KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 7 Leiding - Brandstof
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Antidubbeltelbepaling
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Doelstelling
1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.4 Vigerende Plannen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskaders
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.4 Conclusie Beleidskaders
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Inleiding
3.2 Beschrijving Van Het Plangebied
3.3 Functionele Structuur
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Inleiding
4.2 De Nieuwe Ikea-vestiging
4.3 Verkeer (Auto, Langzaam Verkeer, Openbaar Vervoer En Parkeren)
4.4 Groen, Water, Openbare Ruimte En Recreatie
Hoofdstuk 5 Onderzoek En Milieurandvoorwaarden
5.1 Inleiding
5.2 Beoordeling Mer
5.3 Geluidhinder
5.4 Lichthinder
5.5 Externe Veiligheid
5.6 Luchtkwaliteit
5.7 Bodem
5.8 Archeologie
5.9 Flora En Fauna
5.10 Water
5.11 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.3 Conclusie
Hoofdstuk 7 Juridische Plantoelichting
7.1 Planvorm
7.2 Opbouw Regels
7.3 Nadere Toelichting Begripsomschrijvingen
7.4 Nadere Eisen
7.5 Artikelsgewijze Toelichting
7.6 Lijst Van Horeca-inrichtingen
7.7 Handhaving
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Bijlage 2 Rapport Luchtkwaliteit
Bijlage 3 Externe Veiligheid
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 5 Kabels En Leidingen
Bijlage 6 Wateradvies
Bijlage 7 Advies Natuurwaarden
Bijlage 8 Lichthinderonderzoek
Bijlage 9 Bijlage Verlichtingsplan
Bijlage 10 Bijlage Lichthinderonderzoek
Bijlage 11 Bijlage Lichthinderonderzoek Inrichtingsvariant
Bijlage 12 Lichthinderzoek Inrichtingsvariant
Bijlage 13 Planschade Risicoanalyse
Bijlage 14 Tweekolommenstuk Inspraak Spve
Bijlage 15 Nota Van Beantwoording Van Het Vooroverleg

Woonboulevard kanaleneiland IKEA e.o.

Bestemmingsplan - Utrecht

Onherroepelijk op 30-05-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.2 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.3 additionele horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit bij een hoofdfunctie, niet zijnde horeca, waarbij de additionele horeca-activiteiten passen bij de hoofdfunctie qua uitstraling, dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie.

1.4 additioneel kantoor

een kantoor als ondergeschikte activiteit bij de hoofdfunctie, niet zijnde kantoor, waarbij de additionele kantooractiviteiten passen bij de hoofdfunctie en dat dient ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend los van de hoofdfunctie.

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 bebouwingspercentage:

het met een aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen.

1.7 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, produceren, bewerken/herstellen, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.8 bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten en met uitzondering van gebouwde (ondergrondse of halfverdiept gelegen) parkeervoorzieningen.

1.9 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan is of wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.10 bestaand gebruik:

het op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan aanwezige gebruik.

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 dak:

een bovenbeëindiging van een gebouw.

1.21 dakopbouw:

een ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals trappenhuizen, luchtbehandelings- en liftinstallaties.

1.22 detailhandel in keukens en sanitair:

een detailhandelsbedrijf waarbij bedrijfsmatig keukens en sanitair, alsmede inbouwapparatuur ter verkoop worden aangeboden alsmede benodigdheden en gereedschappen voor de plaatsing, aanleg, reparatie of onderhoud worden aangeboden en waarbij de overdekte verkoopvloeroppervlakte tenminste 1.000 m² bedaagt.

1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Hieronder wordt niet verstaan afhaalzaken.

1.24 evenementen:

grootschalige, periodieke en/of meerdaagse manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen, thematische markten.

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 grootschalige meubeldetailhandel:

een detailhandelsbedrijf waarbij bedrijfsmatig meubels, woninginrichtingartikelen, stoffering en woningtextielgoederen ter verkoop worden aangeboden en waarbij de overdekte verkoopvloeroppervlakte tenminste 1.000 m² bedraagt.

1.27 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.28 hoogte-accent:

een incidenteel en rank gebouw of een beperkt onderdeel van een gebouw, met een afwijkende bouwhoogte naar boven ten opzichte van de direct omliggende bebouwing, dat dient als markering en/of oriëntatiepunt van een bijzondere plek in een wijk of buurt.

1.29 kantoor:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve werkzaamheden en voor zakelijke dienstverlening.

1.30 kap:

een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk.

1.31 kelder:

het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat geheel onder het (straat)peil is gelegen.

1.32 Lijst van Horeca-activiteiten:

de Lijst van Horeca-activiteiten (LvH) die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van horeca-activiteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.

1.33 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.34 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.35 peil:

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het
    aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. voor gebouwen die grenzen aan een dijk: de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van het bouwwerk;
  4. d. daar waar in de planregels wordt verwezen naar de kruin van het sportveld, wordt daarmee bedoeld het hoogste punt van het, op het dak van het parkeergebouw, aangelegde sportveld.

1.36 plan:

het bestemmingsplan Woonboulevard kanaleneiland IKEA e.o. van de gemeente Utrecht in de geometrisch bepaalde planobjecten zoals vervat in het GML-bestand: NL.IMRO.0344.BPWOONBOULKANIKEA-0601met bijbehorende regels en bijlagen.

1.37 platte afdekking:

een (min of meer) horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw of bijzondere bouwlaag, dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw dan wel de bijzondere bouwlaag beslaat.

1.38 souterrain:

het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat maximaal 1,2 m boven het (straat)peil is gelegen.

1.39 verblijfsmiddelen:

voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken – voer- en vaartuigen, woonketen, arken, caravans en andere soortgelijke constructies, alsmede tenten; een en ander voorzover deze geen bouwwerken in de zin van Woningwet.

1.40 verkoopvloeroppervlakte (vvo):

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.

1.41 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de hoogte van een kap:

vanaf de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot het hoogste punt van de kap.

2.5 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding op de plankaart "detailhandel grootschalig" grootschalige meubeldetailhandel ten behoeve van de woninginrichtingsbranche, alsmede grootschalige detailhandel in keukens en sanitair, met daaraan ondergeschikt:
    1. 1. additioneel kantoor;
    2. 2. additionele horeca;
    3. 3. opslag en logistiek (uitsluitend begane grond).
  1. b. ter plaatse van de aanduiding "sport" sport, met dien verstande dat;
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding "verenigingsleven" gebouwde sportvoorzieningen in de vorm van een kantine, inclusief de daarbij behorende additionele horeca, was- en kleedruimtes, materiaalberging, vergader en verblijfsruimtes, alsmede maatschappelijke voorzieningen ten behoeve van verenigingsleven;
    2. 2. ter plaatse van de specifieke bouw aanduiding "tribune" tribunes uitsluitend in de vorm van bouwwerken geen gebouwen zijnde;
    3. 3. sportvelden;
  2. c. ter plaatse van de aanduiding "verkeer" verkeer, met dien verstande dat ontsluitingswegen uitsluitend op de begane grond mogen worden aangelegd;
  3. d. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf" bedrijvigheid als genoemd in de categorie a t/m c van de bij dit plan behorende bedrijvenlijst;
  4. e. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-overbouwing', uitsluitend voor een overbouwing;
  5. f. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding-reclamemast" een reclamemast;
  6. g. gebouwde parkeervoorzieningen, waaronder tevens wordt verstaan voorzieningen voor fietsparkeren;
  7. h. de bij de bovengenoemde bestemmingen behorende verkeers- en groenvoorzieningen, ontsluitingswegen, erven en terreinen, inclusief de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de sociale veiligheid;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. d. de situering van het laden en lossen op het perceel;
  5. e. de milieusituatie, met dien verstande dat, ter voorkoming van lichthinder vanuit de sportvoorzieningen tevens nadere eisen kunnen worden gesteld aan de richting en de lichtuitstraling van verlichtingsarmaturen.

3.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. ter plaatse van de aanduiding op de plankaart "bedrijf", is op de begane grond tevens bedrijf , in de categorieën 1 en 2 van de bij dit bestemmingsplan behorende lijst van bedrijfsactiviteiten, toegestaan;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding op de plankaart "verenigingsleven", is op de begane grond en eerste verdieping tevens maatschappelijk ten behoeve van verenigingsleven, toegestaan;
  3. c. maximaal 2.000 m² bvo mag worden gebruikt in de uitoefening van de additionele kantoorfunctie.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, gazons en beplantingen;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. bermen en bermsloten;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. water, waterbeheer en waterberging;
  7. g. recreatief gebruik;
  8. h. onderhoudspaden en -stroken ten behoeve van de aangrenzende bestemming(en);
  9. i. de daarbij behorende voorzieningen zoals ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen, kunstobjecten, alsmede kunstwerken waaronder duikers, bruggen en faunapassages.

4.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd onder de voorwaarde dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3 meter mag bedragen;

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. rijwegen;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. water en kruisingen met water;
  5. e. ongelijkvloerse kruisingen met snelwegen;
  6. f. waterbeheer en waterberging;
  7. g. hoogwaardig openbaar vervoerbanen;
  8. h. geluidwerende voorzieningen;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding-reclamemast" een reclamemast;
  10. j. de bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en kunstwerken.

5.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouw zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ontsluitingswegen
  2. b. verblijfsgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. waterbeheer en waterberging;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. parkeervoorzieningen;
  7. g. laad- en losvoorzieningen
  8. h. speelvoorzieningen;
  9. i. ongelijkvloerse kruisingen met snelwegen;
  10. j. water en kruisingen met water;
  11. k. hoogwaardig openbaar vervoerbanen;
  12. l. evenementen;
  13. m. en de daarbij behorende wegen en voet- en fietspaden, geluidwerende voorzieningen, stallingruimten voor fietsen, ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen, kunstwerken, met dien verstande dat daar waar deze bestemming grenst aan het Amsterdam Rijnkanaal tevens zijn toegestaan:
  14. n. aanlegplaatsen voor binnenvaartschepen, inclusief een autowasplaats;
  15. o. aanlegplaatsen voor riviercruiseschepen.

6.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

  1. a. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m² per gebouw;
  2. b. de (bouw)hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 2 m.
  3. c. de (bouw)hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 3 m.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 6.2 onder a en lid 6.2 onder b voor:

  1. a. afwijkingen van de maximale oppervlakte van een gebouw tot ten hoogste 20 m².
  2. b. afwijkingen van de maximale (bouw)hoogte van een gebouw tot maximaal 3 m.

Artikel 7 Leiding - Brandstof

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Brandstof aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse brandstoftransportleiding en daarbij behorende voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de overige bestemmingen, uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 7.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de desbetreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  1. a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  2. b. hierdoor geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding, en
  3. c. ter zake daarvan vooraf advies van de betreffende leidingbeheerder is ingewonnen.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden voor opslag van goederen.

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het in stand houden en het onderhoud van de waterkering naast de andere krachtens dit plan hieraan gegeven bestemmingen. Het belang van de waterkering prevaleert boven de overige doeleinden die voor de betrokken gronden zijn gegeven.

8.2 Bouwregels

  1. 1. Binnen deze bestemming mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de overige bestemmingen, uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2 m;
  2. 2. Op de gronden met de bestemming Waterstaat-Waterkering mag ten behoeve van andere, daarmee samenvallende bestemmingen slechts worden gebouwd indien en voorzover de belangen van de waterkering hierdoor niet worden geschaad.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 8.2 voor:

  1. a. het bouwen van gebouwen ten behoeve van de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering;
  2. b. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Antidubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

  1. a. Bouwgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappenhuizen, hellingbanen, entreeportalen, veranda's en afdaken en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m.
  2. b. De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende bepalingen:
    1. 1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
    2. 2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
    3. 3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
    4. 4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
    5. 5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
    6. 6. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van:

  1. a. onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
  2. b. onbebouwde gronden en/of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  3. c. het gebruik van stacaravans, recreatie-appartementen en recreatiewoningen voor permanente bewoning;
  4. d. onbebouwde gronden als kampeerterrein;
  5. e. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  6. f. onbebouwde gronden als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  7. g. onbebouwde als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen.

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsbepalingen voor het toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen;
  4. d. het overschrijden van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor het plaatsen van hekwerken of borstweringen ten behoeve van dakterrassen, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte met niet meer dan 1,50 meter mag worden overschreden;
  5. e. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  6. f. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  7. g. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 55 meter;
  8. h. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, trappenhuizen, lichtkappen, luchtbehandelingsintallaties en andere ondergeschikte bouwdelen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunningverlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanWoonboulevard kanaleneiland IKEA e.o.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het voorjaar van 2008 heeft IKEA een voorstel ingediend om de vestiging in Utrecht aan te passen aan de huidige standaard voor wat betreft oppervlak en logistiek.

IKEA wil haar vestiging in Utrecht op de bestaande locatie op de woonboulevard Kanaleneiland uitbreiden. In de afgelopen jaren zijn daartoe verschillende plannen ontwikkeld. Zo is geprobeerd om samen met de omliggende ondernemers een gezamenlijk plan voor de gehele woonboulevard te ontwikkelen. Ook is onderzocht of uitbreiding op de eigen kavel mogelijk was. Deze plannen leidden echter niet tot een uitvoerbaar resultaat.

De nu door IKEA gekozen oplossing is ambitieus waardoor de knellende situatie wordt doorbroken en de weg open ligt voor een vernieuwende ontwikkeling van zowel IKEA, de Woonboulevard, het Amsterdam Rijnkanaal-park (ARK-park) en Kanaleneiland.

In januari 2009 heeft IKEA Nederland groen licht gekregen van de raad van bestuur in Zweden. Waarna er door de gemeente en IKEA een stedenbouwkundig programma van eisen is opgesteld. Dit stedenbouwkundig programma van eisen heeft betrekking op een groter gebied dan de toekomstige vestiging van IKEA.

De IKEA is een van de grootste publiekstrekkers van de bestaande woonboulevard. Uitbreiding van IKEA past binnen de gemeentelijke visie op de ontwikkeling van de Woonboulevard en binnen de vigerende beleidskaders op gemeentelijk, provinciaal en rijksniveau, mits aan de verderop in dit bestemmingsplan beschreven uitgangspunten en randvoorwaarden kan worden voldaan. Het voornemen tot het opstellen van het bestemmingsplan Woonboulevard kanaleneiland IKEA e.o. betekent een nieuwe impuls om herstructurering van de woonboulevard vorm te geven. Verwacht wordt namelijk dat als de IKEA gaat moderniseren de rest van de ondernemers op de woonboulevard hierin een aanleiding zullen vinden om de kwaliteit van de woonboulevard als geheel te versterken.

Voor zover ruimtelijk, programmatisch en/of juridisch relevant zijn delen van Kanaleneiland, de oever van het Amsterdam Rijnkanaal (ARK) en de Woonboulevard in dit bestemmingsplan opgenomen.

1.2 Doelstelling

Het voorstel van IKEA voorziet in de oplossing van een aantal knellende situaties op de huidige woonboulevard en vormt daarmee een belangrijke impuls en een unieke kans voor de totstandkoming van verdere herstructurering van de gehele woonboulevard. Dit bestemmingsplan vormt het juridische en planologische kader om de gewenste ontwikkeling van IKEA alsmede van de nieuwe gebiedsontsluitingweg mogelijk te maken.

1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied

De vestiging van IKEA maakt deel uit van de woonboulevard en sluit aan op Kanaleneiland-Zuid en Westraven. Omdat het plan tevens dient te voorzien in een nieuwe gebiedsontsluitingsweg is het plangebied groter dan alleen de directe omgeving van de IKEA vestiging. De begrenzing van het plangebied wordt globaal gevormd door De Van Rensselaerlaan in het oosten, de Aziëlaan in het noorden, De Drommedarislaan en een langs de noordzijde van het gebouw van Rijkswaterstaat verlegde Griffioenlaan in het Zuiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPWOONBOULKANIKEA-0601_0001.png"

Figuur 1: Begrenzing van het plangebied

1.4 Vigerende Plannen

De uitbreiding van IKEA is gepland in een gebied waar het bestemmingsplan “Kanaleneiland” uit 1978 van kracht is. De uitbreiding aan de westzijde zal gebeuren op gronden die zijn aangewezen voor “Sportterrein”. Ter plaatse van het parkeerdek aan de zuidzijde zijn de gronden aangewezen voor “Openbare en bijzondere gebouwen”, “Openbare en bijzondere gebouwen 2”, “Bergplaats en plantsoenendienst” en “Groenvoorzieningen A”.

De uitbreiding van IKEA, evenals de gebiedsontsluitingsweg en het ARK park zijn strijd met het vigerende bestemmingsplan. Om de uitvoering van de plannen mogelijk te maken is een herziening van het bestemmingsplan nodig.

1.5 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat een toetsing op hoofdlijnen van het voorgenomen project aan de bestaande beleidskaders. Hoofdstuk 3 bevat de beschrijving van de bestaande situatie. Onder andere de ruimtelijke structuur, de historische ontwikkeling van het gebied en de beschrijving van de aanwezige functies heeft hier een plek. De diverse noodzakelijke onderzoeken ten aanzien van bijvoorbeeld milieu aspecten komen in hoofdstuk 3 aan bod. In hoofdstuk 4, de planbeschrijving worden de mogelijkheden die het plan biedt voor de toekomst beschreven. Dit hoofdstuk is gebaseerd op de informatie uit hoofdstuk 2 en 3. De hoofdstukken 5 en 6 behelzen respectievelijk de juridische aspecten en de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

In de bijlagen zijn meer uitgebreide samenvattingen van relevante beleidsnota's opgenomen. Ten tweede zijn relevante onderzoeksrapporten opgenomen. De conclusies uit de onderzoeken staan in hoofdstuk 3. Ten derde is opgenomen de samenvatting en beantwoording van de overleg reacties, het advies van de wijkraad, de samenvatting en beantwoording van de inspraak en tenslotte het integrale PPC-advies.

Wabo
Per 1 oktober 2010 treedt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking (Wabo). Hierdoor vervallen diverse gebruikelijke termen voor vergunningen zoals bouwvergunning, sloopvergunning, aanlegvergunning, ontheffing etc.

Hieronder geven we de meest voorkomende termen weer:

  • De term bouwvergunning wordt omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen; hierna te noemen "omgevingsvergunning bouwen".
  • De term sloopvergunning wordt "omgevingsvergunning voor de activiteit slopen" ;hierna te noemen "omgevingsvergunning slopen".
  • De term aanlegvergunning wordt "omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden"; hierna te noemen "omgevingsvergunning aanleggen".
  • De term "ontheffing" of "het verlenen van een ontheffing" wordt "afwijking" of "afwijken bij omgevingsvergunning".

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nota Ruimte (2006)

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimte vragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat. Centraal in de nota staat het bundelen van verstedelijking en economische activiteiten. Dit betekent dat nieuwe bebouwing grotendeels geconcentreerd tot stand komt in bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. Het Rijk wil verstedelijking en infrastructuur zoveel mogelijk bundelen in nationale stedelijke netwerken, economische kerngebieden en hoofdverbindingsassen. De ruimte die in het bestaand stedelijk gebied (verouderde bedrijventerreinen en wijken) aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt door revitalisering, herstructurering en transformatie.

De Nota Ruimte acht het van belang om te streven naar een balans tussen rood en groen/blauw bij verdere verstedelijking. Het gaat daarbij ook om verbetering van de bereikbaarheid en toegankelijkheid van de groene ruimte, zowel door belemmeringen weg te nemen als door het wandel, fiets- en waterrecreatienetwerk te vergroten.

2.1.2 Structuurvisie Randstad 2040 (2008)

Het ministerie van VROM heeft in samenwerking met bestuurders van de Randstad een structuurvisie Randstad 2040 (2008) opgesteld. De ambitie is om de Randstad tot een duurzame en concurrerende Europese top regio te ontwikkelen. Het kabinet maakt ruimtelijke keuzes voor de ruimtelijke ontwikkeling van de Randstad. Eén van de vier leidende principes is 'Revival' van de stad. Dit vierde principe omvat het verstedelijkingsbeleid. Het kabinet kiest bovenal voor een kwaliteitsstrategie. Daarbij hoort een verdichtingstrategie voor wonen, werken en voorzieningen.

2.1.3 Nota Mobiliteit (2006)

De Nota Mobiliteit is het nationale verkeers- en vervoersplan dat doelen en kaders voor de middellange termijn (tot 2010) en lange termijn (tot 2020) beschrijft. Het motto van de Nota Mobiliteit is: 'sneller, schoner en veiliger van deur tot deur'. In het beleid staan het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving, het verbeteren van de bereikbaarheid, het faciliteren van een groei van het verkeer en het benutten van de mogelijkheden van het openbaar vervoer centraal.

2.1.4 Architectuurnota, Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en routeontwerp Regenboogroute

Om het beeld van Nederland vanaf de snelweg te verbeteren zijn door Rijkswaterstaat route-ontwerpen gemaakt. Voor de A12 is dat de Regenboogroute. De route ontwerpen komen voort uit de Architectuurnota (2001) en hebben geleid tot de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. De ambitie is om niet alleen de ruimtelijke kwaliteit van de weg maar ook van de ruimtelijke inrichting van de omgeving te verbeteren. Samen bepalen zij in belangrijke mate het beeld van Nederland vanaf de snelweg. De opgaven voor Utrecht liggen direct naast de Meubelboulevard en de vestiging van IKEA:

  • Ontwikkelen van bebouwing en bedrijventerreinen langs de Regenboogroute;
  • A12 tot stedelijk front;
  • Transformatie van de Regenboogroute A12 tot stadsboulevard.

2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

2.2.1 Streekplan 2005-2015 (2004) (structuurvisie provincie Utrecht)

Het Streekplan Utrecht (2004) is van rechtswege in 2008 omgezet in een structuurvisie en blijft onverminderd gelden. De provincie geeft aan dat het ruimtelijk beleid voor een belangrijk deel is ingegeven door het principe van beheerste groei. GS willen zo de aantasting van waardevolle en kwetsbare open ruimte door nieuwe verstedelijking zoveel mogelijk vermijden. Ook willen zij de contrastwerking tussen stad en land versterken. In verband daarmee is het gewenst om nieuwe bouwmogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied goed te benutten. Het Streekplan constateert een tekort aan locaties met vrijetijdsvoorzieningen in de stad Utrecht. Op de kaart van het streekplan is de woonboulevard vastgelegd als locatie voor vrijetijdsvoorzieningen. In dat kader wordt het van belang geacht dat de woonboulevard wordt geherstructureerd.

2.2.2 Regionaal Structuurplan (RSP 2005)

Het centrale thema voor het plan is beheerste dynamiek. Bezoekers aantrekkende detailhandel en leisure worden bij voorkeur langs de economische ontwikkelingsassen A2 en A12 gelegen en bij goed per openbaar vervoer bereikbare locaties. Het beleid van de regio gaat uit van het handhaven van de bestaande grootschalige perifere detailhandelsvestigingen (zoals Meubelboulevard Kanaleneiland Zuid) aangevuld met Utrecht Stationsgebied, Leidsche Rijn en Nieuwegein Centrum. Het RSP biedt het kader voor regionale afstemming in de vorm van uitvoeringsafspraken tussen gemeenten die doorwerken naar het plangebied.

Plannen voor ontwikkeling van grootschalige voorzieningen, waaronder grootschalige detailhandel en leisure worden in regionaal verband afgestemd. Bij de afstemming en toetsing worden de effecten voor mobiliteit en bereikbaarheid, effectief ruimtegebruik en de effecten op de bestaande detailhandelsstructuur (ontwrichting van het voorzieningenniveau) en economische draagvlak betrokken;

De ontwikkeling van kantoorfuncties op bedrijventerreinen wordt zo veel mogelijk beperkt. De kantoorruimte mag niet worden afgesplitst en niet separaat gebruikt worden door een andere solitaire kantoorgebruiker. Voor nieuwe bestemmingsplannen geldt een maximum van 50% bedrijfsgebonden kantoren. Hierbij geldt een maximum van 2.000 m2 bvo bedrijfsgebonden kantoorfunctie per pand. Onder bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken tot een maximum van 4.000 m2.

