KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Eigendomssituatie - Uitgifte - Fasering
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 De Huidige En De Beoogde Situatie
2.1 Huidige Situatie
2.2 Beoogde Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Internationaal Beleid
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Regionaal Beleid
3.5 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Doel En Systematiek Van Het Bestemmingsplan
4.1 Doel Van Het Plan
4.2 Indeling Van De Planregels
4.3 Juridische Planopzet
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Verkeer
5.2 Bodem
5.3 Geluid
5.4 Milieuzonering
5.5 Luchtkwaliteit
5.6 Externe Veiligheid
5.7 Water
5.8 Duurzaamheid En Energie
5.9 Archeologie En Cultuurhistorie
5.10 Groen, Natuur En Landschap
5.11 Milieueffectrapportage
5.12 Overige Belemmeringen
Hoofdstuk 6 Uitvoering Van Het Bestemmingsplan
6.1 Vergunningverlening
6.2 Handhaving
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Inspraak En Overleg
Bijlage 1 Kaart Waterstructuur
Bijlage 2 Verkaveling Incl. Bouwvlakken
Bijlage 3 Natuurtoets
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek Incl. Bijlagen 1 En 2
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek Bijlage 3
Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek Bijlage 4
Bijlage 7 Verkennend Bodemonderzoek Bijlage 5
Bijlage 8 Nader Bodemonderzoek
Bijlage 9 Rapport Geuronderzoek
Bijlage 10 Commentaarnota Zienswijzen
Bijlage 11 Watervergunning Voor Uitvoering

Balkon-Zuid

Bestemmingsplan - gemeente Veenendaal

Vastgesteld op 25-10-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Regels

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

1.1.1 Aanleiding

In de nota 'Interprovinciale Structuurvisie Ede-Veenendaal' (ISEV, augustus 1994) is de realisatie van woningbouw in Veenendaal-oost gekoppeld aan de inrichting van een natuurontwikkelingszone direct ten oosten van deze woningbouwlocatie. Het ISEV is vastgesteld door provinciale staten van Gelderland en Utrecht en de gemeenteraden van Ede en Veenendaal.

De woningbouwlocatie Balkon Zuid, waarvoor dit bestemmingsplan is ontwikkeld, is bedoeld als intermediair tussen wonen en landschap. Van het wonen in Veenendaal-oost, via het woongebied Balkon Zuid met een lage woningdichtheid, naar de natuurontwikkelingszone De Groene Grens.

Na de realisatie van de woningbouw in Balkon Zuid zal de gemeente Veenendaal haar uiterste oostelijke grens hebben bereikt.

1.1.2 Doel

Het doel van het bestemmingsplan Balkon Zuid is creëren van een juridisch-planologische regeling voor de gewenste woningbouw.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied het een oppervlakte van ca. 10,5 ha en is gelegen ten oosten van de Dragonderweg in Veenendaal en is aan drie zijden ingebed in het natuurontwikkelingsgebied De Groene Grens, dat is gelegen op het grondgebied van de gemeente Ede.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPBalkonZuid-vg01_0001.png"

Op bovenstaande kaartuitsnede ligt het plangebied binnen de rode cirkel. Ten westen van het plangebied wordt de Veenderij (een van de gebieden van de woonwijk Veenendaal-oost) ontwikkeld.

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Balkon Zuid vervangt voor dit gebied het geldende bestemmingsplan 'Agrarisch Buitengebied 1994', zoals dat vastgesteld door de gemeenteraad op 4 juli 1994 en (gedeeltelijk) goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 12 november 1996.

1.4 Eigendomssituatie - Uitgifte - Fasering


Het plangebied is geheel in eigendom van de gemeente. In totaal worden in het gebied 57 woningen gerealiseerd.

Latei Projectontwikkeling zal 37 woningen projectmatig ontwikkelen. Voor de resterende 20 nieuwbouwwoningen zal de grond door de gemeente Veenendaal worden uitgegeven in de vorm van vrije kavels.

Hiernaast is een verkavelingsplan weergegeven, waaruit blijkt hoe het plangebied zal worden verkaveld en hoe de bouwvlakken zijn vastgelegd. Dit verkavelingsplan is ook als Bijlage 2 opgenomen, zodat dit plan in een groter formaat kan worden bekeken.

Van belang is het om op te merken dat op de van het bestemmingsplan deel uitmakende verbeelding twee verschillende bestemmingen voor Groen zijn opgenomen: Groen 1 en Groen 2.

De gronden die op de verbeelding zijn aangeduid met Groen 1, zijn de gronden die de groene scheggen in het plangebied vormen. Deze gronden zullen niet worden uitgegeven, zodat de inrichting en het onderhoud van deze gronden gemeentelijke taken blijven.

De gronden die als Groen 2 zijn aangemerkt, zijn uitgeefbaar. Dit betekent dat deze gronden uiteindelijk in particuliere handen zullen komen.

De fasering van de woningbouwontwikkeling is voorzien in 10 woningen per jaar.
afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPBalkonZuid-vg01_0002.png"

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 komen de bestaande en de beoogde situatie aan bod. Het beleid dat aan dit bestemmingsplan ten grondslag ligt, wordt toegelicht in hoofdstuk 3. Het doel en de systematiek van het plan worden in hoofdstuk 4 uiteengezet. Hoofdstuk 5 handelt over de milieuaspecten, terwijl in hoofdstuk 6 de uitvoering van het bestemmingsplan uiteen wordt gezet. De economische uitvoerbaarheid en inspraak en overleg worden achtereenvolgens weergegeven in de hoofdstukken 7 en 8.

Hoofdstuk 2 De Huidige En De Beoogde Situatie

2.1 Huidige Situatie

2.1.1 Ruimtelijke en functionele opbouw

Abiotische en cultuurhistorische opbouw

Het plangebied ligt in een overgangszone van zand naar veen en bestaat voornamelijk uit moerige eerdgronden met zanddek. Het gebied heeft een open karakter, waarbij de oorspronkelijke oostwest gerichte strokenverkaveling nog herkenbaar is. Vanaf het midden van de 18e eeuw tot aan de tweede wereldoorlog heeft het gebied van de Grift tot aan de Zuiderkade, waar het plangebied deel vanuit maakt, een functie gehad als inundatiegebied voor de Grebbelinie. Kenmerken van inundatiegebieden zijn openheid en een relatief vlakke en lage ligging.

Waterhuishouding

Het plangebied ligt - net als de directe omgeving - in een van de laagste delen van het Binnenveld. Het is een relatief nat gebied, waar ook kwel optreedt vanuit de Veluwe.
Het watersysteem in het plangebied bestaat uit enkele sloten. De Dragondersloot aan de westkant van het plangebied voert water af in zuidelijke richting. In het plangebied liggen enkele oostwest gerichte sloten en greppels die weer afwateren in de Dragondersloot. De Dragondersloot watert af op de Nieuwe Wetering, die een belangrijke afvoerfunctie heeft voor water vanuit het grondgebied van de gemeente Ede en die vervolgens afwatert op de Grift.

Gebruik

Het gebied is sinds de vervening agrarisch gebruikt. Langs de Dragonderweg zijn enkele agrarische bedrijven ontstaan. In het bestemmingsplan Agrarisch Buitengebied 1994 is aan het plangebied de bestemming 'Agrarisch ontginningslandschap het Binnenveld' toegekend. De agrarische bedrijven in het plangebied zijn inmiddels beëindigd en hebben een woonfunctie gekregen, waarbij schuren zijn gesloopt. In de omgeving van het plangebied, langs de Dragonderweg en de Meentdijk liggen nog enkele agrarische en niet-agrarische bedrijven.

Infrastructuur

De westzijde wordt het plangebied begrensd door de Dragonderweg. Deze weg vormt de enige ontsluitingsweg van het gebied.

Technische infrastructuur (leidingen en veiligheidszones)

In het plangebied Balkon Zuid bevinden zich geen rioolpersleidingen of brandstofleidingen in de grond. Evenmin lopen er straalverbindingszones/straalpaden over het plangebied.

2.2 Beoogde Situatie

2.2.1 Inleiding

Zoals in paragraaf 1.1.1 is aangegeven, zal de ontwikkelingslocatie Balkon Zuid dienen als intermediair tussen Veenendaal-oost en De Groene Grens: van de relatief dichte bebouwing van Veenendaal-oost zal Balkon Zuid met een lage bebouwingsdichtheid in een groene setting overgaan in het natuurontwikkelingsgebied De Groene Grens. Gezien de ontwikkeling van een grote woonwijk aan de westkant van het balkon en het omringende natuurontwikkelingsgebied zijn wij van oordeel dat het plangebied Balkon Zuid kan worden aangemerkt als een rustige woonwijk, rustig buitengebied.

2.2.2 Afwikkeling van verkeer

Bij de afwikkeling van verkeer staat de groene uitstraling van het woongebied eveneens voorop; daarom wordt gestreefd naar het beperken van de hoeveelheid verharding. Ook komt er geen ontsluiting voor auto's vanaf de Meentdijk en de Rauweveldseweg.

De Dragonderweg is de scheidslijn tussen Veenendaal-oost enerzijds en De Groene Grens, Balkon Zuid en Balkon Noord anderzijds. Op termijn zal de Dragonderweg een fietsroute met uitsluitend bestemmingsverkeer worden. De ontsluiting voor het autoverkeer van Balkon Zuid zal door het gebied De Veenderij van de woonwijk Veenendaal-oost lopen.

