KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Meten
Hoofdstuk 2 Gebiedsregels
Artikel 3 Gebruiks- En Bouwregels
Artikel 4 Specifieke Regels In Verband Met Archeologische Waarden
Artikel 5 Specifieke Regels In Verband Met Ecologische Waarden
Artikel 6 Specifieke Regels In Verband Met Schermwand
Artikel 7 Specifieke Regels In Verband Met Beschermde Stads- En Dorpsgezichten
Artikel 8 Specifieke Regels In Verband Met Waterkeringen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Verordeningsgebied
1.3 Vigerende Plannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 De Beheersverordening
2.1 Inleiding
2.2 De Beheersverordening
2.3 Aanvullende Ruimtelijke Instrumenten
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten Griftpark
3.1 Inleiding
3.2 Reden Beheersverordening
3.3 Uitgangspunten Beheersverordening Griftpark
Hoofdstuk 4 Beleidskaders En Onderzoek
4.1 Inleiding
4.2 Beleidaspecten
4.3 Omgevingsaspecten
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijven Functiemenging
Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Toelichting Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 4 Lijst Van Horeca-activiteiten
Bijlage 5 Structureel Groen
Bijlage 1 Woz-lijst
Bijlage 2 Vergunningvrije Activiteiten En Kruimelgevallenregeling
Bijlage 3 Luchtfoto Bv Griftpark
Bijlage 4 Functie-inventarisatie Bv Griftpark

Beheersverordening Griftpark

Beheersverordening - Utrecht

Onherroepelijk op 13-05-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:

een beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend waarvan de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en degene die het beroep of het bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is;

hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: een detailhandelsvestiging, een afhaalzaak, een horecabedrijf, een belhuis en een (raam)prostitutiebedrijf; hieronder wordt onder andere wel verstaan: een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang.

1.2 achtererfgebied:

het erf aan de achterkant en de niet naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, vanaf 1 meter van (het verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw.

1.3 additionele horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit bij een hoofdfunctie, niet zijnde horeca, waarbij de additionele horeca-activiteiten passen bij de hoofdfunctie qua uitstraling, dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie.

1.4 afhaalzaak:

een specifieke vorm van detailhandel waar in hoofdzaak kant en klare maaltijden en kleine etenswaren, alsmede alcoholvrije drank en consumptie-ijs worden verkocht voor directe consumptie anders dan ter plaatse.

1.5 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.6 atelier:

werkplaats in het bijzonder voor kunstenaars, waarbij tevens kunstwerken tentoongesteld en verkocht kunnen worden.

1.7 bebouwingspercentage:

het in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en bijbehorende bouwwerken.

1.8 bed & breakfast:

het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs) woning.

1.9 belhuis

een onderneming die in de sfeer van publiekgerichte dienstverlening in hoofdzaak is gericht op het aanbieden van diensten op het gebied van telecommunicatie, zoals telefoon- en internetverbindingen.

1.10 besluitsubvlak

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze verordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.11 bestaand:

  1. a. bestaand gebruik:het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van de vaststelling van de verordening of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  2. b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening
    1. 1. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Woningwet zijn gebouwd;
    2. 2. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een bouwvergunning op grond van de Woningwet.

1.12 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk met een dak.

1.13 bouwen:

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, kap en/of bijzondere bouwlaag.

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.17 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Hieronder worden niet verstaan afhaalzaken.

1.18 dienstverlening:

dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent, gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus e.d.. Hieronder worden niet verstaan belhuizen.

1.19 ecologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de aanwezigheid en samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling.

1.20 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.21 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.22 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.

1.23 kantoor:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve werkzaamheden en voor zakelijke dienstverlening.

1.24 Lijst van Bedrijven functiemenging

de Lijst van Bedrijven functiemenging die deel uitmaakt van deze verordening.

1.25 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs, kinderopvang, buitenschoolse opvang, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.26 openbare ruimte

wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat- al dan niet- voor publiek algemeen toegankelijk is.

1.27 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van vaststelling van deze verordening.

1.28 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie duidelijk ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.29 (raam)prostitutiebedrijf

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin prostitutie plaatsvindt, bij een raamprostitutiebedrijf voorzien van één of meer vitrines. Hieronder vallen ook erotische massagesalons en prostitutiehotels.

1.30 structureel groen

openbare ruimte die in gebruik is en ingericht is als groenvoorziening, zoals aangegeven op de inventarisatiekaart in bijlage 5 van de regels van deze beheersverordening.

1.31 terugliggende bouwlaag

gedeelte van een gebouw in de vorm van een bouwlaag, voorzien van een plat dak en/of kap, waarvan het gevelvlak tenminste 1 meter terug ligt ten opzichte van het daarmee corresponderende gevelvlak van de lager gelegen bouwlaag.

1.32 erfzone

de zone van 2,5 meter diep direct grenzend aan de achterkant en de zijkant van een hoofdgebouw op het achtererfgebied.

1.33 verordening

beheersverordening Griftpark overeenkomstig de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0344.BVGRIFTPARK-0601 met bijbehorende bestanden.

1.34 Verordening op de Archeologische Monumentenzorg

de sedert 22 december 2009 van kracht zijnde Verordening op de Archeologische Monumentenzorg van de gemeente Utrecht, zoals deze luidt op moment van vaststelling van deze verordening.

1.35 verordeningsgebied

het gebied waarop deze verordening van toepassing is zoals aangegeven in het besluitvak 1.

1.36 wegen

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

Artikel 2 Meten

2.1 Wijze van meten

Tenzij anders bepaald, worden de waarden die in m of m2 zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten:

  1. a. afstanden loodrecht;
  2. b. hoogten vanaf het aansluitende afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en
  3. c. maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.

2.2 Hoogte

Bij het meten van de hoogten als bedoeld in 2.1, onderdeel b, wordt een bouwwerk, voor zover het zich bevindt op een erf- of perceelsgrens, gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogst is.

Hoofdstuk 2 Gebiedsregels

Artikel 3 Gebruiks- En Bouwregels

3.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

3.2 Aanvulling op lid 3.1 ten aanzien van het BOUWEN

3.3 Aanvulling op lid 3.1 ten aanzien van het GEBRUIK

Artikel 4 Specifieke Regels In Verband Met Archeologische Waarden

4.1 Specifieke gebruiksregels

Onder met de verordening strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg ter plaatse van het besluitvlak 'Archeologie'.

Artikel 5 Specifieke Regels In Verband Met Ecologische Waarden

5.1 Specifieke bouwregel

In afwijking van het in deze verordening elders bepaalde is het verboden ter plaatse van het
besluitsubvlak '11' te bouwen.

5.2 Afwijken van de bouwregel

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 5.1 voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van het bestaande gebruik van de gronden, met inachtneming van de betreffende regels van deze verordening, mits de ecologische waarden niet onevenredig worden aangetast.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Specifieke Regels In Verband Met Schermwand

6.1 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van het besluitsubvlak '10' geldt dat:

  1. a. de gronden uitsluitend mogen worden bebouwd met de hiervoor noodzakelijk bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  2. b. de gronden niet mogen worden gebruikt op een wijze waardoor enig gevaar en/of nadeel voor de schermwand is te duchten;
  3. c. de isolerende voorzieningen (leeflaag en schermwand) op geen enkele wijze mogen worden aangetast;
  4. d. geen contactmogelijkheden mogen worden gecreëerd met de verontreiniging;
  5. e. de beheersmaatregelen in het gebied niet mogen worden verstoord.

6.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Specifieke Regels In Verband Met Beschermde Stads- En Dorpsgezichten

7.1 Specifieke bouwregels

Ter plaatse van het besluitsubvlak '13' geldt dat:

  1. a. de breedte van hoofdgebouwen niet meer en niet minder mag bedragen dan de bestaande breedte van het hoofdgebouw;
  2. b. de voorgevels van hoofdgebouwen uitsluitend in de naar de weg gekeerde bouwgrenzen mogen worden gebouwd; deze bepaling geldt niet voor bebouwing in de binnenterreinen en stegen;
  3. c. de gevelindeling van gebouwen geen andere dan voor het beschermd stadsgezicht karakteristieke verticale geleding mag vertonen.

7.2 Sloopverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van het besluitsubvlak '13' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bestaande gebouwen te slopen, tenzij:

  1. a. het slopen van een bestaand bouwwerk waarvan de sloop reeds in uitvoering was ten tijde van de inwerkingtreding van deze verordening;
  2. b. het slopen van een bestaand bouwwerk krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning.

7.3 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

  1. a. Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van het besluitsubvlak '13' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het verwijderen, aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, en het aanbrengen van eventuele andere oppervlakteverhardingen (al dan niet tijdelijk);
    2. 2. het ontginnen, afgraven, ophogen, opvullen of egaliseren van de bodem waaronder begrepen het ophogen met bagger- of grondspecie;
    3. 3. het dempen van sloten;
    4. 4. het vellen of rooien van houtopstanden of -gewassen, anders dan bij wijze van verzorging;
    5. 5. het, al dan niet tijdelijk, opslaan en/of storten van bouw- en afvalmateriaal;
  2. b. de omgevingsvergunningplicht als bedoeld onder a. is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. 1. betrekking hebben op het normale onderhoud en beheer;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;
  3. c. de werken of werkzaamheden als bedoeld onder a. zijn slechts toelaatbaar voor zover geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de met het beschermd stadsgezicht verbonden cultuurhistorische waarden.