2.2.3 gebiedsgericht regionaal beleid: A12 Centraal

In 'A12 Centraal, ontwikkelingsperspectief 2040' is de ambitie voor een duurzame stedelijke ontwikkeling van dit gebied verder uitgewerkt. De samenwerkende partners hebben de ambitie voor het A12 gebied benoemd: "Het gebied biedt de mogelijkheid de stedelijke gebieden van Nieuwegein en Utrecht, die nu nog met de rug tegen elkaar liggen, beter met elkaar te verbinden. Daarbij kan ruimte worden gecreëerd voor een groot aantal nieuwe woningen.

De kanalen en vaarten kunnen beter tot hun recht komen en intensiever worden gebruikt.

Dankzij de snelweg en een sterke verbetering van het openbaar vervoer biedt de A12 zone tussen Oudenrijn en Lunetten straks niet alleen een uitstekende locatie voor grote publiekstrekkers zoals centra voor congressen, cultuur, onderwijs en innovatieve bedrijvigheid, maar ook voor wonen, sport en recreatie. In de A12-zone kan ruimte worden gevonden voor grootschalige voorzieningen als stadions en zwembaden wanneer de Olympische Spelen in 2028 naar de Randstad zouden komen.

Er kan meer groen in het stedelijk gebied komen door het maken van een groene verbinding tussen de Nieuwe Hollandse Waterlinie en het Groene Hart. De Nieuwe Hollandse Waterlinie kan in het oosten worden versterkt tot een aantrekkelijk landschap, goed bereikbaar voor de inwoners van de Utrechtse regio."

Op dit moment wordt er gezamenlijk gewerkt aan een verbreding en verdieping van dit ontwikkelingsperspectief. Het A12 perspectief is een ambitiedocument dat in ontwikkeling is en moet op vele punten nog nader worden ingevuld. In het document wordt rekening gehouden met een ontwikkeling van het gebied vanaf 2020. Bij de beleidsontwikkeling kan echter niet voorbij worden gegaan aan de bestaande functies in het gebied en het eerdere beleid dat daarvoor is vastgesteld. Hierin is ingezet op een kwaliteitsverbetering van de woonboulevard. Het nieuwe beleid zal, om succesvol te kunnen zijn, moeten voortborduren op de bestaande kansen in het gebied. De herstructurering van de woonboulevard en de uitbreiding van IKEA kunnen daaraan een positieve bijdrage kan leveren. IKEA is een voornaam onderdeel van de Meubelboulevard. Samen zijn zij een belangrijke publiekstrekker in dit deel van Utrecht. IKEA zet met haar uitbreiding op diverse aspecten in op een innovatieve manier van verstedelijking in dit deel van de A12 zone. De Meubelboulevard krijgt een nieuwe ontsluiting voor zowel autoverkeer als voor fietsverkeer die de barrièrewerking van de Rijksweg A12 vermindert. De oriëntatie van delen van het gebouw wordt op het Amsterdam-Rijnkanaal gericht. Hierbij is bovendien sprake van een opwaardering van de ruimte tussen de vestiging en het kanaal. Dit versterkt de relatie tussen de Meubelboulevard en het Amsterdam-Rijnkanaal. Op de locatie van IKEA wordt een vergaande vorm van dubbel grondgebruik ingezet om het ruimtebeslag te verminderen door de combinatie van ontsluitingsweg, gebouwd parkeren, voetbalveld, winkel en magazijn. De voorgestelde ontwikkeling integreert de nieuwe functies 'sport' en 'kantoor' met de al bestaande functies van de Meubelboulevard. De voorgestelde ontwikkeling sluit daarmee in hoofdlijnen goed aan op de ontwikkeling van het gebied rond de kanalen tot het gemengde stedelijk milieu uit het ambitiedocument voor de A12 zone.

2.2.4 Waterbeheersplan en waterstructuurvisie, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Het Waterbeheersplan beschrijft de doelstellingen en het beleid voor zowel het waterkwaliteits- als het waterkwantiteitsbeheer. Het beleid is vooral gericht op het minimaliseren van wateroverlast en watertekort, het zoveel mogelijk voorkomen van het inlaten van gebiedsvreemd water van minder goede kwaliteit, het tegengaan van verdroging en het bestrijden van de eutrofiëring. Inmiddels heeft het Hoogheemraadschap een uitgebreide studie verricht naar de huidige visie op het waterbeheer, mede in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen en met het oog op klimaatverandering. Deze is vastgelegd in de Waterstructuurvisie. De effecten van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden door de waterbeheerder afgewogen in een watertoets.

2.3 Gemeentelijk Beleid

2.3.1 Structuurvisie Utrecht 2015-2030 (2004)

Specifiek voor de stad Utrecht is een structuurvisie vastgesteld. Hierin zijn de drie kern kwaliteiten van de stad uitgewerkt in de drie perspectieven: De Markt, Het Podium en De Binnentuin. De Meubelboulevard is verbonden aan het ontwikkelingsperspectief “De Markt”. Dit perspectief sluit aan bij de kern kwaliteit: Utrecht als Randstedelijk centrum in een economisch dynamische en hoog stedelijke omgeving. Doelstellingen binnen het ontwikkelingsperspectief de Markt zijn:

  • stimuleren van de economische vitaliteit in Utrecht in stedelijke, regionale en landelijke context '
  • vergroten van de herkenbaarheid van de kern kwaliteit door o.a. het ontwikkelen van een (bijbehorend) hoog stedelijk milieu;


De positie aan de A12 als slagader van Nederlandse Oost-Westverbindingen en aan het Amsterdam-Rijnkanaal geven aan dat Utrecht een belangrijke poort is van de Randstad. De aanwezigheid van het HOV en het transferium versterken de bijzondere positie van Westraven in de stad en in de regio.

Vanuit de stedelijke vraagstukken en het perspectief Het Podium wordt prioriteit gesteld bij het verbeteren van de recreatieve verbindingen tussen stad en buitengebied. Deze prioriteit is van belang voor de groene zone langs het Amsterdam_Rijnkanaal.

2.3.2 Hoogbouwvisie "Waar wel en waar niet hoog?" (2004)

De doelstelling van de Hoogbouwvisie is het leveren van een toetsingskader voor hoogbouw plannen. De Meubelboulevard ligt in de Centrale Zone. De basismaat voor de hoogte van nieuwe bebouwing bedraagt in dit gebied 15 of 30 meter. Er zijn accenten tot in het dubbele van de omliggende bebouwingshoogte mogelijk, maximaal 60 meter.

2.3.3 Welstandsnota 2004 (juli 2004)

In de Welstandsnota Utrecht, getiteld "De schoonheid van Utrecht", is geformuleerd op welke wijze het welstandsbeleid van de gemeente Utrecht uitgevoerd zal worden. In de Welstandsnota Utrecht wordt een onderscheid gemaakt in een drietal beleidsniveaus met een verschillende vrijheid in de omgang met de bestaande stedenbouwkundige structuur en architectuur. Voor de oever van het Amsterdam Rijnkanaal staat samenhang en structuur van het stedelijke beeld voorop. Nieuwe interpretaties, veranderingen en transformaties zijn mogelijk. Het markante karakter van het kanaal en de oever vraagt in het kader van welstand extra aandacht voor versterking en stimulering van het beeld.

2.3.4 Ruimtelijke visie Kanaleneiland (2005)

In de ruimtelijke visie is het toekomstbeeld voor Kanaleneiland voor de komende tien jaar vastgelegd: meer variatie in woningaanbod, verbetering kwaliteit woningen, behoud en versterking groenstructuur, verbetering verkeersverbindingen binnen de wijk en met de rest van de stad en versterking van het economisch en sociaal-maatschappelijk klimaat. Vanwege de bouw van Leidsche Rijn krijgt Kanaleneiland steeds meer een centrale ligging in de stad en is het wenselijk dat de wijk een meer stedelijk karakter krijgt. De visie geeft uitgangspunten voor toekomstige ontwikkelingen:

  • Vrijwaren van bebouwing in de groenstrook langs het Amsterdam_Rijnkanaal en ontwikkeling van een extra aantrekkelijke groene ruimte worden gemaakt, met meer mogelijkheden voor natuur en recreatie;
  • Ontwikkelen van een moderne woonmall in Westraven in samenhang met het optimaliseren van de huidige woonboulevard.

2.3.5 Bestemmingsplan Kanaleneiland

Voor het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is thans het bestemmingsplan Kanaleneiland van kracht (plankaart blad 3 en 4), dat op 6 april 1978 is vastgesteld door de Raad, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 25 april 1979 en onherroepelijk is geworden na het Kroonbesluit op 23 april 1980. In het bestemmingsplan Kanaleneiland komen diverse bestemmingen voor binnen het plangebied, waarvan de belangrijkste zijn de openbare en bijzondere gebouwen, bebouwing met winkels (met of zonder bovenwoningen), kantoren, sportterrein en eengezins- en meergezinshuizen.

In het vigerende bestemmingsplan Kanaleneiland is nog geen rekening gehouden met de gewijzigde inrichting van het gebied, waarin dit bestemmingsplan voorziet. Realisering van de in het stedenbouwkundig programma van eisen neergelegde visie vergt dan ook een wijziging van aan deze gronden gegeven bestemmingen.

2.3.6 Economisch beleid

Utrechts Economisch Profiel 2010
De doelstelling van de nota is een duurzame economische ontwikkeling, waardoor welvaart en werkgelegenheid ook op langere termijn kunnen worden gegarandeerd...Utrecht is een 'booming city' zowel qua economische ontwikkeling als aantal inwoners. De schaal sprong die de stad maakt noopt tot een grote aandacht voor een evenwichtige en gezonde ontwikkeling. De nieuwe bewoners en werknemers vragen immers om aanvullende voorzieningen onder meer op het gebied van grootschalige detailhandel. Om adequaat op deze behoefte in te kunnen spelen is een aantal mogelijke locaties voor nieuwe ontwikkeling en voor uitbreiding van het bestaande aanbod benoemd zoals de Meubelboulevard Kanaleneiland. Uitgangspunt van de nota is het bewerkstelligen van een structuur die evenwichtig over de stad is verdeeld en die voor wat betreft de locatiekeuze aansluit op de bestaande voorzieningen- en vervoersstructuur.

Detailhandelsnota "Boodschap aan winkels"
Strategisch kader functiemenging en kleinschalige bedrijfshuisvesting (2000)
De gemeente Utrecht zet met deze nota in op versterking van de kleinschalige bedrijvigheid. Dit streven moet resulteren in extra werkgelegenheid, meer functiemenging en verbetering van de leefbaarheid van de wijken. De gemeente ziet bedrijfshuisvesting primair als een zaak van de markt, maar wil de ontwikkeling ervan waar mogelijk ondersteunen. In de vraag naar bedrijfsruimte kan worden voorzien door het aanbieden van zelfstandige units in bedrijvenclusters of verzamelgebouwen.

2.3.7 Groen beleid

Groenstructuurplan Utrecht (2004
Het Groenstructuurplan van Utrecht geeft in hoofdlijnen de gebruiksfunctie, de bestemming, de beeldende rol, de ecologische betekenis en het onderhoudskarakter van de groenvoorzieningen in de stad aan. Het streefbeeld voor het toekomstige Groenstructuurplan voorziet in voldoende stedelijk groen in alle wijken en in verbindingen met grote recreatiegebieden rondom de bebouwde kom. De gemeente wil de woonkwaliteit in onder meer Kanaleneiland verhogen. Er is weinig ruimte om hier het groenareaal uit te breiden. Daarom wordt ingezet op de aanleg en verbetering van groene recreatieve verbindingen (bijvoorbeeld langs de Utrechtse kanalen) met recreatiegebieden aan de stadsrand.

Visie ARK (in bewerking)
Met de ontwikkeling van Leidsche Rijn komt het Amsterdam Rijnkanaal midden in de stad te liggen. Hierdoor ontstaan kansen om het kanaal en haar oevers meer betekenis te geven en om te vormen tot een bijzondere stedelijke ruimte. Een visie voor het gehele kanaal is in bewerking. Voor het deel ter hoogte van Kanaleneiland is een eerste aanzet gemaakt voor de inrichting: het ARK-park met als uitgangspunten:

  • Een nieuwe stedelijke ruimte van formaat als bindend element tussen Leidsche Rijn en de bestaande stad;
  • Continuïteit in een voor het ARK karakteristieke inrichting met veel parallelle elementen met een lineair karakter zoals routes en bomenrijen;
  • Afwisseling door ruimte voor lokaal (recreatief) gebruik.

In het plangebied is voor de ARK-zone voorzien in een aanmeerplaats voor riviercruise shepen. In de openbare ruimte zullen daarvoor enkele voorzieningen moeten worden getroffen.

2.3.8 Parkeernota (2003) en Nota partiële herijking parkeernormen Utrecht (2008)

De Parkeernota uit 2003 legt de kaders van het nieuwe parkeernormen beleid vast. Het uitgangspunt is dat, rekening houdend met de kenmerken van de locatie en de functie, het parkeren op eigen terrein opgelost dient te worden, bij voorkeur ondergronds. De gemeente Utrecht heeft besloten de parkeernormen uit 2004 te herijken om de belangen van openbare ruimte en leefbaarheid, van stedelijke ontwikkeling en het gebruik van gebouwde voorzieningen beter met elkaar in balans te brengen. Het gewenste effect is dat vertragingen in de bouw verminderen en er meer en beter rekening kan worden gehouden met bestaande praktijksituaties. Voor parkeren ten behoeven van grootschalige detailhandel is in 2008 een norm gesteld van 5,5 tot 7,5 parkeerplaats per 100 m2 bvo.

2.3.9 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP 2005)

In het plan is het streven naar een goede balans tussen bereikbaarheid, veiligheid en leefmilieu vastgelegd door te kiezen voor selectieve bereikbaarheid. Het beleid is vertaald naar netwerken voor auto, openbaar vervoer en goederenvervoer. De relevantie voor de IKEA-vestiging is:

  1. 1. De bereikbaarheid van de het kerngebied van de Meubelboulevard wordt verzorgd door de RING Utrecht en door de primaire assen. Het grootste deel van het autoverkeer en de bevoorrading naar de kerngebieden gaat via deze assen. Secundaire assen zorgen voor aanvullende bereikbaarheid van de kerngebieden;
  2. 2. De wijkontsluitingswegen (50 km/u) zorgen voor de aansluiting van de wijken op de hoofdstructuur en een goede bereikbaarheid van de wijk- en buurtvoorzieningen (onder meer voor bevoorradend verkeer).
  3. 3. Bij de ontwikkeling van het Verbindend Openbaar Vervoer worden relevante locaties bij de stedelijke kerngebieden verkend voor ontwikkeling tot een aanvullend OV-overstappunt.
  4. 4. De mobiliteit buiten piek- en spitsuren wordt gefaciliteerd, maar tijdens piek- en spitsuren moet vooral de groei van de automobiliteit worden afgevlakt. Dit gebeurt door het openbaar vervoer en fietsvoorzieningen te verbeteren en door met verkeers- en mobiliteitsmanagement de mobiliteitsvraag zo goed mogelijk over het totale verkeerssysteem te verdelen.
  5. 5. Een tekort aan parkeerruimte in kerngebieden buiten de binnenstad kan worden aangevuld door de aanleg van bezoekers garages. Daarnaast onderzoekt Utrecht in hoeverre bestaande of geplande parkeerterreinen bij voorzieningen tevens bruikbaar zijn als P+R-locatie op piekmomenten in het verkeersaanbod.

2.3.10 Actieplan Luchtkwaliteit Utrecht (2008)

Het Actieplan Luchtkwaliteit Utrecht beoogt een gezonde ontwikkeling van de stad en zorgt ervoor dat de gemeente Utrecht in 2010 kan voldoen aan de Europese normen voor fijnstof en in 2015 aan de normen voor stikstofdioxide. De gemeente Utrecht wil met dit plan bijdragen aan een bereikbare stad en aantrekkelijke stad met een fors investeringsprogramma in openbaar vervoer, P+R voorzieningen en fietsmogelijkheden.

2.3.11 Nota externe veiligheid (2007)

De nota omvat het beleid van de gemeente Utrecht voor de risicobeheersing als gevolg van inrichtingen die met gevaarlijke stoffen werken en het vervoer van gevaarlijke stoffen. De gemeente Utrecht kiest daarbij om geen stringentere veiligheidseisen op te leggen dan die vermeld staan in de risiconormering van de Rijksoverheid. De beleidskeuzen hebben betrekking op nieuwe situaties, waarin een risicobron zich vestigt of uitbreidt of een risico-ontvanger, zoals een woning, wordt gebouwd. Het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van de A12 en het Amsterdam-Rijnkanaal voor bepaalde ongevallen.

2.3.12 Beleidsplan sport 2007 - 2020 (2007)

De missie van het beleidsplan luidt: "Utrecht is een dynamische sportstad waar iedereen meedoet op zijn of haar niveau". De gemeente schept de basisvoorwaarden. Utrecht staat garant voor een eigentijds en kwalitatief goed basispakket aan voorzieningen: laagdrempelige (top)sport accommodaties en sportief ingerichte openbare ruimte in alle wijken. Een brede en blijvende betrokkenheid van onder meer de sport zelf, het bedrijfsleven en van iedere Utrechter is een belangrijke voorwaarde om het sportklimaat verder te versterken. Als regisseur zet de gemeente in op intensivering van de samenwerking met de partners.

2.4 Conclusie Beleidskaders

De doelstelling van het bestemmingsplan is het planologisch juridisch mogelijk maken van de herstructurering van IKEA op de Meubelboulevard Kanaleneiland, het aanleggen van een nieuwe gebiedsontsluitingsweg en de (herinchting van de ARK-zone ter hoogte van de IKEA. Hierbij worden de gronden intensiever bebouwd en gebruikt. Door modernisering van het complex is sprake van multifunctioneel ruimtegebruik. De conclusie uit het beleidskader is:

  • De meubelboulevard wordt in provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid beschouwd als een belangrijke locatie voor vrijetijdsvoorzieningen. Herstructurering van IKEA sluit aan op de gedachte uitbreiding in van de woonboulevard voor grootschalige detailhandel locaties op de middellange termijn.. Aandachtspunten uit de beleidsnota's zijn de omvang van de kantoren functie, externe veiligheid en de luchtkwaliteit en de effecten op de bestaande detailhandel;
  • Uitbreiding van IKEA dient te worden verbonden aan de economische ontwikkelingsas van de A12 en aan goed openbaar vervoer. De vestiging heeft een belangrijke stedelijke en regionale publieks- aantrekkende functie. Een goede ontsluiting van het plangebied op de RING Utrecht met de primaire assen en op het openbaar vervoer stelsel is daarom van groot belang;
  • De ontsluiting van de gehele woonboulevard wordt verbeterd met de nieuwe weg en deze draagt ook bij aan het verbeteren van de luchtkwaliteit rond de Europaweg;
  • IKEA en de Meubelboulevard liggen in de Centrale Zone met mogelijke hoogte accenten tot 60 meter. Een grote IKEA-vestiging ondersteunt samen met de HOV-lijn, het transferium de bijzondere ligging van Westraven als poort tot de Randstad en de ontwikkeling van een stedelijk front langs de A12;
  • Afstemming van de herstructurering van het terrein van IKEA op het Amsterdam-Rijnkanaal met de begeleidende groene zone is belangrijk voor een goede balans tussen rood en groen/blauw;
  • Het beleidskader ondersteunt de combinatie van functies als meerwaarde voor de locatie en de omgeving;.
  • Het parkeren dient van hoog niveau te zijn en op eigen terrein, gebouwd te worden gerealiseerd binnen de parkeernormen uit 2008;

De voorgestelde ontwikkeling draagt bij aan de verdichting van bestaand stedelijk gebied in een combinatie van functies en aan de revitalisering van de Meubelboulevard. Herstructurering van IKEA past binnen relevante beleidskaders als voldaan wordt aan belangrijke uitgangspunten voor de combinatie van functies, de effecten op de bestaande detailhandelsstructuur en de leefbaarheid, de omvang van de kantoren functie, het invullen van het parkeren en de verkeersontsluiting en aan de aansluiting op de Rijksweg A12 en op de recreatieve zone langs het kanaal.

Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft inzicht in de huidige situatie in het plangebied en analyseert de wijk in ruimtelijk en functioneel opzicht. Voor zover de verschillende onderdelen van dit hoofdstuk daartoe aanleiding geven, wordt aan het einde van de verschillende paragrafen een aantal conclusies en uitgangspunten voor het bestemmingsplan geformuleerd. Dit vormt een basis voor het bestemmingsplanbeleid zoals dat in hoofdstuk 4 Planbeschrijving beschreven is.

3.2 Beschrijving Van Het Plangebied

3.2.1 Ruimtelijke structuur

IKEA ligt op een prominente plaats in de stad: aan de A12 en het Amsterdam Rijn Kanaal (ARK). De vestiging maakt deel uit van de Woonboulevard en sluit aan op Kanaleneiland-Zuid en Westraven.

In de directe omgeving van IKEA blijken de verschillende delen sterk van elkaar gescheiden. Het gebied rond Rijkswaterstaat en het Transferium zijn vanaf de noordzijde niet toegankelijk. Het gebied onder de Galecopperbrug is ingericht als parkeerterrein en is met hekken afgesloten. Het oefenveld van het sportpark en het terrein van de Zeeverkenners sluit dit gebied ook ruimtelijk af van de groene zone langs het kanaal. Doordat de Drommedarislaan doodloopt is er geen verbinding tussen de woonboulevard en het ARK.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPWOONBOULKANIKEA-0601_0002.jpg"

Figuur 2. luchtfoto bestaande situatie

De ruimtelijke opbouw van de woonboulevard wordt in hoge mate bepaald door de omringende infrastructuur: de Europalaan, de haaks daarop staande A12 en het Amsterdam Rijnkanaal. Het zuidwestelijk deel van de woonboulevard is evenwijdig aan en haaks op de Europalaan ontwikkeld en heeft daarmee ook de oriëntatie op de A12.

De A12 kruist het ARK onder een hoek van ruim 45°. De hoekverdraaiing tussen het ARK en de A12 is binnen de ruimtelijke opbouw van de woonboulevard opgelost d.m.v. een grote driehoek, een open ruimte in het bebouwingspatroon, maar ook de IKEA-locatie kent in zijn begrenzing beide richtingen.

De huidige woonboulevard wordt gekenmerkt door een groot aantal afzonderlijke vestigingen, waarbij IKEA veruit de grootste is. De bedrijven worden ontsloten door een intern stelsel van straten rond een driehoekig groen plein. De openbare ruimte wordt gedomineerd door autoverkeer en parkeren. Hierdoor heeft de openbare ruimte een matige verblijfskwaliteit. Het gebied onder de Galecopperbrug waar de ontsluitingsweg onderdoor zal lopen wordt als sociaal onveilig beschouwd.

3.2.2 Structuurbepalende elementen


A12
De A12 bestaat uit twee hoofd rijbanen en twee parallelbanen met een totale breedte van ca 70 m. De weg ligt op een dijklichaam met een hoogte van ca 12 meter ter plaatse van de aanlanding van de brug en 6 meter ter plaatse van het viaduct bij de aansluiting op de Europalaan. De Galecopperbrug is een tuibrug met vier hoge pylonen. De taluds zijn beplant, waardoor weinig zicht is op de relatief lage bebouwing van de woonboulevard.

ARK
Het Amsterdam Rijnkanaal is een van de meest belangrijke vaarroutes in Nederland. Het ruim 100 meter brede kanaal heeft een lengte van 72 kilometer en verbindt Amsterdam met de Rijn bij Tiel. De ca 60 meter brede oevers vormen een belangrijke groenvoorziening voor de aanliggende wijken. Daarnaast worden de oevers gebuikt als aanlegplaats voor binnenvaartschepen en riviercruise schepen.

Kanaleneiland
Vanuit de stad gezien is het kanaal een grens en barrière. De verbindingen over het kanaal landen op grote afstand (600 meter) daarvan aan om aan te sluiten op de stedelijke hoofdstructuur van de stad. Het gevolg is dat het ARK vanuit de stad nauwelijks in beeld komt: je komt er alleen langs als je er moet zijn. Het gebied aansluitend aan het kanaal vormt zo de "achterkant" van de stad met tal van pragmatische ontwikkelingen en een geringe ruimtelijke kwaliteit.