2.2.3 Stedenbouwkundige opzet

De woonwijk Veenendaal-oost is opgezet in drie delen. Groenpoort in het noorden, Buurtstede als centraal deel en De Veenderij in het zuiden. Het plangebied van Balkon Zuid is aan de 'overkant' van De Veenderij gelegen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het beleid dat van belang is voor het bestemmingsplan Balkon Zuid, weergegeven. Het gaat dan zowel om ruimtelijk beleid als ruimtelijk relevant sector- en facetbeleid (zoals het beleid inzake natuur, cultuurhistorie, water).

Het Rijksbeleid is veelal globaal en heeft zijn doorwerking in provinciaal beleid. Provinciaal en gemeentelijk beleid werken door in bestemmingsplannen omdat het beleid op deze niveaus concreter is dan op rijksniveau.

3.1 Internationaal Beleid

3.1.1 Vogelrichtlijn / Habitatrichtlijn / Natura 2000

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden in de Europese Unie (EU). Dit netwerk is opgezet door de EU om de rijke natuur en biodiversiteit in Europa te beschermen. De Natura 2000-gebieden zijn aangewezen en beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 voor gebiedsbescherming.

Natura 2000-gebieden omvatten ook de gebieden die eerder zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De Vogel- en Habitatrichtlijngebieden zijn gebieden die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben. Het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is belast met de aanwijzing van de Natura 2000-gebieden. Het plangebied van Balkon Zuid ligt in de nabijheid van de Natura 2000-gebied Binnenveld (de Hel, Blauwe Hel en Bennekomse Meent). Op de onderstaande afbeelding zijn de Natura 2000-gebieden weergegeven in gele kleur. Het plangebied ligt binnen het rode ovaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPBalkonZuid-vg01_0005.png"

Dit gebied is in ontwerp gepubliceerd door de toenmalige minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op 23 september 2009 en heeft van 24 september tot en met 4 november 2009 ter inzage gelegen. Het gebied is nog niet definitief aangewezen.

Niet alleen activiteiten in een Natura 2000-gebied hebben invloed op de staat van instandhouding van het gebied, ook activiteiten buiten het gebied kunnen de natuurwaarden in een gebied beïnvloeden. Dit wordt "externe werking" genoemd. Er bestaat geen ruimtelijke grens voor externe werking: bepalend zijn de effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de soorten en habitattypen in het Natura 2000-gebied, ongeacht de afstand tot het beschermde gebied.

Dit betekent dat bij de ontwikkeling van Balkon Zuid onderzocht moet worden of er sprake is van effecten op de instandhoudingsdoelstellingen. De gemeente heeft een ecologisch onderzoek laten verrichten. De resultaten van dit onderzoek kunt u vinden in Natuurtoets en worden nader toegelicht in paragraaf 5.10.

3.1.2 Kaderrichtlijn Water

Deze Europese richtlijn die sinds 2000 van kracht is, streeft naar duurzame en robuuste watersystemen en is gericht op zowel oppervlaktewater als grondwater. Belangrijke aandachtspunten zijn de ecologische en chemische toestand van het water, de brongerichte aanpak en het principe 'de vervuiler betaalt'. Met ingang van 2009 moeten alle doelen, maatregelen en uitvoeringsplannen in Brussel bekend zijn. In 2015 wordt geëvalueerd en beoordeeld of de gestelde doelen zijn gehaald.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 inleiding

Hoofddoel van het nationale ruimtelijke beleid is om ruimte te scheppen voor verschillende ruimtevragende functies. Het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat, maakt het nodig dit op een efficiënte en duurzame wijze te doen en niet alleen in kwantitatieve, maar ook in kwalitatieve zin. Bundeling van verstedelijking is een beleidsstrategie die het Rijk hanteert. Er wordt op deze manier optimaal gebruik gemaakt van de ruimte die in het bestaande bebouwde gebied aanwezig is.

3.2.2 Nota Ruimte

De Nota Ruimte geeft de rijksvisie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland weer en bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het schept ruimte voor ontwikkeling uitgaande van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet' en verschuift het accent van het stellen van ruimtelijke beperkingen naar het stimuleren van gewenste ontwikkelingen. De nota ondersteunt gebiedsgerichte ontwikkeling.

In de Nota Ruimte is een hoofdstuk opgenomen, dat voor de integrale inrichtingsopgaven in de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur de belangrijkste uitvoeringsacties beschrijft die het rijk op korte termijn zelf uitvoert, of acties door derden die het rijk wenselijk of noodzakelijk acht. Tevens bevat dit hoofdstuk een uitwerking van de projectenenveloppen die dit kabinet voor een beperkt aantal gebieden wil hanteren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPBalkonZuid-vg01_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPBalkonZuid-vg01_0007.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPBalkonZuid-vg01_0008.png"

Uitsnede uit kaart B:
Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur: economie, infrastructuur, verstedelijking

De Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur omvat gebieden en netwerken, die voor de ruimtelijke structuur en het functioneren van Nederland van grote betekenis zijn. Voor deze elementen draagt het rijk dan ook in het algemeen een grotere verantwoordelijkheid dan daarbuiten. Ze staan voor complexe en/of kostbare opgaven die rijksbemoeienis noodzakelijk maken. Het gaat in de stedelijke sfeer om elementen en opgaven, die voortkomen uit ontwikkelingen met betrekking tot de economie, de infrastructuur en de verstedelijking en uit het onderlinge verband van deze drie ruimtevragende functies.
Gelet op de samenhang met het stedelijke systeem is in de onderlegger het accent gelegd op het bebouwingspatroon en de hoofdinfrastructuur.

Het plangebied is gelegen in een gebied dat op bovenstaande kaartuitsnede is aangeduid als 'nationaal stedelijk netwerk'. Hiermee wordt op het regionaal stedelijk netwerk WERV van de gemeenten Wageningen, Ede, Rhenen en Veenendaal gedoeld. Op dit netwerk wordt in paragraaf 3.4.1 nader ingegaan.

3.2.3 Sectoraal ruimtelijk beleid

Het rijk heeft een groot aantal wetten en beleidsnotities opgesteld. De voor het plangebied belangrijkste regels worden onderstaand toegelicht.

3.2.4 Milieubeleid

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Structuurvisie 2005-2015

Op 13 december 2004 hebben provinciale staten het Streekplan 2005-2015 vastgesteld. Het streekplan is het ruimtelijk plan van de provincie. Hierin geeft de provincie aan hoe zij de ruimte in de provincie wil indelen: bijvoorbeeld waar kunnen nieuwe woningen en bedrijven komen, waar moet de natuur worden beschermd of nieuwe natuur worden ontwikkeld. Zulke vragen, die gaan over het gebruik van de ruimte, de inrichting van onze leefomgeving, worden beantwoord in het streekplan.

Met ingang van de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 is het streekplan vernoemd tot Structuurvisie. De structuurvisie bestaat uit een tekstboek waarin het beleid is beschreven en uit een kaartenbijlage met de plankaart, een kaart met de ecologische hoofdstructuur en toelichtende kaarten. Voor elke kern is ook een kaart met de uiterste verstedelijkingsgrens (de 'rode contour') opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPBalkonZuid-vg01_0009.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPBalkonZuid-vg01_0010.png"

Uit bovenstaande uitsnede van de plankaart kan worden afgeleid dat het plangebied Balkon Zuid is aangemerkt als stedelijk gebied en is gelegen binnen de rode contour, zodat verstedelijking binnen het plangebied mogelijk is.
Vanwege het verschil in schaal tussen de kaartuitsnede en de legenda is hierboven niet goed af te leiden wat de restcapaciteit aan woningbouw per 1 januari 2005 is. Uit het Streekplan volgt dat die restcapaciteit ca. 3.300 woningen bedraagt.

3.3.2 Uitwerkingen van de structuurvisie Utrecht

Na 2005 is de structuurvisie aangevuld met en geconcretiseerd door verschillende uitwerkingen. De uitwerkingen betreffen de Structuurvisies/Streekplanuitwerkingen Hart van Heuvelrug I en II, Baggerberging, Waterplan, Nationale landschappen en Herinrichting Vliegbasis Soesterberg. Voor het plangebied is geen van deze uitwerkingen relevant, zodat de uitwerkingen niet nader worden toegelicht.

3.3.3 Beleidslijn nieuwe Wet ruimtelijke ordening

Doel van deze Beleidslijn is om, ook na inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008, slagvaardig het Streekplan (de Structuurvisie) 2005-2015 als beleidskader te kunnen blijven toepassen.

De Beleidslijn maakt daarbij duidelijk wat de partners onder de werking van de nieuwe Wro van de provincie mogen verwachten: het provinciaal belang wordt gemarkeerd en de inzet van de nieuwe Wro-instrumenten is vastgelegd. Deze Beleidslijn bevat géén nieuw beleid, maar geeft vorm aan de manier van uitwerken van het in Streekplanbeleid onder de werking van de Wet ruimtelijke ordening. De beleidsdoelen uit het Streekplan zijn niet gewijzigd. De Beleidslijn is dus géén partiële herziening van het Streekplan.