7.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werkzaamheden en slopen

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.2 en 7.3 wint het bevoegd gezag advies in bij het team Erfgoed omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning cultuurhistorische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van deze waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.

Artikel 8 Specifieke Regels In Verband Met Waterkeringen

8.1 Specifieke bouwregels

Het is verboden ter plaatse van het besluitsubvlak '14' te bouwen, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de waterkering, met een maximale bouwhoogte van 3 meter.

8.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 8.1 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het bestaande gebruik van de gronden, met inachtneming van de betreffende regels van deze verordening, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Gebruiksregels

  1. 1. Onder met de beheersverordening strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van/of het laten gebruiken van:
    1. a. onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
    2. b. onbebouwde gronden en/of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
    3. c. stacaravans en recreatiewoningen voor permanente bewoning;
    4. d. onbebouwde gronden als kampeerterrein;
    5. e. vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
    6. f. onbebouwde gronden als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
    7. g. onbebouwde gronden als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen.
  2. 2. nieuwe bouwwerken worden gebruikt overeenkomstig het ter plaatse bestaande gebruik van de gronden of van de bestaande gebouwen waarbij zij worden gebouwd.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouder kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:

  1. a. de in de gebiedsregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de gebiedsregels voor het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen;
  3. c. het overschrijden van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor het plaatsen van hekwerken of borstweringen ten behoeve van dakterrassen, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte met niet meer dan 1,50 meter mag worden overschreden;
  4. d. de gebiedsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  5. e. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals liftkokers, trappenhuizen, lichtkappen.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van de Beheersverordening Griftpark'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Utrecht is in 2005 gestart met het actualiseren van het planologische regime op haar grondgebied. Het actualiseren van het planologisch regime voor het grondgebied van het Griftpark is noodzakelijk, gezien de wettelijke plicht om bestemmingsplannen elke 10 jaar te actualiseren.

Actualisatie kan ofwel via een bestemmingsplan ofwel via een beheersverordening plaatsvinden. De gemeenteraad heeft op 24 november 2011 gekozen om de beheersverordening te benutten als leidend instrument voor de actualisatie van haar ruimtelijk beleid. Als voorwaarde hierbij geldt dat voor het betreffende gebied geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien.

Aangezien in het Griftpark geen ontwikkelingen worden voorzien, wordt voor dit gebied een beheersverordening vastgesteld. In hoofdstuk 3 is de keuze voor de beheersverordening nader onderbouwd.

1.2 Verordeningsgebied

Het plangebied van deze verordening is gelegen direct aan de noord- oostzijde van de oude binnenstad. Het wordt aan de noordzijde begrensd door de achtertuinen van de woningen aan de Pieter Nieuwlandstraat, aan de oostzijde door de westzijde van de Blauwkapelseweg en aan de zuidzijde door de noordzijde Kleine Singel en op het hart van de Stadsbuitengracht. Aan de westzijde ligt de grens bij de achtertuinen van de Van Swindenstraat en de Van Musschenbroekstraat. Vervolgens ligt de grens langs de Stieltjesstraat. In het verlengde daarvan is de grens getrokken aan de westzijde van de zogenaamde 'torteltuin', waarna weer aangesloten wordt op de Biltsche Grift en de Stadsbuitengracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BVGRIFTPARK-0601_0001.png"

Kaartje plangebied

1.3 Vigerende Plannen

In het verordeningsgebied is één ruimtelijke plan van kracht. Het gaat om het bestemmingsplan Griftpark e.o., vastgesteld op 31 augustus 2000 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 28 november 2000.

Dit plan komt, zoals in de Wet ruimtelijke ordening is bepaald, bij inwerkingtreding van de beheersverordening te vervallen.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting op de beheersverordening is als volgt opgebouwd:

  • hoofdstuk 2 beschrijft het instrument beheersverordening en de instrumenten die in aanvulling op de verordening beschikbaar zijn voor het beheer van het gebied Griftpark;
  • hoofdstuk 3 gaat over de onderbouwing van de keuze voor het instrument beheersverordening voor Griftpark, de uitgangspunten waarop de beheersverordening is gebaseerd en de toelichting op de inhoud van de verordening;
  • hoofdstuk 4 bevat het onderzoek naar de relevante beleidskaders en de toepasselijkheid daarvan op de verordening en het onderzoek naar de omgevingsaspecten die bij de totstandkoming van de verordening zijn betrokken en beoordeeld.

Hoofdstuk 2 De Beheersverordening

2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de beheersverordening als instrument. Ook wordt aandacht besteed aan de instrumenten waarmee - naast de beheersverordening - het ruimtelijke beheer van het verordeningsgebied kan worden ingevuld.

2.2 De Beheersverordening

2.2.1 Inhoudelijk

Een beheersverordening is een beheerregeling voor het bestaand gebruik voor een gebied waarin geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien binnen de horizon van de verordening (10 jaar).

Het begrip 'bestaand' gebruik' kan zowel 'eng' als 'ruim' worden uitgelegd. Bij bestaand gebruik in enge zin worden alleen de bestaande feitelijk aanwezige functies en bebouwing vastgelegd. Het gaat daarbij om gebruik en bouwen inclusief hetgeen op basis van verleende vergunningen is toegestaan, maar nog niet is gerealiseerd. Bij gebruik in ruime zin wordt het vigerende bestemmingsplan als uitgangspunt genomen.

In de beheersverordening Griftpark is ervoor gekozen de ruimte die het bestemmingsplan Griftpark e.o. biedt, mee te nemen en is op die wijze invulling gegeven aan het begrip bestaand gebruik in ruime zin. In paragraaf 3.3 is dat beschreven en onderbouwd.

2.2.2 Bestanddelen beheersverordening

Anders dan bij het bestemmingsplan bepaalt de Wet ruimtelijke ordening niet uit welke elementen een beheersverordening bestaat. Het is wel duidelijk dat de beheersverordening betrekking heeft op een gebied en regels geeft voor het beheer van dat gebied en voor het vastleggen van de bestaande situatie. De beheersverordening heeft een digitale component en sluit aan bij de digitale opzet van de instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening.

Bovenstaande maakt dat een beheersverordening bestaat uit:

  • een object bestaande uit het gebied waarop de verordening betrekking heeft. Dat is op bijbehorende verbeelding aangegeven als verordeningsgebied, met een of meer objecten binnen het gebied, die op de verbeelding zijn aangeven als besluitsubvlak;
  • regels die gekoppeld zijn aan het gebied en/of de objecten en die kunnen gaan over gebruiken, bouwen, aanleggen en slopen, afwijken met een omgevingsvergunning en eventueel overgangsrecht.


Alhoewel de Wet ruimtelijke ordening dit niet bepaalt, is het noodzakelijk de beheersverordening vergezeld te laten gaan van een toelichting waarin de gemaakte keuzen zijn onderbouwd. De Wet ruimtelijke ordening bepaalt wel dat de beheersverordening de volgende elementen kan bevatten:

  • een verbod om bepaalde werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren zonder omgevingsvergunning;
  • een verbod om bouwwerken te slopen zonder omgevingsvergunning;
  • binnenplanse afwijkingsregels;
  • overgangsrecht.


In de beheersverordening Griftpark is van de volgende elementen gebruik gemaakt:

een aanlegverbod voor:

  1. a. de ecologische zones in het park;
  2. b. de rond het park aangebrachte schermwand.


Het aanlegverbod leidt ertoe dat voor het uitvoeren van verschillende grondwerkzaamheden een omgevingsvergunning dient te worden verkregen alvorens deze werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd.

In de verordening is ook een sloopverbod en aanlegverbod opgenomen voor de bebouwing en de aanzichten langs de Wittevrouwensingel vanwege de aanwijzing van dit gebied als beschermd stads- en dorpsgezicht (zie verder paragraaf.3.2.3).

Ook zijn enkele afwijkingsregels opgenomen. Het gaat om beperkte afwijkingen van de bouwregels met het oog op toekomstige behoeften. Gelet op het aanvullende instrumentarium van de Wabo, is de gemeente van oordeel dat overige wijzigingen op voldoende wijze buiten de beheersverordening kunnen worden geregeld. Verwezen wordt naar paragraaf 2.3 voor een bespreking van deze mogelijkheden.

2.2.3 (il)legaal gebruik en overgangsrecht

In een beheersverordening kan zowel legaal als illegaal gebruik worden geregeld. In deze beheersverordening, Griftpark, is ervoor gekozen om alleen het planologisch toegestane gebruik toe te staan. Dit betekent dat zowel het legale feitelijke gebruik, als eventuele planologische gebruiksmogelijkheden positief zijn bestemd. Illegale situaties zijn dus niet bestemd.

De Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de beheersverordening in overgangsrecht moet voorzien op het moment dat de toegestane gebruiksvormen afwijken van de feitelijk bestaande situatie. Dit feitelijk bestaande, maar afwijkende gebruik, mag namelijk niet zonder meer worden wegbestemd. Zoals gezegd, bestemt deze verordening ook de toegestane feitelijk bestaande situatie positief. Van wegbestemmen van legaal gebruik is zodoende geen sprake en om die reden is een overgangsrechtelijke regeling niet nodig.

2.2.4 Procedureel

De beheersverordening is een gemeentelijke verordening. In tegenstelling tot een bestemmingsplan of omgevingsvergunning staat tegen de vaststelling van een beheersverordening geen beroep open. Bij de voorbereiding van deze beheersverordening is aan een ieder door middel van een toetsingsmoment de gelegenheid gegeven een reactie op de beheersverordening te geven. De resultaten hiervan zijn opgenomen in de bijlagen.