Kanaleneiland-Zuid
De wijk Kanaleneiland is evenwijdig aan en loodrecht op het ARK opgebouwd. Tussen het ARK en het woongebied ligt een 60 meter brede oever. Deze structuur is bepalend voor de oriëntatie van de bebouwing in de huidige situatie - in het noordoostelijk deel van de woonboulevard. Ten zuiden van de A12 is het nieuwe gebouw van de Rijkswaterstaat sterk op het kanaal is georiënteerd. De hoekverdraaiing tussen A12 en ARK wordt hier in het gebouw manifest door dat de toren de richting aanneemt van de A12, terwijl de laagbouw evenwijdig staat aan het ARK. Het vrijstaande gebouw staat 45 meter uit het kanaal en markeert door zijn voor uitgeschoven positie het voorlopige) eindpunt van de stedelijke bebouwing van Kanaleneiland.

3.2.3 Monumenten, beeldbepalende elementen en cultuurhistorie (kaart)

Het plangebied ligt in het Welstandsgebied Westraven. Hierover wordt in de Welstandsnota het volgende opgemerkt. Westraven ligt ten zuiden van Kanaleneiland, tussen het Amsterdam-Rijnkanaal en de Vaartsche Rijn, en wordt doorsneden door de Rijksweg A12. Westraven wordt gekenmerkt door een inrichting met grotendeels niet-woonfuncties als grootschalige kantoren, instellingen en detailhandel. De meubelboulevard en het transferium ten zuiden van de A12 maken eveneens deel uit van Westraven. De invulling met kantoren en instellingen is het gevolg van een relatief spontane groei. De IKEA daarentegen vormde het startpunt van de ontwikkeling van de woonboulevard die met uitzondering van de IKEA geheel planmatig (volgens een gridverkaveling) is opgezet.

  • De IKEA vormt een beeldbepalend gebouw voor de woonboulevard, echter het gebouw sluit niet aan op het stedenbouwkundig patroon van zijn omgeving;
  • In het plangebied zijn geen monumenten of andere cultuurhistorische relicten aanwezig;

3.3 Functionele Structuur

3.3.1 Inleiding

De huidige functies in het plangebied worden gevormd door het bestaande winkelpand van de IKEA, de daarachter gelegen sportvelden, de groenstructuur langs het Amsterdam-Rijnkanaal en bestaande verkeersstructuur van de woonboulevard en de ten zuiden van de A12 gelegen gronden van Rijkswaterstaat.

Tussen het woongebied van Kanaleneiland-Zuid en de Woonboulevard ligt een strook met voorzieningen. Deze strook bestaat uit een groene ruimte aan de Aziëlaan en een strip met scholen aan de Australiëlaan. Karakteristiek voor Kanaleneiland wordt zo het gebied ruimtelijk geleed en functioneel gezoneerd. De voorzieningen vormen samen een intermediair tussen het wonen en werken/ detailhandel. De entree zijde van de scholen ligt aan de Australiëlaan, waardoor de groenstrook aan de Aziëlaan een éénzijdig karakter krijgt. Het sportpark vormt een verbijzondering van de scholenstrook, heeft een toegang aan de zuidzijde en is afgeschermd door hekken en beplanting. Hieronder worden de verschillende functies van het plangebied beschreven.

3.3.2 Kaart functionele structuur

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPWOONBOULKANIKEA-0601_0003.jpg"

Figuur 3 functionele structuur

3.3.3 Grootschalige detailhandel

De huidige vestiging van IKEA heeft een totale oppervlakte van 17.600 m2. Er is ruimtegebrek in zowel de showroom als in het magazijn. Een deel van het magazijn is elders ondergebracht. Ook het aantal parkeerplaatsen (1.050) is onvoldoende. Onder de Galecopperbrug wordt een afgesloten terrein gebruikt voor parkeren bij topdrukte (200 plaatsen) Vanaf de Hollantlaan is IKEA bereikbaar voor auto's en voetgangers. De entree ligt verborgen “om de hoek”, de uitgangen zijn verschillend afhankelijk van de bestemming. De presentatie van IKEA in de omgeving is slecht.

De woonboulevard heeft een regionaal verzorgingsgebied en is uniek in de regio. Het is één van de best bezochte woonboulevards van Nederland, ondanks de gedateerde uitstraling en de beperkte samenhang tussen de winkels. De aanwezigheid van IKEA speelt hierin een grote rol. Een vernieuwde en vergrootte IKEA versterkt de gehele woonboulevard en hierdoor wordt de regionale positie van de woonboulevard versterkt.

Directe concurrentie kan verwacht worden van de nieuwe IKEA vestiging in Amersfoort. In de directe omgeving van de woonboulevard verdient de ontwikkeling langs de A2 bij Leidsche Rijn aandacht. The Wall, zo genoemd vanwege de ligging aan de geluidswal van de A2, is een grootschalige ontwikkeling waar naast een regionale bouwmarkt tevens plaats is voor een zalen accommodatie, enkele GDV branches (elektronica en speelgoed) en ook een woongerelateerde zaak en -bouwmarkt.

Daarnaast zijn ontwikkelingen rondom Villa Arena (uitbreiding met leisure voorzieningen in plan Getz en verbetering marketing van Villa Arena), de herontwikkeling van Megastores in Den Haag en de herontwikkeling van een aantal kleinere woonboulevards zoals Meubelplein Ekkersrijt (Eindhoven), Woonboulevard Breda, Woon Leiderdorp en Cruquius Plaza interessant om te volgen. Dergelijke concepten hebben een dermate compleet aanbod, goede bereikbaarheid en daarmee een groot verzorgingsgebied, dat ze van invloed kunnen zijn op de woonboulevard Kanaleneiland. In enkele van deze concepten is ook IKEA vertegenwoordigd

3.3.4 Verkeer (Auto, langzaam verkeer, openbaar vervoer en parkeren)

Momenteel is de woonboulevard Utrecht en daarmee de IKEA ontsloten via de Europalaan.

Via de op- en afritten van de A12 op de Europalaan komt het meeste autoverkeer naar de woonboulevard. Samen met het verkeer uit Nieuwegein slaat dit verkeer bij de Hollantlaan linksaf de woonboulevard op. Op drukke momenten is dit een kwetsbare verbinding. De capaciteit van de verkeerslichten is beperkt. Op de Hollantlaan bevindt dit verkeer zich op een straat waaraan de winkels gelegen zijn en geparkeerd wordt. Op drukke momenten staat het verkeer is de situatie hier zeer druk en onoverzichtelijk.

Via de Hollantlaan komt het verkeer op de Van Rensselaerlaan waaraan de parkeergelegenheid van IKEA ontsloten is.

Verkeer uit de stad dat via de het Europaplein en de Europalaan naar IKEA gaat komt het gebied binnen via de Australiëlaan. Dit gaat in het algemeen goed. Vanaf de Australiëlaan komt het verkeer op de Van Rensselaerlaan samen bij het andere verkeer op de kruising met Hollantlaan. Vooral op drukke momenten (zaterdag, koopzondag) is de situatie rond de Europalaan en Hollantlaan druk en onoverzichtelijk met kans op terugslag op andere belangrijke verkeersstromen zoals de Europalaan en de afritten van de A12. Met enige regelmaat leidt dit tot verkeers opstoppingen op deze wegen.

Vanaf de IKEA de woonboulevard verlaten kan via de Drommedarislaan rechtstreeks de A12 op richting Oudenrijn. Ander verkeer moet via de Australiëlaan richting de Europalaan. Dit leidt op de Australiëlaan tot wachtrijen. De wachtrijen staan op de woonboulevard en niet op de het hoofdwegennet waardoor er geen terugslag is buiten het gebied. Wel zijn de stromen op de woonboulevard zo verweven dat in- en uit rijdend verkeer gebruik maakt van dezelfde routes en elkaar daardoor in de weg kan zitten.

3.3.5 Groen, openbare ruimte, recreatie en water

De huidige groenstructuur wordt gevormd door de Groenzone langs het Amsterdam - Rijnkanaal, de groenzone langs de Aziëlaan en sportvelden langs de Aziëlaan. De groenzone langs het Amsterdam - Rijnkanaal vormt een recreatieve langzaam verkeersroute op stadsniveau. Deze route maakt deel uit van de recreatieve noord - zuidverbinding tussen Haarzuilens in het Noordwesten van de stad en de ten zuiden van de stad gelegen groengebieden. Om de verblijfskwaliteit verder te vergroten zullen delen van deze zone opnieuw worden ingericht met nieuwe recreatieve en culturele voorzieningen;

De zone langs de Aziëlaan is de voortzetting van de groene zone langs het Amsterdam - Rijnkanaal in oostelijke richting en vormt een recreatieve verbinding tussen het zuidelijk deel van de woonwijk Kanaleneiland en het Amsterdam - Rijnkanaal.

Tenslotte vormen de sportvelden een belangrijk groen recreatief element in het plangebied. Hierin bevind zich ook het clubgebouw van de zeeverkenners. In het plangebied is rondom de bestaande gebouwen, sportvelden, langs de wegen en het Amsterdam Rijn Kanaal opgaand groen aangelegd. Per deelgebied wordt beschreven om welke bomen het gaat, wat de waarde ervan is.

Sportvelden en IKEA
De sportvelden en het IKEA terrein worden gescheiden door een houtsingel van circa 35 bomen, waaronder twee zomer eiken, één grijze els en een groot aantal Spaanse aken. Door de ligging aan de noordzijde van het gebouw en de uitrit van de parkeergarage van de IKEA is de houtsingel in de schaduw gelegen.

Daarnaast zijn de bomen omringd met verharding en is de conditie van de bomen matig tot goed. De bomen maken geen onderdeel uit van de stedelijke structuur en hebben geen grote ecologische, milieu, cultuurhistorische of ruimtelijke waarde.

Van Rensselaerlaan
Aan de noord oostzijde van de sportvelden en IKEA, langs de Van Rensselaerlaan, bestaat het opgaan groen uit soorten als zomereik, meidoorn, Spaanse aak, gewone esdoorn en gewone vlier. Ter hoogte van het ROC staat een honingboom.

Aan de zijde van de woonboulevard staan een zevental zuilvormige eiken. De conditie van de bomen is over het algemeen goed te noemen. De bomen hebben geen specifieke ecologische, cultuurhistorische of milieu waarde. Wel heeft de bomenrij een beperkte ruimtelijke waarde.

Sportvelden - Aziëlaan
Het speelveld aan de Aziëlaan wordt gescheiden van de sportvelden door een rij van 17 bomen, waaronder de soorten zwarte els, Spaanse aak en gecultiveerde variant van esdoorn. Op een aantal plaatsen, met name de randen is dit redelijk verdicht. In het midden is deze meer open. Voor deze bomenrij geldt net als voor de Van Rensselaerlaan een beperkte ruimtelijke waarde.

Speelveld
Het speelveld bestaat uit een grasveld met enkele vrijstaande bomen aan weerszijde. Aan de noord oostzijde staan drie grote gewone beukenbomen en vier Noorse esdoorns. Aan de zuid westzijde van het grasveld staan twee grote beuken en zeven Noorse esdoorns.

Ten westen van het speelveld langs het ARK staan enkele bomen, waaronder zwarte populier, gewone es, schietwilg en winterlinde. De oevers van het kanaal bestaan uit grasstrook met voedselrijke soorten als smeerwortel, grote brandnetel en hondsdraf. De bomen maken onderdeel uit van de stedenbouwkundige structuur 'ecologisch overig' en zijn daarmee als waardevol aan te merken.

ARK-plein
Het terrein van de Zeeverkenners is dicht begroeid met struiken en bomen, waaronder soorten als meidoorn, hazelaar, ruwe berk en Spaanse aak. Het gebied komt in de stedelijke structuur voor als 'kanalen'. Op dit moment heeft het gebied een beperkte ecologische, cultuurhistorische of milieuwaarde. Ook de ruimtelijke waarde is beperkt door de dichte structuur, die als niet passend wordt gezien langs een structuur, zoals het Amsterdam-Rijnkanaal.
A12
Aan de zuidzijde van de A12 is de oever van het ARK kruidenrijk begroeid met soorten als margriet, hopklaver, scherpe boterbloem en rode klaver. De schietwilg is hier veelvuldig terug te vinden. De bomen vervullen voornamelijk een milieu en ruimtelijke waarde ten opzichte van de Rijksweg A12. De ecologische en cultuurhistorische waarde is beperkt. Voor het overige is het openbare gebied rond het gebouw van Rijkswaterstaat grotendeels verhard.

3.3.6 Conclusie

De aanwezigheid van IKEA op de woonboulevard Kanaleneiland is van groot belang voor het functioneren van de gehele woonboulevard. Gezien het grote verzorgingsgebied komen gemiddeld 1,7 miljoen bezoekers per jaar waarvan ook veel van buiten de gemeente Utrecht. Hiermee vergroot IKEA de binding aan de woonboulevard en zorgt het voor koopkrachttoevloeiing. Naast de koopkrachttoevloeiing zorgt IKEA voor de nodige werkgelegenheid. Een uitbreiding in metrage brengt ook een uitbreiding in personeel met zich mee. Een koppeling tussen de uitbreiding van IKEA en het aangekondigde werkgelegenheidsoffensief in Kanaleneiland in het kader van de wijk actieplannen en concept versnellingsplan zou moeten uitmonden in een inspanningsverplichting voor IKEA om personeel woonachtig in Kanaleneiland (en mogelijk in Hoograven) aan te trekken. Van gemeentewege zal daarop ondersteuning worden geleverd door afdeling Sociale Zaken en/of arbeidsmarktprojecten in het Werkgelegenheidsoffensief.

Economische ontwikkelingen in de regio noodzaken tot versterking van de IKEA om het huidige marktaandeel te kunnen behouden. Een goed functionerende IKEA is van groot belang voor het goed functioneren van de gehele woonboulevard. IKEA is namelijk een van de belangrijkste publiekstrekkers is die zorgt voor koopkracht toevloeiing alsmede voor werkgelegenheid.

De huidige IKEA vestiging kampt met ruimtegebrek, zowel voor wat betreft verkoop vloeroppervlak als wat betreft parkeerruimte. De huidige verkeersstructuur is onvoldoende om een goede verkeersafwikkeling van de woonboulevard te waarborgen. De in het gebied aanwezige groenstructuur heeft een belangrijke recreatieve functie. Deze functie dient te worden behouden en waar mogelijk te worden versterkt.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Inleiding

De uitbreiding van IKEA behelst een vergroting van de vestiging waarbij de sportvelden en een deel van de nieuwe gebiedsontsluitingsweg in het bouwplan worden geïntegreerd. Het gebouw bestaat uit 3 lagen. De eerste laag (op maaiveld) bestaat uit alle logistieke stromen (waaronder parkeren) en de entree's. De tweede en derde laag bestaan aan de zuidzijde uit het winkelgedeelte, het restaurant en kantoren, aan de noordzijde uit respectievelijk parkeren op verschillende niveaus en sportvelden. De bestaande vestiging wordt zodoende uitgebreid van 17.600 m2 naar maximaal 40.000 m2 bvo. Bovendien wordt het Service Office van ca. 2000 m2 bvo op het dak van de IKEA vestiging gerealiseerd. Op dit moment zijn er circa 1.050 parkeerplaatsen, waarvan 200 onder de Galecopperbrug. Na uitbreiding zullen er circa 1.900 gebouwde parkeerplaatsen zijn. De parkeerplaatsen onder de brug komen te vervallen. De Zeeverkenners krijgen een nieuwe plek.

Het aantal medewerkers zal door deze uitbreiding van 380 (180 fte's) naar 530 (260 fte's) groeien. Jaarlijks trekt de vestiging 1,7 miljoen bezoekers en de verwachting is dat dit binnen 5 jaar naar 1,9 miljoen groeit en op dit niveau zal gaan stabiliseren. Het Retail Service Center telt circa 140 personen (90 tot 100 fte). Hieraan zijn circa 20 parkeerplaatsen gekoppeld.

De aanleg van de nieuwe hoofdontsluiting maakt de weg vrij voor het verschuiven van de auto-ontsluiting naar de buitenzijde. De ruimtes binnen het gebied kunnen worden ingericht ten behoeve van voetgangers, met het driehoekige groene parkje als centrum. Aan de buitenzijde presenteert de woonboulevard zich als een geheel door een gemeenschappelijke ordening van gebouwen en ontsluiting. Dit geldt aan de zijde van de A12 maar ook aan het ARK. Hier representeert IKEA de woonboulevard aan een nieuwe stedelijke ruimte.

Parallel aan het initiatief van IKEA wordt door de gemeente Utrecht een doorstart gemaakt met het overkoepelende project 'Herontwikkeling Woonboulevard'. Randvoorwaardelijk voor de herontwikkeling van de woonboulevard is een nieuw aan te leggen gebiedsontsluitingsweg. Bij de planontwikkeling van IKEA wordt vooruitlopend op de herontwikkeling van de woonboulevard alvast de aanleg van de weg meegenomen.

Voor de oever van het Amsterdam Rijnkanaal is een Voorlopig Ontwerp eind april 2009 gereed, waarbinnen een deel (ARK-park) op dit moment wordt uitgewerkt. Voor Kanaleneiland-Zuid wordt er gewerkt aan een gebiedsplan. Gemeentelijk is de inzet om door middel van een clustergewijze herontwikkeling te komen tot een samenhangende opwaardering van de totale woonboulevard. De uitbreiding van de IKEA in combinatie met de gebiedsontsluitingsweg vormt hiervoor een belangrijke katalysator.

4.2 De Nieuwe Ikea-vestiging

In het stedenbouwkundig programma van eisen (SPVE), vastgesteld door de gemeenteraad bij besluit van 17 december 2009 zijn de gemeentelijke randvoorwaarden en uitgangspunten beschreven, voor de ontwikkeling van IKEA. Hieronder wordt een en ander in hoofdlijnen beschreven.

4.2.1 programma en uitgangspunten

IKEA realiseert:

  • maximaal 40.000 m2 bvo aan programma;
  • parkeren;
  • twee voetbalvelden;
  • één sport gebouw;
  • Retail Service Center (2000 m2 bvo);

4.2.2 Het bouwplan in zijn omgeving

Het afstemmen van de ontwikkeling van gebouw en omgeving is een voorwaarde voor de ruimtelijke en functionele kwaliteit. Zo zullen de voorstellen van IKEA moeten passen in de toekomstige ontwikkelingen van de omgeving van het plangebied. In dat kader zal in deze paragraaf worden ingegaan op een aantal ontwikkelingen in de directe omgeving van het plangebied en zal de samenhang tussen de verschillende projecten worden toegelicht. Het betreft de volgende ontwikkelingen:

  1. 1. Voor de oever van het Amsterdam Rijnkanaal is een Voorlopig Ontwerp eind april 2009 gereed, waarbinnen een deel (ARK-park) op dit moment wordt uitgewerkt;
  2. 2. Parallel aan het initiatief van IKEA wordt door de gemeente Utrecht een doorstart gemaakt met het overkoepelende project ‘Herontwikkeling Woonboulevard’.
  3. 3. Voor Kanaleneiland-Zuid wordt er gewerkt aan een gebiedsplan ten behoeve van de herstructurering en de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied;
  4. 4. Randvoorwaardelijk voor de herontwikkeling van de woonboulevard is de nieuw aan te leggen gebiedsontsluitingsweg. Bij de planontwikkeling van IKEA wordt vooruitlopend op de herontwikkeling van de woonboulevard alvast de aanleg van de weg meegenomen. Deze weg dient voor de ontsluiting van de woonboulevard en de aan en afvoer van passagiers voor de aanleg plaats van de riviercruises.


Het beeld van Utrecht vanaf de A12 krijgt een grotere samenhang door de fragmenten aan elkaar te koppelen zodat grotere eenheden ontstaan. Komend vanuit het westen markeren de pylonen van de Galecopperbrug de kruising met het ARK. De stad maakt hier front door de aaneengesloten bebouwing evenwijdig aan het kanaal.

Samen met het gebouw van Rijkswaterstaat ten zuiden van de A12 speelt de IKEA een belangrijke rol als ‘poort van de stad’ - het punt langs de A12 waar de ‘Zuidas’ van Utrecht / de ‘Boulevard aan de Regenboogroute ‘ geïntroduceerd wordt vanuit de westelijke richting: een stuk snelweg tussen de brug over het ARK en de afrit Hoograven, waar de stad zich duidelijk aan de snelweg manifesteert.

Dit is hét regionale herkenningspunt van de Woonboulevard, en het is daarom van groot belang dat deze zijde van het gebouw (ook) als voorkant wordt benaderd.

Tussen het ARK en de Europalaan presenteert de Woonboulevard zich aan de A12 als een samenstel van een drietal grote gebouwen die samen één geheel vormen. De relatief geringe hoogte (minimaal 15 meter, maximaal 25 meter, samenhangend met het programma) wordt gecompenseerd door een strakke ordening en presentatie aan de zijde van de snelweg, geaccentueerd door een drietal hogere elementen (op elk gebouw één).

Samenhang in de beplanting van bermen en taluds vormt een parkachtige omgeving van de A12, begrensd door de Woonboulevard en geaccentueerd door de toren van Rijkswaterstaat. Aan de buitenzijde presenteert de woonboulevard zich als een geheel door een gemeenschappelijke ordening van gebouwen en ontsluiting. Dit geldt aan de zijde van de A12 maar ook aan het ARK. Hier representeert IKEA de woonboulevard aan een nieuwe stedelijke ruimte.

Op grond van het bovenstaande zijn de volgende stedenbouwkundige kenmerken bepalend voor de invulling van de locatie:

  • ligging aan Amsterdam Rijnkanaal
  • ligging aan A12
  • relatie met woonboulevard
  • ligging aan groenstrook Kanaleneiland-Zuid

Hieronder worden deze projecten besproken en wordt ingegaan op de samenhang het dit plan.

ARK zone
Zowel in het Groenstructuurplan als in de Structuurvisie wordt het ARK met de bijbehorende brede oevers als eenheid gezien met diverse kwaliteiten (ecologische waarde, attractiewaarde, stadsbeeld) en betekenissen (groenstructuur, belangrijke fietsroute, wandel en verblijfsgebied etc.)Met de ontwikkeling van Leidsche Rijn komt het Amsterdam Rijnkanaal midden in de stad te liggen. Hierdoor ontstaan kansen het kanaal en haar oevers meer betekenis te geven en om te vormen tot een bijzondere stedelijke ruimte. Een visie voor het gehele kanaal is in bewerking. Voor het deel ter hoogte van Kanaleneiland is een eerste aanzet gemaakt voor de inrichting: het ARK-park.

Uitgangspunten voor deze visie zijn:

  • Een nieuwe stedelijke ruimte van formaat als bindend element tussen Leidsche Rijn en de bestaande stad;
  • Continuïteit in een voor het ARK karakteristieke inrichting met veel parallelle elementen met een lineair karakter zoals routes en bomenrijen;
  • Afwisseling door ruimte voor lokaal (recreatief) gebruik;

Er vindt afstemming plaats om samenhang tussen ontwikkeling IKEA en uitvoering van ARK-park te waarborgen. Door de aanleg van de nieuwe gebiedontsluitingsweg moet voor de Zeeverkenners een nieuwe plek worden gevonden. Met het verwijderen van de Zeeverkenners en de versmalling door het sportpark ontstaat ruimte om de oever te verbreden en opnieuw in te richten. Dit deel kan worden opgevat als een uitbreiding van het ARK-park, passend binnen de visie voor het ARK als geheel (in bewerking). Door de nieuwe bebouwing in één lijn met Rijkswaterstaat te leggen ontstaat een evenwicht aan de twee zijden van de Galecopperbrug. De gebouwen van RWS en IKEA liggen dan aan weerszijden van de brug. Hier representeert IKEA de Woonboulevard aan het kanaal.

Dit betekent wel dat een andere uitstraling wordt gevraagd dan het huidige gebouw, namelijk een die vergelijkbaar is met het Rijkswaterstaat-gebouw (hoogwaardige materialisering, transparantie en interactie met het ARK).

Herontwikkeling woonboulevard
Door de ondernemers van de woonboulevard is een studie is verricht naar de mogelijkheden van grootschalige en gemeenschappelijke verbetering van de woonboulevard. Dit heeft echter niet geleid tot een operationeel uitvoeringsplan.

