KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Centrum
Artikel 5 Detailhandel - Detailhandel Perifeer
Artikel 6 Gemengd
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Horeca
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Verkeer
Artikel 11 Water
Artikel 12 Wonen
Artikel 13 Wonen - Uit Te Werken Bestemming
Artikel 14 Maatschappelijk - Uit Te Werken Bestemming
Artikel 15 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 16 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 17 Waarde - Archeologie - 4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 18 Anti-dubbeltelregel
Artikel 19 Algemene Bouwregels
Artikel 20 Algemene Gebruiksregels
Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
Artikel 25 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend(e) Plan(nen)
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Historische Ontwikkeling
2.2 Ruimtelijke Structuur
2.3 Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Uitgangspunten
4.2 Vertaling Uitgangspunten
4.3 Ontwikkelingslokaties
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Milieu
5.2 Verkeersaspecten
5.3 Waterhuishouding
5.4 Cultuurhistorische En Archeologische Waarden
5.5 Groen, Natuur En Landschap
5.6 Leidingen
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
6.2 De Indeling Van De Planregels
6.3 Bestemmingen
Hoofdstuk 7 Financieel-economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Inspraak En Overleg Ex Artikel 3.1.1. Bro
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Uitspraak Raad Van State
Bijlage 2 Vaststellingsbesluit
Bijlage 3 Commentaarnota Zienswijzen
Bijlage 4 Commentaarnota Inspraak

bestemmingsplan Centrum

Bestemmingsplan - gemeente Veenendaal

Onherroepelijk op 26-06-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Centrum van de gemeente Veenendaal

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0345.BPCentrum- met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 afhaalzaak

een specifieke vorm van detailhandel waar in hoofdzaak kant en klare maaltijden en kleine etenswaren, alsmede alcoholvrije drank en consumptie-ijs worden verkocht voor directe consumptie anders dan ter plaatse.

1.4 amusementshal

een bedrijf, waarvan de hoofdfunctie bestaat uit het geven van gelegenheid tot het bedienen van gok- en speelautomaten;

1.5 verbeelding:

de verbeelding van het bestemmingsplan Centrum, bestaande uit de kaart NL.IMRO.0345.BPCentrum-oh02 waarbij gebruik is gemaakt van een ondergrond welke is ontleend aan GBKN_06-11;

1.6 aan- of uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is – maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap – met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is en een uitbouw een uit-breiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is;

1.7 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.8 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.9 aaneengebouwde woningen:

blokken van meer dan twee aaneengebouwde woningen;

1.10 achtergevel:

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, die gelegen is tegenover de voorgevel;

1.11 ambachtelijk bedrijf:

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen;

1.12 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

1.13 archeologisch vooronderzoek:

archeologisch vooronderzoek dat kan bestaan uit locatiegericht bureauonderzoek, booronderzoek, geofysisch prospectieonderzoek, het graven van proefsleuven of een combinatie daarvan. De verschillende vormen van onderzoek worden verricht door een erkende partij en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificaties in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). De resultaten van het onderzoek worden weergegeven en geïnterpreteerd in een rapport. Op basis daarvan beoordeelt de gemeente of een aanlegvergunning kan worden verleend;

1.14 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten in dat gebied;

1.15 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.16 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.17 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.18 bedrijf aan huis:

het door één of meer van de bewoners bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.19 bedrijfsgebouwen:

het geheel aan gebouwen, behorend bij een bedrijf;

1.20 bedrijfsvloeroppervlakte:

de brutovloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen;

1.21 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein, dienend voor de huisvesting van een persoon (en diens huishouden), wiens huisvesting ter plaatse, gelet op de bedrijfsvoering, noodzakelijk is;

1.22 beperkt kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.23 beroep aan huis:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.24 Besluit externe veiligheid inrichtingen:

besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteiteisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer (Staatsblad 2004, nr. 250) zoals deze luidt (inclusief wijzigingen) op het tijdstip van in werking treding van dit plan;

1.25 Besluit MER 1994:

besluit van 4 juli 1994, houdende uitvoering van het hoofdstuk Milieu-effectrapportage van de Wet milieubeheer zoals deze luidt (inclusief wijzigingen) op het tijdstip van in werking treding van dit plan;

1.26 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.27 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.28 bijgebouw:

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.29 bodemingrepen:

werken en werkzaamheden, waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten;

1.30 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.31 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.32 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.33 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.34 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.35 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.36 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.37 bovenwoning:

een al dan niet uit meerdere bouwlagen bestaande woning, deel uitmakend van een gebouw waarin vanaf de eerste verdieping ofwel de tweede bouwlaag meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel naast elkaar gesitueerd zijn, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid gewaarborgd is;

1.38 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;

1.39 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaar;

1.40 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Hieronder worden ook verstaan afhaalzaken.

1.41 detailhandel – perifeer:

vestiging van detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten, caravans, tenten en motoren), bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling (en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden), niet zijnde electro- sport- en foodmarkten, speelgoed, outdoorsport en recreatie;

1.42 detailhandel - productiegebonden:

detailhandel in goederen, die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.43 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé;

1.44 erkende partij:

een dienst, bedrijf of instelling, erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de specificaties van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;

1.45 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.46 geluidbeperkende voorziening:

een al dan niet gebouwde voorziening kennelijk bedoeld voor het beperken van geluidhinder, zoals een geluidscherm of een geluidwal;

1.47 gestapelde woning(en):

een al dan niet uit meerdere bouwlagen bestaande woning, deel uitmakend van een gebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel beneden en naast elkaar zijn gesitueerd, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

1.48 grote lawaaimaker:

een inrichting, zoals bedoeld in 2.4 van het inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (stb. 1993, nr. 50), bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.49 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een perceel door zijn gebruik, karakter, constructie en/of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.50 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf;

1.51 horeca categorie 1:

Een zelfstandig winkelondersteunend daghorecabedrijf, overwegend gebonden aan de openingstijden zoals die gelden voor detailhandel conform de Winkeltijdenwet en de eventuele gemeentelijke regelgeving aangaande winkeltijden, dat in hoofdzaak is gericht op het vertrekken van maaltijden, drank, consumptie-ijs aan winkelend publiek voor consumptie ter plaatse (lunchroom, koffie-theehuis, ijssalon);

1.52 horeca categorie 2:

een horecabedrijf met als hoofddoel verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse (restaurant);

1.53 horeca categorie 3:

combinatie van restaurant en café;

1.54 horeca categorie 4:

een horecabedrijf met als hoofddoel verstrekken van (alcoholhoudende) dranken voor consumptie ter plaatse (café, bar);

1.55 horeca categorie 5:

vormen van horeca, met een bruto vloeroppervlakte van 250 m² of minder met als hoofddoel het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek en het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren.

1.56 horeca categorie 6:

vormen van horeca, met een bruto vloeroppervlakte van 251 m² of meer met als hoofddoel het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek en het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren zoals.

1.57 horeca categorie 7:

vormen van horeca, waarin primair de gelegenheid wordt geboden voor nachtverblijf zoals: hotel, pension.

1.58 infrastructuur:

(bouwkundige) voorzieningen ten behoeve van (ontsluiting van) de bestemmingen die ingevolge deze regels aan gronden zijn toegekend, zoals aanlegsteigers, (ondergrondse) afvalcontainers, bruggen, duikers, geluidbeperkende voorzieningen, kadewanden, keermuren, lichtmasten, objecten van beeldende kunst, openbaar vervoer haltes, overkappingen, (gebouwde) parkeervoorzieningen, reclameobjecten, stallingsruimten, tunnels, verkeersborden, verkeersgeleiders, verkeersregelinstallaties, vlaggenmasten, vlonders, stuwen, wachthuisjes;

1.59 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie;

1.60 kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden gehouden;

1.61 kwetsbaar object in de zin van het Vuurwerkbesluit:

een kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1.1.1 van het Vuurwerkbesluit;

1.62 lijst van bedrijfsactiviteiten:

de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering, zoals die lijst is opgenomen als bijlage bij de regels;

1.63 maatschappelijke dienstverlening:

activiteiten en instellingen die in de Standaard Bedrijfsindeling, versie 21-07-2008 (SBI 2008) van het Centraal Bureau voor de Statistiek als volgt zijn omschreven:

SBI-categorie 86 (gezondheidszorg), voor zover het betreft de SBI-codes 86.2 en hoger;

SBI – categorie 88 (maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting)

Het verlenen van diensten, zoals genoemd in de bedrijfsklassen 94 van de Bedrijfstak S (overige dienstverlening).

1.64 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;

1.65 Monumentenwet:

wet van 23 december 1988 (Staatsblad 638), tot het vaststellen van nieuwe bepalingen voor het behoud van monumenten van bouwkunst en archeologie zoals deze luidt (inclusief wijzigingen) op het tijdstip van in werking treding van dit plan;

1.66 niet zelfstandig kantoor:

een bedrijf met een productieruimte, assemblageruimte, showroom en dergelijke, gecombineerd met een kantoorruimte als niet-zelfstandig onderdeel van het bedrijf en waarbij de kantoorruimte maximaal 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte uitmaakt;

1.67 nutsbedrijf:

bedrijf gericht op de productie en/of distributie van drinkwater, electriciteit, gas of warmte en op het telecommunicatieverkeer;

1.68 nutsvoorziening:

(bouwkundige) voorzieningen ten behoeve (de aansluiting op) het openbare net van gas, water, elektriciteit, riolering, stadsverwarming, en het telecommunicatieverkeer, of daaraan gelijk te stellen voorzieningen;

1.69 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op tenminste 1,75 m beneden peil;

1.70 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voorzover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.71 onderlaag:

de onderste laag van een woongebouw, voor tenminste 1,5 m hoogte gelegen boven het peil, waarin uitsluitend zijn ondergebracht niet voor bewoning bestemde ruimten, ten dienste van de bewoners van de bovengelegen woningen;

1.72 openbare ruimte:

de op de verbeelding aangewezen grond, die bestemd is voor verkeer, groen en water;

1.73 opgraving:

de ontsluiting van een archeologische vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen.

Opgravingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificatie in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

1.74 perceelsgrens:

de grens van een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;

1.75 permanent geluiddichte gevel:

een gevelconstructie zonder te openen delen en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB;

1.76 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.77 risicovolle inrichting:

inrichting zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.78 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf (bordeel);

1.79 showroom:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk bestemd is voor het tonen van artikelen en/of materialen;

1.80 sport:

voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, zoals fitnesscentrum, ijsbaan, kartbaan, kunstijsbaan, manege, pitch & putt, skeelerbaan, skibaan, speelterrein, sportcentrum, sporthal, sportschool, sportveld, sportzaal, squashcentrum, tennisbaan, wielerbaan, zwembad;

1.81 transportroute gevaarlijke stoffen:

route aangewezen voor het transport van gevaarlijke stoffen zoals bedoeld in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen;

1.82 twee-onder-een-kap woning:

een blok van twee aaneen gebouwde woningen;

1.83 voorgevel(rooilijn):

de naar de openbare ruimte gekeerde gevel (bouwgrens), erkers e.d. niet meegerekend;

1.84 vrijstaande woning:

een niet-aaneengebouwde woning;

1.85 Vuurwerkbesluit:

besluit van 22 januari 2002 (Staatsblad 2002, nr. 33), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk, zoals deze luidt (eventueel na wijzigingen) op het tijdstip van in werking treding van dit plan;

1.86 waarde-archeologie 1:

gronden met een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde zoals vermeld op de gemeentelijke archeologische maatregelen/beleidskaart;

1.87 waarde-archeologie 3:

gronden (bebouwd gebied) met een hoge archeologische verwachtingswaarde en/of gronden (buitengebied) met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde zoals vermeld op de gemeentelijke archeologische maatregelen/beleidskaart;

1.88 waarde-archeologie 4:

gronden (bebouwd gebied) met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde zoals vermeld op de gemeentelijke archeologische maatregelen/beleidskaart;

1.89 Wet geluidhinder:

Wet van 16 februari 1979 (Staatsblad 99), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidt (inclusief wijzigingen) op het tijdstip van in werking treding van dit plan;

1.90 Wet Milieubeheer:

Wet van 13 juni 1979 (Staatsblad 442), houdende regels met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidt (inclusief wijzigingen) op het tijdstip van in werking treding van dit plan;

1.91 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor zelfstandige huisvesting van maximaal 1 huishouden;

1.92 Woningwet:

wet van 29 augustus 1991 (Staatsblad 439) tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidt (inclusief wijzigingen) op het tijdstip van in werking treding van dit plan;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afmetingen, diepte en breedte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

tussen de verst van elkaar gelegen punten van die bouwwerken, horizontaal, dan wel verticaal gemeten.

2.2 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

de kortste afstand tussen de grens van een bouwperceel en enig punt van het op het bouwperceel voorkomende of nog te bouwen gebouw;

2.3 de afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de brutovloeroppervlakte van een gebouw:

gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw;

2.6 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.7 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.8 de hoogte van een bouwlaag:

de horizontale projectie van de ruimte tussen de harten van de vloeren of balklagen.

2.9 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.10 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.11 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidingsmuren).

2.12 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.13 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.14 het peil:

de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld aan de zijde waar gebouwd wordt;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijf in de vorm van bedrijven en bedrijfsactiviteiten maximaal tot en met de ter plaatse aangegeven milieucategorie zoals die is weergegeven op de verbeelding en nader is omschreven in de lijst van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1);
  2. b. bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  3. c. groen;
  4. d. horeca, die direct en ondergeschikt een verband heeft met de in dit artikel bedoelde bedrijven en bedrijfsactiviteiten;
  5. e. infrastructuur;
  6. f. kantoor;
  7. g. laad- en losplaats;
  8. h. maatschappelijk ter plaatse van de aanduiding 'm';
  9. i. nutsvoorziening;
  10. j. ontsluiting;
  11. k. opslag, met dien verstande dat opslag in de open lucht uitsluitend achter de voorgevel mag plaatsvinden;
  12. l. parkeergarage;
  13. m. parkeerterrein;
  14. n. showroom;
  15. o. water;
  16. p. weg;

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen door de aanduiding als bedoeld in 3.1, sub b. te verwijderen, indien de woning niet meer als bedrijfswoning in gebruik is en er geen redenen zijn om aan te nemen dat deze op korte termijn weer als bedrijfswoning wordt gebruikt.

Artikel 4 Centrum

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen op de verdiepingen (bovenwoningen);
  2. b. detailhandel, uitsluitend op de begane grond, en indien op de plankaart de aanduiding (sc-dh1 en sc-dh2) is aangegeven, op de eerste verdieping;
  3. c. horecabedrijven, horeca categorie 1 t/m 3, of tot de op de plankaart aangegeven categorie, uitsluitend op de begane grond, en indien op de plankaart de aanduiding (sc-dh1 en sc-dh2) is aangegeven, op de eerste verdieping;
  4. d. dienstverlening, maatschappelijke dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond, en indien op de plankaart de aanduiding (sc-dh1 en sc-dh2) is aangegeven, op de eerste verdieping;
  5. e. amusementshal ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van centrum (sc-ah)


met daaraan ondergeschikt:

  1. f. verkeer en verblijf;
  2. g. (gebouwde) parkeervoorzieningen;
  3. h. inpandige openbare fietsenstalling;
  4. i. groenvoorzieningen en waterpartijen;

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte met dien verstande dat:

  1. a. de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 meter;
  2. b. het besluit van burgemeester en wethouders niet is strijd is met een goede ruimtelijke ordening en het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
  3. c. dat in de onder b. vermelde ruimtelijke onderbouwing wordt aangetoond dat de afwijking niet strijdt met het beeldkwaliteitplan Kernwinkelgebied, zoals dat geldt tijdens de vaststelling van dit bestemmingsplan;
  4. d. dat in de onder b. vermelde ruimtelijke onderbouwing wordt aangetoond dat de afwijking tevens geen afbreuk doet aan de in de nabijheid gelegen panden die op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan zijn aangewezen als gemeentelijk- of rijksmonument.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten aanzien van het gebruik van een bovenverdieping ten behoeve van detailhandel, dienstverlening en /of horeca, met dien verstande dat van deze bevoegdheid uitsluitend gebruik kan worden gemaakt, indien:

  1. a. de bedrijfsruimte op de verdieping behoort bij en deel uitmaakt van hetzelfde bedrijf dat op de begane grond is gevestigd;
  2. b. niet meer dan 2 bouwlagen van het onder a genoemde pand wordt gebruikt voor detailhandelsdoeleinden;
  3. c. de evenwichtigheid van de detailhandelsstructuur in het kernwinkelgebied niet onevenredig wordt verstoord;
  4. d. de locatie een zodanige plaats inneemt dat deze een positieve bijdrage levert aan een evenwichtige verdeling van de publieke belangstelling binnen het gehele kernwinkelgebied;
  5. e. geen sprake is van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. f. het woonklimaat van de nabijgelegen (boven)woningen niet onevenredig wordt aangetast;
  7. g. het besluit van burgemeester en wethouders niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;

Artikel 5 Detailhandel - Detailhandel Perifeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel - Detailhandel Perifeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. perifere detailhandelsbedrijven, uitsluitend op de begane grond;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. verkeer en verblijf;
  2. c. (gebouwde) parkeervoorzieningen;
  3. d. inpandige openbare fietsenstalling;
  4. e. groenvoorzieningen en waterpartijen;

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijkeordening en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  1. a. zelfstandige kantoren;
  2. b. detailhandel, anders dan bedoeld in lid, 5.1 en artikel 1.41
  3. c. seksinrichtingen.