2.3 Aanvullende Ruimtelijke Instrumenten

Naast de beheersverordening zijn er nog diverse aanvullende ruimtelijke instrumenten die kunnen worden ingezet om ontwikkelingen mogelijk te maken, in aanvulling op de beheersverordening.

Dit betreffen:

  • het vergunningvrij bouwen, betreffende de activiteiten zoals opgenomen in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht;
  • de afwijkingsmogelijkheid ten behoeve van de planologische kruimelgevallen;
  • de planologische omgevingsvergunning, zijnde een omgevingsvergunning voor het afwijken van de beheersverordening, voorzien van een ruimtelijke onderbouwing.


Met uitzondering van de vergunningvrije bouwwerken, geldt dat bovenstaande bouwmogelijkheden moeten voldoen aan redelijke eisen van welstand.

2.3.1 Het vergunningvrij bouwen

In bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn bouwactiviteiten opgenomen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen twee categorieën van vergunningvrije activiteiten:

  • de geheel vergunningvrije activiteiten uit artikel 2 van Bijlage II van het Bor, die niet binnen een bestemmingsplan of beheersverordening hoeven te passen, zoals bijbehorende bouwwerken onder voorwaarden (bijgebouwen, overkappingen, aanbouwen), zonnepanelen, vlaggenmasten, erfafscheidingen, nutsgebouwtjes, dakkapellen, antenne-installaties, straatmeubilair, containers voor huisvuil en installaties voor het regelen van het verkeer;
  • de activiteiten uit artikel 3 van bijlage II van het Bor, die alleen vergunningvrij zijn als zij passen binnen een bestemmingsplan of beheersverordening, zoals bouwwerken op het achtererf die niet hoger zijn dan 5.00 meter, zwembaden bij woningen, openbare speeltoestellen en onder omstandigheden veranderingen aan bouwwerken.


In bijlage 2 is de regeling uit bijlage II van het Bor opgenomen. Voor beide categorieën gelden de volgende uitzonderingen:

  • vergunningvrij bouwen is niet toegestaan in een gebied dat wegens explosiegevaar of op grond van veiligheidsrisico's onbebouwd moet blijven;
  • het aantal woningen mag niet worden veranderd door vergunningvrij bouwen;
  • wanneer een gebied archeologische resten bevat is vergunningvrij bouwen over een oppervlakte van meer dan 50 m2 niet toegestaan.


Procedure
Voor de vergunningvrije activiteiten is logischerwijs geen procedure van toepassing. Deze kunnen zonder meer worden uitgevoerd.

2.3.2 De afwijkingsmogelijkheid ten behoeve van planologische kruimelgevallen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om van het bestemmingsplan of de beheersverordening af te wijken ten behoeve van 'bij of krachtens algemene maatregel van bestuur' aan te geven gevallen: het Besluit omgevingsrecht (Bor). In artikel 4 van bijlage II behorend tot het Bor zijn de kruimelgevallen uitputtend opgesomd die voor een afwijking van het bestemmingsplan of de beheersverordening in aanmerking komen. Het gaat om zogenaamde bijbehorende bouwwerken die groter zijn dan de omgevingsvergunningvrije bouwwerken, infrastructurele en nutsvoorzieningen, antennes tot 40 meter, duurzame energie-installaties, evenementen en gebruiksveranderingen tot maximaal 1.500 m2 binnen de bebouwde kom, inclusief inpandige bouwactiviteiten.

Doordat sprake is van een bevoegdheid om af te wijken van de beheersverordening kan dit instrument worden benut voor het beheer van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied, in aanvulling op de beheersverordening.

Procedure
Voor de activiteiten die via kruimelgevallenregeling mogelijk kunnen worden gemaakt, geldt de reguliere voorbereidingsprocedure van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Dit betekent dat er een beslistermijn van 8 weken geldt na ontvangst van de aanvraag. Nadat de vergunning is verleend staat tegen de vergunning bezwaar en beroep open.

2.3.3 Planologische omgevingsvergunning

Voor - de op dit moment - onvoorziene ontwikkelingen, die niet met de hiervoor beschikbare wettelijke instrumenten zijn in te passen, biedt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de mogelijkheid van de beheersverordening af te wijken, indien wordt aangetoond dat de beoogde ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

Mocht de gemeente van oordeel zijn dat geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening, dan kan het verzoek worden afgewezen. Daarmee is de planologische omgevingsvergunning eveneens een instrument voor het beheer van de ruimtelijke kwaliteit van een gebied, in aanvulling op deze beheersverordening.

Procedure
Voor het bouwen/gebruiken met een ruimtelijke onderbouwing geldt de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Deze procedure omvat een termijn waarin de ontwerpvergunning ter inzage wordt gelegd en een ieder zijn of haar zienswijze kan indienen. De procedure heeft een beloop van ongeveer 6 maanden. Nadat de vergunning is verleend staat hiertegen direct beroep open.

2.3.4 Welstandstoezicht

In het kader van het welstandstoezicht wordt het uiterlijk van een bouwwerk beoordeeld aan de hand van de zogenaamde redelijke eisen van welstand. Die eisen zijn voor het Griftpark vastgelegd in de gemeentelijke welstandsnota. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning bouwactiviteiten wordt getoetst aan de welstandseisen. Daarmee is het welstandstoezicht een instrument voor het beheer van de ruimtelijke kwaliteit van een gebied net zoals de beheersverordening of een bestemmingsplan.

2.3.5 Toepassing van de instrumenten in aanvulling op de beheersverordening

Bij het opstellen van de beheersverordening Griftpark is rekening gehouden met de mate waarin bovenvermelde instrumenten kunnen worden ingezet in het verordeningsgebied. Zoals eerder al benoemd, is de beheersverordening bedoeld om de bestaande situatie te beheren. In paragraaf 3.2 is nader uiteengezet op welke wijze de bestaande situatie in het Griftpark is ingevuld. Op het moment dat zich een geval voordoet die niet als passend binnen de 'bestaande situatie' kan worden beschouwd, kunnen de volgende eerder genoemde alternatieve instrumenten worden ingezet.

Voorbeelden van activiteiten waarvan wordt verwacht dat deze in het gebied Griftpark zullen voorkomen zijn:

  • vergunningvrij bouwen van erfbebouwing;
  • vergunningvrij bouwen van algemene voorzieningen, zoals vuilcontainers, straatmeubilair et cetera;
  • gebruiksveranderingen via de kruimelgevallenregeling;
  • niet vergunningvrije algemene voorzieningen via de kruimelgevallenregeling.

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten Griftpark

3.1 Inleiding

In het vorige hoofdstuk is stil gestaan bij het instrument van de beheersverordening en de aanvullende instrumenten. In dit hoofdstuk wordt kort de geschiedenis van het Griftpark weergegeven, de toepassing van de beheersverordening en aanvullende instrumenten op het gebied Griftpark e.o. uiteengezet, en de gemaakte keuzes inzichtelijk gemaakt.

3.2 Reden Beheersverordening

3.2.1 Inleiding

In hoofdstuk 1 is het gemeentelijke uitgangspunt benoemd om daar waar mogelijk, het instrument beheersverordening in te zetten om het ruimtelijke beleid te actualiseren. Vaststelling van een beheersverordening voor het Griftpark e.o. is een logisch vervolg op dit uitgangspunt.

3.2.2 Typering verordeningsgebied

Het Griftpark is een gebied dat inmiddels (vrijwel) geheel is ontwikkeld. De gemeente wenst de bestaande kwaliteit van het park, alsmede de aanwezige functies te behouden. De gemeente acht de beheersverordening voor dit doel het geschikte instrument, omdat dit instrument juist bedoeld is om de bestaande situatie vast te leggen, terwijl kleinschalige ontwikkelingen (zowel qua bouwen als qua gebruik) mogelijk blijven.

Het Griftpark is een park met een rijke geschiedenis. Vanaf 1850 was het gebied een bedrijventerrein aan de rand van de stad. Aan de ene kant van het Griftpark lag het zogeheten Vaaltterrein aan de Biltsche Grift. Hier werd jarenlang het Utrechtse huisvuil gestort. Aan de andere kant van het park lag de Utrechtse gasfabriek. Hier werd uit steenkool gas gewonnen. De gasfabriek was bekend om zijn rook, stank en lawaai.

In 1959 is de gasfabriek gesloten. Tien jaar later ging ook het Vaaltterrein dicht. Het gebied kwam braak te liggen. Bewoners uit de omringende wijken hebben zich sterk gemaakt voor de komst van een park. De ontdekking van gifgrond gooide aanvankelijk roet in het eten. De aanleg van het park werd in 1980 vanwege de vervuiling stil gelegd. Na een ingrijpende bodemsanering is het Griftpark in 1999 officieel geopend.

Aan de randen van het plangebied bevinden zich enkele woonwijken, waaronder de woningen aan de Wittevrouwensingel: een beschermd stadsgezicht waar sprake is van functiemenging. Ook in het achtergelegen gebied is sprake van diverse uiteenlopende functies, waaronder het bedrijvengebouw Hooghiemstra.

Het behoud van deze bebouwing en functiemenging is het uitgangspunt voor deze verordening.

3.2.3 Beschermd dorps- en stadsgezicht

In het verordeningsgebied ligt een bijzondere straat, namelijk de Wittevrouwensingel (zie afbeelding hieronder). De woningen aan de Wittevrouwensingel zijn door de Rijksdienst aangewezen als beschermd stadsgezicht. In dit aanwijzingsbesluit wordt mede bepaald dat de bescherming van deze straat zowel via een bestemmingsplan als via een beheersverordening kan plaatsvinden (op grond van artikel 36 Monumentenwet 1988).

