KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf - 1
Artikel 5 Bedrijf - 2
Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 7 Cultuur En Ontspanning
Artikel 8 Gemengd - 1
Artikel 9 Gemengd - 2
Artikel 10 Gemengd - 3
Artikel 11 Gemengd - 4
Artikel 12 Gemengd - 5
Artikel 13 Groen
Artikel 14 Horeca
Artikel 15 Kantoor - 1
Artikel 16 Kantoor - 2
Artikel 17 Maatschappelijk
Artikel 18 Maatschappelijk - Militaire Zaken
Artikel 19 Maatschappelijk - Onderwijs
Artikel 20 Natuur
Artikel 21 Recreatie
Artikel 22 Recreatie - Volkstuin
Artikel 23 Sport
Artikel 24 Sport - Golfbaan
Artikel 25 Sport - Manege
Artikel 26 Tuin
Artikel 27 Verkeer
Artikel 28 Verkeer - Openbaar Vervoer
Artikel 29 Verkeer - Railverkeer
Artikel 30 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 31 Water
Artikel 32 Wonen - 1
Artikel 33 Wonen - 2
Artikel 34 Wonen - 3
Artikel 35 Wonen - Woonwagenstandplaats
Artikel 36 Leiding - Brandstof
Artikel 37 Leiding - Gas
Artikel 38 Waarde - Archeologie
Artikel 39 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 40 Waarde - Ecologie
Artikel 41 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 42 Anti-dubbeltelregel
Artikel 43 Algemene Bouwregels
Artikel 44 Algemene Gebruiksregels
Artikel 45 Algemene Regel Omtrent Parkeergelegenheid
Artikel 46 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 47 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 48 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 49 Overgangsrecht
Artikel 50 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Doelstelling
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Plannen
1.4 Bestemmingsplanmethodiek
Hoofdstuk 2 Relevante Beleidskaders
2.1 Inleiding
2.2 Rijksbeleid
2.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Inleiding
3.2 Ruimtelijke Structuur
3.3 Functionele Structuur
3.4 Tracébesluit Sporen In Utrecht (Deeltracé Utrecht Centraal Station - Houten)
Hoofdstuk 4 Onderzoek En Randvoorwaarden
4.1 Inleiding
4.2 Milieu Effectrapportage
4.3 Geluidhinder
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Bedrijven
4.7 Geur
4.8 Bodem
4.9 Flora En Fauna, Ecologie
4.10 Water
4.11 Archeologie
4.12 Kabels En Leidingen
4.13 Duurzaamheid
4.14 Verkeer: Bereikbaarheid En Parkeren
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Juridische Plantoelichting
6.1 Inleiding
6.2 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht
6.3 Planvorm
6.4 Opbouw Regels
6.5 Regeling Bijbehorende Bouwwerken
6.6 Nadere Toelichting Begripsomschrijvingen
6.7 Nadere Toelichting Bestemmingen
6.8 Nadere Toelichting Algemene Regels
6.9 Nadere Toelichting Overgangs- En Slotregels
6.10 Nadere Toelichting Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
6.11 Nadere Toelichting Lijst Van Horeca-inrichtingen
6.12 Handhaving
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Toelichting Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Lijst Van Bedrijven Functiemenging
Bijlage 4 Lijst Van Horeca-activiteiten
Bijlage 5 Geluidsonderzoek Hov Utrecht Tram Om De Zuid
Bijlage 1 Toetsing En Verantwoording Externe Veiligheid
Bijlage 2 Kwantitatieve Risicoanalyse Utrecht Oost
Bijlage 3 Kwantitatieve Risicoanalyse Lpg Herculesplein
Bijlage 4 Nota Van Vooroverleg

Rijnsweerd, maarschalkerweerd

Bestemmingsplan - Utrecht

Vastgesteld op 26-09-2013 - deels onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:

beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend waarvan de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en degene die het beroep of het bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is;

hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: een detailhandelsvestiging, een afhaalzaak, een horecabedrijf, een belhuis en een (raam)prostitutiebedrijf; hieronder wordt onder andere wel verstaan: een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang.

1.2 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.3 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.4 achtererfgebied:

het erf aan de achterkant en de niet naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant van een hoofdgebouw.

1.5 additionele horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit bij een hoofdfunctie, niet zijnde horeca, waarbij de additionele horeca-activiteiten passen bij de hoofdfunctie qua uitstraling, dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie.

1.6 afhaalzaak:

een specifieke vorm van detailhandel waar in hoofdzaak kant en klare maaltijden en kleine etenswaren, alsmede alcoholvrije drank en consumptie-ijs worden verkocht voor directe consumptie anders dan ter plaatse.

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van intensieve veehouderij.

1.8 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning op grond van de Monumentenwet 1988 beschikt.

1.9 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.10 atelier:

werkplaats in het bijzonder voor kunstenaars waarbij tevens kunstwerken tentoongesteld en verkocht kunnen worden.

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 bebouwingspercentage:

het met een aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en bijbehorende bouwwerken.

1.13 bed & breakfast:

het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs)woning.

1.14 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, produceren, bewerken/herstellen, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.15 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.16 bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten en met uitzondering van gebouwde (ondergrondse of halfverdiept gelegen) parkeervoorzieningen.

1.17 belhuis:

een onderneming die in de sfeer van publiekgerichte dienstverlening in hoofdzaak is gericht op het aanbieden van diensten op het gebied van telecommunicatie, zoals telefoon- en internetverbindingen.

1.18 bereikbaarheidsweg:

weg ten behoeve van de bereikbaarheid van de spoorbaan voor hulpdiensten bij calamiteiten en overigens ten behoeve van beheer en onderhoud van de spoorwegwerken.

1.19 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat op het tijdstip van vaststellen van het bestemmingsplan is of wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of de Woningwet.

1.20 bestaand gebruik:

het op het tijdstip van het vaststellen van het bestemmingsplan aanwezige legale gebruik.

1.21 bestaande afmetingen, plaats:

de afmetingen of plaats zoals die zijn of rechtens mogen zijn op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan.

1.22 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.23 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0344.BPRIJNSMAARSCH-0301 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.

1.24 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.25 Bevi-inrichting:

een inrichting als bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.26 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.27 bijzondere bouwlaag:

  1. a. een bouwlaag die aan de voorzijde en/of eventueel aan de achterzijde een hellend dakvlak heeft en voor het overige deel plat is afgedekt, dan wel
  2. b. een ten opzichte van de voorgevel terugliggende bouwlaag.

1.28 boog- en gaaskassen:

halfronde of min of meer halfronde, al dan niet verplaatsbare constructies overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, bestemd voor (agrarisch) gebruik als trek- of kweekkas.

1.29 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.30 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.31 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, kap en/of bijzondere bouwlaag.

1.32 bouwmarkt:

een detailhandelsbedrijf met een overdekt verkoopvloeroppervlak van minimaal 1.000 m², waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden.

1.33 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.34 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.35 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.36 brutovloeroppervlakte:

de totale binnen een gebouw beschikbare vloeroppervlakte, inclusief de verdiepingen.

1.37 consumentenvuurwerk:

consumentenvuurwerk waarop het Vuurwerkbesluit van toepassing is.

1.38 culturele voorzieningen:

voorzieningen gericht op kunst, ontspanning, vrijetijdsbesteding en vermaak, zoals theaters, bioscopen, musea, ateliers en muziekcentra.

1.39 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.40 dak:

een bovenbeëindiging van een gebouw.

1.41 dakopbouw:

een ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals trappenhuizen, luchtbehandelings- en liftinstallaties.

1.42 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Hieronder worden niet verstaan afhaalzaken.

1.43 detailhandel in keukens en sanitair:

een detailhandelsbedrijf waarbij bedrijfsmatig keukens en sanitair, alsmede inbouwapparatuur ter verkoop worden aangeboden alsmede benodigdheden en gereedschappen voor de plaatsing, aanleg, reparatie of onderhoud worden aangeboden en waarbij de overdekte verkoopvloeroppervlakte ten minste 1.000 m² bedraagt.

1.44 dienstverlening:

dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent, gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus e.d.. Hieronder worden niet verstaan belhuizen.

1.45 erfzone:

de zone van 2,5 meter direct grenzend aan de achterkant en de zijkant van een hoofdgebouw in het achtererfgebied.

1.46 evenementen:

grootschalige, periodieke en/of meerdaagse manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen, thematische markten.

1.47 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.48 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.49 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.

1.50 hotel:

een specifieke vorm van horeca, die tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.

1.51 hoveniersbedrijf:

een bedrijf, gericht op de aanleg, inrichting, verfraaiing en/of het onderhoud van tuinen en groenvoorzieningen, met de daarbij noodzakelijke hulpmaterialen met uitzondering van detailhandel.

1.52 intensieve veehouderij:

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf voor het houden van vee en pluimvee -zelfstandig of als neventak- waarbij dit houden van vee en pluimvee geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen. Het biologisch houden van dieren conform een regeling krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet en het houden van melkrundvee, schapen of paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij.

1.53 kampeermiddelen:

  1. a. tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans;
  2. b. enige andere onderkomens of enige andere voertuigen of gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning vereist is;

een en ander voorzover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.54 kampeerterrein:

een terrein met daarbijbehorende voorzieningen dat is ingericht voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief dag- en nachtverblijf.

1.55 kantoor:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve werkzaamheden en voor zakelijke dienstverlening.

1.56 kap:

een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk.

1.57 kas:

een bouwwerk van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.

1.58 kelder:

het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat geheel onder het (straat)peil is gelegen.

1.59 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van recreatieve activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken.

1.60 landschapswaarde:

waarden in landschappelijk-esthetische geomorfologische zin.

1.61 leisure:

commerciële en para-commerciële bedrijfsactiviteiten gericht op het aanbieden van diensten op het gebied van vrijetijdsbesteding en recreatie.

1.62 Lijst van Bedrijfsactiviteiten:

de Lijst van Bedrijfsactiviteiten die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van bedrijfsactiviteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.

1.63 Lijst van Bedrijven functiemenging:

de Lijst van Bedrijven functiemenging die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van bedrijfsactiviteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.

1.64 Lijst van Horeca-activiteiten:

de Lijst van Horeca-activiteiten die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van horeca-activiteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.

1.65 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen inzake welzijn, zorg, volksgezondheid, religie, onderwijs, kinderopvang, buitenschoolse opvang, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.66 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.67 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.68 onderbouw:

een kelder of een souterrain.

1.69 peil:

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. voor gebouwen die grenzen aan een dijk: de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van het bouwwerk.

1.70 plan:

het bestemmingsplan Rijnsweerd, Maarschalkerweerd van de gemeente Utrecht.

1.71 (raam)prostitutiebedrijf:

een prostitutiebedrijf waar het werven van klanten gebeurt vanuit de werkruimte door prostituees die zichtbaar zijn vanaf een openbare plaats;

1.72 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.73 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, dan wel meerdere besloten ruimten in elkaars directe nabijheid, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen, al dan niet met een ander, tegen vergoeding worden verricht. Hieronder wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, raamprostitutiebedrijf of sekstheater, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.74 silo:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde uitsluitend ten behoeve van opslagdoeleinden.

1.75 souterrain:

het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat maximaal 1,2 meter boven het (straat)peil is gelegen.

1.76 stacaravan:

een caravan die als bouwwerk op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) als omgevingsvergunningplichtig valt aan te merken.

1.77 verblijfsmiddelen:

voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken – voer- en vaartuigen, woonketen, arken, caravans en andere soortgelijke constructies, alsmede tenten; een en ander voorzover deze geen bouwwerken niet omgevingsvergunningplichtig zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.78 vergader- en congresfaciliteiten:

voorzieningen ten behoeve van het bedrijfsmatig organiseren van vergaderingen en congressen.

1.79 verkoopvloeroppervlakte (vvo):

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.

1.80 Verordening op de Archeologische Monumentenzorg:

de sedert 22 december 2009 van kracht zijnde Verordening op de Archeologische Monumentenzorg van de gemeente Utrecht.

1.81 volkstuinen:

gronden waarop voor particulier gebruik, op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.

1.82 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.83 voorgevelrooilijn:

De lijn die wordt bepaald door de naar het openbaar toegankelijk gebied (zoals de weg, openbaar groen of water) gekeerde voorgevel of het verlengde daarvan, van een hoofdgebouw.

1.84 Wgh-inrichtingen:

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.85 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.86 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.87 woonwagenstandplaats/standplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingennet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.88 zomerseizoen:

de periode van 1 april tot en met 31 oktober van een jaar.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de hoogte van een kap:

vanaf de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot het hoogste punt van de kap.

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met uitzondering van intensieve veehouderij;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'kas' voor glastuinbouw;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' voor ten hoogste één bedrijfswoning;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' tevens voor een caravanstalling;
  5. e. ander gebruik als ondergeschikte nevenactiviteit van de agrarische bedrijfsvoering, namelijk:
    1. 1. bewerking en opslag van agrarische producten;
    2. 2. verkoop van zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten tot een oppervlakte van ten hoogste 50 m² per agrarisch bedrijf;
    3. 3. horeca zoals opgenomen in de categorie D2 van de bij dit bestemmingsplan behorende Lijst vanHoreca-activiteiten, tot een maximum oppervlakte van 50m2
  6. f. water, waterbeheer en waterberging;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' voor een ontsluitingsweg;
  8. h. wandelpaden;
  9. i. de bij de bestemming behorende tuinen en erven.

3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

3.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. het gebruik van agrarische gronden voor recreatief medegebruik in de vorm van kleinschalig kamperen is toegestaan:
    1. 1. uitsluitend tijdens het zomerseizoen;
    2. 2. tot maximaal 10 plaatsen voor kampeermiddelen per agrarisch bedrijf;
  2. b. een gebruik in strijd met de bestemming is in ieder geval ook het gebruik van gronden en bouwwerken voor opslag van caravans, vaar- en vliegtuigen en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens, tenzij dit uitdrukkelijk in dit plan is toegestaan.

3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Bedrijf - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven, zoals opgenomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst vanBedrijfsactiviteiten;
  2. b. aan de bedrijfsactiviteiten ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorruimte;
  3. c. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.

4.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

4.3 Specifieke gebruiksregels

Een gebruik in strijd met de bestemming is in ieder geval ook het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

  1. a. Bevi-inrichtingen;
  2. b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  3. c. Wgh-inrichtingen;
  4. d. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage;
  5. e. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 meter op onbebouwde gronden;
  6. f. zelfstandige kantoren;
  7. g. kantoorruimte als bedoeld in lid 4.1, onder b, voor zover de brutovloeroppervlakte daarvan per bedrijf meer bedraagt dan 30% van de brutovloeroppervlakte van het bedrijf en meer dan 2.000 m².

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde genoemd in 4.1 onder a, door bedrijven toe te laten die niet in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd en/of één categorie hoger dan in lid 4.1 vermeld, voorzover deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan de categorieën van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten zoals in lid 4.1 vermeld.

Artikel 5 Bedrijf - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven zoals opgenomen in de categorie 3.1 van de bij dit bestemmingsplan behorende Lijst vanBedrijfsactiviteiten, met daarbij behorende voorzieningen;
  2. b. aan de bedrijfsactiviteiten ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorruimte;
  3. c. kantoren met een maximum bruto vloeroppervlak van 325m²;
  4. d. dagbestedings- en arbeidsreïntegratie-activiteiten, tuinderij-kwekerij met zorgfunctie, moestuinwinkel en horeca tot maximaal categorie D1 van de bij deze regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerf': een gemeentewerf;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
  7. g. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.

5.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitendbouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

5.3 Specifieke gebruiksregels

Een gebruik in strijd met de bestemming is in ieder geval ook het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

  1. a. Bevi-inrichtingen;
  2. b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  3. c. Wgh-inrichtingen;
  4. d. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage;
  5. e. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 meter op onbebouwde gronden;
  6. f. zelfstandige kantoren;
  7. g. kantoorruimte als bedoeld in lid 5.1, onder b, voor zover de brutovloeroppervlakte daarvan per bedrijf meer bedraagt dan 30% van de brutovloeroppervlakte van het bedrijf en meer dan 2.000 m².

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen;
  2. b. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, water, tuinen en erven;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', voor een ontsluitingsweg.

6.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitendbouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

6.3 Specifieke gebruiksregels

Een gebruik in strijd met de bestemming is in ieder geval ook het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

  1. a. Bevi-inrichtingen;
  2. b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  3. c. Wgh-inrichtingen;
  4. d. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage;
  5. e. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m op onbebouwde gronden;
  6. f. zelfstandige kantoren;

Artikel 7 Cultuur En Ontspanning

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij' voor kinderboerderij met bijbehorende voorzieningen;
  2. b. bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.

7.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 8 Gemengd - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. dienstverlening;
  3. c. maatschappelijke voorzieningen;
  4. d. bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.

8.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

8.3 Specifieke gebruiksregels

Maatschappelijke voorzieningen zijn slechts toegestaan als is aangetoond dat er voor de realisatie geen milieutechnische belemmeringen zijn vanuit de milieuasspecten luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering en akoestiek.

Artikel 9 Gemengd - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. stadion met bijbehorende voorzieningen, waaronder leed-, sanitaire en andere dienstruimten;
  2. b. bij een stadion behorende technische en andere voorzieningen, zoals lichtmasten, veiligheidsconstructies en presentatieschermen;
  3. c. sporthal met bijbehorende voorzieningen, zoals kleed-, sanitaire en andere dienstruimten;
  4. d. kantoren;
  5. e. sportgerelateerde detailhandel;
  6. f. dienstverlening;
  7. g. horeca, zoals opgenomen in de categorieën A t/m D van de bij dit bestemmingsplan behorende Lijstvan Horeca-activiteiten;
  8. h. leisure;
  9. i. bedrijven, zoals opgenomen in de categorieën 1 en 2 van de bij dit bestemmingsplan behorende Lijstvan Bedrijfsactiviteiten;
  10. j. gebouwde parkeervoorzieningen;
  11. k. gebouwde fietsenstallingen;
  12. l. de bij de bestemming behorende verkeers-, openbaar vervoers-, stallings- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.

9.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 10 Gemengd - 3

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. hotel met bijbehorende voorzieningen;
  2. b. bowlingbaan;
  3. c. vergader- en congresfaciliteiten;
  4. d. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.

10.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 11 Gemengd - 4

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. een hotel;
  3. c. maatschappelijke voorzieningen;
  4. d. horeca, zoals opgenomen in de categorieën D van de bij dit bestemmingsplan behorende Lijst vanHoreca-activiteiten;
  5. e. de bij de bestemming behorende verkeers-, en groenvoorzieningen, ondergrondse of halfverdiept gelegen gebouwde parkeervoorzieningen, terrassen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.

11.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

11.3 Specifieke gebruiksregels

Maatschappelijke voorzieningen zijn slechts toegestaan als is aangetoond dat er voor de realisatie geen milieutechnische belemmeringen zijn vanuit de milieuasspecten luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering en akoestiek.

11.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone wijzigingsgebied 4' de bestemming 'Gemengd - 4' te wijzigen in de functie maatschappelijk, al naar gelang daar aantoonbare behoefte aan blijkt te bestaan, met inachtneming van de hieronder gestelde voorwaarden:

    1. 1. is aangetoond dat deze geen onevenredige milieubelasting ondervinden vanwege onder andere luchtkwaliteit, geluidhinder, externe veiligheid en bedrijfs- en andere activiteiten in de directe omgeving;
    2. 2. deze geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor de omgeving, in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast.

Artikel 12 Gemengd - 5

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in de vorm van woningen en bijzondere woonvoorzieningen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  2. b. kantoren;
  3. c. maatschappelijke voorzieningen;
  4. d. bij deze bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.

12.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

12.3 Specifieke gebruiksregels

12.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.3.1 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven functiemenging, indien en voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven functiemenging.

Artikel 13 Groen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, gazons en beplantingen;
  2. b. uitsluitend voor zover bestaand de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met uitzondering van intensieve veehouder;
  3. c. parken en plantsoenen;
  4. d. fiets- en voetpaden;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. speelvoorzieningen en ander recreatief medegebruik;
  7. g. water, waterbeheer en waterberging;
  8. h. onderhoudspaden en -stroken ten behoeve van de aangrenzende bestemmingen;
  9. i. het behoud, herstel en ontwikkeling van de ecologische waarden;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'gronddepot' voor een gronddepot;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' voor maatschappelijke voorzieningen in bestaande gebouwen;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' voor maatschappelijke voorzieningen, atelier, horeca zoals opgenomen in categorie D van de bij dit bestemmingsplan behorende Lijst van Horeca-activiteiten en additionele detailhandel;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' voor een nutsvoorziening;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' voor een opslagloods;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' voor een ontsluitingsweg;
  16. p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1' tevens voor een ontsluitingsweg voor de aanwezige bedrijfswoning, een fietsverbinding en (een deel van) een fietstunnel;
  17. q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - loopbrug' voor een loopbrug ten behoeve van de aangrenzende bestemmingen;
  18. r. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' voor ten hoogste één woning;
  19. s. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
  20. t. bij de bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken waaronder duikers, bruggen en faunapassages.

13.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

13.3 Specifieke gebruiksregels

Maatschappelijke voorzieningen als bedoeld in lid 13.1 onder j en k zijn slechts toegestaan als is aangetoond dat er voor de realisatie geen milieutechnische belemmeringen zijn vanuit de milieuasspecten luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering en akoestiek.

Artikel 14 Horeca

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecavestigingen, in de categorieën A t/m D, zoals vermeld in de bij deze regels behorende Lijst vanHoreca-activiteiten en ter paatse van de aanduiding 'horeca' uitsluitende horeca tot en met categorie D, zoals vermeld in de bij deze regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten;
  2. b. ten hoogste één bedrijfswoning aan de Mereveldseweg 9;
  3. c. ten hoogste twee bedrijfswoningen met een gezamenlijke inhoud van 1.000 m³ aan de Weg naar Rhijnauwen 13;
  4. d. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterbeheer en waterberging, tuinen, erven en terreinen.

14.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 15 Kantoor - 1

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. zelfstandige congres- en vergaderfaciliteiten tot maximaal 1.500 m2;
  3. c. sportvoorzieningen;
  4. d. dienstverlening;
  5. e. maximaal 1 hotel;
  6. f. horeca zoals opgenomen in de categorieën D van de bij dit bestemmingsplan behorende Lijst vanHoreca-activiteiten;
  7. g. al dan niet ondergronds gebouwde parkeervoorzieningen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' tevens voor universitaire en andere onderwijsinstellingen, met daarbij behorende voorzieningen;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' tevens voor verkeers- en verblijfsgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer;
  10. j. bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.

15.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

15.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 14.1 onder b ten behoeve van het toestaan van zelfstandige congres- en vergaderfaciliteiten groter dan 1.500 m2, mits geen sprake is van:
1. verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk in het openbare gebied;
2. activiteiten die vermeld zijn in bijlage C of D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994.

15.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone wijzigingsgebied 3' de bestemming 'Kantoor - 1' te wijzigen in de functie maatschappelijk, al naar gelang daar aantoonbare behoefte aan blijkt te bestaan, met inachtneming van de hieronder gestelde voorwaarden:

    1. 1. is aangetoond dat deze geen onevenredige milieubelasting ondervinden vanwege onder andere luchtkwaliteit, geluidhinder, externe veiligheid en bedrijfs- en andere activiteiten in de directe omgeving;
    2. 2. deze geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor de omgeving, in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast.

Artikel 16 Kantoor - 2

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. vergader- en congresfaciliteiten, maximaal 1.500 m²;
  3. c. sportvoorzieningen;
  4. d. dienstverlening;
  5. e. horeca zoals opgenomen in de categorie D van de bij dit bestemmingsplan behorende Lijst vanHoreca-activiteiten;
  6. f. maatschappelijke voorzieningen;
  7. g. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.

16.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

16.3 Specifieke gebruiksregels

Maatschappelijke voorzieningen zijn slechts toegestaan, als aangetoond is dat er, voor de realisatie, geen milieutechnische belemmeringen zijn vanuit de milieuaspecten luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering en akoestiek en dat de maatschappelijke voorzieningen geen onevenredige nadelige gevolgen hebben voor de omgeving, in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast.

Artikel 17 Maatschappelijk

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' voor volkstuinen;
  3. c. bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.

17.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 18 Maatschappelijk - Militaire Zaken

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Militaire zaken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kazernes met bijbehorende kantoor- en andere dienstruimten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage', een al dan niet ondergrondse parkeergarage;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' voor een onderdoorgang;
  4. d. bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.

18.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 19 Maatschappelijk - Onderwijs

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Onderwijs' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. onderwijsvoorzieningen met bijbehorende kantoor- en andere dienstruimten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', behoud en herstel van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorisch waardevolle schoorstenen;
  3. c. de bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.

19.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 20 Natuur

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel of de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden;
  2. b. water ten behoeve van waterhuishouding, waterberging of waterbeheer;
  3. c. bij de bestemming behorende voorzieningen, fiets- en voetpaden en nutsvoorzieningen.

20.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het verwijderen, aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van eventuele oppervlakteverhardingen (al dan niet tijdelijk);
    2. 2. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
    3. 3. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen, opvullen of egaliseren van de bodem waaronder begrepen het ophogen met bagger- of grondspecie;
    4. 4. het vellen of rooien van houtopstanden of -gewassen, anders dan bij wijze van verzorging;
    5. 5. het aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
    6. 6. het, al dan niet tijdelijk, opslaan of storten van bouw- en afvalmateriaal;
    7. 7. het verlagen of verhogen van de grondwaterstand;
    8. 8. het permanent aanleggen van dammen of soortgelijke constructies, die de watergang beïnvloeden, in waterlopen.
  2. b. De omgevingsvergunningsplicht als bedoeld onder a. geldt niet voor werken en werkzaamheden welke:
    1. 1. het normale onderhoud betreffen;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    4. 4. vallen onder de Boswet of krachtens die wet gestelde voorschriften.
  3. c. De in onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwetenschappelijke of landschappelijke waarden van de gronden.

Artikel 21 Recreatie

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. recreatieve voorzieningen ten behoeve van dagrecreatie;
  2. b. evenementen;
  3. c. fiets- en voetpaden;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': voor een parkeerterrein voor maximaal 50 parkeerplaatsen;
  5. e. ontsluitingswegen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  6. f. water, waterbeheer en waterberging,
  7. g. bij de bestemming behorende fiets- en voetpaden, verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen, nutsvoorzieningen.

21.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 22 Recreatie - Volkstuin

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. volkstuinen;
  2. b. recreatieve voorzieningen ten behoeve van dagrecreatie;
  3. c. water, waterbeheer en waterberging,
  4. d. bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen, nutsvoorzieningen.

22.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

22.3 Specifieke gebruiksregels

Een gebruik in strijd met de bestemming is in ieder geval ook het gebruik van gronden en bouwwerken voor nachtverblijf.

Artikel 23 Sport

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het uitoefenen van sportactiviteiten en daarbij behorende voorzieningen;
  2. b. maatschappelijke voorzieningen;
  3. c. met de sportactiviteiten samenhangende, ondergeschikte detailhandel;
  4. d. met de sportactiviteiten samenhangende, additionele horeca;
  5. e. fiets- en voetpaden;
  6. f. water, waterbeheer en waterberging;
  7. g. bij de bestemming behorende fiets- en voetpaden, verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, erven en terreinen.

23.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 24 Sport - Golfbaan

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Golfbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een golfbaan;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - driving range' voor een driving range met een overdekte afslagplaats;
  3. c. behoud, herstel en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en ecologische waarden, waaronder begrepen:
    1. 1. ter plaatse van aanduiding 'landschapswaarden' de aanwezige landschappelijke elementen, en
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - kronkelwaardgeul' de aanwezige kronkelwaardgeul,
  4. d. naar omvang ondergeschikte doorsnijdingen van de onder c bedoelde waardevolle elementen ten behoeve van de golfbaan en wandelroutes;
  5. e. een clubhuis;
  6. f. ten hoogste één bedrijfswoning;
  7. g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag' voor opslag en materieelberging;
  8. h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' voor parkeervoorzieningen:
    1. 1. met een oppervlakte van maximaal 50% van de oppervlakte van de gronden met deze bestemming, en
    2. 2. met ten minste 120 parkeerplaatsen;
  9. i. wegen en fiets- en voetpaden;
  10. j. groenvoorzieningen
  11. k. water, waterbeheer en waterberging;
  12. l. bij de bestemming behorende verkeers- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, erven en terreinen.

24.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

24.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. sublid 24.2.1, onder a, voor het bouwen van gebouwen voor nutsvoorzieningen tot een oppervlakte van 25 m² en een goothoogte van 3,5 meter;
  2. b. sublid 24.2.2, onder a, voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van 11 meter, voor zover deze noodzakelijk zijn voor het meest doelmatige gebruik en beheer overeenkomstig de bestemming.

24.4 Specifieke gebruiksregels

Een gebruik in strijd met de bestemming is in ieder geval ook het gebruik van gronden en bouwwerken:

  1. a. voor militaire oefeningen;
  2. b. als speel-, kampeer- of caravanterrein, dagcamping, lig- of speelweide en zwemgelegenheid;
  3. c. voor het beproeven van en het houden van wedstrijden, racen en crossen met motorvoertuigen, motoren en bromfietsen;
  4. d. voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport;

tenzij dit gebruik plaatsvindt overeenkomstig de bestemming of verband houdt met de verwerkelijking daarvan.

24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het verwijderen, aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van eventuele oppervlakteverhardingen (al dan niet tijdelijk);
    2. 2. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
    3. 3. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen, opvullen of egaliseren van de bodem waaronder begrepen het ophogen met bagger- of grondspecie;
    4. 4. het vellen of rooien van houtopstanden of -gewassen, anders dan bij wijze van verzorging;
    5. 5. het aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
    6. 6. het, al dan niet tijdelijk, opslaan of storten van bouw- en afvalmateriaal;
    7. 7. het verlagen of verhogen van de grondwaterstand;
    8. 8. het permanent aanleggen van dammen of soortgelijke constructies, die de watergang beïnvloeden, in waterlopen.
  2. b. De omgevingsvergunningsplicht als bedoeld onder a. geldt niet voor werken en werkzaamheden welke:
    1. 1. het normale onderhoud betreffen;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    4. 4. vallen onder de Boswet of krachtens die wet gestelde voorschriften.
  3. c. De in onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwetenschappelijke of landschappelijke waarden van de gronden.

Artikel 25 Sport - Manege

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een manege;
  2. b. met de sportactiviteiten samenhangende, additionele horeca;
  3. c. water, waterbeheer en waterberging;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
  5. e. bij de bestemming behorende fiets- en voetpaden, verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, erven en terreinen.

25.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 26 Tuin

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen.

26.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen welke niet meer dan 2 meter hoog mogen zijn achter de voorgevelrooilijn en 1 meter hoog voor de voorgevelrooilijn;
  2. b. in afwijking van het gestelde onder a. mag de bouwhoogte van beeldene kunstwerken, palen en masten niet meer dan 6 meter bedragen.
  3. c. het gestelde onder a. geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer en beeldende kunstwerken.

Artikel 27 Verkeer

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. rijwegen met het bestaande aantal rijstroken, en de bestaande structuur van weefvakken en op- en afritten;
  2. b. fiets- en voetpaden en fietstunnels;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. water en kruisingen met water;
  5. e. waterbeheer en waterberging;
  6. f. hoogwaardig openbaar vervoerbanen;
  7. g. kruisingen met railverkeer;
  8. h. geluidwerende voorzieningen;
  9. i. faunapassages;
  10. j. bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, fietsenstallingen, reclame-uitingen en kunstwerken.

27.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 28 Verkeer - Openbaar Vervoer

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Openbaar Vervoer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (een deel van) een hoogwaardige openbaarvervoerbaan (HOV-baan) in de vorm van een trambaan;
  2. b. kruisingen met wegen, railverkeer, water en groenvoorzieningen;
  3. c. fiets- en voetgangersoversteekplaatsen;
  4. d. fiets- en voetpaden en fietstunnels;
  5. e. werkterreinen, onderhoudswegen, -paden en -stroken ten behoeve van openbaar vervoer en railverkeer;
  6. f. calamiteitenverkeer;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'groen': voor groenvoorzieningen;
  8. h. overige kunstwerken, waaronder bruggen, faunapassages en (ecologische) duikers;
  9. i. overige voorzieningen zoals fietsenstallingen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, ontsluitingsweg voor naastgelegen spoorbaan, taluds en grondkerende voorzieningen ten behoeve van de naastgelegen spoorbaan, geluidswerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, bovenleidingsmasten, kunstwerken, waterbeheer en waterberging.

28.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 29 Verkeer - Railverkeer

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. railverkeer;
  2. b. stationsvoorzieningen en halteplaatsen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'brug' voor een brug ten behoeve van het rail- en wegverkeer;
  4. d. kruisingen met wegen, water en groenvoorzieningen;
  5. e. wegen en ontsluitingswegen;
  6. f. fiets- en voetpaden en fietstunnels;
  7. g. waterbeheer en waterberging;
  8. h. parkeervoorzieningen;
  9. i. geluidwerende voorzieningen;
  10. j. faunapassages;
  11. k. de bij de bestemming behorende kunstwerken, paden, fietsenstallingen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

29.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer dan 5 meter bedragen;
  2. b. de bouwhoogte van fiets- en voetgangersbruggen mag niet meer dan 10 meter bedragen;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geluidwerende voorzieningen hieronder begrepen, mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  4. d. het bepaalde onder a t/m c geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding, begeleiding en regeling van het (rail)verkeer.

Artikel 30 Verkeer - Verblijfsgebied

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verkeers- en verblijfsgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer;
  2. b. water, waterbeheer en waterberging;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', behoud en herstel van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorisch waardevolle schoorstenen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - loopbrug' voor een loopbrug ten behoeve van de aangrenzende bestemmingen;
  8. h. faunapassages;
  9. i. bij de bestemming behorende wegen, voet- en fietspaden, geluidwerende voorzieningen, fietsenstallingen, nutsvoorzieningen en kunstwerken.

30.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer dan 6 m² per gebouw bedragen;
  2. b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 2 meter bedragen .
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  4. d. in afwijking van het bepaalde onder a t/m c, mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeergarage - 1' worden gebouwd:
    1. 1. een halfverdiepte parkeergarage met een bouwhoogte van maximaal 1,5 meter;
    2. 2. een ondergrondse voetgangersverbinding tussen deze garage en het stadion;
    3. 3. een gebouw ten behoeve van horeca, zoals opgenomen in de categorieën C en D van de bij dit bestemmingsplan behorende Lijst van Horeca-activiteiten, met maximaal twee bouwlagen en een brutovloeroppervlakte van maximaal 500 m²;
  5. e. in afwijking van het bepaalde onder a t/m c, mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeergarage - 2' een parkeergarage worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
  6. f. in afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte voor constructies ten behoeve van stadionoverkappingen zoals geregeld in de bestemming 'Gemengd - 2' tot een hogere bouwhoogte worden gebouwd;
  7. g. het bepaalde onder a t/m e geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer;
  8. h. de bouwhoogte van de in lid 30.1, onder f bedoelde schoorstenen mag niet meer bedragen dan 20 meter.

30.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.2 onder a en b, voor:

  1. a. afwijkingen van de maximale oppervlakte van een gebouw tot ten hoogste 20 m²;
  2. b. afwijkingen van de maximale bouwhoogte van een gebouw tot maximaal 3 meter.

Artikel 31 Water

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterlopen met bijbehorende taluds en oevers;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. waterbeheer en waterberging;
  4. d. kruisingen met wegverkeer;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1' tevens voor een fietsverbinding;
  7. g. kunstwerken en kademuren.

31.2 Bouwregels

  1. a. binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  2. b. binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd waarvan de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3 meter mag bedragen.

Artikel 32 Wonen - 1

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf dan wel een bed & breakfast;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - aanbouw' voor (specifieke) aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' voor sportgerelateerde detailhandel, uitsluitend op de eerste en tweede bouwlaag;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' voor kantoor;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'berging' voor een berging;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'garage' ook voor een garage;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' voor dienstverlening, uitsluitend op de eerste en tweede bouwlaag;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' voor opslag van goederen of stoffen die niet brand-, explosie- of anderszins gevaarlijk zijn;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-1' tevens voor kleinschalige bootverhuur;
  10. j. de bij deze bestemming behorende gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen, waaronder kelders, tuinen, erven, water en terreinen.

32.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

32.3 Specifieke gebruiksregels

32.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 32.3.1 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven functiemenging, indien en voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven functiemenging.

32.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'garage' zoals bepaald in lid 32.1 onder f te wijzigingen in de functie wonen, mits deze wijziging geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor de omgeving, in de vorm van verkeers- of parkeeroverlast.

Artikel 33 Wonen - 2

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  1. a. wonen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf dan wel een bed & breakfast;
  2. b. de bij deze bestemming behorende gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen, tuinen, erven, water en terreinen. parkeervoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.

33.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

33.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 33.2.1, onder d, ten behoeve van het aaneenbouwen van hoofdgebouwen, tot maximaal twee-aaneen, mits de bebouwingskarakteristiek van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 33.2.2 onder c, ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens, mits de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

33.4 Specifieke gebruiksregels

33.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 33.4.1 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven functiemenging, indien en voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven functiemenging.