Artikel 6 Gemengd

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen op de verdiepingen en begane grond;
  2. b. bedrijven in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten en bedrijven die niet vallen onder de Wet milieubeheer, uitsluitend op de begane grond;
  3. c. detailhandelsbedrijven, uitsluitend op de begane grond tot een maximale grootte van 250 m2 (bruto vloeroppervlakte), met uitzondering daar waar op de plankaart als aanduiding (-dh) is aangegeven;
  4. d. dienstverlening, maatschappelijke dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en kantoren;
  5. e. horecabedrijven, horeca categorie 1 t/m 3, of tot de op de plankaart aangegeven categorie, uitsluitend op de begane grond, met uitzondering daar waar op de plankaart de aanduiding (-h) is aangegeven;
  6. f. verkeersdoeleinden / woondoeleinden ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';

met daaraan ondergeschikt:

  1. g. verkeer en verblijf;
  2. h. (gebouwde) parkeervoorzieningen;
  3. i. groenvoorzieningen en waterpartijen.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijkeordening en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  1. a. bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen;
  3. c. het gebruik van bebouwing ten behoeve van seksinrichtingen.
  4. d. het gebruik ten dienste van afhaalzaken, daar waar op de plankaart -g-az is aangegeven

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden van de panden Achterkerkstraat 29 en/of 30 wijzigen in die zin dat er op deze gronden geen horecabedrijf wordt toegestaan.

Eén en ander met dien verstande dat van deze bevoegdheid gebruik gemaakt kan worden indien het gebruik ten behoeve van een horecabedrijf is beëindigd danwel ingeval van leegstand van ten minste 12 maanden. Van beëindiging is in ieder geval sprake als het pand voor andere doeleinden wordt gebruikt dan een horecabedrijf.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen(voorziening);
  2. b. infrastructuur;
  3. c. jongeren ontmoetingsplek;
  4. d. nutsvoorziening;
  5. e. ontsluiting;
  6. f. pad;
  7. g. park;
  8. h. parkeerterrein;
  9. i. plantsoen;
  10. j. specifieke vorm van groen – beeldende kunst;
  11. k. specifieke vorm van groen – hondenuitlaatvoorziening;
  12. l. speelvoorziening;
  13. m. water;
  14. n. weg.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen van (ondergrondse) gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in de onderstaand schema:

Bouwwerken Eis
maximale bouwhoogte speelvoorzieningen 5 m¹
maximale bouwhoogte beeldende kunstvoorzieningen 10 m¹
maximale bouwhoogte infrastructurele voorzieningen 10 m¹
maximale bouwhoogte jongeren ontmoetingsplek 4 m¹
maximale oppervlakte jongeren ontmoetingsplek 20 m²
maximale bouwhoogte gebouwen voor nutsvoorzieningen 3 m¹
maximale oppervlakte per gebouw van gebouwen voor nutsvoorzieningen 15 m²
maximale bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor nutsvoorzieningen 10 m¹
maximale bouwhoogte overige gebouwen en bouwwerken 5 m¹

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven, horeca categorie 1 t/m 5 en 7, of tot de op de plankaart aangegeven categorie, op de begane grond en op de verdiepingen;
  2. b. het wonen op de verdiepingen (bovenwoningen);
  3. c. daar waar op de plankaart als aanduiding dienstverlening (dv) is aangegeven: detailhandel (uitsluitend op de begane grond), dienstverlening, maatschappelijke dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. verkeer en verblijf;
  2. e. (gebouwde) parkeervoorzieningen;
  3. f. inpandige openbare fietsenstalling;
  4. g. groenvoorzieningen en waterpartijen;

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijkeordening en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen;
  2. b. het gebruik van bebouwing ten behoeve van seksinrichtingen.

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. maatschappelijke dienstverlening;
  3. c. dienstverlening uitsluitend op de begane grond tot een maximale bruto vloeroppervlakte van 160 m2 indien op de plankaart de aanduiding (dv) is aangegeven.
  4. d. erf;
  5. e. groen;
  6. f. horeca, die direct en ondergeschikt een verband heeft met de in dit artikel bedoelde voorzieningen en activiteiten;
  7. g. infrastructuur;
  8. h. nutsvoorziening;ontsluiting;
  9. i. parkeergarage;
  10. j. parkeerterrein;
  11. k. water;

9.2 Bouwregels

9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijkeordening en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen;
  2. b. het gebruik van bebouwing ten behoeve van seksinrichtingen.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegverkeer;
  2. b. afvalcontainers;
  3. c. beeldende kunst;
  4. d. geluidscherm en/of geluidwal;
  5. e. hondenuitlaatvoorziening
  6. f. infrastructuur;
  7. g. informatiezuilen;
  8. h. jongeren ontmoetingsplek;
  9. i. nutsvoorziening;
  10. j. ontsluiting;
  11. k. openbaar vervoer;
  12. l. pad;
  13. m. parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'pg';
  14. n. parkeerkelder
  15. o. parkeerterrein;
  16. p. plantsoen;
  17. q. straatmeubilair, waaronder terrassen, terrassschermen en dergelijke;
  18. r. toiletvoorziening;
  19. s. water;
  20. t. weg;

10.2 Bouwregels

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. groen;
  3. c. infrastructuur;
  4. d. oever;
  5. e. ontsluiting;
  6. f. pad.

11.2 Bouwregels

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' met dien verstande dat er sprake moet zijn van het uitoefenen van industriële, ambachtelijke en groothandelsbedrijven, voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  3. c. beroep aan huis met dien verstande dat maximaal 45 m² van de oppervlakte van de bebouwing op het woonperceel ten behoeve van deze activiteit in gebruik mag zijn;
  4. d. erf;
  5. e. maatschappelijk tot een maximale oppervlakte van 100 m² indien op de plankaart de aanduiding (m) is aangegeven;
  6. f. detailhandel-perifeer ter plaatse van de aanduiding 'dhp';
  7. g. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'dh';

12.2 Bouwregels

12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijkeordening en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  1. a. bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
  2. b. detailhandel;
  3. c. de uitoefening van een seksinrichting.

12.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 13 Wonen - Uit Te Werken Bestemming

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken bestemming' aangewezen gronden zijn bestemd om met toepassing van artikel 3.6, lid 1b wro uit werken ten behoeve van de hoofdfunctie wonen.

13.2 Bouwregels

Er mag slechts worden gebouwd overeenkomstig het plan zoals dat door burgemeester en wethouders op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening voor deze bestemming is uitgewerkt en in werking getreden.

13.3 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders dienen de bestemming uit te werken met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • De bebouwing strekt zich maximaal uit over een bouwvlak zoals dat is aangegeven op de verbeelding;
  • De bouwhoogte dient te bestaan uit een afwisselende hoogte tussen 2 en 4 bouwlagen. De afwisseling in hoogte dient een zogenaamde lamellenstructuur te hebben.
  • Het maximale aantal woningen, binnen deze bestemming, bedraagt 45;
  • De bebouwing kan in een aaneengesloten blok plaatsvinden;
  • In de ligging van de voor- en achtergevel dienen variaties te worden aangebracht;
  • Bij het ontwerp van de woningen wordt gestreefd de privacy op de aanliggende percelen zo veel mogelijk te behouden;
  • Bij de uitwerking dient te worden aangetoond dat de beoogde planontwikkeling geen knelpunten oplevert voor de relevante milieuaspecten (archeologie, bodem, water, flora en fauna, akoestiek e.d.) in de directe omgeving vice versa;
  • De parkeerbehoefte dient zo veel mogelijk op eigen terrein te worden ingevuld;
  • De achtertuinen van de aanliggende woningen aan de Wilhelminastraat dienen per auto ontsloten te blijven.

13.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • een samenhangend bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de beeldkwaliteit
  • de stedenbouwkundige kwaliteit.

Artikel 14 Maatschappelijk - Uit Te Werken Bestemming

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Uit te werken bestemming' aangewezen gronden zijn bestemd om met toepassing van artikel 3.6, lid 1b wro uit werken ten behoeve van de hoofdfunctie maatschappelijk en/of wonen.

14.2 Bouwregels

Er mag slechts worden gebouwd overeenkomstig het plan zoals dat door burgemeester en wethouders op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening voor deze bestemming is uitgewerkt en in werking getreden.

14.3 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders dienen de bestemming uit te werken met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • De bebouwing moet in hoofdzaak worden gebruikt ten behoeve van de functies wonen en/of zorg;
  • De bebouwing strekt zich maximaal uit over een bouwvlak zoals dat is aangegeven op de verbeelding;
  • De bouwhoogten dienen te bestaan uit 4 of 5 bouwlagen voor de bebouwing langs de Bevrijdingslaan, 5 of 6 lagen voor de bebouwing op de hoek Bevrijdingslaan/Prins Bernhardlaan, maximaal 3 lagen met kap langs de Prins Bernhardlaan en maximaal 2 lagen met een kap langs de Schoolstraat;
  • Bij de uitwerking dient te worden aangetoond dat de beoogde planontwikkeling geen knelpunten oplevert voor de relevante milieuaspecten (archeologie, bodem, water, flora en fauna, akoestiek e.d.) in de directe omgeving vice versa;
  • De parkeerbehoefte dient zo veel mogelijk op eigen terrein te worden ingevuld;
  • De auto ontsluiting van het perceel moet plaatsvinden vanaf de Schoolstraat

14.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • een samenhangend bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de beeldkwaliteit;
  • de stedenbouwkundige kwaliteit.

Artikel 15 Waarde - Archeologie - 1

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1', aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming van en onderzoek naar de in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden.

15.2 Bouwregels

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, de fundering en de afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zulks ter voorkoming van onevenredige aantasting van het zicht op en de landschappelijke inpassing van de betreffende waardevolle terreinen, maar ook omdat de exacte begrenzingen van archeologische terreinen niet in alle gevallen vaststaan.

15.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.1 voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de voor deze gronden geldende andere bestemmingen mits uit archeologisch vooronderzoek blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Behoudens het bepaalde in 15.5.1 is het in het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige of verwachte archeologische waarden verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op of in de gronden als bedoeld in 15.1 de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren op een diepte van meer dan 0.30 m onder het peil en over een oppervlakte van meer dan 100 m²:

  1. a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, waaronder begrepen het aanleggen van drainage, kabels, leidingen en rioleringen;
  2. b. het aanbrengen en het verwijderen van diepwortelende beplantingen;
  3. c. het ophogen en egaliseren van gronden;
  4. d. het verlagen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
  5. e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  6. f. het slopen van bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde;

15.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 16 Waarde - Archeologie - 3

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3', aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming van en onderzoek naar de in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden.

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, de fundering en de afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zulks ter voorkoming van onevenredige aantasting van het zicht op en de landschappelijke inpassing van de betreffende waardevolle terreinen, maar ook omdat de exacte begrenzingen van archeologische terreinen niet in alle gevallen vaststaan.

16.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 16.2.1 voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de voor deze gronden geldende andere bestemmingen mits uit archeologisch vooronderzoek blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Behoudens het bepaalde in 16.5.1 is het in het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige of verwachte archeologische waarden verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op of in de gronden als bedoeld in 16.1 de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren op een diepte van meer dan 0.50 m onder het peil en over een oppervlakte van meer dan 5.000 m²:

  1. a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, waaronder begrepen het aanleggen van drainage, kabels, leidingen en rioleringen;
  2. b. het aanbrengen en het verwijderen van diepwortelende beplantingen;
  3. c. het ophogen en egaliseren van gronden;
  4. d. het verlagen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
  5. e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  6. f. het slopen van bouwwerken en van werken, geen bouwwerken zijnde.

16.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 17 Waarde - Archeologie - 4

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 4', aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming van en onderzoek naar de in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden.

17.2 Bouwregels

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, de fundering en de afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zulks ter voorkoming van onevenredige aantasting van het zicht op en de landschappelijke inpassing van de betreffende waardevolle terreinen, maar ook omdat de exacte begrenzingen van archeologische terreinen niet in alle gevallen vaststaan.

17.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 17.2.1 voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de voor deze gronden geldende andere bestemmingen mits uit archeologisch vooronderzoek blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Behoudens het bepaalde in 17.5.1 is het in het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige of verwachte archeologische waarden verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op of in de gronden als bedoeld in 17.1 de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren op een diepte van meer dan 0.50 m¹ onder het peil en over een oppervlakte van meer dan 10.000 m²:

  1. a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, waaronder begrepen het aanleggen van drainage, kabels, leidingen en rioleringen;
  2. b. het aanbrengen en het verwijderen van diepwortelende beplantingen;
  3. c. het ophogen en egaliseren van gronden;
  4. d. het verlagen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
  5. e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  6. f. het slopen van bouwwerken en van werken geen bouwwerken zijnde.

17.6 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 18 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene Bouwregels

19.1 Ondergrondse bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken geldt, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, dat deze uitsluitend toegestaan zijn binnen de bouwvlakken, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen die ook buiten de bouwvlakken zijn toegestaan.

Artikel 20 Algemene Gebruiksregels

20.1 Vormen van verboden gebruik

Als gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening geldt in ieder geval:

  1. a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting;
  2. b. de permanente bewoning van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  3. c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  4. d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  5. e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  6. f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;

20.2 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen

Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels

21.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

21.2 Milieuzone - molenbiotoop

Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels

22.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels kan worden afgeweken, kunnen burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de regels van het plan ten behoeve van het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
  2. b. de regels van het plan ten behoeve van het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de plankaart. De afwijking mag ten hoogste 5 m¹ bedragen;
  3. c. de regels van het plan om toe te staan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt;
  4. d. de regels van het plan ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen om toe te staan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische installaties wordt vergroot, mits de vergroting leidt tot een hoogte welke niet meer bedraagt dan 1,2 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw.

22.2 Geen onevenredige afbreuk

De in 22.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegepast, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels

23.1 Algemeen

Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen ten aanzien van:

  1. a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 m¹ mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de plankaart;
  2. b. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd.

23.2 Wijzigen naar Wonen, Groen en Verkeer

(Een gelijkluidend artikel is vernietigd door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State bij besluit van 31 december 2013. Bij de vaststelling van dit plan op 24 april 2014 is dit artikel weer ingevoegd)

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden met de aanduiding 'Wro-zone - wijzingsbevoegdheid" wijzigen in de bestemmingen "Wonen", "Groen" en "Verkeer".

Eén en ander met dien verstande dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening, hetgeen wordt aangetoond in een ruimtelijke onderbouwing, waarbij in ieder geval wordt aangetoond dat:

  1. 1. de maatvoering en de bouwwijze van de woningen en de inrichting van het gebied aansluit op de stedenbouwkundige karakteristiek van de omgeving;
  2. 2. de maatvoering en de bouwwijze van de woningen en de inrichting van het gebied past in de door de raad vastgestelde Centrumvisie 2030 en Structuurvisie 2025;
  3. 3. uit milieuoogpunt geen bezwaren bestaan voor realisering van de woning(en) en de bijbehorende inrichting van het gebiedsdeel:
  4. 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  5. 5. er voldoende ruimte wordt gereserveerd voor de aanleg van parkeervoorzieningen;

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken

24.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Centrum

Behoort bij het besluit van de raad der gemeente Veenendaal

d.d. 24 april 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan Centrum

Mij bekend,

de griffier.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

De Wet ruimtelijke ordening verplicht in artikel 3.1 de gemeenteraad om voor het gehele grondgebied van de gemeente één of meer bestemmingsplannen vast te stellen. Deze plannen dienen niet ouder te zijn dan 10 jaar. Ingevolge de invoeringswet Wro moet aan deze verplichting voor 1 juli 2013 zijn voldaan. Deze verplichting past geheel in de lijn van het actualiseringsproject zoals dat in Veenendaal is opgezet en voor een groot deel is afgerond. Het centrumgebied is het laatste bestemmingsplan dat in procedure wordt gebracht.

Voor het centrumgebied van Veenendaal is een diversiteit aan - deels verouderde - planologische regelingen van kracht. Er is ook sprake van een gedeelte waarvoor op dit moment nog geen bestemmingsplan van kracht is en waarvoor de planologische bepalingen uit de bouwverordening moeten worden gebruikt om bouwplannen of functiewisselingen te toetsen. Ter bescherming van de woon- en werkomstandigheden heeft de raad voor de gebieden in het centrum, waar een verouderd bestemmingsplan vigeerde alsmede voor de gebieden, waar in het geheel geen bestemmingsplan geldt, een Leefmilieuverordening vastgesteld.

Met het nieuwe bestemmingsplan voor het centrumgebied worden al deze planologische regimes vervangen en aangepast aan de actuele situatie. Het gaat daarbij om de actuele situatie met betrekking tot gronden en de bebouwing, maar ook om de stand van zaken met betrekking tot de relevante regelgeving. Zoals aangegeven is er sprake van een diversiteit aan regelingen in de vorm van herzieningen en wijzigingen, waardoor sprake is van een onoverzichtelijke situatie. Belangrijke uitgangspunten voor deze actualisatie zijn daarom uniformiteit in, zoals dat onder vigeur van de Wet ruimtelijke ordening heet, verbeelding (vml. kaartbeeld) en regels (vml. voorschriften), helderheid, maar zeker ook flexibiliteit, zodat relatief eenvoudig kan worden ingespeeld op wenselijke ontwikkelingen. Gestreefd is naar het verkrijgen van een helder en toegankelijk bestemmingsplan, zowel voor de burger en ondernemer als voor de toetsende instanties.