Samenwerking en goed overleg zijn ook nu al kernnoties van het Streekplan. Door de nieuwe Wro verschuift de samenwerking naar de voorkant van het traject: proactief handelen is geboden. Goed overleg vooraf en het streven naar samenwerking vormen, binnen de mogelijkheden van een concrete situatie, altijd het uitgangspunt van ieder ruimtelijk proces. Dit vanuit de voor de Wro centrale gedachte "decentraal wat kan, centraal wat moet".

3.3.4 Provinciaal Waterplan 2010-2015 / Deelplan Kaderrichtlijn Water

Utrecht is een mooie provincie. Maar het gebied is ook kwetsbaar doordat klimaatverandering en bodemdaling gevolgen hebben voor het bodem- en watersysteem. Bovendien wordt Utrecht steeds drukker door de groei van de bevolking en van de economie. Waar laat je bijvoorbeeld het teveel aan water? Wat wil de provincie doen om onze zoetwatervoorraad veilig te stellen? Of: hoe zorgen we dat de zwemwaterkwaliteit goed blijft?
De provincie heeft taken op het gebied van waterveiligheid, waterbeheer en gebruik en beleving van het water. In het provinciaal beleid gaat de provincie uit van de kernwaarden duurzaamheid, kwaliteit en samenwerking. In het Waterplan is het beleid vastgelegd. Bij het Waterplan hoort het Deelplan Kaderrichtlijn Water met daarin de provinciale kaders voor de kwaliteit van oppervlaktewater en de maatregelen die de provincie zelf neemt ten aanzien van het grondwater. Op 23 november 2009 hebben Provinciale Staten het Provinciaal Waterplan 2010-2015 en Deelplan Kaderrichtlijn Water vastgesteld.

3.3.5 Cultuur- Archeologie

In de nota 'Niet van Gisteren' heeft de provincie haar visie op de strategie voor het beschermen en versterken van cultuurhistorische waarden beschreven (zie hiervoor het Streekplan 2005-2015, blz. 41).

De provinciale ambities zijn uitgewerkt in drie vormen van sturingsmechanismen, waarbij rekening is gehouden met de dynamiek in de gebieden en de ambities vanuit andere beleidsterreinen:

  1. 1. Veiligstellen: cultuurhistorie is mede sturend voor de ontwikkeling;
  2. 2. Eisen stellen: cultuurhistorie geeft richting aan de mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen;
  3. 3. Actief versterken: de provincie start zelf projecten.

Op de cultuurhistorische strategiekaart (kaartbijlage bij het Streekplan: Visiekaart CHS; kaart 4.3B) is het plangebied Balkon Zuid een onderdeel van het gebied dat is aangeduid met: 'eisen stellen waterlinie'.

Binnen gebieden met de aanduiding 'eisen stellen' wil de provincie vanuit cultuurhistorie voorwaarden verbinden, als kader bij het opstellen van ruimtelijke programma's van eisen voor ontwerpen en inrichtingsplannen.

Deze randvoorwaarden verschillen van gebied tot gebied. Verandering van beeld en functie is in principe mogelijk als aantoonbaar is dat deze verandering zich 'in de geest van' de cultuurhistorische samenhang voltrekt. Op deze wijze levert cultuurhistorie een bijdrage aan (nieuwe) ruimtelijke kwaliteit.

3.4 Regionaal Beleid

3.4.1 Regionale Structuurvisie WERV

WERV staat voor het samenwerkingsverband tussen de gemeenten Wageningen, Ede, Rhenen en Veenendaal. De vier gemeenten vormen een regionaal stedelijk netwerk en hebben gezamenlijk een visie gemaakt voor de ruimtelijke ontwikkeling van de regio tot 2015, met een vooruitblik naar 2030. In de structuurvisie zetten de gemeenten in op een gemeenschappelijke woningmarkt; per gemeente zijn de belangrijkste woningbouwlocaties voor de komende jaren bepaald.

Uit de kaart: Structuurbeeld WERV 2015, waarvan onderstaand een uitsnede is weergegeven, blijkt dat het plangebied Balkon Zuid, evenals Veenendaal-oost, in deze structuurvisie is aangemerkt als onderdeel van 'nieuw woongebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPBalkonZuid-vg01_0011.png"

Uitsnede uit: Structuurbeeld WERV 2015

Op onderstaande uitsnede van het Structuurbeeld WERV voor 2030 is het plangebied als bebouwde kom aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPBalkonZuid-vg01_0012.png"

Uitsnede uit: Structuurbeeld WERV 2030

Uit beide structuurbeelden blijkt dat de ontwikkeling van het plangebied binnen de structuurvisie WERV past.

3.4.2 Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem 2010-2015

Het plangebied valt binnen het beheersgebied van het waterschap Vallei & Eem. In het Waterbeheersplan2010-2015 (vastgesteld op 17 september 2009) heeft het Waterschap Vallei & Eem zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd. Het plan bepaalt in grote lijnen de agenda van het waterschap voor de komende zes jaar.

In het waterbeheersplan vertaalt het waterschap zijn taken in concrete doelen voor de periode van 6 jaar, de maatregelen om die doelen te realiseren en de prestatie-/indicatoren waaraan de resultaten kunnen worden afgemeten. Het waterbeheersplan is gevoed door beleid dat in de achterliggende periode is ontwikkeld.

3.5 Gemeentelijk Beleid

3.5.1 Structuurvisie 2025

De Structuurvisie geeft de ruimtelijke en verkeerskundige visie op Veenendaal in 2025. De visie geeft de hoofdlijnen van de beoogde ontwikkeling weer. De visie is geformuleerd aan de hand van de volgende tien ambities:

  1. 1. Zichtbare en sterke historische identiteit;
  2. 2. Woon- en werkgebieden met eigen karakters;
  3. 3. Heldere routes met duidelijke entrees;
  4. 4. Brandpunten in de stad;
  5. 5. Groene stad;
  6. 6. Aantrekkelijke woonwijken;
  7. 7. Goed gebruik van beschikbare ruimte;
  8. 8. Bereikbare economische gebieden;
  9. 9. Een fietsende stad;
  10. 10. Goed openbaar vervoer.

Voor iedere ambitie is geformuleerd wat gemeente Veenendaal wil bereiken en zijn voorbeelden gegeven hoe dit bereikt kan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPBalkonZuid-vg01_0013.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPBalkonZuid-vg01_0014.png"

Uitsnede uit: Kaart Structuurvisie 2025

De visie is verbeeld in een kaart, waarvan bovenstaand een uitsnede is weergegeven. Op de kaart is het plangebied aangemerkt met de functie 'Wonen'. De ontwikkeling van de locatie Balkon Zuid als woningbouwlocatie is in overeenstemming met de Structuurvisie Veenendaal 2025.
De donkere oranje belijning geeft de grens van de bebouwde kom weer.

3.5.2 Archeologiebeleid

Om aan de wettelijke verplichtingen met betrekking tot de archeologische monumentenzorg te kunnen voldoen heeft de gemeente Veenendaal een archeologische beleidskaart ontwikkeld. Deze is tot stand gekomen door een analyse van wat er bekend is over het Veenendaalse bodemarchief en de landschappelijke mogelijkheden voor bewoning en gebruik door de mens in het verleden, vanaf de prehistorie tot aan de huidige tijd. Deze gegevens zijn gecombineerd met zoveel mogelijk 'harde' informatie over de staat van het bodemarchief (aantasting of vernietiging door veenwinning, woningbouw, aanleg infrastructuur, bedrijvigheid, sanering, etc). Het resultaat is een set van zowel analoge als digitale kaarten, gekoppeld aan (een voorstel voor) planologische maatregelen en planregels voor ruimtelijke-ordeningsdoeleinden. Dit betreffen eisen en vrijstellingen die de gemeente kan hanteren voor de omgang met de bodem in het geval van vergunningplichtige activiteiten (omgevingsvergunningen) en bij de voorbereiding en herziening van bestemmingsplannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPBalkonZuid-vg01_0015.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPBalkonZuid-vg01_0016.png"

Bovenstaand is een kaartuitsnede uit de Archeologische verwachtingskaart opgenomen. Uit deze kaart(uitsnede) blijkt dat het plangebied is vrijgegeven na onderzoek. Het plangebied is vrijgesteld van verder archeologisch onderzoek omdat hier geen archeologische verwachtingen (meer) zijn. Ook op de gemeentelijke archeologische maatregelenkaart is het plangebied vrijgesteld van verder archeologisch onderzoek.

3.5.3 Landschapsontwikkelingsplan

Het landelijk gebied verandert. Waar vroeger alleen landbouwactiviteiten plaatsvonden, vinden nu ook andere activiteiten plaats, zoals recreatie, verkoop aan huis en er zijn woningen bijgekomen. Ook het landschap en de natuur is veranderd: het gebied is meer open geworden door het verdwijnen van de houtwallen en andere streekeigen beplanting.

Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP), vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2007, beschrijft hoe de gemeente omgaat met het veranderende landelijk gebied.

In het LOP is het plangebied omschreven als stedelijk gebied en is geen nadere ontwikkelingsrichting gegeven. Het plangebied wordt niet beïnvloed door het LOP.

3.5.4 Strategische visie Veenendaal 2025

Begin 2004 is het gemeentebestuur van Veenendaal gestart met de opstelling van de Strategische Visie Veenendaal 2025. Met deze strategische visie wil de gemeente alvast stilstaan bij het Veenendaal van de toekomst. Inwoners van Veenendaal zijn opgeroepen mee te denken over de toekomst van Veenendaal.