Artikel 34 Wonen - 3

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in de vorm van woningen en bijzondere woonvoorzieningen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  2. b. bij deze bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.

34.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

34.3 Specifieke gebruiksregels

34.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 34.3.1 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven functiemenging, indien en voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven functiemenging.

Artikel 35 Wonen - Woonwagenstandplaats

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonwagens met bijbehorende voorzieningen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' tevens voor een handelsbedrijf in caravans;
  3. c. de bij de bestemming behorende nutsvoorzieningen, ongebouwde parkeervoorzieningen, verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen.

35.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

35.3 Specifieke gebruiksregels

De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in samenhang met wonen is uitsluitend toegestaan indien:

  1. a. de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf niet groter is dan 1/3 deel van het vloeroppervlak van de woning, tot een maximum van 40 m², inclusief bijbehorende bouwwerken;
  2. b. de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, maximaal 40 m2 bedraagt, indien het beroep of bedrijf aan huis in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend;
  3. c. het, in geval van bedrijfsactiviteiten, bedrijfsactiviteiten betreft in maximaal categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven functiemenging en bedrijfsactiviteiten waarvoor geen omgevingsvergunning voor de activiteit milieu is vereist;
  4. d. er geen sprake is van verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.

35.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 35.3 onder c voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven functiemenging, indien en voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven functiemenging.

Artikel 36 Leiding - Brandstof

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Brandstof aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(-en) mede bestemd voor:

  1. a. een ondergrondse brandstoftransportleidingen en daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse va de aanduiding 'hartlijn leiding-brandstof';
  2. b. een belemmeringenstrook met een breedte van 5 meter aan weerszijden van de hartleiding van de leiding sportleiding.

36.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de overige bestemmingen, uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter.

36.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 13.2 voor:

  1. a. het bouwen van gebouwen ten behoeve van de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding;
  2. b. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.

Artikel 37 Leiding - Gas

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 12" en een druk van ten hoogste 40 bar en daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'.

37.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. binnen deze bestemming mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de overige bestemmingen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen mag -met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende regels- uitsluitend worden gebouwd, indien dit betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  3. c. in geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding – Gas' voorrang krijgt.

37.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 37.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen van deze gronden, met inachtneming van de desbetreffende regels, mits:

  1. a. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten, en
  2. b. ter zake daarvan vooraf advies van de beheerder van de betreffende leiding is ingewonnen.

37.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    2. 2. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
    3. 3. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    4. 4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    5. 5. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    6. 6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    7. 7. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    8. 8. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  2. b. de omgevingsvergunningsplicht als bedoeld onder a, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. 1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, als bedoeld in lid 37.3;
    2. 2. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
    3. 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    4. 4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  3. c. de werken en werkzaamheden, als bedoeld onder a, zijn slechts toelaatbaar, voor zover het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen winnen burgemeester en wethouders ter zake daarvan advies in bij de beheerder van de betreffende leiding.

Artikel 38 Waarde - Archeologie

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

38.2 Specifieke gebruiksregels

Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen, het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg.

Artikel 39 Waarde - Cultuurhistorie

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud en herstel van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waarden, bestaande uit de ter plaatse aanwezige lunetten en de daar voorkomende flankkazematten, groepsschuilplaatsen en schoorstenen.

39.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het verwijderen, aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, en het aanbrengen van eventuele andere oppervlakteverhardingen (al dan niet tijdelijk);
    2. 2. het ontginnen, afgraven, ophogen, opvullen of egaliseren van de bodem waaronder begrepen het ophogen met bagger- of grondspecie;
    3. 3. het dempen van sloten;
    4. 4. het vellen of rooien van houtopstanden of -gewassen, anders dan bij wijze van verzorging;
    5. 5. het, al dan niet tijdelijk, opslaan of storten van bouw- en afvalmateriaal;
  2. b. de omgevingsvergunningsplicht als bedoeld onder a, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. 1. betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  3. c. de werken of werkzaamheden als bedoeld onder a, zijn slechts toelaatbaar voor zover geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden en het behoud en herstel daarvan.

Artikel 40 Waarde - Ecologie

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van de aan het ecologische kerngebied en de ecologische verbindingszones verbonden ecologische waarden.

40.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
    2. 2. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen, opvullen of egaliseren van de bodem waaronder begrepen het ophogen met bagger- of grondspecie;
    3. 3. het vellen of rooien van houtopstanden of -gewassen, anders dan bij wijze van verzorging;
    4. 4. het aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
    5. 5. het, al dan niet tijdelijk, opslaan of storten van bouw- en afvalmateriaal;
    6. 6. het verlagen of verhogen van de grondwaterstand;
    7. 7. het permanent aanleggen van dammen of soortgelijke constructies, die de watergang beïnvloeden, in waterlopen;
  2. b. de omgevingsvergunningsplicht als bedoeld onder a, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. 1. betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  3. c. De werken of werkzaamheden als bedoeld onder a, zijn slechts toelaatbaar voor zover geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de ecologische- en natuurwaarden van de gronden.

Artikel 41 Waterstaat - Waterkering

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het in stand houden en het onderhoud van de waterkering en daarbij behorende voorzieningen.

41.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de overige bestemmingen, uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter.

41.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 41.2,ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen van deze gronden, met inachtneming van de desbetreffende regels, mits:

  1. a. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterkering, en
  2. b. ter zake daarvan vooraf advies van de beheerder van de betreffende waterkering is ingewonnen.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 42 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 43 Algemene Bouwregels

  1. a. Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappenhuizen, hellingbanen, entreeportalen, veranda's en afdaken en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter;
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde genoemd onder a. voor het overschrijden van bouw- en/of bestemmingsgrenzen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels door tot gebouwen behorende balkons, afdaken, erkers e.d., mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter en waarbij de vrije hoogte tot aan het peil minimaal 2,2 meter bedraagt;
  3. c. de regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende bepalingen:
    1. 1. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
    2. 2. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
    3. 3. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
    4. 4. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
    5. 5. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 44 Algemene Gebruiksregels

Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van:

  1. a. onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens, tenzij dit gebruik plaatsvindt overeenkomstig de bestemming of verband houdt met de verwerkelijking daarvan;
  2. b. onbebouwde gronden of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  3. c. onbebouwde gronden als kampeerterrein;
  4. d. vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  5. e. onbebouwde gronden als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan, tenzij dit gebruik plaatsvindt overeenkomstig de bestemming of verband houdt met de verwerkelijking daarvan;
  6. f. onbebouwde gronden als stortplaats voor puin en afvalstoffen, tenzij dit gebruik:
    1. 1. plaatsvindt overeenkomstig de bestemming of verband houdt met de verwerkelijking daarvan,of
    2. 2. het betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen.

Artikel 45 Algemene Regel Omtrent Parkeergelegenheid

Op grond van het bepaalde in de planregels mogen de voor de verschillende bestemmingen aangewezen gronden daarvoor slechts worden gebruikt onder de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen binnen die bestemming wordt gerealiseerd of in stand gehouden.

Artikel 46 Algemene Aanduidingsregels

46.1 Veiligheidszone - lpg

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen toegestaan.

46.2 Vrijwaringszone - straalpad

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' mag de bouwhoogte van bouwwerken ten opzichte van N.A.P. niet meer dan 55 meter bedragen.

Artikel 47 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:

  1. a. de bij recht toegestane maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels voor het toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels voor het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen;
  4. d. het overschrijden van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor het plaatsen van hekwerken of borstweringen ten behoeve van dakterrassen, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte met niet meer dan 1,5 meter mag worden overschreden;
  5. e. de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  6. f. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  7. g. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 55 meter;
  8. h. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals liftkokers, trappenhuizen, lichtkappen.

Artikel 48 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 49 Overgangsrecht

49.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

49.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

49.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

Indien het gebruik als bedoeld in artikel 49.2, lid 1, en in voorkomend geval het gebruik als bedoeld in artikel 49.2, lid 2, het gebruik als woning betreft van het pand Houtensepad 148, dan mag dat gebruik worden voortgezet en wordt dat gebruik niet aangemerkt als een gebruik in strijd met het bestemmingsplan, zolang dat gebruik als woning plaatsvindt door de persoon of personen die dat gebruik uitoefende(n) op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

Artikel 50 Slotregel


Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Rijnsweerd, Maarschalkerweerd.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Doelstelling

Het voornemen tot het opstellen van het bestemmingsplan Rijnsweerd, Maarschalkerweerd komt voort uit de wens om voor het gebied een goede juridisch planologische regeling te hebben voor het beheren en handhaven van de bestaande ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Het actueel houden van bestemmingsplannen voor het grondgebied van de gemeente is daarnaast een belangrijk uitgangspunt van de gemeente Utrecht.

Het bestemmingsplan richt zich voornamelijk op beheer van de bestaande situatie en het vastleggen van de functionele en ruimtelijke structuur.

Het nieuwe bestemmingsplan heeft als doel de totstandkoming van een eenduidige en samenhangende juridisch-planologische regeling. In het plan worden de wijzigingen in de wet- en regelgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening, die zich in de loop van de tijd hebben voorgedaan, verwerkt. Met dit bestemmingsplan wordt aansluiting gezocht bij recent tot stand gekomen bestemmingsplannen binnen de gemeente, waarbij wordt gestreefd naar uniformiteit van bestemmingen en regelgeving.

Ten aanzien van gebieden waar mogelijk veranderingen zullen gaan plaatsvinden, heeft het college van burgemeester en wethouders besloten dat deze veranderingen alleen in een op beheer gericht bestemmingsplan zullen worden meegenomen als die ontwikkelingen voldoende uitgekristalliseerd zijn.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied Rijnsweerd, Maarschalkerweerd betreft een gemengd gebied gelegen in het
oosten van de stad Utrecht. Mereveld ligt ook binnen het plangebied. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Biltse Rading, aan de westzijde door de Waterlinieweg, aan de zuidzijde door de spoorlijn Utrecht- 's Hertogenbosch en Lunet 3 en Lunet 4 en aan de oostzijde door de A27 en de gronden van de gemeente Bunnik. Het plangebied sluit aan op de plangebieden van de omliggende bestemmingsplannen voor Lunetten, Oudwijk, Kromme Rijn e.o., Wilhelminapark en De Uithof.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPRIJNSMAARSCH-0401_0001.jpg"

Begrenzing plangebied Rijnsweerd, Maarschalkerweerd

De gemeente Utrecht werkt samen met de regio Utrecht aan de realisatie van een netwerk voor Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) dat Utrecht Centraal Station verbindt met De Uithof. Deze HOV verbinding loopt vanaf CS langs het spoor tot Lunet 2. Van daar gaat het met een boog door het Maarschalkerweerd, over het sportpark Koningsweg, richting de Koningsweg. Vanaf de kruising Koningsweg - Laan van Maarschalkerweerd volgt de baan de Laan van Maarschalkerweerd en de Weg tot de Wetenschap naar De Uithof. Voor het tracé is een apart bestemmingsplan opgesteld. Daarmee valt het tracé dus buiten het plangebied.

Voor het zwembad Krommerijn is recent een apart bestemmingsplan opgesteld, deze locatie is buiten het plangebied van dit bestemmingsplan gelaten.

1.3 Vigerende Plannen

Binnen het plangebied gelden onderstaande vigerende bestemmingsplannen. Bij inwerkingtreding van het bestemmingsplan Rijnsweerd, Maarschalkerweerd vervangt dit bestemmingsplan de plannen voor zover gelegen binnen het plangebied.

Bestemmingsplan Vaststelling Goedkeuring Raad van State
Rijnsweerd noord 1977 30-06-1977 17-05-1978 16-09-1981
Rijnsweerd noord 1997 23-04-1998 11-08-1998
Rijnsweerd noord 1e herziening kantoren 02-12-1999 07-03-2000
Rijnsweerd zuid 25-02-1988 04-10-1988 21-08-1990
Rijnsweerd zuid 1e herziening tuinen 06-02-1997 20-05-1997
Mereveld 28-11-1996 01-07-1997
Woonwagenstandplaatsen facet bestemmingsplan 1982 26-08-1982 13-09-1983 23-10-1985
Woonwagenstandplaatsen facet bestemmingsplan 1998 03-09-1998 01-12-1998
Lunetten 29-08-1974 18-03-1975 11-11-1977
Maarschalkerweerd uitbreiding in hoofdzaken 31-10-1963 27-01-1965
Maarschalkerweerd 1977 30-06-1977 26-04-1978 24-12-1980
Uitwerkingsplan Trainingsaccommodatie Zoudenbalch 17-09-2002 29-10-2002
Galgenwaard 31-10-2002 15-05-2003
Lunetten, 2006 08-12-2005 17-03-2006

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPRIJNSMAARSCH-0401_0002.jpg"

Vigerende bestemmingsplannen

1.4 Bestemmingsplanmethodiek

Het bestemmingsplan richt zich op de actualisering van het ruimtelijk beleid voor het plangebied. De bestaande ruimtelijk-functionele structuur vormt de basis. Aan de te verwachten ontwikkelingen de komende 10 jaar wordt, voor zo ver wenselijk en mogelijk, ruimte geboden. Er worden op maat gesneden regelingen geformuleerd ter bescherming van specifieke kwaliteiten (bijvoorbeeld monumenten) of juist om voldoende flexibiliteit naar de toekomst toe te kunnen bieden (bijvoorbeeld rekening houden met voorzienbare woonwensen).

Ten aanzien van gebieden waar mogelijk veranderingen zullen gaan plaatsvinden heeft de gemeenteraad op 1 september 2005 besloten dat deze veranderingen alleen in een op 'beheer' gericht bestemmingsplan worden meegenomen als de ontwikkelingen voldoende uitgekristalliseerd zijn. In alle andere gevallen zal aan deze gebieden een conserverende bestemming worden gegeven, die zoveel mogelijk aansluit bij de geldende bestemming en het bestaande (legale) gebruik.

Deze keuze hangt samen met de opdracht van de gemeenteraad, om de gehele gemeente Utrecht
vóór 1 juli van dit jaar te voorzien van moderne, actuele bestemmingsplannen. Wachten op nu nog onzekere bouwplannen houdt het plan- en besluitvormingsproces van op beheer gerichte bestemmingsplannen teveel op.

Indien zich actuele ontwikkelingen voordoen tijdens de planprocedure, zal iedere keer worden of en, zo ja, hoe deze ontwikkelingen in het bestemmingsplan kunnen worden betrokken. Toekomstige ontwikkelingen worden dus niet op voorhand afgewezen. Als de ontwikkeling niet in het bestemmingsplan kan worden opgenomen, volgt een afzonderlijk planvormingtraject en een afzonderlijke planologisch-juridische procedure. Uitvoering ervan zal dus te zijner tijd mogelijk gemaakt moeten worden met behulp van een herziening van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Relevante Beleidskaders

2.1 Inleiding

Op verschillende bestuurlijke niveaus zijn beleidsuitspraken gedaan die van belang zijn voor de ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied Rijnsweerd, Maarschalkerweerd. De belangrijkste conclusies van relevante beleidskaders worden in dit hoofdstuk weergegeven.

2.2 Rijksbeleid


Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Per 1 januari 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden (hierna ook: SVIR). Hierin geeft het kabinet een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de structuurvisie worden belangrijke andere accenten geplaatst op het brede gebied van ruimtelijke ordening en bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het betekent voor de ruimtelijke ordening in brede zin een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden en actualisatie van het Nationaal Ruimtelijk Beleid. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak, de structuurvisie voor de Snelwegomgeving en de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

De nationale belangen uit de SVIR die juridische borging vragen, staan in de AMvB Ruimte (Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, ook wel 'Barro' genoemd). De AMvB Ruimte is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Bij het opstellen van bestemmingsplannen moeten gemeenten zich houden aan bij AMvB of verordening gestelde regels. Nieuwe of gewijzigde regels moeten binnen een bepaalde termijn in de bestaande bestemmingsplannen worden verwerkt. Het besluit geeft geen andere regels waar bestemmingsplannen aan moeten voldoen. De onderwerpen zijn Defensie (met uitzondering van radar, Waddenzee en waddengebied, Kustfundamenten, Project Mainportontwikkeling Rotterdam).

Voor Maarschalkerweerd-Rijnsweerd zijn de volgende onderwerpen uit de SVIR van belang:

- Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde: De Nieuwe Hollandse waterlinie is aangegeven als Nationaal Landschap, de verantwoording voor de Nationale landschappen ligt voortaan bij de provincies.- Hoofdwegen en hoofdspoorwegen: verbreding A27 en A12 en sporen naar Arnhem en Lunetten; - Ecologische hoofdstructuur: hiervoor is in de SVIR de door de provincies planologisch begrensde Ecologische Hoofdstructuur (EHS) aangegeven.

Structuurvisie Snelwegomgeving 'Zicht op Mooi Nederland' (2008)
Voor de omgeving van de A27 is de Structuurvisie Snelwegomgeving 'Zicht op Mooi Nederland' (2008) van belang. Doel van de structuurvisie Snelwegomgeving is het verminderen van de verrommeling van de bebouwde en onbebouwde omgeving langs de snelwegen en een bijdrage leveren aan een positieve beleving van het landschap, door:

  • de ruimtelijke kwaliteit in snelwegomgeving verbeteren door betere integratie infrastructuur en ruimte;
  • de herkenbare en kenmerkende landschapskwaliteiten in snelwegomgeving veiligstellen.


Programma Verder
In het kader van het programma VERDER werken Rijk en regio samen aan een integrale aanpak om de bereikbaarheid van de regio Midden-Nederland te verbeteren. Deze verbetering is bedoeld voor zowel het doorgaande als het regionale verkeer, en voor zowel automobilisten als voor OV-gebruikers en fietsers. De samenwerking moet leiden tot een breed gedragen pakket van effectieve maatregelen. Via VERDER komen alle mogelijke oplossingen in beeld: een zorgvuldige ruimtelijke ordening, mobiliteitsmanagement, verbetering van het openbaar vervoer (OV), en ingrepen om de capaciteit van het wegennet te vergroten. Samen – en elkaar versterkend – gaan deze oplossingen ervoor zorgen dat de regio ook in de toekomst haar functie als draaischijf voor de mobiliteit in Nederland blijft waarmaken.

VERDER bestaat uit twee gebiedsgerichte pakketstudies, één betreft de Ring Utrecht. Rijk en regio hebben met elkaar overeenstemming bereikt over aanpak van de Ring Utrecht. De A27 en A12 worden verbreed en de Noordelijke Randweg Utrecht (NRU) wordt opgewaardeerd. Hierdoor gaat de doorstroming op de Ring Utrecht aanzienlijk verbeteren. De aanleg van nieuwe wegen aan de west- en oostkant van Utrecht is hierdoor niet nodig. Dit blijkt uit het onderzoek voor de verkeerssituatie tot 2020. Al eerder is overeengekomen om ook stevig in het openbaar vervoer te investeren.

Van toepassing op Rijnsweerd, Maarschalkerweerd
Voor Rijnsweerd - Maarschalkerweerd is de verbreding en overkluizing van de A27 tussen knooppunten Lunetten en Rijnsweerd van belang. Over dit deel van de A27 rijden dagelijks 200.000 voertuigen. Ter hoogte van Amelisweerd moeten veel voertuigen van rijbaan verwisselen voor het vervolg van hun route. Dit levert dagelijks veel files op. Het is daarmee een enorm knelpunt. Om de doorstroming op dit traject te verbeteren wordt onderzocht met welk verkeerssysteem het elkaar kruisende verkeer het beste kan worden gescheiden. Eventueel kan daarbij de capaciteit worden vergroot naar 2x7 rijstroken. Ook worden de knooppunten Lunetten en Rijnsweerd aangepast. De 'bak' bij Amelisweerd kan worden verbreed. Door een overkapping (van ongeveer 250 meter) van de verbrede bak ontstaan bovendien nieuwe mogelijkheden voor natuur, recreatie en verbindingen binnen de stad. De precieze uitwerking van de plannen rond de A27 volgt in 2013.

2.3 Provinciaal En Regionaal Beleid

Het regionale beleid dat van toepassing is op dit plangebied zijn het Streekplan (2004), het Regionaal Structuur Plan (RSP) en de Ontwikkelingsvisie van de 'NV -Utrecht'- partners ( samenwerkingsverband tussen Hilversum, Amersfoort en Utrecht, omliggende regio's Amersfoort, Gooi en Vechtstreek en BRU en de provincie Utrecht). Voor het provinciale beleid geldt ook dat de Provinciale Structuurvisie (PRS) nauwelijks aandacht besteed aan het verkeersbeleid. Hier wordt nog nieuw beleid voor gemaakt.

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2025
Het Streekplan (2004) is, vanwege de nieuwe Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008, beleidsneutraal omgezet in de provinciale Structuurvisie. Recent is de nieuwe provinciale structuurvisie en verordening vastgesteld. De PRS is zelfbindend voor de provincie, de PRV is bindend voor de gemeenten. Voor de provincie zijn de twee belangrijkste beleidsopgaven gekoppeld aan de opgaven die nodig zijn om Utrecht aantrekkelijk te houden als vestigingsplaats; accent op binnenstedelijke opgave en behoud en versterken kwaliteit landelijk gebied. In het provinciale beleid worden verscheidene beleidsuitspraken gedaan die van toepassing zijn op het plangebied. Het gaat om de onderwerpen Rode contour, stedelijk gebied, landelijk gebied, recreatiezone, cultuurhistorisch erfgoed en kernrandzone. Het hele gebied ligt in het landschap van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Een van de middelen die de provincie inzet voor beheerste groei is de rode contour. Buiten de rode contour geldt het regime voor landelijk gebied en is bouwen zonder toestemming van de provincie niet mogelijk. Maarschalkerweerd, Nieuw Amelisweerd, de golfbaan en Park Bloeyendaal liggen buiten de rode contour, in het landelijk gebied. De rest van het plangebied (Rijnsweerd Noord en Zuid) ligt binnen de rode contour in het stedelijk gebied.

Per deelgebied
Rijnsweerd: Voor Rijnsweerd is aangegeven dat het gebied een toekomstige satelliet kan worden van het campusmilieu van Utrecht Science Park. In deze gebieden is sprake van een clustering van bedrijven en instellingen die gebruik maken van elkaars kennis en voorzieningen.

Maarschalkerweerd: Op dit gebied liggen verschillende bestemmingen, namelijk landelijk gebied, kernrandzone, Cultuurhistorisch Erfgoed (archeologisch en ook militair erfgoed) en landbouwgebied. Voor de kernrandzone geeft de provincie aan dat in deze zone het van provinciaal belang is dat stad en land worden verbonden en dat er wordt voorzien in een kwalitatief goed recreatieaanbod. Voor Maarschalkerweerd is daarnaast bepaald dat hier het nationaal hockeycentrum kan worden gevestigd. De provincie vindt "enige daarmee verband houdende verstedelijking acceptabel, mits deze past in een door de gemeente op te stellen integrale gebiedsvisie voor (dit deel van) de stedelijke kernrandzone". In algemene zin geldt dat wil de gemeente in haar stadsrand (kernrand) ontwikkelingen toestaan, dan moet er een integrale kernrandzonevisie worden opgesteld.

Utrechtse Golfclub en stukje Nieuw Amelisweerd: Deze gebieden liggen in het landelijk gebied en hebben ook het label recreatiezone, landbouwgebied en Cultuurhistorich Erfgoed (archeologie, militair erfgoed en historische buitenplaatszone) gekregen.

2.4 Gemeentelijk Beleid


Structuurvisie Utrecht 2015-2030 (2004)
In de structuurvisie Utrecht 2015-2030 is de gewenste toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de stad beschreven. De Structuurvisie Utrecht brengt de samenhang tussen programma's en projecten in beeld en biedt duidelijkheid over de ruimtelijk strategische vraagstukken van de stad.

Ontwikkelingsperspectieven Podium, Markt en Binnentuin
In de structuurvisie zijn de kernkwaliteiten van de stad verwerkt in drie ontwikkelingsperspectieven: 'Het Podium', 'De Markt' en 'De Binnentuin'. Het perspectief 'Het Podium' richt zich op de stad als ontmoetingsplaats voor kunst, cultuur, onderwijs, voorzieningen en recreatie. In het perspectief 'De Markt' wordt het economische, dynamische en hoogstedelijke karakter van de stad versterkt. De opgave voor de binnentuin ligt vooral in het onderhouden, vernieuwen en versterken van de kenmerkende wijkstructuren, waarbij de woonfunctie domineert.

Gebiedsperspectief Oostrand
Voor de oostkant van de stad geldt in de structuurvisie ook het gebiedsperspectief Oostrand. Binnen dit gebiedsperspectief wordt de Nieuwe Hollandse Waterlinie als structurerend element gezien. Ook is de waterlinie benoemd als één van de vijf belangrijke (boven)stedelijke podia. Binnen de podiumzone van de Waterlinie bevindt zich een klein aantal locaties dat een rol speelt in het ontwikkelingsperspectief de Markt. Meer geïsoleerde, exclusieve stedelijke ontwikkelingen worden hier in principe ruimte geboden. Eén en ander komt neer op het ontwikkelen van de landschappelijke podiumkwaliteit als kader dat moet zorgen voor samenhang van het programma dat wordt toegevoegd. Ook de relatie van de stadsrand met de Uithof en het buitengebied kan beter vorm worden gegeven. Dit betekent het verbeteren van met name de langzaam verkeer verbindingen (fietsroutes en wandelpaden), mede ter ontsluiting van de forten en lunetten.

Specifieke gebieden
Het woongebied van Rijnsweerd Zuid, de University College en de Kromhoutkazerne behoren tot de Binnentuinen. Doelstellingen binnen het perspectief de binnentuin zijn:

  • het creëren van een veilige en leefbare woonomgeving;
  • het bijdragen aan de sociale vitaliteit van de stad;
  • het zorg dragen voor geborgenheid in een stedelijk milieu.


De opgave voor de binnentuin ligt vooral in het onderhouden, vernieuwen en versterken van de kenmerkende wijkstructuren, waarbij de woonfunctie domineert. Elementen van rust, sociale cohesie en stabiliteit dragen bij aan de kwaliteit van de binnentuin. Voor iedere wijk is een basispakket aan voorzieningen nodig (welzijnsvoorzieningen, winkelaanbod en speel- en recreatiezones). Kleinschalige functiemenging is mogelijk. Verkeer wordt zoveel mogelijk via de stedelijke ontsluitingswegen afgehandeld.

Stadion Galgenwaard, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en het gehele gebied onder de Kromme Rijn (recreatief gebied en stedelijk groen) vallen onder het Podium. Doelstellingen binnen het perspectief Podium zijn: het versterken van de landelijke identiteit van Utrecht als ontmoetingsstad, het bijdragen aan de culturele vitaliteit van de stad, het versterken van de functionele relatie van de stad met de regio op gebied van cultuur, onderwijs, voorzieningen en recreatie en het ontwikkelen van een uitnodigend stedelijk milieu.

In de ontwikkelingsrichting naar 2015 is het woongebied van Rijnsweerd Zuid is aangeduid als 'stedelijk- groenstedelijk milieu'. Kenmerkend voor dit type milieu is de lage graad van functiemenging, waarbij het voorzieningenpakket is afgestemd op de wijk. Eventuele herstructurering vindt plaats met de oorspronkelijke maat en schaal als uitgangspunt. De Kromhoutkazerne en stadion Galgenwaard (en omgeving) zijn aangeduid als "gemengd stedelijk milieu". Dit gebied kent meer functiemenging. Het University College is aangeduid als 'kenniscentrum'. De kantoren en volkstuinen in Rijnsweerd vallen onder 'hoogstedelijk milieu – accent werken'. De vier Lunetten, het gebied ten noorden van de kantoren in Rijnsweerd (waaronder het defensieterrein en het westelijk gelegen woongebied) en het gebied tussen de Kromme Rijn en de spoorlijn zijn aangeduid als 'stedelijke groenstructuur'. Het overige gebied (licht groen) is aangeduid als 'groen buiten stedelijke groenstructuur'.

Ontwikkeling van de landschappelijke podiumkwaliteit in combinatie met verstedelijking is gewenst. Rijnsweerd, Galgenwaard en de Lunettendriehoek kunnen ruimten bieden voor ontwikkelingen die passen in De Markt of in De Binnentuin. Aandacht gaat uit naar het verbeteren van de relatie tussen stad en buitengebied. Hierbij kan worden gedacht aan verbeteren van de langzame verbindingen en het selectief toevoegen van programma.

Verkeersbeleid

Ambitiedocument Utrecht Aantrekkelijk en Bereikbaar
Het college van Utrecht wil regionaal verkeer en verkeer van Leidsche Rijn naar het noordwestelijke deel van de bestaande stad stimuleren een route via de Ring Utrecht te nemen. Hierdoor vermindert de autodruk in Utrecht West en is door betere benutting van de huidige infrastructuur de aanleg van een nieuwe verbindingsweg (Spoorlaan) overbodig. Daarnaast geeft het college meer ruimte aan fietsers, voetgangers en openbaar vervoer. Voor de auto is minder plaats in de openbare ruimte.

In het ambitiedocument staat uitgewerkt hoe het college de halvering van de groei van het autoverkeer in 2030 wil bereiken. Ook heeft het college de Studie benuttingsvariant Utrecht West vastgesteld, dat tot doel heeft de autodruk in Utrecht West blijvend te verminderen.

Betere benutting bestaande wegen: het autoverkeer in Utrecht West moet over de bestaande infrastructuur worden verwerkt. Uitgangspunt hierbij is de halvering van de groei in 2030. Het college wil het doorgaande autoverkeer tussen Leidsche Rijn en het noordwestelijke deel van de bestaande stad doseren. Op de Noordelijke Stadsas ter hoogte van het toekomstige Leidsche Rijn Centrum komt een doseerinstallatie. Voor automobilisten is het zo aantrekkelijker gebruik te maken van de Ring Utrecht. Deze oplossing heeft grote voordelen: hij veroorzaakt geen nieuwe knelpunten, de benodigde infrastructurele ingrepen zijn minimaal en op alle wegen wordt voldaan aan geluids- en luchtkwaliteitsnormen. Na bespreking in de raadscommissie wil het college deze 'doseervariant Noordelijke Stadsas' vrijgeven voor consultatie.

Halvering groei autoverkeer in 2030: Utrecht moet ook op de langere termijn leefbaar en vitaal blijven. Om dit te bereiken wil het college dat de fiets de eerste vervoerskeuze is in de stad en moet een regionaal tramnetwerk de basis zijn van het ov-systeem. De stadsring wordt een stedelijke boulevard, waarop straks alleen plaats is voor lokaal autoverkeer. De kwaliteit van de openbare ruimte komt centraal te staan bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen. De inrichting moet aansluiten op het (gewenste) gedrag van verkeersdeelnemers.

Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (2005)
Het verkeers- en vervoerbeleid voor de gemeente Utrecht voor de periode 2005-2020 is vastgelegd in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP). Om een goede balans tussen bereikbaarheid, veiligheid en leefmilieu te realiseren wordt in het GVVP gekozen voor selectieve bereikbaarheid. De economisch belangrijke gebieden, de kerngebieden, worden via een aantal verkeersassen goed bereikbaar gemaakt. In de overige gebieden (de verblijfsgebieden) en rond de overige verkeersassen krijgen veiligheid en leefmilieu prioriteit. Ook wordt de mobiliteit buiten piek- en spitsuren gefaciliteerd, maar tijdens piek- en spitsuren moet vooral de groei van de automobiliteit worden afgevlakt. Dit gebeurt door het openbaar vervoer en fietsvoorzieningen te verbeteren en door met verkeers- en mobiliteitsmanagement de mobiliteitsvraag zo goed mogelijk over het totale verkeerssysteem te verdelen. Om dit te bereiken wordt het GVVP uitgewerkt in concrete projecten en activiteiten. De eerstkomende jaren staan vooral de activiteiten als verkeers- en mobiliteitsmanagement centraal. Met name na 2010 komen nieuwe infrastructurele projecten aan de orde. Het succes van maatregelen wordt bepaald door de kwaliteit te vergelijken met de streefkwaliteiten voor bereikbaarheid, verkeersveiligheid en leefmilieu die het GVVP vastlegt.

In het GVVP wordt aangegeven dat, in aanvulling op het lopende transferiumprogramma, het wenselijk is op lange termijn transferia te ontwikkelen bij of nabij 'poorten' van de stad. Het Veemarktterrein wordt hierbij expliciet genoemd. Daarmee samenhangend is tevens een kleinschalig overslagpunt weg-weg als optie opgenomen in het GVVP. Er is voor gekozen geen transferium of een kleinschalig overslagpunt op te nemen in het bestemmingsplangebied Veemarkt. Derhalve zijn hiervoor in het bestemmingsplan dus geen mogelijkheden opgenomen.

In het GVVP is Rijnsweerd Noord aangemerkt als een regionale kantoorlocatie. Voor het gebied rond het Stadion Galgenwaard geldt een zelfde typering, gecombineerd met een regionale publiekstrekker.

Voor de Bereikbaarheid blijft de Waterlinieweg en de A28 de belangrijkste verbinding. De toevoeging en uitbreiding van functies in het gebied mogen niet ten kosten gaan van de bereikbaarheid.

In het GVVP is De Uithof aangemerkt als (boven-) regionaal centrum. Voor de bereikbaarheid blijft de Universiteitsweg de belangrijkste verbinding voor het autoverkeer vanaf de rijkswegen A27 en A28. De toevoeging en uitbreiding van functies in het gebied mogen niet ten koste gaan van de bereikbaarheid. Een Park & Ride voorziening kan mogelijk een bijdrage leveren bij het bereikbaar houden van De Uithof. Verwacht wordt dat de HOV om de zuid naar De Uithof, die door het plangebied van het bestemmingsplan loopt, tot circa 2020 voldoende capaciteit heeft. Voor het regionaal openbaar vervoer geldt De Uithof als regionaal knooppunt voor snelle busroutes. Dit betreft onder andere de lijn tussen NS Station Driebergen - Zeist, centrum Zeist, De Uithof en Utrecht Centraal en de lijn tussen RSS halte Bilthoven en Utrecht Centraal via De Uithof.


Partiële Herijking Parkeernormen gemeente Utrecht (2008)
De parkeerbehoefte voor het plangebied wordt bepaald aan de hand van de parkeernormen, zoals vastgelegd in de nota Partiële Herijking Parkeernormen gemeente Utrecht (2008). Uitgangspunt is dat, rekening houdend met de kenmerken van de locatie, de functies en de woningtypologieën, het parkeren zoveel als mogelijk op eigen terrein (bij voorkeur ondergronds) wordt opgelost. Dit om te voorkomen dat parkeerproblemen worden afgewenteld op de openbare ruimte. De parkeernormen zijn gegeven met een bandbreedte, teneinde maximale flexibiliteit en maatwerk te kunnen bieden bij het realiseren van bouwplannen.

Voor Rijnsweerd – Maarschalkerweerd betekent dit, dat de parkeerbehoefte van de thans aanwezige en nog te ontwikkelen functies kan worden afgestemd op de mogelijkheden die in het gebied aanwezig zijn om deze behoefte in gebouwde voorzieningen onder te brengen. Daarbij kan een grotere loopafstand tussen de parkeervoorzieningen en de functies noodzakelijk zijn (bijvoorbeeld bij sportvoorzieningen en kantoren). Rijnsweerd – Maarschalkerweerd valt binnen het gebied Schil.

Voor Rijnsweerd gold conform het vigerende bestemmingsplan een parkeernorm op een voormalige 'B-locaties' (kantorenlocaties langs de snelweg met hoogwaardig OV). Met de nieuwe parkeernormen is besloten dat voor de nieuw te bouwen kantoren op voormalige B-locaties ontheven zijn van de verouderde lage maximum parkeernorm zoals vastgelegd in het vigerende bestemmingsplan.

Actieplan Luchtkwaliteit Utrecht (2009)
Door de groei van Utrecht neemt het autoverkeer in en rond de stad in de periode 2005-2020 zonder aanvullende maatregelen toe met 30% (2% per jaar). De capaciteit van het Utrechtse wegennet wordt in de piekuren al vrijwel volledig benut en kan deze groei niet meer opvangen. De verdere groei van het autoverkeer leidt er toe dat de spits steeds langer duurt, de bereikbaarheid van de stad verder onder druk komt te staan en de luchtkwaliteit achteruit gaat.

Het Actieplan Luchtkwaliteit Utrecht (ALU) bevat een samenhangend pakket maatregelen om de luchtkwaliteitknelpunten op te lossen, bewoners, forensen en bezoekers te stimuleren meer met het openbaar vervoer en de fiets te reizen en een aantal knelpunten in het autoverkeer op te lossen. De aanpak bestaat uit 6 sporen. Daarmee legt het college een basis voor een gezonde leefomgeving, een bereikbare stad en duurzame groei. Het ALU bevat het beleidskader voor de aanpak van bereikbaarheid en luchtkwaliteit. Over de afzonderlijke maatregelen vindt nog besluitvorming op projectniveau plaats.

