KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd -1
Artikel 4 Gemengd - 2
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 7 Wonen
Artikel 8 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Ontheffingsregels
Artikel 13 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Doelstelling
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Doorwerking Bestaand Beleid
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Inleiding
2.2 Ruimtelijke Structuur
2.3 Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Algemeen
3.2 Project Thorbeckepark
3.3 Conclusie
Hoofdstuk 4 Onderzoek En Randvoorwaarden
4.1 Algemeen
4.2 Geluidhinder
4.3 Externe Veiligheid
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Bodem
4.6 Flora En Fauna
4.7 Water
4.8 Archeologie
4.9 Verkeer
4.10 Kabels En Leidingen
4.11 Bezonningsonderzoek
4.12 Uitgangspunten Spve En Ontwerpateliers
4.13 Conclusie
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Inleiding
5.2 Planvorm
5.3 Artikelsgewijze Toelichting
5.4 Additionele Horeca
5.5 Handhaving
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Lijst Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Beleid

Thorbeckepark

Bestemmingsplan - Utrecht

Onherroepelijk op 22-07-2010 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Thorbeckepark van de gemeente Utrecht.

1.2 peil:

het peil staat in dit plan gelijk aan de as van de weg van de dichtst bij gelegen weg grenzend aan het gebouw, zijnde de ontsluitingsweg voor autoverkeer.

1.3 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0344.BPTHORBECKEPARK-0001.dgn.

1.4 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:

beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend waarvan de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en degene die het beroep of het bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is; hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: een detailhandelsvestiging, een afhaalzaak, een horecabedrijf, een belhuis en een (raam)prostitutiebedrijf; hieronder wordt wel verstaan: een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang.

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 additionele horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit bij een hoofdfunctie, niet zijnde horeca, waarbij de additionele horeca-activiteiten passen bij de hoofdfunctie qua uitstraling, dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage:

het met een aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen.

1.10 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan is of wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.11 bestaand gebruik:

het op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan aanwezige gebruik.

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en hoort bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 dak:

een bovenbeëindiging van een gebouw.

1.23 dakopbouw:

een ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals trappenhuizen, luchtbehandelings- en liftinstallaties.

1.24 dienstverlening:

dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent, gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus e.d.. Hieronder worden niet verstaan belhuizen.

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.27 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.28 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, riolering, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.29 (raam)prostitutiebedrijf:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin prostitutie plaatsvindt, bij een raamoprostitutiebedrijf voorzien van één of meer vitrines. Hieronder vallen oook erotische massagesalons en prostitutiehotels.

1.30 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.31 woonlaag:

een bouwlaag die uitsluitend voor bewoning is bestemd.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd -1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd -1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. sport;
  3. c. additionele horeca;
  4. d. de bij de bestemming behorende verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen.

3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 4 Gemengd - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. speelvoorziening ten behoeve van de bestemming Gemengd -1, waarbij het oppervlakte voor een speelvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte' niet mag worden overschreden;
  2. b. groenvoorzieningen, gazons en beplantingen;
  3. c. voetpaden.

4.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd onder de voorwaarde dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 5 meter mag bedragen, met uitzondering van terrein- of erfafscheidingen welke maximaal 2 meter mogen bedragen.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, gazons en beplantingen;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. bermen en bermsloten;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. water, waterbeheer en waterberging;
  6. f. speelvoorzieningen;
  7. g. stallingruimte voor fietsen.
  8. h. en de bij de bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken (waaronder duikers, bruggen en faunapassages);

5.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mopgen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd onder de voorwaarden dat:

  1. a. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen welke niet meer dan 1 meter hoog mogen zijn.
  2. b. het gestelde onder a. geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verkeer- en verblijfsgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer;
  2. b. water, waterbeheer en waterberging;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. bij de bestemming behorende wegen, voet- en fietspaden, geluidwerende voorzieningen, fietsenstallingen, nutsvoorzieningen, kunstwerken.
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - gemotoriseerd verkeer uitgesloten' is gemotoriseerd verkeer niet toegestaan;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren uitgesloten' zijn parkeervoorzieningen ten behoeve van gemotoriseerd verkeer niet toegestaan.

6.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

  1. a. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m² per gebouw;
  2. b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 2 meter.
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  4. d. Het bepaalde onder c geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer.

6.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 6.2 onder a en lid 6.2onder b voor:

  1. a. afwijkingen van de maximale oppervlakte van een gebouw tot ten hoogste 20 m².
  2. b. afwijkingen van de maximale bouwhoogte van een gebouw tot maximaal 3 meter.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  2. b. gebouwd parkeren (ondergronds of half verdiept);
  3. c. straten en paden;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging en waterlopen.

7.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

7.3 Specifieke gebruiksregels

De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf in samenhang met wonen is uitsluitend toegestaan indien:

  1. a. het vloeroppervlak ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf niet groter is dan 1/3 deel van het vloeroppervlak van de woning, tot een maximum van 40 m², inclusief aan- en uitbouwen;
  2. b. het, in geval van bedrijfsactiviteiten, bedrijfsactiviteiten betreft in maximaal categorie A van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten dan wel bedrijfsactiviteiten waarvoor geen milieuvergunning is vereist;
  3. c. er geen sprake is van verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  4. d. geen sprake is van detailhandel, horeca, afhaalzaken en/of belhuizen.

Artikel 8 Waarde - Archeologie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting.

8.2 Specifieke gebruiksregel

Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen, het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

  1. a. Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappenhuizen, hellingbanen, entreeportalen, veranda's en afdaken en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m.
  2. b. De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende bepalingen:
    1. 1. de richtlijnen voor het verlenen van de stedenbouwkundige bepalingen;
    2. 2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
    3. 3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
    4. 4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
    5. 5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
    6. 6. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van:

  1. a. onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
  2. b. onbebouwde gronden en/of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  3. c. stacaravans, recreatie-appartementen en recreatiewoningen voor permanente bewoning;
  4. d. onbebouwde gronden als kampeerterrein;
  5. e. vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  6. f. onbebouwde gronden als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan.

Artikel 12 Algemene Ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen;
  4. d. het overschrijden van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor het plaatsen van hekwerken of borstweringen ten behoeve van dakterrassen, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte met niet meer dan 1,50 meter mag worden overschreden;
  5. e. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  6. f. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  7. g. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, trappenhuizen, lichtkappen en andere ondergeschikte bouwdelen.

Artikel 13 Algemene Procedureregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid of het stellen van nadere eisen zoals bedoeld in deze regels, worden de navolgende procedureregels in acht genomen:

  1. a. het ontwerpbesluit tot ontheffing of het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage;
  2. b. burgemeester en wethouders maken de onder a bedoelde ter inzage legging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze alsmede op elektronische wijze bekend;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  4. d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijke en/of mondelinge zienswijzen indienen tegen het ontwerpbesluit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Thorbeckepark, zoals vervat.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Doelstelling

1.1.1 Algemeen

In de gemeente Utrecht is het Integraal Accommodatiebeleid in 2002 ontwikkeld. Dit beleid heeft tot doel om in de gehele gemeente Utrecht kwalitatief goede huisvesting voor multifunctionele voorzieningen te realiseren. Uit dit Integraal Accommodatiebeleid is onder andere het project Thorbeckepark voortgekomen. Het project betreft een integrale ontwikkeling van sport, recreatie en voorzieningen, appartementen en de openbare ruimte.
In 2007 is gestart met de herontwikkeling van het sportpark Thorbeckelaan door de aanleg van het eerste kunstgrasveld en een paviljoen. Na de bouw van het paviljoen is de aanleg van het tweede kunstgrasveld en een natuurgrasveld gepland, gevolgd door de aanleg van een openbaar gebied met daarin o.a. een park, een multifunctioneel voorzieningengebouw en drie woongebouwen met appartementen.

De bouw van het paviljoen is planologisch mogelijk gemaakt door een vrijstelling van het vigerende bestemmingsplan via artikel 19 lid 2, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud). De bouw van de woongebouwen, het multifunctionele voorzieningengebouw en de ontwikkeling van een deel van het openbaar gebied passen echter niet binnen het vigerende bestemmingsplan Ondiep voor dit gebied. Een herziening van dit bestemmingsplan is daarom noodzakelijk om deze ontwikkelingen mogelijk te maken. Dit plan biedt als zodanig de benodigde juridische basis voor de gewenste ontwikkeling van Thorbeckepark.

1.1.2 Achtergrond

Het project Thorbeckepark is zoals eerder aangegeven ontstaan vanuit het Integraal Accommodatiebeleid in 2002. Binnen dit beleid is het mogelijk om de opbrengsten door verkoop van grond/panden van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO) direct weer in de voorzieningen van de DMO zelf te investeren.
In het kader van het project Thorbeckepark is in maart 2007 een Stedenbouwkundig programma van eisen (SPVE) opgesteld. Het planproces van het SPVE Thorbeckepark is een uitvoerig onderzoek geweest naar wat qua ambitieniveau, voorzieningen, ruimtelijke inpasbaarheid, financiële kostendragers en maatschappelijk draagvlak mogelijk is. Hierbij hebben de ambities uit het Uitvoeringsprogramma Levenslustig Ondiep (2005) als basis gediend (zie ook bijlage 1). Na het opstellen van een voorlopig stedenbouwkundig programma is een alternatief "bewonersalternatief" opgesteld. Dit is gedaan aan de hand van diverse consultatie avonden met bewoners/betrokkenen en vertegenwoordigers van de Adviesgroep Ondiep en uitgebrachte reacties/adviezen. In een plenaire bijeenkomst op 3 april 2006 met vertegenwoordiging van alle betrokkenen (ambtelijk, bewoners, adviesgroep, toekomstige exploitanten/huurders, ontwikkelaars) zijn de uitgangspunten zoals verwoord in een Stedenbouwkundig Programma van Eisen (SPVE) vastgesteld.
Op 5 juli 2007 is het SPVE vastgesteld door de raad van de gemeente Utrecht. Hierbij hebben de volgende argumenten een rol gespeeld:

  • De ontwikkeling van het Thorbeckepark Ondiep draagt bij aan de doelstellingen van Utrecht Vernieuwt;
  • De ontwikkeling van het Thorbeckepark Ondiep draagt bij aan de doelstellingen van Levenslustig Ondiep;
  • Het plan voor het Thorbeckepark Ondiep voorziet in een toename van de hoeveelheid openbaar groen in de wijk;
  • Het programma van het SPVE draagt bij aan het stimuleren van sportdeelname in Ondiep;
  • Het plan voor het Thorbeckepark Ondiep draagt bij aan het vergroten van de sociale controle in het gebied;
  • Doordat sport en welzijnsvoorzieningen zijn geclusterd kunnen zij profiteren van elkaars aanwezigheid;
  • De adviezen van de beheergroep Thorbeckepark zijn als bijlage opgenomen en, voor zover mogelijk, verwerkt in het SPVE.

De voor dit bestemmingsplan van belang zijnde uitgangspunten zijn in paragraaf 4.12 opgenomen.

Op 24 april 2007 is gestart met de vrijstellingsprocedure op grond van artikel 19, lid 2 WRO en op 23 juni 2007 met het aanvragen van een bouwvergunning voor het bouwen van het paviljoen, dat onderdeel uitmaakt van het project Thorbeckepark. Op 14 oktober 2007 is hiervoor vrijstelling en vergunning verleend, waarna met de bouw van het paviljoen is gestart.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de noordoostkant van Utrecht in de wijk Ondiep (zie figuur 1.1). Het plangebied wordt begrensd door een sloot en groensingels. Het geheel ligt ingesloten tussen vier straten: Marnixlaan, Laan van Chartroise, Thorbeckelaan en Royaards van den Hamkade. Tussen het Thorbeckepark en de Laan van Chartroise bevinden zich de Rietendakschool, een gemeentelijke sportzaal, een verenigingsgebouw en enkele private objecten (o.a. woonhuis, architectenbureau en KPN-centrale). Deze gebouwen maken geen onderdeel uit van het project Thorbeckepark.

In het Thorbeckepark ligt momenteel een aantal sportvelden dat wordt gebruikt door de voetbalvereniging DHSC. Recent is hieraan het Wesley Sneijder-trapveldje toegevoegd. De gronden en opstallen zijn van de gemeente Utrecht en zijn in beheer/eigendom bij de DMO/OGU/Stadswerken en deels verhuurd aan DHSC.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPTHORBECKEPARK-0601_0001.png"

Figuur 1.1: Ligging plangebied

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

1.3.1 Bestemmingsplan Ondiep

Voor het plangebied vigeert sinds juni 2008 het bestemmingsplan Ondiep. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 4 oktober 2007 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Utrecht op 22 april 2008. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming "Recreatieve doeleinden" meegekregen met een maximaal bebouwingspercentage van 2%, waarbij maximaal twee bouwlagen zijn toegestaan. In dit bestemmingsplan is wel al ingegaan op de ontwikkelingen die spelen in het Thorbeckepark, waaronder ook de bouw van de appartementen en de ontwikkeling van het openbaar gebied. De reden dat het project destijds niet is opgenomen in het bestemmingsplan is dat de plannen nog onvoldoende uitgekristalliseerd waren.

1.4 Doorwerking Bestaand Beleid

Specifiek voor de stad Utrecht is een structuurvisie vastgesteld (1 juli 2004). Deze visie werkt door in de bestemmingsplannen. Daarnaast is er ook ander gemeentelijk, regionaal en nationaal beleid van toepassing. In bijlage 1 is een beschrijving opgenomen van relevant gemeentelijk, regionaal en nationaal beleid. De conclusies zijn in deze paragraaf opgenomen. De Structuurvisie Utrecht wordt hier vanwege het belang voor de stad uitgebreider aangehaald.

Utrecht is de stad met drie kernkwaliteiten, welke in de structuurvisie zijn uitgewerkt in de drie perspectieven: De Markt, Het Podium en De Binnentuinen. In deze bestemmingsplantoelichting wordt eerst een beschrijving gegeven van het perspectief Binnentuinen en vervolgens over het Podium en de Markt.

Binnentuinen

Het perspectief De Binnentuin sluit aan bij de kernkwaliteit: de grote stad met kleinschaligheid en sociale cohesie in de wijken. Doelstelling binnen het perspectief De Binnentuin is:

  • het creëren van een veilige en leefbare woonomgeving;
  • het bijdragen aan de sociale vitaliteit van de stad;
  • het zorgdragen voor geborgenheid in een stedelijk milieu.

De stedelijke opgaven voor De Binnentuin

De opgave voor De Binnentuinen van Utrecht ligt vooral in het onderhouden, vernieuwen en versterken van de kenmerkende structuren binnen een wijk. Soms is dat een park, soms een voorzieningenlint, soms een waterloop. Ingrepen in De Binnentuinen / wijken moeten leiden tot een inrichting van de openbare ruimte die aansluit bij de behoefte van de gebruikers. De woonfunctie is in De Binnentuinen dominant. De wijk is de maat, ingericht als verblijfsgebied. Elementen van rust, sociale cohesie en stabiliteit dragen bij aan de kwaliteit van de Utrechtse Binnentuinen. Afhankelijk van de situatie kan er sprake zijn van bijvoorbeeld intensivering of juist extensivering. Maatvoering en wijkkenmerken zijn hiervoor leidend. Voor De Binnentuin geldt geen omvangrijke programmatische opgave. Het programma is primair gericht op kwaliteitsverbetering. Voor iedere wijk is een basispakket aan voorzieningen nodig (welzijnsvoorzieningen, winkelaanbod en speel- en recreatiezones). Kleinschalige functiemenging is mogelijk, bijvoorbeeld in de vorm van woon/werkunits of kleinschalige bedrijvigheid. De wijken zijn autoluw. Verkeer wordt zoveel mogelijk via de stedelijke ontsluitingswegen afgehandeld. Op die manier wordt ook de onderlinge verbinding tussen de wijken georganiseerd.

Podium

Het perspectief Het Podium sluit aan bij de kernkwaliteit: de stad als ontmoetingsplaats voor winkelen, cultuur, onderwijs en recreatie. Doelstelling binnen het perspectief Het Podium is:

  • het versterken van de landelijke identiteit van Utrecht als ontmoetingsstad;
  • het bijdragen aan de culturele vitaliteit van de stad;
  • het versterken van de functionele relatie van de stad met de regio op het gebied van cultuur, onderwijs, voorzieningen en recreatie;
  • het ontwikkelen van een (bijbehorend) uitnodigend stedelijk milieu.

De ontmoetingsplaatsen, de Podia, worden bijvoorbeeld gevormd door de historische binnenstad en het stationsgebied, Leidsche Rijn Centrum, Leidsche Rijn Park, de Uithof en de Nieuwe Hollandsche Waterlinie. Maar het gaat ook om kleinschaliger voorzieningen zoals theater de Paardenkathedraal, het Noorderpark of de Munt, onderwijs- en andere voorzieningen en cultureel aanbod. Ook de openbare ruimte kan een podium vormen.

Markt

Het perspectief De Markt sluit aan bij de kernkwaliteit: de stad als randstedelijk centrum in een economisch dynamische en hoogstedelijke omgeving. Doelstelling binnen het perspectief De Markt is:

  • het stimuleren van de economische vitaliteit in Utrecht in stedelijke, regionale en landelijke context;
  • de herkenbaarheid van de kernkwaliteit vergroten door o.a. het ontwikkelen van een (bijbehorend) hoogstedelijk milieu.

De belangrijkste structurerende elementen in dit perspectief zijn de 'snelle' infrastructuur en haar knooppunten: Deltanet, het randstedelijk openbaar vervoernet, het stedelijk HOV-net, de OV-terminal Utrecht en de knooppunten in de stad. Dat zijn vanuit bereikbaarheidsoogpunt de meest aangewezen locaties voor marktontwikkelingen. Functies die hierbij horen zijn kantoren, kennisintensieve bedrijven en het duurdere hoogstedelijke segment van de woningmarkt.

De perspectieven zijn deels vertaald naar ambities voor de korte en middellange termijn in het ontwikkelingsbeeld 2015.

Conclusies relevant beleid

Het plangebied ligt in het gebied dat in de structuurvisie als binnentuin wordt aangegeven. Het ontwikkelingsbeeld voor 2015 is die van een stedelijk- en groenstedelijk woonmilieu. De ontwikkeling van het plan Thorbeckepark is er op gericht om binnen de bestaande structuur een verbetering van het woonmilieu te realiseren. Naast de ontwikkeling van de woningen gebeurt dit door de aanleg van meer openbaar groen, het behoud (en vernieuwen) van de sportvoorzieningen en de realisatie van het multifunctionele voorzieningengebouw met daarin diverse wijkgerichte functies. Bij de ontwikkeling wordt de bestaande groene structuur zoveel mogelijk gehandhaafd en waar mogelijk versterkt.

Naar aanleiding van vooral het rijksbeleid is voor een aantal (milieu)thema's nader onderzoek uitgevoerd. Dit betreft de volgende thema's:

  • Geluidshinder;
  • Externe veiligheid;
  • Luchtkwaliteit;
  • Bodem;
  • Flora en fauna;
  • Water;
  • Archeologie en cultuurhistorie;
  • Verkeer.

De resultaten hiervan zijn verwerkt in hoofdstuk 4. Verder past de ontwikkeling van de appartementen en het openbaar gebied in het Thorbeckepark binnen het bestaande ruimtelijke beleid van de provincie en de gemeente Utrecht. Hierin wordt de verhoging van de kwaliteit van de woonomgeving door middel van herstructurering en inbreiding van groot belang geacht. In verschillende beleidsstukken van de gemeente Utrecht (Uitvoeringsprogramma Levenslustig Ondiep, Wijkactieplan, Bestemmingsplan Ondiep) is de ontwikkeling van openbaar gebied in het Thorbeckepark als onderdeel van het beleid meegenomen.

Samengevat leidt het beleidskader tot de volgende conclusies:

  • In het stedelijk gebied is verdichting, herstructurering en inbreiding een gewenste ontwikkeling. De ontwikkeling in het Thorbeckepark voldoet hieraan;
  • Ten aanzien van de verschillende (milieu)thema's moet aan richtlijnen/wetgeving worden voldaan. In hoofdstuk 4 wordt beschreven hoe daar in dit plan rekening mee is gehouden;
  • Het plangebied moet nader onderzocht worden op de aanwezigheid van archeologische waarden;
  • Voor het eventueel kappen van bomen is een kapvergunning nodig;
  • De ambitie voor het Thorbeckepark is vastgelegd in het gemeentelijk beleid (Uitvoeringsprogramma Levenslustig Ondiep, Wijkactieplan). Daaraan wordt in dit bestemmingsplan voldaan.