Hoe moet onze gemeente er dan uit zien, voor wie moet de gemeente dan wat te bieden hebben, welke kwaliteiten zijn belangrijk in 2025? Kwaliteiten waar we nu als gemeente en samenleving al op in willen spelen. Hierbij gaat het om zaken als voorzieningen, woningaanbod e.d., maar ook om de vraag welke identiteit Veenendaal dan wil hebben.
Deze visie dient als 'paraplu bovenop alle plannen' en raakt de hele gemeente. Centrale vraag is 'Welke koers wil Veenendaal varen?' Daarom wil de gemeente de visie ook ontwikkelen in samenwerking met de hele gemeente. Vanuit de samenleving zijn o.a. sleutelfiguren en maatschappelijk middenveld bij de opstelling betrokken.

3.5.5 Waterplan Veenendaal 2006

Op 21 september 2006 heeft de gemeenteraad het Wateplan Veenendaal vastgesteld. Het wensbeeld van Veenendaal op het gebied van water is: 'Het komen tot een duurzaam en integraal waterbeheer, gericht op het behouden en verstreken van de functies en kwaliteiten van het water in al zijn facetten voor de langere termijn'.

Het doel van het waterplan is de randvoorwaarden te scheppen waarmee het wensbeeld wordt bereikt, op voorwaarde dat dit past binnen de kaders van de bestuurlijke prioritering.

Het waterplan kent twee onderdelen: een algemeen visiedeel voor een termijn van 15 jaar en een maatregelendeel voor de termijn van 4 jaar.

Het visiedeel van het plan is een overkoepelend plan, dat aangeeft welke doelen en ambitieniveaus worden nagestreefd. Verbanden tussen beleidsvelden worden integraal neergezet, Dit deel geeft voeding aan andere plannen en beleidsvoornemens.

In het uitvoeringsgerichte deel worden bindende afspraken gemaakt over concrete maatregelen die in de nabije toekomst worden genomen. Waar nog onzekerheid bestaat over de aard en omvang van de maatregelen zal het voornemen van nader onderzoek in het plan worden vastgelegd. De afspraken gaan over de inhoud, uitvoering, planning en financiering en wie een bepaalde actie trekt.

Hoofdstuk 4 Doel En Systematiek Van Het Bestemmingsplan

4.1 Doel Van Het Plan

In paragraaf 1.2 is al aangegeven wat het doel van dit bestemmingsplan is, namelijk: het bieden van een actueel juridisch-planologisch kader voor woningbouwontwikkelingen in het gebied dat wordt aangeduid met Balkon Zuid.

4.2 Indeling Van De Planregels

In het plangebied komen verschillende functies voor. Voor het bepalen van de mogelijkheden voor de diverse gebruiksfuncties is het belangrijk dat er onderscheid wordt gemaakt tussen de diverse functies.

Het is van belang om een onderscheid te maken tussen de verschillende functies om de druk op het gebied te verdelen en een goede belangenafweging mogelijk te maken. Een punt van aandacht is dan ook de beslissing om functies te concentreren en verweven of juist van elkaar te scheiden. Aan de hand van de bestemmingen kan nagegaan worden wat het meest gewenst is voor dat gebied.

In dit bestemmingsplan Balkon Zuid zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

  1. 1. Groen
  2. 2. Verkeer
  3. 3. Water
  4. 4. Wonen

De bestemming Wonen is onderverdeeld in de categorieën A, B en C om de bouwregels te kunnen toespitsen op de verschillende woningtypes. Het karakter van de woningtypes is te vinden in paragraaf 2.2.3.2.

4.2.1 Inleidende regels (hoofdstuk 1)

Dit hoofdstuk bevat alle bepalingen die nodig zijn om de overige planregels goed te
kunnen hanteren:

  • de paragraaf begrippen bevat in het plan gebruikte begrippen die uitleg nodig hebben;
  • in de wijze van meten zijn de technische regelingen met betrekking tot het bepalen van oppervlaktes, percentages, hoogtes, dieptes, breedtes en dergelijke weergegeven. Hieronder valt tevens de manier van peilbepaling.

4.2.2 Bestemmingsregels (hoofdstuk 2)

4.2.3 Algemene regels (hoofdstuk 3)

Hoofdstuk 3 bestaat achtereenvolgens uit de volgende artikelen:

  • Antidubbeltelregel
  • Algemene bouwregels
  • Algemene gebruiksregels
  • Algemene afwijkingsregels
  • Algemene wijzigingsregels

4.2.4 Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4)

In dit hoofdstuk zijn de wettelijk voorgeschreven regels van overgangsrecht en de slotregel opgenomen.

4.3 Juridische Planopzet

Het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels (de voorschriften) en de bij de regels behorende bijlagen. De regels zijn gerelateerd aan de verbeelding, zodat verbeelding en regels altijd in onderlinge samenhang moeten worden bezien en toegepast.

Verbeelding
Zoals reeds eerder gesteld, is de verbeelding gerelateerd aan de regels (en vice versa); daarnaast heeft de verbeelding tevens de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen.
Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts de juridische betekenis indien en voor zover deze in de regels worden gegeven. Verder kunnen er binnen een bestemming verklaringen zijn aangegeven. Deze hebben juridisch gezien geen betekenis en zijn uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid van de verbeelding (bijvoorbeeld topografische gegevens).
De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers en de overheid juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Regels
De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in verschillende hoofdstukken. Bovenstaand (in paragraaf 4.2) zijn per hoofdstuk de diverse regels kort besproken.

Toelichting
De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch dus geen onderdeel uit van het bestemmingsplan. Wel heeft de toelichting een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan. Door de flexibiliteit in de regels kan de rechtszekerheid van belanghebbenden in het gedrang komen. De uitleg In de toelichting dient om de beleidsintenties met betrekking tot toekomstig grondgebruik duidelijk te maken.

Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten

5.1 Verkeer

5.1.1 Ontsluiting

5.1.2 Parkeren

Voor het plangebied is een parkeernorm gehanteerd van 1,8 parkeerplaatsen per woning. Bovenstaand (paragraaf 5.1.1.2) is aangegeven dat parkeren aan één zijde van de slingerweg mogelijk is.

5.2 Bodem

5.2.1 Inleiding

In opdracht van de gemeente Veenendaal is op de locatie Balkon-Zuid door BSAdviezen een bodemonderzoek uitgevoerd. De percelen (totaal circa 10 ha) zijn verkennend en deels nader onderzocht. Het gaat om de adressen Dragonderweg 15 tot en met 23. Op deze percelen bevinden zich woonhuizen en boerderijen.

Het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd conform de norm NEN 5740, het vooronderzoek conform de NVN 5725.

Het nader asbestonderzoek is uitgevoerd conform de onderzoeksstrategie uit de NEN 5707 en het nader onderzoek naar de omvang van de verontreiniging met PAK is uitgevoerd conform de onderzoeksstrategie uit de NTA 5755.

5.2.2 Verkennend bodemonderzoek

Door BSAdviezen is een verkennend bodemonderzoek (rapport zie Bijlage 4)uitgevoerd: Verkennend bodemonderzoek Balkon-Zuid, Dragonderweg 15 – 23, projectnummer 11.69.702, 29 juni 2011.

De volgende kadastrale percelen zijn onderzocht: K4207, K4208, K4209, K4211, K4212, K4213, K4386, K4456, K4982 en K4984. De agrarische percelen (grasland) worden als onverdacht beschouwd, de erfpercelen als verdacht.

De belangrijkste conclusies zijn:

  • Bovengrond agrarische percelen: Op één perceel is een lichte verontreiniging met kwik aangetroffen.
  • Ondergrond agrarische percelen: Geen verontreinigingen aangetroffen (schoon).
  • Bovengrond voormalige erven: Achter huiskavel 15 is asbest op maaiveld aangetroffen en achter kavel 17 een sterke verontreiniging met PAK. De bovengrond achter de huiskavels 15, 15a en 17 is puinhoudend. Dit heeft hoogstwaarschijnlijk een relatie met de sloop van de opstallen die heeft plaatsgevonden.
  • Het grondwater is plaatselijk licht tot sterk verontreinigd met koper en nikkel en licht met barium.
  • Er is nader onderzoek gewenst naar PAK en asbest ter plaatse van de voormalige erven achter de huiskavels 15, 15a en 17.

5.2.3 Nader bodemonderzoek

Door BSAdviezen is een Nader bodemonderzoek en Nader asbestonderzoek (rapport zie Bijlage 8) uitgevoerd: Nader bodemonderzoek Balkon-Zuid, Dragonderweg 15 – 17, projectnummer 11.69.761, 15 februari 2012.

De belangrijkste conclusies uit het nader bodemonderzoek zijn:

5.2.4 Conclusie

De PAK-verontreiniging op perceel Dragonderweg 17 Moet worden gesaneerd. Geadviseerd wordt de percelen waar asbestplaatjes in de bovengrond aanwezig zijn te zeven voordat bouwrijp wordt gemaakt.

De aanvullende onderzoeksfase (bijvoorbeeld op Dragonderweg 23) kan worden uitgevoerd, zodra de planning van uitvoering daar om vraagt. Het is zelfs verstandig om dit uit te stellen aangezien de “gemiddelde houdbaarheid” van een bodemonderzoek circa 5 jaar is.