De in de afgelopen jaren in het kader van de actualisering opgestelde nieuwe bestemmingsplannen hebben (hadden) beheer en conservering als uitgangspunt. De bestaande situatie of de geldende bestemming was daarbij het uitgangspunt. De dynamiek van een centrum en de ambities met dit gebied vragen echter om meer dan beheer en conservering alleen. Gelet hierop, maar ook op een groeiende behoefte om meer dan tot nu toe rekening te houden met te verwachte ruimtelijke ontwikkelingen in een te bestemmen gebied, is er behoefte aan een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan voor het centrumgebied. Dit bestemmingsplan tracht hier invulling aan te geven. Aan de opstelling van dit bestemmingsplan is kaderstelling voorafgegaaan in de vorm van een door de raad op 11 november 2010 vastgestelde uitgangspuntennotitie. (Zie Hoofdstuk 3)

1.2 Ligging Plangebied

Veenendaal kent een centrum, dat wordt omgeven door de centrumring. De centrumring is de plangrens en wordt gevormd door de Bevrijdingslaan aan de noordzijde, de Weverij aan de westzijde, het Omleidingskanaal aan de zuid-zijde en de Gilbert van Schoonebekestraat en de Kleine Beer aan de oost-zijde. Het centrum vormt het daadwerkelijke geografische middelpunt van de Veenendaal. De stadsuitbreidingen hebben zich in de loop der jaren rond het centrum ontwikkeld. Het plangebied, met name het daarin gelegen kernwinkelgebied, heeft een duidelijke en belangrijke centrumfunctie, zowel voor Veenendaal zelf als voor de omliggende gemeenten. Deze regionale functie wordt versterkt door de ontwikkeling van Brouwerspoort, waar het huidige voorzieningen- en woningaanbod is en wordt aangevuld en versterkt. Voor dit gebied is inmiddels een nieuw bestemmingsplan van kracht. De daarin begrepen gronden zijn buiten het plangebied voor het bestemmingsplan Centrum gehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPCentrum-oh02_0001.png"

1.3 Vigerend(e) Plan(nen)

Voor het plangebied vigeren 20 bestemmingsplannen en herzieningen. Er is sprake van een groot aantal verschillende planvormen met verouderde regelingen. Tevens ligt er een gebied waarvoor geen bestemmingsplan geldt en de planologische bepalingen in de bouwverordening van kracht zijn. In de hiernavolgende tabel zijn de bestemmingsplannen opgesomd, met de data van vaststelling door de gemeenteraad of burgemeester en wethouders, goedkeuring door Gedeputeerde Staten en het eventuele Kroonbesluit/besluit Raad van State.

Bestemmingsplan Vastgesteld Goedgekeurd Kroon of Raad
van State
Uitbreidingsplan-Oost (32) 04-03-1957 16-12-1957
Partieel uitbreidingsplan Tuinstraat (29) 04-03-1957 16-12-1957
Gronden in Gelders Veenendaal (35) 17-12-1958 01-06-1959
Zoete inval (33) 13-04-1976 27-10-1976
De Eenvoud (43) 15-12-1977 24-01-1979
De Groene Zoom (45) 27-06-1978 12-09-1978
Herziening De Eenvoud (44) 06-06-1979 27-11-1979
Duivenweide (22) 01-07-1981 15-12-1981
Kostverloren (47) 01-11-1984 11-06-1985
De Korenbeurs (48) 05-09-1985 22-04-1986
Uitwerking Omgeving Achterkerkstraat (22.2) 01-09-1987 27-10-1987
Uitwerkingsplan Kostverloren (47.1) 03-11-1987 19-01-1988
Omgeving Schoolstraat (71) 30-06-1988 01-11-1988
Eenvoudlaan (72) 01-09-1988 03-01-1989
De Korenbeurs II (48.A) 17-11-1988 14-03-1989
Scheepjeshof (86) 12-03-1992 13-10-1992 13-09-1994
Centrum-Zuid (27) 28-04-1994 29-11-1994 26-06-1997
Herziening Scheepjeshof (86.1) 29-05-1997 16-09-1997
Schrijverspark (31A) 28-02-2002 27-08-2002
Achterkerkstraat-Blekerij (94) 11-12-2003 17-08-2004

Voor enkele delen van het gebied geldt momenteel tevens een zogenoemde Leefmilieuverordening De actuele en geldende versie van deze leefmilieuverordening (inclusief de 1e partiële herziening) is door de raad vastgesteld op 18 december 2006 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Utrecht op 27 maart 2007.

1.4 Leeswijzer

Na het algemene hoofdstuk 1 wordt in hoofdstuk 2 van deze toelichting ingegaan op de bestaande situatie, in het bijzonder de historische ontwikkeling en de ruimtelijke structuur. In hoofdstuk 3 komt het beleidskader aan de orde. Zowel het relevante overheidsbeleid op nationaal, provinciaal als gemeentelijk niveau komen hier aan de orde.

In hoofdstuk 3 wordt het specifieke beleidskader voor het bestemmingsplan beschreven. Allereerst staat dit hoofdstuk in het teken van de historische ontwikkeling van Veenendaal. Vervolgens volgt een beschrijving van de ruimtelijke structuur van het plangebied.

Hoofdstuk 4 kent een planbeschrijving en gaat in op de uitgangspunten en op de vertaling van deze punten.

Hoofdstuk 5 gaat nader in op de milieu- en andere omgevingsaspecten.

De hoofdstukken 6 en 7 bevatten respectievelijk een uiteenzetting van de juridische planopzet en de maatschappelijke en financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

2.1 Historische Ontwikkeling

Tot het eind van de Middeleeuwen was het huidige Veenendaal een geïsoleerd gebied. Het was een van de laagst gelegen gedeeltes van het drassige veengebied tussen de Stichtse Bergen en Gelderland en dus minder geschikt voor bewoning. Pas in de 16e eeuw ontstond bewoning van enige betekenis, toen exploitatie van het gebied interessant werd door de turfproductie.

Veenendaal is dus gesticht als veenkolonie. Het gehele Veenendaalse grondgebied is opgezet volgens de waterlopen (zie historische kaart).

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPCentrum-oh02_0002.png"

Op de Grift en haar zijtakken komen een aantal bredere kanalen uit. De richting van een groot deel van de waterlopen is bepalend geweest voor de verkaveling in Veenendaal. In deze periode zijn de bouwstenen gelegd voor het huidige centrum van Veenendaal. De Bisschop Davidsgrift, die eerst was verland, werd hersteld en verlengd. Vanaf het huidige Zwaaiplein werd richting Gelderland de Boveneindse Grift gegraven. Deze bevond zich waar nu de Prins Bernhardlaan is gelegen. Ook in westelijke richting werd de Grift verlengd: de Schoonderbeekse Grift. Deze was gelegen waar nu de Zandstraat en het Panhuis gesitueerd zijn. Het is op de splitsing van de hierboven genoemde waterlopen waar het eerste concentratiegebied van menselijke activiteit ontstond. In 1561 werd besloten de kerk te bouwen op het Klein Veenloo. Tevens ontstond een marktplein achter de kerk en werd ten westen van de kerk aan het einde van de stuwwal de Stichtse molen gesticht. In de loop der tijd hebben deze twee concentratiegebiedjes zich samen met de tussen gelegen as ontwikkeld tot het centrumgebied van Veenendaal.

Door de grote aanwezigheid van water vond het primaire verkeer in het dorpscentrum met name plaats over de watervaarwegen. Gewone wegen en paden hadden een secundaire functie, deze liepen langs waterwegen als de Grift en de wijken (Kerkewijk, Jufferswijk). Tot het eind van de 19e eeuw kwam er nauwelijks verandering in het stratenpatroon van het centrum van Veenendaal. Een nieuwe impuls aan de ontwikkeling van Veenendaal werd gegeven door de realisatie van station de Klomp op de Rijnspoorlijn tussen Utrecht en Arnhem (1845). Vanaf het station De Klomp kwam er een Rijkstraatweg van De Klomp naar het Ingense Veer bij Elst. Ten behoeve van de vorming van deze Rijksstraatweg werd de Nieuweweg aangelegd en werden waterlopen als Kerkewijk en delen van de Grift gedempt en de huidige Hoofdstraat gevormd. Tot aan het begin van de twintigste eeuw concentreerde de bouw van nieuwe wegen zich met name in het centrum van Veenendaal. Wegen uit die tijd zijn De Helling (liep van de Zwaai richting het zuiden), Boerscheland (de huidige Beatrixstraat), Lombok (huidige Wilhelminastraat) en Engelse stad (huidige Oranjestraat). In het centrum werden de eerste straten aangelegd omdat de eerste textiel- en sigarenfabrieken in en rondom het centrum werden gebouwd.

In de 30'er jaren begon men tevens met het dempen van een groot aantal vaarten in het centrum waaronder de waterlopen van de Hoofdstraat, grote delen van de Bisschop Davidsgrift en Boveneindse Grift. Hierdoor werden respectievelijk de Fluitersstraat en Tuinstraat, de Zandstraat en Verlaat en Prins Bernhardlaan gecreëerd. Door al deze dempingen was het beeld van het centrum van Veenendaal in twee decennia (van 1925 tot 1946) volledig veranderd. In plaats van water, waren er brede wegen gekomen.

Met het sluiten van de sigaren- en textielfabrieken verdwenen de fabrieken langzaam aan ook uit het centrum en verplaatste de bedrijvigheid zich naar de verschillende bedrijventerreinen. De woon- en winkelfunctie namen met name in de jaren 60 en 70 sterk toe in het centrum. Rond 1960 werd de hoogbouwwijk Schrijverspark ontwikkeld in de zuidoosthoek van het centrum en in 1978 werd de Hoofdstraat afgesloten voor verkeer en kreeg zij de functie van kernwinkelgebied. Net buiten het centrum ligt het station Veenendaal-Centrum, dat is gelegen aan de in 1981 gereactiveerde spoorlijn Rhenen-Utrecht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPCentrum-oh02_0003.png"

2.2 Ruimtelijke Structuur

2.2.1 Bebouwing

Kenmerkend voor het centrum van Veenendaal is de combinatie van woningen en panden uit verschillende bouwperiodes, soms zelfs naast elkaar in één straat. Vooroorlogse arbeiderswoningen en meer landelijke woningen komen met name in het noordelijk en oostelijk deel van het centrum voor. In het westelijk deel van het centrum komen met name eengezinswoningen en lage flats uit de jaren 1980/1990 voor. In het zuidelijke deel van het centrum komen vooral portiek- en galerijflats uit respectievelijk de jaren 1950/1960 en 1970/1980 voor. Rondom de centrum-as (van Sandbrinkstraat tot Schoolstraat) bevindt zich een concentratie van bedrijfs- en kantorenpanden en winkels.

Met name langs de Brouwersstraat en in het gebied tussen de Nieuweweg en de Schoolstraat komen grootschalige bedrijfs- en kantoorgebouwen voor, die weinig overeenkomst kennen wat betreft bouwstijl. Langs de Hoofdstraat en Hoogstraat is de diversiteit in bouwperiodes en bouwstijlen het grootst. Langs deze linten komen zowel oude 19e- en 20e-eeuwse winkelpandjes en gebouwen als recent gebouwde panden voor. Sterke contrasten zijn er ook tussen het theater De Lampegiet en de iets noordelijker gelegen historische Markt met de daaraan gelegen Oude Kerk.

2.2.2 Openbare ruimte

De groenstructuren in het centrum zijn grotendeels beperkt tot begeleidend groen langs de radialen en de centrumring. Ook door de Hoofdstraat loopt een groen (bomen-)lint. Op enkele plekken, zoals in de bocht van de Kleine Beer en in de Beatrixstraat nabij de kerk bevinden zich kleine groenzones die voornamelijk dienen als speeltuintjes. Het centrum beschikt over twee grotere groenzones, namelijk het park in het gebied Duivenweide en het groen in het Schrijverspark. De Duivenweide is afgesloten voor autoverkeer, maar vormt wel een belangrijke toegangspoort tot het centrum voor fietsers vanuit de omliggende wijken Molenbrug en Franse Gat. De groenzone heeft enkele opvallende hoogteverschillen, waardoor een vloeiende aansluiting is ontstaan tussen de iets hoger gelegen bebouwing aan de Achterkerkstraat en de Markt en de lager gelegen flats langs de Duivenwal. Aan de zuidwestzijde van het theater De Lampegiet is een parkeerdek gerealiseerd in het groen.De Grift is bepalend geweest voor de loop van het zuidelijke deel van de centrumring. Naast de groenstructuur wordt de openbare ruimte van Veenendaal Centrum veelal bepaald door de voor autoverkeer afgesloten winkelgebieden.

Voor het totale centrumgebied, dus inclusief het niet onder dit bestemmingsplan vallende gebied Brouwerspoort, is een vijftal pleinen van belang:


  • - Markt: de Markt wordt omringd door enkele -historisch gezien- erg waardevolle gebouwen. Aan de noordzijde van de Markt zijn veelal horecabedrijven gevstigd. De daaraan verbonden terrassen hebben belangrijk bijgedragen aan de levendigheid van het plein. De in 2011 uitgevoerde herinrichting van het kernwinkelgebied heeft ingespeeld op deze horecaontwikkeling.

  • - Scheepjeshofplein: het Scheepjeshofplein is aan de noordzijde een belangrijk scharnier-punt in de hoofdwinkelroute. Het plein werd tot 2011 gedomineerd door het kunstwerk De Krul en een rondom het kunstwerk spontaan ontstane fietsenstalling. Door de herinrichting in 2011 en de verplaatsing van het kunstwerk naar de rotonde op de Zandstraat heeft het plein een belangrijke kwaliteitsimpuls gekregen.

  • - Horecaplein: het Horecaplein is met de Markt het centrum van de dag- en nachthoreca in Veenendaal. Het plein is regelmatig het toneel van (kleine) evenementen. De verblijfskwaliteit kan nog verbeterd worden door toevoeging aan en versterking van de bestaande pleinwanden.

  • - Kees Stipplein: Het hart van het gebied Brouwerspoort is het cultuurplein van het centrumgebied: een plein met belangrijke centrumfuncties eromheen, zoals de Cultuurfabriek met daarin de bibliotheek en het viseum en in de nabije toekomst, muziekschool, volksuniversiteit, daghoreca e.d.

  • - Zwaaiplein: het Zwaaiplein vormt een belangrijk historisch concentratie-punt voor de verkeersstromen in het centrum. Door de sterk aanwezige verkeersfunctie wordt het plein niet als 'plein' ervaren. Het Zwaaiplein heeft meer potentie. In de uitvoering van het plan Brouwerspoort wordt hieraan invulling gegeven. Op het plein zal bebouwing worden gesitueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPCentrum-oh02_0004.jpg"

Kees Stipplein met Cultuurfabriek

2.2.3 Groenstructuur

De groenstructuren in het centrum bestaan voor een belangrijk deel uit begeleidend groen langs de radialen en de centrumring. Op enkele plekken zoals in de bocht van de Kleine Beer en in de Beatrixstraat nabij de kerk bevinden zich kleine groenzones die voornamelijk dienen als speeltuintjes. Het centrum beschikt over één grotere groenzone, namelijk het park in het gebied Duivenweide. Deze groenzone is afgesloten voor snelverkeer, maar vormt wel een belangrijke toegangspoort tot het centrum voor fietsers vanuit de omliggende wijken Molenbrug en Franse Gat. De groenzone heeft enkele opvallende hoogteverschillen, waardoor een vloeiende aansluiting is ontstaan tussen de hoger gelegen bebouwing aan de Achterkerkstraat en de Markt en de lager gelegen flats langs de Duivenwal. De Grift is tot slot bepalend geweest voor de loop van het zuidelijke deel van de centrumring.

2.2.4 Ontsluiting

Een van de meest kenmerkende elementen van de ruimtelijke structuur van het centrum van Veenendaal is de centrumring. Deze ring vormt een duidelijke scheiding tussen het centrum van Veenendaal en de omliggende wijken. Binnen de centrumring bestaat echter wat minder duidelijkheid. Het centrum bestaat uit een grote diversiteit aan bouwstijlen en structuren. De stratenstructuur van het centrum volgt voor een groot deel de vroegere waterlopen. Veel van deze straten komen samen in een concentratiepunt, het Zwaaiplein. Het stratenpatroon van het centrum heeft hierdoor de vorm van een ster, waarbij de uitlopers van de ster of radialen op verschillende plekken aansluiten op de centrumring. Opvallend is dat het Zwaaiplein, historisch een belangrijk concentratiepunt van handel en menselijk activiteit, heden ten dage een minder opvallend element in de structuur is geworden.

De radialen zijn op te delen in vier groepen:

  1. 1. Kerkewijk en Zandstraat hebben een breed profiel en vormen belangrijke doorgaande routes voor auto en fiets van buiten naar het centrum.
  2. 2. De Nieuweweg en Prins Bernhardlaan zijn smaller, maar hebben een belangrijke verkeersfunctie voor fiets en auto.
  3. 3. Het Verlaat heeft mede een woonfunctie.
  4. 4. Hoofdstraat en Hoogstraat hebben een functie als winkelgebied, de Hoofdstraat is ook autovrij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPCentrum-oh02_0005.png"

2.3 Functionele Structuur

Het centrumgebied van Veenendaal biedt ruimte aan diverse functies. Het wonen is een hoofdfunctie, met name aan de randen.