Gemeentelijk is nu de inzet om door middel van een clustergewijze herontwikkeling te komen tot een samenhangende herontwikkling en opwaardering van de woonboulevard. De uitbreiding van de IKEA in combinatie met de aanleg van de gebiedsontsluitingsweg vormt hiervoor een belangrijke katalysator.

De verdere ontwikkelingsmogelijkheden dienen geconcentreerd te worden op en rond de driehoek. Programmatische ruimte/ toegevoegde waarde aan het concept en de samenhang met de rest van de woonboulevard en economische uitvoerbaarheid zijn hierbij belangrijke randvoorwaarden. Een samenhangende openbare ruimte vormt hierbij een belangrijke drager.

De driehoekige park-/pleinruimte wordt in het kader van het Masterplan Woonboulevard gezien als de sleutel tot de herontwikkeling van de woonboulevard. De hoeken van deze centrale openbare ruimte zijn als ankerpunten benoemd. Op deze punten raken de verkeers-/aanlooproutes en de centrale openbare ruimte elkaar ‘aan’ en komen verschillende richtingen.

Het door IKEA voorgestelde plan sluit aan bij de gemeentelijke ambitie om te komen tot een opwaardering van de woonboulevard. De aanleg van de nieuwe gebiedsontsluiting maakt de weg vrij voor het verschuiven van de auto-ontsluiting naar de buitenzijde. De ruimtes binnen het gebied kunnen worden ingericht ten behoeve van voetgangers, met het driehoekige groene parkje als centrum.

Kanaleneiland-Zuid
In de komende jaren vindt een grootscheepse vernieuwing/ herstructurering plaats van het woongebied Kanaleneiland, eerst in Noord en daarna in Zuid. De ruimtelijke hoofdstructuur vormt daarbij de drager van de nieuwe ontwikkeling. Met het verplaatsen van de sportvelden ontstaat de mogelijkheid om de groenstrook een “overkant” te geven en meer in verbinding te brengen met het ARK-park. Zo wordt het parkje niet een scheiding tussen twee werelden, maar een bindend element. Om eenheid in de parkstrook te brengen, valt te denken aan de aanplant van een groene haag over de gehele lengte. Het toevoegen van een speel-/verblijfsplek verhoogt de gebruikswaarde.

Nieuwe gebiedsontsluitingsweg
Randvoorwaardelijk voor de uitbreiding van de IKEA is het realiseren van een nieuwe gebiedsontsluitingsweg door de woonboulevard. Deze weg is niet alleen voor de uitbreiding van de IKEA van belang, maar ook voor de woonboulevard als geheel. Het is van belang dat de weg zeker niet beleefd wordt als een onderdeel van de IKEA-vestiging, maar een openbaar karakter heeft. De maatvoering van het wegprofiel en de kruisingen/ aansluitingen zijn bepalend voor de grenzen van het bouwvlak. Het ontwerp van de weg en het ontwerp van IKEA moet dan ook gezien worden als onderdelen van dezelfde opgave. In paragraaf 4.3 wordt hier verder op ingegaan. A12
Naast de hier bovenbeschreven ontwikkelingen is ook de ligging van het plangebied aan de A12 van belang. Om het beeld van Nederland vanaf de snelweg te verbeteren zijn door Rijkswaterstaat route-ontwerpen gemaakt. Voor de A12 is dat de Regenboogroute. De ambitie daarbij is om niet alleen de ruimtelijke kwaliteit van de weg maar ook van de ruimtelijke inrichting van de omgeving te verbeteren. Samen bepalen zij in belangrijke mate het beeld van Nederland vanaf de snelweg.

Middelen die daarbij worden ingezet hebben betrekking op de weg (verlichting, belijning, bebording, schermen, portalen, bermen, kunstwerken) en op de omgeving. (bos, wei, stad, mozaïek).
De opgaven voor Utrecht zijn in dit verband:

  • Ontwikkelen van bebouwing en bedrijventerreinen langs de Regenboogroute
  • A12 tot stedelijk front
  • Transformatie van de Regenboogroute A12 tot stadsboulevard.

4.2.3 Het stedenbouwkundig plan

De meeste vestigingen van IKEA liggen als solitair gebouw op perifere locaties. Hier maakt de vestiging deel uit van een aantal stedelijke ensembles en wordt aan alle kanten omsloten door stedelijke openbare ruimtes. In deze context is sprake van een bijzonder groot gebouw. Het is niet alleen groot, maar bestaat ook uit een geheel intern georganiseerde winkel en magazijn op een laag parkeren.


Door het toevoegen van een andere functie (sportvelden op het dak van de nieuwe parkeergarage) wordt voorkomen dat een groot mono functioneel gebied ontstaat. Het sportpark op het dak verleent het complex als totaal een heel bijzondere dubbelfunctie. Routes door het complex in oost-west richting verbinden de Woonboulevard met het ARK park, waardoor het grote complex geen blokkade vormt in de stedelijke structuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPWOONBOULKANIKEA-0601_0004.png"Figuur 4 Impressie nieuwe situatie in vogelvlucht vanuit het zuiden

Overbouwingen, gekoppeld aan functies in de plint zorgen voor een geleding van het gebouw en een aangename openbare ruimte. Aan de zijde van het ARK is sprake van een zeer grote schaal: gebouw, kanaal, park en brug komen hier bij elkaar. Het gebouw vormt hier de (re-)presentatie van de woonboulevard aan een bijzonder deel van het ARK-park. Het is wenselijk dat IKEA een groot venster op het Amsterdam- Rijnkanaal vormt. De sportvoorzieningen staan zowel met de velden op het dak in verbinding als met het maaiveld.

De footprint van het gebouw heeft een omvang die meer relatie heeft met een bouwblok dan met een vrijstaand gebouw. De maat van de footprint is dan ook afgeleid uit de maat van het omliggende openbaar gebied: de Drommedarislaan en Van Rensselaerlaan, de groenstrook Kanaleneiland- Zuid en het ARK-park.

Voor de twee straten is een profiel bepaald dat rekening houdt met het verkeersprogramma en een inrichting met bomen. De maat van de groenstrook is dezelfde als die daarop aansluiten aan de zuid oostzijde. De rooilijn aan de zijde van het ARK is bepaald op ca. 45 meter uit de rand van het kanaal, overeenstemmend met de bebouwing van Rijkswaterstaat in Westraven en As -Kanaleneiland. Op deze wijze ontstaat eenzelfde maat voor het park ter plaatse van de speciale gebieden aan het kanaal. Hierbij hoort dan wel een navenante uitstraling. Een eventueel toe te voegen hoofdkantoor is functioneel gekoppeld aan de interne organisatie van het IKEA-gebouw. Bovendien draagt het bij voorkeur bij aan de uitstraling van het gebouw.

Overigens is de maat van het ARK-park ter plaatse van de woningbouw van Kanaleneiland-Zuid ca. 60 meter. De IKEA-vestiging voegt zich wat betreft de hoofdmassa in het grid van Kanaleneiland. verbouwingen zijn niet alleen mogelijk, maar ook wenselijk om het gebouw te geleden en een expressie te geven en de aanliggende openbare ruimte schaal en maat te geven. De overbouwingen aan de zijde van de woonboulevard zijn bescheiden van maat: 2 meter diep, v.a. 5 meter hoogte en maximaal 11 meter hoog" . Aan de zijde van het ARK kan o.a. het sport gebouw ca. 15 meter worden uitgebouwd tot de 45 meter-rooilijn. De hoogte is aan de noordzijde gelimiteerd: de sportvelden liggen op maximaal 10 m hoogte. Hieronder bevindt zich IKEA (of het parkeren en de gebiedsontsluitingsweg). Aan de zuidzijde is het gebouw geheel IKEA (incl. parkeren). Dit deel is tussen 15 en 25 meter hoog. Aan de zuidwesthoek (zijde A12) is een hoogte accent van maximaal 41 meter wenselijk. Het betreft de bestaande reclamemast die wordt verplaatst naar buiten het gebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPWOONBOULKANIKEA-0601_0005.png"

Figuur 5 Impressie ARK zone met zicht op clubhuis voetbalclub

Een deel van de plint van de IKEA-parkeergarage kan plaats bieden aan een voorziening als intermediair tussen het wonen van Kanaleneiland en de woonboulevard. De beste kansen zijn voor kleinschalige bedrijvigheid (cat. 1 of 2) of de zeeverkenners. Er moet worden onderzocht welke andere functies

mogelijk zijn met dien verstande dat: geluid gevoelige functies en functies met een verkeersaantrekkende werking worden uitgesloten. De toegang van het sportpark op het dak is opgenomen in de reeks van voorzieningen.

4.2.4 Functionele invulling

In de nieuwe situatie zal de IKEA bebouwing verschillende functies huisvesten. De meest in het oog springende functies zijn de grootschalige detailhandel op het gebied van wonen, alsmede de sportvelden inclusief de daar bijbehorende voorzieningen, die in de nieuwe situatie op het dak van het parkeergebouw zullen worden gesitueerd. Op de begane grondlaag onder het woonwarenhuis zijn de logistieke functies ondergebracht alsmede parkeren. Door het gebouw heen zal tevens de nieuwe gebiedsontsluitingsweg voor de woonboulevard komen te lopen.

4.2.5 Uitwerking

IKEA
Aan de hoek van de Woonboulevard moet IKEA een duidelijke en representatief gezicht krijgen met een ruime en aantrekkelijke entree vanaf het maaiveld (zie referentie gevel).

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPWOONBOULKANIKEA-0601_0006.jpg"

Figuur 6 referentie gevel en transparantie

Aan de zijde van het ARK dient het gebouw een functie te krijgen gericht op de ARK-zone, met een expressieve open uitstraling (dit heeft ook te maken met de sociale veiligheid van de langzaam verkeersroute langs het ARK, zie referentie transparantie).

Op de begane grond van het gebouw worden delen van het IKEA programma (entree/ lobby, etalages, etc.) en extra programma ingezet om een levendige plint te laten ontstaan (zijde woonboulevard).

Het is in het algemeen wenselijk dat de afscherming van de parkeergarage een hoogwaardig karakter krijgt.

Aan de zijde van Kanaleneiland wordt gezorgd voor een hoogwaardige afwerking van de parkeerlagen, die past in de parkomgeving en voorkomt dat geluidsoverlast ontstaat (bijvoorbeeld een groene gevel)

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPWOONBOULKANIKEA-0601_0007.jpeg"

Figuur 7 referentie groene gevel

Een eventueel hekwerk rond de sportvelden dient aan de ene kant zo transparant mogelijk te worden en andere kant een uitstraling te krijgen die hoort bij een object dat zo prominent aan de parkstrook van Kanaleneiland-Zuid geplaatst is.

Uitwerking Sportpark
In de nieuwe situatie zal het sportpark bestaan uit twee kunst grasvelden die zijn goedgekeurd door ISA sport/ KNVB. Beide velden zijn voorzien van doelen, hoekvlaggen en dug-outs, veld verlichting, uitloop en ruimte voor opslag jeugddoeltjes en ballenvangers. De velden worden omsloten door een tegelverharding en een leunhekwerk. Het hoofdveld heeft tribune (eventueel in combinatie met de kantine) die conform de wensen van de voetbalvereniging, uitzicht geeft op (en op gelijk niveau met) de velden en op de omgeving. Daarnaast dient voorzien te worden in materiaalruimte + ruimte voor vuil-/ papiercontainers alsmede in ruimte voor beheer en onderhoudswerkzaamheden.

Belangrijke aandachtspunten ten aanzien van de bereikbaarheid zijn een veilige en controleerbare toegang tot de kantine vanaf de Rooseveltlaan voor fietsers en voetgangers. Tevens zal worden voorzien in veilige en controleerbare fietsenstalling aan de Rooseveltlaan, waarbij een fiets parkeernorm van 20-30 klemmen op 100 bezoekers (NB: gemiddeld 200-300 bezoekers) wordt gehanteerd.

Op dek 0 zal er in voldoende parkeergelegenheid worden voorzien t.b.v. voetbalvereniging. Deze parkeergelegenheid is afsluitbaar en heeft een goede bewegwijzering voor bezoekende clubs. Deze parkeergelegenheid is op afgesproken tijdstippen niet toegankelijk voor bezoekers van IKEA. De gehanteerde parkeernorm bedraagt 40 parkeerplaatsen. Voorts is het hele sportpark is goed afsluitbaar en toegankelijk voor bevoorrading, onderhoud en beheer (bijv. een tractor). In totaal zal het gebouw een oppervlakte van circa 875 m² hebben.

4.3 Verkeer (Auto, Langzaam Verkeer, Openbaar Vervoer En Parkeren)

Randvoorwaardelijk voor de uitbreiding van de IKEA is het realiseren van een nieuwe gebiedsontsluitingsweg door de woonboulevard. Door de uitbreiding van IKEA wordt ook de verkeersdruk op de ontsluitende wegen vergroot. De huidige ontsluiting vanaf de Europalaan via de bestaande wegen (met name de Hollantlaan) is onvoldoende. De gebiedsontsluitingsweg is een weg uitsluitend voor bestemmingsverkeer IKEA en de overige bedrijven op de Woonboulevard. Uitgangspunt aan noordzijde van de A12 is het doortrekken van de Australiëlaan tot aan het ARK en vervolgens parallel aan het ARK richting de Griffioenlaan.

De maatvoering van het wegprofiel en de kruisingen/ aansluitingen zijn bepalend voor de grenzen van het bouwvlak. Het ontwerp van de weg en het ontwerp van IKEA moet dan ook gezien worden als onderdelen van dezelfde opgave.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPWOONBOULKANIKEA-0601_0008.jpg"

Figuur 8 globaal tracé nieuwe gebiedsontsluitingsweg

Uitgangspunten voor de weg
Er wordt door de uitbreiding een groei van het aantal bezoekers verwacht van 12%. De gebiedsontsluitingsweg loopt dwars door het IKEA-gebouw, tussen het warenhuis en de parkeergarage en onder de sportvelden. Deze weg heeft een totale vrije breedte van minimaal 16 meter (14 meter t.p.v een eventuele laad & los-plaats) en een vrije hoogte van minimaal 5 meter.De weg dient sociaal veilig te worden ingericht. Op en langs de verlengde Australiëlaan (onder het IKEA-gebouw) dient geen fietsverkeer plaats te vinden. Langs dit weggedeelte bevindt zich een trottoir/schrikruimte van voldoende maat aan beide zijden (langs eventueel Laden+Lossen hoeft geen trottoir).

Het IKEA gebouw wordt op meerdere punten voor auto's ontsloten. De interne routing van IKEA (o. a. parkeren en ophalen goederen) dient bij voorkeur binnen het gebouw plaats te vinden, dat geldt zowel voor de bedrijfsvoering (o.a. laden& lossen) als voor de bezoekers. Voorkomen moet worden dat de uitwisseling tussen de verschillende parkeerdekken onderling en met het afhaaldeel de openbare weg belast.

De hoofdtoegang voor voetgangers en fietsers ligt op de hoek van het groene plein van de woonboulevard. De hoofdtoegang voor de sportvelden ligt aan de zijde van het Amsterdam Rijnkanaal. Vanaf de Rooseveltlaan is dit een verkeers- (en sociaal-) veilige toegang tot de sportkantine voor fietsers en voetgangers.

Door de aanleg van de nieuwe weg wordt het gedeelte van de Europalaan tussen de Hollantlaan en de aansluiting van de zuidelijke parallel rijbaan van de A12 ontlast. Zelfs als er naast IKEA nog een forse ontwikkeling van de Woonboulevard plaatsvindt zal het aantal motorvoertuigen op dit deel niet stijgen.

Het verkeer naar de boulevard vanaf de zuidelijke parallel rijbaan van de A12 slaat 2x rechtsaf naar de Griffioenlaan wat in de verkeersregeling makkelijk is dan 2x linksaf naar de Hollantlaan.
De Griffioenlaan wordt uitgebreid van 2 naar 3 opstel vakken.

Op dit moment wordt nagedacht over de exacte invulling van de opstel vakken tussen de aansluiting A12 en de Griffoenlaan. In ieder geval worden de fietsers op de kruising Griffioenlaan-Europalaan verplaatst naar de zuidkant zodat deze niet meer kruisen met de grootste verkeersstroom en vaker groen kunnen krijgen zodat er zowel meer ruimte voor de fietser en de auto ontstaat.

Voor het aantal auto bewegingen op de Australiëlaan wordt door de komst van de ontsluiting via de Griffioenlaan een daling verwacht.

Langzaam verkeer
Algemeen uitgangspunt is de fietser op de weg;

  • Op en langs de verlengde Australiëlaan (onder het IKEA-gebouw) geen fietsverkeer;
  • Vrijliggend fietspad langs de verlengde Griffioenlaan aan Ark zijde.

De fietser zal langs de Griffioenlaan en het Amsterdam-Rijnkanaal een vrijliggend fietspad krijgen.

Op de woonboulevard zal de fiets op de rijbanen meerijden met het andere verkeer net als in de huidige situatie. Andere entrees voor de fietser dan de Griffioenlaan zijn de Europalaan en de Columbuslaan via het woongebied van Kanaleneiland zuid. De entrees zullen niet aangepast worden. Overigens wordt de groei van het aantal fietser zeer beperkt ingeschat.

In het ontwerp van de weg zal nadrukkelijk aandacht zijn voor de voetgangersoversteek tussen het transferium en het kantoor van Rijkswaterstaat. De weg zal een ontsluitingweg zijn zoals deze gebruikelijk zijn binnen de bebouwde kom.

Op dergelijke wegen worden oversteken doorgaans niet ongelijkvloers of met verkeerslichten geregeld. Gezien het profiel van de weg (één rijbaan per richting) en de te verwachten intensiteiten (enkele duizenden auto's per dag) kan een voetgangersoversteek op deze plaats goed, overzichtelijk en veilig vorm worden gegeven met een gelijkvloerse kruising.

De huidige functies langs de weg zoals het afzetten van mensen, het beperkte aantal parkeerplaatsen en de entree van het laad- en losgebied zullen allen gehandhaafd worden.

De gemeente is voornemens het fietspad langs de weg naar de zijde van Rijkswaterstaat te verplaatsen. Hierdoor is het mogelijk voor fietsers vanuit de fietsenstalling zonder de weg te kruisen naar de Europalaan (of richting/langs het kanaal) te fietsen.

Ook zal de oversteek over de Europalaan verplaatst worden naar de zuidzijde van de kruising waardoor er minder grote verkeersstroken hoeven te worden gekruist. Ook heeft het fietsverkeer geen conflict meer met verkeer van en naar het transferium.

Naast het fietspad wordt een voetpad aangelegd waardoor voetganger vanuit het kantoor naar de tramhalte geen verkeer meer hoeven te kruisen.

Dit verbetert de situatie voor voetgangers en fietsers aanmerkelijk.

Openbaar vervoer
Voor de toekomst moet rekening worden gehouden met een busroute van Kanaleneiland naar het Transferium over de Van Rensselaerlaan of de Australiëlaan/ Drommedarislaan/ Griffioenlaan. Een halte zal worden gesitueerd ter hoogte van het groene plein.

Parkeren
Voor parkeren ten behoeve van grootschalige detailhandel is in de partiële herijking parkeernormen uit 2008 een norm opgenomen van 5,5 tot 7,5 parkeerplaats per 100 m2 bvo. IKEA heeft op basis van huidig gebruik van parkeerplaatsen en in vergelijking met andere IKEA’s een berekening gemaakt van het aantal benodigde parkeerplaatsen. Dit aantal wordt door de gemeente Utrecht getoetst. Uitgangspunt is dat het parkeren op eigen terrein en binnen het gebouw wordt gerealiseerd.

Ontsluiting parkeren en expeditie
De belangrijkste entrees van de garages zitten aan de Columbuslaan en de Drommedarislaan. Ook aan de verlengde Australiëlaan zit er één. Eventuele ontsluiting van de parkeergarage in het overdekte deel van de verlengde Australiëlaan kan pas beoordeeld worden op basis van een duidelijk ontwerp waaruit met name de veiligheid van deze ontsluiting blijkt.

Eventuele ontsluiting van de parkeergarage in het overdekte deel van de verlengde Australiëlaan kan pas beoordeeld worden op basis van een duidelijk ontwerp waaruit met name de veiligheid van deze ontsluiting blijkt.

Ook expeditie wordt vanaf de nieuwe gebiedsontsluitingsweg ontsloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPWOONBOULKANIKEA-0601_0009.jpg"

Figuur 9 Impressie vergelijking profiel ARK-zone en ontsluitingsweg bestaande situatie en nieuwe situatie.

4.4 Groen, Water, Openbare Ruimte En Recreatie

De houtwal tussen de sportvelden en de IKEA moet verdwijnen voor de uitbreidingsplannen, gezien de ligging op de noordzijde tegen het parkeerdek aan. Compensatie zal plaats vinden aan de overzijde, door het aanplanten van nieuwe bomen en opgaand groen in overeenstemming met het opgaande groen aan de Rensselaerlaan. Hiermee wordt het nieuwe parkeerdek aan het zicht onttrokken en ontstaat er een stevige groenstructuur om het parkeerdek. Belangrijk is om een ruimte van 10 meter aan te houden tussen de bomen en de parkeergarage. Het open speelveld met enkele bestaande bomen wordt gehandhaafd.

Voor de zijde aan de van Rensselaerlaan wordt zullen de bomen zoveel mogelijk gehandhaafd worden net als het opgaande groen. Alleen ter plaatse van de nieuwe inrit voor de parkeergarage dient ruimte gemaakt te worden.

Ter plaatse van het Ark-plein, wordt het gehele gebied opnieuw ingericht. De nieuwe inrichting zal in ieder geval in overeenstemming moeten zijn met het gestelde uit het gemeentelijk bomen beleid. Dit houdt in het aanleggen van een lineaire bomenstructuur, in overeenstemming met de overige delen van het kanaal.

Aan de zuidzijde van de A12 zal een aantal schietwilgen moeten wijken ten behoeve van de nieuwe ontsluitingsweg. Gezien de beperkte ecologische en cultuurhistorische waarde is dit acceptabel. Hiervoor kan ter plekke compensatie plaatsvinden om met name de ruimtelijke waarde langs de nieuwe ontsluitingsweg te verhogen.

Hoofdstuk 5 Onderzoek En Milieurandvoorwaarden

5.1 Inleiding

In een bestemmingsplan moet voor een aantal wettelijk verplichte haalbaarheidsaspecten aangetoond worden dat het plan uitvoerbaar is. Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling dient inzichtelijk gemaakt te worden of er vanuit milieuhygiënisch oogpunt belemmeringen en/of beperkingen aanwezig zijn voor de beoogde ontwikkeling. De milieukwaliteit vormt dan ook een belangrijke afweging bij de ontwikkeling van ruimtelijke functies. In dit hoofdstuk wordt voor de ontwikkeling van de IKEA nader ingegaan op de verschillende aspecten, indien noodzakelijk is aanvullend onderzoek uitgevoerd. De onderzoeksrapportages zullen als separate bijlagen bij dit bestemmingsplan worden toegevoegd.

5.2 Beoordeling Mer

5.2.1 Inleiding en samenvatting

Milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om vooraf de mogelijke milieueffecten van plannen en besluiten in beeld te brengen en deze een volwaardige rol te laten spelen bij de besluitvorming over plannen en besluiten. Het maken van een milieueffectrapport (MER) of m.e.r.-beoordeling is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die (aanzienlijke) nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Dit betekent dat de plannen of activiteiten ook een bepaalde omvang moeten hebben om MER(beoordelings)plichtig te zijn. De plannen voor het plangebied hebben echter niet een omvang die het bestemmingsplan MER(beoordelingsplichtig) maken. Hieronder wordt een en ander nader toegelicht.

5.2.2 Toetsingskader

Aan de hand van de in het Besluit m.e.r. omschreven m.e.r.-plichtige activiteiten met de bijbehorende drempelwaarden, kan worden bepaald of een project MER-plichtig (C-lijst) dan wel m.e.r.-beoordelingsplichtig (D-lijst) is. Echter, als gevolg van het Arrest van het Europese Hof van 17/10/2009(C-255/08) dient hierbij ook gekeken te worden naar andere factoren als bedoeld in bijlage III van de Europese m.e.r. richtlijn, die aanleiding kunnen geven tot het opstellen van een MER of m.e.r-beoordeling, hoewel de drempelwaarde van de desbetreffende categorie van de D-lijst niet wordt overschreden.