1.5 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat de beschrijving van de bestaande situatie. Onder andere de ruimtelijke structuur, de historische ontwikkeling van het gebied en de beschrijving van de aanwezige functies heeft hier een plek. In hoofdstuk 3, de planbeschrijving, worden de mogelijkheden die het plan biedt voor de toekomst beschreven. De diverse noodzakelijke onderzoeken ten aanzien van bijvoorbeeld milieuaspecten komen in hoofdstuk 4 aan bod. De hoofdstukken 5 en 6 behelzen respectievelijk de juridische aspecten en de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

In bijlage 1 is de samenvatting van relevante beleidsnota's opgenomen. De conclusies voor het plangebied zijn weergegeven in paragraaf 1.4. Tevens zijn in de bijlagen relevante onderzoeksrapporten opgenomen. De conclusies uit deze onderzoeken staan in hoofdstuk 4 van deze toelichting.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie

2.1 Inleiding

Het bestemmingsplan is voor een belangrijk deel ontwikkelingsgericht van aard. In dit bestemmingsplan worden de ontwikkelingen mogelijk gemaakt voor het projectgebied Thorbeckepark. Dit hoofdstuk geeft inzicht in de huidige situatie van het plangebied als onderdeel van het projectgebied Thorbeckepark en analyseert het projectgebied en de omgeving in ruimtelijk en functioneel opzicht. Voor zover de verschillende onderdelen van dit hoofdstuk daartoe aanleiding geven, wordt aan het einde van de verschillende paragrafen een aantal conclusies en uitgangspunten voor het bestemmingsplan geformuleerd. Dit vormt een basis voor het bestemmingsplanbeleid zoals dat in hoofdstuk 3Planbeschrijving beschreven is.

2.2 Ruimtelijke Structuur

2.2.1 Historische ontwikkeling

Het Thorbeckepark ligt in de stroomgordel van de Vecht, die hier rond 2250 v. Chr. tenminste één kilometer breed was. Het plangebied (en directe omgeving) ligt direct aan een oude verlande Vechtloop, meer naar het noorden ligt het in 1338 gegraven deel van de Vecht (de huidige Vecht). De fysisch geografische ondergrond van het gebied is dan ook in belangrijke mate bepaald door de rivier en er vindt al vroeg op hoger gelegen delen bewoning plaats. Aan de Thorbeckelaan is in het recente verleden de oudste archeologische vondst van Utrecht gedaan (2200 v. Chr.). In de 13e en de 14e eeuw werden hier twee kloosters in elkaars nabijheid gebouwd: Mariendaal aan de gegraven Vecht en Nieuwlicht, een kartuizerklooster grenzend aan de oude verlande Vechtloop. Van dit laatste klooster is het poortgebouw nog aanwezig aan de rand van het sportveld. Na sloop van het klooster Nieuwlicht werd hier de hofstede Chartroise gebouwd: een herenhuis, restanten van de kloostergebouwen (het poortgebouw) en een boerderij, het geheel omgracht en met veel eikenbomen. Delen van de hofstede en het kloosterterrein bleven tot in de jaren dertig van de 20e eeuw onbebouwd. Het poortgebouw, een deel van de omgrachting en enkele bomenrijen zijn geïntegreerd bij de bouw van Ondiep en de aansluitende sportvelden.

In 1920 maakten N. Holsboer en H. P. Berlage in opdracht van B&W een groot uitbreidingsplan. De eerste delen reeds gebouwd Ondiep werden opgenomen in een plan met een stelsel van wegen (de zogenoemde As van Berlage), nieuwbouw en vele voorzieningen. Aansluitend op het nieuwe stratenplan en gelegen aan dit wegennet, werden sportvelden aangelegd. De historische bebouwing van het kloostergebouw en delen van de buitenplaats (water en enkele bomen) werden geïntegreerd. Het sportveld werd omgeven door windsingels om het af te scheiden van de omgeving. Aan de noordoostkant van het terrein werd in 1924 een Openbare Lagere school door de Dienst Gemeentewerken gebouwd. De school was bedoeld als openluchtschool en is om die reden bewust geïntegreerd in de groene omgeving. De kinderen kregen zoveel mogelijk in de buitenlucht les. Daartoe werden de groene omgeving en de sportvelden aan die zijde van de school gebruikt. Openluchtscholen werden tot op dat moment alleen gebouwd voor zieke kinderen en in de buitengebieden, dit was destijds de eerste openluchtschool voor stadskinderen in Nederland (Duiker's openluchtschool in Amsterdam is van latere datum). De architectuur van de school werd aan de landelijke omgeving aangepast (Rietendakschool). Door demping van een deel van de windsingels rondom de school (de ingang van de school was voorheen bereikbaar via een bruggetje over het water), het optrekken van hekwerken en enige aanvullende bebouwing is de school (en directe omgeving) in latere decennia min of meer afgescheiden geraakt van zijn groene setting.

2.2.2 Structuurbepalende elementen

Het plangebied maakt deel uit van de wijk Ondiep. Naast het karakter van "dorp in de stad" laat Ondiep zich onderscheiden als een wijk met meerdere identiteiten en sferen. Dit onderscheid wordt gevormd door de situering, de omgevingskenmerken, de bebouwingsstructuur en het gebruik. Zo heeft het Thorbeckepark, omsloten en afgeschermd door een waterloop en groensingels, ook een eigen identiteit, sfeer en ontwikkelingskarakteristiek. Ondiep is planmatig ontwikkeld naar een ontwerp van Berlage waarbij Het Kleine Wijk en Het Witte Wijk als reeds bestaande buurten zijn opgenomen. Kenmerkend is o.a. de beïnvloeding van de sportvelden met de groensingels en waterloop op de omliggende architectuur.

De ruimtelijke hoofdstructuur van Ondiep wordt bepaald door de begrenzingen van de Vecht, spoorlijnen en de Marnixlaan en de doorsnijding van de Amsterdamsestraatweg en de Stemvork. Met betrekking tot de Stemvork is de laanbeplanting, waaronder die aan de Royaards van den Hamkade, een belangrijke beelddrager van de structuur. De identiteit wordt dan ook met name bepaald door de groenstructuur die zich aan de randen van het Thorbeckepark manifesteert en die bovendien van grote waarde is voor de ecologische structuur. De hierin opgenomen watergangen zijn niet breed en de oevers zijn begroeid met hoge ruige stukken vegetatie welke dienen als schuilplaats en voedselbron voor vogels en insecten.

Grenzend aan het Thorbeckepark bevinden zich rond de Laan van Chartroise 166 de restanten van het voormalige Kartuizerklooster. Het betreft een Rijksmonument waarvan een deel zich ook ondergronds bevindt in de vorm van archeologische restanten. Aan de rand bevindt zich de Rietendakschool, een gemeentelijke sportzaal en een verenigingsgebouw. Tevens bevinden zich aan de randen enkele private objecten (o.a. woonhuis, architectenbureau, KPN-centrale).

2.2.3 Conclusie

Aangrenzend aan het Thorbeckepark ligt een archeologisch waardevol terrein (zie verder paragraaf 4.8). Het restant van het poortgebouw net buiten het plangebied is rijksmonument. Als onderdeel van de aanleg uit het plan Berlage, met sportvelden en bijzondere bebouwing (openluchtschool en poortgebouw) in een geïntegreerde groene setting, heeft het cultuurhistorische waarde. De groene singel rondom het Thorbeckepark is van ecologische waarde. In de toekomst moet de groene rand met de watergang zo veel mogelijk behouden blijven en waar mogelijk worden versterkt.

2.3 Functionele Structuur

2.3.1 Maatschappelijke voorzieningen

In functionele zin herbergt het Thorbeckepark de sportvelden van de voetbalvereniging DHSC ontstaan uit een fusie van de verenigingen DOS en Holland. Recent is hieraan het Wesley Sneijder-minikunstgrasveld toegevoegd. In 2007 is begonnen met de herontwikkeling van het sportpark door de aanleg van een kunstgrasveld en de bouw van een paviljoen. Uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is dat er drie sportvelden in het noordelijk deel van het plangebied liggen. Rondom veldsportcomplexen gelden vanuit de Wet geluidhinder beperkende regels. In paragraaf 4.2 wordt hierop verder ingegaan.

In het bestemmingsplan Ondiep wordt aangegeven dat voor een herstructurering van het sportpark de volgende uitgangspunten gelden: meer openbaarheid, recreatief medegebruik, meer park voor de buurt en mogelijkheden voor woningbouw. Deze doelstelling is alleen mogelijk bij verplaatsing van de velden, dubbel gebruik van velden en voorzieningen en door het aantal voetbalvelden te verkleinen. Bij de herstructurering van het Thorbeckepark zijn de bestaande velden verplaatst en is het aantal teruggebracht naar drie voetbalvelden in plaats van de eerdere vijf velden. Ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan Ondiep maakten er nog twee voetbalverenigingen gebruik van het sportpark (DOS en Holland). Deze verenigingen zijn met voetbalvereniging Stichtse Boys gefuseerd tot een nieuwe vereniging (DSHC), waardoor dubbelgebruik van velden niet meer nodig is.

2.3.2 Verkeer

In de huidige situatie wordt het sportpark ontsloten via de Thorbeckelaan. Vanaf de Thorbeckelaan kan het verkeer via de Laan van Chartroise of de Royaards van den Hamkade richting de Marnixlaan, die als primaire as voor de stad geldt (Wegenstructuur volgens het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan, 2005).In de huidige situatie wordt geparkeerd langs de Thorbeckelaan.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt het plan nader beschreven. Het ontwerp is mede gebaseerd op de randvoorwaarden die voortkomen uit het Stedenbouwkundig programma van eisen (SPVE) en de diverse bijeenkomsten met buurtbewoners (ontwerpateliers), waarin de plannen zijn besproken (zie 4.12). In paragraaf 3.2 wordt een beschrijving gegeven van het project Thorbeckepark.

3.2 Project Thorbeckepark

3.2.1 Levenslustig Ondiep

Het Thorbeckepark heeft een grote mate van samenhang met het project Levenslustig Ondiep. Binnen het project Levenslustig Ondiep wordt een drietal thematische voorzieningenclusters ontwikkeld waaronder Thorbeckepark. De volgende ambities zijn hieraan verbonden.

Ambities Wonen

Doelstelling is om van Ondiep een vitale wijk te maken, geschikt voor mensen van verschillende leeftijden en leefstijlen met een duidelijk aanwezige sociale samenhang. De bestaande en nieuwbouw in de wijk Ondiep als totaal is beoogd levensloopbestendig te zijn. Er is keuzemogelijkheid in woningen voor iedereen, onafhankelijk van inkomen of beperking. Verschillen in grootte, type, eigendomsverhouding en prijs moeten Ondiep geschikt maken voor meerdere doelgroepen, om in de wijk een wooncarrière te maken. Nieuwbouw in de koopsector moet beschouwd worden als instrument om een meer gevarieerd woningbestand te realiseren. De voornaamste doelgroepen voor Thorbeckepark zijn starters en jongeren/studenten, alleenstaanden en tweeverdieners zonder kinderen (30-50) en emptynesters (50-65, zonder kinderen).

Ambities Openbare ruimte

In de levensloopbestendige wijk Ondiep biedt de openbare ruimte jong en oud voldoende aantrekkelijke mogelijkheden voor spel- en ontmoetingsactiviteiten op straten en pleinen. Vanuit de woningen zijn de routes naar scholen, winkels, sportaccommodaties, gezondheids- en welzijnsvoorzieningen veilig, efficiënt en fraai aangelegd en goed begaanbaar voor iedereen. De uitvalsroutes naar Overvecht en het centrum van Utrecht zijn aantrekkelijk en veilig.

Ambities Voorzieningen

In de levensloopbestendige wijk zijn alle welzijns- en zorgvoorzieningen voorhanden die de bewoners nodig hebben ongeacht hun leeftijd. Het gaat om onderwijs en ontspanning, om welzijn en gezondheidszorg en om sport en cultuur. Het gaat om dagelijkse bezigheden, hulpvragen of informatievragen. Voor specifiekere voorzieningen als een ziekenhuis of een zwembad gaan de bewoners naar andere delen van de stad. Voor Thorbeckepark betekent dit een park met dynamiek met sport en welzijnsvoorzieningen waar jong en oud terecht kunnen voor ontspanningsactiviteiten, sport, educatie en cultuur.

3.2.2 Thorbeckepark

Het plan Thorbeckepark is er op gericht om van het sportpark een multifunctioneel park te maken. Het park zal vanaf de Royaards van den Hamkade in de richting van de Laan van Chartroise worden doorsneden door een niet-doorgaande Centrale As voor gemotoriseerd en langzaam verkeer. De centraal gelegen as heeft twee rijstroken, waartussen een strook met schuin parkeren voor bezoekers en bomen. In het verlengde van de Boerhaavelaan wordt een langzaam verkeersontsluiting tussen de Centrale As van het Thorbeckepark en de Thorbeckelaan gerealiseerd.

De Centrale As zorgt voor een functionele en ruimtelijke opdeling van het gebied. In het noordelijke deel van het park, tussen de Centrale As en de Marnixlaan, liggen de sportvelden en het clubgebouw (paviljoen). In totaal drie voetbalvelden, waarvan één natuurgrasveld en twee kunstgrasvelden. Het paviljoen (met geïntegreerde tribunes) is ter vervanging van de bestaande gebouwen waarin de kantines en kleedkamers zijn ondergebracht.
Het zuidelijke deel van het park, tussen de Centrale As en de Thorbeckelaan, wordt ingericht als openbaar park. De randen maken geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan, maar zijn wel van belang voor het plan Thorbeckepark. Het behoud en versterken van de aanwezige groenbeleving, ecologische waarden en gebruikswaarde staat namelijk centraal bij de inrichting en het beheer van de parkzone. Door het intact laten van de randen (de randen buiten de sloot) en het toevoegen van functioneel openbaar groen wordt het Thorbeckepark een onderdeel van de groene doorlopende verbinding tussen het Julianapark en Overvecht. In het openbaar gebied zal ook ruimte zijn voor een wadi, waarmee voldaan kan worden aan de benodigde watercompensatie.
In het openbaar gebied worden drie woongebouwen en een multifunctioneel voorzieningengebouw gebouwd. De woongebouwen bieden ruimte voor 88 koopappartementen. Onder de woongebouwen wordt voorzien in gebouwd parkeren voor bewoners van het gebouw. Het multifunctionele voorzieningengebouw zal ruimte bieden aan verschillende functies, waaronder sport en recreatie en kinderopvang. In figuur 3.1 is een impressie opgenomen van het plan Thorbeckepark.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPTHORBECKEPARK-0601_0002.png"

Figuur 3.1 het plan Thorbeckepark

Multifunctioneel voorzieningengebouw

Het multifunctioneel voorzieningengebouw zal bestaan uit één volume met een hoogte van maximaal 21 meter. De footprint is maximaal 35 meter in het vierkant (1.225 m2). De hoofdentree en de ontmoetingsruimte zijn georiënteerd naar de Centrale As en de langzaamverkeer route in het verlengde van de Boerhavelaan. Autoparkeervoorzieningen voor bezoekers bevinden zich in de Centrale As.

Het multifunctionele voorzieningengebouw zal ruimte bieden aan de volgende functies:

  • sport en recreatie (o.a. sportzaal);
  • fitness;
  • welzijn;
  • kinderopvang;
  • ontmoetingsruimte.


Rondom het multifunctionele voorzieningengebouw zal een aantal voorzieningen worden opgenomen zoals fietsparkeren aan meerdere zijden en een eigen speelruimte voor de kinderopvang.

Openbaar gebied

Rondom de woongebouwen en het multifunctioneel voorzieningengebouw ligt openbaar gebied. Een deel van het openbaar gebied betreft de Centrale As en de Centrale Ruimte. Dit betreft het deel van het openbaar gebied dat zorgt voor de ontsluiting van zowel de sportvelden als de woongebouwen en het multifunctionele voorzieningengebouw.
De Centrale As is gelegen tussen de sportvelden en het openbaar gebied met multifunctioneel voorzieningengebouw en woningen. Naast wandelruimte, biedt de As ook ruimte voor het bezoekersparkeren voor de (sport)voorzieningen en woongebouwen. In het ontwerp zijn hiervoor 98 parkeerplaatsen opgenomen (zie ook paragraaf 4.9.2). De As wordt ingericht als een niet-doorgaande weg voor langzaam en gemotoriseerd verkeer. De auto-ontsluiting is geregeld via de Royaards van den Hamkade. Via de Centrale As zijn de parkeervoorzieningen onder de woongebouwen te bereiken. In het midden van de Centrale As zal een bomenrij komen.

De Centrale Ruimte ligt tussen de Thorbeckelaan en de Centrale As in en verbindt de Boerhaavelaan met de entree van het sportpark. Aan weerszijde van de Centrale Ruimte liggen woongebouw C en het multifunctionele voorzieningengebouw. Deze gebouwen liggen evenwijdig aan de Centrale Ruimte en hebben hier ook hun entree aan. In tegenstelling tot de Centrale As is de Centrale Ruimte alleen bedoeld voor ontsluiting van het gebied voor langzaam verkeer. Parkeren van auto's is hier niet toegestaan.

Het overige deel van het openbare gebied krijgt een groene, parkachtige inrichting, waarin ruimte is voor wandelpaden en openbare speelvoorzieningen. De wandelpaden zullen samen een wandelnetwerk vormen. In het park zullen glooiingen worden aangebracht en verspreid bomen worden aangeplant. Het openbaar gebied loopt door tot aan de gebouwen en de bij het multifunctioneel voorzieningengebouw behorende eigen speelvoorziening.

Wonen

De woongebouwen komen te liggen in het openbare gebied ten zuiden van de Centrale As, tussen de Royaards van den Hamkade en het Multifunctionele voorzieningengebouw. In de drie woongebouwen is ruimte voor in totaal 88 koopappartementen. Per appartement wordt onder de woongebouwen voorzien in één parkeerplaats. Eventuele extra auto's en auto's van bezoekers van de woongebouwen kunnen worden geparkeerd op de parkeervoorzieningen die in de Centrale As worden gerealiseerd.

Zoals in figuur 3.1 te zien is, sluiten de woongebouwen direct aan op het openbaar gebied. Het openbaar gebied loopt dan ook door tot aan de gevel van de woongebouwen.

De woongebouwen zijn ontsloten via de Centrale As (gemotoriseerd en langzaam verkeer) en de Centrale Ruimte (langzaam verkeer). De entrees van de woongebouwen A (meest linkse gebouw) en B (middelste) bevinden zich aan de Centrale As, de entree van woongebouw C (rechter gebouw) bevindt zich aan de Centrale Ruimte.

De woongebouwen zullen een plat dak krijgen en bestaan uit deels vijf en deels zeven woonlagen met ondergronds en/of half verdiept het gebouwd parkeren. De vijf woonlagen zijn gesitueerd aan de zijde van de Thorbeckelaan.

Verkeersgebied

Het verkeersgebied betreft het deel van het openbaar gebied dat zorgt voor de ontsluiting van zowel de sportvelden als de woongebouwen en het multifunctionele voorzieningengebouw. Hierin is tevens aangegeven dat het gebied uit twee delen bestaat: de Centrale As en de Centrale Ruimte.

3.3 Conclusie

De voorgenomen activiteit waarop dit bestemmingsplan is gebaseerd, voldoet aan de uitgangspunten en randvoorwaarden die volgen uit hoofdstuk 4. Op basis daarvan zijn de bestemmingen in dit bestemmingsplan ruimtelijke gepositioneerd.

Hoofdstuk 4 Onderzoek En Randvoorwaarden

4.1 Algemeen

In toenemende mate wordt de milieukwaliteit van belang bij de ontwikkeling van functies in het landelijk en stedelijk gebied. Het milieubeleid heeft zich in de loop van enkele decennia ontwikkeld tot een complexe materie, die er in de praktijk toe leidt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen met verschillende milieuaspecten rekening moet worden gehouden. Dit hoofdstuk bevat een overzicht van de relevante milieuaspecten in het plangebied en de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd.

Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de volgende relevante onderzoeken uitgevoerd:

  • Geluidshinder;
  • Externe veiligheid;
  • Luchtkwaliteit;
  • Bodem;
  • Flora en fauna;
  • Water;
  • Archeologie en cultuurhistorie;
  • Verkeer;
  • Kabels en leidingen;
  • Bezonningsonderzoek.

Naar bovengenoemde aspecten is onderzoek verricht in het kader van het SPVE en dit bestemmingsplan. In dit hoofdstuk wordt volstaan met de voor dit bestemmingsplan relevante conclusies en aanknopingspunten voor dit plan.

Tevens zijn in dit hoofdstuk de voor dit bestemmingsplan relevante uitgangspunten en randvoorwaarden opgenomen die volgen uit het SPVE en diverse bijeenkomsten met buurtbewoners (ontwerpateliers), waarin de plannen zijn besproken.

4.2 Geluidhinder

In het kader van het project Thorbeckepark is een geluidsonderzoek uitgevoerd (Peutz,
9 oktober 2009). In dit onderzoek zijn de geluidsaspecten onderzocht die samenhangen met het plan Thorbeckepark. In het onderzoek is gekeken naar:

  • De te verwachten geluidsbelasting op de nieuw te bouwen woongebouwen vanwege verkeer;
  • De te verwachten wijziging in geluidsbelasting vanwege verkeer op bestaande woningen;
  • De geluidsbelasting op de nieuw te bouwen woongebouwen vanwege de sportactiviteiten in het Thorbeckepark;
  • De te verwachten geluidsbelasting vanwege het voorzieningengebouw;
  • Geluid vanwege railverkeer.

Verwachte geluidbelasting op nieuw te bouwen woongebouwen door verkeer

Bij de berekeningen zijn de verkeersintensiteiten gebruikt zoals beschreven in paragraaf 3.9 van dit bestemmingsplan. De gehanteerde snelheid voor omliggende wegen is 50 km/h, behalve voor de Thorbeckelaan en de Centrale As, waar een snelheid van 30 km/h is gehanteerd. Dit betekent dat voor de Thorbeckelaan en de Centrale As geen geluidsberekeningen uitgevoerd zijn (conform de Wet geluidhinder). Als verhardingstype is voor alle wegen uitgegaan van het referentiewegdek (DAB 0/16). Rond binnenstedelijke wegen bevindt zich een geluidszone van 200 meter breed aan weerszijden van de weg voor wegen met één of twee rijstroken (geldt voor alle wegen rondom het plangebied). Buiten de geluidszone gelden geen eisen op grond van de Wet geluidhinder. De drie woongebouwen liggen binnen de zone van 200 meter van zowel de Marnixlaan als de Royaards van der Hamkade. De afstand van de woongebouwen tot de Laan van Chartroise is meer dan 200 meter; de woongebouwen vallen derhalve buiten de geluidszone van de Laan van Chartroise.

Binnen de geluidszone is de voorkeursgrenswaarde 48 dB van het Lden bij woningen en andere geluidgevoelige objecten. In bepaalde gevallen kan door de gemeente ontheffing worden verleend van de voorkeursgrenswaarde tot een hogere geluidbelasting. Uit de "Geluidnota Utrecht 2007-2011" (d.d. 23 januari 2007) blijkt dat ontheffing verleend kan worden als de ruimtelijke ontwikkelingen een positieve betekenis hebben voor de stedelijke structuur of als ze een gunstig effect hebben op de akoestische kwaliteit van bestaande woningen. De gemeente Utrecht stelt de volgende voorwaarden bij het verlenen van een hogere waarde:

  • De woning heeft ten minste één gevel met een lager (luw) geluidniveau. Het geluidniveau op deze gevel is niet hoger dan de voorkeursgrenswaarde voor elk van de te onderscheiden geluidbronnen;
  • De woning bevat voldoende verblijfsruimte(n) aan de zijde van de geluidluwe gevel. Dit geldt voor ten minste 30% van het aantal verblijfsruimten of 30% van het oppervlakte van het verblijfsgebied. Deze voorwaarde is bekend als de "30-procent-eis";
  • Indien de woning beschikt over een buitenruimte, dan is deze bij voorkeur gelegen aan de geluidluwe zijde. Het geluidniveau mag in ieder geval niet meer dan 5 dB hoger zijn dan bij de geluidluwe gevel of mag de maximale hogere geluidbelasting niet overschrijden. Deze eis geldt voor maximaal één buitenruimte per woning.

Daarnaast volgt uit de Wet geluidhinder dat als er meer dan één geluidbron is (in de zin van de Wet geluidhinder) waardoor de geluidbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde, door B&W slechts een hogere waarde kan worden verleend voor zover de gecumuleerde geluidbelasting niet leidt tot een naar hun oordeel onaanvaardbare geluidbelasting (art. 110a lid 6 Wgh).

Op grond van ontwikkelingen in de toekomst en het treffen van geluidreducerende maatregelen aan motorvoertuigen, is te verwachten dat het verkeer in de (nabije) toekomst minder geluid zal produceren dan nu het geval is. In art. 110g Wgh jo art. 3.6 Rmg 2006 is de mogelijkheid geschapen om voor wegverkeer bij voorbaat met deze vermindering van de geluidbelasting rekening te houden. Er mag op de geluidbelasting van wegen met een rijsnelheid van minder dan 70 km/h een aftrek van 5 dB toegepast worden. Dit geldt alleen voor het toetsen aan de normstelling van de geluidbelasting buiten voor de gevel, niet bij de berekeningen van de te verwachten geluidbelasting binnen, in de geluidgevoelige vertrekken. De benodigde geluidisolatie van de gevel van de woningen e.d. wordt dus niet op de toekomstige vermindering van de geluidbelasting gedimensioneerd, maar op de berekende belasting zonder die vermindering (op grond van het Bouwbesluit en het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006).

De berekeningen zijn uitgevoerd met de "Standaard rekenmethode II" uit het "Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006" (d.d. 12 december 2006). Bij deze rekenmethode wordt rekening gehouden met de invloed van afschermende en reflecterende objecten (zoals gebouwen, muren, wallen, e.d.), het tracé van de wegen en het bodemeffect in het overdrachtsgebied tussen de weg en de ontvanger. De invoergegevens van het rekenmodel zijn weergegeven in bijlage II van het geluidsrapport (Peutz, 9 oktober 2009). Op de Marnixlaan en de Laan van Chartroise rijden bussen van het openbaar vervoer; op deze wegen is de intensiteit van het busverkeer toegevoegd aan de categorie middelzware voertuigen.

Uit de berekeningen blijkt dat voor de drie te bouwen woongebouwen de voorkeurswaarde voor een aantal woningen wordt overschreden (tot maximaal 54 dB, inclusief aftrek ex art. 110g Wgh). Alle woningen waar dit voor geldt voldoen aan de eisen om in aanmerking te komen voor het eerder beschreven hogere waarden-beleid.

Verwachte wijziging in geluidbelasting vanwege verkeer op bestaande woningen

Naast de geluidbelasting op de nieuw te bouwen woningen is ook berekend of de voorgenomen activiteit tot wijzigingen leidt in de geluidbelasting op bestaande woningen. Op basis van de berekende bijdrage van het plan Thorbeckepark in verhouding tot de totale verkeersintensiteiten (zie paragraaf 4.9) is indicatief berekend welke toename van de geluidbelasting gepaard gaat met de toename van de totale verkeersintensiteiten door het plan. Hierbij is uitgegaan van een evenredige toename van het lichte, middelzwaar en zwaar verkeer ten opzichte van de huidige situatie. Aangezien het grootste aandeel van de toename van verkeer zal bestaan uit personenauto's, leidt dit tot een overschatting van het aantal middelzware en zware voertuigen en daarmee van de toename van de geluidniveaus. Uit de berekeningen blijkt dat er ook in dat geval slechts een geringe toename van de geluidbelasting zal plaatsvinden (zie tabel 4.1)

Tabel 4.1 Toename geluidbelasting door verkeer van en naar Thorbeckepark

Weg Wegvak tussen: Procentuele toename van etmaalintensiteit (%) Toename geluidbelasting door verkeer van en naar Thorbeckepark (dB)
Marnixlaan (1) Amsterdamsestraatweg - R. van der Hamkade 1,7% 0,1
Marnixlaan (2) R. van der Hamkade - Laan van Chartroise 2,8% 0,1
Marnixlaan (3) Laan van Chartroise - Nieuwlichtstraat 2,4% 0,1
Royaards vd Hamkade (1) Marnixlaan - Ontsluitingsweg 18,1% 0,7
Royaards vd Hamkade (2) Ontsluitingsweg-Thorbeckelaan 1,6% 0,1
Royaards vd Hamkade (3) Torbeckelaan-Ondiep (zuid) 1,1% 0,0
Laan van Chartroise (1) Marnixlaan - Thorbeckelaan 12,6% 0,5
Laan van Chartroise (2) Thorbeckelaan-Ondiep 0,6% 0,0
Thorbeckelaan (1) R. van der Hamkade - Boerhaavelaan 0,0% 0,0
Thorbeckelaan (2) Boerhaavelaan - Laan van Chartroise 0,0% 0,0

Geluidbelasting vanwege sportactiviteiten

In het kader van goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij en in nabijgelegen woningen een acceptabel woon- en leefklimaat zal heersen. Hierbij kunnen in onderhavige situatie geluiden door de activiteiten op de sportvelden ook van belang zijn.

Om te bezien of er een gerede kans op geluidhinder bestaat, wordt in eerste aanleg dikwijls de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) gehanteerd. In die publicatie staan afstanden die in algemene zin aangehouden kunnen worden om te voorkomen dat onacceptabele hinder ontstaat. Voor sportvelden is een afstand van 50 meter aangegeven. In het plangebied bevinden de woningen zich op minder dan 50 meter van de sportvelden. Om deze reden is een nadere beschouwing van geluid vanwege de sportvelden uitgevoerd. Bij deze beschouwing is voor de gevels die gericht zijn naar de Royaards van der Hamkade, de Marnixlaan en het voorzieningengebouw uitgegaan van grenswaarden voor de dag-, avond- en nachtperiode van respectievelijk 50, 45 en 40 dB(A). Voor de gevels die gericht zijn naar de Thorbeckelaan zijn richtwaarden van 45, 40 en 35 dB(A) in de dag-, avond- en nachtperiode gehanteerd.

Met behulp van een rekenmodel is het geluidniveau ter hoogte van de woongebouwen vanwege de sportvelden berekend. De berekeningen zijn uitgevoerd conform de methode II van de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai" (VROM, 1999). De invoergegevens van het rekenmodel zijn opgenomen in het onderzoeksrapport (Peutz, 9 oktober 2009).

De berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus vanwege sportactiviteiten op de gevels die gericht zijn naar de Royaards van der Hamkade, de Marnixlaan en het voorzieningengebouw, bedragen op een trainingsdag tot 44 en 45 dB(A) in respectievelijk de dag- en avondperiode. Op een maatgevende wedstrijddag bedragen de berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus tot 50 dB(A) in de dagperiode. De berekende waarden zijn niet hoger dan de richtwaarden voor deze gevels van 50 dB(A) in de dagperiode en 45 dB(A) in de avondperiode.

Op de gevels die gericht zijn naar de Thorbeckelaan bedragen de berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus op een trainingsdag tot 31 dB(A) in zowel de dag- als de avondperiode. Op een maatgevende wedstrijddag bedragen de berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus op deze gevels tot 40 dB(A) in de dagperiode. De richtwaarden voor deze gevels zijn 45 dB(A) in de dagperiode en 40 dB(A) in de avondperiode. De berekende waarden zijn niet hoger dan de richtwaarden en derhalve zonder meer acceptabel.

Bij vergelijking van de berekende geluidniveaus blijkt dat de voor het wegverkeer berekende cumulatieve geluidniveaus (inclusief aftrek) hoger zijn dan de voor de sportactiviteit berekende geluidniveaus op trainingsdagen. Op een wedstrijddag zijn de berekende geluidniveaus vanwege het voetbal vergelijkbaar met de berekende cumulatieve geluidniveaus vanwege het wegverkeer.

Gezien het bovenstaande zijn de berekende geluidniveaus vanwege de sportactiviteiten als acceptabel aan te merken, zeker voor een stadse omgeving als de onderhavige.

Geluid vanwege het voorzieningengebouw

Het ontwerpstadium van het voorzieningengebouw is op het moment van opstellen van het bestemmingsplan nog niet zo concreet dat het mogelijk is het uiteindelijk daadwerkelijk te realiseren gebouw met de te realiseren functies kwantitatief te beschouwen. Wel is duidelijk dat er aan de zijde van de Laan van Chartroise een kinderdagverblijf met buitenspeelruimte mogelijk moet zijn. Er is daarom indicatief berekend wat de geluidniveaus bij de woongebouwen is die uitgaat van deze functie. Daarbij zijn als geluidgrenswaarden aangehouden 50, 45 en 40 dB(A) voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode voor de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus. Er is vanuit gegaan dat circa 40 kinderen gedurende circa vier uur in de dagperiode "geluidproducerend" gebruik maken van de buitenspeelruimte.

Het berekende langtijdgemiddelde geluidniveau bij de dichtstbijzijnde woningen aan de Thorbeckelaan bedraagt 48 dB(A). Bij de woningen van de woongebouwen zullen vanwege de buitenspeelactiviteiten geen relevante geluidniveaus optreden (tot 41 dB(A)). De berekende maximale geluidniveaus bij de dichtstbijzijnde woningen blijven beperkt tot 61 dB(A).

Geluid vanwege railverkeer

Twee van de drie woongebouwen liggen nog net binnen de zone van 600 meter van het spoortraject 380, Utrecht - Amsterdam. Vanwege de vele tussenliggende bebouwing wordt verwacht dat de geluidbijdrage van die spoorlijn ter hoogte van onderhavig plangebied gering is.

Dit wordt bevestigd door een berekening met Aswin 2008 (berekeningsmethode SRM1 uit bijlage IV van Rmg 2006). Uit deze berekeningen volgt een geluidbelasting vanwege railverkeer van ca. 50 dB, waarbij de afschermende werking van de tussenliggende bebouwing niet is meegenomen. De daadwerkelijke geluidbelasting zal vanwege die in werkelijkheid wel aanwezige afschermende objecten derhalve nog (aanzienlijk) lager zijn. De voorkeursgrenswaarde van 55 dB wordt niet overschreden.

Samenvattende conclusie

Uit dit onderzoek blijkt dat voor een deel van de appartementen in de geprojecteerde woongebouwen hogere waarden voor wegverkeer op grond van de Wet geluidhinder nodig zijn. Aan de randvoorwaarden voor toekenning van hogere waarden wordt voldaan. In ieder geval dienen de gevels van de betreffende woningen voldoende geluidisolerend te worden uitgevoerd (ook op grond van het Bouwbesluit).

De geluidniveaus vanwege de sportactiviteiten zijn acceptabel, mede gezien omgevingsgeluid (vanwege de wegen) en de locatie (stad).

Geconstateerd wordt dat voor de geprojecteerde nieuwbouw in het kader van de Wet ruimtelijke ordening een voldoende "woon- en leefklimaat" gerealiseerd kan worden en aan formele vereisten in het kader van de Wet geluidhinder voldaan zal kunnen worden, mits de hogere waarden zijn verleend.

Voor de bestaande woningen leidt de verkeersaantrekkende werking van het plan niet tot onacceptabele geluidniveaus of een significante wijziging in de geluidbelasting van de woningen.

Het multifunctionele voorzieningengebouw wordt nieuw gebouwd. Mede gelet op de verwachte activiteiten in het gebouw kan de geluiduitstraling van dat gebouw voldoende worden beperkt door een adequaat ontwerp van de gebouwschil (o.a. voldoende geluidisolerend) en van installaties (o.a. stille installaties kiezen, geluiddempers in in- en uitlaten toepassen voor zover nodig). De berekende geluidniveaus vanwege de buitenspeelplaats van het kinderdagverblijf zijn acceptabel.

Met betrekking tot railverkeer wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden. De geluidniveaus vanwege railverkeer zijn derhalve eveneens acceptabel.

4.3 Externe Veiligheid

Bij Externe Veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van een risico-opleverende activiteit met gevaarlijke stoffen. Externe veiligheid kent op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen twee aandachtspunten: het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, rail of water en risico's door het gebruik of opslag van gevaarlijke stoffen bij bedrijven. Van beide aspecten zijn o.a. op de Risicokaart van Utrecht geen risico's bekend die relevant zijn voor het plangebied.

4.4 Luchtkwaliteit

Gelet op de Wet luchtkwaliteit is toetsing van de gevolgen van de in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte woningen op de luchtkwaliteit niet nodig. De Wet luchtkwaliteit kent namelijk het begrip NIBM (niet in betekenende mate bijdragen). Dit houdt in dat projecten die niet wezenlijk leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit niet apart getoetst hoeven te worden aan de grenswaarden voor de luchtkwaliteit. Toetsing is in het geval van een woningbouwlocatie niet nodig wanneer een woningbouwlocatie met één ontsluitingsweg minder dan 1500 nieuwe woningen omvat. Met 88 nieuwe woningen wordt hier ruim aan voldaan. In het kader van het gehele project Thorbeckepark is echter een onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteitsaspecten van de herinrichting van het Thorbeckepark (Peutz, 12 oktober 2009). In dit onderzoek zijn de effecten berekend naar aanleiding van alle ontwikkelingen in het Thorbeckepark. Vanwege de combinatie van ontwikkelingen zullen de verkeersintensiteiten op omliggende verkeerswegen wijzigen (zie over de verkeersintensiteiten ook paragraaf 4.9). Het gehele plan kan hierdoor mogelijk van invloed zijn op de concentraties van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Om deze reden worden de resultaten van dit onderzoek in deze paragraaf behandeld. Voor overige luchtverontreinigende stoffen, zoals koolmonoxide (CO), benzeen (C6H6) en zwaveldioxide (SO2), zijn geen overschrijdingen van grenswaarden te verwachten. Deze stoffen zijn daarom niet nader beschouwd.

Op basis van de verkeerscijfers zoals beschreven in paragraaf 4.9 is een rekenmodel opgesteld inzake de luchtkwaliteit in de nabije omgeving van het Thorbeckepark ten gevolge van het verkeer op de omliggende verkeerswegen. Enerzijds zijn berekeningen uitgevoerd met de autonome groei van het wegverkeer zonder realisatie van het plan Thorbeckepark, anderzijds zijn berekeningen uitgevoerd met de groei van het wegverkeer inclusief de herinrichting van het Thorbeckepark. Hierbij zijn de jaren 2009 (huidige situatie), 2010 (jaar realisatie), 2011(toetsjaar PM10), 2015 (toetsjaar NO2) en 2020 (10 jaar na realisatie) beschouwd.

Grenswaarden en plandrempels Stikstofdioxide (NO2)

Een grenswaarde geeft de kwaliteit aan van de buitenlucht die op een aangegeven tijdstip tenminste moet zijn bereikt. Een plandrempel geeft een kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan, dat bij overschrijding aanleiding geeft tot het opstellen van een plan ter verbetering van de luchtkwaliteit.

Ten aanzien van de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide in de buitenlucht geldt vanuit de Wet luchtkwaliteit een grenswaarde van 40 µg/m3 en ten aanzien van de uurgemiddelde concentratie stikstofdioxide een grenswaarde van 200 µg/m3. Deze uurgemiddelde concentratie mag maximaal 18 uur per jaar worden overschreden.

Ten aanzien van de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide in de buitenlucht geldt vanuit de Wet luchtkwaliteit vanaf 2010 een plandrempel van respectievelijk 40 µg/m3.

Fijn stof (PM10)

Ten aanzien van de jaargemiddelde concentratie fijn stof in de buitenlucht geldt vanuit de Wet luchtkwaliteit een grenswaarde van 40 µg/m3 en ten aanzien van de daggemiddelde concentratie fijn stof een grenswaarde van 50 µg/m3. Deze daggemiddelde concentratie mag maximaal 35 dagen per jaar worden overschreden.