Wat betreft woningen en woonmilieus kent het centrum van Veenendaal een grote verscheidenheid:

  • vooroorlogse rijtjeswoningen: voornamelijk oude arbeiderswoningen uit 19e en begin 20e eeuw, bevinden zich enerzijds in het noordwestelijk deel van het centrum langs de Wilhelminastraat, Beatrixstraat, Fluittersstraat en anderzijds in het noordoostelijk deel van het centrum langs de Eenvoudlaan, Vijgendam, Verlaat en Valleistraat;
  • portiekflats uit de jaren ‘50/’60: voornamelijk in zuidoostelijk deel van het centrum, Schrijverswijk;
  • galerijflats uit de jaren ‘70/’80: met name in het Zuidwestelijk deel van het centrum, in Duivenweide en langs de Kleine Beer;
  • naoorlogse rijtjeswoningen en lage flats, met name jaren ‘80/’90: vooral te vinden langs de Weverij, Blekerij, Wilhelminastraat en Achterkerkstraat. Opvallend in deze zone is dat de centrumring geen scherpe scheidslijn vormt tussen verschillende bouwstijlen en bouwperiodes. Dit geldt met name voor de bebouwing rondom de Weverij ter hoogte van de begraafplaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPCentrum-oh02_0006.png"

Rondom de Hoofdstraat is er het kernwinkelcentrum met een bovenregionale aantrekkingskracht en omvang. Detailhandel is daarom de hoofdfunctie. Ook diverse maatschappelijke en dienstverlenende instellingen zijn gevestigd in het centrum. Daarnaast bestaan in het centrum twee grote industriële bedrijven Dishman (v/h Solvay) en Lantor. In met name de zogenaamde aanloopstraten zijn ook kleinere bedrijven, waaronder winkels en dienstverlenende bedrijven gevestigd. Horeca is gevestigd in de aanloop- en winkelstraten (daghoreca) en daarnaast geconcentreerd aan de noordzijde van de Markt, de J.G. Sandbrinkstraat (Horecaplein) en het toekomstige Kees Stipplein (in gebied Brouwerspoort).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Inleiding
Op 1 juli 2008 is de fundamentele herziening van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) in werking getreden, de zogenaamde Wet ruimtelijke ordening (Wro). De wetwijziging zorgt voor een duidelijke taakverdeling tussen de overheden waarbij ruimtelijke beleidsplannen van rijk, provincie en gemeenten in hoge mate verticaal op elkaar zijn afgestemd. In de Wro is de sturingsfilosofie dat elke overheid op basis van de eigen verantwoordelijkheid en de daarbij behorende instrumenten vooral proactief optreedt ter realisering van haar eigen ruimtelijk beleid. Hiertoe stelt elke overheidslaag een structuurvisie vast. De (Rijks) Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (sinds13 maart 2012) en het (Provinciale) Streekplan worden aangemerkt als structuurvisie in het kader van de Wro. De gemeente Veenendaal heeft ook een structuurvisie voor het gehele grondgebied vastgesteld (Structuurvisie Veenendaal 2025).

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervangt sinds 13 maart 2012 onder andere de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit, zoals deze in het voorontwerp van dit bestemmingsplan nog werden samengevat.

In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.


De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren.

In de SVIR geeft het kabinet ook aan hoe het de bereikbaarheid in Nederland de komende jaren wil verbeteren. Bijvoorbeeld door in de Randstad standaard snelwegen van 2x4 rijstroken aan te leggen. Uiterlijk in 2020 moeten op de drukste trajecten 6 intercity's en 6 sprinters per uur rijden. Reizigers kunnen zo de trein nemen zonder hun reis vooraf te plannen. Dit heet spoorboekloos reizen. Verder wordt veel geld uitgetrokken voor het verbeteren van het wegenonderhoud.

Verder worden bestaande wegen beter benut. Bijvoorbeeld door spitsstroken ruimer open te stellen en reizen buiten de spits te stimuleren.

De volgende afbeelding geeft aan wat de ambities van het Rijk voor Nederland in 2040 zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPCentrum-oh02_0007.png"

Afbeelding 3.1: Kaart ambitie Nederland 2040 (bron: SVIR)

Conclusie
Uit de afbeelding blijkt dat voor de gemeente Veenendaal geldt dat wordt gestreefd naar een veilige en gezonde woon- en werkomgeving, voldoende zoetwater in droge perioden, behoud van biodiversiteit en energietransitie.

De uitgangspunten voor het bestemmingsplan voldoen aan dit rijksbeleid. Het is grotendeels een beheerplan: door een toegesneden juridische regeling wordt de bestaande situatie gehandhaafd en blijvende kwaliteiten behouden.

De ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, houden eveneens rekening met het hierboven geschetste rijksbeleid. Zij leiden tot een kwaliteitsverbetering van cultuurhistorische waarden, ruimtelijke diversiteit en functionaliteit, waarbij nadrukkelijk aandacht is voor de waterhuishoudkundige aspecten.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) bevestigt in juridische zin de kaderstellende uitspraken uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en bevat nadere regels waar bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden, met uitzondering van de artikelen 2.3.6, 2.6.9, 3.2 en 3.5 en titel 2.13. Het kabinet zal in de SVIR vaststellen dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte). Het rijk beëindigt de rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones en het verstedelijkingsbeleid. In de structuurvisie worden de rijksdoelen en nationale belangen limitatief beschreven. Binnen het plangebied zijn geen onderdelen van Barroaanwezig en hiermee behoeft het geen specifieke aandacht in het onderhavige bestemmingsplan.

Nota Wonen in de 21e eeuw (2000)

In de Nota Wonen in de 21e eeuw is het woonbeleid weergegeven tot 2010 met een doorkijk naar de decennia die daarop volgen. In de nota staan vijf thema’s centraal, die hun doorwerking dienen te vinden in de ruimtelijke ontwikkeling van het centrum van Veenendaal:

Het vergoten van de zeggenschap van de burger over vormgeving, inrichting en beheer van woning en woonomgeving. Het vergroten van de zeggenschap van de burger kan onder meer vorm krijgen door hetvroegtijdig betrekken van de burger in het planproces. Stadsdebatten zijn hiervoor een goed middel.· Behouden en verbeteren van de aansluiting van mensen in sociaal en/of financieel kwetsbare omstandigheden bij de rest van de samenleving, onder andere door het behouden en/of ontwikkelen van een betaalbare woningvoorraad; Het bevorderen van wonen en zorg op maat, als antwoord op enerzijds de extramuraliseringstrend in de gezondheidssector en anderzijds de steeds koopkrachtiger, kritischer en wereldser wordend ouderen; Het verbeteren van de stedelijke woonkwaliteit opdat ook het meer koopkrachtige deel van de bevolking (dat nu haar heil vaak in buitenstedelijke gebieden zoekt) binnen de stadsgrenzen in haar woonbehoefte kan voorzien; Het faciliteren van groene woonwensen. Voor wonen in steden geldt dat het stedenbeleid zoals dat in het verleden door het kabinet is opgesteld zal worden voortgezet. Integratie, interactie en innovatie staan daarbij centraal. De ambitie van het kabinet kent de volgende speerpunten: Meer aansluiten bij woonvoorkeuren: er blijkt in heel Nederland een overschot van buitencentrummilieus, terwijl er juist een grote behoefte is aan centrum-stedelijk en groen-stedelijke milieus. Meer samenhang in sociale, economische en fysieke interventies, meer integrale oplossingen, anders worden problemen niet opgelost, maar alleen verplaatst; Meer aansluiten bij de dynamiek en kansen van wijken; Alle mogelijkheden die er zijn benutten voor verhoging van de woonkwaliteit. Met name architectuur, cultuurhistorie, bereikbaarheid en milieu dienen bij de transformatie van stedelijke woonmilieus kwaliteitsdragers te zijn. Het gaat daarbij om zowel de gebouwde als de niet-bebouwde of openbare ruimte.

3.2 Provinciaal Beleid

Streekplan Utrecht 2005-2015

Het primaire doel van het beleid dat in het streekplan is opgenomen, is een gezonde, veilige en duurzame leefomgeving. Om dit te bereiken kiest de provincie Utrecht voor beheerste groei. Dit betekent dat de ruimtelijke mogelijkheden bepalend zijn voor nieuwe ontwikkelingen en niet de kwantitatieve vraag. De provincie hanteert om zorgvuldig ruimtelijke afwegingen te kunnen maken een lagenbenadering. De lagenbenadering gaat uit van het uiteenleggen van de ruimtelijke werkelijkheid in de volgende drie lagen: de fysieke ondergrond, het infrastructurele netwerk en de gebruikslaag. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen de consequenties voor alle drie de lagen in beeld te worden gebracht. De provincie heeft in haar streekplan 5 verschillende hoofdbeleidslijnen opgesteld:

1. Zorgvuldig, intensief en meervoudig ruimtegebruik zijn belangrijke uitgangspunten;

2. Water vormt een ordenend principe en vertrekpunt;

3. Infrastructuur en (toekomstige) capaciteit van deze infrastructuur zijn mede bepalend bij de keuzes van nieuwe verstedelijkingslocaties;

4. Nieuwe woningbouw en bedrijventerreinen worden vooral gerealiseerd in het stadsgewest Utrecht en het gewest Eemland. Veenendaal en Woerden vormen regionale opvangkernen. Er wordt gestreefd naar een gedifferentieerd aanbod van wonen, werken en voorzieningen. Elders hanteert de provincie een terughoudend verstedelijkingsbeleid;

5. Versterking van zowel de (cultuurhistorische) identiteit, de landschappelijke diversiteit, de vitaliteit van het landelijk gebied en kwaliteit van de natuur en de ecologische samenhang. In het Streekplan wordt ook voor een groot deel van de kernen binnen de provincie beleid weergegeven. Veenendaal heeft als grootste gemeente in het deelgebied Utrecht-Zuidoost een regionale opvangfunctie voor woningzoekenden in dit gebied. Daarmee wordt het in het verleden ingezette opvangbeleid, dat mede heeft geleid tot een sterke groei van Veenendaal, voortgezet. In het Streekplan is een woningbouwprogramma opgenomen van 3650 woningen. Door de differente structuur en de diverse transformatielocaties zijn er ruime capaciteiten binnen de kern. Gelet op een zuinig ruimtegebruik wordt een voorkeur uitgesproken om waar mogelijk het benutten van de binnenstedelijke capaciteit prioriteit te geven. Op het gebied van detailhandel hebben volgens het Streekplan centrumgebieden prioriteit. Efficiënt, intensief, meervoudig en duurzaam ruimtegebruik staan hierbij centraal. Het is tevens de uitdaging om de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden en waardevol groen en speelterreinen in stand te houden en veiligheid, gezondheid, milieu en waterhuishoudkundige situaties zo mogelijk te verbeteren. Om in de planontwikkeling een zo positief mogelijk resultaat te krijgen is het volgens het Streekplan van groot belang om bovengenoemde aspecten zo vroeg mogelijk te integreren in het proces. Daarnaast dienen ook duurzame vormen van energievoorzieningen, woonmilieudifferentiatie, verbetering van kwaliteit van stedelijk groen een belangrijke rol te spelen.

Waterhuishoudingplan 2005-2010

Het hoofddoel van dit derde provinciale waterhuishoudingplan is een veilig en bewoonbaar land en de instandhouding ervan. De provincie Utrecht streeft naar gezonde en veerkrachtige watersystemen en een duurzaam gebruik van water voor mens en natuur. Een van de thema’s van het beleid is het stedelijk waterbeheer en waterketen. Volgens het waterhuishoudingplan dient het stedelijk waterbeheer duurzaam plaats te vinden. Dat houdt in dat verantwoord omgegaan dient te worden met de grondstof water en dat waterproblemen niet afgewenteld mogen worden op volgende generaties, een ander gebiedof een ander milieucompartiment. Concreet gezien betekenen de duurzaamheidprincipes het volgende voor stedelijk waterbeheer:

Tegengaan van vervuiling van schoon water door:

- Voorkomen dat schoon regenwater in het riool terechtkomt en wordt vermengd met afvalwater;

- Tegengaan van vervuiling van het oppervlaktewater en grondwater via punt- en diffuse bronnen;

- Zodanige inrichting van watersystemen c.q. voorzieningen dat deze na verontreiniging relatief eenvoudig kunnen worden gesaneerd.

Zuinig omgaan met grondwater dat dient als drinkwater, wat inhoudt dat:

- Grondwatergebruik beperkt dient te worden door er zuiniger mee om te gaan (waterbesparing);

- Huishoudwater en regenwater gebruikt dienen te worden in plaats van drinkwater voor doeleinden waarvoor geen drinkwaterkwaliteit vereist is.

· Bij de inrichting en beheer van het stedelijk gebied moet meer op de samenhang met het landelijk gebied worden gelet, wat inhoudt dat:

- Bij het vaststellen van peilen rekening gehouden dient te worden met de gevolgen voor het landelijk gebied;

- De ecologische relaties tussen het water in de stad en het water in het buitengebied dienen benut en ontwikkeld te worden;

- Bij de locatiekeuze, het ontwerp en de inrichting van nieuw of vernieuwd stedelijk gebied dient water als één van de ordende principes te gelden;

- Voldoende retentievoorzieningen aangelegd dienen te worden, zodat geen wateroverlast voor de omgeving ontstaat.

In het waterhuishoudingplan is met betrekking tot bouwplannen vastgesteld dat gemeenten bij het opstellen ervan de effecten op de grondwaterstand in een vroeg stadium dienen mee te wegen. Het is wenselijk verlagingen van de grondwaterstand ten behoeve van nieuwe stedelijke uitbreidingen, stadsvernieuwingslocaties en bedrijfsterreinen te voorkomen of te beperken. Dit is mogelijk via maatregelen zoals bouwen zonder kruipruimte of ophoging van terreinen. Als verlaging van de grondwaterstand nodig is door middel van het verlagen van de oppervlaktewaterpeilen, dan is hiervoor veelal wijziging van het peilbesluit nodig. Het waterschap dient hiervan tijdig op de hoogte te worden gesteld.

Gemeenten en waterschappen dienen bij de inrichting en het beheer van watersystemen daarnaast tevens rekening te houden met belangrijke aspecten als de belevingswaarde en de recreatieve aantrekkelijkheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPCentrum-oh02_0008.png"

Strategisch Mobiliteitsplan Utrecht

Afstemming tussen het verkeersbeleid en het ruimtelijke ordeningsbeleid is volgens het verkeers- en vervoerplan noodzakelijk. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten tevens inzicht geven in de verkeerseffecten op het omliggende wegennet.

3.3 Regionaal Beleid

Regionale samenwerking in het gebied rondom Veenendaal is de laatste jaren volop in beweging.

Tot 1 januari 2011 werd met de gemeenten Wageningen, Ede, Rhenen en Veenendaal samengewerkt in een verband onder de naam WERV. In dit gebied heeft zich de laatste decennia een verstedelijkt gebied ontwikkeld waar in toenemende mate sprake is van ruimtedruk. In ruimer geografisch verband gezien heeft het WERV-gebied een zeer centrale ligging in Nederland en vormt een stapsteen tussen de economische zwaartepunten van de Randstad, het KAN-gebied en het Duitse Ruhrgebied. Binnen WERV is gezocht worden naar samenhangende oplossingen, die recht doen aan de bijzondere kwaliteiten van de regio.

De vier WERV-gemeenten vormen een regionaal stedelijk netwerk en hebben gezamenlijk een visie gemaakt voor de ruimtelijke ontwikkeling van de regio tot 2015, met een vooruitblik naar 2030 . In deze Structuurvisie WERV zetten de gemeenten in op een gemeenschappelijke woningmarkt; per gemeente zijn o.a. de belangrijkste woningbouwlocaties voor de komende jaren bepaald.

De centrumzone van Veenendaal is, ook in deze visie, een belangrijke verdichtingzone in regionaal verband voor de middellange en lange termijn. Doelstellingen zijn onder andere de bovenregionale positie van het winkelcentrum versterken, de stedenbouwkundige kwaliteit verbeteren, de centrumstructuur herkenbaarder te maken en de verblijfssfeer te verhogen.

Dit bestemmingsplan is een van de instrumenten om deze doelstellingen te verwezenlijken.

Het WERV-samenwerkingsverband is per 1 januari 2011 opgegaan in een nieuwe samenwerkingvorm onder de naam regio FoodValley, dit betreffen de vier WERV gemeenten aangevuld met de gemeenten Renswoude, Barneveld, Nijkerk en Scherpenzeel. Thans wordt gewerkt aan en met het uitvoeringsprogramma op stelling van een strategische agenda. Veenendaal heeft de ambitie om zich ook binnen dit samenwerkingsgebied te profileren als de belangrijkste winkelstad van de regio.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Strategische visie Veenendaal 2025

In deze visie worden drie kwaliteitspijlers genoemd:

1. Ruim baan voor ondernemen.

2. Veenendaal: jongste leefstad van de toekomst.

3. Herkenbare stadslandschappen.


Deze kwaliteitspijlers staan centraal in het realiseren van de ambities. Voor de ontwikkeling van het centrumgebied en de inhoud van een bestemmingsplan voor dat gebied zijn de volgende ambities relevant:

- Een samenleving waar cultuur een bindmiddel is.

- Een stad met een menselijke maat. Een dorp met stedelijke voorzieningen.

- Het regionale winkelcentrum.

- Plaats met zichtbare en sterke historische identiteit.

- Bereikbare plaats met compacte opbouw.

Beeldkwaliteitplan Kernwinkelgebied;

Op 15 december 2010 heeft de raad van Veenendaal met het beeldkwaliteitsplan voor kernwinkelgebied definitief ingestemd en als onderdeel van de Welstandsnota aangemerkt.Het beeldkwaliteitplan wordt ingezet als middel om de ruimtelijke en architectonische kwaliteit in en van het centrum te waarborgen en te verbeteren

Aangezien het beeldkwaliteitplan leidend is voor de inrichting van de openbare ruimte wordt er in dit bestemmingsplan slechts op hoofdlijnen ingegaan op de openbare ruimte.