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BVGRIFTPARK-0601_0002.jpg"

Blauwe arcering: beschermd stadsgezicht

De historische bebouwing aan de Wittevrouwensingel maakt onderdeel uit van de 19e eeuwse stadsuitbreiding langs de singels, naar ontwerp van J.D. Zocher (het zogenaamde 'Plan Zocher'). De statige bebouwing van herenhuizen bestaat voornamelijk uit woonhuizen van circa 1850, opgebouwd uit een kelder, twee bouwlagen, soms een mezzanino, en veelal (samengestelde) schilddaken evenwijdig aan en/of haaks op de singel. Enkele huizen zijn vrijstaand of maken onderdeel uit van een reeks, of vormen een ensemble van een dubbel woonhuis. De woonhuizen zijn van architectuurhistorisch belang als uiting van de 19e eewse bouwstijl, het neo-classicisme.

Het gebied liggend aan het Hooghiemstraplein, heeft een meer industrieel karakter vanwege de voormalige Voederkoeken en Fouragefabriek Hooghiemstra uit het begin van de twintigste eeuw. Hier staat onder andere een pakhuis uit 1912 (nu bedrijfsverzamelgebouw Hooghiemstra). Bij de fabriek hoorde een groot complex van verschillende bedrijfspanden en een directeurswoning (Wittevrouwsingel 101 bis) met garage (nummer 102). Hooghiemstraplein 11 is in 1923 gebouwd als magazijn voor landbouwwerktuigen (nu architectenbureau). Het bijbehorende restant van een graanzuiginstallatie, aan de kade van de Wittevrouwensingel, is aan het begin van de twintigste eeuw geplaatst en vormt een kenmerkend relict van de voormalige bedrijvigheid langs de singel.

Het pand gelegen aan de Wittevrouwensingel 88, het huidige Hostel Wittevrouwen, is een vrijstaande voormalige directeurswoning uit circa 1870 in neo-classicistische stijl.

Binnen het beschermde stadsgezicht zijn enkele gemeentelijke monumenten aanwezig:

  • de percelen aan de Wittevrouwensingel met huisnummers 89-90, 93-93BS, 94, 94 BS, 94 BS A, 99;
  • het Hooghiemstraplein 11A-E (pakhuis);
  • het resterend deel van een graanzuiginstallatie, staande aan de kade van de Wittevrouwensingel tegenover de nummers 102 en 100-100A.


De kerk op het adres Wittevrouwensingel 92 en het pand Wittevrouwensingel 88 zijn beide in het verleden geïnventariseerd als cultuurhistorisch waardevol, maar zijn niet aangewezen als beschermde monumenten.

Beschermende regeling
De beschermende regeling die in deze beheersverordening ten behoeve van dit beschermde stadsgezicht is opgenomen, betreft het volgende:

  • I. Sloopverbod

Het slopen van bouwwerken is alleen toegestaan nadat hiervoor een omgevingsvergunning voor is verleend. Hiermee wordt geborgd dat waardevolle panden/bouwwerken in het gebied zonder nadere toetsing uit het straatbeeld verdwijnen. Voordat met een verzoek tot slopen zal worden ingestemd wordt advies bij het team Erfgoed ingewonnen omtrent de (on)wenselijkheid van de sloop en eventuele voorwaarden die aan de omgevingsvergunning kunnen worden gekoppeld.

  • II. Aanlegverbod

Afgezien van cultuurhistorische bouwwerken, hebben elementen als het straatprofiel, de groenvoorzieningen (zowel in openbaar gebied als op particulier terrein), de erfafscheidingen en dergelijke ook cultuurhistorische waarde voor beide gebieden. Om die reden is er een omgevingsvergunning vereist voordat dergelijke elementen mogen worden gewijzigd of verwijderd.

3.2.4 Functiemenging

Het plangebied kenmerkt zich, naast het Griftpark zelf, met name aan de Wittevrouwensingel en het Hooghiemstraplein, door een grote verscheidenheid aan functies. Naast de woonfunctie bevinden zich in het plangebied onder andere enkele kleine bedrijven, kantoren, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen.

3.2.5 Conclusie

Om de hierboven beschreven bestaande kwaliteit van het Griftpark e.o. te behouden, wordt de beheersverordening ingezet. De beheersverordening is voor dit doel het geschikte instrument, omdat het juist bedoeld is om de bestaande situatie vast te leggen, terwijl kleinschalige ruimtelijke wijzigingen mogelijk blijven, voor zover passend bij een gebied met lage dynamiek. Voorts zet de gemeente aanvullende instrumenten in (zoals beschreven in paragraaf 2.3) om het gebied niet op slot te zetten en binnen het beheer van het gebied aanvaardbare niet ingrijpende ontwikkelingen mogelijk te maken.

3.3 Uitgangspunten Beheersverordening Griftpark


De beheersverordening Griftpark is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  1. 1. het beheer van de bestaande situatie;
  2. 2. de afstemming op de mogelijkheden van het bestaande planologische regime, voor zover passend binnen de grenzen van het instrument van de beheersverordening en sectorale wetgeving, mede rekening houdend met aanvullende instrumenten zoals vermeld in paragraaf 2.3;
  3. 3. de wens om de gemeentelijke standaard 'De Utrechtse Leest' in te passen, gebaseerd op de standaardregeling voor bestemmingsplannen, de 'SVBP2012'.

3.3.1 Beheer van de bestaande situatie

Het beheer van de bestaande situatie vormt de basis van deze beheersverordening. Dit leidt ertoe dat de gemeente over een toetsingskader beschikt op basis waarvan omgevingsvergunningen kunnen worden verleend en handhaving kan plaatsvinden. De bestaande kwaliteit van het woon(-en gedeeltelijk) werkgebied wordt zo behouden.

Artikel 3.1 van deze verordening regelt dit uitgangspunt door te bepalen dat zowel qua gebruik als qua bouwen de bestaande situatie ook de toegestane situatie is.

De bestaande situatie bestaat uit gebruik en bouwen:

  • bestaand gebruik: het gebruik van gebouwen en gronden zoals aanwezig op het moment dat de verordening wordt vastgesteld. Voor zover dit gebruik strijdig is met het voorheen geldende bestemmingsplan of in strijd met een toegestaan gebruik in afwijking van het bestemmingsplan, valt dit gebruik buiten het begrip bestaand gebruik.
  • bouwen (bestaande bouwwerken): bouwwerken die conform de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd (ofwel vergunningvrij, ofwel op basis van een vergunning), of nog legaal kunnen worden gebouwd (op grond van een nog niet benutte vergunning).


Bij de aanvraag om omgevingsvergunningen en in handhavingszaken kan de bestaande situatie door middel van de volgende bronnen worden geraadpleegd:

  • luchtfoto (zie bijlage 3);
  • lijst met functies (BAG/WOZ) (zie bijlage 3);
  • inventarisatie van de bouwhoogtes (zie bijlage 4);
  • locatie bebouwing via BAG;
  • archief omgevings- en bouwvergunningen.


Er is voor gekozen deze inventarisaties geen onderdeel te laten uitmaken van het juridisch deel de beheersverordening. De inventarisaties, luchtfoto's en het bouwarchief zijn slechts bronnen waaruit kan worden geput om aan te tonen wat de bestaande situatie is. Wanneer de inventarisaties deel zouden uitmaken van het juridische deel van de beheersverordening, zou dit bij fouten leiden tot juridische procedures. Dit is ongewenst. Tevens geeft het de gelegenheid aan burgers en anderen om, als er een fout staat in de inventarisatie, te bewijzen dat het bestaande gebruik ten tijde van het vaststellen van de beheersverordening anders was.

Luchtfoto
Aan de hand van de luchtfoto zijn verschillende waarnemingen mogelijk. Dit betreft onder meer de locatie van de bebouwing, tuinen, de openbare ruimtes, et cetera. Ook kan voor een deel uit de luchtfoto worden opgemaakt welke functies in het verordeningsgebied voorkomen. Dit geldt met name voor de openbare ruimte (openbaar groen, wegen, water).

Lijst met functies (BAG/WOZ)
In bijlage 3 is een lijst opgenomen waarin per adres is weergegeven welke functie(s) op dat betreffende adres worden uitgeoefend (wonen, bedrijf, maatschappelijk, kantoor, et cetera). Dit betreffen de gegevens uit de gemeentelijke Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) en de gegevens uit de Wet waardering onroerende zaken (WOZ). Aan de hand van deze lijst kan exact worden teruggevonden wat de bestaande situatie (functie) is. Deze gegevens zijn verbeeld in bijlage 3.

Inventarisatie bouwhoogte
De bouwhoogten zijn geïnventariseerd. In bijlage 4 zijn de kaarten opgenomen waarin de bestaande goot- en bouwhoogtes zijn weergegeven.

Locatie bebouwing BAG
De BAG (Basisregistratie Adressen en Gebouwen) bevat de gemeentelijke basisgegevens van alle adressen en gebouwen. Onderstaand figuur laat zien dat onder meer de locatie van de gebouwen op deze wijze inzichtelijk is. Daarnaast benoemt de BAG ook het grondoppervlak van het betreffende object en het gebruiksdoel.

De BAG is via de BAG-viewer voor een ieder ontsluitbaar gemaakt. Voor de toepassing van de BAG voor deze verordening, zijn de gegevens van de BAG op de datum van vaststelling van de verordening 'vastgezet'. Op die manier kan waar nodig worden teruggegrepen op de 'bestaande situatie' zoals opgenomen in de BAG op moment van vaststelling van deze beheersverordening.

