Smakkelaarsveld, Binnenstad
Bestemmingsplan - Utrecht
Onherroepelijk op 15-10-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 (raam)prostitutiebedrijf:
een prostitutiebedrijf waar het werven van klanten gebeurt vanuit de werkruimte door prostituees die zichtbaar zijn vanaf een openbare plaats;
1.2 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:
beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend waarvan de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en degene die het beroep of het bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is;
hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: een detailhandelsvestiging, een afhaalzaak, een horecabedrijf, een belhuis en een (raam)prostitutiebedrijf; hieronder wordt wel verstaan: een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 additionele horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit bij een hoofdfunctie, niet zijnde horeca, waarbij de additionele horeca-activiteiten passen bij de hoofdfunctie qua uitstraling, dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie.
1.6 afhaalzaak:
een specifieke vorm van detailhandel waar in hoofdzaak kant en klare maaltijden en kleine etenswaren, alsmede alcoholvrije drank en consumptie-ijs worden verkocht voor directe consumptie anders dan ter plaatse.
1.7 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.8 antennedrager:
Antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.9 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning op grond van de Monumentenwet 1988 beschikt.
1.10 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.11 atelier:
werkplaats in het bijzonder voor kunstenaars waarbij tevens kunstwerken tentoongesteld en verkocht kunnen
worden.
1.12 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.13 bebouwingspercentage:
het met een aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en bijbehorende bouwwerken.
1.14 bed & breakfast:
het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs) woning.
1.15 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, produceren, bewerken/herstellen, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.16 besluit Hogere waarde:
besluit waarin de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting op grond van de Wet geluidhinder is vastgesteld.
1.17 bestaand bouwwerk:
een bouwwerk, dat op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan is of wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of de Woningwet.
1.18 bestaand gebruik:
het op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan aanwezige gebruik.
1.19 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.20 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0344.BPSMAKKELAARSVELD-0601 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.21 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.22 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.23 bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en hoort bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.24 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.25 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.26 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, kap en/of bijzondere bouwlaag.
1.27 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.28 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.29 brutovloeroppervlak:
de totale binnen een gebouw beschikbare vloeroppervlakte, inclusief de verdiepingen.
1.30 culturele voorzieningen:
voorzieningen gericht op kunst, ontspanning, vrijetijdsbesteding en vermaak, zoals theaters, bioscopen, musea, ateliers en muziekcentra.
1.31 dak:
een bovenbeëindiging van een gebouw.
1.32 dakopbouw:
een ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals trappenhuizen, luchtbehandelings- en liftinstallaties.
1.33 dienstverlening:
dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent, gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus e.d.. Hieronder worden niet verstaan belhuizen.
1.34 evenementen:
grootschalige, periodieke en/of meerdaagse manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen, thematische markten.
1.35 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.36 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.37 kelder:
het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat geheel onder het (straat)peil is gelegen.
1.38 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.39 peil:
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
- b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het
aansluitende afgewerkte maaiveld; - c. voor gebouwen die grenzen aan een dijk: de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van het bouwwerk.
1.40 plan:
het bestemmingsplan Smakkelaarsveld, Binnenstad van de gemeente Utrecht.
1.41 pleziervaartuig:
elk vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport, met uitzondering van een surfplank.
1.42 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, dan wel meerdere besloten ruimten in elkaars directe nabijheid, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen, al dan niet met een ander, tegen vergoeding worden verricht. Hieronder wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, raamprostitutiebedrijf of sekstheater, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.43 vergader- en congresfaciliteiten:
voorzieningen ten behoeve van het bedrijfsmatig organiseren van vergaderingen en congressen.
1.44 Verordening op de Archeologische Monumentenzorg:
de sedert 22 december 2009 van kracht zijnde Verordening op de Archeologische Monumentenzorg van de gemeente Utrecht.
1.45 voorgevel:
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.46 voorgevelrooilijn:
De lijn die wordt bepaald door de naar het openbaar toegankelijk gebied (zoals de weg, openbaar groen of water) gekeerde voorgevel of het verlengde daarvan, van een hoofdgebouw.
1.47 Wgh- inrichtingen:
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.48 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.49 woonboot:
elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning.
1.50 zendmast:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop antenne-installaties worden geplaatst.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, tot een maximaal oppervlak van 22.000 m2 bvo;
- b. gebouwde (fiets)parkeervoorzieningen;
- c. de bij de bestemming behorende verkeers-, en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, addiotionele horeca, expeditie, water(beheer), terrassen, tuinen, erven en terreinen.
Met dien verstande dat:
- d. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoer' tevens zijn bestemd voor (hoogwaardig) openbaar vervoer.
3.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
3.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, gazons en beplantingen;
- b. fiets-en voetpaden;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. speelvoorzieningen;
- e. trappartijen;
- f. water, waterbeheer en waterberging;
- g. bermen en bermsloten;
- h. onderhoudspaden en -stroken ten behoeve van de aangrenzende bestemming(en);
- i. de bij de bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, duikers, bruggen en faunapassages.
Met dien verstande dat:
- j. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsenstalling' tevens zijn bestemd voor fietsenstallingen.
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Verkeer - Openbaar Vervoer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Openbaar Vervoer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een hoogwaardige openbaarvervoerbaan (HOV-baan), in de vorm van een tram- en busbaan;
- b. verkeerswegen;
- c. fiets- en voetgangersoversteekplaatsen;
- d. de bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, water(beheer), nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en kunstwerken.
Met dien verstande dat:
- e. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van openbaar vervoer - trambaan - uitgesloten' niet gebruikt mogen worden ten behoeve van trambanen;
- f. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer' tevens gebruikt mogen worden voor railverkeer.
5.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 20m2 per gebouw;
- b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter;
- c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ter geleiding, begeleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 3 meter bedragen;
- d. in afwijking van het bepaalde genoemd onder c. mag de bouwhoogte van vlaggemasten niet meer dan 6 meter bedragen.
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verkeers- en verblijfsgebied voor langzaam verkeer;
- b. waterstaatkundige voorzieningen, waterbeheer en waterberging;
- c. groenvoorzieningen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen;
- f. evenementen;
- g. expeditieverkeer;
- h. bij de bestemming behorende wegen, voet- en fietspaden, geluidwerende voorzieningen, fietsenstallingen, kunstwerken, nutsvoorzieningen, facilitaire en technische ruimten, kabels, leidingen en water.
6.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
- a. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m² per gebouw;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter;
- c. het bepaalde onder b geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer.
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied (Voorlopig)
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied (voorlopig)' aangewezen gronden zijn uiterlijk vijf jaar na vaststelling van dit bestemmingsplan bestemd voor:
- a. fietsparkeervoorzieningen;
- b. verkeers- en verblijfsgebied voor langzaam verkeer;
- c. groenvoorzieningen;
- d. bij de bestemming behorende kunstwerken, nutsvoorzieningen, facilitaire en technische ruimten, kabels, leidingen.
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Waarde - Archeologie
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting.
8.2 Specifieke gebruiksregels
Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen, het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg.
Artikel 9 Water
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterhuishouding;
- b. waterstaatkundige voorzieningen, waterbeheer en waterberging;
- c. waterlopen met bijbehorende taluds en oevers;
- d. verkeer te water;
- e. groenvoorzieningen;
- f. kunstwerken en kademuren;
- g. bruggen ten behoeve van langzaam verkeer.
Met dien verstande dat:
- h. ter plaatse van de aanduiding 'brug' de gronden tevens bestemd zijn voor kruisingen met OV-verkeer.
9.2 Bouwregels
- a. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
- b. Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd waarvan de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 5 meter mag bedragen;
- c. het bepaalde onder b geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer.
9.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden te gebruiken of te laten gebruiken als ligplaats voor woonschepen.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Algemene Regels
Voor het realiseren of wijzigen van een geluidsgevoelige bestemming dient vast te staan dat de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder of de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting (hogere waarde), ingevolge het besluit Hogere waarde met inachtneming van de in dit besluit gestelde voorwaarde(n), niet overschrijdt.
Artikel 11 Algemene Bouwregels
- a. Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappenhuizen, hellingbanen, entreeportalen, veranda's en afdaken en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter;
- b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde genoemd onder a. voor het overschrijden van bouw- en/of bestemmingsgrenzen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels door tot gebouwen behorende balkons, afdaken, erkers en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter en waarbij de vrije hoogte tot aan het peil minimaal 2,2 meter bedraagt;
- c. de regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende bepalingen:
- 1. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- 2. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- 3. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdstransportleidingen;
- 4. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- 5. de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels voor het toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsregels voor het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen;
- d. het overschrijden van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor het plaatsen van hekwerken of borstweringen ten behoeve van dakterrassen, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte met niet meer dan 1,50 meter mag worden overschreden;
- e. de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- f. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
- g. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals liftkokers, trappenhuizen, lichtkappen.
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %;
- 3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet voor een periode van maximaal 5 jaar;
- 2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- 3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- 4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Smakkelaarsveld, Binnenstad.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Utrecht wil haar Stationsgebied herontwikkelen. De uitgangspunten hiervoor zijn vastgelegd in het Masterplan Stationsgebied (vastgesteld in 2004) en het Structuurplan Stationsgebied (vastgesteld in 2006).
De herontwikkeling van het Stationsgebied is gericht op de ontwikkeling van een hoogwaardig, multimodaalopenbaar vervoersknooppunt in combinatie met een toplocatie voor werken, wonen en voorzieningen. Conform Masterplan is het Smakkelaarsveld de poort naar de oude stad; enerzijds een prettige verblijfsplek aan het water die het begin van het centrum van Utrecht markeert, anderzijds een drukke knoop waar vele routes samenkomen.
De besluitvorming omtrent de herontwikkeling van het Smakkelaarsveld kent een intensieve historie, waarbij op 24 november 2012 door de Raad is besloten te kiezen voor de ontwikkeling van een multifunctioneel gebouw op het Smakkelaarsveld met ruimte voor een nieuwe centrale bibliotheek, een voorziening met filmzalen, woningbouw en gebouwde parkeerplaatsen. Het bestemmingsplan maakt daarnaast een herinrichting van het openbaar gebied mogelijk waarbij de (HOV)verkeersstromen beter ingepast worden en tevens ruimte ontstaat voor het inpassen van een groene inrichting van de openbare ruimte en herstel van de Leidsche Rijn.
1.2 Doelstelling
De hoofddoelstelling van het bestemmingsplan is de beoogde herontwikkeling van het Smakkelaarsveld planologisch-juridisch mogelijk te maken. Het plan richt zich daarnaast op beheer van de bestaande situatie en het vastleggen van de functionele en ruimtelijke structuur.
In het plan zijn de wijzigingen in de wet- en regelgeving en het beleid van de verschillende overheden op het gebied van de ruimtelijke ordening, die zich in de loop van de tijd hebben voorgedaan, verwerkt. Met dit bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij recent tot stand gekomen bestemmingsplannen binnen de gemeente, om de uniformiteit van bestemmingen en regelgeving te bevorderen.
1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het Smakkelaarsveld ligt globaal tussen de Daalse Kwint, de (toekomstige) Catharijnesingel, winkelcentrum Hoog Catharijne, Stationsplein Oost en het spoor. De plangrens sluit globaal aan op de plangrenzen van de bestemmingsplannen Stadskantoor en OV-terminal, Catharijnesingel en Nieuw Hoog Catharijne.
Afbeelding 1: Begrenzing plangebied
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
Binnen het gebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:
Bestemmingsplan | Vastgesteld door raad | Goedgekeurd door GS | |
Spoorverdubbeling Utrecht c.s. Blauwkapel | 22 februari 1990 | 20 mei 1992 | |
Smakkelaarsveld | 14 november 1985 | 16 december 1986 | |
Hoog Catharijne | 20 februari 1969 | 3 april 1970 | |
Stadskantoor en OV-terminal | 29 juni 2010 |
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 bevat de beschrijving van de relevante beleidskaders In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de bestaande situatie. Onder andere de ruimtelijke structuur, de historische ontwikkeling van het gebied en de beschrijving van de aanwezige functies worden hier beschreven. In hoofdstuk 4, de planbeschrijving, worden de mogelijkheden die het plan biedt aan de toekomstige ontwikkelingen beschreven. De diverse noodzakelijke onderzoeken ten aanzien van bijvoorbeeld milieuaspecten komen in hoofdstuk 5 aan bod. Hoofdstuk 6 gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 7 komt de juridische toelichting op de planregels aan bod.
Hoofdstuk 2 Relevante Beleidskaders
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het ruimtelijke beleidskader. De voorgenomen ontwikkeling moet passen in het (toekomstig) ruimtelijk beleid. Dit beleid is grotendeels terug te vinden in het Structuurplan Stationsgebied. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling in dit hoofdstuk een complete samenvatting te geven van al het relevante beleid op de verschillende niveaus. Uitsluitend de meest relevante of nieuwe beleidskaders zijn in dit hoofdstuk en samengevatte vorm weergegeven.
2.2 Rijksbeleid
Nota Ruimte (2006)
De Nota Ruimte is in januari 2006 door de Eerste Kamer aangenomen. Inhoudelijk heeft de nota het adagium: 'decentraal wat decentraal kan, centraal wat centraal moet'. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat in Nederland ter beschikking is.
Centraal staat het bundelen van verstedelijking en economische activiteiten. Dit betekent dat nieuwe bebouwing grotendeels geconcentreerd tot stand komt in bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. Het Rijk wil verstedelijking en infrastructuur zoveel mogelijk bundelen in nationale stedelijke netwerken, economische kerngebieden en hoofdverbindingsassen.
Gemeente Utrecht maakt deel uit van het grootste nationaal stedelijk netwerk in Nederland: "Randstad Holland". Doelstelling van het rijk is om de internationale concurrentiepositie van de Randstad als geheel te versterken. Binnen het nationaal stedelijke netwerk Randstad Holland zijn drie economische kerngebieden gelegen: de Noordvleugel, de Zuidvleugel en de regio Utrecht. Belangrijke bestaande kwaliteiten van het economisch kerngebied Utrecht, die behouden en versterkt moeten worden, zijn:
- Regio Utrecht als centraal knooppunt van infrastructuur;
- Regio Utrecht als broedplaats van kennis en talent;
- Regio Utrecht als belangrijk centrum van nationaal georiënteerde zakelijke dienverlening en maatschappelijke organisaties.
De ruimte die in het bestaand stedelijk gebied (verouderde bedrijventerreinen en wijken) aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt door revitalisering, herstructurering en transformatie.
Conclusie
De herontwikkeling van het Smakkelaarsveld waarbij sprake is van meervoudig ruimtegebruik ligt in lijn met het ingezette beleid uit de Nota Ruimte. De vernieuwing van het gebied zorgt voor een versterking van de huidige stedelijke kwaliteit van het centrum van Utrecht.
Structuurvisie Randstad 2040 (2008)
Het ministerie van VROM heeft in samenwerking met bestuurders van de Randstad een structuurvisie Randstad 2040 opgesteld. Het kabinet heeft de structuurvisie op 5 september 2008 vastgesteld.
De ambitie is om de Randstad tot een duurzame en concurrerende Europese topregio te ontwikkelen. Het kabinet maakt ruimtelijke keuzes voor de ruimtelijke ontwikkeling van de Randstad vanuit vier leidende principes:
Principe 1: leven in een veilige, klimaatbestendige en groenblauwe delta;
Principe 2: kwaliteit maken door een sterkere wisselwerking tussen groen, blauw en rood;
Principe 3: wat internationaal sterk is, sterker maken;
Principe 4: krachtige duurzame steden en regionale bereikbaarheid.
Veilige, klimaatbestendige en groenblauwe delta
Als basiswaarde voor toekomstige ontwikkelingen wil het Rijk anticiperen op de klimaatverandering. Voor het waarborgen van de veiligheid wordt ingezet op het drieluik van 1) preventieve maatregelen (investeren in waterkeringen en het watersysteem), 2) een duurzame ruimtelijke planning en 3) een verbeterde rampen-bestrijdingsorganisatie. Een robuustere, groenblauwe delta met grotere eenheden en beter onderling verbonden moet de ruimte bieden om deze opgaven mogelijk te maken, meer differentiatie en kwaliteit opleveren en meer bepalend zijn voor de verstedelijking.
Wisselwerking groen, blauw en rood
Principe 2 zet in op meer diversiteit in woon-, werk- en verblijfsmilieus door combinaties van water, natuur, landschap, cultuurhistorie, wonen en werken te stimuleren. Binnen de grote groenblauwe delta kiest het kabinet voor een gedifferentieerdere aanpak: bescherming (landschap, natuur) én ontwikkeling (combinaties van groen, rood en blauw) van de groenblauwe structuur.
(Inter)nationale topfuncties
Met principe 3 'Wat internationaal sterk is, sterker maken' wordt gedoeld op het benutten en versterken van (inter)nationale topfuncties die de Randstad te bieden heeft. Voor de stad Utrecht zet het kabinet zich in op:
- Versterken van de nationale potenties van Utrecht als draaischijf en kennisstad
- Versterken van de hoogwaardige economische clusters rond de universiteit
'Revival' van de stad
Principe 4 omvat het verstedelijkingsbeleid. Het kabinet kiest bovenal voor een kwaliteitsstrategie. Daarbij hoort een verdichtingsstrategie voor wonen, werken en voorzieningen. Koppeling van verstedelijking en bereikbaarheid op regionaal niveau biedt kansen voor opschaling van de woningmarkt en arbeidsmarkt en kansen om agglomeratievoordelen beter te benutten.
Conclusie
Met name principe 4 uit de Structuurvisie Randstad is van toepassing op dit bestemmingsplan aangezien dit plan een revitalisering van het Smakkelaarsveld mogelijk maakt, waarbij sprake is van meervoudig ruimtegebruik en verdichting.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en daarmee van kracht geworden. De SVIR vervangt de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040.
In de Structuurvisie gooit het Rijk het roer om. Het uitgangspunt is om meer over te laten aan provincies en gemeenten: minder nationaal belang en eenvoudigere regelgeving.
Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk- economische structuur van Nederland;
- Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Het Rijk wil samen met de decentrale overheden het openbaar vervoersysteem vanuit de behoefte van de reiziger inrichten, zodat verschillende systemen van openbaar vervoer (bus, regionaal openbaar vervoer en spoor) en het voor- en natransport beter op elkaar aansluiten.
Naast de drie hoofddoelen voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland is het Rijk verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.