Centrumvisie 2030

Hoe ziet het centrum van Veenendaal er uit in 2030? Veenendaal heeft nu al een bruisend centrum en een krachtige positie in de regio. Het gemeentebestuur wil dat in de toekomst graag ook zo houden en, waar dat kan, verbeteren. Daarom heeft de gemeente een centrumvisie gemaakt: een beeld van het centrum zoals het er in 2030 uit zou kunnen zien. Op 3 februari 2005 heeft de Raad deze visie vastgesteld.

De gemeente bepaalt niet alleen hoe het centrum van Veenendaal zich ontwikkelt. Particulieren en projectontwikkelaars vervullen hierin een belangrijke rol, maar de gemeente kan wel een grote invloed uitoefenen op de toekomstige ontwikkeling. Met de centrumvisie als leidraad en onder andere dit bestemmingsplan als instrument wil de gemeente de regisseur zijn van de ruimtelijke ontwikkelingen.

Integrale visie

Het gemeentebestuur wil voor de toekomst een stadshart met kwaliteit. Een sterk stadshart vraagt om samenhang, om een centrum dat als één geheel functioneert. In het verleden heeft het ontbroken aan een samenhangende visie. Te vaak zijn er veranderingen geweest zonder na te denken over de consequenties voor het geheel. Vooral de kwaliteit van de openbare ruimte is de dupe van dergelijke niet goed doordachte ingrepen. De realisatie van Brouwerspoort, in het oostelijk centrumgebied, heeft de ontwikkeling van een integrale visie een stevige impuls gegeven. De centrumvisie is de basisvoor de integrale visie.

Identiteit

Bij het opstellen van de centrumvisie heeft het gemeentebestuur, samen met bewoners en ondernemers de identiteit van het Veenendaalse centrum benoemd. Herkenbaarheid, respect voor de historische lintstructuur, de pleinen en kleinschaligheid staan centraal bij die identiteit. Typisch Veenendaal is de knusheid van een dorp met de voorzieningen van een stad.

Plannen van de gemeente zelf, van particulieren en ontwikkelaars zullen aan de visie worden getoetst. De visie vormt de basis voor het bestemmingsplan voor het centrum. Zij past in de strategische visie Veenendaal 2025 en is een inspiratiebron geweest voor de structuurvisie Veenendaal 2025.

Aangezien, naar verwachting, veel van de ontwikkelingen, zoals genoemd in de Centrumvisie, de planperiode van 10 jaar zullen overstijgen en veel van deze ontwikkelingen niet meegenomen in dit centrumplan.

Woonvisie Veenendaal 2007

Op 13 december 2007 is de Woonvisie Veenendaal 2007 door de raad vastgesteld. Voor het centrum is het navolgende opgenomen. Het centrum zal de komende jaren als stadshart versterken. Door de ontwikkeling van nieuwe winkels in het recente verleden en Brouwerspoort in de nabije toekomst krijgt het centrum een stevige impuls als modern hart van de stad. Bij deze ontwikkeling hoort ook een waardering voor de kwaliteiten van het stedelijk wonen, met de bijbehorende dynamiek. Daarom zal het centrum niet voor alle inwoners de ‘ideale’ woonplek zijn. Met name bij starters en senioren is het centrum in trek. Door hierop in te spelen versterkt het centrum haar huidige profiel.

Differentiatie zal vooral gezocht moeten worden in:

- variatie in prijsklassen: meer duurdere huur en koop ten behoeve van vraag van koopkrachtige senioren;

- variatie in bebouwingstypen: denk ook aan stadswoningen voor kleine huishoudens;

- toewijzen van voormalige seniorencomplexen aan verschillende doelgroepen zoals starters;

- verkoop deel bestaande huurwoningen, bijv. onder een constructie van maatschappelijk gebonden eigendom voor starters.

Tegelijkertijd zal de gemeente het centrum sterker uitdragen als stedelijk wonen, onder andere door inzet van city-marketing.

Structuurvisie Veenendaal 2025


Op 5 november 2009 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Veenendaal 2025 vastgesteld. De Structuurvisie geeft een integraal beeld van de gewenste ruimtelijke en verkeerskundige ontwikkeling van Veenendaal. (De visie op de verkeerskundige ontwikkeling is inmiddels vervangen door het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan 2012-2025 dat op 20 december 2012 door de raad is vastgesteld). Het geeft onder andere zoekgebieden voor wonen en werken aan. Daarnaast is er aandacht voor het versterken van de landschappelijke kwaliteit van de gebieden rondom de stad. Een ander streven is het meer zichtbaar maken van het historische karakter van oude linten, zoals de Kerkewijk, en het vergroten van de leefbaarheid in deze straten.

De inhoud van de visie

De Structuurvisie geeft de ruimtelijke en verkeerskundige visie op Veenendaal in 2025. De visie geeft de hoofdlijnen van de beoogde ontwikkeling weer. De visie is geformuleerd aan de hand van de volgende tien ambities:

  1. 1. Zichtbare en sterke historische identiteit;
  2. 2. Woon- en werkgebieden met eigen karakters;
  3. 3. Heldere routes met duidelijke entrees;
  4. 4. Brandpunten in de stad;
  5. 5. Groene stad;
  6. 6. Aantrekkelijke woonwijken;
  7. 7. Goed gebruik van beschikbare ruimte;
  8. 8. Bereikbare economische gebieden;
  9. 9. Een fietsende stad;
  10. 10. Goed openbaar vervoer

Voor iedere ambitie is geformuleerd wat de gemeente Veenendaal wil bereiken en zijn voorbeelden gegeven hoe dit bereikt kan worden.

Ook bevat de visie een structuurkaart. Deze geeft de gewenste ontwikkeling weer voor de komende jaren. Binnen deze Structuurkaart is het centrumgebied als “centrum” aangeduid. Voorts is binnen dit gebied het kernwinkelgebied aangeduid en zijn enkele ontwikkelingslokaties voor met name wonen aangegeven.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Uitgangspunten

Voor een bestemmingsplan voor een dynamisch en belangrijk gebied als het centrum is het nuttig om vooraf duidelijk uitgangspunten en randvoorwaarden te formuleren en vast te stellen. Volgens de (algemene) afspraken met de raad dient een dergelijke notitie ook aan een ontwikkelingsgericht bestemmingplan vooraf te gaan. De aan de raad voorgelegde uitgangspuntennotitie heeft hier invulling aan gegeven. Deze notitie geeft een antwoord op de vraag welke ambities op welke wijze in het bestemmingsplan Centrum kunnen en worden vastgelegd. Daarbij mag niet uit het oog worden verloren dat een bestemmingsplan voornamelijk een instrument is binnen de systematiek van toelatingsplanologie. Met andere woorden het is een toetsingsbron voor ontwikkelingen en geen plan dat nieuwe ontwikkelingen verplicht stelt. Het mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen en de stimulerende werking die daarvan uitgaat vormen het ontwikkelingsgerichte karakter van dit bestemmingsplan.

Op 11 november 2010 heeft de raad ingestemd met deze notitie en de uitgangspunten vastgesteld. Bij dit besluit is een amendement ten aanzien van de bouwhoogten in de Hoofdstraat aangenomen. De, met inachtneming van het amendement, door de raad geaccordeerde uitgangspunten kunnen als volgt worden samengevat:

  1. 1. Centrumvisie en Beeldkwaliteitsplan voor het kernwinkelgebied zijn belangrijke uitgangspunten voor bestemmingsplan Centrum
  2. 2. De specifieke woongebieden rondom het hoofdwinkelcentrum dienen beschermd en (kwalitatief) versterkt te worden. Toevoegingen en intensivering met/van woningbouw in bestaande woonstraten worden daarom uitsluitend mogelijk gemaakt indien deze passen in de omgeving en indien de leefbaarheid niet wordt aangetast.
  3. 3. Woningbouw aan de Weverij, achter de Wilhelminastraat wordt in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt, met inachtneming van de door de raad op 17 december 2008 vastgestelde randvoorwaarden.
  4. 4. Versterking van de woonfunctie in de winkelstraten Hoofdstraat en Hoogstraat (wonen boven winkels) is en blijft een wens. Het bestemmingsplan zal deze wens faciliteren door voor de verdiepingen de bestemming wonen nadrukkelijk aan te geven en ander gebruik als wonen zo veel mogelijk niet toe te staan.
  5. 5. De overwegende maximale bouwhoogte in het kernwinkelgebied zal zodanig bepaald worden dat een bouwmassa van drie lagen en kap (of terugliggende voorgevel van vierde laag) mogelijk is. Een vast te leggen minimale hoogte dient ervoor te zorgen dat de bebouwing daar uit minimaal twee lagen en een kap bestaat.
  6. 6. Het nog aan de welstandsnota te relateren en door de raad vast te beeldkwaliteitsplan dient erin te resulteren dat te vergunnen bouwplannen aan de beeldkwaliteitseisen (waaronder 'de fijne korrel') voldoen.
  7. 7. Grootschalige winkels als supermarkten zijn, vanwege de uitstraling en impact, niet wenselijk in aanloopstraten. Winkelvloeroppervlakten worden daartoe aan een maximum gebonden.
  8. 8. Huidig - in de leefmilieuverordening vertaald - beleid ten aanzien van horecalocaties blijft uitgangspunt.
  9. 9. Ondergronds bouwen van o.a parkeervoorzieningen en niet voor publiek toegankelijke ruimten wordt zo min mogelijk belemmerd.
  10. 10. Aanleiding voor vergoeding van planschadeclaims door een vergaande beperking van huidige bouw- of gebruiksmogelijkheden wordt zo veel mogelijk vermeden. Eventuele planschade voor derden, als gevolg van ruimere bestemmingen op nabijgelegen percelen dient zo veel als mogelijk te worden afgewenteld op de initiatiefnemer.
  11. 11. Tuinstraat blijft een bevoorradingsstraat, huidige bouw- en functiemogelijkheden blijven zo veel als mogelijk in stand.
  12. 12. Nieuwe ontwikkelingen, waarvoor kaders zijn gesteld worden zo veel als mogelijk in het nieuwe bestemmingsplan meegenomen. Aspecten als kostenverhaal en eventuele afwenteling van potentiële planschade dienen daarbij wel verzekerd te zijn.
  13. 13. Bouwgrenzen worden zodanig getrokken dat logische en aanvaardbare uitbreidingen zonder ontheffing kunnen worden gebouwd.
  14. 14. Bij de opstelling van het nieuwe bestemmingsplan worden de ontvangen reacties op het voorontwerpplan uit 2006 betrokken.
  15. 15. Het bestemmingsplan zal geen parkeernormering gaan bevatten. Normering verloopt via toetsing aan de bouwverordening.
  16. 16. Omtrent voorontwerp-bestemmingsplan zal een nieuwe inspraakronde plaatsvinden

4.2 Vertaling Uitgangspunten

4.2.1 Algemeen

Een belangrijke basis voor dit bestemmingsplan Centrum is de in februari 2005 vastgestelde Centrumvisie. Dit betekent echter niet dat alle in deze visie voorgestane ontwikkelingen kunnen worden opgenomen in het bestemmingsplan. Enerzijds heeft een dergelijke visie een abstracter karakter dan een bestemmingsplan, anderzijds overschrijdt de planhorizon van de centrumvisie (2030) daarvoor de horizon van een bestemmingplan (10 jaar) te veel. Nieuwe ontwikkelingen die in een bestemmingsplan worden opgenomen, moeten binnen een termijn van 10 jaar als realiseerbaar worden beschouwd. De wel in het bestemmingsplan opgenomen nieuwe ontwikkelingen zijn uiteraard wel getoetst aan de centrumvisie.

Op 15 december 2010 heeft de raad een beeldkwaliteitplan voor het kernwinkelgebied vastgesteld. Zowel de openbare ruimte als de bebouwde omgeving komen in dit plan aan bod. Het plan is aanvankelijk met het oog op de voorgenomen reconstructie van de openbare ruimte opgesteld. Vanwege de integrale benadering en de samenhang voor de ruimtelijke kwaliteit is daarin ook de bebouwing betrokken. Het beeldkwaliteitsplan maakt deel uit van de welstandsnota en is daarbij toetsingsbron voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen.

Met name de aanbevelingen met betrekking tot bouwhoogten zijn van belang voor de inhoud van de opgestelde uitgangspunten en vervolgens voor de inhoud van dit bestemmingsplan.

4.2.2 Functies

Het centrumgebied van Veenendaal biedt ruimte aan diverse functies. Het wonen is een hoofdfunctie, met name aan de randen. Rondom de Hoofdstraat is er het kernwinkelcentrum met een bovenregionale aantrekkingskracht en omvang. Detailhandel is daarom uiteraard eveneens een hoofdfunctie. Ook diverse maatschappelijke en dienstverlenende instellingen zijn gevestigd in het centrum. Daarnaast bestaan in het centrum twee grote industriële bedrijven Dishman (v/h Solvay) en Lantor. In met name de zogenaamde aanloopstraten zijn ook kleinere bedrijven, waaronder winkels en dienstverlenende gevestigd. Horeca is gevestigd in de aanloop- en winkelstraten (daghoreca) en daarnaast is de avond- en nachthoreca geconcentreerd aan de noordzijde van de Markt, de J.G. Sandbrinkstraat (Horecaplein) en het Kees Stipplein (in gebied Brouwerspoort). Uitgangspunt van dit bestemmingsplan is deze aanwezige functies te respecteren en daar waar wenselijk en mogelijk, te versterken.

4.2.3 Wonen

De specifieke en ook karakteristieke woongebieden rondom het hoofdwinkelcentrum dienen beschermd en versterkt te worden. Versterking vooral in kwalitatieve vorm. Dit wordt onder andere bewerkstelligd door andere functies, met uitzondering van de bestaande, uit te sluiten dan wel te beperken. Toevoegingen en intensivering met/van woningbouw in bestaande woonstraten zijn uitsluitend mogelijk gemaakt indien deze passen in de omgeving en indien de leefbaarheid niet wordt aangetast. Dit betekent dat omzetting van grondgebonden woningen naar gestapelde woningbouw in deze straten niet wordt toegestaan. In de regels en plankaart is een optimale flexibiliteit ten aanzien van uitbreidingsmogelijkheden van hoofd- en bijgebouwen vastgelegd.

Versterking van de woonfunctie in de winkelstraten Hoofdstraat en Hoogstraat (wonen boven winkels) is en blijft een wens. Het bestemmingsplan faciliteert deze wens door voor de verdiepingen de functie wonen primair aan te geven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPCentrum-oh02_0009.png"

4.2.4 Detailhandel

Het kernwinkelgebied, de naam zegt het al, is het domein van winkels/detailhandel. Echter niet alleen winkels zijn hier gevestigd, het zijn ook de aanvullende voorzieningen, zoals daghoreca, die het winkelgebied tot een aantrekkelijk gebied maken. In het bestemmingsplan worden aan de functie 'winkel' zo min mogelijk beperkingen opgelegd. In de aanloopstraten buiten het kernwinkelgebied wordt in het bestemmingsplan ook ruimte geboden voor winkels, echter aan deze winkels wordt een maximale winkeloppervlaktemaat van 250 m2 gesteld. Dit om het karakter van kleinschaligheid te waarborgen en de vestiging van grote winkels als supermarkten te voorkomen.

4.2.5 Horeca

In het bestemmingsplan zijn de horecaconcentratiegebieden (noordzijde Markt en omgeving horecaplein J.G. Sandbrinkstraat/Tuinstraat) begrensd en wordt analoog aan de geldende leefmilieuverordening de horeca gereguleerd. In het kort betekent dit dat de “zware” horeca zich uitsluitend kan vestigen in de horecaconcentratiegebieden. In de winkelstraten en de aanloopstraten is ruimte voor horecazaken waarvan de openingstijden meer aansluiten bij de openingstijden van winkels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPCentrum-oh02_0010.jpg"

Horeca aan J.G. Sandbrinkstraat

4.2.6 Bedrijven

Het is en blijft een wens dat de twee grote industriële bedrijven (Lantor en Dishman v/h Solvay) zullen verplaatsen uit het centrum. Omdat hierop geen concreet uitzicht bestaat is het realistisch en redelijk om de bestaande rechten van de bedrijven niet aan te tasten. Uitbreidingen die uitgaan boven de bestaande rechten zullen niet worden toegestaan. Wel worden in de regels en plankaart mogelijkheden gegeven voor optimalisering en verbetering van gebouwen en functies door o.a. de bouwgrenzen niet strak om de bestaande bebouwing te leggen, maar door de hantering van maximale bebouwingspercentages (gerelateerd aan de bestaande situatie) binnen een groter bouwvlak.

Ook andere bestaande bedrijven binnen de specifieke woongebieden worden ingepast in het bestemmingsplan.

In het plangebied zijn vier bedrijven ingepast met de specifieke bestemming 'Bedrijf'. Dit betreffen de al eerder genoemde Lantor en Dishman, voorts betreffen dit een aannemersbedrijf aan de Eenvoudlaan en een autobedrijf aan de Valleistraat. Via een wijzigingsbevoegdheid naar de bestemmingen Wonen, Groen en Verkeer is op alle vier percelen, overeenkomstig de centrumvisie 2030, een woonontwikkeling mogelijk. Voor het mogelijk maken van deze nieuwe ontwikkeling zal een afzonderlijke planologische procedure, zoals bedoeld in artikel 3.6 en 3.9a van de Wro gevolgd moeten worden.

4.2.7 Ondergronds bouwen

In nagenoeg alle geldende bestemmingsplannen in Veenendaal zijn geen beperkingen opgenomen voor ondergronds bouwen binnen de zogenaamde bouwvlakken. Dit betekent dat daar waar bovengronds gebouwd mag worden, er ook ondergronds gebouwd mag worden. Omgekeerd betekent dit eveneens dat daar waar geen gebouwen mogen worden opgericht er ook geen ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd.