Methode berekening

De luchtkwaliteit in zijn algemeenheid is bepaald op 1,5 meter boven maaiveld. Alle beoordelingsposities voor het onderzoek zijn gesitueerd op maximaal tien meter van de wegrand en op minimaal 25 meter van kruisingen/opritten/afritten/rotondes. Hiermee wordt voldaan aan de eisen zoals gesteld in de Regeling luchtkwaliteit en de Richtlijn.

Als rekenmethode is gebruik gemaakt van het "Rekenmodel voor de luchtverontreiniging langs verkeerswegen" - CAR II versie 8.1 d.d. augustus 2009. Voor gehanteerde uitgangspunten wordt verwezen naar het onderzoeksrapport (Peutz, 12 oktober 2009).

Resultaten

Uit de berekeningen blijkt dat voor de beschouwde jaren de optredende jaargemiddelde immissieconcentratie NO2 tot 2015 maximaal circa 43 µg/m3 zal bedragen. De in de Wet luchtkwaliteit gestelde plandrempel van 44 µg/m3 wordt derhalve niet overschreden. Voorts blijkt dat vanaf 2015 de optredende jaargemiddelde immissieconcentratie NO2 maximaal circa 36 µg/m3 zal bedragen. De in de Wet luchtkwaliteit gestelde jaargemiddelde grenswaarde van 40 µg/m3 vanaf 2015 wordt derhalve niet overschreden. De optredende uurgemiddelde immissieconcentratie NO2 zal voor alle beschouwde jaren en intensiteiten gedurende geen enkel uur meer dan 200 µg/m3 bedragen.

Uit de berekeningen blijkt dat voor de beschouwde jaren de optredende jaargemiddelde immissieconcentratie PM10 maximaal circa 24 µg/m3 zal bedragen tot 2011. De in de Wet luchtkwaliteit gestelde jaargemiddelde grenswaarde van 48 µg/m3 tot 2011 wordt derhalve niet overschreden.
Uit de berekeningen blijkt voorts dat de optredende daggemiddelde immissieconcentratie PM10 niet meer dan de toegestane 35 dagen per jaar de in de Wet luchtkwaliteit gestelde daggemiddelde grenswaarde van 50 µg/m3 zal overschrijden (maximaal circa 21 dagen).

Samenvattende conclusie

In het uitgevoerde onderzoek zijn de naar verwachting optredende immissieconcentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) berekend ten gevolge van het verkeer op de nabijgelegen lokale wegen, zowel inclusief als exclusief het verkeer van/naar het plan Thorbeckepark. Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat:

  • de optredende jaargemiddelde immissieconcentraties NO2 voor geen van de beschouwde jaren en situaties de gestelde jaargemiddelde plandrempel/grenswaarde uit de Wet luchtkwaliteit zullen overschrijden;
  • de optredende uurgemiddelde immissieconcentraties NO2 voor geen van de beschouwde jaren en situaties meer dan de toegestane 18 uur per jaar de uurgemiddelde grenswaarde van 200 µg/m3zullen overschrijden;
  • de optredende jaargemiddelde immissieconcentraties PM10 voor geen van de beschouwde jaren en situaties de gestelde jaargemiddelde grenswaarde uit de Wet luchtkwaliteit zullen overschrijden;
  • de optredende daggemiddelde immissieconcentraties PM10 voor geen van de beschouwde jaren en situaties meer dan de toegestane 35 dagen de daggemiddelde grenswaarde van 50 µg/m3 zullen overschrijden.
  • ter plaatse van het kinderdagverblijf de immissieconcentraties NO2 en PM10 tevens ruimschoots voldoen aan de gestelde grenswaarden uit de Wet Milieubeheer.

Inzake luchtkwaliteit bestaan op basis van het onderzoek dan ook geen belemmeringen voor de herinrichting van het Thorbeckepark.

4.5 Bodem

De bodemkwaliteit speelt vooral een rol wanneer op een bepaalde locatie een functiewijziging plaatsvindt en bouwactiviteiten voorzien zijn. Nieuwe bebouwing dient op een schone ondergrond te worden gerealiseerd. De kwaliteit van de bodem dient daarbij overeen te komen met het gebruik van de grond. Zo zijn de eisen die gesteld worden aan de bodem van een industrieterrein minder streng dan de eisen die gesteld worden aan de bodem van een woonwijk.

Op basis van een bodemonderzoek uit 2006 (Bodemonderzoek sportvelden aan de Thorbeckelaan te Utrecht, 21 augustus 2006 en Aanvullend onderzoek sportvelden Thorbeckelaan te Utrecht, 3 oktober 2006, Oranjewoud) blijkt dat er sprake is van een lichte verontreiniging (kwaliteitsklasse 2.1). Vanuit bodemhygiënisch oogpunt vormt dit geen belemmering voor de voorgenomen herontwikkeling van het Thorbeckepark. Daarnaast is geconcludeerd dat eventueel vrijkomende grond binnen de locatie vrij hergebruikt mag worden. Mocht de grond worden afgevoerd naar een locatie buiten het Thorbeckepark, dan moet aanvullend onderzoek plaatsvinden conform de wet Bodemkwaliteit.

In het Thorbeckepark zijn door de aanwezigheid van sportvelden sintel/gravellagen aangetroffen. Uit analyse blijkt dat alle mogelijke uitloogbare stoffen al verdwenen zijn, waardoor de sintel/gravellagen herbruikbaar zijn als categorie 1 bouwstof (schone bouwstof). Deze is vrij toepasbaar binnen alle werken.

Samenvattende conclusie

Uit de bodemonderzoeken blijkt dat er geen belemmeringen zijn te verwachten voor de voorgenomen ontwikkelingen.

4.6 Flora En Fauna

Op grond van de Flora- en faunawet mogen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen de gunstige staat van instandhouding van (in de wet gespecificeerde soorten) planten en dieren niet aantasten of verstoren. Is een dergelijke aantasting te verwachten, dan kan de ingreep slechts worden uitgevoerd nadat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) daarvoor ontheffing heeft verleend.

Samenvattend betekent dit dat inzicht moet worden verkregen in:

  • de aanwezigheid van beschermde dier- en plantensoorten of leefgebieden van beschermde diersoorten en in de effecten van de ruimtelijke ingrepen op deze soorten. Tevens dient inzichtelijk te worden gemaakt of in redelijkheid kan worden aangenomen dat de Flora- en faunawet de uitvoer van het plan niet in de weg staat;
  • de aanwezigheid van beschermde natuurgebieden en de effecten van de ruimtelijke ingreep op dit gebied en de natuurwaarden in deze gebieden.


Gebiedsbescherming

Op het gebied van natuur gelden de regels van de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de ecologische hoofdstructuur (EHS). Aangezien het plangebied geen onderdeel uitmaakt van een Natura 2000-gebied of van de EHS, is toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998 en het streekplan niet aan de orde.


Soortenbescherming

In het plangebied zijn verschillende op grond van de Flora- en faunawet beschermde diersoorten aanwezig of te verwachten. Daarom is in het kader van het project Thorbeckepark een quickscan uitgevoerd op basis van een veldbezoek in juni 2008 (Grontmij, 13 maart 2009).

Uit de quickscan blijkt dat in het plangebied de algemeen voorkomende soorten egel, bosspitsmuis, dwergspitsmuis, mol, rosse woelmuis, veldmuis en konijn aanwezig zijn of zijn te verwachten. Naast deze algemeen voorkomende soorten zijn in en rond het plangebied ook nog de vleermuissoorten gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger te verwachten. Van deze soorten zijn kolonies bekend in de stad Utrecht en op basis van expert judgement kan worden geconcludeerd dat het plangebied geschikt foerageerhabitat voor deze soorten bevat. Ook zijn verschillende soorten algemeen voorkomende broedvogels te verwachten. Beschermde plantensoorten zijn niet aangetroffen en gezien hun specifieke biotoopvoorkeur ook niet in het Thorbeckepark te verwachten.

Voor de in het plangebied aanwezige algemeen voorkomende soorten (tabel 1 Flora- en faunawet) egel, bosspitsmuis, dwergspitsmuis, mol, rosse woelmuis, veldmuis en konijn geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Wel dient op grond van het voorzorgbeginsel rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van deze soorten, zodat ze in redelijkheid niet onnodig worden verwond of gedood.

Tijdens het veldbezoek zijn de bomen in het plangebied bekeken op de aanwezigheid van holtes. Er zijn geen holtes aanwezig die voor vleermuizen toegankelijk zijn. De bomen kunnen derhalve niet dienen als vast rust- en verblijfplaats voor vleermuizen. Aangezien in de omgeving van het Thorbeckepark voldoende alternatief foerageergebied voor vleermuizen aanwezig is en de bomenrijen langs het plangebied grotendeels in tact blijven, is geen sprake van het aantasten van belangrijke functionele vliegroutes en/of foerageergebieden.

In het plangebied zijn verschillende soorten (broed)vogels aanwezig, met name in de bomen en het struweel langs de grasvelden. Op grond van de Flora- en faunawet is het niet toegestaan broedende vogels te verstoren.


Bomen

In het plangebied staat 1 boom die gekapt moet worden en waarvoor een velverkgunning is aangevraagd. Het betreft een Paardenkastanje aan de Royaard van den Hamkade. In het gehele openbare gebied van het Thorbeckepark zullen circa 30 nieuwe bomen aangeplant worden, waarvan een deel in het openbare gebied rondom de woongebouwen.


Samenvattende conclusie

Voor de (mogelijk) in het plangebied aanwezige algemeen voorkomende soorten (tabel 1) egel, bosspitsmuis, dwergspitsmuis, mol, rosse woelmuis, veldmuis en konijn geldt een algemene vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Er hoeft voor deze soorten dan ook geen ontheffing aangevraagd te worden wanneer verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet worden overtreden. Wel dient op grond van het voorzorgbeginsel rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van deze soorten, zodat ze in redelijkheid niet onnodig worden verwond of gedood.

Ten aanzien van de strikt beschermde vleermuissoorten (tabel 3) geldt dat geen vaste rust- of verblijfplaatsen en belangrijke, functionele vliegroutes of foerageergebieden in het plangebied aanwezig zijn, en dus ook niet worden aangetast. Wel zijn in en rond het plangebied incidenteel foeragerende vleermuizen te verwachten, met name langs de bomen langs het plangebied. In de nieuwe situatie blijven deze bomen grotendeels behouden. Ook in de nabije omgeving van het plangebied blijven voldoende foerageermogelijkheden voor de vleermuizen aanwezig, waardoor een ontheffing niet noodzakelijk is.

In het plangebied zijn verschillende soorten (broed)vogels aanwezig, met name in de bomen en het struweel langs de sportvelden. Op grond van de Flora- en faunawet is het niet toegestaan broedende vogels te verstoren. De werkzaamheden dienen dan ook bij voorkeur plaats te vinden buiten het broedseizoen van vogels. In dat geval worden geen verbodsbepalingen overtreden en is er ten aanzien van vogels geen ontheffing noodzakelijk.

4.7 Water

4.7.1 Algemeen

Ten behoeve van de herontwikkeling moeten de waterhuishoudkundige gevolgen globaal in beeld worden gebracht. De waterhuishoudkundige situatie mag niet verslechteren als gevolg van de ingreep en moet bij voorkeur verbeteren ten opzichte van de huidige situatie. Daarvoor is het van belang de huidige waterhuishoudkundige situatie te vergelijken met de waterhuishoudkundige situatie in de toekomst en deze met de betrokken waterbeheerders te bespreken. De waterbeheerders zijn in dit geval het waterschap (Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, HDSR), de gemeente Utrecht en de Provincie Utrecht in verband met het grondwater. Daarom is het proces van de watertoets gevolgd (Waternotitie Thorbeckepark 31 oktober 2008, Grontmij). In deze watertoets is het projectgebied Thorbeckepark (inclusief het sportpark) in zijn geheel bekeken.

In deze paragraaf zal op onderstaande punten worden ingegaan:

  • de beschrijving van de huidige waterhuiskundige situatie;
  • de eisen en wensen van waterschap en gemeente;
  • de beschrijving van de geplande toekomstige situatie.

4.7.2 Beschrijving huidige (waterhuishoudkundige) situatie

Waterhuishouding

Langs de zuidwest- en zuidoostzijde van het plangebied ligt een smalle watergang, een ringsloot. De waterbreedte bedraagt ongeveer 1 á 2 m. Deze ringsloot ontvangt hemelwater en overstortwater aan de zuidzijde en stroomt naar het noordoosten af naar de Vecht. De gemeente geeft aan problemen te hebben met het vasthouden van het waterpeil. Dit zakt in droge periodes uit. De gemeente Utrecht voert het onderhoud uit aan de watergang, het waterschap is de beheerder.

Oppervlaktes

Het verhard oppervlak bedraagt in de bestaande situatie:

Tribune 800 m2
Dak kantine 795 m2
Bestrating 1.290 m2
Asfalt 2.160 m2
Totaal 5.045 m2

Het verhard oppervlak voert het water af naar de ringsloot via HWA-leiding.

Bodemsituatie

Ter plaatse zijn grondboringen uitgevoerd. In de huidige situatie is de bodemopbouw in hoofdlijnen als volgt te beschrijven:

  • Van 0,00 tot 0,25 m –mv:Kleiige, zwak tot matig humeus zand (matig fijn);
  • Van 0,25 tot 0,40 à 0,50 m –mv: Sterk ziltige, zwak humeuze klei welke als stevig is beoordeeld;
  • Van 0,40 à 0,50 m -mv tot 0,90 à 1,50 m –mv: Overwegend sterk zandige klei met lokaal een tussenlaag van uiterst grof zand;
  • Van 0,90 à 1,50 tot m -mv tot 5,70 m –mv: Lokaal verschillend. Klei- en zandprofielen.

Tijdens het veldonderzoek in maart 2007 zijn in de open boorgaten ter plaatse de grondwaterstanden opgenomen. De gemeten grondwaterstand varieert van 1,30 tot 1,80 m -mv. Op basis van roest- en reductieverschijnselen is een gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) geschat op 0,60 à 0,80 m -mv. De gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) is geschat op ca. 1,60 à 1,80 m -mv.

Het huidige maaiveldniveau ligt op gemiddeld circa NAP +1,50 m. Uitgaande van een drainagediepte van 0,60 m -mv liggen de huidige drains op NAP +0,90 m. Gezien de voorkomende grondwaterstanden zal deze drainage nauwelijks water afvoeren. Dit omdat de GHG eveneens op een diepte van NAP +0,90 m is geschat en er dus nauwelijks tot geen opbolling plaatsvindt tussen de drains. Deze lage grondwaterstanden worden veroorzaakt doordat de omringende sloten met folie/klei zijn afgedicht. Het waterpeil van deze sloten (NAP +0,40 m) heeft dus geen invloed op het grondwater ter plaatse van de velden.

De doorlatendheid van de huidige toplaag is tijdens het veldonderzoek ingeschat op 2,5 m/dag (=0,100 m/uur is 100 mm/uur). Voor de onderliggende kleilagen is een doorlatendheid geschat van 0,005 tot 0,5 m/dag. Daarnaast bevinden zich zandlagen in het profiel met een geschatte doorlatendheid van 5 tot 8 m/dag.

4.7.3 Eisen en wensen waterbeheerders

Door de gemeente en de waterbeheerder (HDSR) zijn de wensen en eisen ten aanzien van de waterhuishouding geformuleerd over het waterbeleid, eisen en richtlijnen en de Keur maar ook over het beheer en onderhoud van het toekomstige water.

Algemeen

Voor wat betreft de waterkwantiteit is het beleid gericht op het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Ten aanzien van de waterkwaliteit geldt schoonhouden, scheiden en afvoeren.

Oppervlaktewater(berging)

De huidige situatie ten aanzien van het grondwater(peil) moet worden gehandhaafd. Water dat wordt gedempt moet gecompenseerd worden. Als extra verhard oppervlak wordt aangelegd dat overtollig water afvoert naar riolering of open water, moet 10% van het extra verhard oppervlak worden aangelegd als water(berging).

Afkoppeling

Bij een verhard oppervlak is het uitgangspunt de "Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken WRW 2003" (HDSR). Bij wegoppervlakken zijn de toe te passen afkoppeltechnieken afhankelijk van de diepte van de grondwaterstand. Er mogen geen uitlogende materialen worden toegepast in de architectuur van de gebouwen.

Grondwater

De Provincie Utrecht is verantwoordelijk voor het diepe grondwater. Omdat het gebied zich niet in een grondwaterbeschermingsgebied bevindt of in het 100-jaarsaandachtgebied, gelden geen specifieke eisen.

Vergunningen

HDSR vereist een vergunning bij het verbreden of verdiepen van de watergang en bij dempen water.

4.7.4 Toelichting op toekomstige situatie

In het kader van de herinrichting van Thorbeckepark te Utrecht zullen onder andere twee kunstgrasvelden, één natuurgrasveld, een paviljoen, drie appartementengebouwen een multifunctioneel voorzieningengebouw en een ontsluitingsweg worden gerealiseerd. De sportvelden zijn reeds gerealiseerd.

Het oppervlak sportveld is afgenomen ten opzichte van de situatie voorheen. Wel is een deel van het grasveld omgezet in kunstgras. In overleg met het waterschap is besloten dat voor dit totaalplaatje geen extra waterberging nodig is.

De rijweg en het parkeren - gezamenlijk een oppervlakte van 3.725 m2 - wordt uitgevoerd met waterpasserende stenen. Tussen de stenen wordt een grove splitfractie ingewassen, waardoor het hemelwater direct in het cunet kan infiltreren. De halfverharding rondom de gebouwen wordt waterdoorlatend en kan overtollig water daarnaast afvoeren naar de bermen waar het infiltreert. Deze oppervlaktes hebben dus geen consequenties voor de benodigde waterberging.

In het nieuwe ontwerp zijn de volgende verharde oppervlaktes opgenomen:

Bebouwing (daken) 4.570 m2
Trottoir (tegels) 980 + 3.040 m2
Totaal nieuw 8.590 m2

Het afstromende hemelwater van verhard oppervlak wordt niet op de riolering gezet maar naar een wadi1 geleid. De toename in verhard oppervlak bedraagt, 8.590 m2 – 5.045 m2 = 3.545 m2. Om deze toename te compenseren (10% = 354 m2) wordt een wadi ingericht aan de zuidwestzijde van het plan Thorbeckepark (afmetingen circa 4,50 m x 80,00 m). Het water infiltreert in de bodem en er is een overstort mogelijkheid naar de ringsloot.

Samenvattende conclusie

De toename van het verhard oppervlak moet worden gecompenseerd, wat zal gebeuren door de aanleg van een wadi in het zuidwesten van het projectgebied Thorbeckepark. Verder zal worden voldaan aan de waterhuishoudkundige eisen van het waterschap en de gemeente. Er worden geen belemmeringen verwacht.

  1. 1. Een infiltratievoorziening die tijdelijk gevuld kan worden met regenwater. Het betreft bijvoorbeeld een verlaging in een grasveld met een speciale opbouw van de ondergrond, waardoor het opgevangen regenwater langzaam in de bodem infiltreert.

4.8 Archeologie

De Archeologische Waardenkaart van de gemeente Utrecht geeft inzicht in de ligging van beschermde en te beschermen archeologische terreinen. Daarnaast geeft de kaart inzicht in de gebieden waarvoor een archeologische waarde of verwachting geldt. De gemeentelijke kaart is geënt op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) van de provincie en op de kennis en ervaring opgedaan gedurende tientallen jaren archeologisch onderzoek in de gemeente. Er wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde archeologische monumenten, terreinen van hoge archeologische waarde en gebieden van hoge en middelhoge archeologische verwachting.

Terreinen van hoge archeologische waarde zijn gebieden waarvan bekend is dat er archeologische waarden zijn, maar die niet beschermd zijn als archeologisch rijks- of gemeentelijk monument. Voor deze terreinen en voor gebieden van hoge en lage archeologische verwachting geldt vanaf november 2008 beleid dat wordt beschreven in de 'Nota archeologiebeleid Gemeente Utrecht november 2008' .Dit beleid is mede gebaseerd op de recent herziene Monumentenwet (de herziening wordt ook wel de Wet op de Archeologische Monumentenzorg genoemd).