Conclusie:
De ontwikkelingen in het stationsgebied, waaronder Smakkelaarsveld sluiten aan bij de ladder voor duurzame verstedelijking en het uitgangspunt om het openbaar vervoer te optimaliseren. De uitvoering en inpassing is een taak van de regio en de gemeente.
2.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
Streekplan (structuurvisie) Provincie Utrecht 2005-2015 (2004)
Op 23 juni 2008 hebben Gedeputeerde Staten van Utrecht de Beleidslijn nieuwe Wro vastgesteld. Doel van deze beleidslijn is om, na inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008, slagvaardig het Streekplan Utrecht 2005-2015 als beleidskader te kunnen blijven toepassen. Met de Beleidslijn wordt de inzet van de nieuwe Wro-instrumenten vastgelegd. Met nadruk geldt dat deze Beleidslijn géén nieuw beleid bevat. Het Streekplan Utrecht is van rechtswege omgezet in een structuurvisie en blijft onverminderd gelden.
De provincie geeft in het streekplan aan dat het ruimtelijk beleid voor een belangrijk deel is ingegeven door het principe van beheerste groei. Gedeputeerde Staten wil zo de aantasting van waardevolle en kwetsbare open ruimte door nieuwe verstedelijking zoveel mogelijk vermijden. Ook willen zij de contrastwerking tussen stad en land versterken. In verband daarmee is het gewenst om nieuwe bouwmogelijkheden binnen het bestaande stedelijk gebied goed te benutten. Beleidsmatig is dit vertaald in een ruimtelijke afbakening van het stedelijk gebied door rode contouren.
In het streekplan wordt gesteld dat Utrecht het knooppunt is in het nationaal netwerk van infrastructuur en een historische binnenstad heeft met een internationale allure. Belangrijke uitgangspunten zijn het opvoeren van de stedelijke kwaliteiten en het intensiveren, transformeren en inbreiden. De omgeving van het centraal station en de belangrijkste stadstoegangswegen geven kansen om door toevoeging van beeldbepalende stedenbouwkundige elementen de stedelijke allure van de stad Utrecht te benadrukken.
Conclusie:
Het plangebied Smakkelaarsveld is gelegen in het stedelijk gebied en is op de plankaart van het streekplan aangeduid als locatie voor 'inbreiding'. De beoogde herontwikkeling van het Smakkelaarsveld betreft een zorgvuldige ruimtelijke ontwikkeling waarbij veel aandacht is besteedt aan efficiënt, intensief, meervoudig en duurzaam gebruik van de ruimte en past hierdoor in de uitgangspunten die zijn geformuleerd in het Streekplan.
Ontwerp Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (2013-2028) en verordening
De Provincie is bezig met de voorbereiding van een nieuwe structuurvisie. Bij de structuurvisie behoort ook een Provinciale Verordening. Hierin is aangegeven dat bij een ruimtelijk plan dat ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt inzicht gegeven moet worden in het aantal verkeersbewegingen.
Ten aanzien van de vitale dorpen en steden heeft de provincie het volgende aangemerkt als provinciaal belang:
- Realiseren van voldoende en op de behoefte aansluitend woningaanbod, met een accent op binnenstedelijke ontwikkeling.
- Een vitale en innovatieve regionale economie, met voldoende en diverse vestigingsmogelijkheden.
- Optimaal gebruik van de binnenstedelijke ruimte.
- Een goede bereikbaarheid voor woon-, werk- en vrijetijds- locaties.
Conclusie:
De ontwikkeling van het stationsgebied, waaronder Smakkelaarsveld is aangemerkt als een project waarbij een provinciaal belang aanwezig is. Verder stelt de structuurvisie of verordening geen specifieke eisen aan de ontwikkeling.
Regionaal Structuurplan (2005)
Bestuur Regio Utrecht heeft in 2005 het Regionaal Structuurplan (RSP) vastgesteld waarin in grote lijnen is weergegeven hoe de regio Utrecht zich in de komende jaren moet gaan ontwikkelen op het gebied van wonen, werken, groen en bereikbaarheid. In de Wet ruimtelijke ordening is het instrument regionaal structuurplan niet langer opgenomen. Het huidige RSP heeft onder de nieuwe wet dezelfde status gekregen als een provinciale structuurvisie. De inhoud van het door de samenwerkende gemeenten vastgestelde RSP blijft geldig tot 2015.
Het centrale thema van het plan is beheerste dynamiek. Via het principe beheerste dynamiek moet sturing gegeven worden aan de verstedelijkingsdruk om te komen tot een evenwichtige ontwikkeling.
Op de plankaart RSP Utrecht 2005-2015 is Utrecht centrum aangegeven als kerngebied. Kerngebieden zijn gebieden met een belangrijke functie als (onderdeel van de) economische motor van de regio. Ontwikkeling van nieuwe bedrijvigheid en bereikbaarheidsmaatregelen in deze gebieden hebben prioriteit ten opzichte van andere gebieden. Het stationsgebied is specifiek aangeduid als OV knooppunt. In het RSP is het Stationsgebied Utrecht als één van de prioritaire projecten in de regio Utrecht aangewezen. Op de met het openbaar vervoer goed bereikbare plekken wordt dubbel grondgebruik en de menging van functies gestimuleerd door naast intensieve vormen van werkgelegenheid ook voorzieningen en woningen op en nabij knooppunten te concentreren.
Conclusie:
Herontwikkeling van het Smakkelaarsveld gelegen nabij het station en de binnenstad van Utrecht past binnen het beleid uit het RSP. De locatie is (vanaf Stationsplein Oost) zeer goed bereikbaar middels het openbaar vervoer waarbij daarnaast sprake is van een multifunctioneel gebruik van de gronden.
Regionaal Verkeers- en Vervoerplan 2005-2015
Het Bestuur Regio Utrecht (BRU) is als Kaderwetgebied verantwoordelijk voor het regionale verkeers- en vervoerbeleid in de Utrechtse regio. Vanwege voortdurende veranderingen in economie en verkeer is het nodig het beleid eens in de één à twee jaar bij te stellen. Daarnaast is het BRU op grond van de Planwet verkeer en vervoer verplicht om een Regionaal Verkeers- en Vervoerplan (RVVP) op te stellen. Het BRU werkt daarbij nauw samen met provincie en gemeenten.
Het Regionaal Verkeers- en Vervoerplan concentreert zich rond drie thema's: bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid. Het BRU pleit voor 'beheerste mobiliteit', in overeenstemming met de 'beheerste dynamiek' die het BRU voor ogen staat in het Regionaal Structuurplan. Dit betekent dat het BRU zich uitspreekt tegen het ongelimiteerd faciliteren van de vraag naar verkeer en vervoer en uitdrukkelijk kiest voor selectieve bereikbaarheid.
Conclusie:
De beoogde herontwikkeling van het Smakkelaarsveld maakt onderdeel uit van de integrale (gebiedsgerichte) herontwikkeling van het gehele Utrechtse Stationsgebied. Gezien de uitstekende bereikbaarheid van het plangebied Smakkelaarsveld, de realisatie van een HOV-baan en de voorgenomen kwaliteitsimpuls ligt het bestemmingsplan in lijn met de ingezette beleidslijn uit het Regionaal Verkeers- en Vervoerplan.
Beleidsprogramma Vrije Tijd 2009-2012 (2009)
De provincie Utrecht wil met het Beleidsprogramma Vrije Tijd 2009-2012 de positie van Utrecht als publieksbestemming voor vakanties, dagtochten en zakelijk toerisme versterken. Het programma is uitgewerkt in drie programmalijnen:
- 1. versterking van het cultuur- en zakelijk profiel
- 2. versterking van de vitaliteit van de vrijetijdsbranche
- 3. verbetering van de ruimtelijke kwaliteit
Het beleidsprogramma benoemt zes thema's, waarbij projecten zijn geclusterd:
- Marketing en promotie: professionalisering van de bovenlokale marketing- en promotiefunctie. Stichting Utrecht Toerisme & Recreatie (UTR) geldt als de belangrijkste uitvoerder van marketing- en promotietaken van de provincie;
- Evenementen: focus van het evenementenbeleid richt zich op evenementen in de zogenoemde categorieën 1 (bijv. de Vrede van Utrecht, het Europees Jeugd Olympisch festival 2013) en categorieën 2 (evenementen door derden geörganiseerd, zoals het Filmfestival en de Jaarbeurs Marathon);
- Merklocaties: Utrecht sterker neerzetten als vernieuwende historische bestemming door het onderscheidend aanbod van cultuurtoppers in stad en regio de komende jaren meer te benadrukken;
- Innovatie en monitoring: verhogen van de innovatiegraad van de Utrechtse economie en zo een grotere economische groei te bewerkstelligen;
- Recreatie in landelijk gebied: verder versterken van de toeristisch-recreatieve kwaliteiten om zoveel mogelijk aan de toerstisch-recreatieve behoefte van de inwoners en bezoekers te kunnen voldoen. Hiervoor is een kwantitatieve en vooral kwalitatieve inhaalslag nodig;
- Recreatieve routes: uitvoering van landelijke routenetwerkprojecten, boerenlandroutes en regionale routenetwerken. De regionale routenetwerken haken zoveel mogelijk aan op kooppunten en bestaande regionale netwerken.
Conclusie:
Met de herontwikkeling van het Smakkelaarsveld zal de ruimtelijke kwaliteit en belevingswaarde van het gebied toenemen. Het vernieuwde Smakkelaarsveld biedt ruimte voor evenementen en culturele activiteiten.
OV-visie voor de regio Utrecht 'Snel, betrouwbaar en effectief' (2012)
De OV-visie van het Bestuur Regio Utrecht (BRU) richt zich vooral op de wensen van de reiziger die kan kiezen voor openbaar vervoer, en op relaties waar openbaar vervoer een duidelijke toegevoegde waarde heeft. BRU focust op een efficiënter OV-netwerk, het niet verder uitbreiden van de sociale en ontsluitende functie van het OV-systeem, een realistische verdeling over de regio van de bereikbaarheid per openbaar vervoer, en op Utrecht Centraal als hét OV-knooppunt van de regio Utrecht.
In de visie is aangegeven dat, vanwege investeringen in het landelijke spoornet en de ruimtelijke ontwikkeling van het stationsgebied, Utrecht Centraal in de toekomst nog belangrijker zal worden. Hier wordt dan ook fors geïnvesteerd in HOV-infrastructuur voor bus- en tram (SUNIJ- en de Uithoflijn). Daarmee wordt een optimaal functionerende OV-knoop gerealiseerd bij de nu verwachte bus- en tramintensiteiten in 2020.
Conclusie:
Met de herontwikkeling van het Smakkelaarsveld kan de tram- en busbaan in het plangebied worden aangelegd. Deze ontwikkeling is passend binnen de OV-visie.
2.4 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Utrecht 2015-2030 (2004)
Een belangrijk aspect van gemeentelijk beleid is de Structuurvisie Utrecht 2015-2030. Voor de stad Utrecht is op 1 juli 2004 de Structuurvisie Utrecht 2015-2030 vastgesteld. In de structuurvisie zijn de gewenste toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen van de stad Utrecht beschreven.
Plangebied Smakkelaarsveld is op het ontwikkelingsbeeld 2015 aangeduid als 'centrum stedelijk milieu'. Het betreft in functioneel opzicht een gemengd stedelijk milieu waarbij een hoge mate van multifunctionaliteit wordt nagestreefd. Onder andere, wonen, maatschappelijke en zakelijke dienstverlening, kantoren en centrumstedelijke detailhandel worden in de betreffende gronden mogelijk gemaakt. Een Hoogwaardig Openbaarvervoersontsluiting is daarbij van groot belang.
Conclusie:
De integrale herontwikkeling van het Smakkelaarsveld die middels dit bestemmingsplan planologisch-juridisch wordt mogelijk gemaakt past binnen de Structuurvisie Utrecht aangezien de meest voorname doelstellingen overeenkomen: realiseren van multifunctionaliteit en verbeteren van de bereikbaarheid met OV.
Hoogbouwvisie 'Waar wel en waar niet hoog bouwen in Utrecht' (2005)
De doelstelling van de hoogbouwvisie is het leveren van een toetsingskader voor hoogbouwplannen, door ten eerst na te gaan wat de mogelijke bijdrage is die hoogbouw kan leveren aan de ontwikkeling van Utrecht, en ten tweede door het geven van een visie op de meest (on)wenselijke locaties voor hoogbouw.
In het Wensbeeld 2030 is de stad opgedeeld in een drietal categorieën:
- a. De Binnentuinen: deze categorie bevat een subcategorie “laag” met een basis van 9 meter en een subcategorie “hoog” met een basis van 15 meter, beiden met de mogelijkheid tot incidentele accenten tot (in principe) het dubbele van de omliggende bebouwingshoogte;
- b. De Centrale Zone: de basismaat bedraagt in dit gebied 15 of 30 meter. Er zijn accenten tot in het dubbele van de omliggende bebouwingshoogte mogelijk. In een beperkt zoekgebied, kunnen incidentele accenten van 60 tot 80 meter worden geplaatst;
- c. De Brandpunten: de maximale bebouwingshoogte bedraagt 90 meter, respectievelijk een niet gemaximaliseerde hoogte (Stationsgebied respectievelijk centrum Leidsche Rijn).
In de Hoogbouwvisie is opgenomen dat hoge bouwwerken, dat wil zeggen boven de 30 meter of minder dan 30 meter maar wel hoger dan 1,5 maal de gemiddelde omliggende bebouwing, niet mogen leiden tot nadelige zon/schaduw- en windklimaat-effecten.
Conclusie:
Het plangebied Smakkelaarsveld ligt in het gebied dat in de hoogbouwvisie is aangeduid als de 'Centrale zone'. De Centrale Zone biedt de vereiste randvoorwaarden om een goed milieu voor hoogbouw te creëren. Dat zijn in ieder geval vanuit bereikbaarheidsoogpunt de meest aangewezen locaties voor ruimtelijk functionele ontwikkelingen. Het nieuw te realiseren gebouw heeft een maximale bouwhoogte van 45 meter en vormt hiermee een landmark. Dit past binnen de Hoogbouwvisie. In hoofdstuk 4 zijn de resultaten van de bezonnings- en windhinderonderzoeken opgenomen.
De schoonheid van Utrecht' Welstandsnota 2004
In de Welstandsnota Utrecht van juli 2004, getiteld "De schoonheid van Utrecht", is geformuleerd op welke wijze het welstandsbeleid van de gemeente Utrecht uitgevoerd zal worden. Dit betreft vanzelfsprekend de welstandstoetsing van bouwvergunningplichtige bouwwerken en toetsing op basis van de loketcriteria.
De nota, die verplicht is om welstandsbeleid te kunnen voeren, kent de volgende doelen:
- het plaatsen van de welstandsbeoordeling binnen een inhoudelijk, objectief kader waarmee de rechtszekerheid voor de initiatiefnemer wordt gediend;
- het verhogen van de kwaliteit van de welstandsadvisering;
- het vastleggen van efficiënte en transparante procedures voor de welstandszorg;
- het bieden van meer samenhang in het beleid dat zich richt op het uiterlijk van de stad.
Het plangebied Smakkelaarsveld is aangeduid met het beleidsniveau 'Open' en heeft daarnaast de aanduiding als 'Ontwikkelingsgebied'. Het beleidsniveau 'Open' wil zeggen dat verandering of handhaving van het bebouwingsbeeld beide mogelijk is, zowel naar structuur als architectuur maar met behoud van landschappelijke waarden.
De aanduiding als 'ontwikkelingsgebied' maakt inzichtelijk dat ten tijde van het opstellen van de Welstandsnota reeds een stedenbouwkundig plan in voorbereiding was of de ruimtelijke plannen nog geen formele status hadden bereikt.
Conclusie:
De twee aanduidingen die op de kaart behorende tot de Welstandsnota staan maken de voorgenomen herontwikkeling van Smakkelaarsveld mogelijk. Daaruit kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling in beginsel past binnen de kaders die de Welstandsnota biedt.
Verordening op de archeologische monumentenzorg (2009)
Het gemeentelijk archeologiebeleid heeft tot doel bij te dragen aan de historische beeldvorming over Utrecht en zijn bewoners. Om dit doel optimaal te verwezenlijken vervult de gemeentelijke archeologische dienst een actieve rol. In het gemeentelijk archeologiebeleid wordt afhankelijk van de archeologische waarde, danwel de archeologische verwachtingswaarde zowel naar boven als naar beneden afgeweken van de algemene vrijstelling voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek.
In de op de gemeentelijke archeologische waardenkaart aangeduide gebieden waar een onderzoeksverplichting geldt zal van toekomstige initiatiefnemers tot bodemverstorende activiteiten een inspanning gevraagd kunnen worden om resten uit het verleden op te sporen en zo nodig veilig te stellen. Binnen deze gebieden gelden voor bepaalde ingrepen en activiteiten een aantal vrijstellingen. Voor nadere informatie omtrent het aspect archeologie wordt verwezen naar hoofdstuk 5.
Groenstructuurplan Utrecht 'Stad en land verbonden' (2007)
Gemeente Utrecht heeft een groenstructuurplan vastgesteld ter behoud en ontwikkeling van de kwaliteiten van het stedelijk groen als onderdeel van een kwalitatief hoogstaand woon- en vestigingsklimaat. Het Groenstructuurplan (2007-2011) van Utrecht geeft in hoofdlijnen de gebruiksfunctie, de bestemming, de beeldende rol, de ecologische betekenis en het onderhoudskarakter van de groenvoorzieningen in de stad aan. Dit kunnen bestaande voorzieningen zijn of voorzieningen die nog ontwikkeld gaan worden.
De visie voor het stedelijk groen gaat uit van de verbetering van de kwaliteit van het huidige stedelijke groenareaal, het realiseren van groene verbindingen naar de omringende landschappen en uitbreiding van het groene areaal om Utrecht.
De meest kansrijke en belangrijke onderdelen voor de ontwikkeling van de groenstructuur zijn:
- 1. De ontwikkeling van drie groene recreatiegebieden grenzend aan de bebouwde kom: Utrecht-west (Haarzuilens en het IJsselbos), Noorderpark en Groenraven-oost;
- 2. Het Leidsche Rijn Park als groot binnenstedelijk groengebied;
- 3. De versterking van het groen in de na-oorlogse wijken Zuilen, Ondiep, Overvecht, Hoograven en Kanaleneiland.
In de visie op de stedelijke groenstructuur Utrecht 2030 zijn de Leidsche Rijn en de Catharijnesingel weergegeven als '(wenselijke) verbindingen'. Voor deze gebieden is het de bedoeling dat de waarde van deze verbinding toeneemt en hierdoor de groene ruggengraat van de stad duurzaam verstevigd.