5.3 Geluid

5.3.1 Inleiding

Tussen de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet geluidhinder (Wgh) is een koppeling gelegd in de artikelen 76 en 76a van de Wgh. Deze koppeling betekent dat de geluidssituatie binnen het plangebied moet voldoen aan de voorwaarden uit de Wgh. Als nadere invulling van deze voorwaarden heeft de gemeente de beleidsregel hogere waarden Wgh opgesteld. Deze paragraaf beschrijft welke aspecten uit de Wgh relevant zijn voor dit plan en toetst de geluidssituatie hieraan.

5.3.2 Regelgeving

De Wet geluidhinder (Wgh) schrijft voor dat de gemeente de gevolgen van plannen akoestisch moet onderzoeken, als de geluidsgevoelige bestemmingen binnen een geluidszone liggen. De Wgh omschrijft zones langs wegen, spoorwegen en (gezoneerd) industrielawaai.

De gemeente draagt zorg voor een zo goed mogelijke akoestische kwaliteit van de leefomgeving in situaties waar geluidsniveaus boven de wettelijke voorkeurswaarden niet kunnen worden voorkomen. Hiervoor stelt de gemeente duidelijke kaders voor ruimtelijke plannen en maakt ze de uitvoering tot het vaststellen van hogere waarden transparant. Het college van burgemeester en wethouders heeft daarom de beleidsregel hogere waarden Wgh vastgesteld. In deze beleidsregel worden randvoorwaarden genoemd voor het toestaan van hogere geluidsbelastingen dan de voorkeurswaarde. De voorwaarden zijn geformuleerd als eis of als inspanningsverplichting.

5.3.3 Plangebied

Nabij het plangebied liggen wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur. Deze wegen zijn volgens de Wgh niet relevant, omdat ze geen geluidszone hebben. Toch kan de geluidsbelasting van dergelijke wegen hoger zijn dan de voorkeurswaarde. Bekend is dat al vanaf een intensiteit van 1.500 motorvoertuigen per etmaal bij asfalt/stille klinkers of 600 motorvoertuigen per etmaal bij klinkers de voorkeurswaarde kan worden overschreden. Daarom moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening de bijdrage van deze wegen wel worden beoordeeld. De intensiteiten op de 30km/u wegen in en nabij het plangebied zijn dermate laag dat deze niet in het onderzoek zijn beschouwd.

Het plan “Balkon Zuid” betreft de realisatie van 57 woningen ten zuidoosten van Veenendaal Oost aan de oostzijde van de Dragonderweg. Het gebied ligt binnen de geluidzone van de Dragonderweg en de Meentdijk. De breedtes van de geluidszones van de wegen die invloed uitoefenen op het gebied zijn weergegeven in onderstaande tabel. Ook staan hierin de voorkeurswaarde en de maximale toegestane ontheffingswaarde op de gevels van de woningen.

Weg breedte geluidszone Voorkeurswaarde Maximale ontheffingswaarde (deze is afhankelijk van de specifieke ligging van de woningen)
Meentdijk 250 48 53
Dragonderweg 200 48 63

Geluidbelasting van de Dragonderweg binnen het plangebied

Ter hoogte van het plan Balkon Zuid wordt op de Dragonderweg alleen bestemmings- en fietsverkeer toegestaan. Het effect van deze weg op de geluidsbelasting ter plaatse van het plangebied is verwaarloosbaar. De effecten van de Dragonderweg zijn daarom niet in dit onderzoek meegenomen. Hieronder wordt de geluidsbelasting van de Meentdijk onderzocht.

Geluidsbelasting van de Meentdijk binnen het plangebied

De berekeningen zijn uitgevoerd met behulp van rekenmodellen die in beheer zijn bij de Milieudienst Zuidoost-Utrecht. Op basis van het meest recente verkeersmodel van de gemeente Veenendaal is een geluidsberekening uitgevoerd. Ter plaatse van het plangebied wordt de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeer van 48 dB niet overschreden. Conform het Meet- en rekenvoorschrift geluidhinder is dit inclusief aftrek volgens art. 110g Wgh.

5.3.4 Conclusie

Overal in het plan wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Aanvullende maatregelen om het binnenniveau te kunnen garanderen zijn niet nodig. Er zijn geen hogere waarden nodig om het te plan te kunnen realiseren.

De huidige planopzet is voor het onderdeel geluid aanvaardbaar en nader onderzoek is niet nodig.

5.4 Milieuzonering

5.4.1 Inleiding

Op 31 mei 2011 geeft de Milieudienst Zuidoost-Utrecht advies over bedrijven en milieuzonering. In dit advies is verwoord dat een goede ruimtelijke ordening beoogt voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten te voorkomen

5.4.2 Regelgeving

Voor het bepalen van de afstanden tussen milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies wordt getoetst aan de VNG Handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' en de Wet milieubeheer.

Op basis van de VNG-handreiking worden afstanden gemeten tussen de bestemmingsgrens van bedrijven en de gevel van een woning. De adviesafstanden hangen samen met de gebiedskenmerken. Op grond van deze kenmerken kan het plangebied worden aangemerkt als rustige woonwijk (rustig buitengebied).

5.4.3 Plangebied

In het bestemmingsplan wordt de bouw van 57 woningen en een ontsluitingsweg mogelijk gemaakt. Het plangebied is gelegen tussen de woonwijk Veenendaal-oost en het natuurontwikkelingsgebied De Groene Grens op het grondgebied van de gemeente Ede.

Aan de westzijde van het plangebied liggen een aantal agrarisch bedrijven. Deze bedrijven liggen in het bestemmingsplan Veenendaal-oost. De bedrijven zullen worden beëindigd om de bouw van Veenendaal-oost mogelijk te maken. Deze bedrijven worden daarom geacht niet van invloed te zijn op het plangebied Balkon-Zuid.

Aan de oostzijde van het plangebied is De Groene Grens gelegen. Binnen dit gebied zijn een aantal agrarische bedrijven aanwezig. Deze bedrijven blijven bestaan en worden meegenomen in het bestemmingsplan voor het plangebied De Groene Grens. Op 3 november 2011 is door de gemeente Ede een advies uitgebracht inzake de geurbelasting die op het plangebied kan worden ondervonden van de agrarische bedrijven binnen De Groene Grens. Uit het advies blijkt dat het leefklimaat binnen het plangebied Balkon Zuid als 'redelijk goed tot zeer goed' kan worden aangemerkt.

Wij trekken hieruit de conclusie dat er geen belemmeringen zijn voor de realisering van woningbouw in het plangebied Balkon Zuid. Hierbij nemen wij ook in ogenschouw dat binnen het plangebied De Groene Grens in de huidige situatie de afstand tussen de bouwvlakken van agrarische bedrijven en van omliggende burgerwoningen in veel gevallen al kleiner is dan de afstand van de bouwvlakken van die agrarische bedrijven tot de grens van het gebied Balkon Zuid.

5.4.4 Conclusie

De onderzoeken die zijn verricht naar de milieuzonering van de bedrijven in het gebied De Groene Grens die van invloed kunnen zijn op het plangebied Balkon Zuid, tonen aan dat er geen belemmeringen zijn voor het realiseren van de woningbouw binnen het plangebied Balkon Zuid.

5.5 Luchtkwaliteit

5.5.1 Inleiding

Luchtkwaliteit heeft betrekking op de concentraties luchtvervuiling in de lucht en dan vooral de concentraties stikstofdioxide en fijn stof.

5.5.2 Regelgeving

In 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Met deze wet zijn luchtkwaliteitseisen verankerd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Er is vastgelegd dat ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan de in de wet opgenomen grenswaarden en richtwaarden. De grenswaarden van de Wet luchtkwaliteit staan in onderstaande tabel.

Stof Type norm Van kracht vanaf Concentratie (mg/m3) Max. overschrijdingen
per jaar
Stofdioxide (NO2) Jaargemiddelde 2015 40
Stofdioxide (NO2) Uurgemiddelde 2015 200 18
Fijn stof (PM10) Jaargemiddelde 2011 40
Fijn stof (PM10) 24-uursgemiddelde 2011 50 35

Tabel: Grenswaarden Wet luchtkwaliteit

De belangrijkste grenswaarden zijn de jaargemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide en de 24-uursgemiddelde grenswaarde voor fijn stof, omdat deze in Nederland veelvuldig worden overschreden. De overige grenswaarden worden in Nederland nauwelijks overschreden.

Niet in betekenende mate (hierna: nibm)

Alleen projecten die 'in betekenende mate' bijdragen aan de concentraties luchtvervuiling worden getoetst aan de grenswaarden. Er dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende mate' van invloed is op de luchtkwaliteit. Als een bouwproject voldoet aan de gestelde criteria voor de schaalgrootte van het plan (minder dan 1.500 woningen of 100.000 m2 kantooroppervlakte) dan hoeft er niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen.