Door Rijnsweerd – Maarschalkerweerd lopen een aantal routes die onderdeel uitmaken van de top 5 fietsroutes. Het betreft de routes tussen Vleuten en De Meern via het Centrum naar De Uithof. Daarnaast is er nog sprake van de Stedelijke Verdeelring tussen Overvecht, via Utrecht West, Kanaleneiland en Lunetten naar de Uithof.

Door middel van kwaliteitsverbetering, doorstromingsmaatregelen en bewegwijzering moet de aantrekkelijkheid van deze fietsroutes worden verhoogd.

Ten aanzien van de HOV Om de Zuid is de ambitie uitgesproken om deze lijn uit te voeren als tram. Het tracé is gelijk aan die van de HOV Om de Zuid, maar wordt met trammaterieel geëxploiteerd.

De Waterlinieweg maakt deel uit van de stedelijke verdeelring, Omdat er nu vaak te hard gereden wordt, wordt het profiel aangepast, zodat duidelijk is dat de Waterlinieweg geen snelweg is. Daarbij gaat het om het versmallen van de rijstroken, het verwijderen van de vluchtstroken en geleiderails, het vervangen van de lichtmasten en het planten van bomen en struiken in de middenberm en zijbermen.

Fietsnota 'Verder met de fiets' (2002)
Voor de fiets is een belangrijke taak weggelegd in het bereikbaar houden van de stad. In de nota 'Verder met de fiets' wordt daar aandacht aan geschonken. De belangrijkste doelen van de nota zijn:

  • het opnieuw richting geven aan, en het aan-/bijstellen van het fietsbeleid voor de komende tien jaren;
  • het aanpassen en het compleet maken van het hoofdfietsnetwerk; het netwerk van fietsparkeervoorzieningen van de stad Utrecht.

Woonbeleid
De beleidskaders voor wonen zijn vastgelegd in de nota Wonen naar Wens (2001) en de Visie Wonen 2030 (2003). De kwantitatieve woningbouwopgave is geformuleerd in het Actieprogramma Wonen. Het is van belang dat het gebied aantrekkelijk blijft om in te wonen door gedifferentieerde woningen aan te bieden. Voor alle doelgroepen moet het mogelijk zijn om een passende woning te vinden. Dit houdt in dat betaalbare huurwoningen in stand worden gehouden, terwijl tweeverdieners en vitale ouderen een passende woning moeten kunnen vinden. Bij nieuwe projecten moet worden gekeken hoe deze kunnen bijdragen aan een betere balans in het woningaanbod. Hierbij dient ook het voorzieningenniveau aan te sluiten.

De plangebied wordt gekenschetst als een bijzonder gebied in Utrecht, zowel wat betreft de functies die daar een plaats hebben als de ligging en de landschappelijke kwaliteiten. Het benutten van die kwaliteiten en de rol die het gebied heeft als zone tussen de stad en de uitlopers van de Utrechtse Heuvelrug, betekent ook voor de toekomst dat dit gebied niet 'volgebouwd' zou moeten worden: dus geen grootschalige toevoeging van woningbouw. Wel kan het gebied in de toekomst meer geïntegreerd worden in de stad en kan de samenhang met de functies in De Uithof worden verbeterd.

Economisch beleid
Uitgangspunt van het economische beleid is het behouden en versterken van de relatief sterke economische positie die de stad Utrecht inneemt. In het economisch Profiel Utrecht 2010 'Ontmoetingsplaats voor talent' zijn deze ambities verwoord.

Kantorenstrategie 2012
Het karakter van de kantorenmarkt is in de laatste jaren sterk veranderd van een groeimarkt naar een verplaatsingsmarkt. De economische terugval en de introductie van het "nieuwe werken" maken dat er veel minder vraag is naar kantoren. In heel Nederland is de leegstand sterk toegenomen. De vergrijzing van de Nederlandse beroepsbevolking doet daar in de komende jaren nog een schepje bovenop. Op sterke locaties in de stad is nog steeds vraag naar nieuwbouw. Maar op minder goede locaties is het aanbod groter dan de vraag. De stad Utrecht voert al vele jaren een restrictief kantorenbeleid en staat in hoofdzaak alleen nieuwbouw toe op drie sterke locaties: Papendorp, Leidsche Rijn Centrum en het Stationsgebied. Buiten die drie locaties gaat de gemeente traditioneel zeer terughoudend om met nieuwbouw en uitbreiding. Op locaties waar de leegstand toeneemt is uitbreiding van kantoorruimte niet aan de orde maar spant de gemeente zich juist in om kantoorruimte te transformeren naar een andere functie.

De kantorenstrategie 2012 wordt uitgevoerd op basis van de volgende lijnen:

  • Er wordt een mix van maatregelen genomen om de leegstand aan te pakken: Selectiever omgaan met nieuwbouw en meer samenwerking met marktpartijen om tot transformatie, kwaliteitsverbetering en acquisitie te komen.
  • Er is een strenge selectie gemaakt van nieuwbouwlocaties die echt nodig zijn. Dat zijn met name: Stationsgebied, in Papendorp alleen de Taats-zuid, in Leidsche Rijn Centrum de A2 zone. De helft van het nieuwbouwprogramma gaat in de wachtkamer.
  • De aanpak van kantoren op bedrijventerreinen wordt strenger. Uitbreiding van zelfstandig kantoorgebruik wordt tegengegaan. In bestaande en specifieke situaties wordt maatwerk toegepast.

Horecabeleid
Het Ontwikkelingskader Horeca Utrecht 2012 geeft aan op welke plekken de horecasector zich de komende jaren kan ontwikkelen. Nieuwe horeca wordt mogelijk gemaakt door middel van een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan. In het ontwikkelingskader zijn voor deelgebieden in de stad specifieke profielen gedefinieerd. Voor een aantal profielen is het aantal mogelijkheden echter tot een maximum beperkt. Voor andere profielen geldt in principe geen maximum, maar zal per aanvraag worden bekeken of er al voldoende horeca in de wijk aanwezig is. Daarnaast geeft het herziene ontwikkelingskader mogelijkheden voor nieuwe terrassen en uitbreiding van bestaande terrassen.

Het horecakader biedt de mogelijkheid voor horeca op kantoor- en bedrijvenlocaties en voor spraakmakende solitaire horeca. Dit biedt mogelijkheden voor diverse soorten horeca, zoals restaurants en lunchrooms.

Hotelbeleid
De komende 10 jaar voorzien experts een gemiddelde groei van de toeristische sector van 3%-5% per jaar. Gezien de groei van de stad, de ambities op toeristisch en cultureel vlak en het huidige tekort aan kamers op piekmomenten, gaat Utrecht uit van 5% groei. Dat betekent dat er tot 2020 marktruimte is om 1.000 kamers toe te voegen aan het huidige bestand van 1.400 kamers. Die groei wil de gemeente faciliteren. De gemeente stelt zich flexibeler op bij locatiekeuzes. Bij actualisatie van bestemmingsplannen wordt waar mogelijk een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor hotelontwikkeling.

Groen, ecologie en bomenbeleid

Groenstructuurplan
Het Groenstructuurplan en het Meerjaren Groenprogramma (2006, 2007) heeft als centrale doelstelling het verhogen van de kwaliteit van het stedelijk groen ten behoeve van de leefbaarheid van de stad.

Gebleken is dat een gevarieerde natuur en soortendiversiteit in flora en fauna een grote bijdrage levert aan een positieve waardering van het groen en de openbare ruimte van bewoners. Om de natuurwaarden in het stadsgroen te behouden en te verbeteren is het noodzakelijk dat er groene verbindingen zijn tussen het groene buitengebied en het groen in de stad, en tussen groene kerngebieden onderling.

De meest kansrijke en belangrijke onderdelen voor ontwikkeling van de groenstructuur zijn:

  • ontwikkeling van drie grote groengebieden grenzend aan de bebouwde kom: Utrecht-west, Noorderpark en Groenraven-Oost
  • het Leidsche Rijnpark als groot binnenstedelijk groengebied
  • versterken van het groen in de naoorlogse wijken


In het Groenstructuurplan is de stedelijke groenstructuur Utrecht 2030 opgenomen. De Visiekaart Stedelijke Groenstructuur Utrecht 2030 omvat een weergave van het stedelijk groenareaal en het realiseren van groene verbindingen naar de omringende landschappen en uitbreiding van het groene areaal om Utrecht. Eén van de onderleggers daarvoor is de Ecologische Infrastructuur Utrecht als stedelijke tegenhanger van de Ecologische Hoofdstructuur die op nationaal en provinciaal niveau fungeert.

De landgoederen, de forten, de volkstuinen en sportparken in Maarschalkerweerd bieden bewoners en bezoekers oriëntatie en variatie, ruimte en buitenbeleving. De landgoederen aan de oostkant van Utrecht worden jaarlijks door meer dan 1,25 miljoen bezoekers bezocht. De Waterlinie versterkt het contrast tussen 'binnen' en 'buiten' en is een voorloper van het huidige buffergebied tussen Utrecht, Zeist en De Bilt. Water, landschap en cultuurhistorie vormen in potentie een prachtige samenhangende structuur.

De stedelijke groenstructuur van De Uithof bevat onder andere Fort Hoofddijk, de Hoofddijk, het moerasbos en omgeving en de groene entrees van De Uithof nabij Toulouselaan, Sorbonnelaan en De Boeijelaan.

Activiteiten in De Uithof beïnvloeden niet alleen de ecologische waarden van De Uithof, maar ook de waarden van de nabij gelegen kerngebieden Amelisweerd en Oostbroek. Deze gebieden maken deel uit van de ecologische hoofdstructuur van de provincie Utrecht. De relatie van De Uithof met het omringend gebied en genoemde kerngebieden is van ecologisch belang.

Nota Bomenbeleid (2009)
De Nota Bomenbeleid (2009) sluit aan op het Groenstructuurplan en is opgesteld omdat bomen een eigen ruimtelijke dimensie hebben en een aparte problematiek kennen. Eén van de belangrijkste doelen van het Utrechtse bomenbeleid is een samenhangende bomenstructuur voor de stad te verbeteren en te ontwikkelen, gebaseerd op cultuurhistorische, ruimtelijke en ecologische uitgangspunten en milieu. Voor de periode tot 2030 zet de gemeente in op behoud en ontwikkeling van de bomenstructuur, middels twee beleidsdoelstellingen:

  • waar mogelijk ontbrekende bomen in de bomenstructuur aanvullen om zo een samenhangende structuur te creëren;
  • de bomenstructuur verder verbeteren door extra zorg voor beheer en onderhoud. Dit kan resulteren in extra zorg bij aanplant, bij groeiplaatsen van oudere bomen, bij de verzorging in de jeugdfase en bij bomenziekten.

Het plangebied is rijk aan bomen. De Mereveldseweg, de Koningsweg, de Prins Hendriklaan, de Rubenslaan, de Bosboomstraat, de Biltsestraatweg, de Waterlinieweg, de snelweg A27, de Krommerijn, watergangen in Rijnsweerd met ecologische functie, de forten en groengebieden van Maarschalkerweerd zijn aangemerkt als te behouden boomstructuur.

Toekomstvisie 2010-2030: Landgoederen Amelisweerd en Rhijnauwen
In 2011 is een toekomstvisie opgesteld voor de landgoederen Nieuw Amlisweerd, Oud Amelisweerd en Rhijnauwen. Deze landgoederen zijn in de vorige eeuw door de gemeente Utrecht aangekocht als recreatiegebied voor haar bewoners. Sindsdien zijn ze uitgegroeid tot het best bezochte groengebied van de stad. De toekomstvisie zet de koers uit voor het herstel en behoud van eeuwenoude bossen en lanen. Voor de verschillende onderdelen van het gebied zijn accenten in het gebruik aangebracht. Nieuw Amelisweerd (het gebied dat is gelegen langs de A27) heeft zich de afgelopen decennia ontwikkelt tot een gebied met hoge ecologische waarde door relatief beperkt recreatief gebruik. Voor de toekomst wordt ingezet op behoud, herstel en verder ontwikkelingen van het ecologische karakter van het gebied ('natuurlijk historisch gelaagd'). De recreatie in dit gebied zal vooral gericht zijn op natuurliefhebbers en rustzoekers.

Water
Met het opstellen van het Waterplan Utrecht is afgesproken te streven naar een watersysteem voor de toekomst, dat aansluit bij de natuurlijke omstandigheden op en om Utrechts grondgebied. Er zijn afspraken gemaakt voor het terugdringen van de verontreiniging van het oppervlaktewater en de veranderde waarden van het water voor de stad beter te benutten. Dit is vertaald in tien ambities voor een duurzamer watersysteem voor Utrecht in 2030. Met de ambities wordt invulling gegeven aan de trits vasthouden, bergen, afvoeren en aan de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren.

In het Kromme Rijngebied treedt door verontreiniging met bestrijdingsmiddelen een verslechtering op van het grondwater. Dit gebied ligt hoog ten opzichte van de rest van de stad. Het water stroomt van hier naar de lagere gedeelten, waardoor juist daar de kans op wateroverlast groter is. Water is bovendien 'onzichtbaar', terwijl er juist veel water aanwezig is. Het water moet weer zichtbaar worden gemaakt (inrichting beter, benutting verbeteren), zodat het een bijdrage levert aan het aangename leefmilieu. Tenslotte wordt de commerciële en recreatieve functie van het water onvoldoende benut. De Kromme Rijn wordt al benut door recreanten, maar nog niet genoeg. Uit de visie 'Duik in Utrecht' (2009) blijkt dat het gewenst is om voor kano's een rondje 'Oost' via de Kromme Rijn en Minstroom mogelijk te maken. Dit bevordert het recreatief gebruik van de waterwegen.

Welstand en monumenten
In de Welstandsnota Utrecht 'De schoonheid van Utrecht' (2004) is geformuleerd op welke wijze het welstandsbeleid van de gemeente Utrecht uitgevoerd zal worden. Dit betreft de welstandstoetsing van omgevingsvergunningplichtige bouwwerken. De welstandsnota geeft beoordelingscriteria voor het toetsen van bouwaanvragen aan de redelijke eisen van welstand in aansluiting op het bestemmingsplan. De Welstandsnota kent drie beleidsniveaus: 'Open', 'Respect' en 'Behoud'. Voor veel voorkomende bouwwerken zijn in de Welstandsnota welstandscriteria, richtlijnen en aanbevelingen opgenomen. Essentiële eigenschappen van de aanwezige bebouwings- en omgevingskarakteristieken worden gerespecteerd. Dit betekent:

  • samenhang en structuur van het stedelijke (en landelijke) beeld staat voorop;
  • respect voor het kenmerkende bebouwingsbeeld met zijn architectonische verschijningsvorm;
  • nieuwe interpretaties, veranderingen en transformaties zijn mogelijk.
  • gebieden met cultuurhistorische waarde en de aanwezige monumenten hebben op de beleidskaart de aanduiding 'Behoud' hebben meegekregen. Dit betekent:
  • primaire oriëntatie op monumentale en beeldbepalende kwaliteiten en eigenschappen van gebouwen;
  • authenticiteit staat voorop;
  • geen nabouwen van, maar voortbouwen op de historische context.

Voor de forten Lunetten, het terrein van de Koninklijke Marechaussee en Park Bloeyendael is het beleidsniveau 'behoud' van toepassing. Gebieden die de aanduiding 'Respect' hebben zijn: het groengebied direct ten westen van het provinciehuis, het terrein van Fortis aan de Archimedeslaan, de kantoorlocatie ten zuiden van het provinciehuis, het terrein van University College, het westelijk deel van Kromhoutkazerne en het plangebied ten zuiden van de Kromme Rijn. Het beleidsniveau 'Respect' betekent dat het behoud en herstel van het aanwezige bebouwingsbeeld en het versterken van de bestaande of historisch bepaalde karakteristiek centraal staat.

Het gemeentelijk monumentenbeleid 'Beheer van de chaos der eeuwen' (2004) is gebaseerd op drie pijlers. De eerste pijler is het stimuleren van restauratie en onderhoud van de beschermde monumenten en de tweede het gebruikmaken van de cultuurhistorische waarden bij het maken van ruimtelijke plannen in de stad. Tot slot is er het beheer van de archeologische ondergrond en de bekostiging van archeologisch onderzoek. Met name de tweede en derde pijler zijn voor het bestemmingsplan van belang: het monumentenbeleidsplan geeft aan dat cultuurhistorische en archeologische waarden in de besluitvorming een duidelijke plek moeten houden in de ruimtelijke ordening.

Sport 2011-2016
In deze nota wordt het Olympisch Plan 2028 genoemd. Hierin werkt Utrecht samen in G4-verband om de sport in Nederland op Olympisch niveau te krijgen. Utrecht wordt neergezet als podium voor topsporttalent; talentherkenning, talentontwikkeling en topsportbeoefening staan centraal in het Utrechtse topsportbeleid. Om sporttalent optimaal tot bloei te laten komen en de weg naar succes een voorbeeld voor velen te laten zijn, investeert Utrecht o.a. in Nationale Topsport Centra (NTC). Topsport bedrijven, onderwijs volgen en wonen in dezelfde stad. De gemeente heeft met Kampong en de Koninklijke Nederlandse Hockey Bond reeds 3 nieuwe velden aangelegd voor het Nationaal Hockey Centrum dat in 2012 is geopend. In samenwerking met genoemde partijen worden de randvoorwaarden verkend die nodig zijn om topsport, onderwijs en wonen te combineren. Benoemde projecten in de zone langs de A27 zijn uitbreiding van Veemarkt/sportpark Voordorp met een kunstgrasvoetbalveld en parkeervoorzieningen, herontwikkeling sportpark Maarschalkerweerd en nieuwbouw zwembad Krommerijn.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan is, conform de doelstelling van het plan, voor een belangrijk deel consoliderend van aard. Dit hoofdstuk geeft inzicht in de huidige situatie in het plangebied en analyseert de deelgebieden in ruimtelijk en functioneel opzicht. Voor zover de verschillende onderdelen van dit hoofdstuk daartoe aanleiding geven, wordt aan het einde van de verschillende paragrafen een aantal conclusies en uitgangspunten voor het bestemmingsplan geformuleerd. In hoofdstuk 4 wordt uiteengezet hoe deze uitgangspunten zijn omgezet in de jurische regelingen en bestemmingen.

3.2 Ruimtelijke Structuur

3.2.1 Historische ontwikkeling

Tot 1940
De Kromme Rijn was in de periode voor het jaar 0 een 160 meter brede rivier met grote meanders. Rond het jaar 1000 had de Kromme Rijn nog maar de helft van zijn vroegere breedte. De noordelijke Nederlanden werden vanaf 1815 beschermd door de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW). Deze nieuwe linie zorgde er voor, dat de stad Utrecht binnen het beschermde gebied kwam te liggen. Om ook de hoger gelegen stukken land (die men niet kon inunderen) te verdedigen, werden verdedigingswerken opgericht. Hieraan danken ook de forten (waaronder Fort Vossegat, Fort De Bilt en de vier Lunetten) hun ontstaan.

Door de opname van Utrecht binnen de NHW werden er vele kazernes rond de stad ingericht, waaronder de kazernes op het Kromhoutterrein. Op de Kromhoutkazerne stonden werkplaatsen, wapenkamers, opslagplaatsen, een kantinegebouw, een badhuis, een schoolgebouw, een noodcachot en een muziektent.

In 1932 besloot de gemeente Utrecht tot de aanleg van een stadion met wielerbaan en Sportpark Maarschalkerweerd met een hoofdveld, vier kleinere voetbalvelden en een atletiekbaan. Het stadion werd in 1936 in gebruik genomen. Dit stadion had een overdekte tribune en bood plaats aan 23.000 toeschouwers. Ook het openlucht zwembad Krommerijn werd in de jaren dertig aangelegd.

Naoorlogse periode
In de jaren vijftig werd zwembad Krommerijn verplaatst naar de overkant van de Kromme Rijn, waar het nu nog is gevestigd. Vrijwel direct nadat de 'verboden kringen' van de NHW in 1951 werden opgeschort, begon de Universiteit van Utrecht plannen te maken om grote delen van de universiteit naar de Johannapolder ten oosten van het plangebied over te brengen. In 1970 werden de eerste gebouwen van het universitair terrein 'De Uithof' gebouwd.

In de jaren zestig-zeventig worden de meeste bungalows van Rijnsweerd-Zuid gebouwd. In de jaren zeventig wordt ten noordwesten van deze bungalowwijk een op de antroposofische levensbeschouwing gebaseerde buurt ontworpen. De buurt wordt gekenmerkt door verspringende woonblokken, groen en autovrije zones. Het meest opvallende woonhuis is de zogeheten Apenrots.

Ten noorden van de woonwijk werd ruimte gereserveerd voor een kantorenpark. Het eerste bedrijf dat zich hier vestigde was het verzekeringskantoor AMEV. Daarna volgde het provinciehuis dat in 1978 in gebruik werd genomen. In de jaren negentig wordt het kantorengebied verder uitgebreid en wordt de toren van het provinciehuis in gebruik genomen.

Na zwaar verzet van burgers, onderhandelingen tussen de gemeente Utrecht en Rijkswaterstaat en een tegenvoorstel van de werkgroep Amelisweerd voor behoud van een zo groot mogelijk deel van het natuurgebied, wordt in 1986 de snelweg A27 in gebruik genomen. Het gespaarde Markiezenbos heeft hierdoor een belangrijke waarde gekregen.

In 1982 wordt een nieuw voetbalstadion gebouwd, waarbij onder de tribunes ruimte is voor commerciële voorzieningen. Binnen twintig jaar blijkt het stadion toch te klein en verouderd. In 2000 gaat de verbouwing van start en wordt een nieuw stadion gebouwd, voorzien van skyboxen en business-seats. Naast het stadion wordt een sporthal en een woontoren gebouwd.

In 1995 meldt de universiteit zich als gegadigde voor de in 1992 vrij gekomen terreinen van de Kromhoutkazerne. De universiteit heeft plannen voor een nieuw instituut: het University College, een prestigieus project waarmee de universiteit internationaal toponderwijs wil gaan aanbieden. Een deel van het Kromhoutkazerneterrein wordt hergebruikt: de bestaande kazernegebouwen worden verbouwd tot studentenwoningen en daarnaast worden onderwijsgebouwen en geluidswalwoningen voor studenten langs de Waterlinieweg gebouwd.

Hoewel het plangebied nog veel recreatieve voorzieningen kent, hebben grote delen een stedelijk karakter.

Uitgangspunten

  • Van oudsher kent het plangebied een zeer divers karakter dat typerend is voor de oostelijke stadsrand. Dit karakter dient behouden, dan wel versterkt te worden;
  • Het karakter van de verschillende deelgebieden (zie paragraaf 3.2.3.) dient te worden behouden.

3.2.2 Ruimtelijke hoofdstructuur

Het plangebied Rijnsweerd, Maarschalkerweerd ligt ten (zuid)oosten van de binnenstad en wordt omringd en doorsneden door ontsluitingsroutes op stedelijk en regionaal niveau. Daarnaast zijn de Pythagoraslaan, de Archimedeslaan, de Herculeslaan, de Weg tot de Wetenschap, de Laan van Maarschalkerweerd en de Koningsweg belangrijke structurerende lijnen in het plangebied.

Naast ruimtelijke samenhang ontbreekt er ook samenhang op functioneel gebied. De oostkant van de stad kenmerkt zich als een verzameling van gebieden met elk een eigen functie. Delen zijn in gebruik als kantorenlocatie, woongebied en sport- en groenvoorzieningen. Ze worden omringd door infrastructuur. Onderling zijn de gebieden niet of slecht verbonden. Een fijnmazig en logisch fiets- en voetgangersnetwerk ontbreekt. De A27 vormt aan de oostkant een 'harde' begrenzing van de stad. Slechts op een paar specifieke plekken is er verbinding tussen stad en buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPRIJNSMAARSCH-0401_0003.jpg"

Hoofdstructuur

3.2.3 Deelgebieden

Door de ruimtelijke en functionele scheiding is er een onderverdeling gemaakt in vijf deelgebieden:

  1. 1. Voorveldse Polder
  2. 2. Rijnsweerd Noord
  3. 3. Rijnsweerd Zuid
  4. 4. De Kromhoutkazerne, University College, Galgenwaard
  5. 5. Maarschalkerweerd, Amelisweerd, de vier Lunetten.


Per gebied worden de ruimtelijke kenmerken en daarbij behorende specifieke uitgangspunten geformuleerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPRIJNSMAARSCH-0401_0004.jpg"

Indeling gebied

Voorveldse Polder
De Voorveldse Polder is een recreatiegebied dat wordt begrensd door de A27, Biltsestraatweg, Sartreweg en Biltse Rading. Het gebied heeft een groen en recreatief karakter.

De Voorveldse Polder is onderdeel van het landschap van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en is een belangrijke schakel in de ecologische hoofdstructuur. Het park verbindt de stad met het natuurgebied Voorveldse Polder ten oosten van de A27.

Het park bestaat voor een groot deel uit groen en water. Het groen in de Voorveldse Polder bestaat hoofdzakelijk uit bosjes, hooilanden en boomweiden. Er lopen veel watergangen door het gebied. De rechte waterlopen refereren aan de oorspronkelijke polderstructuur. De oostelijke watergang (parallel aan de Sartreweg) is ecologisch waardevol.

Naast groen en water komt er in het gebied een aantal functies voor zoals een camping, het noordelijk deel van fort De Bilt, een hotel, een restaurant, twee maneges, sportterreinen, een opslagterrein van Stadswerken en een aannemersbedrijf. Camping De Berekuil ligt centraal in het gebied. De andere functies liggen daar omheen, aan de rand van het gebied. Niet-clubgebonden recreatie speelt zich af in het tussengebied.

De hoofdontsluiting van de Voorveldse Polder wordt gevormd door de Ariënslaan en de Voorveldselaan (dit wordt een langzaam verkeersroute). Deze wegen vormen een deel van de ontsluitingsring rondom de camping van waaruit alle functies bereikbaar zijn. In het recreatiegebied lopen verschillende wandelpaden, fietspaden en ruiterpaden.

De noordelijke helft van fort De Bilt, in het zuidwesten gelegen, is een apart groengebied met gevarieerde militaire bebouwing in een parkachtig geheel. Het fort is een belangrijk cultuurhistorisch onderdeel van het recreatiegebied. De hoofdfunctie van het fort is educatie. Daarnaast heeft het fort een belangrijke betekenis als herdenkingsmonument.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPRIJNSMAARSCH-0401_0005.png"

Visie Voorveldse Polder (vastgesteld)

In 2010 is de Visie Voorveldse Polder opgesteld. Doel van de visie is het versterken van het huidige karakter en de ruimtelijke structuur van de Voorveldse Polder en het tegengaan van versnippering van het park. Hiervoor is een raamwerk opgesteld dat de recreatieve, ecologische en cultuurhistorische kwaliteiten van het park ondersteunt.

Uitgangspunten:

  • Behoud van het groene karakter;
  • de nog aanwezige historische elementen (verkavelingsrichting, de sloten, de oude knotwilgen, de houten huizen en het fort) geven het gebied een bijzonder waardevol karakter en dienen behouden te blijven;
  • de recreatieve verbinding tussen stad en buitengebied versterken (verbeteren routing en uitstraling park);
  • de ecologische verbindingszone dient gehandhaafd te blijven;
  • Fort De Bilt en de hierop aanwezige gebouwen hebben een grote cultuurhistorische waarde die behouden moeten blijven;
  • Fort De Bilt moet meer onderdeel van het park uit gaan maken als herkenbaar element van de Nieuwe Hollandse Waterlinie;
  • op het Fort De Bilt dient ook ruimte te zijn voor de ontwikkeling van natuur, cultuur en recreatie. Waar mogelijk dient verweving plaats te vinden van de verschillende functies. Verdere verstedelijking van de restanten van het open gebied rond het Fort De Bilt is niet wenselijk.


De voormalige beheersport van Stadswerken aan de Arienslaan verliest overigens zijn functie. Voor het gebouw wordt een nieuwe functie gezocht die past bij de ligging in het park.

Rijnsweerd Noord
Rijnsweerd Noord ligt ingeklemd tussen de Waterlinieweg, de Biltsestraatweg, de A27 en de A28.

In het gebied is er onderscheid te maken in verschillende delen met elk een eigen karakteristiek en ruimtelijke opbouw, onderling gescheiden door wegen, water en groen. Aan de randen van het deelgebied liggen groenblauwe buffers. Verbindingen tussen Rijnsweerd Noord en de binnenstad/ het buitengebied ontbreken of zijn slecht zichtbaar.

De zuidwesthoek van het gebied wordt gekenmerkt door grote geometrische vormen, symmetrie en assen. Het gebied kent een formele opbouw met een wateras in het midden die twee kopgebouwen verbindt. Tussen de gebouwen is ruimte aanwezig met structurerend groen en water.

Het voormalige provinciehuis is opgebouwd uit een aantal aaneengeschakelde vierkante gebouwen rond binnenpleinen. Tussen en half onder de gebouwen wordt geparkeerd. Er is sprake van een hiërarchische opbouw waarbij de structuur wordt gekenmerkt door doodlopende straten (cul-de-sacs). De toren van het voormailige provinciehuis, half in het water, is een opvallend oriëntatiepunt. De provincie is kort geleden verhuist naar het voormalige gebouw van Fortis, dat van hoge architectonische kwaliteit is. De bebouwing aan de Archimedeslaan is van grote omvang en staat zelfstandig in haar omgeving.

Langs de Biltsestraatweg ligt het zuidelijke deel van Fort De Bilt, welke ruimtelijke en cultuurhistorische kwaliteiten heeft. In het fort liggen enkele rijwoningen en kleinschalige bebouwing van defensie. Park Bloeyendael vormt een groene buffer tussen het fort en de kantoren van het Provinciehuis. Het park heeft een recreatieve en ecologische functie. Het gebied langs de A27, aan de historische Oostbroekselaan, heeft een kleinschaliger verkaveling. In dit gebied bevindt zich uitsluitend laagbouw in een groene setting, waaronder enkele vrijstaande woningen en een volstuinencomplex. Tussen de hoogbouw van de kantoorlocatie en de achterliggende laagbouw bevindt zich een groenblauwe buffer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPRIJNSMAARSCH-0401_0006.png"

Ruimtelijke structuur Rijnsweerd Noord

Uitgangspunten:
De volgende onderdelen van Rijnsweerd Noord zijn waardevol en worden vastgelegd in het bestemmingsplan:

  • de ruimtelijke en cultuurhistorische waarde van Fort De Bilt;
  • de structuur en ruimtelijke kwaliteit van de kantorenlocatie ten zuiden van de Pythagoraslaan;
  • het kleinschalige, groene karakter van de Oostbroekselaan;
  • de (ecologische) waarden van Park Bloeyendael;
  • de groenstructuur langs de Waterlinieweg en de Pythagoraslaan.


Daarnaast biedt het bestemmingsplan ruimte om het langzaamverkeersnetwerk uit te breiden en te versterken.


Rijnsweerd Zuid

Rijnsweerd Zuid ligt direct ten zuiden van de A28, ingeklemd tussen de Waterlinieweg, de Weg tot de Wetenschap, de Kromme Rijn en de A27.

Het gebied in de oksel van de A28 en de A27 kan worden gezien als een deelgebied hiervan. Het is een afgezonderd gebied, ingeklemd door infrastructuur en omgeven door groen. De bebouwing is hier van grote omvang en staat zelfstandig in zijn omgeving. Op enige afstand van de Archimedeslaan ligt een onderwijsgebouw. Het wordt aan het oog onttrokken door de groenstructuur langs de straat en op het terrein.

Het woongebied bestaat uit twee woonwijken gescheiden door een aftakking van de Kromme Rijn. In beide wijken is sprake van een hiërarchische opbouw van hoofdwegen en vertakkingen.

De woonwijk in het noordwesten is in de jaren 60-70 ontstaan en wordt gekenmerkt door haar organische structuur en antroposofische architectuur. De wijk bestaat voornamelijk uit rijwoningen van één tot twee bouwlagen met opvallende, schuine kappen. De woningen zijn grondgebonden en hebben een privétuin. Een opvallende woning is de zogenaamde Apenrots, een organische woning aan het water. Door de organische structuur van de wijk ontstaan er tussen de woningen autoluwe woonerven. Ook ontstaan er op enkele plekken gevoelige achterkantsituaties waarbij de achtertuinen aan de openbare ruimte en groen grenzen. Zo ook aan het water dat de twee woonwijken van elkaar scheidt. Aan het water ligt ook een klein cluster met voorzieningen waaronder een school. De wijk wordt aan de noord- en westrand omzoomd door een schil van appartementen van vier en vijf lagen. Ze vormen samen met het groen erachter een buffer naar de A28.

De wijk in het zuidoosten, de filosofenbuurt, heeft een rechtlijnige structuur, net als de woningen. Door de brede straatprofielen en de diepe voortuinen heeft de wijk een ruime en groene uitstraling. Er staan vrijstaande bungalows van één en twee lagen voor met ruime privétuinen.

Aan de Prins Hendriklaan liggen jaren 30 woningen. Water en infrastructuur vormt hier de grens met de achterliggende woonwijken. Aan de Erasmuslaan ligt een rijtje woningen ontworpen door Rietveld. Het heeft monumentale waarde.

In Rijnsweerd Zuid is er geen vrijliggende route voor langzaam verkeer naar de stad en het buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPRIJNSMAARSCH-0401_0007.png"

Ruimtelijke structuur Rijnsweerd Zuid

Uitgangspunten:
De volgende onderdelen van Rijnsweerd Zuid zijn waardevol en worden vastgelegd in het bestemmingsplan:

  • de bestaande situatie en de bestaande ruimtelijke structuur van de kantorenlocatie;
  • de bestaande situatie en de bestaande ruimtelijke structuur van het woongebied. Voor de Filosofenbuurt is het van belang dat de ruime profielen in combinatie met de groene voortuinen behouden blijven;
  • het structurerend groen in en rondom de woongebieden;
  • de ecologische zone langs het water achter de Prins Hendriklaan.

Daarnaast biedt het bestemmingsplan ruimte om het langzaamverkeersnetwerk uit te breiden en te versterken.

Kromhoutkazerne, University College en Galgenwaard
Het gebied Galgenwaard en het terrein van de Kromhoutkazerne bestaat uit bebouwing die op een losse wijze onafhankelijk van de omgeving is geplaatst. Op het terrein van de kazerne bevindt zich ook Fort Vossegat, al is van dit fort vrijwel niks meer van terug te vinden.

Het terrein van de Kromhoutkazerne is recent opnieuw ingericht en is het nieuwe hoofdkwartier voor het Commando der Landstrijdkrachten geworden. Het stedenbouwkundig plan is opgesteld door Meyer en van Schooten en Karres en Brands en gaat uit van een heldere driedeling van het terrein, namelijk het Veld, de Wig en de Strip. De gebouwen op het Veld sluiten in schaal aan op de stedenbouwkundige structuur van de bestaande gebouwen van het University College. De kantoren staan geclusterd in de Strip, langs de Weg tot de Wetenschap. Door hun positie ontstaat een transparante stedelijke rand aan het gebied, dat doorzichten biedt van het gebied langs de Kromme Rijn naar de Wig. Tussen de gebouwen liggen tuinen met verschillende karakters. De Strip wordt grotendeels door een waterpartij beveiligd. Dit is een effectieve verwijzing naar de historische Nieuwe Hollandse Waterlinie. De Wig tenslotte vormt het groene hart van het terrein. In de Wig liggen voetgangerspaden tussen de parkeerplaatsen en de kantoren. Hier worden uiteindelijk meer bomen geplaatst dan in de vroegere situatie.

Het University College bestaat uit oude, monumentale bebouwing rondom een centraal plein. Het binnenterrein heeft een symmetrische opzet en kent een groene setting. De oude bebouwing wordt begrensd door geluidswalwoningen van één en twee lagen aan de Waterlinieweg en appartementen aan de Kromhoutweg.

Stadion Galgenwaard is gelegen bij een van de (hoofd)entrees van het plangebied en is vanwege zijn vorm en volume een beeldbepalend gebouw. De recent gerealiseerde woontoren bij stadion Galgenwaard vormt een belangrijk oriëntatiepunt.

De waterstructuur en de oevers van de Kromme Rijn zijn van belangrijke ecologische en recreatieve waarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPRIJNSMAARSCH-0401_0008.png"

Ruimtelijke structuur Kromhoutkazerne, University College en Galgenwaard

Uitgangspunten:

De volgende onderdelen van Rijnsweerd Noord zijn waardevol en worden vastgelegd in het bestemmingsplan:

  • de bestaande situatie en de bestaande ruimtelijke structuur van het University College en de Kromhoutkazerne;
  • de ecologische en recreatieve waarden van de Kromme Rijn.

Maarschalkerweerd, Amelisweerd en de vier Lunetten
Het gebied ten zuiden van de Weg tot de Wetenschap is een groen en open gebied. Het is ecologisch, cultuurhistorisch en recreatief zeer waardevol. Het gebied is echter versnipperd en sommige delen zijn erg rommelig. De belangrijke lijnen in het gebied worden gevormd door het spoor, wegen en water. De bovenwijkse A27 en spoorlijn Utrecht-Arnhem doorkruisen het plangebied.