Conclusie:
De versterking van de Leidsche Rijn als groen/ blauwe verbinding wordt met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Het recreatieve karakter van de Catharijnesingel is reeds gewaarborgd in het sinds 9 december 2011 onherroepelijke bestemmingsplan Catharijnesingel.
Bomenbeleid Utrecht (2009)
Een van de belangrijkste doelen van het Utrechtse bomenbeleid is een samenhangende bomenstructuur voor de stad te verbeteren en te ontwikkelen, gebaseerd op cultuurhistorische, ruimtelijke en ecologische uitgangspunten en milieu.
Voor 2030 zet de gemeente in op het behoud en de ontwikkeling van de bomenstructuur. Dit zal gebeuren door twee beleidsdoelstellingen:
- Waar mogelijk ontbrekende bomen in de bomenstructuur aanvullen om zo een samenhangende structuur te creëren. Dat betekent bij de ruimtelijke plannen in de komende jaren bezien waar bomen kunnen worden toegevoegd om zo de bomenlanen en pleinen te completeren. Daarnaast bij ingrepen in de huidige structuur op basis van een goed programma van eisen de structuur weer aanvullen;
- De bomenstructuur verder verbeteren door extra zorg aan beheer en onderhoud te besteden. Dit kan resulteren in extra zorg bij aanplanting van bomen, bij groeiplaatsen van oudere bomen, bij de verzorging van de bomen in de jeugdfase en bij bomenziekten.
Sinds 1 januari 2007 kennen alle gemeentelijke ruimtelijke plannen in de stad een bomenparagraaf. De bomenparagraaf biedt vanaf het begin en in alle fasen van een planproces de mogelijkheid een belangenafweging te maken over de gevolgen van een ruimtelijk plan voor bomen.
Conclusie:
De ontwikkeling sluit aan bij het Bomenbeleid. In de planontwikkeling wordt er gestreefd naar verbetering van de bomenstructuur.
Ambitiedocument 'Utrecht: Aantrekkelijk en Bereikbaar' (2012)
De gemeente wil van Utrecht dé fiets- en OV-stad van Nederland maken. De introductie van een tramnetwerk in de stad vormt hiervan de motor. Ondanks een forse binnenstedelijke verdichting dient de groei van de automobiliteit te halveren. In de openbare ruimte wil de gemeente een kwaliteitssprong realiseren.
Het Ambitiedocument bevat de mobiliteitsambities van Utrecht en geeft richting aan het mobiliteits- en verkeersbeleid van de gemeente tot 2030. Voor het autoverkeer past het Ambitiedocument de volgende principes toe:
- a. doorgaand autoverkeer hoort thuis op de Ring (de ringstructuur van Utrecht, A2, A12, A27);
- b. wijkgebonden autoverkeer mag rijden in de stad;
- c. In het centrumgebied hoort alleen centrumgebonden autoverkeer.
Het ambitiedocument zet in op het terugbrengen van de overlast van het busverkeer in de stad en het verbeteren van de leesbaarheid van het openbaar vervoer voor bezoekers. Ruimte voor groei van het aantal bussen rond de OV-terminal ontbreekt. Daarom is gekozen voor het vergaand bundelen en concentreren van OV-stromen in de stad en waar mogelijk het vertrammen van verbindende OV-corridors.
Het Ambitiedocument wordt verder uitgewerkt in onder andere het Mobiliteitskader. Hierin worden de concrete maatregelen voor de infrastructuurnetwerken van de fiets, openbaar vervoer en autoverkeer nader uitgewerkt. Dit Mobiliteitskader zal te zijner tijd het GVVP vervangen.
Conclusie:
In het plangebied Smakkelaarsveld is gezorgd voor een optimale inpassing van de verschillende HOV-routes waardoor het plan in lijn ligt van het ambitiedocument.
2.5 Gebiedsspecifiek Beleid
Masterplan Stationsgebied (2002)
Het Masterplan Stationsgebied biedt het kader voor de ontwikkelingen in het stationsgebied voor een periode tot circa 2020. Het masterplan is een vertaling van Visie A 'Stadshart verruimd' waarvoor een meerderheid van de Utrechtse kiezers in een raadplegend referendum in 2002 heeft gekozen. Eigenschappen van die visie zijn met name twee hoofdroutes van oost naar west, een verbouwd Muziekcentrum aan het Vredenburg, een ondertunneld Westplein en een rustige Catharijnesingel.
De doelstelling is een sterk logistiek knooppunt, hoogwaardige openbare ruimte, architectuur van hoge kwaliteit en intensief ruimtegebruik te ontwikkelen die hun bijdrage leveren aan het nieuwe centrum van Utrecht, dat bewoners, reizigers, winkelend publiek en werkenden beleven als prettig, schoon en veilig.
Conclusie:
De ontwikkeling draagt bij aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte in het centrum. Het Smakkelaarsveld krijgt een hoogwaardige inrichting. Het nieuwe multifunctionele gebouw op het Smakkelaarsveld wordt een landmark met bijzondere aandacht voor de architectuur.
Structuurplan Stationsgebied (2006)
Het structuurplan Stationsgebied is de juridische vertaalslag van het Masterplan voor het Stationsgebied uit 2003, inclusief de bijbehorende actualisatie uit 2004. De aanpak van het stationsgebied is gericht op de ontwikkeling van een hoogwaardig, multimodaal openbaar vervoersknooppunt in combinatie met een toplocatie voor werken, wonen en voorzieningen.
De aanpak van het stationsgebied is gebundeld in twee zones, die de dragers zijn van de ontwikkelingen: de Centrumboulevard en de Stadscorridor.
Afbeelding 2.1: Structuurplankaart Stationsgebied
Centrumboulevard
De Centrumboulevard loopt van het Jaarbeursterrein tot het Vredenburg door de OV-terminal en Hoog Catharijne. De Centrumboulevard geeft samenhang en identiteit aan de gebieden en draag bij aan de optimalisering van de wisselwerking tussen openbare en private ruimte. In de Centrumboulevard is de functiemenging complexer. Hoog Catharijne wordt geïntensiveerd, waarbij er veel aandacht is voor de wisselwerking met openbare ruimte.
Stadscorridor
De Stadscorridor verbindt de westelijke delen van de stad met het Stationsgebied en loopt vanaf Leidsche Rijn tot het Vredenburg. De overheersende functies aan de Stadscorridor zijn wonen, winkelen, cultuur en publieke functies, zoals kantoren. De corridor vormt een (HOV)route met functies voor de stadsbewoners.
Het Vredenburg, het Smakkelaarsveld, de strook rond het spoor, het Westplein en de Kop van Lombok worden met elkaar verbonden door kwaliteiten te herstellen en nieuwe betekenissen aan de diverse plekken te geven. Belangrijk is de keuze om bestaande sterke identiteiten hiervoor in te zetten.
De dominante functies van de Stadscorridor zijn wonen, winkelen en cultuur. Publieke functies als het Muziekpaleis, het Stadskantoor, de bibliotheek en een moskee bevinden zich langs deze route. Zo wordt een stedelijke, eenduidige route gecreëerd gericht op de inwoners van Utrecht en met functies die primair de stadsbewoners nodig hebben. Het begeleiden van de route met deze nieuwe functies en woningen zorgt bovendien voor een grotere sociale veiligheid.
De gewenste bouwhoogten zijn aangegeven in onderstaande figuur. Smakkelaarsveld ligt in zone M. Hier zijn bouwhoogten van 25 meter, met accenten tot 45 meter mogelijk.
Afbeelding 2.2: Hoogteschalenkaart Structuurplan Stationsgebied
Voor een goede wisselwerking tussen openbare ruimte en gebouwen is de kwaliteit van de plint van essentieel belang. In het Structuurplan worden daartoe een aantal eisen gesteld. Van belang is dat er op de begane grond publieksfuncties worden gerealiseerd. Verder worden er eisen gesteld aan de vormgeving van entrees en dergelijke.
De optimalisatie van het ruimtegebruik op het Smakkelaarsveld heeft ertoe geleid dat de bouwvlek uit het Structuurplan (figuur 2.1) in het bestemmingsplan enigszins is verschoven in zuidoostelijke richting. De reden hiervoor is dat er meer ruimte noodzakelijk was aan de noordzijde van het gebouw voor de inpassing van de (boogstralen van de) HOV-baan.
Conclusie:
Bestemmingsplan Smakkelaarsveld maakt de ontwikkeling mogelijk die is voorzien in het Structuurplan Stationsgebied: Versterken Stadscorridor, realisatie bibliotheek, realisatie groengebied, doorzetten Leidsche Rijn en realisatie HOV-verbinding.Enige afwkijking die bestaat ten opzichte van het Structuurplan is het verschuiven van het bouwvlak in zuidoostelijke richting.
2.6 Conclusie
Ten aanzien van de voorgenomen herontwikkeling van Smakkelaarsveld blijkt dat de beleidsstukken op de verschillende niveau's een kader bieden voor de ontwikkeling en daarmee past binnen het beleid.
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft inzicht in de huidige en toekomstige situatie van het Smakkelaarsveld. De paragraaf over de bestaande situatie geeft een analyse van het gebied in ruimtelijk en functioneel opzicht. De planbeschrijving gaat in op de toekomstige ontwikkelingen voor de locatie die met dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt.
3.2 Historische Ontwikkeling
De oudste bekende archeologische waarde in het plangebied is de Vleutenscheweg, een voorloper van de huidige Vleutenseweg, die als landweg al bestond in de 11de eeuw. In de 11de of 12de eeuw werd langs deze weg de Vleutenschevaart aangelegd. Toen Utrecht in 1122 het stadsrecht verwierf, werd direct begonnen met de ommuring en omgrachting van de historische stad, waardoor een strikte scheiding ontstond tussen de stad en de buitengebieden. Aan het einde van de 12de eeuw bestonden de stadsverdedigingswerken aan de westzijde van Utrecht uit de stadsmuur met torens en berm, de stadsbuitengracht en de Catharijnepoort. De Catharijnepoort vormde aan de westzijde de enige toegang tot de stad.
Het Smakkelaarsveld lag direct vóór de Catharijnepoort, buiten de stad. De stadsbuitengracht was verbonden met de Vleutenschevaart. Het deel van de Vleutenschevaart dat het dichtst bij de stadspoort lag, fungeerde als haven voor schepen met vracht voor en uit Zuid-Holland.
In 1664 werd ter verbetering van de trekvaart tussen Leiden en Utrecht langs de Leidscheweg de Leidschevaart, voorloper van de huidige Leidsche Rijn, aangelegd. De Leidschevaart werd vóór de Catharijnepoort verbonden met de aanlegplaats aan het einde van de Vleutenschevaart. Zo werd de Leidscheveer gevormd: een veerhaven voor trekschuiten en beurtschippers. Het belang van de Vleutenschevaart nam af ten gunste van de Leidscheveer. De singelbrug die over de mond van de Leidscheveer lag, heette de Smakkelaarsbrug (Dobbelaarsbrug). Hier dobbelden (“smakkelden”) de schippers verplicht om de vracht.
In 1843 werd de spoorlijn Utrecht-Amsterdam aangelegd, waardoor het oostelijke deel van het Smakkelaarsveld (het huidige plangebied) ruimtelijk werd afgesloten. De Leidseweg veranderde in een voorname winkelstraat. In 1902 verrees aan de Leidseweg 2 het hoofdgebouw van de Levensverzekeringmaatschappij De Utrecht. Dit Jugendstil-gebouw werd in 1974 gesloopt ten behoeve van de bouw van Hoog Catharijne. In de twintigste eeuw had het Smakkelaarsveld diverse functies, variërend van winkelgebied en standplaats voor woonwagens tot ijzeropslagplaats, parkeerterrein en busstation, met daartussen diverse “restruimtes”. Bij de bouw van Hoog Catharijne werd het tenslotte heringericht tot groene ruimte met diverse verkeersvoorzieningen.
3.3 Beschrijving Van De Bestaande Functies In Het Plangebied
Het huidige Smakkelaarsveld wordt aan de westzijde begrensd door de spoorbundel. Twee tunnels onder deze spoorbundel verbinden het Smakkelaarsveld met het westen van de stad. De Van Sijpesteijntunnel biedt ruimte aan langzaam verkeer en Leidsche Rijn. De Leidscheveertunnel biedt ruimte voor langzaam verkeer, autoverkeer en openbaar vervoer (bus en tram).
Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door het Stationsplein en het Gildekwartier van Hoog Catharijne. Dit gebouw heeft een gesloten karakter richting het Smakkelaarsveld. Het gebouw biedt een gedeeltelijke overkapping van het voetpad direct ten noorden van het gebouw. Vanaf dit voetpad kan de Noordertunnel worden bereikt. Deze tunnel leidt naar de perrons van het treinstation.
Aan de noordzijde wordt het Smakkelaarsveld begrensd door de Smakkelaarsburcht. De gebouwen van de Smakkelaarsburcht ontsluiten op de Catharijnesingel/Daalsesingel en op de Leidseveertunnel. Aan de oostzijde van het plangebied loopt de Catharijnesingel. Deze locatie wordt gekenmerkt door de drukke verkeersknoop.
Afbeelding 3.1 Huidige situatie
Het centrale gedeelte van het Smakkelaarsveld is momenteel in gebruik als tijdelijke stallingsplek voor fietsen. Samengevat geeft het Smakkelaarsveld in de huidige situatie een zeer versnipperd beeld, waarbij de functies ten behoeve van het openbaar vervoer en het fietsparkeren dominant zijn. De lage verblijfskwaliteit is in de huidige situatie een zwakte van het Smakkelaarsveld.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Projectbeschrijving
De ontwikkeling van het Smakkelaarsveld maakt onderdeel uit van een integrale herontwikkeling van het Stationsgebied in Utrecht. De grote groei van de stad (Leidsche Rijn) betekent een noodzakelijke uitbreiding van de voorzieningen in het centrum, met behoud van het historisch karakter van de oude stad. Om de sociale, economische en culturele potenties van het gebied beter te benutten en de veiligheid en leefbaarheid te vergroten dient een grootschalige herontwikkeling van het Stationsgebied plaats te vinden.
De eerste paragrafen van dit hoofdstuk bieden inzicht in de gewenste ontwikkelingsrichting voor het hele Stationsgebied van Utrecht en maken daarmee de context inzichtelijk van de plannen voor het Smakkelaarsveld. Vervolgens wordt specifiek ingezoomd op de (her)ontwikkeling van het Smakkelaarsveld.
4.1.1 Ontwikkeling stationsgebied
Ambities
In het Masterplan 2003 zijn de volgende ambities verwoord voor de herontwikkeling van het Stationsgebied.
Verbinden
Verbinden heeft in de eerste plaats betrekking op het verbeteren van de bereikbaarheid van het centrum van Utrecht, met name voor voetgangers en fietsers. Voor hen vormen het spoor, het Westplein en de Catharijnebaan een grote barrière tussen de oost- en de westzijde van de stad. Daardoor lijkt de afstand van de westzijde (Leidsche Rijn) tot het centrum lang. Straten en routes moeten werkelijk verbinden, doordat wijken directer op elkaar aansluiten en doordat bebouwing en functies de routes begeleiden. Grote bermen en open gebieden tussen verkeersstromen worden opgeheven. Door het 'gat te dichten' en de route aantrekkelijk te maken, wordt de afstand psychologisch korter. De oude stad en het Stationsgebied blijven ook voor het autoverkeer bereikbaar.
Verbinden heeft ook betrekking op het creëren van prettige overgangen tussen diverse deelgebieden. Daarnaast gaat het om het verbeteren van overgangen tussen de verschillende hoogteniveaus binnen het gebied. De herinrichting van Hoog Catharijne zorgt voor het optimaliseren van de verbinding tussen het station en de binnenstad op verschillende niveaus.
Herstellen
Herstellen betekent oude structuren terugbrengen, zoals water in de Catharijnesingel en de Leidsche Rijn. Herstellen betekent ook de leefbaarheid vergroten, de sociale veiligheid verhogen en het openbaar gebied betekenis geven. Het stationsgebied herbergt naast de publieke ruimte een complex netwerk van grootschalige ruimten die niet openbaar, maar wel voor publiek toegankelijk zijn (Station, Hoog Catharijne, Jaarbeurs, Bibliotheek++). Het eigendom en beheer, de openingstijden en toezicht en handhaving verschillen sterk bij deze ruimten. In het kader van de beheersbaarheid en veiligheid is een heldere begrenzing van publiek en privaat gebied gewenst.
Daarnaast is er in het Stationsgebied weinig uitwisseling tussen de activiteiten binnen de gebouwen en de publieke ruimte. Gebouwen in het Stationsgebied zijn vaak naar binnen gekeerd. Op de begane grond overheersen blinde gevels. Entrees, etalages en dergelijke zijn dun gezaaid. De gebruiker ervaart het gebied ook daardoor als onveilig en ontoegankelijk. Herstellen betekent hier ook: de gebouwen en functies een gezicht (voordeur, etalage, levendige gevel) geven aan de straat.
In het Stationsgebied is veel verkeersruimte voor doorgaand autoverkeer en openbaar vervoer. Hierbinnen is veel restruimte, maar deze leent zich niet voor verblijf. De situering is ongunstig en de inrichtings- en onderhoudskwaliteit is matig. Er is veel ongedefinieerde publieke ruimte met vage begrenzingen en een weinig sprekende identiteit.
Betekenis geven
De begrenzingen zijn thans niet helder. Wijken en gebieden functies en ruimtes, vloeien in elkaar over zonder dat de gebruiker begrijpt waar hij zich bevindt. Er is behoefte aan een eigen identiteit voor de verschillende gebieden in en rond het Stationsgebied. Voor sommige plekken geldt dat de bestaande identiteit wordt versterkt. Andere plekken krijgen een geheel nieuwe betekenis door vernieuwing (zoals het Jaarbeursterrein Catharijnesingel en Smakkelaarsveld). Een intensief programma draagt, samen met beeldbepalende gebouwen, bij aan de positionering van de deelgebieden. Door op enkele plekken herkenbaar openbaar gebied in te voegen kunnen stedelijke ruimten ontstaan die als markeringen werken. Zij dragen bij aan een goede interactie tussen de gebruikers.