Cumulatiebepaling

Om te voorkomen dat deze methodiek wordt toegepast op een wijze die de wetgever niet beoogt, is in het Besluit nibm een cumulatiebepaling opgenomen. Deze bepaling voorkomt dat grote ontwikkelingen worden opgeknipt in kleinere delen, zodat toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege kan blijven. Concreet stelt deze cumulatiebepaling dat ontwikkelingen die gelijktijdig worden gerealiseerd, gecumuleerd aan de luchtkwaliteitseisen moeten worden getoetst. De voorwaarden zijn dat de ontwikkelingen gebruik maken van dezelfde infrastructuur en aan elkaar grenzen of in elkaars directe nabijheid zijn gelegen en de bijdrage van de afzonderlijke plannen minimaal 0,1 microgram per m3 bedraagt.

Besluit gevoelige bestemmingen

Kinderen, ouderen en zieken zijn gevoeliger voor luchtvervuiling en worden daarom extra beschermd. Op basis van het Besluit gevoelige bestemmingen gelden voor gevoelige bestemmingen nabij wegen zwaardere beperkingen. Zo mogen op basis van het Besluit binnen 300 meter van rijkswegen en 50 meter vanaf provinciale wegen geen bestemmingen voor langdurig verblijf als kinderdagverblijven, scholen of verzorgingstehuizen worden gebouwd. Woningen zijn in dit besluit dus niet aangemerkt als gevoelige bestemming. Het besluit verplicht overheden om onderzoek uit te voeren naar de concentraties stikstofdioxide en fijn stof. Indien de grenswaarden worden overschreden binnen deze afstanden, kunnen deze bestemmingen niet worden gerealiseerd. Voor gemeentelijke wegen geldt in die gevallen een zwaardere motiveringsplicht.

Vanuit het beginsel van een goede ruimtelijke ordening moet het gebied geschikt zijn voor de beoogde functie. Een goede luchtkwaliteit is een van de randvoorwaarden voor een goede leefomgeving. Daarom is het wenselijk om inzicht te hebben in de luchtkwaliteitssituatie in het gebied.

5.5.3 Plangebied

Momenteel zijn de gegevens van de monitoringstool over 2009 niet beschikbaar en de Milieudienst beschikt niet over een luchtkwaliteitskaarten voor de gemeente Veenendaal. Om toch een indruk te geven van de lokale luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied is gebruik gemaakt van de zogenaamde Rapportagetool (2008).

Voor de toekomstige jaren zijn de luchtkwaliteitskaarten niet weergeven, omdat op basis van de huidige inzichten de concentraties stikstofdioxide en fijn stof, ondanks de verkeerstoename, aanmerkelijk lager zijn. De reden hiervan is het bronbeleid van de Europese en nationale overheid en het schoner worden van het wegverkeer.

De berekende concentraties zijn grafisch weergegeven in onderstaande kaarten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPBalkonZuid-vg01_0017.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPBalkonZuid-vg01_0018.png"

Concentraties stikstofdioxide in 2008 in en nabij het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPBalkonZuid-vg01_0019.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPBalkonZuid-vg01_0020.png"

Concentraties fijn stof in 2008 in en nabij het plangebied

Uit de bovenstaande kaarten is af te leiden dat de concentraties stikstofdioxide en fijn stof ruim beneden de wettelijk toegestane jaargemiddelde grenswaarde van 40 microgram per m3 zijn.

Naast een jaargemiddelde grenswaarde voor fijn stof is er ook een daggemiddelde grenswaarde van 50 microgram per m3 van kracht, die per jaar 35 keer mag worden overschreden. Uit statistische vergelijkingen van TNO en het RIVM blijkt dat deze grenswaarde bij een concentratie van 31,3 microgram per m3 vaker dan 35 keer wordt overschreden. Aangezien de concentraties fijn stof in het plangebied circa 24,5 tot 27 microgram per m3 bedragen, wordt ook aan deze daggemiddelde grenswaarde voldaan.

De uurgemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide wordt vanaf concentraties boven de 60 microgram per m3 overschreden. De concentraties in het gebied zijn tussen de 22,5 en 25 microgram per m3, wat betekent dat ook aan de uurgemiddelde grenswaarde wordt voldaan.

Cumulatie

De effecten als gevolg van de realisatie van Veenendaal-oost zijn reeds in het Bestemmingsplan Veenendaal-oost (december 2006) opgenomen. Het plangebied Balkon Zuid gaat niet van dezelfde ontsluitingsweg gebruik maken.

5.5.4 Conclusie

Binnen het plangebied wordt de realisatie van 57 woningen mogelijk gemaakt. Conform de Regeling nibm is het niet vereist om de planbijdrage te toetsen aan de wettelijke grenswaarden van de Wet luchtkwaliteit.

Vanwege het beginsel van een goede ruimtelijke ordening zijn de concentraties stikstofdioxide en fijn stof in kaart gebracht. Hieruit blijkt dat de wettelijke grenswaarden niet worden overschreden. Daarmee wordt voldaan aan het beginsel van een goede ruimtelijke ordening.

5.6 Externe Veiligheid

5.6.1 Wettelijk kader

Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen lopen als gevolg van aanwezigheid in de directe omgeving van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt, transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd en ondergrondse buisleidingen. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven.

Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Het beleid voor ondergrondse buisleidingen is vervat in de circulaires “Zonering langs hogedruk aardgasleidingen” (1984) en “Voorschriften zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1, K2 en K3 categorie” (1991). Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (voormalig VROM) bereidt een nieuw Besluit buisleidingen voor dat deze Circulaires binnenkort zal vervangen.

Bij de beoordeling van de externe veiligheidssituatie zijn twee begrippen van belang:

  • Het plaatsgebonden risico (PR) richt zich als maat voor het risico vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen vooral op de basisveiligheid voor personen in de omgeving van die activiteiten.
    Aan het PR is een wettelijke grenswaarde verbonden die niet mag worden overschreden. Het PR wordt “vertaald” als een risicocontour rondom een risicovolle activiteit, waarbinnen geen kwetsbare objecten (bijv. woningen) mogen liggen.
  • Het groepsrisico (GR) is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbare aantal personen, de z.g. oriënterende waarde (OW). Dit is een richtwaarde, waarvan het bevoegd gezag, mits afdoende gemotiveerd, kan afwijken. Deze verantwoordingsplicht geldt voor elke toename van het GR, ook als de OW niet wordt overschreden.

Elektromagnetische straling

Voor hoogspanningslijnen is het beleidskader beschreven in het 'Advies met betrekking tot hoogspanningslijnen' (Min. VROM d.d. 5 oktober 2005). Hierin adviseert de Staatssecretaris van VROM het in acht nemen van een veiligheidszone, waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.

Voor zendmasten (omroep/GSM/UMTS) zijn in de EU-publicatie 1999/519/EG blootstellingslimieten aanbevolen voor personen die permanent in de nabijheid van zendmasten verblijven. Nederland heeft deze aanbeveling overgenomen en opgenomen in de Telecommunicatiewet.

5.6.2 Provinciaal beleid

De Provincie Utrecht heeft in het Provinciaal Milieubeleidsplan 2004-2008 voor verschillende gebiedstypen milieukwaliteitprofielen opgesteld. Per milieuthema zijn daarbij indicatoren gedefinieerd waaraan gewenste kwaliteitsniveaus en ambitiewaarden zijn verbonden. Voor externe veiligheid zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico als indicatoren gekozen.

Aan het plangebied kan volgens de systematiek van het Provinciaal Milieubeleidsplan het gebiedstype “groen-stedelijk” worden toegekend. De daaraan verbonden kwaliteitsdoelen voor externe veiligheid zijn:

Indicator Gewenste kwaliteit Ambitiewaarde
Plaatsgebonden risico (PR) PR = 10-6 per jaar of beter PR < 10-8 per jaar
Groepsrisico (GR) GR < 0,3 x oriënterende waarde GR < 0,1 x oriënterende waarde

5.6.3 Bestaande risicosituatie

Op onderstaande uitsnede van de Risicokaart (bron: Provincie Utrecht) toont de omgeving van het plangebied met de mogelijk relevante risicobronnen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPBalkonZuid-vg01_0021.png"

Risicobedrijven:

De dichtstbijgelegen risicovolle inrichtingen zijn twee LPG-tankstations. De afstand tot het plangebied is echter zo groot dat de risicocontouren het plangebied niet beïnvloeden.

Transport van gevaarlijke stoffen:

De afstand van het plangebied tot de rijksweg A12 is minimaal 1150 meter. De afstand tot de Rondweg-Oost is minimaal 660 meter. Deze afstanden zijn zo groot, dat de risicocontouren vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze wegen het plangebied niet beïnvloeden.

Buisleidingen:

Ten westen van het plangebied ligt op een afstand van circa 1000 meter van het plangebied een regionale aardgasleiding. Deze afstand is zo groot dat de risicocontouren van deze leiding het plangebied niet beïnvloeden.

Hoogspanningslijnen:

Ten zuidwesten van het plangebied loopt een 150kV-hoogspanningslijn. Gezien de afstand tot het plangebied van circa 950 meter is de in acht te nemen veiligheidszone van 80 meter voor het plangebied niet van belang.

Zendmasten:

Uit de gegevens op de website www.antenneregister.nl blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen zendmasten aanwezig zijn waarvan de elektrische en magnetische veldsterkten de geldende blootstellingslimieten overschrijden.

5.6.4 Nieuwe risicosituatie

De nieuwe situatie zal niet leiden tot het ontstaan een plaatsgebonden risico of een groepsrisico.
Ook zijn er geen belemmeringen vanwege elektromagnetische straling.