In het gebied ligt onder andere zwembad Krommerijn dat momenteel wordt vernieuwd. Hiervoor zijn een Nota van uitgangspunten (2008) en een bestemmingsplan gemaakt. De bestaande zwemkuip wordt gerenoveerd en wordt voorzien van een verschuifbare overkapping. De bijbehorende voorzieningen worden ondergebracht in een nieuw gebouw. Het hoofdgebouw is gericht op de Weg tot de Wetenschap, maar is ook goed zichtbaar vanaf de Weg naar Rhijnauwen. Tegenover het hoofdgebouw komt een HOV halte. Het parkeerterrein wordt heringericht en ingepast in de natuurlijke en landschappelijke setting van de Kromme Rijn.

De locatie van het het zwembad is buiten dit bestemmingsplan gelaten.

Ten zuiden van de Kromme Rijn liggen de sportvelden met bijbehorende clubgebouwen. In de komende jaren vindt er een verschuiving plaats van de velden om het terrein efficiënter in te richten en te gebruiken. Dit wordt in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

Aan de Kromme Rijn, Weg naar Rhijnauwen, Rijndijk, Mereveldseweg en Koningsweg ligt lintbebouwing. De lintbebouwing wordt gekenmerkt door een lineaire bebouwingsstructuur, die bepaald is door waterlopen of wegstructuren, waarlangs in de loop van de geschiedenis bebouwing is geplaatst. Tussen de linten liggen waardevolle gebieden met een overwegend groen karakter.

In het gebied Mereveld is een golfbaan en een horecavoorziening aanwezig, deze functies worden als zodanig bestemd.

Ook in dit deelgebied ontbreekt een recreatief langzaamverkeersnetwerk. Met name de verbinding met de stad en het buitengebied maar ook de schakel met het gebied ten noorden van de Kromme Rijn ontbreekt.

De vier Lunetten vormen beeldbepalende elementen die enigszins verscholen in het gebied liggen. Ook zijn ze onderling slecht met elkaar verbonden. Voor de vier Lunetten is in 2009 de gebiedsvisie 'De vier Lunetten op de Houtense Vlakte' vastgesteld.

Gebiedsvisie De vier Lunetten op de Houtense Vlakte (2009)
Om tot een eenduidig beleid voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie te komen, is het Linieperspectief Panorama Krayenhoff ontwikkeld. Er zijn projectenveloppen geformuleerd voor de uitwerking. De gemeente Utrecht werkt de projectenvelop 'Kraag van Utrecht' uit. Hiervoor worden projecten benoemd in de oostrand van Utrecht voor zowel het herstel van de forten als de realisatie van groene en blauwe projecten in de linie. Het opstellen van een gebiedsvisie is een eerste aanzet voor het herstel van de forten. De huidige technische staat van de vier Lunetten is matig en de richting van ontwikkeling van mogelijke duurzame bestemmingen voor de Lunetten ligt nog niet vast. Onder het motto 'Behoud door ontwikkeling' is voor de vier Lunetten de gebiedsvisie 'De Vier Lunetten op de Houtense Vlakte' geschreven.

De gebiedvisie gaat niet alleen in op de vier Lunetten maar ook de verdichting van het achterland en het open voorland (de Houtense Vlakte). Het onderzoeksgebied van de visie omvat het gebied tot aan de A27. Het streven is om de bebouwing op het voorland tot een minimum te beperken, wat waarschijnlijk gevolgen zal hebben voor de huidige bebouwing in de vorm van kassen, loodsen, schuurtjes, et cetera.

In de visie wordt duidelijk gemaakt welke functies in de Lunetten kunnen worden gerealiseerd. Dit bestemmingsplan maakt het vergroten van de belevings- en gebruikswaarde mogelijk. Echter, het is wenselijk om de nodige flexibiliteit qua functies in te bouwen om de herontwikkelingsmogelijkheden open te houden en niet direct bij elk Lunet de functies strikt vast te leggen.

Perceel Rijndijk 23
Op het perceel Rijndijk 23 staat een woning met daarachter verschillende bedrijfsgebouwen onder andere ten behoeve van een loonwerkersbedrijf en voor het gebruik als paardenstal voor het hobbymatig houden van paarden, en een paardenbak voor hobbymatig gebruik. Naar aanleiding van een aanschrijving van illegale bebouwing op het perceel, wordt een aantal maatregelen getroffen die bijdragen aan een betere landschappelijke inpassing. Deze maatregelen bestaan uit het slopen van bebouwing zodat de bedrijfsbebouwing achter de woning geconcentreerd wordt en het afzomen met beplanting zodat de beplanting in belangrijke mate het zicht vanaf de openbare weg gaat bepalen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPRIJNSMAARSCH-0401_0009.png"

Ruimtelijke structuur Maarschalkerweerd, Amelisweerd en de vier Lunetten

Uitgangspunten:

De volgende onderdelen van Maarschalkerweerd, Amelisweerd en de vier Lunetten zijn waardevol en worden vastgelegd in dit bestemmingsplan:

  • de groene, ecologische en recreatieve waarden van het gebied, denk aan de oevers en waterstructuur van de Kromme Rijn en de Oud-Wulverbroekwetering en het Markiezenbos;
  • de cultuurhistorische waarde van de linten;
  • sport en recreatie is een kernwaarde van het gebied Maarschalkerweerd;
  • de cultuurhistorische waarde van de vier Lunetten met bijbehorende schootsvelden en houten bebouwing;
  • verdere verrommeling van het deelgebied dient voorkomen te worden: de gebiedsvisie 'De vier Lunetten op de Houtense Vlakte' vormt een goede richtlijn voor de toekomstige ontwikkelingen in het gebied, ook voor wat betreft de sportvelden en bijbehorende bebouwing;
  • het bestemmingsplan biedt de ruimte om het langzaamverkeersnetwerk uit te breiden en te versterken.

3.2.4 Monumenten en beeldbepalende elementen

Door de rijke historie zijn in het plangebied monumenten en historische landschapselementen te vinden.

MIP-panden en monumenten

Er bevinden zich diverse Monumenten Inventarisatie Project-panden (MIP-panden) in het plangebied. Deze panden zijn niet wettelijk beschermd, maar hebben wel cultuurhistorische waarde waar zorgvuldig mee omgesprongen moet worden.

De rijksmonumenten zijn geconcentreerd gelegen aan de historische (vaar)routes. Daarnaast bevindt zich op het terrein van het University College (voormalige Kromhoutkazerne) een aantal rijksmonumenten. De Rietveldwoningen aan de Erasmuslaan, de brug met twaalf gaten en het bijbehorende bomvrije wachtershuis behoren ook tot de rijksmonumenten. De vier Lunetten, Fort Vossegat en Fort De Bilt maken onderdeel uit van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Dit vormt een samenstel van forten, water(lopen) en dijken die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. De NHW staat genomineerd voor de UNESCO Werelderfgoedlijst en heeft ook een monumentale en een cultuurhistorische waarde. Aan de Oostbroekselaan liggen vijf houtwoningen, die gemeentelijke monumenten zijn.

BLAUWE-VOGELWEG 0023 Rijksmonument
CAMPUSPLEIN 0001 Rijksmonument
CAMPUSPLEIN 0002 - 0005 Rijksmonument
CAMPUSPLEIN 0007/0008 Rijksmonument
CAMPUSPLEIN 0010 Rijksmonument
CAMPUSPLEIN 0010 (BIJ) Rijksmonument
CAMPUSPLEIN 0011-0014 Rijksmonument
CAMPUSPLEIN 0016-0019 Rijksmonument
CAMPUSPLEIN 0020-0024 C.A. Rijksmonument
ERASMUSLAAN 0001A-0003B C.A. Rijksmonument
ERASMUSLAAN 0005 Rijksmonument
ERASMUSLAAN 0007 Rijksmonument
ERASMUSLAAN 0009 Rijksmonument
ERASMUSLAAN 0011 Rijksmonument
HERCULESLAAN 0001; SCHUILHUT Rijksmonument
HERCULESLAAN 0001; WACHTHUIS Rijksmonument
HERCULESLAAN 1; BRUG M/D 12 G. Rijksmonument
KONINGSWEG 0173 Rijksmonument
KRIEKENPITPLEIN 0018/0019 Rijksmonument
KROMHOUTWEG 0003 Rijksmonument
LUNET I Rijksmonument
LUNET 2 Rijksmonument
MAUPERTUUSPLEIN 0011 C.A. Rijksmonument
MYTYLWEG 0100 Rijksmonument
OOSTBROEKSELAAN 0052 Gemeentelijkmonument
OOSTBROEKSELAAN 0058/0060 Gemeentelijkmonument
OOSTBROEKSELAAN 0062/0064 Gemeentelijkmonument
PRINS HENDRIKLAAN 0107-0109 Rijksmonument
PRINS HENDRIKLAAN 0112 Rijksmonument
HOUTENSEPAD 0148-0150D Rijksmonument
OUDE LIESBOSWEG 076 Rijksmonument


Overzicht monumenten binnen het plangebied


Cultuurhistorische waarden en beeldbepalende elementen

Nieuwe Hollandse Waterlinie
Het plangebied maakt onderdeel uit van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, die tevens een Belvedèregebied vormt. Deze verdedigingslinie is ontstaan vanaf 1815 en diende om de Randstad (inclusief Utrecht) te beschermen tegen vijandelijke aanvallen. Verdedigingslinies vormden tot de 20e eeuw belangrijke onderdelen van het Defensiebeleid. In Nederland bevonden zich een twintigtal kleinere en grotere linies. De meeste ervan zijn in de loop van de tijd geheel of gedeeltelijk verdwenen. Enkele linies, waaronder de Nieuwe Hollandse Waterlinie, zijn nog grotendeels intact. Dit vormt de militair en historisch belangrijkste verdedigingslinie met een lengte van 85 km, die zich uitstrekt van het IJsselmeer tot aan de Biesbosch. Het systeem kenmerkte zich door uitgebreide onderwaterzettingen (inundaties). Om deze inundaties mogelijk te maken werd een ingenieus waterbouwkundig stelsel aangelegd, bestaande uit inundatiekommen, kanalen, sluizen, duikers et cetera. De provincie Utrecht vormde het hart van deze verdedigingslinie. De stad Utrecht nam in de Nieuwe Hollandse Waterlinie op haar beurt weer een centrale positie in.

Om de inundatie goed uit te kunnen voeren en de artillerie een vrij schootsveld te kunnen geven, werd in 1853 de Kringenwet ingevoerd. Rond elk verdedigingswerk werden drie kringen vastgesteld: 300, 600 en 1.000 meter. Binnen deze kringen golden strenge regels ten aanzien van bouwwerken, beplanting en dergelijke. Na toestemming mochten houten huizen en schuren gebouwd worden.

Voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie wordt het volgende provinciale beleid gehanteerd (provincie Utrecht, 2002):

  • het herkenbaar houden van de Nieuwe Hollandse Waterlinie als structurele eenheid met een eigen karakteristiek;
  • het herkenbaar en beleefbaar houden van de historisch-functionele relatie tot de verschillende landschapstypen en bestaande structuren;
  • het versterken van de strategische zones in de linie als representanten van verdedigingsconcepten en als voorbeelden van inundatiegebieden.
  • de Nieuwe Hollandse Waterlinie is voorgedragen voor de UNESCO Werelderfgoedlijst.

Forten en de vier Lunetten
Fort de Bilt en de vier Lunetten kunnen worden beschouwd als de belangrijkste cultuurhistorische beeldbepalende elementen in het plangebied.


Fort De Bilt
Fort De Bilt is midden op de Biltsestraatweg gebouwd in 1819-1821 en is het eerste fort uit de gordel rond de stad Utrecht. Het fort bestaat oorspronkelijk uit aarden wallen met vier bastions. Aan de stadszijde, waar nu het verkeersplein de Berekuil ligt had het fort een aarden reduit (laatste toevluchtsoord voor de verdedigers van het fort). Dit reduit functioneerde eigenlijk als een fort binnen het fort. De beplanting diende om het fort te camoufleren, bescherming te bieden tegen vijandelijke aanvallen en als brandstofvoorraad. Bij oorlogsdreiging werd de beplanting grotendeels gesnoeid om een vrij schootsveld te krijgen. Langs de oever bevond zich vooral elzenhakhout dat gebruikt werd als brandhout en voor afrasteringen. De meidoornhaag voor de wallen functioneerde als natuurlijk prikkeldraad. Grote eiken en kastanjes, meer centraal op het fort, moest de vijand op afstand het idee geven met een natuurlijk landschap te maken te hebben.

Fort Vossegat
Het Fort Vossegat behoort tot de eerste ring van forten van de Nieuw Hollandse Waterlinie en is aangelegd tussen 1817-1819. Het fort zelf is in de loop van de 20e eeuw grotendeels verdwenen, maar op het huidige Kromhoutterein zijn nog drie objecten aanwezig: het bomvrije wachthuis (1849), de brug met de twaalf gaten (1862) en de tamboershut (1875). Alle drie objecten zijn beschermd als rijksmonument. Ze zijn bij de recente herontwikkeling van het militaire terrein geïntegreerd en gerestaureerd.

Vier Lunetten
De vier Lunetten op de Houtense Vlakte zijn aangelegd tussen 1822 en 1828. Omdat de Houtense Vlakte hoger ligt dan de omgeving kan het gebied niet voldoende onder water gezet worden. Op deze van nature zwakke plek in de Waterlinie werden daarom op korte afstand van elkaar vier gelijkvormige verdedigingswerken gebouwd. Het woord lunet is afkomstig van het Franse 'lune' dat maan betekent. In de plattegrond van de Lunetten valt dan ook een halve maanvorm te herkennen. Een lunet is een klein fort met aan de frontzijde twee 'gebroken' of geknikte zijden die naar elkaar toelopen in een punt. Deze punt, 'de saillant', is op de vijand gericht. De schuine zijden tot aan de knik heten 'flanken'. De zijden van de knik tot aan de punt noemen we 'facen'. De beide knikken en de puntvorm zorgen voor een beter schootsveld richting de vijand. Aan de achterzijde (de keel) is het verdedigingswerk open zodat er slechts aan één kant beveiliging is tegen vijandelijk vuur. Op de hoeken van de zijde die van de vijand is afgekeerd bevinden zich zogenaamde 'flankkazematten'. Alle vier de Lunetten worden omringd door een natte gracht.

Uitgangspunten:
In het bestemmingsplan wordt geen aanvullende regeling opgenomen ten aanzien van rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten. Deze gebouwen worden beschermd via het spoor van de Monumentenwet en de gemeentelijke monumentenverordening.

Wat betreft de Nieuwe Hollandse Waterlinie kan gesteld worden dat het uitgangspunt is om deze waardevolle structuur te handhaven. Aangezien de grens van de Nieuwe Hollandse Waterlinie ruwweg overeenkomt met de stadsgrenzen (de rode contour), kan gesteld worden dat deze waarde reeds is beschermd.

3.3 Functionele Structuur

In het plangebied komen diverse functies naast elkaar voor, afgewisseld door groen. Hiermee onderstreept het de karakteristiek van een stadsrand. De meeste bebouwing ligt in het gebied ten noorden van de Kromme Rijn. De belangrijkste functie hier zijn wonen, kantoren, University College, defensieterrein en Galgenwaard. Er is hier echter nauwelijks sprake van functiemenging. De functies zijn gegroepeerd in clusters en onderling van elkaar gescheiden door groen, water en infrastructuur. Ten zuiden van de Kromme Rijn is het gebied nauwelijks bebouwd en functies zijn meer gemengd. Hier liggen onder andere sportvelden, zwembad Krommerijn, de vier Lunetten, enkele sociaalmaatschappelijke voorzieningen, een golfbaan en het landgoed Amelisweerd. Wonen komt hier sporadisch voor en verspreid over het gebied.

3.3.1 Wonen

De beleidskaders voor wonen zijn vastgelegd in de stedelijke Woonvisie 2009-2019. De focus ligt daarin op het verminderen van de druk op de Utrechtse woningmarkt door het (ver)bouwen van woningen, binnenstedelijk bouwen met hoge kwaliteit, doorstroming en Utrecht als stad van kennis en cultuur.

De bestemming van het gebied Rijnsweerd, Maarschalkerweerd laat zich omschrijven als een groenstedelijk gebied met een mix van groenvoorzieningen, kantoren, sportfaciliteiten, een universiteitscomplex én wonen. De woningen zijn vooral te vinden in Rijnsweerd Zuid. Om deze reden is het belangrijk om de woonfunctie in het hele gebied te versterken. Dat gebeurt door transformatie van geschikte leegstaande kantoren naar wonen, met name voor studenten. Een goed voorbeeld hiervan is het provinciehuis dat wordt omgezet naar (deels) studentenwoningen. De toename van studentenhuisvesting is, mede door de directe aansluiting van Rijnsweerd op Universiteitscentrum De Uithof, geheel in lijn met 'de stad van kennis en cultuur' in de Utrechtse Woonvisie. Naast de vraag naar huisvesting van studenten en starters is er een groot tekort aan toegankelijke oftewel levensloopgeschikte woningen voor senioren en mensen met een (lichamelijke) functiebeperking; dat geldt voor de wijk Oost als geheel en ook voor het gebied Rijnsweerd-Zuid. Meer doorstroming van senioren vanuit de veelal niet levensloopgeschikte (eengezins)woningen hier naar nieuwbouwappartementen elders in de wijk kan in dit tekort voorzien. Deze doorstroming geeft tevens ruimte aan de huisvesting van gezinnen, die in wijk Oost relatief veel minder te vinden zijn dan in de overige wijken van Utrecht. Zie onderstaande tabel.

Huishoudenssamenstelling naar leeftijd

Aantal Gezinnen 1-2 persoonshuishoudens
absoluut alle leeftijden < 30 jaar 30 - 54 jaar 55 + jaar
Oudwijk, Buiten Wittevrouwen 5.654 14,2% 32,4% 34,5% 18,9%
Abstede, Gansstraat 6.022 12,5% 43,2% 28,7% 15,6%
Wilhelminapark, Rijnsweerd 7.519 14,3% 46,9% 21,8% 16,9%
Wijk Oost totaal 19.195 13,7% 41,5% 27,7% 17,1%
Utrecht totaal 161.644 23,8% 26,2% 27,5% 22,5%


Bron: Wijkenmonitor 2009

Leeftijd: leeftijd hoofdbewoner

Het gebied Rijnsweerd, Maarschalkerweerd is (als onderdeel van de gehele wijk Oost) een populaire wijk voor actieve individualisten (veelal 1-2persoonshuishoudens) en gesettelde idealisten, waaronder gezinnen en 'empty nesters'. Met name onder laatstgenoemde groep, de gesettelde idealisten, is de vraag naar huisvesting groot. Typerende woonwensen voor deze groep zijn: een groene en rustige woonomgeving, een grote (koop)woning met voor- en achtertuin.

Typering woningvoorraad
Het gebied kenmerkt zich door een goede balans tussen koopwoningen (± 60%), sociale huur (± 33%) en particuliere huur (bijna 7%). Opvallend is het aantal grote woningen van meer dan 100 m2; dit is ongeveer anderhalf maal zo groot als in de wijk Oost als geheel en twee keer zo groot als in de hele stad. Bijna 60% van de woningvoorraad is gestapelde bouw.

Studentenwoningen kantorenpark Rijnsweerd
In het voormalig provinciehuis worden studentenwoningen gerealiseerd. Het bestemmingsplan maakt het niet mogelijk binnen de kantoorbestemmingen nog meer studentenwoningen te realiseren, deze functie kan niet als directe functie worden toegelaten in de regels. Voor deze functie dient eerst onderzocht te worden waar deze functie concreet gewenst is en of dit met name qua milieu-eisen mogelijk is.

Wel heeft de gemeente heeft de ambitie om flexibel om te gaan met hergebruik van leegstaande kantoren. Dat kan betekenen dat kantoren in de toekomst in aanmerking komen voor een woonfunctie. Daarnaast is het de ambitie om Kantorenpark Rijnsweerd beter aan te haken aan De Uithof en aan de stad. Kantorenpark Rijnsweerd leent zich bij uitstek om functies te huisvesten, die graag dicht bij De Uithof gevestigd zijn. Ook studentenhuisvesting is daarom een functie die prima past op Rijnsweerd.

Woning aan de Weg naar Rhijnauwen 8

Het gebouwtje aan de Weg naar Rhijnauwen 8 heeft momenteel een erfbestemming. Omdat er al decennia lang wordt gewoond, is de woning positief bestemd.

Er is gekeken naar vervanging van het gebouwtje door een nieuw huis. Op basis van het eerder geldende provinciale beleid was het toegestane volume 250 m3, een relatief klein bouwvolume. Recent is het beleid in de nieuwe Ruimtelijke Provinciale Structuurvisie verruimd tot 600-800 m3 voor woningen in het landelijk gebied. De inpassing op de locatie is bekeken naar aanleiding van de onlangs ingediende indicatie-aanvraag. Gezien het ruime perceel, het laten staan van een houtwal rondom het perceel en de grootte van de omliggende woningen is een woning van 800 m3 ook ruimtelijk inpasbaar.

3.3.2 Detailhandel, horeca, dienstverlening en bedrijven

De in het plangebied voorkomende horecabedrijven zijn als zodanig bestemd, en wel voor horecavestigingen zoals opgenomen in de categorieën A t/m D2 van de bij dit bestemmingsplan behorende Lijst van Horeca-activiteiten. Binnen het plangebied zijn geen zelfstandige detailhandelsvestigingen aanwezig. Aan de Blauwe Vogelweg is een gemeentewerf aanwezig. Deze werf is als zodanig bestemd.

3.3.3 Kantoren

Algemeen
Het kantorenpark Rijnsweerd is een bijzondere kantorenlocatie in Utrecht, gelegen nabij het knooppunt Rijnsweerd (A27/A28) en De Uithof. Belangrijke kenmerken van dit kantorenpark is de centrale ligging in Nederland, de bereikbaarheid met zowel de auto als het openbaar vervoer, de zichtlocatie en een centraal gelegen landschappelijk park. In het kantorenpark bevinden zich momenteel het Provinciehuis en diverse gerenommeerde bedrijven waaronder advocatenkantoren en adviesbureau's.

De kantoorcomplexen Rijnsweerd Noord en Zuid hebben de bestemming 'Kantoor 1' gekregen. Om de oppervlakte aan kantoren binnen de beleidsmatig gestelde grenzen te houden, is een maximum brutovloeroppervlakte aangegeven van gebouwen ten behoeve van kantoren. Dit brutovloeroppervlakte was ook al opgenomen in het tot dusver geldende plan.

De zelfstandige kantoren in het gebied Galgenwaard/Herculesplein hebben de bestemming 'Kantoor 2' gekregen.

Ontwikkeling kantorengebied Rijnsweerd
De ondernemers en vastgoedeigenaren in het kantorengebied Rijnsweerd, gezamenlijk vertegenwoordigd door de Stichting Kantorenpark Rijnsweerd (SKR), hebben de gezamenlijke ontwikkelingsvisie 'Verder met Rijnsweerd' voor het gebied opgesteld. Deze ontwikkelingsvisie geeft de richting weer waarin het gebied zich de komende jaren kan ontwikkelen om ook over 30 jaar een betekenisvolle plek te kunnen zijn. De kern van de visie is om de waarde van het gebied voor de toekomst te blijven garanderen en mogelijk te laten toenemen. Hierbij gaat het zowel om de belevingswaarde, gebruikswaarde als vastgoedwaarde van het gebied. De ontwikkelingsvisie 'Verder met Rijnsweerd' gaat op verschillende (ruimtelijke) aspecten in die voor het gebied van belang zijn. Een van de manieren om in de toekomst een aantrekkelijk kantorengebied te kunnen blijven, is het bieden van een breed scala aan voorzieningen en functies voor werknemers en bewoners van het gebied.

Hoewel de ontwikkelingsvisie 'Verder met Rijnsweerd' niet door de gemeente Utrecht is vastgesteld, sluit de visie wel aan bij het gemeentelijke beleid om de levenscyclus van bestaande werklocaties te verlengen en de duurzaamheid van werklocaties in Utrecht te vergroten. Uitgangspunt voor Rijnsweerd is dat het gebied primair een kantorenlocatie is. Het toevoegen van functies is hieraan ondergeschikt en dient versterkend te werken aan het gewenste vestigingsklimaat in het gebied. Dit biedt niet alleen een meerwaarde voor Rijnsweerd, maar ook voor het naast gelegen Utrecht Science Park De Uithof. Voor het bestemmingsplan heeft dit geresulteerd in het toestaan van de volgende functies in het gebied.

Regeling bestemmingsplan
Kort geleden heeft de gemeenteraad, bij de bespreking van het bestemmingsplan Papendorp, aangegeven dat, gezien de huidige economische ontwikkelingen en de ontwikkelingen van de kantorenmarkt, het bestemmingsplan Papendorp oplossingen voor het teruglopen van bouwinitiatieven en voor het tegengaan van leegstand niet mag hinderen. De gemeenteraad heeft daarbij de wens te kennen gegeven om het bestemmingsplan, uiteraard binnen de wettelijke kaders, flexibeler te maken. De lijn die is uitgestippeld voor het bestemmingsplan Papendorp acht de gemeente zeer goed bruikbaar voor het kantorenpark Rijnsweerd.

Een verruiming van functies ten behoeve van en/of ter ondersteuning van de al aanwezige functies, past goed bij het totaalconcept van het Kantorenpark Rijnsweerd. Met deze verruiming van functies kan worden gezorgd voor een flexibeler gebruik van de (al dan niet leegstaande) kantoorruimten in Rijnsweerd, en met voorzieningen gericht op zakelijke bezoekers en kantoormedewerkers kan de concurrentiepositie van Rijnsweerd ten opzichte van andere locaties worden versterkt.

De volgende functies komen hiervoor in aanmerking:

  • dienstverlening
  • (binnen)sport
  • horeca
  • hotels
  • zelfstandige congres- en vergaderfaciliteiten
  • (extra) maatschappelijke voorzieningen
  • leisure

Detailhandel is overigens niet opgenomen in dit rijtje: extra detailhandel is op basis van het gemeentelijke beleid niet wenselijk in Rijnsweerd.

Dienstverlening, (binnen)sport, horeca en hotels
Bij de functie dienstverlening is over het algemeen sprake van een beperkte omvang en de functie is direct gericht op de gebruikers van het kantorenpark Rijnsweerd. Dit geldt over het algemeen ook voor de functies horeca (maximaal categorie B1) en (binnen)sport. Deze functies zorgen voor de benodigde diversiteit, hetgeen het gebied kan versterken. Juist doordat vooral de gebruikers van het kantorenpark Rijnsweerd gebruik zullen maken van deze functies, hoeft parkeren geen probleem te zijn.

Omdat de functies dienstverlening, (binnen)sport en horeca zich ten dienste stellen van de gebruikers van het gebied, hebben deze functies niet of nauwelijks een verkeersaantrekkende werking en leidt de verruiming van de bestemmingen met deze functies niet tot een extra belasting van de omgeving. Daarnaast zijn de hier toegelaten extra functies in overeenstemming met het gemeentelijke beleid.

Extra hotels zijn ook passend binnen de opzet van Rijnsweerd, kunnen een meerwaarde betekenen voor het gebied, en zijn qua verkeersaantrekkende werking vergelijkbaar met kantoren (of overdag zelfs minder verkeersaantrekkend, aangezien hotelbezoekers meer gespreid over de dag het hotel bezoeken). Binnen Rijnsweerd wordt in het voormalige Provinciehuis inmiddels al een nieuw hotel realiseerd. Daarnaast is er nog ruimte voor één extra hotel, welke mogelijk wordt gemaakt in de bestemmingsomschrijving.

Op basis van het bovenstaande is een belangenafweging gemaakt, en kan worden geconcludeerd dat de functies dienstverlening, horeca, sport en hotels voor een groot deel gericht zijn op de gebruikers van het kantorenpark Rijnsweerd, een meerwaarde kunnen hebben voor het gebied, niet belemmerend werken voor de bestaande functies in het gebied en, vanwege de tamelijk geïsoleerde ligging van Rijnsweerd, evenmin voor de directe omgeving van het plangebied. De gemeente is dan ook van mening dat de functies dienstverlening, horeca en sport rechtstreeks mogelijk kunnen worden gemaakt in de regels van het bestemmingsplan.

(Zelfstandige) congres- en vergaderfaciliteiten
De toevoeging van (zelfstandige) congres- en vergaderfaciliteiten kunnen Rijnsweerd eveneens versterken. Deze functie kent in normale situaties ook een vergelijkbare verkeersaantrekkende werking als kantoren en zal in principe dus niet leiden tot extra verkeers- en parkeerdruk. Slechts bij grote congressen kan wel sprake zijn van een te grote verkeersaantrekkende werking, met ongewenste verkeers- en parkeersituaties als gevolg. Om deze laatste situatie te voorkomen, worden congres- en vergaderfaciliteiten in bescheiden omvang direct mogelijk gemaakt in de regels van het bestemmingsplan, en bij een grotere omvang via een binnenplanse afwijking onder de voorwaarde dat geen sprake mag zijn van een (onevenredige) toename van verkeer en dat evenmin sprake mag zijn van mer-plichtige activiteiten.

Maatschappelijke voorzieningen
Een andere mogelijke functie die geschikt is om de diversiteit in het kantorenpark Rijnsweerd te vergroten, zijn maatschappelijke voorzieningen. Maatschappelijke voorzieningen, zoals een kinderdagverblijf en voorzieningen ten behoeve van welzijn, zijn functies die ten dienste staan van de hoofdgebruikers van het gebied en daarom goed passen in het plangebied kantorenpark Rijnsweerd. Bepaalde maatschappelijke functies kunnen echter leiden tot verkeers- of parkeeroverlast, of gevoelig zijn voor geluid en luchtkwaliteit.

Op grond hiervan zijn maatschappelijke voorzieningen wel mogelijk gemaakt in de regels van het bestemmingsplan, maar dan via een wijzigingsbevoegdheid met als voorwaarde dat deze functies geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor de omgeving in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast en dat voor de vestiging geen milieutechnische belemmeringen zijn.

Leisure
Onder de functie leisure vallen onder andere een bowlingcentrum, snookercentrum, amusementscentrum, skate- en skeelercentrum, kinderattractie en een sauna/ beautycentrum. Bij deze functie is sprake van grootstedelijk vermaak zonder directe relatie met het plangebied. Voor deze functie is evenmin onderzocht, of te voorspellen, of sprake is van een verkeersaantrekkende werking aangezien ook bezoekers van buiten het kantorenpark Rijnsweerd worden aangetrokken. De totale bezoekersaantallen kunnen leiden tot een mer-plicht. Daarnaast is het de vraag of deze functie wel mogelijk is, gelet op de externe veiligheid.

Op grond van het voorgaande is leisure niet mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan. Bij een concrete aanvraag kan uiteraard na afweging van alle belangen, met toepassing van een buitenplanse procedure, alsnog medewerking worden verleend. Op deze wijze kan per concreet initiatief worden onderzocht of het desbetreffende initiatief mogelijk is in het plangebied.

Herontwikkeling Pythagoraslaan 101
Dit betreft het voormalige provinciehuis. De provincie is ondertussen verhuisd naar de voormalige 'Fortistoren' aan de Archimedeslaan, nu het nieuwe provinciehuis. Het voormalig provinciehuis wordt verbouwd tot studenteneenheden en een hotel. Hiervoor is een afzonderlijke procedure gevoerd. In het bestemmingsplan worden de studenteneenheden en het hotel mogelijk gemaakt.

3.3.4 Maatschappelijke voorzieningen

Algemeen
Binnen het plangebied liggen verschillende maatschappelijke voorzieningen, deze hebben de bestemming Maatschappelijk gekregen. Binnen deze bestemming zijn verschillende instellingen en voorzieningen ondergebracht. Het gaat daarbij om dagopvang, een centrum voor gezondheidszorg, medische, sociaal-culturele voorzieningen, religieuze en educatieve instellingen en dergelijke. Daarbij is een zekere uitwisseling van functies mogelijk gemaakt.

Een aantal in het plangebied aanwezige scholen heeft de specifieke bestemming 'Maatschappelijk-onderwijs' gekregen. De Kromhoutkazerne en Fort De Bilt hebben de bestemming 'Maatschappelijk-Militaire zaken' gekregen.

De vier Lunetten
Voor de vier Lunetten zijn recreatieve en maatschappelijke functies gewenst. De exacte invulling is nog niet bekend, behalve bij Lunet 1. Op Lunet 1 is het Fort van de Democratie gevestigd: een tentoonstelling voor scholieren. Ook wordt een buitenschoolse opvang mogelijk gemaakt. Lunet 2 wordt gerestaureerd en waarschijnlijk worden de gebouwen (tijdelijk) verhuurd. De ontwikkeling moet idealiter samenhangen met de ambitie om het schootsveld verder als groen/recreatief te ontwikkelen. Voor de Lunetten 3 en 4 wordt gekeken naar de mogelijkheden om er een zorgboerderij te realiseren en er zal plek worden ingeruimd voor de al gevestigde scoutinggroep.

Lunet V
Voor Lunet IV is een nieuwe bestemming als 'zorgfort' voorzien. Begin 2012 werd in 'ZOMO-zorg' een potentiële partner gevonden die op Lunet IV dagbesteding voor verstandelijk gehandicapten wil realiseren in de vorm van een kleinschalig restaurant, een landgoedwinkel en een werkatelier. Deze dagbesteding wordt ondergebracht in een nieuw te bouwen houten loods in Waterliniestijl. Daarnaast zal er een opslagloods worden gerealiseerd. ZOMO heeft al de voormalige schooltuinen van NMC, direct naast Lunet IV in gebruik zodat beide voorzieningen kunnen worden gecombineerd en er van een integrale ontwikkeling van het gebied sprake zou kunnen zijn.

De procedures voor de Monumentenvergunning en de Omgevingsvergunning voor de nieuwbouw zijn gepland in de eerste helft van 2013. De ontwikkeling wordt ook meegenomen in het nieuwe bestemmingsplan Rijnsweerd/Maarschalkerweerd.

Start van de nieuwbouw zal naar verwachting in het laatste kwartaal van 2013 kunnen plaatsvinden.

Archimedeslaan 16
Dit is het oude pabogebouw van de Hogeschool Utrecht en wordt nu niet gebruikt. Dit gebouw zal op termijn een nieuwe, nu nog onbekende invulling krijgen. Momenteel wordt gekeken naar een tijdelijke bestemming van het pand.

3.3.5 Verkeer

Het plangebied is voor verschillende vervoerswijzen bereikbaar vanuit zowel de stad als de aansluitende regionale omgeving. Een belangrijke rol in de bereikbaarheid spelen de rijkswegen A27, A28 en A12, evenals de Waterlinieweg, Herculeslaan en Laan van Maarschalkerweerd voor Maarschalkerweerd. De Pythagoraslaan, Archimedeslaan en Weg tot de Wetenschap vervullen een belangrijke rol in de bereikbaarheid voor Rijnsweerd.

Autoverkeer
In september 2005 is het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP) door de gemeenteraad vastgesteld. In het GVVP zijn de wegen in verschillende categorieën onderverdeeld. Wat betreft het plangebied behoren de doorgaande autosnelwegen tot de hoofdstructuur voor het autoverkeer.

De stedelijke hoofdstructuur wordt gevormd door de primaire en secundaire assen. Tot de primaire assen behoort de Waterlinieweg. De secundaire assen worden gevormd door de Herculeslaan, Laan van Maarschalkerweerd, Koningsweg (ten oosten van de aansluiting met de Laan van Maarschalkerweerd), de Weg tot de Wetenschap Archimedeslaan en de Pythagoraslaan. De Biltsestraatweg op de grens van het plangebied is ook een primaire as.

De overige wegen in het plangebied hebben een functie als woonstraat (woonerf, 30 km/u gebied). Uitzonderingen op deze regel vormen de straten in Rijnsweerd Noord, die allen onderdeel uitmaken van een 50 km/u regime.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPRIJNSMAARSCH-0401_0010.png"

Hoofdroutes auto 2020 (bron: GVVP)

Verbreding en overkluizing A27

Voor Rijnsweerd - Maarschalkerweerd is op termijn de verbreding en overkluizing van de A27 tussen knooppunten Lunetten en Rijnsweerd van belang (zie ook paragraaf 2.2 van deze plantoelichting). Het mogelijk maken van een verbreding van de A27 is echter geen uitgangspunt van het bestemmingsplan. Het ruimtebeslag van het huidige aantal rijstroken van de A27 is in het bestemmingsplan vastgelegd.

Goederenvervoer
Vanuit de hoofdstructuur voor het goederenvervoer vormen de A27 en A28 de primaire assen voor het goederenvervoer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPRIJNSMAARSCH-0401_0011.png"

Hoofdstructuur goederenvervoer 2020 (bron: GVVP)

Openbaar vervoer
De ontsluiting van het plangebied met het openbaar vervoer omvat verschillende busverbindingen van het stadsvervoer tussen het Utrecht CS, de tussengelegen woonwijken en De Uithof. Er loopt een route via de Rubenslaan en Weg tot de Wetenschap richting de Uithof. Een tweede route loopt via de Waterlinieweg, Pythagoraslaan, Archimedeslaan richting de Uithof. Tevens is er een snelle HOV (Hoogwaardig Openbaar Vervoer) busverbinding ('Om de Noord') met de binnenstad. Deze verbinding voert over een grotendeels vrije baan, die het gebied bereikt over de Waterlinieweg, Pythagoraslaan. Vanaf het Centraal Station is het gebied op werkdagen via deze route minimaal 6 keer per uur binnen 15 minuten te bereiken. De HOV-baan is onderdeel van een netwerk dat nog verder zal worden ontwikkeld.