Twee zones
De aanpak van het Stationsgebied is gebundeld in twee zones, te weten Centrumboulevard en Stadscorridor. De uitwerking van deze ambities verschilt per zone, maar samenhang is in beide gevallen het sleutelwoord. Het gaat daarbij om het versterken van het eigen karakter van de diverse deelgebieden in het Stationsgebied en het creëren van geleidelijke overgangen naar de bestaande stad. De verbeteringen sluiten aan bij de ontwikkelingen rondom het Jaarbeursterrein, het Stadskantoor, de OV-Terminal en de Catharijnesingel. Daarbij zijn de aansluitingen in evenwicht met goede, veilige fiets- en looproutes tussen stadsdelen onderling en naar de OV-Terminal.
De Centrumboulevard
De Centrumboulevard loopt van het Jaarbeursterrein tot Vredenburgplein en doorkruist hierbij het hart van het Jaarbeursterrein, de OV-Terminal en Nieuw Hoog Catharijne (Afbeelding 4.1). De Centrumboulevard is de aorta van het nieuwe Stationsgebied en is daarmee bepalend voor het succes. Een geslaagde aanpak van deze route is in staat om de beoogde transformatie gestalte te geven. Immers, deze transformatie bestaat uit het organiseren van een nieuwe dynamiek: de interactie tussen stedelijke functies, doelgroepen, stadsdelen, beleving en kennisomgevingen.
De Centrumboulevard wordt ingericht als een ruime looproute waaraan een reeks bestemmingen ligt, zoals de OV-Terminal, het stadskantoor, het winkelcentrum Hoog Catharijne en het Jaarbeurscomplex.
Afbeelding 4.1: Visie stadscorridor (rode pijl) en centrumboulevard (groene pijl)
De Stadscorridor
De Stadscorridor verbindt de westelijke en oostelijke delen van de stad met de historische binnenstad en loopt vanaf Leidsche Rijn via een zone tussen de Graadt van Roggenweg en de Leidsekade via het Westplein tot Vredenburg (Afbeelding 3.2). In het nieuwe westelijk stadsdeel Leidsche Rijn wonen in 2020 80.000 Utrechters die hun weg naar het centrum willen vinden. De ontwikkeling aan de Catharijnesingel zorgt letterlijk voor een aansluiting van het water uit de Leidsche Rijn op het stelsel van de binnenstad. Aan de oostzijde ontwikkelt De Uithof zich steeds meer tot kenniscentrum, waar zowel de Universiteit als de Hogeschool hun opleidingen bundelen en waar in toenemende mate woningen voor studenten gepland zijn. Beide gebieden worden steeds intensiever gebruikt en vereisen een goede verbinding met het centrum en de OV-Terminal.
Het Vredenburg, het Smakkelaarsveld, de strook rond het spoor, het Westplein en de Kop van Lombok worden met elkaar verbonden door kwaliteiten te herstellen en nieuwe betekenissen aan de diverse plekken te geven. Belangrijk is de keuze om bestaande sterke identiteiten hiervoor in te zetten. De Kop van Lombok wordt bij Lombok getrokken en het Vredenburg krijgt een sterke identiteit als toegangspoort vanuit de oude stad en als stadsplein. De dominante functies van de Stadscorridor zijn wonen, winkelen en cultuur. Publieke functies als het Muziekpaleis, het Stadskantoor, de bibliotheek en een moskee bevinden zich langs deze route. Zo wordt een stedelijke, eenduidige route gecreëerd gericht op de inwoners van Utrecht en met functies die primair de stadsbewoners nodig hebben. Het begeleiden van de route met deze nieuwe functies en woningen zorgt bovendien voor een grotere sociale veiligheid.
De route Leidseweg-Smakkelaarsveld-Vredenburg(noord) maakt onderdeel uit van de zogenaamde Stadscorridor; een zone met overwegend wonen, culturele voorzieningen en publieke functies, gekoppeld aan een comfortabele fiets- en voetgangersverbinding. De herinrichting van de diverse knooppunten zal tevens bijdragen aan het optimaliseren van de gewenste Stadscorridor.
4.1.2 Stedenbouwkundig plan
Het Masterplan Stationsgebied en het Structuurplan leggen de basis voor het toekomstige Smakkelaarsveld. Volgens het Masterplan is het Smakkelaarsveld de poort naar de oude stad; enerzijds een prettige verblijfsplek aan het water die het begin van het centrum van Utrecht markeert, anderzijds een drukke knoop waar vele routes samen komen. Het voorterrein voor het nieuwe gebouw biedt volgens het Masterplan ruimte voor groen en herstel van de Leidsche Rijn. In het Referentiekader Openbare Ruimte Stationsgebied (een uitwerking van het Masterplan) is vastgelegd dat het Smakkelaarsveld een kleinschalig stadspark wordt.
Afbeelding 4.2 Hoofdopzet Smakkelaarsveld
In de nieuwe situatie wordt het Smakkelaarsveld beter opgenomen in routes en worden functies toegevoegd in de omliggende gebouwen, waardoor het een levendige plek wordt. Aan de zijde van de sporen wordt bebouwing toegevoegd in de vorm van een publiek gebouw (o.a. centrale bibliotheek en filmhuis), woningen en horeca aan de waterkant van de Leidsche Rijn. Ten behoeve van de bewoners wordt er een parkeergarage ingepast in het bouwblok. In het plangebied wordt ook een HOV-route ingepast.
Het Smakkelaarsveld markeert van oudsher de toegang tot de historische binnenstad. Op basis van de voorgenomen herontwikkeling wordt de Leidsche Rijn weer in ere hersteld en sluit hier opnieuw aan op het water van de Catharijnesingel. Deze kruising van waterwegen is van belang voor de beleving van het Smakkelaarsveld. De ontwerpopgave voor de openbare ruimte spitst zich toe op het creëren van een prettig gecomprimeerde groene verblijfsplek aan het water in de nabijheid van de drukte van het verkeer.
Bebouwing
Het gebouw krijgt autonome vormen en een hoogwaardige uitstraling. De schaal, vorm, kleur- en materiaalgebruik contrasteren met de omringende bebouwing en reageren op het Muziekpaleis en de hal van de OV-Terminal. Het vormt een belangrijk visitekaartje van Utrecht aan het druk bereden spoor aan de westzijde. Aan de zuidzijde presenteert het gebouw zich aan de Stadscorridor. Dit is een drukke verkeersverbinding voor het langzaam verkeer. Aan de noordzijde krijgt het gebouw een hoog stedelijke uitstraling waarbij een doorgang is gesitueerd voor de bus- en trambanen. En aan de oostzijde krijgt het gebouw een belangrijke presentatie naar de binnenstad van Utrecht toe. Aan deze zijde zal de verbinding met de binnenstad duidelijk moeten worden gemaakt. Hier hangt ook de komst van het nieuwe Muziekpaleis mee samen. Deze twee gebouwen, met een belangrijke publieke functie en van overeenkomstige grootte en hoogte, zullen samen veel van de sfeer op het Smakkelaarsveld gaan bepalen. Daarnaast moet in het ontwerp van het gebouw en de openbare ruimte ook de relatie tussen beiden nadrukkelijk worden beschouwd.
4.1.3 Programma
Op het Smakkelaarsveld wordt een multifunctioneel gebouw gerealiseerd. Het gebouw is voorzien in het westelijk deel van het bestemmingsplangebied. Het gebouw heeft een footprint van circa 60 bij 80 meter en een maximale hoogte van 45 meter. Het programma van het gebouw is in de onderstaande tabel weergegeven.
Functie | Omvang |
Bibliotheek | 14.400 m2 (bvo) |
Culturele voorziening | 4.400 m2 (bvo) |
Appartementen | 22.000 m2 (bvo) (incl. bergingen en (fiets)parkeervoorzieningen |
Tabel 4.1 programma Smakkelaarsveld
4.2 Verkeer En Openbare Ruimte
4.2.1 Verkeer
Het Smakkelaarsveld is van oudsher de plek waar diverse belangrijke routes de entree van de Utrechtse binnenstad bereiken. Vandaar ook nu nog de veelheid aan verkeersstromen in het gebied. In de toekomstige situatie wordt het Smakkelaarsveld doorkruist door een route voor het Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV). Daarnaast zijn er grote aantallen fietsers en voetgangers die gebruik maken van het Smakkelaarsveld. Het HOV stijgt ter hoogte van het gebouw op het Smakkelaarsveld tot boven het maaiveld, zodat een ongelijkvloerse kruising ontstaat van het openbaar vervoer met het langzaam verkeer op de Stadscorridor.
Afbeelding 4.3 Schematische weergave verkeersstromen Smakkelaarsveld
HOV
Binnen het plangebied liggen enkele banen voor het Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV). Over de Leidseveer langs de noordzijde van het Smakkelaarsveld loopt een HOV-baan vanaf de Vredenburgknoop naar het multifunctionele gebouw op het Smakkelaarsveld. Hier splitst de route zich in een tweetal routes. Eén baan loopt dwars door het gebouw op het Smakkelaarsveld omhoog en kruist de Leidsche Rijn op circa vier meter hoogte boven NAP in de richting van het Stationsplein Oost. De andere baan gaat door de Leidseveertunnel naar het westen om aan te sluiten op de OV-Terminal west en de Vleutenseweg. Het betreft vrije bus- en trambanen, alleen voor gebruik door HOV (en nood- en hulpdiensten).
Auto
Het bestemmingsverkeer kan alleen door de Leidseveertunnel het multifunctionele gebouw bereiken. Het is niet mogelijk voor het reguliere autoverkeer om het plangebied te doorkruisen.
Langs de oostzijde van het Smakkelaarsveld loopt de Catharijnesingel die een 'wijkontsluitend' functie heeft. Aan de noordzijde van het Smakkelaarsveld wordt de Nieuwe Daalstraat (lokaal verkeer, maximum snelheid 30 km per uur) afgesloten in verband met de aanleg van de HOV-baan. Aan de noordwestzijde zorgt een verbinding door de Leidseveertunnel voor de ontsluiting van het multifunctionele gebouw voor bewoners(fiets)parkeren, invaliden, taxi en expeditie.
Fiets
Op de Vredenburgknoop splitst de hoofdfietsroute die vanuit de binnenstad naar het westen leidt, zich in een stroom aan de zuidzijde van de Leidsche Rijn richting Sijpesteijntunnel en een stroom die door de noordzijde van het plangebied loopt en via de Leidseveer(tunnel) voert in de richting van de Kanaalstraat en Vleutenseweg. Beide routes zijn hoofdfietsroutes, met een fietspad in twee richtingen. Voor het bestemmingsverkeer gaat er een fietspad over het Smakkelaarsveld naar de fietsenstalling bij de hoofdentree van het gebouw op het Smakkelaarsveld.
Voetgangers
Het park Smakkelaarsveld is hoofdzakelijk bestemd voor voetgangers. Het gaat om looproutes die leiden van de Vredenburgknoop en de brug over de Leidsche Rijn van en naar het multifunctionele gebouw op het Smakkelaarsveld.
Bruggen
Over de Leidsche Rijn en de Catharijnesingel komen een aantal bruggen. Deze zorgen voor een goede ontsluiting met de nodige logische verbindingen van en naar de bestemmingen in en rond het Smakkelaarsveld. Ook zorgt een goede routing door het Smakkelaarsveld voor een verbetering van de aantrekkelijkheid, levendigheid en sociale veiligheid. Bruggen spelen een rol bij het realiseren van een aantrekkelijke openbare ruimte door de routing, door architectonische kwaliteit van de brug zelf en doordat de bruggen zorgen voor een bijzondere beleving van het water. Voor de nieuwe bruggen over de Leidsche Rijn is een ruimtelijke visie ‘Bruggen Leidsche Rijn’ opgesteld (2009). In het plangebied worden twee nieuwe bruggen mogelijk gemaakt: het viaduct met HOV-baan over Leidsche Rijn en een brug voor voetgangers en fietsers over Leidsche Rijn ten behoeve van het bereiken van het openbaar gebied op het Smakkelaarsveld, de entree van het gebouw en toegang tot de openbare fietsenstalling.
4.2.2 Openbare ruimte en groen
De openbare ruimte van het Smakkelaarsveld zal in de toekomst komen te liggen aan de Leidsche Rijn. Door het lage maaiveld van het Smakkelaarsveld heeft dit gebied naast een groen karakter ook een oriëntatie op het aan te leggen water van de Leidsche Rijn. De breedte van dit water is circa 17 meter met eventueel een verbreding aan de noordzijde op het Smakkelaarsveld, conform het Structuurplan voor het stationsgebied.
Het Smakkelaarsveld wordt een compact stadspark; een groene verblijfsplek te midden van de vele verkeersstromen, waarbij de verbinding met de Leidsche Rijn erg belangrijk is. Het park vormt daarnaast als openbare voortuin van het gebouw een uitnodigend gebaar en leidt mensen naar het multifunctionele gebouw.
Bomen
Het huidige Smakkelaarsveld wordt gekenmerkt door een aantal grote bomen. Ook in de toekomst zal het een mooie groene plek worden met een aantal grote bomen. Bomen geven de plek een ruimtelijk groen kader dat aangenaam zacht is in de verder harde, stenige omgeving. Ook zorgen de bomen voor een afscheiding van de verkeersstromen.
Bestaande waardevolle bomen spelen zoveel mogelijk een rol bij de inrichting. Een aantal van de bestaande bomen zullen moeten worden verplant of gerooid. Dit in verband met de bouw van het multifunctionele gebouw op het Smakkelaarsveld, de reconstructie van de Leidsche Rijn, de realisatie van de nieuwe verkeersstructuur, de aanleg van kabels en leidingen of de slechte conditie van de bomen. De bestaande bomen zullen waar mogelijk gehandhaafd worden waarbij tevens een flink aantal nieuwe bomen en ander groen worden toegevoegd, zodat het Smakkelaarsveld een aangenaam park wordt.
4.2.3 Parkeren
Auto
In het plangebied Smakkelaarsveld vindt het parkeren van auto's ten behoeve van de woningen plaats in de gebouwde parkeervoorziening van het multifunctionele gebouw. Deze parkeervoorziening is bereikbaar via de Leidseveertunnel.
Voor het publieksparkeren ten behoeve van de culturele voorzieningen in het gebouw is er conform de Parkeerbalans Stationsgebied voldoende parkeergelegenheid in de publieksgarages.
Fiets (definitief)
Er zal een fietsenstalling in het gebouw en aan de voorzijde onder het maaiveld gerealiseerd worden. Deze stalling is voor bezoekers van de culturele voorziening bereikbaar vanaf de Vredenburgknoop. Ook voor de woningen wordt voorzien in een inpandige fietsparkeervoorziening die bereikbaar is door de Leidseveertunnel en vermoedelijk ook vanaf de Vredenburgknoop.
Fiets (voorlopig)
Op het Smakkelaarsveld zijn in 2008 en 2011 tijdelijke fietsenstallingen gerealiseerd ter compensatie van het verdwijnen van fietsparkeerplekken aan de oostzijde van het Stationsgebied. De combinatie van de tijdelijke bebouwde en onbebouwde fietsenstallingen op het Smakkelaarsveld hebben een fietsparkeercapaciteit van ruim 6.000 plekken (figuur 4.4).
Het is vanuit de faseringsopgave fietsparkeren Stationsgebied gewenst (een deel van) de fietsenstalling op het Smakkelaarsveld in stand te houden totdat de definitieve fietsenstallingen Noordertunnel en Stationsplein Oost (gezamenlijke capaciteit van 14.000 fietsparkeerplaatsen) operationeel zijn. In het bestemmingsplan is hiertoe een voorlopige bestemming opgenomen die het mogelijk maakt de bestaande fietsparkeervoorziening voor een periode van maximaal 5 jaar (na vaststelling van het bestemmingsplan) mogelijk te maken.
Afbeelding 4.4 Tijdelijke fietsenstallingen Smakkelaarsveld
Hoofdstuk 5 Onderzoek En Randvoorwaarden
5.1 Inleiding
In een bestemmingsplan moet voor een aantal wettelijk verplichte aspecten aangetoond worden dat het plan uitvoerbaar is. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient inzichtelijk gemaakt te worden of er vanuit planologisch-milieuhygiënisch oogpunt belemmeringen en/of beperkingen aanwezig zijn voor de beoogde ontwikkeling. In dit hoofdstuk wordt voor de herontwikkeling van het Smakkelaarsveld ingegaan op de verschillende aspecten. De bijbehorende onderzoeksrapportages zullen als separate bijlagen bij dit bestemmingsplan worden gevoegd.
5.2 Mer Stationsgebied
5.2.1 Inleiding
Voor de verschillende te realiseren onderdelen van het Stationsgebied Utrecht zijn en worden afzonderlijkeplanolog ische procedures gevoerd en sommigen zijn (deels) milieueffectrapportage (MER)- plichtig. Hiervoor zijn inmiddels door de initiatiefnemers afzonderlijke (besluit) MER'en opgesteld. Omdat de diverse planonderdelen in het Stationsgebied met elkaar samenhangen, dient bij elke planologische procedure inzicht te worden gegeven in de samenhangende milieueffecten met de overige projecten die binnen het Stationsgebied zijn voorzien. Om hieraan invulling te geven met betrekking tot het Stationsgebied is een Aanvullend MER Stationsgebied Utrecht opgesteld. Dit Aanvullend MER is op 29 november 2007 door de Commissie-m.e.r. voorzien van een positief toetsingsadvies. Daarnaast is een Gevoeligheidsanalyse uitgevoerd (ARCADIS, Gevoeligheidsanalyse behorende bij het aanvullende MER Stationsgebied Utrecht, 6 juni 2008) om te bepalen of de informatie omtrent verkeer, geluid en luchtkwaliteit in het Aanvullend MER Stationsgebied Utrecht nog actueel of bruikbaar is voor de te voeren juridische procedures. Hieronder volgt een beknopte weergave van die onderzoeken. Voor een complete weergave wordt verwezen naar de bijlage bij dit bestemmingsplan.
5.2.2 Aanvullend MER Stationsgebied
Op 14 december 2006 is het Structuurplan Stationsgebied Utrecht vastgesteld. Op basis van het Structuurplan zal in de komende periode het gebied rond het Centraal Station worden herontwikkeld. Hoewel er al eerder een integrale milieubeoordeling (in de vorm van een 1e fase MER en een strategische milieurapport Stationsgebied Utrecht) is opgesteld (ARCADIS, Aanvullend MER Stationsgebied Utrecht, 19 juni 2007), is uit analyse gebleken dat er sprake is van een voortschrijdend inzicht in de te hanteren basisgegevens voor verkeer en vervoer. Als gevolg hiervan zijn de resultaten uit eerder verkeersonderzoek en uit onderzoeken van de verkeersgerelateerde thema's geluid en luchtkwaliteit niet meer actueel. Op basis hiervan is besloten tot het opstellen van het aanvullend MER. Het aanvullend MER heeft tot doel om voor de ontwikkelingen in het Stationsgebied inzicht te geven in de samenhangende effecten van de ontwikkelingen op het gebied van verkeer, geluid en luchtkwaliteit. De ontwikkeling van het Stationsgebied heeft onder meer tot doel om de bereikbaarheid en toegankelijkheid van het Stationsgebied te versterken alsmede de leefbaarheid waaronder geluidsbelasting en luchtkwaliteit te verbeteren. Uit de conclusie van het onderzoek blijkt dat aan deze doelstellingen kan worden voldaan.