Archief vergunningen
Door middel van het gemeentelijk archief met verleende bouw -en omgevingsvergunningen is tevens per geval de bestaande situatie inzichtelijk te verkrijgen.

3.3.2 Afstemming op het geldende planologische regime

Eén van de uitgangspunten van de beheersverordening is om de planologische ruimte die het geldende planologische regime bevat, zo mogelijk, te behouden. Ten behoeve van dit uitgangspunt is een vergelijking gemaakt tussen de bestaande situatie (aanwezige bebouwing en functies) en hetgeen het geldende planologische regime mogelijk maakt. Vervolgens zijn twee afwegingen gemaakt:

  1. 1. óf deze ruimte in de beheersverordening wordt opgenomen;
  2. 2. op wélke wijze deze ruimte in de beheersverordening wordt opgenomen.


Typering geldende planologische regeling
Bij de afweging of sprake is van planologische ruimte, en zo ja, welke, uit het vigerende bestemmingsplan meegenomen wordt, speelt de wijze waarop de geldende regelingen zijn opgezet een belangrijke rol. Het geldende planologische regime bestaat voor het verordeningsgebied uit een gedetailleerd bestemmingsplan: 'Griftpark e.o.'. Er zijn relatief weinig extra bouwmogelijkheden of gebruikswijzigingen opgenomen in het bestemmingsplan. Dit leent zich zeer goed voor een beheersverordening.

Planologische ruimte uit vigerend plan in de beheersverordening
In de beheersverordening is de onbenutte planologische ruimte uit het bestemmingsplan 'Griftpark e.o.' opgenomen. Deze ruimte is voor de komende 10 jaar wenselijk en past binnen het instrument beheersverordening.

De in het bestemmingsplan 'Griftpark e.o.' toegelaten functies die nog niet zijn benut, zijn aangegeven met een besluitsubvlak en betreffen de volgende functies:

Besluitsubvlak '1'
Ter plaatse van het besluitsubvlak '1' zijn naast de bestaande functies tevens de volgende functies toegestaan:

  1. 1. wonen;
  2. 2. maatschappelijke voorzieningen;
  3. 3. atelier;
  4. 4. dienstverlening en kantoor met een maximum vloeroppervlak van 250 m² per vestiging;
  5. 5. het uitoefenen van kleinschalige bedrijvigheid in de ambacht en nijverheid, voor zover deze voorkomen in de categorieën A en B1 van de bij deze verordening behorende Lijst van Bedrijven functiemenging;
  6. 6. productiegebonden detailhandel.


Besluitsubvlak '2'
Ter plaatse van het besluitsubvlak '2' zijn naast de bestaande functies tevens de volgende functies toegestaan:

  1. 1. maatschappelijke voorzieningen;
  2. 2. atelier;
  3. 3. dienstverlening en kantoor met een maximum vloeroppervlak van 250 m² per vestiging;
  4. 4. het uitoefenen van kleinschalige bedrijvigheid in de ambacht en nijverheid, voor zover deze voorkomen in de categorieën A en B1 van de bij deze verordening behorende Lijst van Bedrijven functiemenging;
  5. 5. productiegebonden detailhandel.


Besluitsubvlak '3'
Ter plaatse van het besluitsubvlak '3' is tevens een garagebedrijf, voor zover deze voorkomt in categorie 3 van de bij deze verordening behorende Lijst van Bedrijven.

Besluitsubvlak '4'
Ter plaatse van het besluitsubvlak '4' zijn naast de bestaande functies de volgende functies toegestaan:

  1. 1. wonen, uitlsuitend op de begane grond;
  2. 2. kantoor, uitsluitend op de eerste verdieping;
  3. 3. geluidwerende luifel;
  4. 4. onderdoorgang ten behoeve van het wegverkeer, uitsluitend op de begane grond.


Besluitsubvlak '5'
Ter plaatse van het besluitsubvlak '5' zijn naast de bestaande functies tevens kantoor, atelier en wonen toegestaan.


Besluitsubvlak '6'
Ter plaatse van het besluitsubvlak '6' zijn naast de bestaande functies tevens toegestaan het uitoefenen van kleinschalige bedrijvigheid in de ambacht en nijverheid voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorieën A en B1 van de bij deze verordening behorende Lijst van Bedrijven functiemenging, met een maximum vloeroppervlak van 200 m² per bedrijfsvestiging, en een kantoor, met een maximum vloeroppervlak van 200 m² per vestiging.

Besluitsubvlak '7'
Ter plaatse van het besluitsubvlak '7' is naast de bestaande functies tevens horeca in de categorieën D1 en D2 toegestaan van de bij deze verordening behorende Lijst van Horeca-activiteiten.

Besluitsubvlak '8'
Ter plaatse van het besluitsubvlak '8' zijn naast de bestaande functies tevens de volgende functies toegestaan:

  1. 1. wonen;
  2. 2. gebouwde parkeervoorziening in vier lagen;
  3. 3. het uitoefenen van kleinschalige bedrijvigheid in de ambacht en de nijverheid, voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorieën A en B1 van de bij deze verordening behorende Lijst van Bedrijven functiemenging, op de begane grondlaag en gesitueerd aan het Hooghiemstraplein, tot een maximum vloeroppervlak van 200 m², en op de eerste en tweede verdieping ieder tot een maximum vloeroppervlak van 215 m².


Besluitsubvlak '9'
Ter plaatse van het besluitsubvlak '9' zijn naast de bestaande functies tevens de volgende functies toegestaan:

  1. 1. nutsvoorzieningen, waaronder een 50kV-station wordt begrepen;
  2. 2. bouwwerken ten behoeve van de openbare dienst, waaronder gemeentewerven en veegposten worden begrepen.


Besluitsubvlak '10' en besluitsubvlak '11'
Ter plaatse van het besluitsubvlak '10' is naast de bestaande functies tevens een schermwand toegestaan.

Ter plaatse van het besluitsubvlak '11' is naast de bestaande functies tevens sprake van een waarde ecologie.

In het bestemmingsplan 'Griftpark e.o.' zijn maximale bebouwingsmogelijkheden aangegeven. In de praktijk hoeft deze toegelaten bebouwingsruimte (nog) niet te zijn benut. Deze onbenutte bebouwingsruimte is in de aparte besluitsubvlakken, de besluitsubvlakken 15 t/m 23, opgenomen.

3.3.3 Inpassing van de gemeentelijke standaard

De afgelopen jaren heeft de gemeente een standaard voor de bestemmingsplannen ontwikkeld die ook toepasbaar is op andere ruimtelijke besluiten, zoals de beheersverordening en de omgevingsvergunningen. Het doel van de standaard is een gelijkluidende regeling voor veelvoorkomende ruimtelijke aspecten binnen de gemeente en omvat onder meer begripsbepalingen, de wijze van meten, flexibiliteitsregelingen, zoals voor bebouwing ten behoeve van dakterrassen, regels voor erfbebouwing en beroepen aan huis. Met het oog op de rechtsgelijkheid is de gemeentelijke standaard in de beheersverordening Griftpark voor zover mogelijk toegepast. Het gaat om de volgende onderwerpen:

Aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf
De gemeentelijke standaard maakt het mogelijk om een variëteit aan beroepen aan huis uit te oefenen, waaronder ook een bed & breakfast, een kapper of een schoonheidsspecialiste. Hieraan zijn verschillende voorwaarden gekoppeld, zoals het oppervlak van de woning dat voor dit beroep mag worden aangewend en de impact -van bijvoorbeeld parkeerdruk- die de functie op de omgeving mag hebben. Via een begripsbepaling is het beroep of bedrijf beschreven en ook wat hier in ieder geval niet onder wordt verstaan, zoals een horecabedrijf, of juist wel kleinschalige voorzieningen voor kinderopvang (zie artikel 3.3.2 en 3.3.3 van de beheersverordening).

Regeling bijbehorende bouwwerken
De gemeente streeft naar een gelijkluidende regeling voor de bijbehorende bouwwerken bij grondgebonden woningen voor het gehele grondgebied.

Structureel groen: (openbare) ruimte, inclusief water, en groen
Alhoewel deze beheersverordening zoveel mogelijk de bestaande situatie beoogt vast te leggen, is het niet de bedoeling de aanwezige dynamiek in de openbare ruimte weg te nemen. Zo moet het mogelijk blijven om bepaalde functies uit te wisselen, denk aan verbreding en of versmalling van watergangen, stoepen, fietspaden en dergelijke. Conform de standaardregelingen voor het openbare gebied in Utrechtse bestemmingsplannen, biedt dit plan zodoende enige flexibiliteit ten aanzien van de inrichting van het openbare gebied. Dit gaat echter niet zover dat het structureel groen kan worden aangetast. Zo is het niet toegestaan om parkeervoorzieningen in structureel groen aan te leggen.

Voor structureel groen kent deze beheersverordening een beschermende regeling. In bijlage 5 bij de regels is een kaart opgenomen waaruit blijkt wat onder structureel groen in het Griftpark wordt begrepen. Daarbij is gekeken naar het bestemmingsplan 'Griftpark e.o.'. De groenstroken die in dit bestemmingsplan de bestemmingen 'Groenvoorziening park, tevens ecologisch kerngebied', 'Groenvoorziening park 1, tevens ecologisch kerngebied', samen het Griftpark vormende, en 'Groenvoorzieningen, openbaar groen' hadden, zijn bestempeld als structureel groen.