Het gemeentelijk archeologiebeleid heeft tot doel bij te dragen aan de historische beeldvorming over Utrecht en zijn bewoners. Om dit doel optimaal te verwezenlijken vervult de gemeentelijke archeologische dienst een actieve rol. In het gemeentelijk archeologiebeleid wordt afhankelijk van de archeologische waarde, danwel de archeologische verwachtingswaarde zowel naar boven als naar beneden afgeweken van de algemene vrijstelling voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek.

In de op de gemeentelijke archeologische waardenkaart aangeduide gebieden waar een onderzoeksverplichting geldt zal van toekomstige initiatiefnemers tot bodemverstorende activiteiten een inspanning gevraagd kunnen worden om resten uit het verleden op te sporen en zo nodig veilig te stellen.

Verordening op de archeologische monumentenzorg

Op grond van het Verdrag van Malta dat vertaald is in hoofdstuk V van de Monumentenwet 1988 zijn gemeenten verplicht om het archeologisch erfgoed te beschermen. De wet biedt de mogelijkheid om een verordening vast te stellen en om de bescherming via bestemmingsplannen te regelen. Het is mogelijk om beide wegen te bewandelen. Gezien de complicaties die optreden bij het beschermen van het archeologisch erfgoed in bestemmingsplannen, is gekozen voor een verordening, en voor een verwijzing daarnaar in bestemmingsplannen.

In de verordening op de archeologische monumentenzorg is een vergunningenstelsel opgenomen ter bescherming van het archeologische erfgoed, waarmee de wettelijk vereiste bescherming kan worden geboden. In het bestemmingsplan wordt, wanneer sprake is van archeologische waarden of verwachting een arcering opgenomen op de kaart (verbeelding) met de bestemming Waarde- archeologisch. In de regels wordt in deze dubbelbestemming opgenomen dat de voor Waarde- archeologie aangewezen gronden mede zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting. In een specifieke gebruiksregel wordt geregeld dat onder een met het bestemmingsplan strijdig gebruik in ieder geval wordt begrepen het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg. Het bestemmingsplan houdt op deze manier rekening met de archeologische waarden en verwachting, terwijl in strijd handelen met de specifieke gebruiksregel een economisch delict is.

Hoofdstuk V van de Monumentenwet 1988 (artikel 38 en verder) regelt de archeologische monumentenzorg. De wetgever heeft voor de bescherming van het archeologische erfgoed de gemeente de bevoegdheden toegekend waarmee onderzoek afgedwongen kan worden bij verstoring van de grond en waarmee eisen aan dat onderzoek gesteld kunnen worden.

Plangebied

Het plangebied bevindt zich op de stroomgordel van de Vechtloop. Ten noorden van het plangebied, ter hoogte van de Marnixlaan en de Van Hoornekade, zijn eind 2008 nederzettingssporen uit de Romeinse tijd gevonden, op de oeverwal van deze oude Vechtloop. Deze oude loop stroomde noordoostelijk/zuidwestelijk langs het plangebied. De kans is dus aanwezig dat hier ook sporen uit de Romeinse tijd op de oeverwal aanwezig zijn. Een inventariserend veldonderzoek dient te worden uitgevoerd om vast te stellen of de bodemopbouw hier nog intact is en of er sprake is van archeologische resten in de bodem.

Conclusie

De gebieden met archeologische waarde worden dus beschermd via het vergunningenstelsel in de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg en de specifieke gebruiksregel in het bestemmingsplan. Deze verordening geldt echter niet voor aanvragen die voor 1 december 2009 zijn ingediend. Voor de reeds ingediende aanvragen, die dateren van vóór 1 december 2009, is eind februari 2010 door Grontmij een archeologisch onderzoek (Grontmij 3 maart 2010) uitgevoerd. Het betreft een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven naar aanleiding van een eerder uitgevoerd booronderzoek door RAAP. In één boring was in een bodemlaag een scherf aangetroffen die uit de Romeinse Tijd stamt. Voro het tweede onderzoek is daarom een proefsleuf getrokken, die over de betreffende boring heen liep. Bij het proefsleuvenonderzoek zijn echter geen relevante archeologische waarden aangetroffen en er bleek geen Romeinse laag aanwezig te zijn. Gezien het ontbreken van relevante archeologische waarden, sporen of vondsten, wordt geen verder archeologisch onderzoek aanbevolen. Deze conclusie wordt door de archeologische afdeling van de gemeente Utrecht ondersteund. Deze conclusie geldt alleen voor de geplande bouwvlekken. Mochten er tijdens de werkzaamheden alsnog zaken tevoorschijn komen, dan geldt er de verplichting om dit te melden bij het bevoegd gezag.

4.9 Verkeer

4.9.1 Verkeersintensiteiten

De gemeente Utrecht heeft gekeken naar de verkeersgeneratie door de ontwikkeling van plan Thorbeckepark (Gemeente Utrecht, Afdeling Verkeer & Vervoer, 21 mei 2008). De verkeersgeneratie is te definiëren als het aantal motorvoertuigen (personenauto's en vrachtauto's) dat per jaargemiddelde weekdagsituatie op de locatie aankomt danwel vertrekt en die zijn gerelateerd aan de netto toevoeging van de bouwplanmetrages. Hierbij is gebruik gemaakt van de in tabel 4.2 weergegeven uitgangspunten.

Tabel 4.2 Berekening verkeersgeneratie project Thorbeckepark

Metrages Ritcoëfficiënt 2010 (mvt/etm) 2020 (mvt/etm) Parkeer-
plaatsen
Woningen 88 stuks 4,6 405 405 119
Sportvelden 26.500 m2 200 200 35
Fitness 2.600 m2 0,20 520 520 52
Sportzaal 1050 m2 0,02 21 23 11
Wijkcentrum 900 m2 0,05 45 43 6
Kinderopvang 200 m2 0,20 40 41 1
Totaal autoritten 1231 1231


Bij deze aanpak is er een stukje dubbeltelling voor het verkeer van en naar de sportvelden. Voor de nieuwe sportvelden zijn circa 200 autoritten berekend. In de huidige situatie is er ook verkeer dat direct is verbonden aan de sportvelden. Daarvan zijn echter geen gegevens bekend voor een jaargemiddelde weekdagsituatie. Veiligheidshalve is de dubbeltelling meegenomen in de prognose. De totale intensiteit wordt geraamd op circa 1231 autoritten (aankomsten en vertrekken).

Met behulp van een verkeersmodel (VRU 20 Utr) is berekend welke route bestuurders zullen kiezen. In tabel 4.3 is aangegeven hoe deze intensiteiten verdeeld zullen zijn over de omliggende wegen. Gezien deze intensiteiten leidt het plan Thorbeckepark niet tot extra knelpunten op het omliggende wegennet.

Tabel 4.3 Intensiteiten autoverkeer op egen rond plan Thorbeckepark voor de situatie inclusief het plan in 2020 (inclusief bussen)

Weg Wegvak tussen: Prognose 2020 etmaalintensiteit inclusief aandeel plan (mvt/etmaal) Aandeel plan Thorbeckepark
Marnixlaan (1) Amsterdamsestraatweg - Royaards vd Hamkade 27.470 470
Marnixlaan (2) Royaards vd Hamkade - Laan van Chartroise 21.840 590
Marnixlaan (3) Laan van Chartroise - Nieuwlichtstraat 25.180 590
Royaards vd Hamkade (1) Marnixlaan - Ontsluitingsweg 7.490 1.150
Royaards vd Hamkade (2) Ontsluitingsweg-Thorbeckelaan 6.440 100
Royaards vd Hamkade (3) Thorbeckelaan - Ondiep zuidzijde 5.580 60
Laan van Chartroise (1) Marnixlaan - Thorbeckelaan 2.740 0
Laan van Chartroise (2) Thorbeckelaan-Ondiep 2.093 13
Thorbeckelaan (1) Royaards vd Hamkade - Boerhaavelaan 850 0
Thorbeckelaan (2) Boerhaavelaan - Laan van Chartroise 710 10
Ontsluitingsweg Royaards vd Hamkade - voorzieningengebouw 1.230 1.230

4.9.2 Parkeren

In de huidige situatie is er in het Thorbeckepark slechts een beperkte parkeergelegenheid met als gevolg een parkeerdruk op de omliggende woonstraten in Ondiep. Veel bezoekers van het Thorbeckepark parkeren nu langs de Thorbeckelaan. Voor het nieuwe Thorbeckepark wordt gestreefd naar maximale parkeergelegenheid binnen het plangebied. Uitgangspunt hierbij is een gebouwde parkeervoorziening voor de bewoners van de woningen; voor de bezoekers van de woningen en de sport- en welzijnsvoorzieningen wordt in de Centrale As in het parkeren voorzien.

Op basis van parkeernormen van de gemeente en aanwezigheidspercentages is in het kader van het vastgestelde SPVE berekend hoeveel parkeerplaatsen nodig zijn in de Centrale As. Hierbij is gebruik gemaakt van de parkeernormen zoals in tabel 4.4 weergegeven.

Tabel 4.4 Parkeernormen

Functie Norm Eenheid Metrages Parkeerplaatsen
Woning 1,35 woning 88 stuks 119 (waarvan 88 exclusief en 31 openbaar)
Sportzaal 1,1 100 m2 bvo 1050 m2 11
Fitness 2 100 m2 bvo 2.600 m2 52
Wijkcentrum 0,6 100 m2 bvo 900 m2 5
Kinderopvang 0,5 lokaal 200 m2
(2 lokalen)
1
Sportvelden 13 Ha. 26.500 m2 35


Bij het opstellen van de parkeerbalans is ervan uitgegaan dat de 88 woningen exclusieve parkeergelegenheid krijgen, namelijk één parkeerplaats per woning. De overige 31 parkeervoorzieningen zijn openbaar. Op basis van de parkeernormen is berekend dat de in het Thorbeckepark te ontwikkelen functies er toe leiden dat er 136 keer per dag gebruik gemaakt wordt van een parkeerplaats. Om de totale parkeerdruk te bepalen is een parkeerbalans opgesteld. In deze parkeerbalans wordt voor een aantal momenten in de week de totale vraag naar parkeerplaatsen berekend, rekening houdend met dubbelgebruik door verschillende gebruikers van parkeervoorzieningen. Om dit dubbelgebruik te berekenen is gebruik gemaakt van landelijke kentallen voor aanwezigheidspercentages. Voor de functies in het gebied zijn de in tabel 4.5 opgenomen aanwezigheidspercentages gehanteerd.

Tabel 4.5 Aanwezigheidspercentages

Functie Aanwezigheidspercentage
Werkdag Weekenddag
ochtend middag avond ochtend middag avond
Woning 50 60 100 50 60 60
Sportzaal 0 0 50 100 100 0
Fitness 30 50 100 50 75 0
Wijkcentrum 10 40 100 60 90 0
Kinderopvang 100 100 0 0 0 0
Sportvelden 0 0 50 100 100 0


In tabel 4.6 is op basis van de aanwezigheidspercentages en de parkeernormen de parkeerbalans voor het Thorbeckepark opgenomen.

Tabel 4.6 Parkeerbalans Thorbeckepark

Functie Werkdag Weekenddag
ochtend middag avond ochtend middag avond
Woning 15 19 31 15 19 31
Sportzaal 0 0 6 11 11 0
Fitness 16 26 52 26 39 0
Wijkcentrum 1 2 6 4 5 0
Kinderopvang 1 1 0 0 0 0
Sportvelden 0 0 17 35 35 0
Totaal 33 48 112 91 109 31


In het plan Thorbeckepark is rekening gehouden met 98 parkeerplaatsen. Dit betekent dat op een weekdag in de avond een tekort van ongeveer 13 parkeerplaatsen kan ontstaan en op een weekenddag een tekort van circa 11 parkeerplaatsen. Dit zijn de momenten waarop de sportvoorzieningen de meeste bezoekers trekken (trainings- en wedstrijddagen). Om dit tekort op te vangen kunnen, net als in de huidige situatie, ook in de toekomst de parkeervoorzieningen aan de Thorbeckelaan gebruikt worden. Dat dit mogelijk is wordt in tabel 4.7 getoond.

Tabel 4.7 Benodigde parkeerplaatsen Thorbeckelaan

Functie Norm Bestaande woningen Thorbeckelaan Parkeerplaatsen benodigd
Exclusief Openbaar
Woning 1,35/woning 48 0 65
beschikbare parkeercapaciteit Thorbeckelaan
0 106 (huizenkant 52, parkeerkant 54)


Op de Thorbeckelaan is sprake van langsparkeren aan de huizenkant en de parkkant. Om de mogelijkheden voor dubbelgebruik in de Thorbeckelaan te bepalen is de parkeerbalans voor de Thorbeckelaan bepaald (zie tabel 4.8).


Tabel 4.8 Parkeerbalans Thorbeckelaan

Functie Werkdag Weekenddag
ochtend middag avond ochtend middag avond
Woning 32 39 65 32 39 65
Overloop park 0 0 13 0 11 0
Totaal 32 39 78 32 50 65


Op de Thorbeckelaan is sprake van 106 parkeerplaatsen. Er is ruim voldoende parkeercapaciteit om het tekort van 13 parkeerplaatsen tijdens avonden op een weekdag en de 11 parkeerplaatsen tijdens de middag in het weekend op te kunnen vangen.

4.10 Kabels En Leidingen

In het gebied liggen kabels en leidingen die worden gebruikt voor het oude clubgebouw en de huidige velden. Door de herinrichting van het Thorbeckepark wordt het oude clubgebouw gesloopt en zullen ook de oude natuurgrasvelden verdwijnen. Kabels en leidingen die nodig waren voor het oude paviljoen of de oude natuurgrasvelden en dus overbodig worden, zullen worden verwijderd. Verder liggen er geen (hoofd)leidingen en kabels door het plangebied.

4.11 Bezonningsonderzoek

Voor de woongebouwen is een bezonningsonderzoek uitgevoerd. Voor de periodes maart, juni, september en december is in beeld gebracht welke schaduwwerking er van de gebouwen uitgaat om 09.00 uur, 13.00 uur en 17.00 uur. De resultaten hiervan zijn in de vorm van bezonningsdiagrammen in de bijlage toegevoegd. Uit de diagrammen blijkt dat de schaduwwerking op de genoemde momenten beperkt blijft tot binnen het Thorbeckepark.

4.12 Uitgangspunten Spve En Ontwerpateliers

In het SPVE zijn voor het Thorbeckepark de volgende programmatische uitgangspunten opgenomen:

Het programma ten behoeve van sport en recreatie, fitness en welzijn, ontmoetingsruimte en kinderopvang bedraagt maximaal circa 4.900 m2. Deze voorzieningen worden gerealiseerd in één gebouw van circa 21 meter hoog en met een footprint van circa 35 meter in het vierkant. De hoofdentree en de ontmoetingsruimte zijn georiënteerd naar de Centrale As en de Centrale Ruimte. Het autoparkeren ten behoeve van de voorzieningen gebeurd in de Centrale As. De definitieve vorm wordt in de ontwerpfase bepaald. Een vertegenwoordiging van de Adviesgroep Ondiep wordt betrokken in het ontwerpproces.

Er komen 88 appartementen in drie individuele gebouwen, in vier tot zeven lagen bovenop een halfverdiepte parkeergarage. De parkeergarage is de begrenzing van openbaar/privaat. Deze gebouwen worden zo dicht als mogelijk op de parkeerlaan gesitueerd. De definitieve vorm en positie wordt in de ontwerpfase bepaald. Een vertegenwoordiging van de Adviesgroep Ondiep wordt betrokken in het ontwerpproces.

Het park wordt zoveel mogelijk aaneengesloten en toegankelijk vanaf de Thorbeckelaan en de Royaards van den Hamkade. De huidige bomen en struiken zullen zoveel mogelijk worden gehandhaafd met een uitzondering ter hoogte van de Thorbeckelaan eb de nieuw te maken ontsluiting aan de Royaards van den Ham kade. Het beeld van een afgesloten monofunctionele ruimte wordt gewijzigd in een openbaar en multifunctioneel park.

De hoofdontsluiting voor autoverkeer en langzaamverkeer vindt plaats via de Royaards van de Hamkade. Het langzaamverkeer wordt ook ontsloten via de Thorbeckelaan. Het parkeren voor bezoekers van het sportcomplex, het multifunctioneel voorzieningengebouw en de woningen vindt zoveel mogelijk plaats in e Centrale As in het Thorbeckepark. Een vertegenwoordiging van de Adviesgroep Ondiep is betrokken in het ontwerpproces.

Tijdens drie bijeenkomsten met buurtbewoners (ontwerpateliers) is over de volgende uitgangspunten overeenstemming bereikt:

  • de locatie van de appartementengebouwen;
  • de massa van de gebouwen, waarbij alle gebouwen deels vijf en deels zeven woonlagen hoog zijn. De vijf lagen grenzen aan de Thorbeckelaan;
  • de positie van het groene parkeerdak van woongebouw C ligt aan de parkzijde;
  • de galerijontsluitingen;
  • het oarkgedeelte van het openbaar gebied wordt glooiend aangelegd;
  • doorzichten vanaf de Thorbeckelaan richting het park worden als positief ervaren..

4.13 Conclusie

Uit de verschillende onderzoeken komen een aantal randvoorwaarden en aandachtspunten voor de voorgenomen ontwikkeling. Zo moet er rekening gehouden worden met de verschillende soorten (broed)vogels die in het gebied aanwezig zijn.

Daarnaast moet er watercompensatie plaatsvinden voor het verhard oppervlak dat door de voorgenomen ontwikkeling ontstaat. Voor het gehele plan Thorbeckepark geldt dat er 354 m2 watercompensatie moet plaatsvinden. Hieraan wordt invulling gegeven door de aanleg van een wadi.

Het aantal parkeerplaatsen dat in het Thorbeckepark wordt aangelegd (Centrale As en in de woongebouwen) is voldoende om de toename van auto's door de nieuwe functies (woningen en voorzieningengebouw) op te vangen. Daarnaast biedt het ook plaats voor een groot deel van de auto's die afkomen op de bestaande functie (sportvelden). Hierdoor zal de parkeerdruk op de omliggende woonstraten sterk afnemen.

Tot slot zijn de voor dit bestemmingsplan relevante uitgangspunten en randvoorwaarden van het SPVE en de overleggen met het ontwerpatelier uiteengezet. Deze uitgangspunten en de resultaten van de onderzoeken vormen gezamenlijk de basis voor dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet

5.1 Inleiding

Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008). De SVBP 2008 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere leesbaarheid, raadpleegbaarheid en helderheid voor de gebruiker en draagt zo bij aan een effectiever en efficiëntere dienstverlening. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt beoogd de juridische basis te bieden voor de ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied van het Thorbeckepark.

5.2 Planvorm

Gegeven de aard van het project is voor het bestemmingsplan Thorbeckepark gekozen voor een globaal eindplan met een flexibele opzet.

In het kader van de standaardisering van de bestemmingsplannen is de Utrechtse Leest opgesteld. Daarin zijn de 'standaardregels' voor de bestemmingsplannen binnen de gemeente Utrecht opgenomen. Deze regels zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:

  • Inleidende regels;
  • Bestemmingsregels;
  • Algemene regels;
  • Overgangs- en slotregels.

5.2.1 Inleidende regels

Het eerste hoofdstuk bevat 'Inleidende regels'. Ter voorkoming van onduidelijkheden over de interpretatie (met het oog op de rechtszekerheid) is in artikel 1 een aantal in de regels gehanteerde begrippen gedefinieerd.

De begripsomschrijvingen van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf verdient een extra toelichting. Een belangrijk onderdeel van de bestemming Wonen is de regeling van de aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven als ondergeschikte functie bij het wonen. Zoals de naam al aangeeft, gaat het bij een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf om een beroeps- of bedrijfsuitoefening in combinatie met wonen en dus door één van de bewoners van de woning. De maximale oppervlakte die daarvoor is toegestaan is 1/3 deel van het vloeroppervlak van de woning met een maximum van 40 m². Het beroep of bedrijf mag zowel in de woning als in de aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden uitgeoefend. Via een aantal nadere voorwaarden is bepaald dat geen hinder (milieucategorie A van de LvB als maximum) en geen verkeersaantrekkende werking of parkeerdruk mogen ontstaan voor de omgeving. Ook mag bij een aan-huis-verbonden beroep- of bedrijf geen sprake zijn van detailhandel, horeca, afhaalzaken of belhuizen.