5.2.3 Gevoeligheidsanalyse
Op 8 januari 2008 heeft het college van B&W van de gemeente Utrecht het nieuwe verkeersmodel VRU 2.0 vastgesteld. Omdat het Aanvullend MER de basis is voor alle planologische procedures in het stationsgebied, is een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd van de nieuwe verkeersgegevens. Het Aanvullend MER Stationsgebied kan vanuit verkeer en vervoer worden gebruikt voor de nog te voeren juridische procedures. Er is in het Aanvullend MER uitgegaan van een worstcase scenario. Ook de conclusie ten aanzien van geluid verandert niet als gevolg van de nieuwe verkeersintensiteiten. Het Aanvullend MER is voor het aspect geluid daarom nog steeds actueel voor de nog te voeren procedures. Ten slotte is er ook vanuit het aspect luchtkwaliteit geen reden om het Aanvullend MER te actualiseren.
5.3 Geluidhinder
5.3.1 Wettelijk kader
Geluid beïnvloedt vaak de kwaliteit van de leef- en woonomgeving. De belangrijkste geluidsbronnen die in het kader van de ruimtelijke ordening van belang zijn, zijn wegverkeer, railverkeer en bedrijven. De mate van acceptatie en hinder is onder meer afhankelijk van de functie van het geluidsbelaste object – hiervoor kent de wet "geluidsgevoelige bestemmingen" zoals woningen en scholen.
De regels en normen van de Wet geluidhinder zijn in de volgende gevallen van toepassing bij het vaststellen van een bestemmingsplan:
- 1. bestemmen van gronden voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen;
- 2. bestemmen van gronden voor aanleg van nieuwe (gezoneerde) wegen (niet bij woonerven of wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/u geldt);
- 3. reconstructie van wegen;
- 4. gezoneerde industrieterreinen.
De Wet geluidhinder kent voorkeursgrenswaarden waarbinnen een geluidsgevoelige bestemming altijd kan worden gerealiseerd. Onder voorwaarden kan er een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden verleend ('hogere waarde') tot aan een zekere maximale ontheffingswaarde. Bij een geluidsbelasting boven de maximale ontheffingswaarde zijn geluidsgevoelige bestemmingen niet toegestaan Hierop kan een uitzondering worden gemaakt indien er gebruik wordt gemaakt van 'dove gevels'. De grenswaarden zijn voor wegverkeer 48-63 dB, voor spoorweglawaai 55-68 dB en voor gezoneerde industrieterreinen 50-55 dB(A).
Bij een geluidsbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde dient akoestisch onderzoek uitsluitsel te geven over de te verwachten geluidsbelasting en de doeltreffendheid van maatregelen om een overschrijding van grenswaarden te voorkomen. Onder bepaalde voorwaarden, die zijn vastgelegd in de gemeentelijke geluidnota, kan door burgemeester en wethouders een hogere waarde voor de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting worden vastgesteld. De voorwaarden uit de Geluidnota Utrecht 2007 op basis waarvan een hogere waarde kan worden vastgesteld, zijn:
- Iedere woning dient te beschikken over een geluidsluwe gevel;
- De woning bevat voldoende verblijfsruimten aan de geluidsluwe gevel, te weten 30% van het aantal verblijfsruimten of 30% van de oppervlakte van het verblijfsgebied;
- Indien de woning beschikt over een buitenruimte, dan is deze bij voorkeur gelegen aan de geluidsluwe zijde. Het geluidsniveau mag er in ieder geval niet meer dan 5 dB hoger zijn dan op de geluidsluwe gevel.
5.3.2 Plansituatie en conclusie
Op basis van het onderzoek Verkeerslawaai Smakkelaarsveld, gemeente Utrecht, d.d. 13 juli 2012 blijkt dat het bestemmingsplan Smakkelaarsveld, ondanks de situering in hoogstedelijk gebied kort nabij het spoor, voldoet aan het gestelde in de Wet geluidhinder en de Geluidnota Utrecht en er sprake is van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot geluid.
Wel zal er bij de uitwerking van het plan nadrukkelijk aandacht moeten worden geschonken aan het aspect geluid. Zo zal iedere woning een luwe gevel moeten hebben waardoor het voor de hand ligt om een gesloten bouwblok met binnenplaats te maken. Verder zal afhankelijk van het ontwerp mogelijk een deel van de gevel langs het spoor doof moeten worden uitgevoerd of andere maatregelen in de overdracht om het geluidsniveau op de gevel te beperken. Om dit alles af te dwingen worden er aanvullende eisen in het besluit hogere waarde opgenomen en is een en ander in de bestemmingsplanregels opgenomen (zie ook artikel 11 van de planregels).
5.4 Externe Veiligheid
5.4.1 Kader
Het werken met de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen leidt tot veiligheidsrisico's voor omwonenden, bedrijven en passanten. Om deze risico's te beheersen worden in bestemmingsplannen de relaties tussen deze activiteiten en hun omgeving conform wet- en regelgeving verantwoord en vastgelegd. In en direct rond het plangebied is een inventarisatie gedaan naar risicoveroorzakende activiteiten. Dit heeft het volgende overzicht opgeleverd:
- Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water. Voor het plangebied is alleen het railverkeer relevant. Over gemeentelijke wegen in de nabijheid van Smakkelaarsveld vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.
- Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen. Door het plangebied lopen geen hogedruk aardgastransportleidingen.
- In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bedrijven die risico's veroorzaken.
Op grond hiervan is alleen de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRnvgs, laatste herziening d.d. 31-7-2012) relevant . De circulaire geeft antwoord op vragen hoe om te gaan met ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van transportroutes en geeft de normering aan voor Plaatsgebonden Risico en Groepsrisico.
Basisnet
Landelijk is een Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en vaarwegen vastgesteld. Het Basisnet geeft zekerheid over de te verwachten transportfrequenties en de daarbij behorende zonering. Voor wat betreft wegen heeft het Basisnet alleen gevolgen voor Rijkswegen. De transportfrequenties waarmee gemeenten bij risicoanalyses dienen te rekenen zijn vastgelegd in de cRnvgs. Daarbij wordt een bovengrens gesteld aan de risico's die dit vervoer mag veroorzaken. Indien deze bovengrens dreigt te worden overschreden, dient de minister daarover aan de Kamer verantwoording af te leggen en maatregelen te treffen.
5.4.2 Plansituatie
Huidige situatie bebouwing
In het kader van de risicoberekeningen voor het Basisnet heeft de gemeente Utrecht een inventarisatie uitgevoerd van de bestaande bebouwing en de geplande bebouwing. De gegevens die gebruikt zijn voor de vaststelling van het Basisnet komen hiermee overeen.
Toekomstige situatie bebouwing
Het bestemmingsplan voorziet in een mutlifunctioneel complex met culturele voorzieningen en woningen. Deze uitbreiding vindt plaats vanaf ca. 47 meter afstand van het centrale spoor 10 voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Risicosituatie na gereedkomen herontwikkeling Stationsgebied en Cartesiusweggebied
Rond het Stationsgebied zullen nog meer ontwikkelingen plaatsvinden. Alle toekomstige bouwplannen rond het spoor zijn opgenomen in de berekeningen voor het Basisnet. Volgens deze berekeningen zal uiteindelijk het groepsrisico maximaal op 0,5 maal de Oriëntatiewaarde liggen. Deze Groepsrisicowaarde betreft echter de geplande woningbouw aan de Cartesiusweg en 2e Daalsedijk en is niet van toepassing op het Stationsgebied. Voor het Stationsgebied zelf, waarvan Smakkelaarsveld deel uitmaakt gezien de korte afstand tot de centrale bebouwing van het stationsgebied, zal het Groepsrisico, uiteindelijk 0,037 maal de Oriëntatiewaarde bedragen.
Algemene verantwoording groepsrisico
Recent is een Algemene verantwoording Groepsrisico voor de ontwikkeling van het Stationsgebied opgesteld. Hierin wordt de Verantwoording van het Groepsrisico vanuit één basisrapportage vormgegeven. Deze Algemene Verantwoording geeft aan dat het Groepsrisico rond het Stationsgebied acceptabel is. Voor dit bestemmingsplan is specifiek een aanvullende Verantwoording op deze Algemene Verantwoording gegeven.
Verantwoording Groepsrisico Smakkelaarsveld
In het kader van het Basisnet heeft reeds een "gezamenlijke Verantwoording" door Rijk en Gemeente plaatsgevonden. Dit houdt in dat aan vervoerszijde zo veel als haalbaar werd geacht, is gedaan aan risicoreductie.
Van gemeentezijde is ten tijde van de planvorming van het Sleutelproject Stationsgebied Utrecht eveneens een grote reductie van het groepsrisico bereikt door, gegeven het uitgangspunt van verdichting rond het station, zo veel mogelijk niet-woonfuncties rond de vervoersas te situeren. Deze functies zijn niet of nauwelijks in gebruik tijdens de avond- en nachturen, wanneer het grootste deel van het transport plaatsvindt.
Gezien het feit dat de toekomstige bebouwing op ca. 47 m van het hoofdspoor (baanvak 10) is gelegen en er geen sprake is van een Plasbrandaandachtsgebied, kan de bebouwing gerealiseerd worden zonder bijzondere eisen. Voor de voorgenomen situering van het multifunctionele complex op het Smakkelaarsveld is gekozen vanwege de centrale ligging van het gebouw ten opzichte van de binnenstad en het centrale station. Bovendien is het gelegen aan de centrumboulevard waardoor sprake is van een optimale en multimodale ontsluiting.
Conclusie
Binnen het bestemmingsplan is geen Plaatsgebonden Risico 10-6 contour aanwezig.
Door de toegevoegde bebouwing stijgt bij het huidige vervoer het Groepsrisico met slechts 0,017 x OW tot een waarde die een factor 5 onder de Oriëntatiewaarde ligt. In de toekomstige situatie volgens het Basisnet daalt het Groepsrisico tot ongeveer een factor 50 onder de oriëntatiewaarde.
Hiermee voldoet het bestemmingsplan Smakkelaarsveld aan de regelgeving voor Externe Veiligheid.
5.5 Luchtkwaliteit
5.5.1 Wet milieubeheer
De Nederlandse wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit in de buitenlucht, is opgenomen in de Wet luchtkwaliteit (Wlk) middels de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) (Stb 414, 2007). Deze wet is op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) in werking getreden. Deze wet is de Nederlandse implementatie van de EU-richtlijn voor luchtkwaliteit. Onder de Wlk vallen onder andere de volgende AMvB's en Ministeriele Regelingen:
- 5. Besluit niet in betekenende mate bijdragen (StB 440, 2007);
- 6. Regeling niet in betekenende mate bijdragen (SC 218, 2007);
- 7. Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (SC 220, 2007) alsmede de Wijziging Regeling beoordeling luchtkwaliteit (voor het laatst gewijzigd op 10 augustus 2009
- 8. Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007 (SC 218, 2007);
- 9. Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).
In artikel 5.16, lid 2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) is een limitatieve opsomming van de bevoegdheden waarbij luchtkwaliteitseisen een rol spelen opgenomen. Het gaat in ieder geval om ruimtelijke besluiten, zoals bestemmingsplannen en bepaalde omgevingsvergunningen, die gevolgen voor de luchtkwaliteit hebben en daardoor kunnen bijdragen aan overschrijding van een grenswaarde.
Op grond van artikel 5.16 Wm lid 1 kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit uitoefenen, indien aannemelijk is gemaakt dat:
a) de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden;
b1) de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
b2) bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert;
c) de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde is opgenomen;
het voorgenomen besluit past binnen, is genoemd in of is in elk geval niet in strijd met het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden.
Met andere woorden, luchtkwaliteitseisen spelen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een dergelijke bevoegdheid, als tenminste aan één van de bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan.
5.5.2 Plansituatie
NSL
Op 1 augustus 2009 zijn de Implementatiewet alsmede het Derogatiebesluit in werking getreden. Met het Derogatiebesluit heeft Nederland van de Europese Commissie uitstel (derogatie) gekregen van de termijnen waarbinnen aan de grenswaarden moet worden voldaan. Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), dat tevens op 1 augustus 2009 van kracht geworden is, heeft ter onderbouwing gediend van de derogatie.
Het NSL is een samenwerkingsprogramma tussen Rijk, provincies en gemeenten, dat erop is gericht om in gebieden waar de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden) aan de grenswaarden te voldoen. De 'in betekenende mate (IBM)' projecten zijn meegenomen in de gebiedsgerichte programma's van het NSL. Deze projecten worden niet meer afzonderlijk beoordeeld op de effecten op de luchtkwaliteit. Het NSL heeft een looptijd van 5 jaar (tot augustus 2014).
De monitoring van het NSL vindt plaats met behulp van de 'Monitoringstool'. Met de 'Monitoringstool' wordt de voortgang van het NSL bewaakt. Jaarlijks wordt een monitoringsrapportage opgesteld. Als hieruit blijkt dat een maatregel minder effect heeft of een project juist meer luchtverontreiniging oplevert, vereist de systematiek van het NSL dat er extra maatregelen worden genomen.
De beoogde ontwikkelingen op het Smakkelaarsveld maken deel uit van het project Stationsgebied. Dit project (IB –1312) is als zodanig opgenomen en beschreven in het NSL. Het onderhavige project past binnen de totale omvang van het IBM project en derhalve binnen het NSL. In dit kader wordt dan ook voldaan aan artikel 5.16 lid 1, onder d van de Wet milieubeheer.
Als het project is opgenomen in het NSL vindt, geen afzonderlijke beoordeling van de luchtkwaliteit plaats.
Conclusie
In artikel 5.16, lid1, van de Wet milieubeheer bestuursorganen zijn de gronden opgenomen, op basis waarvan bestuursorganen hun bevoegdheden (die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit) kunnen uitoefenen.
Het onderhavige project past binnen de totale omvang van het IBM project (IB-1312: Ontwikkeling Stationsgebied) en derhalve binnen het NSL. In dit kader wordt dan ook voldaan aan artikel 5.16 lid 1, onder d van de Wet milieubeheer.
Uit oogpunt van luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor de vaststelling van bestemmingsplan Smakkelaarsveld.
5.6 Bodemkwaliteit
Kader
Bij het bestemmingsplan dient getoetst te worden of de bodemkwaliteit geschikt is of geschikt gemaakt kan worden voor de geplande functies. Het gemeentelijk bodembeleid gaat uit van de volgende algemene uitgangspunten uit de Wet bodembescherming:
- Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er toch bodemverontreiniging ontstaat, moet de bodem direct worden gesaneerd. Een geval van bodemverontreiniging waarbij de verontreiniging geheel of grotendeels na 1987 is ontstaan is een "nieuw geval". Deze zorgplicht houdt in dat nieuwe gevallen van bodemverontreiniging zoveel mogelijk ongedaan dienen te worden gemaakt;
- Overige gevallen van ernstige bodemverontreiniging moeten binnen een bepaalde termijn worden gesaneerd als er tevens sprake is van risico's. Het gaat daarbij om humane of milieuhygiënische risico's en om risico's voor verspreiding van de verontreiniging. De sanering gebeurt functiegericht en kosteneffectief;
- Nieuwbouw op of graafwerkzaamheden in een geval van ernstige bodemverontreiniging zijn ongeacht de risico's niet toegestaan zonder saneringsmaatregelen;
- Hergebruik van (schone of licht verontreinigde) grond kan bij onverdachte terreinen plaats vinden op basis van de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan.
Bij een aanvraag van een omgevingsvergunning dient een bodemonderzoek conform de NEN 5740 te worden verricht. Op basis van dit onderzoek wordt beoordeeld of de locatie geschikt is voor de geplande functie of dat er nog een nader onderzoek en/of een bodemsanering noodzakelijk is, voordat de locatie geschikt is voor de geplande functie. Als er voor de bouwwerkzaamheden een grondwateronttrekking nodig is, moet rekening gehouden worden met nabij gelegen grondwaterverontreinigingen.
Plansituatie
Smakkelaarsveld is een deellocatie binnen het herontwikkelingsproject/-gebied Masterplan Stationsgebied. De locatie wordt heringericht met o.a. een openbare bibliotheek, een zogenaamde HOV-baan, een tijdelijke fietsparkeervoorziening, een watergang (Leidsche Rijn) en openbaar groen. Ook de (ondergrondse) infrastructuur is en wordt nog verder aangepast.
Onderzoeksrapportages
- Vooronderzoek Smakkelaarsveld te Utrecht, Tauw, kenmerk R001-4748654EHT-agv-V01-NL, d.d. 17 februari 2011;
- Aanvullend bodemonderzoek Smakkelaarsveld te Utrecht, Tauw, kenmerk R001-4786849EHT-cri-V02-NL, d.d. 18 oktober 2011.
De algemene bodemkwaliteit is achterhaald door middel van het raadplegen van de bodemkwaliteitskaart. De onderzoekslocatie valt op de bodemkwaliteitskaart onder 'oude binnenstad'. Op de ontgravingskaart (laag 1 (0-2 m –mv) valt de 'oude binnenstad' onder industrie. Voor de grond van 2 – 3,5m –mv (laag 2) geldt de categorie landbouw/natuur. In de laag 1 en 2 mag respectievelijk categorie wonen / landbouw en natuur worden toegepast.
Op basis van de reeds uitgevoerde rapporten is aangetoond dat de bodem ter plaatse van het Smakkelaarsveld licht tot plaatselijk sterk verontreinigd is met enkele zware metalen, PAK en minerale olie. Deze grondverontreinigingen worden veroorzaakt als gevolg van slib uit de voormalige watergangen, het veen dat heterogeen licht tot voornamelijk sterk verontreinigd is met arseen en de stedelijke ophooglaag.