Het Griftpark zorgt voor een aantrekkelijke groene verblijfs- en recreatieruimte, die zal moeten wordenbehouden voor de wijk en stad. Het Griftpark en het overige, openbare, groen, maakt onderdeel uit van de stedenbouwkundige structuur van de wijk. Het structurele groen draagt bij aan de herkenbaarheid van de wijk en zorgt ervoor dat gebruikers van de wijk zich goed kunnen oriënteren. Het verharden en/of versnipperen van het openbare groen door bijvoorbeeld parkeerplaatsen, zou afbreuk doen aan de beoogde kwaliteit van het gebied Griftpark.

In de artikelen 3.2.3 en 3.3.4 is bepaald wat (al dan niet) in de openbare ruimte is toegestaan en in welke mate bebouwing (zoals kunstwerken, straatmeubilair en speelvoorzieningen) is toegestaan.

Afwijkingsregels
In deze beheersverordening is de mogelijkheid opgenomen om voor een aantal gevallen een afwijkingsbesluit te nemen (zie artikel 11 van de beheersverordening). Afwijkingen hebben vooral betrekking op de maatvoering van gebouwen. Het betreft:

  • het afwijken van maten tot 10%;
  • het plaatsen van vlucht- en noodtrappen;
  • verhoging van de bouwhoogte van gebouwen met 1,5 m voor hekwerken voor dakterrassen;
  • verhoging van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot 10 meter;
  • het toestaan van plaatselijke verhogingen van gebouwen ten behoeve van liftkokers, trappenhuizen et cetera.

Hoofdstuk 4 Beleidskaders En Onderzoek

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk vindt toetsing plaats aan beleids- en omgevingsaspecten. Geconcludeerd kan worden dat deze aspecten het vaststellen van deze beheersverordening niet in de weg staat.

4.2 Beleidaspecten

In het kader van deze beheersverordening is getoetst welke beleidsstukken op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau relevant zijn. Gelet op de uitgangspunten van deze beheersverordening, is uitsluitend stil gestaan bij beleid dat eventuele consequenties voor de beheersverordening kan of dient te hebben. Omdat de beheersverordening ziet op het beheer van de bestaande situaties is een uitgebreidere toetsing niet noodzakelijk.

Deze werkwijze leidt tot de conclusie dat het rijksbeleid niet aan de beheersverordening in de weg staat. Daarentegen moet wel nader stil worden gestaan bij provinciaal en gemeentelijk beleid.

4.2.1 Provinciaal beleid

Provinciale Ruimtelijke Verordening, Provincie Utrecht 2009

De Provinciale Staten van de provincie Utrecht hebben op 21 september 2009 de Provinciale Ruimtelijke Verordening vastgesteld. Hierin worden de provinciale belangen veilig gesteld door de gemeenten de verplichting op te leggen bij het nemen van ruimtelijke besluiten, zoals bestemmingsplannen en beheersverordeningen, deze belangen in de afweging mee te nemen. Voor het verordeningsgebied is vanuit de verordening één regel van belang, namelijk voor de archeologische waarden:

  • Archeologie (artikel 3.3 van de Provinciale Verordening); een beheersverordening dient regels ter bescherming van de in het verordeningsgebied aanwezige archeologische waarden te bevatten.


De archeologiekaart van de Provinciale Verordening laat zien dat delen van het gebied Griftpark binnen de cultuurhistorische hoofdstructuur zijn gelegen.

4.2.2 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Utrecht 2015-2030 (2004)

In 2004 is de Structuurvisie Utrecht 2010-2030 vastgesteld. In deze visie zijn de drie kernkwaliteiten van de stad in de drie perspectieven uitgewerkt:

  • De Markt
  • Het Podium
  • De Binnentuinen

Het verordeningsgebied behoort tot de Binnentuinen 'de grote stad met kleinschaligheid en sociale cohesie in de wijken'. De opgave voor dit ontwikkelingsperspectief ligt vooral in het onderhouden, vernieuwen en versterken van de kenmerkende wijkstructuren. Soms is dat een park, soms een voorzieningenlint, soms een waterloop. Ingrepen in de binnentuinen/wijken moeten leiden tot een inrichting van de openbare ruimte die aansluit bij de behoefte van de gebruikers. De woonfunctie domineert. Afhankelijk van de situatie kan er sprake zijn van intensivering of juist extensivering. Maatvoering en wijkkenmerken zijn hierbij leidend. Er is een basispakket aan voorzieningen nodig, kleinschalige functiemenging is mogelijk, bijvoorbeeld in de vorm van woon/werkunits of kleinschalige bedrijvigheid. De wijken zijn autoluw. Verkeer wordt zoveel mogelijk via de stedelijke ontsluitingswegen afgehandeld. Op die manier wordt ook de onderlinge verbinding tussen de wijken georganiseerd.

Het gebied Griftpark voldoet in de bestaande situatie aan de opgave die in de structuurvisie voor de 'Binnentuinen' is opgenomen. Het feit dat de gemeente het instrument beheersverordening toepast, versterkt deze conclusie. Vernieuwing of anderszins ingrepen in de inrichting van het (openbare) gebied en het voorzieningenniveau blijft mogelijk binnen de kaders van deze beheersverordening en met gebruikmaking van de alternatieve instrumenten, zoals beschreven in paragraaf 2.3.

Welstandsnota
De nota geeft per wijk een omschrijving van de stedenbouwkundige opbouw en aanwezige kenmerken. Aanvragen voor omgevingsvergunningen voor bouwen zullen aan de in de Welstandnota benoemde kenmerken en criteria worden getoetst. Voor het Griftpark geldt als beleid Respect: de oorspronkelijke staat van het park dient gerespecteerd te worden. Voor de bebouwing aan de Wittevrouwensingel en de bebouwing nabij het Eykmanplein geldt als beleid Open.

4.3 Omgevingsaspecten

4.3.1 Inleiding

Voorafgaand aan de keuze voor de inzet van de beheersverordening voor het Griftpark heeft een scan plaatsgevonden van relevante omgevingsaspecten in het gebied. Dit onderzoek is beperkt van aard, omdat de beheersverordening gericht is op instandhouding van de bestaande situatie. Het onderzoek richtte zich erop te bepalen of in het gebied vanuit het oogpunt van milieu, natuur, verkeer of water aanleiding bestaat tot het treffen van maatregelen. Hiervoor is een toets uitgevoerd op het voldoen aan wet- en regelgeving. Daarnaast geldt voor het gebied een specifieke onderzoeksverplichting op grond van externe veiligheid. De scan van omgevingsaspecten omvatte de volgende aandachtsgebieden:

  • bodem;
  • externe veiligheid;
  • geluid van weg- en railverkeer;
  • industrielawaai en bedrijvigheid;
  • luchtkwaliteit;
  • geur;
  • flora en fauna, aanwezigheid van ecologische verbindingen;
  • straalpaden;
  • waterhuishouding.


Geconstateerd is dat geen van de genoemde omgevingsaspecten in het gebied aanleiding geeft tot het treffen van maatregelen. De bestaande situatie wordt gehandhaafd en er wordt voldaan aan de vigerende wet- en regelgeving.

Er is geen scan verricht naar de aanwezige flora en fauna en eventuele geurbelasting. In de beheersverordening zijn beperkt ontwikkelingen mogelijk. In het geval van sloop- of bouwwerkzaamheden, moet voor de beschermde soorten uit de flora- en faunawet in het kader van de omgevingsvergunning alsnog een onderzoek worden verricht.

4.3.2 Bodem

In 1980 wordt bij de aanleg van het Griftpark bodemverontreiniging gevonden. Dit is een rechtstreeks gevolg van de geschiedenis van het park. Jarenlang heeft de gemeentelijke gasfabriek de bodem van het gebied vervuild. Na uitgebreid onderzoek blijkt dat de grond vanaf maaiveld tot een diepte van 35 meter onder maaiveld sterk verontreinigd is. Het grondwater is in een zeer groot gebied (13 ha) verontreinigd geraakt; de verontreiniging strekt zich over de gehele diepte van het 1e water voerend pakket (circa 50 meter diep). Het blijkt niet mogelijk alle verontreinigde grond af te graven. Daarom wordt ervoor gekozen de verontreinigde grond in het kerngebied 'in te pakken' (isoleren, beheersen en controleren). Om het park heen is een ondergrondse scherm gebouwd met behulp van plastisch beton (een mengsel van zand, cement en bentoniet). Deze schermwand is op sommige plekken 64 meter diep. In combinatie met een permanente grondwateronttrekking in het kerngebied, wordt de verontreinigde grond en grondwater met de schermwand geïsoleerd: met de systemen wordt een geohydrologische isolatie in stand gehouden. Deze vorm van isolatie komt er op neer dat de stijghoogte van het grondwater in het eerste water voerend pakket binnen de schermwand altijd lager is dan die van het water in het eerste water voerend pakket buiten de schermwand en die van het water in het tweede watervoerend pakket.

Bovenop de verontreinigde grond is een leeflaag schone grond aangebracht; onder deze in dikte variërende leeflaag (bij verharde terreindelen 30 centimeter; bij onverharde terreindelen 1 meter) bevindt zich een circa 30 centimeter dikke isolatielaag. Tussen de isolatielaag en de leeflaag is een signaleringsdoek aangebracht. Dit is de reden dat het park hoger ligt dan de omliggende straten. Rondom het kerngebied heeft een grootschalige verwijdering van verontreinigde grond plaatsgevonden. Bovendien wordt in het gebied buiten de schermwand een langdurige grondwatersanering uitgevoerd: De Biltsche Grift, die dwars door het Griftpark loopt, ligt in een waterdichte bak waarmee wordt voorkomen dat water van het riviertje het beheersgebied in stroomt.