Met het oog op het voorkomen van interpretatieverschillen is in artikel 2 vastgelegd op welke wijze de in het bestemmingsplan opgenomen maten moeten worden gemeten. Het punt vanaf waar de hoogtematen worden gemeten (nulpunt) wordt het peil genoemd. Voor het peil is de volgende definitie opgenomen: "Het peil staat in dit plan gelijk aan de as van de weg van de dichtst bij gelegen weg grenzend aan het gebouw, zijnde de ontsluitingsweg voor autoverkeer". In de praktijk betekent dit dat de as van de weg van de Centrale As (zie hoofdstuk 4) geldt als peil voor dit plan.

5.2.2 Bestemmingsregels

De bepalingen, specifiek voor het onderhavige bestemmingsplan, staan in hoofdstuk 2 van de planregels. In dit hoofdstuk "Bestemmingsregels" wordt in de betreffende artikelen een nadere juridische uitwerking gegeven aan de op de kaart aangegeven bestemmingsvlakken en nadere aanduidingen.

5.2.3 Algemene regels en Overgangs- en slotregels

In Hoofdstuk 3 is een aantal 'Algemene regels' opgenomen betreffende de toepassing van de anti-dubbeltelbepaling, het gebruik van gronden, ontheffingsregels en procedureregels. In hoofdstuk 4zijn Overgangs- en slotregels opgenomen.

5.3 Artikelsgewijze Toelichting

Op een aantal artikelen is in deze paragraaf een nadere toelichting opgenomen.

Artikel 3 Gemengd -1

Het multifunctioneel voorzieningengebouw zal worden gebruikt voor verschillende functies, zoals sport en recreatie, fitness, kinderopvang, ontmoetingsruimte en buurthuis. In het bestemmingsplan heeft het gebouw dan ook een bestemming gekregen die menging van functies mogelijk maakt. Binnen deze bestemming is additionele horeca mogelijk. Dit is het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit bij een hoofdfunctie, niet zijnde horeca. De additionele horeca-activiteiten moeten passen bij de hoofdfunctie qua uitstraling, moeten dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en mogen niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie (zie ook paragraaf 5.4).

Artikel 4 Gemengd - 2

Ten behoeve van de kinderopvang in het multifunctioneel voorzieningengebouw wordt in deze bestemming een zoekgebied voor speelruimte van maximaal 135 m2 mogelijk gemaakt. Het betreft een gemengde bestemming omdat het overige deel van het bestemmingsvlak een inrichting conform de bestemming Groen mogelijk maakt.

Artikel 5 Groen

In de bestemming 'Groen' wordt de ontwikkeling van een deel van het openbaar gebied mogelijk gemaakt. Binnen deze bestemming mogen voet- en fietspaden worden gerealiseerd.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

De ontsluiting van het Thorbeckepark is geregeld via deze bestemming. Deze bestemming is met name bedoeld voor bestemmingsverkeer, met de bijbehorende pleinen, bermen en groenvoorzieningen. Er zijn kleine gebouwtjes toegestaan voor bijvoorbeeld het realiseren van fietsenstallingen.

Binnen de bestemming is voor een deel van het plangebied een tweetal aanduidingen opgenomen: 'Specifieke vorm van verkeer - parkeren uitgesloten' en 'Specifieke vorm van verkeer - gemotoriseerd verkeer uitgesloten'. Deze aanduidingen geven respectievelijk aan dat er in dat deel van het plangebied (de Centrale Ruimte) geen parkeergelegenheid en gemotoriseerd verkeer is toegestaan.

Artikel 8 Waarde - Archeologie

De archeologische waarden en verwachtingen in het plangebied zijn door de dubbelbestemming Waarde - archeologie en de specifieke gebruiksregel die verwijst naar de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg beschermd. Overtreding van het bestemmingsplan is een strafbaar feit. Op deze manier houdt het bestemmingsplan rekening met de archeologische waarde en verwachtingen conform de Monumentenwet.

Artikel 7 Wonen

In de bestemming 'Wonen' worden de woongebouwen met appartementen mogelijk gemaakt, al dan niet met een aan huis verbonden beroep of bedrijf. Hieronder wordt een beroep of bedrijf verstaan dat in een woning wordt uitgeoefend en waarvan de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is. De woning moet in overwegende mate haar woonfunctie behouden en degene die het beroep of het bedrijf uitoefent moet ook bewoner van de woning zijn. Hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: een detailhandelsvestiging, een afhaalzaak, een horecabedrijf, een belhuis en een (raam)prostitutiebedrijf. Wel wordt hieronder verstaan: een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang.
Tevens moet binnen deze bestemming de inritten van het bebouwd parkeren en de toegankelijkheid van de gebouwen worden geregeld. De overige ruimte binnen deze bestemming wordt ingericht als openbaar gebied.

Artikel 9 Anti-dubbeltelbepaling

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat een stuk grond dat al eens was betrokken bij het verlenen van een bouwvergunning bij de beoordeling van latere bouwplannen nogmaals wordt betrokken.

Artikel 10 Algemene bouwregels

In de bouwverordening zijn ook voorschriften opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vóór deze bepalingen, maar in dit artikel is bepaald welke voorschriften uit de bouwverordening naast het bestemmingsplan van kracht blijven. Het gaat daarbij om voorschriften van stedenbouwkundige aard, zoals de bereikbaarheid van bouwwerken van wegverkeer en brandblus-voorzieningen, bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten, de ruimte tussen bouwwerken en parkeergelegenheid bij gebouwen.
Daarnaast regelt dit artikel de mogelijkheid voor (beperkte) overschrijdingen van bebouwingsgrenzen die op de kaart zijn aangegeven.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

De Wro bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Een algemeen gebruiksverbod hoeft derhalve niet meer in de planregels te worden opgenomen. Het is wel mogelijk om in het bestemmingsplan aan te geven wat onder verboden gebruik in ieder geval wordt verstaan. In dit artikel is opgenomen dat onder verboden gebruik wordt verstaan: onbebouwde gronden te gebruiken als staanplaats voor onderkomens als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan of als stortplaats voor puin en afvalstoffen.

Artikel 12 Algemene ontheffingsregels

Hierin zijn onder meer de ontheffingsregelingen opgenomen, die kunnen worden toegepast als er niet op grond van de bestemmingsregelingen in hoofdstuk 2 al een ontheffing verleend kan worden. Het gaat dan om een afwijking van maten, afmetingen en percentages, het plaatsen van objecten van beeldende kunst, het realiseren van kleine nutsgebouwtjes.

Artikel 13 Algemene procedureregels

In dit artikel is de procedure beschreven die doorlopen dient te worden bij het gebruik maken van een ontheffing in de regels of het stellen van nadere eisen. De procedure voor wijziging of uitwerking van bestemmingen wordt sinds de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening geregeld in de wet (artikel 3.6 Wro). In het bestemmingsplan hoeft hiervoor derhalve geen aparte regeling meer voor te worden opgenomen.

De overgangs- en slotregels van hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels bevatten de onderstaande bepalingen.

Artikel 14 Overgangsrecht

In het Besluit op de ruimtelijke ordening (in werking sinds 1 juli 2008) is een overgangsrecht opgenomen dat in elk bestemmingsplan moet worden overgenomen.

Indien de in het plan opgenomen regels, voor wat betreft gebruik of bebouwing, afwijken van een bestaande legale situatie, dan zijn daarop de overgangsbepalingen van toepassing. De overgangsbepaling heeft tot doel bestaande belangen te respecteren totdat realisering van de nieuwe regels plaatsvindt.

Voor bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, is bepaald dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijking niet wordt vergroot. Gehele vernieuwing is in principe uitgesloten, waaronder ook gefaseerde vernieuwing van een bouwwerk wordt verstaan. Het doel van het overgangsrecht is dat het bestaande bouwwerk in de bestaande staat in stand mag worden gehouden. Uitsluitend na het tenietgaan van het bouwwerk door een calamiteit, waarmee onder andere brand of extreme weersomstandigheden wordt bedoeld, is onder voorwaarden gehele vernieuwing toegestaan.

Vergunningplichtige bouwwerken die zonder vergunning zijn opgericht, kunnen door overgangsrecht niet gelegaliseerd worden. Bouwen zonder vergunning is immers een overtreding van de Woningwet die niet door een regeling in een bestemmingsplan ongedaan kan worden gemaakt.

Wel kan met een beroep op het overgangsrecht een aanvraag worden ingediend voor de verbouw van een illegaal bouwwerk. Om te voorkomen dat een dergelijke aanvraag moet worden gehonoreerd, is in de overgangsbepaling van dit plan opgenomen dat deze slechts van toepassing is op legale bouwwerken.

Voor het gebruik dat onder het overgangsrecht valt, is bepaald dat dat gebruik mag worden voortgezet. Het gebruik mag eveneens worden gewijzigd, voor zover de afwijking ten opzichte van het toegestane gebruik niet vergroot wordt.

Hiervoor is reeds aangegeven dat illegale bouwwerken niet gelegaliseerd kunnen worden door het overgangsrecht. Voor gebruik is dat in principe wel mogelijk, maar vanuit het oogpunt van handhaving ongewenst. Gezien het voorgaande is in de overgangsbepaling opgenomen dat het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, van het overgangsrecht is uitgesloten.

Ook na het van kracht worden van dit plan kan dus nog met succes handhavend worden opgetreden tegen gebruik dat reeds in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan. Dit laatste is uiteraard mede afhankelijk van andere aspecten, waaronder de vraag of het strijdige gebruik reeds zolang plaatsvindt dat de gemeente haar rechten heeft verwerkt.

Artikel 15 Slotregel

In dit artikel is de naam van het bestemmingsplan, de citeertitel, omschreven.

Prostitutie

In het plangebied van dit bestemmingsplan zijn geen prostitutie bedrijven gevestigd met een vergunning op basis van de APV. Gezien het in Utrecht gehanteerde maximumstelsel zijn nieuwe prostitutiebedrijven niet toegestaan en zijn prostitutiebedrijven uitgesloten in de gebruiksbepaling en in de begripsbepaling "aan huis verbonden beroep en bedrijf". Gelet op het binnen de gemeente gehanteerde maximumstelsel betekent de regeling in dit bestemmingsplan geen algeheel verbod, maar wel een verbod op prostitutiebedrijven binnen dit plangebied.

5.4 Additionele Horeca

Bij deze horeca categorie gaat het om horeca-activiteiten die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie die ter plaatse is toegestaan. Deze additionele activiteiten worden juridisch-planologisch gezien niet onder de afzonderlijke functie "horeca"begrepen, maar geregeld tot de bestemming van de hoofdfunctie van de instelling (sociaal-culturele-maatschappelijke/sport/recreatieve doeleinden) gerekend. Hiermee worden onder meer bedoeld de kantines bij buurthuizen en scholen, sporthalkantines, horecavoorzieningen bij musea en dergelijke.

Bij additionele horeca gaat het erom dat:

  1. 1. de uitstraling van deze horeca moet passen bij de hoofdfunctie. Passend betekent dat deze horeca wel hoort bij de hoofdfunctie en open is tijdens de openingstijden van de hoofdfunctie. Daarbij is het niet toegestaan dat de additionele horecaruimte wordt verhuurd aan derden ten behoeve van feesten en andere partijen.
  2. 2. ondergeschikt moet zijn aan de hoofdfunctie en de hoofdfunctie moet ondersteunen. Ondersteunend wil zeggen dat de additionele horeca de kwaliteit van de hoofdfunctie vergroot of completeert. Ondergeschikt betekent dat er duidelijk sprake moet zijn van een waarneembare ondergeschiktheid van de horeca functie.
  3. 3. additionele horeca mag niet zelfstandig worden uitgeoefend of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie. Wanneer er sprake is van zelfstandige toegankelijkheid of van uitoefening los van de hoofdfunctie is er geen directe relatie meer met de hoofdfunctie, maar gaat het om zelfstandige horeca-activiteiten.

5.5 Handhaving

Door handhaving controleert de overheid of burgers, bedrijven en bijvoorbeeld overheidsorganen zich aan de wet- en regelgeving houden. Onder handhaving wordt verstaan het door controle (toezicht en opsporing) en het toepassen (of dreigen daarmee) van bestuursrechtelijke sancties, bereiken dat het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd. De handhaving van de van toepassing zijnde regeling binnen de gemeente Utrecht, wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen. Zo wordt namens het college onder andere gehandhaafd op de regels van voorliggend bestemmingsplan.Dit betekent dat de regels voor wat betreft het gebruik en de bebouwingsregels worden gehandhaafd. Dit gebeurt veelal door toetsing tijdens het behandelen van de aanvragen om bouwvergunning, maar kan ook gebeuren als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw of op grond van een eigen constatering indien een bouwwerk of een perceel in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt. Indien er bijvoorbeeld sprake is van illegale ingebruikname van gemeentelijke grond, dan zal hiertegen worden opgetreden.

Doel handhavend optreden

Het doel van het handhavend optreden van de gemeente is niet direct gekoppeld aan de noodzaak van een actueel bestemmingplan. Voor de bewoners van het plangebied is duidelijk waar zij aan toe zijn (qua bouwen, zoals bijvoorbeeld uitbreiding van de woning, en qua gebruik), maar het niet handhaven haalt de effectiviteit van een actueel bestemmingsplan onderuit. De toegevoegde waarde van het verlenen van een bouwvergunning voor een bijgebouw is niet groot, indien er op andere plaatsen - zonder vergunning - bijgebouwen zijn geplaatst. Dit wordt nog eens problematischer zodra een bouwvergunning wordt geweigerd, terwijl diverse vergelijkbare bouwwerken reeds illegaal zijn geplaatst. In dit laatste geval is de roep om handhavend op te treden dan ook het grootst.

Hoe wordt gehandhaafd

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft het college een tweetal instrumenten tot haar beschikking: bestuursdwang en dwangsom. Bij het toepassen van bestuursdwang wordt de overtreding (het geconstateerde illegale bouwwerk c.q. gebruik) ongedaan gemaakt op kosten van de overtreder. Dit kan betekenen dat een bouwwerk door de gemeente wordt afgebroken en de kosten van bijvoorbeeld de aannemer en de gemeentelijke (voorbereidings)kosten op de overtreder worden verhaald. Het is tevens mogelijk om, indien er zonder bouwvergunning wordt gebouwd en de bouw wordt stilgelegd door middel van een bouwstop, de bouwmaterialen weg te slepen en elders op te slaan. Het opleggen van een last onder dwangsom betekent bijvoorbeeld dat het illegale gebruik moet worden gestaakt binnen een door het college gestelde termijn. Overschrijdt men de termijn, dan zal de dwangsom in rekening worden gebracht bij de overtreder. Doel van de dwangsom is het onaantrekkelijk maken van het voortzetten van de geconstateerde overtreding. De dwangsom zal dan ook in relatie moeten staan aan (en zal derhalve altijd hoger zijn dan) het voordeel dat de overtreder heeft bij het voortzetten van de illegaliteit. In het plangebied zal handhavend worden opgetreden tegen het illegale gebruik van bouwwerken en percelen. Bijvoorbeeld het verhuren van opslagruimte ten behoeve van de stalling van caravans, maar ook het gebruik van een winkel als café. Verder zal er bij de bouw worden gecontroleerd op de uitvoering van verleende bouwvergunningen. Uiteraard zal er ook gecontroleerd worden of, in het geval van een geweigerde bouwvergunning voor een woning, de betreffende woning niet alsnog wordt gebouwd.Voorts zal de gemeente toezien op - onder de Wet milieubeheer vallende - bedrijven. Dit vloeit voort uit de regels van het bestemmingsplan. Indien er immers ter plaatse een bedrijfsactiviteit plaats mag vinden, zal dit qua gebruik (intensiteit en hinder) gehandhaafd worden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

De Gemeente Utrecht is voornemens te komen tot de herontwikkeling van het gebied tussen de Thorbeckelaan, de Royaard van den Hamkade, de Laan van Chartroise en de Marnixlaan in de wijk Ondiep, bekend als het Thorbeckepark. AM Wonen en Mitros zijn reeds vanaf 2001 mede-initiatiefnemer van de herontwikkeling van het Thorbeckepark.

De Gemeente Utrecht, AM Wonen en Mitros wensen in het kader van deze herontwikkeling het volgende programma te realiseren in het Thorbeckepark:

  • het sportcomplex;
  • 88 koopappartementen met bijbehorende parkeergarage;
  • een voorzieningengebouw, en;
  • openbare ruimte.

AM Grondbedrijf en de ontwikkelende partijen, Gemeente Utrecht, AM Wonen en Mitros hebben hiertoe op 16 december 2008 een Realisatieovereenkomst Thorbeckepark ondertekend. Conform deze Realisatieovereenkomst realiseert AM Grondbedrijf in opdracht van de Gemeente het sportcomplex, de inrichting van de openbare ruimte en het bouw- en woonrijp maken van het plangebied.

Door middel van het sluiten van de Realisatieovereenkomst Thorbeckepark en de daarbij gevoegde model-erfpachtovereenkomsten met AM Wonen en met Mitros, genereert de Gemeente Utrecht inkomsten voor het project Thorbeckepark. De uitgiften van percelen grond aan AM Wonen en aan Mitros geschiedt tegen marktconforme grondprijzen.

Met deze inkomsten uit gronduitgifte worden de grondexploitatiekosten van de locatieontwikkeling ex artikel 6.2.3 tot en met 6.2.5 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gedekt. Hieronder vallen onder andere de gemeentelijke planontwikkelingskosten, de kosten van het aanleggen van het sportpark, het inrichten van de openbare ruimte en het bouw- en woonrijp maken van het plangebied, financieringskosten, onderzoekskosten, fiscale kosten en rente.

Tevens sluiten AM Wonen en Mitros planschadeovereenkomsten met de Gemeente Utrecht, waarin zij garant staan voor de eventuele planschadeclaims van derden.

De realisatieovereenkomst is te beschouwen als een anterieure privaatrechtelijke overeenkomst in het kader van de grondexploitatiewet en regelt de wijze waarop de gemeente haar kosten verhaalt. Omdat het gemeentelijke kostenverhaal in deze overeenkomst en in de planschadeovereenkomsten wordt geregeld, is het opstellen van een exploitatieplan volgens de grondexploitatiewet niet meer vereist.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Inspraakresultaten

In paragraaf 4.12 is reeds aangegeven welke uitgangspunten uit de overleggen met de buurtbewoners (ontwerpateliers) zijn voortgekomen. Naast deze overleggen is op 27 november 2006 in het kader van het Stedenbouwkundig programma van Eisen (SpvE) een inloopavond georganiseerd. Op deze avond stond de dialoog tussen bewoners en verschillende betrokken partijen voorop. Vervolgens is op 24 mei 2007 een informatiebijeenkomst georganiseerd. Op basis van het voorontwerpbestemmingsplan is een inspraak- en overlegprocedure gevoerd. Het bestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 18 juni tot en met 29 juli 2009. Er is een inspraakavond geweest op 25 juni 2009. Er zijn 6 inspraakreacties ingediend. Voor de beantwoording van de inspraakreacties wordt verwezen naar de bijlagen.

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

Toelichting regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten

Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:

  • geluid;
  • geur;
  • stof;
  • gevaar (met name brand- en explosiegevaar).

Daarnaast kan de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.

Toepassing Lijst van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging"

Algemeen

In de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2007) zijn twee VoorbeeldStaten voor milieuzonering opgenomen, namelijk de 'VoorbeeldStaat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen' en de ' VoorbeeldStaat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging'.

De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' (SvB 'functiemenging') is gebaseerd op de tweede VoorbeeldStaat in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2007). De SvB 'functiemenging' wordt gehanteerd in gebieden waar bedrijven of andere milieubelastende functies verspreid zijn gesitueerd tussen woningen en/of andere gevoelige functies. Onderstaand wordt hier meer in detail op ingegaan. Het gaat in dergelijke gebieden in het algemeen om relatief kleinschalige bedrijvigheid die op korte afstand van woningen kan worden toegestaan. De toelaatbaarheid van activiteiten wordt voor dergelijke gebieden in de VNG-publicatie (en de SvB 'functiemenging') bepaald met behulp van op deze situaties toegesneden toelatingscriteria.