Ter plaatse van het Smakkelaarsveld hebben de Leidsche Rijn en de Vleutense Vaart gelopen. Verder is richting de voormalige Stadsbuitengracht een kleine haven aanwezig geweest ten behoeve van de handel. De Leidsche Rijn kent ter plaatse van het Smakkelaarsveld diverse lopen. Het achtergebleven slib is sterk verontreinigd met zware metalen en PAK en plaatselijk met minerale olie. Het slib is aanwezig op een diepte van ca 1,0 m–NAP à 2,0 m–NAP. Daarnaast wordt opgemerkt dat de Vleutensevaart mogelijk is gedempt (Zinker II) met verontreinigde kleigrond.
In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de verontreinigingssituatie per deellocatie.
Verontreinigingssituatie | Tijdelijk fietsenparkeren | Bibliotheek | Diepriool | Tijdelijke Ketenpark Buurtsporen | Toekomstige Leidsche Rijn* | |
Stedelijke ophooglaag (licht tot matig verontreinigd) | Ja | Ja | Ja | Ja | Ja | |
"Grondgeworden” slib | Ja | Nee | Ja | Nee | Ja | |
Sterk verontreinigde kleilaag | Ja | Ja | Ja | Ja | Nee | |
Veen verontreinigd met arseen | Ja | Ja | Ja | Nee | Ja |
Samenvattende tabel verontreinigingssituatie per deellocatie
* vastgesteld op basis van de bekende gegevens.
Op basis van de voormalige en huidige resultaten kan worden gesteld dat de aanwezige heterogeen verontreinigde oudstedelijke ophooglaag, de sterke verontreinigde kleilaag en de van nature met arseen verontreinigde veenlaag aanwezig zijn binnen vrijwel het gehele plangebied Smakkelaarsveld. De grondgeworden sliblaag is in mindere mate aanwezig binnen het plangebied.
In het verleden zijn diverse locaties op het Smakkelaarsveld al gesaneerd, op deze locatie is schone grond toegepast.
Conclusie
Voor een deel van het plangebied is de bodem geschikt voor het beoogde gebruik. Echter, om de gehele locatie voor het beoogde gebruik geschikt maken, dient voor de ernstig verontreinigde plekken een saneringsplan of BUS-melding te worden ingediend ter beoordeling van het bevoegd gezag.
5.7 Flora En Fauna
5.7.1 Kader
Onder de Flora en Faunawet zijn diverse dier- en plantensoorten beschermd via verbodsartikelen en een algemene zorgplicht. Deze geldt voor alle dieren en planten en hun directe leefomgeving.
Alle Nederlandse flora en fauna is beschermd en de wet legt een zorgplicht op ten aanzien van alle planten en dieren. . Dat betekent dat dieren en planten niet verstoord, verontrust of gedood mogen worden. Er is echter wel verschil in beschermingsgradatie. De Nederlandse flora- en fauna is verdeeld in drie categorieën, die elk een andere bescherming genieten. Er wordt gesproken over tabel 1 soorten, tabel 2 soorten inclusief broedvogels en tabel 3 soorten. Tabel 3 soorten genieten de zwaarste bescherming.
De ontwikkelingen en uitvoering van plannen mogen niet in strijd zijn met de Flora- en faunawet en de internationale verplichtingen (Vogel- en Habitatrichtlijn). Daarom dient er bij dergelijke plannen eerst zorgvuldig onderzoek te worden gedaan naar de aanwezigheid van beschermde dier- en plantensoorten en de effecten van de plannen hierop.
5.7.2 Plansituatie
Het onderzoek Ecologische beoordeling Smakkelaarsveld t.b.v. bestemmingsplan van TAUW d.d. 22 juni 2012 maakt voor het plangebied Smakkelaarsveld inzichtelijk dat er door de beoogde ingreep vanuit de Flora- en faunawet geen soorten of soortgroepen zijn waarop een negatief effect verwacht wordt, mits wordt voldaan aan enkele randvoorwaarden. Dit zijn de volgende randvoorwaarden:
- Geen bomen kappen die deel uitmaken van de vliegroute en het foerageergebied van de Gewone dwergvleermuis;
- Geen verlichting toepassen die de invliegopening en de vliegroute van de vleermuizen extra verlicht;
- Geen bomen kappen tijdens het broedseizoen.
Bij het in acht nemen van deze randvoorwaarden is een ontheffing van de Flora- en faunawet niet nodig. Vanuit de Flora- en faunawet gelden daarom met uitzondering van de zorgplicht, geen beperkingen voor de beoogde ontwikkeling. De uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling is daarom reëel. Naast de inachtname van de randvoorwaarden is ook de zorgplicht van kracht.
Aangezien de inpasbaarheid van de te handhaven bomen nog ter discussie staat bestaat de kans dat deze toch gekapt worden. Op dat moment is er sprake van een negatief effect en overtreding van artikel 11 van de Flora- en faunawet. Er dient dan vooraf een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Deze ontheffing wordt alleen verleend op het moment dat mitigerende maatregelen worden getroffen en de staat van instandhouding van de populatie gewone dwergvleermuizen daarmee wordt gewaarborgd. Deze ontheffing wordt naar verwachting verleend bij het nemen van voldoende mitigerende maatregelen.
5.8 Water
Aanleiding
Door een ruimtelijk plan kunnen de belangen èn het functioneren van het watersysteem en de waterketen onder druk komen te staan. Het doel van de 'Watertoets' is het waarborgen van watergerelateerd beleid en beheer door deze ruimtelijke ontwikkelingen expliciet en op evenwichtige wijze te toetsen aan de relevante ruimtelijke plannen en besluiten van Rijk, provincies en gemeenten.
Ruimtelijke plannen moeten wettelijk voorzien zijn van een 'Waterparagraaf', een ruimtelijke onderbouwing van de huidige en toekomstige waterhuishoudkundige situatie. Met de watertoets worden de waterhuishoudkundige gevolgen van een plan vroegtijdig inzichtelijk gemaakt, de afwegingen expliciet en toetsbaar vastgelegd en het wateradvies van de waterbeheerder opgenomen.
Door afstemming met de waterbeheerder(s) wordt voorkomen dat door een ruimtelijke ontwikkeling de kansen voor de waterhuishouding niet worden benut en de bedreigingen niet worden herkend. Door de bestaande (geo)hydrologische situatie en randvoorwaarden, de geplande ontwikkeling en de ruimtelijke consequenties ten aanzien van de waterhuishouding te analyseren, kan het streven naar een duurzaam en robuust watersysteem vroegtijdig in het ontwerpproces worden geïntegreerd.
Deze waterparagraaf (zie bijlage) is, ter verantwoording en afsluiting van de watertoets, opgesteld ten behoeve van het bestemmingsplan 'Smakkelaarsveld'. Dit bestemmingsplan heeft tot doel de ontwikkeling van dit deel van het Stationsgebied in Utrecht –waaronder de realisatie van een multifunctioneel gebouw, het centrale plein Smakkelaarsveld en het opengraven van de Leidsche Rijn- te faciliteren. Hieronder de meest voorname elementen uit de waterpragraaf:
Watervergunning
Ten behoeve van het dempen en graven, aanleggen van vlonders en steigers en bouwen in en langs water is een Watervergunning van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden noodzakelijk. Alle wateraspecten (inclusief de Keur-aspecten) worden in de watervergunning geregeld.
Tijdelijke onttrekkingen van grondwater tijdens bouwwerkzaamheden zijn vergunningsplichtig, evenals tijdelijke lozing van bemalingswater op oppervlaktewater. Ook rechtstreekse afvoer van hemelwater naar oppervlaktewater is vergunning- of meldingplichtig in het kader van de Waterwet.
Wateropgave
Door de ontwikkeling Smakkelaarsveld neemt met het open graven van de Leidsche Rijn, het areaal open water fors toe met circa 3340 m2 (van 660 m2 naar 4000 m2). Van deze toename aan open water wordt 990 m2 benut als compensatie voor het dempen van de Kruisvaart ten behoeve van de realisatie van de Rabobrug. Door dhr. D. Schuwer van het HDSR is de WP "Rabobrug" (IBU, definitief2, d.d. 08-05-2012) waarin deze afspraak verwoord is, op 1 mei 2012 per email akkoord bevonden. De verwachting is dat de Leidsche Rijn ter plaatse van het Smakkelaarsveld in 2018 wordt opengegraven.
Door het creëren van open water neemt de bergingscapaciteit van het peilgebied bij een maximale peilstijging van 30 cm met circa 1002 m3 toe. Daarnaast neemt het verhard oppervlak met circa 5390 m2 (0.54 ha) af wat resulteert in een reductie van de belasting en de emissie op het oppervlaktewater.
Conclusie
De geplande ontwikkeling Smakkelaarsveld heeft een positieve invloed op de waterhuishouding en de riolering in en rondom het plangebied.
Door de ontwikkeling Smakkelaarsveld neemt met het open graven van de Leidsche Rijn, het areaal open water fors toe met circa 3340 m2 en het verhard oppervlak met circa 5390 m2 af.
Van de toename aan open water wordt 990 m2 benut als compensatie voor het dempen van de Kruisvaart ten behoeve van de realisatie van de Rabobrug.
5.9 Archeologie
Wettelijk kader
In 1992 heeft Nederland het Europese Verdrag van Malta ondertekend en in 1998 geratificeerd. Doel van dit verdrag is een betere bescherming van het Europese archeologische erfgoed door een structurele inpassing van de archeologie in ruimtelijke ordeningstrajecten. Eén van de belangrijkste uitgangspunten van het Verdrag van Malta is dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ in de bodem bewaard dienen te blijven. Alleen als behoud in situ niet mogelijk is, wordt overgegaan tot behoud van de archeologische informatie ex situ, door middel van opgraven en bewaren in depot. Een ander uitgangspunt is dat het onderzoek naar de aanwezigheid van archeologische waarden in een zo vroeg mogelijk stadium dient plaats te vinden, zodat hiermee bij de planontwikkeling rekening gehouden kan worden. Een derde uitgangspunt is het 'de verstoorder betaalt principe'. Alle kosten die samenhangen met archeologisch onderzoek dienen worden betaald door de initiatiefnemer van de geplande bodemingrepen. Ten slotte richt het Verdrag van Malta zich tevens op een toename van kennis, herkenbaarheid en beleefbaarheid van het archeologische erfgoed.
Het Verdrag van Malta heeft in Nederland geresulteerd in een ingrijpende herziening van de Monumentenwet uit 1988, die op 1 september 2007 met de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht is geworden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. In de nieuwe wetgeving is de bescherming van het archeologische erfgoed, de inpassing hiervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van het archeologische onderzoek geregeld. Op grond van artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet een bestemmingsplan rekening houden met de archeologische resten in de grond. Om te kunnen bepalen op welke wijze de bestemmingsregeling rekening moet houden met de archeologie (artikel 38a Monumentenwet 1988) moet onderzoek, veelal bureauonderzoek, worden gepleegd. De resultaten daarvan worden beschreven in de toelichting van het bestemmingsplan, waarbij wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan bij moet dragen aan de bescherming van de archeologie.
Verordening en bestemmingsplan
De gemeente Utrecht heeft ervoor gekozen ter bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen een verordening op te stellen voor het hele grondgebied van de gemeente. In de verordening op de archeologische monumentenzorg is een vergunningenstelsel opgenomen ter bescherming van het archeologische erfgoed, waarmee de wettelijk vereiste bescherming kan worden geboden. In bestemmingsplannen wordt verwezen naar de verordening en een regel opgenomen (dubbelbestemming Waarde - Archeologie). In deze dubbelbestemming is opgenomen dat de voor Waarde- archeologie aangewezen gronden mede zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachtingen. Met deze specifieke gebruiksregel wordt geregeld dat onder een met het bestemmingsplan strijdig gebruik in ieder geval wordt begrepen het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg. Door de verordening en de daarbij behorende archeologische waardenkaart is de bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen in de bodem van de gemeente Utrecht gewaarborgd en zijn verstoringen van de bodem vanaf een op de archeologische waardenkaart aangegeven oppervlakte en diepte vergunningplichtig.
Gemeentelijke archeologische waardenkaart
De Archeologische Waardenkaart van de gemeente Utrecht ligt ten grondslag aan de verordening op de archeologische Monumentenzorg. Deze waardenkaart is geënt op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarde (IKAW) van de provincie en op de kennis en ervaring opgedaan in tientallen jaren archeologisch onderzoek in de stad. Hij geeft inzicht in de ligging van beschermde archeologische rijksmonumenten, gebieden van hoge archeologische waarde, gebieden van hoge archeologische verwachting en gebieden van archeologische verwachting en bij welk te verstoren oppervlakte en diepte een vergunningsplicht geldt. In de op de waardenkaart aangeduide gebieden waar een vergunningplicht geldt zal van toekomstige initiatiefnemers tot bodemverstorende activiteiten een inspanning vereist worden om resten uit het verleden op te sporen en zo nodig veilig te stellen.
Beschermde archeologische rijksmonumenten worden op grond van de Monumentenwet 1988 beschermd. Aantasting van de beschermde archeologische monumenten is niet toegestaan. Eventueel dubbel ruimtegebruik is mogelijk, mits de gekozen bestemming zich duurzaam verhoudt met de in het terrein aanwezige archeologische waarden. Voor dubbel ruimtegebruik is een vergunning krachtens de Monumentenwet vereist.
Gebieden van hoge archeologische waarde (rood) zijn gebieden waarvan bekend is dat er archeologische waarden zijn, maar die niet beschermd zijn als archeologisch rijks- of gemeentelijk monument. Gebieden van hoge archeologische verwachting (geel) zijn zones waar op grond van eerder uitgevoerd archeologisch onderzoek dan wel op basis van historisch geografisch onderzoek archeologische waarden te verwachten zijn (er wordt een middelhoge tot hoge dichtheid aan archeologische vondsten of sporen verwacht). Bij gebieden met een archeologische verwachting (groen) zijn de verwachtingen lager (er wordt een middelhoge dichtheid aan archeologische vondsten of sporen verwacht). Voor deze gebieden geldt de gemeentelijke Verordening op de Archeologische Monumentenzorg.
Daarnaast zijn op de kaart witte gebieden aangewezen. Voor deze zones geldt geen verwachting en geen vergunningstelsel.
Archeologie in het plangebied
Het plangebied Smakkelaarsveld bevindt zich op de gemeentelijke archeologische waardenkaart in een gebied met een hoge archeologische waarde en wordt beschermd op grond van de verordening op de archeologische monumentenzorg.
Voor gebieden met een hoge archeologische waarde geldt dat, indien men, ten behoeve van bouw-of andere plannen, voornemens is bodemingrepen uit te voeren groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm, archeologievergunningsplichtig is.
Figuur 5.1: Uitsnede uit de Archeologische Waardenkaart gemeente Utrecht
5.10 Kabels En Leidingen
Kabels en leidingen worden door de nutsbedrijven aangelegd en onderhouden. Er zijn geen hoofdkabels en -leidingen in het plangebied die planologisch relevant zijn. De aanwezige kabels en leidingen zijn of worden in overleg met de nutsbedrijven zonnodig verlegd.
5.11 Magneetvelden
Door Movares is 29 november 2011 een notitie opgesteld 'HOV Tramlijn - beinvloedingsgebieden magneetvelden'. In dit memo is ingegaan op de beïnvloeding van het B-veld ten gevolge van de stroomafname van de tramlijn naar de omgeving. Nagegaan is in welke mate apparatuur in het stationsgebied en of al dan niet hinder te verwachten is door deze beïnvloeding.
Op basis van bovenstaande analyse kan met betrekking tot geïnduceerde magneetvelden geconcludeerd worden dat er geen problemen te verwachten zijn. Voor wat betreft de overige beïnvloedingsaspecten kan, zoals reeds vermeld, eveneens worden geconcludeerd worden dat er ten aanzien van zowel apparatuur als de mens geen problemen te verwachten zijn in het stationsgebied.
5.12 Kwaliteit Van De Leefomgeving
Windhinder
In opdracht van Rapp & Rapp is een windtunnelonderzoek uitgevoerd aan een schaalmodel van het nieuwbouwplan Bibliotheek++ Smakkelaarsveld te Utrecht, inclusief de bestaande en geplande stedenbouwkundige omgeving van het project. Doel van het onderzoek was het geven van een eerste beoordeling van het te verwachten windklimaat rondom het onderhavige bouwplan. Voor de opzet van het onderzoek en de beoordeling van het windklimaat is uitgegaan van de Nederlandse norm NEN 8100:2006 Windhinder en wingevaar in de gebouwde omgeving.
Op de locatie Smakkelaarsveld blijkt uit de berekende windroos op 60 meter hoogte dat met name bij wind uit het zuidwesten tot westen de hoogste windsnelheden optreden, en dat de wind een groot deel van de tijd uit het zuidwesten komt.
Met behulp van een schaalmodel is op 60 plaatsen rondom het project de gemiddelde windsnelheid op loop- en verblijfsniveau gemeten in de windtunnel. Een deel van de meetpunten is op de balkons van de woningen geplaatst. De resultaten zijn getoetst aan de NEN 8100 om het lokale windklimaat te kunnen beoordelen:
- 1. Het te verwachten windklimaat rondom de geplande nieuwbouw wordt op vrijwel alle posities als goed beoordeeld. Het gevaarcriterium wordt niet overschreden. Ter plaatse van het oostelijke deel van het terras wordt het windklimaat zonder windafschermende maatregelen plaatselijk als matig beoordeeld. Daarnaast geld voor horecaterrassen in het algemeen dat windafscherming altijd gewenst is.
- 2. Opgemerkt wordt dat de half open structuur van de parkeergarage een positief effect heeft op het lokale windklimaat.
- 3. Op de meetpunten op de balkons wordt een overwegend als goed te beoordelen windklimaat verwacht. De windbelasting van de balkons aan de westgevel is het grootst, hier is sprake van een beoordeling matig.
- 4. Nader onderzoek met betrekking tot windafschermende maatregelen wordt niet noodzakelijk geacht.
Aangezien het bestemmingsplan een kader biedt om windafschermende maatregelen te treffen kan worden geconcludeerd dat het aspect wind geen belemmering vormt voor de realisatie van het project.
Bezonning
Op 5 juli 2012 is een bezoningsstudie uitgevoerd. De mogelijkheid tot nieuwbouw op het Smakkelaarsveld heeft gevolgen voor de bezonning ten opzichte van de huidige situatie zonder bebouwing.