5.6.5 Conclusie

Er is geen sprake van een plaatsgebonden risico of een groepsrisico. Er is geen nadere risicoanalyse nodig en er geldt ook geen verantwoordingsplicht groepsrisico. Er zijn geen belemmeringen vanwege elektromagnetische straling. Het aspect externe veiligheid vormt daarom geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling. Er wordt tevens voldaan aan de voor externe veiligheid genoemde ambitiewaarden uit het Provinciaal Milieubeleidsplan.

5.7 Water

Het watertoetsproces is wettelijk verankerd met het Besluit van 21 april 2008 tot uitvoering van de Wet ruimtelijke ordening (Besluit ruimtelijke ordening) Staatsblad 2008,145. Het besluit verplicht om - ter uitvoering van het Nationaal Bestuursakkoord Water - in de toelichting bij een bestemmingsplan “een beschrijving op te nemen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding”. In deze waterparagraaf wordt hier invulling aan gegeven.

Aan de orde komen vuilwater en regenwater, waterberging en grondwater.

5.7.1 Vuilwater en regenwater

Vanuit de woningen dienen het vuilwater en het regenwater gescheiden van elkaar te worden aangeboden. Het vuilwater wordt via het gemeentelijk rioolstelsel afgevoerd naar RWZI-Veenendaal. Het regenwater wordt rechtstreeks of via een HWA leiding afgevoerd naar de omliggende watergangen, welke het water op hun beurt afvoeren naar De Veenderij en uiteindelijk De Grift.

Het water uit de het achterliggende gebied wordt zoveel mogelijk omgeleid langs Balkon Zuid en wordt via de Nieuwe Wetering afgevoerd naar het stedelijk water van De Veenderij.

Eventuele aanleg van kelders onder woningen kan er toe leiden dat regenwater vanaf het openbaar terrein afstroomt naar de kelders. Partijen die een kelder willen aanleggen, moeten zelf voorzieningen treffen om een natte kelder te voorkomen. Op particulier terrein zal men een drempel kunnen plaatsen om instroom van het regenwater te beperken. Het regenwater dat toch nog afstroomt, zal bij de kelder kunnen worden opgevangen en met behulp van een pomp worden afgevoerd.

5.7.2 Waterberging

In, c.q. nabij het plangebied zal voldoende waterberging aanwezig moeten zijn. Hierover zijn afspraken gemaakt met het waterschap. Een deel van deze waterberging ligt weliswaar buiten het juridische plangebied, maar behoort daar fysiek wel bij. De gemeentegrens verhindert deze waterberging bij dit bestemmingsplangebied te voegen. In het door de gemeente Ede vast te stellen bestemmingsplan De Groene Grens wordt deze berging alszodanig bestemd.

Dat de waterberging voldoende is blijkt ook uit de overwegingen van de door het waterschap Vallei & Eem verleende watervergunning (zie paragraaf 5.7.4). In de overweging (7.2, Ad3) is het volgende opgenomen: "Het oppervlak van 'Het Balkon' is ongeveer 4 hectare. Het bebouwingspercentage zal 60% of minder zijn gezien de ruime opzet van de bouwkavels. Dit betekent dat ongeveer 25.000m2 verharding versneld afstroomt naar het oppervlaktewater. Uitgaande van de normbui die eens in de 10 jaar valt met een intensiteit van 36 mm in 2 uur moet er 900 m3 water geborgen kunnen worden (25.000 m2 x 0,036m). Dit water moet geborgen worden in de schijf van 0,4 meter bovenop de waterspiegel. De oppervlakte van de waterspiegel is ongeveer 7.000 m2. Deze geeft een bergingscapaciteit van ongeveer 2.800 m3 (7.000 m2 x 0,4 m). Dit is 3 keer zo veel als volgens de norm nodig is. De werkzaamheden hebben daarom geen gevolgen voor de bergingscapaciteit van de watergang." einde citaat.

Onderstaande inrichtingschets geeft een beeld van de aanwezigheid van het wateroppervlak in en rond het plangebied.

Daarbij raadt de gemeente het bergen van water op eigen terrein aan met behulp van een regenton en door het beperkt houden van het verharden van het terrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPBalkonZuid-vg01_0022.png"

5.7.3 Grondwater

Het grondwaterpeil is hoog. In verband daarmee wordt de aanleg van niet-waterdichte kruipruimtes en kelders afgeraden. De gemeente staat niet garant voor droge kruipruimtes en droge kelders. Permanente bemaling om de grondwaterstand structureel lager te houden is niet toegestaan.

In het gebied mag de aanwezigheid van kwelwater verwacht worden.

5.7.4 Watervergunning

Op 21 augustus 2012 heeft het Waterschap Vallei & Eem vergunning verleend voor diverse werkzaamheden t.b.v. het bouwrijpmaken van het plangebied. Deze vergunning is als bijlage (11) aan deze toelichting toegevoegd.

5.8 Duurzaamheid En Energie

Voor Balkon Zuid wordt aangesloten bij de duurzaamheidsambities van Veenendaal-oost en in het bijzonder Veenderij, het naastgelegen gebied.

Op basis van de Energievisie Veenderij (2010) is in Veenderij besloten om geen huis-aan-huis gasaansluiting te realiseren en een energieconcept te ontwikkelen met een lage energieprestatiecoëfficient in combinatie met duurzame energie-opwekking. Deze lijn wordt gevolgd in Balkon Zuid.

In de planontwikkeling wordt ook rekening gehouden met de intentie van de overheid om woningen in 2020 energieneutraal te laten bouwen. Zodoende wordt voor Balkon Zuid onderzocht of er - al dan niet in combinatie met Veenderij - mogelijkheden zijn om Balkon Zuid als energieneutrale wijk te realiseren.

Bij de verdere uitwerking van het stedenbouwkundig ontwerp en woningontwerp zullen de volgende punten aandacht moeten krijgen:

  • een hoog adaptief vermogen van gebied en gebouwen, vooral op het gebied van duurzame energieopwekkingsvormen;
  • stimuleren gebruik van actieve en passieve zonne-energie door zongericht verkavelen en/of bouwen;
  • vermindering energievraag door uitstekende isolatie en kierdichting;
  • toepassen van een laagtemperatuurverwarmingssysteem in de woningen.

5.9 Archeologie En Cultuurhistorie

In het plangebied of in de nabije omgeving bevindt zich geen rijks- of gemeentemonument en het gebied ligt ook niet binnen de invloedssfeer van een molenbiotoop.

Vanuit lokaal oogpunt bezien is er in het plangebied geen sprake van cultuurhistorisch waardevolle elementen of structuren.

In paragraaf 3.3.5 is toegelicht dat het plangebied Balkon Zuid op de provinciale Visiekaart Cultuurhistorische Hoofdstructuur is aangeduid met 'eisen stellen waterlinie'. De (water)staatkundige werken van de Grebbelinie bevinden zich in de (directe) omgeving van het Valleikanaal. De kortste afstand tussen het plangebied en het Valleikanaal bedraagt circa 350 meter. Eventuele zichtlijnen tussen het plangebied en het Valleikanaal zijn reeds verstoord door bestaande bebouwing en wegen. In het plangebied is dus geen sprake van ontwikkelingen die de zichtbaarheid en de herkenbaarheid van de Grebbelinie kunnen beïnvloeden.

In paragraaf 3.5.2 is aangegeven dat het plangebied is vrijgesteld van verder archeologisch onderzoek omdat hier geen archeologische verwachtingen (meer) zijn. Er zijn derhalve in archeologisch en cultuurhistorisch opzicht geen belemmeringen voor de geplande ontwikkeling.

5.10 Groen, Natuur En Landschap

Het betreft hier een binnenstedelijk plangebied dat in feite wordt ingepast in het natuurontwikkelingsgebied De Groene Grens. Het plangebied heeft een groene uitstraling in de vorm van openbaar groen en water. Ook de tuinen dragen bij aan het groene karakter van het plangebied.

De gemeente heeft een inventarisatie laten verrichten om duidelijk te krijgen welke ecologische waarde het plangebied vertegenwoordigt.

Voorafgaand aan ruimtelijke ontwikkelingen of bestemmingsplanwijzigingen moet worden beoordeeld of de ruimtelijke plannen strijdig zijn met de natuurwetgeving. Als de kans bestaat dat de plannen negatieve effecten teweeg brengen op beschermde inheemse soorten flora en fauna of beschermde natuurgebieden, moeten deze effecten worden getoetst aan de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en/of het beleidskader voor de EHS.

Dergelijke toetsen moeten worden uitgevoerd door een ter zake kundige die is aangesloten/werkend bij een erkend ecologisch adviesbureau of een erkend adviesbureau met duidelijk aantoonbare expertise en ruime ervaring op het gebied van natuurwetgeving, ecologie en ruimtelijke ontwikkeling.