Het streekvervoer geeft aansluiting in de richting van de aangrenzende gemeenten De Bilt, Zeist en Bunnik

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPRIJNSMAARSCH-0401_0012.png"

OV-infrastructuur 2020 (bron: GVVP)

HOV-tracé

De gemeente Utrecht werkt samen met de regio Utrecht aan de realisatie van een netwerk voor Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV). Binnen dit netwerk wordt eveneens een verbinding tussen Utrecht Centraal Station en de Uithof opgenomen en zal daarmee het plangebied Rijnsweerd, Maarschalkerweerd doorkruisen. Het tracé heeft haar eigen juridisch planologische procedure doorlopen.

Fietsers en voetgangers
Het plangebied is voor fietsverkeer en voetgangers ontsloten door vrijliggende fietspaden en voetpaden langs de assen. Een belangrijk deel van de fietsvoorzieningen behoort tot het hoofdfietsnetwerk, dit fietsnetwerk is ook verbonden met het regionale kernnet fiets. Daarnaast bevinden zich in het gebied recreatieve fietsroutes die aansluiten op paden en wegen in de aangrenzende gemeenten. Op bijgevoegde kaartjes zijn het hoofdfietsnetwerk en het regionale kernnet fiets gepresenteerd.

In Maarschalkerweerd wordt een schakel gemist tussen de Laan van Maarschalkerweerd en Lunetten (fietspad Tussen de Rails). In Rijnsweerd noord ontbreekt een schakel tussen Offerhausweg en de Voorveldse Polder (oversteek Biltsestraatweg).

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPRIJNSMAARSCH-0401_0013.png"

Hoofdfietsnetwerk 2015 (bron: GVVP)

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPRIJNSMAARSCH-0401_0014.png"

Regionaal kernnet fiets 2020 (bron: GVVP)


Fietsverbinding verbinding tussen Nieuwegein en De Uithof op het deeltraject Lunetten - Laan van Maarschalkerweerd

De huidige route Lunetten –Maarschalkerweerd is al jarenlang onderwerp van studie omdat deze Nieuwegein (Lunetten) en De Uithof (Maarschalkerweerd) niet rechtstreeks met elkaar verbindt. Bovendien kruist de huidige fietsroute de spoorlijn Utrecht – Arnhem gelijkvloers. Door een intensivering van het aantal treinen op dit traject, wordt de oversteekbaarheid van deze spoorlijn voor fietsers in de toekomst steeds minder. De wens bestaat om een directe fietsverbinding aan te leggen. Deze directe verbinding bestaat uit een tunnel onder het spoor Utrecht - Arnhem, ter hoogte van de Uithoflijn, inclusief de aansluitende fietspaden.

Het doel van het project is om het kwaliteitsfietsnetwerk verder uit te werken op de verbinding Nieuwegein – De Uithof. Door de uitvoering van het project wordt de ontbrekende fietsverbinding Laan van Maarschalkerweerd – Tussen de Rails aangelegd. Dit (deel)project draagt bij aan de hogere doelstellingen van mobiliteitsmanagement, waarbij de reiziger geprikkeld wordt om alternatieven voor de auto te gebruiken.

Het projectresultaat is een comfortabele, snelle en directe en daardoor aantrekkelijke fietsverbinding verbinding tussen Nieuwegein en De Uithof op het deeltraject Lunetten - Laan van Maarschalkerweerd. Het projectresultaat wordt gerealiseerd door middel van een tunnel onder het spoor en de aansluitende fietspaden.

Het project Tussen de Rails wordt gedekt door een subsidiebijdrage van VERDER van 4 miljoen en een aanvullende bijdrage van 3 miljoen vanuit het Meerjarige Investeringen Bereikbaarheid (MIB).

Parkeren
Vanuit het parkeerbeleid dient het parkeren voor verschillende functies in het gebied plaats te vinden op eigen terrein, bij voorkeur ondergronds, tenzij dit aantoonbaar niet mogelijk is. In Rijnsweerd Noord en Maarschalkerweerd wordt op een groot aantal plaatsen geparkeerd op eigen terrein. In het woongebied Rijnsweerd Zuid vindt hoofdzakelijk parkeren in de openbare ruimte plaats.

In het plangebied is sprake van een aantal gebieden met parkeerproblemen. Zo is er tijdens pieken en zeker tijdens wedstrijddagen van FC Utrecht sprake van een hoge parkeerbelasting als gevolg van de voetbalwedstrijden. Hierover zijn inmiddels wel goede afspraken met FC Utrecht gemaakt, door het plaatsen van stewards worden de parkeerplaatsen voor de sporters nu redelijk beschermd. Wel zijn er overdag steeds meer zakelijke langparkeerders bij de sportvelden die uitwijken vanwege het betaald parkeren bij het stadion.

Op het kantorenpark Rijnsweerd noord is ook sprake van een zeer hoge parkeerdruk. Een groot deel van de kantoren is hier gerealiseerd met parkeernormen van de voormalige "B-locaties" (kantorenlocaties langs de snelweg met hoogwaardig OV).

3.3.6 Groen en ecologie, agrarisch, openbare ruimte en water

De oostelijke stadsrand heeft een zeer waardevol groen karakter. Naast intensief bebouwde gebieden is er veel ruimte voor groen. De onbebouwde gebieden bestaan veelal uit stedelijke functies zoals de sportvelden, het zwembad, maatschappelijke functies en enkele woningen. Ondanks het intensieve gebruik is de landschappelijke kwaliteit nog goed ervaarbaar en waardevol. De Kromme Rijn is hierbij een verbindend element dat stad en landschap aan elkaar rijgt. Het gebied ten zuiden van de Kromme Rijn vormt een belangrijke landschappelijke en ecologische overgang van stad naar buitengebied. Denk daarbij aan Maarschalkerweerd (sportvelden), Amelisweerd (landgoed, Markiezenbos en de golfbaan) en de vier Lunetten met bijbehorende schootsvelden. De sportvelden liggen erg geïsoleerd en zouden van grotere recreatieve betekenis kunnen zijn als de verbindingen met de Kromme Rijn en het buitengebied beter zouden zijn. Ook de vier Lunetten kunnen een grotere rol spelen in het groene, recreatieve netwerk als ze beter bereikbaar en zichtbaar zijn.

Het groen ten noorden van de Kromme Rijn is vooral structurerend groen. Het vormt een buffer naar de infrastructuur aan de randen van het plangebied, begeleid de hoofdinfrastructuur door het plangebied en het vormt een functionele scheiding tussen de kantorenlocaties en de woonwijken. Daarnaast is er ook recreatief groen in de vorm van Park Bloeyendael, het volkstuinencomplex en het openbaar groen in de directe nabijheid van het woongebied.

Het aanwezige water levert een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid en de ruimtelijke kwaliteit van het gebied al kan dit op bepaalde punten versterkt worden. Het water is veelal slecht zichtbaar door de inrichting van de oevers en de directe omgeving. Ook zou het water, met name van de Kromme Rijn, beter benut kunnen worden voor waterrecreatie.

Natuurontwikkeling
Het Utrechts Landschap heeft in het kader van de recent vastgestelde beheersverordening Voordorp Voorveldsepolder aangegeven dat zowel in de Voorveldse als de Voordorpsepolder er gronden zijn die behoren tot de Ecologische Hoofdstructuur. Een groot deel van deze gronden zijn verworven en een inrichtingsplan voor het gebied is gereed. Destijds is verzocht om een wijzigingsbevoegdheid voor de EHS-percelen op te nemen voor de bestemming Natuur. De betreffende gronden zijn uit de beheersverordeling gehouden en zijn nu opgenomen in voorliggend bestemmingsplan. In het bestemmingsplan is conform de wens van het Utrechts Landschap een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de gronden die nu een agrarische bestemming hebben om te zetten naar gronden met een natuurbestemming.

3.3.7 Sport en recreatie

Algemeen
De kinderboerderij met bijbehorende voorzieningen in het Beatrixpark heeft de bestemming Cultuur en Ontspanning gekregen. In het plangebied bevindt zich ook een golfbaan. Deze golfbaan is bestemd als 'Sport - Golfbaan'.

De volkstuinen zijn grotendeels bestemd als: 'Recreatie - volkstuin'. In de bestemming 'Groen' zijn ook enkele volkstuinen aangeduid als 'volkstuin'.

Ten aanzien van recreatie zijn in het plangebied diverse voorzieningen aanwezig, waaronder het voetbalstadion Galgenwaard, en diverse sportterreinen ten behoeve van uiteenlopende sporten zoals tennis, paardrijden, voetbal en hockey. Enkele sportterreinen zullen in de nabije toekomst onderhevig zijn aan veranderingen.

Sportterrein Maarschalkerweerd
Het terrein van Maarschalkerweerd wordt op dit moment door verschillende sportverenigingen gebruikt: Kampong, Odin, Sterrenwijk, Klein Galgenwaard, SDVU, U-Track, Phoenix, Hellas, Vrouwen FC Utrecht en Tennisvereniging STVU.

Herinrichting sportvelden Maarschalkerweerd
Het project " herinrichting sportvelden Maarschalkerweerd" is voltooid, waardoor o.m. de atletiekverenigingen een betere baan hebben gekregen en Kampong 1 voetbalveld en 3 nieuwe hockeyvelden (in kader van Nationaal Hockey Centrum) heeft gekregen. Wachtlijsten zijn hierdoor verkort. Ook zijn aanpassingen voor het HOV trace gerealiseerd.

Nieuw clubgebouw voor sportvereniging Kampong
Kampong heeft aangegeven behoefte te hebben aan een nieuw clubhuis. Deze behoefte is nog versterkt vanwege de mogelijke komst van het Nationaal Tophockeycentrum naar Kampong. Deze bouwplannen worden uitgewerkt en gaan over een vergroting van 50 tot 100% (gemeten in m2) in lijn met groei van het ledenaantal van 2000 naar 5000. De plannen worden op dezelfde lokatie (tussen 4 sportvelden) ontwikkeld.

3.4 Tracébesluit Sporen In Utrecht (Deeltracé Utrecht Centraal Station - Houten)

Het spoor Utrecht Centraal Station - Houten zal uitgebreid worden in het kader van het spoortraject VleuGel (Vleuten-Geldermalsen) /RSS (Randstadspoor). Hiervoor is een tracébesluit genomen. Een tracébesluit moet (wettelijke verplichting) worden vertaald in een bestemmingsplan. Het gaat om het gedeelte van het spoor nabij het Ravelijnpad en het Beatrixpark, hetgeen is overgenomen op de verbeelding van dit bestemmingsplan.

De geplande trambaan HOV om de Zuid is buiten het plangebied gehouden. Hiervoor is een apart bestemmingsplan vastgesteld.

Hoofdstuk 4 Onderzoek En Randvoorwaarden

4.1 Inleiding

In het bestemmingsplan moet de uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. Het milieubeleid heeft zich in de loop van enkele decennia ontwikkeld tot een complexe materie, die er in de praktijk toe leidt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen met verschillende milieuaspecten rekening moet worden gehouden. Dit hoofdstuk bevat een overzicht van de relevante milieuaspecten in het plangebied en de diverse onderzoeken die zijn uitgevoerd en van toepassing zijn bij het vaststellen van het bestemmingsplan.

Een klein deel van het plangebied maakte oorspronkelijk deel uit van het inmiddels onherroepelijke bestemmingsplan 'HOV Om de Zuid' en had de bestemming 'Verkeer - Openbaar Vervoer'. Aangezien inmiddels is gebleken dat in dit deel een fietstunnel gerealiseerd moet worden, en deze fietstunnel niet mogelijk is in het geldende bestemmingsplan 'HOV Om de Zuid', wordt de fietstunnel nu geregeld in dit bestemmingsplan. Hiermee vervalt dit deel van het bestemmingsplan 'HOV Om de Zuid'. De voor de 'HOV Om de Zuid' noodzakelijke onderzoeken, zijn al uitgevoerd ten behoeve van het inmiddels onherroepelijke bestemmingsplan 'HOV Om de Zuid'. Vanwege een specifieke gebruiksregels ten behoeve van de HOV-baan is als bijlage bij de regels van dit bestemmingsplan wel het in deze gebruiksregel bedoelde onderzoek (Geluidsonderzoek HOV Utrecht Tram om de Zuid) toegevoegd.

4.2 Milieu Effectrapportage

4.2.1 Kader

Het doel van een milieu effect rapportage (m.e.r.) is om vooraf de mogelijke milieueffecten van plannen en besluiten in beeld te brengen en deze een volwaardige rol te laten spelen bij de besluitvorming van plannen en besluiten.

Het maken van een milieueffectrapport (MER) of m.e.r.-beoordeling is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben

In het Besluit m.e.r. staat omschreven welke activiteiten MER-plichtig (C-lijst) dan wel m.e.r.-beoordelingsplichtig (D-lijst) zijn. Echter op grond van een uitspraak van het Europese Hof (van 17/10/2009(C-255/08) dienen ook initiatieven die niet voldoen aan de drempelwaarde van het Besluit m.e.r. kritisch bekeken te worden of deze milieueffecten kunnen hebben. Indien dit het geval is dient hiervoor ook een MER of m.e.r-beoordeling te worden opgesteld.

4.2.2 Plansituatie en conclusie

Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er vinden daarom met dit bestemmingsplan geen activiteiten plaats die de geldende drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. overschrijden. Tevens zijn er, zoals blijkt uit de beschrijving van de milieuaspecten, geen andere factoren aanwezig die aanleiding kunnen geven tot het opstellen van een MER en is gezien de aard, omvang en ligging van het project geconcludeerd dat er geen sprake is van aanzienlijke nadelige milieugevolgen. Er hoeft voor dit plan geen MER of m.e.r.-beoordeling te worden gemaakt.

4.3 Geluidhinder

4.3.1 Kader

Geluid beïnvloedt vaak de kwaliteit van de leef- en woonomgeving. De belangrijkste geluidsbronnen die in het kader van de ruimtelijke inrichting en ontwikkeling van belang zijn, zijn wegverkeer, railverkeer en bedrijven. De mate van acceptatie en hinder is onder meer afhankelijk van de functie van het geluidsbelaste object.
De regels van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn van toepassing bij het vaststellen van een bestemmingsplan. De normen uit die wet zijn van toepassing bij:

  • bestemmen van gronden voor nieuwe geluidsgevoelige objecten als woningen en scholen;
  • bestemmingen van gronden voor aanleg van nieuwe (gezoneerde) wegen (niet bij woonerven of 30 km-wegen) en spoorwegen;
  • reconstructie van (spoor)wegen;
  • geluidsgezoneerde bedrijventerreinen .


Als één van bovenstaande situaties aan de orde is dient er een akoestisch onderzoek te worden gedaan en als het nodig blijkt te zijn kan er ontheffingen van de voorkeursgrenswaarde worden aangevraagd.

De Wet geluidhinder hanteert twee waarden:

  • de voorkeurswaarde: indien de geluidbelasting onder dit niveau blijft is de betreffende ontwikkeling op grond van de Wet geluidhinder zonder meer mogelijk;
  • de maximale ontheffingswaarde: dit is het maximale geluidsniveau waaraan, onder voorwaarden, de geluidsgevoelige objecten en terreinen mogen worden blootgesteld.

Wegverkeerslawaai
In het kader van de Wgh bevinden zich langs een aantal wegen geluidzones, waarbinnen in het geval van nieuwe situaties onderzoek moet worden gedaan naar de geluidbelasting. In een aantal gevallen is het echter niet nodig akoestisch onderzoek uit te voeren, namelijk:

  • woonerven;
  • 30 km/uur gebieden;


Spoorweglawaai
Binnen een bepaalde afstand van spoorwegen dient bij verandering, onderzoek te worden gedaan naar de optredende geluidbelasting. Op dit moment ligt aan weerszijden van de spoorlijn Utrecht-Arnhem / 's-Hertogenbosch ter hoogte van het plangebied een geluidszone van 500 m. Bij de inwerkingtreding van de geluidproductieplafonds (GPP's) zal de zonebreedte wijzigen. Binnen deze zone geldt een onderzoeksplicht naar de geluidsbelasting van nieuw te projecteren woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen.

Voor de spoorverdubbeling van het tracé Utrecht Centraal-Houten is een Tracébesluit genomen (juni 2009). Er worden geluidsschermen aangebracht, maar ondanks deze geluidsschermen zijn er toch, in het kader van het Tracébesluit, hogere grenswaarden verleend.

Industrielawaai
Het optreden van hinder als gevolg van industrielawaai kan worden voorkomen en beperkt door afstand te bewaren tussen de bedrijven en de woningen. Voor kleinere bedrijven is dit geregeld in de Wet milieubeheer. Voor grotere bedrijven die veel lawaai maken kan in het kader van de Wgh een zone rond een bedrijf of een bedrijventerrein worden opgenomen in het bestemmingsplan.

Aangrenzend aan het plangebied ligt het geluidgezoneerde industrieterrein Laagraven/Liesbos. Binnen het plangebied ligt een deel van de geluidzone van dit terrein. Deze zone is op 28 juni 1990 vastgesteld. Daarna heeft sanering van het industrieterrein plaatsgevonden en zijn veel zware bedrijven vertrokken.

4.3.2 Plansituatie en conclusie

Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de wettelijke geluidzones van het spoor, rijksweg A12, de Waterlinieweg en een groot aantal binnenstedelijke wegen. Zones van industrielawaai liggen niet binnen het plangebied. Het plan maakt geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen en onderwijs en gezondheidszorg mogelijk. Een geluidonderzoek is daarom niet nodig.

4.4 Luchtkwaliteit

4.4.1 Kader

Luchtkwaliteit heeft betrekking op luchtverontreiniging door gasvormige stoffen en verontreiniging van de lucht met stof, door met name verkeer. De luchtkwaliteit beïnvloedt in belangrijke mate de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Wegverkeer is samen met de hoge achtergrondconcentratie in Utrecht, in belangrijke mate van invloed op de luchtkwaliteit. In november 2007 is de wijziging van de Wet milieubeheer met betrekking tot luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wetswijziging staat bekend als de "Wet luchtkwaliteit". Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Op basis van deze wet, opgenomen in artikel 5.16 lid 1 Wet milieubeheer, dient het bevoegd gezag bij het vaststellen van een bestemmingsplan dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, rekening te houden met de effecten op de luchtkwaliteit.

Voor het bestemmingsplan geldt dat hierin nauwelijks nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Het betreft een actualiseringplan, gericht op het vastleggen van de bestaande situatie. Het bestemmingsplan bevat wel de mogelijkheid tot meer functiemenging. Indien op de begane grond een woonfunctie aanwezig is, mag deze woonfunctie worden vervangen door dienstverlening of lichte bedrijvigheid. Voorwaarde voor het toepassen van deze mogelijkheid is dat er geen sprake mag zijn van verkeersaantrekkende werking.

4.4.2 Plansituatie en conclusie

Het bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast. Op voorhand kan redelijkerwijs worden uitgesloten dat er negatieve gevolgen zijn voor de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering bij het vaststellen van het nieuwe bestemmingsplan, zodat geen aandacht besteedt hoeft te worden aan effecten op de luchtkwaliteit en geen luchtonderzoek nodig is.

4.5 Externe Veiligheid

4.5.1 Kader

In en direct rond het plangebied is een inventarisatie gedaan naar risicoveroorzakende activiteiten. Dit heeft het volgende overzicht opgeleverd:

  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water. Voor het plangebied zijn de snelwegen A27/A28 en de spoorlijnen Utrecht-Arnhem/Utrecht-Den Bosch relevant;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen. Net buiten het plangebied tussen de Utrechtseweg (De Bilt) en A28 loopt een hogedruk aardgastransportleiding die van invloed is op het plangebied;
  • bedrijven die vallen onder het Bevi. Net buiten het plangebied bevindt zich één Bevi bedrijf dat van invloed is op het plangebied, namelijk het LPG tankstation aan het Herculesplein.


Het werken met, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen leidt tot veiligheidsrisico's voor omwonenden, bedrijven en passanten. Om deze risico's te beheersen worden in bestemmingsplannen de relaties tussen deze activiteiten en hun omgeving conform wet- en regelgeving verantwoord en vastgelegd. De normen en richtlijnen zijn onder andere vastgelegd in:

  • de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs; voor transport over weg, spoor en water);
  • het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; voor transportleidingen);
  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi; voor bedrijven).

Vervoer gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water
Het veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is verwoord in de 'Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (RNVGS), vervolg en samenvatting van de nota RNVGS. De circulaire geeft antwoord op vragen hoe om te gaan met ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van transportroutes en geeft de normering aan voor Plaatsgebonden Risico en Groepsrisico:

  • de normhoogte voor Plaatsgebonden risico bedraagt 10-6/jaar voor gevoelige bebouwing;
  • voor het Groepsrisico is een zogenaamde oriënterende waarde vastgesteld. Voor transport bedraagt deze waarde 10-4/jaar bij 10 doden, 10-6/jaar bij 100 doden enzovoorts. Het is een oriënterende waarde omdat onder voorwaarden van deze waarde mag worden afgeweken.


Landelijk is een Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in ontwikkeling. Het Basisnet beoogt meer zekerheid te geven over de te verwachten transportfrequenties en de daarbij behorende zonering.

Met behulp van het rekenprogramma RBM2 versie 1.3 is de veiligheidssituatie voor de bebouwing langs de A27/A28 en de spoorlijnen Utrecht-Arnhem/Utrecht-Den Bosch berekend wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen. De conclusies luiden als volgt:

  • in het plangebied wordt de norm voor het plaatsgebonden risico noch voor het wegtransport noch voor het spoorwegtransport overschreden;
  • het groepsrisico blijft bij het wegtransport op de meeste plekken ruim onder de oriëntatiewaarde. Ter hoogte van Rijnsweerd komt het groepsrisico net boven de oriëntatiewaarde uit. Dit wordt echter veroorzaakt door bebouwing buiten het plangebied;
  • het groepsrisico bij het spoorwegtransport blijft op alle plekken ruim onder de oriëntatiewaarde.


De onderbouwing van de conclusies is weergegeven in de bijlage.

Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het bestemmingsplangebied zijn twee buisleidingen relevant, één voor het hogedruk transport van aardgas (net buiten het plangebied, direct ten oosten van de A27), de ander voor het transport van vloeibare brandstoffen (in het zuiden van het het plangebied). Het risico bij buisleidingen wordt vooral veroorzaakt door de mogelijkheid van beschadiging bij graafwerkzaamheden et cetera. Bij een gasleiding zal het vrijkomende gas waarschijnlijk direct tot een ontploffing leiden gevolgd door een grote brand. Bij een brandstofleiding zal de vrijkomende brandstof onder druk vrijkomen en kan tot ontbranding komen bij ontsteking. Na ontsteking zal een grote brandhaard ontstaan.

Vanwege de risico's is een toets uitgevoerd aan risiconormen volgens het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het Bevb beschrijft de afstanden tussen buisleidingen en (beperkt) kwetsbare objecten en bestemmingen. Dit zijn alle plaatsen waar zich regelmatig personen bevinden m.u.v. verkeersdeelnemers. De getoetste normen hebben betrekking op het zogenaamde plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Hogedruk aardgasleiding

Op geen enkele plek langs het beschreven tracé bestaat er een PR=10-6 contour. Binnen de belemmeringenstrook bevinden zich geen gebouwde objecten. Volgens uitgevoerde berekeningen van de groepsrisico's bestaan er bij de aardgasleiding geen overschrijdingen van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Het groepsrisico is verwaarloosbaar.

Het groepsrisico wordt als aanvaardbaar beschouwd, mede rekening gehouden met de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid.

De status van het bestemmingsplan is overigens niet afhankelijk van deze berekeningen. Het gaat om een conserverend bestemmingsplan; van toename van het groepsrisico is daarom per definitie geen sprake.

Voor een uitgebreidere onderbouwing van de conclusies wordt verwezen naar de bijlage.

Brandstoffenleiding

Op geen enkele plek langs het beschreven tracé bestaat er een PR=10-6 contour. Binnen de belemmeringenstrook bevinden zich op geen enkele plek gebouwde objecten. Met behulp van een RIVM-notitie is vastgesteld er bij de brandstofleiding geen overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico bestaat. Het groepsrisico blijft ruim onder 0,1 van de oriëntatiewaarde.

Het groepsrisico is verwaarloosbaar en wordt als aanvaardbaar beschouwd, mede rekening gehouden met de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid..

De status van het bestemmingsplan is overigens niet afhankelijk van deze berekeningen. Het gaat om een conserverend bestemmingsplan; van toename van het groepsrisico is daarom per definitie geen sprake.

Voor een uitgebreidere onderbouwing van de conclusies wordt verwezen naar de bijlage.


Bedrijven die vallen onder het Bevi
Binnen het bestemmingsplangebied bevinden zich geen Bevi-bedrijven. Net buiten het plangebied bevindt zich een tankstation waar ook LPG wordt verkocht. Het invloedsgebied van dit tankstation heeft een overlap heeft met het plangebied. De verkoop van LPG leidt tot veiligheidsrisico's vanwege het mogelijk vrij kunnen komen van LPG, en het ontbranden daarvan, en het ontploffen van een LPG tankauto. Vanwege de veiligheidsrisico's bij dit bedrijf is een toets uitgevoerd aan risiconormen volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Het Bevi beschrijft de afstanden tussen risicovolle bedrijven en (beperkt) kwetsbare objecten en bestemmingen. Dit zijn alle plaatsen waar zich regelmatig personen bevinden m.u.v. verkeersdeelnemers. De getoetste normen hebben betrekking op het zogenaamde plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

LPG verkooppunt Herculesplein
Aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden risico m.b.t. het LPG vulpunt wordt voldaan. Aan de richtwaarden voor het plaatsgebonden risico met betrekking tot het LPG vulpunt wordt eveneens voldaan.
Aan de overige afstandscriteria met betrekking tot de ondergrondse LPG tank en de afleverzuil wordt voldaan.

Volgens een uitgevoerde berekening van het groepsrisico bereikt de waarde van het groepsrisico de oriëntatiewaarde en voldoet de inrichting daarmee net aan de afspraken van het "Convenant LPG-autogas 2005". Om tot die waarde te komen is in het rekenmodel rekening gehouden met een aantal randvoorwaarden met betrekking tot:

  1. 1. een hittewerende coating op de tankauto's;
  2. 2. venstertijden;
  3. 3. een kleinere ondergrondse LPG tank.


Momenteel loopt een procedure voor een nieuwe milieuvergunning voor het tankstation. In deze vergunning zullen al deze randvoorwaarden als voorschriften worden opgenomen. Hierover is reeds consensus met de vergunninghouder.

Het groepsrisico wordt daarmee als aanvaardbaar beschouwd, mede gelet op diverse adviezen van de Veiligheids Regio Utrecht (VRU) en mede gelet op de gunstige omstandigheden ten aanzien van de bereikbaarheid, bluswatervoorzieningen, vluchtmogelijkheden en zelfredzaamheid van personen.

4.6 Bedrijven

4.6.1 Kader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Het streven is om in de stad wonen en werken op een goede manier te laten samengaan. Beide functies zijn zeer belangrijk in Utrecht, maar voorkomen moet worden dat milieuhinder van bedrijven een negatieve invloed heeft op de woonomgeving. Het streven is om werkfuncties in de woonomgeving te integreren en om daarmee de levendigheid in de woonwijken te vergroten. Deze werkfuncties mogen alleen geen overlast veroorzaken. Dus bedrijven die (te veel) geur of geluidshinder veroorzaken, overlast geven of andere risico's voor de gezondheid en veiligheid meebrengen, moeten ruimtelijk worden gescheiden van gevoelige bestemmingen als wonen. Dit wordt bereikt door milieuzonering.

Bij het opstellen van de milieuzonering in het voorliggende bestemmingsplan wordt gebruikgemaakt van de Utrechtse Bedrijvenlijst (zie bijlagen 1 en 2 van de regels). Deze lijsten zijn gebaseerd op de Voorbeeld-Staat van Bedrijfsactiviteiten van de VNG voor bedrijventerreinen en voor functiemenging. Deze lijsten laat zien welke bedrijven tot welke milieucategorie behoren en in een bepaald gebied van dit bestemmingsplan toelaatbaar zijn (Lijst van Bedrijfsactiviteiten, bestemming bedrijventerrein). Ook is in deze lijst de benodigde afstand opgenomen die tussen bedrijf en gevoelige bestemming moet worden aangehouden om overlast te voorkomen.

Bedrijven die onder milieucategorieën A, B1 en B2 vallen (Lijst van Bedrijven functiemenging, gekoppeld aan de bestemming bedrijf), passen in principe binnen een woonomgeving. Bedrijven die behoren tot categorie C en hoger moeten op enige afstand van woningen liggen, bij voorkeur op een bedrijventerrein. Voor de bedrijven is de milieuzonering in de regels opgenomen, waarbij afwijkingen op de verbeelding zijn aangegeven. Afhankelijk van de locatie binnen het plangebied zijn bedrijven uit categorie A t/m C toegestaan. Een uitgebreide toelichting op deze lijsten is als bijlage bij deze toelichting opgenomen.

4.6.2 Plansituatie

In het gebied zit een beperkt aantal bedrijven. Deze aanwezige bedrijven zijn in de bestemming 'Bedrijf' opgenomen. Hierbij zijn uitsluitend de bedrijfsactiviteiten uit de milieucategorieën 1 en 2 toegelaten. De bestaande gemeentewerf heeft een specifieke maatbestemming en is in de regels aangeduid als 'Bedrijf - Gemeentewerf'. Tevens is een nutsvoorziening langs de Merkesstraat in de regels aangeduid als 'Bedrijf - Nutsvoorziening'.

4.6.3 Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en worden de bedrijven niet in hun functioneren belemmerd. De verspreid over het plangebied aanwezige bedrijven zijn in de bestemming 'Bedrijf' opgenomen. Hierbij zijn uitsluitend de bedrijfsactiviteiten uit de milieucategorieën 1 en 2 toegelaten. De bestaande gemeentewerf heeft een specifieke maatbestemming en is in de regels aangeduid als 'Bedrijf - Gemeentewerf'.

4.7 Geur

4.7.1 Kader

Het algemene uitgangspunt van geurbeleid is het zoveel mogelijk beperken van geurhinder en het voorkomen van nieuwe hinder. Voor bepaalde bedrijven is in de Wet milieubeheer (Wm) een richtwaarde aangegeven voor hoeveel geur (uitgedrukt in geureenheden/m3) acceptabel is in de omgeving van bedrijven. Dit geldt voor bestaande woningen en voor nieuwe woningen.

Voor nieuwe situaties is de norm strenger dan voor bestaande situaties. De mate van geurhinder is met name afhankelijk van de geurconcentratie en het karakter van de geur. Bij een hoge geurconcentratie in de omgeving zal meer geurhinder worden ervaren. Daarnaast is ook het karakter ofwel de mate van onaangenaamheid van een geur van invloed. Een aangename geur (bijvoorbeeld broodgeur van een bakker) wordt minder snel als hinderlijk ervaren dan een onaangename geur (bijvoorbeeld afvallucht). Daarom verschilt de toegestane geurbelasting per soort bedrijf. Deze geuruitstoot heeft ruimtelijke consequenties. In de directe omgeving van een bedrijf zijn vanuit de norm van de Wet Milieubeheer beperkingen gesteld aan de mogelijkheid voor nieuwe ontwikkelingen van gevoelige bebouwing met name wonen.

4.7.2 Conclusie

In het plangebied is geen geurbelastend bedrijf aanwezig. Het aspect geurhinder vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.8 Bodem

4.8.1 Kader

Het gemeentelijk bodembeleid gaat uit van de volgende algemene uitgangspunten uit de Wet bodembescherming:

  • Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er toch bodemverontreiniging ontstaat moet de bodem direct worden gesaneerd.
  • Gevallen van ernstige bodemverontreiniging moeten worden gesaneerd als er tevens sprake is van milieuhygiënische risico's. Dit gebeurt functiegericht en kosteneffectief.
    Tevens is nieuwbouw op een geval van ernstige bodemverontreiniging niet toegestaan zonder saneringsmaatregelen.
  • Hergebruik van (schone of licht verontreinigde) grond kan bij onverdachte terreinen plaats vinden op basis van de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan.

Bij een aanvraag om omgevingsvergunning moet een bodemonderzoek conform de NEN 5740 worden verricht. Op basis van dit onderzoek wordt beoordeeld of de locatie geschikt is voor de geplande functie of dat er nog een nader onderzoek of een bodemsanering noodzakelijk is voordat de locatie geschikt is voor de geplande functie.

Als er voor de bouwwerkzaamheden een grondwateronttrekking nodig is, moet rekening gehouden worden met nabij gelegen grondwaterverontreinigingen. Als er in de invloedssfeer van de onttrekking een verontreiniging aanwezig is moeten hiervoor in een saneringsplan voldoende tegenmaatregelen worden beschreven.

4.8.2 Plansituatie en conclusie

In Rijnsweerd/Maarschalkerweerd bevinden zich jonge woonwijken en kantoren, recreatie en sportvoorzieningen, forten, natuur- en landbouwpercelen. Er vonden en vinden diverse bedrijfsmatige activiteiten plaats, waarbij een bodemverontreiniging aanwezig is. Voorbeelden hiervan zijn de voormalige zandwinput/stortplaats aan de Pythagoraslaan en het Defensieterrein, met enkele omvangrijke diepere grond- en grondwaterverontreinigingen. Ook ondergrondse brandstoftanks en gedempte sloten zijn in dit gebied verdachte activiteiten, waarbij een bodemverontreiniging kan zijn ontstaan.

Er worden met dit bestemmingsplan enkele nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In het geval van sloop- of bouwwerkzaamheden, moet voor de bodemkwaliteit in het kader van de omgevingsvergunning alsnog een onderzoek worden verricht. Bij werkzaamheden op of in de bodem (zoals afgraven of afvoeren van grond of grondwateronttrekkingen) moet aan de regels uit het Besluit bodemkwaliteit en de Wet bodembescherming worden voldaan. Informatie over de bodemkwaliteit voor bijvoorbeeld een specifiek adres is te vinden op www.utrecht.nl/milieu/bodem.

4.9 Flora En Fauna, Ecologie

4.9.1 Kader

Het Groenstructuurplan Utrecht (vastgesteld door de raad in april 2007) heeft tot doel het verhogen van de kwaliteit van het stedelijk groen ten behoeve van de leefbaarheid van de stad. In het Groenstructuurplan zijn de bestaande en wenselijke stedelijke groenstructuren vastgelegd. Deze groenstructuren hebben zowel een landschappelijke, cultuurhistorische, recreatieve als ook ecologische functie. Het is op grond van dit Groenstructuurplan de bedoeling dat de kwaliteit van het groen in deze zones steeds verder ontwikkelt en verbetert. Veranderen van functie is alleen mogelijk na bestuurlijke afweging. Een afname van oppervlakte van de stedelijke groenstructuur dient te worden gecompenseerd.

In de Flora en faunawet zijn verschillende verbodsbepalingen opgenomen om in het wild levende flora en fauna te beschermen. Het is verboden om dieren opzettelijk te verontrusten, te doden of hun rust- of verblijfplaats te verstoren of te beschadigen. Ook is het verboden om beschermde planten te beschadigen of van hun groeiplaats te verwijderen. De Flora en Faunawet legt daarnaast een algemene zorgplicht op voor alle (wilde) dieren en planten en hun directe leefomgeving.

Ruimtelijke ontwikkelingen en uitvoering van projecten of (bestemmings-)plannen mogen niet in strijd zijn met de internationale richtlijnen of de Flora en fauna wet. Indien er een besluit wordt genomen op grond van de Wet ruimtelijke ordening waarbij de uitvoering van het besluit gevolgen kan hebben voor beschermde soorten, moet getoetst worden of beschermde soorten aanwezig (kunnen) zijn. Ook dient te worden bekeken wat de eventuele effecten van de activiteiten op de soorten zijn. De centrale vraag daarbij is of er een vrijstelling of een ontheffing nodig is op grond van de Flora en faunawet. Dit is afhankelijk van de beschermingsgraad van de aangetroffen soort.

Bij het vaststellen van het bestemmingsplan dient van tevoren duidelijk te zijn dat de Flora en faunawet niet in de weg staat aan de uitvoering van het plan en dat eventuele ontheffing of vrijstelling zal worden verleend.