5.2.3 Conclusie

De in het plan opgenomen activiteit overschrijdt niet de voor deze categorie geldende drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. . Tevens zijn er geen andere factoren aanwezig die aanleiding kunnen geven tot het opstellen van een MER en is gezien de aard, omvang en ligging van het project geconcludeerd dat er geen sprake is van aanzienlijke nadelige milieugevolgen. Er hoeft voor dit plan dus geen MER of m.e.r.-beoordeling te worden gemaakt.

5.3 Geluidhinder

Geluid beïnvloedt vaak de kwaliteit van de leef- en woonomgeving. De belangrijkste geluidsbronnen die in het kader van de ruimtelijke inrichting en ontwikkeling van belang zijn, zijn wegverkeer, railverkeer en bedrijven. De mate van acceptatie en hinder is onder meer afhankelijk van de functie van het geluidsbelaste object.

De regels van de Wet Geluidhinder zijn van toepassing bij het vaststellen van een bestemmingsplan. De normen uit die wet zijn van toepassing bij:

  • bestemmen van gronden voor nieuwe geluid gevoelige objecten als woningen en scholen
  • bestemmingen van gronden voor aanleg van nieuwe (gezoneerde) wegen (niet bij woonerven of 30 km-wegen)
  • reconstructie van wegen
  • geluid gezoneerde bedrijventerreinen

Als een van bovenstaande situaties aan de orde is dient er een akoestisch onderzoek te worden gedaan en als het nodig blijkt te zijn kan er Ontheffingen Hogere grenswaarde worden aangevraagd. De Wet geluidhinder hanteert twee waarden:

  1. 1. De voorkeursgrenswaarde. Het streven is de geluidsbelasting onder dit niveau te houden waardoor ontwikkeling vanuit het gestelde in de Wet geluidhinder zonder meer mogelijk is. Alleen als voldaan wordt aan bepaalde voorwaarden, mogen geluid gevoelige objecten en terreinen aan hogere waarden dan de voorkeursgrenswaarde worden blootgesteld.
  2. 2. De maximale ontheffingswaarde. Dit is het maximale geluidsniveau waaraan, onder voorwaarden, geluid gevoelige objecten en terreinen mogen worden blootgesteld.

Voorts dient het plan te voldoen aan eisen voor goede ruimtelijke ordening ten aanzien van geluid van bedrijven (milieuzonering). In het rapport 'R074041aaA5.mj Uitbreiding IKEA te Utrecht, 16-11-2009 is e.e.a. onderzocht. Het rapport is in de bijlage van dit bestemmingsplan opgenomen. Ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling wordt ten aanzien van het geluid het volgende opgemerkt.

Het bouwplan waarin het bestemmingsplan voorziet bevat geen geluid gevoelige functies, echter, de toekomstige functies die mogelijk worden gemaakt kunnen in akoestische zin wel van invloed zijn op nabij gelegen geluid gevoelige woonbestemmingen. Ten noorden van het plangebied bevinden zich eengezinswoningen en appartementen gebouwen (twee en vijf lagen hoog) aan de Aziëlaan. De afstand van de rand van het sportveld tot de gevels van deze woningen bedraagt ca. 60 meter.

Sportvelden stemgeluid
Volledigheidshalve is in het onderzoek aandacht besteed aan de geluidsniveaus als gevolg van stemgeluid van spelers en publiek. Of deze hoger zullen zijn dan de toetswaarde voor ruimtelijke inpassing (milieuzonering) hangt mede af van de hoeveelheid publiek bij wedstrijden. Hiervan is geen duidelijk beeld gegeven. Zo wordt gesteld dat 250 bezoekers bij een wedstrijd of 100 bezoekers bij verschillende wedstrijden leidt tot overschrijding van de toetswaarde maar dat zich dit alleen voordoet bij incidentele toernooien. Het aantal bezoekers in overige situaties wordt niet aangegeven. Wel kan stemgeluid bij 'uitschieters' een Lmax veroorzaken van 68 dB(A), 3 dB boven de avond-grenswaarde voor Lmax.

Aangezien de milieu afstand voor deze sportvelden met verlichting 50 m is (zoals het rapport aangeeft) dan kan deze situatie als ruimtelijk inpasbaar worden beschouwd. Hier komt bij dat de sportvelden nu al op dezelfde afstand tot de woningen aanwezig zijn. Het 'optillen' heeft marginaal effect (+1 dB) op de geluidsniveaus.

Omdat het Barim geen eisen stelt aan stemgeluid en het Lmax van sport activiteiten zijn ook geen problemen met toekomstige handhaving te verwachten.

Parkeergarage maatregelen
Uit de berekeningen komt de conclusie: de geluidsniveaus van auto-geluid vanuit de parkeergarage is bij de woningen hoger dan de geluid grenswaarde.

In dit rapport wordt 52 dB(A) berekend vanwege alleen het galmveld.

Hierbij zou de berekende bijdrage zonder galm moeten worden opgeteld, maar dan zonder 3 dB reflecties in de garage (anders zou het galm-effect deels dubbel worden meegeteld): 49 dB(A). Ook dat is overigens een overschatting omdat een deel van het geluid in de garage wordt geabsorbeerd.

Beide bijdragen resulteren in een geluidsniveau van maximaal 54 dB(A) etmaalwaarde.

Conclusie

Het plan is inpasbaar voor wat betreft dit onderdeel mits aan de volgende voorwaarden is voldaan

  • De noordelijke gevel van de parkeergarage zal gesloten moeten worden uitgevoerd of in beperkte mate (35%) voorzien van openingen.
  • De plafonds en binnenwanden van de parkeerlagen moeten van geluidsabsorptie worden voorzien; (er bestaan oplossingen met een alpha-waarde (absortiefactor) van meer dan 0,75).

Uit onderzoek blijkt dat er tegen een de gesloten noordelijke wand en de geluid absorberende plafonds en binnenwanden geen onoverkomelijke bezwaren zijn vanwege ventilatie of brandveiligheid. Deze maatregelen kunnen zo worden uitgevoerd.

Rijroutes
De verkeersstroom zal ten opzichte van de huidige situatie toenemen. In het onderzoek is ook de rijroute door de Aziëlaan beoordeeld. Hieruit blijkt dat het van belang is voor de naastliggende woonwijk, dat het verkeer van en naar de IKEA géén gebruik maakt van routes door deze woonwijk, zoals de Aziëlaan. Wanneer 25% via de Aziëlaan gaat worden de geluidsbelastingen bij woningen aan deze route (van alleen maar deze auto's ) zo hoog dat daar het binnen niveau te hoog wordt.

Conclusie
Het plan is inpasbaar indien het verkeer van en naar de IKEA niet via de Aziëlaan wordt geleid, maar vooral via de nieuwe route.

5.4 Lichthinder

De aanleiding voor het lichthinder onderzoek is het voornemen van IKEA te Utrecht om de huidige vestiging uit te breiden waarbij er in de toekomstige situatie sportvelden op de tweede verdieping van de nieuwbouw worden gesitueerd. In het “Stedenbouwkundig Programma van Eisen IKEA en omgeving” wordt als randvoorwaarde bij het realiseren van het sportcomplex gesteld dat er een onderzoek verricht moet worden naar de consequenties van het verhogen van de lichtmasten op met name de omliggende woningen.

5.4.1 Onderzoeksresulaten en conclusie

De aanvankelijke geprojecteerde situatie (24 armaturen MVP507 2000W) voldoet niet aan de richtlijnen aangaande lichthinder. Ter plaatse van de woningen aan de Aziëlaan treden forse overschrijdingen op van de grenswaarde voor lichtintensiteit. De overschrijdingen worden veroorzaakt door een 4-tal schijnwerpers welke gebruikt worden om de doelgebieden aan de noordzijde te verlichten. Daarom worden deze schijnwerpers ieder vervangen door een tweetal schijnwerpers met een lager wattage (MVP507 1000W). Hierdoor wordt er nog steeds voldaan aan de minimale functionele eisen vanuit de KNVB maar vindt er ter plaatse van de woningen aan de Aziëlaan geen lichthinder meer plaats.

5.5 Externe Veiligheid

5.5.1 Inleiding

Op plekken waar wordt gebouwd kunnen veiligheidsrisico's optreden voor omwonenden, bedrijven en passanten. Om de veiligheid te vergroten wordt bij bestemmingsplannen aandacht besteed aan de omgeving van bedrijven die veiligheidsrisico's met zich meebrengen. De normen en richtlijnen komen uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Dit besluit schrijft voor dat beschikkingen zoals een bestemmingsplan moeten worden getoetst aan deze normen.

Het Besluit externe veiligheid beschrijft de afstanden tussen risicovolle bedrijven en kwetsbare objecten/bestemmingen. Kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld woningen, gebouwen waarin mensen zijn die zichzelf slecht in veiligheid kunnen brengen (scholen en zorginstellingen) en gebouwen waarin vaak grote aantallen personen aanwezig zijn (grote winkelcentra, grote kantoren etc.). Daarnaast bestaan beperkt kwetsbare objecten, dit zijn alle andere gebouwde objecten.

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

De normering voor risico's als gevolg van het transport, het gebruik en de opslag van gevaarlijke stoffen is gebaseerd op enkele begrippen:

  • Plaatsgebonden risico
    de kans dat een persoon die zich altijd op een bepaalde plaats bevindt overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het plaatsgebonden risico geldt voor kwetsbare objecten een grenswaarde van 10-6 per jaar (kans op 1 dode per jaar, mag 1 op de miljoen zijn). Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als richtwaarde.
  • Groepsrisico
    de kans dat groepen personen gelijktijdig het slachtoffer zijn. Deze kans wordt mede bepaald door het aantal personen dat zich bevindt in het invloedsgebied van een risicobron (het gebied waar dodelijke effecten van ongevalscenario’s optreden). Voor het groepsrisico geldt een oriënterende waarde: het bevoegd gezag dient het geaccepteerde niveau van het groepsrisico te verantwoorden door bij besluitvorming in te gaan op de mogelijkheden voor het terugbrengen van de risico's en optredende effecten, de zelfredzaamheid van personen en de mogelijkheden voor bestrijding en hulpverlening.


In het rapport "Uitbreiding IKEA te Utrecht, Onderzoek externe veiligheid" met het kenmerkR074041aaA4.pvv, dd. 27 januari 2010 van het onderzoeksbureau Lichtveld Buis & Partners, is ten behoeve van het plangebied onderzoek gedaan naar de externe veiligheid. De resultaten van het onderzoek worden in de volgende paragrafen beschreven.

5.5.2 Toetsingskader en onderzoeksresultaten

Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen
Er is onderzocht of er zich in het plangebied of in de omgeving daarvan risicovolle bedrijven bevinden die van invloed zijn op de ruimtelijke ordening van het plangebied. Met risicobedrijven worden in dit verband bedoeld de bedrijven die onder de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI) vallen. Vastgesteld is dat er zich in het plangebied geen BEVI-bedrijven bevinden. Ook bevinden er zich geen invloedsgebieden van BEVI-bedrijven in naastgelegen plangebieden.

Externe Veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen
Het veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is verwoord in de 'Circulaire Risico normering vervoer gevaarlijke stoffen' (RNVGS), vervolg en samenvatting van de nota RNVGS. De circulaire geeft antwoord op vragen hoe om te gaan met ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van transportroutes en geeft de normering aan voor Plaatsgebonden Risico en Groepsrisico. De normhoogte voor Plaatsgebonden risico bedraagt 10-6/jaar voor gevoelige bebouwing.
Voor het Groepsrisico is een zg. oriënterende waarde vastgesteld. Voor transport bedraagt deze waarde 10-4/jaar bij 10 doden, 10-6/jaar bij 100 doden enz. Het is een oriënterende waarde omdat onder voorwaarden van deze waarde mag worden afgeweken.

Om na te gaan welke risicobronnen in de omgeving aanwezig zijn is de risicokaart van Utrecht geraadpleegd. Figuur 10 laat een uitsnede zien met daarop de risicobronnen in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPWOONBOULKANIKEA-0601_0010.png"

Figuur 10 Risicobronnen nabij het plangebied (bron: risicokaart Nederland)

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPWOONBOULKANIKEA-0601_0011.png"

De bronnen 3, 4 en 5 bevinden zich, gelet op de aard of hoeveelheden van de gevaarlijke stoffen, op dermate grote afstanden, dat effecten van een ongeval het plangebied niet bereiken. Deze bronnen zijn verder buiten beschouwing gelaten. Voor de A12 en het Amsterdam-Rijnkanaal geldt dat het plangebied binnen het invloedsgebied van bepaalde ongevallen ligt. De risico’s van deze routes zijn verder onderzocht.

5.5.3 Onderzoeksresultaten

Uit de analyse blijkt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A12 qua risico maatgevend is.

Bij het vervoer over de A12 is rekening gehouden met de vervoersstroom die vanwege het Basisnet in de toekomst gerealiseerd kan worden door het vervoer. Dit houdt in dat de meest recent getelde vervoersfrequentie kan groeien met een factor 1,5. Bij verdere groei stelt het ministerie van V&W zich garant voor maatregelen die een verdere stijging van het risico door het vervoer verhinderen.

De risicoanalyse geeft inzicht in de huidige bebouwde toestand in relatie tot het toekomstig vervoer. Het Groepsrisico is berekend over de (slechtste) gehele kilometer ter weerszijden van IKEA.

Daarnaast is in rekening gebracht de toename van de aanwezigen door de uitbreiding en de vestiging van een kantoor. Het kantoor is in twee varianten in beeld gebracht namelijke het Patiomodel, met een iets grotere afstand tot de A12 en het "Haakmodel".

Resultaten:

Huidige situatie Nieuwe situatie
Variant Patio
Nieuwe situatie
Variant Haakmodel
Plaatsgebonden Risico* 10-6/contour 0 meter 0 meter 0 meter
Groepsrisico** 0,670 0,801 0,807


*) Het plaatsgebonden risico (PR) geeft aan hoe groot de overlijdenskans is indien een persoon zich permanent op een bepaalde plek bevindt. De wetgever beschouwt een overlijdenskans van eens in de miljoen jaar (aangeduid met 10-6) voor nieuwe situaties als acceptabel.

**) Het groepsrisico geeft aan hoeveel mensen zouden overlijden tengevolge van een calamiteit.

Het Bevi en de circulaire Rnvgs verplichten ertoe dat bij besluiten op grond van de Wet ruimtelijke ordening het groepsrisico wordt beschreven en gemotiveerd. Voor het toetsen van het groepsrisico wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde oriënterende waarde. Dit is geen harde wettelijke norm maar een houvast om te toetsen of het groepsrisico acceptabel is al dan niet in combinatie met maatregelen voor de bestrijding van ongevallen.

Gewenste veiligheidszones in het kader van het toekomstig Basisnet
De Veiligheidszone berekend voor het toekomstig Basisnet bedraagt 25 meter gerekend vanuit het midden van de A12. In het toekomstig Basisnet is het gewenst een zg. Plasbrandaandachtszone aan te houden van 25 vanaf de wegrand. Een dergelijke zone beoogt aanwezige bebouwing te beschermen tegen de gevolgen van uitstromende Brandbare vloeistoffen.

De afstand van de bebouwingsgrens van IKEA tot de wegrand bedraagt 39 meter en voldoet hiermee aan de wens van het plasbrandaandachtsgebied en eveneens aan de gewenste veiligheidszone van 25 die vanaf het midden van de A12 wordt gerekend.

5.5.4 Beoordeling.

Het plan voldoet qua Plaatsgebonden Risico aan de eisen die worden gesteld in de "Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen". Ook wordt voldaan aan de gewenste veiligheidszones in het kader van het toekomstig Basisnet.

De risicoanalyse laat een stijging zien van het Groepsrisico. Wat betreft de stijging van het Groepsrisico dient een verantwoording te worden opgesteld door het bevoegd gezag. Hierin beschrijft het bevoegd gezag de mogelijkheden om risico's te reduceren en worden de aspecten van zelfredzaamheid en hulpverlening beschreven.

5.5.5 Verantwoording groepsrisico

Elementen voor verantwoording groepsrisico

Het Bevi, in artikel 13, schrijft voor welke elementen aan de orde dienen te komen bij een verantwoording van het groepsrisico. Dit zijn:

  1. 1. de aanwezige en te verwachten personendichtheden in het invloedsgebied
  2. 2. het groepsrisico op tijdstip van vaststelling van het ruimtelijk besluit en de bijdragen daaraan die door het besluit toegelaten (beperkt) kwetsbare objecten teweeg brengen
  3. 3. risico-beperkende bron-maatregelen
  4. 4. ruimtelijke maatregelen die het groepsrisico beperken
  5. 5. voorschriften die het groepsrisico beperken bij te verlenen vergunningen voor inrichtingen
  6. 6. mogelijkheden ter voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval (mogelijkheden voor hulpdiensten)
  7. 7. mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen (zelfredzaamheid).

De aspecten 1, en 2 zijn hierboven reeds aan de orde gekomen.

3. risico-beperkende bron-maatregelen
Risico reductie door maatregelen aan de A12 is niet mogelijk, omdat de gemeente Utrecht hiervoor niet het bevoegd gezag is.

4. ruimtelijke maatregelen die het groepsrisico beperken
IKEA heeft besloten haar vestiging binnen Utrecht te vergroten. Dit als gevolg van de schaalvergroting van IKEA vestigingen in Europa en een groter aanbod van producten. Behalve dat de winkel zelf vergroot wordt heeft IKEA ook besloten de vestiging van het hoofdkantoor van Amsterdam naar Utrecht te verplaatsen. Dit betreft circa 140 werknemers.

Bij het ontwikkelen van haar uitbreidingsplannen is uitgegaan van de bestaande vestiging. Dit betekent een herstructurering van het bestaande pand waarbij de bestaande parkeergarage wordt doorgetrokken tot en met de sportvelden aan de noord westzijde van het bestaande pand. Alleen op deze wijze ontstaat genoeg ruimte voor parkeren. Vanwege de harde gemeentelijke randvoorwaarde dat de sportvelden niet mogen verdwijnen, is de enige oplossing de sportvelden boven op de parkeergarage te leggen.

Veiligheidstechnisch zou het situeren van de sportvelden nabij de A12 gunstiger zijn geweest vanwege de geringere personen dichtheid van de sport activiteiten. Omdat IKEA uitgaat van het bestaande gebouw is de dakconstructie van dat bestaande gebouw niet geschikt om daarop een voetbalveld dan wel een parkeerlaag aan te leggen.

Hierdoor zijn de sportvelden gesitueerd aan de noord westzijde. Zij blijven daardoor gesitueerd op de bestaande locatie door de combinatie met de eronder gelegen parkeergarage. De identiteit van de sportclubs blijft hierdoor behouden. Ook kunnen door de combinatie met de parkeergarage optimale voorzieningen worden geboden, zoals kantine, kleedkamers en materiaalruimte.

De keuze om het bestaande pand te verbouwen, heeft als consequentie dat IKEA niet de vrije keuze heeft in de herplaatsing van de diverse functies in het gebouw .Daarnaast handelt IKEA volgens een vastgestelde en voor hen beproefde logistieke indeling. Deze 2 beperkingen hebben tot gevolg dat de locatie van de kantoorruimtes afhankelijk is van de logistiek op de 1e verdieping. De toegangen, trappenhuizen, aansluiting op het IKEA bedrijfsrestaurant etc. liggen vast. Bij de situering van het hoofdkantoor op het dak van de IKEA vestiging zijn de vaste aansluitpunten maatgevend geweest. Dit met het nadelige gevolg dat de kantoorfunctie en winkelgedeelte niet volledig buiten de invloedsgrens van de A12 kan komen te liggen.

Met de uitbreiding van IKEA wordt ook het wegennet van de woonboulevard aangepast. Er komt de nieuwe gebiedsontsluitingsweg. Daarnaast blijft het gebouw toegankelijk voor de hulpverleningsdiensten vanaf de Aziëlaan. Het gebouw, en daarmee de potentiële risicoplek, blijft vanaf meerdere kanten bereikbaar.

Situering kantoorgedeelte
Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is het wenselijk het kantoor in de vorm van bijvoorbeeld een torentje aan de A12–zijde te situeren. Dit om op deze manier samen met het gebouw van RWS een poort te vormen als entree van de gemeente Utrecht. Omdat dit ongunstiger is voor de externe veiligheid en dit niet kon vanwege de bestaande logistiek van IKEA is gekozen voor het haakmodel. De A12 wordt daarmee door de toevoeging van een zichtbare laag begeleid. In de plankaart wordt de mogelijkheid opengelaten om het kantoorgedeelte te verschuiven naar een locatie op grotere afstand van de A12.

5. voorschriften die het groepsrisico beperken bij te verlenen vergunningen voor inrichtingen

Gezien de afstand van de inrichtingen tot de IKEA-vestiging is dit niet relevant.

6. mogelijkheden ter voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval (mogelijkheden voor hulpdiensten).

De bereikbaarheid van de risicobronnen op de A12 en het Amsterdam-Rijnkanaal wordt door de uitbreiding van IKEA niet nadelig beïnvloed. Voor bluswatervoorziening is het Amsterdam-Rijnkanaal beschikbaar. Dit kanaal is uitstekend bereikbaar vanwege de brede groenstrook direct langs de oever.

In overige bluswatervoorzieningen kan voorzien worden bij de bouwaanvraag. In afstemming met de brandweer kan bekeken worden wat er nodig is of geoptimaliseerd kan worden aan zaken als bereikbaarheidskaarten, aanvalsplannen en mogelijk een rampbestrijdingsplan.

7. mogelijkheden voor zelfredzaamheid

Bij de bouwaanvraag zullen nadere eisen worden gesteld aan de zelfredzaamheid van de medewerkers en bezoekers.

5.5.6 Conclusie

Gezien het economisch belang van IKEA en het belang van IKEA voor de gehele meubelboulevard, wordt de stijging van het Groepsrisico van 0,67 tot 0,807 maal de oriëntatiewaarde acceptabel geacht. Een kleinere stijging van het Groepsrisico bleek niet realiseerbaar vanwege het gegeven dat de uitbreiding plaatsvindt op basis van de bestaande bebouwing.

5.6 Luchtkwaliteit

5.6.1 Inleiding

De Nederlandse wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit in de buitenlucht, is opgenomen in de Wet luchtkwaliteit (Wlk) middels de Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) (Stb 414, 2007). Deze wet is op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) in werking getreden. Deze wet is de Nederlandse implementatie van de EU-richtlijnen voor luchtkwaliteit. Onder de Wlk vallen de volgende AMvB's en Ministeriele Regelingen:

  • Besluit niet in betekenende mate bijdragen (StB 440, 2007);
  • Regeling niet in betekenende mate bijdragen (SC 218, 2007);
  • Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (SC 220, 2007) alsmede de Wijziging Regeling beoordeling luchtkwaliteit (voor het laatst gewijzigd op 10 augustus 2009
  • Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007 (SC 218, 2007);
  • Besluit Gevoelige bestemmingen

In artikel 5.16 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) staat een limitatieve opsomming van de bevoegdheden waarbij luchtkwaliteitseisen een directe rol spelen. Het gaat in ieder geval om ruimtelijke besluiten, zoals bestemmingsplannen, die direct gevolgen voor de luchtkwaliteit hebben en daardoor kunnen bijdragen aan overschrijding van een grenswaarde.

Op grond van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit uitoefenen, indien aannemelijk is gemaakt dat:

a) de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1

onder a);

b1) de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);

b2) bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);

c) de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);

d) het voorgenomen besluit is genoemd of is niet in strijd met het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

Inmiddels zijn op 1 augustus 2009 de Implementatiewet, alsmede het Derogatiebesluit in werking getreden. Tevens is op 1 augustus 2009 het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit van kracht geworden. In de wet is geen overgangsrecht opgenomen. Dit betekent dat voor alle lopende en nieuwe procedures de Implementatiewet en het Derogatiebesluit alsmede het NSL direct in werking zijn getreden.