Het grondwater binnen en buiten de schermwand van het Griftpark wordt opgepompt en met behulp van een bij het Griftpark gelegen ondergronds pompgemaal naar een twee kilometer verderop gesitueerde waterzuiveringsinstallatie getransporteerd. Ten behoeve van het oppompen en transporteren van het verontreinigde grondwater, zijn in en buiten het park (langs de schermwand) ondergrondse voorzieningen aangebracht die altijd in stand moeten worden gehouden. Het gaat daarbij om pomp- en meetapparatuur en om transport- en dataleidingen. Alle maatregelen worden doorlopend gecontroleerd op hun goede werking. Met de gekozen saneringsmethode is uiteindelijk een veilig park tot stand gebracht.

De ondergrondse schermwand, is opgenomen op de verbeelding van deze beheersverordening, met het besluitsubvlak 'schermwand'. Ter bescherming en instandhouding van deze schermwand geldt voor dit besluitsubvlak een aanlegverbod. Het aanlegverbod leidt ertoe dat voor het uitvoeren van verschillende grondwerkzaamheden een omgevingsvergunning dient te worden verkregen alvorens deze werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. Binnen de schermwand mogen tevens niet zonder meer grondwerkzaamheden worden verricht, en deze werkzaamheden moeten in ieder geval de isolerende voorzieningen (leeflaag en schermwand) intact laten, geen contactmogelijkheden met de verontreiniging veroorzaken en de beheersmaatregelen niet verstoren. Voorkomen moet worden dat er werkzaamheden worden uitgevoerd onder de isolatielaag.

Ook buiten de schermwand zijn in het gebied van deze beheersverordening bodemverontreinigingen aanwezig. Indien hier grondwerkzaamheden of grondwateronttrekkingen plaatsvinden, zijn voor de omgevingsvergunning bodemonderzoek en/of saneringsmaatregelen noodzakelijk.

Bij werkzaamheden op of in de bodem (zoals afgraven of afvoeren van grond of grondwateronttrekkingen) moet aan de regels uit het Besluit bodemkwaliteit en de Wet bodembescherming worden voldaan. In het geval van sloop- of bouwwerkzaamheden, moet voor de bodemkwaliteit alsnog een onderzoek worden verricht. Informatie over de bodemkwaliteit voor bijvoorbeeld een specifiek adres is te vinden op www.utrecht.nl/milieu/bodem.

4.3.3 Externe veiligheid

4.3.4 Geluid

4.3.5 Luchtkwaliteit

4.3.6 Bedrijvigheid

In het verordeningsgebied komt enige bedrijvigheid voor. De aanwezigheid van deze bedrijvigheid vormt geen aanleiding voor het treffen van maatregelen naar de woonomgeving, omdat de bestaande situatie wordt gehandhaafd en er geen nieuwe (geluid) gevoelige bestemmingen worden toegestaan. De afstanden van bedrijven tot woningen zijn conform de eisen uit de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' en vormen daarmee geen belemmering voor het vaststellen van de beheersverordening.

4.3.7 Groen en ecologie

Het Griftpark maakt onderdeel uit van de Hoofdgroenstructuur zoals opgenomen in het Groenstructuurplan Utrecht. Dit houdt in dat het bestaande stedelijke groen, waaronder het Griftpark, wordt beschermd en zo mogelijk verbeterd. Het Griftpark is als zodanig op de verbeelding vastgelegd.

Er is geen onderzoek gedaan naar de aanwezige flora en fauna. De locatie ligt niet in een EHS gebied of gebied dat aangemerkt staat als beschermd gebied in het kader van de Vogel- en habitatrichtlijn. Hiermee hoeft in deze beheersverordening geen rekening te worden gehouden.

De volgende aandachtspunten zijn echter van belang. In een aantal concrete gevallen of bij specifieke werkzaamheden kan een conflictsituatie ontstaan met verbodsbepalingen (artikel 8 t/m 13) uit de Flora- en faunawet; zoals renovatie van wegen en muren, sloop en renovatie van bebouwing en de kap van bomen. In veel gevallen kunnen maatregelen worden getroffen om overtreding van verbodsbepalingen te voorkomen en/of negatieve effecten op populaties van beschermde soorten te beperken.

Het centrale deel van het Griftpark, inclusief de muur langs het doorgaande fietspad (ten westen van de vijver) is ecologisch ingericht en waardevol. Eventuele toekomstig uit te voeren werkzaamheden zullen zodanig uitgevoerd worden dat negatieve effecten op planten en dieren tot een minimum worden beperkt.

Een deel van het Griftpark heeft wel een besluitsubvlak Waarde ecologie gekregen, vanwege de daar aanwezige ecologische waarden.

4.3.8 Waterparagraaf

4.3.9 Archeologie

De gemeente Utrecht heeft de archeologische waarden op haar grondgebied nader uitgewerkt in de Verordening op de archeologische monumentenzorg van december 2009. Op grond van deze gemeentelijke verordening geldt voor de daarvoor in aanmerking komende gebieden - zoals gearceerd in onderstaande uitsnede - een beschermingsregime en is op deze gronden een vergunning noodzakelijk voor bouwwerkzaamheden en andere werkzaamheden, geen bouwwerkzaamheden zijnde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BVGRIFTPARK-0601_0003.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BVGRIFTPARK-0601_0004.png"

Uitsnede kaart bij gemeentelijke verordening

In de regeling van de beheersverordening is de gemeentelijke Verordening op de archeologische monumentenzorg van toepassing verklaard. Dit betekent dat in voorkomende gevallen het regime van deze verordening moet worden gevolgd.

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijven Functiemenging

Bijlage 1 Lijst van Bedrijven functiemenging

Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Lijst van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3 Toelichting Lijst Van Bedrijfsactiviteiten


Toelichting Lijst van Bedrijfsactiviteiten

Deze bijlage is ontleend aan 'Bedrijven en milieuzonering', Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).

1. Hoofdindeling

Tabel 1 omvat de bedrijfstypen met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 2008. Bij die bedrijfstypen is rekening gehouden met de normaliter bij deze bedrijven voorkomende opslagen en installaties.

Tabel 2 omvat algemene opslagen en installaties voor situaties dat:

  1. 1. bedrijven bijzondere opslagen en/of installaties hebben, die anders dan 'normaal' zijn voor die bedrijven of
  2. 2. het betreft opslagen en/of installaties, die op zich niet als een bepaald bedrijf of bedrijfstype kunnen worden aangemerkt, maar wel als een relevante bedrijfsactiviteit in het kader van een bestemmingsplan.

2. Afstanden voor geur, stof, geluid en gevaar

Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van een woning. Uit de vier verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de vier. Bij deze invulling zijn de volgende afstandscategorieën gehanteerd voor omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied:

10 m
30 m
50 m
100 m
200 m
300 m
500 m
700 m
1.000 m
1.500 m

Mocht een bedrijf meerdere SBI-codes kennen, dan moet voor elk aspect de grootste afstand worden genomen. Dat geldt ook voor de gebruikte installaties en opslagen.
Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties.
Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- /activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie.
Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.

3. Gevaar: risico (R) en vuurwerk (V)

Voor bepaalde bedrijfstypen is na de afstand voor gevaar de letter R van 'risico' aangegeven. Dat houdt in dat voor deze bedrijfsactiviteiten moet worden nagegaan of het Bevi van toepassing is. Daarnaast is bij bepaalde bedrijfstypen na de afstand voor gevaar de letter V van 'vuurwerk' opgenomen. Voor deze bedrijfsactiviteiten dient getoetst te worden aan het Vuurwerkbesluit.

4. Categorie

De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de afstanden, die daarvóór in de kolommen geur, stof, geluid en gevaar zijn vermeld. De milieucategorie is vermeld in kolom 'categorie'.
Onder de kop 'categorie' is een indeling opgenomen, in tien mogelijke milieucategorieën:

milieucategorie grootste afstand
1 10 m
2 30 m
3.1 50 m
3.2 100 m
4.1 200 m
4.2 300 m
5.1 500 m
5.2 700 m
5.3 1.000 m
6 1.500 m


5. Indices voor verkeersaantrekkende werking, bodem (B) en lucht (L)

Het aspect verkeer(saantrekkende werking) is kwalitatief beoordeeld. Dat weerspiegelt zich in een indicatie omtrent de bronsterkte:
1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking;
2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking.

Het aspect bodem (bodemverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft.
Het aspect lucht (luchtverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht heeft die mogelijk in planologisch opzicht relevant is.

6. Verklaring gebruikte afkortingen

- : niet van toepassing / niet relevant
< : kleiner dan
> : groter dan
= : gelijk aan
cat. : categorie
e.d. : en dergelijke
i.e. : inwonereenheden
kl. : klasse
n.e.g. : niet elders genoemd
o.c. : opslagcapaciteit
p.c. : productiecapaciteit
p.o. : productieoppervlak
b.o. : bedrijfsoppervlak
v.c. : verwerkingscapaciteit
u : uur
d : dag
w : week
j : jaar
B : bodemverontreiniging
L : luchtverontreiniging
R : risico (Besluit externe veiligheid inrichting mogelijk van toepassing)
V : vuurwerkbesluit van toepassing

Bijlage 4 Lijst Van Horeca-activiteiten

Toelichting Lijst van Horeca-activiteiten

Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening kan, in verband met de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen, in het bestemmingsplan of een beheersverordening bij het toelaten van horecabedrijven aan de hand van ruimtelijk relevante criteria als aard, omvang en parkeerdruk een onderscheid gemaakt worden in categorieën horecabedrijven. Deze categorieën zijn vastgelegd in het op
18 juni 2012 in werking getreden Ontwikkelingskader horeca Utrecht 2012 en overgenomen in onderstaande Lijst van Horeca-activiteiten.