De Flora en Faunawet legt een zorgplicht op ten aanzien van natuur, planten en dieren. Indien een ontwikkeling mogelijk de bestaande natuurwaarden kan verminderen moet de initiatiefnemer aangeven hoe dat beperkt en/of gecompenseerd gaat worden. Wanneer bij planvorming de bestemming in een gebied verandert moet er, bij kans op voorkomen van beschermde diersoorten, middels een flora-fauna inventarisatie de huidige waarde worden bekeken en moet er inzicht worden gegeven in het voorkomen van beschermde planten en diersoorten. De Flora en Faunawet beschermt inheemse dier- en plantsoorten, en onderscheidt deze in verschillende beschermingscategorieën. Voor algemeen voorkomende beschermde soorten (tabel 1) geldt vrijstelling van verbodsbepalingen. Soorten van Tabel 2 zijn zwaarder beschermd, voor deze soorten kan ontheffing worden aangevraagd. Ontheffing op grond van het belang ruimtelijke ontwikkeling en inrichting is niet mogelijk voor soorten van Tabel 3, die zijn opgenomen in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Voor deze soorten geldt dat overtreding van verbodsbepalingen voorkomen dient te worden door het treffen van mitigerende maatregelen. Het bevoegd gezag voor de Flora en Faunawet is het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Gemeente Utrecht beschikt over een vastgestelde Gedragscode Flora en Faunawet. Eventuele werkzaamheden zullen worden uitgevoerd conform deze "gedragscode Flora en Faunawet van de gemeente Utrecht (goedkeuringsbesluit ministerie LNV d.d. 7 september 2010, ref DR/210/3379).

4.9.2 Plansituatie

Hoofdgroenstructuur
In het plangebied ligt een aantal belangrijke groene plekken en verbindingen, die ook ecologisch van belang zijn, zoals park Bloeyendael, recreatiepark Voorveldsepolder, de forten, Kromme Rijnpark, sportvelden en groen Maarschalkerweerd. Ten oosten van de A27 liggen ook nog ecologisch waardevolle deelgebieden, die binnen het plangebied vallen, namelijk Voorveldsepolder, delen van Nieuw Amelisweerd langs de Kromme Rijn en golfterrein Amelisweerd (zie figuur x). Formeel niet tot de hoofdgroenstructuur behorend maar wel een gebied met (potentieel) ecologische betekenis is het gebied 'Tussen de rails' ten noorden van station Lunetten, waar diverse ontsnipperings- en compensatiemaatregelen zijn en worden uitgevoerd in het kader van de spoorverdubbeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPRIJNSMAARSCH-0401_0015.png"

Uitsnede uit de hoofdgroenstructuur

Beschermde soorten
Er is geen ecologisch onderzoek uitgevoerd, specifiek gericht op dit plangebied. Wel is ecologisch onderzoek verricht op de landgoederen in het kader van de Toekomstvisie en in de groenzone in Maarschalkerweerd ten westen van de A27, dat van de landgoederen is afgesneden door de aanleg van de A27. Deze gebieden zijn rijk aan zangvogels en vleermuizen vanwege de aanwezigheid van veel oude bomen en een geringe recreatiedruk.

De Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) is geraadpleegd op het voorkomen van beschermde soorten (tabel 3 en 2) in de periode vanaf 1-1-2007. In het plangebied zijn 9 soorten vleermuizen waargenomen, waarvan het merendeel ook overwintert, met name op de forten (de 4 Lunetten, Fort De Bilt en op het Kromhoutkazerneterrein). Er zijn 112 soorten vogels waargenomen in het plangebied. Een deel ervan is broedvogel, gebonden aan het groen (inclusief tuinen) en water. De vogelwaarnemingen zijn veruit het meest talrijk en tonen dat in feite al het groen ecologische waarde heeft.

Daarnaast komen ringslang, bittervoorn, kleine modderkruiper, paling, eekhoorn en diverse beschermde plantensoorten voor.

4.9.3 Conclusie

Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit plan genereert daarmee geen directe initiatieven die gevolgen kunnen hebben voor de aanwezige beschermde flora en fauna.

Bij aanvragen van omgevingsvergunningen zal wel getoetst moeten worden aan de voorwaarden van de Flora en Fauna wet.

4.10 Water

4.10.1 Aanleiding

De waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan en vormt een wezenlijk element in het gehele watertoetsproces. Het fungeert als een instrument waarin de waterhuishoudkundige gevolgen van een plan inzichtelijk worden gemaakt, de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar worden vastgelegd en het wateradvies van de waterbeheerder wordt opgenomen. Door de bestaande (geo)hydrologische situatie en randvoorwaarden, de geplande ontwikkeling en de ruimtelijke consequenties ten aanzien van de waterhuishouding te analyseren, kan het streven naar een duurzaam en robuust watersysteem vroegtijdig in het ontwerpproces worden geïntegreerd.

Voor het gebied Rijnsweerd, Maarschalkerweerd in het zuidoosten van Utrecht wordt een beheerbestemmingsplan opgesteld om de bestaande situatie vast te leggen. Beheergebieden zijn gebieden (clusters van wijken) waar geen grote ontwikkelingen meer plaatsvinden. Deze waterparagraaf beschrijft de bestaande waterhuishoudkundige situatie van het gebied Rijnsweerd, Maarschalkerweerd. Het doel hiervan is om het strategische en operationele wijkbeleid optimaal af te stemmen op het lokale watersysteem.

4.10.2 Kader

In het algemeen is het beleid van het Rijk, de provincie Utrecht, de gemeente Utrecht en het waterschap HDSR gericht op een duurzaam en robuust waterbeheer. Bij ruimtelijke ontwikkelingen worden (indien doelmatig) de waterkwaliteitstrits 'gescheiden inzamelen-gescheiden afvoeren-gescheiden verwerken' en de waterkwantiteitstrits 'water vasthouden-bergen-vertraagd afvoeren' gehanteerd. Voorts hebben gemeente en waterschap afgesproken de water(bodem)-kwaliteit verder te verbeteren door de emissies van uitlogende verontreinigende bouwmaterialen (zie ook paragraaf Duurzaamheid) te verminderen (ontmoedigen toepassing van koper, zink en, in mindere mate, lood dat in contact komt met regenwater).

Dit beleid is per overheidsniveau in de onderstaande beleidsdocumenten verankerd:

  • Rijksbeleid: Vierde Nota Waterhuishouding, Vijfde Nota RO, WB21, NBW, Waterwet, et cetera;
  • Provinciaal beleid: Nota Planbeoordeling, Waterhuishoudingsplan, Beleidsplan Milieu en Water, Streekplan, et cetera;
  • Gemeentelijk beleid: Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2014 [1];
  • Waterschapsbeleid: Waterbeheerplan 2010-2015, Beleidsregels 2010 Keur 2009, Keur [2].
  • Waterplan


[1] De gemeente heeft de zorgplicht voor de inzameling en het transport van afvalwater, het inzamelen en verwerken van overtollig hemelwater en het voorkomen van structurele grondwateroverlast. Het actuele beleid hiervoor is vastgelegd in het Gemeentelijk afval-, hemel- en grondwaterplan 2007-2010 en binnenkort in het Verbreed Gemeentelijk rioleringsplan 2011-2014. De ontwerpeisen zijn opgenomen in het Handboek Inrichting Openbare Ruimte, onderdeel riolen, rioolgemalen en drainage (versie juni 2005). Daarnaast stelt de gemeente eisen aan het ontwerp van watergangen waarvan zij eigenaar of beheerder is of wordt.

[2] Het waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) heeft de zorg voor het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer van het oppervlaktewater in het plangebied. Het beleid en de regels van het waterschap zijn vastgelegd in diverse wetten en verordeningen. De belangrijkste verordening is de keur.

4.10.3 Oppervlaktewater

Structuur
In het plangebied vormen de rivier de Kromme Rijn en de wetering Oudwulverbroek belangrijke historische en landschappelijke elementen. In de beheerkaart (zie afbeelding hieronder) is de situering van de belangrijke watergangen in het gebied Rijnsweerd, Maarschalkerweerd weergegeven.

De wateraanvoer vindt plaats vanaf de Kromme Rijn. Ter hoogte van de Weg tot de Wetenschap begint de Rijnsweerdse Wetering, een gekanaliseerde wetering en voormalig inundatiekanaal dat het fort De Bilt en fort Blauwkapel van water voorziet. Nabij de Erasmuslaan ontspringt de Ridderschapsvaart, een gekanaliseerde wetering die ter hoogte van de Rembrandtkade splitst in de Minstroom die langs het Wilhelminapark naar de binnenstad stroomt en De Zilveren Schaats langs de Waterlinieweg die ter hoogte van Fort De Bilt verder gaat als Biltse Grift. Deze primaire watergangen zorgen voor schoon en voldoende water.

Peilgebieden
Het watersysteem in het gebied Rijnsweerd, Maarschalkerweerd ligt deels in landelijk gebied en deels in stedelijk gebied. In het plangebied bevinden zich verschillende peilgebieden:

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPRIJNSMAARSCH-0401_0016.png"

Contouren peilgebieden Rijnsweerd, Maarschalkerweerd (bron: HDSR)

  • Biltsestraatweg - Rijnsweerdse Wetering - A27 (volkstuinen ATV Stadion): peilbeheer NAP +0.40 m;
  • Kromme Rijn - fort Lunet 1 - Koningsweg - A27 (sportpark Maarschalkerweerd / Koningsweg): peilbeheer NAP +0.70/+0.40 m;
  • Koningsweg - fort Lunet 2 - spoor Utrecht / Arnhem - A27 (gebied Merevelt): peilbeheer NAP +0.60 m;
  • spoor Utrecht/Arnhem - spoor Utrecht / Geldermalsen - A27 (gebied spoordriehoek): peilbeheer NAP +0.30 m;
  • Kromme Rijn - A27 - spoor Utrecht / Arnhem (gebied Amelisweerd): peilbeheer NAP +0.60 m.
  • overige gebieden: peilbeheer NAP +0.60 m (peilgebied stad Utrecht).

Beleid en beheer

Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (waterschap HDSR) heeft de zorg voor het peilbeheer en het functioneren van de primaire of hoofdwatergangen en de waterkwaliteit van al het oppervlaktewater in Rijnsweerd, Maarschalkerweerd (zie paarse arcering):

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPRIJNSMAARSCH-0401_0017.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPRIJNSMAARSCH-0401_0018.png"

Beheerderskaart oppervlaktewater (bron: gemeente Utrecht)

De tertiaire of wijkwatergangen zijn in algemeen beheer bij de gemeente Utrecht die verantwoordelijk is voor het reguliere onderhoud. Het overige oppervlaktewater is in beheer en onderhoud bij andere partijen (zie legenda).

Om het goed functioneren van de waterhuishouding te kunnen waarborgen, voert het waterschap onderhoudstaken uit en toetst of bij de aanleg van werken ter plaatse van oppervlaktewatergangen en in beschermingszones voldaan is aan algemene en specifieke criteria (zie paragraaf Keur).

De watergangen met een paarse arcering zijn primaire watergangen en maken deel uit van het hoofdwaterstelsel in de stad Utrecht. De watergangen met een gele of andere arcering zijn tertiaire watergangen en zijn van belang voor de afwatering en ontwatering van het gebied. De status van de watergangen is van belang voor de breedte van de beschermingszone: de breedte van de beschermingszone aan weerszijden van watergangen is vastgelegd in de legger en bedraagt 5 meter voor primaire (de hoofdwatergangen) en 2 meter voor tertiaire watergangen (de wijkwatergangen). Binnen deze zone is de Keur van het waterschap van toepassing.

Geplande maatregelen
Door de gemeente Utrecht en het waterschap HDSR zijn en worden voor verschillende wijken van Utrecht Wijkwaterplannen opgesteld. Het plangebied Rijnsweerd, Maarschalkerweerd is onderdeel van het wijkwaterplan Oost. Dit plan is echter nog in voorbereiding, de hierin voorgestelde maatregelen hebben op dit moment nog geen status. De meest recente afspraken ten aanzien van het beheer zijn opgenomen in het wijkwaterplan Oost.

Europese Kaderrichtlijn Water/Waterbeheerplan
Sinds 22 december 2000 is de 'Europese Kaderrichtlijn Water' van kracht. Met deze richtlijn wil Europa het oppervlakte- en grondwater kwalitatief en ecologisch beschermen en verbeteren en een duurzaam gebruik van water bevorderen. De Europese Kaderrichtlijn Water stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlaktewater en het grondwater. Voor de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water binnen Nederland heeft de afgelopen jaren een intensieve samenwerking op het niveau van (deel)stroomgebieden en gebiedsprocessen plaatsgevonden.

Het waterbeheerplan beschrijft in hoofdlijnen de belangrijkste doelen en maatregelen die Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden de komende zes jaar wil bereiken en uitvoeren: de zorg voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem. In het waterbeheerplan zijn ook de maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) vastgelegd om de kwaliteit van het regionale oppervlaktewater de komende jaren te beschermen en verbeteren, hiervoor geldt een resultaatsverplichting voor eind 2015.

Kromme Rijn Natuurlijk
De Kromme Rijn is volgens de gestelde definitie in de Kader Richtlijn Water als waterlichaam aangemerkt (NL_14_2). In het 'Achtergronddocument Europese Kaderrichtlijn Water' -behorend bij het Waterbeheerplan 2010 - 2015 van het HDSR- is een factsheet met basisgegevens opgenomen van dit waterlichaam (zie hieronder).

De Kromme Rijn is in het Waterbeheerplan 2010 - 2015 aangewezen als onderdeel van de aanpak 'vernieuwend projecten'. Deze projecten hebben als doel het toekomstige waterbeheer een impuls te geven. Hierbij gaat het om urgente vraagstukken, complexe samenwerking met andere maatschappelijke partijen en een groot waterschapsbelang met een grote impact op de lokale bevolking en het bedrijfsleven.

Karakterschets van het waterlichaam De Kromme Rijn: De Kromme Rijn heeft een af- en aanvoerfunctie die belangrijk is voor de nachtvorstbestrijdiing ten behoeve van de fruitteelt en bovendien voor de doorspoeling van de stadsgrachten van Utrecht. Het waterlichaam wordt gevoed door de Nederrijn en aantakkende afvoergebieden. Na de stadsgrachten voert de Kromme Rijn op zijn beurt de Vecht. De Kromme Rijn is deels gekanaliseerd, waardoor oeverbeschoeiingen zorgen voor abrupte overgangen van land naar water. De rivier heeft een functie als kanowater en maakt onderdeel uit van een ecologische verbindingszone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPRIJNSMAARSCH-0401_0019.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPRIJNSMAARSCH-0401_0020.png"

Basisgegevens en maatregelenoverzicht waterlichaam Kromme Rijn (bron: HDSR)

De Kromme Rijn heeft binnen het werkgebied van het waterschap het hoogste ambitieniveau wat betreft natuurlijk herstel. De functie van waterleverancier voor de eigen regio, de Vecht en het midden en westelijk gebied is hier een integraal onderdeel van. Onderzoek is gewenst naar mogelijkheden van het aanpassen van inlaat van de Kromme Rijn bij Wijk bij Duurstede. Net als het nemen van maatregelen ter versterking van het natuurlijke rivierkarakter met een integratie met de ruimtelijke vraagstukken: ecologische stapstenen, recreatie en cultuurhistorie. Langs de rivier de Kromme Rijn komen hiertoe over een lengte van 7,5 kilometer natuurvriendelijke oevers en, als dat mogelijk is, nevengeulen. Daardoor verbetert de ecologische waterkwaliteit. Tevens leidt het project tot een verder herstel van het rivierkarakter. De waterkwaliteit verbetert door het aanleggen van een of meerdere slibvangen van in totaal 6 hectare. Vispassages en de natuurvriendelijke inrichting van de achterliggende watergangen leiden tot het herstel van de verbinding met het achterland van de rivier.

4.10.4 Waterkeringen

In het plangebied is langs de Kromme Rijn een waterkering (type: Overige waterkering) gelegen. Voor het verrichten van werkzaamheden binnen de beschermingszone van de waterkering dient een watervergunning te worden aangevraagd.

4.10.5 Keur

Het beleid en de regels van het waterschap zijn vastgelegd in diverse wetten en verordeningen. Aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem moeten door het Hoogheemraadschap worden vergund. Er geldt een vergunningsplicht op grond van de belangrijkste verordening, de "Keur" (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet).

In de Keur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009 staan verboden en geboden die betrekking hebben op oppervlaktewatergangen, waterkeringen en grondwater. De verboden betreffen die handelingen en gedragingen die in principe onwenselijk zijn voor de constructie of de functie van oppervlaktewatergangen, waterkeringen of grondwatergangen. De geboden geven de verplichtingen aan om deze waterstaatswerken in stand te houden. Een gebod kan bijvoorbeeld betrekking hebben op een onderhoudsverplichting.

Eventuele vergunningen worden alleen verleend als waterstaatkundige belangen niet in het gedrang komen. Bij het verlenen van een vergunning worden deze belangen altijd afgewogen. Daarnaast moet rekening gehouden worden met de verbrede doelstellingen van de Waterwet te weten de samenhang met chemische en ecologische aspecten en de vervulling van maatschappelijke functies van watersystemen.

In de Keur is daarnaast bepaald dat "beschermingszones" voor watergangen en waterkeringen in acht dienen te worden genomen. Het komt erop neer dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Waterschap gebouwd en opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.

4.10.6 Watervergunning

Ten behoeve van het dempen en graven, aanleggen van vlonders en steigers en bouwen in en langs water is een Watervergunning van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden noodzakelijk. Alle wateraspecten (inclusief de Keur-aspecten) worden in de watervergunning geregeld.

Ook tijdelijke onttrekkingen van grondwater tijdens bouwwerkzaamheden zijn vergunningsplichtig, evenals tijdelijke lozing van bemalingswater op oppervlaktewater. Ook rechtstreekse afvoer van hemelwater naar oppervlaktewater is vergunning- of meldingplichtig in het kader van de Waterwet. Voor nieuwbouw (indien niet-omvangrijk) kan volstaan worden met een melding. Het toepassen van uitlogende materialen (lood, koper, zink en bitumen) zonder KOMO-keurmerk voor verhardingen die rechtstreeks lozen op oppervlaktewater is niet toegestaan

4.10.7 Grondwater

Zorgplicht
De gemeente heeft per 1 januari 2008, voortkomend uit de nieuwe wet 'Verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken', de zorgplicht om 'het in openbaar gemeentelijke gebied treffen van maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming te voorkomen of beperken'. Dit is alleen zo als het nemen van maatregelen doelmatig is en het niet onder de verantwoordelijkheid van het waterschap of de provincie valt. De nieuwe gemeentelijke grondwaterzorgplicht stelt de gemeente Utrecht beter in staat een bijdrage te leveren aan de aanpak van grondwaterproblemen in het bebouwd gebied.

Verantwoordelijkheden
De zorgplicht heeft het karakter van een inspanningsplicht. Dat wil zeggen dat de gemeente niet verantwoordelijk is voor handhaving van het grondwaterpeil in bebouwd gebied. De wetgeving geeft aan dat de burger met grondwateroverlast bij de gemeente met zijn probleem terecht moet kunnen: de gemeente is het eerste aanspreekpunt voor de burger. De perceelseigenaar is op eigen terrein zelf verantwoordelijk voor het treffen van maatregelen tegen grondwateroverlast. Deze verantwoordelijkheid geldt ook voor de gemeente als eigenaar van de openbare ruimte. De perceelseigenaar is verantwoordelijk voor de staat van zijn woning en perceel, voor zover deze problemen niet aantoonbaar worden veroorzaakt door onrechtmatig handelen of nalaten van de buur (overheid of particulier). Bij grondwaterproblemen mag dus in de eerste plaats van de perceelseigenaar worden verwacht, dat hij de vereiste waterhuishoudkundige en/of bouwkundige maatregelen neemt.

Criterium
Grondwater wordt als overtollig beschouwd indien het ontwateringscriterium van 0,7 meter beneden de as van de weg gedurende meerdere jaren langer dan vijf aaneengesloten dagen per jaar wordt overschreden. Voor grootschalig openbaar groen en parken wordt gestreefd naar een ontwateringsdiepte van tenminste 0,5 m beneden maaiveld. Afhankelijk van de begroeiing kan hier in overleg met de groenbeheerder van worden afgeweken.

Grondwaterregime
De gemeente Utrecht beschikt sinds 1962 over een peilbuizenmeetnet. Het meetnet is in de loop van de tijd uitgebreid en momenteel staan verspreid over de gemeente 175 peilbuizen, waarin de grondwaterstand regelmatig wordt gemeten. De meeste peilbuizen staan met het meetfilter in het eerste watervoerend pakket op circa 7 meter beneden maaiveld. Sinds 2002 worden de grondwaterstanden automatisch opgeslagen door dataloggers die tweemaal per dag het grondwaterpeil registreren. Het doel van het meetnet is om informatie over de stijghoogten en de stromingsrichting van het grondwater te verkrijgen.

Ook het langjarige grondwaterregime in het plangebied Rijnsweerd, Maarschalkerweerd is dankzij dit meetnet bekend. De grondwaterstand in het eerste watervoerend pakket (1WVP) is afgeleid uit de dichtstbijzijnde peilbuizen en vastgelegd in de Grondwatercontourkaart Utrecht (Wareco, 26-03-2008). Op basis van deze kaart blijkt dat het grondwaterpeil in de natte periode in gebied Rijnsweerd, Maarschalkerweerd verloopt van circa NAP +1.0 m in het oosten naar NAP 0.7/0.8 m in het westen.

In figuur 6 zijn de (statistische) stijghoogtes van het grondwater weergegeven tijdens natte perioden. Een maatgevende natte periode in relatie tot een representatief hoge stijghoogte in stedelijk gebied is gedefinieerd als: een periode in de maanden november tot en met februari waarin in een aaneengesloten periode van negen dagen circa 58 mm bruto neerslag valt. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient de ontwateringsdiepte (hoogteverschil tussen maaiveld en hoogste grondwaterstand) minimaal 0.7 m te bedragen (ten opzichte van peil wegas), indien noodzakelijk dient het maaiveld opgehoogd te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPRIJNSMAARSCH-0401_0021.png"

Overzicht isohypsen natte periode (bron: Wareco- maart 2008)

Onttrekkingen
De provincie Utrecht stelt met het strategisch grondwaterbeleid de kaders vast voor de uitvoering van het grondwaterbeheer door de waterschappen. Het waterschap is bevoegd gezag voor het verstrekken van vergunningen of het behandelen van meldingen ten behoeve van grondwateronttrekkingen (afhankelijk van hoeveelheden).

Het plangebied Rijnsweerd, Maarschalkerweerd ligt niet in een boringsvrije zone, een grondwaterbeschermingsgebied of een waterwingebied.

4.10.8 Riolering

Principe
Door de omvang van het gebied Rijnsweerd, Maarschalkerweerd ligt het plangebied in meerdere bemalingsgebieden. De grenzen van de bemalingsgebieden worden globaal gevormd door fysieke barrières als grote en diepe watergangen, spoorwegen of rijkswegen.

Het stedelijke gebied is voorzien van vrijverval riolering: bemalingsgebied Rijnsweerd Noord is voorzien van een gescheiden rioolstelsel, het vuilwater wordt met een persleiding en onder de A27 naar bemalingsgebied Rijnsweerd Zuid (wijk Oost) afgevoerd (zie afbeelding hieronder).

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPRIJNSMAARSCH-0401_0022.png"

Overzicht riolering Oost Utrecht (bron: gemeente Utrecht)

Bemalingsgebied Rijnsweerd Zuid heeft ook een gescheiden rioolstelsel, het vuilwater wordt via een zinker onder de Ridderschapsvaart op het gemengd riool in de Prins Hendriklaan van bemalingsgebied Korte Baanstraat geloosd.

Het Galgenwaardstadion, de Kromhoutkazerne en het sportpark Maarschalkerweerd/ Koningsweg voeren het afvalwater af naar het gemengde riool in de Herculeslaan / Weg tot de Wetenschap, ook onderdeel van bemalingsgebied Korte Baanstraat. De landelijk gebieden zijn voorzien van drukriolering: de panden in de gebieden Merevelt en Amelisweerd lozen het afvalwater (uiteindelijk) in het gemengd stelsel van de Koningsweg, onderdeel van bemalingsgebied Korte Baanstraat.

Afvoerend oppervlak
Conform het bovengenoemde gemeentelijk en waterschapsbeleid moet het hemelwater bij sloop-nieuwbouwontwikkelingen lokaal worden verwerkt waarbij aan de kwantiteits- en kwaliteitstrits wordt voldaan. Het doel van dit beleid is om de oorspronkelijke, voorstedelijke waterhuishouding zoveel mogelijk te benaderen en de bestaande riolering en zuivering zo min mogelijk te belasten met schoon hemelwater.

Alleen het hemelwater van schone oppervlakken (daken) mag direct worden geloosd op het oppervlaktewater. Hemelwater van vervuilde oppervlakken (wegen en parkeervoorzieningen) mag alleen worden geloosd indien er een voorzuivering (zand/olieafscheider) wordt toegepast. Om vervuiling van afstromend hemelwater en verslechtering van de waterkwaliteit te voorkomen, dienen geen uitlogende bouwmaterialen (zoals zink, lood en koper) te worden toegepast voor dak, dakgoot en regenpijp indien hemelwater vanaf deze oppervlakken (in)direct wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater.

Aansluitingen
Het huishoudelijk afvalwater van nieuwe voorzieningen en woningen dient onder vrijverval op het bestaand gemengd stelsel te worden geloosd. Alle nieuwe woningen / appartementen dienen een aparte huisaansluiting te krijgen. Voor de aansluiting van de woningen op de openbare riolering is een aansluitvergunning vereist van de dienst Stadswerken.

4.10.9 Wateropgave

Bij ruimtelijke ontwikkelingen is de benodigde watercompensatie afhankelijk van de toename aan verhard, afvoerend oppervlak. Om de waterhuishouding op orde te houden en wateroverlast te voorkomen, zijn bij een verhardingstoename van meer dan 500 m2 (de ondergrens voor watercompensatie binnen de bebouwde kom) maatregelen vereist. De kosten voor de compensatie zijn voor rekening van de ontwikkelaar.

De gemeente Utrecht wil ruimtelijke ontwikkeling benutten om te komen tot een duurzame omgang met het hemelwater. Hieronder zijn enkele oplossingsrichtingen beschreven die de toename aan verhard oppervlak (deels) kunnen voorkomen of als compensatie ervan kunnen fungeren.

Afkoppelen
De omgang met hemelwater krijgt een steeds belangrijkere rol in het landelijke en gemeentelijke beleid. Het beleid van de gemeente Utrecht is gericht op het lokaal verwerken (infiltreren, bergen, vertraagd afvoeren) van regenwater zodat er minder schoon hemelwater naar het riool en de zuivering wordt afgevoerd en er bij hevige neerslag minder vuilwater via de overstorten op het oppervlaktewater wordt geloosd.

In de gebieden met een gemengd stelsel zijn de schone en kansrijke verhardingen inmiddels afgekoppeld. Verdere afkoppeling is wenselijk mits duurzaam, robuust, doelmatig en conform het beleid van de gemeente Utrecht.

Nieuw oppervlaktewater
Met het realiseren van nieuw oppervlaktewater wordt extra berging gecreëerd waarmee een toename van verhard oppervlak kan worden gecompenseerd. HDSR stelt als norm dat 15% van een toename aan verhard oppervlak met extra open water moet worden gecompenseerd, bij een maximaal toelaatbare peilstijging van 0,3 m komt dit overeen met 450 m3 berging per hectare afvoerend oppervlak.

Algemeen
De status van de bovenstaande watergerelateerde elementen zijn gebaseerd op 'werkafspraken' tussen de gemeente Utrecht en het waterschap HDSR en betreffen algemene afspraken om het duurzaam verwerken van hemelwater te stimuleren. Het waterschap wijst erop dat concrete gebiedsgerichte afspraken of gebiedsgericht waterbeleid leidend zijn (bijvoorbeeld verwoord in een riolerings- of lokaal waterhuishoudingsplan). Daarom dienen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het kader van een watertoetsproces te worden geconcretiseerd tussen gemeente en het waterschap.

In het streven naar een duurzame omgang met het hemelwater, heeft de gemeente Utrecht in verband met het duurzame karakter sterke voorkeur voor de combinatie van 'Groene daken' en afkoppelen / 'Waterpasserende verharding' (zie bovenstaande oplossingsrichtingen).

Een keuze voor de oplossingsrichting 'Nieuw oppervlaktewater' of 'Infiltratievoorziening' heeft forse ruimtelijke consequenties. Bij compensatie in het oppervlaktewatersysteem dient per 100 m2 extra verharding 15 m2 nieuw oppervlaktewater te worden gegraven. Ook bij de aanleg van een wadi of een ander type infiltratievoorziening dient een deel van het plangebied gereserveerd te worden voor de verwerking van hemelwater.

Bovenstaande uitgangspunten gelden als er geen berekening wordt gemaakt. Via berekeningen kan er altijd onderbouwd van afgeweken worden.

Het is van groot belang dat deze ruimtelijke consequenties in het bestemmingsplan worden verankerd. Concreet betekend dit dat bij compensatie in het plangebied specifieke groenstroken in het bestemmingsplan met de dubbelfunctie groen-water moeten worden bestemd.

Ruimtelijke consequenties
Het functioneren van ondergrondse en bovengrondse voorzieningen ten behoeve van de inzameling en het transport van afvalwater, de inzameling en verwerking van overtollig hemelwater en het voorkomen van structurele grondwateroverlast, dient te zijn gewaarborgd. De mate van functioneren is afhankelijk van de conditie en de dimensies van de voorzieningen. Het huidige ruimtebeslag en afmetingen van bijvoorbeeld riolering, rioolgemalen, watergangen, wadi's en infiltratievoorzieningen is essentieel voor een goede systeemwerking.

Verkleining of aanpassing hiervan (bijvoorbeeld het verwijderen van een greppel/wadi) heeft directe consequenties voor het functioneren van de voorzieningen en is niet toegestaan zonder compenserende maatregelen.

Bij toename van verhard, afvoerend oppervlak in het plangebied ten gevolge van ruimtelijke ontwikkelingen dient conform het beleid van gemeente en waterschap extra berging worden gerealiseerd als compensatie voor de toegenomen belasting van het oppervlaktewater.

4.11 Archeologie

4.11.1 Kader

In 1992 heeft Nederland het Europese Verdrag van Malta ondertekend en in 1998 geratificeerd. Doel van dit verdrag is een betere bescherming van het Europese archeologische erfgoed door een structurele inpassing van de archeologie in ruimtelijke ordeningstrajecten. Eén van de belangrijkste uitgangspunten van het Verdrag van Malta is dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ in de bodem bewaard dienen te blijven. Alleen als behoud in situ niet mogelijk is, wordt overgegaan tot behoud van de archeologische informatie ex situ, door middel van opgraven en bewaren in depot. Een ander uitgangspunt is dat het onderzoek naar de aanwezigheid van archeologische waarden in een zo vroeg mogelijk stadium dient plaats te vinden, zodat hiermee bij de planontwikkeling rekening gehouden kan worden. Een derde uitgangspunt is het 'de verstoorder betaalt principe'. Alle kosten die samenhangen met archeologisch onderzoek dienen worden betaald door de initiatiefnemer van de geplande bodemingrepen. Ten slotte richt het Verdrag van Malta zich tevens op een toename van kennis, herkenbaarheid en beleefbaarheid van het archeologische erfgoed.

Het Verdrag van Malta heeft in Nederland geresulteerd in een ingrijpende herziening van de Monumentenwet uit 1988, die op 1 september 2007 met de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht is geworden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. In de nieuwe wetgeving is de bescherming van het archeologische erfgoed, de inpassing hiervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van het archeologische onderzoek geregeld. Op grond van artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet een bestemmingsplan rekening houden met de archeologische resten in de grond. Om te kunnen bepalen op welke wijze de bestemmingsregeling rekening moet houden met de archeologie (artikel 38a Monumentenwet 1988) moet onderzoek, veelal bureauonderzoek, worden gepleegd. De resultaten daarvan worden beschreven in de toelichting van het bestemmingsplan, waarbij wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan bij moet dragen aan de bescherming van de archeologie.

4.11.2 Verordening en bestemmingsplan

De gemeente Utrecht heeft ervoor gekozen ter bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen een verordening op te stellen voor het hele grondgebied van de gemeente. In de verordening op de archeologische monumentenzorg is een vergunningenstelsel opgenomen ter bescherming van het archeologische erfgoed, waarmee de wettelijk vereiste bescherming kan worden geboden. In bestemmingsplannen wordt verwezen naar de verordening en een regel opgenomen (dubbelbestemming Waarde - Archeologie). In deze dubbelbestemming is opgenomen dat de voor Waarde- archeologie aangewezen gronden mede zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachtingen. Met deze specifieke gebruiksregel wordt geregeld dat onder een met het bestemmingsplan strijdig gebruik in ieder geval wordt begrepen het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg. Door de verordening en de daarbij behorende archeologische waardenkaart is de bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen in de bodem van de gemeente Utrecht gewaarborgd en zijn verstoringen van de bodem vanaf een op de archeologische waardenkaart aangegeven oppervlakte en diepte vergunningplichtig.

4.11.3 Gemeentelijke archeologische waardenkaart

De Archeologische Waardenkaart van de gemeente Utrecht ligt ten grondslag aan de verordening op de archeologische Monumentenzorg. Deze waardenkaart is geënt op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarde (IKAW) van de provincie en op de kennis en ervaring opgedaan in tientallen jaren archeologisch onderzoek in de stad. Hij geeft inzicht in de ligging van beschermde archeologische rijksmonumenten, gebieden van hoge archeologische waarde, gebieden van hoge archeologische verwachting en gebieden van archeologische verwachting en bij welk te verstoren oppervlakte en diepte een vergunningsplicht geldt. In de op de waardenkaart aangeduide gebieden waar een vergunningplicht geldt zal van toekomstige initiatiefnemers tot bodemverstorende activiteiten een inspanning vereist worden om resten uit het verleden op te sporen en zo nodig veilig te stellen.

Beschermde archeologische rijksmonumenten worden op grond van de Monumentenwet 1988 beschermd. Aantasting van de beschermde archeologische monumenten is niet toegestaan. Eventueel dubbel ruimtegebruik is mogelijk, mits de gekozen bestemming zich duurzaam verhoudt met de in het terrein aanwezige archeologische waarden. Voor dubbel ruimtegebruik is een vergunning krachtens de Monumentenwet vereist.

Gebieden van hoge archeologische waarde (rood) zijn gebieden waarvan bekend is dat er archeologische waarden zijn, maar die niet beschermd zijn als archeologisch rijks- of gemeentelijk monument. Gebieden van hoge archeologische verwachting (geel) zijn zones waar op grond van eerder uitgevoerd archeologisch onderzoek dan wel op basis van historisch geografisch onderzoek archeologische waarden te verwachten zijn (er wordt een middelhoge tot hoge dichtheid aan archeologische vondsten of sporen verwacht). Bij gebieden met een archeologische verwachting (groen) zijn de verwachtingen lager (er wordt een middelhoge dichtheid aan archeologische vondsten of sporen verwacht). Voor deze gebieden geldt de gemeentelijke Verordening op de Archeologische Monumentenzorg.
Daarnaast zijn op de kaart witte gebieden aangewezen. Voor deze zones geldt geen verwachting en geen vergunningstelsel.

4.11.4 Archeologie in het plangebied

Op de Archeologische Waardenkaart van de gemeente Utrecht staat een groot deel van Rijnsweerd en Maarschalkerweerd aangegeven als gebied met een archeologische verwachting (groen), deels als geen verwachting (wit). Ook staan een aantal restgeulen en middeleeuwse route's aangegeven als gebied met een hoge archeologische verwachting (geel). tevens bevinden zich er gebieden met een hoge archeologische waarde (rood). Dit betreft de vier lunetten, het Fort Vossegat, een het zuidelijke deel van Fort de Bilt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPRIJNSMAARSCH-0401_0023.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPRIJNSMAARSCH-0401_0024.png"

Uitsnede uit de Archeologische Waardenkaart van de gemeente Utrecht

4.11.5 Conclusie

De gebieden Rijnsweerd en Maarschalkerweerd worden beschermd op grond van de verordening op de archeologische monumentenzorg. Indien men voornemens is bodemingrepen uit te voeren groter en dieper dan aangegeven op de waardenkaart, moet de initiatiefnemer door middel van een inventariserend veldonderzoek laten vaststellen of er sprake is van archeologische waarden in het plangebied. Indien hier sprake van is moet een archeologievergunning worden aangevraagd en de resten worden opgegraven. Indien er geen sprake is van archeologische resten zal door middel van een selectiebesluit het plangebied archeologisch worden vrijgegeven.

4.12 Kabels En Leidingen

De deels door het plangebied lopende aardgastransportleiding heeft samen met de bebouwingsvrije beschermingszones aan weerszijden van de leiding de dubbelbestemming Leiding, Gas , die over de diverse andere (enkel)bestemmingen heen ligt, gekregen.

4.13 Duurzaamheid

4.13.1 Kader

De gemeente Utrecht heeft in haar milieubeleidsplan (MBP en Utrechtse Energie!) op energiegebied een duidelijke ambitie vastgelegd. In beide is opgenomen dat Utrecht in 2030 CO2-neutraal is. Ontwikkel- en herstructureringslocaties bieden kansen om een bijdrage te leveren aan de realisatie van deze doelstelling. De inzet van maatregelen om de CO2-uitstoot vergaand te verminderen gaat in de volgorde: energiebehoefte verminderen, inzet van duurzame bronnen en, tenslotte, een zo efficiënt mogelijke omzetting van primaire energie in warmte en kracht. Die klimaatambities betekenen een fors betere energieprestatie van bouwwerken. Daarnaast heeft de gemeente Utrecht vastgelegd dat de milieubelasting door materiaalgebruik fors lager moet. Het convenant FSC hout (hout uit duurzaam beheerde bossen) en het Waterplan (terugdringen emissies van verontreinigende bouwmaterialen naar water(bodems) ) zijn daar exponenten van (zie ook paragraaf 4.10).

