15 Vooronderzoek Catharijnesingel Midden en Zuid te Utrecht, Tauw, d.d. 18 maart 2011
Bijlage 16 Aanvullend (Bodem)onderzoek Aanleg Diepriool Catharijnesingel, Tauw, D.d. 16 Juni 2011
Bijlage 16 Aanvullend (bodem)onderzoek aanleg diepriool Catharijnesingel, Tauw, d.d. 16 juni 2011
Bijlage 17 Notitie Vleermuizen En Gierzwaluwonderzoek Hoog Catharijne, Tauw, D.d. 7 November 2007
Bijlage 17 Notitie Vleermuizen en gierzwaluwonderzoek Hoog Catharijne, TAUW, d.d. 7 november 2007
Bijlage 18 Quickscan Onderzoek Natuurwaarden Stationsgebied, Tauw, D.d. 10 Maart 2008
Bijlage 18 Quickscan Onderzoek natuurwaarden Stationsgebied, TAUW, d.d. 10 maart 2008
Bijlage 19 Ecologisch Onderzoek Stationsgebied Utrecht, Tauw, D.d. 20 Januari 2009
Bijlage 19 Ecologisch onderzoek Stationsgebied Utrecht, TAUW, d.d. 20 januari 2009
Bijlage 20 Update Ecologisch Onderzoek Hoog Catharijne Quickscan, Tauw, D.d. 26 April 2012
Bijlage 20 Update ecologisch onderzoek Hoog Catharijne Quickscan, TAUW, d.d. 26 april 2012
Bijlage 21 Mogelijkheden Mitigatie, Tauw, 20 Juli 2012
Bijlage 21 Mogelijkheden mitigatie, TAUW, 20 juli 2012
Bijlage 22 Windklimaatonderzoek Nieuw Hoog Catharijne, Peutz, 17 September 2009
Bijlage 22 Windklimaatonderzoek Nieuw Hoog Catharijne, PEUTZ, 17 september 2009
Bijlage 23 Windklimaatonderzoek Nieuw Hoog Catharijne, Peutz, 15 Juni 2012
Bijlage 23 Windklimaatonderzoek Nieuw Hoog Catharijne, PEUTZ, 15 juni 2012
Bijlage 24 Bezonningsstudie, Altoon + Porterarchitects, Apa #25004.03
Bijlage 24 Bezonningsstudie, Altoon + PorterArchitects, APA #25004.03
Bijlage 25 Wateradvies, Hdsr, 19 Juni 2012
Bijlage 25 Wateradvies, HDSR, 19 juni 2012
Bijlage 26 Risicoinventarisatie Planschade, Oranjewoud, November 2010
Bijlage 26 Risicoinventarisatie planschade, Oranjewoud, november 2010