Het NSL is een samenwerkingsprogramma tussen rijk, provincies en gemeenten, dat erop is gericht om in gebieden waar de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden) de luchtkwaliteit te verbeteren. Nederland heeft van de Europese Commissie uitstel (derogatie) gekregen van de termijnen waarbinnen aan de grenswaarden moet worden voldaan. Het NSL heeft ter onderbouwing gediend van de derogatie. In juni 2011 moet aan de norm voor fijn stof (PM10) worden voldaan en op 1 januari 2015 aan de norm voor stikstofdioxide (NO2).

In het Besluit Niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) is vastgelegd in welke gevallen een project dat niet in het NSL is opgenomen “niet in betekenende mate” bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Door de inwerkingtreding van de Implementatiewet per 1 augustus 2009 kan een project als NIBM worden aangemerkt, indien aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie van de vervuilende stof veroorzaakt van niet meer dan 3% van de betreffende jaargemiddelde grenswaarde. Voor NO2 en PM10 komt 3% neer op 1,2 µg/m3. De NIBM-grens is alleen vastgesteld voor de stoffen NO2 en PM10, aangezien voor de overige stoffen (nagenoeg) geen overschrijdingen optreden. Indien een project niet aan de NIBM-grens voldoet, draagt het in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. In principe zijn alle IBM projecten, voor zover momenteel bekend, opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

5.6.2 Omschrijving project in NSL

De 'in betekende mate (IBM)' projecten zijn meegenomen in de gebiedsgerichte programma's van het NSL. Deze projecten worden niet meer beoordeeld op de afzonderlijke effecten op de luchtkwaliteit, maar zijn reeds in het NSL meegenomen.

De uitbreiding van de IKEA is niet opgenomen en beschreven in het NSL, zodat een onderzoek naar de luchtkwaliteit is uitgevoerd, waarbij is onderzocht of wordt voldaan aan een van de andere criteria van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Daartoe zijn door adviesbureau M+P en de gemeente Utrecht met Geomilieu v1.30 en CARII versie 8.0 berekeningen uitgevoerd voor de plansituaties in 2010, 2015 en 2020 voor het bestemmingsplangebied en de ontsluitingswegen daarvan.

Op basis van de uitgevoerde CARII-berekeningen en GeoMilieu-berekeningen kan worden geconcludeerd dat er op de wegen met een toename van meer dan 500 mvt/etmaal geen overschrijdingen zijn van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Voor de overige wegen in het beïnvloedingsgebied (toename aantal verkeersbewegingen minder dan 500 mvt/etmaal) geldt dat bij alle wegtypes de eventuele verslechteringen van de luchtkwaliteit ruimschoots Niet in betekenende mate zijn, zoals vastgelegd in het Besluit NIBM.

Er wordt dus voldaan aan de criteria uit artikel 5.16 Wm

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen leiden niet tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a) voor de wegen in het beïnvloedingsgebied waar de intensiteiten met meer dan 500 mvt/etmaal toenemen;
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen dragen niet in betekenende mate bij aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c) voor de wegen in het beïnvloedingsgebied waar de intensiteiten met minder dan 500 mvt/etmaal toenemen.

5.6.3 Conclusie

Uit het oogpunt van de luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen om het bestemmingsplan ” Woonboulevard Kanaleneiland IKEA e.o.” vast te stellen.

5.7 Bodem

5.7.1 Inleiding

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning bouwen, een functiewijziging of aan- dan wel verkoop dient een bodemonderzoek conform de NEN 5740 verricht te worden. Op basis van dit onderzoek wordt beoordeeld of de locatie geschikt is voor de geplande functie of dat er nog een nader onderzoek of misschien zelfs een bodemsanering noodzakelijk is voordat de locatie geschikt is voor de geplande functie.

Het gemeentelijk bodembeleid gaat uit van de volgende algemene uitgangspunten:

  • Bodembescherming
    Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er toch bodemverontreiniging ontstaat moet de bodem direct worden gesaneerd. Dit speelt met name bij bedrijfsmatige activiteiten en/of calamiteiten.
  • Bodemsanering
    Ernstig verontreinigde locaties dienen te worden gesaneerd indien er tevens sprake is van milieuhygiënische risico's. Bij immobiele verontreiniging in de bovengrond die zich niet kan verspreiden (zoals zware metalen en PAK) wordt uitgegaan van een zogenoemde functiegerichte benadering. Dit houdt in dat de kwaliteitseisen die aan de bodem worden gesteld afhankelijk zijn van de (toekomstige) bestemming van de locatie. Bij mobiele verontreiniging die zich via het grondwater kan verspreiden, wordt mede afhankelijk van de kosteneffectiviteit, zoveel mogelijk verwijdering van de verontreiniging nagestreefd. Een ander uitgangspunt is dat bij nieuw in te richten gebieden of terreinen hogere eisen worden gesteld aan de bodemkwaliteit dan bij milieuhygiënisch onvermijdbare saneringen in gebieden waar geen nieuwe inrichting plaats vindt. Bij nieuwe situaties ligt het criterium voor saneren bij ernstige verontreiniging.
  • Bodembeheer
    Bij hergebruik van (schone of licht verontreinigde) grond wordt uitgegaan van het principe "wat schoon is moet schoon blijven" en "wat vies is mag niet viezer worden". Waar mogelijk wordt een verbetering van de kwaliteit nagestreefd, zodat de bodem duurzaam geschikt wordt voor elk gewenst gebruik.

5.7.2 Toetsingskaders

Om te bepalen of de boden geschikt is voor de toekomstige functie wordt binnen het bodemsaneringsbeleid gewerkt met interventiewaarden bodemsanering, indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging en streefwaarden. Hieronder wordt ingegaan op deze normen.

  • De streefwaarden geven het niveau aan waarbij sprake is van een duurzame bodemkwaliteit. Vertaald naar het curatieve beleid betekent dit, dat streefwaarden het niveau aangeven dat bereikt moet worden, om de functionele eigenschappen die de bodem voor mens, dier of plant heeft, volledig te herstellen. Hiernaast geven de streefwaarden aan wat het ijkpunt is voor de milieukwaliteit op de lange termijn, uitgaande van Verwaarloosbare Risico’s voor het ecosysteem.
  • Tussenwaarde: Een immobiele verontreinigingssituatie wordt gedefinieerd als een situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich niet (significant) hebben verspreid naar het (freatisch) grondwater. Als maximum hiervoor wordt de tussenwaarde (T-waarde) gehanteerd van verontreinigende stoffen in de bodem op de saneringslocatie. De tussenwaarde is het rekenkundig gemiddelde van de streefwaarde en de interventiewaarde van een verontreinigende stof (ofwel T= (I+ ...
  • De interventiewaarden bodemsanering geven aan wanneer de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor mens, dier en plant ernstig zijn verminderd of dreigen te worden verminderd. Ze zijn representatief voor het verontreinigingsniveau waarboven sprake is van een geval van ernstige (bodem)verontreiniging.
  • Indicatieve niveaus: Voor een aantal stoffen zijn op basis van wetenschappelijk onderzoek geen vastgestelde interventiewaarden aan te geven. Voor deze stoffen zijn zogenaamde indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging aangegeven. De indicatieve niveaus hebben een grotere mate van onzekerheid dan de interventiewaarden. De status van de indicatieve niveaus is daarom niet gelijk aan de status van de interventiewaarden. Over-of onderschrijding van de indicatieve niveaus heeft derhalve niet direct consequenties voor wat betreft het nemen van een beslissing over de ernst van de verontreiniging door het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag dient daarom naast de indicatieve niveaus ook andere overwegingen te betrekken bij de beslissing of er sprake is van ernstige verontreiniging.

5.7.3 Onderzoeksresultaten en conclusie

Ten behoeve van het plangebied is op door Lichtveld Buis en Partners een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd d.d. 11 november 2009, Kenmerk R074041aaA3.djs. Het gemeentelijk bodem informatiesysteem AV Besure is onderzocht of in het gebied ernstige gevallen van bodemverontreiniging aanwezig/bekend zijn. Uit het archiefonderzoek blijkt dat eerdere bodemonderzoeken in de directe omgeving van het plangebied geen aanleiding hebben gevormd tot nader onderzoek. Voor het gehele terrein is op basis van het gemeentelijke bodeminformatiesysteem uitgegaan van de hypothese onverdachte locatie conform NEN protocol grootschalige onverdachte locaties. Op het perceel zijn 28 boringen verricht.

Het doel van het onderzoek is het vaststellen van de bodemsituatie conform de NEN 5740:2009.

Het onderzoek heeft uitgewezen dat de grond (zowel boven- als ondergrond) niet geheel schoon is, echter, dat er geen verontreinigingen met concentraties boven de tussenwaarde zijn aangetroffen. Het grondwater bevat eveneens geen verontreinigingen met concentraties boven de tussenwaarde. Derhalve is het terrein milieutechnisch geschikt voor de beoogde functie en is geen nader onderzoek noodzakelijk. Voor de realisatie van de uitbreiding bestaan geen belemmeringen t.a.v. het voorkomen van bodemverontreinigingen in de bodem. In de directe omgeving zijn geen lopende grondwater saneringen bekend

De bodem is geschikt voor het toekomstige gebruik. De uitvoering van aanvullend of nader onderzoek is niet noodzakelijk. Bij eventuele grondafvoer dient rekening te worden gehouden met gebruik beperkingen. Mogelijk dient een partij keuring te worden verricht.

Indien grondwater wordt onttrokken kan het noodzakelijk zijn een monitoringsplan of een (deel-) saneringsplan op te stellen.

5.8 Archeologie

5.8.1 Toetsingskader

De Archeologische Waardenkaart van de gemeente Utrecht geeft inzicht in de ligging van beschermde en behoudenswaardige archeologische terreinen. Daarnaast geeft de kaart inzicht in de gebieden waarvoor een hogere of lagere archeologische verwachting geldt. De gemeentelijke kaart is geënt op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) van de provincie en op de kennis en ervaring opgedaan gedurende tientallen jaren archeologisch onderzoek in de gemeente. Er wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde archeologische monumenten, terreinen van hoge archeologische waarde en gebieden van hoge en lage archeologie.

Het gemeentelijk archeologiebeleid heeft tot doel bij te dragen aan de historische beeldvorming over Utrecht en zijn bewoners. Om dit doel optimaal te verwezenlijken vervult de gemeentelijke archeologische dienst een actieve rol. In het gemeentelijk archeologiebeleid wordt afhankelijk van de archeologische waarde, dan wel de archeologische verwachtingswaarde zowel naar boven als naar beneden afgeweken van de algemene vrijstelling voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek.

In de op de gemeentelijke archeologische waardenkaart aangeduide gebieden waar een onderzoeksverplichting geldt zal van toekomstige initiatiefnemers tot bodemverstorende activiteiten een inspanning gevraagd kunnen worden om resten uit het verleden op te sporen en zo nodig veilig te stellen. Binnen deze gebieden gelden voor bepaalde ingrepen en activiteiten een aantal vrijstellingen.

Verordening op de archeologische monumentenzorg
Op grond van het Verdrag van Malta dat vertaald is in hoofdstuk V van de Monumentenwet 1988 zijn gemeenten verplicht om het archeologisch erfgoed te beschermen. De wet biedt de mogelijkheid om een verordening vast te stellen en om de bescherming via bestemmingsplannen te regelen. Het is mogelijk om beide wegen te bewandelen. Gezien de complicaties die optreden bij het beschermen van het archeologisch erfgoed in bestemmingsplannen, is gekozen voor een verordening, en voor een verwijzing daarnaar in bestemmingsplannen.

5.8.2 Plangebied

Het plangebied ligt niet in een gebied dat op de archeologische waardenkaart is aangemerkt als een gebied met archeologische waarden of als een gebied met archeologische verwachtingen. Bureau onderzoek wijst uit dat het plangebied ligt op een in de jaren vijftig van de vorige eeuw opgespoten terrein. Het aspect archeologie speelt in het betreffende gebied dan ook geen rol.

5.8.3 Conclusie

Nu er in het plangebied geen archeologische waarden zijn hoeft er in het bestemmingsplan geen regeling te worden getroffen ter bescherming van archeologische waarden.

5.9 Flora En Fauna

5.9.1 Inleiding

De Flora- en faunawet legt een zorgplicht op ten aanzien van natuur, planten en dieren. Indien een initiatief mogelijk de bestaande natuurwaarden kan verminderen moet de initiatiefnemer aangeven hoe dat beperkt en/of gecompenseerd gaat worden. Bij grote ingrepen of een behoorlijke aantasting waarbij beschermde planten of diersoorten in het geding zijn dient een ontheffing Flora Faunawet te worden aangevraagd bij het ministerie LNV.

Wanneer bij planvorming de bestemming in een gebied verandert, moet middels een flora-fauna inventarisatie de huidige waarde worden bekeken en moet er inzicht worden gegeven in het voorkomen van beschermde planten en diersoorten. In het kader van dit bestemmingsplan is door het adviesbureau Bugel Hajema het rapport "Advies Natuurwaarden IKEA Utrecht" van 12 november 2009 Projectnummer 249.15.50.00.00 opgesteld.

5.9.2 Toetsingskader

Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992 van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt.

Soortenbescherming
Achter de Flora- en faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende dieren en planten (zowel beschermde als onbeschermde) en hun leefomgeving. Die zorgplicht houdt in ieder geval in dat iedereen die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen heeft voor flora of fauna, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten.

Diegene moet alle maatregelen nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden verwacht om die nadelige gevolgen te voorkomen, zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken (artikel 2).

Het plangebied ligt in kilometerhok 135-452 en in uurhok1 31-58 Een kilometerhok is een vastgelegd gebied van 1 km bij 1 km. Een uurhok is een gebied van 5 km bij 5 km, gebaseerd op diezelfde verdeling.

Het gebied is onderzocht op de aanwezigheid van beschermde planten en dieren. Daarnaast is onderzocht of de plannen voor het gebied nadelige effecten hebben voor de daar aanwezige plant en diersoorten. Gebiedsbescherming
Naast het soorten beleid uit de Europese Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992) moet op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) ook aandacht worden besteed aan beschermde natuurgebieden uit deze regelgeving. Dit is uitgewerkt in het Natura 2000-beleid. Natura 2000 is het netwerk van natuurgebieden in de Europese Unie die worden beschermd op grond van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De richtlijnen geven aan welke typen natuur en welke soorten precies moeten worden beschermd. De lidstaten wijzen daarvoor speciale beschermingszones aan.

In het kader van de Vogelrichtlijn zijn speciale beschermingszones aangewezen ter bescherming van vogelsoorten vermeld in bijlage I van deze richtlijn, van trekvogels op de Nederlandse Rode lijst en van hun habitatten. Deze aanwijzing is in Nederland nagenoeg voltooid. In het kader van de Habitatrichtlijn zijn speciale beschermingszones aangemeld bij de Europese Commissie ter bescherming van leefgebieden vermeld in bijlage I en van planten- en diersoorten vermeld in bijlage II van deze richtlijn. Alle gebieden die zich kwalificeren voor aanmelding zijn op grond van de genoemde richtlijnen beschermd alsof ze al zijn aangewezen.

Ecologische Hoofdstructuur
De Ecologische Hoofdstructuur uit de Nota Ruimte (Regeringsbeslissing 2006) en het Streekplan Utrecht 2005-2015 geniet een vergelijkbare bescherming. Ingrepen bij deze gebieden worden door het bevoegd gezag, het college van Gedeputeerde Staten van de provincie, getoetst bij een ruimtelijke procedure.

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) mag niet worden aangetast. Aantasting wordt alleen verdedigbaar geacht als aantoonbaar is dat het project van groot openbaar belang is en er geen redelijk alternatief bestaat. Hier geldt het zogenaamde 'nee, tenzij'-principe. De aantasting moet zoveel mogelijk worden gemitigeerd. Restschade moet worden gecompenseerd.

5.9.3 Onderzoeksresultaten en conclusie

Soortenbescherming
Van alle soorten is voldoende beeld verkregen op basis van het veldbezoek en de overige gegevens. Nader onderzoek is niet nodig. Van de volgende soortengroepen worden geen verbodsbepalingen overtreden in het plangebied:

  • vaatplanten;
  • vleermuizen;
  • reptielen;
  • vissen;
  • dagvlinders; libellen;
  • overige ongewervelde soorten.

Vogels
Alle vogelsoorten (uitgezonderd exoten) zijn beschermd. Er zijn in of in de omgeving van het plangebied geen permanent bewoonde nesten of belangrijke rust- of foerageer gebieden van vogels aanwezig. Mogelijk broeden er enkele vrij algemeen voorkomende soorten en een enkele rode lijst soort in en rond het plangebied. Daarom kan men er in dit plangebied van uitgaan dat geen verbodsbepalingen worden overtreden als buiten het broedseizoen wordt gewerkt of als de werkzaamheden voor het broedseizoen worden begonnen en continu voortduren. Indien wordt gekozen voor de laatste optie moeten te amoveren bebouwing en opgaande begroeiing ruim voor aanvang het broedseizoen worden verwijderd. Als de werkzaamheden voor het broedseizoen worden gestart en continu voortduren, zullen broedvogels een rustiger broedplaats (op enige afstand) zoeken en niet door de werkzaamheden worden gestoord. Voor het broedseizoen wordt in het kader van de Flora- en faunawet geen standaardperiode gehanteerd. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen van ongeveer 15 maart tot 15 juli duurt.

Vrijgestelde soorten
In het plangebied is voor geen enkele soort de goede staat van instandhouding in het geding. In het plangebied komen enkele beschermde soorten voor in de groepen amfibieën en zoogdieren die worden verstoord door de werkzaamheden. Deze staan in tabel C, (zie bijlage). Voor deze soorten geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling voor de artikelen 9 tot en met 12 van de Flora- en faunawet. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Voor verstoring van deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. De verboden in de artikelen 9, 10 en 11 gelden niet voor mol, bosmuis en veldmuis. Ook gelden ze niet voor huis spitsmuis als deze zich in of op gebouwen of daarbij behorende erven of roerende zaken bevindt. In het plangebied komen geen soorten voor, waarvoor ontheffing dient te worden aangevraagd.

Gebiedsbescherming en Ecologische hoofdstructuur
Het plangebied is geen onderdeel van een gebied uit de Natuurbeschermingswet 1998. Het dichtstbijzijnde gebied hieruit is het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Lek. Dit gebied ligt ruim 11 km ten zuidwesten van het plangebied.

De Ecologische Hoofdstructuur, Laagraven, ligt op 2 km afstand aan de oostzijde van de stad. Een ecologische verbindingszone ligt op 200 m afstand, aan de overzijde van het Amsterdam-Rijnkanaal ten zuiden van de A12.

Beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur liggen op voldoende afstand van het plangebied en zijn hiervan gescheiden door bebouwing en infrastructuur. Gezien de aard van de ingrepen zijn geen negatieve effecten te verwachten op deze gebieden.

Voor deze activiteit is daarom geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet nodig. De activiteit is op het punt van de gebiedsbescherming voor de Ecologische Hoofdstructuur niet in strijd met de Nota Ruimte en het Streekplan Utrecht 2005-2015.

Op beide punten is het aan het bevoegd gezag, het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht, om deze visie te bevestigen in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1. Bro.

5.10 Water

5.10.1 Aanleiding

Het ontwerp van de uitbreiding van de IKEA voorziet onder andere in de bouw van een parkeergarage aan de noordzijde van het complex, op het terrein van het sportpark. Daarnaast wordt een nieuwe ontsluitingsweg aangelegd die de Australiëlaan via de oostoever van het Amsterdam-Rijnkanaal en het terrein van Rijkswaterstaat verbindt met de Griffioenlaan. Deze geplande ontwikkeling resulteert in een wijziging van de bestaande ruimtelijke ordening en waterhuishoudkundige situatie.

De Waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan en vormt een wezenlijk element in het gehele watertoetsproces. Het fungeert als een instrument waarin de waterhuishoudkundige gevolgen van een plan inzichtelijk worden gemaakt en het wateradvies van de waterbeheerder en de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar worden vastgelegd. Door de bestaande (geo)hydrologische situatie en randvoorwaarden, de geplande ontwikkeling en de ruimtelijke consequenties ten aanzien van de waterhuishouding te beschrijven, kan het streven naar een duurzaam en robuust watersysteem vroegtijdig in het ontwerpproces worden geïntegreerd.

Beleidskader
Deze Waterparagraaf sluit aan op het op duurzaam waterbeheer gericht beleid van de waterbeheerders en is ingepast in het kader van de onderstaande beleidsdocumenten:

  • Rijksbeleid: Vierde Nota Waterhuishouding, Vijfde Nota RO, WB21, NBW, Waterwet;
  • Provinciaal beleid: Nota Planbeoordeling, Waterhuishoudingsplan, Beleidsplan Milieu en Water, Streekplan, etc.;
  • gemeentelijk beleid: Gemeentelijk Rioleringsplan 2007-2010;
  • waterschapsbeleid: Waterbeheerplan 2010-2015, Keur.

In het algemeen is het beleid van het rijk, de provincie Utrecht, de gemeente Utrecht en het waterschap HDSR gericht op een duurzaam en robuust waterbeheer waarbij de waterkwaliteitstrits gescheiden inzamelen-gescheiden afvoeren-gescheiden verwerken en de waterkwantiteitstrits water vasthouden-bergen-vertraagd afvoeren gehanteerd wordt bij ruimtelijke ontwikkelingen.


Betrokken partijen
In dit watertoetsproces participeren de volgende partijen:

  • IKEA Utrecht, vertegenwoordigd door Civil Support (initiator)
  • Gemeente Utrecht, vertegenwoordigd door IBU Stadsingenieurs (beheerder riolering en verantwoordelijk voor inzameling en transport vuilwater, overtollig hemelwater en grondwater)
  • Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (waterkwaliteit- en waterkwantiteitbeheerder van de waterhuishouding);
  • Rijkswaterstaat (beheerder Amsterdam Rijnkanaal)

5.10.2 Bestaande situatie: kenmerken watersysteem

Oppervlaktewater Amsterdam Rijnkanaal
Het plangebied grenst aan het Amsterdam-Rijnkanaal, een belangrijke scheepvaartverbinding, waar Rijkswaterstaat de eigenaar en waterkwaliteit- en waterkwantiteitbeheerder van is. Het streefpeil van het Amsterdam-Rijnkanaal is 0.40 m -NAP. De oostelijke oever is een secundaire waterkering. Dit betekent dat alle werkzaamheden binnen 30 m uit de oever, afhankelijk van het soort werkzaamheden, melding- of vergunningplichtig zijn.

Oppervlaktewater overig
In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Het terrein van de IKEA ligt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR). Het streefpeil van het watersysteem in de wijk Kanaleneiland bedraagt 0.05 m +NAP.

Grondwater
Door Lichtveld Buis & Partners (LBP) is een verkennend bodemonderzoek (kenmerk R074041aaA3.djs) uitgevoerd. Om de bodemsituatie vast te stellen zijn 28 boringen tot 0.5 m –mv en 8 boringen tot 2.0 m –mv verricht, 2 ervan zijn uitgevoerd als peilbuis. Ten behoeve van de geplande uitbreiding is in het najaar 2008 en voorjaar 2009 door IKEA Beheer de stijghoogten van verschillende peilbuizen in het plangebied gemeten*. De resultaten hiervan zijn opgenomen in het verkennend bodemonderzoek.

* Normaliter treedt de jaarlijks hoogste grondwaterstand op in maart-april.

Omdat het plangebied naast het Amsterdam-Rijnkanaal gelegen is, zal het streefpeil van dit kanaal (0.40 m –NAP) de grondwaterstand reguleren. Hierdoor zal het grondwaterpeil gemiddeld globaal gelijk zijn aan de waterstand in dit kanaal. De isohypsenkaart (met lijnen van gelijke stijghoogten) van de gemeente Utrecht waarin een langdurige grondwatermonitoring verwerkt is, bevestigt dit. Het grondwaterpeil van het IKEA terrein schommelt volgens deze bron rond 0.40 – 0.30 m –NAP. Indien de gemeten grondwaterstanden ruim boven dit niveau liggen, is er sprake van hangwater of van een schijngrondwaterspiegel, veroorzaakt door de aanwezige kleilaag. De grondwaterstroming wordt op basis van TNO grondwaterkaarten geschat op zuidwestelijke stroming.