Op 21 juni is de verslechtering minimaal, aangezien het gebouw geen schaduwwerking op de gevels van de omliggende bebouwing veroorzaakt. Wel valt de beoogde locatie van het terras vanaf 16:30 in de schaduw. Op 21 maart (of 21 september) is er sprake van schaduwwerking op de de gevels van zuidwand van de Smakkelaarsburcht. Aangezien het hier kantoorfuncties betreft, is ook deze verslechtering minimaal te noemen. Voor de verblijfskwaliteit van het park Smakkelaarsveld is de schaduwwerking niet gunstig in de wintermaanden. In de zomer ligt het park tot circa 16:00 uur in de zon, en is het verblijfsklimaat gunstig.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
De grondexploitatie van deelgebied Smakkelaarsveld maakt onderdeel uit van de (sluitende) totaalgrondexploitatie van het Stationsgebied. De opbrengsten worden bepaald door het programma van de te realiseren gemengde bestemming, culturele voorzieningen en woningbouw. Op basis van de realisatie van het voorgestane programma worden in de (deel)grondexploitatie Smakkelaarsveld de kosten voor de inrichting van het gebied gedekt door vastgoedopbrengsten en een bijdrage van de bibliotheek.
In het woonrijpmaken is opgenomen het inrichten van de openbare ruimte, de realisatie van een brug over de Leidsche Rijn en de aanleg van de Leidsche Rijn met kademuren. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de gemeentelijke kosten voor het bouw- en woonrijpmaken aangevuld met de begeleidingskosten worden gecompenseerd door de geprogosticeerde grondopbrengsten van de beoogde functies bibliotheek en woningbouw. Aangezien de gemeente de gronden volledig in eigendom heeft bestaat er geen noodzaak om een exploitatieplan op te stellen. In voornoemde zijn geen kosten voor de HOV meegerekend. Kosten voor de aanleg van de tram- en busbanen zitten deels in de Grondexploitatie Stationsgebied en zijn deels gesubsidieerd. De kosten voor de bovenbouw van de tram worden gedekt uit de projectbegroting van de Uithoflijn.
Ten slotte is een risicoanalyse planschade opgesteld door Oranjewoud d.d. 5 juni 2012 waaruit blijkt dat het niet in de lijn der verwachting ligt dat de voorgenomen planologische wijziging zal leiden tot schade, welke op basis van afdeling 6.1 Wro voor vergoeding in aanmerking dient te komen.
Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de economische uitvoerbaarheid voldoende is aangetoond en de realisatie van het plan is gewaarborgd. Het kostenverhaal is enerzijds door middel van de gronduitgifte verzekerd en anderzijds vastgelegd in de Grondexploitatie Stationsgebied en projectbegroting Uithoflijn.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening
Het plan is getoetst aan de vraag of er met dit plan aspecten aan de orde zijn die relevant zijn voor de nationale belangen die de VROM-inspectie behartigt. Daarbij is de brief van de minster van VROM van 26 mei 2009 van belang. Met dit plan zijn geen van de genoemde nationale belangen in het geding, in die zin dat geen van de nationale belangen aan de orde zijn. Er daarom geen aanleiding bestaat om afzonderlijk vooroverleg te voeren.
Het plan is daarnaast getoetst aan de provinciale beleidslijn "Uitvoering beleidslijn nieuwe Wro" (vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 11 november 2008). Op grond van de overleglijst van deze beleidslijn is geen vooroverleg met de provincie nodig. Dit is ten overvloede door de provincie per mail bevestigd d.d. 3-10-2012.
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft per brief d.d. 20 november 2012 aangegeven met het plan in te kunnen stemmen.
6.2.2 Advies wijkraad
Per brief van 19 november 2012 geeft de Wijkraad Binnenstad dat zij het in grote lijnen eens zijn met de uitgangspunten die zijn gehanteerd voor het ontwerpbestemmingsplan. Echter, zij zien op de verbeelding van het ontwerpbestemmingsplan dat de fietsenstalling ten behoeve van de Bibliotheek++ gerealiseerd zal worden in de bestemming Groen. Dit beperkt de groenbenutting aanzienlijk, zeker wanneer de eventuele toeleidende verharde langzaamverkeersroutes daarbij in acht worden genomen.
De wijkraad adviseert dan ook de fietsenstalling in het gebouw te laten realiseren om het groengebied zo groot mogelijk te houden.
Reactie gemeente:
Wij danken de wijkraad voor haar reactie. Graag reageren we op uw advies de fietsenstalling in het gebouw te realiseren zodat dit niet ten koste gaat van het groene karakter van het Smakkelaarsveld. Er zijn twee ruimtelijke (hoofd)argumenten waarom gekozen is de fietsenstalling op de bewuste locatie in het bestemmingsplan op te nemen:
- 1. In het proces naar een uitwerking van het Voorlopig Ontwerp voor de Bibliotheek++ dienden de uitgangspunten ten behoeve van de HOV-baan herzien te worden. Om de HOV-baan op een juiste wijze in het gebouw in te kunnen passen diende deze verbreed te worden. Aangezien hierdoor minder ruimte op werfniveau, begane grond en +1 niveau ontstond binnen het bouwvlak Bibliotheek++ is gezocht naar een optimalisatie van het programma. Gezien de reductie van de beschikbare oppervlakte op de onderste lagen bleek het geen optie meer te zijn de fietsenstalling in het gebouw te accommoderen. Althans niet zonder dat dit direct ten koste ging van het noodzakelijke programma ten behoeve van de Bibliotheek of Artplex. Om die reden maken we in het ontwerpbestemmingsplan mogelijk dat de stalling direct aan de voorzijde van het gebouw wordt gesitueerd.
- 2. In vervolgstudies naar de optimalisatie van het functioneren van het gebouw is het inpassen van de fietsenstalling een hele nadrukkelijke ontwerpopgave geweest. Ons college moet de definitieve versie van het Voorlopig Ontwerp overigens nog ter besluitvorming voorgelegd krijgen.
Aangezien sowieso een overbrugging van het hoogteverschil van maaiveld van het Smakkelaarsveld naar de hoofdentree van de Bibliotheek++ noodzakelijk was ligt een multifunctionele optimalisatie voor de hand. In het bestemmingsplan is vastgelegd dat de fietsenstallingen aangelegd dienen te worden onder de trappartijen naar de Bibliotheek++. Door de ruimte onder de trappartij te benutten voor een fietsenstalling gaat per saldo in praktische zin geen groen verloren.
Thans wordt gestudeerd op een nadere uitwerking van het IPVE-FO voor de openbare ruimte van het Smakkelaarsveld. Dat traject kent een separaat inspraaktraject waarbij ook de wijkraad Binnenstad betrokken zal worden. Gezamenlijk zal dan gestudeerd worden op een zo groen mogelijke inrichting van het Smakkelaarsveld.
Hoofdstuk 7 Juridische Planopzet
7.1 Inleiding
Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008). De SVBP 2008 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere leesbaarheid, raadpleegbaarheid en helderheid voor de gebruiker en draagt zo bij aan een effectiever en efficiëntere dienstverlening.
7.2 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht
Sinds 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Hierdoor vervallen diverse gebruikelijke termen voor vergunningen zoals bouwvergunning, sloopvergunning, aanlegvergunning, ontheffing et cetera.
Hieronder worden de meest voorkomende termen weergegeven:
- De term bouwvergunning wordt omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen; hierna te noemen 'omgevingsvergunning bouwen'.
- De term sloopvergunning wordt 'omgevingsvergunning voor de activiteit slopen' ;hierna te noemen 'omgevingsvergunning slopen'.
- De term aanlegvergunning wordt 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden'; hierna te noemen 'omgevingsvergunning aanleggen'.
- De term 'ontheffing' of 'het verlenen van een ontheffing' wordt 'afwijking' of 'afwijken bij omgevingsvergunning'.
7.3 Planvorm
Het bestemmingsplan Smakkelaarsveld kenmerkt zich door de combinatie van de functie ten behoeve van de HOV-baan en mogelijkheid een multifunctioneel gebouw te realiseren. In dit ontwikkelingsplan is er gekozen voor een bestemmingsregeling die voldoende flexibiliteit biedt voor het gebouw binnen het bouwvlak enerzijds en anderzijds de overige functies op een heldere wijze vastlegd. Bijzonder aan dit plan is dat naast de gewenste definitieve bestemmingen ook een voorlopige bestemming is opgenomen. Deze bestemming maakt het mogelijk dat een deel van het plangebied in de tijdelijke situatie kan blijven funcioneren als verkeer en verblijfsgebied voor langzaam verkeer en stalling van fietsen. Onderstaand zal per bestemming worden toegelicht hoe deze is vormgegeven en uitgewerkt.
7.4 Opbouw Regels
De opzet van de bestemmingsregels is steeds gelijk:
- bestemmingsomschrijving (met ondergeschikte en nevengeschikte doeleinden);
- bouwregels;
- nadere eisen waar de bestemmingsregeling dat nodig maakt;
- specifieke gebruiksregels, bijvoorbeeld bij wonen een aan huis verbonden beroep of bedrijf.
- afwijken van de gebruiksregels.
In deze paragraaf wordt per bestemming uitgelegd wat de achtergrond is van een bepaalde bestemming.
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen nader uitgewerkt ten behoeve van een eenduidige planuitleg. Voor zover gebruikte begrippen niet zijn genoemd in artikel 1 wordt aangesloten op het normale taalgebruik.
Artikel 2 Wijze van meten
In dit artikel wordt toegelicht hoe de in het bestemmingsplan opgenomen maatvoeringen worden uitgemeten.
Artikel 3 Gemengd
De bestemming Gemengd is de meest in het oog springende bestemming van dit plan. Binnen deze bestemming is realisatie van een multifuncioneel gebouw mogelijk dat een plaats biedt aan wonen en parkeervoorzieningen. Ten aanzien van de functies culturele voorzieningen en wonen zijn de maximale oppervlakten begrensd. De aanduiding ‘Openbaar vervoer’ geeft aan dat hoogwaardig openbaar vervoer het gebouw kan doorsnijden.
Aan de zijde van het spoor is het bouwvlak, met beperkte maximale bouwhoogte, doorgetrokken tot op de grens van het plangebied. Dit is gedaan om enige bouwmogelijkheid behorend tot het hoofdgebouw toe te staan.
Artikel 4 Groen
Deze bestemming Groen is toegekend aan het deel van het Smakkelaarsveld dat ingericht zal worden als groenvoorziening. De bestemming is gericht op de bescherming en het behoud van de groene kwaliteiten van deze gebieden. Binnen deze bestemming is mogelijk om wandel- en fietspaden aan te leggen, alsmede speelvoorzieningen. Tevens is het mogelijk binnen deze bestemming evenementen te organiseren zoals manifestaties of kunst en theater festivals.
In de bestemming Groen is de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsenstalling' opgenomen. Ter plaatse van deze funtieaanduiding kan de fietsenstalling ten behoeve van het multifuntionele gebouw worden gerealiseerd. Deze fietsenstalling dient onder de trappartijen van de bibliotheek++ te worden gerealiseerd zodat deze visueel geen onderdeel uitmaken van de openbare ruimte van het Smakkelaarsveld.
Artikel 5 Verkeer - Openbaar Vervoer
Binnen de grenzen van deze bestemming Verkeer - Openbaar Vervoer kunnen hoogwaardige openbaarvervoerbanen in de vorm van een tram- en busbanen worden gerealiseerd. Tevens is deze bestemming opgenomen voor het mede mogelijk maken van realisatie van reguliere verkeerswegen en behoren ook oversteekplaatsen voor langzaamverkeer met de HOV-banen tot de mogelijkheden.
Ter plaatse van de functieaanduiding 'Specifieke vorm van verkeer - trambaan uitgesloten' is het gebruik van de gronden ten behoeve van trams niet toegestaan. Hierdoor kunnen de trams de beweging vanaf het Stationsplein Oost richting de Daalsetunnel (en vice versa) wel maken, maar is die beweging richting de Vredenburgknoop (Binnenstad) niet mogelijk. De doorkoppeling van de trams richting de Binnenstad is in ieder geval niet voorzien binnen de planperiode van dit bestemmingsplan.
Middels de functieaanduiding 'Railverkeer' is dit deel van het plangebied naast de reguliere HOV-banen tevens bestemd voor treinverkeer.
Artikel 6 Verkeer - verblijfsgebied
De bestemming Verkeer - verblijfsgebied is opgenomen specifiek voor de mogelijkheid dit gebied in te richten ten dienste van gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer. Langs de Smakkelaarsburcht is de strook met name bedoeld voor langzaamverkeer (ter ontsluiting van aangrenzende kantoren) dat gebruik zal maken van deze strook. Tevens zijn deze gronden bedoeld voor waterstaatkundige voorzieningen, waterbeheer en waterberging, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen.
Artikel 7 Verkeer - verblijfsgebied (voorlopig)
Bestemming Verkeer - verblijfsgebied (voorlopig) is opgenomen omdat het vanuit de faseringsopgave fietsparkeren Stationsgebied wenselijk is de huidige fietsenstalling op het Smakkelaarsveld tijdelijk in stand te houden. De voorlopige bestemming zorgt ervoor dat er een fietsparkeervoorziening en verkeer- en verblijfsgebied voor langzaam verkeer voor een periode van maximaal 5 jaar (na vaststelling van het bestemmingsplan) mogelijk is. Binnen deze bestemming kunnen daarnaast groenvoorzieningen en de bij de bestemming behorende kunstwerken, nutsvoorzieningen, facilitaire en technische ruimten, kabels en leidingen.
Artikel 8 Waarde archeologie
De dubbelbestemming Waarde - archeologie is opgenomen ter veiligstelling en bescherming van ed archeologische waarde en verwachtingen. Door de daarin opgenomen specifieke gebruiksbepaling waarin wordt verwezen naar de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg is een handelen in strijd met het bestemmingsplan een strafbaar feit.
Artikel 9 Water
In artikel 9 staan de regels voor de bestemming 'Water'. Deze bestemming is van toepassing op het deel van de Leidsche Rijn om de zichtbare verbinding van de Leidsche Rijn met de Catharijnesingel weer mogelijk te maken. Alle functies met betrekking tot waterbeheer en waterhuishouding zijn toegestaan. Daarnaast is verkeer te water toegestaan in deze bestemming.
Aangezien nog niet zeker is op welke locatie een brug voor het langzaam verkeer gerealiseerd dient te worden over de Leidsche Rijn is in algemene zin ook gebruik en bouwen van de brug voor langzaam verkeer opgenomen in de bestemming water.
Artikel 10 Algemene regels
Geluidsonderzoek wijst uit dat er in het plangebied als gevolg van het (rail)verkeer een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder zal zijn. Hiervoor wordt een besluit hogere waarde afgegeven. Er mogen uitsluitend geluidgevoelige bestemmingen worden opgericht indien het bouwplan in overeenstemming is met de Wet geluidhinder en/ of een eventuele ontheffing Hogere waarde.
Artikel 11 Algemene bouwregels
In de bouwverordening zijn ook voorschriften opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vóór deze bepalingen, maar in dit artikel is bepaald welke voorschriften uit de bouwverordening naast het bestemmingsplan van kracht blijven. Het gaat daarbij om voorschriften van stedenbouwkundige aard, zoals de bereikbaarheid van bouwwerken van wegverkeer en brandblus-voorzieningen, bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten, de ruimte tussen bouwwerken en parkeergelegenheid bij gebouwen. Daarnaast regelt dit artikel de mogelijkheid voor (beperkte) overschrijdingen van bebouwingsgrenzen die op de kaart zijn aangegeven.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel regelt afwijkingsmogelijkheden voor het college van burgemeester en wethouders. Dit heeft primair tot doel enige flexibiliteit in de regels aan te brengen. Ze kunnen worden toegepast als er niet op grond van de bestemmingsregelingen in hoofdstuk 2 al een omgevingsvergunning verleend kan worden. Het gaat dan om een afwijking van maten, afmetingen en percentages, het plaatsen van objecten van beeldende kunst, het realiseren van kleine nutsgebouwtjes.
Artikel 13 Antidubbeltelbepaling
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat een stuk grond dat al eens was betrokken bij het verlenen van een bouwvergunning bij de beoordeling van latere bouwplannen nogmaals wordt betrokken.
Artikel 14 Overgangsrecht
In het nieuwe Besluit op de ruimtelijke ordening (in werking 1 juli 2008) is overgangsrecht opgenomen dat in elk bestemmingsplan moet worden overgenomen. Indien de in het plan opgenomen regels. voor wat betreft gebruik of bebouwing, afwijken van een bestaande legale situatie, dan zijn daarop de overgangsbepalingen van toepassing. De overgangsbepaling heeft tot doel bestaande belangen te respecteren totdat realisering van de nieuwe regels plaatsvindt.
Voor bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, is bepaald dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijking niet wordt vergroot. Gehele vernieuwing is in principe uitgesloten, waaronder ook gefaseerde vernieuwing van een bouwwerk wordt verstaan. Het doel van het overgangsrecht is dat het bestaande bouwwerk in de bestaande staat in stand mag worden gehouden. Uitsluitend na het tenietgaan van het bouwwerk door een calamiteit, waarmee onder andere brand of extreme weersomstandigheden wordt bedoeld, is onder voorwaarden gehele vernieuwing toegestaan. Vergunningplichtige bouwwerken die zonder vergunning zijn opgericht, kunnen door overgangsrecht niet gelegaliseerd worden. Bouwen zonder vergunning is immers een overtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die niet door een regeling in een bestemmingsplan ongedaan kan worden gemaakt. Wel kan met een beroep op het overgangsrecht een aanvraag worden ingediend voor de verbouw van een illegaal bouwwerk. Om te voorkomen dat een dergelijke aanvraag moet worden gehonoreerd, is in de overgangsbepaling van dit plan opgenomen dat deze slechts van toepassing is op legale bouwwerken.
Voor het gebruik dat onder het overgangsrecht valt, is bepaald dat dat gebruik mag worden voortgezet. Het gebruik mag eveneens worden gewijzigd, voor zover de afwijking ten opzichte van het toegestane gebruik niet vergroot wordt. Hiervoor is reeds aangegeven dat illegale bouwwerken niet gelegaliseerd kunnen worden door overgangsrecht. Voor gebruik is dat in principe wel mogelijk maar vanuit het oogpunt van handhaving ongewenst. Gezien het voorgaande is in de overgangsbepaling opgenomen dat het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, van het overgangsrecht is uitgesloten. Ook na het van kracht worden van dit plan kan dus nog met succes handhavend worden opgetreden tegen gebruik dat reeds in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan. Dit laatste is uiteraard mede afhankelijk van andere aspecten, waaronder de vraag of het strijdige gebruik reeds zolang plaatsvindt dat de gemeente haar rechten heeft verwerkt.