Desondanks zijn er voorzieningen denkbaar waarvoor het wenselijk is dat deze ondergronds (lees: onder het maaiveld) en buiten bouwvlakken worden gebouwd, zoals voorzieningen voor ondergrondse afvalverzameling en parkeervoorzieningen. Het ondergronds bouwen van dergelijke voorzieningen heeft belangrijke voordelen voor de kwaliteit van de open en openbare ruimten in een gebied en levert daarnaast een belangrijke bijdrage aan het gewenste intensieve en zorgvuldige ruimtegebruik binnen stedelijk gebied.

Uitbreiding van winkelvloeroppervlakte in kelders wordt niet voorgestaan. Wel zijn naast parkeervoorzieningen ook niet voor publiek toegankelijke ruimten, zoals opslagruimten mogelijk

4.3 Ontwikkelingslokaties

Aangezien dit bestemmingsplan naast een conserverende functie ook een ontwikkelingsgericht karakter heeft, zijn in het plan enkele locaties opgenomen waar binnen de gebruikelijke planhorizon van 10 jaar geheel nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien.

Dit betreft de oostzijde van de Weverij (grenzend aan de achtertuinen van de Wilhelminastraat), de hoek Nieuweweg/Bevrijdingslaan (Nieuweweg 32), het perceel op de hoek Bevrijdingslaan/Prins Bernhardlaan (voorheen modehuis Speksnijder) en de locaties van het postkantoor en het Dienstenkantoor aan de J.G. Sandbrinkstraat. De hier bedoelde ontwikkelingen worden hieronder beschreven.

4.3.1 Weverij (achter Wilhelminastraat)

Na een uitgebreide voorbereidingsprocedure met een intensieve betrokkenheid van buurtbewoners heeft de raad van Veenendaal op 17 december 2008 randvoorwaarden opgesteld voor de woningbouwontwikkeling op de strook grond aan de Weverij, achter de woningen aan de Wilhelminastraat.

De belangrijkste inhoudelijke uitgangspunten zijn (samengevat) als volgt:

  • De bebouwing strekt zich maximaal uit over een bouwvlak zoals dat is aangegeven op een bij de randvoorwaarden behorende situatietekening;
  • De bebouwing vindt plaats op een parkeerkelder. De bovenzijde volgt zo veel als mogelijk het maaiveld. Teneinde het hoogte verschil in het terrein te overbruggen is een “knip” in de parkeerkelder een te overwegen optie;
  • De bouwhoogte dient te bestaan uit een afwisselende hoogte tussen 2 en 4 bouwlagen. De afwisseling in hoogte dient een zogenaamde lamellenstructuur te hebben.
  • Het maximale aantal woningen bedraagt 45;
  • De bebouwing kan in een aaneengesloten blok plaatsvinden;
  • In de ligging van de voor- en achtergevel dienen variaties te worden aangebracht;
  • Bij het ontwerp van de woningen wordt gestreefd de privacy op de aanliggende percelen zo veel mogelijk te behouden.

Marktomstandigheden hebben er toe geleid dat er op dit moment nog geen overeenstemming over een concrete invulling bestaat met een in eerste instantie beoogde ontwikkelaar. Vooralsnog wordt deze strook bestemd voor wonen met een nadere uitwerkingsplicht. De door de raad vastgestelde randvoorwaarden zijn de basis voor de in de regels vastgelegde uitwerkingsvoorwaarden.

4.3.2 Nieuweweg/Bevrijdingslaan (Project De Koekoek)

De voor de deze lokatie voorgenomen bebouwing bestaat o.a. uit een woonzorgcomplex, bestaande uit zorgappartementen, kleinschalige woonvoorzieningen voor bewoners met een hoge zorgvraag, dagopvang, kennnis- behandelcen-trum en een commerciële ruimte. Op de hoek Bevrijdingslaan/ Nieuweweg zal een hoekaccent worden aangebracht, bestaande uit 6 bouwlagen. Het gebouw wordt tevens onderkelderd.

Vooruitlopende op het rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan, is met toepassing van artikel 2.1 eerste lid onder c, in samenhang met artikel 2.12 eerste lid onder a sub 3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) afgeweken van het geldende bestemmingsplan en een omgevingsvergunning verleend voor deze afwijking. Bij de behandeling in de raad van de in het kader van deze procedure noodzakelijke verklaring van geen bedenkingen, is een amendement aangenomen waarbij de oorspronkelijk hoogte van het hoekaccent van 7 lagen is verlaagd naar maximaal 6 lagen.

Het bestemmingsplan kent aan deze lokatie de bestemming Maatschappelijk toe. De bouwgrenzen en bouwhoogten zijn afgestemd op het hiervoor omschreven (geamendeerde) bouwplan.

4.3.3 Bevrijdingslaan/Prins Bernhardlaan (v/h Speksnijder)

Op de hier bedoelde locatie aan de Prins Bernhardlaan (westzijde)/ hoek Bevrijdingslaan was tot voor kort modehuis Speksnijder gevestigd. Deze grootschalige winkel heeft een beter passende locatie gevonden in het kernwinkelgebied (Projekt Brouwerspoort). Vanwege de grootschaligheid van de winkel was deze ook niet in een aanloopstraat als de Prins Bernhardlaan gewenst. De verplaatsing was en is daarom een gewenste ontwikkeling. Voor de daarmee vrijkomende locatie is c.q. wordt een nieuwe bestemming gezocht.

Het in eerste instantie voorgenomen (woning)bouwplan voldeed aan de gestelde (maximale) bouwhoogten in de Centrumvisie. Dat plan bestond uit een eenheid van vier verschillende elementen. Ten eerste was dit een woongebouw aan de Bevrijdingslaan met 5 bouwlagen. De overige massa bestond uit een woontoren op de hoek (7 lagen), een blok (3 lagen met kap) aan de Prins Bernhardlaan en twee stadswoningen aan de Schoolstraat. De hoektoren markeert deze belangrijke toegang naar het centrum, zoals ook in de Centrumvisie als wensbeeld is aangegeven. Met dit plan was in het voorontwerp-bestemmingsplan rekening gehouden. Inmiddels is dit bouwplan zowel qua functie als qua bouwvorm gewijzigd. Thans wordt gedacht aan de vestiging van een woonzorgcomplex voor mensen met een beperking. Dit ter vervanging van elders in Veenendaal gevestigde kleinschaligere voorzieningen. In essentie blijft de bouwvorm dezelfde. Wel wordt het hoekaccent verlaagd tot maximaal 6 lagen en vervallen de stadswoningen aan de Schoolstraat. In plaats daarvan zal de bebouwing langs de Prins Bernhardlaan "de hoek omgaan" en daarmee de Schoolstraat accentueren. In verband met deze voorziene ontwikkeling is de bestemming van het terrein aangepast en gewijzigd in de bestemming 'Maatschappelijk'. Vanwege de voorlopige en nog onzekere fase waarin de bouwplanontwikkeling zich bevindt is er voor gekozen een nader uit te werken bestemming aan het terrein toe te kennen.

Overeenkomstig de bij de verplaatsing gemaakte afspraken zal het ontwikkelingsplan niet kunnen voorzien in detailhandel. Voor de begane grondlaag is een beperkte invulling voor een aan de zorgbranche verwante dienstverlenende functie denkbaar en mogelijk.

De parkeerbehoefte voor deze voorziening moet hoofdzakelijk op eigen terrein worden ingevuld. Het bezoekersparkeren vindt, overeenkomstig de vooraf gestelde randvoorwaarden, plaats in het openbaar gebied. De toegang tot de parkeerplaatsen dient zo ver mogelijk van de hoek met de Prins Bernhardlaan te worden geprojecteerd.

kostenverhaal

Het te ontwikkelen bouwplan past niet in het huidige bestemmingsplan en wordt via dit bestemingsplan in combinatie met een later vast te stellen uitwerkingsplan mogelijk gemaakt. Omdat het bouwplan onder andere woningen kan omvatten is afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing. Dit betekent dat kostenverhaal moet plaatsvinden. In dit geval betreft het met name plankosten, kosten van aanpassing openbaar gebied en de afwenteling van eventuele planschade. De verzekering van het kostenverhaal wordt in een overeenkomst met de ontwikkelaar geregeld.

4.3.4 Postkantoor/Dienstenkantoor (Project Zuidpoort)

Voor het gebied dat wordt begrensd door de Raadhuisstraat, De Tuinstraat, de J.G. Sandbrinkstraat en het gemeentehuis zijn diverse ontwikkelingsinitiatieven ontplooid. De sluiting van het postkantoor en de ontruiming van het Dienstenkantoor vanwege de concentratie van de gemeentelijke diensten in het uit te breiden gemeentehuis, zijn voor het gemeentebestuur aanleiding geweest om een actieve rol te spelen in de ontwikkeling van dit gebied. Dit heeft in oktober 2007 geleid tot de opstelling van een programma van eisen voor dit gebied. Tegelijkertijd is ook de samenwerking gezocht met marktpartijen. Dit heeft geleid tot het aangaan van een samenwerkingsovereenkomst met RABO Vastgoed BV te Utrecht (thans Bouwfonds Ontwikkeling). Het opgestelde programma van eisen maakt deel uit van deze overeenkomst.

Deze overeenkomst heeft betrekking op de ontwikkeling van de gronden waarop het postkantoor, het postsorteercentrum en het Dienstenkantoor staan.

Vanwege deze initiatieven heeft de gemeente Veenendaal aan Soeters Van Eldonk architecten gevraagd een Masterplan te maken voor dit gedeelte van het centrum. Het doel van dit Masterplan is tweeledig.

Enerzijds zijn het de kaders waarbinnen dit, aaneengesloten, stuk binnenstad zich in de toekomst kan/zou moeten ontwikkelen. Anderzijds is het de basis voor het planologisch instrument dat wordt gehanteerd om het eerste deel van de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken.

Het gebied Zuidpoort vormt een deel van de voorkant van het centrum van Veenendaal, vanaf de ‘centrumring’ zal het gebied de zuidelijke entree vormen voor bezoekers van het centrum. Daarnaast is het een belangrijke verbinding voor voetgangers en fietsers tussen Hoofdstraat en Raadhuisplaats. Door vooral geen losse gebouwen meer te maken maar duidelijke straten en pleinen zal er een prettig en dynamisch verblijfsgebied ontstaan.

Voor de locatie van het postkantoor/postsorteercentrum en het Dienstenkantoor is inmiddels door Bouwfonds Ontwikkeling een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag omvat de bouw van 167 woningen en 2250 m2 commerciële ruimte. Het bouwplan is afgestemd op de inhoud van het hiervoor genoemde Masterplan.

Het college van burgemeester en wethouders van Veenendaal heeft voor dit bouwplan een omgevingsvergunning verleend met toepassing van de afwijkingbevoegdheid als bedoeld in artikel 2.12 eerste lid onder a sub 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Wabo). Deze omgevingsvergunning is inmiddels onherroepelijk. Om deze reden is deze ontwikkeling ingepast in dit bestemmingsplan voor het centrumgebied.

Ruimtelijke onderbouwing

Ten behoeve van de procedure die aan de afwijkingsbevoegdheid is gekoppeld, is, zoals voorgeschreven, een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Uit deze ruimtelijke onderbouwing wordt het volgende geciteeerd:

"Planopzet

Door gesloten bouwblokken te maken krijgt het gebied weer een heldere structuur. De hoogste gebouwen staan daarbij aan de Centrumring met een accent op de hoek tegenover het gemeentehuis. Vanuit de Tuinstraat, de Sandbrinkstraat en de Raadhuisstraat kom je door middel van (semi)openbare trappen in het binnengebied. In dit binnengebied vind je verschillende woningen met een voordeur aan de straat. In de straatjes staan verschillende kleinere bomen, planten en bloemen in bakken en er zijn verschillende gemeenschappelijke groene binnentuinen.

Woningen hebben hun entrees aan de straat, hierdoor is de levendigheid in de straat groot en daarmee sociale controle hoog. Op de begane grond vind je dienstverlening en horeca, panden hebben hun voordeur aan de straat en zo min mogelijk blinde gevels. Entrees van parkeergarages zijn beperkt in hun breedte en bergingen zitten zo veel mogelijk inpandig.

Bereikbaarheid

De twee entreestraten (Tuinstraat en Sandbrinkstraat) zullen vooral voor de auto belangrijk zijn. Het profiel is ruim met een beperkt aantal bomen in de straat. De Sandbrinkstraat is de huidige hoofdfietsroute vanuit Kerkewijk naar het centrum. Tussen het Horecaplein en de Raadhuisplaats is de auto te gast, je kunt er prettig wandelen onder de bomen en vindt er diverse vormen van dienstverlening.

Deze omgevingsvergunning

De aangevraagde omgevingsvergunning beperkt zich tot een deel van het gebied waarvoor het Masterplan is opgesteld.Het betreft het gebied dat gevormd wordt door de percelen van het voormalige postkantoor/postsorteercentrum en het Dienstenkantoor. Het bouwplan waarvoor de omgevingsvergunning is aangevraagd omvat 167 woningen en 2250 m2 commerciële ruimte.

Het merendeel van de woningen (appartementen) bevindt zich in de gesloten bouwblokken die de Raadhuisstraat, J.G. Sandbrinkstraat en Tuinstraat begeleiden. De bouwmassa bestaat uit 6 bouwlagen langs de Raadhuisstraat, een hoekaccent van 9 bouwlagen op de hoek Raadhuisstraat / J.G. Sandbrinkstraat. Het aantal bouwlagen van de geprojecteerde bebouwing langs het gedeelte van de J.G. Sandbrinkstraat tussen gemeentehuis en Tuinstraat bedraagt 5, repectievelijk 6 ter plaatse van het hoekaccent bij de Tuinstraat.

De bebouwing langs de Tuinstraat heeft een hoogte van 5 bouwlagen. Ook de bebouwing in het Binnenstraatje tussn Raadhuisstraat en J.G. Sandbrinkstraat heeft een hoogte van 5 bouwlagen.

De onderste laag van de bebouwing bevat de parkeerruimte (met mechanisch parkeersysteem) en de commerciële ruimtes.

Strijdigheid met bestemmingsplan

Het ingediende bouwplan is slechts ten dele in strijd met het geldende bestemmingsplan. De enige strijdigheid met de bouwvoorschriften is het overschrijden van de maximale bouwhoogte ter plekke van het hoogteaccent op de hoek Raadhuisstraat / J.G. Sandbrinkstraat. De maximale hoogte bedraagt 22 meter, terwijl dit hoogteaccent een maximale hoogte heeft van 29,7 meter. De geprojecteerde bebouwing overschrijdt de bebouwingsgrenzen niet en ook de beoogde functies zijn in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan.

Ook past het plan in de na te streven doeleindenomschrijving van deze locatie. Dit met uitzondering van de destijds gewenste handhaving van de getande vorm van het bebouwingspatroon langs de Raadhuisstraat. Dit streven is verlaten in recentere visies en plannen." Einde citaat.

Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk worden de relevante milieu- en omgevingsaspecten voor de ontwikkeling van de planlocatie beschreven. Het gaat hierbij om de aspecten natuur, water, archeologie, bodem, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Voor ieder aspect is een onderzoek of toets uitgevoerd.

5.1 Milieu

5.1.1 Bodem

Het betreft hier een in overwegende mate conserverend plan, echter met een ontwikkelingsgericht karakter. Het ontwikkelingsgerichte karakter komt tot uiting door meer flexibiliteit in toegestane functies en meer ruimte voor uitbreiding van bestaande gebouwen. Voor deze zaken is geen voorafgaand bodemonderzoek noodzakelijk. Voor die locaties waarvoor in dit bestemmingsplan herontwikkelsmogelijkheden worden gefaciliteerd is of wordt bodemonderzoek verricht. De resultaten daarvan zullen in dit plan worden opgenomen. Vooralsnog wordt niet verwacht dat dit tot andere bestemmingstoedelingen zal leiden.

5.1.2 Geluid

Op basis van artikel 77 van de Wet geluidhinder dient bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd, indien dat plan mogelijkheden biedt voor:

  • de nieuwbouw van woningen of andere geluidsgevoelige functies;
  • de aanleg van een nieuwe weg en/ of een reconstructie van een bestaande weg;
  • functiewijzigingen van een niet-geluidsgevoelige functie in een geluidsgevoelige functie (bijvoorbeeld via een ontheffingsbevoegdheid).

In dit bestemmingsplan is op een beperkt aantal lokaties sprake van het bieden van nieuwe mogelijkheden voor geluidgevoelige bestemmingen. Dit betreffen de lokaties hoek Prins Bernhardlaan/Bevrijdingslaan en de lokatie Weverij (achter de Wilhelminastraat). Op deze locaties is een woningbouwontwikkeling voorzien. De beide andere in paragraaf 4.3 genoemde herontwikkelingslokaties zijn of worden via een hier op vooruit lopende planologische procedure mogelijk gemaakt. Voor beide lokaties zal nog een nader akoestisch onderzoek worden gedaan. Het handelt daarbij om het aspect verkeersgeluid.

5.1.3 Luchtkwaliteit

Voor een aantal stoffen in de lucht gelden normen (grenswaarden). Deze normen zijn opgenomen in de Wet milieubeheer met betrekking tot luchtkwaliteitseisen (ook wel genoemd Wet luchtkwaliteit) en het Besluit en de Regeling 'Niet In Betekende Mate bijdrage'.

In dit bestemmingsplan, met het karakter van een actualiseringsplan, zijn geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen die in betekende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit.