Ontwateringsdiepte en drooglegging
Uitgaande van de isohypsenkaart bedraagt de huidige ontwateringsdiepte, het niveauverschil tussen maaiveld (gem. 1.55 m +NAP) en de hoogste grondwaterstand (gem. 0.30 m –NAP), circa 1.85 m. Deze waarde voldoet ruimschoots aan de gemeentelijke norm. Op basis van het streefpeil van het Amsterdam-Rijnkanaal en de secundaire waterkering bedraagt de drooglegging, het niveauverschil tussen maaiveld / gemeten hoogte van de oeverbescherming (2.00 m +NAP) en het streefpeil gem. 0.40 m –NAP), nabij de oever circa 2.4 m en ten opzichte van de sportvelden circa 1.95 m.

Bodem
Het maaiveld van het plangebied bevindt zich op circa 1.45-1.65 m +NAP. Op basis van historisch onderzoek en de huidige functie van het plangebied beschouwt LBP het terrein als een onverdachte locatie. Ook uit veldwerk en de bemonstering van de peilbuizen blijkt dat het terrein milieutechnisch geschikt is voor de beoogde functie.

De boorprofielen bij het bodemonderzoek geven een duidelijk beeld van de bodemopbouw en gelaagdheid. Ter plaatse van de sportvelden bestaat de bovenste laag van de ondergrond tot ca. 0.3 -0.5 uit zand (matig fijn, zwak siltig), hieronder bevind zich een kleilaag (zwak zandig). Door de dieptebeperking van de boring is de dikte hiervan onbekend. Uit boringen ten behoeve van de peilbuizen (langs de Rooseveltlaan en Columbuslaan) blijkt dat hier een kleilaag van ca. 0.5 m –mv tot 3.7 - >4.0 m aanwezig is. Het is aannemelijk dat deze kleilaag ook onder de sportvelden aanwezig is.

5.10.3 Bestaande situatie: kenmerken waterketen

Riolering
In de bestaande situatie zijn de afvoerende oppervlakken van het IKEA terrein, de daken en verhardingen, aangesloten op het gemengde stelsel van de gemeente Utrecht. In een gemengd stelsel wordt vuilwater en hemelwater gezamenlijk / gemengd getransporteerd naar de zuivering. De aangrenzende riolering (diameter 300-450 tot 600-900 mm) maakt deel uit van bemalingsgebied Kanaleneiland en voert via omliggende bemalingsgebieden uiteindelijk af op de rwzi aan het Zandpad. Er is geen (verbeterd) gescheiden stelsel in de nabijheid aanwezig.

Tussen het IKEA terrein en de Rooseveltlaan, ligt in de oostelijke berm van deze weg een gemengd riool 400 mm (1974) en 300/450 (1958) waar in ieder geval de kolken op zijn aangesloten en waar een inprikker van de persleiding van het Rijkswaterstaatkantoor op loost.

5.10.4 Toekomstige situatie: waterhuishouding

Op basis van het ruimtelijk ontwerp heeft Civilsupport een vlakkenkaart met balanstabel opgesteld (zie bijlage A) waarin de afvoerende oppervlakken (daken en verhardingen) van de huidige en de nieuwe situatie zijn weergegeven. Hieruit blijkt dat het op het gemengd stelsel aangesloten oppervlak door afkoppeling afneemt met circa 1.18 ha. Ten gevolge van de uitbreiding neemt het dakoppervlak met circa 3.48 ha toe.

Omgang met hemelwater: daken
De geplande IKEA uitbreiding leidt tot een toename van verhard en afvoerend oppervlak met circa 2,3 ha. De toename betreft vooral dakoppervlak en/met sportvelden van kunstgras, dat als 'schoon mag worden verondersteld. Om de op het dak van de parkeergarage aangelegde sportvelden te ontwateren, wordt een drainagesysteem aangelegd dat op een ringleiding kan worden aangesloten. Door deze ringleiding als transport- infiltratieleiding (IT) uit te voeren, kan het eventueel vrijkomende capillair/kwelwater direct en lokaal worden geïnfiltreerd zodat de situatie als hydrologisch neutraal kan worden beschouwd.

Ten behoeve van de functie en infiltratiecapaciteit van het IT-riool, dient voor het lozingspunt op het Amsterdam-Rijnkanaal een drempelconstructie te worden toegepast zodat volledige vulling en maximale infiltratie mogelijk is. Bovendien dient het IT-riool in een aggregaat (grind/drainzandkoffer) te worden aangelegd waarbij storende kleilagen over voldoende diepte worden vervangen voor grondverbetering.

De bergings- en infiltratiecapaciteit van het IT-systeem dient te worden afgestemd op de lozingseisen van Rijkswaterstaat, de eigenaar en beheerder van het Amsterdam-Rijnkanaal. Omdat het dakwater 'schoon' water is, hoeft er geen zuiverende voorziening te worden toegepast. Daarnaast is voor de locatie en de uitvoering van het lozingspunt goedkeuring van Rijkswaterstaat nodig en zal voor het lozen een melding gemaakt worden in het kader van het besluit "Lozen buiten inrichtingen".

IKEA koppelt het gehele huidige, op het gemengd stelsel aangesloten, verhard oppervlak (verharding+dakvlak totaal circa 2.2 ha) af en sluit dit aan op het Amsterdam-Rijnkanaal. Hierdoor wordt de riolering aanzienlijk minder belast met relatief 'schoon' hemelwater. Het afgekoppelde oppervlak compenseert bovendien de toename aan afvoerend oppervlak.

Omdat er in de nabijheid van het plangebied geen ander geschikt oppervlaktewater beschikbaar is dan het Amsterdam-Rijnkanaal en de ruimte ontbreekt om nieuw oppervlaktewater te realiseren, wordt het van het dak afkomstige hemelwater op het kanaal geloosd. Gezien de korte transportafstand en de robuustheid van dit oppervlaktewater, is deze oplossingsrichting de meest doelmatige. Rijkswaterstaat heeft aangegeven lozing op het Amsterdam-Rijnkanaal onder voorwaarden toe te staan.

Omgang met hemelwater: verhardingen
Met de uitbreiding van IKEA wordt de bestaande Rooseveltlaan opgeschaald naar een volwaardige ontsluitingsweg. De benodigde verbreding en herinrichting leidt tot een toename van verhard en afvoerend wegoppervlak ter hoogte van het IKEA complex en het Rijkswaterstaat kantoor. De Rooseveltlaan is in de huidige situatie met kolken aangesloten op het gemengde stelsel. Deze situatie blijft gehandhaafd, het extra verhardingoppervlak (0,14 ha) zal ook op het gemengde stelsel afvoeren. Het hemelwater dat op de ontsluitingsweg op het terrein van Rijkswaterstaat valt (0.20 ha), wordt via een voorzuivering (bermpassage/helofytenveld/plasdras-zone) geloosd op de aangrenzende watergang. Afhankelijk van de weggeometrie (dwarsprofiel) is rechtstreekse, oppervlakkige afstroming en voorzuivering via de berm mogelijk.

Omgang met grondwater: parkeergarage
De geplande parkeergarage en de laad- en loszone wordt verdiept uitgevoerd. Het parkeerniveau –het vloerpeil van het laagst gelegen dek- bedraagt circa 1.30 m –mv of ca. 0.25 m +NAP. Uitgaande van de Isohypsenkaart bedraagt de ontwateringsdiepte ter plaatse van de verdieping circa 0.55 m.

In het ontwerp wordt de bodemconstructie gevormd door de natuurlijk aanwezige kleilaag. De poeren van de betonnen draagconstructie worden gedragen door geboorde funderingspalen, de randafdichting wordt gerealiseerd met vrijgekomen klei. De zeer slecht doorlatende kleilaag fungeert hierbij als een semi-waterdichte afdichting. Afhankelijk van de afdichting tussen de funderingsconstructie en de kleilaag kan incidenteel capillair water (ten gevolge van een schijngrondwaterspiegel) of kwel binnendringen. Met een drainagesysteem kan dit capillair-/kwelwater worden ingezameld en afgevoerd naar de IT-ringleiding waar het direct infiltreert (retoursysteem).

Toekomstige situatie: Riolering
Het huidige huishoudelijk- en bedrijfsafvalwater blijft aangesloten op het bestaande gemengde stelsel. De extra droogweerafvoerproductie ten gevolgde van de uitbreiding is beperkt en verwaarloosbaar ten opzichte van de afname aan hemelwaterafvoer door het afkoppelen.

Aansluiting van de extra verharding door de verbreding van de Rooseveltlaan leidt niet tot extra belasting van het gemengd stelsel. Hetzelfde stelsel wordt namelijk aanzienlijk ontlast door de afkoppeling van dakvlak.

Conclusie
De geplande parkeergarage leidt niet tot extra grondwateronttrekking omdat de ontwateringsdiepte op het niveau van het onderste parkeerdek circa 0.55 m bedraagt. Het afkoppelen van 2.2 ha dakvlak en het aansluiten van nieuw dakvlak op het Amsterdam-Rijnkanaal is zowel voor de riolering als het watersysteem een doelmatige oplossing.

5.10.5 Resultaten van het overleg met de waterbeheerder (Wateradvies)

In het kader van het overleg artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, is het voorontwerp bestemmingsplan Woonboulevard kanaleneiland IKEA, naar het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) gestuurd. In het proces van de watertoets voor ruimtelijke plannen wordt in dit stadium een wateradvies van de waterbeheerder verlangd.

Het advies is gebaseerd op de waterparagraaf die is gemaakt t.b.v. het bestemmingsplan IKEA en op de contacten met het waterschap, Rijkswaterstaat en IKEA op 5 januari 2010.

HDSR adviseert positief over het plan. De waterparagraaf uitbreiding IKEA (d.d. 7 januari 2010) voldoet aan artikel 3.1.6 lid 1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening: een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (grondwater, hemelwater, waterkwaliteit, waterkering).

Het plan is voldoende afgestemd met Rijkswaterstaat en het waterschap in dit stadium van planvorming. Op deze manier voldoet het bestemmingsplan aan het stand still beginsel en heeft het plan bij uitvoering een verbetering voor de riolering tot gevolg.

5.11 Kabels En Leidingen

Op basis van de provinciale kaart ‘belemmeringen infrastructuur’ behorend bij het Streekplan en informatie van de gemeente Utrecht (Stadswerken) zijn de planologisch relevante leidingen in beeld gebracht. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening.

Water en warmtetransport
Aan de westzijde parallel aan het Amsterdam-Rijnkanaal ligt een watertransportleiding en een warmtetransportleiding. Deze leidingen liggen buiten het plangebied en hebben derhalve geen invloed op de ontwikkelingen in het plangebied.

Straalpaden
In een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met straalpaden. Een straalpad is een bepaalde verbinding voor sommige vormen van telecommunicatie. Over het plangebied loopt aan de zuidzijde een straalverbinding, maar vormt derhalve geen belemmering voor de ontwikkeling gezien het feit er op die plaats geen gebouwen worden gerealiseerd.

Hoogspanningsleiding
In het plangebied is geen hoogspanningsleiding gelegen.

Brandstofleiding
Aan de westzijde binnen het plangebied is een brandstofleiding gelegen. In het kader van het onderzoek naar externe veiligheid1 is geconcludeerd dat vanwege de grote afstand ten opzichte van IKEA deze niet relevant is voor Externe Veiligheid. Dit betreft een Kerosineleiding van defensie uit 1958, met een diameter van 8 inch en een druk van 80 bar. Voor de leiding geldt een zakelijk recht van 3 meter aan beide zijden van de leiding en een beperking voor een aantal werken en werkzaamheden, zoals graven. Gezien de huidige ligging van de bestrating en parkeerplaatsen vormt dit echter geen belemmering voor de aanleg van de ontsluitingsweg.

Conclusie
Voor de brandstofleidingen dient in een op te stellen bestemmingsplan, een vrijwaringszone opgenomen te worden van 3 meter aan beide zijden. Voor het overige is geen sprake van kabels en leidingen welke planologische relevantie hebben.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het IKEA terrein is voor ongeveer de helft vol (particulier) eigendom van IKEA en voor ongeveer de helft in erfpacht uitgegeven aan IKEA. De planontwikkeling van IKEA voorziet in een uitbreiding van het bouwvolume op het bestaande terrein van IKEA en op de naastgelegen gemeentelijke sportvelden. Tevens wordt het naastgelegen terrein van de zeeverkenners in de planontwikkeling betrokken. Dit terrein is door de gemeente aan de zeeverkenners in erfpacht uitgegeven. Tenslotte vormt de nieuw aan te leggen ontsluitingsweg naar de Griffioenlaan een onderdeel van de planontwikkeling.

De ontsluitingsweg is een bovenwijkse voorziening die toegerekend kan worden aan de ontwikkeling van het IKEA-terrein en de uitbreiding c.q. herstructurering van (het overige deel van) de woonboulevard. De nieuwe ontsluitingsweg is nodig omdat de huidige ontsluiting van de woonboulevard niet intensiever gebruikt kan worden vanwege luchtkwaliteitsnormen en ook qua profilering niet geschikt is voor een toename van de verkeersbewegingen. Beide gebieden hebben profijt van deze voorziening. De ontsluitingsweg is niet bestemd voor de ontsluiting van het woongebied Kanaleneiland.

Ten aanzien van het aan IKEA in erfpacht uitgegeven perceel grond zijn in de gesloten erfpachtovereenkomst financiële bepalingen opgenomen welk bij de financiële afwikkeling van de onderhavige planontwikkeling dienen te worden gerespecteerd. Daarnaast dient door IKEA een economische meerwaarde aan de gemeente te worden afgerekend wegens de realisatie van het hoofdkantoor van IKEA.

De gemeente Utrecht voert zelf geen actieve grondpolitiek binnen het plangebied. Wel levert de gemeente een financiële bijdragen vanuit ISV/EZ Stimuleringsfonds om de totale ontwikkeling inclusief gebiedsontsluitingsweg financieel haalbaar te maken. De planontwikkeling van IKEA wordt opgevat als een particulier initiatief waarbij de risico's van de planontwikkeling bij de initiatiefnemer, zijnde IKEA, zullen worden gelegd. De gemeente vervult een faciliterende rol bij deze planontwikkeling.

De gemeente draagt zorg voor het bouw- en woonrijp maken van het openbaar gebied. IKEA draagt voor eigen rekening en risico zorg voor het realiseren van nieuwe sportvelden op het dak van haar bouwplan, zijnde het gedeelte van het bouwplan van IKEA waar de parkeergarage wordt gerealiseerd.

De nieuwe sportvelden dienen te voldoen aan de eisen zoals opgenomen in dit Stedenbouwkundig Programma van Eisen. De kosten verbonden aan het tijdelijk verplaatsen van de binnen het plangebied gelegen sportvelden zijn voor rekening en risico van IKEA. Deze tijdelijke verplaatsing van de sportvelden en de realisering van de nieuwe sportvelden zal voor de gemeente budgettair neutraal dienen te geschieden.

Tenslotte zal de gemeente voor haar rekening en risico de binnen het plangebied gelegen paviljoen met bijbehorend perceel grond van de zeeverkenners in overleg met de zeeverkenners verplaatsen naar een vervangende locatie. Hiertoe zal de gemeente dienen over te gaan tot ontbinding van de bestaande overeenkomst tot uitgifte in erfpacht en tot het vestigen van een nieuw erfpachtrecht voor de vervangende locatie.

De gemeentelijke planontwikkelingskosten en de kosten van het bouw- en woonrijp maken van het openbaar gebied worden gedekt door de opbrengsten uit de aanpassing van de bestaande erfpachtovereenkomst en door de uitgifte van grond door de gemeente aan IKEA, welke afspraken zijn vastgelegd door het sluiten van een anterieure ontwikkelingsovereenkomst met IKEA, gevolgd door het sluiten van een overeenkomst voor een definitieve grondregeling.

Door het sluiten van een anterieure ontwikkelingsovereenkomst kan van het opstellen van een exploitatieplan wordt afgezien aangezien het kostenverhaal, zoals bedoeld in artikel 6.12 lid 2 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, anderszins – dat is middels de anterieure ontwikkelingsovereenkomst- verzekerd wordt.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Overleg ex artikel 3.1.1. Besluit op de Ruimtelijke Ordening

Het plan is in de periode van februari en maart 2010 toegestuurd aan een aantal instanties toegezonden voor reactie als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening. De reacties op het concept ontwerp plan waren overwegend positief. In de vergadering van 20 april 2010 heeft het college de overlegreacties besproken en daaromtrent besloten conform de in de bijlage opgenomen Nota van beantwoording van het vooroverleg.

6.2.2 Advies wijkraad

In het totstandkoming traject van het eerder vastgestelde SPVE is er contact geweest met de wijkraad. De wijkraad reageerde positief. Ook hadden zij een aantal aandachtspunten voor de praktische inrichting van het gebied. Deze worden meegenomen bij de definitieve uitwerking van de straten.

6.2.3 Inspraakresultaten

Het voorlopig Stedenbouwkundig plan heeft ter inzage gelegen van 17 juni 2009 tot en met 29 juli 2009. Er zijn acht zienswijzen ingediend. De reacties waren van divers van aard. Het voorlopig SPvE is op basis van de zienswijzen op enkele punten aangepast. Op 17 december 2009 is het definitieve SPvE vastgesteld. Dit ontwerp bestemmingsplan is een rechtsreekse vertaling van het SPvE in een juridische planregeling. Omdat de inspraakreacties in het kader van het SPvE reeds zijn verwerkt wordt inspraak op dit bestemmingsplan achterwege gelaten. In de bijlage is een weergave gegeven van de inspraakreacties op het SPVE en van de beantwoording daarvan.

6.3 Conclusie

Op basis van de resultaten van de inspraak op het stedenbouwkundig plan en het vooroverleg over het concept ontwerp bestemmingsplan achten wij de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan voldoende gewaarborgd.

Hoofdstuk 7 Juridische Plantoelichting

7.1 Planvorm

Het bestemmingsplan Woonboulevard Kanaleneiland, IKEA e.o. kenmerkt zich door een ontwikkelingsgerichte bestemmingsregeling, zowel op de plankaart als in de voorschriften, voor de in het gebied aanwezige functies en bebouwing. In het kader van de standaardisering van de bestemmingsplannen is de Utrechtse Leest opgesteld. Daarin zijn de 'standaardvoorschriften' voor de bestemmingsplannen binnen de gemeente Utrecht opgenomen. Deze voorschriften zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:

  • Inleidende bepalingen;
  • Bestemmingsbepalingen;
  • Algemene bepalingen;
  • Overgangs- en slotbepalingen.

7.2 Opbouw Regels

De opzet van de bestemmingsregels is steeds gelijk:

  • bestemmingsomschrijving (met ondergeschikte en nevengeschikte doeleinden);
  • bouwregels;
  • in een aantal gevallen vrijstellingsbepalingen (t.a.v. de bouwregels en de gebruiksbepalingen);
  • in een aantal gevallen wijzigingsbepalingen;
  • en tenslotte, waar nodig: een bijzondere gebruiksregel.

7.3 Nadere Toelichting Begripsomschrijvingen

Additionele horeca:
Bij deze horeca categorie gaat het om horeca-activiteiten die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie die ter plaatse is toegestaan. Deze additionele activiteiten worden juridisch-planologisch gezien niet onder de afzonderlijke functie "horeca"begrepen, maar geregeld tot de bestemming van de hoofdfunctie van de instelling (grootschalige detailhandel/sociaal-culturele-maatschappelijke/sport/recreatieve doeleinden) gerekend. Hiermee worden onder meer bedoeld de kantines bij buurthuizen en scholen, sporthalkantines, horecavoorzieningen bij musea en dergelijke.

Bij additionele horeca gaat het erom dat:

  1. 1. de uitstraling van deze horeca moet passen bij de hoofdfunctie. Passend betekent dat deze horeca wel hoort bij de hoofdfunctie en open is tijdens de openingstijden van de hoofdfunctie. Daarbij is het niet toegestaan dat de additionele horecaruimte wordt verhuurd aan derden ten behoeve van feesten en andere partijen.
  2. 2. ondergeschikt moet zijn aan de hoofdfunctie en de hoofdfunctie moet ondersteunen. Ondersteunend wil zeggen dat de additionele horeca de kwaliteit van de hoofdfunctie vergroot of completeert. Ondergeschikt betekent dat er duidelijk sprake moet zijn van een waarneembare ondergeschiktheid van de horeca functie.
  3. 3. Additionele horeca mag niet zelfstandig worden uitgeoefend of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie. Wanneer er sprake is van zelfstandige toegankelijkheid of van uitoefening los van de hoofdfunctie is er geen directe relatie meer met de hoofdfunctie, maar gaat het om zelfstandige horeca-activiteiten.

7.4 Nadere Eisen

Op basis van artikel 3.6, lid 1 onder d van Wro, kan worden bepaald dat burgemeester en wethouders met inachtneming van de bij het plan te geven regels, nadere eisen kunnen stellen ten aanzien van in het plan omschreven onderwerpen of onderdelen. Het stellen van nadere eisen kan betrekking hebben op een heel scala van onderwerpen. Zo kan bij een bestemmingsplan bijvoorbeeld worden bepaald dat de nadere eisen betrekking hebben op de situering of afmetingen van gebouwen en/of bouwwerken, of op het stellen van eisen aan parkeergelegenheid op eigen terrein, maar evenzeer kunnen nadere eisen betrekking hebben op het treffen van bouwkundige voorzieningen en/of aanpassingen die van belang zijn voor een goede ruimtelijke ordening.

In hoofdzaak vindt een goede ruimtelijke ordening plaats door het toekennen van bestemmingen en daarbij bouwmogelijkheden aan percelen. Hoewel daarmee op hoofdlijnen de gewenste ruimtelijk inrichting van een perceel (qua functie en bebouwingsvolume) is vastgelegd, kan er echter op detailniveau aanleiding zijn of behoefte bestaan om specifieke ruimtelijke belangen op een juiste manier af te stemmen. Hiervoor is het instrument van nadere eisen in de wet opgenomen.

Om nadere eisen te kunnen stellen moet in de toelichting een beschrijving staan van bijvoorbeeld de relevante te beschermen karakteristiek van een plangebied, de parkeersituatie, de cultuurhistorische waarden die beschermd kunnen worden door middel van andere eisen enz.. Zonder een dergelijke beschrijving in de toelichting valt immers niet te rechtvaardigen dat er beperkingen kunnen worden gesteld in voorkomende gevallen ten opzichte van de opgenomen bestemmingsregeling.

Nadere eisen dienen er voor om binnen de toegekende bestemming en bouwmogelijkheden maatwerk te kunnen leveren op perceelsniveau. De noodzaak voor dit maatwerk is gelegen in de specifieke ruimtelijke omstandigheden van het betreffende (of het aangrenzende) perceel, die niet op voorhand te regelen zijn in de algemeen geformuleerde bestemmingsregeling.

Deze specifieke ruimtelijke omstandigheden kunnen de volgende aspecten betreffen:

  1. 1. Stedenbouwkundige aspecten;
  2. 2. Landschappelijke en of ecologische aspecten;
  3. 3. Milieukundige aspecten;
  4. 4. Cultuurhistorische aspecten;
  5. 5. Verkeersaspecten;
  6. 6. Sociale veiligheid;
  7. 7. De gebruiksmogelijkheden van naastgelegen percelen/bouwwerken.

Hieronder worden de verschillende aspecten nader toegelicht. Per plangebied zal moeten worden nagegaan of het opnemen van een mogelijkheid tot het stellen van nadere eisen nodig of wenselijk is en zal per aspect een uitleg moeten worden gegeven in de juridische plantoelichting bij de desbetreffende bestemming waarom die mogelijkheid is opgenomen.

1 Stedenbouwkundige aspecten
Bepaalde gebieden hebben specifieke stedenbouwkundige kenmerken of bebouwingskarakteristieken. Dit kan onder andere de situering van woningen of bijgebouwen op het perceel betreffen, maar ook karakteristieken in de vormgeving van gebouwen, uitbouwen, aanbouwen, dakopbouwen en dakkapellen. Soms is het wenselijk om deze specifieke karakteristieken te behouden en beschermen. Dit kan door bijvoorbeeld aan nieuwe dakopbouwen en dakkapellen, qua vormgeving en maatvoering zodanige eisen te stellen dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de bestaande karakteristiek. Dit kan van belang zijn voor het behoud van een eenduidig straatbeeld of bijvoorbeeld het behouden van een bepaalde cultuur-historisch waardevolle beleving van het gebied.