Artikel 15 Slotregel
In dit artikel is de naam van het bestemmingsplan, de citeertitel, omschreven.
7.5 Handhaving
Door handhaving controleert de overheid of burgers, bedrijven en bijvoorbeeld overheidsorganen zich aan de wet- en regelgeving houden. Onder handhaving wordt verstaan het door controle (toezicht en opsporing) en het toepassen (of dreigen daarmee) van bestuursrechtelijke sancties, bereiken dat het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd. De handhaving van de van toepassing zijnde regeling binnen de gemeente Utrecht, wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen. Zo wordt namens het college onder andere gehandhaafd op de regels van voorliggend bestemmingsplan. Dit betekent dat de regels voor wat betreft het gebruik en de bebouwingsregels worden gehandhaafd. Dit gebeurt veelal door toetsing tijdens het behandelen van de aanvragen om omgevingsvergunning, maar kan ook gebeuren als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw of op grond van een eigen constatering indien een bouwwerk of een perceel in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt. Indien er bijvoorbeeld sprake is van illegale ingebruikname van gemeentelijke grond, dan zal hiertegen worden opgetreden.
Doel handhavend optreden
Het doel van het handhavend optreden van de gemeente is niet direct gekoppeld aan de noodzaak van een actueel bestemmingplan. Voor de bewoners van het plangebied is duidelijk waar zij aan toe zijn (qua bouwen, zoals bijvoorbeeld uitbreiding van de woning, en qua gebruik), maar het niet handhaven haalt de effectiviteit van een actueel bestemmingsplan onderuit. De toegevoegde waarde van het verlenen van een omgevingsvergunning voor een bijgebouw is niet groot, indien er op andere plaatsen - zonder vergunning - bijgebouwen zijn geplaatst. Dit wordt nog eens problematischer zodra een omgevingsvergunning wordt geweigerd, terwijl diverse vergelijkbare bouwwerken reeds illegaal zijn geplaatst. In dit laatste geval is de roep om handhavend op te treden dan ook het grootst.
Hoe wordt gehandhaafd
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft het college een tweetal instrumenten tot haar beschikking: bestuursdwang en dwangsom. Bij het toepassen van bestuursdwang wordt de overtreding (het geconstateerde illegale bouwwerk c.q. gebruik) ongedaan gemaakt op kosten van de overtreder. Dit kan betekenen dat een bouwwerk door de gemeente wordt afgebroken en de kosten van bijvoorbeeld de aannemer en de gemeentelijke (voorbereidings)kosten op de overtreder worden verhaald. Het is tevens mogelijk om, indien er zonder omgevingsvergunning wordt gebouwd en de bouw wordt stilgelegd door middel van een bouwstop, de bouwmaterialen weg te slepen en elders op te slaan. Het opleggen van een last onder dwangsom betekent bijvoorbeeld dat het illegale gebruik moet worden gestaakt binnen een door het college gestelde termijn. Overschrijdt men de termijn, dan zal de dwangsom in rekening worden gebracht bij de overtreder. Doel van de dwangsom is het onaantrekkelijk maken van het voortzetten van de geconstateerde overtreding. De dwangsom zal dan ook in relatie moeten staan aan (en zal derhalve altijd hoger zijn dan) het voordeel dat de overtreder heeft bij het voortzetten van de illegaliteit. In het plangebied zal handhavend worden opgetreden tegen het illegale gebruik van bouwwerken en percelen. Bijvoorbeeld het verhuren van opslagruimte ten behoeve van de stalling van caravans, maar ook het gebruik van een winkel als café. Verder zal er bij de bouw worden gecontroleerd op de uitvoering van verleende omgevingsvergunningen. Uiteraard zal er ook gecontroleerd worden of, in het geval van een geweigerde omgevingsvergunning voor een woning, de betreffende woning niet alsnog wordt gebouwd. Voorts zal de gemeente toezien op - onder de Wet milieubeheer vallende - bedrijven. Dit vloeit voort uit de regels van het bestemmingsplan. Indien er immers ter plaatse een bedrijfsactiviteit plaats mag vinden, zal dit qua gebruik (intensiteit en hinder) gehandhaafd worden.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijven 'Functiemenging'
Toelichting regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten
Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:
- geluid;
- geur;
- stof;
- gevaar (met name brand- en explosiegevaar).
Daarnaast kan de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.
Toepassing Lijst van Bedrijven 'functiemenging'
Algemeen
In de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) zijn twee Voorbeeldstaten voor milieuzonering opgenomen, namelijk de 'Voorbeeldstaat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen' en de ' Voorbeeldstaat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging'.
De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Lijst van Bedrijven 'functiemenging' (LvB 'functiemenging') is gebaseerd op de tweede VoorbeeldStaat in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). De LvB 'functiemenging' wordt gehanteerd in gebieden waar bedrijven of andere milieubelastende functies verspreid zijn gesitueerd tussen woningen en/of andere gevoelige functies. Onderstaand wordt hier meer in detail op ingegaan. Het gaat in dergelijke gebieden in het algemeen om relatief kleinschalige bedrijvigheid die op korte afstand van woningen kan worden toegestaan. De toelaatbaarheid van activiteiten wordt voor dergelijke gebieden in de VNG-publicatie (en de LvB 'functiemenging') bepaald met behulp van op deze situaties toegesneden toelatingscriteria.
Functiemengingsgebieden
In bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), wordt de LvB 'functiemenging' toegepast. Zoals in de VNG-publicatie reeds is aangegeven kan bij functiemengingsgebieden gedacht worden aan:
- stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
- horecaconcentratiegebieden;
- zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen;
- (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid.
Daarnaast kan ook in (delen van) woongebieden waar enige vorm van bedrijvigheid aanwezig of gewenst is de LvB 'functiemenging' worden toegepast.
Kenmerken van de activiteiten
De activiteiten in dergelijke gebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk van de activiteiten op een bedrijventerrein. Behalve in historisch gegroeide situaties gaat het in hoofdzaak om:
- kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
- bedrijven waarbij de productie en/of laad- en loswerkzaamheden alleen in de dagperiode plaatsvindt;
- activiteiten die hoofdzakelijk inpandig geschieden.
De toegepaste Lijst van Bedrijven 'functiemenging'
De bovenvermelde criteria liggen mede ten grondslag aan de selectie van activiteiten die zijn opgenomen in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging'. In de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' zijn de aspecten geluid, geur, stof en gevaar en de index voor verkeersaantrekkende werking (zoals aangegeven onder het kopje 'Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering') in de categorisering opgenomen. Deze Lijst is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende Voorbeeldstaat uit de VNG-publicatie. Op twee punten is een andere werkwijze toegepast:
- 1. In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Lijst. In de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan. De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de regels en op de plankaart van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Lijst van Horeca-activiteiten). Toegevoegd zijn enkele regelmatig voorkomende bedrijfsactiviteiten die in de lijst van de VNG-publicatie niet specifiek zijn opgenomen, maar wel aan de vermelde criteria voldoen zoals een ambachtelijke glas-in-loodzetterij en caravanstalling. Voor aannemers, SBI-code 45, heeft een nadere specificatie van de activiteiten plaatsgevonden met bijbehorende categorie-indeling die is afgestemd op de verwachte milieueffecten van deze activiteiten.
- 2. In de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' is in de categorie-indeling een nader onderscheid gemaakt tussen categorie B1 en B2. Voor de toepassing in dit bestemmingsplan blijkt het onderscheid tussen categorie A en categorie B zoals beschreven in de VNG-publicatie te groot om de toelaatbaarheid van activiteiten voldoende af te kunnen stemmen op de kenmerken van de functiemengingsgebieden en het daarin te volgen beleid.
Categorie-indeling
Zoals in de VNG-publicatie is aangegeven kan, vanwege de bijzondere kenmerken van gebieden met enige vorm van functiemenging, niet worden gewerkt met een systematiek van richtafstanden en afstandsstappen: vanwege de zeer korte afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies is een dergelijke systematiek niet geschikt voor functiemengingsgebieden. De Lijst van Bedrijven 'functiemenging' hanteert vier categorieën A, B1, B2 en C met specifieke criteria voor de toelaatbaarheid die onderstaand uiteen zijn gezet.
Categorie A Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B1 Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B2 Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden van woningen/andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan. Uitzondering hierop vormen binnenterreinen omringd door voornamelijk woningen: ook al zijn bedrijven bouwkundig afgescheiden van woningen, op deze locaties zijn hooguit categorie B1 bedrijven toegestaan. Categorie C Activiteiten vermeld onder categorie B2, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is. |
Flexibiliteit
De Lijst van Bedrijven 'functiemenging' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal 1 categorie (dus bijvoorbeeld categorie B1 in plaats van A of categorie B2 in plaats van B1). Om te kunnen afwijken moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' niet zijn vermeld, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het college van burgemeester en wethouders kan afwijken en vestiging van een dergelijk bedrijf kan toestaan. Om te kunnen afwijken moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.
Lijst van afkortingen in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging':
- niet van toepassing of niet relevant < kleiner dan > groter = gelijk aan cat. categorie e.d. en dergelijke kl. klasse n.e.g. niet elders vermeld | o.c. opslagcapaciteit p.c. productiecapaciteit p.o. productieoppervlak b.o. bedrijfsoppervlak v.c. verwerkingscapaciteit u uur d dag w week j jaar | |||||||
SBI-CODE 1993 | SBI-CODE 2008 | OMSCHRIJVING | ||||||
nummer | CATEGORIE | |||||||
01 | 01 | - | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW | |||||
014 | 016 | 0 | Dienstverlening ten behoeve van de landbouw: | |||||
014 | 016 | 2 | - algemeen (onder andere loonbedrijven), b.o < 500 m² | B1 | ||||
014 | 016 | 4 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² | B1 | ||||
15 | 10, 11 | - | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN | |||||
151 | 101, 102 | 0 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | |||||
151 | 101 | 6 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² | B2 | ||||
1552 | 1052 | 2 | Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² | B1 | ||||
1581 | 1071 | 1 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 7.500 kg meel/week | B1 | ||||
1584 | 10821 | 0 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | |||||
1584 | 10821 | 3 | - cacao- en chocoladefabrieken, vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² | B1 | ||||
1584 | 10821 | 6 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² | B1 | ||||
1593 t/m 1595 | 1102 t/m 1104 | Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke | B1 | |||||
17 | 13 | - | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | |||||
174, 175 | 139 | Vervaardiging van textielwaren | B2 | |||||
176, 177 | 139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | B2 | |||||
18 | 14 | - | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |||||
181 | 141 | Vervaardiging kleding van leer | B2 | |||||
20 | 16 | - | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE | |||||
203, 204, 205 | 162 | 1 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² | B2 | ||||
205 | 162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | B1 | |||||
22 | 58 | - | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |||||
2222.6 | 18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | B1 | |||||
2223 | 1814 | A | Grafische afwerking | A | ||||
2223 | 1814 | B | Binderijen | B1 | ||||
2224 | 1813 | Grafische reproductie en zetten | B1 | |||||
2225 | 1814 | Overige grafische activiteiten | B1 | |||||
223 | 182 | Reproductiebedrijven opgenomen media | A | |||||
24 | 20 | - | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN | |||||
2442 | 2120 | 0 | Farmaceutische productenfabrieken: | |||||
2442 | 2120 | 2 | - verbandmiddelenfabrieken | B1 | ||||
26 | 23 | - | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN | |||||
2615 | 231 | Glasbewerkingsbedrijven | B2 | |||||
262, 263 | 232, 234 | 0 | Aardewerkfabrieken: | |||||
262, 263 | 232, 234 | 1 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | B1 | ||||
267 | 237 | 0 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | |||||
267 | 237 | 2 | - zonder breken, zeven en drogen indien p.o. < 2.000 m² | B2 | ||||
2681 | 2391 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | B2 | |||||
28 | 25 | - | VERVAARDIGING EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/ TRANSPORTMIDDELEN) | |||||
281 | 251, 331 | 1a | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² | B2 | ||||
284 | 255, 331 | B1 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m² | B2 | ||||
2852 | 2562, 3311 | 2 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m² | B2 | ||||
287 | 259, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m² | B2 | ||||
30 | 26, 28, 33 | - | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |||||
30 | 26, 28, 33 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken, inclusief reparaties | B1 | ||||
33 | 26, 32, 33 | - | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |||||
33 | 26, 32, 33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke, inclusief reparaties | B | ||||
36 | 31 | - | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |||||
361 | 9524 | 2 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² | A | ||||
362 | 321 | Fabricage van munten, sieraden en dergelijke | B1 | |||||
363 | 322 | Muziekinstrumentenfabrieken | B1 | |||||
3663.1 | 32991 | Sociale werkvoorziening | B1 | |||||
40 | 35 | - | PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | |||||
40 | 35 | C0 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |||||
40 | 35 | C1 | - < 10 MVA | B1 | ||||
40 | 35 | D0 | Gasdistributiebedrijven: | |||||
40 | 35 | D3 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A | A | ||||
40 | 35 | D4 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C | B1 | ||||
40 | 35 | E0 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |||||
40 | 35 | E2 | - blokverwarming | B1 | ||||
41 | 36 | - | WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER | |||||
41 | 36 | B0 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |||||
41 | 36 | B1 | - < 1 MW | B1 | ||||
45 | 41, 42, 43 | - | BOUWNIJVERHEID | |||||
45 | 41, 42, 43 | 3 | Aannemersbedrijf met werkplaats, b.o. < 1.000 m² | B1 | ||||
50 | 45, 47 | - | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |||||
501, 502, 504 | 451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | B1 | |||||
5020.4 | 45204 | B | Autobeklederijen | A | ||||
5020.5 | 45205 | Autowasserijen | B1 | |||||
503, 504 | 453 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | B1 | |||||
51 | 46 | - | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |||||
5134 | 4634 | Groothandel in drank | C | |||||
5135 | 4635 | Groothandel in tabaksproducten | C | |||||
5136 | 4636 | Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk | C | |||||
5137 | 4637 | Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen | C | |||||
514 | 464, 46733 | Groothandel in overige consumentenartikelen | C | |||||
5148.7 | 46499 | 0 | Groothandel in vuurwerk en munitie: | |||||
5148.7 | 46499 | 1 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | B1 | ||||
5153 | 4673 | 0 | Groothandel in hout en bouwmaterialen: | |||||
5153 | 5153 | 1 | - algemeen | C | ||||
5153 | 4673 | 2 | - indien b.o. < 2.000 m² | B1 | ||||
5153.4 | 5153.4 | 4 | Zand en grind: | |||||
5153.4 | 46735 | 6 | - indien b.o. < 200 m² | B1 | ||||
5154 | 4674 | 0 | Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |||||
5154 | 5154 | 1 | - algemeen | C | ||||
5154 | 4674 | 2 | - indien b.o. < 2.000 m² | B1 | ||||
5156 | 4676 | Groothandel in overige intermediaire goederen | C | |||||
52 | 47 | - | DETAILHANDEL EN REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN | |||||
527 | 952 | Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen) | A | |||||
60 | 49 | - | VERVOER OVER LAND | |||||
6022 | 493 | Taxibedrijven | B1 | |||||
6024 | 494 | 0 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² | C | ||||
603 | 495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | B1 | |||||
63 | 52 | - | DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER | |||||
64 | 53 | - | POST EN TELECOMMUNICATIE | |||||
641 | 531, 532 | Post- en koeriersdiensten | C | |||||
71 | 77 | - | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |||||
711 | 7711 | Personenautoverhuurbedrijven | B2 | |||||
712 | 7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's) | C | |||||
713 | 773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | C | |||||
72 | 62 | - | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |||||
72 | 62 | A | Computerservice- en informatietechnologiebureaus en dergelijke | A | ||||
72 | 58, 63 | B | Datacentra | B1 | ||||
73 | 72 | - | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |||||
732 | 722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | A | |||||
74 | 63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | - | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | |||||
7481.3 | 74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | C | |||||
7484.4 | 82992 | Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke | A | |||||
90 | 37, 38, 39 | MILIEUDIENSTVERLENING | ||||||
9001 | 3700 | B | Rioolgemalen | B1 | ||||
93 | 96 | - | OVERIGE DIENSTVERLENING | |||||
9301.3 | 96013 | A | Wasverzendinrichtingen | B1 |
Bijlage 1 Onderzoek Verkeerslawaai Smakkelaarsveld, Gemeente Utrecht, 13 Juli 2012
Bijlage 1 Onderzoek Verkeerslawaai Smakkelaarsveld, gemeente Utrecht, 13 juli 2012
Bijlage 2 Risicoanalyse Externe Veiligheid Smakkelaarsveld, Gemeente Utrecht, 4 September 2012
Bijlage 2 Risicoanalyse externe veiligheid Smakkelaarsveld, Gemeente Utrecht, 4 september 2012
Bijlage 3 Vooronderzoek Smakkelaarsveld, Tauw, 17 Februari 2011
Bijlage 3 Vooronderzoek Smakkelaarsveld, TAUW, 17 februari 2011
Bijlage 4 Aanvullend Bodemonderzoek Smakkelaarsveld, Tauw, 18 Oktober 2011
Bijlage 4 Aanvullend bodemonderzoek Smakkelaarsveld, TAUW, 18 oktober 2011
Bijlage 5 Ecologische Beoordeling Smakkelaarsveld, Tauw, 22 Juni 2012
Bijlage 5 Ecologische beoordeling Smakkelaarsveld, TAUW, 22 juni 2012
Bijlage 6 Waterparagraaf Smakkelaarsveld, Gemeente Utrecht, 5 Juni 2012
Bijlage 6 Waterparagraaf Smakkelaarsveld, gemeente Utrecht, 5 juni 2012
Bijlage 7 Beinvloedingsbebieden Magneetvelden Stationsgebied, Movares, 29 November 2011
Bijlage 7 Beinvloedingsbebieden magneetvelden Stationsgebied, MOVARES, 29 november 2011
Bijlage 8 Windklimaat Onderzoek, Peutz, 20 April 2011
Bijlage 8 Windklimaat onderzoek, PEUTZ, 20 april 2011
Bijlage 9 Bezonningsstudie Smakkelaarsveld, Rr, 7 Juni 2012
Bijlage 9 Bezonningsstudie Smakkelaarsveld, RR, 7 juni 2012
Bijlage 10 Risicoanalyse Planschade Smakkelaarsveld, Oranjewoud, D.d. 5 Juni 2012
Bijlage 10 Risicoanalyse planschade Smakkelaarsveld, Oranjewoud, d.d. 5 juni 2012