5.1.4 Bedrijven en milieuzonering

De gemeente is verantwoordelijk voor het maken van een goede afweging bij het toestaan van nieuwe (bedrijfs)activiteiten of uitbreiding hiervan. De afweging moet het gevaar en overlast voor omliggende woningen beperken. Bij de afweging maakt de gemeente gebruik van de Handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering' van Vereniging Nederlandse Gemeenten. Deze handreiking geeft door middel van richtafstanden per milieubelastende activiteit aan wat de acceptabele afstand is ten opzichte van een gevoelige bestemming (bijvoorbeeld een woning). Voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar is een richtafstand opgenomen.

Zoals aangegeven heeft het bestemmingsplan een conserverend karakter. De bestaande functies zijn al op basis van eerdere besluitvorming planologisch toegestaan. De grotere nieuwe ontwikkelingen waarmee dit plan rekening houdt zijn afzonderlijk getoetst op dit onderwerp.

De in het gebied aanwezige bedrijven krijgen de bestemming 'Bedrijf'. Aan deze bestemming is een maximaal toelaatbare milieucategorie gekoppeld met een van de handreiking afgeleide bedrijvenlijst.

5.1.5 Externe veiligheid

In en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen zoals omschreven in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) aanwezig. Ook andere aandachtspunten in dit kader, zoals brandstoftransportleidingen, LPG-verkooppunten en routes voor vervoer van gevaarlijke stoffen zijn in dit plan niet aan de orde.

5.2 Verkeersaspecten

Op 20 december 2012 heeft de raad van Veenendaal het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan 2012-2025 (GVVP) vastgesteld. In dit document heeft de raad het beleid op het gebied van verkeer en vervoer vast voor de komende jaren vastgelegd. Het GVVP schetst een heldere visie voor onze gemeente voor de komende jaren tot 2025. Daarnaast levert het een toetsingskader voor alle verkeers- en vervoersvraagstukken binnen de gemeente. In het GVVP worden accenten gelegd op de verschillende vervoerwijzen. Op basis van deze visie kunnen, in de komende jaren, belangenafwegingen worden gemaakt en verkeersmaatregelen worden bepaald. Het werken aan het verkeersbeleid is een continu proces, dat vraagt om een dynamische vormgeving. In het GVVP zijn de hoofdlijnen van het verkeer- en vervoerbeleid tot 2025 verwoord. Daarnaast kan hiermee worden ingespeeld op ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente. De hoofddoelstelling van het GVVP luidt:

Het faciliteren van een betrouwbare bereikbaarheid voor alle modaliteiten ten behoeve van het sociaal en economisch functioneren van de gemeente Veenendaal, rekening houdend met de aspecten verkeersveiligheid en leefbaarheid.

In het GVVP zijn in totaal 20 doelstellingen (en subdoelstellingen) opgenomen voor de periode tot 2025. De belangrijkste veranderingen betreffen:


  • Het GVVP richt zich niet op het ontmoedigen van het autogebruik, maar op het
    faciliteren van een betrouwbare bereikbaarheid voor alle modaliteiten.

  • Voor de wegenstructuur is aangesloten bij de kaart zoals opgenomen in de
    Structuurvisie 2025. Voor de wegen met een dubbele functie (grijze wegen) is
    gekozen voor (auto)mobiliteit in plaats van de verblijfsfunctie.

  • De fietssnelweg uit Veenendaal-west volgt nu een gestrekte route via het Ruisseveen en niet meer een slingerend pad door Veenendaal-west.

  • De Hoofdstraat maakt geen onderdeel meer uit van het fietsnetwerk.

  • Het openbaar vervoer heeft een hoogwaardiger en betrouwbare insteek gekregen: kortere reistijden door Veenendaal en het verleggen van routes waardoor bijna alle delen van Veenendaal binnen een acceptabele afstand van een halte of station liggen.

Functie oude linten

Voor wat betreft de verkeersfunctie en de inrichting van de oude linten Kerkewijk, Zandstraat, Nieuweweg en Prins Bernhardlaan zijn de uitgangspunten van het gemeentelijke Verkeers- en Vervoersplan leidend.

Bevoorrading centrum

De aanvoerroute voor het bevoorradingsverkeer voor het centrum is, net als voor de bezoekers, via de centrumring. De wijze waarop het bevoorrading binnen de centrumring plaatsvindt moet in overleg met de betrokken ondernemers worden bepaald. Hiervoor is, mede in kader van binnenstadsmanagement, aandacht en actie nodig.

Een bestemmingsplan is niet het instrument, waarin verkeersmaatregelen worden vastgelegd. Wel zullen verkeerstructuren en verkeersruimten in een bestemmingsplan gefaciliteerd moeten worden. In dit bestemmingsplan worden de beoogde beleidsuitgangspunten en ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

5.3 Waterhuishouding

De in voorliggend bestemmingsplan gevatte ontwikkelingsmogelijkheden maken geen inbreuk op het gevoerde en te voeren beleid ten aanzie n van de waterhuishouding.Geconcludeerd worden dat de waterhuishoudkundige situatie in het centrum niet verandert en het bestemmingsplan 'hydrologisch neutraal' van aard is.

5.4 Cultuurhistorische En Archeologische Waarden

Archeologie

In 1992 is het Europese Verdrag van Malta door een groot aantal EU-landen ondertekend, waaronder ook Nederland. Doelstelling van dit verdrag is de veiligstelling van het (Europese) archeologisch erfgoed. Dit moet met name gestalte krijgen in het ruimtelijke ordeningsbeleid.

In de bestemmingsplanregels van dit plan is conform de herziene Monumentenwet 1988 een regeling voor de omgang met verwachte archeologische waarden opgenomen. Bij het opstellen van deze regeling zijn de aanbevelingen uit een deskundigenrapport in acht genomen. Het betreft hier het rapport “Archeologische beleidskaart en cultuurhistorische kenmerkenkaart gemeente Veenendaal” nr. V564, definitief (25 februari 2010) dat is opgesteld door Vestigia BV Archeologie & Cultuurhistorie uit Amersfoort.

In dit rapport zijn de archeologiebepalingen van dit bestemmingsplan inhoudelijk onderbouwd. Daarbij is getracht een verantwoorde balans te vinden tussen enerzijds de wetenschappelijke en cultuurhistorische belangen en anderzijds de maatschappelijke en organisatorische uitvoerbaarheid. Op basis van de gemeentelijke archeologische maatregelen- /beleidskaart zijn de planregels proportioneel afgestemd op de omvang van de eventuele ingreep, in combinatie met de kans dat daarbij belangwekkende en informatieve overblijfselen zullen worden aangetroffen.

In het plangebied zijn percelen met de volgende archeologische verwachtingswaarden aanwezig:

  • Categorie 1: zeer hoge verwachting;
  • Categorie 3: hoge verwachting bebouwd gebied;
  • Categorie 4: middelhoge verwachting bebouwd gebied.

De categorie 1-gebieden betreffen de zones rondom Markt, Hoofdstraat, Hoogstraat, Zandstraat, Verlaat, Achterstraat en Prins Bernhardlaan

Het categorie 3-gebied betreft het westelijk deel van het centrum, met name de omgeving van Achterkerkstraat, Fluitersstraat en Beatrixstraat.

Het categorie 4-gebied ligt voornamelijk in het noord-oosten van het centrum. in de omgeving van Verlaat Vijgendam en Eenvoudlaan.

In gebieden met een archeologische verwachting kan van initiatiefnemers van bodemingrepen worden gevraagd een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate wordt vastgesteld. Indien het een behoudenswaardige vindplaats betreft kan van de initiatiefnemer een financiële inspanning worden gevraagd om resten uit het verleden veilig te stellen door middel van:

  • Technische aanpassingen, zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • Het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden te documenteren en veilig te stellen;
  • De activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Consequenties: wel of geen onderzoekseisen?

De Archeologische Monumentenzorg-procedure (AMZ) is het stapsgewijze proces van informatie-inwinning, afweging en besluitvorming over archeologische waarden bij ruimtelijke ingrepen en nieuwe ontwikkelingsprojecten. Iedere stap eindigt met de afweging of er voldoende informatie beschikbaar is om een verantwoorde beslissing over eventuele vervolgacties te kunnen nemen. Als er niet voldoende bekend is over de aard en kwaliteit van de archeologische resten (en dus over de gevolgen van de geplande ingreep) kan de gemeente verlangen dat de initiatiefnemer onderzoek laat verrichten, waarmee de benodigde informatie wordt verzameld over de aard en kwaliteit van de aanwezige archeologische resten. Op basis van het onderzoeksrapport daarover neemt de gemeente een besluit over het al dan niet verlenen van een vergunning en of daaraan nadere voorwaarden worden verbonden (zoals het verrichten van verder onderzoek, aanpassing van het plan, of een eventuele opgraving).

Het proces dat binnen de gemeente moet leiden tot beantwoording van de vraag of er binnen een aangewezen archeologische zone een bouw-, sloop- of aanlegvergunning kan worden verleend, is onder te verdelen in een aantal stappen:

Stap 1: bureauonderzoek, waarbij de bekende archeologische waarden, landschappelijke gegevens en worden geïnventariseerd en vertaald naar een verwachtingsmodel.

Stap 2: inventariserend veldonderzoek (niet gravend), waarbij het in stap 1 vermelde verwachtingsmodel in het veld wordt getoetst middels prospectieve technieken (boren, geofysica, remote sensing). Doel is: 1) het onderzoeken van de mate van intactheid van het bodemprofiel; 2) het vaststellen van aan- of afwezigheid van archeologische indicatoren; en 3) eventueel begrenzen van vindplaatsen.

Stap 3: inventariserend veldonderzoek (gravend), waarbij conform een goedgekeurd PvE door middel van proefsleuven veldgegevens worden verzameld over aanwezigheid van spoor- en vondstlagen. Doel is het waarderen van vindplaatsen, ter voorbereiding van de selectie (afvoeren, begeleiden, opgraven of in situ behouden).

Stap 4: behoud in situ (fysiek beschermen of inpassen in ruimtelijke plannen), opgraven of begeleiden. Bij opgraven worden alle sporen en vondsten van de vindplaats binnen het plangebied gedocumenteerd op tekening, foto en lijsten. Bij behoud in situ wordt de vindplaats niet verstoord, maar middels passende maatregelen (fysieke en planologische) voor de toekomstige generaties in de bodem behouden. Bij archeologische begeleiding blijft het onderzoek beperkt tot het documenteren en bergen van archeologische gegevens die tijdens de realisatie van een bodemingreep aan het licht komen. Ook voor deze processtap is een goedgekeurd PvE vereist.

Het AMZ-proces is dus een vorm van trechtering, waarbij begonnen wordt met betrekkelijk eenvoudige onderzoeksmethoden en de meer complexe en kostbare werkzaamheden pas later in het proces alleen worden toegepast op vindplaatsen die deze investeringen waard zijn. Na elke stap besluit het bevoegd gezag (in de meeste gevallen de gemeente) - op advies van een deskundige en conform de KNA - of vervolgonderzoek op basis van de beschikbaar gekomen informatie noodzakelijk is (= selectiebesluit). Zo wordt via een proportionele inzet van middelen gekomen tot een afweging van het archeologische belang in het kader van de ruimtelijke ordening.

5.4.1 Monumenten

Binnen het plangebied is een aantal gebouwen aangewezen als rijks- dan wel gemeentelijk monument. Als rijksmonument aangewezen zijn de panden:

Kerkewijk 8, 22 en Markt 7 en 9

Thans zijn de volgende, binnen het plangebied gelegen, panden op de Gemeentelijke Monumentenlijst geplaatst:

  1. 1. Achterkerkstraat 25-27
  2. 2. Beatrixstraat 46
  3. 3. Beatrixstraat 63
  4. 4. Fluitersstraat 13 A-1
  5. 5. Hoofdstraat 2
  6. 6. Hoofdstraat 4-6
  7. 7. Hoofdstraat 8
  8. 8. Hoofdstraat 14
  9. 9. Hoofdstraat 18
  10. 10. Hoofdstraat 20-22
  11. 11. Hoofdstraat 46 –46 bis
  12. 12. Hoofdstraat 60
  13. 13. Hoofdstraat 62-64
  14. 14. Hoofdstraat 74-76
  15. 15. Hoofdstraat 77
  16. 16. Hoofdstraat 90
  17. 17. Hoofdstraat 91-93
  18. 18. Hoofdstraat 95-99 bis
  19. 19. Hoofdstraat 101
  20. 20. Hoofdstraat 103
  21. 21. Hoofdstraat 107
  22. 22. Hoofdstraat 110
  23. 23. Hoogstraat 5-7
  24. 24. Kerkewijk 18
  25. 25. Kerkewijk 32
  26. 26. Kerkewijk 34
  27. 27. Kerkewijk 39
  28. 28. Kerkewijk 40
  29. 29. Kerkewijk 41-41 bis
  30. 30. Kerkewijk 42
  31. 31. Kerkewijk 43
  32. 32. Kerkewijk 45
  33. 33. Kerkewijk 197
  34. 34. Markt 5
  35. 35. Markt 6
  36. 36. Markt 10
  37. 37. Verlaat 18-18A
  38. 38. Wilhelminastraat 43
  39. 39. Zandstraat 11
  40. 40. Zandstraat 35
  41. 41. Zandstraat achter 39

Bescherming van deze panden vindt plaats via de Monumentenwet en de gemeentelijke Erfgoedverordening. Uiteraard zijn deze panden conform de huidige bebouwingsmassa en functiemogelijkheden ingepast in het bestemmingsplan. De meest recente standaard voorschriften voor de inhoud van bestemmingsplannen staan niet toe dat de monumentale panden een aanduiding op de verbeelding (plankaart) krijgen.

5.4.2 Molenbiotoop

Nabij de buiten het plangebied gelegen stellingmolen 'De Nieuwe Molen' dient rekening te worden gehouden met een molenbeschermingszone. Binnen deze zone gelden regels voor de maximaal gewenste bebouwingshoogte. Voor een actief functionerende molen is het van belang dat deze rondom voldoende ruimte heeft voor een optimale windvang. Met het oog hierop geldt een hoogtebeperking rond de molen. De beperkende hoogtes lopen op naarmate de woningen of bomen verder van de molen zijn gesitueerd.

In bijgaand schema is conform de Handleiding Molenbiotoop de wenselijke maximale hoogte aangegeven in relatie tot de afstand tot de molen.

Adres Type molen Hoogte A Hoogte B Hoogte C
Mulderslaan 1 Stellingmolen 6,3 m 7,3 m 9,3 m

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPCentrum-oh02_0011.png"

In de bestemmingsregeling is aangegeven dat de beperking niet geldt voor bestaande, vergunde en volgens het bestemmingsplan mogelijke bebouwing. De regeling is daarmee vooral een attenderende bepaling voor toekomstige bestemmingswijzigingen.

5.5 Groen, Natuur En Landschap

Het centrum beschikt over enkele grotere groenelementen. In het zuidwesten ligt de parkachtige ruimte van de Duivenweide. Hier loopt een belangrijke langzaam verkeersroute doorheen. De hoogteverschillen zorgen voor een afwisselend beeld in het park en maken dat de vele parkeervakken aan het oog onttrokken worden. In het zuidoosten van het centrum ligt de wijk Schrijverspark, een karakteristieke jaren 60-wijk met flats in het groen.

Langs het zuiden van de centrumring loopt de Grift: het Omleidingskanaal. Het kanaal vormt een belangrijke ecologische verbinding door Veenendaal. Het is de hoofdontwatering van Veenendaal en van het bovenstrooms gelegen gebied: het zuidelijke deel van de Gelderse Vallei. De Grift vormt een duidelijke scheiding tussen het centrum en de aangrenzende wijk. De oevers en het water zijn in belangrijke mate ecologische ingericht.

Flora en Fauna

Het voorliggende bestemmingsplan, hoewel in zekere mate ontwikkelingsgericht, maakt geen grootschalige geheel nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Een flora- en faunaonderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

5.6 Leidingen

In het plangebied zijn geen leidingen gelegen met een planologisch relevante beschermingszone, ook wordt het niet door een beschermingszone van een planologisch relevante leiding overlapt.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

6.1 Inleiding

Het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels (zogenaamde planregels). De regels zijn gerelateerd aan de verbeelding, zodat verbeelding en regels te allen tijde in onderlinge samenhang dienen te worden bezien en toegepast.

Verbeelding

Zoals reeds eerder gesteld is de verbeelding gerelateerd aan de regels (en vice versa) en heeft tevens de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen.
Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien, en voor zover, deze in de regels daaraan wordt gegeven. Verder kunnen er binnen een bestemming verklaringen zijn aangegeven. Deze hebben juridisch gezien geen enkele betekenis en zijn uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid van de kaart (bijvoorbeeld topografische gegevens).
De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers en overheid bindende deel van het bestemmingsplan.

Regels

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in meerdere hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse bepalingen artikelsgewijs worden besproken.

Toelichting

De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels. Door de grote flexibiliteit, of beter vrijheid in de regels, kan de rechtszekerheid van belanghebbenden in het gedrang komen. In de toelichting dienen derhalve duidelijk de beleidsintenties te worden aangegeven met betrekking tot toekomstig grondgebruik. De toelichting heeft echter geen rechtsreeks burgers bindende werking.

Wro

De beschrijving en uitwerking van de regels is afgestemd op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit betekent dat enkele regels anders geformuleerd zijn dan tot daarvoor gebruikelijk was, dan wel achterwege blijven, omdat hierin op andere wijze wordt voorzien. Zo wordt bijvoorbeeld niet meer gesproken over ontheffingen, maar afwijkingen.

6.2 De Indeling Van De Planregels

De indeling van de planregels is als volgt:

6.2.1 Inleidende regels (hoofdstuk 1)

Dit hoofdstuk bevat alle bepalingen die nodig zijn om de overige planregels goed te

kunnen hanteren:

  • begrippen: bevat in het plan gebruikte begrippen die uitleg behoeven;
  • wijze van meten: bevat technische regelingen met betrekking tot het bepalen van oppervlaktes, percentages, hoogtes, dieptes, breedtes en dergelijke. Hieronder valt tevens de wijze van peilbepaling.