Onder duurzame ontwikkeling wordt een ontwikkeling verstaan die voorziet in de behoefte van de huidige generatie zonder daarmee voor de toekomstige generaties de mogelijkheid in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien. Dit houdt in dat het streven is naar een evenwicht tussen de 3 P's. People (sociale component),Planet (ecologie en milieu) en Profit (economie). Voor gebruikers levert duurzaamheid een hoog kwalitatieve leefomgeving door verhoging comfort, veiligheid en gezondheid. Het levert tevens kostenbesparing op én het is goed voor het milieu.

4.13.2 Conclusie

Ontwikkelingen binnen de kaders van dit bestemmingsplan zullen getoetst worden aan het beleid van de gemeente met betrekking tot klimaat en duurzaamheid.

4.14 Verkeer: Bereikbaarheid En Parkeren

Ten behoeve van de bereikbaarheid van locaties binnen het plangebied voor het autoverkeer en het langzaam verkeer is binnen het plangebied voorzien in een samenhangend netwerk van wijkontsluitingswegen en erftoegangswegen. Met name de gebiedsontsluitingswegen voorzien tevens in de ontsluiting van het plangebied vanuit de omringende stedelijke omgeving en de regionale en landelijke hoofdwegenstructuur voor het autoverkeer.

Met het oog op een veilige en adequate doorstroming van het verkeer op deze wegen zijn een aantal kruisingen van deze wegen onderling voorzien van verkeersregelinstallaties.

Met het oog op de bevoorrading van winkelcentravoorzieningen zijn deze bij voorkeur gesitueerd aan de gebiedsontsluitingswegen. De inrichting van de wegen dient te voldoen aan de principes van Duurzaam Veilig.

Voor de bereikbaarheid van de locaties binnen het plangebied voor het langzaam verkeer is voorzien in al dan niet vrijliggende (brom)fietspaden en vrijliggende en verhoogd t.o.v. de rijbaan uitgevoerde trottoirs. Op de erftoegangswegen maakt het autoverkeer en het langzaam verkeer gebruik van de zelfde rijbaan.

De parkeerbehoefte voor het plangebied wordt op grond van het parkeerbeleid van de gemeente Utrecht bepaald aan de hand van parkeernormen naar gebied en naar functie. Van toepassing zijn de normen, zoals die door het college van burgemeester en wethouders in de nota 'Partiële herijking parkeernormen 2008' zijn vastgesteld. De normen zijn gegeven in een bandbreedte, wat de mogelijkheid biedt om tot maatwerk te komen. Deze plaatsen dienen op het eigen terrein en zo mogelijk ondergronds te worden gerealiseerd; de bezoekersplaatsen dienen openbaar toegankelijk te zijn.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

5.1.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan heeft in de eerste plaats met name tot doel om de bestaande situatie te actualiseren. De kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan komen grotendeels voor rekening van de gemeente.

5.1.2 Nieuwe ontwikkelingen

Het bestemmingsplan is voor een groot deel consoliderend van aard. Het plan voorziet, naast de gebruikelijke (beperkte) uitbreidingsmogelijkheden van de bestaande functies, slechts in beperkte mate in nieuwe ontwikkelingen. Het betreft in alle gevallen particuliere initiatieven waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze laatste kosten worden door middel van leges gedekt. Mochten er andere kosten zijn die op grond van artikel 6.13 Wro dienen te worden verhaald, dan zal uitsluitend worden meegewerkt aan de ontheffing of wijziging nadat een exploitatieovereenkomst is gesloten.

5.1.3 Planschade

De enige kosten die uit dit plan kunnen voortvloeien, zijn planschadekosten. Deze zijn op voorhand niet uit te sluiten. De gemeente zal daarom bij iedere aanvraag bezien of er planschade kan ontstaan. Indien dit het geval kan zijn, zal met de belanghebbende aanvrager een overeenkomst worden gesloten, zoals bedoel in Artikel 6.4a van de Wet ruimtelijke ordening. Daarmee kan worden voorkomen dat de gemeenschap de planschadekosten moet betalen in het belang van de aanvrager.

5.1.4 Exploitatieplan

Gezien het voorgaande is een exploitatieplan voor dit bestemmingsplan vooralsnog niet nodig. Mochten er in de toekomst toch ontwikkelingen voordoen waarbij de gemeente kosten moet maken dan zullen die uitsluitend voort kunnen vloeien indien gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid. Er zal dan eerst worden bezien of een kostenverhaalovereenkomst kan worden gesloten. In het uiterste geval kan worden overwogen om bij wijzigingsbevoegdheid een exploitatieplan op te stellen. Dat is geen uitgangspunt en gezien de ontwikkelingsmogelijkheden niet de verwachting.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

5.2.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening

Het plan is aan een aantal instanties toegezonden voor reactie als bedoeld in art 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. De beantwoording van deze reacties is opgenomen in de "Nota van vooroverleg", welke is opgenomen als bijlage bij deze toelichting.

5.2.2 Advies wijkraad

Het plan is voor advies voorgelegd aan de wijkraad. De wijkraad heeft aangegeven geen advies uit te brengen ten aanzien van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische Plantoelichting

6.1 Inleiding

Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008). De SVBP 2008 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere leesbaarheid, raadpleegbaarheid en helderheid voor de gebruiker en draagt zo bij aan een effectiever en efficiëntere dienstverlening.

6.2 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Sinds 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Hierdoor vervallen diverse gebruikelijke termen voor vergunningen zoals bouwvergunning, sloopvergunning, aanlegvergunning, ontheffing et cetera. Hieronder worden de meest voorkomende termen weergegeven:

  • De term bouwvergunning wordt omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen; hierna te noemen 'omgevingsvergunning bouwen';
  • De term sloopvergunning wordt 'omgevingsvergunning voor de activiteit slopen' ;hierna te noemen 'omgevingsvergunning slopen';
  • De term aanlegvergunning wordt 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden'; hierna te noemen 'omgevingsvergunning aanleggen';
  • De term 'ontheffing' of 'het verlenen van een ontheffing' wordt 'afwijking' of 'afwijken bij omgevingsvergunning'.

6.3 Planvorm

Het bestemmingsplan 'Rijnsweerd, Maarschalkerweerd' kenmerkt zich door een gedetailleerde bestemmingsregeling van de in het gebied aanwezige functies en bebouwing. Het bestemmingsplan maakt deel uit van de actualiseringreeks van de gemeente en heeft vooral een conserverend karakter. Dit betekent dat de bestaande situatie qua bebouwing en gebruik is vastgelegd, waarbij alleen in die gevallen, waarin al voldoende zicht bestaat op een nadere ontwikkeling of uitvoering van gemeentelijk beleid gewenst is, daarvoor regelingen zijn opgenomen in het plan.

6.4 Opbouw Regels

De opzet van de bestemmingsregels is steeds gelijk:

  • bestemmingsomschrijving (met ondergeschikte en nevengeschikte doeleinden);
  • bouwregels;
  • nadere eisen waar de bestemmingsregeling dat nodig maakt;
  • afwijken van de bouwregels;
  • waar nodig: een bijzondere gebruiksregel, bijvoorbeeld bij wonen een aan huis verbonden beroep of bedrijf.
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • eventueel een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, ter bescherming van aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke of natuurwaarden;
  • waar nodig: een wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht;

6.5 Regeling Bijbehorende Bouwwerken

6.5.1 Inleiding

Utrecht hanteert regels voor erfbebouwing. Deze worden in alle bestemmingsplannen opgenomen. Hierbij wordt uitgegaan van uniforme regels voor de hele stad die, waar nodig, aan specifieke situaties en gebiedskarakteristieken kunnen worden aangepast. Uitgangspunten voor deze regels zijn:

  • het waarborgen van een goed woon- en leefklimaat. Dit houdt onder andere in dat op alle erven voldoende licht, lucht en ruimte aanwezig kan zijn, en dus ook dat erfbebouwing op het ene perceel geen onevenredig grote negatieve gevolgen heeft voor de naastgelegen percelen;
  • het mogelijk maken van groen (bomen, tuinen) op erven;
  • het waarborgen van goede verhoudingen in maat en schaal tussen hoofd- en bijgebouwen;
  • voor de grotere percelen: het in stand houden en versterken van bestaande landschappelijke structuren.

6.5.2 Aanleiding

De tot nu toe gehanteerde erfbebouwingsregels voldoen in de meeste situaties. Op een aantal punten moeten ze echter worden aangepast:

  • de bestaande regeling vertoont een discontinuïteit in bebouwingsmogelijkheden op de overgang van kleine naar middelgrote percelen;
  • voor de grote en zeer grote percelen is er momenteel geen eenduidige uniforme regeling, maar is sprake van verschillende onderling afwijkende regelingen;
  • de bestaande regeling houdt geen rekening met de mogelijkheden om zonder vergunning bijbehorende bouwwerken op te richten.

De nieuwe opzet van de erfbebouwingsregels sluit qua bouwmogelijkheden in verreweg de meeste gevallen aan op de bestaande regels, maar voorziet tevens in een oplossing voor de hierboven vermelde punten.

6.5.3 De regeling

Voor de nieuwe regeling zijn de mogelijkheden om op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) onder de daarbij gestelde voorwaarden, vergunningvrij te bouwen als uitgangspunt genomen. Voor de meeste percelen in stedelijk gebied zijn deze mogelijkheden voldoende, maar voor de grotere percelen niet. De nieuwe erfbebouwingsregeling voorziet hiervoor in meer bebouwingsmogelijkheden.

De basisregels van de nieuwe erfbebouwingsregeling voor bijbehorende bouwwerken, zijn de volgende:

  • uitsluitend op het achtererf, minimaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn;
  • de erfzone* grenzend aan het hoofdgebouw mag volledig worden bebouwd;
  • de diepte van bijbehorende bouwwerken (aan achtergevel en/of zijgevel) bedraagt maximaal 3 meter.


* Erfzone is de zone van 2,5 meter direct grenzend aan de achterkant en de zijkant van een hoofdgebouw op het achtererfgebied. Het achtererfgebied is het erf aan de achterkant en de niet naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant van een hoofdgebouw (overgenomen uit de Wabo).

In aanvulling op deze basisregels is een uitsplitsing gemaakt naar de grote van het achtererf:

1. Een achtererf tot 300 m2:

  • bijbehorende bouwwerken mogelijk tot maximaal 50 % van het achtererfgebied, inclusief de erfzone, tot maximaal 30 m2 naast hetgeen is toegestaan in de erfzone;
  • goothoogte vrijstaande bijbehorende bouwwerken maximaal 3 meter;
  • nokhoogte vrijstaande bijbehorende bouwwerken maximaal 4,5 meter

2. Een achtererf tussen 300-1500 m2:

  • bijbehorende bouwwerken mogelijk tot maximaal 10% van het achtererfgebied, inclusief erfzone, tot maximaal 75 m2 naast hetgeen is toegestaan in de erfzone;
  • goothoogte vrijstaande bijbehorende bouwwerken maximaal 3 meter;
  • nokhoogte vrijstaande bijbehorende bouwwerken maximaal 4,5 meter.


3. Een achtererf groter dan 1.500 m2:

  • bijbehorende bouwwerken mogelijk tot maximaal 5 % van het achtererfgebied, inclusief erfzone, tot maximaal 125 m2 naast hetgeen is toegestaan in de erfzone;
  • goothoogte vrijstaande bijbehorende bouwwerken maximaal 3 meter;
  • nokhoogte vrijstaande bijbehorende bouwwerken maximaal 6 meter;
  • aangebouwde bijbehorende bouwwerken (aan achtergevel en/of zijgevel) maximaal 3 meter diep.


Deze nieuwe erfbebouwingsregels zijn vertaald in de regels van de woonbestemming(en) en de bestemmingen waar de functie wonen met bijbehorende bouwwerken mogelijk wordt gemaakt.

6.6 Nadere Toelichting Begripsomschrijvingen


Een aantal begripsomschrijvingen vraagt om nadere toelichting.

Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
Zo wordt onder een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf ook een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang verstaan. Door de beperking van de maatvoering van een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de bestemmingen waar dat is toegestaan (maximaal 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 40 m²), is de kleinschaligheid gegarandeerd.

Bebouwingspercentage
Het bebouwingspercentage is gerelateerd aan de oppervlakte van het bouwperceel, ofwel aan de oppervlakte van de gronden die bij eenzelfde bedrijf, instelling, woning of ander hoofdgebouw behoren.
Daarmee wordt voorkomen dat, als het maximum bebouwingspercentage op bijvoorbeeld 70% is gesteld, een bedrijf, instelling, woning of ander hoofdgebouw op eigen terrein (het eigen bouwperceel) meer dan 70% en zelfs 100% bouwt. Dat zou tot gevolg hebben dat op andere bouwpercelen (die behoren bij andere bedrijven, instellingen, enz.) het percentage van 70% niet (meer) kan worden gehaald of mogelijk zelfs helemaal niets kan worden gebouwd.

Bijbehorend bouwwerk
Dit begrip, met deze omschrijving, wordt gehanteerd in Bijlage II van het Bor (Besluit omgevingsrecht), als verzamelbegrip voor de voorheen gehanteerde begrippen 'aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen', bij het bepalen van de mogelijkheden van 'omgevingsvergunningvrij' bouwen.
Met het oog op de praktische toepassing wordt ditzelfde begrip nu ook gehanteerd in het bestemmingsplan. Immers, ook in het bestemmingsplan kunnen, onder voorwaarden, bijbehorende bouwwerken 'omgevingsvergunningvrij' zijn.

Evenementen
Op grond van jurisprudentie moeten evenementen, als er sprake is van grootschalige, periodieke, meerdaagse evenementen op dezelfde locatie, in een bestemmingsplan op die locatie zijn toegestaan. Om die reden is een begripsomschrijving van 'evenementen' opgenomen en zijn deze in de bestemmingen 'Groen' en 'Sport' expliciet toegestaan. Eventueel kunnen evenementen ook op andere plaatsen worden toegestaan, via een 'buitenplanse' omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) jo. artikel 4, onder 8, Bijlage II, Bor (Besluit omgevingsrecht). Daarnaast is voor evenementen een 'vergunning openbare ruimte' nodig op grond van de APV (Algemene Plaatselijke Verordening).

6.7 Nadere Toelichting Bestemmingen

6.7.1 Bedrijfswoningen

Op de plankaart is met een vlakje aangegeven waar bedrijfswoningen zijn toegestaan. Dat vlakje is een aanduiding en moet niet opgevat worden als een bouwvlak. Een uitbreiding van een bedrijfswoning hoeft dus niet binnen het vlakje te worden gebouwd.

6.7.2 Bestemmingen

Op bestemmingen die een nadere toelichting behoeven wordt hierna ingegaan.

Artikel 3 Agrarisch
De bestemming 'Agrarisch' betreft enkele agrarische bedrijven die overwegend kwekerij zijn, al of niet met enige kassen. Er is geen sprake van 'intensieve veehouderij'; deze is hier milieutechnisch bezien niet goed mogelijk en daarom uitgesloten. Bij beëindiging van het agrarisch bedrijf kan door toepassing van een wijzigingsbevoegdheid de bedrijfswoning de bestemming 'Wonen' krijgen en kan er bovendien bij sloop van een bepaalde oppervlakte aan (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing één woning extra worden gebouwd, die ook nog extra groot mogen worden, indien nog meer wordt gesloopt.

Er is tevens een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om voor een bepaald gebied de bestemming 'Agrarisch' om te zetten in de bestemming 'Natuur'. Dit gebied betreft een stuk land waar sprake is van agrarische bedrijfsvoering. Het gebied is bij beëindiging van deze bedrijfsvoering uitermate geschikt om te worden omgezet in een natuurbestemming.

Artikel 4 Bedrijf - 1

Binnen het plangebied liggen enkele bedrijven, deze bedrijven hebben de bestemming 'Bedrijf-1' gekregen.

Artikel 5 Bedrijf - 2

Langs de Blauwe Vogelweg ligt een gemeentewerf, deze werf heeft de bestemming 'Bedrijf-2' gekregen.

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening
De grotere nutsgebouwen, zoals gebouwen ten behoeve van elektriciteitsvoorzieningen, gebouwen van de stadsverwarming en dergelijke zijn in de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' ondergebracht, inclusief de ontsluitingsverhardingen. Deze nutsgebouwen zijn groter dan de nutsgebouwtjes die op grond van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht 'omgevingsvergunningvrij', dat wil zeggen zonder toetsing aan het bestemmingsplan, zijn toegestaan.

Artikel 7 Cultuur en ontspanning
De kinderboerderij met bijbehorende voorzieningen in het Beatrixpark heeft de bestemming 'Cultuur en ontspanning' gekregen.

Artikel 8 Gemengd - 1
Het complex aan de Jan Muschlaan met de functies kantoor, dienstverlening en zorgvoorzieningen heeft de bestemming 'Gemengd - 1' gekregen.

Artikel 9 Gemengd - 2
Binnen de bestemming 'Gemengd - 2' valt het stadioncomplex Galgewaard, behalve de als zodanig bestemde (monofunctionele) kantoorgebouwen op de vier hoeken van het complex. Het stadioncomplex omvat de diverse bij een stadion behorende en daaraan gerelateerde functies en voorzieningen, zoals stadiongerelateerde horeca, een sporthal, kantoren, sportgerelateerde detailhandel, dienstverlening, horeca, leisure en 'lichte' bedrijven (milieucategorie 1 en 2 uit de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten').

De bestemming 'Gemengd 2' is gehanteerd omdat het in dit stadioncomplex om veel meer functies en voorzieningen dan in het eerder genoemde complex aan de Jan Muschlaan met de bestemming 'Gemengd -1'. Voortbouwend op de eerder voor dit gebied geldende bestemmingsplan, zijn in deze bestemming voor de diverse functies en voorzieningen maximum, soms minimum, brutovloeroppervlaktematen aangegeven. Dit om die functies en voorzieningen binnen bepaalde, gewenste proporties te houden.

Artikel 10 Gemengd - 3

Binnen de bestemming 'Gemengd - 3' is hotel Midland, de bijbehorende bowlingbaan en andere bijbehorende voorzieningen mogelijk gemaakt.

Artikel 11 Gemengd - 4

Binnen de bestemming 'Gemengd - 4' is een hotel mogelijk gemaakt. Hiervoor is een aparte procedure doorlopen.

Artikel 12 Gemengd - 5

In de bestemming 'Gemengd - 5' zijn, in de laagbouw van het voormalige provinciehuis, studentenwoningen mogelijk gemaakt. Hiervoor is een aparte procedure doorlopen.

Artikel 13 Groen
De verschillende soorten groenvoorzieningen met een structureel karakter zijn opgenomen in één bestemming: 'Groen'. Ondergeschikte groenvoorzieningen, zoals smalle bermen langs wegen en paden, zogenaamd 'snippergroen', zijn opgenomen in onder meer de diverse verkeersbestemmingen. Een groot deel van het groen heeft alleen een functie als plantsoen of als speelplek.

In het groen komen diverse andere functies en voorzieningen voor, die als zodanig zijn benoemd in deze bestemming. Zo zijn de voorkomende ecologische waarden die samenhangen met onder meer de ecologische verbindingsfunctie van de groenvoorzieningen, als zodanig benoemd (artikel 40 Waarde -Ecologie).
In de groenvoorzieningen ter plaatse van de lunetten zijn de daar voorkomende cultuurhistorisch waardevolle elementen en objecten, te weten de flankkazematten en groepsschuilplaatsen, specifiek bestemd als cultuurhistorisch waardevolle objecten en als zodanig beschermd (zie artikel 39 Waarde -Cultuurhistorie). Voor deze specifieke gebieden zijn meerdere aanduidingen opgenomen, zoals een specifieke bouwaanduiding waarbij de bestaande cultuurhistorische gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gehandhaafd, waarbij de oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan de bestaande maten. Tevens is opgenomen de aanduiding 'maatschappelijk' waarbij bestaande gebouwen op de forten mogen worden gebruikt voor maatschappelijke doeleinden.

Verder zijn diverse functies en voorzieningen, zoals een gronddepot, een opslagloods en een woning als zodanig specifiek aangeduid en bestemd. Binnen deze bestemming zijn ook waterbeheer, waterberging en sierwater toegestaan. De kleinere watergangen zijn dan ook niet apart bestemd. Daarnaast mogen er binnen deze bestemming ook voet- en fietspaden worden gerealiseerd.

Artikel 14 Horeca
De in het plangebied voorkomende horecabedrijven zijn als zodanig bestemd, en wel voor horecavestigingen zoals opgenomen in de categorieën A t/m D van de bij dit bestemmingsplan behorende Lijst van Horeca-activiteiten.

Artikel 15 Kantoor - 1
De kantoorcomplexen Rijnsweerd Noord en Zuid zijn opgenomen in de bestemming 'Kantoor - 1'. Binnen deze bestemming zijn naast kantoren ook vergader- en congresfaciliteiten toegestaan. Om de oppervlakte aan kantoren binnen de beleidsmatig gestelde grenzen te houden, is in diverse bestemmings-/bouwvlakken een maximum brutovloeroppervlakte aangegeven van gebouwen ten behoeve van kantoren, waarvan zijn uitgezonderd gebouwde parkeer- en stallingsvoorzieningen. Waar geen maximum is aangegeven, geldt de bestaande brutovloeroppervlakte als maximum.

De ontwikkelingen op de kantorenmarkt zijn aanleiding om toevoeging van of omvorming naar andere functies en voorzieningen mogelijk te maken die passen in een kantooromgeving, nu en naar verwachting ook in de toekomst. Met dat uitgangspunt heeft het kantorencomplex aan de Archimedeslaan/Daltonlaan de functie-aanduiding 'onderwijs' gekregen. Hier zijn reeds nu, als recht, naast of in plaats van kantoren universitaire, para-universitaire instellingen en andere onderwijsinstellingen toegestaan. Daarnaast zijn als recht een beperkt aantal vestigingen van detailhandel (onder andere 'gemakswinkels') en dienstverlening (publiekgerichte, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus) toegestaan, elk met een beperkte brutovloeroppervlakte.

Tot slot zijn in deze bestemming wijzigingsbevoegdheden opgenomen, waarmee enkele nader genoemde functies en voorzieningen, naar gelang daaraan behoefte blijkt te bestaan, kunnen worden toegevoegd aan deze bestemming of (plaatselijk) in de plaats daarvan kunnen komen. Aan het wijzigen zijn bepaalde voorwaarden gesteld betreffende onder meer milieubelasting, geluidhinder, externe veiligheid en de gevolgen van bedrijfs- en andere activiteiten in de directe omgeving, alsmede betreffende verkeer en parkeren.
Wijziging naar 'hotel' (maximaal twee hotelvestigingen) en 'sport' (een sportschool) kan overal binnen deze bestemming plaatsvinden.

Het wijzigen naar functies en voorzieningen betreffende 'onderwijs' kan, conform het gemeentelijk beleid ter zake, alleen plaatsvinden binnen de kantoorcomplexen Rijnsweerd Noord en Zuid, in gebieden met de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied'. Daarbij dient te worden bedacht dat in het complex Archimedeslaan/Daltonlaan 'onderwijs' reeds als recht is toegestaan.

Artikel 16 Kantoor - 2
De op zich zelf staande, zelfstandige kantoren in het gebied Galgenwaard/Herculesplein zijn bestemd tot 'Kantoor - 2'. De belangrijkste reden voor deze afzonderlijke kantoorbestemming, naast de bestemming "Kantoor - 1', is dat het gemeentelijk beleid hier niet is gericht op het toestaan van andere functies in plaats van of bijgemengd bij kantoren. Binnen deze bestemming zijn naast kantoren vergader- en congresfaciliteiten toegestaan.

Om de oppervlakte aan kantoren binnen de beleidsmatig gestelde grenzen te houden, is in diverse bestemmings-/bouwvlakken een maximum brutovloeroppervlakte aangegeven van gebouwen ten behoeve van kantoren, waarvan zijn uitgezonderd gebouwde parkeer- en stallingsvoorzieningen. Waar geen maximum is aangegeven, geldt de bestaande brutovloeroppervlakte als maximum.

Artikel 17 Maatschappelijk
Binnen deze bestemming zijn verschillende instellingen en voorzieningen ondergebracht. Het gaat daarbij om dagopvang, een centrum voor gezondheidszorg, medische, sociaal-culturele voorzieningen, religieuze en educatieve instellingen en dergelijke. Daarbij is een zekere uitwisseling van functies mogelijk gemaakt. De bestaande bouwmassa's zijn in grote lijnen door middel van bebouwingspercentages en scheidingslijnen op de verbeelding vastgelegd. Beperkte uitbreidingen zijn in de meeste gevallen wel mogelijk.

Artikel 18 Maatschappelijk - Militaire zaken

Binnen deze bestemming zijn het complex van de Kromhoutkazerne en het zuidelijk deel van Fort De Bilt opgenomen.

Artikel 19 Maatschappelijk - Onderwijs

Binnen deze bestemming is het complex van de University College opgenomen. Binnen deze bestemming zijn onderwijsvoorzieningen met bijbehorende kantoor- en andere dienstruimten toegelaten. Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', zijn de gronden bestemd voor het behoud en herstel van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorisch waardevolle schoorstenen.

Artikel 20 Natuur

De gronden ten noorden van de Koningsweg hebben de bestemming 'Natuur' gekregen. Deze gronden waren in het vorige bestemmingsplan ook al als zodanig bestemd.

Artikel 21 Recreatie

Verschillende recreatieterreinen in Maarschalkerweerd hebben de bestemming 'Recreatie' gekregen. Deze terreinen zijn bedoeld voor recreatieve voorzieningen ten behoeve van dagrecreatie.

Artikel 22 Recreatie - Volkstuin

Deze bestemming is specifiek gelegd op diverse volkstuinencomplexen in het plangebied. Zo is onder andere een volkstuinencomplex gelegen achter het fort Lunet-3 en langs de Mereveldseweg.

Artikel 23 Sport

Binnen de bestemming 'Sport' zijn diverse sportverenigingen vastgelegd, waaronder tennis, voetbal- en cricketvereniging Kampong langs de Laan van Maarschalkerweerd, voetbalvereniging Odin eveneens langs de Laan van Maarschalkerweerd en voetbalvereniging Voorwaarts in de Voorveldse Polder.

Artikel 24 Sport - Golfbaan
Met de specifieke sportbestemming 'Sport - Golfbaan' is zoveel mogelijk aangesloten op de regels/voorschriften uit het oorspronkelijke bestemmingsplan Mereveld. De golfbaan ligt deels op het grondgebied van de gemeente Utrecht en deels op het grondgebied van de gemeente Bunnik.

Artikel 27 Verkeer
De bestemming 'Verkeer' is van toepassing op de wegen waar de nadruk ligt op de afwikkeling van het doorgaande verkeer. Op de verbeelding is voor de rijwegen de wegas aangeduid. Er zijn kleine gebouwtjes toegestaan bijvoorbeeld voor het realiseren van fietsenstallingen.

Dit bestemmingsplan beoogt geen verandering aan te brengen in de omvang en structuur van de wegen binnen het plangebied. Daarom is in de regels bepaald dat alleen de bestaande structuur van de rijwegen binnen de bestemming is toegestaan. Deze beperking geldt vooral voor de rijkswegen A27 en A28, omdat die wegen een dusdanige breedte hebben, dat veranderingen in de structuur kunnen worden aangebracht die zonder de beperking binnen het bestemmingsvlak zouden passen. Dat is niet wenselijk, omdat in het geval van dergelijke veranderingen eerste onderzocht moet worden of het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig wordt aangetast. Het aantal doorgaande rijstroken, de rijstroken die als weefvlakken zijn aangelegd en de op- en afritten zijn dus slechts toegestaan op de wijze waarop de wegen op dit moment zijn aangelegd.

Artikel 28 Verkeer - Openbaar Vervoer

Een klein deel van het plangebied valt binnen de bestemming 'Verkeer - Openbaar Vervoer'. Dit deel maakte oorspronkelijk deel uit van het inmiddels onherroepelijke bestemmingsplan HOV Om de Zuid. Aangezien inmiddels is gebleken dat in dit deel een fietstunnel gerealiseerd moet worden, en deze fietstunnel niet mogelijk is in het geldende bestemmingsplan 'HOV Om de Zuid', wordt de fietstunnel nu geregeld in dit bestemmingsplan. Hiermee vervalt dit deel van het bestemmingsplan 'HOV Om de Zuid'.

In dit bestemmingsplan is, zowel qua benaming als qua inhoud, zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de oorspronkelijke bestemming in het bestemmingsplan HOV Om de Zuid: 'Verkeer - Openbaar Vervoer'. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan met Hoogwaardig Openbaar Vervoer, in de vorm van een tram, als voornaamste functie. Daarnaast behoren onder andere oversteekplaatsen, bovenleidingmasten, haltes, stallingruimten voor fietsen en groenvoorzieningen, geluidswerende voorzieningen tot de mogelijkheden en dus een fietstunnel. De fietstunnel komt in het talud te liggen en vervangt hiermee de grondkerende werking van het talud.

De essentie van het geluidrapport van het bestemmingsplan HOV om de Zuid is in de gebruiksregels van de bestemming Verkeer - Openbaar Vervoer verankerd. Overtreding van die gebruiksregels wordt aangemerkt als een met het bestemmingsplan strijdig gebruik. Het desbetreffende rapport is als bijlage 5 bij de regels toegevoegd.

Artikel 29 Verkeer - Railverkeer
De diverse spoorlijnen en bijbehorende voorzieningen en terreinen hebben de bestemming 'Verkeer - Railverkeer'. In deze bestemming zijn ook geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en water geregeld.

Artikel 30 Verkeer - Verblijfsgebied
De meeste wegen in het plangebied zijn opgenomen in de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Dit zijn de wegen met hoofdzakelijk een functie voor het bestemmingsverkeer en een verblijfsfunctie. Ook pleinen, parkeerplaatsen en 'snippergroen' maken hier deel van uit. Er zijn kleine gebouwtjes toegestaan bijvoorbeeld voor het realiseren van fietsenstallingen.

Artikel 31 Water
Water is in het plangebied een structurerend element. De grotere watergangen zijn in de bestemming 'Water' opgenomen. De regels betreffende water en waterhuishouding in de Keur (verordening) van het waterschap gelden onverkort naast het bestemmingsplan. In de bestemmingsomschrijvingen van 'Groen', 'Verkeer', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Verkeer-Railverkeer' zijn water, waterbeheer en waterberging opgenomen.

Artikel 32 Wonen - 1
Alle woningen en woongebouwen zijn in de bestemming 'Wonen - 1' begrepen. Uitzonderingen daarop zijn de woningen in de Filosofenbuurt, de campuswoningen in het gebied tussen de Waterlinieweg en de Kromhoutweg, en de woonwagens op de daarvoor aangewezen standplaatsen. Voor die uitzonderingen gelden specifieke regels die in afzonderlijke bestemmingen zijn opgenomen. Die bestemmingen komen hierna aan de orde. In deze bestemming 'Wonen - 1' is in samenhang met de hoofdfunctie 'wonen' de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf dan wel een bed & breakfast toegestaan. Dat onder de voorwaarden betreffende onder meer omvang en inpassing in de omgeving van die activiteiten, zoals die in de Specifieke gebruiksregels en de daarbij behorende afwijkingsregels zijn aangegeven. In het woongebouw nabij het stadion zijn op nader aangeduide plaatsen onder bepaalde voorwaarden 'sportgerelateerde detailhandel' (relatief grootschalig, met een minimum brutovloeroppervlakte van 1.500 m²) en 'dienstverlening' toegestaan.

In de bouwregels zijn, vaak gekoppeld aan de verbeelding, regels opgenomen betreffende de toegestane aantallen en maten van de woningen en de bijbehorende bouwwerken. In de Acteursbuurt zijn ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - aanbouw', 'specifieke bouwaanduiding - berging' en 'garage' specifieke bouwregels opgenomen die samenhangen met de bijzondere wijze waarop deze woonbebouwing is vormgegeven.

Artikel 33 Wonen - 2
De woningen in de Filosofenbuurt zijn in de afzonderlijke woonbestemming 'Wonen - 2' begrepen. De reden daarvoor is dat voor deze woningen in het oorspronkelijke bestemmingsplan Rijnsweerd Zuid 1988 bijzondere bouw- en vrijstellingsbepalingen zijn opgenomen en deze nu zoveel mogelijk in het nieuwe plan dienen te worden overgenomen. De in de 'normale' woonbestemming opgenomen bepalingen betreffende aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf en bed & breakfast zijn ook in deze bestemming geregeld.

Artikel 34 Wonen - 3
De campuswoningen in het gebied tussen de Waterlinie- en de Kromhoutweg zijn in de afzonderlijke woonbestemming 'Wonen - 3' begrepen. De reden daarvoor is dat het gaat om bijzondere woonvoorzieningen die gekoppeld zijn aan en gemengd zijn met voorzieningen op het gebied van onderwijs en onderzoek.
De in de 'normale' woonbestemming opgenomen bepalingen betreffende aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf zijn ook in deze bestemming geregeld. De normaal bij woningen behorende functie bed & breakfast past niet in deze bijzondere woonvoorzieningen.

Artikel 35 Wonen - Woonwagenstandplaats
De bestaande woonwagens op de daarvoor aangewezen standplaatsen hebben deze bestemming gekregen. In de Bouwregels (en op de verbeelding) zijn bepalingen opgenomen betreffende het toegestane aantal woonwagens en de maatvoering daarvan en van de bijbehorende bouwwerken en andere voorzieningen.
De in de 'normale' woonbestemming opgenomen bepalingen betreffende aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf zijn ook in deze bestemming geregeld. De normaal bij woningen behorende functie bed & breakfast past niet in deze woonvorm.

Artikel 37 Leiding - Gas
De deels door het plangebied lopende aardgastransportleiding heeft samen met de bebouwingsvrije beschermingszones aan weerszijden van de leiding deze dubbelbestemming, die over de diverse andere (enkel)bestemmingen heen ligt, gekregen. Ter bescherming van de belangen van de leiding zijn bijzondere bepalingen voor het bouwen ten behoeve van de andere daar geldende bestemmingen opgenomen evenals een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van bepaalde werken of werkzaamheden. Voordat B&W beslissen omtrent een omgevingsvergunning dienen ze vooraf advies in te winnen bij de beheerder van de betreffende leiding omtrent de vraag of de belangen van de leiding niet worden geschaad.

Artikel 38 Waarde - Archeologie
In deze dubbelbestemming, die over de diverse andere (enkel)bestemmingen heen ligt, zijn de gronden begrepen waarin archeologische waarden aanwezig zijn of althans naar verwachting aanwezig zijn. De dubbelbestemming is gericht op bescherming en veiligstelling van die (verwachte) waarden.
Als enige verder regel ten aanzien van deze bestemming is in de Specifiek gebruiksregels bepaald dat het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg wordt aangemerkt als een gebruik in strijd met het bestemmingsplan. Dat betekent in de praktijk dat bij bouw- en andere gebruiksactiviteiten op en in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie, het bepaalde in de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg in acht dient te worden genomen.

Artikel 39 Waarde - Cultuurhistorie
In deze dubbelbestemming, die over de diverse andere (enkel)bestemmingen heen ligt, zijn de gronden en bouwwerken begrepen waar objecten aanwezig zijn met zodanige cultuurhistorische waarden, dat behoud en (eventueel) herstel daarvan nodig of althans gewenst wordt geacht. Het gaat daarbij om zaken die niet reeds via andere wet- of regelgeving, zoals de Monumentenwet of -verordening, worden beschermd.
Via een omgevingsvergunningstelsel (voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) kan worden voorkomen dat de waarden wezenlijk kunnen worden aangetast.

Artikel 40 Waarde - Ecologie
In de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie', die over de diverse andere (enkel)bestemmingen heen ligt, zijn de gronden begrepen waar ecologische waarden aanwezig zijn of worden ontwikkeld, vooral met het oog op de totstandkoming van ecologische verbindingszones. Via een omgevingsvergunningstelsel (voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) kan worden voorkomen dat de waarden wezenlijk kunnen worden aangetast.

Artikel 41 Waterstaat - Waterkering
De waterkering en de daarbij behorende beschermingszones zijn in deze dubbelbestemming, die over de diverse andere (enkel)bestemmingen heen ligt, begrepen. Dit om de instandhouding en de andere belangen van de waterkering veilig te stellen, voor zover betreft de ruimtelijke relevantie daarvan. Via bijzondere regels voor het bouwen wordt bewerkstelligd dat bij bouwactiviteiten ten behoeve van de andere bestemmingen de beheerder van de waterkering wordt gehoord betreffende mogelijke afbreuk aan de belangen van de waterkering.