Functiemengingsgebieden

In bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), wordt de SvB 'functiemenging' toegepast. Zoals in de VNG-publicatie reeds is aangegeven kan bij functiemengingsgebieden gedacht worden aan:

  • stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
  • horecaconcentratiegebieden;
  • zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen;
  • (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid.

Daarnaast kan ook in (delen van) woongebieden waar enige vorm van bedrijvigheid aanwezig of gewenst is de SvB 'functiemenging' worden toegepast.

Kenmerken van de activiteiten

De activiteiten in dergelijke gebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk van de activiteiten op een bedrijventerrein. Behalve in historisch gegroeide situaties gaat het in hoofdzaak om:

  • kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • bedrijven waarbij de productie en/of laad- en loswerkzaamheden noodzakelijkerwijs alleen in de dagperiode plaatsvindt;
  • activiteiten die hoofdzakelijk inpandig geschieden.

De toegepaste Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

De bovengenoemde criteria liggen mede ten grondslag aan de selectie van activiteiten die zijn opgenomen in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'. In de Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn de aspecten geluid, geur, stof en gevaar en de index voor verkeersaantrekkende werking (zoals aangegeven onder het kopje 'Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering') in de categorisering opgenomen. Deze Lijst is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende VoorbeeldStaat uit de VNG-publicatie. Op twee punten is een andere werkwijze toegepast:

In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Lijst. In de Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan). De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de regels en op de plankaart van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Lijst van Horeca-activiteiten). Toegevoegd zijn enkele regelmatig voorkomende bedrijfsactiviteiten die in de lijst van de VNG-publicatie niet specifiek zijn opgenomen, maar wel aan de genoemde criteria voldoen zoals een ambachtelijke glas-in-loodzetterij en caravanstalling. Voor aannemers, SBI-code 45, heeft een nadere specificatie van de activiteiten plaatsgevonden met bijbehorende categorie-indeling die is afgestemd op de verwachte milieueffecten) van deze activiteiten.

In de Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' is in de categorie-indeling een nader onderscheid gemaakt tussen categorie B1 en B2. Voor de toepassing in dit bestemmingsplan blijkt het onderscheid tussen categorie A en categorie B zoals beschreven in de VNG-publicatie te groot om de toelaatbaarheid van activiteiten voldoende af te kunnen stemmen op de kenmerken van de functiemengingsgebieden en het daarin te volgen beleid.

Categorie-indeling

Zoals in de VNG-publicatie is aangegeven kan, vanwege de bijzondere kenmerken van gebieden met enige vorm van functiemenging, niet worden gewerkt met een systematiek van richtafstanden en afstandsstappen: vanwege de zeer korte afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies is een dergelijke systematiek niet geschikt voor functiemengingsgebieden. De Lijst van Bedrijfsaciviteiten 'functiemenging' hanteert vier categorieën A, B1, B2 en C met specifieke criteria voor de toelaatbaarheid die onderstaand uiteen zijn gezet.

Categorie A
Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.

Categorie B1
Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. ) De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.

Categorie B2
Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden van woningen/andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan. Uitzondering hierop vormen binnenterreinen omringd door voornamelijk woningen: ook al zijn bedrijven bouwkundig afgescheiden van woningen, op deze locaties zijn hooguit categorie B1 bedrijven toegestaan.
Categorie C
Activiteiten genoemd onder categorie B2, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is.

Flexibiliteit

De Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf toch via een ontheffing kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal 1 categorie (dus bijvoorbeeld categorie B1 in plaats van A of categorie B2 in plaats van B1). Om deze ontheffing te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het college van burgemeester en wethouders vestiging van een dergelijk bedrijf via een ontheffing kan toestaan. Om deze ontheffing te kunnen verlenen moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.

Lijst van afkortingen in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging"

- niet van toepassing of niet relevant
< kleiner dan
> groter
= gelijk aan
cat. categorie
e.d. en dergelijke
kl. klasse
n.e.g. niet elders genoemd
o.c. opslagcapaciteit
p.c. productiecapaciteit
p.o. productieoppervlak
b.o. bedrijfsoppervlak
v.c. verwerkingscapaciteit
u uur
d dag
w week
j jaar
SBI-CODE OMSCHRIJVING
nummer CATEGORIE
01 - LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW
014 0 Dienstverlening ten behoeve van de landbouw:
014 1 - algemeen (onder andere loonbedrijven), b.o < 500 m² B1
014 3 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² B1
15 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² B2
1552 1 Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² B1
1581 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 2.500 kg meel/week B1
1584 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 1 - cacao- en chocoladefabrieken, vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² B1
1584 5 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² B1
1593 t/m 1595 Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke B1
17 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
174, 175 Vervaardiging van textielwaren B2
176, 177 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen B2
18 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 Vervaardiging kleding van leer B2
20 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE
203, 204, 205 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² B2
205 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken B1
22 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen B1
2223 A Grafische afwerking A
2223 B Binderijen B1
2224 Grafische reproductie en zetten B1
2225 Overige grafische activiteiten B1
223 Reproductiebedrijven opgenomen media A
24 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2442 0 Farmaceutische productenfabrieken:
2442 2 - verbandmiddelenfabrieken B1
26 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
2612 Glas-in-lood-zetterij B1
2615 Glasbewerkingsbedrijven B2
262, 263 0 Aardewerkfabrieken:
262, 263 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW B1
267 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 2 - indien p.o. < 2.000 m² B2
2681 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken B2
28 - VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/ TRANSPORTMIDDELEN)
281 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² B2
284 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m² B2
2852 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m² B2
287 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m² B2
30 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 A Kantoormachines- en computerfabrieken B1
33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke B
36 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² A
362 Fabricage van munten, sieraden en dergelijke B1
363 Muziekinstrumentenfabrieken B1
3661.1 Sociale werkvoorziening B1
40 - PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 C1 - < 10 MVA B1
40 D0 Gasdistributiebedrijven:
40 D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A A
40 D4 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C B1
40 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40 E2 - blokverwarming B1
41 - WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER
41 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 B1 - < 1 MW B1
45 - BOUWNIJVERHEID
45 3 Aannemersbedrijf of bouwbedrijf met werkplaats, b.o. < 1.000 m² B1
453 Bouwinstallatie algemeen (exclusief spuiterij) B1
453 2 Elektrotechnische installatie B1
50 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 504 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven (exclusief plaatwerkerij of spuiterij) B1
5020.4 B Autobeklederijen A
5020.5 Autowasserijen B1
503, 504 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires B1
51 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
5134 Groothandel in dranken C
5135 Groothandel in tabaksproducten C
5136 Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk C
5137 Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen C
514 Groothandel in overige consumentenartikelen C
5148.7 0 Groothandel in vuurwerk en munitie:
5148.7 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton B1
5153 0 Groothandel in hout en bouwmaterialen:
5153 1 - algemeen C
5153 2 - indien b.o. < 2.000 m² B1
5153.4 4 Zand en grind:
5153.4 6 - indien b.o. < 200 m² B1
5154 0 Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 1 - algemeen C
5154 2 - indien b.o. < 2.000 m² B1
5156 Groothandel in overige intermediaire goederen C
5162 2 Groothandel in machines en apparaten, opp >= b.o. 2.000 m², exclusief machines voor de bouwnijverheid C
5162 Groothandel in machines en apparaten, opp < 2000 m², exclusief machines voor de bouwnijverheid B1
517 Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden en dergelijke) C
52 - REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN
527 Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen) A
60 - VERVOER OVER LAND
6022 Taxibedrijven B1
6024 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² C
603 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen B1
63 - DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER
6321 3 Caravanstalling B1
64 - POST EN TELECOMMUNICATIE
641 Post- en koeriersdiensten C
71 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711 Personenautoverhuurbedrijven B2
712 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's) C
713 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen C
72 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 A Computerservice- en informatietechnologiebureaus en dergelijke A
72 B Switchhouses B1
73 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek A
74 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
7481.3 Foto- en filmontwikkelcentrales C
7484.4 Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke A
90 MILIEUDIENSTVERLENING
9001 B Rioolgemalen B1
93 - OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.3 A Wasverzendinrichtingen B1

Bijlage 2 Lijst Van Horeca-activiteiten

Toelichting Lijst van Horeca-activiteiten

Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening kan, in verband met de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen, in het bestemmingsplan bij het toelaten van horecabedrijven aan de hand van ruimtelijk relevante criteria als aard, omvang en parkeerdruk een onderscheid gemaakt worden in categorieën horecabedrijven.

In dit bestemmingsplan is een functionele differentiatie in "harde" tot "zachte" typen van horecabedrijven opgenomen. De regeling geeft een kwalitatieve beperking ten aanzien van het type horecabedrijf dat zich mag vestigen in de woonomgeving. De regeling beoogd de nadelige invloeden van de vestiging van horecabedrijven op het woon- en leefklimaat in de omgeving te voorkomen.

De Lijst van Horeca-inrichtingen kent een indeling in vier categorieën. De categorieën van A tot en met D lopen af in de zwaarte van de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen. In geval van meerdere soorten activiteiten in één inrichting telt de activiteit in de zwaarste categorie voor de type-indeling van de inrichting. De volgende categorieën van horecabedrijven zullen voortaan worden onderscheiden met als uitgangspunt hun invloed op het woon- en leefklimaat:

Categorie A. Discotheek; bardancing; zaalverhuur/party-centra (regulier gebruik t.b.v. feesten en muziek-/dansevenementen, i.t.t. zaalverhuur t.b.v. congressen en seminars)
Categorie B. Café; bar; brasserie
Categorie C. Cafetaria; snackbar; grillroom; fastfood-restaurant; automatiek; snelbuffet
Categorie D. Restaurant; bistro; crêperie, lunchroom;konditorei; Koffie-/theehuis; IJssalon

Onderscheid café-disco

Het verschil tussen een café en een disco zit in het gelegenheid geven tot dansen als wezenlijk onderdeel van de inrichting.

Cafetaria/snackbar

Het verschil tussen een lunchroom en een cafetaria/snackbar zit in het feit dat cafetaria al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren verstrekt. Het betreft hier laagdrempelige inrichtingen met veel in- en uitgaande bewegingen, die veelal laat open zijn. Deze zaken zijn hoofdzakelijk ingericht voor het meenemen dan wel snel nuttigen ter plaatse van etenswaren. De aantasting van het woon- en leefklimaat wordt vooral veroorzaakt door afval op straat van buiten de inrichting geconsumeerde spijzen en de daarbij behorende stank- en geluidsoverlast.

Afhaalcentra

Een winkel met als nevenfunctie een horecavoorziening valt bestemmingsplan technisch gezien onder de detailhandelsfunctie. Voorwaarde is dat het horeca-aspect een ondergeschikt deel uitmaakt van het geheel. Hiermee wordt voorkomen dat het probleem van branchevervaging leidt tot het vestigen van winkelfuncties die in de loop van de tijd veranderen in horecafuncties. Definitie afhaalcentrum: "detailhandelsvestiging met een horeca-exploitatievergunning op grond van de horeca-exploitatieverordening Utrecht".

Additionele horeca

Bij deze categorie gaat het om horeca-activiteiten die neven- of ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie van de instelling. Deze activiteiten worden juridisch-planologisch gezien niet onder de functie "horeca" begrepen, maar onder de bestemming van de hoofdfunctie van de instelling (sociaal-culturele /maatschappelijke/(sportief-)recreatieve doeleinden) gerekend. Hiermee worden onder meer bedoeld de kantines bij buurthuizen en scholen, sporthalkantines, horecavoorzieningen bij musea en dergelijke.

Voor de toepassing van de Lijst van Horeca-inrichtingen wordt onder een horecabedrijf het volgende begrepen:

een bedrijf of instelling waar

  • bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, en/of;
  • bedrijfsmatig zaal accommodatie wordt geëxploiteerd.
Categorie: Inrichting: Activiteiten:
A discotheek
bar-dancing zaalverhuur/party-centra1
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek en het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren, alsmede de verstrekking van (alcoholhoudende) dranken ter plaatse, al dan niet met levende muziek en al dan niet met kleine etenswaren.
Het accent ligt op het ten gehore brengen van muziek en het gelegenheid geven tot dansen.
B café
bar
brasserie
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren.
Het accent ligt op de verstrekking van drank.
C cafetaria
snackbar
grill-room
fastfood-restaurant automatiek snelbuffet
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholvrije dranken.Het accent ligt op de verstrekking van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide, kleineetenswaren.
D1 restaurant
bistro
crêperie
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken.
D2 lunchroom, konditorei


koffie-/theehuis





ijssalon
Een daghorecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en dranken.

Een daghorecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholvrije dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren. Het accent ligt op de verstrekking van alcoholvrije dranken.

Een daghorecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van consumptie-ijs voor gebruik ter plaatse. Daghoreca (D.2) is gebonden aan de openingstijden zoals die gelden voor detailhandel, conform de winkeltijdenwet en de gemeentelijke regelgeving aangaande winkeltijden. Bij deze horeca moet de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit te passen binnen een overwegend winkelgebied (centrumgebied) en is zij geheel of overwegend gebonden aan c.q. ondersteunend voor de (winkel)functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en de ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied.

1regulier gebruik t.b.v. feesten en muziek- en dansevenementen, in tegenstelling tot zaalverhuur voor congressen en seminars.

Voor de toepassing van de lijst van horeca-inrichtingen wordt onder een horecabedrijf het volgende begrepen:

een bedrijf of instelling waar:

  1. 1. bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, en/of,
  2. 2. bedrijfsmatig zaal accommodatie wordt geëxploiteerd.

Bijlage 1 Beleid

Algemeen

In het kader van dit bestemmingsplan is bekeken in hoeverre de beoogde ontwikkeling van de appartementen en een deel van het openbaar gebied past binnen het beleid van de verschillende overheden. Hiertoe is een aantal van toepassing zijnde beleidsnota's en plannen geanalyseerd. De belangrijkste conclusies en aanknopingspunten uit deze analyse zijn in dit hoofdstuk opgenomen.

Rijksbeleid en Europese richtlijnen

Nota Ruimte

Op 17 mei 2005 en 17 januari 2006 is door de Tweede en Eerste Kamer ingestemd met de Nota Ruimte. Vanuit het rijksbeleid geeft de Nota Ruimte de belangrijkste kaders en randvoorwaarden voor ruimtelijke ontwikkelingen. In Nota Ruimte maakt Utrecht onderdeel uit van het nationaal stedelijk netwerk Randstad Holland. In deze stedelijke netwerken moeten verdichtingsmogelijkheden in het bestaand bebouwd gebied zo optimaal mogelijk worden benut. Het Rijk wil een groot deel van functies als voorzieningen en leisure binnenstedelijk ontwikkelen. Het uitgangspunt bij deze ontwikkelingen is "decentraal wat kan, centraal wat moet". Ontwikkelingsplanologie, decentralisatie, deregulering en uitvoeringsgerichtheid vloeien daar als algemene uitgangspunten uit voort.

Vierde Nota Waterhuishouding (1998)

Met betrekking tot het waterbeleid is de Vierde Nota waterhuishouding (1998) een belangrijk kaderstellend document. Hoofddoelstelling van het rijksbeleid is 'het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het in stand houden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd'. Verder wordt in de nota nader aandacht geschonken aan thema's als terugdringen van verdroging, vermindering van emissies van diffuse bronnen en waterbodemsanering.

In het "Basisrapport bij het advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw" wordt ingegaan op bedreigingen en kansen die water biedt. Kernbegrippen van de omgang met water zijn: betrouwbaar, duurzaam en bestuurbaar. De oplossing wordt gezocht in een drietrapsstrategie:

  • Overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms vasthouden in bodem en oppervlaktewater;
  • Zo nodig water tijdelijk bergen in retentiegebieden langs waterlopen, daarvoor moet ruimte worden gecreëerd;
  • Pas wanneer 1 en 2 te weinig opleveren, water afvoeren naar elders of, als dat niet kan, het water opvangen in gebieden die gecontroleerd onder water gezet kunnen worden bij afvoeren die hoger zijn dan de maatgevende afvoeren.

In paragraaf 4.7 wordt beschreven hoe voor de planontwikkeling in het onderhavige plangebied met de principes en beleidslijnen uit het waterbeleid is omgegaan ten aanzien van de appartementen en het bebouwd parkeren.

Vogel- en habitatrichtlijn (1979, 1992)

De Europese Unie heeft de Vogel- en Habitatrichtlijn (1992) uitgevaardigd. Deze richtlijn beoogt de biologische diversiteit op het grondgebied van de Europese Unie te waarborgen, door het instandhouden van de natuurlijke en halfnatuurlijke leefgebieden en wilde flora en fauna. In het kader van deze richtlijnen zijn door de Nederlandse overheid gebieden aangewezen die als speciale beschermingszone worden aangemerkt (Flora en Faunawet 2002). Het plangebied Thorbeckepark maakt geen deel uit van een speciale beschermingszone. Wel herbergt het natuurwaarden. In paragraaf 4.6 wordt hier nader op ingegaan.

Verdrag van Malta, Wet op de Archeologische Monumentenzorg en Nota Belvedère

Het Verdrag van Malta regelt de omgang met het Europese archeologische erfgoed. Het heeft als doel het beter beschermen van het cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt. Uitgangspunt van het verdrag is dat het archeologische erfgoed integrale bescherming nodig heeft en krijgt. Dit is gevat in drie principes:

  • Streven naar behoud in situ van archeologische waarden;
  • Tijdig rekening houden in de ruimtelijke ordening met de mogelijkheid of aanwezigheid van archeologische waarden;
  • De verstoorder betaalt voor het doen van opgravingen en het documenteren van archeologische waarde, wanneer behoud in situ niet mogelijk is.

Met het in werking treden van de Wet op de archeologische monumentenzorg (1 september 2007) hebben de principes van het Verdrag van Malta in Nederland een wettelijke basis gekregen.

De Nota Belvedère is een initiatief van vier ministeries: VROM, OCW, LNV en V&W. Deze ministeries streven er met deze nota naar om cultuurhistorie meer te betrekken bij ruimtelijke ontwikkelingen. Doel van de nota is de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en het behoud van het culturele erfgoed.

Provinciaal en regionaal beleid

Structuurvisie Utrecht 2005-2015 (2004)

Op 23 juni 2008 hebben Gedeputeerde Staten van Utrecht de Beleidslijn nieuwe Wro vastgesteld. Doel van deze beleidslijn is om, ook na inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008, slagvaardig het Streekplan Utrecht 2005-2015 als beleidskader te kunnen blijven toepassen. Met de Beleidslijn wordt de inzet van de nieuwe Wro-instrumenten vastgelegd. Met nadruk geldt dat deze Beleidslijn géén nieuw beleid bevat. Het Streekplan Utrecht is van rechtswege omgezet in een structuurvisie en blijft onverminderd gelden.

In de Structuurvisie Utrecht 2005 - 2015 (vastgesteld december 2004) is het plangebied aangeduid als stedelijk gebied. Het streekplan stelt dat de stedelijke veranderingsprocessen als stads- en dorpsvernieuwing, herstructurering en verdichting van groot belang zijn, mede vanwege een daardoor te realiseren verhoging van de kwaliteit van de woonomgeving. In het verlengde daarvan vindt de provincie woningbouw op inbreidingslocaties van groot belang. Hierbij gaat het om woningbouw op locaties in bestaand stedelijk gebied, met name door intensivering of functieverandering en/of stedelijke vernieuwing. De nadruk komt daarbij steeds meer te liggen op bouwen in hoge dichtheden, waardoor efficiënt met de beperkte ruimte wordt omgesprongen. De bouw van de appartementen in het Thorbeckepark past binnen dit beleid.

Een aantal andere kernpunten van de Structuurvisie Utrecht 2005 - 2015 zijn:

  • het watersysteem medebepalend laten zijn bij het toekennen en ontwikkelen van ruimtelijke functies (zie paragraaf 4.7);
  • behoud van aardkundige en cultuurhistorisch waardevolle gebieden en objecten en het vergroten van de herkenbaarheid, zichtbaarheid, functionaliteit en toegankelijkheid ervan (zie paragraaf 4.6);
  • bereikbaarheid van de provincie op een acceptabel niveau brengen en de gevolgen van de mobiliteit voor het leefmilieu op een aanvaardbaar niveau brengen;
  • opvang van de eigenbevolkingsgroei, waarbij ook gekeken wordt naar differentiatie en kwaliteitsverbetering van woon- en werkmilieus;
  • ruimte blijven bieden voor duurzame economische ontwikkeling binnen de provincie.