6.2.2 Bestemmingsregels (hoofdstuk 2)

Binnen dit plan komen de volgende bestemmingen voor:


Bedrijf -B-
Centrum -C-
Detailhandel-Detailhandel Perifeer -DH-DHP

Gemengd -GD-
Groen -G-
Horeca -H-
Maatschappelijk -M-

Maatschappelijk (uit te werken) -M-U
Verkeer -V-
Water -WA-
Wonen -W-
Wonen (uit te werken) -W-U

Overig

Dubbelbestemmingen


Waarde - Archeologie 1,3, en 4 -WR-A-

Gebiedsaanduidingen

Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
Vrijwaringszone - molenbiotoop

Wro-zone - wijzigingsgebied

Per bestemming c.q. per artikel wordt aangegeven wat de gebruiksmogelijkheden en de bouwmogelijkheden zijn.

Indien bestemmingsspecifieke flexibiliteitsregels aan de orde zijn worden deze per artikel opgenomen. Algemene flexibiliteitsregels in hoofdstuk 3 opgenomen.

6.2.3 Algemene regels (hoofdstuk 3)

Hoofdstuk 3 bestaat achtereenvolgens uit de volgende artikelen:

  • Wijzigingsbevoegdheid naar Wonen; Groen en Verkeer
  • Anti-dubbeltelregel:
  • Algemene bouwregels
  • Algemene gebruiksregels
  • aanduidingsregels (facultatief)
  • milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
  • Algemene afwijkingsregels
  • Algemene wijzigingsregels

6.3 Bestemmingen

Het gemeentelijk beleid is vertaald in de planregels. Daarbij is geprobeerd een flexibel stelsel van regels te ontwikkelen zonder daarbij tekort te doen aan eisen van rechtszekerheid.

Gekozen is voor zo min mogelijk bestemmingen. Dit plan bevat normatieve bepalingen, die bindend zijn voor zowel de overheid als de burger. Het is voor beide partijen van groot belang, dat de verbeelding en de planregels duidelijke informatie verschaffen. Door te kiezen voor zo weinig mogelijk bestemmingen wordt de leesbaarheid en duidelijkheid van zowel deverbeelding als de planregels vergroot. Een leesbaar en duidelijk plan zorgt voor een plan, dat goed te handhaven is.

In de volgende paragrafen worden kort de in hoofdstuk 2 voor dit plan geldende bestemmingen toegelicht. Steeds wordt per bestemming aangegeven wat de gebruiks- en bouwmogelijkheden zijn.

Bedrijf -B-

Gebruiksmogelijkheden

Op de gronden met de bestemming 'Bedrijf -B-' zijn bedrijven en bedrijfsactiviteiten die genoemd staan in milieucategorieën 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten toegestaan. Tevens is er een ontheffingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van:

  1. a. de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf dat is opgenomen in een hogere categorie van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, indien deze naar aard en invloed op de omgeving gelijk geacht kan worden als een bedrijf met een milieucategorie 2;
  2. b. de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf dat hoewel gelijkwaardig is aan een bedrijf met een milieucategorie 2, niet in de Lijst van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd.

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

Bouwmogelijkheden

Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart opgenomen bouwvlak worden gebouwd. Het gehele bouwvlak mag bebouwd worden. De op de plankaart opgenomen bouwhoogten zijn van toepassing op de gebouwen.

Centrum -C-

Gebruiksmogelijkheden

  1. a. het wonen op de verdiepingen (bovenwoningen);
  2. b. detailhandel, uitsluitend op de begane grond, en indien op de plankaart de aanduiding (sc-dh1 of dh2) is aangegeven, op de eerste verdieping;
  3. c. horecabedrijven, horeca categorie I t/m III, of tot de op de plankaart aangegeven categorie, uitsluitend op de begane grond, en indien op de plankaart de aanduiding (sc-dh1 of sc-dh2) is aangegeven, op de eerste verdieping;
  4. d. dienstverlening, maatschappelijke dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond, en indien op de plankaart de aanduiding (sc-dh1 of sc dh2) is aangegeven, op de eerste verdieping;

Ten behoeve van een eventuele winkelruimte op de verdieping is een afwijkingsbevoegdheid in de planregels opgenomen. Toepassing van deze bevoegdheid is aan voorwaarden verbonden ter bescherming van de detailhandelstructuur in het kernwinkelgebied.

Vanwege het specifieke karakter van de Tuinstraat als bevoorradingsstraat mogen aan de Tuinstraat geen detailhandels- of horecabedrijven worden gevestigd, die niet behoren bij en deeluitmaken van een aan de Hoofdstraat of Kerkewijk gevestigd detailhandels- of horecabedrijf. Dit met uitzondering van op de plankaart aangeduide percelen.

Bouwmogelijkheden

Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart opgenomen bouwvlak worden gebouwd. Het gehele bouwvlak mag bebouwd worden. De op de plankaart opgenomen bouwhoogten zijn van toepassing op de gebouwen.

Detailhandel - Detailhandel perifeer -DH-DHP-

Gebruiksmogelijkheden

De voor deze functie bestemde gronden zijn bestemd voor de zogenoemde perifere detailhandel. Dit betreft handel in volumineuze goederen als meubels en bouwmaterialen.

Bouwmogelijkheden

Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart opgenomen bouwvlak worden gebouwd. Het gehele bouwvlak mag bebouwd worden. De op de plankaart opgenomen bouwhoogten zijn van toepassing op de hoofdgebouwen.

Gemengd -GD-

Gebruiksmogelijkheden

De gronden met een bestemming Gemengd -GD- zijn bestemd voor:

  • zakelijke, maatschappelijke en overige dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • detailhandel uitsluitend op de begane grond;
  • wonen;
  • horecavoorzieningen uitsluitend op de begane grond.

Op enkele locaties is detailhandel en of horeca uitgesloten.

Bouwmogelijkheden

Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart opgenomen bouwvlak worden gebouwd. Het gehele bouwvlak mag bebouwd worden. De op de plankaart opgenomen bouwhoogten zijn van toepassing op de hoofdgebouwen. De bijgebouwen mogen een maximale bouwhoogte van 4,5 m1 hebben.

Groen -G-

Gebruiksmogelijkheden

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn o.a. bestemd voor:

  • groen(voorziening);
  • jongeren ontmoetingsplek;
  • ontsluiting;
  • pad;
  • park;
  • parkeerterrein;
  • plantsoen;
  • speelvoorziening;
  • water;

Bouwmogelijkheden

Op gronden met deze bestemming mogen slechts gebouwen of bouwwerken worden geplaatst die passen binnen deze bestemming.

Horeca -H-

Gebruiksmogelijkheden

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven, horeca categorie I t/m IV en VII, op de begane grond en op de verdiepingen;
  2. b. het wonen op de verdiepingen (bovenwoningen);
  3. c. daar waar op de plankaart als aanduiding is aangegeven: detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen;

Bouwmogelijkheden

Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart opgenomen bouwvlak worden gebouwd. Het gehele bouwvlak mag bebouwd worden. De op de plankaart opgenomen bouwhoogten zijn van toepassing op de gebouwen.

Maatschappelijk -M-

Gebruiksmogelijkheden

De gronden op de plankaart aangewezen voor 'Maatschappelijk M' zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen en horecavoorzieningen, welke direct en ondergeschikt een verband met de maatschappelijke voorzieningen hebben.

Bouwmogelijkheden

Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart opgenomen bouwvlak worden gebouwd. Het gehele bouwvlak mag bebouwd worden. De op de plankaart opgenomen goot- en bouwhoogte zijn van toepassing op de hoofdgebouwen. De maximale goot- en nokhoogte van de bijgebouwen zijn aangegeven op de plankaart.

Maatschappelijk (uit te werken) -M-U

Deze bestemming is toegekend aan het perceel op de hoek Prins Bernhardlaan / Bevrijdingslaan. Dit terrein zal worden herontwikkeld, na het vertrek van Modehuis Speksnijder van deze locatie. Herontwikkeling met de functies maatschappelijk en/of wonen is mogelijk. De volgende uitwerkingsregels zijn van toepassing:

  • De bebouwing moet in hoofdzaak worden gebruikt ten behoeve van de functies wonen en/of zorg;
  • De bebouwing strekt zich maximaal uit over een bouwvlak zoals dat is aangegeven op de verbeelding;
  • De bouwhoogten dienen te bestaan uit 4 of 5 bouwlagen voor de bebouwing langs de Bevrijdingslaan, 5 of 6 lagen voor de bebouwing op de hoek Bevrijdingslaan/Prins Bernhardlaan, maximaal 3 lagen met kap langes de Prins Bernhardlaan en maximaal 2 lagen met een kap langs de Schoolstraat;
  • Bij de uitwerking dient te worden aangetoond dat de beoogde planontwikkeling geen knelpunten oplevert voor de relevante milieuaspecten (archeologie, bodem, water, flora en fauna, akoestiek e.d.) in de directe omgeving vice versa;
  • De parkeerbehoefte dient zo veel mogelijk op eigen terrein te worden ingevuld;
  • De auto ontsluiting van het perceel moet plaatsvinden vanaf de Schoolstraat.

Verkeer -V-

Gebruiksmogelijkheden

De gronden met de bestemming 'Verkeersdoeleinden' zijn primair bestemd voor wegen. Daarnaast zijn deze gronden bestemd voor de aanleg en instandhouding van kunstwerken, parkeervoorzieningen, water, verhardingen, doeleinden van algemeen nut, objecten van beeldende kunst, verkeerstechnische voorzieningen en afvalcontainers.

Bouwmogelijkheden

Op deze gronden mogen gebouwen van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gebouwd worden.

Water -WA-

Gebruiksmogelijkheden

De gronden op de plankaart aangewezen voor 'Water' zijn bestemd voor waterpartijen en waterlopen, waterhuishoudkundige voorzieningen en de daarbij behorende kunstwerken en bouwwerken ten behoeve van het beheer en onderhoud van het water en de waterlopen.

Bouwmogelijkheden

Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Deze mogen maximaal 5 m1 hoog zijn.

Wonen -W-

Gebruiksmogelijkheden

Op de gronden met de bestemming 'Wonen -W-' mag natuurlijk gewoond worden. Daarnaast is het direct toegestaan om beroepsmatige activiteiten uit te oefenen in hoofd- of bijgebouw tot een maximum van 45 m2. Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen na ontheffing toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding [bg] zijn alleen bijgebouwen zoals, garageboxen toegestaan.

Binnen het plangebied zijn de volgende woningtypen toegestaan:

  1. 1. ter plaatse van de aanduiding [aeg] mogen alleen aaneengesloten woningen worden gebouwd;
  2. 2. ter plaatse van de aanduiding [gs] mogen alleen gestapelde woningen worden gebouwd.
  3. 3. ter plaatse van de aanduiding [tae] mogen twee-aan-een woningen worden gebouwd;
  4. 4. ter plaatse van de aanduiding [vrij] mogen alleen vrijstaande woningen worden gebouwd;

Verder zijn een aantal specifieke bouwaanduidingen opgenomen, waarbij de de volgende woningtypen en/of voorzieningen zijn toegestaan:

  1. 1. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding [ond] dient te worden voorzien in een onderdoorgang;
  2. 2. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding [sba-at] mogen alleen aaneengebouwde en twee-aan-een woningen worden gebouwd;
  3. 3. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding [sba-avt] mogen alleen aaneengebouwde, vrijstaande of twee-aan-een woningen worden gebouwd;
  4. 4. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding [sba-tv] mogen alleen vrijstaande of twee aan-een woningen worden gebouwd.

Ook maakt dit deelplan middels een ontheffingsbevoegdheid afhankelijke woonruimte in vrijstaande bijgebouwen mogelijk. Van deze ontheffingsbevoegdheid kan worden gebruikgemaakt indien (en zo lang) de noodzaak vanuit het oog van mantelzorg aanwezig is. Daarnaast is er een ontheffing opgenomen voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten in het hoofd- of bijgebouw.

Bouwmogelijkheden

Het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak gebouwd worden. Bijgebouwen zijn toegestaan binnen het bouwvlak en mogen in principe alleen op het erf gebouwd worden. Uitzondering hierop zijn:

  1. 1. de erkerregeling;
  2. 2. de afwijkende bebouwingsregeling, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan maximaal 50 m² buiten het bouwvlak en de bouw van bijgebouwen niet tot gevolg hebben dat meer dan 50% van het totale erf wordt bebouwd.

Binnen het op de plankaart aangegeven differentiatievlak “bedrijfsdoeleinden” is een oppervlakte aan (bij)gebouwen toegestaan tot maximaal 300 m².

Wonen (uit te werken) - W- U-

Deze bestemming is toebedeeld aan de strook grond langs de Weverij, grenzend aan de achtertuinen van de woningen aan de Wilhelminastraat. Voor deze locatie heeft de raad van Veenendaal op 17 december 2008 randvoorwaarden opgesteld voor een toekomstige woningbouwontwikkeling.

De belangrijkste inhoudelijke uitgangspunten zijn (samengevat) als volgt:

  • De bebouwing strekt zich maximaal uit over een bouwvlak zoals dat is aangegeven op een bij de randvoorwaarden behorende situatietekening;
  • De bouwhoogte dient te bestaan uit een afwisselende hoogte tussen 2 en 4 bouwlagen. De afwisseling in hoogte dient een zogenaamde lamellenstructuur te hebben.
  • Het maximale aantal woningen bedraagt 45;
  • De bebouwing kan in een aaneengesloten blok plaatsvinden;
  • In de ligging van de voor- en achtergevel dienen variaties te worden aangebracht;
  • Bij het ontwerp van de woningen wordt gestreefd de privacy op de aanliggende percelen zo veel mogelijk te behouden.

De marktomstandigheden hebben er toe geleid dat er op dit moment nog geen overeenstemming over een concrete invulling bestaat met een in eerste instantie beoogde ontwikkelaar. Vooralsnog wordt deze strook bestemd voor wonen met een nadere uitwerkingsplicht. De door de raad vastgestelde randvoorwaarden zijn de basis voor de in de regels vastgelegde uitwerkingsvoorwaarden.

Wijzigingsbevoegdheid naar Wonen, Groen en Verkeer

In artikel 23, lid 2 is de mogelijkheid aangegeven dat burgemeester en wethouders de bestemming kunnen wijzigen naar Wonen, Groen en Verkeer. Dit artikel (toen artikel 18) is door het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij besluit van 31 december 2013 vernietigd. Dit naar aanleiding van de beroepen van twee bedrijven. De Afdeling oordeelde dat de gemeente onder andere niet aannemelijk heeft gemaakt dat verwezenlijking van de gewijzigde bestemmingen van de percelen van de betrokken bedrijven, binnen de planperiode zal plaatsvinden. De wijzigingsbevoegdheid en de gebiedsaanduidingen zijn daarom door de Raad van State geschrapt. Onbedoeld had de uitspraak van de Raad van State ook gevolgen voor enkele andere locaties met een wijzigingsbevoegdheid, namelijk het westelijk deel van het Schrijverspark (waarvoor inmiddels een wijzigingsplan ter inzage heeft gelegen) en percelen aan de Fluitersstraat en Achterkerkstraat. Om deze reden is de tekst van artikel 18 weer opgenomen in deze gecorrigeerd vastgestelde versie van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Financieel-economische Uitvoerbaarheid

Dit plan is in hoge mate een actualiseringspIan waarin bestaande bebouwing en bestaand gebruik wordt vastgelegd. Daar waar sprake is van nieuwe ontikkelingen als bedoeld in artikel 6.12.1. Wro, zijn via anterieure overeenkomsten afspraken gemaakt over de ontwikkeling van de locatie en de te ontvangen bijdragen als vergoeding van de gemeentelijkekosten.

Zodoende is de economische uitvoerbaarheid van dit plan niet in het geding.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

8.1 Inspraak En Overleg Ex Artikel 3.1.1. Bro

De voorontwerp-versie van dit bestemmingsplan is opengesteld voor inspraak. De termijn daarvoor begon op 3 november 2011 en eindigde op 15 december 2011. De Inspraakreacties konden worden gericht aan het college van burgemeester en wethouders van Veenendaal.

Op woensdag 9 november 2011 vond in de hal van het gemeentehuis vanaf 17.00 uur (tot 20.00 uur) een inloopbijeenkomst plaats waar nadere informatie over het bestemmingsplan werd verstrekt. Ook werd er ruimte geboden voor individuele vragen en opmerkingen. Desgewenst konden deze opmerkingen schriftelijk worden vastgelegd in daarvoor beschikbaar gestelde formats.

In de publicatie van de inspraak is de inhoud van het plan beknopt aangeduid.

Gedurende de inspraaktermijn zijn 87 schriftelijke reacties ontvangen, inclusief 3 reacties van vooroverleginstanties. In een commentaarnota zijn de reacties samengevat en becommentarieerd.

Een aantal reacties heeft tot wijzigingen van het plan geleid. Deze zijn in dit plan verwerkt. De commentaarnota is als bijlage in dit bestemmingsplan gevoegd.

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 lijst van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Uitspraak Raad Van State

Bijlage 1 Uitspraak Raad van State

Bijlage 2 Vaststellingsbesluit

Bijlage 2 Vaststellingsbesluit

Bijlage 3 Commentaarnota Zienswijzen

Bijlage 3 Commentaarnota Zienswijzen

Bijlage 4 Commentaarnota Inspraak

Bijlage 4 Commentaarnota inspraak