Het plangebied van Balkon Zuid ligt binnen de invloedssfeer van het Natura 2000-gebied Binnenveld. Voor het bestemmingsplan moet worden beoordeeld of van het plan negatieve effecten zijn te verwachten op het Binnenveld. De gemeente heeft daarom een zogenaamd ecologisch onderzoek laten uitvoeren. Het onderzoeksbureau heeft onderzoek gedaan naar de invloed van het bestemmingsplan op de instandhoudingsdoelstelling van het Binnenveld. Voor het Binnenveld is door de Minister van Economische Zaken, Landbouw en innovatie een ontwerpaanwijzingsbesluit genomen. Het proces voor het beheerplan is inmiddels gestart, zo blijkt uit de website met informatie over Natura2000. Voor elk van de Natura 2000-gebieden zijn of worden doelen vastgesteld die in stand moeten blijven of uitgebreid moeten worden. Als één van de instandhoudingsdoelen mogelijk negatief wordt beïnvloed door een bestemmingsplan of een andere ruimtelijke ontwikkeling, moet voorafgaand aan de effectuering een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 worden aangevraagd.

Uit het rapport van de Natuurtoets van 27 april 2011 blijkt dat er op basis van de oriënterende fase van de toetsing aan de Natura 2000-wetgeving kan worden geconcludeerd dat er zeker geen negatief effect is. Dit betekent dat er geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig is.

5.11 Milieueffectrapportage

5.11.1 Algemeen

Een milieueffectrapportage (m.e.r.) levert informatie die nodig is om het milieubelang volwaardig mee te wegen bij besluiten over plannen of projecten met mogelijk grote milieugevolgen. De m.e.r. moet de milieugevolgen van een plan of project vermelden en ook de mogelijke milieuvriendelijker alternatieven.

Een m.e.r. is verplicht bij grote projecten, zoals olieraffinaderijen en de aanleg van auto(snel)wegen en spoorwegen, maar kan ook verplicht zijn voor plannen, zoals een bestemmingsplan of een structuurvisie.

5.11.2 Wettelijk kader

De m.e.r. is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en deze regeling is uitgewerkt in het Besluitmilieueffectrapportage 1994. Het besluit bevat een aantal bijlagen, waaronder de C- en D-lijst. Deze lijsten geven de gevallen van activiteiten, plannen en besluiten weer waarvoor het maken van een m.e.r. verplicht is. De C-lijst wordt toegepast voor activiteiten, plannen en besluiten waarvoor het maken van een m.e.r. verplicht is. Lijst D heeft betrekking op activiteiten, plannen en besluiten waarbij het bevoegd gezag moet beoordelen of die activiteiten, plannen en besluiten vanwege bijzondere omstandigheden belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

5.11.3 Een m.e.r. voor Balkon Zuid?

Lijst D van het Besluit m.e.r., zoals dit geldt vanaf 1 april 2011, geeft aan dat een m.e.r. verplicht is voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen in geval het gaat om:

  1. 1. gebieden met een oppervlakte van 100 ha of meer,
  2. 2. een aaneengesloten gebied en bij 2.000 of meer woningen, of
  3. 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer.

Lijst C van het besluit kent, na 1 april 2011, geen categorie voor stedelijke ontwikkeling.

In het plangebied Balkon Zuid worden - naast de bestaande en reeds vergunde lintbebouwing langs de Dragonderweg - in totaal 57 woningen extra gebouwd. Dit aantal blijft ruim onder de in de lijst D genoemde grens, zodat de gemeenteraad heeft geoordeeld dat het opstellen van een m.e.r. voor dit bestemmingsplan achterwege kan blijven.

5.12 Overige Belemmeringen

Er zijn geen overige aspecten die de realisering van de plannen mogelijk in de weg staan.

Hoofdstuk 6 Uitvoering Van Het Bestemmingsplan

In dit hoofdstuk is verwoord hoe de gemeente invulling wil gaan geven aan de uitvoering van dit bestemmingsplan.

6.1 Vergunningverlening

Voor een goede vergunningverlening zijn transparante richtlijnen nodig die duidelijk aangeven hoe moet worden omgegaan met (verzoeken voor) omgevingsvergunningen, wijzigingen en afwijkingen. Met name de laatste categorie is lastig te benoemen. Een algemene richtlijn is dat er de eerste jaren niet wordt afgeweken van het nieuwe plan. Voor de vergunningverlening zijn beleid en verordeningen van andere overheden ook van belang. Denk hierbij aan het ontgrondingenbeleid en de landschapsverordening van de provincie en het waterbeleid (de keur) van het Waterschap. Van geval tot geval dient de relevante wet- en regelgeving van deze overheden in beeld te worden gebracht.

6.2 Handhaving

Een goede, actieve handhaving is van groot belang voor een gemeente, niet alleen vanwege het rijksbeleid en provinciaal beleid en de jurisprudentie, maar ook in het licht van de geloofwaardigheid, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid binnen de gemeente. Voor een adequate handhaving van een plan is een structurele, uniforme en integrale aanpak nodig, waarbij expliciet aandacht wordt geschonken wordt aan:

  1. 1. de (nul)metingen: de uitgangsituatie en monitoring, onder andere via registratie van vergunningen en luchtfoto's,
  2. 2. het stappenplan: de procedure, eerst onderzoek naar mogelijkheden van legalisatie, dan minnelijk overleg, dan vooraanschrijving, dan formele aanschrijving, dan inzet dwangsom en tenslotte inzet bestuursdwang, mede in relatie tot de gewenste en benodigde communicatie,
  3. 3. het programma: de prioriteiten aan de hand van thema's en de ernst van de overtreding en
  4. 4. de organisatie van de handhaving: de afstemming, samenwerking alsmede personele en financiële inzet.

Bij handhaving wordt onderscheid gemaakt tussen preventieve handhaving en repressieve handhaving.

Onder preventieve handhaving worden verstaan:

  • goede informatievoorziening en gerichte voorlichting aan de burger;
  • kwalitatief hoogstaande verlening van vergunningen;
  • actualiseren en handhaven van verordeningen en bestemmingsplannen;
  • het houden van gedegen toezicht.

Onder repressieve handhaving worden de volgende vormen onderscheiden:

  • bestuursrechtelijke handhaving;
  • privaatrechtelijke handhaving;
  • strafrechtelijke handhaving;
  • bestuurlijke boete en bestuurlijke strafbeschikking.

In het verleden bestond naast deze vormen van handhaving de mogelijkheid om onvergunde situaties te gedogen. Op grond van jurisprudentie, waarin aan het bestuursorgaan een beginselplicht tot handhaving is opgelegd, kan van gedogen van onvergunde situaties geen sprake meer zijn.

Middels dit bestemmingsplan wordt invulling gegeven aan 'preventieve handhaving'; het biedt juridisch-planologische kaders waaraan actief kan worden getoetst. De gemeente wil voor de bouwregelgeving en het ruimtelijk beleid de toezicht, controle en handhaving actief verstevigen op basis van duidelijke regelgeving en actieve voorlichting.

Voor de handhaving van dit bestemmingsplan zijn de volgende aandachtspunten in beeld:

  1. 1. bouwen zonder/in afwijking van de omgevingsvergunning (vanwege onder meer veiligheid, gezondheid en eisen van welstand),
  2. 2. oprichten bouwwerken op voorterrein/voor de voorgevelrooilijn of binnen de groenbestemming,
  3. 3. illegaal gebruik van gebouwen en gronden.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

De gemeente is eigendom van alle gronden die in het plangebied worden ontwikkeld.

De kosten voor het realiseren van het voorliggend bestemmingsplan worden gedekt door de uitgifte van bouwrijpe grond.

Hiermee wordt het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar geacht.

Hoofdstuk 8 Inspraak En Overleg

Overeenkomstig de gemeentelijke inspraakverordening heeft het voorontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gelegen voor inspraakreactie van 21 april 2012 tot en met 1 juni 2012. Het voorontwerp is voorts gepresenteerd op een inloopavond op 11 mei 2012.

Naar aanleiding van het voorontwerpbestemmingsplan zijn zeven inspraakreacties en twee vooroverlegreacties binnengekomen.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 19 april 2012 tot 31 mei 2012. In deze periode kon een ieder een zienswijze geven op het ontwerpbestemmingsplan. Na deze inzageperiode bleek dat per abuis één bijlage niet bij de toelichting was gevoegd. Daarom is het plan gecorrigeerd nogmaals met ingang van 28 juni 2012 gedurende 6 weken ter inzage gelegd.

Tegen het ontwerp van het bestemmingsplan zijn twee zienswijzen en één reactie ingediend.

In de Commentaarnota zienswijzen zijn de ingekomen zienswijzen en reacties samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie.

Bijlage 1 Kaart Waterstructuur

Bijlage 1 Kaart Waterstructuur

Bijlage 2 Verkaveling Incl. Bouwvlakken

Bijlage 2 Verkaveling incl. bouwvlakken

Bijlage 3 Natuurtoets

Bijlage 3 Natuurtoets

Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek Incl. Bijlagen 1 En 2

Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek incl. bijlagen 1 en 2

Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek Bijlage 3

Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek bijlage 3

Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek Bijlage 4

Bijlage 6 Verkennend bodemonderzoek bijlage 4

Bijlage 7 Verkennend Bodemonderzoek Bijlage 5

Bijlage 7 Verkennend bodemonderzoek bijlage 5

Bijlage 8 Nader Bodemonderzoek

Bijlage 8 Nader bodemonderzoek

Bijlage 9 Rapport Geuronderzoek

Bijlage 9 Rapport geuronderzoek

Bijlage 10 Commentaarnota Zienswijzen

Bijlage 10 Commentaarnota zienswijzen

Bijlage 11 Watervergunning Voor Uitvoering

Bijlage 11 Watervergunning voor uitvoering