6.8 Nadere Toelichting Algemene Regels

Artikel 42 Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat een stuk grond dat al eens was betrokken bij het verlenen van een omgevingsvergunning bij de beoordeling van latere bouwplannen nogmaals wordt betrokken. Deze bepaling is zo voorgeschreven in artikel 3.2.4 Bro (Besluit ruimtelijke ordening).

Artikel 43 Algemene bouwregels
In de bouwverordening zijn ook voorschriften opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vóór deze bepalingen, maar in dit artikel is bepaald welke voorschriften uit de bouwverordening naast het bestemmingsplan van kracht blijven. Het gaat daarbij om voorschriften van stedenbouwkundige aard, zoals de bereikbaarheid van bouwwerken van werkverkeer en brandblusvoorzieningen, bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten, de ruimte tussen bouwwerken en parkeergelegenheid bij gebouwen. Daarnaast regelt dit artikel de mogelijkheid voor (beperkte) overschrijdingen van in het plan aangegeven bouwgrenzen.

Artikel 44 Algemene gebruiksregels
De algemene gebruiksbepaling dat het verboden is om gronden en bouwwerken te gebruiken (in ruime zin) in strijd met het bestemmingsplan is thans geregeld in de Wabo, als volgt. Voor elke vorm van gebruik (in ruime zin) die in strijd is met een bestemmingsplan is volgens artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo een omgevingsvergunning nodig. Indien voor een dergelijk strijdig gebruik geen omgevingsvergunning is gevraagd of een gevraagde vergunning niet is verleend, is dit gebruik dus in strijd met het bestemmingsplan en daarmee een verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo . Tegen overtreding van die verbodsbepaling kan vervolgens handhavend worden opgetreden, uiteindelijk met oplegging van sancties via de Wet op de economische delicten.

Strijdig gebruik met planologische regelingen waarvan afwijking niet is toegestaan valt niet onder artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo. Met het oog op dergelijk gebruik is in artikel 7.2 Wet ruimtelijke ordening een verbodsbepaling opgenomen bij de invoering van de Wabo.

Artikel 46 Algemene aanduidingsregels
Aan het Herculesplein is, net buiten het plangebied, een tankstation (verkooppunt voor motorbrandstoffen), inclusief LPG, gelegen. Ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen dient in een bestemmingsplan rond een LPG-tankstation de daarmee samenhangende (risico)grenswaarde in acht te worden genomen. Dat betekent in de praktijk dat rond een LPG-tankstation een veiligheidszone wordt gelegd waarbinnen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit (m.n. woningen en kantoren) zijn toegestaan. Die veiligheidszone ligt deels over het plangebied. In het plan is nu bepaald dat op dat deel, met de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan.

Artikel 47 Algemene afwijkingsregels
Deze algemene afwijkingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders heeft primair tot doel om in beperkte mate, op ondergeschikte punten en onder voorwaarden enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Zo kan tot 10% worden afgeweken van de bij recht toegestane maten, afmetingen en percentages, kunnen met overschrijding van bestemmings- en bouwgrenzen, diverse ondergeschikte bouwwerken en bouwdelen, zoals balkons, worden toegestaan, en kunnen in de praktijk gebleken maatverschillen worden opgelost.

Artikel 48 Algemene wijzigingsregels
Deze algemene wijzigingsbevoegdheid geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om het plan op ondergeschikte punten te wijzigen. Op de verbeelding kunnen bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen in zekere mate worden gewijzigd. Daarbij kan en zal vaak ook de oppervlakte van de betrokken vlakken worden gewijzigd. Bij het wijzigen (ex artikel 3.6 Wro) kunnen geen structurele, ingrijpende veranderingen in een bestemmingsplan worden aangebracht. Vandaar dat in dit geval de grens- en oppervlaktewijzigingen relatief beperkt zijn gehouden.

Deze algemene wijzigingsregels bevatten ook de mogelijkheid om in de diverse bestemmingen die in het plan zijn aangegeven, kinderdagverblijven toe te staan, onder voorwaarden betreffende geluids-, verkeers- of parkeeroverlast afkomstig van een verblijf, en betreffende luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering en verkeerslawaai afkomstig uit de omgeving van het verblijf.

6.9 Nadere Toelichting Overgangs- En Slotregels

Artikel 49 Overgangsrecht
Het overgangsrecht dient om te bepalen dat bouwwerken en gebruiksvormen, die in het verleden legaal zijn gerealiseerd en ontstaan, maar nu afwijken van het nieuwe plan, (voorlopig) mogen blijven staan respectievelijk mogen worden voortgezet. Zolang voldaan wordt aan de overgangsregels, worden deze bouwwerken en gebruiksvormen gedoogd.

Het overgangsrecht is er in principe op gericht dat de afwijkende situaties, betreffende zowel afwijkende bouwwerken als afwijkende gebruiksvormen, tijdens de looptijd van het bestemmingsplan worden verwijderd respectievelijk beëindigd. Eventueel kan op een later moment in de planperiode worden besloten om de afwijkende situatie alsnog als recht toe te staan, bijvoorbeeld indien verwijdering van het betreffende bouwwerk respectievelijk beëindiging van het betreffende gebruik niet meer mogelijk of gewenst is.
De formulering van de overgangsregels is letterlijk zo voorgeschreven in de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Bro (Besluit ruimtelijke ordening).

Op lunetten 3 wordt een pand tijdelijk gebruikt als woning. In het kader van dit bestemmingsplan wordt het gebruik van dit pand Houtensepad 148 als woning niet aangemerkt als een gebruik in strijd met het nieuwe bestemmingsplan, zolang de huidige bewoners (ten tijde van inwerkingtreding van het plan) in het pand blijven wonen.

Artikel 50 Slotregel
In dit artikel is de naam van het bestemmingsplan, de citeertitel, omschreven.
De formulering van de slotregel is letterlijk zo voorgeschreven in de SVBP 2008 (Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2008).

6.10 Nadere Toelichting Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

6.10.1 Algemeen

Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. In de bijlagen bij de regels is de Lijst van Bedrijfsactiviteiten opgenomen.

Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:

  • geluid;
  • geur;
  • stof;
  • gevaar (met name brand- en explosiegevaar).


In specifieke situaties kan daarnaast de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.

6.10.2 Omgevingstype bepalend voor de daadwerkelijk te hanteren afstanden

De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).
De gewenste afstand tussen een bedrijfsactiviteit en woningen (of andere gevoelige functies zoals scholen) wordt mede bepaald door het type gebied waarin de gevoelige functie zich bevindt. Conform de VNG-publicatie worden daarbij twee omgevingstypen onderscheiden: rustige woonwijk en gemengd gebied.

Omgevingstype rustige woonwijk
In een rustige woonwijk komen enkel wijkgebonden voorzieningen voor en vrijwel geen andere functies zoals kantoren of bedrijven. Langs de randen (in de overgang naar eventuele bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Als daarmee vergelijkbare omgevingstypen noemt de VNG-publicatie onder meer een rustig buitengebied (eventueel met verblijfsrecreatie) en een stilte- of natuurgebied.

Omgevingstype gemengd gebied
In een gemengd gebied komen naast wonen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Daarmee vergelijkbare gebieden zijn lintbebouwingen in het buitengebied waarin functiemenging voorkomt en gebieden gelegen direct langs een hoofdinfrastructuur. Kenmerkend voor het omgevingstype gemengd gebied is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied.

Bedrijfswoningen
Een bedrijfswoning op een bedrijventerrein is een specifiek woningtype waar minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat kunnen worden gesteld. Bedrijfswoningen zijn in het algemeen minder milieugevoelig dan de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied.

6.10.3 Te hanteren richtafstanden

De volgende tabel geeft voor beide omgevingstypen (rustige woonwijk en gemengd gebied) per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden. De richtafstand geldt tussen de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan (of via vergunningvrij bouwen) mogelijk is. Daarbij gaat het nadrukkelijk om een richtafstand. Kleinere afwijkingen ten opzichte van deze afstand zijn mogelijk zonder dat hierdoor knelpunten behoeven te ontstaan.

milieucategorie Richtafstand rustige woonwijk
(in m)
Richtafstand gemengd gebied
(in m)
1 10 0
2 30 10
3.1 50 30
3.2 100 50
4.1 200 100
4.2 300 200
5.1 500 300
5.2 700 500
5.3 1.000 700
6 1.500 1.000

6.10.4 Toelaatbaarheid van bedrijven die onder een specifieke regelgeving vallen

Bepaalde bedrijven vallen onder een specifieke wettelijke regeling. Het betreft:

  • bedrijven die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (zogenoemde grote lawaaimakers); deze bedrijven zijn alleen toegestaan op industrieterreinen die in het kader van deze wet gezoneerd zijn;
  • bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) kunnen vallen (nu of in de toekomst); het betreft risicovolle bedrijven waar gebruik, opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) normen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico;
  • bedrijven die onder het Vuurwerkbesluit vallen; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) afstandsnormen.

6.10.5 De toegepaste Staat van Bedrijfsactiviteiten

De Staat van Bedrijfsactiviteiten is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende voorbeeldstaat uit de VNG-publicatie. Op een punt is een andere werkwijze toegepast:
In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Staat. In de SvB 'functiemenging' zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan.

De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de regels en op de digitale verbeelding (plankaart) van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Staat van Horeca-activiteiten).

6.10.6 Flexibiliteit

De Staat van bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De richtafstanden en inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In de planregels is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders kan afwijken van de regels en een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Om te kunnen afwijken moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de SvB niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de planregels bepaald dat het college van burgemeester en wethouders vestiging van een dergelijk bedrijf via een afwijkingsbevoegdheid. Om te kunnen afwijken moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.

In de Staat van bedrijfsactiviteiten is bij de indeling van sommige bedrijfsactiviteiten uitgegaan van een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de Staat van bedrijfsactiviteiten aangegeven met een 'C' in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via de bovengenoemde afwijkingsbevoegdheid een categorie lager in te delen.

6.11 Nadere Toelichting Lijst Van Horeca-inrichtingen


Bij dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van de Utrechtse standaardlijst voor horeca-inrichtingen.
Uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening kan, in verband met de overlast die horecabedrijven voor het woon- en leefklimaat kunnen meebrengen, in een bestemmingsplan bij het toelaten van horecabedrijven aan de hand van ruimtelijk relevante criteria als aard, omvang en parkeerdruk een onderscheid gemaakt worden in categorieën horecabedrijven.

In dit bestemmingsplan is een functionele differentiatie in ‘harde’ tot ‘zachte’ typen van horecabedrijven opgenomen. De regeling geeft een kwalitatieve beperking ten aanzien van het type/de categorie horecabedrijf dat zich mag vestigen in de woonomgeving. De regeling beoogt de nadelige invloeden van de vestiging van horecabedrijven op het woon- en leefklimaat in de omgeving te voorkomen.

In de bijlagen bij de regels is een toelichting opgenomen op de Lijst van horeca-inrichtingen.

6.12 Handhaving


Door handhaving controleert de overheid of burgers, bedrijven en bijvoorbeeld overheidsorganen zich aan de wet- en regelgeving houden. Onder handhaving wordt verstaan het door controle (toezicht en opsporing) en het toepassen (of dreigen daarmee) van bestuursrechtelijke sancties, bereiken dat het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd. De handhaving van de van toepassing zijnde regeling binnen de gemeente Utrecht, wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen. Zo wordt namens het college onder andere gehandhaafd op de regels van voorliggend bestemmingsplan. Dit betekent dat de regels voor wat betreft het gebruik en de bebouwingsregels worden gehandhaafd. Dit gebeurt veelal door toetsing tijdens het behandelen van de aanvragen om omgevingsvergunning, maar kan ook gebeuren als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw of op grond van een eigen constatering indien een bouwwerk of een perceel in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt. Indien er bijvoorbeeld sprake is van illegale ingebruikname van gemeentelijke grond, dan zal hiertegen worden opgetreden.

Doel handhavend optreden

Het doel van het handhavend optreden van de gemeente is niet direct gekoppeld aan de noodzaak van een actueel bestemmingplan. Voor de bewoners van het plangebied is duidelijk waar zij aan toe zijn (qua bouwen, zoals bijvoorbeeld uitbreiding van de woning, en qua gebruik), maar het niet handhaven haalt de effectiviteit van een actueel bestemmingsplan onderuit. De toegevoegde waarde van het verlenen van een omgevingsvergunning voor een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is niet groot, indien er op andere plaatsen - zonder vergunning - vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn geplaatst. Dit wordt nog eens problematischer zodra een omgevingsvergunning wordt geweigerd, terwijl diverse vergelijkbare bouwwerken reeds illegaal zijn geplaatst. In dit laatste geval is de roep om handhavend op te treden dan ook het grootst.

Wijze van handhaven

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft het college een tweetal instrumenten tot haar beschikking: bestuursdwang en dwangsom. Bij het toepassen van bestuursdwang wordt de overtreding (het geconstateerde illegale bouwwerk c.q. gebruik) ongedaan gemaakt op kosten van de overtreder. Dit kan betekenen dat een bouwwerk door de gemeente wordt afgebroken en de kosten van bijvoorbeeld de aannemer en de gemeentelijke (voorbereidings)kosten op de overtreder worden verhaald. Het is tevens mogelijk om, indien er zonder omgevingsvergunning wordt gebouwd en de bouw wordt stilgelegd door middel van een bouwstop, de bouwmaterialen weg te slepen en elders op te slaan. Het opleggen van een last onder dwangsom betekent bijvoorbeeld dat het illegale gebruik moet worden gestaakt binnen een door het college gestelde termijn. Overschrijdt men de termijn, dan zal de dwangsom in rekening worden gebracht bij de overtreder. Doel van de dwangsom is het onaantrekkelijk maken van het voortzetten van de geconstateerde overtreding. De dwangsom zal dan ook in relatie moeten staan aan (en zal derhalve altijd hoger zijn dan) het voordeel dat de overtreder heeft bij het voortzetten van de illegaliteit. In het plangebied zal handhavend worden opgetreden tegen het illegale gebruik van bouwwerken en percelen. Bijvoorbeeld het verhuren van opslagruimte ten behoeve van de stalling van caravans, maar ook het gebruik van een winkel als café. Verder zal er bij de bouw worden gecontroleerd op de uitvoering van verleende omgevingsvergunningen. Uiteraard zal er ook gecontroleerd worden of, in het geval van een geweigerde omgevingsvergunning voor een woning, de betreffende woning niet alsnog wordt gebouwd. Voorts zal de gemeente toezien op - onder de Wet milieubeheer vallende - bedrijven. Dit vloeit voort uit de regels van het bestemmingsplan. Indien er immers ter plaatse een bedrijfsactiviteit plaats mag vinden, zal dit qua gebruik (intensiteit en hinder) gehandhaafd worden.

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Lijst van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Toelichting Lijst Van Bedrijfsactiviteiten


Toelichting Lijst van Bedrijfsactiviteiten

Deze bijlage is ontleend aan 'Bedrijven en milieuzonering', Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).

1. Hoofdindeling

Tabel 1 omvat de bedrijfstypen met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 2008. Bij die bedrijfstypen is rekening gehouden met de normaliter bij deze bedrijven voorkomende opslagen en installaties.

Tabel 2 omvat algemene opslagen en installaties voor situaties dat:

  1. 1. bedrijven bijzondere opslagen en/of installaties hebben, die anders dan 'normaal' zijn voor die bedrijven of
  2. 2. het betreft opslagen en/of installaties, die op zich niet als een bepaald bedrijf of bedrijfstype kunnen worden aangemerkt, maar wel als een relevante bedrijfsactiviteit in het kader van een bestemmingsplan.

2. Afstanden voor geur, stof, geluid en gevaar

Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van een woning. Uit de vier verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de vier. Bij deze invulling zijn de volgende afstandscategorieën gehanteerd voor omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied:

10 m
30 m
50 m
100 m
200 m
300 m
500 m
700 m
1.000 m
1.500 m

Mocht een bedrijf meerdere SBI-codes kennen, dan moet voor elk aspect de grootste afstand worden genomen. Dat geldt ook voor de gebruikte installaties en opslagen.


Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties.
Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- /activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie.

Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.

3. Gevaar: risico (R) en vuurwerk (V)

Voor bepaalde bedrijfstypen is na de afstand voor gevaar de letter R van 'risico' aangegeven. Dat houdt in dat voor deze bedrijfsactiviteiten moet worden nagegaan of het Bevi van toepassing is. Daarnaast is bij bepaalde bedrijfstypen na de afstand voor gevaar de letter V van 'vuurwerk' opgenomen. Voor deze bedrijfsactiviteiten dient getoetst te worden aan het Vuurwerkbesluit.

4. Categorie

De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de afstanden, die daarvóór in de kolommen geur, stof, geluid en gevaar zijn vermeld. De milieucategorie is vermeld in kolom 'categorie'.
Onder de kop 'categorie' is een indeling opgenomen, in tien mogelijke milieucategorieën:

milieucategorie grootste afstand
1 10 m
2 30 m
3.1 50 m
3.2 100 m
4.1 200 m
4.2 300 m
5.1 500 m
5.2 700 m
5.3 1.000 m
6 1.500 m


5. Indices voor verkeersaantrekkende werking, bodem (B) en lucht (L)

Het aspect verkeer(saantrekkende werking) is kwalitatief beoordeeld. Dat weerspiegelt zich in een indicatie omtrent de bronsterkte:
1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking;
2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking.

Het aspect bodem (bodemverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft.
Het aspect lucht (luchtverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht heeft die mogelijk in planologisch opzicht relevant is.

6. Verklaring gebruikte afkortingen

- : niet van toepassing / niet relevant
< : kleiner dan
> : groter dan
= : gelijk aan
cat. : categorie
e.d. : en dergelijke
i.e. : inwonereenheden
kl. : klasse
n.e.g. : niet elders genoemd
o.c. : opslagcapaciteit
p.c. : productiecapaciteit
p.o. : productieoppervlak
b.o. : bedrijfsoppervlak
v.c. : verwerkingscapaciteit
u : uur
d : dag
w : week
j : jaar
B : bodemverontreiniging
L : luchtverontreiniging
R : risico (Besluit externe veiligheid inrichting mogelijk van toepassing)
V : vuurwerkbesluit van toepassing

Bijlage 3 Lijst Van Bedrijven Functiemenging

Toelichting regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten

Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:

  • geluid;
  • geur;
  • stof;
  • gevaar (met name brand- en explosiegevaar).

Daarnaast kan de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.

Toepassing Lijst van Bedrijven 'functiemenging'

Algemeen

In de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) zijn twee Voorbeeldstaten voor milieuzonering opgenomen, namelijk de 'Voorbeeldstaat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen' en de ' Voorbeeldstaat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging'.

De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Lijst van Bedrijven 'functiemenging' (LvB 'functiemenging') is gebaseerd op de tweede Voorbeeldstaat in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). De LvB 'functiemenging' wordt gehanteerd in gebieden waar bedrijven of andere milieubelastende functies verspreid zijn gesitueerd tussen woningen en/of andere gevoelige functies. Onderstaand wordt hier meer in detail op ingegaan. Het gaat in dergelijke gebieden in het algemeen om relatief kleinschalige bedrijvigheid die op korte afstand van woningen kan worden toegestaan. De toelaatbaarheid van activiteiten wordt voor dergelijke gebieden in de VNG-publicatie (en de LvB 'functiemenging') bepaald met behulp van op deze situaties toegesneden toelatingscriteria.

Functiemengingsgebieden

In bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), wordt de LvB 'functiemenging' toegepast. Zoals in de VNG-publicatie reeds is aangegeven kan bij functiemengingsgebieden gedacht worden aan:

  • stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
  • horecaconcentratiegebieden;
  • zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen;
  • (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid.


Daarnaast kan ook in (delen van) woongebieden waar enige vorm van bedrijvigheid aanwezig of gewenst is de LvB 'functiemenging' worden toegepast.

Kenmerken van de activiteiten

De activiteiten in dergelijke gebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk van de activiteiten op een bedrijventerrein. Behalve in historisch gegroeide situaties gaat het in hoofdzaak om:

  • kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • bedrijven waarbij de productie en/of laad- en loswerkzaamheden alleen in de dagperiode plaatsvindt;
  • activiteiten die hoofdzakelijk inpandig geschieden.

De toegepaste Lijst van Bedrijven 'functiemenging'

De bovengenoemde criteria liggen mede ten grondslag aan de selectie van activiteiten die zijn opgenomen in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging'. In de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' zijn de aspecten geluid, geur, stof en gevaar en de index voor verkeersaantrekkende werking (zoals aangegeven onder het kopje 'Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering') in de categorisering opgenomen. Deze Lijst is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende Voorbeeldstaat uit de VNG-publicatie. Op twee punten is een andere werkwijze toegepast:

  1. 1. In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Lijst. In de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan. De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de regels en op de plankaart van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Lijst van Horeca-activiteiten). Toegevoegd zijn enkele regelmatig voorkomende bedrijfsactiviteiten die in de lijst van de VNG-publicatie niet specifiek zijn opgenomen, maar wel aan de genoemde criteria voldoen zoals een ambachtelijke glas-in-loodzetterij en caravanstalling. Voor aannemers, SBI-code 45, heeft een nadere specificatie van de activiteiten plaatsgevonden met bijbehorende categorie-indeling die is afgestemd op de verwachte milieueffecten van deze activiteiten.
  2. 2. In de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' is in de categorie-indeling een nader onderscheid gemaakt tussen categorie B1 en B2. Voor de toepassing in dit bestemmingsplan blijkt het onderscheid tussen categorie A en categorie B zoals beschreven in de VNG-publicatie te groot om de toelaatbaarheid van activiteiten voldoende af te kunnen stemmen op de kenmerken van de functiemengingsgebieden en het daarin te volgen beleid.

Categorie-indeling

Zoals in de VNG-publicatie is aangegeven kan, vanwege de bijzondere kenmerken van gebieden met enige vorm van functiemenging, niet worden gewerkt met een systematiek van richtafstanden en afstandsstappen: vanwege de zeer korte afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies is een dergelijke systematiek niet geschikt voor functiemengingsgebieden. De Lijst van Bedrijven 'functiemenging' hanteert vier categorieën A, B1, B2 en C met specifieke criteria voor de toelaatbaarheid die onderstaand uiteen zijn gezet.

Categorie A
Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.

Categorie B1
Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.

Categorie B2
Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden van woningen/andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan. Uitzondering hierop vormen binnenterreinen omringd door voornamelijk woningen: ook al zijn bedrijven bouwkundig afgescheiden van woningen, op deze locaties zijn hooguit categorie B1 bedrijven toegestaan.

Categorie C
Activiteiten genoemd onder categorie B2, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is.

Flexibiliteit

De Lijst van Bedrijven 'functiemenging' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal 1 categorie (dus bijvoorbeeld categorie B1 in plaats van A of categorie B2 in plaats van B1). Om te kunnen afwijken moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het college van burgemeester en wethouders kan afwijken en vestiging van een dergelijk bedrijf kan toestaan. Om te kunnen afwijken moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.

Lijst van afkortingen in de Lijst van Bedrijven "functiemenging":

- niet van toepassing of niet relevant
< kleiner dan
> groter
= gelijk aan
cat. categorie
e.d. en dergelijke
kl. klasse
n.e.g. niet elders genoemd
o.c. opslagcapaciteit
p.c. productiecapaciteit
p.o. productieoppervlak
b.o. bedrijfsoppervlak
v.c. verwerkingscapaciteit
u uur
d dag
w week
j jaar
SBI-CODE
1993
SBI-CODE
2008
OMSCHRIJVING
nummer CATEGORIE
01 01 - LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW
014 016 0 Dienstverlening ten behoeve van de landbouw:
014 016 2 - algemeen (onder andere loonbedrijven), b.o < 500 m² B1
014 016 4 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² B1
15 10, 11 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151 101, 102 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 101 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² B2
1552 1052 2 Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² B1
1581 1071 1 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 7.500 kg meel/week B1
1584 10821 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 10821 3 - cacao- en chocoladefabrieken, vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² B1
1584 10821 6 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² B1
1593 t/m 1595 1102 t/m 1104 Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke B1
17 13 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
174, 175 139 Vervaardiging van textielwaren B2
176, 177 139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen B2
18 14 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 141 Vervaardiging kleding van leer B2
20 16 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE
203, 204, 205 162 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² B2
205 162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken B1
22 58 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
2222.6 18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen B1
2223 1814 A Grafische afwerking A
2223 1814 B Binderijen B1
2224 1813 Grafische reproductie en zetten B1
2225 1814 Overige grafische activiteiten B1
223 182 Reproductiebedrijven opgenomen media A
24 20 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2442 2120 0 Farmaceutische productenfabrieken:
2442 2120 2 - verbandmiddelenfabrieken B1
26 23 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
2615 231 Glasbewerkingsbedrijven B2
262, 263 232, 234 0 Aardewerkfabrieken:
262, 263 232, 234 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW B1
267 237 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 237 2 - zonder breken, zeven en drogen indien p.o. < 2.000 m² B2
2681 2391 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken B2
28 25 - VERVAARDIGING EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/ TRANSPORTMIDDELEN)
281 251, 331 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² B2
284 255, 331 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m² B2
2852 2562, 3311 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m² B2
287 259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m² B2
30 26, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken, inclusief reparaties B1
33 26, 32, 33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke, inclusief reparaties B
36 31 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² A
362 321 Fabricage van munten, sieraden en dergelijke B1
363 322 Muziekinstrumentenfabrieken B1
3663.1 32991 Sociale werkvoorziening B1
40 35 - PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40 35 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 35 C1 - < 10 MVA B1
40 35 D0 Gasdistributiebedrijven:
40 35 D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A A
40 35 D4 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C B1
40 35 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40 35 E2 - blokverwarming B1
41 36 - WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER
41 36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 36 B1 - < 1 MW B1
45 41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID
45 41, 42, 43 3 Aannemersbedrijf met werkplaats, b.o. < 1.000 m² B1
50 45, 47 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 504 451, 452, 454 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven B1
5020.4 45204 B Autobeklederijen A
5020.5 45205 Autowasserijen B1
503, 504 453 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires B1
51 46 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
5134 4634 Groothandel in dranken C
5135 4635 Groothandel in tabaksproducten C
5136 4636 Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk C
5137 4637 Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen C
514 464, 46733 Groothandel in overige consumentenartikelen C
5148.7 46499 0 Groothandel in vuurwerk en munitie:
5148.7 46499 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton B1
5153 4673 0 Groothandel in hout en bouwmaterialen:
5153 5153 1 - algemeen C
5153 4673 2 - indien b.o. < 2.000 m² B1
5153.4 5153.4 4 Zand en grind:
5153.4 46735 6 - indien b.o. < 200 m² B1
5154 4674 0 Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 5154 1 - algemeen C
5154 4674 2 - indien b.o. < 2.000 m² B1
5156 4676 Groothandel in overige intermediaire goederen C
52 47 - DETAILHANDEL EN REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN
527 952 Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen) A
60 49 - VERVOER OVER LAND
6022 493 Taxibedrijven B1
6024 494 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² C
603 495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen B1
63 52 - DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER
64 53 - POST EN TELECOMMUNICATIE
641 531, 532 Post- en koeriersdiensten C
71 77 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711 7711 Personenautoverhuurbedrijven B2
712 7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's) C
713 773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen C
72 62 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 62 A Computerservice- en informatietechnologiebureaus en dergelijke A
72 58, 63 B Datacentra B1
73 72 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
732 722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek A
74 63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
7481.3 74203 Foto- en filmontwikkelcentrales C
7484.4 82992 Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke A
90 37, 38, 39 MILIEUDIENSTVERLENING
9001 3700 B Rioolgemalen B1
93 96 - OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.3 96013 A Wasverzendinrichtingen B1

Bijlage 4 Lijst Van Horeca-activiteiten

Toelichting Lijst van Horeca-activiteiten

Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening kan, in verband met de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen, in het bestemmingsplan of een beheersverordening bij het toelaten van horecabedrijven aan de hand van ruimtelijk relevante criteria als aard, omvang en parkeerdruk een onderscheid gemaakt worden in categorieën horecabedrijven. Deze categorieën zijn vastgelegd in het op
18 juni 2012 in werking getreden Ontwikkelingskader horeca Utrecht 2012 en overgenomen in onderstaande Lijst van Horeca-activiteiten.

In de Lijst van Horeca-activiteiten is een functionele differentiatie in 'harde' tot 'zachte' typen van horecabedrijven opgenomen. De regeling geeft een kwalitatieve beperking ten aanzien van het type horecabedrijf dat zich mag vestigen in de woonomgeving. De regeling beoogd de nadelige invloeden van de vestiging van horecabedrijven op het woon- en leefklimaat in de omgeving te voorkomen.

De Lijst van Horeca-inrichtingen kent een indeling in vier categorieën. De categorieën van A tot en met D lopen af in de zwaarte van de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen. In geval van meerdere soorten activiteiten in één inrichting telt de activiteit in de zwaarste categorie voor de type-indeling van de inrichting.

De volgende categorieën van horecabedrijven zullen voortaan worden onderscheiden met als uitgangspunt hun invloed op het woon- en leefklimaat:

categorie A1 discotheek, bar-dancing
categorie A2 zaalverhuur
categorie B café, bar, brasserie
categorie C cafetaria, snackbar, grill-room, fastfood-restaurant, automatiek, snelbuffet
categorie D1 restaurant, bistro, crêperie
categorie D2 lunchroom, ijssalon, koffiebar, koffie/theehuis


Onderscheid café-disco

Het verschil tussen een café en een disco zit in het gelegenheid geven tot dansen als wezenlijk onderdeel van de inrichting.

Onderscheid cafetaria-snackbar

Het verschil tussen een lunchroom en een cafetaria/snackbar zit in het feit dat cafetaria al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren verstrekt. Het betreft hier laagdrempelige inrichtingen met veel in- en uitgaande bewegingen, die veelal laat open zijn. Deze zaken zijn hoofdzakelijk ingericht voor het meenemen dan wel snel nuttigen ter plaatse van etenswaren. De aantasting van het woon- en leefklimaat wordt vooral veroorzaakt door afval op straat van buiten de inrichting geconsumeerde spijzen en de daarbij behorende stank- en geluidsoverlast.

Afhaalcentrum

Een afhaalcentrum valt bestemmingsplantechnisch onder de detailhandelsfunctie. Hierbij kan worden gedacht aan een pizzeria die enkel pizza's verkoopt en geen gelegenheid biedt om ter plaatse de pizza te nuttigen. Ook hier geldt dat het horeca-aspect een ondergeschikt deel uitmaakt van het geheel. Hiermee wordt voorkomen dat het probleem van branchevervaging leidt tot het vestigen van winkelfuncties die in de loop van de tijd veranderen in horecafuncties.

Definitie van een afhaalcentrum: 'detailhandelsvestiging met een horeca-exploitatievergunning op grond van de horeca-exploitatieverordening Utrecht'.

Additionele horeca

Bij additionele horeca gaat het om horeca-activiteiten die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie die ter plaatse is toegestaan. Deze activiteiten worden juridisch-planologisch gezien niet onder de functie 'horeca' begrepen, maar gerekend tot de bestemming van de hoofdfunctie van de instelling waar sprake is van sociaal-culturele, maatschappelijke, en (sportief-) recreatieve doeleinden. Hiermee worden onder meer bedoeld de kantines bij buurthuizen, scholen en sportfaciliteiten, of horecavoorzieningen bij musea en dergelijke.

Bij additionele horeca gaat het erom dat:

  • de uitstraling van deze horeca moet passen bij de hoofdfunctie. Passend betekent dat deze horeca hoort bij de hoofdfunctie en open is tijdens de openingstijden van de hoofdfunctie. Daar bij is het niet toegestaan dat de additionele horecaruimte wordt verhuurd of anderszins in gebruik wordt gegeven aan derden ten behoeve van feesten en partijen;
  • de gelegenheid ondergeschikt moet zijn aan de hoofdfunctie en de hoofdfunctie moet ondersteunen. Ondersteunend wil zeggen dat de additionele horeca de kwaliteit van de hoofdfunctie vergroot of completeert. Ondergeschikt betekent dat er duidelijk sprake moet zijn van een waarneembare ondergeschiktheid van de horecafunctie, waarbij een percentage van 30% van de bebouwde vloeroppervlakte van de hoofdfunctie absoluut als maximum geldt. Dit maximum geldt voor kleinschalige functies; voor grootschalige functies kan door de gemeente een maximumomvang in vierkante meters worden vastgesteld. Er moet duidelijk sprake zijn van een waarneembare ondergeschiktheid van de horecafunctie qua vloeroppervlak, inzet van personeel en onderdeel van de begroting;
  • de horeca niet zelfstandig mag worden uitgeoefend of toegankelijk los van de hoofdfunctie. Wanneer sprake is van zelfstandige toegankelijkheid of van uitoefening los van de hoofdfunctie, is er geen directe relatie meer met de hoofdfunctie, maar gaat het om zelfstandige horeca-activiteiten die vallen onder de horecacategorieën.


Detailhandel met horeca

In de detailhandel is een groeiende behoefte aan ondersteunende horeca. Hierbij moet worden gedacht aan een winkel waar een klein deel van het vloeroppervlak gebruikt wordt voor het nuttigen van ter plaatse bereide en verkochte etenswaren. Om dit te kunnen faciliteren kan bij de bestemming detailhandel in de regels een afwijkingsbevoegdheid worden opgenomen op basis waarvan ondergeschikte horeca mogelijk wordt gemaakt, onder de volgende voorwaarden:

  • het horecadeel mag niet direct vanaf de straatzijde zichtbaar zijn en het pand moet het aanzicht behouden van een winkel;
  • voor winkels tot 1.000 m2 bvo geldt in principe een maximale ratio tussen horeca en publiekstoegankelijke winkelvloeroppervlak van 30:70 en er moet een directe relatie zijn met de producten die in de winkel verkocht worden; het gaat primair om het proeven van producten die in de winkel worden verkocht;
  • voor winkels boven de 1.000 m2 bvo geldt dat een ondersteunende horecafunctie kan worden toegestaan tot maximaal 20% van het bebouwd oppervlak; dit geldt ook voor de non-food, zoals kledingwinkels, boekwinkels, schoenenzaken et cetera;
  • de vestiging moet zich houden aan de algemene gehanteerde winkeltijden.

Coffeeshops

Coffeeshops worden gereguleerd middels de Algemene Politieverordening (APV). In de Lijst van Horeca-activiteiten vallen coffeeshops in de horecacategorie D. In de APV is de regulering van coffeeshops opgenomen die voorziet in maximaal aantal gedoogde vestigingen. De vestigingsvereisten zijn vastgelegd in het Cannabisbeleid.

Lijst van Horeca-activiteiten

Voor de toepassing van deze Lijst van Horeca-inrichtingen wordt onder een horecabedrijf het volgende begrepen: een bedrijf of instelling waar:

  • bedrijfsmatig drank en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, en/of;
  • bedrijfsmatig zaal accommodatie wordt geëxploiteerd.
Categorie: Inrichting: Activiteiten:
A1 discotheek
bardancing
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek en het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van drank en kleine etenswaren, alsmede de verstrekking van (alcoholhoudende) drank ter plaatse, al dan niet met levende muziek en al dan niet met kleine etenswaren.

Het accent ligt op het ten gehore brengen van muziek en het gelegenheid geven tot dansen.
A2 zaalverhuur Een horecabedrijf dat voorziet in zaalverhuur voor grootschalige, besloten feesten zoals bruiloften. Al dan niet met muziek, verstrekking van (alcoholhoudende) drank en etenswaren.
B café
bar
brasserie
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (alcoholhoudende) drank voor consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden. Mogelijkheid tot dansen in het weekend.

Het accent ligt op de verstrekking van drank.
C cafetaria
snackbar
grill-room
fastfoodrestaurantautomatiek
snelbuffet
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholvrije drank.

Het accent ligt op de verstrekking van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide, kleine etenswaren.
D1 restaurant
bistro
crêperie
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije drank. Geen dansen na restauranttijden.

Het accent ligt op de verstrekking van etenswaren voor consumptie ter plaatse.
D2 lunchroom
ijssalon
koffiebar
koffie-/theehuis
Een horecabedrijf waarbij de bedrijfsactiviteiten zijn gericht op het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en drank, en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied (centrumgebied) en geheel of overwegend is gebonden aan c.q. ondersteunend is voor de (winkel)functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en de ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied.

Daghoreca gebonden aan de openingstijden zoals die gelden voor detailhandel, conform de winkeltijdenwet en de gemeentelijke regelgeving aangaande winkeltijden.

Bijlage 5 Geluidsonderzoek Hov Utrecht Tram Om De Zuid

Bijlage 5 Geluidsonderzoek HOV Utrecht Tram om de Zuid

Bijlage 1 Toetsing En Verantwoording Externe Veiligheid

Bijlage 1 Toetsing en verantwoording externe veiligheid

Bijlage 2 Kwantitatieve Risicoanalyse Utrecht Oost

Bijlage 2 Kwantitatieve risicoanalyse Utrecht Oost

Bijlage 3 Kwantitatieve Risicoanalyse Lpg Herculesplein

Bijlage 3 Kwantitatieve risicoanalyse LPG Herculesplein

Bijlage 4 Nota Van Vooroverleg

Bijlage 4 Nota van vooroverleg