2 Landschappelijke aspecten
Ook landschappelijke waarden op perceelsniveau kunnen reden zijn om nadere eisen te stellen aan bijvoorbeeld de situering bebouwing. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld waardevolle bomen worden behouden. Ook kan het noodzakelijk zijn om ecologische waarden te beschermen door eisen te kunnen stellen aan nabijgelegen bebouwing.

3 Milieukundige aspecten
Vanuit specifieke milieuomstandigheden kan het noodzakelijk zijn nadere eisen te stellen aan nieuwbouw of verbouw. Bijvoorbeeld aan de locatie van toegangen of vluchtwegen bij gebouwen die op plekken worden gerealiseerd waarbij vanuit het aspect externe veiligheid maatregelen noodzakelijk zijn om de veiligheid van die gebouwen te waarborgen.

4 Cultuur historische aspecten
Naast de onder 1 genoemde aspecten kan de aanwezigheid van cultuurhistorische waarden in een gebied aanleiding zijn om nadere eisen te stellen aan de situering of afmetingen van toekomstige bebouwing.

5 Verkeersaspecten
De veilige afwikkeling van verkeer en het voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein kunnen aanleiding zijn voor het stellen van nadere eisen aan bebouwing. Hierbij zal het vooral gaan om maatregelen en eisen aan bebouwing voor het waarborgen overzichtelijke verkeerssituaties, de doorstroming van het verkeer en de bereikbaarheid van gebouwen. Maar ook kan het stellen van eisen aan de situering of het aantal parkeerplaatsen bij een woning, bedrijf, kantoor of voorziening van belang zijn als bijvoorbeeld extra parkeerplaatsen op de openbare weg niet mogelijk of gewenst zijn.

6 Sociale veiligheid
Burgers dienen zich veilig te voelen op straat. Om te voorkomen dat er "onbestemde" c.q. onveilige plekken ontstaan kan het noodzakelijk zijn eisen te stellen om de sociale veiligheid in en om de bebouwing te waarborgen.

7 Gebruiksmogelijkheden van naastgelegen percelen
Het is niet de bedoeling dat naastgelegen percelen en/of bouwwerken hinder ondervinden van de ontwikkelingen op hun buurperceel. Vaak is dit met kleine maatregelen goed te voorkomen. Te denken valt aan het stellen van nadere eisen aan de hoogte of aan de situering van erfbebouwing bij woningen.

7.5 Artikelsgewijze Toelichting

Op een aantal bestemmingen is in deze paragraaf een nadere toelichting opgenomen.

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel wordt de betekenis van verschillende begrippen uitgelegd, die in het plan gebruikt worden.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel wordt uitgelegd op welke wijze wordt gemeten bij de plantoetsing en welke uitgangspunten daarbij worden gehanteerd.

Artikel 3 Gemengd

De bestemming Gemengd is bedoeld voor gebieden met een hoge mate van functiemenging. In het plangebied is daarvan sprake omdat in de nagestreefde situatie er een gebouw ontstaat waarin grootschalige detailhandel, parkeren, kleine bedrijfunits, verenigingsleven, alsmede sportterreinen zijn opgenomen, inclusief de daarbij behorende voorzieningen en additionele horeca. Door middel van nadere aanduidingen is, waar nodig, een nadere positionering van de verschillende functies gegeven.

Artikel 4 Groen

De verschillende soorten groenvoorzieningen (met uitzondering van het snippergroen) zijn opgenomen in één bestemming. Een groot deel van het groen heeft alleen een functie als plantsoen of als speelplek.

Binnen de bestemming Groenvoorzieningen is ook waterbeheer, waterberging en sierwater toegestaan. De kleinere watergangen zijn dan ook niet apart bestemd. Daarnaast mogen er binnen deze bestemming ook voet- en fietspaden worden gerealiseerd.

Artikel 5 Verkeer

Deze bestemming is van toepassing op de wegen waar de nadruk ligt op de afwikkeling van het doorgaande verkeer. Er zijn kleine gebouwtjes toegestaan bijvoorbeeld voor het realiseren van fietsenstallingen.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

De meeste wegen in het plangebied zijn opgenomen in de bestemming 'Verkeer- en verblijfsdoeleinden'. Dit zijn de wegen met hoofdzakelijk een functie voor het bestemmingsverkeer. Ook de pleinen, de bermen van wegen en het snippergroen maken hier deel van uit. Er zijn kleine gebouwtjes toegestaan bijvoorbeeld voor het realiseren van fietsenstallingen.

Artikel 7 Leiding - Brandstof

Voor ondergrondse hoofdtransportleidingen van water, brandstof of gas is het noodzakelijk in het bestemmingsplan een beschermingsregeling op te nemen. Hierdoor wordt voorkomen dat dergelijke leidingen worden beschadigd bij bouwactiviteiten of door het planten van diepwortelende beplanting of dat zij door bouw of aanleg activiteiten in het plangebied onbereikbaar worden voor onderhoudswerkzaamden. In het plangebied is 1 leiding aanwezig waarvoor een beschermingsregime moet worden opgenomen. Dit gebeurt via een dubbelbestemming op de plankaart.

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

De oeverzone langs het Amsterdam Rijnkanaal krijgt de dubbelbestemming waterstaatsdoeleinden. Bij de afwegingen omtrent invulling van de onderliggende bestemmingen dient een zwaar gewicht aan de aanwezige waterstaatsbelangen toegekend te worden.

Artikel 9 Antidubbeltelbepaling

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, een stuk grond dat al eens was betrokken bij het verlenen van een omgevingsvergunning bouwen, bij de beoordeling van latere bouwplannen nogmaals wordt betrokken.

Artikel 10 Algemene bouwregels

In de bouwverordening zijn ook regels opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vóór deze bepalingen, maar in dit artikel is bepaald welke voorschriften uit de bouwverordening naast het bestemmingsplan van kracht blijven. Het gaat daarbij om voorschriften van stedenbouwkundige aard, zoals de bereikbaarheid van bouwwerken van wegverkeer en brandblus-voorzieningen, bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten, de ruimte tussen bouwwerken en parkeergelegenheid bij gebouwen.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

Deze bepaling geeft aan dat het verboden is om een bouwwerk te gebruiken, te doen of te laten gebruiken in strijd met de bestemmingen. In lid 2 is bepaald wat daar in elk geval onder wordt verstaan, zoals gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven en gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seks inrichtingen. Van dit verbod kan vrijstelling worden verleend door burgemeester en wethouders als het meest doelmatige gebruik er te zeer door wordt belemmerd en daar geen dringende redenen voor zijn.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Hierin zijn onder meer de afwijkingsregelingen opgenomen, die kunnen worden toegepast als er niet op grond van de bestemmingsregelingen in hoofdstuk 2 al een vrijstelling verleend kan worden. Het gaat dan om een afwijking van maten, afmetingen en percentages, het plaatsen van objecten van beeldende kunst, het realiseren van kleine nutsgebouwtjes, het plaatsen van zend- en/of sirenemasten, of waarschuwingsmasten tot een hoogte van maximaal 55 meter.

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Deze bepaling heeft tot doel een regeling te creëren voor bebouwing die afwijkt van het plan.

In principe mag die bebouwing worden gehandhaafd en zelfs gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd. Alleen als deze bebouwing door een calamiteit verloren gaan, is algehele herbouw mogelijk. Voorwaarde daarbij is wel, dat de aanvraag om omgevingsvergunning bouwen binnen 2 jaar na het teniet gaan van het bouwwerk wordt ingediend.

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor een eenmalige vergroting van de inhoud van een bestaand bouwwerk dat afwijkt van het plan. Deze vergroting is echter beperkt tot maximaal 10 % van de inhoud.

Van de overgangsbepaling zijn die bouwwerken uitgezonderd die bestaan op het moment van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan maar die zijn gebouwd in strijd met het voorgaande bestemmingsplan en waartegen nog wordt of kan worden opgetreden. Het overgangsrecht is dus niet van toepassing op illegale bebouwing.

13.2 Overgangsrecht gebruik

Deze bepaling heeft tot doel een regeling te creëren voor gebruik dat afwijkt van het plan. Het tijdstip waarop gebruik als bestaand gebruik in de zin van deze bepaling wordt aangemerkt is, op grond van vaste jurisprudentie, de datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

In principe mag het afwijkende gebruik worden gehandhaafd en mag er zelfs een wijziging in worden aangebracht. Die wijziging moet dan wel leiden tot een vermindering van de gebruiksafwijking, zowel naar aard als naar omvang. Dit betekent, dat in gevallen van afwijkend gebruik een intensivering van dat afwijkende gebruik niet is toegestaan.

Ook hier is een uitzondering op. Het gebruik dat al in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan en waartegen nog wordt of kan worden opgetreden, valt niet onder deze overgangsregeling.

Artikel 14 Slotregel

In dit artikel is de naam van het bestemmingsplan, de citeertitel, omschreven.

7.6 Lijst Van Horeca-inrichtingen

Bij dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van de Utrechtse standaardlijst voor horeca-inrichtingen.
Uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening kan, in verband met de overlast die horecabedrijven voor het woon- en leefklimaat kunnen meebrengen, in een bestemmingsplan bij het toelaten van horecabedrijven aan de hand van ruimtelijk relevante criteria als aard, omvang en parkeerdruk een onderscheid gemaakt worden in categorieën horecabedrijven. In dit bestemmingsplan zijn uitsluitend ‘zachte’ typen van horecabedrijven toegestaan.

In de bijlagen bij de regels is een toelichting opgenomen op de Lijst van horeca-inrichtingen.

7.7 Handhaving

Wat is handhaving?
Door handhaving controleert de overheid of burgers, bedrijven en bijvoorbeeld overheidsorganen zich aan de wet- en regelgeving houden. Onder handhaving wordt verstaan het door controle (toezicht en opsporing) en het toepassen (of dreigen daarmee) van bestuursrechtelijke sancties, bereiken dat het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd. De handhaving van de van toepassing zijnde regeling binnen de gemeente Utrecht, wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen. Zo wordt namens het college onder andere gehandhaafd op de regels van voorliggend bestemmingsplan. Dit betekent dat de regels voor wat betreft het gebruik en de bebouwingsregels worden gehandhaafd. Dit gebeurt veelal door toetsing tijdens het behandelen van de aanvragen om een omgevingsvergunning bouwen, maar kan ook gebeuren als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw of op grond van een eigen constatering indien een bouwwerk of een perceel in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt. Indien er bijvoorbeeld sprake is van illegale ingebruikname van gemeentelijke grond, dan zal hiertegen worden opgetreden.

Doel handhavend optreden
Het doel van het handhavend optreden van de gemeente is niet direct gekoppeld aan de noodzaak van een actueel bestemmingplan. Voor de bewoners van het plangebied is duidelijk waar zij aan toe zijn (qua bouwen, zoals bijvoorbeeld uitbreiding van de woning, en qua gebruik), maar het niet handhaven haalt de effectiviteit van een actueel bestemmingsplan onderuit. De toegevoegde waarde van het verlenen van een omgevingsvergunning bouwen voor een bijgebouw is niet groot, indien er op andere plaatsen - zonder vergunning - bijgebouwen zijn geplaatst. Dit wordt nog eens problematischer zodra een omgevingsvergunning bouwen wordt geweigerd, terwijl diverse vergelijkbare bouwwerken reeds illegaal zijn geplaatst. In dit laatste geval is de roep om handhavend op te treden dan ook het grootst.

Hoe wordt gehandhaafd?
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft het college een tweetal instrumenten tot haar beschikking: bestuursdwang en dwangsom. Bij het toepassen van bestuursdwang wordt de overtreding (het geconstateerde illegale bouwwerk c.q. gebruik) ongedaan gemaakt op kosten van de overtreder. Dit kan betekenen dat een bouwwerk door de gemeente wordt afgebroken en de kosten van bijvoorbeeld de aannemer en de gemeentelijke (voorbereidings)kosten op de overtreder worden verhaald. Het is tevens mogelijk om, indien er zonder omgevingsvergunning bouwen wordt gebouwd en de bouw wordt stilgelegd door middel van een bouwstop, de bouwmaterialen weg te slepen en elders op te slaan. Het opleggen van een last onder dwangsom betekent bijvoorbeeld dat het illegale gebruik moet worden gestaakt binnen een door het college gestelde termijn. Overschrijdt men de termijn, dan zal de dwangsom in rekening worden gebracht bij de overtreder. Doel van de dwangsom is het onaantrekkelijk maken van het voortzetten van de geconstateerde overtreding. De dwangsom zal dan ook in relatie moeten staan aan (en zal derhalve altijd hoger zijn dan) het voordeel dat de overtreder heeft bij het voortzetten van de illegaliteit.

Wat betekent dit voor de woonboulevard?
In het plangebied zal handhavend worden opgetreden tegen het illegale gebruik van bouwwerken en percelen. Bijvoorbeeld het verhuren van opslagruimte ten behoeve van de stalling van caravans, maar ook het gebruik van een winkel als café. Verder zal er bij de bouw worden gecontroleerd op de uitvoering van verleende omgevingsvergunningen bouwen. Uiteraard zal er ook gecontroleerd worden of, in het geval van een geweigerde omgevingsvergunning bouwen voor een woning, de betreffende woning niet alsnog wordt gebouwd. Voorts zal de gemeente toezien op - onder de Wet milieubeheer vallende - bedrijven. Dit vloeit voort uit de regels van het bestemmingsplan. Indien er immers ter plaatse een bedrijfsactiviteit plaats mag vinden, zal dit qua gebruik (intensiteit en hinder) gehandhaafd worden.

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

Toelichting regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten

Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:

  • geluid;
  • geur;
  • stof;
  • gevaar (met name brand- en explosiegevaar).

Daarnaast kan de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.

Toepassing Lijst van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging"

Algemeen
In de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2007) zijn twee VoorbeeldStaten voor milieuzonering opgenomen, namelijk de 'VoorbeeldStaat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen' en de ' VoorbeeldStaat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging'.

De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' (SvB 'functiemenging') is gebaseerd op de tweede VoorbeeldStaat in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2007). De SvB 'functiemenging' wordt gehanteerd in gebieden waar bedrijven of andere milieubelastende functies verspreid zijn gesitueerd tussen woningen en/of andere gevoelige functies. Onderstaand wordt hier meer in detail op ingegaan. Het gaat in dergelijke gebieden in het algemeen om relatief kleinschalige bedrijvigheid die op korte afstand van woningen kan worden toegestaan. De toelaatbaarheid van activiteiten wordt voor dergelijke gebieden in de VNG-publicatie (en de SvB 'functiemenging') bepaald met behulp van op deze situaties toegesneden toelatingscriteria.

Functiemengingsgebieden
In bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), wordt de SvB 'functiemenging' toegepast. Zoals in de VNG-publicatie reeds is aangegeven kan bij functiemengingsgebieden gedacht worden aan:

  • stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
  • horecaconcentratiegebieden;
  • zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen;
  • (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid.

Daarnaast kan ook in (delen van) woongebieden waar enige vorm van bedrijvigheid aanwezig of gewenst is de SvB 'functiemenging' worden toegepast.

Kenmerken van de activiteiten
De activiteiten in dergelijke gebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk van de activiteiten op een bedrijventerrein. Behalve in historisch gegroeide situaties gaat het in hoofdzaak om:

  • kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • bedrijven waarbij de productie en/of laad- en loswerkzaamheden noodzakelijkerwijs alleen in de dagperiode plaatsvindt;
  • activiteiten die hoofdzakelijk inpandig geschieden.

De toegepaste Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

De bovengenoemde criteria liggen mede ten grondslag aan de selectie van activiteiten die zijn opgenomen in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'. In de Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn de aspecten geluid, geur, stof en gevaar en de index voor verkeersaantrekkende werking (zoals aangegeven onder het kopje 'Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering') in de categorisering opgenomen. Deze Lijst is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende VoorbeeldStaat uit de VNG-publicatie. Op twee punten is een andere werkwijze toegepast:

  1. 1. In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Lijst. In de Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan). De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de regels en op de plankaart van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Lijst van Horeca-activiteiten). Toegevoegd zijn enkele regelmatig voorkomende bedrijfsactiviteiten die in de lijst van de VNG-publicatie niet specifiek zijn opgenomen, maar wel aan de genoemde criteria voldoen zoals een ambachtelijke glas-in-loodzetterij en caravanstalling. Voor aannemers, SBI-code 45, heeft een nadere specificatie van de activiteiten plaatsgevonden met bijbehorende categorie-indeling die is afgestemd op de verwachte milieueffecten) van deze activiteiten.
  2. 2. In de Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' is in de categorie-indeling een nader onderscheid gemaakt tussen categorie B1 en B2. Voor de toepassing in dit bestemmingsplan blijkt het onderscheid tussen categorie A en categorie B zoals beschreven in de VNG-publicatie te groot om de toelaatbaarheid van activiteiten voldoende af te kunnen stemmen op de kenmerken van de functiemengingsgebieden en het daarin te volgen beleid.

Categorie-indeling
Zoals in de VNG-publicatie is aangegeven kan, vanwege de bijzondere kenmerken van gebieden met enige vorm van functiemenging, niet worden gewerkt met een systematiek van richtafstanden en afstandsstappen: vanwege de zeer korte afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies is een dergelijke systematiek niet geschikt voor functiemengingsgebieden. De Lijst van Bedrijfsaciviteiten 'functiemenging' hanteert vier categorieën A, B1, B2 en C met specifieke criteria voor de toelaatbaarheid die onderstaand uiteen zijn gezet.

Categorie A
Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.

Categorie B1
Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. ) De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.

Categorie B2
Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden van woningen/andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan. Uitzondering hierop vormen binnenterreinen omringd door voornamelijk woningen: ook al zijn bedrijven bouwkundig afgescheiden van woningen, op deze locaties zijn hooguit categorie B1 bedrijven toegestaan.

Categorie C
Activiteiten genoemd onder categorie B2, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is.

Flexibiliteit
De Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf toch via een afwijking kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal 1 categorie (dus bijvoorbeeld categorie B1 in plaats van A of categorie B2 in plaats van B1). Om deze afwijking te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het college van burgemeester en wethouders vestiging van een dergelijk bedrijf via een afwijking kan toestaan. Om deze afwijking te kunnen verlenen moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.

Voor de concrete toetsing van een verzoek tot afwijking wordt verwezen naar bijlage 5 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering.

Lijst van afkortingen in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging"

- niet van toepassing of niet relevant
< kleiner dan
> groter
= gelijk aan
cat. categorie
e.d. en dergelijke
kl. klasse
n.e.g. niet elders genoemd
o.c. opslagcapaciteit
p.c. productiecapaciteit
p.o. productieoppervlak
b.o. bedrijfsoppervlak
v.c. verwerkingscapaciteit
u uur
d dag
w week
j jaar
SBI-CODE OMSCHRIJVING
nummer CATEGORIE
01 - LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW
014 0 Dienstverlening ten behoeve van de landbouw:
014 1 - algemeen (onder andere loonbedrijven), b.o < 500 m² B1
014 3 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² B1
15 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² B2
1552 1 Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² B1
1581 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 2.500 kg meel/week B1
1584 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 1 - cacao- en chocoladefabrieken, vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² B1
1584 5 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² B1
1593 t/m 1595 Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke B1
17 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
174, 175 Vervaardiging van textielwaren B2
176, 177 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen B2
18 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 Vervaardiging kleding van leer B2
20 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE
203, 204, 205 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² B2
205 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken B1
22 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen B1
2223 A Grafische afwerking A
2223 B Binderijen B1
2224 Grafische reproductie en zetten B1
2225 Overige grafische activiteiten B1
223 Reproductiebedrijven opgenomen media A
24 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2442 0 Farmaceutische productenfabrieken:
2442 2 - verbandmiddelenfabrieken B1
26 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
2612 Glas-in-lood-zetterij B1
2615 Glasbewerkingsbedrijven B2
262, 263 0 Aardewerkfabrieken:
262, 263 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW B1
267 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 2 - indien p.o. < 2.000 m² B2
2681 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken B2
28 - VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/ TRANSPORTMIDDELEN)
281 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² B2
284 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m² B2
2852 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m² B2
287 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m² B2
30 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 A Kantoormachines- en computerfabrieken B1
33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke B
36 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² A
362 Fabricage van munten, sieraden en dergelijke B1
363 Muziekinstrumentenfabrieken B1
3661.1 Sociale werkvoorziening B1
40 - PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 C1 - < 10 MVA B1
40 D0 Gasdistributiebedrijven:
40 D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A A
40 D4 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C B1
40 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40 E2 - blokverwarming B1
41 - WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER
41 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 B1 - < 1 MW B1
45 - BOUWNIJVERHEID
45 3 Aannemersbedrijf of bouwbedrijf met werkplaats, b.o. < 1.000 m² B1
453 Bouwinstallatie algemeen (exclusief spuiterij) B1
453 2 Elektrotechnische installatie B1
50 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 504 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven (exclusief plaatwerkerij of spuiterij) B1
5020.4 B Autobeklederijen A
5020.5 Autowasserijen B1
503, 504 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires B1
51 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
5134 Groothandel in dranken C
5135 Groothandel in tabaksproducten C
5136 Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk C
5137 Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen C
514 Groothandel in overige consumentenartikelen C
5148.7 0 Groothandel in vuurwerk en munitie:
5148.7 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton B1
5153 0 Groothandel in hout en bouwmaterialen:
5153 1 - algemeen C
5153 2 - indien b.o. < 2.000 m² B1
5153.4 4 Zand en grind:
5153.4 6 - indien b.o. < 200 m² B1
5154 0 Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 1 - algemeen C
5154 2 - indien b.o. < 2.000 m² B1
5156 Groothandel in overige intermediaire goederen C
5162 2 Groothandel in machines en apparaten, opp >= b.o. 2.000 m², exclusief machines voor de bouwnijverheid C
5162 Groothandel in machines en apparaten, opp < 2000 m², exclusief machines voor de bouwnijverheid B1
517 Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden en dergelijke) C
52 - REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN
527 Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen) A
60 - VERVOER OVER LAND
6022 Taxibedrijven B1
6024 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² C
603 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen B1
63 - DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER
6321 3 Caravanstalling B1
64 - POST EN TELECOMMUNICATIE
641 Post- en koeriersdiensten C
71 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711 Personenautoverhuurbedrijven B2
712 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's) C
713 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen C
72 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 A Computerservice- en informatietechnologiebureaus en dergelijke A
72 B Switchhouses B1
73 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek A
74 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
7481.3 Foto- en filmontwikkelcentrales C
7484.4 Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke A
90 MILIEUDIENSTVERLENING
9001 B Rioolgemalen B1
93 - OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.3 A Wasverzendinrichtingen B1

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek

Bijlage 2 Bijlage 2 Rapport Luchtkwaliteit

Bijlage 2 Bijlage 2 Rapport Luchtkwaliteit

Bijlage 3 Externe Veiligheid

Bijlage 3 Externe Veiligheid

Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 5 Kabels En Leidingen

Bijlage 5 Kabels en Leidingen

Bijlage 6 Wateradvies

Bijlage 6 Wateradvies

Bijlage 7 Advies Natuurwaarden

Bijlage 7 Advies Natuurwaarden

Bijlage 8 Lichthinderonderzoek

Bijlage 8 Lichthinderonderzoek

Bijlage 9 Bijlage Verlichtingsplan

Bijlage 9 Bijlage Verlichtingsplan

Bijlage 10 Bijlage Lichthinderonderzoek

Bijlage 10 Bijlage lichthinderonderzoek

Bijlage 11 Bijlage Lichthinderonderzoek Inrichtingsvariant

Bijlage 11 Bijlage Lichthinderonderzoek inrichtingsvariant

Bijlage 12 Lichthinderzoek Inrichtingsvariant

Bijlage 12 Lichthinderzoek inrichtingsvariant

Bijlage 13 Planschade Risicoanalyse

Bijlage 13 Planschade Risicoanalyse

Bijlage 14 Tweekolommenstuk Inspraak Spve

Bijlage 14 Tweekolommenstuk inspraak SPvE

Bijlage 15 Nota Van Beantwoording Van Het Vooroverleg

Bijlage 15 Nota van beantwoording van het vooroverleg