In de Lijst van Horeca-activiteiten is een functionele differentiatie in 'harde' tot 'zachte' typen van horecabedrijven opgenomen. De regeling geeft een kwalitatieve beperking ten aanzien van het type horecabedrijf dat zich mag vestigen in de woonomgeving. De regeling beoogd de nadelige invloeden van de vestiging van horecabedrijven op het woon- en leefklimaat in de omgeving te voorkomen.

De Lijst van Horeca-inrichtingen kent een indeling in vier categorieën. De categorieën van A tot en met D lopen af in de zwaarte van de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen. In geval van meerdere soorten activiteiten in één inrichting telt de activiteit in de zwaarste categorie voor de type-indeling van de inrichting.

De volgende categorieën van horecabedrijven zullen voortaan worden onderscheiden met als uitgangspunt hun invloed op het woon- en leefklimaat:

categorie A1 discotheek, bar-dancing
categorie A2 zaalverhuur
categorie B café, bar, brasserie
categorie C cafetaria, snackbar, grill-room, fastfood-restaurant, automatiek, snelbuffet
categorie D1 restaurant, bistro, crêperie
categorie D2 lunchroom, ijssalon, koffiebar, koffie/theehuis


Onderscheid café-disco

Het verschil tussen een café en een disco zit in het gelegenheid geven tot dansen als wezenlijk onderdeel van de inrichting.

Onderscheid cafetaria-snackbar

Het verschil tussen een lunchroom en een cafetaria/snackbar zit in het feit dat cafetaria al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren verstrekt. Het betreft hier laagdrempelige inrichtingen met veel in- en uitgaande bewegingen, die veelal laat open zijn. Deze zaken zijn hoofdzakelijk ingericht voor het meenemen dan wel snel nuttigen ter plaatse van etenswaren. De aantasting van het woon- en leefklimaat wordt vooral veroorzaakt door afval op straat van buiten de inrichting geconsumeerde spijzen en de daarbij behorende stank- en geluidsoverlast.

Detailhandel met horeca

In de detailhandel is een groeiende behoefte aan ondersteunende horeca. Hierbij moet worden gedacht aan een winkel waar een klein deel van het vloeroppervlak gebruikt wordt voor het nuttigen van ter plaatse bereide en verkochte etenswaren. Dergelijke ondersteunende horeca kan buitenplans worden geregeld middels de zogeheten 'Kruimelgevallenregeling'. Randvoorwaarden hierbij zijn:

  • het horecadeel mag niet direct vanaf de straatzijde zichtbaar zijn en het pand moet het aanzicht behouden van een winkel;
  • voor winkels tot 1.000 m2 bvo geldt in principe een maximale ratio tussen horeca en publiekstoegankelijke winkelvloeroppervlak van 30:70 en er moet een directe relatie zijn met de producten die in de winkel verkocht worden; het gaat primair om het proeven van producten die in de winkel worden verkocht;
  • voor winkels boven de 1.000 m2 bvo geldt dat een ondersteunende horecafunctie kan worden toegestaan tot maximaal 20% van het bebouwd oppervlak; dit geldt ook voor de non-food, zoals kledingwinkels, boekwinkels, schoenenzaken et cetera;
  • de vestiging moet zich houden aan de algemene gehanteerde winkeltijden.


Afhaalcentrum

Een afhaalcentrum valt bestemmingsplantechnisch onder de detailhandelsfunctie. Hierbij kan worden gedacht aan een pizzeria die enkel pizza's verkoopt en geen gelegenheid biedt om ter plaatse de pizza te nuttigen. Ook hier geldt dat het horeca-aspect een ondergeschikt deel uitmaakt van het geheel. Hiermee wordt voorkomen dat het probleem van branchevervaging leidt tot het vestigen van winkelfuncties die in de loop van de tijd veranderen in horecafuncties.

Definitie van een afhaalcentrum: 'detailhandelsvestiging met een horeca-exploitatievergunning op grond van de horeca-exploitatieverordening Utrecht'.

Additionele horeca

Bij additionele horeca gaat het om horeca-activiteiten die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie die ter plaatse is toegestaan. Deze activiteiten worden juridisch-planologisch gezien niet onder de functie 'horeca' begrepen, maar gerekend tot de bestemming van de hoofdfunctie van de instelling waar sprake is van sociaal-culturele, maatschappelijke, en (sportief-) recreatieve doeleinden. Hiermee worden onder meer bedoeld de kantines bij buurthuizen, scholen en sportfaciliteiten, of horecavoorzieningen bij musea en dergelijke.

Bij additionele horeca gaat het erom dat:

  • de uitstraling van deze horeca moet passen bij de hoofdfunctie. Passend betekent dat deze horeca hoort bij de hoofdfunctie en open is tijdens de openingstijden van de hoofdfunctie. Daar bij is het niet toegestaan dat de additionele horecaruimte wordt verhuurd of anderszins in gebruik wordt gegeven aan derden ten behoeve van feesten en partijen;
  • de gelegenheid ondergeschikt moet zijn aan de hoofdfunctie en de hoofdfunctie moet ondersteunen. Ondersteunend wil zeggen dat de additionele horeca de kwaliteit van de hoofdfunctie vergroot of completeert. Ondergeschikt betekent dat er duidelijk sprake moet zijn van een waarneembare ondergeschiktheid van de horecafunctie, waarbij een percentage van 30% van de bebouwde vloeroppervlakte van de hoofdfunctie absoluut als maximum geldt. Dit maximum geldt voor kleinschalige functies; voor grootschalige functies kan door de gemeente een maximum omvang in vierkante meters worden vastgesteld. Er moet duidelijk sprake zijn van een waarneembare ondergeschiktheid van de horecafunctie qua vloeroppervlak, inzet van personeel en onderdeel van de begroting;
  • de horeca niet zelfstandig mag worden uitgeoefend of toegankelijk los van de hoofdfunctie. Wanneer sprake is van zelfstandige toegankelijkheid of van uitoefening los van de hoofdfunctie, is er geen directe relatie meer met de hoofdfunctie, maar gaat het om zelfstandige horeca-activiteiten die vallen onder de horecacategorieën.


Coffeeshops

Coffeeshops worden gereguleerd middels de Algemene Politieverordening (APV). In de Lijst van Horeca-activiteiten vallen coffeeshops in de horecacategorie D. In de APV is de regulering van coffeeshops opgenomen die voorziet in maximaal aantal gedoogde vestigingen. De vestigingsvereisten zijn vastgelegd in het Cannabisbeleid.

Lijst van Horeca-activiteiten

Voor de toepassing van deze Lijst van Horeca-inrichtingen wordt onder een horecabedrijf het volgende begrepen: een bedrijf of instelling waar:

  • bedrijfsmatig drank en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, en/of;
  • bedrijfsmatig zaal accommodatie wordt geëxploiteerd.
Categorie: Inrichting: Activiteiten:
A1 discotheek
bardancing
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek en het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van drank en kleine etenswaren, alsmede de verstrekking van (alcoholhoudende) drank ter plaatse, al dan niet met levende muziek en al dan niet met kleine etenswaren.

Het accent ligt op het ten gehore brengen van muziek en het gelegenheid geven tot dansen.
A2 zaalverhuur Een horecabedrijf dat voorziet in zaalverhuur voor grootschalige, besloten feesten zoals bruiloften. Al dan niet met muziek, verstrekking van (alcoholhoudende) drank en etenswaren.
B café
bar
brasserie
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (alcoholhoudende) drank voor consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden.

Het accent ligt op de verstrekking van drank.
C cafetaria
snackbar
grill-room
fastfoodrestaurantautomatiek
snelbuffet
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholvrije drank.

Het accent ligt op de verstrekking van al dan niet voorconsumptie ter plaatse bereide, kleine etenswaren.
D1 restaurant
bistro
crêperie
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije drank. Geen dansen na restauranttijden.

Het accent ligt op de verstrekking van etenswaren voor consumptie ter plaatse.
D2 lunchroom
ijssalon
koffiebar
koffie-/theehuis
Een horecabedrijf waarbij de bedrijfsactiviteiten zijn gericht op het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en drank, en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied (centrumgebied) en geheel of overwegend is gebonden aan c.q. ondersteunend is voor de (winkel)functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en de ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied.

Daghoreca gebonden aan de openingstijden zoals die gelden voor detailhandel, conform de winkeltijdenwet en de gemeentelijke regelgeving aangaande winkeltijden.

Bijlage 5 Structureel Groen

Bijlage 5 Structureel groen

Bijlage 1 Woz-lijst

Bijlage 1 WOZ-lijst

Bijlage 2 Vergunningvrije Activiteiten En Kruimelgevallenregeling

Bijlage 2 Vergunningvrije activiteiten en kruimelgevallenregeling

Bijlage 3 Luchtfoto Bv Griftpark

Bijlage 3 Luchtfoto BV Griftpark

Bijlage 4 Functie-inventarisatie Bv Griftpark

Bijlage 4 Functie-inventarisatie BV Griftpark