Regionaal Structuurplan 2005-2015

Het algemeen bestuur van Bestuur Regio Utrecht (BRU) heeft op 21 december 2005 unaniem het Regionaal Structuurplan 2005-2015 (RSP) vastgesteld. Hierin wordt aangegeven dat de sterke economische groei, de daarmee gepaard gaande toename van werkgelegenheid en de grote toevloed van nieuwe studenten, de woningbehoefte in de regio Utrecht de afgelopen jaren sterk hebben doen toenemen. De diversiteit en de kwaliteit aan woonmilieus zorgt er daardoor mede voor dat bedrijven zich in de regio willen vestigen. Behoud van deze specifieke Utrechtse kwaliteit is vervolgens een belangrijke voorwaarde om de economische ontwikkeling verder te stimuleren.

De regio Utrecht gaat de groei van de bevolking in de regio zelf opvangen. Herstructurering van bestaande stedelijke woonmilieus is van belang om de kwaliteit van de woonomgeving aan te passen aan de hedendaagse wensen. De regio stelt zich daarbij de volgende opgaven:

  • Zorgen voor voldoende op de vraag afgestemde woningen;
  • Extra aandacht voor ontbrekende of achterblijvende milieus;
  • Herstructurering en transformatie;
  • Meer differentiatie en menging van functies;
  • Zorgen voor een evenwichtige spreiding van sociale woningbouw over de regio.

Op de bij het RSP behorende plankaart is Ondiep aangemerkt als een Groenstedelijk/suburbaan milieu. Dat wil zeggen een milieu waarin de woonfunctie dominant is en centraal staat met een lage graad van functiemenging in een stedelijke omgeving. Veel grondgebonden woningen met tuin of flatwoningen in een groene setting. Dichtheden variëren tussen 25 en 40 woningen per hectare. Fiets en auto zijn belangrijke vervoermiddelen, alsmede het openbaar vervoer.
De bouw van de appartementen in Thorbeckepark binnen de in Ondiep beoogde herstructurering sluit aan op deze doelstellingen uit het RSP voor verbetering van woonmilieus in de regio.

Provinciale Waterhuishoudingsplan (2004)

Het provinciaal waterbeleid is vastgelegd in het "Provinciale Waterhuishoudingsplan" (2004). Voor wat betreft water in de stedelijke omgeving is het beleid gericht op duurzaam waterbeheer. Duurzaam waterbeheer moet een rol spelen bij o.a. de locatiekeuze en herinrichting van bestaande stedelijk gebied. Voor duurzaam waterbeheer gelden de volgende beleidslijnen:

  • Bij de aanleg van stedelijk gebied mogen de piekafvoeren niet toenemen, maar mag ook geen wateroverlast optreden;
  • Bij de aanleg van stedelijk gebied mag de vraag naar inlaatwater in de zomer niet toenemen;
  • Bij nieuwbouw moet de bestaande grondwaterstand gehandhaafd blijven;
  • Bij het vasthouden (al dan niet in de bodem) of bergen van water in en om de stad moet aan de geldende normen voor waterkwaliteit en waterkwantiteit voldaan worden.

Welk oppervlakte nodig is voor maatregelen ten behoeve van stedelijk waterbeheer hangt af van vooral het percentage verhard oppervlak, de bodemsamenstelling en de drooglegging. Deze behoefte wordt in overleg met de waterbeheerders vastgesteld. De wateropgave wordt tegelijk met de stedelijke ontwikkeling gerealiseerd. Hierop wordt in paragraaf 4.7 verder ingegaan.

Gemeentelijk beleid

Algemeen

In het bestemmingsplan Ondiep (2008) is een uitgebreid overzicht opgenomen van de beleidsdocumenten die de afgelopen tien jaar verschenen zijn over de wijk Ondiep. Voor het bestemmingplan "Appartementen Thorbeckepark, Utrecht" is een selectie van beleidsdocumenten gemaakt die voor het project Thorbeckepark van belang zijn.

Structuurvisie Utrecht (2004)

In de Structuurvisie Utrecht (op 1 juli 2004 door de Raad vastgesteld) wordt de gewenste toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van Utrecht beschreven. Daarbij wordt uitgegaan van de kernkwaliteiten van Utrecht:

  1. 4. de stad als randstedelijk centrum in een economisch dynamische en hoogstedelijke omgeving;
  2. 5. de stad als ontmoetingsplaats voor kunst, cultuur, onderwijs, voorzieningen en recreatie;
  3. 6. de grote stad met kleinschaligheid en sociale cohesie in de wijken.

Deze kernkwaliteit zijn vertaald in drie ontwikkelingsperspectieven: De Markt, Het Podium en De Binnentuin. De ambitie en denkrichting van de perspectieven vormen het kader voor de toekomstige ontwikkeling van de stad. Voor de wijk Ondiep is vooral het perspectief van De Binnentuin relevant. Voor De Binnentuin is geen omvangrijke programmatische opgave nodig of gewenst. Het programma is primair gericht op kwaliteitsverbetering. De herstructurering in de vroeg-naoorlogse wijken gaat uit van de bestaande maat en schaal van de wijk. Herstructurering in Ondiep moet leiden tot een ander samenstelling van de woningvoorraad en voldoende ruimte voor wijkvoorzieningen.

Schoonheid van Utrecht - Welstandsnota - wij Noordwest (2004)

De sinds 1 januari 2003 gewijzigde Woningwet kent een driedeling in bouwvergunningvrije, licht vergunningplichtige en regulier vergunningplichtige bouwwerken. Voor toetsing van bouwplannen aan redelijke eisen van welstand gelden voor deze soorten bouwwerken verschillende procedures. Bouwvergunningplichtige bouwwerken dienen een welstandstoetsing te krijgen door de welstandscommissie. Voor kleinere, veel voorkomende bouwwerken (meestal licht vergunningplichtige) zijn loketcriteria opgesteld die ambtelijk worden getoetst. Indien er afgeweken wordt van de loketcriteria of het betreft een licht vergunningplichtig bouwwerk waar geen loketcriteria voor zijn opgesteld, vindt altijd een toetsing plaats door de welstandscommissie. Bouwvergunningvrije bouwwerken krijgen geen welstandstoetsing, tenzij er bij realisatie sprake is van "ernstige mate van strijdigheid met redelijke eisen van welstand" (toetsing achteraf).

De welstandsnota gaat vooral in op zaken die in het bestemmingsplan niet geregeld kunnen worden. Het is een document dat moet zorgen voor een transparant welstandsbeleid. In de Welstandsnota Utrecht, getiteld "De schoonheid van Utrecht", vastgesteld door de Raad op 24 juni 2004, is geformuleerd op welke wijze het welstandsbeleid van de gemeente Utrecht uitgevoerd zal worden. Dit betreft vanzelfsprekend de welstandstoetsing van de bouwvergunningplichtige bouwwerken en toetsing op basis van de sneltoetscriteria. Voor bouwvergunningplichtige bouwwerken geldt het volgende: in de nota wordt op basis van een gebiedsgerichte analyse per buurt of wijk in hoofdlijnen een ruimtelijke karakteristiek gegeven. Voorts wordt er onderscheid gemaakt in ambities en worden deze vertaald in beleidsniveaus per gebied. Deze beleidsniveaus zijn: Behoud, Respect en Open. De drie niveaus onderscheiden zich onderling in mate van vrijheid in omgaan met de bestaande structuur en architectuur. Tenslotte worden er algemeen geldende beoordelingscriteria geformuleerd, die alleen per beleidsniveau verschillen en dus niet per gebied.

In de nota is het plangebied aangeduid als "Groengebied" waarin een open welstandsbeleid wordt voorgestaan.

Kadernota stadsnatuur (1998)

De Kadernota Stadsnatuur heeft als doel het verhogen van de kwaliteit van het stedelijk groen ten behoeve van de leefbaarheid van de stad. In deze Nota is het kader gegeven waaronder de volgende Nota's naast elkaar hun plek krijgen: Groenstructuurplan, Stadsnatuur voor Utrecht en de Nota Recreatief Perspectief. De nota Stadsnatuur voor Utrecht (1998) is relevant voor het Thorbeckepark. In deze nota wordt het water langs het Sportpark Thorbeckelaan genoemd als belangrijk verbindend onderdeel van het waternetwerk van de wijk Ondiep.

Gemeentelijk archeologiebeleid

Ten aanzien van het archeologiebeleid wordt momenteel gewerkt aan de Nota Archeologiebeleid voor de gemeente Utrecht. Het gemeentelijk archeologiebeleid heeft tot doel bij te dragen aan de historische beeldvorming over Utrecht en zijn bewoners. Om dit doel optimaal te verwezenlijken vervult de gemeentelijke archeologische dienst een actieve rol.

In de monumentenwet wordt duidelijk een link gelegd met het bestemmingsplan om te komen tot bescherming van de archeologische waarden. Hierbij is een algemene vrijstelling opgenomen voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek tot een oppervlakte van 100 m2. Deze vrijstelling kan door de gemeenteraad zowel naar boven als naar beneden worden aangepast. Binnen de gemeente Utrecht geldt dat voor de binnenstad binnen een oppervlakte van 100 m2 heel veel archeologische vondsten van grote betekenis te verwachten zijn. In de binnenstad zal een strenger regime worden toegepast dan het wettelijke verplichte regime.

In de op de gemeentelijke archeologische waardenkaart aangeduide gebieden waar een onderzoeksverplichting geldt zal van toekomstige initiatiefnemers tot bodemverstorende activiteiten een inspanning gevraagd kunnen worden om resten uit het verleden op te sporen en zo nodig veilig te stellen. Binnen deze gebieden gelden voor bepaalde ingrepen en activiteiten een aantal vrijstellingen.

Op de gemeentelijke archeologische waardenkaart is het plangebied grotendeels aangeduid met "Lage archeologische verwachting". Langs de Thorbeckelaan ligt een strook waarvoor een "hoge archeologische verwachting" geldt.

Recent zijn er onder de Marnixlaan archeologische resten gevonden uit de Romeinse tijd. Deze vondst leidt er toe dat ook voor het Thorbeckepark nader onderzocht moet worden of daar sprake is van archeologische waarden.

Groenstructuurplan "Stad en land verbonden"

Het Groenstructuurplan (2007-2011) van Utrecht geeft in hoofdlijnen de gebruiksfunctie, de bestemming, de beeldende rol, de ecologische betekenis en het onderhoudskarakter van de groenvoorzieningen in de stad aan. Dit kunnen bestaande voorzieningen zijn of voorzieningen die nog ontwikkeld gaan worden.

Het streefbeeld voor het toekomstige Groenstructuurplan 2007-2011, een actualisatie op het groenstructuurplan van 1990, voorziet in voldoende stedelijk groen in alle wijken en in verbindingen met grote recreatiegebieden rondom de bebouwde kom. Daarvoor is nodig:

  1. 1. de aanleg van groene recreatiegebieden aan de stadsrand. Binnen de bebouwde kom is onvoldoende ruimte om de toenemende behoefte aan recreatie op te vangen van de sterk stijgende stadsbevolking. Voor het opvangen van die vraag wordt het Noorderpark aangelegd en de groengebieden Utrecht-west (Haarzuilens en het IJsselbos) en Groenraven-oost;
  2. 2. de ontwikkeling van de eerste fase van het Leidsche Rijn Park. Hiermee wordt een belangrijke stap gezet naar een park van stedelijk en regionaal belang;
  3. 3. de versterking van het groen in de na-oorlogse wijken. De gemeente wil de woonkwaliteit in Zuilen, Ondiep, Overvecht, Hoograven en Kanaleneiland verhogen. Er is weinig ruimte om hier het groenareaal uit te breiden. Daarom wordt ingezet op de aanleg en verbetering van groene recreatieve verbindingen (bijvoorbeeld langs de Utrechtse kanalen) met recreatiegebieden aan de stadsrand.

Met de herstructurering van het Thorbeckepark wordt deels invulling gegeven aan punt 3. De herstructurering leidt er namelijk toe dat een deel van het Thorbeckepark wordt ingericht als openbaar park

Nota bomenbeleid (2009)

Eén van de belangrijkste doelen van het Utrechtse bomenbeleid is een samenhangende bomenstructuur voor de stad te verbeteren en te ontwikkelen, gebaseerd op cultuurhistorische, ruimtelijke en ecologische uitgangspunten en milieu.

Voor 2030 willen we als gemeente inzetten op het behoud en de ontwikkeling van de bomenstructuur. Dit zal gebeuren door:

  • Waar mogelijk ontbrekende bomen in de bomenstructuur aanvullen om zo een samenhangende structuur te creëren. Dat betekent bij de ruimtelijke plannen in de komende jaren bezien waar bomen kunnen worden toegevoegd om zo de bomenlanen en pleinen te completeren. Daarnaast bij ingrepen in de huidige structuur met een goed programma van eisen de structuur weer aan te vullen;
  • De bomenstructuur verder te verbeteren door hier bij beheer en onderhoud extra zorg aan te besteden. Dit kan resulteren in extra zorg bij aanplant, bij groeiplaatsen van oudere bomen, bij de verzorging in de jeugdfase en bij ziekten.

Sinds 1 januari 2007 kennen alle gemeentelijke ruimtelijke plannen in de stad een bomenparagraaf. De bomenparagraaf biedt vanaf het begin en in alle fasen van een planproces de mogelijkheid een belangenafweging te maken over de gevolgen van een ruimtelijk plan voor bomen.

Ruimtelijke Visie Ondiep 2015 (2002)

De Ruimtelijke Visie Ondiep 2015 (integraal opgenomen in de Wijkvisie Ondiep 2004) vormt het ontwikkelingskader op hoofdlijnen voor de herstructurering van Ondiep. Versterking van de bestaande stedenbouwkundige structuur en ruimtelijke kwaliteiten zijn als uitgangspunt gekozen. Er worden vijf ruimtelijke uitgangspunten gehanteerd als kader voor de herstructurering:

  1. 1. Versterk plan Berlage/Holsboer;
  2. 2. Maak dwarsverbindingen;
  3. 3. Groene vingers aan de Vecht;
  4. 4. Verdicht en versterk stedelijk karakter;
  5. 5. Monumenten.

De ambitie voor Ondiep is als volgt: in 2015 is Ondiep een "stadsdorp met kansen voor de bewoners" met de voordelen van een dorp én van de stad.

Uitvoeringsprogramma Levenslustig Ondiep (2005)

In oktober 2005 heeft het college van Burgemeester en Wethouders positief besloten over het ontwerp voor levenslustig Ondiep. De algemene doelstelling van Levenslustig Ondiep is om van Ondiep een vitale wijk te maken, geschikt voor mensen van verschillende leeftijden en leefstijlen. Een levensloopbestendige wijk met een duidelijke sociale samenhang. Deze algemene doelstelling is uitgewerkt in ambities op drie deelterreinen: wonen, openbare ruimte en voorzieningen. Deze ambities vormen de basis van het stedenbouwkundig programma van eisen (maart 2007) van het Thorbeckepark Ondiep.

Utrecht Vernieuwt (2005-2009)

Afspraken tussen corporaties en gemeente over transformatie van de Utrechtse woningvoorraad zijn vastgelegd in de raamovereenkomst DUO (De Utrechtse Opgave). Dit akkoord voorziet in een gecoördineerde aanpak van investeringen in nieuwbouw in Leidsche Rijn én van investeringen in de herstructurering van de woningvoorraad in de naoorlogse wijken van de stad.

DUO is verdeeld in drie fases van 5 jaar en zit nu in haar tweede fase. Die duurt van 2005 tot en met 2009 en heeft als naam 'Utrecht Vernieuwt'. In totaal gaat DUO uit van de sloop van 9.500 huurwoningen en de terugbouw van 9.000 woningen, waarvan 3.000 huurwoningen. Met Utrecht Vernieuwt is tweederde van deze opgave in beeld.

In het Thorbeckepark Ondiep worden 88 koopappartementen gerealiseerd in een wijk waarin voornamelijk sociale huurwoningen staan. Hiermee wordt bijgedragen aan de doelstelling van Utrecht Vernieuwt om het percentage koopwoningen in wijken met veel sociale woningbouw te vergroten. Doordat er koopwoningen worden toegevoegd aan Ondiep, kunnen bewoners die een wooncarrière willen maken binnen de wijk doorstromen en kunnen nieuwe doelgroepen worden aangetrokken.

Wijkactieplan (2007)

'Samen werken, samen leven' is het motto van het huidige kabinet. Het Kabinet heeft 40 krachtwijken aangewezen waarvan zij aangeven dat er ernstige problemen bestaan. Ondiep is één van die 40 wijken. Ondanks vele inspanningen, (bijvoorbeeld met de uitvoering van het programma Levenslustig Ondiep) zijn de problemen in de wijk nog niet opgelost. Daarom zijn in 2007 alle doelen en wensen van de stakeholders opnieuw geformuleerd en samen gebracht in het wijkactieplan (2007). Het Thorbeckepark staat in dit wijkactieplan genoemd als actie onder het thema samenleven en integreren. De herontwikkeling van het park wordt in het actieplan als volgt omschreven: "het park wordt een combinatie van sportvelden, sportverenigingen, een multifunctionele welzijns- en sportaccommodatie, groen, wonen en onderwijs".

Bestemmingsplan Ondiep (2008)

Het gemeentelijke ruimtelijk beleid voor het Thorbeckepark is vastgelegd in het Bestemmingsplan Ondiep (vastgesteld op 26 juni 2008). Ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan waren de plannen voor de appartementen en het openbaar gebied nog onvoldoende concreet. Daarom heeft het Thorbeckepark, conform de huidige situatie, de bestemming "Recreatieve doeleinden" meegekregen. In het bestemmingsplan wordt wel beschreven dat het de bedoeling is dat het sportpark wordt herontwikkeld tot een multifunctioneel sportpark met de volgende uitgangspunten:

  • meer openheid;
  • recreatief medegebruik;
  • meer park voor de buurt;
  • mogelijkheden voor woningbouw.

Voorliggend bestemmingsplan geeft invulling aan drie van de vier uitgangspunten. In het bestemmingsplan Ondiep wordt in het beleidskader uitgebreid besproken hoe de ontwikkelingen van Ondiep (en Thorbeckepark) passen binnen het gemeentelijk beleid (o.a. Ruimtelijke Visie Ondiep 2015; Wijkvisie Ondiep; Uitvoeringsprogramma Levenslustig Ondiep; Collegeprogramma 2006-2010, Utrecht voor elkaar; Structuurvisie Utrecht; De schoonheid van Utrecht - Welstandsnota - Wijk Noordwest; Wonen naar wens, Wonen in Utrecht in de 21e eeuw; Utrecht Vernieuwt; Groenstructuurplan). De conclusie in het bestemmingsplan Ondiep is dat de beoogde herstructurering van Ondiep past binnen de uitgangspunten van dit beleid.

Conclusie beleidskader

NNaar aanleiding van vooral het rijksbeleid is voor een aantal (milieu)thema's nader onderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn verwerkt in hoofdstuk 4. Verder blijkt de ontwikkeling van de appartenten en het openbaar gebied in het Thorbeckepark te passen binnen het bestaande beleid van de provincie en de gemeente Utrecht. In verschillende beleidsstukken van de gemeente Utrecht is de ontwikkeling van het openbaar gebied in het Thorbeckepark als onderdeel van het beleid meegenomen.

Samengevat leidt het beleidskader tot de volgende conclusies:

  • In het stedelijk gebied is verdichting, herstructurering en inbreiding een gewenste ontwikkeling. De ontwikkeling in het Thorbeckepark voldoet hieraan;
  • Ten aanzien van de verschillende (milieu)thema's moet aan richtlijnen/wetgeving worden voldaan. In hoofdstuk 4 wordt beschreven hoe daar in dit plan rekening mee is gehouden;
  • Het plangebied moet nader onderzocht worden op de aanwezigheid van archeologische waarden;
  • De ambitie voor het Thorbeckepark is vastgelegd in het gemeentelijk beleid (Uitvoeringsprogramma Levenslustig Ondiep, Wijkactieplan). Daaraan wordt in dit bestemmingsplan voldaan.